diff options
| -rw-r--r-- | .gitattributes | 3 | ||||
| -rw-r--r-- | 29235-8.txt | 2949 | ||||
| -rw-r--r-- | 29235-8.zip | bin | 0 -> 63684 bytes | |||
| -rw-r--r-- | 29235-h.zip | bin | 0 -> 839428 bytes | |||
| -rw-r--r-- | 29235-h/29235-h.htm | 4481 | ||||
| -rw-r--r-- | 29235-h/images/back.jpg | bin | 0 -> 53475 bytes | |||
| -rw-r--r-- | 29235-h/images/front.jpg | bin | 0 -> 81201 bytes | |||
| -rw-r--r-- | 29235-h/images/initial-a.gif | bin | 0 -> 4066 bytes | |||
| -rw-r--r-- | 29235-h/images/initial-c.gif | bin | 0 -> 4003 bytes | |||
| -rw-r--r-- | 29235-h/images/initial-d.gif | bin | 0 -> 4000 bytes | |||
| -rw-r--r-- | 29235-h/images/initial-e.gif | bin | 0 -> 3972 bytes | |||
| -rw-r--r-- | 29235-h/images/initial-g.gif | bin | 0 -> 4054 bytes | |||
| -rw-r--r-- | 29235-h/images/initial-i.gif | bin | 0 -> 4074 bytes | |||
| -rw-r--r-- | 29235-h/images/initial-v.gif | bin | 0 -> 4345 bytes | |||
| -rw-r--r-- | 29235-h/images/initial-w.gif | bin | 0 -> 4012 bytes | |||
| -rw-r--r-- | 29235-h/images/ornament.gif | bin | 0 -> 3015 bytes | |||
| -rw-r--r-- | 29235-h/images/p000.jpg | bin | 0 -> 55882 bytes | |||
| -rw-r--r-- | 29235-h/images/p031.gif | bin | 0 -> 22822 bytes | |||
| -rw-r--r-- | 29235-h/images/p031h.gif | bin | 0 -> 82546 bytes | |||
| -rw-r--r-- | 29235-h/images/p039.jpg | bin | 0 -> 50016 bytes | |||
| -rw-r--r-- | 29235-h/images/p042.jpg | bin | 0 -> 68661 bytes | |||
| -rw-r--r-- | 29235-h/images/p059.gif | bin | 0 -> 86859 bytes | |||
| -rw-r--r-- | 29235-h/images/p071.gif | bin | 0 -> 35836 bytes | |||
| -rw-r--r-- | 29235-h/images/p092.gif | bin | 0 -> 26828 bytes | |||
| -rw-r--r-- | 29235-h/images/p096.gif | bin | 0 -> 60437 bytes | |||
| -rw-r--r-- | 29235-h/images/spine.jpg | bin | 0 -> 9122 bytes | |||
| -rw-r--r-- | 29235-h/images/titlepages.gif | bin | 0 -> 95627 bytes | |||
| -rw-r--r-- | LICENSE.txt | 11 | ||||
| -rw-r--r-- | README.md | 2 |
29 files changed, 7446 insertions, 0 deletions
diff --git a/.gitattributes b/.gitattributes new file mode 100644 index 0000000..6833f05 --- /dev/null +++ b/.gitattributes @@ -0,0 +1,3 @@ +* text=auto +*.txt text +*.md text diff --git a/29235-8.txt b/29235-8.txt new file mode 100644 index 0000000..3076eb5 --- /dev/null +++ b/29235-8.txt @@ -0,0 +1,2949 @@ +The Project Gutenberg EBook of Hendrik Conscience, by Eugeen de Bock + +This eBook is for the use of anyone anywhere at no cost and with +almost no restrictions whatsoever. You may copy it, give it away or +re-use it under the terms of the Project Gutenberg License included +with this eBook or online at www.gutenberg.org + + +Title: Hendrik Conscience + zijn persoon en zijn werk + +Author: Eugeen de Bock + +Illustrator: Ed. Dujardin + +Release Date: June 25, 2009 [EBook #29235] + +Language: Dutch + +Character set encoding: ISO-8859-1 + +*** START OF THIS PROJECT GUTENBERG EBOOK HENDRIK CONSCIENCE *** + + + + +Produced by The Online Distributed Proofreading Team at +http://www.pgdp.net/ + + + + + + + + + Nederlandsche Bibliotheek + + Onder leiding van L. Simons. + + + Uitgegeven door: + De Maatschappij voor Goede en + Goedkoope Lectuur. Amsterdam + + + + + Eug. de Bock. + + Hendrik Conscience + + zijn persoon en zijn werk + + Met 8 afbeeldingen + + + + + + +EERSTE DEEL + + +I. + + +Antwerpen was, binnen de oude muren, een vervallen schoone. Meer +dan een eeuw was de Schelde gesloten, het gras groeide tusschen +de steenen naast de donkere ruien, wanneer na den slag van Fleurus +de stroom weer geopend werd en, eenige jaren later, de Keizer zijn +schepen kwam laten bouwen in de oude hansastad. + +De geplunderde Michielskerk, tegen de haven, en het zoogenaamde +Prinsenhof, dat vroeger jaren had gestraald van weelde, kregen binnen +hun muren de vreemde galeiboeven, die Napoleon had doen komen om zijn +vloot te bouwen onder het oog van de Engelschen. Het gebeurde soms +dat een van de gevangenen ontsnapte; hij werd dan opgejaagd door de +Antwerpsche bevolking en aan zijn bewakers overgeleverd. + +Er kwam meer nering in de enge straten. De kleine koophandel die +was blijven woekeren op den roemrijken bodem, had voor belangrijker +ondernemingen plaats gemaakt. Er werd weer gelost en geladen. Boven +de muren die rond de abdij het werk omsloten, klonk gedurig gehamer +en na den arbeid zochten de beambten en "contre-maîtres" hun tehuis +onder de vreemde menschen. + +Eenigen hadden een Vlaamsche vrouw genomen. De twee en twintigjarige +Cornelia Ballieu huwde in Februari 1809 met Pierre Francois Conscience, +uit Besançon, die elf jaar ouder was. De jonge vrouw kende geen woord +Fransch. Met teekens en de weinige woorden "Antwerpsch" die Pierre +François geleerd had, konden ze elkaar verstaan. Zij kregen na tien +maanden hun eersten zoon, Pierre, die echter slechts drie jaar oud +werd. Hij stierf den 8en November 1812. Den 3den December werd hun +een tweede zoon geboren, Henri, die, even ziekelijk, geen zeven jaar +scheen te zullen worden. Den 14den December 1820 stierf de moeder zelf, +na eerst zoo gelukkig te zijn geweest Henri met sterker lichaam den +door den dokter gestelden termijn te zien overleven. + +Nog een jongen, Jean Balthazar, kwam ondertusschen het gezin +vermeerderen. Omtrent denzelfden tijd, in 1815, bij Napoleons +ondergang, verloor Pierre Conscience zijn ambt van onderhavenmeester +of toezichter op de timmerwerf. Moeder opende een kruidenierswinkel, +vader kocht en verkocht afbraak van oude schepen, en zorgde voor oude +boeken waarvan het papier in den winkel werd gebruikt. + +Hij leerde zijn oudsten zoon, in zijn vrije uren, het A B C. En de +letters niet alleen: "Mijn goede vader kende mijn hart; hij wist wat er +te veel en wat er te weinig in was" zou de jongen later getuigen. Zij +kwamen met elkaar best overeen. De kleine kon moeilijk loopen; hij +moest zich voortslepen op een kruk. Later zat hij zonder beweging op +zijn stoeltje, achter het venster in de Pompstraat. Op de vensterbank +trippelde een tamme kraai. + +Het Vlaamsch kon hij zeker van zijn vader niet leeren en moeder was +ongeletterd. Maar op zolder, onder de groote boeken, lagen werken +die hem aantrokken om de plaatjes: gezichten uit verre landen +en voorstellingen van veldslagen en steden. Daar zat hij dan den +heelen dag bij, als vader weg was, en als hij zoo ziek werd dat +hij er alleen niet meer geraakte, moest zijn moeder hem er naar toe +dragen. Hij leerde er den tekst een beetje ontcijferen en schiep zich +een verbeeldingswereld met de gegraveerde planten en huizen. Daar lag +onder andere de "Gedenkwaerdige Zee- en Lantreize" van Johan Nieuhof, +gedrukt te Amsterdam in 1682. + +Ofwel hij zat bij moeder op den schoot, die hem vertelde van den +hemel, waar zij meende dat hij binnen kort zou heengaan, en van de +heiligen en de gevleugelde engelen, en de kinderlijke lusten die er +worden gesmaakt. + +Tegen ieders verwachting sterker geworden--op een morgen was hij +alleen uit bed en op den zolder gekropen, en had zijn "boek met +de wildemannen" vóór zich op den vloer gelegd--mocht hij eindelijk +buiten en spelen met de rakkers van de buurt. Dat ging niet altijd +naar wensch. Hij heette "de magere" en zijn jongere, sterkere broer +"de dikke." Hij werd gesard en geslagen. Alleen wanneer de bende op +een keldermond bijeen zat, en hij kon vertellen en al zijn fantazie +gebruiken, was hij de voorste. + +Ook zijn vader bezat die gaaf. Des avonds moest hij verhalen van +"zijn wedervaren op zee, van zijn drie schipbreuken, van stormen en +tempeesten, van Napoleon, van den oorlog en van de pontons te Norman +Cross," waar hij drie keer had krijgsgevangen gezeten. "Dit deed hij +in een zonderlinge taal; zoo iets half Vlaamsch en half Fransch, dat +de buren en klanten dikwijls deed lachen, doch ik was er aan gewend +als aan een natuurlijke spraak." + +"Een diep gevoel voor het schilderachtige bezat mijn vader: hij kon +schoon vertellen en legde mij alles in zijn kleurvolle zeemanstaal +met zulke kernachtige klaarheid uit, dat ik uren lang met gapenden +mond op hem luisterde en soms, bij het verhaal van eenen zeeslag of +van eene schipbreuk, lag te beven van angst of van medelijden." + +Na zijn 7e jaar gaat Hendrik op school, waar hij natuurlijk zijn +makkers overvleugelt. Zijn literatuurkennis heeft hij verrijkt met de +drama's en kluchten van den poesjenellenkelder, oeroud marionettenspel, +volkstheater van donker Antwerpen, en met de volksboekjes van vijf +centen, die de geschiedenis verhalen van Malegijs, den toovenaar, van +Fortunatus' beurze en zijn Wenschhoedeken en van de Vier Heemskinderen. + +Van zijn huis naar school en van zijn huis naar den poesjenellenkelder +in de naburige Boogaerdtstraat, ging hij door zijn schilderachtig +Sint-Andrieskwartier, dat stadje in de stad, met zijn naïeve +lievevrouwbeelden tegen vele ziekten, boven lantarentjes op de hoeken +van de straten, of in een bocht tegen 't verweerde geveltje; de stad +van steegjes en puntgevels, nauwe gangen en, omklemd door huisjes, +een kerk met grooten toren, die brokkelig reusachtig boven die +armoede rijst. + +Van Sint-Andries, na den dood van moeder, verhuist de kleine familie +naar een meer noordelijk gelegen wijk, niet minder schilderachtig, +nu nagenoeg verdwenen. + +"Recht voor mij lag (er) de Borchtgracht," zegt Hendrik later in de +"Geschiedenis mijner Jeugd," "aan onze linkerzijde verbergde zich +de woelige straat; aan onze rechter hadden wij een korte stege, +langswaar wij over den Scheldestroom konden heenzien, terwijl het +laatste avondpurper op den verren gezichteinder allengs in het +nachtelijke donker wegsmolt." + +Des daags, achter open poortjes, gaat nog het rumoerig leven van de +volkswijk zijn gang. In stilte of in lawaai. Soms vechten wel dronken +vrouwen met krijschende stem en zwaaien dreigend hun armen, tot een +man met lachende tronie of verontwaardigd gelaat de twisters scheidt +en de toeschouwers in hun deurtjes verdwijnen. De natuurlijke atmosfeer +is er de goedhartige behulpzaamheid, die arme menschen elkaar betoonen. + + + + + + +II. + + +De kleine Hendrik was acht jaar toen zijn moeder stierf. De familie +had al een paar nieuwe woningen betrokken toen Pierre Conscience, +in 1822, een eigenaardig plan opvatte. Hij verliet de stad en huurde, +op tien minuten afstands van de wallen, een veld waarop hij een huisje +bouwde, geheel uit stukken van scheepswrakken samengesteld waar hij, +met de hulp van een vriend, een aardig geheel van had weten te vormen. + +In den wilden tuin stonden, op geschikte plaatsen, kleiaarden +beeldjes die hijzelf boetseerde. In vrije oogenblikken maakte hij +teekeningen met de pen of schilderde figuren op glas. Dikwijls was +hij voor zijn zaak afwezig. Hij bleef dan drie tot vier dagen weg, +terwijl de jongens alleen in het huis waren midden de eenzame velden. + +In volledige vrijheid groeiden de kinderen op. Geen gezag was er om +hen te berispen om een gescheurde broek of vuile handen. Geen school +en geen lastige taak. Ze kwamen en gingen 'lijk ze wilden. Ze leefden +gelijk de bloemen van het veld, en alle wetenschap dankten ze aan hun +vader, waarvan Hendrik later met liefderijke woorden getuigde: dat hij +"liefst des avonds, ja, soms tot middernacht, tusschen (hen) beiden +in de duisternis op een bank zat." "Dan toonde hij ons de sterren +en planeten, en leerde ons de namen der hemelteekens noemen. Als +zeeman kende hij veel van de sterrekunde; hij legde ons den loop +der hemellichamen uit, en zeide ons hoe de kapiteins hun baan op den +Oceaan berekenen en herkennen. Ik luisterde met gretigheid op zijn +verklaringen, nog lang zelf nadat hij opgehouden had van spreken.... + +"Zijne stem was gewoonlijk langzaam en kalm." + +Een bijzondere neiging tot droomen en de natuur te onderzoeken kon +Hendrik botvieren in volkomen rust. Een ontmoeting zou ze voor goed +komen vestigen en meer bewust maken. Eens dat hij insekten op den weg +gadesloeg werd hij door een oud man aangesproken, die in de nabijheid +woonde en den kleinen jongen meermaals met kruiden en diertjes had in +de hand gezien. Het gesprek werd dikwijls daarna hervat. De grijsaard +was een gewezen priester van de St. Jacobskerk te Antwerpen, die in +den patriottentijd om zijn hervormingsgezindheid moeilijkheden had +gekregen met zijn oversten, en die nu eenzaam en menschenschuw zich +niet verre van den "Groenen Hoek" had teruggetrokken. De man schepte +genoegen in de geestdrift en de schranderheid van zijn jongen vriend, +die van hem de beginselen der natuurkennis leerde. + +Niet veel later ontmoette hij een knaap die op zijn verder leven een +beslissenden invloed heeft uitgeoefend. Die heette Jan de Laet. Zijn +ouders waren begoed en hadden een landhuis tegen de stad. Dagelijks +liep hij langs de tuinpaden met een ezeltje, waarop de gebuurtjes, +ook de Consciencen, om beurten mochten rijden. + +Een warme vriendschap werd zeer spoedig tusschen Hendrik en het +burgerkind gesloten. "Toen ik hem ontmoette," schreef de Laet in het +jaar van Conscience's dood, "was hij vijftien jaar oud en ik twaalf, +maar wij waren omtrent even groot en sterk." Zijn jongere broer +integendeel was goed ontwikkeld, en uiterlijk vol kracht en leven +evenals zijn vader, wat een groot kontrast vormde met de zenuwachtige, +teruggetrokken houding van Hendrik, die gewoonlijk melancholisch was +en in zich zelf gekeerd. + +Nochtans waren zijn lichaamskrachten toereikend, en meer dan eens +overwon hij zijn jonge kameraden in het loopen of in de worsteling. Hij +was een onvermoeibaar zwemmer, een energiek roeier, en weinige +schippers konden als hij, op de Schelde, een zeilboot voeren. Maar +wat hem boven allen onderscheidde was zijn intellectueel en zedelijk +vermogen. Naast de taal van zijn vader en van zijn moeder had hij +genoeg Engelsch geleerd om Ossian te kunnen lezen. + +De Laet beschrijft omstandig zijn passie voor de natuur: + +"Henri prenait volontiers sa part de cet amusement champêtre (het +kweeken van bijen.) Mais ce qui pour tous n'était qu'un passetemps +ne tarda pas à se transformer pour lui en un sujet d'étude. On +connaissait une bonne demi-douzaine de sous-genres du bourdon, +différents de taille, de forme, de stries et de couleurs. D'aucuns, +tout le monde savait cela, habitent sous les bosquets, d'autres logent +dans les hautes herbes, d'autres préfèrent presque à fleur de terre +la mousse courte et drue; il en est aussi, et ce sont les plus gros, +dont le corps est d'un noir brillant à stries d'or et l'extrémité +postérieure d'un blanc de neige, qui, en vrais troglodytes, se creusent +une ruche à trois ou quatre pieds sous la surface du sol. + +"La pensée qu'en vertu de la théorie de l'échelle des êtres, il devait +y avoir bien d'autres sous-genres ne tarda pas à hanter l'esprit +d'Henri. Mais comment les découvrir? Comment s'en emparer? Le moyen +fut bientôt trouvé. Notre ami possédait un caniche noir, au poil +abondant et crépu. On le pourrait dresser à la chasse du bourdon +et puis faire avec ce nouveau chien d'arrêt des excursions dans les +bois, dans les bruyères, dans les polders, terrains demeurés inconnus +jusqu'ores aux jeunes amateurs du sport. L'essai réussit à merveille +et notre aspirant naturaliste, au grand étonnement de ses camarades, +ne tarda pas à avoir sous la main, dans ses ruches-pot-à-fleurs, +une vingtaine de sous-genres. Faut-il ajouter qu'il s'empressa d'en +faire très scientifiquement et très méthodiquement une monographie +dont pourtant ses amis les plus intimes furent seuls admis à prendre +connaissance?" [1] + +Dwalend door de velden, ver van zijns vaders huis, om te zoeken naar +merkwaardige planten en dieren, denkt hij alleen aan de wetenschap die +zich van lieverlede voor hem ontwikkelde. De gespaarde penningen dienen +om boeken te koopen over natuurkunde, chemie en plantenkunde. Met +wat oude boeken van vaders zolder, overblijfsels van d'ouden handel, +vormt hij een bibliotheek. Van literatuur heeft hij slechts vage +begrippen. Hij arbeidt in den hof en onderwijst de vriendjes in de +leer van Linnaeus. + +Er klinkt ontroering uit dankbaar herdenken in de woorden, waarmee +hij later over den tuinhoek spreekt, die hem in vaders hof was +voorbehouden. In den morgen hield hij zich vroolijk bezig met het +onkruid uit zijn bloemperken te wieden. "Velerlei waren de gewassen +die de natuur op deze belommerde plaats had gezaaid: Daar ontstonden in +menigte de vergiftige Wolfsmelk, de wrange Zuurklaver, de verzachtende +Maluwe en het bijtende Lepelblad." + + + + + + +III. + + +Vader Conscience hertrouwde toen hij 47 jaar oud was. De nieuwe moeder +was een jonge vrouw van 25 jaar, een boerendochter uit Oostmalle, die, +zooals Conscience het zelf verhaalt, "voorzag dat God haar kinderen +zou verleenen". Van den 8en Januari 1827 tot den 19en Juni 1842 werden +haar inderdaad niet minder dan negen kinderen geboren. De goede vrouw +stierf den 28en Maart van het volgend jaar. + +Met haar treedt de strengste spaarzaamheid in het gezin. Zij zwaait +hardhandig de plak der tucht. Het is niet waarschijnlijk dat de +jongens zich dat lieten welgevallen. "Ik kopte, zweeg en was dwars," +zegt Hendrik, wiens eigenzinnige aard niet verdroeg dat hij door +derde personen uit zijn element werd gerukt. Na twee jaar dringt de +moeder op afdoende zuinigheidsmaatregelen aan. De jongens hebben +reeds een beroep moeten kiezen en geld verdienen. De kluis op den +"Groenen hoek" wordt nu verlaten en in het opkomende Borgerhout +wordt een zaakje begonnen. In December 1828 betrekt Conscience zijn +nieuwe woonst. Hendrik wilde geen handwerk leeren: hij had gehoopt +een naturalist te worden. Nu had hij echter de school van meester +Vercammen moeten bezoeken om er na korten leertijd ondermeester te +worden. Vercammen had hem Engelsch geleerd en bezorgde hem lessen +van Vlaamsch en Fransch in de Engelsche kolonie bij de naburige +fabriek. Overigens was het onderwijs er goed, als meest overal in +den Hollandschen tijd. Hendrik werd er eindelijk in de gelegenheid +gesteld, de taal van zijn moeder min of meer te leeren schrijven. + +Lang zou hij bij Vercammen niet blijven. Al zeer vroeg vond hij +lieden die hem genegen waren; ook Vercammen hielp hem voort en liet +hem naar de school van Shaw overgaan, waar hij beter Fransch leerde, +en van waar hij eindelijk naar Monsieur Delin ging, die een school +hield voor de beste burgerij van de stad. + +Een voorwaarde was dat hij zich deftig in een zwarten rok zou +kleeden. Doch vader was zeer zuinig--moest het wel zijn--en kocht ten +einde raad en over de kosten nog morrend, zijn zoon een afgedragen +kleed, dat hem niet paste en onderweg--Hendrik was meêgegaan en had +het ding moeten aantrekken--de voorbijgangers spottend deed stilstaan. + +Hendrik was zestien jaar, misschien wat ijdel, maar vooral +teergevoelig. De tocht in den te langen jas was dus een lijdensweg. Hij +kwam bijna weenend van ergernis te huis, en vond bij niemand +troost. Vooral niet bij zijn oudsten broer, die hem niet begreep en +hem als eenig antwoord zijn gescheurde mouwen toonde. + +Zoo uitgedost moest hij naar de nieuwe school, waar zijne verschijning +op den koer en in de klasse opstootjes verwekte. Alleen zijn +sympathieke stem, en zijne innemende manieren, deden de baldadige jeugd +kalmer worden en wonnen ze eindelijk geheel. Hij kon getroost vandaar +gaan, maar bleef nog lang onder den indruk van het bespottelijke +kleedingstuk. + +Tehuis ging het hem ook niet naar zijn zin. Hij was al lang niet meer +zijn eigen meester. Als een verlossing uit onmin en dwang daagde +de omwenteling in 1830 op, die de regelmatigheid van het leven +onderbrak. Het geschut in de nabijheid van Antwerpen heeft hem als +een kwajongen aangetrokken. Hij delft gevallen kogels uit te midden +van het gevaar. Later, als de strijd binnen de Antwerpsche wallen +gevoerd wordt, tracht hij zich nuttig te maken, al wordt hij dikwijls +om zijn kinderlijk tenger uiterlijk vernederend afgewezen. Buiten weet +van zijn vader laat hij zich als vrijwilliger opschrijven, zoodra +meer manschappen worden gevraagd. Vader ontdekt hem in de rangen, +bij een schouwing, en doet hem er uit komen. Hij laat zich nochtans +door de schijnbare vastberadenheid van zijn zoon overreden en koopt +hem zelfs, innerlijk voldaan, een mooie en meer passende uitrusting. + +Conscience vertrekt met hartelijke raadgevingen en wordt vanwege zijn +behendigheid met de pen en zijn "Geleerdheid" na enkele weken foerier. + +Nu begon een soms aantrekkelijk leven. Verspreid in de Antwerpsche +kampen lag het Belgisch leger, doelloos, en de eene groep wist van +de andere gewoonlijk weinig af. De geestelijkheid was den opstand +genegen, zoodat de vrijwilligers op de dorpen doorgaans goed ontvangen +werden. Zoolang, natuurlijk, tot er gebrek kwam aan voedsel en de +tuchtelooze zwervers baldadig werden. De nachten waren koud. In den +winter was dan het leven hard. Bij het vuur, in de duisternis, stond +een eenzaam foerierken, met onder den linnen kiel een zwarten rok. + +Conscience werd ziek. Hij mocht toen tijdelijk het kamp verlaten, +waar toch niets werd uitgericht, en een onderkomen zoeken in het +naaste dorp. Zijn kameraden zien hem medelijdend vertrekken. Zijn +handen bevriezen op zijn geweer, hij heeft de kracht niet meer +om het van schouder te veranderen. Te vergeefs klopt hij aan vele +deuren. Eindelijk wordt hem opengedaan, in een kleine hut, alleenig, +waar hij met de arme bewoners het stukje spek deelt, dat vrienden +hem hebben meegegeven. Hij vertelt, bij het warme vuurtje, dat nu +opflakkert om den aangekomene, van zijn tehuis, zijn kindsheid, zijn +ouders, zijn onderwijzerschap. Een groote liefde voor de menschen, +die hem liefderijk ontvingen, vervult hem. Hij gaat vermoeid slapen, +'s Morgens vindt hij de koffie dampend op hem wachten, hij is al een +kind van het huis geworden. Begrijpt hij niet aanstonds hun eenvoudig +leven, vertelt hij hun niet de droomen van zijn verleden? Zoo leert hij +de heide kennen, haar bewoners en haar wilde verlaten schoonheid. Meer +dan bij vroegere wandelingen kan ze nu indruk maken op zijn karakter, +dat nog zoozeer te vormen is. + +Dit leven, arcadisch, al is het dikwijls vol ontbering, wordt +afgebroken door den tocht naar Leuven. De vereenigde legers trekken de +Hollandsche troepen tegemoet. De soldaten, die het kamp verlieten, +voegen zich bij hun makkers. Na den slag wordt een doelmatiger +indeeling toegepast en de tucht versterkt. De droomerige foerier wordt +in zijn rustig leven gestoord. Hij raakt in onmin met zijn oversten; +hij kan zich naar de noodzakelijkheid niet schikken en aardt niet in +dat ruw gezelschap. In 1835 wordt hij gedegradeerd om zgn. nalatigheid +en ongeschiktheid. + +Eigenlijk hindert hem dat weinig. Alleenlijk is hij eenigszins +bedroefd voor zijn vader, die hem te Bergen eens kwam bezoeken na zijn +uitbundige klachten en hem iets later schreef: Het leven is geen droom, +al zeggen het de filosofen; het is een werkelijke strijd; het lot is +de vijand, en men overwint hem met hem onversaagd in de oogen te zien. + +Hendrik zou, althans in het leger, dien strijd niet aangaan. Andermaal +zou zijn neiging tot droomen en beschouwen een vasteren vorm +krijgen. Van een kort verlof in 1834 had hij gebruik gemaakt om +zijn ouden vriend De Laet op te zoeken, die hem door zijn vrienden +herhaalde malen had laten groeten. De Laet was dichter geworden en +verdedigde met André van Hasselt en nog eenige jongeren de nieuwe +dichterschool in België, in het Fransch. Hendrik zag voor zijn oogen +verbaasd een vuurwerk van geestdrift opsteken, waarin een glans van +roem lichtte. De naam van zijn vriend werd in tijdschriften gedrukt +en een benijdbaar geluk scheen het hem, zoo gepassioneerd te kunnen +uiten, voor alle menschen, wat er in zijn binnenste omging. Na enkele +dagen stond het voornemen bij hem vast denzelfden weg op te gaan. De +Laet had hem bezworen het te doen. Had hij ten slotte niet even hooge +aspiraties? Victor Hugo en Lamartine, en verder de verzen van De Laet +en diens vrienden zou hij tot voorbeeld nemen. + +Daags na zijn terugkomst in het kamp van Venloo had hij zich +aan het dichten gezet. Weldra schrijft hij zijn brieven naar De +Laet in verzen. Zijn gedachten bleven in Antwerpen, waar hij zijn +vrienden achterliet. Hij dichtte des nachts in het kamp: "Sylphide +silencieux...." In zijn cel grift hij in den muur hoe hij verlangt +naar de stad, de Schelde en haar wazige einders. Op een nacht, na +zijn degradeering, zit hij op een houten koffertje te schrijven. Met +papier en een kaarsje had hij een kleine lamp gemaakt, die alleen een +plekje onder zijn hand verlichtte. De generaal op zijn ronde verrast +hem, doch spreekt hem vriendelijk toe. Daar het onmogelijk was hem +uit zijn dienst te ontslaan, werd hij naar Dendermonde verplaatst en +als onderwijzer in de regimentschool aangesteld. + +Inmiddels heeft hij vernomen dat een jongen te Antwerpen, een vriend +van De Laet,--Theodoor van Rijswijck--Vlaamsche gedichten maakt. Hij +spreekt en schrijft daarover met De Laet, hij denkt erover na en bij +een van zijn brieven voegt hij een opstel, dat hij "eerst voor (zich) +zelven in de tael van (zijn) land had opgeschreven."--"Ik weet niet hoe +het komt," zegt hij, "maar ik vind in deze tael iets geheimzinnigs, +dieps, ernstigs, ja zelfs iets wilds! Indien ik ooit eenige kracht +verkryg, dan werk ik nog geheel en al in de Vlaemsche literatuer." + +Hij is nu niet zoover van Antwerpen en zal wel af en toe naar +zijn vaderstad zijn gekomen, en in elk geval veel bezoek hebben +ontvangen. Hij haakt naar het oogenblik, dat hij in het burgerleven +voor goed zich aan de letterkunde zal kunnen wijden. Ook met Van +Rijswijck komt hij in nauwere betrekking, hij onderwerpt hem zijn +eerste proeven van Vlaamsche dichtkunde, ontvangt zijn raadgevingen +en eens, als hij terneergeslagen is, een tamelijk lang vers, "Voor +droefgeestigen" dat hem als troost en voorbeeld dienen moet. Hij +verontschuldigt zich herhaaldelijk over de slechte taal van zijn +brieven, en schrijft dat hij den dichter Van Duyse, die te Dendermonde +verblijft, niet durft opzoeken, omdat hij zoo slecht Vlaamsch spreekt +en Van Duyse te weinig Fransch kent. Met De Laet nochtans gebeurt de +briefwisseling nog steeds in het Fransch; dat gaat voorloopig veel +gemakkelijker. Met Van Rijswijck zou het bezwaarlijk kunnen. Hij is een +volksjongen, woont in hetzelfde kwartier waar Conscience geboren werd. + + + + + + +IV. + + +In 1836 is Conscience ontslagen, en keert terug naar Antwerpen, +waar hij door vader goed ontvangen wordt. Schijnbaar heeft hij alle +droombeelden vaarwel gezegd. Hij wacht nu naar een plaats van het +gouvernement. Hij mag nog zes maanden in het ouderlijke huis inwonen, +leest ondertusschen de romantische dichters onder voorwendsel van +grondiger taalstudie. + +Op het aandringen van vader biedt hij zich na enkele maanden wachten +aan bij een paar kooplui, maar laat zich door hun koele ontvangst +afschrikken en is vast besloten, nooit zulke stappen meer te wagen. In +het naar huis gaan valt zijn oog op een bericht, dat een wedstrijd +aankondigt voor de plaats van adspirant-ingenieur bij den staat. Hij +heeft nog twee maanden tijd om het allernoodzakelijkste van de wiskunde +te leeren; de titel verlokt hem en hij ziet in het examen een middel +om alle vernederingen te ontkomen. Hij zet zich koortsig aan het +werk, blokt dag en nacht en loopt tusschendoor om inlichtingen naar +den vader van De Laet, een landmeter. Als hij de geheele hem vreemde +stof verwerkt heeft, stelt hij vast, dat de opgedane kennissen in zijn +arm hoofd overhoop liggen, en niet meer naast elkaar te ordenen. Zijn +krachten begeven hem, hij heeft koorts. Vader doet hem naar bed gaan +en verbiedt hem, nog een letter te lezen. Een maand nog zal hij rusten +en dan onherroepelijk zijn eigen weg zoeken. + +Niet lang kon hij op zijn kamer blijven. Vrienden bezocht hij niet, +half om zijn vader niet te ergeren en half omdat hij tamelijk kalm +was. Eigenlijk mocht hij niet lezen, maar een fantastisch boek in +handen nemen, met plaatjes, als hij wel vroeger deed, is eerder +spelen. Op den zolder lagen nog overblijfsels van den boekenschat: +de beschrijving "der gantscher Nederlanden" van Guicciardinus en +een Antwerpsch Cronijkje van Ullens. Hij vond er groot vermaak in +het verhaal der beroerlijke tijden in deze boeken te volgen, die +in een naïeve taal geschreven waren. Aan de beschrijving van de +beeldstormerij gekomen legt hij het boek opzij, en voelt in zich +de lust om een oorspronkelijke schets te maken van die kleurige +dingen. Hij wandelt door den tuin en maakt een plan; verschuilt zich +in het priëel en tracht te schrijven. + +"Vers la fin du XVIe siècle, notre patrie...." + +"La Belgique gémissait sous le joug...." + +Maar dat gaat niet, de gedachten blijven achter in zijn hoofd +steken. Hij droomt. Er komt een onwillekeurige beweging in zijn +pen. Hij denkt en schrijft: + +"Het was in den jare onzes Heeren 1566, den 16 der maend Augustus. De +nacht was duister en de regen, die by afwisselende vlagen nederstortte, +had de nare straten der stad Antwerpen tot menigvuldige waterplassen +gemaekt. Geen ander licht deed zich in het verschiet op, dan de +weinige flikkerende keersjens, welke de inwooners voor de beelden +ontstoken hadden.... De nachtwaker alleen, met piek en lanteern, +doorkruiste de stad." + +Hij gaat voort, verrast, en houdt niet op vóor alles donker geworden +is rond hem. Een redevoering gaapt, onvoleind, geestdriftig, maar +hij kan haar niet voltooien. Het licht schemert boven zijn papier, +vader mag niets weten. + +Dat werd gewis een volslagen boek. Hij brandde om, met den nieuwen dag, +onder de open lucht te kunnen voortgaan. Aan vader zou hij zeggen, +dat hij aanteekeningen maakte uit de geschiedenis. Die had wel argwaan, +maar liet hem toch met vrede. + +Als hij de vermoedelijke helft van zijn "roman" geschreven had, want +uit het plan voor een kort opstel waren liefdes- en patriotische +verwikkelingen gegroeid, tusschen de bloemen van het zomerhuisje, +kon hij zich niet ontzeggen om naar De Laet te loopen en hem, met +geestdrift en verwachting, een brok van zijn Vlaamsch proza voor +te lezen. + +De Laet was in den hoogsten hemel en wenschte hem geluk. Denzelfden +avond werd nog een voorlezing gehouden in den Kunstenaarskring, waar de +kopstukken van de romantische plastiek vergaderd waren. In de dompige +herberg, voor de Block, Leys, de Braekeleer, Wappers en andere jonge +schilders, werd hem de lauwerkroon op het hoofd gedrukt. Eug. de +Block legde het voorzitterschap neer en droeg het op aan de nieuwe +glorie van Antwerpen. Ieder was van oordeel, dat het werk moest +uitgegeven worden, doch Conscience was moeilijk te overtuigen. De +kosten waren zoo hoog en alleen een bezoek bij Wappers, den afgod +van de romantische jeugd en inderdaad een uitstekend man, kon hem +bewegen om toe te stemmen. De Laet plaatste de warmste aanbevelingen +in de dagbladen en enkele dagen later zag een prospectus het licht. + +"Hendrik Conscience" stond er, ditmaal met een Vlaamschen voornaam, +bovenaan. Het stuk vond overal zijn weg, ook bij zijns vaders +vrienden. Die konden het wel niet lezen, enkel de naam was hun bekend, +maar zij kwamen er mede bij zijn vader en leiden het hem voor oogen, +zeggend: "Wat staat hierop gedrukt? Is het niet ongehoord, dat de +zoon van een soldaat van Napoleon dingen schrijft, die zijn vader +niet verstaat?" + +Een scène volgde. De taal van zijn vader had de jongen verloochend en +hij maakte zich bespottelijk in een patois! En de kosten! Er viel +absoluut niet aan te denken, dat het waanzinnig plan zou worden +uitgevoerd. + +De koppigheid van den jongen romancier hield stand. Op zekeren avond +schrijft hij zijn vader een brief en knoopt, beangstigd en fier, +zijn zaakjes in een handdoek. Zijn werk zal gedrukt worden. + +Hij verlaat het huis en trekt stedewaarts. Op de baan komt hij den +jongen bloemkweeker Karel van Geert tegen, die merkt dat er iets +aan scheelt. Die vraagt Conscience uit, neemt hem mee in zijn tuin +en verdwijnt in huis. Zijn moeder komt met hem terug en, vriendelijk +bezorgd, gaan ze met Conscience naar den Koning van Spanje, waar hij +voortaan zal kunnen blijven. In de groote bovenzaal van de herberg +staat, in een hoek, zijn bed. + +Nauwelijks heeft hij zijn pak daar neergelegd en de menschen bedankt, +of hij zoekt De Laet op en vertelt hem alles wat er is gebeurd. De +Laet vindt zijn lot schoon en benijdenswaardig. Alleen in de wijde +wereld te staan en te moeten worstelen om vooruit te komen, niemand +rekenschap te moeten geven en geen dwang meer te voelen, alles te +mogen wagen: hoe sterk moet dat iemand maken om zijn doel te bereiken! + +Des avonds, in de groote slaapkamer, komt zijn vader hem +bezoeken. Eerst verwijtend en ontdaan, maar dan betrouwend in de +vastberadenheid van zijn zoon.... "Hier in deze zaal," zegt hij, +"heb ik dertig jaar geleden nog als matroos gedanst...." + +Onder de hoede van moeder Ann uit den Koning van Spanje beweegt +zich Conscience op eigen vlerken. "In 't Wonderjaer" verschijnt en +wordt als een blijde belofte begroet door de strijdlustige Vlaamsche +letterkundigen. + + + + + + +V. + + +In 1822 had Delacroix te Parijs zijn Dante en Vergilius +tentoongesteld. In een heftigen strijd met het gevoellooze classicisme, +baande hij zich een weg, gestuwd door nieuwen geestdrift die hij +putte uit vreemde literatuur: Dante, Goethe, Byron, Walter Scott. In +1830 en later leverden de woelingen van den tijd hem het onderwerp +van bewogen tafereelen vol koortsig leven, die zijn opgewondenheid +weergaven. De personages waren niet langer koude symbolen maar plots +aan het leven gegaan. Zijn onweerstaanbare liefdesdrang scheen in hen +een uitweg te hebben gevonden. En toch waren zij niet gegrepen uit +het werkelijk leven, maar in zijn droom ontstaan en door zijn droomen +gevoed. In hun nieuwe conventie klopte de polsslag van den tijd; als +bij hun schepper straalde hun passie over hun omgeving uit en zette +alles in een nieuwen glans. Hun lichaam verried hun gewaarwordingen +en de natuur zelf in het landschap, dat weer met zorg werd behandeld, +stemde overeen met hun gemoed. + +Na het romantisme in de letterkunde--dat zeden en uitzicht van de +samenleving vervormd had--was romantisme in de schilderkunst niet +kunnen uitblijven. De opvatting van Delacroix werd door velen erkend; +hij bleef de voorman. Zijn kunst werd, in 1830, door den jongen Wappers +in België ingevoerd, een maand juist vóór de revolutie, wanneer zijn +eerste doek te Brussel veel opzien baarde. Na eenige jaren was zij +er overheerschend. Conscience, voorbereid door zijn lectuur om haar +richting als de zijne te herkennen, werd haar woordvoerder in de pers +en liet onwillekeurig in zijn romans haar qualiteiten en gebreken +weerspiegelen. De natuur en haar bekoorlijkheid worden door hem +erkend en in zijn eerste werken uit hij, uitbundig, zijn onstuimige +vrijheidsliefde en zijn behoefte naar zichtbare schoonheid. + +Het getuigt van den innigen omgang die er tusschen schilders en +letterkundigen bestond, dat zooveel artisten aan de wordende Vlaamsche +beweging deelnamen. Hun strijd voor den vergeten geest van Rubens en +het heropwekken van den Nederlandschen zin voor kleur drijft hen op +eenzelfde pad. De noodlottige invloed van David, die te Brussel een +tijd lang als een halfgod werd vereerd, moet te keer gegaan. Het +zoeken naar uitdrukking en lokale kleur doet hen de geschiedenis +bestudeeren en maakt den weg open voor de vaderlandsche romanciers. + +De meeste werken, niet alleen van Conscience maar ook van zijn +tijdgenooten, worden overvloedig geïllustreerd. De plaatjes van +"Het Wonderjaer" vertoonen zware gestalten, koppen die van Rubens' +Antwerpsche schilderijen--min het schoone--zijn afgekeken. De Geertruid +in den kerker, die het lijf van haar veegen vader ondersteunt, is +niemand anders dan de mooi weenende Magdalena van de "Afdoening van +het kruis." + +Hier en daar treft in dit boekje een tafereel dat zuiver en eenvoudig +is opgemerkt, zoo de beschrijving van een vlakte vóor Antwerpen. "Deze +plaets hiet toen het Luisbekelaer. Het was een wyd stuk land, +in gedaente een driehoek gelyk, waer van de langste zyde door de +Herenthalsche vaert bewaterd werd. Hier waren duizende menschen +verspreid. Allen, behalven vrouwen en kinderen waren gewapend. Velen +lagen op den boord der vaert, en warmden zich in afwachting by de +zachte morgendstralen: anderen te paerd, renden langzaem het wyde +veld over." + +Een ongebreidelde en kinderlijke romantiek vult het verhaal met +onwaarschijnlijke gebeurtenissen. Een rooverhoofdman vertelt zijn +ongelukkig leven: "En menigmael heb ik op 's meisjes bede, den +groenen lindeboom onder de klanken eener weemoedige ballade doen +zuchten." Het liefje wordt geschaakt. Zijn "roozenkleur" vergaat +onder zijn tranen, "en kwynend en door mistroostigheid afgemat", +wandelt hij "door de dichte bosschen," waar hij vol bittere smart +op het gras nederzinkt. Onteerd komt het kind terug en sterft: "Daer +lag dit lieve roosje tusschen vier geele wassen keerssen te zieltogen." + +Het grootste gebrek van het werk is zijn onbeholpen taal: "Door het +zien dezer hoog verheven muren en zware traliën, waeraen de bleeke +stralen der maen een droeve kleur gaven, smolt Geertruids hart weg, +by het denken dat haren vader dáer binnen was." Conscience speelt met +haar woorden als een blinde met kleuren, zet "zoodra (aussitôt)" voor +"onmiddellijk," "suizen" voor "fluisteren," spreekt van "een opgepropt +(boordevol) drinkvat," en laat den wijn, den regen en de tranen bij +beken stroomen over tafel, kleederen en wangen. + +En nochtans is de taal nog zuiver, vergeleken bij wat in de +dagbladen van die dagen geschreven werd. De volksman, die het boek +in handen kreeg, moet er zeker verpoozing en vreugde in gevonden +hebben. Hij hoort hoe "het kraken der deuren en vensters, die in de +buurt geopend werden, alleen de stilte stoorden, die nog in de half +verlichte Keizerstraet heerschte." Behalve door zulke beelden die hem +aangenaam-bekend in de ooren klinken, wordt hij bekoord door een roes +van woorden en lieve gebaren. Het primitieve verhaal wil boeiend zijn, +het is naief gekleurd, argeloos en heftig. Dit was wel wat het volk +nog kon begrijpen, en wat het noodig had om terug te worden gevoerd +tot belangstelling voor de geschiedenis en de letterkunde. + +Bij "Het Wonderjaer" sluit aan de bundel "Phantazy," hetzelfde +jaar bij L. J. de Cort op de Paddegracht gedrukt. "Korte doch des +te levendiger drama's van krachtige galmen en zoetluidende toonen," +worden deze schetsen door een zéer toegeeflijk tijdgenoot genoemd. In +tijdschriften verschijnen verder nog enkele schetsen van Conscience, +waar "De Pelgrim in de woestijn" de meest karakteristieke onder is. Het +opstel is een navolging van Lamennais, typisch voor de "Weltschmerz" +en tevens voor het gewild optimisme van den jongen schrijver. + + + +Een afzonderlijke plaats onder zijn eerste voortbrengselen bekleedt de +"Leeuw van Vlaenderen." Hij heeft hem voleind in het huis van de Laet, +in eenzelfde kamer, aan de tafel waar 's avonds zijn vriend gedichten +maakte of artikels schreef voor dagbladen. In dezen heldenroman tracht +Conscience zich boven het weeke te verheffen. Hij beschrijft Adolf +van Nieuwland als een jonge ridder, wiens gelaat "niet door verwyfde +schoonheid bekoorde; hy was niet van die mannen met roozenkleurige +wang en lachenden mond, wien niets behoeft dan een samaer om zich +tot vrouw te herscheppen." + +Overigens is de toon van het werk, dat wel eens een epos wordt genoemd, +zoet en kalm: + +"In den namiddag verliet Machteld de stad met alle hare dienaren en +vrouwen: dit vertrek gaf aan vele anderen het gedacht, dat zij in +Kortryk veiliger zouden kunnen woonen. Met een werd alles door haer +ingepakt, en de deuren gesloten hebbende, gingen zy met hare kinderen +ter Gendpoort uit.--Ontellyke huisgezinnen liepen in dier voege met +verscheurde voeten op den weg naar Kortryk, en zaeiden hunne bittere +tranen tusschen het gras dat by den boord der baen groeide. + +In Brugge werd het zoo stil als in een graf." + +Niet zonder eenig gevoel van plastiek is de beschrijving van een paar +gevechten, als het volgende, waardoor Machteld, de dochter van den +graaf van Vlaanderen, uit de handen van haar schakers wordt verlost: + +"Zonder op dien roep te letten keerde de soldenier zijn paard ter +zyde en zocht alzoo uit de baen te springen;--maar het zweerd van den +ridder viel met eene verdubbelde kracht op zynen helm, en kloof hem +het hoofd tot by de schouders. Het bloed sprong in twee dikke stralen +uit den nek van den ruiter, en viel terug op het hoofd en het witte +kleed der maegd, hare fijne blonde lokken werden er gansch door +bevochtigd.... De geslachte Franschman viel uit den zadel.... en +het meisje werd nog met nydigheid tegen het harnas gedrukt. Na +een vluchtig oogenblik lieten de armen van het lyk haar los; vrouw +en lyk rolden beiden op den grond..... Het gevecht scheen nu nog +hardnekkiger te worden, want by het zien van het rookende bloed, +wierden deze strydbare mannen als door razerny vervoerd: de peerden +werden heen en weêr geslingerd en brieschten bij elken slag, die op hun +yzeren deksel neederviel. Het meisje lag zonder gevoel tusschen hunne +voeten.... Verwonderlyk was het dat de peerden haar niet kwetsten, +want zy stampten om en by haer, doch raekten hare uytgestrekte leden +niet, alleenlyk stampten deze dieren de aerde der baen in de hoogte, +en bedekten de wangen der maegd met slyk en stof. + + + +"Dit gevecht had slechts eenige oogenblikken geduerd, want de slagen +der stryders waren zonder tusschenpoos geweest; diensvolgens was +de zon nog niet boven de kim, en de velden waren nog niet met hare +stralen verlicht, echter klommen de dampen reeds boven het woud, +en de toppen der boomen kleurden zich met lieflyker groen." + +Men bemerkt, naar romantisch recept, de rol die de bezielde natuur +speelt in de gebeurtenissen: de zon dringt flauw door bij het begin van +het gevecht; dan klimmen de dampen boven het woud, en de toppen der +boomen kleuren zich met klaarder groen. Eindelijk is de zon boven de +kim gerezen, en hare stralen verlichten de velden met heldere kleuren. + +Een bijzondere zorg wordt natuurlijk besteed aan de beschrijving van +den Slag der Gulden Sporen. Tegenover de vereenigde Vlamingen bevindt +zich het Fransche leger. "De ruiters waren zoo menigvuldig dat een +korenveld minder (h)aren draegt dan er speren boven de vyandelijke +benden uitstaken. De peerden der voorste gelederen stampten ongeduldig +met de voeten, en besproeiden hunne yzeren deksels met witte vlokken +schuim. De bazuinen zonden hun galmende toonen als in een feestgejuich +door de zuchtende boomen van het Neerlanderbosch,--en zweepend speelde +de wind in de wentelende vouwen der wimpels en banieren. De stem der +veldheeren kwam dit krygsgerucht by poozen beheerschen, terwyl soms +de wapenkreet: Noël! Noël! Frankryk! Frankryk! uit eene bende opging, +en al ander geschal verdoofde." + +"De Leeuw van Vlaenderen" kon, haastig als hij werd geschreven, +moeilijk beter zijn. Er is geen bezonkenheid in kunnen komen. Alleen +een beeld, een vluchtig gezicht van een landschap, het gevoel van den +strijd, waar de jonge schrijver bij was met al zijn enthousiasme, zijn +genoegzaam geslaagd. Een beoordeelaar van den tijd spreekt nochtans +met lof over de weeke "intrigue amoureuse, dont les chapitres servent +de point de repos entre les scènes de guerre et de carnage." [2] + +Wij bemerken weinig van het innerlijk leven van de personages. Zij zijn +hoofdzakelijk door hun uiterlijk van elkaar onderscheiden. Wanneer +we hen in gedachten verrassen, overwegen ze enkel de belangen +van het vaderland, zij staan niet langer in betrekking met de +dagelijksche nooden en vreugden van het leven; zij worden vaten van +vaderlandsliefde, en daardoor ontstaat eentonigheid in de meeste +gesprekken. Zij ontmoeten elkander meest onder den open hemel; zoodat +de antieke stad of de opgaande zon hun motieven voor een treffende +voorstelling kunnen leenen. + +De groote verdienste van het verhaal ligt in de kennis van het +verleden, die het de lezende Vlamingen bracht. Van zijn verschijning +dagteekent een verhoogde belangstelling in de vaderlandsche +geschiedenis. Mooier dan in het Wonderjaer, vonden de Vlamingen in +den Leeuw van Vlaenderen een taal terug, die ze voor letterkundig +gebruik ongeschikt hielden, en op dit meer bezonnen werk hadden met +meerder reden de woorden kunnen toegepast worden van een aan Conscience +onbekend lezer, die hem in 1837 schreef: + + + +"Monsieur, lorsque au mois de mai les journaux rendirent un compte +flatteur de votre roman historique "In 't Wonderjaer," j'étais +loin de pressentir que bientôt j'en ferais l'objet d'un agréable +délassement. Grande a été ma surprise, d'y retrouver (à peu de +mots près) ma langue maternelle dans toute sa pureté, dans sa noble +simplicité.... Oui, Monsieur, disons-le sans hésiter, vous avez réussi, +complètement réussi, à faire revivre, à faire goûter la langue que +je balbutiais au berceau, et que je retrouve avec une joie secrète +après un coupable oubli de 22 ans." [3] + + + + + + +VI. + + +Een figuur als die van Conscience ware niet te begrijpen, +zonder voldoende kennis van den toestand der Nederlandsche taal +en der letterkunde in Vlaamsch-België, op het oogenblik van zijn +verschijnen. Treurig was het er meê gesteld en het is haast niet te +verwonderen dat Nederlanders als Bakhuizen van den Brink nog later +van meening waren, dat Conscience en de overige Vlamingen beter zouden +gedaan hebben, voor hun volk in het Fransch te schrijven. Na 1830 waren +de leergangen van Nederlandsche taal- en letterkunde afgeschaft aan +de hoogescholen en gestichten voor middelbaar onderwijs. De Vlaamsche +opschriften op openbare gebouwen werden uitgekapt en door Fransche +vervangen. In 1846 nog had te Brussel een veiling plaats van de +Nederlandsche werken die van vroeger jaren in de regimentsbibliotheken +berustten. + +Wel was de Nederlandsche beschaving onder de Spaansche overheersching +in België geknakt en had ze nooit meer den glans bereikt dien ze in +het Noorden verkreeg, maar de liefde van het volk voor zijn taal en +haar beoefening was nog lang blijven leven in de ontelbare kamers +van rhetorica. Onder de regeering van Koning Willem was dan de taal, +nagenoeg niet belemmerd, vooruitgegaan. Van 1803 tot 1815 werden door +rederijkers 26 dichtwedstrijden uitgeschreven, van 1816 tot 1830 wel +46. Na de omwenteling valt alles stil. Geen leven roert er gedurende de +vier eerste jaren van de Belgische onafhankelijkheid. Het dienstnemen +van een groot gedeelte, en niet het onwaardigste, van de Belgische +jeugd, was volgens Jan Frans Willems er een reden van. + +Nu was de letterkunde, die in de 17e eeuw en later werd voortgebracht, +niet van groote waarde, maar haar beoefening hield het volk gereed +voor ernstiger eigen beschaving. In den Hollandschen tijd worden +eindelijk aan de hoogeschool van Luik door Kinker en aan die van Gent +door Schrant geleerden gevormd, die de nieuwe dragers kunnen worden +van de verwaarloosde cultuur. Zij zullen na de omwenteling de bewuste +leiders worden van de Vlaamsche beweging. Bij hen zal zich de begaafde +auto-didakt Willems aansluiten, die in 1819 het eerste deel van zijn +bekende "Verhandeling over de Nederduytsche tael- en letterkunde" +uitgaf, met het gedicht "Aen de Belgen" voorop, maar met Fransche +aanteekeningen, voorrede en vertaling. Opmerkenswaardig is het ook +dat, in de eerste jaren der Vlaamsche beweging, de Vlaamschgezinde +polemiek grootendeels in het Fransch wordt gevoerd. + + + +Het veld, waar de vrienden van Conscience wilden werken, lag braak +genoeg. + +De gevoelvolle romancier vindt in de Laet het ontwikkeld verstand, veel +dieper vorschend en meer bestand tegen stemmingen, dat zijn karakter +steunen kan en om zoo te zeggen volledigt. Des te vaster sluiten ze +zich bij elkander aan, en mogen ze al eens om het wisselend humeur van +Conscience op minder vriendschappelijken voet met elkaar verkeeren, +de Vlaamsche beweging brengt hen terug bijeen. + +Zij werpen zich hals over kop in den politieken strijd, waarin het gaat +om de rechtsherstelling van Vlaamsch België, dat na de omwenteling +zoo schandelijk is achteruit gesteld. De Walen zijn oppermachtig +in het jonge land en met hen kwamen vreemdelingen aan het bewind, +Franschen, die hier alleen een welkom arbeidsveld voor hunne eerzucht +zochten. Nochtans verklaren de jonge Flaminganten zich niet tegen +de onafhankelijkheid van België; in tegenstelling met de ouderen, +die vooral te Gent, rond Snellaert gegroepeerd zijn, doen zij aan +vaderlandsche betoogingen mee. In Antwerpen stellen zij zich aan het +hoofd van de protestbeweging tegen de 24 artikelen, wat hen in botsing +brengt met den stederaad, die Orangistisch, alhoewel Franschgezind is. + +Conscience staat dus bij de overheid zijner stad in het geheel niet +goed aangeschreven. Beter bij de landsregeering, die hem voor zijn +"Wonderjaer", door bemiddeling van den reeds befaamden schilder +Wappers, eene kleine subsidie toekende. Geruimen tijd reeds lijdt +hij armoede. Een betrekking van vijfhonderd frank 's jaars bij +het provinciaal bestuur heeft hij laten varen om aan zijn "Leeuw +van Vlaenderen" te arbeiden, die den minder gunstigen indruk van +"Phantazy" moet uitwisschen. Hij verwacht er veel van, maar het +succes wordt verminderd door de gebeurtenissen van den dag. Geplaagd +om zijn flamingantisme en gevaarlijk patriotisme, wordt hem het leven +nog onaangenamer gemaakt. + +Ontmoedigd, ontzenuwd en verlangend naar rust biedt hij zich bij van +Geert als knecht aan, en werkt er in den tuin en 's avonds aan het +maken van naambordjes. Hij studeert na den arbeid botanica en tracht +overigens alle hooger streven te vergeten. + +Niet lang echter duurt het of de arbeid geeft niet meer dezelfde +bevrediging. Hij tracht 's avonds alleen te zijn. Oude geestdrift +bevangt hem. In de serres, onder den zichtbaren sterrenhemel ontlast +hij zijn gemoed van wat hem bezighield en houdt in de eenzaamheid +geestdriftige redevoeringen. In zulke opgewonden stemming vinden hem +de vrienden, na acht maanden scheiding, die hem komen vragen om in hun +naam het woord te voeren bij het graf van een gestorven kunstenaar. Hij +zal voor een dag zijn klompen verlaten en weer een artiest zijn. + +Bij de opene groeve, wanneer de officieele personen reeds willen +weggaan, wordt hij vooruit gedrongen en vindt hij roerende woorden. Hij +treft de toehoorders, geringe en hooggeplaatste, en van nu af wordt +zijn naam geëerbiedigd. Hij verlaat denzelfden dag zijn geringe +betrekking en betrekt een kamer in de stad. + +In de dagbladen wordt over hem gesproken en als een jaar later het +standbeeld van Rubens wordt ingehuldigd, is hij reeds een groot +man in zijn stad. Hij houdt een toespraak en is secretaris van de +feestcommissie. Hij wordt de populairste redenaar van Antwerpen en +weldra van zijn land, want zijn bedrijvigheid is onvermoeibaar. Rechts +en links sticht hij kringen, hij reist naar vreemde steden om er +tweedracht te dempen of tot werken aan te zetten. In 1842, kort na +zijn benoeming tot griffier van de Academie van Schoone Kunsten, +huwt hij Maria Peinen, de dochter van een Engelschen diamantslijper. + +De jaren die volgen zijn bewogen en brengen hem menige +ontgoocheling. Zijne onverzettelijke Vlaamschgezindheid berokkent +hem openlijke en geheime vijanden. In "Den Olyftak" eerst, in "Voor +Tael en Kunst," later, dat hij zelf stichtte en waar hij zijne beste +krachten aan wijdde, wordt hij verwijderd door een hatelijke reactie, +die hem vervolgt en in hem de verpersoonlijking, de ziel van de +Vlaamschgezindheid, tracht te treffen. Gedurende den politieken strijd +vooral wordt geen beleediging hem gespaard. Zijn flamingantisme richt +zich tegen het Franschgezinde liberale gemeentebestuur, door wiens +verdedigers hem zijn toegeven aan de katholieke gezindheid wordt +verweten: in 1843 liet hij een door de geestelijkheid gewijzigde +uitgave van "Het Wonderjaer" verschijnen, die hem in een oogenblik +van grooten nood gevraagd was. + +In 1849 ontvlucht hij de stad en rust in de Kempen uit. Hij schrijft er +zijn bewonderenswaardigen "Loteling," die in 1850 verschijnt. Hij leeft +teruggetrokken en geeft zich geheel aan zijn letterkunde over, tot +hij in 1851 op aandringen van zijn vrienden een politieke candidatuur +aanvaardt en, zoo mogelijk nog heviger dan de eerste maal aangevallen, +ontgoocheld en gekwetst, aan alle inmenging in politiek vaarwel +zegt. Een maand vóór de verkiezing is zijn dochtertje gestorven. + +In zijn klein huisje, in een mooie omgeving, leeft Conscience +betrekkelijk onbezorgd. Onderwijl blijven zijn vrienden hun werk +voortzetten. Antwerpen wordt de meest Vlaamschgezinde stad van het +land. De regeering kan het met haar niet goed zetten. Om al zulke +redenen voelt Gustaf Wappers zich verplicht ontslag te nemen als +bestuurder van de Academie en in 1854 volgt hem Conscience, uit +solidariteit met zijn vriend en beschermer. + +Moeilijk kan hij voortaan in de behoeften van zijn huisgezin +voorzien. Hij tracht van de opbrengst zijner werken te leven, wat +hem ter nauwernood gelukt. + +Hij klaagt zijn nood aan hooge beschermers. Zijn naam is in het +buitenland bekend en in Vlaamsch België heeft hij vele bewonderaars--en +in 1856 wordt hij tot arrondissements-commissaris benoemd te Kortrijk. + +Aan zijn letterkundige werkzaamheid heeft deze verplaatsing geen goed +gedaan. Wel zendt hij elk jaar een aantal boekdeelen de wereld in, +om zijn taak te vervullen en door hun opbrengst zijn rang te kunnen +handhaven, maar hij mist de belangstellende vriendschap, die hem +ondanks de kwaadwilligheid van sommigen in Antwerpen omgaf en voelt +zich in het doodsche stadje terneer gedrukt. Af en toe reist hij even +naar Antwerpen, "om de schepen nog eens te zien vertrekken." Tegenspoed +in zijn familie vermindert nog zijn veerkracht. Hij klaagt aan zijn +vrienden hoezeer hij levensvreugde mist, en hoe hij zelf bemerkt dat +het gehalte van zijn romans vermindert. In 1865 schrijft hij naar +Antwerpen dat "(zijne) arbeidzaamheid waarschijnlijk langer zal duren +dan zijn talent." + +Eindelijk in 1867 wordt hij naar Brussel geroepen, en gaat in het +Museum Wiertz wonen als Conservator der Koninklijke Musea. Hier leeft +hij rustig onder Vlaamsche vrienden. Hij is een beroemd man. Reeds te +Kortrijk ontving hij Victor Hugo en Alexander Dumas aan huis. Leopold +I kwam er en bezocht hem. Zijn eenvoudige verhalen waren tot aan +Duitsche hoven doorgedrongen en verrukten evenzeer het Fransche als +het Duitsche volk. Nogmaals werd hij diep getroffen. In 1869 stierven +bijna op denzelfden dag zijn twee zonen. Alleen een dochter bleef +hem over, Maria, later de vrouw van den dichter Gentil Antheunis, die +als zoovelen in het huis van Conscience belangstelling en vriendschap +had gevonden. + +Hij werkt aanhoudend, al is hij zelf niet geheel tevreden. Den heelen +dag zit hij op zijn kamer en komt alleen des avonds beneden, bij +zijn familie en bij zijn vrienden, die er open tafel vinden. Zoovele +onderwerpen heeft hij behandeld en tracht nu eentonigheid te vermijden +door nieuwe genres te zoeken--die eigenlijk toch nog dezelfde +blijven. Zijn standbeeld wordt te Antwerpen door een dankbaar volk +onthuld en eenige dagen later, den 10 September 1883 sterft hij, +omringd van glorie, met de gedachte aan zijn geboortestad en het +nooddruftig land dat hij verlaat. + + + + + + +TWEEDE DEEL. + + +I. + + +Een leven met veel tegenspoed, in ongunstige omstandigheden +begonnen. Van de vroegste jeugd tot aan den ouderdom drukkende zorgen; +een verre herinnering alleen aan moederzorg, die hem de kiemen heeft +gelaten van wat hem van zijn onbezorgde standgenooten, van zijn +omgeving die rustig haar dagen sleet, zou onderscheiden; aanhoudend +werkend om zijn idealen aanschouwelijk te maken, verstaanbaar voor +zijn nederigste broeders. Zijn leven is een voorbeeld van trouw +geweest aan zijn dichterlijke gave, aan de aandoeningen van liefde, +die natuur en leven in hem verwekten. + +Zijn verbeelding begint te groeien ten nadeele van levensbeleid +gedurende zijn ziekte. Vertelsels en vage, halfverstane lectuur in +boeken die hij moeilijk kan ontcijferen, maken hem vaardig in het +verhalen van wonderbare sproken, later, als hij in de enge straten +zich tusschen de speelgenooten mengt. Het klatergoud en de verrukkende +uitingen van de marionetten in den poesjenellenkelder, die uit het +halfdonker van hun tooneel zijn oog en hart boeien, doen hem droomen +van ongewone gebeurtenissen, die voltrokken moesten worden. Als hij +volwassen is, een man, en evenals vroeger menschen om zich weet, die +naar de vruchten van zijn bezinnen en beschrijven verlangen, herinnert +hij zich deze vroege overwinningen, in "Op Godsgenade" (1837), in +"Avondstonden" (1846) en in "De Geest. Eene oude Spookvertelling," +die hij als proeve van Antwerpsch dialect in 1842 laat verschijnen. + +Nòch door zijn opvoeding, d. i. door lectuur of omgang met oudere +vrienden, nòch door zijn omgeving, die Fransch was na den vroegen dood +van zijn moeder en in het leger, werd hij Vlaamschgezind; een oude +vriendschap brengt hem op den weg. Johan de Laet, die in de velden +vroeger zijn spelen deelde, spreekt hem het eerst over werkelijker +idealen. Gevoelig, hecht hij zich aan den man die hem een doelbewust +gevoel van eigenwaarde gaf, en volgt hem in zijn flamingantisme. Hij +handelt daarin als een echt volkskind. Het verleden van zijn stam ligt +braak; wat zijn verlangend maar ongelouterd gemoed treft, wordt erin +vastgehouden als in een spiegel, die altoos het zelfde beeld omvat en +tusschen waardeloos en echt geen onderscheid kan maken. Zijn eerste +werken zijn onberedeneerd een argelooze weêrgave van wat hem in de +geschiedenis heeft aangetrokken, en langs zijn ongeoefend oog onklaar +tot hem kwam. "Jacob van Artevelde," die tien jaren na den "Leeuw van +Vlaenderen" verscheen, is beter onderlegd en met meer zorg voorbereid. + +Een zelfde vereering toont hij voor wie, hooger geplaatst, hem +vriendelijk voorthielpen en den glans van hun gevestigden roem niet als +een beletsel aanzagen om hem in zijn duistere jaren door gemeenzamen +omgang aan te moedigen. Hij geeft zich rekenschap van den invloed, +dien zij op zijn verbeeldingsleven uitoefenden. "Weet gy niet Gustaf," +vraagt hij in een feestrede aan den schilder Wappers, "tot hoe verre +de geest die in my leeft, zich aen u verkleefd heeft, daer een woord +van u, zoet of straf, de bestendige gevoelmeter van myn hart was." + +Die eigenschap van onherroepelijke overgave, die gemakkelijk tot +zwakheid overhelt, en een factor is in elk van zijn romans, is, als +instinkt, een volkseigenschap, die in hem nochtans veredeld wordt +omdat hij een artiest is. + +Een dieper stempel wordt nog in zijn werk gedrukt door zijn vroege +ziekelijkheid, die hem voor steviger vuisten deed zwichten. Hij +erkent zelf, dat hij gedurende zijn loopbaan in het leger er de +gevolgen van heeft bespeurd: "Het lag in myne inborst," schrijft hij +in "De omwenteling van 1830," "voor den mensch immer te zwichten, +wanneer hy zich, als persoon, dreigend tegenover my stelde. Het moge +onuitlegbaar schijnen, het is echter zoo: tegen vuer, kanons en alle +stoffelyke gevaren kon ik staen zonder merkelyken schrik; maer den +mensch alleen vreesde ik als een wezen voor hetwelk ik altyd moest +wyken. Dit gevoel lag in my sedert myne eerste kindschheid, omdat myne +lichamelyke macgt te verre beneden de strekking en de begeerte van my +hart en van mynen geest gebleven was. Myne zonderlinge opvoeding had +ook niet weinig bygedragen om myne menschenvrees te doen aengroeijen." + +De weeke Gabriël in "Moeder Job," die als een onbezonnen knaap zijn +ouders huis ontvlucht, omdat hij, zonder reden, aan de trouw van zijn +geliefde twijfelt, en in het bosch blijft ronddolen, is een onbewust +trouw beeld van Conscience's wezen, die den menschelijken vijand niet +aandurft, en in de velden zijn heil zoekt. + + + + + + +II. + + +Wanneer de kleine Conscience, als andere kinderen onder den open +hemel spelen mocht, was een van zijn grootste vreugden, 's avonds, een +vertooning in den poesjenellenkelder. Het buitengewone, avontuurlijke, +dat daar werd voorgesteld op het klein tooneel, gedreven door niet +te zeer zichtbare volks-kunstenaars, die, in een werkpak, met groote +handen de draden vasthielden van een ontroerend drama, liet een niet +meer te verwijderen indruk na in het hart van den jongen toeschouwer, +die van toen af misschien zelf poppen in zijn verbeelding heeft laten +handelen en gebaren. + +Hij heeft in later tijd uitmuntend zulk een voorstelling beschreven: +"Op het tooneel staat eene vrouwelijke poesjenel met eene gulden kroon +op het hoofd; een mantel van rood fluweel sleept haar achterna; haar +keurslijf is van blauwe zijde met zilveren looverkens; hare gansche +kleeding, haar hoofd en hare armen glinsteren van gouden stipjes en +glazen paarlen. Het is Genoveva, die sedert hare laatste verschijning +geheel is herschilderd en in nieuwe kleederen is getooid. + +"Nadat zij, onder de bewonderende blikken der aanschouwers, zich vijf +of zesmaal heeft rondgedraaid om zich voor en achter te laten bekijken, +worden hare armen, bij middel van draden, eenige malen opgeheven: +dit wel zeggen dat zij gaat spreken.... Genoveva spreekt van haren +lieven man, den paladijn Siegfried, en laat den aanhoorders, onder +veel beklag verstaan dat hij vertrokken is, om tegen de Sarazijnen te +gaan vechten. Zij valt geknield neder voor een kruis, heft de handen +ten hemel, en bidt zoo vurig en zoo roerend, dat het publiek in den +kelder algemeen begint te snutten en te zuchten." + +Wie ooit in de Antwerpsche "poesje" kwam, wanneer het gewone publiek +van den havenkant den lagen kelder vulde, vergeet de wendingen van +de zinnen niet die er worden uitgegalmd, noch de keus der woorden en +der pakkende toestanden. Hij vindt in Conscience verloren zaden uit +dezen volks-lusttuin, die in een onverzorgd hoekje woekeren en er +felgekleurde bloemen dragen. "In 't Wonderjaer," zijn eigen werk en +toch misschien sinds zijn bezoeken aan het marionettenspel het eenig +Vlaamsch literair produkt dat hem geboeid heeft, staat onmiskenbaar +in het teeken van de bijzondere rhetoriek van den ouden kleinen +schouwburg. Hoor hoe op elk van die woorden een klemtoon valt, +die de tranen moet losmaken en het pathetische rekt en één moment +van droefheid gelijkelijk op al de woorden van een gesprek laat +wegen. "Och ja, Lodewyk," zegt de dochter van den gevangen grijsaard, +"ik wachtte zoo angstig na uwe komst; hadt gy hier geweest zou ik +mynen vader wel in de gevangenis mogen troosten hebben." + +Of een gesprek tusschen Godmaert en zijn Spaanschen rechter: + +(De rechter:) "Wy hebben de getuigenis van eenen man gehoord, die.... + +--"Hoe heet die man?" vroeg Godmaert. + +--"Mariano Rey." + +--"Ik dacht het wel,--het is ook een Spaenjaerd. Zy hebben allen +valsche harten!" + +--"Dat vraeg ik niet...." + +Die "houten" taal, die beter past aan helden met eiken armen dan +aan zulke die natuurlijk in onzen geest moeten evolueeren, verdwijnt +nochtans langzamerhand. In den "Leeuw van Vlaenderen" duikt ze nog +hier en daar op, in de verzwakking van te lange pathetische gesprekken. + +Langer duurt, vooral in fantastische verhalen, de nawerking van de +blauwe volksboekjes: "De Vier Heemskinderen," "Fortunatus' beurze" +en zooveel andere, onverzorgd van taal maar frisch en geheel aan het +bevattingsvermogen van het volk aangepast. Is het geen reminescensie +van een gehoorde vertelling, deze zin uit "Houten Clara": "Misschien +zouden de meeste meiskens gedurende langen tyd op de kap van Houten +Claer hare tongen hebben laten gaen; maer nu kwam daer een hupsch en +schoon jongeling op een brieschend peerd aengerend...."? + +In een paar kindersprookjes, van een inleiding voorafgegaan en +uitgegeven onder den titel "De Grootmoeder," waar hij alleen er aan +gedacht heeft voor kinderen iets moois en eenvoudig-aandoenlijks +te verhalen, beheerscht hij een volmaakt zuiveren en gelouterden +verteltrant, zonder moeilijkheid in de taal, plastisch, en onmiddellijk +te begrijpen. Een ervan is "Knagelyntje," de geschiedenis van een +klein ratinnetje, dat ontevreden is met haar lot. "Het viel dan ziek +en kreeg de teering: op den tyd van dry weken was het zoo mager als +een graetje. De moeder deed ook niet dan tranen storten omdat zy +haer Knagelyntje zag vergaen gelyk de sneeuw. Somwylen bracht zy het +voorzigtiglyk uit het hol en onder de zon; maer dat hielp er niet aen." + + + +Als, wat in zijn verhaal komt, hem wezenlijk vertrouwd is, zijn +alle woorden hem bekend en schrijft hij zoo eenvoudig als hij +sprak. In de mooie novelle "Blinde Rosa," die in de Kempen gebeurt, +worden we als door een vriend, die in een land heelemaal thuis is, +binnengeleid. "Op eenen schoonen herfstdag van het jaer 1846, rolde +de diligence van Antwerpen op Turnhout, volgens gewoonte, over den +steenweg." Met dezelfde woorden gaat het verhaal voort, tusschen de +meest idyllische beschrijvingen; een primitieve en, in vergelijking +met moderne letterkunde, weinig verfijnde woordenschat: + +"Onderwyl stapte de reiziger voort. Nu scheen hem het gansche dorp +met een hemelsch licht beglansd; het loover der boomen was van +zachter groen, de nederige huisjes lachten hem tegen, de vogelen +zongen betooverend schoon, de lucht was bezwangerd met levensvuer +en balsemgeur." + +Hij weet eenvoudige en toch voldoend beeldende woorden. Op de +heide nabij de hoeve, in "Rikke-tikke-tak," tegen de gracht die +het veld omzoomt en om de zandheuvels, groeien "de waggelende +jeneverboomkens." Deze woordverbinding wordt herhaaldelijk in de +beschrijving gebezigd die het eentonig-weemoedige, dichterlijke land +met liefde en zorg weergeeft. + +Mooi is in dezelfde novelle nog de volgende zin: + +"Sedert een uer zat zy daer voor het spinnewiel, als hadde zy deel +gemaekt van het werktuig, zoo onachtzaem liet zy het vlas door +hare vingeren glyden.... Welk verblydend gedacht rees er dan uit +haren boezem tot haer lachend gelaet? Zy wist het zelve niet.--Zie, +zy opent haren schoonen mond: zy zingt! Verleidend moet dit gezang +zyn indien het hare aendoening vertaelt: hare stem is zoet en byna +onvatbaer als de verre klank eener zilveren drinkschael." + +Weinig goede werken heeft Conscience geleverd, als we goed noemen +alleen zulke, waar het bereikte niet onder het bedoelde blijft, omdat +hij er enkel heeft in uitgesproken wat hij heeft gevoeld, en die daarom +nog genietbaar blijken voor een tegenwoordig lezer. Doch ook in werken +die zijn krachten te boven gingen is zijn taal gewoonlijk vol evenwicht +en met perioden, waarin geen woorden horten maar alles glijdt, frisch +van den mond. Zijn onophoudelijke arbeid--honderd boekdeelen en +tallooze redevoeringen, vlugschriften en dagbladartikels!--gaf haar +op een einde die zoetvloeiendheid, die in zijn betoogend proza--zijn +inleidingen en het beschrijvend gedeelte van zijn romans--den lezer +zoo dikwijls verrast. De voorrede van "Jacob van Artevelde" is mooi +om den regelmatigen, en toch niet eentonigen val der zinnen. "Er +is, aangaende de nagedachtenis van Artevelde, in de Geschiedenis +iets omgegaen dat verwondert en verschrikt. De Burger, die zyn +vaderland tegen uitheemsche verdrukking zegepralend verdedigde, +die...." Afwisselend iets meer bewogen of stil verwijlend bij een +gedachte, spreidt dan toch eindelijk zijn Vlaamsche taal een bijna +smetteloos kleed uit voor de te winnen lezers. Van de "Geschiedenis van +België," het volumineuze werk in opdracht van de regeering geschreven, +is zij de eenige hoedanigheid. + +Dit gemak van schrijven ontaardde wel eens in roekeloosheid, de +rythmus der zinnen in pathos. In een eenvoudig gesprek tusschen +bloemenliefhebbers komt deze storende passage: "Ja, zy durven de +doffe vlekken van striped perfection by uw angeliersche bestreping +vergelyken; ô, zy dwalen: de nyd verblindt hen." Soms wordt hij door +den roes van zijn eigen woorden bedwelmd, en bemerkt niet dat hij zijn +zin niet eindigt of onzin schrijft: "De wals volgde op den samendans, +en deze werd onmiddellijk weder door den wals vervangen." In het +vuur van een beschrijving laat hij zich soms tot Wonderjaersche +overdrijvingen verleiden: Zoo in den overigens flinken "Jacob van +Artevelde": ".... bloed vloeide by beken tusschen de doode lichamen +naer het lager einde der kamer, en vormde daer een dampend meer, +waerin de worsteling over en weder dreef...." + +Het beeld van zijn eigen verhouding tegenover zijn taal heeft hij +onwillekeurig op een bladzijde van een zijner beste schetsen gegeven: +Een reiziger keert na jaren afwezigheid uit een ver land naar zijn +geboortedorp terug. Niemand erkent hem. Hij ziet over de velden +het kerksken blinken, achter de lieve beek en de vertrouwde boomen; +hij ziet in gedachten de heiligbeelden en hoort het orgel spelen, +terwijl de kinderen zingen: "Ave Maria, gratia plena!" Dan bemerkt hij +verwonderd, dat hij den kerkzang zélf gezongen heeft, met luide stem. + +De lezer voelt wel, dat het de schryver zelf is die, door zijn +schepping begeesterd, zich "sehnend" in de plaats van den verloren +zoon, het lied te luid in zijn verbeelding heeft hooren zingen en om +deze intensiteit te behouden het in den mond van den reiziger legt. + + + +Intuïtie, natuurlijke begaafdheid en geringe kennis hebben samen zijn +taal gevormd. + +Goede Nederlandsche verzen heeft hij nooit voortgebracht; vloeiender +maatgeluid hadden zijn eerste Fransche. Hij heeft afstand gedaan van +een speeltuig dat hem eigen was, om het te verruilen met een ander, +dat onvoldoende gekend was ook door zijn leermeesters en vrienden en +waarvan hij nooit een grondige studie schijnt te hebben gemaakt. En +voorloopig vroeg het volk ook niet naar een zuivere Nederlandsche taal. + +Zijn begaafdheid waardeerden we. Zijn gebrekkige taalkennis--maar +tevens ook zijn ontwikkeld taalgevoel--blijkt uit een briefwisseling +van 1838--het jaar dat hij aan den "Leeuw van Vlaenderen" +werkte--waarin hij aan zijn geleerden vriend Snellaert de vertaling +vraagt van een aantal Fransche uitdrukkingen: den 9en Mei bedankt hij +Snellaert die hem de woorden "laet" en "vrijlaet" heeft bezorgd; +"Echter heeft laet de verachting die men in de woorden Manant +Vilain vindt niet in zich." Den 19en Juli zendt hij aan Snellaert +"een deel van den Leeuw" om "volgens belofte hetzelve van taelfeilen +te zuiveren." + +Dat hij nog lang in het Fransch gedacht heeft bewijzen vele +on-Nederlandsche of vergezochte wendingen: "De vrouw zich niet +verroerende, trad de man de kamer in." (Houten Clara, 1850). + +Hij legt er zich nochtans op toe, vooral na zijn eerste bedrijvigheid, +goed Nederlandsch te schrijven. Over spelling en taalgebruik heeft hij +zich duidelijk uitgelaten. Hij betreurde, dat Gezelle "Westvlaamsch +schreef" en heeft tegen particularisme geijverd. Nochtans was hij eens +opgekomen (in het voorwoord van "Phantazy") voor vrijer taalgebruik: +"De spelling die ik gebruikt heb is die, welke door de meeste geleerden +in onze tael gebruikt wordt. Nochtans ben ik er dikwyls afgeweken, +wanneer de zachtheid of harmony zulks vereischte. Om deze rede schryf +ik: peerd of paerd, grouwel, gruwel, dier, duer, enz..... Ik heb ook +geene zwarigheid gemaekt in het gebruiken van verouderde woorden, +die my dienstig mochten zyn tot het afschilderen myner tooneelen; +of in het gebruiken van woorden die ons land alleen eigen, en den +Hollanderen onbekend zyn." Ter wille van de welluidendheid schrijft hij +nog in "De arme edelman" (1851): "Want, vrouwe, ik lyde schrikkelyk +en ben ongelukkig" en in den "Leeuw van Vlaenderen," waar ook de +interpunctie zeer vrij is aangewend: "men zag op zyn gelaet een' +zuiveren glimlach verschijnen." + +Eenzelfde angstvalligheid--gevoel van zwakte--als die hem met den +grooten taalkunstenaar in conflict bracht, deed hem alle vreemde +woorden weren. De Fransche woorden die hij in dagelijksche gesprekken +ook zelf wel zal hebben gebruikt, weigerde hij te erkennen. Van +den anderen kant had hij zeer weinig belezenheid. Hij moest dus +noodzakelijk zijn toevlucht nemen tot eigen woordvorming, vooral +wanneer een begrip hem betrekkelijk nieuw was. Uit zijn didaktisch +werk "Eenige bladzijden uit het boek der natuur" lezen we "werkende en +wederwerkende barnkracht," "zinsverstand" voor "instinct," "eigelingen" +en "eigelingschap," en vinden elders "volgbeeld" en "eendenkerij" +(melancolie, landziekte.) Door zulke inspanning verkrijgt hij picturale +vormvaardigheid: "zoo omhelzen twee zwakke wijngaardranken elkander +en tarten de verdelgende orkaan, die hare steunlooze hoofden wil +ter neder knakken." Hij kent "het droomachtig geritsel der krekels," +"de roodblauwe krans," "het loof van het kransende Geitenblad en het +rankende Brandkruid" boven een zomerhuisje, de "gebeeldhouwde gestalte" +van een meubel, de "diepsels" der versiering van een houten zoldering. + +Ook hier komt sentimentaliteit omzichtigheid verschalken. Hij legt +de kleur dan náast in plaats van tusschen de lijnen van zijn beeld, +als op een Turnhoutsch kinderprentje. Van verre en voor den naïeven +toeschouwer is er toch altijd blauw, en rose en rood op het blad. Over +de schoonheid van Amelberga hooren we niets dat ons die werkelijk kan +laten vatten. We vernemen enkel over "de open blik harer blauwe oogen" +en dat zij "statig was van gang en welzeker reeds achttien maal de +lenterozen had zien bloeien." Ligt niet het mooie náast het meisje: +niet op haar wezen dat ons verdoken blijft, maar op de rozenstruiken +die allegorisch naast haar wassen? + +In hetzelfde werk "De Minnezanger" laat hij romantisch zeggen aan +iemand die eenvoudig naar den weg vraagt, "dat de stad Harlebeca +heette en zij haren voet in den Leyestroom baadde." + + + + + + +III. + + +Een brief van 1838 van Conscience aan Snellaert begint: "Terwyl ik aen +uw dienstwilligheid, en aen de schoone toekomst onzer altyd groeiende +letterkunde dacht,.." en in een kunstkritiek die hij een jaar vroeger +voor een Antwerpsch nieuwsblad schreef, verontschuldigt hij zich over +zijn groote toegevendheid voor jonge schilders, en dat hij over hen +zooveel heeft gesproken als over oudere en meer verdienstelijke. Het +was "tot het aenmoedigen dergenen die eens groot kunnen worden." + +Als jongen liep hij te droomen en bouwde vroeg kasteelen in de +lucht. "Hendrik de droomer" wordt hij genoemd in talrijke pamfletten en +artikels, die tusschen '45 en '51 tegen hem het licht zien. "Conscience +l'innocent" noemde hem Dumas père, die een roman met dien titel schreef +waarin hij de figuur van Conscience en diens schoonste schepping, +"De Loteling," tot een enkele versmolt. De meeste zijner verhalen +zijn de verheerlijking van een onvergankelijke liefde. Lena uit +"Rikke-tikke-tak" is zelfs metaphysisch aangelegd en houdt kalme +gesprekken over lijdzaamheid met den jongen boer die haar bemint. + +Weinigen hebben zoo onophoudelijk hun doel vervolgd als Conscience. Het +zijne was de vorming van een geheel volk, naar een oerbeeld dat +hij in het verleden had meenen te erkennen. Dit streven was in hem +vergroeid; vaderlandsliefde, naastenliefde, verdraagzaamheid lichten +niet enkel uit elk van zijn daden, maar ook in zijn werken worden ze +door elkaar gevlochten. Hun gedurig samengaan werd tot een temperament, +waardoorheen hij de natuur beschouwde. Strekking blijft niet langer +willekeurig, maar bijna onbewust, omdat ze een factor werd van het +zieleleven van den schrijver en dus noodzakelijk van zijn werken. + +Als in "Eenige bladzyden uit het boek der natuer" een gevecht +tusschen mieren beschreven wordt, komen de woorden "Heldenmoed" en +"Vaderlandsliefde" er bij te pas. Een bijzondere atmosfeer hangt om +Conscience's romans, die zijn leven in strijd voor zijn vaderland heeft +doorgebracht, waarin zulke woorden nooit vreemd en ongewoon klinken. + +Heeft toch niet elke mensch den drang in zich om zijn broeders tot +eigen levensbeschouwing over te halen? In de kindsheid der Vlaamsche +letterkunde mogen de middelen eenigszins grof geweest zijn, zoodat ze +opvallen aan iemand die van buiten af haar producten nadert, maar een +bekoorlijke naïeviteit en fijne gevoeligheid omgeeft hen soms met een +bijzonder schoon, dat hem ontwapent. Leergierigheid van een jongen +knaap--in casu den schrijver zelf--wordt in het "Boek der natuer" +herhaaldelijk geprezen met nagenoeg dezelfde woorden: "De grysaerd +hief het hoofd op en glimlachte als verheugd over myne vraeg." + +In 1860 zond Conscience aan zijn vriend en beschermer de Decker +een nieuw werk, en schreef hem: "Het is getiteld: Het yzeren graf, +en stelt de treffende levensgeschiedenis van eenen Antwerpschen +beeldhouwer voor. De grondgedachte ervan is het eindeloos geloof in +een beter leven na den dood." + +De voorrede van het "Boek der natuer" is als zooveel andere +een belangrijk document voor de kennis van Conscience en voor de +geschiedenis van Vlaanderen's herleving. Hij schrijft erin, dat hij +"moest aenvangen met den sluimerenden leeslust onder de Burgers op te +wekken door treffende en belangryke tooneelen, en de vaderlandsliefde +aenvuren door het verhael van de daden des voorgeslachts." Door den +"Wonderspiegel der natuer"--waarvan alleen de "Eenige bladzyden" werden +voltooid, wou hij de te nauwe sfeer van de letterkunde uitbreiden, +den rijkdom aantoonen van de Nederlandsche taal--wij hebben hem op dat +gebied gevolgd,--en tevens een gunstigen invloed oefenen op landbouw +en volksnijverheid. + +Het "Boek der Natuer" verscheen in '46. Verscheidene geschiedkundige +werken en "zedeschetsen" hadden toen reeds het licht gezien, waarvan +"De Leeuw van Vlaenderen" de voornaamste poging was. Dit werk, +dat misschien meest van alle tot zijn roem, althans in Vlaanderen, +heeft bijgedragen, lijkt ons mislukt. Het werd in minder dan +een jaar ontworpen, geschreven en gedrukt--men weet in welke +omstandigheden. Conscience had zich gedokumenteerd, korrespondeerde +over wat hem onduidelijk was met een paar geleerden, bezocht Brugge +en het slagveld van Kortrijk, maar gunde zich den tijd niet om de +opgedane stof te laten bezinken. Geschiedkundig inzicht had hij +niet verworven. Liever streelde hij de eigenliefde van den lezer, +met klinkende volzinnen over Vlaanderen's grootheid: het werk is éen +verheerlijking van de vrouw en van de volkshelden uit den grootschen +strijd. De koorts van de dagen der revolutie, niet gansch vergeten, +trilt na in het gekletter van schilden en van wapenen. Een roman is +het niet geworden, maar ten slotte alleen een vaderlandsch pamflet, dat +indrukwekkend sluit: "Gy, Vlaming, die dit boek gelezen hebt, overweeg +by de roemrijke daden welke het bevat, wat Vlaenderen eertijds was, +wat het nu is, en nog meer wat het worden zal, indien gy de heilige +voorbeelden uwer vaderen vergeet." + + + +Wat hem rechtstreeks trof kon hij beter weergeven. Zijn werk +weerspiegelt het kleinburgerlijk Antwerpsch leven. De Schelde was +weer onvrij geworden. De stad breidde zich niet uit, het leven was +kleinsteedsch. Aan onbeduidende gebeurtenissen wordt in de dagbladen +een overdreven belang gehecht. Men krijgt den indruk alsof het kletsen +van een zweep, ver in den polder, op de baan, in haar stille straten +gehoord wordt. + +In "Het Antwerpsch Nieuwsblad" van 1837 wordt verslag gegeven over +"Een hertroerend vertoog dat vóorleden Zondag heeft plaets gehad by +den Oever alhier: + +"Eenen ouden gedienden der fransche legers, nog met den uniform +van dat land gekleed, geboortig van onze stad, was na zyn vaderland +teruggekeerd. By den Oever gekomen, ontmoette hij aldaer eene oude +vrouw, die hem schéen te willen erkennen voor haeren zoon; zy riep hem +toe met den naem, en, ô verbaesdheid! het was haer kind. Den zoón, +welken men misschien in Afrika of in Spaenjen meende gesneuveld te +zyn, vloog in de armen zyner moeder, en zy omhelsdde elkander met zulk +eene uytstorting van tranen, dat alle de omstaenders er ten hoogste +doór bewoógen werden. De moeder en zoón begaven zich gezamentlyk naer +het vaderlyk huis! Dezen braeven krygsman kwam laestelyk uyt Spaenjen; +zynen naem is Anthony en zyne ouders woonen in de Ridderstraet binnen +deze stad." + +Tweemaal heeft Conscience een dergelijke gebeurtenis in zijn verhaal +geweven: "Rikke-tikke-tak" en "Blinde Rosa" berusten op zulk een +onverwachte terugkomst. Hij deelde geheel in het sentiment van zijn +stad- en tijdgenooten. + +Naar het uiterlijke kunnen we de stad niet beter leeren kennen dan in +een weinig bekend boekje, een reisbeschrijving van den Hollander Van +den Bergh. De auteur geeft blijk van geest en opmerkingsvermogen; zijn +werkje is zonder literaire pretenties geschreven. Over de Antwerpsche +bevolking heet het: + +"Daar geen kunst de natuur kan overtreffen, noodig ik u uit, een oog +te slaan op dit viertal, hetwelk daar in een der zijkapellen ligt +neergeknield: het is of de geheele kleederdracht van België op de +voetbankjens vertegenwoordigd wordt. Ziet gij dat jonge meisjen, +omhuld met die zwarte falie, dat "katholieke zinnebeeld," en de +vertegenwoordigster der voormalige Spaansche heerschappij, naast +die oudere vrouw, wier huif, die gij kent door de afbeelding van +Annemie uit Consciences "Hoe men schilder wordt," u het Braband voor +den geest roept, zooals het was onder de Oostenrijksche monarchie, +en welke muts nog zal blijven leven door de schilderijen van Teniers, +als ook de vrouwen even als de mannen hier de schilderachtige kleeding +van vroegere dagen zullen hebben afgelegd voor den demokratischen +kiel, zoo als er dien grijsaard een bedekt, die nevens haar zijn +rozenkrans aftelt, terwijl hij geflankeerd wordt door een zoon +van het jonge België, dien gij zoudt groeten voor een Parijschen +lion. Al had Bosboom een zijner kerken willen opluisteren met de meest +kontrasteerende figuren--hij zou ze niet beter hebben kunnen kiezen, +dan het toeval ze hier aan onze oogen ter beschouwing geeft." + +Wat er schilderachtig was en eigenaardig in leven en gewoonten van het +mindere volk--het volk waar Conscience meê vertrouwd was--genoot hij +als een artist en beschreef het meesterlijk. Vele bladzijden uit "Hoe +men schilder wordt," "Het geluk van ryk te zyn" en andere Antwerpsche +verhalen geven met al hun kleur en geur het leven uit straatjes en +stegen weer. "De Geest," een proeve van Antwerpsch dialect, is een +synthese van volksvertelkunst, zooals Conscience ze ongetwijfeld zal +hebben geoefend vóor hij aan schrijven dacht. + +Maar als Vlaamsch- en volksgezinde, gekant tegen Franschen invloed, +invloed van de taal die zelfbewustheid en eigenliefde schaadde, +invloed van zeden die met de raseigenaardigheid niet te vereenigen +waren, kon hij niet anders dan reageeren op wat in de bestaande +toestanden op verwording wees. Het wezen dat hij lief had werd +veranderd. In uitzicht zooals we zagen, en onvermijdelijk ook in het +innerlijke. Voor het oppervlakkige van de gevolgen der revolutie was de +reactie vrij algemeen. Het teveel aan ongewenschte gasten dat zich in +België had gevestigd, werd door het volk met den naam "Fransche ratten" +bestempeld. Zelfs vreemdelingen merkten den ongewonen toestand op. [5] +Maar een diepere nawerking werd door een kleine minderheid opgemerkt +en te keer gegaan. Uit "De Roskam," het blad van Conscience en zijn +vrienden, ware een bloemlezing te maken van schetsen als de volgende: +"Het was zoo een mamselleken, zoo als er nu maer al te veel zyn, +dat met wat lintjens en strikskens à la mode de Paris gekleed ging, +zoowat fransch wist te radbraken, dikwijls grillekens en migraintjes +had, den reuk van de keuken niet kon verdragen, en het huis op meissens +en knechts liet afloopen." + + + +Conscience was van geringe afkomst en het lot heeft hem niet uit +zijn nederigen kring geheven, vóór hij al lang gevormd was. Wel +verkeerde hij eenige maanden na zijn optreden reeds af en toe in +hoogere kringen, maar zijn maatschappelijke positie liet hem niet +toe een meer dan uiterst nederig leven te leiden. Hij bleef bij +uitstek de schilder van het kleinburgerlijke. Alle verzuchtingen, alle +vreugden en leed van die menschen werden in zijn werken weerspiegeld, +die een schat kunnen worden voor de ontwikkelingsgeschiedenis van de +burgerlijke cultuur. Als hij niet trachten wil om andere onderwerpen, +romantisch-fantastische of historische, te ontwikkelen, treft hij +den toon. Niet enkel de beide verhalen, waarvan we vroeger spraken, +maar onder meer nog de vertelling van het oudje, in "Rikke-tikke-tak," +die een jongen kerel van een ledigen wagen meê naar haar hoog kamertje +heeft genomen, waar hij nu slaapt, en het schrijven van den brief in +"De Loteling," met zijn langdurige en ingewikkelde preparatieven, +zijn niet te overtreffen. + +Met hart en ziel wil hij het volk helpen. Om het zijn didaktiek +gemakkelijk te maken, daalt hij af in de sfeer zijner denkbeelden. Hij +gebruikt vergelijkingen uit hun onmiddellijke omgeving. In een +rede "Over de zending der vrouw," die op een liefdadigheidsfeest +werd uitgesproken, herinnert hij aan gebeurtenissen uit den tijd +van de omwenteling: "Het was in 1830, in den akeligen nacht van +het bombardement. De Kloosterstraet, de kerk van St. Michiels, de +koninklyke handelstapel, stonden in volle vlam. Het vuer golfde als +eene woedende zee, over een gedeelte der stad, en verwde den hemel +met de bloedroode toonen der verdelging." Zoo vindt hij beelden die +ieder om zich heen kan voelen op het oogenblik van het gesproken woord. + +Hij is zijn eerste aandoeningen getrouw gebleven. In de "Geschiedenis +mijner jeugd" verhaalt hij, hoe de liefde voor een vrouw voor 't eerst +door een arm kind in hem ontstoken werd. Hij had als zwervend soldaat +een onderkomen gevonden op de heide. Den ganschen avond voordat hij +slapen ging had hij verteld. Hij was ziek en zeer vermoeid aangekomen. + +"Toen ik beneden kwam, vond ik den koffy op de tafel staen en de +goede lieden, die op my hadden gewacht om te ontbyten. Myn blik viel +op het meisje; zy lachte my eenvoudig doch zoo minnelyk toe, dat ik +het hoofd boog en schaemrood op myn voorhoofd voelde klimmen." + +"Zy was my vriendelyk en nam my by de hand wanneer zy my ter tafel +wilde roepen; en als het schaemrood myne wangen kleurde, glimlachte +zy met schuldelooze vryheid." + +Hij dacht niet na wat zijn gevoel beteekende. Alleen wanneer hij +met zijn regiment vertrekken moest, werd hij "nog dieper ontroerd" +als hij "verder zich omkeerende, het droeve Bethken tegen een huis +met den voorschoot vóor het aangezicht zag staen." + +Waarachtige en algeheele sympathie voor de minsten onder het volk +vormt, met zijn gevoel voor natuurschoon, het wezenlijk oorspronkelijke +van zijn kunst: datgene wat hem 't leven waard maakte geleefd te +worden. Hij beschrijft een nacht, waarin het zoo schrikkelijk begon +te waaien, "dat er een heel stuk uit den leemen muer vloog. Janneken +en Mieken kropen nog dichter bij een en trokken het hooi over hun lyf; +maer de wind, die in het huis sloeg, was zoo koud en zoo scherp dat de +twee onnoozele schaepkens al gauw versteven waren van de koude. Als +het licht geworden was kwamen ze bevend uit het hooi gekropen en ze +vonden hunne arme moeder by de schouw met de koorts op het lyf zitten +weenen, dat de tranen van haer aengezigt rolden." + +Het leven van een arme koewachtster vormt het eerste deel van een +landelijke novelle, "Rikke-tikke-tak." Wanneer 's morgens ieder zijn +deel van het brood kreeg, werd Lena alleen benadeeld. Doch "haer oogen +klaegden niet over de wreedheid der pachteresse." De geschiedenis +van haar liefde is een van Consciences schoonste scheppingen. + + + +Wij weten hoe zwak Conscience was, hoe zeer hij behoefte had aan +klaarblijkende liefde, hoe weinig karakter hij dikwijls toonde in +ongunstige levensomstandigheden. Tusschen de Antwerpsche schrijvers, +in den tijd van de "romancen" en de opkomst van de romantische +schilderschool, was hij zeker de meest vatbare voor de weeke gevoelens +van de romantiek. Toch onderscheidde zijn sentimentaliteit zich niet +van die zijner medeburgers. Wanneer hij in de jaren '40 met een ander +bekend letterkundige den jongen schrijver Zetternam was gaan bezoeken, +die te Antwerpen in de kazerne lag, en met hem over het boulevard +ging wandelen, barst Zetternam daar in tranen uit "omdat zij hem +hunner niet onwaardig achtten." + +Wanneer we zijne omgeving eenigszins kennen, en de dagelijksche +producten--in almanakken en dagbladen--van hare letterkunde, worden +we niet langer gehinderd door Conscience's smachtende gestalten, +wier "blauwe oogen en lange blonde haren op (hun) wezenstrekken een +stempel drukken van goedheid en van zoete gevoelens." + +Wilskracht werd dweepend misbruikt. Boven zijn vrienden stak nog +Conscience uit, die door de menschen welke buiten den stroom van den +strijd meenden te staan en ook wel eens--minder kwaad bedoeld--door +zijn vrienden, zelve de "droomer" werd genoemd. Te vergeefs zoeken +we in zijn romans de ontwikkeling van--, en de beheersching, de +overwinning van omstandigheden, dóor--een karakter. We zien ook +geen onderlingen strijd tusschen verschillende karakters, dus geen +intrigue. Wel lijdzaamheid, en afwisseling van leed en vreugde, die +de verhalen vult en den gelukkigen afloop in al zijn heerlijkheid +genieten laat. + +Het gelukkig toeval hakt den Gordiaanschen knoop door die niet door +de personnages zelve wordt ontward. In "Een 0 te veel" wordt een +braaf en arm koopman onverhoopt rijk gemaakt door een vergissing--een +0 te veel--in het cijfer van zijn bestelling. In "Hoe men schilder +wordt" wordt een familie in den uitersten nood gered door den verkoop +eener schilderij. De held van het verhaal waagde een laatste poging +door zijn stuk naar een tentoonstelling te zenden en heeft het vast +besluit genomen de kunst vaarwel te zeggen, zoo hij niet slaagt. Heeft +Conscience niet eenzelfde crisis doorgemaakt? Treffender is echter +de overeenkomst met een verdienstelijk beeldhouwer uit dien tijd, +die naar den "prijs van Rome" dong en aan zijn vrienden meêdeelde, dat +hij zich voor het hoofd zou schieten als hij niet bekroond werd. (Hij +haalde den prijs en bleef voor zijn land bewaard). + +Dit is geen kunst die uit het alledaagsch werkelijk leven groeit, omdat +het alledaagsch leven zelf onwerkelijke verzuchtingen had. Niet alleen +grijpen de personages weinig in in hun eigen levensloop, zij doen soms, +om de ontknooping te vergemakkelijken of hun schepper te voldoen, +zeer onverwachte daden. De strenge kolonel uit "Rikke-tikke-tak," +die bij verrassing een bedelaar in zijn salon heeft binnengelaten, +welke de hartsvriend van zijn kwijnende dochter blijkt te zijn, +verhindert niet dat deze een schrijnende liefdesverklaring doet aan +het verschrikte kind. + + + +En in al de werken treft het, dat niet alleen het karakter van de +personen, maar ook de uiterlijke zijde ervan, hun manieren, hun +graad van opgewektheid, melancholie, stoutheid, vriendelijkheid, +de zelfde blijven van het begin tot het einde. Geen die, door +levensomstandigheden, minder goedhartig wordt of hardvochtig, tenzij +het in de bedoeling van den schrijver lag, den toevallig booze +door het gewicht van zijn ondeugd zelve te laten omslaan tot zijn +tegendeel: zoo zweert baas Gansendonck na den dood van zijn kind zijn +hoogmoed af. Allen zijn zij eenvoudig braaf of kwaad. Zij zijn zooveel +personificaties van gemoedstoestanden: knorrigheid, edelmoedigheid, +eerzucht. De kleur van hun verschijning is bestendig. Daarom merkt +men minder dit gebrek aan innerlijke actie in de kleinere novellen of +"zedeschetsen." + +Een typisch voorbeeld is de "arme edelman." Bij het begin van het +verhaal is hij reeds verarmd. Met groote moeite kan hij zijn stand +ophouden. In het laatste deel van den roman leeft hij met zijne dochter +op een zolderkamertje in een verre stad; het meisje naait. Nochtans +blijven hun kleederen zindelijk en "wat zy ook hebben gepoogd om hunnen +vorigen staet en afkomst te verbergen, er blyft in hunnen gang, in +de wyze zelfs van de kleederen te dragen, iets onverklaerbaers dat +toch duidelyk van een uitgelezen opvoeding spreekt." + +De details waar zich 's schrijvers liefde aan hecht zijn weinig +talrijk. Evenwel, in hetzelfde werk zweeft zijn verbeelding, wanneer +de geschiedenis naar zijn voorliefde onder de open lucht gebeurt, +rond eenige voorwerpen, die in de sensatie, welke de beschreven +handeling ons moet geven, zooveel deel hebben als de accessoires op +de schilderijen van oude binnenhuisschilders. Voor het aangepaste +en veel verduidelijkende decor wordt de logiek, de wetenschappelijke +ontwikkeling van een passie, een leven, verwaarloosd. + +Zoolang de arme edelman nog op zijn hof vertoeft, gebeurt er alles, +behalve een paar scènes, in den tuin. Zijn dochter en eenig kind +dwaalt droomend langs de struiken. + +"Eindelyk naderde zy tot eene plaets waar een hooge Katalpa-bosch +zyn takken als een breede scherm over het pad uitstrekte en +nederboog. Daeronder stond eene tafel en twee stoelen. Een boek, +een inktstand en eenig borduerwerk getuigden, dat de maegd hier nog +onlangs had gezeten en gearbeid. + +"Nu ook liet zy zich op eenen der stoelen nedergaen, nam beurtelings +het boek en het borduerwerk in de hand, liet beide weder vallen, en +legde welhaest, onder wegvoerende gepeinzen zwichtend, haer schoon +hoofd op den arm neder, als iemand die afgemat is en rusten wil." + +Als haar vader met groote onrust genoodigden verwacht, waarvan éen +misschien zijn schoonzoon wordt, gaat zijn dochter hem zoeken. Hij zit +"met een boek in de hand onder den Katalpa-bosch" en schijnt te lezen. + +Het meisje tracht haar minnaar, na een kleine wandeling achter het +huis, te overtuigen dat hij van haar moet afzien. Hij steekt de armen +naar haar uit, terwijl zij poogt afscheid te nemen. Dan legt hij het +hoofd op de tafel en weent. Wanneer hij eindelijk gedwongen wordt op +reis te gaan, en misschien voor goed haar moet verlaten, "scheen zy +verpletterd en zocht met bevende hand naer eenen stoel. Weldra zonk +zy krachteloos ineen op den zetel, legde het hoofd op de tafel en +verzonk in eindelooze smart, terwyl hare tranen als een stroom over +hare handen vloten." + +Worden werking en wederwerking, invloed en opstand van karakters +daardoor voorbijgezien, de tweespalt tusschen vooroordeel en +openhartigheid, de weerstand van liefde tegenover den tijd vormen het +geraamte van de romans. Abstracte intrigues dus, wazig, onbestemd, +en die aan de voorliefde van den schrijver vrij spel laten. Als nu +iemand een meisje, rustend onder het oog van haar ongelukkigen vader, +aldus beschrijft: "de Katalpa-bosch had vele zijner bloemen op haar +hoofd laten dalen en hare rustplaats met sneeuwwitte kelken bestrooid; +zij droomde nog immer voort; de zware haarlokken lagen verward rond +hare wangen,"--hoe kan hij dan zijn verhaal droevig laten eindigen? De +vader noch de dochter hebben ooit iets misdaan; de dochter koestert +"groote liefde voor een bevallig jonkman" en is ons dus daardoor reeds +sympathiek. Conscience blijft dan ook zichzelve, en in de ontwikkeling +zijner geschiedenissen den toonaard zijner beelden getrouw. + +Zijn goede dingen zijn enkel een afspiegeling van wat hij zag +en wat hem deed mijmeren. De verhalen van zijn vader, zijn eigen +gewaarwordingen en wat nog dagelijks gebeurde--wat er b.v. "bij den +Oever" in 1837 voorviel--zijn in verscheidene verhalen weergegeven. + +Zijn beste werk is daarom misschien "De Loteling." Het herinnert aan +zijn eigen wedervaren op de heide, wanneer hij ziekelijk rond zwierf, +en aan de menschen, die hij er ontmoette. + +Bij een eenzamen boschkant in de donkere heide wonen twee kleine +families. In de eene hut, moeder en dochter, in de andere een +vrouw met twee zonen, waarvan een nog een kind en de andere bijna +een man is, en haar ouden vader. Deze twee gezinnen vormen eene +kleine gemeenschap. De jongelieden hebben zich in stilte verloofd: +een liefde, die ongelukkig dreigt te worden, want Jan moet naar de +kazerne. Hij is reeds eenigen tijd vertrokken en omdat hij niets van +zich laat hooren, schrijft het meisje hem een grooten brief. Na lang +wachten ontvangt zij het antwoord: Jan is blind geworden. Zij zegt de +waarheid niet geheel aan die achterblijven en gaat hem zelf bezoeken +in de verre garnizoenstad. Zij trekt te voet de Kempen door, vier lange +dagreizen, en mag hem naar huis leiden. Door een onverhoopte genezing, +dicht bij huis, die in hare doeltreffendheid bovennatuurlijk schijnt, +wordt het eenvoudig verhaal besloten. + +Mooi en bekend genoeg is het schrijven van "den brief aan den +loteling." Het essentieele echter is de tocht van den blinde met +zijn geleidster. + +"Het was nog stikkend heet, alhoewel de schaduw der boomen zich reeds +aanzienlyk op den grond verlengde; boven heide en velden wiegelde +nog de glasachtige zomerwasem; geen windje lispelde in het loof; +de vogelen zaten hygend en stil in het roerloos gebladerte; alle +natuerstemmen zwegen; zooverre het oog reikte, kon men mensch noch +dier bespeuren: de aerde scheen van afgematheid ingesluimerd. + +Tegen den boord eener eenzaeme baen, overlommerd door de takken van +het eiken schaerhout, lag een soldaet met het hoofd op zynen ransel +te slapen. Zyne voeten waren naekt: de schoenen stonden er by. + +Eene jonge boerin zat nevens hem en hield haren kommervollen blik op +hem gevestigd, terwyl zy, in de diepste stilte, met een berken rys +hem de vliegen van aengezicht en voeten keerde. + +De soldaet lag op een bed van wilden Thym; het geurde rond hem in +zoeten balsemdamp. De lieve Veldklok boog hare bellekens over zyn +voorhoofd; lager, aen zyne voeten, hief de hemelblauwe Gentsiane hare +prachtige kelken tot hem op." + +Wanneer Jan ontwaakt is en ze verder gaan, trekt hij den stok bij +waaraan hij wordt geleid, vat de hand van het meisje en begint over +zijn ongeluk met aarzelende woorden te spreken. Hij wil niet, dat ze +zich met hem verbinden zal, maar durft zijn gedachten niet zeggen. Hij +spreekt eerst mistroostig, toont zich eindelijk gelaten en laat zich +een onverschillig woord ontvallen. + +"Sterven?" zegt het meisje. "En gij denkt zeker dat ik u zal laten +sterven? Wat meent gij wel? Spreek maer wat klaerder: ik kan die +duistere woorden niet verdragen! En zoo wil ik niet blyven gaen. Zit +hier wat tegen den weg, tot dat die leelyke dingen uit uw hoofd +zyn." Zy leidde den blinde by den boord der baen, zette zich met hem +op het schrale gras neder, wierp den ransel af en sprak: "Laet hooren, +Jan, zeg het maer in eens af, wat gy meent." + +Jan laat zich overpraten, hij zwijgt en volgt met het hoofd gebogen. + +Het zuiverst voorgesteld--in woorden, die bij den inhoud passen en +niet vreemd klinken in den mond van het boerenmeisje--is het verhaal +van een droom, die hem tot hopende liefde moet opwekken. Zij sliepen +den vorigen nacht in eene hoeve. + +"De pachteresse--dit goed mensch, God zal het haer loonen--had +my op een klein kamerken te slapen geleid. Als ik nu alleen was, +ging ik op myne knieën zitten bidden voor de Onze Lieve Vrouw, +die daer op de schouwplaet stond. Ik weet niet hoe lang ik op myne +knieën bleef zitten; maer als ik opstond draeide myn hoofd en ik +was byna van myne zinnen; zoo scheen het my ten minste. De maen was +ondertusschen opgegaen en zy scheen zoo helder door het vensterken, +dat myne kamer er overal blauw uitzag en heel vreemd. Ik hield myn +voorhoofd tegen de ruiten om myne hersenen wat te verkoelen, en ging +dan half gekleed op het bed liggen om 's anderendaegs vroeg gereed te +zyn. Maer ik kon toch niet slapen; want de maen scheen juist in myne +oogen en ik was als geplaegd om naer dien man met zynen mutsaerd te +zien, die erin staet. Of ik dan eindelyk toch in slaep geraekt ben, +kan ik niet zeggen; maer het moet toch wel zyn, want hoor eens wat my +dan overkwam.--Op eenen keer kreeg de maen eenen mond en allerschoonste +blauwe oogen, en zy begon te blozen gelyk eenen appel, en zy lachtte +my zoo vriendelyk toe dat ik er zuiver van ontsteld werd. Van myn +leven heb ik geene vrouw gezien met zulk schoon en minnelyk wezen; +want, als er zulk eene op de wereld was, de menschen zouden er zeker +op hunne knieën voor gaen zitten. Ik geloof het wel: luister maar +eens voort.--Allengskens groeiden er armen aen de maen en een lang +kleed met groote gouden bloemen; op haer hoofd stond eene zilveren +kroon van zeven blinkende sterren. Op haren arm droeg zy een kind, +schooner nog dan de engeltjes in den hemel. En, och God, Jan, het was +de Onze Lieve Vrouw van de schouwplaet, die levend was geworden, en, +met Onzen Lieven Heer op den arm, daer in de lucht mij toelachte en +teekens deed.... Nu nog al aerdiger! Hoe gy in myne kamer gekomen +waert, weet ik niet, maer gy zat op eenen stoel by het venster, +en met uwe blinde oogen zaegt gij Onze Lieve Vrouw toch ook: want +wy vielen samen op onze knieën en staken de armen achter de ruiten +omhoog, alsof wy de Moeder Gods aenriepen. Daer komt zy eensklaps +stillekens, zoetjes naar beneden, al digter en al digter, en dwars +door de ruiten, tot in de kamer. Zy zegt iets aen het kindeken Jezus, +en het kindeken raekt u met den vinger aen de oogen, en gy, Jan, gy +roept met uiterste blydschap "ik zie! ik zie!" Ik was er, och arme, +zoodanig van getroffen, dat ik in mynen slaap opsprong en byna van +het bed rolde.... en het was niet waer! Ik had het maer gedroomd; want +de maen stond nog, met den man erin, aen den hemel te schynen, en het +Onze Lieve Vrouwenbeeld stond nog stil en gerust op de schouwplaet...." + + + + + + +IV. + + +Conscience zei eens aan een biograaf: "Oui, c'est bien là le procédé +inconscient qui caractérise mes propres écrits: l'amour de ce que l'on +fait, cette intensité de sentiment qui frissonne sous des phrases +en apparence banales, cette nature de peintre flamand qui fait que +tout ce que notre plume touche, prend l'aspect et la couleur d'un +tableau...." [6] En in een van zijn latere werken verhaalt hij, hoe hij +eens op het land een lezer ontmoette, die hem met groote dankbaarheid +over zijn heideverhalen sprak en bovenal bewonderde "eene soort van +geheimzinnige muziek, die overeenstemt met myn gemoed en my verleidt." + +"Cette intensité de sentiment" kan niet zonder gevoel voor het +tragische. Over "De Loteling," waarin een vrouw de voornaamste rol +heeft, hangt meer een waas van teederheid. Wel is ook dáar tragiek in +de algeheele overgave aan een liefdes-ideaal. In "Rikke-tikke-tak" +is de liefde meer werkelijk ontdubbeld; de passie, die ze geworden +is, gelijkelijk verdeeld; de ontmoeting, na lange afwezigheid, +veel heftiger. + +Een vreemd meisje wordt uit haar vroegeren stand geheven en in een +vreemd land opgevoed, waar ze bestemd is te blijven. Haar speelgenoot +gaat op de plaatsen zwerven, waar ze elkaar ontmoetten, hij staat er +over de verre heide uit te zien en herinnert zich de liedjes, die +zij zong. Zij beseft eerst zelve niet wat zij in haar geboorteland +achterliet, maar langzamerhand wordt zijn beeld duidelijker, totdat +ze, gedreven door een onweerstaanbaar gevoel van liefde voor de oude +omgeving, met haar vader naar den geboortegrond terugkeert. In een +nabije stad brengt een toeval den vriend bij haar. Hij verliet zijn +dorp en doolt bedelend rond. In haar tegenwoordigheid kan hij niet +langer zich bedwingen. Het verloren geluk wordt wakker in hem. Nu hij +voor 't eerst en 't laatst zijn liefde heeft kunnen uiten, keert hij +zich af van het meisje en wil vertrekken. Zij knielt voor haar vader, +die verrast en begrijpend toezag, neer en smeekt: "O, Vader, vergeef +mij! Weerhoud hem of ik sterf! In mijne droomen zweefde ook zijn +beeld..... Hij alleen kan mij redden. Geef hem mij! geef hem mij!...." + +Doch niet het losbreken van hartstocht alleen--in enkele vroege +novellen de reden van het verhaal--ook het tragische van een geheel +leven heeft Conscience in eenvoudigheid kunnen voelen. Een edelman +verlaat zijn land, leeft van het handwerk van zijn dochter, die zonder +het zich te bekennen wacht tot haar minnaar haar vindt en komt halen; +in bedekte armoede, op een hoog kamertje. Hij komt op een middag +binnen, kon geen werk vinden. Hij mag nochtans niet treuren. Hij +schudt het hoofd en doet wat zijn dochter hem verzoekt. Zij legt een +klein en sneeuwwit linnen op de tafel en plaatst er twee borden op +en een schotel met aardappelen. + +Terwijl het stil gebed nog zachtjes door het vertrek gaat, hooren ze +eensklaps een gerucht van stemmen beneden de trap. + +Lenora, door een hevige siddering aangegrepen, wordt in haar gebed +verstoord. "Zy luisterde met opgespalkte oogen en uitgerekten hals, +op iets dat haer onverklaerbaer scheen, en eventwel haer met schrik +en verbaesdheid sloeg." + +De vader, "over de zonderlinge ontsteltenis zyner dochter verstomd," +aanschouwt haar en schijnt te willen vragen: "Wat is er, wat is er +dan?" doch Lenora doet een teeken met de hand, dat hij moet zwijgen. + +Nieuwe klanken dringen duidelijk in het kamertje. + +"Lenora erkende den toon dezer stem. Alsof een bliksemslag haer hadde +getroffen, vloog zy met eenen enkelen sprong en angstig kermend tot de +deur, sloeg ze toe en bleef met de hand en schouder er tegen drukken. + +"Lenora, om Gods wille, wat vreest gy?" riep de bange vader. + +"Gustaf, Gustaf!" huilde de maegd. "Hy is daer! hy komt! Oh, weg, +weg dit alles van de tafel! Hy alleen mag onze armoede niet zien!" + + + +"Sprakeloos tot zyne dochter gaende verwyderde hy haer van de +deur. Lenora vlugtte weg tot in den versten hoek des vertreks en boog +het hoofd in diepe schaemte." + +Een mooie scène, voorbereid door het gevoel van wee dat op beiden +drukte in al wat voorging. Er ligt fijnheid van gevoel in, waaraan +we ons verwachten wanneer we het meisje zagen handelen in haar eng +gevang. Zij spreekt er met de gekooide vink: + +"Maer ik doorgrond uw lyden; ik wil niet langer voor u zyn wat het +onverbiddelyk lot voor my is.... Daer, neem uwe vlugt! Dat God u +bescherme! Ga, en geniet in volle maet de twee grootste noodwendigheden +van al wat leeft: vrijheid en liefde!.... Ah, hoe schatert gy van +blydschap, hoe magtig slaet gy uwe vlerken uit! Vaerwel, vaerwel, +gelukkige....!" + +Wanneer Jan Slaets na lange afwezigheid terug in 't dorp komt, loopt +hij een arm huisje binnen waar hij even rust, verneemt er naar zijn +Rosa en ijlt de blinde tegen, het dorp door in d'avondzon, om haar +op de grens, waar de welvende groene laan begint, in d'armen te +drukken. De oude Van Milgem ontmoet zijn dochter, die hij verloren +waande, op een heuvel onder berkeboomen. "De Loteling" is een lange +tocht, barvoets over de heide. + +Het belang dat Conscience hecht aan landschap en décor is invloed +van de romantische schilders. Bijna wordt aan het landschap een zoo +groote rol toegekend als aan de menschen, die er in leven. Nergens is +het afwezig. Het opstaan van de zon en de geboorte van de lente worden +reeds in zijn eerste Fransch proza beschreven, en vaak geraakt hij niet +verder dan het ontwaken der natuur: "Le doux mois de mai était venu; +la nature, sortie de son long sommeil, avait rendu aux champs leur +verdure et aux bois leur charme mystérieux. Ce jour-là l'air était +plus vif, et mon esprit, mû par l'influence secrète de la nature, +se plaisait à me retracer les séduisantes images d'un bonheur passé." + +Van het eerste oogenblik is de toon van zijn beschrijvingen reeds +vastgesteld; zijn opvatting, de schikking van zijn volzinnen zal, +ook in zijn Vlaamsch werk, niet meer veranderen. + +Hij werd geholpen door een sterk geheugen, een sterke vizie van het +landschap, ook dat van de stad. Daardoor kon hij zijn werken, zoodra +het plan gevormd was, ineens voltrekken, zonder door een aarzeling te +worden opgehouden. Alles gebeurt op bepaalde plaatsen, in dié straat +van een stadswijk die hij kent, bij dàt poortje, of in een bepaald +dorp bij een bepaalde hoeve. Wij zien de personages langs welbekende +wegen evolueeren. + +Liefde tot het schilderachtige dreef hem tot zwerftochten langs de oude +straten. "Als myn geest, door lange overspanning afgemat, naer stille +mymering vraegt," zegt hij in den aanhef van "Lambrecht Hensmans," +"dan wandel ik door de afgelegene wyken onzer stad: ik zoek de oude +straten, aen wier zwarte gebouwen de yskoude mode hare handen nog niet +gelegd heeft. Daer aenschouw ik met onvasten blik die gevels, waerop +de stempel van een eigen nederduitsch volksbestaen nog zoo levendig is +ingedrukt." Hetzelfde opstel getuigt hoe het décor hem een hoofdzaak +was, hoe noodig hij de vaste vormen van de plaatsen kennen moest, +waar iets gebeurt, en hoe een eigenaardige omgeving indruk op hem +maakte. Hij had een vervallen huisje opgemerkt, dat hem geheimzinnig +voorkwam en waarrond zijn geoefende verbeelding spoedig een roman had +opgebouwd. "Maer myne ontworpen geschiedenis eischte eene beschryving +van het huisje, gelyk men het in de duisternis en omtrent middernacht +kon zien. Daer ik de gewoonte heb, zoo veel mogelyk, in alles de natuer +zelve tot volgbeeld te nemen, besloot ik nog denzelfden nacht de enge +stege te bezoeken en my onder den dichterlyken indruk der verlatene +woning te stellen. Zoo zou ik dan des anderendaegs met volle gevoel +de beschryving er van kunnen beginnen. + +"In myn ongeduld was ik reeds om tien ure uitgegaen. Ik wandelde al +mymerend by de boorden der Schelde, waer myn aendoeningzieke geest +een onverwacht voedsel vond. De duisternis was ondoordringbaer zwart, +de wind loeide afgryselyk door het slingerend want der schepen;--daer +beneden, aen myne voeten, bruischten de golven van den vloed.... + +"Krachtig werkten de grootsche stemmen der natuer op myn gemoed; +ik stond daer, luisterend op het brieschen der baren, op het huilen +van den storm en op den eenzamen roep van matroozen, die als een +doodkreet uit de diepte des nachts in myne ooren klonk. Toen ik de +Schelde verliet, om my naer het onbewoonde huisje te begeven, en +langzaem voorby het oude Steen heenstapte, was myn geest overneveld +met allerlei droeve gepeinzen." + +Een ander stadsgezicht wordt in "Het yzeren graf" beschreven. Een jong +beeldhouwer is uitgeweken om zijn ongelukkige liefde te vergeten. Hij +bewoont te Parijs een hoog kamertje. "Van het eerste uur van mijn +verblijf in dit kamertje werd het mij dierbaar. Welk ander vaderland +was beter geschikt voor mijne droeve ziel, dan zulke enge ruimte, +verloren onder het dak van een huis, dat zelf eene kleine wereld was, +maar met een grenzenloos uitzicht, waarin mijne gepeinzen in volle +vrijheid konden verdwalen? + +"Hadde niet de nood met geweld mijne droomen onderbroken, mij dunkt, +ik hadde mijn gansche leven doorgebracht met het hoofd buiten mijn +vensterken, maar er was geen middel om te vergeten, dat de armoede +nevens mijne zijde stond. Ik rukte mij dus van de betooverende plaats +en daalde neder in de straat, om, zooals ik het reeds eenige dagen +vruchteloos had gedaan, bij de meesters-beeldhouwers naar werk te +gaan vragen." + +Terwijl wij de volgende bladzijden lezen hangt nog de stadsche +wemelende verte om onze verbeelding. Parijs wordt niet verder +beschreven, maar het gevoel van de groote stad vergezelt ons, we +weten haar rond ons wanneer we de werkhuizen binnentreden. + +En onwillekeurig denken we aan het laatste buitenverblijf van den +schrijver. Hij bewoonde in een herberg, eenige uren van Brussel, +een kleine kamer, maar gewoonlijk zat hij in een paviljoentje met +strooien dak dat op een verhevenheid gebouwd was en waaruit hij +een mooi vergezicht had op het land. Daar zat hij zijn herbarium te +schikken of uit te kijken naar de verten. + +Op zijn kamer stond een ijzeren bed, zonder gordijnen, een ruwe tafel, +een paar onmisbare stoelen en in den muur staken nagels waaraan zijn +kleeren hingen. De oude man waschte zich onder het koude water van +de pomp. Platen of boeken waren er niet te vinden. + + + +Groote liefde tot de natuur veronderstelt zinsvermogen, ontwikkelde +zinnelijkheid. Voor iemand die haar bezit is het een vreugde, de +zon over de boomen te zien glijden, en haar te volgen waar ze in het +water blinkt of op het koren ligt. Hij onderscheidt de gestalte van +een landschap; hij heeft het om zijn lijn en kleuren lief, maar ziet +graag de verschijning van een mensch die in die weelde voorbijgaat, +die het uitzicht ervan kan veranderen, er kleuren in brengt en zijn +kleuren verplaatst, die onder het starend oog een tak plukt of met +de hand de korenaren beweegt. + +De oude, styleerende schilders hebben vooral hun landschappen +gestoffeerd. Zijn voor een schrijver, wiens hoogste gaaf zijn sympathie +voor menschen is, hun verschijningen niet even onmisbaar? Wordt niet +het landschap ledig, dood, wanneer niet vroeg of laat een mensch erin, +die mét het landschap wordt beschreven, voelend de winden en hoorend +de stemmen van de zingende vogelen, ons zijn schoonheid nader brengt? + +Zulke methode past Conscience, misschien onwillekeurig, toe, vooral +in zijn landelijke verhalen. + +Een tuin moet worden getoond in al zijn wilde schoonheid. Een +heesterboschje is schoon. "Maer eensklaps ritselt het gebladerte! In +het midden der gebosschen buigen de takken zich woelend by den snellen +doorgang van een onzichtbaer lichaem." + +Een hegge zou onbeduidend staan rond een heerenhuis. Haar loof wordt +groener, wij moeten ons bij haar bladeren buigen en zien haar takken +strengelen, wanneer een soldaat er tegen rusten komt. Zijn lichaam +werpt schaduw op den grond en wij zien de diertjes na, die tusschen +'t kruid er hun weg zoeken. + +Een pad, tusschen eiken kanten, laat ons alleen een hemel bemerken die +blauw, en wit bewolkt, onder de zon erboven hangt. Het is verlaten +en weinig beduidend. Een meisje komt er langs met haar kruiwagen; +zij heeft een brief van haar beminde, die ver van huis is. Zij zet +zich op haar kar en leest hem tot het laatste woord, wordt bleek, +haar armen vallen slap nevens haar, haar oog sluit zich en haar hoofd +daalt langzaam achterover op den kruiwagen. + +"Slechts de zoele adem der heide bewoog het eiken loof en deed de +schaduw van het gebladerte op haer albasten voorhoofd wiegelen; +de honingbie dartelde en zong rond haer oor; daerboven tegen den +hemel hing de leeuwerik met zyn lied; verder in de woestyn heerschte +het eeuwig geritsel der krekels;--en niettemin alles was stil en +zwygend.... niets wekte het meisje uit hare doodsche sluimering op. + +"Allengskens voorderde de zon op hare baen, tot dat eene harer +heete stralen het loof doorboorde en het aengezicht der maegd kwam +beschynen." + +Nu heeft de zon meer glans, heide en lucht en loover hebben hun volle +kleuren. Belangstelling in het ongelukkig meisje heeft ons voor hun +schoonheid gevoelig gemaakt. + +Wanneer echter een landschap den indruk van verlatenheid moet wekken, +verdwijnt iemand van het tooneel en laat boomen en hemel alleen. Zoo +in "De arme edelman," waar de ongelukkigen hun hof verlaten: "Langen +tyd zagen de lieden der hoeve hen weenend na, tot dat zy achter eenen +eiken kant waren verdwenen." + + + + + + +V. + + +Een ander middel om ons het landschap gemakkelijk nader te brengen, +ons zijn karakter te laten voelen, is het met de stemming van den +held te doen harmonieeren, of omgekeerd den held in de bijzondere en +momentane stemming van het landschap te laten opgaan. Een jong werk: +"De maegd van Vlaenderen, een nachtgezicht" begint: + +"Ik zat alleen op myne kamer, met het hoofd in de handen rustende. Vol +mismoed en wanhoop was myn ziel.... Het stormde daerbuiten,--nacht +was het op de straten, nacht ook in myn hart. Lydend en akelig +droomend, herdacht ik het verleden, het zynde en het komende lot myns +vaderlands." In een latere novelle loopt een meisje haar vreugde om +het leven uit te zingen: "Ook het goede meisje geraekte zonder het te +weten, in eenstemmigheid met de vrolyke natuer. Van tyd tot tyd zong +zy, met zekere geestdrift, eenige toonen van het een of ander lied, of +sprak enkele woorden om de opgeruimdheid haers harten lucht te geven." + + + +Meer dan versmaat is proza geschikt om een landschap in zijn voorkomen +(niet enkel in zijn uitwerking, als aandoening) weer te geven. Een +landschap is rustig en onbewogen. Zijn omtrekken zijn bestendig. Zijn +kleuren kunnen dàn alleen, hier in een bloemenweide, daar in een rivier +of in een hemelhoek, zich uitvieren. Proza kan minutieus bij elke +kleinigheid verwijlen, en toch door de indeeling van zijn zinnen, +de ordonnantie van de denkbeelden, de hoofdzakelijke schoonheden +onderlijnen. Het is aan minder uiterlijke regels onderworpen. Is +de taal lenig en helder genoeg, dan wordt de schrijver niet verder +weerhouden door het zoeken en volhouden van bijzondere vormen. Hij +heeft alleen wat hij ziet eenvoudig neer te schrijven. + +Conscience was dikwijls een uitmuntend prozaschrijver. Komt in zijn +eerste werken slechts zelden een grooter verschiet voor, een heide, +een veld, bevattelijk voorgesteld, we treffen reeds in den "Leeuw van +Vlaenderen" goede beelden: "De lucht was met zulk een zuiver blauw +gekleurd, dat het oog hare diepten niet meten kon. De zon klom glansryk +op de kim, en de verliefde tortelduif dronk de laetste dauwdruppels +van de groene bladeren der boomen." + +"De bladeren der boomen!" Ook in het "Wonderjaer" gebruikt hij die +uitdrukking: Terwijl een ruiter schuilt, wordt "de lucht klaerder, de +donder had zich verwyderd,--evenwel sloeg de regen nog met geweld in +de bladeren der boomen." Even natuurlijk als het loover om de takken +staat, worden voor ons de boomen gesteld; de regen valt op de bladeren +of vogelen kwinkeleeren er, en aanstonds zien we de stammen er bij, +die uit den grond heffen, en de heerlijke aarde. + +Een mooie zin, die een vollediger beeld geeft, is in "De arme edelman" +(1851): "de statige eiken ontplooien hun laet gebladerte, de alpenrooze +staet in vollen bloei, de syringa's bezwangeren de lucht met malsche +geuren." + +In "De Loteling" zagen we de heide zich om de reizenden uitstrekken. In +"Moeder Job" (1856), wanneer geen rekening wordt gehouden met onjuiste +woorden en on-Nederlandsche wendingen, vinden we eenvoudig-mooie +beschrijvingen: + +"Aen de straet, onder de schaduwe van hooge Linden, stond het woonhuis +met zyne groene geschilderde vensterramen; daer achter verlengden zich +aen de eene zyde de stallingen, waerin tien schoone koeijen en dry +peerden zich bevonden, alsook de wyde schuer die welhaest den nieuwen +oogst zou ontvangen. Langs den anderen kant was de achterhof afgesloten +door de eigentlyke Brouwery met hare bergplaetsen, waerby eene hooge +pomp stond om het water uit den bornput in de ketels te verheffen. Een +weinig verder, veldewaerts in, tusschen velerlei bloeijende heesters +en sierlyke gebosschen, verhief zich een lustpriëel, dat met de +liefelyke ranken van het Geitenblad was overdekt.--Men kan aen de +uitgestrektheid van den grond, die hier, als bloemtuin, enkel tot +vermaek en uitspanning was bestemd, genoegzaem bemerken dat het +huisgezin der Jobs welvarend was en een onbekommerd leven genoot.. .. + +Eenige dagen na de Prysschieting in den Gulden Arend was Jan, +de knecht, op den achterhof der Brouwery bezig met pompen; zyne +bewegingen waren bywylen zeer langzaem, en weleens onderbrak hy zynen +arbeid, als hadde een aengrypende gedachte hem weggerukt. Dan bleef +hy met het oog op de houten goot gerigt,--waerin het water bruisend +heenvlood,--mymerend staen, tot dat het ophouden van het geruisch +hem uit zyne verstrooidheid deed opspringen, en hy weder den zwaren +arm der pomp in de hoogte hief. + +Op eenige stappen van daer rolde een oude Kuiper de tonnen, welke hy +dien dag hersteld of gezuiverd had, naer de poort der brouwery.--Geen +ander wezen was er op den breeden achterhof te bemerken. + +Alhoewel de laetste stralen der avondzonne hare purpertoonen over de +gebouwen wierp, en liefelyk tusschen het loover van den huiswyngaerd +tintelde, er heerschte eene ongewoone en droeve stilte, slechts +onderbroken door het scherp gekrysch der pomp en door het eentoonige +geruisch van het vlietend water." + +In dezelfde novelle wordt, met liefde, een hoek van den tuin +beschreven: + +"De zonne ging achter de Westerkim verdwynen; maer zy zond nog, in +roosverwige toonen, de natuer haren blyden avondgroet. Het priëel, +onder welks doorschynend loover Rosina hare innige bede murmelde, +scheen overgoten met purper en met goud; haer omringde eene wolk van +zoete frissche geuren, die uit al het gebloemte in verkwikkende walmen +zich verhieven; de vogelen, voor dat zy zouden slapen gaen, dartelden +nog tusschen het gebladerte, en sommigen wierpen de peerlende klanken +hunner stem het verzwakkende daglicht tegen...." + + + + + + +VI. + + +Gaarne worden we in het landschap aan leven herinnerd, maar is het +op zichzelve ooit wel heelemaal levenloos? In "Eenige bladzyden uit +het boek der natuer" wordt dan het landschap ontleed in de vogels +die over zijn hemel vliegen, in de insekten die gonzen van den eenen +kant naar den anderen, in bloemen en gras. Het wordt beschouwd als +iets dat leeft, waarvan het uitzicht als een gelaat betrekken kan, +en dat den eenen dag anders is dan den anderen. Hier wordt het geheel +gegeven op zich zelve, dieren en de spraak der planten vervangen de +levenbrengende menschen: + +"Gedurende dien nacht, terwyl ik gerust sliep, had een onweder de lucht +met eene nieuwe levengevende kracht bezwangerd, en het dorstig aerdryk +gedrenkt en gelaefd. Nog viel de regen zachtjes uit den overtrokken +hemel, toen ik myne bedstede frisch en bly ontsprong. + +"Wel twintigmael doorwandelde ik den hof om aendachtiglyk na te speuren +wat nieuw voorkomen de regen nu aen de natuerwezens had gegeven. De +bloemen waren gesloten, vele planten hadden zelfs hunne bladeren +geheel opgevouwen; geen vogel zong den goeden morgen zyne makkers +tegen, geen vlinder fladderde om het gebloemte: alles scheen wachtend, +beweegloos en zwygend. Iets plegtigs was er in de algemeene stilte die +my omringde.--Door een geheime kracht tot droomen en denken gedwongen, +schuilde ik onder een afdak en zat welhaest mymerend en met het hoofd +op de handen, in harmony met de wachtende natuer. + +"Eindelyk, na meer dan een uer, hield de regen op, zonder dat echter +de zonne door de wolken boorde. Nu begon hier en daer een eenzame +galm, als met wantrouwen zich te laten hooren; allengskens voegden +vele andere stemmen zich erby. Het was alsof ergens een slaperige +toonkunstenaer op een onmeetbaer klavier zyne handen liet dwalen, +in afwachting dat het teeken hem wierd gegeven. + +Eensklaps schoof de laetste wolk voor de zonneschyf weg; een prachtige +stralengloed beglanste de glinsterende kruiden en lokte bloemen en +bladen open." + +Behoefte naar leven, een begrijpen, dat alle vorm verandert, en +een aanvoelen van de harmonie der beweging is in dit fragment te +bespeuren en wordt nog duidelijker--alhoewel naïef--op menig andere +plaats uitgedrukt. Natuur kan niet zonder verandering. Geen landschap +of er bewegen bladeren of kruiden. Op alle bladzijden van dit "Boek +der natuer" staat dood of geboorte, en vergaan of heffen planten hun +kiemen omhoog. + +In "Knagelijntje" wordt van een heideplantje gesproken, alsof het +werkelijk leefde en menschelijk gevoel had. "Och, moeder," zegt het +kleine ratje, "ik wenschte dat ik een Heidebloemken ware! Dan zou +de wind ook, van 's morgens tot 's avonds, met my spelen en myne +bellekens doen waggelen; ik zou de blauwe lucht zien en de lieve +biekens zouden mij ook komen kussen en streelen...." Het heidebloemken +heeft menschelijke zinnen. Wel is het maar een sprookje, waar deze +voorstelling in voorkomt, maar nog elders wordt de zichtbare natuur, +in haar geheel, als bezield voorgesteld, omdat de schrijver dichterlijk +door haar wordt aangedaan, door haar hulsel heen dus een begrip ziet, +schoonheid of eeuwige werkelijkheid. Een diepere beteekenis, doordat +ze met menschenlotgeval in onmiddellijke aanraking wordt gebracht, +verkrijgt ze in het aangehaalde fragment uit "De Loteling," waar het +meisje den brief leest. Evenzeer wordt een eenheid uit de verspreide +verschijnselen afgeleid in "Het boetende meisje;" zij drukken +de stemming uit van een mensch. Hetzelfde dichterlijk begrijpen, +dezelfde sympathie, maakt in het sprookje de verpersoonlijking van +het bloempje waarschijnlijk. De eenvoudige plant wordt erdoor een +bestaansrede, een belangrijkheid toegekend. Wij zijn niet ver meer van +een pantheïstisch gevoel verwijderd. De zon speelt een overwegenden +rol in deze wereldbeschrijving. Zij regelt, als een andere godheid, +de gebeurtenissen; zij bepaalt er den duur van. Het Grinselhof in +"De arme edelman" is door zijn oorspronkelijke bewoners verlaten, de +inboedel werd verkocht. Hier begint een nieuw hoofdstuk, waar de zon +alles situeert: "(Zij) moest nog slechts een vierde harer dagelyksche +baan doorloopen om de westerkim te bereiken. Op het Grinselhof heeft +eene doodsche stilte het baatzuchtig gewoel der schacheraars vervangen; +geen mensch is nog in de eenzame paden des tuins zigtbaer; de poort +staet op slot, alles is in zijne gewoone rust teruggekeerd;--men zou +zeggen dat niets is gebeurd." + +Ook in de besloten stad neemt alles met haar einde en aanvang. Geen +avondleven buiten, in Conscience's werken. + +"De zon, die grootste schilderesse der wereld, was bezig achter de +kim haer palet te bereiden; zy vereenigde en mengde er de schoonste +verwen op welke zy bezat, om dien plegtigen dag,--om den eersten +stap van Frans in de baen der kunst, met eenen ongemeenen glans +te beschynen. Weldra wierp zy, door eenen enkelen penseeltoets, de +grysgeele doodverw op haer onmeetbaer panneel.... en de stad Antwerpen +stond, als eene aengelegde schets, zigtbaer in het schemerlicht." + +Als er langer tijd tusschen gebeurtenissen verloopt dan die van een +dag tot den anderen, zijn het de winter, of de lente, die een nieuw +evenement inleiden; maar ook de zon komt er dan weer bij, met alle +vogels en de vruchten, die blozen of beginnen te vallen, en onder +haar glimlach kleuren. Op zulken morgen doet zij niet enkel haar +verschijning, maar "verwt de kimme" en wekt alle leven. + +Reeds in "Het Wonderjaer" rijst zij oppermachtig. + +"(Zij) verhief zich langzaem en heerlyk op den purperen +gezichteinder. Eene harer stralen viel schuins op het vensterglas van +Lodewijks kamer;--en deed des jongelings oogen ontsluiten. Onrustig +rees hy van zyne bedstede, en na zich een' oogenblik voor zynen +schepper te hebben (gebogen), kleedde hy zich, en gordde zich het +wapen aen." + +Wij spraken over het gevoel van de natuur als een geheel. Zij kan +worden vereerd om zich zelve. Niet zoozeer om haar vormenschoonheid, +als om haar symbolische beteekenis, haar inhoud. Omstandigheden +kunnen zulk gevoel verwekken. Een der hoogtepunten van Consciences +natuurbeschrijving is, in "Blinde Rosa," de terugkomst van een +uitwijkeling in zijn land. Hij houdt stil niet ver van zijn dorp, dat +achter het oude woud is verscholen. "Het was met vele beuken gegaen als +met de bewooners van het dorp. Jonge boomen hadden de plaets ingenomen +om eenen nieuwen levenskring te doorloopen. Zy waren dus vreemdelingen +voor den reiziger en hem gansch onverschillig. Maer der vogelen zang, +die van alle kanten uit het loover galmde, was nog dezelfde; ook +het klagend gesuis des winds als hy de spelden der masten beweegt, +ook het geritsel der krekels, ook de heidelucht met hare liefelyke +geuren:--de voorwerpen waren veranderd; het eeuwig uitwerksel der +natuer was hetzelfde gebleven!" + +Zulke gewaarwording zoekt Conscience. Hij meent dat ze alles doet +vergeten, vijandschap en bekommering. Alleen godsdienstig gevoel kan +zulks bewerken: Natuuraanschouwing wordt eeredienst, die troost. + +"Van alles afgescheiden, zich overleveren aan het onvoorziene; tusschen +dichtbewassen heesterbosschen en donkere wouden ronddwalen, zonder te +weten waar men is of waar men komen zal; geen spoor der menschelyke +maatschappij meer ontwaren; alles vergeten, tot de vriendschap zelve, +om zich der vijandschap ook niet meer te herinneren....; wanneer +men van geheimvol ontzag beeft en siddert onder den indruk der +plechtigste stilte,--stilte der groeiende natuur, stilte der lucht, +stilte des lichts zelve,--dan gaat de ziel, de dichterlijke ziel uit +den stoffelijken mensch, en zweeft en zwemt en wiegelt op den lauwen +vloed der rustige droomenzee...." + +De vorm waaronder zulk gevoel wel alle menschen eigen is, gehechtheid +aan den geboortegrond, is gewoonlijk een factor in Consciences +verhalen. Terugkeerende reizigers worden "door een onbegrijpelijke +aandoening verrast," en blijven ontroerd de daken beschouwen, die +achter het veld bij elkaar staan. Een soldaat ontmoet een meisje van +zijn dorp. Dit komt hem voor oogen staan, zoo klaar dat hij "de zon +op den toren ziet schijnen;" zijn vader is bezig met de stoppels van +het veld te rijven en zijn moeder staat erbij, en hij hoort dat ze +van hem spreken. + +Maar de opperste verheerlijking is "Rikke-tikke-tak," waar liefde +van man tot vrouw en van beiden tot de plek die hen omgaf toen ze +onwetend van elkander hielden, tot een poëma van onwrikbare eenheid, +vereeniging van goedheid en geheele overgave, geworden zijn. + +Lena, een boerenmeid die ruw behandeld wordt en enkel door den zoon des +huizes beschermd, bemint hem zonder het te weten om zijn goedheid. Zij +droomt op de heide, op een hoogen duin, waar ze in schaduw van kleine +boomen den weg kan volgen, die door de vlakte slingert. Zij neurt +een vreemde wijze waarvan ze niet weet, waar ze die heeft geleerd. + +Zij kent haar ouders niet. Haar vader verliet voòr lang het dorp, toen +ze nog een klein kind was. Hij was een hoefsmid, verliet het land toen +zijn vrouw stierf en werd in het Fransche leger officier. Hij zoekt +haar nu over de heele streek. Hij hoort het liedje dat zij zingt en +herkent haar. Zij vergezelt hem, gelukkig, naar het buitenland. + +De knaap komt op het hooge plekje peinzen. Hij slaat de armen om den +herdersstaf zoodat hij er kan op leunen. "Uit zyn hart stroomt een +stil gezang over zyne lippen; tusschen het loof der jeneverboomkens +suizen de klanken van het lied. Rikke tikke tak, Rikke tikke toe...." + +Ver van de heide begint ook Lena te treuren. Eerst nog maar enkel een +besef, dat de groote heide een leemte nalaat in haar leven. "Van tyd +tot tyd bewogen zich hare lippen werktuigelyk, en het vergeten lied +van Rikke-tikke-tak zweefde onhoorbaer rond haren mond." + +Onder den beuk en bij de beken, op de duinen, wordt het beeld van den +verloren vriend duidelijker. Zij kan het zich moeilijk bekennen, omdat +de liefde geen merkbaren vorm aannam voòr haar vertrek. Zij smeekt haar +vader, terug naar de Kempen te keeren, voelend hoe dit land haar bindt. + +Ontknooping is een toevallig wederzien van Jan, die zijn dorp en later +het seminarie verliet, en bedelend rondloopt in de stad. Daar hielden +Lena en haar vader stil. Zij hoorden op een avond zijn lied klagen aan +het venster. "Rikke tikke tak, rikke tikke toe...." Zij eischt zijn +bezit op tegenover haar vader die, om hen beiden te redden, toegeeft. + +Misschien het mooiste, dat Conscience geschreven heeft, is een bang +verhaal aan den pastor, die Jan aanraadde in het priesterschap zijn +liefde te vergeten. Eens bleef hij acht dagen lang in Brussel. Hij +snelde na deze afwezigheid als een vluchteling naar zijn heide. + +"Toen het my toegelaten werd terug te keeren, ging ik nacht en dag +zonder rusten. Als de eerste mael de reuk der schaddevuren my door den +wind werd toegevoerd, begon ik van ontroering als een kind te weenen; +verder, in het midden van het eerste Mastenbosch, wierp ik my geknield +ten gronde en ik dankte God met luider stemme, dat ik myne geliefde +speldeboomen mogt wederzien: ik heb geëten van het eerste heidekruid, +dat ik zag, om den dierbaren plant digter aen het hart te hebben." + + + + + + +VII. + + +Als we over de fouten heenzien, van taal èn stijl, die nu na een +halve eeuw van taalontwikkeling zichtbaar worden, veropenbaart zich +Conscience als een volmaakt verteller. De verteller moet zijn hoorders +kunnen behagen; daarin is hij prachtig geslaagd en hij wist zeer goed, +wàt hij vertellen moest en wàt verzwijgen, om zijn publiek te winnen. + +Het hoogtepunt van zijn vertelkunst heeft hij bereikt in "De +grootmoeder--verhalen voor kinderen,"--waar het gevoel nooit +opgeblazen, de vorm nooit romantisch is. Een strooien hutje, twee +kleine sprokkelaars in het winterwoud en het wijde heideveld, waardoor +een ratje loopt dat over zijn bitter leven klaagt, geven den inhoud +van de verhaaltjes. Grootmoeder vertelt aan de kleinen van Janneken +en Mieken. + +Doch ook in min geslaagde verhalen--in zulke zelfs als voor ons niet +meer genietbaar zijn--glansen nog mooie beelden. + +"Evenals de andere vrouwen droeg zij op haar hoofd een zwaren bussel +kruiden, welke zij uit het koren had gewied; de vurige kolrooskens +en blauwe korenbloemen hingen waggelend op haar voorhoofd of daalden +als kransen der liefde langs haren hals." [7] + +Conscience was een droomer, een dichter. Talent en gevoel kunnen +hem niet worden ontzegd. Hij miste nochtans cultuur en wierp zich, +in plaats van zich zelf te ontwikkelen, in den veeleischenden strijd +dien de Vlaamschgezinden hadden begonnen. Maar gebeurde dit niet, +omdat hij er behoefte aan had, zich ook in dién zin uit te leven, +omdat hij in onmiddellijke aanraking wou komen met het volk,--en +omdat hij met reden meende, dat het zóo beter was? + +Er kwam later een tijd dat Conscience de buitenlandsche +letterkunde bestudeeren kon. Maar evenals Dickens was hij bang zijn +oorspronkelijkheid te verliezen, nu hij niet jong genoeg meer was om +de mindere eigenschappen van zijn kunde voor andere te verruilen. + +Het was hem onmogelijk geweest om uit zijn engere wereld te +geraken. Evenals de meeste van zijn vrienden was hij in zijn jeugd +arm. Boeken konden ze niet koopen. Nooit had in Antwerpen een +Universiteit een kern van beschaving gevormd en nochtans moesten de +Vlaamschgezinden er aan denken het volk vóor te lichten. + +Kritiek kon zijn werk niet louteren. In een brief van 1843 prees +hij zelf den goeden geest, die zijn vrienden, de Antwerpsche +Vlaamschgezinden, bezielde: Zij lieten geen Vlaamsch werk verschijnen, +zonder het te prijzen, indien het maar eenigszins een onderzoek +kon doorstaan. Nooit keurden zij af "wat voor de tael der vaderen +werd gedaen." In de jaren van onophoudelijke werkzaamheid in +maatschappelijken zin heeft hij nochtans zijn beste literair werk +geleverd. Hij had toen het volle geloof in zijn eigen krachten. Zijn +romans droegen er toe bij om het volk verstandiger te maken en vatbaar +voor zijn redeneering, als hij het op hoogere belangen wees. Zijn +optreden in volksvergaderingen en feesten stichtte een sfeer van +belangstelling en vereering om hem en maakte de beste propaganda voor +zijn geschreven werken. + +In de kleine woningen van de Kempen, waar sinds zijn heengaan meer +dennen en lorken staan en minder beuken, en meer weiden groenen waar +vroeger de heide zich uitstrekte, hangt in de kamer de armelijke prent, +waarop Baas Gansendonck vóór de knielende sprokkelaarster staat, of +Trien met moeite den brief aan haar geliefde schrijft. Wel mocht hij, +in 1881, wanneer bij het verschijnen van zijn honderdste boekdeel +de Vlamingen uit alle steden en dorpen naar Brussel kwamen om hem te +huldigen, hun optocht met den triomftocht van een Romeinschen keizer +vergelijken. Het wonder was gewrocht, dat in elk dorp, in iedere +werkmanswijk Vlaamsche boeken werden gelezen. De romans van Conscience +vervulden de menschen met een bijzonder geluk: in vertrouwde woorden, +op eene bevattelijke wijze den gang van de wereld te hooren verklaren +en tot eene nog onbekende fierheid te worden opgewekt, om een groot +verleden dat wêer kon komen,--als het werk, dat hij prachtig begon, +in latere geslachten voltrokken werd. + + + + + + +ILLUSTRATIES + + blz. +Conscience in 1852 5 +Eerste bladzijde van den "Leeuw van Vlaanderen" 31 +Conscience's Bruid 39 +Conscience in 1881 42 +Illustratie uit "De Kerels van Vlaanderen" 59 +Illustratie uit "De Loteling" 71 +Illustratie uit de 1e uitgave van "Rikke-tikke-tak" 92 +Titelplaat uit "De Loteling" [8] 96 + + + + + + +AANTEEKENINGEN + + +[1] Henri deed graag aan die landelijke vermaken mee. Maar wat voor de +anderen een eenvoudig tijdverdrijf was, werd voor hem een voorwerp van +studie. Een half dozijn soorten van hommels waren algemeen bekend, +verschillend door grootte, vorm, strepen en kleur. Sommige--dat +wist iedereen--leefden onder de struiken, andere tusschen de hooge +kruiden, nog andere, vlak bij den grond, in het korte en dichte mos; +de grootste, wier blinkend zwart lichaam met goud gestreept was en +van achter sneeuwwit, graafden als echte holbewoners hun nest op drie +of vier voet onder den grond. + +Het denkbeeld dat er, krachtens de theorie der geleidelijke +ontwikkeling, veel meer verschillende soorten bestaan moesten, liet +hem geen rust. Maar hoe kon hij die ontdekken en bemachtigen? Het +middel was gauw gevonden. Hij bezat een zwarten poedel, met krullend +en overvloedig haar. Men zou hem kunnen africhten op de hommeljacht +en tochten maken in de bosschen, in de heide, in de polders, +waar de jonge sportmen vroeger nooit kwamen. De proef gelukte +uitstekend en tot verwondering van zijn kameraden had onze jonge +natuurkundige weldra een twintigtal variëteiten bij elkaar, die hij +onder bloempotten bewaarde. Zal ik er bijvoegen dat hij zich haastte +er zeer wetenschappelijk en methodisch een monographie over te maken, +die hij alleen aan zijn intiemen lezen liet? + +[2] De liefdesverwikkeling, waarvan de hoofdstukken een rustpunt +vormen tusschen de krijgs- en bloedtafereelen. + +[3] Mijnheer, wanneer in de maand Mei de dagbladen met lof over uw +historischen roman "In 't Wonderjaer" spraken, dacht ik er in het +geheel niet aan dat ik er weldra een aangename verpoozing zou in kunnen +vinden. Ik was uiterst verwonderd toen ik er (op eenige woorden na) +mijn moedertaal in weervond met al haar zuiverheid, met haar edelen +eenvoud.... Ja, Mijnheer, ik wil het zonder aarzelen zeggen, U is er in +geslaagd, volkomen geslaagd, de taal te doen herleven, te doen smaken, +die ik in de wieg stamelde en die ik met verholen blijdschap terugvind, +nadat ik, schuldige, haar sinds 22 jaar vergat. + +[4] Het portret van Conscience's bruid, op pag. 39 afgedrukt, is niet +zooals er onder staat van Bertou, maar wordt toegeschreven aan H. Leys. + +[5] "Was nur in Paris an Bancroutirern, Escrocs, zweideutigen Weibern +u. s. w. zu viel war, das trat den grossen Kreuzzug nach Belgien an, +um sein Kreuz daselbst aufzupflanzen. Nach Verlauf von wenigen Jahren +sah Belgien mit Schrecken, welchen Gästen es seine Thore geöffnet." + +(KURANDA. Belgien seit seiner Revolution. bl. 72). + +[6] Ja, dat is wel mijn onwillekeurige manier van werken: de liefde +voor de taak, die innigheid van gevoel die trilt onder zinnen die +er gewoon uitzien, die Vlaamsche schilders-natuur die alles wat onze +pen raakt het uitzicht en de kleur geeft van een schilderij. + +[7] De brandende schaapherder. + +[8] In het laatste hoofdstuk van "De Loteling" vertelt Conscience +hoe hij na een onweer in een hoeve moest vluchten. "Na eene korte +wyl was ik reeds met deze goede menschen gemeenzaem en ik koutte +met hen als een lang gekende vriend. Des namiddags nuttigde ik met +hen het voedzame roggenbrood en dronk den koffy der gastvryheid. En +alzoo ik voor alsdan niets beters te doen had, dan te luisteren op +de aerdige dingen die de man met éen oog en zyne vrouw my vertelden, +was het eerst des anderendaegs 's morgens dat ik de hoeve verliet. + +"Wat ik U in deze geschiedenis verhaeld heb, lieve lezer, vernam ik +dien avond op de eenzame hoeve, die eertyds slechts uit twee leemen +hutten bestond, doch nu eene schoone boerdery met vier koeijen en +twee peerden geworden is." + +In een nota verwijst hij zelf naar de titelplaat. + + + + + + +End of the Project Gutenberg EBook of Hendrik Conscience, by Eugeen de Bock + +*** END OF THIS PROJECT GUTENBERG EBOOK HENDRIK CONSCIENCE *** + +***** This file should be named 29235-8.txt or 29235-8.zip ***** +This and all associated files of various formats will be found in: + http://www.gutenberg.org/2/9/2/3/29235/ + +Produced by The Online Distributed Proofreading Team at +http://www.pgdp.net/ + + +Updated editions will replace the previous one--the old editions +will be renamed. + +Creating the works from public domain print editions means that no +one owns a United States copyright in these works, so the Foundation +(and you!) can copy and distribute it in the United States without +permission and without paying copyright royalties. Special rules, +set forth in the General Terms of Use part of this license, apply to +copying and distributing Project Gutenberg-tm electronic works to +protect the PROJECT GUTENBERG-tm concept and trademark. Project +Gutenberg is a registered trademark, and may not be used if you +charge for the eBooks, unless you receive specific permission. If you +do not charge anything for copies of this eBook, complying with the +rules is very easy. You may use this eBook for nearly any purpose +such as creation of derivative works, reports, performances and +research. They may be modified and printed and given away--you may do +practically ANYTHING with public domain eBooks. Redistribution is +subject to the trademark license, especially commercial +redistribution. + + + +*** START: FULL LICENSE *** + +THE FULL PROJECT GUTENBERG LICENSE +PLEASE READ THIS BEFORE YOU DISTRIBUTE OR USE THIS WORK + +To protect the Project Gutenberg-tm mission of promoting the free +distribution of electronic works, by using or distributing this work +(or any other work associated in any way with the phrase "Project +Gutenberg"), you agree to comply with all the terms of the Full Project +Gutenberg-tm License (available with this file or online at +http://gutenberg.org/license). + + +Section 1. General Terms of Use and Redistributing Project Gutenberg-tm +electronic works + +1.A. By reading or using any part of this Project Gutenberg-tm +electronic work, you indicate that you have read, understand, agree to +and accept all the terms of this license and intellectual property +(trademark/copyright) agreement. If you do not agree to abide by all +the terms of this agreement, you must cease using and return or destroy +all copies of Project Gutenberg-tm electronic works in your possession. +If you paid a fee for obtaining a copy of or access to a Project +Gutenberg-tm electronic work and you do not agree to be bound by the +terms of this agreement, you may obtain a refund from the person or +entity to whom you paid the fee as set forth in paragraph 1.E.8. + +1.B. "Project Gutenberg" is a registered trademark. It may only be +used on or associated in any way with an electronic work by people who +agree to be bound by the terms of this agreement. There are a few +things that you can do with most Project Gutenberg-tm electronic works +even without complying with the full terms of this agreement. See +paragraph 1.C below. There are a lot of things you can do with Project +Gutenberg-tm electronic works if you follow the terms of this agreement +and help preserve free future access to Project Gutenberg-tm electronic +works. See paragraph 1.E below. + +1.C. The Project Gutenberg Literary Archive Foundation ("the Foundation" +or PGLAF), owns a compilation copyright in the collection of Project +Gutenberg-tm electronic works. Nearly all the individual works in the +collection are in the public domain in the United States. If an +individual work is in the public domain in the United States and you are +located in the United States, we do not claim a right to prevent you from +copying, distributing, performing, displaying or creating derivative +works based on the work as long as all references to Project Gutenberg +are removed. Of course, we hope that you will support the Project +Gutenberg-tm mission of promoting free access to electronic works by +freely sharing Project Gutenberg-tm works in compliance with the terms of +this agreement for keeping the Project Gutenberg-tm name associated with +the work. You can easily comply with the terms of this agreement by +keeping this work in the same format with its attached full Project +Gutenberg-tm License when you share it without charge with others. + +1.D. The copyright laws of the place where you are located also govern +what you can do with this work. Copyright laws in most countries are in +a constant state of change. If you are outside the United States, check +the laws of your country in addition to the terms of this agreement +before downloading, copying, displaying, performing, distributing or +creating derivative works based on this work or any other Project +Gutenberg-tm work. The Foundation makes no representations concerning +the copyright status of any work in any country outside the United +States. + +1.E. Unless you have removed all references to Project Gutenberg: + +1.E.1. The following sentence, with active links to, or other immediate +access to, the full Project Gutenberg-tm License must appear prominently +whenever any copy of a Project Gutenberg-tm work (any work on which the +phrase "Project Gutenberg" appears, or with which the phrase "Project +Gutenberg" is associated) is accessed, displayed, performed, viewed, +copied or distributed: + +This eBook is for the use of anyone anywhere at no cost and with +almost no restrictions whatsoever. You may copy it, give it away or +re-use it under the terms of the Project Gutenberg License included +with this eBook or online at www.gutenberg.org + +1.E.2. If an individual Project Gutenberg-tm electronic work is derived +from the public domain (does not contain a notice indicating that it is +posted with permission of the copyright holder), the work can be copied +and distributed to anyone in the United States without paying any fees +or charges. If you are redistributing or providing access to a work +with the phrase "Project Gutenberg" associated with or appearing on the +work, you must comply either with the requirements of paragraphs 1.E.1 +through 1.E.7 or obtain permission for the use of the work and the +Project Gutenberg-tm trademark as set forth in paragraphs 1.E.8 or +1.E.9. + +1.E.3. If an individual Project Gutenberg-tm electronic work is posted +with the permission of the copyright holder, your use and distribution +must comply with both paragraphs 1.E.1 through 1.E.7 and any additional +terms imposed by the copyright holder. Additional terms will be linked +to the Project Gutenberg-tm License for all works posted with the +permission of the copyright holder found at the beginning of this work. + +1.E.4. Do not unlink or detach or remove the full Project Gutenberg-tm +License terms from this work, or any files containing a part of this +work or any other work associated with Project Gutenberg-tm. + +1.E.5. Do not copy, display, perform, distribute or redistribute this +electronic work, or any part of this electronic work, without +prominently displaying the sentence set forth in paragraph 1.E.1 with +active links or immediate access to the full terms of the Project +Gutenberg-tm License. + +1.E.6. You may convert to and distribute this work in any binary, +compressed, marked up, nonproprietary or proprietary form, including any +word processing or hypertext form. However, if you provide access to or +distribute copies of a Project Gutenberg-tm work in a format other than +"Plain Vanilla ASCII" or other format used in the official version +posted on the official Project Gutenberg-tm web site (www.gutenberg.org), +you must, at no additional cost, fee or expense to the user, provide a +copy, a means of exporting a copy, or a means of obtaining a copy upon +request, of the work in its original "Plain Vanilla ASCII" or other +form. Any alternate format must include the full Project Gutenberg-tm +License as specified in paragraph 1.E.1. + +1.E.7. Do not charge a fee for access to, viewing, displaying, +performing, copying or distributing any Project Gutenberg-tm works +unless you comply with paragraph 1.E.8 or 1.E.9. + +1.E.8. You may charge a reasonable fee for copies of or providing +access to or distributing Project Gutenberg-tm electronic works provided +that + +- You pay a royalty fee of 20% of the gross profits you derive from + the use of Project Gutenberg-tm works calculated using the method + you already use to calculate your applicable taxes. The fee is + owed to the owner of the Project Gutenberg-tm trademark, but he + has agreed to donate royalties under this paragraph to the + Project Gutenberg Literary Archive Foundation. Royalty payments + must be paid within 60 days following each date on which you + prepare (or are legally required to prepare) your periodic tax + returns. Royalty payments should be clearly marked as such and + sent to the Project Gutenberg Literary Archive Foundation at the + address specified in Section 4, "Information about donations to + the Project Gutenberg Literary Archive Foundation." + +- You provide a full refund of any money paid by a user who notifies + you in writing (or by e-mail) within 30 days of receipt that s/he + does not agree to the terms of the full Project Gutenberg-tm + License. You must require such a user to return or + destroy all copies of the works possessed in a physical medium + and discontinue all use of and all access to other copies of + Project Gutenberg-tm works. + +- You provide, in accordance with paragraph 1.F.3, a full refund of any + money paid for a work or a replacement copy, if a defect in the + electronic work is discovered and reported to you within 90 days + of receipt of the work. + +- You comply with all other terms of this agreement for free + distribution of Project Gutenberg-tm works. + +1.E.9. If you wish to charge a fee or distribute a Project Gutenberg-tm +electronic work or group of works on different terms than are set +forth in this agreement, you must obtain permission in writing from +both the Project Gutenberg Literary Archive Foundation and Michael +Hart, the owner of the Project Gutenberg-tm trademark. Contact the +Foundation as set forth in Section 3 below. + +1.F. + +1.F.1. Project Gutenberg volunteers and employees expend considerable +effort to identify, do copyright research on, transcribe and proofread +public domain works in creating the Project Gutenberg-tm +collection. Despite these efforts, Project Gutenberg-tm electronic +works, and the medium on which they may be stored, may contain +"Defects," such as, but not limited to, incomplete, inaccurate or +corrupt data, transcription errors, a copyright or other intellectual +property infringement, a defective or damaged disk or other medium, a +computer virus, or computer codes that damage or cannot be read by +your equipment. + +1.F.2. LIMITED WARRANTY, DISCLAIMER OF DAMAGES - Except for the "Right +of Replacement or Refund" described in paragraph 1.F.3, the Project +Gutenberg Literary Archive Foundation, the owner of the Project +Gutenberg-tm trademark, and any other party distributing a Project +Gutenberg-tm electronic work under this agreement, disclaim all +liability to you for damages, costs and expenses, including legal +fees. YOU AGREE THAT YOU HAVE NO REMEDIES FOR NEGLIGENCE, STRICT +LIABILITY, BREACH OF WARRANTY OR BREACH OF CONTRACT EXCEPT THOSE +PROVIDED IN PARAGRAPH F3. YOU AGREE THAT THE FOUNDATION, THE +TRADEMARK OWNER, AND ANY DISTRIBUTOR UNDER THIS AGREEMENT WILL NOT BE +LIABLE TO YOU FOR ACTUAL, DIRECT, INDIRECT, CONSEQUENTIAL, PUNITIVE OR +INCIDENTAL DAMAGES EVEN IF YOU GIVE NOTICE OF THE POSSIBILITY OF SUCH +DAMAGE. + +1.F.3. LIMITED RIGHT OF REPLACEMENT OR REFUND - If you discover a +defect in this electronic work within 90 days of receiving it, you can +receive a refund of the money (if any) you paid for it by sending a +written explanation to the person you received the work from. If you +received the work on a physical medium, you must return the medium with +your written explanation. The person or entity that provided you with +the defective work may elect to provide a replacement copy in lieu of a +refund. If you received the work electronically, the person or entity +providing it to you may choose to give you a second opportunity to +receive the work electronically in lieu of a refund. If the second copy +is also defective, you may demand a refund in writing without further +opportunities to fix the problem. + +1.F.4. Except for the limited right of replacement or refund set forth +in paragraph 1.F.3, this work is provided to you 'AS-IS' WITH NO OTHER +WARRANTIES OF ANY KIND, EXPRESS OR IMPLIED, INCLUDING BUT NOT LIMITED TO +WARRANTIES OF MERCHANTIBILITY OR FITNESS FOR ANY PURPOSE. + +1.F.5. Some states do not allow disclaimers of certain implied +warranties or the exclusion or limitation of certain types of damages. +If any disclaimer or limitation set forth in this agreement violates the +law of the state applicable to this agreement, the agreement shall be +interpreted to make the maximum disclaimer or limitation permitted by +the applicable state law. The invalidity or unenforceability of any +provision of this agreement shall not void the remaining provisions. + +1.F.6. INDEMNITY - You agree to indemnify and hold the Foundation, the +trademark owner, any agent or employee of the Foundation, anyone +providing copies of Project Gutenberg-tm electronic works in accordance +with this agreement, and any volunteers associated with the production, +promotion and distribution of Project Gutenberg-tm electronic works, +harmless from all liability, costs and expenses, including legal fees, +that arise directly or indirectly from any of the following which you do +or cause to occur: (a) distribution of this or any Project Gutenberg-tm +work, (b) alteration, modification, or additions or deletions to any +Project Gutenberg-tm work, and (c) any Defect you cause. + + +Section 2. Information about the Mission of Project Gutenberg-tm + +Project Gutenberg-tm is synonymous with the free distribution of +electronic works in formats readable by the widest variety of computers +including obsolete, old, middle-aged and new computers. It exists +because of the efforts of hundreds of volunteers and donations from +people in all walks of life. + +Volunteers and financial support to provide volunteers with the +assistance they need, are critical to reaching Project Gutenberg-tm's +goals and ensuring that the Project Gutenberg-tm collection will +remain freely available for generations to come. In 2001, the Project +Gutenberg Literary Archive Foundation was created to provide a secure +and permanent future for Project Gutenberg-tm and future generations. +To learn more about the Project Gutenberg Literary Archive Foundation +and how your efforts and donations can help, see Sections 3 and 4 +and the Foundation web page at http://www.pglaf.org. + + +Section 3. Information about the Project Gutenberg Literary Archive +Foundation + +The Project Gutenberg Literary Archive Foundation is a non profit +501(c)(3) educational corporation organized under the laws of the +state of Mississippi and granted tax exempt status by the Internal +Revenue Service. The Foundation's EIN or federal tax identification +number is 64-6221541. Its 501(c)(3) letter is posted at +http://pglaf.org/fundraising. Contributions to the Project Gutenberg +Literary Archive Foundation are tax deductible to the full extent +permitted by U.S. federal laws and your state's laws. + +The Foundation's principal office is located at 4557 Melan Dr. S. +Fairbanks, AK, 99712., but its volunteers and employees are scattered +throughout numerous locations. Its business office is located at +809 North 1500 West, Salt Lake City, UT 84116, (801) 596-1887, email +business@pglaf.org. Email contact links and up to date contact +information can be found at the Foundation's web site and official +page at http://pglaf.org + +For additional contact information: + Dr. Gregory B. Newby + Chief Executive and Director + gbnewby@pglaf.org + + +Section 4. Information about Donations to the Project Gutenberg +Literary Archive Foundation + +Project Gutenberg-tm depends upon and cannot survive without wide +spread public support and donations to carry out its mission of +increasing the number of public domain and licensed works that can be +freely distributed in machine readable form accessible by the widest +array of equipment including outdated equipment. Many small donations +($1 to $5,000) are particularly important to maintaining tax exempt +status with the IRS. + +The Foundation is committed to complying with the laws regulating +charities and charitable donations in all 50 states of the United +States. Compliance requirements are not uniform and it takes a +considerable effort, much paperwork and many fees to meet and keep up +with these requirements. We do not solicit donations in locations +where we have not received written confirmation of compliance. To +SEND DONATIONS or determine the status of compliance for any +particular state visit http://pglaf.org + +While we cannot and do not solicit contributions from states where we +have not met the solicitation requirements, we know of no prohibition +against accepting unsolicited donations from donors in such states who +approach us with offers to donate. + +International donations are gratefully accepted, but we cannot make +any statements concerning tax treatment of donations received from +outside the United States. U.S. laws alone swamp our small staff. + +Please check the Project Gutenberg Web pages for current donation +methods and addresses. Donations are accepted in a number of other +ways including checks, online payments and credit card donations. +To donate, please visit: http://pglaf.org/donate + + +Section 5. General Information About Project Gutenberg-tm electronic +works. + +Professor Michael S. Hart is the originator of the Project Gutenberg-tm +concept of a library of electronic works that could be freely shared +with anyone. For thirty years, he produced and distributed Project +Gutenberg-tm eBooks with only a loose network of volunteer support. + + +Project Gutenberg-tm eBooks are often created from several printed +editions, all of which are confirmed as Public Domain in the U.S. +unless a copyright notice is included. Thus, we do not necessarily +keep eBooks in compliance with any particular paper edition. + + +Most people start at our Web site which has the main PG search facility: + + http://www.gutenberg.org + +This Web site includes information about Project Gutenberg-tm, +including how to make donations to the Project Gutenberg Literary +Archive Foundation, how to help produce our new eBooks, and how to +subscribe to our email newsletter to hear about new eBooks. diff --git a/29235-8.zip b/29235-8.zip Binary files differnew file mode 100644 index 0000000..3a957c8 --- /dev/null +++ b/29235-8.zip diff --git a/29235-h.zip b/29235-h.zip Binary files differnew file mode 100644 index 0000000..f0f73f4 --- /dev/null +++ b/29235-h.zip diff --git a/29235-h/29235-h.htm b/29235-h/29235-h.htm new file mode 100644 index 0000000..d5694fc --- /dev/null +++ b/29235-h/29235-h.htm @@ -0,0 +1,4481 @@ +<!DOCTYPE html +PUBLIC "-//W3C//DTD HTML 4.01 Transitional//EN" +"http://www.w3.org/TR/html4/loose.dtd"> +<!-- This HTML file has been automatically generated from an XML source, using XSLT. If you find any mistakes, please edit the XML source. --> +<html lang="nl-1900"> +<head> +<meta name="generator" content="HTML Tidy, see www.w3.org"> +<meta http-equiv="Content-Type" content= +"text/html; charset=ISO-8859-1"> +<title>Eugeen de Bock</title> +<link rel="schema.DC" href= +"http://dublincore.org/documents/1998/09/dces/"> +<meta name="author" content= +"Hendrik Conscience: zijn persoon en zijn werk"> +<meta name="DC.Creator" content= +"Hendrik Conscience: zijn persoon en zijn werk"> +<meta name="DC.Title" content="Eugeen de Bock"> +<meta name="DC.Date" content="1912"> +<meta name="DC.Language" content="nl-1900"> +<style type="text/css"> + /* Standard CSS stylesheet */ +body +{ + font: 100%/1.2em "Times New Roman", Times, serif; + margin: 1.58em 16%; + text-align: left; +} +.titlePage +{ + border: #DDDDDD 2px solid; + margin: 3em 0% 7em 0%; + padding: 5em 10% 6em 10%; +} +h1.docTitle +{ + font-size:1.6em; + line-height:2em; +} +h2.byline +{ + font-size:1.1em; + font-weight:normal; + line-height:1.44em; +} +span.docAuthor +{ + font-size:1.2em; + font-weight:bold; +} +h2.docImprint +{ + font-size:1.2em; + font-weight:normal; +} +.transcribernote +{ + background-color:#DDE; + border:black 1px dotted; + color:#000; + font-family:sans-serif; + font-size:80%; + margin:2em 5%; + padding:1em; +} +.advertisment +{ + background-color:#FFFEE0; + border:black 1px dotted; + color:#000; + margin:2em 5%; + padding:1em; +} +.div0 +{ + padding-top: 5.6em; +} +.div1 +{ + padding-top: 4.8em; +} +.index +{ + font-size: 80%; +} +.div2 +{ + padding-top: 3.6em; +} +.div3, .div4, .div5 +{ + padding-top: 2.4em; +} +.footnotes .body, +.footnotes .div1 +{ + padding: 0; +} +h1, h2, h3, h4, h5, h6, .pseudoh1, .pseudoh2, .pseudoh3, pseudoh4 +{ + clear: both; + font-style: normal; + text-transform: none; +} +h3, .pseudoh3 +{ + font-size:1.2em; + line-height:1.2em; +} +h3.label +{ + font-size:1em; + line-height:1.2em; + margin-bottom:0; +} +h4, pseudoh4 +{ + font-size:1em; + line-height:1.2em; +} +h4.lghead +{ + margin-left:10%; + margin-right:10%; +} +.alignleft +{ + text-align:left; +} +.alignright +{ + text-align:right; +} +.alignblock +{ + text-align:justify; +} +p.tb, hr.tb +{ + margin-top: 1.6em; + margin-bottom: 1.6em; + margin-left: auto; + margin-right: auto; + text-align: center; +} +p.poetry +{ + margin:0 10% 1.58em; +} +span.hemistich /* invisible text to achieve visual effect of hemistich indentation. */ +{ + color: white; +} +p.line +{ + margin:0 10%; +} +p.argument, p.note, p.tocArgument +{ + font-size:0.9em; + line-height:1.2em; + text-indent:0; +} +p.argument, p.tocArgument +{ + margin:1.58em 10%; +} +p.tocChapter +{ + margin:1.58em 0%; +} +p.tocSection +{ + margin:0.7em 5%; +} +div.epigraph +{ + font-size:0.9em; + line-height:1.2em; + width: 60%; + margin-left: auto; +} +.epigraph .bibl +{ + text-align: right; +} +.epigraph .poem +{ + margin-left: 0; +} +.epigraph .line +{ + margin-left: 0; + text-indent: 0; +} +.trailer +{ + clear: both; + padding-top: 2.4em; + padding-bottom: 1.6em; +} +.floatLeft +{ + float:left; + margin:10px 10px 10px 0; +} +.floatRight +{ + float:right; + margin:10px 0 10px 10px; +} +p.figureHead +{ + font-size:100%; + text-align:center; +} +.figure p +{ + font-size:80%; + margin-top:0; + text-align:center; +} +p.smallprint,li.smallprint +{ + color:#666666; + font-size:80%; +} +span.parnum +{ + font-weight: bold; +} +.leftnote +{ + font-size:0.8em; + height:0; + left:1%; + line-height:1.2em; + position:absolute; + text-indent:0; + width:14%; +} +.pagenum +{ + display:inline; + font-size:70%; + font-style:normal; + margin:0; + padding:0; + position:absolute; + right:1%; + text-align:right; +} +a.noteref, a.pseudonoteref +{ + font-size: 80%; + text-decoration: none; + vertical-align: 0.25em; +} +.red +{ + color: red; +} +.displayfootnote +{ + display: none; +} +div.footnotes +{ + margin-top: 1em; + padding: 0; +} +hr.fnsep +{ + margin-left: 0; + margin-right: 0; + text-align: left; + width: 25%; +} +p.footnote +{ + font-size: 80%; + margin-bottom: 0.5em; + margin-top: 0.5em; +} +p.footnote .label +{ + float: left; + text-align:left; + width:2em; +} +.footnotes td, .footnotes th, .footnotes .tablecaption +{ + font-size: 80%; +} +.centertable +{ + /* center the table */ + margin: 0px auto; +} +.poem +{ + margin-left:5%; + position:relative; + text-align:left; + width:90%; +} +.poem h4 +{ + font-weight:normal; + margin-left:5em; +} +.poem .linenum +{ + color:#777; + font-size:90%; + left:-2.5em; + margin:0; + position:absolute; + text-align:center; + text-indent:0; + top:auto; + width:1.75em; +} +.versenum +{ + font-weight:bold; +} +/* right aligned page number in table of contents */ +.tocPagenum, .flushright +{ + position: absolute; + right: 16%; + top: auto; +} +.footnotes .line +{ + font-size:80%; + margin:0 5%; +} +.poem .i0 +{ + display:block; + margin-left:2em; +} +.poem .i1 +{ + display:block; + margin-left:3em; +} +.poem .i2 +{ + display:block; + margin-left:4em; +} +.poem .i3 +{ + display:block; + margin-left:5em; +} +.poem .i4 +{ + display:block; + margin-left:6em; +} +.poem .i5 +{ + display:block; + margin-left:7em; +} +.poem .i6 +{ + display:block; + margin-left:8em; +} +.poem .i7 +{ + display:block; + margin-left:9em; +} +.poem .i8 +{ + display:block; + margin-left:10em; +} +.poem .i9 +{ + display:block; + margin-left:11em; +} +span.corr +{ + border-bottom:1px dotted red; +} +span.abbr +{ + border-bottom:1px dotted gray; +} +span.measure +{ + border-bottom:1px dotted green; +} +.letterspaced +{ + letter-spacing:0.2em; +} +.smallcaps +{ + font-variant:small-caps; +} +.caps +{ + text-transform:uppercase; +} +.fraktur +{ + font-family: 'Walbaum-Fraktur'; +} +.rm +{ + font-style: normal; +} +hr +{ + clear:both; + height:1px; + margin-left:auto; + margin-right:auto; + margin-top:1em; + text-align:center; + width:45%; +} +h2.docImprint,h1.docTitle,h2.byline,h2.docTitle,.aligncenter,div.figure +{ + text-align:center; +} +h1,h2 +{ + font-size:1.44em; + line-height:1.5em; +} +h1.label,h2.label +{ + font-size:1.2em; + line-height:1.2em; + margin-bottom:0; +} +h5,h6 +{ + font-size:1em; + font-style:italic; + line-height:1em; +} +p,p.initial +{ + text-indent:0; +} +p.firstlinecaps:first-line +{ + text-transform: uppercase; +} +p.dropcap:first-letter +{ + float: left; + clear: left; + margin: 0em 0.05em 0 0; + padding: 0px; + line-height: 0.8em; + font-size: 420%; + vertical-align:super; +} +.poem +{ + padding: .5em 0% .5em 0%; +} +p.quote,div.blockquote,div.argument +{ + font-size:0.9em; + line-height:1.2em; + margin:1.58em 5%; +} +.pagenum a, a.noteref:hover, a.hidden:hover, a.hidden +{ + text-decoration:none; +} +ul { list-style-type: disc; } +ol { list-style-type: decimal; } +ol.AL { list-style-type: lower-alpha; } +ol.AU { list-style-type: upper-alpha; } +ol.RU { list-style-type: upper-roman; } +ol.RL { list-style-type: lower-roman; } +.lsdisc { list-style-type: disc; } +.lsoff { list-style-type: none; } +.castlist, .castitem { list-style-type: none; } + /* Supplement CSS stylesheet "style/arctic.css.xml + " */ +body +{ + background: #FFFFFF; + font-family: "Times New Roman", Times, serif; +} +body, a.hidden +{ + color: black; +} +h1, h2, h3, h4, h5, h6, .pseudoh1, .pseudoh2, .pseudoh3, .pseudoh4 +{ + color: #001FA4; + font-family: Verdana, Arial, Helvetica, sans-serif; +} +p.byline +{ + font-style: italic; + margin-bottom: 2em; +} +.figureHead, .noteref, .pseudonoteref, span.leftnote, p.legend, .versenum, .stage +{ + color: #001FA4; +} +.rightnote, .pagenum, .linenum, .pagenum a +{ + color: #AAAAAA; +} +a.hidden:hover, a.noteref:hover +{ + color: red; +} +p.dropcap:first-letter +{ + color: #001FA4; + font-weight: bold; +} +sub, sup +{ + line-height: 0; +} + /* Standard Aural CSS stylesheet */ +.pagenum, .linenum +{ + speak: none; +} +</style> +</head> +<body> + + +<pre> + +The Project Gutenberg EBook of Hendrik Conscience, by Eugeen de Bock + +This eBook is for the use of anyone anywhere at no cost and with +almost no restrictions whatsoever. You may copy it, give it away or +re-use it under the terms of the Project Gutenberg License included +with this eBook or online at www.gutenberg.org + + +Title: Hendrik Conscience + zijn persoon en zijn werk + +Author: Eugeen de Bock + +Illustrator: Ed. Dujardin + +Release Date: June 25, 2009 [EBook #29235] + +Language: Dutch + +Character set encoding: ISO-8859-1 + +*** START OF THIS PROJECT GUTENBERG EBOOK HENDRIK CONSCIENCE *** + + + + +Produced by The Online Distributed Proofreading Team at +http://www.pgdp.net/ + + + + + + +</pre> + +<div class="front"> +<div class="div1"><span class="pagenum"> [<a href= +"#toc">Inhoud</a>]</span> + +<div class="figure"><img border="0" src="images/front.jpg" alt= +"Oorspronkelijke voorkant." width="465" height="720"></div> + +<p> <span class="pagenum">[<a id="pb2" href="#pb2">2</a>]</span></p> +</div> + +<div class="div1"><span class="pagenum"> [<a href= +"#toc">Inhoud</a>]</span> + +<p class="aligncenter">Hendrik Conscience</p> +</div> + +<div class="div1"><span class="pagenum"> [<a href= +"#toc">Inhoud</a>]</span> + +<div class="figure"><img border="0" src="images/titlepages.gif" alt= +"Oorspronkelijke titelpagina’s." width="720" height="557"></div> + +<p> <span class="pagenum">[<a id="pb3" href="#pb3">3</a>]</span></p> +</div> + +<div class="titlePage"> +<h1 class="docTitle">Nederlandsche Bibliotheek</h1> + +<h2 class="byline">Onder leiding van <span class="docAuthor">L. +Simons</span>.</h2> + +<h2 class="docImprint">Uitgegeven door:<br> + De Maatschappij voor Goede en<br> + Goedkoope Lectuur. Amsterdam</h2> +</div> + +<span class="pagenum">[<a id="pb4" href="#pb4">4</a>]</span> +<div class="titlePage"> +<h2 class="byline"><span class="docAuthor">Eug. de Bock.</span></h2> + +<h1 class="docTitle">Hendrik Conscience</h1> + +<h2 class="docTitle">zijn persoon en zijn werk</h2> + +<h2 class="docImprint">Met 8 afbeeldingen</h2> +</div> + +<span class="pagenum">[<a id="pb6" href="#pb6">6</a>]</span> +<div class="div1"><span class="pagenum"> [<a href= +"#toc">Inhoud</a>]</span> + +<div id="p000" class="figure"><img border="0" src="images/p000.jpg" +alt="Conscience in 1852" width="464" height="635"> +<p class="figureHead"><span class="smallcaps">Conscience</span> in +1852</p> +</div> +</div> +</div> + +<div class="body"><span class="pagenum">[<a id="pb7" href= +"#pb7">7</a>]</span> +<div class="div0" id="d1"> +<h2 class="normal">Eerste Deel</h2> + +<span class="pagenum">[<a id="pb8" href="#pb8">8</a>]</span> +<div id="ch1.1" class="div1"><span class="pagenum"> [<a href= +"#toc">Inhoud</a>]</span> + +<h2 class="normal">I.</h2> + +<p style=" + background: url(images/initial-a.gif) no-repeat top left; + "><span style=" + float: left; + width: 115px; + height: 110px; + background: url(images/initial-a.gif) no-repeat; + + text-align: right; + color: white; + ">A</span>ntwerpen was, binnen de oude muren, een vervallen schoone. +Meer dan een eeuw was de Schelde gesloten, het gras groeide tusschen de +steenen naast de donkere ruien, wanneer na den slag van Fleurus de +stroom weer geopend werd en, eenige jaren later, de Keizer zijn schepen +kwam laten bouwen in de oude hansastad.</p> + +<p>De geplunderde Michielskerk, tegen de haven, en het zoogenaamde +Prinsenhof, dat vroeger jaren had gestraald van weelde, kregen binnen +hun muren de vreemde galeiboeven, die Napoleon had doen komen om zijn +vloot te bouwen onder het oog van de Engelschen. Het gebeurde soms dat +een van de gevangenen ontsnapte; hij werd dan opgejaagd door de +Antwerpsche bevolking en aan zijn bewakers overgeleverd.</p> + +<p>Er kwam meer nering in de enge straten. De kleine koophandel die was +blijven woekeren op den roemrijken bodem, had voor belangrijker +ondernemingen plaats gemaakt. Er werd weer gelost en geladen. Boven de +muren die rond de abdij het werk omsloten, klonk gedurig gehamer en na +den arbeid zochten de beambten en “contre-maîtres” +hun tehuis onder de vreemde menschen.</p> + +<p>Eenigen hadden een Vlaamsche vrouw genomen. De twee en twintigjarige +Cornelia Ballieu huwde in Februari 1809 met Pierre Francois Conscience, +uit Besançon, die elf jaar ouder was. De jonge vrouw <span +class="pagenum">[<a id="pb9" href="#pb9">9</a>]</span>kende geen woord +Fransch. Met teekens en de weinige woorden “Antwerpsch” die +Pierre François geleerd had, konden ze elkaar verstaan. Zij +kregen na tien maanden hun eersten zoon, Pierre, die echter slechts +drie jaar oud werd. Hij stierf den 8en November 1812. Den 3den December +werd hun een tweede zoon geboren, Henri, die, even ziekelijk, geen +zeven jaar scheen te zullen worden. Den 14den December 1820 stierf de +moeder zelf, na eerst zoo gelukkig te zijn geweest Henri met sterker +lichaam den door den dokter gestelden termijn te zien overleven.</p> + +<p>Nog een jongen, Jean Balthazar, kwam ondertusschen het gezin +vermeerderen. Omtrent denzelfden tijd, in 1815, bij Napoleons +ondergang, verloor Pierre Conscience zijn ambt van onderhavenmeester of +toezichter op de timmerwerf. Moeder opende een kruidenierswinkel, vader +kocht en verkocht afbraak van oude schepen, en zorgde voor oude boeken +waarvan het papier in den winkel werd gebruikt.</p> + +<p>Hij leerde zijn oudsten zoon, in zijn vrije uren, het A B C. En de +letters niet alleen: “Mijn goede vader kende mijn hart; hij wist +wat er te veel en wat er te weinig in was” zou de jongen later +getuigen. Zij kwamen met elkaar best overeen. De kleine kon moeilijk +loopen; hij moest zich voortslepen op een kruk. Later zat hij zonder +beweging op zijn stoeltje, achter het venster in de Pompstraat. Op de +vensterbank trippelde een tamme kraai.</p> + +<p>Het Vlaamsch kon hij zeker van zijn vader niet leeren en moeder was +ongeletterd. Maar op zolder, onder de groote boeken, lagen werken die +hem aantrokken om de plaatjes: gezichten uit verre landen en +voorstellingen van veldslagen en steden. Daar zat hij dan den heelen +dag bij, als vader weg was, en <span class="pagenum">[<a id="pb10" +href="#pb10">10</a>]</span>als hij zoo ziek werd dat hij er alleen niet +meer geraakte, moest zijn moeder hem er naar toe dragen. Hij leerde er +den tekst een beetje ontcijferen en schiep zich een verbeeldingswereld +met de gegraveerde planten en huizen. Daar lag onder andere de +“Gedenkwaerdige Zee- en Lantreize” van Johan Nieuhof, +gedrukt te Amsterdam in 1682.</p> + +<p>Ofwel hij zat bij moeder op den schoot, die hem vertelde van den +hemel, waar zij meende dat hij binnen kort zou heengaan, en van de +heiligen en de gevleugelde engelen, en de kinderlijke lusten die er +worden gesmaakt.</p> + +<p>Tegen ieders verwachting sterker geworden—op een morgen was +hij alleen uit bed en op den zolder gekropen, en had zijn “boek +met de wildemannen” vóór zich op den vloer +gelegd—mocht hij eindelijk buiten en spelen met de rakkers van de +buurt. Dat ging niet altijd naar wensch. Hij heette “de +magere” en zijn jongere, sterkere broer “de dikke.” +Hij werd gesard en geslagen. Alleen wanneer de bende op een keldermond +bijeen zat, en hij kon vertellen en al zijn fantazie gebruiken, was hij +de voorste.</p> + +<p>Ook zijn vader bezat die gaaf. Des avonds moest hij verhalen van +“zijn wedervaren op zee, van zijn drie schipbreuken, van stormen +en tempeesten, van Napoleon, van den oorlog en van de pontons te <span +class="corr" id="xd0e155" title="Bron: Norman-cross">Norman +Cross</span>,” waar hij drie keer had krijgsgevangen gezeten. +“Dit deed hij in een zonderlinge taal; zoo iets half Vlaamsch en +half Fransch, dat de buren en klanten dikwijls deed lachen, doch ik was +er aan gewend als aan een natuurlijke spraak.”</p> + +<p>“Een diep gevoel voor het schilderachtige bezat mijn vader: +hij kon schoon vertellen en legde mij alles in zijn kleurvolle +zeemanstaal met zulke kernachtige klaarheid uit, dat ik uren lang met +gapenden <span class="pagenum">[<a id="pb11" href= +"#pb11">11</a>]</span>mond op hem luisterde en soms, bij het verhaal +van eenen zeeslag of van eene schipbreuk, lag te beven van angst of van +medelijden.”</p> + +<p>Na zijn 7e jaar gaat Hendrik op school, waar hij natuurlijk zijn +makkers overvleugelt. Zijn literatuurkennis heeft hij verrijkt met de +drama’s en kluchten van den poesjenellenkelder, oeroud +marionettenspel, volkstheater van donker Antwerpen, en met de +volksboekjes van vijf centen, die de geschiedenis verhalen van +Malegijs, den toovenaar, van Fortunatus’ beurze en zijn +Wenschhoedeken en van de Vier Heemskinderen.</p> + +<p>Van zijn huis naar school en van zijn huis naar den +poesjenellenkelder in de naburige Boogaerdtstraat, ging hij door zijn +schilderachtig Sint-Andrieskwartier, dat stadje in de stad, met zijn +naïeve lievevrouwbeelden tegen vele ziekten, boven lantarentjes op +de hoeken van de straten, of in een bocht tegen ’t verweerde +geveltje; de stad van steegjes en puntgevels, nauwe gangen en, omklemd +door huisjes, een kerk met grooten toren, die brokkelig reusachtig +boven die armoede rijst.</p> + +<p>Van Sint-Andries, na den dood van moeder, verhuist de kleine familie +naar een meer noordelijk gelegen wijk, niet minder schilderachtig, nu +nagenoeg verdwenen.</p> + +<p>“Recht voor mij lag (er) de Borchtgracht,” zegt Hendrik +later in de “Geschiedenis mijner Jeugd,” “aan onze +linkerzijde verbergde zich de woelige straat; aan onze rechter hadden +wij een korte stege, langswaar wij over den Scheldestroom konden +heenzien, terwijl het laatste avondpurper op den verren gezichteinder +allengs in het nachtelijke donker wegsmolt.”</p> + +<p>Des daags, achter open poortjes, gaat nog het rumoerig leven van de +volkswijk zijn gang. In stilte of in lawaai. Soms vechten wel dronken +vrouwen <span class="pagenum">[<a id="pb12" href= +"#pb12">12</a>]</span>met krijschende stem en zwaaien dreigend hun +armen, tot een man met lachende tronie of verontwaardigd gelaat de +twisters scheidt en de toeschouwers in hun deurtjes verdwijnen. De +natuurlijke atmosfeer is er de goedhartige behulpzaamheid, die arme +menschen elkaar betoonen. <span class="pagenum">[<a id="pb13" href= +"#pb13">13</a>]</span></p> +</div> + +<div id="ch1.2" class="div1"><span class="pagenum"> [<a href= +"#toc">Inhoud</a>]</span> + +<h2 class="normal">II.</h2> + +<p style=" + background: url(images/initial-d.gif) no-repeat top left; + "><span style=" + float: left; + width: 115px; + height: 110px; + background: url(images/initial-d.gif) no-repeat; + + text-align: right; + color: white; + ">D</span>e kleine Hendrik was acht jaar toen zijn moeder stierf. De +familie had al een paar nieuwe woningen betrokken toen Pierre +Conscience, in 1822, een eigenaardig plan opvatte. Hij verliet de stad +en huurde, op tien minuten afstands van de wallen, een veld waarop hij +een huisje bouwde, geheel uit stukken van scheepswrakken samengesteld +waar hij, met de hulp van een vriend, een aardig geheel van had weten +te vormen.</p> + +<p>In den wilden tuin stonden, op geschikte plaatsen, kleiaarden +beeldjes die hijzelf boetseerde. In vrije oogenblikken maakte hij +teekeningen met de pen of schilderde figuren op glas. Dikwijls was hij +voor zijn zaak afwezig. Hij bleef dan drie tot vier dagen weg, terwijl +de jongens alleen in het huis waren midden de eenzame velden.</p> + +<p>In volledige vrijheid groeiden de kinderen op. Geen gezag was er om +hen te berispen om een gescheurde broek of vuile handen. Geen school en +geen lastige taak. Ze kwamen en gingen ’lijk ze wilden. Ze +leefden gelijk de bloemen van het veld, en alle wetenschap dankten ze +aan hun vader, waarvan Hendrik later met liefderijke woorden getuigde: +dat hij “liefst des avonds, ja, soms tot middernacht, tusschen +(hen) beiden in de duisternis op een bank zat.” “Dan toonde +hij ons de sterren en planeten, en leerde ons de namen der hemelteekens +noemen. Als zeeman kende hij <span class="pagenum">[<a id="pb14" href= +"#pb14">14</a>]</span>veel van de sterrekunde; hij legde ons den loop +der hemellichamen uit, en zeide ons hoe de kapiteins hun baan op den +Oceaan berekenen en herkennen. Ik luisterde met gretigheid op zijn +verklaringen, nog lang zelf nadat hij opgehouden had van +spreken....</p> + +<p>“Zijne stem was gewoonlijk langzaam en kalm.”</p> + +<p>Een bijzondere neiging tot droomen en de natuur te onderzoeken kon +Hendrik botvieren in volkomen rust. Een ontmoeting zou ze voor goed +komen vestigen en meer bewust maken. Eens dat hij insekten op den weg +gadesloeg werd hij door een oud man aangesproken, die in de nabijheid +woonde en den kleinen jongen meermaals met kruiden en diertjes had in +de hand gezien. Het gesprek werd dikwijls daarna hervat. De grijsaard +was een gewezen priester van de St. Jacobskerk te Antwerpen, die in den +patriottentijd om zijn hervormingsgezindheid moeilijkheden had gekregen +met zijn oversten, en die nu eenzaam en menschenschuw zich niet verre +van den “Groenen Hoek” had teruggetrokken. De man schepte +genoegen in de geestdrift en de schranderheid van zijn jongen vriend, +die van hem de beginselen der natuurkennis leerde.</p> + +<p>Niet veel later ontmoette hij een knaap die op zijn verder leven een +beslissenden invloed heeft uitgeoefend. Die heette Jan de Laet. Zijn +ouders waren begoed en hadden een landhuis tegen de stad. Dagelijks +liep hij langs de tuinpaden met een ezeltje, waarop de gebuurtjes, ook +de Consciencen, om beurten mochten rijden.</p> + +<p>Een warme vriendschap werd zeer spoedig tusschen Hendrik en het +burgerkind gesloten. “Toen ik hem ontmoette,” schreef de +Laet in het jaar van Conscience’s dood, “was hij vijftien +jaar oud en ik twaalf, maar wij waren omtrent even groot en +sterk.” <span class="pagenum">[<a id="pb15" href= +"#pb15">15</a>]</span><span class="corr" id="xd0e195" title="Bron: +zijn">Zijn</span> jongere broer integendeel was goed ontwikkeld, en +uiterlijk vol kracht en leven evenals zijn vader, wat een groot +kontrast vormde met de zenuwachtige, teruggetrokken houding van +Hendrik, die gewoonlijk melancholisch was en in zich zelf gekeerd.</p> + +<p>Nochtans waren zijn lichaamskrachten toereikend, en meer dan eens +overwon hij zijn jonge kameraden in het loopen of in de worsteling. Hij +was een onvermoeibaar zwemmer, een energiek roeier, en weinige +schippers konden als hij, op de Schelde, een zeilboot voeren. Maar wat +hem boven allen onderscheidde was zijn intellectueel en zedelijk +vermogen. Naast de taal van zijn vader en van zijn moeder had hij +genoeg Engelsch geleerd om Ossian te kunnen lezen.</p> + +<p>De Laet beschrijft omstandig zijn passie voor de natuur:</p> + +<p lang="fr">“Henri prenait volontiers sa part de cet amusement +champêtre (het kweeken van bijen.) Mais ce qui pour tous +n’était qu’un passetemps ne tarda pas à se +transformer pour lui en un sujet d’étude. On connaissait +une bonne demi-douzaine de sous-genres du bourdon, différents de +taille, de forme, de stries et de couleurs. D’aucuns, tout le +monde savait cela, habitent sous les bosquets, d’autres logent +dans les hautes herbes, d’autres préfèrent presque +à fleur de terre la mousse courte et drue; il en est aussi, et +ce sont les plus gros, dont le corps est d’un noir brillant +à stries d’or et l’extrémité +postérieure d’un blanc de neige, qui, en vrais +troglodytes, se creusent une ruche à trois ou quatre pieds sous +la surface du sol.</p> + +<p lang="fr">“La pensée qu’en vertu de la +théorie de l’échelle des êtres, il devait y +avoir bien d’autres sous-genres ne tarda pas à hanter +l’esprit d’Henri. Mais comment les découvrir? +Comment s’en emparer? Le moyen fut bientôt trouvé. +Notre ami possédait un caniche noir, au poil abondant et +crépu. On le pourrait dresser à la <span class="pagenum"> +[<a id="pb16" href="#pb16">16</a>]</span>chasse du bourdon et puis +faire avec ce nouveau chien d’arrêt des excursions dans les +bois, dans les bruyères, dans les polders, terrains +demeurés inconnus jusqu’ores aux jeunes amateurs du sport. +L’essai réussit à merveille et notre aspirant +naturaliste, au grand étonnement de ses camarades, ne tarda pas +à avoir sous la main, dans ses ruches-pot-à-fleurs, une +vingtaine de sous-genres. Faut-il ajouter qu’il s’empressa +d’en faire très scientifiquement et très +méthodiquement une monographie dont pourtant ses amis les plus +intimes furent seuls admis à prendre connaissance?”<a +class="noteref" id="xd0e208src" href="#xd0e208">1</a></p> + +<p>Dwalend door de velden, ver van zijns vaders huis, om te zoeken naar +merkwaardige planten en dieren, denkt hij alleen aan de wetenschap die +zich van lieverlede voor hem ontwikkelde. De gespaarde penningen dienen +om boeken te koopen over natuurkunde, <span class="pagenum">[<a id= +"pb17" href="#pb17">17</a>]</span>chemie en plantenkunde. Met wat oude +boeken van vaders zolder, overblijfsels van d’ouden handel, vormt +hij een bibliotheek. Van literatuur heeft hij slechts vage begrippen. +Hij arbeidt in den hof en onderwijst de vriendjes in de leer van +Linnaeus.</p> + +<p>Er klinkt ontroering uit dankbaar herdenken in de woorden, waarmee +hij later over den tuinhoek spreekt, die hem in vaders hof was +voorbehouden. In den morgen hield hij zich vroolijk bezig met het +onkruid uit zijn bloemperken te wieden. “Velerlei waren de +gewassen die de natuur op deze belommerde plaats had gezaaid: Daar +ontstonden in menigte de vergiftige Wolfsmelk, de wrange Zuurklaver, de +verzachtende Maluwe en het bijtende Lepelblad.” <span class= +"pagenum">[<a id="pb18" href="#pb18">18</a>]</span></p> + +<div class="footnotes"> +<hr class="fnsep"> +<p class="footnote" lang="nl-1900"><span class="label"><a class= +"noteref" href="#xd0e208src" id="xd0e208">1</a></span> Henri deed graag +aan die landelijke vermaken mee. Maar wat voor de anderen een eenvoudig +tijdverdrijf was, werd voor hem een voorwerp van studie. Een half +dozijn soorten van hommels waren algemeen bekend, verschillend door +grootte, vorm, strepen en kleur. Sommige—dat wist +iedereen—leefden onder de struiken, andere tusschen de hooge +kruiden, nog andere, vlak bij den grond, in het korte en dichte mos; de +grootste, wier blinkend zwart lichaam met goud gestreept was en van +achter sneeuwwit, graafden als echte holbewoners hun nest op drie of +vier voet onder den grond.</p> + +<p class="footnote">Het denkbeeld dat er, krachtens de theorie der +geleidelijke ontwikkeling, veel meer verschillende soorten bestaan +moesten, liet hem geen rust. Maar hoe kon hij die ontdekken en +bemachtigen? Het middel was gauw gevonden. Hij bezat een zwarten +poedel, met krullend en overvloedig haar. Men zou hem kunnen africhten +op de hommeljacht en tochten maken in de bosschen, in de heide, in de +polders, waar de jonge sportmen vroeger nooit kwamen. De proef gelukte +uitstekend en tot verwondering van zijn kameraden had onze jonge +natuurkundige weldra een twintigtal variëteiten bij elkaar, die +hij onder bloempotten bewaarde. Zal ik er bijvoegen dat hij zich +haastte er zeer wetenschappelijk en methodisch een monographie over te +maken, die hij alleen aan zijn intiemen lezen liet?</p> +</div> +</div> + +<div id="ch1.3" class="div1"><span class="pagenum"> [<a href= +"#toc">Inhoud</a>]</span> + +<h2 class="normal">III.</h2> + +<p style=" + background: url(images/initial-v.gif) no-repeat top left; + "><span style=" + float: left; + width: 115px; + height: 110px; + background: url(images/initial-v.gif) no-repeat; + + text-align: right; + color: white; + ">V</span>ader Conscience hertrouwde toen hij 47 jaar oud was. De +nieuwe moeder was een jonge vrouw van 25 jaar, een boerendochter uit +Oostmalle, die, zooals Conscience het zelf verhaalt, “voorzag dat +God haar kinderen zou verleenen”. Van den 8en Januari 1827 tot +den 19en Juni 1842 werden haar inderdaad niet minder dan negen kinderen +geboren. De goede vrouw stierf den 28en Maart van het volgend jaar.</p> + +<p>Met haar treedt de strengste spaarzaamheid in het gezin. Zij zwaait +hardhandig de plak der tucht. Het is niet waarschijnlijk dat de jongens +zich dat lieten welgevallen. “Ik kopte, zweeg en was +dwars,” zegt Hendrik, wiens eigenzinnige aard niet verdroeg dat +hij door derde personen uit zijn element werd gerukt. Na twee jaar +dringt de moeder op afdoende zuinigheidsmaatregelen aan. De jongens +hebben reeds een beroep moeten kiezen en geld verdienen. De kluis op +den “Groenen hoek” wordt nu verlaten en in het opkomende +Borgerhout wordt een zaakje begonnen. In December 1828 betrekt +Conscience zijn nieuwe woonst. Hendrik wilde geen handwerk leeren: hij +had gehoopt een naturalist te worden. Nu had hij echter de school van +meester Vercammen moeten bezoeken om er na korten leertijd ondermeester +te worden. Vercammen had hem Engelsch geleerd en bezorgde hem lessen +van Vlaamsch en Fransch <span class="pagenum">[<a id="pb19" href= +"#pb19">19</a>]</span>in de Engelsche kolonie bij de naburige fabriek. +Overigens was het onderwijs er goed, als meest overal in den +Hollandschen tijd. Hendrik werd er eindelijk in de gelegenheid gesteld, +de taal van zijn moeder min of meer te leeren schrijven.</p> + +<p>Lang zou hij bij Vercammen niet blijven. Al zeer vroeg vond hij +lieden die hem genegen waren; ook Vercammen hielp hem voort en liet hem +naar de school van Shaw overgaan, waar hij beter Fransch leerde, en van +waar hij eindelijk naar Monsieur Delin ging, die een school hield voor +de beste burgerij van de stad.</p> + +<p>Een voorwaarde was dat hij zich deftig in een zwarten rok zou +kleeden. Doch vader was zeer zuinig—moest het wel zijn—en +kocht ten einde raad en over de kosten nog morrend, zijn zoon een +afgedragen kleed, dat hem niet paste en onderweg—Hendrik was +meêgegaan en had het ding moeten aantrekken—de +voorbijgangers spottend deed stilstaan.</p> + +<p>Hendrik was zestien jaar, misschien wat ijdel, maar vooral +teergevoelig. De tocht in den te langen jas was dus een lijdensweg. Hij +kwam bijna weenend van ergernis te huis, en vond bij niemand troost. +Vooral niet bij zijn oudsten broer, die hem niet begreep en hem als +eenig antwoord zijn gescheurde mouwen toonde.</p> + +<p>Zoo uitgedost moest hij naar de nieuwe school, waar zijne +verschijning op den koer en in de klasse opstootjes verwekte. Alleen +zijn sympathieke stem, en zijne innemende manieren, deden de baldadige +jeugd kalmer worden en wonnen ze eindelijk geheel. Hij kon getroost +vandaar gaan, maar bleef nog lang onder den indruk van het +bespottelijke kleedingstuk.</p> + +<p>Tehuis ging het hem ook niet naar zijn zin. Hij was al lang niet +meer zijn eigen meester. Als een verlossing <span class="pagenum">[<a +id="pb20" href="#pb20">20</a>]</span>uit onmin en dwang daagde de +omwenteling in 1830 op, die de regelmatigheid van het leven onderbrak. +Het geschut in de nabijheid van Antwerpen heeft hem als een kwajongen +aangetrokken. Hij delft gevallen kogels uit te midden van het gevaar. +Later, als de strijd binnen de Antwerpsche wallen gevoerd wordt, tracht +hij zich nuttig te maken, al wordt hij dikwijls om zijn kinderlijk +tenger uiterlijk vernederend afgewezen. Buiten weet van zijn vader laat +hij zich als vrijwilliger opschrijven, zoodra meer manschappen worden +gevraagd. Vader ontdekt hem in de rangen, bij een schouwing, en doet +hem er uit komen. Hij laat zich nochtans door de schijnbare +vastberadenheid van zijn zoon overreden en koopt hem zelfs, innerlijk +voldaan, een mooie en meer passende uitrusting.</p> + +<p>Conscience vertrekt met hartelijke raadgevingen en wordt vanwege +zijn behendigheid met de pen en zijn “Geleerdheid” na +enkele weken foerier.</p> + +<p>Nu begon een soms aantrekkelijk leven. Verspreid in de Antwerpsche +kampen lag het Belgisch leger, doelloos, en de eene groep wist van de +andere gewoonlijk weinig af. De geestelijkheid was den opstand genegen, +zoodat de vrijwilligers op de dorpen doorgaans goed ontvangen werden. +Zoolang, natuurlijk, tot er gebrek kwam aan voedsel en de tuchtelooze +zwervers baldadig werden. De nachten waren koud. In den winter was dan +het leven hard. Bij het vuur, in de duisternis, stond een eenzaam +foerierken, met onder den linnen kiel een zwarten rok.</p> + +<p>Conscience werd ziek. Hij mocht toen tijdelijk het kamp verlaten, +waar toch niets werd uitgericht, en een onderkomen zoeken in het naaste +dorp. Zijn kameraden zien hem medelijdend vertrekken. Zijn handen +bevriezen op zijn geweer, hij heeft de kracht <span class="pagenum">[<a +id="pb21" href="#pb21">21</a>]</span>niet meer om het van schouder te +veranderen. Te vergeefs klopt hij aan vele deuren. Eindelijk wordt hem +opengedaan, in een kleine hut, alleenig, waar hij met de arme bewoners +het stukje spek deelt, dat vrienden hem hebben meegegeven. Hij vertelt, +bij het warme vuurtje, dat nu opflakkert om den aangekomene, van zijn +tehuis, zijn kindsheid, zijn ouders, zijn onderwijzerschap. Een groote +liefde voor de menschen, die hem liefderijk ontvingen, vervult hem. Hij +gaat vermoeid slapen, ’s Morgens vindt hij de koffie dampend op +hem wachten, hij is al een kind van het huis geworden. Begrijpt hij +niet aanstonds hun eenvoudig leven, vertelt hij hun niet de droomen van +zijn verleden? Zoo leert hij de heide kennen, haar bewoners en haar +wilde verlaten schoonheid. Meer dan bij vroegere wandelingen kan ze nu +indruk maken op zijn karakter, dat nog zoozeer te vormen is.</p> + +<p>Dit leven, arcadisch, al is het dikwijls vol ontbering, wordt +afgebroken door den tocht naar Leuven. De vereenigde legers trekken de +Hollandsche troepen tegemoet. De soldaten, die het kamp verlieten, +voegen zich bij hun makkers. Na den slag wordt een doelmatiger +indeeling toegepast en de tucht versterkt. De droomerige foerier wordt +in zijn rustig leven gestoord. Hij raakt in onmin met zijn oversten; +hij kan zich naar de noodzakelijkheid niet schikken en aardt niet in +dat ruw gezelschap. In 1835 wordt hij gedegradeerd om zgn. nalatigheid +en ongeschiktheid.</p> + +<p>Eigenlijk hindert hem dat weinig. Alleenlijk is hij eenigszins +bedroefd voor zijn vader, die hem te Bergen eens kwam bezoeken na zijn +uitbundige klachten en hem iets later schreef: Het leven is geen droom, +al zeggen het de filosofen; het is een werkelijke strijd; het lot is de +vijand, en men overwint <span class="pagenum">[<a id="pb22" href= +"#pb22">22</a>]</span>hem met hem onversaagd in de oogen te zien.</p> + +<p>Hendrik zou, althans in het leger, dien strijd niet aangaan. +Andermaal zou zijn neiging tot droomen en beschouwen een vasteren vorm +krijgen. Van een kort verlof in 1834 had hij gebruik gemaakt om zijn +ouden vriend De Laet op te zoeken, die hem door zijn vrienden herhaalde +malen had laten groeten. De Laet was dichter geworden en verdedigde met +André van Hasselt en nog eenige jongeren de nieuwe dichterschool +in België, in het Fransch. Hendrik zag voor zijn oogen verbaasd +een vuurwerk van geestdrift opsteken, waarin een glans van roem +lichtte. De naam van zijn vriend werd in tijdschriften gedrukt en een +benijdbaar geluk scheen het hem, zoo gepassioneerd te kunnen uiten, +voor alle menschen, wat er in zijn binnenste omging. Na enkele dagen +stond het voornemen bij hem vast denzelfden weg op te gaan. De Laet had +hem bezworen het te doen. Had hij ten slotte niet even hooge +aspiraties? Victor Hugo en Lamartine, en verder de verzen van De Laet +en diens vrienden zou hij tot voorbeeld nemen.</p> + +<p>Daags na zijn terugkomst in het kamp van Venloo had hij zich aan het +dichten gezet. Weldra schrijft hij zijn brieven naar De Laet in verzen. +Zijn gedachten bleven in Antwerpen, waar hij zijn vrienden achterliet. +Hij dichtte des nachts in het kamp: “Sylphide +silencieux....” In zijn cel grift hij in den muur hoe hij +verlangt naar de stad, de Schelde en haar wazige einders. Op een nacht, +na zijn degradeering, zit hij op een houten koffertje te schrijven. Met +papier en een kaarsje had hij een kleine lamp gemaakt, die alleen een +plekje onder zijn hand verlichtte. De generaal op zijn ronde verrast +hem, doch spreekt hem vriendelijk toe. Daar het onmogelijk was hem uit +zijn <span class="pagenum">[<a id="pb23" href= +"#pb23">23</a>]</span>dienst te ontslaan, werd hij naar Dendermonde +verplaatst en als onderwijzer in de regimentschool aangesteld.</p> + +<p>Inmiddels heeft hij vernomen dat een jongen te Antwerpen, een vriend +van De Laet,—Theodoor van Rijswijck—Vlaamsche gedichten +maakt. Hij spreekt en schrijft daarover met De Laet, hij denkt erover +na en bij een van zijn brieven voegt hij een opstel, dat hij +“eerst voor (zich) zelven in de tael van (zijn) land had +opgeschreven.”—“Ik weet niet hoe het komt,” +zegt hij, “maar ik vind in deze tael iets geheimzinnigs, dieps, +ernstigs, ja zelfs iets wilds! Indien ik ooit eenige kracht verkryg, +dan werk ik nog geheel en al in de Vlaemsche literatuer.”</p> + +<p>Hij is nu niet zoover van Antwerpen en zal wel af en toe naar zijn +vaderstad zijn gekomen, en in elk geval veel bezoek hebben ontvangen. +Hij haakt naar het oogenblik, dat hij in het burgerleven voor goed zich +aan de letterkunde zal kunnen wijden. Ook met Van Rijswijck komt hij in +nauwere betrekking, hij onderwerpt hem zijn eerste proeven van +Vlaamsche dichtkunde, ontvangt zijn raadgevingen en eens, als hij +terneergeslagen is, een tamelijk lang vers, “Voor +droefgeestigen” dat hem als troost en voorbeeld dienen moet. Hij +verontschuldigt zich herhaaldelijk over de slechte taal van zijn +brieven, en schrijft dat hij den dichter Van Duyse, die te Dendermonde +verblijft, niet durft opzoeken, omdat hij zoo slecht Vlaamsch spreekt +en Van Duyse te weinig Fransch kent. Met De Laet nochtans gebeurt de +briefwisseling nog steeds in het Fransch; dat gaat voorloopig veel +gemakkelijker. Met Van Rijswijck zou het bezwaarlijk kunnen. Hij is een +volksjongen, woont in hetzelfde kwartier waar Conscience geboren werd. +<span class="pagenum">[<a id="pb24" href="#pb24">24</a>]</span></p> +</div> + +<div id="ch1.4" class="div1"><span class="pagenum"> [<a href= +"#toc">Inhoud</a>]</span> + +<h2 class="normal">IV.</h2> + +<p style=" + background: url(images/initial-i.gif) no-repeat top left; + "><span style=" + float: left; + width: 115px; + height: 110px; + background: url(images/initial-i.gif) no-repeat; + + text-align: right; + color: white; + ">I</span>n 1836 is Conscience ontslagen, en keert terug naar +Antwerpen, waar hij door vader goed ontvangen wordt. Schijnbaar heeft +hij alle droombeelden vaarwel gezegd. Hij wacht nu naar een plaats van +het gouvernement. Hij mag nog zes maanden in het ouderlijke huis +inwonen, leest ondertusschen de romantische dichters onder voorwendsel +van grondiger taalstudie.</p> + +<p>Op het aandringen van vader biedt hij zich na enkele maanden wachten +aan bij een paar kooplui, maar laat zich door hun koele ontvangst +afschrikken en is vast besloten, nooit zulke stappen meer te wagen. In +het naar huis gaan valt zijn oog op een bericht, dat een wedstrijd +aankondigt voor de plaats van adspirant-ingenieur bij den staat. Hij +heeft nog twee maanden tijd om het allernoodzakelijkste van de wiskunde +te leeren; de titel verlokt hem en hij ziet in het examen een middel om +alle vernederingen te ontkomen. Hij zet zich koortsig aan het werk, +blokt dag en nacht en loopt tusschendoor om inlichtingen naar den vader +van De Laet, een landmeter. Als hij de geheele hem vreemde stof +verwerkt heeft, stelt hij vast, dat de opgedane kennissen in zijn arm +hoofd overhoop liggen, en niet meer naast elkaar te ordenen. Zijn +krachten begeven hem, hij heeft koorts. Vader <span class="pagenum">[<a +id="pb25" href="#pb25">25</a>]</span>doet hem naar bed gaan en verbiedt +hem, nog een letter te lezen. Een maand nog zal hij rusten en dan +onherroepelijk zijn eigen weg zoeken.</p> + +<p>Niet lang kon hij op zijn kamer blijven. Vrienden bezocht hij niet, +half om zijn vader niet te ergeren en half omdat hij tamelijk kalm was. +Eigenlijk mocht hij niet lezen, maar een fantastisch boek in handen +nemen, met plaatjes, als hij wel vroeger deed, is eerder spelen. Op den +zolder lagen nog overblijfsels van den boekenschat: de beschrijving +“der gantscher Nederlanden” van Guicciardinus en een +Antwerpsch Cronijkje van Ullens. Hij vond er groot vermaak in het +verhaal der beroerlijke tijden in deze boeken te volgen, die in een +naïeve taal geschreven waren. Aan de beschrijving van de +beeldstormerij gekomen legt hij het boek opzij, en voelt in zich de +lust om een oorspronkelijke schets te maken van die kleurige dingen. +Hij wandelt door den tuin en maakt een plan; verschuilt zich in het +priëel en tracht te schrijven.</p> + +<p>“Vers la fin du XVIe siècle, notre +patrie....”</p> + +<p>“La Belgique gémissait sous le joug....”</p> + +<p>Maar dat gaat niet, de gedachten blijven achter in zijn hoofd +steken. Hij droomt. Er komt een onwillekeurige beweging in zijn pen. +Hij denkt en schrijft:</p> + +<p>“Het was in den jare onzes Heeren 1566, den 16 der maend +Augustus. De nacht was duister en de regen, die by afwisselende vlagen +nederstortte, had de nare straten der stad Antwerpen tot menigvuldige +waterplassen gemaekt. Geen ander licht deed zich in het verschiet op, +dan de weinige flikkerende keersjens, welke de inwooners voor de +beelden ontstoken hadden.... De nachtwaker alleen, met piek en +lanteern, doorkruiste de stad.”</p> + +<p>Hij gaat voort, verrast, en houdt niet op vóor alles donker +geworden is rond hem. Een redevoering gaapt, <span class="pagenum">[<a +id="pb26" href="#pb26">26</a>]</span>onvoleind, geestdriftig, maar hij +kan haar niet voltooien. Het licht schemert boven zijn papier, vader +mag niets weten.</p> + +<p>Dat werd gewis een volslagen boek. Hij brandde om, met den nieuwen +dag, onder de open lucht te kunnen voortgaan. Aan vader zou hij zeggen, +dat hij aanteekeningen maakte uit de geschiedenis. Die had wel argwaan, +maar liet hem toch met vrede.</p> + +<p>Als hij de vermoedelijke helft van zijn “roman” +geschreven had, want uit het plan voor een kort opstel waren liefdes- +en patriotische verwikkelingen gegroeid, tusschen de bloemen van het +zomerhuisje, kon hij zich niet ontzeggen om naar De Laet te loopen en +hem, met geestdrift en verwachting, een brok van zijn Vlaamsch proza +voor te lezen.</p> + +<p>De Laet was in den hoogsten hemel en wenschte hem geluk. Denzelfden +avond werd nog een voorlezing gehouden in den Kunstenaarskring, waar de +kopstukken van de romantische plastiek vergaderd waren. In de dompige +herberg, voor de Block, Leys, de Braekeleer, Wappers en andere jonge +schilders, werd hem de lauwerkroon op het hoofd gedrukt. Eug. de Block +legde het voorzitterschap neer en droeg het op aan de nieuwe glorie van +Antwerpen. Ieder was van oordeel, dat het werk moest uitgegeven worden, +doch Conscience was moeilijk te overtuigen. De kosten waren zoo hoog en +alleen een bezoek bij Wappers, den afgod van de romantische jeugd en +inderdaad een uitstekend man, kon hem bewegen om toe te stemmen. De +Laet plaatste de warmste aanbevelingen in de dagbladen en enkele dagen +later zag een prospectus het licht.</p> + +<p>”<span class="letterspaced">Hendrik Conscience</span>” +stond er, ditmaal met een Vlaamschen voornaam, bovenaan. Het stuk vond +overal zijn weg, ook bij zijns vaders vrienden. <span class="pagenum"> +[<a id="pb27" href="#pb27">27</a>]</span>Die konden het wel niet lezen, +enkel de naam was hun bekend, maar zij kwamen er mede bij zijn vader en +leiden het hem voor oogen, zeggend: “Wat staat hierop gedrukt? Is +het niet ongehoord, dat de zoon van een soldaat van Napoleon dingen +schrijft, die zijn vader niet verstaat?”</p> + +<p>Een scène volgde. De taal van zijn vader had de jongen +verloochend en hij maakte zich bespottelijk in een patois! En de +kosten! Er viel absoluut niet aan te denken, dat het waanzinnig plan +zou worden uitgevoerd.</p> + +<p>De koppigheid van den jongen romancier hield stand. Op zekeren avond +schrijft hij zijn vader een brief en knoopt, beangstigd en fier, zijn +zaakjes in een handdoek. Zijn werk zal gedrukt worden.</p> + +<p>Hij verlaat het huis en trekt stedewaarts. Op de baan komt hij den +jongen bloemkweeker Karel van Geert tegen, die merkt dat er iets aan +scheelt. Die vraagt Conscience uit, neemt hem mee in zijn tuin en +verdwijnt in huis. Zijn moeder komt met hem terug en, vriendelijk +bezorgd, gaan ze met Conscience naar den Koning van Spanje, waar hij +voortaan zal kunnen blijven. In de groote bovenzaal van de herberg +staat, in een hoek, zijn bed.</p> + +<p>Nauwelijks heeft hij zijn pak daar neergelegd en de menschen +bedankt, of hij zoekt De Laet op en vertelt hem alles wat er is +gebeurd. De Laet vindt zijn lot schoon en benijdenswaardig. Alleen in +de wijde wereld te staan en te moeten worstelen om vooruit te komen, +niemand rekenschap te moeten geven en geen dwang meer te voelen, alles +te mogen wagen: hoe sterk moet dat iemand maken om zijn doel te +bereiken!</p> + +<p>Des avonds, in de groote slaapkamer, komt zijn vader hem bezoeken. +Eerst verwijtend en ontdaan, <span class="pagenum">[<a id="pb28" href= +"#pb28">28</a>]</span>maar dan betrouwend in de vastberadenheid van +zijn zoon.... “Hier in deze zaal,” zegt hij, “heb ik +dertig jaar geleden nog als matroos gedanst....”</p> + +<p>Onder de hoede van moeder Ann uit den Koning van Spanje beweegt zich +Conscience op eigen vlerken. “In ’t Wonderjaer” +verschijnt en wordt als een blijde belofte begroet door de +strijdlustige Vlaamsche letterkundigen. <span class="pagenum">[<a id= +"pb29" href="#pb29">29</a>]</span></p> +</div> + +<div id="ch1.5" class="div1"><span class="pagenum"> [<a href= +"#toc">Inhoud</a>]</span> + +<h2 class="normal">V.</h2> + +<p style=" + background: url(images/initial-i.gif) no-repeat top left; + "><span style=" + float: left; + width: 115px; + height: 110px; + background: url(images/initial-i.gif) no-repeat; + + text-align: right; + color: white; + ">I</span>n 1822 had Delacroix te Parijs zijn Dante en Vergilius +tentoongesteld. In een heftigen strijd met het gevoellooze classicisme, +baande hij zich een weg, gestuwd door nieuwen geestdrift die hij putte +uit vreemde literatuur: Dante, Goethe, Byron, Walter Scott. In 1830 en +later leverden de woelingen van den tijd hem het onderwerp van bewogen +tafereelen vol koortsig leven, die zijn opgewondenheid weergaven. De +personages waren niet langer koude symbolen maar plots aan het leven +gegaan. Zijn onweerstaanbare liefdesdrang scheen in hen een uitweg te +hebben gevonden. En toch waren zij niet gegrepen uit het werkelijk +leven, maar in zijn droom ontstaan en door zijn droomen gevoed. In hun +nieuwe conventie klopte de polsslag van den tijd; als bij hun schepper +straalde hun passie over hun omgeving uit en zette alles in een nieuwen +glans. Hun lichaam verried hun gewaarwordingen en de natuur zelf in het +landschap, dat weer met zorg werd behandeld, stemde overeen met hun +gemoed.</p> + +<p>Na het romantisme in de letterkunde—dat zeden en uitzicht van +de samenleving vervormd had—was romantisme in de schilderkunst +niet kunnen uitblijven. De opvatting van Delacroix werd door velen +erkend; hij bleef de voorman. Zijn kunst werd, in 1830, door den jongen +Wappers in België ingevoerd, een maand juist vóór de +revolutie, wanneer zijn eerste doek te Brussel veel opzien baarde. +<span class="pagenum">[<a id="pb30" href="#pb30">30</a>]</span>Na +eenige jaren was zij er overheerschend. Conscience, voorbereid door +zijn lectuur om haar richting als de zijne te herkennen, werd haar +woordvoerder in de pers en liet onwillekeurig in zijn romans haar +qualiteiten en gebreken weerspiegelen. De natuur en haar bekoorlijkheid +worden door hem erkend en in zijn eerste werken uit hij, uitbundig, +zijn onstuimige vrijheidsliefde en zijn behoefte naar zichtbare +schoonheid.</p> + +<p>Het getuigt van den innigen omgang die er tusschen schilders en +letterkundigen bestond, dat zooveel artisten aan de wordende Vlaamsche +beweging deelnamen. Hun strijd voor den vergeten geest van Rubens en +het heropwekken van den Nederlandschen zin voor kleur drijft hen op +eenzelfde pad. De noodlottige invloed van David, die te Brussel een +tijd lang als een halfgod werd vereerd, moet te keer gegaan. Het zoeken +naar uitdrukking en lokale kleur doet hen de geschiedenis bestudeeren +en maakt den weg open voor de vaderlandsche romanciers.</p> + +<p>De meeste werken, niet alleen van Conscience maar ook van zijn +tijdgenooten, worden overvloedig geïllustreerd. De plaatjes van +“Het Wonderjaer” vertoonen zware gestalten, koppen die van +Rubens’ Antwerpsche schilderijen—min het schoone—zijn +afgekeken. De Geertruid in den kerker, die het lijf van haar veegen +vader ondersteunt, is niemand anders dan de mooi weenende Magdalena van +de “Afdoening van het kruis.”</p> + +<p>Hier en daar treft in dit boekje een tafereel dat zuiver en +eenvoudig is opgemerkt, zoo de beschrijving van een vlakte vóor +Antwerpen. “Deze plaets hiet toen het Luisbekelaer. Het was een +wyd stuk land, in gedaente een driehoek gelyk, waer van de langste zyde +door de Herenthalsche vaert bewaterd werd. Hier waren duizende menschen +verspreid. Allen, <span class="pagenum">[<a id="pb31" href= +"#pb31">31</a>]</span>behalven vrouwen en kinderen waren gewapend. +Velen lagen op den boord der vaert, en warmden zich in afwachting by de +zachte morgendstralen: anderen te paerd, renden langzaem het wyde veld +over.”</p> + +<div id="p031" class="figure"><a href="images/p031h.gif"><img border= +"0" src="images/p031.gif" alt= +"Eerste bladzijde van den “Leeuw van Vlaanderen”." width= +"518" height="720"></a> +<p class="figureHead">Eerste bladzijde van den “Leeuw van +Vlaanderen”.</p> +</div> + +<p>Een ongebreidelde en kinderlijke romantiek vult het verhaal met +onwaarschijnlijke gebeurtenissen. Een rooverhoofdman vertelt zijn +ongelukkig leven: “En menigmael heb ik op ’s meisjes bede, +den groenen lindeboom onder de klanken eener weemoedige ballade doen +zuchten.” Het liefje wordt geschaakt. Zijn +“roozenkleur” vergaat onder zijn tranen, “en kwynend +en door mistroostigheid afgemat”, wandelt hij “door de +dichte bosschen,” waar hij vol bittere smart op het gras +nederzinkt. Onteerd komt het kind terug en sterft: “Daer lag dit +lieve roosje tusschen vier geele wassen keerssen te +zieltogen.”</p> + +<p>Het grootste gebrek van het werk is zijn onbeholpen taal: +“Door het zien dezer hoog verheven muren en zware traliën, +waeraen de bleeke stralen der maen een droeve kleur gaven, smolt +Geertruids hart weg, by het denken dat haren vader dáer binnen +was.” Conscience speelt met haar woorden als een blinde met +kleuren, zet “zoodra (aussitôt)” voor +“onmiddellijk,” “suizen” voor +“fluisteren,” spreekt van “een opgepropt (boordevol) +drinkvat,” en laat den wijn, den regen en de tranen bij beken +stroomen over tafel, kleederen en wangen.</p> + +<p>En nochtans is de taal nog zuiver, vergeleken bij wat in de +dagbladen van die dagen geschreven werd. De volksman, die het boek in +handen kreeg, moet er zeker verpoozing en vreugde in gevonden hebben. +Hij hoort hoe “het kraken der deuren en vensters, die in de buurt +geopend werden, alleen de stilte stoorden, die nog in de half verlichte +Keizerstraet heerschte.” Behalve door zulke beelden die hem +aangenaam-bekend <span class="pagenum">[<a id="pb32" href= +"#pb32">32</a>]</span>in de ooren klinken, wordt hij bekoord door een +roes van woorden en lieve gebaren. Het primitieve verhaal wil boeiend +zijn, het is naief gekleurd, argeloos en heftig. Dit was wel wat het +volk nog kon begrijpen, en wat het noodig had om terug te worden +gevoerd tot belangstelling voor de geschiedenis en de letterkunde.</p> + +<p>Bij “Het Wonderjaer” sluit aan de bundel +“Phantazy,” hetzelfde jaar bij L. J. de Cort op de +Paddegracht gedrukt. “Korte doch des te levendiger drama’s +van krachtige galmen en zoetluidende toonen,” worden deze +schetsen door een zéer toegeeflijk tijdgenoot genoemd. In +tijdschriften verschijnen verder nog enkele schetsen van Conscience, +waar “De Pelgrim in de woestijn” de meest karakteristieke +onder is. Het opstel is een navolging van Lamennais, typisch voor de +“Weltschmerz” en tevens voor het gewild optimisme van den +jongen schrijver.</p> + +<hr class="tb"> +<p>Een afzonderlijke plaats onder zijn eerste voortbrengselen bekleedt +de “Leeuw van Vlaenderen.” Hij heeft hem voleind in het +huis van de Laet, in eenzelfde kamer, aan de tafel waar ’s avonds +zijn vriend gedichten maakte of artikels schreef voor dagbladen. In +dezen heldenroman tracht Conscience zich boven het weeke te verheffen. +Hij beschrijft Adolf van Nieuwland als een jonge ridder, wiens gelaat +“niet door verwyfde schoonheid bekoorde; hy was niet van die +mannen met roozenkleurige wang en lachenden mond, wien niets behoeft +dan een samaer om zich tot vrouw te herscheppen.”</p> + +<p>Overigens is de toon van het werk, dat wel eens een epos wordt +genoemd, zoet en kalm:</p> + +<p>“In den namiddag verliet Machteld de stad met alle hare +dienaren en vrouwen: dit vertrek gaf aan vele <span class="pagenum">[<a +id="pb33" href="#pb33">33</a>]</span>anderen het gedacht, dat zij in +Kortryk veiliger zouden kunnen woonen. Met een werd alles door haer +ingepakt, en de deuren gesloten hebbende, gingen zy met hare kinderen +ter Gendpoort uit.—Ontellyke huisgezinnen liepen in dier voege +met verscheurde voeten op den weg naar Kortryk, en zaeiden hunne +bittere tranen tusschen het gras dat by den boord der baen groeide.</p> + +<p>In Brugge werd het zoo stil als in een graf.”</p> + +<p>Niet zonder eenig gevoel van plastiek is de beschrijving van een +paar gevechten, als het volgende, waardoor Machteld, de dochter van den +graaf van Vlaanderen, uit de handen van haar schakers wordt +verlost:</p> + +<p>“Zonder op dien roep te letten keerde de soldenier zijn paard +ter zyde en zocht alzoo uit de baen te springen;—maar het zweerd +van den ridder viel met eene verdubbelde kracht op zynen helm, en kloof +hem het hoofd tot by de schouders. Het bloed sprong in twee dikke +stralen uit den nek van den ruiter, en viel terug op het hoofd en het +witte kleed der maegd, hare fijne blonde lokken werden er gansch door +bevochtigd.... De geslachte Franschman viel uit den zadel.... en het +meisje werd nog met nydigheid tegen het harnas gedrukt. Na een vluchtig +oogenblik lieten de armen van het lyk haar los; vrouw en lyk rolden +beiden op den grond..... Het gevecht scheen nu nog hardnekkiger te +worden, want by het zien van het rookende bloed, wierden deze strydbare +mannen als door razerny vervoerd: de peerden werden heen en weêr +geslingerd en brieschten bij elken slag, die op hun yzeren deksel +neederviel. Het meisje lag zonder gevoel tusschen hunne voeten.... +Verwonderlyk was het dat de peerden haar niet kwetsten, want zy +stampten om en by haer, doch raekten hare uytgestrekte leden niet, +alleenlyk stampten deze dieren de aerde der baen in de hoogte, en <span +class="pagenum">[<a id="pb34" href="#pb34">34</a>]</span>bedekten de +wangen der maegd met slyk en stof.</p> + +<hr class="tb"> +<p>“Dit gevecht had slechts eenige oogenblikken geduerd, want de +slagen der stryders waren zonder tusschenpoos geweest; diensvolgens was +de zon nog niet boven de kim, en de velden waren nog niet met hare +stralen verlicht, echter klommen de dampen reeds boven het woud, en de +toppen der boomen kleurden zich met lieflyker groen.”</p> + +<p>Men bemerkt, naar romantisch recept, de rol die de bezielde natuur +speelt in de gebeurtenissen: de zon dringt flauw door bij het begin van +het gevecht; dan klimmen de dampen boven het woud, en de toppen der +boomen kleuren zich met klaarder groen. Eindelijk is de zon boven de +kim gerezen, en hare stralen verlichten de velden met heldere +kleuren.</p> + +<p>Een bijzondere zorg wordt natuurlijk besteed aan de beschrijving van +den Slag der Gulden Sporen. Tegenover de vereenigde Vlamingen bevindt +zich het Fransche leger. “De ruiters waren zoo menigvuldig dat +een korenveld minder (h)aren draegt dan er speren boven de vyandelijke +benden uitstaken. De peerden der voorste gelederen stampten ongeduldig +met de voeten, en besproeiden hunne yzeren deksels met witte vlokken +schuim. De bazuinen zonden hun galmende toonen als in een feestgejuich +door de zuchtende boomen van het Neerlanderbosch,—en zweepend +speelde de wind in de wentelende vouwen der wimpels en banieren. De +stem der veldheeren kwam dit krygsgerucht by poozen beheerschen, terwyl +soms de wapenkreet: Noël! Noël! Frankryk! Frankryk! uit eene +bende opging, en al ander geschal verdoofde.”</p> + +<p>“De Leeuw van Vlaenderen” kon, haastig als hij werd +geschreven, moeilijk beter zijn. Er is geen bezonkenheid <span class= +"pagenum">[<a id="pb35" href="#pb35">35</a>]</span>in kunnen komen. +Alleen een beeld, een vluchtig gezicht van een landschap, het gevoel +van den strijd, waar de jonge schrijver bij was met al zijn +enthousiasme, zijn genoegzaam geslaagd. Een beoordeelaar van den tijd +spreekt nochtans met lof over de weeke “<span lang="fr">intrigue +amoureuse, dont les chapitres servent de point de repos entre les +scènes de guerre et de carnage.</span>”<a class="noteref" +id="xd0e383src" href="#xd0e383">1</a></p> + +<p>Wij bemerken weinig van het innerlijk leven van de personages. Zij +zijn hoofdzakelijk door hun uiterlijk van elkaar onderscheiden. Wanneer +we hen in gedachten verrassen, overwegen ze enkel de belangen van het +vaderland, zij staan niet langer in betrekking met de dagelijksche +nooden en vreugden van het leven; zij worden vaten van +vaderlandsliefde, en daardoor ontstaat eentonigheid in de meeste +gesprekken. Zij ontmoeten elkander meest onder den open hemel; zoodat +de antieke stad of de opgaande zon hun motieven voor een treffende +voorstelling kunnen leenen.</p> + +<p>De groote verdienste van het verhaal ligt in de kennis van het +verleden, die het de lezende Vlamingen bracht. Van zijn verschijning +dagteekent een verhoogde belangstelling in de vaderlandsche +geschiedenis. Mooier dan in het Wonderjaer, vonden de Vlamingen in den +Leeuw van Vlaenderen een taal terug, die ze voor letterkundig gebruik +ongeschikt hielden, en op dit meer bezonnen werk hadden met meerder +reden de woorden kunnen toegepast worden van een aan Conscience +onbekend lezer, die hem in 1837 schreef:</p> + +<hr class="tb"> +<p lang="fr">“Monsieur, lorsque au mois de mai les journaux <span +class="pagenum">[<a id="pb36" href="#pb36">36</a>]</span>rendirent un +compte flatteur de votre roman historique “In ’t +Wonderjaer,” j’étais loin de pressentir que +bientôt j’en ferais l’objet d’un +agréable délassement. Grande a été ma +surprise, d’y retrouver (à peu de mots près) ma +langue maternelle dans toute sa pureté, dans sa noble +simplicité.... Oui, Monsieur, disons-le sans hésiter, +vous avez réussi, complètement réussi, à +faire revivre, à faire goûter la langue que je balbutiais +au berceau, et que je retrouve avec une joie secrète +après un coupable oubli de 22 ans.”<a class="noteref" id= +"xd0e396src" href="#xd0e396">2</a> <span class="pagenum">[<a id="pb37" +href="#pb37">37</a>]</span></p> + +<div class="footnotes"> +<hr class="fnsep"> +<p class="footnote"><span class="label"><a class="noteref" href= +"#xd0e383src" id="xd0e383">1</a></span> De liefdesverwikkeling, waarvan +de hoofdstukken een rustpunt vormen tusschen de krijgs- en +bloedtafereelen.</p> + +<p class="footnote" lang="nl-1900"><span class="label"><a class= +"noteref" href="#xd0e396src" id="xd0e396">2</a></span> Mijnheer, +wanneer in de maand Mei de dagbladen met lof over uw historischen roman +“In ’t Wonderjaer” spraken, dacht ik er in het geheel +niet aan dat ik er weldra een aangename verpoozing zou in kunnen +vinden. Ik was uiterst verwonderd toen ik er (op eenige woorden na) +mijn moedertaal in weervond met al haar zuiverheid, met haar edelen +eenvoud.... Ja, Mijnheer, ik wil het zonder aarzelen zeggen, U is er in +geslaagd, volkomen geslaagd, de taal te doen herleven, te doen smaken, +die ik in de wieg stamelde en die ik met verholen blijdschap terugvind, +nadat ik, schuldige, haar sinds 22 jaar vergat.</p> +</div> +</div> + +<div id="ch1.6" class="div1"><span class="pagenum"> [<a href= +"#toc">Inhoud</a>]</span> + +<h2 class="normal">VI.</h2> + +<p style=" + background: url(images/initial-e.gif) no-repeat top left; + "><span style=" + float: left; + width: 115px; + height: 110px; + background: url(images/initial-e.gif) no-repeat; + + text-align: right; + color: white; + ">E</span>en figuur als die van Conscience ware niet te begrijpen, +zonder voldoende kennis van den toestand der Nederlandsche taal en der +letterkunde in Vlaamsch-België, op het oogenblik van zijn +verschijnen. Treurig was het er meê gesteld en het is haast niet +te verwonderen dat Nederlanders als Bakhuizen van den Brink nog later +van meening waren, dat Conscience en de overige Vlamingen beter zouden +gedaan hebben, voor hun volk in het Fransch te schrijven. Na 1830 waren +de leergangen van Nederlandsche taal- en letterkunde afgeschaft aan de +hoogescholen en gestichten voor middelbaar onderwijs. De Vlaamsche +opschriften op openbare gebouwen werden uitgekapt en door Fransche +vervangen. In 1846 nog had te Brussel een veiling plaats van de +Nederlandsche werken die van vroeger jaren in de regimentsbibliotheken +berustten.</p> + +<p>Wel was de Nederlandsche beschaving onder de Spaansche +overheersching in België geknakt en had ze nooit meer den glans +bereikt dien ze in het Noorden verkreeg, maar de liefde van het volk +voor zijn taal en haar beoefening was nog lang blijven leven in de +ontelbare kamers van rhetorica. Onder de regeering van Koning Willem +was dan de taal, nagenoeg niet belemmerd, vooruitgegaan. Van 1803 tot +1815 werden door rederijkers 26 dichtwedstrijden uitgeschreven, van +1816 tot 1830 wel 46. Na de omwenteling valt alles stil. <span class= +"pagenum">[<a id="pb38" href="#pb38">38</a>]</span>Geen leven roert er +gedurende de vier eerste jaren van de Belgische onafhankelijkheid. Het +dienstnemen van een groot gedeelte, en niet het onwaardigste, van de +Belgische jeugd, was volgens Jan Frans Willems er een reden van.</p> + +<p>Nu was de letterkunde, die in de 17e eeuw en later werd +voortgebracht, niet van groote waarde, maar haar beoefening hield het +volk gereed voor ernstiger eigen beschaving. In den Hollandschen tijd +worden eindelijk aan de hoogeschool van Luik door Kinker en aan die van +Gent door Schrant geleerden gevormd, die de nieuwe dragers kunnen +worden van de verwaarloosde cultuur. Zij zullen na de omwenteling de +bewuste leiders worden van de Vlaamsche beweging. Bij hen zal zich de +begaafde auto-didakt Willems aansluiten, die in 1819 het eerste deel +van zijn bekende “Verhandeling over de Nederduytsche tael- en +letterkunde” uitgaf, met het gedicht “Aen de Belgen” +voorop, maar met Fransche aanteekeningen, voorrede en vertaling. +Opmerkenswaardig is het ook dat, in de eerste jaren der Vlaamsche +beweging, de Vlaamschgezinde polemiek grootendeels in het Fransch wordt +gevoerd.</p> + +<hr class="tb"> +<p>Het veld, waar de vrienden van Conscience wilden werken, lag braak +genoeg.</p> + +<p>De gevoelvolle romancier vindt in de Laet het ontwikkeld verstand, +veel dieper vorschend en meer bestand tegen stemmingen, dat zijn +karakter steunen kan en om zoo te zeggen volledigt. Des te vaster +sluiten ze zich bij elkander aan, en mogen ze al eens om het wisselend +humeur van Conscience op minder vriendschappelijken voet met elkaar +verkeeren, de Vlaamsche beweging brengt hen terug bijeen.</p> + +<p>Zij werpen zich hals over kop in den politieken <span class= +"pagenum">[<a id="pb39" href="#pb39">39</a>]</span>strijd, waarin het +gaat om de rechtsherstelling van Vlaamsch België, dat na de +omwenteling zoo schandelijk is achteruit gesteld. De Walen zijn +oppermachtig in het jonge land en met hen kwamen vreemdelingen aan het +bewind, Franschen, die hier alleen een welkom arbeidsveld voor hunne +eerzucht zochten. Nochtans verklaren de jonge Flaminganten zich niet +tegen de onafhankelijkheid van België; in tegenstelling met de +ouderen, die vooral te Gent, rond Snellaert gegroepeerd zijn, doen zij +aan vaderlandsche betoogingen mee. In Antwerpen stellen zij zich aan +het hoofd van de protestbeweging tegen de 24 artikelen, wat hen in +botsing brengt met den stederaad, die Orangistisch, alhoewel +Franschgezind is.</p> + +<div id="p039" class="figure"><img border="0" src="images/p039.jpg" +alt="Conscience’s bruid" width="465" height="558"> +<p class="figureHead"><span class="smallcaps">Conscience’s +bruid</span></p> + +<p>(naar de schilderij van Bertou),</p> + +<p>(Met bijzondere toestemming van Mevr. M. Antheunis-Conscience).</p> + +<p><b>Nadruk verboden.</b><a class="noteref" id="xd0e433src" href= +"#xd0e433">1</a></p> +</div> + +<p>Conscience staat dus bij de overheid zijner stad in het geheel niet +goed aangeschreven. Beter bij de landsregeering, die hem voor zijn +“Wonderjaer”, door bemiddeling van den reeds befaamden +schilder Wappers, eene kleine subsidie toekende. Geruimen tijd reeds +lijdt hij armoede. Een betrekking van vijfhonderd frank ’s jaars +bij het provinciaal bestuur heeft hij laten varen om aan zijn +“Leeuw van Vlaenderen” te arbeiden, die den minder +gunstigen indruk van “Phantazy” moet uitwisschen. Hij +verwacht er veel van, maar het succes wordt verminderd door de +gebeurtenissen van den dag. Geplaagd om zijn flamingantisme en +gevaarlijk patriotisme, wordt hem het leven nog onaangenamer +gemaakt.</p> + +<p>Ontmoedigd, ontzenuwd en verlangend naar rust biedt hij zich bij van +Geert als knecht aan, en werkt er in den tuin en ’s avonds aan +het maken van naambordjes. Hij studeert na den arbeid botanica en +tracht overigens alle hooger streven te vergeten.</p> + +<p>Niet lang echter duurt het of de arbeid geeft niet meer dezelfde +bevrediging. Hij tracht ’s avonds alleen <span class="pagenum"> +[<a id="pb40" href="#pb40">40</a>]</span>te zijn. Oude geestdrift +bevangt hem. In de serres, onder den zichtbaren sterrenhemel ontlast +hij zijn gemoed van wat hem bezighield en houdt in de eenzaamheid +geestdriftige redevoeringen. In zulke opgewonden stemming vinden hem de +vrienden, na acht maanden scheiding, die hem komen vragen om in hun +naam het woord te voeren bij het graf van een gestorven kunstenaar. Hij +zal voor een dag zijn klompen verlaten en weer een artiest zijn.</p> + +<p>Bij de opene groeve, wanneer de officieele personen reeds willen +weggaan, wordt hij vooruit gedrongen en vindt hij roerende woorden. Hij +treft de toehoorders, geringe en hooggeplaatste, en van nu af wordt +zijn naam geëerbiedigd. Hij verlaat denzelfden dag zijn geringe +betrekking en betrekt een kamer in de stad.</p> + +<p>In de dagbladen wordt over hem gesproken en als een jaar later het +standbeeld van Rubens wordt ingehuldigd, is hij reeds een groot man in +zijn stad. Hij houdt een toespraak en is secretaris van de +feestcommissie. Hij wordt de populairste redenaar van Antwerpen en +weldra van zijn land, want zijn bedrijvigheid is onvermoeibaar. Rechts +en links sticht hij kringen, hij reist naar vreemde steden om er +tweedracht te dempen of tot werken aan te zetten. In 1842, kort na zijn +benoeming tot griffier van de Academie van Schoone Kunsten, huwt hij +Maria Peinen, de dochter van een Engelschen diamantslijper.</p> + +<p>De jaren die volgen zijn bewogen en brengen hem menige +ontgoocheling. Zijne onverzettelijke Vlaamschgezindheid berokkent hem +openlijke en geheime vijanden. In “Den Olyftak” eerst, in +“Voor Tael en Kunst,” later, dat hij zelf stichtte en waar +hij zijne beste krachten aan wijdde, wordt hij verwijderd door een +hatelijke reactie, die hem vervolgt en in <span class="pagenum">[<a id= +"pb41" href="#pb41">41</a>]</span>hem de verpersoonlijking, de ziel van +de Vlaamschgezindheid, tracht te treffen. Gedurende den politieken +strijd vooral wordt geen beleediging hem gespaard. Zijn flamingantisme +richt zich tegen het Franschgezinde liberale gemeentebestuur, door +wiens verdedigers hem zijn toegeven aan de katholieke gezindheid wordt +verweten: in 1843 liet hij een door de geestelijkheid gewijzigde +uitgave van “Het Wonderjaer” verschijnen, die hem in een +oogenblik van grooten nood gevraagd was.</p> + +<p>In 1849 ontvlucht hij de stad en rust in de Kempen uit. Hij schrijft +er zijn bewonderenswaardigen “Loteling,” die in 1850 +verschijnt. Hij leeft teruggetrokken en geeft zich geheel aan zijn +letterkunde over, tot hij in 1851 op aandringen van zijn vrienden een +politieke candidatuur aanvaardt en, zoo mogelijk nog heviger dan de +eerste maal aangevallen, ontgoocheld en gekwetst, aan alle inmenging in +politiek vaarwel zegt. Een maand vóór de verkiezing is +zijn dochtertje gestorven.</p> + +<p>In zijn klein huisje, in een mooie omgeving, leeft Conscience +betrekkelijk onbezorgd. Onderwijl blijven zijn vrienden hun werk +voortzetten. Antwerpen wordt de meest Vlaamschgezinde stad van het +land. De regeering kan het met haar niet goed zetten. Om al zulke +redenen voelt Gustaf Wappers zich verplicht ontslag te nemen als +bestuurder van de Academie en in 1854 volgt hem Conscience, uit +solidariteit met zijn vriend en beschermer.</p> + +<p>Moeilijk kan hij voortaan in de behoeften van zijn huisgezin +voorzien. Hij tracht van de opbrengst zijner werken te leven, wat hem +ter nauwernood gelukt.</p> + +<p>Hij klaagt zijn nood aan hooge beschermers. Zijn naam is in het +buitenland bekend en in Vlaamsch <span class="pagenum">[<a id="pb42" +href="#pb42">42</a>]</span>België heeft hij vele +bewonderaars—en in 1856 wordt hij tot arrondissements-commissaris +benoemd te Kortrijk.</p> + +<p>Aan zijn letterkundige werkzaamheid heeft deze verplaatsing geen +goed gedaan. Wel zendt hij elk jaar een aantal boekdeelen de wereld in, +om zijn taak te vervullen en door hun opbrengst zijn rang te kunnen +handhaven, maar hij mist de belangstellende vriendschap, die hem +ondanks de kwaadwilligheid van sommigen in Antwerpen omgaf en voelt +zich in het doodsche stadje terneer gedrukt. Af en toe reist hij even +naar Antwerpen, “om de schepen nog eens te zien +vertrekken.” Tegenspoed in zijn familie vermindert nog zijn +veerkracht. Hij klaagt aan zijn vrienden hoezeer hij levensvreugde +mist, en hoe hij zelf bemerkt dat het gehalte van zijn romans +vermindert. In 1865 schrijft hij naar Antwerpen dat ”(zijne) +arbeidzaamheid waarschijnlijk langer zal duren dan zijn +talent.”</p> + +<div id="p042" class="figure"><img border="0" src="images/p042.jpg" +alt="Conscience in 1881" width="473" height="720"> +<p class="figureHead"><span class="smallcaps">Conscience</span> in +1881</p> +</div> + +<p>Eindelijk in 1867 wordt hij naar Brussel geroepen, en gaat in het +Museum Wiertz wonen als Conservator der Koninklijke Musea. Hier leeft +hij rustig onder Vlaamsche vrienden. Hij is een beroemd man. Reeds te +Kortrijk ontving hij Victor Hugo en Alexander Dumas aan huis. Leopold I +kwam er en bezocht hem. Zijn eenvoudige verhalen waren tot aan Duitsche +hoven doorgedrongen en verrukten evenzeer het Fransche als het Duitsche +volk. Nogmaals werd hij diep getroffen. In 1869 stierven bijna op +denzelfden dag zijn twee zonen. Alleen een dochter bleef hem over, +Maria, later de vrouw van den dichter Gentil Antheunis, die als +zoovelen in het huis van Conscience belangstelling en vriendschap had +gevonden.</p> + +<p>Hij werkt aanhoudend, al is hij zelf niet geheel tevreden. Den +heelen dag zit hij op zijn kamer en <span class="pagenum">[<a id="pb43" +href="#pb43">43</a>]</span>komt alleen des avonds beneden, bij zijn +familie en bij zijn vrienden, die er open tafel vinden. Zoovele +onderwerpen heeft hij behandeld en tracht nu eentonigheid te vermijden +door nieuwe genres te zoeken—die eigenlijk toch nog dezelfde +blijven. Zijn standbeeld wordt te Antwerpen door een dankbaar volk +onthuld en eenige dagen later, den 10 September 1883 sterft hij, +omringd van glorie, met de gedachte aan zijn geboortestad en het +nooddruftig land dat hij verlaat. <span class="pagenum">[<a id="pb44" +href="#pb44">44</a>]</span></p> + +<div class="footnotes"> +<hr class="fnsep"> +<p class="footnote"><span class="label"><a class="noteref" href= +"#xd0e433src" id="xd0e433">1</a></span> Het portret van +Conscience’s bruid, op pag. 39 afgedrukt, is niet zooals er onder +staat van <i>Bertou</i>, maar wordt toegeschreven aan <i>H. +Leys</i>.</p> +</div> +</div> +</div> + +<div class="div0" id="d2"> +<h2 class="normal">Tweede Deel.</h2> + +<span class="pagenum">[<a id="pb46" href="#pb46">46</a>]</span> +<div id="ch2.1" class="div1"><span class="pagenum"> [<a href= +"#toc">Inhoud</a>]</span> + +<h2 class="normal">I.</h2> + +<p style=" + background: url(images/initial-e.gif) no-repeat top left; + "><span style=" + float: left; + width: 115px; + height: 110px; + background: url(images/initial-e.gif) no-repeat; + + text-align: right; + color: white; + ">E</span>en leven met veel tegenspoed, in ongunstige omstandigheden +begonnen. Van de vroegste jeugd tot aan den ouderdom drukkende zorgen; +een verre herinnering alleen aan moederzorg, die hem de kiemen heeft +gelaten van wat hem van zijn onbezorgde standgenooten, van zijn +omgeving die rustig haar dagen sleet, zou onderscheiden; aanhoudend +werkend om zijn idealen aanschouwelijk te maken, verstaanbaar voor zijn +nederigste broeders. Zijn leven is een voorbeeld van trouw geweest aan +zijn dichterlijke gave, aan de aandoeningen van liefde, die natuur en +leven in hem verwekten.</p> + +<p>Zijn verbeelding begint te groeien ten nadeele van levensbeleid +gedurende zijn ziekte. Vertelsels en vage, halfverstane lectuur in +boeken die hij moeilijk kan ontcijferen, maken hem vaardig in het +verhalen van wonderbare sproken, later, als hij in de enge straten zich +tusschen de speelgenooten mengt. Het klatergoud en de verrukkende +uitingen van de marionetten in den poesjenellenkelder, die uit het +halfdonker van hun tooneel zijn oog en hart boeien, doen hem droomen +van ongewone gebeurtenissen, die voltrokken moesten worden. Als hij +volwassen is, een man, en evenals vroeger menschen om zich weet, die +naar de vruchten van zijn bezinnen en beschrijven verlangen, herinnert +hij zich deze vroege overwinningen, in “Op Godsgenade” +(1837), in “Avondstonden” (1846) en in <span class= +"pagenum">[<a id="pb47" href="#pb47">47</a>]</span>“De Geest. +Eene oude Spookvertelling,” die hij als proeve van Antwerpsch +dialect in 1842 laat verschijnen.</p> + +<p>Nòch door zijn opvoeding, d. i. door lectuur of omgang met +oudere vrienden, nòch door zijn omgeving, die Fransch was na den +vroegen dood van zijn moeder en in het leger, werd hij Vlaamschgezind; +een oude vriendschap brengt hem op den weg. Johan de Laet, die in de +velden vroeger zijn spelen deelde, spreekt hem het eerst over +werkelijker idealen. Gevoelig, hecht hij zich aan den man die hem een +doelbewust gevoel van eigenwaarde gaf, en volgt hem in zijn +flamingantisme. Hij handelt daarin als een echt volkskind. Het verleden +van zijn stam ligt braak; wat zijn verlangend maar ongelouterd gemoed +treft, wordt erin vastgehouden als in een spiegel, die altoos het +zelfde beeld omvat en tusschen waardeloos en echt geen onderscheid kan +maken. Zijn eerste werken zijn onberedeneerd een argelooze +weêrgave van wat hem in de geschiedenis heeft aangetrokken, en +langs zijn ongeoefend oog onklaar tot hem kwam. “Jacob van +Artevelde,” die tien jaren na den “Leeuw van +Vlaenderen” verscheen, is beter onderlegd en met meer zorg +voorbereid.</p> + +<p>Een zelfde vereering toont hij voor wie, hooger geplaatst, hem +vriendelijk voorthielpen en den glans van hun gevestigden roem niet als +een beletsel aanzagen om hem in zijn duistere jaren door gemeenzamen +omgang aan te moedigen. Hij geeft zich rekenschap van den invloed, dien +zij op zijn verbeeldingsleven uitoefenden. “Weet gy niet +Gustaf,” vraagt hij in een feestrede aan den schilder Wappers, +“tot hoe verre de geest die in my leeft, zich aen u verkleefd +heeft, daer een woord van u, zoet of straf, de bestendige gevoelmeter +van myn hart was.” <span class="pagenum">[<a id="pb48" href= +"#pb48">48</a>]</span></p> + +<p>Die eigenschap van onherroepelijke overgave, die gemakkelijk tot +zwakheid overhelt, en een factor is in elk van zijn romans, is, als +instinkt, een volkseigenschap, die in hem nochtans veredeld wordt omdat +hij een artiest is.</p> + +<p>Een dieper stempel wordt nog in zijn werk gedrukt door zijn vroege +ziekelijkheid, die hem voor steviger vuisten deed zwichten. Hij erkent +zelf, dat hij gedurende zijn loopbaan in het leger er de gevolgen van +heeft bespeurd: “Het lag in myne inborst,” schrijft hij in +“De omwenteling van 1830,” “voor den <i>mensch</i> +immer te zwichten, wanneer hy zich, als persoon, dreigend tegenover my +stelde. Het moge onuitlegbaar schijnen, het is echter zoo: tegen vuer, +kanons en alle stoffelyke gevaren kon ik staen zonder merkelyken +schrik; maer den <i>mensch</i> alleen vreesde ik als een wezen voor +hetwelk ik altyd moest wyken. Dit gevoel lag in my sedert myne eerste +kindschheid, omdat myne lichamelyke macgt te verre beneden de strekking +en de begeerte van my hart en van mynen geest gebleven was. Myne +zonderlinge opvoeding had ook niet weinig bygedragen om myne <i> +menschenvrees</i> te doen aengroeijen.”</p> + +<p>De weeke Gabriël in “Moeder Job,” die als een +onbezonnen knaap zijn ouders huis ontvlucht, omdat hij, zonder reden, +aan de trouw van zijn geliefde twijfelt, en in het bosch blijft +ronddolen, is een onbewust trouw beeld van Conscience’s wezen, +die den menschelijken vijand niet aandurft, en in de velden zijn heil +zoekt. <span class="pagenum">[<a id="pb49" href= +"#pb49">49</a>]</span></p> +</div> + +<div id="ch2.2" class="div1"><span class="pagenum"> [<a href= +"#toc">Inhoud</a>]</span> + +<h2 class="normal">II.</h2> + +<p style=" + background: url(images/initial-w.gif) no-repeat top left; + "><span style=" + float: left; + width: 115px; + height: 110px; + background: url(images/initial-w.gif) no-repeat; + + text-align: right; + color: white; + ">W</span>anneer de kleine Conscience, als andere kinderen onder den +open hemel spelen mocht, was een van zijn grootste vreugden, ’s +avonds, een vertooning in den poesjenellenkelder. Het buitengewone, +avontuurlijke, dat daar werd voorgesteld op het klein tooneel, gedreven +door niet te zeer zichtbare volks-kunstenaars, die, in een werkpak, met +groote handen de draden vasthielden van een ontroerend drama, liet een +niet meer te verwijderen indruk na in het hart van den jongen +toeschouwer, die van toen af misschien zelf poppen in zijn verbeelding +heeft laten handelen en gebaren.</p> + +<p>Hij heeft in later tijd uitmuntend zulk een voorstelling beschreven: +“Op het tooneel staat eene vrouwelijke poesjenel met eene gulden +kroon op het hoofd; een mantel van rood fluweel sleept haar achterna; +haar keurslijf is van blauwe zijde met zilveren looverkens; hare +gansche kleeding, haar hoofd en hare armen glinsteren van gouden +stipjes en glazen paarlen. Het is Genoveva, die sedert hare laatste +verschijning geheel is herschilderd en in nieuwe kleederen is +getooid.</p> + +<p>“Nadat zij, onder de bewonderende blikken der aanschouwers, +zich vijf of zesmaal heeft rondgedraaid om zich voor en achter te laten +bekijken, worden hare armen, bij middel van draden, eenige malen +opgeheven: dit wel zeggen dat zij gaat spreken.... Genoveva spreekt van +haren lieven man, <span class="pagenum">[<a id="pb50" href= +"#pb50">50</a>]</span>den paladijn Siegfried, en laat den aanhoorders, +onder veel beklag verstaan dat hij vertrokken is, om tegen de +Sarazijnen te gaan vechten. Zij valt geknield neder voor een kruis, +heft de handen ten hemel, en bidt zoo vurig en zoo roerend, dat het +publiek in den kelder algemeen begint te snutten en te +zuchten.”</p> + +<p>Wie ooit in de Antwerpsche “poesje” kwam, wanneer het +gewone publiek van den havenkant den lagen kelder vulde, vergeet de +wendingen van de zinnen niet die er worden uitgegalmd, noch de keus der +woorden en der pakkende toestanden. Hij vindt in Conscience verloren +zaden uit dezen volks-lusttuin, die in een onverzorgd hoekje woekeren +en er felgekleurde bloemen dragen. “In ’t +Wonderjaer,” zijn eigen werk en toch misschien sinds zijn +bezoeken aan het marionettenspel het eenig Vlaamsch literair produkt +dat hem geboeid heeft, staat onmiskenbaar in het teeken van de +bijzondere rhetoriek van den ouden kleinen schouwburg. Hoor hoe op elk +van die woorden een klemtoon valt, die de tranen moet losmaken en het +pathetische rekt en één moment van droefheid gelijkelijk +op al de woorden van een gesprek laat wegen. “Och ja, +Lodewyk,” zegt de dochter van den gevangen grijsaard, “ik +wachtte zoo angstig na uwe komst; hadt gy hier geweest zou ik mynen +vader wel in de gevangenis mogen troosten hebben.”</p> + +<p>Of een gesprek tusschen Godmaert en zijn Spaanschen rechter:</p> + +<p>(De rechter:) “Wy hebben de getuigenis van eenen man gehoord, +die....</p> + +<p>—“Hoe heet die man?” vroeg Godmaert.</p> + +<p>—“Mariano Rey.”</p> + +<p>—“Ik dacht het wel,—het is ook een Spaenjaerd. Zy +hebben allen valsche harten!”</p> + +<p>—“Dat vraeg ik niet....” <span class="pagenum">[<a +id="pb51" href="#pb51">51</a>]</span></p> + +<p>Die “houten” taal, die beter past aan helden met eiken +armen dan aan zulke die natuurlijk in onzen geest moeten evolueeren, +verdwijnt nochtans langzamerhand. In den “Leeuw van +Vlaenderen” duikt ze nog hier en daar op, in de verzwakking van +te lange pathetische gesprekken.</p> + +<p>Langer duurt, vooral in fantastische verhalen, de nawerking van de +blauwe volksboekjes: “De Vier Heemskinderen,” +“Fortunatus’ beurze” en zooveel andere, onverzorgd +van taal maar frisch en geheel aan het bevattingsvermogen van het volk +aangepast. Is het geen reminescensie van een gehoorde vertelling, deze +zin uit “Houten Clara”: “Misschien zouden de meeste +meiskens gedurende langen tyd op de kap van Houten Claer hare tongen +hebben laten gaen; maer nu kwam daer een hupsch en schoon jongeling op +een brieschend peerd aengerend....”?</p> + +<p>In een paar kindersprookjes, van een inleiding voorafgegaan en +uitgegeven onder den titel “De Grootmoeder,” waar hij +alleen er aan gedacht heeft voor kinderen iets moois en +eenvoudig-aandoenlijks te verhalen, beheerscht hij een volmaakt +zuiveren en gelouterden verteltrant, zonder moeilijkheid in de taal, +plastisch, en onmiddellijk te begrijpen. Een ervan is +“Knagelyntje,” de geschiedenis van een klein ratinnetje, +dat ontevreden is met haar lot. “Het viel dan ziek en kreeg de +teering: op den tyd van dry weken was het zoo mager als een graetje. De +moeder deed ook niet dan tranen storten omdat zy haer Knagelyntje zag +vergaen gelyk de sneeuw. Somwylen bracht zy het voorzigtiglyk uit het +hol en onder de zon; maer dat hielp er niet aen.”</p> + +<hr class="tb"> +<p>Als, wat in zijn verhaal komt, hem wezenlijk vertrouwd is, zijn alle +woorden hem bekend en schrijft <span class="pagenum">[<a id="pb52" +href="#pb52">52</a>]</span>hij zoo eenvoudig als hij sprak. In de mooie +novelle “Blinde Rosa,” die in de Kempen gebeurt, worden we +als door een vriend, die in een land heelemaal thuis is, binnengeleid. +“Op eenen schoonen herfstdag van het jaer 1846, rolde de +diligence van Antwerpen op Turnhout, volgens gewoonte, over den +steenweg.” Met dezelfde woorden gaat het verhaal voort, tusschen +de meest idyllische beschrijvingen; een primitieve en, in vergelijking +met moderne letterkunde, weinig verfijnde woordenschat:</p> + +<p>“Onderwyl stapte de reiziger voort. Nu scheen hem het gansche +dorp met een hemelsch licht beglansd; het loover der boomen was van +zachter groen, de nederige huisjes lachten hem tegen, de vogelen zongen +betooverend schoon, de lucht was bezwangerd met levensvuer en +balsemgeur.”</p> + +<p>Hij weet eenvoudige en toch voldoend beeldende woorden. Op de heide +nabij de hoeve, in “Rikke-tikke-tak,” tegen de gracht die +het veld omzoomt en om de zandheuvels, groeien “de waggelende +jeneverboomkens.” Deze woordverbinding wordt herhaaldelijk in de +beschrijving gebezigd die het eentonig-weemoedige, dichterlijke land +met liefde en zorg weergeeft.</p> + +<p>Mooi is in dezelfde novelle nog de volgende zin:</p> + +<p>“Sedert een uer zat zy daer voor het spinnewiel, als hadde zy +deel gemaekt van het werktuig, zoo onachtzaem liet zy het vlas door +hare vingeren glyden.... Welk verblydend gedacht rees er dan uit haren +boezem tot haer lachend gelaet? Zy wist het zelve niet.—Zie, zy +opent haren schoonen mond: zy zingt! Verleidend moet dit gezang zyn +indien het hare aendoening vertaelt: <i>hare stem is zoet en byna +onvatbaer als de verre klank eener zilveren drinkschael</i>.”</p> + +<p>Weinig goede werken heeft Conscience geleverd, als <span class= +"pagenum">[<a id="pb53" href="#pb53">53</a>]</span>we goed noemen +alleen zulke, waar het bereikte niet onder het bedoelde blijft, omdat +hij er enkel heeft in uitgesproken wat hij heeft gevoeld, en die daarom +nog genietbaar blijken voor een tegenwoordig lezer. Doch ook in werken +die zijn krachten te boven gingen is zijn taal gewoonlijk vol evenwicht +en met perioden, waarin geen woorden horten maar alles glijdt, frisch +van den mond. Zijn onophoudelijke arbeid—honderd boekdeelen en +tallooze redevoeringen, vlugschriften en dagbladartikels!—gaf +haar op een einde die zoetvloeiendheid, die in zijn betoogend +proza—zijn inleidingen en het beschrijvend gedeelte van zijn +romans—den lezer zoo dikwijls verrast. De voorrede van +“Jacob van Artevelde” is mooi om den regelmatigen, en toch +niet eentonigen val der zinnen. “Er is, aangaende de +nagedachtenis van Artevelde, in de Geschiedenis iets omgegaen dat +verwondert en verschrikt. De Burger, die zyn vaderland tegen +uitheemsche verdrukking zegepralend verdedigde, die....” +Afwisselend iets meer bewogen of stil verwijlend bij een gedachte, +spreidt dan toch eindelijk zijn Vlaamsche taal een bijna smetteloos +kleed uit voor de te winnen lezers. Van de “Geschiedenis van +België,” het volumineuze werk in opdracht van de regeering +geschreven, is zij de eenige hoedanigheid.</p> + +<p>Dit gemak van schrijven ontaardde wel eens in roekeloosheid, de +rythmus der zinnen in pathos. In een eenvoudig gesprek tusschen +bloemenliefhebbers komt deze storende passage: “Ja, zy durven de +doffe vlekken van striped perfection by uw angeliersche bestreping +vergelyken; ô, zy dwalen: de nyd verblindt hen.” Soms wordt +hij door den roes van zijn eigen woorden bedwelmd, en bemerkt niet dat +hij zijn zin niet eindigt of onzin schrijft: “De wals volgde op +<span class="pagenum">[<a id="pb54" href="#pb54">54</a>]</span>den +samendans, en deze werd onmiddellijk weder door den wals +vervangen.” In het vuur van een beschrijving laat hij zich soms +tot Wonderjaersche overdrijvingen verleiden: Zoo in den overigens +flinken “Jacob van Artevelde”: ”.... bloed vloeide by +beken tusschen de doode lichamen naer het lager einde der kamer, en +vormde daer een dampend meer, waerin de worsteling over en weder +dreef....”</p> + +<p>Het beeld van zijn eigen verhouding tegenover zijn taal heeft hij +onwillekeurig op een bladzijde van een zijner beste schetsen gegeven: +Een reiziger keert na jaren afwezigheid uit een ver land naar zijn +geboortedorp terug. Niemand erkent hem. Hij ziet over de velden het +kerksken blinken, achter de lieve beek en de vertrouwde boomen; hij +ziet in gedachten de heiligbeelden en hoort het orgel spelen, terwijl +de kinderen zingen: “Ave Maria, gratia plena!” Dan bemerkt +hij verwonderd, dat hij den kerkzang zélf gezongen heeft, met +luide stem.</p> + +<p>De lezer voelt wel, dat het de schryver zelf is die, door zijn +schepping begeesterd, zich “sehnend” in de plaats van den +verloren zoon, het lied te luid in zijn verbeelding heeft hooren zingen +en om deze intensiteit te behouden het in den mond van den reiziger +legt.</p> + +<hr class="tb"> +<p>Intuïtie, natuurlijke begaafdheid en geringe kennis hebben +samen zijn taal gevormd.</p> + +<p>Goede Nederlandsche verzen heeft hij nooit voortgebracht; vloeiender +maatgeluid hadden zijn eerste Fransche. Hij heeft afstand gedaan van +een speeltuig dat hem eigen was, om het te verruilen met een ander, dat +onvoldoende gekend was ook door zijn leermeesters en vrienden en +waarvan hij nooit een grondige studie schijnt te hebben gemaakt. En +voorloopig <span class="pagenum">[<a id="pb55" href= +"#pb55">55</a>]</span>vroeg het volk ook niet naar een zuivere +Nederlandsche taal.</p> + +<p>Zijn begaafdheid waardeerden we. Zijn gebrekkige +taalkennis—maar tevens ook zijn ontwikkeld +taalgevoel—blijkt uit een briefwisseling van 1838—het jaar +dat hij aan den “Leeuw van Vlaenderen” werkte—waarin +hij aan zijn geleerden vriend Snellaert de vertaling vraagt van een +aantal Fransche uitdrukkingen: den 9en Mei bedankt hij Snellaert die +hem de woorden “laet” en “vrijlaet” heeft +bezorgd; “Echter heeft laet de verachting die men in de woorden +<i>Manant Vilain</i> vindt niet in zich.” Den 19en Juli zendt hij +aan Snellaert “een deel van den Leeuw” om “volgens +belofte hetzelve van taelfeilen te zuiveren.”</p> + +<p>Dat hij nog lang in het Fransch gedacht heeft bewijzen vele +on-Nederlandsche of vergezochte wendingen: “De vrouw zich niet +verroerende, trad de man de kamer in.” (Houten Clara, 1850).</p> + +<p>Hij legt er zich nochtans op toe, vooral na zijn eerste +bedrijvigheid, goed Nederlandsch te schrijven. Over spelling en +taalgebruik heeft hij zich duidelijk uitgelaten. Hij betreurde, dat +Gezelle “Westvlaamsch schreef” en heeft tegen +particularisme geijverd. Nochtans was hij eens opgekomen (in het +voorwoord van “Phantazy”) voor vrijer taalgebruik: +“De spelling die ik gebruikt heb is die, welke door de meeste +geleerden in onze tael gebruikt wordt. Nochtans ben ik er dikwyls +afgeweken, wanneer de zachtheid of harmony zulks vereischte. Om deze +rede schryf ik: peerd of paerd, grouwel, gruwel, dier, duer, enz..... +Ik heb ook geene zwarigheid gemaekt in het gebruiken van verouderde +woorden, die my dienstig mochten zyn tot het afschilderen myner +tooneelen; of in het gebruiken van woorden die ons land alleen eigen, +en den <span class="pagenum">[<a id="pb56" href= +"#pb56">56</a>]</span>Hollanderen onbekend zyn.” Ter wille van de +welluidendheid schrijft hij nog in “De arme edelman” +(1851): “Want, vrouwe, ik lyde schrikkelyk en ben +ongelukkig” en in den “Leeuw van Vlaenderen,” waar +ook de interpunctie zeer vrij is aangewend: “men zag op zyn +gelaet <i>een</i>’ zuiveren glimlach verschijnen.”</p> + +<p>Eenzelfde angstvalligheid—gevoel van zwakte—als die hem +met den grooten taalkunstenaar in conflict bracht, deed hem alle +vreemde woorden weren. De Fransche woorden die hij in dagelijksche +gesprekken ook zelf wel zal hebben gebruikt, weigerde hij te erkennen. +Van den anderen kant had hij zeer weinig belezenheid. Hij moest dus +noodzakelijk zijn toevlucht nemen tot eigen woordvorming, vooral +wanneer een begrip hem betrekkelijk nieuw was. Uit zijn didaktisch werk +“Eenige bladzijden uit het boek der natuur” lezen we +“werkende en wederwerkende barnkracht,” +“zinsverstand” voor “instinct,” +“eigelingen” en “eigelingschap,” en vinden +elders “volgbeeld” en “eendenkerij” +(melancolie, landziekte.) Door zulke inspanning verkrijgt hij picturale +vormvaardigheid: “zoo omhelzen twee zwakke wijngaardranken +elkander en tarten de verdelgende orkaan, die <i>hare steunlooze +hoofden wil ter neder knakken</i>.” Hij kent “het +droomachtig geritsel der krekels,” “de roodblauwe +krans,” “het loof van het kransende Geitenblad en het +rankende Brandkruid” boven een zomerhuisje, de +“gebeeldhouwde gestalte” van een meubel, de +“diepsels” der versiering van een houten zoldering.</p> + +<p>Ook hier komt sentimentaliteit omzichtigheid verschalken. Hij legt +de kleur dan náast in plaats van tusschen de lijnen van zijn +beeld, als op een Turnhoutsch kinderprentje. Van verre en voor den +naïeven toeschouwer is er toch altijd blauw, en rose <span class= +"pagenum">[<a id="pb57" href="#pb57">57</a>]</span>en rood op het blad. +Over de schoonheid van Amelberga hooren we niets dat ons die werkelijk +kan laten vatten. We vernemen enkel over “de open blik harer +blauwe oogen” en dat zij “statig was van gang en welzeker +reeds achttien maal de <i>lenterozen had zien bloeien</i>.” Ligt +niet het mooie náast het meisje: niet op haar wezen dat ons +verdoken blijft, maar op de rozenstruiken die allegorisch naast haar +wassen?</p> + +<p>In hetzelfde werk “De Minnezanger” laat hij romantisch +zeggen aan iemand die eenvoudig naar den weg vraagt, “dat de stad +Harlebeca heette en zij haren voet in den Leyestroom baadde.” +<span class="pagenum">[<a id="pb58" href="#pb58">58</a>]</span></p> +</div> + +<div id="ch2.3" class="div1"><span class="pagenum"> [<a href= +"#toc">Inhoud</a>]</span> + +<h2 class="normal">III.</h2> + +<p style=" + background: url(images/initial-e.gif) no-repeat top left; + "><span style=" + float: left; + width: 115px; + height: 110px; + background: url(images/initial-e.gif) no-repeat; + + text-align: right; + color: white; + ">E</span>en brief van 1838 van Conscience aan Snellaert begint: +“Terwyl ik aen uw dienstwilligheid, en aen de schoone toekomst +onzer altyd groeiende letterkunde dacht,..” en in een +kunstkritiek die hij een jaar vroeger voor een Antwerpsch nieuwsblad +schreef, verontschuldigt hij zich over zijn groote toegevendheid voor +jonge schilders, en dat hij over hen zooveel heeft gesproken als over +oudere en meer verdienstelijke. Het was “tot het aenmoedigen +dergenen die eens groot kunnen worden.”</p> + +<p>Als jongen liep hij te droomen en bouwde vroeg kasteelen in de +lucht. “Hendrik de droomer” wordt hij genoemd in talrijke +pamfletten en artikels, die tusschen ’45 en ’51 tegen hem +het licht zien. “Conscience l’innocent” noemde hem +Dumas père, die een roman met dien titel schreef waarin hij de +figuur van Conscience en diens schoonste schepping, “De +Loteling,” tot een enkele versmolt. De meeste zijner verhalen +zijn de verheerlijking van een onvergankelijke liefde. Lena uit +“Rikke-tikke-tak” is zelfs metaphysisch aangelegd en houdt +kalme gesprekken over lijdzaamheid met den jongen boer die haar +bemint.</p> + +<p>Weinigen hebben zoo onophoudelijk hun doel vervolgd als Conscience. +Het zijne was de vorming van een geheel volk, naar een oerbeeld dat hij +in het verleden had meenen te erkennen. Dit streven was in hem +vergroeid; vaderlandsliefde, naastenliefde, verdraagzaamheid <span +class="pagenum">[<a id="pb59" href="#pb59">59</a>]</span>lichten niet +enkel uit elk van zijn daden, maar ook in zijn werken worden ze door +elkaar gevlochten. Hun gedurig samengaan werd tot een temperament, +waardoorheen hij de natuur beschouwde. Strekking blijft niet langer +willekeurig, maar bijna onbewust, omdat ze een factor werd van het +zieleleven van den schrijver en dus noodzakelijk van zijn werken.</p> + +<div id="p059" class="figure"><img border="0" src="images/p059.gif" +alt= +"Illustratie uit “De Kerels van Vlaanderen”, door Edw. Dujardin." + width="720" height="472"> +<p class="figureHead">Illustratie uit “De Kerels van +Vlaanderen”, door Edw. Dujardin.</p> +</div> + +<p>Als in “Eenige bladzyden uit het boek der natuer” een +gevecht tusschen mieren beschreven wordt, komen de woorden +“Heldenmoed” en “Vaderlandsliefde” er bij te +pas. Een bijzondere atmosfeer hangt om Conscience’s romans, die +zijn leven in strijd voor zijn vaderland heeft doorgebracht, waarin +zulke woorden nooit vreemd en ongewoon klinken.</p> + +<p>Heeft toch niet elke mensch den drang in zich om zijn broeders tot +eigen levensbeschouwing over te halen? In de kindsheid der Vlaamsche +letterkunde mogen de middelen eenigszins grof geweest zijn, zoodat ze +opvallen aan iemand die van buiten af haar producten nadert, maar een +bekoorlijke naïeviteit en fijne gevoeligheid omgeeft hen soms met +een bijzonder schoon, dat hem ontwapent. Leergierigheid van een jongen +knaap—in casu den schrijver zelf—wordt in het “Boek +der natuer” herhaaldelijk geprezen met nagenoeg dezelfde woorden: +“De grysaerd hief het hoofd op en glimlachte als verheugd over +myne vraeg.”</p> + +<p>In 1860 zond Conscience aan zijn vriend en beschermer de Decker een +nieuw werk, en schreef hem: “Het is getiteld: Het yzeren graf, en +stelt de treffende levensgeschiedenis van eenen Antwerpschen +beeldhouwer voor. De grondgedachte ervan is het eindeloos geloof in een +beter leven na den dood.”</p> + +<p>De voorrede van het “Boek der natuer” is als zooveel +andere een belangrijk document voor de <span class="pagenum">[<a id= +"pb60" href="#pb60">60</a>]</span>kennis van Conscience en voor de +geschiedenis van Vlaanderen’s herleving. Hij schrijft erin, dat +hij “moest aenvangen met den sluimerenden leeslust onder de +Burgers op te wekken door treffende en belangryke tooneelen, en de +vaderlandsliefde aenvuren door het verhael van de daden des +voorgeslachts.” Door den “Wonderspiegel der +natuer”—waarvan alleen de “Eenige bladzyden” +werden voltooid, wou hij de te nauwe sfeer van de letterkunde +uitbreiden, den rijkdom aantoonen van de Nederlandsche taal—wij +hebben hem op dat gebied gevolgd,—en tevens een gunstigen invloed +oefenen op landbouw en volksnijverheid.</p> + +<p>Het “Boek der Natuer” verscheen in ’46. +Verscheidene geschiedkundige werken en “zedeschetsen” +hadden toen reeds het licht gezien, waarvan “De Leeuw van +Vlaenderen” de voornaamste poging was. Dit werk, dat misschien +meest van alle tot zijn roem, althans in Vlaanderen, heeft bijgedragen, +lijkt ons mislukt. Het werd in minder dan een jaar ontworpen, +geschreven en gedrukt—men weet in welke omstandigheden. +Conscience had zich gedokumenteerd, korrespondeerde over wat hem +onduidelijk was met een paar geleerden, bezocht Brugge en het slagveld +van Kortrijk, maar gunde zich den tijd niet om de opgedane stof te +laten bezinken. Geschiedkundig inzicht had hij niet verworven. Liever +streelde hij de eigenliefde van den lezer, met klinkende volzinnen over +Vlaanderen’s grootheid: het werk is éen verheerlijking van +de vrouw en van de volkshelden uit den grootschen strijd. De koorts van +de dagen der revolutie, niet gansch vergeten, trilt na in het gekletter +van schilden en van wapenen. Een roman is het niet geworden, maar ten +slotte alleen een vaderlandsch pamflet, dat indrukwekkend sluit: +“Gy, Vlaming, die dit boek gelezen <span class="pagenum">[<a id= +"pb61" href="#pb61">61</a>]</span>hebt, overweeg by de roemrijke daden +welke het bevat, wat Vlaenderen eertijds was, wat het nu is, en nog +meer wat het worden zal, indien gy de heilige voorbeelden uwer vaderen +vergeet.”</p> + +<hr class="tb"> +<p>Wat hem rechtstreeks trof kon hij beter weergeven. Zijn werk +weerspiegelt het kleinburgerlijk Antwerpsch leven. De Schelde was weer +onvrij geworden. De stad breidde zich niet uit, het leven was +kleinsteedsch. Aan onbeduidende gebeurtenissen wordt in de dagbladen +een overdreven belang gehecht. Men krijgt den indruk alsof het kletsen +van een zweep, ver in den polder, op de baan, in haar stille straten +gehoord wordt.</p> + +<p>In “Het Antwerpsch Nieuwsblad” van 1837 wordt verslag +gegeven over “Een hertroerend vertoog dat vóorleden Zondag +heeft plaets gehad by den Oever alhier:</p> + +<p>“Eenen ouden gedienden der fransche legers, nog met den +uniform van dat land gekleed, geboortig van onze stad, was na zyn +vaderland teruggekeerd. By den Oever gekomen, ontmoette hij aldaer eene +oude vrouw, die hem schéen te willen erkennen voor haeren zoon; +zy riep hem toe met den naem, en, ô verbaesdheid! het was haer +kind. Den zoón, welken men misschien in Afrika of in Spaenjen +meende gesneuveld te zyn, vloog in de armen zyner moeder, en zy +omhelsdde elkander met zulk eene uytstorting van tranen, dat alle de +omstaenders er ten hoogste doór bewoógen werden. De +moeder en zoón begaven zich gezamentlyk naer het vaderlyk huis! +Dezen braeven krygsman kwam laestelyk uyt Spaenjen; zynen naem is +Anthony en zyne ouders woonen in de Ridderstraet binnen deze +stad.”</p> + +<p>Tweemaal heeft Conscience een dergelijke gebeurtenis in zijn verhaal +geweven: “Rikke-tikke-tak” en <span class="pagenum">[<a id= +"pb62" href="#pb62">62</a>]</span>“Blinde Rosa” berusten op +zulk een onverwachte terugkomst. Hij deelde geheel in het sentiment van +zijn stad- en tijdgenooten.</p> + +<p>Naar het uiterlijke kunnen we de stad niet beter leeren kennen dan +in een weinig bekend boekje, een reisbeschrijving van den Hollander Van +den Bergh. De auteur geeft blijk van geest en opmerkingsvermogen; zijn +werkje is zonder literaire pretenties geschreven. Over de Antwerpsche +bevolking heet het:</p> + +<p>“Daar geen kunst de natuur kan overtreffen, noodig ik u uit, +een oog te slaan op dit viertal, hetwelk daar in een der zijkapellen +ligt neergeknield: het is of de geheele kleederdracht van België +op de voetbankjens vertegenwoordigd wordt. Ziet gij dat jonge meisjen, +omhuld met die zwarte falie, dat “katholieke zinnebeeld,” +en de vertegenwoordigster der voormalige Spaansche heerschappij, naast +die oudere vrouw, wier huif, die gij kent door de afbeelding van +Annemie uit Consciences “Hoe men schilder wordt,” u het +Braband voor den geest roept, zooals het was onder de Oostenrijksche +monarchie, en welke muts nog zal blijven leven door de schilderijen van +Teniers, als ook de vrouwen even als de mannen hier de schilderachtige +kleeding van vroegere dagen zullen hebben afgelegd voor den +demokratischen kiel, zoo als er dien grijsaard een bedekt, die nevens +haar zijn rozenkrans aftelt, terwijl hij geflankeerd wordt door een +zoon van het jonge België, dien gij zoudt groeten voor een +Parijschen <i>lion</i>. Al had Bosboom een zijner kerken willen +opluisteren met de meest kontrasteerende figuren—hij zou ze niet +beter hebben kunnen kiezen, dan het toeval ze hier aan onze oogen ter +beschouwing geeft.”</p> + +<p>Wat er schilderachtig was en eigenaardig in leven en gewoonten van +het mindere volk—het <span class="pagenum">[<a id="pb63" href= +"#pb63">63</a>]</span>volk waar Conscience meê vertrouwd +was—genoot hij als een artist en beschreef het meesterlijk. Vele +bladzijden uit “Hoe men schilder wordt,” “Het geluk +van ryk te zyn” en andere Antwerpsche verhalen geven met al hun +kleur en geur het leven uit straatjes en stegen weer. “De +Geest,” een proeve van Antwerpsch dialect, is een synthese van +volksvertelkunst, zooals Conscience ze ongetwijfeld zal hebben geoefend +vóor hij aan schrijven dacht.</p> + +<p>Maar als Vlaamsch- en volksgezinde, gekant tegen Franschen invloed, +invloed van de taal die zelfbewustheid en eigenliefde schaadde, invloed +van zeden die met de raseigenaardigheid niet te vereenigen waren, kon +hij niet anders dan reageeren op wat in de bestaande toestanden op +verwording wees. Het wezen dat hij lief had werd veranderd. In uitzicht +zooals we zagen, en onvermijdelijk ook in het innerlijke. Voor het +oppervlakkige van de gevolgen der revolutie was de reactie vrij +algemeen. Het teveel aan ongewenschte gasten dat zich in België +had gevestigd, werd door het volk met den naam “Fransche +ratten” bestempeld. Zelfs vreemdelingen merkten den ongewonen +toestand op.<a class="noteref" id="xd0e671src" href="#xd0e671">1</a> +Maar een diepere nawerking werd door een kleine minderheid opgemerkt en +te keer gegaan. Uit “De Roskam,” het blad van Conscience en +zijn vrienden, ware een bloemlezing te maken van schetsen als de +volgende: “Het was zoo een mamselleken, zoo als er nu maer al te +veel zyn, dat met wat lintjens en strikskens à la mode de Paris +<span class="pagenum">[<a id="pb64" href="#pb64">64</a>]</span>gekleed +ging, <i>zoowat fransch wist te radbraken</i>, dikwijls grillekens en +migraintjes had, den reuk van de keuken niet kon verdragen, en het huis +op meissens en knechts liet afloopen.”</p> + +<hr class="tb"> +<p>Conscience was van geringe afkomst en het lot heeft hem niet uit +zijn nederigen kring geheven, vóór hij al lang gevormd +was. Wel verkeerde hij eenige maanden na zijn optreden reeds af en toe +in hoogere kringen, maar zijn maatschappelijke positie liet hem niet +toe een meer dan uiterst nederig leven te leiden. Hij bleef bij uitstek +de schilder van het kleinburgerlijke. Alle verzuchtingen, alle vreugden +en leed van die menschen werden in zijn werken weerspiegeld, die een +schat kunnen worden voor de ontwikkelingsgeschiedenis van de +burgerlijke cultuur. Als hij niet trachten wil om andere onderwerpen, +romantisch-fantastische of historische, te ontwikkelen, treft hij den +toon. Niet enkel de beide verhalen, waarvan we vroeger spraken, maar +onder meer nog de vertelling van het oudje, in +“Rikke-tikke-tak,” die een jongen kerel van een ledigen +wagen meê naar haar hoog kamertje heeft genomen, waar hij nu +slaapt, en het schrijven van den brief in “De Loteling,” +met zijn langdurige en ingewikkelde preparatieven, zijn niet te +overtreffen.</p> + +<p>Met hart en ziel wil hij het volk helpen. Om het zijn didaktiek +gemakkelijk te maken, daalt hij af in de sfeer zijner denkbeelden. Hij +gebruikt vergelijkingen uit hun onmiddellijke omgeving. In een rede +“Over de zending der vrouw,” die op een liefdadigheidsfeest +werd uitgesproken, herinnert hij aan gebeurtenissen uit den tijd van de +omwenteling: “Het was in 1830, in den akeligen nacht van het +bombardement. De Kloosterstraet, de kerk van St. Michiels, de <span +class="pagenum">[<a id="pb65" href="#pb65">65</a>]</span>koninklyke +handelstapel, stonden in volle vlam. Het vuer golfde als eene woedende +zee, over een gedeelte der stad, en verwde den hemel met de bloedroode +toonen der verdelging.” Zoo vindt hij beelden die ieder om zich +heen kan voelen op het oogenblik van het gesproken woord.</p> + +<p>Hij is zijn eerste aandoeningen getrouw gebleven. In de +“Geschiedenis mijner jeugd” verhaalt hij, hoe de liefde +voor een vrouw voor ’t eerst door een arm kind in hem ontstoken +werd. Hij had als zwervend soldaat een onderkomen gevonden op de heide. +Den ganschen avond voordat hij slapen ging had hij verteld. Hij was +ziek en zeer vermoeid aangekomen.</p> + +<p>“Toen ik beneden kwam, vond ik den koffy op de tafel staen en +de goede lieden, die op my hadden gewacht om te ontbyten. Myn blik viel +op het meisje; zy lachte my eenvoudig doch zoo minnelyk toe, dat ik het +hoofd boog en schaemrood op myn voorhoofd voelde klimmen.”</p> + +<p>“Zy was my vriendelyk en nam my by de hand wanneer zy my ter +tafel wilde roepen; en als het schaemrood myne wangen kleurde, +glimlachte zy met schuldelooze vryheid.”</p> + +<p>Hij dacht niet na wat zijn gevoel beteekende. Alleen wanneer hij met +zijn regiment vertrekken moest, werd hij “nog dieper +ontroerd” als hij “verder zich omkeerende, het droeve +Bethken tegen een huis met den voorschoot vóor het aangezicht +zag staen.”</p> + +<p>Waarachtige en algeheele sympathie voor de minsten onder het volk +vormt, met zijn gevoel voor natuurschoon, het wezenlijk oorspronkelijke +van zijn kunst: datgene wat hem ’t leven waard maakte geleefd te +worden. Hij beschrijft een nacht, waarin het zoo schrikkelijk begon te +waaien, “dat er een <span class="pagenum">[<a id="pb66" href= +"#pb66">66</a>]</span>heel stuk uit den leemen muer vloog. Janneken en +Mieken kropen nog dichter bij een en trokken het hooi over hun lyf; +maer de wind, die in het huis sloeg, was zoo koud en zoo scherp dat de +twee onnoozele schaepkens al gauw versteven waren van de koude. Als het +licht geworden was kwamen ze bevend uit het hooi gekropen en ze vonden +hunne arme moeder by de schouw met de koorts op het lyf zitten weenen, +dat de tranen van haer aengezigt rolden.”</p> + +<p>Het leven van een arme koewachtster vormt het eerste deel van een +landelijke novelle, “Rikke-tikke-tak.” Wanneer ’s +morgens ieder zijn deel van het brood kreeg, werd Lena alleen +benadeeld. Doch “haer oogen klaegden niet over de wreedheid der +pachteresse.” De geschiedenis van haar liefde is een van +Consciences schoonste scheppingen.</p> + +<hr class="tb"> +<p>Wij weten hoe zwak Conscience was, hoe zeer hij behoefte had aan +klaarblijkende liefde, hoe weinig karakter hij dikwijls toonde in +ongunstige levensomstandigheden. Tusschen de Antwerpsche schrijvers, in +den tijd van de “romancen” en de opkomst van de romantische +schilderschool, was hij zeker de meest vatbare voor de weeke gevoelens +van de romantiek. Toch onderscheidde zijn sentimentaliteit zich niet +van die zijner medeburgers. Wanneer hij in de jaren ’40 met een +ander bekend letterkundige den jongen schrijver Zetternam was gaan +bezoeken, die te Antwerpen in de kazerne lag, en met hem over het +boulevard ging wandelen, barst Zetternam daar in tranen uit +“omdat zij hem hunner niet onwaardig achtten.”</p> + +<p>Wanneer we zijne omgeving eenigszins kennen, en de dagelijksche +producten—in almanakken en dagbladen—van hare letterkunde, +worden we niet <span class="pagenum">[<a id="pb67" href= +"#pb67">67</a>]</span>langer gehinderd door Conscience’s +smachtende gestalten, wier “blauwe oogen en lange blonde haren op +(hun) wezenstrekken een stempel drukken van goedheid en van zoete +gevoelens.”</p> + +<p>Wilskracht werd dweepend misbruikt. Boven zijn vrienden stak nog +Conscience uit, die door de menschen welke buiten den stroom van den +strijd meenden te staan en ook wel eens—minder kwaad +bedoeld—door zijn vrienden, zelve de “droomer” werd +genoemd. Te vergeefs zoeken we in zijn romans de ontwikkeling +van—, en de beheersching, de overwinning van omstandigheden, +dóor—een karakter. We zien ook geen onderlingen strijd +tusschen verschillende karakters, dus geen intrigue. Wel lijdzaamheid, +en afwisseling van leed en vreugde, die de verhalen vult en den +gelukkigen afloop in al zijn heerlijkheid genieten laat.</p> + +<p>Het gelukkig toeval hakt den Gordiaanschen knoop door die niet door +de personnages zelve wordt ontward. In “Een 0 te veel” +wordt een braaf en arm koopman onverhoopt rijk gemaakt door een +vergissing—een 0 te veel—in het cijfer van zijn bestelling. +In “Hoe men schilder wordt” wordt een familie in den +uitersten nood gered door den verkoop eener schilderij. De held van het +verhaal waagde een laatste poging door zijn stuk naar een +tentoonstelling te zenden en heeft het vast besluit genomen de kunst +vaarwel te zeggen, zoo hij niet slaagt. Heeft Conscience niet eenzelfde +crisis doorgemaakt? Treffender is echter de overeenkomst met een +verdienstelijk beeldhouwer uit dien tijd, die naar den “prijs van +Rome” dong en aan zijn vrienden meêdeelde, dat hij zich +voor het hoofd zou schieten als hij niet bekroond werd. (Hij haalde den +prijs en bleef voor zijn land bewaard). <span class="pagenum">[<a id= +"pb68" href="#pb68">68</a>]</span></p> + +<p>Dit is geen kunst die uit het alledaagsch werkelijk leven groeit, +omdat het alledaagsch leven zelf onwerkelijke verzuchtingen had. Niet +alleen grijpen de personages weinig in in hun eigen levensloop, zij +doen soms, om de ontknooping te vergemakkelijken of hun schepper te +voldoen, zeer onverwachte daden. De strenge kolonel uit +“Rikke-tikke-tak,” die bij verrassing een bedelaar in zijn +salon heeft binnengelaten, welke de hartsvriend van zijn kwijnende +dochter blijkt te zijn, verhindert niet dat deze een schrijnende +liefdesverklaring doet aan het verschrikte kind.</p> + +<hr class="tb"> +<p>En in al de werken treft het, dat niet alleen het karakter van de +personen, maar ook de uiterlijke zijde ervan, hun manieren, hun graad +van opgewektheid, melancholie, stoutheid, vriendelijkheid, de zelfde +blijven van het begin tot het einde. Geen die, door +levensomstandigheden, minder goedhartig wordt of hardvochtig, tenzij +het in de bedoeling van den schrijver lag, den toevallig booze door het +gewicht van zijn ondeugd zelve te laten omslaan tot zijn tegendeel: zoo +zweert baas Gansendonck na den dood van zijn kind zijn hoogmoed af. +Allen zijn zij eenvoudig braaf of kwaad. Zij zijn zooveel +personificaties van gemoedstoestanden: knorrigheid, edelmoedigheid, +eerzucht. De kleur van hun verschijning is bestendig. Daarom merkt men +minder dit gebrek aan innerlijke actie in de kleinere novellen of +“zedeschetsen.”</p> + +<p>Een typisch voorbeeld is de “arme edelman.” Bij het +begin van het verhaal is hij reeds verarmd. Met groote moeite kan hij +zijn stand ophouden. In het laatste deel van den roman leeft hij met +zijne dochter op een zolderkamertje in een verre stad; het meisje +naait. Nochtans blijven hun kleederen zindelijk en “wat zy ook +hebben gepoogd om hunnen <span class="pagenum">[<a id="pb69" href= +"#pb69">69</a>]</span>vorigen staet en afkomst te verbergen, er blyft +in hunnen gang, in de wyze zelfs van de kleederen te dragen, iets +onverklaerbaers dat toch duidelyk van een uitgelezen opvoeding +spreekt.”</p> + +<p>De details waar zich ’s schrijvers liefde aan hecht zijn +weinig talrijk. Evenwel, in hetzelfde werk zweeft zijn verbeelding, +wanneer de geschiedenis naar zijn voorliefde onder de open lucht +gebeurt, rond eenige voorwerpen, die in de sensatie, welke de +beschreven handeling ons moet geven, zooveel deel hebben als de +accessoires op de schilderijen van oude binnenhuisschilders. Voor het +aangepaste en veel verduidelijkende decor wordt de logiek, de +wetenschappelijke ontwikkeling van een passie, een leven, +verwaarloosd.</p> + +<p>Zoolang de arme edelman nog op zijn hof vertoeft, gebeurt er alles, +behalve een paar scènes, in den tuin. Zijn dochter en eenig kind +dwaalt droomend langs de struiken.</p> + +<p>“Eindelyk naderde zy tot eene plaets waar <i>een hooge +Katalpa-bosch</i> zyn takken als een breede scherm over het pad +uitstrekte en nederboog. Daeronder stond <i>eene tafel en twee +stoelen</i>. Een boek, een inktstand en eenig borduerwerk getuigden, +dat de maegd hier nog onlangs had gezeten en gearbeid.</p> + +<p>“Nu ook liet zy zich op eenen der stoelen nedergaen, nam +beurtelings het boek en het borduerwerk in de hand, liet beide weder +vallen, en legde welhaest, onder wegvoerende gepeinzen zwichtend, haer +schoon hoofd op den arm neder, als iemand die afgemat is en rusten +wil.”</p> + +<p>Als haar vader met groote onrust genoodigden verwacht, waarvan +éen misschien zijn schoonzoon wordt, gaat zijn dochter hem +zoeken. Hij zit “met een boek in de hand onder den <i> +Katalpa-bosch</i>” en schijnt te lezen. <span class="pagenum">[<a +id="pb70" href="#pb70">70</a>]</span></p> + +<p>Het meisje tracht haar minnaar, na een kleine wandeling achter het +huis, te overtuigen dat hij van haar moet afzien. Hij steekt de armen +naar haar uit, terwijl zij poogt afscheid te nemen. Dan legt hij het +hoofd op <i>de tafel</i> en weent. Wanneer hij eindelijk gedwongen +wordt op reis te gaan, en misschien voor goed haar moet verlaten, +“scheen zy verpletterd en zocht met bevende hand naer eenen +stoel. Weldra zonk zy krachteloos ineen op den zetel, legde het hoofd +op <i>de tafel</i> en verzonk in eindelooze smart, terwyl hare tranen +als een stroom over hare handen vloten.”</p> + +<p>Worden werking en wederwerking, invloed en opstand van karakters +daardoor voorbijgezien, de tweespalt tusschen vooroordeel en +openhartigheid, de weerstand van liefde tegenover den tijd vormen het +geraamte van de romans. Abstracte intrigues dus, wazig, onbestemd, en +die aan de voorliefde van den schrijver vrij spel laten. Als nu iemand +een meisje, rustend onder het oog van haar ongelukkigen vader, aldus +beschrijft: “de Katalpa-bosch had vele zijner bloemen op haar +hoofd laten dalen en hare rustplaats met sneeuwwitte kelken bestrooid; +zij droomde nog immer voort; de zware haarlokken lagen verward rond +hare wangen,”—hoe kan hij dan zijn verhaal droevig laten +eindigen? De vader noch de dochter hebben ooit iets misdaan; de dochter +koestert “groote liefde voor een bevallig jonkman” en is +ons dus daardoor reeds sympathiek. Conscience blijft dan ook zichzelve, +en in de ontwikkeling zijner geschiedenissen den toonaard zijner +beelden getrouw.</p> + +<p>Zijn goede dingen zijn enkel een afspiegeling van wat hij zag en wat +hem deed mijmeren. De verhalen van zijn vader, zijn eigen +gewaarwordingen en wat nog dagelijks gebeurde—wat er b.v. +“bij den Oever” <span class="pagenum">[<a id="pb71" href= +"#pb71">71</a>]</span>in 1837 voorviel—zijn in verscheidene +verhalen weergegeven.</p> + +<p>Zijn beste werk is daarom misschien “De Loteling.” Het +herinnert aan zijn eigen wedervaren op de heide, wanneer hij ziekelijk +rond zwierf, en aan de menschen, die hij er ontmoette.</p> + +<div id="p071" class="figure"><img border="0" src="images/p071.gif" +alt="Illustratie uit “De Loteling”, (door Ed. Dujardin)." +width="520" height="682"> +<p class="figureHead">Illustratie uit “De Loteling”, (door +Ed. Dujardin).</p> +</div> + +<p>Bij een eenzamen boschkant in de donkere heide wonen twee kleine +families. In de eene hut, moeder en dochter, in de andere een vrouw met +twee zonen, waarvan een nog een kind en de andere bijna een man is, en +haar ouden vader. Deze twee gezinnen vormen eene kleine gemeenschap. De +jongelieden hebben zich in stilte verloofd: een liefde, die ongelukkig +dreigt te worden, want Jan moet naar de kazerne. Hij is reeds eenigen +tijd vertrokken en omdat hij niets van zich laat hooren, schrijft het +meisje hem een grooten brief. Na lang wachten ontvangt zij het +antwoord: Jan is blind geworden. Zij zegt de waarheid niet geheel aan +die achterblijven en gaat hem zelf bezoeken in de verre garnizoenstad. +Zij trekt te voet de Kempen door, vier lange dagreizen, en mag hem naar +huis leiden. Door een onverhoopte genezing, dicht bij huis, die in hare +doeltreffendheid bovennatuurlijk schijnt, wordt het eenvoudig verhaal +besloten.</p> + +<p>Mooi en bekend genoeg is het schrijven van “den brief aan den +loteling.” Het essentieele echter is de tocht van den blinde met +zijn geleidster.</p> + +<p>“Het was nog stikkend heet, alhoewel de schaduw der boomen +zich reeds aanzienlyk op den grond verlengde; boven heide en velden +wiegelde nog de glasachtige zomerwasem; geen windje lispelde in het +loof; de vogelen zaten hygend en stil in het roerloos gebladerte; alle +natuerstemmen zwegen; zooverre het oog reikte, kon men mensch noch dier +bespeuren: <span class="pagenum">[<a id="pb72" href= +"#pb72">72</a>]</span>de aerde scheen van afgematheid ingesluimerd.</p> + +<p>Tegen den boord eener eenzaeme baen, overlommerd door de takken van +het eiken schaerhout, lag een soldaet met het hoofd op zynen ransel te +slapen. Zyne voeten waren naekt: de schoenen stonden er by.</p> + +<p>Eene jonge boerin zat nevens hem en hield haren kommervollen blik op +hem gevestigd, terwyl zy, in de diepste stilte, met een berken rys hem +de vliegen van aengezicht en voeten keerde.</p> + +<p>De soldaet lag op een bed van wilden Thym; het geurde rond hem in +zoeten balsemdamp. De lieve Veldklok boog hare bellekens over zyn +voorhoofd; lager, aen zyne voeten, hief de hemelblauwe Gentsiane hare +prachtige kelken tot hem op.”</p> + +<p>Wanneer Jan ontwaakt is en ze verder gaan, trekt hij den stok bij +waaraan hij wordt geleid, vat de hand van het meisje en begint over +zijn ongeluk met aarzelende woorden te spreken. Hij wil niet, dat ze +zich met hem verbinden zal, maar durft zijn gedachten niet zeggen. Hij +spreekt eerst mistroostig, toont zich eindelijk gelaten en laat zich +een onverschillig woord ontvallen.</p> + +<p>“Sterven?” zegt het meisje. “En gij denkt zeker +dat ik u zal laten sterven? Wat meent gij wel? Spreek maer wat +klaerder: ik kan die duistere woorden niet verdragen! En zoo wil ik +niet blyven gaen. Zit hier wat tegen den weg, tot dat die leelyke +dingen uit uw hoofd zyn.” Zy leidde den blinde by den boord der +baen, zette zich met hem op het schrale gras neder, wierp den ransel af +en sprak: “Laet hooren, Jan, zeg het maer in eens af, wat gy +meent.”</p> + +<p>Jan laat zich overpraten, hij zwijgt en volgt met het hoofd +gebogen.</p> + +<p>Het zuiverst voorgesteld—in woorden, die bij den inhoud passen +en niet vreemd klinken in den <span class="pagenum">[<a id="pb73" href= +"#pb73">73</a>]</span>mond van het boerenmeisje—is het verhaal +van een droom, die hem tot hopende liefde moet opwekken. Zij sliepen +den vorigen nacht in eene hoeve.</p> + +<p>“De pachteresse—dit goed mensch, God zal het haer +loonen—had my op een klein kamerken te slapen geleid. Als ik nu +alleen was, ging ik op myne knieën zitten bidden voor de Onze +Lieve Vrouw, die daer op de schouwplaet stond. Ik weet niet hoe lang ik +op myne knieën bleef zitten; maer als ik opstond draeide myn hoofd +en ik was byna van myne zinnen; zoo scheen het my ten minste. De maen +was ondertusschen opgegaen en zy scheen zoo helder door het vensterken, +dat myne kamer er overal blauw uitzag en heel vreemd. Ik hield myn +voorhoofd tegen de ruiten om myne hersenen wat te verkoelen, en ging +dan half gekleed op het bed liggen om ’s anderendaegs vroeg +gereed te zyn. Maer ik kon toch niet slapen; want de maen scheen juist +in myne oogen en ik was als geplaegd om naer dien man met zynen +mutsaerd te zien, die erin staet. Of ik dan eindelyk toch in slaep +geraekt ben, kan ik niet zeggen; maer het moet toch wel zyn, want hoor +eens wat my dan overkwam.—Op eenen keer kreeg de maen eenen mond +en allerschoonste blauwe oogen, en zy begon te blozen gelyk eenen +appel, en zy lachtte my zoo vriendelyk toe dat ik er zuiver van +ontsteld werd. Van myn leven heb ik geene vrouw gezien met zulk schoon +en minnelyk wezen; want, als er zulk eene op de wereld was, de menschen +zouden er zeker op hunne knieën voor gaen zitten. Ik geloof het +wel: luister maar eens voort.—Allengskens groeiden er armen aen +de maen en een lang kleed met groote gouden bloemen; op haer hoofd +stond eene zilveren kroon van zeven blinkende sterren. Op haren arm +droeg zy een kind, schooner nog dan de engeltjes in den <span class= +"pagenum">[<a id="pb74" href="#pb74">74</a>]</span>hemel. En, och God, +Jan, het was de Onze Lieve Vrouw van de schouwplaet, die levend was +geworden, en, met Onzen Lieven Heer op den arm, daer in de lucht mij +toelachte en teekens deed.... Nu nog al aerdiger! Hoe gy in myne kamer +gekomen waert, weet ik niet, maer gy zat op eenen stoel by het venster, +en met uwe blinde oogen zaegt gij Onze Lieve Vrouw toch ook: want wy +vielen samen op onze knieën en staken de armen achter de ruiten +omhoog, alsof wy de Moeder Gods aenriepen. Daer komt zy eensklaps +stillekens, zoetjes naar beneden, al digter en al digter, en dwars door +de ruiten, tot in de kamer. Zy zegt iets aen het kindeken Jezus, en het +kindeken raekt u met den vinger aen de oogen, en gy, Jan, gy roept met +uiterste blydschap “ik zie! ik zie!” Ik was er, och arme, +zoodanig van getroffen, dat ik in mynen slaap opsprong en byna van het +bed rolde.... en het was niet waer! Ik had het maer gedroomd; want de +maen stond nog, met den man erin, aen den hemel te schynen, en het Onze +Lieve Vrouwenbeeld stond nog stil en gerust op de +schouwplaet....” <span class="pagenum">[<a id="pb75" href= +"#pb75">75</a>]</span></p> + +<div class="footnotes"> +<hr class="fnsep"> +<p class="footnote" lang="de"><span class="label"><a class="noteref" +href="#xd0e671src" id="xd0e671">1</a></span> “Was nur in Paris an +Bancroutirern, Escrocs, zweideutigen Weibern u. s. w. zu viel war, das +trat den grossen Kreuzzug nach Belgien an, um sein Kreuz daselbst +aufzupflanzen. Nach Verlauf von wenigen Jahren sah Belgien mit +Schrecken, welchen Gästen es seine Thore geöffnet.”</p> + +<p class="footnote">(KURANDA. <i>Belgien seit seiner Revolution</i>. +bl. 72).</p> +</div> +</div> + +<div id="ch2.4" class="div1"><span class="pagenum"> [<a href= +"#toc">Inhoud</a>]</span> + +<h2 class="normal">IV.</h2> + +<p style=" + background: url(images/initial-c.gif) no-repeat top left; + "><span style=" + float: left; + width: 115px; + height: 110px; + background: url(images/initial-c.gif) no-repeat; + + text-align: right; + color: white; + ">C</span>onscience zei eens aan een biograaf: “<span lang= +"fr">Oui, c’est bien là le procédé +inconscient qui caractérise mes propres écrits: +l’amour de ce que l’on fait, cette intensité de +sentiment qui frissonne sous des phrases en apparence banales, cette +nature de peintre flamand qui fait que tout ce que notre plume touche, +prend l’aspect et la couleur d’un +tableau....</span>”<a class="noteref" id="xd0e808src" href= +"#xd0e808">1</a> En in een van zijn latere werken verhaalt hij, hoe hij +eens op het land een lezer ontmoette, die hem met groote dankbaarheid +over zijn heideverhalen sprak en bovenal bewonderde “eene soort +van geheimzinnige muziek, die overeenstemt met myn gemoed en my +verleidt.”</p> + +<p>“Cette intensité de sentiment” kan niet zonder +gevoel voor het tragische. Over “De Loteling,” waarin een +vrouw de voornaamste rol heeft, hangt meer een waas van teederheid. Wel +is ook dáar tragiek in de algeheele overgave aan een +liefdes-ideaal. In “Rikke-tikke-tak” is de liefde meer +werkelijk ontdubbeld; de passie, die ze geworden is, gelijkelijk +verdeeld; de ontmoeting, na lange afwezigheid, veel heftiger.</p> + +<p>Een vreemd meisje wordt uit haar vroegeren stand <span class= +"pagenum">[<a id="pb76" href="#pb76">76</a>]</span>geheven en in een +vreemd land opgevoed, waar ze bestemd is te blijven. Haar speelgenoot +gaat op de plaatsen zwerven, waar ze elkaar ontmoetten, hij staat er +over de verre heide uit te zien en herinnert zich de liedjes, die zij +zong. Zij beseft eerst zelve niet wat zij in haar geboorteland +achterliet, maar langzamerhand wordt zijn beeld duidelijker, totdat ze, +gedreven door een onweerstaanbaar gevoel van liefde voor de oude +omgeving, met haar vader naar den geboortegrond terugkeert. In een +nabije stad brengt een toeval den vriend bij haar. Hij verliet zijn +dorp en doolt bedelend rond. In haar tegenwoordigheid kan hij niet +langer zich bedwingen. Het verloren geluk wordt wakker in hem. Nu hij +voor ’t eerst en ’t laatst zijn liefde heeft kunnen uiten, +keert hij zich af van het meisje en wil vertrekken. Zij knielt voor +haar vader, die verrast en begrijpend toezag, neer en smeekt: “O, +Vader, vergeef mij! Weerhoud hem of ik sterf! In mijne droomen zweefde +ook zijn beeld..... Hij alleen kan mij redden. Geef hem mij! geef hem +mij!....”</p> + +<p>Doch niet het losbreken van hartstocht alleen—in enkele vroege +novellen de reden van het verhaal—ook het tragische van een +geheel leven heeft Conscience in eenvoudigheid kunnen voelen. Een +edelman verlaat zijn land, leeft van het handwerk van zijn dochter, die +zonder het zich te bekennen wacht tot haar minnaar haar vindt en komt +halen; in bedekte armoede, op een hoog kamertje. Hij komt op een middag +binnen, kon geen werk vinden. Hij mag nochtans niet treuren. Hij schudt +het hoofd en doet wat zijn dochter hem verzoekt. Zij legt een klein en +sneeuwwit linnen op de tafel en plaatst er twee borden op en een +schotel met aardappelen.</p> + +<p>Terwijl het stil gebed nog zachtjes door het vertrek <span class= +"pagenum">[<a id="pb77" href="#pb77">77</a>]</span>gaat, hooren ze +eensklaps een gerucht van stemmen beneden de trap.</p> + +<p>Lenora, door een hevige siddering aangegrepen, wordt in haar gebed +verstoord. “Zy luisterde met opgespalkte oogen en uitgerekten +hals, op iets dat haer onverklaerbaer scheen, en eventwel haer met +schrik en verbaesdheid sloeg.”</p> + +<p>De vader, “over de zonderlinge ontsteltenis zyner dochter +verstomd,” aanschouwt haar en schijnt te willen vragen: +“Wat is er, wat is er dan?” doch Lenora doet een teeken met +de hand, dat hij moet zwijgen.</p> + +<p>Nieuwe klanken dringen duidelijk in het kamertje.</p> + +<p>“Lenora erkende den toon dezer stem. Alsof een bliksemslag +haer hadde getroffen, vloog zy met eenen enkelen sprong en angstig +kermend tot de deur, sloeg ze toe en bleef met de hand en schouder er +tegen drukken.</p> + +<p>“Lenora, om Gods wille, wat vreest gy?” riep de bange +vader.</p> + +<p>“Gustaf, Gustaf!” huilde de maegd. “Hy is daer! hy +komt! Oh, weg, weg dit alles van de tafel! Hy alleen mag onze armoede +niet zien!”</p> + +<hr class="tb"> +<p>“Sprakeloos tot zyne dochter gaende verwyderde hy haer van de +deur. Lenora vlugtte weg tot in den versten hoek des vertreks en boog +het hoofd in diepe schaemte.”</p> + +<p>Een mooie scène, voorbereid door het gevoel van wee dat op +beiden drukte in al wat voorging. Er ligt fijnheid van gevoel in, +waaraan we ons verwachten wanneer we het meisje zagen handelen in haar +eng gevang. Zij spreekt er met de gekooide vink:</p> + +<p>“Maer ik doorgrond uw lyden; ik wil niet langer voor u zyn wat +het onverbiddelyk lot voor my is.... <span class="pagenum">[<a id= +"pb78" href="#pb78">78</a>]</span>Daer, neem uwe vlugt! Dat God u +bescherme! Ga, en geniet in volle maet de twee grootste noodwendigheden +van al wat leeft: vrijheid en liefde!.... Ah, hoe schatert gy van +blydschap, hoe magtig slaet gy uwe vlerken uit! Vaerwel, vaerwel, +gelukkige....!”</p> + +<p>Wanneer Jan Slaets na lange afwezigheid terug in ’t dorp komt, +loopt hij een arm huisje binnen waar hij even rust, verneemt er naar +zijn Rosa en ijlt de blinde tegen, het dorp door in d’avondzon, +om haar op de grens, waar de welvende groene laan begint, in +d’armen te drukken. De oude Van Milgem ontmoet zijn dochter, die +hij verloren waande, op een heuvel onder berkeboomen. “De +Loteling” is een lange tocht, barvoets over de heide.</p> + +<p>Het belang dat Conscience hecht aan landschap en décor is +invloed van de romantische schilders. Bijna wordt aan het landschap een +zoo groote rol toegekend als aan de menschen, die er in leven. Nergens +is het afwezig. Het opstaan van de zon en de geboorte van de lente +worden reeds in zijn eerste Fransch proza beschreven, en vaak geraakt +hij niet verder dan het ontwaken der natuur: “Le doux mois de mai +était venu; la nature, sortie de son long sommeil, avait rendu +aux champs leur verdure et aux bois leur charme mystérieux. Ce +jour-là l’air était plus vif, et mon esprit, +mû par l’influence secrète de la nature, se plaisait +à me retracer les séduisantes images d’un bonheur +passé.”</p> + +<p>Van het eerste oogenblik is de toon van zijn beschrijvingen reeds +vastgesteld; zijn opvatting, de schikking van zijn volzinnen zal, ook +in zijn Vlaamsch werk, niet meer veranderen.</p> + +<p>Hij werd geholpen door een sterk geheugen, een sterke vizie van het +landschap, ook dat van de stad. Daardoor kon hij zijn werken, zoodra +het plan gevormd <span class="pagenum">[<a id="pb79" href= +"#pb79">79</a>]</span>was, ineens voltrekken, zonder door een aarzeling +te worden opgehouden. Alles gebeurt op bepaalde plaatsen, in dié +straat van een stadswijk die hij kent, bij dàt poortje, of in +een bepaald dorp bij een bepaalde hoeve. Wij zien de personages langs +welbekende wegen evolueeren.</p> + +<p>Liefde tot het schilderachtige dreef hem tot zwerftochten langs de +oude straten. “Als myn geest, door lange overspanning afgemat, +naer stille mymering vraegt,” zegt hij in den aanhef van +“Lambrecht Hensmans,” “dan wandel ik door de +afgelegene wyken onzer stad: ik zoek de oude straten, aen wier zwarte +gebouwen de yskoude mode hare handen nog niet gelegd heeft. Daer +aenschouw ik met onvasten blik die gevels, waerop de stempel van een +eigen nederduitsch volksbestaen nog zoo levendig is ingedrukt.” +Hetzelfde opstel getuigt hoe het décor hem een hoofdzaak was, +hoe noodig hij de vaste vormen van de plaatsen kennen moest, waar iets +gebeurt, en hoe een eigenaardige omgeving indruk op hem maakte. Hij had +een vervallen huisje opgemerkt, dat hem geheimzinnig voorkwam en +waarrond zijn geoefende verbeelding spoedig een roman had opgebouwd. +“Maer myne ontworpen geschiedenis eischte eene beschryving van +het huisje, gelyk men het in de duisternis en omtrent middernacht kon +zien. Daer ik de gewoonte heb, zoo veel mogelyk, in alles de natuer +zelve tot volgbeeld te nemen, besloot ik nog denzelfden nacht de enge +stege te bezoeken en my onder den dichterlyken indruk der verlatene +woning te stellen. Zoo zou ik dan des anderendaegs met volle gevoel de +beschryving er van kunnen beginnen.</p> + +<p>“In myn ongeduld was ik reeds om tien ure uitgegaen. Ik +wandelde al mymerend by de boorden der Schelde, waer myn +aendoeningzieke geest een <span class="pagenum">[<a id="pb80" href= +"#pb80">80</a>]</span>onverwacht voedsel vond. De duisternis was +ondoordringbaer zwart, de wind loeide afgryselyk door het slingerend +want der schepen;—daer beneden, aen myne voeten, bruischten de +golven van den vloed....</p> + +<p>“Krachtig werkten de grootsche stemmen der natuer op myn +gemoed; ik stond daer, luisterend op het brieschen der baren, op het +huilen van den storm en op den eenzamen roep van matroozen, die als een +doodkreet uit de diepte des nachts in myne ooren klonk. Toen ik de +Schelde verliet, om my naer het onbewoonde huisje te begeven, en +langzaem voorby het oude Steen heenstapte, was myn geest overneveld met +allerlei droeve gepeinzen.”</p> + +<p>Een ander stadsgezicht wordt in “Het yzeren graf” +beschreven. Een jong beeldhouwer is uitgeweken om zijn ongelukkige +liefde te vergeten. Hij bewoont te Parijs een hoog kamertje. “Van +het eerste uur van mijn verblijf in dit kamertje werd het mij dierbaar. +Welk ander vaderland was beter geschikt voor mijne droeve ziel, dan +zulke enge ruimte, verloren onder het dak van een huis, dat zelf eene +kleine wereld was, maar met een grenzenloos uitzicht, waarin mijne +gepeinzen in volle vrijheid konden verdwalen?</p> + +<p>“Hadde niet de nood met geweld mijne droomen onderbroken, mij +dunkt, ik hadde mijn gansche leven doorgebracht met het hoofd buiten +mijn vensterken, maar er was geen middel om te vergeten, dat de armoede +nevens mijne zijde stond. Ik rukte mij dus van de betooverende plaats +en daalde neder in de straat, om, zooals ik het reeds eenige dagen +vruchteloos had gedaan, bij de meesters-beeldhouwers naar werk te gaan +vragen.”</p> + +<p>Terwijl wij de volgende bladzijden lezen hangt nog de stadsche +wemelende verte om onze verbeelding. <span class="pagenum">[<a id= +"pb81" href="#pb81">81</a>]</span>Parijs wordt niet verder beschreven, +maar het gevoel van de groote stad vergezelt ons, we weten haar rond +ons wanneer we de werkhuizen binnentreden.</p> + +<p>En onwillekeurig denken we aan het laatste buitenverblijf van den +schrijver. Hij bewoonde in een herberg, eenige uren van Brussel, een +kleine kamer, maar gewoonlijk zat hij in een paviljoentje met strooien +dak dat op een verhevenheid gebouwd was en waaruit hij een mooi +vergezicht had op het land. Daar zat hij zijn herbarium te schikken of +uit te kijken naar de verten.</p> + +<p>Op zijn kamer stond een ijzeren bed, zonder gordijnen, een ruwe +tafel, een paar onmisbare stoelen en in den muur staken nagels waaraan +zijn kleeren hingen. De oude man waschte zich onder het koude water van +de pomp. Platen of boeken waren er niet te vinden.</p> + +<hr class="tb"> +<p>Groote liefde tot de natuur veronderstelt zinsvermogen, ontwikkelde +zinnelijkheid. Voor iemand die haar bezit is het een vreugde, de zon +over de boomen te zien glijden, en haar te volgen waar ze in het water +blinkt of op het koren ligt. Hij onderscheidt de gestalte van een +landschap; hij heeft het om zijn lijn en kleuren lief, maar ziet graag +de verschijning van een mensch die in die weelde voorbijgaat, die het +uitzicht ervan kan veranderen, er kleuren in brengt en zijn kleuren +verplaatst, die onder het starend oog een tak plukt of met de hand de +korenaren beweegt.</p> + +<p>De oude, styleerende schilders hebben vooral hun landschappen +gestoffeerd. Zijn voor een schrijver, wiens hoogste gaaf zijn sympathie +voor menschen is, hun verschijningen niet even onmisbaar? Wordt <span +class="pagenum">[<a id="pb82" href="#pb82">82</a>]</span>niet het +landschap ledig, dood, wanneer niet vroeg of laat een mensch erin, die +mét het landschap wordt beschreven, voelend de winden en hoorend +de stemmen van de zingende vogelen, ons zijn schoonheid nader +brengt?</p> + +<p>Zulke methode past Conscience, misschien onwillekeurig, toe, vooral +in zijn landelijke verhalen.</p> + +<p>Een tuin moet worden getoond in al zijn wilde schoonheid. Een +heesterboschje is schoon. “Maer eensklaps ritselt het gebladerte! +In het midden der gebosschen buigen de takken zich woelend by den +snellen doorgang van een onzichtbaer lichaem.”</p> + +<p>Een hegge zou onbeduidend staan rond een heerenhuis. Haar loof wordt +groener, wij moeten ons bij haar bladeren buigen en zien haar takken +strengelen, wanneer een soldaat er tegen rusten komt. Zijn lichaam +werpt schaduw op den grond en wij zien de diertjes na, die tusschen +’t kruid er hun weg zoeken.</p> + +<p>Een pad, tusschen eiken kanten, laat ons alleen een hemel bemerken +die blauw, en wit bewolkt, onder de zon erboven hangt. Het is verlaten +en weinig beduidend. Een meisje komt er langs met haar kruiwagen; zij +heeft een brief van haar beminde, die ver van huis is. Zij zet zich op +haar kar en leest hem tot het laatste woord, wordt bleek, haar armen +vallen slap nevens haar, haar oog sluit zich en haar hoofd daalt +langzaam achterover op den kruiwagen.</p> + +<p>“Slechts de zoele adem der heide bewoog het eiken loof en deed +de schaduw van het gebladerte op haer albasten voorhoofd wiegelen; de +honingbie dartelde en zong rond haer oor; daerboven tegen den hemel +hing de leeuwerik met zyn lied; verder in de woestyn heerschte het +eeuwig geritsel der krekels;—en niettemin alles was stil en +zwygend.... niets wekte het meisje uit hare doodsche sluimering op. +<span class="pagenum">[<a id="pb83" href="#pb83">83</a>]</span></p> + +<p>“Allengskens voorderde de zon op hare baen, tot dat eene harer +heete stralen het loof doorboorde en het aengezicht der maegd kwam +beschynen.”</p> + +<p>Nu heeft de zon meer glans, heide en lucht en loover hebben hun +volle kleuren. Belangstelling in het ongelukkig meisje heeft ons voor +hun schoonheid gevoelig gemaakt.</p> + +<p>Wanneer echter een landschap den indruk van verlatenheid moet +wekken, verdwijnt iemand van het tooneel en laat boomen en hemel +alleen. Zoo in “De arme edelman,” waar de ongelukkigen hun +hof verlaten: “Langen tyd zagen de lieden der hoeve hen weenend +na, tot dat zy achter eenen eiken kant waren verdwenen.” <span +class="pagenum">[<a id="pb84" href="#pb84">84</a>]</span></p> + +<div class="footnotes"> +<hr class="fnsep"> +<p class="footnote"><span class="label"><a class="noteref" href= +"#xd0e808src" id="xd0e808">1</a></span> Ja, dat is wel mijn +onwillekeurige manier van werken: de liefde voor de taak, die innigheid +van gevoel die trilt onder zinnen die er gewoon uitzien, die Vlaamsche +schilders-natuur die alles wat onze pen raakt het uitzicht en de kleur +geeft van een schilderij.</p> +</div> +</div> + +<div id="ch2.5" class="div1"><span class="pagenum"> [<a href= +"#toc">Inhoud</a>]</span> + +<h2 class="normal">V.</h2> + +<p style=" + background: url(images/initial-e.gif) no-repeat top left; + "><span style=" + float: left; + width: 115px; + height: 110px; + background: url(images/initial-e.gif) no-repeat; + + text-align: right; + color: white; + ">E</span>en ander middel om ons het landschap gemakkelijk nader te +brengen, ons zijn karakter te laten voelen, is het met de stemming van +den held te doen harmonieeren, of omgekeerd den held in de bijzondere +en momentane stemming van het landschap te laten opgaan. Een jong werk: +“De maegd van Vlaenderen, een nachtgezicht” begint:</p> + +<p>“Ik zat alleen op myne kamer, met het hoofd in de handen +rustende. Vol mismoed en wanhoop was myn ziel.... Het stormde +daerbuiten,—nacht was het op de straten, nacht ook in myn hart. +Lydend en akelig droomend, herdacht ik het verleden, het zynde en het +komende lot myns vaderlands.” In een latere novelle loopt een +meisje haar vreugde om het leven uit te zingen: “Ook het goede +meisje geraekte zonder het te weten, in eenstemmigheid met de vrolyke +natuer. Van tyd tot tyd zong zy, met zekere geestdrift, eenige toonen +van het een of ander lied, of sprak enkele woorden om de opgeruimdheid +haers harten lucht te geven.”</p> + +<hr class="tb"> +<p>Meer dan versmaat is proza geschikt om een landschap in zijn +voorkomen (niet enkel in zijn uitwerking, als aandoening) weer te +geven. Een landschap is rustig en onbewogen. Zijn omtrekken zijn +bestendig. Zijn kleuren kunnen dàn alleen, hier in een +bloemenweide, daar in een rivier of in een hemelhoek, <span class= +"pagenum">[<a id="pb85" href="#pb85">85</a>]</span>zich uitvieren. +Proza kan minutieus bij elke kleinigheid verwijlen, en toch door de +indeeling van zijn zinnen, de ordonnantie van de denkbeelden, de +hoofdzakelijke schoonheden onderlijnen. Het is aan minder uiterlijke +regels onderworpen. Is de taal lenig en helder genoeg, dan wordt de +schrijver niet verder weerhouden door het zoeken en volhouden van +bijzondere vormen. Hij heeft alleen wat hij ziet eenvoudig neer te +schrijven.</p> + +<p>Conscience was dikwijls een uitmuntend prozaschrijver. Komt in zijn +eerste werken slechts zelden een grooter verschiet voor, een heide, een +veld, bevattelijk voorgesteld, we treffen reeds in den “Leeuw van +Vlaenderen” goede beelden: “De lucht was met zulk een +zuiver blauw gekleurd, dat het oog hare diepten niet meten kon. De zon +klom glansryk op de kim, en de verliefde tortelduif dronk de laetste +dauwdruppels van de groene bladeren der boomen.”</p> + +<p>“De bladeren der boomen!” Ook in het +“Wonderjaer” gebruikt hij die uitdrukking: Terwijl een +ruiter schuilt, wordt “de lucht klaerder, de donder had zich +verwyderd,—evenwel sloeg de regen nog met geweld in de bladeren +der boomen.” Even natuurlijk als het loover om de takken staat, +worden voor ons de boomen gesteld; de regen valt op de bladeren of +vogelen kwinkeleeren er, en aanstonds zien we de stammen er bij, die +uit den grond heffen, en de heerlijke aarde.</p> + +<p>Een mooie zin, die een vollediger beeld geeft, is in “De arme +edelman” (1851): “de statige eiken ontplooien hun laet +gebladerte, de alpenrooze staet in vollen bloei, de syringa’s +bezwangeren de lucht met malsche geuren.”</p> + +<p>In “De Loteling” zagen we de heide zich om de reizenden +uitstrekken. In “Moeder Job” (1856), <span class="pagenum"> +[<a id="pb86" href="#pb86">86</a>]</span>wanneer geen rekening wordt +gehouden met onjuiste woorden en on-Nederlandsche wendingen, vinden we +eenvoudig-mooie beschrijvingen:</p> + +<p>“Aen de straet, onder de schaduwe van hooge Linden, stond het +woonhuis met zyne groene geschilderde vensterramen; daer achter +verlengden zich aen de eene zyde de stallingen, waerin tien schoone +koeijen en dry peerden zich bevonden, alsook de wyde schuer die +welhaest den nieuwen oogst zou ontvangen. Langs den anderen kant was de +achterhof afgesloten door de eigentlyke Brouwery met hare bergplaetsen, +waerby eene hooge pomp stond om het water uit den bornput in de ketels +te verheffen. Een weinig verder, veldewaerts in, tusschen velerlei +bloeijende heesters en sierlyke gebosschen, verhief zich een +lustpriëel, dat met de liefelyke ranken van het Geitenblad was +overdekt.—Men kan aen de uitgestrektheid van den grond, die hier, +als bloemtuin, enkel tot vermaek en uitspanning was bestemd, genoegzaem +bemerken dat het huisgezin der Jobs welvarend was en een onbekommerd +leven genoot.. ..</p> + +<p>Eenige dagen na de Prysschieting in den Gulden Arend was Jan, de +knecht, op den achterhof der Brouwery bezig met pompen; zyne bewegingen +waren bywylen zeer langzaem, en weleens onderbrak hy zynen arbeid, als +hadde een aengrypende gedachte hem weggerukt. Dan bleef hy met het oog +op de houten goot gerigt,—waerin het water bruisend +heenvlood,—mymerend staen, tot dat het ophouden van het geruisch +hem uit zyne verstrooidheid deed opspringen, en hy weder den zwaren arm +der pomp in de hoogte hief.</p> + +<p>Op eenige stappen van daer rolde een oude Kuiper de tonnen, welke hy +dien dag hersteld of gezuiverd had, naer de poort der +brouwery.—Geen ander <span class="pagenum">[<a id="pb87" href= +"#pb87">87</a>]</span>wezen was er op den breeden achterhof te +bemerken.</p> + +<p>Alhoewel de laetste stralen der avondzonne hare purpertoonen over de +gebouwen wierp, en liefelyk tusschen het loover van den huiswyngaerd +tintelde, er heerschte eene ongewoone en droeve stilte, slechts +onderbroken door het scherp gekrysch der pomp en door het eentoonige +geruisch van het vlietend water.”</p> + +<p>In dezelfde novelle wordt, met liefde, een hoek van den tuin +beschreven:</p> + +<p>“De zonne ging achter de Westerkim verdwynen; maer zy zond +nog, in roosverwige toonen, de natuer haren blyden avondgroet. Het +priëel, onder welks doorschynend loover Rosina hare innige bede +murmelde, scheen overgoten met purper en met goud; haer omringde eene +wolk van zoete frissche geuren, die uit al het gebloemte in +verkwikkende walmen zich verhieven; de vogelen, voor dat zy zouden +slapen gaen, dartelden nog tusschen het gebladerte, en sommigen wierpen +de peerlende klanken hunner stem het verzwakkende daglicht +tegen....” <span class="pagenum">[<a id="pb88" href= +"#pb88">88</a>]</span></p> +</div> + +<div id="ch2.6" class="div1"><span class="pagenum"> [<a href= +"#toc">Inhoud</a>]</span> + +<h2 class="normal">VI.</h2> + +<p style=" + background: url(images/initial-g.gif) no-repeat top left; + "><span style=" + float: left; + width: 115px; + height: 110px; + background: url(images/initial-g.gif) no-repeat; + + text-align: right; + color: white; + ">G</span>aarne worden we in het landschap aan leven herinnerd, maar +is het op zichzelve ooit wel heelemaal levenloos? In “Eenige +bladzyden uit het boek der natuer” wordt dan het landschap +ontleed in de vogels die over zijn hemel vliegen, in de insekten die +gonzen van den eenen kant naar den anderen, in bloemen en gras. Het +wordt beschouwd als iets dat leeft, waarvan het uitzicht als een gelaat +betrekken kan, en dat den eenen dag anders is dan den anderen. Hier +wordt het geheel gegeven op zich zelve, dieren en de spraak der planten +vervangen de levenbrengende menschen:</p> + +<p>“Gedurende dien nacht, terwyl ik gerust sliep, had een onweder +de lucht met eene nieuwe levengevende kracht bezwangerd, en het dorstig +aerdryk gedrenkt en gelaefd. Nog viel de regen zachtjes uit den +overtrokken hemel, toen ik myne bedstede frisch en bly ontsprong.</p> + +<p>“Wel twintigmael doorwandelde ik den hof om aendachtiglyk na +te speuren wat nieuw voorkomen de regen nu aen de natuerwezens had +gegeven. De bloemen waren gesloten, vele planten hadden zelfs hunne +bladeren geheel opgevouwen; geen vogel zong den goeden morgen zyne +makkers tegen, geen vlinder fladderde <span class="pagenum">[<a id= +"pb89" href="#pb89">89</a>]</span>om het gebloemte: alles scheen +wachtend, beweegloos en zwygend. Iets plegtigs was er in de algemeene +stilte die my omringde.—Door een geheime kracht tot droomen en +denken gedwongen, schuilde ik onder een afdak en zat welhaest mymerend +en met het hoofd op de handen, in harmony met de wachtende natuer.</p> + +<p>“Eindelyk, na meer dan een uer, hield de regen op, zonder dat +echter de zonne door de wolken boorde. Nu begon hier en daer een +eenzame galm, als met wantrouwen zich te laten hooren; allengskens +voegden vele andere stemmen zich erby. Het was alsof ergens een +slaperige toonkunstenaer op een onmeetbaer klavier zyne handen liet +dwalen, in afwachting dat het teeken hem wierd gegeven.</p> + +<p>Eensklaps schoof de laetste wolk voor de zonneschyf weg; een +prachtige stralengloed beglanste de glinsterende kruiden en lokte +bloemen en bladen open.”</p> + +<p>Behoefte naar leven, een begrijpen, dat alle vorm verandert, en een +aanvoelen van de harmonie der beweging is in dit fragment te bespeuren +en wordt nog duidelijker—alhoewel naïef—op menig +andere plaats uitgedrukt. Natuur kan niet zonder verandering. Geen +landschap of er bewegen bladeren of kruiden. Op alle bladzijden van dit +“Boek der <span class="corr" id="xd0e956" title="Bron: natuur"> +natuer</span>” staat dood of geboorte, en vergaan of heffen +planten hun kiemen omhoog.</p> + +<p>In “Knagelijntje” wordt van een heideplantje gesproken, +alsof het werkelijk leefde en menschelijk gevoel had. “Och, +moeder,” zegt het kleine ratje, “ik wenschte dat ik een +Heidebloemken ware! Dan zou de wind ook, van ’s morgens tot +’s avonds, met my spelen en myne bellekens doen waggelen; ik zou +de blauwe lucht zien en de lieve biekens zouden mij ook komen kussen en +streelen....” Het heidebloemken <span class="pagenum">[<a id= +"pb90" href="#pb90">90</a>]</span>heeft menschelijke zinnen. Wel is het +maar een sprookje, waar deze voorstelling in voorkomt, maar nog elders +wordt de zichtbare natuur, in haar geheel, als bezield voorgesteld, +omdat de schrijver dichterlijk door haar wordt aangedaan, door haar +hulsel heen dus een begrip ziet, schoonheid of eeuwige werkelijkheid. +Een diepere beteekenis, doordat ze met menschenlotgeval in +onmiddellijke aanraking wordt gebracht, verkrijgt ze in het aangehaalde +fragment uit “De Loteling,” waar het meisje den brief +leest. Evenzeer wordt een eenheid uit de verspreide verschijnselen +afgeleid in “Het boetende meisje;” zij drukken de stemming +uit van een mensch. Hetzelfde dichterlijk begrijpen, dezelfde +sympathie, maakt in het sprookje de verpersoonlijking van het bloempje +waarschijnlijk. De eenvoudige plant wordt erdoor een bestaansrede, een +belangrijkheid toegekend. Wij zijn niet ver meer van een +pantheïstisch gevoel verwijderd. De zon speelt een overwegenden +rol in deze wereldbeschrijving. Zij regelt, als een andere godheid, de +gebeurtenissen; zij bepaalt er den duur van. Het Grinselhof in +“De arme edelman” is door zijn oorspronkelijke bewoners +verlaten, de inboedel werd verkocht. Hier begint een nieuw hoofdstuk, +waar de zon alles situeert: ”(Zij) moest nog slechts een vierde +harer dagelyksche baan doorloopen om de westerkim te bereiken. Op het +Grinselhof heeft eene doodsche stilte het baatzuchtig gewoel der +schacheraars vervangen; geen mensch is nog in de eenzame paden des +tuins zigtbaer; de poort staet op slot, alles is in zijne gewoone rust +teruggekeerd;—men zou zeggen dat niets is gebeurd.”</p> + +<p>Ook in de besloten stad neemt alles met haar einde en aanvang. Geen +avondleven buiten, in Conscience’s werken. <span class="pagenum"> +[<a id="pb91" href="#pb91">91</a>]</span></p> + +<p>“De zon, die grootste schilderesse der wereld, was bezig +achter de kim haer palet te bereiden; zy vereenigde en mengde er de +schoonste verwen op welke zy bezat, om dien plegtigen dag,—om den +eersten stap van Frans in de baen der kunst, met eenen ongemeenen glans +te beschynen. Weldra wierp zy, door eenen enkelen penseeltoets, de +grysgeele doodverw op haer onmeetbaer panneel.... en de stad Antwerpen +stond, als eene aengelegde schets, zigtbaer in het +schemerlicht.”</p> + +<p>Als er langer tijd tusschen gebeurtenissen verloopt dan die van een +dag tot den anderen, zijn het de winter, of de lente, die een nieuw +evenement inleiden; maar ook de zon komt er dan weer bij, met alle +vogels en de vruchten, die blozen of beginnen te vallen, en onder haar +glimlach kleuren. Op zulken morgen doet zij niet enkel haar +verschijning, maar “verwt de kimme” en wekt alle leven.</p> + +<p>Reeds in “Het Wonderjaer” rijst zij oppermachtig.</p> + +<p>”(Zij) verhief zich langzaem en heerlyk op den purperen +gezichteinder. Eene harer stralen viel schuins op het vensterglas van +Lodewijks kamer;—en deed des jongelings oogen ontsluiten. +Onrustig rees hy van zyne bedstede, en na zich een’ oogenblik +voor zynen schepper te hebben (gebogen), kleedde hy zich, en gordde +zich het wapen aen.”</p> + +<p>Wij spraken over het gevoel van de natuur als een geheel. Zij kan +worden vereerd om zich zelve. Niet zoozeer om haar vormenschoonheid, +als om haar symbolische beteekenis, haar inhoud. Omstandigheden kunnen +zulk gevoel verwekken. Een der hoogtepunten van Consciences +natuurbeschrijving is, in “Blinde Rosa,” de terugkomst van +een uitwijkeling in zijn land. Hij houdt stil niet ver van zijn dorp, +dat achter het oude woud is verscholen. “Het was met vele beuken +gegaen als met de bewooners van <span class="pagenum">[<a id="pb92" +href="#pb92">92</a>]</span>het dorp. Jonge boomen hadden de plaets +ingenomen om eenen nieuwen levenskring te doorloopen. Zy waren dus +vreemdelingen voor den reiziger en hem gansch onverschillig. Maer der +vogelen zang, die van alle kanten uit het loover galmde, was nog +dezelfde; ook het klagend gesuis des winds als hy de spelden der masten +beweegt, ook het geritsel der krekels, ook de heidelucht met hare +liefelyke geuren:—de voorwerpen waren veranderd; het eeuwig +uitwerksel der natuer was hetzelfde gebleven!”</p> + +<div id="p092" class="figure"><img border="0" src="images/p092.gif" +alt= +"Illustratie uit de 1ste uitgave van “Rikke-tikke-tak”, (door Ed. Dujardin)." + width="521" height="667"> +<p class="figureHead">Illustratie uit de 1ste uitgave van +“Rikke-tikke-tak”, (door Ed. Dujardin).</p> +</div> + +<p>Zulke gewaarwording zoekt Conscience. Hij meent dat ze alles doet +vergeten, vijandschap en bekommering. Alleen godsdienstig gevoel kan +zulks bewerken: Natuuraanschouwing wordt eeredienst, die troost.</p> + +<p>“Van alles afgescheiden, zich overleveren aan het onvoorziene; +tusschen dichtbewassen heesterbosschen en donkere wouden ronddwalen, +zonder te weten waar men is of waar men komen zal; geen spoor der +menschelyke maatschappij meer ontwaren; alles vergeten, tot de +vriendschap zelve, om zich der vijandschap ook niet meer te +herinneren....; wanneer men van geheimvol ontzag beeft en siddert onder +den indruk der plechtigste stilte,—stilte der groeiende natuur, +stilte der lucht, stilte des lichts zelve,—dan gaat de ziel, de +dichterlijke ziel uit den stoffelijken mensch, en zweeft en zwemt en +wiegelt op den lauwen vloed der rustige droomenzee....”</p> + +<p>De vorm waaronder zulk gevoel wel alle menschen eigen is, +gehechtheid aan den geboortegrond, is gewoonlijk een factor in +Consciences verhalen. Terugkeerende reizigers worden “door een +onbegrijpelijke aandoening verrast,” en blijven ontroerd de daken +beschouwen, die achter het veld bij elkaar staan. Een soldaat ontmoet +een meisje van zijn dorp. Dit komt hem voor oogen staan, zoo klaar dat +hij “de zon op den <span class="pagenum">[<a id="pb93" href= +"#pb93">93</a>]</span>toren ziet schijnen;” zijn vader is bezig +met de stoppels van het veld te rijven en zijn moeder staat erbij, en +hij hoort dat ze van hem spreken.</p> + +<p>Maar de opperste verheerlijking is “Rikke-tikke-tak,” +waar liefde van man tot vrouw en van beiden tot de plek die hen omgaf +toen ze onwetend van elkander hielden, tot een poëma van +onwrikbare eenheid, vereeniging van goedheid en geheele overgave, +geworden zijn.</p> + +<p>Lena, een boerenmeid die ruw behandeld wordt en enkel door den zoon +des huizes beschermd, bemint hem zonder het te weten om zijn goedheid. +Zij droomt op de heide, op een hoogen duin, waar ze in schaduw van +kleine boomen den weg kan volgen, die door de vlakte slingert. Zij +neurt een vreemde wijze waarvan ze niet weet, waar ze die heeft +geleerd.</p> + +<p>Zij kent haar ouders niet. Haar vader verliet voòr lang het +dorp, toen ze nog een klein kind was. Hij was een hoefsmid, verliet het +land toen zijn vrouw stierf en werd in het Fransche leger officier. Hij +zoekt haar nu over de heele streek. Hij hoort het liedje dat zij zingt +en herkent haar. Zij vergezelt hem, gelukkig, naar het buitenland.</p> + +<p>De knaap komt op het hooge plekje peinzen. Hij slaat de armen om den +herdersstaf zoodat hij er kan op leunen. “Uit zyn hart stroomt +een stil gezang over zyne lippen; tusschen het loof der jeneverboomkens +suizen de klanken van het lied. Rikke tikke tak, Rikke tikke +toe....”</p> + +<p>Ver van de heide begint ook Lena te treuren. Eerst nog maar enkel +een besef, dat de groote heide een leemte nalaat in haar leven. +“Van tyd tot tyd bewogen zich hare lippen werktuigelyk, en het +vergeten lied van Rikke-tikke-tak zweefde onhoorbaer rond haren +mond.” <span class="pagenum">[<a id="pb94" href= +"#pb94">94</a>]</span></p> + +<p>Onder den beuk en bij de beken, op de duinen, wordt het beeld van +den verloren vriend duidelijker. Zij kan het zich moeilijk bekennen, +omdat de liefde geen merkbaren vorm aannam voòr haar vertrek. +Zij smeekt haar vader, terug naar de Kempen te keeren, voelend hoe dit +land haar bindt.</p> + +<p>Ontknooping is een toevallig wederzien van Jan, die zijn dorp en +later het seminarie verliet, en bedelend rondloopt in de stad. Daar +hielden Lena en haar vader stil. Zij hoorden op een avond zijn lied +klagen aan het venster. “Rikke tikke tak, rikke tikke +toe....” Zij eischt zijn bezit op tegenover haar vader die, om +hen beiden te redden, toegeeft.</p> + +<p>Misschien het mooiste, dat Conscience geschreven heeft, is een bang +verhaal aan den pastor, die Jan aanraadde in het priesterschap zijn +liefde te vergeten. Eens bleef hij acht dagen lang in Brussel. Hij +snelde na deze afwezigheid als een vluchteling naar zijn heide.</p> + +<p>“Toen het my toegelaten werd terug te keeren, ging ik nacht en +dag zonder rusten. Als de eerste mael de reuk der schaddevuren my door +den wind werd toegevoerd, begon ik van ontroering als een kind te +weenen; verder, in het midden van het eerste Mastenbosch, wierp ik my +geknield ten gronde en ik dankte God met luider stemme, dat ik myne +geliefde speldeboomen mogt wederzien: ik heb geëten van het eerste +heidekruid, dat ik zag, om den dierbaren plant digter aen het hart te +hebben.” <span class="pagenum">[<a id="pb95" href= +"#pb95">95</a>]</span></p> +</div> + +<div id="ch2.7" class="div1"><span class="pagenum"> [<a href= +"#toc">Inhoud</a>]</span> + +<h2 class="normal">VII.</h2> + +<p style=" + background: url(images/initial-a.gif) no-repeat top left; + "><span style=" + float: left; + width: 115px; + height: 110px; + background: url(images/initial-a.gif) no-repeat; + + text-align: right; + color: white; + ">A</span>ls we over de fouten heenzien, van taal èn stijl, die +nu na een halve eeuw van taalontwikkeling zichtbaar worden, +veropenbaart zich Conscience als een volmaakt verteller. De verteller +moet zijn hoorders kunnen behagen; daarin is hij prachtig geslaagd en +hij wist zeer goed, wàt hij vertellen moest en wàt +verzwijgen, om zijn publiek te winnen.</p> + +<p>Het hoogtepunt van zijn vertelkunst heeft hij bereikt in “De +grootmoeder—verhalen voor kinderen,”—waar het gevoel +nooit opgeblazen, de vorm nooit romantisch is. Een strooien hutje, twee +kleine sprokkelaars in het winterwoud en het wijde heideveld, waardoor +een ratje loopt dat over zijn bitter leven klaagt, geven den inhoud van +de verhaaltjes. Grootmoeder vertelt aan de kleinen van Janneken en +Mieken.</p> + +<p>Doch ook in min geslaagde verhalen—in zulke zelfs als voor ons +niet meer genietbaar zijn—glansen nog mooie beelden.</p> + +<p>“Evenals de andere vrouwen droeg zij op haar hoofd een zwaren +bussel kruiden, welke zij uit het koren had gewied; de vurige +kolrooskens en blauwe korenbloemen hingen waggelend op haar voorhoofd +of daalden als kransen der liefde langs haren hals.”<a class= +"noteref" id="xd0e1022src" href="#xd0e1022">1</a> <span class= +"pagenum">[<a id="pb96" href="#pb96">96</a>]</span></p> + +<p>Conscience was een droomer, een dichter. Talent en gevoel kunnen hem +niet worden ontzegd. Hij miste nochtans cultuur en wierp zich, in +plaats van zich zelf te ontwikkelen, in den veeleischenden strijd dien +de Vlaamschgezinden hadden begonnen. Maar gebeurde dit niet, omdat hij +er behoefte aan had, zich ook in dién zin uit te leven, omdat +hij in onmiddellijke aanraking wou komen met het volk,—en omdat +hij met reden meende, dat het zóo beter was?</p> + +<p>Er kwam later een tijd dat Conscience de buitenlandsche letterkunde +bestudeeren kon. Maar evenals Dickens was hij bang zijn +oorspronkelijkheid te verliezen, nu hij niet jong genoeg meer was om de +mindere eigenschappen van zijn kunde voor andere te verruilen.</p> + +<p>Het was hem onmogelijk geweest om uit zijn engere wereld te geraken. +Evenals de meeste van zijn vrienden was hij in zijn jeugd arm. Boeken +konden ze niet koopen. Nooit had in Antwerpen een Universiteit een kern +van beschaving gevormd en nochtans moesten de Vlaamschgezinden er aan +denken het volk vóor te lichten.</p> + +<div id="p096" class="figure"><img border="0" src="images/p096.gif" +alt="Titelplaat uit “De Loteling”, (door Ed. Dujardin)." +width="519" height="671"> +<p class="figureHead">Titelplaat uit “De Loteling”, (door +Ed. Dujardin).</p> +</div> + +<p>Kritiek kon zijn werk niet louteren. In een brief van 1843 prees hij +zelf den goeden geest, die zijn vrienden, de Antwerpsche +Vlaamschgezinden, bezielde: Zij lieten geen Vlaamsch werk verschijnen, +zonder het te prijzen, indien het maar eenigszins een onderzoek kon +doorstaan. Nooit keurden zij af “wat voor de tael der vaderen +werd gedaen.” In de jaren van onophoudelijke werkzaamheid in +maatschappelijken zin heeft hij nochtans zijn beste literair werk +geleverd. Hij had toen het volle geloof in zijn eigen krachten. Zijn +romans droegen er toe bij om het volk verstandiger te maken en vatbaar +voor zijn redeneering, als hij het op hoogere belangen wees. Zijn +optreden <span class="pagenum">[<a id="pb97" href= +"#pb97">97</a>]</span>in volksvergaderingen en feesten stichtte een +sfeer van belangstelling en vereering om hem en maakte de beste +propaganda voor zijn geschreven werken.</p> + +<p>In de kleine woningen van de Kempen, waar sinds zijn heengaan meer +dennen en lorken staan en minder beuken, en meer weiden groenen waar +vroeger de heide zich uitstrekte, hangt in de kamer de armelijke prent, +waarop Baas Gansendonck vóór de knielende sprokkelaarster +staat, of Trien met moeite den brief aan haar geliefde schrijft. Wel +mocht hij, in 1881, wanneer bij het verschijnen van zijn honderdste +boekdeel de Vlamingen uit alle steden en dorpen naar Brussel kwamen om +hem te huldigen, hun optocht met den triomftocht van een Romeinschen +keizer vergelijken. Het wonder was gewrocht, dat in elk dorp, in iedere +werkmanswijk Vlaamsche boeken werden gelezen. De romans van Conscience +vervulden de menschen met een bijzonder geluk: in vertrouwde woorden, +op eene bevattelijke wijze den gang van de wereld te hooren verklaren +en tot eene nog onbekende fierheid te worden opgewekt, om een groot +verleden dat wêer kon komen,—als het werk, dat hij prachtig +begon, in latere geslachten voltrokken werd.</p> + +<div class="footnotes"> +<hr class="fnsep"> +<p class="footnote"><span class="label"><a class="noteref" href= +"#xd0e1022src" id="xd0e1022">1</a></span> De brandende +schaapherder.</p> +</div> +</div> +</div> +</div> + +<span class="pagenum">[<a id="pb98" href="#pb98">98</a>]</span> +<div class="back"> +<div class="div1" id="toc"> +<h2 class="normal">Inhoudsopgave</h2> + +<ul> +<li><a href="#d1">Eerste Deel</a> +<ul> +<li><a href="#ch1.1">I.</a></li> + +<li><a href="#ch1.2">II.</a></li> + +<li><a href="#ch1.3">III.</a></li> + +<li><a href="#ch1.4">IV.</a></li> + +<li><a href="#ch1.5">V.</a></li> + +<li><a href="#ch1.6">VI.</a></li> +</ul> +</li> + +<li><a href="#d2">Tweede Deel.</a> +<ul> +<li><a href="#ch2.1">I.</a></li> + +<li><a href="#ch2.2">II.</a></li> + +<li><a href="#ch2.3">III.</a></li> + +<li><a href="#ch2.4">IV.</a></li> + +<li><a href="#ch2.5">V.</a></li> + +<li><a href="#ch2.6">VI.</a></li> + +<li><a href="#ch2.7">VII.</a></li> +</ul> +</li> + +<li><a href="#loi">Illustraties</a></li> +</ul> +</div> + +<div id="loi" class="div1"><span class="pagenum"> [<a href= +"#toc">Inhoud</a>]</span> + +<h2 class="normal">Illustraties</h2> + +<ol class="lsoff"> +<li> <span class="tocPagenum">blz.</span></li> + +<li><a href="#p000">Conscience in 1852</a> <span class="tocPagenum"> +5</span></li> + +<li><a href="#p031">Eerste bladzijde van den “Leeuw van +Vlaanderen”</a> <span class="tocPagenum">31</span></li> + +<li><a href="#p039">Conscience’s Bruid</a> <span class= +"tocPagenum">39</span></li> + +<li><a href="#p042">Conscience in 1881</a> <span class="tocPagenum"> +42</span></li> + +<li><a href="#p059">Illustratie uit “De Kerels van +Vlaanderen”</a> <span class="tocPagenum">59</span></li> + +<li><a href="#p071">Illustratie uit “De Loteling”</a> <span +class="tocPagenum">71</span></li> + +<li><a href="#p092">Illustratie uit de 1<sup>e</sup> uitgave van +“Rikke-tikke-tak”</a> <span class="tocPagenum"> +92</span></li> + +<li><a href="#p096">Titelplaat uit “De Loteling”</a><a +class="noteref" id="xd0e1102src" href="#xd0e1102">1</a> <span class= +"tocPagenum">96</span></li> +</ol> + +<span class="pagenum">[<a id="pb100" href="#pb100">100</a>]</span> +<div class="footnotes"> +<hr class="fnsep"> +<p class="footnote"><span class="label"><a class="noteref" href= +"#xd0e1102src" id="xd0e1102">1</a></span> In het laatste hoofdstuk van +“De Loteling” vertelt Conscience hoe hij na een onweer in +een hoeve moest vluchten. “Na eene korte wyl was ik reeds met +deze goede menschen gemeenzaem en ik koutte met hen als een lang +gekende vriend. Des namiddags nuttigde ik met hen het voedzame +roggenbrood en dronk den koffy der gastvryheid. En alzoo ik voor alsdan +niets beters te doen had, dan te luisteren op de aerdige dingen die de +man met éen oog en zyne vrouw my vertelden, was het eerst des +anderendaegs ’s morgens dat ik de hoeve verliet.</p> + +<p class="footnote">“Wat ik U in deze geschiedenis verhaeld heb, +lieve lezer, vernam ik dien avond op de eenzame hoeve, die eertyds +slechts uit twee leemen hutten bestond, doch nu eene schoone boerdery +met vier koeijen en twee peerden geworden is.”</p> + +<p class="footnote">In een nota verwijst hij zelf naar de +titelplaat.</p> +</div> +</div> + +<div class="div1"><span class="pagenum"> [<a href= +"#toc">Inhoud</a>]</span> + +<h2 class="normal">NEDERLANDSCHE ROMANS EN NOVELLEN<br> + in de WERELD-NEDERLANDSCHE BIBLIOTHEEK<br> + en OORSPRONKELIJKE UITGAVEN.</h2> + +<div class="table"> +<table> +<tr valign="top"> +<td valign="top" class=" + alignright + " width="65%"></td> +<td valign="top" class="alignright">Ingen.</td> +<td valign="top" class="alignright">Cart.</td> +<td valign="top" class="alignright">Linn.</td> +<td valign="top" class="alignright">Krb.</td> +</tr> + +<tr valign="top"> +<td valign="top" width="65%">W. B. 1* en 2*. E. BEKKER-WOLFF en A. +DEKEN: <span class="letterspaced">Sara Burgerhart</span>. Inleiding <i> +Prof. Knappert</i>, (5e druk)</td> +<td valign="top" class="alignright">ƒ 0.60</td> +<td valign="top" class="alignright">0.80</td> +<td valign="top" class="alignright">1.–</td> +<td valign="top" class="alignright">1.20</td> +</tr> + +<tr valign="top"> +<td valign="top" width="65%">A. L. G. BOSBOOM-TOUSSAINT:</td> +</tr> + +<tr valign="top"> +<td valign="top" width="65%">N. B. XIII/XIV. <span class= +"letterspaced">Prinses Orsini en eigen +Levensbeschrijving</span>.—Portretten—Inleiding.— +Aanteekeningen</td> +<td valign="top" class="alignright">ƒ —</td> +<td valign="top" class="alignright">—</td> +<td valign="top" class="alignright">—</td> +<td valign="top" class="alignright">—</td> +</tr> + +<tr valign="top"> +<td valign="top" width="65%">N. B. CXIII/CXIV* <span class= +"letterspaced"><a href="http://www.gutenberg.org/etext/20794">Majoor +Frans</a></span></td> +<td valign="top" class="alignright">ƒ 0.50</td> +<td valign="top" class="alignright">0.65</td> +<td valign="top" class="alignright">0.80</td> +<td valign="top" class="alignright">—</td> +</tr> + +<tr valign="top"> +<td valign="top" width="65%">BOSBOOM-TOUSSAINT, BUSKEN HUET, SIMON +GORTER:</td> +</tr> + +<tr valign="top"> +<td valign="top" width="65%">N. B. XLV. <span class="letterspaced">Drie +Vergeten Novellen (Nacht in een Armstoel; Dokter George; Een +Praatje)</span></td> +<td valign="top" class="alignright">ƒ —</td> +<td valign="top" class="alignright">—</td> +<td valign="top" class="alignright">0.40</td> +<td valign="top" class="alignright">—</td> +</tr> + +<tr valign="top"> +<td valign="top" width="65%">N. B. LXXXIV/LXXXV*. HENRI VAN BOOVEN: +<span class="letterspaced">Tropenwee</span> (Nieuwe, complete +uitgaaf)</td> +<td valign="top" class="alignright">ƒ 0.50</td> +<td valign="top" class="alignright">0.65</td> +<td valign="top" class="alignright">0.80</td> +<td valign="top" class="alignright">—</td> +</tr> + +<tr valign="top"> +<td valign="top" width="65%">N. R. CARRY VAN BRUGGEN: <span class= +"letterspaced">De Verlatene</span> (2e druk)</td> +<td valign="top" class="alignright">ƒ 1.90</td> +<td valign="top" class="alignright">—</td> +<td valign="top" class="alignright">—</td> +<td valign="top" class="alignright">2.75</td> +</tr> + +<tr valign="top"> +<td valign="top" width="65%">N. R. LOUIS COUPERUS: <span class= +"letterspaced">Korte Arabesken</span></td> +<td valign="top" class="alignright">ƒ 1.90</td> +<td valign="top" class="alignright">—</td> +<td valign="top" class="alignright">—</td> +<td valign="top" class="alignright">2.75</td> +</tr> + +<tr valign="top"> +<td valign="top" width="65%">J. EIGENHUIS:</td> +</tr> + +<tr valign="top"> +<td valign="top" width="65%">N. B. VI/VII. <span class="letterspaced"> +De Wijsgeer;—Tyme de Kroosvisscher;—Van Vrijen en +Trouwen</span></td> +<td valign="top" class="alignright">ƒ 0.40</td> +<td valign="top" class="alignright">0.55</td> +<td valign="top" class="alignright">0.70</td> +<td valign="top" class="alignright">—</td> +</tr> + +<tr valign="top"> +<td valign="top" width="65%">N. B. XXXVIII/XXXIX. <span class= +"letterspaced">De jonge Dominee</span></td> +<td valign="top" class="alignright">ƒ 0.40</td> +<td valign="top" class="alignright">—</td> +<td valign="top" class="alignright">0.70</td> +<td valign="top" class="alignright">—</td> +</tr> + +<tr valign="top"> +<td valign="top" width="65%">N. B. CI/CIII*. <span class= +"letterspaced">Groei</span></td> +<td valign="top" class="alignright">ƒ 0.70</td> +<td valign="top" class="alignright">0.85</td> +<td valign="top" class="alignright">1.–</td> +<td valign="top" class="alignright">1.30</td> +</tr> + +<tr valign="top"> +<td valign="top" width="65%">W. B. 33. S. FALKLAND: <span class= +"letterspaced">Kleine Vertelsels</span> (8e-10e duizend)</td> +<td valign="top" class="alignright">ƒ 0.20</td> +<td valign="top" class="alignright">0.30</td> +<td valign="top" class="alignright">0.40</td> +<td valign="top" class="alignright">—</td> +</tr> + +<tr valign="top"> +<td valign="top" width="65%">A. v. GOGH-KAULBACH:</td> +</tr> + +<tr valign="top"> +<td valign="top" width="65%">N. R. <span class="letterspaced"> +Moeder</span></td> +<td valign="top" class="alignright">ƒ 1.90</td> +<td valign="top" class="alignright">—</td> +<td valign="top" class="alignright">—</td> +<td valign="top" class="alignright">2.75</td> +</tr> + +<tr valign="top"> +<td valign="top" width="65%">O. U. <span class="letterspaced"> +Rika</span></td> +<td valign="top" class="alignright">ƒ 1.90</td> +<td valign="top" class="alignright">—</td> +<td valign="top" class="alignright">—</td> +<td valign="top" class="alignright">2.75</td> +</tr> + +<tr valign="top"> +<td valign="top" width="65%">G. VAN HULZEN:</td> +</tr> + +<tr valign="top"> +<td valign="top" width="65%">W. B. 17/18. <span class="letterspaced"> +Getrouwd</span> (2e druk)</td> +<td valign="top" class="alignright">ƒ —</td> +<td valign="top" class="alignright">—</td> +<td valign="top" class="alignright">—</td> +<td valign="top" class="alignright">1.–</td> +</tr> + +<tr valign="top"> +<td valign="top" width="65%">N. B. XV/XVI. <span class="letterspaced"> +Wrakke Levens</span></td> +<td valign="top" class="alignright">ƒ 0.40</td> +<td valign="top" class="alignright">0.55</td> +<td valign="top" class="alignright">0.70</td> +<td valign="top" class="alignright">1.–</td> +</tr> + +<tr valign="top"> +<td valign="top" width="65%">N. B. XLVII/XLVIII. <span class= +"letterspaced">De Ontredderden</span> I</td> +<td valign="top" class="alignright">ƒ 0.40</td> +<td valign="top" class="alignright">0.55</td> +<td valign="top" class="alignright">0.70</td> +<td valign="top" class="alignright">—</td> +</tr> + +<tr valign="top"> +<td valign="top" width="65%">N. B. XLIX/L. <span class="letterspaced"> +De Ontredderden</span> II</td> +<td valign="top" class="alignright">ƒ 0.40</td> +<td valign="top" class="alignright">0.55</td> +<td valign="top" class="alignright">0.70</td> +<td valign="top" class="alignright">—</td> +</tr> + +<tr valign="top"> +<td valign="top" width="65%">N. R. <span class="letterspaced"> +Liefde’s Tusschenspel</span></td> +<td valign="top" class="alignright">ƒ 1.90</td> +<td valign="top" class="alignright">—</td> +<td valign="top" class="alignright">—</td> +<td valign="top" class="alignright">2.75<span class="pagenum">[<a id= +"pb101" href="#pb101">101</a>]</span></td> +</tr> + +<tr valign="top"> +<td valign="top" width="65%">N. B. II. P. v. LIMBURG BROUWER: <span +class="letterspaced">Een Ezel en Eenig speelgoed</span>. Inleiding <i> +Prof. Damsté</i></td> +<td valign="top" class="alignright">ƒ 0.20</td> +<td valign="top" class="alignright">0.30</td> +<td valign="top" class="alignright">0.40</td> +<td valign="top" class="alignright">—</td> +</tr> + +<tr valign="top"> +<td valign="top" width="65%">N. B. LXXVIII*. ELINE MARE: <span class= +"letterspaced">Cleemke’s Fortuintje</span>, +tragisch-humoristische schets van Vlaamsch Leven</td> +<td valign="top" class="alignright">ƒ 0.30</td> +<td valign="top" class="alignright">0.40</td> +<td valign="top" class="alignright">0.50</td> +<td valign="top" class="alignright">—</td> +</tr> + +<tr valign="top"> +<td valign="top" width="65%">MULTATULI:</td> +</tr> + +<tr valign="top"> +<td valign="top" width="65%">N.B. XXII. <span class="letterspaced"><a +href="http://www.gutenberg.org/etext/11024">Max Havelaar</a></span> (8e +druk)</td> +<td valign="top" class="alignright">ƒ —</td> +<td valign="top" class="alignright">—</td> +<td valign="top" class="alignright">0.40</td> +<td valign="top" class="alignright">0.80</td> +</tr> + +<tr valign="top"> +<td valign="top" width="65%">N.B. LXXX*. <span class="letterspaced"> +Duizend en één Specialiteiten</span>, met nieuwe noten +van den schrijver en inleid. van <i>Mevr. Douwes +Dekker-Schepel</i></td> +<td valign="top" class="alignright">ƒ 0.30</td> +<td valign="top" class="alignright">0.40</td> +<td valign="top" class="alignright">0.50</td> +<td valign="top" class="alignright">—</td> +</tr> + +<tr valign="top"> +<td valign="top" width="65%">E. J. POTGIETER:</td> +</tr> + +<tr valign="top"> +<td valign="top" width="65%">N.B. XLII/XLIII*. <span class= +"letterspaced">Jan, Jannetje en hun jongste kind</span>;—<span +class="letterspaced">het Rijksmuseum</span>—Geïllustreerd; +Inleiding en aanteekeningen van L. S. (2e druk)</td> +<td valign="top" class="alignright">ƒ 0.50</td> +<td valign="top" class="alignright">0.65</td> +<td valign="top" class="alignright">0.80</td> +<td valign="top" class="alignright">1.10</td> +</tr> + +<tr valign="top"> +<td valign="top" width="65%">N. B. XLIV. <span class="letterspaced"><a +href="http://www.gutenberg.org/etext/16842">Liedekens van +Bontekoe</a></span>—<span class="letterspaced">Blaauw +Bes!</span>—<span class="letterspaced">’t Is maar een +Pennelikker</span>—<span class= +"letterspaced">Marie</span>—<span class="letterspaced">De +Ezelinnen</span>—2e druk (6e, 7e duizend)</td> +<td valign="top" class="alignright">ƒ 0.20</td> +<td valign="top" class="alignright">0.30</td> +<td valign="top" class="alignright">0.40</td> +<td valign="top" class="alignright">—</td> +</tr> + +<tr valign="top"> +<td valign="top" width="65%">N. R. IS. QUERIDO: <span class= +"letterspaced">De Jordaan</span> (3e druk)</td> +<td valign="top" class="alignright">ƒ 1.90</td> +<td valign="top" class="alignright">—</td> +<td valign="top" class="alignright">—</td> +<td valign="top" class="alignright">2.75</td> +</tr> + +<tr valign="top"> +<td valign="top" width="65%">M. SCHARTEN-ANTINK:</td> +</tr> + +<tr valign="top"> +<td valign="top" width="65%">W. B. 22*. <span class="letterspaced"> +Sprotje</span> (3e druk)</td> +<td valign="top" class="alignright">ƒ 0.30</td> +<td valign="top" class="alignright">0.40</td> +<td valign="top" class="alignright">0.50</td> +<td valign="top" class="alignright">—</td> +</tr> + +<tr valign="top"> +<td valign="top" width="65%">N. B. LXXII*. <span class="letterspaced"> +<a href="http://www.gutenberg.org/etext/17526">Sprotje heeft een +dienst</a></span> (2e druk)</td> +<td valign="top" class="alignright">ƒ 0.30</td> +<td valign="top" class="alignright">0.40</td> +<td valign="top" class="alignright">0.50</td> +<td valign="top" class="alignright">—</td> +</tr> + +<tr valign="top"> +<td valign="top" width="65%">N. B. LXXXII*. <span class="letterspaced"> +Sprotjes verder leven</span> (2e druk)</td> +<td valign="top" class="alignright">ƒ 0.30</td> +<td valign="top" class="alignright">0.40</td> +<td valign="top" class="alignright">0.50</td> +<td valign="top" class="alignright">—</td> +</tr> + +<tr valign="top"> +<td valign="top" width="65%">N. B. XXVI/XXVII. <span class= +"letterspaced">Catherine</span> (2e druk)</td> +<td valign="top" class="alignright">ƒ 0.40</td> +<td valign="top" class="alignright">0.55</td> +<td valign="top" class="alignright">0.70</td> +<td valign="top" class="alignright">—</td> +</tr> + +<tr valign="top"> +<td valign="top" width="65%">C. en M. SCHARTEN-ANTINK:</td> +</tr> + +<tr valign="top"> +<td valign="top" width="65%">N. R. <span class="letterspaced">Een Huis +vol Menschen</span> (5e druk)</td> +<td valign="top" class="alignright">ƒ 1.90</td> +<td valign="top" class="alignright">—</td> +<td valign="top" class="alignright">—</td> +<td valign="top" class="alignright">2.75</td> +</tr> + +<tr valign="top"> +<td valign="top" width="65%">N. R. <span class="letterspaced">De +Vreemde Heerschers</span> (2e druk)</td> +<td valign="top" class="alignright">ƒ 1.90</td> +<td valign="top" class="alignright">—</td> +<td valign="top" class="alignright">—</td> +<td valign="top" class="alignright">2.75</td> +</tr> + +<tr valign="top"> +<td valign="top" width="65%">N. B. XI/XII*. STIJN STREUVELS: <span +class="letterspaced">Reinaert de Vos</span>, naar de Middeleeuwsche +handschriften herwrocht (2e druk)</td> +<td valign="top" class="alignright">ƒ 0.50</td> +<td valign="top" class="alignright">0.65</td> +<td valign="top" class="alignright">0.80</td> +<td valign="top" class="alignright">1.10</td> +</tr> + +<tr valign="top"> +<td valign="top" width="65%">N. B. CXVIII/CXX. NICO VAN SUCHTELEN: +<span class="letterspaced">Quia Absurdum</span> (2e druk)</td> +<td valign="top" class="alignright">ƒ 0.60</td> +<td valign="top" class="alignright">0.75</td> +<td valign="top" class="alignright">0.90</td> +<td valign="top" class="alignright">2.75</td> +</tr> + +<tr valign="top"> +<td valign="top" width="65%">N. R. HERMAN TEIRLINCK: <span class= +"letterspaced"><a href="http://www.gutenberg.org/etext/28068">Het +Ivoren Aapje</a></span>, een roman van Bruss.leven (2e dr.)</td> +<td valign="top" class="alignright">ƒ 1.90</td> +<td valign="top" class="alignright">—</td> +<td valign="top" class="alignright">—</td> +<td valign="top" class="alignright">2.75</td> +</tr> +</table> +</div> +</div> + +<div class="div1"><span class="pagenum"> [<a href= +"#toc">Inhoud</a>]</span> + +<div class="figure"><img border="0" src="images/spine.jpg" alt= +"Oorspronkelijke rug." width="720" height="48"></div> + +<p> </p> + +<div class="figure"><img border="0" src="images/back.jpg" alt= +"Oorspronkelijke achterkant." width="468" height="720"></div> +</div> + +<div class="transcribernote"> +<h2>Colofon</h2> + +<h3>Beschikbaarheid</h3> + +<p>Dit eBoek is voor kosteloos gebruik door iedereen overal, met +vrijwel geen beperkingen van welke soort dan ook. U mag het +kopiëren, weggeven of hergebruiken onder de voorwaarden van de +Project Gutenberg Licentie bij dit eBoek of on-line op <a href= +"http://www.gutenberg.org/">www.gutenberg.org</a>.</p> + +<p>Dit eBoek is geproduceerd door het on-line gedistribueerd correctie +team op <a href="http://www.pgdp.net/">www.pgdp.net</a>.</p> + +<h3>Codering</h3> + +<p>Dit bestand is in een verouderde spelling. Er is geen poging gedaan +de tekst te moderniseren. Afgebroken woorden aan het einde van de regel +zijn stilzwijgend hersteld. Kennelijke zetfouten in het origineel zijn +gecorrigeerd. Dergelijke correcties zijn gemarkeerd met het +corr-element.</p> + +<p>Hoewel in het origineel laag liggende aanhalingstekens openen +gebruikt, zijn deze in dit bestand gecodeerd met “. Geneste +dubbele aanhalingstekens zijn stilzwijgend veranderd in enkele +aanhalingstekens.</p> + +<h3>Documentgeschiedenis</h3> + +<ol class="lsoff"> +<li>2009-06-23 Begonnen.</li> +</ol> + +<h3>Externe Referenties</h3> + +<p>Dit Project Gutenberg eBoek bevat externe referenties. Het kan zijn +dat deze links voor u niet werken.</p> + +<h3>Verbeteringen</h3> + +<p>De volgende verbeteringen zijn aangebracht in de tekst:</p> + +<table width="75%" summary="Overzicht van verbeteringen aangebracht in +de tekst."> +<tr> +<th>Bladzijde</th> +<th>Bron</th> +<th>Verbetering</th> +</tr> + +<tr> +<td width="20%"><a class="pageref" href="#xd0e155">10</a></td> +<td width="40%">Norman-cross</td> +<td width="40%">Norman Cross</td> +</tr> + +<tr> +<td width="20%"><a class="pageref" href="#xd0e195">15</a></td> +<td width="40%">zijn</td> +<td width="40%">Zijn</td> +</tr> + +<tr> +<td width="20%"><a class="pageref" href="#xd0e956">89</a></td> +<td width="40%">natuur</td> +<td width="40%">natuer</td> +</tr> +</table> +</div> +</div> + + + + + + + +<pre> + + + + + +End of the Project Gutenberg EBook of Hendrik Conscience, by Eugeen de Bock + +*** END OF THIS PROJECT GUTENBERG EBOOK HENDRIK CONSCIENCE *** + +***** This file should be named 29235-h.htm or 29235-h.zip ***** +This and all associated files of various formats will be found in: + http://www.gutenberg.org/2/9/2/3/29235/ + +Produced by The Online Distributed Proofreading Team at +http://www.pgdp.net/ + + +Updated editions will replace the previous one--the old editions +will be renamed. + +Creating the works from public domain print editions means that no +one owns a United States copyright in these works, so the Foundation +(and you!) can copy and distribute it in the United States without +permission and without paying copyright royalties. Special rules, +set forth in the General Terms of Use part of this license, apply to +copying and distributing Project Gutenberg-tm electronic works to +protect the PROJECT GUTENBERG-tm concept and trademark. Project +Gutenberg is a registered trademark, and may not be used if you +charge for the eBooks, unless you receive specific permission. If you +do not charge anything for copies of this eBook, complying with the +rules is very easy. You may use this eBook for nearly any purpose +such as creation of derivative works, reports, performances and +research. They may be modified and printed and given away--you may do +practically ANYTHING with public domain eBooks. Redistribution is +subject to the trademark license, especially commercial +redistribution. + + + +*** START: FULL LICENSE *** + +THE FULL PROJECT GUTENBERG LICENSE +PLEASE READ THIS BEFORE YOU DISTRIBUTE OR USE THIS WORK + +To protect the Project Gutenberg-tm mission of promoting the free +distribution of electronic works, by using or distributing this work +(or any other work associated in any way with the phrase "Project +Gutenberg"), you agree to comply with all the terms of the Full Project +Gutenberg-tm License (available with this file or online at +http://gutenberg.org/license). + + +Section 1. General Terms of Use and Redistributing Project Gutenberg-tm +electronic works + +1.A. By reading or using any part of this Project Gutenberg-tm +electronic work, you indicate that you have read, understand, agree to +and accept all the terms of this license and intellectual property +(trademark/copyright) agreement. If you do not agree to abide by all +the terms of this agreement, you must cease using and return or destroy +all copies of Project Gutenberg-tm electronic works in your possession. +If you paid a fee for obtaining a copy of or access to a Project +Gutenberg-tm electronic work and you do not agree to be bound by the +terms of this agreement, you may obtain a refund from the person or +entity to whom you paid the fee as set forth in paragraph 1.E.8. + +1.B. "Project Gutenberg" is a registered trademark. It may only be +used on or associated in any way with an electronic work by people who +agree to be bound by the terms of this agreement. There are a few +things that you can do with most Project Gutenberg-tm electronic works +even without complying with the full terms of this agreement. See +paragraph 1.C below. There are a lot of things you can do with Project +Gutenberg-tm electronic works if you follow the terms of this agreement +and help preserve free future access to Project Gutenberg-tm electronic +works. See paragraph 1.E below. + +1.C. The Project Gutenberg Literary Archive Foundation ("the Foundation" +or PGLAF), owns a compilation copyright in the collection of Project +Gutenberg-tm electronic works. Nearly all the individual works in the +collection are in the public domain in the United States. If an +individual work is in the public domain in the United States and you are +located in the United States, we do not claim a right to prevent you from +copying, distributing, performing, displaying or creating derivative +works based on the work as long as all references to Project Gutenberg +are removed. Of course, we hope that you will support the Project +Gutenberg-tm mission of promoting free access to electronic works by +freely sharing Project Gutenberg-tm works in compliance with the terms of +this agreement for keeping the Project Gutenberg-tm name associated with +the work. You can easily comply with the terms of this agreement by +keeping this work in the same format with its attached full Project +Gutenberg-tm License when you share it without charge with others. + +1.D. The copyright laws of the place where you are located also govern +what you can do with this work. Copyright laws in most countries are in +a constant state of change. If you are outside the United States, check +the laws of your country in addition to the terms of this agreement +before downloading, copying, displaying, performing, distributing or +creating derivative works based on this work or any other Project +Gutenberg-tm work. The Foundation makes no representations concerning +the copyright status of any work in any country outside the United +States. + +1.E. Unless you have removed all references to Project Gutenberg: + +1.E.1. The following sentence, with active links to, or other immediate +access to, the full Project Gutenberg-tm License must appear prominently +whenever any copy of a Project Gutenberg-tm work (any work on which the +phrase "Project Gutenberg" appears, or with which the phrase "Project +Gutenberg" is associated) is accessed, displayed, performed, viewed, +copied or distributed: + +This eBook is for the use of anyone anywhere at no cost and with +almost no restrictions whatsoever. You may copy it, give it away or +re-use it under the terms of the Project Gutenberg License included +with this eBook or online at www.gutenberg.org + +1.E.2. If an individual Project Gutenberg-tm electronic work is derived +from the public domain (does not contain a notice indicating that it is +posted with permission of the copyright holder), the work can be copied +and distributed to anyone in the United States without paying any fees +or charges. If you are redistributing or providing access to a work +with the phrase "Project Gutenberg" associated with or appearing on the +work, you must comply either with the requirements of paragraphs 1.E.1 +through 1.E.7 or obtain permission for the use of the work and the +Project Gutenberg-tm trademark as set forth in paragraphs 1.E.8 or +1.E.9. + +1.E.3. If an individual Project Gutenberg-tm electronic work is posted +with the permission of the copyright holder, your use and distribution +must comply with both paragraphs 1.E.1 through 1.E.7 and any additional +terms imposed by the copyright holder. Additional terms will be linked +to the Project Gutenberg-tm License for all works posted with the +permission of the copyright holder found at the beginning of this work. + +1.E.4. Do not unlink or detach or remove the full Project Gutenberg-tm +License terms from this work, or any files containing a part of this +work or any other work associated with Project Gutenberg-tm. + +1.E.5. Do not copy, display, perform, distribute or redistribute this +electronic work, or any part of this electronic work, without +prominently displaying the sentence set forth in paragraph 1.E.1 with +active links or immediate access to the full terms of the Project +Gutenberg-tm License. + +1.E.6. You may convert to and distribute this work in any binary, +compressed, marked up, nonproprietary or proprietary form, including any +word processing or hypertext form. However, if you provide access to or +distribute copies of a Project Gutenberg-tm work in a format other than +"Plain Vanilla ASCII" or other format used in the official version +posted on the official Project Gutenberg-tm web site (www.gutenberg.org), +you must, at no additional cost, fee or expense to the user, provide a +copy, a means of exporting a copy, or a means of obtaining a copy upon +request, of the work in its original "Plain Vanilla ASCII" or other +form. Any alternate format must include the full Project Gutenberg-tm +License as specified in paragraph 1.E.1. + +1.E.7. Do not charge a fee for access to, viewing, displaying, +performing, copying or distributing any Project Gutenberg-tm works +unless you comply with paragraph 1.E.8 or 1.E.9. + +1.E.8. You may charge a reasonable fee for copies of or providing +access to or distributing Project Gutenberg-tm electronic works provided +that + +- You pay a royalty fee of 20% of the gross profits you derive from + the use of Project Gutenberg-tm works calculated using the method + you already use to calculate your applicable taxes. The fee is + owed to the owner of the Project Gutenberg-tm trademark, but he + has agreed to donate royalties under this paragraph to the + Project Gutenberg Literary Archive Foundation. Royalty payments + must be paid within 60 days following each date on which you + prepare (or are legally required to prepare) your periodic tax + returns. Royalty payments should be clearly marked as such and + sent to the Project Gutenberg Literary Archive Foundation at the + address specified in Section 4, "Information about donations to + the Project Gutenberg Literary Archive Foundation." + +- You provide a full refund of any money paid by a user who notifies + you in writing (or by e-mail) within 30 days of receipt that s/he + does not agree to the terms of the full Project Gutenberg-tm + License. You must require such a user to return or + destroy all copies of the works possessed in a physical medium + and discontinue all use of and all access to other copies of + Project Gutenberg-tm works. + +- You provide, in accordance with paragraph 1.F.3, a full refund of any + money paid for a work or a replacement copy, if a defect in the + electronic work is discovered and reported to you within 90 days + of receipt of the work. + +- You comply with all other terms of this agreement for free + distribution of Project Gutenberg-tm works. + +1.E.9. If you wish to charge a fee or distribute a Project Gutenberg-tm +electronic work or group of works on different terms than are set +forth in this agreement, you must obtain permission in writing from +both the Project Gutenberg Literary Archive Foundation and Michael +Hart, the owner of the Project Gutenberg-tm trademark. Contact the +Foundation as set forth in Section 3 below. + +1.F. + +1.F.1. Project Gutenberg volunteers and employees expend considerable +effort to identify, do copyright research on, transcribe and proofread +public domain works in creating the Project Gutenberg-tm +collection. Despite these efforts, Project Gutenberg-tm electronic +works, and the medium on which they may be stored, may contain +"Defects," such as, but not limited to, incomplete, inaccurate or +corrupt data, transcription errors, a copyright or other intellectual +property infringement, a defective or damaged disk or other medium, a +computer virus, or computer codes that damage or cannot be read by +your equipment. + +1.F.2. LIMITED WARRANTY, DISCLAIMER OF DAMAGES - Except for the "Right +of Replacement or Refund" described in paragraph 1.F.3, the Project +Gutenberg Literary Archive Foundation, the owner of the Project +Gutenberg-tm trademark, and any other party distributing a Project +Gutenberg-tm electronic work under this agreement, disclaim all +liability to you for damages, costs and expenses, including legal +fees. YOU AGREE THAT YOU HAVE NO REMEDIES FOR NEGLIGENCE, STRICT +LIABILITY, BREACH OF WARRANTY OR BREACH OF CONTRACT EXCEPT THOSE +PROVIDED IN PARAGRAPH F3. YOU AGREE THAT THE FOUNDATION, THE +TRADEMARK OWNER, AND ANY DISTRIBUTOR UNDER THIS AGREEMENT WILL NOT BE +LIABLE TO YOU FOR ACTUAL, DIRECT, INDIRECT, CONSEQUENTIAL, PUNITIVE OR +INCIDENTAL DAMAGES EVEN IF YOU GIVE NOTICE OF THE POSSIBILITY OF SUCH +DAMAGE. + +1.F.3. LIMITED RIGHT OF REPLACEMENT OR REFUND - If you discover a +defect in this electronic work within 90 days of receiving it, you can +receive a refund of the money (if any) you paid for it by sending a +written explanation to the person you received the work from. If you +received the work on a physical medium, you must return the medium with +your written explanation. The person or entity that provided you with +the defective work may elect to provide a replacement copy in lieu of a +refund. If you received the work electronically, the person or entity +providing it to you may choose to give you a second opportunity to +receive the work electronically in lieu of a refund. If the second copy +is also defective, you may demand a refund in writing without further +opportunities to fix the problem. + +1.F.4. Except for the limited right of replacement or refund set forth +in paragraph 1.F.3, this work is provided to you 'AS-IS' WITH NO OTHER +WARRANTIES OF ANY KIND, EXPRESS OR IMPLIED, INCLUDING BUT NOT LIMITED TO +WARRANTIES OF MERCHANTIBILITY OR FITNESS FOR ANY PURPOSE. + +1.F.5. Some states do not allow disclaimers of certain implied +warranties or the exclusion or limitation of certain types of damages. +If any disclaimer or limitation set forth in this agreement violates the +law of the state applicable to this agreement, the agreement shall be +interpreted to make the maximum disclaimer or limitation permitted by +the applicable state law. The invalidity or unenforceability of any +provision of this agreement shall not void the remaining provisions. + +1.F.6. INDEMNITY - You agree to indemnify and hold the Foundation, the +trademark owner, any agent or employee of the Foundation, anyone +providing copies of Project Gutenberg-tm electronic works in accordance +with this agreement, and any volunteers associated with the production, +promotion and distribution of Project Gutenberg-tm electronic works, +harmless from all liability, costs and expenses, including legal fees, +that arise directly or indirectly from any of the following which you do +or cause to occur: (a) distribution of this or any Project Gutenberg-tm +work, (b) alteration, modification, or additions or deletions to any +Project Gutenberg-tm work, and (c) any Defect you cause. + + +Section 2. Information about the Mission of Project Gutenberg-tm + +Project Gutenberg-tm is synonymous with the free distribution of +electronic works in formats readable by the widest variety of computers +including obsolete, old, middle-aged and new computers. It exists +because of the efforts of hundreds of volunteers and donations from +people in all walks of life. + +Volunteers and financial support to provide volunteers with the +assistance they need, are critical to reaching Project Gutenberg-tm's +goals and ensuring that the Project Gutenberg-tm collection will +remain freely available for generations to come. In 2001, the Project +Gutenberg Literary Archive Foundation was created to provide a secure +and permanent future for Project Gutenberg-tm and future generations. +To learn more about the Project Gutenberg Literary Archive Foundation +and how your efforts and donations can help, see Sections 3 and 4 +and the Foundation web page at http://www.pglaf.org. + + +Section 3. Information about the Project Gutenberg Literary Archive +Foundation + +The Project Gutenberg Literary Archive Foundation is a non profit +501(c)(3) educational corporation organized under the laws of the +state of Mississippi and granted tax exempt status by the Internal +Revenue Service. The Foundation's EIN or federal tax identification +number is 64-6221541. Its 501(c)(3) letter is posted at +http://pglaf.org/fundraising. Contributions to the Project Gutenberg +Literary Archive Foundation are tax deductible to the full extent +permitted by U.S. federal laws and your state's laws. + +The Foundation's principal office is located at 4557 Melan Dr. S. +Fairbanks, AK, 99712., but its volunteers and employees are scattered +throughout numerous locations. Its business office is located at +809 North 1500 West, Salt Lake City, UT 84116, (801) 596-1887, email +business@pglaf.org. Email contact links and up to date contact +information can be found at the Foundation's web site and official +page at http://pglaf.org + +For additional contact information: + Dr. Gregory B. Newby + Chief Executive and Director + gbnewby@pglaf.org + + +Section 4. Information about Donations to the Project Gutenberg +Literary Archive Foundation + +Project Gutenberg-tm depends upon and cannot survive without wide +spread public support and donations to carry out its mission of +increasing the number of public domain and licensed works that can be +freely distributed in machine readable form accessible by the widest +array of equipment including outdated equipment. Many small donations +($1 to $5,000) are particularly important to maintaining tax exempt +status with the IRS. + +The Foundation is committed to complying with the laws regulating +charities and charitable donations in all 50 states of the United +States. Compliance requirements are not uniform and it takes a +considerable effort, much paperwork and many fees to meet and keep up +with these requirements. We do not solicit donations in locations +where we have not received written confirmation of compliance. To +SEND DONATIONS or determine the status of compliance for any +particular state visit http://pglaf.org + +While we cannot and do not solicit contributions from states where we +have not met the solicitation requirements, we know of no prohibition +against accepting unsolicited donations from donors in such states who +approach us with offers to donate. + +International donations are gratefully accepted, but we cannot make +any statements concerning tax treatment of donations received from +outside the United States. U.S. laws alone swamp our small staff. + +Please check the Project Gutenberg Web pages for current donation +methods and addresses. Donations are accepted in a number of other +ways including checks, online payments and credit card donations. +To donate, please visit: http://pglaf.org/donate + + +Section 5. General Information About Project Gutenberg-tm electronic +works. + +Professor Michael S. Hart is the originator of the Project Gutenberg-tm +concept of a library of electronic works that could be freely shared +with anyone. For thirty years, he produced and distributed Project +Gutenberg-tm eBooks with only a loose network of volunteer support. + + +Project Gutenberg-tm eBooks are often created from several printed +editions, all of which are confirmed as Public Domain in the U.S. +unless a copyright notice is included. Thus, we do not necessarily +keep eBooks in compliance with any particular paper edition. + + +Most people start at our Web site which has the main PG search facility: + + http://www.gutenberg.org + +This Web site includes information about Project Gutenberg-tm, +including how to make donations to the Project Gutenberg Literary +Archive Foundation, how to help produce our new eBooks, and how to +subscribe to our email newsletter to hear about new eBooks. + + +</pre> + +</body> +</html> + diff --git a/29235-h/images/back.jpg b/29235-h/images/back.jpg Binary files differnew file mode 100644 index 0000000..ae75b54 --- /dev/null +++ b/29235-h/images/back.jpg diff --git a/29235-h/images/front.jpg b/29235-h/images/front.jpg Binary files differnew file mode 100644 index 0000000..1ae798b --- /dev/null +++ b/29235-h/images/front.jpg diff --git a/29235-h/images/initial-a.gif b/29235-h/images/initial-a.gif Binary files differnew file mode 100644 index 0000000..c66ed28 --- /dev/null +++ b/29235-h/images/initial-a.gif diff --git a/29235-h/images/initial-c.gif b/29235-h/images/initial-c.gif Binary files differnew file mode 100644 index 0000000..54b9f38 --- /dev/null +++ b/29235-h/images/initial-c.gif diff --git a/29235-h/images/initial-d.gif b/29235-h/images/initial-d.gif Binary files differnew file mode 100644 index 0000000..dc62ca0 --- /dev/null +++ b/29235-h/images/initial-d.gif diff --git a/29235-h/images/initial-e.gif b/29235-h/images/initial-e.gif Binary files differnew file mode 100644 index 0000000..fcfab91 --- /dev/null +++ b/29235-h/images/initial-e.gif diff --git a/29235-h/images/initial-g.gif b/29235-h/images/initial-g.gif Binary files differnew file mode 100644 index 0000000..08baaea --- /dev/null +++ b/29235-h/images/initial-g.gif diff --git a/29235-h/images/initial-i.gif b/29235-h/images/initial-i.gif Binary files differnew file mode 100644 index 0000000..909b26c --- /dev/null +++ b/29235-h/images/initial-i.gif diff --git a/29235-h/images/initial-v.gif b/29235-h/images/initial-v.gif Binary files differnew file mode 100644 index 0000000..54f9ec8 --- /dev/null +++ b/29235-h/images/initial-v.gif diff --git a/29235-h/images/initial-w.gif b/29235-h/images/initial-w.gif Binary files differnew file mode 100644 index 0000000..e96146a --- /dev/null +++ b/29235-h/images/initial-w.gif diff --git a/29235-h/images/ornament.gif b/29235-h/images/ornament.gif Binary files differnew file mode 100644 index 0000000..35fa22a --- /dev/null +++ b/29235-h/images/ornament.gif diff --git a/29235-h/images/p000.jpg b/29235-h/images/p000.jpg Binary files differnew file mode 100644 index 0000000..0ae12ca --- /dev/null +++ b/29235-h/images/p000.jpg diff --git a/29235-h/images/p031.gif b/29235-h/images/p031.gif Binary files differnew file mode 100644 index 0000000..38687ea --- /dev/null +++ b/29235-h/images/p031.gif diff --git a/29235-h/images/p031h.gif b/29235-h/images/p031h.gif Binary files differnew file mode 100644 index 0000000..09b4be4 --- /dev/null +++ b/29235-h/images/p031h.gif diff --git a/29235-h/images/p039.jpg b/29235-h/images/p039.jpg Binary files differnew file mode 100644 index 0000000..9aaede9 --- /dev/null +++ b/29235-h/images/p039.jpg diff --git a/29235-h/images/p042.jpg b/29235-h/images/p042.jpg Binary files differnew file mode 100644 index 0000000..51a1398 --- /dev/null +++ b/29235-h/images/p042.jpg diff --git a/29235-h/images/p059.gif b/29235-h/images/p059.gif Binary files differnew file mode 100644 index 0000000..e6808fe --- /dev/null +++ b/29235-h/images/p059.gif diff --git a/29235-h/images/p071.gif b/29235-h/images/p071.gif Binary files differnew file mode 100644 index 0000000..d3dd974 --- /dev/null +++ b/29235-h/images/p071.gif diff --git a/29235-h/images/p092.gif b/29235-h/images/p092.gif Binary files differnew file mode 100644 index 0000000..5d90993 --- /dev/null +++ b/29235-h/images/p092.gif diff --git a/29235-h/images/p096.gif b/29235-h/images/p096.gif Binary files differnew file mode 100644 index 0000000..b4682eb --- /dev/null +++ b/29235-h/images/p096.gif diff --git a/29235-h/images/spine.jpg b/29235-h/images/spine.jpg Binary files differnew file mode 100644 index 0000000..c4292ca --- /dev/null +++ b/29235-h/images/spine.jpg diff --git a/29235-h/images/titlepages.gif b/29235-h/images/titlepages.gif Binary files differnew file mode 100644 index 0000000..d3afcf2 --- /dev/null +++ b/29235-h/images/titlepages.gif diff --git a/LICENSE.txt b/LICENSE.txt new file mode 100644 index 0000000..6312041 --- /dev/null +++ b/LICENSE.txt @@ -0,0 +1,11 @@ +This eBook, including all associated images, markup, improvements, +metadata, and any other content or labor, has been confirmed to be +in the PUBLIC DOMAIN IN THE UNITED STATES. + +Procedures for determining public domain status are described in +the "Copyright How-To" at https://www.gutenberg.org. + +No investigation has been made concerning possible copyrights in +jurisdictions other than the United States. Anyone seeking to utilize +this eBook outside of the United States should confirm copyright +status under the laws that apply to them. diff --git a/README.md b/README.md new file mode 100644 index 0000000..09a6b98 --- /dev/null +++ b/README.md @@ -0,0 +1,2 @@ +Project Gutenberg (https://www.gutenberg.org) public repository for +eBook #29235 (https://www.gutenberg.org/ebooks/29235) |
