summaryrefslogtreecommitdiff
diff options
context:
space:
mode:
-rw-r--r--.gitattributes3
-rw-r--r--27803-0.txt6636
-rw-r--r--27803-0.zipbin0 -> 78842 bytes
-rw-r--r--27803-h.zipbin0 -> 177130 bytes
-rw-r--r--27803-h/27803-h.htm7057
-rw-r--r--27803-h/images/doodzentje.jpgbin0 -> 71542 bytes
-rw-r--r--27803-h/images/drntsbeperkt.jpgbin0 -> 13018 bytes
-rw-r--r--27803.txt6637
-rw-r--r--27803.zipbin0 -> 78466 bytes
-rw-r--r--LICENSE.txt11
-rw-r--r--README.md2
11 files changed, 20346 insertions, 0 deletions
diff --git a/.gitattributes b/.gitattributes
new file mode 100644
index 0000000..6833f05
--- /dev/null
+++ b/.gitattributes
@@ -0,0 +1,3 @@
+* text=auto
+*.txt text
+*.md text
diff --git a/27803-0.txt b/27803-0.txt
new file mode 100644
index 0000000..95475df
--- /dev/null
+++ b/27803-0.txt
@@ -0,0 +1,6636 @@
+The Project Gutenberg EBook of Kerkhofblommen, by Guido Gezelle
+
+This eBook is for the use of anyone anywhere at no cost and with
+almost no restrictions whatsoever. You may copy it, give it away or
+re-use it under the terms of the Project Gutenberg License included
+with this eBook or online at www.gutenberg.org
+
+
+Title: Kerkhofblommen
+
+Author: Guido Gezelle
+
+Commentator: Caesar Gezelle
+
+Release Date: January 13, 2009 [EBook #27803]
+
+Language: Dutch
+
+Character set encoding: UTF-8
+
+*** START OF THIS PROJECT GUTENBERG EBOOK KERKHOFBLOMMEN ***
+
+
+
+
+Produced by Frits Devos and Distributed Proofreaders Europe
+
+
+
+
+KERKHOFBLOMMEN
+
+
+_In De Nederlandsche Boekhandel zijn nog verschenen:_
+
+Guido Gezelle's Volledige Dichtwerken
+
+10 deelen ingenaaid fr. 16.--; 8 deelen gebonden fr. 25.50
+
+daarvan zijn afzonderlijk verkrijgbaar
+
+ ingenaaid gebonden
+ I. Dichtoefeningen fr. 2.-- fr. 3.25
+ II. Kerkhofblommen " 2.-- " 3.25
+ III. Gedichten, Gezangen en Gebeden.
+ Kleengedichtjes " 2.-- " 3.25
+ IV. Liederen, Eerdichten et Reliqua " 2.-- " 3.25
+ V-VI. Tijdkrans " 4.-- " 5.50
+VII-VIII. Rijmsnoer " 4.-- " 5.50
+ IX. Hiawadha's Lied " 2.-- " 3.25
+ X. Laatste Verzen " 2.-- " 3.25
+
+Kleengedichtjes 2 deeltjes met rood kader versierd, klein formaat fr. 1.--
+In 2 deeltjes gebonden " 2.--
+
+
+
+
+GUIDO GEZELLE
+
+KERKHOFBLOMMEN
+
+ACHTSTE DRUK
+
+Met voorwoord van CAESAR GEZELLE
+
+SCHOOLUITGAVE
+
+DE NEDERLANDSCHE BOEKHANDEL
+Bestuurder L. H. SMEDING
+ANTWERPEN -- 50 St. Jacobsmarkt
+1906
+
+
+
+
+TER INLEIDING.
+
+
+1. Guido Gezelle. -- _Zijn leven en zijne werken_.[1]
+
+Guido Gezelle werd geboren te Brugge den 1en Mei 1830. Tot October 1846 was
+hij student aan het College te Brugge en van 1846 tot '50 aan 't Klein
+Seminarie te Rousselaere. Van October 1850 tot het einde van '53 deed hij
+zijne priesterstudiën aan het Seminarie te Brugge en keerde toen als
+leeraar naar Rousselaere terug; hier had hij, achttien jaar oud, zijn
+eerste gedrukt vers, De Mandelbeke, gedicht.
+
+In 1858 verscheen van hem een eerste bundel: _Vlaemsche Dichtoefeningen_,
+eene keuze uit zijne verzen sedert tien jaren; en datzelfde jaar 1858
+dichtte en schreef hij, op twee dagen tijds, zijne _Kerkhofblommen_. In
+1862 verscheen, verzameld door twee van zijne leerlingen, een bundel met
+naam: _Gedichten, Gezangen en Gebeden, een Schetsboek voor Vlaemsche
+Studenten_.
+
+In 1860 keerde hij naar Brugge terug en bleef er, tot 1865, onderrector en
+leeraar in de wijsbegeerte aan het Engelsch Seminarie, en werd toen
+onderpastor in Sint-Walburgis-parochie, tot in 1871.
+
+Den 17en Juli 1864 stichtte hij een politiek weekblad, _'t Jaer '30_, dat
+in 1870 werd gestaakt, en den 2en December verscheen het eerste nummer van
+een ander weekblad door hem gesticht: _Rond den Heerd_, een volksblad over
+letterkunde, wetenschap, geschiedenis, folklore, waarvan hij tot in 1871
+den last heeft gedragen.
+
+Den 20en September 1871 werd hij onderpastor der O.-L.-V. kerk te Kortrijk.
+_Liederen, Eeredichten en Reliqua_, een derde bundel, verscheen eerst in
+1880, doch behoort om zijnen inhoud voor het grootste deel tot de jaren
+1860-70.
+
+In den eersten tijd dien hij te Kortrijk doorbracht, hield hij zich alleen
+met taalstudie bezig; in 1860 was zijn _Noordsch en Vlaemsch Messeboekje_
+verschenen; hij droeg veel bij tot De Bo's Idioticon; in 1881 stichtte hij
+als voortzetting van dit werk zijn eigen tijdschrift tot woordzanting en
+woordverklaring _Loquela_ en in 1890 stichtte hij nog _Biekorf_, een
+twee-wekelijksch blad voor West-Vlaamsche letteren en Wetenschap.
+
+In 1886 gaf hij in het Davidsfonds de Vlaamsche vertaling uit van
+Longfellow's _Song of Hiawatha_, de omwerking van eene eerste vertaling
+door Dr. E. Lauwers.
+
+In 1893 laat hij het eerste van zijne twee meesterwerken _Tijdkrans_
+verschijnen, een bundel natuurschilderingen, met al te talrijke
+gelegenheidsgedichten, en in 1896 het tweede: _Rijmsnoer om en om het
+jaar_, waaraan in 1900 de vijfjaarlijksche staatsprijs werd toegekend.
+
+Hij was in 1886, bij de stichting der Koninklijke Vlaamsche Taalkamer, lid
+geworden van dit genootschap, op welks last hij de uitgave bezorgde van
+_Hennen van Merchtenen's Cronicke van Brabant_ (1896). Op 't laatste van
+zijn leven ondernam hij de vertaling van Z.D.H. Mgr. Waffelaert's
+_Meditationes Theologicæ_ en werd op 30en April 1899 naar Brugge geroepen
+als Bestuurder der Engelsche Augustijner Kanonikessen; zes maanden later,
+den 17en November 1899 overleed hij.
+
+Het volgende jaar verschenen zijne nagelaten gedichten in een bundel
+_Laatste Verzen_.
+
+[1: Z. _Gesch. d. Vlaamsche Letterkunde van het jaar 1830 tot heden_. Th.
+Coopman en L. Scharpé. Antwerpen 1899. 10e aflev.]
+
+
+II. _Zijne Taal_.
+
+Schrijft Guido Gezelle West-Vlaamsch?
+
+Er is West-Vlaamsch en West-Vlaamsch.
+
+Het eene, dat men de West-Vlaamsche spreektaal kan noemen, is de taal
+zooals ze door het volk in West-Vlaanderen gesproken wordt en die
+verschilt van stad tot stad, van dorp tot dorp. Deze taal, of talen
+liever, zijn niet _het_ West-Vlaamsch, maar de West-Vlaamsche
+gewestspraken, die bestaan nevens de Oost-Vlaamsche, de Antwerpsche,
+Limburgsche en Brabantsche.
+
+Op de grenzen dier gouwen loopen de dialekten in malkaar, en, langs eene
+gamme van kleine verschillen, worden ze op den duur zóó verschillend,
+dat de Vlamingen van ééne gouw voor die van eene andere somtijds
+moeilijk te verstaan zijn; zoo zal bijvb. een bewoner van de
+West-Vlaamsche polders meestal niet eenen Kempenaar verstaan.[1]
+
+Daarnevens werd in West-Vlaanderen door Deken De Bo en Guido Gezelle en
+door hunne volgelingen, eene West-Vlaamsche schrijftaal gebruikt, die in
+eene gansch andere verhouding staat met de taal der overige Vlaamsche
+gouwen, immers ze staat alléén, en die ook merkelijk van de gesproken
+taal in West-Vlaanderen verschilt. En hoe?
+
+"Natuurlijk," zegt Gezelle zelf, "zal een Vlaming geen ruw en
+ongezuiverd Vlaamsch gaan schrijven, zooals hij het op de straat hoort,
+-- evenzoomin zou hij met ongemeulend koorn naar de markt gaan; zoo
+schrijft hij niet: "'t en è chee waâ," maar: "'t en is geen waar." Niet:
+"Mettak weg was kwampi," maar: "met dat ik weg was kwam hij."
+
+Gezelle's taal is dus de gezuiverde spreektaal uit West-Vlaanderen. Maar
+hoe gezuiverd?
+
+Zooveel mogelijk heeft hij voor regel genomen, onze verfranschte en
+verhoogduitschte taal naar het voorouderlijke Vlaamsch te verbeteren:
+
+"Ik heb liefst naar oude Vlaamsche dichters opgezien en zooveel mogelijk
+die tale gebruikt, die bij Maerlant en andere te boeke staat en die,
+Godlof, alhier nog levende gehoord en gesproken wordt."
+
+Het West-Vlaamsch gaf daar aanleiding toe, immers:
+
+"De taal dier oude gewrochten is in West-Vlaanderen met de _zuivere_
+volkstaal ééne en dezelfde gebleven.[2]
+
+Het West-Vlaamsch moet, volgens Dr. Snellaert, in de middeneeuwen
+grootendeels voor regel in het schrijven gediend hebben; ingezien den
+bloei van Brugge, Damme en Sluis, zal de taal er met de betere
+beschaving wel gelijken voet gehouden hebben.[3]
+
+Tot dat, men mag dus zeggen, Oud-West-Vlaamsch, is Gezelle wedergekeerd,
+om de spreektaal uit West-Vlaanderen te verheffen, te louteren en te
+verrijken tot schrijftaal.
+
+[1: Men raadplege daarover: _Van de Schelde tot de Weichsel_, J.A.
+Leopold en L. Leopold. 2 deelen, Groningen 1882.]
+
+[2: _Dichtoefeningen_, Verantwoordinge.]
+
+[3: ibid. ibid. en _Belgisch Museum_, 8e d., bl. 159.]
+
+
+III. _Kerkhofblommen._
+
+1º. _Hun ontstaan_.
+
+[Illustratie:
+
+EXIMII ET DILECTI CONDISCIPULI
+
+POESEOS ALUMNI IN MINORE SEM. ROLLAR.
+
+ATQUE IN CHRISTO FRATRIS IN MEMORIAM.
+
+TER DIERBAER' EN ZALIGER GEDACHTENISSE
+_van onzen_
+BEMINDEN BROEDER IN CHRISTO
+MYNHEER EDUARD VAN DEN BUSSCHE,
+STUDENT IN POESIS
+EN LID DER CONGREGATIE VAN O.L.V. ONBEV. ONTV.,
+IN 'T KLEEN SEMINARIE TE ROUSSELAERE;
+_die geboren te Staden op den 10 Januarii 1840,
+aldaer in den Heere verscheiden is op den
+derden dag van Meije, wezende heilig-Bloeddag,
+van 't jaer 1858._
+
+R.I.P.
+
+Zoo der ooit een bloemke groeide
+ Over 't graf waerin gy ligt,
+Of het nog zoo schoone bloeide --
+ Zuiver als het Zonnelicht,
+Blank gelyk een Lelie blank is,
+ Vonklende als een Roozen hert,
+Nedrig als de need're ranke is
+ Van de Winde daer me op terdt,
+Riekend, vol van honing ende
+ Geren van de bie bezocht --
+Nog en waer't, voor die U kende,
+ Geen dat U gelijken mogt!
+ G.G.
+
+ Eja dulcis anima, eja dulcis rosa,
+Lilium convallium, gemma pretiosa,
+Cui carnis foeditas extitit exosa
+Felix tuus exitus morsque pretiosa!
+ St. BONAVENTURA.
+
+_Rousselaere, ged. by Stock-Werbrouck._]
+
+Dit is de rouwgedachtenis of het doodsanctje door den Meester opgesteld
+bij 't afsterven van eenen zijner leerlingen; met zijne studenten trok
+hij op om de begrafenis bij te wonen. Alles wat hij er zag en hoorde en
+wat in zijn geest groeide tot beeld, alles wat in zijn hert werd gewekt
+van gevoelens, schreef hij neer bij het t'huiskomen. Op twee dagen was
+het af, en korte weken nadien kwam zijn eerste werk uit:
+_Kerkhofblommen, geplukt en bewaerd ter nagedachtenesse van zaliger
+Mijnheer Edewaerd Van den Bussche, geboren te Staden..._
+
+Een meesterwerk.[1]
+
+2º. _Ontleding_.
+
+De dichter heeft den gang der gebeurtenissen gevolgd en ze opgeteekend
+naarmate ze voorkwamen; de beste ontleding zal hierin dus bestaan, dat
+wij hem volgen, stap voor stap op den weg dien hij vóórging, verwijlend
+een oogenblik bij iederen tred, om de christenheid en de diepte van zijn
+_gevoelen_, de kracht van zijne _opvatting_, de schoonheid van zijne
+_beelden_ en de macht van zijne _voorstelling_ te beschouwen, om zijne
+_taal_ te doorgronden, om, met één woord gansch zijne eigene
+persoonlijkheid te leeren kennen.
+
+En wil men, zoo kan men er dan eene verdeeling in vinden als volgt:
+
+A. _Vóór_ den Lijkdienst.
+
+ 1º. Omstandigheden:
+ a. _Wie_ was E.v.d. Bussche?
+ Verzen: Zoo daar ooit...
+ Proza.
+ b. _Wanneer?_ Welke ure was't?
+ Verzen: 't Was de ure dat...
+ Proza tot aan: Zoo gebeurde 't.
+ c. _Waar_ was de begrafenis?
+ Proza: Wij wierden ondertusschen...
+ Verzen: Traagzaam trekt...
+
+ 2º. Verhaal.
+ a. Het strooien kruis. Lyrische ontboezeming over
+ 't geloof der Vlamingen, en hun gebruik van
+ een kruis van uitgedorschen stroo te leggen
+ waar een lijk voorbij moet. Het uitgedorschen
+ stroo verzinnebeeldt het lichaam zonder de ziel.
+ b. De moeder van den afgestorvene.
+ c. Bezoek bij de kist -- en het _De Profundis_.
+ d. De vader. -- Beschrijving door vergelijking,
+ Zijne ziekte,
+ Zedeles en troost.
+ e. De lijkstoet:
+ Het kruis -- lyrische strophe.
+ Landelijke natuurbeschrijving: langs den weg,
+ en tegenstelling met de stad.
+ De broeder en de zuster van den overledene.
+
+B. De Lijkdienst.
+
+ 1º. Vóór de kerk: Uitlegging van zinnebeelden uit
+ de kerkelijke lijkplechtigheden:
+ Klokken.
+ Wijwater.
+
+ 2º. In de kerk:
+ a. De rouwgetijden. }
+ b. Het _Dies iræ_. }
+ c. Wierook. } Het aangrijpend _mysterie_
+ d. Lichten. } van de grootsche
+ e. Offerande. } troostende ceremoniën
+ f. Bel. } uit onze heiligen
+ g. Consecratie. } Godsdienst.
+ h. Klokken. }
+ i. Het: _In Paradisum_. }
+
+C. De Begraving.
+
+ 1. Laatste plechtigheden.
+
+ 2. Lijkrede: In deze innig roerende aanspraak is
+ evenmin als in al 't voorafgaande eene klassieke
+ verdeeling te vinden. Dwingt men er den stalen
+ gietvorm op van: Exordium, Confirmatio en
+ Epilogus of Peroratio, zoo dooft men eenvoudig
+ de verhevene zielegloed die door het stuk leeft,
+ en men maakt het belachelijk. Wederom kan men
+ niets beters doen dan de gedachten van den spreker
+ eenvoudig te volgen en aan te teekenen.
+ Na een eerste woord waarin hij:
+ 1. de leeraar, zich tot spreken onbekwaam gevoelt,
+ om hier zijn dagelijksche les te geven,
+ 2. en aan den engel des doods zijne taal leent,
+ richt hij zich
+ 1º. tot den afgestorvene en roemt _zijne deugden_:
+ a. zijne zuiverheid;
+ b. zijnen ootmoed;
+ c. zijne liefde en eerbied voor ouders en
+ meesters;
+ d. zijn verlangen naar het heilig priesterdom.
+ 2º. tot de ouders van den afgestorvene:
+ a. zijnen vader wiens troost,
+ b. zijne moeder wier hoop hij is in den
+ hemel.
+ 3º. tot den grond van zijn dierbaar Vlaanderen.
+
+En hij eindigt met een roerend: tot wederziens!
+
+C. GEZELLE.[2]
+
+[1: Dietsche Warande en Belfort, Febr. 1900, bladz. 110-111.]
+
+[2: Die korte inleiding werd geschreven op verzoek van den Uitgever en
+ten gerieve van de studeerende jeugd onzer bisschoppelijke colleges.]
+
+
+
+
+KERKHOFBLOMMEN[1]
+
+
+ Eia dulcis anima, eia dulcis rosa,
+ Lilium convallium, gemma pretiosa,
+ Cui carnis foeditas exstitit exosa,
+ Felix tuus exitus morsque pretiosa!
+ S. BONAVENTURA.
+
+ Ei, gij zoete zielken toch; ei, gij zoete rooze;
+ Lelie van de dellingen, kostelijk gesteente;
+ 't Vleesch en zijn bederfenis hadt gij altijd noode,
+ Zalig was uw uitgang en kostelijk uw sterven!
+
+ Zoo daar ooit een blomke groeide
+ over 't graf waarin gij ligt,
+ of het nog zoo schoone bloeide;
+ zuiver als het zonnelicht,
+ blank gelijk een Lelie blank is,
+ vonklende als een roozenhert,
+ needrig als de needre ranke is
+ van de winde daar m'op terdt,
+ riekend, vol van honing, ende
+ geren van de bie bezocht,
+ nog en waar 't, voor die U kende,
+ geen dat U gelijken mocht!
+
+In der daad, Eduard van den Bussche was, van afkomste en geboorte, van
+zeden en manieren, van Geloove en Godvruchtigheid, van voorkomen en van
+aanzien, oprecht een kind en een blomme van te lande; een kind was hij,
+dat hedendaags misschien de eervolle bespottinge weerd zou zijn van
+menig een, die hem verre beneên staat in de oogen van Hem bij wien de
+nederigen alleen verheven zijn, en 't Goddelijk welbehagen verdienen;
+zulk een kind was hij, dat, of ik nóg zoo veel deugd van hem zei, mij
+geen één van al die hem Ouder of Meester, Pastor of Biechtvader, Makker
+of Vriend waren en zoude kunnen tegenspreken. Het hadde ons ook, zijne
+medeleerlingen in Poësis, hertelijk gespeten, hadden wij, om den afstand
+of anderszins, moeten laten van naar zijn uitvaart te gaan; wij gingen
+en
+
+ 't was de ure dat de Leeuwerk zoet
+ heur hooge zeevaart laten moet
+ en, zoekende op der aard'
+ om heur behoef, geen stonde en let,
+ maar zingend weêr de zeilen zet
+ en stiert ten Hemelwaard.
+
+ 't Was de ure dat uw stemme luidt,
+ en klinkt en klapt en lacht en fluit,
+ o blijde Nachtegaal;
+ o orgel, die m' in 't veldaccoord,
+ en liev- en lang- en luider hoort
+ als alle vogeltaal!
+
+ 't Was de ure dat de wind ontwekt,
+ en 't wentelend kooren laaft en lekt,
+ en zoetjes ruischen doet;
+ dat uit de malsche velden jaagt
+ die lucht, die 't lieve leven draagt
+ in 't drijvend, dravend bloed.
+
+ 't Was de ure dat de landman gaat,
+ en op zijn herte een kruise slaat
+ en op zijn land een kruis;
+ en gaande bidt, en weent, en zaait
+ hetgeen misschien een ander maait
+ en lachend voert naar huis.
+
+ Het zaad! het zaad! het wonder werk,
+ dat nooit, of waar' hij nog zoo sterk,
+ een mensch gemaakt en heeft:
+ dat sterft éér dat het leven mag,
+ dat leeft alwaar 't gestorven lag,
+ en, altijd stervend, leeft!
+
+ Wij gingen ook een edel zaad,
+ het lijk van onzen medemaat,
+ al blijde, weenende al,
+ het land besteên, 't gebenedijd,
+ dat vruchtbaar, op gestelden tijd,
+ hem wedergeven zal.
+
+Wij naderden allengskens het sterfhuis. De zonne lag in strijd met den
+nachtelijken smoor, en 't en bleek ons niet of ze er ging door breken;
+doch de wijze landslieden, die van op hun werk ons keken voorbijgaan, en
+"elk ne' goên dag" met ons wisselden, verzekerden ons, op goed en
+deugdelijk bewijs, uit hun dagelijksch verkeer met Gods winden en
+weder, dat ons Heere den werkenden man 'nen schoonen dag ging verleenen.
+Zoo gebeurde 't. Wij wierden ondertusschen, in 't half duister van den
+smoor, al lenger hand de hofsteê geware en zagen reeds het blanke gewaad
+van den wagen, die gereed stond om, naar oud vlaamsch gebruik, den
+afgestorvene, met zijne weenende en biddende familie, kerkewaard te
+voeren.
+
+ Traagzaam trekt de witte wagen
+ door de stille strate toen,
+ en 't is weenen, en 't is klagen
+ dat ze bin' de wijte doen!
+ Stap voor stap, zoo gaan de peerden,
+ traagzaam, treurig, stille en stom,
+ en zij kijken, of 't hun deerde,
+ dikwijls naar hun' Meester om;
+ naar hun' Meester, die te morgen
+ zijn beminde peerdenpaar,
+ onder 't kammen en 't bezorgen,
+ zei de droeve nieuwemaar.
+ "Baai," zoo sprak hij, "Baai en Blesse,
+ heden moeten... stille! fraai!
+ moeten wij naar de uitvaartmesse,
+ met den wagen, Blesse en Baai!"
+ En toen, na zijn hand te doppen
+ in 't gewijde water klaar,
+ zegent hij de hooge koppen
+ van 't onachtzaam peerdenpaar.
+ En hij kust en kruist ze beiden,
+ en "gij," zegt hij, "Blesse en Baai,
+ moet een lijk naar 't kerkhof leiden,
+ Baai en Blesse, stille! fraai!
+ Schuimen zoudt ge en lastig zweeten,
+ zoo 'k u zonder wete liet
+ van de mare, en zoudt verheeten,
+ gave ik u den zegen niet!"
+ En hij zelve kruist en wijdt hem,
+ eer hij ze in den breidel vangt,
+ met het water, dat bezijd hem
+ aan de ruwe bedspond hangt.
+ Want hij slaapt bij zijne beminde
+ peerden en bezorgt ze trouw,
+ trouwer als voor eigen kinde
+ eigen Moeder zorgen zou.
+ Hij besproeit, en met gewijden
+ pallem speerst hij peerd en stal,
+ om de lijkvaart te bevrijden
+ van gevaar en ongeval.
+ Ha! wie weet hoe veel gevaren
+ die niet hebben uit te staan,
+ die met peerden, -- God bewaar' hen! --
+ die met hunne meesters gaan?
+ Traagzaam rijdt en rolt de wagen,
+ treurig door de strate voort,
+ en 't is krijschen en 't is klagen,
+ dat men onder 't dekzeil hoort.
+ Stap voor stap zoo gaan de peerden,
+ ziende naar hun' meester om;
+ stap voor stap, als of 't hun deerde,
+ traagzaam, treurig, stille... en stom!
+
+'t Was met eenigen tegenzin dat de goede landslieden hun oud gebruik
+voor dezen keer wilden afstaan, om ons de eere en den troost te laten
+van onzen vriend, hand en hand, om zoo te zeggen, naar 't kerkhof
+uitgeleed te doen en zelve te dragen.
+
+Toen wij dan, na weinige stonden reizens, op de hofsteê kwamen, wierden,
+al met een keer, de hoofden van de eerste aankomers ontdekt, dan de
+volgende, tot dat wij, buiten ons verwachten, al te maal sprakeloos en
+stille stonden vóór de balie, over de wijd uitstrekkende armen van een
+overgroot neêrliggend kruis.
+
+O dierbaar Geloove van Vlanderen, kostelijke perel van het Vaderland!
+Gij alleen hebt die werkzuchtige landslieden kunnen ingeven dáár een
+kruis te leggen, en een kruis van uitgedorschen strooi! Christelijk
+bezielde Vlaming, gij spreekt toch, zonder woorden, uwe gevoelens en uw
+herte zoo wonderlijk klaar! "Bidt," zegt gij, "al die op mijn hof komt,
+bidt en ontdekt uwe hoofden voor het kruise des Heeren, want heden is
+van onder mijn dak eene ziele verscheiden, die, buiten hare verdiensten,
+op niets meer te steunen en heeft 't en zij op het kruis. Bidt en peist,
+gij die op mijn hof komt: hier is de Heere zijn graan komen halen en
+daar ligt nu 't ijdele strooi! Gelukkig, is het graan niet te licht
+bevonden; gelukkig, en heeft de vlegel des lijdens het niet gekwetst, en
+mag het nu de uitgekozene terwe des Heeren zijn! Bidt en peist, gij die
+op mijn hof komt; bidt en peist, gij die ervan af gaat, bidt en 'n terdt
+niet op het alverzoenende, op het alverblijdende kruis!"
+
+Wij traden binnen, één voor één, om niet te stooren; want de goede
+lieden en waren ons niet verwachtende. De eenvoudige Moeder, uit
+ingeboren Vlaamsche herbergzaamheid, vergat in 't eerste bijkants dat in
+heur huis het lijk van heur kind over eerde lag, en maakte alle slach
+van verschooningen: 't stond al over ende, dit en dat was er te kort,
+zij klaagde en gebood alhier en aldaar, zonder te weten van wat of aan
+wie; haalde zelve stoelen bij, en eindelijk, onder den last van veel
+strijdige gevoelens gepraamd, brak heur herte, en ze borst uit in eenen
+alderbittersten stroom van tranen, die ze ging zitten weenen in de
+asschen van den uitgestorven heerd.
+
+Op de voute lag het lijk, alreê in de kiste gedaan. Wij klommen binnen,
+met zoo velen als wij kosten, en de anderen knielden in eene verstrooide
+reke door den vloer.
+
+ _De profundis!_ klonk de bede,
+ _De profundis!_ zuchtte 't huis,
+ 't huis, en al die knielden mede,
+ in godvruchtig stemgedruisch.
+
+ Uit de diepten roepe ik, Heere,
+ hoort, ik bidde U, naar mijn' stem!
+ wilt uwe oor te mijwaard keeren,
+ die om bijstand biddend bem!
+
+ Sloegt gij al mijn zonden gade,
+ Heer, wie 'n zou niet ondergaan?
+ Neen, bij U daar is genade,
+ Heere, uw spreken houdt mij staan!
+
+ Staande blijve ik op uw spreken
+ en ik hope in U, o Heer!
+ van het vroegste morgenbreken,
+ tot des avonds wederkeer.
+
+ Want bij U is medelijden,
+ is verzachten des gekwels,
+ grooter als het wederstrijden,
+ als de boosheid Israëls.
+
+ Heere, dat hij ruste in vrede,
+ zei de Priester, ende wij:
+ Dat hem, in alle eeuwigheden,
+ 't hemelsch licht geschonken zij!
+
+ _De profundis!_ zong de bede,
+ _De profundis!_ zuchtte 't huis,
+ zuchtten al die knielden mede,
+ met verstervend stem... geruisch.
+
+Na dat wij, met gewijden palm, wijwater over de kiste en over ons zelven
+gesprinkeld hadden, zagen wij, voor de letste maal op deze wereld, het
+aanzichte van onzen beminnelijken vriend. Wij verkenden hem nog, in het
+witte gewaad der onnoozelheid; ja wij verkenden u, Eduard, aan dit edel
+blanke voorhoofd, aan die ingezonkene oogen, die zoo diepe en zoo vaste
+lagen en schouwden in den Hemel! "In den Hemel" stond op uw wezen, klom
+in onze herten, en klonk, als een triomphelied, bij 't weêrom toeleggen
+van uwe schrijne.
+
+Ondertusschen hadden wij reeds verscheidene malen in de nevenkamer den
+klaren treurzang hooren weêrhelmen en de bitterste toonen des lijdens.
+"Eduard! mijn Eduardtje toch!" was al dat wij vatten konden, was iederen
+keer het slot van een lange reke zuchten, snikken en klagen; "Eduard
+Eduard, ha! mijn Eduardtje toch!..." Weenende vrouwen leidden ons
+binnen, schoven eene gordine weg, en... dáár lag de eerbiedweerdige
+Vader des huisgezins, het hoofd en de koning van de omliggende velden,
+de kloeke, de taaie landsman, met zijne zwemmende oogen in de onze om
+hulpe te zien; hulpe, die wij hem niet geven en kosten, want de hand des
+Heeren had hem geraakt.
+
+Zoo staat een eekenboom, verre en wijd beromd als de koning van het
+woud; stille en rustig steunt hij de wolken op zijnen stam en op zijne
+wijd omschaduwende kruine. Al met eenen keer straalt de bliksem des
+Alderhoogsten, hij valt omverregedonderd en ligt, met rookenden top, op
+de gebrokene takken van 't hout dat rondom hem groeit. Zoo lag die man
+daar, geveld en ontworteld, in al de kracht en de vroomheid zijner
+vijftig doorgewrochte jaren, rustende op de teere doch nuttelooze zorgen
+van zijne vrouwe en van zijne weenende kinderen.
+
+Menigen oest hebt gij zien bloeien, brave man; menigen meitak moest gij
+nog op uw volle schure steken, maar de Heere heeft de maneschijnen
+verkort, die gij nog tellen zult, terwijl gij ligt en zucht op het bedde
+des lijdens, onder eene zoo smertelijke plage! En, waarom zou ik hier,
+uit nieuwerwetsche kieschheid, mijne tale geweld aandoen en u bij uwen
+naam niet noemen, schrikkelijke kanker, bliksemstrale des Alderhoogsten,
+gruwbare doch heilige smerte, sedert dat het bloed van den lijdenden God
+alle menschelijke smerte geheiligd en gezalfd heeft? Waaromme en zou ik
+u niet noemen, Dienstengel des Heeren, uitvoerder van Zijnen altijd
+aanbiddelijken wille, u, door wiens handen God zoo menigen zucht van
+liefde, zoo menig woord van verduldigheid, zoo menigen wensch naar den
+Hemel, zoo menige offrande van zijn eigen zelven ontvangen heeft, gelijk
+al zoo menige blommen, geplukt in het herte van den lijdenden Christene?
+
+Ja, hij draagt liefde tot God, hij die Hem kan gebenediden, wiens geesel
+hij herden moet; hij die kan de hand zoenen die hem heeft geslegen!
+
+Dat kon hij, die goede smertlijdende vader, en daar kon hij meer als gij
+kunt, hedendaagsche nieuwopgebrachte jeugd, die, noch in de overdaad
+uwer schuldige vermaken, noch in de overmacht van de straffende pijnen
+die op u loskomen, uw zelven meester en zijt; maar die, oftewel het
+leven, de gave Gods, onder de voeten stampt, of waar 't een ondier,
+oftewel lastig uwe vroeg versletene dagen sleept, gij en weet noch en
+roekt niet waar naar toe!
+
+Wij troostten den armen man, of beter hij troostte zijn eigen zelven in
+den Heere. "Heere," zeide hij, "'k had hem van U ontvangen, ik zag hem
+zoo geerne, en Gij hebt hem van mij weêr aanveerd; het was toch zulk een
+braaf kind!... Eduard, Vader gaat allichte achterkomen; bidt voor mij in
+den Hemel!... Ha!... 't zijn toch al Gods werken, wij moetender Hem
+vooren dank wijten, en ons aan Zijnen wille gedragen. Ah... wat dingen
+moet het zijn voor die geenen God en hebben!..."
+
+De bare stond voor de deure, en alles was allengskens in gereedheid
+gekomen, om te vertrekken: met ontdekten hoofde ontvongen wij de kiste,
+en schudden er godvruchtig de plooien rondom van den maagdenpelder.
+
+Even als men eenen strijder uit het slagveld draagt, gewonden in 't
+vaandel, waaronder en waarvooren hij gevallen is, zoo droegen wij onzen
+vriend, uit het strijdperk dezer wereld, onder "_'t blauwe kruis in het
+blanke veld_" des vaandels van Maria, en onder de zilveren zegekroone
+des Maagdendoms. Drie kleene jongens, bleuzende van gezondheid, en die
+al lange te wachten stonden, kwamen toegeloopen als ze zagen dat het
+schoon gepintte kruis uit den huize te voorschijn kwam! Ach, zij keken
+zoo drukkelijk in de roodgeweende oogen der zwijgende zuster, die hunne
+handtjes verborg onder den witten doek, waarin zij 't kruiske dragen
+moesten; en, weenden hun oogskes omdat ze zagen weenen en treurig zijn,
+zeker danste hun hertje van blijdschap, om het schoon schoon kruis!
+Lange nog zullen ze 't, met hunne kleene makkers, bewonderen, al spelen
+en al blomkes trekken op het kerkhof; zij zullen 't malkaar toogen en
+wijzen met den vinger, zonder het te durven genaken of de aarde stooren
+waarover 't zal geplant staan.
+
+Elk ende een had nu zijne plaatse gevonden in de eenvoudige
+landsprocessie, die ging aanvang nemen. Noch en waren die kruisen van
+gevlochten strooi vergeten gebleven, die, aan de hoeken van de straten
+geleid, als eenzame bedelaars den voorbijgaanden Christene eenen
+"Weest-gegroet" voor aalmoese vragen. Het lijk wierd opgeheven en met de
+voeten kerkwaards gekeerd. Moeder kwam te voorschijn, met de overige
+familie, om ons te volgen; en Vader zelve, den oogenblik dat het op
+scheiden aankwam, stond op, vestte zijne oogen staal op de kiste,
+wenschte zijn kind, en ons te zamen, den alderdroevigsten "God beware
+u!" en traagzaam gingen wij van 't hof, onder de geleide van 't
+bloeiende, blinkende Kruis.
+
+ Dood was de stam van dat Kruise, en de winden
+ voerden -- waar wete ik? -- het speelzieke loof!
+ Nooit en zou 't blommen noch blâren meer vinden,
+ nooit,... als in d'handen van 't Christen Geloof.
+ Dood was het hout, maar het hout moest herleven:
+ dood was zijn blad, maar de Christene Maagd
+ had het een blad en een blomme gegeven,
+ schoonder en beter als 't levende draagt:
+ blom van Geloof, dat de ziel niet kan sterven,
+ blomme van Hope op een zalig Hierna;
+ blomme van Liefde, die alles kan derven,
+ laat g'haar het Kruis, want het Kruis is gena!
+ Kruis, waar een God heeft zijn bloed op vergoten;
+ kruis, dat den Satan hebt nedergeveld;
+ kruis, dat de poorten der helle gesloten,
+ kruis, dat den Hemel hebt opengesteld;
+ kruis, te vergeefs door de wereld bevochten,
+ treedt, als banniere, de lijkvaart in top:
+ kruis met de Christene blommen bevlochten,
+ treedt als banniere, wij volgen U op!
+ Is 't door de Helle, -- de Helle zal zwichten;
+ is 't door het sterven, -- het sterven is _niet_,
+ niet als het uitgaan der slapende lichten,
+ als weêr de zonne in de renbane schiet;
+ is 't door die zee van kleenhertige slaven,
+ die maar het Kruis aan 't gewicht ervan kent;
+ is 't door de zee van de wereld, de haven
+ staat en verwacht ons, met 't Kruise eromtrent:
+ is 't door de blijdschap of is 't door het lijden,
+ valt er te worstelen, valt er te strijden,
+ hem zal de borstweer, het Kruise, bevrijden
+ tegen 't geweld en het storremgebons:
+ hem, die voor 't Kruise, en met 't Kruise, kan sterven,
+ hem die, om 't Kruis noch den zege te derven,
+ terdt op de dood en, bij duizende werven,
+ gallemt: Hosannah! de zege is aan ons!
+
+Zoo gingen wij al peizen langs den weg, en geen een van ons die een
+woord sprak.
+
+Onze oogen en ons herte baadden ondertusschen zoo diepe en zoo verre in
+de oneindige zee van blauwe lucht, rustende op een andere zee van
+groene, wentelende, wijd rondom ons strekkende koorenvelden. De zonne
+regende heure stralen over onze hoofden, in 't herte van 't schietende
+loof, in 't geweefsel van de uitkomende bladeren, in den schoot van den
+dankbaren grond. De blommekes langs de bane schoten uit hunnen slaap en
+wendden naar den Hemelkoning; het ronkende vliegske schreef zijne
+aangename krinkels in de lucht, de lachende beke liep lustig voorbij, al
+blinken onder 't striemende vlotgers; hagen en kanten schetterden van 't
+gevogelte; de kruidekes langs den weg zongen van de plunterende
+moschbiën; de leeuwerke schudde zijn vlerken uit, ging zitten preken op
+de locht; en de koekoet riep ons van verre zijn zoeten "goeden dag" toe.
+Vogelkes zagen wij langzaam omhoogeklimmen, al draaien rond malkaar;
+dan schoten zij weêr pijlrecht omleege, slingerden snel achtereen, door
+struiken en tronken voorbij, en zaten en scholden elkander, in twist om
+'t gevangene vliegske; terwijl verre van ons, de voorzanger in het
+hooglied aller vogelen, klagend het laatste gebed, den _Amen_ zong en
+het slot van zijne heerlijke morgengetijden. Kruiden, grachten, weiden
+en 't vochtige land, alles doomde en ging op, lijk wierook, in 't vier
+van de bakelende zonne. De landslieden, die ons zagen voorbij gaan,
+prentten hunnen knie in den zachten vloer van den wijden tempel des
+Heelals, en, "in den naam des Vaders ende des Zoons ende des Heiligen
+Geest," wenschten zij den voorbijganger goê reize naar den Hemel,
+zeggende: "God gelieve zijne ziele in de eeuwige ruste! Amen."
+
+Ha! verre van ons, en gelukkiglijk uit onze oogen, lag er misschien toen
+zoo menige stede op haren uitgestrekten steenhoop te zuchten en te
+zweeten, in 't gebroel van de onverkoelde zonne; menige hooveerdige
+schouwe spoog zwarten rook in 't aangezichte des Hemels; menig werkhuis
+daverde onder 't ontzaggelijk krampen en zuchten van den in 't vier
+gebonden liggenden dampreus, en joelde jammerlijk van de schijverende
+raders, van de ronkende riemen, van 't gezwets, 't geklaag, 't gelach,
+'t gefluit en, -- God vergeve 't hun! -- 't gevloek van eenen
+samenroerenden menschenzwerm; menig krielende strate liep vol lieden,
+wier oogen, wier tale, wier asem, wier haastige stap, niet anders uit en
+gaf als zucht, brandende zucht, naar één ontbrekende dingen, nooit
+achterhaald of seffens weêr ontvlogen; en wij, -- lof zij den Heere!
+--wij wandelden sprakeloos in 't midden van ons dierbaar Vlanderland;
+wij, van niemand gezien of 't en is van God en zijne eigene landslieden,
+--ja, lof zij den Heere! -- wij waren en wij voelden ons gelukkig, en we
+droegen een lijk!
+
+De strate ging al winkelen voort en wij gingen al wenden erachter,
+schouwende al te mets naar eene sterre, die, daar vóór ons, boven op den
+Kerktorre zat te blinken, gedoken nu en dan in de kruine der boomen.
+
+Zoo pinkelt de avondsterre, als de koeien naar huis komen, traagzaam en
+dragende aan de melk die zij, gewonnen in de weiden, goedaardig en
+vreedzaam naar huis brengen.
+
+Wij gingen en volgden den hane op den kloktorre, die nu op onze rechtere
+hand, dan op onze slinkere hand uitkeek, langs den keerenden Kerkwegel.
+
+Eindelijk, na dikwijls verpalmd te hebben aan het stoffelijk
+overblijfsel, dat, hoe licht het ook was, toch hoe langer hoe lastiger
+wierd om dragen, gerochten wij op de bree strate, en dáár, na een kleene
+stonde rustens, rees hij tot boven onze hoofden, hij, die de nederigste
+van ons allen was, en wij droegen hem op onze schouders. Zijn blanke en
+blauwe lijkgewaad sloeg in den wind, en waaide rondom ons, gelijk weleer
+zijne goede voorbeelden; of godvruchtig hielden wij 't in onze handen,
+ten teeken van getrouwigheid, en verborgen er onze tranen in, gebogen
+als wij gingen onder den heiligen last.
+
+Stap... stap... stap... klonk het over de steenen, als een droevige
+maatslag, bij 't snikken en 't weenen van de Moeder, het helder geklaag
+van de Zuster en het pijnlijk gesteen van den Broeder des overledenen,
+den Broeder, die meer gedwongen en in grooteren nood als wij, weenen
+moest en niet weenen en kon.
+
+ Ha! beklaagt hem, die, gevangen
+ onder 't wegen van de pijn,
+ niet en kan een trane ontvangen,
+ weenen, en gelukkig zijn!
+ Arme schaap! hoe moeste het lijden
+ door end door zijn herte snijden,
+ daar het bleef in barensnood
+ van de bittere vrucht ontbloot!
+
+ Tranen, bittere vrucht des lijdens,
+ drank die 't smachtend herte laaft,
+ zaad der vreugde en des verblijdens,
+ die God zelf verlichting gaaft,
+ toen, nog wandlende op de wereld,
+ menige uur Zijne oog, bepereld
+ en met droefheid overlaân,
+ stortte aanbiddelijk getraan!
+
+ Tranen, als bij noenenstonde
+ 't blusschend reegnen op het kruid,
+ als de perel die de wonde
+ des gekwetsten pijnbooms sluit,
+ als de frissche navondkoelte
+ na de heete zomerzoelte,
+ zoeter, ja, veel zoeter nog,
+ zijt gij, bittere tranen, toch!
+
+ Dank! o Heere, die me ontsloten
+ hebt de bronne van 't getraan,
+ die 'k zoo dikwijls heb genoten,
+ dikwijls er naar toe gegaan:
+ moet het krimpend alsemdrinken
+ vriend of vijand mij nog schinken,
+ geeft mij, anders niet, o neen,
+ geeft mij dat ik tranen ween'!
+
+ Stroom van droefheid, eedle tranen;
+ bittere beken des geweens,
+ hoe kunt gij den wegel banen
+ ter vertroosting! Wat gemeens
+ hebt gij, druppelen van de smerte,
+ met den honingdauw des herten;
+ waarom, als ik lijden moet,
+ zijt gij, tranen, mij zoo zoet?
+
+ God zijn wegen zijn verholen,
+ als Hij zalfkruid wassen doet
+ waar de slange zit verscholen
+ die den wandlaar bijten moet:
+ dank aan Hem, aan Wien 't bekend is
+ of er mate in onze ellende is,
+ dank aan die 't geween daarvan
+ met het weenen troosten kan!
+
+Aldus kwamen wij, onder groeienden toeloop van ingetogen nieuwsgierige
+christenen, tot nabij de Kerke.
+
+Welkom! Welkom! riepen de klokken, in ruischenden zang. Welkom! Welkom!
+zong onze heilige Moeder, toen zij haar kranke kind, op onze schouders
+gesteund, voor den laatsten keer zag aankomen. Geknield nevens het lijk,
+en met blooten hoofde, ontvongen wij Heuren zegen, gesproken en bevat in
+de perelende druppels van het wijwater; de lijkdeure sloeg open, en
+zingende trokken wij binnen, tot waar wij stil hielden, en bleven staan
+vòór het heilig tabernakel des Heeren.
+
+Mysterie!... Mysterie en diepe verholentheid was al dat er nu verder nog
+ommeging.
+
+Mysterie... voor eerst, als, uit hunne graven en weêr levende geworden,
+daar te voorschijn kwam heel de schrikbare aloudheid des Christendoms:
+Job, vol wonden en zeeren; het gezalfde hoofd Davids, met de asschen
+bestrooid der boetveerdigheid; de oude koning Ezechias; Zacharias met
+het wierookvat, en Paulus met het zweerd, traden langzaam vooruit,
+stonden stille en staal over de tombe te schouwen, tot dat elk, op eenen
+toon die hem eigen was, en die nochtans klonk gelijk de stemme des
+Alderhoogsten, de droeve wisselklachten aanging ende kloeg
+
+ Van het slijk daar we in geboren zijn, van het stof onzer
+eindelijke rustplaatse.
+ Van het blad daar de wind meê speelt, van de blomme
+die uitkomt en vertorden ligt.
+ Van den draad, dien de wever afsnijdt, van de wegvliegende
+schaduwe des levens.
+ Van de menigvuldige zonden der jonkheid, van de genezinge
+des vleeschs.
+ Van den half afgebroken levenswandel,...
+
+en van de opene deure des grafs, waaruit Job eindelijk alleene bleef
+klagen: _Miseremini!_ hebt medelijden met mij, gij die mijne vrienden
+zijt, want de hand des Heeren heeft mij geraakt!
+
+Ja, maar de slotsomme van de groote klachte bleef nog ongeklaagd en het
+schrikbare woord verviel nu op de heilige Kerke zelve. Een driemaal
+gekroonde, driemaal gescepterde Priester verscheen, en, staande in het
+midden der Vaderen, die van vóór Hem wegschoven, zoo verkondigde Paus
+Innocentius, op de trompetten der Cherubim die uit den orgel daverden,
+die trompette die eens alle vleesch verschrikken moet. _Dies iræ_ klonk
+het,
+
+ Kwade dagen, die al de dagen
+ eens lijk asschen weg zult vagen,
+ zoo 't Sibille en David zagen!
+
+ Welk een gruwel 'n zal 't niet wezen,
+ als de Rechter, opgerezen,
+ 't goê zal uit het kwade lezen!
+
+ Wondere trompetrumoeren
+ zullen al de graven roeren,
+ al die dood zijn throonwaards voeren.
+
+ Stom zal staan de Dood en 't Leven,
+ als de dooden antwoord geven,
+ staan, en voor den Rechter beven.
+
+ 't Zal een boek te voorschijn komen
+ waarin 't al staat opgenomen
+ dat het oordeel Gods moet schromen,
+
+ als de Rechter, neêrgezeten,
+ al 't verdoken kwaad zal weten,
+ straffen ende niets vergeten.
+
+ Wie zal dan toch mijn verweer zijn,
+ wat mijn voorsprake of begeer zijn,
+ als de goeden zelf verveerd zijn?
+
+ Koning, schrikbaar en grootmachtig,
+ bron van goedheid, nederslachtig
+ bid ik U, weest mij indachtig!
+
+ Jesu, wilt toch wel gedenken:
+ als gij mij kwaamt 't leven schenken,
+ was 't om me op dien dag te krenken?
+
+ Jesu, moê van zoeken naar mij
+ hebt Ge 't Kruis geleên, en daar mij
+ eens zoo dier gekocht: ach spaart mij!
+
+ schoon 't Uw recht zij van te wreken,
+ wilt mij vrij van zonden spreken
+ eer die dag komt aan te breken!
+
+ 'k Zuchtte als een ter dood verwezen,
+ maar mijn schaamrood schuldig wezen
+ hoopt op Uw bermhertig wezen;
+
+ Wierd Maria 't eeuwig leven,
+ wierd den moordnaar hoop gegeven,
+ hopen durve ik ook, en beven.
+
+ Heere, onweerdig is mijn bede;
+ doch, laat me, uit goedjonstigheden,
+ vrij van 't vier der eeuwigheden!
+
+ Laat mij bij uw schaapkes weiden,
+ wilt mij van de bokken scheiden
+ en ter rechter hand geleiden.
+
+ Moet gij dan vermalediden
+ en het eeuwig vier doen lijden
+ roept tot mij: "Gebenediden!"
+
+ Want ik kome al jammerklagen,
+ 't herte als asschen rouw geslagen,
+ hulpe in mijnen doodstrijd vragen.
+
+ Dag van weedom en van boeten,
+ als gij zult verrijzen moeten
+ en gerecht zijn om uw' zonden,
+
+ mensch, God spare u in die stonden!
+ Zoet Heere Jesu mijn,
+ laat ze in ruste en vrede zijn,
+ in alle eeuwen!
+ Amen.
+
+Mysterie!... de wolkende wierook, die langzaam uit het gloeiend herte
+des zilvers omhooge steeg, en van daar onzichtbaar nederviel in eenen
+regen van smeltende balsemgeuren, die de Kerke doorwasemde en die
+bleef hangen aan onze kleederen, even als het klimmende en 't wederom
+neêrdalende gebed des aanhoorden rechtveerdigen!
+
+Mysterie!... van schitterend Geloove, Hemelwaards ziende Hope en
+brandende _Charitas_, die fakkels die rond de tombe flikkerden, in een
+aangenaam vertoog.
+
+Mysterie!... die mindere lichten, die ons den priester te gemoet
+leidden, toen hij van den hoogen autaar kwam en met de godvruchtige
+menigte gemeenschap hield, in 't offeren van het onbloedige slachtoffer!
+
+Mysterie!... 't omhelzen van de goudene patene, den slachtbank en den
+offerschotel van het heilige Lam des Heeren! Wel zijt gij weerd omhelsd
+te worden, koninklijk metaal, dat, gewend van overal elders te gebieden
+en meester te zijn, hier dienstbaar ligt onder de voeten des Heeren
+Jesu, en op den autaar des Alderhoogweerdigsten, onschuldig zelve, de
+ontelbare schulden helpt uitboeten, die, om u, met u en door u, gepleegd
+zijn!
+
+Mysterie!... het driemaal hellemende gerinkel, dat het licht verstrooide
+volk indachtig maakt hoe diepe de bevende Priester alrêe getreden is in
+het Heiligste der Heiligdommen!
+
+Mysterie!... als, bij 't nederkomen des Heeren, alles zweeg en roerloos
+bleef; onze hoofden in onze handen vielen, lekende van tranen, en
+driemaal in de hoogte, het koper door de vervaarlijke stilte daverde,
+zidderde, en bleef beven, tot in de steenen van den tempel, tot in de
+graven beneên den marbelen vloer!
+
+Mysterie!... gezegende en troostelijke stemme der klokke, die, willekom
+en onder wege half weggesmolten, als een Engel van vertroostinge,
+zachtjes de lucht liept stooren in de kamer en rondom de sponde van den
+lijdenden Vader, hem verkondigende dat Jesus andermaal, onbloedig, voor
+Eduard zijn kind, geleden had en gestorven was! Ja, de peerlen van leed
+en smerte ontschoten misschien wel den braven man zijne oogen, op het
+afgeluisterde kloppen der Elevatieklokke, maar even zoo dapper slierden
+en vielen de versletene Paternosterbeiers door zijne biddende vingers,
+onder het denken aan Hem die aan 't kruis stierf, aan Haar die eronder
+stond en leven kon: aan Hem en aan Haar die nu, boven alle smerte, in
+den hoogen Hemel heerschen.
+
+Och! hoe troostelijk is het, na die heilige Mysteriën godvruchtig
+bewonderd te hebben, en zijn herte gelaafd in 't gebed, omhangen nog met
+de zoete wierookreuken, hand en hand te staan en reisveerdig ten
+gravewaard, met eenen afgestorven Broeder! Hoe troostelijk de stemme te
+hooren onzer eerbiedweerdige Moeder, die heur kind den letsten zegen
+geeft! Hoe troostelijk, als de orgelklanken dreunen, de klokken
+tribbelen, de kerkdeuren opengaan, het Kruis voorenop treedt, de wind in
+de vane slaat, het lijk ommekeert, omhooge rijst en voortgaat, onder het
+luidruchtige vaarwel der heilige Kerke, dat gelijkt aan het reisteeken
+van eenen triomphetocht!
+
+_In Paradisum!_ De herten beven in de boezems, de wangen slaan bleek en
+krimpen weg, tranen verduisteren 't gezichte, de kniën wankelen onder
+den last des lichaams. _In Paradisum!_ Men weent, men weet niet waarover
+noch waarvan; men weent, men is blijde, men is getroost, men is trotsch
+van te weenen; men spreekt noch men hoort geen spreken meer, men peist
+noch men weet wat er omgaat, 't lichaam ziddert in de stemme des orgels,
+en de ziele vloeit weg ten Hemelwaard, in de stemme van dat wonderbare
+_in Paradisum!_
+
+ Ten Paradijze geleiden u de Engelen,
+ gaat met de heilige Martelaars mede,
+ en uit Jerusalems zalige muren
+ komen de zingende Chooren u tegen!
+ Gaat, eens met Lazarus arm en ellendig!
+ rust... in alle eeuwen der eeuwen onendig!
+
+Met zulkdanige gevoelens stonden wij op den 5den dag van Meie, 't jaar
+1858, in 't herte van West-Vlanderen, binst den brandenden noenenstond,
+te Staden op het kerkhof. Het Kruis was voor eene laatste maal in het
+graf tot op de kiste gedaald en had daar driemaal een teeken van
+zaligheid geteekend.
+
+Zoo teekende Moeder uw voorhoofd weleer en streelde met het Kruis uw
+oogskes toe, wanneer zij u, -- hopende Moeder! -- al bidden en zingen in
+slape had gezongen, in uwe aldereerste kindsheid, gij die nu ligt en
+slaapt in den schoot der aarde.
+
+De holde klank van het stof dat de Priester, onder heilige woorden, op
+de kiste liet vallen, het schraven van de koorden die men er van onder
+haalde, verdween welhaast met den laatsten _requiescat_, met den
+laatsten kronkel wierooks, die stillekes uit de stervende kolen en
+tusschen de zilveren ketentjes wegkroop in de ijdele lucht... en
+verdween: alles viel stille als de dood zelve, alles scheen te wachten
+naar iemand om het woord van scheiden uit te spreken, 't geen eindelijk
+gedaan wierd in dezer voegen:
+
+ Mijne beminde en dierbare Leerlingen!
+
+ "Het is mijne plicht, alle dagen, onder Ulieden het woord te voeren;
+ heden, dat wij niet meer in het stille schoolverblijf maar te zamen op
+ de boorden staan van een graf, heden en zal ik nochtans aan deze mijne
+ plicht niet te kort blijven, maar u hier mijne dagelijksche lessen
+ voorenhouden. Doch! wat behoort het mij te spreken, toen alles rondom
+ ons zoo eene klare tale voert, ja toen de doode stilte van dit Kerkhof
+ zelfs tot in onze gebeenderen ziddert!... Spreekt gij liever in mijne
+ plaatse, o Engel des doods, op wiens erfgebied wij hier staande zijn;
+ spreekt gij, en leert ons uwe zoo dikwijls herhaalde, dikwijls
+ verstane en even zoo dikwijls vergetene lessen. Spreekt gij in
+ zonderheid, afgestorven Broeder, spreekt gij, alderdeugdzaamste
+ Jongeling, waarvan uwe oversten zeggen en getuigen "dat gij maar
+ opgehouden en hebt kind te zijn om Engel te worden!" Spreekt, mijn
+ dierbare Vriend, mijn leerling en mijn kind: spreekt en verhaalt ons
+ hoe de Engel des doods aan u toch geenen zegepraal gewonnen en heeft,
+ maar hoe gij, integendeel, op zijne vlerken gesteund, het Hemelrijk
+ zijt binnengeklommen. Spreekt, vereeuwigde ziele, en verhaalt ons met
+ welke vreugd de Gever van alle goed uwe minzame deugden beloond heeft;
+ met welk een kleed van Hemelschen glans uw onaangeraakte zuiverheid,
+ met welke kroone van eere uwen wonderbaar grooten ootmoed, met welke
+ liefde uwe liefde en uwen eerbied voor uwe Ouders en Meesters, en
+ eindelijk, welke prijs u betaald is geworden voor dien zucht, die
+ wondere en zeldzame gifte des Heeren, die u van kindsbeen af
+ verlangen deed naar het kleed en de kroone, naar de zoetheid en de
+ bitterheden van het heilig Priesterdom. Spreekt, o onze dierbare
+ Vriend, spreekt en vertroost uwe Ouders, aangezien geen een van ons ze
+ troosten kan! Troost dien Vader, die zijn eigen lijden verborg, om het
+ uwe niet te vermeerderen; die God zijn leven ten besten gaf, wilde Hij
+ het uwe daarom sparen; spreekt en zegt dat gij welhaast misschien, als
+ Engel des Heeren, bij zijn bedde zult staan, hem in zijnen doodstrijd
+ hulpe biên en zijne ziele ten Hemel voeren. Spreekt en troost de
+ vrouwe die u gewonnen, geboren, gezogen en gekweekt heeft voor den
+ Heere; troost uwe Moeder, die er bij dage altijd zoo blij uitzag, uit
+ vreeze van u te bedroeven; die, vlijtig, met één hand de drinkschale
+ ontving van haar lijdende Kind en met de andere eenen stoel bijschoof
+ voor den bezoekenden Priester, maar die bij nachte, allééne en
+ verborgen, vóór haar Kruisbeeld, daar den lang weêrhouden stroom van
+ tranen liet gaan, en heur gebroken herte ontlastte. "Moeder," zoo zegt
+ haar, "gij vroegt aan God eenen Priester, de Heere heeft u verhoord,
+ Hij heeft u geenen Priester gegeven, maar eenen heilige, eenen Engel
+ in den Hemel, die, zonder den last des Priesterdoms te moeten dragen,
+ al de genuchten daarvan geniet, en dáár, in die oneindige Kerke des
+ Alderhoogsten, aan den autaar van het Lam zelve, voor u staat te
+ bidden.
+
+ Spreekt gij nu ook, mijn brekend herte, als 't is dat gij nog spreken
+ kunt...
+
+ Maar neen, 't wordt tijd dat wij scheiden.
+
+ Afscheid nemen wij dan van u, onzen lieven broeder, met de laatste
+ trane der vriendschap, met de laatste bede des Christenen, met den
+ laatsten zegen des Priesters...
+
+ En gij, dierbare grond van Vlanderen, ons eigen Vaderland, gewijde
+ aarde van het kerkhof des Heeren, aarde waarin de muren staan van
+ Gods tempel en de voet van zijn Kruis, aarde waar het gebeente in rust
+ van zoo vele onzer Voorvaderen, wier heilig stof misschien in deze
+ handsvolle begrepen is, aarde die 'k omhelze als den grond waaruit ik
+ gesproten ben en waarin ik zal terug keeren, gewijde aarde, valt,
+ duizendmaal gezegend en besproeid met onze tranen, op dat heilig lijk,
+ dat wij u toevertrouwen! Bewaart die reliquie, bewaart ze tot op den
+ dag dat de Engel der verrijzenis hier zal komen kloppen, roepende:
+ "Staat op gij allen die gestorven zijt!"
+
+ Weêr op zult gij dan staan, Eduard, onze vriend, in de glorierijke
+ verrijzenis, met die strale in uwe ooge, die blonk vol simpele
+ eenvoudigheid, met dien eigensten lach, spelende om uwen mond, die
+ altijd loech van zielsgenoegen, loech van onnoozelheid,
+
+ loech van liefde, loech van vreugde,
+ loech van louter zuiverheid,
+ loech in 't leven, loech in 't sterven,
+ lachen zal in de eeuwigheid!"
+
+Zoo scheidden wij van zijn lichaam, terwijl zijn ziele alreê 't geluk
+genoot dat ons misschien nog menige vijanden, talrijke strijden en
+gevaren zullen komen betwisten; hetwelke wij nochtans ook, onder Gods
+hulpe, zullen veroveren, is 't dat wij getrouw blijven aan het voorbeeld
+van onzen Vriend, en bestand doen aan 't gene wij, bij zijn graf, ons
+zelven en den Heere beloofd hebben; eindelijk, en om te sluiten met een
+vers van den overledene zelven, indien
+
+"_elk slaapt op zijnen schild en houdt het zweerd in d'hand_."
+
+[1: Geplukt en bewaard ter nagedachtenis van zaliger Mijnheer Eduard van
+den Bussche, geboren te Staden, in West-Vlanderen, op den 10 Januarij
+1840; student in poësis en lid der Congregatie van O.-L.-V. Onbevlekt
+Ontvangen in 't kleen Seminarie te Rousselaere, overleden op zijne
+geboorteparochie, den 3den van Mariamaand, in 't jaar O.H.J.-C. 1858.]
+
+
+
+
+ BEZOEK BIJ 'T GRAF.
+
+
+ Ik wandelde, ik wandelde alleen,
+ ik wandelde en sprak tot den Heer:
+ Hij sprak en ik hoorde, en hij hoorde en ik sprak,
+ en 'k wandelde en 'k sprak tot den Heer.
+
+ Wie leedde, wie leedde er mijn schreên?
+ Waar leedden mijn schreden naartoe?
+ 'k En wete, maar 't leedde me entwie en ik ging,
+ en ik stond op het kerkhof alleen.
+
+ Daar staat hij, de torre, 't is hij;
+ de hane op den torre, 't is hij;
+ daar staat hij die torre en die Kerke en dat Kruis;
+ hier hebbe ik nog eenmaal geweest.
+
+ Hier legde ik een vriend in het graf,
+ ik legde -- en hij slaapt in het graf;
+ en Jesus, die waakt in zijn heilige tent,
+ waakt neffens hem, neffens het graf.
+
+ Waar, zegt mij, o zwijgende veld,
+ waar ligt hij begraven?... Alhier?
+ Waar is 't dat ik weenend mijne oogen verborg
+ en zeide: "Vaarwel, o vaarwel?"
+
+ Het water gaat open en toe,
+ Het water gaat op en gaat neêr,
+ het water, als 't kind er een steentjen in smijt,
+ het water gaat op en gaat neêr.
+
+ Het water gaat op en gaat neêr,
+ het water gaat open en toe,
+ en haast is het water weêr heel en gansch stil;
+ waar viel en waar ligt nu de steen?
+
+ En de aarde gaat open en toe,
+ ook de aarde gaat op en gaat neêr,
+ wanneer er de putmakers geldwinnend hand
+ een kist in legt, open... en... toe!
+
+ En de aarde gaat op en gaat neêr,
+ ook de aarde gaat open en toe:
+ en, hooger als de andere graven, een tijd,
+ daar toogt men een graf en zegt: "Dáár!"
+
+ En de aarde zinkt langzamig neêr,
+ en de aarde zinkt wederom toe,
+ en wederom strekt er zijn armen naar uit
+ 't vergetende gers, en 't groeit toe.
+
+ En de aarde gaat open en toe,
+ en de aarde gaat op en gaat neêr,
+ en haast is het alles zoo effen en groen,
+ zoo effen als al dat er leeft.
+
+ Wat zegt gij, o zwijgende veld?
+ Waar lag hij, waar ligt hij nu, hij?
+ Waar is 't dat ik weenend mijne oogen verborg
+ en zeide: "Vaarwel gij, vaarwel?"
+
+ Een stemme, geen andere 'n sprak,
+ een stemme, geen andere, geen een:
+ "Komt hier," zei een stemme, aan het Kruis, "hij ligt hier:
+ komt hier," zei een stemme, "aan het Kruis."
+
+ o Stemme van 't houtene Kruis,
+ o Kruis van den Heere, gegroet;
+ gij blozende vrucht aan den edelen boom,
+ gekruiste Verlosser, gegroet!
+
+ Waar staat gij, hooge over mijn hoofd,
+ waar staat gij, gedoken in 't gers,
+ waar staat gij, waar staat... dat ik groete u, o Kruis,
+ ik groete u, o edele Kruis?
+
+ o Stemme van 't houtene Kruis,
+ o stem van het houtene Kruis,
+ ik vraagde zoo dikwijls, ik vraagde en ik bad,
+ en... de antwoord is altijd: het Kruis.
+
+ o Kruis op den torre en in 't gers,
+ o Kruis aan 't gedokene graf,
+ o Kruis, waar gij staat ofte gaat, zijt gegroet,
+ gegroet zij mij 't heilige Kruis!
+
+ o Stam van het heilige Kruis,
+ triomphwinnend houtene Kruis,
+ gij toogdet.., ik vond mijnen vriend, vind' Hij mij,
+ die stierf aan het heilige Kruis!
+
+
+
+
+ NOG EENS
+
+
+ Nog eens, o christene studenten,
+ bij 't graf gestaan! In tranen? Neen!
+ Laat vreugde op ons den zegel prenten,
+ want wij zijn christenen! 't Geween
+ betaamt die hoop noch troost en kennen
+ in Christi kruis en dierbaar bloed,
+ betaamt die kerke en kerkhof schennen,
+ betaamt een' andren jongelingsstoet!
+ Voor ons is doodgaan levend worden,
+ door Hem die lijf en leven gaf;
+ 't en zijn geen beendren die verdorden
+ of zullen opstaan uit het graf.
+ Zoo zult gij ook, beminden; 't sterven
+ heeft Jezus zelve ons voorgedaan:
+ de doodbrief staaft uw recht om 't erven
+ het rijk waar Hij is ingegaan!
+ Gelukkige Arnoud, rust in vrede,
+ God hebbe uw' ziele in zijn gena;
+ gij droegt, 't is waar, uw deugden mede,
+ maar uwe exempels liet ge ons na:
+ die volgen wij, tot op den rande
+ van 't graf, onwankelbaar vereend;
+ brengt deez' belofte ooit een in schande
+ van die hier staan? Zoo God helpt, neen 't!
+
+
+
+
+ JAARGETIJDE
+
+
+ o Gij die wij beminden eens,
+ wij groeten u, vol droef geweens,
+ en staan rondom uw graf te gaar,
+ op 't ende van uw stervensjaar.
+
+ Waar zijt gij? Sterke en kloeke, en al,
+ waar zijt gij, ach, te groot getal
+ van vrienden, gij, die dacht misschien:
+ 'k Zal menig uwer sterven zien!
+
+ Aleer gij iemand sterven zaagt,
+ was 't gij die eerst gestorven laagt:
+ en droevig staan we, uit vriendenplicht,
+ bij 't graf, waar ge in begraven licht.
+
+ Zoo vaart de dood, o! doof en blind,
+ ze'n spaart geen ouder, spaart geen kind;
+ smijt al in 't graf, maar d'hope niet,
+ die me in dit kruis hier staande ziet.
+
+ o Zalig teeken op het graf,
+ o nooit ontvallen wandelstaf,
+ staat bij, staat bij, in dezen nood,
+ en zijt remedie na de dood!
+
+ o Kruis, daar Christi bloed aan was,
+ de mensch is licht en broos als glas:
+ hij valt, hij breekt; gij staat en houdt
+ omhoog, die op uw stam betrouwt.
+
+ Daar liggen ze aan uw voet, o Kruis,
+ onz' liefste neêr, in stof en gruis:
+ herleve 't stof en worde 't wat
+ Gods hand het eens geschapen had.
+
+ Herworde 't jong en stervensvrij,
+ herworde 't in Gods vreugden blij,
+ herworde 't in God zelf geleerd,
+ herworde al 't duistre in licht gekeerd!
+
+ o Dierbaar is het vriendengraf,
+ ik schee daar met getraan van af,
+ ik laat mijn hert daar aan en bij,
+ en,... vrienden, dat u vrede zij!
+
+
+
+
+ HET KRUIS
+
+
+ Het kruis ontliet den mensch
+ uit 's vijands helsche banden;
+ met 't kruise wijgen hem,
+ in 't doopsel, 's priesters handen;
+ gebiecht, gevormd, berecht,
+ getrouwd, gezalfd in 't kruis,
+ nog wijst hem 't kruis den weg
+ naar hier, zijn laatsten thuis.
+ o Kruise, dat daar staat,
+ och, of zij 't allen wisten,
+ gij zijt het teeken en
+ de hoop van elken christen:
+ zoo Christus leefde en stierf,
+ in kruisen en verdriet,
+ zoo zult gij, of ge en volgt
+ in zijn triomph hem niet!
+
+
+
+
+ UIT HET ITALIAANSCH
+
+
+ Ik hoor ze zingen in de roozenhagen,
+ de nachtegaalkes, hunnen liefdezang;
+ en de eekentronken, oud en bruin, doordragen
+ de gulden najaarszonnestralen lang.
+
+ 't Gaan duizend stemmen achter 't land en roeren,
+ 't gelooverte en het gers en 't beekske roert;
+ in 't diepend blauw zie 'k de Apenninen loeren,
+ den hemel wordt zijn' roozenverwe ontvoerd.
+
+ Bij zulk een zalig, eenzaam vredezegenen,
+ och Moeder, mochte ik uwe stemme ontvaân!
+ Och mochte ik, Moeder mijn, u nog bejegenen,
+ een enk'len keer nog, en toen sterven gaan!
+
+ Neen, koud zoo ligt gij daar, in 't graf gedragen,
+ het hooren van mijn stemme is u geroofd!...
+ wijl boomen, bergen en de roozenhagen
+ de nacht bedekt, die dit mijn herte dooft!
+
+
+
+
+ R.I.P.
+
+
+ Rust in vrede, rust in vrede,
+ gij die, wandlend, zijt van hier
+ voorwaards- en voorbijgetreden,
+ onder Christi kruisbanier;
+ die naar 't land zijt, het verdoken,
+ waar de koninklijke staf
+ ligt bij 't naamloos stof gebroken,
+ van 't onedel werkmansgraf;
+ waar geleerdheid niets kan baten,
+ weet men Christi lessen niet,
+ waar men geld en goed moet laten,
+ waar geen schoonheid overschiet.
+ Rust gij, leeraar en geleerde,
+ rust scholier en schoolregent;
+ rust, dien elke ende een vereerde,
+ rust, dien niemand heeft gekend.
+ Rust, die 't zelfste bloed in de aderen
+ droegt misschien als ik; en gij,
+ vrome ziele onzer vaderen,
+ rust, en dat u vrede zij!
+ Moge God u ruste geven,
+ die begonnen, die volend,
+ of die, midden in het leven,
+ wakend hebt de dood gekend!
+ Rust in vrede, rust in vrede,
+ jonge en oude, groot en smal,
+ rust en, in Gods zaligheden,
+ rust, gij afgestorv'nen al.
+ Rust in vrede, rust in vrede,
+ u nog eens vaarwel gezeid,
+ eer ik weg en thuiswaards trede,
+ rust... tot in der eeuwigheid!
+ Amen.
+
+
+
+
+ HET KINDEKE VAN DE DOOD
+
+
+ Filius mortis est.
+ I Reg., XX, 31.
+
+ Daar zijnder die de levensbaan,
+ met schaars eenen brijzel brood,
+ tot aan hun oude dagen gaan
+ en leven, spijts de Dood.
+
+ Daar zijnder die dit leven van
+ zijn blijde bane stoot,
+ van waar hun eerste reize began:
+ 't zijn kinderen van de Dood.
+
+ Eén wist ik, en zijn moeder, als
+ zij 't hutste op haren schoot,
+ zij zong en zij zeide: "Mijn kind!" 't Was valsch!
+ 't was 't kindeke van de Dood.
+
+ Zij leefde en leefde tweemaal toen
+ zij 't tegen heur herte sloot,
+ en driemaal, toen ze 't dáár mocht voên,
+ heur kindeke... van de Dood.
+
+ 't Kind at en drank, uit klaar bedwang,
+ en 't pramen van den nood,
+ maar al dat het nutte, van spijze en van drank:
+ het at en het drank de Dood.
+
+ Het groeide alzoo de plante wast,
+ die nimmer zunne 'n ziet:
+ een rijzig, een reilde kindeke was 't,
+ en derelijk als een riet.
+
+ En de andere blommekes, blank en blij
+ ze loegen altemaal;
+ en, over van vreugde, zoo loegen zij
+ met zijnen bedrukten staal.
+
+ Het loeg... en het hief in het blauwe meer
+ des hemels zijne oogen, maar
+ ze vielen zoo licht op de aarde weêr neêr,
+ en ze stonden daar, immer -- dáár.
+
+ Aanschouwt hem, aan zijn huis geleund,
+ hij rust en, overhand
+ op d'een en op d'andren voet gesteund,
+ daar staat hij nu, aan den wand.
+
+ Hij staat daar, van als de morgen breekt,
+ en spreekt geen enkel woord,
+ 't en zij dat hij in zijn herte spreekt,
+ en dat God daar alleene aanhoort.
+
+ Aldus verwacht hij 't noengetij,
+ hij buigt zijn hoofd, hij hijgt
+ om asem, en pijnelijk asemt hij...
+ maar klagen, nooit: hij zwijgt.
+
+ Zoo zinkt het sappig looverkruid
+ in 't branden van den noen,
+ en asemt al de krachten uit
+ die zijn blaren voên.
+
+ Hij staat daar, als de zonne zinkt, --
+ een roode hemelbal,
+ die loerende al onder de boomen blinkt
+ en wegvaart, -- liefst van al.
+
+ Toen heft hij zijn grooten oogbal op
+ en laat hem, overlaan,
+ ontlasten den blinkenden pereldrop,
+ dien niemand en kan verstaan.
+
+ Toen sukkelt hij weg, en hij kijkt, wanneer
+ hij staat om in te gaan,
+ nog eenen laatsten en ach zulk een langen keer,
+ al zuchten... achter de baan!
+
+ En als de wind de deure wrijft,
+ toen keert hij treurig om,
+ wendt weder, en schudt met zijn hoofd, en schrijft,
+ in de asschen daar schrijft hij: "Kom!"
+
+ Gelijk het kind des avonds, blij
+ en op zijn speelgenoot
+ al peizen, wenscht: Dat het morgen zij!
+ zoo wenscht hij naar de Dood.
+
+ De dood is maag en vriend van hem,
+ hij kent heur witte hand,
+ hij kent heuren lijzigen stap, en heur stem,
+ en heur delfspa, en heur land.
+
+ Zij is vriend van hem en speelgenoot,
+ zijn herte langt erom;
+ ja, zij nestelt alree in dat herte, de dood,
+ en zoo, schrijvende, zucht hij: "Kom!"
+
+ Zij beidde, en hij beidde zoo lange ernaar,
+ en ze kwam toch 'nen keer, daar hij stond
+ alwaar hij placht te staan, en alwaar
+ zij kwam, en alwaar hij ze vond.
+
+ Zij kwam, en zij ging in huis, en hij zag,
+ en hij stapted' heur achternaar:
+ zij klom en hij klom, en zij lag en hij lag,
+ en zij loeg... en hij loeg op haar.
+
+ En zeider daar eene: "Ei, hij lacht! hij lacht!
+ Wat heeft er med' hem geweest!
+ Wat doet hij nu, dat hij nog nooit en placht:
+ ons broeder, ai Heere, hij geneest?"
+
+ "Ah," zeider daar toen nog eene andere vrouw,
+ "dat was mij een aardige lach!
+ Zoo loeg hij, wanneer dat hij sterven zou,
+ mijn areme man en hij... ach!"
+
+ De schrik kwam in huis, en elk beefde en elk sprong
+ en elk vloog, alhier, aldaar:
+ en 't klopte op den torre, en de belle klonk,
+ en 't brandede een keerse klaar.
+
+ En stille... zoo viel het toen, stille,... niet
+ en roerde of en leefder meer,
+ om 't schrikken en om den eerebied,
+ en de komste van -- den Heer!
+
+ En zeider een lijzige stemme, toen
+ zij weerom spreken dorst:
+ "Wat gaat hij daar, kijkt, wat gaat hij doen:
+ wat maakt hij daar op zijne borst?"
+
+ "Ai!" zeider eene andere vrouwe, en sprak,
+ terwijl zij naar Christus wees:
+ "Het Crucifix! want hij maakt zijnen pak...
+ hij gaat sterven!" En zij kreesch...
+
+ En 't water viel gewijd op hem,
+ het kruis ging aan zijnen mond,
+ en snikkende snokte er nog menige stem,
+ die anders geen woorden en vond.
+
+ Toen sprak hij, terwijl hij staal voor hem zag,
+ en -- iets? -- in zijne armen sloot:
+ "Och! moeder toch, geeft mij een kruisken!" En ach,
+ de vrouw was al lange dood!
+
+ En spannende toen, med' eenen langen zucht,
+ de ziele heuren band... intweên,
+ ze vluchtte... en, in moeder heuren schoot gevlucht,
+ zoo liet zij heur lijk alleen.
+
+ Med' oogen half open en mond half toe,
+ zoo lag het, en loeg het, en keek;
+ en velen die 't zagen, ze zeiden: "Hoe!"
+ en dat het hem zóó geleek.
+
+ De landman stond, op den droeven klop,
+ die zijne endeklokke lood,
+ en peisde, en hij rechtte zijn hoofd 'nen keer op:
+ 't Is voor 't kindeke van de Dood.
+
+ Hoe snel nu van dien rechtveerdigen man
+ 't gebed ten Hemel schoot,
+ 't en was er niet eer als het zielke van
+ het kindeke van de Dood.
+
+ En zij, die eens op dat eigenste kind
+ heur stervende oogen sloot,
+ ze zoende in den hemel heur teerbemind...
+ heur... kindeke... van de Dood.
+
+ En zong er toen een, dien dit leven van
+ zijn blijde bane sloot:
+ "Ik hope in een beter leven dan
+ dit leven van de Dood.
+
+ En 'k wilde wel gaan door 's levens baan,
+ met schaars eenen brijzel brood,
+ zoo 'k mochte zoo recht naar den Hemel gaan
+ als -- 't kindeke van de Dood!"
+
+
+
+
+ GOUDEN ROOZEN
+
+
+ _Gedachten by het graf_
+ van zaliger mijn weledelen, zeer eerweerden Heere
+ Mijnheer Joseph Antonius Maria Ghislenus
+ Anastasius Johannes-Nepomucenus
+ Baron de Pélichy
+ filius M'her Johannes, wijleneer Burgemeester der stad Brugge,
+ bij Mevrouw Maria Josepha van Heurne;
+ _die, geboren te BRUGGE, op den 15 April 1809, Priester
+ en Bestierder der Zusters van Maria te ISEGHEM,
+ aldaar godvruchtiglijk in den Heere overleed,
+ op den 28 Julij 1882_.
+
+ Gouden roozen, zelden bloeiend,
+ in dit arem tranendal,
+ of zoo spoedig weêr ontwelkerd,
+ wie is 't die u vinden zal?
+
+ Jesus volgende en Maria,
+ gouden rooze na den geest,
+ was hij Edeling, was hij Christen,
+ was hij Priester, aldermeest.
+
+ Hij was levend 't geen hij stervend
+ wilde zijn: de gouden roos
+ uit zijn wapenschild, oud, eerlijk,
+ ongeschonden, vlekkeloos.
+
+ Beeld van liefde, beeld van goedheid,
+ beeld van al dat edel is,
+ bloeit hij zoo in aller herten
+ en in elks geheugenis.
+
+ Beeld van priesterlijke deugden,
+ van geleerdheid, hooge en klaar;
+ in de kunst die alle kunsten
+ overtreft, kunstoefenaar.
+
+ Kunst der kunsten, zielen leiden,
+ zielen leeren vroeg en laat,
+ God betrachten, God beminnen,
+ met den woorde en met der daad.
+
+ Kinderzielen, opgegaderd
+ langs den weg en in het dal,
+ schoon u niet altijd even prachtig,
+ even kostlijk immers al.
+
+ Hoogbestemde zielen Christi,
+ maagdenblommen, leliepracht,
+ van de wereld afgestorven,
+ God beschouwend dag en nacht.
+
+ Zegt, wie zal elks lesse wezen,
+ elks goê voorbeeld? Zegt, wie zal,
+ onder zoo veel edele perelen,
+ de eêlste perele zijn van al?
+
+ Zegt, wie zal den vijand keeren,
+ wie zal wakend voorengaan,
+ wie den weg, de weiden vinden,
+ wie de bronnen gadeslaan?
+
+ Hij zal werken, hij zal waken,
+ hij zal sterven, doet het nood,
+ en, lijk Jesus, zijnder kinderen
+ hulpe en heil zijn, tot der dood.
+
+ Gouden rooze, vol van kracht en
+ milde reuken, deur end deur,
+ alles met de lucht verfrisschend
+ van uw zoeten liefdegeur.
+
+ o, Wie pegelt al de schatten
+ die gij, bloeiend roozenblad,
+ God alleen bekend, de menschen
+ onverstaanbaar, hebt bevat!
+
+ Dat is 't woord, o gouden rooze,
+ dat ik in uwe tale vond;
+ dat's de wijsheid van dat wapen:
+ Gouden roozen, groenen grond.
+
+ Groene grond was 't, en goede eerde,
+ waar gij 't leven hebt ontvaân,
+ en waar eerst de gratielonken
+ van Gods zonne u vonden staan.
+
+ Goede grond zijn onze herten,
+ en de vruchten, ongeteld,
+ zijn wij schuldig uwer goedheid,
+ die nu rust in 't heilig veld.
+
+ Vruchten, weerd het milde zaaien
+ van uw hand en al het werk
+ van uw priesterlijk bezorgd zijn
+ voor Gods volk en voor Gods Kerk.
+
+ Groene grond zal op het kerkhof
+ haast verbergen 't heilig oord,
+ waar gij rust en wacht de stemme
+ van des Engels wekkend woord.
+
+ Maar geen groenen, geen verdroogen
+ van het jaar of van het veld,
+ dat de erkentelijke droefheid
+ onzer herten palen stelt.
+
+ Neen, geen tijdstip, geen verjaren
+ van uw sterfdag mindert ooit
+ het geheugen van al 't weldoen,
+ dat gij hebt rond u gestrooid.
+
+ Want wij hopen, schoon wij weenen,
+ dat alwaar gij God geniet,
+ gij het werk nog uwer liefde en
+ al uw' kleene kinders ziet.
+
+ Ha, betrouwt ons dat wij zullen
+ uwen name en uw blasoen,
+ kleen- en grooten, rijk- en armen,
+ naast onze ouders, eere doen.
+
+ Dank- en dierbaar zal hier blijven
+ uw gedacht, en, waar gij zijt
+ zal de weêrklank u verheugen
+ van uw naam gebenedijd.
+
+ Wij beloven 't en wij meenen 't,
+ dat wij, ver van u voortaan,
+ zullen werken, leeren, bidden,
+ en met u standvastig staan.
+
+ Ja, standvastig als de boomen
+ van dat vruchtbaar wapenveld,
+ dat, vol gouden eekels, uwe en
+ onze vrienden voorenstelt.
+
+ Vrienden, die aan ons u binden,
+ schoon gij reisdet hemelwaards,
+ en die, in uw' plaatse, ons zullen
+ troosten, of gij zelv' het waart,
+
+ tot dat eens een' dag van vrede, een'
+ dag van blijdschap God verleent,
+ die hetgeen hij kwam te scheiden,
+ in zijn goedheid, weêr vereent.
+
+ Dit vereend zijn, -- _in æternum!_ --
+ dat het eeuw- en ervig duur',
+ na 't bedied van Gods onroerbaar
+ woord: _Non commovebitur!_
+
+ [NOTA. -- Het wapenteeken, dat het edele geslachte _de Pélichy_
+ vertegenwoordigt, is: Op een groenen grond of veld eene zilveren of
+ witte bare, onder welke eene, boven welke twee, te zamen drie gouden
+ roozen staan, met deze kenspreuke: _Vulnerat et sanat -- : 't Kwetst en
+ 't geneest_.
+
+ Het edel geslachte _Gillès_ vertegenwoordigen, op eenen blauwen grond of
+ veld, een gouden keper, met, in elken overschietenden hoek van 't
+ schild, een te zamen drie gouden eekels. Kenspreuke: _In æternum non
+ commovebitur: In der eeuwigheid en zal 't beroeren_.
+
+ Het wapenteeken van de twee verhuwlijkte geslachten te zamen, _Gillès_
+ en _de Pélichy_, is, gevierendeeld, aldus: 1 en 4 _Gillès_, 2 en 3 _de
+ Pélichy_.]
+
+
+
+
+ ZIELGEDICHTJES
+
+
+ I
+
+ L.J.D.W.
+
+ 1852
+
+ Het aardsche vat was al te teêr
+ voor 't machtige verstand,
+ de band des lichaams kon niet meer
+ weêrstaan der zielen brand;
+ hij brak... ze ontlook heur vleugelen
+ en koos de hemelbaan:
+ daar mag zij, zonder teugelen,
+ God minnen, God verstaan.
+
+
+ II
+
+ H.L.B.G.
+
+ 1852
+
+ Uw stemme, o Heer, hebbe ik vernomen:
+ "Gaat in mijn wijngaard," sprak ze mij.
+ Ik ben, gehoorzaam, er gekomen,
+ al is 't dat ik onweerdig zij;
+ en nauwlijks daar nog ingetreden
+ of, met den wille alleen te vreden,
+ zoo roept gij mij bij uwen throon,
+ en geeft, voor onverdienden, loon,
+ zoo veel aan mij als aan die 't ploegen
+ en 't daaglijks strijden voor uw kerk,
+ en d'hitte van den dag verdroegen,
+ gegrijsd op 't heilig wijngaardwerk!
+
+
+ III
+
+ GULIHELMUS, Koster van 't Kl. Sem.
+
+ 1855
+
+ Welzalig is de sterveling,
+ die nooit in kwade wegen ging,
+ maar die zijn leven, dag en nacht,
+ Gods wet bewaard heeft en betracht.
+
+
+ IV
+
+ J.F.C.
+
+ 1855
+
+ Gelukkig die, in 't dorre zand
+ van 's werelds vreemd Egyptenland,
+ op weg ten hemelwaard,
+ geen oogbedriegend weeldrig oord
+ vergeefs vervolgend, op en spoort,
+ maar zijnen weg bewaart.
+
+ Gelukkig die de wreede beet
+ der wereldbraam zoo haast vergeet
+ als hij ten Hemel schouwt,
+ of die, in zijnen lentedag,
+ een enkle blomme plukken mag,
+ en... dat 't hem niet en rouwt.
+
+ Maar geen die ik zoo gelukkig nom
+ als hem die 's werelds doorne en blom
+ en 't jonge leven laat,
+ om vroeg naar 't eigen land te gaan,
+ waarheen de pelgrim, op de baan,
+ nog reekende oogen slaat.
+
+ Gelukkig, jongst ontslapen vriend:
+ nooit heeft uw ziel het stof gediend,
+ op ijdelheid verzot;
+ een enkele blomme pluktet gij:
+ de zuivre blom der Poësij,
+ en droegt die meê naar God!
+
+
+ V
+
+ D.J.V.K.
+
+ 1858
+
+ Daar lacht een nieuwe zon de nieuwe velden tegen,
+ de voorjaarmorgen breekt, na winternacht, weêr aan;
+ ik zie het groeiend licht ten oosten opgestegen,
+ maar nauwelijks op, het licht is weêr aan 't ondergaan!
+
+ Aan 't ondergaan? Toch niet! 't Is ik die ben gerezen,
+ 't is ik die Hemelwaards gerukt, uit rampe en wee
+ en uit alle aardsche vreugd, -- mag vreugd heur name wezen?
+ de zonne duistren zie in eene gloriezee.
+
+ De zee, waarin gij baadt, onwetend en omhangen
+ met sluierend geloove, in 't zalig God-ontvangen,
+ gebroeders, in 't geheem van Jesus' liefdebron;
+ de zee der Godlijkheid, die ben ik ingeschoten,
+ en, had ik maar een teug van 't lavend licht genoten,
+ die waar mij 't sterven weerd, zoo ik nog sterven kon.
+
+
+ VI
+
+ P.F.J.S.
+
+ 1755 † 1858
+
+ 't Geen waarvan de droeve menschen
+ altijd klagen hier beneên,
+ 't geen waarnaar zij 't meeste wenschen
+ hebt gij honderd jaar geleên.
+
+ Maar, weer m'oud wordt en grijsharig,
+ weer onmondig kind verscheidt,
+ -- gij wierdt honderd-en-driejarig, --
+ schilt het iets in de eeuwigheid?
+
+ Zegt, wat hebt gij meer verworven,
+ mocht gij in den Hemel gaan,
+ als het kind met u gestorven,
+ en naast u in 't graf gedaan?
+
+ Jaren, maanden, dagen, uren,
+ ware 't honderd, duizend jaar,
+ zijn, bij Gods oneindig duren,
+ of het niet een stonde en waar!
+
+
+ VII
+
+ K.J.D.C.
+
+ 1859
+
+ Gelukkig die, van kindsbeen af,
+ Maria gansch zijn herte gaf,
+ en, tot zijn laatste stonden,
+ bij haar en haren Zoon alleen
+ den troost in 's werelds droef geween
+ gezocht heeft en gevonden!
+
+
+ VIII
+
+ A.D.K.
+
+ 1859
+
+ Een kind ontsliep:
+ wie anders weet
+ als moeders herte ervan,
+ en Jesus', die 't
+ gewonnen heeft
+ en nooit meer kwijt en kan?
+
+
+ IX
+
+ E.J.B.
+
+ 1859
+
+ Naar sterren, als de zonne uitschiet,
+ en vraagt men noch en zoekt men niet.
+ De nacht,... hij brak, de zonne klom,
+ uw zonne... Gij zeidt: willekom!
+ en vloogt, o vriend, en leeft nu, waar
+ geen nacht meer is en sterreklaar
+ lijk hier, maar dag, bij God den Heer,
+ en nacht, dat en wordt het u nimmermeer!
+
+
+ X
+
+ ADVOCAAT S.
+
+ 1859
+
+ Die, rijk gekanst, is arm gebleven;
+ die 't zweerd droeg van het Recht, en die
+ bemind was en beminnend; wie
+ in zulk een deugd hem grauw kon leven,
+ dien loont geen lof dien mensch kan geven,
+ dien loont, -- het is van God gezeid, --
+ God zelf maar, en Gods eeuwigheid.
+
+
+ XI
+
+ A.V.D.
+
+ 1860
+
+ God gaf het ons,
+ God nam het ons,
+ Gods name zij geprezen;
+ 't was wel bij ons,
+ 't ging weg van ons,
+ 't was beter in den Hemel;
+ daar blijft het ons,
+ daar wacht het ons,
+ daar zien wij 't eenmaal weder!
+
+
+ XII
+
+ J.V.D.
+
+ 1860
+
+ Ah! gij hadt zoo geren 't leven
+ aan uw kindtje weergegeven,
+ liefste moeder: uw verdriet
+ kent het dan Gods woorden niet?
+ Alle liefde en alle zoetheid,
+ leven zonder levensmoedheid,
+ leven zonder stervensdag
+ erft... die zalig sterven mag.
+
+
+ XIII
+
+ L.L.D.
+
+ 1860
+
+ Leeft gij lange of korte dagen,
+ moet gij leed of leute dragen,
+ God, die 't eene en 't ander geeft,
+ zal u 't een en 't ander laten
+ in dit vluchtig leven baten,
+ zoo gij 't voor en met Hem leeft.
+
+
+ XIV
+
+ N.V.N.
+
+ 1860
+
+ Hetgene een' moeder troosten kan,
+ die weent,
+ noch vriend noch vreemd en weet daarvan,
+ o neen;
+ 't is God die slaat, 't is God die troost,
+ 't is God die alles doet:
+ 't is vele dat men goedheid heet,
+ maar God alleene is goed.
+
+
+ XV
+
+ N.N.
+
+ 1861
+
+ 't Zij vroeg of laat
+ daar niets en baat,
+ daar moet elk tol betalen;
+ 't zij munk of non,
+ gij, nu, ik ton:
+ de dood komt alles halen!
+
+
+ XVI
+
+ CORDULA
+
+ 1862
+
+ De trage ziekte brak intween
+ den band van lijf en lenden,
+ maar kon de ziel, 't geloof, de hoop
+ noch de edele liefde schenden;
+ ze vlamde los, en vluchtte omhoog,
+ onstuimig om te vinden
+ den Meester, Vriend en Bruidegom,
+ in Jesu, den beminden:
+ in Hem bij wien geen tijd meer is,
+ geen toekomst, geen verleden,
+ maar de eeuwige onvergankelijkheid
+ van 't altijd altijd heden.
+
+
+ XVII
+
+ ALFONS DANNEELS
+
+ 3 Aug. 1847 † 9 Nov. 1864
+
+ o, Kon het ooit voor regel gelden
+ dat kunst of dappre moed verschoont
+ van 't sterven, o, men vond meer helden,
+ meer kunst'naars met het loof gekroond!
+ Maar neen, 't en baat niet; al die leven
+ ze zullen sterven, jong of oud:
+ die schatting moet eenieder geven,
+ al weigerde hij tienduizendvoud.
+ God wilde 't zoo en al ons klagen
+ bewijst maar hoe eilaas de mensch
+ geschikt was om een lot te dragen
+ dat hem nog voorzweeft in den wensch.
+ Onsterflijkheid, daar elk naar hankert,
+ onsterflijkheid, die ze al trotseert...
+ daar 'n is geen andre als zij, die in de kruisrotse ankert
+ en in 't graf Christi triompheert!
+
+
+ XVIII
+
+ F.I.D.R.
+
+ 1865
+
+ Gelukkig kind, dat van zijn spel,
+ zijn engelken voor reisgezel,
+ zijn hertje vrij van zonde en schand,
+ is weggegaan naar 't hemelsch land!
+
+ Gelukkig kind, gij liet ons al
+ bedroefd om u, in 't aardsche dal:
+ gij, blijde, daar omhooge, bidt
+ voor ons, waar ge op den throon nu zit!
+
+
+ XIX
+
+ A.V.S.
+
+ 1871
+
+ Gelijk het paaschenblommeken,
+ als 't winterweêr gesust is,
+ zoo smeet het zijnen lijkdoek af,
+ en 't rees al uit zijn donker graf,
+ en 't leeft nu waarder ruste is.
+
+
+ XX
+
+ L.S.P.
+
+ 1872
+
+ Onwetend en onschuldig nog
+ van al dat menschen weten,
+ wat hebt gij, kind, uw leven toch
+ onlang voorbijgesleten!
+
+ Bemind van al, bemind van elk,
+ vol vreugde, waarheid, goedheid:
+ 't en was in uwen levenskelk
+ geen dreupel of 't was zoetheid.
+
+ En eer hij uit was nam u God:
+ gij waart van hooger weerden
+ als dat gij zoudet dienen tot
+ versier van dezer eerden.
+
+ Naar hooger streken zijt gij, kind!...
+ Gebenedijd van heden
+ zoo moet Gods naam zijn, en bemind,
+ tot in alle eeuwigheden.
+
+
+ XXI
+
+ VADER EN MOEDER G...
+
+ 1872
+
+ God liet hen, als twee boomgewassen,
+ gesteund d'een op den andre staan,
+ en lief en leed zoo zeldzaam passen
+ dat geen verschil ooit kan bestaan.
+
+ Zij leefden, stierven, oud van dagen,
+ aanschouwde ik 't eeuwig leven niet;
+ zij zijn bij God: 't was zijn behagen,
+ al dat Hij wilde 'et zij geschied!
+
+
+ XXII
+
+ E.F.V.T.
+
+ 1872
+
+ Verloren moeite, onnuttig streven,
+ om langer als den tijd te leven
+ dien God, in zijn beschik, ons stelt:
+ zijt keizer, koning, oorlogsheld,
+ zijt jong of oud, zijt rijk aan gaven
+ of arm, gij sterft, gij wordt begraven...
+ 't Is al voorbij, verleên, gedaan!
+ Toch neen, daar blijft iets voortbestaan,
+ dat meest veracht wordt en misprezen,
+ dat is, en dat zal eeuwig wezen...
+ Past op uw ziele, o mensch, en doet
+ hetgeen God wil, hetgeen gij moet.
+ Laat lachen al die lachen konnen:
+ de ziel gered is 't al gewonnen;
+ en die dit één verliezen zal
+ verliest, eilaas, verliest het al!
+
+
+ XXIII
+
+ A.K.E.
+
+ 1873
+
+ Een stap is 't maar
+ van wieg tot graf,
+ voor ouden en voor jongen.
+ Gelukkig die,
+ dit leven af,
+ hoe kort of lang
+ het God hun gaf,
+ den beteren weg ingongen!
+
+
+ XXIV
+
+ H.D.M.
+
+ 1873
+
+ Verkieslijk is het, duizendmaal,
+ te rusten in Gods hemelzaal,
+ als, op der aarde, al wierd men rijk,
+ te slaven om wat ijdel slijk.
+ 'k Beminde uw huis, o Heer, en zag
+ den luister geren van uw' dag:
+ _uw dag_, hij is mij opgestaan;
+ _uw huis_, ik ben erin gegaan.
+ Vaartwel, en die dit leest onthoudt
+ dat ge ook in tijds de dood beschouwt.
+
+
+ XXV
+
+ C.D.B.
+
+ 1874
+
+ Het vier, 't gesmolten lood, het kruis, het zweerd, de tangen
+ deên menige eedle ziel de martelkroone ontvangen;
+ elk wist het. Maar, bedekt en 't menschdom ongeacht,
+ wordt menig martlares gemarteld dag en nacht.
+
+ 't Geen Agatha stond uit ééne ure, heb ik geleden
+ drie maanden en nog meer, drie schrikkelijke eeuwigheden.
+ De kroone kwam op 't laatst: verheugt, die mij bemint,
+ 't en is geen sterven, neen, 't is 't leven dat begint!
+
+
+ XXVI
+
+ B...
+
+ 1874
+
+ Ons leven houdt maar aan een draad:
+ wie weet er, waar hij gaat of staat,
+ wanneer de dood zal komen;
+ of hoe dat hem, bij nacht of dag,
+ bij hoorenstoot of wapenslag,
+ zijn zielken wordt ontnomen?
+ De felste valt aleer hij 't weet;
+ de mate die hem 't leven meet
+ weet niemand van te vooren.
+ Zoo, zijt bereid, en leert hiervan:
+ 't geen mij behoort vandage kan
+ u morgen ook behooren.
+
+
+ XXVII
+
+ N.N.
+
+ 1874
+
+ 'k Groet u, zoete zielke lief,
+ roosken rijk in geuren,
+ lelie uit de dellingen,
+ prachtsteen vol coleuren;
+ hatende al dat vleeschlijk is
+ en van kwad' humeuren:
+ zalig was uw sterven en
+ eeuwig goed te keuren.
+
+
+ XXVIII
+
+ J.V.D.P.
+
+ 1870
+
+ 't Getemmer van des menschen leest
+ is licht in stof en asch verstoven,
+ maar mensch zijn dat is aldermeest
+ onsterflijk leven, ver hierboven;
+ dit schendt geen dood, geen lichaamsdood,
+ dit kan noch vier noch staal bederven:
+ het kwaad alleen doet, -- jammer groot --
+ de onsterfelijkheid voor eeuwig sterven!
+
+
+ XXIX
+
+ O.L.A.
+
+ 1876
+
+ In 't kloosterkleed gedekt en opgevat,
+ draagt, Englen, Hemelwaard een weerden schat!
+ En, weet gij wat gij draagt? Ons kind is het,
+ uit vader en uit moeder voortgezet,
+ ons eigen... Neen, 't was Gods, en God gebood
+ dat 't, nauwlijks levend, welkeren zou ter dood!
+ o Bittere stonden die een moeder leeft,
+ wanneer zij 't nieuwgeboorne 't leven geeft;
+ o bittere stonden, als 't geboren kind
+ al sterven in de dood weêr 't leven vindt!
+ Want graf en wieg zijn een en 't zelf; voorwaar,
+ de pelder, 't is als of 't een wiegkleed waar',
+ waaronder Gods almachtigheid bewijst
+ dat uit het graf de onsterflijkheid verrijst,
+ en dat de dood, die elk ende een bedriegt,
+ met eigen hand God blijde kinderen wiegt.
+
+
+ XXX
+
+ J.M.D.R.
+
+ 1876
+
+ Ach, 't bitter leven is zoo kort:
+ van als het kind geboren wordt
+ tot dat het sterft, een stonde maar,
+ al duurde 't leven honderd jaar!
+ Ik stierf; na lang geleden pijn
+ en mochte ik niet genezen zijn,
+ ofschoon ik, Moeder, welbemind,
+ ofschoon ik, Vrouwe, man en kind
+ zoo geren, ach, zoo geren zag:
+ hij kwam, de bittere stervensdag!
+ Ik leef nochtans en derf niet meer
+ dat leven, dat in God den Heer
+ de doop mij gaf, de dood mij bracht,
+ en dat u, man en kind, verwacht!
+ Vaartwel, vaartwel, wij scheiden maar
+ voor korten tijd: vaartwel tot daar.
+
+
+ XXXI
+
+ A.K.V.C.
+
+ 1876
+
+ Rechtzinnig, God getrouw,
+ geloofbaar en geloovend,
+ zoo wierd ze eene oude vrouw,
+ en stierf, den Hemel roovend.
+
+ Gelijk een kind, voorwaar,
+ dat, uit den doop geheven,
+ geen kwaad en kent, zoo klaar
+ was heur eenvoudig leven.
+
+ Zij hield aan 't waar gewin,
+ en met heur' laatste krachten
+ zoo bleef z'heur huisgezin
+ in eere en deugd betrachten.
+
+ Een waar exempel van
+ voorvaderlijke deugden:
+ God hebb' heur ziele dan
+ in 's Hemels ruste en vreugden!
+
+
+ XXXII
+
+ K.R.S.
+
+ 1877
+
+ Van kindsbeen af getrouw
+ aan recht en plicht en zeden
+ in weinig goeds voldaan,
+ met kleen gewin te vreden;
+ van 's morgens, voor den dag,
+ tot in de nachtsche stonden,
+ in werk en kerk gelijk,
+ vol neerstigheid bevonden;
+ heur' man een ware schat
+ van bijstand en genoegen;
+ heur kindren zóó dat nooit
+ zij moeder nutloos vroegen;
+ de kindsheid heiliglijk
+ bewakend; veler kleenen
+ een tweede moeder; elk
+ een voorbeeld; van geen eenen
+ gehaat ofte onvereerd;
+ vol dagen en vol deugden;
+ ja, van heur jonkheid af
+ verdienend eeuwge vreugden;
+ heur name eene eer, door haar
+ met vlek noch schand bedorven,
+ alzoo heeft zij geleefd,
+ alzoo is zij gestorven!
+
+
+ XXXIII
+
+ BLANCHE
+
+ 1877, 22 Maarte
+
+ Nog nauwlijks heft een blomke of twee
+ zijn kopken uit de groene wee
+ en zoekt de zonnestralen,
+ of blanker blomkes gansch een stoet
+ de blijde wegen schittren doet
+ omtrent de kerkportalen.
+
+ Ik zie daar een, zijn name is _blank_,
+ gelijk zijn' kleêren, wit en lang:
+ zijn' kinderlijke leden
+ bewegen of 't een Engel waar,
+ die, in een witten wolksamaar,
+ de kerk kwame ingetreden.
+
+ Dat is ons kind! God riep, het kwam,
+ en 't broodgelijkend Offerlam
+ mocht in zijn herte dalen;
+ zijn hert, dat kloppend d'eersten keer,
+ uit onz' twee herten kwam weleer
+ zijn' levensloop te halen.
+
+ Leeft lustig voort dan, kindtje, en laat
+ zoolang u 't leven openstaat,
+ niet af vooruit te schrijden;
+ vooruit, waar God u wilt en waar
+ gij moogt, met ons, uw oudrenpaar
+ eens eeuwiglijk verblijden.
+
+
+ XXXIV
+
+ BLANCHE
+
+ 1877, 8 Junij.
+
+
+ Nog nauwlijks is een maand of twee
+ den schoonen dag voorbij, of wee
+ verblindt onze oogenstralen;
+ wij zoeken weêr den blijden stoet,
+ maar alles treurt en treuren doet
+ omtrent de kerkportalen.
+
+ Ik zie daar een... zijn lijkje blank
+ ligt roerloos, en een sluier lang
+ ombundselt zijne leden;
+ zijn zielken, of 't een Engel waar,
+ is door den witten wolksamaar
+ des Hemels ingetreden.
+
+ Dit was ons kind! God riep, het kwam,
+ gelijk een schuldloos offerlam,
+ blij uit deze aardsche dalen;
+ ons kind, dat, levend d'eersten keer,
+ uit onz' twee herten kwam weleer
+ zijn' levensloop te halen.
+
+ Vaartwel, vaartwel dan, _Blanche_, en laat
+ ons allen in dien droeven staat
+ niet hulploos verder schrijden,
+ maar bidt, alwaar gij zijt, voorwaar
+ nog dikwijls voor uw oudrenpaar,
+ zoo zal ons hert verblijden!
+
+
+ XXXV
+
+ J.D.S.
+
+ 1877.
+
+
+ Nog nauwlijks t' halvenweeg
+ mijn oudrendervend leven,
+ o Heer, wat ben ik blij,
+ U alles weêr te geven
+ dat gij mij gaaft, geheel
+ en door geen schâ belet!
+
+ Benijdt mij, gij vooral,
+ die, uit uw' kinderjaren,
+ onschuldig, ach, niet meer,
+ gescheept zijt en moet varen
+ de wreede wereld in,
+ met zoo veel kwaad besmet!
+
+ Indachtig blijft toch, ja,
+ dat elk van u zal sterven;
+ indachtig, opdat elk
+ eens ook de kroon moge erven
+ die "Onze Vader" zelf
+ mij, weez', heeft opgezet.
+
+
+ XXXVI
+
+ O.R.D.C.
+
+ 1878
+
+ Goevrijdag was 't dat ik mijn kind zag henendragen
+ naar 't kerkhof! En bij 't kruis aldaar begroeven zij't!
+ Maria, laat mij U mijn bitter lijden klagen,
+ Maria, Moeder Gods, die ook toch moeder zijt!
+ Mijn kind!... 't Was God getrouw en U, naast God, genegen,
+ met bovenaardsche liefde! Eenvoudig, onbedacht,
+ zoo kende 't God en U en ons! En, met Gods zegen,
+ geen hooger jonste en had noch hij noch ik verwacht!
+ Die schat is weg! Die gunst heeft God mij zelf ontnomen!
+ Waarom? o Moedermaagd, waarom en vrage ik niet:
+ uw Jesus weet het best, Hij is om haar gekomen,
+ Hij, die mij, moeder, met U, Moeder, weenen ziet.
+
+
+ XXXVII
+
+ C.M.N.
+
+ 1878
+
+ De wereld had, met scherp geweld,
+ zoo geren hare ziel geveld
+ en hare deugd doen falen;
+ de Dood heeft ook de kans geproefd,
+ met pijn en smert haar lijf gegroefd,
+ en rustloos afgemalen;
+ dan viel op 't laatst de booze aan 't werk,
+ maar Jesus wees, almachtig sterk,
+ hem de onderaardsche dalen:
+ en, rustende op zijn vaderhand,
+ Caelina ging naar 't Vaderland,
+ voor eeuwig zegepralen!
+
+
+ XXXVIII
+
+ P.P.D.M.
+
+ 1878
+
+ Ik heb mijn Heer en God gebeden,
+ in 't midden van mijn hert;
+ 'k en kende 's werelds ijdelheden
+ noch 's werelds smert.
+
+ Ik langde om hooger staat te leven,
+ en God, daarmeê voldaan,
+ heeft 't hoogste mij van al gegeven
+ en toegestaan.
+
+ Vaartwel, die mij gekend hebt, allen,
+ rondom Maria's voet;
+ en die door 's werelds ongevallen
+ nog reizen moet.
+
+ God geve aan die mijne ouders waren,
+ en die ik heb bemind,
+ de rust, na lange of korte jaren,
+ bij mij, hun kind!
+
+ Dan zal de dood geen scheiden wezen,
+ geen eeuwig scheiden, neen,
+ maar ouders doen en kind, nadezen,
+ weêrom bijeen!
+
+
+ XXXIX
+
+ W.R.A.K.
+
+ 1878
+
+ o Schoone dagen, ongeweten,
+ of die, te laat gekend, o Heer,
+ zoo gauw geleên zijn en versleten,
+ en komen her noch immer meer!
+
+ Ik was een kind te weinig jaren,
+ ik bleef onschuldig al te onlang;
+ den zeeweg roekte ik in te varen,
+ voor schipbreuke onbevreesd, onbang!
+
+ Eilaas, daar faalt mij mast en steven,
+ daar vliegt mij bank en boord intween;
+ daar is van al mij niets gebleven,
+ niets, niets als ik en God alleen!
+
+ Ter hulpe, o Jesu, moet ik zinken
+ in dezen nood, zoo laat mij vrij
+ naast u de bittre teugen drinken
+ uit dezen kelk! Staat bij! Staat bij!
+
+
+ XL
+
+ K.J.A.J.D.M.
+
+ 1878
+
+ Het lag gebundseld en gebonden in de dood,
+ toen Jesus kwam, als schijnbaar brood.
+ Hij sprak: "Staat op!" En alle schijn verdween;
+ 't wierd levend, het zag Jesus-God med' een,
+ en 't mocht den blijden choor ingaan,
+ in 't wit gewaad der onschuld, die voortaan
+ zal eeuwig blinken. Treurt niet, maar,
+ die hem bemindet, volgt zijn stappen naar!
+
+
+ XLI
+
+ OP DE DOOD VAN GELUKZALIGER GEDACHTENIS.
+
+ PIUS IX
+
+ 13 Mei 1792 -- 7 Februarij 1878
+
+ De Koning van de Priesters is niet meer
+ der levenden. De mare vliegt. Elk weet het. En, gestorven,
+ heeft Pius hooger naam dan levend ooit verworven.
+ 't Was hij! Daar was zulk geen! Men weeklaagt niet, veeleer
+ verheugt men in zijn dood, die, triomphant gebleven,
+ elk staaft in zijn geloove, elk steunt van die nog leven
+ en biddend overal. Elk zag hem niet, elk toch,
+ elk kent en elk bemint, elk eert en weet hem nog.
+ Elk zal hem kennen, weten, elk beminnen, eeren,
+ schoon duizend jaren nog na duizend wederkeeren.
+ Geen tijd meer haalt hem in, hij is de tijden voor,
+ en de eeuw die nog niet is ontvangt alree zijn spoor.
+ Verkrachting, list, verraad, zij poogden, maar zij vonden
+ des Pausen ziele sterk, gerust en ongeschonden.
+ 't Was hij! Hij zag en: "Neen, de Pausen falen niet!"
+ . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
+ Poogt wederom, nu dat gij hem gestorven ziet,
+ spant al te zamen, helle en helsche strijdgenoten!
+ Staat op! Hij ligt in lijke!... Uwe ure is 't! Saamgeschoten!
+ Geweld gedaan! Gepoogd!... En, eeuwig neergeveld,
+ zoo zult gij machtloos zijn in al uw strijdgeweld;
+ en vallend over 't spoor van zijn bezweken voeten,
+ daar zult gij, spijts uw hert, lijk Pius, zeggen moeten:
+ "_Non possumus!_"
+
+
+ XLII
+
+ F.L.V.
+
+ 1879
+
+ Ik ben Maria's kind, voortaan
+ en moet ik niet meer duchten
+ van uit den rechten weg te gaan
+ om eeuwiglijk te zuchten.
+ Ik stierf, maar God verleende mij,
+ 't geen God alleen kan geven,
+ van in den Hemel, eeuwig blij
+ en eeuwig lang, te leven!
+
+ XLIII
+
+ E.M.P.
+
+ 1879
+
+ Te vroeg gesmaakt, te vroeg ontvlogen,
+ te vroeg, eilaas, hebt gij mijne arme ziel bedrogen,
+ bedrog van 's werelds ijdelheid:
+ gij duurdet eenen dag, eene ure, een' stonde,
+ ha... tijds genoeg om arrebeid en zonde,
+ en om nog erger kwaal na die, mij toegezeid,
+ te kennen! 'k Wierd u moe! De kwade wegen,
+ door distels en door doornen diep gelegen,
+ zijn, op het end, veel beter nog
+ als al de valsche vroolijkheden
+ der korte dagen die 'k heb doorgeleden!
+ Vaartwel! Alwaar ik ga 'n is geen bedrog,
+ maar waarheid, leven, vreugde: in 's Hemels vreden!
+
+
+ XLIV
+
+ F.M.
+
+ 1879
+
+ Hoe menig kind, den zelfsten dag
+ en 't zelfste jaar verschenen,
+ dat met mij eens het leven zag
+ en voor mij is verdwenen!
+ Zoo leerde ik lang en leerde ik goed
+ de kunst van wel te sterven,
+ ach, Onbevlekte, ik bidde U, doet
+ mij 't eeuwig leven erven!
+
+
+ XLV
+
+ R.D.
+
+ 1880
+
+ o Vrienden, jeunt me een goed gebed
+ en peist, eer ge uw betrouwen zet
+ op al dat ijdle menschen raân,
+ hoe dat het is met mij vergaan!
+
+ Ach! jong zijn, dat en heeft, eilaas,
+ den duur niet van een enklen blaas;
+ gezond zijn is schier nog zoo broos
+ als 't ijs waar 't eenen nacht op vroos!
+
+ Het leven is één stap, gesteld,
+ het wiegsken uit, in 't gravenveld!
+ En dan! o Dan, 'k en weet het niet!
+ Hij weet 't alleen, die alles ziet!
+
+ Hij weet 't alleen, 't zij heil of ramp,
+ voor eeuwig, na den wereldkamp,
+ wat dat er ons te wachten staat,
+ wanneer de tijd van sterven slaat.
+
+ o Dan, mijn God, bermhertigheid,
+ gij hebt het aan uw Kruis gezeid:
+ vergeeft mij wat gij weet en ziet.
+ want, wat ik deed en wist ik niet!
+
+
+ XLVI
+
+ Ridder ADOLF LOOSVELDT
+
+ 13 October 1845 -- 20 Junij 1879.
+
+ Thielt -- Zanzibar.
+
+ Held des vreden,
+ overleden
+ op het slagveld, vrij van bloed;
+ g' hebt uw leven
+ God gegeven,
+ gansch en geerne en onvergoed!
+
+ Andren lijden,
+ andren strijden,
+ andren liegen, valsch en schoon;
+ die de wereld
+ 't hoofd omperelt
+ met een ijdele gloriekroon.
+
+ Gij zaagt lijden
+ gij zaagt strijden,
+ gij zeidt: "Op!" en gij waart voort;
+ vriend noch mage en
+ kon u tragen,
+ want gij man waart van een woord.
+
+ Overleden
+ vriend, in vreden
+ bleeft gij voor de Kerke dood:
+ ha, Gods kerke
+ hebbe uw sterke
+ ziele, in haren moederschoot!
+
+ Thielt verloos u,
+ God verkoos u,
+ blijft aan God gejeund voortaan,
+ eeuwig, eeuwig;
+ en wij, leeuwig,
+ zullen we op uw voetspoor gaan!
+
+
+ XLVII
+
+ E.P.C.
+
+ 1880
+
+ Voorbij is 't lijk een zonnestraal,
+ die, uit den hemelwagen,
+ een korten tijd
+ elkeen verblijdt,
+ omtrent de winterdagen.
+
+ 't Was al zoo zuiver, noch 't en heeft,
+ van als het wierd geboren
+ tot op den dag
+ dat 't weg ging, ach,
+ zijne onschuld nooit verloren.
+
+ Het was verstandig, wijs en vroed,
+ en menig mensch met reden,
+ 't zij man of vrouw,
+ niet durven zou
+ naast hem in 't oordeel treden.
+
+ Zoo schikte't God. Een korten tijd
+ verscheen het vóór onze oogen,
+ en, op de baan
+ ons voorgegaan,
+ zal 't ons den Hemel toogen.
+
+
+ XLVIII
+
+ TH. S., UURWERKMAKER.
+
+ 1880
+
+ God geeft den tijd bij dag en jaar,
+ ach neen, bij kleene tikskes maar,
+ en 't laatste tikske komt aleer
+ men 't peist of weet, eilaas, te zeer!
+ De wijzer wijst elke uur en tijd,
+ maar de uur niet dat gij schuldig zijt
+ te sterven! Zijt dus voorbereid,
+ de wijzer wijst naar de eeuwigheid.
+
+
+ XLIX
+
+ FELIX A. J. Baron BETHUNE
+
+ 12 Junij 1789--28 Sept. 1880
+
+ Ik heb gekend dien ouden grijsgedaagden,
+ dien fellen, goeden, welgezinden man;
+ dien blijden ouderling, dien sterken, onversaagden,
+ dien edelen mensch, dien christenen! 'k En kan
+ geen dag mij brengen dien ik leefde weêr te binnen
+ dat hij niet oud en sterk, en jong en was van geest:
+ hij scheen onsterflijk. Ja, onsterflijk is 't beminnen
+ dat hij verwekte en dat hem volgen zal, nu meest
+ dat hij is weggegaan en ijdel heeft gelaten
+ die groote en edele plaats, die eens zijn naam besloeg:
+ nu dat hij, goedgekeurd van God, en t'zijnder baten,
+ ter onzer niet, ontging eilaci, veel te vroeg!
+ Hij leefde eene eeuw bijkans, lijk Pius, dien hij eerde,
+ en die den grijzen zoon, gekend en hoog geschat,
+ zijn koninklijke blasoen vertreflijkte en vermeerde,
+ met 't graaflijk edelzijn der Roomsche wereldstad.
+ Hij 'n stierf niet, hij verdween; hij 'n krankte niet, maar zwijgend,
+ zoo scheen hij, al met eens verrukt, als naar een stem
+ te luistren, die hem sprak onhoorbaar... tot dat, hijgend,
+ hij eindlijk henentoog, hij, 't beste deel van hem,
+ zijne edele en vranke ziel! -- Vaartwel dan, oude vader,
+ gaat, gaat, wij jeunen 't u bij duizenden, beweend
+ van droefheid, blij nochtans; treedt God voor altijd nader,
+ en blijft met ons, in Hem, onsterfelijk vereend!
+
+
+ L
+
+ E.D.V.
+
+ 1881
+
+ Die altijd, eere en plicht getrouw,
+ goê man, goê vader, kind en vrouw
+ beminde en was bemind ervan,
+ zou zulk een kwalijk sterven dan?
+
+ Al stortt' hij onder 't vier en 't lood,
+ al sloeg de donder zelv' hem dood,
+ of was 't een moordnaars schuld, nog dan
+ geen ware Christen schrikte ervan.
+
+ Neen, niemand weet hoe wonder dat
+ God alles wel te zamen vat
+ dat is en zal zijn; geen en kan
+ doorgronden 't diep geheem daarvan.
+
+ Bij hem die waakt ten allen tijen,
+ daar zult ge uw vader wederzien,
+ o kind; en, vrouw, den braven man
+ zult ge eeuwig blijven hebben dan!
+
+
+ LI
+
+ M.V.J.M.V.
+
+ 1881
+
+ 't Was 't uwe en 't onze, eilaas,
+ en, hadde 't mogen leven,
+ 't waar' 't onze en 't uwe, o God,
+ zoo hope ik wel gebleven!
+
+ Waarom dan? Neen, waarom
+ en vrage, en rade ik niet:
+ ik berg mijn tranen, en...
+ dat Gij wilt is geschied!
+
+ 'k Ben blijde, intusschentijd,
+ dat 't zielken onzer ziel,
+ na eenen lach met ons
+ gewisseld, U beviel;
+
+ en, U bevallend, dat
+ ons aldereerste kleentjen
+ voor eeuwig worden mocht
+ ons zalig Madeleentjen!
+
+
+ LII
+
+ J.B.B.
+
+ 1881
+
+ Welaan, mijn weerde dienaar, lang
+ genoeg hebt gij den rechten gang
+ gevolgd, dien 'k uwe ootmoedigheid
+ met loonbelofte had voorgeleid.
+
+ Gij hebt voor mij veel meer gedaan
+ als Vorsten die daar slagen slaan,
+ die winsten doen en, jammer dies,
+ die stervend doen meest al verlies.
+
+ Uw sterven wel was 't voorbedacht,
+ want veerdig waart gij, dag en nacht,
+ om, altijd en met neerstigheid,
+ te doen dat u was opgeleid.
+
+ 't Zij wie, met recht, u gaf bevel,
+ gij hoordet en gij deedt het wel,
+ en altijd hebt ge uw Meesters woord,
+ of waar 't mijn eigen, wel aanhoord.
+
+ Verblijdt u, goede knecht, voortaan;
+ gij hebt mij grooten dienst gedaan,
+ in de alderminste kleenigheid:
+ verblijdt u in der eeuwigheid!
+
+
+ LIII
+
+ S.V.C.
+
+ 1881
+
+ 'k En trok mij al 't geweld niet aan
+ der wereldlijke zaken,
+ maar 'k wilde, langs de nauwe baan
+ met d' hulpe Gods, geraken
+ tot in dat land, waar ze altemaal
+ gerechtigd zijn te wenschen
+ hun erflijk deel, 't zij rijke of kaal,
+ 't zij groote of kleene menschen.
+ Hoe kleender hier, hoe grooter daar,
+ dat heeft God zelf gesproken,
+ en God en heeft zijn woord, voorwaar,
+ noch nu noch nooit gebroken.
+ 'k Verwachte u, man, en kind, en al,
+ 'k verwachte u, naastbestaanden:
+ de nauwste weg u leiden zal,
+ verzaakt den breed gebaanden,
+ dien velen volgen, rijke en groot,
+ benauwd van iets te derven
+ dat goed is, maar, dat, na de dood,
+ eilaas, doet eeuwig sterven!
+
+
+ LIV
+
+ E.H. DHOOP
+
+ Thielt 1840--Dixmude 1881
+
+ Die steen weêrsta den tijd, zoo lang
+ er menschenherten leven;
+ Hij teekne 't graf met eere en dank
+ door vrienden hier verheven;
+ 't bedekt het stof van een die, 't leed
+ van iedereen indachtig,
+ te snel zijn eigen leven sleet:
+ hem loone God almachtig!
+
+
+ LV
+
+ M.V.V.
+
+ 1881
+
+ Bermhertig weest mij, God,
+ met 't aldermeeste erbarmen,
+ en houdt mij, schuldenvrij,
+ in uw' almachtige armen!
+
+ Besproeit mij met hyssoop
+ en wascht mij witter dan
+ ooit versch gevallen sneeuw,
+ ooit lijnwaad wezen kan!
+
+ Verleent dat mijn gehoor
+ uw' hulp vernemend zij,
+ en maak 't gevelde stof
+ van mijn gebeenten blij!
+
+ Ge aanveerdt den geest die rouw
+ en leed heeft in zijn schuld,
+ en 't nederig boetend hert
+ Gij nooit versmaên en zult!
+
+ Dan, luistert, o mijn God,
+ vol goedheid, naar mijn stem,
+ en zet mij zetelvast
+ in 't hoog Jeruzalem!
+
+
+ LVI
+
+ F.J.P.
+
+ 1881
+
+ Moe en tendenuit versleten
+ zat en zuchtte ik, jaren lang,
+ om weer los, en van de keten
+ vrij, te gaan den vrijen gang.
+
+ Los en vrij dat wierd ik heden,
+ En al 't gene ik meest ontzag,
+ 't gaf mij, oud en stram van leden,
+ weêr den jong- en vrijen dag.
+
+ Al die sterven zult, onthoudt het:
+ 't leven is een blijde baan
+ maar voor hem, die altijd houdt het
+ sterven in zijn oogwit staan.
+
+ Leeft en leert dus allen sterven,
+ gij die groot zijt en die kleen;
+ gij die 't waar geluk wilt erven,
+ 'k wete 't, daar en is maar één!
+
+ Dat zult gij ook zelve eerst weten
+ en genieten, zoo 'k betrouw,
+ als gij vrij zult van de keten
+ zijn daar ik ben, vriend en vrouw!
+
+
+ LVII
+
+ M.L.V.D.B.
+
+ 1881
+
+ Voor velen is de weg naar Lourdes hooge steden
+ een hoopverwekkend gaan, vol lof- en dankgebeden,
+ en 't wederkeeren wordt door velen, in hun land,
+ als of 't een bruiloft waar', gevierd ten allen kant.
+
+ Eilaas, zoo ging ik ook, vol hopende gepeinzen,
+ om troost in mijn verdriet, van hier naar Lourdes reizen,
+ en 'k wenschte al 't gene God, met Onze Lieve Vrouw,
+ had best voor mijne ziel beschikt, dat 't wezen zou.
+
+ Triomph, het is geschied! Geloofd zij God! Genezen
+ en mocht ik van de kwaal des lichaams wel niet wezen,
+ maar hooger giften gaf mij, op Maria's woord,
+ die God, die altijd elk na zijn beliefte aanhoort:
+
+ 'k Genas van al 't verdriet, van al de droeve plagen,
+ die velen nog na mij, die mensch zijn, zullen dragen;
+ 'k genas, om nimmer meer te kranken, en om, blij,
+ voor eeuwig God te zien, van zucht en tranen vrij!
+
+
+ LVIII
+
+ H.N.
+
+ 1881
+
+ Eilaas, eilaas,
+ ze zijn zoo dwaas
+ die, van hun jongste dagen
+ voor de eeuwigheid,
+ die elk verbeidt,
+ in tijds geen zorge en dragen!
+
+ Ik stierf, al was
+ ik wel te pas
+ en op geen dood aan 't peizen,
+ en, onverwacht,
+ het minst gedacht
+ en hadde om weg te reizen!
+
+ Niet el en kan
+ 't gevolg daarvan
+ voor mijne ziel nu baten,
+ 't en zij dat ik
+ geen oogenblik
+ en hebbe ooit God verlaten.
+
+ God weet dat, Hij
+ die stierf voor mij,
+ en, stervend, heeft verworven
+ dat ik met al
+ niet vreezen zal,
+ hoe haastig ook gestorven.
+
+
+ LIX
+
+ G.J.G.M.
+
+ 1881
+
+ Welkom, kindtje, in d'Hemelzalen,
+ 'k liet u van mijn' Englen halen
+ uit des werelds doolwoestijn;
+ Vader, Moeder, wilt niet weenen,
+ omdat 't oudste der twee kleenen
+ al zoo vroeg mocht zalig zijn.
+
+ Zorgt voor 't andre, en laat geen listen
+ 't dierbaar schaapke mij betwisten,
+ dat ik u te weiden liet:
+ weidt het zoo dat, Vader, Moeder,
+ gij uw kind, -- en dat zijn broeder,
+ 't Zusterken -- eens wederziet!
+
+
+ LX
+
+ L.P.D.
+
+ 1881
+
+ o Kwaad om gaan is 't achter 't leven:
+ men valt zoo lichte, aleer men 't weet!
+ Wel hem dien vrienden hulpe geven,
+ die handen trouw zijn hert besteedt,
+ wanneer hem eens de felle winden
+ onvoetvaste en schier vallend vinden!
+
+ 'k En wist het niet, en, blij geboren,
+ voorspelde ik mij geen zielsgevaar:
+ eilaas, ik heb den weg verloren
+ en hulploos ging ik vallen, maar
+ een laatste vriend heeft me ondervangen,
+ een vriend dien 'k aan een kruis zag hangen.
+
+ Gekruiste God, zijt honderd malen,
+ mij welkom, want Gij, liefgetal,
+ mij achtervolgd hebt, op mijn dwalen;
+ zijt welkom, ach, met kruis en al:
+ ik wil 't U lijdzaam helpen dragen
+ en u, mijn God, vergifnis vragen!
+
+ Vergifnis, die mij hebt geschapen,
+ die mij verlost hebt, en gered:
+ vergifnis, eer ik valle in slapen
+ met U, op 't eendlijk folterbed:
+ o Jesu, wilt me, in 't ander leven,
+ vergifnis en verrijsnis geven!
+
+
+ XLI
+
+ J.M.E.H.B.
+
+ 1881
+
+ 'k En heb niet lang geleefd, maar lang geleden;
+ 'k heb weinig blijdschap, droefheid veel gezien;
+ hoe vaart het mij, in de eeuwigheden,
+ geen droefheid en geen lijden meer te lijen!
+
+ Zoo is het in dit ballingschap der aarde:
+ 't geluk is kort, eilaas, en 't lijden lang;
+ 't Is nacht aleer de middag klaarde,
+ en ruste en is het nimmer, zonder dwang!
+
+ Niet zoo en is 't bij ons; die hooger steden
+ bewonen, en, onsterfelijk voortaan,
+ al 't lijden hebben uitgeleden,
+ en in de blijdschap eeuwig blijven staan.
+
+ Geliefden, niet terug-, niet omgekeken:
+ alhierwaards is de weg, de zaligheid;
+ de waarheid Gods is mij gebleken,
+ u zal zij blijken: volgt me, en weest bereid.
+
+ Want 't komt een dag weleens, van al de dagen
+ de schoonste, vol onsterfelijk genot,
+ dat wij, die hier ons scheiden zagen,
+ en weenden, weêr te zamen zijn bij God!
+
+
+ LXII
+
+ A.B.
+
+ 1881
+
+ Ik ben bij U, Maria zoet,
+ getrouwig blijven staan,
+ tot dat de jubelkroone mij
+ wierd om het hoofd gedaan.
+
+ Ik was bij U te Bethlehem,
+ in 't moederlijk genot,
+ naast U volgde ik Calvariewaard
+ uw' Zone en mijnen God.
+
+ Gij hiet zijn Kruis mij dragen en
+ Hij deed mij vroolijk zijn,
+ U volgende in de blijdschap en
+ U volgende in de pijn,
+
+ tot op dien alderlaatsten van
+ de dagen, als Gij, teer,
+ bij mij kwaamt, mij versterken met
+ het Kruis van mijnen Heer.
+
+ In 't Kruise, in U, o Moeder, dan
+ zoo hope ik, onvervaard,
+ dat Gij mij zult voltoogen nu
+ den Kruisweg Hemelwaard!
+
+
+ LXIII
+
+ V.J.
+
+ 1881
+
+ 'k Geloove dat Hij leeft, die 't leven schiep
+ en elk verwekken zal die ooit ontsliep
+ of scheen in 't graf te dalen.
+
+ 'k Geloove dat de loon de werken dekt
+ en overmild vergeldt, ja, verder strekt
+ als 's levens wijdste palen.
+
+ 'k Geloove dat gij, Moeder, moe gewrocht
+ en moe geleden, eindelijk los gerocht
+ van 's werelds dienstbaarheden,
+
+ in Hem nu rust, in wien gij Christen wierdt
+ en, met Geloove en Liefde en Hoop versierd,
+ zijt in Gods rijk getreden.
+
+ 'k Geloove dat, op de oude rots gestaan,
+ gij weerdig hebt dit leven doorgegaan
+ en zijt alsnu gerezen
+
+ waar, Moeder, gij uw kindren, trouw en goed,
+ naartoe wenkt, en voortaan verlangen doet
+ om weêr bij u te wezen!
+
+
+ LXIV
+
+ C.V.
+
+ 1881
+
+ Zij heeft de waarheid Gods, zijn goedheid ondervonden,
+ die mocht den laatsten stap van hare levensbaan,
+ gelijk den eersten, schuldloos gaan
+ en vrij van alle zonden!
+
+ Maria ging haar vóór en zij kwam nagetreden,
+ getrouw, van kindsbeen af, en, kinderlijk gezind,
+ zoo heeft zij hare plicht bemind
+ en haren last geleden.
+
+ Geen sterven was 't voor haar, veel eerder zegepralen,
+ op 's werelds erg bedrog: het was ontlaten zijn,
+ van Adams ballingstraffe en pijn,
+ en de oude schuld betalen.
+
+ Zij stierf den dag dien God voor haar had uitverkoren
+ 't was op de blijde feest wanneer Hij nederkwam:
+ als van Maria 't Godlijk Lam
+ wierd in een stal geboren.
+
+ Lam Gods, zij hare ziel dan licht en rust gegeven!
+ Maria, toogt dat Gij haar Moeder waart, en dat
+ nooit kind dat zulk een Moeder had
+ en miste 't eeuwig leven!
+
+
+ LXV
+
+ G.J.N.
+
+ 1881
+
+ Een Engel te meer heeft het leven verhandeld,
+ het tijdlijk gewisseld om 't eeuwig genot!
+ "Wat is het?" Zoo komt men van 't kerkhof gewandeld,
+ en zegt: "'t Is hem beter, veel beter bij God!"
+
+ Veel beter is 't hem, maar eilaas, zij die blijven,
+ zij, Vader en Moeder, hun leven, hun bloed,
+ hun hoop, hunnen troost, al in de eerde zien drijven...
+ die wonde, die diepe is 't, die 't meêlijen verzoet!
+
+ Dan, troost u, zijt Christnen: die 't kind heeft gegeven
+ is Meester van alles, en 't kind u vergoên,
+ dat wil en dat zal Hij: is Hij u gebleven,
+ wat kan u, die God nog hebt, wanhopen doen?
+
+ Staat op, en ziet hemelwaards, pelgrims der aarde,
+ die werken en slaven moet, loon is nabij:
+ God leeft nog, God waakt nog; die niemand en spaarde,
+ de Dood zal eens dood zijn, en leven zult gij!
+
+
+ LXVI
+
+ G.K.D.
+
+ 1882
+
+ Te jong en niet te jong, eilaas, is hij geleden
+ naar 't eeuwig land, daar elk naartoe ziet, die nog leeft!
+ Te jong, zoo spreekt allicht de menschelijke reden,
+ die, diep getroffen, haast geloove en hope ontgeeft.
+
+ Te jong en is het niet, om pijne en smert te laten;
+ om, vrij van al 't gevaar dat deze wereld brouwt,
+ te rijzen boven 't stof der menschelijke staten,
+ en eeuwig vrij te zijn, zegt hij die hooger bouwt.
+
+ Vaartwel, En laat ons niet beroofd van uw gebeden,
+ o broeder: balling zijn wij, ver van u, voortaan.
+ Vergeet ons immer niet, die lastig achtertreden,
+ en die, nog ongetroost, den weg des werelds gaan!
+
+
+ LXVII
+
+ R.F.D.
+
+ 1882
+
+ 't Geweld des waters kwam tot in
+ mijn huis, en al de banden
+ des lichaams voelde ik, neergeveld,
+ hoe ze, een voor een, ontspanden!
+ Geen hope op medicinen meer,
+ geen hulpe in 's menschen krachten!
+ van U alleen bleef hulpe, o God,
+ bleef alles af te wachten.
+
+ Gij riept: ik kwam. Geen tegenzeg
+ en lag in mijne woorden,
+ omdat ik zelf, mijn hert, mijn al,
+ van jongs U toebehoorden,
+ die eerst mij dedet hopen, en
+ die, op den dag van heden,
+ getrouwig liet uw huis en erf
+ mij zalig binnentreden.
+
+ Een ander water vloeit alhier,
+ en blijdt het huis des Heeren:
+ Gij zelve zijt die Levensbron,
+ en, mocht ik wederkeeren,
+ 'k en kwam maar om de liefste, die 'k
+ op de aarde liet, te manen:
+ Vergeet uw vrouw, uw Moeder niet,
+ noch 's Hemels rechte banen!
+
+
+ LXVIII
+
+ F.M.V.
+
+ 1882
+
+ Ik was hetgeen gij zijt, en meer als u misschien
+ heeft mij de hand van God verleend en toegegeven
+ al 't geen men in een kind zoo geren pleegt te zien,
+ van jonkheid, levenslust en kracht om lang te leven.
+
+ Wat blijft mij nu daarvan? Dat zelve en is mij niet,
+ dat onverliesbaar scheen, standvastig aangebleven!
+ Ik ligge in 't duister graf, geen mensch meer die mij ziet,
+ en met een enkel woord is heel mijn lot beschreven!
+
+ Toch neen! Mijn Schepper leeft, mijn hoop, mijn toeverlaat,
+ die waakte op mij wanneer, de wereld ingedreven,
+ ik vallen zou; Hij die mij heeft, in de overmaat
+ van zijn bermhertigheid, een helpend hand gegeven!
+
+ o Jesu, blijft mij toch indachtig, en gedenkt
+ dat niemand op U steunt, of had hij 't al bedreven,
+ die zonder hope zal voor altijd zijn gekrenkt,
+ en 't zalig deel beroofd van 't eeuwigdurend leven!
+
+
+ LXIX
+
+ H.L.V.
+
+ 1882
+
+ o Schoone onnoozelheid
+ waar zijt gij nog te vinden,
+ of tref ik nievers meer
+ uw aanschijn? Inderdaad,
+ zijt gij voor goed verhuisd,
+ of door de felle winden
+ des werelds afgeroofd
+ uw deugdelijk sieraad?
+
+ Daar dook nog eene, eilaas,
+ zorgvuldig weggescholen;
+ daar wist ik en daar ging
+ ze ik wondren, nu en dan;
+ en ziet, daar is ze voort,
+ door de Engelen gestolen
+ en in den Hemel, eer
+ ooit wereld wist ervan!
+
+ Vaarwel, en laat ons al
+ voortaan in d'hoogten schouwen,
+ om troost, bij al het kwaad
+ dat deze wereld krenkt;
+ een vasten voet daarheen
+ en vaste blikken hou'en,
+ waar gij uwe oud'ren, kind,
+ en uwe vrienden wenkt!
+
+
+ LXX
+
+ E.I.V.D.B.
+
+ 1882
+
+ Al dat geboren is moet sterven en 't bekoopen
+ dat Adam, stervensvrij, de onsterflijkheid verloos,
+ terwijl hij, zijn gedacht laatdunkend nageloopen,
+ het willen Gods verzaakte en satans willen koos.
+
+ Eilaas geen hope meer, de dood, eens ingelaten,
+ zit wakende in de lucht, in 't leven, in het bloed;
+ men kent geen artsenij die heur vergif kan baten,
+ men maakt geen wet die ooit heur wet ontwijken doet!
+
+ Men leeft al sterven, en elk pulsslaan brengt ons nader
+ den afgepaalden tijd, die onzen loop gezet,
+ ons wedergeven zal in d'handen van den Vader,
+ dien wij aanbidden in ons dagelijksch gebed.
+
+ Hij wacht ons altemaal, Hij roept ons, en de dreven
+ naar hem toe, wijst Hij, vol bermhertigheid, ons aan,
+ opdat geen een van al zijn' kinderen, die daar leven
+ en sterven zullen, ooit voor goed zou sterven gaan!
+
+
+ LXXI
+
+ K.C.S.
+
+ 1882
+
+ Soldaten, die, nog jong, terwijl 't kardatsen dondert,
+ hun leven wagen, met 't moorddadig staal in d'hand,
+ die heet men helden, die vereert men, en bewondert:
+ voor eeuwig strekt hun naam tot eer van 't vaderland.
+
+ Waarom? En is 't verdiend, wie zal dan die vergeten,
+ die brave vaders, die, voor vrouwe en kind, bereid
+ te sterven dag en nacht, hun arme brokken eten,
+ niet wetend waar de dood hen onvoorziens verwacht?
+
+ 't Zijn helden dat: hun Vrouw, hun kinders mogen toogen
+ hun aanzicht onbeschaamd; en die ze bedelen liet,
+ of weigerde, als hij kon, hun tranen af te droogen,
+ verdiende, neen, den naam van mensch noch christen niet!
+
+
+ LXXII
+
+ M.T.D.
+
+ 1883
+
+ Vergeet ze niet
+ die, al heur leven,
+ is God en plicht
+ getrouw gebleven:
+ die man en kind,
+ die maag en vriend
+ tot voorbeeld heeft
+ en troost gediend;
+ die moe gevrocht,
+ die moe geleden,
+ een beter land
+ is ingetreden,
+ alwaar zij u,
+ vergeet ze niet
+ en bidt voor haar,
+ eens wederziet!
+
+
+ LXXIII
+
+ J.M.
+
+ 1883
+
+ Het water heeft mijn ziel gered,
+ wanneer ik, kind geboren,
+ door Vader Adams schuld belet,
+ het leven had verloren.
+
+ Het water heeft mijn lijf ontsteld
+ en lang heb ik geleden,
+ tot dat het, bij een laatst geweld,
+ is in mijn hert getreden.
+
+ Ik ga verzinken! Laat, o God,
+ uw helpend woord verschijnen:
+ de hand mij vat: op uw gebod
+ zal al 't gevaar verdwijnen!
+
+ God hielp mij, in den nood, en ziet,
+ zijn hand gebood de baren
+ met mij en mijn betrouwen niet
+ den afgrond in te varen.
+
+ De have blinkt, het kruis komt mij
+ van verre al tegenstralen:
+ ach, vrienden, bidt, en helpt mij vrij
+ voor eeuwig zegepralen!
+
+
+ LXXIV
+
+ O.B.
+
+ 1883
+
+ Te vroeg eilaas, voor ons, is zij gestorven,
+ voor haren man, voor iedereen
+ die weet hoe goed zij was, hoe onbedorven
+ van zeden, al van kindsgebeen!
+
+ Zij wist den weg te Kerkewaard te vinden,
+ des morgens vroeg, en 't zonopstaan
+ voorkwam zij, biddend, bij den welbeminden,
+ naar wien zij is te gast gegaan.
+
+ Te vroeg eilaas, voor ons! Na heur gedachten
+ en was 't te vroeg, en was 't te laat:
+ dat God wilt, dat alleen was heur verwachten;
+ dat God wilt wilde zij. Zoo staat 't
+
+ in 't groot gebed, dat duizendmaal gebeden,
+ zij stervend zei: "Uw wil geschied'
+ als in den hemel op de aarden!" Heden,
+ is 't uw behaag, o Heere, 'n spaart mij niet!
+
+ Zij stierf gerust, getroost, en vast geloovend
+ dat sterven erven is, voorwaar,
+ en vrijgevochten zijn van 't alberoovend,
+ van 't albedervend zielgevaar.
+
+ Zij stierf gerust, en wacht alree de stonden
+ dat zij en man, en vriend, en al,
+ die zij gesticht heeft hier, eens weergevonden,
+ daar, en voor goed, herkennen zal.
+
+ Vaartwel, dan, edele ziel, gekend van geenen,
+ 't en zij van God, en van misschien
+ een vriend of twee, onvalsch, die weenen
+ omtrent uw graf. -- Tot wederzien!
+
+
+ LXXV
+
+ A.L.W.
+
+ 1883
+
+ De dood klopt altijd voort op rijk en arme deuren;
+ 't zij jong of oud, 't moet al de bittre dood betreuren
+ en sterven onverwacht, ha dikwijls onbereid,
+ dat leeft! Er ware niets, en ware de eeuwigheid!
+
+ o Dood, gij scheent zoo verre, en, volgend mijne voeten,
+ daar waart gij, eer ik wist dat ik ging sterven moeten:
+ maar sterker hand als de uw' had mijne hand geraakt,
+ en stervend heeft God zelf mij van u vrij gemaakt!
+
+ o Dood, waar is uw straal? o Zonde, waar uw keten?
+ Gods heilig sacrament heeft beide intween gesmeten,
+ en, rijzende uit het graf en uit de ziekte fel,
+ vare ik naar de eeuwigheid, met God voor reisgezel!
+
+
+ LXXVI
+
+ E.D.
+
+ 1883
+
+ Elodietje, moe geleden,
+ moe gepijnd en moe gestreden,
+ is te ruste, 't slaapt voortaan.
+ 't Maagdenblomke, 't fijn van blaren,
+ heeft gebloeid hier, twintig jaren,
+ en 't is weêr tot God gegaan!
+
+ Ach, zijn lijk, hoe eerbiedwekkend,
+ zijn twee oogskes nederig dekkend,
+ wit als was, en, om te zien,
+ lachend, zoo het loech, nog heden,
+ als 't, in al zijn' lieflijkheden,
+ stierf! Of leeft het nog misschien?
+
+ Neen 't, 't en leeft niet meer; ontslapen,
+ heeft het God, geheel herschapen,
+ en zijn eigen beeld, vol eer',
+ ongeschonden, weêrgenomen,
+ zoo 't in hem was neêrgekomen,
+ toen Hij 't schiep, den eersten keer!
+
+ Ach, onsterflijk beeld, staat binnen
+ ons gemoed en onze zinnen;
+ dat, aan iedereen bekend,
+ 't maagdenblomkens uitverkoren,
+ edel voorbeeld, onverloren
+ blijve, in onze ziel geprent!
+
+
+ LXXVII
+
+ F.D.C.
+
+ 1883
+
+ Een brave man was hij, oprecht, en in geen doeken
+ en lag zijn hert, maar op zijn bloote hand te zoeken,
+ en op zijn tonge, die de rechte waarheid sprak,
+ 't zij wien zijn ruwe deugd ooit meê- of tegenstak.
+
+ Hij diende. Diende God in al die hem geboden,
+ maar anders geen van al de valsche wereldgoden
+ en was hij slavelijk verbonden. Vrouwe en Kind,
+ zijn Meester en zijn Werk, naast God van hem bemind,
+
+ getuigen 't openbaar, beschamend onze tijden.
+ Die één uit honderd was, hij komt dan te overlijden!
+ God ruste zijne ziel! En, als voor hem en al
+ die leefden de ure slaat dat elk herleven zal,
+
+ dat zijne vrienden toen, hem kennend, zeggen mogen:
+ Gods woord is waar, hij sprak, nu zien wij 't, onbedrogen,
+ dat wel doen op der aard wel hebben doet nadien,
+ en 't eeuwig Licht, voor loon, en 't eeuwig leven zien.
+
+
+ LXXVIII
+
+ J.F.R.
+
+ 1883
+
+ 't Zij kort of lang, waarom is 't dat wij leven,
+ 't en zij om God, met winste weêr te geven
+ hetgeen Hij ons verleende, en onzen keer
+ van sterven af te wachten van den Heer?
+
+ Ik was bereid om, op het eerste manen,
+ met licht in d'hand, kloekmoedig meê te gaan, en,
+ zoo Jesus deed, na lijden fel en groot,
+ de hemelvaart te winnen, door de Dood.
+
+ Ik was bereid; ik stierf, en, van die stonden,
+ hebbe ik het licht des levens weêrgevonden;
+ en, nu dat ik gestorven ben, o Heer,
+ en U aanschouwe, en sterve ik nimmermeer!
+
+
+ LXXIX
+
+ HENDRIK CONSCIENCE
+
+ 3 Dec. 1812 † 10 Sept. 1883.
+
+ Hij was begaafd van God, den Gever en den Nemer;
+ God gaf, God nam hem ons; maar, wijl hij onzer was,
+ omstraalde Vlanderland -- hoe prachtig! -- het geschemer
+ van eenen Geest, die, als een helder spiegelglas,
+ het schoone, en 't reine, in hoog- en wijder wereld woonend,
+ ons ongeduisterd en verrukkend wedergaf!
+
+ Men zegt: "Hij is niet meer," en, zijne werken kroonend,
+ aanschouwt men hopeloos des werkmans duister graf.
+ Neen, hier en is hij niet; neen, weg is hij, gerezen
+ weêr in 't geboorteland zijns zelfs; nu vrij en vrank,
+ zoo hopen wij, van al dat ooit in hem mocht wezen,
+ van aardsche krankheid of geleden menschendwang!
+
+ Conscience ontvong van God, Conscienc' heeft weêrgegeven,
+ aan God en aan zijn Volk, tot op den laatsten dag;
+ en, is hij andren dood, ons zal hij eeuwig leven,
+ die bidden, zoo als Hij met ons te bidden plag!
+
+
+ LXXX
+
+ C.D.S.
+
+ 1883
+
+ De mensch en weet vandage niet
+ wat morgen hem kan bringen,
+ noch hoe, noch waar de felle dood
+ hem in den weg zal springen.
+
+ Gevreesde dood, hoe onbereid
+ moet gij er velen treffen,
+ die sterven, en wat sterven is
+ ach, nauwlijks en beseffen!
+
+ Zij wist en zij besief het wel,
+ die trachtte alzoo te leven
+ dat zij 't vermaan niet vreezen moest
+ dat haar de dood zou geven.
+
+ Zij stierf gerust, lijk iemand die,
+ bescheed in korte stonden,
+ heeft, vragend, naar het Vaderland
+ den rechten weg gevonden!
+
+
+ LXXXI
+
+ M.K.D.
+
+ 1883
+
+ Getuige van voorleden dagen,
+ voorleden deugden dank en trouw,
+ heeft ze altijd hoog den moed gedragen
+ en God gezocht, de eerweerde vrouw.
+ Zij zag heur kindren eerlijk groeien,
+ en 't kind van kinde aanzijds heur bloeien;
+ en zocht geen rijkdoms wankelend goed:
+ zij zocht alleen dat 't vinden weerd is,
+ dat minst gezocht, dat minst begeerd is,
+ dat eeuwig wel en rijk zijn doet.
+ Dat zocht zij lange: Op 't laatst, gevonden,
+ weêrklonk het woord, en, losgebonden,
+ zoo sprong de ziele, kiste en graf
+ ontvlucht, heur oude ketens af.
+
+
+ LXXXII
+
+ C.M.D.H.
+
+ 1883
+
+ Hoe hooge en schoon
+ zij blad en kroon,
+ hoe vol van levenskrachten;
+ hoe fel gegroeid,
+ hoe blij gebloeid,
+ en wilt het al niet achten!
+
+ het keeren van
+ den zomer kan
+ doen sterven en doen vallen
+ het jongste schoon,
+ de blijdste kroon,
+ de vroegste jeugd van allen!
+
+ Gij hebt, o Heer,
+ nog vooraleer
+ zij vallen zou, gevangen
+ heur schoone ziel,
+ en, eer ze viel,
+ bleef ze in uw handen hangen!
+
+
+ LXXXIII
+
+ P.J.S.
+
+ 1883
+
+ Hoe menig boom heeft zijne hand
+ gekort, gezaagd, in Vlanderland,
+ en nu ligt hij, een roerloos lijk,
+ in berd gekleed, op 't aarderijk!
+
+ Hoe menig wiel, hoe menig rad
+ van hem zijne rechte rondheid had,
+ die 't hebben moest, om voort te gaan:
+ het wielt rolt nog, de man bleef staan.
+
+ Hoe menig stoot, hoe menig slag
+ en gaf hij niet, bij nacht en dag,
+ die neerstige, onvermoeide man,
+ die nu geen hand meer roeren 'n kan!
+
+ Hij wist het wel, en wakker zocht
+ hij God alleen, in 't geen hij wrocht:
+ zoo werkend heeft hij lang gestaan,
+ zoo stervend heeft hij loon ontvaan.
+
+
+ LXXXIV
+
+ L.C.
+
+ 1884
+
+
+ Zoo wordt het goud, in 't scherp geweld
+ des viers, geproefd en vrijgekweld
+ van alles dat bederfenis
+ omtrent hem, en geen goud en is.
+
+ Zoo wordt de mensch, -- gelukkig hij
+ die 't wel verstaat! -- ten allen tij,
+ nu meer, nu min, in 't vier bedroefd
+ der kwellinge, en van God geproefd.
+
+ Hoe klaar en moet de ziel niet zijn,
+ die, losgemergeld door de pijn,
+ die uitgeleden, uitgeteerd,
+ wordt eindlijk Gods aanschouwen weerd!
+
+ Zoo waart gij, Leo, lijdend hier
+ zachtmoediglijk uw vagevier,
+ waardoor gij, uwe maat gevuld,
+ nu blinkt en eeuwig blinken zult!
+
+
+ LXXXV
+
+ C.T.
+
+ 1884
+
+ "Uwe ooge, is 't dat ze eenvoudig zij
+ van inzicht, al uw leven
+ zal klaar zijn als uwe ooge, en vrij
+ van zonden": 't staat geschreven.
+ Geen duisternis, geen doling dan,
+ al waart gij blind van oogen,
+ geen valschheid die den weg u kan
+ verzeggen of mistoogen.
+
+ Eenvoudig was zij, herte en al,
+ van in heur jongste jaren;
+ en, kwam heur leven 't ongeval
+ des blinden dags bezwaren,
+ ze 'n doolde noch ze 'n faalde niet,
+ in 't zoeken van de waarheid;
+ zij vond hetgeen zij eeuwig ziet
+ nu, hopen wij: Gods klaarheid!
+
+
+ LXXXVI
+
+ R.A.H.
+
+ 1884
+
+ Dat haar brave ziele in vreden
+ ruste, en in alle eeuwigheden
+ God geniete, los en vrij
+ van des lichaams heerschappij.
+
+ Vreedzaam en eenvoudig leven,
+ elk ende een het zijne geven,
+ God vooral, tot tenden toe,
+ dat en wierd zij nimmer moe.
+
+ Moe geleden was ze, en zeker
+ dat de dood, de bandenbreker,
+ komen zou, en traagskens kwam
+ om heur laatste levensvlam!
+
+ Rust en vrede vroeg zij, vragend,
+ maar den uitstel niet beklagend;
+ ja, met liefde leed zij hier,
+ een langdurig vagevier!
+
+
+ LXXXVII
+
+ L.E. VANDERGHINSTE
+
+ 1884
+
+ O stil en zwijgend graf,
+ wien hebt gij ons gestolen?
+ Hoe! stemloos hem in uwen schoot geleid,
+ en aan de rust bevolen,
+ wiens ziele rusteloos,
+ placht onze ziel te dragen,
+ met klank en stem,
+ tot vóór den troon van Gods aanbidlijkheid!
+ Geeft weer, o graf, geeft weer,
+ hetgeen wij biddend vragen:
+ geeft weer ons zijne kunst,
+
+ zijn hert: o, al dat hij
+ verhoopte, geeft het ons
+ en hem; en dat het zij,
+ door God, bevrijd voortaan, o dood, van uwe slagen!
+
+
+ LXXXVIII
+
+ M.J.J.R.
+
+ 1884
+
+ Waarom en toefde 't niet,
+ 't zoo rijk begaafde,
+ 't zoo liefdeweerd, 't zoo liefdewinnend hert,
+ dat ons en aller herten laafde
+ met blijdschap eens, en nu eilaas, met bittre smert?
+
+ Waarom en toefde 't niet,
+ om groot te groeien,
+ om blij te zijn, om elk te maken blij?
+ Wat baat het, nog zoo snel te bloeien,
+ zoo niet de rijpe kroon de vrucht des bloeiens zij!
+
+ Het kind was rijpe alreê
+ voor klaardere oogen
+ als die des menschdoms, stedevast op de aard:
+ wilt, ouders, wilt uw tranen droogen,
+ en kijkt, daar wacht het u, en kijkt ten hemelwaard!
+
+
+ LXXXIX
+
+ M.L.D.S.
+
+ 1884
+
+ 'n Betrouwt de jongde niet van uw gezonde dagen,
+ die mij nu ziet gekist en dood naar 't kerkhof dragen;
+ 'n betrouwt ze niet, die, licht dit leven ingegaan,
+ de dood, de zek're dood uit hun gedachten slaan,
+ en leven of zij ook niet eenmaal sterven zouden!
+ De schuld behoort elk eerst in zijn gedacht te houden
+ die onbetaalbaar is, die niemand delgen kan
+ dan met zijn eigne dood, en al 't gevolg daarvan!
+
+ 'k Geloofde, ik hoopte in Hem, en ik beminde Dezen,
+ die nu alleen mij troost kan, hulpe en bijstand wezen;
+ Hem die gezeid heeft, en, verrijzend met der daad
+ bewezen, dat de dood in zijn geboden staat.
+ o Helpt mij allen Hem nu zijn genade ontwerven;
+ en leert, die leeft, ook eens, zoo ik deed, wel te sterven:
+ de kunste is 't leeren weerd van 't gene elk eenmaal doet,
+ en, wel- of misgedaan, 't gene eeuwig blijven moet!
+
+
+ XC
+
+ A.A.T.
+
+ 1884
+
+ Braaf kind van twee brave ouders,
+ God nam van uwe schouders
+ den last des lijdens af;
+ de korte baan des levens
+ schaars in, en gij daarnevens
+ gevallen ligt in 't graf!
+
+ Wie zalder om u klagen,
+ die in zoo korte dagen
+ gewonnen hebt de poort,
+ terwijl wijlieden moeten
+ nog buigen lange en boeten,
+ en strijden immer voort?
+
+ De poort, ach, zijt gij heden
+ des tempels ingetreden;
+ daar bidt voor ons en beidt,
+ tot dat wij winnen mogen,
+ den tempel ingetogen,
+ de kroon ons toebereid!
+
+
+ XCI
+
+ O.S.D.V.
+
+ 1884
+
+ Zij gingen hand in hand, gevolgd van hunne kinderen,
+ te kerk, te werk, voor God en mensch malkaar gelijk;
+ en 't scheen dien blijden tronk geen storm en kon behinderen,
+ geen ramp hem dere doen, als onvoorziens een lijk,
+ een lijk ter aarde daalt, en man- en kindertranen
+ den lof van Moeder doen weêrspiegelen in hun wee,
+ die, onvermoeibaar eens, den voorweg plag te banen,
+ en 't schip te helpen door de booze wereldzee!
+ Zij stierf! Zij laat ons na geen schat dien menschen rooven,
+ geen goud, dat kostlijk is, maar veel meer weerden oest,
+ maar veel meer weerden schat van goedewerkenschooven,
+ dien God, in de eeuwigheid, beveiligt voor den roest.
+
+
+ XCII
+
+ A.C.B.
+
+ 1884
+
+ De wereld wist van hem noch goed noch kwaad te melden;
+ zijne ouders, die alleen zijn' jonge jaren telden,
+ bewaarden zijne ziel, niet zonder vrees voorwaar,
+ voor 't menigvuldig wee van 's werelds zielgevaar.
+
+ Zou hij, was hun gedacht, den schoonen hemel binnen,
+ de plaats hem voorbereid eens na dit leven winnen?
+ Zou hij, na onze dood, godsdienstig tot den end,
+ de kroone hebben, aan geen ander toegekend?
+
+ Zou hij... Maar schielijk is de draad kort afgebroken,
+ die hem aan 't leven bond; zijne oogen zijn geloken,
+ eer ze ooit het valsch gelaat des werelds schouwden aan,
+ en nauwlijks uitgezet is hij zoo ver gegaan
+
+ ter reis, dat hem geen macht des vijands achterhalen,
+ geen list des werelds meer kan uit de baan doen dwalen,
+ geen schâ meer deren noch geen tijd begrenzen. Dan,
+ God hebbe u, kind, al breekt ons ouderherte ervan!
+
+
+ XCIII
+
+ M.L.C.
+
+ 1885
+
+ o Kind van Maria, ten Hemel gevlogen,
+ genoeg hebt gij hier om uw kroone geleên,
+ en andren genoeg heeft de wereld bedrogen:
+ gij, gij hebt de wereld met voeten getreên!
+
+ o Kind van Maria, 't geluk van uwe ouders,
+ ons voorbeeld, onze eere, in uw schuldlooze deugd,
+ die nooit hebt gedoogd op uw maagdlijke schouders
+ het jok dat zoo velen aanveerden met vreugd!
+
+ o Kind van Maria, gelukkig hierboven,
+ vergeet niet, zoo bidden wij, dragende uw lijk,
+ dat wij, hier vereend om Maria te loven,
+ u volgen, van verre, naar 't hemelsche rijk.
+
+ Ach, helpt ons, bij Haar, die gij reeds mocht aanschouwen
+ om, vrij van de wereldsche boosheid, de baan
+ van 't ware geluk, zoo wij hopend betrouwen,
+ lijk gij, onbesmet, tot den einde te gaan.
+
+
+ XCIV
+
+ DE MOEDER VAN PIETER BENOIT.
+
+ 1885
+
+ Als 't eeuw'ge voor den mensch begint,
+ wat is er lest en best bezind,
+ o gij, die 's werelds eeren
+ gemaaid hebt; gij, wiens naam, vermeld,
+ heel 't menschdom liep rondom gesneld,
+ zoo menig blijde keeren?
+
+ Ik stierf in vrede, hopende en
+ betrouwende, of 'k uw herte ken,
+ dat gij bestand waart tegen
+ des werelds dwang en dwingelandije,
+ des werelds gouden ketens, die
+ zoo lastig neerwaarts wegen!
+
+ Staat op, en volgt uw Moeder na,
+ van God begaafde zanger, ja
+ onsterflijke, en laat hooren
+ uw stemme eens, en vergeet dat niet
+ aan haar die zong uw wiegelied
+ in 's hemels blijde chooren!
+
+
+ XCV
+
+ A.A.
+
+ 1885
+
+ Wie weet er Gods beschik,
+ Gods oordeel, Gods gedachten,
+ Gods Herte, oneindig goed,
+ al zijn bermhertigheid
+ te meten met de maat
+ en 't peil der menschenkrachten,
+ ten oordeele onbekwaam
+ en krank van onderscheid?
+
+ Aan wien heeft God, aan wien
+ die kwam naar hem te trachten,
+ 't zij vroeg of late, aan wien
+ ooit zijn genade ontzeid?
+
+ Zoo bidt voor allen dan,
+ die, eens de dood gesmakend,
+ verschenen zijn voor Hem
+ die gaf zijn dierbaar Bloed
+ ten besten, opdat elk,
+ dit strijdperk uitgerakend,
+ eens kome in vrede, en erve
+ 't alderhoogste goed!
+
+ Ja, bidt, en blijft, ook gij
+ die bidt, uwe ure wakend,
+ want niemand weet wanneer
+ of hoe hij sterven moet!
+
+
+ XCVI
+
+ C.E.D.D.
+
+ 1885
+
+ Gelijk een kranke blom, die op den autaar staat,
+ daar leeft een korten tijd en dan te nieten gaat,
+ zoo blomde' en bloeidet gij,
+ eilaas, en 't is voorbij!
+
+ Gelijk een wassen keers, van leden blank en broos,
+ verrookend nederbrandt en lichtend leeft een poos,
+ zoo stondt en lichtet gij,
+ eilaas, en 't is voorbij!
+
+ Gelijk een wierookgraan, in 't blakend vier geschroeid,
+ een zoeten reuk verspreidt, en dan ten hemel spoeit,
+ zoo leedt en leefdet gij,
+ eilaas, en 't is voorbij!
+
+ o Zuivre maagdenblom, o licht vol deugdzaamheid,
+ o zoete wierookreuk, in 't brandend vier bereid,
+ alzoo verdiendet gij
+ dat ruste en vrede u zij!
+
+
+ XCVII
+
+ DEKEN L.-L. DE BO
+
+ 27 Sept. 1826 † 25 Aug. 1885
+
+ Waarom het graf bedicht met vlaamsche of andere woorden,
+ waarom niet liever stil gezwegen en geweend,
+ als hij gestorven is en weg naar betere boorden,
+ dien God, te onlange eilaas aan Vlanderen heeft verleend.
+
+ De sprake is ons geroofd, de tonge is ons bezweken,
+ en zwijgen past nu best, als hem de taal begeeft,
+ die, leerende ons weleens, die woorden leerde spreken,
+ die hij zijn leven lang zoo wel verdedigd heeft.
+
+ Hij was alleen bekwaam te spreken en te leeren;
+ te horken was ons recht, onze eere en onze plicht,
+ naar hem, die zwijgend nu, de hand behoort des Heeren,
+ en, veel te vroeg eilaas, voor onze voeten ligt.
+
+ Waar zouden wij, 't is waar, 't zij einden 't zij beginnen
+ te loven aan het werk, dat zijne kunste ontviel?
+ Veel beter zullen wij den kunstenaar beminnen,
+ en leven in den glans van zijne groote ziel.
+
+ Hij leve dan, ofschoon de pijl hem kwam te kerven
+ den levensdraad intween, die uwe hand ontvlood;
+ hij leve, om in ons hert voortaan niet meer te sterven,
+ van uwe schichten vrij, o overwonnen Dood!
+
+
+ XCVIII
+
+ L.L.
+
+ 1885
+
+ De brave vrouw, de goede moeder
+ beklage niemand, want zij is,
+ vol deugden, naar den Deugdvergoeder
+ verhuisd, uit 's werelds wildernis.
+
+ Beklaagt den man, beklaagt de kinderen,
+ die, van heur hert, heur hand beroofd,
+ het licht huns levens zagen minderen,
+ en 't nu eilaas zien uitgedoofd.
+
+ Wie zal der weezen moeder wezen,
+ wie zal ze toeven, wie castien;
+ wie, onder duizende uitgelezen,
+ wie als een moeder geren zien?
+
+ o Vader, gij, die _Onzen Vader_
+ godvruchtig _in den Hemel_ dient,
+ staat vast en vreest niet: God is nader
+ als de aldernaaste boezemvriend!
+
+
+ XCIX
+
+ M.E.D.
+
+ 1885
+
+ o Zuivre ziel, gelost uit 's werelds oude ellende,
+ wat liet gij ons bedroefd, niet in uw groot geluk;
+ maar, omdat nauwlijks een ooit nog zulk eene kende
+ als gij waart, daarom weent ons herte, en is 't in druk!
+
+ Gij waart een zoete troost voor ons, die weinig weten
+ wat troost is, in dit dal van tranen! God weet hoe
+ wij mochten 's zondags, soms een uur rond u gezeten,
+ den hemel smaken op deze aarde, slavens moe!
+
+ Gij zijt ons afgepakt, met ure en al! Te zamen
+ bezien wij nu malkaar, en vragen: Is dan ook
+ de troost der armen met geen beter' naam te namen
+ als ander tijdlijk goed: een schaduw en een rook?
+
+ Doch neen! Gij zijt daarheen daar schaduw is noch logen;
+ de kroone omspant uw hoofd; ge zijt ons voorgegaan:
+ wij volgen, volgen vast, en trachten, onbedrogen,
+ de baan te houden die ge ons wijst: de hemelbaan.
+
+ U daar, in ons gedacht, nog biddende aan te spreken,
+ te hooren en te zien, alsof gij bij ons waart,
+ zal troost zijn, is 't dat iets het scherpe zweerd kan breken,
+ dat in ons herte steekt, sinds uwe hemelvaart!
+
+
+ C
+
+ M.T.E.D.P.
+
+ 1886
+
+ o Engelken, dat, weggevlogen,
+ hebt ons, eilaas, en al bedrogen
+ dat op uw' schoonheid hopen dierf:
+ in ons verlies hebt gij gewonnen,
+ maar wie zal ons nu troosten konnen?
+ Ons jongste, ons liefste meisken... 't stierf!
+
+ Komt dan gij zelve, o hemeldiefken,
+ komt weer bij ons, o zalig liefken,
+ en, schoon geen menschenooge u ziet,
+ laat op het kerkhof 't zielloos wezen,
+ dat gij ontgaan zijt en ontrezen,
+ en blijft bij ons, in ons verdriet!
+
+
+ CI
+
+ J.H.
+
+ 1886
+
+ Zij was oprecht als edelsteen,
+ zoo zuiver, dat het wonder scheen
+ hoe 's levens lang vertoeven
+ bekwaam was om, met pijne en dwang,
+ den vrij gewenschten hemelgang
+ nog langer te bedroeven!
+
+ Zij zou, zij moeste henengaan
+ en ons eilaas, met rouw belaân,
+ voor goed indachtig maken
+ hoe groote schat van kostbaarheid
+ ons is en blijft in 't graf geleid,
+ en niet meer aan te raken!
+
+ Zij weg, 't is alles meê met haar,
+ dat troost was en geluk, voorwaar,
+ in 't leven. o Komt weder,
+ als liefde, als hope, als hulpe, als raad;
+ en daalt, zoo God u dalen laat,
+ gezuster, nogmaals neder!
+
+ Komt, helpt ons en bewaart dien band
+ onbreekbaar, dien uw zoete hand
+ wist om ons hert te binden;
+ opdat wij, maar van lijve alleen
+ en voor nen korten tijd, geschee'n,
+ ons namaals wedervinden!
+
+
+ CII
+
+ G. E. J. D. J.
+
+ 1886
+
+ Zoo men soms bij zomernachten
+ hooge omhooge een sterre ziet,
+ die op snelle vederschachten
+ schielijk door den Hemel schiet,
+
+ zoo zijt gij ons, die het leven
+ ons verblijddet meest van al,
+ schaars een stonde of twee gebleven
+ Gustafke, in dit tranendal!
+
+ Zegt, waar zijt gij, die zoo lieflijk,
+ alle leedzijn ons ontloecht;
+ gij die biddend, hemeldieflijk
+ hieldt uw handtjes zaamgevoegd
+ als gij zeidet: "Nader, nader,
+ kome uw rijk?... "En wij voortaan
+ zuchten, met u zeggend: "Vader,
+ Vader, zij uw wil voldaan!"
+
+
+ CIII
+
+ F.B.
+
+ 1886
+
+ Om Jesu name en schaamde ik mij,
+ in al mijn levensjaren:
+ ik hoop dat, onbeschaamd, ook Hij,
+ me in 't oordeel nu zal sparen!
+
+
+ CIV
+
+ A.B.D.
+
+ 1887
+
+ Maar half en nog niet half gegaan
+ was 't bijstre van de wereldbaan,
+ toen al met eens een stemme sprak,
+ en 't onvoltooide leven brak!
+
+ Zijn vrouwe eilaas, zijn dochter zoet,
+ zijn vrienden vielen God te voet
+ en baden: Laat een stonde nog,
+ den vriend ons en den Vader toch!
+
+ Maar, weet een mensch, die sterflijk is,
+ het woord van Gods geheimenis?
+ 't Is beter elk in tijds bereid
+ dat duren zal in de eeuwigheid!
+
+ Zoo deed hij, en, gesterkt, getroost,
+ verliet hij vriend en vrouwe en kroost,
+ en ging, met Christi Kruis gekust,
+ naar de eeuwigheid, in God gerust!
+
+
+ CV
+
+ G.L.S.
+
+ 1887
+
+ De jubelkroon,
+ zoo frisch en schoon
+ ons om de kruin gewonden,
+ heeft korts de dood,
+ met felheid groot,
+ gebroken en geschonden!
+
+ Doch neen, ze'n kan
+ de kroone van
+ de onsterflijkheid niet schenden,
+ die ons te gaêr
+ zal kroonen, waar
+ geen blijdschap meer zal enden!
+
+
+ CVI
+
+ I.P.
+
+ 1887
+
+ o Mensch, uw vriend is God alleen,
+ al 't ander moet gij schromen;
+ de dood, al mijdt ge u, groot en kleen,
+ de dood is licht gekomen!
+
+ Leeft deugdzaam dan, en leeft bevrijd
+ van angstigheid en zorgen,
+ die nooit eene ure in state en zijt
+ te zeggen: 'k Leve morgen!
+
+ o Vrouwe en Kind, uw steun was ik,
+ naast God; maar, blijft gelooven
+ dat, zonder God, een enkle tik
+ u lijf en ziel kan rooven.
+
+ Uw ware vriend is God voortaan,
+ o Vrouwe en Kind, bemint Hem;
+ en wilt gij Vader volgend gaan
+ zoo 't God beveelt, gij vindt hem!
+
+
+ CVII
+
+ R.H.
+
+ 1887
+
+ Zij was de brave vrouwe, erkend van alle lieden;
+ zij sprak: De wille Gods in alles moet geschieden
+ oprechtelijk, en geen die in heur werken vond
+ het minste dat het woord heurs herten tegenstond.
+
+ De lieden mochten boos en valsch zijn, en de tijden
+ den eenen klagen doen, den anderen verblijden,
+ 't en ging heur af noch aan: ze'n zocht de wereld niet,
+ maar God alleen in al: in voorspoed, in verdriet.
+
+ Het is eene eere 't kind van zulk een vrouw te wezen,
+ en, volgt ge uw moeder na, o kinderen, geprezen
+ verdient ge en preusch te zijn, om die u 't leven gaf:
+ zij leeft met eere nog, al ligt ze diepe in 't graf.
+
+ Zij ruste in vreden ja, in 't graf niet, maar hierboven,
+ zij hebbe al 't gene God kwam winnen en beloven;
+ die stierf en, op het kruis gestorven, wees de baan
+ om, door het kruis, met hem ter blijdschap in te gaan!
+
+
+ CVIII
+
+ A.G.M.D.
+
+ 1887
+
+ o Zielke, schaars gekomen,
+ en seffens afgenomen,
+ Gods Englen willekom,
+ blijft, blijft, den Hemel binnen,
+ God kennen, God beminnen,
+ en keert niet wederom!
+
+ Verlost van rampe en lijden,
+ blijft eeuwiglijk verblijden,
+ en wordt nooit biddens moe,
+ ont wij ook, vrij geleden,
+ geworsteld en gestreden,
+ bij u eens komen toe!
+
+ Daar zal ons hert genezen,
+ daar zal het blijdschap wezen,
+ o zielken, onzen tween;
+ daar zal u, kind, herwonnen,
+ ons niemand rooven konnen,
+ noch van uwe ouders schee'n!
+
+
+ CIX
+
+ J.H.
+
+ 1887
+
+ Een jaar geleên, schier dag op dag,
+ is 't dat ze een lieve zuster zag,
+ die, in de rust getreden,
+ heur scheen te zeggen: "Volgt mij na
+ die korten tijd u vorenga:
+ komt, rust met mij in vreden!"
+
+ o Jaar van lijden, dag en nacht,
+ in pijne en smerten doorgebracht,
+ in zuchten en in wachten;
+ hoe brandet gij heur deugden schier
+ tot louter goud, in 't smertenvier,
+ eer zij mocht ruste smaken!
+
+ "o Heere," sprak ze, "Uw herte kent
+ alleene al mijne ellenden: zendt
+ mij kracht, en leert mij vragen
+ niet anders als, nog dezen dag,
+ zoo 't uwen wil believen mag,
+ met U mijn kruis te dragen!"
+
+ "Nog dezen dag!" En moegekweld,
+ in 's werelds dorre doorenveld,
+ gekweld, doch niet geschonden;
+ heeft ze eindlijk, langs de blijde baan,
+ heur zuster in 't gemoet gegaan,
+ voor eeuwig rust gevonden!
+
+
+ CX
+
+ E.J.V.E.
+
+ 1887
+
+ Hij placht den scherpen tand van 't staal
+ te temperen en te wetten,
+ en door zijn kunst tot maalbaarheid
+ den meulensteen te zetten.
+ Hij won daaraan zijn daaglijksch brood;
+ en 't brood daar wij af leven,
+ het wierd ons door de neerstigheid,
+ van zijnen arm gegeven.
+ Eilaas, een scherper staal heeft hem
+ een scherper steen, gemalen:
+ de felle dood, die schielijk wist
+ den fellen man te stralen.
+
+ Hij viel! Niet onbereid en was
+ die steen en staal bereidde,
+ en daaglijks, over 't vier gestaan,
+ Gods oordeelvier ontbeidde.
+ Gezuiverd op der aarden, lang
+ genoeg heeft hij geleden.
+ opdat hem God een betere als
+ een aardsche kroon zou smeden;
+ opdat hem Gods bermhertigheid
+ in liefde zou onthalen,
+ en vrij doen zijn voor altijd van
+ 's viers onbermhertig stralen!
+
+
+ CXI
+
+ L.V.R.
+
+ 1887
+
+ Aan u voorwaar had menig man
+ zijn laatste kleed te danken,
+ het bruiloftskleed der dooden, van
+ eilaas vier arme planken!
+
+ Dat wist ge, en uw' voorzichtigheid
+ sprak, wakend lang voordezen:
+ "o Hout, misschien, door mij bereid,
+ zult gij mijn grafhout wezen!"
+
+ Gelukkig die, met 't scherpe in d'hand,
+ geslaafd hebt zooveel jaren
+ aan 't vaartuig, dat in 't Vaderland
+ u vrij zou helpen varen!
+
+ Gelukkig dien de vriend van al
+ die waakt en bidt, zal geven,
+ na 't werkend, in dit tranendal,
+ daar, 't eeuwig rustend leven!
+
+
+ CXII
+
+ H. J. B. J.
+
+ 1887
+
+ Kerstnacht, of 't koud en donker was,
+ hebbe ik, in 't huis des Heeren,
+ als autaarkind, drie Messen lang
+ gediend, zoo menig keeren!
+
+ Kerstnacht is mijn geboortenacht,
+ na dertig jaar, geworden;
+ Kerstnacht ben ik, de wereld moe,
+ den Hemel ingetorden!
+
+ Kerstnacht, o Moeder, Vrouwe en Kind,
+ Kerstnacht kwam mij verblijden
+ en liet mij weten hoe God loont
+ die met en om God lijden!
+
+ Geen dagen vol ellende meer,
+ geen lange en bange nachten:
+ ach, volgt Mij, Moeder, Vrouwe en Kind:
+ hier blijve ik u verwachten!
+
+
+ CXIII
+
+ M. C.
+
+ 1888
+
+ Voor niet en droeg hij 't zweerd
+ van Gods geweld in d'handen,
+ noch was de zware plicht
+ van 't straffen hem betrouwd;
+ hij wist aleventwel
+ ook in de knevelbanden
+ met eerbied aan te zien
+ het beeld na God gebouwd.
+
+ Ei, wapenknecht, hij wierd,
+ de dieven eens betrapend,
+ hij, van den grooten dief
+ die al wat leeft bespringt,
+ besprongen, vastgepakt,
+ geknevelband, ontwapend,
+ en eeuwig pal gezet
+ waar Vrede en Vrijheid blinkt.
+
+
+ CXIV
+
+ M. L. R.
+
+ 1888
+
+ Mijn kinderkens, ik heb u al
+ dat geeflijk was gegeven:
+ mijn' werkzaamheid, bij dag en nacht,
+ mijn' liefde, en ook mijn leven!
+
+ God spare u nu! Ik ben verlost,
+ terwijl 'k uw broerken baarde,
+ van 't leven dat maar lijen en was
+ voor mij, en wee op de aarde!
+
+ God spare u, spare u, Man, die mij
+ beminnen hielpt en dragen
+ den lieven last, nu meer als ooit:
+ God spare u, lange dagen!
+
+ Hebt hope en troost, en... Wilt o God,
+ aan vrienden 't hert verleenen
+ te helpen hem, ook zonder mij,
+ nog zorgen voor die kleenen!
+
+
+ CXV
+
+ E.J.C.
+
+ 1888
+
+ Het moorddallaam,
+ de donkre nacht,
+ mijn' donkerder gedachten
+ bekoorden mij
+ om, roekeloos,
+ dat God verbiedt
+ niet te achten!
+
+ Een plof... en dood,
+ zoo waande ik mij,
+ ellendiglijk aan 't dolen!
+ o Goede God,
+ Ge 'n wildet niet:
+ G' hebt me aan de dood
+ ontstolen!
+
+ Gij zocht mij, daar 'k
+ U vluchtend was,
+ U vloekend, in mijn' zonden;
+ en toch hebt Gij
+ mij, armen dwaas,
+ o Goede God,
+ gevonden!
+
+
+ CXVI
+
+ G.D.W.
+
+ 1888
+
+ Wij hoopten beiden dat gij zoudt,
+ o kind, de lasten menigvoud
+ verzoeten, die uwe oudren twee
+ gedoogen, op dees wereldzee.
+
+ Wij hoopten...! Maar we 'n wisten niet
+ 't is God alleen die alles ziet,
+ dat ge ons zoo vroeg gingt afgeplukt,
+ geroofd zijn en schier weggerukt!
+
+ Eilaas, hoe scheurt ons herte en doet
+ het zeer, omdat het missen moet
+ 't geen 't niet missen wil noch zal,
+ 't en zij om U, o God van al!
+
+ Hebt Gij het dan, o goede God,
+ en ziet ons kindtje geerne, tot
+ dat Gij ons ook, die altijd leeft,
+ den hemel... en ons kindtje geeft!
+
+
+ CXVII
+
+ A.V.D.V.
+
+ 1888
+
+ Gelukkig paar
+ die met malkaar
+ in 't huwelijk verbonden,
+ de jubelkroon,
+ die eeuwig schoon
+ zal blinken, hebt gevonden!
+
+ Op de aarde was,
+ als ijdel glas,
+ uw blijdschap licht om schenden;
+ maar nu en kan
+ de vreugde van
+ de bruiloft niet meer enden!
+
+
+ CXVIII
+
+ E.A.M.T.
+
+ 1888
+
+ Elisa, blijft ons nog, schoon door de dood gescheiden,
+ met uwe zoete hand beschermen en geleiden;
+ ons toogen, zoo weleer gij als een Engel placht,
+ den weg des Hemels, door dees booze wereldnacht!
+ Hoe lang nog zullen wij, eilaas, nu driemaal weezen,
+ verlangen naar uw lot en om het onze vreezen?
+ Elisa, blijft, o blijft, en, 't geen gij immer waart,
+ een Engel blijft, die ons in eere en deugd bewaart!
+
+
+ CXIX
+
+ C.J.A.D.L.C.D.
+
+ 1888
+
+ o Zoete ziel, die 's lichaams leven
+ te vroeg eilaas, te laat misschien
+ voor u, aan God hebt weêrgegeven,
+ wij hopen u weerom te zien!
+
+ Gij waart alrêe, hoe jong van dagen,
+ zoo schrander dat wij hooger iet
+ als menschlijks in uwe oogen zagen,
+ en gij alleen en wist het niet!
+
+ Vaartwel, o ziel, die 's Hemels streken
+ behoordet en, verhuisd voortaan,
+ uws vaders hof zijt ingeweken:
+ vaartwel, vaartwel, o Christiaan!
+
+
+ CXX
+
+ G.V.D.W.
+
+ 1888
+
+ O Jesu, 't zielken dat
+ Gij ons geschonken hadt,
+ als echtelijken zegen;
+ hoe is 't uit onzen schoot
+ zoo schielijk, door de dood,
+ gerukt en weggedregen?
+
+ Het dunkt ons menigmaal
+ zijn lieve kindertaal
+ te hooren... maar, 't is dolen
+ dat 't minnend herte doet:
+ ons kindtjen is voor goed,
+ ons kind is ons gestolen!
+
+ Het licht is ons geroofd,
+ het leven uitgedoofd,
+ en 't huisgezin, geschonden,
+ en schettert nimmermeer
+ vol vreugde, lijk weleer:
+ het zwijgt ten allen stonden!
+
+ De dood en kent geen leed,
+ zij zeisent, immer wreed
+ en zonder mededoogen;
+ geen troost en wete ik, geen:
+ Gij, Jesu, zult alleen,
+ Gij kunt onz' tranen droogen!
+
+
+ CXXI
+
+ E.J.P.
+
+ 1888
+
+ Het leven is, vol ongevals
+ vol ramp- en rooi, te aanschouwen als
+ een kruisweg op de wereld,
+ die slinks en rechts vol kruisen staat,
+ en dien men meest met tranen gaat,
+ en bloedig zweet, bepereld.
+
+ Ach, 'k wist het wel, en 'k droeg getroost
+ mijn kruis naast U, die 't lijden koost,
+ onschuldig, om het leven,
+ van schulden vrij- en losgeboet,
+ o Jesu, door uw dierbaar Bloed,
+ ons wederom te geven!
+
+ o Man, gij stondt mij neerstig bij:
+ dat God uw hulpe en troost nu zij;
+ en, dapper doorgetreden,
+ vergeet mij niet, die haastig viel,
+ noch dat ik, arme kranke ziel,
+ verlange om uw gebeden!
+
+
+ CXXII
+
+ J.N.H.
+
+ 1888
+
+ Moet ik, ouders, teerbeminde,
+ moet ik, zusters, broederen al,
+ u verlaten, ik en vinde
+ nooit hetgeen mij troosten zal.
+
+ Nooit! o God, maar gij zijt vader,
+ gij zijt moeder, zuster; gij
+ zijt mijn broêr, en duistmaal nader
+ vriend als welke vriend het zij.
+
+ Op dan, ouders, moed genomen,
+ zusters, broeders, al te gaâr;
+ eens daar ik ben, óók gekomen
+ vrienden, vrede, en... God is daar!
+
+
+ CXXIII
+
+ J.N.A.
+
+ 1888
+
+ Och arme, ofschoon het leven
+ zij boos om door te streven,
+ o Kind, wij hoopten dat 't
+ den Heere u, lange jaren,
+ believen zou te sparen!
+ Doch neen! Onze oogen, zat
+ van weenen, moeten derven
+ hetgeen gij, met te sterven
+ ons hebt geroofd: een' schat!
+ Ach, laat het zoo: daarboven
+ zult gij den Heere loven,
+ in 's hemels blijde stad:
+ terwijl we, in God te vreden,
+ wij, weenend, hier beneden,
+ och arme, zullen... Wat?
+
+
+ CXXIV
+
+ G.J.T.
+
+ Wij minden 't zoo,
+ wij zagen 't noo,
+ te noo misschien, ontdragen;
+ maar, Jesu zoet,
+ ons herte bloedt
+ en 't breekt van niet te klagen!
+ Geeft weer! -- o Neen,
+ ons kindtje kleen,
+ we 'n durven 't U niet vragen!
+
+
+ CXXV
+
+ E.H. VICTOR VAN COILLIE
+
+ 1888
+
+ Hij, dichterlijk begaafd,
+ en heeft, in al zijn wegen,
+ maar op het waarlijk schoon
+ een wondrende oog geslegen;
+ en 't, in zijn eigen taal,
+ beschreven onbeschaamd.
+ Gods volk lag hem aan 't hert,
+ hij minde 't, en bekwaamd
+ als Priester en als Mensch,
+ om met het Volk te leven,
+ heeft hij getrouwiglijk,
+ hem zelven 't Volk gegeven.
+ God loone 't hem, die weet
+ en weerdiglijk vergoedt
+ hetgeen -- Hij zegt het zelf --
+ men aan de kleenen doet.
+ Hij stierf! Onsterfelijk
+ blijft op deze aarde in eeren
+ zijn vreugdevolle ziel;
+ en, in het Huis des Heeren,
+ de loon die zulken loont
+ die, niet hen zelven, maar
+ den armen evenmensch,
+ met liefde nemen waar!
+
+
+ CXXVI
+
+ Eerwaarde Pater AMEET VYNCKE
+ van Zedelghem,
+
+ als geloofzendeling gestorven te Kibanga in Opper-
+ Congoland, op den 17 van Bâmesse 1888.
+
+ Gij zijt de vriend van God, die ouders, vrienden, magen,
+ die land en lieden, om Gods arme Zwarten liet,
+ in 't Africaansche veld. Wie zouder u beklagen,
+ die u, voor zulk een zaak, zoo vroeg gestorven ziet?
+
+ Gij zijt de vriend van God, nu meest nog, nu de vrede,
+ de rustdag u alrêe verschenen is. Voortaan
+ geen lijden meer, geen angst, geen ongewissighede
+ van hangen tusschen lijf en dood meer uit te staan.
+
+ Gij zijt de vriend van God, gekozen tusschen honderd-
+ en duizenden, om Hem een boodschap hooge en groot
+ te dragen, verre weg naar 't erflijk afgezonderd,
+ naar 't weggeworpen kind, in 't zwarte land der dood.
+
+ Gij zijt de vriend van God; Hij sprak, en gij, gij hoordet,
+ gij greept het vendel aan, als minnebode, en gingt
+ tot waar gij 't zwart geweld, met levend licht doorboordet,
+ eilaas, dat op uw graf, uw heerlijk graf nu blinkt!
+
+ Vaart wel, o vriend van God; o onze vriend: genegen
+ waart gij ons Vlaamsche Volk, maar God was u veel meer,
+ veel meerder als uw land, uw tale en al: Gods zegen
+ zij ons door u, Ameet, verworven, vóór den Heer!
+
+
+ CXXVII
+
+ R.C.V.
+
+ 1889
+
+ 't Heeft mij de dood gekost,
+ als, na de wet des Heeren,
+ ik neerstig werken ging
+ en reizend wederkeeren.
+
+ 't Heeft mij de dood gekost;
+ o vrouwe, vrienden, magen,
+ en al die 'k geren zag:
+ 't en helpt geen bitter klagen.
+
+ 't Heeft mij de dood gekost:
+ na korte of lange stonden
+ zal 't kosten u de dood,
+ die leeft! -- Leeft vrij van zonden!
+
+ 't Heeft mij de dood gekost!
+ o Jesu, door uw sterven
+ en door uw dierbaar Bloed,
+ helpt mij den hemel erven!
+
+
+ CXXVIII
+
+ E.M.M.
+
+ 1889
+
+ Wij waren 's eens, van herte en zin,
+ in lief en leed verbonden;
+ de dood, eilaas, de dwinglandin,
+ en ziet geen lief-, geen leedzijn in:
+ de dood heeft ons geschonden!
+
+ De dood alleen, niet els en kon
+ dat God vereende krenken;
+ maar Hij die, als de morgenzon,
+ de macht der wreede dood verwon,
+ Hij zal ons 't leven schenken.
+
+ Het leven, dat geen ziekte en kan,
+ geen droefheid meer bederven:
+ o Vrouwe daar verwacht mij dan,
+ mijn kind, ons kind, en mij, uw man,
+ om nimmermeer te sterven!
+
+
+ CXXIX
+
+ B.S.
+
+ 1888
+
+ o Blankske bij uw stervensbed
+ zoo menig versche blom gezet,
+ verwelkt, gedord en weggedaan,
+ komt nu in ons geheugen staan!
+
+ Geplukten uit het blomgebied,
+ ze stierven, maar ze 'n leden niet;
+ en, onbeklaagd hun teer gewas
+ haast weg en haast vergeten was.
+
+ Maar gij, o blank en bleek gewaad
+ eens maagdenblomkens, gij en gaat
+ niet smerteloos, niet onbeschreid,
+ vergeten niet, naar de eeuwigheid!
+
+ Wij zagen 't, hoe gij bitter kreescht,
+ in ons meer als in u bevreesd;
+ en lijende, omdat gij, kranke maagd,
+ die u beminden lijden zaagt!
+
+ Vaartwel... en blijft in ons gemoed,
+ o Blankske, teeder blomke zoet,
+ gebloeid staan, en, bij God den Heer,
+ o kindtje lief... en sterft niet meer!
+
+
+ CXXX
+
+ S.A.L.
+
+ 1889
+
+ Zij was van jongs aan God, als Moeder en als Vrouw,
+ spijts alles, zediglijk en stediglijk getrouw;
+ de tijd en mochte nooit, noch met den tijd het keeren
+ en 't wenden des gebruiks, haar andere zeden leeren;
+ zij stond tot tenden toe, heur kinderen voorgegaan,
+ en bleef navolgensweerd, schier onnavolgbaar staan!
+ God kent die vastigheid in 't goed, en zal ze loonen
+ met iets dat langer duurt als 's werelds ijdle kroonen:
+ met onveranderlijk en stervensvrij genot
+ in Hem, die zelve en loon en loonder is, in God!
+ Daar, moeder, mochte ik, U indachtig al mijn leven,
+ mij dankbaar, U en God voor altijd wedergeven,
+ dien gij bemindet en bewaardet, en voortaan
+ dien gij alleen liet op den weg des levens gaan!
+
+
+ CXXXI
+
+ V.S.
+
+ 1889
+
+ Het werken was heur lot,
+ heur blijdschap en heur leven;
+ het werk is zij getrouw
+ tot aan den dood gebleven;
+ en, als zij lijdend lag
+ en stervend neergeveld,
+ dan heeft zij nog in 't werk
+ heur hoop en troost gesteld.
+ Om God heeft zij gewrocht,
+ met God heeft zij geleden,
+ op God heeft zij gehoopt,
+ tot God heeft zij gebeden;
+ en vast gesteund op Hem,
+ die loonder is van 't goed,
+ en heeft zij niet gevreesd
+ dat leêggang vreezen doet.
+ Welaan, de rust zij u,
+ Victoria, gegeven:
+ ge'n hebt z'hier nooit gekend,
+ geniet ze in 't ander leven!
+
+
+ CXXXII
+
+ J.F.M.
+
+ 1889
+
+ Hij wist wat werken was
+ en waakzaam gadeslagen
+ al 't gene, hem vertrouwd,
+ bij nachten en bij dagen
+ bekommerde zijn hert,
+ vol eed'le vromigheid.
+
+ Hij wist wat lijden was,
+ en heeft, herhaalde malen,
+ wanneer de dood hem kwam
+ zijn liefste panden halen,
+ als christen mensch tot God
+ "uw wil geschie" gezeid.
+
+ Hij steunde, vast en vrij,
+ op God al zijn betrouwen,
+ 't zij vroeg, 't zij laat bereid
+ om ook de dood te aanschouwen,
+ en 't kruis te aanveerden dat
+ hem ook was opgeleid.
+
+ Dat kruis, met kloeken moed
+ zoo langen tijd gedregen,
+ het zij een kroone nu
+ voor hem, voor ons een zegen,
+ 't zij een vermaan ter deugd
+ en ter standvastigheid!
+
+
+ CXXXIII
+
+ P.J.D.B.
+
+ 1889
+
+ De dood is doof en blend,
+ 't en helpt geen schoone spreken!
+ Zoo zegt men, maar de Dood
+ is Gods bevel getrouw:
+ Hij wist wanneer, waarom
+ en hoe de band zou breken,
+ dien Hij gebonden had,
+ o zwaar beproefde Vrouw!
+
+ Hij weet al 't geen Hij wilt,
+ of doet of laat geschieden,
+ te schikken dat er goed
+ en weldaad uit verschijn':
+ geeft Hem uw herte dan
+ en doet niet zoo de lieden
+ die, klagend van de Dood,
+ God zelv' betichtend zijn!
+
+ Hij die de Vader is
+ van al dat leeft, hoe zal Hij
+ verlaten die Hem dient
+ met eerbied, en betrouwt?
+ Schept moed, o Moeder, God
+ is Vader meest van al, Hij;
+ en beter is 't op Hem
+ als op een' rots gebouwd!
+
+
+ CXXXIV
+
+ H.B.
+
+ 1889
+
+ Het voer voorbij als lichaamloos:
+ een schaduwe, een geschemel;
+ een Engel van verduldigheid,
+ een zielke voor den Hemel.
+
+ Het wist dat 't hier geen stede en was
+ voor hem om lange jaren
+ te leven, maar een tranendal,
+ om spoedig door te varen.
+
+ En als het, 't elevatieklokske
+ in d'hand, den Priester diende,
+ zoo zuchtte 't: "Ons toekome uw rijk!"
+ godvruchtig opwaarts ziende.
+
+ En 't rijk des Heeren kwam in hem
+ zijn hert vol deugden bouwen,
+ en 't, vroeg geheiligd, laten vroeg
+ Gods Heiligheid aanschouwen!
+
+
+ CXXXV
+
+ A.G.
+
+ 1889
+
+ De lucht weergalme nu
+ en klage 't aan de steenen
+ dat wij ten grave gaan
+ en onzen vriend beweenen,
+ die, als een vader, als
+ een broeder, ons zoo lang
+ geleidde en leeren deed
+ de kunst van spel en zang!
+
+ De lucht weergalme nu
+ en klage 't aan de stede
+ wat hij voor 't weezenhuis
+ en voor de weezen dede,
+ spijts ziekte en ongemak,
+ spijts alle ondankbaarheid,
+ voor 't ouderlooze kind
+ tot elken dienst bereid!
+
+ De lucht weergalme nu...
+ Eilaas, nog korte stonden
+ waar zult gij, vriend Goddaert,
+ waar zult gij zijn geblonden?
+ In 't duister graf? o Neen,
+ ver boven 't duister graf:
+ gij zijt, waar God alreede
+ u rust en vrede gaf.
+
+
+ CXXXVI
+
+ A.J.M.D.
+
+ 1889
+
+ Hij stierde vrij en blij, zijn vaartuig op de baren;
+ nam water, wind en streek, nam 's hemels licht te baat,
+ en zou, voorspoediglijk door 's werelds nood gevaren,
+ bereiken 't lustig land waar gij te bloeien staat,
+ o Wetenschap, o Kunst! Maar neen, de winden sprongen
+ geweldig op hem neêr, en slingerden 't gebouw
+ dat al zijn' hope droeg tot dat het, moegedwongen,
+ begaf en nederzakte in 's afgronds diepste grauw!
+ Is niets gebleven, is hij hopeloos verloren?
+ Kan niets u troosten, die, zijn schipbreuk ziende, staat
+ en weent nu op de kust? Of zal hij, eens herboren,
+ genieten eeuwiglijk des levens dageraad?
+ Gewis, de Schepper zal zijn schepsel zijn indachtig;
+ de Heiland zal zijn Bloed indachtig zijn, en dan
+ zal die vernederd was, verwekt door God almachtig,
+ eens leven waar geen dood hem ooit meer naken kan.
+
+
+ CXXXVII
+
+ TH. TH.
+
+ 1889
+
+ Ik heb den Heer gediend,
+ ootmoedig weggeborgen,
+ o kloosterzusters, door
+ uw moederlijk bezorgen;
+ in 't huis des Heeren, in
+ Maria's waakzaamheid,
+ ben ik, met raad en daad,
+ tot sterven voorbereid!
+
+ Vaartwel dan, goed en trouw
+ gebleven brave zielen,
+ die mij als eigen kind,
+ om Gods wille onderhielen:
+ die alles loont, hij zal 't
+ u loonen, onverbeid,
+ 't zij nu, 't zij naderhand,
+ -- vaartwel! -- in de eeuwigheid!
+
+
+ CXXXVIII
+
+ Eerw. H. EMILE DE MONIE
+
+ vereerd met het kruis _Pro Ecclesia et Pontifice_.
+
+ 1890
+
+ Wij bouwden op uw leven een getemmer
+ van eere en deugd, voor God en 't vaderland;
+ maar schielijk grijpt de felle menschentemmer
+ en keert u, onzen grondsteen, overkant!
+
+ Wat nu gedaan? Geklaagd, geweend, gedropen
+ in diepe droefheid, zonder ende of maat;
+ de ellendigen gelijk, die niet en hopen
+ dat ooit een weerzien hun te wachten staat?
+
+ Neen! Hooger zult gij nu en beter wezen
+ een leidend licht ons en een bake in zee,
+ totdat wij allen zijn voor goed genezen
+ van Adams schuld en onvermijdbaar wee.
+
+ Tot daar zij 't: Hoog den moed en 't hert gedragen!
+ Geen veege droefheid! Immer moed voortaan,
+ en, spijts de dood, spijts al heur nederlagen,
+ op God betrouwd en neerstig voortgedaan!
+
+
+ CXXXIX
+
+ J.B.V.L.
+
+ 1890
+
+ Mijn huis- en echtgenoot,
+ getrouw tot in de dood,
+ ben ik bijgebleven;
+ gij hebt door lief en leed,
+ in arebeid en zweet,
+ mij hulpe en troost gegeven.
+
+ Nu zijn wij ver vaneen
+ van herte en ziele, neen,
+ van lijve eilaas gescheiden;
+ en ik, den korten tijd
+ dat gij mij voorenzijt,
+ moet mijnen dag bereiden.
+
+ Och keer' de dag weêrom,
+ als ik u, bruidegom,
+ in God teruggevonden,
+ zal mogen immermeer
+ beminnen, bij den Heer,
+ en zijnen lof verkonden!
+
+
+ CXL
+
+ G.A.A.
+
+ 1890
+
+ Uw hand heeft mij geschapen,
+ getrokken uit den niet,
+ en nu ben ik ontslapen,
+ na 's werelds lang verdriet:
+ gedenkt, o goede Vader,
+ uw schepsel nu;
+ ik kom u biddend nader:
+ 'k geloove in u!
+
+ Door 's vijands macht gebonden,
+ met Adams schuld belaan,
+ hebt gij uw schaap gevonden
+ en weêr naar huis gedaan:
+ gedenkt, o Heilig Herte,
+ mijn zielke nu;
+ door alle uwe pijne en smerte:
+ ik hope op U!
+
+ Gij zijt mij komen laven,
+ op mijnen laatsten tijd,
+ met al uw' beste gaven,
+ gij die bermhertig zijt:
+ gedenkt niet... ik beweene
+ mijn zonden nu,
+ en, stervend, Heer, alleene
+ beminne ik U!
+
+
+ CXLI
+
+ A.M.
+
+ 1890
+
+ Amandine, uw deugdzaam leven
+ heeft ons langen tijd gesticht:
+ moge God u vrede geven,
+ nu dat ge overleden ligt!
+
+ Och, of wij ook, al te zamen,
+ 't geen gij neerstig hebt gedaan
+ nadoende, op uw' stappen, kwamen
+ waar gij ons zijt voorgegaan!
+
+ Die de menschen weet te paaien,
+ wereld, ons en zult gij niet
+ in uw' valsche netten draaien
+ en in 't eeuwig helsch verdriet!
+
+ Amandine, rust in vrede,
+ tot een zalig wederzien;
+ rust, en al de zielkes mede!
+ Amen! Moge 't zoo geschiên!
+
+
+ CXLII
+
+ P.H.M.L.
+
+ 1890
+
+ De dood en heeft niet onverwacht
+ u, man en vrouw, gescheiden:
+ God hielp, eer 't vallen van den nacht,
+ hare arme ziel bereiden.
+
+ De tijd is snel, het leven kort:
+ bereidt toch alle dagen
+ uw werk, eer ge ook geroepen wordt
+ om 't schielijk in te dragen.
+
+ Verleent het licht des Hemels haar,
+ o Heere, en wilt ons geven
+ 't geluk van haar te ontmoeten daar
+ zij rust, in 't eeuwig leven!
+
+
+ CXLIII
+
+ R.S.L.
+
+ 1890
+
+ De dood heeft mij bereid
+ en heel doorpijnd gevonden:
+ 't is beter hier als in
+ het vagevier geboet!
+
+ Hebt dank, o Heere, en, door
+ uw' vijf bebloede wonden,
+ verleent, bermhertig, mij
+ het onverganklijk goed!
+
+ Verleent aan die ik laat
+ in droefheid en in tranen,
+ mijn Kind'ren, mijnen Man,
+ te leven naar uw' wet.
+
+ En, als 't te sterven komt,
+ wilt hun de wegen banen
+ ten Hemel en tot mij...
+ Dit is mijn sterfgebed.
+
+
+ CXLIV
+
+ E.P.E.W.
+
+ 1890
+
+ Ge'n weet niet, gij die leeft,
+ noch gij en kunt niet weten,
+ aleer gij sterven zult,
+ hoe waarlijk ongemeten
+ de goedheid is van God
+ en zijne bermhertigheid.
+
+ Geen einde en is eraan,
+ noch geen bekende palen:
+ die schuld kent helpt Hij zelf
+ zijn schulden doodbetalen,
+ en houdt den schuldenaar
+ den hemel toebereid.
+
+ o Bidt voor mij, gij al,
+ die, langs des werelds paden,
+ hebt moeite, en nauwlijks weet
+ uw rechten weg te raden;
+ maar, met betrouwen bidt
+ tot Hem die 't al vergeeft.
+
+ Hem, wiens bermhertigheid,
+ zoo menigmaal gebleken,
+ eilaas vergeten wordt
+ of dikwijls weggesteken,
+ terwijl men jong is nog
+ en zonder zorge leeft!
+
+
+ CXLV
+
+ E.J.L.H.V.D.M.
+
+ 1890
+
+ Hoe zijt gij ons ontvlucht,
+ gij kleene troostverschaffer;
+ de blijdschap van ons huis,
+ het licht van onze baan?
+ Hoe zijt gij ons geroofd;
+ wie, onbermhertig, gaf er
+ uw ijdel wiegsken ons
+ te vinden ledig staan?
+
+ o God, gij zijt te goed
+ opdat men 't U zou wijten;
+ o Vader, duizendmaal
+ gezegend zij uw naam;
+ maar, zendt ons sterkte toe,
+ en, om de plicht te kwijten
+ der christ'ne droefheid, maakt
+ ons lijdend hert bekwaam!
+
+
+ CXLVI
+
+ F.V.
+
+ 1890
+
+ De dood is onmeêdoogend,
+ en God alleene laat
+ den mensch, het Kruis hem toogend,
+ nog hope en goeden raad.
+
+ Dat stierf dat zal herleven,
+ zoo zegt hij, en daar is,
+ voor al dat wierd misdreven,
+ bij mij vergiffenis.
+
+ Ik steek de hand, als Vader,
+ u, kranke kinderen, toe;
+ aanveerdt ze, en komt mij nader,
+ die de eerste stappen doe!
+
+ Gelukkig zijn zij allen,
+ die, hemelwaards genood,
+ in 's Vaders handen vallen,
+ en leven, spijts de dood!
+
+
+ CXLVII
+
+ Hoogeerw. Heer D.P.A. DE HAERNE
+
+ Blijve in 't Vlaamsch uw' naam niet ongemeld,
+ die, uw' taal niet looch'nend, ed'le held,
+ God en Kerke en Burger trouw gediend,
+ groot en kleen bleeft vaste en goede vriend!
+ Die, ja, stomme en doove spreken liet,
+ zwijg' dit steen uw weldoen immer niet,
+ maer, De Haerne, ontluike't, te uwer eer:
+ geldloos stierf hij, schatrijk bij den Heer!
+
+
+ CXLVIII
+
+ S.A.
+
+ 1891
+
+ Vermaak en wist zij grooter geen,
+ als kinders Godwaarts op te lee'n;
+ en, elk tot raad en daad bereid,
+ te helpen met ootmoedigheid.
+
+ De ware liefde Gods geleerd,
+ die 't altijd al in 't beste keert,
+ en kende zij noch nijd noch haat;
+ en goed, ja, raapte ze uit het kwaad.
+
+ Zoo minde en leefde en leed zij wel,
+ gesteund op haren Kruisgezel;
+ tot dat zij, 't lijden uitgeleefd,
+ den laatsten strijd gestreden heeft.
+
+ Aan wien was heel heur hert bekend?
+ Aan u die weent heur lijk omtrent;
+ aan U, o God, die 't groot geduld
+ van al heur liefde kroonen zult!
+
+
+ CXLIX
+
+ Z.H.B.
+
+ 1891
+
+ Onschuldig kind, na korte dagen
+ hebt gij den Heer reeds opgedragen
+ uw' schoone ziel;
+ maar bitter maalt, door 't leed gedreven,
+ uw Moeders en uw Vaders leven
+ het smertenwiel!
+
+ Het zij zoo 't moet: 't en helpt geen klagen;
+ op dezen moge, en alle dagen,
+ Gods wil geschiên!
+ Ach bidt voor ons, en blijft daarboven
+ den God van al dat goed is loven...
+ Tot wederzien!
+
+
+ CL
+
+ Eerweerde Zuster MARIE-STANISLAS
+
+ Moeder-Overste van Sint-Jansput te Kortrijk
+
+ 1891
+
+ Zoo zedig, zoo zorgvuldig en
+ zoo zelfvergetend wezen
+ en hadde ik nooit te huldigen,
+ en kende ik nooit voordezen.
+
+ Bekommerd in al 't minste dat
+ den evenmensch kon baten,
+ zoo had zij 't leven opgevat,
+ in al heur doen en laten.
+
+ Heure overheid was neder zijn,
+ en dienen te allen stonden
+ den Gene, die nu weder zijn
+ goê dienstmaagd heeft gevonden.
+
+
+ CLI
+
+ L.D.K.
+
+ 1891
+
+ Vergeet hem niet, dien braven man,
+ dien man van de oude Gulde,
+ die dertig jaar de vesten van
+ de steê met eerde vulde.
+
+ Vergeet hem niet, die 's Konings kruis
+ aanveerden mocht met eeren;
+ en, moegewerkt, trok weêr naar huis,
+ vol hope in 't Kruis des Heeren.
+
+ Vergeet niet, al die werkers zijt,
+ 't goed voorbeeld na te leven;
+ dat hij, bij goed- en kwaden tijd,
+ ulieden kwam te geven.
+
+ Vergeet hem niet, voor wien hij, dag
+ en nacht, zijn werk besteedde;
+ en zorgt zoo hij te zorgen plag,
+ gij vrouwe, en kinderen mede.
+
+ Vergeet, o Volk van Kortrijk, niet,
+ maar spreekt voor hem ten besten
+ bij God, als gij zijn werk beziet,
+ en wandelt langs de vesten.
+
+
+ CLII
+
+ M.D.V.H.
+
+ 1891
+
+ Eilaas, mijn licht is uitgedoofd,
+ nu dat mijn uitverkoren,
+ mijn eerste kind is weggeroofd,
+ en uit mijne oog verloren.
+
+ Mijn' huwlijkshope is heel vergaan,
+ Gods banden zijn ontloken;
+ en, felle dood, uw bitter slaan
+ heeft gansch mijn hert gebroken.
+
+ Gij liet eene enk'le blomme mij,
+ één teeder blomke blijven;
+ och spaart het, Heere, of komme mij
+ de dood met hem ontlijven!
+
+ Neen... vaster vele als alle smert
+ wille ik mijn' hope bouwen;
+ en, Jesu, op uw lijdend Hert
+ mijn kind en mij betrouwen!
+
+
+ CLIII
+
+ M.L.
+
+ 1891
+
+ Geboren voor des werelds oogen
+ vol vreedzaamheid, vol mededoogen,
+ onschuldig als een kind, zoo koos
+ zij 't rechte pad en 't beste altoos.
+
+ Maria als een Moeder minnend,
+ heur Mans geluk en troost bezinnend,
+ zoo was zij lief en leed bereid
+ te dragen met zachtmoedigheid.
+
+ Een voorbeeld, onverwist, elk zijnde,
+ terwijl zij naar den Hemel pijnde,
+ zoo is 't dat zij, bij God bekend,
+ heeft 's levens korten loop volend.
+
+ Gelukkige! Uit de hooge zalen
+ en wou zij niet meer nederdalen,
+ maar wenkt van daar, en spoort ons aan
+ om waar zij ging heur na te gaan.
+
+
+ CLIV
+
+ B.L.H.
+
+ 1891
+
+ Zoo 't eens was uit Gods hand gekomen,
+ zoo heeft Hij 't weêr tot Hem genomen
+ en losgedaan
+ uit 's lichaams leed en lastigheden,
+ die 't onverbidlijk lijden deden
+ en pijne uitstaan.
+
+ 't En kon niet meer... 't Was moegelegen,
+ zijn stemme sprak zijn herte tegen,
+ en 't doolde rond,
+ onwetend waar, tot dat, zijn wezen,
+ zijn handen bei tot God gerezen,
+ het ruste vond.
+
+ Ach, ruste en vrede u zij geschonken:
+ den bitt'ren kelk hebt ge uitgedronken
+ en God bemind;
+ ons Heere weet zijn vrienden weunen,
+ gij meugt op zijn beloften steunen,
+ onschuldig kind!
+
+
+ CLV
+
+ L.L.
+
+ 1891
+
+ Al liefde, en anders niet,
+ hebt ge in uw lijkvat mede,
+ o Engelken, dat ons
+ zoo hoog verheugen dede;
+ maar dat, onvaste alhier,
+ verblijvende, éénen stond,
+ een' hooger', ver van ons,
+ een' hooger' woonsteê vond!
+ Vaartwel, ons beider beeld,
+ en, bij den Heer verscholen,
+ blijft eene leidsterre ons,
+ die nog op de aarde dolen!
+
+
+ CLVI
+
+ Eerw. Pastor P. BUSSCHAERT
+
+ 1891
+
+ Zijn herte zong, van binnen hem,
+ een lied dat de Engelen hoorden;
+ dat somtijds uit zijne oogen sprak,
+ en tintelde in zijn' woorden;
+ maar dat eilaas, dit tranendal
+ onweerd, bij hooger zangen
+ behoorde als bij al 't weegedreun
+ der duistere levensgangen.
+
+ De vriend is weg, te lijve, ja;
+ maar ongenaakbaar, boven
+ dit lijdensperk, den wolkendoek
+ voor altijd weggeschoven
+ van 't eeuwig schoone, aanbidt hij nu,
+ en zingt, in 't driemaal heilig,
+ zijn erflijk deel, voor al dat hij
+ hier uitstond, ginder veilig.
+
+
+ CLVII
+
+ L.P.
+
+ 1891
+
+ Zij was den Heere, in 't dagelijksch werk
+ en in zijn huis, verbonden;
+ daar heeft ze God beproefd en, als
+ het goud, hem weerd gevonden.
+ o Kinders, volgt uw' moeder na,
+ zoo zij was, tracht te wezen
+ godvruchtig, neerstig, eerbaar, kloek
+ in 't hopen; en, na dezen,
+ zoo zult gij haar aanschouwen in
+ Gods huis, niet meer in 't lijden,
+ maar eeuwiglijk, met al die haar
+ beminden, in 't verblijden.
+
+
+ CLVIII
+
+ B.S.
+
+ 1891
+
+ Te midwege op de levensbaan
+ zoo vroeg reeds mogen binnengaan
+ in 't eeuwig, 't ander leven;
+ wie 'n zou niet, om zoo schoon een kans,
+ een honderdjarig leven gansch
+ en geheel ten besten geven!
+
+
+ CLIX
+
+ N.
+
+ 1891
+
+ Een jong man kan,
+ een oud man zal,
+ als alles moet begeven,
+ dat rechte staat,
+ dat vaste staat,
+ dat leeft of schijnt te leven.
+
+
+ CLX
+
+ V.H.
+
+ 1892
+
+ Vaartwel, Vincent! In 't ander leven
+ zal God u loon naar werken geven,
+ terwijl wij hier nog lange jaren
+ 't geheugen van uw' deugd bewaren.
+ Zoo gij waart zijnder weinig, heden;
+ zoo vol van eere en dienstbaarheden;
+ getrouwe uw' meesters, en uw leven
+ bereid voor hen in pand te geven!
+ Zoo diendet gij, en, vriend van allen,
+ zoo zijt gij ons en elk ontvallen!
+ Vaarwel, nog eens! En, moge 't wezen
+ dat wij u zien verblijd nadezen,
+ waar God eens zal aan groot- en kleenen
+ hem zelve als hoogsten loon verleenen.
+
+
+ CLXI
+
+ C. PH. S.
+
+ 1892
+
+ Ach, vier onnoozele schaapkens, 'k laat
+ u moederloos in 't leven;
+ wie zalder nu, zoo moeder deed,
+ u hulpe en bijstand geven?
+
+ g'Hebt vader nog, die mij bemint,
+ die u bemint te gader;
+ weest Gij, o God, weest hem en hun
+ een toevlucht en een vader!
+
+ o Kinderkens, o vader lief,
+ vaartwel nu; eens na dezen
+ zal 't eeuwig, eeuwig blijdschap zijn,
+ zal 't altijd samen wezen!
+
+
+ CLXII
+
+ O.V.M.
+
+ 1892
+
+ Geliefden, die ik achterlate
+ in eere en deugd getogen,
+ zoo veel 't een' Moeder machtig was
+ met God en al heur pogen;
+
+ gedenkt hoe ik geleden heb;
+ hoe, dag en nacht gedwongen
+ en eindelinge eens ben losgerocht
+ en 's werelds leed ontsprongen!
+
+ 't Verheugt mij nu, veel meer als ooit
+ het leed mij kon doen lijden,
+ 't oneindig onverstaanbaar zijn
+ van 's hemels hoog verblijden.
+
+ Vaartwel dan. 't Gene ik trachtte in u
+ te stichten, blijve 't wezen
+ en wassen, tot zijn' volheid, in
+ elk een van u, nadezen!
+
+ En, leedt gij, waar' 't zoo vele als ik,
+ blijft, vaste en onbewogen,
+ uw' Vader en uw' Moeder weerd,
+ naar 't eeuwig welzijn pogen!
+
+
+
+
+AANTEEKENINGEN.
+
+
+De bovenstaande _zielgedichtjes_, op twee of drie naar, wierden gedrukt
+op doodbeeldekens, en uitgedeeld in de kerke, ter nagedachtenisse van
+gekende overledenen.
+
+Het gebruik van lijkbeeldekens, -- doodsantjes (dood-_Sanctjes_),
+doodsentjes, doodsintjes, rouwzantjes, rouwzentjes, rouwzintjes,
+zarkskes, zerkskes, bidprentjes, gedachtenissen, suffragetjes,
+briefkens, texten heet men ze ook, -- wierd ingevoerd onder het "heilig
+ende zalig gedacht" dat de _diptycha_, de _obituaria_, de doodboeken, de
+grafzerken, en andere gedenkteekens van overledenen, ten gronde ligt.
+
+Gelijk de _diptycha_ vindt men de doodprentjes bij streken op den autaar
+liggen, bijvoorbeeld tot Neuss, in Westfalenland; tot Iper, tot Gent en
+elders heet men ze, als of 't afgedrukte zerksteenen waren, _zerkskes_,
+_zarkskes_.
+
+Gelijk de boeken, de boekversierselen en de heiligenbeeldekens, zoo
+wierden eertijds de doodsantjes met der hand _gescreven_, zoo men zei,
+dat is _geschilderd_. De achtbare Vrouwe E. Van Steenkiste-Van der
+Meersch, tot Brugge, bezit, onder menige andere, een doodprentje dat op
+pergament geschilderd wierd, ter nagedachtenisse van zaliger Mijn
+Hoogweerdigsten Heer _Humbert-Wilhelm a Precipiano_, Aartsbisschop van
+Mechelen, overleden op den 10 Junij 1711.
+
+De naaste doodprentjes, van ouderdoms wegen, zijn van geëtste,
+gestekene of gesnedene platen gedrukt; de twee oudste die men kent zijn,
+'t eene, van den 9 Mei 1755, 't andere van den 5 Januarij 1759. Z. _Rond
+den Heerd_, 1876, bl. 68 en 72.
+
+De gedrukte doodprentjes van meer als honderd jaar oud zijn meest al
+Hollandsche en, onder andere, van den volgenden inhoud:
+
+ 1. "Bid voor de ziel van zaliger de Heer _Louis Michel_, overleden den
+ 16den December, 1758, in Amsterdam."
+
+ 2. "Bid voor de ziel van zaliger den Heer _Willem van Brienen_.
+ Overleden den 26sten Januarij MDCCLXX, in Amsterdam. _Requiescat in
+ pace_."
+
+ 3. "Bidt voor de ziel van zaliger _Barent Woortman_, overleden den 26
+ May 1775, in Amsterdam. Heere, geeft hem de eeuwige Rust. Amen."
+
+ 4. "Bidt voor de ziel van zaliger _Jacques Joseph de Pret_. Overleden
+ den 28 July 1784, in Antwerpen."
+
+ 5. "Bidt voor de ziel van zaliger vrouwe Cornelia Carolina Josepha _De
+ Bosschaert_, geboore De Pret, overlede den 20 February 1789, in
+ Antwerpen. R.I.P."
+
+ 6. "Bid voor de ziel van zaliger vrouwe _Joanna Josepha Vermoelen_,
+ geboore De Pret. Overlede den 22 Mey 1789, in Antwerpen. R.I.P."
+
+ 7. "Bid voor de ziele van zaliger den Heere _Arnoldus Franciscus
+ Josephus Bruno De Pret_. Overleden den 1 Augusti 1797, R.I.P."
+
+ 8. "Bid voor de ziel van vrouwe _Maria Theresia Josepha Moretus_,
+ geboren Borrekens. Overleden 5 Mey 1797. R.I.P."
+
+ 9. "Bid voor de ziel van zaliger vrouwe _Maria Agnes Michel_,
+ Douariere van zaliger den Heer Jean Philip Gilles. Overleden 31
+ January 1800, in Amsterdam. R.I.P."
+
+Het zij bemerkt dat M'Her _Louis Michel_ (nº 1) de vader was van _Maria
+Agnes Michel_ (nº 9), vrouwe van M'Her _Jan Philip Gillès_, overleden t'
+Amsterdam 31 Jan. 1800. M'Her _Louis Gillès-de Pret_, zoon van M'Her
+_Jan Philips Gillès_, (Amsterdam 22 Nov. 1761 † Hove bij Antwerpen 22
+Nov. 1811), was de vader van M'Her _Louis Baron Gillès de Pélichy-de
+Pélichy_, (Antwerpen 25 Junij 1798 † 29 April 1876), begraven tot
+Iseghem 3 Mei 1876; wiens zoon M'Her _Alexander Baron Gilles Pélichy
+van Caloen_, geboren tot Antwerpen 17 Dec. 1845, heden ten dage het
+adellijk slot _het Blauwhuis_ bewoont, tot Iseghem. Zie bl. 42, het stuk
+_Gouden Roozen_.
+
+Mevrouwe Gillès de Pret, van Antwerpen, liet, in de jaren 1790 twee
+prentjes drukken ter zaliger gedachtenisse van Louis XVI en van
+Marie-Antoinette; ze worden bewaard in de huiscapelle van Alexander
+Baron Gillès de Pélichy-Van Caloen.
+
+Over Antwerpen kwamen de doodprentjes uit Holland naar Vlanderen;
+Joufvrouw Marie Therese van Veldriel, van Antwerpen, liet prentjes
+drukken voor haren echtgenoot, Heer Dominicus Vercruysse, overleden te
+Kortrijk op den 28 Mei 1805; daar wierden er gedrukt voor haren
+schoonzoon, Heer Saveris Vercruysse, overleden tot Kortrijk op den 13
+December 1805; en eindelijk ook voor haar, wanneer zij kwam te
+overlijden, tot Kortrijk, op den 7 Feb. 1807.
+
+Tot Brugge wierden er doodprentjes gedrukt ter zaliger gedachtenisse van
+pastor _Jacop Wielmaecker_, van de Potterye, schielijk overleden 12
+Maarte 1814; "van den overleden Eerweêrden en Edelen Heer _Charles De
+Schietere Caprycke_, die zijn levensloop heeft besteed tot zaligheyd der
+zielen en de onderwyzinge der jeugd der stad Brugge. Geboren den 22
+September 1762. Priester gewyd ten jare 1787. Ende gestigt heeft eene
+algemeyne Zondagschoole tot onderwys, zoo voor het geestelyk als tydelyk
+van boven de 1400 arme en behoeftige kinderen van beyde geslagten...
+Gestorven den 18 July 1815, in den ouderdom van 52 jaren."
+
+Op een ander prentje van dien tijd staat er: "Naer alles verlaeten te
+hebben, heeft hij Hem (Jesum) gevolgd. Matth. _P. Desiderius Van Huerne_
+van edele ouders gebooren den 11n February 1780, te Brugge in
+Vlaenderen. Naer zyne studien zoo tot Douay als tot Loven voltrokken te
+hebben, is nae Pollockx in wit Rusland vertrokken, en aldaer in de
+Societeyt Jesu aengenomen en tot Oswalda den 25 April 1816, nog geen
+priester zijnde, overleden. R.I.P."
+
+'t Oudste doodsantje dat op een landsche parochie spreekt, in de beide
+Vlanderen, is dat "van den hoog edelen Heer
+Philippus-Josephus-Maria-Ludovicus-Gislenus _graeve de Croix en van
+Moen_, Baron van Wynghene, heer van Dadizeele en Moorslede, etc. etc.
+Overleden te Dadizeele, den 4 Januarius 1820, in den ouderdom van 46
+jaren en 6 maanden. R.I.P. God en de menschen aengenaem, wiens
+gedagtenis is in zegening. Eccli, C. 45, VI."
+
+Tot in 't jaar 1830 en was 't maar voor de priesters en voor de leden
+van de aanzienlijkste geslachten dat men doodprentjes uitdeelde: dertig,
+veertig, vijftig ten hoogsten, en ter gelegentheid van groote
+uitveerden. Later is 't gebruik algemeender geworden, zoo nochtans dat
+het uitdeelen van doodprentjes nog altijd blijft gelden als een teeken
+van welhebbende treffelijkheid.
+
+De vroegste doodprentjes zijn op pergament gedrukt. Tot in 't j. 1830
+gaf men nog pergamenten beeldekens aan de naaste en beste vrienden,
+papierene aan iedereen. Die op geglansd papier gedrukt zijn komen
+doorgaans uit Oostende, uit Luik of uit Antwerpen.
+
+Op den eenen kant van het doodbeeldeken pleegt een _Sanct_, een
+_Sanctje_, een Heilige, of wel eenen schets uit het heilig Schrift
+verbeeld te staan; de kwade smaak van Parijs heerschte over die
+verbeeldingen, van t' halven de jaren 1830 tot 1860, wanneer de zucht
+naar eigen schoon opkwam en wederom begon de overhand te krijgen.
+
+In steê van Santen en Santinnen, enz., vindt men ook verbeeldingen van
+de kerke waar de overledene geuit wierd, ofwel 't beeld van den
+overledene zelve, 't zij in druk, 't zij in lichtprente nagetrokken.
+
+Op den anderen, op den _aarkant_ van 't beeldeken staat soms een
+zerksteen uitgeprent, met de vier Evangelistenteekens op de hoeken; soms
+eene kruisgedaantige lijste, soms eene andere. Binnen in die lijste, of
+ook ongelijst, staat de zoo gezeide _text_.
+
+De oudste texten vragen eenvoudiglijk, zonder eenige aanhalinge uit de
+Schrifture, een gebed voor zaliger zulk of zoo eenen, die overleed...
+enz. Later wordt daar eene schriftuurplaatse, in 't latijn en in de
+volkstale, bijgevoegd, b.v.: _Timenti Dominum bene erit in extremis._
+Die den Heere vreest zal wel vaeren in zijn uytersten."
+
+Naast het vermeerderd, dikwijls kraafsch en ongepast aanhalen der
+Schrifture, enz. is, sedert 1870, het bijvoegen van eenen gedeeltelijken
+stam- of geslachtsboom in zwang gekomen, dat eene verbeteringe is.
+
+In Brabant zet men den begraafdag, de zielmissen, en meer andere
+inlichtingen, op de doodsantjes. Wat de prenten betreft, ze zijn
+onderworpen aan de goedkeuringe van kanonik Reusens, en Zijne
+Hoogweerdigheid de Aartsbisschop heeft daarover eenen herderlijken brief
+doen lezen in al de kerken van 't Mechelsche.
+
+Voor Heere ende Meester Jan Frans De Broyer, S.T.L., geboortig van
+Buysinghen, bij Halle, en overleden, Pastor zijnde van Moorsel bij
+Aelst, op den 25 April 1830, wierd een doodprentje gedicht op rijm, en
+'t is het eerste van dien aard dat in eene kostelijke en wel vertierde
+verzamelinge van meer als 100.000 stuks te vinden is.
+
+Dit _zielgedichtje_ luidt als volgt:
+
+ Stae leêzer!... onder deézen zerk
+ Ligt 't puyk der Priest'ren van Gods kerk,
+ Die godsgeleerdheyd gantsch had ingeswolgen:
+ Wiens slissing, in het zeden-vak,
+ Hoe zeer het ook vol spitsen stak,
+ Den bleeken angsteling gerust mogt volgen
+ Maer ah!... die zuyl, die hemel-spoór,
+ Die _weldaed_ noyt uyt 't oog verloór,
+ Is 't haestig nog van d'aerd geweéken,
+ Gy, die hem altyd hebt bemind,
+ Wil voór de ziel van uwen vriend
+ Een woord by God ten besten spreeken.
+
+Later maakte de eerweerde Heer D. Cracco, leeraar in 't kleen seminarie
+tot Rousselaere (en dichter van 't voorgaande?) dit volgend berijmd
+doodsantje:
+
+Wees gedachtig de ziel van _Amandus Bral_, geboren te Thielt den 17
+April 1814, overleéden in het kleyn Seminarie te Rousselaere den 20
+Junius 1833.
+
+ O ydelheyd der ydelheden!
+ Hoe broos is alles hier beneden!
+ O jongeling, wat is uw roem?
+ Uw jeugd gelykt de teere bloem.
+ Een killen mist komt opgevaeren,
+ En drukt de purperroode blaêren
+ Der bloem, die frisch ontloóken staet:
+ En zy verslenst, valt neêr, vergaet.
+ Zoo viel voor Bral den bloey van 't leéven!
+ Doch 't dierbaerste is hem bygebleéven,
+ De Deugd, zyn liefste hertsvriendin.
+ Met haer trad hy den hemel in.
+
+Twee jaar daarna wierden de zelfste rijmreken, op weinige woorden na,
+toegepast op een ander, aldus:
+
+"Bid voor de ziel van d'Heer _Petrus Raymondus Lefevere_, geboóren te
+Rousselaere den 6 Mey, en aldaer overleden den 25 Maerte 1835.
+
+ O ydelheyd der ydelheden!
+ Hoe broos is alles hier beneden!
+ O jongeling, wat is uw roem?
+ Uw jeugd gelykt de teere bloem.
+ Een killen mist koómt opgevaeren,
+ En drukt de purperroode blaeren
+ Der bloem, die frisch ontloken staet;
+ En zy verslenst, valt neer, vergaet.
+ Zoo viel Lefevers bloey van 't leéven!
+ Maer 't dierbaerste is hem bygebleéven,
+ De Deugd, zyn liefste hertsvriendin,
+ Met haer treéd hy den hemel in."
+
+Het volgende is waarschijnelijk van de zelfste hand:
+
+Gedagtenis van den deugdzaemen jongeling _Henricus Josephus Van Hecke_,
+leerling der grammatica in het Kleyn Seminarie te Rousselaere,
+overleéden te Beveren, zyne geboórte-plaets, in den ouderdom van 21
+jaeren.
+
+O jongheyd, die dit leést, denk toch een wyl op hem,
+Die t' saem met ons de vrugt der schoone lett'ren plukte,
+De wysheyd leerde door de zelve vaderstem,
+Maer wien de dood te vroeg aen onze schoól ontrukte.
+Van iedereen geliefd, in 't midden zyner jeugd,
+Viel hij als eene bloem gescheurd van haeren stengel.
+Doch neen! hy was reeds rijp; en zagtjens trok Gods engel
+Hem van deéze aerde, en bragt hem in des hemels vreugd.
+
+Nog een leerling van 't kleen Seminarie te Rousselaere maakte, twee jaar
+later, liggende op zijn sterfbedde, zijn eigen zielgedichtje. 't Was
+Désiré de broeder van zaliger den eerweerden Heer De Corte; hij stierf
+tot Sint-Lievens Hautem, zijn geboortedorp, op den 21 Januarij 1837, oud
+21 jaar. Zijn doodprentje luidt aldus:
+
+ "'t Ellendig vleesch alleen kan sterven:
+ De ziel schiep God voor de eeuwigheyd;
+ Voor haer heeft hy dit goed bereyd,
+ Dit hemelsch goed, dat haer de dood doet erven.
+ Zeg dan, o dood, waer is uw strael?
+ Waer is, o dood, uw zegeprael,
+ Daer gy my doet een eeuwig goed verwerven?"
+
+Het gebruik van doodsantjes te laten drukken, van ze uit te deelen binst
+het ten offeren gaan, van ze in de kerke rond te geven, van ze ten huize
+te doen bestellen, voor of na de begravinge, enz. is uit de Nederlanden
+overgegaan naar Engeland, Duitschland, Vrankrijk, America, Italien,
+Polen, en misschien nog andere landen.
+
+Buiten het nut dat het uitdeelen van doodprentjes heeft, wanneer men 't
+beschouwt als een werk van liefdadige en stichtelijke godvruchtigheid,
+kan eene goede verzamelinge zulker gedrukte oorkondschepen alleszins te
+passe komen bij de lieden die taalgeleerdheid, namenkunde,
+geslachtkunde, gouwspraakkunde betrachtende zijn.
+
+Tot bewijs van dit zeggen dient het gebeurde op den koopdag van zaliger
+K. Kanonik De Ridder, overleden tot Mechelen in 't jaar 1876. Op dien
+koopdag immers zijn 2500 doodsantjes van overledene Priesters uit het
+Mechelsche 65 fr. toegeslegen; 2500 van Priesters buiten 't Mechelsche
+60 fr.; 2150 van Edelliên 55 fr. Onder de gadinghebbenden was de zeer
+eerweerde Heer K. Kanonik Reusens, die hoogde voor de boekenkamer van de
+hoogschole tot Leuven.
+
+Voor de bovenstaande inlichtingen blijve ik allen dank schuldig aan de
+dienstveerdige bereidwilligheid van den eerweerden Heer Leopold Slosse,
+Pastor van Coyghem, den eigenaar en den kundigen zanter van de meer als
+100,000 zerkskes of doodbeeldekens, waarvan hooger sprake was.
+
+
+
+
+INHOUD.
+
+
+Kerkhofblommen
+Zoo daar ooit
+'t Was de ure dat
+Traagzaam trekt
+_De profundis!_
+Dood was de stam
+Ha! beklaagt hem
+Kwade dag
+Ten paradijze
+Lijkrede
+Bezoek bij 't graf
+Nog eens
+Jaargetijde
+Het Kruis
+Uit het Italiaansch
+_R.I.P._
+Het kindeke van de dood
+Gouden Roozen
+Zielgedichtjes
+Alfons Danneels
+Pius IX
+Ridder Alfons Loosveldt
+F.A.J. Baron Bethune
+Eerw. H. Dhoop
+Hendrik Conscience
+L.E. Vanderghinste
+De Moeder van P. Benoit
+Deken L.-L. De Bo
+Eerw. H. Victor Van Coillie
+Eerw. P. Ameet Vyncke
+Eerw. H. Emile De Monie
+Hoogw. H. D.P.A. De Haerne
+Eerw. zuster overste M. Stanislas
+Eerw. H. Pastor Busschaert
+Aanteekeningen
+
+
+
+
+_Bij L. J VEEN te Amsterdam verscheen:_
+
+GUIDO GEZELLE'S
+
+DICHTWERKEN
+
+10 deelen ingenaaid _fl_ 10. -- 8 deelen gebonden _fl_ 14.--
+
+De uitgave bevat: Dichtoefeningen. -- Kerkhofblommen. -- Gedichten,
+Gezangen en Gebeden, Kleengedichtjes. -- Liederen, Eerdichten et
+Reliqua. -- Tijdkrans, (2 deelen). -- Rijmsnoer, (2 deelen).
+--Hiawadha's Lied. -- Laatste Verzen. -- De Bandteekening is van ALFRED
+VAN NESTE.
+
+Afzonderlijk kost deze uitgave deel 1, 2, 3, 4, 9 en 10 à _fl_ 1.90
+ing., _fl_ 2.50 gebonden, 5, 6, 7 en 8 à _fl_ 2.90 ingen., _fl_ 3.50
+geb.
+
+In de Belg. Ed. zijn nog verkrijgbaar: Dichtoefeningen,
+--Kerkhofblommen, -- Gedichten, Gezangen en Gebeden, Kleengedichtjes,
+--Liederen, Eerdichten et Reliqua
+
+à _fl_ 1.50 per deel ingenaaid, _fl_ 1.90 gebonden.
+
+Tijdkrans, -- Rijmsnoer à _fl_ 2.50 per deel ing., _fl_ 2.90 geb.
+
+ * * * * *
+
+Guido Gezelle, Verzen, Pracht-Editie (bijna uitverkocht) _fl_ 25.--
+
+Guido Gezelle, Bloemlezing, samengesteld door Dr. J. Aleida Nijland, 3e
+verbeterde druk, ingen. _fl_ 0.90, gebonden _fl_ 1.25
+
+Guido Gezelle, Motto-Album, met versieringen van Julius de Praetere.
+Prijs geb. in linnen _fl_ 1.50, geb. in leer, _fl_ 1.90
+
+Guido Gezelle, Scheurkalender voor 1906, Prijs _fl_ 0.90
+
+Guido Gezelle, Kleengedichtjes, Eerste en Tweede bundel. Prijs per
+bundel ingenaaid _fl_ 0.25, gebonden _fl_ 0.50
+
+
+
+
+
+End of the Project Gutenberg EBook of Kerkhofblommen, by Guido Gezelle
+
+*** END OF THIS PROJECT GUTENBERG EBOOK KERKHOFBLOMMEN ***
+
+***** This file should be named 27803-0.txt or 27803-0.zip *****
+This and all associated files of various formats will be found in:
+ https://www.gutenberg.org/2/7/8/0/27803/
+
+Produced by Frits Devos and Distributed Proofreaders Europe
+
+Updated editions will replace the previous one--the old editions
+will be renamed.
+
+Creating the works from public domain print editions means that no
+one owns a United States copyright in these works, so the Foundation
+(and you!) can copy and distribute it in the United States without
+permission and without paying copyright royalties. Special rules,
+set forth in the General Terms of Use part of this license, apply to
+copying and distributing Project Gutenberg-tm electronic works to
+protect the PROJECT GUTENBERG-tm concept and trademark. Project
+Gutenberg is a registered trademark, and may not be used if you
+charge for the eBooks, unless you receive specific permission. If you
+do not charge anything for copies of this eBook, complying with the
+rules is very easy. You may use this eBook for nearly any purpose
+such as creation of derivative works, reports, performances and
+research. They may be modified and printed and given away--you may do
+practically ANYTHING with public domain eBooks. Redistribution is
+subject to the trademark license, especially commercial
+redistribution.
+
+
+
+*** START: FULL LICENSE ***
+
+THE FULL PROJECT GUTENBERG LICENSE
+PLEASE READ THIS BEFORE YOU DISTRIBUTE OR USE THIS WORK
+
+To protect the Project Gutenberg-tm mission of promoting the free
+distribution of electronic works, by using or distributing this work
+(or any other work associated in any way with the phrase "Project
+Gutenberg"), you agree to comply with all the terms of the Full Project
+Gutenberg-tm License (available with this file or online at
+https://gutenberg.org/license).
+
+
+Section 1. General Terms of Use and Redistributing Project Gutenberg-tm
+electronic works
+
+1.A. By reading or using any part of this Project Gutenberg-tm
+electronic work, you indicate that you have read, understand, agree to
+and accept all the terms of this license and intellectual property
+(trademark/copyright) agreement. If you do not agree to abide by all
+the terms of this agreement, you must cease using and return or destroy
+all copies of Project Gutenberg-tm electronic works in your possession.
+If you paid a fee for obtaining a copy of or access to a Project
+Gutenberg-tm electronic work and you do not agree to be bound by the
+terms of this agreement, you may obtain a refund from the person or
+entity to whom you paid the fee as set forth in paragraph 1.E.8.
+
+1.B. "Project Gutenberg" is a registered trademark. It may only be
+used on or associated in any way with an electronic work by people who
+agree to be bound by the terms of this agreement. There are a few
+things that you can do with most Project Gutenberg-tm electronic works
+even without complying with the full terms of this agreement. See
+paragraph 1.C below. There are a lot of things you can do with Project
+Gutenberg-tm electronic works if you follow the terms of this agreement
+and help preserve free future access to Project Gutenberg-tm electronic
+works. See paragraph 1.E below.
+
+1.C. The Project Gutenberg Literary Archive Foundation ("the Foundation"
+or PGLAF), owns a compilation copyright in the collection of Project
+Gutenberg-tm electronic works. Nearly all the individual works in the
+collection are in the public domain in the United States. If an
+individual work is in the public domain in the United States and you are
+located in the United States, we do not claim a right to prevent you from
+copying, distributing, performing, displaying or creating derivative
+works based on the work as long as all references to Project Gutenberg
+are removed. Of course, we hope that you will support the Project
+Gutenberg-tm mission of promoting free access to electronic works by
+freely sharing Project Gutenberg-tm works in compliance with the terms of
+this agreement for keeping the Project Gutenberg-tm name associated with
+the work. You can easily comply with the terms of this agreement by
+keeping this work in the same format with its attached full Project
+Gutenberg-tm License when you share it without charge with others.
+
+1.D. The copyright laws of the place where you are located also govern
+what you can do with this work. Copyright laws in most countries are in
+a constant state of change. If you are outside the United States, check
+the laws of your country in addition to the terms of this agreement
+before downloading, copying, displaying, performing, distributing or
+creating derivative works based on this work or any other Project
+Gutenberg-tm work. The Foundation makes no representations concerning
+the copyright status of any work in any country outside the United
+States.
+
+1.E. Unless you have removed all references to Project Gutenberg:
+
+1.E.1. The following sentence, with active links to, or other immediate
+access to, the full Project Gutenberg-tm License must appear prominently
+whenever any copy of a Project Gutenberg-tm work (any work on which the
+phrase "Project Gutenberg" appears, or with which the phrase "Project
+Gutenberg" is associated) is accessed, displayed, performed, viewed,
+copied or distributed:
+
+This eBook is for the use of anyone anywhere at no cost and with
+almost no restrictions whatsoever. You may copy it, give it away or
+re-use it under the terms of the Project Gutenberg License included
+with this eBook or online at www.gutenberg.org
+
+1.E.2. If an individual Project Gutenberg-tm electronic work is derived
+from the public domain (does not contain a notice indicating that it is
+posted with permission of the copyright holder), the work can be copied
+and distributed to anyone in the United States without paying any fees
+or charges. If you are redistributing or providing access to a work
+with the phrase "Project Gutenberg" associated with or appearing on the
+work, you must comply either with the requirements of paragraphs 1.E.1
+through 1.E.7 or obtain permission for the use of the work and the
+Project Gutenberg-tm trademark as set forth in paragraphs 1.E.8 or
+1.E.9.
+
+1.E.3. If an individual Project Gutenberg-tm electronic work is posted
+with the permission of the copyright holder, your use and distribution
+must comply with both paragraphs 1.E.1 through 1.E.7 and any additional
+terms imposed by the copyright holder. Additional terms will be linked
+to the Project Gutenberg-tm License for all works posted with the
+permission of the copyright holder found at the beginning of this work.
+
+1.E.4. Do not unlink or detach or remove the full Project Gutenberg-tm
+License terms from this work, or any files containing a part of this
+work or any other work associated with Project Gutenberg-tm.
+
+1.E.5. Do not copy, display, perform, distribute or redistribute this
+electronic work, or any part of this electronic work, without
+prominently displaying the sentence set forth in paragraph 1.E.1 with
+active links or immediate access to the full terms of the Project
+Gutenberg-tm License.
+
+1.E.6. You may convert to and distribute this work in any binary,
+compressed, marked up, nonproprietary or proprietary form, including any
+word processing or hypertext form. However, if you provide access to or
+distribute copies of a Project Gutenberg-tm work in a format other than
+"Plain Vanilla ASCII" or other format used in the official version
+posted on the official Project Gutenberg-tm web site (www.gutenberg.org),
+you must, at no additional cost, fee or expense to the user, provide a
+copy, a means of exporting a copy, or a means of obtaining a copy upon
+request, of the work in its original "Plain Vanilla ASCII" or other
+form. Any alternate format must include the full Project Gutenberg-tm
+License as specified in paragraph 1.E.1.
+
+1.E.7. Do not charge a fee for access to, viewing, displaying,
+performing, copying or distributing any Project Gutenberg-tm works
+unless you comply with paragraph 1.E.8 or 1.E.9.
+
+1.E.8. You may charge a reasonable fee for copies of or providing
+access to or distributing Project Gutenberg-tm electronic works provided
+that
+
+- You pay a royalty fee of 20% of the gross profits you derive from
+ the use of Project Gutenberg-tm works calculated using the method
+ you already use to calculate your applicable taxes. The fee is
+ owed to the owner of the Project Gutenberg-tm trademark, but he
+ has agreed to donate royalties under this paragraph to the
+ Project Gutenberg Literary Archive Foundation. Royalty payments
+ must be paid within 60 days following each date on which you
+ prepare (or are legally required to prepare) your periodic tax
+ returns. Royalty payments should be clearly marked as such and
+ sent to the Project Gutenberg Literary Archive Foundation at the
+ address specified in Section 4, "Information about donations to
+ the Project Gutenberg Literary Archive Foundation."
+
+- You provide a full refund of any money paid by a user who notifies
+ you in writing (or by e-mail) within 30 days of receipt that s/he
+ does not agree to the terms of the full Project Gutenberg-tm
+ License. You must require such a user to return or
+ destroy all copies of the works possessed in a physical medium
+ and discontinue all use of and all access to other copies of
+ Project Gutenberg-tm works.
+
+- You provide, in accordance with paragraph 1.F.3, a full refund of any
+ money paid for a work or a replacement copy, if a defect in the
+ electronic work is discovered and reported to you within 90 days
+ of receipt of the work.
+
+- You comply with all other terms of this agreement for free
+ distribution of Project Gutenberg-tm works.
+
+1.E.9. If you wish to charge a fee or distribute a Project Gutenberg-tm
+electronic work or group of works on different terms than are set
+forth in this agreement, you must obtain permission in writing from
+both the Project Gutenberg Literary Archive Foundation and Michael
+Hart, the owner of the Project Gutenberg-tm trademark. Contact the
+Foundation as set forth in Section 3 below.
+
+1.F.
+
+1.F.1. Project Gutenberg volunteers and employees expend considerable
+effort to identify, do copyright research on, transcribe and proofread
+public domain works in creating the Project Gutenberg-tm
+collection. Despite these efforts, Project Gutenberg-tm electronic
+works, and the medium on which they may be stored, may contain
+"Defects," such as, but not limited to, incomplete, inaccurate or
+corrupt data, transcription errors, a copyright or other intellectual
+property infringement, a defective or damaged disk or other medium, a
+computer virus, or computer codes that damage or cannot be read by
+your equipment.
+
+1.F.2. LIMITED WARRANTY, DISCLAIMER OF DAMAGES - Except for the "Right
+of Replacement or Refund" described in paragraph 1.F.3, the Project
+Gutenberg Literary Archive Foundation, the owner of the Project
+Gutenberg-tm trademark, and any other party distributing a Project
+Gutenberg-tm electronic work under this agreement, disclaim all
+liability to you for damages, costs and expenses, including legal
+fees. YOU AGREE THAT YOU HAVE NO REMEDIES FOR NEGLIGENCE, STRICT
+LIABILITY, BREACH OF WARRANTY OR BREACH OF CONTRACT EXCEPT THOSE
+PROVIDED IN PARAGRAPH F3. YOU AGREE THAT THE FOUNDATION, THE
+TRADEMARK OWNER, AND ANY DISTRIBUTOR UNDER THIS AGREEMENT WILL NOT BE
+LIABLE TO YOU FOR ACTUAL, DIRECT, INDIRECT, CONSEQUENTIAL, PUNITIVE OR
+INCIDENTAL DAMAGES EVEN IF YOU GIVE NOTICE OF THE POSSIBILITY OF SUCH
+DAMAGE.
+
+1.F.3. LIMITED RIGHT OF REPLACEMENT OR REFUND - If you discover a
+defect in this electronic work within 90 days of receiving it, you can
+receive a refund of the money (if any) you paid for it by sending a
+written explanation to the person you received the work from. If you
+received the work on a physical medium, you must return the medium with
+your written explanation. The person or entity that provided you with
+the defective work may elect to provide a replacement copy in lieu of a
+refund. If you received the work electronically, the person or entity
+providing it to you may choose to give you a second opportunity to
+receive the work electronically in lieu of a refund. If the second copy
+is also defective, you may demand a refund in writing without further
+opportunities to fix the problem.
+
+1.F.4. Except for the limited right of replacement or refund set forth
+in paragraph 1.F.3, this work is provided to you 'AS-IS' WITH NO OTHER
+WARRANTIES OF ANY KIND, EXPRESS OR IMPLIED, INCLUDING BUT NOT LIMITED TO
+WARRANTIES OF MERCHANTIBILITY OR FITNESS FOR ANY PURPOSE.
+
+1.F.5. Some states do not allow disclaimers of certain implied
+warranties or the exclusion or limitation of certain types of damages.
+If any disclaimer or limitation set forth in this agreement violates the
+law of the state applicable to this agreement, the agreement shall be
+interpreted to make the maximum disclaimer or limitation permitted by
+the applicable state law. The invalidity or unenforceability of any
+provision of this agreement shall not void the remaining provisions.
+
+1.F.6. INDEMNITY - You agree to indemnify and hold the Foundation, the
+trademark owner, any agent or employee of the Foundation, anyone
+providing copies of Project Gutenberg-tm electronic works in accordance
+with this agreement, and any volunteers associated with the production,
+promotion and distribution of Project Gutenberg-tm electronic works,
+harmless from all liability, costs and expenses, including legal fees,
+that arise directly or indirectly from any of the following which you do
+or cause to occur: (a) distribution of this or any Project Gutenberg-tm
+work, (b) alteration, modification, or additions or deletions to any
+Project Gutenberg-tm work, and (c) any Defect you cause.
+
+
+Section 2. Information about the Mission of Project Gutenberg-tm
+
+Project Gutenberg-tm is synonymous with the free distribution of
+electronic works in formats readable by the widest variety of computers
+including obsolete, old, middle-aged and new computers. It exists
+because of the efforts of hundreds of volunteers and donations from
+people in all walks of life.
+
+Volunteers and financial support to provide volunteers with the
+assistance they need are critical to reaching Project Gutenberg-tm's
+goals and ensuring that the Project Gutenberg-tm collection will
+remain freely available for generations to come. In 2001, the Project
+Gutenberg Literary Archive Foundation was created to provide a secure
+and permanent future for Project Gutenberg-tm and future generations.
+To learn more about the Project Gutenberg Literary Archive Foundation
+and how your efforts and donations can help, see Sections 3 and 4
+and the Foundation web page at https://www.pglaf.org.
+
+
+Section 3. Information about the Project Gutenberg Literary Archive
+Foundation
+
+The Project Gutenberg Literary Archive Foundation is a non profit
+501(c)(3) educational corporation organized under the laws of the
+state of Mississippi and granted tax exempt status by the Internal
+Revenue Service. The Foundation's EIN or federal tax identification
+number is 64-6221541. Its 501(c)(3) letter is posted at
+https://pglaf.org/fundraising. Contributions to the Project Gutenberg
+Literary Archive Foundation are tax deductible to the full extent
+permitted by U.S. federal laws and your state's laws.
+
+The Foundation's principal office is located at 4557 Melan Dr. S.
+Fairbanks, AK, 99712., but its volunteers and employees are scattered
+throughout numerous locations. Its business office is located at
+809 North 1500 West, Salt Lake City, UT 84116, (801) 596-1887, email
+business@pglaf.org. Email contact links and up to date contact
+information can be found at the Foundation's web site and official
+page at https://pglaf.org
+
+For additional contact information:
+ Dr. Gregory B. Newby
+ Chief Executive and Director
+ gbnewby@pglaf.org
+
+
+Section 4. Information about Donations to the Project Gutenberg
+Literary Archive Foundation
+
+Project Gutenberg-tm depends upon and cannot survive without wide
+spread public support and donations to carry out its mission of
+increasing the number of public domain and licensed works that can be
+freely distributed in machine readable form accessible by the widest
+array of equipment including outdated equipment. Many small donations
+($1 to $5,000) are particularly important to maintaining tax exempt
+status with the IRS.
+
+The Foundation is committed to complying with the laws regulating
+charities and charitable donations in all 50 states of the United
+States. Compliance requirements are not uniform and it takes a
+considerable effort, much paperwork and many fees to meet and keep up
+with these requirements. We do not solicit donations in locations
+where we have not received written confirmation of compliance. To
+SEND DONATIONS or determine the status of compliance for any
+particular state visit https://pglaf.org
+
+While we cannot and do not solicit contributions from states where we
+have not met the solicitation requirements, we know of no prohibition
+against accepting unsolicited donations from donors in such states who
+approach us with offers to donate.
+
+International donations are gratefully accepted, but we cannot make
+any statements concerning tax treatment of donations received from
+outside the United States. U.S. laws alone swamp our small staff.
+
+Please check the Project Gutenberg Web pages for current donation
+methods and addresses. Donations are accepted in a number of other
+ways including including checks, online payments and credit card
+donations. To donate, please visit: https://pglaf.org/donate
+
+
+Section 5. General Information About Project Gutenberg-tm electronic
+works.
+
+Professor Michael S. Hart was the originator of the Project Gutenberg-tm
+concept of a library of electronic works that could be freely shared
+with anyone. For thirty years, he produced and distributed Project
+Gutenberg-tm eBooks with only a loose network of volunteer support.
+
+
+Project Gutenberg-tm eBooks are often created from several printed
+editions, all of which are confirmed as Public Domain in the U.S.
+unless a copyright notice is included. Thus, we do not necessarily
+keep eBooks in compliance with any particular paper edition.
+
+
+Most people start at our Web site which has the main PG search facility:
+
+ https://www.gutenberg.org
+
+This Web site includes information about Project Gutenberg-tm,
+including how to make donations to the Project Gutenberg Literary
+Archive Foundation, how to help produce our new eBooks, and how to
+subscribe to our email newsletter to hear about new eBooks.
diff --git a/27803-0.zip b/27803-0.zip
new file mode 100644
index 0000000..bc6be6d
--- /dev/null
+++ b/27803-0.zip
Binary files differ
diff --git a/27803-h.zip b/27803-h.zip
new file mode 100644
index 0000000..03f2609
--- /dev/null
+++ b/27803-h.zip
Binary files differ
diff --git a/27803-h/27803-h.htm b/27803-h/27803-h.htm
new file mode 100644
index 0000000..f639283
--- /dev/null
+++ b/27803-h/27803-h.htm
@@ -0,0 +1,7057 @@
+<!-- saved from url=(0022)http://internet.e-mail -->
+<!DOCTYPE html PUBLIC "-//W3C//DTD XHTML 1.0 Strict//EN"
+ "http://www.w3.org/TR/xhtml1/DTD/xhtml1-strict.dtd">
+
+<html xmlns="http://www.w3.org/1999/xhtml">
+ <head>
+ <meta http-equiv="Content-Type" content="text/html;charset=utf-8" />
+ <title>
+ The Project Gutenberg eBook of Kerkhofblommen, by AUTHOR.
+ </title>
+ <style type="text/css">
+/*<![CDATA[ XML blockout */
+<!--
+ p { margin-top: .75em;
+ text-align: justify;
+ margin-bottom: .75em;
+ }
+ h1,h2,h3,h4,h5,h6 {
+ text-align: center; /* all headings centered */
+ clear: both;
+ }
+ hr { width: 33%;
+ margin-top: 2em;
+ margin-bottom: 2em;
+ margin-left: auto;
+ margin-right: auto;
+ clear: both;
+ }
+
+ table {margin-left: auto; margin-right: auto;}
+
+ body{margin-left: 10%;
+ margin-right: 10%;
+ }
+
+ .pagenum { /* uncomment the next line for invisible page numbers */
+ /* visibility: hidden; */
+ position: absolute;
+ left: 92%;
+ font-size: smaller;
+ text-align: right;
+ } /* page numbers */
+
+ .linenum {position: absolute; top: auto; left: 4%;} /* poetry number */
+ .blockquot{margin-left: 5%; margin-right: 10%;}
+ .sidenote {width: 20%; padding-bottom: .5em; padding-top: .5em;
+ padding-left: .5em; padding-right: .5em; margin-left: 1em;
+ float: right; clear: right; margin-top: 1em;
+ font-size: smaller; color: black; background: #eeeeee; border: dashed 1px;}
+
+ .bb {border-bottom: solid 2px;}
+ .bl {border-left: solid 2px;}
+ .bt {border-top: solid 2px;}
+ .br {border-right: solid 2px;}
+ .bbox {border: solid 2px;}
+
+ .nowrap {border-collapse: collapse;}
+
+ .nowrap td, .nowrap th {border: 0px solid white;}
+
+ .nowrap th {padding-top: 1.5em;}
+
+ .nowrap td.b-lt {border-left: 3px solid black; border-top: 2px solid black;}
+
+ .nowrap td.b-lb {border-left: 3px solid black; border-bottom: 2px solid black;}
+
+ .nowrap td.b-rt {border-right: 3px solid black; border-top: 2px solid black;}
+
+ .nowrap td.b-rb {border-right: 3px solid black; border-bottom: 2px solid black;}
+
+
+
+ .center {text-align: center;}
+ .smcap {font-variant: small-caps;}
+ .u {text-decoration: underline;}
+
+ .caption {font-weight: bold;}
+
+ .figcenter {margin: auto; text-align: center;}
+
+ .figleft {float: left; clear: left; margin-left: 0; margin-bottom: 1em; margin-top:
+ 1em; margin-right: 1em; padding: 0; text-align: center;}
+
+ .figright {float: right; clear: right; margin-left: 1em; margin-bottom: 1em;
+ margin-top: 1em; margin-right: 0; padding: 0; text-align: center;}
+
+ .footnotes {border: dashed 1px;}
+ .footnote {margin-left: 10%; margin-right: 10%; font-size: 0.9em;}
+ .footnote .label {position: absolute; right: 84%; text-align: right;}
+ .fnanchor {vertical-align: super; font-size: .8em; text-decoration: none;}
+
+ .poem {margin-left:10%; margin-right:10%; text-align: left;}
+ .poem br {display: none;}
+ .poem .stanza {margin: 1em 0em 1em 0em;}
+ .poem span.i0 {display: block; margin-left: 0em; padding-left: 3em; text-indent: -3em;}
+ .poem span.i2 {display: block; margin-left: 1em; padding-left: 3em; text-indent: -3em;}
+ .poem span.i4 {display: block; margin-left: 2em; padding-left: 3em; text-indent: -3em;}
+ .poem span.i6 {display: block; margin-left: 3em; padding-left: 3em; text-indent: -3em;}
+ .poem span.i8 {display: block; margin-left: 4em; padding-left: 3em; text-indent: -3em;}
+ .poem span.i10 {display: block; margin-left: 5em; padding-left: 3em; text-indent: -3em;}
+ .poem span.i12 {display: block; margin-left: 6em; padding-left: 3em; text-indent: -3em;}
+
+ .tdr {text-align: right; padding-right: .5em; vertical-align: bottom; font-size: 90%;} /* right align cell */
+ .tdrt {text-align: right; padding-right: .5em; vertical-align: top; font-size: 90%;} /* right align cell */
+ .tdc {text-align: center;} /* center align cell */
+ .tdl {text-align: left;} /* left align cell */
+ .tdli {padding-left: 5em; margin-left: 10%; text-align: left; text-indent: -3em} /* left align cell */
+ .tdlsc {text-align: left; font-variant: small-caps; font-size: 90%;} /* aligning cell content and small caps */
+ .tdrsc {text-align: right; font-variant: small-caps;} /* aligning cell content and small caps */
+ .tdcsc {text-align: center; font-variant: small-caps;} /* aligning cell content and small caps */
+
+ // -->
+ /* XML end ]]>*/
+ </style>
+ </head>
+<body>
+
+
+<pre>
+
+The Project Gutenberg EBook of Kerkhofblommen, by Guido Gezelle
+
+This eBook is for the use of anyone anywhere at no cost and with
+almost no restrictions whatsoever. You may copy it, give it away or
+re-use it under the terms of the Project Gutenberg License included
+with this eBook or online at www.gutenberg.org
+
+
+Title: Kerkhofblommen
+
+Author: Guido Gezelle
+
+Commentator: Caesar Gezelle
+
+Release Date: January 13, 2009 [EBook #27803]
+
+Language: Dutch
+
+Character set encoding: UTF-8
+
+*** START OF THIS PROJECT GUTENBERG EBOOK KERKHOFBLOMMEN ***
+
+
+
+
+Produced by Frits Devos and Distributed Proofreaders Europe
+
+
+
+
+
+</pre>
+
+
+
+
+
+<h1>KERKHOFBLOMMEN</h1>
+
+
+
+<hr style="width: 65%;" />
+<p class="center"><i>In De Nederlandsche Boekhandel zijn nog verschenen:</i></p>
+
+<h2>Guido Gezelle's Volledige Dichtwerken</h2>
+
+<p class="center"><b>10 deelen ingenaaid fr. 16.&mdash;; 8 deelen gebonden fr. 25.50</b></p>
+
+<p class="center">daarvan zijn afzonderlijk verkrijgbaar</p>
+
+<table border="0" cellpadding="2" cellspacing="0" width="80%">
+ <tr>
+ <td class="tdr">&nbsp;</td>
+ <td class="tdl">&nbsp;</td>
+ <td class="tdr" style="font-size: 80%;">ingenaaid</td>
+ <td class="tdr" style="font-size: 80%;">gebonden</td>
+ </tr>
+ <tr>
+ <td class="tdr">I.</td>
+ <td class="tdl">Dichtoefeningen</td>
+ <td class="tdr">fr. 2.&mdash;</td>
+ <td class="tdr">fr. 3.25</td>
+ </tr>
+ <tr>
+ <td class="tdr" style="width: 10%;">II.</td>
+ <td class="tdl" style="width: 70%;">Kerkhofblommen</td>
+ <td class="tdr" style="width: 10%;">"&nbsp; 2.&mdash;</td>
+ <td class="tdr" style="width: 10%;">"&nbsp; 3.25</td>
+ </tr>
+ <tr>
+ <td class="tdr">III.</td>
+ <td class="tdl">Gedichten, Gezangen en Gebeden. Kleengedichtjes</td>
+ <td class="tdr">"&nbsp; 2.&mdash;</td>
+ <td class="tdr">"&nbsp; 3.25</td>
+ </tr>
+ <tr>
+ <td class="tdr">IV.</td>
+ <td class="tdl">Liederen, Eerdichten et Reliqua</td>
+ <td class="tdr">"&nbsp; 2.&mdash;</td>
+ <td class="tdr">"&nbsp; 3.25</td>
+ </tr>
+ <tr>
+ <td class="tdr">V-VI.</td>
+ <td class="tdl">Tijdkrans</td>
+ <td class="tdr">"&nbsp; 4.&mdash;</td>
+ <td class="tdr">"&nbsp; 5.50</td>
+ </tr>
+ <tr>
+ <td class="tdr">VII-VIII.</td>
+ <td class="tdl">Rijmsnoer</td>
+ <td class="tdr">"&nbsp; 4.&mdash;</td>
+ <td class="tdr">"&nbsp; 5.50</td>
+ </tr>
+ <tr>
+ <td class="tdr">IX.</td>
+ <td class="tdl">Hiawadha's Lied</td>
+ <td class="tdr">"&nbsp; 2.&mdash;</td>
+ <td class="tdr">"&nbsp; 3.25</td>
+ </tr>
+ <tr>
+ <td class="tdr">X.</td>
+ <td class="tdl">Laatste Verzen</td>
+ <td class="tdr">"&nbsp; 2.&mdash;</td>
+ <td class="tdr">"&nbsp; 3.25</td>
+ </tr>
+</table>
+
+<table border="0" cellpadding="2" cellspacing="0" width="80%">
+ <tr>
+ <td class="tdl" style="width: 90%;">Kleengedichtjes 2 deeltjes met rood kader versierd, klein formaat</td>
+ <td class="tdr" style="width: 10%;">fr. 1.&mdash;</td>
+ </tr>
+ <tr>
+ <td class="tdl">In 2 deeltjes gebonden</td>
+ <td class="tdr">"&nbsp; 2.&mdash;</td>
+ </tr>
+</table>
+
+<hr style="width: 65%;" />
+<h2>GUIDO GEZELLE</h2>
+
+<h1>KERKHOFBLOMMEN</h1>
+
+<h4>ACHTSTE DRUK</h4>
+
+<h4><span class="smcap">Met voorwoord van CAESAR GEZELLE</span></h4>
+
+<h4>SCHOOLUITGAVE</h4>
+
+<div class="figcenter"><img width="20%" src="images/drntsbeperkt.jpg" alt="Door Niets Beperkt"/></div>
+
+<h4>DE NEDERLANDSCHE BOEKHANDEL</h4>
+
+<h5 class="center"><span class="smcap">Bestuurder L. H. SMEDING</span><br />
+
+<span class="smcap">ANTWERPEN &mdash; 50 St. Jacobsmarkt</span><br />1906<br />
+</h5>
+
+
+
+
+<hr style="width: 65%;" />
+<p><!-- Page 1 --><span class='pagenum'><a name="Page_1" id="Page_1">[Pg 1]</a></span></p>
+<h2><a name="TER_INLEIDING" id="TER_INLEIDING"></a>TER INLEIDING.</h2>
+
+
+<h3>1. <span class="smcap">Guido Gezelle</span>. &mdash; <i>Zijn leven en zijne werken.</i><a name="FNanchor_1_1" id="FNanchor_1_1"></a><a href="#Footnote_1_1" class="fnanchor">[1]</a></h3>
+
+<p>Guido Gezelle werd geboren te Brugge den 1<sup>en</sup> Mei 1830. Tot October 1846
+was hij student aan het College te Brugge en van 1846 tot '50 aan 't
+Klein Seminarie te Rousselaere. Van October 1850 tot het einde van '53
+deed hij zijne priesterstudi&euml;n aan het Seminarie te Brugge en keerde
+toen als leeraar naar Rousselaere terug; hier had hij, achttien jaar
+oud, zijn eerste gedrukt vers, De Mandelbeke, gedicht.</p>
+
+<p>In 1858 verscheen van hem een eerste bundel: <i>Vlaemsche
+Dichtoefeningen</i>, eene keuze uit zijne verzen sedert tien jaren; en
+datzelfde jaar 1858 dichtte en schreef hij, op twee dagen tijds, zijne
+<i>Kerkhofblommen</i>. In 1862 verscheen, verzameld door twee van zijne
+leerlingen, een bundel met naam: <i>Gedichten, Gezangen en Gebeden, een
+Schetsboek voor Vlaemsche Studenten</i>.</p>
+
+<p>In 1860 keerde hij naar Brugge terug en bleef er, tot 1865, onderrector
+en leeraar in de wijsbegeerte aan het
+<!-- Page 2 --><span class='pagenum'><a name="Page_2" id="Page_2">[Pg 2]</a></span>
+Engelsch Seminarie, en werd toen
+onderpastor in Sint-Walburgis-parochie, tot in 1871.</p>
+
+<p>Den 17<sup>en</sup> Juli 1864 stichtte hij een politiek weekblad, <i>'t Jaer '30</i>,
+dat in 1870 werd gestaakt, en den 2<sup>en</sup> December verscheen het eerste
+nummer van een ander weekblad door hem gesticht: <i>Rond den Heerd</i>, een
+volksblad over letterkunde, wetenschap, geschiedenis, folklore, waarvan
+hij tot in 1871 den last heeft gedragen.</p>
+
+<p>Den 20<sup>en</sup> September 1871 werd hij onderpastor der O.-L.-V. kerk te
+Kortrijk. <i>Liederen, Eeredichten en Reliqua</i>, een derde bundel,
+verscheen eerst in 1880, doch behoort om zijnen inhoud voor het grootste
+deel tot de jaren 1860-70.</p>
+
+<p>In den eersten tijd dien hij te Kortrijk doorbracht, hield hij zich
+alleen met taalstudie bezig; in 1860 was zijn <i>Noordsch en Vlaemsch
+Messeboekje</i> verschenen; hij droeg veel bij tot De Bo's Idioticon; in
+1881 stichtte hij als voortzetting van dit werk zijn eigen tijdschrift
+tot woordzanting en woordverklaring <i>Loquela</i> en in 1890 stichtte hij
+nog <i>Biekorf</i>, een twee-wekelijksch blad voor West-Vlaamsche letteren en
+Wetenschap.</p>
+
+<p>In 1886 gaf hij in het Davidsfonds de Vlaamsche vertaling uit van
+Longfellow's <i>Song of Hiawatha</i>, de omwerking van eene eerste vertaling
+door Dr. E. Lauwers.</p>
+
+<p>In 1893 laat hij het eerste van zijne twee meesterwerken <i>Tijdkrans</i>
+verschijnen, een bundel natuurschilderingen, met al te talrijke
+gelegenheidsgedichten, en in 1896 het tweede: <i>Rijmsnoer om en om het
+jaar</i>, waaraan in 1900 de vijfjaarlijksche staatsprijs werd toegekend.</p>
+
+<p>Hij was in 1886, bij de stichting der Koninklijke Vlaamsche Taalkamer,
+lid geworden van dit genootschap, op welks last hij de uitgave bezorgde
+van <i>Hennen van Merchtenen's Cronicke van Brabant</i> (1896). Op 't laatste
+van zijn leven ondernam hij de vertaling van Z.D.H. Mgr. Waffe<!-- Page 3 --><span class='pagenum'><a name="Page_3" id="Page_3">[Pg 3]</a></span>laert's
+<i>Meditationes Theologic&aelig;</i> en werd op 30<sup>en</sup> April 1899 naar Brugge
+geroepen als Bestuurder der Engelsche Augustijner Kanonikessen; zes
+maanden later, den 17<sup>en</sup> November 1899 overleed hij.</p>
+
+<p>Het volgende jaar verschenen zijne nagelaten gedichten in een bundel
+<i>Laatste Verzen</i>.</p>
+
+
+<div class="footnotes">
+
+<div class="footnote"><p><a name="Footnote_1_1" id="Footnote_1_1"></a><a href="#FNanchor_1_1"><span class="label">[1]</span></a> Z. <i>Gesch. d. Vlaamsche Letterkunde van het jaar 1830 tot
+heden</i>. Th. Coopman en L. Scharp&eacute;. Antwerpen 1899. 10<sup>e</sup> aflev.</p></div>
+
+</div>
+
+
+<h3>II. <i>Zijne Taal</i>.</h3>
+
+<p>Schrijft Guido Gezelle West-Vlaamsch?</p>
+
+<p>Er is West-Vlaamsch en West-Vlaamsch.</p>
+
+<p>Het eene, dat men de West-Vlaamsche spreektaal kan noemen, is de taal
+zooals ze door het volk in West-Vlaanderen gesproken wordt en die
+verschilt van stad tot stad, van dorp tot dorp. Deze taal, of talen
+liever, zijn niet <i>het</i> West-Vlaamsch, maar de West-Vlaamsche
+gewestspraken, die bestaan nevens de Oost-Vlaamsche, de Antwerpsche,
+Limburgsche en Brabantsche.</p>
+
+<p>Op de grenzen dier gouwen loopen de dialekten in malkaar, en, langs eene
+gamme van kleine verschillen, worden ze op den duur z&oacute;&oacute; verschillend,
+dat de Vlamingen van &eacute;&eacute;ne gouw voor die van eene andere somtijds
+moeilijk te verstaan zijn; zoo zal bijvb. een bewoner van de
+West-Vlaamsche polders meestal niet eenen Kempenaar verstaan.<a name="FNanchor_1_2" id="FNanchor_1_2"></a><a href="#Footnote_1_2" class="fnanchor">[1]</a></p>
+
+<p>Daarnevens werd in West-Vlaanderen door Deken De Bo en Guido Gezelle en
+door hunne volgelingen, eene West-Vlaamsche schrijftaal gebruikt, die in
+eene gansch andere verhouding staat met de taal der overige Vlaamsche
+gouwen, immers ze staat all&eacute;&eacute;n, en die ook merkelijk <!-- Page 4 --><span class='pagenum'><a name="Page_4" id="Page_4">[Pg 4]</a></span>van de gesproken
+taal in West-Vlaanderen verschilt. En hoe?</p>
+
+<p>"Natuurlijk," zegt Gezelle zelf, "zal een Vlaming geen ruw en
+ongezuiverd Vlaamsch gaan schrijven, zooals hij het op de straat hoort,
+&mdash; evenzoomin zou hij met ongemeulend koorn naar de markt gaan; zoo
+schrijft hij niet: "'t en &egrave; chee wa&acirc;," maar: "'t en is geen waar." Niet:
+"Mettak weg was kwampi," maar: "met dat ik weg was kwam hij."</p>
+
+<p>Gezelle's taal is dus de gezuiverde spreektaal uit West-Vlaanderen. Maar
+hoe gezuiverd?</p>
+
+<p>Zooveel mogelijk heeft hij voor regel genomen, onze verfranschte en
+verhoogduitschte taal naar het voorouderlijke Vlaamsch te verbeteren:</p>
+
+<p>"Ik heb liefst naar oude Vlaamsche dichters opgezien en zooveel mogelijk
+die tale gebruikt, die bij Maerlant en andere te boeke staat en die,
+Godlof, alhier nog levende gehoord en gesproken wordt."</p>
+
+<p>Het West-Vlaamsch gaf daar aanleiding toe, immers:</p>
+
+<p>"De taal dier oude gewrochten is in West-Vlaanderen met de <i>zuivere</i>
+volkstaal &eacute;&eacute;ne en dezelfde gebleven.<a name="FNanchor_2_3" id="FNanchor_2_3"></a><a href="#Footnote_2_3" class="fnanchor">[2]</a></p>
+
+<p>Het West-Vlaamsch moet, volgens Dr. Snellaert, in de middeneeuwen
+grootendeels voor regel in het schrijven gediend hebben; ingezien den
+bloei van Brugge, Damme en Sluis, zal de taal er met de betere
+beschaving wel gelijken voet gehouden hebben.<a name="FNanchor_3_4" id="FNanchor_3_4"></a><a href="#Footnote_3_4" class="fnanchor">[3]</a></p>
+
+<p>Tot dat, men mag dus zeggen, Oud-West-Vlaamsch, is Gezelle wedergekeerd,
+om de spreektaal uit West-Vlaanderen te verheffen, te louteren en te
+verrijken tot schrijftaal.</p>
+
+
+<div class="footnotes">
+
+<div class="footnote"><p><a name="Footnote_1_2" id="Footnote_1_2"></a><a href="#FNanchor_1_2"><span class="label">[1]</span></a> Men raadplege daarover: <i>Van de Schelde tot de Weichsel</i>,
+J.A. Leopold en L. Leopold. 2 deelen, Groningen 1882.</p></div>
+
+<div class="footnote"><p><a name="Footnote_2_3" id="Footnote_2_3"></a><a href="#FNanchor_2_3"><span class="label">[2]</span></a> <i>Dichtoefeningen</i>, Verantwoordinge.</p></div>
+
+<div class="footnote"><p><a name="Footnote_3_4" id="Footnote_3_4"></a><a href="#FNanchor_3_4"><span class="label">[3]</span></a> ibid. ibid. en <i>Belgisch Museum</i>, 8<sup>e</sup> d., bl. 159.</p></div>
+
+</div>
+<p><!-- Page 5 --><span class='pagenum'><a name="Page_5" id="Page_5">[Pg 5]</a></span></p>
+<h3>III. <i>Kerkhofblommen.</i></h3>
+
+<p>1&ordm;. <i>Hun ontstaan</i>.</p>
+
+<div class="figcenter"><img width="60%" src="images/doodzentje.jpg" alt="Doodsanctje" /></div>
+
+<p>[TER DIERBAER' EN ZALIGER GEDACHTENISSE<br />
+<i>van onzen</i><br />
+BEMINDEN BROEDER IN CHRISTO<br />
+MYNHEER EDUARD VAN DEN BUSSCHE,<br />
+STUDENT IN POESIS<br />
+EN LID DER CONGREGATIE VAN O.L.V. ONBEV. ONTV.,<br />
+IN 'T KLEEN SEMINARIE TE ROUSSELAERE;<br />
+<i>die geboren te Staden op den 10 Januarii 1840,<br />
+aldaer in den Heere verscheiden is op den<br />
+derden dag van Meije, wezende heilig-Bloeddag,<br />
+van 't jaer 1858.</i></p>
+<p class="stanza">
+<b>R.I.P.</b></p>
+<p class="stanza">
+Zoo der ooit een bloemke groeide<br />
+<span style="margin-left: 2em;">Over 't graf waerin gy ligt,</span><br />
+Of het nog zoo schoone bloeide &mdash;<br />
+<span style="margin-left: 2em;">Zuiver als het Zonnelicht,</span><br />
+Blank gelyk een Lelie blank is,<br />
+<span style="margin-left: 2em;">Vonklende als een Roozen hert,</span><br />
+Nedrig als de need're ranke is<br />
+<span style="margin-left: 2em;">Van de Winde daer me op terdt,</span><br />
+Riekend, vol van honing ende<br />
+<span style="margin-left: 2em;">Geren van de bie bezocht &mdash;</span><br />
+Nog en waer't, voor die U kende,<br />
+<span style="margin-left: 2em;">Geen dat U gelijken mogt!</span><br />
+<span style="margin-left: 13em;">G.G.</span></p>
+<p class="stanza">
+<span style="margin-left: 1em;">Eja dulcis anima, eja dulcis rosa,</span><br />
+Lilium convallium, gemma pretiosa,<br />
+Cui carnis foeditas extitit exosa<br />
+Felix tuus exitus morsque pretiosa!<br />
+<span style="margin-left: 10em;">St. BONAVENTURA.</span>]</p>
+
+<p>Dit is de rouwgedachtenis of het doodsanctje door den Meester opgesteld
+bij 't afsterven van eenen zijner leerlingen; met zijne studenten trok
+hij op om de begrafenis bij te wonen. Alles wat hij er zag en hoorde en
+wat in zijn geest groeide tot<!-- Page 6 --><span class='pagenum'><a name="Page_6" id="Page_6">[Pg 6]</a></span> beeld, alles wat in zijn hert werd gewekt
+van gevoelens, schreef hij neer bij het t'huiskomen. Op twee dagen was
+het af, en korte weken nadien kwam zijn eerste werk uit:
+<i>Kerkhofblommen, geplukt en bewaerd ter nagedachtenesse van zaliger
+Mijnheer Edewaerd Van den Bussche, geboren te Staden...</i></p>
+
+<p>Een meesterwerk.<a name="FNanchor_1_5" id="FNanchor_1_5"></a><a href="#Footnote_1_5" class="fnanchor">[1]</a></p>
+
+<p>2&ordm;. <i>Ontleding</i>.</p>
+
+<p>De dichter heeft den gang der gebeurtenissen gevolgd en ze opgeteekend
+naarmate ze voorkwamen; de beste ontleding zal hierin dus bestaan, dat
+wij hem volgen, stap voor stap op den weg dien hij v&oacute;&oacute;rging, verwijlend
+een oogenblik bij iederen tred, om de christenheid en de diepte van zijn
+<i>gevoelen</i>, de kracht van zijne <i>opvatting</i>, de schoonheid van zijne
+<i>beelden</i> en de macht van zijne <i>voorstelling</i> te beschouwen, om zijne
+<i>taal</i> te doorgronden, om, met &eacute;&eacute;n woord gansch zijne eigene
+persoonlijkheid te leeren kennen.</p>
+
+<p>En wil men, zoo kan men er dan eene verdeeling in vinden als volgt:</p>
+
+<p>
+A. <i>V&oacute;&oacute;r</i> den Lijkdienst.</p>
+<p><br />
+<span style="margin-left: 2em;">1&ordm;. Omstandigheden:</span>
+<span class="i6"><i>a.</i> <i>Wie</i> was E.v.d. Bussche?</span><br />
+<span style="margin-left: 7em;">Verzen: Zoo daar ooit...</span><br />
+<span style="margin-left: 7em;">Proza.</span>
+<span class="i6"><i>b.</i> <i>Wanneer?</i> Welke ure was't?</span><br />
+<span style="margin-left: 7em;">Verzen: 't Was de ure dat...</span><br />
+<span style="margin-left: 7em;">Proza tot aan: Zoo gebeurde 't.</span>
+<span class="i6"><i>c.</i> <i>Waar</i> was de begrafenis?</span><br />
+<span style="margin-left: 7em;">Proza: Wij wierden ondertusschen...</span><br />
+<!-- Page 7 --><span class='pagenum'><a name="Page_7" id="Page_7">[Pg 7]</a></span>
+<span style="margin-left: 7em;">Verzen: Traagzaam trekt...</span>
+<br />
+<span style="margin-left: 2em;">2&ordm;. Verhaal.</span>
+<span class="i6"><i>a.</i> Het strooien kruis. Lyrische ontboezeming over</span><br />
+<span style="margin-left: 7em;">'t geloof der Vlamingen, en hun gebruik van</span><br />
+<span style="margin-left: 7em;">een kruis van uitgedorschen stroo te leggen</span><br />
+<span style="margin-left: 7em;">waar een lijk voorbij moet. Het uitgedorschen</span><br />
+<span style="margin-left: 7em;">stroo verzinnebeeldt het lichaam zonder de ziel.</span>
+<span class="i6"><i>b.</i> De moeder van den afgestorvene.</span>
+<span class="i6"><i>c.</i> Bezoek bij de kist &mdash; en het <i>De Profundis</i>.</span>
+<span class="i6"><i>d.</i> De vader. &mdash; Beschrijving door vergelijking,</span><br />
+<span style="margin-left: 7em;">Zijne ziekte,</span><br />
+<span style="margin-left: 7em;">Zedeles en troost.</span>
+<span class="i6"><i>e.</i> De lijkstoet:</span><br />
+<span style="margin-left: 7em;">Het kruis &mdash; lyrische strophe.</span><br />
+<span style="margin-left: 7em;">Landelijke natuurbeschrijving: langs den weg,</span><br />
+<span style="margin-left: 8em;">en tegenstelling met de stad.</span><br />
+<span style="margin-left: 7em;">De broeder en de zuster van den overledene.</span>
+<br />
+<span class="i0">B. De Lijkdienst.</span>
+<br />
+<span style="margin-left: 2em;">1&ordm;. V&oacute;&oacute;r de kerk: Uitlegging van zinnebeelden uit</span><br />
+<span style="margin-left: 6em;">de kerkelijke lijkplechtigheden:</span><br />
+<span style="margin-left: 8em;">Klokken.</span><br />
+<span style="margin-left: 8em;">Wijwater.</span>
+<br />
+<span style="margin-left: 2em;">2&ordm;. In de kerk:</span><br />
+<br /></p>
+<div style="margin-left: 3em;">
+<table class="nowrap" style="margin-left: 3em;">
+<tr><td style="width: 30%"><i>a.</i>&nbsp; De rouwgetijden.</td><td rowspan="4" class="b-rt">&nbsp;&nbsp;</td><td rowspan="4" class="b-lb">&nbsp;&nbsp;</td>
+<td rowspan="9" valign="middle">Het aangrijpend <i>mysterie</i> van de grootsche troostende ceremoni&euml;n uit onze heiligen Godsdienst.</td></tr>
+<tr><td><i>b.</i>&nbsp; Het <i>Dies ir&aelig;</i>.</td></tr>
+<tr><td><i>c.</i>&nbsp; Wierook.</td></tr>
+<tr><td><i>d.</i>&nbsp; Lichten.</td></tr>
+<tr><td><i>e.</i>&nbsp; Offerande.</td><td rowspan="5" class="b-rb">&nbsp;&nbsp;</td><td rowspan="5" class="b-lt">&nbsp;&nbsp;</td></tr>
+<tr><td><i>f.</i>&nbsp; Bel.</td></tr>
+<tr><td><i>g.</i>&nbsp; Consecratie.</td></tr>
+<tr><td><i>h.</i>&nbsp; Klokken.</td></tr>
+<tr><td><i>i.</i>&nbsp; Het: <i>In Paradisum</i>.</td></tr>
+</table>
+</div>
+<p>
+<!-- Page 8 --><span class='pagenum'><a name="Page_8" id="Page_8">[Pg 8]</a></span>
+<br />
+<span class="i0">C. De Begraving.</span>
+<br />
+<span style="margin-left: 2em;">1. Laatste plechtigheden.</span>
+<br />
+<span style="margin-left: 2em;">2. Lijkrede: In deze innig roerende aanspraak is</span><br />
+<span style="margin-left: 4em;">evenmin als in al 't voorafgaande eene klassieke</span><br />
+<span style="margin-left: 4em;">verdeeling te vinden. Dwingt men er den stalen</span><br />
+<span style="margin-left: 4em;">gietvorm op van: Exordium, Confirmatio en</span><br />
+<span style="margin-left: 4em;">Epilogus of Peroratio, zoo dooft men eenvoudig</span><br />
+<span style="margin-left: 4em;">de verhevene zielegloed die door het stuk leeft,</span><br />
+<span style="margin-left: 4em;">en men maakt het belachelijk. Wederom kan men</span><br />
+<span style="margin-left: 4em;">niets beters doen dan de gedachten van den spreker</span><br />
+<span style="margin-left: 4em;">eenvoudig te volgen en aan te teekenen.</span><br />
+<span style="margin-left: 5em;">Na een eerste woord waarin hij:</span><br />
+<span style="margin-left: 6em;">1. de leeraar, zich tot spreken onbekwaam gevoelt,</span><br />
+<span style="margin-left: 7.5em;">om hier zijn dagelijksche les te geven,</span><br />
+<span style="margin-left: 6em;">2. en aan den engel des doods zijne taal leent,</span><br />
+<span style="margin-left: 7.5em;">richt hij zich</span><br />
+<span style="margin-left: 8em;">1&ordm;. tot den afgestorvene en roemt <i>zijne deugden</i>:</span><br />
+<span style="margin-left: 10em;"><i>a.</i> zijne zuiverheid;</span><br />
+<span style="margin-left: 10em;"><i>b.</i> zijnen ootmoed;</span><br />
+<span style="margin-left: 10em;"><i>c.</i> zijne liefde en eerbied voor ouders en</span><br />
+<span style="margin-left: 15em;">meesters;</span><br />
+<span style="margin-left: 10em;"><i>d.</i> zijn verlangen naar het heilig priesterdom.</span><br />
+<span style="margin-left: 8em;">2&ordm;. tot de ouders van den afgestorvene:</span><br />
+<span style="margin-left: 10em;"><i>a.</i> zijnen vader wiens troost,</span><br />
+<span style="margin-left: 10em;"><i>b.</i> zijne moeder wier hoop hij is in den</span><br />
+<span style="margin-left: 15em;">hemel.</span><br />
+<span style="margin-left: 8em;">3&ordm;. tot den grond van zijn dierbaar Vlaanderen.</span>
+<br />
+En hij eindigt met een roerend: tot wederziens!<br />
+</p>
+
+<p>C. GEZELLE.<a name="FNanchor_2_6" id="FNanchor_2_6"></a><a href="#Footnote_2_6" class="fnanchor">[2]<!-- Page 9 --><span class='pagenum'><a name="Page_9" id="Page_9">[Pg 9]</a></span></a></p>
+
+
+<div class="footnotes">
+
+<div class="footnote"><p><a name="Footnote_1_5" id="Footnote_1_5"></a><a href="#FNanchor_1_5"><span class="label">[1]</span></a> Dietsche Warande en Belfort, Febr. 1900, bladz. 110-111.</p></div>
+
+<div class="footnote"><p><a name="Footnote_2_6" id="Footnote_2_6"></a><a href="#FNanchor_2_6"><span class="label">[2]</span></a> Die korte inleiding werd geschreven op verzoek van den
+Uitgever en ten gerieve van de studeerende jeugd onzer bisschoppelijke
+colleges.</p></div>
+</div>
+
+<hr style="width: 65%;" />
+<h2><a name="KERKHOFBLOMMEN1" id="KERKHOFBLOMMEN1"></a>KERKHOFBLOMMEN<a name="FNanchor_1_7" id="FNanchor_1_7"></a><a href="#Footnote_1_7" class="fnanchor">[1]</a></h2>
+
+
+<p>
+<span style="margin-left: 7em;font-size: 80%;">Eia dulcis anima, eia dulcis rosa,</span><br />
+<span style="margin-left: 7em;font-size: 80%;">Lilium convallium, gemma pretiosa,</span><br />
+<span style="margin-left: 7em;font-size: 80%;">Cui carnis foeditas exstitit exosa,</span><br />
+<span style="margin-left: 7em;font-size: 80%;">Felix tuus exitus morsque pretiosa!</span><br />
+<span style="margin-left: 17em;font-size: 80%;">S. BONAVENTURA.</span><br />
+</p>
+
+<p>
+<span style="margin-left: 7em;font-size: 80%;">Ei, gij zoete zielken toch; ei, gij zoete rooze;</span><br />
+<span style="margin-left: 7em;font-size: 80%;">Lelie van de dellingen, kostelijk gesteente;</span><br />
+<span style="margin-left: 7em;font-size: 80%;">'t Vleesch en zijn bederfenis hadt gij altijd noode,</span><br />
+<span style="margin-left: 7em;font-size: 80%;">Zalig was uw uitgang en kostelijk uw sterven!</span><br />
+</p>
+
+<div class="poem">
+<a name="Zoo_daar_ooit" id="Zoo_daar_ooit"></a>
+<span class="i0">Zoo daar ooit een blomke groeide</span>
+<span class="i2">over 't graf waarin gij ligt,</span>
+<span class="i0">of het nog zoo schoone bloeide;</span>
+<span class="i2">zuiver als het zonnelicht,</span>
+<span class="i0">blank gelijk een Lelie blank is,</span>
+<span class="i2">vonklende als een roozenhert,</span>
+<span class="i0">needrig als de needre ranke is</span>
+<span class="i2">van de winde daar m'op terdt,</span>
+<!-- Page 10 --><span class='pagenum'><a name="Page_10" id="Page_10">[Pg 10]</a></span>
+<span class="i0">riekend, vol van honing, ende</span>
+<span class="i2">geren van de bie bezocht,</span>
+<span class="i0">nog en waar 't, voor die U kende,</span>
+<span class="i2">geen dat U gelijken mocht!</span>
+</div>
+
+<p>In der daad, Eduard van den Bussche was, van afkomste en geboorte, van
+zeden en manieren, van Geloove en Godvruchtigheid, van voorkomen en van
+aanzien, oprecht een kind en een blomme van te lande; een kind was hij,
+dat hedendaags misschien de eervolle bespottinge weerd zou zijn van
+menig een, die hem verre bene&ecirc;n staat in de oogen van Hem bij wien de
+nederigen alleen verheven zijn, en 't Goddelijk welbehagen verdienen;
+zulk een kind was hij, dat, of ik n&oacute;g zoo veel deugd van hem zei, mij
+geen &eacute;&eacute;n van al die hem Ouder of Meester, Pastor of Biechtvader, Makker
+of Vriend waren en zoude kunnen tegenspreken. Het hadde ons ook, zijne
+medeleerlingen in Po&euml;sis, hertelijk gespeten, hadden wij, om den afstand
+of anderszins, moeten laten van naar zijn uitvaart te gaan; wij gingen
+en</p>
+
+<div class="poem">
+<p class="stanza">
+<a name="tWas_de_ure_dat" id="tWas_de_ure_dat"></a>
+<span class="i0">'t was de ure dat de Leeuwerk zoet</span>
+<span class="i0">heur hooge zeevaart laten moet</span>
+<span class="i2">en, zoekende op der aard'</span>
+<span class="i0">om heur behoef, geen stonde en let,</span>
+<span class="i0">maar zingend we&ecirc;r de zeilen zet</span>
+<span class="i2">en stiert ten Hemelwaard.</span></p>
+<p class="stanza">
+<span class="i0">'t Was de ure dat uw stemme luidt,</span>
+<span class="i0">en klinkt en klapt en lacht en fluit,</span>
+<span class="i2">o blijde Nachtegaal;</span>
+<span class="i0">o orgel, die m' in 't veldaccoord,</span>
+<span class="i0">en liev- en lang- en luider hoort</span>
+<span class="i2">als alle vogeltaal!</span></p>
+<p class="stanza">
+<!-- Page 11 --><span class='pagenum'><a name="Page_11" id="Page_11">[Pg 11]</a></span>
+<span class="i0">'t Was de ure dat de wind ontwekt,</span>
+<span class="i0">en 't wentelend kooren laaft en lekt,</span>
+<span class="i2">en zoetjes ruischen doet;</span>
+<span class="i0">dat uit de malsche velden jaagt</span>
+<span class="i0">die lucht, die 't lieve leven draagt</span>
+<span class="i2">in 't drijvend, dravend bloed.</span></p>
+<p class="stanza">
+<span class="i0">'t Was de ure dat de landman gaat,</span>
+<span class="i0">en op zijn herte een kruise slaat</span>
+<span class="i2">en op zijn land een kruis;</span>
+<span class="i0">en gaande bidt, en weent, en zaait</span>
+<span class="i0">hetgeen misschien een ander maait</span>
+<span class="i2">en lachend voert naar huis.</span></p>
+<p class="stanza">
+<span class="i0">Het zaad! het zaad! het wonder werk,</span>
+<span class="i0">dat nooit, of waar' hij nog zoo sterk,</span>
+<span class="i2">een mensch gemaakt en heeft:</span>
+<span class="i0">dat sterft &eacute;&eacute;r dat het leven mag,</span>
+<span class="i0">dat leeft alwaar 't gestorven lag,</span>
+<span class="i2">en, altijd stervend, leeft!</span></p>
+<p class="stanza">
+<span class="i0">Wij gingen ook een edel zaad,</span>
+<span class="i0">het lijk van onzen medemaat,</span>
+<span class="i2">al blijde, weenende al,</span>
+<span class="i0">het land beste&ecirc;n, 't gebenedijd,</span>
+<span class="i0">dat vruchtbaar, op gestelden tijd,</span>
+<span class="i2">hem wedergeven zal.</span></p>
+</div>
+
+<p>Wij naderden allengskens het sterfhuis. De zonne lag in strijd met den
+nachtelijken smoor, en 't en bleek ons niet of ze er ging door breken;
+doch de wijze landslieden, die van op hun werk ons keken voorbijgaan, en
+"elk ne' go&ecirc;n dag" met ons wisselden, verzekerden ons, op goed en
+deugdelijk bewijs, uit hun dagelijksch verkeer met Gods<!-- Page 12 --><span class='pagenum'><a name="Page_12" id="Page_12">[Pg 12]</a></span> winden en
+weder, dat ons Heere den werkenden man 'nen schoonen dag ging verleenen.
+Zoo gebeurde 't. Wij wierden ondertusschen, in 't half duister van den
+smoor, al lenger hand de hofste&ecirc; geware en zagen reeds het blanke gewaad
+van den wagen, die gereed stond om, naar oud vlaamsch gebruik, den
+afgestorvene, met zijne weenende en biddende familie, kerkewaard te
+voeren.</p>
+
+<div class="poem">
+<a name="Traagzaam_trekt" id="Traagzaam_trekt"></a>
+<span class="i0">Traagzaam trekt de witte wagen</span>
+<span class="i2">door de stille strate toen,</span>
+<span class="i0">en 't is weenen, en 't is klagen</span>
+<span class="i2">dat ze bin' de wijte doen!</span>
+<span class="i0">Stap voor stap, zoo gaan de peerden,</span>
+<span class="i2">traagzaam, treurig, stille en stom,</span>
+<span class="i0">en zij kijken, of 't hun deerde,</span>
+<span class="i2">dikwijls naar hun' Meester om;</span>
+<span class="i0">naar hun' Meester, die te morgen</span>
+<span class="i2">zijn beminde peerdenpaar,</span>
+<span class="i0">onder 't kammen en 't bezorgen,</span>
+<span class="i2">zei de droeve nieuwemaar.</span>
+<span class="i0">"Baai," zoo sprak hij, "Baai en Blesse,</span>
+<span class="i2">heden moeten... stille! fraai!</span>
+<span class="i0">moeten wij naar de uitvaartmesse,</span>
+<span class="i2">met den wagen, Blesse en Baai!"</span>
+<span class="i0">En toen, na zijn hand te doppen</span>
+<span class="i2">in 't gewijde water klaar,</span>
+<span class="i0">zegent hij de hooge koppen</span>
+<span class="i2">van 't onachtzaam peerdenpaar.</span>
+<span class="i0">En hij kust en kruist ze beiden,</span>
+<span class="i2">en "gij," zegt hij, "Blesse en Baai,</span>
+<span class="i0">moet een lijk naar 't kerkhof leiden,</span>
+<span class="i2">Baai en Blesse, stille! fraai!</span>
+<span class="i0">Schuimen zoudt ge en lastig zweeten,</span>
+<!-- Page 13 --><span class='pagenum'><a name="Page_13" id="Page_13">[Pg 13]</a></span>
+<span class="i2">zoo 'k u zonder wete liet</span>
+<span class="i0">van de mare, en zoudt verheeten,</span>
+<span class="i2">gave ik u den zegen niet!"</span>
+<span class="i0">En hij zelve kruist en wijdt hem,</span>
+<span class="i2">eer hij ze in den breidel vangt,</span>
+<span class="i0">met het water, dat bezijd hem</span>
+<span class="i2">aan de ruwe bedspond hangt.</span>
+<span class="i0">Want hij slaapt bij zijne beminde</span>
+<span class="i2">peerden en bezorgt ze trouw,</span>
+<span class="i0">trouwer als voor eigen kinde</span>
+<span class="i2">eigen Moeder zorgen zou.</span>
+<span class="i0">Hij besproeit, en met gewijden</span>
+<span class="i2">pallem speerst hij peerd en stal,</span>
+<span class="i0">om de lijkvaart te bevrijden</span>
+<span class="i2">van gevaar en ongeval.</span>
+<span class="i0">Ha! wie weet hoe veel gevaren</span>
+<span class="i2">die niet hebben uit te staan,</span>
+<span class="i0">die met peerden, &mdash; God bewaar' hen! &mdash;</span>
+<span class="i2">die met hunne meesters gaan?</span>
+<span class="i0">Traagzaam rijdt en rolt de wagen,</span>
+<span class="i2">treurig door de strate voort,</span>
+<span class="i0">en 't is krijschen en 't is klagen,</span>
+<span class="i2">dat men onder 't dekzeil hoort.</span>
+<span class="i0">Stap voor stap zoo gaan de peerden,</span>
+<span class="i2">ziende naar hun' meester om;</span>
+<span class="i0">stap voor stap, als of 't hun deerde,</span>
+<span class="i2">traagzaam, treurig, stille... en stom!</span>
+</div>
+
+<p>'t Was met eenigen tegenzin dat de goede landslieden hun oud gebruik
+voor dezen keer wilden afstaan, om ons de eere en den troost te laten
+van onzen vriend, hand en hand, om zoo te zeggen, naar 't kerkhof
+uitgeleed te doen en zelve te dragen.<!-- Page 14 --><span class='pagenum'><a name="Page_14" id="Page_14">[Pg 14]</a></span></p>
+
+<p>Toen wij dan, na weinige stonden reizens, op de hofste&ecirc; kwamen, wierden,
+al met een keer, de hoofden van de eerste aankomers ontdekt, dan de
+volgende, tot dat wij, buiten ons verwachten, al te maal sprakeloos en
+stille stonden v&oacute;&oacute;r de balie, over de wijd uitstrekkende armen van een
+overgroot ne&ecirc;rliggend kruis.</p>
+
+<p>O dierbaar Geloove van Vlanderen, kostelijke perel van het Vaderland!
+Gij alleen hebt die werkzuchtige landslieden kunnen ingeven d&aacute;&aacute;r een
+kruis te leggen, en een kruis van uitgedorschen strooi! Christelijk
+bezielde Vlaming, gij spreekt toch, zonder woorden, uwe gevoelens en uw
+herte zoo wonderlijk klaar! "Bidt," zegt gij, "al die op mijn hof komt,
+bidt en ontdekt uwe hoofden voor het kruise des Heeren, want heden is
+van onder mijn dak eene ziele verscheiden, die, buiten hare verdiensten,
+op niets meer te steunen en heeft 't en zij op het kruis. Bidt en peist,
+gij die op mijn hof komt: hier is de Heere zijn graan komen halen en
+daar ligt nu 't ijdele strooi! Gelukkig, is het graan niet te licht
+bevonden; gelukkig, en heeft de vlegel des lijdens het niet gekwetst, en
+mag het nu de uitgekozene terwe des Heeren zijn! Bidt en peist, gij die
+op mijn hof komt; bidt en peist, gij die ervan af gaat, bidt en 'n terdt
+niet op het alverzoenende, op het alverblijdende kruis!"</p>
+
+<p>Wij traden binnen, &eacute;&eacute;n voor &eacute;&eacute;n, om niet te stooren; want de goede
+lieden en waren ons niet verwachtende. De eenvoudige Moeder, uit
+ingeboren Vlaamsche herbergzaamheid, vergat in 't eerste bijkants dat in
+heur huis het lijk van heur kind over eerde lag, en maakte alle slach
+van verschooningen: 't stond al over ende, dit en dat was er te kort,
+zij klaagde en gebood alhier en aldaar, zonder te weten van wat of aan
+wie; haalde zelve stoelen bij, en eindelijk, onder den last van veel
+strijdige gevoelens gepraamd, brak heur herte, en ze borst uit in eenen
+alder<!-- Page 15 --><span class='pagenum'><a name="Page_15" id="Page_15">[Pg 15]</a></span>bittersten stroom van tranen, die ze ging zitten weenen in de
+asschen van den uitgestorven heerd.</p>
+
+<p>Op de voute lag het lijk, alre&ecirc; in de kiste gedaan. Wij klommen binnen,
+met zoo velen als wij kosten, en de anderen knielden in eene verstrooide
+reke door den vloer.</p>
+
+<div class="poem">
+<a name="De_profundis" id="De_profundis"></a>
+<p class="stanza">
+<span class="i0"><i>De profundis!</i> klonk de bede,</span>
+<span class="i2"><i>De profundis!</i> zuchtte 't huis,</span>
+<span class="i0">'t huis, en al die knielden mede,</span>
+<span class="i2">in godvruchtig stemgedruisch.</span></p>
+<p class="stanza">
+<span class="i0">Uit de diepten roepe ik, Heere,</span>
+<span class="i2">hoort, ik bidde U, naar mijn' stem!</span>
+<span class="i0">wilt uwe oor te mijwaard keeren,</span>
+<span class="i2">die om bijstand biddend bem!</span></p>
+<p class="stanza">
+<span class="i0">Sloegt gij al mijn zonden gade,</span>
+<span class="i2">Heer, wie 'n zou niet ondergaan?</span>
+<span class="i0">Neen, bij U daar is genade,</span>
+<span class="i2">Heere, uw spreken houdt mij staan!</span></p>
+<p class="stanza">
+<span class="i0">Staande blijve ik op uw spreken</span>
+<span class="i2">en ik hope in U, o Heer!</span>
+<span class="i0">van het vroegste morgenbreken,</span>
+<span class="i2">tot des avonds wederkeer.</span></p>
+<p class="stanza">
+<span class="i0">Want bij U is medelijden,</span>
+<span class="i2">is verzachten des gekwels,</span>
+<span class="i0">grooter als het wederstrijden,</span>
+<span class="i2">als de boosheid Isra&euml;ls.</span></p>
+<p class="stanza">
+<!-- Page 16 --><span class='pagenum'><a name="Page_16" id="Page_16">[Pg 16]</a></span>
+<span class="i0">Heere, dat hij ruste in vrede,</span>
+<span class="i2">zei de Priester, ende wij:</span>
+<span class="i0">Dat hem, in alle eeuwigheden,</span>
+<span class="i2">'t hemelsch licht geschonken zij!</span></p>
+<p class="stanza">
+<span class="i0"><i>De profundis!</i> zong de bede,</span>
+<span class="i2"><i>De profundis!</i> zuchtte 't huis,</span>
+<span class="i0">zuchtten al die knielden mede,</span>
+<span class="i2">met verstervend stem... geruisch.</span></p>
+</div>
+
+<p>Na dat wij, met gewijden palm, wijwater over de kiste en over ons zelven
+gesprinkeld hadden, zagen wij, voor de letste maal op deze wereld, het
+aanzichte van onzen beminnelijken vriend. Wij verkenden hem nog, in het
+witte gewaad der onnoozelheid; ja wij verkenden u, Eduard, aan dit edel
+blanke voorhoofd, aan die ingezonkene oogen, die zoo diepe en zoo vaste
+lagen en schouwden in den Hemel! "In den Hemel" stond op uw wezen, klom
+in onze herten, en klonk, als een triomphelied, bij 't we&ecirc;rom toeleggen
+van uwe schrijne.</p>
+
+<p>Ondertusschen hadden wij reeds verscheidene malen in de nevenkamer den
+klaren treurzang hooren we&ecirc;rhelmen en de bitterste toonen des lijdens.
+"Eduard! mijn Eduardtje toch!" was al dat wij vatten konden, was iederen
+keer het slot van een lange reke zuchten, snikken en klagen; "Eduard
+Eduard, ha! mijn Eduardtje toch!..." Weenende vrouwen leidden ons
+binnen, schoven eene gordine weg, en... d&aacute;&aacute;r lag de eerbiedweerdige
+Vader des huisgezins, het hoofd en de koning van de omliggende velden,
+de kloeke, de taaie landsman, met zijne zwemmende oogen in de onze om
+hulpe te zien; hulpe, die wij hem niet geven en kosten, want de hand des
+Heeren had hem geraakt.</p>
+
+<p>Zoo staat een eekenboom, verre en wijd beromd als de koning van het
+woud; stille en rustig steunt hij de wolken op zijnen stam en op zijne
+wijd omschaduwende kruine. Al met eenen keer straalt de bliksem des
+Alderhoogsten, hij valt omverregedonderd en ligt, met rookenden top, op
+de gebrokene takken van 't hout dat rondom hem groeit.<!-- Page 17 --><span class='pagenum'><a name="Page_17" id="Page_17">[Pg 17]</a></span> Zoo lag die man
+daar, geveld en ontworteld, in al de kracht en de vroomheid zijner
+vijftig doorgewrochte jaren, rustende op de teere doch nuttelooze zorgen
+van zijne vrouwe en van zijne weenende kinderen.</p>
+
+<p>Menigen oest hebt gij zien bloeien, brave man; menigen meitak moest gij
+nog op uw volle schure steken, maar de Heere heeft de maneschijnen
+verkort, die gij nog tellen zult, terwijl gij ligt en zucht op het bedde
+des lijdens, onder eene zoo smertelijke plage! En, waarom zou ik hier,
+uit nieuwerwetsche kieschheid, mijne tale geweld aandoen en u bij uwen
+naam niet noemen, schrikkelijke kanker, bliksemstrale des Alderhoogsten,
+gruwbare doch heilige smerte, sedert dat het bloed van den lijdenden God
+alle menschelijke smerte geheiligd en gezalfd heeft? Waaromme en zou ik
+u niet noemen, Dienstengel des Heeren, uitvoerder van Zijnen altijd
+aanbiddelijken wille, u, door wiens handen God zoo menigen zucht van
+liefde, zoo menig woord van verduldigheid, zoo menigen wensch naar den
+Hemel, zoo menige offrande van zijn eigen zelven ontvangen heeft, gelijk
+al zoo menige blommen, geplukt in het herte van den lijdenden Christene?</p>
+
+<p>Ja, hij draagt liefde tot God, hij die Hem kan gebenediden, wiens geesel
+hij herden moet; hij die kan de hand zoenen die hem heeft geslegen!</p>
+
+<p>Dat kon hij, die goede smertlijdende vader, en daar kon hij meer als gij
+kunt, hedendaagsche nieuwopgebrachte jeugd, die, noch in de overdaad
+uwer schuldige vermaken, noch in de overmacht van de straffende pijnen
+die op u loskomen, uw zelven meester en zijt; maar die, oftewel het
+leven, de gave Gods, onder de voeten stampt, of waar 't een ondier,
+oftewel lastig uwe vroeg versletene dagen sleept, gij en weet noch en
+roekt niet waar naar toe!</p>
+
+<p>Wij troostten den armen man, of beter hij troostte zijn<!-- Page 18 --><span class='pagenum'><a name="Page_18" id="Page_18">[Pg 18]</a></span> eigen zelven in
+den Heere. "Heere," zeide hij, "'k had hem van U ontvangen, ik zag hem
+zoo geerne, en Gij hebt hem van mij we&ecirc;r aanveerd; het was toch zulk een
+braaf kind!... Eduard, Vader gaat allichte achterkomen; bidt voor mij in
+den Hemel!... Ha!... 't zijn toch al Gods werken, wij moetender Hem
+vooren dank wijten, en ons aan Zijnen wille gedragen. Ah... wat dingen
+moet het zijn voor die geenen God en hebben!..."</p>
+
+<p>De bare stond voor de deure, en alles was allengskens in gereedheid
+gekomen, om te vertrekken: met ontdekten hoofde ontvongen wij de kiste,
+en schudden er godvruchtig de plooien rondom van den maagdenpelder.</p>
+
+<p>Even als men eenen strijder uit het slagveld draagt, gewonden in 't
+vaandel, waaronder en waarvooren hij gevallen is, zoo droegen wij onzen
+vriend, uit het strijdperk dezer wereld, onder "<i>'t blauwe kruis in het
+blanke veld</i>" des vaandels van Maria, en onder de zilveren zegekroone
+des Maagdendoms. Drie kleene jongens, bleuzende van gezondheid, en die
+al lange te wachten stonden, kwamen toegeloopen als ze zagen dat het
+schoon gepintte kruis uit den huize te voorschijn kwam! Ach, zij keken
+zoo drukkelijk in de roodgeweende oogen der zwijgende zuster, die hunne
+handtjes verborg onder den witten doek, waarin zij 't kruiske dragen
+moesten; en, weenden hun oogskes omdat ze zagen weenen en treurig zijn,
+zeker danste hun hertje van blijdschap, om het schoon schoon kruis!
+Lange nog zullen ze 't, met hunne kleene makkers, bewonderen, al spelen
+en al blomkes trekken op het kerkhof; zij zullen 't malkaar toogen en
+wijzen met den vinger, zonder het te durven genaken of de aarde stooren
+waarover 't zal geplant staan.</p>
+
+<p>Elk ende een had nu zijne plaatse gevonden in de eenvoudige
+landsprocessie, die ging aanvang nemen. Noch en waren die kruisen van
+gevlochten strooi vergeten gebleven,<!-- Page 19 --><span class='pagenum'><a name="Page_19" id="Page_19">[Pg 19]</a></span> die, aan de hoeken van de straten
+geleid, als eenzame bedelaars den voorbijgaanden Christene eenen
+"Weest-gegroet" voor aalmoese vragen. Het lijk wierd opgeheven en met de
+voeten kerkwaards gekeerd. Moeder kwam te voorschijn, met de overige
+familie, om ons te volgen; en Vader zelve, den oogenblik dat het op
+scheiden aankwam, stond op, vestte zijne oogen staal op de kiste,
+wenschte zijn kind, en ons te zamen, den alderdroevigsten "God beware
+u!" en traagzaam gingen wij van 't hof, onder de geleide van 't
+bloeiende, blinkende Kruis.</p>
+
+<div class="poem">
+<a name="Dood_was_de_stam" id="Dood_was_de_stam"></a>
+<span class="i0">Dood was de stam van dat Kruise, en de winden</span>
+<span class="i2">voerden &mdash; waar wete ik? &mdash; het speelzieke loof!</span>
+<span class="i0">Nooit en zou 't blommen noch bl&acirc;ren meer vinden,</span>
+<span class="i2">nooit,... als in d'handen van 't Christen Geloof.</span>
+<span class="i0">Dood was het hout, maar het hout moest herleven:</span>
+<span class="i2">dood was zijn blad, maar de Christene Maagd</span>
+<span class="i0">had het een blad en een blomme gegeven,</span>
+<span class="i2">schoonder en beter als 't levende draagt:</span>
+<span class="i0">blom van Geloof, dat de ziel niet kan sterven,</span>
+<span class="i2">blomme van Hope op een zalig Hierna;</span>
+<span class="i0">blomme van Liefde, die alles kan derven,</span>
+<span class="i2">laat g'haar het Kruis, want het Kruis is gena!</span>
+<span class="i0">Kruis, waar een God heeft zijn bloed op vergoten;</span>
+<span class="i2">kruis, dat den Satan hebt nedergeveld;</span>
+<span class="i0">kruis, dat de poorten der helle gesloten,</span>
+<span class="i2">kruis, dat den Hemel hebt opengesteld;</span>
+<span class="i0">kruis, te vergeefs door de wereld bevochten,</span>
+<span class="i2">treedt, als banniere, de lijkvaart in top:</span>
+<span class="i0">kruis met de Christene blommen bevlochten,</span>
+<span class="i2">treedt als banniere, wij volgen U op!</span>
+<span class="i0">Is 't door de Helle, &mdash; de Helle zal zwichten;</span>
+<span class="i2">is 't door het sterven, &mdash; het sterven is <i>niet</i>,</span>
+<!-- Page 20 --><span class='pagenum'><a name="Page_20" id="Page_20">[Pg 20]</a></span>
+<span class="i0">niet als het uitgaan der slapende lichten,</span>
+<span class="i2">als we&ecirc;r de zonne in de renbane schiet;</span>
+<span class="i0">is 't door die zee van kleenhertige slaven,</span>
+<span class="i2">die maar het Kruis aan 't gewicht ervan kent;</span>
+<span class="i0">is 't door de zee van de wereld, de haven</span>
+<span class="i2">staat en verwacht ons, met 't Kruise eromtrent:</span>
+<span class="i0">is 't door de blijdschap of is 't door het lijden,</span>
+<span class="i0">valt er te worstelen, valt er te strijden,</span>
+<span class="i0">hem zal de borstweer, het Kruise, bevrijden</span>
+<span class="i2">tegen 't geweld en het storremgebons:</span><br />
+<span class="i0">hem, die voor 't Kruise, en met 't Kruise, kan sterven,</span>
+<span class="i0">hem die, om 't Kruis noch den zege te derven,</span>
+<span class="i0">terdt op de dood en, bij duizende werven,</span>
+<span class="i2">gallemt: Hosannah! de zege is aan ons!</span>
+</div>
+
+<p>Zoo gingen wij al peizen langs den weg, en geen een van ons die een
+woord sprak.</p>
+
+<p>Onze oogen en ons herte baadden ondertusschen zoo diepe en zoo verre in
+de oneindige zee van blauwe lucht, rustende op een andere zee van
+groene, wentelende, wijd rondom ons strekkende koorenvelden. De zonne
+regende heure stralen over onze hoofden, in 't herte van 't schietende
+loof, in 't geweefsel van de uitkomende bladeren, in den schoot van den
+dankbaren grond. De blommekes langs de bane schoten uit hunnen slaap en
+wendden naar den Hemelkoning; het ronkende vliegske schreef zijne
+aangename krinkels in de lucht, de lachende beke liep lustig voorbij, al
+blinken onder 't striemende vlotgers; hagen en kanten schetterden van 't
+gevogelte; de kruidekes langs den weg zongen van de plunterende
+moschbi&euml;n; de leeuwerke schudde zijn vlerken uit, ging zitten preken op
+de locht; en de koekoet riep ons van verre zijn zoeten "goeden dag" toe.
+Vogelkes zagen wij langzaam omhoogeklimmen,<!-- Page 21 --><span class='pagenum'><a name="Page_21" id="Page_21">[Pg 21]</a></span> al draaien rond malkaar;
+dan schoten zij we&ecirc;r pijlrecht omleege, slingerden snel achtereen, door
+struiken en tronken voorbij, en zaten en scholden elkander, in twist om
+'t gevangene vliegske; terwijl verre van ons, de voorzanger in het
+hooglied aller vogelen, klagend het laatste gebed, den <i>Amen</i> zong en
+het slot van zijne heerlijke morgengetijden. Kruiden, grachten, weiden
+en 't vochtige land, alles doomde en ging op, lijk wierook, in 't vier
+van de bakelende zonne. De landslieden, die ons zagen voorbij gaan,
+prentten hunnen knie in den zachten vloer van den wijden tempel des
+Heelals, en, "in den naam des Vaders ende des Zoons ende des Heiligen
+Geest," wenschten zij den voorbijganger go&ecirc; reize naar den Hemel,
+zeggende: "God gelieve zijne ziele in de eeuwige ruste! Amen."</p>
+
+<p>Ha! verre van ons, en gelukkiglijk uit onze oogen, lag er misschien toen
+zoo menige stede op haren uitgestrekten steenhoop te zuchten en te
+zweeten, in 't gebroel van de onverkoelde zonne; menige hooveerdige
+schouwe spoog zwarten rook in 't aangezichte des Hemels; menig werkhuis
+daverde onder 't ontzaggelijk krampen en zuchten van den in 't vier
+gebonden liggenden dampreus, en joelde jammerlijk van de schijverende
+raders, van de ronkende riemen, van 't gezwets, 't geklaag, 't gelach,
+'t gefluit en, &mdash; God vergeve 't hun! &mdash; 't gevloek van eenen
+samenroerenden menschenzwerm; menig krielende strate liep vol lieden,
+wier oogen, wier tale, wier asem, wier haastige stap, niet anders uit en
+gaf als zucht, brandende zucht, naar &eacute;&eacute;n ontbrekende dingen, nooit
+achterhaald of seffens we&ecirc;r ontvlogen; en wij, &mdash; lof zij den Heere! &mdash;
+wij wandelden sprakeloos in 't midden van ons dierbaar Vlanderland; wij,
+van niemand gezien of 't en is van God en zijne eigene landslieden, &mdash;
+ja, lof zij den Heere! &mdash; wij waren en wij voelden ons gelukkig, en we
+droegen een lijk!<!-- Page 22 --><span class='pagenum'><a name="Page_22" id="Page_22">[Pg 22]</a></span></p>
+
+<p>De strate ging al winkelen voort en wij gingen al wenden erachter,
+schouwende al te mets naar eene sterre, die, daar v&oacute;&oacute;r ons, boven op den
+Kerktorre zat te blinken, gedoken nu en dan in de kruine der boomen.</p>
+
+<p>Zoo pinkelt de avondsterre, als de koeien naar huis komen, traagzaam en
+dragende aan de melk die zij, gewonnen in de weiden, goedaardig en
+vreedzaam naar huis brengen.</p>
+
+<p>Wij gingen en volgden den hane op den kloktorre, die nu op onze rechtere
+hand, dan op onze slinkere hand uitkeek, langs den keerenden Kerkwegel.</p>
+
+<p>Eindelijk, na dikwijls verpalmd te hebben aan het stoffelijk
+overblijfsel, dat, hoe licht het ook was, toch hoe langer hoe lastiger
+wierd om dragen, gerochten wij op de bree strate, en d&aacute;&aacute;r, na een kleene
+stonde rustens, rees hij tot boven onze hoofden, hij, die de nederigste
+van ons allen was, en wij droegen hem op onze schouders. Zijn blanke en
+blauwe lijkgewaad sloeg in den wind, en waaide rondom ons, gelijk weleer
+zijne goede voorbeelden; of godvruchtig hielden wij 't in onze handen,
+ten teeken van getrouwigheid, en verborgen er onze tranen in, gebogen
+als wij gingen onder den heiligen last.</p>
+
+<p>Stap... stap... stap... klonk het over de steenen, als een droevige
+maatslag, bij 't snikken en 't weenen van de Moeder, het helder geklaag
+van de Zuster en het pijnlijk gesteen van den Broeder des overledenen,
+den Broeder, die meer gedwongen en in grooteren nood als wij, weenen
+moest en niet weenen en kon.</p>
+
+<div class="poem">
+<a name="Ha_beklaagt_hem" id="Ha_beklaagt_hem"></a>
+<p class="stanza">
+<span class="i0">Ha! beklaagt hem, die, gevangen</span>
+<span class="i2">onder 't wegen van de pijn,</span>
+<span class="i0">niet en kan een trane ontvangen,</span>
+<span class="i2">weenen, en gelukkig zijn!</span>
+<!-- Page 23 --><span class='pagenum'><a name="Page_23" id="Page_23">[Pg 23]</a></span>
+<span class="i0">Arme schaap! hoe moeste het lijden</span>
+<span class="i0">door end door zijn herte snijden,</span>
+<span class="i2">daar het bleef in barensnood</span>
+<span class="i0">van de bittere vrucht ontbloot!</span></p>
+<p class="stanza">
+<span class="i0">Tranen, bittere vrucht des lijdens,</span>
+<span class="i2">drank die 't smachtend herte laaft,</span>
+<span class="i0">zaad der vreugde en des verblijdens,</span>
+<span class="i2">die God zelf verlichting gaaft,</span>
+<span class="i0">toen, nog wandlende op de wereld,</span>
+<span class="i0">menige uur Zijne oog, bepereld</span>
+<span class="i2">en met droefheid overla&acirc;n,</span>
+<span class="i2">stortte aanbiddelijk getraan!</span></p>
+<p class="stanza">
+<span class="i0">Tranen, als bij noenenstonde</span>
+<span class="i2">'t blusschend reegnen op het kruid,</span>
+<span class="i0">als de perel die de wonde</span>
+<span class="i2">des gekwetsten pijnbooms sluit,</span>
+<span class="i0">als de frissche navondkoelte</span>
+<span class="i0">na de heete zomerzoelte,</span>
+<span class="i2">zoeter, ja, veel zoeter nog,</span>
+<span class="i2">zijt gij, bittere tranen, toch!</span></p>
+<p class="stanza">
+<span class="i0">Dank! o Heere, die me ontsloten</span>
+<span class="i2">hebt de bronne van 't getraan,</span>
+<span class="i0">die 'k zoo dikwijls heb genoten,</span>
+<span class="i2">dikwijls er naar toe gegaan:</span>
+<span class="i0">moet het krimpend alsemdrinken</span>
+<span class="i0">vriend of vijand mij nog schinken,</span>
+<span class="i2">geeft mij, anders niet, o neen,</span>
+<span class="i2">geeft mij dat ik tranen ween'!</span></p>
+<!-- Page 24 --><span class='pagenum'><a name="Page_24" id="Page_24">[Pg 24]</a></span>
+<p class="stanza">
+<span class="i0">Stroom van droefheid, eedle tranen;</span>
+<span class="i2">bittere beken des geweens,</span>
+<span class="i0">hoe kunt gij den wegel banen</span>
+<span class="i2">ter vertroosting! Wat gemeens</span>
+<span class="i0">hebt gij, druppelen van de smerte,</span>
+<span class="i0">met den honingdauw des herten;</span>
+<span class="i2">waarom, als ik lijden moet,</span>
+<span class="i2">zijt gij, tranen, mij zoo zoet?</span></p>
+<p class="stanza">
+<span class="i0">God zijn wegen zijn verholen,</span>
+<span class="i2">als Hij zalfkruid wassen doet</span>
+<span class="i0">waar de slange zit verscholen</span>
+<span class="i2">die den wandlaar bijten moet:</span>
+<span class="i0">dank aan Hem, aan Wien 't bekend is</span>
+<span class="i0">of er mate in onze ellende is,</span>
+<span class="i2">dank aan die 't geween daarvan</span>
+<span class="i2">met het weenen troosten kan!</span></p>
+</div>
+
+<p>Aldus kwamen wij, onder groeienden toeloop van ingetogen nieuwsgierige
+christenen, tot nabij de Kerke.</p>
+
+<p>Welkom! Welkom! riepen de klokken, in ruischenden zang. Welkom! Welkom!
+zong onze heilige Moeder, toen zij haar kranke kind, op onze schouders
+gesteund, voor den laatsten keer zag aankomen. Geknield nevens het lijk,
+en met blooten hoofde, ontvongen wij Heuren zegen, gesproken en bevat in
+de perelende druppels van het wijwater; de lijkdeure sloeg open, en
+zingende trokken wij binnen, tot waar wij stil hielden, en bleven staan
+v&ograve;&oacute;r het heilig tabernakel des Heeren.</p>
+
+<p>Mysterie!... Mysterie en diepe verholentheid was al dat er nu verder nog
+ommeging.</p>
+
+<p>Mysterie... voor eerst, als, uit hunne graven en we&ecirc;r levende geworden,
+daar te voorschijn kwam heel de schrik<!-- Page 25 --><span class='pagenum'><a name="Page_25" id="Page_25">[Pg 25]</a></span>bare aloudheid des Christendoms:
+Job, vol wonden en zeeren; het gezalfde hoofd Davids, met de asschen
+bestrooid der boetveerdigheid; de oude koning Ezechias; Zacharias met
+het wierookvat, en Paulus met het zweerd, traden langzaam vooruit,
+stonden stille en staal over de tombe te schouwen, tot dat elk, op eenen
+toon die hem eigen was, en die nochtans klonk gelijk de stemme des
+Alderhoogsten, de droeve wisselklachten aanging ende kloeg</p>
+
+<p>Van het slijk daar we in geboren zijn, van het stof onzer eindelijke rustplaatse.</p>
+
+<p>Van het blad daar de wind me&ecirc; speelt, van de blomme die uitkomt en vertorden ligt.</p>
+
+<p>Van den draad, dien de wever afsnijdt, van de wegvliegende schaduwe des levens.</p>
+
+<p>Van de menigvuldige zonden der jonkheid, van de genezinge des vleeschs.</p>
+
+<p>Van den half afgebroken levenswandel,...</p>
+
+<p>en van de opene deure des grafs, waaruit Job eindelijk alleene bleef
+klagen: <i>Miseremini!</i> hebt medelijden met mij, gij die mijne vrienden
+zijt, want de hand des Heeren heeft mij geraakt!</p>
+
+<p>Ja, maar de slotsomme van de groote klachte bleef nog ongeklaagd en het
+schrikbare woord verviel nu op de heilige Kerke zelve. Een driemaal
+gekroonde, driemaal gescepterde Priester verscheen, en, staande in het
+midden der Vaderen, die van v&oacute;&oacute;r Hem wegschoven, zoo verkondigde Paus
+Innocentius, op de trompetten der Cherubim die uit den orgel daverden,
+die trompette die eens alle vleesch verschrikken moet. <i>Dies ir&aelig;</i> klonk
+het,</p>
+
+<div class="poem">
+<a name="Kwade_dag" id="Kwade_dag"></a>
+<p class="stanza">
+<span class="i0">Kwade dagen, die al de dagen</span>
+<span class="i0">eens lijk asschen weg zult vagen,</span>
+<span class="i2">zoo 't Sibille en David zagen!</span></p>
+<!-- Page 26 --><span class='pagenum'><a name="Page_26" id="Page_26">[Pg 26]</a></span>
+<p class="stanza">
+<span class="i0">Welk een gruwel 'n zal 't niet wezen,</span>
+<span class="i0">als de Rechter, opgerezen,</span>
+<span class="i2">'t go&ecirc; zal uit het kwade lezen!</span></p>
+<p class="stanza">
+<span class="i0">Wondere trompetrumoeren</span>
+<span class="i0">zullen al de graven roeren,</span>
+<span class="i2">al die dood zijn throonwaards voeren.</span></p>
+<p class="stanza">
+<span class="i0">Stom zal staan de Dood en 't Leven,</span>
+<span class="i0">als de dooden antwoord geven,</span>
+<span class="i2">staan, en voor den Rechter beven.</span></p>
+<p class="stanza">
+<span class="i0">'t Zal een boek te voorschijn komen</span>
+<span class="i0">waarin 't al staat opgenomen</span>
+<span class="i2">dat het oordeel Gods moet schromen,</span></p>
+<p class="stanza">
+<span class="i0">als de Rechter, ne&ecirc;rgezeten,</span>
+<span class="i0">al 't verdoken kwaad zal weten,</span>
+<span class="i2">straffen ende niets vergeten.</span></p>
+<p class="stanza">
+<span class="i0">Wie zal dan toch mijn verweer zijn,</span>
+<span class="i0">wat mijn voorsprake of begeer zijn,</span>
+<span class="i2">als de goeden zelf verveerd zijn?</span></p>
+<p class="stanza">
+<span class="i0">Koning, schrikbaar en grootmachtig,</span>
+<span class="i0">bron van goedheid, nederslachtig</span>
+<span class="i2">bid ik U, weest mij indachtig!</span></p>
+<p class="stanza">
+<span class="i0">Jesu, wilt toch wel gedenken:</span>
+<span class="i0">als gij mij kwaamt 't leven schenken,</span>
+<span class="i2">was 't om me op dien dag te krenken?</span></p>
+<!-- Page 27 --><span class='pagenum'><a name="Page_27" id="Page_27">[Pg 27]</a></span>
+<p class="stanza">
+<span class="i0">Jesu, mo&ecirc; van zoeken naar mij</span>
+<span class="i0">hebt Ge 't Kruis gele&ecirc;n, en daar mij</span>
+<span class="i2">eens zoo dier gekocht: ach spaart mij!</span></p>
+<p class="stanza">
+<span class="i0">schoon 't Uw recht zij van te wreken,</span>
+<span class="i0">wilt mij vrij van zonden spreken</span>
+<span class="i2">eer die dag komt aan te breken!</span></p>
+<p class="stanza">
+<span class="i0">'k Zuchtte als een ter dood verwezen,</span>
+<span class="i0">maar mijn schaamrood schuldig wezen</span>
+<span class="i2">hoopt op Uw bermhertig wezen;</span></p>
+<p class="stanza">
+<span class="i0">Wierd Maria 't eeuwig leven,</span>
+<span class="i0">wierd den moordnaar hoop gegeven,</span>
+<span class="i2">hopen durve ik ook, en beven.</span></p>
+<p class="stanza">
+<span class="i0">Heere, onweerdig is mijn bede;</span>
+<span class="i0">doch, laat me, uit goedjonstigheden,</span>
+<span class="i2">vrij van 't vier der eeuwigheden!</span></p>
+<p class="stanza">
+<span class="i0">Laat mij bij uw schaapkes weiden,</span>
+<span class="i0">wilt mij van de bokken scheiden</span>
+<span class="i2">en ter rechter hand geleiden.</span></p>
+<p class="stanza">
+<span class="i0">Moet gij dan vermalediden</span>
+<span class="i0">en het eeuwig vier doen lijden</span>
+<span class="i2">roept tot mij: "Gebenediden!"</span></p>
+<p class="stanza">
+<span class="i0">Want ik kome al jammerklagen,</span>
+<span class="i0">'t herte als asschen rouw geslagen,</span>
+<span class="i2">hulpe in mijnen doodstrijd vragen.</span></p>
+<p class="stanza">
+<!-- Page 28 --><span class='pagenum'><a name="Page_28" id="Page_28">[Pg 28]</a></span>
+<span class="i0">Dag van weedom en van boeten,</span>
+<span class="i0">als gij zult verrijzen moeten</span>
+<span class="i2">en gerecht zijn om uw' zonden,</span></p>
+<p class="stanza">
+<span class="i0">mensch, God spare u in die stonden!</span>
+<span class="i2">Zoet Heere Jesu mijn,</span>
+<span class="i2">laat ze in ruste en vrede zijn,</span>
+<span class="i4">in alle eeuwen!</span>
+<span class="i6">Amen.</span></p>
+</div>
+
+<p>Mysterie!... de wolkende wierook, die langzaam uit het gloeiend herte
+des zilvers omhooge steeg, en van daar onzichtbaar nederviel in eenen
+regen van smeltende balsemgeuren, die de Kerke doorwasemde en die
+bleef hangen aan onze kleederen, even als het klimmende en 't wederom
+neêrdalende gebed des aanhoorden rechtveerdigen!</p>
+
+<p>Mysterie!... van schitterend Geloove, Hemelwaards ziende Hope en
+brandende <i>Charitas</i>, die fakkels die rond de tombe flikkerden, in een
+aangenaam vertoog.</p>
+
+<p>Mysterie!... die mindere lichten, die ons den priester te gemoet
+leidden, toen hij van den hoogen autaar kwam en met de godvruchtige
+menigte gemeenschap hield, in 't offeren van het onbloedige slachtoffer!</p>
+
+<p>Mysterie!... 't omhelzen van de goudene patene, den slachtbank en den
+offerschotel van het heilige Lam des Heeren! Wel zijt gij weerd omhelsd
+te worden, koninklijk metaal, dat, gewend van overal elders te gebieden
+en meester te zijn, hier dienstbaar ligt onder de voeten des Heeren
+Jesu, en op den autaar des Alderhoogweerdigsten, onschuldig zelve, de
+ontelbare schulden helpt uitboeten, die, om u, met u en door u, gepleegd
+zijn!</p>
+
+<p>Mysterie!... het driemaal hellemende gerinkel, dat het licht verstrooide
+volk indachtig maakt hoe diepe de bevende<!-- Page 29 --><span class='pagenum'><a name="Page_29" id="Page_29">[Pg 29]</a></span> Priester alr&ecirc;e getreden is in
+het Heiligste der Heiligdommen!</p>
+
+<p>Mysterie!... als, bij 't nederkomen des Heeren, alles zweeg en roerloos
+bleef; onze hoofden in onze handen vielen, lekende van tranen, en
+driemaal in de hoogte, het koper door de vervaarlijke stilte daverde,
+zidderde, en bleef beven, tot in de steenen van den tempel, tot in de
+graven bene&ecirc;n den marbelen vloer!</p>
+
+<p>Mysterie!... gezegende en troostelijke stemme der klokke, die, willekom
+en onder wege half weggesmolten, als een Engel van vertroostinge,
+zachtjes de lucht liept stooren in de kamer en rondom de sponde van den
+lijdenden Vader, hem verkondigende dat Jesus andermaal, onbloedig, voor
+Eduard zijn kind, geleden had en gestorven was! Ja, de peerlen van leed
+en smerte ontschoten misschien wel den braven man zijne oogen, op het
+afgeluisterde kloppen der Elevatieklokke, maar even zoo dapper slierden
+en vielen de versletene Paternosterbeiers door zijne biddende vingers,
+onder het denken aan Hem die aan 't kruis stierf, aan Haar die eronder
+stond en leven kon: aan Hem en aan Haar die nu, boven alle smerte, in
+den hoogen Hemel heerschen.</p>
+
+<p>Och! hoe troostelijk is het, na die heilige Mysteri&euml;n godvruchtig
+bewonderd te hebben, en zijn herte gelaafd in 't gebed, omhangen nog met
+de zoete wierookreuken, hand en hand te staan en reisveerdig ten
+gravewaard, met eenen afgestorven Broeder! Hoe troostelijk de stemme te
+hooren onzer eerbiedweerdige Moeder, die heur kind den letsten zegen
+geeft! Hoe troostelijk, als de orgelklanken dreunen, de klokken
+tribbelen, de kerkdeuren opengaan, het Kruis voorenop treedt, de wind in
+de vane slaat, het lijk ommekeert, omhooge rijst en voortgaat, onder het
+luidruchtige vaarwel der heilige Kerke, dat gelijkt aan het reisteeken
+van eenen triomphetocht!</p>
+
+<p><i>In Paradisum!</i> De herten beven in de boezems, de wan<!-- Page 30 --><span class='pagenum'><a name="Page_30" id="Page_30">[Pg 30]</a></span>gen slaan bleek en
+krimpen weg, tranen verduisteren 't gezichte, de kni&euml;n wankelen onder
+den last des lichaams. <i>In Paradisum!</i> Men weent, men weet niet waarover
+noch waarvan; men weent, men is blijde, men is getroost, men is trotsch
+van te weenen; men spreekt noch men hoort geen spreken meer, men peist
+noch men weet wat er omgaat, 't lichaam ziddert in de stemme des orgels,
+en de ziele vloeit weg ten Hemelwaard, in de stemme van dat wonderbare
+<i>in Paradisum!</i></p>
+
+<div class="poem">
+<a name="Ten_paradijze" id="Ten_paradijze"></a>
+<span class="i2">Ten Paradijze geleiden u de Engelen,</span>
+<span class="i2">gaat met de heilige Martelaars mede,</span>
+<span class="i2">en uit Jerusalems zalige muren</span>
+<span class="i2">komen de zingende Chooren u tegen!</span>
+<span class="i2">Gaat, eens met Lazarus arm en ellendig!</span>
+<span class="i2">rust... in alle eeuwen der eeuwen onendig!</span>
+</div>
+
+<p>Met zulkdanige gevoelens stonden wij op den 5<sup>den</sup> dag van Meie, 't
+jaar 1858, in 't herte van West-Vlanderen, binst den brandenden
+noenenstond, te Staden op het kerkhof. Het Kruis was voor eene laatste
+maal in het graf tot op de kiste gedaald en had daar driemaal een teeken
+van zaligheid geteekend.</p>
+
+<p>Zoo teekende Moeder uw voorhoofd weleer en streelde met het Kruis uw
+oogskes toe, wanneer zij u, &mdash; hopende Moeder! &mdash; al bidden en zingen in
+slape had gezongen, in uwe aldereerste kindsheid, gij die nu ligt en
+slaapt in den schoot der aarde.</p>
+
+<p>De holde klank van het stof dat de Priester, onder heilige woorden, op
+de kiste liet vallen, het schraven van de koorden die men er van onder
+haalde, verdween welhaast met den laatsten <i>requiescat</i>, met den
+laatsten kronkel wierooks, die stillekes uit de stervende kolen en
+tusschen de<!-- Page 31 --><span class='pagenum'><a name="Page_31" id="Page_31">[Pg 31]</a></span> zilveren ketentjes wegkroop in de ijdele lucht... en
+verdween: alles viel stille als de dood zelve, alles scheen te wachten
+naar iemand om het woord van scheiden uit te spreken, 't geen eindelijk
+gedaan wierd in dezer voegen:</p>
+
+
+<div class="blockquot"><p><a name="Lijkrede" id="Lijkrede"></a><span class="smcap">Mijne beminde en dierbare Leerlingen!</span></p>
+
+<p>"Het is mijne plicht, alle dagen, onder Ulieden het woord te voeren;
+heden, dat wij niet meer in het stille schoolverblijf maar te zamen
+op de boorden staan van een graf, heden en zal ik nochtans aan deze
+mijne plicht niet te kort blijven, maar u hier mijne dagelijksche
+lessen voorenhouden. Doch! wat behoort het mij te spreken, toen alles
+rondom ons zoo eene klare tale voert, ja toen de doode stilte van dit
+Kerkhof zelfs tot in onze gebeenderen ziddert!... Spreekt gij liever
+in mijne plaatse, o Engel des doods, op wiens erfgebied wij hier
+staande zijn; spreekt gij, en leert ons uwe zoo dikwijls herhaalde,
+dikwijls verstane en even zoo dikwijls vergetene lessen. Spreekt gij
+in zonderheid, afgestorven Broeder, spreekt gij, alderdeugdzaamste
+Jongeling, waarvan uwe oversten zeggen en getuigen "dat gij maar
+opgehouden en hebt kind te zijn om Engel te worden!" Spreekt, mijn
+dierbare Vriend, mijn leerling en mijn kind: spreekt en verhaalt ons
+hoe de Engel des doods aan u toch geenen zegepraal gewonnen en heeft,
+maar hoe gij, integendeel, op zijne vlerken gesteund, het Hemelrijk
+zijt binnengeklommen. Spreekt, vereeuwigde ziele, en verhaalt ons met
+welke vreugd de Gever van alle goed uwe minzame deugden beloond
+heeft; met welk een kleed van Hemelschen glans uw onaangeraakte
+zuiverheid, met welke kroone van eere uwen wonderbaar grooten
+ootmoed, met welke liefde uwe liefde en uwen eerbied voor uwe Ouders
+en Meesters, en eindelijk, welke prijs u betaald is geworden voor
+dien zucht, die wondere en zeldzame gifte des Heeren,<!-- Page 32 --><span class='pagenum'><a name="Page_32" id="Page_32">[Pg 32]</a></span> die u van
+kindsbeen af verlangen deed naar het kleed en de kroone, naar de
+zoetheid en de bitterheden van het heilig Priesterdom. Spreekt, o
+onze dierbare Vriend, spreekt en vertroost uwe Ouders, aangezien geen
+een van ons ze troosten kan! Troost dien Vader, die zijn eigen lijden
+verborg, om het uwe niet te vermeerderen; die God zijn leven ten
+besten gaf, wilde Hij het uwe daarom sparen; spreekt en zegt dat gij
+welhaast misschien, als Engel des Heeren, bij zijn bedde zult staan,
+hem in zijnen doodstrijd hulpe bi&ecirc;n en zijne ziele ten Hemel voeren.
+Spreekt en troost de vrouwe die u gewonnen, geboren, gezogen en
+gekweekt heeft voor den Heere; troost uwe Moeder, die er bij dage
+altijd zoo blij uitzag, uit vreeze van u te bedroeven; die, vlijtig,
+met &eacute;&eacute;n hand de drinkschale ontving van haar lijdende Kind en met de
+andere eenen stoel bijschoof voor den bezoekenden Priester, maar die
+bij nachte, all&eacute;&eacute;ne en verborgen, v&oacute;&oacute;r haar Kruisbeeld, daar den lang
+we&ecirc;rhouden stroom van tranen liet gaan, en heur gebroken herte
+ontlastte. "Moeder," zoo zegt haar, "gij vroegt aan God eenen
+Priester, de Heere heeft u verhoord, Hij heeft u geenen Priester
+gegeven, maar eenen heilige, eenen Engel in den Hemel, die, zonder
+den last des Priesterdoms te moeten dragen, al de genuchten daarvan
+geniet, en d&aacute;&aacute;r, in die oneindige Kerke des Alderhoogsten, aan den
+autaar van het Lam zelve, voor u staat te bidden.</p>
+
+<p>Spreekt gij nu ook, mijn brekend herte, als 't is dat gij nog spreken
+kunt...</p>
+
+<p>Maar neen, 't wordt tijd dat wij scheiden.</p>
+
+<p>Afscheid nemen wij dan van u, onzen lieven broeder, met de laatste
+trane der vriendschap, met de laatste bede des Christenen, met den
+laatsten zegen des Priesters...</p>
+
+<p>En gij, dierbare grond van Vlanderen, ons eigen Vaderland, gewijde
+aarde van het kerkhof des Heeren, aarde<!-- Page 33 --><span class='pagenum'><a name="Page_33" id="Page_33">[Pg 33]</a></span> waarin de muren staan van
+Gods tempel en de voet van zijn Kruis, aarde waar het gebeente in
+rust van zoo vele onzer Voorvaderen, wier heilig stof misschien in
+deze handsvolle begrepen is, aarde die 'k omhelze als den grond
+waaruit ik gesproten ben en waarin ik zal terug keeren, gewijde
+aarde, valt, duizendmaal gezegend en besproeid met onze tranen, op
+dat heilig lijk, dat wij u toevertrouwen! Bewaart die reliquie,
+bewaart ze tot op den dag dat de Engel der verrijzenis hier zal komen
+kloppen, roepende: "Staat op gij allen die gestorven zijt!"</p>
+
+<p>We&ecirc;r op zult gij dan staan, Eduard, onze vriend, in de glorierijke
+verrijzenis, met die strale in uwe ooge, die blonk vol simpele
+eenvoudigheid, met dien eigensten lach, spelende om uwen mond, die
+altijd loech van zielsgenoegen, loech van onnoozelheid, </p>
+
+<div class="poem">
+<span class="i4">loech van liefde, loech van vreugde,</span>
+<span class="i4">loech van louter zuiverheid,</span>
+<span class="i4">loech in 't leven, loech in 't sterven,</span>
+<span class="i4">lachen zal in de eeuwigheid!"</span>
+</div>
+
+</div>
+
+<p>Zoo scheidden wij van zijn lichaam, terwijl zijn ziele alre&ecirc; 't geluk
+genoot dat ons misschien nog menige vijanden, talrijke strijden en
+gevaren zullen komen betwisten; hetwelke wij nochtans ook, onder Gods
+hulpe, zullen veroveren, is 't dat wij getrouw blijven aan het voorbeeld
+van onzen Vriend, en bestand doen aan 't gene wij, bij zijn graf, ons
+zelven en den Heere beloofd hebben; eindelijk, en om te sluiten met een
+vers van den overledene zelven, indien</p>
+
+<div class="blockquot"><p>"<i>elk slaapt op zijnen schild en houdt het zweerd in d'hand</i>." </p></div><p><!-- Page 34 --><span class='pagenum'><a name="Page_34" id="Page_34">[Pg 34]</a></span></p>
+
+
+<div class="footnotes"><h3>FOOTNOTES:</h3>
+
+<div class="footnote"><p><a name="Footnote_1_7" id="Footnote_1_7"></a><a href="#FNanchor_1_7"><span class="label">[1]</span></a> Geplukt en bewaard ter nagedachtenis van zaliger Mijnheer
+<span class="smcap">Eduard van den Bussche</span>, geboren te Staden, in West-Vlanderen, op den 10
+Januarij 1840; student in po&euml;sis en lid der Congregatie van O.-L.-V.
+Onbevlekt Ontvangen in 't kleen Seminarie te Rousselaere, overleden op
+zijne geboorteparochie, den 3<sup>den</sup> van Mariamaand, in 't jaar O.H.J.-C.
+1858.</p></div>
+</div>
+
+
+<hr style="width: 65%;" />
+<h2><a name="BEZOEK_BIJ_T_GRAF" id="BEZOEK_BIJ_T_GRAF"></a>BEZOEK BIJ 'T GRAF.</h2>
+
+
+<div class="poem">
+<p class="stanza">
+<span class="i4">Ik wandelde, ik wandelde alleen,</span>
+<span class="i4">ik wandelde en sprak tot den Heer:</span>
+<span class="i0">Hij sprak en ik hoorde, en hij hoorde en ik sprak,</span>
+<span class="i4">en 'k wandelde en 'k sprak tot den Heer.</span></p>
+<p class="stanza">
+<span class="i4">Wie leedde, wie leedde er mijn schre&ecirc;n?</span>
+<span class="i4">Waar leedden mijn schreden naartoe?</span>
+<span class="i0">'k En wete, maar 't leedde me entwie en ik ging,</span>
+<span class="i4">en ik stond op het kerkhof alleen.</span></p>
+<p class="stanza">
+<span class="i4">Daar staat hij, de torre, 't is hij;</span>
+<span class="i4">de hane op den torre, 't is hij;</span>
+<span class="i0">daar staat hij die torre en die Kerke en dat Kruis;</span>
+<span class="i4">hier hebbe ik nog eenmaal geweest.</span></p>
+<p class="stanza">
+<span class="i4">Hier legde ik een vriend in het graf,</span>
+<span class="i4">ik legde &mdash; en hij slaapt in het graf;</span>
+<span class="i0">en Jesus, die waakt in zijn heilige tent,</span>
+<span class="i4">waakt neffens hem, neffens het graf.</span></p>
+<p class="stanza">
+<span class="i4">Waar, zegt mij, o zwijgende veld,</span>
+<span class="i4">waar ligt hij begraven?... Alhier?</span>
+<span class="i0">Waar is 't dat ik weenend mijne oogen verborg</span>
+<span class="i2">en zeide: "Vaarwel, o vaarwel?"</span></p>
+<p class="stanza">
+<!-- Page 35 --><span class='pagenum'><a name="Page_35" id="Page_35">[Pg 35]</a></span>
+<span class="i4">Het water gaat open en toe,</span>
+<span class="i4">Het water gaat op en gaat ne&ecirc;r,</span>
+<span class="i0">het water, als 't kind er een steentjen in smijt,</span>
+<span class="i4">het water gaat op en gaat ne&ecirc;r.</span></p>
+<p class="stanza">
+<span class="i4">Het water gaat op en gaat ne&ecirc;r,</span>
+<span class="i4">het water gaat open en toe,</span>
+<span class="i0">en haast is het water we&ecirc;r heel en gansch stil;</span>
+<span class="i4">waar viel en waar ligt nu de steen?</span></p>
+<p class="stanza">
+<span class="i4">En de aarde gaat open en toe,</span>
+<span class="i4">ook de aarde gaat op en gaat ne&ecirc;r,</span>
+<span class="i0">wanneer er de putmakers geldwinnend hand</span>
+<span class="i4">een kist in legt, open... en... toe!</span></p>
+<p class="stanza">
+<span class="i4">En de aarde gaat op en gaat ne&ecirc;r,</span>
+<span class="i4">ook de aarde gaat open en toe:</span>
+<span class="i0">en, hooger als de andere graven, een tijd,</span>
+<span class="i4">daar toogt men een graf en zegt: "D&aacute;&aacute;r!"</span></p>
+<p class="stanza">
+<span class="i4">En de aarde zinkt langzamig ne&ecirc;r,</span>
+<span class="i4">en de aarde zinkt wederom toe,</span>
+<span class="i0">en wederom strekt er zijn armen naar uit</span>
+<span class="i4">'t vergetende gers, en 't groeit toe.</span></p>
+<p class="stanza">
+<span class="i4">En de aarde gaat open en toe,</span>
+<span class="i4">en de aarde gaat op en gaat ne&ecirc;r,</span>
+<span class="i0">en haast is het alles zoo effen en groen,</span>
+<span class="i4">zoo effen als al dat er leeft.</span></p>
+<p class="stanza">
+<span class="i4">Wat zegt gij, o zwijgende veld?</span>
+<span class="i4">Waar lag hij, waar ligt hij nu, hij?</span>
+<span class="i0">Waar is 't dat ik weenend mijne oogen verborg</span>
+<span class="i4">en zeide: "Vaarwel gij, vaarwel?"</span></p>
+<p class="stanza">
+<!-- Page 36 --><span class='pagenum'><a name="Page_36" id="Page_36">[Pg 36]</a></span>
+<span class="i4">Een stemme, geen andere 'n sprak,</span>
+<span class="i4">een stemme, geen andere, geen een:</span>
+<span class="i0">"Komt hier," zei een stemme, aan het Kruis, "hij ligt hier:</span>
+<span class="i4">komt hier," zei een stemme, "aan het Kruis."</span></p>
+<p class="stanza">
+<span class="i4">o Stemme van 't houtene Kruis,</span>
+<span class="i4">o Kruis van den Heere, gegroet;</span>
+<span class="i0">gij blozende vrucht aan den edelen boom,</span>
+<span class="i4">gekruiste Verlosser, gegroet!</span></p>
+<p class="stanza">
+<span class="i4">Waar staat gij, hooge over mijn hoofd,</span>
+<span class="i4">waar staat gij, gedoken in 't gers,</span>
+<span class="i0">waar staat gij, waar staat... dat ik groete u, o Kruis,</span>
+<span class="i4">ik groete u, o edele Kruis?</span></p>
+<p class="stanza">
+<span class="i4">o Stemme van 't houtene Kruis,</span>
+<span class="i4">o stem van het houtene Kruis,</span>
+<span class="i0">ik vraagde zoo dikwijls, ik vraagde en ik bad,</span>
+<span class="i4">en... de antwoord is altijd: het Kruis.</span></p>
+<p class="stanza">
+<span class="i4">o Kruis op den torre en in 't gers,</span>
+<span class="i4">o Kruis aan 't gedokene graf,</span>
+<span class="i0">o Kruis, waar gij staat ofte gaat, zijt gegroet,</span>
+<span class="i4">gegroet zij mij 't heilige Kruis!</span></p>
+<p class="stanza">
+<span class="i4">o Stam van het heilige Kruis,</span>
+<span class="i4">triomphwinnend houtene Kruis,</span>
+<span class="i0">gij toogdet.., ik vond mijnen vriend, vind' Hij mij,</span>
+<span class="i4">die stierf aan het heilige Kruis!</span></p>
+</div>
+
+<hr style="width: 65%;" />
+<p><!-- Page 37 --><span class='pagenum'><a name="Page_37" id="Page_37">[Pg 37]</a></span></p>
+<h2><a name="NOG_EENS" id="NOG_EENS"></a>NOG EENS</h2>
+
+
+<div class="poem">
+<span class="i0">Nog eens, o christene studenten,</span>
+<span class="i2">bij 't graf gestaan! In tranen? Neen!</span>
+<span class="i0">Laat vreugde op ons den zegel prenten,</span>
+<span class="i2">want wij zijn christenen! 't Geween</span>
+<span class="i0">betaamt die hoop noch troost en kennen</span>
+<span class="i2">in Christi kruis en dierbaar bloed,</span>
+<span class="i0">betaamt die kerke en kerkhof schennen,</span>
+<span class="i2">betaamt een' andren jongelingsstoet!</span>
+<span class="i0">Voor ons is doodgaan levend worden,</span>
+<span class="i2">door Hem die lijf en leven gaf;</span>
+<span class="i0">'t en zijn geen beendren die verdorden</span>
+<span class="i2">of zullen opstaan uit het graf.</span>
+<span class="i0">Zoo zult gij ook, beminden; 't sterven</span>
+<span class="i2">heeft Jezus zelve ons voorgedaan:</span>
+<span class="i0">de doodbrief staaft uw recht om 't erven</span>
+<span class="i2">het rijk waar Hij is ingegaan!</span>
+<span class="i0">Gelukkige Arnoud, rust in vrede,</span>
+<span class="i2">God hebbe uw' ziele in zijn gena;</span>
+<span class="i0">gij droegt, 't is waar, uw deugden mede,</span>
+<span class="i2">maar uwe exempels liet ge ons na:</span>
+<span class="i0">die volgen wij, tot op den rande</span>
+<span class="i2">van 't graf, onwankelbaar vereend;</span>
+<span class="i0">brengt deez' belofte ooit een in schande</span>
+<span class="i2">van die hier staan? Zoo God helpt, neen 't!</span>
+</div>
+
+
+
+<hr style="width: 65%;" />
+<p><!-- Page 38 --><span class='pagenum'><a name="Page_38" id="Page_38">[Pg 38]</a></span></p>
+<h2><a name="JAARGETIJDE" id="JAARGETIJDE"></a>JAARGETIJDE</h2>
+
+
+<div class="poem">
+<p class="stanza">
+<span class="i2">o Gij die wij beminden eens,</span>
+<span class="i0">wij groeten u, vol droef geweens,</span>
+<span class="i2">en staan rondom uw graf te gaar,</span>
+<span class="i0">op 't ende van uw stervensjaar.</span></p>
+<p class="stanza">
+<span class="i2">Waar zijt gij? Sterke en kloeke, en al,</span>
+<span class="i0">waar zijt gij, ach, te groot getal</span>
+<span class="i2">van vrienden, gij, die dacht misschien:</span>
+<span class="i0">'k Zal menig uwer sterven zien!</span></p>
+<p class="stanza">
+<span class="i2">Aleer gij iemand sterven zaagt,</span>
+<span class="i0">was 't gij die eerst gestorven laagt:</span>
+<span class="i2">en droevig staan we, uit vriendenplicht,</span>
+<span class="i0">bij 't graf, waar ge in begraven licht.</span></p>
+<p class="stanza">
+<span class="i2">Zoo vaart de dood, o! doof en blind,</span>
+<span class="i0">ze'n spaart geen ouder, spaart geen kind;</span>
+<span class="i2">smijt al in 't graf, maar d'hope niet,</span>
+<span class="i0">die me in dit kruis hier staande ziet.</span></p>
+<p class="stanza">
+<span class="i2">o Zalig teeken op het graf,</span>
+<span class="i0">o nooit ontvallen wandelstaf,</span>
+<span class="i2">staat bij, staat bij, in dezen nood,</span>
+<span class="i0">en zijt remedie na de dood!</span></p>
+<p class="stanza">
+<!-- Page 39 --><span class='pagenum'><a name="Page_39" id="Page_39">[Pg 39]</a></span>
+<span class="i2">o Kruis, daar Christi bloed aan was,</span>
+<span class="i0">de mensch is licht en broos als glas:</span>
+<span class="i2">hij valt, hij breekt; gij staat en houdt</span>
+<span class="i0">omhoog, die op uw stam betrouwt.</span></p>
+<p class="stanza">
+<span class="i2">Daar liggen ze aan uw voet, o Kruis,</span>
+<span class="i0">onz' liefste ne&ecirc;r, in stof en gruis:</span>
+<span class="i2">herleve 't stof en worde 't wat</span>
+<span class="i0">Gods hand het eens geschapen had.</span></p>
+<p class="stanza">
+<span class="i2">Herworde 't jong en stervensvrij,</span>
+<span class="i0">herworde 't in Gods vreugden blij,</span>
+<span class="i2">herworde 't in God zelf geleerd,</span>
+<span class="i0">herworde al 't duistre in licht gekeerd!</span></p>
+<p class="stanza">
+<span class="i2">o Dierbaar is het vriendengraf,</span>
+<span class="i0">ik schee daar met getraan van af,</span>
+<span class="i2">ik laat mijn hert daar aan en bij,</span>
+<span class="i0">en,... vrienden, dat u vrede zij!</span></p>
+</div>
+
+
+
+<hr style="width: 65%;" />
+<p><!-- Page 40 --><span class='pagenum'><a name="Page_40" id="Page_40">[Pg 40]</a></span></p>
+<h2><a name="HET_KRUIS" id="HET_KRUIS"></a>HET KRUIS</h2>
+
+
+<div class="poem">
+<span class="i2">Het kruis ontliet den mensch</span>
+<span class="i0">uit 's vijands helsche banden;</span>
+<span class="i2">met 't kruise wijgen hem,</span>
+<span class="i0">in 't doopsel, 's priesters handen;</span>
+<span class="i2">gebiecht, gevormd, berecht,</span>
+<span class="i0">getrouwd, gezalfd in 't kruis,</span>
+<span class="i2">nog wijst hem 't kruis den weg</span>
+<span class="i0">naar hier, zijn laatsten thuis.</span>
+<span class="i2">o Kruise, dat daar staat,</span>
+<span class="i0">och, of zij 't allen wisten,</span>
+<span class="i2">gij zijt het teeken en</span>
+<span class="i0">de hoop van elken christen:</span>
+<span class="i2">zoo Christus leefde en stierf,</span>
+<span class="i0">in kruisen en verdriet,</span>
+<span class="i2">zoo zult gij, of ge en volgt</span>
+<span class="i0">in zijn triomph hem niet!</span>
+</div>
+
+
+
+<hr style="width: 65%;" />
+<p><!-- Page 41 --><span class='pagenum'><a name="Page_41" id="Page_41">[Pg 41]</a></span></p>
+<h2><a name="UIT_HET_ITALIAANSCH" id="UIT_HET_ITALIAANSCH"></a>UIT HET ITALIAANSCH</h2>
+
+
+<div class="poem">
+<p class="stanza">
+<span class="i0">Ik hoor ze zingen in de roozenhagen,</span>
+<span class="i2">de nachtegaalkes, hunnen liefdezang;</span>
+<span class="i0">en de eekentronken, oud en bruin, doordragen</span>
+<span class="i2">de gulden najaarszonnestralen lang.</span></p>
+<p class="stanza">
+<span class="i0">'t Gaan duizend stemmen achter 't land en roeren,</span>
+<span class="i2">'t gelooverte en het gers en 't beekske roert;</span>
+<span class="i0">in 't diepend blauw zie 'k de Apenninen loeren,</span>
+<span class="i2">den hemel wordt zijn' roozenverwe ontvoerd.</span></p>
+<p class="stanza">
+<span class="i0">Bij zulk een zalig, eenzaam vredezegenen,</span>
+<span class="i2">och Moeder, mochte ik uwe stemme ontva&acirc;n!</span>
+<span class="i0">Och mochte ik, Moeder mijn, u nog bejegenen,</span>
+<span class="i2">een enk'len keer nog, en toen sterven gaan!</span></p>
+<p class="stanza">
+<span class="i0">Neen, koud zoo ligt gij daar, in 't graf gedragen,</span>
+<span class="i2">het hooren van mijn stemme is u geroofd!...</span>
+<span class="i0">wijl boomen, bergen en de roozenhagen</span>
+<span class="i2">de nacht bedekt, die dit mijn herte dooft!</span></p>
+</div>
+
+
+
+<hr style="width: 65%;" />
+<p><!-- Page 42 --><span class='pagenum'><a name="Page_42" id="Page_42">[Pg 42]</a></span></p>
+<h2><a name="RIP" id="RIP"></a>R.I.P.</h2>
+
+
+<div class="poem">
+<span class="i0">Rust in vrede, rust in vrede,</span>
+<span class="i2">gij die, wandlend, zijt van hier</span>
+<span class="i0">voorwaards- en voorbijgetreden,</span>
+<span class="i2">onder Christi kruisbanier;</span>
+<span class="i0">die naar 't land zijt, het verdoken,</span>
+<span class="i2">waar de koninklijke staf</span>
+<span class="i0">ligt bij 't naamloos stof gebroken,</span>
+<span class="i2">van 't onedel werkmansgraf;</span>
+<span class="i0">waar geleerdheid niets kan baten,</span>
+<span class="i2">weet men Christi lessen niet,</span>
+<span class="i0">waar men geld en goed moet laten,</span>
+<span class="i2">waar geen schoonheid overschiet.</span>
+<span class="i0">Rust gij, leeraar en geleerde,</span>
+<span class="i2">rust scholier en schoolregent;</span>
+<span class="i0">rust, dien elke ende een vereerde,</span>
+<span class="i2">rust, dien niemand heeft gekend.</span>
+<span class="i0">Rust, die 't zelfste bloed in de aderen</span>
+<span class="i2">droegt misschien als ik; en gij,</span>
+<span class="i0">vrome ziele onzer vaderen,</span>
+<span class="i2">rust, en dat u vrede zij!</span>
+<span class="i0">Moge God u ruste geven,</span>
+<span class="i2">die begonnen, die volend,</span>
+<!-- Page 43 --><span class='pagenum'><a name="Page_43" id="Page_43">[Pg 43]</a></span>
+<span class="i0">of die, midden in het leven,</span>
+<span class="i2">wakend hebt de dood gekend!</span>
+<span class="i0">Rust in vrede, rust in vrede,</span>
+<span class="i2">jonge en oude, groot en smal,</span>
+<span class="i0">rust en, in Gods zaligheden,</span>
+<span class="i2">rust, gij afgestorv'nen al.</span>
+<span class="i0">Rust in vrede, rust in vrede,</span>
+<span class="i2">u nog eens vaarwel gezeid,</span>
+<span class="i0">eer ik weg en thuiswaards trede,</span>
+<span class="i2">rust... tot in der eeuwigheid!</span>
+<span style="margin-left: 7em;">Amen.</span>
+</div>
+
+
+
+<hr style="width: 65%;" />
+<p><!-- Page 44 --><span class='pagenum'><a name="Page_44" id="Page_44">[Pg 44]</a></span></p>
+<h2><a name="HET_KINDEKE_VAN_DE_DOOD" id="HET_KINDEKE_VAN_DE_DOOD"></a>HET KINDEKE VAN DE DOOD</h2>
+
+<p>
+<span style="margin-left: 17em;font-size: 80%;">Filius mortis est.</span><br />
+<span style="margin-left: 17em;font-size: 80%;">I Reg., XX, 31.</span><br />
+</p>
+
+<div class="poem">
+<p class="stanza">
+<span class="i0">Daar zijnder die de levensbaan,</span>
+<span class="i2">met schaars eenen brijzel brood,</span>
+<span class="i0">tot aan hun oude dagen gaan</span>
+<span class="i2">en leven, spijts de Dood.</span></p>
+<p class="stanza">
+<span class="i0">Daar zijnder die dit leven van</span>
+<span class="i2">zijn blijde bane stoot,</span>
+<span class="i0">van waar hun eerste reize began:</span>
+<span class="i2">'t zijn kinderen van de Dood.</span></p>
+<p class="stanza">
+<span class="i0">E&eacute;n wist ik, en zijn moeder, als</span>
+<span class="i2">zij 't hutste op haren schoot,</span>
+<span class="i0">zij zong en zij zeide: "Mijn kind!" 't Was valsch!</span>
+<span class="i2">'t was 't kindeke van de Dood.</span></p>
+<p class="stanza">
+<span class="i0">Zij leefde en leefde tweemaal toen</span>
+<span class="i2">zij 't tegen heur herte sloot,</span>
+<span class="i0">en driemaal, toen ze 't d&aacute;&aacute;r mocht vo&ecirc;n,</span>
+<span class="i2">heur kindeke... van de Dood.</span></p>
+<p class="stanza">
+<!-- Page 45 --><span class='pagenum'><a name="Page_45" id="Page_45">[Pg 45]</a></span>
+<span class="i0">'t Kind at en drank, uit klaar bedwang,</span>
+<span class="i2">en 't pramen van den nood,</span>
+<span class="i0">maar al dat het nutte, van spijze en van drank:</span>
+<span class="i2">het at en het drank de Dood.</span></p>
+<p class="stanza">
+<span class="i0">Het groeide alzoo de plante wast,</span>
+<span class="i2">die nimmer zunne 'n ziet:</span>
+<span class="i0">een rijzig, een reilde kindeke was 't,</span>
+<span class="i2">en derelijk als een riet.</span></p>
+<p class="stanza">
+<span class="i0">En de andere blommekes, blank en blij</span>
+<span class="i2">ze loegen altemaal;</span>
+<span class="i0">en, over van vreugde, zoo loegen zij</span>
+<span class="i2">met zijnen bedrukten staal.</span></p>
+<p class="stanza">
+<span class="i0">Het loeg... en het hief in het blauwe meer</span>
+<span class="i2">des hemels zijne oogen, maar</span>
+<span class="i0">ze vielen zoo licht op de aarde we&ecirc;r ne&ecirc;r,</span>
+<span class="i2">en ze stonden daar, immer &mdash; d&aacute;&aacute;r.</span></p>
+<p class="stanza">
+<span class="i0">Aanschouwt hem, aan zijn huis geleund,</span>
+<span class="i2">hij rust en, overhand</span>
+<span class="i0">op d'een en op d'andren voet gesteund,</span>
+<span class="i2">daar staat hij nu, aan den wand.</span></p>
+<p class="stanza">
+<span class="i0">Hij staat daar, van als de morgen breekt,</span>
+<span class="i2">en spreekt geen enkel woord,</span>
+<span class="i0">'t en zij dat hij in zijn herte spreekt,</span>
+<span class="i2">en dat God daar alleene aanhoort.</span></p>
+<p class="stanza">
+<span class="i0">Aldus verwacht hij 't noengetij,</span>
+<span class="i2">hij buigt zijn hoofd, hij hijgt</span>
+<span class="i0">om asem, en pijnelijk asemt hij...</span>
+<span class="i2">maar klagen, nooit: hij zwijgt.</span></p>
+<p class="stanza">
+<!-- Page 46 --><span class='pagenum'><a name="Page_46" id="Page_46">[Pg 46]</a></span>
+<span class="i0">Zoo zinkt het sappig looverkruid</span>
+<span class="i2">in 't branden van den noen,</span>
+<span class="i0">en asemt al de krachten uit</span>
+<span class="i2">die zijn blaren vo&ecirc;n.</span></p>
+<p class="stanza">
+<span class="i0">Hij staat daar, als de zonne zinkt, &mdash;</span>
+<span class="i2">een roode hemelbal,</span>
+<span class="i0">die loerende al onder de boomen blinkt</span>
+<span class="i2">en wegvaart, &mdash; liefst van al.</span></p>
+<p class="stanza">
+<span class="i0">Toen heft hij zijn grooten oogbal op</span>
+<span class="i2">en laat hem, overlaan,</span>
+<span class="i0">ontlasten den blinkenden pereldrop,</span>
+<span class="i2">dien niemand en kan verstaan.</span></p>
+<p class="stanza">
+<span class="i0">Toen sukkelt hij weg, en hij kijkt, wanneer</span>
+<span class="i2">hij staat om in te gaan,</span>
+<span class="i0">nog eenen laatsten en ach zulk een langen keer,</span>
+<span class="i2">al zuchten... achter de baan!</span></p>
+<p class="stanza">
+<span class="i0">En als de wind de deure wrijft,</span>
+<span class="i2">toen keert hij treurig om,</span>
+<span class="i0">wendt weder, en schudt met zijn hoofd, en schrijft,</span>
+<span class="i2">in de asschen daar schrijft hij: "Kom!"</span></p>
+<p class="stanza">
+<span class="i0">Gelijk het kind des avonds, blij</span>
+<span class="i2">en op zijn speelgenoot</span>
+<span class="i0">al peizen, wenscht: Dat het morgen zij!</span>
+<span class="i2">zoo wenscht hij naar de Dood.</span></p>
+<p class="stanza">
+<span class="i0">De dood is maag en vriend van hem,</span>
+<span class="i2">hij kent heur witte hand,</span>
+<span class="i0">hij kent heuren lijzigen stap, en heur stem,</span>
+<span class="i2">en heur delfspa, en heur land.</span><br /></p>
+<p class="stanza">
+<!-- Page 47 --><span class='pagenum'><a name="Page_47" id="Page_47">[Pg 47]</a></span>
+<span class="i0">Zij is vriend van hem en speelgenoot,</span>
+<span class="i2">zijn herte langt erom;</span>
+<span class="i0">ja, zij nestelt alree in dat herte, de dood,</span>
+<span class="i2">en zoo, schrijvende, zucht hij: "Kom!"</span></p>
+<p class="stanza">
+<span class="i0">Zij beidde, en hij beidde zoo lange ernaar,</span>
+<span class="i2">en ze kwam toch 'nen keer, daar hij stond</span>
+<span class="i0">alwaar hij placht te staan, en alwaar</span>
+<span class="i2">zij kwam, en alwaar hij ze vond.</span></p>
+<p class="stanza">
+<span class="i0">Zij kwam, en zij ging in huis, en hij zag,</span>
+<span class="i2">en hij stapted' heur achternaar:</span>
+<span class="i0">zij klom en hij klom, en zij lag en hij lag,</span>
+<span class="i2">en zij loeg... en hij loeg op haar.</span></p>
+<p class="stanza">
+<span class="i0">En zeider daar eene: "Ei, hij lacht! hij lacht!</span>
+<span class="i2">Wat heeft er med' hem geweest!</span>
+<span class="i0">Wat doet hij nu, dat hij nog nooit en placht:</span>
+<span class="i2">ons broeder, ai Heere, hij geneest?"</span></p>
+<p class="stanza">
+<span class="i0">"Ah," zeider daar toen nog eene andere vrouw,</span>
+<span class="i2">"dat was mij een aardige lach!</span>
+<span class="i0">Zoo loeg hij, wanneer dat hij sterven zou,</span>
+<span class="i2">mijn areme man en hij... ach!"</span></p>
+<p class="stanza">
+<span class="i0">De schrik kwam in huis, en elk beefde en elk sprong</span>
+<span class="i2">en elk vloog, alhier, aldaar:</span>
+<span class="i0">en 't klopte op den torre, en de belle klonk,</span>
+<span class="i2">en 't brandede een keerse klaar.</span></p>
+<p class="stanza">
+<span class="i0">En stille... zoo viel het toen, stille,... niet</span>
+<span class="i2">en roerde of en leefder meer,</span>
+<span class="i0">om 't schrikken en om den eerebied,</span>
+<span class="i2">en de komste van &mdash; den Heer!</span></p>
+<p class="stanza">
+<!-- Page 48 --><span class='pagenum'><a name="Page_48" id="Page_48">[Pg 48]</a></span>
+<span class="i0">En zeider een lijzige stemme, toen</span>
+<span class="i2">zij weerom spreken dorst:</span>
+<span class="i0">"Wat gaat hij daar, kijkt, wat gaat hij doen:</span>
+<span class="i2">wat maakt hij daar op zijne borst?"</span></p>
+<p class="stanza">
+<span class="i0">"Ai!" zeider eene andere vrouwe, en sprak,</span>
+<span class="i2">terwijl zij naar Christus wees:</span>
+<span class="i0">"Het Crucifix! want hij maakt zijnen pak...</span>
+<span class="i2">hij gaat sterven!" En zij kreesch...</span></p>
+<p class="stanza">
+<span class="i0">En 't water viel gewijd op hem,</span>
+<span class="i2">het kruis ging aan zijnen mond,</span>
+<span class="i0">en snikkende snokte er nog menige stem,</span>
+<span class="i2">die anders geen woorden en vond.</span></p>
+<p class="stanza">
+<span class="i0">Toen sprak hij, terwijl hij staal voor hem zag,</span>
+<span class="i2">en &mdash; iets? &mdash; in zijne armen sloot:</span>
+<span class="i0">"Och! moeder toch, geeft mij een kruisken!" En ach,</span>
+<span class="i2">de vrouw was al lange dood!</span></p>
+<p class="stanza">
+<span class="i0">En spannende toen, med' eenen langen zucht,</span>
+<span class="i2">de ziele heuren band... intwe&ecirc;n,</span>
+<span class="i0">ze vluchtte... en, in moeder heuren schoot gevlucht,</span>
+<span class="i2">zoo liet zij heur lijk alleen.</span></p>
+<p class="stanza">
+<span class="i0">Med' oogen half open en mond half toe,</span>
+<span class="i2">zoo lag het, en loeg het, en keek;</span>
+<span class="i0">en velen die 't zagen, ze zeiden: "Hoe!"</span>
+<span class="i2">en dat het hem z&oacute;&oacute; geleek.</span></p>
+<p class="stanza">
+<span class="i0">De landman stond, op den droeven klop,</span>
+<span class="i2">die zijne endeklokke lood,</span>
+<span class="i0">en peisde, en hij rechtte zijn hoofd 'nen keer op:</span>
+<span class="i2">'t Is voor 't kindeke van de Dood.</span></p>
+<p class="stanza">
+<!-- Page 49 --><span class='pagenum'><a name="Page_49" id="Page_49">[Pg 49]</a></span>
+<span class="i0">Hoe snel nu van dien rechtveerdigen man</span>
+<span class="i2">'t gebed ten Hemel schoot,</span>
+<span class="i0">'t en was er niet eer als het zielke van</span>
+<span class="i2">het kindeke van de Dood.</span></p>
+<p class="stanza">
+<span class="i0">En zij, die eens op dat eigenste kind</span>
+<span class="i2">heur stervende oogen sloot,</span>
+<span class="i0">ze zoende in den hemel heur teerbemind...</span>
+<span class="i2">heur... kindeke... van de Dood.</span></p>
+<p class="stanza">
+<span class="i0">En zong er toen een, dien dit leven van</span>
+<span class="i2">zijn blijde bane sloot:</span>
+<span class="i0">"Ik hope in een beter leven dan</span>
+<span class="i2">dit leven van de Dood.</span></p>
+<p class="stanza">
+<span class="i0">En 'k wilde wel gaan door 's levens baan,</span>
+<span class="i2">met schaars eenen brijzel brood,</span>
+<span class="i0">zoo 'k mochte zoo recht naar den Hemel gaan</span>
+<span class="i2">als &mdash; 't kindeke van de Dood!"</span></p>
+</div>
+
+
+
+<hr style="width: 65%;" />
+<p><!-- Page 50 --><span class='pagenum'><a name="Page_50" id="Page_50">[Pg 50]</a></span></p>
+<h2><a name="GOUDEN_ROOZEN" id="GOUDEN_ROOZEN"></a>GOUDEN ROOZEN</h2>
+
+<p class="center"><i>Gedachten by het graf</i><br />
+van zaliger mijn weledelen, zeer eerweerden Heere<br />
+<span class="smcap center">Mijnheer Joseph Antonius Maria Ghislenus</span><br />
+<span class="smcap center">Anastasius Johannes-Nepomucenus</span><br />
+<span class="smcap center">Baron de P&eacute;lichy</span><br />
+filius M'her <span class="smcap">Johannes</span>, wijleneer Burgemeester der stad Brugge,<br />
+bij Mevrouw <span class="smcap">Maria Josepha van Heurne</span>;<br />
+<i>die, geboren te BRUGGE, op den 15 April 1809, Priester<br />
+en Bestierder der Zusters van Maria te ISEGHEM,<br />
+aldaar godvruchtiglijk in den Heere overleed,<br />
+op den 28 Julij 1882</i>.<br />
+</p>
+
+<div class="poem">
+<p class="stanza">
+<span class="i0">Gouden roozen, zelden bloeiend,</span>
+<span class="i2">in dit arem tranendal,</span>
+<span class="i0">of zoo spoedig weêr ontwelkerd,</span>
+<span class="i2">wie is 't die u vinden zal?</span></p>
+<p class="stanza">
+<span class="i0">Jesus volgende en Maria,</span>
+<span class="i2">gouden rooze na den geest,</span>
+<span class="i0">was hij Edeling, was hij Christen,</span>
+<span class="i2">was hij Priester, aldermeest.</span></p>
+<p class="stanza">
+<span class="i0">Hij was levend 't geen hij stervend</span>
+<span class="i2">wilde zijn: de gouden roos</span>
+<span class="i0">uit zijn wapenschild, oud, eerlijk,</span>
+<span class="i2">ongeschonden, vlekkeloos.</span></p>
+<p class="stanza">
+<!-- Page 51 --><span class='pagenum'><a name="Page_51" id="Page_51">[Pg 51]</a></span>
+<span class="i0">Beeld van liefde, beeld van goedheid,</span>
+<span class="i2">beeld van al dat edel is,</span>
+<span class="i0">bloeit hij zoo in aller herten</span>
+<span class="i2">en in elks geheugenis.</span></p>
+<p class="stanza">
+<span class="i0">Beeld van priesterlijke deugden,</span>
+<span class="i2">van geleerdheid, hooge en klaar;</span>
+<span class="i0">in de kunst die alle kunsten</span>
+<span class="i2">overtreft, kunstoefenaar.</span></p>
+<p class="stanza">
+<span class="i0">Kunst der kunsten, zielen leiden,</span>
+<span class="i2">zielen leeren vroeg en laat,</span>
+<span class="i0">God betrachten, God beminnen,</span>
+<span class="i2">met den woorde en met der daad.</span></p>
+<p class="stanza">
+<span class="i0">Kinderzielen, opgegaderd</span>
+<span class="i2">langs den weg en in het dal,</span>
+<span class="i0">schoon u niet altijd even prachtig,</span>
+<span class="i2">even kostlijk immers al.</span></p>
+<p class="stanza">
+<span class="i0">Hoogbestemde zielen Christi,</span>
+<span class="i2">maagdenblommen, leliepracht,</span>
+<span class="i0">van de wereld afgestorven,</span>
+<span class="i2">God beschouwend dag en nacht.</span></p>
+<p class="stanza">
+<span class="i0">Zegt, wie zal elks lesse wezen,</span>
+<span class="i2">elks go&ecirc; voorbeeld? Zegt, wie zal,</span>
+<span class="i0">onder zoo veel edele perelen,</span>
+<span class="i2">de e&ecirc;lste perele zijn van al?</span></p>
+<p class="stanza">
+<span class="i0">Zegt, wie zal den vijand keeren,</span>
+<span class="i2">wie zal wakend voorengaan,</span>
+<span class="i0">wie den weg, de weiden vinden,</span>
+<span class="i2">wie de bronnen gadeslaan?</span></p>
+<p class="stanza">
+<!-- Page 52 --><span class='pagenum'><a name="Page_52" id="Page_52">[Pg 52]</a></span>
+<span class="i0">Hij zal werken, hij zal waken,</span>
+<span class="i2">hij zal sterven, doet het nood,</span>
+<span class="i0">en, lijk Jesus, zijnder kinderen</span>
+<span class="i2">hulpe en heil zijn, tot der dood.</span></p>
+<p class="stanza">
+<span class="i0">Gouden rooze, vol van kracht en</span>
+<span class="i2">milde reuken, deur end deur,</span>
+<span class="i0">alles met de lucht verfrisschend</span>
+<span class="i2">van uw zoeten liefdegeur.</span></p>
+<p class="stanza">
+<span class="i0">o, Wie pegelt al de schatten</span>
+<span class="i2">die gij, bloeiend roozenblad,</span>
+<span class="i0">God alleen bekend, de menschen</span>
+<span class="i2">onverstaanbaar, hebt bevat!</span></p>
+<p class="stanza">
+<span class="i0">Dat is 't woord, o gouden rooze,</span>
+<span class="i2">dat ik in uwe tale vond;</span>
+<span class="i0">dat's de wijsheid van dat wapen:</span>
+<span class="i2">Gouden roozen, groenen grond.</span></p>
+<p class="stanza">
+<span class="i0">Groene grond was 't, en goede eerde,</span>
+<span class="i2">waar gij 't leven hebt ontva&acirc;n,</span>
+<span class="i0">en waar eerst de gratielonken</span>
+<span class="i2">van Gods zonne u vonden staan.</span></p>
+<p class="stanza">
+<span class="i0">Goede grond zijn onze herten,</span>
+<span class="i2">en de vruchten, ongeteld,</span>
+<span class="i0">zijn wij schuldig uwer goedheid,</span>
+<span class="i2">die nu rust in 't heilig veld.</span></p>
+<p class="stanza">
+<span class="i0">Vruchten, weerd het milde zaaien</span>
+<span class="i2">van uw hand en al het werk</span>
+<span class="i0">van uw priesterlijk bezorgd zijn</span>
+<span class="i2">voor Gods volk en voor Gods Kerk.</span></p>
+<p class="stanza">
+<!-- Page 53 --><span class='pagenum'><a name="Page_53" id="Page_53">[Pg 53]</a></span>
+<span class="i0">Groene grond zal op het kerkhof</span>
+<span class="i2">haast verbergen 't heilig oord,</span>
+<span class="i0">waar gij rust en wacht de stemme</span>
+<span class="i2">van des Engels wekkend woord.</span></p>
+<p class="stanza">
+<span class="i0">Maar geen groenen, geen verdroogen</span>
+<span class="i2">van het jaar of van het veld,</span>
+<span class="i0">dat de erkentelijke droefheid</span>
+<span class="i2">onzer herten palen stelt.</span></p>
+<p class="stanza">
+<span class="i0">Neen, geen tijdstip, geen verjaren</span>
+<span class="i2">van uw sterfdag mindert ooit</span>
+<span class="i0">het geheugen van al 't weldoen,</span>
+<span class="i2">dat gij hebt rond u gestrooid.</span></p>
+<p class="stanza">
+<span class="i0">Want wij hopen, schoon wij weenen,</span>
+<span class="i2">dat alwaar gij God geniet,</span>
+<span class="i0">gij het werk nog uwer liefde en</span>
+<span class="i2">al uw' kleene kinders ziet.</span></p>
+<p class="stanza">
+<span class="i0">Ha, betrouwt ons dat wij zullen</span>
+<span class="i2">uwen name en uw blasoen,</span>
+<span class="i0">kleen- en grooten, rijk- en armen,</span>
+<span class="i2">naast onze ouders, eere doen.</span></p>
+<p class="stanza">
+<span class="i0">Dank- en dierbaar zal hier blijven</span>
+<span class="i2">uw gedacht, en, waar gij zijt</span>
+<span class="i0">zal de we&ecirc;rklank u verheugen</span>
+<span class="i2">van uw naam gebenedijd.</span></p>
+<p class="stanza">
+<span class="i0">Wij beloven 't en wij meenen 't,</span>
+<span class="i2">dat wij, ver van u voortaan,</span>
+<span class="i0">zullen werken, leeren, bidden,</span>
+<span class="i2">en met u standvastig staan.</span></p>
+<p class="stanza">
+<!-- Page 54 --><span class='pagenum'><a name="Page_54" id="Page_54">[Pg 54]</a></span>
+<span class="i0">Ja, standvastig als de boomen</span>
+<span class="i2">van dat vruchtbaar wapenveld,</span>
+<span class="i0">dat, vol gouden eekels, uwe en</span>
+<span class="i2">onze vrienden voorenstelt.</span></p>
+<p class="stanza">
+<span class="i0">Vrienden, die aan ons u binden,</span>
+<span class="i2">schoon gij reisdet hemelwaards,</span>
+<span class="i0">en die, in uw' plaatse, ons zullen</span>
+<span class="i2">troosten, of gij zelv' het waart,</span></p>
+<p class="stanza">
+<span class="i0">tot dat eens een' dag van vrede, een'</span>
+<span class="i2">dag van blijdschap God verleent,</span>
+<span class="i0">die hetgeen hij kwam te scheiden,</span>
+<span class="i2">in zijn goedheid, we&ecirc;r vereent.</span></p>
+<p class="stanza">
+<span class="i0">Dit vereend zijn, &mdash; <i>in &aelig;ternum!</i> &mdash;</span>
+<span class="i2">dat het eeuw- en ervig duur',</span>
+<span class="i0">na 't bedied van Gods onroerbaar</span>
+<span class="i2">woord: <i>Non commovebitur!</i></span></p>
+</div>
+
+
+
+<hr style="width: 65%;" />
+<div class="footnote"><p><span class="smcap">Nota.</span> &mdash; Het wapenteeken, dat het edele geslachte <i>de
+P&eacute;lichy</i> vertegenwoordigt, is: Op een groenen grond of veld eene
+zilveren of witte bare, onder welke eene, boven welke twee, te zamen
+drie gouden roozen staan, met deze kenspreuke: <i>Vulnerat et sanat &mdash; :
+'t Kwetst en 't geneest</i>.
+</p><p>
+Het edel geslachte <i>Gill&egrave;s</i> vertegenwoordigen, op eenen blauwen grond of
+veld, een gouden keper, met, in elken overschietenden hoek van 't
+schild, een te zamen drie gouden eekels. Kenspreuke: <i>In &aelig;ternum non
+commovebitur: In der eeuwigheid en zal 't beroeren</i>.
+</p><p>
+Het wapenteeken van de twee verhuwlijkte geslachten te zamen, <i>Gill&egrave;s</i>
+en <i>de P&eacute;lichy</i>, is, gevierendeeld, aldus: 1 en 4 <i>Gill&egrave;s</i>, 2 en 3 <i>de
+P&eacute;lichy</i>.</p></div>
+
+
+
+<hr style="width: 65%;" />
+<p><!-- Page 55 --><span class='pagenum'><a name="Page_55" id="Page_55">[Pg 55]</a></span></p>
+<h2><a name="ZIELGEDICHTJES" id="ZIELGEDICHTJES"></a>ZIELGEDICHTJES</h2>
+
+
+
+<h4>I</h4>
+<h4>L.J.D.W.</h4>
+<h4>1852</h4>
+<div class="poem">
+<span class="i0">Het aardsche vat was al te te&ecirc;r</span>
+<span class="i2">voor 't machtige verstand,</span>
+<span class="i0">de band des lichaams kon niet meer</span>
+<span class="i2">we&ecirc;rstaan der zielen brand;</span><br />
+<span class="i0">hij brak... ze ontlook heur vleugelen</span>
+<span class="i2">en koos de hemelbaan:</span><br />
+<span class="i0">daar mag zij, zonder teugelen,</span>
+<span class="i2">God minnen, God verstaan.</span>
+</div>
+
+<h4>II</h4>
+<h4>H.L.B.G.</h4>
+<h4>1852</h4>
+
+<div class="poem">
+<span class="i0">Uw stemme, o Heer, hebbe ik vernomen:</span>
+<span class="i2">"Gaat in mijn wijngaard," sprak ze mij.</span>
+<span class="i0">Ik ben, gehoorzaam, er gekomen,</span>
+<span class="i2">al is 't dat ik onweerdig zij;</span>
+<span class="i0">en nauwlijks daar nog ingetreden</span>
+<span class="i0">of, met den wille alleen te vreden,</span>
+<!-- Page 56 --><span class='pagenum'><a name="Page_56" id="Page_56">[Pg 56]</a></span>
+<span class="i2">zoo roept gij mij bij uwen throon,</span>
+<span class="i2">en geeft, voor onverdienden, loon,</span>
+<span class="i0">zoo veel aan mij als aan die 't ploegen</span>
+<span class="i2">en 't daaglijks strijden voor uw kerk,</span>
+<span class="i0">en d'hitte van den dag verdroegen,</span>
+<span class="i2">gegrijsd op 't heilig wijngaardwerk!</span>
+</div>
+
+<h4>III</h4>
+<h4>GULIHELMUS, Koster van 't Kl. Sem.</h4>
+<h4>1855</h4>
+
+<div class="poem">
+<span class="i0">Welzalig is de sterveling,</span>
+<span class="i0">die nooit in kwade wegen ging,</span>
+<span class="i0">maar die zijn leven, dag en nacht,</span>
+<span class="i0">Gods wet bewaard heeft en betracht.</span>
+</div>
+
+<h4>IV</h4>
+<h4>J.F.C.</h4>
+<h4>1855</h4>
+
+<div class="poem">
+<p class="stanza">
+<span class="i0">Gelukkig die, in 't dorre zand</span>
+<span class="i0">van 's werelds vreemd Egyptenland,</span>
+<span class="i2">op weg ten hemelwaard,</span>
+<span class="i0">geen oogbedriegend weeldrig oord</span>
+<span class="i0">vergeefs vervolgend, op en spoort,</span>
+<span class="i2">maar zijnen weg bewaart.</span></p>
+<p class="stanza">
+<span class="i0">Gelukkig die de wreede beet</span>
+<span class="i0">der wereldbraam zoo haast vergeet</span>
+<span class="i2">als hij ten Hemel schouwt,</span>
+<span class="i0">of die, in zijnen lentedag,</span>
+<span class="i0">een enkle blomme plukken mag,</span>
+<span class="i2">en... dat 't hem niet en rouwt.</span></p>
+<!-- Page 57 --><span class='pagenum'><a name="Page_57" id="Page_57">[Pg 57]</a></span>
+<p class="stanza">
+<span class="i0">Maar geen die ik zoo gelukkig nom</span>
+<span class="i0">als hem die 's werelds doorne en blom</span>
+<span class="i2">en 't jonge leven laat,</span>
+<span class="i0">om vroeg naar 't eigen land te gaan,</span>
+<span class="i0">waarheen de pelgrim, op de baan,</span>
+<span class="i2">nog reekende oogen slaat.</span></p>
+<p class="stanza">
+<span class="i0">Gelukkig, jongst ontslapen vriend:</span>
+<span class="i0">nooit heeft uw ziel het stof gediend,</span>
+<span class="i2">op ijdelheid verzot;</span>
+<span class="i0">een enkele blomme pluktet gij:</span>
+<span class="i0">de zuivre blom der Po&euml;sij,</span>
+<span class="i2">en droegt die me&ecirc; naar God!</span></p>
+</div>
+
+<h4>V</h4>
+<h4>D.J.V.K.</h4>
+<h4>1858</h4>
+
+<div class="poem">
+<p class="stanza">
+<span class="i0">Daar lacht een nieuwe zon de nieuwe velden tegen,</span>
+<span class="i2">de voorjaarmorgen breekt, na winternacht, we&ecirc;r aan;</span>
+<span class="i0">ik zie het groeiend licht ten oosten opgestegen,</span>
+<span class="i2">maar nauwelijks op, het licht is we&ecirc;r aan 't ondergaan!</span></p>
+<p class="stanza">
+<span class="i0">Aan 't ondergaan? Toch niet! 't Is ik die ben gerezen,</span>
+<span class="i2">'t is ik die Hemelwaards gerukt, uit rampe en wee</span>
+<span class="i0">en uit alle aardsche vreugd, &mdash; mag vreugd heur name wezen?</span>
+<span class="i2">de zonne duistren zie in eene gloriezee.</span></p>
+<p class="stanza">
+<span class="i0">De zee, waarin gij baadt, onwetend en omhangen</span>
+<span class="i0">met sluierend geloove, in 't zalig God-ontvangen,</span>
+<span class="i2">gebroeders, in 't geheem van Jesus' liefdebron;</span>
+<span class="i0">de zee der Godlijkheid, die ben ik ingeschoten,</span>
+<span class="i0">en, had ik maar een teug van 't lavend licht genoten,</span>
+<span class="i2">die waar mij 't sterven weerd, zoo ik nog sterven kon.</span></p>
+</div>
+
+<p><!-- Page 58 --><span class='pagenum'><a name="Page_58" id="Page_58">[Pg 58]</a></span></p>
+
+<h4>VI</h4>
+<h4>P.F.J.S.</h4>
+<h4>1755 † 1858</h4>
+
+<div class="poem">
+<p class="stanza">
+<span class="i0">'t Geen waarvan de droeve menschen</span>
+<span class="i2">altijd klagen hier bene&ecirc;n,</span>
+<span class="i0">'t geen waarnaar zij 't meeste wenschen</span>
+<span class="i2">hebt gij honderd jaar gele&ecirc;n.</span></p>
+<p class="stanza">
+<span class="i0">Maar, weer m'oud wordt en grijsharig,</span>
+<span class="i2">weer onmondig kind verscheidt,</span>
+<span class="i0">&mdash; gij wierdt honderd-en-driejarig, &mdash;</span>
+<span class="i2">schilt het iets in de eeuwigheid?</span></p>
+<p class="stanza">
+<span class="i0">Zegt, wat hebt gij meer verworven,</span>
+<span class="i2">mocht gij in den Hemel gaan,</span>
+<span class="i0">als het kind met u gestorven,</span>
+<span class="i2">en naast u in 't graf gedaan?</span></p>
+<p class="stanza">
+<span class="i0">Jaren, maanden, dagen, uren,</span>
+<span class="i2">ware 't honderd, duizend jaar,</span>
+<span class="i0">zijn, bij Gods oneindig duren,</span>
+<span class="i2">of het niet een stonde en waar!</span></p>
+</div>
+
+<h4>VII</h4>
+<h4>K.J.D.C.</h4>
+<h4>1859</h4>
+
+<div class="poem">
+<span class="i0">Gelukkig die, van kindsbeen af,</span>
+<span class="i2">Maria gansch zijn herte gaf,</span>
+<span class="i0">en, tot zijn laatste stonden,</span>
+<span class="i2">bij haar en haren Zoon alleen</span>
+<span class="i0">den troost in 's werelds droef geween</span>
+<span class="i2">gezocht heeft en gevonden!</span>
+</div>
+
+<p><!-- Page 59 --><span class='pagenum'><a name="Page_59" id="Page_59">[Pg 59]</a></span></p>
+<h4>VIII</h4>
+<h4>A.D.K.</h4>
+<h4>1859</h4>
+
+<div class="poem">
+<span class="i2">Een kind ontsliep:</span>
+<span class="i2">wie anders weet</span>
+<span class="i0">als moeders herte ervan,</span>
+<span class="i2">en Jesus', die 't</span>
+<span class="i2">gewonnen heeft</span>
+<span class="i0">en nooit meer kwijt en kan?</span>
+</div>
+
+<h4>IX</h4>
+<h4>E.J.B.</h4>
+<h4>1859</h4>
+
+<div class="poem">
+<span class="i2">Naar sterren, als de zonne uitschiet,</span>
+<span class="i2">en vraagt men noch en zoekt men niet.</span>
+<span class="i2">De nacht,... hij brak, de zonne klom,</span>
+<span class="i2">uw zonne... Gij zeidt: willekom!</span>
+<span class="i2">en vloogt, o vriend, en leeft nu, waar</span>
+<span class="i2">geen nacht meer is en sterreklaar</span>
+<span class="i2">lijk hier, maar dag, bij God den Heer,</span>
+<span class="i0">en nacht, dat en wordt het u nimmermeer!</span>
+</div>
+
+<h4>X</h4>
+<h4>Advocaat S.</h4>
+<h4>1859</h4>
+
+<div class="poem">
+<span class="i2">Die, rijk gekanst, is arm gebleven;</span>
+<span class="i0">die 't zweerd droeg van het Recht, en die</span>
+<span class="i2">bemind was en beminnend; wie</span>
+<span class="i0">in zulk een deugd hem grauw kon leven,</span>
+<span class="i0">dien loont geen lof dien mensch kan geven,</span>
+<span class="i2">dien loont, &mdash; het is van God gezeid, &mdash;</span>
+<span class="i2">God zelf maar, en Gods eeuwigheid.</span>
+</div>
+
+<p><!-- Page 60 --><span class='pagenum'><a name="Page_60" id="Page_60">[Pg 60]</a></span></p>
+<h4>XI</h4>
+<h4>A.V.D.</h4>
+<h4>1860</h4>
+
+<div class="poem">
+<span class="i4">God gaf het ons,</span>
+<span class="i4">God nam het ons,</span>
+<span class="i0">Gods name zij geprezen;</span>
+<span class="i4">'t was wel bij ons,</span>
+<span class="i4">'t ging weg van ons,</span>
+<span class="i0">'t was beter in den Hemel;</span>
+<span class="i4">daar blijft het ons,</span>
+<span class="i4">daar wacht het ons,</span>
+<span class="i0">daar zien wij 't eenmaal weder!</span>
+</div>
+
+<h4>XII</h4>
+<h4>J.V.D.</h4>
+<h4>1860</h4>
+
+<div class="poem">
+<span class="i0">Ah! gij hadt zoo geren 't leven</span>
+<span class="i0">aan uw kindtje weergegeven,</span>
+<span class="i2">liefste moeder: uw verdriet</span>
+<span class="i2">kent het dan Gods woorden niet?</span>
+<span class="i0">Alle liefde en alle zoetheid,</span>
+<span class="i0">leven zonder levensmoedheid,</span>
+<span class="i2">leven zonder stervensdag</span>
+<span class="i2">erft... die zalig sterven mag.</span>
+</div>
+
+<h4>XIII</h4>
+<h4>L.L.D.</h4>
+<h4>1860</h4>
+
+<div class="poem">
+<span class="i0">Leeft gij lange of korte dagen,</span>
+<span class="i0">moet gij leed of leute dragen,</span>
+<!-- Page 61 --><span class='pagenum'><a name="Page_61" id="Page_61">[Pg 61]</a></span>
+<span class="i2">God, die 't eene en 't ander geeft,</span>
+<span class="i0">zal u 't een en 't ander laten</span>
+<span class="i0">in dit vluchtig leven baten,</span>
+<span class="i2">zoo gij 't voor en met Hem leeft.</span>
+</div>
+
+<h4>XIV</h4>
+<h4>N.V.N.</h4>
+<h4>1860</h4>
+
+<div class="poem">
+<span class="i0">Hetgene een' moeder troosten kan,</span>
+<span class="i12">die weent,</span>
+<span class="i0">noch vriend noch vreemd en weet daarvan,</span>
+<span class="i12">o neen;</span>
+<span class="i0">'t is God die slaat, 't is God die troost,</span>
+<span class="i6">'t is God die alles doet:</span>
+<span class="i0">'t is vele dat men goedheid heet,</span>
+<span class="i6">maar God alleene is goed.</span>
+</div>
+
+<h4>XV</h4>
+<h4>N.N.</h4>
+<h4>1861</h4>
+
+<div class="poem">
+<span class="i4">'t Zij vroeg of laat</span>
+<span class="i4">daar niets en baat,</span>
+<span class="i0">daar moet elk tol betalen;</span>
+<span class="i4">'t zij munk of non,</span>
+<span class="i4">gij, nu, ik ton:</span>
+<span class="i0">de dood komt alles halen!</span>
+</div>
+
+<p><!-- Page 62 --><span class='pagenum'><a name="Page_62" id="Page_62">[Pg 62]</a></span></p>
+<h4>XVI</h4>
+<h4>Cordula</h4>
+<h4>1862</h4>
+
+<div class="poem">
+<span class="i0">De trage ziekte brak intween</span>
+<span class="i2">den band van lijf en lenden,</span>
+<span class="i0">maar kon de ziel, 't geloof, de hoop</span>
+<span class="i2">noch de edele liefde schenden;</span>
+<span class="i0">ze vlamde los, en vluchtte omhoog,</span>
+<span class="i2">onstuimig om te vinden</span>
+<span class="i0">den Meester, Vriend en Bruidegom,</span>
+<span class="i2">in Jesu, den beminden:</span>
+<span class="i0">in Hem bij wien geen tijd meer is,</span>
+<span class="i2">geen toekomst, geen verleden,</span>
+<span class="i0">maar de eeuwige onvergankelijkheid</span>
+<span class="i2">van 't altijd altijd heden.</span>
+</div>
+
+<h4><a name="Alfons_Danneels" id="Alfons_Danneels"></a>XVII</h4>
+<h4>Alfons DANNEELS</h4>
+<h4>3 Aug. 1847 † 9 Nov. 1864</h4>
+
+<div class="poem">
+<span class="i0">o, Kon het ooit voor regel gelden</span>
+<span class="i2">dat kunst of dappre moed verschoont</span>
+<span class="i0">van 't sterven, o, men vond meer helden,</span>
+<span class="i2">meer kunst'naars met het loof gekroond!</span>
+<span class="i0">Maar neen, 't en baat niet; al die leven</span>
+<span class="i2">ze zullen sterven, jong of oud:</span>
+<span class="i0">die schatting moet eenieder geven,</span>
+<span class="i2">al weigerde hij tienduizendvoud.</span>
+<span class="i0">God wilde 't zoo en al ons klagen</span>
+<span class="i2">bewijst maar hoe eilaas de mensch</span>
+<span class="i0">geschikt was om een lot te dragen</span>
+<span class="i2">dat hem nog voorzweeft in den wensch.</span>
+<!-- Page 63 --><span class='pagenum'><a name="Page_63" id="Page_63">[Pg 63]</a></span>
+<span class="i4">Onsterflijkheid, daar elk naar hankert,</span>
+<span class="i6">onsterflijkheid, die ze al trotseert...</span>
+<span class="i0">daar 'n is geen andre als zij, die in de kruisrotse ankert</span>
+<span class="i8">en in 't graf Christi triompheert!</span>
+</div>
+
+<h4>XVIII</h4>
+<h4>F.I.D.R.</h4>
+<h4>1865</h4>
+
+<div class="poem">
+<p class="stanza">
+<span class="i0">Gelukkig kind, dat van zijn spel,</span>
+<span class="i0">zijn engelken voor reisgezel,</span>
+<span class="i0">zijn hertje vrij van zonde en schand,</span>
+<span class="i0">is weggegaan naar 't hemelsch land!</span></p>
+<p class="stanza">
+<span class="i0">Gelukkig kind, gij liet ons al</span>
+<span class="i0">bedroefd om u, in 't aardsche dal:</span>
+<span class="i0">gij, blijde, daar omhooge, bidt</span>
+<span class="i0">voor ons, waar ge op den throon nu zit!</span></p>
+</div>
+
+<h4>XIX</h4>
+<h4>A.V.S.</h4>
+<h4>1871</h4>
+
+<div class="poem">
+<span class="i0">Gelijk het paaschenblommeken,</span>
+<span class="i0">als 't winterwe&ecirc;r gesust is,</span>
+<span class="i0">zoo smeet het zijnen lijkdoek af,</span>
+<span class="i0">en 't rees al uit zijn donker graf,</span>
+<span class="i0">en 't leeft nu waarder ruste is.</span>
+</div>
+
+<h4>XX</h4>
+<h4>L.S.P.</h4>
+<h4>1872</h4>
+
+<div class="poem">
+<p class="stanza">
+<span class="i0">Onwetend en onschuldig nog</span>
+<span class="i2">van al dat menschen weten,</span>
+<span class="i0">wat hebt gij, kind, uw leven toch</span>
+<span class="i2">onlang voorbijgesleten!</span></p>
+<!-- Page 64 --><span class='pagenum'><a name="Page_64" id="Page_64">[Pg 64]</a></span>
+<p class="stanza">
+<span class="i0">Bemind van al, bemind van elk,</span>
+<span class="i2">vol vreugde, waarheid, goedheid:</span>
+<span class="i0">'t en was in uwen levenskelk</span>
+<span class="i2">geen dreupel of 't was zoetheid.</span></p>
+<p class="stanza">
+<span class="i0">En eer hij uit was nam u God:</span>
+<span class="i2">gij waart van hooger weerden</span>
+<span class="i0">als dat gij zoudet dienen tot</span>
+<span class="i2">versier van dezer eerden.</span></p>
+<p class="stanza">
+<span class="i0">Naar hooger streken zijt gij, kind!...</span>
+<span class="i2">Gebenedijd van heden</span>
+<span class="i0">zoo moet Gods naam zijn, en bemind,</span>
+<span class="i2">tot in alle eeuwigheden.</span></p>
+</div>
+
+<h4>XXI</h4>
+<h4>VADER EN MOEDER G...</h4>
+<h4>1872</h4>
+
+<div class="poem">
+<p class="stanza">
+<span class="i0">God liet hen, als twee boomgewassen,</span>
+<span class="i2">gesteund d'een op den andre staan,</span>
+<span class="i0">en lief en leed zoo zeldzaam passen</span>
+<span class="i2">dat geen verschil ooit kan bestaan.</span></p>
+<p class="stanza">
+<span class="i0">Zij leefden, stierven, oud van dagen,</span>
+<span class="i2">aanschouwde ik 't eeuwig leven niet;</span>
+<span class="i0">zij zijn bij God: 't was zijn behagen,</span>
+<span class="i2">al dat Hij wilde 'et zij geschied!</span></p>
+</div>
+
+<h4>XXII</h4>
+<h4>E.F.V.T.</h4>
+<h4>1872</h4>
+
+<div class="poem">
+<span class="i0">Verloren moeite, onnuttig streven,</span>
+<span class="i0">om langer als den tijd te leven</span>
+<!-- Page 65 --><span class='pagenum'><a name="Page_65" id="Page_65">[Pg 65]</a></span>
+<span class="i2">dien God, in zijn beschik, ons stelt:</span>
+<span class="i2">zijt keizer, koning, oorlogsheld,</span>
+<span class="i0">zijt jong of oud, zijt rijk aan gaven</span>
+<span class="i0">of arm, gij sterft, gij wordt begraven...</span>
+<span class="i2">'t Is al voorbij, verle&ecirc;n, gedaan!</span>
+<span class="i2">Toch neen, daar blijft iets voortbestaan,</span>
+<span class="i0">dat meest veracht wordt en misprezen,</span>
+<span class="i0">dat is, en dat zal eeuwig wezen...</span>
+<span class="i2">Past op uw ziele, o mensch, en doet</span>
+<span class="i2">hetgeen God wil, hetgeen gij moet.</span>
+<span class="i0">Laat lachen al die lachen konnen:</span>
+<span class="i0">de ziel gered is 't al gewonnen;</span>
+<span class="i2">en die dit &eacute;&eacute;n verliezen zal</span>
+<span class="i2">verliest, eilaas, verliest het al!</span>
+</div>
+
+<h4>XXIII</h4>
+<h4>A.K.E.</h4>
+<h4>1873</h4>
+
+<div class="poem">
+<span class="i2">Een stap is 't maar</span>
+<span class="i2">van wieg tot graf,</span>
+<span class="i0">voor ouden en voor jongen.</span>
+<span class="i4">Gelukkig die,</span>
+<span class="i4">dit leven af,</span>
+<span class="i4">hoe kort of lang</span>
+<span class="i4">het God hun gaf,</span>
+<span class="i0">den beteren weg ingongen!</span>
+</div>
+
+<h4>XXIV</h4>
+<h4>H.D.M.</h4>
+<h4>1873</h4>
+
+<div class="poem">
+<span class="i2">Verkieslijk is het, duizendmaal,</span>
+<span class="i2">te rusten in Gods hemelzaal,</span><br />
+<!-- Page 66 --><span class='pagenum'><a name="Page_66" id="Page_66">[Pg 66]</a></span>
+<span class="i2">als, op der aarde, al wierd men rijk,</span>
+<span class="i2">te slaven om wat ijdel slijk.</span>
+<span class="i2">'k Beminde uw huis, o Heer, en zag</span>
+<span class="i2">den luister geren van uw' dag:</span>
+<span class="i2"><i>uw dag</i>, hij is mij opgestaan;</span>
+<span class="i2"><i>uw huis</i>, ik ben erin gegaan.</span>
+<span class="i0">Vaartwel, en die dit leest onthoudt</span>
+<span class="i0">dat ge ook in tijds de dood beschouwt.</span>
+</div>
+
+<h4>XXV</h4>
+<h4>C.D.B.</h4>
+<h4>1874</h4>
+
+<div class="poem">
+<p class="stanza">
+<span class="i0">Het vier, 't gesmolten lood, het kruis, het zweerd, de tangen</span>
+<span class="i0">de&ecirc;n menige eedle ziel de martelkroone ontvangen;</span>
+<span class="i2">elk wist het. Maar, bedekt en 't menschdom ongeacht,</span>
+<span class="i2">wordt menig martlares gemarteld dag en nacht.</span></p>
+<p class="stanza">
+<span class="i0">'t Geen Agatha stond uit &eacute;&eacute;ne ure, heb ik geleden</span>
+<span class="i0">drie maanden en nog meer, drie schrikkelijke eeuwigheden.</span>
+<span class="i2">De kroone kwam op 't laatst: verheugt, die mij bemint,</span>
+<span class="i2">'t en is geen sterven, neen, 't is 't leven dat begint!</span></p>
+</div>
+
+<h4>XXVI</h4>
+<h4>B...</h4>
+<h4>1874</h4>
+
+<div class="poem">
+<span class="i2">Ons leven houdt maar aan een draad:</span>
+<span class="i2">wie weet er, waar hij gaat of staat,</span>
+<span class="i0">wanneer de dood zal komen;</span>
+<span class="i2">of hoe dat hem, bij nacht of dag,</span>
+<span class="i2">bij hoorenstoot of wapenslag,</span>
+<span class="i0">zijn zielken wordt ontnomen?</span>
+<!-- Page 67 --><span class='pagenum'><a name="Page_67" id="Page_67">[Pg 67]</a></span>
+<span class="i2">De felste valt aleer hij 't weet;</span>
+<span class="i2">de mate die hem 't leven meet</span>
+<span class="i0">weet niemand van te vooren.</span>
+<span class="i2">Zoo, zijt bereid, en leert hiervan:</span>
+<span class="i2">'t geen mij behoort vandage kan</span>
+<span class="i0">u morgen ook behooren.</span>
+</div>
+
+<h4>XXVII</h4>
+<h4>N.N.</h4>
+<h4>1874</h4>
+
+<div class="poem">
+<span class="i0">'k Groet u, zoete zielke lief,</span>
+<span class="i2">roosken rijk in geuren,</span>
+<span class="i0">lelie uit de dellingen,</span>
+<span class="i2">prachtsteen vol coleuren;</span>
+<span class="i0">hatende al dat vleeschlijk is</span>
+<span class="i2">en van kwad' humeuren:</span>
+<span class="i0">zalig was uw sterven en</span>
+<span class="i2">eeuwig goed te keuren.</span>
+</div>
+
+<h4>XXVIII</h4>
+<h4>J.V.D.P.</h4>
+<h4>1870</h4>
+
+<div class="poem">
+<span class="i2">'t Getemmer van des menschen leest</span>
+<span class="i0">is licht in stof en asch verstoven,</span>
+<span class="i2">maar mensch zijn dat is aldermeest</span>
+<span class="i0">onsterflijk leven, ver hierboven;</span>
+<span class="i2">dit schendt geen dood, geen lichaamsdood,</span>
+<span class="i0">dit kan noch vier noch staal bederven:</span>
+<span class="i2">het kwaad alleen doet, &mdash; jammer groot &mdash;</span>
+<span class="i0">de onsterfelijkheid voor eeuwig sterven!</span>
+</div>
+
+<p><!-- Page 68 --><span class='pagenum'><a name="Page_68" id="Page_68">[Pg 68]</a></span></p>
+<h4>XXIX</h4>
+<h4>O.L.A.</h4>
+<h4>1876</h4>
+
+<div class="poem">
+<span class="i0">In 't kloosterkleed gedekt en opgevat,</span>
+<span class="i0">draagt, Englen, Hemelwaard een weerden schat!</span>
+<span class="i0">En, weet gij wat gij draagt? Ons kind is het,</span>
+<span class="i0">uit vader en uit moeder voortgezet,</span>
+<span class="i0">ons eigen... Neen, 't was Gods, en God gebood</span>
+<span class="i0">dat 't, nauwlijks levend, welkeren zou ter dood!</span>
+<span class="i0">o Bittere stonden die een moeder leeft,</span>
+<span class="i0">wanneer zij 't nieuwgeboorne 't leven geeft;</span>
+<span class="i0">o bittere stonden, als 't geboren kind</span>
+<span class="i0">al sterven in de dood we&ecirc;r 't leven vindt!</span>
+<span class="i0">Want graf en wieg zijn een en 't zelf; voorwaar,</span>
+<span class="i0">de pelder, 't is als of 't een wiegkleed waar',</span>
+<span class="i0">waaronder Gods almachtigheid bewijst</span>
+<span class="i0">dat uit het graf de onsterflijkheid verrijst,</span>
+<span class="i0">en dat de dood, die elk ende een bedriegt,</span>
+<span class="i0">met eigen hand God blijde kinderen wiegt.</span>
+</div>
+
+<h4>XXX</h4>
+<h4>J.M.D.R.</h4>
+<h4>1876</h4>
+
+<div class="poem">
+<span class="i0">Ach, 't bitter leven is zoo kort:</span>
+<span class="i0">van als het kind geboren wordt</span>
+<span class="i0">tot dat het sterft, een stonde maar,</span>
+<span class="i0">al duurde 't leven honderd jaar!</span>
+<span class="i0">Ik stierf; na lang geleden pijn</span>
+<span class="i0">en mochte ik niet genezen zijn,</span>
+<span class="i0">ofschoon ik, Moeder, welbemind,</span>
+<span class="i0">ofschoon ik, Vrouwe, man en kind</span>
+<!-- Page 69 --><span class='pagenum'><a name="Page_69" id="Page_69">[Pg 69]</a></span>
+<span class="i0">zoo geren, ach, zoo geren zag:</span>
+<span class="i0">hij kwam, de bittere stervensdag!</span>
+<span class="i0">Ik leef nochtans en derf niet meer</span>
+<span class="i0">dat leven, dat in God den Heer</span>
+<span class="i0">de doop mij gaf, de dood mij bracht,</span>
+<span class="i0">en dat u, man en kind, verwacht!</span>
+<span class="i0">Vaartwel, vaartwel, wij scheiden maar</span>
+<span class="i0">voor korten tijd: vaartwel tot daar.</span>
+</div>
+
+<h4>XXXI</h4>
+<h4>A.K.V.C.</h4>
+<h4>1876</h4>
+
+<div class="poem">
+<p class="stanza">
+<span class="i2">Rechtzinnig, God getrouw,</span>
+<span class="i0">geloofbaar en geloovend,</span>
+<span class="i2">zoo wierd ze eene oude vrouw,</span>
+<span class="i0">en stierf, den Hemel roovend.</span></p>
+<p class="stanza">
+<span class="i2">Gelijk een kind, voorwaar,</span>
+<span class="i0">dat, uit den doop geheven,</span>
+<span class="i2">geen kwaad en kent, zoo klaar</span>
+<span class="i0">was heur eenvoudig leven.</span></p>
+<p class="stanza">
+<span class="i2">Zij hield aan 't waar gewin,</span>
+<span class="i0">en met heur' laatste krachten</span>
+<span class="i2">zoo bleef z'heur huisgezin</span>
+<span class="i0">in eere en deugd betrachten.</span></p>
+<p class="stanza">
+<span class="i2">Een waar exempel van</span>
+<span class="i0">voorvaderlijke deugden:</span>
+<span class="i2">God hebb' heur ziele dan</span>
+<span class="i0">in 's Hemels ruste en vreugden!</span></p>
+</div>
+
+<p><!-- Page 70 --><span class='pagenum'><a name="Page_70" id="Page_70">[Pg 70]</a></span></p>
+<h4>XXXII</h4>
+<h4>K.R.S.</h4>
+<h4>1877</h4>
+
+<div class="poem">
+<span class="i0">Van kindsbeen af getrouw</span>
+<span class="i2">aan recht en plicht en zeden</span>
+<span class="i0">in weinig goeds voldaan,</span>
+<span class="i2">met kleen gewin te vreden;</span>
+<span class="i0">van 's morgens, voor den dag,</span>
+<span class="i2">tot in de nachtsche stonden,</span>
+<span class="i0">in werk en kerk gelijk,</span>
+<span class="i2">vol neerstigheid bevonden;</span>
+<span class="i0">heur' man een ware schat</span>
+<span class="i2">van bijstand en genoegen;</span>
+<span class="i0">heur kindren z&oacute;&oacute; dat nooit</span>
+<span class="i2">zij moeder nutloos vroegen;</span>
+<span class="i0">de kindsheid heiliglijk</span>
+<span class="i2">bewakend; veler kleenen</span>
+<span class="i0">een tweede moeder; elk</span>
+<span class="i2">een voorbeeld; van geen eenen</span>
+<span class="i0">gehaat ofte onvereerd;</span>
+<span class="i2">vol dagen en vol deugden;</span>
+<span class="i0">ja, van heur jonkheid af</span>
+<span class="i2">verdienend eeuwge vreugden;</span>
+<span class="i0">heur name eene eer, door haar</span>
+<span class="i2">met vlek noch schand bedorven,</span>
+<span class="i0">alzoo heeft zij geleefd,</span>
+<span class="i2">alzoo is zij gestorven!</span>
+</div>
+
+<h4>XXXIII</h4>
+<h4>Blanche</h4>
+<h4>1877, 22 Maarte</h4>
+
+<div class="poem">
+<p class="stanza">
+<span class="i0">Nog nauwlijks heft een blomke of twee</span>
+<span class="i0">zijn kopken uit de groene wee</span>
+<!-- Page 71 --><span class='pagenum'><a name="Page_71" id="Page_71">[Pg 71]</a></span>
+<span class="i2">en zoekt de zonnestralen,</span>
+<span class="i0">of blanker blomkes gansch een stoet</span>
+<span class="i0">de blijde wegen schittren doet</span>
+<span class="i2">omtrent de kerkportalen.</span></p>
+<p class="stanza">
+<span class="i0">Ik zie daar een, zijn name is <i>blank</i>,</span>
+<span class="i0">gelijk zijn' kle&ecirc;ren, wit en lang:</span>
+<span class="i2">zijn' kinderlijke leden</span>
+<span class="i0">bewegen of 't een Engel waar,</span>
+<span class="i0">die, in een witten wolksamaar,</span>
+<span class="i2">de kerk kwame ingetreden.</span></p>
+<p class="stanza">
+<span class="i0">Dat is ons kind! God riep, het kwam,</span>
+<span class="i0">en 't broodgelijkend Offerlam</span>
+<span class="i2">mocht in zijn herte dalen;</span>
+<span class="i0">zijn hert, dat kloppend d'eersten keer,</span>
+<span class="i0">uit onz' twee herten kwam weleer</span>
+<span class="i2">zijn' levensloop te halen.</span></p>
+<p class="stanza">
+<span class="i0">Leeft lustig voort dan, kindtje, en laat</span>
+<span class="i0">zoolang u 't leven openstaat,</span>
+<span class="i2">niet af vooruit te schrijden;</span>
+<span class="i0">vooruit, waar God u wilt en waar</span>
+<span class="i0">gij moogt, met ons, uw oudrenpaar</span>
+<span class="i2">eens eeuwiglijk verblijden.</span></p>
+</div>
+
+<h4>XXXIV</h4>
+<h4>Blanche</h4>
+<h4>1877, 8 Junij.</h4>
+
+<div class="poem">
+<p class="stanza">
+<span class="i0">Nog nauwlijks is een maand of twee</span>
+<span class="i0">den schoonen dag voorbij, of wee</span>
+<span class="i2">verblindt onze oogenstralen;</span>
+<!-- Page 72 --><span class='pagenum'><a name="Page_72" id="Page_72">[Pg 72]</a></span>
+<span class="i0">wij zoeken we&ecirc;r den blijden stoet,</span>
+<span class="i0">maar alles treurt en treuren doet</span>
+<span class="i2">omtrent de kerkportalen.</span></p>
+<p class="stanza">
+<span class="i0">Ik zie daar een... zijn lijkje blank</span>
+<span class="i0">ligt roerloos, en een sluier lang</span>
+<span class="i2">ombundselt zijne leden;</span>
+<span class="i0">zijn zielken, of 't een Engel waar,</span>
+<span class="i0">is door den witten wolksamaar</span>
+<span class="i2">des Hemels ingetreden.</span></p>
+<p class="stanza">
+<span class="i0">Dit was ons kind! God riep, het kwam,</span>
+<span class="i0">gelijk een schuldloos offerlam,</span>
+<span class="i2">blij uit deze aardsche dalen;</span>
+<span class="i0">ons kind, dat, levend d'eersten keer,</span>
+<span class="i0">uit onz' twee herten kwam weleer</span>
+<span class="i2">zijn' levensloop te halen.</span></p>
+<p class="stanza">
+<span class="i0">Vaartwel, vaartwel dan, <i>Blanche</i>, en laat</span>
+<span class="i0">ons allen in dien droeven staat</span>
+<span class="i2">niet hulploos verder schrijden,</span>
+<span class="i0">maar bidt, alwaar gij zijt, voorwaar</span>
+<span class="i0">nog dikwijls voor uw oudrenpaar,</span>
+<span class="i2">zoo zal ons hert verblijden!</span></p>
+</div>
+
+<h4>XXXV</h4>
+<h4>J.D.S.</h4>
+<h4>1877.</h4>
+
+<div class="poem">
+<p class="stanza">
+<span class="i2">Nog nauwlijks t' halvenweeg</span>
+<span class="i0">mijn oudrendervend leven,</span>
+<span class="i2">o Heer, wat ben ik blij,</span>
+<span class="i0">U alles we&ecirc;r te geven</span>
+<span class="i2">dat gij mij gaaft, geheel</span>
+<span class="i0">en door geen sch&acirc; belet!</span></p>
+<!-- Page 73 --><span class='pagenum'><a name="Page_73" id="Page_73">[Pg 73]</a></span>
+<p class="stanza">
+<span class="i2">Benijdt mij, gij vooral,</span>
+<span class="i0">die, uit uw' kinderjaren,</span>
+<span class="i2">onschuldig, ach, niet meer,</span>
+<span class="i0">gescheept zijt en moet varen</span>
+<span class="i2">de wreede wereld in,</span>
+<span class="i0">met zoo veel kwaad besmet!</span></p>
+<p class="stanza">
+<span class="i2">Indachtig blijft toch, ja,</span>
+<span class="i0">dat elk van u zal sterven;</span>
+<span class="i2">indachtig, opdat elk</span>
+<span class="i0">eens ook de kroon moge erven</span>
+<span class="i2">die "Onze Vader" zelf</span>
+<span class="i0">mij, weez', heeft opgezet.</span></p>
+</div>
+
+<h4>XXXVI</h4>
+<h4>O.R.D.C.</h4>
+<h4>1878</h4>
+
+<div class="poem">
+<span class="i0">Goevrijdag was 't dat ik mijn kind zag henendragen</span>
+<span class="i2">naar 't kerkhof! En bij 't kruis aldaar begroeven zij't!</span>
+<span class="i0">Maria, laat mij U mijn bitter lijden klagen,</span>
+<span class="i2">Maria, Moeder Gods, die ook toch moeder zijt!</span>
+<span class="i0">Mijn kind!... 't Was God getrouw en U, naast God, genegen,</span>
+<span class="i2">met bovenaardsche liefde! Eenvoudig, onbedacht,</span>
+<span class="i0">zoo kende 't God en U en ons! En, met Gods zegen,</span>
+<span class="i2">geen hooger jonste en had noch hij noch ik verwacht!</span>
+<span class="i0">Die schat is weg! Die gunst heeft God mij zelf ontnomen!</span>
+<span class="i2">Waarom? o Moedermaagd, waarom en vrage ik niet:</span>
+<span class="i0">uw Jesus weet het best, Hij is om haar gekomen,</span>
+<span class="i2">Hij, die mij, moeder, met U, Moeder, weenen ziet.</span>
+</div>
+
+<p><!-- Page 74 --><span class='pagenum'><a name="Page_74" id="Page_74">[Pg 74]</a></span></p>
+<h4>XXXVII</h4>
+<h4>C.M.N.</h4>
+<h4>1878</h4>
+
+<div class="poem">
+<span class="i0">De wereld had, met scherp geweld,</span>
+<span class="i0">zoo geren hare ziel geveld</span>
+<span class="i2">en hare deugd doen falen;</span>
+<span class="i0">de Dood heeft ook de kans geproefd,</span>
+<span class="i0">met pijn en smert haar lijf gegroefd,</span>
+<span class="i2">en rustloos afgemalen;</span>
+<span class="i0">dan viel op 't laatst de booze aan 't werk,</span>
+<span class="i0">maar Jesus wees, almachtig sterk,</span>
+<span class="i2">hem de onderaardsche dalen:</span>
+<span class="i0">en, rustende op zijn vaderhand,</span>
+<span class="i0">Caelina ging naar 't Vaderland,</span>
+<span class="i2">voor eeuwig zegepralen!</span>
+</div>
+
+<h4>XXXVIII</h4>
+<h4>P.P.D.M.</h4>
+<h4>1878</h4>
+
+<div class="poem">
+<p class="stanza">
+<span class="i0">Ik heb mijn Heer en God gebeden,</span>
+<span class="i2">in 't midden van mijn hert;</span>
+<span class="i0">'k en kende 's werelds ijdelheden</span>
+<span class="i2">noch 's werelds smert.</span></p>
+<p class="stanza">
+<span class="i0">Ik langde om hooger staat te leven,</span>
+<span class="i2">en God, daarme&ecirc; voldaan,</span>
+<span class="i0">heeft 't hoogste mij van al gegeven</span>
+<span class="i2">en toegestaan.</span></p>
+<!-- Page 75 --><span class='pagenum'><a name="Page_75" id="Page_75">[Pg 75]</a></span>
+<p class="stanza">
+<span class="i0">Vaartwel, die mij gekend hebt, allen,</span>
+<span class="i2">rondom Maria's voet;</span>
+<span class="i0">en die door 's werelds ongevallen</span>
+<span class="i4">nog reizen moet.</span></p>
+<p class="stanza">
+<span class="i0">God geve aan die mijne ouders waren,</span>
+<span class="i2">en die ik heb bemind,</span>
+<span class="i0">de rust, na lange of korte jaren,</span>
+<span class="i4">bij mij, hun kind!</span></p>
+<p class="stanza">
+<span class="i0">Dan zal de dood geen scheiden wezen,</span>
+<span class="i2">geen eeuwig scheiden, neen,</span>
+<span class="i0">maar ouders doen en kind, nadezen,</span>
+<span class="i4">we&ecirc;rom bijeen!</span></p>
+</div>
+
+<h4>XXXIX</h4>
+<h4>W.R.A.K.</h4>
+<h4>1878</h4>
+
+<div class="poem">
+<p class="stanza">
+<span class="i0">o Schoone dagen, ongeweten,</span>
+<span class="i2">of die, te laat gekend, o Heer,</span>
+<span class="i0">zoo gauw gele&ecirc;n zijn en versleten,</span>
+<span class="i2">en komen her noch immer meer!</span></p>
+<p class="stanza">
+<span class="i0">Ik was een kind te weinig jaren,</span>
+<span class="i2">ik bleef onschuldig al te onlang;</span>
+<span class="i0">den zeeweg roekte ik in te varen,</span>
+<span class="i2">voor schipbreuke onbevreesd, onbang!</span></p>
+<p class="stanza">
+<span class="i0">Eilaas, daar faalt mij mast en steven,</span>
+<span class="i2">daar vliegt mij bank en boord intween;</span>
+<span class="i0">daar is van al mij niets gebleven,</span>
+<span class="i2">niets, niets als ik en God alleen!</span></p>
+<p class="stanza">
+<!-- Page 76 --><span class='pagenum'><a name="Page_76" id="Page_76">[Pg 76]</a></span>
+<span class="i0">Ter hulpe, o Jesu, moet ik zinken</span>
+<span class="i2">in dezen nood, zoo laat mij vrij</span>
+<span class="i0">naast u de bittre teugen drinken</span>
+<span class="i2">uit dezen kelk! Staat bij! Staat bij!</span></p>
+</div>
+
+<h4>XL</h4>
+<h4>K.J.A.J.D.M.</h4>
+<h4>1878</h4>
+
+<div class="poem">
+<span class="i0">Het lag gebundseld en gebonden in de dood,</span>
+<span class="i2">toen Jesus kwam, als schijnbaar brood.</span>
+<span class="i0">Hij sprak: "Staat op!" En alle schijn verdween;</span>
+<span class="i0">'t wierd levend, het zag Jesus-God med' een,</span>
+<span class="i2">en 't mocht den blijden choor ingaan,</span>
+<span class="i0">in 't wit gewaad der onschuld, die voortaan</span>
+<span class="i2">zal eeuwig blinken. Treurt niet, maar,</span>
+<span class="i0">die hem bemindet, volgt zijn stappen naar!</span>
+</div>
+
+<p class="center"><a name="Pius_IX" id="Pius_IX"></a>XLI</p>
+<p class="center">OP DE DOOD VAN GELUKZALIGER GEDACHTENIS.</p>
+<p class="center">PIUS IX</p>
+<p class="center">13 Mei 1792 &mdash; 7 Februarij 1878</p>
+
+<div class="poem">
+<span class="i4">De Koning van de Priesters is niet meer</span>
+<span class="i0">der levenden. De mare vliegt. Elk weet het. En, gestorven,</span>
+<span class="i2">heeft Pius hooger naam dan levend ooit verworven.</span>
+<span class="i4">'t Was hij! Daar was zulk geen! Men weeklaagt niet, veeleer</span>
+<span class="i2">verheugt men in zijn dood, die, triomphant gebleven,</span>
+<span class="i2">elk staaft in zijn geloove, elk steunt van die nog leven</span>
+<!-- Page 77 --><span class='pagenum'><a name="Page_77" id="Page_77">[Pg 77]</a></span>
+<span class="i2">en biddend overal. Elk zag hem niet, elk toch,</span>
+<span class="i2">elk kent en elk bemint, elk eert en weet hem nog.</span>
+<span class="i0">Elk zal hem kennen, weten, elk beminnen, eeren,</span>
+<span class="i0">schoon duizend jaren nog na duizend wederkeeren.</span>
+<span class="i2">Geen tijd meer haalt hem in, hij is de tijden voor,</span>
+<span class="i2">en de eeuw die nog niet is ontvangt alree zijn spoor.</span>
+<span class="i0">Verkrachting, list, verraad, zij poogden, maar zij vonden</span>
+<span class="i0">des Pausen ziele sterk, gerust en ongeschonden.</span>
+<span class="i2">'t Was hij! Hij zag en: "Neen, de Pausen falen niet!"</span>
+<span class="i2">. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .</span>
+<span class="i2">Poogt wederom, nu dat gij hem gestorven ziet,</span>
+<span class="i0">spant al te zamen, helle en helsche strijdgenoten!</span>
+<span class="i0">Staat op! Hij ligt in lijke!... Uwe ure is 't! Saamgeschoten!</span>
+<span class="i2">Geweld gedaan! Gepoogd!... En, eeuwig neergeveld,</span>
+<span class="i2">zoo zult gij machtloos zijn in al uw strijdgeweld;</span>
+<span class="i0">en vallend over 't spoor van zijn bezweken voeten,</span>
+<span class="i0">daar zult gij, spijts uw hert, lijk Pius, zeggen moeten:</span>
+<span style="margin-left: 10em;">"<i>Non possumus!</i>"</span>
+</div>
+
+<h4>XLII</h4>
+<h4>F.L.V.</h4>
+<h4>1879</h4>
+
+<div class="poem">
+<span class="i0">Ik ben Maria's kind, voortaan</span>
+<span class="i2">en moet ik niet meer duchten</span>
+<span class="i0">van uit den rechten weg te gaan</span>
+<span class="i2">om eeuwiglijk te zuchten.</span>
+<span class="i0">Ik stierf, maar God verleende mij,</span>
+<span class="i2">'t geen God alleen kan geven,</span>
+<span class="i0">van in den Hemel, eeuwig blij</span>
+<span class="i2">en eeuwig lang, te leven!</span>
+</div>
+
+<p><!-- Page 78 --><span class='pagenum'><a name="Page_78" id="Page_78">[Pg 78]</a></span></p>
+<h4>XLIII</h4>
+<h4>E.M.P.</h4>
+<h4>1879</h4>
+
+<div class="poem">
+<span class="i4">Te vroeg gesmaakt, te vroeg ontvlogen,</span>
+<span class="i0">te vroeg, eilaas, hebt gij mijne arme ziel bedrogen,</span>
+<span class="i4">bedrog van 's werelds ijdelheid:</span>
+<span class="i0">gij duurdet eenen dag, eene ure, een' stonde,</span>
+<span class="i0">ha... tijds genoeg om arrebeid en zonde,</span>
+<span class="i0">en om nog erger kwaal na die, mij toegezeid,</span>
+<span class="i0">te kennen! 'k Wierd u moe! De kwade wegen,</span>
+<span class="i0">door distels en door doornen diep gelegen,</span>
+<span class="i4">zijn, op het end, veel beter nog</span>
+<span class="i4">als al de valsche vroolijkheden</span>
+<span class="i0">der korte dagen die 'k heb doorgeleden!</span>
+<span class="i4">Vaartwel! Alwaar ik ga 'n is geen bedrog,</span>
+<span class="i0">maar waarheid, leven, vreugde: in 's Hemels vreden!</span>
+</div>
+
+<h4>XLIV</h4>
+<h4>F.M.</h4>
+<h4>1879</h4>
+
+<div class="poem">
+<span class="i2">Hoe menig kind, den zelfsten dag</span>
+<span class="i0">en 't zelfste jaar verschenen,</span>
+<span class="i2">dat met mij eens het leven zag</span>
+<span class="i0">en voor mij is verdwenen!</span>
+<span class="i2">Zoo leerde ik lang en leerde ik goed</span>
+<span class="i0">de kunst van wel te sterven,</span>
+<span class="i2">ach, Onbevlekte, ik bidde U, doet</span>
+<span class="i0">mij 't eeuwig leven erven!</span>
+</div>
+
+<p><!-- Page 79 --><span class='pagenum'><a name="Page_79" id="Page_79">[Pg 79]</a></span></p>
+<h4>XLV</h4>
+<h4>R.D.</h4>
+<h4>1880</h4>
+
+<div class="poem">
+<p class="stanza">
+<span class="i0">o Vrienden, jeunt me een goed gebed</span>
+<span class="i0">en peist, eer ge uw betrouwen zet</span>
+<span class="i0">op al dat ijdle menschen ra&acirc;n,</span>
+<span class="i0">hoe dat het is met mij vergaan!</span></p>
+<p class="stanza">
+<span class="i0">Ach! jong zijn, dat en heeft, eilaas,</span>
+<span class="i0">den duur niet van een enklen blaas;</span>
+<span class="i0">gezond zijn is schier nog zoo broos</span>
+<span class="i0">als 't ijs waar 't eenen nacht op vroos!</span></p>
+<p class="stanza">
+<span class="i0">Het leven is &eacute;&eacute;n stap, gesteld,</span>
+<span class="i0">het wiegsken uit, in 't gravenveld!</span>
+<span class="i0">En dan! o Dan, 'k en weet het niet!</span>
+<span class="i0">Hij weet 't alleen, die alles ziet!</span></p>
+<p class="stanza">
+<span class="i0">Hij weet 't alleen, 't zij heil of ramp,</span>
+<span class="i0">voor eeuwig, na den wereldkamp,</span>
+<span class="i0">wat dat er ons te wachten staat,</span>
+<span class="i0">wanneer de tijd van sterven slaat.</span></p>
+<p class="stanza">
+<span class="i0">o Dan, mijn God, bermhertigheid,</span>
+<span class="i0">gij hebt het aan uw Kruis gezeid:</span>
+<span class="i0">vergeeft mij wat gij weet en ziet.</span>
+<span class="i0">want, wat ik deed en wist ik niet!</span></p>
+</div>
+
+<p><!-- Page 80 --><span class='pagenum'><a name="Page_80" id="Page_80">[Pg 80]</a></span></p>
+<h4><a name="Ridder_Alfons_Loosveldt" id="Ridder_Alfons_Loosveldt"></a>XLVI</h4>
+<h4>Ridder <span class="smcap">Adolf Loosveldt</span></h4>
+<h4>13 October 1845 &mdash; 20 Junij 1879.</h4>
+<h4>Thielt &mdash; Zanzibar.</h4>
+
+<div class="poem">
+<p class="stanza">
+<span class="i4">Held des vreden,</span>
+<span class="i6">overleden</span>
+<span class="i0">op het slagveld, vrij van bloed;</span>
+<span class="i6">g' hebt uw leven</span>
+<span class="i6">God gegeven,</span>
+<span class="i0">gansch en geerne en onvergoed!</span></p>
+<p class="stanza">
+<span class="i6">Andren lijden,</span>
+<span class="i6">andren strijden,</span>
+<span class="i0">andren liegen, valsch en schoon;</span>
+<span class="i6">die de wereld</span>
+<span class="i6">'t hoofd omperelt</span>
+<span class="i0">met een ijdele gloriekroon.</span></p>
+<p class="stanza">
+<span class="i6">Gij zaagt lijden</span>
+<span class="i6">gij zaagt strijden,</span>
+<span class="i0">gij zeidt: "Op!" en gij waart voort;</span>
+<span class="i6">vriend noch mage en</span>
+<span class="i6">kon u tragen,</span>
+<span class="i0">want gij man waart van een woord.</span></p>
+<p class="stanza">
+<span class="i6">Overleden</span>
+<span class="i6">vriend, in vreden</span>
+<span class="i0">bleeft gij voor de Kerke dood:</span>
+<span class="i6">ha, Gods kerke</span>
+<span class="i6">hebbe uw sterke</span>
+<span class="i0">ziele, in haren moederschoot!</span></p>
+<p class="stanza">
+<!-- Page 81 --><span class='pagenum'><a name="Page_81" id="Page_81">[Pg 81]</a></span>
+<span class="i6">Thielt verloos u,</span>
+<span class="i6">God verkoos u,</span>
+<span class="i0">blijft aan God gejeund voortaan,</span>
+<span class="i6">eeuwig, eeuwig;</span>
+<span class="i6">en wij, leeuwig,</span>
+<span class="i0">zullen we op uw voetspoor gaan!</span></p>
+</div>
+
+<h4>XLVII</h4>
+<h4>E.P.C.</h4>
+<h4>1880</h4>
+
+<div class="poem">
+<p class="stanza">
+<span class="i0">Voorbij is 't lijk een zonnestraal,</span>
+<span class="i2">die, uit den hemelwagen,</span>
+<span class="i6">een korten tijd</span>
+<span class="i6">elkeen verblijdt,</span>
+<span class="i2">omtrent de winterdagen.</span></p>
+<p class="stanza">
+<span class="i0">'t Was al zoo zuiver, noch 't en heeft,</span>
+<span class="i2">van als het wierd geboren</span>
+<span class="i6">tot op den dag</span>
+<span class="i6">dat 't weg ging, ach,</span>
+<span class="i2">zijne onschuld nooit verloren.</span></p>
+<p class="stanza">
+<span class="i0">Het was verstandig, wijs en vroed,</span>
+<span class="i2">en menig mensch met reden,</span>
+<span class="i6">'t zij man of vrouw,</span>
+<span class="i6">niet durven zou</span>
+<span class="i2">naast hem in 't oordeel treden.</span></p>
+<p class="stanza">
+<span class="i0">Zoo schikte't God. Een korten tijd</span>
+<span class="i2">verscheen het v&oacute;&oacute;r onze oogen,</span>
+<span class="i6">en, op de baan</span>
+<span class="i6">ons voorgegaan,</span>
+<span class="i2">zal 't ons den Hemel toogen.</span></p>
+</div>
+
+<p><!-- Page 82 --><span class='pagenum'><a name="Page_82" id="Page_82">[Pg 82]</a></span></p>
+<h4>XLVIII</h4>
+<h4 class="smcap">Th. S., Uurwerkmaker.</h4>
+<h4>1880</h4>
+
+<div class="poem">
+<span class="i0">God geeft den tijd bij dag en jaar,</span>
+<span class="i0">ach neen, bij kleene tikskes maar,</span>
+<span class="i0">en 't laatste tikske komt aleer</span>
+<span class="i0">men 't peist of weet, eilaas, te zeer!</span>
+<span class="i0">De wijzer wijst elke uur en tijd,</span>
+<span class="i0">maar de uur niet dat gij schuldig zijt</span>
+<span class="i0">te sterven! Zijt dus voorbereid,</span>
+<span class="i0">de wijzer wijst naar de eeuwigheid.</span>
+</div>
+
+<h4><a name="Baron_Bethune" id="Baron_Bethune"></a>XLIX</h4>
+<h4><span class="smcap">Felix A. J.</span> Baron <span class="smcap">Bethune</span></h4>
+<h4>12 Junij 1789 &mdash; 28 Sept. 1880</h4>
+
+<div class="poem">
+<span class="i0">Ik heb gekend dien ouden grijsgedaagden,</span>
+<span class="i2">dien fellen, goeden, welgezinden man;</span>
+<span class="i0">dien blijden ouderling, dien sterken, onversaagden,</span>
+<span class="i2">dien edelen mensch, dien christenen! 'k En kan</span>
+<span class="i0">geen dag mij brengen dien ik leefde we&ecirc;r te binnen</span>
+<span class="i2">dat hij niet oud en sterk, en jong en was van geest:</span>
+<span class="i0">hij scheen onsterflijk. Ja, onsterflijk is 't beminnen</span>
+<span class="i2">dat hij verwekte en dat hem volgen zal, nu meest</span>
+<span class="i0">dat hij is weggegaan en ijdel heeft gelaten</span>
+<span class="i2">die groote en edele plaats, die eens zijn naam besloeg:</span>
+<span class="i0">nu dat hij, goedgekeurd van God, en t'zijnder baten,</span>
+<span class="i2">ter onzer niet, ontging eilaci, veel te vroeg!</span>
+<span class="i0">Hij leefde eene eeuw bijkans, lijk Pius, dien hij eerde,</span>
+<span class="i0">en die den grijzen zoon, gekend en hoog geschat,</span>
+<!-- Page 83 --><span class='pagenum'><a name="Page_83" id="Page_83">[Pg 83]</a></span>
+<span class="i0">zijn koninklijke blasoen vertreflijkte en vermeerde,</span>
+<span class="i2">met 't graaflijk edelzijn der Roomsche wereldstad.</span>
+<span class="i0">Hij 'n stierf niet, hij verdween; hij 'n krankte niet, maar zwijgend,</span>
+<span class="i2">zoo scheen hij, al met eens verrukt, als naar een stem</span>
+<span class="i0">te luistren, die hem sprak onhoorbaar... tot dat, hijgend,</span>
+<span class="i2">hij eindlijk henentoog, hij, 't beste deel van hem,</span>
+<span class="i0">zijne edele en vranke ziel! &mdash; Vaartwel dan, oude vader,</span>
+<span class="i2">gaat, gaat, wij jeunen 't u bij duizenden, beweend</span>
+<span class="i0">van droefheid, blij nochtans; treedt God voor altijd nader,</span>
+<span class="i2">en blijft met ons, in Hem, onsterfelijk vereend!</span>
+</div>
+
+<h4>L</h4>
+<h4>E.D.V.</h4>
+<h4>1881</h4>
+
+<div class="poem">
+<p class="stanza">
+<span class="i0">Die altijd, eere en plicht getrouw,</span>
+<span class="i0">go&ecirc; man, go&ecirc; vader, kind en vrouw</span>
+<span class="i0">beminde en was bemind ervan,</span>
+<span class="i0">zou zulk een kwalijk sterven dan?</span></p>
+<p class="stanza">
+<span class="i0">Al stortt' hij onder 't vier en 't lood,</span>
+<span class="i0">al sloeg de donder zelv' hem dood,</span>
+<span class="i0">of was 't een moordnaars schuld, nog dan</span>
+<span class="i0">geen ware Christen schrikte ervan.</span></p>
+<p class="stanza">
+<span class="i0">Neen, niemand weet hoe wonder dat</span>
+<span class="i0">God alles wel te zamen vat</span>
+<span class="i0">dat is en zal zijn; geen en kan</span>
+<span class="i0">doorgronden 't diep geheem daarvan.</span></p>
+<p class="stanza">
+<span class="i0">Bij hem die waakt ten allen tijen,</span>
+<span class="i0">daar zult ge uw vader wederzien,</span>
+<span class="i0">o kind; en, vrouw, den braven man</span>
+<span class="i0">zult ge eeuwig blijven hebben dan!</span></p>
+</div>
+
+<p><!-- Page 84 --><span class='pagenum'><a name="Page_84" id="Page_84">[Pg 84]</a></span></p>
+<h4>LI</h4>
+<h4>M.V.J.M.V.</h4>
+<h4>1881</h4>
+
+<div class="poem">
+<p class="stanza">
+<span class="i0">'t Was 't uwe en 't onze, eilaas,</span>
+<span class="i2">en, hadde 't mogen leven,</span>
+<span class="i0">'t waar' 't onze en 't uwe, o God,</span>
+<span class="i2">zoo hope ik wel gebleven!</span></p>
+<p class="stanza">
+<span class="i0">Waarom dan? Neen, waarom</span>
+<span class="i2">en vrage, en rade ik niet:</span>
+<span class="i0">ik berg mijn tranen, en...</span>
+<span class="i2">dat Gij wilt is geschied!</span></p>
+<p class="stanza">
+<span class="i0">'k Ben blijde, intusschentijd,</span>
+<span class="i2">dat 't zielken onzer ziel,</span>
+<span class="i0">na eenen lach met ons</span>
+<span class="i2">gewisseld, U beviel;</span></p>
+<p class="stanza">
+<span class="i0">en, U bevallend, dat</span>
+<span class="i2">ons aldereerste kleentjen</span>
+<span class="i0">voor eeuwig worden mocht</span>
+<span class="i2">ons zalig Madeleentjen!</span></p>
+</div>
+
+<h4>LII</h4>
+<h4>J.B.B.</h4>
+<h4>1881</h4>
+
+<div class="poem">
+<p class="stanza">
+<span class="i0">Welaan, mijn weerde dienaar, lang</span>
+<span class="i0">genoeg hebt gij den rechten gang</span>
+<span class="i0">gevolgd, dien 'k uwe ootmoedigheid</span>
+<span class="i0">met loonbelofte had voorgeleid.</span></p>
+<p class="stanza">
+<!-- Page 85 --><span class='pagenum'><a name="Page_85" id="Page_85">[Pg 85]</a></span>
+<span class="i0">Gij hebt voor mij veel meer gedaan</span>
+<span class="i0">als Vorsten die daar slagen slaan,</span>
+<span class="i0">die winsten doen en, jammer dies,</span>
+<span class="i0">die stervend doen meest al verlies.</span></p>
+<p class="stanza">
+<span class="i0">Uw sterven wel was 't voorbedacht,</span>
+<span class="i0">want veerdig waart gij, dag en nacht,</span>
+<span class="i0">om, altijd en met neerstigheid,</span>
+<span class="i0">te doen dat u was opgeleid.</span></p>
+<p class="stanza">
+<span class="i0">'t Zij wie, met recht, u gaf bevel,</span>
+<span class="i0">gij hoordet en gij deedt het wel,</span>
+<span class="i0">en altijd hebt ge uw Meesters woord,</span>
+<span class="i0">of waar 't mijn eigen, wel aanhoord.</span></p>
+<p class="stanza">
+<span class="i0">Verblijdt u, goede knecht, voortaan;</span>
+<span class="i0">gij hebt mij grooten dienst gedaan,</span>
+<span class="i0">in de alderminste kleenigheid:</span>
+<span class="i0">verblijdt u in der eeuwigheid!</span></p>
+</div>
+
+<h4>LIII</h4>
+<h4>S.V.C.</h4>
+<h4>1881</h4>
+
+<div class="poem">
+<span class="i0">'k En trok mij al 't geweld niet aan</span>
+<span class="i2">der wereldlijke zaken,</span>
+<span class="i0">maar 'k wilde, langs de nauwe baan</span>
+<span class="i2">met d' hulpe Gods, geraken</span>
+<span class="i0">tot in dat land, waar ze altemaal</span>
+<span class="i2">gerechtigd zijn te wenschen</span>
+<span class="i0">hun erflijk deel, 't zij rijke of kaal,</span>
+<span class="i0">'t zij groote of kleene menschen.</span>
+<span class="i0">Hoe kleender hier, hoe grooter daar,</span>
+<!-- Page 86 --><span class='pagenum'><a name="Page_86" id="Page_86">[Pg 86]</a></span>
+<span class="i2">dat heeft God zelf gesproken,</span>
+<span class="i0">en God en heeft zijn woord, voorwaar,</span>
+<span class="i2">noch nu noch nooit gebroken.</span>
+<span class="i0">'k Verwachte u, man, en kind, en al,</span>
+<span class="i2">'k verwachte u, naastbestaanden:</span>
+<span class="i0">de nauwste weg u leiden zal,</span>
+<span class="i2">verzaakt den breed gebaanden,</span>
+<span class="i0">dien velen volgen, rijke en groot,</span>
+<span class="i2">benauwd van iets te derven</span>
+<span class="i0">dat goed is, maar, dat, na de dood,</span>
+<span class="i2">eilaas, doet eeuwig sterven!</span>
+</div>
+
+<h4><a name="Eerw_H_Dhoop" id="Eerw_H_Dhoop"></a>LIV</h4>
+<h4 class="smcap">E.H. DHOOP</h4>
+<h4>Thielt 1840 &mdash; Dixmude 1881</h4>
+
+<div class="poem">
+<span class="i0">Die steen we&ecirc;rsta den tijd, zoo lang</span>
+<span class="i2">er menschenherten leven;</span>
+<span class="i0">Hij teekne 't graf met eere en dank</span>
+<span class="i2">door vrienden hier verheven;</span>
+<span class="i0">'t bedekt het stof van een die, 't leed</span>
+<span class="i2">van iedereen indachtig,</span>
+<span class="i0">te snel zijn eigen leven sleet:</span>
+<span class="i2">hem loone God almachtig!</span>
+</div>
+
+<h4>LV</h4>
+<h4>M.V.V.</h4>
+<h4>1881</h4>
+
+<div class="poem">
+<p class="stanza">
+<span class="i0">Bermhertig weest mij, God,</span>
+<span class="i2">met 't aldermeeste erbarmen,</span>
+<span class="i0">en houdt mij, schuldenvrij,</span>
+<span class="i2">in uw' almachtige armen!</span></p>
+<p class="stanza">
+<!-- Page 87 --><span class='pagenum'><a name="Page_87" id="Page_87">[Pg 87]</a></span>
+<span class="i0">Besproeit mij met hyssoop</span>
+<span class="i2">en wascht mij witter dan</span>
+<span class="i0">ooit versch gevallen sneeuw,</span>
+<span class="i2">ooit lijnwaad wezen kan!</span></p>
+<p class="stanza">
+<span class="i0">Verleent dat mijn gehoor</span>
+<span class="i2">uw' hulp vernemend zij,</span>
+<span class="i0">en maak 't gevelde stof</span>
+<span class="i2">van mijn gebeenten blij!</span></p>
+<p class="stanza">
+<span class="i0">Ge aanveerdt den geest die rouw</span>
+<span class="i2">en leed heeft in zijn schuld,</span>
+<span class="i0">en 't nederig boetend hert</span>
+<span class="i2">Gij nooit versma&ecirc;n en zult!</span></p>
+<p class="stanza">
+<span class="i0">Dan, luistert, o mijn God,</span>
+<span class="i2">vol goedheid, naar mijn stem,</span>
+<span class="i0">en zet mij zetelvast</span>
+<span class="i2">in 't hoog Jeruzalem!</span></p>
+</div>
+
+<h4>LVI</h4>
+<h4>F.J.P.</h4>
+<h4>1881</h4>
+
+<div class="poem">
+<p class="stanza">
+<span class="i0">Moe en tendenuit versleten</span>
+<span class="i2">zat en zuchtte ik, jaren lang,</span>
+<span class="i0">om weer los, en van de keten</span>
+<span class="i2">vrij, te gaan den vrijen gang.</span></p>
+<p class="stanza">
+<span class="i0">Los en vrij dat wierd ik heden,</span>
+<span class="i2">En al 't gene ik meest ontzag,</span>
+<span class="i0">'t gaf mij, oud en stram van leden,</span>
+<span class="i2">weêr den jong- en vrijen dag.</span></p>
+<p class="stanza">
+<!-- Page 88 --><span class='pagenum'><a name="Page_88" id="Page_88">[Pg 88]</a></span>
+<span class="i0">Al die sterven zult, onthoudt het:</span>
+<span class="i2">'t leven is een blijde baan</span>
+<span class="i0">maar voor hem, die altijd houdt het</span>
+<span class="i2">sterven in zijn oogwit staan.</span></p>
+<p class="stanza">
+<span class="i0">Leeft en leert dus allen sterven,</span>
+<span class="i2">gij die groot zijt en die kleen;</span>
+<span class="i0">gij die 't waar geluk wilt erven,</span>
+<span class="i2">'k wete 't, daar en is maar &eacute;&eacute;n!</span></p>
+<p class="stanza">
+<span class="i0">Dat zult gij ook zelve eerst weten</span>
+<span class="i2">en genieten, zoo 'k betrouw,</span>
+<span class="i0">als gij vrij zult van de keten</span>
+<span class="i2">zijn daar ik ben, vriend en vrouw!</span></p>
+</div>
+
+<h4>LVII</h4>
+<h4>M.L.V.D.B.</h4>
+<h4>1881</h4>
+
+<div class="poem">
+<p class="stanza">
+<span class="i0">Voor velen is de weg naar Lourdes hooge steden</span>
+<span class="i0">een hoopverwekkend gaan, vol lof- en dankgebeden,</span>
+<span class="i2">en 't wederkeeren wordt door velen, in hun land,</span>
+<span class="i2">als of 't een bruiloft waar', gevierd ten allen kant.</span></p>
+<p class="stanza">
+<span class="i0">Eilaas, zoo ging ik ook, vol hopende gepeinzen,</span>
+<span class="i0">om troost in mijn verdriet, van hier naar Lourdes reizen,</span>
+<span class="i2">en 'k wenschte al 't gene God, met Onze Lieve Vrouw,</span>
+<span class="i2">had best voor mijne ziel beschikt, dat 't wezen zou.</span></p>
+<p class="stanza">
+<span class="i0">Triomph, het is geschied! Geloofd zij God! Genezen</span>
+<span class="i0">en mocht ik van de kwaal des lichaams wel niet wezen,</span>
+<span class="i2">maar hooger giften gaf mij, op Maria's woord,</span>
+<span class="i0">die God, die altijd elk na zijn beliefte aanhoort:</span></p>
+<p class="stanza">
+<!-- Page 89 --><span class='pagenum'><a name="Page_89" id="Page_89">[Pg 89]</a></span>
+<span class="i0">'k Genas van al 't verdriet, van al de droeve plagen,</span>
+<span class="i0">die velen nog na mij, die mensch zijn, zullen dragen;</span>
+<span class="i2">'k genas, om nimmer meer te kranken, en om, blij,</span>
+<span class="i2">voor eeuwig God te zien, van zucht en tranen vrij!</span></p>
+</div>
+
+<h4>LVIII</h4>
+<h4>H.N.</h4>
+<h4>1881</h4>
+
+<div class="poem">
+<p class="stanza">
+<span class="i4">Eilaas, eilaas,</span>
+<span class="i4">ze zijn zoo dwaas</span>
+<span class="i0">die, van hun jongste dagen</span>
+<span class="i4">voor de eeuwigheid,</span>
+<span class="i4">die elk verbeidt,</span>
+<span class="i0">in tijds geen zorge en dragen!</span></p>
+<p class="stanza">
+<span class="i4">Ik stierf, al was</span>
+<span class="i4">ik wel te pas</span>
+<span class="i0">en op geen dood aan 't peizen,</span>
+<span class="i4">en, onverwacht,</span>
+<span class="i4">het minst gedacht</span>
+<span class="i0">en hadde om weg te reizen!</span></p>
+<p class="stanza">
+<span class="i4">Niet el en kan</span>
+<span class="i4">'t gevolg daarvan</span>
+<span class="i0">voor mijne ziel nu baten,</span>
+<span class="i4">'t en zij dat ik</span>
+<span class="i4">geen oogenblik</span>
+<span class="i0">en hebbe ooit God verlaten.</span></p>
+<p class="stanza">
+<span class="i4">God weet dat, Hij</span>
+<span class="i4">die stierf voor mij,</span>
+<span class="i0">en, stervend, heeft verworven</span>
+<!-- Page 90 --><span class='pagenum'><a name="Page_90" id="Page_90">[Pg 90]</a></span><span style="margin-left: 2em;">dat ik met al</span>
+<span class="i4">niet vreezen zal,</span>
+<span class="i0">hoe haastig ook gestorven.</span></p>
+</div>
+
+<h4>LIX</h4>
+<h4>G.J.G.M.</h4>
+<h4>1881</h4>
+
+<div class="poem">
+<p class="stanza">
+<span class="i0">Welkom, kindtje, in d'Hemelzalen,</span>
+<span class="i0">'k liet u van mijn' Englen halen</span>
+<span class="i2">uit des werelds doolwoestijn;</span>
+<span class="i0">Vader, Moeder, wilt niet weenen,</span>
+<span class="i0">omdat 't oudste der twee kleenen</span>
+<span class="i2">al zoo vroeg mocht zalig zijn.</span></p>
+<p class="stanza">
+<span class="i0">Zorgt voor 't andre, en laat geen listen</span>
+<span class="i0">'t dierbaar schaapke mij betwisten,</span>
+<span class="i2">dat ik u te weiden liet:</span>
+<span class="i0">weidt het zoo dat, Vader, Moeder,</span>
+<span class="i0">gij uw kind, &mdash; en dat zijn broeder,</span>
+<span class="i2">'t Zusterken &mdash; eens wederziet!</span></p>
+</div>
+
+<h4>LX</h4>
+<h4>L.P.D.</h4>
+<h4>1881</h4>
+
+<div class="poem">
+<p class="stanza">
+<span class="i0">o Kwaad om gaan is 't achter 't leven:</span>
+<span class="i2">men valt zoo lichte, aleer men 't weet!</span>
+<span class="i0">Wel hem dien vrienden hulpe geven,</span>
+<span class="i2">die handen trouw zijn hert besteedt,</span>
+<span class="i0">wanneer hem eens de felle winden</span>
+<span class="i0">onvoetvaste en schier vallend vinden!</span></p>
+<p class="stanza">
+<!-- Page 91 --><span class='pagenum'><a name="Page_91" id="Page_91">[Pg 91]</a></span>
+<span class="i0">'k En wist het niet, en, blij geboren,</span>
+<span class="i2">voorspelde ik mij geen zielsgevaar:</span>
+<span class="i0">eilaas, ik heb den weg verloren</span>
+<span class="i2">en hulploos ging ik vallen, maar</span>
+<span class="i0">een laatste vriend heeft me ondervangen,</span>
+<span class="i0">een vriend dien 'k aan een kruis zag hangen.</span></p>
+<p class="stanza">
+<span class="i0">Gekruiste God, zijt honderd malen,</span>
+<span class="i2">mij welkom, want Gij, liefgetal,</span>
+<span class="i0">mij achtervolgd hebt, op mijn dwalen;</span>
+<span class="i2">zijt welkom, ach, met kruis en al:</span>
+<span class="i0">ik wil 't U lijdzaam helpen dragen</span>
+<span class="i0">en u, mijn God, vergifnis vragen!</span></p>
+<p class="stanza">
+<span class="i0">Vergifnis, die mij hebt geschapen,</span>
+<span class="i2">die mij verlost hebt, en gered:</span>
+<span class="i0">vergifnis, eer ik valle in slapen</span>
+<span class="i2">met U, op 't eendlijk folterbed:</span>
+<span class="i0">o Jesu, wilt me, in 't ander leven,</span>
+<span class="i0">vergifnis en verrijsnis geven!</span></p>
+</div>
+
+<h4>XLI</h4>
+<h4>J.M.E.H.B.</h4>
+<h4>1881</h4>
+
+<div class="poem">
+<p class="stanza">
+<span class="i0">'k En heb niet lang geleefd, maar lang geleden;</span>
+<span class="i2">'k heb weinig blijdschap, droefheid veel gezien;</span>
+<span class="i4">hoe vaart het mij, in de eeuwigheden,</span>
+<span class="i2">geen droefheid en geen lijden meer te lijen!</span></p>
+<p class="stanza">
+<span class="i0">Zoo is het in dit ballingschap der aarde:</span>
+<span class="i2">'t geluk is kort, eilaas, en 't lijden lang;</span>
+<span class="i4">'t Is nacht aleer de middag klaarde,</span>
+<span class="i2">en ruste en is het nimmer, zonder dwang!</span></p>
+<p class="stanza">
+<!-- Page 92 --><span class='pagenum'><a name="Page_92" id="Page_92">[Pg 92]</a></span>
+<span class="i0">Niet zoo en is 't bij ons; die hooger steden</span>
+<span class="i2">bewonen, en, onsterfelijk voortaan,</span>
+<span class="i4">al 't lijden hebben uitgeleden,</span>
+<span class="i2">en in de blijdschap eeuwig blijven staan.</span></p>
+<p class="stanza">
+<span class="i0">Geliefden, niet terug-, niet omgekeken:</span>
+<span class="i2">alhierwaards is de weg, de zaligheid;</span>
+<span class="i4">de waarheid Gods is mij gebleken,</span>
+<span class="i2">u zal zij blijken: volgt me, en weest bereid.</span></p>
+<p class="stanza">
+<span class="i0">Want 't komt een dag weleens, van al de dagen</span>
+<span class="i2">de schoonste, vol onsterfelijk genot,</span>
+<span class="i4">dat wij, die hier ons scheiden zagen,</span>
+<span class="i2">en weenden, we&ecirc;r te zamen zijn bij God!</span></p>
+</div>
+
+<h4>LXII</h4>
+<h4>A.B.</h4>
+<h4>1881</h4>
+
+<div class="poem">
+<p class="stanza">
+<span class="i0">Ik ben bij U, Maria zoet,</span>
+<span class="i2">getrouwig blijven staan,</span>
+<span class="i0">tot dat de jubelkroone mij</span>
+<span class="i2">wierd om het hoofd gedaan.</span></p>
+<p class="stanza">
+<span class="i0">Ik was bij U te Bethlehem,</span>
+<span class="i2">in 't moederlijk genot,</span>
+<span class="i0">naast U volgde ik Calvariewaard</span>
+<span class="i2">uw' Zone en mijnen God.</span></p>
+<p class="stanza">
+<span class="i0">Gij hiet zijn Kruis mij dragen en</span>
+<span class="i2">Hij deed mij vroolijk zijn,</span>
+<span class="i0">U volgende in de blijdschap en</span>
+<span class="i2">U volgende in de pijn,</span></p>
+<p class="stanza">
+<!-- Page 93 --><span class='pagenum'><a name="Page_93" id="Page_93">[Pg 93]</a></span>
+<span class="i0">tot op dien alderlaatsten van</span>
+<span class="i2">de dagen, als Gij, teer,</span>
+<span class="i0">bij mij kwaamt, mij versterken met</span>
+<span class="i2">het Kruis van mijnen Heer.</span></p>
+<p class="stanza">
+<span class="i0">In 't Kruise, in U, o Moeder, dan</span>
+<span class="i2">zoo hope ik, onvervaard,</span>
+<span class="i0">dat Gij mij zult voltoogen nu</span>
+<span class="i2">den Kruisweg Hemelwaard!</span></p>
+</div>
+
+<h4>LXIII</h4>
+<h4>V.J.</h4>
+<h4>1881</h4>
+
+<div class="poem">
+<p class="stanza">
+<span class="i0">'k Geloove dat Hij leeft, die 't leven schiep</span>
+<span class="i2">en elk verwekken zal die ooit ontsliep</span>
+<span class="i2">of scheen in 't graf te dalen.</span></p>
+<p class="stanza">
+<span class="i0">'k Geloove dat de loon de werken dekt</span>
+<span class="i2">en overmild vergeldt, ja, verder strekt</span>
+<span class="i2">als 's levens wijdste palen.</span></p>
+<p class="stanza">
+<span class="i0">'k Geloove dat gij, Moeder, moe gewrocht</span>
+<span class="i2">en moe geleden, eindelijk los gerocht</span>
+<span class="i2">van 's werelds dienstbaarheden,</span></p>
+<p class="stanza">
+<span class="i0">in Hem nu rust, in wien gij Christen wierdt</span>
+<span class="i2">en, met Geloove en Liefde en Hoop versierd,</span>
+<span class="i2">zijt in Gods rijk getreden.</span></p>
+<p class="stanza">
+<span class="i0">'k Geloove dat, op de oude rots gestaan,</span>
+<span class="i2">gij weerdig hebt dit leven doorgegaan</span>
+<span class="i2">en zijt alsnu gerezen</span></p>
+<p class="stanza">
+<!-- Page 94 --><span class='pagenum'><a name="Page_94" id="Page_94">[Pg 94]</a></span>
+<span class="i0">waar, Moeder, gij uw kindren, trouw en goed,</span>
+<span class="i2">naartoe wenkt, en voortaan verlangen doet</span>
+<span class="i2">om weêr bij u te wezen!</span></p>
+</div>
+
+<h4>LXIV</h4>
+<h4>C.V.</h4>
+<h4>1881</h4>
+
+<div class="poem">
+<p class="stanza">
+<span class="i0">Zij heeft de waarheid Gods, zijn goedheid ondervonden,</span>
+<span class="i2">die mocht den laatsten stap van hare levensbaan,</span>
+<span class="i4">gelijk den eersten, schuldloos gaan</span>
+<span class="i6">en vrij van alle zonden!</span></p>
+<p class="stanza">
+<span class="i0">Maria ging haar v&oacute;&oacute;r en zij kwam nagetreden,</span>
+<span class="i2">getrouw, van kindsbeen af, en, kinderlijk gezind,</span>
+<span class="i4">zoo heeft zij hare plicht bemind</span>
+<span class="i6">en haren last geleden.</span></p>
+<p class="stanza">
+<span class="i0">Geen sterven was 't voor haar, veel eerder zegepralen,</span>
+<span class="i2">op 's werelds erg bedrog: het was ontlaten zijn,</span>
+<span class="i4">van Adams ballingstraffe en pijn,</span>
+<span class="i6">en de oude schuld betalen.</span></p>
+<p class="stanza">
+<span class="i0">Zij stierf den dag dien God voor haar had uitverkoren</span>
+<span class="i2">'t was op de blijde feest wanneer Hij nederkwam:</span>
+<span class="i4">als van Maria 't Godlijk Lam</span>
+<span class="i6">wierd in een stal geboren.</span></p>
+<p class="stanza">
+<span class="i0">Lam Gods, zij hare ziel dan licht en rust gegeven!</span>
+<span class="i2">Maria, toogt dat Gij haar Moeder waart, en dat</span>
+<span class="i4">nooit kind dat zulk een Moeder had</span>
+<span class="i6">en miste 't eeuwig leven!</span></p>
+</div>
+
+<p><!-- Page 95 --><span class='pagenum'><a name="Page_95" id="Page_95">[Pg 95]</a></span></p>
+<h4>LXV</h4>
+<h4>G.J.N.</h4>
+<h4>1881</h4>
+
+<div class="poem">
+<p class="stanza">
+<span class="i0">Een Engel te meer heeft het leven verhandeld,</span>
+<span class="i2">het tijdlijk gewisseld om 't eeuwig genot!</span>
+<span class="i0">"Wat is het?" Zoo komt men van 't kerkhof gewandeld,</span>
+<span class="i2">en zegt: "'t Is hem beter, veel beter bij God!"</span></p>
+<p class="stanza">
+<span class="i0">Veel beter is 't hem, maar eilaas, zij die blijven,</span>
+<span class="i2">zij, Vader en Moeder, hun leven, hun bloed,</span>
+<span class="i0">hun hoop, hunnen troost, al in de eerde zien drijven...</span>
+<span class="i2">die wonde, die diepe is 't, die 't me&ecirc;lijen verzoet!</span></p>
+<p class="stanza">
+<span class="i0">Dan, troost u, zijt Christnen: die 't kind heeft gegeven</span>
+<span class="i2">is Meester van alles, en 't kind u vergo&ecirc;n,</span>
+<span class="i0">dat wil en dat zal Hij: is Hij u gebleven,</span>
+<span class="i2">wat kan u, die God nog hebt, wanhopen doen?</span></p>
+<p class="stanza">
+<span class="i0">Staat op, en ziet hemelwaards, pelgrims der aarde,</span>
+<span class="i2">die werken en slaven moet, loon is nabij:</span>
+<span class="i0">God leeft nog, God waakt nog; die niemand en spaarde,</span>
+<span class="i2">de Dood zal eens dood zijn, en leven zult gij!</span></p>
+</div>
+
+<h4>LXVI</h4>
+<h4>G.K.D.</h4>
+<h4>1882</h4>
+
+<div class="poem">
+<p class="stanza">
+<span class="i2">Te jong en niet te jong, eilaas, is hij geleden</span>
+<span class="i0">naar 't eeuwig land, daar elk naartoe ziet, die nog leeft!</span>
+<span class="i2">Te jong, zoo spreekt allicht de menschelijke reden,</span>
+<span class="i0">die, diep getroffen, haast geloove en hope ontgeeft.</span></p>
+<p class="stanza">
+<!-- Page 96 --><span class='pagenum'><a name="Page_96" id="Page_96">[Pg 96]</a></span>
+<span class="i2">Te jong en is het niet, om pijne en smert te laten;</span>
+<span class="i0">om, vrij van al 't gevaar dat deze wereld brouwt,</span>
+<span class="i2">te rijzen boven 't stof der menschelijke staten,</span>
+<span class="i0">en eeuwig vrij te zijn, zegt hij die hooger bouwt.</span></p>
+<p class="stanza">
+<span class="i2">Vaartwel, En laat ons niet beroofd van uw gebeden,</span>
+<span class="i0">o broeder: balling zijn wij, ver van u, voortaan.</span>
+<span class="i2">Vergeet ons immer niet, die lastig achtertreden,</span>
+<span class="i0">en die, nog ongetroost, den weg des werelds gaan!</span></p>
+</div>
+
+<h4>LXVII</h4>
+<h4>R.F.D.</h4>
+<h4>1882</h4>
+
+<div class="poem">
+<p class="stanza">
+<span class="i0">'t Geweld des waters kwam tot in</span>
+<span class="i2">mijn huis, en al de banden</span>
+<span class="i0">des lichaams voelde ik, neergeveld,</span>
+<span class="i2">hoe ze, een voor een, ontspanden!</span>
+<span class="i0">Geen hope op medicinen meer,</span>
+<span class="i2">geen hulpe in 's menschen krachten!</span>
+<span class="i0">van U alleen bleef hulpe, o God,</span>
+<span class="i2">bleef alles af te wachten.</span></p>
+<p class="stanza">
+<span class="i0">Gij riept: ik kwam. Geen tegenzeg</span>
+<span class="i2">en lag in mijne woorden,</span>
+<span class="i0">omdat ik zelf, mijn hert, mijn al,</span>
+<span class="i2">van jongs U toebehoorden,</span>
+<span class="i0">die eerst mij dedet hopen, en</span>
+<span class="i2">die, op den dag van heden,</span>
+<span class="i0">getrouwig liet uw huis en erf</span>
+<span class="i2">mij zalig binnentreden.</span></p>
+<p class="stanza">
+<!-- Page 97 --><span class='pagenum'><a name="Page_97" id="Page_97">[Pg 97]</a></span>
+<span class="i0">Een ander water vloeit alhier,</span>
+<span class="i2">en blijdt het huis des Heeren:</span>
+<span class="i0">Gij zelve zijt die Levensbron,</span>
+<span class="i2">en, mocht ik wederkeeren,</span>
+<span class="i0">'k en kwam maar om de liefste, die 'k</span>
+<span class="i2">op de aarde liet, te manen:</span>
+<span class="i0">Vergeet uw vrouw, uw Moeder niet,</span>
+<span class="i2">noch 's Hemels rechte banen!</span></p>
+</div>
+
+<h4>LXVIII</h4>
+<h4>F.M.V.</h4>
+<h4>1882</h4>
+
+<div class="poem">
+<p class="stanza">
+<span class="i2">Ik was hetgeen gij zijt, en meer als u misschien</span>
+<span class="i0">heeft mij de hand van God verleend en toegegeven</span>
+<span class="i2">al 't geen men in een kind zoo geren pleegt te zien,</span>
+<span class="i0">van jonkheid, levenslust en kracht om lang te leven.</span></p>
+<p class="stanza">
+<span class="i2">Wat blijft mij nu daarvan? Dat zelve en is mij niet,</span>
+<span class="i0">dat onverliesbaar scheen, standvastig aangebleven!</span>
+<span class="i2">Ik ligge in 't duister graf, geen mensch meer die mij ziet,</span>
+<span class="i0">en met een enkel woord is heel mijn lot beschreven!</span></p>
+<p class="stanza">
+<span class="i2">Toch neen! Mijn Schepper leeft, mijn hoop, mijn toeverlaat,</span>
+<span class="i0">die waakte op mij wanneer, de wereld ingedreven,</span>
+<span class="i2">ik vallen zou; Hij die mij heeft, in de overmaat</span>
+<span class="i0">van zijn bermhertigheid, een helpend hand gegeven!</span></p>
+<p class="stanza">
+<span class="i2">o Jesu, blijft mij toch indachtig, en gedenkt</span>
+<span class="i0">dat niemand op U steunt, of had hij 't al bedreven,</span>
+<span class="i2">die zonder hope zal voor altijd zijn gekrenkt,</span>
+<span class="i0">en 't zalig deel beroofd van 't eeuwigdurend leven!</span></p>
+</div>
+
+<p><!-- Page 98 --><span class='pagenum'><a name="Page_98" id="Page_98">[Pg 98]</a></span></p>
+<h4>LXIX</h4>
+<h4>H.L.V.</h4>
+<h4>1882</h4>
+
+<div class="poem">
+<p class="stanza">
+<span class="i0">o Schoone onnoozelheid</span>
+<span class="i0">waar zijt gij nog te vinden,</span>
+<span class="i2">of tref ik nievers meer</span>
+<span class="i2">uw aanschijn? Inderdaad,</span>
+<span class="i0">zijt gij voor goed verhuisd,</span>
+<span class="i0">of door de felle winden</span>
+<span class="i2">des werelds afgeroofd</span>
+<span class="i2">uw deugdelijk sieraad?</span></p>
+<p class="stanza">
+<span class="i0">Daar dook nog eene, eilaas,</span>
+<span class="i0">zorgvuldig weggescholen;</span>
+<span class="i2">daar wist ik en daar ging</span>
+<span class="i2">ze ik wondren, nu en dan;</span>
+<span class="i0">en ziet, daar is ze voort,</span>
+<span class="i0">door de Engelen gestolen</span>
+<span class="i2">en in den Hemel, eer</span>
+<span class="i2">ooit wereld wist ervan!</span></p>
+<p class="stanza">
+<span class="i0">Vaarwel, en laat ons al</span>
+<span class="i0">voortaan in d'hoogten schouwen,</span>
+<span class="i2">om troost, bij al het kwaad</span>
+<span class="i2">dat deze wereld krenkt;</span>
+<span class="i0">een vasten voet daarheen</span>
+<span class="i0">en vaste blikken hou'en,</span>
+<span class="i2">waar gij uwe oud'ren, kind,</span>
+<span class="i2">en uwe vrienden wenkt!</span></p>
+</div>
+
+<p><!-- Page 99 --><span class='pagenum'><a name="Page_99" id="Page_99">[Pg 99]</a></span></p>
+<h4>LXX</h4>
+<h4>E.I.V.D.B.</h4>
+<h4>1882</h4>
+
+<div class="poem">
+<p class="stanza">
+<span class="i0">Al dat geboren is moet sterven en 't bekoopen</span>
+<span class="i2">dat Adam, stervensvrij, de onsterflijkheid verloos,</span>
+<span class="i0">terwijl hij, zijn gedacht laatdunkend nageloopen,</span>
+<span class="i2">het willen Gods verzaakte en satans willen koos.</span></p>
+<p class="stanza">
+<span class="i0">Eilaas geen hope meer, de dood, eens ingelaten,</span>
+<span class="i2">zit wakende in de lucht, in 't leven, in het bloed;</span>
+<span class="i0">men kent geen artsenij die heur vergif kan baten,</span>
+<span class="i2">men maakt geen wet die ooit heur wet ontwijken doet!</span></p>
+<p class="stanza">
+<span class="i0">Men leeft al sterven, en elk pulsslaan brengt ons nader</span>
+<span class="i2">den afgepaalden tijd, die onzen loop gezet,</span>
+<span class="i0">ons wedergeven zal in d'handen van den Vader,</span>
+<span class="i2">dien wij aanbidden in ons dagelijksch gebed.</span></p>
+<p class="stanza">
+<span class="i0">Hij wacht ons altemaal, Hij roept ons, en de dreven</span>
+<span class="i2">naar hem toe, wijst Hij, vol bermhertigheid, ons aan,</span>
+<span class="i0">opdat geen een van al zijn' kinderen, die daar leven</span>
+<span class="i2">en sterven zullen, ooit voor goed zou sterven gaan!</span></p>
+</div>
+
+<h4>LXXI</h4>
+<h4>K.C.S.</h4>
+<h4>1882</h4>
+
+<div class="poem">
+<p class="stanza">
+<span class="i0">Soldaten, die, nog jong, terwijl 't kardatsen dondert,</span>
+<span class="i2">hun leven wagen, met 't moorddadig staal in d'hand,</span>
+<span class="i0">die heet men helden, die vereert men, en bewondert:</span>
+<span class="i2">voor eeuwig strekt hun naam tot eer van 't vaderland.</span></p>
+<p class="stanza">
+<!-- Page 100 --><span class='pagenum'><a name="Page_100" id="Page_100">[Pg 100]</a></span>
+<span class="i0">Waarom? En is 't verdiend, wie zal dan die vergeten,</span>
+<span class="i2">die brave vaders, die, voor vrouwe en kind, bereid</span>
+<span class="i0">te sterven dag en nacht, hun arme brokken eten,</span>
+<span class="i2">niet wetend waar de dood hen onvoorziens verwacht?</span></p>
+<p class="stanza">
+<span class="i0">'t Zijn helden dat: hun Vrouw, hun kinders mogen toogen</span>
+<span class="i2">hun aanzicht onbeschaamd; en die ze bedelen liet,</span>
+<span class="i0">of weigerde, als hij kon, hun tranen af te droogen,</span>
+<span class="i2">verdiende, neen, den naam van mensch noch christen niet!</span></p>
+</div>
+
+<h4>LXXII</h4>
+<h4>M.T.D.</h4>
+<h4>1883</h4>
+
+<div class="poem">
+<span class="i0">Vergeet ze niet</span>
+<span class="i0">die, al heur leven,</span>
+<span class="i0">is God en plicht</span>
+<span class="i0">getrouw gebleven:</span>
+<span class="i0">die man en kind,</span>
+<span class="i0">die maag en vriend</span>
+<span class="i0">tot voorbeeld heeft</span>
+<span class="i0">en troost gediend;</span>
+<span class="i0">die moe gevrocht,</span>
+<span class="i0">die moe geleden,</span>
+<span class="i0">een beter land</span>
+<span class="i0">is ingetreden,</span>
+<span class="i0">alwaar zij u,</span>
+<span class="i0">vergeet ze niet</span>
+<span class="i0">en bidt voor haar,</span>
+<span class="i0">eens wederziet!</span>
+</div>
+
+<p><!-- Page 101 --><span class='pagenum'><a name="Page_101" id="Page_101">[Pg 101]</a></span></p>
+<h4>LXXIII</h4>
+<h4>J.M.</h4>
+<h4>1883</h4>
+
+<div class="poem">
+<p class="stanza">
+<span class="i0">Het water heeft mijn ziel gered,</span>
+<span class="i4">wanneer ik, kind geboren,</span>
+<span class="i0">door Vader Adams schuld belet,</span>
+<span class="i4">het leven had verloren.</span></p>
+<p class="stanza">
+<span class="i0">Het water heeft mijn lijf ontsteld</span>
+<span class="i4">en lang heb ik geleden,</span>
+<span class="i0">tot dat het, bij een laatst geweld,</span>
+<span class="i4">is in mijn hert getreden.</span></p>
+<p class="stanza">
+<span class="i0">Ik ga verzinken! Laat, o God,</span>
+<span class="i4">uw helpend woord verschijnen:</span>
+<span class="i0">de hand mij vat: op uw gebod</span>
+<span class="i4">zal al 't gevaar verdwijnen!</span></p>
+<p class="stanza">
+<span class="i0">God hielp mij, in den nood, en ziet,</span>
+<span class="i4">zijn hand gebood de baren</span>
+<span class="i0">met mij en mijn betrouwen niet</span>
+<span class="i4">den afgrond in te varen.</span></p>
+<p class="stanza">
+<span class="i0">De have blinkt, het kruis komt mij</span>
+<span class="i4">van verre al tegenstralen:</span>
+<span class="i0">ach, vrienden, bidt, en helpt mij vrij</span>
+<span class="i4">voor eeuwig zegepralen!</span></p>
+</div>
+
+<p><!-- Page 102 --><span class='pagenum'><a name="Page_102" id="Page_102">[Pg 102]</a></span></p>
+<h4>LXXIV</h4>
+<h4>O.B.</h4>
+<h4>1883</h4>
+
+<div class="poem">
+<p class="stanza">
+<span class="i0">Te vroeg eilaas, voor ons, is zij gestorven,</span>
+<span class="i4">voor haren man, voor iedereen</span>
+<span class="i0">die weet hoe goed zij was, hoe onbedorven</span>
+<span class="i4">van zeden, al van kindsgebeen!</span></p>
+<p class="stanza">
+<span class="i0">Zij wist den weg te Kerkewaard te vinden,</span>
+<span class="i4">des morgens vroeg, en 't zonopstaan</span>
+<span class="i0">voorkwam zij, biddend, bij den welbeminden,</span>
+<span class="i4">naar wien zij is te gast gegaan.</span></p>
+<p class="stanza">
+<span class="i0">Te vroeg eilaas, voor ons! Na heur gedachten</span>
+<span class="i4">en was 't te vroeg, en was 't te laat:</span>
+<span class="i0">dat God wilt, dat alleen was heur verwachten;</span>
+<span class="i4">dat God wilt wilde zij. Zoo staat 't</span></p>
+<p class="stanza">
+<span class="i0">in 't groot gebed, dat duizendmaal gebeden,</span>
+<span class="i4">zij stervend zei: "Uw wil geschied'</span>
+<span class="i0">als in den hemel op de aarden!" Heden,</span>
+<span class="i4">is 't uw behaag, o Heere, 'n spaart mij niet!</span></p>
+<p class="stanza">
+<span class="i0">Zij stierf gerust, getroost, en vast geloovend</span>
+<span class="i4">dat sterven erven is, voorwaar,</span>
+<span class="i0">en vrijgevochten zijn van 't alberoovend,</span>
+<span class="i4">van 't albedervend zielgevaar.</span></p>
+<p class="stanza">
+<span class="i0">Zij stierf gerust, en wacht alree de stonden</span>
+<span class="i4">dat zij en man, en vriend, en al,</span>
+<span class="i0">die zij gesticht heeft hier, eens weergevonden,</span>
+<span class="i4">daar, en voor goed, herkennen zal.</span></p>
+<p class="stanza">
+<!-- Page 103 --><span class='pagenum'><a name="Page_103" id="Page_103">[Pg 103]</a></span>
+<span class="i0">Vaartwel, dan, edele ziel, gekend van geenen,</span>
+<span class="i2">'t en zij van God, en van misschien</span>
+<span class="i0">een vriend of twee, onvalsch, die weenen</span>
+<span class="i2">omtrent uw graf. &mdash; Tot wederzien!</span></p>
+</div>
+
+<h4>LXXV</h4>
+<h4>A.L.W.</h4>
+<h4>1883</h4>
+
+<div class="poem">
+<p class="stanza">
+<span class="i0">De dood klopt altijd voort op rijk en arme deuren;</span>
+<span class="i0">'t zij jong of oud, 't moet al de bittre dood betreuren</span>
+<span class="i2">en sterven onverwacht, ha dikwijls onbereid,</span>
+<span class="i2">dat leeft! Er ware niets, en ware de eeuwigheid!</span></p>
+<p class="stanza">
+<span class="i0">o Dood, gij scheent zoo verre, en, volgend mijne voeten,</span>
+<span class="i0">daar waart gij, eer ik wist dat ik ging sterven moeten:</span>
+<span class="i2">maar sterker hand als de uw' had mijne hand geraakt,</span>
+<span class="i2">en stervend heeft God zelf mij van u vrij gemaakt!</span></p>
+<p class="stanza">
+<span class="i0">o Dood, waar is uw straal? o Zonde, waar uw keten?</span>
+<span class="i0">Gods heilig sacrament heeft beide intween gesmeten,</span>
+<span class="i2">en, rijzende uit het graf en uit de ziekte fel,</span>
+<span class="i2">vare ik naar de eeuwigheid, met God voor reisgezel!</span></p>
+</div>
+
+<h4>LXXVI</h4>
+<h4>E.D.</h4>
+<h4>1883</h4>
+
+<div class="poem">
+<p class="stanza">
+<span class="i0">Elodietje, moe geleden,</span>
+<span class="i0">moe gepijnd en moe gestreden,</span>
+<span class="i2">is te ruste, 't slaapt voortaan.</span>
+<span class="i0">'t Maagdenblomke, 't fijn van blaren,</span>
+<span class="i0">heeft gebloeid hier, twintig jaren,</span>
+<span class="i2">en 't is we&ecirc;r tot God gegaan!</span></p>
+<p class="stanza">
+<!-- Page 104 --><span class='pagenum'><a name="Page_104" id="Page_104">[Pg 104]</a></span>
+<span class="i0">Ach, zijn lijk, hoe eerbiedwekkend,</span>
+<span class="i0">zijn twee oogskes nederig dekkend,</span>
+<span class="i2">wit als was, en, om te zien,</span>
+<span class="i0">lachend, zoo het loech, nog heden,</span>
+<span class="i0">als 't, in al zijn' lieflijkheden,</span>
+<span class="i2">stierf! Of leeft het nog misschien?</span></p>
+<p class="stanza">
+<span class="i0">Neen 't, 't en leeft niet meer; ontslapen,</span>
+<span class="i0">heeft het God, geheel herschapen,</span>
+<span class="i2">en zijn eigen beeld, vol eer',</span>
+<span class="i0">ongeschonden, we&ecirc;rgenomen,</span>
+<span class="i0">zoo 't in hem was ne&ecirc;rgekomen,</span>
+<span class="i2">toen Hij 't schiep, den eersten keer!</span></p>
+<p class="stanza">
+<span class="i0">Ach, onsterflijk beeld, staat binnen</span>
+<span class="i0">ons gemoed en onze zinnen;</span>
+<span class="i2">dat, aan iedereen bekend,</span>
+<span class="i0">'t maagdenblomkens uitverkoren,</span>
+<span class="i0">edel voorbeeld, onverloren</span>
+<span class="i2">blijve, in onze ziel geprent!</span></p>
+</div>
+
+<h4>LXXVII</h4>
+<h4>F.D.C.</h4>
+<h4>1883</h4>
+
+<div class="poem">
+<p class="stanza">
+<span class="i0">Een brave man was hij, oprecht, en in geen doeken</span>
+<span class="i0">en lag zijn hert, maar op zijn bloote hand te zoeken,</span>
+<span class="i2">en op zijn tonge, die de rechte waarheid sprak,</span>
+<span class="i2">'t zij wien zijn ruwe deugd ooit me&ecirc;- of tegenstak.</span></p>
+<p class="stanza">
+<span class="i0">Hij diende. Diende God in al die hem geboden,</span>
+<span class="i0">maar anders geen van al de valsche wereldgoden</span>
+<span class="i2">en was hij slavelijk verbonden. Vrouwe en Kind,</span>
+<span class="i2">zijn Meester en zijn Werk, naast God van hem bemind,</span></p>
+<p class="stanza">
+<!-- Page 105 --><span class='pagenum'><a name="Page_105" id="Page_105">[Pg 105]</a></span>
+<span class="i0">getuigen 't openbaar, beschamend onze tijden.</span>
+<span class="i0">Die &eacute;&eacute;n uit honderd was, hij komt dan te overlijden!</span>
+<span class="i2">God ruste zijne ziel! En, als voor hem en al</span>
+<span class="i2">die leefden de ure slaat dat elk herleven zal,</span></p>
+<p class="stanza">
+<span class="i0">dat zijne vrienden toen, hem kennend, zeggen mogen:</span>
+<span class="i0">Gods woord is waar, hij sprak, nu zien wij 't, onbedrogen,</span>
+<span class="i2">dat wel doen op der aard wel hebben doet nadien,</span>
+<span class="i2">en 't eeuwig Licht, voor loon, en 't eeuwig leven zien.</span></p>
+</div>
+
+<h4>LXXVIII</h4>
+<h4>J.F.R.</h4>
+<h4>1883</h4>
+
+<div class="poem">
+<p class="stanza">
+<span class="i0">'t Zij kort of lang, waarom is 't dat wij leven,</span>
+<span class="i0">'t en zij om God, met winste we&ecirc;r te geven</span>
+<span class="i2">hetgeen Hij ons verleende, en onzen keer</span>
+<span class="i2">van sterven af te wachten van den Heer?</span></p>
+<p class="stanza">
+<span class="i0">Ik was bereid om, op het eerste manen,</span>
+<span class="i0">met licht in d'hand, kloekmoedig me&ecirc; te gaan, en,</span>
+<span class="i2">zoo Jesus deed, na lijden fel en groot,</span>
+<span class="i2">de hemelvaart te winnen, door de Dood.</span></p>
+<p class="stanza">
+<span class="i0">Ik was bereid; ik stierf, en, van die stonden,</span>
+<span class="i0">hebbe ik het licht des levens we&ecirc;rgevonden;</span>
+<span class="i2">en, nu dat ik gestorven ben, o Heer,</span>
+<span class="i2">en U aanschouwe, en sterve ik nimmermeer!</span></p>
+</div>
+
+<p><!-- Page 106 --><span class='pagenum'><a name="Page_106" id="Page_106">[Pg 106]</a></span></p>
+<h4><a name="Hendrik_Conscience" id="Hendrik_Conscience"></a>LXXIX</h4>
+<h4 class="smcap">Hendrik Conscience</h4>
+<h4>3 Dec. 1812 † 10 Sept. 1883.</h4>
+
+<div class="poem">
+<p class="stanza">
+<span class="i0">Hij was begaafd van God, den Gever en den Nemer;</span>
+<span class="i2">God gaf, God nam hem ons; maar, wijl hij onzer was,</span>
+<span class="i0">omstraalde Vlanderland &mdash; hoe prachtig! &mdash; het geschemer</span>
+<span class="i2">van eenen Geest, die, als een helder spiegelglas,</span>
+<span class="i0">het schoone, en 't reine, in hoog- en wijder wereld woonend,</span>
+<span class="i2">ons ongeduisterd en verrukkend wedergaf!</span></p>
+<p class="stanza">
+<span class="i0">Men zegt: "Hij is niet meer," en, zijne werken kroonend,</span>
+<span class="i2">aanschouwt men hopeloos des werkmans duister graf.</span>
+<span class="i0">Neen, hier en is hij niet; neen, weg is hij, gerezen</span>
+<span class="i2">we&ecirc;r in 't geboorteland zijns zelfs; nu vrij en vrank,</span>
+<span class="i0">zoo hopen wij, van al dat ooit in hem mocht wezen,</span>
+<span class="i2">van aardsche krankheid of geleden menschendwang!</span></p>
+<p class="stanza">
+<span class="i0">Conscience ontvong van God, Conscienc' heeft we&ecirc;rgegeven,</span>
+<span class="i2">aan God en aan zijn Volk, tot op den laatsten dag;</span>
+<span class="i0">en, is hij andren dood, ons zal hij eeuwig leven,</span>
+<span class="i2">die bidden, zoo als Hij met ons te bidden plag!</span></p>
+</div>
+
+<h4>LXXX</h4>
+<h4>C.D.S.</h4>
+<h4>1883</h4>
+
+<div class="poem">
+<p class="stanza">
+<span class="i0">De mensch en weet vandage niet</span>
+<span class="i2">wat morgen hem kan bringen,</span>
+<span class="i0">noch hoe, noch waar de felle dood</span>
+<span class="i2">hem in den weg zal springen.</span></p>
+<p class="stanza">
+<!-- Page 107 --><span class='pagenum'><a name="Page_107" id="Page_107">[Pg 107]</a></span>
+<span class="i0">Gevreesde dood, hoe onbereid</span>
+<span class="i2">moet gij er velen treffen,</span>
+<span class="i0">die sterven, en wat sterven is</span>
+<span class="i2">ach, nauwlijks en beseffen!</span></p>
+<p class="stanza">
+<span class="i0">Zij wist en zij besief het wel,</span>
+<span class="i2">die trachtte alzoo te leven</span>
+<span class="i0">dat zij 't vermaan niet vreezen moest</span>
+<span class="i2">dat haar de dood zou geven.</span></p>
+<p class="stanza">
+<span class="i0">Zij stierf gerust, lijk iemand die,</span>
+<span class="i2">bescheed in korte stonden,</span>
+<span class="i0">heeft, vragend, naar het Vaderland</span>
+<span class="i2">den rechten weg gevonden!</span></p>
+</div>
+
+<h4>LXXXI</h4>
+<h4>M.K.D.</h4>
+<h4>1883</h4>
+
+<div class="poem">
+<span class="i0">Getuige van voorleden dagen,</span>
+<span class="i2">voorleden deugden dank en trouw,</span>
+<span class="i0">heeft ze altijd hoog den moed gedragen</span>
+<span class="i2">en God gezocht, de eerweerde vrouw.</span>
+<span class="i0">Zij zag heur kindren eerlijk groeien,</span>
+<span class="i0">en 't kind van kinde aanzijds heur bloeien;</span>
+<span class="i2">en zocht geen rijkdoms wankelend goed:</span>
+<span class="i0">zij zocht alleen dat 't vinden weerd is,</span>
+<span class="i0">dat minst gezocht, dat minst begeerd is,</span>
+<span class="i2">dat eeuwig wel en rijk zijn doet.</span>
+<span class="i0">Dat zocht zij lange: Op 't laatst, gevonden,</span>
+<span class="i0">we&ecirc;rklonk het woord, en, losgebonden,</span>
+<span class="i2">zoo sprong de ziele, kiste en graf</span>
+<span class="i2">ontvlucht, heur oude ketens af.</span>
+</div>
+
+<p><!-- Page 108 --><span class='pagenum'><a name="Page_108" id="Page_108">[Pg 108]</a></span></p>
+<h4>LXXXII</h4>
+<h4>C.M.D.H.</h4>
+<h4>1883</h4>
+
+<div class="poem">
+<p class="stanza">
+<span class="i2">Hoe hooge en schoon</span>
+<span class="i2">zij blad en kroon,</span>
+<span class="i0">hoe vol van levenskrachten;</span>
+<span class="i2">hoe fel gegroeid,</span>
+<span class="i2">hoe blij gebloeid,</span>
+<span class="i0">en wilt het al niet achten!</span></p>
+<p class="stanza">
+<span class="i2">het keeren van</span>
+<span class="i2">den zomer kan</span>
+<span class="i0">doen sterven en doen vallen</span>
+<span class="i2">het jongste schoon,</span>
+<span class="i2">de blijdste kroon,</span>
+<span class="i0">de vroegste jeugd van allen!</span></p>
+<p class="stanza">
+<span class="i2">Gij hebt, o Heer,</span>
+<span class="i2">nog vooraleer</span>
+<span class="i0">zij vallen zou, gevangen</span>
+<span class="i2">heur schoone ziel,</span>
+<span class="i2">en, eer ze viel,</span>
+<span class="i0">bleef ze in uw handen hangen!</span></p>
+</div>
+
+<h4>LXXXIII</h4>
+<h4>P.J.S.</h4>
+<h4>1883</h4>
+
+<div class="poem">
+<p class="stanza">
+<span class="i0">Hoe menig boom heeft zijne hand</span>
+<span class="i0">gekort, gezaagd, in Vlanderland,</span>
+<span class="i0">en nu ligt hij, een roerloos lijk,</span>
+<span class="i0">in berd gekleed, op 't aarderijk!</span></p>
+<p class="stanza">
+<!-- Page 109 --><span class='pagenum'><a name="Page_109" id="Page_109">[Pg 109]</a></span>
+<span class="i0">Hoe menig wiel, hoe menig rad</span>
+<span class="i0">van hem zijne rechte rondheid had,</span>
+<span class="i0">die 't hebben moest, om voort te gaan:</span>
+<span class="i0">het wielt rolt nog, de man bleef staan.</span></p>
+<p class="stanza">
+<span class="i0">Hoe menig stoot, hoe menig slag</span>
+<span class="i0">en gaf hij niet, bij nacht en dag,</span>
+<span class="i0">die neerstige, onvermoeide man,</span>
+<span class="i0">die nu geen hand meer roeren 'n kan!</span></p>
+<p class="stanza">
+<span class="i0">Hij wist het wel, en wakker zocht</span>
+<span class="i0">hij God alleen, in 't geen hij wrocht:</span>
+<span class="i0">zoo werkend heeft hij lang gestaan,</span>
+<span class="i0">zoo stervend heeft hij loon ontvaan.</span></p>
+</div>
+
+<h4>LXXXIV</h4>
+<h4>L.C.</h4>
+<h4>1884</h4>
+
+<div class="poem">
+<p class="stanza">
+<span class="i0">Zoo wordt het goud, in 't scherp geweld</span>
+<span class="i0">des viers, geproefd en vrijgekweld</span>
+<span class="i0">van alles dat bederfenis</span>
+<span class="i0">omtrent hem, en geen goud en is.</span></p>
+<p class="stanza">
+<span class="i0">Zoo wordt de mensch, &mdash; gelukkig hij</span>
+<span class="i0">die 't wel verstaat! &mdash; ten allen tij,</span>
+<span class="i0">nu meer, nu min, in 't vier bedroefd</span>
+<span class="i0">der kwellinge, en van God geproefd.</span></p>
+<p class="stanza">
+<span class="i0">Hoe klaar en moet de ziel niet zijn,</span>
+<span class="i0">die, losgemergeld door de pijn,</span>
+<span class="i0">die uitgeleden, uitgeteerd,</span>
+<span class="i0">wordt eindlijk Gods aanschouwen weerd!</span></p>
+<p class="stanza">
+<!-- Page 110 --><span class='pagenum'><a name="Page_110" id="Page_110">[Pg 110]</a></span>
+<span class="i0">Zoo waart gij, Leo, lijdend hier</span>
+<span class="i0">zachtmoediglijk uw vagevier,</span>
+<span class="i0">waardoor gij, uwe maat gevuld,</span>
+<span class="i0">nu blinkt en eeuwig blinken zult!</span></p>
+</div>
+
+<h4>LXXXV</h4>
+<h4>C.T.</h4>
+<h4>1884</h4>
+
+<div class="poem">
+<p class="stanza">
+<span class="i0">"Uwe ooge, is 't dat ze eenvoudig zij</span>
+<span class="i2">van inzicht, al uw leven</span>
+<span class="i0">zal klaar zijn als uwe ooge, en vrij</span>
+<span class="i2">van zonden": 't staat geschreven.</span>
+<span class="i0">Geen duisternis, geen doling dan,</span>
+<span class="i2">al waart gij blind van oogen,</span>
+<span class="i0">geen valschheid die den weg u kan</span>
+<span class="i2">verzeggen of mistoogen.</span></p>
+<p class="stanza">
+<span class="i0">Eenvoudig was zij, herte en al,</span>
+<span class="i2">van in heur jongste jaren;</span>
+<span class="i0">en, kwam heur leven 't ongeval</span>
+<span class="i2">des blinden dags bezwaren,</span>
+<span class="i0">ze 'n doolde noch ze 'n faalde niet,</span>
+<span class="i2">in 't zoeken van de waarheid;</span>
+<span class="i0">zij vond hetgeen zij eeuwig ziet</span>
+<span class="i2">nu, hopen wij: Gods klaarheid!</span></p>
+</div>
+
+<h4>LXXXVI</h4>
+<h4>R.A.H.</h4>
+<h4>1884</h4>
+
+<div class="poem">
+<p class="stanza">
+<span class="i0">Dat haar brave ziele in vreden</span>
+<span class="i0">ruste, en in alle eeuwigheden</span>
+<span class="i2">God geniete, los en vrij</span>
+<span class="i2">van des lichaams heerschappij.</span></p>
+<p class="stanza">
+<!-- Page 111 --><span class='pagenum'><a name="Page_111" id="Page_111">[Pg 111]</a></span>
+<span class="i0">Vreedzaam en eenvoudig leven,</span>
+<span class="i0">elk ende een het zijne geven,</span>
+<span class="i2">God vooral, tot tenden toe,</span>
+<span class="i2">dat en wierd zij nimmer moe.</span></p>
+<p class="stanza">
+<span class="i0">Moe geleden was ze, en zeker</span>
+<span class="i0">dat de dood, de bandenbreker,</span>
+<span class="i2">komen zou, en traagskens kwam</span>
+<span class="i2">om heur laatste levensvlam!</span></p>
+<p class="stanza">
+<span class="i0">Rust en vrede vroeg zij, vragend,</span>
+<span class="i0">maar den uitstel niet beklagend;</span>
+<span class="i2">ja, met liefde leed zij hier,</span>
+<span class="i2">een langdurig vagevier!</span></p>
+</div>
+
+<h4><a name="Vanderghinste" id="Vanderghinste"></a>LXXXVII</h4>
+<h4 class="smcap">L.E. Vanderghinste</h4>
+<h4>1884</h4>
+
+<div class="poem">
+<span class="i8">O stil en zwijgend graf,</span>
+<span class="i6">wien hebt gij ons gestolen?</span>
+<span class="i0">Hoe! stemloos hem in uwen schoot geleid,</span>
+<span class="i6">en aan de rust bevolen,</span>
+<span class="i8">wiens ziele rusteloos,</span>
+<span class="i6">placht onze ziel te dragen,</span>
+<span class="i8">met klank en stem,</span>
+<span class="i0">tot v&oacute;&oacute;r den troon van Gods aanbidlijkheid!</span>
+<span class="i4">Geeft weer, o graf, geeft weer,</span>
+<span class="i2">hetgeen wij biddend vragen:</span>
+<span class="i6">geeft weer ons zijne kunst,</span>
+<!-- Page 112 --><span class='pagenum'><a name="Page_112" id="Page_112">[Pg 112]</a></span>
+<span class="i10">zijn hert: o, al dat hij</span>
+<span class="i10">verhoopte, geeft het ons</span>
+<span class="i10">en hem; en dat het zij,</span>
+<span class="i0">door God, bevrijd voortaan, o dood, van uwe slagen!</span>
+</div>
+
+<h4>LXXXVIII</h4>
+<h4>M.J.J.R.</h4>
+<h4>1884</h4>
+
+<div class="poem">
+<p class="stanza">
+<span style="margin-left: 3em;">Waarom en toefde 't niet,</span>
+<span class="i8">'t zoo rijk begaafde,</span>
+<span class="i2">'t zoo liefdeweerd, 't zoo liefdewinnend hert,</span>
+<span class="i4">dat ons en aller herten laafde</span>
+<span class="i0">met blijdschap eens, en nu eilaas, met bittre smert?</span></p>
+<p class="stanza">
+<span class="i6">Waarom en toefde 't niet,</span>
+<span class="i8">om groot te groeien,</span>
+<span class="i2">om blij te zijn, om elk te maken blij?</span>
+<span class="i4">Wat baat het, nog zoo snel te bloeien,</span>
+<span class="i0">zoo niet de rijpe kroon de vrucht des bloeiens zij!</span></p>
+<p class="stanza">
+<span class="i6">Het kind was rijpe alre&ecirc;</span>
+<span class="i8">voor klaardere oogen</span>
+<span class="i2">als die des menschdoms, stedevast op de aard:</span>
+<span class="i4">wilt, ouders, wilt uw tranen droogen,</span>
+<span class="i0">en kijkt, daar wacht het u, en kijkt ten hemelwaard!</span></p>
+</div>
+
+<h4>LXXXIX</h4>
+<h4>M.L.D.S.</h4>
+<h4>1884</h4>
+
+<div class="poem">
+<p class="stanza">
+<span class="i0">'n Betrouwt de jongde niet van uw gezonde dagen,</span>
+<span class="i0">die mij nu ziet gekist en dood naar 't kerkhof dragen;</span>
+<span class="i2">'n betrouwt ze niet, die, licht dit leven ingegaan,</span>
+<span class="i2">de dood, de zek're dood uit hun gedachten slaan,</span>
+<!-- Page 113 --><span class='pagenum'><a name="Page_113" id="Page_113">[Pg 113]</a></span>
+<span class="i0">en leven of zij ook niet eenmaal sterven zouden!</span>
+<span class="i0">De schuld behoort elk eerst in zijn gedacht te houden</span>
+<span class="i2">die onbetaalbaar is, die niemand delgen kan</span>
+<span class="i2">dan met zijn eigne dood, en al 't gevolg daarvan!</span></p>
+<p class="stanza">
+<span class="i0">'k Geloofde, ik hoopte in Hem, en ik beminde Dezen,</span>
+<span class="i0">die nu alleen mij troost kan, hulpe en bijstand wezen;</span>
+<span class="i2">Hem die gezeid heeft, en, verrijzend met der daad</span>
+<span class="i2">bewezen, dat de dood in zijn geboden staat.</span>
+<span class="i0">o Helpt mij allen Hem nu zijn genade ontwerven;</span>
+<span class="i0">en leert, die leeft, ook eens, zoo ik deed, wel te sterven:</span>
+<span class="i2">de kunste is 't leeren weerd van 't gene elk eenmaal doet,</span>
+<span class="i2">en, wel- of misgedaan, 't gene eeuwig blijven moet!</span></p>
+</div>
+
+<h4>XC</h4>
+<h4>A.A.T.</h4>
+<h4>1884</h4>
+
+<div class="poem">
+<p class="stanza">
+<span class="i0">Braaf kind van twee brave ouders,</span>
+<span class="i0">God nam van uwe schouders</span>
+<span class="i2">den last des lijdens af;</span>
+<span class="i0">de korte baan des levens</span>
+<span class="i0">schaars in, en gij daarnevens</span>
+<span class="i2">gevallen ligt in 't graf!</span></p>
+<p class="stanza">
+<span class="i0">Wie zalder om u klagen,</span>
+<span class="i0">die in zoo korte dagen</span>
+<span class="i2">gewonnen hebt de poort,</span>
+<span class="i0">terwijl wijlieden moeten</span>
+<span class="i0">nog buigen lange en boeten,</span>
+<span class="i2">en strijden immer voort?</span></p>
+<p class="stanza">
+<!-- Page 114 --><span class='pagenum'><a name="Page_114" id="Page_114">[Pg 114]</a></span>
+<span class="i0">De poort, ach, zijt gij heden</span>
+<span class="i0">des tempels ingetreden;</span>
+<span class="i2">daar bidt voor ons en beidt,</span>
+<span class="i0">tot dat wij winnen mogen,</span>
+<span class="i0">den tempel ingetogen,</span>
+<span class="i2">de kroon ons toebereid!</span></p>
+</div>
+
+<h4>XCI</h4>
+<h4>O.S.D.V.</h4>
+<h4>1884</h4>
+
+<div class="poem">
+<span class="i0">Zij gingen hand in hand, gevolgd van hunne kinderen,</span>
+<span class="i2">te kerk, te werk, voor God en mensch malkaar gelijk;</span>
+<span class="i0">en 't scheen dien blijden tronk geen storm en kon behinderen,</span>
+<span class="i2">geen ramp hem dere doen, als onvoorziens een lijk,</span>
+<span class="i0">een lijk ter aarde daalt, en man- en kindertranen</span>
+<span class="i2">den lof van Moeder doen we&ecirc;rspiegelen in hun wee,</span>
+<span class="i0">die, onvermoeibaar eens, den voorweg plag te banen,</span>
+<span class="i2">en 't schip te helpen door de booze wereldzee!</span>
+<span class="i0">Zij stierf! Zij laat ons na geen schat dien menschen rooven,</span>
+<span class="i2">geen goud, dat kostlijk is, maar veel meer weerden oest,</span>
+<span class="i0">maar veel meer weerden schat van goedewerkenschooven,</span>
+<span class="i2">dien God, in de eeuwigheid, beveiligt voor den roest.</span>
+</div>
+
+<h4>XCII</h4>
+<h4>A.C.B.</h4>
+<h4>1884</h4>
+
+<div class="poem">
+<p class="stanza">
+<span class="i0">De wereld wist van hem noch goed noch kwaad te melden;</span>
+<span class="i0">zijne ouders, die alleen zijn' jonge jaren telden,</span>
+<span class="i2">bewaarden zijne ziel, niet zonder vrees voorwaar,</span>
+<span class="i2">voor 't menigvuldig wee van 's werelds zielgevaar.</span></p>
+<p class="stanza">
+<!-- Page 115 --><span class='pagenum'><a name="Page_115" id="Page_115">[Pg 115]</a></span>
+<span class="i0">Zou hij, was hun gedacht, den schoonen hemel binnen,</span>
+<span class="i0">de plaats hem voorbereid eens na dit leven winnen?</span>
+<span class="i2">Zou hij, na onze dood, godsdienstig tot den end,</span>
+<span class="i2">de kroone hebben, aan geen ander toegekend?</span></p>
+<p class="stanza">
+<span class="i0">Zou hij... Maar schielijk is de draad kort afgebroken,</span>
+<span class="i0">die hem aan 't leven bond; zijne oogen zijn geloken,</span>
+<span class="i2">eer ze ooit het valsch gelaat des werelds schouwden aan,</span>
+<span class="i2">en nauwlijks uitgezet is hij zoo ver gegaan</span></p>
+<p class="stanza">
+<span class="i0">ter reis, dat hem geen macht des vijands achterhalen,</span>
+<span class="i0">geen list des werelds meer kan uit de baan doen dwalen,</span>
+<span class="i2">geen sch&acirc; meer deren noch geen tijd begrenzen. Dan,</span>
+<span class="i2">God hebbe u, kind, al breekt ons ouderherte ervan!</span></p>
+</div>
+
+<h4>XCIII</h4>
+<h4>M.L.C.</h4>
+<h4>1885</h4>
+
+<div class="poem">
+<p class="stanza">
+<span class="i0">o Kind van Maria, ten Hemel gevlogen,</span>
+<span class="i2">genoeg hebt gij hier om uw kroone gele&ecirc;n,</span>
+<span class="i0">en andren genoeg heeft de wereld bedrogen:</span>
+<span class="i2">gij, gij hebt de wereld met voeten getre&ecirc;n!</span></p>
+<p class="stanza">
+<span class="i0">o Kind van Maria, 't geluk van uwe ouders,</span>
+<span class="i2">ons voorbeeld, onze eere, in uw schuldlooze deugd,</span>
+<span class="i0">die nooit hebt gedoogd op uw maagdlijke schouders</span>
+<span class="i2">het jok dat zoo velen aanveerden met vreugd!</span></p>
+<p class="stanza">
+<span class="i0">o Kind van Maria, gelukkig hierboven,</span>
+<span class="i2">vergeet niet, zoo bidden wij, dragende uw lijk,</span>
+<span class="i0">dat wij, hier vereend om Maria te loven,</span>
+<span class="i2">u volgen, van verre, naar 't hemelsche rijk.</span></p>
+<p class="stanza">
+<!-- Page 116 --><span class='pagenum'><a name="Page_116" id="Page_116">[Pg 116]</a></span>
+<span class="i0">Ach, helpt ons, bij Haar, die gij reeds mocht aanschouwen</span>
+<span class="i2">om, vrij van de wereldsche boosheid, de baan</span>
+<span class="i0">van 't ware geluk, zoo wij hopend betrouwen,</span>
+<span class="i2">lijk gij, onbesmet, tot den einde te gaan.</span></p>
+</div>
+
+<h4><a name="De_Moeder_van_P_Benoit" id="De_Moeder_van_P_Benoit"></a>XCIV</h4>
+<h4 class="smcap">De Moeder van Pieter Benoit.</h4>
+<h4>1885</h4>
+
+<div class="poem">
+<p class="stanza">
+<span class="i0">Als 't eeuw'ge voor den mensch begint,</span>
+<span class="i0">wat is er lest en best bezind,</span>
+<span class="i2">o gij, die 's werelds eeren</span>
+<span class="i0">gemaaid hebt; gij, wiens naam, vermeld,</span>
+<span class="i0">heel 't menschdom liep rondom gesneld,</span>
+<span class="i2">zoo menig blijde keeren?</span></p>
+<p class="stanza">
+<span class="i0">Ik stierf in vrede, hopende en</span>
+<span class="i0">betrouwende, of 'k uw herte ken,</span>
+<span class="i2">dat gij bestand waart tegen</span>
+<span class="i0">des werelds dwang en dwingelandije,</span>
+<span class="i0">des werelds gouden ketens, die</span>
+<span class="i2">zoo lastig neerwaarts wegen!</span></p>
+<p class="stanza">
+<span class="i0">Staat op, en volgt uw Moeder na,</span>
+<span class="i0">van God begaafde zanger, ja</span>
+<span class="i2">onsterflijke, en laat hooren</span>
+<span class="i0">uw stemme eens, en vergeet dat niet</span>
+<span class="i0">aan haar die zong uw wiegelied</span>
+<span class="i2">in 's hemels blijde chooren!</span></p>
+</div>
+
+<p><!-- Page 117 --><span class='pagenum'><a name="Page_117" id="Page_117">[Pg 117]</a></span></p>
+<h4>XCV</h4>
+<h4>A.A.</h4>
+<h4>1885</h4>
+
+<div class="poem">
+<p class="stanza">
+<span class="i2">Wie weet er Gods beschik,</span>
+<span class="i0">Gods oordeel, Gods gedachten,</span>
+<span class="i2">Gods Herte, oneindig goed,</span>
+<span class="i2">al zijn bermhertigheid</span>
+<span class="i2">te meten met de maat</span>
+<span class="i0">en 't peil der menschenkrachten,</span>
+<span class="i2">ten oordeele onbekwaam</span>
+<span class="i2">en krank van onderscheid?</span></p>
+<p class="stanza">
+<span class="i2">Aan wien heeft God, aan wien</span>
+<span class="i0">die kwam naar hem te trachten,</span>
+<span class="i2">'t zij vroeg of late, aan wien</span><br />
+<span style="margin-left: 1.5em;">ooit zijn genade ontzeid?</span></p>
+<p class="stanza">
+<span class="i2">Zoo bidt voor allen dan,</span>
+<span class="i0">die, eens de dood gesmakend,</span>
+<span class="i2">verschenen zijn voor Hem</span>
+<span class="i2">die gaf zijn dierbaar Bloed</span>
+<span class="i2">ten besten, opdat elk,</span>
+<span class="i0">dit strijdperk uitgerakend,</span>
+<span class="i2">eens kome in vrede, en erve</span>
+<span class="i2">'t alderhoogste goed!</span></p>
+<p class="stanza">
+<span class="i2">Ja, bidt, en blijft, ook gij</span>
+<span class="i0">die bidt, uwe ure wakend,</span>
+<span class="i2">want niemand weet wanneer</span>
+<span class="i2">of hoe hij sterven moet!</span></p>
+</div>
+
+<p><!-- Page 118 --><span class='pagenum'><a name="Page_118" id="Page_118">[Pg 118]</a></span></p>
+<h4>XCVI</h4>
+<h4>C.E.D.D.</h4>
+<h4>1885</h4>
+
+<div class="poem">
+<p class="stanza">
+<span class="i0">Gelijk een kranke blom, die op den autaar staat,</span>
+<span class="i0">daar leeft een korten tijd en dan te nieten gaat,</span>
+<span class="i8">zoo blomde' en bloeidet gij,</span>
+<span class="i8">eilaas, en 't is voorbij!</span></p>
+<p class="stanza">
+<span class="i0">Gelijk een wassen keers, van leden blank en broos,</span>
+<span class="i0">verrookend nederbrandt en lichtend leeft een poos,</span>
+<span class="i8">zoo stondt en lichtet gij,</span>
+<span class="i8">eilaas, en 't is voorbij!</span></p>
+<p class="stanza">
+<span class="i0">Gelijk een wierookgraan, in 't blakend vier geschroeid,</span>
+<span class="i0">een zoeten reuk verspreidt, en dan ten hemel spoeit,</span>
+<span class="i8">zoo leedt en leefdet gij,</span>
+<span class="i8">eilaas, en 't is voorbij!</span></p>
+<p class="stanza">
+<span class="i0">o Zuivre maagdenblom, o licht vol deugdzaamheid,</span>
+<span class="i0">o zoete wierookreuk, in 't brandend vier bereid,</span>
+<span class="i8">alzoo verdiendet gij</span>
+<span class="i8">dat ruste en vrede u zij!</span></p>
+</div>
+
+<h4><a name="Deken_L_L_De_Bo" id="Deken_L_L_De_Bo"></a>XCVII</h4>
+<h4 class="smcap">Deken L.-L. De Bo</h4>
+<h4>27 Sept. 1826 † 25 Aug. 1885</h4>
+
+<div class="poem">
+<p class="stanza">
+<span class="i0">Waarom het graf bedicht met vlaamsche of andere woorden,</span>
+<span class="i2">waarom niet liever stil gezwegen en geweend,</span>
+<span class="i0">als hij gestorven is en weg naar betere boorden,</span>
+<span class="i2">dien God, te onlange eilaas aan Vlanderen heeft verleend.</span></p>
+<p class="stanza">
+<!-- Page 119 --><span class='pagenum'><a name="Page_119" id="Page_119">[Pg 119]</a></span>
+<span class="i0">De sprake is ons geroofd, de tonge is ons bezweken,</span>
+<span class="i2">en zwijgen past nu best, als hem de taal begeeft,</span>
+<span class="i0">die, leerende ons weleens, die woorden leerde spreken,</span>
+<span class="i2">die hij zijn leven lang zoo wel verdedigd heeft.</span></p>
+<p class="stanza">
+<span class="i0">Hij was alleen bekwaam te spreken en te leeren;</span>
+<span class="i2">te horken was ons recht, onze eere en onze plicht,</span>
+<span class="i0">naar hem, die zwijgend nu, de hand behoort des Heeren,</span>
+<span class="i2">en, veel te vroeg eilaas, voor onze voeten ligt.</span></p>
+<p class="stanza">
+<span class="i0">Waar zouden wij, 't is waar, 't zij einden 't zij beginnen</span>
+<span class="i2">te loven aan het werk, dat zijne kunste ontviel?</span>
+<span class="i0">Veel beter zullen wij den kunstenaar beminnen,</span>
+<span class="i2">en leven in den glans van zijne groote ziel.</span></p>
+<p class="stanza">
+<span class="i0">Hij leve dan, ofschoon de pijl hem kwam te kerven</span>
+<span class="i2">den levensdraad intween, die uwe hand ontvlood;</span>
+<span class="i0">hij leve, om in ons hert voortaan niet meer te sterven,</span>
+<span class="i2">van uwe schichten vrij, o overwonnen Dood!</span></p>
+</div>
+
+<h4>XCVIII</h4>
+<h4>L.L.</h4>
+<h4>1885</h4>
+
+<div class="poem">
+<p class="stanza">
+<span class="i0">De brave vrouw, de goede moeder</span>
+<span class="i2">beklage niemand, want zij is,</span>
+<span class="i0">vol deugden, naar den Deugdvergoeder</span>
+<span class="i2">verhuisd, uit 's werelds wildernis.</span></p>
+<p class="stanza">
+<span class="i0">Beklaagt den man, beklaagt de kinderen,</span>
+<span class="i2">die, van heur hert, heur hand beroofd,</span>
+<span class="i0">het licht huns levens zagen minderen,</span>
+<span class="i2">en 't nu eilaas zien uitgedoofd.</span></p>
+<p class="stanza">
+<!-- Page 120 --><span class='pagenum'><a name="Page_120" id="Page_120">[Pg 120]</a></span>
+<span class="i0">Wie zal der weezen moeder wezen,</span>
+<span class="i2">wie zal ze toeven, wie castien;</span>
+<span class="i0">wie, onder duizende uitgelezen,</span>
+<span class="i2">wie als een moeder geren zien?</span></p>
+<p class="stanza">
+<span class="i0">o Vader, gij, die <i>Onzen Vader</i></span>
+<span class="i2">godvruchtig <i>in den Hemel</i> dient,</span>
+<span class="i0">staat vast en vreest niet: God is nader</span>
+<span class="i2">als de aldernaaste boezemvriend!</span></p>
+</div>
+
+<h4>XCIX</h4>
+<h4>M.E.D.</h4>
+<h4>1885</h4>
+
+<div class="poem">
+<p class="stanza">
+<span class="i0">o Zuivre ziel, gelost uit 's werelds oude ellende,</span>
+<span class="i2">wat liet gij ons bedroefd, niet in uw groot geluk;</span>
+<span class="i0">maar, omdat nauwlijks een ooit nog zulk eene kende</span>
+<span class="i2">als gij waart, daarom weent ons herte, en is 't in druk!</span></p>
+<p class="stanza">
+<span class="i0">Gij waart een zoete troost voor ons, die weinig weten</span>
+<span class="i2">wat troost is, in dit dal van tranen! God weet hoe</span>
+<span class="i0">wij mochten 's zondags, soms een uur rond u gezeten,</span>
+<span class="i2">den hemel smaken op deze aarde, slavens moe!</span></p>
+<p class="stanza">
+<span class="i0">Gij zijt ons afgepakt, met ure en al! Te zamen</span>
+<span class="i2">bezien wij nu malkaar, en vragen: Is dan ook</span>
+<span class="i0">de troost der armen met geen beter' naam te namen</span>
+<span class="i2">als ander tijdlijk goed: een schaduw en een rook?</span></p>
+<p class="stanza">
+<span class="i0">Doch neen! Gij zijt daarheen daar schaduw is noch logen;</span>
+<span class="i2">de kroone omspant uw hoofd; ge zijt ons voorgegaan:</span>
+<span class="i0">wij volgen, volgen vast, en trachten, onbedrogen,</span>
+<span class="i2">de baan te houden die ge ons wijst: de hemelbaan.</span></p>
+<p class="stanza">
+<!-- Page 121 --><span class='pagenum'><a name="Page_121" id="Page_121">[Pg 121]</a></span>
+<span class="i0">U daar, in ons gedacht, nog biddende aan te spreken,</span>
+<span class="i2">te hooren en te zien, alsof gij bij ons waart,</span>
+<span class="i0">zal troost zijn, is 't dat iets het scherpe zweerd kan breken,</span>
+<span class="i2">dat in ons herte steekt, sinds uwe hemelvaart!</span></p>
+</div>
+
+<h4>C</h4>
+<h4>M.T.E.D.P.</h4>
+<h4>1886</h4>
+
+<div class="poem">
+<p class="stanza">
+<span class="i2">o Engelken, dat, weggevlogen,</span>
+<span class="i0">hebt ons, eilaas, en al bedrogen</span>
+<span class="i0">dat op uw' schoonheid hopen dierf:</span>
+<span class="i0">in ons verlies hebt gij gewonnen,</span>
+<span class="i0">maar wie zal ons nu troosten konnen?</span>
+<span class="i2">Ons jongste, ons liefste meisken... 't stierf!</span></p>
+<p class="stanza">
+<span class="i0">Komt dan gij zelve, o hemeldiefken,</span>
+<span class="i0">komt weer bij ons, o zalig liefken,</span>
+<span class="i2">en, schoon geen menschenooge u ziet,</span>
+<span class="i0">laat op het kerkhof 't zielloos wezen,</span>
+<span class="i0">dat gij ontgaan zijt en ontrezen,</span>
+<span class="i2">en blijft bij ons, in ons verdriet!</span></p>
+</div>
+
+<h4>CI</h4>
+<h4>J.H.</h4>
+<h4>1886</h4>
+
+<div class="poem">
+<p class="stanza">
+<span class="i0">Zij was oprecht als edelsteen,</span>
+<span class="i0">zoo zuiver, dat het wonder scheen</span>
+<span class="i4">hoe 's levens lang vertoeven</span>
+<span class="i0">bekwaam was om, met pijne en dwang,</span>
+<span class="i0">den vrij gewenschten hemelgang</span>
+<span class="i4">nog langer te bedroeven!</span></p>
+<p class="stanza">
+<!-- Page 122 --><span class='pagenum'><a name="Page_122" id="Page_122">[Pg 122]</a></span>
+<span class="i0">Zij zou, zij moeste henengaan</span>
+<span class="i0">en ons eilaas, met rouw bela&acirc;n,</span>
+<span class="i4">voor goed indachtig maken</span>
+<span class="i0">hoe groote schat van kostbaarheid</span>
+<span class="i0">ons is en blijft in 't graf geleid,</span>
+<span class="i4">en niet meer aan te raken!</span></p>
+<p class="stanza">
+<span class="i0">Zij weg, 't is alles me&ecirc; met haar,</span>
+<span class="i0">dat troost was en geluk, voorwaar,</span>
+<span class="i4">in 't leven. o Komt weder,</span>
+<span class="i0">als liefde, als hope, als hulpe, als raad;</span>
+<span class="i0">en daalt, zoo God u dalen laat,</span>
+<span class="i4">gezuster, nogmaals neder!</span></p>
+<p class="stanza">
+<span class="i0">Komt, helpt ons en bewaart dien band</span>
+<span class="i0">onbreekbaar, dien uw zoete hand</span>
+<span class="i4">wist om ons hert te binden;</span>
+<span class="i0">opdat wij, maar van lijve alleen</span>
+<span class="i0">en voor nen korten tijd, geschee'n,</span>
+<span class="i4">ons namaals wedervinden!</span></p>
+</div>
+
+<h4>CII</h4>
+<h4>G. E. J. D. J.</h4>
+<h4>1886</h4>
+
+<div class="poem">
+<p class="stanza">
+<span class="i0">Zoo men soms bij zomernachten</span>
+<span class="i4">hooge omhooge een sterre ziet,</span>
+<span class="i0">die op snelle vederschachten</span>
+<span class="i4">schielijk door den Hemel schiet,</span>
+<!-- Page 123 --><span class='pagenum'><a name="Page_123" id="Page_123">[Pg 123]</a></span>
+<span class="i0">zoo zijt gij ons, die het leven</span>
+<span class="i4">ons verblijddet meest van al,</span>
+<span class="i0">schaars een stonde of twee gebleven</span>
+<span class="i4">Gustafke, in dit tranendal!</span></p>
+<p class="stanza">
+<span class="i0">Zegt, waar zijt gij, die zoo lieflijk,</span>
+<span class="i4">alle leedzijn ons ontloecht;</span>
+<span class="i0">gij die biddend, hemeldieflijk</span>
+<span class="i4">hieldt uw handtjes zaamgevoegd</span>
+<span class="i0">als gij zeidet: "Nader, nader,</span>
+<span class="i4">kome uw rijk?... "En wij voortaan</span>
+<span class="i0">zuchten, met u zeggend: "Vader,</span>
+<span class="i4">Vader, zij uw wil voldaan!"</span></p>
+</div>
+
+<h4>CIII</h4>
+<h4>F.B.</h4>
+<h4>1886</h4>
+
+<div class="poem">
+<span class="i0">Om Jesu name en schaamde ik mij,</span>
+<span class="i4">in al mijn levensjaren:</span>
+<span class="i0">ik hoop dat, onbeschaamd, ook Hij,</span>
+<span class="i4">me in 't oordeel nu zal sparen!</span>
+</div>
+
+<h4>CIV</h4>
+<h4>A.B.D.</h4>
+<h4>1887</h4>
+
+<div class="poem">
+<p class="stanza">
+<span class="i0">Maar half en nog niet half gegaan</span>
+<span class="i0">was 't bijstre van de wereldbaan,</span>
+<span class="i0">toen al met eens een stemme sprak,</span>
+<span class="i0">en 't onvoltooide leven brak!</span></p>
+<p class="stanza">
+<!-- Page 124 --><span class='pagenum'><a name="Page_124" id="Page_124">[Pg 124]</a></span>
+<span class="i0">Zijn vrouwe eilaas, zijn dochter zoet,</span>
+<span class="i0">zijn vrienden vielen God te voet</span>
+<span class="i0">en baden: Laat een stonde nog,</span>
+<span class="i0">den vriend ons en den Vader toch!</span></p>
+<p class="stanza">
+<span class="i0">Maar, weet een mensch, die sterflijk is,</span>
+<span class="i0">het woord van Gods geheimenis?</span>
+<span class="i0">'t Is beter elk in tijds bereid</span>
+<span class="i0">dat duren zal in de eeuwigheid!</span></p>
+<p class="stanza">
+<span class="i0">Zoo deed hij, en, gesterkt, getroost,</span>
+<span class="i0">verliet hij vriend en vrouwe en kroost,</span>
+<span class="i0">en ging, met Christi Kruis gekust,</span>
+<span class="i0">naar de eeuwigheid, in God gerust!</span></p>
+</div>
+
+<h4>CV</h4>
+<h4>G.L.S.</h4>
+<h4>1887</h4>
+
+<div class="poem">
+<p class="stanza">
+<span class="i2">De jubelkroon,</span>
+<span class="i2">zoo frisch en schoon</span>
+<span class="i0">ons om de kruin gewonden,</span>
+<span class="i2">heeft korts de dood,</span>
+<span class="i2">met felheid groot,</span>
+<span class="i0">gebroken en geschonden!</span></p>
+<p class="stanza">
+<span class="i2">Doch neen, ze'n kan</span>
+<span class="i2">de kroone van</span>
+<span class="i0">de onsterflijkheid niet schenden,</span>
+<span class="i2">die ons te ga&ecirc;r</span>
+<span class="i2">zal kroonen, waar</span>
+<span class="i0">geen blijdschap meer zal enden!</span></p>
+</div>
+
+<p><!-- Page 125 --><span class='pagenum'><a name="Page_125" id="Page_125">[Pg 125]</a></span></p>
+<h4>CVI</h4>
+<h4>I.P.</h4>
+<h4>1887</h4>
+
+<div class="poem">
+<p class="stanza">
+<span class="i2">o Mensch, uw vriend is God alleen,</span>
+<span class="i0">al 't ander moet gij schromen;</span>
+<span class="i2">de dood, al mijdt ge u, groot en kleen,</span>
+<span class="i0">de dood is licht gekomen!</span></p>
+<p class="stanza">
+<span class="i2">Leeft deugdzaam dan, en leeft bevrijd</span>
+<span class="i0">van angstigheid en zorgen,</span>
+<span class="i2">die nooit eene ure in state en zijt</span>
+<span class="i0">te zeggen: 'k Leve morgen!</span></p>
+<p class="stanza">
+<span class="i2">o Vrouwe en Kind, uw steun was ik,</span>
+<span class="i0">naast God; maar, blijft gelooven</span>
+<span class="i2">dat, zonder God, een enkle tik</span>
+<span class="i0">u lijf en ziel kan rooven.</span></p>
+<p class="stanza">
+<span class="i2">Uw ware vriend is God voortaan,</span>
+<span class="i0">o Vrouwe en Kind, bemint Hem;</span>
+<span class="i2">en wilt gij Vader volgend gaan</span>
+<span class="i0">zoo 't God beveelt, gij vindt hem!</span></p>
+</div>
+
+<h4>CVII</h4>
+<h4>R.H.</h4>
+<h4>1887</h4>
+
+<div class="poem">
+<p class="stanza">
+<span class="i0">Zij was de brave vrouwe, erkend van alle lieden;</span>
+<span class="i0">zij sprak: De wille Gods in alles moet geschieden</span>
+<span class="i2">oprechtelijk, en geen die in heur werken vond</span>
+<span class="i2">het minste dat het woord heurs herten tegenstond.</span></p>
+<p class="stanza">
+<!-- Page 126 --><span class='pagenum'><a name="Page_126" id="Page_126">[Pg 126]</a></span>
+<span class="i0">De lieden mochten boos en valsch zijn, en de tijden</span>
+<span class="i0">den eenen klagen doen, den anderen verblijden,</span>
+<span class="i2">'t en ging heur af noch aan: ze'n zocht de wereld niet,</span>
+<span class="i2">maar God alleen in al: in voorspoed, in verdriet.</span></p>
+<p class="stanza">
+<span class="i0">Het is eene eere 't kind van zulk een vrouw te wezen,</span>
+<span class="i0">en, volgt ge uw moeder na, o kinderen, geprezen</span>
+<span class="i2">verdient ge en preusch te zijn, om die u 't leven gaf:</span>
+<span class="i2">zij leeft met eere nog, al ligt ze diepe in 't graf.</span></p>
+<p class="stanza">
+<span class="i0">Zij ruste in vreden ja, in 't graf niet, maar hierboven,</span>
+<span class="i0">zij hebbe al 't gene God kwam winnen en beloven;</span>
+<span class="i2">die stierf en, op het kruis gestorven, wees de baan</span>
+<span class="i2">om, door het kruis, met hem ter blijdschap in te gaan!</span></p>
+</div>
+
+<h4>CVIII</h4>
+<h4>A.G.M.D.</h4>
+<h4>1887</h4>
+
+<div class="poem">
+<p class="stanza">
+<span class="i0">o Zielke, schaars gekomen,</span>
+<span class="i0">en seffens afgenomen,</span>
+<span class="i4">Gods Englen willekom,</span>
+<span class="i0">blijft, blijft, den Hemel binnen,</span>
+<span class="i0">God kennen, God beminnen,</span>
+<span class="i4">en keert niet wederom!</span></p>
+<p class="stanza">
+<span class="i0">Verlost van rampe en lijden,</span>
+<span class="i0">blijft eeuwiglijk verblijden,</span>
+<span class="i4">en wordt nooit biddens moe,</span>
+<span class="i0">ont wij ook, vrij geleden,</span>
+<span class="i0">geworsteld en gestreden,</span>
+<span class="i4">bij u eens komen toe!</span></p>
+<p class="stanza">
+<!-- Page 127 --><span class='pagenum'><a name="Page_127" id="Page_127">[Pg 127]</a></span>
+<span class="i0">Daar zal ons hert genezen,</span>
+<span class="i0">daar zal het blijdschap wezen,</span>
+<span class="i4">o zielken, onzen tween;</span>
+<span class="i0">daar zal u, kind, herwonnen,</span>
+<span class="i0">ons niemand rooven konnen,</span>
+<span class="i4">noch van uwe ouders schee'n!</span></p>
+</div>
+
+<h4>CIX</h4>
+<h4>J.H.</h4>
+<h4>1887</h4>
+
+<div class="poem">
+<p class="stanza">
+<span class="i0">Een jaar gele&ecirc;n, schier dag op dag,</span>
+<span class="i0">is 't dat ze een lieve zuster zag,</span>
+<span class="i4">die, in de rust getreden,</span>
+<span class="i0">heur scheen te zeggen: "Volgt mij na</span>
+<span class="i0">die korten tijd u vorenga:</span>
+<span class="i4">komt, rust met mij in vreden!"</span></p>
+<p class="stanza">
+<span class="i0">o Jaar van lijden, dag en nacht,</span>
+<span class="i0">in pijne en smerten doorgebracht,</span>
+<span class="i4">in zuchten en in wachten;</span>
+<span class="i0">hoe brandet gij heur deugden schier</span>
+<span class="i0">tot louter goud, in 't smertenvier,</span>
+<span class="i4">eer zij mocht ruste smaken!</span></p>
+<p class="stanza">
+<span class="i0">"o Heere," sprak ze, "Uw herte kent</span>
+<span class="i0">alleene al mijne ellenden: zendt</span>
+<span class="i2">mij kracht, en leert mij vragen</span>
+<span class="i0">niet anders als, nog dezen dag,</span>
+<span class="i0">zoo 't uwen wil believen mag,</span>
+<span class="i2">met U mijn kruis te dragen!"</span></p>
+<p class="stanza">
+<!-- Page 128 --><span class='pagenum'><a name="Page_128" id="Page_128">[Pg 128]</a></span>
+<span class="i0">"Nog dezen dag!" En moegekweld,</span>
+<span class="i0">in 's werelds dorre doorenveld,</span>
+<span class="i2">gekweld, doch niet geschonden;</span>
+<span class="i0">heeft ze eindlijk, langs de blijde baan,</span>
+<span class="i0">heur zuster in 't gemoet gegaan,</span>
+<span class="i2">voor eeuwig rust gevonden!</span></p>
+</div>
+
+<h4>CX</h4>
+<h4>E.J.V.E.</h4>
+<h4>1887</h4>
+
+<div class="poem">
+<p class="stanza">
+<span class="i0">Hij placht den scherpen tand van 't staal</span>
+<span class="i2">te temperen en te wetten,</span>
+<span class="i0">en door zijn kunst tot maalbaarheid</span>
+<span class="i2">den meulensteen te zetten.</span>
+<span class="i0">Hij won daaraan zijn daaglijksch brood;</span>
+<span class="i2">en 't brood daar wij af leven,</span>
+<span class="i0">het wierd ons door de neerstigheid,</span>
+<span class="i2">van zijnen arm gegeven.</span>
+<span class="i0">Eilaas, een scherper staal heeft hem</span>
+<span class="i2">een scherper steen, gemalen:</span>
+<span class="i0">de felle dood, die schielijk wist</span>
+<span class="i2">den fellen man te stralen.</span></p>
+<p class="stanza">
+<span class="i0">Hij viel! Niet onbereid en was</span>
+<span class="i2">die steen en staal bereidde,</span>
+<span class="i0">en daaglijks, over 't vier gestaan,</span>
+<span class="i2">Gods oordeelvier ontbeidde.</span>
+<span class="i0">Gezuiverd op der aarden, lang</span>
+<span class="i2">genoeg heeft hij geleden.</span>
+<!-- Page 129 --><span class='pagenum'><a name="Page_129" id="Page_129">[Pg 129]</a></span>
+<span class="i0">opdat hem God een betere als</span>
+<span class="i2">een aardsche kroon zou smeden;</span>
+<span class="i0">opdat hem Gods bermhertigheid</span>
+<span class="i2">in liefde zou onthalen,</span>
+<span class="i0">en vrij doen zijn voor altijd van</span>
+<span class="i2">'s viers onbermhertig stralen!</span></p>
+</div>
+
+<h4>CXI</h4>
+<h4>L.V.R.</h4>
+<h4>1887</h4>
+
+<div class="poem">
+<p class="stanza">
+<span class="i0">Aan u voorwaar had menig man</span>
+<span class="i2">zijn laatste kleed te danken,</span>
+<span class="i0">het bruiloftskleed der dooden, van</span>
+<span class="i2">eilaas vier arme planken!</span></p>
+<p class="stanza">
+<span class="i0">Dat wist ge, en uw' voorzichtigheid</span>
+<span class="i2">sprak, wakend lang voordezen:</span>
+<span class="i0">"o Hout, misschien, door mij bereid,</span>
+<span class="i2">zult gij mijn grafhout wezen!"</span></p>
+<p class="stanza">
+<span class="i0">Gelukkig die, met 't scherpe in d'hand,</span>
+<span class="i2">geslaafd hebt zooveel jaren</span>
+<span class="i0">aan 't vaartuig, dat in 't Vaderland</span>
+<span class="i2">u vrij zou helpen varen!</span></p>
+<p class="stanza">
+<span class="i0">Gelukkig dien de vriend van al</span>
+<span class="i2">die waakt en bidt, zal geven,</span>
+<span class="i0">na 't werkend, in dit tranendal,</span>
+<span class="i2">daar, 't eeuwig rustend leven!</span></p>
+</div>
+
+<p><!-- Page 130 --><span class='pagenum'><a name="Page_130" id="Page_130">[Pg 130]</a></span></p>
+<h4>CXII</h4>
+<h4>H. J. B. J.</h4>
+<h4>1887</h4>
+
+<div class="poem">
+<p class="stanza">
+<span class="i0">Kerstnacht, of 't koud en donker was, </span>
+<span class="i2">hebbe ik, in 't huis des Heeren,</span>
+<span class="i0">als autaarkind, drie Messen lang </span>
+<span class="i2">gediend, zoo menig keeren!</span></p>
+<p class="stanza">
+<span class="i0">Kerstnacht is mijn geboortenacht, </span>
+<span class="i2">na dertig jaar, geworden;</span>
+<span class="i0">Kerstnacht ben ik, de wereld moe, </span>
+<span class="i2">den Hemel ingetorden!</span></p>
+<p class="stanza">
+<span class="i0">Kerstnacht, o Moeder, Vrouwe en Kind, </span>
+<span class="i2">Kerstnacht kwam mij verblijden</span>
+<span class="i0">en liet mij weten hoe God loont </span>
+<span class="i2">die met en om God lijden!</span></p>
+<p class="stanza">
+<span class="i0">Geen dagen vol ellende meer, </span>
+<span class="i2">geen lange en bange nachten:</span>
+<span class="i0">ach, volgt mij, Moeder, Vrouwe en Kind: </span>
+<span class="i2">hier blijve ik u verwachten!</span></p>
+</div>
+
+<h4>CXIII</h4>
+<h4>M. C.</h4>
+<h4>1888</h4>
+
+<div class="poem">
+<p class="stanza">
+<span class="i2">Voor niet en droeg hij 't zweerd</span>
+<span class="i0">van Gods geweld in d'handen, </span>
+<span class="i2">noch was de zware plicht</span>
+<span class="i0">van 't straffen hem betrouwd; </span>
+<!-- Page 131 --><span class='pagenum'><a name="Page_131" id="Page_131">[Pg 131]</a></span>
+<span style="margin-left: 1em;">hij wist aleventwel</span>
+<span class="i0">ook in de knevelbanden </span>
+<span class="i2">met eerbied aan te zien</span>
+<span class="i0">het beeld na God gebouwd. </span></p>
+<p class="stanza">
+<span class="i2">Ei, wapenknecht, hij wierd,</span>
+<span class="i0">de dieven eens betrapend, </span>
+<span class="i2">hij, van den grooten dief</span>
+<span class="i0">die al wat leeft bespringt, </span>
+<span class="i2">besprongen, vastgepakt,</span>
+<span class="i0">geknevelband, ontwapend, </span>
+<span class="i2">en eeuwig pal gezet</span>
+<span class="i0">waar Vrede en Vrijheid blinkt.</span></p>
+</div>
+
+<h4>CXIV </h4>
+<h4>M. L. R.</h4>
+<h4>1888</h4>
+
+<div class="poem">
+<p class="stanza">
+<span class="i0">Mijn kinderkens, ik heb u al </span>
+<span class="i2">dat geeflijk was gegeven:</span>
+<span class="i0">mijn' werkzaamheid, bij dag en nacht, </span>
+<span class="i2">mijn' liefde, en ook mijn leven!</span></p>
+<p class="stanza">
+<span class="i0">God spare u nu! Ik ben verlost, </span>
+<span class="i2">terwijl 'k uw broerken baarde,</span>
+<span class="i0">van 't leven dat maar lijen en was </span>
+<span class="i2">voor mij, en wee op de aarde!</span></p>
+<p class="stanza">
+<span class="i0">God spare u, spare u, Man, die mij </span>
+<span class="i2">beminnen hielpt en dragen</span>
+<span class="i0">den lieven last, nu meer als ooit: </span>
+<span class="i2">God spare u, lange dagen!</span></p>
+<p class="stanza">
+<!-- Page 132 --><span class='pagenum'><a name="Page_132" id="Page_132">[Pg 132]</a></span>
+<span class="i0">Hebt hope en troost, en... Wilt o God,</span>
+<span class="i2">aan vrienden 't hert verleenen</span>
+<span class="i0">te helpen hem, ook zonder mij,</span>
+<span class="i2">nog zorgen voor die kleenen!</span></p>
+</div>
+
+<h4>CXV</h4>
+<h4>E.J.C.</h4>
+<h4>1888</h4>
+
+<div class="poem">
+<p class="stanza">
+<span class="i4">Het moorddallaam,</span>
+<span class="i4">de donkre nacht,</span>
+<span class="i0">mijn' donkerder gedachten</span>
+<span class="i4">bekoorden mij</span>
+<span class="i4">om, roekeloos,</span>
+<span class="i4">dat God verbiedt</span>
+<span class="i10">niet te achten!</span></p>
+<p class="stanza">
+<span class="i4">Een plof... en dood,</span>
+<span class="i4">zoo waande ik mij,</span>
+<span class="i0">ellendiglijk aan 't dolen!</span>
+<span class="i4">o Goede God,</span>
+<span class="i4">Ge 'n wildet niet:</span>
+<span class="i4">G' hebt me aan de dood</span><br />
+<span style="margin-left: 6em;">ontstolen!</span></p>
+<p class="stanza">
+<span class="i4">Gij zocht mij, daar 'k</span>
+<span class="i4">U vluchtend was,</span>
+<span class="i0">U vloekend, in mijn' zonden;</span>
+<span class="i4">en toch hebt Gij</span>
+<span class="i4">mij, armen dwaas,</span>
+<span class="i4">o Goede God,</span>
+<span class="i10">gevonden!</span></p>
+</div>
+
+<p><!-- Page 133 --><span class='pagenum'><a name="Page_133" id="Page_133">[Pg 133]</a></span></p>
+<h4>CXVI</h4>
+<h4>G.D.W.</h4>
+<h4>1888</h4>
+
+<div class="poem">
+<p class="stanza">
+<span class="i0">Wij hoopten beiden dat gij zoudt,</span>
+<span class="i0">o kind, de lasten menigvoud</span>
+<span class="i0">verzoeten, die uwe oudren twee</span>
+<span class="i0">gedoogen, op dees wereldzee.</span></p>
+<p class="stanza">
+<span class="i0">Wij hoopten...! Maar we 'n wisten niet</span>
+<span class="i0">'t is God alleen die alles ziet,</span>
+<span class="i0">dat ge ons zoo vroeg gingt afgeplukt,</span>
+<span class="i0">geroofd zijn en schier weggerukt!</span></p>
+<p class="stanza">
+<span class="i0">Eilaas, hoe scheurt ons herte en doet</span>
+<span class="i0">het zeer, omdat het missen moet</span>
+<span class="i0">'t geen 't niet missen wil noch zal,</span>
+<span class="i0">'t en zij om U, o God van al!</span></p>
+<p class="stanza">
+<span class="i0">Hebt Gij het dan, o goede God,</span>
+<span class="i0">en ziet ons kindtje geerne, tot</span>
+<span class="i0">dat Gij ons ook, die altijd leeft,</span>
+<span class="i0">den hemel... en ons kindtje geeft!</span></p>
+</div>
+
+<h4>CXVII</h4>
+<h4>A.V.D.V.</h4>
+<h4>1888</h4>
+
+<div class="poem">
+<p class="stanza">
+<span class="i4">Gelukkig paar</span>
+<span class="i4">die met malkaar</span>
+<span class="i0">in 't huwelijk verbonden,</span>
+<!-- Page 134 --><span class='pagenum'><a name="Page_134" id="Page_134">[Pg 134]</a></span><span style="margin-left: 2em;">de jubelkroon,</span>
+<span class="i4">die eeuwig schoon</span>
+<span class="i0">zal blinken, hebt gevonden!</span></p>
+<p class="stanza">
+<span class="i4">Op de aarde was,</span>
+<span class="i4">als ijdel glas,</span>
+<span class="i0">uw blijdschap licht om schenden;</span>
+<span class="i4">maar nu en kan</span>
+<span class="i4">de vreugde van</span>
+<span class="i0">de bruiloft niet meer enden!</span></p>
+</div>
+
+<h4>CXVIII</h4>
+<h4>E.A.M.T.</h4>
+<h4>1888</h4>
+
+<div class="poem">
+<span class="i0">Elisa, blijft ons nog, schoon door de dood gescheiden,</span>
+<span class="i0">met uwe zoete hand beschermen en geleiden;</span>
+<span class="i2">ons toogen, zoo weleer gij als een Engel placht,</span>
+<span class="i2">den weg des Hemels, door dees booze wereldnacht!</span>
+<span class="i0">Hoe lang nog zullen wij, eilaas, nu driemaal weezen,</span>
+<span class="i0">verlangen naar uw lot en om het onze vreezen?</span>
+<span class="i2">Elisa, blijft, o blijft, en, 't geen gij immer waart,</span>
+<span class="i2">een Engel blijft, die ons in eere en deugd bewaart!</span>
+</div>
+
+<h4>CXIX</h4>
+<h4>C.J.A.D.L.C.D.</h4>
+<h4>1888</h4>
+
+<div class="poem">
+<p class="stanza">
+<span class="i0">o Zoete ziel, die 's lichaams leven</span>
+<span class="i2">te vroeg eilaas, te laat misschien</span>
+<span class="i0">voor u, aan God hebt we&ecirc;rgegeven,</span>
+<span class="i2">wij hopen u weerom te zien!</span></p>
+<p class="stanza">
+<!-- Page 135 --><span class='pagenum'><a name="Page_135" id="Page_135">[Pg 135]</a></span>
+<span class="i0">Gij waart alr&ecirc;e, hoe jong van dagen,</span>
+<span class="i2">zoo schrander dat wij hooger iet</span>
+<span class="i0">als menschlijks in uwe oogen zagen,</span>
+<span class="i2">en gij alleen en wist het niet!</span></p>
+<p class="stanza">
+<span class="i0">Vaartwel, o ziel, die 's Hemels streken</span>
+<span class="i2">behoordet en, verhuisd voortaan,</span>
+<span class="i0">uws vaders hof zijt ingeweken:</span>
+<span class="i2">vaartwel, vaartwel, o Christiaan!</span></p>
+</div>
+
+<h4>CXX</h4>
+<h4>G.V.D.W.</h4>
+<h4>1888</h4>
+
+<div class="poem">
+<p class="stanza">
+<span class="i2">O Jesu, 't zielken dat</span>
+<span class="i2">Gij ons geschonken hadt,</span>
+<span class="i0">als echtelijken zegen;</span>
+<span class="i2">hoe is 't uit onzen schoot</span>
+<span class="i2">zoo schielijk, door de dood,</span>
+<span class="i0">gerukt en weggedregen?</span></p>
+<p class="stanza">
+<span class="i2">Het dunkt ons menigmaal</span>
+<span class="i2">zijn lieve kindertaal</span>
+<span class="i0">te hooren... maar, 't is dolen</span>
+<span class="i2">dat 't minnend herte doet:</span>
+<span class="i2">ons kindtjen is voor goed,</span>
+<span class="i0">ons kind is ons gestolen!</span></p>
+<p class="stanza">
+<span class="i2">Het licht is ons geroofd,</span>
+<span class="i2">het leven uitgedoofd,</span>
+<span class="i0">en 't huisgezin, geschonden,</span>
+<span class="i2">en schettert nimmermeer</span>
+<span class="i2">vol vreugde, lijk weleer:</span>
+<span class="i0">het zwijgt ten allen stonden!</span></p>
+<p class="stanza">
+<!-- Page 136 --><span class='pagenum'><a name="Page_136" id="Page_136">[Pg 136]</a></span>
+<span class="i2">De dood en kent geen leed,</span>
+<span class="i2">zij zeisent, immer wreed</span>
+<span class="i0">en zonder mededoogen;</span>
+<span class="i2">geen troost en wete ik, geen:</span>
+<span class="i2">Gij, Jesu, zult alleen,</span>
+<span class="i0">Gij kunt onz' tranen droogen!</span></p>
+</div>
+
+<h4>CXXI</h4>
+<h4>E.J.P.</h4>
+<h4>1888</h4>
+
+<div class="poem">
+<p class="stanza">
+<span class="i0">Het leven is, vol ongevals</span>
+<span class="i0">vol ramp- en rooi, te aanschouwen als</span>
+<span class="i2">een kruisweg op de wereld,</span>
+<span class="i0">die slinks en rechts vol kruisen staat,</span>
+<span class="i0">en dien men meest met tranen gaat,</span>
+<span class="i2">en bloedig zweet, bepereld.</span></p>
+<p class="stanza">
+<span class="i0">Ach, 'k wist het wel, en 'k droeg getroost</span>
+<span class="i0">mijn kruis naast U, die 't lijden koost,</span>
+<span class="i2">onschuldig, om het leven,</span>
+<span class="i0">van schulden vrij- en losgeboet,</span>
+<span class="i0">o Jesu, door uw dierbaar Bloed,</span>
+<span class="i2">ons wederom te geven!</span></p>
+<p class="stanza">
+<span class="i0">o Man, gij stondt mij neerstig bij:</span>
+<span class="i0">dat God uw hulpe en troost nu zij;</span>
+<span class="i2">en, dapper doorgetreden,</span>
+<span class="i0">vergeet mij niet, die haastig viel,</span>
+<span class="i0">noch dat ik, arme kranke ziel,</span>
+<span class="i2">verlange om uw gebeden!</span></p>
+</div>
+
+<p><!-- Page 137 --><span class='pagenum'><a name="Page_137" id="Page_137">[Pg 137]</a></span></p>
+<h4>CXXII</h4>
+<h4>J.N.H.</h4>
+<h4>1888</h4>
+
+<div class="poem">
+<p class="stanza">
+<span class="i0">Moet ik, ouders, teerbeminde,</span>
+<span class="i2">moet ik, zusters, broederen al,</span>
+<span class="i0">u verlaten, ik en vinde</span>
+<span class="i2">nooit hetgeen mij troosten zal.</span></p>
+<p class="stanza">
+<span class="i0">Nooit! o God, maar gij zijt vader,</span>
+<span class="i2">gij zijt moeder, zuster; gij</span>
+<span class="i0">zijt mijn bro&ecirc;r, en duistmaal nader</span>
+<span class="i2">vriend als welke vriend het zij.</span></p>
+<p class="stanza">
+<span class="i0">Op dan, ouders, moed genomen,</span>
+<span class="i2">zusters, broeders, al te ga&acirc;r;</span>
+<span class="i0">eens daar ik ben, &oacute;&oacute;k gekomen</span>
+<span class="i2">vrienden, vrede, en... God is daar!</span></p>
+</div>
+
+<h4>CXXIII</h4>
+<h4>J.N.A.</h4>
+<h4>1888</h4>
+
+<div class="poem">
+<span class="i0">Och arme, ofschoon het leven</span>
+<span class="i0">zij boos om door te streven,</span>
+<span class="i2">o Kind, wij hoopten dat 't</span>
+<span class="i0">den Heere u, lange jaren,</span>
+<span class="i0">believen zou te sparen!</span>
+<span class="i2">Doch neen! Onze oogen, zat</span>
+<span class="i0">van weenen, moeten derven</span>
+<span class="i0">hetgeen gij, met te sterven</span>
+<span class="i2">ons hebt geroofd: een' schat!</span>
+<!-- Page 138 --><span class='pagenum'><a name="Page_138" id="Page_138">[Pg 138]</a></span>
+<span class="i0">Ach, laat het zoo: daarboven</span>
+<span class="i0">zult gij den Heere loven,</span>
+<span class="i2">in 's hemels blijde stad:</span>
+<span class="i0">terwijl we, in God te vreden,</span>
+<span class="i0">wij, weenend, hier beneden,</span>
+<span class="i2">och arme, zullen... Wat?</span>
+</div>
+
+<h4>CXXIV</h4>
+<h4>G.J.T.</h4>
+<h4>1888</h4>
+
+<div class="poem">
+<span class="i4">Wij minden 't zoo,</span>
+<span class="i4">wij zagen 't noo,</span>
+<span class="i0">te noo misschien, ontdragen;</span>
+<span class="i4">maar, Jesu zoet,</span>
+<span class="i4">ons herte bloedt</span>
+<span class="i0">en 't breekt van niet te klagen!</span>
+<span class="i4">Geeft weer! &mdash; o Neen,</span>
+<span class="i4">ons kindtje kleen,</span>
+<span class="i0">we 'n durven 't U niet vragen!</span>
+</div>
+
+<h4><a name="Eerw_H_Victor_Van_Coillie" id="Eerw_H_Victor_Van_Coillie"></a>CXXV</h4>
+<h4><span class="smcap">E.H. Victor van Coillie</span></h4>
+<h4>1888</h4>
+
+<div class="poem">
+<span class="i0">Hij, dichterlijk begaafd,</span>
+<span class="i2">en heeft, in al zijn wegen,</span>
+<span class="i0">maar op het waarlijk schoon</span>
+<span class="i2">een wondrende oog geslegen;</span>
+<span class="i0">en 't, in zijn eigen taal,</span>
+<span class="i2">beschreven onbeschaamd.</span>
+<span class="i0">Gods volk lag hem aan 't hert,</span>
+<!-- Page 139 --><span class='pagenum'><a name="Page_139" id="Page_139">[Pg 139]</a></span>
+<span class="i2">hij minde 't, en bekwaamd</span>
+<span class="i0">als Priester en als Mensch,</span>
+<span class="i2">om met het Volk te leven,</span>
+<span class="i0">heeft hij getrouwiglijk,</span>
+<span class="i2">hem zelven 't Volk gegeven.</span>
+<span class="i0">God loone 't hem, die weet</span>
+<span class="i2">en weerdiglijk vergoedt</span>
+<span class="i0">hetgeen &mdash; Hij zegt het zelf &mdash;</span>
+<span class="i2">men aan de kleenen doet.</span>
+<span class="i0">Hij stierf! Onsterfelijk</span>
+<span class="i2">blijft op deze aarde in eeren</span>
+<span class="i0">zijn vreugdevolle ziel;</span>
+<span class="i2">en, in het Huis des Heeren,</span>
+<span class="i0">de loon die zulken loont</span>
+<span class="i2">die, niet hen zelven, maar</span>
+<span class="i0">den armen evenmensch,</span>
+<span class="i2">met liefde nemen waar!</span>
+</div>
+
+<h4><a name="Eerw_P_Ameet_Vyncke" id="Eerw_P_Ameet_Vyncke"></a>CXXVI</h4>
+<h4>Eerwaarde Pater AMEET VYNCKE van Zedelghem,</h4>
+<p class="center">als geloofzendeling gestorven te Kibanga in Opper-Congoland, op den 17 van B&acirc;messe 1888.</p>
+
+<div class="poem">
+<p class="stanza">
+<span class="i0">Gij zijt de vriend van God, die ouders, vrienden, magen,</span>
+<span class="i4">die land en lieden, om Gods arme Zwarten liet,</span>
+<span class="i0">in 't Africaansche veld. Wie zouder u beklagen,</span>
+<span class="i4">die u, voor zulk een zaak, zoo vroeg gestorven ziet?</span></p>
+<p class="stanza">
+<span class="i0">Gij zijt de vriend van God, nu meest nog, nu de vrede,</span>
+<span class="i4">de rustdag u alr&ecirc;e verschenen is. Voortaan</span>
+<span class="i0">geen lijden meer, geen angst, geen ongewissighede</span>
+<span class="i4">van hangen tusschen lijf en dood meer uit te staan.</span></p>
+<p class="stanza">
+<!-- Page 140 --><span class='pagenum'><a name="Page_140" id="Page_140">[Pg 140]</a></span>
+<span class="i0">Gij zijt de vriend van God, gekozen tusschen honderd-</span>
+<span class="i4">en duizenden, om Hem een boodschap hooge en groot</span>
+<span class="i0">te dragen, verre weg naar 't erflijk afgezonderd,</span>
+<span class="i4">naar 't weggeworpen kind, in 't zwarte land der dood.</span></p>
+<p class="stanza">
+<span class="i0">Gij zijt de vriend van God; Hij sprak, en gij, gij hoordet,</span>
+<span class="i4">gij greept het vendel aan, als minnebode, en gingt</span>
+<span class="i0">tot waar gij 't zwart geweld, met levend licht doorboordet,</span>
+<span class="i4">eilaas, dat op uw graf, uw heerlijk graf nu blinkt!</span></p>
+<p class="stanza">
+<span class="i0">Vaart wel, o vriend van God; o onze vriend: genegen</span>
+<span class="i4">waart gij ons Vlaamsche Volk, maar God was u veel meer,</span>
+<span class="i0">veel meerder als uw land, uw tale en al: Gods zegen</span>
+<span class="i4">zij ons door u, Ameet, verworven, v&oacute;&oacute;r den Heer!</span></p>
+</div>
+
+<h4>CXXVII</h4>
+<h4>R.C.V.</h4>
+<h4>1889</h4>
+
+<div class="poem">
+<p class="stanza">
+<span class="i2">'t Heeft mij de dood gekost,</span>
+<span class="i0">als, na de wet des Heeren,</span>
+<span class="i2">ik neerstig werken ging</span>
+<span class="i0">en reizend wederkeeren.</span></p>
+<p class="stanza">
+<span class="i2">'t Heeft mij de dood gekost;</span>
+<span class="i0">o vrouwe, vrienden, magen,</span>
+<span class="i2">en al die 'k geren zag:</span>
+<span class="i0">'t en helpt geen bitter klagen.</span></p>
+<p class="stanza">
+<span class="i2">'t Heeft mij de dood gekost:</span>
+<span class="i0">na korte of lange stonden</span>
+<span class="i2">zal 't kosten u de dood,</span>
+<span class="i0">die leeft! &mdash; Leeft vrij van zonden!</span></p>
+<p class="stanza">
+<!-- Page 141 --><span class='pagenum'><a name="Page_141" id="Page_141">[Pg 141]</a></span>
+<span class="i2">'t Heeft mij de dood gekost!</span>
+<span class="i0">o Jesu, door uw sterven</span>
+<span class="i2">en door uw dierbaar Bloed,</span>
+<span class="i0">helpt mij den hemel erven!</span></p>
+</div>
+
+<h4>CXXVIII</h4>
+<h4>E.M.M.</h4>
+<h4>1889</h4>
+
+<div class="poem">
+<p class="stanza">
+<span class="i0">Wij waren 's eens, van herte en zin,</span>
+<span class="i2">in lief en leed verbonden;</span>
+<span class="i0">de dood, eilaas, de dwinglandin,</span>
+<span class="i0">en ziet geen lief-, geen leedzijn in:</span>
+<span class="i2">de dood heeft ons geschonden!</span></p>
+<p class="stanza">
+<span class="i0">De dood alleen, niet els en kon</span>
+<span class="i2">dat God vereende krenken;</span>
+<span class="i0">maar Hij die, als de morgenzon,</span>
+<span class="i0">de macht der wreede dood verwon,</span>
+<span class="i2">Hij zal ons 't leven schenken.</span></p>
+<p class="stanza">
+<span class="i0">Het leven, dat geen ziekte en kan,</span>
+<span class="i2">geen droefheid meer bederven:</span>
+<span class="i0">o Vrouwe daar verwacht mij dan,</span>
+<span class="i0">mijn kind, ons kind, en mij, uw man,</span>
+<span class="i2">om nimmermeer te sterven!</span></p>
+</div>
+
+<h4>CXXIX</h4>
+<h4>B.S.</h4>
+<h4>1888</h4>
+
+<div class="poem">
+<p class="stanza">
+<span class="i0">o Blankske bij uw stervensbed</span>
+<span class="i0">zoo menig versche blom gezet,</span>
+<span class="i0">verwelkt, gedord en weggedaan,</span>
+<span class="i0">komt nu in ons geheugen staan!</span></p>
+<p class="stanza">
+<!-- Page 142 --><span class='pagenum'><a name="Page_142" id="Page_142">[Pg 142]</a></span>
+<span class="i0">Geplukten uit het blomgebied,</span>
+<span class="i0">ze stierven, maar ze 'n leden niet;</span>
+<span class="i0">en, onbeklaagd hun teer gewas</span>
+<span class="i0">haast weg en haast vergeten was.</span></p>
+<p class="stanza">
+<span class="i0">Maar gij, o blank en bleek gewaad</span>
+<span class="i0">eens maagdenblomkens, gij en gaat</span>
+<span class="i0">niet smerteloos, niet onbeschreid,</span>
+<span class="i0">vergeten niet, naar de eeuwigheid!</span></p>
+<p class="stanza">
+<span class="i0">Wij zagen 't, hoe gij bitter kreescht,</span>
+<span class="i0">in ons meer als in u bevreesd;</span>
+<span class="i0">en lijende, omdat gij, kranke maagd,</span>
+<span class="i0">die u beminden lijden zaagt!</span></p>
+<p class="stanza">
+<span class="i0">Vaartwel... en blijft in ons gemoed,</span>
+<span class="i0">o Blankske, teeder blomke zoet,</span>
+<span class="i0">gebloeid staan, en, bij God den Heer,</span>
+<span class="i0">o kindtje lief... en sterft niet meer!</span></p>
+</div>
+
+<h4>CXXX</h4>
+<h4>S.A.L.</h4>
+<h4>1889</h4>
+
+<div class="poem">
+<span class="i2">Zij was van jongs aan God, als Moeder en als Vrouw,</span>
+<span class="i2">spijts alles, zediglijk et stediglijk getrouw;</span>
+<span class="i0">de tijd en mochte nooit, noch met den tijd het keeren</span>
+<span class="i0">en 't wenden des gebruiks, haar andere zeden leeren;</span>
+<span class="i2">zij stond tot tenden toe, heur kinderen voorgegaan,</span>
+<span class="i2">en bleef navolgensweerd, schier onnavolgbaar staan!</span>
+<span class="i0">God kent die vastigheid in 't goed, en zal ze loonen</span>
+<span class="i0">met iets dat langer duurt als 's werelds ijdle kroonen:</span>
+<!-- Page 143 --><span class='pagenum'><a name="Page_143" id="Page_143">[Pg 143]</a></span>
+<span class="i2">met onveranderlijk en stervensvrij genot</span>
+<span class="i2">in Hem, die zelve en loon en loonder is, in God!</span>
+<span class="i0">Daar, moeder, mochte ik, U indachtig al mijn leven,</span>
+<span class="i0">mij dankbaar, U en God voor altijd wedergeven,</span>
+<span class="i2">dien gij bemindet en bewaardet, en voortaan</span>
+<span class="i2">dien gij alleen liet op den weg des levens gaan!</span>
+</div>
+
+<h4>CXXXI</h4>
+<h4>V.S.</h4>
+<h4>1889</h4>
+
+<div class="poem">
+<span class="i2">Het werken was heur lot,</span>
+<span class="i0">heur blijdschap en heur leven;</span>
+<span class="i2">het werk is zij getrouw</span>
+<span class="i0">tot aan den dood gebleven;</span>
+<span class="i2">en, als zij lijdend lag</span>
+<span class="i2">en stervend neergeveld,</span>
+<span class="i2">dan heeft zij nog in 't werk</span>
+<span class="i2">heur hoop en troost gesteld.</span>
+<span class="i2">Om God heeft zij gewrocht,</span>
+<span class="i0">met God heeft zij geleden,</span>
+<span class="i2">op God heeft zij gehoopt,</span>
+<span class="i0">tot God heeft zij gebeden;</span>
+<span class="i2">en vast gesteund op Hem,</span>
+<span class="i2">die loonder is van 't goed,</span>
+<span class="i2">en heeft zij niet gevreesd</span>
+<span class="i2">dat le&ecirc;ggang vreezen doet.</span>
+<span class="i2">Welaan, de rust zij u,</span>
+<span class="i0">Victoria, gegeven:</span>
+<span class="i2">ge'n hebt z'hier nooit gekend,</span>
+<span class="i0">geniet ze in 't ander leven!</span>
+</div>
+
+<p><!-- Page 144 --><span class='pagenum'><a name="Page_144" id="Page_144">[Pg 144]</a></span></p>
+<h4>CXXXII</h4>
+<h4>J.F.M.</h4>
+<h4>1889</h4>
+
+<div class="poem">
+<p class="stanza">
+<span class="i2">Hij wist wat werken was</span>
+<span class="i0">en waakzaam gadeslagen</span>
+<span class="i2">al 't gene, hem vertrouwd,</span>
+<span class="i0">bij nachten en bij dagen</span>
+<span class="i2">bekommerde zijn hert,</span>
+<span class="i2">vol eed'le vromigheid.</span></p>
+<p class="stanza">
+<span class="i2">Hij wist wat lijden was,</span>
+<span class="i0">en heeft, herhaalde malen,</span>
+<span class="i2">wanneer de dood hem kwam</span>
+<span class="i0">zijn liefste panden halen,</span>
+<span class="i2">als christen mensch tot God</span>
+<span class="i2">"uw wil geschie" gezeid.</span></p>
+<p class="stanza">
+<span class="i2">Hij steunde, vast en vrij,</span>
+<span class="i0">op God al zijn betrouwen,</span>
+<span class="i2">'t zij vroeg, 't zij laat bereid</span>
+<span class="i0">om ook de dood te aanschouwen,</span>
+<span class="i2">en 't kruis te aanveerden dat</span>
+<span class="i2">hem ook was opgeleid.</span></p>
+<p class="stanza">
+<span class="i2">Dat kruis, met kloeken moed</span>
+<span class="i0">zoo langen tijd gedregen,</span>
+<span class="i2">het zij een kroone nu</span>
+<span class="i0">voor hem, voor ons een zegen,</span>
+<span class="i2">'t zij een vermaan ter deugd</span>
+<span class="i2">en ter standvastigheid!</span></p>
+</div>
+
+<p><!-- Page 145 --><span class='pagenum'><a name="Page_145" id="Page_145">[Pg 145]</a></span></p>
+<h4>CXXXIII</h4>
+<h4>P.J.D.B.</h4>
+<h4>1889</h4>
+
+<div class="poem">
+<p class="stanza">
+<span class="i2">De dood is doof en blend,</span>
+<span class="i0">'t en helpt geen schoone spreken!</span>
+<span class="i2">Zoo zegt men, maar de Dood</span>
+<span class="i0">is Gods bevel getrouw:</span>
+<span class="i2">Hij wist wanneer, waarom</span>
+<span class="i0">en hoe de band zou breken,</span>
+<span class="i2">dien Hij gebonden had,</span>
+<span class="i0">o zwaar beproefde Vrouw!</span></p>
+<p class="stanza">
+<span class="i2">Hij weet al 't geen Hij wilt,</span>
+<span class="i0">of doet of laat geschieden,</span>
+<span class="i2">te schikken dat er goed</span>
+<span class="i0">en weldaad uit verschijn':</span>
+<span class="i2">geeft Hem uw herte dan</span>
+<span class="i0">en doet niet zoo de lieden</span>
+<span class="i2">die, klagend van de Dood,</span>
+<span class="i0">God zelv' betichtend zijn!</span></p>
+<p class="stanza">
+<span class="i2">Hij die de Vader is</span>
+<span class="i0">van al dat leeft, hoe zal Hij</span>
+<span class="i2">verlaten die Hem dient</span>
+<span class="i0">met eerbied, en betrouwt?</span>
+<span class="i2">Schept moed, o Moeder, God</span>
+<span class="i0">is Vader meest van al, Hij;</span>
+<span class="i2">en beter is 't op Hem</span>
+<span class="i0">als op een' rots gebouwd!</span></p>
+</div>
+
+<p><!-- Page 146 --><span class='pagenum'><a name="Page_146" id="Page_146">[Pg 146]</a></span></p>
+<h4>CXXXIV</h4>
+<h4>H.B.</h4>
+<h4>1889</h4>
+
+<div class="poem">
+<p class="stanza">
+<span class="i0">Het voer voorbij als lichaamloos:</span>
+<span class="i2">een schaduwe, een geschemel;</span>
+<span class="i0">een Engel van verduldigheid,</span>
+<span class="i2">een zielke voor den Hemel.</span></p>
+<p class="stanza">
+<span class="i0">Het wist dat 't hier geen stede en was</span>
+<span class="i2">voor hem om lange jaren</span>
+<span class="i0">te leven, maar een tranendal,</span>
+<span class="i2">om spoedig door te varen.</span></p>
+<p class="stanza">
+<span class="i0">En als het, 't elevatieklokske</span>
+<span class="i2">in d'hand, den Priester diende,</span>
+<span class="i0">zoo zuchtte 't: "Ons toekome uw rijk!"</span>
+<span class="i2">godvruchtig opwaarts ziende.</span></p>
+<p class="stanza">
+<span class="i0">En 't rijk des Heeren kwam in hem</span>
+<span class="i2">zijn hert vol deugden bouwen,</span>
+<span class="i0">en 't, vroeg geheiligd, laten vroeg</span>
+<span class="i2">Gods Heiligheid aanschouwen!</span></p>
+</div>
+
+<h4>CXXXV</h4>
+<h4>A.G.</h4>
+<h4>1889</h4>
+
+<div class="poem">
+<p class="stanza">
+<span class="i2">De lucht weergalme nu</span>
+<span class="i0">en klage 't aan de steenen</span>
+<span class="i2">dat wij ten grave gaan</span>
+<span class="i0">en onzen vriend beweenen,</span>
+<!-- Page 147 --><span class='pagenum'><a name="Page_147" id="Page_147">[Pg 147]</a></span>
+<span class="i2">die, als een vader, als</span>
+<span class="i0">een broeder, ons zoo lang</span>
+<span class="i2">geleidde en leeren deed</span>
+<span class="i0">de kunst van spel en zang!</span></p>
+<p class="stanza">
+<span class="i2">De lucht weergalme nu</span>
+<span class="i0">en klage 't aan de stede</span>
+<span class="i2">wat hij voor 't weezenhuis</span>
+<span class="i0">en voor de weezen dede,</span>
+<span class="i2">spijts ziekte en ongemak,</span>
+<span class="i0">spijts alle ondankbaarheid,</span>
+<span class="i2">voor 't ouderlooze kind</span>
+<span class="i0">tot elken dienst bereid!</span></p>
+<p class="stanza">
+<span class="i2">De lucht weergalme nu...</span>
+<span class="i0">Eilaas, nog korte stonden</span>
+<span class="i2">waar zult gij, vriend Goddaert,</span>
+<span class="i0">waar zult gij zijn geblonden?</span>
+<span class="i2">In 't duister graf? o Neen,</span>
+<span class="i0">ver boven 't duister graf:</span>
+<span class="i2">gij zijt, waar God alreede</span>
+<span class="i0">u rust en vrede gaf.</span></p>
+</div>
+
+<h4>CXXXVI</h4>
+<h4>A.J.M.D.</h4>
+<h4>1889</h4>
+
+<div class="poem">
+<span class="i0">Hij stierde vrij en blij, zijn vaartuig op de baren;</span>
+<span class="i2">nam water, wind en streek, nam 's hemels licht te baat,</span>
+<span class="i0">en zou, voorspoediglijk door 's werelds nood gevaren,</span>
+<span class="i2">bereiken 't lustig land waar gij te bloeien staat,</span>
+<span class="i0">o Wetenschap, o Kunst! Maar neen, de winden sprongen</span>
+<span class="i2">geweldig op hem ne&ecirc;r, en slingerden 't gebouw</span>
+<span class="i0">dat al zijn' hope droeg tot dat het, moegedwongen,</span>
+<span class="i2">begaf en nederzakte in 's afgronds diepste grauw!</span>
+<!-- Page 148 --><span class='pagenum'><a name="Page_148" id="Page_148">[Pg 148]</a></span>
+<span class="i0">Is niets gebleven, is hij hopeloos verloren?</span>
+<span class="i2">Kan niets u troosten, die, zijn schipbreuk ziende, staat</span>
+<span class="i0">en weent nu op de kust? Of zal hij, eens herboren,</span>
+<span class="i2">genieten eeuwiglijk des levens dageraad?</span>
+<span class="i0">Gewis, de Schepper zal zijn schepsel zijn indachtig;</span>
+<span class="i2">de Heiland zal zijn Bloed indachtig zijn, en dan</span>
+<span class="i0">zal die vernederd was, verwekt door God almachtig,</span>
+<span class="i2">eens leven waar geen dood hem ooit meer naken kan.</span>
+</div>
+
+<h4>CXXXVII</h4>
+<h4>Th. Th.</h4>
+<h4>1889</h4>
+
+<div class="poem">
+<p class="stanza">
+<span class="i2">Ik heb den Heer gediend,</span>
+<span class="i0">ootmoedig weggeborgen,</span>
+<span class="i2">o kloosterzusters, door</span>
+<span class="i0">uw moederlijk bezorgen;</span>
+<span class="i2">in 't huis des Heeren, in</span>
+<span class="i2">Maria's waakzaamheid,</span>
+<span class="i2">ben ik, met raad en daad,</span>
+<span class="i2">tot sterven voorbereid!</span></p>
+<p class="stanza">
+<span class="i2">Vaartwel dan, goed en trouw</span>
+<span class="i0">gebleven brave zielen,</span>
+<span class="i2">die mij als eigen kind,</span>
+<span class="i0">om Gods wille onderhielen:</span>
+<span class="i2">die alles loont, hij zal 't</span>
+<span class="i2">u loonen, onverbeid,</span>
+<span class="i2">'t zij nu, 't zij naderhand,</span><br />
+<span style="margin-left: 1.5em;">&mdash; vaartwel! &mdash; in de eeuwigheid!</span></p>
+</div>
+
+<p><!-- Page 149 --><span class='pagenum'><a name="Page_149" id="Page_149">[Pg 149]</a></span></p>
+<p class="center"><a name="Eerw_H_Emile_De_Monie" id="Eerw_H_Emile_De_Monie"></a>CXXXVIII</p>
+<p class="center">Eerw. H. <span class="smcap">Emile De Monie</span></p>
+<p class="center">vereerd met het kruis <i>Pro Ecclesia et Pontifice</i>.</p>
+<p class="center">1890</p>
+
+<div class="poem">
+<p class="stanza">
+<span class="i0">Wij bouwden op uw leven een getemmer</span>
+<span class="i2">van eere en deugd, voor God en 't vaderland;</span>
+<span class="i0">maar schielijk grijpt de felle menschentemmer</span>
+<span class="i2">en keert u, onzen grondsteen, overkant!</span></p>
+<p class="stanza">
+<span class="i0">Wat nu gedaan? Geklaagd, geweend, gedropen</span>
+<span class="i2">in diepe droefheid, zonder ende of maat;</span>
+<span class="i0">de ellendigen gelijk, die niet en hopen</span>
+<span class="i2">dat ooit een weerzien hun te wachten staat?</span></p>
+<p class="stanza">
+<span class="i0">Neen! Hooger zult gij nu en beter wezen</span>
+<span class="i2">een leidend licht ons en een bake in zee,</span>
+<span class="i0">totdat wij allen zijn voor goed genezen</span>
+<span class="i2">van Adams schuld en onvermijdbaar wee.</span></p>
+<p class="stanza">
+<span class="i0">Tot daar zij 't: Hoog den moed en 't hert gedragen!</span>
+<span class="i2">Geen veege droefheid! Immer moed voortaan,</span>
+<span class="i0">en, spijts de dood, spijts al heur nederlagen,</span>
+<span class="i2">op God betrouwd en neerstig voortgedaan!</span></p>
+</div>
+
+<h4>CXXXIX</h4>
+<h4>J.B.V.L.</h4>
+<h4>1890</h4>
+
+<div class="poem">
+<p class="stanza">
+<span class="i2">Mijn huis- en echtgenoot,</span>
+<span class="i2">getrouw tot in de dood,</span>
+<span class="i0">ben ik bijgebleven;</span>
+<span class="i2">gij hebt door lief en leed,</span>
+<span class="i2">in arebeid en zweet,</span>
+<span class="i0">mij hulpe en troost gegeven.</span></p>
+<p class="stanza">
+<!-- Page 150 --><span class='pagenum'><a name="Page_150" id="Page_150">[Pg 150]</a></span>
+<span class="i2">Nu zijn wij ver vaneen</span>
+<span class="i2">van herte en ziele, neen,</span>
+<span class="i0">van lijve eilaas gescheiden;</span>
+<span class="i2">en ik, den korten tijd</span>
+<span class="i2">dat gij mij voorenzijt,</span>
+<span class="i0">moet mijnen dag bereiden.</span></p>
+<p class="stanza">
+<span class="i2">Och keer' de dag we&ecirc;rom,</span>
+<span class="i2">als ik u, bruidegom,</span>
+<span class="i0">in God teruggevonden,</span>
+<span class="i2">zal mogen immermeer</span>
+<span class="i2">beminnen, bij den Heer,</span>
+<span class="i0">en zijnen lof verkonden!</span></p>
+</div>
+
+<h4>CXL</h4>
+<h4>G.A.A.</h4>
+<h4>1890</h4>
+
+<div class="poem">
+<p class="stanza">
+<span class="i0">Uw hand heeft mij geschapen,</span>
+<span class="i2">getrokken uit den niet,</span>
+<span class="i0">en nu ben ik ontslapen,</span>
+<span class="i2">na 's werelds lang verdriet:</span>
+<span class="i0">gedenkt, o goede Vader,</span>
+<span class="i4">uw schepsel nu;</span>
+<span class="i0">ik kom u biddend nader:</span>
+<span class="i4">'k geloove in u!</span></p>
+<p class="stanza">
+<span class="i0">Door 's vijands macht gebonden,</span>
+<span class="i2">met Adams schuld belaan,</span>
+<span class="i0">hebt gij uw schaap gevonden</span>
+<span class="i2">en we&ecirc;r naar huis gedaan:</span>
+<!-- Page 151 --><span class='pagenum'><a name="Page_151" id="Page_151">[Pg 151]</a></span>
+<span class="i0">gedenkt, o Heilig Herte,</span>
+<span class="i4">mijn zielke nu;</span>
+<span class="i0">door alle uwe pijne en smerte:</span>
+<span class="i4">ik hope op U!</span></p>
+<p class="stanza">
+<span class="i0">Gij zijt mij komen laven,</span>
+<span class="i2">op mijnen laatsten tijd,</span>
+<span class="i0">met al uw' beste gaven,</span>
+<span class="i2">gij die bermhertig zijt:</span>
+<span class="i0">gedenkt niet... ik beweene</span>
+<span class="i4">mijn zonden nu,</span>
+<span class="i0">en, stervend, Heer, alleene</span>
+<span class="i4">beminne ik U!</span></p>
+</div>
+
+<h4>CXLI</h4>
+<h4>A.M.</h4>
+<h4>1890</h4>
+
+<div class="poem">
+<p class="stanza">
+<span class="i0">Amandine, uw deugdzaam leven</span>
+<span class="i2">heeft ons langen tijd gesticht:</span>
+<span class="i0">moge God u vrede geven,</span>
+<span class="i2">nu dat ge overleden ligt!</span></p>
+<p class="stanza">
+<span class="i0">Och, of wij ook, al te zamen,</span>
+<span class="i2">'t geen gij neerstig hebt gedaan</span>
+<span class="i0">nadoende, op uw' stappen, kwamen</span>
+<span class="i2">waar gij ons zijt voorgegaan!</span></p>
+<p class="stanza">
+<span class="i0">Die de menschen weet te paaien,</span>
+<span class="i2">wereld, ons en zult gij niet</span>
+<span class="i0">in uw' valsche netten draaien</span>
+<span class="i2">en in 't eeuwig helsch verdriet!</span></p>
+<p class="stanza">
+<!-- Page 152 --><span class='pagenum'><a name="Page_152" id="Page_152">[Pg 152]</a></span>
+<span class="i0">Amandine, rust in vrede,</span>
+<span class="i2">tot een zalig wederzien;</span>
+<span class="i0">rust, en al de zielkes mede!</span>
+<span class="i2">Amen! Moge 't zoo geschi&ecirc;n!</span></p>
+</div>
+
+<h4>CXLII</h4>
+<h4>P.H.M.L.</h4>
+<h4>1890</h4>
+
+<div class="poem">
+<p class="stanza">
+<span class="i0">De dood en heeft niet onverwacht</span>
+<span class="i2">u, man en vrouw, gescheiden:</span>
+<span class="i0">God hielp, eer 't vallen van den nacht,</span>
+<span class="i2">hare arme ziel bereiden.</span></p>
+<p class="stanza">
+<span class="i0">De tijd is snel, het leven kort:</span>
+<span class="i2">bereidt toch alle dagen</span>
+<span class="i0">uw werk, eer ge ook geroepen wordt</span>
+<span class="i2">om 't schielijk in te dragen.</span></p>
+<p class="stanza">
+<span class="i0">Verleent het licht des Hemels haar,</span>
+<span class="i2">o Heere, en wilt ons geven</span>
+<span class="i0">'t geluk van haar te ontmoeten daar</span>
+<span class="i2">zij rust, in 't eeuwig leven!</span></p>
+</div>
+
+<h4>CXLIII</h4>
+<h4>R.S.L.</h4>
+<h4>1890</h4>
+
+<div class="poem">
+<p class="stanza">
+<span class="i2">De dood heeft mij bereid</span>
+<span class="i0">en heel doorpijnd gevonden:</span>
+<span class="i2">'t is beter hier als in</span>
+<span class="i2">het vagevier geboet!</span></p>
+<p class="stanza">
+<!-- Page 153 --><span class='pagenum'><a name="Page_153" id="Page_153">[Pg 153]</a></span>
+<span class="i2">Hebt dank, o Heere, en, door</span>
+<span class="i0">uw' vijf bebloede wonden,</span>
+<span class="i2">verleent, bermhertig, mij</span>
+<span class="i2">het onverganklijk goed!</span></p>
+<p class="stanza">
+<span class="i2">Verleent aan die ik laat</span>
+<span class="i0">in droefheid en in tranen,</span>
+<span class="i2">mijn Kind'ren, mijnen Man,</span>
+<span class="i2">te leven naar uw' wet.</span></p>
+<p class="stanza">
+<span class="i2">En, als 't te sterven komt,</span>
+<span class="i0">wilt hun de wegen banen</span>
+<span class="i2">ten Hemel en tot mij...</span>
+<span class="i2">Dit is mijn sterfgebed.</span></p>
+</div>
+
+<h4>CXLIV</h4>
+<h4>E.P.E.W.</h4>
+<h4>1890</h4>
+
+<div class="poem">
+<p class="stanza">
+<span class="i2">Ge'n weet niet, gij die leeft,</span>
+<span class="i0">noch gij en kunt niet weten,</span>
+<span class="i2">aleer gij sterven zult,</span>
+<span class="i0">hoe waarlijk ongemeten</span>
+<span class="i2">de goedheid is van God</span>
+<span class="i2">en zijne bermhertigheid.</span></p>
+<p class="stanza">
+<span class="i2">Geen einde en is eraan,</span>
+<span class="i0">noch geen bekende palen:</span>
+<span class="i2">die schuld kent helpt Hij zelf</span>
+<span class="i0">zijn schulden doodbetalen,</span>
+<span class="i2">en houdt den schuldenaar</span>
+<span class="i2">den hemel toebereid.</span></p>
+<p class="stanza">
+<!-- Page 154 --><span class='pagenum'><a name="Page_154" id="Page_154">[Pg 154]</a></span>
+<span class="i2">o Bidt voor mij, gij al,</span>
+<span class="i0">die, langs des werelds paden,</span>
+<span class="i2">hebt moeite, en nauwlijks weet</span>
+<span class="i0">uw rechten weg te raden;</span>
+<span class="i2">maar, met betrouwen bidt</span>
+<span class="i2">tot Hem die 't al vergeeft.</span></p>
+<p class="stanza">
+<span class="i2">Hem, wiens bermhertigheid,</span>
+<span class="i0">zoo menigmaal gebleken,</span>
+<span class="i2">eilaas vergeten wordt</span>
+<span class="i0">of dikwijls weggesteken,</span>
+<span class="i2">terwijl men jong is nog</span>
+<span class="i2">en zonder zorge leeft!</span></p>
+</div>
+
+<h4>CXLV</h4>
+<h4>E.J.L.H.V.D.M.</h4>
+<h4>1890</h4>
+
+<div class="poem">
+<p class="stanza">
+<span class="i2">Hoe zijt gij ons ontvlucht,</span>
+<span class="i0">gij kleene troostverschaffer;</span>
+<span class="i2">de blijdschap van ons huis,</span>
+<span class="i2">het licht van onze baan?</span>
+<span class="i2">Hoe zijt gij ons geroofd;</span>
+<span class="i0">wie, onbermhertig, gaf er</span>
+<span class="i2">uw ijdel wiegsken ons</span>
+<span class="i2">te vinden ledig staan?</span></p>
+<p class="stanza">
+<span class="i2">o God, gij zijt te goed</span>
+<span class="i0">opdat men 't U zou wijten;</span>
+<span class="i2">o Vader, duizendmaal</span>
+<span class="i2">gezegend zij uw naam;</span>
+<!-- Page 155 --><span class='pagenum'><a name="Page_155" id="Page_155">[Pg 155]</a></span>
+<span class="i2">maar, zendt ons sterkte toe,</span>
+<span class="i0">en, om de plicht te kwijten</span>
+<span class="i2">der christ'ne droefheid, maakt</span>
+<span class="i0">ons lijdend hert bekwaam!</span></p>
+</div>
+
+<h4>CXLVI</h4>
+<h4>F.V.</h4>
+<h4>1890</h4>
+
+<div class="poem">
+<p class="stanza">
+<span class="i0">De dood is onme&ecirc;doogend,</span>
+<span class="i2">en God alleene laat</span>
+<span class="i0">den mensch, het Kruis hem toogend,</span>
+<span class="i2">nog hope en goeden raad.</span></p>
+<p class="stanza">
+<span class="i0">Dat stierf dat zal herleven,</span>
+<span class="i2">zoo zegt hij, en daar is,</span>
+<span class="i0">voor al dat wierd misdreven,</span>
+<span class="i2">bij mij vergiffenis.</span></p>
+<p class="stanza">
+<span class="i0">Ik steek de hand, als Vader,</span>
+<span class="i2">u, kranke kinderen, toe;</span>
+<span class="i0">aanveerdt ze, en komt mij nader,</span>
+<span class="i2">die de eerste stappen doe!</span></p>
+<p class="stanza">
+<span class="i0">Gelukkig zijn zij allen,</span>
+<span class="i2">die, hemelwaards genood,</span>
+<span class="i0">in 's Vaders handen vallen,</span>
+<span class="i2">en leven, spijts de dood!</span></p>
+</div>
+
+<p><!-- Page 156 --><span class='pagenum'><a name="Page_156" id="Page_156">[Pg 156]</a></span></p>
+<p class="center"><a name="Hoogw_H_D_P_A_De_Haerne" id="Hoogw_H_D_P_A_De_Haerne"></a>CXLVII</p>
+<p class="center">Hoogeerw. Heer <span class="smcap">D.P.A. De Haerne</span></p>
+<p class="center">1890</p>
+
+<div class="poem">
+<span class="i0">Blijve in 't Vlaamsch uw' naam niet ongemeld,</span>
+<span class="i0">die, uw' taal niet looch'nend, ed'le held,</span>
+<span class="i0">God en Kerke en Burger trouw gediend,</span>
+<span class="i0">groot en kleen bleeft vaste en goede vriend!</span>
+<span class="i0">Die, ja, stomme en doove spreken liet,</span>
+<span class="i0">zwijg' dit steen uw weldoen immer niet,</span>
+<span class="i0">maer, De Haerne, ontluike't, te uwer eer:</span>
+<span class="i0">geldloos stierf hij, schatrijk bij den Heer!</span>
+</div>
+
+<h4>CXLVIII</h4>
+<h4>S.A.</h4>
+<h4>1891</h4>
+
+<div class="poem">
+<p class="stanza">
+<span class="i0">Vermaak en wist zij grooter geen,</span>
+<span class="i0">als kinders Godwaarts op te lee'n;</span>
+<span class="i0">en, elk tot raad en daad bereid,</span>
+<span class="i0">te helpen met ootmoedigheid.</span></p>
+<p class="stanza">
+<span class="i0">De ware liefde Gods geleerd,</span>
+<span class="i0">die 't altijd al in 't beste keert,</span>
+<span class="i0">en kende zij noch nijd noch haat;</span>
+<span class="i0">en goed, ja, raapte ze uit het kwaad.</span></p>
+<p class="stanza">
+<span class="i0">Zoo minde en leefde en leed zij wel,</span>
+<span class="i0">gesteund op haren Kruisgezel;</span>
+<span class="i0">tot dat zij, 't lijden uitgeleefd,</span>
+<span class="i0">den laatsten strijd gestreden heeft.</span></p>
+<p class="stanza">
+<!-- Page 157 --><span class='pagenum'><a name="Page_157" id="Page_157">[Pg 157]</a></span>
+<span class="i0">Aan wien was heel heur hert bekend?</span>
+<span class="i0">Aan u die weent heur lijk omtrent;</span>
+<span class="i0">aan U, o God, die 't groot geduld</span>
+<span class="i0">van al heur liefde kroonen zult!</span></p>
+</div>
+
+<h4>CXLIX</h4>
+<h4>Z.H.B.</h4>
+<h4>1891</h4>
+
+<div class="poem">
+<p class="stanza">
+<span class="i0">Onschuldig kind, na korte dagen</span>
+<span class="i0">hebt gij den Heer reeds opgedragen</span>
+<span class="i6">uw' schoone ziel;</span>
+<span class="i0">maar bitter maalt, door 't leed gedreven,</span>
+<span class="i0">uw Moeders en uw Vaders leven</span>
+<span class="i6">het smertenwiel!</span></p>
+<p class="stanza">
+<span class="i0">Het zij zoo 't moet: 't en helpt geen klagen;</span>
+<span class="i0">op dezen moge, en alle dagen,</span>
+<span class="i6">Gods wil geschi&ecirc;n!</span>
+<span class="i0">Ach bidt voor ons, en blijft daarboven</span>
+<span class="i0">den God van al dat goed is loven...</span>
+<span class="i6">Tot wederzien!</span></p>
+</div>
+
+<h4><a name="Eerw_zuster_overste_M_Stanislas" id="Eerw_zuster_overste_M_Stanislas"></a>CL</h4>
+<h4>Eerweerde Zuster <span class="smcap">Marie-Stanislas</span></h4>
+<h4>Moeder-Overste van Sint-Jansput te Kortrijk</h4>
+<h4>1891</h4>
+
+<div class="poem">
+<p class="stanza">
+<span class="i0">Zoo zedig, zoo zorgvuldig en</span>
+<span class="i2">zoo zelfvergetend wezen</span>
+<span class="i0">en hadde ik nooit te huldigen,</span>
+<span class="i2">en kende ik nooit voordezen.</span></p>
+<p class="stanza">
+<!-- Page 158 --><span class='pagenum'><a name="Page_158" id="Page_158">[Pg 158]</a></span>
+<span class="i0">Bekommerd in al 't minste dat</span>
+<span class="i2">den evenmensch kon baten,</span>
+<span class="i0">zoo had zij 't leven opgevat,</span>
+<span class="i2">in al heur doen en laten.</span></p>
+<p class="stanza">
+<span class="i0">Heure overheid was neder zijn,</span>
+<span class="i2">en dienen te allen stonden</span>
+<span class="i0">den Gene, die nu weder zijn</span>
+<span class="i2">go&ecirc; dienstmaagd heeft gevonden.</span></p>
+</div>
+
+<h4>CLI</h4>
+<h4>L.D.K.</h4>
+<h4>1891</h4>
+
+<div class="poem">
+<p class="stanza">
+<span class="i2">Vergeet hem niet, dien braven man,</span>
+<span class="i0">dien man van de oude Gulde,</span>
+<span class="i2">die dertig jaar de vesten van</span>
+<span class="i0">de steê met eerde vulde.</span></p>
+<p class="stanza">
+<span class="i2">Vergeet hem niet, die 's Konings kruis</span>
+<span class="i0">aanveerden mocht met eeren;</span>
+<span class="i2">en, moegewerkt, trok we&ecirc;r naar huis,</span>
+<span class="i0">vol hope in 't Kruis des Heeren.</span></p>
+<p class="stanza">
+<span class="i2">Vergeet niet, al die werkers zijt,</span>
+<span class="i0">'t goed voorbeeld na te leven;</span>
+<span class="i2">dat hij, bij goed- en kwaden tijd,</span>
+<span class="i0">ulieden kwam te geven.</span></p>
+<p class="stanza">
+<span class="i2">Vergeet hem niet, voor wien hij, dag</span>
+<span class="i0">en nacht, zijn werk besteedde;</span>
+<span class="i2">en zorgt zoo hij te zorgen plag,</span>
+<span class="i0">gij vrouwe, en kinderen mede.</span></p>
+<p class="stanza">
+<!-- Page 159 --><span class='pagenum'><a name="Page_159" id="Page_159">[Pg 159]</a></span>
+<span class="i2">Vergeet, o Volk van Kortrijk, niet,</span>
+<span class="i0">maar spreekt voor hem ten besten</span>
+<span class="i2">bij God, als gij zijn werk beziet,</span>
+<span class="i0">en wandelt langs de vesten.</span></p>
+</div>
+
+<h4>CLII</h4>
+<h4>M.D.V.H.</h4>
+<h4>1891</h4>
+
+<div class="poem">
+<p class="stanza">
+<span class="i0">Eilaas, mijn licht is uitgedoofd,</span>
+<span class="i4">nu dat mijn uitverkoren,</span>
+<span class="i0">mijn eerste kind is weggeroofd,</span>
+<span class="i4">en uit mijne oog verloren.</span></p>
+<p class="stanza">
+<span class="i0">Mijn' huwlijkshope is heel vergaan,</span>
+<span class="i4">Gods banden zijn ontloken;</span>
+<span class="i0">en, felle dood, uw bitter slaan</span>
+<span class="i4">heeft gansch mijn hert gebroken.</span></p>
+<p class="stanza">
+<span class="i0">Gij liet eene enk'le blomme mij,</span>
+<span class="i4">&eacute;&eacute;n teeder blomke blijven;</span>
+<span class="i0">och spaart het, Heere, of komme mij</span>
+<span class="i4">de dood met hem ontlijven!</span></p>
+<p class="stanza">
+<span class="i0">Neen... vaster vele als alle smert</span>
+<span class="i4">wille ik mijn' hope bouwen;</span>
+<span class="i0">en, Jesu, op uw lijdend Hert</span>
+<span class="i4">mijn kind en mij betrouwen!</span></p>
+</div>
+
+<p><!-- Page 160 --><span class='pagenum'><a name="Page_160" id="Page_160">[Pg 160]</a></span></p>
+<h4>CLIII</h4>
+<h4>M.L.</h4>
+<h4>1891</h4>
+
+<div class="poem">
+<p class="stanza">
+<span class="i0">Geboren voor des werelds oogen</span>
+<span class="i0">vol vreedzaamheid, vol mededoogen,</span>
+<span class="i2">onschuldig als een kind, zoo koos</span>
+<span class="i2">zij 't rechte pad en 't beste altoos.</span></p>
+<p class="stanza">
+<span class="i0">Maria als een Moeder minnend,</span>
+<span class="i0">heur Mans geluk en troost bezinnend,</span>
+<span class="i2">zoo was zij lief en leed bereid</span>
+<span class="i2">te dragen met zachtmoedigheid.</span></p>
+<p class="stanza">
+<span class="i0">Een voorbeeld, onverwist, elk zijnde,</span>
+<span class="i0">terwijl zij naar den Hemel pijnde,</span>
+<span class="i2">zoo is 't dat zij, bij God bekend,</span>
+<span class="i2">heeft 's levens korten loop volend.</span></p>
+<p class="stanza">
+<span class="i0">Gelukkige! Uit de hooge zalen</span>
+<span class="i0">en wou zij niet meer nederdalen,</span>
+<span class="i2">maar wenkt van daar, en spoort ons aan</span>
+<span class="i2">om waar zij ging heur na te gaan.</span></p>
+</div>
+
+<h4>CLIV</h4>
+<h4>B.L.H.</h4>
+<h4>1891</h4>
+
+<div class="poem">
+<p class="stanza">
+<span class="i0">Zoo 't eens was uit Gods hand gekomen,</span>
+<span class="i0">zoo heeft Hij 't we&ecirc;r tot Hem genomen</span>
+<span class="i12">en losgedaan</span>
+<span class="i0">uit 's lichaams leed en lastigheden,</span>
+<span class="i0">die 't onverbidlijk lijden deden</span>
+<span class="i12">en pijne uitstaan.</span></p>
+<p class="stanza">
+<!-- Page 161 --><span class='pagenum'><a name="Page_161" id="Page_161">[Pg 161]</a></span>
+<span class="i0">'t En kon niet meer... 't Was moegelegen,</span>
+<span class="i0">zijn stemme sprak zijn herte tegen,</span>
+<span class="i12">en 't doolde rond,</span>
+<span class="i0">onwetend waar, tot dat, zijn wezen,</span>
+<span class="i0">zijn handen bei tot God gerezen,</span>
+<span class="i12">het ruste vond.</span></p>
+<p class="stanza">
+<span class="i0">Ach, ruste en vrede u zij geschonken:</span>
+<span class="i0">den bitt'ren kelk hebt ge uitgedronken</span>
+<span class="i12">en God bemind;</span>
+<span class="i0">ons Heere weet zijn vrienden weunen,</span>
+<span class="i0">gij meugt op zijn beloften steunen,</span>
+<span class="i12">onschuldig kind!</span></p>
+</div>
+
+<h4>CLV</h4>
+<h4>L.L.</h4>
+<h4>1891</h4>
+
+<div class="poem">
+<span class="i2">Al liefde, en anders niet,</span>
+<span class="i0">hebt ge in uw lijkvat mede,</span>
+<span class="i2">o Engelken, dat ons</span>
+<span class="i0">zoo hoog verheugen dede;</span>
+<span class="i2">maar dat, onvaste alhier,</span>
+<span class="i2">verblijvende, &eacute;&eacute;nen stond,</span>
+<span class="i2">een' hooger', ver van ons,</span>
+<span class="i2">een' hooger' woonste&ecirc; vond!</span>
+<span class="i2">Vaartwel, ons beider beeld,</span>
+<span class="i0">en, bij den Heer verscholen,</span>
+<span class="i2">blijft eene leidsterre ons,</span>
+<span class="i0">die nog op de aarde dolen!</span>
+</div>
+
+<p><!-- Page 162 --><span class='pagenum'><a name="Page_162" id="Page_162">[Pg 162]</a></span></p>
+<p class="center"><a name="Eerw_H_Pastor_Busschaert" id="Eerw_H_Pastor_Busschaert"></a>CLVI</p>
+<p class="center">Eerw. Pastor <span class="smcap">P. Busschaert</span></p>
+<p class="center">1891</p>
+
+<div class="poem">
+<p class="stanza">
+<span class="i0">Zijn herte zong, van binnen hem,</span>
+<span class="i2">een lied dat de Engelen hoorden;</span>
+<span class="i0">dat somtijds uit zijne oogen sprak,</span>
+<span class="i2">en tintelde in zijn' woorden;</span>
+<span class="i0">maar dat eilaas, dit tranendal</span>
+<span class="i2">onweerd, bij hooger zangen</span>
+<span class="i0">behoorde als bij al 't weegedreun</span>
+<span class="i2">der duistere levensgangen.</span></p>
+<p class="stanza">
+<span class="i0">De vriend is weg, te lijve, ja;</span>
+<span class="i2">maar ongenaakbaar, boven</span>
+<span class="i0">dit lijdensperk, den wolkendoek</span>
+<span class="i2">voor altijd weggeschoven</span>
+<span class="i0">van 't eeuwig schoone, aanbidt hij nu,</span>
+<span class="i2">en zingt, in 't driemaal heilig,</span>
+<span class="i0">zijn erflijk deel, voor al dat hij</span>
+<span class="i2">hier uitstond, ginder veilig.</span></p>
+</div>
+
+<h4>CLVII</h4>
+<h4>L.P.</h4>
+<h4>1891</h4>
+
+<div class="poem">
+<span class="i2">Zij was den Heere, in 't dagelijksch werk</span>
+<span class="i0">en in zijn huis, verbonden;</span>
+<span class="i2">daar heeft ze God beproefd en, als</span>
+<span class="i0">het goud, hem weerd gevonden.</span>
+<span class="i2">o Kinders, volgt uw' moeder na,</span>
+<span class="i0">zoo zij was, tracht te wezen</span>
+<!-- Page 163 --><span class='pagenum'><a name="Page_163" id="Page_163">[Pg 163]</a></span>
+<span class="i2">godvruchtig, neerstig, eerbaar, kloek</span>
+<span class="i0">in 't hopen; en, na dezen,</span>
+<span class="i2">zoo zult gij haar aanschouwen in</span>
+<span class="i0">Gods huis, niet meer in 't lijden,</span>
+<span class="i2">maar eeuwiglijk, met al die haar</span>
+<span class="i0">beminden, in 't verblijden.</span>
+</div>
+
+<h4>CLVIII</h4>
+<h4>B.S.</h4>
+<h4>1891</h4>
+
+<div class="poem">
+<span class="i0">Te midwege op de levensbaan</span>
+<span class="i0">zoo vroeg reeds mogen binnengaan</span>
+<span class="i4">in 't eeuwig, 't ander leven;</span>
+<span class="i0">wie 'n zou niet, om zoo schoon een kans,</span>
+<span class="i0">een honderdjarig leven gansch</span>
+<span class="i4">en geheel ten besten geven!</span>
+</div>
+
+<h4>CLIX</h4>
+<h4>N.</h4>
+<h4>1891</h4>
+
+<div class="poem">
+<span class="i2">Een jong man kan,</span>
+<span class="i2">een oud man zal,</span>
+<span class="i0">als alles moet begeven,</span>
+<span class="i2">dat rechte staat,</span>
+<span class="i2">dat vaste staat,</span>
+<span class="i0">dat leeft of schijnt te leven.</span>
+</div>
+
+<p><!-- Page 164 --><span class='pagenum'><a name="Page_164" id="Page_164">[Pg 164]</a></span></p>
+<h4>CLX</h4>
+<h4>V.H.</h4>
+<h4>1892</h4>
+
+<div class="poem">
+<span class="i0">Vaartwel, Vincent! In 't ander leven</span>
+<span class="i0">zal God u loon naar werken geven,</span>
+<span class="i2">terwijl wij hier nog lange jaren</span>
+<span class="i2">'t geheugen van uw' deugd bewaren.</span>
+<span class="i0">Zoo gij waart zijnder weinig, heden;</span>
+<span class="i0">zoo vol van eere en dienstbaarheden;</span>
+<span class="i2">getrouwe uw' meesters, en uw leven</span>
+<span class="i2">bereid voor hen in pand te geven!</span>
+<span class="i0">Zoo diendet gij, en, vriend van allen,</span>
+<span class="i0">zoo zijt gij ons en elk ontvallen!</span>
+<span class="i2">Vaarwel, nog eens! En, moge 't wezen</span>
+<span class="i2">dat wij u zien verblijd nadezen,</span>
+<span class="i0">waar God eens zal aan groot- en kleenen</span>
+<span class="i0">hem zelve als hoogsten loon verleenen.</span>
+</div>
+
+<h4>CLXI</h4>
+<h4>C.Ph.S.</h4>
+<h4>1892</h4>
+
+<div class="poem">
+<p class="stanza">
+<span class="i0">Ach, vier onnoozele schaapkens, 'k laat</span>
+<span class="i4">u moederloos in 't leven;</span>
+<span class="i0">wie zalder nu, zoo moeder deed,</span>
+<span class="i4">u hulpe en bijstand geven?</span></p>
+<p class="stanza">
+<span class="i0">g'Hebt vader nog, die mij bemint,</span>
+<span class="i4">die u bemint te gader;</span>
+<span class="i0">weest Gij, o God, weest hem en hun</span>
+<span class="i4">een toevlucht en een vader!</span></p>
+<p class="stanza">
+<!-- Page 165 --><span class='pagenum'><a name="Page_165" id="Page_165">[Pg 165]</a></span>
+<span class="i0">o Kinderkens, o vader lief,</span>
+<span class="i4">vaartwel nu; eens na dezen</span>
+<span class="i0">zal 't eeuwig, eeuwig blijdschap zijn,</span>
+<span class="i4">zal 't altijd samen wezen!</span></p>
+</div>
+
+<h4>CLXII</h4>
+<h4>O.V.M.</h4>
+<h4>1892</h4>
+
+<div class="poem">
+<p class="stanza">
+<span class="i0">Geliefden, die ik achterlate</span>
+<span class="i4">in eere en deugd getogen,</span>
+<span class="i0">zoo veel 't een' Moeder machtig was</span>
+<span class="i4">met God en al heur pogen;</span></p>
+<p class="stanza">
+<span class="i0">gedenkt hoe ik geleden heb;</span>
+<span class="i4">hoe, dag en nacht gedwongen</span>
+<span class="i0">en eindelinge eens ben losgerocht</span>
+<span class="i4">en 's werelds leed ontsprongen!</span></p>
+<p class="stanza">
+<span class="i0">'t Verheugt mij nu, veel meer als ooit</span>
+<span class="i4">het leed mij kon doen lijden,</span>
+<span class="i0">'t oneindig onverstaanbaar zijn</span>
+<span class="i4">van 's hemels hoog verblijden.</span></p>
+<p class="stanza">
+<span class="i0">Vaartwel dan. 't Gene ik trachtte in u</span>
+<span class="i4">te stichten, blijve 't wezen</span>
+<span class="i0">en wassen, tot zijn' volheid, in</span>
+<span class="i4">elk een van u, nadezen!</span></p>
+<p class="stanza">
+<span class="i0">En, leedt gij, waar' 't zoo vele als ik,</span>
+<span class="i4">blijft, vaste en onbewogen,</span>
+<span class="i0">uw' Vader en uw' Moeder weerd,</span>
+<span class="i4">naar 't eeuwig welzijn pogen!</span></p>
+</div>
+
+
+
+<hr style="width: 65%;" />
+<p><!-- Page 166 --><span class='pagenum'><a name="Page_166" id="Page_166">[Pg 166]</a></span></p>
+<h2><a name="AANTEEKENINGEN" id="AANTEEKENINGEN"></a>AANTEEKENINGEN.</h2>
+
+
+<p>De bovenstaande <i>zielgedichtjes</i>, op twee of drie naar, wierden gedrukt
+op doodbeeldekens, en uitgedeeld in de kerke, ter nagedachtenisse van
+gekende overledenen.</p>
+
+<p>Het gebruik van lijkbeeldekens, &mdash; doodsantjes (dood-<i>Sanctjes</i>),
+doodsentjes, doodsintjes, rouwzantjes, rouwzentjes, rouwzintjes,
+zarkskes, zerkskes, bidprentjes, gedachtenissen, suffragetjes,
+briefkens, texten heet men ze ook, &mdash; wierd ingevoerd onder het "heilig
+ende zalig gedacht" dat de <i>diptycha</i>, de <i>obituaria</i>, de doodboeken, de
+grafzerken, en andere gedenkteekens van overledenen, ten gronde ligt.</p>
+
+<p>Gelijk de <i>diptycha</i> vindt men de doodprentjes bij streken op den autaar
+liggen, bijvoorbeeld tot Neuss, in Westfalenland; tot Iper, tot Gent en
+elders heet men ze, als of 't afgedrukte zerksteenen waren, <i>zerkskes</i>,
+<i>zarkskes</i>.</p>
+
+<p>Gelijk de boeken, de boekversierselen en de heiligenbeeldekens, zoo
+wierden eertijds de doodsantjes met der hand <i>gescreven</i>, zoo men zei,
+dat is <i>geschilderd</i>. De achtbare Vrouwe E. Van Steenkiste-Van der
+Meersch, tot Brugge, bezit, onder menige andere, een doodprentje dat op
+pergament geschilderd wierd, ter nagedachtenisse van zaliger Mijn
+Hoogweerdigsten Heer <i>Humbert-Wilhelm a Precipiano</i>, Aartsbisschop van
+Mechelen, overleden op den 10 Junij 1711.</p>
+
+<p>De naaste doodprentjes, van ouderdoms wegen, zijn van<!-- Page 167 --><span class='pagenum'><a name="Page_167" id="Page_167">[Pg 167]</a></span> ge&euml;tste,
+gestekene of gesnedene platen gedrukt; de twee oudste die men kent zijn,
+'t eene, van den 9 Mei 1755, 't andere van den 5 Januarij 1759. Z. <i>Rond
+den Heerd</i>, 1876, bl. 68 en 72.</p>
+
+<p>De gedrukte doodprentjes van meer als honderd jaar oud zijn meest al
+Hollandsche en, onder andere, van den volgenden inhoud:</p>
+
+<div class="blockquot"><p>1. "Bid voor de ziel van zaliger de Heer <i>Louis Michel</i>, overleden
+den 16<sup>den</sup> December, 1758, in Amsterdam."</p>
+
+<p>2. "Bid voor de ziel van zaliger den Heer <i>Willem van Brienen</i>.
+Overleden den 26<sup>sten</sup> Januarij MDCCLXX, in Amsterdam. <i>Requiescat
+in pace</i>."</p>
+
+<p>3. "Bidt voor de ziel van zaliger <i>Barent Woortman</i>, overleden den 26
+May 1775, in Amsterdam. Heere, geeft hem de eeuwige Rust. Amen."</p>
+
+<p>4. "Bidt voor de ziel van zaliger <i>Jacques Joseph de Pret</i>. Overleden
+den 28 July 1784, in Antwerpen."</p>
+
+<p>5. "Bidt voor de ziel van zaliger vrouwe Cornelia Carolina Josepha
+<i>De Bosschaert</i>, geboore De Pret, overlede den 20 February 1789, in
+Antwerpen. R.I.P."</p>
+
+<p>6. "Bid voor de ziel van zaliger vrouwe <i>Joanna Josepha Vermoelen</i>,
+geboore De Pret. Overlede den 22 Mey 1789, in Antwerpen. R.I.P."</p>
+
+<p>7. "Bid voor de ziele van zaliger den Heere <i>Arnoldus Franciscus
+Josephus Bruno De Pret</i>. Overleden den 1 Augusti 1797, R.I.P."</p>
+
+<p>8. "Bid voor de ziel van vrouwe <i>Maria Theresia Josepha Moretus</i>,
+geboren Borrekens. Overleden 5 Mey 1797. R.I.P."</p>
+
+<p>9. "Bid voor de ziel van zaliger vrouwe <i>Maria Agnes Michel</i>,
+Douariere van zaliger den Heer Jean Philip Gilles. Overleden 31
+January 1800, in Amsterdam. R.I.P." </p></div>
+
+<p>Het zij bemerkt dat M'Her <i>Louis Michel</i> (n&ordm; 1) de vader was van
+<i>Maria Agnes Michel</i> (n&ordm; 9), vrouwe van M'Her <i>Jan Philip
+Gill&egrave;s</i>, overleden t' Amsterdam 31 Jan. 1800. M'Her <i>Louis Gill&egrave;s-de
+Pret</i>, zoon van M'Her <i>Jan Philips Gill&egrave;s</i>, (Amsterdam 22 Nov. 1761 †
+Hove bij Antwerpen 22 Nov. 1811), was de vader van M'Her <i>Louis Baron
+Gill&egrave;s de P&eacute;lichy-de P&eacute;lichy</i>, (Antwerpen 25 Junij 1798 † 29 Apri 1876), begraven tot Iseghem 3 Mei 1876;
+wiens zoon M'Her<!-- Page 168 --><span class='pagenum'><a name="Page_168" id="Page_168">[Pg 168]</a></span> <i>Alexander Baron Gilles P&eacute;lichy van Caloen</i>, geboren
+tot Antwerpen 17 Dec. 1845, heden ten dage het adellijk slot <i>het
+Blauwhuis</i> bewoont, tot Iseghem. Zie bl. 42, het stuk <i>Gouden Roozen</i>.</p>
+
+<p>Mevrouwe Gill&egrave;s de Pret, van Antwerpen, liet, in de jaren 1790 twee
+prentjes drukken ter zaliger gedachtenisse van Louis XVI en van
+Marie-Antoinette; ze worden bewaard in de huiscapelle van Alexander
+Baron Gill&egrave;s de P&eacute;lichy-Van Caloen.</p>
+
+<p>Over Antwerpen kwamen de doodprentjes uit Holland naar Vlanderen;
+Joufvrouw Marie Therese van Veldriel, van Antwerpen, liet prentjes
+drukken voor haren echtgenoot, Heer Dominicus Vercruysse, overleden te
+Kortrijk op den 28 Mei 1805; daar wierden er gedrukt voor haren
+schoonzoon, Heer Saveris Vercruysse, overleden tot Kortrijk op den 13
+December 1805; en eindelijk ook voor haar, wanneer zij kwam te
+overlijden, tot Kortrijk, op den 7 Feb. 1807.</p>
+
+<p>Tot Brugge wierden er doodprentjes gedrukt ter zaliger gedachtenisse van
+pastor <i>Jacop Wielmaecker</i>, van de Potterye, schielijk overleden 12
+Maarte 1814; "van den overleden Eerwe&ecirc;rden en Edelen Heer <i>Charles De
+Schietere Caprycke</i>, die zijn levensloop heeft besteed tot zaligheyd der
+zielen en de onderwyzinge der jeugd der stad Brugge. Geboren den 22
+September 1762. Priester gewyd ten jare 1787. Ende gestigt heeft eene
+algemeyne Zondagschoole tot onderwys, zoo voor het geestelyk als tydelyk
+van boven de 1400 arme en behoeftige kinderen van beyde geslagten...
+Gestorven den 18 July 1815, in den ouderdom van 52 jaren."</p>
+
+<p>Op een ander prentje van dien tijd staat er: "Naer alles verlaeten te
+hebben, heeft hij Hem (Jesum) gevolgd. Matth. <i>P. Desiderius Van Huerne</i>
+van edele ouders gebooren den 11<sup>n</sup> February 1780, te Brugge in
+Vlaenderen. Naer zyne studien zoo tot Douay als tot Loven voltrokken te
+hebben,<!-- Page 169 --><span class='pagenum'><a name="Page_169" id="Page_169">[Pg 169]</a></span> is nae Pollockx in wit Rusland vertrokken, en aldaer in de
+Societeyt Jesu aengenomen en tot Oswalda den 25 April 1816, nog geen
+priester zijnde, overleden. R.I.P."</p>
+
+<p>'t Oudste doodsantje dat op een landsche parochie spreekt, in de beide
+Vlanderen, is dat "van den hoog edelen Heer
+Philippus-Josephus-Maria-Ludovicus-Gislenus <i>graeve de Croix en van
+Moen</i>, Baron van Wynghene, heer van Dadizeele en Moorslede, etc. etc.
+Overleden te Dadizeele, den 4 Januarius 1820, in den ouderdom van 46
+jaren en 6 maanden. R.I.P. God en de menschen aengenaem, wiens
+gedagtenis is in zegening. Eccli, C. 45, VI."</p>
+
+<p>Tot in 't jaar 1830 en was 't maar voor de priesters en voor de leden
+van de aanzienlijkste geslachten dat men doodprentjes uitdeelde: dertig,
+veertig, vijftig ten hoogsten, en ter gelegentheid van groote
+uitveerden. Later is 't gebruik algemeender geworden, zoo nochtans dat
+het uitdeelen van doodprentjes nog altijd blijft gelden als een teeken
+van welhebbende treffelijkheid.</p>
+
+<p>De vroegste doodprentjes zijn op pergament gedrukt. Tot in 't j. 1830
+gaf men nog pergamenten beeldekens aan de naaste en beste vrienden,
+papierene aan iedereen. Die op geglansd papier gedrukt zijn komen
+doorgaans uit Oostende, uit Luik of uit Antwerpen.</p>
+
+<p>Op den eenen kant van het doodbeeldeken pleegt een <i>Sanct</i>, een
+<i>Sanctje</i>, een Heilige, of wel eenen schets uit het heilig Schrift
+verbeeld te staan; de kwade smaak van Parijs heerschte over die
+verbeeldingen, van t' halven de jaren 1830 tot 1860, wanneer de zucht
+naar eigen schoon opkwam en wederom begon de overhand te krijgen.</p>
+
+<p>In ste&ecirc; van Santen en Santinnen, enz., vindt men ook verbeeldingen van
+de kerke waar de overledene geuit wierd, ofwel 't beeld van den
+overledene zelve, 't zij in druk, 't zij in lichtprente nagetrokken.<!-- Page 170 --><span class='pagenum'><a name="Page_170" id="Page_170">[Pg 170]</a></span></p>
+
+<p>Op den anderen, op den <i>aarkant</i> van 't beeldeken staat soms een
+zerksteen uitgeprent, met de vier Evangelistenteekens op de hoeken; soms
+eene kruisgedaantige lijste, soms eene andere. Binnen in die lijste, of
+ook ongelijst, staat de zoo gezeide <i>text</i>.</p>
+
+<p>De oudste texten vragen eenvoudiglijk, zonder eenige aanhalinge uit de
+Schrifture, een gebed voor zaliger zulk of zoo eenen, die overleed...
+enz. Later wordt daar eene schriftuurplaatse, in 't latijn en in de
+volkstale, bijgevoegd, b.v.: <i>Timenti Dominum bene erit in extremis.</i>
+Die den Heere vreest zal wel vaeren in zijn uytersten."</p>
+
+<p>Naast het vermeerderd, dikwijls kraafsch en ongepast aanhalen der
+Schrifture, enz. is, sedert 1870, het bijvoegen van eenen gedeeltelijken
+stam- of geslachtsboom in zwang gekomen, dat eene verbeteringe is.</p>
+
+<p>In Brabant zet men den begraafdag, de zielmissen, en meer andere
+inlichtingen, op de doodsantjes. Wat de prenten betreft, ze zijn
+onderworpen aan de goedkeuringe van kanonik Reusens, en Zijne
+Hoogweerdigheid de Aartsbisschop heeft daarover eenen herderlijken brief
+doen lezen in al de kerken van 't Mechelsche.</p>
+
+<p>Voor Heere ende Meester Jan Frans De Broyer, S.T.L., geboortig van
+Buysinghen, bij Halle, en overleden, Pastor zijnde van Moorsel bij
+Aelst, op den 25 April 1830, wierd een doodprentje gedicht op rijm, en
+'t is het eerste van dien aard dat in eene kostelijke en wel vertierde
+verzamelinge van meer als 100.000 stuks te vinden is.</p>
+
+<p>Dit <i>zielgedichtje</i> luidt als volgt:</p>
+
+<div class="poem">
+<span class="i0">Stae le&ecirc;zer!... onder de&eacute;zen zerk</span>
+<span class="i0">Ligt 't puyk der Priest'ren van Gods kerk,</span>
+<!-- Page 171 --><span class='pagenum'><a name="Page_171" id="Page_171">[Pg 171]</a></span>
+<span class="i0">Die godsgeleerdheyd gantsch had ingeswolgen:</span>
+<span class="i0">Wiens slissing, in het zeden-vak,</span>
+<span class="i0">Hoe zeer het ook vol spitsen stak,</span>
+<span class="i0">Den bleeken angsteling gerust mogt volgen</span>
+<span class="i0">Maer ah!... die zuyl, die hemel-spo&oacute;r,</span>
+<span class="i0">Die <i>weldaed</i> noyt uyt 't oog verlo&oacute;r,</span>
+<span class="i0">Is 't haestig nog van d'aerd gewe&eacute;ken,</span>
+<span class="i0">Gy, die hem altyd hebt bemind,</span>
+<span class="i0">Wil vo&oacute;r de ziel van uwen vriend</span>
+<span class="i0">Een woord by God ten besten spreeken.</span>
+</div>
+
+<p>Later maakte de eerweerde Heer D. Cracco, leeraar in 't kleen seminarie
+tot Rousselaere (en dichter van 't voorgaande?) dit volgend berijmd
+doodsantje:</p>
+
+<p>Wees gedachtig de ziel van <i>Amandus Bral</i>, geboren te Thielt den 17
+April 1814, overle&eacute;den in het kleyn Seminarie te Rousselaere den 20
+Junius 1833.</p>
+
+<div class="poem">
+<span class="i0">O ydelheyd der ydelheden!</span>
+<span class="i0">Hoe broos is alles hier beneden!</span>
+<span class="i0">O jongeling, wat is uw roem?</span>
+<span class="i0">Uw jeugd gelykt de teere bloem.</span>
+<span class="i0">Een killen mist komt opgevaeren,</span>
+<span class="i0">En drukt de purperroode bla&ecirc;ren</span>
+<span class="i0">Der bloem, die frisch ontlo&oacute;ken staet:</span>
+<span class="i0">En zy verslenst, valt ne&ecirc;r, vergaet.</span>
+<span class="i0">Zoo viel voor Bral den bloey van 't le&eacute;ven!</span>
+<span class="i0">Doch 't dierbaerste is hem bygeble&eacute;ven,</span>
+<span class="i0">De Deugd, zyn liefste hertsvriendin.</span>
+<span class="i0">Met haer trad hy den hemel in.</span>
+</div>
+
+<p>Twee jaar daarna wierden de zelfste rijmreken, op weinige woorden na,
+toegepast op een ander, aldus:</p>
+
+<p>"Bid voor de ziel van d'Heer <i>Petrus Raymondus Lefevere</i>,<!-- Page 172 --><span class='pagenum'><a name="Page_172" id="Page_172">[Pg 172]</a></span> gebo&oacute;ren te
+Rousselaere den 6 Mey, en aldaer overleden den 25 Maerte 1835.</p>
+
+<div class="poem">
+<span class="i0">O ydelheyd der ydelheden!</span>
+<span class="i0">Hoe broos is alles hier beneden!</span>
+<span class="i0">O jongeling, wat is uw roem?</span>
+<span class="i0">Uw jeugd gelykt de teere bloem.</span>
+<span class="i0">Een killen mist ko&oacute;mt opgevaeren,</span>
+<span class="i0">En drukt de purperroode blaeren</span>
+<span class="i0">Der bloem, die frisch ontloken staet;</span>
+<span class="i0">En zy verslenst, valt neer, vergaet.</span>
+<span class="i0">Zoo viel Lefevers bloey van 't le&eacute;ven!</span>
+<span class="i0">Maer 't dierbaerste is hem bygeble&eacute;ven,</span>
+<span class="i0">De Deugd, zyn liefste hertsvriendin,</span>
+<span class="i0">Met haer tre&eacute;d hy den hemel in."</span>
+</div>
+
+<p>Het volgende is waarschijnelijk van de zelfste hand:</p>
+
+<p>Gedagtenis van den deugdzaemen jongeling <i>Henricus Josephus Van Hecke</i>,
+leerling der grammatica in het Kleyn Seminarie te Rousselaere,
+overleéden te Beveren, zyne gebo&oacute;rte-plaets, in den ouderdom van 21
+jaeren.</p>
+
+<div class="poem">
+<span class="i0">O jongheyd, die dit le&eacute;st, denk toch een wyl op hem,</span>
+<span class="i0">Die t' saem met ons de vrugt der schoone lett'ren plukte,</span>
+<span class="i0">De wysheyd leerde door de zelve vaderstem,</span>
+<span class="i0">Maer wien de dood te vroeg aen onze scho&oacute;l ontrukte.</span>
+<span class="i0">Van iedereen geliefd, in 't midden zyner jeugd,</span>
+<span class="i0">Viel hij als eene bloem gescheurd van haeren stengel.</span>
+<span class="i0">Doch neen! hy was reeds rijp; en zagtjens trok Gods engel</span>
+<span class="i0">Hem van de&eacute;ze aerde, en bragt hem in des hemels vreugd.</span>
+</div>
+
+<p>Nog een leerling van 't kleen Seminarie te Rousselaere maakte, twee jaar
+later, liggende op zijn sterfbedde, zijn<!-- Page 173 --><span class='pagenum'><a name="Page_173" id="Page_173">[Pg 173]</a></span> eigen zielgedichtje. 't Was
+D&eacute;sir&eacute; de broeder van zaliger den eerweerden Heer De Corte; hij stierf
+tot Sint-Lievens Hautem, zijn geboortedorp, op den 21 Januarij 1837, oud
+21 jaar. Zijn doodprentje luidt aldus:</p>
+
+<div class="poem">
+<span class="i0">"'t Ellendig vleesch alleen kan sterven:</span>
+<span class="i0">De ziel schiep God voor de eeuwigheyd;</span>
+<span class="i0">Voor haer heeft hy dit goed bereyd,</span>
+<span class="i0">Dit hemelsch goed, dat haer de dood doet erven.</span>
+<span class="i0">Zeg dan, o dood, waer is uw strael?</span>
+<span class="i0">Waer is, o dood, uw zegeprael,</span>
+<span class="i0">Daer gy my doet een eeuwig goed verwerven?"</span>
+</div>
+
+<p>Het gebruik van doodsantjes te laten drukken, van ze uit te deelen binst
+het ten offeren gaan, van ze in de kerke rond te geven, van ze ten huize
+te doen bestellen, voor of na de begravinge, enz. is uit de Nederlanden
+overgegaan naar Engeland, Duitschland, Vrankrijk, America, Italien,
+Polen, en misschien nog andere landen.</p>
+
+<p>Buiten het nut dat het uitdeelen van doodprentjes heeft, wanneer men 't
+beschouwt als een werk van liefdadige en stichtelijke godvruchtigheid,
+kan eene goede verzamelinge zulker gedrukte oorkondschepen alleszins te
+passe komen bij de lieden die taalgeleerdheid, namenkunde,
+geslachtkunde, gouwspraakkunde betrachtende zijn.</p>
+
+<p>Tot bewijs van dit zeggen dient het gebeurde op den koopdag van zaliger
+K. Kanonik De Ridder, overleden tot Mechelen in 't jaar 1876. Op dien
+koopdag immers zijn 2500 doodsantjes van overledene Priesters uit het
+Mechelsche 65 fr. toegeslegen; 2500 van Priesters buiten 't Mechelsche
+60 fr.; 2150 van Edelli&ecirc;n 55 fr. Onder de gadinghebbenden was de zeer
+eerweerde Heer K. Kanonik Reusens, die hoogde voor de boekenkamer van de
+hoogschole tot Leuven.<!-- Page 174 --><span class='pagenum'><a name="Page_174" id="Page_174">[Pg 174]</a></span></p>
+
+<p>Voor de bovenstaande inlichtingen blijve ik allen dank schuldig aan de
+dienstveerdige bereidwilligheid van den eerweerden Heer Leopold Slosse,
+Pastor van Coyghem, den eigenaar en den kundigen zanter van de meer als
+100,000 zerkskes of doodbeeldekens, waarvan hooger sprake was.</p>
+
+
+
+<hr style="width: 65%;" />
+<p><!-- Page 175 --><span class='pagenum'><a name="Page_175" id="Page_175">[Pg 175]</a></span></p>
+<h2><a name="INHOUD" id="INHOUD"></a>INHOUD.</h2>
+
+<table>
+<tr>
+<td></td>
+<td class="tdr" style="font-size: 80%;">BLADZ.</td>
+<td></td>
+<td class="tdr" style="font-size: 80%;">BLADZ.</td>
+</tr>
+<tr>
+<td><a href="#KERKHOFBLOMMEN1">Kerkhofblommen</a></td><td class="tdr">9</td>
+<td class="tdli"><a href="#ZIELGEDICHTJES">Zielgedichtjes</a></td><td class="tdr">55</td>
+</tr>
+<tr>
+<td><a href="#Zoo_daar_ooit">Zoo daar ooit</a></td><td class="tdr">9</td>
+<td class="tdli"><a href="#Alfons_Danneels">Alfons Danneels</a></td><td class="tdr">62</td>
+</tr>
+<tr>
+<td><a href="#tWas_de_ure_dat">'t Was de ure dat</a></td><td class="tdr">10</td>
+<td class="tdli"><a href="#Pius_IX">Pius IX</a></td><td class="tdr">76</td>
+</tr>
+<tr>
+<td><a href="#Traagzaam_trekt">Traagzaam trekt</a></td><td class="tdr">12</td>
+<td class="tdli"><a href="#Ridder_Alfons_Loosveldt">Ridder Alfons Loosveldt</a></td><td class="tdr">80</td>
+</tr>
+<tr>
+<td><a href="#De_profundis"><i>De profundis!</i></a></td><td class="tdr">15</td>
+<td class="tdli"><a href="#Baron_Bethune">F.A.J. Baron Bethune</a></td><td class="tdr">82</td>
+</tr>
+<tr>
+<td><a href="#Dood_was_de_stam">Dood was de stam</a></td><td class="tdr">19</td>
+<td class="tdli"><a href="#Eerw_H_Dhoop">Eerw. H. Dhoop</a></td><td class="tdr">86</td>
+</tr>
+<tr>
+<td><a href="#Ha_beklaagt_hem">Ha! beklaagt hem</a></td><td class="tdr">22</td>
+<td class="tdli"><a href="#Hendrik_Conscience">Hendrik Conscience</a></td><td class="tdr">106</td>
+</tr>
+<tr>
+<td><a href="#Kwade_dag">Kwade dag</a></td><td class="tdr">25</td>
+<td class="tdli"><a href="#Vanderghinste">L.E. Vanderghinste</a></td><td class="tdr">111</td>
+</tr>
+<tr>
+<td><a href="#Ten_paradijze">Ten paradijze</a></td><td class="tdr">30</td>
+<td class="tdli"><a href="#De_Moeder_van_P_Benoit">De Moeder van P. Benoit</a></td><td class="tdr">116</td>
+</tr>
+<tr>
+<td><a href="#Lijkrede">Lijkrede</a></td><td class="tdr">31</td>
+<td class="tdli"><a href="#Deken_L_L_De_Bo">Deken L.-L. De Bo</a></td><td class="tdr">118</td>
+</tr>
+<tr>
+<td><a href="#BEZOEK_BIJ_T_GRAF">Bezoek bij 't graf</a></td><td class="tdr">34</td>
+<td class="tdli"><a href="#Eerw_H_Victor_Van_Coillie">Eerw. H. Victor Van Coillie</a></td><td class="tdr">138</td>
+</tr>
+<tr>
+<td><a href="#NOG_EENS">Nog eens</a></td><td class="tdr">37</td>
+<td class="tdli"><a href="#Eerw_P_Ameet_Vyncke">Eerw. P. Ameet Vyncke</a></td><td class="tdr">139</td>
+</tr>
+<tr>
+<td><a href="#JAARGETIJDE">Jaargetijde</a></td><td class="tdr">38</td>
+<td class="tdli"><a href="#Eerw_H_Emile_De_Monie">Eerw. H. Emile De Monie</a></td><td class="tdr">149</td>
+</tr>
+<tr>
+<td><a href="#HET_KRUIS">Het Kruis</a></td><td class="tdr">40</td>
+<td class="tdli"><a href="#Hoogw_H_D_P_A_De_Haerne">Hoogw. H. D.P.A. De Haerne</a></td><td class="tdr">156</td>
+</tr>
+<tr>
+<td><a href="#UIT_HET_ITALIAANSCH">Uit het Italiaansch</a></td><td class="tdr">41</td>
+<td class="tdli"><a href="#Eerw_zuster_overste_M_Stanislas">Eerw. zuster overste M. Stanislas</a></td><td class="tdr">157</td>
+</tr>
+<tr>
+<td><a href="#RIP"><i>R.I.P.</i></a></td><td class="tdr">42</td>
+<td class="tdli"><a href="#Eerw_H_Pastor_Busschaert">Eerw. H. Pastor Busschaert</a></td><td class="tdr">162</td>
+</tr>
+<tr>
+<td><a href="#HET_KINDEKE_VAN_DE_DOOD">Het kindeke van de dood</a></td><td class="tdr">44</td>
+<td class="tdli"><a href="#AANTEEKENINGEN">Aanteekeningen</a></td><td class="tdr">166</td>
+</tr>
+<tr>
+<td><a href="#GOUDEN_ROOZEN">Gouden Roozen</a></td><td class="tdr">50</td>
+</tr>
+</table>
+<hr style="width: 65%;" />
+<p><!-- Page 176 --><span class='pagenum'><a name="Page_176" id="Page_176">[Pg 176]</a></span></p>
+
+<p><i>Bij L. J VEEN te Amsterdam verscheen:</i></p>
+
+<h2>GUIDO GEZELLE'S</h2>
+
+<h1>DICHTWERKEN</h1>
+
+<p>10 deelen ingenaaid <i>fl</i> <b>10. &mdash; </b> 8 deelen gebonden <i>fl</i> <b>14.&mdash;</b></p>
+
+<p>De uitgave bevat: <b>Dichtoefeningen</b>. &mdash; <b>Kerkhofblommen</b>. &mdash; <b>Gedichten,
+Gezangen en Gebeden, Kleengedichtjes</b>. &mdash; <b>Liederen, Eerdichten et
+Reliqua</b>. &mdash; <b>Tijdkrans</b>, (2 deelen). &mdash; <b>Rijmsnoer</b>, (2 deelen). &mdash;
+<b>Hiawadha's Lied.</b> &mdash; <b>Laatste Verzen</b>. &mdash; De Bandteekening is van ALFRED
+VAN NESTE.</p>
+
+<p>Afzonderlijk kost deze uitgave deel 1, 2, 3, 4, 9 en 10 &agrave; <i>fl</i> <b>1.90</b>
+ing., <i>fl</i> <b>2.50</b> gebonden, 5, 6, 7 en 8 &agrave; <i>fl</i> <b>2.90</b> ingen., <i>fl</i> <b>3.50</b>
+geb.</p>
+
+<p>In de Belg. Ed. zijn nog verkrijgbaar: <b>Dichtoefeningen</b>, &mdash;
+<b>Kerkhofblommen</b>, &mdash; <b>Gedichten, Gezangen en Gebeden, Kleengedichtjes</b>, &mdash;
+<b>Liederen, Eerdichten et Reliqua</b></p>
+
+<p>&agrave; <i>fl</i> <b>1.50</b> per deel ingenaaid, <i>fl</i> <b>1.90</b> gebonden.</p>
+
+<p><b>Tijdkrans</b>, &mdash; <b>Rijmsnoer</b> &agrave; <i>fl</i> <b>2.50</b> per deel ing., <i>fl</i> <b>2.90</b> geb.</p>
+
+<hr style='width: 45%;' />
+
+<p><span class="smcap">Guido Gezelle</span>, <b>Verzen</b>, Pracht-Editie (bijna uitverkocht) <i>fl</i> <b>25.&mdash;</b></p>
+
+<p><span class="smcap">Guido Gezelle</span>, <b>Bloemlezing</b>, samengesteld door Dr. <span class="smcap">J. Aleida Nijland</span>,
+3<sup>e</sup> verbeterde druk, ingen. <i>fl</i> <b>0.90</b>, gebonden <i>fl</i> <b>1.25</b></p>
+
+<p><span class="smcap">Guido Gezelle</span>, <b>Motto-Album</b>, met versieringen van <span class="smcap">Julius de Praetere</span>.
+Prijs geb. in linnen <i>fl</i> <b>1.50</b>, geb. in leer, <i>fl</i> <b>1.90</b></p>
+
+<p><span class="smcap">Guido Gezelle</span>, <b>Scheurkalender voor 1906</b>, Prijs <i>fl</i> <b>0.90</b></p>
+
+<p><span class="smcap">Guido Gezelle</span>, <b>Kleengedichtjes</b>, Eerste en Tweede bundel. Prijs per
+bundel ingenaaid <i>fl</i> <b>0.25</b>, gebonden <i>fl</i> <b>0.50</b></p>
+
+
+
+
+
+
+
+
+
+<pre>
+
+
+
+
+
+End of the Project Gutenberg EBook of Kerkhofblommen, by Guido Gezelle
+
+*** END OF THIS PROJECT GUTENBERG EBOOK KERKHOFBLOMMEN ***
+
+***** This file should be named 27803-h.htm or 27803-h.zip *****
+This and all associated files of various formats will be found in:
+ https://www.gutenberg.org/2/7/8/0/27803/
+
+Produced by Frits Devos and Distributed Proofreaders Europe
+
+Updated editions will replace the previous one--the old editions
+will be renamed.
+
+Creating the works from public domain print editions means that no
+one owns a United States copyright in these works, so the Foundation
+(and you!) can copy and distribute it in the United States without
+permission and without paying copyright royalties. Special rules,
+set forth in the General Terms of Use part of this license, apply to
+copying and distributing Project Gutenberg-tm electronic works to
+protect the PROJECT GUTENBERG-tm concept and trademark. Project
+Gutenberg is a registered trademark, and may not be used if you
+charge for the eBooks, unless you receive specific permission. If you
+do not charge anything for copies of this eBook, complying with the
+rules is very easy. You may use this eBook for nearly any purpose
+such as creation of derivative works, reports, performances and
+research. They may be modified and printed and given away--you may do
+practically ANYTHING with public domain eBooks. Redistribution is
+subject to the trademark license, especially commercial
+redistribution.
+
+
+
+*** START: FULL LICENSE ***
+
+THE FULL PROJECT GUTENBERG LICENSE
+PLEASE READ THIS BEFORE YOU DISTRIBUTE OR USE THIS WORK
+
+To protect the Project Gutenberg-tm mission of promoting the free
+distribution of electronic works, by using or distributing this work
+(or any other work associated in any way with the phrase "Project
+Gutenberg"), you agree to comply with all the terms of the Full Project
+Gutenberg-tm License (available with this file or online at
+https://gutenberg.org/license).
+
+
+Section 1. General Terms of Use and Redistributing Project Gutenberg-tm
+electronic works
+
+1.A. By reading or using any part of this Project Gutenberg-tm
+electronic work, you indicate that you have read, understand, agree to
+and accept all the terms of this license and intellectual property
+(trademark/copyright) agreement. If you do not agree to abide by all
+the terms of this agreement, you must cease using and return or destroy
+all copies of Project Gutenberg-tm electronic works in your possession.
+If you paid a fee for obtaining a copy of or access to a Project
+Gutenberg-tm electronic work and you do not agree to be bound by the
+terms of this agreement, you may obtain a refund from the person or
+entity to whom you paid the fee as set forth in paragraph 1.E.8.
+
+1.B. "Project Gutenberg" is a registered trademark. It may only be
+used on or associated in any way with an electronic work by people who
+agree to be bound by the terms of this agreement. There are a few
+things that you can do with most Project Gutenberg-tm electronic works
+even without complying with the full terms of this agreement. See
+paragraph 1.C below. There are a lot of things you can do with Project
+Gutenberg-tm electronic works if you follow the terms of this agreement
+and help preserve free future access to Project Gutenberg-tm electronic
+works. See paragraph 1.E below.
+
+1.C. The Project Gutenberg Literary Archive Foundation ("the Foundation"
+or PGLAF), owns a compilation copyright in the collection of Project
+Gutenberg-tm electronic works. Nearly all the individual works in the
+collection are in the public domain in the United States. If an
+individual work is in the public domain in the United States and you are
+located in the United States, we do not claim a right to prevent you from
+copying, distributing, performing, displaying or creating derivative
+works based on the work as long as all references to Project Gutenberg
+are removed. Of course, we hope that you will support the Project
+Gutenberg-tm mission of promoting free access to electronic works by
+freely sharing Project Gutenberg-tm works in compliance with the terms of
+this agreement for keeping the Project Gutenberg-tm name associated with
+the work. You can easily comply with the terms of this agreement by
+keeping this work in the same format with its attached full Project
+Gutenberg-tm License when you share it without charge with others.
+
+1.D. The copyright laws of the place where you are located also govern
+what you can do with this work. Copyright laws in most countries are in
+a constant state of change. If you are outside the United States, check
+the laws of your country in addition to the terms of this agreement
+before downloading, copying, displaying, performing, distributing or
+creating derivative works based on this work or any other Project
+Gutenberg-tm work. The Foundation makes no representations concerning
+the copyright status of any work in any country outside the United
+States.
+
+1.E. Unless you have removed all references to Project Gutenberg:
+
+1.E.1. The following sentence, with active links to, or other immediate
+access to, the full Project Gutenberg-tm License must appear prominently
+whenever any copy of a Project Gutenberg-tm work (any work on which the
+phrase "Project Gutenberg" appears, or with which the phrase "Project
+Gutenberg" is associated) is accessed, displayed, performed, viewed,
+copied or distributed:
+
+This eBook is for the use of anyone anywhere at no cost and with
+almost no restrictions whatsoever. You may copy it, give it away or
+re-use it under the terms of the Project Gutenberg License included
+with this eBook or online at www.gutenberg.org
+
+1.E.2. If an individual Project Gutenberg-tm electronic work is derived
+from the public domain (does not contain a notice indicating that it is
+posted with permission of the copyright holder), the work can be copied
+and distributed to anyone in the United States without paying any fees
+or charges. If you are redistributing or providing access to a work
+with the phrase "Project Gutenberg" associated with or appearing on the
+work, you must comply either with the requirements of paragraphs 1.E.1
+through 1.E.7 or obtain permission for the use of the work and the
+Project Gutenberg-tm trademark as set forth in paragraphs 1.E.8 or
+1.E.9.
+
+1.E.3. If an individual Project Gutenberg-tm electronic work is posted
+with the permission of the copyright holder, your use and distribution
+must comply with both paragraphs 1.E.1 through 1.E.7 and any additional
+terms imposed by the copyright holder. Additional terms will be linked
+to the Project Gutenberg-tm License for all works posted with the
+permission of the copyright holder found at the beginning of this work.
+
+1.E.4. Do not unlink or detach or remove the full Project Gutenberg-tm
+License terms from this work, or any files containing a part of this
+work or any other work associated with Project Gutenberg-tm.
+
+1.E.5. Do not copy, display, perform, distribute or redistribute this
+electronic work, or any part of this electronic work, without
+prominently displaying the sentence set forth in paragraph 1.E.1 with
+active links or immediate access to the full terms of the Project
+Gutenberg-tm License.
+
+1.E.6. You may convert to and distribute this work in any binary,
+compressed, marked up, nonproprietary or proprietary form, including any
+word processing or hypertext form. However, if you provide access to or
+distribute copies of a Project Gutenberg-tm work in a format other than
+"Plain Vanilla ASCII" or other format used in the official version
+posted on the official Project Gutenberg-tm web site (www.gutenberg.org),
+you must, at no additional cost, fee or expense to the user, provide a
+copy, a means of exporting a copy, or a means of obtaining a copy upon
+request, of the work in its original "Plain Vanilla ASCII" or other
+form. Any alternate format must include the full Project Gutenberg-tm
+License as specified in paragraph 1.E.1.
+
+1.E.7. Do not charge a fee for access to, viewing, displaying,
+performing, copying or distributing any Project Gutenberg-tm works
+unless you comply with paragraph 1.E.8 or 1.E.9.
+
+1.E.8. You may charge a reasonable fee for copies of or providing
+access to or distributing Project Gutenberg-tm electronic works provided
+that
+
+- You pay a royalty fee of 20% of the gross profits you derive from
+ the use of Project Gutenberg-tm works calculated using the method
+ you already use to calculate your applicable taxes. The fee is
+ owed to the owner of the Project Gutenberg-tm trademark, but he
+ has agreed to donate royalties under this paragraph to the
+ Project Gutenberg Literary Archive Foundation. Royalty payments
+ must be paid within 60 days following each date on which you
+ prepare (or are legally required to prepare) your periodic tax
+ returns. Royalty payments should be clearly marked as such and
+ sent to the Project Gutenberg Literary Archive Foundation at the
+ address specified in Section 4, "Information about donations to
+ the Project Gutenberg Literary Archive Foundation."
+
+- You provide a full refund of any money paid by a user who notifies
+ you in writing (or by e-mail) within 30 days of receipt that s/he
+ does not agree to the terms of the full Project Gutenberg-tm
+ License. You must require such a user to return or
+ destroy all copies of the works possessed in a physical medium
+ and discontinue all use of and all access to other copies of
+ Project Gutenberg-tm works.
+
+- You provide, in accordance with paragraph 1.F.3, a full refund of any
+ money paid for a work or a replacement copy, if a defect in the
+ electronic work is discovered and reported to you within 90 days
+ of receipt of the work.
+
+- You comply with all other terms of this agreement for free
+ distribution of Project Gutenberg-tm works.
+
+1.E.9. If you wish to charge a fee or distribute a Project Gutenberg-tm
+electronic work or group of works on different terms than are set
+forth in this agreement, you must obtain permission in writing from
+both the Project Gutenberg Literary Archive Foundation and Michael
+Hart, the owner of the Project Gutenberg-tm trademark. Contact the
+Foundation as set forth in Section 3 below.
+
+1.F.
+
+1.F.1. Project Gutenberg volunteers and employees expend considerable
+effort to identify, do copyright research on, transcribe and proofread
+public domain works in creating the Project Gutenberg-tm
+collection. Despite these efforts, Project Gutenberg-tm electronic
+works, and the medium on which they may be stored, may contain
+"Defects," such as, but not limited to, incomplete, inaccurate or
+corrupt data, transcription errors, a copyright or other intellectual
+property infringement, a defective or damaged disk or other medium, a
+computer virus, or computer codes that damage or cannot be read by
+your equipment.
+
+1.F.2. LIMITED WARRANTY, DISCLAIMER OF DAMAGES - Except for the "Right
+of Replacement or Refund" described in paragraph 1.F.3, the Project
+Gutenberg Literary Archive Foundation, the owner of the Project
+Gutenberg-tm trademark, and any other party distributing a Project
+Gutenberg-tm electronic work under this agreement, disclaim all
+liability to you for damages, costs and expenses, including legal
+fees. YOU AGREE THAT YOU HAVE NO REMEDIES FOR NEGLIGENCE, STRICT
+LIABILITY, BREACH OF WARRANTY OR BREACH OF CONTRACT EXCEPT THOSE
+PROVIDED IN PARAGRAPH F3. YOU AGREE THAT THE FOUNDATION, THE
+TRADEMARK OWNER, AND ANY DISTRIBUTOR UNDER THIS AGREEMENT WILL NOT BE
+LIABLE TO YOU FOR ACTUAL, DIRECT, INDIRECT, CONSEQUENTIAL, PUNITIVE OR
+INCIDENTAL DAMAGES EVEN IF YOU GIVE NOTICE OF THE POSSIBILITY OF SUCH
+DAMAGE.
+
+1.F.3. LIMITED RIGHT OF REPLACEMENT OR REFUND - If you discover a
+defect in this electronic work within 90 days of receiving it, you can
+receive a refund of the money (if any) you paid for it by sending a
+written explanation to the person you received the work from. If you
+received the work on a physical medium, you must return the medium with
+your written explanation. The person or entity that provided you with
+the defective work may elect to provide a replacement copy in lieu of a
+refund. If you received the work electronically, the person or entity
+providing it to you may choose to give you a second opportunity to
+receive the work electronically in lieu of a refund. If the second copy
+is also defective, you may demand a refund in writing without further
+opportunities to fix the problem.
+
+1.F.4. Except for the limited right of replacement or refund set forth
+in paragraph 1.F.3, this work is provided to you 'AS-IS' WITH NO OTHER
+WARRANTIES OF ANY KIND, EXPRESS OR IMPLIED, INCLUDING BUT NOT LIMITED TO
+WARRANTIES OF MERCHANTIBILITY OR FITNESS FOR ANY PURPOSE.
+
+1.F.5. Some states do not allow disclaimers of certain implied
+warranties or the exclusion or limitation of certain types of damages.
+If any disclaimer or limitation set forth in this agreement violates the
+law of the state applicable to this agreement, the agreement shall be
+interpreted to make the maximum disclaimer or limitation permitted by
+the applicable state law. The invalidity or unenforceability of any
+provision of this agreement shall not void the remaining provisions.
+
+1.F.6. INDEMNITY - You agree to indemnify and hold the Foundation, the
+trademark owner, any agent or employee of the Foundation, anyone
+providing copies of Project Gutenberg-tm electronic works in accordance
+with this agreement, and any volunteers associated with the production,
+promotion and distribution of Project Gutenberg-tm electronic works,
+harmless from all liability, costs and expenses, including legal fees,
+that arise directly or indirectly from any of the following which you do
+or cause to occur: (a) distribution of this or any Project Gutenberg-tm
+work, (b) alteration, modification, or additions or deletions to any
+Project Gutenberg-tm work, and (c) any Defect you cause.
+
+
+Section 2. Information about the Mission of Project Gutenberg-tm
+
+Project Gutenberg-tm is synonymous with the free distribution of
+electronic works in formats readable by the widest variety of computers
+including obsolete, old, middle-aged and new computers. It exists
+because of the efforts of hundreds of volunteers and donations from
+people in all walks of life.
+
+Volunteers and financial support to provide volunteers with the
+assistance they need are critical to reaching Project Gutenberg-tm's
+goals and ensuring that the Project Gutenberg-tm collection will
+remain freely available for generations to come. In 2001, the Project
+Gutenberg Literary Archive Foundation was created to provide a secure
+and permanent future for Project Gutenberg-tm and future generations.
+To learn more about the Project Gutenberg Literary Archive Foundation
+and how your efforts and donations can help, see Sections 3 and 4
+and the Foundation web page at https://www.pglaf.org.
+
+
+Section 3. Information about the Project Gutenberg Literary Archive
+Foundation
+
+The Project Gutenberg Literary Archive Foundation is a non profit
+501(c)(3) educational corporation organized under the laws of the
+state of Mississippi and granted tax exempt status by the Internal
+Revenue Service. The Foundation's EIN or federal tax identification
+number is 64-6221541. Its 501(c)(3) letter is posted at
+https://pglaf.org/fundraising. Contributions to the Project Gutenberg
+Literary Archive Foundation are tax deductible to the full extent
+permitted by U.S. federal laws and your state's laws.
+
+The Foundation's principal office is located at 4557 Melan Dr. S.
+Fairbanks, AK, 99712., but its volunteers and employees are scattered
+throughout numerous locations. Its business office is located at
+809 North 1500 West, Salt Lake City, UT 84116, (801) 596-1887, email
+business@pglaf.org. Email contact links and up to date contact
+information can be found at the Foundation's web site and official
+page at https://pglaf.org
+
+For additional contact information:
+ Dr. Gregory B. Newby
+ Chief Executive and Director
+ gbnewby@pglaf.org
+
+
+Section 4. Information about Donations to the Project Gutenberg
+Literary Archive Foundation
+
+Project Gutenberg-tm depends upon and cannot survive without wide
+spread public support and donations to carry out its mission of
+increasing the number of public domain and licensed works that can be
+freely distributed in machine readable form accessible by the widest
+array of equipment including outdated equipment. Many small donations
+($1 to $5,000) are particularly important to maintaining tax exempt
+status with the IRS.
+
+The Foundation is committed to complying with the laws regulating
+charities and charitable donations in all 50 states of the United
+States. Compliance requirements are not uniform and it takes a
+considerable effort, much paperwork and many fees to meet and keep up
+with these requirements. We do not solicit donations in locations
+where we have not received written confirmation of compliance. To
+SEND DONATIONS or determine the status of compliance for any
+particular state visit https://pglaf.org
+
+While we cannot and do not solicit contributions from states where we
+have not met the solicitation requirements, we know of no prohibition
+against accepting unsolicited donations from donors in such states who
+approach us with offers to donate.
+
+International donations are gratefully accepted, but we cannot make
+any statements concerning tax treatment of donations received from
+outside the United States. U.S. laws alone swamp our small staff.
+
+Please check the Project Gutenberg Web pages for current donation
+methods and addresses. Donations are accepted in a number of other
+ways including including checks, online payments and credit card
+donations. To donate, please visit: https://pglaf.org/donate
+
+
+Section 5. General Information About Project Gutenberg-tm electronic
+works.
+
+Professor Michael S. Hart was the originator of the Project Gutenberg-tm
+concept of a library of electronic works that could be freely shared
+with anyone. For thirty years, he produced and distributed Project
+Gutenberg-tm eBooks with only a loose network of volunteer support.
+
+
+Project Gutenberg-tm eBooks are often created from several printed
+editions, all of which are confirmed as Public Domain in the U.S.
+unless a copyright notice is included. Thus, we do not necessarily
+keep eBooks in compliance with any particular paper edition.
+
+
+Most people start at our Web site which has the main PG search facility:
+
+ https://www.gutenberg.org
+
+This Web site includes information about Project Gutenberg-tm,
+including how to make donations to the Project Gutenberg Literary
+Archive Foundation, how to help produce our new eBooks, and how to
+subscribe to our email newsletter to hear about new eBooks.
+
+
+</pre>
+
+</body>
+</html>
diff --git a/27803-h/images/doodzentje.jpg b/27803-h/images/doodzentje.jpg
new file mode 100644
index 0000000..8b0e711
--- /dev/null
+++ b/27803-h/images/doodzentje.jpg
Binary files differ
diff --git a/27803-h/images/drntsbeperkt.jpg b/27803-h/images/drntsbeperkt.jpg
new file mode 100644
index 0000000..07d864c
--- /dev/null
+++ b/27803-h/images/drntsbeperkt.jpg
Binary files differ
diff --git a/27803.txt b/27803.txt
new file mode 100644
index 0000000..fc1c0e4
--- /dev/null
+++ b/27803.txt
@@ -0,0 +1,6637 @@
+The Project Gutenberg EBook of Kerkhofblommen, by Guido Gezelle
+
+This eBook is for the use of anyone anywhere at no cost and with
+almost no restrictions whatsoever. You may copy it, give it away or
+re-use it under the terms of the Project Gutenberg License included
+with this eBook or online at www.gutenberg.org
+
+
+Title: Kerkhofblommen
+
+Author: Guido Gezelle
+
+Commentator: Caesar Gezelle
+
+Release Date: January 13, 2009 [EBook #27803]
+
+Language: Dutch
+
+Character set encoding: ASCII
+
+*** START OF THIS PROJECT GUTENBERG EBOOK KERKHOFBLOMMEN ***
+
+
+
+
+Produced by Frits Devos and Distributed Proofreaders Europe
+
+
+
+
+KERKHOFBLOMMEN
+
+
+_In De Nederlandsche Boekhandel zijn nog verschenen:_
+
+Guido Gezelle's Volledige Dichtwerken
+
+10 deelen ingenaaid fr. 16.--; 8 deelen gebonden fr. 25.50
+
+daarvan zijn afzonderlijk verkrijgbaar
+
+ ingenaaid gebonden
+ I. Dichtoefeningen fr. 2.-- fr. 3.25
+ II. Kerkhofblommen " 2.-- " 3.25
+ III. Gedichten, Gezangen en Gebeden.
+ Kleengedichtjes " 2.-- " 3.25
+ IV. Liederen, Eerdichten et Reliqua " 2.-- " 3.25
+ V-VI. Tijdkrans " 4.-- " 5.50
+VII-VIII. Rijmsnoer " 4.-- " 5.50
+ IX. Hiawadha's Lied " 2.-- " 3.25
+ X. Laatste Verzen " 2.-- " 3.25
+
+Kleengedichtjes 2 deeltjes met rood kader versierd, klein formaat fr. 1.--
+In 2 deeltjes gebonden " 2.--
+
+
+
+
+GUIDO GEZELLE
+
+KERKHOFBLOMMEN
+
+ACHTSTE DRUK
+
+Met voorwoord van CAESAR GEZELLE
+
+SCHOOLUITGAVE
+
+DE NEDERLANDSCHE BOEKHANDEL
+Bestuurder L. H. SMEDING
+ANTWERPEN -- 50 St. Jacobsmarkt
+1906
+
+
+
+
+TER INLEIDING.
+
+
+1. Guido Gezelle. -- _Zijn leven en zijne werken_.[1]
+
+Guido Gezelle werd geboren te Brugge den 1en Mei 1830. Tot October 1846 was
+hij student aan het College te Brugge en van 1846 tot '50 aan 't Klein
+Seminarie te Rousselaere. Van October 1850 tot het einde van '53 deed hij
+zijne priesterstudien aan het Seminarie te Brugge en keerde toen als
+leeraar naar Rousselaere terug; hier had hij, achttien jaar oud, zijn
+eerste gedrukt vers, De Mandelbeke, gedicht.
+
+In 1858 verscheen van hem een eerste bundel: _Vlaemsche Dichtoefeningen_,
+eene keuze uit zijne verzen sedert tien jaren; en datzelfde jaar 1858
+dichtte en schreef hij, op twee dagen tijds, zijne _Kerkhofblommen_. In
+1862 verscheen, verzameld door twee van zijne leerlingen, een bundel met
+naam: _Gedichten, Gezangen en Gebeden, een Schetsboek voor Vlaemsche
+Studenten_.
+
+In 1860 keerde hij naar Brugge terug en bleef er, tot 1865, onderrector en
+leeraar in de wijsbegeerte aan het Engelsch Seminarie, en werd toen
+onderpastor in Sint-Walburgis-parochie, tot in 1871.
+
+Den 17en Juli 1864 stichtte hij een politiek weekblad, _'t Jaer '30_, dat
+in 1870 werd gestaakt, en den 2en December verscheen het eerste nummer van
+een ander weekblad door hem gesticht: _Rond den Heerd_, een volksblad over
+letterkunde, wetenschap, geschiedenis, folklore, waarvan hij tot in 1871
+den last heeft gedragen.
+
+Den 20en September 1871 werd hij onderpastor der O.-L.-V. kerk te Kortrijk.
+_Liederen, Eeredichten en Reliqua_, een derde bundel, verscheen eerst in
+1880, doch behoort om zijnen inhoud voor het grootste deel tot de jaren
+1860-70.
+
+In den eersten tijd dien hij te Kortrijk doorbracht, hield hij zich alleen
+met taalstudie bezig; in 1860 was zijn _Noordsch en Vlaemsch Messeboekje_
+verschenen; hij droeg veel bij tot De Bo's Idioticon; in 1881 stichtte hij
+als voortzetting van dit werk zijn eigen tijdschrift tot woordzanting en
+woordverklaring _Loquela_ en in 1890 stichtte hij nog _Biekorf_, een
+twee-wekelijksch blad voor West-Vlaamsche letteren en Wetenschap.
+
+In 1886 gaf hij in het Davidsfonds de Vlaamsche vertaling uit van
+Longfellow's _Song of Hiawatha_, de omwerking van eene eerste vertaling
+door Dr. E. Lauwers.
+
+In 1893 laat hij het eerste van zijne twee meesterwerken _Tijdkrans_
+verschijnen, een bundel natuurschilderingen, met al te talrijke
+gelegenheidsgedichten, en in 1896 het tweede: _Rijmsnoer om en om het
+jaar_, waaraan in 1900 de vijfjaarlijksche staatsprijs werd toegekend.
+
+Hij was in 1886, bij de stichting der Koninklijke Vlaamsche Taalkamer, lid
+geworden van dit genootschap, op welks last hij de uitgave bezorgde van
+_Hennen van Merchtenen's Cronicke van Brabant_ (1896). Op 't laatste van
+zijn leven ondernam hij de vertaling van Z.D.H. Mgr. Waffelaert's
+_Meditationes Theologicae_ en werd op 30en April 1899 naar Brugge geroepen
+als Bestuurder der Engelsche Augustijner Kanonikessen; zes maanden later,
+den 17en November 1899 overleed hij.
+
+Het volgende jaar verschenen zijne nagelaten gedichten in een bundel
+_Laatste Verzen_.
+
+[1: Z. _Gesch. d. Vlaamsche Letterkunde van het jaar 1830 tot heden_. Th.
+Coopman en L. Scharpe. Antwerpen 1899. 10e aflev.]
+
+
+II. _Zijne Taal_.
+
+Schrijft Guido Gezelle West-Vlaamsch?
+
+Er is West-Vlaamsch en West-Vlaamsch.
+
+Het eene, dat men de West-Vlaamsche spreektaal kan noemen, is de taal
+zooals ze door het volk in West-Vlaanderen gesproken wordt en die
+verschilt van stad tot stad, van dorp tot dorp. Deze taal, of talen
+liever, zijn niet _het_ West-Vlaamsch, maar de West-Vlaamsche
+gewestspraken, die bestaan nevens de Oost-Vlaamsche, de Antwerpsche,
+Limburgsche en Brabantsche.
+
+Op de grenzen dier gouwen loopen de dialekten in malkaar, en, langs eene
+gamme van kleine verschillen, worden ze op den duur zoo verschillend,
+dat de Vlamingen van eene gouw voor die van eene andere somtijds
+moeilijk te verstaan zijn; zoo zal bijvb. een bewoner van de
+West-Vlaamsche polders meestal niet eenen Kempenaar verstaan.[1]
+
+Daarnevens werd in West-Vlaanderen door Deken De Bo en Guido Gezelle en
+door hunne volgelingen, eene West-Vlaamsche schrijftaal gebruikt, die in
+eene gansch andere verhouding staat met de taal der overige Vlaamsche
+gouwen, immers ze staat alleen, en die ook merkelijk van de gesproken
+taal in West-Vlaanderen verschilt. En hoe?
+
+"Natuurlijk," zegt Gezelle zelf, "zal een Vlaming geen ruw en
+ongezuiverd Vlaamsch gaan schrijven, zooals hij het op de straat hoort,
+-- evenzoomin zou hij met ongemeulend koorn naar de markt gaan; zoo
+schrijft hij niet: "'t en e chee waa," maar: "'t en is geen waar." Niet:
+"Mettak weg was kwampi," maar: "met dat ik weg was kwam hij."
+
+Gezelle's taal is dus de gezuiverde spreektaal uit West-Vlaanderen. Maar
+hoe gezuiverd?
+
+Zooveel mogelijk heeft hij voor regel genomen, onze verfranschte en
+verhoogduitschte taal naar het voorouderlijke Vlaamsch te verbeteren:
+
+"Ik heb liefst naar oude Vlaamsche dichters opgezien en zooveel mogelijk
+die tale gebruikt, die bij Maerlant en andere te boeke staat en die,
+Godlof, alhier nog levende gehoord en gesproken wordt."
+
+Het West-Vlaamsch gaf daar aanleiding toe, immers:
+
+"De taal dier oude gewrochten is in West-Vlaanderen met de _zuivere_
+volkstaal eene en dezelfde gebleven.[2]
+
+Het West-Vlaamsch moet, volgens Dr. Snellaert, in de middeneeuwen
+grootendeels voor regel in het schrijven gediend hebben; ingezien den
+bloei van Brugge, Damme en Sluis, zal de taal er met de betere
+beschaving wel gelijken voet gehouden hebben.[3]
+
+Tot dat, men mag dus zeggen, Oud-West-Vlaamsch, is Gezelle wedergekeerd,
+om de spreektaal uit West-Vlaanderen te verheffen, te louteren en te
+verrijken tot schrijftaal.
+
+[1: Men raadplege daarover: _Van de Schelde tot de Weichsel_, J.A.
+Leopold en L. Leopold. 2 deelen, Groningen 1882.]
+
+[2: _Dichtoefeningen_, Verantwoordinge.]
+
+[3: ibid. ibid. en _Belgisch Museum_, 8e d., bl. 159.]
+
+
+III. _Kerkhofblommen._
+
+1o. _Hun ontstaan_.
+
+[Illustratie:
+
+EXIMII ET DILECTI CONDISCIPULI
+
+POESEOS ALUMNI IN MINORE SEM. ROLLAR.
+
+ATQUE IN CHRISTO FRATRIS IN MEMORIAM.
+
+TER DIERBAER' EN ZALIGER GEDACHTENISSE
+_van onzen_
+BEMINDEN BROEDER IN CHRISTO
+MYNHEER EDUARD VAN DEN BUSSCHE,
+STUDENT IN POESIS
+EN LID DER CONGREGATIE VAN O.L.V. ONBEV. ONTV.,
+IN 'T KLEEN SEMINARIE TE ROUSSELAERE;
+_die geboren te Staden op den 10 Januarii 1840,
+aldaer in den Heere verscheiden is op den
+derden dag van Meije, wezende heilig-Bloeddag,
+van 't jaer 1858._
+
+R.I.P.
+
+Zoo der ooit een bloemke groeide
+ Over 't graf waerin gy ligt,
+Of het nog zoo schoone bloeide --
+ Zuiver als het Zonnelicht,
+Blank gelyk een Lelie blank is,
+ Vonklende als een Roozen hert,
+Nedrig als de need're ranke is
+ Van de Winde daer me op terdt,
+Riekend, vol van honing ende
+ Geren van de bie bezocht --
+Nog en waer't, voor die U kende,
+ Geen dat U gelijken mogt!
+ G.G.
+
+ Eja dulcis anima, eja dulcis rosa,
+Lilium convallium, gemma pretiosa,
+Cui carnis foeditas extitit exosa
+Felix tuus exitus morsque pretiosa!
+ St. BONAVENTURA.
+
+_Rousselaere, ged. by Stock-Werbrouck._]
+
+Dit is de rouwgedachtenis of het doodsanctje door den Meester opgesteld
+bij 't afsterven van eenen zijner leerlingen; met zijne studenten trok
+hij op om de begrafenis bij te wonen. Alles wat hij er zag en hoorde en
+wat in zijn geest groeide tot beeld, alles wat in zijn hert werd gewekt
+van gevoelens, schreef hij neer bij het t'huiskomen. Op twee dagen was
+het af, en korte weken nadien kwam zijn eerste werk uit:
+_Kerkhofblommen, geplukt en bewaerd ter nagedachtenesse van zaliger
+Mijnheer Edewaerd Van den Bussche, geboren te Staden..._
+
+Een meesterwerk.[1]
+
+2o. _Ontleding_.
+
+De dichter heeft den gang der gebeurtenissen gevolgd en ze opgeteekend
+naarmate ze voorkwamen; de beste ontleding zal hierin dus bestaan, dat
+wij hem volgen, stap voor stap op den weg dien hij voorging, verwijlend
+een oogenblik bij iederen tred, om de christenheid en de diepte van zijn
+_gevoelen_, de kracht van zijne _opvatting_, de schoonheid van zijne
+_beelden_ en de macht van zijne _voorstelling_ te beschouwen, om zijne
+_taal_ te doorgronden, om, met een woord gansch zijne eigene
+persoonlijkheid te leeren kennen.
+
+En wil men, zoo kan men er dan eene verdeeling in vinden als volgt:
+
+A. _Voor_ den Lijkdienst.
+
+ 1o. Omstandigheden:
+ a. _Wie_ was E.v.d. Bussche?
+ Verzen: Zoo daar ooit...
+ Proza.
+ b. _Wanneer?_ Welke ure was't?
+ Verzen: 't Was de ure dat...
+ Proza tot aan: Zoo gebeurde 't.
+ c. _Waar_ was de begrafenis?
+ Proza: Wij wierden ondertusschen...
+ Verzen: Traagzaam trekt...
+
+ 2o. Verhaal.
+ a. Het strooien kruis. Lyrische ontboezeming over
+ 't geloof der Vlamingen, en hun gebruik van
+ een kruis van uitgedorschen stroo te leggen
+ waar een lijk voorbij moet. Het uitgedorschen
+ stroo verzinnebeeldt het lichaam zonder de ziel.
+ b. De moeder van den afgestorvene.
+ c. Bezoek bij de kist -- en het _De Profundis_.
+ d. De vader. -- Beschrijving door vergelijking,
+ Zijne ziekte,
+ Zedeles en troost.
+ e. De lijkstoet:
+ Het kruis -- lyrische strophe.
+ Landelijke natuurbeschrijving: langs den weg,
+ en tegenstelling met de stad.
+ De broeder en de zuster van den overledene.
+
+B. De Lijkdienst.
+
+ 1o. Voor de kerk: Uitlegging van zinnebeelden uit
+ de kerkelijke lijkplechtigheden:
+ Klokken.
+ Wijwater.
+
+ 2o. In de kerk:
+ a. De rouwgetijden. }
+ b. Het _Dies irae_. }
+ c. Wierook. } Het aangrijpend _mysterie_
+ d. Lichten. } van de grootsche
+ e. Offerande. } troostende ceremonien
+ f. Bel. } uit onze heiligen
+ g. Consecratie. } Godsdienst.
+ h. Klokken. }
+ i. Het: _In Paradisum_. }
+
+C. De Begraving.
+
+ 1. Laatste plechtigheden.
+
+ 2. Lijkrede: In deze innig roerende aanspraak is
+ evenmin als in al 't voorafgaande eene klassieke
+ verdeeling te vinden. Dwingt men er den stalen
+ gietvorm op van: Exordium, Confirmatio en
+ Epilogus of Peroratio, zoo dooft men eenvoudig
+ de verhevene zielegloed die door het stuk leeft,
+ en men maakt het belachelijk. Wederom kan men
+ niets beters doen dan de gedachten van den spreker
+ eenvoudig te volgen en aan te teekenen.
+ Na een eerste woord waarin hij:
+ 1. de leeraar, zich tot spreken onbekwaam gevoelt,
+ om hier zijn dagelijksche les te geven,
+ 2. en aan den engel des doods zijne taal leent,
+ richt hij zich
+ 1o. tot den afgestorvene en roemt _zijne deugden_:
+ a. zijne zuiverheid;
+ b. zijnen ootmoed;
+ c. zijne liefde en eerbied voor ouders en
+ meesters;
+ d. zijn verlangen naar het heilig priesterdom.
+ 2o. tot de ouders van den afgestorvene:
+ a. zijnen vader wiens troost,
+ b. zijne moeder wier hoop hij is in den
+ hemel.
+ 3o. tot den grond van zijn dierbaar Vlaanderen.
+
+En hij eindigt met een roerend: tot wederziens!
+
+C. GEZELLE.[2]
+
+[1: Dietsche Warande en Belfort, Febr. 1900, bladz. 110-111.]
+
+[2: Die korte inleiding werd geschreven op verzoek van den Uitgever en
+ten gerieve van de studeerende jeugd onzer bisschoppelijke colleges.]
+
+
+
+
+KERKHOFBLOMMEN[1]
+
+
+ Eia dulcis anima, eia dulcis rosa,
+ Lilium convallium, gemma pretiosa,
+ Cui carnis foeditas exstitit exosa,
+ Felix tuus exitus morsque pretiosa!
+ S. BONAVENTURA.
+
+ Ei, gij zoete zielken toch; ei, gij zoete rooze;
+ Lelie van de dellingen, kostelijk gesteente;
+ 't Vleesch en zijn bederfenis hadt gij altijd noode,
+ Zalig was uw uitgang en kostelijk uw sterven!
+
+ Zoo daar ooit een blomke groeide
+ over 't graf waarin gij ligt,
+ of het nog zoo schoone bloeide;
+ zuiver als het zonnelicht,
+ blank gelijk een Lelie blank is,
+ vonklende als een roozenhert,
+ needrig als de needre ranke is
+ van de winde daar m'op terdt,
+ riekend, vol van honing, ende
+ geren van de bie bezocht,
+ nog en waar 't, voor die U kende,
+ geen dat U gelijken mocht!
+
+In der daad, Eduard van den Bussche was, van afkomste en geboorte, van
+zeden en manieren, van Geloove en Godvruchtigheid, van voorkomen en van
+aanzien, oprecht een kind en een blomme van te lande; een kind was hij,
+dat hedendaags misschien de eervolle bespottinge weerd zou zijn van
+menig een, die hem verre beneen staat in de oogen van Hem bij wien de
+nederigen alleen verheven zijn, en 't Goddelijk welbehagen verdienen;
+zulk een kind was hij, dat, of ik nog zoo veel deugd van hem zei, mij
+geen een van al die hem Ouder of Meester, Pastor of Biechtvader, Makker
+of Vriend waren en zoude kunnen tegenspreken. Het hadde ons ook, zijne
+medeleerlingen in Poesis, hertelijk gespeten, hadden wij, om den afstand
+of anderszins, moeten laten van naar zijn uitvaart te gaan; wij gingen
+en
+
+ 't was de ure dat de Leeuwerk zoet
+ heur hooge zeevaart laten moet
+ en, zoekende op der aard'
+ om heur behoef, geen stonde en let,
+ maar zingend weer de zeilen zet
+ en stiert ten Hemelwaard.
+
+ 't Was de ure dat uw stemme luidt,
+ en klinkt en klapt en lacht en fluit,
+ o blijde Nachtegaal;
+ o orgel, die m' in 't veldaccoord,
+ en liev- en lang- en luider hoort
+ als alle vogeltaal!
+
+ 't Was de ure dat de wind ontwekt,
+ en 't wentelend kooren laaft en lekt,
+ en zoetjes ruischen doet;
+ dat uit de malsche velden jaagt
+ die lucht, die 't lieve leven draagt
+ in 't drijvend, dravend bloed.
+
+ 't Was de ure dat de landman gaat,
+ en op zijn herte een kruise slaat
+ en op zijn land een kruis;
+ en gaande bidt, en weent, en zaait
+ hetgeen misschien een ander maait
+ en lachend voert naar huis.
+
+ Het zaad! het zaad! het wonder werk,
+ dat nooit, of waar' hij nog zoo sterk,
+ een mensch gemaakt en heeft:
+ dat sterft eer dat het leven mag,
+ dat leeft alwaar 't gestorven lag,
+ en, altijd stervend, leeft!
+
+ Wij gingen ook een edel zaad,
+ het lijk van onzen medemaat,
+ al blijde, weenende al,
+ het land besteen, 't gebenedijd,
+ dat vruchtbaar, op gestelden tijd,
+ hem wedergeven zal.
+
+Wij naderden allengskens het sterfhuis. De zonne lag in strijd met den
+nachtelijken smoor, en 't en bleek ons niet of ze er ging door breken;
+doch de wijze landslieden, die van op hun werk ons keken voorbijgaan, en
+"elk ne' goen dag" met ons wisselden, verzekerden ons, op goed en
+deugdelijk bewijs, uit hun dagelijksch verkeer met Gods winden en
+weder, dat ons Heere den werkenden man 'nen schoonen dag ging verleenen.
+Zoo gebeurde 't. Wij wierden ondertusschen, in 't half duister van den
+smoor, al lenger hand de hofstee geware en zagen reeds het blanke gewaad
+van den wagen, die gereed stond om, naar oud vlaamsch gebruik, den
+afgestorvene, met zijne weenende en biddende familie, kerkewaard te
+voeren.
+
+ Traagzaam trekt de witte wagen
+ door de stille strate toen,
+ en 't is weenen, en 't is klagen
+ dat ze bin' de wijte doen!
+ Stap voor stap, zoo gaan de peerden,
+ traagzaam, treurig, stille en stom,
+ en zij kijken, of 't hun deerde,
+ dikwijls naar hun' Meester om;
+ naar hun' Meester, die te morgen
+ zijn beminde peerdenpaar,
+ onder 't kammen en 't bezorgen,
+ zei de droeve nieuwemaar.
+ "Baai," zoo sprak hij, "Baai en Blesse,
+ heden moeten... stille! fraai!
+ moeten wij naar de uitvaartmesse,
+ met den wagen, Blesse en Baai!"
+ En toen, na zijn hand te doppen
+ in 't gewijde water klaar,
+ zegent hij de hooge koppen
+ van 't onachtzaam peerdenpaar.
+ En hij kust en kruist ze beiden,
+ en "gij," zegt hij, "Blesse en Baai,
+ moet een lijk naar 't kerkhof leiden,
+ Baai en Blesse, stille! fraai!
+ Schuimen zoudt ge en lastig zweeten,
+ zoo 'k u zonder wete liet
+ van de mare, en zoudt verheeten,
+ gave ik u den zegen niet!"
+ En hij zelve kruist en wijdt hem,
+ eer hij ze in den breidel vangt,
+ met het water, dat bezijd hem
+ aan de ruwe bedspond hangt.
+ Want hij slaapt bij zijne beminde
+ peerden en bezorgt ze trouw,
+ trouwer als voor eigen kinde
+ eigen Moeder zorgen zou.
+ Hij besproeit, en met gewijden
+ pallem speerst hij peerd en stal,
+ om de lijkvaart te bevrijden
+ van gevaar en ongeval.
+ Ha! wie weet hoe veel gevaren
+ die niet hebben uit te staan,
+ die met peerden, -- God bewaar' hen! --
+ die met hunne meesters gaan?
+ Traagzaam rijdt en rolt de wagen,
+ treurig door de strate voort,
+ en 't is krijschen en 't is klagen,
+ dat men onder 't dekzeil hoort.
+ Stap voor stap zoo gaan de peerden,
+ ziende naar hun' meester om;
+ stap voor stap, als of 't hun deerde,
+ traagzaam, treurig, stille... en stom!
+
+'t Was met eenigen tegenzin dat de goede landslieden hun oud gebruik
+voor dezen keer wilden afstaan, om ons de eere en den troost te laten
+van onzen vriend, hand en hand, om zoo te zeggen, naar 't kerkhof
+uitgeleed te doen en zelve te dragen.
+
+Toen wij dan, na weinige stonden reizens, op de hofstee kwamen, wierden,
+al met een keer, de hoofden van de eerste aankomers ontdekt, dan de
+volgende, tot dat wij, buiten ons verwachten, al te maal sprakeloos en
+stille stonden voor de balie, over de wijd uitstrekkende armen van een
+overgroot neerliggend kruis.
+
+O dierbaar Geloove van Vlanderen, kostelijke perel van het Vaderland!
+Gij alleen hebt die werkzuchtige landslieden kunnen ingeven daar een
+kruis te leggen, en een kruis van uitgedorschen strooi! Christelijk
+bezielde Vlaming, gij spreekt toch, zonder woorden, uwe gevoelens en uw
+herte zoo wonderlijk klaar! "Bidt," zegt gij, "al die op mijn hof komt,
+bidt en ontdekt uwe hoofden voor het kruise des Heeren, want heden is
+van onder mijn dak eene ziele verscheiden, die, buiten hare verdiensten,
+op niets meer te steunen en heeft 't en zij op het kruis. Bidt en peist,
+gij die op mijn hof komt: hier is de Heere zijn graan komen halen en
+daar ligt nu 't ijdele strooi! Gelukkig, is het graan niet te licht
+bevonden; gelukkig, en heeft de vlegel des lijdens het niet gekwetst, en
+mag het nu de uitgekozene terwe des Heeren zijn! Bidt en peist, gij die
+op mijn hof komt; bidt en peist, gij die ervan af gaat, bidt en 'n terdt
+niet op het alverzoenende, op het alverblijdende kruis!"
+
+Wij traden binnen, een voor een, om niet te stooren; want de goede
+lieden en waren ons niet verwachtende. De eenvoudige Moeder, uit
+ingeboren Vlaamsche herbergzaamheid, vergat in 't eerste bijkants dat in
+heur huis het lijk van heur kind over eerde lag, en maakte alle slach
+van verschooningen: 't stond al over ende, dit en dat was er te kort,
+zij klaagde en gebood alhier en aldaar, zonder te weten van wat of aan
+wie; haalde zelve stoelen bij, en eindelijk, onder den last van veel
+strijdige gevoelens gepraamd, brak heur herte, en ze borst uit in eenen
+alderbittersten stroom van tranen, die ze ging zitten weenen in de
+asschen van den uitgestorven heerd.
+
+Op de voute lag het lijk, alree in de kiste gedaan. Wij klommen binnen,
+met zoo velen als wij kosten, en de anderen knielden in eene verstrooide
+reke door den vloer.
+
+ _De profundis!_ klonk de bede,
+ _De profundis!_ zuchtte 't huis,
+ 't huis, en al die knielden mede,
+ in godvruchtig stemgedruisch.
+
+ Uit de diepten roepe ik, Heere,
+ hoort, ik bidde U, naar mijn' stem!
+ wilt uwe oor te mijwaard keeren,
+ die om bijstand biddend bem!
+
+ Sloegt gij al mijn zonden gade,
+ Heer, wie 'n zou niet ondergaan?
+ Neen, bij U daar is genade,
+ Heere, uw spreken houdt mij staan!
+
+ Staande blijve ik op uw spreken
+ en ik hope in U, o Heer!
+ van het vroegste morgenbreken,
+ tot des avonds wederkeer.
+
+ Want bij U is medelijden,
+ is verzachten des gekwels,
+ grooter als het wederstrijden,
+ als de boosheid Israels.
+
+ Heere, dat hij ruste in vrede,
+ zei de Priester, ende wij:
+ Dat hem, in alle eeuwigheden,
+ 't hemelsch licht geschonken zij!
+
+ _De profundis!_ zong de bede,
+ _De profundis!_ zuchtte 't huis,
+ zuchtten al die knielden mede,
+ met verstervend stem... geruisch.
+
+Na dat wij, met gewijden palm, wijwater over de kiste en over ons zelven
+gesprinkeld hadden, zagen wij, voor de letste maal op deze wereld, het
+aanzichte van onzen beminnelijken vriend. Wij verkenden hem nog, in het
+witte gewaad der onnoozelheid; ja wij verkenden u, Eduard, aan dit edel
+blanke voorhoofd, aan die ingezonkene oogen, die zoo diepe en zoo vaste
+lagen en schouwden in den Hemel! "In den Hemel" stond op uw wezen, klom
+in onze herten, en klonk, als een triomphelied, bij 't weerom toeleggen
+van uwe schrijne.
+
+Ondertusschen hadden wij reeds verscheidene malen in de nevenkamer den
+klaren treurzang hooren weerhelmen en de bitterste toonen des lijdens.
+"Eduard! mijn Eduardtje toch!" was al dat wij vatten konden, was iederen
+keer het slot van een lange reke zuchten, snikken en klagen; "Eduard
+Eduard, ha! mijn Eduardtje toch!..." Weenende vrouwen leidden ons
+binnen, schoven eene gordine weg, en... daar lag de eerbiedweerdige
+Vader des huisgezins, het hoofd en de koning van de omliggende velden,
+de kloeke, de taaie landsman, met zijne zwemmende oogen in de onze om
+hulpe te zien; hulpe, die wij hem niet geven en kosten, want de hand des
+Heeren had hem geraakt.
+
+Zoo staat een eekenboom, verre en wijd beromd als de koning van het
+woud; stille en rustig steunt hij de wolken op zijnen stam en op zijne
+wijd omschaduwende kruine. Al met eenen keer straalt de bliksem des
+Alderhoogsten, hij valt omverregedonderd en ligt, met rookenden top, op
+de gebrokene takken van 't hout dat rondom hem groeit. Zoo lag die man
+daar, geveld en ontworteld, in al de kracht en de vroomheid zijner
+vijftig doorgewrochte jaren, rustende op de teere doch nuttelooze zorgen
+van zijne vrouwe en van zijne weenende kinderen.
+
+Menigen oest hebt gij zien bloeien, brave man; menigen meitak moest gij
+nog op uw volle schure steken, maar de Heere heeft de maneschijnen
+verkort, die gij nog tellen zult, terwijl gij ligt en zucht op het bedde
+des lijdens, onder eene zoo smertelijke plage! En, waarom zou ik hier,
+uit nieuwerwetsche kieschheid, mijne tale geweld aandoen en u bij uwen
+naam niet noemen, schrikkelijke kanker, bliksemstrale des Alderhoogsten,
+gruwbare doch heilige smerte, sedert dat het bloed van den lijdenden God
+alle menschelijke smerte geheiligd en gezalfd heeft? Waaromme en zou ik
+u niet noemen, Dienstengel des Heeren, uitvoerder van Zijnen altijd
+aanbiddelijken wille, u, door wiens handen God zoo menigen zucht van
+liefde, zoo menig woord van verduldigheid, zoo menigen wensch naar den
+Hemel, zoo menige offrande van zijn eigen zelven ontvangen heeft, gelijk
+al zoo menige blommen, geplukt in het herte van den lijdenden Christene?
+
+Ja, hij draagt liefde tot God, hij die Hem kan gebenediden, wiens geesel
+hij herden moet; hij die kan de hand zoenen die hem heeft geslegen!
+
+Dat kon hij, die goede smertlijdende vader, en daar kon hij meer als gij
+kunt, hedendaagsche nieuwopgebrachte jeugd, die, noch in de overdaad
+uwer schuldige vermaken, noch in de overmacht van de straffende pijnen
+die op u loskomen, uw zelven meester en zijt; maar die, oftewel het
+leven, de gave Gods, onder de voeten stampt, of waar 't een ondier,
+oftewel lastig uwe vroeg versletene dagen sleept, gij en weet noch en
+roekt niet waar naar toe!
+
+Wij troostten den armen man, of beter hij troostte zijn eigen zelven in
+den Heere. "Heere," zeide hij, "'k had hem van U ontvangen, ik zag hem
+zoo geerne, en Gij hebt hem van mij weer aanveerd; het was toch zulk een
+braaf kind!... Eduard, Vader gaat allichte achterkomen; bidt voor mij in
+den Hemel!... Ha!... 't zijn toch al Gods werken, wij moetender Hem
+vooren dank wijten, en ons aan Zijnen wille gedragen. Ah... wat dingen
+moet het zijn voor die geenen God en hebben!..."
+
+De bare stond voor de deure, en alles was allengskens in gereedheid
+gekomen, om te vertrekken: met ontdekten hoofde ontvongen wij de kiste,
+en schudden er godvruchtig de plooien rondom van den maagdenpelder.
+
+Even als men eenen strijder uit het slagveld draagt, gewonden in 't
+vaandel, waaronder en waarvooren hij gevallen is, zoo droegen wij onzen
+vriend, uit het strijdperk dezer wereld, onder "_'t blauwe kruis in het
+blanke veld_" des vaandels van Maria, en onder de zilveren zegekroone
+des Maagdendoms. Drie kleene jongens, bleuzende van gezondheid, en die
+al lange te wachten stonden, kwamen toegeloopen als ze zagen dat het
+schoon gepintte kruis uit den huize te voorschijn kwam! Ach, zij keken
+zoo drukkelijk in de roodgeweende oogen der zwijgende zuster, die hunne
+handtjes verborg onder den witten doek, waarin zij 't kruiske dragen
+moesten; en, weenden hun oogskes omdat ze zagen weenen en treurig zijn,
+zeker danste hun hertje van blijdschap, om het schoon schoon kruis!
+Lange nog zullen ze 't, met hunne kleene makkers, bewonderen, al spelen
+en al blomkes trekken op het kerkhof; zij zullen 't malkaar toogen en
+wijzen met den vinger, zonder het te durven genaken of de aarde stooren
+waarover 't zal geplant staan.
+
+Elk ende een had nu zijne plaatse gevonden in de eenvoudige
+landsprocessie, die ging aanvang nemen. Noch en waren die kruisen van
+gevlochten strooi vergeten gebleven, die, aan de hoeken van de straten
+geleid, als eenzame bedelaars den voorbijgaanden Christene eenen
+"Weest-gegroet" voor aalmoese vragen. Het lijk wierd opgeheven en met de
+voeten kerkwaards gekeerd. Moeder kwam te voorschijn, met de overige
+familie, om ons te volgen; en Vader zelve, den oogenblik dat het op
+scheiden aankwam, stond op, vestte zijne oogen staal op de kiste,
+wenschte zijn kind, en ons te zamen, den alderdroevigsten "God beware
+u!" en traagzaam gingen wij van 't hof, onder de geleide van 't
+bloeiende, blinkende Kruis.
+
+ Dood was de stam van dat Kruise, en de winden
+ voerden -- waar wete ik? -- het speelzieke loof!
+ Nooit en zou 't blommen noch blaren meer vinden,
+ nooit,... als in d'handen van 't Christen Geloof.
+ Dood was het hout, maar het hout moest herleven:
+ dood was zijn blad, maar de Christene Maagd
+ had het een blad en een blomme gegeven,
+ schoonder en beter als 't levende draagt:
+ blom van Geloof, dat de ziel niet kan sterven,
+ blomme van Hope op een zalig Hierna;
+ blomme van Liefde, die alles kan derven,
+ laat g'haar het Kruis, want het Kruis is gena!
+ Kruis, waar een God heeft zijn bloed op vergoten;
+ kruis, dat den Satan hebt nedergeveld;
+ kruis, dat de poorten der helle gesloten,
+ kruis, dat den Hemel hebt opengesteld;
+ kruis, te vergeefs door de wereld bevochten,
+ treedt, als banniere, de lijkvaart in top:
+ kruis met de Christene blommen bevlochten,
+ treedt als banniere, wij volgen U op!
+ Is 't door de Helle, -- de Helle zal zwichten;
+ is 't door het sterven, -- het sterven is _niet_,
+ niet als het uitgaan der slapende lichten,
+ als weer de zonne in de renbane schiet;
+ is 't door die zee van kleenhertige slaven,
+ die maar het Kruis aan 't gewicht ervan kent;
+ is 't door de zee van de wereld, de haven
+ staat en verwacht ons, met 't Kruise eromtrent:
+ is 't door de blijdschap of is 't door het lijden,
+ valt er te worstelen, valt er te strijden,
+ hem zal de borstweer, het Kruise, bevrijden
+ tegen 't geweld en het storremgebons:
+ hem, die voor 't Kruise, en met 't Kruise, kan sterven,
+ hem die, om 't Kruis noch den zege te derven,
+ terdt op de dood en, bij duizende werven,
+ gallemt: Hosannah! de zege is aan ons!
+
+Zoo gingen wij al peizen langs den weg, en geen een van ons die een
+woord sprak.
+
+Onze oogen en ons herte baadden ondertusschen zoo diepe en zoo verre in
+de oneindige zee van blauwe lucht, rustende op een andere zee van
+groene, wentelende, wijd rondom ons strekkende koorenvelden. De zonne
+regende heure stralen over onze hoofden, in 't herte van 't schietende
+loof, in 't geweefsel van de uitkomende bladeren, in den schoot van den
+dankbaren grond. De blommekes langs de bane schoten uit hunnen slaap en
+wendden naar den Hemelkoning; het ronkende vliegske schreef zijne
+aangename krinkels in de lucht, de lachende beke liep lustig voorbij, al
+blinken onder 't striemende vlotgers; hagen en kanten schetterden van 't
+gevogelte; de kruidekes langs den weg zongen van de plunterende
+moschbien; de leeuwerke schudde zijn vlerken uit, ging zitten preken op
+de locht; en de koekoet riep ons van verre zijn zoeten "goeden dag" toe.
+Vogelkes zagen wij langzaam omhoogeklimmen, al draaien rond malkaar;
+dan schoten zij weer pijlrecht omleege, slingerden snel achtereen, door
+struiken en tronken voorbij, en zaten en scholden elkander, in twist om
+'t gevangene vliegske; terwijl verre van ons, de voorzanger in het
+hooglied aller vogelen, klagend het laatste gebed, den _Amen_ zong en
+het slot van zijne heerlijke morgengetijden. Kruiden, grachten, weiden
+en 't vochtige land, alles doomde en ging op, lijk wierook, in 't vier
+van de bakelende zonne. De landslieden, die ons zagen voorbij gaan,
+prentten hunnen knie in den zachten vloer van den wijden tempel des
+Heelals, en, "in den naam des Vaders ende des Zoons ende des Heiligen
+Geest," wenschten zij den voorbijganger goe reize naar den Hemel,
+zeggende: "God gelieve zijne ziele in de eeuwige ruste! Amen."
+
+Ha! verre van ons, en gelukkiglijk uit onze oogen, lag er misschien toen
+zoo menige stede op haren uitgestrekten steenhoop te zuchten en te
+zweeten, in 't gebroel van de onverkoelde zonne; menige hooveerdige
+schouwe spoog zwarten rook in 't aangezichte des Hemels; menig werkhuis
+daverde onder 't ontzaggelijk krampen en zuchten van den in 't vier
+gebonden liggenden dampreus, en joelde jammerlijk van de schijverende
+raders, van de ronkende riemen, van 't gezwets, 't geklaag, 't gelach,
+'t gefluit en, -- God vergeve 't hun! -- 't gevloek van eenen
+samenroerenden menschenzwerm; menig krielende strate liep vol lieden,
+wier oogen, wier tale, wier asem, wier haastige stap, niet anders uit en
+gaf als zucht, brandende zucht, naar een ontbrekende dingen, nooit
+achterhaald of seffens weer ontvlogen; en wij, -- lof zij den Heere!
+--wij wandelden sprakeloos in 't midden van ons dierbaar Vlanderland;
+wij, van niemand gezien of 't en is van God en zijne eigene landslieden,
+--ja, lof zij den Heere! -- wij waren en wij voelden ons gelukkig, en we
+droegen een lijk!
+
+De strate ging al winkelen voort en wij gingen al wenden erachter,
+schouwende al te mets naar eene sterre, die, daar voor ons, boven op den
+Kerktorre zat te blinken, gedoken nu en dan in de kruine der boomen.
+
+Zoo pinkelt de avondsterre, als de koeien naar huis komen, traagzaam en
+dragende aan de melk die zij, gewonnen in de weiden, goedaardig en
+vreedzaam naar huis brengen.
+
+Wij gingen en volgden den hane op den kloktorre, die nu op onze rechtere
+hand, dan op onze slinkere hand uitkeek, langs den keerenden Kerkwegel.
+
+Eindelijk, na dikwijls verpalmd te hebben aan het stoffelijk
+overblijfsel, dat, hoe licht het ook was, toch hoe langer hoe lastiger
+wierd om dragen, gerochten wij op de bree strate, en daar, na een kleene
+stonde rustens, rees hij tot boven onze hoofden, hij, die de nederigste
+van ons allen was, en wij droegen hem op onze schouders. Zijn blanke en
+blauwe lijkgewaad sloeg in den wind, en waaide rondom ons, gelijk weleer
+zijne goede voorbeelden; of godvruchtig hielden wij 't in onze handen,
+ten teeken van getrouwigheid, en verborgen er onze tranen in, gebogen
+als wij gingen onder den heiligen last.
+
+Stap... stap... stap... klonk het over de steenen, als een droevige
+maatslag, bij 't snikken en 't weenen van de Moeder, het helder geklaag
+van de Zuster en het pijnlijk gesteen van den Broeder des overledenen,
+den Broeder, die meer gedwongen en in grooteren nood als wij, weenen
+moest en niet weenen en kon.
+
+ Ha! beklaagt hem, die, gevangen
+ onder 't wegen van de pijn,
+ niet en kan een trane ontvangen,
+ weenen, en gelukkig zijn!
+ Arme schaap! hoe moeste het lijden
+ door end door zijn herte snijden,
+ daar het bleef in barensnood
+ van de bittere vrucht ontbloot!
+
+ Tranen, bittere vrucht des lijdens,
+ drank die 't smachtend herte laaft,
+ zaad der vreugde en des verblijdens,
+ die God zelf verlichting gaaft,
+ toen, nog wandlende op de wereld,
+ menige uur Zijne oog, bepereld
+ en met droefheid overlaan,
+ stortte aanbiddelijk getraan!
+
+ Tranen, als bij noenenstonde
+ 't blusschend reegnen op het kruid,
+ als de perel die de wonde
+ des gekwetsten pijnbooms sluit,
+ als de frissche navondkoelte
+ na de heete zomerzoelte,
+ zoeter, ja, veel zoeter nog,
+ zijt gij, bittere tranen, toch!
+
+ Dank! o Heere, die me ontsloten
+ hebt de bronne van 't getraan,
+ die 'k zoo dikwijls heb genoten,
+ dikwijls er naar toe gegaan:
+ moet het krimpend alsemdrinken
+ vriend of vijand mij nog schinken,
+ geeft mij, anders niet, o neen,
+ geeft mij dat ik tranen ween'!
+
+ Stroom van droefheid, eedle tranen;
+ bittere beken des geweens,
+ hoe kunt gij den wegel banen
+ ter vertroosting! Wat gemeens
+ hebt gij, druppelen van de smerte,
+ met den honingdauw des herten;
+ waarom, als ik lijden moet,
+ zijt gij, tranen, mij zoo zoet?
+
+ God zijn wegen zijn verholen,
+ als Hij zalfkruid wassen doet
+ waar de slange zit verscholen
+ die den wandlaar bijten moet:
+ dank aan Hem, aan Wien 't bekend is
+ of er mate in onze ellende is,
+ dank aan die 't geween daarvan
+ met het weenen troosten kan!
+
+Aldus kwamen wij, onder groeienden toeloop van ingetogen nieuwsgierige
+christenen, tot nabij de Kerke.
+
+Welkom! Welkom! riepen de klokken, in ruischenden zang. Welkom! Welkom!
+zong onze heilige Moeder, toen zij haar kranke kind, op onze schouders
+gesteund, voor den laatsten keer zag aankomen. Geknield nevens het lijk,
+en met blooten hoofde, ontvongen wij Heuren zegen, gesproken en bevat in
+de perelende druppels van het wijwater; de lijkdeure sloeg open, en
+zingende trokken wij binnen, tot waar wij stil hielden, en bleven staan
+voor het heilig tabernakel des Heeren.
+
+Mysterie!... Mysterie en diepe verholentheid was al dat er nu verder nog
+ommeging.
+
+Mysterie... voor eerst, als, uit hunne graven en weer levende geworden,
+daar te voorschijn kwam heel de schrikbare aloudheid des Christendoms:
+Job, vol wonden en zeeren; het gezalfde hoofd Davids, met de asschen
+bestrooid der boetveerdigheid; de oude koning Ezechias; Zacharias met
+het wierookvat, en Paulus met het zweerd, traden langzaam vooruit,
+stonden stille en staal over de tombe te schouwen, tot dat elk, op eenen
+toon die hem eigen was, en die nochtans klonk gelijk de stemme des
+Alderhoogsten, de droeve wisselklachten aanging ende kloeg
+
+ Van het slijk daar we in geboren zijn, van het stof onzer
+eindelijke rustplaatse.
+ Van het blad daar de wind mee speelt, van de blomme
+die uitkomt en vertorden ligt.
+ Van den draad, dien de wever afsnijdt, van de wegvliegende
+schaduwe des levens.
+ Van de menigvuldige zonden der jonkheid, van de genezinge
+des vleeschs.
+ Van den half afgebroken levenswandel,...
+
+en van de opene deure des grafs, waaruit Job eindelijk alleene bleef
+klagen: _Miseremini!_ hebt medelijden met mij, gij die mijne vrienden
+zijt, want de hand des Heeren heeft mij geraakt!
+
+Ja, maar de slotsomme van de groote klachte bleef nog ongeklaagd en het
+schrikbare woord verviel nu op de heilige Kerke zelve. Een driemaal
+gekroonde, driemaal gescepterde Priester verscheen, en, staande in het
+midden der Vaderen, die van voor Hem wegschoven, zoo verkondigde Paus
+Innocentius, op de trompetten der Cherubim die uit den orgel daverden,
+die trompette die eens alle vleesch verschrikken moet. _Dies irae_ klonk
+het,
+
+ Kwade dagen, die al de dagen
+ eens lijk asschen weg zult vagen,
+ zoo 't Sibille en David zagen!
+
+ Welk een gruwel 'n zal 't niet wezen,
+ als de Rechter, opgerezen,
+ 't goe zal uit het kwade lezen!
+
+ Wondere trompetrumoeren
+ zullen al de graven roeren,
+ al die dood zijn throonwaards voeren.
+
+ Stom zal staan de Dood en 't Leven,
+ als de dooden antwoord geven,
+ staan, en voor den Rechter beven.
+
+ 't Zal een boek te voorschijn komen
+ waarin 't al staat opgenomen
+ dat het oordeel Gods moet schromen,
+
+ als de Rechter, neergezeten,
+ al 't verdoken kwaad zal weten,
+ straffen ende niets vergeten.
+
+ Wie zal dan toch mijn verweer zijn,
+ wat mijn voorsprake of begeer zijn,
+ als de goeden zelf verveerd zijn?
+
+ Koning, schrikbaar en grootmachtig,
+ bron van goedheid, nederslachtig
+ bid ik U, weest mij indachtig!
+
+ Jesu, wilt toch wel gedenken:
+ als gij mij kwaamt 't leven schenken,
+ was 't om me op dien dag te krenken?
+
+ Jesu, moe van zoeken naar mij
+ hebt Ge 't Kruis geleen, en daar mij
+ eens zoo dier gekocht: ach spaart mij!
+
+ schoon 't Uw recht zij van te wreken,
+ wilt mij vrij van zonden spreken
+ eer die dag komt aan te breken!
+
+ 'k Zuchtte als een ter dood verwezen,
+ maar mijn schaamrood schuldig wezen
+ hoopt op Uw bermhertig wezen;
+
+ Wierd Maria 't eeuwig leven,
+ wierd den moordnaar hoop gegeven,
+ hopen durve ik ook, en beven.
+
+ Heere, onweerdig is mijn bede;
+ doch, laat me, uit goedjonstigheden,
+ vrij van 't vier der eeuwigheden!
+
+ Laat mij bij uw schaapkes weiden,
+ wilt mij van de bokken scheiden
+ en ter rechter hand geleiden.
+
+ Moet gij dan vermalediden
+ en het eeuwig vier doen lijden
+ roept tot mij: "Gebenediden!"
+
+ Want ik kome al jammerklagen,
+ 't herte als asschen rouw geslagen,
+ hulpe in mijnen doodstrijd vragen.
+
+ Dag van weedom en van boeten,
+ als gij zult verrijzen moeten
+ en gerecht zijn om uw' zonden,
+
+ mensch, God spare u in die stonden!
+ Zoet Heere Jesu mijn,
+ laat ze in ruste en vrede zijn,
+ in alle eeuwen!
+ Amen.
+
+Mysterie!... de wolkende wierook, die langzaam uit het gloeiend herte
+des zilvers omhooge steeg, en van daar onzichtbaar nederviel in eenen
+regen van smeltende balsemgeuren, die de Kerke doorwasemde en die
+bleef hangen aan onze kleederen, even als het klimmende en 't wederom
+neerdalende gebed des aanhoorden rechtveerdigen!
+
+Mysterie!... van schitterend Geloove, Hemelwaards ziende Hope en
+brandende _Charitas_, die fakkels die rond de tombe flikkerden, in een
+aangenaam vertoog.
+
+Mysterie!... die mindere lichten, die ons den priester te gemoet
+leidden, toen hij van den hoogen autaar kwam en met de godvruchtige
+menigte gemeenschap hield, in 't offeren van het onbloedige slachtoffer!
+
+Mysterie!... 't omhelzen van de goudene patene, den slachtbank en den
+offerschotel van het heilige Lam des Heeren! Wel zijt gij weerd omhelsd
+te worden, koninklijk metaal, dat, gewend van overal elders te gebieden
+en meester te zijn, hier dienstbaar ligt onder de voeten des Heeren
+Jesu, en op den autaar des Alderhoogweerdigsten, onschuldig zelve, de
+ontelbare schulden helpt uitboeten, die, om u, met u en door u, gepleegd
+zijn!
+
+Mysterie!... het driemaal hellemende gerinkel, dat het licht verstrooide
+volk indachtig maakt hoe diepe de bevende Priester alree getreden is in
+het Heiligste der Heiligdommen!
+
+Mysterie!... als, bij 't nederkomen des Heeren, alles zweeg en roerloos
+bleef; onze hoofden in onze handen vielen, lekende van tranen, en
+driemaal in de hoogte, het koper door de vervaarlijke stilte daverde,
+zidderde, en bleef beven, tot in de steenen van den tempel, tot in de
+graven beneen den marbelen vloer!
+
+Mysterie!... gezegende en troostelijke stemme der klokke, die, willekom
+en onder wege half weggesmolten, als een Engel van vertroostinge,
+zachtjes de lucht liept stooren in de kamer en rondom de sponde van den
+lijdenden Vader, hem verkondigende dat Jesus andermaal, onbloedig, voor
+Eduard zijn kind, geleden had en gestorven was! Ja, de peerlen van leed
+en smerte ontschoten misschien wel den braven man zijne oogen, op het
+afgeluisterde kloppen der Elevatieklokke, maar even zoo dapper slierden
+en vielen de versletene Paternosterbeiers door zijne biddende vingers,
+onder het denken aan Hem die aan 't kruis stierf, aan Haar die eronder
+stond en leven kon: aan Hem en aan Haar die nu, boven alle smerte, in
+den hoogen Hemel heerschen.
+
+Och! hoe troostelijk is het, na die heilige Mysterien godvruchtig
+bewonderd te hebben, en zijn herte gelaafd in 't gebed, omhangen nog met
+de zoete wierookreuken, hand en hand te staan en reisveerdig ten
+gravewaard, met eenen afgestorven Broeder! Hoe troostelijk de stemme te
+hooren onzer eerbiedweerdige Moeder, die heur kind den letsten zegen
+geeft! Hoe troostelijk, als de orgelklanken dreunen, de klokken
+tribbelen, de kerkdeuren opengaan, het Kruis voorenop treedt, de wind in
+de vane slaat, het lijk ommekeert, omhooge rijst en voortgaat, onder het
+luidruchtige vaarwel der heilige Kerke, dat gelijkt aan het reisteeken
+van eenen triomphetocht!
+
+_In Paradisum!_ De herten beven in de boezems, de wangen slaan bleek en
+krimpen weg, tranen verduisteren 't gezichte, de knien wankelen onder
+den last des lichaams. _In Paradisum!_ Men weent, men weet niet waarover
+noch waarvan; men weent, men is blijde, men is getroost, men is trotsch
+van te weenen; men spreekt noch men hoort geen spreken meer, men peist
+noch men weet wat er omgaat, 't lichaam ziddert in de stemme des orgels,
+en de ziele vloeit weg ten Hemelwaard, in de stemme van dat wonderbare
+_in Paradisum!_
+
+ Ten Paradijze geleiden u de Engelen,
+ gaat met de heilige Martelaars mede,
+ en uit Jerusalems zalige muren
+ komen de zingende Chooren u tegen!
+ Gaat, eens met Lazarus arm en ellendig!
+ rust... in alle eeuwen der eeuwen onendig!
+
+Met zulkdanige gevoelens stonden wij op den 5den dag van Meie, 't jaar
+1858, in 't herte van West-Vlanderen, binst den brandenden noenenstond,
+te Staden op het kerkhof. Het Kruis was voor eene laatste maal in het
+graf tot op de kiste gedaald en had daar driemaal een teeken van
+zaligheid geteekend.
+
+Zoo teekende Moeder uw voorhoofd weleer en streelde met het Kruis uw
+oogskes toe, wanneer zij u, -- hopende Moeder! -- al bidden en zingen in
+slape had gezongen, in uwe aldereerste kindsheid, gij die nu ligt en
+slaapt in den schoot der aarde.
+
+De holde klank van het stof dat de Priester, onder heilige woorden, op
+de kiste liet vallen, het schraven van de koorden die men er van onder
+haalde, verdween welhaast met den laatsten _requiescat_, met den
+laatsten kronkel wierooks, die stillekes uit de stervende kolen en
+tusschen de zilveren ketentjes wegkroop in de ijdele lucht... en
+verdween: alles viel stille als de dood zelve, alles scheen te wachten
+naar iemand om het woord van scheiden uit te spreken, 't geen eindelijk
+gedaan wierd in dezer voegen:
+
+ Mijne beminde en dierbare Leerlingen!
+
+ "Het is mijne plicht, alle dagen, onder Ulieden het woord te voeren;
+ heden, dat wij niet meer in het stille schoolverblijf maar te zamen op
+ de boorden staan van een graf, heden en zal ik nochtans aan deze mijne
+ plicht niet te kort blijven, maar u hier mijne dagelijksche lessen
+ voorenhouden. Doch! wat behoort het mij te spreken, toen alles rondom
+ ons zoo eene klare tale voert, ja toen de doode stilte van dit Kerkhof
+ zelfs tot in onze gebeenderen ziddert!... Spreekt gij liever in mijne
+ plaatse, o Engel des doods, op wiens erfgebied wij hier staande zijn;
+ spreekt gij, en leert ons uwe zoo dikwijls herhaalde, dikwijls
+ verstane en even zoo dikwijls vergetene lessen. Spreekt gij in
+ zonderheid, afgestorven Broeder, spreekt gij, alderdeugdzaamste
+ Jongeling, waarvan uwe oversten zeggen en getuigen "dat gij maar
+ opgehouden en hebt kind te zijn om Engel te worden!" Spreekt, mijn
+ dierbare Vriend, mijn leerling en mijn kind: spreekt en verhaalt ons
+ hoe de Engel des doods aan u toch geenen zegepraal gewonnen en heeft,
+ maar hoe gij, integendeel, op zijne vlerken gesteund, het Hemelrijk
+ zijt binnengeklommen. Spreekt, vereeuwigde ziele, en verhaalt ons met
+ welke vreugd de Gever van alle goed uwe minzame deugden beloond heeft;
+ met welk een kleed van Hemelschen glans uw onaangeraakte zuiverheid,
+ met welke kroone van eere uwen wonderbaar grooten ootmoed, met welke
+ liefde uwe liefde en uwen eerbied voor uwe Ouders en Meesters, en
+ eindelijk, welke prijs u betaald is geworden voor dien zucht, die
+ wondere en zeldzame gifte des Heeren, die u van kindsbeen af
+ verlangen deed naar het kleed en de kroone, naar de zoetheid en de
+ bitterheden van het heilig Priesterdom. Spreekt, o onze dierbare
+ Vriend, spreekt en vertroost uwe Ouders, aangezien geen een van ons ze
+ troosten kan! Troost dien Vader, die zijn eigen lijden verborg, om het
+ uwe niet te vermeerderen; die God zijn leven ten besten gaf, wilde Hij
+ het uwe daarom sparen; spreekt en zegt dat gij welhaast misschien, als
+ Engel des Heeren, bij zijn bedde zult staan, hem in zijnen doodstrijd
+ hulpe bien en zijne ziele ten Hemel voeren. Spreekt en troost de
+ vrouwe die u gewonnen, geboren, gezogen en gekweekt heeft voor den
+ Heere; troost uwe Moeder, die er bij dage altijd zoo blij uitzag, uit
+ vreeze van u te bedroeven; die, vlijtig, met een hand de drinkschale
+ ontving van haar lijdende Kind en met de andere eenen stoel bijschoof
+ voor den bezoekenden Priester, maar die bij nachte, alleene en
+ verborgen, voor haar Kruisbeeld, daar den lang weerhouden stroom van
+ tranen liet gaan, en heur gebroken herte ontlastte. "Moeder," zoo zegt
+ haar, "gij vroegt aan God eenen Priester, de Heere heeft u verhoord,
+ Hij heeft u geenen Priester gegeven, maar eenen heilige, eenen Engel
+ in den Hemel, die, zonder den last des Priesterdoms te moeten dragen,
+ al de genuchten daarvan geniet, en daar, in die oneindige Kerke des
+ Alderhoogsten, aan den autaar van het Lam zelve, voor u staat te
+ bidden.
+
+ Spreekt gij nu ook, mijn brekend herte, als 't is dat gij nog spreken
+ kunt...
+
+ Maar neen, 't wordt tijd dat wij scheiden.
+
+ Afscheid nemen wij dan van u, onzen lieven broeder, met de laatste
+ trane der vriendschap, met de laatste bede des Christenen, met den
+ laatsten zegen des Priesters...
+
+ En gij, dierbare grond van Vlanderen, ons eigen Vaderland, gewijde
+ aarde van het kerkhof des Heeren, aarde waarin de muren staan van
+ Gods tempel en de voet van zijn Kruis, aarde waar het gebeente in rust
+ van zoo vele onzer Voorvaderen, wier heilig stof misschien in deze
+ handsvolle begrepen is, aarde die 'k omhelze als den grond waaruit ik
+ gesproten ben en waarin ik zal terug keeren, gewijde aarde, valt,
+ duizendmaal gezegend en besproeid met onze tranen, op dat heilig lijk,
+ dat wij u toevertrouwen! Bewaart die reliquie, bewaart ze tot op den
+ dag dat de Engel der verrijzenis hier zal komen kloppen, roepende:
+ "Staat op gij allen die gestorven zijt!"
+
+ Weer op zult gij dan staan, Eduard, onze vriend, in de glorierijke
+ verrijzenis, met die strale in uwe ooge, die blonk vol simpele
+ eenvoudigheid, met dien eigensten lach, spelende om uwen mond, die
+ altijd loech van zielsgenoegen, loech van onnoozelheid,
+
+ loech van liefde, loech van vreugde,
+ loech van louter zuiverheid,
+ loech in 't leven, loech in 't sterven,
+ lachen zal in de eeuwigheid!"
+
+Zoo scheidden wij van zijn lichaam, terwijl zijn ziele alree 't geluk
+genoot dat ons misschien nog menige vijanden, talrijke strijden en
+gevaren zullen komen betwisten; hetwelke wij nochtans ook, onder Gods
+hulpe, zullen veroveren, is 't dat wij getrouw blijven aan het voorbeeld
+van onzen Vriend, en bestand doen aan 't gene wij, bij zijn graf, ons
+zelven en den Heere beloofd hebben; eindelijk, en om te sluiten met een
+vers van den overledene zelven, indien
+
+"_elk slaapt op zijnen schild en houdt het zweerd in d'hand_."
+
+[1: Geplukt en bewaard ter nagedachtenis van zaliger Mijnheer Eduard van
+den Bussche, geboren te Staden, in West-Vlanderen, op den 10 Januarij
+1840; student in poesis en lid der Congregatie van O.-L.-V. Onbevlekt
+Ontvangen in 't kleen Seminarie te Rousselaere, overleden op zijne
+geboorteparochie, den 3den van Mariamaand, in 't jaar O.H.J.-C. 1858.]
+
+
+
+
+ BEZOEK BIJ 'T GRAF.
+
+
+ Ik wandelde, ik wandelde alleen,
+ ik wandelde en sprak tot den Heer:
+ Hij sprak en ik hoorde, en hij hoorde en ik sprak,
+ en 'k wandelde en 'k sprak tot den Heer.
+
+ Wie leedde, wie leedde er mijn schreen?
+ Waar leedden mijn schreden naartoe?
+ 'k En wete, maar 't leedde me entwie en ik ging,
+ en ik stond op het kerkhof alleen.
+
+ Daar staat hij, de torre, 't is hij;
+ de hane op den torre, 't is hij;
+ daar staat hij die torre en die Kerke en dat Kruis;
+ hier hebbe ik nog eenmaal geweest.
+
+ Hier legde ik een vriend in het graf,
+ ik legde -- en hij slaapt in het graf;
+ en Jesus, die waakt in zijn heilige tent,
+ waakt neffens hem, neffens het graf.
+
+ Waar, zegt mij, o zwijgende veld,
+ waar ligt hij begraven?... Alhier?
+ Waar is 't dat ik weenend mijne oogen verborg
+ en zeide: "Vaarwel, o vaarwel?"
+
+ Het water gaat open en toe,
+ Het water gaat op en gaat neer,
+ het water, als 't kind er een steentjen in smijt,
+ het water gaat op en gaat neer.
+
+ Het water gaat op en gaat neer,
+ het water gaat open en toe,
+ en haast is het water weer heel en gansch stil;
+ waar viel en waar ligt nu de steen?
+
+ En de aarde gaat open en toe,
+ ook de aarde gaat op en gaat neer,
+ wanneer er de putmakers geldwinnend hand
+ een kist in legt, open... en... toe!
+
+ En de aarde gaat op en gaat neer,
+ ook de aarde gaat open en toe:
+ en, hooger als de andere graven, een tijd,
+ daar toogt men een graf en zegt: "Daar!"
+
+ En de aarde zinkt langzamig neer,
+ en de aarde zinkt wederom toe,
+ en wederom strekt er zijn armen naar uit
+ 't vergetende gers, en 't groeit toe.
+
+ En de aarde gaat open en toe,
+ en de aarde gaat op en gaat neer,
+ en haast is het alles zoo effen en groen,
+ zoo effen als al dat er leeft.
+
+ Wat zegt gij, o zwijgende veld?
+ Waar lag hij, waar ligt hij nu, hij?
+ Waar is 't dat ik weenend mijne oogen verborg
+ en zeide: "Vaarwel gij, vaarwel?"
+
+ Een stemme, geen andere 'n sprak,
+ een stemme, geen andere, geen een:
+ "Komt hier," zei een stemme, aan het Kruis, "hij ligt hier:
+ komt hier," zei een stemme, "aan het Kruis."
+
+ o Stemme van 't houtene Kruis,
+ o Kruis van den Heere, gegroet;
+ gij blozende vrucht aan den edelen boom,
+ gekruiste Verlosser, gegroet!
+
+ Waar staat gij, hooge over mijn hoofd,
+ waar staat gij, gedoken in 't gers,
+ waar staat gij, waar staat... dat ik groete u, o Kruis,
+ ik groete u, o edele Kruis?
+
+ o Stemme van 't houtene Kruis,
+ o stem van het houtene Kruis,
+ ik vraagde zoo dikwijls, ik vraagde en ik bad,
+ en... de antwoord is altijd: het Kruis.
+
+ o Kruis op den torre en in 't gers,
+ o Kruis aan 't gedokene graf,
+ o Kruis, waar gij staat ofte gaat, zijt gegroet,
+ gegroet zij mij 't heilige Kruis!
+
+ o Stam van het heilige Kruis,
+ triomphwinnend houtene Kruis,
+ gij toogdet.., ik vond mijnen vriend, vind' Hij mij,
+ die stierf aan het heilige Kruis!
+
+
+
+
+ NOG EENS
+
+
+ Nog eens, o christene studenten,
+ bij 't graf gestaan! In tranen? Neen!
+ Laat vreugde op ons den zegel prenten,
+ want wij zijn christenen! 't Geween
+ betaamt die hoop noch troost en kennen
+ in Christi kruis en dierbaar bloed,
+ betaamt die kerke en kerkhof schennen,
+ betaamt een' andren jongelingsstoet!
+ Voor ons is doodgaan levend worden,
+ door Hem die lijf en leven gaf;
+ 't en zijn geen beendren die verdorden
+ of zullen opstaan uit het graf.
+ Zoo zult gij ook, beminden; 't sterven
+ heeft Jezus zelve ons voorgedaan:
+ de doodbrief staaft uw recht om 't erven
+ het rijk waar Hij is ingegaan!
+ Gelukkige Arnoud, rust in vrede,
+ God hebbe uw' ziele in zijn gena;
+ gij droegt, 't is waar, uw deugden mede,
+ maar uwe exempels liet ge ons na:
+ die volgen wij, tot op den rande
+ van 't graf, onwankelbaar vereend;
+ brengt deez' belofte ooit een in schande
+ van die hier staan? Zoo God helpt, neen 't!
+
+
+
+
+ JAARGETIJDE
+
+
+ o Gij die wij beminden eens,
+ wij groeten u, vol droef geweens,
+ en staan rondom uw graf te gaar,
+ op 't ende van uw stervensjaar.
+
+ Waar zijt gij? Sterke en kloeke, en al,
+ waar zijt gij, ach, te groot getal
+ van vrienden, gij, die dacht misschien:
+ 'k Zal menig uwer sterven zien!
+
+ Aleer gij iemand sterven zaagt,
+ was 't gij die eerst gestorven laagt:
+ en droevig staan we, uit vriendenplicht,
+ bij 't graf, waar ge in begraven licht.
+
+ Zoo vaart de dood, o! doof en blind,
+ ze'n spaart geen ouder, spaart geen kind;
+ smijt al in 't graf, maar d'hope niet,
+ die me in dit kruis hier staande ziet.
+
+ o Zalig teeken op het graf,
+ o nooit ontvallen wandelstaf,
+ staat bij, staat bij, in dezen nood,
+ en zijt remedie na de dood!
+
+ o Kruis, daar Christi bloed aan was,
+ de mensch is licht en broos als glas:
+ hij valt, hij breekt; gij staat en houdt
+ omhoog, die op uw stam betrouwt.
+
+ Daar liggen ze aan uw voet, o Kruis,
+ onz' liefste neer, in stof en gruis:
+ herleve 't stof en worde 't wat
+ Gods hand het eens geschapen had.
+
+ Herworde 't jong en stervensvrij,
+ herworde 't in Gods vreugden blij,
+ herworde 't in God zelf geleerd,
+ herworde al 't duistre in licht gekeerd!
+
+ o Dierbaar is het vriendengraf,
+ ik schee daar met getraan van af,
+ ik laat mijn hert daar aan en bij,
+ en,... vrienden, dat u vrede zij!
+
+
+
+
+ HET KRUIS
+
+
+ Het kruis ontliet den mensch
+ uit 's vijands helsche banden;
+ met 't kruise wijgen hem,
+ in 't doopsel, 's priesters handen;
+ gebiecht, gevormd, berecht,
+ getrouwd, gezalfd in 't kruis,
+ nog wijst hem 't kruis den weg
+ naar hier, zijn laatsten thuis.
+ o Kruise, dat daar staat,
+ och, of zij 't allen wisten,
+ gij zijt het teeken en
+ de hoop van elken christen:
+ zoo Christus leefde en stierf,
+ in kruisen en verdriet,
+ zoo zult gij, of ge en volgt
+ in zijn triomph hem niet!
+
+
+
+
+ UIT HET ITALIAANSCH
+
+
+ Ik hoor ze zingen in de roozenhagen,
+ de nachtegaalkes, hunnen liefdezang;
+ en de eekentronken, oud en bruin, doordragen
+ de gulden najaarszonnestralen lang.
+
+ 't Gaan duizend stemmen achter 't land en roeren,
+ 't gelooverte en het gers en 't beekske roert;
+ in 't diepend blauw zie 'k de Apenninen loeren,
+ den hemel wordt zijn' roozenverwe ontvoerd.
+
+ Bij zulk een zalig, eenzaam vredezegenen,
+ och Moeder, mochte ik uwe stemme ontvaan!
+ Och mochte ik, Moeder mijn, u nog bejegenen,
+ een enk'len keer nog, en toen sterven gaan!
+
+ Neen, koud zoo ligt gij daar, in 't graf gedragen,
+ het hooren van mijn stemme is u geroofd!...
+ wijl boomen, bergen en de roozenhagen
+ de nacht bedekt, die dit mijn herte dooft!
+
+
+
+
+ R.I.P.
+
+
+ Rust in vrede, rust in vrede,
+ gij die, wandlend, zijt van hier
+ voorwaards- en voorbijgetreden,
+ onder Christi kruisbanier;
+ die naar 't land zijt, het verdoken,
+ waar de koninklijke staf
+ ligt bij 't naamloos stof gebroken,
+ van 't onedel werkmansgraf;
+ waar geleerdheid niets kan baten,
+ weet men Christi lessen niet,
+ waar men geld en goed moet laten,
+ waar geen schoonheid overschiet.
+ Rust gij, leeraar en geleerde,
+ rust scholier en schoolregent;
+ rust, dien elke ende een vereerde,
+ rust, dien niemand heeft gekend.
+ Rust, die 't zelfste bloed in de aderen
+ droegt misschien als ik; en gij,
+ vrome ziele onzer vaderen,
+ rust, en dat u vrede zij!
+ Moge God u ruste geven,
+ die begonnen, die volend,
+ of die, midden in het leven,
+ wakend hebt de dood gekend!
+ Rust in vrede, rust in vrede,
+ jonge en oude, groot en smal,
+ rust en, in Gods zaligheden,
+ rust, gij afgestorv'nen al.
+ Rust in vrede, rust in vrede,
+ u nog eens vaarwel gezeid,
+ eer ik weg en thuiswaards trede,
+ rust... tot in der eeuwigheid!
+ Amen.
+
+
+
+
+ HET KINDEKE VAN DE DOOD
+
+
+ Filius mortis est.
+ I Reg., XX, 31.
+
+ Daar zijnder die de levensbaan,
+ met schaars eenen brijzel brood,
+ tot aan hun oude dagen gaan
+ en leven, spijts de Dood.
+
+ Daar zijnder die dit leven van
+ zijn blijde bane stoot,
+ van waar hun eerste reize began:
+ 't zijn kinderen van de Dood.
+
+ Een wist ik, en zijn moeder, als
+ zij 't hutste op haren schoot,
+ zij zong en zij zeide: "Mijn kind!" 't Was valsch!
+ 't was 't kindeke van de Dood.
+
+ Zij leefde en leefde tweemaal toen
+ zij 't tegen heur herte sloot,
+ en driemaal, toen ze 't daar mocht voen,
+ heur kindeke... van de Dood.
+
+ 't Kind at en drank, uit klaar bedwang,
+ en 't pramen van den nood,
+ maar al dat het nutte, van spijze en van drank:
+ het at en het drank de Dood.
+
+ Het groeide alzoo de plante wast,
+ die nimmer zunne 'n ziet:
+ een rijzig, een reilde kindeke was 't,
+ en derelijk als een riet.
+
+ En de andere blommekes, blank en blij
+ ze loegen altemaal;
+ en, over van vreugde, zoo loegen zij
+ met zijnen bedrukten staal.
+
+ Het loeg... en het hief in het blauwe meer
+ des hemels zijne oogen, maar
+ ze vielen zoo licht op de aarde weer neer,
+ en ze stonden daar, immer -- daar.
+
+ Aanschouwt hem, aan zijn huis geleund,
+ hij rust en, overhand
+ op d'een en op d'andren voet gesteund,
+ daar staat hij nu, aan den wand.
+
+ Hij staat daar, van als de morgen breekt,
+ en spreekt geen enkel woord,
+ 't en zij dat hij in zijn herte spreekt,
+ en dat God daar alleene aanhoort.
+
+ Aldus verwacht hij 't noengetij,
+ hij buigt zijn hoofd, hij hijgt
+ om asem, en pijnelijk asemt hij...
+ maar klagen, nooit: hij zwijgt.
+
+ Zoo zinkt het sappig looverkruid
+ in 't branden van den noen,
+ en asemt al de krachten uit
+ die zijn blaren voen.
+
+ Hij staat daar, als de zonne zinkt, --
+ een roode hemelbal,
+ die loerende al onder de boomen blinkt
+ en wegvaart, -- liefst van al.
+
+ Toen heft hij zijn grooten oogbal op
+ en laat hem, overlaan,
+ ontlasten den blinkenden pereldrop,
+ dien niemand en kan verstaan.
+
+ Toen sukkelt hij weg, en hij kijkt, wanneer
+ hij staat om in te gaan,
+ nog eenen laatsten en ach zulk een langen keer,
+ al zuchten... achter de baan!
+
+ En als de wind de deure wrijft,
+ toen keert hij treurig om,
+ wendt weder, en schudt met zijn hoofd, en schrijft,
+ in de asschen daar schrijft hij: "Kom!"
+
+ Gelijk het kind des avonds, blij
+ en op zijn speelgenoot
+ al peizen, wenscht: Dat het morgen zij!
+ zoo wenscht hij naar de Dood.
+
+ De dood is maag en vriend van hem,
+ hij kent heur witte hand,
+ hij kent heuren lijzigen stap, en heur stem,
+ en heur delfspa, en heur land.
+
+ Zij is vriend van hem en speelgenoot,
+ zijn herte langt erom;
+ ja, zij nestelt alree in dat herte, de dood,
+ en zoo, schrijvende, zucht hij: "Kom!"
+
+ Zij beidde, en hij beidde zoo lange ernaar,
+ en ze kwam toch 'nen keer, daar hij stond
+ alwaar hij placht te staan, en alwaar
+ zij kwam, en alwaar hij ze vond.
+
+ Zij kwam, en zij ging in huis, en hij zag,
+ en hij stapted' heur achternaar:
+ zij klom en hij klom, en zij lag en hij lag,
+ en zij loeg... en hij loeg op haar.
+
+ En zeider daar eene: "Ei, hij lacht! hij lacht!
+ Wat heeft er med' hem geweest!
+ Wat doet hij nu, dat hij nog nooit en placht:
+ ons broeder, ai Heere, hij geneest?"
+
+ "Ah," zeider daar toen nog eene andere vrouw,
+ "dat was mij een aardige lach!
+ Zoo loeg hij, wanneer dat hij sterven zou,
+ mijn areme man en hij... ach!"
+
+ De schrik kwam in huis, en elk beefde en elk sprong
+ en elk vloog, alhier, aldaar:
+ en 't klopte op den torre, en de belle klonk,
+ en 't brandede een keerse klaar.
+
+ En stille... zoo viel het toen, stille,... niet
+ en roerde of en leefder meer,
+ om 't schrikken en om den eerebied,
+ en de komste van -- den Heer!
+
+ En zeider een lijzige stemme, toen
+ zij weerom spreken dorst:
+ "Wat gaat hij daar, kijkt, wat gaat hij doen:
+ wat maakt hij daar op zijne borst?"
+
+ "Ai!" zeider eene andere vrouwe, en sprak,
+ terwijl zij naar Christus wees:
+ "Het Crucifix! want hij maakt zijnen pak...
+ hij gaat sterven!" En zij kreesch...
+
+ En 't water viel gewijd op hem,
+ het kruis ging aan zijnen mond,
+ en snikkende snokte er nog menige stem,
+ die anders geen woorden en vond.
+
+ Toen sprak hij, terwijl hij staal voor hem zag,
+ en -- iets? -- in zijne armen sloot:
+ "Och! moeder toch, geeft mij een kruisken!" En ach,
+ de vrouw was al lange dood!
+
+ En spannende toen, med' eenen langen zucht,
+ de ziele heuren band... intween,
+ ze vluchtte... en, in moeder heuren schoot gevlucht,
+ zoo liet zij heur lijk alleen.
+
+ Med' oogen half open en mond half toe,
+ zoo lag het, en loeg het, en keek;
+ en velen die 't zagen, ze zeiden: "Hoe!"
+ en dat het hem zoo geleek.
+
+ De landman stond, op den droeven klop,
+ die zijne endeklokke lood,
+ en peisde, en hij rechtte zijn hoofd 'nen keer op:
+ 't Is voor 't kindeke van de Dood.
+
+ Hoe snel nu van dien rechtveerdigen man
+ 't gebed ten Hemel schoot,
+ 't en was er niet eer als het zielke van
+ het kindeke van de Dood.
+
+ En zij, die eens op dat eigenste kind
+ heur stervende oogen sloot,
+ ze zoende in den hemel heur teerbemind...
+ heur... kindeke... van de Dood.
+
+ En zong er toen een, dien dit leven van
+ zijn blijde bane sloot:
+ "Ik hope in een beter leven dan
+ dit leven van de Dood.
+
+ En 'k wilde wel gaan door 's levens baan,
+ met schaars eenen brijzel brood,
+ zoo 'k mochte zoo recht naar den Hemel gaan
+ als -- 't kindeke van de Dood!"
+
+
+
+
+ GOUDEN ROOZEN
+
+
+ _Gedachten by het graf_
+ van zaliger mijn weledelen, zeer eerweerden Heere
+ Mijnheer Joseph Antonius Maria Ghislenus
+ Anastasius Johannes-Nepomucenus
+ Baron de Pelichy
+ filius M'her Johannes, wijleneer Burgemeester der stad Brugge,
+ bij Mevrouw Maria Josepha van Heurne;
+ _die, geboren te BRUGGE, op den 15 April 1809, Priester
+ en Bestierder der Zusters van Maria te ISEGHEM,
+ aldaar godvruchtiglijk in den Heere overleed,
+ op den 28 Julij 1882_.
+
+ Gouden roozen, zelden bloeiend,
+ in dit arem tranendal,
+ of zoo spoedig weer ontwelkerd,
+ wie is 't die u vinden zal?
+
+ Jesus volgende en Maria,
+ gouden rooze na den geest,
+ was hij Edeling, was hij Christen,
+ was hij Priester, aldermeest.
+
+ Hij was levend 't geen hij stervend
+ wilde zijn: de gouden roos
+ uit zijn wapenschild, oud, eerlijk,
+ ongeschonden, vlekkeloos.
+
+ Beeld van liefde, beeld van goedheid,
+ beeld van al dat edel is,
+ bloeit hij zoo in aller herten
+ en in elks geheugenis.
+
+ Beeld van priesterlijke deugden,
+ van geleerdheid, hooge en klaar;
+ in de kunst die alle kunsten
+ overtreft, kunstoefenaar.
+
+ Kunst der kunsten, zielen leiden,
+ zielen leeren vroeg en laat,
+ God betrachten, God beminnen,
+ met den woorde en met der daad.
+
+ Kinderzielen, opgegaderd
+ langs den weg en in het dal,
+ schoon u niet altijd even prachtig,
+ even kostlijk immers al.
+
+ Hoogbestemde zielen Christi,
+ maagdenblommen, leliepracht,
+ van de wereld afgestorven,
+ God beschouwend dag en nacht.
+
+ Zegt, wie zal elks lesse wezen,
+ elks goe voorbeeld? Zegt, wie zal,
+ onder zoo veel edele perelen,
+ de eelste perele zijn van al?
+
+ Zegt, wie zal den vijand keeren,
+ wie zal wakend voorengaan,
+ wie den weg, de weiden vinden,
+ wie de bronnen gadeslaan?
+
+ Hij zal werken, hij zal waken,
+ hij zal sterven, doet het nood,
+ en, lijk Jesus, zijnder kinderen
+ hulpe en heil zijn, tot der dood.
+
+ Gouden rooze, vol van kracht en
+ milde reuken, deur end deur,
+ alles met de lucht verfrisschend
+ van uw zoeten liefdegeur.
+
+ o, Wie pegelt al de schatten
+ die gij, bloeiend roozenblad,
+ God alleen bekend, de menschen
+ onverstaanbaar, hebt bevat!
+
+ Dat is 't woord, o gouden rooze,
+ dat ik in uwe tale vond;
+ dat's de wijsheid van dat wapen:
+ Gouden roozen, groenen grond.
+
+ Groene grond was 't, en goede eerde,
+ waar gij 't leven hebt ontvaan,
+ en waar eerst de gratielonken
+ van Gods zonne u vonden staan.
+
+ Goede grond zijn onze herten,
+ en de vruchten, ongeteld,
+ zijn wij schuldig uwer goedheid,
+ die nu rust in 't heilig veld.
+
+ Vruchten, weerd het milde zaaien
+ van uw hand en al het werk
+ van uw priesterlijk bezorgd zijn
+ voor Gods volk en voor Gods Kerk.
+
+ Groene grond zal op het kerkhof
+ haast verbergen 't heilig oord,
+ waar gij rust en wacht de stemme
+ van des Engels wekkend woord.
+
+ Maar geen groenen, geen verdroogen
+ van het jaar of van het veld,
+ dat de erkentelijke droefheid
+ onzer herten palen stelt.
+
+ Neen, geen tijdstip, geen verjaren
+ van uw sterfdag mindert ooit
+ het geheugen van al 't weldoen,
+ dat gij hebt rond u gestrooid.
+
+ Want wij hopen, schoon wij weenen,
+ dat alwaar gij God geniet,
+ gij het werk nog uwer liefde en
+ al uw' kleene kinders ziet.
+
+ Ha, betrouwt ons dat wij zullen
+ uwen name en uw blasoen,
+ kleen- en grooten, rijk- en armen,
+ naast onze ouders, eere doen.
+
+ Dank- en dierbaar zal hier blijven
+ uw gedacht, en, waar gij zijt
+ zal de weerklank u verheugen
+ van uw naam gebenedijd.
+
+ Wij beloven 't en wij meenen 't,
+ dat wij, ver van u voortaan,
+ zullen werken, leeren, bidden,
+ en met u standvastig staan.
+
+ Ja, standvastig als de boomen
+ van dat vruchtbaar wapenveld,
+ dat, vol gouden eekels, uwe en
+ onze vrienden voorenstelt.
+
+ Vrienden, die aan ons u binden,
+ schoon gij reisdet hemelwaards,
+ en die, in uw' plaatse, ons zullen
+ troosten, of gij zelv' het waart,
+
+ tot dat eens een' dag van vrede, een'
+ dag van blijdschap God verleent,
+ die hetgeen hij kwam te scheiden,
+ in zijn goedheid, weer vereent.
+
+ Dit vereend zijn, -- _in aeternum!_ --
+ dat het eeuw- en ervig duur',
+ na 't bedied van Gods onroerbaar
+ woord: _Non commovebitur!_
+
+ [NOTA. -- Het wapenteeken, dat het edele geslachte _de Pelichy_
+ vertegenwoordigt, is: Op een groenen grond of veld eene zilveren of
+ witte bare, onder welke eene, boven welke twee, te zamen drie gouden
+ roozen staan, met deze kenspreuke: _Vulnerat et sanat -- : 't Kwetst en
+ 't geneest_.
+
+ Het edel geslachte _Gilles_ vertegenwoordigen, op eenen blauwen grond of
+ veld, een gouden keper, met, in elken overschietenden hoek van 't
+ schild, een te zamen drie gouden eekels. Kenspreuke: _In aeternum non
+ commovebitur: In der eeuwigheid en zal 't beroeren_.
+
+ Het wapenteeken van de twee verhuwlijkte geslachten te zamen, _Gilles_
+ en _de Pelichy_, is, gevierendeeld, aldus: 1 en 4 _Gilles_, 2 en 3 _de
+ Pelichy_.]
+
+
+
+
+ ZIELGEDICHTJES
+
+
+ I
+
+ L.J.D.W.
+
+ 1852
+
+ Het aardsche vat was al te teer
+ voor 't machtige verstand,
+ de band des lichaams kon niet meer
+ weerstaan der zielen brand;
+ hij brak... ze ontlook heur vleugelen
+ en koos de hemelbaan:
+ daar mag zij, zonder teugelen,
+ God minnen, God verstaan.
+
+
+ II
+
+ H.L.B.G.
+
+ 1852
+
+ Uw stemme, o Heer, hebbe ik vernomen:
+ "Gaat in mijn wijngaard," sprak ze mij.
+ Ik ben, gehoorzaam, er gekomen,
+ al is 't dat ik onweerdig zij;
+ en nauwlijks daar nog ingetreden
+ of, met den wille alleen te vreden,
+ zoo roept gij mij bij uwen throon,
+ en geeft, voor onverdienden, loon,
+ zoo veel aan mij als aan die 't ploegen
+ en 't daaglijks strijden voor uw kerk,
+ en d'hitte van den dag verdroegen,
+ gegrijsd op 't heilig wijngaardwerk!
+
+
+ III
+
+ GULIHELMUS, Koster van 't Kl. Sem.
+
+ 1855
+
+ Welzalig is de sterveling,
+ die nooit in kwade wegen ging,
+ maar die zijn leven, dag en nacht,
+ Gods wet bewaard heeft en betracht.
+
+
+ IV
+
+ J.F.C.
+
+ 1855
+
+ Gelukkig die, in 't dorre zand
+ van 's werelds vreemd Egyptenland,
+ op weg ten hemelwaard,
+ geen oogbedriegend weeldrig oord
+ vergeefs vervolgend, op en spoort,
+ maar zijnen weg bewaart.
+
+ Gelukkig die de wreede beet
+ der wereldbraam zoo haast vergeet
+ als hij ten Hemel schouwt,
+ of die, in zijnen lentedag,
+ een enkle blomme plukken mag,
+ en... dat 't hem niet en rouwt.
+
+ Maar geen die ik zoo gelukkig nom
+ als hem die 's werelds doorne en blom
+ en 't jonge leven laat,
+ om vroeg naar 't eigen land te gaan,
+ waarheen de pelgrim, op de baan,
+ nog reekende oogen slaat.
+
+ Gelukkig, jongst ontslapen vriend:
+ nooit heeft uw ziel het stof gediend,
+ op ijdelheid verzot;
+ een enkele blomme pluktet gij:
+ de zuivre blom der Poesij,
+ en droegt die mee naar God!
+
+
+ V
+
+ D.J.V.K.
+
+ 1858
+
+ Daar lacht een nieuwe zon de nieuwe velden tegen,
+ de voorjaarmorgen breekt, na winternacht, weer aan;
+ ik zie het groeiend licht ten oosten opgestegen,
+ maar nauwelijks op, het licht is weer aan 't ondergaan!
+
+ Aan 't ondergaan? Toch niet! 't Is ik die ben gerezen,
+ 't is ik die Hemelwaards gerukt, uit rampe en wee
+ en uit alle aardsche vreugd, -- mag vreugd heur name wezen?
+ de zonne duistren zie in eene gloriezee.
+
+ De zee, waarin gij baadt, onwetend en omhangen
+ met sluierend geloove, in 't zalig God-ontvangen,
+ gebroeders, in 't geheem van Jesus' liefdebron;
+ de zee der Godlijkheid, die ben ik ingeschoten,
+ en, had ik maar een teug van 't lavend licht genoten,
+ die waar mij 't sterven weerd, zoo ik nog sterven kon.
+
+
+ VI
+
+ P.F.J.S.
+
+ 1755 * 1858
+
+ 't Geen waarvan de droeve menschen
+ altijd klagen hier beneen,
+ 't geen waarnaar zij 't meeste wenschen
+ hebt gij honderd jaar geleen.
+
+ Maar, weer m'oud wordt en grijsharig,
+ weer onmondig kind verscheidt,
+ -- gij wierdt honderd-en-driejarig, --
+ schilt het iets in de eeuwigheid?
+
+ Zegt, wat hebt gij meer verworven,
+ mocht gij in den Hemel gaan,
+ als het kind met u gestorven,
+ en naast u in 't graf gedaan?
+
+ Jaren, maanden, dagen, uren,
+ ware 't honderd, duizend jaar,
+ zijn, bij Gods oneindig duren,
+ of het niet een stonde en waar!
+
+
+ VII
+
+ K.J.D.C.
+
+ 1859
+
+ Gelukkig die, van kindsbeen af,
+ Maria gansch zijn herte gaf,
+ en, tot zijn laatste stonden,
+ bij haar en haren Zoon alleen
+ den troost in 's werelds droef geween
+ gezocht heeft en gevonden!
+
+
+ VIII
+
+ A.D.K.
+
+ 1859
+
+ Een kind ontsliep:
+ wie anders weet
+ als moeders herte ervan,
+ en Jesus', die 't
+ gewonnen heeft
+ en nooit meer kwijt en kan?
+
+
+ IX
+
+ E.J.B.
+
+ 1859
+
+ Naar sterren, als de zonne uitschiet,
+ en vraagt men noch en zoekt men niet.
+ De nacht,... hij brak, de zonne klom,
+ uw zonne... Gij zeidt: willekom!
+ en vloogt, o vriend, en leeft nu, waar
+ geen nacht meer is en sterreklaar
+ lijk hier, maar dag, bij God den Heer,
+ en nacht, dat en wordt het u nimmermeer!
+
+
+ X
+
+ ADVOCAAT S.
+
+ 1859
+
+ Die, rijk gekanst, is arm gebleven;
+ die 't zweerd droeg van het Recht, en die
+ bemind was en beminnend; wie
+ in zulk een deugd hem grauw kon leven,
+ dien loont geen lof dien mensch kan geven,
+ dien loont, -- het is van God gezeid, --
+ God zelf maar, en Gods eeuwigheid.
+
+
+ XI
+
+ A.V.D.
+
+ 1860
+
+ God gaf het ons,
+ God nam het ons,
+ Gods name zij geprezen;
+ 't was wel bij ons,
+ 't ging weg van ons,
+ 't was beter in den Hemel;
+ daar blijft het ons,
+ daar wacht het ons,
+ daar zien wij 't eenmaal weder!
+
+
+ XII
+
+ J.V.D.
+
+ 1860
+
+ Ah! gij hadt zoo geren 't leven
+ aan uw kindtje weergegeven,
+ liefste moeder: uw verdriet
+ kent het dan Gods woorden niet?
+ Alle liefde en alle zoetheid,
+ leven zonder levensmoedheid,
+ leven zonder stervensdag
+ erft... die zalig sterven mag.
+
+
+ XIII
+
+ L.L.D.
+
+ 1860
+
+ Leeft gij lange of korte dagen,
+ moet gij leed of leute dragen,
+ God, die 't eene en 't ander geeft,
+ zal u 't een en 't ander laten
+ in dit vluchtig leven baten,
+ zoo gij 't voor en met Hem leeft.
+
+
+ XIV
+
+ N.V.N.
+
+ 1860
+
+ Hetgene een' moeder troosten kan,
+ die weent,
+ noch vriend noch vreemd en weet daarvan,
+ o neen;
+ 't is God die slaat, 't is God die troost,
+ 't is God die alles doet:
+ 't is vele dat men goedheid heet,
+ maar God alleene is goed.
+
+
+ XV
+
+ N.N.
+
+ 1861
+
+ 't Zij vroeg of laat
+ daar niets en baat,
+ daar moet elk tol betalen;
+ 't zij munk of non,
+ gij, nu, ik ton:
+ de dood komt alles halen!
+
+
+ XVI
+
+ CORDULA
+
+ 1862
+
+ De trage ziekte brak intween
+ den band van lijf en lenden,
+ maar kon de ziel, 't geloof, de hoop
+ noch de edele liefde schenden;
+ ze vlamde los, en vluchtte omhoog,
+ onstuimig om te vinden
+ den Meester, Vriend en Bruidegom,
+ in Jesu, den beminden:
+ in Hem bij wien geen tijd meer is,
+ geen toekomst, geen verleden,
+ maar de eeuwige onvergankelijkheid
+ van 't altijd altijd heden.
+
+
+ XVII
+
+ ALFONS DANNEELS
+
+ 3 Aug. 1847 * 9 Nov. 1864
+
+ o, Kon het ooit voor regel gelden
+ dat kunst of dappre moed verschoont
+ van 't sterven, o, men vond meer helden,
+ meer kunst'naars met het loof gekroond!
+ Maar neen, 't en baat niet; al die leven
+ ze zullen sterven, jong of oud:
+ die schatting moet eenieder geven,
+ al weigerde hij tienduizendvoud.
+ God wilde 't zoo en al ons klagen
+ bewijst maar hoe eilaas de mensch
+ geschikt was om een lot te dragen
+ dat hem nog voorzweeft in den wensch.
+ Onsterflijkheid, daar elk naar hankert,
+ onsterflijkheid, die ze al trotseert...
+ daar 'n is geen andre als zij, die in de kruisrotse ankert
+ en in 't graf Christi triompheert!
+
+
+ XVIII
+
+ F.I.D.R.
+
+ 1865
+
+ Gelukkig kind, dat van zijn spel,
+ zijn engelken voor reisgezel,
+ zijn hertje vrij van zonde en schand,
+ is weggegaan naar 't hemelsch land!
+
+ Gelukkig kind, gij liet ons al
+ bedroefd om u, in 't aardsche dal:
+ gij, blijde, daar omhooge, bidt
+ voor ons, waar ge op den throon nu zit!
+
+
+ XIX
+
+ A.V.S.
+
+ 1871
+
+ Gelijk het paaschenblommeken,
+ als 't winterweer gesust is,
+ zoo smeet het zijnen lijkdoek af,
+ en 't rees al uit zijn donker graf,
+ en 't leeft nu waarder ruste is.
+
+
+ XX
+
+ L.S.P.
+
+ 1872
+
+ Onwetend en onschuldig nog
+ van al dat menschen weten,
+ wat hebt gij, kind, uw leven toch
+ onlang voorbijgesleten!
+
+ Bemind van al, bemind van elk,
+ vol vreugde, waarheid, goedheid:
+ 't en was in uwen levenskelk
+ geen dreupel of 't was zoetheid.
+
+ En eer hij uit was nam u God:
+ gij waart van hooger weerden
+ als dat gij zoudet dienen tot
+ versier van dezer eerden.
+
+ Naar hooger streken zijt gij, kind!...
+ Gebenedijd van heden
+ zoo moet Gods naam zijn, en bemind,
+ tot in alle eeuwigheden.
+
+
+ XXI
+
+ VADER EN MOEDER G...
+
+ 1872
+
+ God liet hen, als twee boomgewassen,
+ gesteund d'een op den andre staan,
+ en lief en leed zoo zeldzaam passen
+ dat geen verschil ooit kan bestaan.
+
+ Zij leefden, stierven, oud van dagen,
+ aanschouwde ik 't eeuwig leven niet;
+ zij zijn bij God: 't was zijn behagen,
+ al dat Hij wilde 'et zij geschied!
+
+
+ XXII
+
+ E.F.V.T.
+
+ 1872
+
+ Verloren moeite, onnuttig streven,
+ om langer als den tijd te leven
+ dien God, in zijn beschik, ons stelt:
+ zijt keizer, koning, oorlogsheld,
+ zijt jong of oud, zijt rijk aan gaven
+ of arm, gij sterft, gij wordt begraven...
+ 't Is al voorbij, verleen, gedaan!
+ Toch neen, daar blijft iets voortbestaan,
+ dat meest veracht wordt en misprezen,
+ dat is, en dat zal eeuwig wezen...
+ Past op uw ziele, o mensch, en doet
+ hetgeen God wil, hetgeen gij moet.
+ Laat lachen al die lachen konnen:
+ de ziel gered is 't al gewonnen;
+ en die dit een verliezen zal
+ verliest, eilaas, verliest het al!
+
+
+ XXIII
+
+ A.K.E.
+
+ 1873
+
+ Een stap is 't maar
+ van wieg tot graf,
+ voor ouden en voor jongen.
+ Gelukkig die,
+ dit leven af,
+ hoe kort of lang
+ het God hun gaf,
+ den beteren weg ingongen!
+
+
+ XXIV
+
+ H.D.M.
+
+ 1873
+
+ Verkieslijk is het, duizendmaal,
+ te rusten in Gods hemelzaal,
+ als, op der aarde, al wierd men rijk,
+ te slaven om wat ijdel slijk.
+ 'k Beminde uw huis, o Heer, en zag
+ den luister geren van uw' dag:
+ _uw dag_, hij is mij opgestaan;
+ _uw huis_, ik ben erin gegaan.
+ Vaartwel, en die dit leest onthoudt
+ dat ge ook in tijds de dood beschouwt.
+
+
+ XXV
+
+ C.D.B.
+
+ 1874
+
+ Het vier, 't gesmolten lood, het kruis, het zweerd, de tangen
+ deen menige eedle ziel de martelkroone ontvangen;
+ elk wist het. Maar, bedekt en 't menschdom ongeacht,
+ wordt menig martlares gemarteld dag en nacht.
+
+ 't Geen Agatha stond uit eene ure, heb ik geleden
+ drie maanden en nog meer, drie schrikkelijke eeuwigheden.
+ De kroone kwam op 't laatst: verheugt, die mij bemint,
+ 't en is geen sterven, neen, 't is 't leven dat begint!
+
+
+ XXVI
+
+ B...
+
+ 1874
+
+ Ons leven houdt maar aan een draad:
+ wie weet er, waar hij gaat of staat,
+ wanneer de dood zal komen;
+ of hoe dat hem, bij nacht of dag,
+ bij hoorenstoot of wapenslag,
+ zijn zielken wordt ontnomen?
+ De felste valt aleer hij 't weet;
+ de mate die hem 't leven meet
+ weet niemand van te vooren.
+ Zoo, zijt bereid, en leert hiervan:
+ 't geen mij behoort vandage kan
+ u morgen ook behooren.
+
+
+ XXVII
+
+ N.N.
+
+ 1874
+
+ 'k Groet u, zoete zielke lief,
+ roosken rijk in geuren,
+ lelie uit de dellingen,
+ prachtsteen vol coleuren;
+ hatende al dat vleeschlijk is
+ en van kwad' humeuren:
+ zalig was uw sterven en
+ eeuwig goed te keuren.
+
+
+ XXVIII
+
+ J.V.D.P.
+
+ 1870
+
+ 't Getemmer van des menschen leest
+ is licht in stof en asch verstoven,
+ maar mensch zijn dat is aldermeest
+ onsterflijk leven, ver hierboven;
+ dit schendt geen dood, geen lichaamsdood,
+ dit kan noch vier noch staal bederven:
+ het kwaad alleen doet, -- jammer groot --
+ de onsterfelijkheid voor eeuwig sterven!
+
+
+ XXIX
+
+ O.L.A.
+
+ 1876
+
+ In 't kloosterkleed gedekt en opgevat,
+ draagt, Englen, Hemelwaard een weerden schat!
+ En, weet gij wat gij draagt? Ons kind is het,
+ uit vader en uit moeder voortgezet,
+ ons eigen... Neen, 't was Gods, en God gebood
+ dat 't, nauwlijks levend, welkeren zou ter dood!
+ o Bittere stonden die een moeder leeft,
+ wanneer zij 't nieuwgeboorne 't leven geeft;
+ o bittere stonden, als 't geboren kind
+ al sterven in de dood weer 't leven vindt!
+ Want graf en wieg zijn een en 't zelf; voorwaar,
+ de pelder, 't is als of 't een wiegkleed waar',
+ waaronder Gods almachtigheid bewijst
+ dat uit het graf de onsterflijkheid verrijst,
+ en dat de dood, die elk ende een bedriegt,
+ met eigen hand God blijde kinderen wiegt.
+
+
+ XXX
+
+ J.M.D.R.
+
+ 1876
+
+ Ach, 't bitter leven is zoo kort:
+ van als het kind geboren wordt
+ tot dat het sterft, een stonde maar,
+ al duurde 't leven honderd jaar!
+ Ik stierf; na lang geleden pijn
+ en mochte ik niet genezen zijn,
+ ofschoon ik, Moeder, welbemind,
+ ofschoon ik, Vrouwe, man en kind
+ zoo geren, ach, zoo geren zag:
+ hij kwam, de bittere stervensdag!
+ Ik leef nochtans en derf niet meer
+ dat leven, dat in God den Heer
+ de doop mij gaf, de dood mij bracht,
+ en dat u, man en kind, verwacht!
+ Vaartwel, vaartwel, wij scheiden maar
+ voor korten tijd: vaartwel tot daar.
+
+
+ XXXI
+
+ A.K.V.C.
+
+ 1876
+
+ Rechtzinnig, God getrouw,
+ geloofbaar en geloovend,
+ zoo wierd ze eene oude vrouw,
+ en stierf, den Hemel roovend.
+
+ Gelijk een kind, voorwaar,
+ dat, uit den doop geheven,
+ geen kwaad en kent, zoo klaar
+ was heur eenvoudig leven.
+
+ Zij hield aan 't waar gewin,
+ en met heur' laatste krachten
+ zoo bleef z'heur huisgezin
+ in eere en deugd betrachten.
+
+ Een waar exempel van
+ voorvaderlijke deugden:
+ God hebb' heur ziele dan
+ in 's Hemels ruste en vreugden!
+
+
+ XXXII
+
+ K.R.S.
+
+ 1877
+
+ Van kindsbeen af getrouw
+ aan recht en plicht en zeden
+ in weinig goeds voldaan,
+ met kleen gewin te vreden;
+ van 's morgens, voor den dag,
+ tot in de nachtsche stonden,
+ in werk en kerk gelijk,
+ vol neerstigheid bevonden;
+ heur' man een ware schat
+ van bijstand en genoegen;
+ heur kindren zoo dat nooit
+ zij moeder nutloos vroegen;
+ de kindsheid heiliglijk
+ bewakend; veler kleenen
+ een tweede moeder; elk
+ een voorbeeld; van geen eenen
+ gehaat ofte onvereerd;
+ vol dagen en vol deugden;
+ ja, van heur jonkheid af
+ verdienend eeuwge vreugden;
+ heur name eene eer, door haar
+ met vlek noch schand bedorven,
+ alzoo heeft zij geleefd,
+ alzoo is zij gestorven!
+
+
+ XXXIII
+
+ BLANCHE
+
+ 1877, 22 Maarte
+
+ Nog nauwlijks heft een blomke of twee
+ zijn kopken uit de groene wee
+ en zoekt de zonnestralen,
+ of blanker blomkes gansch een stoet
+ de blijde wegen schittren doet
+ omtrent de kerkportalen.
+
+ Ik zie daar een, zijn name is _blank_,
+ gelijk zijn' kleeren, wit en lang:
+ zijn' kinderlijke leden
+ bewegen of 't een Engel waar,
+ die, in een witten wolksamaar,
+ de kerk kwame ingetreden.
+
+ Dat is ons kind! God riep, het kwam,
+ en 't broodgelijkend Offerlam
+ mocht in zijn herte dalen;
+ zijn hert, dat kloppend d'eersten keer,
+ uit onz' twee herten kwam weleer
+ zijn' levensloop te halen.
+
+ Leeft lustig voort dan, kindtje, en laat
+ zoolang u 't leven openstaat,
+ niet af vooruit te schrijden;
+ vooruit, waar God u wilt en waar
+ gij moogt, met ons, uw oudrenpaar
+ eens eeuwiglijk verblijden.
+
+
+ XXXIV
+
+ BLANCHE
+
+ 1877, 8 Junij.
+
+
+ Nog nauwlijks is een maand of twee
+ den schoonen dag voorbij, of wee
+ verblindt onze oogenstralen;
+ wij zoeken weer den blijden stoet,
+ maar alles treurt en treuren doet
+ omtrent de kerkportalen.
+
+ Ik zie daar een... zijn lijkje blank
+ ligt roerloos, en een sluier lang
+ ombundselt zijne leden;
+ zijn zielken, of 't een Engel waar,
+ is door den witten wolksamaar
+ des Hemels ingetreden.
+
+ Dit was ons kind! God riep, het kwam,
+ gelijk een schuldloos offerlam,
+ blij uit deze aardsche dalen;
+ ons kind, dat, levend d'eersten keer,
+ uit onz' twee herten kwam weleer
+ zijn' levensloop te halen.
+
+ Vaartwel, vaartwel dan, _Blanche_, en laat
+ ons allen in dien droeven staat
+ niet hulploos verder schrijden,
+ maar bidt, alwaar gij zijt, voorwaar
+ nog dikwijls voor uw oudrenpaar,
+ zoo zal ons hert verblijden!
+
+
+ XXXV
+
+ J.D.S.
+
+ 1877.
+
+
+ Nog nauwlijks t' halvenweeg
+ mijn oudrendervend leven,
+ o Heer, wat ben ik blij,
+ U alles weer te geven
+ dat gij mij gaaft, geheel
+ en door geen scha belet!
+
+ Benijdt mij, gij vooral,
+ die, uit uw' kinderjaren,
+ onschuldig, ach, niet meer,
+ gescheept zijt en moet varen
+ de wreede wereld in,
+ met zoo veel kwaad besmet!
+
+ Indachtig blijft toch, ja,
+ dat elk van u zal sterven;
+ indachtig, opdat elk
+ eens ook de kroon moge erven
+ die "Onze Vader" zelf
+ mij, weez', heeft opgezet.
+
+
+ XXXVI
+
+ O.R.D.C.
+
+ 1878
+
+ Goevrijdag was 't dat ik mijn kind zag henendragen
+ naar 't kerkhof! En bij 't kruis aldaar begroeven zij't!
+ Maria, laat mij U mijn bitter lijden klagen,
+ Maria, Moeder Gods, die ook toch moeder zijt!
+ Mijn kind!... 't Was God getrouw en U, naast God, genegen,
+ met bovenaardsche liefde! Eenvoudig, onbedacht,
+ zoo kende 't God en U en ons! En, met Gods zegen,
+ geen hooger jonste en had noch hij noch ik verwacht!
+ Die schat is weg! Die gunst heeft God mij zelf ontnomen!
+ Waarom? o Moedermaagd, waarom en vrage ik niet:
+ uw Jesus weet het best, Hij is om haar gekomen,
+ Hij, die mij, moeder, met U, Moeder, weenen ziet.
+
+
+ XXXVII
+
+ C.M.N.
+
+ 1878
+
+ De wereld had, met scherp geweld,
+ zoo geren hare ziel geveld
+ en hare deugd doen falen;
+ de Dood heeft ook de kans geproefd,
+ met pijn en smert haar lijf gegroefd,
+ en rustloos afgemalen;
+ dan viel op 't laatst de booze aan 't werk,
+ maar Jesus wees, almachtig sterk,
+ hem de onderaardsche dalen:
+ en, rustende op zijn vaderhand,
+ Caelina ging naar 't Vaderland,
+ voor eeuwig zegepralen!
+
+
+ XXXVIII
+
+ P.P.D.M.
+
+ 1878
+
+ Ik heb mijn Heer en God gebeden,
+ in 't midden van mijn hert;
+ 'k en kende 's werelds ijdelheden
+ noch 's werelds smert.
+
+ Ik langde om hooger staat te leven,
+ en God, daarmee voldaan,
+ heeft 't hoogste mij van al gegeven
+ en toegestaan.
+
+ Vaartwel, die mij gekend hebt, allen,
+ rondom Maria's voet;
+ en die door 's werelds ongevallen
+ nog reizen moet.
+
+ God geve aan die mijne ouders waren,
+ en die ik heb bemind,
+ de rust, na lange of korte jaren,
+ bij mij, hun kind!
+
+ Dan zal de dood geen scheiden wezen,
+ geen eeuwig scheiden, neen,
+ maar ouders doen en kind, nadezen,
+ weerom bijeen!
+
+
+ XXXIX
+
+ W.R.A.K.
+
+ 1878
+
+ o Schoone dagen, ongeweten,
+ of die, te laat gekend, o Heer,
+ zoo gauw geleen zijn en versleten,
+ en komen her noch immer meer!
+
+ Ik was een kind te weinig jaren,
+ ik bleef onschuldig al te onlang;
+ den zeeweg roekte ik in te varen,
+ voor schipbreuke onbevreesd, onbang!
+
+ Eilaas, daar faalt mij mast en steven,
+ daar vliegt mij bank en boord intween;
+ daar is van al mij niets gebleven,
+ niets, niets als ik en God alleen!
+
+ Ter hulpe, o Jesu, moet ik zinken
+ in dezen nood, zoo laat mij vrij
+ naast u de bittre teugen drinken
+ uit dezen kelk! Staat bij! Staat bij!
+
+
+ XL
+
+ K.J.A.J.D.M.
+
+ 1878
+
+ Het lag gebundseld en gebonden in de dood,
+ toen Jesus kwam, als schijnbaar brood.
+ Hij sprak: "Staat op!" En alle schijn verdween;
+ 't wierd levend, het zag Jesus-God med' een,
+ en 't mocht den blijden choor ingaan,
+ in 't wit gewaad der onschuld, die voortaan
+ zal eeuwig blinken. Treurt niet, maar,
+ die hem bemindet, volgt zijn stappen naar!
+
+
+ XLI
+
+ OP DE DOOD VAN GELUKZALIGER GEDACHTENIS.
+
+ PIUS IX
+
+ 13 Mei 1792 -- 7 Februarij 1878
+
+ De Koning van de Priesters is niet meer
+ der levenden. De mare vliegt. Elk weet het. En, gestorven,
+ heeft Pius hooger naam dan levend ooit verworven.
+ 't Was hij! Daar was zulk geen! Men weeklaagt niet, veeleer
+ verheugt men in zijn dood, die, triomphant gebleven,
+ elk staaft in zijn geloove, elk steunt van die nog leven
+ en biddend overal. Elk zag hem niet, elk toch,
+ elk kent en elk bemint, elk eert en weet hem nog.
+ Elk zal hem kennen, weten, elk beminnen, eeren,
+ schoon duizend jaren nog na duizend wederkeeren.
+ Geen tijd meer haalt hem in, hij is de tijden voor,
+ en de eeuw die nog niet is ontvangt alree zijn spoor.
+ Verkrachting, list, verraad, zij poogden, maar zij vonden
+ des Pausen ziele sterk, gerust en ongeschonden.
+ 't Was hij! Hij zag en: "Neen, de Pausen falen niet!"
+ . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
+ Poogt wederom, nu dat gij hem gestorven ziet,
+ spant al te zamen, helle en helsche strijdgenoten!
+ Staat op! Hij ligt in lijke!... Uwe ure is 't! Saamgeschoten!
+ Geweld gedaan! Gepoogd!... En, eeuwig neergeveld,
+ zoo zult gij machtloos zijn in al uw strijdgeweld;
+ en vallend over 't spoor van zijn bezweken voeten,
+ daar zult gij, spijts uw hert, lijk Pius, zeggen moeten:
+ "_Non possumus!_"
+
+
+ XLII
+
+ F.L.V.
+
+ 1879
+
+ Ik ben Maria's kind, voortaan
+ en moet ik niet meer duchten
+ van uit den rechten weg te gaan
+ om eeuwiglijk te zuchten.
+ Ik stierf, maar God verleende mij,
+ 't geen God alleen kan geven,
+ van in den Hemel, eeuwig blij
+ en eeuwig lang, te leven!
+
+ XLIII
+
+ E.M.P.
+
+ 1879
+
+ Te vroeg gesmaakt, te vroeg ontvlogen,
+ te vroeg, eilaas, hebt gij mijne arme ziel bedrogen,
+ bedrog van 's werelds ijdelheid:
+ gij duurdet eenen dag, eene ure, een' stonde,
+ ha... tijds genoeg om arrebeid en zonde,
+ en om nog erger kwaal na die, mij toegezeid,
+ te kennen! 'k Wierd u moe! De kwade wegen,
+ door distels en door doornen diep gelegen,
+ zijn, op het end, veel beter nog
+ als al de valsche vroolijkheden
+ der korte dagen die 'k heb doorgeleden!
+ Vaartwel! Alwaar ik ga 'n is geen bedrog,
+ maar waarheid, leven, vreugde: in 's Hemels vreden!
+
+
+ XLIV
+
+ F.M.
+
+ 1879
+
+ Hoe menig kind, den zelfsten dag
+ en 't zelfste jaar verschenen,
+ dat met mij eens het leven zag
+ en voor mij is verdwenen!
+ Zoo leerde ik lang en leerde ik goed
+ de kunst van wel te sterven,
+ ach, Onbevlekte, ik bidde U, doet
+ mij 't eeuwig leven erven!
+
+
+ XLV
+
+ R.D.
+
+ 1880
+
+ o Vrienden, jeunt me een goed gebed
+ en peist, eer ge uw betrouwen zet
+ op al dat ijdle menschen raan,
+ hoe dat het is met mij vergaan!
+
+ Ach! jong zijn, dat en heeft, eilaas,
+ den duur niet van een enklen blaas;
+ gezond zijn is schier nog zoo broos
+ als 't ijs waar 't eenen nacht op vroos!
+
+ Het leven is een stap, gesteld,
+ het wiegsken uit, in 't gravenveld!
+ En dan! o Dan, 'k en weet het niet!
+ Hij weet 't alleen, die alles ziet!
+
+ Hij weet 't alleen, 't zij heil of ramp,
+ voor eeuwig, na den wereldkamp,
+ wat dat er ons te wachten staat,
+ wanneer de tijd van sterven slaat.
+
+ o Dan, mijn God, bermhertigheid,
+ gij hebt het aan uw Kruis gezeid:
+ vergeeft mij wat gij weet en ziet.
+ want, wat ik deed en wist ik niet!
+
+
+ XLVI
+
+ Ridder ADOLF LOOSVELDT
+
+ 13 October 1845 -- 20 Junij 1879.
+
+ Thielt -- Zanzibar.
+
+ Held des vreden,
+ overleden
+ op het slagveld, vrij van bloed;
+ g' hebt uw leven
+ God gegeven,
+ gansch en geerne en onvergoed!
+
+ Andren lijden,
+ andren strijden,
+ andren liegen, valsch en schoon;
+ die de wereld
+ 't hoofd omperelt
+ met een ijdele gloriekroon.
+
+ Gij zaagt lijden
+ gij zaagt strijden,
+ gij zeidt: "Op!" en gij waart voort;
+ vriend noch mage en
+ kon u tragen,
+ want gij man waart van een woord.
+
+ Overleden
+ vriend, in vreden
+ bleeft gij voor de Kerke dood:
+ ha, Gods kerke
+ hebbe uw sterke
+ ziele, in haren moederschoot!
+
+ Thielt verloos u,
+ God verkoos u,
+ blijft aan God gejeund voortaan,
+ eeuwig, eeuwig;
+ en wij, leeuwig,
+ zullen we op uw voetspoor gaan!
+
+
+ XLVII
+
+ E.P.C.
+
+ 1880
+
+ Voorbij is 't lijk een zonnestraal,
+ die, uit den hemelwagen,
+ een korten tijd
+ elkeen verblijdt,
+ omtrent de winterdagen.
+
+ 't Was al zoo zuiver, noch 't en heeft,
+ van als het wierd geboren
+ tot op den dag
+ dat 't weg ging, ach,
+ zijne onschuld nooit verloren.
+
+ Het was verstandig, wijs en vroed,
+ en menig mensch met reden,
+ 't zij man of vrouw,
+ niet durven zou
+ naast hem in 't oordeel treden.
+
+ Zoo schikte't God. Een korten tijd
+ verscheen het voor onze oogen,
+ en, op de baan
+ ons voorgegaan,
+ zal 't ons den Hemel toogen.
+
+
+ XLVIII
+
+ TH. S., UURWERKMAKER.
+
+ 1880
+
+ God geeft den tijd bij dag en jaar,
+ ach neen, bij kleene tikskes maar,
+ en 't laatste tikske komt aleer
+ men 't peist of weet, eilaas, te zeer!
+ De wijzer wijst elke uur en tijd,
+ maar de uur niet dat gij schuldig zijt
+ te sterven! Zijt dus voorbereid,
+ de wijzer wijst naar de eeuwigheid.
+
+
+ XLIX
+
+ FELIX A. J. Baron BETHUNE
+
+ 12 Junij 1789--28 Sept. 1880
+
+ Ik heb gekend dien ouden grijsgedaagden,
+ dien fellen, goeden, welgezinden man;
+ dien blijden ouderling, dien sterken, onversaagden,
+ dien edelen mensch, dien christenen! 'k En kan
+ geen dag mij brengen dien ik leefde weer te binnen
+ dat hij niet oud en sterk, en jong en was van geest:
+ hij scheen onsterflijk. Ja, onsterflijk is 't beminnen
+ dat hij verwekte en dat hem volgen zal, nu meest
+ dat hij is weggegaan en ijdel heeft gelaten
+ die groote en edele plaats, die eens zijn naam besloeg:
+ nu dat hij, goedgekeurd van God, en t'zijnder baten,
+ ter onzer niet, ontging eilaci, veel te vroeg!
+ Hij leefde eene eeuw bijkans, lijk Pius, dien hij eerde,
+ en die den grijzen zoon, gekend en hoog geschat,
+ zijn koninklijke blasoen vertreflijkte en vermeerde,
+ met 't graaflijk edelzijn der Roomsche wereldstad.
+ Hij 'n stierf niet, hij verdween; hij 'n krankte niet, maar zwijgend,
+ zoo scheen hij, al met eens verrukt, als naar een stem
+ te luistren, die hem sprak onhoorbaar... tot dat, hijgend,
+ hij eindlijk henentoog, hij, 't beste deel van hem,
+ zijne edele en vranke ziel! -- Vaartwel dan, oude vader,
+ gaat, gaat, wij jeunen 't u bij duizenden, beweend
+ van droefheid, blij nochtans; treedt God voor altijd nader,
+ en blijft met ons, in Hem, onsterfelijk vereend!
+
+
+ L
+
+ E.D.V.
+
+ 1881
+
+ Die altijd, eere en plicht getrouw,
+ goe man, goe vader, kind en vrouw
+ beminde en was bemind ervan,
+ zou zulk een kwalijk sterven dan?
+
+ Al stortt' hij onder 't vier en 't lood,
+ al sloeg de donder zelv' hem dood,
+ of was 't een moordnaars schuld, nog dan
+ geen ware Christen schrikte ervan.
+
+ Neen, niemand weet hoe wonder dat
+ God alles wel te zamen vat
+ dat is en zal zijn; geen en kan
+ doorgronden 't diep geheem daarvan.
+
+ Bij hem die waakt ten allen tijen,
+ daar zult ge uw vader wederzien,
+ o kind; en, vrouw, den braven man
+ zult ge eeuwig blijven hebben dan!
+
+
+ LI
+
+ M.V.J.M.V.
+
+ 1881
+
+ 't Was 't uwe en 't onze, eilaas,
+ en, hadde 't mogen leven,
+ 't waar' 't onze en 't uwe, o God,
+ zoo hope ik wel gebleven!
+
+ Waarom dan? Neen, waarom
+ en vrage, en rade ik niet:
+ ik berg mijn tranen, en...
+ dat Gij wilt is geschied!
+
+ 'k Ben blijde, intusschentijd,
+ dat 't zielken onzer ziel,
+ na eenen lach met ons
+ gewisseld, U beviel;
+
+ en, U bevallend, dat
+ ons aldereerste kleentjen
+ voor eeuwig worden mocht
+ ons zalig Madeleentjen!
+
+
+ LII
+
+ J.B.B.
+
+ 1881
+
+ Welaan, mijn weerde dienaar, lang
+ genoeg hebt gij den rechten gang
+ gevolgd, dien 'k uwe ootmoedigheid
+ met loonbelofte had voorgeleid.
+
+ Gij hebt voor mij veel meer gedaan
+ als Vorsten die daar slagen slaan,
+ die winsten doen en, jammer dies,
+ die stervend doen meest al verlies.
+
+ Uw sterven wel was 't voorbedacht,
+ want veerdig waart gij, dag en nacht,
+ om, altijd en met neerstigheid,
+ te doen dat u was opgeleid.
+
+ 't Zij wie, met recht, u gaf bevel,
+ gij hoordet en gij deedt het wel,
+ en altijd hebt ge uw Meesters woord,
+ of waar 't mijn eigen, wel aanhoord.
+
+ Verblijdt u, goede knecht, voortaan;
+ gij hebt mij grooten dienst gedaan,
+ in de alderminste kleenigheid:
+ verblijdt u in der eeuwigheid!
+
+
+ LIII
+
+ S.V.C.
+
+ 1881
+
+ 'k En trok mij al 't geweld niet aan
+ der wereldlijke zaken,
+ maar 'k wilde, langs de nauwe baan
+ met d' hulpe Gods, geraken
+ tot in dat land, waar ze altemaal
+ gerechtigd zijn te wenschen
+ hun erflijk deel, 't zij rijke of kaal,
+ 't zij groote of kleene menschen.
+ Hoe kleender hier, hoe grooter daar,
+ dat heeft God zelf gesproken,
+ en God en heeft zijn woord, voorwaar,
+ noch nu noch nooit gebroken.
+ 'k Verwachte u, man, en kind, en al,
+ 'k verwachte u, naastbestaanden:
+ de nauwste weg u leiden zal,
+ verzaakt den breed gebaanden,
+ dien velen volgen, rijke en groot,
+ benauwd van iets te derven
+ dat goed is, maar, dat, na de dood,
+ eilaas, doet eeuwig sterven!
+
+
+ LIV
+
+ E.H. DHOOP
+
+ Thielt 1840--Dixmude 1881
+
+ Die steen weersta den tijd, zoo lang
+ er menschenherten leven;
+ Hij teekne 't graf met eere en dank
+ door vrienden hier verheven;
+ 't bedekt het stof van een die, 't leed
+ van iedereen indachtig,
+ te snel zijn eigen leven sleet:
+ hem loone God almachtig!
+
+
+ LV
+
+ M.V.V.
+
+ 1881
+
+ Bermhertig weest mij, God,
+ met 't aldermeeste erbarmen,
+ en houdt mij, schuldenvrij,
+ in uw' almachtige armen!
+
+ Besproeit mij met hyssoop
+ en wascht mij witter dan
+ ooit versch gevallen sneeuw,
+ ooit lijnwaad wezen kan!
+
+ Verleent dat mijn gehoor
+ uw' hulp vernemend zij,
+ en maak 't gevelde stof
+ van mijn gebeenten blij!
+
+ Ge aanveerdt den geest die rouw
+ en leed heeft in zijn schuld,
+ en 't nederig boetend hert
+ Gij nooit versmaen en zult!
+
+ Dan, luistert, o mijn God,
+ vol goedheid, naar mijn stem,
+ en zet mij zetelvast
+ in 't hoog Jeruzalem!
+
+
+ LVI
+
+ F.J.P.
+
+ 1881
+
+ Moe en tendenuit versleten
+ zat en zuchtte ik, jaren lang,
+ om weer los, en van de keten
+ vrij, te gaan den vrijen gang.
+
+ Los en vrij dat wierd ik heden,
+ En al 't gene ik meest ontzag,
+ 't gaf mij, oud en stram van leden,
+ weer den jong- en vrijen dag.
+
+ Al die sterven zult, onthoudt het:
+ 't leven is een blijde baan
+ maar voor hem, die altijd houdt het
+ sterven in zijn oogwit staan.
+
+ Leeft en leert dus allen sterven,
+ gij die groot zijt en die kleen;
+ gij die 't waar geluk wilt erven,
+ 'k wete 't, daar en is maar een!
+
+ Dat zult gij ook zelve eerst weten
+ en genieten, zoo 'k betrouw,
+ als gij vrij zult van de keten
+ zijn daar ik ben, vriend en vrouw!
+
+
+ LVII
+
+ M.L.V.D.B.
+
+ 1881
+
+ Voor velen is de weg naar Lourdes hooge steden
+ een hoopverwekkend gaan, vol lof- en dankgebeden,
+ en 't wederkeeren wordt door velen, in hun land,
+ als of 't een bruiloft waar', gevierd ten allen kant.
+
+ Eilaas, zoo ging ik ook, vol hopende gepeinzen,
+ om troost in mijn verdriet, van hier naar Lourdes reizen,
+ en 'k wenschte al 't gene God, met Onze Lieve Vrouw,
+ had best voor mijne ziel beschikt, dat 't wezen zou.
+
+ Triomph, het is geschied! Geloofd zij God! Genezen
+ en mocht ik van de kwaal des lichaams wel niet wezen,
+ maar hooger giften gaf mij, op Maria's woord,
+ die God, die altijd elk na zijn beliefte aanhoort:
+
+ 'k Genas van al 't verdriet, van al de droeve plagen,
+ die velen nog na mij, die mensch zijn, zullen dragen;
+ 'k genas, om nimmer meer te kranken, en om, blij,
+ voor eeuwig God te zien, van zucht en tranen vrij!
+
+
+ LVIII
+
+ H.N.
+
+ 1881
+
+ Eilaas, eilaas,
+ ze zijn zoo dwaas
+ die, van hun jongste dagen
+ voor de eeuwigheid,
+ die elk verbeidt,
+ in tijds geen zorge en dragen!
+
+ Ik stierf, al was
+ ik wel te pas
+ en op geen dood aan 't peizen,
+ en, onverwacht,
+ het minst gedacht
+ en hadde om weg te reizen!
+
+ Niet el en kan
+ 't gevolg daarvan
+ voor mijne ziel nu baten,
+ 't en zij dat ik
+ geen oogenblik
+ en hebbe ooit God verlaten.
+
+ God weet dat, Hij
+ die stierf voor mij,
+ en, stervend, heeft verworven
+ dat ik met al
+ niet vreezen zal,
+ hoe haastig ook gestorven.
+
+
+ LIX
+
+ G.J.G.M.
+
+ 1881
+
+ Welkom, kindtje, in d'Hemelzalen,
+ 'k liet u van mijn' Englen halen
+ uit des werelds doolwoestijn;
+ Vader, Moeder, wilt niet weenen,
+ omdat 't oudste der twee kleenen
+ al zoo vroeg mocht zalig zijn.
+
+ Zorgt voor 't andre, en laat geen listen
+ 't dierbaar schaapke mij betwisten,
+ dat ik u te weiden liet:
+ weidt het zoo dat, Vader, Moeder,
+ gij uw kind, -- en dat zijn broeder,
+ 't Zusterken -- eens wederziet!
+
+
+ LX
+
+ L.P.D.
+
+ 1881
+
+ o Kwaad om gaan is 't achter 't leven:
+ men valt zoo lichte, aleer men 't weet!
+ Wel hem dien vrienden hulpe geven,
+ die handen trouw zijn hert besteedt,
+ wanneer hem eens de felle winden
+ onvoetvaste en schier vallend vinden!
+
+ 'k En wist het niet, en, blij geboren,
+ voorspelde ik mij geen zielsgevaar:
+ eilaas, ik heb den weg verloren
+ en hulploos ging ik vallen, maar
+ een laatste vriend heeft me ondervangen,
+ een vriend dien 'k aan een kruis zag hangen.
+
+ Gekruiste God, zijt honderd malen,
+ mij welkom, want Gij, liefgetal,
+ mij achtervolgd hebt, op mijn dwalen;
+ zijt welkom, ach, met kruis en al:
+ ik wil 't U lijdzaam helpen dragen
+ en u, mijn God, vergifnis vragen!
+
+ Vergifnis, die mij hebt geschapen,
+ die mij verlost hebt, en gered:
+ vergifnis, eer ik valle in slapen
+ met U, op 't eendlijk folterbed:
+ o Jesu, wilt me, in 't ander leven,
+ vergifnis en verrijsnis geven!
+
+
+ XLI
+
+ J.M.E.H.B.
+
+ 1881
+
+ 'k En heb niet lang geleefd, maar lang geleden;
+ 'k heb weinig blijdschap, droefheid veel gezien;
+ hoe vaart het mij, in de eeuwigheden,
+ geen droefheid en geen lijden meer te lijen!
+
+ Zoo is het in dit ballingschap der aarde:
+ 't geluk is kort, eilaas, en 't lijden lang;
+ 't Is nacht aleer de middag klaarde,
+ en ruste en is het nimmer, zonder dwang!
+
+ Niet zoo en is 't bij ons; die hooger steden
+ bewonen, en, onsterfelijk voortaan,
+ al 't lijden hebben uitgeleden,
+ en in de blijdschap eeuwig blijven staan.
+
+ Geliefden, niet terug-, niet omgekeken:
+ alhierwaards is de weg, de zaligheid;
+ de waarheid Gods is mij gebleken,
+ u zal zij blijken: volgt me, en weest bereid.
+
+ Want 't komt een dag weleens, van al de dagen
+ de schoonste, vol onsterfelijk genot,
+ dat wij, die hier ons scheiden zagen,
+ en weenden, weer te zamen zijn bij God!
+
+
+ LXII
+
+ A.B.
+
+ 1881
+
+ Ik ben bij U, Maria zoet,
+ getrouwig blijven staan,
+ tot dat de jubelkroone mij
+ wierd om het hoofd gedaan.
+
+ Ik was bij U te Bethlehem,
+ in 't moederlijk genot,
+ naast U volgde ik Calvariewaard
+ uw' Zone en mijnen God.
+
+ Gij hiet zijn Kruis mij dragen en
+ Hij deed mij vroolijk zijn,
+ U volgende in de blijdschap en
+ U volgende in de pijn,
+
+ tot op dien alderlaatsten van
+ de dagen, als Gij, teer,
+ bij mij kwaamt, mij versterken met
+ het Kruis van mijnen Heer.
+
+ In 't Kruise, in U, o Moeder, dan
+ zoo hope ik, onvervaard,
+ dat Gij mij zult voltoogen nu
+ den Kruisweg Hemelwaard!
+
+
+ LXIII
+
+ V.J.
+
+ 1881
+
+ 'k Geloove dat Hij leeft, die 't leven schiep
+ en elk verwekken zal die ooit ontsliep
+ of scheen in 't graf te dalen.
+
+ 'k Geloove dat de loon de werken dekt
+ en overmild vergeldt, ja, verder strekt
+ als 's levens wijdste palen.
+
+ 'k Geloove dat gij, Moeder, moe gewrocht
+ en moe geleden, eindelijk los gerocht
+ van 's werelds dienstbaarheden,
+
+ in Hem nu rust, in wien gij Christen wierdt
+ en, met Geloove en Liefde en Hoop versierd,
+ zijt in Gods rijk getreden.
+
+ 'k Geloove dat, op de oude rots gestaan,
+ gij weerdig hebt dit leven doorgegaan
+ en zijt alsnu gerezen
+
+ waar, Moeder, gij uw kindren, trouw en goed,
+ naartoe wenkt, en voortaan verlangen doet
+ om weer bij u te wezen!
+
+
+ LXIV
+
+ C.V.
+
+ 1881
+
+ Zij heeft de waarheid Gods, zijn goedheid ondervonden,
+ die mocht den laatsten stap van hare levensbaan,
+ gelijk den eersten, schuldloos gaan
+ en vrij van alle zonden!
+
+ Maria ging haar voor en zij kwam nagetreden,
+ getrouw, van kindsbeen af, en, kinderlijk gezind,
+ zoo heeft zij hare plicht bemind
+ en haren last geleden.
+
+ Geen sterven was 't voor haar, veel eerder zegepralen,
+ op 's werelds erg bedrog: het was ontlaten zijn,
+ van Adams ballingstraffe en pijn,
+ en de oude schuld betalen.
+
+ Zij stierf den dag dien God voor haar had uitverkoren
+ 't was op de blijde feest wanneer Hij nederkwam:
+ als van Maria 't Godlijk Lam
+ wierd in een stal geboren.
+
+ Lam Gods, zij hare ziel dan licht en rust gegeven!
+ Maria, toogt dat Gij haar Moeder waart, en dat
+ nooit kind dat zulk een Moeder had
+ en miste 't eeuwig leven!
+
+
+ LXV
+
+ G.J.N.
+
+ 1881
+
+ Een Engel te meer heeft het leven verhandeld,
+ het tijdlijk gewisseld om 't eeuwig genot!
+ "Wat is het?" Zoo komt men van 't kerkhof gewandeld,
+ en zegt: "'t Is hem beter, veel beter bij God!"
+
+ Veel beter is 't hem, maar eilaas, zij die blijven,
+ zij, Vader en Moeder, hun leven, hun bloed,
+ hun hoop, hunnen troost, al in de eerde zien drijven...
+ die wonde, die diepe is 't, die 't meelijen verzoet!
+
+ Dan, troost u, zijt Christnen: die 't kind heeft gegeven
+ is Meester van alles, en 't kind u vergoen,
+ dat wil en dat zal Hij: is Hij u gebleven,
+ wat kan u, die God nog hebt, wanhopen doen?
+
+ Staat op, en ziet hemelwaards, pelgrims der aarde,
+ die werken en slaven moet, loon is nabij:
+ God leeft nog, God waakt nog; die niemand en spaarde,
+ de Dood zal eens dood zijn, en leven zult gij!
+
+
+ LXVI
+
+ G.K.D.
+
+ 1882
+
+ Te jong en niet te jong, eilaas, is hij geleden
+ naar 't eeuwig land, daar elk naartoe ziet, die nog leeft!
+ Te jong, zoo spreekt allicht de menschelijke reden,
+ die, diep getroffen, haast geloove en hope ontgeeft.
+
+ Te jong en is het niet, om pijne en smert te laten;
+ om, vrij van al 't gevaar dat deze wereld brouwt,
+ te rijzen boven 't stof der menschelijke staten,
+ en eeuwig vrij te zijn, zegt hij die hooger bouwt.
+
+ Vaartwel, En laat ons niet beroofd van uw gebeden,
+ o broeder: balling zijn wij, ver van u, voortaan.
+ Vergeet ons immer niet, die lastig achtertreden,
+ en die, nog ongetroost, den weg des werelds gaan!
+
+
+ LXVII
+
+ R.F.D.
+
+ 1882
+
+ 't Geweld des waters kwam tot in
+ mijn huis, en al de banden
+ des lichaams voelde ik, neergeveld,
+ hoe ze, een voor een, ontspanden!
+ Geen hope op medicinen meer,
+ geen hulpe in 's menschen krachten!
+ van U alleen bleef hulpe, o God,
+ bleef alles af te wachten.
+
+ Gij riept: ik kwam. Geen tegenzeg
+ en lag in mijne woorden,
+ omdat ik zelf, mijn hert, mijn al,
+ van jongs U toebehoorden,
+ die eerst mij dedet hopen, en
+ die, op den dag van heden,
+ getrouwig liet uw huis en erf
+ mij zalig binnentreden.
+
+ Een ander water vloeit alhier,
+ en blijdt het huis des Heeren:
+ Gij zelve zijt die Levensbron,
+ en, mocht ik wederkeeren,
+ 'k en kwam maar om de liefste, die 'k
+ op de aarde liet, te manen:
+ Vergeet uw vrouw, uw Moeder niet,
+ noch 's Hemels rechte banen!
+
+
+ LXVIII
+
+ F.M.V.
+
+ 1882
+
+ Ik was hetgeen gij zijt, en meer als u misschien
+ heeft mij de hand van God verleend en toegegeven
+ al 't geen men in een kind zoo geren pleegt te zien,
+ van jonkheid, levenslust en kracht om lang te leven.
+
+ Wat blijft mij nu daarvan? Dat zelve en is mij niet,
+ dat onverliesbaar scheen, standvastig aangebleven!
+ Ik ligge in 't duister graf, geen mensch meer die mij ziet,
+ en met een enkel woord is heel mijn lot beschreven!
+
+ Toch neen! Mijn Schepper leeft, mijn hoop, mijn toeverlaat,
+ die waakte op mij wanneer, de wereld ingedreven,
+ ik vallen zou; Hij die mij heeft, in de overmaat
+ van zijn bermhertigheid, een helpend hand gegeven!
+
+ o Jesu, blijft mij toch indachtig, en gedenkt
+ dat niemand op U steunt, of had hij 't al bedreven,
+ die zonder hope zal voor altijd zijn gekrenkt,
+ en 't zalig deel beroofd van 't eeuwigdurend leven!
+
+
+ LXIX
+
+ H.L.V.
+
+ 1882
+
+ o Schoone onnoozelheid
+ waar zijt gij nog te vinden,
+ of tref ik nievers meer
+ uw aanschijn? Inderdaad,
+ zijt gij voor goed verhuisd,
+ of door de felle winden
+ des werelds afgeroofd
+ uw deugdelijk sieraad?
+
+ Daar dook nog eene, eilaas,
+ zorgvuldig weggescholen;
+ daar wist ik en daar ging
+ ze ik wondren, nu en dan;
+ en ziet, daar is ze voort,
+ door de Engelen gestolen
+ en in den Hemel, eer
+ ooit wereld wist ervan!
+
+ Vaarwel, en laat ons al
+ voortaan in d'hoogten schouwen,
+ om troost, bij al het kwaad
+ dat deze wereld krenkt;
+ een vasten voet daarheen
+ en vaste blikken hou'en,
+ waar gij uwe oud'ren, kind,
+ en uwe vrienden wenkt!
+
+
+ LXX
+
+ E.I.V.D.B.
+
+ 1882
+
+ Al dat geboren is moet sterven en 't bekoopen
+ dat Adam, stervensvrij, de onsterflijkheid verloos,
+ terwijl hij, zijn gedacht laatdunkend nageloopen,
+ het willen Gods verzaakte en satans willen koos.
+
+ Eilaas geen hope meer, de dood, eens ingelaten,
+ zit wakende in de lucht, in 't leven, in het bloed;
+ men kent geen artsenij die heur vergif kan baten,
+ men maakt geen wet die ooit heur wet ontwijken doet!
+
+ Men leeft al sterven, en elk pulsslaan brengt ons nader
+ den afgepaalden tijd, die onzen loop gezet,
+ ons wedergeven zal in d'handen van den Vader,
+ dien wij aanbidden in ons dagelijksch gebed.
+
+ Hij wacht ons altemaal, Hij roept ons, en de dreven
+ naar hem toe, wijst Hij, vol bermhertigheid, ons aan,
+ opdat geen een van al zijn' kinderen, die daar leven
+ en sterven zullen, ooit voor goed zou sterven gaan!
+
+
+ LXXI
+
+ K.C.S.
+
+ 1882
+
+ Soldaten, die, nog jong, terwijl 't kardatsen dondert,
+ hun leven wagen, met 't moorddadig staal in d'hand,
+ die heet men helden, die vereert men, en bewondert:
+ voor eeuwig strekt hun naam tot eer van 't vaderland.
+
+ Waarom? En is 't verdiend, wie zal dan die vergeten,
+ die brave vaders, die, voor vrouwe en kind, bereid
+ te sterven dag en nacht, hun arme brokken eten,
+ niet wetend waar de dood hen onvoorziens verwacht?
+
+ 't Zijn helden dat: hun Vrouw, hun kinders mogen toogen
+ hun aanzicht onbeschaamd; en die ze bedelen liet,
+ of weigerde, als hij kon, hun tranen af te droogen,
+ verdiende, neen, den naam van mensch noch christen niet!
+
+
+ LXXII
+
+ M.T.D.
+
+ 1883
+
+ Vergeet ze niet
+ die, al heur leven,
+ is God en plicht
+ getrouw gebleven:
+ die man en kind,
+ die maag en vriend
+ tot voorbeeld heeft
+ en troost gediend;
+ die moe gevrocht,
+ die moe geleden,
+ een beter land
+ is ingetreden,
+ alwaar zij u,
+ vergeet ze niet
+ en bidt voor haar,
+ eens wederziet!
+
+
+ LXXIII
+
+ J.M.
+
+ 1883
+
+ Het water heeft mijn ziel gered,
+ wanneer ik, kind geboren,
+ door Vader Adams schuld belet,
+ het leven had verloren.
+
+ Het water heeft mijn lijf ontsteld
+ en lang heb ik geleden,
+ tot dat het, bij een laatst geweld,
+ is in mijn hert getreden.
+
+ Ik ga verzinken! Laat, o God,
+ uw helpend woord verschijnen:
+ de hand mij vat: op uw gebod
+ zal al 't gevaar verdwijnen!
+
+ God hielp mij, in den nood, en ziet,
+ zijn hand gebood de baren
+ met mij en mijn betrouwen niet
+ den afgrond in te varen.
+
+ De have blinkt, het kruis komt mij
+ van verre al tegenstralen:
+ ach, vrienden, bidt, en helpt mij vrij
+ voor eeuwig zegepralen!
+
+
+ LXXIV
+
+ O.B.
+
+ 1883
+
+ Te vroeg eilaas, voor ons, is zij gestorven,
+ voor haren man, voor iedereen
+ die weet hoe goed zij was, hoe onbedorven
+ van zeden, al van kindsgebeen!
+
+ Zij wist den weg te Kerkewaard te vinden,
+ des morgens vroeg, en 't zonopstaan
+ voorkwam zij, biddend, bij den welbeminden,
+ naar wien zij is te gast gegaan.
+
+ Te vroeg eilaas, voor ons! Na heur gedachten
+ en was 't te vroeg, en was 't te laat:
+ dat God wilt, dat alleen was heur verwachten;
+ dat God wilt wilde zij. Zoo staat 't
+
+ in 't groot gebed, dat duizendmaal gebeden,
+ zij stervend zei: "Uw wil geschied'
+ als in den hemel op de aarden!" Heden,
+ is 't uw behaag, o Heere, 'n spaart mij niet!
+
+ Zij stierf gerust, getroost, en vast geloovend
+ dat sterven erven is, voorwaar,
+ en vrijgevochten zijn van 't alberoovend,
+ van 't albedervend zielgevaar.
+
+ Zij stierf gerust, en wacht alree de stonden
+ dat zij en man, en vriend, en al,
+ die zij gesticht heeft hier, eens weergevonden,
+ daar, en voor goed, herkennen zal.
+
+ Vaartwel, dan, edele ziel, gekend van geenen,
+ 't en zij van God, en van misschien
+ een vriend of twee, onvalsch, die weenen
+ omtrent uw graf. -- Tot wederzien!
+
+
+ LXXV
+
+ A.L.W.
+
+ 1883
+
+ De dood klopt altijd voort op rijk en arme deuren;
+ 't zij jong of oud, 't moet al de bittre dood betreuren
+ en sterven onverwacht, ha dikwijls onbereid,
+ dat leeft! Er ware niets, en ware de eeuwigheid!
+
+ o Dood, gij scheent zoo verre, en, volgend mijne voeten,
+ daar waart gij, eer ik wist dat ik ging sterven moeten:
+ maar sterker hand als de uw' had mijne hand geraakt,
+ en stervend heeft God zelf mij van u vrij gemaakt!
+
+ o Dood, waar is uw straal? o Zonde, waar uw keten?
+ Gods heilig sacrament heeft beide intween gesmeten,
+ en, rijzende uit het graf en uit de ziekte fel,
+ vare ik naar de eeuwigheid, met God voor reisgezel!
+
+
+ LXXVI
+
+ E.D.
+
+ 1883
+
+ Elodietje, moe geleden,
+ moe gepijnd en moe gestreden,
+ is te ruste, 't slaapt voortaan.
+ 't Maagdenblomke, 't fijn van blaren,
+ heeft gebloeid hier, twintig jaren,
+ en 't is weer tot God gegaan!
+
+ Ach, zijn lijk, hoe eerbiedwekkend,
+ zijn twee oogskes nederig dekkend,
+ wit als was, en, om te zien,
+ lachend, zoo het loech, nog heden,
+ als 't, in al zijn' lieflijkheden,
+ stierf! Of leeft het nog misschien?
+
+ Neen 't, 't en leeft niet meer; ontslapen,
+ heeft het God, geheel herschapen,
+ en zijn eigen beeld, vol eer',
+ ongeschonden, weergenomen,
+ zoo 't in hem was neergekomen,
+ toen Hij 't schiep, den eersten keer!
+
+ Ach, onsterflijk beeld, staat binnen
+ ons gemoed en onze zinnen;
+ dat, aan iedereen bekend,
+ 't maagdenblomkens uitverkoren,
+ edel voorbeeld, onverloren
+ blijve, in onze ziel geprent!
+
+
+ LXXVII
+
+ F.D.C.
+
+ 1883
+
+ Een brave man was hij, oprecht, en in geen doeken
+ en lag zijn hert, maar op zijn bloote hand te zoeken,
+ en op zijn tonge, die de rechte waarheid sprak,
+ 't zij wien zijn ruwe deugd ooit mee- of tegenstak.
+
+ Hij diende. Diende God in al die hem geboden,
+ maar anders geen van al de valsche wereldgoden
+ en was hij slavelijk verbonden. Vrouwe en Kind,
+ zijn Meester en zijn Werk, naast God van hem bemind,
+
+ getuigen 't openbaar, beschamend onze tijden.
+ Die een uit honderd was, hij komt dan te overlijden!
+ God ruste zijne ziel! En, als voor hem en al
+ die leefden de ure slaat dat elk herleven zal,
+
+ dat zijne vrienden toen, hem kennend, zeggen mogen:
+ Gods woord is waar, hij sprak, nu zien wij 't, onbedrogen,
+ dat wel doen op der aard wel hebben doet nadien,
+ en 't eeuwig Licht, voor loon, en 't eeuwig leven zien.
+
+
+ LXXVIII
+
+ J.F.R.
+
+ 1883
+
+ 't Zij kort of lang, waarom is 't dat wij leven,
+ 't en zij om God, met winste weer te geven
+ hetgeen Hij ons verleende, en onzen keer
+ van sterven af te wachten van den Heer?
+
+ Ik was bereid om, op het eerste manen,
+ met licht in d'hand, kloekmoedig mee te gaan, en,
+ zoo Jesus deed, na lijden fel en groot,
+ de hemelvaart te winnen, door de Dood.
+
+ Ik was bereid; ik stierf, en, van die stonden,
+ hebbe ik het licht des levens weergevonden;
+ en, nu dat ik gestorven ben, o Heer,
+ en U aanschouwe, en sterve ik nimmermeer!
+
+
+ LXXIX
+
+ HENDRIK CONSCIENCE
+
+ 3 Dec. 1812 * 10 Sept. 1883.
+
+ Hij was begaafd van God, den Gever en den Nemer;
+ God gaf, God nam hem ons; maar, wijl hij onzer was,
+ omstraalde Vlanderland -- hoe prachtig! -- het geschemer
+ van eenen Geest, die, als een helder spiegelglas,
+ het schoone, en 't reine, in hoog- en wijder wereld woonend,
+ ons ongeduisterd en verrukkend wedergaf!
+
+ Men zegt: "Hij is niet meer," en, zijne werken kroonend,
+ aanschouwt men hopeloos des werkmans duister graf.
+ Neen, hier en is hij niet; neen, weg is hij, gerezen
+ weer in 't geboorteland zijns zelfs; nu vrij en vrank,
+ zoo hopen wij, van al dat ooit in hem mocht wezen,
+ van aardsche krankheid of geleden menschendwang!
+
+ Conscience ontvong van God, Conscienc' heeft weergegeven,
+ aan God en aan zijn Volk, tot op den laatsten dag;
+ en, is hij andren dood, ons zal hij eeuwig leven,
+ die bidden, zoo als Hij met ons te bidden plag!
+
+
+ LXXX
+
+ C.D.S.
+
+ 1883
+
+ De mensch en weet vandage niet
+ wat morgen hem kan bringen,
+ noch hoe, noch waar de felle dood
+ hem in den weg zal springen.
+
+ Gevreesde dood, hoe onbereid
+ moet gij er velen treffen,
+ die sterven, en wat sterven is
+ ach, nauwlijks en beseffen!
+
+ Zij wist en zij besief het wel,
+ die trachtte alzoo te leven
+ dat zij 't vermaan niet vreezen moest
+ dat haar de dood zou geven.
+
+ Zij stierf gerust, lijk iemand die,
+ bescheed in korte stonden,
+ heeft, vragend, naar het Vaderland
+ den rechten weg gevonden!
+
+
+ LXXXI
+
+ M.K.D.
+
+ 1883
+
+ Getuige van voorleden dagen,
+ voorleden deugden dank en trouw,
+ heeft ze altijd hoog den moed gedragen
+ en God gezocht, de eerweerde vrouw.
+ Zij zag heur kindren eerlijk groeien,
+ en 't kind van kinde aanzijds heur bloeien;
+ en zocht geen rijkdoms wankelend goed:
+ zij zocht alleen dat 't vinden weerd is,
+ dat minst gezocht, dat minst begeerd is,
+ dat eeuwig wel en rijk zijn doet.
+ Dat zocht zij lange: Op 't laatst, gevonden,
+ weerklonk het woord, en, losgebonden,
+ zoo sprong de ziele, kiste en graf
+ ontvlucht, heur oude ketens af.
+
+
+ LXXXII
+
+ C.M.D.H.
+
+ 1883
+
+ Hoe hooge en schoon
+ zij blad en kroon,
+ hoe vol van levenskrachten;
+ hoe fel gegroeid,
+ hoe blij gebloeid,
+ en wilt het al niet achten!
+
+ het keeren van
+ den zomer kan
+ doen sterven en doen vallen
+ het jongste schoon,
+ de blijdste kroon,
+ de vroegste jeugd van allen!
+
+ Gij hebt, o Heer,
+ nog vooraleer
+ zij vallen zou, gevangen
+ heur schoone ziel,
+ en, eer ze viel,
+ bleef ze in uw handen hangen!
+
+
+ LXXXIII
+
+ P.J.S.
+
+ 1883
+
+ Hoe menig boom heeft zijne hand
+ gekort, gezaagd, in Vlanderland,
+ en nu ligt hij, een roerloos lijk,
+ in berd gekleed, op 't aarderijk!
+
+ Hoe menig wiel, hoe menig rad
+ van hem zijne rechte rondheid had,
+ die 't hebben moest, om voort te gaan:
+ het wielt rolt nog, de man bleef staan.
+
+ Hoe menig stoot, hoe menig slag
+ en gaf hij niet, bij nacht en dag,
+ die neerstige, onvermoeide man,
+ die nu geen hand meer roeren 'n kan!
+
+ Hij wist het wel, en wakker zocht
+ hij God alleen, in 't geen hij wrocht:
+ zoo werkend heeft hij lang gestaan,
+ zoo stervend heeft hij loon ontvaan.
+
+
+ LXXXIV
+
+ L.C.
+
+ 1884
+
+
+ Zoo wordt het goud, in 't scherp geweld
+ des viers, geproefd en vrijgekweld
+ van alles dat bederfenis
+ omtrent hem, en geen goud en is.
+
+ Zoo wordt de mensch, -- gelukkig hij
+ die 't wel verstaat! -- ten allen tij,
+ nu meer, nu min, in 't vier bedroefd
+ der kwellinge, en van God geproefd.
+
+ Hoe klaar en moet de ziel niet zijn,
+ die, losgemergeld door de pijn,
+ die uitgeleden, uitgeteerd,
+ wordt eindlijk Gods aanschouwen weerd!
+
+ Zoo waart gij, Leo, lijdend hier
+ zachtmoediglijk uw vagevier,
+ waardoor gij, uwe maat gevuld,
+ nu blinkt en eeuwig blinken zult!
+
+
+ LXXXV
+
+ C.T.
+
+ 1884
+
+ "Uwe ooge, is 't dat ze eenvoudig zij
+ van inzicht, al uw leven
+ zal klaar zijn als uwe ooge, en vrij
+ van zonden": 't staat geschreven.
+ Geen duisternis, geen doling dan,
+ al waart gij blind van oogen,
+ geen valschheid die den weg u kan
+ verzeggen of mistoogen.
+
+ Eenvoudig was zij, herte en al,
+ van in heur jongste jaren;
+ en, kwam heur leven 't ongeval
+ des blinden dags bezwaren,
+ ze 'n doolde noch ze 'n faalde niet,
+ in 't zoeken van de waarheid;
+ zij vond hetgeen zij eeuwig ziet
+ nu, hopen wij: Gods klaarheid!
+
+
+ LXXXVI
+
+ R.A.H.
+
+ 1884
+
+ Dat haar brave ziele in vreden
+ ruste, en in alle eeuwigheden
+ God geniete, los en vrij
+ van des lichaams heerschappij.
+
+ Vreedzaam en eenvoudig leven,
+ elk ende een het zijne geven,
+ God vooral, tot tenden toe,
+ dat en wierd zij nimmer moe.
+
+ Moe geleden was ze, en zeker
+ dat de dood, de bandenbreker,
+ komen zou, en traagskens kwam
+ om heur laatste levensvlam!
+
+ Rust en vrede vroeg zij, vragend,
+ maar den uitstel niet beklagend;
+ ja, met liefde leed zij hier,
+ een langdurig vagevier!
+
+
+ LXXXVII
+
+ L.E. VANDERGHINSTE
+
+ 1884
+
+ O stil en zwijgend graf,
+ wien hebt gij ons gestolen?
+ Hoe! stemloos hem in uwen schoot geleid,
+ en aan de rust bevolen,
+ wiens ziele rusteloos,
+ placht onze ziel te dragen,
+ met klank en stem,
+ tot voor den troon van Gods aanbidlijkheid!
+ Geeft weer, o graf, geeft weer,
+ hetgeen wij biddend vragen:
+ geeft weer ons zijne kunst,
+
+ zijn hert: o, al dat hij
+ verhoopte, geeft het ons
+ en hem; en dat het zij,
+ door God, bevrijd voortaan, o dood, van uwe slagen!
+
+
+ LXXXVIII
+
+ M.J.J.R.
+
+ 1884
+
+ Waarom en toefde 't niet,
+ 't zoo rijk begaafde,
+ 't zoo liefdeweerd, 't zoo liefdewinnend hert,
+ dat ons en aller herten laafde
+ met blijdschap eens, en nu eilaas, met bittre smert?
+
+ Waarom en toefde 't niet,
+ om groot te groeien,
+ om blij te zijn, om elk te maken blij?
+ Wat baat het, nog zoo snel te bloeien,
+ zoo niet de rijpe kroon de vrucht des bloeiens zij!
+
+ Het kind was rijpe alree
+ voor klaardere oogen
+ als die des menschdoms, stedevast op de aard:
+ wilt, ouders, wilt uw tranen droogen,
+ en kijkt, daar wacht het u, en kijkt ten hemelwaard!
+
+
+ LXXXIX
+
+ M.L.D.S.
+
+ 1884
+
+ 'n Betrouwt de jongde niet van uw gezonde dagen,
+ die mij nu ziet gekist en dood naar 't kerkhof dragen;
+ 'n betrouwt ze niet, die, licht dit leven ingegaan,
+ de dood, de zek're dood uit hun gedachten slaan,
+ en leven of zij ook niet eenmaal sterven zouden!
+ De schuld behoort elk eerst in zijn gedacht te houden
+ die onbetaalbaar is, die niemand delgen kan
+ dan met zijn eigne dood, en al 't gevolg daarvan!
+
+ 'k Geloofde, ik hoopte in Hem, en ik beminde Dezen,
+ die nu alleen mij troost kan, hulpe en bijstand wezen;
+ Hem die gezeid heeft, en, verrijzend met der daad
+ bewezen, dat de dood in zijn geboden staat.
+ o Helpt mij allen Hem nu zijn genade ontwerven;
+ en leert, die leeft, ook eens, zoo ik deed, wel te sterven:
+ de kunste is 't leeren weerd van 't gene elk eenmaal doet,
+ en, wel- of misgedaan, 't gene eeuwig blijven moet!
+
+
+ XC
+
+ A.A.T.
+
+ 1884
+
+ Braaf kind van twee brave ouders,
+ God nam van uwe schouders
+ den last des lijdens af;
+ de korte baan des levens
+ schaars in, en gij daarnevens
+ gevallen ligt in 't graf!
+
+ Wie zalder om u klagen,
+ die in zoo korte dagen
+ gewonnen hebt de poort,
+ terwijl wijlieden moeten
+ nog buigen lange en boeten,
+ en strijden immer voort?
+
+ De poort, ach, zijt gij heden
+ des tempels ingetreden;
+ daar bidt voor ons en beidt,
+ tot dat wij winnen mogen,
+ den tempel ingetogen,
+ de kroon ons toebereid!
+
+
+ XCI
+
+ O.S.D.V.
+
+ 1884
+
+ Zij gingen hand in hand, gevolgd van hunne kinderen,
+ te kerk, te werk, voor God en mensch malkaar gelijk;
+ en 't scheen dien blijden tronk geen storm en kon behinderen,
+ geen ramp hem dere doen, als onvoorziens een lijk,
+ een lijk ter aarde daalt, en man- en kindertranen
+ den lof van Moeder doen weerspiegelen in hun wee,
+ die, onvermoeibaar eens, den voorweg plag te banen,
+ en 't schip te helpen door de booze wereldzee!
+ Zij stierf! Zij laat ons na geen schat dien menschen rooven,
+ geen goud, dat kostlijk is, maar veel meer weerden oest,
+ maar veel meer weerden schat van goedewerkenschooven,
+ dien God, in de eeuwigheid, beveiligt voor den roest.
+
+
+ XCII
+
+ A.C.B.
+
+ 1884
+
+ De wereld wist van hem noch goed noch kwaad te melden;
+ zijne ouders, die alleen zijn' jonge jaren telden,
+ bewaarden zijne ziel, niet zonder vrees voorwaar,
+ voor 't menigvuldig wee van 's werelds zielgevaar.
+
+ Zou hij, was hun gedacht, den schoonen hemel binnen,
+ de plaats hem voorbereid eens na dit leven winnen?
+ Zou hij, na onze dood, godsdienstig tot den end,
+ de kroone hebben, aan geen ander toegekend?
+
+ Zou hij... Maar schielijk is de draad kort afgebroken,
+ die hem aan 't leven bond; zijne oogen zijn geloken,
+ eer ze ooit het valsch gelaat des werelds schouwden aan,
+ en nauwlijks uitgezet is hij zoo ver gegaan
+
+ ter reis, dat hem geen macht des vijands achterhalen,
+ geen list des werelds meer kan uit de baan doen dwalen,
+ geen scha meer deren noch geen tijd begrenzen. Dan,
+ God hebbe u, kind, al breekt ons ouderherte ervan!
+
+
+ XCIII
+
+ M.L.C.
+
+ 1885
+
+ o Kind van Maria, ten Hemel gevlogen,
+ genoeg hebt gij hier om uw kroone geleen,
+ en andren genoeg heeft de wereld bedrogen:
+ gij, gij hebt de wereld met voeten getreen!
+
+ o Kind van Maria, 't geluk van uwe ouders,
+ ons voorbeeld, onze eere, in uw schuldlooze deugd,
+ die nooit hebt gedoogd op uw maagdlijke schouders
+ het jok dat zoo velen aanveerden met vreugd!
+
+ o Kind van Maria, gelukkig hierboven,
+ vergeet niet, zoo bidden wij, dragende uw lijk,
+ dat wij, hier vereend om Maria te loven,
+ u volgen, van verre, naar 't hemelsche rijk.
+
+ Ach, helpt ons, bij Haar, die gij reeds mocht aanschouwen
+ om, vrij van de wereldsche boosheid, de baan
+ van 't ware geluk, zoo wij hopend betrouwen,
+ lijk gij, onbesmet, tot den einde te gaan.
+
+
+ XCIV
+
+ DE MOEDER VAN PIETER BENOIT.
+
+ 1885
+
+ Als 't eeuw'ge voor den mensch begint,
+ wat is er lest en best bezind,
+ o gij, die 's werelds eeren
+ gemaaid hebt; gij, wiens naam, vermeld,
+ heel 't menschdom liep rondom gesneld,
+ zoo menig blijde keeren?
+
+ Ik stierf in vrede, hopende en
+ betrouwende, of 'k uw herte ken,
+ dat gij bestand waart tegen
+ des werelds dwang en dwingelandije,
+ des werelds gouden ketens, die
+ zoo lastig neerwaarts wegen!
+
+ Staat op, en volgt uw Moeder na,
+ van God begaafde zanger, ja
+ onsterflijke, en laat hooren
+ uw stemme eens, en vergeet dat niet
+ aan haar die zong uw wiegelied
+ in 's hemels blijde chooren!
+
+
+ XCV
+
+ A.A.
+
+ 1885
+
+ Wie weet er Gods beschik,
+ Gods oordeel, Gods gedachten,
+ Gods Herte, oneindig goed,
+ al zijn bermhertigheid
+ te meten met de maat
+ en 't peil der menschenkrachten,
+ ten oordeele onbekwaam
+ en krank van onderscheid?
+
+ Aan wien heeft God, aan wien
+ die kwam naar hem te trachten,
+ 't zij vroeg of late, aan wien
+ ooit zijn genade ontzeid?
+
+ Zoo bidt voor allen dan,
+ die, eens de dood gesmakend,
+ verschenen zijn voor Hem
+ die gaf zijn dierbaar Bloed
+ ten besten, opdat elk,
+ dit strijdperk uitgerakend,
+ eens kome in vrede, en erve
+ 't alderhoogste goed!
+
+ Ja, bidt, en blijft, ook gij
+ die bidt, uwe ure wakend,
+ want niemand weet wanneer
+ of hoe hij sterven moet!
+
+
+ XCVI
+
+ C.E.D.D.
+
+ 1885
+
+ Gelijk een kranke blom, die op den autaar staat,
+ daar leeft een korten tijd en dan te nieten gaat,
+ zoo blomde' en bloeidet gij,
+ eilaas, en 't is voorbij!
+
+ Gelijk een wassen keers, van leden blank en broos,
+ verrookend nederbrandt en lichtend leeft een poos,
+ zoo stondt en lichtet gij,
+ eilaas, en 't is voorbij!
+
+ Gelijk een wierookgraan, in 't blakend vier geschroeid,
+ een zoeten reuk verspreidt, en dan ten hemel spoeit,
+ zoo leedt en leefdet gij,
+ eilaas, en 't is voorbij!
+
+ o Zuivre maagdenblom, o licht vol deugdzaamheid,
+ o zoete wierookreuk, in 't brandend vier bereid,
+ alzoo verdiendet gij
+ dat ruste en vrede u zij!
+
+
+ XCVII
+
+ DEKEN L.-L. DE BO
+
+ 27 Sept. 1826 * 25 Aug. 1885
+
+ Waarom het graf bedicht met vlaamsche of andere woorden,
+ waarom niet liever stil gezwegen en geweend,
+ als hij gestorven is en weg naar betere boorden,
+ dien God, te onlange eilaas aan Vlanderen heeft verleend.
+
+ De sprake is ons geroofd, de tonge is ons bezweken,
+ en zwijgen past nu best, als hem de taal begeeft,
+ die, leerende ons weleens, die woorden leerde spreken,
+ die hij zijn leven lang zoo wel verdedigd heeft.
+
+ Hij was alleen bekwaam te spreken en te leeren;
+ te horken was ons recht, onze eere en onze plicht,
+ naar hem, die zwijgend nu, de hand behoort des Heeren,
+ en, veel te vroeg eilaas, voor onze voeten ligt.
+
+ Waar zouden wij, 't is waar, 't zij einden 't zij beginnen
+ te loven aan het werk, dat zijne kunste ontviel?
+ Veel beter zullen wij den kunstenaar beminnen,
+ en leven in den glans van zijne groote ziel.
+
+ Hij leve dan, ofschoon de pijl hem kwam te kerven
+ den levensdraad intween, die uwe hand ontvlood;
+ hij leve, om in ons hert voortaan niet meer te sterven,
+ van uwe schichten vrij, o overwonnen Dood!
+
+
+ XCVIII
+
+ L.L.
+
+ 1885
+
+ De brave vrouw, de goede moeder
+ beklage niemand, want zij is,
+ vol deugden, naar den Deugdvergoeder
+ verhuisd, uit 's werelds wildernis.
+
+ Beklaagt den man, beklaagt de kinderen,
+ die, van heur hert, heur hand beroofd,
+ het licht huns levens zagen minderen,
+ en 't nu eilaas zien uitgedoofd.
+
+ Wie zal der weezen moeder wezen,
+ wie zal ze toeven, wie castien;
+ wie, onder duizende uitgelezen,
+ wie als een moeder geren zien?
+
+ o Vader, gij, die _Onzen Vader_
+ godvruchtig _in den Hemel_ dient,
+ staat vast en vreest niet: God is nader
+ als de aldernaaste boezemvriend!
+
+
+ XCIX
+
+ M.E.D.
+
+ 1885
+
+ o Zuivre ziel, gelost uit 's werelds oude ellende,
+ wat liet gij ons bedroefd, niet in uw groot geluk;
+ maar, omdat nauwlijks een ooit nog zulk eene kende
+ als gij waart, daarom weent ons herte, en is 't in druk!
+
+ Gij waart een zoete troost voor ons, die weinig weten
+ wat troost is, in dit dal van tranen! God weet hoe
+ wij mochten 's zondags, soms een uur rond u gezeten,
+ den hemel smaken op deze aarde, slavens moe!
+
+ Gij zijt ons afgepakt, met ure en al! Te zamen
+ bezien wij nu malkaar, en vragen: Is dan ook
+ de troost der armen met geen beter' naam te namen
+ als ander tijdlijk goed: een schaduw en een rook?
+
+ Doch neen! Gij zijt daarheen daar schaduw is noch logen;
+ de kroone omspant uw hoofd; ge zijt ons voorgegaan:
+ wij volgen, volgen vast, en trachten, onbedrogen,
+ de baan te houden die ge ons wijst: de hemelbaan.
+
+ U daar, in ons gedacht, nog biddende aan te spreken,
+ te hooren en te zien, alsof gij bij ons waart,
+ zal troost zijn, is 't dat iets het scherpe zweerd kan breken,
+ dat in ons herte steekt, sinds uwe hemelvaart!
+
+
+ C
+
+ M.T.E.D.P.
+
+ 1886
+
+ o Engelken, dat, weggevlogen,
+ hebt ons, eilaas, en al bedrogen
+ dat op uw' schoonheid hopen dierf:
+ in ons verlies hebt gij gewonnen,
+ maar wie zal ons nu troosten konnen?
+ Ons jongste, ons liefste meisken... 't stierf!
+
+ Komt dan gij zelve, o hemeldiefken,
+ komt weer bij ons, o zalig liefken,
+ en, schoon geen menschenooge u ziet,
+ laat op het kerkhof 't zielloos wezen,
+ dat gij ontgaan zijt en ontrezen,
+ en blijft bij ons, in ons verdriet!
+
+
+ CI
+
+ J.H.
+
+ 1886
+
+ Zij was oprecht als edelsteen,
+ zoo zuiver, dat het wonder scheen
+ hoe 's levens lang vertoeven
+ bekwaam was om, met pijne en dwang,
+ den vrij gewenschten hemelgang
+ nog langer te bedroeven!
+
+ Zij zou, zij moeste henengaan
+ en ons eilaas, met rouw belaan,
+ voor goed indachtig maken
+ hoe groote schat van kostbaarheid
+ ons is en blijft in 't graf geleid,
+ en niet meer aan te raken!
+
+ Zij weg, 't is alles mee met haar,
+ dat troost was en geluk, voorwaar,
+ in 't leven. o Komt weder,
+ als liefde, als hope, als hulpe, als raad;
+ en daalt, zoo God u dalen laat,
+ gezuster, nogmaals neder!
+
+ Komt, helpt ons en bewaart dien band
+ onbreekbaar, dien uw zoete hand
+ wist om ons hert te binden;
+ opdat wij, maar van lijve alleen
+ en voor nen korten tijd, geschee'n,
+ ons namaals wedervinden!
+
+
+ CII
+
+ G. E. J. D. J.
+
+ 1886
+
+ Zoo men soms bij zomernachten
+ hooge omhooge een sterre ziet,
+ die op snelle vederschachten
+ schielijk door den Hemel schiet,
+
+ zoo zijt gij ons, die het leven
+ ons verblijddet meest van al,
+ schaars een stonde of twee gebleven
+ Gustafke, in dit tranendal!
+
+ Zegt, waar zijt gij, die zoo lieflijk,
+ alle leedzijn ons ontloecht;
+ gij die biddend, hemeldieflijk
+ hieldt uw handtjes zaamgevoegd
+ als gij zeidet: "Nader, nader,
+ kome uw rijk?... "En wij voortaan
+ zuchten, met u zeggend: "Vader,
+ Vader, zij uw wil voldaan!"
+
+
+ CIII
+
+ F.B.
+
+ 1886
+
+ Om Jesu name en schaamde ik mij,
+ in al mijn levensjaren:
+ ik hoop dat, onbeschaamd, ook Hij,
+ me in 't oordeel nu zal sparen!
+
+
+ CIV
+
+ A.B.D.
+
+ 1887
+
+ Maar half en nog niet half gegaan
+ was 't bijstre van de wereldbaan,
+ toen al met eens een stemme sprak,
+ en 't onvoltooide leven brak!
+
+ Zijn vrouwe eilaas, zijn dochter zoet,
+ zijn vrienden vielen God te voet
+ en baden: Laat een stonde nog,
+ den vriend ons en den Vader toch!
+
+ Maar, weet een mensch, die sterflijk is,
+ het woord van Gods geheimenis?
+ 't Is beter elk in tijds bereid
+ dat duren zal in de eeuwigheid!
+
+ Zoo deed hij, en, gesterkt, getroost,
+ verliet hij vriend en vrouwe en kroost,
+ en ging, met Christi Kruis gekust,
+ naar de eeuwigheid, in God gerust!
+
+
+ CV
+
+ G.L.S.
+
+ 1887
+
+ De jubelkroon,
+ zoo frisch en schoon
+ ons om de kruin gewonden,
+ heeft korts de dood,
+ met felheid groot,
+ gebroken en geschonden!
+
+ Doch neen, ze'n kan
+ de kroone van
+ de onsterflijkheid niet schenden,
+ die ons te gaer
+ zal kroonen, waar
+ geen blijdschap meer zal enden!
+
+
+ CVI
+
+ I.P.
+
+ 1887
+
+ o Mensch, uw vriend is God alleen,
+ al 't ander moet gij schromen;
+ de dood, al mijdt ge u, groot en kleen,
+ de dood is licht gekomen!
+
+ Leeft deugdzaam dan, en leeft bevrijd
+ van angstigheid en zorgen,
+ die nooit eene ure in state en zijt
+ te zeggen: 'k Leve morgen!
+
+ o Vrouwe en Kind, uw steun was ik,
+ naast God; maar, blijft gelooven
+ dat, zonder God, een enkle tik
+ u lijf en ziel kan rooven.
+
+ Uw ware vriend is God voortaan,
+ o Vrouwe en Kind, bemint Hem;
+ en wilt gij Vader volgend gaan
+ zoo 't God beveelt, gij vindt hem!
+
+
+ CVII
+
+ R.H.
+
+ 1887
+
+ Zij was de brave vrouwe, erkend van alle lieden;
+ zij sprak: De wille Gods in alles moet geschieden
+ oprechtelijk, en geen die in heur werken vond
+ het minste dat het woord heurs herten tegenstond.
+
+ De lieden mochten boos en valsch zijn, en de tijden
+ den eenen klagen doen, den anderen verblijden,
+ 't en ging heur af noch aan: ze'n zocht de wereld niet,
+ maar God alleen in al: in voorspoed, in verdriet.
+
+ Het is eene eere 't kind van zulk een vrouw te wezen,
+ en, volgt ge uw moeder na, o kinderen, geprezen
+ verdient ge en preusch te zijn, om die u 't leven gaf:
+ zij leeft met eere nog, al ligt ze diepe in 't graf.
+
+ Zij ruste in vreden ja, in 't graf niet, maar hierboven,
+ zij hebbe al 't gene God kwam winnen en beloven;
+ die stierf en, op het kruis gestorven, wees de baan
+ om, door het kruis, met hem ter blijdschap in te gaan!
+
+
+ CVIII
+
+ A.G.M.D.
+
+ 1887
+
+ o Zielke, schaars gekomen,
+ en seffens afgenomen,
+ Gods Englen willekom,
+ blijft, blijft, den Hemel binnen,
+ God kennen, God beminnen,
+ en keert niet wederom!
+
+ Verlost van rampe en lijden,
+ blijft eeuwiglijk verblijden,
+ en wordt nooit biddens moe,
+ ont wij ook, vrij geleden,
+ geworsteld en gestreden,
+ bij u eens komen toe!
+
+ Daar zal ons hert genezen,
+ daar zal het blijdschap wezen,
+ o zielken, onzen tween;
+ daar zal u, kind, herwonnen,
+ ons niemand rooven konnen,
+ noch van uwe ouders schee'n!
+
+
+ CIX
+
+ J.H.
+
+ 1887
+
+ Een jaar geleen, schier dag op dag,
+ is 't dat ze een lieve zuster zag,
+ die, in de rust getreden,
+ heur scheen te zeggen: "Volgt mij na
+ die korten tijd u vorenga:
+ komt, rust met mij in vreden!"
+
+ o Jaar van lijden, dag en nacht,
+ in pijne en smerten doorgebracht,
+ in zuchten en in wachten;
+ hoe brandet gij heur deugden schier
+ tot louter goud, in 't smertenvier,
+ eer zij mocht ruste smaken!
+
+ "o Heere," sprak ze, "Uw herte kent
+ alleene al mijne ellenden: zendt
+ mij kracht, en leert mij vragen
+ niet anders als, nog dezen dag,
+ zoo 't uwen wil believen mag,
+ met U mijn kruis te dragen!"
+
+ "Nog dezen dag!" En moegekweld,
+ in 's werelds dorre doorenveld,
+ gekweld, doch niet geschonden;
+ heeft ze eindlijk, langs de blijde baan,
+ heur zuster in 't gemoet gegaan,
+ voor eeuwig rust gevonden!
+
+
+ CX
+
+ E.J.V.E.
+
+ 1887
+
+ Hij placht den scherpen tand van 't staal
+ te temperen en te wetten,
+ en door zijn kunst tot maalbaarheid
+ den meulensteen te zetten.
+ Hij won daaraan zijn daaglijksch brood;
+ en 't brood daar wij af leven,
+ het wierd ons door de neerstigheid,
+ van zijnen arm gegeven.
+ Eilaas, een scherper staal heeft hem
+ een scherper steen, gemalen:
+ de felle dood, die schielijk wist
+ den fellen man te stralen.
+
+ Hij viel! Niet onbereid en was
+ die steen en staal bereidde,
+ en daaglijks, over 't vier gestaan,
+ Gods oordeelvier ontbeidde.
+ Gezuiverd op der aarden, lang
+ genoeg heeft hij geleden.
+ opdat hem God een betere als
+ een aardsche kroon zou smeden;
+ opdat hem Gods bermhertigheid
+ in liefde zou onthalen,
+ en vrij doen zijn voor altijd van
+ 's viers onbermhertig stralen!
+
+
+ CXI
+
+ L.V.R.
+
+ 1887
+
+ Aan u voorwaar had menig man
+ zijn laatste kleed te danken,
+ het bruiloftskleed der dooden, van
+ eilaas vier arme planken!
+
+ Dat wist ge, en uw' voorzichtigheid
+ sprak, wakend lang voordezen:
+ "o Hout, misschien, door mij bereid,
+ zult gij mijn grafhout wezen!"
+
+ Gelukkig die, met 't scherpe in d'hand,
+ geslaafd hebt zooveel jaren
+ aan 't vaartuig, dat in 't Vaderland
+ u vrij zou helpen varen!
+
+ Gelukkig dien de vriend van al
+ die waakt en bidt, zal geven,
+ na 't werkend, in dit tranendal,
+ daar, 't eeuwig rustend leven!
+
+
+ CXII
+
+ H. J. B. J.
+
+ 1887
+
+ Kerstnacht, of 't koud en donker was,
+ hebbe ik, in 't huis des Heeren,
+ als autaarkind, drie Messen lang
+ gediend, zoo menig keeren!
+
+ Kerstnacht is mijn geboortenacht,
+ na dertig jaar, geworden;
+ Kerstnacht ben ik, de wereld moe,
+ den Hemel ingetorden!
+
+ Kerstnacht, o Moeder, Vrouwe en Kind,
+ Kerstnacht kwam mij verblijden
+ en liet mij weten hoe God loont
+ die met en om God lijden!
+
+ Geen dagen vol ellende meer,
+ geen lange en bange nachten:
+ ach, volgt Mij, Moeder, Vrouwe en Kind:
+ hier blijve ik u verwachten!
+
+
+ CXIII
+
+ M. C.
+
+ 1888
+
+ Voor niet en droeg hij 't zweerd
+ van Gods geweld in d'handen,
+ noch was de zware plicht
+ van 't straffen hem betrouwd;
+ hij wist aleventwel
+ ook in de knevelbanden
+ met eerbied aan te zien
+ het beeld na God gebouwd.
+
+ Ei, wapenknecht, hij wierd,
+ de dieven eens betrapend,
+ hij, van den grooten dief
+ die al wat leeft bespringt,
+ besprongen, vastgepakt,
+ geknevelband, ontwapend,
+ en eeuwig pal gezet
+ waar Vrede en Vrijheid blinkt.
+
+
+ CXIV
+
+ M. L. R.
+
+ 1888
+
+ Mijn kinderkens, ik heb u al
+ dat geeflijk was gegeven:
+ mijn' werkzaamheid, bij dag en nacht,
+ mijn' liefde, en ook mijn leven!
+
+ God spare u nu! Ik ben verlost,
+ terwijl 'k uw broerken baarde,
+ van 't leven dat maar lijen en was
+ voor mij, en wee op de aarde!
+
+ God spare u, spare u, Man, die mij
+ beminnen hielpt en dragen
+ den lieven last, nu meer als ooit:
+ God spare u, lange dagen!
+
+ Hebt hope en troost, en... Wilt o God,
+ aan vrienden 't hert verleenen
+ te helpen hem, ook zonder mij,
+ nog zorgen voor die kleenen!
+
+
+ CXV
+
+ E.J.C.
+
+ 1888
+
+ Het moorddallaam,
+ de donkre nacht,
+ mijn' donkerder gedachten
+ bekoorden mij
+ om, roekeloos,
+ dat God verbiedt
+ niet te achten!
+
+ Een plof... en dood,
+ zoo waande ik mij,
+ ellendiglijk aan 't dolen!
+ o Goede God,
+ Ge 'n wildet niet:
+ G' hebt me aan de dood
+ ontstolen!
+
+ Gij zocht mij, daar 'k
+ U vluchtend was,
+ U vloekend, in mijn' zonden;
+ en toch hebt Gij
+ mij, armen dwaas,
+ o Goede God,
+ gevonden!
+
+
+ CXVI
+
+ G.D.W.
+
+ 1888
+
+ Wij hoopten beiden dat gij zoudt,
+ o kind, de lasten menigvoud
+ verzoeten, die uwe oudren twee
+ gedoogen, op dees wereldzee.
+
+ Wij hoopten...! Maar we 'n wisten niet
+ 't is God alleen die alles ziet,
+ dat ge ons zoo vroeg gingt afgeplukt,
+ geroofd zijn en schier weggerukt!
+
+ Eilaas, hoe scheurt ons herte en doet
+ het zeer, omdat het missen moet
+ 't geen 't niet missen wil noch zal,
+ 't en zij om U, o God van al!
+
+ Hebt Gij het dan, o goede God,
+ en ziet ons kindtje geerne, tot
+ dat Gij ons ook, die altijd leeft,
+ den hemel... en ons kindtje geeft!
+
+
+ CXVII
+
+ A.V.D.V.
+
+ 1888
+
+ Gelukkig paar
+ die met malkaar
+ in 't huwelijk verbonden,
+ de jubelkroon,
+ die eeuwig schoon
+ zal blinken, hebt gevonden!
+
+ Op de aarde was,
+ als ijdel glas,
+ uw blijdschap licht om schenden;
+ maar nu en kan
+ de vreugde van
+ de bruiloft niet meer enden!
+
+
+ CXVIII
+
+ E.A.M.T.
+
+ 1888
+
+ Elisa, blijft ons nog, schoon door de dood gescheiden,
+ met uwe zoete hand beschermen en geleiden;
+ ons toogen, zoo weleer gij als een Engel placht,
+ den weg des Hemels, door dees booze wereldnacht!
+ Hoe lang nog zullen wij, eilaas, nu driemaal weezen,
+ verlangen naar uw lot en om het onze vreezen?
+ Elisa, blijft, o blijft, en, 't geen gij immer waart,
+ een Engel blijft, die ons in eere en deugd bewaart!
+
+
+ CXIX
+
+ C.J.A.D.L.C.D.
+
+ 1888
+
+ o Zoete ziel, die 's lichaams leven
+ te vroeg eilaas, te laat misschien
+ voor u, aan God hebt weergegeven,
+ wij hopen u weerom te zien!
+
+ Gij waart alree, hoe jong van dagen,
+ zoo schrander dat wij hooger iet
+ als menschlijks in uwe oogen zagen,
+ en gij alleen en wist het niet!
+
+ Vaartwel, o ziel, die 's Hemels streken
+ behoordet en, verhuisd voortaan,
+ uws vaders hof zijt ingeweken:
+ vaartwel, vaartwel, o Christiaan!
+
+
+ CXX
+
+ G.V.D.W.
+
+ 1888
+
+ O Jesu, 't zielken dat
+ Gij ons geschonken hadt,
+ als echtelijken zegen;
+ hoe is 't uit onzen schoot
+ zoo schielijk, door de dood,
+ gerukt en weggedregen?
+
+ Het dunkt ons menigmaal
+ zijn lieve kindertaal
+ te hooren... maar, 't is dolen
+ dat 't minnend herte doet:
+ ons kindtjen is voor goed,
+ ons kind is ons gestolen!
+
+ Het licht is ons geroofd,
+ het leven uitgedoofd,
+ en 't huisgezin, geschonden,
+ en schettert nimmermeer
+ vol vreugde, lijk weleer:
+ het zwijgt ten allen stonden!
+
+ De dood en kent geen leed,
+ zij zeisent, immer wreed
+ en zonder mededoogen;
+ geen troost en wete ik, geen:
+ Gij, Jesu, zult alleen,
+ Gij kunt onz' tranen droogen!
+
+
+ CXXI
+
+ E.J.P.
+
+ 1888
+
+ Het leven is, vol ongevals
+ vol ramp- en rooi, te aanschouwen als
+ een kruisweg op de wereld,
+ die slinks en rechts vol kruisen staat,
+ en dien men meest met tranen gaat,
+ en bloedig zweet, bepereld.
+
+ Ach, 'k wist het wel, en 'k droeg getroost
+ mijn kruis naast U, die 't lijden koost,
+ onschuldig, om het leven,
+ van schulden vrij- en losgeboet,
+ o Jesu, door uw dierbaar Bloed,
+ ons wederom te geven!
+
+ o Man, gij stondt mij neerstig bij:
+ dat God uw hulpe en troost nu zij;
+ en, dapper doorgetreden,
+ vergeet mij niet, die haastig viel,
+ noch dat ik, arme kranke ziel,
+ verlange om uw gebeden!
+
+
+ CXXII
+
+ J.N.H.
+
+ 1888
+
+ Moet ik, ouders, teerbeminde,
+ moet ik, zusters, broederen al,
+ u verlaten, ik en vinde
+ nooit hetgeen mij troosten zal.
+
+ Nooit! o God, maar gij zijt vader,
+ gij zijt moeder, zuster; gij
+ zijt mijn broer, en duistmaal nader
+ vriend als welke vriend het zij.
+
+ Op dan, ouders, moed genomen,
+ zusters, broeders, al te gaar;
+ eens daar ik ben, ook gekomen
+ vrienden, vrede, en... God is daar!
+
+
+ CXXIII
+
+ J.N.A.
+
+ 1888
+
+ Och arme, ofschoon het leven
+ zij boos om door te streven,
+ o Kind, wij hoopten dat 't
+ den Heere u, lange jaren,
+ believen zou te sparen!
+ Doch neen! Onze oogen, zat
+ van weenen, moeten derven
+ hetgeen gij, met te sterven
+ ons hebt geroofd: een' schat!
+ Ach, laat het zoo: daarboven
+ zult gij den Heere loven,
+ in 's hemels blijde stad:
+ terwijl we, in God te vreden,
+ wij, weenend, hier beneden,
+ och arme, zullen... Wat?
+
+
+ CXXIV
+
+ G.J.T.
+
+ Wij minden 't zoo,
+ wij zagen 't noo,
+ te noo misschien, ontdragen;
+ maar, Jesu zoet,
+ ons herte bloedt
+ en 't breekt van niet te klagen!
+ Geeft weer! -- o Neen,
+ ons kindtje kleen,
+ we 'n durven 't U niet vragen!
+
+
+ CXXV
+
+ E.H. VICTOR VAN COILLIE
+
+ 1888
+
+ Hij, dichterlijk begaafd,
+ en heeft, in al zijn wegen,
+ maar op het waarlijk schoon
+ een wondrende oog geslegen;
+ en 't, in zijn eigen taal,
+ beschreven onbeschaamd.
+ Gods volk lag hem aan 't hert,
+ hij minde 't, en bekwaamd
+ als Priester en als Mensch,
+ om met het Volk te leven,
+ heeft hij getrouwiglijk,
+ hem zelven 't Volk gegeven.
+ God loone 't hem, die weet
+ en weerdiglijk vergoedt
+ hetgeen -- Hij zegt het zelf --
+ men aan de kleenen doet.
+ Hij stierf! Onsterfelijk
+ blijft op deze aarde in eeren
+ zijn vreugdevolle ziel;
+ en, in het Huis des Heeren,
+ de loon die zulken loont
+ die, niet hen zelven, maar
+ den armen evenmensch,
+ met liefde nemen waar!
+
+
+ CXXVI
+
+ Eerwaarde Pater AMEET VYNCKE
+ van Zedelghem,
+
+ als geloofzendeling gestorven te Kibanga in Opper-
+ Congoland, op den 17 van Bamesse 1888.
+
+ Gij zijt de vriend van God, die ouders, vrienden, magen,
+ die land en lieden, om Gods arme Zwarten liet,
+ in 't Africaansche veld. Wie zouder u beklagen,
+ die u, voor zulk een zaak, zoo vroeg gestorven ziet?
+
+ Gij zijt de vriend van God, nu meest nog, nu de vrede,
+ de rustdag u alree verschenen is. Voortaan
+ geen lijden meer, geen angst, geen ongewissighede
+ van hangen tusschen lijf en dood meer uit te staan.
+
+ Gij zijt de vriend van God, gekozen tusschen honderd-
+ en duizenden, om Hem een boodschap hooge en groot
+ te dragen, verre weg naar 't erflijk afgezonderd,
+ naar 't weggeworpen kind, in 't zwarte land der dood.
+
+ Gij zijt de vriend van God; Hij sprak, en gij, gij hoordet,
+ gij greept het vendel aan, als minnebode, en gingt
+ tot waar gij 't zwart geweld, met levend licht doorboordet,
+ eilaas, dat op uw graf, uw heerlijk graf nu blinkt!
+
+ Vaart wel, o vriend van God; o onze vriend: genegen
+ waart gij ons Vlaamsche Volk, maar God was u veel meer,
+ veel meerder als uw land, uw tale en al: Gods zegen
+ zij ons door u, Ameet, verworven, voor den Heer!
+
+
+ CXXVII
+
+ R.C.V.
+
+ 1889
+
+ 't Heeft mij de dood gekost,
+ als, na de wet des Heeren,
+ ik neerstig werken ging
+ en reizend wederkeeren.
+
+ 't Heeft mij de dood gekost;
+ o vrouwe, vrienden, magen,
+ en al die 'k geren zag:
+ 't en helpt geen bitter klagen.
+
+ 't Heeft mij de dood gekost:
+ na korte of lange stonden
+ zal 't kosten u de dood,
+ die leeft! -- Leeft vrij van zonden!
+
+ 't Heeft mij de dood gekost!
+ o Jesu, door uw sterven
+ en door uw dierbaar Bloed,
+ helpt mij den hemel erven!
+
+
+ CXXVIII
+
+ E.M.M.
+
+ 1889
+
+ Wij waren 's eens, van herte en zin,
+ in lief en leed verbonden;
+ de dood, eilaas, de dwinglandin,
+ en ziet geen lief-, geen leedzijn in:
+ de dood heeft ons geschonden!
+
+ De dood alleen, niet els en kon
+ dat God vereende krenken;
+ maar Hij die, als de morgenzon,
+ de macht der wreede dood verwon,
+ Hij zal ons 't leven schenken.
+
+ Het leven, dat geen ziekte en kan,
+ geen droefheid meer bederven:
+ o Vrouwe daar verwacht mij dan,
+ mijn kind, ons kind, en mij, uw man,
+ om nimmermeer te sterven!
+
+
+ CXXIX
+
+ B.S.
+
+ 1888
+
+ o Blankske bij uw stervensbed
+ zoo menig versche blom gezet,
+ verwelkt, gedord en weggedaan,
+ komt nu in ons geheugen staan!
+
+ Geplukten uit het blomgebied,
+ ze stierven, maar ze 'n leden niet;
+ en, onbeklaagd hun teer gewas
+ haast weg en haast vergeten was.
+
+ Maar gij, o blank en bleek gewaad
+ eens maagdenblomkens, gij en gaat
+ niet smerteloos, niet onbeschreid,
+ vergeten niet, naar de eeuwigheid!
+
+ Wij zagen 't, hoe gij bitter kreescht,
+ in ons meer als in u bevreesd;
+ en lijende, omdat gij, kranke maagd,
+ die u beminden lijden zaagt!
+
+ Vaartwel... en blijft in ons gemoed,
+ o Blankske, teeder blomke zoet,
+ gebloeid staan, en, bij God den Heer,
+ o kindtje lief... en sterft niet meer!
+
+
+ CXXX
+
+ S.A.L.
+
+ 1889
+
+ Zij was van jongs aan God, als Moeder en als Vrouw,
+ spijts alles, zediglijk en stediglijk getrouw;
+ de tijd en mochte nooit, noch met den tijd het keeren
+ en 't wenden des gebruiks, haar andere zeden leeren;
+ zij stond tot tenden toe, heur kinderen voorgegaan,
+ en bleef navolgensweerd, schier onnavolgbaar staan!
+ God kent die vastigheid in 't goed, en zal ze loonen
+ met iets dat langer duurt als 's werelds ijdle kroonen:
+ met onveranderlijk en stervensvrij genot
+ in Hem, die zelve en loon en loonder is, in God!
+ Daar, moeder, mochte ik, U indachtig al mijn leven,
+ mij dankbaar, U en God voor altijd wedergeven,
+ dien gij bemindet en bewaardet, en voortaan
+ dien gij alleen liet op den weg des levens gaan!
+
+
+ CXXXI
+
+ V.S.
+
+ 1889
+
+ Het werken was heur lot,
+ heur blijdschap en heur leven;
+ het werk is zij getrouw
+ tot aan den dood gebleven;
+ en, als zij lijdend lag
+ en stervend neergeveld,
+ dan heeft zij nog in 't werk
+ heur hoop en troost gesteld.
+ Om God heeft zij gewrocht,
+ met God heeft zij geleden,
+ op God heeft zij gehoopt,
+ tot God heeft zij gebeden;
+ en vast gesteund op Hem,
+ die loonder is van 't goed,
+ en heeft zij niet gevreesd
+ dat leeggang vreezen doet.
+ Welaan, de rust zij u,
+ Victoria, gegeven:
+ ge'n hebt z'hier nooit gekend,
+ geniet ze in 't ander leven!
+
+
+ CXXXII
+
+ J.F.M.
+
+ 1889
+
+ Hij wist wat werken was
+ en waakzaam gadeslagen
+ al 't gene, hem vertrouwd,
+ bij nachten en bij dagen
+ bekommerde zijn hert,
+ vol eed'le vromigheid.
+
+ Hij wist wat lijden was,
+ en heeft, herhaalde malen,
+ wanneer de dood hem kwam
+ zijn liefste panden halen,
+ als christen mensch tot God
+ "uw wil geschie" gezeid.
+
+ Hij steunde, vast en vrij,
+ op God al zijn betrouwen,
+ 't zij vroeg, 't zij laat bereid
+ om ook de dood te aanschouwen,
+ en 't kruis te aanveerden dat
+ hem ook was opgeleid.
+
+ Dat kruis, met kloeken moed
+ zoo langen tijd gedregen,
+ het zij een kroone nu
+ voor hem, voor ons een zegen,
+ 't zij een vermaan ter deugd
+ en ter standvastigheid!
+
+
+ CXXXIII
+
+ P.J.D.B.
+
+ 1889
+
+ De dood is doof en blend,
+ 't en helpt geen schoone spreken!
+ Zoo zegt men, maar de Dood
+ is Gods bevel getrouw:
+ Hij wist wanneer, waarom
+ en hoe de band zou breken,
+ dien Hij gebonden had,
+ o zwaar beproefde Vrouw!
+
+ Hij weet al 't geen Hij wilt,
+ of doet of laat geschieden,
+ te schikken dat er goed
+ en weldaad uit verschijn':
+ geeft Hem uw herte dan
+ en doet niet zoo de lieden
+ die, klagend van de Dood,
+ God zelv' betichtend zijn!
+
+ Hij die de Vader is
+ van al dat leeft, hoe zal Hij
+ verlaten die Hem dient
+ met eerbied, en betrouwt?
+ Schept moed, o Moeder, God
+ is Vader meest van al, Hij;
+ en beter is 't op Hem
+ als op een' rots gebouwd!
+
+
+ CXXXIV
+
+ H.B.
+
+ 1889
+
+ Het voer voorbij als lichaamloos:
+ een schaduwe, een geschemel;
+ een Engel van verduldigheid,
+ een zielke voor den Hemel.
+
+ Het wist dat 't hier geen stede en was
+ voor hem om lange jaren
+ te leven, maar een tranendal,
+ om spoedig door te varen.
+
+ En als het, 't elevatieklokske
+ in d'hand, den Priester diende,
+ zoo zuchtte 't: "Ons toekome uw rijk!"
+ godvruchtig opwaarts ziende.
+
+ En 't rijk des Heeren kwam in hem
+ zijn hert vol deugden bouwen,
+ en 't, vroeg geheiligd, laten vroeg
+ Gods Heiligheid aanschouwen!
+
+
+ CXXXV
+
+ A.G.
+
+ 1889
+
+ De lucht weergalme nu
+ en klage 't aan de steenen
+ dat wij ten grave gaan
+ en onzen vriend beweenen,
+ die, als een vader, als
+ een broeder, ons zoo lang
+ geleidde en leeren deed
+ de kunst van spel en zang!
+
+ De lucht weergalme nu
+ en klage 't aan de stede
+ wat hij voor 't weezenhuis
+ en voor de weezen dede,
+ spijts ziekte en ongemak,
+ spijts alle ondankbaarheid,
+ voor 't ouderlooze kind
+ tot elken dienst bereid!
+
+ De lucht weergalme nu...
+ Eilaas, nog korte stonden
+ waar zult gij, vriend Goddaert,
+ waar zult gij zijn geblonden?
+ In 't duister graf? o Neen,
+ ver boven 't duister graf:
+ gij zijt, waar God alreede
+ u rust en vrede gaf.
+
+
+ CXXXVI
+
+ A.J.M.D.
+
+ 1889
+
+ Hij stierde vrij en blij, zijn vaartuig op de baren;
+ nam water, wind en streek, nam 's hemels licht te baat,
+ en zou, voorspoediglijk door 's werelds nood gevaren,
+ bereiken 't lustig land waar gij te bloeien staat,
+ o Wetenschap, o Kunst! Maar neen, de winden sprongen
+ geweldig op hem neer, en slingerden 't gebouw
+ dat al zijn' hope droeg tot dat het, moegedwongen,
+ begaf en nederzakte in 's afgronds diepste grauw!
+ Is niets gebleven, is hij hopeloos verloren?
+ Kan niets u troosten, die, zijn schipbreuk ziende, staat
+ en weent nu op de kust? Of zal hij, eens herboren,
+ genieten eeuwiglijk des levens dageraad?
+ Gewis, de Schepper zal zijn schepsel zijn indachtig;
+ de Heiland zal zijn Bloed indachtig zijn, en dan
+ zal die vernederd was, verwekt door God almachtig,
+ eens leven waar geen dood hem ooit meer naken kan.
+
+
+ CXXXVII
+
+ TH. TH.
+
+ 1889
+
+ Ik heb den Heer gediend,
+ ootmoedig weggeborgen,
+ o kloosterzusters, door
+ uw moederlijk bezorgen;
+ in 't huis des Heeren, in
+ Maria's waakzaamheid,
+ ben ik, met raad en daad,
+ tot sterven voorbereid!
+
+ Vaartwel dan, goed en trouw
+ gebleven brave zielen,
+ die mij als eigen kind,
+ om Gods wille onderhielen:
+ die alles loont, hij zal 't
+ u loonen, onverbeid,
+ 't zij nu, 't zij naderhand,
+ -- vaartwel! -- in de eeuwigheid!
+
+
+ CXXXVIII
+
+ Eerw. H. EMILE DE MONIE
+
+ vereerd met het kruis _Pro Ecclesia et Pontifice_.
+
+ 1890
+
+ Wij bouwden op uw leven een getemmer
+ van eere en deugd, voor God en 't vaderland;
+ maar schielijk grijpt de felle menschentemmer
+ en keert u, onzen grondsteen, overkant!
+
+ Wat nu gedaan? Geklaagd, geweend, gedropen
+ in diepe droefheid, zonder ende of maat;
+ de ellendigen gelijk, die niet en hopen
+ dat ooit een weerzien hun te wachten staat?
+
+ Neen! Hooger zult gij nu en beter wezen
+ een leidend licht ons en een bake in zee,
+ totdat wij allen zijn voor goed genezen
+ van Adams schuld en onvermijdbaar wee.
+
+ Tot daar zij 't: Hoog den moed en 't hert gedragen!
+ Geen veege droefheid! Immer moed voortaan,
+ en, spijts de dood, spijts al heur nederlagen,
+ op God betrouwd en neerstig voortgedaan!
+
+
+ CXXXIX
+
+ J.B.V.L.
+
+ 1890
+
+ Mijn huis- en echtgenoot,
+ getrouw tot in de dood,
+ ben ik bijgebleven;
+ gij hebt door lief en leed,
+ in arebeid en zweet,
+ mij hulpe en troost gegeven.
+
+ Nu zijn wij ver vaneen
+ van herte en ziele, neen,
+ van lijve eilaas gescheiden;
+ en ik, den korten tijd
+ dat gij mij voorenzijt,
+ moet mijnen dag bereiden.
+
+ Och keer' de dag weerom,
+ als ik u, bruidegom,
+ in God teruggevonden,
+ zal mogen immermeer
+ beminnen, bij den Heer,
+ en zijnen lof verkonden!
+
+
+ CXL
+
+ G.A.A.
+
+ 1890
+
+ Uw hand heeft mij geschapen,
+ getrokken uit den niet,
+ en nu ben ik ontslapen,
+ na 's werelds lang verdriet:
+ gedenkt, o goede Vader,
+ uw schepsel nu;
+ ik kom u biddend nader:
+ 'k geloove in u!
+
+ Door 's vijands macht gebonden,
+ met Adams schuld belaan,
+ hebt gij uw schaap gevonden
+ en weer naar huis gedaan:
+ gedenkt, o Heilig Herte,
+ mijn zielke nu;
+ door alle uwe pijne en smerte:
+ ik hope op U!
+
+ Gij zijt mij komen laven,
+ op mijnen laatsten tijd,
+ met al uw' beste gaven,
+ gij die bermhertig zijt:
+ gedenkt niet... ik beweene
+ mijn zonden nu,
+ en, stervend, Heer, alleene
+ beminne ik U!
+
+
+ CXLI
+
+ A.M.
+
+ 1890
+
+ Amandine, uw deugdzaam leven
+ heeft ons langen tijd gesticht:
+ moge God u vrede geven,
+ nu dat ge overleden ligt!
+
+ Och, of wij ook, al te zamen,
+ 't geen gij neerstig hebt gedaan
+ nadoende, op uw' stappen, kwamen
+ waar gij ons zijt voorgegaan!
+
+ Die de menschen weet te paaien,
+ wereld, ons en zult gij niet
+ in uw' valsche netten draaien
+ en in 't eeuwig helsch verdriet!
+
+ Amandine, rust in vrede,
+ tot een zalig wederzien;
+ rust, en al de zielkes mede!
+ Amen! Moge 't zoo geschien!
+
+
+ CXLII
+
+ P.H.M.L.
+
+ 1890
+
+ De dood en heeft niet onverwacht
+ u, man en vrouw, gescheiden:
+ God hielp, eer 't vallen van den nacht,
+ hare arme ziel bereiden.
+
+ De tijd is snel, het leven kort:
+ bereidt toch alle dagen
+ uw werk, eer ge ook geroepen wordt
+ om 't schielijk in te dragen.
+
+ Verleent het licht des Hemels haar,
+ o Heere, en wilt ons geven
+ 't geluk van haar te ontmoeten daar
+ zij rust, in 't eeuwig leven!
+
+
+ CXLIII
+
+ R.S.L.
+
+ 1890
+
+ De dood heeft mij bereid
+ en heel doorpijnd gevonden:
+ 't is beter hier als in
+ het vagevier geboet!
+
+ Hebt dank, o Heere, en, door
+ uw' vijf bebloede wonden,
+ verleent, bermhertig, mij
+ het onverganklijk goed!
+
+ Verleent aan die ik laat
+ in droefheid en in tranen,
+ mijn Kind'ren, mijnen Man,
+ te leven naar uw' wet.
+
+ En, als 't te sterven komt,
+ wilt hun de wegen banen
+ ten Hemel en tot mij...
+ Dit is mijn sterfgebed.
+
+
+ CXLIV
+
+ E.P.E.W.
+
+ 1890
+
+ Ge'n weet niet, gij die leeft,
+ noch gij en kunt niet weten,
+ aleer gij sterven zult,
+ hoe waarlijk ongemeten
+ de goedheid is van God
+ en zijne bermhertigheid.
+
+ Geen einde en is eraan,
+ noch geen bekende palen:
+ die schuld kent helpt Hij zelf
+ zijn schulden doodbetalen,
+ en houdt den schuldenaar
+ den hemel toebereid.
+
+ o Bidt voor mij, gij al,
+ die, langs des werelds paden,
+ hebt moeite, en nauwlijks weet
+ uw rechten weg te raden;
+ maar, met betrouwen bidt
+ tot Hem die 't al vergeeft.
+
+ Hem, wiens bermhertigheid,
+ zoo menigmaal gebleken,
+ eilaas vergeten wordt
+ of dikwijls weggesteken,
+ terwijl men jong is nog
+ en zonder zorge leeft!
+
+
+ CXLV
+
+ E.J.L.H.V.D.M.
+
+ 1890
+
+ Hoe zijt gij ons ontvlucht,
+ gij kleene troostverschaffer;
+ de blijdschap van ons huis,
+ het licht van onze baan?
+ Hoe zijt gij ons geroofd;
+ wie, onbermhertig, gaf er
+ uw ijdel wiegsken ons
+ te vinden ledig staan?
+
+ o God, gij zijt te goed
+ opdat men 't U zou wijten;
+ o Vader, duizendmaal
+ gezegend zij uw naam;
+ maar, zendt ons sterkte toe,
+ en, om de plicht te kwijten
+ der christ'ne droefheid, maakt
+ ons lijdend hert bekwaam!
+
+
+ CXLVI
+
+ F.V.
+
+ 1890
+
+ De dood is onmeedoogend,
+ en God alleene laat
+ den mensch, het Kruis hem toogend,
+ nog hope en goeden raad.
+
+ Dat stierf dat zal herleven,
+ zoo zegt hij, en daar is,
+ voor al dat wierd misdreven,
+ bij mij vergiffenis.
+
+ Ik steek de hand, als Vader,
+ u, kranke kinderen, toe;
+ aanveerdt ze, en komt mij nader,
+ die de eerste stappen doe!
+
+ Gelukkig zijn zij allen,
+ die, hemelwaards genood,
+ in 's Vaders handen vallen,
+ en leven, spijts de dood!
+
+
+ CXLVII
+
+ Hoogeerw. Heer D.P.A. DE HAERNE
+
+ Blijve in 't Vlaamsch uw' naam niet ongemeld,
+ die, uw' taal niet looch'nend, ed'le held,
+ God en Kerke en Burger trouw gediend,
+ groot en kleen bleeft vaste en goede vriend!
+ Die, ja, stomme en doove spreken liet,
+ zwijg' dit steen uw weldoen immer niet,
+ maer, De Haerne, ontluike't, te uwer eer:
+ geldloos stierf hij, schatrijk bij den Heer!
+
+
+ CXLVIII
+
+ S.A.
+
+ 1891
+
+ Vermaak en wist zij grooter geen,
+ als kinders Godwaarts op te lee'n;
+ en, elk tot raad en daad bereid,
+ te helpen met ootmoedigheid.
+
+ De ware liefde Gods geleerd,
+ die 't altijd al in 't beste keert,
+ en kende zij noch nijd noch haat;
+ en goed, ja, raapte ze uit het kwaad.
+
+ Zoo minde en leefde en leed zij wel,
+ gesteund op haren Kruisgezel;
+ tot dat zij, 't lijden uitgeleefd,
+ den laatsten strijd gestreden heeft.
+
+ Aan wien was heel heur hert bekend?
+ Aan u die weent heur lijk omtrent;
+ aan U, o God, die 't groot geduld
+ van al heur liefde kroonen zult!
+
+
+ CXLIX
+
+ Z.H.B.
+
+ 1891
+
+ Onschuldig kind, na korte dagen
+ hebt gij den Heer reeds opgedragen
+ uw' schoone ziel;
+ maar bitter maalt, door 't leed gedreven,
+ uw Moeders en uw Vaders leven
+ het smertenwiel!
+
+ Het zij zoo 't moet: 't en helpt geen klagen;
+ op dezen moge, en alle dagen,
+ Gods wil geschien!
+ Ach bidt voor ons, en blijft daarboven
+ den God van al dat goed is loven...
+ Tot wederzien!
+
+
+ CL
+
+ Eerweerde Zuster MARIE-STANISLAS
+
+ Moeder-Overste van Sint-Jansput te Kortrijk
+
+ 1891
+
+ Zoo zedig, zoo zorgvuldig en
+ zoo zelfvergetend wezen
+ en hadde ik nooit te huldigen,
+ en kende ik nooit voordezen.
+
+ Bekommerd in al 't minste dat
+ den evenmensch kon baten,
+ zoo had zij 't leven opgevat,
+ in al heur doen en laten.
+
+ Heure overheid was neder zijn,
+ en dienen te allen stonden
+ den Gene, die nu weder zijn
+ goe dienstmaagd heeft gevonden.
+
+
+ CLI
+
+ L.D.K.
+
+ 1891
+
+ Vergeet hem niet, dien braven man,
+ dien man van de oude Gulde,
+ die dertig jaar de vesten van
+ de stee met eerde vulde.
+
+ Vergeet hem niet, die 's Konings kruis
+ aanveerden mocht met eeren;
+ en, moegewerkt, trok weer naar huis,
+ vol hope in 't Kruis des Heeren.
+
+ Vergeet niet, al die werkers zijt,
+ 't goed voorbeeld na te leven;
+ dat hij, bij goed- en kwaden tijd,
+ ulieden kwam te geven.
+
+ Vergeet hem niet, voor wien hij, dag
+ en nacht, zijn werk besteedde;
+ en zorgt zoo hij te zorgen plag,
+ gij vrouwe, en kinderen mede.
+
+ Vergeet, o Volk van Kortrijk, niet,
+ maar spreekt voor hem ten besten
+ bij God, als gij zijn werk beziet,
+ en wandelt langs de vesten.
+
+
+ CLII
+
+ M.D.V.H.
+
+ 1891
+
+ Eilaas, mijn licht is uitgedoofd,
+ nu dat mijn uitverkoren,
+ mijn eerste kind is weggeroofd,
+ en uit mijne oog verloren.
+
+ Mijn' huwlijkshope is heel vergaan,
+ Gods banden zijn ontloken;
+ en, felle dood, uw bitter slaan
+ heeft gansch mijn hert gebroken.
+
+ Gij liet eene enk'le blomme mij,
+ een teeder blomke blijven;
+ och spaart het, Heere, of komme mij
+ de dood met hem ontlijven!
+
+ Neen... vaster vele als alle smert
+ wille ik mijn' hope bouwen;
+ en, Jesu, op uw lijdend Hert
+ mijn kind en mij betrouwen!
+
+
+ CLIII
+
+ M.L.
+
+ 1891
+
+ Geboren voor des werelds oogen
+ vol vreedzaamheid, vol mededoogen,
+ onschuldig als een kind, zoo koos
+ zij 't rechte pad en 't beste altoos.
+
+ Maria als een Moeder minnend,
+ heur Mans geluk en troost bezinnend,
+ zoo was zij lief en leed bereid
+ te dragen met zachtmoedigheid.
+
+ Een voorbeeld, onverwist, elk zijnde,
+ terwijl zij naar den Hemel pijnde,
+ zoo is 't dat zij, bij God bekend,
+ heeft 's levens korten loop volend.
+
+ Gelukkige! Uit de hooge zalen
+ en wou zij niet meer nederdalen,
+ maar wenkt van daar, en spoort ons aan
+ om waar zij ging heur na te gaan.
+
+
+ CLIV
+
+ B.L.H.
+
+ 1891
+
+ Zoo 't eens was uit Gods hand gekomen,
+ zoo heeft Hij 't weer tot Hem genomen
+ en losgedaan
+ uit 's lichaams leed en lastigheden,
+ die 't onverbidlijk lijden deden
+ en pijne uitstaan.
+
+ 't En kon niet meer... 't Was moegelegen,
+ zijn stemme sprak zijn herte tegen,
+ en 't doolde rond,
+ onwetend waar, tot dat, zijn wezen,
+ zijn handen bei tot God gerezen,
+ het ruste vond.
+
+ Ach, ruste en vrede u zij geschonken:
+ den bitt'ren kelk hebt ge uitgedronken
+ en God bemind;
+ ons Heere weet zijn vrienden weunen,
+ gij meugt op zijn beloften steunen,
+ onschuldig kind!
+
+
+ CLV
+
+ L.L.
+
+ 1891
+
+ Al liefde, en anders niet,
+ hebt ge in uw lijkvat mede,
+ o Engelken, dat ons
+ zoo hoog verheugen dede;
+ maar dat, onvaste alhier,
+ verblijvende, eenen stond,
+ een' hooger', ver van ons,
+ een' hooger' woonstee vond!
+ Vaartwel, ons beider beeld,
+ en, bij den Heer verscholen,
+ blijft eene leidsterre ons,
+ die nog op de aarde dolen!
+
+
+ CLVI
+
+ Eerw. Pastor P. BUSSCHAERT
+
+ 1891
+
+ Zijn herte zong, van binnen hem,
+ een lied dat de Engelen hoorden;
+ dat somtijds uit zijne oogen sprak,
+ en tintelde in zijn' woorden;
+ maar dat eilaas, dit tranendal
+ onweerd, bij hooger zangen
+ behoorde als bij al 't weegedreun
+ der duistere levensgangen.
+
+ De vriend is weg, te lijve, ja;
+ maar ongenaakbaar, boven
+ dit lijdensperk, den wolkendoek
+ voor altijd weggeschoven
+ van 't eeuwig schoone, aanbidt hij nu,
+ en zingt, in 't driemaal heilig,
+ zijn erflijk deel, voor al dat hij
+ hier uitstond, ginder veilig.
+
+
+ CLVII
+
+ L.P.
+
+ 1891
+
+ Zij was den Heere, in 't dagelijksch werk
+ en in zijn huis, verbonden;
+ daar heeft ze God beproefd en, als
+ het goud, hem weerd gevonden.
+ o Kinders, volgt uw' moeder na,
+ zoo zij was, tracht te wezen
+ godvruchtig, neerstig, eerbaar, kloek
+ in 't hopen; en, na dezen,
+ zoo zult gij haar aanschouwen in
+ Gods huis, niet meer in 't lijden,
+ maar eeuwiglijk, met al die haar
+ beminden, in 't verblijden.
+
+
+ CLVIII
+
+ B.S.
+
+ 1891
+
+ Te midwege op de levensbaan
+ zoo vroeg reeds mogen binnengaan
+ in 't eeuwig, 't ander leven;
+ wie 'n zou niet, om zoo schoon een kans,
+ een honderdjarig leven gansch
+ en geheel ten besten geven!
+
+
+ CLIX
+
+ N.
+
+ 1891
+
+ Een jong man kan,
+ een oud man zal,
+ als alles moet begeven,
+ dat rechte staat,
+ dat vaste staat,
+ dat leeft of schijnt te leven.
+
+
+ CLX
+
+ V.H.
+
+ 1892
+
+ Vaartwel, Vincent! In 't ander leven
+ zal God u loon naar werken geven,
+ terwijl wij hier nog lange jaren
+ 't geheugen van uw' deugd bewaren.
+ Zoo gij waart zijnder weinig, heden;
+ zoo vol van eere en dienstbaarheden;
+ getrouwe uw' meesters, en uw leven
+ bereid voor hen in pand te geven!
+ Zoo diendet gij, en, vriend van allen,
+ zoo zijt gij ons en elk ontvallen!
+ Vaarwel, nog eens! En, moge 't wezen
+ dat wij u zien verblijd nadezen,
+ waar God eens zal aan groot- en kleenen
+ hem zelve als hoogsten loon verleenen.
+
+
+ CLXI
+
+ C. PH. S.
+
+ 1892
+
+ Ach, vier onnoozele schaapkens, 'k laat
+ u moederloos in 't leven;
+ wie zalder nu, zoo moeder deed,
+ u hulpe en bijstand geven?
+
+ g'Hebt vader nog, die mij bemint,
+ die u bemint te gader;
+ weest Gij, o God, weest hem en hun
+ een toevlucht en een vader!
+
+ o Kinderkens, o vader lief,
+ vaartwel nu; eens na dezen
+ zal 't eeuwig, eeuwig blijdschap zijn,
+ zal 't altijd samen wezen!
+
+
+ CLXII
+
+ O.V.M.
+
+ 1892
+
+ Geliefden, die ik achterlate
+ in eere en deugd getogen,
+ zoo veel 't een' Moeder machtig was
+ met God en al heur pogen;
+
+ gedenkt hoe ik geleden heb;
+ hoe, dag en nacht gedwongen
+ en eindelinge eens ben losgerocht
+ en 's werelds leed ontsprongen!
+
+ 't Verheugt mij nu, veel meer als ooit
+ het leed mij kon doen lijden,
+ 't oneindig onverstaanbaar zijn
+ van 's hemels hoog verblijden.
+
+ Vaartwel dan. 't Gene ik trachtte in u
+ te stichten, blijve 't wezen
+ en wassen, tot zijn' volheid, in
+ elk een van u, nadezen!
+
+ En, leedt gij, waar' 't zoo vele als ik,
+ blijft, vaste en onbewogen,
+ uw' Vader en uw' Moeder weerd,
+ naar 't eeuwig welzijn pogen!
+
+
+
+
+AANTEEKENINGEN.
+
+
+De bovenstaande _zielgedichtjes_, op twee of drie naar, wierden gedrukt
+op doodbeeldekens, en uitgedeeld in de kerke, ter nagedachtenisse van
+gekende overledenen.
+
+Het gebruik van lijkbeeldekens, -- doodsantjes (dood-_Sanctjes_),
+doodsentjes, doodsintjes, rouwzantjes, rouwzentjes, rouwzintjes,
+zarkskes, zerkskes, bidprentjes, gedachtenissen, suffragetjes,
+briefkens, texten heet men ze ook, -- wierd ingevoerd onder het "heilig
+ende zalig gedacht" dat de _diptycha_, de _obituaria_, de doodboeken, de
+grafzerken, en andere gedenkteekens van overledenen, ten gronde ligt.
+
+Gelijk de _diptycha_ vindt men de doodprentjes bij streken op den autaar
+liggen, bijvoorbeeld tot Neuss, in Westfalenland; tot Iper, tot Gent en
+elders heet men ze, als of 't afgedrukte zerksteenen waren, _zerkskes_,
+_zarkskes_.
+
+Gelijk de boeken, de boekversierselen en de heiligenbeeldekens, zoo
+wierden eertijds de doodsantjes met der hand _gescreven_, zoo men zei,
+dat is _geschilderd_. De achtbare Vrouwe E. Van Steenkiste-Van der
+Meersch, tot Brugge, bezit, onder menige andere, een doodprentje dat op
+pergament geschilderd wierd, ter nagedachtenisse van zaliger Mijn
+Hoogweerdigsten Heer _Humbert-Wilhelm a Precipiano_, Aartsbisschop van
+Mechelen, overleden op den 10 Junij 1711.
+
+De naaste doodprentjes, van ouderdoms wegen, zijn van geetste,
+gestekene of gesnedene platen gedrukt; de twee oudste die men kent zijn,
+'t eene, van den 9 Mei 1755, 't andere van den 5 Januarij 1759. Z. _Rond
+den Heerd_, 1876, bl. 68 en 72.
+
+De gedrukte doodprentjes van meer als honderd jaar oud zijn meest al
+Hollandsche en, onder andere, van den volgenden inhoud:
+
+ 1. "Bid voor de ziel van zaliger de Heer _Louis Michel_, overleden den
+ 16den December, 1758, in Amsterdam."
+
+ 2. "Bid voor de ziel van zaliger den Heer _Willem van Brienen_.
+ Overleden den 26sten Januarij MDCCLXX, in Amsterdam. _Requiescat in
+ pace_."
+
+ 3. "Bidt voor de ziel van zaliger _Barent Woortman_, overleden den 26
+ May 1775, in Amsterdam. Heere, geeft hem de eeuwige Rust. Amen."
+
+ 4. "Bidt voor de ziel van zaliger _Jacques Joseph de Pret_. Overleden
+ den 28 July 1784, in Antwerpen."
+
+ 5. "Bidt voor de ziel van zaliger vrouwe Cornelia Carolina Josepha _De
+ Bosschaert_, geboore De Pret, overlede den 20 February 1789, in
+ Antwerpen. R.I.P."
+
+ 6. "Bid voor de ziel van zaliger vrouwe _Joanna Josepha Vermoelen_,
+ geboore De Pret. Overlede den 22 Mey 1789, in Antwerpen. R.I.P."
+
+ 7. "Bid voor de ziele van zaliger den Heere _Arnoldus Franciscus
+ Josephus Bruno De Pret_. Overleden den 1 Augusti 1797, R.I.P."
+
+ 8. "Bid voor de ziel van vrouwe _Maria Theresia Josepha Moretus_,
+ geboren Borrekens. Overleden 5 Mey 1797. R.I.P."
+
+ 9. "Bid voor de ziel van zaliger vrouwe _Maria Agnes Michel_,
+ Douariere van zaliger den Heer Jean Philip Gilles. Overleden 31
+ January 1800, in Amsterdam. R.I.P."
+
+Het zij bemerkt dat M'Her _Louis Michel_ (no 1) de vader was van _Maria
+Agnes Michel_ (no 9), vrouwe van M'Her _Jan Philip Gilles_, overleden t'
+Amsterdam 31 Jan. 1800. M'Her _Louis Gilles-de Pret_, zoon van M'Her
+_Jan Philips Gilles_, (Amsterdam 22 Nov. 1761 * Hove bij Antwerpen 22
+Nov. 1811), was de vader van M'Her _Louis Baron Gilles de Pelichy-de
+Pelichy_, (Antwerpen 25 Junij 1798 * 29 April 1876), begraven tot
+Iseghem 3 Mei 1876; wiens zoon M'Her _Alexander Baron Gilles Pelichy
+van Caloen_, geboren tot Antwerpen 17 Dec. 1845, heden ten dage het
+adellijk slot _het Blauwhuis_ bewoont, tot Iseghem. Zie bl. 42, het stuk
+_Gouden Roozen_.
+
+Mevrouwe Gilles de Pret, van Antwerpen, liet, in de jaren 1790 twee
+prentjes drukken ter zaliger gedachtenisse van Louis XVI en van
+Marie-Antoinette; ze worden bewaard in de huiscapelle van Alexander
+Baron Gilles de Pelichy-Van Caloen.
+
+Over Antwerpen kwamen de doodprentjes uit Holland naar Vlanderen;
+Joufvrouw Marie Therese van Veldriel, van Antwerpen, liet prentjes
+drukken voor haren echtgenoot, Heer Dominicus Vercruysse, overleden te
+Kortrijk op den 28 Mei 1805; daar wierden er gedrukt voor haren
+schoonzoon, Heer Saveris Vercruysse, overleden tot Kortrijk op den 13
+December 1805; en eindelijk ook voor haar, wanneer zij kwam te
+overlijden, tot Kortrijk, op den 7 Feb. 1807.
+
+Tot Brugge wierden er doodprentjes gedrukt ter zaliger gedachtenisse van
+pastor _Jacop Wielmaecker_, van de Potterye, schielijk overleden 12
+Maarte 1814; "van den overleden Eerweerden en Edelen Heer _Charles De
+Schietere Caprycke_, die zijn levensloop heeft besteed tot zaligheyd der
+zielen en de onderwyzinge der jeugd der stad Brugge. Geboren den 22
+September 1762. Priester gewyd ten jare 1787. Ende gestigt heeft eene
+algemeyne Zondagschoole tot onderwys, zoo voor het geestelyk als tydelyk
+van boven de 1400 arme en behoeftige kinderen van beyde geslagten...
+Gestorven den 18 July 1815, in den ouderdom van 52 jaren."
+
+Op een ander prentje van dien tijd staat er: "Naer alles verlaeten te
+hebben, heeft hij Hem (Jesum) gevolgd. Matth. _P. Desiderius Van Huerne_
+van edele ouders gebooren den 11n February 1780, te Brugge in
+Vlaenderen. Naer zyne studien zoo tot Douay als tot Loven voltrokken te
+hebben, is nae Pollockx in wit Rusland vertrokken, en aldaer in de
+Societeyt Jesu aengenomen en tot Oswalda den 25 April 1816, nog geen
+priester zijnde, overleden. R.I.P."
+
+'t Oudste doodsantje dat op een landsche parochie spreekt, in de beide
+Vlanderen, is dat "van den hoog edelen Heer
+Philippus-Josephus-Maria-Ludovicus-Gislenus _graeve de Croix en van
+Moen_, Baron van Wynghene, heer van Dadizeele en Moorslede, etc. etc.
+Overleden te Dadizeele, den 4 Januarius 1820, in den ouderdom van 46
+jaren en 6 maanden. R.I.P. God en de menschen aengenaem, wiens
+gedagtenis is in zegening. Eccli, C. 45, VI."
+
+Tot in 't jaar 1830 en was 't maar voor de priesters en voor de leden
+van de aanzienlijkste geslachten dat men doodprentjes uitdeelde: dertig,
+veertig, vijftig ten hoogsten, en ter gelegentheid van groote
+uitveerden. Later is 't gebruik algemeender geworden, zoo nochtans dat
+het uitdeelen van doodprentjes nog altijd blijft gelden als een teeken
+van welhebbende treffelijkheid.
+
+De vroegste doodprentjes zijn op pergament gedrukt. Tot in 't j. 1830
+gaf men nog pergamenten beeldekens aan de naaste en beste vrienden,
+papierene aan iedereen. Die op geglansd papier gedrukt zijn komen
+doorgaans uit Oostende, uit Luik of uit Antwerpen.
+
+Op den eenen kant van het doodbeeldeken pleegt een _Sanct_, een
+_Sanctje_, een Heilige, of wel eenen schets uit het heilig Schrift
+verbeeld te staan; de kwade smaak van Parijs heerschte over die
+verbeeldingen, van t' halven de jaren 1830 tot 1860, wanneer de zucht
+naar eigen schoon opkwam en wederom begon de overhand te krijgen.
+
+In stee van Santen en Santinnen, enz., vindt men ook verbeeldingen van
+de kerke waar de overledene geuit wierd, ofwel 't beeld van den
+overledene zelve, 't zij in druk, 't zij in lichtprente nagetrokken.
+
+Op den anderen, op den _aarkant_ van 't beeldeken staat soms een
+zerksteen uitgeprent, met de vier Evangelistenteekens op de hoeken; soms
+eene kruisgedaantige lijste, soms eene andere. Binnen in die lijste, of
+ook ongelijst, staat de zoo gezeide _text_.
+
+De oudste texten vragen eenvoudiglijk, zonder eenige aanhalinge uit de
+Schrifture, een gebed voor zaliger zulk of zoo eenen, die overleed...
+enz. Later wordt daar eene schriftuurplaatse, in 't latijn en in de
+volkstale, bijgevoegd, b.v.: _Timenti Dominum bene erit in extremis._
+Die den Heere vreest zal wel vaeren in zijn uytersten."
+
+Naast het vermeerderd, dikwijls kraafsch en ongepast aanhalen der
+Schrifture, enz. is, sedert 1870, het bijvoegen van eenen gedeeltelijken
+stam- of geslachtsboom in zwang gekomen, dat eene verbeteringe is.
+
+In Brabant zet men den begraafdag, de zielmissen, en meer andere
+inlichtingen, op de doodsantjes. Wat de prenten betreft, ze zijn
+onderworpen aan de goedkeuringe van kanonik Reusens, en Zijne
+Hoogweerdigheid de Aartsbisschop heeft daarover eenen herderlijken brief
+doen lezen in al de kerken van 't Mechelsche.
+
+Voor Heere ende Meester Jan Frans De Broyer, S.T.L., geboortig van
+Buysinghen, bij Halle, en overleden, Pastor zijnde van Moorsel bij
+Aelst, op den 25 April 1830, wierd een doodprentje gedicht op rijm, en
+'t is het eerste van dien aard dat in eene kostelijke en wel vertierde
+verzamelinge van meer als 100.000 stuks te vinden is.
+
+Dit _zielgedichtje_ luidt als volgt:
+
+ Stae leezer!... onder deezen zerk
+ Ligt 't puyk der Priest'ren van Gods kerk,
+ Die godsgeleerdheyd gantsch had ingeswolgen:
+ Wiens slissing, in het zeden-vak,
+ Hoe zeer het ook vol spitsen stak,
+ Den bleeken angsteling gerust mogt volgen
+ Maer ah!... die zuyl, die hemel-spoor,
+ Die _weldaed_ noyt uyt 't oog verloor,
+ Is 't haestig nog van d'aerd geweeken,
+ Gy, die hem altyd hebt bemind,
+ Wil voor de ziel van uwen vriend
+ Een woord by God ten besten spreeken.
+
+Later maakte de eerweerde Heer D. Cracco, leeraar in 't kleen seminarie
+tot Rousselaere (en dichter van 't voorgaande?) dit volgend berijmd
+doodsantje:
+
+Wees gedachtig de ziel van _Amandus Bral_, geboren te Thielt den 17
+April 1814, overleeden in het kleyn Seminarie te Rousselaere den 20
+Junius 1833.
+
+ O ydelheyd der ydelheden!
+ Hoe broos is alles hier beneden!
+ O jongeling, wat is uw roem?
+ Uw jeugd gelykt de teere bloem.
+ Een killen mist komt opgevaeren,
+ En drukt de purperroode blaeren
+ Der bloem, die frisch ontlooken staet:
+ En zy verslenst, valt neer, vergaet.
+ Zoo viel voor Bral den bloey van 't leeven!
+ Doch 't dierbaerste is hem bygebleeven,
+ De Deugd, zyn liefste hertsvriendin.
+ Met haer trad hy den hemel in.
+
+Twee jaar daarna wierden de zelfste rijmreken, op weinige woorden na,
+toegepast op een ander, aldus:
+
+"Bid voor de ziel van d'Heer _Petrus Raymondus Lefevere_, gebooren te
+Rousselaere den 6 Mey, en aldaer overleden den 25 Maerte 1835.
+
+ O ydelheyd der ydelheden!
+ Hoe broos is alles hier beneden!
+ O jongeling, wat is uw roem?
+ Uw jeugd gelykt de teere bloem.
+ Een killen mist koomt opgevaeren,
+ En drukt de purperroode blaeren
+ Der bloem, die frisch ontloken staet;
+ En zy verslenst, valt neer, vergaet.
+ Zoo viel Lefevers bloey van 't leeven!
+ Maer 't dierbaerste is hem bygebleeven,
+ De Deugd, zyn liefste hertsvriendin,
+ Met haer treed hy den hemel in."
+
+Het volgende is waarschijnelijk van de zelfste hand:
+
+Gedagtenis van den deugdzaemen jongeling _Henricus Josephus Van Hecke_,
+leerling der grammatica in het Kleyn Seminarie te Rousselaere,
+overleeden te Beveren, zyne geboorte-plaets, in den ouderdom van 21
+jaeren.
+
+O jongheyd, die dit leest, denk toch een wyl op hem,
+Die t' saem met ons de vrugt der schoone lett'ren plukte,
+De wysheyd leerde door de zelve vaderstem,
+Maer wien de dood te vroeg aen onze school ontrukte.
+Van iedereen geliefd, in 't midden zyner jeugd,
+Viel hij als eene bloem gescheurd van haeren stengel.
+Doch neen! hy was reeds rijp; en zagtjens trok Gods engel
+Hem van deeze aerde, en bragt hem in des hemels vreugd.
+
+Nog een leerling van 't kleen Seminarie te Rousselaere maakte, twee jaar
+later, liggende op zijn sterfbedde, zijn eigen zielgedichtje. 't Was
+Desire de broeder van zaliger den eerweerden Heer De Corte; hij stierf
+tot Sint-Lievens Hautem, zijn geboortedorp, op den 21 Januarij 1837, oud
+21 jaar. Zijn doodprentje luidt aldus:
+
+ "'t Ellendig vleesch alleen kan sterven:
+ De ziel schiep God voor de eeuwigheyd;
+ Voor haer heeft hy dit goed bereyd,
+ Dit hemelsch goed, dat haer de dood doet erven.
+ Zeg dan, o dood, waer is uw strael?
+ Waer is, o dood, uw zegeprael,
+ Daer gy my doet een eeuwig goed verwerven?"
+
+Het gebruik van doodsantjes te laten drukken, van ze uit te deelen binst
+het ten offeren gaan, van ze in de kerke rond te geven, van ze ten huize
+te doen bestellen, voor of na de begravinge, enz. is uit de Nederlanden
+overgegaan naar Engeland, Duitschland, Vrankrijk, America, Italien,
+Polen, en misschien nog andere landen.
+
+Buiten het nut dat het uitdeelen van doodprentjes heeft, wanneer men 't
+beschouwt als een werk van liefdadige en stichtelijke godvruchtigheid,
+kan eene goede verzamelinge zulker gedrukte oorkondschepen alleszins te
+passe komen bij de lieden die taalgeleerdheid, namenkunde,
+geslachtkunde, gouwspraakkunde betrachtende zijn.
+
+Tot bewijs van dit zeggen dient het gebeurde op den koopdag van zaliger
+K. Kanonik De Ridder, overleden tot Mechelen in 't jaar 1876. Op dien
+koopdag immers zijn 2500 doodsantjes van overledene Priesters uit het
+Mechelsche 65 fr. toegeslegen; 2500 van Priesters buiten 't Mechelsche
+60 fr.; 2150 van Edellien 55 fr. Onder de gadinghebbenden was de zeer
+eerweerde Heer K. Kanonik Reusens, die hoogde voor de boekenkamer van de
+hoogschole tot Leuven.
+
+Voor de bovenstaande inlichtingen blijve ik allen dank schuldig aan de
+dienstveerdige bereidwilligheid van den eerweerden Heer Leopold Slosse,
+Pastor van Coyghem, den eigenaar en den kundigen zanter van de meer als
+100,000 zerkskes of doodbeeldekens, waarvan hooger sprake was.
+
+
+
+
+INHOUD.
+
+
+Kerkhofblommen
+Zoo daar ooit
+'t Was de ure dat
+Traagzaam trekt
+_De profundis!_
+Dood was de stam
+Ha! beklaagt hem
+Kwade dag
+Ten paradijze
+Lijkrede
+Bezoek bij 't graf
+Nog eens
+Jaargetijde
+Het Kruis
+Uit het Italiaansch
+_R.I.P._
+Het kindeke van de dood
+Gouden Roozen
+Zielgedichtjes
+Alfons Danneels
+Pius IX
+Ridder Alfons Loosveldt
+F.A.J. Baron Bethune
+Eerw. H. Dhoop
+Hendrik Conscience
+L.E. Vanderghinste
+De Moeder van P. Benoit
+Deken L.-L. De Bo
+Eerw. H. Victor Van Coillie
+Eerw. P. Ameet Vyncke
+Eerw. H. Emile De Monie
+Hoogw. H. D.P.A. De Haerne
+Eerw. zuster overste M. Stanislas
+Eerw. H. Pastor Busschaert
+Aanteekeningen
+
+
+
+
+_Bij L. J VEEN te Amsterdam verscheen:_
+
+GUIDO GEZELLE'S
+
+DICHTWERKEN
+
+10 deelen ingenaaid _fl_ 10. -- 8 deelen gebonden _fl_ 14.--
+
+De uitgave bevat: Dichtoefeningen. -- Kerkhofblommen. -- Gedichten,
+Gezangen en Gebeden, Kleengedichtjes. -- Liederen, Eerdichten et
+Reliqua. -- Tijdkrans, (2 deelen). -- Rijmsnoer, (2 deelen).
+--Hiawadha's Lied. -- Laatste Verzen. -- De Bandteekening is van ALFRED
+VAN NESTE.
+
+Afzonderlijk kost deze uitgave deel 1, 2, 3, 4, 9 en 10 a _fl_ 1.90
+ing., _fl_ 2.50 gebonden, 5, 6, 7 en 8 a _fl_ 2.90 ingen., _fl_ 3.50
+geb.
+
+In de Belg. Ed. zijn nog verkrijgbaar: Dichtoefeningen,
+--Kerkhofblommen, -- Gedichten, Gezangen en Gebeden, Kleengedichtjes,
+--Liederen, Eerdichten et Reliqua
+
+a _fl_ 1.50 per deel ingenaaid, _fl_ 1.90 gebonden.
+
+Tijdkrans, -- Rijmsnoer a _fl_ 2.50 per deel ing., _fl_ 2.90 geb.
+
+ * * * * *
+
+Guido Gezelle, Verzen, Pracht-Editie (bijna uitverkocht) _fl_ 25.--
+
+Guido Gezelle, Bloemlezing, samengesteld door Dr. J. Aleida Nijland, 3e
+verbeterde druk, ingen. _fl_ 0.90, gebonden _fl_ 1.25
+
+Guido Gezelle, Motto-Album, met versieringen van Julius de Praetere.
+Prijs geb. in linnen _fl_ 1.50, geb. in leer, _fl_ 1.90
+
+Guido Gezelle, Scheurkalender voor 1906, Prijs _fl_ 0.90
+
+Guido Gezelle, Kleengedichtjes, Eerste en Tweede bundel. Prijs per
+bundel ingenaaid _fl_ 0.25, gebonden _fl_ 0.50
+
+
+
+
+
+
+End of the Project Gutenberg EBook of Kerkhofblommen, by Guido Gezelle
+
+*** END OF THIS PROJECT GUTENBERG EBOOK KERKHOFBLOMMEN ***
+
+***** This file should be named 27803.txt or 27803.zip *****
+This and all associated files of various formats will be found in:
+ https://www.gutenberg.org/2/7/8/0/27803/
+
+Produced by Frits Devos and Distributed Proofreaders Europe
+
+Updated editions will replace the previous one--the old editions
+will be renamed.
+
+Creating the works from public domain print editions means that no
+one owns a United States copyright in these works, so the Foundation
+(and you!) can copy and distribute it in the United States without
+permission and without paying copyright royalties. Special rules,
+set forth in the General Terms of Use part of this license, apply to
+copying and distributing Project Gutenberg-tm electronic works to
+protect the PROJECT GUTENBERG-tm concept and trademark. Project
+Gutenberg is a registered trademark, and may not be used if you
+charge for the eBooks, unless you receive specific permission. If you
+do not charge anything for copies of this eBook, complying with the
+rules is very easy. You may use this eBook for nearly any purpose
+such as creation of derivative works, reports, performances and
+research. They may be modified and printed and given away--you may do
+practically ANYTHING with public domain eBooks. Redistribution is
+subject to the trademark license, especially commercial
+redistribution.
+
+
+
+*** START: FULL LICENSE ***
+
+THE FULL PROJECT GUTENBERG LICENSE
+PLEASE READ THIS BEFORE YOU DISTRIBUTE OR USE THIS WORK
+
+To protect the Project Gutenberg-tm mission of promoting the free
+distribution of electronic works, by using or distributing this work
+(or any other work associated in any way with the phrase "Project
+Gutenberg"), you agree to comply with all the terms of the Full Project
+Gutenberg-tm License (available with this file or online at
+https://gutenberg.org/license).
+
+
+Section 1. General Terms of Use and Redistributing Project Gutenberg-tm
+electronic works
+
+1.A. By reading or using any part of this Project Gutenberg-tm
+electronic work, you indicate that you have read, understand, agree to
+and accept all the terms of this license and intellectual property
+(trademark/copyright) agreement. If you do not agree to abide by all
+the terms of this agreement, you must cease using and return or destroy
+all copies of Project Gutenberg-tm electronic works in your possession.
+If you paid a fee for obtaining a copy of or access to a Project
+Gutenberg-tm electronic work and you do not agree to be bound by the
+terms of this agreement, you may obtain a refund from the person or
+entity to whom you paid the fee as set forth in paragraph 1.E.8.
+
+1.B. "Project Gutenberg" is a registered trademark. It may only be
+used on or associated in any way with an electronic work by people who
+agree to be bound by the terms of this agreement. There are a few
+things that you can do with most Project Gutenberg-tm electronic works
+even without complying with the full terms of this agreement. See
+paragraph 1.C below. There are a lot of things you can do with Project
+Gutenberg-tm electronic works if you follow the terms of this agreement
+and help preserve free future access to Project Gutenberg-tm electronic
+works. See paragraph 1.E below.
+
+1.C. The Project Gutenberg Literary Archive Foundation ("the Foundation"
+or PGLAF), owns a compilation copyright in the collection of Project
+Gutenberg-tm electronic works. Nearly all the individual works in the
+collection are in the public domain in the United States. If an
+individual work is in the public domain in the United States and you are
+located in the United States, we do not claim a right to prevent you from
+copying, distributing, performing, displaying or creating derivative
+works based on the work as long as all references to Project Gutenberg
+are removed. Of course, we hope that you will support the Project
+Gutenberg-tm mission of promoting free access to electronic works by
+freely sharing Project Gutenberg-tm works in compliance with the terms of
+this agreement for keeping the Project Gutenberg-tm name associated with
+the work. You can easily comply with the terms of this agreement by
+keeping this work in the same format with its attached full Project
+Gutenberg-tm License when you share it without charge with others.
+
+1.D. The copyright laws of the place where you are located also govern
+what you can do with this work. Copyright laws in most countries are in
+a constant state of change. If you are outside the United States, check
+the laws of your country in addition to the terms of this agreement
+before downloading, copying, displaying, performing, distributing or
+creating derivative works based on this work or any other Project
+Gutenberg-tm work. The Foundation makes no representations concerning
+the copyright status of any work in any country outside the United
+States.
+
+1.E. Unless you have removed all references to Project Gutenberg:
+
+1.E.1. The following sentence, with active links to, or other immediate
+access to, the full Project Gutenberg-tm License must appear prominently
+whenever any copy of a Project Gutenberg-tm work (any work on which the
+phrase "Project Gutenberg" appears, or with which the phrase "Project
+Gutenberg" is associated) is accessed, displayed, performed, viewed,
+copied or distributed:
+
+This eBook is for the use of anyone anywhere at no cost and with
+almost no restrictions whatsoever. You may copy it, give it away or
+re-use it under the terms of the Project Gutenberg License included
+with this eBook or online at www.gutenberg.org
+
+1.E.2. If an individual Project Gutenberg-tm electronic work is derived
+from the public domain (does not contain a notice indicating that it is
+posted with permission of the copyright holder), the work can be copied
+and distributed to anyone in the United States without paying any fees
+or charges. If you are redistributing or providing access to a work
+with the phrase "Project Gutenberg" associated with or appearing on the
+work, you must comply either with the requirements of paragraphs 1.E.1
+through 1.E.7 or obtain permission for the use of the work and the
+Project Gutenberg-tm trademark as set forth in paragraphs 1.E.8 or
+1.E.9.
+
+1.E.3. If an individual Project Gutenberg-tm electronic work is posted
+with the permission of the copyright holder, your use and distribution
+must comply with both paragraphs 1.E.1 through 1.E.7 and any additional
+terms imposed by the copyright holder. Additional terms will be linked
+to the Project Gutenberg-tm License for all works posted with the
+permission of the copyright holder found at the beginning of this work.
+
+1.E.4. Do not unlink or detach or remove the full Project Gutenberg-tm
+License terms from this work, or any files containing a part of this
+work or any other work associated with Project Gutenberg-tm.
+
+1.E.5. Do not copy, display, perform, distribute or redistribute this
+electronic work, or any part of this electronic work, without
+prominently displaying the sentence set forth in paragraph 1.E.1 with
+active links or immediate access to the full terms of the Project
+Gutenberg-tm License.
+
+1.E.6. You may convert to and distribute this work in any binary,
+compressed, marked up, nonproprietary or proprietary form, including any
+word processing or hypertext form. However, if you provide access to or
+distribute copies of a Project Gutenberg-tm work in a format other than
+"Plain Vanilla ASCII" or other format used in the official version
+posted on the official Project Gutenberg-tm web site (www.gutenberg.org),
+you must, at no additional cost, fee or expense to the user, provide a
+copy, a means of exporting a copy, or a means of obtaining a copy upon
+request, of the work in its original "Plain Vanilla ASCII" or other
+form. Any alternate format must include the full Project Gutenberg-tm
+License as specified in paragraph 1.E.1.
+
+1.E.7. Do not charge a fee for access to, viewing, displaying,
+performing, copying or distributing any Project Gutenberg-tm works
+unless you comply with paragraph 1.E.8 or 1.E.9.
+
+1.E.8. You may charge a reasonable fee for copies of or providing
+access to or distributing Project Gutenberg-tm electronic works provided
+that
+
+- You pay a royalty fee of 20% of the gross profits you derive from
+ the use of Project Gutenberg-tm works calculated using the method
+ you already use to calculate your applicable taxes. The fee is
+ owed to the owner of the Project Gutenberg-tm trademark, but he
+ has agreed to donate royalties under this paragraph to the
+ Project Gutenberg Literary Archive Foundation. Royalty payments
+ must be paid within 60 days following each date on which you
+ prepare (or are legally required to prepare) your periodic tax
+ returns. Royalty payments should be clearly marked as such and
+ sent to the Project Gutenberg Literary Archive Foundation at the
+ address specified in Section 4, "Information about donations to
+ the Project Gutenberg Literary Archive Foundation."
+
+- You provide a full refund of any money paid by a user who notifies
+ you in writing (or by e-mail) within 30 days of receipt that s/he
+ does not agree to the terms of the full Project Gutenberg-tm
+ License. You must require such a user to return or
+ destroy all copies of the works possessed in a physical medium
+ and discontinue all use of and all access to other copies of
+ Project Gutenberg-tm works.
+
+- You provide, in accordance with paragraph 1.F.3, a full refund of any
+ money paid for a work or a replacement copy, if a defect in the
+ electronic work is discovered and reported to you within 90 days
+ of receipt of the work.
+
+- You comply with all other terms of this agreement for free
+ distribution of Project Gutenberg-tm works.
+
+1.E.9. If you wish to charge a fee or distribute a Project Gutenberg-tm
+electronic work or group of works on different terms than are set
+forth in this agreement, you must obtain permission in writing from
+both the Project Gutenberg Literary Archive Foundation and Michael
+Hart, the owner of the Project Gutenberg-tm trademark. Contact the
+Foundation as set forth in Section 3 below.
+
+1.F.
+
+1.F.1. Project Gutenberg volunteers and employees expend considerable
+effort to identify, do copyright research on, transcribe and proofread
+public domain works in creating the Project Gutenberg-tm
+collection. Despite these efforts, Project Gutenberg-tm electronic
+works, and the medium on which they may be stored, may contain
+"Defects," such as, but not limited to, incomplete, inaccurate or
+corrupt data, transcription errors, a copyright or other intellectual
+property infringement, a defective or damaged disk or other medium, a
+computer virus, or computer codes that damage or cannot be read by
+your equipment.
+
+1.F.2. LIMITED WARRANTY, DISCLAIMER OF DAMAGES - Except for the "Right
+of Replacement or Refund" described in paragraph 1.F.3, the Project
+Gutenberg Literary Archive Foundation, the owner of the Project
+Gutenberg-tm trademark, and any other party distributing a Project
+Gutenberg-tm electronic work under this agreement, disclaim all
+liability to you for damages, costs and expenses, including legal
+fees. YOU AGREE THAT YOU HAVE NO REMEDIES FOR NEGLIGENCE, STRICT
+LIABILITY, BREACH OF WARRANTY OR BREACH OF CONTRACT EXCEPT THOSE
+PROVIDED IN PARAGRAPH F3. YOU AGREE THAT THE FOUNDATION, THE
+TRADEMARK OWNER, AND ANY DISTRIBUTOR UNDER THIS AGREEMENT WILL NOT BE
+LIABLE TO YOU FOR ACTUAL, DIRECT, INDIRECT, CONSEQUENTIAL, PUNITIVE OR
+INCIDENTAL DAMAGES EVEN IF YOU GIVE NOTICE OF THE POSSIBILITY OF SUCH
+DAMAGE.
+
+1.F.3. LIMITED RIGHT OF REPLACEMENT OR REFUND - If you discover a
+defect in this electronic work within 90 days of receiving it, you can
+receive a refund of the money (if any) you paid for it by sending a
+written explanation to the person you received the work from. If you
+received the work on a physical medium, you must return the medium with
+your written explanation. The person or entity that provided you with
+the defective work may elect to provide a replacement copy in lieu of a
+refund. If you received the work electronically, the person or entity
+providing it to you may choose to give you a second opportunity to
+receive the work electronically in lieu of a refund. If the second copy
+is also defective, you may demand a refund in writing without further
+opportunities to fix the problem.
+
+1.F.4. Except for the limited right of replacement or refund set forth
+in paragraph 1.F.3, this work is provided to you 'AS-IS' WITH NO OTHER
+WARRANTIES OF ANY KIND, EXPRESS OR IMPLIED, INCLUDING BUT NOT LIMITED TO
+WARRANTIES OF MERCHANTIBILITY OR FITNESS FOR ANY PURPOSE.
+
+1.F.5. Some states do not allow disclaimers of certain implied
+warranties or the exclusion or limitation of certain types of damages.
+If any disclaimer or limitation set forth in this agreement violates the
+law of the state applicable to this agreement, the agreement shall be
+interpreted to make the maximum disclaimer or limitation permitted by
+the applicable state law. The invalidity or unenforceability of any
+provision of this agreement shall not void the remaining provisions.
+
+1.F.6. INDEMNITY - You agree to indemnify and hold the Foundation, the
+trademark owner, any agent or employee of the Foundation, anyone
+providing copies of Project Gutenberg-tm electronic works in accordance
+with this agreement, and any volunteers associated with the production,
+promotion and distribution of Project Gutenberg-tm electronic works,
+harmless from all liability, costs and expenses, including legal fees,
+that arise directly or indirectly from any of the following which you do
+or cause to occur: (a) distribution of this or any Project Gutenberg-tm
+work, (b) alteration, modification, or additions or deletions to any
+Project Gutenberg-tm work, and (c) any Defect you cause.
+
+
+Section 2. Information about the Mission of Project Gutenberg-tm
+
+Project Gutenberg-tm is synonymous with the free distribution of
+electronic works in formats readable by the widest variety of computers
+including obsolete, old, middle-aged and new computers. It exists
+because of the efforts of hundreds of volunteers and donations from
+people in all walks of life.
+
+Volunteers and financial support to provide volunteers with the
+assistance they need are critical to reaching Project Gutenberg-tm's
+goals and ensuring that the Project Gutenberg-tm collection will
+remain freely available for generations to come. In 2001, the Project
+Gutenberg Literary Archive Foundation was created to provide a secure
+and permanent future for Project Gutenberg-tm and future generations.
+To learn more about the Project Gutenberg Literary Archive Foundation
+and how your efforts and donations can help, see Sections 3 and 4
+and the Foundation web page at https://www.pglaf.org.
+
+
+Section 3. Information about the Project Gutenberg Literary Archive
+Foundation
+
+The Project Gutenberg Literary Archive Foundation is a non profit
+501(c)(3) educational corporation organized under the laws of the
+state of Mississippi and granted tax exempt status by the Internal
+Revenue Service. The Foundation's EIN or federal tax identification
+number is 64-6221541. Its 501(c)(3) letter is posted at
+https://pglaf.org/fundraising. Contributions to the Project Gutenberg
+Literary Archive Foundation are tax deductible to the full extent
+permitted by U.S. federal laws and your state's laws.
+
+The Foundation's principal office is located at 4557 Melan Dr. S.
+Fairbanks, AK, 99712., but its volunteers and employees are scattered
+throughout numerous locations. Its business office is located at
+809 North 1500 West, Salt Lake City, UT 84116, (801) 596-1887, email
+business@pglaf.org. Email contact links and up to date contact
+information can be found at the Foundation's web site and official
+page at https://pglaf.org
+
+For additional contact information:
+ Dr. Gregory B. Newby
+ Chief Executive and Director
+ gbnewby@pglaf.org
+
+
+Section 4. Information about Donations to the Project Gutenberg
+Literary Archive Foundation
+
+Project Gutenberg-tm depends upon and cannot survive without wide
+spread public support and donations to carry out its mission of
+increasing the number of public domain and licensed works that can be
+freely distributed in machine readable form accessible by the widest
+array of equipment including outdated equipment. Many small donations
+($1 to $5,000) are particularly important to maintaining tax exempt
+status with the IRS.
+
+The Foundation is committed to complying with the laws regulating
+charities and charitable donations in all 50 states of the United
+States. Compliance requirements are not uniform and it takes a
+considerable effort, much paperwork and many fees to meet and keep up
+with these requirements. We do not solicit donations in locations
+where we have not received written confirmation of compliance. To
+SEND DONATIONS or determine the status of compliance for any
+particular state visit https://pglaf.org
+
+While we cannot and do not solicit contributions from states where we
+have not met the solicitation requirements, we know of no prohibition
+against accepting unsolicited donations from donors in such states who
+approach us with offers to donate.
+
+International donations are gratefully accepted, but we cannot make
+any statements concerning tax treatment of donations received from
+outside the United States. U.S. laws alone swamp our small staff.
+
+Please check the Project Gutenberg Web pages for current donation
+methods and addresses. Donations are accepted in a number of other
+ways including including checks, online payments and credit card
+donations. To donate, please visit: https://pglaf.org/donate
+
+
+Section 5. General Information About Project Gutenberg-tm electronic
+works.
+
+Professor Michael S. Hart was the originator of the Project Gutenberg-tm
+concept of a library of electronic works that could be freely shared
+with anyone. For thirty years, he produced and distributed Project
+Gutenberg-tm eBooks with only a loose network of volunteer support.
+
+
+Project Gutenberg-tm eBooks are often created from several printed
+editions, all of which are confirmed as Public Domain in the U.S.
+unless a copyright notice is included. Thus, we do not necessarily
+keep eBooks in compliance with any particular paper edition.
+
+
+Most people start at our Web site which has the main PG search facility:
+
+ https://www.gutenberg.org
+
+This Web site includes information about Project Gutenberg-tm,
+including how to make donations to the Project Gutenberg Literary
+Archive Foundation, how to help produce our new eBooks, and how to
+subscribe to our email newsletter to hear about new eBooks.
diff --git a/27803.zip b/27803.zip
new file mode 100644
index 0000000..247244c
--- /dev/null
+++ b/27803.zip
Binary files differ
diff --git a/LICENSE.txt b/LICENSE.txt
new file mode 100644
index 0000000..6312041
--- /dev/null
+++ b/LICENSE.txt
@@ -0,0 +1,11 @@
+This eBook, including all associated images, markup, improvements,
+metadata, and any other content or labor, has been confirmed to be
+in the PUBLIC DOMAIN IN THE UNITED STATES.
+
+Procedures for determining public domain status are described in
+the "Copyright How-To" at https://www.gutenberg.org.
+
+No investigation has been made concerning possible copyrights in
+jurisdictions other than the United States. Anyone seeking to utilize
+this eBook outside of the United States should confirm copyright
+status under the laws that apply to them.
diff --git a/README.md b/README.md
new file mode 100644
index 0000000..8d3b7c1
--- /dev/null
+++ b/README.md
@@ -0,0 +1,2 @@
+Project Gutenberg (https://www.gutenberg.org) public repository for
+eBook #27803 (https://www.gutenberg.org/ebooks/27803)