diff options
| -rw-r--r-- | .gitattributes | 3 | ||||
| -rw-r--r-- | 34391-8.txt | 4963 | ||||
| -rw-r--r-- | 34391-8.zip | bin | 0 -> 88086 bytes | |||
| -rw-r--r-- | 34391-h.zip | bin | 0 -> 687093 bytes | |||
| -rw-r--r-- | 34391-h/34391-h.htm | 5254 | ||||
| -rw-r--r-- | 34391-h/images/bookendsm.jpg | bin | 0 -> 5870 bytes | |||
| -rw-r--r-- | 34391-h/images/ch4endsm.jpg | bin | 0 -> 4211 bytes | |||
| -rw-r--r-- | 34391-h/images/chornam.jpg | bin | 0 -> 6299 bytes | |||
| -rw-r--r-- | 34391-h/images/frcovsm.jpg | bin | 0 -> 102038 bytes | |||
| -rw-r--r-- | 34391-h/images/png008sm.jpg | bin | 0 -> 79192 bytes | |||
| -rw-r--r-- | 34391-h/images/png054sm.jpg | bin | 0 -> 79762 bytes | |||
| -rw-r--r-- | 34391-h/images/png120sm.jpg | bin | 0 -> 91647 bytes | |||
| -rw-r--r-- | 34391-h/images/png170sm.jpg | bin | 0 -> 90647 bytes | |||
| -rw-r--r-- | 34391-h/images/rearcovsm.jpg | bin | 0 -> 67983 bytes | |||
| -rw-r--r-- | 34391-h/images/titlesm.jpg | bin | 0 -> 62125 bytes | |||
| -rw-r--r-- | LICENSE.txt | 11 | ||||
| -rw-r--r-- | README.md | 2 |
17 files changed, 10233 insertions, 0 deletions
diff --git a/.gitattributes b/.gitattributes new file mode 100644 index 0000000..6833f05 --- /dev/null +++ b/.gitattributes @@ -0,0 +1,3 @@ +* text=auto +*.txt text +*.md text diff --git a/34391-8.txt b/34391-8.txt new file mode 100644 index 0000000..ba08a22 --- /dev/null +++ b/34391-8.txt @@ -0,0 +1,4963 @@ +The Project Gutenberg eBook, De vliegende Hollander, by Piet Visser, +Illustrated by O. Geerling + + +This eBook is for the use of anyone anywhere at no cost and with +almost no restrictions whatsoever. You may copy it, give it away or +re-use it under the terms of the Project Gutenberg License included +with this eBook or online at www.gutenberg.org + + + + + +Title: De vliegende Hollander + + +Author: Piet Visser + + + +Release Date: November 21, 2010 [eBook #34391] + +Language: Dutch + +Character set encoding: ISO-8859-1 + + +***START OF THE PROJECT GUTENBERG EBOOK DE VLIEGENDE HOLLANDER*** + + +E-text prepared by Branko Collin, Harry Lamé, and the Online Distributed +Proofreading Team (http://www.pgdp.net) + + + +Note: Project Gutenberg also has an HTML version of this + file which includes the original illustrations. + See 34391-h.htm or 34391-h.zip: + (http://www.gutenberg.org/files/34391/34391-h/34391-h.htm) + or + (http://www.gutenberg.org/files/34391/34391-h.zip) + + +Transcriber's note: + + Duidelijke interpunctiefouten gecorrigeerd. + + Inconsequent gebruik van enkelvoudige/samengestelde/afgebroken + woorden in origineel: niet verbeterd, behalve daar waar fouten + en/of onduidelijkheden zouden ontstaan (om dat / omdat, onder + weg / onderweg, op nieuw / opnieuw, te recht / terecht, op + eens / opeens). + + Inconsequent gebruik van accenten: niet veranderd. + + Inconsistenties in Nederlandse namen: gestandaardiseerd naar + normaal Nederlands gebruik (Pieter van Halen / kapitein Van + Halen). Scheepsnamen: standaard schuin gezet, spelling en + hoofdlettergebruik gestandaardiseerd. + + Decimaalpunten veranderd in decimaalkomma's (2e pagina + advertenties). + + Inconsequent gebruik van ': niet verbeterd. + + Inconsequent gebruik van komma's na voegwoorden en in + samengestelde zinnen: niet verbeterd. + + + + + +[Illustratie] + +»DE VLIEGENDE HOLLANDER" + +[Illustratie: »Mannen! ik heb besloten, Europa voor goed te +verlaten..." (Bladz. 98.)] + + +»DE VLIEGENDE HOLLANDER" + +DOOR P. VISSER + +SCHRIJVER VAN: »HEEMSKERCK OP NOVA +ZEMBLA," »HET BELEG VAN ALKMAAR," +»HEEMSKERCK VOOR GIBRALTAR," E. A. + +GEÏLLUSTREERD. + +DERDE DRUK. + + + + + + +ALKMAAR--GEBR. KLUITMAN +1918. + +BOEKDRUKKERIJ--GEBR. KLUITMAN--ALKMAAR + + + + +INHOUD. + + Hoofdst. Bladz. + + 1. De uitvinding van Schipper Van Halen 7 + + 2. De aanslag in 't bosch 26 + + 3. Een nieuwe reisgenoot 50 + + 4. In ongelegenheid 61 + + 5. De eerste tocht 73 + + 6. Van Halen neemt een noodlottig besluit 84 + + 7. In de haven van Port-Royal 100 + + 8. De Boekaniers 121 + + 9. »De Vliegende Hollander" 145 + + 10. De zeeslag tegen de Spanjaarden 164 + +[Illustratie] + + + + +EERSTE HOOFDSTUK. + +De uitvinding van Schipper Van Halen. + + +In het begin van de 17de eeuw was de scheepsbouw, en bijgevolg de +zeevaart, nog niet zoo heel volmaakt. + +Enkele knappe mannen onder de zeevarenden hielden zich echter ook toen +reeds met het verbeteren van den scheepsbouw bezig en trachtten dien zóó +te wijzigen, dat de vaartuigen meer weerstand kregen, zonder daarom nog +van hun gemakken iets te verliezen. + +Op die wijze kwam een onzer landgenooten, met name Pieter van Halen er +toe, een vaartuig te bouwen, dat oneindig veel sneller voer dan ieder +ander schip uit dien tijd. Maar zooals het meer met nieuwe uitvindingen +gaat, geen mensch gaf hem zijn vertrouwen. Geen matroos, geen stuurman +wou met zijn nieuw gebouwd vaartuig in zee gaan, ofschoon hij eerst als +gewoon zeeman en later als een uitmuntend kapitein in de heele Republiek +een grooten naam had gemaakt. + +Pieter van Halen was de zoon van een scheepstimmerman te Rotterdam. + +In zijn jeugd had zijn vader hem zijn eigen handwerk geleerd. Hij maakte +zich de scheepsbouwkunst in alle onderdeelen eigen, voor zoo ver men het +toen in dat vak gebracht had. + +Pieters scherpzinnigheid en nadenkende geest ontdekten al heel gauw, dat +de kunst van zijn vader, evenals die van andere meesters in het vak, +enkel rustte op de navolging van oude voorschriften en raadgevingen, die +men voor doelmatig en nuttig hield en waarvan men, door eigenzinnigheid +en gedeeltelijk uit traagheid, niet wou afwijken. Ieder schip werd +volgens dien ouden vorm en die ouderwetsche inrichting gebouwd en +niemand zou zijn leven en zijn vermogen aan een anders gebouwd vaartuig +toevertrouwd hebben. + +Pieter merkte allerlei gebreken nog duidelijker op, toen hij, na +volbrachten leertijd, deels uit nieuwsgierigheid, deels omdat hij twist +met zijn vader over zijn nieuwe denkbeelden gehad had, op een +Rotterdamsch schip als matroos en scheepstimmerman een reis naar Guinea +meemaakte. Daar het hem evenwel aan de noodige kennis van wiskunde en +andere wetenschappen ontbrak, zon hij vergeefs op een middel om het +erkende kwaad te verhelpen. + +Toch wanhoopte hij niet, éénmaal dat middel te vinden. Het stond bij hem +vast, dat door een anderen vorm aan den romp van het schip te geven en +door een verstandiger en doelmatiger inrichting van masten, zeil-en +touwwerk, een allerbelangrijkste verbetering zou te weeg gebracht +worden. Na zijn terugkomst verliet hij zijn vader en vertrok naar Leiden +om er in de natuur-en wiskunde te gaan studeeren. Maar hij bezat +daarvoor niet eens de noodige middelen, want het loon, bij het +afmonsteren ontvangen, was nauwelijks voldoende om de noodige boeken, +werktuigen, papier en kleeren te koopen. + +De ijverige jonge man wist echter al spoedig iets te vinden, om in dezen +nood te voorzien. In zijn vrijen tijd maakte hij modellen van schepen in +'t klein, zooals die toen vrij algemeen tot sieraad op groote +handelskantoren werden gezien en die er, tot in de minste onderdeelen, +volkomen als groote zeeschepen uitzagen. + +Ze bleken bijzonder in trek zoodat hij herhaaldelijk er eenige in deze +of gene groote zeeplaats tegen een flinken prijs van de hand wist te +doen en dan weer een poosje onbekommerd kon leven. + +Terwijl hij nu met ijzeren volharding zijn studiën voortzette, trachtte +hij met behulp van de verkregen kundigheden de gebreken nader te +onderzoeken van het handwerk, dat hem geleerd was. Eerst nù pas ging hem +een licht op voor zijn geest en volle zes jaren bracht hij onder +gestadige werkzaamheid, in nadenken en onderzoek door. + +Langzamerhand stelde hij het model van een zeeschip samen, voor welks +vorm hij gebruik gemaakt had van alle hulpmiddelen, waarover hij, door +zijn vroeger beroep en zijn later verworvene kundigheden kon beschikken. + +Hij bestudeerde zelfs den lichaamsbouw van verscheidene zeedieren, om +daaruit nuttige leering te trekken; ja, men wil, dat hij bepaaldelijk +het lichaam van den snoek tot voorbeeld zou genomen hebben bij het +bouwen van zijn schip. Hij zou namelijk zijn metingen, waarnemingen en +uitkomsten, betrekkelijk den bouw van dezen visch in dezelfde verhouding +op een grooteren vorm toegepast hebben. Hóe hij dit alles gedaan heeft, +heeft hij niemand gezegd, maar bij de uitvoering van het model in het +groot, had hij nauwkeurig iedere kleinigheid opgegeven en met +gestrengheid op een zorgvuldige uitvoering aangedrongen. + +Het ontbrak onzen Van Halen echter nu nog aan het voornaamste, om +volgens zijn model een goed vaartuig te bouwen, namelijk aan geld. + +Ook dit evenwel hoopte de ondernemende jonkman zich te verschaffen. Als +hij maar dezen of genen rijken koopman kon overtuigen van het nuttige en +doelmatige zijner uitvinding, zoo meende hij, dan zou er op eenige +duizenden niet gezien worden. + +In het begin paste hij er zorgvuldig op, dat niemand iets van zijn model +met de plannen tot uitvoering, schetsen, teekeningen en alle mogelijke +becijferingen te zien kreeg. Alleen vertelde hij, dat hij een schip van +nieuw fatsoen wou bouwen, hetwelk in half den tijd en met een derde deel +van de gewone bemanning een reis kon afleggen en dat toch even veel, zoo +niet méér laden kon dan een gewone Oost-Indievaarder. + +Maar overal waar hij dit vertelde, noemden zij hem een geestverdrijver, +een gek, en in plaats van naar hem te luisteren en de gewenschte +ondersteuning te geven, kreeg hij enkel spot en verachting. + +Op dié manier kon het dus niet gaan, dat zag hij zelf wel. + +Nu wou hij de menschen door zijn berekeningen overtuigen en bewijzen wat +hij zei, door zijn ontworpen plannen en schetsen te laten zien. + +Dit was een gevaarlijk oogenblik in het leven van Pieter van Halen, want +als maar één vernuftig en ondernemend man van zijn argelooze +mededeelingen misbruik had willen maken, zou voor hem het resultaat van +zijn jarenlang werken en nadenken in eens verloren zijn geweest. Maar +geen enkel koopman deed zich op en de scheepsbouwmeesters, van wie men +het oordeel over zijn ontwerpen had ingewonnen, schimpten zelfs nog +erger op hem en zijn zaak dan de kooplui en--niet één wou er zich mee +inlaten. + +Van Halen werd nu wel niet bepaald moedeloos, maar de lust verging hem +toch, om aan iemand verder zijn uitvinding mee te deelen. + +Het liep hem echter niet heelemáál tegen in de wereld. + +Een rijk Amsterdammer had hem leeren kennen en bood hem een plaats als +kapitein, of schipper, zooals men toen zei, op een van zijn +koopvaardijschepen aan. Hij maakte er evenwel de voorwaarde bij, dat Van +Halen zich op zee niet met zijn nieuwe denkbeelden zou inlaten, maar +zich met allen ijver van zijn taak als schipper zou kwijten. Deze +beloofde dat, maar 's nachts smokkelde hij zijn model en al zijn +gereedschap binnen boord en al heel spoedig daarop ging hij naar +Oost-Indië onder zeil. + +Voor zoo'n bekwaam man hield het besturen van een schip niet veel +moeielijkheden in. Aan de kaap De Goede Hoop reeds schreef de »comys"[A] +den reeder een brief vol lof over den nieuwen schipper en verklaarde, +dat zijn patroon geen gelukkiger keus had kunnen doen. + +[A] Cargadoor, koopman op een koopvaardijschip, die den verkoop der +goederen bezorgt. + +Van Halen nam gedurende de reis niet alleen de proef op verscheidene van +zijn stellingen, maar hij deed ook ondervinding en nieuwe kundigheden +op. + +Een man, zoo scherpzinnig als hij, ontdekte al heel gauw het nadeel, dat +de toenmalige wijze van handel drijven had en hij was op allerlei +middelen bedacht om ook hierin verbetering te brengen. + +Pijnlijk ook deed het hem aan, gedurende de reis de ellende te zien van +zoo'n groot aantal manschappen, in de enge ruimte van een gebrekkig +ingericht vaartuig opgesloten. + +O, _zijn_ schip, _zijn_ arbeid en denken, zou eenmaal in dat alles +verandering brengen! In de Godsdienstige stemming, waarin Pieter van +Halen toenmaals leefde begon hij zijn werk van lieverlede te beschouwen +als door God hem ingegeven, om er het leven van honderden, ja duizenden +door te redden, dat tot nog toe nutteloos verspild werd. Onwrikbaarder +dan ooit stond het nu bij hem vast, dat hij alles moest aanwenden, om +zijn plannen ten uitvoer te brengen. + +Hij bespoedigde de vaart van zijn schip zooveel hij maar kon, het geluk +was hem mee, en zoo had hij de zeldzame voldoening, reeds na een tocht +van tien maanden, voor de reê van Jacatra, het latere Batavia, het anker +te kunnen werpen. + +Door die buitengewoon voorspoedige reis was de cargadoor in staat +allervoordeeligste zaken te doen en na een verblijf van maar negen weken +in Oost-Indië konden zij de terugreis al weer beginnen. Ook deze ging +niet minder voorspoedig, tot dat ze in de nabijheid van de Hollandsche +kust kwamen. Het was in den herfst en dus in een tijd dat storm en +springvloeden samen werken, om het voor de scheepvaart dubbel gevaarlijk +te maken. Maar als zeeman scheen Van Halen gelukkiger dan als uitvinder +en ondanks storm en dwarrelwinden wierp hij, zonder averij gekregen te +hebben, het anker voor Tessel, na een reis van twintig maanden. + +Deze tocht baarde groot opzien en bracht den reeder een viervoudige +winst aan. Bovendien was Van Halen in de gelegenheid geweest, +aanmerkelijke verbeteringen aan zijn uitvinding toe te voegen. Hij had +namelijk eenige Oost-Indische booten gezien die zoo snel zeilden, dat +zij in vlugheid de tegenwoordige stoombooten zelfs overtroffen. Bouw en +inrichting van die vaartuigen met al hun zeil- en touwwerk, waren door +hem bestudeerd en het resultaat van die studie was zeer aan zijn +uitvinding ten goede gekomen. Toen eindelijk het schip gelost was, werd +Van Halen verzocht op het kantoor te komen om er zijn loon in ontvangst +te nemen. Er lag vóór hem drie duizend gulden in blinkende, Hollandsche +dukaten. In gedachten bekeek hij het geld. Zou het voor de uitvoering +van zijn plannen wel voldoende zijn? Met weemoed moest hij erkennen, dat +de ijverige werkzaamheid van bijkans twee gevaarvolle jaren hem maar een +klein, klein beetje dichter tot zijn doel had gebracht. + +De koopman zag Van Halen met bevreemding aan. Hij dacht, dat deze niet +tevreden was met de betaalde som. + +»Ja, hoor eens schipper," zei hij daarom, »voor dezen keer blijft het +bij het bedongen loon; maar in het vervolg zal ik je bij elke reis wel +zóó veel geven, dat je tevreden wezen zult." + +De schipper hoorde het niet. + +»Het is nog niet half genoeg!" zei hij, als in een droom. + +»Wat? Nog niet half genoeg!" riep de koopman verschrikt, want aan den +eenen kant zou hij den man niet graag uit zijn dienst zien gaan, maar +anderzijds had hij ook weinig lust, om het loon tot het dubbele te +verhoogen. + +»Nee, ik moet nog veel meer verdienen," zei Van Halen nog altijd in +gedachten. + +»Maar hoeveel wil je dan hebben?" vroeg de reeder. »Ik ben niet +ongenegen je meer te geven, omdat je een bruikbaar man bent." + +Intusschen was Van Halen weer tot de werkelijkheid teruggekeerd. Hij kon +zich maar niet begrijpen, waarom hem uit eigen beweging verhooging van +loon werd aangeboden. Daarom vroeg hij, wat de reeder daarmee bedoelde. + +»Wel," was het antwoord, »je zegt dat het niet genoeg is, wat ik je voor +de laatste reis heb uitbetaald. Maar ik zou je, als 't kan, toch wel in +mijn dienst willen houden. Zeg dus ronduit hoeveel loon je verlangt, dan +zullen we de zaak zien te schikken." + +Op dit oogenblik kwam juist de cargadoor binnen, die heel veel met +schipper Van Halen op had. Hij had toevallig de laatste woorden van den +patroon gehoord en gaf den schipper een knipoogje om hem te beduiden, +dat hij maar stoutmoedig vragen moest. De man was echter veel te +bescheiden en ook te onpraktisch, om hiermee zijn voordeel te doen. Hij +zweeg dus en wist niet, wat hij antwoorden zou. + +Maar juist door dat stilzwijgen werd de reeder nog meer in zijn +vermoeden versterkt, dat de schipper met alle geweld uit zijn dienst wou +gaan. Dit maakte hem evenwel hoe langer hoe onverzettelijker, in zijn +begeerte om hem bij zich te houden. + +»Probeer jij toch eens, of jij dien stijfkop niet overreden kunt," zei +hij daarom tegen den cargadoor, »hij wil met alle geweld wegloopen. Een +ander heeft hem zeker meer geboden. Maar wat een ànder doen kan, dat kan +ik wel dubbel. Ik wil hem zes duizend gulden voor de reis geven, als hij +blijft en behalve dat nog het zesde gedeelte van de zuivere winst. Daar +kan hij, geloof ik, toch tevreden mee zijn, zelfs al diende hij bij den +duivel!" + +»Ja, dat geloof ik óók!" zei de cargadoor, Van Halen's hand in die van +den reeder leggend. Toen maakte hij oogenblikkelijk een contract op, dat +door den reeder onderteekend werd. Ook Van Halen onderteekende, maar +heelemaal werktuigelijk; de cargadoor zette er, als getuige, toen óók +zijn naam nog onder en zóó kreeg onze schipper door een misverstand het +vooruitzicht, om binnen een jaar een welgesteld man te wezen. Maar eerst +toen hij met den cargadoor het kantoor verlaten had, werd de zaak hem +volkomen duidelijk en dankbaar schudde hij zijn vriend de hand die zoo +goed voor zijn belangen gezorgd had. + +Van Halen had thans allerlei wenschen. + +Nu het schip toch afgetakeld en hersteld moest worden, verzocht hij den +reeder, om enkele wezenlijk nuttige veranderingen in het geheel te +maken. Maar jawel, hier ondervond hij al dadelijk een hardnekkigen +tegenstand! Wél liet de patroon dadelijk een scheepstimmerman halen, om +met den schipper over de voorgestelde veranderingen te spreken, maar de +baas, die het al vroeger met Van Halen, naar aanleiding van diens +uitvindingsplannen, aan de stok had gehad, wilde ook nu van al die +nieuwigheden niemendal weten. + +»Maar beste vriend, je begrijpt den schipper geloof ik niet," zei de +cargadoor. »_Zus_ wil hij het hebben en _zoo_ zou hij dát graag zien!" +en nu herhaalde hij precies hetzelfde, wat de kapitein al beweerd had, +maar liet den man ongemerkt een paar goudstukken in de hand +glijden.--Nu, dat hielp! + +»Ah zóó, schipper, was dàt uw bedoeling? Zeker, zeker, dat kan bést, +héél bést, hoor! En dat andere zóó? Nee maar, dat lijkt me een prachtige +verbetering zelfs toe!" Kortom, het scheen, dat den scheepstimmerman +opeens een heel ander licht over de zaak was opgegaan en de schipper +behoefde zich verder »heusch niet ongerust te maken: alles zou precies +volgens _zijn_ opgaven veranderd en verbeterd worden. Dáár kon hij op +rekenen!" + +»Maar schipper," vroeg de reeder toen de timmerman weg was, »heb je dan +je plannen voor een nieuwen scheepsbouw nòg al niet opgegeven?" + +»Hoe zou ik het kunnen?" zei Van Halen langzaam en ernstig; »dan had ik +immers zélf getoond, dat ze niets waard waren?" + +»Hoor eens, schipper," antwoordde de koopman, »je bent een knap +gezagvoerder, maar, neem me niet kwalijk, als scheepsbouwmeester deug je +niemendal! Neem dus een goeie raad van me aan...." + +»En die is?" + +»Zet al die geleerdheid uit je hoofd; leef alléén voor je beroep, en als +je nog een paar reizen gedaan hebt als de éérste, dan ben je een rijk +man." + +»Ja, dat _is_ zoo en dan...." + +»Welnu, en dan?..." vroeg de reeder verrast. + +»Dan ga ik mijn denkbeelden verwezenlijken, bouw volgens mijn _eigen_ +ontwerpen een schip en steek er mee in zee, zoo waar als ik Pieter van +Halen heet!" + +»God zij je genadig en ieder, die met je mee mocht gaan. Ik gaf geen +gulden voor het leven van jullie allemaal!" + +Van Halen glimlachte en ging heen, vast overtuigd, dat men later wel +eens anders over zijn uitvinding zou oordeelen. + +Wat zijn tweede reis aanbelangt, die was nog voorspoediger dan de +eerste; hij werd beroemd door de geheele Republiek en zelfs de hooge +regeering deed hem de schitterendste aanbiedingen, wanneer hij maar in +'s lands dienst wilde overgaan. Doch ja, dan had hij zijn plannen moeten +opgeven, en dát, neen, dàt nooit! + +Als commandeur van twee schepen ondernam de kloeke zeeman weldra een +derden tocht naar Oost-Indië. Daar aangekomen kreeg hij vervolgens het +opperbevel bij een tocht naar China en Japan. + +Na twee en een half jaar keerde hij weer naar Holland terug en, in +weerwil dat wij met Spanje in oorlog waren, kwam hij met rijk beladen +schepen behouden en wel in Amsterdam binnen. + +Zijn naam als zeeman was door dezen tocht nog grooter geworden dan +vroeger, zoowel door de Oost-Indische Compagnie, als van regeeringswege +werden hem opnieuw de schitterendste aanbiedingen gedaan. Maar, niets +mocht baten. Hij verliet den dienst van zijn reeder, die door hem groote +sommen verdiend had, en ging van Amsterdam naar Vlissingen, om er zich +geheel aan zijn uitvinding te wijden. + +Hij richtte een werf op en nam bekwame timmerlieden in zijn dienst, die +hij zelf onderrichtte, hoe hij het schip gebouwd wilde hebben. Ofschoon +verwonderd over den vreemden vorm van het nieuwe vaartuig, werkten die +mannen er toch met ijver en opgewektheid aan, omdat zij nog nooit zoo +goed betaald waren. + +Van Halen was er zorgvuldig op bedacht, dat alles nauwkeurig en goed +werd bewerkt. Geen plank, geen stuk hout, ja zelfs geen spijker werd aan +het schip gebruikt, die niet van te voren door hem in orde was bevonden. + +Zoo ontstond langzamerhand een vaartuig, waar geen enkel ander schip uit +die dagen in fraaiheid van vorm mee vergeleken kon worden. Maar ieder +bekeek het met wantrouwen en vooroordeel. Zoo'n lagen, spitsen romp en +vooral zoo'n vreemde kiel hadden ze nog nooit gezien! En dan zoo +heelemaal zwart met alleen maar zoo'n witte streep!--dat alles had zulk +een ernstig aanzien, dat de nieuwsgierige zeelui het vreemde vaartuig +»_De Doodkist_" noemden. + +Eindelijk was alles gereed en zou het schip van stapel loopen. + +Geen mensch echter durfde zich op het dek te wagen dan hij zelf en de +weinige matrozen die hij ten laatste voor een goede belooning had weten +te bewegen, hem behulpzaam te zijn. + +Maar toen het fraaie vaartuig onder een vreeselijk schuimen en spatten +te water liep, behaalde hij al een halve overwinning. Want even diep als +de voorsteven in de golven dook, even krachtig verhief het schip zich +weer en gleed toen vogelsnel over het kalme water heen. + +Van Halen's gezicht stráálde van geluk, want nu wist hij, dat zijn +berekeningen juist waren geweest. + +Binnen veertien dagen lag het schip opgetakeld en van al het noodige +voorzien, ten anker. Nu nog matrozen aangemonsterd, en alles was in +orde. Maar ofschoon hij daartoe zelf de taveernes bezocht, waar hij wist +dat zeelui kwamen en een dubbele gage aanbood, geen enkel zeeman wou +zich op »_die Doodkist_" wagen. Nu had Van Halen het vaartuig zelf wel +een mooier naam gegeven en het »_De Vlugge Christina_" gedoopt, maar bij +al de kustbewoners was het niettemin onder den somberen naam van »_De +Doodkist_" bekend en berucht. + +Op zekeren dag toen hij, na reeds in drie zeemansherbergen vruchtelooze +pogingen aangewend te hebben, de vierde taveerne binnentrad, hoorde hij +opeens uitroepen: »Wel heb ik van z'n leven! Kees! Klaas! Gerrit! Zeg, +is dat schipper Van Halen niet!" + +Van Halen keek verrast op en zag nu aan een van de verste tafeltjes vier +van zijn vroegere matrozen zitten. + +Dadelijk ging hij er naar toe met een vroolijk: »Zoo jongens, hoe maak +jullie het?" en schudde ze hartelijk de hand. + +»Patent schipper!" nam Kees voor allen het woord. + +»We hebben het nog zoo vaak over u gehad, niet waar maats?" zei Gerrit. +»Maar we dachten dat u al lang in een deftig huis op de Keizersgracht +woonde en van eenvoudige matrozen wel niet meer weten wou." + +»Integendeel, de matrozen willen niets meer van _mij_ weten naar het +schijnt." + +»Ei kom, schipper, nu spot u een beetje!" + +»Nee, warempel niet! Het is de zuivere waarheid. Al een week lang loop +ik de eene taveerne in, de andere uit, om volk aan te monsteren voor het +nieuwe vaartuig, dat ik gebouwd heb. Maar geen mensch heeft lust om met +mij in zee te gaan, ofschoon ik tweemaal zooveel gage geven wil als een +ander." + +»Hoe is het mogelijk! Dubbel loon! Een nieuw schip! En welk vaartuig +_is_ het? Misschien hebben wij het wel al gezien!" + +»_De Vlugge Christina_!" + +»_De Doodkist_!" riepen allen verbaasd. + +»Ja, neem ons niet kwalijk schipper," nam Kees het woord, »maar zóó +noemen ze het ding hier allemaal." + +»Jawel, ik weet het, jongens! Van kwalijk nemen is dus volstrekt geen +sprake. Maar _jullie_ kent me. _Jullie_ zult er dus toch zeker niet op +tegen hebben, om aanstonds het vaartuig eens met me te bekijken." + +»Nou schipper, 't is wel omdat u het bent," zei Gerrit, »maar een ànder +kreeg mij er niet aan boord, zelfs voor geen twee realen van achten!" + +Ook de overige drie verklaarden, dat ze, uit oude betrekking tot Van +Halen, wel eens mee wilden, maar dat een vréémde ze voor geen geld aan +dek gekregen had. + +De vier matrozen verlieten nu met hun vroegeren schipper de herberg en +een kwartier later waren zij aan boord van »_De Vlugge Christina_." + +Van Halen liet hun alles zien, legde het voordeel van den vreemden bouw +en van iedere nieuwigheid uit en eindelijk slaagde hij er in, het +viertal voor een zeereis aan te monsteren. + +»Weet je wàt, jongens," zei hij nu, »ik heb al genoeg ondervonden, dat +geen enkel Hollandsch matroos, die mij niet kent, in mijn dienst wil +komen. Doe jullie dus nu eens je best, dat ieder van je vijf matrozen +aanwerft. Hier heb je geld, reis daarvoor naar Amsterdam en andere +zeeplaatsen, en kom binnen een paar weken den uitslag van je pogingen +meedeelen." + +Zoo werd nu afgesproken. Een stuurman dacht Van Halen zelf wel te +vinden, maar toen ook voor _die_ betrekking na veel moeite zich niemand +ter beschikking wilde stellen, besloot hij, bij zijn bloedverwanten eens +rond te zien. Misschien zou er wel een zoon van een zijner beide ooms +lust hebben, dacht hij, om onder _zijn_ leiding de stuurmanskunst te +leeren. + +Hij reisde dus naar Rotterdam. + +Zeventien jaren was hij uit het ouderlijke huis vandaan geweest; nu kwam +hij er terug als een bezadigd, bijna onbekend, vermogend man. + +Zijn vader was nog in leven, maar met de lichaamskrachten waren ook de +geestvermogens van den grijsaard afgenomen. Hij was blij over zijn +knappen zoon, maar lachte onverschillig over diens daden en voornemens. +Pieter vond hier alles in welstand, maar hij voelde zich thuis als een +vreemde. + +De beide zoons van zijn oom Casper bleken gestorven, en omtrent zijn oom +Boudewijn vernam hij, dat die met zoon en dochter sinds jaren naar het +Noord-Brabantsche dorpje Oosterhout vertrokken was. Pieter besloot nu, +daar heen te gaan, om zijn oom op te zoeken. Hij kocht een paar +pistolen,--want de wegen, vooral in Noord-Brabant waren destijds heel +onveilig,--en ging reeds den anderen morgen op reis. + +[Illustratie] + + + + +TWEEDE HOOFDSTUK. + +De aanslag in 't bosch. + + +Het reizen in de 17e eeuw was alles behalve gemakkelijk en Van Halen was +dus doodmoe, toen hij, pas tegen den avond van den tweeden dag, behouden +in Oosterhout aankwam. Hier informeerde hij dadelijk naar Boudewijn Van +Halen, zonder er bij te zeggen, dat dit een bloedverwant van hem was. + +»O, die vrek?" zei er een, »die woont hier al lang niet meer." + +»Vrek?" riep een ander, »de chirurgijn is zoo arm als Job!" + +»'t Mocht wat!" liet weer een derde zich hooren. »De man is het dorp +uitgegaan juist omdat hij bang was, met al zijn geld onder de menschen +te wonen!" + +»Maar waar woont hij dan _nu_?" vroeg Van Halen, die door al die +tegenstrijdige berichten niet veel verder kwam. + +»O, als u dezen weg in slaat," zei een van de boeren, »dan bent u er in +een uur." + +»Dank je!" en onze schipper liep al weer door, in de hoop het huis van +zijn oom nog vóór het heelemaal donker was te bereiken. + +»Maar denk er om, sinjeur! het bosch is bij avond niet pluis!" riep de +boer hem nog achterna. + +Doch Van Halen hoorde het al niet meer. + +In weerwil van zijn vermoeidheid stapte hij stevig door, om toch maar +zoo gauw mogelijk aan het doel van zijn tocht te zijn. Vreemd kwam het +hem voor hoe zijn oom, die toch chirurgijn was, er toe komen kon, om zoo +eenzaam te wonen. Zouden die boeren toch waarheid gesproken hebben? Zou +de man werkelijk zoo'n gierigaard zijn? Maar ja, nu herinnerde hij zich +toch ook wel, van jaren geleden, dat oom Boudewijn onder de overige +bloedverwanten wel eens van schraapzucht beschuldigd werd. En dan, had +hij niet eergisteren nog gehoord, dat oom naar elders was gegaan omdat +hij te duur was, waardoor hij het in Rotterdam niet langer houden kon? +Gaandeweg werd hem nu alles duidelijk: Oom Boudewijn was alzoo een vrek! +Hoe zou de ontvangst dus wel zijn? Hij stelde er zich weinig goeds van +voor. En toch, hij had honger als een paard! Het begon hem al te +berouwen, dat hij maar niet tot den volgenden morgen in Oosterhout +gebleven was. Te meer, omdat hij bij iederen voetstap al sterker zijn +vermoeidheid voelde. Het liep dan ook verbazend zwaar in het mulle zand. +Zou er geen herberg aan den weg zijn? Dan moest hij daar maar +overnachten. Maar neen, niets dan bosch aan weerskanten, en nu had hij +toch mogelijk al een half uur geloopen. + +Maar zie, toen hij zijn hoop reeds had opgegeven, zag hij opeens aan de +linkerzijde van den weg een huis tusschen de boomen. En waarlijk, een +houten voerbak er vóór! 't Was dus een herberg! + +Van Halen stapte zonder eenig aarzelen naar binnen. De zon was inmiddels +sedert eenigen tijd ondergegaan, maar in de gelagkamer was toch nog geen +licht op. Er heerschte dus een zware schemering, maar de schipper kon +bij het raam niettemin den omtrek van een vrouwenfiguur onderscheiden. + +»Goeden avond, moedertje! Kan ik hier ook logies bekomen voor den +nacht?" + +»Zeker, zeker, sinjeur! Maar laat ik gauw even licht maken! Ik zat wat +te schemeren, weet u!" riep de vrouw met een schelle stem.--»Zie zoo, +dat is al weer afgeloopen!" en met die woorden nam ze haar plaats weer +in. + +Van Halen had nu alle gelegenheid, haar eens goed op te nemen. 't Was +een lomp, grof vrouwmensch met kleine loerende oogjes en een brutalen +neus, die vinnig naar beneden boog. De haren hingen haar slordig in het +gezicht en ook haar kleeding was verre van zindelijk. In den breeden, +eenigszins scheeven mond hield zij een tabakspijp geklemd[B] en een kan +bier stond vóór haar, waarmee ze onder het praten voortdurend haar +dorstig keelgat besproeide. + +[B] In de 17e eeuw was het tabaksrooken door boerinnen niet vreemd. + +De kennismaking viel dus niet mee en Van Halen voorspelde zich, naar de +waardin te oordeelen, een alles behalve schitterend nachtverblijf. Het +vertrek zelf zag er tamelijk zindelijk uit en dat stelde hem wel weer +eenigszins gerust. + +Intusschen had ook de waardin haar gast opgenomen en zich met een +oogopslag overtuigd, dat zij met een welgesteld, zoo niet een rijk man +te doen had. In plaats van »sinjeur" werd het nu »Edele Heer" vóór en +»Edele Heer" na. Een titel dien Van Halen begreep, dat hem op het +dubbele van de verteringskosten zou komen te staan. + +»En nu verlangt de Edele Heer zeker een fijne kan wijn? Nu, die zou de +Edele Heer nergens in de buurt zoo goed als bij Griet Kals kunnen +drinken. Of lamscoteletten? Er zijn er niet beter! Of een eieromelet bij +geval?" snaterde het schel sprekend wijf in één adem door. + +»Neen, bezorg me maar wat brood met koud vleesch en een kan bier." + +»Nou, zooals de Edele Heer verkiest. Bij Griet Kals is voor geld en +goede woorden van alles te krijgen." + +Juist had Van Halen een en ander besteld, toen er vier kerels van een +allerongunstigst uitzicht binnenkwamen, die op luidruchtige wijze een +kan _Haarlemsch_ bestelden. + +»Ja, ja! heb maar geduld en houdt jullie je leelijke gezichten een +beetje! Eerst mot deze Edele Heer geholpen worden!" + +Onze schipper had weinig lust, om met dit ruwe viertal in aanraking te +komen. Hij zei dus aan de waardin dat hij moe was en naar zijn kamer +wilde. Zij moest hem het bestelde dáár dus maar brengen. + +De vier schelmen--want dat het weggejaagde soldaten waren stond bij hem +vast--keken Van Halen onder het heengaan na met blikken, waarin voor hem +weinig goeds te lezen stond. Onze vriend bekommerde zich daar echter +niet om. Hij was een moedig man en vertrouwde op de kracht van zijn +vuisten en op zijn pistolen, wanneer het er op aankwam. + +Het vertrekje, dat hem tot logies was aangewezen, viel hem niet tegen, +maar doordat het vlak boven de gelagkamer was, had hij het lawaai en +gezwets daar beneden, uit de eerste hand. + +Maar hij had honger en was zóó geheel met zijn gedachten bij zijn +avondmaal, dat hij op die herrie in 't begin al heel weinig acht sloeg. + +Hij had echter zijn genoegen niet, of het begon hem geweldig te +hinderen. En, zooals het gewoonlijk gaat, hoe minder men iets wil +hooren, zooveel te méér hoort men het juist. Zoo ging het ook met hem. + +»Griet, nòg een kan!" + +»Wat duivel wijf, wat laat je ons een dorst lijden!" + +»Griet, moet het nog gebrouwen worden?" + +»Te deksel Griet, doe de kannen nog 'ereis vol!" + +»Ja, ja!" riep het wijf met haar snijdende stem, »jullie hebt dorst +genoeg: dat weten we wel! Maar betaal me eerst 'ereis, voor jullie weer +zoo'n keel opzet!" + +»Betalen, mensch! betalen? Ja, betaal maar, als er niemendal te +verdienen valt!" + +»Ja, maar moet _ik_ dat lijden? In hoeveel tijd heb ik nu al geen duit +van jullie in mijn knuisten gehad?" + +»Nu ja, dat _is_ zoo, maar vul jij gerust de kannen. Als het méé loopt +heb je van ávond je duiten nog, met een goeie fooi op den koop toe. +Luister maar...." + +Hier sloeg het gesprek opeens in een gedempten toon over. Dat kwam Van +Halen verdacht voor. Hij legde dus het oor tegen een naad van den vloer, +waardoor hem, ook van hetgeen er volgde, geen woord ontsnapte. + +»Zeg, Griet Kals, geloof jij ook niet, dat het een vette vogel is, dien +je daar boven in de kooi hebt zitten?" + +Van Halen werd nu nog opmerkzamer, want dit sloeg blijkbaar op hem zelf. + +»En wat zoú dat?" vroeg de waardin. + +»Wat dat zoú? Eén klein stootje maar en--we betalen je dubbel en dwars +wat we je schuldig zijn." + +»Nee, waarachtig niet! In het bosch doe jelui voor mijn part wat je +wilt. Maar in _mijn_ huis zal je het laten. Ik heb jullie dat al méér +gezeid. Aan de justitie heb ik nu eenmaal een broertje dood." + +»Nou, zooals je wilt. Ik kan het niet helpen, dat je zoo heelemaal tegen +je eigen belangen bent. Maar we hadden eigenlijk ook al een ander plan +beraamd." + +»En dat _is_?" + +»We willen van avond een aanslag op het huis van den ouden chirurgijn +doen." + +»Die kale rot? Nou, als het van _dien_ kant komen moet, dan zal ik óók +lang naar mijn geld kunnen fluiten! De muizen liggen er dood voor de +spinde, wil ik wedden. Nee, mannen, Griet Kals is wel erg dom, maar dáár +geeft ze geen crediet op, hoor!" + +»Hoor'reis Griet," liet nu een van de anderen zich hooren, »je weet er +krek niemendal van. Ik weet zéker dat de ouwe schelm duiten heeft en +geen klein beetje ook." + +»Och kom!" zei de waardin ongeloovig. + +»Maar mijn lieve mensch, viel een derde in, dat kàn wel niet anders. Hij +is in zijn vak een verduiveld knappe vent. En nu mag hij in Oosterhout +niet veel te doen hebben, van Geertruidenberg en Breda en uren ver in +den omtrek wordt hij bij rijke zieken gehaald om zijn buitengewone +bekwaamheid. En je wéét, dat hij de menschen betalen laat. Welnu, waar +_blijft_ dan dat geld? Aan zijn kleeren besteedt hij het toch zeker +_niet_!" + +»Nee, ik heb den gierigen schrok nog nooit anders gezien, dan in +denzelfden verschoten rok en broek van omgekeerd leer." + +»Ja, en dat leer is in den loop van de jaren door den regen zóó hard +geworden," spotte de vierde, »dat je hem in de verte al herkennen kunt +aan het klapperen van zijn broek." + +»Enfin, je weet nou Griet, dat we wat in 't zicht hebben," begon de +ander weer. »Vul dus maar gauw de kannen, wijf! Dan kunnen we op den +goeden uitslag drinken. Ik zal ondertusschen een nieuwen vuursteen op +mijn geweer schroeven, want de oude draak zal zijn schijven wel niet zoo +gemakkelijk uit zijn klauwen laten gaan." + +»Hoe ver is het hier vandaan, Martensz?" + +»Wel, een klein half uur geloof ik." + +»Wat dunkt jullie ervan, mannen, als we dan over een uur maar op weg +gingen?" + +Van Halen luisterde niet langer. Hij wist trouwens meer dan genoeg. Die +gewetenlooze schelmen hadden het dus op het geld van zijn oom, ja heel +waarschijnlijk op zijn léven gemunt. Hoe gelukkig toch, dat hij nog in +staat was, dat snoode plan te verijdelen. + +»Maar," dacht hij, »kan ik hier wel vandaan komen zonder gezien te +worden en argwaan op te wekken? Ah, door het raam misschien!..." + +Hij deed eerst de deur op het nachtslot, om niet overvallen te worden. +Voorzichtig sloop hij daarop naar het venster. Hij wist dat gelukkig +zonder eenig geraas te openen. Toen keek hij naar beneden. Maar, jammer +genoeg, voor een spròng was het veel te hoog. Wat nu gedaan?--Door de +gelagkamer? Dat ging niet.... + +Opeens kreeg Van Halen een inval, ging naar het bed, haalde de beide +lakens er uit en knoopte die stevig aan elkaar. Toen nam hij de ijzeren +roede van de bedgordijnen, legde die in de lengte op het raamkozijn, +dwars voor het geopende raam; bond er het ééne uiteinde van de +vereenigde en in elkaar gedraaide lakens aan vast en liet zich nu met de +grootste behoedzaamheid naar beneden glijden. + +Op zijn teenen sloop Van Halen het huis langs, maar nauwelijks was hij +uit het licht van de herberg en op den zandweg, of hij begon te loopen +zoo hard hij maar kon. + +Hij kon naar gis nog geen half uur in het rulle zand voortgehold hebben, +toen hij een huis ontdekte. Dat zou stellig wel de woning van oom +Boudewijn zijn. Hij klopte aan. Geen antwoord. Hij klopte luider; +maar--alles bleef stil. Nu begon Van Halen ongeduldig te worden! Voor de +derde maal klopte hij op de deur, maar nu buitengewoon heftig.--Dat +scheen te helpen. Hij hoorde tenminste iemand in de gang aankomen en een +oogenblik later vroeg een mannenstem: + +»Wie is daar?" + +»Ben ik hier terecht bij den chirurgijn Van Halen?" was de wedervraag. + +»Jawel, maar mag ik ook weten, met wien ik te doen heb?" + +»O zeker; ik ben een neef van de familie; Pieter van Halen, uit +Rotterdam!" + +»Best mogelijk, waarde vriend, maar hoe weet ik dat? Wie zal mij zeggen, +dat het geen landlooper is, die buiten staat?" + +»Hoor eens oom," want Van Halen twijfelde er niet aan of het was oom +Boudewijn zelf, die achter de deur stond, »u kunt mij open doen of niet, +dat moet _u_ weten; maar wees er zeker van, dat daar uw _geldelijk +voordeel_ of nadeel mee gemoeid is!" + +»_Geldelijk voordeel_," die uitdrukking met _opzet_ gekozen, scheen te +helpen. Het slot van de deur ging knarsend over, twee ijzeren grendels +werden weggeschoven en Pieter stond tegenover zijn oom, die, met een +pistool in de hand, hem nog altijd wantrouwend aanzag. Toen de grijsaard +evenwel van den kant van zijn bezoeker niet de minste verdachte beweging +bespeurde sloot hij de deur weer zorgvuldig dicht, schoof opnieuw de +grendels er voor, draaide het slot om en noodigde toen zijn neef uit om +binnen te komen. + +»Ja, nu zie ik toch wel familietrekken," begon de oude, toen ze in de +woonkamer gekomen waren. »Maar anders, heusch neef, ik zou je niet +herkend hebben! We hebben elkaar dan ook al in geen twintig jaar gezien +nietwaar? Dat is mijn zoon Andries en dit mijn dochter Lotje. Mekâar +nooit gezien, hè? Zeg, neem me niet kwalijk, neef, dat ik je wat lang +buiten heb laten staan, maar je moet zóó voorzichtig wezen tegenwoordig! +Er zwerft hier in den laatsten tijd nog al vreemd volk rond en diefstal +en inbraak zijn aan de orde van den dag. Niet dat ik geld heb ..." + +»Daar schijnen sommige menschen toch anders over te denken." + +»Wel, hoe is het mogelijk, hoe is het mógelijk! Ik ..." + +»Ja, hoor eens oom, daar wil ik niet over twisten; maar zóóveel is +zeker, dat er een bende dieven van avond hier wil inbreken." + +»Dieven?!" riep de grijsaard ontzet; en sidderend sloeg hij de magere +handen in elkaar. + +»Ja, stellig oom! En misschien zijn ze al op weg." + +»Ik begrijp het niet! ik begrijp het niet!" klaagde de oude in den +grootsten angst. »Hoe konden de schelmen weten dat ik geld ... Ik wil +zeggen: hoe konden de schelmen er toch toe kómen? Ik ben immers geen +penning rijk!" + +»Komaan, oom! Klagen helpt niet veel! De schavuiten kunnen ieder +oogenblik hier zijn. Er moet dus gehàndeld worden! Zijn er wapens in +huis? De mijne heb ik in de herberg van Griet Kals laten liggen." Dat +had Pieter gedaan uit vrees, dat ze onder het neerglijden langs den muur +àf mochten gaan. + +»Wapens, jawel, hier is alvast een pistool!" en de oude nam het +vuurwapen weer op, dat hij bij het binnenkomen van Pieter in de hand +hield en later op de tafel gelegd had. + +»En daar achter u, tegen den schoorsteen, hangen nog twee geweren en +drie pistolen," zei Andries; »ze zijn allemaal geladen." + +»Mooi zoo! Welnu, oom blijft hier om nichtje gerust te stellen! Andries +laadt de afgeschoten geweren en pistolen! Ik zelf zal me aan het +dakvenster plaatsen. Andries, breng me er heen; maar zonder licht hoor!" + +De toon waarop dit alles gezegd werd verried, dat de man gewoon was +bevel te voeren en liet geen tegenstand toe. + +Terwijl Andries en Van Halen naar boven gingen, klemde Lotje zich +doodsbleek aan haar vader vast. Maar de grijsaard beefde haast nog erger +dan het meisje en kreunde: »O, die schavuiten! O, mijn geld, mijn arme +geldje!" + +»Och vader," zei het meisje, »laat ons liever van geluk spreken, dat we +zoo'n kloeken verdediger hebben gekregen! Maar u moet niet zoo jammeren, +vader. Het is beter, dat de dieven u niet hooren." + +Zoodra Van Halen boven was, opende hij het venster en zag naar +buiten--er was niemand te zien; hij luisterde--alles was stil. Boven de +bosschen kwam de maan op, maar het licht werd door voorbijtrekkende +wolken verduisterd. + +Nadat Van Halen een poosje op den loer gestaan had, hoorde hij onder het +raam eenig gefluister; hij kon duidelijk de vier roovers onderscheiden, +die vlak voor de deur stonden. + +»Ze zijn er, Andries," fluisterde Pieter zacht; »ze beraadslagen voor de +deur. Ga even je vader en zuster waarschuwen; dan zijn ze tenminste op +alle gebeurlijkheden voorbereid." + +Van Halen keerde nu weer op zijn post aan het venster terug, om zijn +waarnemingen voort te zetten. + +De roovers schenen het nog niet eens te wezen, hoe zij het zouden +aanleggen; tegen de gewone inbraakmiddelen toch bleek de stevige deur +veel te goed bestand. + +Ze namen hun toevlucht tot list; ze klopten en, toen zij geen antwoord +kregen, voortdurend harder. Toen ook dit niet hielp, beraadslaagden zij +opnieuw, plaatsten vervolgens de tromp van een karabijn tegen het +sleutelgat van de huisdeur en schoten er doorheen. Door het schot spròng +het slot nu wel, maar de ijzeren grendels hielden de deur nog altijd +gesloten. + +Van Halen, ofschoon hij er bij het zien van al die voorbereidselen +volkomen toe gerechtigd was geweest, had niet willen schieten vóór de +vijandelijkheden van den kant der aanvallers werkelijk begonnen waren. +Nu evenwel mikte hij nauwkeurig op den roover, die het dichtst bij de +huisdeur stond om de werking van het schot na te gaan en te onderzoeken, +wat de deur nog tegenhield. + +Pieter had goed gemikt--de bandiet viel neer en de anderen stonden door +dien onverwachten tegenstand een oogenblik besluiteloos. Het duurde +echter niet langer dan een paar minuten. + +Toen werd op Van Halen, die nog altijd aan het venster lag, een pistool +afgeschoten. Gelukkig miste de kogel, doordat Pieter zich juist naar +zijn neef Andries keerde, om hem het afgeschoten vuurwapen weer te doen +laden. + +»Ze zullen er zeker op loeren," fluisterde hij, »wanneer ik me weer aan +het venster vertoon. Geef me daarom die geladen karabijn, dan ga ik naar +beneden. Want nu zij het slot van de deur hebben laten springen, zullen +zij misschien de hand door de opening steken, om de grendels weg te +schuiven. Ik denk wel niet dat het gelukken zal, maar in elk geval +zullen ze me dáár niet verwachten, terwijl zij ons hier natuurlijk al in +de gaten hebben. Ik raad je dan ook aan, om niet meer bij het venster te +komen." + +Van Halen sloop zoo stil mogelijk de trap af en naar de huisdeur toe. +Hij ontdekte nu, dat een van de roovers zijn arm door de opening +gestoken had om de grendels weg te schuiven. + +Juist legde hij aan om den dief onder zijn uitgestrekten arm te treffen, +toen hij buiten een schot hoorde vallen. + +Had Andries dan zich tóch bloot gegeven en was hij mogelijk nu gewond, +ja, dood misschien? + +Evenwel, nog vóór de schelm die aan de deur stond, zijn arm terug kon +trekken, joeg Van Halen er een schot in. Toen vloog hij de trap op, om +naar Andries te zien. + +Tot zijn verrassing stond die doodbedaard een karabijn te laden. + +»Hé! Gelukkig, jongen! Ik was al bang, toen ik buiten een schot hoorde, +dat je aan het venster geweest was en ze je getroffen hadden." + +»Toch niet! Maar ik dacht zoo, als neef door de deur schiet zullen ze +zijn schot beantwoorden en hem misschien treffen. Dat wou ik voorkomen. +Ik trok nu mijn buis uit en hield het, aan een stok opgehangen, naar +buiten, terwijl ik zelf veilig achter den muur bleef staan. De roovers, +die enkel op het venster loerden, dachten natuurlijk dat het de persoon +was die straks op hen geschoten had en gaven onmiddellijk vuur!" + +»Je bent een bijdehande vent, Andries. Zoo iemand heb ik juist noodig. +Maar--daarover morgen. Ik moet nu weer naar de huisdeur; geef mij dat +geweer en laadt _dit_ weer." + +Nauwelijks waren deze woorden geuit, of ze hoorden beneden een +ontzettend gerammel en gekraak, onmiddellijk gevolgd door drie +pistoolschoten en het wanhopig gegil van Lotje, die om hulp riep. + +De twee overgebleven roovers hadden namelijk met een zwaren boomtak raam +en vensterluiken van de woonkamer weten open te loopen en waren naar +binnen gesprongen. Door den schrik schoot de oude chirurgijn mis, maar +ook de roovers waren niet gelukkiger. + +Pieter was met een gespannen haan onmiddellijk de trap afgehold, gevolgd +door Andries, die een reeds geladen pistool ter hand genomen had. + +Toen Van Halen het vertrek binnenstoof, vond hij zijn oom onder de twee +bandieten op den grond liggen en één van hen had het touw al gereed, +waarmee zij den grijsaard dachten te knevelen. Maar vóór zij dit +volvoeren konden, had een kogel uit Pieter's geweer één hunner het leven +benomen. + +De vierde roover trachtte nu te vluchten, maar hij had nog het raam niet +bereikt, of Andries trof hem in het achterhoofd, waarop hij doodelijk +gewond in elkaar zakte. Het eerste werk van Van Halen en Andries was nu, +den ouden chirurgijn te helpen. Hij bleek gelukkig ongedeerd, maar door +angst en schrik volkomen bewusteloos. + +Pieter droeg hem als een kind in het aangrenzende vertrek, waar Lotje +hem zóólang neus en lippen met bier-azijn bestreek, tot hij weer +bijkwam. + +»Mijn kinderen? mijn geld?" was het eerste wat hij stamelde. + +»Stel u gerust oom: Andries en Lotje zijn ongedeerd en uw geld ook." + +»O, gelukkig! Gelukkig! Zie neef, wat ik bezit is och zoo weinig. Maar +als een arm man, bijna zonder praktijk, ook nog die enkele +spaarpenningen had moeten missen, dan zou het er toch ook wel treurig +uitgezien hebben, nietwaar?" + +Pieter liet de zorg voor den grijsaard aan Lotje en Andries over, +wapende zich met een paar pistolen en ging naar buiten om te zien, wat +er van de roovers geworden was. + +Inmiddels kreeg de oude man het fleschje met bier-azijn in 't oog en +opeens begon hij opnieuw te jammeren, de arme Lotje van verkwisting +beschuldigend, wijl zij hem evengoed met water, dan met zulke kostbare +middelen had kunnen bijbrengen, naar hij beweerde. + +Toen Pieter buiten kwam, stond de maan hoog aan den hemel en straalde +een helder licht uit, want de wolken waren weggetrokken. + +De twee roovers, die hij het eerst getroffen had, bleken niet doodelijk +gewond te zijn geweest, en waren gevlucht. Van Halen keerde nu in de +woonkamer terug en toen hij bevond, dat de beide andere schelmen het +leven hadden gelaten, ging hij zich weer bij zijn familie in de +achterkamer voegen. + +»Oom Boudewijn," zei hij, »u zult me zeker wel niet kwalijk nemen, dat +ik naar bed verlang; ik ben doodmoe!" + +»Neen, warempel niet neef, ik kan me dat best begrijpen. En in de +herberg heb je zeker al wat gebruikt? Nu, dan wensch ik je wel te +rusten. Andries! wijs jij neef Pieter de logeerkamer eens aan! Maar +vooral het licht weer meenemen hoor, ik ben doodsbang voor brand!" + +Het vertrek, dat Van Halen tot logies werd aangewezen, bleek hetzelfde +te zijn, waar hij in het donker had staan schieten. Ofschoon oom +Boudewijn het met den weidschen naam van »_de logeerkamer_" betiteld +had, zag Pieter bij het licht van de kaars, die Andries in de hand +hield, dat het slechts vier kale muren had. Er was stoel noch tafel. Het +bevatte niets anders dan een klein hokje, dat vroeger een duivenhok +moest geweest zijn, maar nu op vernuftige wijze tot een bedsteê was +ingericht. + +Na den kapitein goeden nacht gewenscht te hebben vertrok Andries met het +licht en liet neef Pieter in het donker achter. Zoo goed en zoo kwaad +als dit ging begon Van Halen zich te ontkleeden; maar nauwelijks was hij +in zijn bed gekomen, of hij bevond, dat hij op een ouden stroozak lag en +de deken zoo vol gaten was dat men ze wel voor vischnet zou kunnen +gebruiken! Daar kwam nog bij, dat de planken van de bedsteê zoo kort +bleken, dat zijn beenen er wel een halven meter buiten staken. Toch zou +hij, slaperig en afgemat als hij was, zich over alles nog heengezet +kunnen hebben, als het daar nu maar bij gebleven was. Maar neen, het +ergste zou nog komen! + +Nog geen kwartier toch had hij op die heerlijke rustplaats gelegen, of +daar voelde hij zich aangevallen door een heirleger van zekere dartele +diertjes, die de duiven hadden achtergelaten. De aanval was zóó hevig, +dat Van Halen, om de vervolging te ontgaan, het bed uitsprong en midden +op den vloer ging zitten. Maar al heel gauw bemerkte hij, dat het lastig +gedierte hem daar evengoed als in zijn bed kon vinden. Bovendien begon +hij dáár spoedig last van de kou te krijgen, terwijl zijn armzalig bed +hem ten minste toch nog eenige warmte aanbracht. Hij koos nu van twee +kwaden het beste en kroop zijn leger maar weer in. + +Nauwelijks echter drong het licht van den morgen in het duivenslag door, +of hij sprong het bed uit en haastte zich naar beneden, waar allen zich +spoedig tot het ontbijt vereenigden. Tot Pieters groote verbazing +bestond dit uit een bordje koude paardeboonen met een beetje karnemelk +en als morgendrank kreeg hij een kleine kroes van het allerdunste +scharrebier, die bovendien nog haast niet half vol was. + +Pieter gebruikte heel weinig, wat onmiddellijk ten gevolge had, dat oom +Boudewijn hem prees om zijn matigheid. Daarop begon de man tot in het +oneindige te praten over de deugd der soberheid en welk een groote +ondeugd de gulzigheid was, waarbij hij een menigte voorbeelden van +overdaad wist aan te halen, die allemaal heel treurig eindigden. + +Zoodra het ontbijt afgeloopen was maakten oom Boudewijn en Pieter zich +klaar, om naar Oosterhout te gaan en den schout in kennis te stellen van +hetgeen er gebeurd was. Pieter kon daarbij een glimlach niet +onderdrukken, toen hij zijn oom een klein, oud hoedje zag opzetten, +waarvan de rand nauwelijks twee vingers breed was en zóó door de muizen +beknaagd, dat het ding bijna evenveel tanden als een zaag had. + +»Ja neef! ik zie het wel dat je lacht om dit hoofddeksel, maar ik ben er +zeer aan gehecht. Je moet weten, dat het een erfstuk is, nog van mijn +grootvader afkomstig. Mijn grootvader, moet je weten, genoot in zijn +jeugd het voorrecht, Keizer Karel den Vijfde te dienen en uit een +bijzondere genade heeft zijn Keizerlijke Majesteit hem dit hoedje eens +vereerd. Ik zou dit merkwaardige voorwerp dus voor geen geld willen +missen." + +De mantel moet dan zeker ook wel een dierbaar erfstuk zijn, dacht +Pieter, want met geen mogelijkheid zou iemand zijn oorspronkelijke kleur +geraden hebben, terwijl hij zoo kaal was als perkament en van een +fatsoen, zooals men er in dien tijd mogelijk geen tweede in de geheele +Republiek zou hebben gevonden. + +Toen zij vertrekken zouden, zag Van Halen met nieuwe verbazing, dat de +oude man eenige vette hoenders meenam, want hij dacht onmiddellijk aan +het sober ontbijt. + +Het bleek nu uit oom Boudewijn's toelichting, dat de boeren die hij +behandelde, hem uit dankbaarheid haast elke week, de een boter, appelen +of peren, een ander eieren, hoenders en duiven, ja sommige zelfs hazen +en patrijzen brachten, die hij dan geregeld in Oosterhout of Breda +verkocht, het zondige verkwisting vindend, die kostbare artikelen zelf +te nuttigen. + +Brachten zij hem echter karnemelk of paardeboonen, dan hield hij die +voor zijn eigen huishouding. + +Onderweg deelde Van Halen zijn plannen mee en met welk doel hij hem was +komen opzoeken. + +De vrekkige grijsaard was er ten hoogste mee ingenomen, dat neef Pieter, +die hem nu een vermogend man bleek, zijn zoon Andries gratis in de +stuurmanskunst wilde onderwijzen niet alleen, maar ook geheel voor zijn +kleeding, onderhoud en uitrusting beloofde te zorgen. + +Nog dienzelfden morgen verscheen de schout met eenige gerechtsdienaars +in het huis van den chirurgijn. + +Het gerecht maakte van de verklaringen van oom Boudewijn en Pieter een +schriftelijk verslag op; de lijken werden geschouwd en als van beruchte +roovers herkend. Toen liet men de doode lichamen weghalen. + +Inmiddels was het tijd geworden voor het middagmaal. Tot neef Pieters +ontsteltenis bestond dit uit slechts vier panharingen in de olie +gebakken, die door oom Boudewijn zóó heerlijk werden gevonden, dat hij +daarover haast niet uitgepraat raakte. + +Het is te begrijpen, dat Van Halen tengevolge van een en ander maar hoe +eer hoe liever weer naar Vlissingen wilde vertrekken. + +[Illustratie: »Dieven?" riep de grijsaard ontzet, en sloeg de magere +handen in elkaar. (Bladz. 37.)] + +Na het eten vroeg hij dus Andries kort en bondig of die lust had +stuurman te worden en zoo ja, of hij zich dan maar dadelijk voor de +afreis gereed wilde maken. + +Andries was in de wolken! Stuurman worden,--vreemde landen zien! vreemde +menschen ontmoeten;--dat leek hem toch iets anders, dan in een afgelegen +huis zijn jeugd te verslijten. + +Het gevolg was, dat nog geen uur later Pieter en Andries reeds afscheid +namen en den weg naar Breda insloegen. In Breda aangekomen bestelde Van +Halen voor beiden onmiddellijk een stevig middagmaal. Daarna gingen zij +de stad in, om voor Andries een pak kleeren te koopen, want het was +treurig, zooals de jonge man gekleed ging. + +Uit den winkel komend gaf Andries zijn oude plunje aan een bedelaar, die +er hem voor zegende met diep-ootmoedig gelaat, maar woedend het pak in +het water smeet, zoodra hij uit het gezicht was. + +Daar zij niet vóór den volgenden dag verder zouden reizen, hadden zij +allen tijd, om eens naar de markt te wandelen en het turfschip te zien, +waarmee Prins Maurits de stad verrast had. Ook het kasteel bekeken zij +nog, bleven toen nog een poosje zitten babbelen en kropen al vroeg onder +de wol. + +[Illustratie] + + + + +DERDE HOOFDSTUK. + +Een nieuwe reisgenoot. + + +Den volgenden morgen werd de tocht voortgezet, ook nu weer te voet, want +het reizen met den postwagen was Van Halen, door de slechte wegen, zóó +onaangenaam geweest, dat hij liever nog loopen wilde. + +Tegen het vallen van den avond bereikten de reizigers een dorp; het was +zeer gering, maar er was een pleisterplaats, hadden zij onderweg +vernomen. Zij zochten er naar en vonden een klein huis, met een schuur +en een stal. + +In het eerste troffen zij een paar andere reizigers aan, die er slecht +geluimd uitzagen, een jonge marskramer alleen uitgezonderd, die +vruchteloos met zijn grappen de anderen aan het lachen zocht te maken. + +Van Halen vroeg om avondeten. + +»Avondeten?" zei de waardin. »We hebben geen tijd om voor de reizigers +te koken; wij voorzien alleen in logies, goed logies en uitspanning. +Maar u kunt bier krijgen." + +»Dat ziet er slecht uit, jongen!" bromde Van Halen, bedenkelijk zijn +neef aanziend. + +»Och wat," zei de vrouw, »je kunt in het dorp koopen wat je verkiest en +moogt het vrij in onzen oven koken. Da's toch mooi genoeg zou ik +meenen!" + +Zij zwierven dan door het dorp om mondbehoeften op te doen en het eind +was, dat zij hun avondmaal deden met gebakken eieren en roggebrood. + +Een bestevâar met roode konen, die een brandende lantaarn droeg, kwam de +reizigers al zeer vroeg halen om ze hun slaapplaatsen aan te wijzen. + +Zij volgden hem, tegelijk met de overige gasten. + +Over een slikkerig erf, waar zij veel te doen hadden met hun voeten +veilig neer te zetten, bracht het oudje hen in een koestal. Daar was aan +weerszijden van elke koe een hoopje schoon stroo neergelegd, benevens +een grooter stroobundel als peluw. + +De oude man zag met vaderlijken trots op zijn werk neer. Van Halen was +er minder mee ingenomen: + +»Laat je Christenmenschen zoo maar tusschen het vee liggen?" vroeg hij +ontstemd. + +»Het is hard genoeg voor de arme beesten. Zij hebben nauwelijks plaats +om zich om te draaien." + +»Wat zeg je daar? Is het dan niet hard voor òns?" + +»Voor jullie?" vroeg de oude verbaasd. »Wat zou er hards in zijn? Ik heb +er mijn heele leven tusschen geslapen. En bekijk me vrij! Ik ben tachtig +en heb al mijn dagen geen minuut hoofdpijn gehad, alleen maar van +tusschen de koeien slapen. Je moogt dus liever van geluk spreken, zou ik +meenen; koeienasem is tienmaal zoo gezond als de asem van +Christenmenschen. Probeer het maar!" Meteen sloeg hij de staldeur dicht, +zoodat ze in 't donker bleven. + +»Neef, waar ben je?" riep Andries benauwd. + +»Hier!" + +»Hoe heeft u het?" + +»Ik weet het niet; maar zoover ik gissen kan heeft het er veel van of ik +al in den dut raak. En jij?" + +»Ik zeg mijn avondgebed op." + +»Dat is braaf van je." + +»Neef, ik heb haast gedaan, och toe, ga nog niet slapen, 'k wou zoo +graag nog wat praten ..." + +»Rep je dan wat, voor dezen keer! want ik heb een gevoel (een geeuw!) of +ik op een--warme--wolk in de lucht drijf." + +»Neef?!" + +(Een geeuw!) »Hola, hei! Is het tijd om op te staan?" + +»Ongelukkig niet. Ik heb mij met bidden gehaast om nog wat te praten. We +zullen voor den morgen bevroren zijn, zoo zonder dek." + +»Wel, weet je wat je doen moet?" + +»Nu?" + +»Kruip bij de koe!" + +»Dank je!" + +»Begraaf je dan in het stroo," klonk nu de stem van den jongen +marskramer, dien ze Thomas hadden hooren noemen. »Je moet wel pas in de +wereld komen kijken om over zóó iets te brommen. Hoe zou het je +bevallen, om in den nachtvorst op een slagveld te liggen, zoo als ik +eens, spiernaakt, met niets om mij warm te houden dan het lijk van een +kerel, dien ik den hoek had omgeholpen." + +»Afschuwelijk! Vertel er mij alles van." + +»Wel, wij hadden een kleine schermutseling aan de grenzen gehad en een +overwinninkje behaald. (Want ik ben een poosje in den oorlog geweest.) +Maar het kwam ons duur te staan; verscheidene voetknechten staken de +beenen in de lucht, onder andere mijn persoon." + +»Dood? Och kom!" zei Andries, die begreep dat het heele verhaal slechts +op een onderhoudend verzinsel of belachelijke snoeverij zou uitloopen. + +»Zoo dood als een pier! Stikvol lanssteken, tot het bloed uit me wegliep +als de wijn uit een vat waarvan de duigen loslaten. Ik ben wel goed, dat +ik mijn verhaal zoo uitvoerig doe, want--(een geeuw!)--ik ben slaperig +(een geeuw!)--nu, waar was ik ook?" + +»Je laagt voor dood op het slagveld te bloeden als een speenvarken, ik +wil zeggen als een wijnvat of zoo iets. Verder, bid ik je, verder; het +is zonde, midden in zoo'n mooie vertelling te gaan slapen." + +»Dat is het ook," ging Thomas voort. »Nu, er kwamen eenige van die +vagebonden, die gesneuvelde soldaten uitplunderen en dat gespuis haalde +mij het laatste vod van het lijf; verder deden ze mij geen kwaad, omdat +zij er niets aan hadden." + +»Neen, je was dood." + +»Goed onthouden! Dit moet tegen zonsondergang geweest zijn. 's Nachts +kwam een vinnige vorst, die het bloed op mijn wonden deed stollen en al +de stroompjes die mijn hart uitliepen stopte; en omstreeks middernacht +werd ik als uit een schijndood wakker." + +»En dacht je toen niet dat je in een heerlijk bed lag?" vroeg Andries, +die hoe langer hoe meer schik in het verhaal kreeg, waarvan hij +natuurlijk geen enkel woord geloofde. + +»Daarvoor neep mij de kou te hard, jongenlief; buitendien hoorde ik aan +alle kanten de gekwetsten kermen, dus wist ik, dat ik nog op mijn oude +plaats was. Ik begreep dat ik den dag niet halen zou zonder deksel. Ik +tastte in het rond, rillend en bibberend van de kou. Eindelijk, daar +hield er ineens een op met kermen. Jij bent er geweest, zei ik, kroop +naar hem toe en jawel, hij was dood hoor; maar warm, begrijp je! + +»Ik nam het heer in mijn armen, maar was te zwak om hem te dragen en zoo +rolde ik met hem in een droge sloot. En daar vonden mijn kameraden mij +'s morgens, aardig wat door brandnetels gestoken en een dooden Spanjaard +omhelzend, om het er levend af te brengen." + +»Ach ja," zei Andries, »de oorlog is alleen vriendelijk voor wie er niet +in geweest zijn." + +»Watblief?" + +»Ik zeg--wat zijn sommige menschen toch koelbloedig en onversaagd!" + +»Nietwaar? Dus bij zulk soort van dingen--vergeleken--zijn _dit_ soort +van dingen de hemel. Zacht,--warm--goed gezelschap, met een koe er bij +als kameraad--wat--wou je--dan nog kla ...?" + +De tong van den vroolijke verhaler kwam voor eenige uren tot rust. + +'s Morgens werd Andries wakker door een straal vocht die zijn oog trof +en daar zag hij den snaakschen Thomas die de uier der koe als een spuit +gebruikte. + +»O, foei!" riep Andries, »is dat de kostelijke melk vermorsen!" + +»Wel, laten we _die_ er dan mee vullen!" zei de kwant, een hoornen beker +te voorschijn halend. + +»Geef maar hier," zei Andries, »ik heb dat méér bij de hand gehad. Maar +waarachtig, ik zie niet in, met welk recht we iets van haar melk ..." + +»Breek je daar het hoofd niet over!" viel Thomas in. »De kameraad is +vannacht niet zoet geweest, moet je weten; maar wat zou dat? Ware +vriendschap ontslaat van plichtplegingen. Vanochtend nemen wij gelijke +vrijheid met haar." + +»Wel, wat heeft ze dan gedaan, het arme beest?" + +»Mijn peluw opgegeten." + +»Ha! ha!" + +»Toen ik wakker werd, wist ik niet waar mijn hoofd gebleven was, tot ik +het eindelijk vond, veel lager dan waar ik het gisteravond had +neergelegd. Zij heeft ons kussen opgegeten, wij drinken ons kussen +terug." Toen, zich tot de koe richtend: »Op uw gezondheid, mejuffer, +en--zonder wrok." + +»De oude paai had toch gelijk," zei Andries tegen Van Halen, die ook al +wakker was. Ik ben nog zoo frisch niet opgestaan, in heel mijn leven, +geloof ik. Laat ons voortaan altijd in een koestal overnachten, neef." + +»Je vergeet, dat je zeeman wordt, beste jongen." + +»Zeeman? wat 'n gelukskind!" riep Thomas. + +»Zou je dat dan liever zijn dan marskramer?" vroeg Van Halen met +belangstelling. + +»Nu, dat geloof ik! 'k Heb me dan ook al een keer of vijf aangemeld, +toen ik laatst een poosje in Rotterdam was, maar geen mensch wou me +hebben. Ze denken stellig dat ik te veel eet!" liet hij er lachend op +volgen. + +»Als het je ernst is," zei Van Halen, »kun je wel een plaats op _mijn_ +schip krijgen. Maar je zult, tijdens de eerste reis, met het baantje van +scheepsjongen tevreden moeten zijn." + +»U bent dus kapitein?" vroeg de jongen verrast. »Nu, wàt graag!" liet +hij er verheugd op volgen. + +»Zorg dan, binnen veertien dagen in Vlissingen te wezen. Je kunt in dien +tijd meteen van je koopwaar af zijn." + +»O, ik was juist zoo goed als uitverkocht. Dus wat dàt betreft zou ik +dadelijk wel met u mee kunnen." + +»Welnu, je kunt dan voorloopig mijn bediende wezen en zoo dadelijk met +ons afreizen als je wilt." + +Thomas was daar zóó verheugd over, dat hij oogenblikkelijk eenige van +zijn laatste artikelen tegen verminderden prijs aan de waardin verkocht, +het weinigje dat restte stopte hij in zijn knapzak en de leege mand gaf +hij aan den ouden paai present, uit dankbaarheid voor het gezond logies, +zooals hij lachend beweerde. + +Weldra ging het drietal op stap en Thomas wist zóóveel grappen onderweg, +dat de tijd als omvloog. + +'s Avonds kwamen zij aan een dorp nabij de Eendracht en Van Halen meende +vandaar met de veerschuit naar Vlissingen te vertrekken. + +Zij vonden vrij spoedig een herberg van een goed uitzicht, waar zij een +behoorlijk avondmaal benevens logies konden krijgen. + +»Tusschen de koeien?" vroeg Andries terstond. + +»Neen, neen! we hebben twee ruime logeerkamers, tezamen met drie +bedsteden!" zei de waardin. + +Van Halen was echter zeer ontstemd, toen de waard hem vooraf om betaling +vroeg. Niettemin voldeed hij aan het verzoek, maar alle drie waren zij +verontwaardigd over de schandelijk hooge rekening, die de vent hem liet +betalen. + +Toen ze reeds op hun kamer waren (de beide jongelui hadden het vertrek +met de twee bedden gekregen) pruttelde Thomas nog na: »Wat een +afzetterij toch! Maar--misschien kan ik dat heer nog wel een poets +spelen tot zijn straf, waarvan we schik zullen hebben!" + +Hij rommelde wat in zijn knapzak en dolf er een fleschje phosphor uit +op, waarna hij precies deed alsof hij iets op den wand ging schilderen. + +Andries keek en keek, maar er kwam niets te voorschijn. + +»Wat haal je toch uit?" vroeg hij daarom verbaasd. + +»Even geduld, maat!" was het antwoord. + +Opeens blies Thomas de kaars uit. Ze waren in het donker; en nu las +Andries op den wand in geheimzinnig glorend vlammenschrift: + +»Wee den afzetter!" + +»Wat zeg je er van?" vroeg Thomas met zelfvoldoening. + +»Alleraardigst!" + +»Nietwaar? Maar nu is _mijn_ werk volbracht en wordt het jouw beurt." + +»Dat is te zeggen....?" + +»Wel, om de grap volkomen te maken moet jij nu den waard onder het een +of ander voorwendsel op onze kamer zien te lokken." + +»Dank je hartelijk!" + +»Dan zal _ik_ gaan!" zei Thomas beslist. »De kerel heeft het dubbel en +dwars verdiend, dat we hem een kleinen schrik bezorgen...." + +»Dat ben ik met je eens! Maar toch--neen, laten we het liever niet +doen!" gaf Andries in bedenking. »Mijn neef mocht het ons eens kwalijk +nemen, en dat zou jij toch zeker óók minder aangenaam vinden, is 't +wel?" + +Thomas stond even in beraad. + +»Je hebt gelijk!" zei hij toen. »Ik ben nog nauwelijks een dag in zijn +dienst en mag het er dus niet op wagen, het nu al bij mijn meester te +verkerven.--Allo, dan de kaars maar weer aan!" + +Met behulp van Thomas' vuurslag en tonteldoos, benevens een eindje +zwavelstok, gelukte dat, waarop beiden nog wat babbelden, tot de kaars +schier geheel was opgebrand. + +Zij hadden nog juist den tijd om er zich bij uit te kleeden, toen gaf +zij den geest. + +»Toch jammer dat de grap niet doorging!" mompelde Thomas, uit zijn +bedstede nog even, met droomerige oogen, op de geheimzinnig glorende +bedreiging starend, die nu weer zichtbaar was. + +Meteen sliep hij in. + +[Illustratie] + + + + +VIERDE HOOFDSTUK. + +In ongelegenheid. + + +Daar men reeds November had was het nog donker, toen de waard 's morgens +op de deur van Pieter van Halen's kamer klopte. + +De kapitein was dadelijk wakker. + +Daarop ging de man naar het andere logeervertrek, om ook de jongelui te +wekken. + +Thomas en Andries, wijl ze zoo laat naar bed gegaan waren, sliepen +evenwel als egels in den winter. + +Toen de waard dus op zijn herhaaldelijk geklop slechts een kreunend +antwoord kreeg, deed hij eindelijk de deur open..... Maar hij gaf een +schreeuw van ontzetting, toen hij daar plotseling het nog altoos glorend +vlammenschrift in het oog kreeg. + +»Tooverij!" riep de man ontsteld en holde als dol naar de gelagkamer. + +»O, die schelmen! Ze hebben ons huis betooverd!" riep hij zijn vrouw +toe. + +De waardin, die juist het ontbijt voor het drietal klaar zette, stiet +van schrik haast de olielamp om. + +»Loop dadelijk naar den schout!" riep ze bevend. »Loop! en laat de +deugnieten gevangen nemen!" + +De waard snelde de deur uit. + +»Weg schelmen, weg schavuiten!" gilde het vrouwmensch, toen de drie +logeergasten zich een oogenblik later aan het ontbijt kwamen zetten. En +overhaast nam zij de vlucht. + +»Lieve hemel, wat scheelt je meesteres toch?" vroeg Van Halen aan den +knecht die juist binnenkwam. + +»Ik zou je raden, dat jullie je maar zoo gauw mogelijk uit de voeten +maakt," zei deze gemoedelijk: »De baas is naar den schout; hij raasde en +tierde, dat jullie zijn heele huis hadt betooverd." + +De kapitein haalde de schouders op. Toch zette hij de jongelui tot spoed +aan; hij wenschte liever niet in moeite te komen, wijl dit maar +oponthoud geven kon. + +Toen de waard met den schout en twee dienders in de herberg terugkwam, +waren de logeergasten dan ook reeds verdwenen. + +In allerijl repten de drie reizigers zich naar de rivier. + +Op hun navraag kregen zij daar tot hun groote teleurstelling ten +antwoord, dat de veerschuit al voor een half uur vertrokken was en zij, +voor de eerst volgende, tot den namiddag dienden te wachten. + +Dat zag er dus gek voor hen uit, te meer wijl inmiddels de dag reeds was +aangebroken. + +Langzamerhand verzamelde zich een hoop volk rondom het drietal en na +heel veel vragen bood eindelijk een oud man met zijn twee zoons hun zijn +schuit aan. + +Een der omstanders vond het bespottelijk. + +»De stroom is te sterk voor drie man op de riemen," meende hij. + +»Dan zal ik helpen roeien!" verklaarde Van Halen. + +»Dat behoeft niet," zei de oude man. »De vent spreekt alleen uit +afgunst; hij is de eigenaar van de andere schuit." + +Er was een stijve koelte en zij hadden vlak voor den wind; de schipper +zette een breed zeil uit en, tegelijk roeiend, staken zij met een goeden +gang van wal. + +De stroom maakte veel bochten en daardoor kregen zij af en toe den wind +op zij. Dan gingen allen aan loef, om te beletten dat de schuit te sterk +overhelde, behalve een kind van omstreeks een jaar of vijf, de kleinzoon +en lieveling van den schuitenvoerder. De guit was, een oogenblik voor +zij aan wal staken, aan boord geslopen en daar hij te licht was om +verandering in de vracht te brengen, beschouwden zij hem als boven, of +liever als onder het reglement. + +Zij zeilden lustig voort, onbewust dat zij vervolgd werden door den +schout, den waard uit de herberg en twee dienders, schoon hun vervolgers +hen begonnen in te halen; want was de wind sterk, de stroom was het niet +minder. + +Opeens vroeg een der jonge schippers aan het kleine appelgezicht, wat +hem toch scheelde.--Zijn neefje was namelijk met een hangend lipje bij +het roer gekomen en toen in tranen uitgebarsten.--Hij deed hem allerlei +vragen, eerst op vleienden toon, daarna kortaf: Of hij zich gestooten +had? Of hij geschrikt was? Of hij het koud had? Of hij misselijk was? Of +hij mal was? + +Op alles gaf het kind een onveranderlijk »hu! hu! hu!" tot antwoord. + +»Weet ook een van jullie, wat den kleinen schreeuwleelijk scheelt?" +bromde de schipper ongeduldig. + +»Kijk liever dezen kant eens uit," zei zijn broer. »Begrijp jij soms wat +ze daar nazitten?" + +De oude man en zijn andere zoon keken en zagen toen vier mannen, die op +den Oostelijken oever voortgingen. + +Zij hielden even op met roeien en staken aan het stuur de hoofden +geheimzinnig bij elkaar, beurtelings blikken op hun passagiers en op de +voetgangers werpend, die ze reeds herkend hadden. + +Beter dan zich in bespiegelingen te verdiepen was het hun echter +geweest, wanneer ze getracht hadden het geheim van het appelgezicht te +doorgronden. + +»Als het is zooals ik vrees," fluisterde een der jonge schippers, waarom +hun dan geen kans gegeven om te ontsnappen? Laat ons op den rechterwal +aanhouden." + +De oude man weigerde beslist. + +»Ben je gek, moeten wij ons last op den hals halen voor vreemden? Neen, +laat ons liever naar bakboordzij sturen: houd het altijd met den sterken +arm! dat is mijn leus. Wat zeg jij, Willem?" + +»Ik zeg, vader, dat je voor mijn part kunt doen wat je wilt!" + +Een windvlaag maakte op de onpartijdigste wijs een eind aan de +oneenigheid van den ouden en den jongen schipper. Het kleine vaartuig +ging overzij, de mannen sprongen aan loefzij om het in evenwicht te +houden, doch zagen op hetzelfde oogenblik tot hun schrik, dat aan lij +een plas water de schuit van het eene eind tot het andere vulde. En in +'t volgend oogenblik zagen zij niets meer, maar zij voelden den stroom, +den kouden snellen stroom.--Het appelgezicht had de prop uit het hoosgat +getrokken. + +De dienders wonden de touwen van hun middel. + +Van Halen en Thomas konden zwemmen als een eend, doch zelfs de beste +zwemmer moet, wanneer hij met een schuit omslaat, vóór hij zwemmen kan, +eerst zinken. + +Het donkere water borrelde boven hun hoofd, toen kwamen zij boven, voor +een oogenblik bijna doof en blind. Terstond daarop zagen zij echter alle +twee de schuit het onderst boven en menschen die er zich aan +vasthielden. Zij schudden hun hoofden als poedelhonden en zwommen er +naar toe, uit een zekere onberedeneerde navolgingsdrift, maar eer zij +het vaartuig bereikten, hoorden zij achter zich een stem die niet luid +maar met diepe droefheid riep: »Vaarwel, het is gebeurd met me!" + +Zij keken om en daar was de arme Andries bezig met te zinken, wijl hij +in 't geheel niet zwemmen kon. Zijn gezicht was bleek en zijn wijd open +oogen stonden met een wanhoops-uitdrukking naar zijn vrienden gewend. + +Thomas en Van Halen zwommen naar hem toe, als dollen het water +doorklievend, doch eer zij hem bereikt hadden, zonk de arme jongen. + +Van Halen dook naar hem. De gerechtsdienaars knoopten eenige touwen aan +elkander en wierpen het eind van de lijn in het water. + +De kapitein deed een greep en Andries voelde zich met zulk een +krachtigen ruk opgetild, dat hij met het halve lijf boven water kwam. + +»Grijp mij nu niet beet! Grijp me niet beet!" riep Van Halen, in grooten +angst dat Andries dien noodlottigen misgreep zou doen. + +»Wees niet bang!" gorgelde Andries. + +Toen Van Halen zag dat zijn neef begrip van den toestand had, herkreeg +hij onmiddellijk zijn moed en bedaardheid weer. + +»Op je rug!" zei hij bits, en een slag vooruit doende, hielp hij tot de +vereischte beweging. + +»Je hand op mijn schouder!... Mooi zoo!" + +»En op _mijn_ schouder je andere hand," zei Thomas nu. + +Het gelukte en moeizaam worstelden de beide zwemmers toen dwars door den +stroom. Slechts een oogenblik hadden zij geweifeld welken kant uit te +zwemmen, zonder het noodlottig belang van een zoo eenvoudige keuze te +weten: toen, ziende dat de westelijke oever een weinig nader was, +zwommen zij daarheen, in plaats van als zoete jongens naar de +gerechtsdienaars te zwemmen en zoo een nieuw avontuur tegemoet te gaan. + +Door den sterken stroom dreven zij geweldig af en nadat zij ongeveer een +honderd slagen gedaan hadden, vroeg Andries ongerust: »Hoeveel nu nog?" + +»Wees niet bang," hijgde Thomas, »je bent zoo veilig als in bed." + +Een oogenblik later voelden zij tot hun verbazing, grond, en zij waadden +naar den kant. + +Zoodra zij op den vasten wal stonden zagen zij elkaar van het hoofd tot +de voeten aan, reikten elkaar gelukwenschend de hand en keken daarop hoe +de anderen het er afgebracht hadden. + +De gansche bemanning zat veilig en wel op de omgeslagen schuit, met +jongeheer appelgezicht, den omkeerder der dingen, in het midden. Al dit +rumoer scheen geen bijzondere stoornis in zijn gewoonten gebracht te +hebben, althans hij huilde, toen hij het gezelschap in het water liet +duikelen, en hij huilde toen het er weer uit was. + +»Zullen we wachten neef, tot zij de schuit weer in orde hebben?" + +»Neen, Andries, de vracht is betaald. Laat ons dadelijk voortmaken!" + +Zoodra hun besluit duidelijk werd, ontstond er aan den overkant beweging +in den troep die op hun beraadslaging gelet had, en zij hadden slechts +weinige stappen gedaan, toen er een stem over het water tot hen kwam, +die »halt!" riep. + +Ze keken om, zonder hun tred te vertragen en zagen toen, dat de schuit +nog altijd midden op den stroom dreef. + +»Halt! in naam van den schout!" klonk het van den overkant. + +Het drietal stapte echter des te haastiger door, tot er van hun +vervolgers niets meer te zien was. + +Thomas miste eindelijk voor het eerst zijn knapzak. Die had in de schuit +vlak naast hem gelegen en zou nu wel op den bodem van de Eendracht +rusten, meende hij. Hij troostte zich echter, dat er niet zoo heel veel +bijzonders meer in zat. + +»En je toovermiddel dan?" vroeg Andries lachend. + +Van Halen werd nu opmerkzaam en vernam thans, wat de eerste aanleiding +tot hun avontuur was geweest. + +Weldra kwamen zij in een klein dorp, en traden de herberg in met de +bedoeling zich bij den haard zoo goed mogelijk wat te drogen. + +»Lieve menschen, kijk me nu toch eens aan! Jullie bent dóórnat!" riep de +waardin verbaasd. »En dat in November! 't Is om ziek te worden! Gauw die +spullen uit! 'k Zou het mijn leven lang niet kunnen verantwoorden als ik +jelui zóó daar zitten liet!" Meteen drong zij het drietal naar een +afzonderlijk vertrek, gaf Van Halen het Zondagsche pak van haar man, +benevens wat ondergoed, schommelde inderhaast ook voor Andries en Thomas +wat kleeren samen, waarop ze zei: »Ziezoo, gooi nu maar gauw die kille +plunje uit en als je verkleed bent, waarschuw je maar, dan zal ik die +natte rommel dadelijk te drogen hangen." + +Het drietal zag er nu weldra allerpotsierlijkst uit, want Van Halen was +het pak veel te klein, zoodat hij zijn armen nauwelijks verroeren durfde +uit vrees, dat het buis in den rug mocht scheuren; en Andries en Thomas +zat alles zoo wijd, dat het hun bij iedere beweging om de leden +slobberde. + +Zoo kwamen zij vroolijk de gelagkamer weer binnen en ook de waardin had +uitbundig veel pret in den vermakelijken optocht. + +Daar zij 's morgens, wegens hun overhaast vertrek, hun ontbijt halfweg +in den steek gelaten hadden, gebruikten zij thans met groote graagte en +opgewektheid het door Van Halen bestelde, en toen hun kleeren eindelijk +weer droog waren gingen zij het dorp in, om te zien of zij een schuit +konden krijgen. + +Het geluk was hun mee, want al spoedig vonden zij een schipper die +bereid was, hen op hun bestemming te brengen. + +Voor dien dag echter was het daartoe reeds te laat. Maar den volgenden +morgen namen zij afscheid van de hartelijke waardin en reeds 's avonds +kwamen zij te Vlissingen aan. + +Langzamerhand keerden ook de vier matrozen terug, elk van eenige +aangeworven zeelui vergezeld. + +Toen ze allemaal gearriveerd waren, bleken er in het geheel +vier-en-twintig, waaronder een kok en een chirurgijn. Pieter had dus +volk genoeg, want twintig man was voor zijn schip reeds voldoende +geweest. + +Zoodra alle matrozen aan boord waren, liet Van Halen het anker lichten, +hijzelf nam de post van stuurman waar, en de beruchte _Doodkist_ ging +tot een proeftocht onder zeil. + +Licht en bevallig als een trotsche zwaan gleed het slanke vaartuig over +de wateren, terwijl het door honderden menschen aan de haven met +bezorgdheid werd nageoogd. + +Het was op zee tamelijk stormachtig, maar »_De Vlugge Christina_" +doorkliefde de golven, den storm tegemoet, en verdween uit het oog der +toeschouwers, die eigenlijk niet wisten of zij waakten of droomden en +aan tooverij dachten. + +Twee dagen later wierp het schip zijn anker weer uit en baarde algemeen +opzien. + +Nu had Van Halen zijn mannen met zijn vaartuig vertrouwd gemaakt. Alle +vrees was voorbij; de matrozen erkenden nu, hoe véél het schip vóór had +boven andere vaartuigen en stelden thans ook een onbepaald vertrouwen in +hun genialen kapitein. + +[Illustratie] + +[Illustratie] + + + + +VIJFDE HOOFDSTUK. + +De eerste tocht. + + +Het jaar 1624 was berucht door zijn stormen en de veelvuldige ongelukken +die daar, in verband ook met den bouw der toenmalige zeeschepen, het +gevolg van waren. + +In dit jaar deed »_De Vlugge Christina_" haar eerste reis naar +Oost-Indië. + +Van Halen had een groot deel van zijn vermogen te Hamburg besteed aan +manufacturen, waarmee hij zijn schip bevracht had. Het stouwen was onder +zijn opzicht gebeurd en zoo voortreffelijk uitgevoerd, dat het vaartuig, +hoewel zwaar geladen, toch niets van zijn vlugheid verloor. Het was ook +met tien lange, metalen stukken gewapend, maar kon toch het meest nog +vertrouwen op zijn onbegrijpelijke vlugheid, gevolg van de heel +bijzondere tuigage en den zoo eigenaardigen bouw van den romp. + +Den vijfden December ging Van Halen in zee en den tienden had hij het +midden van den grooten Atlantischen Oceaan al bereikt. Maar hier +wachtten hem ál de ongemakken, die gedurende dien noodlottigen winter +zoo menig zeeman in gevaar brachten. Zoodra hij in volle zee was, brak +er een storm uit het Noordwesten los, vergezeld van hagel en sneeuw, die +negen volle dagen aanhield. Gelukkig, dat het schip geheel nieuw en zoo +bijzonder sterk was, want het werd ver weg geslingerd naar onbekende +gedeelten van den Oceaan. + +»De lucht is bepaald warm," zei Andries op zekeren dag, »en dat nog wel +in het hartje van Wintermaand!" + +»Ja," zei Van Halen, »ik geloof dat we snel de Zuidelijke luchtstreek +naderen, want ook het water is veel warmer. Jammer, dat de storm ons +verhindert, eenige waarnemingen te doen." + +De sneeuw was overgegaan in een dichten, aanhoudenden regen en zoo werd +»_De Vlugge Christina_" eindelijk in een gedeelte van de zee gedreven, +waar de Oost-Indievaarders nooit kwamen. + +Eenzaam kliefde het schip de golven. + +Op den negenden dag des avonds, toen de storm zich juist met vernieuwde +kracht verhief, riep Andries eensklaps: + +»Kijk neef, een schip!" + +Allen zagen nu een vaartuig, dat hevig met de golven kampte. Het had +niets behouden dan den mast, terwijl op »_De Vlugge Christina_" aan den +boegspriet, den voorsten en den grooten mast de zeilen nog in goeden +staat waren en Van Halen met behulp daarvan zooveel mogelijk Westwaarts +trachtte te sturen. + +»Nu kun je toch eens zien," zei Thomas, »met wat een verwonderlijke +snelheid ons schip voortgaat," want het vreemde vaartuig was nauwelijks +in het gezicht, of de »_Christina_" vloog het als de wind weer voorbij. + +Het was, hadden zij opgemerkt, een slavenschip dat zich stellig in nood +bevond, want er werden kanonschoten gelost, waarvan het geluid nog flauw +tot hen overwoei. + +Aan hulp verleenen viel echter niet te denken en binnen vijf minuten was +de »_Christina_" al een halve mijl Zuidwestwaarts gedreven. + +Het vreemde schip kwam uit Portugal en was naar Guinea bestemd; toen het +weer bedaarde herstelde het zijn averij en de bijgeloovige manschappen +vertelden naderhand dat hun, juist toen zij in den hoogsten nood +verkeerden, een vreemd gebouwd vaartuig zonder bemanning, dat de +Hollandsche vlag voerde, als een spookachtige verschijning met volle +zeilen was voorbij geijld. De matrozen sierden dit sprookje +onwillekeurig nog wat op, en in West-Indië was spoedig het verhaal van +een Hollandsch spookschip het onderwerp der gesprekken van alle rustende +zeelui. + +'s Nachts werd plotseling de lucht helder, tot groote vreugde van +schipper Van Halen. »Andries? haal me den Jacobstaf[C] eens!" riep +hij.»Ik wil dadelijk eenige waarnemingen doen!" + +[C] Van sextanten wist men toen nog niet af. + +Met verbazing bevond hij, dat hij de linie al gepasseerd was en den +vijfden graad Zuiderbreedte had bereikt. Hij kòn het haast niet +gelooven. Maar toen den volgenden middag de wind naar het Oosten liep en +de gloeiende zonnestralen het teer op het schip vloeibaar maakten, toen +de waarnemingen van zijn matrozen allemaal precies zoo uitkwamen als die +van hem, zie, toen ging er een luid gejuich op, want nu bleek, dat het +schip, in weerwil van den storm, binnen den korten tijd van _zestien_ +dagen 1150 zeemijlen had afgelegd. + +Met een haast bijgeloovigen eerbied beschouwden nu de zeelui den man, +die zóó iets wonderbaarlijks had uitgevonden. Thomas hechtte zich van nu +af aan zijn meester met de trouw van een hond. + +En Van Halen zelf? O, hij voelde zich onuitsprekelijk gelukkig, nu al +zijn arbeid en denken ten slotte zoo schitterend werden beloond, nu +ervaren zeelui als de zijne telkens en telkens weer een uitroep van +bewondering slaakten, zoo vaak zij een nieuwe voortreffelijkheid, een +nieuwe verbetering aan tuig of romp ontdekten. + +Er was dan ook doorloopend een aangename stemming aan boord en dat die +er _in_ bleef bij de bemanning, daar zorgde Thomas genoegzaam voor. + +Thomas zat geregeld vol gekheid en guitenstreken; van een zak en een oud +buis bijvoorbeeld wist hij een beer in elkaar te zetten zoodat hij den +scheepsheelmeester er eens den grootsten schrik mee op het lijf joeg, +toen hij het nagebootste dier in de schemering om een hoekje van de +kajuit plaatste; met een stukje touw of eenige andere kleinigheid wist +hij de aardigste kunstjes; hij zong liedjes die geen der matrozen kende +om de eenvoudige reden dat hij ze zelf berijmde op bekende wijzen; hij +kon griezelige geschiedenissen vertellen, dat zelfs de ruwste matrozen +er bij huiverden en dan weer verhaalde hij een zoo kluchtig avontuur, +tijdens zijn rondzwerven als marskramer beleefd, dat de bemanning +schaterde van pret. + +Soms echter waren zijn streken wel eens onaangenaam voor den persoon, +die er bij betrokken was, maar ook dan nog bleven zij toch meestal +onschuldig. + +Zoo had de kok een vriend aan boord, dien hij de grootste genegenheid +toedroeg en dikwijls met welbehagen op den rug kon kloppen, hem prijzend +om zijn voortreffelijkheid. + +En toch--zoo wreed is het noodlot soms--hij moest hem dooden met eigen +hand. + +De vriend was namelijk een vet varken. + +Om af en toe eens versch vleesch te hebben had Van Halen er een vijftal +meegenomen, waarvan dit het zwaarste was; de vier andere zouden tijdens +de reis vetgemest moeten worden. + +De kok kon soms, tijden aanéén, met zijn pijpje in den mond, genoeglijk +naar het logge dier zitten kijken; of hij trakteerde het op de lekkerste +hapjes van hetgeen er van het middagmaal was overgebleven. En terwijl +het varken at, krauwde de kok het liefkozend tusschen de ooren. + +Maar eindelijk moest zijn dierbare vriend er toch aan gelooven; en het +werd hoog tijd inderdaad, want hij was zóó vet, dat hij niet eens meer +loopen kon. + +Zuchtend sleep de kok in de kombuis zijn mes, zuchtend onderzocht hij, +op den nagel van zijn duim de scherpte der snede en met nog veel dieper +gezucht trad hij eindelijk op zijn lieveling toe. + +Deze zat hem echter reeds in alle voornaamheid af te wachten: Een ronde +hoed met slappen rand, dien de kok enkel bij feestelijke gelegenheden +droeg, dekte zijn kop! Een mantel omhulde zijn plomp lichaam, terwijl +een breede, witte halskraag aan het domme varkensgezicht een vreemde +waardigheid verleende. Daarbij stond, op een omgekeerd vaatje als +lessenaar, een opengeslagen boek schuin omhoog voor den vetten sinjeur +opgericht, waarin het scheen dat hij met groote deftigheid zat te lezen. + +Nauwelijks kreeg de kok deze dwaze vertooning te zien, of hij werd rood +van kwaadheid, terwijl hij riep: »Dat heeft me natuurlijk die weergasche +Thomas geleverd!" + +Met dreigende houding en blik keek hij rond, opgewonden tierend: »Waar +zit hij, die galgestrop, die caronje, die ... die ..." + +Hij was buiten zichzelf, hij kón niet meer. + +De geheele bemanning vloog naar het varkenshok, om te zien wat er gaande +was. + +Toen dreunde opeens een bulderend gelach, want de matrozen vonden de +grap allerkostelijkst. + +»Ik wist niet, dat meneer Knor familie van je was!" grinnikte er een. + +»Ei kom, dat kan je toch wel zien," plaagde een ander; »ze hebben zelfs +samen één kleerenkast!" + +»Nu ik zou wát trotsch zijn op zoo'n bloedverwant," zei weer een derde, +»'t lijkt wel een rechtsgeleerde!" + +Daar kwam de kapitein op het leven af. + +De kok schoot onmiddellijk op hem toe, zoodra hij den gezagvoerder in 't +oog kreeg en riep: »Kapitein, u moogt dien Thomas, dien schelm, wel eens +duchtig onder handen nemen, want hij heeft ..." + +Ongelukkig voor den armen kok kon echter ook Van Halen zijn lachlust +niet bedwingen en keerde zich dadelijk om, terwijl hij proestend weer in +de kajuit verdween. + +Daar ontbood hij echter Thomas bij zich en gaf hem er het een en ander +te doen, om den jongen voor dien dag onder het oog van den kok vandaan +te houden. + +Met deze en dergelijke grappen en dwaasheden, maar vooral ook door zijn +hulpvaardigheid, won Thomas zich steeds meer en meer de gunst der +matrozen. Zoo'n scheepsjongen was wat wáárd, meenden zij, die bracht nog +eens wat afleiding in het dagelijksch leven aan boord! + +En intusschen spoedde het schip zich maar immer over de golven en had +reeds den negentienden dag, dus na een reis van vijf-en-dertig dagen, de +kust van Brazilië in het gezicht. + +Hier ontmoetten zij een menigte schepen, maar »_De Vlugge Christina_" +vloog die alle als een vogel voorbij. Oorlogsschepen praaiden het +ongewone vaartuig, maar Van Halen lette er weinig op; woedende kapiteins +zonden het kogel op kogel na, maar niet één, die het bereikte. Als een +spooksel verdween het vlugzeilende vaartuig uit de drukbezochte +Amerikaansche wateren en snelde ver naar het Zuiden heen. + +Daarna wendde Van Halen den steven naar het Oosten en ging op zoo'n +grooten afstand om de Kaap, dat hij geen land zag en ook geen enkel +schip ontmoette. + +Eindelijk bereikte hij de Indische zee, maar hier, in die wateren vol +klippen en eilanden, werd zijn geduld op allerlei wijzen op de proef +gesteld. Toen hij op de hoogte van den keerkring gekomen was, werd het +volkomen windstil, zoodat hij in vijf dagen niets vorderde. Maar op den +zesden dag verhief zich een haast onmerkbaar koeltje, tegen den avond +nam dit nog wat toe, en het vlugge schip, dat bij den minsten wind al in +beweging kwam, vloog weer als een zeemeeuw over de golven. + +Tegen middernacht waarschuwde een van de wachthebbende matrozen +plotseling: »Schip in zicht!" + +Van Halen en Andries, die zich ter kooi begeven hadden, waren nu in een +oogenblik aan dek. De heldere maan bescheen weldra de volle zeilen van +het vaartuig en toen de »_Christina_" het nog meer naderde, bleek het +een groote, Hollandsche Oost-Indievaarder te zijn. Maar het lompe, logge +gevaarte lag doodstil, terwijl de »_Christina_" vlug en bevallig over +het effen zeevlak gleed.--Door de bemanning van het andere vaartuig werd +dit met bijgeloovige verbazing aangezien. + +Toen zij van hun eerste verrassing wat bekomen waren, verzochten en +kregen zij verlof, om met een sloep aan boord te komen. + +Daar de zes roeiers uit angst voor het vreemde vaartuig verzocht hadden, +in de boot achter te mogen blijven, betrad alleen de stuurman het dek. + +Met de grootste verwondering bekeek de man het vaartuig van Van Halen en +toen die hem vertelde, en in zijn scheepsjournaal aantoonde, dat hij van +Hamburg tot hier geen volle drie maanden onderweg was, toen steeg zijn +verbazing op het hoogst. »Hoe is het mogelijk! hoe is het mogelijk!" +riep hij uit. »En _wij_ zwalken al 278 dagen op zee en de Hemel weet, of +het nog geen 10 weken zal duren, éér we Java bereikt zullen hebben!" En +opnieuw bekeek de vreemdeling het schip en zijn tuig, waarvan hem alles +even raadselachtig voorkwam. + +Aan boord van zijn eigen vaartuig teruggekeerd, raakte hij niet +uitgepraat over wat hij gehoord en gezien had en met ontzetting zag zijn +volk, terwijl zij zelf nog altijd onbewegelijk lagen, het wonderschip nu +verder en verder zweven, totdat het aan den gezichteinder verdween. + +»_De Vlugge Christina_" kreeg meer en meer wind en bereikte eindelijk +zonder verdere ongemakken Java, waar men het anker wierp voor de reede +van Bantam. De geheele reis, van Hamburg tot hier, met een vrij grooten +omweg nog wel, bleek afgelegd te zijn in nog geen 170 dagen. + +Van Halen ging aan wal, waar hij zijn papieren moest toonen, en zich van +het bestuur der Oost-Indische Compagnie voor een vrij groote som het +recht koopen, om handel in de kolonie te drijven. + +Het werd hem toegestaan. + +Al wat hij had meegebracht wist hij nu spoedig en heel voordeelig te +verkoopen, waarna hij ballast innam, om vervolgens naar de Molukken te +stevenen. Hier laadde hij de kostbaarste specerijen, voer, al +handeldrijvend, van de eene eilandengroep naar de andere en nam, na zijn +schip rijkelijk beladen te hebben, de terugreis naar Europa weer aan, +waar hij, na een afwezigheid van 503 dagen, het anker wierp voor +Amsterdam. + +[Illustratie] + + + + +ZESDE HOOFDSTUK. + +Van Halen neemt een noodlottig besluit. + + +De tocht van schipper Van Halen met het door hem zelf uitgevonden +vaartuig werd druk besproken. + +Toen Andries tegen den avond een van de herbergen aan het IJ +binnenstapte om er een kan _Haarlemsch_ te drinken, zaten ook dáár de +aanwezigen er druk over te redeneeren. + +»Ik zeg maar," schreeuwde een scheepsbarbier, een klein, zwetserig +kereltje, met hooge, gillende stem: »Ik zeg maar, dat het nu feitelijk +bewezen is, dat de berekeningen van schipper Van Halen juist waren. En +dat heb ik _altijd_ gezegd, ofschoon ieder indertijd volhield, dat de +uitvinding van den knappen schipper geen halve duit waard was!" + +»Och wat!" gromde een scheepstimmerman, »heb je er zelf indertijd niet +het hardst van allen den draak mee gestoken?" + +»_Ik!_" gilde het mannetje, rood van inspanning en verontwaardiging, +»_ik?_ Een man van ontwikkeling?! Dat is immers te dwaas om los te +loopen!" + +»En _ik_ zeg je, dat je 't wèl gezeid hebt!" bulderde de +scheepstimmerman. + +»Bedaar, bedaar! vriend Jaspersz!" piepte het kereltje, terwijl hij +angstig achteruit schoof; »ik heb dat wel eens _gezègd_, zeker, zeker! +Maar uit gekheid, weet je?" + +»Jawel," gromde de scheepstimmerman, »zoo kan je natuurlijk je d'r +altijd uit redden." + +»Hoor eens!" piepte de barbier, die, nu hij zag dat Jaspersz bedaarder +was geworden, weer wat moed begon te krijgen, »ons vroeger oordeel doet +er eigenlijk ook weinig aan toe; _dit_ is zeker: Door Pieter Van Halen +is de scheepsbouwkunst een heele stap vooruit gebracht. Heb _jullie_ +ooit een schip gemaakt, dat in den ongelooflijk korten tijd van een jaar +de reis naar de vèrste deelen van Indië kon doen?" + +»En dat zoo weinig vòlk noodig heeft?" voegde een ander zeeman er bij. +Ofschoon ik dáár nu juist niet zoo mee ingenomen ben." + +»En dat waaròm niet?" gilde het scheepsbarbiertje weer. + +»Waaròm niet? Wel, dat is dunkt me zoo klaar als een klontje: Het +vaartuig van schipper Van Halen heeft maar een derde van de manschap +noodig, die een ander schip van dezelfde grootte vereischt. Een +heeleboel zeevolk zal daardoor moeten leegloopen, als het gauw allemáál +van die nieuwerwetsche schepen worden!" + +»Och wat!" gilde het stemmetje van den barbier nu weer. »Hoe korter reis +en hoe minder manschap hoe voordeeliger voor de reeders. Die zullen dus +meer schepen gaan bouwen, er zullen meer reizen worden gemaakt en ten +slotte worden de zeelui er nog beter in plaats van slechter van." + +»Ja, als het de reeders goed gaat," zei weer een ander, »dan varen ook +de zeelui daar wel bij." + +»En wat een verbetering met betrekking tot de gezondheid!" krijschte de +barbier weer; »want bij schipper Van Halen behoeven niet zooveel +menschen in een beperkte ruimte opgehoopt te worden als op andere +schepen. En doordat de reis met dat schip maar zoo kort duurt, is er +lang zooveel gevaar niet, dat het volk gebrek aan mondbehoeften en goed +drinkwater zal krijgen, waardoor scheurbuik schier onmogelijk wordt!" + +»Bovendien," zoo mengde zich Andries nu in het gesprek, »hebben we nù +den tocht gedaan bij het ongunstigste weer. We mogen dus hopen, dat er +onder meer gunstige omstandigheden nog voordeeliger uitkomsten te +wachten zijn." + +»_We?_ heb je dan de reis meegemaakt?" riepen verscheidene stemmen. + +»Ja, dat heb ik. Schipper Van Halen is mijn neef," zei Andries met +zekeren trots. + +Van alle kanten werd hij nu met vragen bestormd, waar maar geen eind aan +scheen te komen. + +»Nu, vriendschap!" zei ten slotte een van de aanwezigen, »na zoo'n +gelukkigen uitslag is voor je neef zijn fortuin zoo goed als gemaakt. Je +zult zien, het régent straks aanbiedingen, de een al mooier dan de +ander, van rijke reeders die ook zulke schepen willen hebben." + +»Ik vrees, dat het hun weinig zal baten," gaf Andries ten antwoord. + +»En dat waarom?" riepen verscheidene gasten verwonderd. + +»Wel, toen mijn neef, jaren geleden, met zijn uitvinding voor den dag +kwam, heeft niemand hem willen helpen. Integendeel, overal waar hij zich +aanmeldde, werd hij bespot en uitgelachen...." + +»Ah, jawel," viel een matroos hem in de rede: »Vroeger, toen ik jullie +noodig had, zal hij denken, wou jelui niemendal van me weten; wel nou, +loop jullie dan nou óók maar naar de maan!" + +»Ja, zoo denkt hij er precies over," bevestigde Andries, betaalde zijn +bier en stapte de herberg uit. + +Nauwelijks had hij die verlaten, of hij werd door een der aanwezigen, +die slechts zwijgend geluisterd had, gevolgd en staande gehouden: + +»Zeg vriendschap!" zei de vreemdeling, »zou je neef heusch geen plan +hebben om, zelfs voor veel geld, zijn uitvinding bekend te maken?" + +»Ik zou het niet denken, vriend!" gaf Andries ten antwoord. + +»Jullie moet dan wel heel rijk zijn," ging de man voort, »om ter wille +van een misplaatst eergevoel zelfs een schitterende aanbieding van de +hand te wijzen!" + +»Jullie? Mijn neef wil u zeggen. Want ik voor mij bezit geen duit!" + +Dat was het juist, wat de vreemdeling wilde weten. Vandaar dat hij met +opzet het meervoud had gebruikt. »Welnu, als dat wààr is, dan zul je er +toch ook niet op tegen hebben, om op een gemakkelijke manier een honderd +gulden te verdienen." + +Honderd gulden verdienen op een gemakkelijke wijze! Andries' oogen +schitterden! Want hij had, helaas, voor een groot deel de geldzucht van +zijn vader geërfd! + +»En wat zou ik daarvoor dan moeten doen?" vroeg hij gretig. + +»Al heel weinig. Luister maar: Ik ben scheepsbouwmeester en het zou mij +veel waard zijn, als ik óók zulke schepen als »_De Vlugge Christina_" +kon maken. Daarom wil ik aan je neef het voorstel doen om hem, voor een +groote som desnoods, zijn uitvinding af te koopen. Ik begrijp echter +heel goed, dat dit niet dadelijk zal gelukken. Maar je hebt misschien +invloed op hem. Welnu, tracht dan, zoodra ik weer vertrokken ben, uw +neef te bewegen mijn voorstel aan te nemen. Gelukt je dit, dan betaal ik +je onmiddellijk honderd gulden uit!" + +»Aangenomen!" zei de jonkman. + +»Laten we dan afspreken, dat we elkaar precies over veertien dagen weer +in dezelfde taveerne van hedenavond zullen ontmoeten." + +»Top!" riep Andries, waarna hij den vreemdeling verliet om weer naar +boord te gaan. + +Reeds den volgenden morgen werd den kapitein door den scheepstimmerman +een inderdaad schitterend aanbod gedaan. Maar Van Halen, die in den man +een van zijn vroegere tegenwerkers herkende, weigerde beslist. Andries +deed wat hij kon om neef Pieter tot andere gedachten te brengen, +maar--niets mocht baten. Dit maakte hem verdrietig en daar van het +onderwijs in den eersten tijd tòch niets komen zou, vroeg en kreeg hij +verlof om eens voor een week naar zijn familie in Rotterdam te gaan. +Want men moet weten, dat na den aanval zijn vader het toch maar veiliger +geacht had, om weer dáár te gaan wonen. + +Aanhoudend dacht Andries aan de halsstarrigheid van zijn neef, die hem +verhinderde in één oogenblik honderd gulden te verdienen. O, als _hij_ +die uitvinding eens gedaan had, als _hij_ die plannen en teekeningen +eens bezat! Wat zou hij er zaken mee doen! Voor duizenden guldens zou +hij ze verkoopen.... + +Maar--hij hàd ze nu eenmaal niet. En Pieter, die ze wèl bezat, liet ze +nu verder ongebruikt vergelen. Wáár zouden ze liggen? In de kast +natuurlijk, die neef altijd zoo zorgvuldig gesloten hield.... Maar als +die kast nu te eeniger tijd toevallig eens los was, zou het dan zoo erg +wezen als hij, Andries, die papieren er uit nam en ze voor veel, veel +geld verkocht? Ze lagen daar immers toch maar renteloos! Pieter zou er +dus heelemaal geen schade bij hebben.... + +Zóó mijmerde Andries voort en hoe méér hij er over dacht, hoe méér zijn +geldzucht hem aandreef, zich van die plans en teekeningen meester te +maken. + +Na een week reeds keerde hij naar Amsterdam terug, vást besloten, om +zijn voornemen ten uitvoer te brengen, zoodra de gelegenheid maar +gunstig was. + +Onder die omstandigheden vond hij het nu zelfs gelukkig, dat zijn neef +zoo halsstarrig geweigerd had. »Maar," zoo vroeg hij zich af, »zal +Pieter bij zijn weigering _blijven_?" + +Spoedig bleek hem echter, dat voor die vrees weinig grond bestond. Wel +ontving Van Halen van alle kanten uitnoodigingen en bezoeken, wel kreeg +hij van alle kanten aanzoeken om modellen te maken volgens _zijn_ +stelsel; ja, poogden de Oost-Indische Compagnie en de Hooge regeering +zelfs hem over te halen tot mededeeling van zijn uitvinding, maar +schipper Van Halen bleek niet te vermurwen. Hij was nu met hart en ziel +koopman geworden en trachtte alleen in _die_ hoedanigheid van zijn +uitvinding zooveel mogelijk voordeel te trekken. Zijn eischen liepen dus +buitensporig hoog, zoodat de regeering van alle verdere onderhandeling +met hem afzag. + +Particulieren die dit hoorden, waagden het nu heelemaal niet meer. Maar +van dat oogenblik af aan trachtten alle mogelijke scheepsbouwmeesters, +die tòch al het land aan Van Halen hadden, zijn uitvinding te +kleineeren. Volgens hun oordeel was »_De Vlugge Christina_" een schip, +dat slechts zoo kon worden gemaakt, omdat het zoo'n _klein_ vaartuig +was. Groote schepen zou men op die manier niet kunnen bouwen, ging men +zeggen. In het kort, wangunst en boosaardigheid deden wat zij konden, om +den roem, dien Van Halen als uitvinder reeds verworven had, zoo klein +mogelijk te maken, zoodat weldra de meeste menschen de overtuiging +hadden, dat Van Halen een heel gewoon schippertje, maar een geweldig +groote bluffer was. + +Andries begreep echter, dat de mannen van het vak voor zich zelf wel +beter wisten en dat het bezit van neef Pieters teekeningen nog alle +waarde voor hen hebben zou. + +Op den bepaalden tijd begaf hij zich naar de herberg, waar hij, volgens +afspraak, den scheepstimmerman zou ontmoeten. Nu de zaken zoo'n keer +hadden genomen, had hij echter weinig hoop, den vreemdeling daar aan te +treffen. Zooveel te grooter was dus zijn verrassing, toen hij er den man +toch zitten vond. + +»Je bent er niet in geslaagd, je neef tot andere gedachten te brengen?" +vroeg de vreemdeling zacht, om niet door de aanwezigen gehoord te +worden. + +»Neen," zei Andries, »maar wat zou het u waard zijn," fluisterde hij, +»als _ik_ u die ontwerpen verschafte?" + +»De zaak loopt prachtiger van stapel, dan ik had durven hopen," dacht de +vreemdeling, die juist gekomen was om Andries, wiens geldzucht hem den +vorigen keer vrij duidelijk was gebleken, tot die slechte daad over te +halen. + +»Wat mij dat waard zou zijn? Stellig wel een duizend gulden!" + +»Neen, voor zoo'n bagatel wil ik het niet doen," was het antwoord. + +Lang en druk werd er daarop gefluisterd en het gevolg was, dat Andries +op zich nam, den vreemdeling voor tienduizend gulden de papieren, die op +de uitvinding betrekking hadden, in handen te spelen. + +Van dat oogenblik af bespiedde hij zorgvuldig de kast die neef Pieter +tot eigen gebruik diende. Maar op welk uur van den dag hij ook de kajuit +binnen sloop, steeds vond hij ze gesloten. Eens, toen Pieter zich aan +dek bevond, beproefde Andries den sleutel van zijn eigen kast op het +slot, maar tot zijn spijt bleek die niet te passen. + +Wat nu gedaan! Wachten tot Pieter bij ongeluk de kast eens niet afsloot +kon hij niet lang meer, want de noodige herstellingen aan het schip +waren al gedaan, de lading was al zoo goed als binnen en over een paar +dagen zouden zij weer in zee steken. Neen, hij moest zijn slag slaan, nu +of morgen, anders was het te laat! Maar _nu_, dat ging niet, want alle +matrozen waren aan dek. De verdenking zou dus dadelijk op hém vallen ... +Zou het moeilijk gaan, de kast open breken? Hij rukte even aan de +deur.--Er kwam beweging in ... Ze zou gemakkelijk los te breken zijn ... +Zonder veel geluid stellig ... En--Pieter sliep altijd vast ... O, van +nacht, van nacht ... Ja, dan moet het gebeuren ... Morgen--dan was het +misschien te laat. + +Pieter was dien dag druk in de weer geweest, want hij wilde dat het +stouwen van de lading, evenals vroeger, geheel onder zijn toezicht zou +geschieden. Moe van alle beslommeringen begaf hij zich eindelijk naar +bed en sliep dadelijk in. Hij droomde van de nieuwe reis, die hij met +zijn geliefd schip weer ondernomen had. »_De Vlugge Christina_" vloog +weer, licht als een veertje, over de golven. Schepen van allerlei natiën +snelde hij voorbij, tot hij ze in een oogenblik ver achter zich gelaten +had. In weinige dagen was hij reeds de warme luchtstreek genaderd. Hij +had nog geen waarneming gedaan, maar hij voelde het duidelijk aan den +lauwen adem van den wind, die langs zijn wangen streek. Op eens, midden +in den nacht, zag hij dreigend een donkere klip uit den oceaan omhoog +steken. Hij wilde haastig het roer wenden, maar, door een onbekende +oorzaak was dit onbruikbaar. Hij poogde te schreeuwen, om den bijstand +der matrozen in te roepen, maar het scheen of zijn tong verlamd was. En +intusschen naderde het vaartuig al sneller en sneller de klip, waar het +regelrecht op afliep ... Reeds zag hij de klip vlak voor den boeg ... +reeds hoorde hij een onheilspellend gekraak ... Toen werd hij wakker. + +Gelukkig, hij had slechts _gedroomd_. + +Maar dat gekraak dan, dat was toch géén droom geweest. Dat had hij +duidelijk gehoord. + +Hij richtte zich op en keek rond. + +Plotseling ontwaarde hij in een hoek van de kajuit een donkere gestalte, +die zich over een menigte papieren heenboog, in de grootste wanorde over +den grond verspreid. + +Bliksemsnel greep hij naar het pistool, dat altijd onder zijn bereik lag +en sprong het bed uit. Maar zijn hand zonk machteloos weer neer, want in +hetzelfde oogenblik had hij, bij het bleeke licht van de maan dat door +een der ruiten van de kajuit drong, in den dief zijn eigen neef herkend. + +»Groote God!... Andries!! Jij?" riep hij vol ontzetting. + +»Pieter ... ik ... ik ..." + +»Weg!! Weg!!" schreeuwde Van Halen met heesche stem. Want die geopende +kast, die papieren, over den grond verspreid, deden hem met smartelijke +helderheid eensklaps alles begrijpen. + +»Je bent--o, je bent een ellendeling!.. Weg! Weg!" kreet Pieter opnieuw. + +Doodsbleek en sidderend van angst greep Andries de deur van de kajuit en +verdween als een schim in den nacht, om nooit weer aan boord te komen. + +Van Halen verzamelde nu alles wat op den grond lag en sloot de kast, +waarna hij zich als wezenloos in een stoel liet neervallen. + +De papieren, die op zijn uitvinding betrekking hadden, had Andries niet +kunnen vinden, omdat die op een geheime plaats achter het beschot +bewaard werden. Niettemin had dit voorval Van Halen geweldig geschokt. +Van alle kanten door vijanden omringd, zonder vrouw of kind om hem lief +te hebben, had hij al zijn genegenheid, al zijn hoop op dezen +schranderen jongeling gevestigd. En zijn plan stond reeds vast om zijn +geheele bezitting aan hem te vermaken en, door hém, zijn uitvinding, die +hem dierbaar was boven alles, eenmaal aan de wereld over te dragen. + +Maar van nu af had hij niemand, niemand meer aan wien hij zich hechtte; +van nu af aan zou zijn hart voor ieder gesloten zijn. Wie ter wereld was +dan ook nog te vertrouwen, als zelfs hij, voor wien hij alles, alles had +willen zijn, ja, dien hij tweemaal zelfs het leven had gered, hem nog +ellendig bedroog? Neen, hij zou Europa verlaten en, (als een eeuwige +zwerver,) nooit weer terugkeeren naar het werelddeel, waar hij zulke +bittere ervaringen had opgedaan. + +In treurige overpeinzingen en plannen voor de toekomst verdiept, zat hij +nog lang na middernacht in de kajuit. Tegen den morgen had hij zijn +besluit genomen. Hij stond op, legde een flink vuur aan en haalde toen +uit de geheime kast al de papieren, die op zijn uitvinding betrekking +hadden. Stuk voor stuk wierp hij ze in de vlammen en zag toe, hoe de +arbeid en inspanning van schier heel zijn leven snel door de gretige +vlamtongen omkronkeld en verteerd werden. Een traan rolde langs zijn +door de zon gebruind gezicht--het was de laatste warmte-uiting van een +gemoed, dat plotseling verkild was. + +Toen stond Van Halen op. Hij was een geheel ander mensch geworden. Moe +van den hevigen schok en het droevige peinzen en denken, wierp hij zich +opnieuw op zijn leger neer, vol heftigen haat voor de menschen, van wie +hij zijn leven lang niets dan spot, miskenning en laagheid had +ondervonden. + +In sombere stemming kwam hij dien morgen aan dek. »Mannen," sprak hij, +nadat hij al zijn matrozen om zich heen verzameld had: »ik heb besloten, +Europa voor goed te verlaten. Wat mij tot dit besluit bewogen heeft, +doet er weinig toe. Ik dwing niemand om met mij te varen, die er niet +vrijwillig toe overgaat. Wie echter lust heeft met mij te vertrekken +waarheen ik verkies, zal nooit mogen vragen waaróm ik _dit_ doe of +_dat_; wànneer wij zullen landen of wáar wij zullen aankomen, want van +nu af geef ik niemand rekenschap van mijn doen of laten meer. Ieder, die +deze voorwaarde aanneemt, beloof ik een dubbele gage en eenmaal, wanneer +hij voor den dienst ongeschikt wordt, een rijkelijk pensioen. Ieder, die +dat _niet_ wil, kan vandaag nog in mijn kajuit komen om zijn loon en +desnoods dadelijk vertrekken. Morgen echter gaan wij onder zeil." + +Negentien van zijn manschappen, allen kloeke, onverschrokken kerels, +sloten nu een verdrag met hem, overeenkomstig de voorwaarden die hij had +gesteld. Ook Thomas, nu als matroos meevarend, sloot zich bij hen aan. +De vijf overigen waren getrouwde mannen en verlieten het vaartuig en +zijn kapitein, die zij beide lief hadden gekregen, met een gevoel van +weemoed, zooals ze nog bij geen enkele afmonstering gekend hadden. + +Van Halen zag ze echter onverschillig vertrekken. + +Den volgenden dag liet hij, tegen den avond, de ankers lichten zonder +zijn pas te vertoonen, waarop het wachtschip onmiddellijk van wal ging +om hem aan te houden. + +Maar onder het gejuich der matrozen liet Van Halen de Hollandsche vlag +hijschen. Een zwarte wimpel waaide van den grooten mast als bewijs, dat +hij zoowel met zijn vaderland als met ieder ander wilde breken, en +spoedig was het vlugge vaartuig als een waterspook uit het gezicht +verdwenen, ofschoon het oorlogsschip alle zeilen bijzette en het kogel +op kogel nazond. + +[Illustratie] + +[Illustratie] + + + + +ZEVENDE HOOFDSTUK. + +In de haven van Port-Royal. + + +Zoodra Van Halen in volle zee was liet hij den steven naar het Zuiden +wenden, stuurde de volgende dagen bij een goeden wind langs de kusten +van Normandië en liep eindelijk de golf van Biscaye binnen. Hier, in het +meest stormachtige gedeelte van de zee die Europa bespoelt, had het +schip veel te lijden van vreeselijke windvlagen en hooggaande golven; +maar daar het zoo voortreffelijk ingericht was, waren Van Halen en zijn +klein getal manschappen toch volkomen in staat hun vaartuig te blijven +besturen. Den vijfden dag zeilde hij des nachts, terwijl de storm loeide +en de regen in stroomen neerviel, niet zonder gevaar, dicht langs de +kust, om de rotsachtige Kaap Finisterre heen. + +De sombere stemming van Van Halen bracht hem in een toestand, waarin hij +voor geen enkele onderneming meer terug beefde. Het leven had voor hem +alle bekoorlijkheid, alle waarde verloren en dat van zijn medemenschen +telde hij daarom even weinig als het zijne. Alleen het op de proef +stellen van zijn geliefd schip achtte hij nog de moeite waard; alleen +dàt denkbeeld kon hem nog bekoren. Daarom onderwierp hij het dolzinnig +aan de vreeselijkste proeven en hoe onverschrokkener en vermeteler hij +alles op het spel zette, des te schooner uitkomsten leverde zijn +bouwkunst op. + +Opdat echter niemand zou raden, wat hij wilde beproeven, stond hij in de +gevaarlijkste oogenblikken zelf aan het roer en riep zijn manschappen de +noodige bevelen toe door den scheepsroeper. Met de kracht van een reus +verrichtte hij alleen het werk, waartoe men op andere schepen +onderscheidene manschappen noodig heeft. + +Toen hij, in weerwil van den storm, dicht bij de Spaansche kust kaap +Finisterre omzeilde, was het wéér zoo'n gevaarvol oogenblik. Het was +omstreeks negen uur 's avonds, toen de matrozen van de wacht hem den +glinsterenden lichttoren van Villano aanwezen, die als een flauw +schijnende ster op de golven scheen te dansen. + +Van Halen antwoordde niets, maar hield zijn schip, dat ondanks den storm +vele zeilen bijhad, een weinig meer van de kust af, terwijl hij +intusschen van tijd tot tijd een snellen blik op het nabij zijnde land +wierp. + +Spoedig verscheen er ten Zuidoosten een tweede lichtpunt. Het was de +vuurtoren van Torrinana. + +Toen Van Halen dit tweede, hem welbekende licht zag, bleek hem daaruit, +dat hij thans aan bakboord de beruchte klippen van Torrinana en +Corrubion kreeg en nu gaf de roekelooze aan zijn ontstelde manschappen +bevel om, behalve de zeilen die al stonden, het fokkezeil op te halen, +waardoor het schip een ontzettende vaart moest krijgen, of te midden van +de branding zijn wissen ondergang tegemoet gaan. + +Zoodra het fokkezeil bijgezet was schoot het schip met zóó'n kracht +vooruit, dat Van Halen niet meer bij machte was om alléén het roer te +regeeren en daarom een van zijn sterkste matrozen te hulp riep. + +'t Was een moedig en ervaren zeeman, die niet kon nalaten hem opmerkzaam +te maken op den gevaarlijken toestand waarin het vaartuig verkeerde. + +»Schipper," riep hij, »wij drijven naar de klippen af!" + +»Waarachtig niet," schreeuwde Van Halen, »we zeilen er op dit oogenblik +om heen!" + +Plotseling schitterde er iets als de bliksem, waarop de knal volgde van +een zwaar stuk geschut. + +In het volgende oogenblik zag men den omtrek van een groot schip zonder +masten, dat door wind en golven landwaarts gedreven werd. + +»Groote God! Wat is dat?" riep de man die naast Van Halen stond. + +»Stuurboord!" klonk het bevel. »Het is een schip; over een minuut moet +het vergaan!" + +Men hoorde eenige flauwe kreten, daar »_De Vlugge Christina_" in dat +oogenblik op geen pistoolschot afstands achter den spiegel van het +vreemde vaartuig voorbij gleed. + +Er werd nog een schot gelost en bij het flikkeren herkende men de vlag +en zag men langs de zij van het schip talrijke monden van zware stukken +geschut, en dat zich een groote menigte menschen aan boord bevonden, die +in wanhoop rondliepen. + +Nu hoorde men een verschrikkelijk gekraak, dat zelfs boven het bruisen +van de golven en het gehuil van den wind uitklonk. + +De matroos sidderde en bad overluid: »Barmhartige God, sta ze bij!" + +»Het is gebeurd!" sprak Van Halen ijzingwekkend koud. + +»_Al_ die menschen?" riep de matroos ontzet. + +»Ja!" was het antwoord, koud en gevoelloos uitgesproken, alsof het de +onbeduidendste zaak ter wereld gold. + +Men zag weldra niets meer van het vreemde schip. + +Toch kwamen nog enkele schipbreukelingen op de wrakken van hun vaartuig +aan de kust, waar zij gered werden. + +Het is licht te begrijpen dat het reeds bestaande geloof aan een +spookschip onder Hollandsche vlag, door de verhalen van deze +schipbreukelingen nieuw voedsel ontving. + +De buitengewone beweeglijkheid en de goede bouw redden Van Halen's +vaartuig van het wisse verderf, waaraan hij het bijna moedwillig had +prijs gegeven. Reeds na vijf dagen zeilde het ten Westen van Cadix, liep +onder Engelsche vlag, deze haven binnen, nam eenige ververschingen in, +benevens een grooten voorraad kostbaren Spaanschen wijn en stak toen +weer in zee om naar de Canarische eilanden te zeilen. In volle zee +heesch Van Halen de Hollandsche vlag weer en voer rustig daarheen, +onbekommerd over hetgeen hem zou kunnen bejegenen. + +Spoedig kwam in de verte een groot schip te zien dat zijn geheelen +achtermast en al de raas, stengen en rondhouten van de andere masten +verloren had. + +Men gaf noodseinen, maar Van Halen zond zijn volk tusschendeks en +bekreunde zich er niet om. + +De zonderlinge handelwijze van den anders zoo menschenlievenden man +wekte onder het scheepsvolk niet weinig verwondering en ontevredenheid +op. Niemand durfde echter zijn gevoelen uiten.--Het vreemde vaartuig +bleef spoedig achter en verdween in de verte. + +Maar nu meldden de matrozen, dat op een zeemijl afstand een boot vol +volk te zien was, dat zeker schipbreukelingen moesten zijn. Van Halen, +wiens stemming hoe langer hoe somberder werd, hoe meer hij zich aan den +omgang met zijn tochtgenooten onttrok, antwoordde niets, maar beval aan +zijn manschappen, om zich op het dek neer te leggen en niet eerder op te +staan, vóór hij het hun gebood. + +De vreemde boot roeide uit alle macht, om zooveel mogelijk het +snelzeilende schip te achterhalen. Maar tevergeefs riepen de +ongelukkigen om hulp en medelijden, tevergeefs spanden zij hun laatste +krachten in om het schip te naderen en desnoods met geweld aan boord te +komen. »_De Vlugge Christina_" vloog hen voorbij en liet de boot niets +na dan eenige kringen in het water. + +Vijf minuten later was het schip van Van Halen al zoo ver, dat men den +zwakken klank van hun stemmen niet meer hooren kon. + +De matrozen waren buiten zichzelf van verbazing over deze onmenschelijke +onverschilligheid van Van Halen. Zij vreesden voor zijn verstand en +maakten fluisterend opmerkingen die meestal hierop neerkwamen, dat men +schip en leven niet langer kon toevertrouwen aan het opzicht van een +krankzinnige. Van Halen hóórde dat nu wel niet, maar de duistere blikken +van zijn manschappen voorspelden hem niet veel goeds, waarom hij besloot +zich de eerste de beste gelegenheid van hen allen te ontdoen. Voorloopig +echter had hij nog werk genoeg voor hen; alles wat door den storm +beschadigd was deed hij herstellen en het schip van buiten opnieuw +verven. Hij liet er nu ook de witte streep af, die langs de +geschutpoorten liep en toen stak de lange, zwart geteerde romp dreigend +af bij de groene oppervlakte van den oceaan. + +Nauwelijks waren deze werkzaamheden verricht, of aan den Zuidelijken +gezichteinder verschenen als donkere wolken de rotstoppen van de +Canarische eilanden. Den volgenden dag wierp kapitein Van Halen het +anker op de reede van Teneriffe en vertoonde zijn schip de Spaansche +vlag. + +Van Halen gaf nu zijn matrozen bevel, dat zij zich eenige dagen op dit +eiland moesten vermaken, daar hij ongestoord alleen wilde zijn. + +Zijn sombere stemming aan boord was al bevreemdend genoeg, des te meer +verraste hen nu dit verlangen om alleen te zijn. Zij hadden Van Halen +lief, want, hoewel zij zich in stilte over hem uitlieten alsof hij niet +wel bij het hoofd zou zijn, deed hij hen toch geen van allen ooit kwaad +en zijn vreemdheid en onverschilligheid wekten bij hen wel huivering en +medelijden, maar toch had hij hun achting nog niet verloren. In hun +oogen was hij nog een onvergelijkelijk zeeman, een stuurman wiens kunst +algemeene bewondering tot zich trok en een bevelhebber dien men zonder +tegenspraak gehoorzaamde. Maar hij was hun in den laatsten tijd zoo +vreemd voorgekomen, hij scheen dezelfde niet meer van vroeger. Angstig +trachtten zij elkaar de bezorgdheid uit het hoofd te praten, die zijn +vreemde handelwijze bij hen opwekte en waartoe hij met iederen dag +opnieuw aanleiding gaf. In zijn besluit om eenige dagen alleen aan boord +te blijven meenden zij dan ook niet anders te moeten zien dan een nieuwe +dwaasheid van een waanzinnige. Toch was het hun niet onwelkom, zij +zouden nu tenminste eens eenigen tijd van zijn drukkende somberheid +ontslagen zijn. Want Van Halen's toestand werd hun een voortdurende +benauwing; zelfs Thomas had sinds lang geen grappen meer. + +Van Halen vermoedde niets van dit alles; hij was voortdurend in +zichzelven gekeerd en zijn manschappen waren in zijn oog niets dan +werktuigen die hij niet missen kon. Hij wilde hen nog zoo lang bij zich +houden, totdat hij een oord zou gevonden hebben, waar hij alléén, +afgezonderd van de menschen, die hij haatte, leven kon. + +Vijf dagen lang hadden de matrozen in alle richtingen het eiland +doorkruist; den zesden dag daalden zij weer boven Orotava van de bergen +naar de kusten af. De ruwe zeelui, anders geen vrienden van groote +tochten in het binnenland, verlieten het bekoorlijke eiland Teneriffe +met een weemoedig gevoel en met huivering dachten zij aan de ontmoeting +met hun kapitein. Hoe zouden zij hem aantreffen? Zou hij, na die +dagenlange afzondering, niet nòg vreemder, nòg somberder geworden zijn? + +Met onverschilligen blik zag Van Halen zijn manschappen weer aan boord +komen. Onmiddellijk gaf hij bevel de ankers te lichten, waarop het +schip, door den wind in volle zee gedreven, vlug als een vogel uit de +oogen der eilandbewoners achter het voorgebergte verdween. + +Van Halen bereikte spoedig het gedeelte van den oceaan, dat de +Spanjaarden _Mare de Sargasso_ noemen. Hier schijnt de zeeman, te midden +van de woelende golven, eensklaps een vreedzaam groen weiland te zien. +Een groot gedeelte van het water is hier namelijk met zulk een dicht en +weelderig groeiend zeegras bedekt, dat men het niet alleen niet _zien_ +kan, maar dat zelfs de golfslag er door gebroken wordt, zoodat de +schepen daardoor, zoo niet geheel, dan toch in groote mate op hun tocht +vertraagd worden. + +Van Halen zag dit vreemde verschijnsel, dat toch ook voor hém nieuw was, +met dezelfde onverschilligheid en ijzingwekkende koelheid, die zich +onder alle indrukken bij hem vertoonden. Zijn manschappen vervreemdden +zich iederen dag meer en meer van hem, zij schuwden en ontweken hem +zooveel ze maar konden, maar toch luisterden zij met angstige +bezorgdheid naar ieder bevel, daar zij voelden, dat zij zonder hem niets +zouden zijn en dat anders bij het eerste gevaar allen verloren zouden +gaan. + +Thans echter stond het onwrikbaar bij hen vast, om bij het landen in de +eerstvolgende haven Van Halen en zijn schip te verlaten. Geen +vijandschap of haat was hiervan oorzaak, want evenmin als hun +ongelukkige aanvoerder iemands liefde trachtte te verwerven, evenmin gaf +hij zijn schepelingen aanleiding, zich gekrenkt te gevoelen. Maar alleen +het drukkende gevoel van een treurige verlatenheid en van een +onverklaarbare vrees, die zijn sombere en zwijgende persoonlijkheid bij +hen opwekte, bracht hen tot dit besluit. Hun ruime gage, hun uitstekend +voedsel, hun onvergelijkelijk vaartuig, niets was in staat hen te +weerhouden. + +Na een tocht van negentien dagen sedert hun aankomst in de zee van +_Sargasso_, vertoonden zich als lichte wolkjes aan de Westerkim de +kusten van de eerste West-Indische eilanden. + +Van Halen was in deze streken nog onbekend. Hij zeilde daarom op het +eerste vaartuig los, dat hij ontdekte en haalde daarvan een loods over, +om hem den weg te wijzen tusschen de tallooze eilanden van den +Amerikaanschen Archipel. + +In dien tijd was West-Indië even gevreesd om zijn gevaren als gezocht om +zijn voortbrengselen. Door de gruwelijke wreedheid van de Spanjaarden +werden deze bekoorlijke en rijke eilanden ontvolkt en verwoest. In het +begin van de zeventiende eeuw bezetten de Engelschen en Franschen enkele +dezer eilanden en legden er koloniën aan. Die eerste volksplanters +werden echter door de Spanjaarden verdreven, vooral uit St. Domingo, +maar de schoone streek was hun reeds te lief geworden, dan dat zij er +zich geheel uit wilden laten verjagen. Zij vestigden zich dus op de +nabijgelegen Schildpad-eilanden waar zij weldra, omdat zij van alle +kanten toevloed kregen, tot zoo'n groot getal aangroeiden, dat zij de +Spanjaarden met gelijke munt konden betalen. Zij verdreven ze eerst van +St. Domingo en gingen toen, tot vergelding voor het hun aangedane kwaad, +langs de kusten op roof uit. In tijden van grooten nood vielen zij alle +volken aan, maar de Spanjaarden _altijd_, waar zij die maar vonden. + +Hun onverzoenlijke haat jegens dit volk was het gevolg van de ongehoorde +wreedheid, waarmee de Amerikanen door de Spanjaarden behandeld werden. +Vroeger hadden zij nooit aan zeerooverij gedacht. Zij waren enkel +Boekaniers, d. i. stierenjagers geweest, maar de Spanjaarden hadden, om +hen te benadeelen, alle stieren op St. Domingo uitgeroeid en hen dus tot +het uiterste gebracht. + +Daar zij zich overtuigd hielden dat hun handelwijze wettig was, bezielde +hen een moed, die alle gevaren en zelfs den dood verachtte. Ja, zij +geloofden zóó weinig, onrecht te plegen, dat zij steeds God om bijstand +bij hun onderneming aanriepen en Hem eveneens openlijk dankten, nadat +alles afgeloopen was. + +Deze dappere, roekelooze mannen doorkruisten toen de zeeën van +West-Indië en brachten door hun schrikkelijke daden vrees en ontzetting +te weeg bij alle zeevarenden. _Boekaniers_, _Flibustiers_, +_Marrons_--hoe zij ook genoemd werden, altijd werd er een somber gevoel +van afgrijzen door opgewekt. + +Onder zulke gevaarlijke omstandigheden nu naderde de ongelukkige Van +Halen met zijn fraai vaartuig het bekoorlijke eiland. Zijn somberheid +nam nog toe met den dag en was voor zijn manschappen onbegrijpelijk; aan +den eenen kant gevoelden zij ten opzichte van hun kapitein afschuw en +ontzetting, aan den anderen kant diep medelijden. + +Het was dan nu ook zóó ver met den grooten man gekomen, dat hij begon te +handelen, zonder zich zelf helder bewust te zijn van hetgeen hij deed; +hij was geheel waanzinnig geworden. + +[Illustratie: »We zeilen er op dit oogenblik om heen!" (Bladz. 102.)] + +De ervaren zeelui van Van Halen, die voor geen gevaar terugdeinsden, +waren thans vol van een vrees en een afschuw, even groot als het +vertrouwen en het ontzag, dat zij vroeger voor hem gevoeld hadden. +Huiverend bespiedden zij elk van zijn schreden, iedere dwaze daad, want +zij konden het voor elkaar niet langer verbergen dat hen allen het +vreeselijkst gevaar bedreigde, als deze verschrikkelijke man eens, +misschien door een gering toeval, in woede geraakte. Geen van hen sprak +meer met hem zonder zich door angstige schuwheid beklemd te gevoelen en +ieder ontweek hem zorgvuldig, want zij wilden tot niets meer verplicht +zijn dan tot den scheepsdienst en wat daarbij behoorde. Alleen Thomas +had genoeg menschelijk gevoel om zijn meester met medelijden waar te +nemen en hoe meer de anderen tegen hem opkwamen, des te vaster sloot +_hij_ zich bij hem aan, des te liefderijker zorgde hij er voor, dat in +al zijn behoeften voorzien werd. Ja, hij gebruikte zelfs zijn invloed om +te beletten, dat men den ongelukkige aan handen en voeten gebonden in +het ruim wierp, zooals enkelen al gedreigd hadden te zullen doen. + +Van Halen zelf scheen van de dreigende houding zijner manschappen even +weinig besef te hebben als van zijn onbeschrijfelijk ongelukkigen +zielstoestand. Evenals hij die menschen slechts als werktuigen scheen te +beschouwen, als levende en bezielde gedeelten van het wonderbare +vaartuig dat hij gebouwd had, evenzoo scheen hij zelf een werktuig te +worden en niet meer te gevoelen of te verrichten dan noodig was tot +besturing en instandhouding van het geheel. Maar dit deed hij met al de +omzichtigheid, kracht en moed waarover de bekwaamste zeeman slechts kan +beschikken en hoe minder hij mènsch scheen te blijven, des te meer moest +zijn scheepsvolk erkennen, dat zijn kunde en ervarenheid als zééman +toenam. + +Hij werd echter zoo karig met woorden, dat zij geen wóórd van hem +hoorden of het moest een bevel zijn. + +De ongelukkige man vergat ook geheel voor zijn lichaam te zorgen. +Kleeren, schoon linnen, eten en drinken, alles moest hem door Thomas +gebracht worden bij het roer, dat hij nu bijna niet meer verliet. + +Slechts één ding scheen nog in staat te zijn, hem uit zijn wezenloosheid +op te wekken. Namelijk wanneer er iets dat hij voor den dienst op het +schip bevolen had, niet ten uitvoer gebracht werd, al was het ook nog +zoo'n kleinigheid. Zoo had hij op zekeren dag aan een matroos bij den +voormast iets onbeduidends bevolen en aan dat bevel was geen gevolg +gegeven. Zoodra Van Halen dat bemerkte werd hij woedend, zette het roer +vast, greep den matroos aan, die als een kind ineenkroop onder de +vreeselijke handen van zijn bevelhebber en droeg hem naar de plaats, +waar hij had moeten werken. Toen hij hem daar zijn werk had laten +verrichten sloeg hij hem zóó geweldig met een eind hout, dat de arme man +gedurende de verdere reis niet in staat was dienst te doen en eerst na +een langdurig verblijf aan land het gebruik van al zijn ledematen +terugkreeg. + +Al de matrozen omringden Van Halen en keken hem dreigend aan, maar niet +één waagde het den woedenden man tegen te houden, ofschoon zij bij +iederen slag vreesden, dat het den ongelukkige het leven zou kosten. + +Toen Van Halen eindelijk zijn slachtoffer half dood als een worm aan +zijn voeten zag kruipen, beval hij, dat men zijn gekneusde ledematen met +brandewijn wasschen en hem naar zijn kooi brengen zou. Hij stelde daarna +een ander in zijn plaats, keek de verbleekende matrozen somber aan, hief +dreigend het eind hout in de hoogte en keerde, zonder zich verder om hen +te bekommeren, naar zijn post aan het roer terug om daar, evenals +vroeger, de dubbele betrekking van scheepskapitein en stuurman waar te +nemen. + +Het was een huiveringwekkend gezicht, deze waanzinnige, zooals hij in +een stillen nacht in den maneschijn aan het roer stond en onbewegelijk +zijn oogen op de angstige manschappen gevestigd hield. Huiveringwekkend +ook was het te zien hoe hij, van vermoeienis haast bezwijkend, het roer +aan een ander overgaf en dan, als een machine, altijd in een rechte lijn +over het kleine dek heen en weer wandelde. Na op die manier een uur, of +soms verscheidene uren te hebben doorgebracht, zocht hij een plekje +naast de vlaggekast op, legde zich daar neer met het gezicht naar den +hemel gekeerd en sliep in. Maar de kleinste beweging, het minste +gedruisch maakte hem wakker en dan begaf hij zich met schijnbaar nooit +uitgeputte krachten weer op zijn post. + +Zoo bereikte »_De Vlugge Christina_" eindelijk den West-Indischen +Archipel, altijd bestuurd door den loods. Die voerde het schip, nadat +het de onbewoonde eilanden zonder tegenspoed voorbij was, langs de +Noord-Oostelijke punt van Jamaïca en nu zeilde het verder langs de +heerlijke kusten van dit eiland, totdat het bij de hoofdstad Port-Royal +binnen liep. Onder een geweldigen toevloed van menschen, die bij het +ongewone schouwspel aan de haven bijeen stroomden, werd het schip tot +onder de kanonnen van het fort gevoerd. + +Zoodra de loods het dek verliet traden al de matrozen met uitzondering +van den zieke en Thomas, gezamenlijk op hem toe, ofschoon hij nog met +enkele noodzakelijke verrichtingen voor de veiligheid van zijn schip +bezig was en vertelden hem, dat zij eenparig besloten hadden de +»_Christina_" voor altijd te verlaten. + +Van Halen staarde ze vreemd aan, gaf geen antwoord en ging voort met +zijn bevelen te geven. Hij liet het vaartuig geheel aftakelen en alles +op zijn plaats brengen waar het behoorde. Toen hij op die manier voor +zijn schip gezorgd had, gaf hij aan zijn matrozen bevel om hun kisten te +pakken, een boot aan te roepen en zich aan dek voor het vertrek gereed +te houden. Daarop kwam hij bij hen. Hij betaalde aan elk het bedongen +loon, liet den zieke met al wat hij bezat in de boot brengen en gaf hem +een aanzienlijke som gelds. Toen sloot hij zich in de kajuit op en wilde +verder van niemand meer iets hooren. + +Thomas, de eenige die Van Halen nog toegenegen was, klopte dan ook lang +te vergeefs aan de deur. Eindelijk echter deed Van Halen open. Met een +somberen blik zag hij den jonkman aan. »Wat wil je nog?" vroeg hij. »Ze +zijn weg; allemaal! Ik heb je niet meer noodig!" + +»Kapitein, ik wil niet weggaan, ik blijf bij u; u kunt mij niet missen!" + +»Ga heen!" was het koele antwoord. + +»Neen, kapitein, ik kán en ik wil u niet verlaten. Wie zou u bedienen en +wie zou bij u zijn als ik u ook verliet? Neen, kapitein, ik zal u als +een hond volgen en al trapt u mij van u af, dan zal ik weer naar u +toekruipen," zei de jongeling ontroerd. + +Van Halen staarde hem zwijgend en somber aan. Eindelijk scheen er toch +een flauwe herinnering in hem op te komen. + +»O, jawel ... Je bent Thomas ... die me altijd eten brengt ... eten en +schoone kleeren. O--ja, ja wel ... Thomas ...!" + +Met die woorden liet hij hem in de kajuit en stond toe, dat hij hem +bediende, evenals vroeger. Thomas haalde nu wat voedsel, bracht wijn en +verzorgde zijn ongelukkigen meester weer even trouw als te voren. 's +Avonds, toen Van Halen sliep, ging hij aan dek en waakte hier den +geheelen nacht, totdat zijn meester den volgenden morgen weer boven +kwam. De krankzinnige staarde wezenloos naar de leegte op zijn schip. +Hij was alles wat den vorigen dag gebeurd was al weer vergeten en +wandelde volslagen onverschillig over het dek heen en weer, tot een +nieuwe indruk zijn opmerkzaamheid weer wakker maakte. + +Hij zag van den wal een boot afsteken met verscheidene ambtenaren er in. +Het had namelijk de aandacht getrokken, dat een menigte matrozen het +schip hadden verlaten. Dat scheen verdacht. Men vermoedde een misdaad en +had enkelen van hen onmiddellijk in hechtenis genomen. Het getuigenis +van die lieden en de handelwijze van Van Halen zelf, die in gebreke +gebleven was de noodige aangiften bij het havenbestuur te doen, hadden +nu een bezoek van eenige beambten van het wachtschip ten gevolge. + +Van Halen zag met een glimlach de officieren en ambtenaren aan boord +komen en begroette hen als iemand, wiens zaken volkomen in orde zijn. + +De officier van het wachtschip sloeg een blik van bewondering op het +prachtige vaartuig en zijn fraaie inrichting. Toen zag hij Van Halen en +den eenigen matroos die bij hem stond getroffen aan en vroeg: + +»Is u de bevelhebber van dit schip?" + +»Jawel, mijnheer," antwoordde Van Halen heel gewoon, »waaraan heb ik de +eer van uw bezoek te danken?" + +»Zou ik uw papieren eens mogen inzien?" + +»Zeker, mijnheer, volg mij maar in de kajuit." + +De officier bevond alles in orde. Alleen was hij verwonderd dat de +passen geen blijk droegen vóór de reis vertoond te zijn aan den +Hollandschen havenmeester te Amsterdam. Nu zag hij de kajuit rond en +vroeg: + +»Heeft u er iets op tegen, dat de ambtenaren uw lading onderzoeken?" + +»Volstrekt niet!" antwoordde Van Halen. Hij gaf Thomas de sleutels en +wenkte hem, dat hij met de ambtenaren zou meegaan. + +Zoodra zij de kajuit verlaten hadden kreeg Van Halen een flesch wijn, +schonk den officier en zichzelf in en onthaalde hem met de houding van +iemand, die zijn wereld kent. Hij sprak echter geen woord meer, totdat +de ambtenaren terugkwamen. Toen die eindelijk weer de kajuit binnen +traden zag hij ze vragend aan. + +»Alles in orde!" was het antwoord. + +»Mijnheer," vroeg de officier verwonderd, »waar is uw volk toch?" + +»Gisteren hebben mijn matrozen hun ontslag gevraagd en zoodra ik ze +uitbetaald had, hebben ze allemaal mijn schip verlaten," zei Van Halen +met de grootste kalmte. + +»Maar heeft u nu nog manschappen genoeg over om den dienst te doen en de +reis voort te zetten?" + +Van Halen keek treurig voor zich. + +Eindelijk zei hij, alsof hij uit een droom ontwaakte: »Ik hoop hier +nieuwe matrozen aan te monsteren!" + +De officier en de ambtenaren keken elkaar bedenkelijk aan. + +»Ik zal u een wacht op uw schip geven, totdat het weer genoegzaam bemand +is," zei de officier. »U behoeft dan tenminste niet bezorgd voor uw +eigendom te wezen. Maar wees voorzichtig als u matrozen aanmonstert, +want er zwerft hier veel gespuis rond." + +De vreemdelingen verlieten nu het schip weer en schudden bedenkelijk het +hoofd over den kapitein en den treurigen toestand, waarin de ongelukkige +verkeerde. + +Een uur later verschenen in een boot een onderofficier en vijf soldaten +om het dek te bezetten. Thomas voorzag de soldaten van het noodige, om +daarna weer al zijn zorgen aan den armen krankzinnige te wijden. + +Aan wal was men intusschen over het lot van Van Halen ernstig beducht. + +[Illustratie] + + + + +ACHTSTE HOOFDSTUK. + +De Boekaniers. + + +Toen Thomas nu meende, dat zijn tegenwoordigheid aan boord wel een +oogenblik gemist kon worden, was hij met de eerste boot die bij het +schip aanlegde, aan wal gegaan. Hij wilde zijn vroegere kameraden +opzoeken en zien of zij niet te bewegen waren weer bij Van Halen dienst +te nemen. Wat toch zou er hier van zijn ongelukkigen meester zonder +vertrouwd zeevolk, terecht komen? + +Het duurde vrij lang, eer hij ze gevonden had, maar eindelijk trof hij +ze, voor het grootste gedeelte althans, in een drukbezochte +zeemansherberg aan. + +Thomas gebruikte nu al zijn overredingskracht om hen over te halen, weer +naar het schip terug te keeren. Hij herinnerde hen aan het aanzienlijke +loon, de goede verzorging, die zij op het schip van Van Halen genoten; +hij beriep zich op de zeldzame eigenschappen van het voortreffelijke +vaartuig; hij bracht hun de algemeen bekende goedhartigheid van den +kapitein in herinnering en vroeg hun ten slotte, hoe zij het van zich +konden verkrijgen om hun armen meester hier, in een vreemd oord, in +zoo'n hulpbehoevenden toestand achter te laten. + +Niets mocht evenwel baten. De halfbeschonken matrozen hoorden hem wel +aan, enkelen kregen zelfs te dóen met den ongelukkigen gezagvoerder, +maar verscheidene hadden al op andere schepen dienst genomen en bij de +meesten was de herinnering aan den doorgestanen angst nog zóó levendig, +dat zij niets van Thomas' verdere redeneeringen meer wilden hooren en +hem met woest gezang en luidruchtige tegenspraak poogden te overstemmen. + +»De kerel is gek en van den duivel bezeten!" riep er een. + +»Men moest hem doodslaan als een dollen hond!" schreeuwde een ander. + +»Je geeft je aan den Satan over, als je op zijn schip dienst neemt!" +liet een derde zich hooren. + +»Met duivelskunsten en tooverspreuken is het vaartuig gebouwd," brulde +weer een ander. + +»Weg met zijn duivelschip!" tierden verscheidenen, »ze moesten het +verbranden!" + +Thomas zag nu duidelijk genoeg in, dat al zijn verdere moeite dwaasheid +wezen zou. Hij dronk dus stil zijn glas uit, wenschte hun een goede reis +en verliet de herberg onder het spottend gelach van zijn vroegere +kameraden. + +Aan een andere tafel hadden echter vijf mannen van een forsch, +onverschrokken voorkomen het geheele gesprek zwijgend aangehoord. Wel is +waar verstond er maar één van hen de Hollandsche taal, maar toch hadden +ook de andere vier opmerkzaam toegeluisterd en door enkele mededeelingen +van hun makker en de levendige gebaren der Hollandsche matrozen den +inhoud van het gesprek geraden. + +Zoodra Thomas vertrokken was vertelde de vreemdeling, die Hollandsch +verstond, de geheele toedracht der zaak aan zijn metgezellen en een +oogenblik later verlieten ze alle vijf, dicht in hun donkere mantels +gehuld, de herberg. Zij stapten stevig door langs de haven van +Port-Royal naar een boschje dat buiten de vestingwerken lag. Toen +hielden zij stil voor een landhoeve, die in een heel slechten reuk stond +en door ieder weldenkend mensch vermeden werd. Het was een vervallen +gebouw, deels door aardbevingen, deels ten gevolge van de nalatigheid +van den eigenaar. + +Zoodra zij hadden aangeklopt en het wachtwoord gegeven, werd de poort +geopend. Een kerel met een fakkel in de hand trad naar buiten, bekeek +eerst man voor man nog eens afzonderlijk en pas tóen konden zij +binnenkomen. + +Zij traden nu door een met ijzer beslagen deur in een groote kamer, die +tamelijk goed verlicht werd door een hanglamp waarop vier kaarsen +brandden. + +»Waar is Lolonois?" vroegen zij aan de mannen die zich in het vertrek +bevonden. + +»Boven!" was het antwoord. + +»Dan moet er iemand naar hem toe, om hem te roepen. We mogen geen +oogenblik verliezen. Er is kans om weer spoedig vlot te komen." + +Op die woorden kwamen nog eenigen uit de andere kamers het vertrek in. +Enkelen daalden een trap in den achtergrond af, zoodat de kamer meer en +meer gevuld werd met forsche mannen van een ruw en verwilderd uiterlijk, +waarvan sommigen zacht met de aangekomenen spraken, terwijl anderen in +stilte aan de overigen hetgeen zij gehoord hadden vertelden. + +Eindelijk kwam de persoon, naar wien men gevraagd had te voorschijn. Hij +was blijkbaar de hoofdman, want schuw traden de anderen terug, zoodra +zij hem gewaar werden. + +Het was iemand van een gedrongen, krachtige gestalte, met zwart +krullende lokken en een zwaren baard die hem tot op de borst neerhing. +In zijn fraai gevormd, mannelijk gelaat schitterden een paar zwarte +oogen, waarvan de blik iemand tot in de ziel drong. Zijn kleeding was +geheel gelijk aan die van een aanzienlijk zeventiende-eeuwsch edelman; +uit den met goud belegden gordel staken de kolven van een paar prachtige +pistolen en een dolk hing er in, waarvan het gevest met paarlen en +edelgesteenten versierd was. + +Bij zijn komst hield het rumoer in de kamer onmiddellijk op. De vijftig +mannen staarden hem eerbiedig aan en wachtten zwijgend op den uitslag +van het gesprek, waartoe men Lolonois geroepen had. + +Eindelijk zweeg de verhaler, Lolonois stond een oogenblik in gedachten. +Toen vroeg hij halfluid, maar met een welluidende stem: + +»Waar ligt het schip?" + +»Onder de kanonnen van het fort, kapitein!" + +»En het is op 't oogenblik niet bemand en door soldaten bezet, zeg je?" + +»Ja, kapitein. Alleen de bevelhebber, een krankzinnige, met één matroos +zijn aan boord en dan nog vijf soldaten." + +»Weet je ook, wat voor landslui de gezagvoerder en die matroos zijn?" +vroeg Lolonois verder. + +»Hollanders!" + +»Weet je dat zeker?" + +»Jawel, kapitein, dat weet ik zeker!" + +»Dan mogen we geen geweld gebruiken en het leven van beiden moet +gespaard blijven," zei Lolonois. »Als het Spanjaarden waren, dan ..." + +Hier hield hij even op. Er heerschte nu weer een diepe stilte. Eindelijk +vervolgde Lolonois: + +»Dat schip moeten we hebben, het mag kosten wat het wil. Maar--geen +geweld. Wie wil als matroos aan boord van dat schip gaan en zich laten +aanmonsteren?" + +Meer dan dertig van de jongste mannen traden onmiddellijk naar voren. + +Lolonois zocht er nu vijf en twintig uit en gaf hun uit de beurs die aan +zijn gordel hing al het geld dat hij bezat. Toen beval hij hun, dadelijk +in de stad de noodige kleeren te koopen om zich als matrozen te +verkleeden en dan den volgenden morgen een voor een naar het Hollandsche +schip te gaan en zich te laten aanmonsteren. Bovendien moesten zij hem +terstond bericht zenden, als de kapitein in zee zou steken. Hij zelf zou +met de overigen buiten de haven in de boot op hen wachten en met hun +hulp aan boord komen. Met de rest zou het dan verder wel rondloopen, +voegde hij er bij. + +Toen gaf hij een wenk en de vijfentwintig mannen verlieten onmiddellijk +het gebouw. + +Nauwelijks waren zij heen of de eigenaar van de hoeve trad ontsteld +binnen en stamelde: »Edele Heer!... Houd het mij ten goede ... maar ... +al die mannen ..." + +»Gaan heen!" was het besliste antwoord. »En spoedig," vervolgde +Lolonois, »gaan wij allemáál u verlaten." + +»Maar Edele Heer," vroeg de man deemoedig, »vergeef het een armen +drommel, maar--wie zal mij dan.. betalen?" + +Lolonois nam den gouden keten, die om zijn hals hing en zei: »Dáár, +achterdochtig creatuur, neem deze ketting dan, ze is wel vijftien +honderd kronen waard. Maar zorg dan ook nog zóó lang voor ons, tot wij +je huis geheel verlaten kunnen." + +De eigenaar van het gebouw, een vent met een echt schurkachtig gezicht, +nam gretig het kostbare voorwerp aan, kuste deemoedig de kleeren van +Lolonois en verdween toen, om wijn en spijzen te brengen en zoodoende +zijn gevaarlijke gasten in een goeden luim te houden. + +De mannen plaatsten zich daarop aan tafel met Lolonois aan het boveneind +en deden zich aan den kostbaren maaltijd te goed. + +Weldra vulde Lolonois zijn beker, hief dien omhoog en sprak tot zijn +dischgenooten: + +»Makkers! Het ongeluk heeft ons tot schipbreukelingen gemaakt, juist +toen wij het heerlijkste en voordeeligste waagstuk wilden volbrengen. +Lang hebben wij hier gewacht op een gelukkiger tijd en zie, nu is die +tijd gekomen. Wij zullen weer uitvaren om de Spanjaarden te bevechten, +wij zullen weer rijken buit behalen en nieuwen roem verwerven als wij de +moordenaars vervolgen, die tegen de arme Amerikanen, de bewoners van +deze heerlijke eilanden, zoo onbarmhartig gewoed hebben. Komaan dan, +mannen, ik zal opnieuw uw aanvoerder zijn! Ik drink op uw welzijn en op +ons krijgsgeluk! Lang leven de Boekaniers!" + +»Lang leve Lolonois, onze dappere kapitein!" riepen de stoute gezellen, +terwijl ze juichend opsprongen, hun glazen tegen elkander hieven en +leegdronken. + +Te midden van dit rumoer was Lolonois opgestaan en langs de trap naar de +bovenverdieping van het huis verdwenen. + +Den volgenden dag sloop Thomas angstig en verlegen over het dek naar de +kajuit, want een troep van meer dan twintig mannen dwaalden lui en traag +nabij het schip rond, die er heel verdacht uitzagen. Toen hij in de +kajuit kwam vond hij daar een paar van die vreemde snaken, die juist hun +handgeld van Van Halen kregen. Van Halen stoorde zich niet aan zijn +raadgevingen en wierf net zooveel matrozen aan als er komen wilden, +zoodat zijn schip tegen den avond al met vijfentwintig zeelui bemand +was. De wachthebbende soldaten achtten zich nu overbodig en gingen heen. + +Ondanks hun zeemansuiterlijk schenen de nieuwelingen toch alles behalve +vertrouwbare matrozen te zijn en toen Thomas hun brutale manier van doen +zag, begon het hem hoe langer hoe angstiger te worden. + +Tegen zonsondergang riep een van de brutaalste knapen een voorbijvarende +boot aan om een loods. Een kerel met een gemeen en liederlijk voorkomen +klauterde toen aan boord, werd op een flesch Malagawijn onthaald en was +weldra met een paar van de nieuwe manschappen in een fluisterend +gesprek. + +Nu ontstond bij Thomas een vreeselijk vermoeden. Hij ging naar de kajuit +en zei tegen Van Halen: »Kapitein, kent u de mannen, die u in dienst +genomen hebt?" + +Van Halen zag hem lang en strak aan en zei toen: »Wat gaat het je aan?" + +»Ze hebben een loods op het dek gehaald en trakteeren hem op uw eigen +wijn. Heeft u ze daar bevel toe gegeven?" + +Van Halen was weer in zijn gewone wezenloosheid terug gezonken en gaf +geen antwoord. + +»Kapitein, ze willen in zee steken en wij hebben versch water en nog +anderen voorraad noodig. Wilt u dan niets innemen, om in die behoeften +te voorzien?" vroeg Thomas bijna smeekend. + +Niets mocht baten. Van Halen sprak geen woord en antwoordde alleen met +sombere, dreigende blikken. + +Thomas klom weemoedig weer naar dek, om hier door zijn tegenwoordigheid +de vreemdelingen ten minste een beetje in bedwang te houden. Maar +nauwelijks was hij boven of verscheidene matrozen kwamen op hem toe en +een er van zei in zuiver Hollandsch: + +»Hoor 'reis vrindje, we hebben daar zoo even juist gehoord, dat je dien +gek daar in de kajuit tegen ons wilt ophitsen. Doe dat niet weer, versta +je! Want één woordje nog en je ligt in zee met een twaalfponder om je +nek!" + +Thomas verbleekte en durfde geen woord meer zeggen, toen hij den kring +om hem heen in het rond zag. Maar toen hij naar boven wilde gaan kwam +hem een van de woeste vreemdelingen die er het vermetelst uitzag, op +zij, trok een dolk en fluisterde: + +»Zal je, zoolang wij in de haven zijn dat wandelen op het dek wel eens +nalaten en beneden in het ruim blijven, of wil je soms eens zien, hoe ik +je met dit dingetje naar de andere wereld helpen kan?" + +Thomas verschrok nu nog meer, keerde terug en daalde onder het spottend +gelach van de Boekaniers, zoo gauw mogelijk door het groote luik in het +ruim af. Spoedig daarna werd er in zijn nabijheid een matroos met +ontbloote sabel op wacht geplaatst, die hem geen oogenblik uit het oog +verloor en om het uur werd afgelost. + +Er gebeurde nu niets bijzonders meer, zoolang het schip in de haven lag. + +Eindelijk kwam Van Halen aan dek en gaf bevel om terstond de ankers te +lichten. Hij bemerkte niet dat een van de matrozen in de mars van den +achtermast klom en van een der touwen een rooden doek liet fladderen. De +loods klauterde boven in den boegspriet om zooveel te beter de klippen +aan den ingang van de haven te kunnen vermijden en riep Van Halen, die +aan het roer stond, luid zijn opmerkingen toe. + +De nieuwe matrozen stonden als echte zeelui op hun post en deden hun +werk zoo goed als hun dit bij de nieuwe en eigenaardige inrichting van +het vaartuig maar mogelijk was. + +Op die manier raakte het schip eindelijk in volle zee, waar het langzaam +langs de boschrijke kusten over de golven zweefde. + +Nauwelijks evenwel waren zij een mijl buiten de haven geraakt of de wind +begon te verzwakken en het werd weldra volkomen stil. Van Halen zette nu +het roer vast en liet peilen. Men vond op zeventien vademen diepte een +voortreffelijken ankergrond van zuiver schelpzand, zoodat het schip nu +weldra geheel stil lag. + +Rechts strekte zich de prachtige kust van Jamaïca uit, in dien tijd nog +een wildernis met zware bosschen, waarboven nog weer de toppen van de +hooge palmboomen uitstaken. Door de vele rotsachtige groene eilanden kon +men de zee niet geheel overzien, maar het water was wonder helder en +zuiver, en in de diepte kon men het zeegras en andere zeeplanten, die +onder water groeiden, duidelijk onderscheiden. Ook zag men een menigte +schelpdieren en vreemdsoortige, fraai gekleurde visschen, die zich in +vredige kalmte door dezen onderaardschen tuin bewogen. + +Dit alles boeide Van Halen in de hoogste mate en terwijl anderen bij het +lang naar beneden kijken in het kristalheldere water, waardoor men als +in de lucht scheen te zweven, duizelig werden, schenen deze ontsloten +geheimen uit de waterwereld den ongelukkige zoo'n eindeloos genot te +verschaffen, dat hij alles, wat om hem heen op het dek voorviel, geheel +vergat. + +Intusschen was van de kust van St. Domingo een sterk bemande boot +afgestoken, die met groote snelheid het schip naderde. Aan een staak +fladderde een roode doek, zooals er ook een van den achtermast der +»_Christina_" afwoei. Zoodra de nieuw aangeworven matrozen dit zagen +werden ze uitgelaten van plezier. Zij hieven een luid »_hoera!_" aan, +zwaaiden met mutsen en roode doeken en maakten alles gereed, om de +manschappen die in de boot waren, aan boord te nemen. + +Toen het vaartuig aan stuurboord lag sprong Lolonois aan dek en op hem +volgden dertig stoutmoedige en van top tot teen gewapende Boekaniers. +Zij namen onmiddellijk de kajuit in bezit, bezetten het geheele schip, +laadden de kanonnen en richtten alles in volgens de bevelen van hun +aanvoerder, alsof er geen Van Halen bestond. + +Lolonois bekeek het door hem in bezit genomen vaartuig met de grootste +voldoening. Hij was veel te veel zeeman om niet dadelijk de voordeelen +van den bewonderenswaardigen bouw te ontdekken. Tevreden met den goeden +uitslag van zijn maatregelen om het schip in zijn bezit te krijgen, vond +hij het niet eens de moeite waard, om naar den vroegeren eigenaar te +vragen. Hij gaf alleen aan zijn onderhoorigen enkele korte bevelen +omtrent de manier, hoe hij met Van Halen en den matroos gehandeld wilde +hebben. Toen ging hij naar beneden om het inwendige van het schip te +bekijken en een onderzoek naar de lading en den voorraad in te stellen. + +Tot nog toe had Van Halen stil aan bakboord gezeten en was weer in zijn +gewonen, wezenloozen toestand vervallen. Nu stond hij op, want hij +bemerkte, dat de wind zich verhief. + +Hij trad te midden van de zeelui op het dek, die hem allen met +verwondering aangaapten. Hij zelf was bij het zien van de groote +verandering om hem heen en van al die gewapende vrijbuiters, die hem +brutaal en spottend aankeken, zóó verrast, dat hij bewegingloos stil +stond. Vóór hij echter nog tot zichzelf komen kon trad de vertrouwde van +Lolonois op hem toe en vroeg: + +»Mijn beste vrind, waar kom _jij_ vandaan en wat zoek je?" + +Van Halen keek den man langdurig en strak aan, maar gaf geen antwoord. +Toen nam hij den kerel bij den arm om hem heel kalmpjes op zij te +schuiven. + +»Wel zoo, kameraad," riep de vrijbuiter lachend, terwijl hij zich met +moeite uit de krachtige handen van Van Halen losmaakte, je bent niet erg +beleefd tegen me, en dat nog wel iemand, die niet eens bij ons aan boord +behoort. Wat _wil_ je toch van ons?" + +»Gek!" riep Van Halen, »ga heen waar je vandaan gekomen bent. Ik ben aan +boord van mijn eigen schip!" + +»Hoe heb ik het nu met je?" zei de zeeroover, terwijl hij stoutmoedig +vlak voor Van Halen ging staan; »dit vaartuig is van Lolonois, als je +dien soms kent!" + +»Wàt zeg je?" riep de ongelukkige kapitein. + +»Dat Lolonois onze bevelhebber is. Hei, kameraden! Zeg jullie ook eens +wat. _Is_ het niet zoo?" + +»Ja, ja!" riepen de Boekaniers lachend. »Lang leve Lolonois en zijn +nieuw schip!" + +Nu werd Van Halen woedend. Zijn neusvleugels trilden; een donker rood +kleurde zijn gezicht. »Ha!" riep hij, »ik merk het al, jullie bent +zeeroovers. Hei daar, matrozen! Waar is mijn volk?" + +»Je bent niet goed bij je hoofd, man," zei de Boekanier, »hier is enkel +volk van Lolonois. Wil je daar óók onder dienen, heel goed. Maar _hij_ +alleen heeft hier te kommandeeren." + +»Loop naar den duivel, gek!" schreeuwde Van Halen woedend, greep den man +in zijn borst, nam hem op als een bal en wilde hem over boord smijten. +Maar opeens werd hij door vier stevige Boekaniers aangepakt, die hem +achterover op den grond wierpen en hem de voeten bij elkaar bonden, +ofschoon hij zich in razernij verdedigde. In een oogenblik hadden zij +hem nu met een paar sterke touwen zoo stevig gebonden, dat hij bijna +geen lid meer verroeren kon. + +Nu kwam Lolonois zelf aan dek; de Boekaniers traden eerbiedig terug en +hij ging naar den op den grond liggenden krankzinnige. + +»Wat is hier te doen?" vroeg hij. + +»Deze man kwam hier aan boord," zei de Boekanier, dien men uit de handen +van Van Halen had moeten bevrijden, »en wil hier bevelen geven. Hij +roept zijn matrozen en valt mij aan als een razende, omdat ik hem zei, +dat dit vaartuig van ù was en dat ù hier te bevelen had." + +»Beste vriend!" zei Lolonois glimlachend tegen Van Halen, die hem +verwezen aanstaarde: »Ik heb dit schip genomen, het is mijn eigendom." + +»Genomen?... Van wien? Van wien?" stamelde Van Halen, die niets van dit +alles begreep. + +»Van een Hollander, een zekeren Van Halen, die het in de haven van +Port-Royal met al zijn matrozen verlaten heeft." + +»Dat is een schandelijk bedrog," kermde de ongelukkige man, »ik ben Van +Halen zelf en heb daar al mijn matrozen op één na laten gaan. En toen +heb ik nieuwe manschappen aangenomen ..." + +»Och kom, beste maat, zoek dat _mij_ toch niet wijs te maken," zei de +Boekanier, »ik heb veeleer lust, om jou voor een bedrieger te houden. +Maar wij zullen zien. Kun je bedaard wezen, zoodat ik je loslaten kan?" + +Er volgde geen antwoord. + +»Maak zijn touwen los en breng hem bij mij in de kajuit, dan kunnen we +daar verder met elkaar spreken. Licht intusschen de ankers en laat ons +in zee steken vóór de nacht valt." + +Hij verdween en de Boekaniers sneden de touwen door waarmee Van Halen +zijn handen en voeten waren gebonden. De man sprong toen op als een +getergde stier en volgde Lolonois, maar onder geleide van vier +Boekaniers, die hem geen oogenblik uit het oog verloren. + +De buitengewone omstandigheden waarin Van Halen zich bevond, hadden een +zonderlinge uitwerking op den ongelukkige. Hij kwam geheel tot zichzelf +en overzag opeens met een helderen blik zijn toestand. Vol van gedachten +aan de beste wijze, waarop hij zich uit zijn benarde omstandigheden zou +kunnen redden, trad hij de kajuit binnen. Hij vond er Lolonois bezig met +verscheidene brieven te lezen en den inhoud er van met een kaart te +vergelijken, die voor hem op tafel lag. + +Met de houding van een volmaakt edelman wenkte de vrijbuiter Van Halen, +om tegenover hem plaats te nemen en zei: + +»U bent mij welkom, mijnheer, maar wil mij nog een oogenblik tijd laten, +om mijn bezigheden af te doen, dan ben ik geheel tot uw dienst." + +Van Halen ging zitten, ofschoon hij zich ergerde, dat een ander zich zoo +maar van zijn eigendom meester maakte. Hij had grooten lust om opnieuw +op te stuiven en den vermetelen vreemdeling de deur uit te smijten. Maar +het gevoel van overmacht, dat die vreemdeling al op hem had uitgeoefend +en zijn nieuwsgierigheid naar wat er komen zou, maakten dat hij het +raadzaam oordeelde, om bedaard en behoedzaam te werk te gaan. + +Eindelijk legde Lolonois de papieren bij elkaar en zei: + +»Zoo, vriend, is u daar nog? Welnu, ik ben klaar om naar u te +luisteren." + +Hij gaf aan de vier mannen bij de deur een wenk om heen te gaan, ging +toen met de armen over elkaar tegenover Van Halen zitten en keek hem +ernstig aan. + +»En zou ik nu eens mogen weten," begon Van Halen het gesprek, »wien ik +hier eigenlijk voor mij zie?" + +»Ik ben de bevelhebber van dit schip en heet Lolonois," zei de Boekanier +met een spottend lachje. + +»Wat voor handwerk oefent u uit?" + +»Dat is verschillend," ging Lolonois op spottenden toon voort. »Soms ben +ik koopman, dan weer soldaat, een ander maal weer eens reiziger; +dikwijls ook help ik de overheid, als zij zelf niet sterk genoeg blijkt +om de booswichten te straffen; in één woord, ik doe waar ik lust in +heb." + +»U bent dus een vrijbuiter?" vroeg Van Halen met eenige huivering. + +»Ja, zoo iets, als u wilt," antwoordde Lolonois bedaard. + +»Maar hoe kwam u dan aan mijn schip?" vroeg Van Halen ernstig. + +»Hoe wij aan een schip komen?" zei Lolonois, terwijl hij langzaam zijn +beenen uitstrekte, »mijn hemel! hoe komen wij aan alles? Wij némen het, +als wij het noodig hebben!" + +»U hebt dus mijn schip genómen?" + +»Ja, vriend! dat hebben we gedaan," zei de Boekanier lachend. + +»En denkt u, dat ik mij dat maar zoo goedsmoeds zal laten welgevallen?" +vroeg Van Halen op ernstigen toon. + +»Je zult dat wel moeten, of je wilt of niet," sprak Lolonois met +minachting. »Wat kan je er tegen doen?" + +»Dat zullen we zien," zei Van Halen beslist. Hij sloot daarop de deur en +ging toen weer naar de tafel. + +»Mijnheer, u bent mijn gevangene," zei hij nu, »en mochten soms uw +makkers lust hebben om de deur open te breken, dan laat ik mijn schip +met ons allemaal in de lucht vliegen!" + +De Boekanier bleef volkomen bedaard. Hij zag Van Halen glimlachend aan, +maar overigens bewoog zich geen spier van zijn gelaat. + +»Ja, Mijnheer," ging Van Halen voort, »ik zal allen in de lucht laten +springen. Want weet, dat u boven een vulkaan zit. Onder u is de +kruitkamer en ik heb daar meer dan tienduizend pond liggen." + +»Dat is een mooie voorraad, mijnheer!" zei de Vrijbuiter lachend. »Het +zou jammer wezen om die in eens te verbruiken, jammer vooral van het +mooie schip. Ja, hoe bent u daar toch aan gekomen? Ik heb nog nooit +zoo'n snelzeilend vaartuig gezien." + +»Dat heb ik zelf uitgevonden en zelf gebouwd," zei Van Halen met trots. +»Het is tot nog toe het eenige van die soort en--het moet het eenige +blijven. Maar, om tot de zaak terug te keeren, wilt u mijn schip naar de +haven terugvoeren, ja of neen?" + +»Neen, mijnheer!" zeide de Boekanier, »dat kan ik niet doen." + +»Wilt u me dan tot het uiterste drijven?" vroeg Van Halen heftig. Meteen +nam hij een pistool, haalde den haan over, drukte op een geheime plek in +den vloer, zoodat er een klein luik opensprong.. Hij hield den loop van +het pistool er in ... De reuk van het kruit verspreidde zich al door de +kajuit heen ... + +Lolonois bleef niettemin bedaard. + +»Ik zie, mijnheer," zeide hij, »dat u een voortreffelijk man bent. Maar +wacht nog een oogenblik met dat gevaarlijk spelletje ..." + +Van Halen trok het pistool weer terug, sloot de opening en ging bedaard +zitten. + +»Luister eerst eens naar mij, mijnheer, en doe dan, wat u van plan +waart," zei de Boekanier ernstig. »U ziet, dat het volstrekt mijn +voornemen niet is om u te beleedigen of u kwaad te doen.--Wees dus +onbezorgd en hoor mij bedaard aan," ging hij voort, toen Van Halen +teekenen van ongeduld begon te toonen: + +»Ik ben Lolonois, zoo genoemd naar mijn geboorteplaats L'Olone in de +Vendée. In mijn jeugd leerde ik allerlei ridderlijke spelen en de lust +om groote daden te doen maakte, dat ik al vroeg de wijde wereld inging. +Ik werd een avonturier. Toen ik hier bij mijn grooten landgenoot Le +Basque kwam, hoorde ik van de schandelijke daden, door de Spanjaarden +aan de arme West-Indiërs gepleegd, van de ongekende wreedheid, waarmee +zij de inboorlingen uitgeroeid hadden. + +Nu had ik een doel gevonden, waarop ik al mijn krachten wilde richten. +Dat was de wraak! Ja, mijnheer, ik voel mij geroepen om de schimmen van +de vermoorde Amerikanen te wreken en jarenlang heb ik zonder ophouden en +zonder mededoogen dit bedrijf al uitgeoefend!" + +De Boekanier hield een oogenblik op. Toen vervolgde hij: + +"Geen macht is in staat mij van de vervolging der Spanjaarden af te +houden. Voor den dood ben ik niet bevreesd en mijn metgezellen evenmin. + +We werden evenwel een poos verhinderd om onze tochten voort te zetten. +Want ja, ik bezat een fraai en groot schip, maar het strandde en +nauwelijks wist ik mij het leven te redden met de helft van mijn dappere +manschappen. Eenige kostbaarheden die ik bij mij droeg hebben tot +gisteren gediend, om in onze behoeften te voorzien. Toen hoorden een +paar van mijn mannen toevallig een gesprek dat uw matrozen met elkaar +hadden. We vernamen, dat u volk noodig had om uw schip weer te bemannen. +Omdat u hier moeilijk beter matrozen zoudt kunnen vinden heb ik u toen +mijn eigen zeelui gestuurd en ben nu zelf hier gekomen. + +En nu kunt u mij een roover noemen, maar ik beroof niemand, behalve de +Spanjaarden. Welnu, het eerste Spaansche schip dat wij ontmoeten is +_mijn_! Dan zal ik u dit vaartuig weer teruggeven en u aan flinke, +vertrouwde manschappen helpen, zooals u gehad heeft. U kunt dan, wat mij +betreft, vrij varen waarheen u maar wil. Ook ben ik bereid u uit den +buit alle schade te vergoeden. U weet nu wie ik ben en hoe ik het met u +meen. Neem dan nu uw besluit!" + +De toespraak van dezen zonderlingen man had indruk op Van Halen gemaakt. +Hij hing het pistool weer aan den wand, nam een flesch kostelijken +Maderawijn uit een kast en schonk twee glazen vol. Toen ging hij +tegenover den Boekanier zitten en zei: + +"'t Is goed, ik zal u mijn schip leenen, zoolang u het noodig heeft. Dat +u een vrijbuiter bent, doet er voor mij heel weinig toe, want de +menschen haat ik, omdat ze mij mijn heele leven lang hebben +teruggestooten. Er mag dus gebeuren wat wil, ik zal u tot niets +aansporen en ook van niets terughouden. Maar--één man kan hier maar +bevelen; _een_ van ons beiden is hier te _veel_!" + +"Wel neen, vriend, _u_ is hier bevelhebber gedurende de vaart en heer en +meester over alles. Mijn mannen moeten u gehoorzamen als trouwe +matrozen. Maar tijdens het gevecht zal _ik_ bevelen en _ik_ zal u +zeggen, waarheen wij varen. Wilt u het op die voorwaarden met mij +wagen?" + +"Aangenomen!" zei Van Halen en drukte de hem toegestoken hand. + +Lolonois nam zijn glas op, klonk met Van Halen en zei: »Welnu, mijnheer, +laat ons dan, in nood en dood, goede scheepsmakkers wezen. Maar zeg mij +nu eens, wie u bent. U moet wel heel veel verdriet ondervonden hebben, +dat u zoo neerslachtig bent geworden." + +Van Halen vertelde nu in weinig woorden zijn lotgevallen en de Boekanier +zag hem deelnemend aan. Toen verzonk hij langzamerhand weer in zijn +gewone zwaarmoedigheid, keek stil voor zich uit en nam eindelijk zijn +gewone plaats aan het roer weer in. + +Een oogenblik later kwam ook Lolonois aan dek. Hij verzamelde zijn +manschappen en deelde de noodige bevelen uit. Meteen gaf hij eenige +wenken, om den kapitein goed in het oog te houden. Toen ging hij naar +Van Halen en vroeg: »Het blijft immers bij ons verdrag?" + +»U hebt mijn woord!" was alles wat de ongelukkige antwoordde, maar +verder sprak hij in het geheel niet meer. + +Al heel gauw echter waren de Boekaniers er van overtuigd, dat het schip +bestuurd werd door een zeeman zonder weêrga en ondanks het vreemde van +het geval, verdween bij die roekelooze mannen binnen één enkelen nacht +alle vrees voor het gevaar, waarin Van Halen hen zou kunnen brengen. + +[Illustratie] + + + + +NEGENDE HOOFDSTUK. + +»De Vliegende Hollander." + + +Den volgenden morgen kwam Lolonois bij Van Halen en zei: »We hebben +gebrek aan water en zijn dicht bij de groote bron. Als u dus het anker +wilt uitwerpen, dan kunnen onze mannen de tonnen vullen." + +»Water, zoet water in zee?" vroeg de kapitein verwonderd. + +»Ja, niet ver hier vandaan borrelt uit den bodem van de zee bronwater +op. Doordat dit, zooals u weet, lichter dan zeewater is, blijft het aan +de oppervlakte. U zult u zelf kunnen overtuigen, als wij de plaats +bereikt hebben. Stuur maar wat meer landwaarts tot bij die groote rots, +dáár!" + +Van Halen deed het en spoedig waren zij met het schip op de aangeduide +plek. Het anker werd uitgeworpen en de boot neergelaten en bemand. Op +dit oogenblik kwam een van de Boekaniers bij Lolonois en vroeg: +»Kapitein, wat moet er met den matroos gebeuren, dien wij beneden nog +altijd bewaken?" + +»Het is een van uw vroegere manschappen," zei Lolonois tegen Van Halen. +»Het beste was, om hem, zoowel in _uw_ als in _ons_ belang, hier achter +te laten. Geen half uur van de plaats waar wij landden, ligt een dorp, +dat hij gemakkelijk bereiken kan. Maar--handel met hem zooals het u het +beste voorkomt." + +Van Halen had een vreeselijken haat opgevat tegen allen, die vroeger tot +de bemanning van zijn schip behoord hadden. Ook Thomas, ofschoon hij +wist hoe trouw die hem was, begon hij meer en meer te haten, omdat die +alleen hem voortdurend aan de trouweloosheid van de anderen herinnerde. +Hij besloot dus, hem aan land te zetten. Daarom liet hij hem in de +kajuit komen, betaalde zijn loon en zei hem aan, dat hij oogenblikkelijk +zijn schip moest verlaten. + +Thomas zag zijn meester weemoedig aan, maar waagde het niet, hem tegen +te spreken. Hij verliet de kajuit en ging aan het werk alsof er niets +gebeurd was. De Boekaniers keken hem verwonderd aan maar Lolonois, die +meende dat Van Halen Thomas liever niet wilde ontslaan, gaf zijn mannen +een wenk, dat zij den matroos stil aan zijn werk zouden laten. + +Zoo kwam het, dat Thomas met de anderen in de boot ging en in +tegenwoordigheid van Van Halen mee aan land stapte. + +De Boekaniers, die niet met het vullen van de tonnen bezig waren gingen +hier jagen en menig fraaie stier werd geveld en de beste stukken er van +aan boord gebracht. Van Halen was op deze tochten een zwijgend +toeschouwer die, ofschoon hij ook een geladen geweer bij zich had, toch +aan de jacht geen deel nam. + +Intusschen waren de anderen in de groote boot bezig, om de tonnen aan de +bron te vullen, waar de heele dag mee gemoeid was. Lolonois bleef aan +boord om te zorgen, dat alles naar behooren en op geschikte plaatsen +geborgen werd. Van tijd tot tijd legden de booten aan en werden dan +telkens door hem weer met leege vaten afgezonden, want hij wilde zooveel +drinkwater opdoen als mogelijk was. + +Doordat zij de groote boot nog hadden, waarmee Lolonois op het schip +gekomen was, kon een groot deel van de manschap ongestoord met Van Halen +aan wal blijven. + +Tegen den avond evenwel gingen de meeste Boekaniers naar boord terug. +Alleen zij, die blijven moesten om te roeien, waren nog in de boot en +wachtten op den kapitein, dien zij niet ver van het strand in diepe +gedachten verzonken op en neer zagen wandelen. + +Een oogenblik later zagen de Boekaniers, dat Thomas naar hem toe kwam om +een gesprek met hem te beginnen. Uit de driftige bewegingen van Van +Halen maakten zij op, dat zij oneenigheid kregen. + +Op dit oogenblik werd er van boord, als sein om de boot terug te roepen, +een schot gelost. De Boekaniers brachten het vaartuig tot op een paar +meter afstand bij het land. Toen hielden zij op met roeien en legden een +plank tot op den oever, zoodat Van Halen droogvoets in de boot zou +kunnen komen. Terwijl hij dichter bij kwam zagen de Boekaniers, dat hij +rood was van woede en dat zijn oogen onheilspellend fonkelden. + +Thomas volgde hem langzaam en van verre, maar toen Van Halen dicht bij +de boot gekomen was begon hij opeens vlugger te loopen en trachtte, te +gelijk met zijn meester, in het vaartuig te komen. + +Van Halen stond zelf al op de plank. + +Nu riep Thomas, dat men hem ook aan boord zou nemen, want dat de +kapitein hem wilde achterlaten, maar de Boekaniers verstonden hem niet. + +Thomas riep nog harder. + +Midden op de plank keerde nu Van Halen zich om, spande den haan van zijn +geweer en schoot op den ongelukkige, eer iemand het kon verhinderen. + +De arme jonge man zonk in elkaar, hief zich weer op en wankelde nog +eenige stappen naar de boot, terwijl een donkere bloedstroom uit zijn +wonde vloeide. + +Toen zonk hij opnieuw neer en bleef stervend liggen. + +De Boekaniers zaten ontzet op hun roeibanken. Niet één kon de oorzaak +van deze verschrikkelijke daad gissen en zij zagen Van Halen, die zich +zwijgend aan het roer plaatste, met dreigende blikken aan. + +Daar viel een tweede schot van boord, de zeilen werden al bijgezet, de +tijd drong en barsch gaf Van Halen bevel om weg te roeien. + +Zóó eindigde de laatste en de eenige trouwe matroos van Van Halen zijn +leven. + +Aan boord was Van Halen's daad natuurlijk onmiddellijk bekend. Ieder, +zelfs de meest verharde Boekanier, vermeed hem nu, niet één die het +waagde, over het voorgevallene een woord met hem te spreken. + +Het schip ging onmiddellijk onder zeil en was den volgenden dag in de +Caraïbische zee, om daar jacht op Spaansche schepen te maken. + +Thans, in volle zee, merkte Lolonois pas goed, hoe verwonderlijk vlug +Van Halen's vaartuig was. Maar het viel niet te ontkennen, dat de goede +leiding ervan geheel afhing van de goedwilligheid van den zonderlingen +kapitein en het was nog altijd de vraag, of die zich in beslissende +oogenblikken naar zijn wil zou schikken, Van zijn wraak was alles te +vreezen, van zijn welwillendheid daarentegen alles goeds te hopen. + +Maar ofschoon de zielstoestand van Van Halen en vooral diens laatste +handelwijze zijn tegenzin en bezorgdheid opwekten, toch dacht Lolonois +te ridderlijk en te edelmoedig, om den krankzinnige zoo maar op zij te +zetten en zich op die manier in het volledig bezit van het vaartuig te +stellen. Niettemin zou hij er graag heer en meester van worden en hij +hoopte nog altijd, dat een of ander gunstig toeval hem van Van Halen zou +bevrijden, zonder dat hij daar zelf toe mee moest werken. + +Zijn mannen evenwel dachten er heel anders over. Zij voelden voor Van +Halen niets dan afschuw en vrees en alleen de gezindheid van Lolonois +jegens hem, weerhield die onversaagde menschen, om den dollen stuurman, +zooals zij hem noemden, uit den weg te ruimen. Van Halen bevond zich dus +in een heel gevaarvollen toestand, maar hij zelf had daar volstrekt geen +besef van. Hij deed zijn werk met een nauwgezetheid en bekwaamheid, die +ieder, zelfs de meest vooringenomene, moest bewonderen. + +De vaart door de Caraïbische zee ging, door het gunstige weer zoo snel, +dat ze reeds op den vijfden dag voorbij kaap Honduras zeilden. Nu +richtten zij hun koers meer Noordwaarts, naar de Amerikaansche kust, +waar Lolonois wist, dat zich Spaansche schepen met kostbare ladingen +bevonden. + +Maar, dichter bij de kust gekomen, sloeg het weer om en nu had men +iederen dag met hevige windvlagen te kampen, die voor elk ander schip +noodlottig zouden geweest zijn. + +In die gevaarvolle oogenblikken echter legde Van Halen zulke +buitengewone bekwaamheden aan den dag dat de Boekaniers opnieuw het +volste vertrouwen in hem stelden en hem, tot in zijn geringste bevelen, +onvoorwaardelijk gehoorzaamden. + +Zij hadden een stormachtigen nacht doorgebracht en de meeste Boekaniers +lagen beneden, nog vermoeid van de inspanning, toen plotseling de wacht +uitriep: »Schip in zicht!" + +Lolonois bracht nu al zijn manschappen op het dek. Hij zelf vloog het +want in, om aandachtig het vreemde vaartuig op te nemen. Het lag +Noordwaarts en zeilde naar de kust, blijkbaar met de bedoeling om te +ontvluchten. Bijna vijf mijlen was de »_Christina_" er van verwijderd, +zoodat het nog onmogelijk goed kon waargenomen worden, maar toch hoopte +Lolonois, dat het een van de Spaansche schepen zou zijn, waar omtrent +hij berichten in gewonnen had. Het kwam er nu maar op aan het in te +halen, voor het de haven en de kust bereikt had. + +Lolonois ging nu naar Van Halen toe en zei: + +»Kapitein, het oogenblik is gekomen, dat ik uw hulp noodig heb. Zou u +willen probeeren, om dat vaartuig in te halen en het opperbevel aan mij +overlaten, zoodra het tot een vechten komt?" + +Van Halen glimlachte en gaf dadelijk de noodige bevelen. De masten +droegen in een oogenblik zooveel zeilen, als men in dien tijd nog nooit +gezien had. Door een gunstig toeval ging de wind uit het Zuid-westen +waaien, zoodat het vaartuig trots en bevallig, als met de vlucht van een +vogel vooruit snelde. Alle Boekaniers waren in stomme bewondering bij +dit nooit geziene schouwspel en Lolonois had moeite, om zijn volk bij +hun werk te houden. + +De kanonnen werden geladen, kisten vol kogels, vaten met kruit, geweren, +sabels en enterhaken werden aan dek gebracht. De Boekaniers trokken hun +overkleeren uit, bonden zich roode sjerpen om het lijf en staken dolken, +degens en pistolen in hun gordels. Al die toebereidselen namen ongeveer +een uur in beslag. Toen gaf Lolonois aan zijn manschappen bevel, om zich +langs de borstweringen op den grond neer te leggen en liet de Spaansche +vlag hijschen. + +De »_Christina_" was het vreemde vaartuig nu al tot op twee mijlen +genaderd. Uit het voorkomen van het schip kon men met vrij groote +zekerheid opmaken, dat het een Spanjaard was, en uit den spoed, waarmee +het zocht te ontvluchten, dat het rijkbeladen moest wezen. De oogen van +Lolonois fonkelden. Hij wikkelde zich dichter in zijn mantel en knikte +Van Halen, die elke beweging van den vreemdeling nauwkeurig waarnam, +dankbaar toe. + +Plotseling stuurde men op het vreemde schip Oostwaarts, om naar de +Antillen te stevenen. + +»Ze zijn van koers veranderd!" riep Lolonois Van Halen toe. + +»Jawel, ze willen mij ontwijken. Maar het helpt hun niemendal. Ik zal ze +overzeilen!" antwoordde Van Halen, die blijkbaar het grootste genoegen +in deze jacht had. + +Hij gaf nu eenige bevelen. Enkele kleine veranderingen aan de zeilen, +een geringe ruk aan het roer en Lolonois zag met voldoening, hoe de +»_Christina_" den vluchteling weer als een roofdier navloog. Wel had de +Spanjaard alle zeilen bijgezet, maar van oogenblik tot oogenblik kwam de +»_Christina_" toch dichter bij en met den middag kon Lolonois de +manschappen op het andere schip al tellen, die met angst en toch ook met +nieuwsgierigheid naar »_De Vlugge Christina_" uit zagen. + +Nog wist men daar niet, waarvoor men het schip van Van Halen houden +moest, want het voerde toch de Spaansche vlag, maar de Boekaniers lagen +loerend achter hun verschansingen als panters achter de rotsen. + +»Het oogenblik is nu gekomen, kapitein Van Halen!" zei Lolonois. »Sta nu +het opperbevel aan _mij_ af." + +Van Halen wenkte een Boekanier, gaf hem het roer over en ging beneden in +de kajuit om daar rustig op den afloop te wachten. + +Lolonois liet een kanonschot lossen. Het vreemde schip zeilde echter +door. + +Een tweede schot dreunde en van den romp van het andere vaartuig vlogen +de splinters als vurige vonken door de lucht. Een luid geschreeuw en +gejammer volgde, de Spaansche vlag werd geheschen, maar men zeilde door. + +»Laadt de stukken opnieuw! Enterhaken gereed! Niet opstaan, vóór ik het +beveel!" riep Lolonois en hield nu zelf het roer. + +Plotseling draaide het vreemde schip bij, want het zag wel, dat aan +ontvluchten toch niet te denken viel. + +Een minuut later schoot de »_Christina_" op het achterste gedeelte van +het vaartuig aan en Lolonois riep: »Werpt de enterhaken uit! Vuur!" + +Het dek van de beide schepen werd plotseling in een dikken kruitdamp +gehuld. Op hetzelfde oogenblik sprongen alle Boekaniers overeind en +binnen een paar seconden zaten de schepen door enterhaken aan elkaar. +Onder aanvoering van Lolonois sprongen de Vrijbuiters als razenden aan +boord van den Spanjaard, waar zij met angstig geschreeuw en slecht +gerichte geweerschoten werden ontvangen. + +De bemanning van het Spaansche schip was in het begin _te_ zeer verrast +om veel tegenstand te bieden. + +Eerst toen zij de vijanden als booze geesten midden in den kruitdamp +naar alle kanten om zich heen zagen houwen en steken, vermanden zich de +nog ongedeerde Spanjaarden en begonnen een wanhopigen weerstand. + +Er ontstond een hardnekkig gevecht van man tegen man. De Spanjaarden +zagen nu, wie zij voor hadden. Zij verdedigden zich woedend. Het gelukte +hun, zich te verzamelen en doordat zij, ondanks hun verlies, veel +sterker in aantal waren dan de Boekaniers, begonnen die wel wat in het +nauw te komen. + +Lolonois was weldra met tien van zijn metgezellen door de voortdringende +drommen van Spanjaarden van de andere Boekaniers gescheiden en tot op +het middendek gedrongen. Ofschoon hij zich woedend verdedigde en met +bovenmenschelijke kracht de áándringende vijanden van zich afweerde, +scheen het toch, dat zijn goed geluk hem begeven zou. Verscheidene van +zijn dapperste mannen zonken doodelijk gewond naast hem neer. Het viel +hem dus hoe langer hoe moeilijker om de degenstooten van de vreeselijk +verbitterde Spanjaarden van zich af te weren. Het gevecht duurde lang en +de kans begon reeds twijfelachtig te worden. Te vergeefs poogden de +andere Boekaniers hun kapitein te helpen. De Spanjaarden, ziende dat zij +den aanvoerder omsingeld hadden, weerden de andere vrijbuiters uit alle +macht. Het begon er voor de Boekaniers hachelijk uit te zien. Reeds +hoorden zij roepen: »Victorie! Victorie!" Reeds werd Lolonois van alle +kanten met den dood bedreigd als hij zich niet wilde overgeven. Nog vier +van zijn makkers zonken doodelijk gewond aan zijn voeten ... Maar zie, +plotseling nam alles een onverwachten en beslissenden keer. + +Terwijl namelijk de Boekaniers op het Spaansche schip aan het vechten +waren, was Van Halen in de kajuit en wapende zich. Een oogenblik later +klom hij aan dek en overzag toen het gevecht en Lolonois' wanhopigen +toestand. De merkwaardige en in weerwil van zijn vele misdaden toch zoo +grootmoedige man had op den armen Van Halen een grooten invloed +verkregen en zich binnen weinige dagen zijn geheele genegenheid +verworven. En zie, nu zag Van Halen dien man omsingeld, zag Lolonois en +zijn volk in gevaar en zijn geest was nog helder genoeg om te begrijpen, +dat de nederlaag der Boekaniers het verlies van zijn schip zou zijn. + +Plotseling kwam nu al zijn koelbloedigheid en moed weer boven. Snel nam +hij zijn besluit, vloog naar de kruitkamer, droeg met bovenmenschelijke +kracht een vaatje van 150 pond kruit aan dek en ging daarmee, zonder +door de vechtenden opgemerkt te worden, aan boord van het vijandelijke +schip. + +Toen wierp hij het in de dichte drommen der Spanjaarden en schoot het +met zijn geweer in brand. + +De uitwerking van deze daad was verschrikkelijk. + +Meer dan de helft der Spanjaarden werd op een vreeselijke wijze +verpletterd of verminkt. Ook Van Halen zelf werd zoo deerlijk gekwetst, +dat hij bijna onkenbaar was. Toch schoot hij onmiddellijk toe om +Lolonois te ontzetten. Hij versloeg de twee mannen, die hem hadden +aangepakt en voortsleepten, doorstak den derden en plaatste zich met +overal gebrande en door het kruit zwart geworden kleeren naast Lolonois, +die hem niet herkende en hem verbaasd aanzag. + +Nu kregen de Boekaniers meer ruimte. Zij vereenigden zich en dreven de +Spanjaarden met de grootste woede het dek af en het ruim in. Binnen tien +minuten was toen de strijd geëindigd en de laatste Spanjaard in handen +van de Boekaniers gevallen. + +Lolonois verzamelde nu al zijn overgebleven manschappen en vroeg: »Wie +was toch de man, die het vat kruit onder de Spanjaarden wierp en +aanstak?" + +Niemand had het in de hitte van den strijd gezien. + +Opeens viel Lolonois het verminkte lichaam van Van Halen in het oog, die +onder vreeselijke pijnen over den grond kroop en zich in zee trachtte te +storten, om zóó aan zijn verschrikkelijk lijden een einde te maken. + +Aan enkele overblijfselen van zijn kleeren herkende Lolonois huiverend +den kapitein en snelde dadelijk toe, om hem te helpen. Men goot zeewater +over hem heen, om zijn nog altijd rookende kleeren te blusschen. Daarna +liet Lolonois hem met de grootste voorzichtigheid in de kajuit brengen +en op kussens neerleggen. + +Onmiddellijk gaf hij vervolgens bevel om de schepen van elkaar los te +maken, het Spaansche schip op sleeptouw te nemen, de dooden in zee te +werpen en naar het Zuidoosten te zeilen. + +Toen ging hij zelf in de kajuit waar hij Van Halen onder de handen van +een wondarts vond in een allerbeklagenswaardigsten toestand. + +De arme kapitein van »_De Vlugge Christina_" lag op sterven. In zijn +laatste oogenblikken had hij zijn helderheid van geest teruggekregen en +hoe meer het leven voor hem ten einde liep, des te meer geraakte de +ongelukkige man weer in het volle gebruik van zijn geestvermogens. + +Met een gevoel van diep medelijden knielde Lolonois aan Van Halen's +sterfbed neer. Hij greep zijn hand, die van zijn leger afhing en zei: +»Mijn beste kapitein, in wat treurigen toestand moet ik u vinden!" + +»Ach, het kruit ..." kermde Van Halen, »het kruit heeft mij zoo +vreeselijk ..." + +»Dus _u_ bent het dan geweest, die het kruitvaatje midden onder de +Spanjaarden aanstak?" + +»Had ik het niet gedaan, dan was het met u en uw volk gebeurd geweest," +kreunde Van Halen. + +»Hemel, hoe is het mogelijk!" riep Lolonois vol bewondering uit. »En ik +kon u miskennen, u voor een krankzinnige houden! Zoo iets kan alleen een +man van moed en van een buitengewonen geest bedenken! U weet niet, hoe +dankbaar ik u ben, dat u ons het leven gered hebt!" + +Van Halen keerde zich onder ontzettende pijnen op zijn leger om en +Lolonois en de zijnen stonden om hem heen met het smartelijk gevoel, +niets te kunnen doen tot verzachting van zijn lijden. + +Plotseling richtte Van Halen zich op en zei: + +»Mijn leven loopt ten einde, Lolonois. Nu weet ik, dat ik gek was. Ja, u +hebt gelijk gehad, toen u mij voor een waanzinnige hield ... Maar de +valschheid en trouweloosheid van de menschen maakten, dat ik ze +verachtte en haatte ... Ja, ik haatte de menschen, omdat ze mij ... +terug gestooten hadden. U bent nu in het bezit van mijn schip ... ik +laat het u na ... Daar in die kast zult u papieren vinden, die u omtrent +alles zullen inlichten ... O God! wat een pijn!... Ik laat u mijn schip +na ... zweer mij, dat u het zult laten zinken, als u het niet meer +noodig hebt ... of het in de lucht laten springen, als u overwonnen +wordt ... Niemand moet een schip kunnen bouwen naar het model van het +mijne.... U moogt het ook niet doen.... zweer mij dat!" + +Lolonois was verbaasd over het verlangen van den stervende. Toch legde +hij den eed af, dien Van Halen verlangde. + +[Illustratie: De arme jonge man zonk in elkaar. (Bladz. 149.)] + +»Dank, dank u ... U alleen bent waard om mijn schip te bezitten ... er +bestaat geen tweede zoo op de wereld ... U zult het vaartuig lief +krijgen ... het is zoo stevig, zoo vlug ... het was het dierbaarste wat +ik op de wereld bezat. + +Plotseling scheen hem iets in de gedachten te komen: hij probeerde zich +op te richten en toen de Boekaniers hem ondersteunden zei hij: + +»Het eene schip voor het andere ... laat mij aan boord van het Spaansche +schip vastbinden, als ik dood ben ... Maak dan het vaartuig leeg en laat +... mijn lijk in zee zinken ... beloof mij dat!" + +Lolonois verklaarde met droefheid zich bereid, om dit verlangen na te +komen. + +»Hebt u nog iets anders?" vroeg hij toen. + +»Neen, mijn vriend!" zei Van Halen met moeite, »niets meer ... Vaarwel +...!" + +De stervende lag stil, men hoorde het reutelen in zijn keel; een +siddering doorliep al zijn leden. Toen strekte zich zijn lichaam uit; op +zijn mannelijk gelaat was de laatste doodstrijd te lezen en--Van Halen +was niet meer. + +Toen den volgenden dag alles wat maar eenige waarde had, uit het +Spaansche schip was gehaald, liet Lolonois het lijk van Van Halen, in +kostbare Indische stoffen gewikkeld, in de kajuit brengen en op een +rustbed vastbinden. Hij zelf las aandachtig eenige plaatsen uit een +gebedenboek en liet daarna alle zeilen van het schip bijzetten en al de +vlaggen hijschen waarover het beschikken kon. Maar aan den top van den +grooten mast wapperde de Hollandsche vlag. + +Het roer werd vastgezet en naast het lijk vier brandende waskaarsen +geplaatst. + +Nadat de Boekaniers gaten in den bodem van het schip geboord hadden, +verwijderden zij zich de een na den ander en gingen aan boord van de +»_Christina_" over. Deze zette nu zeil bij en volgde langzaam het +vooruitdrijvende Spaansche vaartuig, terwijl de kanonnen werden gelost, +om aan den verdienstelijken zeeman de laatste eer te bewijzen. + +Het Spaansche schip zonk hoe langer hoe dieper. Men zag alleen nog maar +het dek bij den grooten mast en den boegspriet boven de golven +uitsteken. Plotseling zonk het voorste gedeelte in het water en dook zoo +langzaam dieper onder de golven. Maar het duurde nog geruimen tijd eer +de toppen der masten--en die van den middelmast met de wapperende +Hollandsche vlag, het laatst--geheel in zee waren gezonken. + +Eenige kringen op de golven duidden het spoor aan, waar alles verdwenen +was en--»_De Vlugge Christina_" zweefde eenzaam over de blauwe wateren +van de Caraïbische zee. + +De Boekaniers hadden het geheele tooneel aangezien met het gevoel van +den zeeman, die geen schip zonder weemoed te gronde ziet gaan. Op het +vaartuig van Van Halen heerschte een doodelijke stilte, als in een huis, +waarvan de meester gestorven is. + +Nu riep Lolonois echter zijn volk bijeen en zei: »Mannen, dit fraaie +schip is thans ons rechtmatig eigendom. Wij hebben den doode de laatste +eer bewezen en eerlijk schip om schip gegeven, zooals hij het verlangde. +Welaan, laat ons dan trachten, met ons vaartuig nieuwe heldendaden te +verrichten, nieuwe rijkdommen te veroveren. En verder, laat ons tot +aandenken aan zijn uitvinder en vroegeren eigenaar den naam van het +schip veranderen. Van dit oogenblik af aan zal het heeten: »_De +Vliegende Hollander_!" + +»Hoera!" klonk het toen uit de schorre kelen van de ruwe Boekaniers: +»Hoera voor den Vliegenden Hollander!" + +[Illustratie] + + + + +TIENDE HOOFDSTUK. + +De zeeslag tegen de Spanjaarden. + + +De Boekaniers keerden nu terug naar hun algemeene verzamelplaats, het +Schildpadden-eiland, tegenover St. Domingo. + +Op den avond dat »_De Vliegende Hollander_" de baai van dit eiland +naderde, lagen er vijf schepen te gelijk voor anker. Uit al de herbergen +klonken vroolijke gezangen, overstemd door het gejuich van Boekaniers, +die, van hun lange strooptochten terug gekeerd, daar hun buit in +vroolijkheid weer verteerden. + +Het was meer toeval dan voorzichtigheid, dat er een op wacht stond op +een rots aan den ingang van de baai, juist toen »_De Vliegende +Hollander_" de schuilplaats der Boekaniers naderde. + +Lang ontdekte hij niets op de kalme oppervlakte van het water. De +zeevogels daalden neer op de golven, de visschen spartelden heen en weer +in onverstoorde dartelheid en de wolken gingen, als in vredige +bedevaart, door de blauwe lucht; de geheele natuur was in die liefelijke +rust verzonken die het menschenhart tot een weemoedige blijheid stemt. + +Reeds wilde de man naar beneden gaan en zich bij zijn luidruchtige +makkers voegen, toen hij opeens in het Noordwesten een zeil ontdekte, +dat zijn opmerkzaamheid trok. + +Het was »_De Vliegende Hollander_" die het voorgebergte om zeilde en nu +snel naderde. + +Toen de Boekanier den vreemden vorm van het schip zag en door zijn +groote snelheid verrast werd, vermoedde hij eenig gevaar en schoot +onmiddellijk een kanon af, dat tot het geven van een alarmsein boven op +de rots geplaatst was. + +De donder van het zware geschut klonk krachtig over de wateren en +weergalmde tot ver in het dal. + +Eenige minuten lang heerschte er een diepe stilte. Toen klonk een +verward geschreeuw en gejoel. De Boekaniers grepen allen naar de +wapenen, vlogen de booten in en roeiden naar boord van hun schepen, die +binnen weinige oogenblikken strijdvaardig waren. Een groot aantal +bejaarde mannen stroomden intusschen haastig naar den smallen ingang van +de baai, om met een ijzeren boom den doortocht te versperren. De overige +bewoners vluchtten met hun kostbaarheden naar een versterkt gebouw aan +den oever, waar zij de kanonnen laadden, vast besloten zich tot het +uiterste te verdedigen. + +Inmiddels werden de schepen naar de linkerzij van den ingang der baai +gevoerd om daar voor anker te liggen. Terwijl den verwachten vijand dus +aan den éénen oever het vuur van zes kanonnen uit het fort zou treffen, +konden zij hem van terzijde met het geschut van hun vaartuigen +beschieten. + +Boven op de rotsen stonden een paar aanvoerders om den gewaanden, snel +naderenden vijand vandaar in oogenschouw te nemen en door teekens aan de +Boekaniers in de sterkte en op de schepen bevelen te geven. Met +verwondering ontdekten zij alleen een enkel klein vaartuig, maar de +vlugge bewegingen, het sombere, krijgshaftige voorkomen van het schip en +zijn vreemdsoortige bouw brachten hen in de hoogste verbazing. + +»_De Vliegende Hollander_" naderde nu den smallen ingang van de baai. +Hier lagen een paar zandbanken, die voor een vreemden schipper +allergevaarlijkst konden worden, doordat men ze zelfs bij eb en stil +weer niet zien kon. Een ervaren zeeman die met de plaatselijke +gesteldheid door en door bekend was, kon ze alleen vermijden. Maar »_De +Vliegende Hollander_" gleed als een zwaan over de gevaarlijke plaats +heen en liep rustig tot voor den ingang van de baai. + +Tot op dit oogenblik hadden de Boekaniers bedaard den loop der zaken +afgewacht, maar zoodra het vreemde schip aan den ingang der baai gekomen +was, richtten zij een geladen kanon naar een plaats in zee, een +kabellengte van het vreemde schip verwijderd, en schoten het af. Een +kogel plofte in zee en de golven sisten en spatten hoog op, vlak voor +den boeg van »_De Vliegende Hollander_". + +Dat was een dreigende en duidelijke waarschuwing om stil te houden. +Onmiddellijk kwam er nu beweging in de masten en raas van het vaartuig, +het roer werd gewend en al die manoeuvres gemaakt, waardoor het binnen +een minuut stil lag. Toen zag men een vlag in den wind fladderen en +spoedig werd het vuurroode doek met den witten dolk als de vlag der +Boekaniers herkend. Nu vreesden zij voor verraad en beraadslaagden over +de maatregelen die genomen moesten worden. + +Intusschen kwam van achter het vreemde vaartuig een kleine, nette boot +te voorschijn, die als een notedop op de golven danste, naar den ingang +van de baai roeide en daar verdween. De mannen die boven stonden konden +haar nu niet meer zien, maar wachtten geduldig af, wat er beneden zou +voorvallen. + +Opeens drong er een luide en algemeene kreet tot hen door. Was het een +oorlogskreet? Maar neen, er viel geen enkel schot. Het was dus een kreet +van blijdschap, die zoo lang aanhield. + +Zij verlieten nu hun hooge standplaats en ijlden in de grootste spanning +naar het strand, om in de algemeene vreugde te deelen. Maar pas halfweg +vlogen hun al boden te gemoet, die van blijdschap haast niets konden +stamelen dan den beroemden en geliefden naam van Lolonois. + +Zoodra de Boekaniers op het strand aankwamen, zagen zij, dat vlaggen +wapperden van al de schepen. De boom die den doorgang versperde was +weggenomen en honderden Boekaniers sprongen en dansten als razenden op +het smalle rotspad langs den oever heen en weer. + +Nu verscheen er een boot, waarin twaalf roeiers uit alle macht werkten +om het nieuwe schip naar binnen te slepen. En zie, daar vertoonde zich +de boegspriet en toen de geheele, zwarte romp van het fraaie schip met +al zijn kanonnen. Alles begon te juichen en te jubelen zonder einde, +toen Lolonois, de dappere, aangebeden Lolonois plotseling op het dek +kwam en vroolijk den hoed zwaaide om de opgewonden Boekaniers te +begroeten. + +Zoodra het schip binnen de baai was, donderden al zijn kanonnen een +welkomstgroet en nadat de kogels er uitgenomen waren beantwoordden de +stukken van het fort en van de vijf andere schepen deze saluutschoten. +Het vreugdegeschreeuw uit honderden kelen klonk schaterend door de lucht +en onder zóó'n geestdriftige ontvangst wierp »_De Vliegende Hollander_" +het anker uit. + +Ja, onbeschrijfelijk was de geestdrift, waarmee Lolonois, de vorst der +Boekaniers, die men dood waande, door zijn onderhoorigen werd ontvangen. +Dit ruw en onverschrokken volk was van blijdschap buiten zich zelf; de +genegenheid voor den buitengewonen man maakte die dapperen aan kinderen +gelijk. Zij drukten zijn handen en kusten zijn kleeren, zij omvatten +zijn knieën en vielen hem te voet. Wie ver af stonden moesten zich +vergenoegen met door teekens hun vreugde te uiten. Vaders hielden hun +knapen in de hoogte, om hem te zien, moeders brachten hun kleinen mee, +om den grooten man aan te wijzen. Door uitgelaten blijdschap waren al +die menschen, in weerwil van hun vele misslagen, in beminnelijke wezens +veranderd. + +Lolonois stond midden in den kring van zijn vrienden. Hij kon met zijn +schepelingen het strand niet verlaten, want ook zij werden met gejuich +begroet. Eindelijk wenkte hij tot stilte. Het gedruisch ging eensklaps +in een diep stilzwijgen over. Hij sprak toen allen aan: + +»Vrienden en wapenbroeders! Ik ben ontroerd, ik voel mij zoo gelukkig, +dat ik weer bij u ben. Weest allen hartelijk gegroet! Ik vergeet gevaren +en rampen, omdat ik zoo vriendelijk door u ontvangen word. Ik dank u. De +Hemel sta mij toe, nog lang bij u te mogen zijn, om als uw trouwe +broeder lief en leed broederlijk met u te deelen. Zijt mij nogmaals van +harte welkom, en weest allen, van den grijsaard tot den jongste onder u, +van avond mijn gasten. Gij zult allen de mijnen en ik zal de uwe zijn. + +Lang leven de Boekaniers! Dood en verderf over de hoofden van hun +vijanden!" + +Een storm van vreugdegedruisch verhief zich nu weer en hield niet eerder +op, vóór dat Lolonois in een van de grootste huizen der volksplanting, +waar men hem heen geleidde, verdwenen was. + +Op de »_De Vliegende Hollander_" begon nu een groote bedrijvigheid. Al +de manschappen waren bezig, de kostbare wijnen van Van Halen te lossen, +nu Lolonois het voornemen had, om alle bewoners van de volksplanting 's +avonds te onthalen. In de huizen waren al de vrouwen in de weer, op +kosten van Lolonois een maaltijd toe te bereiden. Verscheidene booten +voeren af en aan, om de kostbaarheden uit het schip aan wal te brengen, +want nadat zijn tochtgenooten hun aandeel ontvangen zouden hebben, wilde +Lolonois alles onder de gezamenlijke Boekaniers verdeelen. + +Verscheidene mannen namen in het versterkte huis de kisten in ontvangst +en begrootten den rijken inhoud er van, waarna zij de waarde zorgvuldig +noteerden. Het veroverde Spaansche schip had aan de regeering behoord en +een lading in gehad van een half millioen aan goud en zilver. + +De verdeeling was binnen weinige uren afgeloopen. In dien tusschentijd +had men op een fraai grasperk onder reusachtige katoen- en palmboomen +lange tafels aangericht en groote vuren ontstoken. Allerlei huisraad had +men er bijeen gehaald: banken, stoelen, zelfs die van de schepen, zoodat +allen ruimschoots konden zitten. Op den achtergrond schaarden zich de +negers, die er door nieuwsgierigheid heen gelokt waren en nu ving de +maaltijd aan. Lolonois liet wijn uitdeelen, zooveel als ieder maar +verkoos; niet één gevoelde zich ontevreden; ieder deelde in de algemeene +vreugd. + +Later op den avond vormden zich overal schilderachtige groepen. Hier +zaten ruwe Boekaniers broederlijk bij elkaar, terwijl lustig de beker +rondging; daar weer belichtte het vuur de bruine aangezichten van eenige +vrouwen, die luisterden naar wat een oud man haar vertelde van de +moedige daden van haar echtgenooten. Onder de hooge takken van een +katoenboom, waaruit de in hun rust gestoorde apen en papegaaien +schreeuwend wegvluchtten, lagen ginds eenige zeelui bij elkaar en +luisterden naar de verhalen van een grijzen makker, die geestdriftig van +de vreeselijke gevechten vertelde, die hij had meegemaakt. Op plaatsen +waar de maan het helderst scheen vermaakten zich eenige dansers en +danseressen bij de zwaarmoedige tonen van een fluit en guitaar en op den +achtergrond zag men de donkere gestalten van enkele negers die, door den +wijn en de vreugde bijna dolzinnig, op de wilde tonen van een +muziekinstrument uit hun eigen land en van een daarbij onontbeerlijke +trom, hun vlugge dansen uitvoerden. + +In de baai lagen als zwarte monsters de lompe schepen en dit alles +bescheen de maan met haar zachten, liefelijken glans. De nacht was kalm, +de lucht zoel en vol aangename geuren, maar telkens werd de nachtelijke +vrede onderbroken door de luide kreten: »Leve Lolonois! Leven de +Boekaniers, dood aan hun vijanden," kreten die ver over de velden en +diep in de bosschen weergalmden. + +Lolonois zelf nam echter aan deze feestelijkheden geen deel. Hij had +zich na den algemeenen maaltijd in zijn bijzondere vertrekken +teruggetrokken, waar hij, gelukkig met het bezit van zijn heerlijk +vaartuig, droomde van nieuwe krijgsbedrijven, die hij met »_De Vliegende +Hollander_" zou verrichten. + +En--zooals hij het zich droomde, gebeurde het ook. + +Door de steeds stouter strooptochten echter van de Boekaniers nam de +onveiligheid in de West-Indische wateren zoodanig toe, dat het de +opmerkzaamheid der Europeesche regeeringen tot zich trok en de handel op +dat gedeelte van Amerika geheel te niet ging. Want de Boekaniers waren +niet meer tevreden met het vermeesteren van enkele schepen der +Spanjaarden, maar zij vielen ook geheele vloten aan, ja, veroverden en +plunderden zelfs verscheidene steden aan de Amerikaansche kust. +Langzamerhand strekten zij hun rooverijen ook tot Portugeesche, Fransche +en Engelsche schepen uit. Lolonois zelf bleef wel is waar aan zijn +beginsel getrouw om met de heele wereld in vrede, maar met de +Spanjaarden in eeuwigdurenden oorlog te leven,--doch zijn invloed ging +niet zóó ver, dat hij al zijn bondgenooten die op andere schepen waren, +kon bewegen om naar hetzelfde beginsel te handelen. + +De regeeringen van Frankrijk en Engeland eischten eindelijk van Spanje, +dat het de strooptochten der Boekaniers zou te keer gaan. Werden de +West-Indische wateren niet binnen een jaar door de Spaansche regeering +geheel van zeeroovers gezuiverd, dan zouden zij gedwongen worden niet +alleen om de aangerichte schade te vergoeden, maar Frankrijk en Engeland +zouden bovendien nog op de Spaansche Antillen verscheidene belangrijke +punten in bezit nemen, om aldaar tijdelijke verblijfplaatsen op te +richten voor de eskaders van hun vloten. + +Die bedreiging werkte meer uit dan al het nadeel, dat de Boekaniers tot +nog toe aan Spanje hadden toegebracht. Te Madrid begon men zich de zaak +nu ernstig aan te trekken en men besloot, eenige schepen tot uitroeiing +der Boekaniers naar de Antillen te zenden. Men wendde zich tot Engeland +en Frankrijk om bijstand en verkreeg vandaar twee goed uitgeruste +fregatten en vier kleinere oorlogsschepen. Zoo vertrok dan een smaldeel +van zes fregatten en zeventien kleinere vaartuigen uit Cadix naar +West-Indië. + +De Boekaniers hadden de nauwkeurigste berichten ingewonnen omtrent de +uitrusting en het aantal der schepen, tegen hen uitgezonden. + +Lolonois liet al de manschappen, die hij maar bezat, naar het +Schildpadden-eiland komen, hij liet de haven nog meer versterken en +bereidde zich met moed en alle krachtsinspanning tot verdediging voor. +Er werd besloten dat men eerst een gevecht op zee zou beproeven en +later, in geval van nood, naar het eiland terugkeeren om daar het +uiterste te wagen. + +De schepen werden dus uitgerust en »_De Vliegende Hollander_", nu ruim +een jaar in het bezit van Lolonois, zou alleen verder gaan en de +naderende vijandelijke vloot opzoeken. + +Lolonois liet zijn vloot, die uit elf grootere en kleinere vaartuigen +bestond, uitloopen tot op de hoogte van St. Domingo, met bevel, om hier +zijn terugkomst af te wachten. + +Niet ver van Jamaïca ontmoette Lolonois de met volle zeilen varende +vloot. Hij draaide dadelijk bij, om de schepen goed te kunnen opnemen en +hun getal en bewapening te kunnen beoordeelen. Toen hij op een mijl +afstand weer onder zeil ging, gebood het admiraalschip hem door een +kanonschot, om weer bij te draaien. Maar de trotsche Boekanier heesch +zijn vlag en, om den vijand te bespotten, daaronder de Spaansche. + +Deze moedige en trotsche uitdaging bracht leven en beweging op de vloot. +Alle zeilen werden bijgezet om Lolonois terstond te achterhalen, maar +hoe ook de wind de groote zeilen deed zwellen en hoe spoedig zij ook +vorderde, bij het snelzeilende en kunstig gebouwde vaartuig mocht dit +alles niemendal baten. + +Zoo achtervolgd voer »_De Vliegende Hollander_", gerust wegens den +grooten afstand van de vloot, weer naar de plek, waar Lolonois zijn +vrienden had achter gelaten. Tegen den morgen van den derden dag +bemerkte hij de toppen der masten, die boven de meer en meer onstuimig +wordende zee uitstaken. Nu liet hij alle zeilen bijzetten en ontsnapte +zijn verbaasde vervolgers als een waterspook, dat zich eenige dagen lang +met hen vermaakt had. + +Het beslissende oogenblik was nu gekomen. Lolonois plaatste zich met +»_De Vliegende Hollander_" aan het hoofd van de vloot der Boekaniers en +stelde zijn schepen in den vorm van een halve maan langs het eiland in +slagorde, dat, met zijn prachtige, boschrijke bergen een heerlijken +achtergrond vormde. De Spaansche admiraal verwonderde zich ten hoogste +over de vermetelheid der Boekaniers, die aan zulk een overmacht met +zoo'n klein aantal schepen weerstand durfden bieden en gaf dadelijk +bevel tot den aanval. Een kwartier later lag hij met zijn fregat +tegenover »_De Vliegende Hollander_". De andere schepen hadden ook ieder +hun tegenpartij gevonden en nu volgde een losbarsting van geschut, die +hemel en aarde deed sidderen. + +Zóó evenwel waren de Boekaniers niet gewoon te vechten. Zij enterden, +nadat zij hun vijanden eenige kogels toegezonden hadden, en toen begon +een verschrikkelijke strijd! Lolonois sprong met vijfentwintig zijner +getrouwste mannen aan boord van het admiraalschip. Hoewel de manschappen +zich moedig verdedigden drong hij de Spanjaarden terug en eer een +kwartier verloopen was daalde de admiraalsvlag en wapperde op het fregat +de roode vlag der Boekaniers van den grooten mast. Lolonois en zijn +razende Boekaniers leken voor de ontstelde Spanjaarden zooveel helsche +geesten die uit de onderwereld opgedoken waren, om hen te verdelgen. + +In dit oogenblik raakte ook een Fransch fregat in brand en een kotter +van de Spaansche vloot vloog met een donderend geraas in de lucht. De +Boekaniers hieven een luiden zegekreet aan: De overwinning scheen aan +hun kant te wezen. + +Maar er hadden zich nog verscheidene schepen van de Spaansche vloot +buiten gevecht gehouden. De kapiteins van die schepen schoten nu de +andere vaartuigen te hulp, een groot oorlogsschip ging naast het +admiraalschip liggen en niettegenstaande den wanhopigen tegenstand der +Boekaniers kwamen er vijftig dappere soldaten aan boord. Zoodra die zich +in het gelid konden plaatsen richtten zij een verschrikkelijk geweervuur +op Lolonois en zijn woeste metgezellen, en van het andere schip +overlaadde men »_De Vliegende Hollander_" met kogels. Doordat deze met +enterhaken aan het fregat geketend was, kon hij met zijn kanonnen niets +uitrichten. Ook in het midden werd de strijd weer met nieuwen moed +begonnen, daar een Spaansch schip in de plaats van het brandende +Fransche fregat was gekomen, waardoor dit in staat was, het vuur van +zijn zeilen en tuig te blusschen. + +Een der schepen van de Boekaniers zonk plotseling, twee werden er, +ondanks den woedenden tegenstand geënterd en door de Spanjaarden +genomen, zoodat het gewonnen voordeel al weer heel spoedig verloren +ging. + +Maar nog was alles niet verloren, nog bleven de andere Boekaniers moedig +op hun plaats. + +Plotseling scheidden zich twee schepen, die vreeselijk door het vuur van +de groote Engelsche fregatten geleden hadden. De Boekaniers die er op +waren zetten alle zeilen bij en sloegen op de vlucht. Dit besliste +alles. Lolonois die met onuitsprekelijke inspanning, volharding en +doodsverachting tot nog toe het Spaansche fregat had mogen behouden, +bemerkte met diep leedwezen wat er plaats had. Ook zag hij, dat de +Engelschen, in plaats van de vluchtenden te achtervolgen zich omwendden +en naderbij kwamen, om de schepen die nog overgebleven waren, tusschen +twee vuren te nemen en in den grond te boren. Hij werd door +moedeloosheid overvallen, gaf het sein tot den aftocht en liet de andere +Boekaniers, die zich nog met de grootste dapperheid verdedigden, weten, +dat zij zich redden moesten zoo goed zij konden. Hij zelf, als de laatst +overgeblevene, stak het admiraalschip in brand onder het fluiten van +tallooze Spaansche kogels, waarop de naar beneden gevluchte manschappen +weer aan dek verschenen, doordat zij bemerkten, dat er hulp opdaagde. +Hierop liet hij de enterhaken waarmee »_De Vliegende Hollander_" aan het +admiraalschip vast zat, wegnemen, het schip onder het kanonvuur van het +vijandelijk fregat alle zeilen bijzetten, die het zwaar beschadigde +vaartuig maar voeren kon en vluchtte weldra uit het bereik van het +admiraalschip dat, in brand en geheel in wanorde, niet in staat was hem +te vervolgen. + +Zoodra Lolonois een eind verder in zee was en zich buiten den kruitdamp +bevond, die overal op de golven lag, zag hij vol ontzetting, dat de +meeste schepen der Boekaniers omsingeld waren en in gevaar, genomen te +worden. Hij was echter niet in staat te helpen en zoo moest hij met een +gevoel van onmacht zien, dat er drie schepen veroverd en twee in den +grond geboord werden. + +Behalve zijn eigen vaartuig en de drie vluchtende waren ze allemaal te +gronde gegaan of in handen van de vijanden gevallen. + +Verscheidene schepen van den zegevierenden vijand probeerden het nu, om +Lolonois te achterhalen, maar de hevige strijd had ze allen zoo'n schade +toegebracht, dat geen enkel meer zeil kon voeren. Bovendien begon de +lucht meer en meer te betrekken en uit het Noordwesten dreigde een +hevige storm. + +De Spaansche bevelhebber gaf daarom aan zijn schepen last, dat zij hem +zoo goed zij konden, moesten volgen en zeilde vooruit naar de straat, +die het Schildpadden-eiland van Haïti afscheidt. Hij had hiermee de +bedoeling zoowel een schuilplaats voor het naderend onweer te zoeken als +om van den eersten schrik gebruik te maken, ten einde de volksplanting +der Boekaniers te verwoesten. De gevangen Boekaniers moesten als gidsen +dienen. + +De vernieling van de vloot der Boekaniers had men van hier ook gezien en +al wat maar vluchten kon trok diep de bosschen in, waarmee toenmaals het +grootste gedeelte van het eiland nog bedekt was. + +De Spanjaarden kwamen dus ongehinderd in de baai. + +Toen verwoestten en verbrandden zij de meeste gebouwen, nadat zij alles +afgeplunderd hadden. De weinige overgebleven Boekaniers weken naar +eenige eilanden, om nooit weer naar hun vorige kolonie terug te keeren. + +Lolonois had nauwelijks zóóveel zijner manschappen gered, als tot den +dienst van zijn vaartuig noodig waren. De anderen hadden den dood in den +strijd gevonden en lagen op den bodem der zee. Vervolgd en bedreigd, zag +Lolonois in, dat het voor hem niet geraden zou zijn, nog langer in +Amerika te blijven. Hij verliet dus de Antillen en zeilde naar Bahia, +waar hij de schade aan zijn schip herstelde. Eer hij daar nog geheel mee +gereed was, werd hij met gevangenschap en dood bedreigd, want door een +toeval was zijn naam ontdekt. Hij lichtte dus de ankers en koos zee, +hoewel hij twee van zijn manschappen, waarvan hij de terugkomst niet kon +afwachten, aan wal moest achterlaten. + +En sedert zwierf Lolonois, uit nood en verbittering nu een werkelijk +zeeroover, op schier alle zeeën rond. Hij leerde zijn vaartuig +voortdurend beter kennen en hoe langer hoe meer waardeeren; hij bedreef +met dit schip ongehoorde daden en werd de schrik van iederen eerzamen +koopvaarder. De buitengewone vlugheid van zijn vaartuig stelde hem in +staat ieder schip in te halen, iederen vervolger te ontvluchten, en met +een bijna spookachtige snelheid zich op plaatsen te bevinden, waar men +hem somtijds honderden mijlen van verwijderd waande. + +Was reeds bij het leven van Van Halen die snelheid van het schip een +raadsel geweest, nu vereenigden zich met dat onbegrijpelijke nog de +vreemde naam en de vrees voor de bloedige wreedheid der bemanning. + +En zoo ontstond onder het zeevolk van die tijden langzamerhand +gemakkelijk de legende van het spookschip »_De Vliegende Hollander_". + +Want geen mensch was toenmaals bijgelooviger dan de zeeman: Hoevele +natuurverschijnselen deden zich ook aan hem voor! Verschijnselen die +tháns door de wetenschap verklaard worden, maar vroeger wel aan den +invloed van goede of booze geesten moesten worden toegeschreven. + +Het eenzame, stille van den nacht maakte des zeemans gemoed ontvankelijk +voor allerlei fantastische indrukken. In den wind, die door het want +suisde, klonken hem de stemmen van bovenaardsche wezens tegen, nu eens +lispelend, jolig en blij, dan weer weemoedig, huilend, snerpend. + +Uit de grillige wolkgevaarten, uit het schuim der golven, in dartelend +gespeel met het licht der maan, of dreigend uit den pikdonkeren nacht +opstijgend en weer wegdompelend in de diepte, tooverde zijn +verbeeldingskracht hem nu eens de liefelijkste en dan weer de +afgrijzelijkste gedaanten voor den geest, en bracht hem al het +wonderlijke in herinnering, dat hij van zijn jeugd af reeds had hooren +verhalen. + +Wat hij destijds bij zulk een verhaal voor zijn verbeelding zag, meende +hij nu werkelijk te zien en vandaar ook dat er toen maar weinig zeelui +waren die niet zwoeren bij hun ziel en zaligheid, dat zij op hun reizen +een of meermalen het spookschip »_De Vliegende Hollander_" waren tegen +gekomen. + +De manschappen waren slechts vier in getal: de kapitein, de bootsman, de +kok en één matroos, allen stokoude grijsaards die stadig in de kajuit om +elkanders ziel zaten te dobbelen tot op den jongsten dag, terwijl hun +schip rusteloos voortsnelde, in zijn vaart verlicht door vlammen, die +langs de masten en de raas rondflikkerden. + +De zeilen waren grauw als aarde, en de vlaggen waren vaal als de +verbleekte kleuren van doodskransen. Leeg was het dek, geen stuurman +stond aan het roer. De vaart van het schip geleek een vlucht; het te +ontmoeten was als een vloek en voorspelde onheil aan den bodem, dien dat +te beurt viel. + +Gelijk een stormvogel vloog het voort, ook zelfs bij volkomen +windstilte, en allen die het aanschouwden ging een ijskoude rilling door +de leden. + +Zóó ijlde het spookschip de wateren over en zóó moest het _blijven_ +voortijlen tot in eeuwigheid. + +[Illustratie] + + + + +»IN DE VACANTIE." + +Bibliotheek voor Jongens en Meisjes. + +Prijs per deel ingenaaid [f] 1,--, in prachtband [f] 1,50. + + * * * * * + +Serie A. Jongensboeken: + +1. JAEPIE-JAEPIE, Vierde druk, +door C. Joh. Kieviet--Geïllustreerd door A. Rünckel. + +2. KAREL VERMEER, Tweede druk, +door Ch. Krienen--Geïllustreerd door W. K. de Bruin. + +3. FRANS VAN DORENTIL, Vierde druk, +door C. Joh. Kieviet--Geïllustreerd door A. Rünckel. + +4. TOCH NAAR ZEE, +door N. W. C. Kuyk--Geïllustreerd door Frans van Noorden. + +5. DE AVONTUREN VAN VIER PRETMAKERS, Derde druk, +door Ch. Krienen--Geïllustreerd door Joh. Braakensiek. + +6. TWEE ECHTE JONGENS, Derde druk, +door Ch. Krienen--Geïllustreerd door C. van der Sluis. + +7. JONGENSLEVEN, +door Mevr. van Woerden-Pop.--Geïll. door J. H. Isings Jr. + +8. HET JONGENSKAMP, Tweede druk, +door Chr. van Abkoude--Met 6 fraaie platen. + +9. DE CLUB DER JONGE KANINEFATEN, Tweede druk, +door N. W. C. Kuyk--Geïllustreerd door W. K. de Bruin. + +10. OP DE VLOOT VAN ADMIRAAL VERHUELL, Tweede druk, +door J. G. Kramer--Geïllustreerd door J. H. Isings Jr. + +11. VAN EEN DIEFJESMAAT EN EEN SCHOOLJONGEN, +door Joh. H. Been--Geïllustreerd door O. Geerling. + +12. MIJN JONGENSJAREN, Tweede druk, +door Koen van Dam--Geïllustreerd door Joh. Braakensiek. + +13. INSTITUUT SPARRENHEIDE, Tweede druk, +door Chr. van Abkoude--Geïllustreerd door Jan Rinke. + +14. UIT DE VLEGELJAREN VAN HENKIE SNIP, Tweede druk, +door N. W. C. Kuyk--Geïllustreerd door O. Geerling. + +15. JAN BLOEMER, +door A. M. v. d. Linden-v. Eden--Geïllustreerd door O. Geerling. + +16. DE KLEINE HAMBURGERS OP REIS, +door E. Gaehtgens--Geïllustreerd. + +17. LANGS DEN WATERKANT, +door Cor Bruijn--Geïllustreerd door Frans van Noorden. + + + + +»ONS GENOEGEN." + +Bibliotheek voor Jongens en Meisjes. + +Prijs per deel ingen. [f] 0,65, gecart. [f] 0,90, +in prachtband [f] 1,10. + + * * * * * + +Serie A. Jongensboeken: + +1. WILLEM VAN DEN MOLENAAR, Vierde druk, +door P. Elzer--Geïllustreerd door A. Rünckel. + +2. MARC EN ZIJN OOM, Derde druk, +door L. van der Meer--Geïllustreerd. + +3. DE TWEE BROEDERS, Vierde druk, +door C. Joh. Kieviet--Geïllustreerd door A. Rünckel. + +4. BERT EN BRAM, Derde druk, +door Chr. van Abkoude.--Geïllustreerd door A. Rünckel. + +5. VRIENDSCHAP, Derde druk, +door W. Brouwer--Geïllustreerd door A. Rünckel. + +6. WILLEM'S VERJAARSGESCHENK, Tweede druk, +door Chr. van Abkoude--Geïllustreerd. + +7. DE KAPITEIN VAN MURAT, Derde druk, +door W. P. de Vries--Geïllustreerd door Jan Rinke. + +8. BOB-ZONDER-ZORG, Derde druk, +door Chr. van Abkoude--Geïllustreerd door W. K. Prins. + +9. DERTIEN JAAR KRIJGSGEVANGEN, Tweede druk, +door J. G. Kramer--Geïllustreerd door J. H. Isings Jr. + +10. EEN ONGELUKSVOGEL, Derde druk, +door Chr. van Abkoude--Geïllustreerd door W. K. de Bruin. + +11. FRANS BRANDER, +door W. Brouwer--Geïllustreerd door Jos. Rovers. + +12. PETER DE VERSPIEDER, Tweede druk, +door J. Gunst--Geïllustreerd. + +13. EEN AMSTERDAMSCHE JONGEN, Tweede druk, +door H. W. Sonnega--Geïllustreerd door C. Jetses. + +14. DE VOETBALCLUB, Tweede druk, +door Chr. van Abkoude--Geïllustreerd door O. Geerling. + +15. VOLHARDING BEKROOND, Tweede druk, +door W. Brouwer--Geïllustreerd door Frans Lazarom. + +16. VAN TWEE VRIENDEN, +door B. Knoop--Geïllustreerd door Frans van Noorden. + + + +***END OF THE PROJECT GUTENBERG EBOOK DE VLIEGENDE HOLLANDER*** + + +******* This file should be named 34391-8.txt or 34391-8.zip ******* + + +This and all associated files of various formats will be found in: +http://www.gutenberg.org/dirs/3/4/3/9/34391 + + + +Updated editions will replace the previous one--the old editions +will be renamed. + +Creating the works from public domain print editions means that no +one owns a United States copyright in these works, so the Foundation +(and you!) can copy and distribute it in the United States without +permission and without paying copyright royalties. Special rules, +set forth in the General Terms of Use part of this license, apply to +copying and distributing Project Gutenberg-tm electronic works to +protect the PROJECT GUTENBERG-tm concept and trademark. Project +Gutenberg is a registered trademark, and may not be used if you +charge for the eBooks, unless you receive specific permission. If you +do not charge anything for copies of this eBook, complying with the +rules is very easy. You may use this eBook for nearly any purpose +such as creation of derivative works, reports, performances and +research. They may be modified and printed and given away--you may do +practically ANYTHING with public domain eBooks. Redistribution is +subject to the trademark license, especially commercial +redistribution. + + + +*** START: FULL LICENSE *** + +THE FULL PROJECT GUTENBERG LICENSE +PLEASE READ THIS BEFORE YOU DISTRIBUTE OR USE THIS WORK + +To protect the Project Gutenberg-tm mission of promoting the free +distribution of electronic works, by using or distributing this work +(or any other work associated in any way with the phrase "Project +Gutenberg"), you agree to comply with all the terms of the Full Project +Gutenberg-tm License (available with this file or online at +http://www.gutenberg.org/license). + + +Section 1. General Terms of Use and Redistributing Project Gutenberg-tm +electronic works + +1.A. By reading or using any part of this Project Gutenberg-tm +electronic work, you indicate that you have read, understand, agree to +and accept all the terms of this license and intellectual property +(trademark/copyright) agreement. If you do not agree to abide by all +the terms of this agreement, you must cease using and return or destroy +all copies of Project Gutenberg-tm electronic works in your possession. +If you paid a fee for obtaining a copy of or access to a Project +Gutenberg-tm electronic work and you do not agree to be bound by the +terms of this agreement, you may obtain a refund from the person or +entity to whom you paid the fee as set forth in paragraph 1.E.8. + +1.B. "Project Gutenberg" is a registered trademark. It may only be +used on or associated in any way with an electronic work by people who +agree to be bound by the terms of this agreement. There are a few +things that you can do with most Project Gutenberg-tm electronic works +even without complying with the full terms of this agreement. See +paragraph 1.C below. There are a lot of things you can do with Project +Gutenberg-tm electronic works if you follow the terms of this agreement +and help preserve free future access to Project Gutenberg-tm electronic +works. See paragraph 1.E below. + +1.C. The Project Gutenberg Literary Archive Foundation ("the Foundation" +or PGLAF), owns a compilation copyright in the collection of Project +Gutenberg-tm electronic works. Nearly all the individual works in the +collection are in the public domain in the United States. If an +individual work is in the public domain in the United States and you are +located in the United States, we do not claim a right to prevent you from +copying, distributing, performing, displaying or creating derivative +works based on the work as long as all references to Project Gutenberg +are removed. Of course, we hope that you will support the Project +Gutenberg-tm mission of promoting free access to electronic works by +freely sharing Project Gutenberg-tm works in compliance with the terms of +this agreement for keeping the Project Gutenberg-tm name associated with +the work. You can easily comply with the terms of this agreement by +keeping this work in the same format with its attached full Project +Gutenberg-tm License when you share it without charge with others. + +1.D. The copyright laws of the place where you are located also govern +what you can do with this work. Copyright laws in most countries are in +a constant state of change. If you are outside the United States, check +the laws of your country in addition to the terms of this agreement +before downloading, copying, displaying, performing, distributing or +creating derivative works based on this work or any other Project +Gutenberg-tm work. The Foundation makes no representations concerning +the copyright status of any work in any country outside the United +States. + +1.E. Unless you have removed all references to Project Gutenberg: + +1.E.1. The following sentence, with active links to, or other immediate +access to, the full Project Gutenberg-tm License must appear prominently +whenever any copy of a Project Gutenberg-tm work (any work on which the +phrase "Project Gutenberg" appears, or with which the phrase "Project +Gutenberg" is associated) is accessed, displayed, performed, viewed, +copied or distributed: + +This eBook is for the use of anyone anywhere at no cost and with +almost no restrictions whatsoever. You may copy it, give it away or +re-use it under the terms of the Project Gutenberg License included +with this eBook or online at www.gutenberg.org + +1.E.2. If an individual Project Gutenberg-tm electronic work is derived +from the public domain (does not contain a notice indicating that it is +posted with permission of the copyright holder), the work can be copied +and distributed to anyone in the United States without paying any fees +or charges. If you are redistributing or providing access to a work +with the phrase "Project Gutenberg" associated with or appearing on the +work, you must comply either with the requirements of paragraphs 1.E.1 +through 1.E.7 or obtain permission for the use of the work and the +Project Gutenberg-tm trademark as set forth in paragraphs 1.E.8 or +1.E.9. + +1.E.3. If an individual Project Gutenberg-tm electronic work is posted +with the permission of the copyright holder, your use and distribution +must comply with both paragraphs 1.E.1 through 1.E.7 and any additional +terms imposed by the copyright holder. Additional terms will be linked +to the Project Gutenberg-tm License for all works posted with the +permission of the copyright holder found at the beginning of this work. + +1.E.4. Do not unlink or detach or remove the full Project Gutenberg-tm +License terms from this work, or any files containing a part of this +work or any other work associated with Project Gutenberg-tm. + +1.E.5. Do not copy, display, perform, distribute or redistribute this +electronic work, or any part of this electronic work, without +prominently displaying the sentence set forth in paragraph 1.E.1 with +active links or immediate access to the full terms of the Project +Gutenberg-tm License. + +1.E.6. You may convert to and distribute this work in any binary, +compressed, marked up, nonproprietary or proprietary form, including any +word processing or hypertext form. However, if you provide access to or +distribute copies of a Project Gutenberg-tm work in a format other than +"Plain Vanilla ASCII" or other format used in the official version +posted on the official Project Gutenberg-tm web site (www.gutenberg.org), +you must, at no additional cost, fee or expense to the user, provide a +copy, a means of exporting a copy, or a means of obtaining a copy upon +request, of the work in its original "Plain Vanilla ASCII" or other +form. Any alternate format must include the full Project Gutenberg-tm +License as specified in paragraph 1.E.1. + +1.E.7. Do not charge a fee for access to, viewing, displaying, +performing, copying or distributing any Project Gutenberg-tm works +unless you comply with paragraph 1.E.8 or 1.E.9. + +1.E.8. You may charge a reasonable fee for copies of or providing +access to or distributing Project Gutenberg-tm electronic works provided +that + +- You pay a royalty fee of 20% of the gross profits you derive from + the use of Project Gutenberg-tm works calculated using the method + you already use to calculate your applicable taxes. The fee is + owed to the owner of the Project Gutenberg-tm trademark, but he + has agreed to donate royalties under this paragraph to the + Project Gutenberg Literary Archive Foundation. Royalty payments + must be paid within 60 days following each date on which you + prepare (or are legally required to prepare) your periodic tax + returns. Royalty payments should be clearly marked as such and + sent to the Project Gutenberg Literary Archive Foundation at the + address specified in Section 4, "Information about donations to + the Project Gutenberg Literary Archive Foundation." + +- You provide a full refund of any money paid by a user who notifies + you in writing (or by e-mail) within 30 days of receipt that s/he + does not agree to the terms of the full Project Gutenberg-tm + License. You must require such a user to return or + destroy all copies of the works possessed in a physical medium + and discontinue all use of and all access to other copies of + Project Gutenberg-tm works. + +- You provide, in accordance with paragraph 1.F.3, a full refund of any + money paid for a work or a replacement copy, if a defect in the + electronic work is discovered and reported to you within 90 days + of receipt of the work. + +- You comply with all other terms of this agreement for free + distribution of Project Gutenberg-tm works. + +1.E.9. If you wish to charge a fee or distribute a Project Gutenberg-tm +electronic work or group of works on different terms than are set +forth in this agreement, you must obtain permission in writing from +both the Project Gutenberg Literary Archive Foundation and Michael +Hart, the owner of the Project Gutenberg-tm trademark. Contact the +Foundation as set forth in Section 3 below. + +1.F. + +1.F.1. Project Gutenberg volunteers and employees expend considerable +effort to identify, do copyright research on, transcribe and proofread +public domain works in creating the Project Gutenberg-tm +collection. Despite these efforts, Project Gutenberg-tm electronic +works, and the medium on which they may be stored, may contain +"Defects," such as, but not limited to, incomplete, inaccurate or +corrupt data, transcription errors, a copyright or other intellectual +property infringement, a defective or damaged disk or other medium, a +computer virus, or computer codes that damage or cannot be read by +your equipment. + +1.F.2. LIMITED WARRANTY, DISCLAIMER OF DAMAGES - Except for the "Right +of Replacement or Refund" described in paragraph 1.F.3, the Project +Gutenberg Literary Archive Foundation, the owner of the Project +Gutenberg-tm trademark, and any other party distributing a Project +Gutenberg-tm electronic work under this agreement, disclaim all +liability to you for damages, costs and expenses, including legal +fees. YOU AGREE THAT YOU HAVE NO REMEDIES FOR NEGLIGENCE, STRICT +LIABILITY, BREACH OF WARRANTY OR BREACH OF CONTRACT EXCEPT THOSE +PROVIDED IN PARAGRAPH 1.F.3. YOU AGREE THAT THE FOUNDATION, THE +TRADEMARK OWNER, AND ANY DISTRIBUTOR UNDER THIS AGREEMENT WILL NOT BE +LIABLE TO YOU FOR ACTUAL, DIRECT, INDIRECT, CONSEQUENTIAL, PUNITIVE OR +INCIDENTAL DAMAGES EVEN IF YOU GIVE NOTICE OF THE POSSIBILITY OF SUCH +DAMAGE. + +1.F.3. LIMITED RIGHT OF REPLACEMENT OR REFUND - If you discover a +defect in this electronic work within 90 days of receiving it, you can +receive a refund of the money (if any) you paid for it by sending a +written explanation to the person you received the work from. If you +received the work on a physical medium, you must return the medium with +your written explanation. The person or entity that provided you with +the defective work may elect to provide a replacement copy in lieu of a +refund. If you received the work electronically, the person or entity +providing it to you may choose to give you a second opportunity to +receive the work electronically in lieu of a refund. If the second copy +is also defective, you may demand a refund in writing without further +opportunities to fix the problem. + +1.F.4. Except for the limited right of replacement or refund set forth +in paragraph 1.F.3, this work is provided to you 'AS-IS', WITH NO OTHER +WARRANTIES OF ANY KIND, EXPRESS OR IMPLIED, INCLUDING BUT NOT LIMITED TO +WARRANTIES OF MERCHANTIBILITY OR FITNESS FOR ANY PURPOSE. + +1.F.5. Some states do not allow disclaimers of certain implied +warranties or the exclusion or limitation of certain types of damages. +If any disclaimer or limitation set forth in this agreement violates the +law of the state applicable to this agreement, the agreement shall be +interpreted to make the maximum disclaimer or limitation permitted by +the applicable state law. The invalidity or unenforceability of any +provision of this agreement shall not void the remaining provisions. + +1.F.6. INDEMNITY - You agree to indemnify and hold the Foundation, the +trademark owner, any agent or employee of the Foundation, anyone +providing copies of Project Gutenberg-tm electronic works in accordance +with this agreement, and any volunteers associated with the production, +promotion and distribution of Project Gutenberg-tm electronic works, +harmless from all liability, costs and expenses, including legal fees, +that arise directly or indirectly from any of the following which you do +or cause to occur: (a) distribution of this or any Project Gutenberg-tm +work, (b) alteration, modification, or additions or deletions to any +Project Gutenberg-tm work, and (c) any Defect you cause. + + +Section 2. Information about the Mission of Project Gutenberg-tm + +Project Gutenberg-tm is synonymous with the free distribution of +electronic works in formats readable by the widest variety of computers +including obsolete, old, middle-aged and new computers. It exists +because of the efforts of hundreds of volunteers and donations from +people in all walks of life. + +Volunteers and financial support to provide volunteers with the +assistance they need are critical to reaching Project Gutenberg-tm's +goals and ensuring that the Project Gutenberg-tm collection will +remain freely available for generations to come. In 2001, the Project +Gutenberg Literary Archive Foundation was created to provide a secure +and permanent future for Project Gutenberg-tm and future generations. +To learn more about the Project Gutenberg Literary Archive Foundation +and how your efforts and donations can help, see Sections 3 and 4 +and the Foundation web page at http://www.gutenberg.org/fundraising/pglaf. + + +Section 3. Information about the Project Gutenberg Literary Archive +Foundation + +The Project Gutenberg Literary Archive Foundation is a non profit +501(c)(3) educational corporation organized under the laws of the +state of Mississippi and granted tax exempt status by the Internal +Revenue Service. The Foundation's EIN or federal tax identification +number is 64-6221541. Contributions to the Project Gutenberg +Literary Archive Foundation are tax deductible to the full extent +permitted by U.S. federal laws and your state's laws. + +The Foundation's principal office is located at 4557 Melan Dr. S. +Fairbanks, AK, 99712., but its volunteers and employees are scattered +throughout numerous locations. Its business office is located at +809 North 1500 West, Salt Lake City, UT 84116, (801) 596-1887, email +business@pglaf.org. Email contact links and up to date contact +information can be found at the Foundation's web site and official +page at http://www.gutenberg.org/about/contact + +For additional contact information: + Dr. Gregory B. Newby + Chief Executive and Director + gbnewby@pglaf.org + +Section 4. Information about Donations to the Project Gutenberg +Literary Archive Foundation + +Project Gutenberg-tm depends upon and cannot survive without wide +spread public support and donations to carry out its mission of +increasing the number of public domain and licensed works that can be +freely distributed in machine readable form accessible by the widest +array of equipment including outdated equipment. Many small donations +($1 to $5,000) are particularly important to maintaining tax exempt +status with the IRS. + +The Foundation is committed to complying with the laws regulating +charities and charitable donations in all 50 states of the United +States. Compliance requirements are not uniform and it takes a +considerable effort, much paperwork and many fees to meet and keep up +with these requirements. We do not solicit donations in locations +where we have not received written confirmation of compliance. To +SEND DONATIONS or determine the status of compliance for any +particular state visit http://www.gutenberg.org/fundraising/donate + +While we cannot and do not solicit contributions from states where we +have not met the solicitation requirements, we know of no prohibition +against accepting unsolicited donations from donors in such states who +approach us with offers to donate. + +International donations are gratefully accepted, but we cannot make +any statements concerning tax treatment of donations received from +outside the United States. U.S. laws alone swamp our small staff. + +Please check the Project Gutenberg Web pages for current donation +methods and addresses. Donations are accepted in a number of other +ways including checks, online payments and credit card donations. +To donate, please visit: +http://www.gutenberg.org/fundraising/donate + + +Section 5. General Information About Project Gutenberg-tm electronic +works. + +Professor Michael S. Hart is the originator of the Project Gutenberg-tm +concept of a library of electronic works that could be freely shared +with anyone. For thirty years, he produced and distributed Project +Gutenberg-tm eBooks with only a loose network of volunteer support. + +Project Gutenberg-tm eBooks are often created from several printed +editions, all of which are confirmed as Public Domain in the U.S. +unless a copyright notice is included. Thus, we do not necessarily +keep eBooks in compliance with any particular paper edition. + +Most people start at our Web site which has the main PG search facility: + + http://www.gutenberg.org + +This Web site includes information about Project Gutenberg-tm, +including how to make donations to the Project Gutenberg Literary +Archive Foundation, how to help produce our new eBooks, and how to +subscribe to our email newsletter to hear about new eBooks. + diff --git a/34391-8.zip b/34391-8.zip Binary files differnew file mode 100644 index 0000000..1d89d46 --- /dev/null +++ b/34391-8.zip diff --git a/34391-h.zip b/34391-h.zip Binary files differnew file mode 100644 index 0000000..caa9c3e --- /dev/null +++ b/34391-h.zip diff --git a/34391-h/34391-h.htm b/34391-h/34391-h.htm new file mode 100644 index 0000000..cd5376c --- /dev/null +++ b/34391-h/34391-h.htm @@ -0,0 +1,5254 @@ +<!DOCTYPE html PUBLIC "-//W3C//DTD XHTML 1.0 Transitional//EN" "http://www.w3.org/TR/xhtml1/DTD/xhtml1-transitional.dtd"> +<html xmlns="http://www.w3.org/1999/xhtml"> +<head> +<meta http-equiv="Content-Type" content="text/html; charset=ISO-8859-1" /> +<title>The Project Gutenberg eBook of De vliegende Hollander, by Piet Visser</title> + <style type="text/css"> + + p {margin-top: .75em; text-align: justify; margin-bottom: .75em;} + + h1,h2,h3,h4,h5 {text-align: center; clear: both;} + + body {margin-left: 10%; margin-right: 10%;} + + hr.c05 {width: 5%; margin: .5em auto 1em auto; color: gray;} + hr.c25 {width: 25%; margin: .5em auto 1em auto; color: gray;} + hr.l05 {position: relative; width: 5%; margin: 1em auto 1em 0px; color: gray;} + + .captionc {text-align: center; font-weight: bold; font-size: .8em;} + .dropcap {font-size: 2em; font-weight: bold; float: left; padding: 0 1px 1px 0;} + .figcenter {margin-left: 20%; margin-right: 20%; text-align: center; padding: 1em 0 1em 0;} + .fnanchor {vertical-align: super; font-size: .8em;} + .footnote {margin-left: 5%; margin-right: 5%; font-size: 0.9em; text-align: justify;} + .fnlabel {position: relative; left: -3%; text-align: right; color: blue;} + .fsize80 {font-size: .8em;} + .fsize125 {font-size: 1.25em;} + .narrowpage50 {margin-left: 25%; margin-right: 25%;} + .pagenum {position: absolute; left: 92%; font-size: 80%; text-align: right; color: gray;} + .textcenter {text-align: center;} + .textleft {text-align: left;} + .tnote {border: dashed 1px; margin-left: 10%; margin-right: 10%;padding-bottom: .5em; padding-top: .5em; + padding-left: .5em; padding-right: .5em;} + + hr.full { width: 100%; + margin-top: 3em; + margin-bottom: 0em; + margin-left: auto; + margin-right: auto; + height: 4px; + border-width: 4px 0 0 0; /* remove all borders except the top one */ + border-style: solid; + border-color: #000000; + clear: both; } + pre {font-size: 85%;} + </style> +</head> +<body> +<h1>The Project Gutenberg eBook, De vliegende Hollander, by Piet Visser, +Illustrated by O. Geerling</h1> +<pre> +This eBook is for the use of anyone anywhere at no cost and with +almost no restrictions whatsoever. You may copy it, give it away or +re-use it under the terms of the Project Gutenberg License included +with this eBook or online at <a href = "http://www.gutenberg.org">www.gutenberg.org</a></pre> +<p>Title: De vliegende Hollander</p> +<p>Author: Piet Visser</p> +<p>Release Date: November 21, 2010 [eBook #34391]</p> +<p>Language: Dutch</p> +<p>Character set encoding: ISO-8859-1</p> +<p>***START OF THE PROJECT GUTENBERG EBOOK DE VLIEGENDE HOLLANDER***</p> +<p> </p> +<h3>E-text prepared by Branko Collin, Harry Lamé,<br /> + and the Online Distributed Proofreading Team<br /> + (http://www.pgdp.net)</h3> +<p> </p> +<hr class="full" /> +<p> </p> + +<div class="figcenter"><img src="images/frcovsm.jpg" alt="Front Cover" /></div> + +<hr class="c25" /> +<h1>„DE VLIEGENDE HOLLANDER”</h1> +<hr class="c25" /> + +<div class="figcenter"><img src="images/png008sm.jpg" alt="Frontispiece" /> +<p class="captionc">„Mannen! ik heb besloten, Europa voor goed te verlaten...” (<a href="#Page_98">Bladz. 98</a>.)</p> +</div> + +<hr class="c25" /> + +<div class="figcenter"><img src="images/titlesm.jpg" alt="Title Page" /></div> + +<hr class="c25" /> + +<h1>„DE VLIEGENDE<br /> +HOLLANDER”</h1> + +<h2>DOOR P. VISSER</h2> + +<p class="textcenter">SCHRIJVER VAN: „HEEMSKERCK OP NOVA<br /> +ZEMBLA,” „HET BELEG VAN ALKMAAR,”<br /> +„HEEMSKERCK VOOR GIBRALTAR,” E. A.</p> + +<p class="fsize125 textcenter">GEÏLLUSTREERD.</p> + +<hr class="c05" /> +<p class="textcenter">DERDE DRUK.</p> +<hr class="c05" /> + +<p class="textcenter">ALKMAAR—GEBR. KLUITMAN<br />1918.</p> + +<hr class="c25" /> +<p class="textcenter fsize80">BOEKDRUKKERIJ—GEBR. KLUITMAN—ALKMAAR</p> +<hr class="c25" /> + +<h2>INHOUD.</h2> + +<table align="center" border="0" cellpadding="2" cellspacing="2" summary="Inhoudsopgave"> + +<tr> +<td class="left" colspan="2">Hoofdst.</td> +<td class="right">Bladz.</td> +</tr> + +<tr> +<td align="right">1.</td> +<td align="left">De uitvinding van Schipper Van Halen</td> +<td align="right"><a href="#Page_7">7</a></td> +</tr> + +<tr> +<td align="right">2.</td> +<td align="left">De aanslag in 't bosch</td> +<td align="right"><a href="#Page_26">26</a></td> +</tr> + +<tr> +<td align="right">3.</td> +<td align="left">Een nieuwe reisgenoot</td> +<td align="right"><a href="#Page_50">50</a></td> +</tr> + +<tr> +<td align="right">4.</td> +<td align="left">In ongelegenheid</td> +<td align="right"><a href="#Page_61">61</a></td> +</tr> + +<tr> +<td align="right">5.</td> +<td align="left">De eerste tocht</td> +<td align="right"><a href="#Page_73">73</a></td> +</tr> + +<tr> +<td align="right">6.</td> +<td align="left">Van Halen neemt een noodlottig besluit</td> +<td align="right"><a href="#Page_84">84</a></td> +</tr> + +<tr> +<td align="right">7.</td> +<td align="left">In de haven van Port-Royal</td> +<td align="right"><a href="#Page_100">100</a></td> +</tr> + +<tr> +<td align="right">8.</td> +<td align="left">De Boekaniers</td> +<td align="right"><a href="#Page_121">121</a></td> +</tr> + +<tr> +<td align="right">9.</td> +<td align="left">„De Vliegende Hollander”</td> +<td align="right"><a href="#Page_145">145</a></td> +</tr> + +<tr> +<td align="right">10.</td> +<td align="left">De zeeslag tegen de Spanjaarden</td> +<td align="right"><a href="#Page_164">164</a></td> +</tr> + +</table> + +<hr class="c25" /> + +<div class="figcenter"><img src="images/chornam.jpg" alt="Chapter ornament" /></div> +<span class="pagenum"><a name="Page_7" id="Page_7">[7]</a></span> +<h2>EERSTE HOOFDSTUK.</h2> + +<h3>De uitvinding van Schipper Van Halen.</h3> + +<p><span class="dropcap">I</span>n het begin van de 17de eeuw was de scheepsbouw, en bijgevolg de +zeevaart, nog niet zoo heel volmaakt.</p> + +<p>Enkele knappe mannen onder de zeevarenden hielden zich echter ook toen +reeds met het verbeteren van den scheepsbouw bezig en trachtten dien zóó +te wijzigen, dat de vaartuigen meer weerstand kregen, zonder daarom nog +van hun gemakken iets te verliezen.</p> + +<p>Op die wijze kwam een onzer landgenooten, met name Pieter van Halen er +toe, een vaartuig te bouwen, dat oneindig veel sneller voer dan ieder +ander schip uit dien tijd. Maar zooals het meer met nieuwe uitvindingen +gaat, geen mensch gaf hem zijn vertrouwen. Geen matroos, geen stuurman +wou met zijn nieuw <span class="pagenum"><a name="Page_8" id="Page_8">[8]</a></span> +gebouwd vaartuig in zee gaan, ofschoon hij eerst als +gewoon zeeman en later als een uitmuntend kapitein in de heele Republiek +een grooten naam had gemaakt.</p> + +<p>Pieter van Halen was de zoon van een scheepstimmerman te Rotterdam.</p> + +<p>In zijn jeugd had zijn vader hem zijn eigen handwerk geleerd. Hij maakte +zich de scheepsbouwkunst in alle onderdeelen eigen, voor zoo ver men het +toen in dat vak gebracht had.</p> + +<p>Pieters scherpzinnigheid en nadenkende geest ontdekten al heel gauw, dat +de kunst van zijn vader, evenals die van andere meesters in het vak, +enkel rustte op de navolging van oude voorschriften en raadgevingen, die +men voor doelmatig en nuttig hield en waarvan men, door eigenzinnigheid +en gedeeltelijk uit traagheid, niet wou afwijken. Ieder schip werd +volgens dien ouden vorm en die ouderwetsche inrichting gebouwd en +niemand zou zijn leven en zijn vermogen aan een anders gebouwd vaartuig +toevertrouwd hebben.</p> + +<p>Pieter merkte allerlei gebreken nog duidelijker op, toen hij, na +volbrachten leertijd, deels uit nieuwsgierigheid, deels omdat hij twist +met zijn vader over zijn nieuwe denkbeelden gehad had, op een +Rotterdamsch schip als matroos en scheepstimmerman een reis naar Guinea +meemaakte. Daar het hem evenwel aan de <span class="pagenum"><a name="Page_9" id="Page_9">[9]</a></span> +noodige kennis van wiskunde en +andere wetenschappen ontbrak, zon hij vergeefs op een middel om het +erkende kwaad te verhelpen.</p> + +<p>Toch wanhoopte hij niet, éénmaal dat middel te vinden. Het stond bij hem +vast, dat door een anderen vorm aan den romp van het schip te geven en +door een verstandiger en doelmatiger inrichting van masten, zeil- en +touwwerk, een allerbelangrijkste verbetering zou te weeg gebracht +worden. Na zijn terugkomst verliet hij zijn vader en vertrok naar Leiden +om er in de natuur- en wiskunde te gaan studeeren. Maar hij bezat +daarvoor niet eens de noodige middelen, want het loon, bij het +afmonsteren ontvangen, was nauwelijks voldoende om de noodige boeken, +werktuigen, papier en kleeren te koopen.</p> + +<p>De ijverige jonge man wist echter al spoedig iets te vinden, om in dezen +nood te voorzien. In zijn vrijen tijd maakte hij modellen van schepen in +'t klein, zooals die toen vrij algemeen tot sieraad op groote +handelskantoren werden gezien en die er, tot in de minste onderdeelen, +volkomen als groote zeeschepen uitzagen.</p> + +<p>Ze bleken bijzonder in trek zoodat hij herhaaldelijk er eenige in deze +of gene groote zeeplaats tegen een flinken prijs van de hand wist te +doen en dan weer een poosje onbekommerd kon leven.</p> + +<p><span class="pagenum"><a name="Page_10" id="Page_10">[10]</a></span> +Terwijl hij nu met ijzeren volharding zijn studiën voortzette, trachtte +hij met behulp van de verkregen kundigheden de gebreken nader te +onderzoeken van het handwerk, dat hem geleerd was. Eerst nù pas ging hem +een licht op voor zijn geest en volle zes jaren bracht hij onder +gestadige werkzaamheid, in nadenken en onderzoek door.</p> + +<p>Langzamerhand stelde hij het model van een zeeschip samen, voor welks +vorm hij gebruik gemaakt had van alle hulpmiddelen, waarover hij, door +zijn vroeger beroep en zijn later verworvene kundigheden kon beschikken.</p> + +<p>Hij bestudeerde zelfs den lichaamsbouw van verscheidene zeedieren, om +daaruit nuttige leering te trekken; ja, men wil, dat hij bepaaldelijk +het lichaam van den snoek tot voorbeeld zou genomen hebben bij het +bouwen van zijn schip. Hij zou namelijk zijn metingen, waarnemingen en +uitkomsten, betrekkelijk den bouw van dezen visch in dezelfde verhouding +op een grooteren vorm toegepast hebben. Hóe hij dit alles gedaan heeft, +heeft hij niemand gezegd, maar bij de uitvoering van het model in het +groot, had hij nauwkeurig iedere kleinigheid opgegeven en met +gestrengheid op een zorgvuldige uitvoering aangedrongen.</p> + +<p>Het ontbrak onzen Van Halen echter nu nog aan het +<span class="pagenum"><a name="Page_11" id="Page_11">[11]</a></span> +voornaamste, om +volgens zijn model een goed vaartuig te bouwen, namelijk aan geld.</p> + +<p>Ook dit evenwel hoopte de ondernemende jonkman zich te verschaffen. Als +hij maar dezen of genen rijken koopman kon overtuigen van het nuttige en +doelmatige zijner uitvinding, zoo meende hij, dan zou er op eenige +duizenden niet gezien worden.</p> + +<p>In het begin paste hij er zorgvuldig op, dat niemand iets van zijn model +met de plannen tot uitvoering, schetsen, teekeningen en alle mogelijke +becijferingen te zien kreeg. Alleen vertelde hij, dat hij een schip van +nieuw fatsoen wou bouwen, hetwelk in half den tijd en met een derde deel +van de gewone bemanning een reis kon afleggen en dat toch even veel, zoo +niet méér laden kon dan een gewone Oost-Indievaarder.</p> + +<p>Maar overal waar hij dit vertelde, noemden zij hem een geestverdrijver, +een gek, en in plaats van naar hem te luisteren en de gewenschte +ondersteuning te geven, kreeg hij enkel spot en verachting.</p> + +<p>Op dié manier kon het dus niet gaan, dat zag hij zelf wel.</p> + +<p>Nu wou hij de menschen door zijn berekeningen overtuigen en bewijzen wat +hij zei, door zijn ontworpen plannen en schetsen te laten zien.</p> + +<p>Dit was een gevaarlijk oogenblik in het leven van <span class="pagenum"><a name="Page_12" id="Page_12">[12]</a></span> +Pieter van Halen, +want als maar één vernuftig en ondernemend man van zijn argelooze +mededeelingen misbruik had willen maken, zou voor hem het resultaat van +zijn jarenlang werken en nadenken in eens verloren zijn geweest. Maar +geen enkel koopman deed zich op en de scheepsbouwmeesters, van wie men +het oordeel over zijn ontwerpen had ingewonnen, schimpten zelfs nog +erger op hem en zijn zaak dan de kooplui en—niet één wou er zich mee +inlaten.</p> + +<p>Van Halen werd nu wel niet bepaald moedeloos, maar de lust verging hem +toch, om aan iemand verder zijn uitvinding mee te deelen.</p> + +<p>Het liep hem echter niet heelemáál tegen in de wereld.</p> + +<p>Een rijk Amsterdammer had hem leeren kennen en bood hem een plaats als +kapitein, of schipper, zooals men toen zei, op een van zijn +koopvaardijschepen aan. Hij maakte er evenwel de voorwaarde bij, dat Van +Halen zich op zee niet met zijn nieuwe denkbeelden zou inlaten, maar +zich met allen ijver van zijn taak als schipper zou kwijten. Deze +beloofde dat, maar 's nachts smokkelde hij zijn model en al zijn +gereedschap binnen boord en al heel spoedig daarop ging hij naar +Oost-Indië onder zeil.</p> + +<p>Voor zoo'n bekwaam man hield het besturen van een schip niet veel +moeielijkheden in. Aan de kaap De Goede <span class="pagenum"><a name="Page_13" id="Page_13">[13]</a></span> +Hoop reeds schreef de „comys” +<a name="FNanchor_1" id="FNanchor_1"></a><a href="#Footnote_1" class="fnanchor">[1]</a> +den reeder een brief vol lof over den nieuwen schipper en verklaarde, +dat zijn patroon geen gelukkiger keus had kunnen doen.</p> + +<p>Van Halen nam gedurende de reis niet alleen de proef op verscheidene van +zijn stellingen, maar hij deed ook ondervinding en nieuwe kundigheden +op.</p> + +<p>Een man, zoo scherpzinnig als hij, ontdekte al heel gauw het nadeel, dat +de toenmalige wijze van handel drijven had en hij was op allerlei +middelen bedacht om ook hierin verbetering te brengen.</p> + +<p>Pijnlijk ook deed het hem aan, gedurende de reis de ellende te zien van +zoo'n groot aantal manschappen, in de enge ruimte van een gebrekkig +ingericht vaartuig opgesloten.</p> + +<p>O, <i>zijn</i> schip, <i>zijn</i> arbeid en denken, zou eenmaal in dat alles +verandering brengen! In de Godsdienstige stemming, waarin Pieter van +Halen toenmaals leefde begon hij zijn werk van lieverlede te beschouwen +als door God hem ingegeven, om er het leven van honderden, ja duizenden +door te redden, dat tot nog toe nutteloos verspild werd. Onwrikbaarder +dan ooit stond het nu bij hem vast, dat hij alles moest aanwenden, om +zijn plannen ten uitvoer te brengen.</p> + +<p>Hij bespoedigde de vaart van zijn schip zooveel hij <span class="pagenum"><a name="Page_14" id="Page_14">[14]</a></span> +maar kon, het geluk +was hem mee, en zoo had hij de zeldzame voldoening, reeds na een tocht +van tien maanden, voor de reê van Jacatra, het latere Batavia, het anker +te kunnen werpen.</p> + +<p>Door die buitengewoon voorspoedige reis was de cargadoor in staat +allervoordeeligste zaken te doen en na een verblijf van maar negen weken +in Oost-Indië konden zij de terugreis al weer beginnen. Ook deze ging +niet minder voorspoedig, tot dat ze in de nabijheid van de Hollandsche +kust kwamen. Het was in den herfst en dus in een tijd dat storm en +springvloeden samen werken, om het voor de scheepvaart dubbel gevaarlijk +te maken. Maar als zeeman scheen Van Halen gelukkiger dan als uitvinder +en ondanks storm en dwarrelwinden wierp hij, zonder averij gekregen te +hebben, het anker voor Tessel, na een reis van twintig maanden.</p> + +<p>Deze tocht baarde groot opzien en bracht den reeder een viervoudige +winst aan. Bovendien was Van Halen in de gelegenheid geweest, +aanmerkelijke verbeteringen aan zijn uitvinding toe te voegen. Hij had +namelijk eenige Oost-Indische booten gezien die zoo snel zeilden, dat +zij in vlugheid de tegenwoordige stoombooten zelfs overtroffen. Bouw en +inrichting van die vaartuigen met al hun zeil- en touwwerk, waren door +hem bestudeerd en het resultaat van die studie was zeer aan zijn +<span class="pagenum"><a name="Page_15" id="Page_15">[15]</a></span> +uitvinding ten goede gekomen. Toen eindelijk het schip gelost was, werd +Van Halen verzocht op het kantoor te komen om er zijn loon in ontvangst +te nemen. Er lag vóór hem drie duizend gulden in blinkende, Hollandsche +dukaten. In gedachten bekeek hij het geld. Zou het voor de uitvoering +van zijn plannen wel voldoende zijn? Met weemoed moest hij erkennen, dat +de ijverige werkzaamheid van bijkans twee gevaarvolle jaren hem maar een +klein, klein beetje dichter tot zijn doel had gebracht.</p> + +<p>De koopman zag Van Halen met bevreemding aan. Hij dacht, dat deze niet +tevreden was met de betaalde som.</p> + +<p>„Ja, hoor eens schipper,” zei hij daarom, „voor dezen keer blijft het bij +het bedongen loon; maar in het vervolg zal ik je bij elke reis wel zóó +veel geven, dat je tevreden wezen zult.”</p> + +<p>De schipper hoorde het niet.</p> + +<p>„Het is nog niet half genoeg!” zei hij, als in een droom.</p> + +<p>„Wat? Nog niet half genoeg!” riep de koopman verschrikt, want aan den +eenen kant zou hij den man niet graag uit zijn dienst zien gaan, maar +anderzijds had hij ook weinig lust, om het loon tot het dubbele te +verhoogen.</p> + +<p><span class="pagenum"><a name="Page_16" id="Page_16">[16]</a></span> +„Nee, ik moet nog veel meer verdienen,” zei Van Halen nog altijd in +gedachten.</p> + +<p>„Maar hoeveel wil je dan hebben?” vroeg de reeder. „Ik ben niet +ongenegen je meer te geven, omdat je een bruikbaar man bent.”</p> + +<p>Intusschen was Van Halen weer tot de werkelijkheid teruggekeerd. Hij kon +zich maar niet begrijpen, waarom hem uit eigen beweging verhooging van +loon werd aangeboden. Daarom vroeg hij, wat de reeder daarmee bedoelde.</p> + +<p>„Wel,” was het antwoord, „je zegt dat het niet genoeg is, wat ik je voor +de laatste reis heb uitbetaald. Maar ik zou je, als 't kan, toch wel in +mijn dienst willen houden. Zeg dus ronduit hoeveel loon je verlangt, dan +zullen we de zaak zien te schikken.”</p> + +<p>Op dit oogenblik kwam juist de cargadoor binnen, die heel veel met +schipper Van Halen op had. Hij had toevallig de laatste woorden van den +patroon gehoord en gaf den schipper een knipoogje om hem te beduiden, +dat hij maar stoutmoedig vragen moest. De man was echter veel te +bescheiden en ook te onpraktisch, om hiermee zijn voordeel te doen. Hij +zweeg dus en wist niet, wat hij antwoorden zou.</p> + +<p>Maar juist door dat stilzwijgen werd de reeder nog meer in zijn +vermoeden versterkt, dat de schipper met <span class="pagenum"><a name="Page_17" id="Page_17">[17]</a></span> +alle geweld uit zijn dienst +wou gaan. Dit maakte hem evenwel hoe langer hoe onverzettelijker, in +zijn begeerte om hem bij zich te houden.</p> + +<p>„Probeer jij toch eens, of jij dien stijfkop niet overreden kunt,” zei +hij daarom tegen den cargadoor, „hij wil met alle geweld wegloopen. Een +ander heeft hem zeker meer geboden. Maar wat een ànder doen kan, dat kan +ik wel dubbel. Ik wil hem zes duizend gulden voor de reis geven, als hij +blijft en behalve dat nog het zesde gedeelte van de zuivere winst. Daar +kan hij, geloof ik, toch tevreden mee zijn, zelfs al diende hij bij den +duivel!”</p> + +<p>„Ja, dat geloof ik óók!” zei de cargadoor, Van Halen's hand in die van +den reeder leggend. Toen maakte hij oogenblikkelijk een contract op, dat +door den reeder onderteekend werd. Ook Van Halen onderteekende, maar +heelemaal werktuigelijk; de cargadoor zette er, als getuige, toen óók +zijn naam nog onder en zóó kreeg onze schipper door een misverstand het +vooruitzicht, om binnen een jaar een welgesteld man te wezen. Maar eerst +toen hij met den cargadoor het kantoor verlaten had, werd de zaak hem +volkomen duidelijk en dankbaar schudde hij zijn vriend de hand die zoo +goed voor zijn belangen gezorgd had.</p> + +<p>Van Halen had thans allerlei wenschen.</p> + +<p><span class="pagenum"><a name="Page_18" id="Page_18">[18]</a></span> +Nu het schip toch afgetakeld en hersteld moest worden, verzocht hij den +reeder, om enkele wezenlijk nuttige veranderingen in het geheel te +maken. Maar jawel, hier ondervond hij al dadelijk een hardnekkigen +tegenstand! Wél liet de patroon dadelijk een scheepstimmerman halen, om +met den schipper over de voorgestelde veranderingen te spreken, maar de +baas, die het al vroeger met Van Halen, naar aanleiding van diens +uitvindingsplannen, aan de stok had gehad, wilde ook nu van al die +nieuwigheden niemendal weten.</p> + +<p>„Maar beste vriend, je begrijpt den schipper geloof ik niet,” zei de +cargadoor. „<i>Zus</i> wil hij het hebben en <i>zoo</i> zou hij dát graag zien!” en +nu herhaalde hij precies hetzelfde, wat de kapitein al beweerd had, maar +liet den man ongemerkt een paar goudstukken in de hand glijden.—Nu, dat +hielp!</p> + +<p>„Ah zóó, schipper, was dàt uw bedoeling? Zeker, zeker, dat kan bést, +héél bést, hoor! En dat andere zóó? Nee maar, dat lijkt me een prachtige +verbetering zelfs toe!” Kortom, het scheen, dat den scheepstimmerman +opeens een heel ander licht over de zaak was opgegaan en de schipper +behoefde zich verder „heusch niet ongerust te maken: alles zou precies +volgens <i>zijn</i> opgaven veranderd en verbeterd worden. Dáár kon hij op +rekenen!”</p> + +<p><span class="pagenum"><a name="Page_19" id="Page_19">[19]</a></span> +„Maar schipper,” vroeg de reeder toen de timmerman weg was, „heb je dan +je plannen voor een nieuwen scheepsbouw nòg al niet opgegeven?”</p> + +<p>„Hoe zou ik het kunnen?” zei Van Halen langzaam en ernstig; „dan had ik +immers zélf getoond, dat ze niets waard waren?”</p> + +<p>„Hoor eens, schipper,” antwoordde de koopman, „je bent een knap +gezagvoerder, maar, neem me niet kwalijk, als scheepsbouwmeester deug je +niemendal! Neem dus een goeie raad van me aan....”</p> + +<p>„En die is?”</p> + +<p>„Zet al die geleerdheid uit je hoofd; leef alléén voor je beroep, en als +je nog een paar reizen gedaan hebt als de éérste, dan ben je een rijk +man.”</p> + +<p>„Ja, dat <i>is</i> zoo en dan....”</p> + +<p>„Welnu, en dan?...” vroeg de reeder verrast.</p> + +<p>„Dan ga ik mijn denkbeelden verwezenlijken, bouw volgens mijn <i>eigen</i> +ontwerpen een schip en steek er mee in zee, zoo waar als ik Pieter van +Halen heet!”</p> + +<p>„God zij je genadig en ieder, die met je mee mocht gaan. Ik gaf geen +gulden voor het leven van jullie allemaal!”</p> + +<p>Van Halen glimlachte en ging heen, vast overtuigd, dat men later wel +eens anders over zijn uitvinding zou oordeelen.</p> + +<p><span class="pagenum"><a name="Page_20" id="Page_20">[20]</a></span> +Wat zijn tweede reis aanbelangt, die was nog voorspoediger dan de +eerste; hij werd beroemd door de geheele Republiek en zelfs de hooge +regeering deed hem de schitterendste aanbiedingen, wanneer hij maar in +'s lands dienst wilde overgaan. Doch ja, dan had hij zijn plannen moeten +opgeven, en dát, neen, dàt nooit!</p> + +<p>Als commandeur van twee schepen ondernam de kloeke zeeman weldra een +derden tocht naar Oost-Indië. Daar aangekomen kreeg hij vervolgens het +opperbevel bij een tocht naar China en Japan.</p> + +<p>Na twee en een half jaar keerde hij weer naar Holland terug en, in +weerwil dat wij met Spanje in oorlog waren, kwam hij met rijk beladen +schepen behouden en wel in Amsterdam binnen.</p> + +<p>Zijn naam als zeeman was door dezen tocht nog grooter geworden dan +vroeger, zoowel door de Oost-Indische Compagnie, als van regeeringswege +werden hem opnieuw de schitterendste aanbiedingen gedaan. Maar, niets +mocht baten. Hij verliet den dienst van zijn reeder, die door hem groote +sommen verdiend had, en ging van Amsterdam naar Vlissingen, om er zich +geheel aan zijn uitvinding te wijden.</p> + +<p>Hij richtte een werf op en nam bekwame timmerlieden in zijn dienst, die +hij zelf onderrichtte, hoe hij het schip gebouwd wilde hebben. Ofschoon +verwonderd <span class="pagenum"><a name="Page_21" id="Page_21">[21]</a></span> +over den vreemden vorm van het nieuwe vaartuig, werkten die +mannen er toch met ijver en opgewektheid aan, omdat zij nog nooit zoo +goed betaald waren.</p> + +<p>Van Halen was er zorgvuldig op bedacht, dat alles nauwkeurig en goed +werd bewerkt. Geen plank, geen stuk hout, ja zelfs geen spijker werd aan +het schip gebruikt, die niet van te voren door hem in orde was bevonden.</p> + +<p>Zoo ontstond langzamerhand een vaartuig, waar geen enkel ander schip uit +die dagen in fraaiheid van vorm mee vergeleken kon worden. Maar ieder +bekeek het met wantrouwen en vooroordeel. Zoo'n lagen, spitsen romp en +vooral zoo'n vreemde kiel hadden ze nog nooit gezien! En dan zoo +heelemaal zwart met alleen maar zoo'n witte streep!—dat alles had zulk +een ernstig aanzien, dat de nieuwsgierige zeelui het vreemde +vaartuig „<i>De Doodkist</i>” noemden.</p> + +<p>Eindelijk was alles gereed en zou het schip van stapel loopen.</p> + +<p>Geen mensch echter durfde zich op het dek te wagen dan hij zelf en de +weinige matrozen die hij ten laatste voor een goede belooning had weten +te bewegen, hem behulpzaam te zijn.</p> + +<p>Maar toen het fraaie vaartuig onder een vreeselijk schuimen en spatten +te water liep, behaalde hij al een <span class="pagenum"><a name="Page_22" id="Page_22">[22]</a></span> +halve overwinning. Want even diep +als de voorsteven in de golven dook, even krachtig verhief het schip +zich weer en gleed toen vogelsnel over het kalme water heen.</p> + +<p>Van Halen's gezicht stráálde van geluk, want nu wist hij, dat zijn +berekeningen juist waren geweest.</p> + +<p>Binnen veertien dagen lag het schip opgetakeld en van al het noodige +voorzien, ten anker. Nu nog matrozen aangemonsterd, en alles was in +orde. Maar ofschoon hij daartoe zelf de taveernes bezocht, waar hij wist +dat zeelui kwamen en een dubbele gage aanbood, geen enkel zeeman wou +zich op „<i>die Doodkist</i>” wagen. Nu had Van Halen het vaartuig zelf wel +een mooier naam gegeven en het „<i>De Vlugge Christina</i>” gedoopt, maar bij +al de kustbewoners was het niettemin onder den somberen naam van „<i>De +Doodkist</i>” bekend en berucht.</p> + +<p>Op zekeren dag toen hij, na reeds in drie zeemansherbergen vruchtelooze +pogingen aangewend te hebben, de vierde taveerne binnentrad, hoorde hij +opeens uitroepen: „Wel heb ik van z'n leven! Kees! Klaas! Gerrit! Zeg, +is dat schipper Van Halen niet!”</p> + +<p>Van Halen keek verrast op en zag nu aan een van de verste tafeltjes vier +van zijn vroegere matrozen zitten.</p> + +<p>Dadelijk ging hij er naar toe met een vroolijk: „Zoo jongens, hoe maak +jullie het?” en schudde ze hartelijk de hand.</p> + +<p><span class="pagenum"><a name="Page_23" id="Page_23">[23]</a></span> +„Patent schipper!” nam Kees voor allen het woord.</p> + +<p>„We hebben het nog zoo vaak over u gehad, niet waar maats?” zei +Gerrit. „Maar we dachten dat u al lang in een deftig huis op de +Keizersgracht woonde en van eenvoudige matrozen wel niet meer weten +wou.”</p> + +<p>„Integendeel, de matrozen willen niets meer van <i>mij</i> weten naar het +schijnt.”</p> + +<p>„Ei kom, schipper, nu spot u een beetje!”</p> + +<p>„Nee, warempel niet! Het is de zuivere waarheid. Al een week lang loop +ik de eene taveerne in, de andere uit, om volk aan te monsteren voor het +nieuwe vaartuig, dat ik gebouwd heb. Maar geen mensch heeft lust om met +mij in zee te gaan, ofschoon ik tweemaal zooveel gage geven wil als een +ander.”</p> + +<p>„Hoe is het mogelijk! Dubbel loon! Een nieuw schip! En welk vaartuig +<i>is</i> het? Misschien hebben wij het wel al gezien!”</p> + +<p>„<i>De Vlugge Christina!</i>”</p> + +<p>„<i>De Doodkist!</i>” riepen allen verbaasd.</p> + +<p>„Ja, neem ons niet kwalijk schipper,” nam Kees het woord, „maar zóó +noemen ze het ding hier allemaal.”</p> + +<p>„Jawel, ik weet het, jongens! Van kwalijk nemen is dus volstrekt geen +sprake. Maar <i>jullie</i> kent me. <i>Jullie</i> zult er dus toch zeker niet op +tegen hebben, om aanstonds het vaartuig eens met me te bekijken.”</p> + +<p><span class="pagenum"><a name="Page_24" id="Page_24">[24]</a></span> +„Nou schipper, 't is wel omdat u het bent,” zei Gerrit, „maar een ànder +kreeg mij er niet aan boord, zelfs voor geen twee realen van achten!”</p> + +<p>Ook de overige drie verklaarden, dat ze, uit oude betrekking tot Van +Halen, wel eens mee wilden, maar dat een vréémde ze voor geen geld aan +dek gekregen had.</p> + +<p>De vier matrozen verlieten nu met hun vroegeren schipper de herberg en +een kwartier later waren zij aan boord van „<i>De Vlugge Christina</i>.”</p> + +<p>Van Halen liet hun alles zien, legde het voordeel van den vreemden bouw +en van iedere nieuwigheid uit en eindelijk slaagde hij er in, het +viertal voor een zeereis aan te monsteren.</p> + +<p>„Weet je wàt, jongens,” zei hij nu, „ik heb al genoeg ondervonden, dat +geen enkel Hollandsch matroos, die mij niet kent, in mijn dienst wil +komen. Doe jullie dus nu eens je best, dat ieder van je vijf matrozen +aanwerft. Hier heb je geld, reis daarvoor naar Amsterdam en andere +zeeplaatsen, en kom binnen een paar weken den uitslag van je pogingen +meedeelen.”</p> + +<p>Zoo werd nu afgesproken. Een stuurman dacht Van Halen zelf wel te +vinden, maar toen ook voor <i>die</i> betrekking na veel moeite zich niemand +ter beschikking wilde stellen, besloot hij, bij zijn bloedverwanten +eens <span class="pagenum"><a name="Page_25" id="Page_25">[25]</a></span> +rond te zien. Misschien zou er wel een zoon van een zijner beide +ooms lust hebben, dacht hij, om onder <i>zijn</i> leiding de stuurmanskunst +te leeren.</p> + +<p>Hij reisde dus naar Rotterdam.</p> + +<p>Zeventien jaren was hij uit het ouderlijke huis vandaan geweest; nu kwam +hij er terug als een bezadigd, bijna onbekend, vermogend man.</p> + +<p>Zijn vader was nog in leven, maar met de lichaamskrachten waren ook de +geestvermogens van den grijsaard afgenomen. Hij was blij over zijn +knappen zoon, maar lachte onverschillig over diens daden en voornemens. +Pieter vond hier alles in welstand, maar hij voelde zich thuis als een +vreemde.</p> + +<p>De beide zoons van zijn oom Casper bleken gestorven, en omtrent zijn oom +Boudewijn vernam hij, dat die met zoon en dochter sinds jaren naar het +Noord-Brabantsche dorpje Oosterhout vertrokken was. Pieter besloot nu, +daar heen te gaan, om zijn oom op te zoeken. Hij kocht een paar +pistolen,—want de wegen, vooral in Noord-Brabant waren destijds heel +onveilig,—en ging reeds den anderen morgen op reis.</p> + +<hr class="l05" /> +<p class="footnote"><a name="Footnote_1" id="Footnote_1"></a><span class="fnlabel"><a href= +"#FNanchor_1">[1]</a></span>Cargadoor, koopman op een koopvaardijschip, +die den verkoop der goederen bezorgt.</p> + +<hr class="c25" /> +<span class="pagenum"><a name="Page_26" id="Page_26">[26]</a></span> + +<div class="figcenter"><img src="images/chornam.jpg" alt="Chapter ornament"/></div> + +<h2>TWEEDE HOOFDSTUK.</h2> + +<h3>De aanslag in 't bosch.</h3> + +<p><span class="dropcap">H</span>et reizen in de 17e eeuw was alles behalve gemakkelijk en Van Halen was +dus doodmoe, toen hij, pas tegen den avond van den tweeden dag, behouden +in Oosterhout aankwam. Hier informeerde hij dadelijk naar Boudewijn Van +Halen, zonder er bij te zeggen, dat dit een bloedverwant van hem was.</p> + +<p>„O, die vrek?” zei er een, „die woont hier al lang niet meer.”</p> + +<p>„Vrek?” riep een ander, „de chirurgijn is zoo arm als Job!”</p> + +<p>„'t Mocht wat!” liet weer een derde zich hooren. „De man is het dorp +uitgegaan juist omdat hij bang was, met al zijn geld onder de menschen +te wonen!”</p> + +<p><span class="pagenum"><a name="Page_27" id="Page_27">[27]</a></span> +„Maar waar woont hij dan <i>nu</i>?” vroeg Van Halen, die door al die +tegenstrijdige berichten niet veel verder kwam.</p> + +<p>„O, als u dezen weg in slaat,” zei een van de boeren, „dan bent u er in +een uur.”</p> + +<p>„Dank je!” en onze schipper liep al weer door, in de hoop het huis van +zijn oom nog vóór het heelemaal donker was te bereiken.</p> + +<p>„Maar denk er om, sinjeur! het bosch is bij avond niet pluis!” riep de +boer hem nog achterna.</p> + +<p>Doch Van Halen hoorde het al niet meer.</p> + +<p>In weerwil van zijn vermoeidheid stapte hij stevig door, om toch maar +zoo gauw mogelijk aan het doel van zijn tocht te zijn. Vreemd kwam het +hem voor hoe zijn oom, die toch chirurgijn was, er toe komen kon, om zoo +eenzaam te wonen. Zouden die boeren toch waarheid gesproken hebben? Zou +de man werkelijk zoo'n gierigaard zijn? Maar ja, nu herinnerde hij zich +toch ook wel, van jaren geleden, dat oom Boudewijn onder de overige +bloedverwanten wel eens van schraapzucht beschuldigd werd. En dan, had +hij niet eergisteren nog gehoord, dat oom naar elders was gegaan omdat +hij te duur was, waardoor hij het in Rotterdam niet langer houden kon? +Gaandeweg werd hem nu alles duidelijk: Oom Boudewijn was alzoo een vrek! +Hoe zou <span class="pagenum"><a name="Page_28" id="Page_28">[28]</a></span> +de ontvangst dus wel zijn? Hij stelde er zich weinig goeds van +voor. En toch, hij had honger als een paard! Het begon hem al te +berouwen, dat hij maar niet tot den volgenden morgen in Oosterhout +gebleven was. Te meer, omdat hij bij iederen voetstap al sterker zijn +vermoeidheid voelde. Het liep dan ook verbazend zwaar in het mulle zand. +Zou er geen herberg aan den weg zijn? Dan moest hij daar maar +overnachten. Maar neen, niets dan bosch aan weerskanten, en nu had hij +toch mogelijk al een half uur geloopen.</p> + +<p>Maar zie, toen hij zijn hoop reeds had opgegeven, zag hij opeens aan de +linkerzijde van den weg een huis tusschen de boomen. En waarlijk, een +houten voerbak er vóór! 't Was dus een herberg!</p> + +<p>Van Halen stapte zonder eenig aarzelen naar binnen. De zon was inmiddels +sedert eenigen tijd ondergegaan, maar in de gelagkamer was toch nog geen +licht op. Er heerschte dus een zware schemering, maar de schipper kon +bij het raam niettemin den omtrek van een vrouwenfiguur onderscheiden.</p> + +<p>„Goeden avond, moedertje! Kan ik hier ook logies bekomen voor den +nacht?”</p> + +<p>„Zeker, zeker, sinjeur! Maar laat ik gauw even licht maken! Ik zat wat +te schemeren, weet u!” riep de vrouw met een schelle stem.—„Zie zoo, +dat is al weer <span class="pagenum"><a name="Page_29" id="Page_29">[29]</a></span> +afgeloopen!” en met die woorden nam ze haar plaats weer +in.</p> + +<p>Van Halen had nu alle gelegenheid, haar eens goed op te nemen. 't Was +een lomp, grof vrouwmensch met kleine loerende oogjes en een brutalen +neus, die vinnig naar beneden boog. De haren hingen haar slordig in het +gezicht en ook haar kleeding was verre van zindelijk. In den breeden, +eenigszins scheeven mond hield zij een tabakspijp geklemd<a name="FNanchor_2" id="FNanchor_2"></a> +<a href="#Footnote_2" class="fnanchor">[2]</a> en een kan +bier stond vóór haar, waarmee ze onder het praten voortdurend haar +dorstig keelgat besproeide.</p> + +<p>De kennismaking viel dus niet mee en Van Halen voorspelde zich, naar de +waardin te oordeelen, een alles behalve schitterend nachtverblijf. Het +vertrek zelf zag er tamelijk zindelijk uit en dat stelde hem wel weer +eenigszins gerust.</p> + +<p>Intusschen had ook de waardin haar gast opgenomen en zich met een +oogopslag overtuigd, dat zij met een welgesteld, zoo niet een rijk man +te doen had. In plaats van „sinjeur” werd het nu „Edele Heer” vóór en +„Edele Heer” na. Een titel dien Van Halen begreep, dat hem op het +dubbele van de verteringskosten zou komen te staan.</p> + +<p><span class="pagenum"><a name="Page_30" id="Page_30">[30]</a></span> +„En nu verlangt de Edele Heer zeker een fijne kan wijn? Nu, die zou de +Edele Heer nergens in de buurt zoo goed als bij Griet Kals kunnen +drinken. Of lamscoteletten? Er zijn er niet beter! Of een eieromelet bij +geval?” snaterde het schel sprekend wijf in één adem door.</p> + +<p>„Neen, bezorg me maar wat brood met koud vleesch en een kan bier.”</p> + +<p>„Nou, zooals de Edele Heer verkiest. Bij Griet Kals is voor geld en +goede woorden van alles te krijgen.”</p> + +<p>Juist had Van Halen een en ander besteld, toen er vier kerels van een +allerongunstigst uitzicht binnenkwamen, die op luidruchtige wijze een +kan <i>Haarlemsch</i> bestelden.</p> + +<p>„Ja, ja! heb maar geduld en houdt jullie je leelijke gezichten een +beetje! Eerst mot deze Edele Heer geholpen worden!”</p> + +<p>Onze schipper had weinig lust, om met dit ruwe viertal in aanraking te +komen. Hij zei dus aan de waardin dat hij moe was en naar zijn kamer +wilde. Zij moest hem het bestelde dáár dus maar brengen.</p> + +<p>De vier schelmen—want dat het weggejaagde soldaten waren stond bij hem +vast—keken Van Halen onder het heengaan na met blikken, waarin voor hem +weinig goeds te lezen stond. Onze vriend bekommerde zich daar echter +niet om. Hij was een moedig man en <span class="pagenum"><a name="Page_31" id="Page_31">[31]</a></span> +vertrouwde op de kracht van zijn +vuisten en op zijn pistolen, wanneer het er op aankwam.</p> + +<p>Het vertrekje, dat hem tot logies was aangewezen, viel hem niet tegen, +maar doordat het vlak boven de gelagkamer was, had hij het lawaai en +gezwets daar beneden, uit de eerste hand.</p> + +<p>Maar hij had honger en was zóó geheel met zijn gedachten bij zijn +avondmaal, dat hij op die herrie in 't begin al heel weinig acht sloeg.</p> + +<p>Hij had echter zijn genoegen niet, of het begon hem geweldig te +hinderen. En, zooals het gewoonlijk gaat, hoe minder men iets wil +hooren, zooveel te méér hoort men het juist. Zoo ging het ook met hem.</p> + +<p>„Griet, nòg een kan!”</p> + +<p>„Wat duivel wijf, wat laat je ons een dorst lijden!”</p> + +<p>„Griet, moet het nog gebrouwen worden?”</p> + +<p>„Te deksel Griet, doe de kannen nog 'ereis vol!”</p> + +<p>„Ja, ja!” riep het wijf met haar snijdende stem, „jullie hebt dorst +genoeg: dat weten we wel! Maar betaal me eerst 'ereis, voor jullie weer +zoo'n keel opzet!”</p> + +<p>„Betalen, mensch! betalen? Ja, betaal maar, als er niemendal te +verdienen valt!”</p> + +<p>„Ja, maar moet <i>ik</i> dat lijden? In hoeveel tijd heb ik nu al geen duit +van jullie in mijn knuisten gehad?”</p> + +<p>„Nu ja, dat <i>is</i> zoo, maar vul jij gerust de kannen. <span class="pagenum"><a name="Page_32" id="Page_32">[32]</a></span> +Als het méé loopt +heb je van ávond je duiten nog, met een goeie fooi op den koop toe. +Luister maar....”</p> + +<p>Hier sloeg het gesprek opeens in een gedempten toon over. Dat kwam Van +Halen verdacht voor. Hij legde dus het oor tegen een naad van den vloer, +waardoor hem, ook van hetgeen er volgde, geen woord ontsnapte.</p> + +<p>„Zeg, Griet Kals, geloof jij ook niet, dat het een vette vogel is, dien +je daar boven in de kooi hebt zitten?”</p> + +<p>Van Halen werd nu nog opmerkzamer, want dit sloeg blijkbaar op hem zelf.</p> + +<p>„En wat zoú dat?” vroeg de waardin.</p> + +<p>„Wat dat zoú? Eén klein stootje maar en—we betalen je dubbel en dwars +wat we je schuldig zijn.”</p> + +<p>„Nee, waarachtig niet! In het bosch doe jelui voor mijn part wat je +wilt. Maar in <i>mijn</i> huis zal je het laten. Ik heb jullie dat al méér +gezeid. Aan de justitie heb ik nu eenmaal een broertje dood.”</p> + +<p>„Nou, zooals je wilt. Ik kan het niet helpen, dat je zoo heelemaal tegen +je eigen belangen bent. Maar we hadden eigenlijk ook al een ander plan +beraamd.”</p> + +<p>„En dat <i>is</i>?”</p> + +<p>„We willen van avond een aanslag op het huis van den ouden chirurgijn +doen.”</p> + +<p>„Die kale rot? Nou, als het van <i>dien</i> kant komen moet, dan zal ik óók +lang naar mijn geld kunnen fluiten! <span class="pagenum"><a name="Page_33" id="Page_33">[33]</a></span> +De muizen liggen er dood voor de +spinde, wil ik wedden. Nee, mannen, Griet Kals is wel erg dom, maar dáár +geeft ze geen crediet op, hoor!”</p> + +<p>„Hoor'reis Griet,” liet nu een van de anderen zich hooren, „je weet er +krek niemendal van. Ik weet zéker dat de ouwe schelm duiten heeft en +geen klein beetje ook.”</p> + +<p>„Och kom!” zei de waardin ongeloovig.</p> + +<p>„Maar mijn lieve mensch, viel een derde in, dat kàn wel niet anders. Hij +is in zijn vak een verduiveld knappe vent. En nu mag hij in Oosterhout +niet veel te doen hebben, van Geertruidenberg en Breda en uren ver in +den omtrek wordt hij bij rijke zieken gehaald om zijn buitengewone +bekwaamheid. En je wéét, dat hij de menschen betalen laat. Welnu, waar +<i>blijft</i> dan dat geld? Aan zijn kleeren besteedt hij het toch zeker +<i>niet</i>!”</p> + +<p>„Nee, ik heb den gierigen schrok nog nooit anders gezien, dan in +denzelfden verschoten rok en broek van omgekeerd leer.”</p> + +<p>„Ja, en dat leer is in den loop van de jaren door den regen zóó hard +geworden,” spotte de vierde, „dat je hem in de verte al herkennen kunt +aan het klapperen van zijn broek.”</p> + +<p>„Enfin, je weet nou Griet, dat we wat in 't zicht hebben,” begon de +ander weer. „Vul dus maar gauw de <span class="pagenum"><a name="Page_34" id="Page_34">[34]</a></span> +kannen, wijf! Dan kunnen we op den +goeden uitslag drinken. Ik zal ondertusschen een nieuwen vuursteen op +mijn geweer schroeven, want de oude draak zal zijn schijven wel niet zoo +gemakkelijk uit zijn klauwen laten gaan.”</p> + +<p>„Hoe ver is het hier vandaan, Martensz?”</p> + +<p>„Wel, een klein half uur geloof ik.”</p> + +<p>„Wat dunkt jullie ervan, mannen, als we dan over een uur maar op weg +gingen?”</p> + +<p>Van Halen luisterde niet langer. Hij wist trouwens meer dan genoeg. Die +gewetenlooze schelmen hadden het dus op het geld van zijn oom, ja heel +waarschijnlijk op zijn léven gemunt. Hoe gelukkig toch, dat hij nog in +staat was, dat snoode plan te verijdelen.</p> + +<p>„Maar,” dacht hij, „kan ik hier wel vandaan komen zonder gezien te worden +en argwaan op te wekken? Ah, door het raam misschien!...”</p> + +<p>Hij deed eerst de deur op het nachtslot, om niet overvallen te worden. +Voorzichtig sloop hij daarop naar het venster. Hij wist dat gelukkig +zonder eenig geraas te openen. Toen keek hij naar beneden. Maar, jammer +genoeg, voor een spròng was het veel te hoog. Wat nu gedaan?—Door de +gelagkamer? Dat ging niet....”</p> + +<p>Opeens kreeg Van Halen een inval, ging naar het bed, haalde de beide +lakens er uit en knoopte die stevig <span class="pagenum"><a name="Page_35" id="Page_35">[35]</a></span> +aan elkaar. Toen nam hij de ijzeren +roede van de bedgordijnen, legde die in de lengte op het raamkozijn, +dwars voor het geopende raam; bond er het ééne uiteinde van de +vereenigde en in elkaar gedraaide lakens aan vast en liet zich nu met de +grootste behoedzaamheid naar beneden glijden.</p> + +<p>Op zijn teenen sloop Van Halen het huis langs, maar nauwelijks was hij +uit het licht van de herberg en op den zandweg, of hij begon te loopen +zoo hard hij maar kon.</p> + +<p>Hij kon naar gis nog geen half uur in het rulle zand voortgehold hebben, +toen hij een huis ontdekte. Dat zou stellig wel de woning van oom +Boudewijn zijn. Hij klopte aan. Geen antwoord. Hij klopte luider; +maar—alles bleef stil. Nu begon Van Halen ongeduldig te worden! Voor de +derde maal klopte hij op de deur, maar nu buitengewoon heftig.—Dat +scheen te helpen. Hij hoorde tenminste iemand in de gang aankomen en een +oogenblik later vroeg een mannenstem:</p> + +<p>„Wie is daar?”</p> + +<p>„Ben ik hier terecht bij den chirurgijn Van Halen?” was de wedervraag.</p> + +<p>„Jawel, maar mag ik ook weten, met wien ik te doen heb?”</p> + +<p>„O zeker; ik ben een neef van de familie; Pieter van Halen, uit +Rotterdam!”</p> + +<p><span class="pagenum"><a name="Page_36" id="Page_36">[36]</a></span> +„Best mogelijk, waarde vriend, maar hoe weet ik dat? Wie zal mij zeggen, +dat het geen landlooper is, die buiten staat?”</p> + +<p>„Hoor eens oom,” want Van Halen twijfelde er niet aan of het was oom +Boudewijn zelf, die achter de deur stond, „u kunt mij open doen of niet, +dat moet <i>u</i> weten; maar wees er zeker van, dat daar uw <i>geldelijk +voordeel</i> of nadeel mee gemoeid is!”</p> + +<p>„<i>Geldelijk voordeel</i>,” die uitdrukking met <i>opzet</i> gekozen, scheen te +helpen. Het slot van de deur ging knarsend over, twee ijzeren grendels +werden weggeschoven en Pieter stond tegenover zijn oom, die, met een +pistool in de hand, hem nog altijd wantrouwend aanzag. Toen de grijsaard +evenwel van den kant van zijn bezoeker niet de minste verdachte beweging +bespeurde sloot hij de deur weer zorgvuldig dicht, schoof opnieuw de +grendels er voor, draaide het slot om en noodigde toen zijn neef uit om +binnen te komen.</p> + +<p>„Ja, nu zie ik toch wel familietrekken,” begon de oude, toen ze in de +woonkamer gekomen waren. „Maar anders, heusch neef, ik zou je niet +herkend hebben! We hebben elkaar dan ook al in geen twintig jaar gezien +nietwaar? Dat is mijn zoon Andries en dit mijn dochter Lotje. Mekâar +nooit gezien, hè? Zeg, neem me niet kwalijk, neef, dat ik je wat lang +buiten heb laten <span class="pagenum"><a name="Page_37" id="Page_37">[37]</a></span> +staan, maar je moet zóó voorzichtig wezen +tegenwoordig! Er zwerft hier in den laatsten tijd nog al vreemd volk +rond en diefstal en inbraak zijn aan de orde van den dag. Niet dat ik +geld heb ...”</p> + +<p>„Daar schijnen sommige menschen toch anders over te denken.”</p> + +<p>„Wel, hoe is het mogelijk, hoe is het mógelijk! Ik ...”</p> + +<p>„Ja, hoor eens oom, daar wil ik niet over twisten; maar zóóveel is +zeker, dat er een bende dieven van avond hier wil inbreken.”</p> + +<p>„Dieven?!” riep de grijsaard ontzet; en sidderend sloeg hij de magere +handen in elkaar.</p> + +<p>„Ja, stellig oom! En misschien zijn ze al op weg.”</p> + +<p>„Ik begrijp het niet! ik begrijp het niet!” klaagde de oude in den +grootsten angst. „Hoe konden de schelmen weten dat ik geld ... Ik wil +zeggen: hoe konden de schelmen er toch toe kómen? Ik ben immers geen +penning rijk!”</p> + +<p>„Komaan, oom! Klagen helpt niet veel! De schavuiten kunnen ieder +oogenblik hier zijn. Er moet dus gehàndeld worden! Zijn er wapens in +huis? De mijne heb ik in de herberg van Griet Kals laten liggen.” Dat +had Pieter gedaan uit vrees, dat ze onder het neerglijden langs den muur +àf mochten gaan.</p> + +<p>„Wapens, jawel, hier is alvast een pistool!” en de <span class="pagenum"><a name="Page_38" id="Page_38">[38]</a></span> +oude nam het +vuurwapen weer op, dat hij bij het binnenkomen van Pieter in de hand +hield en later op de tafel gelegd had.</p> + +<p>„En daar achter u, tegen den schoorsteen, hangen nog twee geweren en +drie pistolen,” zei Andries; „ze zijn allemaal geladen.”</p> + +<p>„Mooi zoo! Welnu, oom blijft hier om nichtje gerust te stellen! Andries +laadt de afgeschoten geweren en pistolen! Ik zelf zal me aan het +dakvenster plaatsen. Andries, breng me er heen; maar zonder licht hoor!”</p> + +<p>De toon waarop dit alles gezegd werd verried, dat de man gewoon was +bevel te voeren en liet geen tegenstand toe.</p> + +<p>Terwijl Andries en Van Halen naar boven gingen, klemde Lotje zich +doodsbleek aan haar vader vast. Maar de grijsaard beefde haast nog erger +dan het meisje en kreunde: „O, die schavuiten! O, mijn geld, mijn arme +geldje!”</p> + +<p>„Och vader,” zei het meisje, „laat ons liever van geluk spreken, dat we +zoo'n kloeken verdediger hebben gekregen! Maar u moet niet zoo jammeren, +vader. Het is beter, dat de dieven u niet hooren.”</p> + +<p>Zoodra Van Halen boven was, opende hij het venster en zag naar +buiten—er was niemand te zien; hij luisterde—alles was stil. Boven de +bosschen kwam de <span class="pagenum"><a name="Page_39" id="Page_39">[39]</a></span> +maan op, maar het licht werd door voorbijtrekkende +wolken verduisterd.</p> + +<p>Nadat Van Halen een poosje op den loer gestaan had, hoorde hij onder het +raam eenig gefluister; hij kon duidelijk de vier roovers onderscheiden, +die vlak voor de deur stonden.</p> + +<p>„Ze zijn er, Andries,” fluisterde Pieter zacht; „ze beraadslagen voor de +deur. Ga even je vader en zuster waarschuwen; dan zijn ze tenminste op +alle gebeurlijkheden voorbereid.”</p> + +<p>Van Halen keerde nu weer op zijn post aan het venster terug, om zijn +waarnemingen voort te zetten.</p> + +<p>De roovers schenen het nog niet eens te wezen, hoe zij het zouden +aanleggen; tegen de gewone inbraakmiddelen toch bleek de stevige deur +veel te goed bestand.</p> + +<p>Ze namen hun toevlucht tot list; ze klopten en, toen zij geen antwoord +kregen, voortdurend harder. Toen ook dit niet hielp, beraadslaagden zij +opnieuw, plaatsten vervolgens de tromp van een karabijn tegen het +sleutelgat van de huisdeur en schoten er doorheen. Door het schot spròng +het slot nu wel, maar de ijzeren grendels hielden de deur nog altijd +gesloten.</p> + +<p>Van Halen, ofschoon hij er bij het zien van al die voorbereidselen +volkomen toe gerechtigd was geweest, had niet willen schieten vóór de +vijandelijkheden van <span class="pagenum"><a name="Page_40" id="Page_40">[40]</a></span> +den kant der aanvallers werkelijk begonnen waren. +Nu evenwel mikte hij nauwkeurig op den roover, die het dichtst bij de +huisdeur stond om de werking van het schot na te gaan en te onderzoeken, +wat de deur nog tegenhield.</p> + +<p>Pieter had goed gemikt—de bandiet viel neer en de anderen stonden door +dien onverwachten tegenstand een oogenblik besluiteloos. Het duurde +echter niet langer dan een paar minuten.</p> + +<p>Toen werd op Van Halen, die nog altijd aan het venster lag, een pistool +afgeschoten. Gelukkig miste de kogel, doordat Pieter zich juist naar +zijn neef Andries keerde, om hem het afgeschoten vuurwapen weer te doen +laden.</p> + +<p>„Ze zullen er zeker op loeren,” fluisterde hij, „wanneer ik me weer aan +het venster vertoon. Geef me daarom die geladen karabijn, dan ga ik naar +beneden. Want nu zij het slot van de deur hebben laten springen, zullen +zij misschien de hand door de opening steken, om de grendels weg te +schuiven. Ik denk wel niet dat het gelukken zal, maar in elk geval +zullen ze me dáár niet verwachten, terwijl zij ons hier natuurlijk al in +de gaten hebben. Ik raad je dan ook aan, om niet meer bij het venster te +komen.”</p> + +<p>Van Halen sloop zoo stil mogelijk de trap af en naar <span class="pagenum"><a name="Page_41" id="Page_41">[41]</a></span> +de huisdeur toe. +Hij ontdekte nu, dat een van de roovers zijn arm door de opening +gestoken had om de grendels weg te schuiven.</p> + +<p>Juist legde hij aan om den dief onder zijn uitgestrekten arm te treffen, +toen hij buiten een schot hoorde vallen.</p> + +<p>Had Andries dan zich tóch bloot gegeven en was hij mogelijk nu gewond, +ja, dood misschien?</p> + +<p>Evenwel, nog vóór de schelm die aan de deur stond, zijn arm terug kon +trekken, joeg Van Halen er een schot in. Toen vloog hij de trap op, om +naar Andries te zien.</p> + +<p>Tot zijn verrassing stond die doodbedaard een karabijn te laden.</p> + +<p>„Hé! Gelukkig, jongen! Ik was al bang, toen ik buiten een schot hoorde, +dat je aan het venster geweest was en ze je getroffen hadden.”</p> + +<p>„Toch niet! Maar ik dacht zoo, als neef door de deur schiet zullen ze +zijn schot beantwoorden en hem misschien treffen. Dat wou ik voorkomen. +Ik trok nu mijn buis uit en hield het, aan een stok opgehangen, naar +buiten, terwijl ik zelf veilig achter den muur bleef staan. De roovers, +die enkel op het venster loerden, dachten natuurlijk dat het de persoon +was die straks op hen geschoten had en gaven onmiddellijk vuur!”</p> + +<p><span class="pagenum"><a name="Page_42" id="Page_42">[42]</a></span> +„Je bent een bijdehande vent, Andries. Zoo iemand heb ik juist noodig. +Maar—daarover morgen. Ik moet nu weer naar de huisdeur; geef mij dat +geweer en laadt <i>dit</i> weer.”</p> + +<p>Nauwelijks waren deze woorden geuit, of ze hoorden beneden een +ontzettend gerammel en gekraak, onmiddellijk gevolgd door drie +pistoolschoten en het wanhopig gegil van Lotje, die om hulp riep.</p> + +<p>De twee overgebleven roovers hadden namelijk met een zwaren boomtak raam +en vensterluiken van de woonkamer weten open te loopen en waren naar +binnen gesprongen. Door den schrik schoot de oude chirurgijn mis, maar +ook de roovers waren niet gelukkiger.</p> + +<p>Pieter was met een gespannen haan onmiddellijk de trap afgehold, gevolgd +door Andries, die een reeds geladen pistool ter hand genomen had.</p> + +<p>Toen Van Halen het vertrek binnenstoof, vond hij zijn oom onder de twee +bandieten op den grond liggen en één van hen had het touw al gereed, +waarmee zij den grijsaard dachten te knevelen. Maar vóór zij dit +volvoeren konden, had een kogel uit Pieter's geweer één hunner het leven +benomen.</p> + +<p>De vierde roover trachtte nu te vluchten, maar hij had nog het raam niet +bereikt, of Andries trof hem in het achterhoofd, waarop hij doodelijk +gewond in <span class="pagenum"><a name="Page_43" id="Page_43">[43]</a></span> +elkaar zakte. Het eerste werk van Van Halen en Andries was +nu, den ouden chirurgijn te helpen. Hij bleek gelukkig ongedeerd, maar +door angst en schrik volkomen bewusteloos.</p> + +<p>Pieter droeg hem als een kind in het aangrenzende vertrek, waar Lotje +hem zóólang neus en lippen met bier-azijn bestreek, tot hij weer +bijkwam.</p> + +<p>„Mijn kinderen? mijn geld?” was het eerste wat hij stamelde.</p> + +<p>„Stel u gerust oom: Andries en Lotje zijn ongedeerd en uw geld ook.”</p> + +<p>„O, gelukkig! Gelukkig! Zie neef, wat ik bezit is och zoo weinig. Maar +als een arm man, bijna zonder praktijk, ook nog die enkele +spaarpenningen had moeten missen, dan zou het er toch ook wel treurig +uitgezien hebben, nietwaar?”</p> + +<p>Pieter liet de zorg voor den grijsaard aan Lotje en Andries over, +wapende zich met een paar pistolen en ging naar buiten om te zien, wat +er van de roovers geworden was.</p> + +<p>Inmiddels kreeg de oude man het fleschje met bier-azijn in 't oog en +opeens begon hij opnieuw te jammeren, de arme Lotje van verkwisting +beschuldigend, wijl zij hem evengoed met water, dan met zulke kostbare +middelen had kunnen bijbrengen, naar hij beweerde.</p> + +<p><span class="pagenum"><a name="Page_44" id="Page_44">[44]</a></span> +Toen Pieter buiten kwam, stond de maan hoog aan den hemel en straalde +een helder licht uit, want de wolken waren weggetrokken.</p> + +<p>De twee roovers, die hij het eerst getroffen had, bleken niet doodelijk +gewond te zijn geweest, en waren gevlucht. Van Halen keerde nu in de +woonkamer terug en toen hij bevond, dat de beide andere schelmen het +leven hadden gelaten, ging hij zich weer bij zijn familie in de +achterkamer voegen.</p> + +<p>„Oom Boudewijn,” zei hij, „u zult me zeker wel niet kwalijk nemen, dat ik +naar bed verlang; ik ben doodmoe!”</p> + +<p>„Neen, warempel niet neef, ik kan me dat best begrijpen. En in de +herberg heb je zeker al wat gebruikt? Nu, dan wensch ik je wel te +rusten. Andries! wijs jij neef Pieter de logeerkamer eens aan! Maar +vooral het licht weer meenemen hoor, ik ben doodsbang voor brand!”</p> + +<p>Het vertrek, dat Van Halen tot logies werd aangewezen, bleek hetzelfde +te zijn, waar hij in het donker had staan schieten. Ofschoon oom +Boudewijn het met den weidschen naam van „<i>de logeerkamer</i>” betiteld had, +zag Pieter bij het licht van de kaars, die Andries in de hand hield, dat +het slechts vier kale muren had. Er was stoel noch tafel. Het bevatte +niets anders dan een <span class="pagenum"><a name="Page_45" id="Page_45">[45]</a></span> +klein hokje, dat vroeger een duivenhok moest +geweest zijn, maar nu op vernuftige wijze tot een bedsteê was ingericht.</p> + +<p>Na den kapitein goeden nacht gewenscht te hebben vertrok Andries met het +licht en liet neef Pieter in het donker achter. Zoo goed en zoo kwaad +als dit ging begon Van Halen zich te ontkleeden; maar nauwelijks was hij +in zijn bed gekomen, of hij bevond, dat hij op een ouden stroozak lag en +de deken zoo vol gaten was dat men ze wel voor vischnet zou kunnen +gebruiken! Daar kwam nog bij, dat de planken van de bedsteê zoo kort +bleken, dat zijn beenen er wel een halven meter buiten staken. Toch zou +hij, slaperig en afgemat als hij was, zich over alles nog heengezet +kunnen hebben, als het daar nu maar bij gebleven was. Maar neen, het +ergste zou nog komen!</p> + +<p>Nog geen kwartier toch had hij op die heerlijke rustplaats gelegen, of +daar voelde hij zich aangevallen door een heirleger van zekere dartele +diertjes, die de duiven hadden achtergelaten. De aanval was zóó hevig, +dat Van Halen, om de vervolging te ontgaan, het bed uitsprong en midden +op den vloer ging zitten. Maar al heel gauw bemerkte hij, dat het lastig +gedierte hem daar evengoed als in zijn bed kon vinden. Bovendien begon +hij dáár spoedig last van de kou te krijgen, terwijl <span class="pagenum"><a name="Page_46" id="Page_46">[46]</a></span> +zijn armzalig bed +hem ten minste toch nog eenige warmte aanbracht. Hij koos nu van twee +kwaden het beste en kroop zijn leger maar weer in.</p> + +<p>Nauwelijks echter drong het licht van den morgen in het duivenslag door, +of hij sprong het bed uit en haastte zich naar beneden, waar allen zich +spoedig tot het ontbijt vereenigden. Tot Pieters groote verbazing +bestond dit uit een bordje koude paardeboonen met een beetje karnemelk +en als morgendrank kreeg hij een kleine kroes van het allerdunste +scharrebier, die bovendien nog haast niet half vol was.</p> + +<p>Pieter gebruikte heel weinig, wat onmiddellijk ten gevolge had, dat oom +Boudewijn hem prees om zijn matigheid. Daarop begon de man tot in het +oneindige te praten over de deugd der soberheid en welk een groote +ondeugd de gulzigheid was, waarbij hij een menigte voorbeelden van +overdaad wist aan te halen, die allemaal heel treurig eindigden.</p> + +<p>Zoodra het ontbijt afgeloopen was maakten oom Boudewijn en Pieter zich +klaar, om naar Oosterhout te gaan en den schout in kennis te stellen van +hetgeen er gebeurd was. Pieter kon daarbij een glimlach niet +onderdrukken, toen hij zijn oom een klein, oud hoedje zag opzetten, +waarvan de rand nauwelijks twee vingers breed was en zóó door de muizen +beknaagd, dat het <span class="pagenum"><a name="Page_47" id="Page_47">[47]</a></span> +ding bijna evenveel tanden als een zaag had.</p> + +<p>„Ja neef! ik zie het wel dat je lacht om dit hoofddeksel, maar ik ben er +zeer aan gehecht. Je moet weten, dat het een erfstuk is, nog van mijn +grootvader afkomstig. Mijn grootvader, moet je weten, genoot in zijn +jeugd het voorrecht, Keizer Karel den Vijfde te dienen en uit een +bijzondere genade heeft zijn Keizerlijke Majesteit hem dit hoedje eens +vereerd. Ik zou dit merkwaardige voorwerp dus voor geen geld willen +missen.”</p> + +<p>De mantel moet dan zeker ook wel een dierbaar erfstuk zijn, dacht +Pieter, want met geen mogelijkheid zou iemand zijn oorspronkelijke kleur +geraden hebben, terwijl hij zoo kaal was als perkament en van een +fatsoen, zooals men er in dien tijd mogelijk geen tweede in de geheele +Republiek zou hebben gevonden.</p> + +<p>Toen zij vertrekken zouden, zag Van Halen met nieuwe verbazing, dat de +oude man eenige vette hoenders meenam, want hij dacht onmiddellijk aan +het sober ontbijt.</p> + +<p>Het bleek nu uit oom Boudewijn's toelichting, dat de boeren die hij +behandelde, hem uit dankbaarheid haast elke week, de een boter, appelen +of peren, een ander eieren, hoenders en duiven, ja sommige zelfs hazen +en patrijzen brachten, die hij dan geregeld in Oosterhout of Breda +verkocht, het zondige verkwisting <span class="pagenum"><a name="Page_48" id="Page_48">[48]</a></span> +vindend, die kostbare artikelen zelf +te nuttigen.</p> + +<p>Brachten zij hem echter karnemelk of paardeboonen, dan hield hij die +voor zijn eigen huishouding.</p> + +<p>Onderweg deelde Van Halen zijn plannen mee en met welk doel hij hem was +komen opzoeken.</p> + +<p>De vrekkige grijsaard was er ten hoogste mee ingenomen, dat neef Pieter, +die hem nu een vermogend man bleek, zijn zoon Andries gratis in de +stuurmanskunst wilde onderwijzen niet alleen, maar ook geheel voor zijn +kleeding, onderhoud en uitrusting beloofde te zorgen.</p> + +<p>Nog dienzelfden morgen verscheen de schout met eenige gerechtsdienaars +in het huis van den chirurgijn.</p> + +<p>Het gerecht maakte van de verklaringen van oom Boudewijn en Pieter een +schriftelijk verslag op; de lijken werden geschouwd en als van beruchte +roovers herkend. Toen liet men de doode lichamen weghalen.</p> + +<p>Inmiddels was het tijd geworden voor het middagmaal. Tot neef Pieters +ontsteltenis bestond dit uit slechts vier panharingen in de olie +gebakken, die door oom Boudewijn zóó heerlijk werden gevonden, dat hij +daarover haast niet uitgepraat raakte.</p> + +<p>Het is te begrijpen, dat Van Halen tengevolge van een en ander maar hoe +eer hoe liever weer naar Vlissingen wilde vertrekken.</p> + +<p>Na het eten vroeg hij dus Andries kort en bondig of <span class="pagenum"><a name="Page_49" id="Page_49">[49]</a></span> +die lust had stuurman te worden +en zoo ja, of hij zich dan maar dadelijk voor de afreis gereed wilde maken.</p> + +<div class="figcenter"><img src="images/png054sm.jpg" alt="Dieven? riep de grijsaard" /> +<p class="captionc">„Dieven?” riep de grijsaard ontzet, en sloeg de magere +handen in elkaar. (<a href="#Page_37">Bladz. 37</a>.)</p></div> + +<p>Andries was in de wolken! Stuurman worden,—vreemde landen zien! vreemde +menschen ontmoeten;—dat leek hem toch iets anders, dan in een afgelegen +huis zijn jeugd te verslijten.</p> + +<p>Het gevolg was, dat nog geen uur later Pieter en Andries reeds afscheid +namen en den weg naar Breda insloegen. In Breda aangekomen bestelde Van +Halen voor beiden onmiddellijk een stevig middagmaal. Daarna gingen zij +de stad in, om voor Andries een pak kleeren te koopen, want het was +treurig, zooals de jonge man gekleed ging.</p> + +<p>Uit den winkel komend gaf Andries zijn oude plunje aan een bedelaar, die +er hem voor zegende met diep-ootmoedig gelaat, maar woedend het pak in +het water smeet, zoodra hij uit het gezicht was.</p> + +<p>Daar zij niet vóór den volgenden dag verder zouden reizen, hadden zij +allen tijd, om eens naar de markt te wandelen en het turfschip te zien, +waarmee Prins Maurits de stad verrast had. Ook het kasteel bekeken zij +nog, bleven toen nog een poosje zitten babbelen en kropen al vroeg onder +de wol.</p> + +<hr class="l05" /> +<p class="footnote"> +<a name="Footnote_2" id="Footnote_2"></a><span class="fnlabel"><a href= "#FNanchor_2">[2]</a></span>In de 17e eeuw was +het tabaksrooken door boerinnen niet vreemd.</p> + +<hr class="c25" /> + +<div class="figcenter"><img src="images/chornam.jpg" alt="Chapter ornament" /></div> +<span class="pagenum"><a name="Page_50" id="Page_50">[50]</a></span> + +<h2>DERDE HOOFDSTUK.</h2> + +<h3>Een nieuwe reisgenoot.</h3> + + +<p><span class="dropcap">D</span>en volgenden morgen werd de tocht voortgezet, ook nu weer te voet, want +het reizen met den postwagen was Van Halen, door de slechte wegen, zóó +onaangenaam geweest, dat hij liever nog loopen wilde.</p> + +<p>Tegen het vallen van den avond bereikten de reizigers een dorp; het was +zeer gering, maar er was een pleisterplaats, hadden zij onderweg +vernomen. Zij zochten er naar en vonden een klein huis, met een schuur +en een stal.</p> + +<p>In het eerste troffen zij een paar andere reizigers aan, die er slecht +geluimd uitzagen, een jonge marskramer alleen uitgezonderd, die +vruchteloos met zijn grappen de anderen aan het lachen zocht te maken.</p> + +<p><span class="pagenum"><a name="Page_51" id="Page_51">[51]</a></span> +Van Halen vroeg om avondeten.</p> + +<p>„Avondeten?” zei de waardin. „We hebben geen tijd om voor de reizigers te +koken; wij voorzien alleen in logies, goed logies en uitspanning. Maar u +kunt bier krijgen.”</p> + +<p>„Dat ziet er slecht uit, jongen!” bromde Van Halen, bedenkelijk zijn +neef aanziend.</p> + +<p>„Och wat,” zei de vrouw, „je kunt in het dorp koopen wat je verkiest en +moogt het vrij in onzen oven koken. Da's toch mooi genoeg zou ik +meenen!”</p> + +<p>Zij zwierven dan door het dorp om mondbehoeften op te doen en het eind +was, dat zij hun avondmaal deden met gebakken eieren en roggebrood.</p> + +<p>Een bestevâar met roode konen, die een brandende lantaarn droeg, kwam de +reizigers al zeer vroeg halen om ze hun slaapplaatsen aan te wijzen.</p> + +<p>Zij volgden hem, tegelijk met de overige gasten.</p> + +<p>Over een slikkerig erf, waar zij veel te doen hadden met hun voeten +veilig neer te zetten, bracht het oudje hen in een koestal. Daar was aan +weerszijden van elke koe een hoopje schoon stroo neergelegd, benevens +een grooter stroobundel als peluw.</p> + +<p>De oude man zag met vaderlijken trots op zijn werk neer. Van Halen was +er minder mee ingenomen:</p> + +<p>„Laat je Christenmenschen zoo maar tusschen <span class="pagenum"><a name="Page_52" id="Page_52">[52]</a></span> +het vee liggen?” vroeg hij +ontstemd.</p> + +<p>„Het is hard genoeg voor de arme beesten. Zij hebben nauwelijks plaats +om zich om te draaien.”</p> + +<p>„Wat zeg je daar? Is het dan niet hard voor òns?”</p> + +<p>„Voor jullie?” vroeg de oude verbaasd. „Wat zou er hards in zijn? Ik heb +er mijn heele leven tusschen geslapen. En bekijk me vrij! Ik ben tachtig +en heb al mijn dagen geen minuut hoofdpijn gehad, alleen maar van +tusschen de koeien slapen. Je moogt dus liever van geluk spreken, zou ik +meenen; koeienasem is tienmaal zoo gezond als de asem van +Christenmenschen. Probeer het maar!” Meteen sloeg hij de staldeur dicht, +zoodat ze in 't donker bleven.</p> + +<p>„Neef, waar ben je?” riep Andries benauwd.</p> + +<p>„Hier!”</p> + +<p>„Hoe heeft u het?”</p> + +<p>„Ik weet het niet; maar zoover ik gissen kan heeft het er veel van of ik +al in den dut raak. En jij?”</p> + +<p>„Ik zeg mijn avondgebed op.”</p> + +<p>„Dat is braaf van je.”</p> + +<p>„Neef, ik heb haast gedaan, och toe, ga nog niet slapen, 'k wou zoo +graag nog wat praten ...”</p> + +<p>„Rep je dan wat, voor dezen keer! want ik heb een gevoel (een geeuw!) of +ik op een—warme—wolk in de lucht drijf.”</p> + +<p><span class="pagenum"><a name="Page_53" id="Page_53">[53]</a></span> +„Neef?!”</p> + +<p>(Een geeuw!) „Hola, hei! Is het tijd om op te staan?”</p> + +<p>„Ongelukkig niet. Ik heb mij met bidden gehaast om nog wat te praten. We +zullen voor den morgen bevroren zijn, zoo zonder dek.”</p> + +<p>„Wel, weet je wat je doen moet?”</p> + +<p>„Nu?”</p> + +<p>„Kruip bij de koe!”</p> + +<p>„Dank je!”</p> + +<p>„Begraaf je dan in het stroo,” klonk nu de stem van den jongen +marskramer, dien ze Thomas hadden hooren noemen. „Je moet wel pas in de +wereld komen kijken om over zóó iets te brommen. Hoe zou het je +bevallen, om in den nachtvorst op een slagveld te liggen, zoo als ik +eens, spiernaakt, met niets om mij warm te houden dan het lijk van een +kerel, dien ik den hoek had omgeholpen.”</p> + +<p>„Afschuwelijk! Vertel er mij alles van.”</p> + +<p>„Wel, wij hadden een kleine schermutseling aan de grenzen gehad en een +overwinninkje behaald. (Want ik ben een poosje in den oorlog geweest.) +Maar het kwam ons duur te staan; verscheidene voetknechten staken de +beenen in de lucht, onder andere mijn persoon.”</p> + +<p>„Dood? Och kom!” zei Andries, die begreep dat het <span class="pagenum"><a name="Page_54" id="Page_54">[54]</a></span> +heele verhaal slechts +op een onderhoudend verzinsel of belachelijke snoeverij zou uitloopen.</p> + +<p>„Zoo dood als een pier! Stikvol lanssteken, tot het bloed uit me wegliep +als de wijn uit een vat waarvan de duigen loslaten. Ik ben wel goed, dat +ik mijn verhaal zoo uitvoerig doe, want—(een geeuw!)—ik ben slaperig +(een geeuw!)—nu, waar was ik ook?”</p> + +<p>„Je laagt voor dood op het slagveld te bloeden als een speenvarken, ik +wil zeggen als een wijnvat of zoo iets. Verder, bid ik je, verder; het +is zonde, midden in zoo'n mooie vertelling te gaan slapen.”</p> + +<p>„Dat is het ook,” ging Thomas voort. „Nu, er kwamen eenige van die +vagebonden, die gesneuvelde soldaten uitplunderen en dat gespuis haalde +mij het laatste vod van het lijf; verder deden ze mij geen kwaad, omdat +zij er niets aan hadden.”</p> + +<p>„Neen, je was dood.”</p> + +<p>„Goed onthouden! Dit moet tegen zonsondergang geweest zijn. 's Nachts +kwam een vinnige vorst, die het bloed op mijn wonden deed stollen en al +de stroompjes die mijn hart uitliepen stopte; en omstreeks middernacht +werd ik als uit een schijndood wakker.”</p> + +<p>„En dacht je toen niet dat je in een heerlijk bed lag?” vroeg Andries, +die hoe langer hoe meer schik in het verhaal kreeg, waarvan hij +natuurlijk <span class="pagenum"><a name="Page_55" id="Page_55">[55]</a></span> +geen enkel woord geloofde.</p> + +<p>„Daarvoor neep mij de kou te hard, jongenlief; buitendien hoorde ik aan +alle kanten de gekwetsten kermen, dus wist ik, dat ik nog op mijn oude +plaats was. Ik begreep dat ik den dag niet halen zou zonder deksel. Ik +tastte in het rond, rillend en bibberend van de kou. Eindelijk, daar +hield er ineens een op met kermen. Jij bent er geweest, zei ik, kroop +naar hem toe en jawel, hij was dood hoor; maar warm, begrijp je!</p> + +<p>„Ik nam het heer in mijn armen, maar was te zwak om hem te dragen en zoo +rolde ik met hem in een droge sloot. En daar vonden mijn kameraden mij +'s morgens, aardig wat door brandnetels gestoken en een dooden Spanjaard +omhelzend, om het er levend af te brengen.”</p> + +<p>„Ach ja,” zei Andries, „de oorlog is alleen vriendelijk voor wie er niet +in geweest zijn.”</p> + +<p>„Watblief?”</p> + +<p>„Ik zeg—wat zijn sommige menschen toch koelbloedig en onversaagd!”</p> + +<p>„Nietwaar? Dus bij zulk soort van dingen—vergeleken—zijn <i>dit</i> soort +van dingen de hemel. Zacht,—warm—goed gezelschap, met een koe er bij +als kameraad—wat—wou je—dan nog kla...?”</p> + +<p>De tong van den vroolijke verhaler kwam voor eenige uren tot rust.</p> + +<p><span class="pagenum"><a name="Page_56" id="Page_56">[56]</a></span> +'s Morgens werd Andries wakker door een straal vocht die zijn oog trof +en daar zag hij den snaakschen Thomas die de uier der koe als een spuit +gebruikte.</p> + +<p>„O, foei!” riep Andries, „is dat de kostelijke melk vermorsen!”</p> + +<p>„Wel, laten we <i>die</i> er dan mee vullen!” zei de kwant, een hoornen beker +te voorschijn halend.</p> + +<p>„Geef maar hier,” zei Andries, „ik heb dat méér bij de hand gehad. Maar +waarachtig, ik zie niet in, met welk recht we iets van haar melk ...”</p> + +<p>„Breek je daar het hoofd niet over!” viel Thomas in. „De kameraad is +vannacht niet zoet geweest, moet je weten; maar wat zou dat? Ware +vriendschap ontslaat van plichtplegingen. Vanochtend nemen wij gelijke +vrijheid met haar.”</p> + +<p>„Wel, wat heeft ze dan gedaan, het arme beest?”</p> + +<p>„Mijn peluw opgegeten.”</p> + +<p>„Ha! ha!”</p> + +<p>„Toen ik wakker werd, wist ik niet waar mijn hoofd gebleven was, tot ik +het eindelijk vond, veel lager dan waar ik het gisteravond had +neergelegd. Zij heeft ons kussen opgegeten, wij drinken ons kussen +terug.” Toen, zich tot de koe richtend: „Op uw gezondheid, mejuffer, +en—zonder wrok.”</p> + +<p>„De oude paai had toch gelijk,” zei Andries tegen <span class="pagenum"><a name="Page_57" id="Page_57">[57]</a></span> +Van Halen, die ook al +wakker was. Ik ben nog zoo frisch niet opgestaan, in heel mijn leven, +geloof ik. Laat ons voortaan altijd in een koestal overnachten, neef.”</p> + +<p>„Je vergeet, dat je zeeman wordt, beste jongen.”</p> + +<p>„Zeeman? wat 'n gelukskind!” riep Thomas.</p> + +<p>„Zou je dat dan liever zijn dan marskramer?” vroeg Van Halen met +belangstelling.</p> + +<p>„Nu, dat geloof ik! 'k Heb me dan ook al een keer of vijf aangemeld, +toen ik laatst een poosje in Rotterdam was, maar geen mensch wou me +hebben. Ze denken stellig dat ik te veel eet!” liet hij er lachend op +volgen.</p> + +<p>„Als het je ernst is,” zei Van Halen, „kun je wel een plaats op <i>mijn</i> +schip krijgen. Maar je zult, tijdens de eerste reis, met het baantje van +scheepsjongen tevreden moeten zijn.”</p> + +<p>„U bent dus kapitein?” vroeg de jongen verrast. „Nu, wàt graag!” liet hij +er verheugd op volgen.</p> + +<p>„Zorg dan, binnen veertien dagen in Vlissingen te wezen. Je kunt in dien +tijd meteen van je koopwaar af zijn.”</p> + +<p>„O, ik was juist zoo goed als uitverkocht. Dus wat dàt betreft zou ik +dadelijk wel met u mee kunnen.”</p> + +<p>„Welnu, je kunt dan voorloopig mijn bediende wezen en zoo dadelijk met +ons afreizen als je wilt.”</p> + +<p>Thomas was daar zóó verheugd over, dat hij <span class="pagenum"><a name="Page_58" id="Page_58">[58]</a></span> +oogenblikkelijk eenige van +zijn laatste artikelen tegen verminderden prijs aan de waardin verkocht, +het weinigje dat restte stopte hij in zijn knapzak en de leege mand gaf +hij aan den ouden paai present, uit dankbaarheid voor het gezond logies, +zooals hij lachend beweerde.</p> + +<p>Weldra ging het drietal op stap en Thomas wist zóóveel grappen onderweg, +dat de tijd als omvloog.</p> + +<p>'s Avonds kwamen zij aan een dorp nabij de Eendracht en Van Halen meende +vandaar met de veerschuit naar Vlissingen te vertrekken.</p> + +<p>Zij vonden vrij spoedig een herberg van een goed uitzicht, waar zij een +behoorlijk avondmaal benevens logies konden krijgen.</p> + +<p>„Tusschen de koeien?” vroeg Andries terstond.</p> + +<p>„Neen, neen! we hebben twee ruime logeerkamers, tezamen met drie +bedsteden!” zei de waardin.</p> + +<p>Van Halen was echter zeer ontstemd, toen de waard hem vooraf om betaling +vroeg. Niettemin voldeed hij aan het verzoek, maar alle drie waren zij +verontwaardigd over de schandelijk hooge rekening, die de vent hem liet +betalen.</p> + +<p>Toen ze reeds op hun kamer waren (de beide jongelui hadden het vertrek +met de twee bedden gekregen) pruttelde Thomas nog na: „Wat een afzetterij +toch! Maar—misschien kan ik dat heer nog wel een poets spelen <span class="pagenum"><a name="Page_59" id="Page_59">[59]</a></span> +tot zijn +straf, waarvan we schik zullen hebben!”</p> + +<p>Hij rommelde wat in zijn knapzak en dolf er een fleschje phosphor uit +op, waarna hij precies deed alsof hij iets op den wand ging schilderen.</p> + +<p>Andries keek en keek, maar er kwam niets te voorschijn.</p> + +<p>„Wat haal je toch uit?” vroeg hij daarom verbaasd.</p> + +<p>„Even geduld, maat!” was het antwoord.</p> + +<p>Opeens blies Thomas de kaars uit. Ze waren in het donker; en nu las +Andries op den wand in geheimzinnig glorend vlammenschrift:</p> + +<p>„Wee den afzetter!”</p> + +<p>„Wat zeg je er van?” vroeg Thomas met zelfvoldoening.</p> + +<p>„Alleraardigst!”</p> + +<p>„Nietwaar? Maar nu is <i>mijn</i> werk volbracht en wordt het jouw beurt.”</p> + +<p>„Dat is te zeggen....?”</p> + +<p>„Wel, om de grap volkomen te maken moet jij nu den waard onder het een +of ander voorwendsel op onze kamer zien te lokken.”</p> + +<p>„Dank je hartelijk!”</p> + +<p>„Dan zal <i>ik</i> gaan!” zei Thomas beslist. „De kerel heeft het dubbel en +dwars verdiend, dat we hem een kleinen schrik bezorgen....”</p> + +<p><span class="pagenum"><a name="Page_60" id="Page_60">[60]</a></span> +„Dat ben ik met je eens! Maar toch—neen, laten we het liever niet +doen!” gaf Andries in bedenking. „Mijn neef mocht het ons eens kwalijk +nemen, en dat zou jij toch zeker óók minder aangenaam vinden, is 't +wel?”</p> + +<p>Thomas stond even in beraad.</p> + +<p>„Je hebt gelijk!” zei hij toen. „Ik ben nog nauwelijks een dag in zijn +dienst en mag het er dus niet op wagen, het nu al bij mijn meester te +verkerven.—Allo, dan de kaars maar weer aan!”</p> + +<p>Met behulp van Thomas' vuurslag en tonteldoos, benevens een eindje +zwavelstok, gelukte dat, waarop beiden nog wat babbelden, tot de kaars +schier geheel was opgebrand.</p> + +<p>Zij hadden nog juist den tijd om er zich bij uit te kleeden, toen gaf +zij den geest.</p> + +<p>„Toch jammer dat de grap niet doorging!” mompelde Thomas, uit zijn +bedstede nog even, met droomerige oogen, op de geheimzinnig glorende +bedreiging starend, die nu weer zichtbaar was.</p> + +<p>Meteen sliep hij in.</p> + +<hr class="c25" /> + +<div class="figcenter"><img src="images/chornam.jpg" alt="Chapter ornament" /></div> +<span class="pagenum"><a name="Page_61" id="Page_61">[61]</a></span> + +<h2>VIERDE HOOFDSTUK.</h2> + +<h3>In ongelegenheid.</h3> + +<p><span class="dropcap">D</span>aar men reeds November had was het nog donker, toen de waard 's morgens +op de deur van Pieter van Halen's kamer klopte.</p> + +<p>De kapitein was dadelijk wakker.</p> + +<p>Daarop ging de man naar het andere logeervertrek, om ook de jongelui te +wekken.</p> + +<p>Thomas en Andries, wijl ze zoo laat naar bed gegaan waren, sliepen +evenwel als egels in den winter.</p> + +<p>Toen de waard dus op zijn herhaaldelijk geklop slechts een kreunend +antwoord kreeg, deed hij eindelijk de deur open..... Maar hij gaf een +schreeuw van ontzetting, toen hij daar plotseling het nog altoos glorend +vlammenschrift in het oog kreeg.</p> + +<p><span class="pagenum"><a name="Page_62" id="Page_62">[62]</a></span> +„Tooverij!” riep de man ontsteld en holde als dol naar de gelagkamer.</p> + +<p>„O, die schelmen! Ze hebben ons huis betooverd!” riep hij zijn vrouw +toe.</p> + +<p>De waardin, die juist het ontbijt voor het drietal klaar zette, stiet +van schrik haast de olielamp om.</p> + +<p>„Loop dadelijk naar den schout!” riep ze bevend. „Loop! en laat de +deugnieten gevangen nemen!”</p> + +<p>De waard snelde de deur uit.</p> + +<p>„Weg schelmen, weg schavuiten!” gilde het vrouwmensch, toen de drie +logeergasten zich een oogenblik later aan het ontbijt kwamen zetten. En +overhaast nam zij de vlucht.</p> + +<p>„Lieve hemel, wat scheelt je meesteres toch?” vroeg Van Halen aan den +knecht die juist binnenkwam.</p> + +<p>„Ik zou je raden, dat jullie je maar zoo gauw mogelijk uit de voeten +maakt,” zei deze gemoedelijk: „De baas is naar den schout; hij raasde en +tierde, dat jullie zijn heele huis hadt betooverd.”</p> + +<p>De kapitein haalde de schouders op. Toch zette hij de jongelui tot spoed +aan; hij wenschte liever niet in moeite te komen, wijl dit maar +oponthoud geven kon.</p> + +<p>Toen de waard met den schout en twee dienders in de herberg terugkwam, +waren de logeergasten dan ook reeds verdwenen.</p> + +<p><span class="pagenum"><a name="Page_63" id="Page_63">[63]</a></span> +In allerijl repten de drie reizigers zich naar de rivier.</p> + +<p>Op hun navraag kregen zij daar tot hun groote teleurstelling ten +antwoord, dat de veerschuit al voor een half uur vertrokken was en zij, +voor de eerst volgende, tot den namiddag dienden te wachten.</p> + +<p>Dat zag er dus gek voor hen uit, te meer wijl inmiddels de dag reeds was +aangebroken.</p> + +<p>Langzamerhand verzamelde zich een hoop volk rondom het drietal en na +heel veel vragen bood eindelijk een oud man met zijn twee zoons hun zijn +schuit aan.</p> + +<p>Een der omstanders vond het bespottelijk.</p> + +<p>„De stroom is te sterk voor drie man op de riemen,” meende hij.</p> + +<p>„Dan zal ik helpen roeien!” verklaarde Van Halen.</p> + +<p>„Dat behoeft niet,” zei de oude man. „De vent spreekt alleen uit afgunst; +hij is de eigenaar van de andere schuit.”</p> + +<p>Er was een stijve koelte en zij hadden vlak voor den wind; de schipper +zette een breed zeil uit en, tegelijk roeiend, staken zij met een goeden +gang van wal.</p> + +<p>De stroom maakte veel bochten en daardoor kregen zij af en toe den wind +op zij. Dan gingen allen aan loef, om te beletten dat de schuit te sterk +overhelde, behalve een kind van omstreeks een jaar of vijf, de kleinzoon +en lieveling van den schuitenvoerder. De guit <span class="pagenum"><a name="Page_64" id="Page_64">[64]</a></span> +was, een oogenblik voor +zij aan wal staken, aan boord geslopen en daar hij te licht was om +verandering in de vracht te brengen, beschouwden zij hem als boven, of +liever als onder het reglement.</p> + +<p>Zij zeilden lustig voort, onbewust dat zij vervolgd werden door den +schout, den waard uit de herberg en twee dienders, schoon hun vervolgers +hen begonnen in te halen; want was de wind sterk, de stroom was het niet +minder.</p> + +<p>Opeens vroeg een der jonge schippers aan het kleine appelgezicht, wat +hem toch scheelde.—Zijn neefje was namelijk met een hangend lipje bij +het roer gekomen en toen in tranen uitgebarsten.—Hij deed hem allerlei +vragen, eerst op vleienden toon, daarna kortaf: Of hij zich gestooten +had? Of hij geschrikt was? Of hij het koud had? Of hij misselijk was? Of +hij mal was?</p> + +<p>Op alles gaf het kind een onveranderlijk „hu! hu! hu!” tot antwoord.</p> + +<p>„Weet ook een van jullie, wat den kleinen schreeuwleelijk scheelt?” +bromde de schipper ongeduldig.</p> + +<p>„Kijk liever dezen kant eens uit,” zei zijn broer. „Begrijp jij soms wat +ze daar nazitten?”</p> + +<p>De oude man en zijn andere zoon keken en zagen toen vier mannen, die op +den Oostelijken oever voortgingen.</p> + +<p><span class="pagenum"><a name="Page_65" id="Page_65">[65]</a></span> +Zij hielden even op met roeien en staken aan het stuur de hoofden +geheimzinnig bij elkaar, beurtelings blikken op hun passagiers en op de +voetgangers werpend, die ze reeds herkend hadden.</p> + +<p>Beter dan zich in bespiegelingen te verdiepen was het hun echter +geweest, wanneer ze getracht hadden het geheim van het appelgezicht te +doorgronden.</p> + +<p>„Als het is zooals ik vrees,” fluisterde een der jonge schippers, waarom +hun dan geen kans gegeven om te ontsnappen? Laat ons op den rechterwal +aanhouden.”</p> + +<p>De oude man weigerde beslist.</p> + +<p>„Ben je gek, moeten wij ons last op den hals halen voor vreemden? Neen, +laat ons liever naar bakboordzij sturen: houd het altijd met den sterken +arm! dat is mijn leus. Wat zeg jij, Willem?”</p> + +<p>„Ik zeg, vader, dat je voor mijn part kunt doen wat je wilt!”</p> + +<p>Een windvlaag maakte op de onpartijdigste wijs een eind aan de +oneenigheid van den ouden en den jongen schipper. Het kleine vaartuig +ging overzij, de mannen sprongen aan loefzij om het in evenwicht te +houden, doch zagen op hetzelfde oogenblik tot hun schrik, dat aan lij +een plas water de schuit van het eene eind tot het andere vulde. En in +'t volgend oogenblik zagen zij niets meer, maar zij voelden den stroom, +den kouden <span class="pagenum"><a name="Page_66" id="Page_66">[66]</a></span> +snellen stroom.—Het appelgezicht had de prop uit het +hoosgat getrokken.</p> + +<p>De dienders wonden de touwen van hun middel.</p> + +<p>Van Halen en Thomas konden zwemmen als een eend, doch zelfs de beste +zwemmer moet, wanneer hij met een schuit omslaat, vóór hij zwemmen kan, +eerst zinken.</p> + +<p>Het donkere water borrelde boven hun hoofd, toen kwamen zij boven, voor +een oogenblik bijna doof en blind. Terstond daarop zagen zij echter alle +twee de schuit het onderst boven en menschen die er zich aan +vasthielden. Zij schudden hun hoofden als poedelhonden en zwommen er +naar toe, uit een zekere onberedeneerde navolgingsdrift, maar eer zij +het vaartuig bereikten, hoorden zij achter zich een stem die niet luid +maar met diepe droefheid riep: „Vaarwel, het is gebeurd met me!”</p> + +<p>Zij keken om en daar was de arme Andries bezig met te zinken, wijl hij +in 't geheel niet zwemmen kon. Zijn gezicht was bleek en zijn wijd open +oogen stonden met een wanhoops-uitdrukking naar zijn vrienden gewend.</p> + +<p>Thomas en Van Halen zwommen naar hem toe, als dollen het water +doorklievend, doch eer zij hem bereikt hadden, zonk de arme jongen.</p> + +<p>Van Halen dook naar hem. De gerechtsdienaars <span class="pagenum"><a name="Page_67" id="Page_67">[67]</a></span> +knoopten eenige touwen aan +elkander en wierpen het eind van de lijn in het water.</p> + +<p>De kapitein deed een greep en Andries voelde zich met zulk een +krachtigen ruk opgetild, dat hij met het halve lijf boven water kwam.</p> + +<p>„Grijp mij nu niet beet! Grijp me niet beet!” riep Van Halen, in grooten +angst dat Andries dien noodlottigen misgreep zou doen.</p> + +<p>„Wees niet bang!” gorgelde Andries.</p> + +<p>Toen Van Halen zag dat zijn neef begrip van den toestand had, herkreeg +hij onmiddellijk zijn moed en bedaardheid weer.</p> + +<p>„Op je rug!” zei hij bits, en een slag vooruit doende, hielp hij tot de +vereischte beweging.</p> + +<p>„Je hand op mijn schouder!... Mooi zoo!”</p> + +<p>„En op <i>mijn</i> schouder je andere hand,” zei Thomas nu.</p> + +<p>Het gelukte en moeizaam worstelden de beide zwemmers toen dwars door den +stroom. Slechts een oogenblik hadden zij geweifeld welken kant uit te +zwemmen, zonder het noodlottig belang van een zoo eenvoudige keuze te +weten: toen, ziende dat de westelijke oever een weinig nader was, +zwommen zij daarheen, in plaats van als zoete jongens naar de +gerechtsdienaars te zwemmen en zoo een nieuw avontuur tegemoet te gaan.</p> + +<p><span class="pagenum"><a name="Page_68" id="Page_68">[68]</a></span> +Door den sterken stroom dreven zij geweldig af en nadat zij ongeveer een +honderd slagen gedaan hadden, vroeg Andries ongerust: „Hoeveel nu nog?”</p> + +<p>„Wees niet bang,” hijgde Thomas, „je bent zoo veilig als in bed.”</p> + +<p>Een oogenblik later voelden zij tot hun verbazing, grond, en zij waadden +naar den kant.</p> + +<p>Zoodra zij op den vasten wal stonden zagen zij elkaar van het hoofd tot +de voeten aan, reikten elkaar gelukwenschend de hand en keken daarop hoe +de anderen het er afgebracht hadden.</p> + +<p>De gansche bemanning zat veilig en wel op de omgeslagen schuit, met +jongeheer appelgezicht, den omkeerder der dingen, in het midden. Al dit +rumoer scheen geen bijzondere stoornis in zijn gewoonten gebracht te +hebben, althans hij huilde, toen hij het gezelschap in het water liet +duikelen, en hij huilde toen het er weer uit was.</p> + +<p>„Zullen we wachten neef, tot zij de schuit weer in orde hebben?”</p> + +<p>„Neen, Andries, de vracht is betaald. Laat ons dadelijk voortmaken!”</p> + +<p>Zoodra hun besluit duidelijk werd, ontstond er aan den overkant beweging +in den troep die op hun beraadslaging gelet had, en zij hadden slechts +weinige stappen <span class="pagenum"><a name="Page_69" id="Page_69">[69]</a></span> +gedaan, toen er een stem over het water tot hen kwam, +die „halt!” riep.</p> + +<p>Ze keken om, zonder hun tred te vertragen en zagen toen, dat de schuit +nog altijd midden op den stroom dreef.</p> + +<p>„Halt! in naam van den schout!” klonk het van den overkant.</p> + +<p>Het drietal stapte echter des te haastiger door, tot er van hun +vervolgers niets meer te zien was.</p> + +<p>Thomas miste eindelijk voor het eerst zijn knapzak. Die had in de schuit +vlak naast hem gelegen en zou nu wel op den bodem van de Eendracht +rusten, meende hij. Hij troostte zich echter, dat er niet zoo heel veel +bijzonders meer in zat.</p> + +<p>„En je toovermiddel dan?” vroeg Andries lachend.</p> + +<p>Van Halen werd nu opmerkzaam en vernam thans, wat de eerste aanleiding +tot hun avontuur was geweest.</p> + +<p>Weldra kwamen zij in een klein dorp, en traden de herberg in met de +bedoeling zich bij den haard zoo goed mogelijk wat te drogen.</p> + +<p>„Lieve menschen, kijk me nu toch eens aan! Jullie bent dóórnat!” riep de +waardin verbaasd. „En dat in November! 't Is om ziek te worden! Gauw die +spullen uit! 'k Zou het mijn leven lang niet kunnen verantwoorden als ik +jelui zóó daar zitten liet!” Meteen drong zij +<span class="pagenum"><a name="Page_70" id="Page_70">[70]</a></span> +het drietal naar een +afzonderlijk vertrek, gaf Van Halen het Zondagsche pak van haar man, +benevens wat ondergoed, schommelde inderhaast ook voor Andries en Thomas +wat kleeren samen, waarop ze zei: „Ziezoo, gooi nu maar gauw die kille +plunje uit en als je verkleed bent, waarschuw je maar, dan zal ik die +natte rommel dadelijk te drogen hangen.”</p> + +<p>Het drietal zag er nu weldra allerpotsierlijkst uit, want Van Halen was +het pak veel te klein, zoodat hij zijn armen nauwelijks verroeren durfde +uit vrees, dat het buis in den rug mocht scheuren; en Andries en Thomas +zat alles zoo wijd, dat het hun bij iedere beweging om de leden +slobberde.</p> + +<p>Zoo kwamen zij vroolijk de gelagkamer weer binnen en ook de waardin had +uitbundig veel pret in den vermakelijken optocht.</p> + +<p>Daar zij 's morgens, wegens hun overhaast vertrek, hun ontbijt halfweg +in den steek gelaten hadden, gebruikten zij thans met groote graagte en +opgewektheid het door Van Halen bestelde, en toen hun kleeren eindelijk +weer droog waren gingen zij het dorp in, om te zien of zij een schuit +konden krijgen.</p> + +<p>Het geluk was hun mee, want al spoedig vonden zij een schipper die +bereid was, hen op hun bestemming te brengen.</p> + +<p><span class="pagenum"><a name="Page_71" id="Page_71">[71]</a></span> +Voor dien dag echter was het daartoe reeds te laat. Maar den volgenden +morgen namen zij afscheid van de hartelijke waardin en reeds 's avonds +kwamen zij te Vlissingen aan.</p> + +<p>Langzamerhand keerden ook de vier matrozen terug, elk van eenige +aangeworven zeelui vergezeld.</p> + +<p>Toen ze allemaal gearriveerd waren, bleken er in het geheel +vier-en-twintig, waaronder een kok en een chirurgijn. Pieter had dus +volk genoeg, want twintig man was voor zijn schip reeds voldoende +geweest.</p> + +<p>Zoodra alle matrozen aan boord waren, liet Van Halen het anker lichten, +hijzelf nam de post van stuurman waar, en de beruchte <i>Doodkist</i> ging +tot een proeftocht onder zeil.</p> + +<p>Licht en bevallig als een trotsche zwaan gleed het slanke vaartuig over +de wateren, terwijl het door honderden menschen aan de haven met +bezorgdheid werd nageoogd.</p> + +<p>Het was op zee tamelijk stormachtig, maar „<i>De Vlugge Christina</i>” +doorkliefde de golven, den storm tegemoet, en verdween uit het oog der +toeschouwers, die eigenlijk niet wisten of zij waakten of droomden en +aan tooverij dachten.</p> + +<p>Twee dagen later wierp het schip zijn anker weer uit en baarde algemeen +opzien.</p> + +<p><span class="pagenum"><a name="Page_72" id="Page_72">[72]</a></span> +Nu had Van Halen zijn mannen met zijn vaartuig vertrouwd gemaakt. Alle +vrees was voorbij; de matrozen erkenden nu, hoe véél het schip vóór had +boven andere vaartuigen en stelden thans ook een onbepaald vertrouwen in +hun genialen kapitein.</p> + +<div class="figcenter"><img src="images/ch4endsm.jpg" alt="Ornament ch 4" /></div> + +<hr class="c25" /> + +<div class="figcenter"><img src="images/chornam.jpg" alt="Chapter ornament" /></div> +<span class="pagenum"><a name="Page_73" id="Page_73">[73]</a></span> + +<h2>VIJFDE HOOFDSTUK.</h2> + +<h3>De eerste tocht.</h3> + +<p><span class="dropcap">H</span>et jaar 1624 was berucht door zijn stormen en de veelvuldige ongelukken +die daar, in verband ook met den bouw der toenmalige zeeschepen, het +gevolg van waren.</p> + +<p>In dit jaar deed „<i>De Vlugge Christina</i>” haar eerste reis naar +Oost-Indië.</p> + +<p>Van Halen had een groot deel van zijn vermogen te Hamburg besteed aan +manufacturen, waarmee hij zijn schip bevracht had. Het stouwen was onder +zijn opzicht gebeurd en zoo voortreffelijk uitgevoerd, dat het vaartuig, +hoewel zwaar geladen, toch niets van zijn vlugheid verloor. Het was ook +met tien lange, metalen stukken gewapend, maar kon toch het meest nog +<span class="pagenum"><a name="Page_74" id="Page_74">[74]</a></span> +vertrouwen op zijn onbegrijpelijke vlugheid, gevolg van de heel +bijzondere tuigage en den zoo eigenaardigen bouw van den romp.</p> + +<p>Den vijfden December ging Van Halen in zee en den tienden had hij het +midden van den grooten Atlantischen Oceaan al bereikt. Maar hier +wachtten hem ál de ongemakken, die gedurende dien noodlottigen winter +zoo menig zeeman in gevaar brachten. Zoodra hij in volle zee was, brak +er een storm uit het Noordwesten los, vergezeld van hagel en sneeuw, die +negen volle dagen aanhield. Gelukkig, dat het schip geheel nieuw en zoo +bijzonder sterk was, want het werd ver weg geslingerd naar onbekende +gedeelten van den Oceaan.</p> + +<p>„De lucht is bepaald warm,” zei Andries op zekeren dag, „en dat nog wel +in het hartje van Wintermaand!”</p> + +<p>„Ja,” zei Van Halen, „ik geloof dat we snel de Zuidelijke luchtstreek +naderen, want ook het water is veel warmer. Jammer, dat de storm ons +verhindert, eenige waarnemingen te doen.”</p> + +<p>De sneeuw was overgegaan in een dichten, aanhoudenden regen en zoo +werd „<i>De Vlugge Christina</i>” eindelijk in een gedeelte van de zee +gedreven, waar de Oost-Indievaarders nooit kwamen.</p> + +<p>Eenzaam kliefde het schip de golven.</p> + +<p><span class="pagenum"><a name="Page_75" id="Page_75">[75]</a></span> +Op den negenden dag des avonds, toen de storm zich juist met vernieuwde +kracht verhief, riep Andries eensklaps:</p> + +<p>„Kijk neef, een schip!”</p> + +<p>Allen zagen nu een vaartuig, dat hevig met de golven kampte. Het had +niets behouden dan den mast, terwijl op „<i>De Vlugge Christina</i>” aan den +boegspriet, den voorsten en den grooten mast de zeilen nog in goeden +staat waren en Van Halen met behulp daarvan zooveel mogelijk Westwaarts +trachtte te sturen.</p> + +<p>„Nu kun je toch eens zien,” zei Thomas, „met wat een verwonderlijke +snelheid ons schip voortgaat,” want het vreemde vaartuig was nauwelijks +in het gezicht, of de „<i>Christina</i>” vloog het als de wind weer voorbij.</p> + +<p>Het was, hadden zij opgemerkt, een slavenschip dat zich stellig in nood +bevond, want er werden kanonschoten gelost, waarvan het geluid nog flauw +tot hen overwoei.</p> + +<p>Aan hulp verleenen viel echter niet te denken en binnen vijf minuten was +de „<i>Christina</i>” al een halve mijl Zuidwestwaarts gedreven.</p> + +<p>Het vreemde schip kwam uit Portugal en was naar Guinea bestemd; toen het +weer bedaarde herstelde het zijn averij en de bijgeloovige manschappen +vertelden naderhand dat hun, juist toen zij in den hoogsten nood +verkeerden, een vreemd gebouwd vaartuig zonder <span class="pagenum"><a name="Page_76" id="Page_76">[76]</a></span> +bemanning, dat de +Hollandsche vlag voerde, als een spookachtige verschijning met volle +zeilen was voorbij geijld. De matrozen sierden dit sprookje +onwillekeurig nog wat op, en in West-Indië was spoedig het verhaal van +een Hollandsch spookschip het onderwerp der gesprekken van alle rustende +zeelui.</p> + +<p>'s Nachts werd plotseling de lucht helder, tot groote vreugde van +schipper Van Halen. „Andries? haal me den Jacobstaf<a name="FNanchor_3" id= +"FNanchor_3"></a><a href="#Footnote_3" class="fnanchor">[3]</a> eens!” riep +hij. „Ik wil dadelijk eenige waarnemingen doen!”</p> + +<p>Met verbazing bevond hij, dat hij de linie al gepasseerd was en den +vijfden graad Zuiderbreedte had bereikt. Hij kòn het haast niet +gelooven. Maar toen den volgenden middag de wind naar het Oosten liep en +de gloeiende zonnestralen het teer op het schip vloeibaar maakten, toen +de waarnemingen van zijn matrozen allemaal precies zoo uitkwamen als die +van hem, zie, toen ging er een luid gejuich op, want nu bleek, dat het +schip, in weerwil van den storm, binnen den korten tijd van <i>zestien</i> +dagen 1150 zeemijlen had afgelegd.</p> + +<p>Met een haast bijgeloovigen eerbied beschouwden nu de zeelui den man, +die zóó iets wonderbaarlijks had uitgevonden. Thomas hechtte zich van nu +af aan zijn meester met de trouw van een hond.</p> + +<p><span class="pagenum"><a name="Page_77" id="Page_77">[77]</a></span> +En Van Halen zelf? O, hij voelde zich onuitsprekelijk gelukkig, nu al +zijn arbeid en denken ten slotte zoo schitterend werden beloond, nu +ervaren zeelui als de zijne telkens en telkens weer een uitroep van +bewondering slaakten, zoo vaak zij een nieuwe voortreffelijkheid, een +nieuwe verbetering aan tuig of romp ontdekten.</p> + +<p>Er was dan ook doorloopend een aangename stemming aan boord en dat die +er <i>in</i> bleef bij de bemanning, daar zorgde Thomas genoegzaam voor.</p> + +<p>Thomas zat geregeld vol gekheid en guitenstreken; van een zak en een oud +buis bijvoorbeeld wist hij een beer in elkaar te zetten zoodat hij den +scheepsheelmeester er eens den grootsten schrik mee op het lijf joeg, +toen hij het nagebootste dier in de schemering om een hoekje van de +kajuit plaatste; met een stukje touw of eenige andere kleinigheid wist +hij de aardigste kunstjes; hij zong liedjes die geen der matrozen kende +om de eenvoudige reden dat hij ze zelf berijmde op bekende wijzen; hij +kon griezelige geschiedenissen vertellen, dat zelfs de ruwste matrozen +er bij huiverden en dan weer verhaalde hij een zoo kluchtig avontuur, +tijdens zijn rondzwerven als marskramer beleefd, dat de bemanning +schaterde van pret.</p> + +<p>Soms echter waren zijn streken wel eens <span class="pagenum"><a name="Page_78" id="Page_78">[78]</a></span> +onaangenaam voor den persoon, +die er bij betrokken was, maar ook dan nog bleven zij toch meestal +onschuldig.</p> + +<p>Zoo had de kok een vriend aan boord, dien hij de grootste genegenheid +toedroeg en dikwijls met welbehagen op den rug kon kloppen, hem prijzend +om zijn voortreffelijkheid.</p> + +<p>En toch—zoo wreed is het noodlot soms—hij moest hem dooden met eigen +hand.</p> + +<p>De vriend was namelijk een vet varken.</p> + +<p>Om af en toe eens versch vleesch te hebben had Van Halen er een vijftal +meegenomen, waarvan dit het zwaarste was; de vier andere zouden tijdens +de reis vetgemest moeten worden.</p> + +<p>De kok kon soms, tijden aanéén, met zijn pijpje in den mond, genoeglijk +naar het logge dier zitten kijken; of hij trakteerde het op de lekkerste +hapjes van hetgeen er van het middagmaal was overgebleven. En terwijl +het varken at, krauwde de kok het liefkozend tusschen de ooren.</p> + +<p>Maar eindelijk moest zijn dierbare vriend er toch aan gelooven; en het +werd hoog tijd inderdaad, want hij was zóó vet, dat hij niet eens meer +loopen kon.</p> + +<p>Zuchtend sleep de kok in de kombuis zijn mes, zuchtend onderzocht hij, +op den nagel van zijn duim de scherpte der snede en met nog veel dieper +<span class="pagenum"><a name="Page_79" id="Page_79">[79]</a></span> +gezucht trad hij eindelijk op zijn lieveling toe.</p> + +<p>Deze zat hem echter reeds in alle voornaamheid af te wachten: Een ronde +hoed met slappen rand, dien de kok enkel bij feestelijke gelegenheden +droeg, dekte zijn kop! Een mantel omhulde zijn plomp lichaam, terwijl +een breede, witte halskraag aan het domme varkensgezicht een vreemde +waardigheid verleende. Daarbij stond, op een omgekeerd vaatje als +lessenaar, een opengeslagen boek schuin omhoog voor den vetten sinjeur +opgericht, waarin het scheen dat hij met groote deftigheid zat te lezen.</p> + +<p>Nauwelijks kreeg de kok deze dwaze vertooning te zien, of hij werd rood +van kwaadheid, terwijl hij riep: „Dat heeft me natuurlijk die weergasche +Thomas geleverd!”</p> + +<p>Met dreigende houding en blik keek hij rond, opgewonden tierend: „Waar +zit hij, die galgestrop, die caronje, die ... die ...”</p> + +<p>Hij was buiten zichzelf, hij kón niet meer.</p> + +<p>De geheele bemanning vloog naar het varkenshok, om te zien wat er gaande +was.</p> + +<p>Toen dreunde opeens een bulderend gelach, want de matrozen vonden de +grap allerkostelijkst.</p> + +<p>„Ik wist niet, dat meneer Knor familie van je was!” grinnikte er een.</p> + +<p><span class="pagenum"><a name="Page_80" id="Page_80">[80]</a></span> +„Ei kom, dat kan je toch wel zien,” plaagde een ander; „ze hebben zelfs +samen één kleerenkast!”</p> + +<p>„Nu ik zou wát trotsch zijn op zoo'n bloedverwant,” zei weer een +derde, „'t lijkt wel een rechtsgeleerde!”</p> + +<p>Daar kwam de kapitein op het leven af.</p> + +<p>De kok schoot onmiddellijk op hem toe, zoodra hij den gezagvoerder in 't +oog kreeg en riep: „Kapitein, u moogt dien Thomas, dien schelm, wel eens +duchtig onder handen nemen, want hij heeft ...”</p> + +<p>Ongelukkig voor den armen kok kon echter ook Van Halen zijn lachlust +niet bedwingen en keerde zich dadelijk om, terwijl hij proestend weer in +de kajuit verdween.</p> + +<p>Daar ontbood hij echter Thomas bij zich en gaf hem er het een en ander +te doen, om den jongen voor dien dag onder het oog van den kok vandaan +te houden.</p> + +<p>Met deze en dergelijke grappen en dwaasheden, maar vooral ook door zijn +hulpvaardigheid, won Thomas zich steeds meer en meer de gunst der +matrozen. Zoo'n scheepsjongen was wat wáárd, meenden zij, die bracht nog +eens wat afleiding in het dagelijksch leven aan boord!</p> + +<p>En intusschen spoedde het schip zich maar immer over de golven en had +reeds den negentienden dag, dus na een reis van vijf-en-dertig dagen, +<span class="pagenum"><a name="Page_81" id="Page_81">[81]</a></span> +de kust van Brazilië in het gezicht.</p> + +<p>Hier ontmoetten zij een menigte schepen, maar „<i>De Vlugge Christina</i>” +vloog die alle als een vogel voorbij. Oorlogsschepen praaiden het +ongewone vaartuig, maar Van Halen lette er weinig op; woedende kapiteins +zonden het kogel op kogel na, maar niet één, die het bereikte. Als een +spooksel verdween het vlugzeilende vaartuig uit de drukbezochte +Amerikaansche wateren en snelde ver naar het Zuiden heen.</p> + +<p>Daarna wendde Van Halen den steven naar het Oosten en ging op zoo'n +grooten afstand om de Kaap, dat hij geen land zag en ook geen enkel +schip ontmoette.</p> + +<p>Eindelijk bereikte hij de Indische zee, maar hier, in die wateren vol +klippen en eilanden, werd zijn geduld op allerlei wijzen op de proef +gesteld. Toen hij op de hoogte van den keerkring gekomen was, werd het +volkomen windstil, zoodat hij in vijf dagen niets vorderde. Maar op den +zesden dag verhief zich een haast onmerkbaar koeltje, tegen den avond +nam dit nog wat toe, en het vlugge schip, dat bij den minsten wind al in +beweging kwam, vloog weer als een zeemeeuw over de golven.</p> + +<p>Tegen middernacht waarschuwde een van de wachthebbende matrozen +plotseling: „Schip in zicht!”</p> + +<p>Van Halen en Andries, die zich ter kooi begeven <span class="pagenum"><a name="Page_82" id="Page_82">[82]</a></span> +hadden, waren nu in een +oogenblik aan dek. De heldere maan bescheen weldra de volle zeilen van +het vaartuig en toen de „<i>Christina</i>” het nog meer naderde, bleek het een +groote, Hollandsche Oost-Indievaarder te zijn. Maar het lompe, logge +gevaarte lag doodstil, terwijl de „<i>Christina</i>” vlug en bevallig over +het effen zeevlak gleed.—Door de bemanning van het andere vaartuig werd +dit met bijgeloovige verbazing aangezien.</p> + +<p>Toen zij van hun eerste verrassing wat bekomen waren, verzochten en +kregen zij verlof, om met een sloep aan boord te komen.</p> + +<p>Daar de zes roeiers uit angst voor het vreemde vaartuig verzocht hadden, +in de boot achter te mogen blijven, betrad alleen de stuurman het dek.</p> + +<p>Met de grootste verwondering bekeek de man het vaartuig van Van Halen en +toen die hem vertelde, en in zijn scheepsjournaal aantoonde, dat hij van +Hamburg tot hier geen volle drie maanden onderweg was, toen steeg zijn +verbazing op het hoogst. „Hoe is het mogelijk! hoe is het mogelijk!” riep +hij uit. „En <i>wij</i> zwalken al 278 dagen op zee en de Hemel weet, of het +nog geen 10 weken zal duren, éér we Java bereikt zullen hebben!” En +opnieuw bekeek de vreemdeling het schip en zijn tuig, waarvan hem alles +even raadselachtig voorkwam.</p> + +<p><span class="pagenum"><a name="Page_83" id="Page_83">[83]</a></span> +Aan boord van zijn eigen vaartuig teruggekeerd, raakte hij niet +uitgepraat over wat hij gehoord en gezien had en met ontzetting zag zijn +volk, terwijl zij zelf nog altijd onbewegelijk lagen, het wonderschip nu +verder en verder zweven, totdat het aan den gezichteinder verdween.</p> + +<p>„<i>De Vlugge Christina</i>” kreeg meer en meer wind en bereikte eindelijk +zonder verdere ongemakken Java, waar men het anker wierp voor de reede +van Bantam. De geheele reis, van Hamburg tot hier, met een vrij grooten +omweg nog wel, bleek afgelegd te zijn in nog geen 170 dagen.</p> + +<p>Van Halen ging aan wal, waar hij zijn papieren moest toonen, en zich van +het bestuur der Oost-Indische Compagnie voor een vrij groote som het +recht koopen, om handel in de kolonie te drijven.</p> + +<p>Het werd hem toegestaan.</p> + +<p>Al wat hij had meegebracht wist hij nu spoedig en heel voordeelig te +verkoopen, waarna hij ballast innam, om vervolgens naar de Molukken te +stevenen. Hier laadde hij de kostbaarste specerijen, voer, al +handeldrijvend, van de eene eilandengroep naar de andere en nam, na zijn +schip rijkelijk beladen te hebben, de terugreis naar Europa weer aan, +waar hij, na een afwezigheid van 503 dagen, het anker wierp voor +Amsterdam.</p> + +<hr class="l05" /> +<p class="footnote"><a name="Footnote_3" id="Footnote_3"></a><span class="fnlabel"><a href= +"#FNanchor_3">[3]</a></span>Van sextanten wist men toen nog niet af. +</p> + +<hr class="c25" /> +<span class="pagenum"><a name="Page_84" id="Page_84">[84]</a></span> + +<div class="figcenter"><img src="images/chornam.jpg" alt="Chapter ornament" /></div> + +<h2>ZESDE HOOFDSTUK.</h2> + +<h3>Van Halen neemt een noodlottig besluit.</h3> + + +<p><span class="dropcap">D</span>e tocht van schipper Van Halen met het door hem zelf uitgevonden +vaartuig werd druk besproken.</p> + +<p>Toen Andries tegen den avond een van de herbergen aan het IJ +binnenstapte om er een kan <i>Haarlemsch</i> te drinken, zaten ook dáár de +aanwezigen er druk over te redeneeren.</p> + +<p>„Ik zeg maar,” schreeuwde een scheepsbarbier, een klein, zwetserig +kereltje, met hooge, gillende stem: „Ik zeg maar, dat het nu feitelijk +bewezen is, dat de berekeningen van schipper Van Halen juist waren. En +dat heb ik <i>altijd</i> gezegd, ofschoon ieder indertijd volhield, dat de +uitvinding van den knappen schipper geen halve duit waard was!”</p> + +<p><span class="pagenum"><a name="Page_85" id="Page_85">[85]</a></span> +„Och wat!” gromde een scheepstimmerman, „heb je er zelf indertijd niet +het hardst van allen den draak mee gestoken?”</p> + +<p>„<i>Ik!</i>” gilde het mannetje, rood van inspanning en verontwaardiging, +„<i>ik?</i> Een man van ontwikkeling?! Dat is immers te dwaas om los te +loopen!”</p> + +<p>„En <i>ik</i> zeg je, dat je 't wèl gezeid hebt!” bulderde de +scheepstimmerman.</p> + +<p>„Bedaar, bedaar! vriend Jaspersz!” piepte het kereltje, terwijl hij +angstig achteruit schoof; „ik heb dat wel eens <i>gezègd</i>, zeker, zeker! +Maar uit gekheid, weet je?”</p> + +<p>„Jawel,” gromde de scheepstimmerman, „zoo kan je natuurlijk je d'r altijd +uit redden.”</p> + +<p>„Hoor eens!” piepte de barbier, die, nu hij zag dat Jaspersz bedaarder +was geworden, weer wat moed begon te krijgen, „ons vroeger oordeel doet +er eigenlijk ook weinig aan toe; <i>dit</i> is zeker: Door Pieter Van Halen +is de scheepsbouwkunst een heele stap vooruit gebracht. Heb <i>jullie</i> +ooit een schip gemaakt, dat in den ongelooflijk korten tijd van een jaar +de reis naar de vèrste deelen van Indië kon doen?”</p> + +<p>„En dat zoo weinig vòlk noodig heeft?” voegde een ander zeeman er bij. +Ofschoon ik dáár nu juist niet zoo mee ingenomen ben.”</p> + +<p><span class="pagenum"><a name="Page_86" id="Page_86">[86]</a></span> +„En dat waaròm niet?” gilde het scheepsbarbiertje weer.</p> + +<p>„Waaròm niet? Wel, dat is dunkt me zoo klaar als een klontje: Het +vaartuig van schipper Van Halen heeft maar een derde van de manschap +noodig, die een ander schip van dezelfde grootte vereischt. Een +heeleboel zeevolk zal daardoor moeten leegloopen, als het gauw allemáál +van die nieuwerwetsche schepen worden!”</p> + +<p>„Och wat!” gilde het stemmetje van den barbier nu weer. „Hoe korter reis +en hoe minder manschap hoe voordeeliger voor de reeders. Die zullen dus +meer schepen gaan bouwen, er zullen meer reizen worden gemaakt en ten +slotte worden de zeelui er nog beter in plaats van slechter van.”</p> + +<p>„Ja, als het de reeders goed gaat,” zei weer een ander, „dan varen ook +de zeelui daar wel bij.”</p> + +<p>„En wat een verbetering met betrekking tot de gezondheid!” krijschte de +barbier weer; „want bij schipper Van Halen behoeven niet zooveel menschen +in een beperkte ruimte opgehoopt te worden als op andere schepen. En +doordat de reis met dat schip maar zoo kort duurt, is er lang zooveel +gevaar niet, dat het volk gebrek aan mondbehoeften en goed drinkwater +zal krijgen, waardoor scheurbuik schier onmogelijk wordt!”</p> + +<p><span class="pagenum"><a name="Page_87" id="Page_87">[87]</a></span> +„Bovendien,” zoo mengde zich Andries nu in het gesprek, „hebben we nù den +tocht gedaan bij het ongunstigste weer. We mogen dus hopen, dat er onder +meer gunstige omstandigheden nog voordeeliger uitkomsten te wachten +zijn.”</p> + +<p>„<i>We?</i> heb je dan de reis meegemaakt?” riepen verscheidene stemmen.</p> + +<p>„Ja, dat heb ik. Schipper Van Halen is mijn neef,” zei Andries met +zekeren trots.</p> + +<p>Van alle kanten werd hij nu met vragen bestormd, waar maar geen eind aan +scheen te komen.</p> + +<p>„Nu, vriendschap!” zei ten slotte een van de aanwezigen, „na zoo'n +gelukkigen uitslag is voor je neef zijn fortuin zoo goed als gemaakt. Je +zult zien, het régent straks aanbiedingen, de een al mooier dan de +ander, van rijke reeders die ook zulke schepen willen hebben.”</p> + +<p>„Ik vrees, dat het hun weinig zal baten,” gaf Andries ten antwoord.</p> + +<p>„En dat waarom?” riepen verscheidene gasten verwonderd.</p> + +<p>„Wel, toen mijn neef, jaren geleden, met zijn uitvinding voor den dag +kwam, heeft niemand hem willen helpen. Integendeel, overal waar hij zich +aanmeldde, werd hij bespot en uitgelachen....”</p> + +<p><span class="pagenum"><a name="Page_88" id="Page_88">[88]</a></span> +„Ah, jawel,” viel een matroos hem in de rede: „Vroeger, toen ik jullie +noodig had, zal hij denken, wou jelui niemendal van me weten; wel nou, +loop jullie dan nou óók maar naar de maan!”</p> + +<p>„Ja, zoo denkt hij er precies over,” bevestigde Andries, betaalde zijn +bier en stapte de herberg uit.</p> + +<p>Nauwelijks had hij die verlaten, of hij werd door een der aanwezigen, +die slechts zwijgend geluisterd had, gevolgd en staande gehouden:</p> + +<p>„Zeg vriendschap!” zei de vreemdeling, „zou je neef heusch geen plan +hebben om, zelfs voor veel geld, zijn uitvinding bekend te maken?”</p> + +<p>„Ik zou het niet denken, vriend!” gaf Andries ten antwoord.</p> + +<p>„Jullie moet dan wel heel rijk zijn,” ging de man voort, „om ter wille +van een misplaatst eergevoel zelfs een schitterende aanbieding van de +hand te wijzen!”</p> + +<p>„Jullie? Mijn neef wil u zeggen. Want ik voor mij bezit geen duit!”</p> + +<p>Dat was het juist, wat de vreemdeling wilde weten. Vandaar dat hij met +opzet het meervoud had gebruikt. „Welnu, als dat wààr is, dan zul je er +toch ook niet op tegen hebben, om op een gemakkelijke manier een honderd +gulden te verdienen.”</p> + +<p>Honderd gulden verdienen op een gemakkelijke <span class="pagenum"><a name="Page_89" id="Page_89">[89]</a></span> +wijze! Andries' oogen +schitterden! Want hij had, helaas, voor een groot deel de geldzucht van +zijn vader geërfd!</p> + +<p>„En wat zou ik daarvoor dan moeten doen?” vroeg hij gretig.</p> + +<p>„Al heel weinig. Luister maar: Ik ben scheepsbouwmeester en het zou mij +veel waard zijn, als ik óók zulke schepen als „<i>De Vlugge Christina</i>” kon +maken. Daarom wil ik aan je neef het voorstel doen om hem, voor een +groote som desnoods, zijn uitvinding af te koopen. Ik begrijp echter +heel goed, dat dit niet dadelijk zal gelukken. Maar je hebt misschien +invloed op hem. Welnu, tracht dan, zoodra ik weer vertrokken ben, uw +neef te bewegen mijn voorstel aan te nemen. Gelukt je dit, dan betaal ik +je onmiddellijk honderd gulden uit!”</p> + +<p>„Aangenomen!” zei de jonkman.</p> + +<p>„Laten we dan afspreken, dat we elkaar precies over veertien dagen weer +in dezelfde taveerne van hedenavond zullen ontmoeten.”</p> + +<p>„Top!” riep Andries, waarna hij den vreemdeling verliet om weer naar +boord te gaan.</p> + +<p>Reeds den volgenden morgen werd den kapitein door den scheepstimmerman +een inderdaad schitterend aanbod gedaan. Maar Van Halen, die in den man +een van zijn vroegere tegenwerkers herkende, weigerde beslist. <span class="pagenum"><a name="Page_90" id="Page_90">[90]</a></span> +Andries +deed wat hij kon om neef Pieter tot andere gedachten te brengen, +maar—niets mocht baten. Dit maakte hem verdrietig en daar van het +onderwijs in den eersten tijd tòch niets komen zou, vroeg en kreeg hij +verlof om eens voor een week naar zijn familie in Rotterdam te gaan. +Want men moet weten, dat na den aanval zijn vader het toch maar veiliger +geacht had, om weer dáár te gaan wonen.</p> + +<p>Aanhoudend dacht Andries aan de halsstarrigheid van zijn neef, die hem +verhinderde in één oogenblik honderd gulden te verdienen. O, als <i>hij</i> +die uitvinding eens gedaan had, als <i>hij</i> die plannen en teekeningen +eens bezat! Wat zou hij er zaken mee doen! Voor duizenden guldens zou +hij ze verkoopen....</p> + +<p>Maar—hij hàd ze nu eenmaal niet. En Pieter, die ze wèl bezat, liet ze +nu verder ongebruikt vergelen. Wáár zouden ze liggen? In de kast +natuurlijk, die neef altijd zoo zorgvuldig gesloten hield.... Maar als +die kast nu te eeniger tijd toevallig eens los was, zou het dan zoo erg +wezen als hij, Andries, die papieren er uit nam en ze voor veel, veel +geld verkocht? Ze lagen daar immers toch maar renteloos! Pieter zou er +dus heelemaal geen schade bij hebben....</p> + +<p>Zóó mijmerde Andries voort en hoe méér hij er over dacht, hoe méér zijn +geldzucht hem aandreef, zich van <span class="pagenum"><a name="Page_91" id="Page_91">[91]</a></span> +die plans en teekeningen meester te +maken.</p> + +<p>Na een week reeds keerde hij naar Amsterdam terug, vást besloten, om +zijn voornemen ten uitvoer te brengen, zoodra de gelegenheid maar +gunstig was.</p> + +<p>Onder die omstandigheden vond hij het nu zelfs gelukkig, dat zijn neef +zoo halsstarrig geweigerd had. „Maar,” zoo vroeg hij zich af, „zal Pieter +bij zijn weigering <i>blijven</i>?”</p> + +<p>Spoedig bleek hem echter, dat voor die vrees weinig grond bestond. Wel +ontving Van Halen van alle kanten uitnoodigingen en bezoeken, wel kreeg +hij van alle kanten aanzoeken om modellen te maken volgens <i>zijn</i> +stelsel; ja, poogden de Oost-Indische Compagnie en de Hooge regeering +zelfs hem over te halen tot mededeeling van zijn uitvinding, maar +schipper Van Halen bleek niet te vermurwen. Hij was nu met hart en ziel +koopman geworden en trachtte alleen in <i>die</i> hoedanigheid van zijn +uitvinding zooveel mogelijk voordeel te trekken. Zijn eischen liepen dus +buitensporig hoog, zoodat de regeering van alle verdere onderhandeling +met hem afzag.</p> + +<p>Particulieren die dit hoorden, waagden het nu heelemaal niet meer. Maar +van dat oogenblik af aan trachtten alle mogelijke scheepsbouwmeesters, +die tòch al het land aan Van Halen hadden, zijn uitvinding te +<span class="pagenum"><a name="Page_92" id="Page_92">[92]</a></span> +kleineeren. Volgens hun oordeel was „<i>De Vlugge Christina</i>” een schip, +dat slechts zoo kon worden gemaakt, omdat het zoo'n <i>klein</i> vaartuig +was. Groote schepen zou men op die manier niet kunnen bouwen, ging men +zeggen. In het kort, wangunst en boosaardigheid deden wat zij konden, om +den roem, dien Van Halen als uitvinder reeds verworven had, zoo klein +mogelijk te maken, zoodat weldra de meeste menschen de overtuiging +hadden, dat Van Halen een heel gewoon schippertje, maar een geweldig +groote bluffer was.</p> + +<p>Andries begreep echter, dat de mannen van het vak voor zich zelf wel +beter wisten en dat het bezit van neef Pieters teekeningen nog alle +waarde voor hen hebben zou.</p> + +<p>Op den bepaalden tijd begaf hij zich naar de herberg, waar hij, volgens +afspraak, den scheepstimmerman zou ontmoeten. Nu de zaken zoo'n keer +hadden genomen, had hij echter weinig hoop, den vreemdeling daar aan te +treffen. Zooveel te grooter was dus zijn verrassing, toen hij er den man +toch zitten vond.</p> + +<p>„Je bent er niet in geslaagd, je neef tot andere gedachten te brengen?” +vroeg de vreemdeling zacht, om niet door de aanwezigen gehoord te +worden.</p> + +<p>„Neen,” zei Andries, „maar wat zou het u waard zijn,” fluisterde hij, „als +<i>ik</i> u die ontwerpen verschafte?”</p> + +<p><span class="pagenum"><a name="Page_93" id="Page_93">[93]</a></span> +„De zaak loopt prachtiger van stapel, dan ik had durven hopen,” dacht de +vreemdeling, die juist gekomen was om Andries, wiens geldzucht hem den +vorigen keer vrij duidelijk was gebleken, tot die slechte daad over te +halen.</p> + +<p>„Wat mij dat waard zou zijn? Stellig wel een duizend gulden!”</p> + +<p>„Neen, voor zoo'n bagatel wil ik het niet doen,” was het antwoord.</p> + +<p>Lang en druk werd er daarop gefluisterd en het gevolg was, dat Andries +op zich nam, den vreemdeling voor tienduizend gulden de papieren, die op +de uitvinding betrekking hadden, in handen te spelen.</p> + +<p>Van dat oogenblik af bespiedde hij zorgvuldig de kast die neef Pieter +tot eigen gebruik diende. Maar op welk uur van den dag hij ook de kajuit +binnen sloop, steeds vond hij ze gesloten. Eens, toen Pieter zich aan +dek bevond, beproefde Andries den sleutel van zijn eigen kast op het +slot, maar tot zijn spijt bleek die niet te passen.</p> + +<p>Wat nu gedaan! Wachten tot Pieter bij ongeluk de kast eens niet afsloot +kon hij niet lang meer, want de noodige herstellingen aan het schip +waren al gedaan, de lading was al zoo goed als binnen en over een paar +dagen zouden zij weer in zee steken. Neen, hij moest <span class="pagenum"><a name="Page_94" id="Page_94">[94]</a></span> +zijn slag slaan, +nu of morgen, anders was het te laat! Maar <i>nu</i>, dat ging niet, want +alle matrozen waren aan dek. De verdenking zou dus dadelijk op hém +vallen ... Zou het moeilijk gaan, de kast open breken? Hij rukte even +aan de deur.—Er kwam beweging in ... Ze zou gemakkelijk los te breken +zijn ... Zonder veel geluid stellig ... En—Pieter sliep altijd vast ... +O, van nacht, van nacht ... Ja, dan moet het gebeuren ... Morgen—dan +was het misschien te laat.</p> + +<p>Pieter was dien dag druk in de weer geweest, want hij wilde dat het +stouwen van de lading, evenals vroeger, geheel onder zijn toezicht zou +geschieden. Moe van alle beslommeringen begaf hij zich eindelijk naar +bed en sliep dadelijk in. Hij droomde van de nieuwe reis, die hij met +zijn geliefd schip weer ondernomen had. „<i>De Vlugge Christina</i>” vloog +weer, licht als een veertje, over de golven. Schepen van allerlei natiën +snelde hij voorbij, tot hij ze in een oogenblik ver achter zich gelaten +had. In weinige dagen was hij reeds de warme luchtstreek genaderd. Hij +had nog geen waarneming gedaan, maar hij voelde het duidelijk aan den +lauwen adem van den wind, die langs zijn wangen streek. Op eens, midden +in den nacht, zag hij dreigend een donkere klip uit den oceaan omhoog +steken. Hij wilde haastig het roer wenden, maar, door een onbekende +oorzaak <span class="pagenum"><a name="Page_95" id="Page_95">[95]</a></span> +was dit onbruikbaar. Hij poogde te schreeuwen, om den bijstand +der matrozen in te roepen, maar het scheen of zijn tong verlamd was. En +intusschen naderde het vaartuig al sneller en sneller de klip, waar het +regelrecht op afliep ... Reeds zag hij de klip vlak voor den boeg ... +reeds hoorde hij een onheilspellend gekraak ... Toen werd hij wakker.</p> + +<p>Gelukkig, hij had slechts <i>gedroomd</i>.</p> + +<p>Maar dat gekraak dan, dat was toch géén droom geweest. Dat had hij +duidelijk gehoord.</p> + +<p>Hij richtte zich op en keek rond.</p> + +<p>Plotseling ontwaarde hij in een hoek van de kajuit een donkere gestalte, +die zich over een menigte papieren heenboog, in de grootste wanorde over +den grond verspreid.</p> + +<p>Bliksemsnel greep hij naar het pistool, dat altijd onder zijn bereik lag +en sprong het bed uit. Maar zijn hand zonk machteloos weer neer, want in +hetzelfde oogenblik had hij, bij het bleeke licht van de maan dat door +een der ruiten van de kajuit drong, in den dief zijn eigen neef herkend.</p> + +<p>„Groote God!... Andries!! Jij?” riep hij vol ontzetting.</p> + +<p>„Pieter ... ik ... ik ...”</p> + +<p>„Weg!! Weg!!” schreeuwde Van Halen met heesche <span class="pagenum"><a name="Page_96" +id="Page_96">[96]</a></span>stem. Want die geopende +kast, die papieren, over den grond verspreid, deden hem met smartelijke +helderheid eensklaps alles begrijpen.</p> + +<p>„Je bent—o, je bent een ellendeling!.. Weg! Weg!” kreet Pieter opnieuw.</p> + +<p>Doodsbleek en sidderend van angst greep Andries de deur van de kajuit en +verdween als een schim in den nacht, om nooit weer aan boord te komen.</p> + +<p>Van Halen verzamelde nu alles wat op den grond lag en sloot de kast, +waarna hij zich als wezenloos in een stoel liet neervallen.</p> + +<p>De papieren, die op zijn uitvinding betrekking hadden, had Andries niet +kunnen vinden, omdat die op een geheime plaats achter het beschot +bewaard werden. Niettemin had dit voorval Van Halen geweldig geschokt. +Van alle kanten door vijanden omringd, zonder vrouw of kind om hem lief +te hebben, had hij al zijn genegenheid, al zijn hoop op dezen +schranderen jongeling gevestigd. En zijn plan stond reeds vast om zijn +geheele bezitting aan hem te vermaken en, door hém, zijn uitvinding, die +hem dierbaar was boven alles, eenmaal aan de wereld over te dragen.</p> + +<p>Maar van nu af had hij niemand, niemand meer aan wien hij zich hechtte; +van nu af aan zou zijn hart voor ieder gesloten zijn. Wie ter wereld was +dan ook nog te <span class="pagenum"><a name="Page_97" id="Page_97">[97]</a></span> +vertrouwen, als zelfs hij, voor wien hij alles, alles +had willen zijn, ja, dien hij tweemaal zelfs het leven had gered, hem +nog ellendig bedroog? Neen, hij zou Europa verlaten en, (als een eeuwige +zwerver,) nooit weer terugkeeren naar het werelddeel, waar hij zulke +bittere ervaringen had opgedaan.</p> + +<p>In treurige overpeinzingen en plannen voor de toekomst verdiept, zat hij +nog lang na middernacht in de kajuit. Tegen den morgen had hij zijn +besluit genomen. Hij stond op, legde een flink vuur aan en haalde toen +uit de geheime kast al de papieren, die op zijn uitvinding betrekking +hadden. Stuk voor stuk wierp hij ze in de vlammen en zag toe, hoe de +arbeid en inspanning van schier heel zijn leven snel door de gretige +vlamtongen omkronkeld en verteerd werden. Een traan rolde langs zijn +door de zon gebruind gezicht—het was de laatste warmte-uiting van een +gemoed, dat plotseling verkild was.</p> + +<p>Toen stond Van Halen op. Hij was een geheel ander mensch geworden. Moe +van den hevigen schok en het droevige peinzen en denken, wierp hij zich +opnieuw op zijn leger neer, vol heftigen haat voor de menschen, van wie +hij zijn leven lang niets dan spot, miskenning en laagheid had +ondervonden.</p> + +<p>In sombere stemming kwam hij dien morgen aan dek. <span class="pagenum"><a name="Page_98" id="Page_98">[98]</a></span> +„Mannen,” sprak hij, +nadat hij al zijn matrozen om zich heen verzameld had: „ik heb besloten, +Europa voor goed te verlaten. Wat mij tot dit besluit bewogen heeft, +doet er weinig toe. Ik dwing niemand om met mij te varen, die er niet +vrijwillig toe overgaat. Wie echter lust heeft met mij te vertrekken +waarheen ik verkies, zal nooit mogen vragen waaróm ik <i>dit</i> doe of +<i>dat</i>; wànneer wij zullen landen of wáar wij zullen aankomen, want van +nu af geef ik niemand rekenschap van mijn doen of laten meer. Ieder, die +deze voorwaarde aanneemt, beloof ik een dubbele gage en eenmaal, wanneer +hij voor den dienst ongeschikt wordt, een rijkelijk pensioen. Ieder, die +dat <i>niet</i> wil, kan vandaag nog in mijn kajuit komen om zijn loon en +desnoods dadelijk vertrekken. Morgen echter gaan wij onder zeil.”</p> + +<p>Negentien van zijn manschappen, allen kloeke, onverschrokken kerels, +sloten nu een verdrag met hem, overeenkomstig de voorwaarden die hij had +gesteld. Ook Thomas, nu als matroos meevarend, sloot zich bij hen aan. +De vijf overigen waren getrouwde mannen en verlieten het vaartuig en +zijn kapitein, die zij beide lief hadden gekregen, met een gevoel van +weemoed, zooals ze nog bij geen enkele afmonstering gekend hadden.</p> + +<p><span class="pagenum"><a name="Page_99" id="Page_99">[99]</a></span> +Van Halen zag ze echter onverschillig vertrekken.</p> + +<p>Den volgenden dag liet hij, tegen den avond, de ankers lichten zonder +zijn pas te vertoonen, waarop het wachtschip onmiddellijk van wal ging +om hem aan te houden.</p> + +<p>Maar onder het gejuich der matrozen liet Van Halen de Hollandsche vlag +hijschen. Een zwarte wimpel waaide van den grooten mast als bewijs, dat +hij zoowel met zijn vaderland als met ieder ander wilde breken, en +spoedig was het vlugge vaartuig als een waterspook uit het gezicht +verdwenen, ofschoon het oorlogsschip alle zeilen bijzette en het kogel +op kogel nazond.</p> + +<div class="figcenter"><img src="images/ch4endsm.jpg" alt="Chapter ending" /></div> + +<hr class="c25" /> + +<div class="figcenter"><img src="images/chornam.jpg" alt="Chapter ornament" /></div> +<span class="pagenum"><a name="Page_100" id="Page_100">[100]</a></span> + +<h2>ZEVENDE HOOFDSTUK.</h2> + +<h3>In de haven van Port-Royal.</h3> + +<p><span class="dropcap">Z</span>oodra Van Halen in volle zee was liet hij den steven naar het Zuiden +wenden, stuurde de volgende dagen bij een goeden wind langs de kusten +van Normandië en liep eindelijk de golf van Biscaye binnen. Hier, in het +meest stormachtige gedeelte van de zee die Europa bespoelt, had het +schip veel te lijden van vreeselijke windvlagen en hooggaande golven; +maar daar het zoo voortreffelijk ingericht was, waren Van Halen en zijn +klein getal manschappen toch volkomen in staat hun vaartuig te blijven +besturen. Den vijfden dag zeilde hij des nachts, terwijl de storm loeide +en de regen in stroomen neerviel, niet zonder gevaar, dicht langs de +kust, om de rotsachtige Kaap Finisterre heen.</p> + +<p><span class="pagenum"><a name="Page_101" id="Page_101">[101]</a></span> +De sombere stemming van Van Halen bracht hem in een toestand, waarin hij +voor geen enkele onderneming meer terug beefde. Het leven had voor hem +alle bekoorlijkheid, alle waarde verloren en dat van zijn medemenschen +telde hij daarom even weinig als het zijne. Alleen het op de proef +stellen van zijn geliefd schip achtte hij nog de moeite waard; alleen +dàt denkbeeld kon hem nog bekoren. Daarom onderwierp hij het dolzinnig +aan de vreeselijkste proeven en hoe onverschrokkener en vermeteler hij +alles op het spel zette, des te schooner uitkomsten leverde zijn +bouwkunst op.</p> + +<p>Opdat echter niemand zou raden, wat hij wilde beproeven, stond hij in de +gevaarlijkste oogenblikken zelf aan het roer en riep zijn manschappen de +noodige bevelen toe door den scheepsroeper. Met de kracht van een reus +verrichtte hij alleen het werk, waartoe men op andere schepen +onderscheidene manschappen noodig heeft.</p> + +<p>Toen hij, in weerwil van den storm, dicht bij de Spaansche kust kaap +Finisterre omzeilde, was het wéér zoo'n gevaarvol oogenblik. Het was +omstreeks negen uur 's avonds, toen de matrozen van de wacht hem den +glinsterenden lichttoren van Villano aanwezen, die als een flauw +schijnende ster op de golven scheen te dansen.</p> + +<p>Van Halen antwoordde niets, maar hield zijn schip, <span class="pagenum"><a name="Page_102" id="Page_102">[102]</a></span> +dat ondanks den +storm vele zeilen bijhad, een weinig meer van de kust af, terwijl hij +intusschen van tijd tot tijd een snellen blik op het nabij zijnde land +wierp.</p> + +<p>Spoedig verscheen er ten Zuidoosten een tweede lichtpunt. Het was de +vuurtoren van Torrinana.</p> + +<p>Toen Van Halen dit tweede, hem welbekende licht zag, bleek hem daaruit, +dat hij thans aan bakboord de beruchte klippen van Torrinana en +Corrubion kreeg en nu gaf de roekelooze aan zijn ontstelde manschappen +bevel om, behalve de zeilen die al stonden, het fokkezeil op te halen, +waardoor het schip een ontzettende vaart moest krijgen, of te midden van +de branding zijn wissen ondergang tegemoet gaan.</p> + +<p>Zoodra het fokkezeil bijgezet was schoot het schip met zóó'n kracht +vooruit, dat Van Halen niet meer bij machte was om alléén het roer te +regeeren en daarom een van zijn sterkste matrozen te hulp riep.</p> + +<p>'t Was een moedig en ervaren zeeman, die niet kon nalaten hem opmerkzaam +te maken op den gevaarlijken toestand waarin het vaartuig verkeerde.</p> + +<p>„Schipper,” riep hij, „wij drijven naar de klippen af!”</p> + +<p>„Waarachtig niet,” schreeuwde Van Halen, „we zeilen er op dit oogenblik +om heen!”</p> + +<p>Plotseling schitterde er iets als de bliksem, waarop de knal volgde van +een zwaar stuk geschut.</p> + +<p><span class="pagenum"><a name="Page_103" id="Page_103">[103]</a></span> +In het volgende oogenblik zag men den omtrek van een groot schip zonder +masten, dat door wind en golven landwaarts gedreven werd.</p> + +<p>„Groote God! Wat is dat?” riep de man die naast Van Halen stond.</p> + +<p>„Stuurboord!” klonk het bevel. „Het is een schip; over een minuut moet +het vergaan!”</p> + +<p>Men hoorde eenige flauwe kreten, daar „<i>De Vlugge Christina</i>” in dat +oogenblik op geen pistoolschot afstands achter den spiegel van het +vreemde vaartuig voorbij gleed.</p> + +<p>Er werd nog een schot gelost en bij het flikkeren herkende men de vlag +en zag men langs de zij van het schip talrijke monden van zware stukken +geschut, en dat zich een groote menigte menschen aan boord bevonden, die +in wanhoop rondliepen.</p> + +<p>Nu hoorde men een verschrikkelijk gekraak, dat zelfs boven het bruisen +van de golven en het gehuil van den wind uitklonk.</p> + +<p>De matroos sidderde en bad overluid: „Barmhartige God, sta ze bij!”</p> + +<p>„Het is gebeurd!” sprak Van Halen ijzingwekkend koud.</p> + +<p>„<i>Al</i> die menschen?” riep de matroos ontzet.</p> + +<p>„Ja!” was het antwoord, koud en gevoelloos <span class="pagenum"><a name="Page_104" id="Page_104">[104]</a></span> +uitgesproken, alsof het de +onbeduidendste zaak ter wereld gold.</p> + +<p>Men zag weldra niets meer van het vreemde schip.</p> + +<p>Toch kwamen nog enkele schipbreukelingen op de wrakken van hun vaartuig +aan de kust, waar zij gered werden.</p> + +<p>Het is licht te begrijpen dat het reeds bestaande geloof aan een +spookschip onder Hollandsche vlag, door de verhalen van deze +schipbreukelingen nieuw voedsel ontving.</p> + +<p>De buitengewone beweeglijkheid en de goede bouw redden Van Halen's +vaartuig van het wisse verderf, waaraan hij het bijna moedwillig had +prijs gegeven. Reeds na vijf dagen zeilde het ten Westen van Cadix, liep +onder Engelsche vlag, deze haven binnen, nam eenige ververschingen in, +benevens een grooten voorraad kostbaren Spaanschen wijn en stak toen +weer in zee om naar de Canarische eilanden te zeilen. In volle zee +heesch Van Halen de Hollandsche vlag weer en voer rustig daarheen, +onbekommerd over hetgeen hem zou kunnen bejegenen.</p> + +<p>Spoedig kwam in de verte een groot schip te zien dat zijn geheelen +achtermast en al de raas, stengen en rondhouten van de andere masten +verloren had.</p> + +<p>Men gaf noodseinen, maar Van Halen zond zijn volk <span class="pagenum"><a name="Page_105" id="Page_105">[105]</a></span> +tusschendeks en +bekreunde zich er niet om.</p> + +<p>De zonderlinge handelwijze van den anders zoo menschenlievenden man +wekte onder het scheepsvolk niet weinig verwondering en ontevredenheid +op. Niemand durfde echter zijn gevoelen uiten.—Het vreemde vaartuig +bleef spoedig achter en verdween in de verte.</p> + +<p>Maar nu meldden de matrozen, dat op een zeemijl afstand een boot vol +volk te zien was, dat zeker schipbreukelingen moesten zijn. Van Halen, +wiens stemming hoe langer hoe somberder werd, hoe meer hij zich aan den +omgang met zijn tochtgenooten onttrok, antwoordde niets, maar beval aan +zijn manschappen, om zich op het dek neer te leggen en niet eerder op te +staan, vóór hij het hun gebood.</p> + +<p>De vreemde boot roeide uit alle macht, om zooveel mogelijk het +snelzeilende schip te achterhalen. Maar tevergeefs riepen de +ongelukkigen om hulp en medelijden, tevergeefs spanden zij hun laatste +krachten in om het schip te naderen en desnoods met geweld aan boord te +komen. „<i>De Vlugge Christina</i>” vloog hen voorbij en liet de boot niets na +dan eenige kringen in het water.</p> + +<p>Vijf minuten later was het schip van Van Halen al zoo ver, dat men den +zwakken klank van hun stemmen niet meer hooren kon.</p> + +<p><span class="pagenum"><a name="Page_106" id="Page_106">[106]</a></span> +De matrozen waren buiten zichzelf van verbazing over deze onmenschelijke +onverschilligheid van Van Halen. Zij vreesden voor zijn verstand en +maakten fluisterend opmerkingen die meestal hierop neerkwamen, dat men +schip en leven niet langer kon toevertrouwen aan het opzicht van een +krankzinnige. Van Halen hóórde dat nu wel niet, maar de duistere blikken +van zijn manschappen voorspelden hem niet veel goeds, waarom hij besloot +zich de eerste de beste gelegenheid van hen allen te ontdoen. Voorloopig +echter had hij nog werk genoeg voor hen; alles wat door den storm +beschadigd was deed hij herstellen en het schip van buiten opnieuw +verven. Hij liet er nu ook de witte streep af, die langs de +geschutpoorten liep en toen stak de lange, zwart geteerde romp dreigend +af bij de groene oppervlakte van den oceaan.</p> + +<p>Nauwelijks waren deze werkzaamheden verricht, of aan den Zuidelijken +gezichteinder verschenen als donkere wolken de rotstoppen van de +Canarische eilanden. Den volgenden dag wierp kapitein Van Halen het +anker op de reede van Teneriffe en vertoonde zijn schip de Spaansche +vlag.</p> + +<p>Van Halen gaf nu zijn matrozen bevel, dat zij zich eenige dagen op dit +eiland moesten vermaken, daar hij ongestoord alleen wilde zijn.</p> + +<p><span class="pagenum"><a name="Page_107" id="Page_107">[107]</a></span> +Zijn sombere stemming aan boord was al bevreemdend genoeg, des te meer +verraste hen nu dit verlangen om alleen te zijn. Zij hadden Van Halen +lief, want, hoewel zij zich in stilte over hem uitlieten alsof hij niet +wel bij het hoofd zou zijn, deed hij hen toch geen van allen ooit kwaad +en zijn vreemdheid en onverschilligheid wekten bij hen wel huivering en +medelijden, maar toch had hij hun achting nog niet verloren. In hun +oogen was hij nog een onvergelijkelijk zeeman, een stuurman wiens kunst +algemeene bewondering tot zich trok en een bevelhebber dien men zonder +tegenspraak gehoorzaamde. Maar hij was hun in den laatsten tijd zoo +vreemd voorgekomen, hij scheen dezelfde niet meer van vroeger. Angstig +trachtten zij elkaar de bezorgdheid uit het hoofd te praten, die zijn +vreemde handelwijze bij hen opwekte en waartoe hij met iederen dag +opnieuw aanleiding gaf. In zijn besluit om eenige dagen alleen aan boord +te blijven meenden zij dan ook niet anders te moeten zien dan een nieuwe +dwaasheid van een waanzinnige. Toch was het hun niet onwelkom, zij +zouden nu tenminste eens eenigen tijd van zijn drukkende somberheid +ontslagen zijn. Want Van Halen's toestand werd hun een voortdurende +benauwing; zelfs Thomas had sinds lang geen grappen meer.</p> + +<p>Van Halen vermoedde niets van dit alles; hij was <span class="pagenum"><a name="Page_108" id="Page_108">[108]</a></span> +voortdurend in +zichzelven gekeerd en zijn manschappen waren in zijn oog niets dan +werktuigen die hij niet missen kon. Hij wilde hen nog zoo lang bij zich +houden, totdat hij een oord zou gevonden hebben, waar hij alléén, +afgezonderd van de menschen, die hij haatte, leven kon.</p> + +<p>Vijf dagen lang hadden de matrozen in alle richtingen het eiland +doorkruist; den zesden dag daalden zij weer boven Orotava van de bergen +naar de kusten af. De ruwe zeelui, anders geen vrienden van groote +tochten in het binnenland, verlieten het bekoorlijke eiland Teneriffe +met een weemoedig gevoel en met huivering dachten zij aan de ontmoeting +met hun kapitein. Hoe zouden zij hem aantreffen? Zou hij, na die +dagenlange afzondering, niet nòg vreemder, nòg somberder geworden zijn?</p> + +<p>Met onverschilligen blik zag Van Halen zijn manschappen weer aan boord +komen. Onmiddellijk gaf hij bevel de ankers te lichten, waarop het +schip, door den wind in volle zee gedreven, vlug als een vogel uit de +oogen der eilandbewoners achter het voorgebergte verdween.</p> + +<p>Van Halen bereikte spoedig het gedeelte van den oceaan, dat de +Spanjaarden <i>Mare de Sargasso</i> noemen. Hier schijnt de zeeman, te midden +van de woelende <span class="pagenum"><a name="Page_109" id="Page_109">[109]</a></span> +golven, eensklaps een vreedzaam groen weiland te zien. +Een groot gedeelte van het water is hier namelijk met zulk een dicht en +weelderig groeiend zeegras bedekt, dat men het niet alleen niet <i>zien</i> +kan, maar dat zelfs de golfslag er door gebroken wordt, zoodat de +schepen daardoor, zoo niet geheel, dan toch in groote mate op hun tocht +vertraagd worden.</p> + +<p>Van Halen zag dit vreemde verschijnsel, dat toch ook voor hém nieuw was, +met dezelfde onverschilligheid en ijzingwekkende koelheid, die zich +onder alle indrukken bij hem vertoonden. Zijn manschappen vervreemdden +zich iederen dag meer en meer van hem, zij schuwden en ontweken hem +zooveel ze maar konden, maar toch luisterden zij met angstige +bezorgdheid naar ieder bevel, daar zij voelden, dat zij zonder hem niets +zouden zijn en dat anders bij het eerste gevaar allen verloren zouden +gaan.</p> + +<p>Thans echter stond het onwrikbaar bij hen vast, om bij het landen in de +eerstvolgende haven Van Halen en zijn schip te verlaten. Geen +vijandschap of haat was hiervan oorzaak, want evenmin als hun +ongelukkige aanvoerder iemands liefde trachtte te verwerven, evenmin gaf +hij zijn schepelingen aanleiding, zich gekrenkt te gevoelen. Maar alleen +het drukkende gevoel van een treurige verlatenheid en van een +onverklaarbare vrees, <span class="pagenum"><a name="Page_110" id="Page_110">[110]</a></span> +die zijn sombere en zwijgende persoonlijkheid bij +hen opwekte, bracht hen tot dit besluit. Hun ruime gage, hun uitstekend +voedsel, hun onvergelijkelijk vaartuig, niets was in staat hen te +weerhouden.</p> + +<p>Na een tocht van negentien dagen sedert hun aankomst in de zee van +<i>Sargasso</i>, vertoonden zich als lichte wolkjes aan de Westerkim de +kusten van de eerste West-Indische eilanden.</p> + +<p>Van Halen was in deze streken nog onbekend. Hij zeilde daarom op het +eerste vaartuig los, dat hij ontdekte en haalde daarvan een loods over, +om hem den weg te wijzen tusschen de tallooze eilanden van den +Amerikaanschen Archipel.</p> + +<p>In dien tijd was West-Indië even gevreesd om zijn gevaren als gezocht om +zijn voortbrengselen. Door de gruwelijke wreedheid van de Spanjaarden +werden deze bekoorlijke en rijke eilanden ontvolkt en verwoest. In het +begin van de zeventiende eeuw bezetten de Engelschen en Franschen enkele +dezer eilanden en legden er koloniën aan. Die eerste volksplanters +werden echter door de Spanjaarden verdreven, vooral uit St. Domingo, +maar de schoone streek was hun reeds te lief geworden, dan dat zij er +zich geheel uit wilden laten verjagen. Zij vestigden zich dus op de +nabijgelegen Schildpad-eilanden waar zij weldra, omdat zij van alle +kanten toevloed <span class="pagenum"><a name="Page_111" id="Page_111">[111]</a></span> +kregen, tot zoo'n groot getal aangroeiden, dat zij de +Spanjaarden met gelijke munt konden betalen. Zij verdreven ze eerst van +St. Domingo en gingen toen, tot vergelding voor het hun aangedane kwaad, +langs de kusten op roof uit. In tijden van grooten nood vielen zij alle +volken aan, maar de Spanjaarden <i>altijd</i>, waar zij die maar vonden.</p> + +<p>Hun onverzoenlijke haat jegens dit volk was het gevolg van de ongehoorde +wreedheid, waarmee de Amerikanen door de Spanjaarden behandeld werden. +Vroeger hadden zij nooit aan zeerooverij gedacht. Zij waren enkel +Boekaniers, d. i. stierenjagers geweest, maar de Spanjaarden hadden, om +hen te benadeelen, alle stieren op St. Domingo uitgeroeid en hen dus tot +het uiterste gebracht.</p> + +<p>Daar zij zich overtuigd hielden dat hun handelwijze wettig was, bezielde +hen een moed, die alle gevaren en zelfs den dood verachtte. Ja, zij +geloofden zóó weinig, onrecht te plegen, dat zij steeds God om bijstand +bij hun onderneming aanriepen en Hem eveneens openlijk dankten, nadat +alles afgeloopen was.</p> + +<p>Deze dappere, roekelooze mannen doorkruisten toen de zeeën van +West-Indië en brachten door hun schrikkelijke daden vrees en ontzetting +te weeg bij alle zeevarenden. <i>Boekaniers</i>, <i>Flibustiers</i>, +<i>Marrons</i>—hoe zij <span class="pagenum"><a name="Page_112" id="Page_112">[112]</a></span> +ook genoemd werden, altijd werd er een somber gevoel +van afgrijzen door opgewekt.</p> + +<p>Onder zulke gevaarlijke omstandigheden nu naderde de ongelukkige Van +Halen met zijn fraai vaartuig het bekoorlijke eiland. Zijn somberheid +nam nog toe met den dag en was voor zijn manschappen onbegrijpelijk; aan +den eenen kant gevoelden zij ten opzichte van hun kapitein afschuw en +ontzetting, aan den anderen kant diep medelijden.</p> + +<p>Het was dan nu ook zóó ver met den grooten man gekomen, dat hij begon te +handelen, zonder zich zelf helder bewust te zijn van hetgeen hij deed; +hij was geheel waanzinnig geworden.</p> + +<div class="figcenter"><img src="images/png120sm.jpg" alt="We zeilen er om heen" /> +<p class="captionc">„We zeilen er op dit oogenblik om heen!” (<a href= +"#Page_102">Bladz. 102</a>.)</p></div> + +<p>De ervaren zeelui van Van Halen, die voor geen gevaar terugdeinsden, +waren thans vol van een vrees en een afschuw, even groot als het +vertrouwen en het ontzag, dat zij vroeger voor hem gevoeld hadden. +Huiverend bespiedden zij elk van zijn schreden, iedere dwaze daad, want +zij konden het voor elkaar niet langer verbergen dat hen allen het +vreeselijkst gevaar bedreigde, als deze verschrikkelijke man eens, +misschien door een gering toeval, in woede geraakte. Geen van hen sprak +meer met hem zonder zich door angstige schuwheid beklemd te gevoelen en +ieder ontweek hem zorgvuldig, want zij wilden tot niets meer verplicht +<span class="pagenum"><a name="Page_113" id="Page_113">[113]</a></span> +zijn dan tot den scheepsdienst en wat daarbij behoorde. Alleen Thomas +had genoeg menschelijk gevoel om zijn meester met medelijden waar te +nemen en hoe meer de anderen tegen hem opkwamen, des te vaster sloot +<i>hij</i> zich bij hem aan, des te liefderijker zorgde hij er voor, dat in +al zijn behoeften voorzien werd. Ja, hij gebruikte zelfs zijn invloed om +te beletten, dat men den ongelukkige aan handen en voeten gebonden in +het ruim wierp, zooals enkelen al gedreigd hadden te zullen doen.</p> + +<p>Van Halen zelf scheen van de dreigende houding zijner manschappen even +weinig besef te hebben als van zijn onbeschrijfelijk ongelukkigen +zielstoestand. Evenals hij die menschen slechts als werktuigen scheen te +beschouwen, als levende en bezielde gedeelten van het wonderbare +vaartuig dat hij gebouwd had, evenzoo scheen hij zelf een werktuig te +worden en niet meer te gevoelen of te verrichten dan noodig was tot +besturing en instandhouding van het geheel. Maar dit deed hij met al de +omzichtigheid, kracht en moed waarover de bekwaamste zeeman slechts kan +beschikken en hoe minder hij mènsch scheen te blijven, des te meer moest +zijn scheepsvolk erkennen, dat zijn kunde en ervarenheid als zééman +toenam.</p> + +<p>Hij werd echter zoo karig met woorden, dat zij geen wóórd van hem +hoorden of het moest een bevel zijn.</p> + +<p><span class="pagenum"><a name="Page_114" id="Page_114">[114]</a></span> +De ongelukkige man vergat ook geheel voor zijn lichaam te zorgen. +Kleeren, schoon linnen, eten en drinken, alles moest hem door Thomas +gebracht worden bij het roer, dat hij nu bijna niet meer verliet.</p> + +<p>Slechts één ding scheen nog in staat te zijn, hem uit zijn wezenloosheid +op te wekken. Namelijk wanneer er iets dat hij voor den dienst op het +schip bevolen had, niet ten uitvoer gebracht werd, al was het ook nog +zoo'n kleinigheid. Zoo had hij op zekeren dag aan een matroos bij den +voormast iets onbeduidends bevolen en aan dat bevel was geen gevolg +gegeven. Zoodra Van Halen dat bemerkte werd hij woedend, zette het roer +vast, greep den matroos aan, die als een kind ineenkroop onder de +vreeselijke handen van zijn bevelhebber en droeg hem naar de plaats, +waar hij had moeten werken. Toen hij hem daar zijn werk had laten +verrichten sloeg hij hem zóó geweldig met een eind hout, dat de arme man +gedurende de verdere reis niet in staat was dienst te doen en eerst na +een langdurig verblijf aan land het gebruik van al zijn ledematen +terugkreeg.</p> + +<p>Al de matrozen omringden Van Halen en keken hem dreigend aan, maar niet +één waagde het den woedenden man tegen te houden, ofschoon zij bij +iederen slag vreesden, dat het den ongelukkige het leven zou kosten.</p> + +<p><span class="pagenum"><a name="Page_115" id="Page_115">[115]</a></span> +Toen Van Halen eindelijk zijn slachtoffer half dood als een worm aan +zijn voeten zag kruipen, beval hij, dat men zijn gekneusde ledematen met +brandewijn wasschen en hem naar zijn kooi brengen zou. Hij stelde daarna +een ander in zijn plaats, keek de verbleekende matrozen somber aan, hief +dreigend het eind hout in de hoogte en keerde, zonder zich verder om hen +te bekommeren, naar zijn post aan het roer terug om daar, evenals +vroeger, de dubbele betrekking van scheepskapitein en stuurman waar te +nemen.</p> + +<p>Het was een huiveringwekkend gezicht, deze waanzinnige, zooals hij in +een stillen nacht in den maneschijn aan het roer stond en onbewegelijk +zijn oogen op de angstige manschappen gevestigd hield. Huiveringwekkend +ook was het te zien hoe hij, van vermoeienis haast bezwijkend, het roer +aan een ander overgaf en dan, als een machine, altijd in een rechte lijn +over het kleine dek heen en weer wandelde. Na op die manier een uur, of +soms verscheidene uren te hebben doorgebracht, zocht hij een plekje +naast de vlaggekast op, legde zich daar neer met het gezicht naar den +hemel gekeerd en sliep in. Maar de kleinste beweging, het minste +gedruisch maakte hem wakker en dan begaf hij zich met schijnbaar nooit +uitgeputte krachten weer op zijn post.</p> + +<p>Zoo bereikte „<i>De Vlugge Christina</i>” eindelijk den <span class="pagenum"><a name="Page_116" +id="Page_116">[116]</a></span> +West-Indischen +Archipel, altijd bestuurd door den loods. Die voerde het schip, nadat +het de onbewoonde eilanden zonder tegenspoed voorbij was, langs de +Noord-Oostelijke punt van Jamaïca en nu zeilde het verder langs de +heerlijke kusten van dit eiland, totdat het bij de hoofdstad Port-Royal +binnen liep. Onder een geweldigen toevloed van menschen, die bij het +ongewone schouwspel aan de haven bijeen stroomden, werd het schip tot +onder de kanonnen van het fort gevoerd.</p> + +<p>Zoodra de loods het dek verliet traden al de matrozen met uitzondering +van den zieke en Thomas, gezamenlijk op hem toe, ofschoon hij nog met +enkele noodzakelijke verrichtingen voor de veiligheid van zijn schip +bezig was en vertelden hem, dat zij eenparig besloten hadden +de „<i>Christina</i>” voor altijd te verlaten.</p> + +<p>Van Halen staarde ze vreemd aan, gaf geen antwoord en ging voort met +zijn bevelen te geven. Hij liet het vaartuig geheel aftakelen en alles +op zijn plaats brengen waar het behoorde. Toen hij op die manier voor +zijn schip gezorgd had, gaf hij aan zijn matrozen bevel om hun kisten te +pakken, een boot aan te roepen en zich aan dek voor het vertrek gereed +te houden. Daarop kwam hij bij hen. Hij betaalde aan elk het bedongen +loon, liet den zieke met al wat hij bezat in de boot brengen en gaf hem +een aanzienlijke som gelds. <span class="pagenum"><a name="Page_117" id="Page_117">[117]</a></span> +Toen sloot hij zich in de kajuit op en +wilde verder van niemand meer iets hooren.</p> + +<p>Thomas, de eenige die Van Halen nog toegenegen was, klopte dan ook lang +te vergeefs aan de deur. Eindelijk echter deed Van Halen open. Met een +somberen blik zag hij den jonkman aan. „Wat wil je nog?” vroeg hij. „Ze +zijn weg; allemaal! Ik heb je niet meer noodig!”</p> + +<p>„Kapitein, ik wil niet weggaan, ik blijf bij u; u kunt mij niet missen!”</p> + +<p>„Ga heen!” was het koele antwoord.</p> + +<p>„Neen, kapitein, ik kán en ik wil u niet verlaten. Wie zou u bedienen en +wie zou bij u zijn als ik u ook verliet? Neen, kapitein, ik zal u als +een hond volgen en al trapt u mij van u af, dan zal ik weer naar u +toekruipen,” zei de jongeling ontroerd.</p> + +<p>Van Halen staarde hem zwijgend en somber aan. Eindelijk scheen er toch +een flauwe herinnering in hem op te komen.</p> + +<p>„O, jawel ... Je bent Thomas ... die me altijd eten brengt ... eten en +schoone kleeren. O—ja, ja wel ... Thomas ...!”</p> + +<p>Met die woorden liet hij hem in de kajuit en stond toe, dat hij hem +bediende, evenals vroeger. Thomas haalde nu wat voedsel, bracht wijn en +verzorgde zijn ongelukkigen meester weer even trouw als te voren. <span class="pagenum"><a name="Page_118" id="Page_118">[118]</a></span> +'s Avonds, toen Van Halen sliep, ging hij aan dek en waakte hier den +geheelen nacht, totdat zijn meester den volgenden morgen weer boven +kwam. De krankzinnige staarde wezenloos naar de leegte op zijn schip. +Hij was alles wat den vorigen dag gebeurd was al weer vergeten en +wandelde volslagen onverschillig over het dek heen en weer, tot een +nieuwe indruk zijn opmerkzaamheid weer wakker maakte.</p> + +<p>Hij zag van den wal een boot afsteken met verscheidene ambtenaren er in. +Het had namelijk de aandacht getrokken, dat een menigte matrozen het +schip hadden verlaten. Dat scheen verdacht. Men vermoedde een misdaad en +had enkelen van hen onmiddellijk in hechtenis genomen. Het getuigenis +van die lieden en de handelwijze van Van Halen zelf, die in gebreke +gebleven was de noodige aangiften bij het havenbestuur te doen, hadden +nu een bezoek van eenige beambten van het wachtschip ten gevolge.</p> + +<p>Van Halen zag met een glimlach de officieren en ambtenaren aan boord +komen en begroette hen als iemand, wiens zaken volkomen in orde zijn.</p> + +<p>De officier van het wachtschip sloeg een blik van bewondering op het +prachtige vaartuig en zijn fraaie inrichting. Toen zag hij Van Halen en +den eenigen matroos die bij hem stond getroffen aan en vroeg:</p> + +<p><span class="pagenum"><a name="Page_119" id="Page_119">[119]</a></span> +„Is u de bevelhebber van dit schip?”</p> + +<p>„Jawel, mijnheer,” antwoordde Van Halen heel gewoon, „waaraan heb ik de +eer van uw bezoek te danken?”</p> + +<p>„Zou ik uw papieren eens mogen inzien?”</p> + +<p>„Zeker, mijnheer, volg mij maar in de kajuit.”</p> + +<p>De officier bevond alles in orde. Alleen was hij verwonderd dat de +passen geen blijk droegen vóór de reis vertoond te zijn aan den +Hollandschen havenmeester te Amsterdam. Nu zag hij de kajuit rond en +vroeg:</p> + +<p>„Heeft u er iets op tegen, dat de ambtenaren uw lading onderzoeken?”</p> + +<p>„Volstrekt niet!” antwoordde Van Halen. Hij gaf Thomas de sleutels en +wenkte hem, dat hij met de ambtenaren zou meegaan.</p> + +<p>Zoodra zij de kajuit verlaten hadden kreeg Van Halen een flesch wijn, +schonk den officier en zichzelf in en onthaalde hem met de houding van +iemand, die zijn wereld kent. Hij sprak echter geen woord meer, totdat +de ambtenaren terugkwamen. Toen die eindelijk weer de kajuit binnen +traden zag hij ze vragend aan.</p> + +<p>„Alles in orde!” was het antwoord.</p> + +<p>„Mijnheer,” vroeg de officier verwonderd, „waar is uw volk toch?”</p> + +<p>„Gisteren hebben mijn matrozen hun ontslag <span class="pagenum"><a name="Page_120" id="Page_120">[120]</a></span> +gevraagd en zoodra ik ze +uitbetaald had, hebben ze allemaal mijn schip verlaten,” zei Van Halen +met de grootste kalmte.</p> + +<p>„Maar heeft u nu nog manschappen genoeg over om den dienst te doen en de +reis voort te zetten?”</p> + +<p>Van Halen keek treurig voor zich.</p> + +<p>Eindelijk zei hij, alsof hij uit een droom ontwaakte: „Ik hoop hier +nieuwe matrozen aan te monsteren!”</p> + +<p>De officier en de ambtenaren keken elkaar bedenkelijk aan.</p> + +<p>„Ik zal u een wacht op uw schip geven, totdat het weer genoegzaam bemand +is,” zei de officier. „U behoeft dan tenminste niet bezorgd voor uw +eigendom te wezen. Maar wees voorzichtig als u matrozen aanmonstert, +want er zwerft hier veel gespuis rond.”</p> + +<p>De vreemdelingen verlieten nu het schip weer en schudden bedenkelijk het +hoofd over den kapitein en den treurigen toestand, waarin de ongelukkige +verkeerde.</p> + +<p>Een uur later verschenen in een boot een onderofficier en vijf soldaten +om het dek te bezetten. Thomas voorzag de soldaten van het noodige, om +daarna weer al zijn zorgen aan den armen krankzinnige te wijden.</p> + +<p>Aan wal was men intusschen over het lot van Van Halen ernstig beducht.</p> + +<hr class="c25" /> +<span class="pagenum"><a name="Page_121" id="Page_121">[121]</a></span> +<div class="figcenter"><img src="images/chornam.jpg" alt="Chapter ornament" /></div> + +<h2>ACHTSTE HOOFDSTUK.</h2> + +<h3>De Boekaniers.</h3> + +<p><span class="dropcap">T</span>oen Thomas nu meende, dat zijn tegenwoordigheid aan boord wel een +oogenblik gemist kon worden, was hij met de eerste boot die bij het +schip aanlegde, aan wal gegaan. Hij wilde zijn vroegere kameraden +opzoeken en zien of zij niet te bewegen waren weer bij Van Halen dienst +te nemen. Wat toch zou er hier van zijn ongelukkigen meester zonder +vertrouwd zeevolk, terecht komen?</p> + +<p>Het duurde vrij lang, eer hij ze gevonden had, maar eindelijk trof hij +ze, voor het grootste gedeelte althans, in een drukbezochte +zeemansherberg aan.</p> + +<p>Thomas gebruikte nu al zijn overredingskracht om hen over te halen, weer +naar het schip terug te keeren. Hij herinnerde hen aan het aanzienlijke +loon, de goede verzorging, die zij op het schip van Van Halen genoten; +<span class="pagenum"><a name="Page_122" id="Page_122">[122]</a></span> +hij beriep zich op de zeldzame eigenschappen van het voortreffelijke +vaartuig; hij bracht hun de algemeen bekende goedhartigheid van den +kapitein in herinnering en vroeg hun ten slotte, hoe zij het van zich +konden verkrijgen om hun armen meester hier, in een vreemd oord, in +zoo'n hulpbehoevenden toestand achter te laten.</p> + +<p>Niets mocht evenwel baten. De halfbeschonken matrozen hoorden hem wel +aan, enkelen kregen zelfs te dóen met den ongelukkigen gezagvoerder, +maar verscheidene hadden al op andere schepen dienst genomen en bij de +meesten was de herinnering aan den doorgestanen angst nog zóó levendig, +dat zij niets van Thomas' verdere redeneeringen meer wilden hooren en +hem met woest gezang en luidruchtige tegenspraak poogden te overstemmen.</p> + +<p>„De kerel is gek en van den duivel bezeten!” riep er een.</p> + +<p>„Men moest hem doodslaan als een dollen hond!” schreeuwde een ander.</p> + +<p>„Je geeft je aan den Satan over, als je op zijn schip dienst neemt!” +liet een derde zich hooren.</p> + +<p>„Met duivelskunsten en tooverspreuken is het vaartuig gebouwd,” brulde +weer een ander.</p> + +<p>„Weg met zijn duivelschip!” tierden verscheidenen, „ze moesten het +verbranden!”</p> + +<p><span class="pagenum"><a name="Page_123" id="Page_123">[123]</a></span> +Thomas zag nu duidelijk genoeg in, dat al zijn verdere moeite dwaasheid +wezen zou. Hij dronk dus stil zijn glas uit, wenschte hun een goede reis +en verliet de herberg onder het spottend gelach van zijn vroegere +kameraden.</p> + +<p>Aan een andere tafel hadden echter vijf mannen van een forsch, +onverschrokken voorkomen het geheele gesprek zwijgend aangehoord. Wel is +waar verstond er maar één van hen de Hollandsche taal, maar toch hadden +ook de andere vier opmerkzaam toegeluisterd en door enkele mededeelingen +van hun makker en de levendige gebaren der Hollandsche matrozen den +inhoud van het gesprek geraden.</p> + +<p>Zoodra Thomas vertrokken was vertelde de vreemdeling, die Hollandsch +verstond, de geheele toedracht der zaak aan zijn metgezellen en een +oogenblik later verlieten ze alle vijf, dicht in hun donkere mantels +gehuld, de herberg. Zij stapten stevig door langs de haven van +Port-Royal naar een boschje dat buiten de vestingwerken lag. Toen +hielden zij stil voor een landhoeve, die in een heel slechten reuk stond +en door ieder weldenkend mensch vermeden werd. Het was een vervallen +gebouw, deels door aardbevingen, deels ten gevolge van de nalatigheid +van den eigenaar.</p> + +<p>Zoodra zij hadden aangeklopt en het wachtwoord gegeven, <span class="pagenum"><a name="Page_124" id="Page_124">[124]</a></span> +werd de poort +geopend. Een kerel met een fakkel in de hand trad naar buiten, bekeek +eerst man voor man nog eens afzonderlijk en pas tóen konden zij +binnenkomen.</p> + +<p>Zij traden nu door een met ijzer beslagen deur in een groote kamer, die +tamelijk goed verlicht werd door een hanglamp waarop vier kaarsen +brandden.</p> + +<p>„Waar is Lolonois?” vroegen zij aan de mannen die zich in het vertrek +bevonden.</p> + +<p>„Boven!” was het antwoord.</p> + +<p>„Dan moet er iemand naar hem toe, om hem te roepen. We mogen geen +oogenblik verliezen. Er is kans om weer spoedig vlot te komen.”</p> + +<p>Op die woorden kwamen nog eenigen uit de andere kamers het vertrek in. +Enkelen daalden een trap in den achtergrond af, zoodat de kamer meer en +meer gevuld werd met forsche mannen van een ruw en verwilderd uiterlijk, +waarvan sommigen zacht met de aangekomenen spraken, terwijl anderen in +stilte aan de overigen hetgeen zij gehoord hadden vertelden.</p> + +<p>Eindelijk kwam de persoon, naar wien men gevraagd had te voorschijn. Hij +was blijkbaar de hoofdman, want schuw traden de anderen terug, zoodra +zij hem gewaar werden.</p> + +<p>Het was iemand van een gedrongen, krachtige <span class="pagenum"><a name="Page_125" id="Page_125">[125]</a></span> +gestalte, met zwart +krullende lokken en een zwaren baard die hem tot op de borst neerhing. +In zijn fraai gevormd, mannelijk gelaat schitterden een paar zwarte +oogen, waarvan de blik iemand tot in de ziel drong. Zijn kleeding was +geheel gelijk aan die van een aanzienlijk zeventiende-eeuwsch edelman; +uit den met goud belegden gordel staken de kolven van een paar prachtige +pistolen en een dolk hing er in, waarvan het gevest met paarlen en +edelgesteenten versierd was.</p> + +<p>Bij zijn komst hield het rumoer in de kamer onmiddellijk op. De vijftig +mannen staarden hem eerbiedig aan en wachtten zwijgend op den uitslag +van het gesprek, waartoe men Lolonois geroepen had.</p> + +<p>Eindelijk zweeg de verhaler, Lolonois stond een oogenblik in gedachten. +Toen vroeg hij halfluid, maar met een welluidende stem:</p> + +<p>„Waar ligt het schip?”</p> + +<p>„Onder de kanonnen van het fort, kapitein!”</p> + +<p>„En het is op 't oogenblik niet bemand en door soldaten bezet, zeg je?”</p> + +<p>„Ja, kapitein. Alleen de bevelhebber, een krankzinnige, met één matroos +zijn aan boord en dan nog vijf soldaten.”</p> + +<p>„Weet je ook, wat voor landslui de gezagvoerder en die matroos zijn?” +vroeg Lolonois verder.</p> + +<p><span class="pagenum"><a name="Page_126" id="Page_126">[126]</a></span> +„Hollanders!”</p> + +<p>„Weet je dat zeker?”</p> + +<p>„Jawel, kapitein, dat weet ik zeker!”</p> + +<p>„Dan mogen we geen geweld gebruiken en het leven van beiden moet +gespaard blijven,” zei Lolonois. „Als het Spanjaarden waren, dan ...”</p> + +<p>Hier hield hij even op. Er heerschte nu weer een diepe stilte. Eindelijk +vervolgde Lolonois:</p> + +<p>„Dat schip moeten we hebben, het mag kosten wat het wil. Maar—geen +geweld. Wie wil als matroos aan boord van dat schip gaan en zich laten +aanmonsteren?”</p> + +<p>Meer dan dertig van de jongste mannen traden onmiddellijk naar voren.</p> + +<p>Lolonois zocht er nu vijf en twintig uit en gaf hun uit de beurs die aan +zijn gordel hing al het geld dat hij bezat. Toen beval hij hun, dadelijk +in de stad de noodige kleeren te koopen om zich als matrozen te +verkleeden en dan den volgenden morgen een voor een naar het Hollandsche +schip te gaan en zich te laten aanmonsteren. Bovendien moesten zij hem +terstond bericht zenden, als de kapitein in zee zou steken. Hij zelf zou +met de overigen buiten de haven in de boot op hen wachten en met hun +hulp aan boord komen. Met de rest zou het dan verder wel rondloopen, +voegde hij er bij.</p> + +<p><span class="pagenum"><a name="Page_127" id="Page_127">[127]</a></span> +Toen gaf hij een wenk en de vijfentwintig mannen verlieten onmiddellijk +het gebouw.</p> + +<p>Nauwelijks waren zij heen of de eigenaar van de hoeve trad ontsteld +binnen en stamelde: „Edele Heer!... Houd het mij ten goede ... maar ... +al die mannen ...”</p> + +<p>„Gaan heen!” was het besliste antwoord. „En spoedig,” vervolgde +Lolonois, „gaan wij allemáál u verlaten.”</p> + +<p>„Maar Edele Heer,” vroeg de man deemoedig, „vergeef het een armen +drommel, maar—wie zal mij dan.. betalen?”</p> + +<p>Lolonois nam den gouden keten, die om zijn hals hing en zei: „Dáár, +achterdochtig creatuur, neem deze ketting dan, ze is wel vijftien +honderd kronen waard. Maar zorg dan ook nog zóó lang voor ons, tot wij +je huis geheel verlaten kunnen.”</p> + +<p>De eigenaar van het gebouw, een vent met een echt schurkachtig gezicht, +nam gretig het kostbare voorwerp aan, kuste deemoedig de kleeren van +Lolonois en verdween toen, om wijn en spijzen te brengen en zoodoende +zijn gevaarlijke gasten in een goeden luim te houden.</p> + +<p>De mannen plaatsten zich daarop aan tafel met Lolonois aan het boveneind +en deden zich aan den kostbaren maaltijd te goed.</p> + +<p><span class="pagenum"><a name="Page_128" id="Page_128">[128]</a></span> +Weldra vulde Lolonois zijn beker, hief dien omhoog en sprak tot zijn +dischgenooten:</p> + +<p>„Makkers! Het ongeluk heeft ons tot schipbreukelingen gemaakt, juist +toen wij het heerlijkste en voordeeligste waagstuk wilden volbrengen. +Lang hebben wij hier gewacht op een gelukkiger tijd en zie, nu is die +tijd gekomen. Wij zullen weer uitvaren om de Spanjaarden te bevechten, +wij zullen weer rijken buit behalen en nieuwen roem verwerven als wij de +moordenaars vervolgen, die tegen de arme Amerikanen, de bewoners van +deze heerlijke eilanden, zoo onbarmhartig gewoed hebben. Komaan dan, +mannen, ik zal opnieuw uw aanvoerder zijn! Ik drink op uw welzijn en op +ons krijgsgeluk! Lang leven de Boekaniers!”</p> + +<p>„Lang leve Lolonois, onze dappere kapitein!” riepen de stoute gezellen, +terwijl ze juichend opsprongen, hun glazen tegen elkander hieven en +leegdronken.</p> + +<p>Te midden van dit rumoer was Lolonois opgestaan en langs de trap naar de +bovenverdieping van het huis verdwenen.</p> + +<p>Den volgenden dag sloop Thomas angstig en verlegen over het dek naar de +kajuit, want een troep van meer dan twintig mannen dwaalden lui en traag +nabij het schip rond, die er heel verdacht uitzagen. Toen hij in de +kajuit kwam vond hij daar een paar van die <span class="pagenum"><a name="Page_129" id="Page_129">[129]</a></span> +vreemde snaken, die juist +hun handgeld van Van Halen kregen. Van Halen stoorde zich niet aan zijn +raadgevingen en wierf net zooveel matrozen aan als er komen wilden, +zoodat zijn schip tegen den avond al met vijfentwintig zeelui bemand +was. De wachthebbende soldaten achtten zich nu overbodig en gingen heen.</p> + +<p>Ondanks hun zeemansuiterlijk schenen de nieuwelingen toch alles behalve +vertrouwbare matrozen te zijn en toen Thomas hun brutale manier van doen +zag, begon het hem hoe langer hoe angstiger te worden.</p> + +<p>Tegen zonsondergang riep een van de brutaalste knapen een voorbijvarende +boot aan om een loods. Een kerel met een gemeen en liederlijk voorkomen +klauterde toen aan boord, werd op een flesch Malagawijn onthaald en was +weldra met een paar van de nieuwe manschappen in een fluisterend +gesprek.</p> + +<p>Nu ontstond bij Thomas een vreeselijk vermoeden. Hij ging naar de kajuit +en zei tegen Van Halen: „Kapitein, kent u de mannen, die u in dienst +genomen hebt?”</p> + +<p>Van Halen zag hem lang en strak aan en zei toen: „Wat gaat het je aan?”</p> + +<p>„Ze hebben een loods op het dek gehaald en trakteeren hem op uw eigen +wijn. Heeft u ze daar bevel toe gegeven?”</p> + +<p>Van Halen was weer in zijn gewone wezenloosheid <span class="pagenum"><a name="Page_130" id="Page_130">[130]</a></span> +terug gezonken en gaf +geen antwoord.</p> + +<p>„Kapitein, ze willen in zee steken en wij hebben versch water en nog +anderen voorraad noodig. Wilt u dan niets innemen, om in die behoeften +te voorzien?” vroeg Thomas bijna smeekend.</p> + +<p>Niets mocht baten. Van Halen sprak geen woord en antwoordde alleen met +sombere, dreigende blikken.</p> + +<p>Thomas klom weemoedig weer naar dek, om hier door zijn tegenwoordigheid +de vreemdelingen ten minste een beetje in bedwang te houden. Maar +nauwelijks was hij boven of verscheidene matrozen kwamen op hem toe en +een er van zei in zuiver Hollandsch:</p> + +<p>„Hoor 'reis vrindje, we hebben daar zoo even juist gehoord, dat je dien +gek daar in de kajuit tegen ons wilt ophitsen. Doe dat niet weer, versta +je! Want één woordje nog en je ligt in zee met een twaalfponder om je +nek!”</p> + +<p>Thomas verbleekte en durfde geen woord meer zeggen, toen hij den kring +om hem heen in het rond zag. Maar toen hij naar boven wilde gaan kwam +hem een van de woeste vreemdelingen die er het vermetelst uitzag, op +zij, trok een dolk en fluisterde:</p> + +<p>„Zal je, zoolang wij in de haven zijn dat wandelen op het dek wel eens +nalaten en beneden in het ruim blijven, of wil je soms eens zien, hoe ik +je met dit <span class="pagenum"><a name="Page_131" id="Page_131">[131]</a></span> +dingetje naar de andere wereld helpen kan?”</p> + +<p>Thomas verschrok nu nog meer, keerde terug en daalde onder het spottend +gelach van de Boekaniers, zoo gauw mogelijk door het groote luik in het +ruim af. Spoedig daarna werd er in zijn nabijheid een matroos met +ontbloote sabel op wacht geplaatst, die hem geen oogenblik uit het oog +verloor en om het uur werd afgelost.</p> + +<p>Er gebeurde nu niets bijzonders meer, zoolang het schip in de haven lag.</p> + +<p>Eindelijk kwam Van Halen aan dek en gaf bevel om terstond de ankers te +lichten. Hij bemerkte niet dat een van de matrozen in de mars van den +achtermast klom en van een der touwen een rooden doek liet fladderen. De +loods klauterde boven in den boegspriet om zooveel te beter de klippen +aan den ingang van de haven te kunnen vermijden en riep Van Halen, die +aan het roer stond, luid zijn opmerkingen toe.</p> + +<p>De nieuwe matrozen stonden als echte zeelui op hun post en deden hun +werk zoo goed als hun dit bij de nieuwe en eigenaardige inrichting van +het vaartuig maar mogelijk was.</p> + +<p>Op die manier raakte het schip eindelijk in volle zee, waar het langzaam +langs de boschrijke kusten over de golven zweefde.</p> + +<p><span class="pagenum"><a name="Page_132" id="Page_132">[132]</a></span> +Nauwelijks evenwel waren zij een mijl buiten de haven geraakt of de wind +begon te verzwakken en het werd weldra volkomen stil. Van Halen zette nu +het roer vast en liet peilen. Men vond op zeventien vademen diepte een +voortreffelijken ankergrond van zuiver schelpzand, zoodat het schip nu +weldra geheel stil lag.</p> + +<p>Rechts strekte zich de prachtige kust van Jamaïca uit, in dien tijd nog +een wildernis met zware bosschen, waarboven nog weer de toppen van de +hooge palmboomen uitstaken. Door de vele rotsachtige groene eilanden kon +men de zee niet geheel overzien, maar het water was wonder helder en +zuiver, en in de diepte kon men het zeegras en andere zeeplanten, die +onder water groeiden, duidelijk onderscheiden. Ook zag men een menigte +schelpdieren en vreemdsoortige, fraai gekleurde visschen, die zich in +vredige kalmte door dezen onderaardschen tuin bewogen.</p> + +<p>Dit alles boeide Van Halen in de hoogste mate en terwijl anderen bij het +lang naar beneden kijken in het kristalheldere water, waardoor men als +in de lucht scheen te zweven, duizelig werden, schenen deze ontsloten +geheimen uit de waterwereld den ongelukkige zoo'n eindeloos genot te +verschaffen, dat hij alles, wat om hem heen op het dek voorviel, geheel +vergat.</p> + +<p>Intusschen was van de kust van St. Domingo een <span class="pagenum"><a name="Page_133" id="Page_133">[133]</a></span> +sterk bemande boot +afgestoken, die met groote snelheid het schip naderde. Aan een staak +fladderde een roode doek, zooals er ook een van den achtermast +der „<i>Christina</i>” afwoei. Zoodra de nieuw aangeworven matrozen dit zagen +werden ze uitgelaten van plezier. Zij hieven een luid „<i>hoera!</i>” aan, +zwaaiden met mutsen en roode doeken en maakten alles gereed, om de +manschappen die in de boot waren, aan boord te nemen.</p> + +<p>Toen het vaartuig aan stuurboord lag sprong Lolonois aan dek en op hem +volgden dertig stoutmoedige en van top tot teen gewapende Boekaniers. +Zij namen onmiddellijk de kajuit in bezit, bezetten het geheele schip, +laadden de kanonnen en richtten alles in volgens de bevelen van hun +aanvoerder, alsof er geen Van Halen bestond.</p> + +<p>Lolonois bekeek het door hem in bezit genomen vaartuig met de grootste +voldoening. Hij was veel te veel zeeman om niet dadelijk de voordeelen +van den bewonderenswaardigen bouw te ontdekken. Tevreden met den goeden +uitslag van zijn maatregelen om het schip in zijn bezit te krijgen, vond +hij het niet eens de moeite waard, om naar den vroegeren eigenaar te +vragen. Hij gaf alleen aan zijn onderhoorigen enkele korte bevelen +omtrent de manier, hoe hij met Van Halen en den matroos gehandeld wilde +hebben. Toen ging hij naar <span class="pagenum"><a name="Page_134" id="Page_134">[134]</a></span> +beneden om het inwendige van het schip te +bekijken en een onderzoek naar de lading en den voorraad in te stellen.</p> + +<p>Tot nog toe had Van Halen stil aan bakboord gezeten en was weer in zijn +gewonen, wezenloozen toestand vervallen. Nu stond hij op, want hij +bemerkte, dat de wind zich verhief.</p> + +<p>Hij trad te midden van de zeelui op het dek, die hem allen met +verwondering aangaapten. Hij zelf was bij het zien van de groote +verandering om hem heen en van al die gewapende vrijbuiters, die hem +brutaal en spottend aankeken, zóó verrast, dat hij bewegingloos stil +stond. Vóór hij echter nog tot zichzelf komen kon trad de vertrouwde van +Lolonois op hem toe en vroeg:</p> + +<p>„Mijn beste vrind, waar kom <i>jij</i> vandaan en wat zoek je?”</p> + +<p>Van Halen keek den man langdurig en strak aan, maar gaf geen antwoord. +Toen nam hij den kerel bij den arm om hem heel kalmpjes op zij te +schuiven.</p> + +<p>„Wel zoo, kameraad,” riep de vrijbuiter lachend, terwijl hij zich met +moeite uit de krachtige handen van Van Halen losmaakte, je bent niet erg +beleefd tegen me, en dat nog wel iemand, die niet eens bij ons aan boord +behoort. Wat <i>wil</i> je toch van ons?”</p> + +<p>„Gek!” riep Van Halen, „ga heen waar je vandaan gekomen bent. Ik ben aan +boord van mijn eigen schip!”</p> + +<p><span class="pagenum"><a name="Page_135" id="Page_135">[135]</a></span> +„Hoe heb ik het nu met je?” zei de zeeroover, terwijl hij stoutmoedig +vlak voor Van Halen ging staan; „dit vaartuig is van Lolonois, als je +dien soms kent!”</p> + +<p>„Wàt zeg je?” riep de ongelukkige kapitein.</p> + +<p>„Dat Lolonois onze bevelhebber is. Hei, kameraden! Zeg jullie ook eens +wat. <i>Is</i> het niet zoo?”</p> + +<p>„Ja, ja!” riepen de Boekaniers lachend. „Lang leve Lolonois en zijn nieuw +schip!”</p> + +<p>Nu werd Van Halen woedend. Zijn neusvleugels trilden; een donker rood +kleurde zijn gezicht. „Ha!” riep hij, „ik merk het al, jullie bent +zeeroovers. Hei daar, matrozen! Waar is mijn volk?”</p> + +<p>„Je bent niet goed bij je hoofd, man,” zei de Boekanier, „hier is enkel +volk van Lolonois. Wil je daar óók onder dienen, heel goed. Maar <i>hij</i> +alleen heeft hier te kommandeeren.”</p> + +<p>„Loop naar den duivel, gek!” schreeuwde Van Halen woedend, greep den man +in zijn borst, nam hem op als een bal en wilde hem over boord smijten. +Maar opeens werd hij door vier stevige Boekaniers aangepakt, die hem +achterover op den grond wierpen en hem de voeten bij elkaar bonden, +ofschoon hij zich in razernij verdedigde. In een oogenblik hadden zij +hem nu met een paar sterke touwen zoo stevig gebonden, dat hij bijna +geen lid meer verroeren kon.</p> + +<p><span class="pagenum"><a name="Page_136" id="Page_136">[136]</a></span> +Nu kwam Lolonois zelf aan dek; de Boekaniers traden eerbiedig terug en +hij ging naar den op den grond liggenden krankzinnige.</p> + +<p>„Wat is hier te doen?” vroeg hij.</p> + +<p>„Deze man kwam hier aan boord,” zei de Boekanier, dien men uit de handen +van Van Halen had moeten bevrijden, „en wil hier bevelen geven. Hij roept +zijn matrozen en valt mij aan als een razende, omdat ik hem zei, dat dit +vaartuig van ù was en dat ù hier te bevelen had.”</p> + +<p>„Beste vriend!” zei Lolonois glimlachend tegen Van Halen, die hem +verwezen aanstaarde: „Ik heb dit schip genomen, het is mijn eigendom.”</p> + +<p>„Genomen?... Van wien? Van wien?” stamelde Van Halen, die niets van dit +alles begreep.</p> + +<p>„Van een Hollander, een zekeren Van Halen, die het in de haven van +Port-Royal met al zijn matrozen verlaten heeft.”</p> + +<p>„Dat is een schandelijk bedrog,” kermde de ongelukkige man, „ik ben Van +Halen zelf en heb daar al mijn matrozen op één na laten gaan. En toen +heb ik nieuwe manschappen aangenomen ...”</p> + +<p>„Och kom, beste maat, zoek dat <i>mij</i> toch niet wijs te maken,” zei de +Boekanier, „ik heb veeleer lust, om jou voor een bedrieger te houden. +Maar wij zullen zien. <span class="pagenum"><a name="Page_137" id="Page_137">[137]</a></span> +Kun je bedaard wezen, zoodat ik je loslaten kan?”</p> + +<p>Er volgde geen antwoord.</p> + +<p>„Maak zijn touwen los en breng hem bij mij in de kajuit, dan kunnen we +daar verder met elkaar spreken. Licht intusschen de ankers en laat ons +in zee steken vóór de nacht valt.”</p> + +<p>Hij verdween en de Boekaniers sneden de touwen door waarmee Van Halen +zijn handen en voeten waren gebonden. De man sprong toen op als een +getergde stier en volgde Lolonois, maar onder geleide van vier +Boekaniers, die hem geen oogenblik uit het oog verloren.</p> + +<p>De buitengewone omstandigheden waarin Van Halen zich bevond, hadden een +zonderlinge uitwerking op den ongelukkige. Hij kwam geheel tot zichzelf +en overzag opeens met een helderen blik zijn toestand. Vol van gedachten +aan de beste wijze, waarop hij zich uit zijn benarde omstandigheden zou +kunnen redden, trad hij de kajuit binnen. Hij vond er Lolonois bezig met +verscheidene brieven te lezen en den inhoud er van met een kaart te +vergelijken, die voor hem op tafel lag.</p> + +<p>Met de houding van een volmaakt edelman wenkte de vrijbuiter Van Halen, +om tegenover hem plaats te nemen en zei:</p> + +<p>„U bent mij welkom, mijnheer, maar wil mij nog <span class="pagenum"><a name="Page_138" id="Page_138">[138]</a></span> +een oogenblik tijd +laten, om mijn bezigheden af te doen, dan ben ik geheel tot uw dienst.”</p> + +<p>Van Halen ging zitten, ofschoon hij zich ergerde, dat een ander zich zoo +maar van zijn eigendom meester maakte. Hij had grooten lust om opnieuw +op te stuiven en den vermetelen vreemdeling de deur uit te smijten. Maar +het gevoel van overmacht, dat die vreemdeling al op hem had uitgeoefend +en zijn nieuwsgierigheid naar wat er komen zou, maakten dat hij het +raadzaam oordeelde, om bedaard en behoedzaam te werk te gaan.</p> + +<p>Eindelijk legde Lolonois de papieren bij elkaar en zei:</p> + +<p>„Zoo, vriend, is u daar nog? Welnu, ik ben klaar om naar u te +luisteren.”</p> + +<p>Hij gaf aan de vier mannen bij de deur een wenk om heen te gaan, ging +toen met de armen over elkaar tegenover Van Halen zitten en keek hem +ernstig aan.</p> + +<p>„En zou ik nu eens mogen weten,” begon Van Halen het gesprek, „wien ik +hier eigenlijk voor mij zie?”</p> + +<p>„Ik ben de bevelhebber van dit schip en heet Lolonois,” zei de Boekanier +met een spottend lachje.</p> + +<p>„Wat voor handwerk oefent u uit?”</p> + +<p>„Dat is verschillend,” ging Lolonois op spottenden toon voort. „Soms ben +ik koopman, dan weer soldaat, een ander maal weer eens reiziger; +dikwijls ook help ik <span class="pagenum"><a name="Page_139" id="Page_139">[139]</a></span> +de overheid, als zij zelf niet sterk genoeg blijkt +om de booswichten te straffen; in één woord, ik doe waar ik lust in +heb.”</p> + +<p>„U bent dus een vrijbuiter?” vroeg Van Halen met eenige huivering.</p> + +<p>„Ja, zoo iets, als u wilt,” antwoordde Lolonois bedaard.</p> + +<p>„Maar hoe kwam u dan aan mijn schip?” vroeg Van Halen ernstig.</p> + +<p>„Hoe wij aan een schip komen?” zei Lolonois, terwijl hij langzaam zijn +beenen uitstrekte, „mijn hemel! hoe komen wij aan alles? Wij némen het, +als wij het noodig hebben!”</p> + +<p>„U hebt dus mijn schip genómen?”</p> + +<p>„Ja, vriend! dat hebben we gedaan,” zei de Boekanier lachend.</p> + +<p>„En denkt u, dat ik mij dat maar zoo goedsmoeds zal laten welgevallen?” +vroeg Van Halen op ernstigen toon.</p> + +<p>„Je zult dat wel moeten, of je wilt of niet,” sprak Lolonois met +minachting. „Wat kan je er tegen doen?”</p> + +<p>„Dat zullen we zien,” zei Van Halen beslist. Hij sloot daarop de deur en +ging toen weer naar de tafel.</p> + +<p>„Mijnheer, u bent mijn gevangene,” zei hij nu, „en mochten soms uw +makkers lust hebben om de deur open <span class="pagenum"><a name="Page_140" id="Page_140">[140]</a></span> +te breken, dan laat ik mijn schip +met ons allemaal in de lucht vliegen!”</p> + +<p>De Boekanier bleef volkomen bedaard. Hij zag Van Halen glimlachend aan, +maar overigens bewoog zich geen spier van zijn gelaat.</p> + +<p>„Ja, Mijnheer,” ging Van Halen voort, „ik zal allen in de lucht laten +springen. Want weet, dat u boven een vulkaan zit. Onder u is de +kruitkamer en ik heb daar meer dan tienduizend pond liggen.”</p> + +<p>„Dat is een mooie voorraad, mijnheer!” zei de Vrijbuiter lachend. „Het +zou jammer wezen om die in eens te verbruiken, jammer vooral van het +mooie schip. Ja, hoe bent u daar toch aan gekomen? Ik heb nog nooit +zoo'n snelzeilend vaartuig gezien.”</p> + +<p>„Dat heb ik zelf uitgevonden en zelf gebouwd,” zei Van Halen met +trots. „Het is tot nog toe het eenige van die soort en—het moet het +eenige blijven. Maar, om tot de zaak terug te keeren, wilt u mijn schip +naar de haven terugvoeren, ja of neen?”</p> + +<p>„Neen, mijnheer!” zeide de Boekanier, „dat kan ik niet doen.”</p> + +<p>„Wilt u me dan tot het uiterste drijven?” vroeg Van Halen heftig. Meteen +nam hij een pistool, haalde den haan over, drukte op een geheime plek in +den vloer, zoodat er een klein luik opensprong.. Hij hield den loop <span class="pagenum"><a name="Page_141" id="Page_141">[141]</a></span> +van +het pistool er in ... De reuk van het kruit verspreidde zich al door de +kajuit heen ...</p> + +<p>Lolonois bleef niettemin bedaard.</p> + +<p>„Ik zie, mijnheer,” zeide hij, „dat u een voortreffelijk man bent. Maar +wacht nog een oogenblik met dat gevaarlijk spelletje ...”</p> + +<p>Van Halen trok het pistool weer terug, sloot de opening en ging bedaard +zitten.</p> + +<p>„Luister eerst eens naar mij, mijnheer, en doe dan, wat u van plan +waart,” zei de Boekanier ernstig. „U ziet, dat het volstrekt mijn +voornemen niet is om u te beleedigen of u kwaad te doen.—Wees dus +onbezorgd en hoor mij bedaard aan,” ging hij voort, toen Van Halen +teekenen van ongeduld begon te toonen:</p> + +<p>„Ik ben Lolonois, zoo genoemd naar mijn geboorteplaats L'Olone in de +Vendée. In mijn jeugd leerde ik allerlei ridderlijke spelen en de lust +om groote daden te doen maakte, dat ik al vroeg de wijde wereld inging. +Ik werd een avonturier. Toen ik hier bij mijn grooten landgenoot Le +Basque kwam, hoorde ik van de schandelijke daden, door de Spanjaarden +aan de arme West-Indiërs gepleegd, van de ongekende wreedheid, waarmee +zij de inboorlingen uitgeroeid hadden.</p> + +<p>Nu had ik een doel gevonden, waarop ik al mijn krachten wilde richten. +Dat was de wraak! Ja, mijnheer, <span class="pagenum"><a name="Page_142" id="Page_142">[142]</a></span> +ik voel mij geroepen om de schimmen van +de vermoorde Amerikanen te wreken en jarenlang heb ik zonder ophouden en +zonder mededoogen dit bedrijf al uitgeoefend!”</p> + +<p>De Boekanier hield een oogenblik op. Toen vervolgde hij:</p> + +<p>”Geen macht is in staat mij van de vervolging der Spanjaarden af te +houden. Voor den dood ben ik niet bevreesd en mijn metgezellen evenmin.</p> + +<p>We werden evenwel een poos verhinderd om onze tochten voort te zetten. +Want ja, ik bezat een fraai en groot schip, maar het strandde en +nauwelijks wist ik mij het leven te redden met de helft van mijn dappere +manschappen. Eenige kostbaarheden die ik bij mij droeg hebben tot +gisteren gediend, om in onze behoeften te voorzien. Toen hoorden een +paar van mijn mannen toevallig een gesprek dat uw matrozen met elkaar +hadden. We vernamen, dat u volk noodig had om uw schip weer te bemannen. +Omdat u hier moeilijk beter matrozen zoudt kunnen vinden heb ik u toen +mijn eigen zeelui gestuurd en ben nu zelf hier gekomen.</p> + +<p>En nu kunt u mij een roover noemen, maar ik beroof niemand, behalve de +Spanjaarden. Welnu, het eerste Spaansche schip dat wij ontmoeten is +<i>mijn</i>! Dan zal ik u dit vaartuig weer teruggeven en u aan flinke, +<span class="pagenum"><a name="Page_143" id="Page_143">[143]</a></span> +vertrouwde manschappen helpen, zooals u gehad heeft. U kunt dan, wat +mij betreft, vrij varen waarheen u maar wil. Ook ben ik bereid u uit den +buit alle schade te vergoeden. U weet nu wie ik ben en hoe ik het met u +meen. Neem dan nu uw besluit!”</p> + +<p>De toespraak van dezen zonderlingen man had indruk op Van Halen gemaakt. +Hij hing het pistool weer aan den wand, nam een flesch kostelijken +Maderawijn uit een kast en schonk twee glazen vol. Toen ging hij +tegenover den Boekanier zitten en zei:</p> + +<p>”'t Is goed, ik zal u mijn schip leenen, zoolang u het noodig heeft. Dat +u een vrijbuiter bent, doet er voor mij heel weinig toe, want de +menschen haat ik, omdat ze mij mijn heele leven lang hebben +teruggestooten. Er mag dus gebeuren wat wil, ik zal u tot niets +aansporen en ook van niets terughouden. Maar—één man kan hier maar +bevelen; <i>een</i> van ons beiden is hier te <i>veel</i>!”</p> + +<p>”Wel neen, vriend, <i>u</i> is hier bevelhebber gedurende de vaart en heer en +meester over alles. Mijn mannen moeten u gehoorzamen als trouwe +matrozen. Maar tijdens het gevecht zal <i>ik</i> bevelen en <i>ik</i> zal u +zeggen, waarheen wij varen. Wilt u het op die voorwaarden met mij +wagen?”</p> + +<p>”Aangenomen!” zei Van Halen en drukte de hem toegestoken hand.</p> + +<p><span class="pagenum"><a name="Page_144" id="Page_144">[144]</a></span> +Lolonois nam zijn glas op, klonk met Van Halen en zei: „Welnu, mijnheer, +laat ons dan, in nood en dood, goede scheepsmakkers wezen. Maar zeg mij +nu eens, wie u bent. U moet wel heel veel verdriet ondervonden hebben, +dat u zoo neerslachtig bent geworden.”</p> + +<p>Van Halen vertelde nu in weinig woorden zijn lotgevallen en de Boekanier +zag hem deelnemend aan. Toen verzonk hij langzamerhand weer in zijn +gewone zwaarmoedigheid, keek stil voor zich uit en nam eindelijk zijn +gewone plaats aan het roer weer in.</p> + +<p>Een oogenblik later kwam ook Lolonois aan dek. Hij verzamelde zijn +manschappen en deelde de noodige bevelen uit. Meteen gaf hij eenige +wenken, om den kapitein goed in het oog te houden. Toen ging hij naar +Van Halen en vroeg: „Het blijft immers bij ons verdrag?”</p> + +<p>„U hebt mijn woord!” was alles wat de ongelukkige antwoordde, maar +verder sprak hij in het geheel niet meer.</p> + +<p>Al heel gauw echter waren de Boekaniers er van overtuigd, dat het schip +bestuurd werd door een zeeman zonder weêrga en ondanks het vreemde van +het geval, verdween bij die roekelooze mannen binnen één enkelen nacht +alle vrees voor het gevaar, waarin Van Halen hen zou kunnen brengen.</p> + +<hr class="c25" /> +<span class="pagenum"><a name="Page_145" id="Page_145">[145]</a></span> + +<div class="figcenter"><img src="images/chornam.jpg" alt="Chapter ornament" /></div> + +<h2>NEGENDE HOOFDSTUK.</h2> + +<h3>„De Vliegende Hollander.”</h3> + +<p><span class="dropcap">D</span>en volgenden morgen kwam Lolonois bij Van Halen en zei: „We hebben +gebrek aan water en zijn dicht bij de groote bron. Als u dus het anker +wilt uitwerpen, dan kunnen onze mannen de tonnen vullen.”</p> + +<p>„Water, zoet water in zee?” vroeg de kapitein verwonderd.</p> + +<p>„Ja, niet ver hier vandaan borrelt uit den bodem van de zee bronwater +op. Doordat dit, zooals u weet, lichter dan zeewater is, blijft het aan +de oppervlakte. U zult u zelf kunnen overtuigen, als wij de plaats +bereikt hebben. Stuur maar wat meer landwaarts tot bij die groote rots, +dáár!”</p> + +<p>Van Halen deed het en spoedig waren zij met het <span class="pagenum"><a name="Page_146" id="Page_146">[146]</a></span> +schip op de aangeduide +plek. Het anker werd uitgeworpen en de boot neergelaten en bemand. Op +dit oogenblik kwam een van de Boekaniers bij Lolonois en vroeg: +„Kapitein, wat moet er met den matroos gebeuren, dien wij beneden nog +altijd bewaken?”</p> + +<p>„Het is een van uw vroegere manschappen,” zei Lolonois tegen Van +Halen. „Het beste was, om hem, zoowel in <i>uw</i> als in <i>ons</i> belang, hier +achter te laten. Geen half uur van de plaats waar wij landden, ligt een +dorp, dat hij gemakkelijk bereiken kan. Maar—handel met hem zooals het +u het beste voorkomt.”</p> + +<p>Van Halen had een vreeselijken haat opgevat tegen allen, die vroeger tot +de bemanning van zijn schip behoord hadden. Ook Thomas, ofschoon hij +wist hoe trouw die hem was, begon hij meer en meer te haten, omdat die +alleen hem voortdurend aan de trouweloosheid van de anderen herinnerde. +Hij besloot dus, hem aan land te zetten. Daarom liet hij hem in de +kajuit komen, betaalde zijn loon en zei hem aan, dat hij oogenblikkelijk +zijn schip moest verlaten.</p> + +<p>Thomas zag zijn meester weemoedig aan, maar waagde het niet, hem tegen +te spreken. Hij verliet de kajuit en ging aan het werk alsof er niets +gebeurd was. De Boekaniers keken hem verwonderd aan maar Lolonois, die +meende dat Van Halen Thomas liever niet <span class="pagenum"><a name="Page_147" id="Page_147">[147]</a></span> +wilde ontslaan, gaf zijn mannen +een wenk, dat zij den matroos stil aan zijn werk zouden laten.</p> + +<p>Zoo kwam het, dat Thomas met de anderen in de boot ging en in +tegenwoordigheid van Van Halen mee aan land stapte.</p> + +<p>De Boekaniers, die niet met het vullen van de tonnen bezig waren gingen +hier jagen en menig fraaie stier werd geveld en de beste stukken er van +aan boord gebracht. Van Halen was op deze tochten een zwijgend +toeschouwer die, ofschoon hij ook een geladen geweer bij zich had, toch +aan de jacht geen deel nam.</p> + +<p>Intusschen waren de anderen in de groote boot bezig, om de tonnen aan de +bron te vullen, waar de heele dag mee gemoeid was. Lolonois bleef aan +boord om te zorgen, dat alles naar behooren en op geschikte plaatsen +geborgen werd. Van tijd tot tijd legden de booten aan en werden dan +telkens door hem weer met leege vaten afgezonden, want hij wilde zooveel +drinkwater opdoen als mogelijk was.</p> + +<p>Doordat zij de groote boot nog hadden, waarmee Lolonois op het schip +gekomen was, kon een groot deel van de manschap ongestoord met Van Halen +aan wal blijven.</p> + +<p>Tegen den avond evenwel gingen de meeste Boekaniers naar boord terug. +Alleen zij, die blijven moesten <span class="pagenum"><a name="Page_148" id="Page_148">[148]</a></span> +om te roeien, waren nog in de boot en +wachtten op den kapitein, dien zij niet ver van het strand in diepe +gedachten verzonken op en neer zagen wandelen.</p> + +<p>Een oogenblik later zagen de Boekaniers, dat Thomas naar hem toe kwam om +een gesprek met hem te beginnen. Uit de driftige bewegingen van Van +Halen maakten zij op, dat zij oneenigheid kregen.</p> + +<p>Op dit oogenblik werd er van boord, als sein om de boot terug te roepen, +een schot gelost. De Boekaniers brachten het vaartuig tot op een paar +meter afstand bij het land. Toen hielden zij op met roeien en legden een +plank tot op den oever, zoodat Van Halen droogvoets in de boot zou +kunnen komen. Terwijl hij dichter bij kwam zagen de Boekaniers, dat hij +rood was van woede en dat zijn oogen onheilspellend fonkelden.</p> + +<p>Thomas volgde hem langzaam en van verre, maar toen Van Halen dicht bij +de boot gekomen was begon hij opeens vlugger te loopen en trachtte, te +gelijk met zijn meester, in het vaartuig te komen.</p> + +<p>Van Halen stond zelf al op de plank.</p> + +<p>Nu riep Thomas, dat men hem ook aan boord zou nemen, want dat de +kapitein hem wilde achterlaten, maar de Boekaniers verstonden hem niet.</p> + +<p>Thomas riep nog harder.</p> + +<p>Midden op de plank keerde nu Van Halen zich om, <span class="pagenum"><a name="Page_149" id="Page_149">[149]</a></span> +spande den haan van +zijn geweer en schoot op den ongelukkige, eer iemand het kon +verhinderen.</p> + +<p>De arme jonge man zonk in elkaar, hief zich weer op en wankelde nog +eenige stappen naar de boot, terwijl een donkere bloedstroom uit zijn +wonde vloeide.</p> + +<p>Toen zonk hij opnieuw neer en bleef stervend liggen.</p> + +<p>De Boekaniers zaten ontzet op hun roeibanken. Niet één kon de oorzaak +van deze verschrikkelijke daad gissen en zij zagen Van Halen, die zich +zwijgend aan het roer plaatste, met dreigende blikken aan.</p> + +<p>Daar viel een tweede schot van boord, de zeilen werden al bijgezet, de +tijd drong en barsch gaf Van Halen bevel om weg te roeien.</p> + +<p>Zóó eindigde de laatste en de eenige trouwe matroos van Van Halen zijn +leven.</p> + +<p>Aan boord was Van Halen's daad natuurlijk onmiddellijk bekend. Ieder, +zelfs de meest verharde Boekanier, vermeed hem nu, niet één die het +waagde, over het voorgevallene een woord met hem te spreken.</p> + +<p>Het schip ging onmiddellijk onder zeil en was den volgenden dag in de +Caraïbische zee, om daar jacht op Spaansche schepen te maken.</p> + +<p>Thans, in volle zee, merkte Lolonois pas goed, hoe verwonderlijk vlug +Van Halen's vaartuig was. Maar het viel niet te ontkennen, dat de goede +leiding ervan <span class="pagenum"><a name="Page_150" id="Page_150">[150]</a></span> +geheel afhing van de goedwilligheid van den zonderlingen +kapitein en het was nog altijd de vraag, of die zich in beslissende +oogenblikken naar zijn wil zou schikken, Van zijn wraak was alles te +vreezen, van zijn welwillendheid daarentegen alles goeds te hopen.</p> + +<p>Maar ofschoon de zielstoestand van Van Halen en vooral diens laatste +handelwijze zijn tegenzin en bezorgdheid opwekten, toch dacht Lolonois +te ridderlijk en te edelmoedig, om den krankzinnige zoo maar op zij te +zetten en zich op die manier in het volledig bezit van het vaartuig te +stellen. Niettemin zou hij er graag heer en meester van worden en hij +hoopte nog altijd, dat een of ander gunstig toeval hem van Van Halen zou +bevrijden, zonder dat hij daar zelf toe mee moest werken.</p> + +<p>Zijn mannen evenwel dachten er heel anders over. Zij voelden voor Van +Halen niets dan afschuw en vrees en alleen de gezindheid van Lolonois +jegens hem, weerhield die onversaagde menschen, om den dollen stuurman, +zooals zij hem noemden, uit den weg te ruimen. Van Halen bevond zich dus +in een heel gevaarvollen toestand, maar hij zelf had daar volstrekt geen +besef van. Hij deed zijn werk met een nauwgezetheid en bekwaamheid, die +ieder, zelfs de meest vooringenomene, moest bewonderen.</p> + +<p><span class="pagenum"><a name="Page_151" id="Page_151">[151]</a></span> +De vaart door de Caraïbische zee ging, door het gunstige weer zoo snel, +dat ze reeds op den vijfden dag voorbij kaap Honduras zeilden. Nu +richtten zij hun koers meer Noordwaarts, naar de Amerikaansche kust, +waar Lolonois wist, dat zich Spaansche schepen met kostbare ladingen +bevonden.</p> + +<p>Maar, dichter bij de kust gekomen, sloeg het weer om en nu had men +iederen dag met hevige windvlagen te kampen, die voor elk ander schip +noodlottig zouden geweest zijn.</p> + +<p>In die gevaarvolle oogenblikken echter legde Van Halen zulke +buitengewone bekwaamheden aan den dag dat de Boekaniers opnieuw het +volste vertrouwen in hem stelden en hem, tot in zijn geringste bevelen, +onvoorwaardelijk gehoorzaamden.</p> + +<p>Zij hadden een stormachtigen nacht doorgebracht en de meeste Boekaniers +lagen beneden, nog vermoeid van de inspanning, toen plotseling de wacht +uitriep: „Schip in zicht!”</p> + +<p>Lolonois bracht nu al zijn manschappen op het dek. Hij zelf vloog het +want in, om aandachtig het vreemde vaartuig op te nemen. Het lag +Noordwaarts en zeilde naar de kust, blijkbaar met de bedoeling om te +ontvluchten. Bijna vijf mijlen was de „<i>Christina</i>” er van verwijderd, +zoodat het nog onmogelijk goed kon <span class="pagenum"><a name="Page_152" id="Page_152">[152]</a></span> +waargenomen worden, maar toch hoopte +Lolonois, dat het een van de Spaansche schepen zou zijn, waar omtrent +hij berichten in gewonnen had. Het kwam er nu maar op aan het in te +halen, voor het de haven en de kust bereikt had.</p> + +<p>Lolonois ging nu naar Van Halen toe en zei:</p> + +<p>„Kapitein, het oogenblik is gekomen, dat ik uw hulp noodig heb. Zou u +willen probeeren, om dat vaartuig in te halen en het opperbevel aan mij +overlaten, zoodra het tot een vechten komt?”</p> + +<p>Van Halen glimlachte en gaf dadelijk de noodige bevelen. De masten +droegen in een oogenblik zooveel zeilen, als men in dien tijd nog nooit +gezien had. Door een gunstig toeval ging de wind uit het Zuid-westen +waaien, zoodat het vaartuig trots en bevallig, als met de vlucht van een +vogel vooruit snelde. Alle Boekaniers waren in stomme bewondering bij +dit nooit geziene schouwspel en Lolonois had moeite, om zijn volk bij +hun werk te houden.</p> + +<p>De kanonnen werden geladen, kisten vol kogels, vaten met kruit, geweren, +sabels en enterhaken werden aan dek gebracht. De Boekaniers trokken hun +overkleeren uit, bonden zich roode sjerpen om het lijf en staken dolken, +degens en pistolen in hun gordels. Al die toebereidselen namen ongeveer +een uur in beslag. Toen <span class="pagenum"><a name="Page_153" id="Page_153">[153]</a></span> +gaf Lolonois aan zijn manschappen bevel, om +zich langs de borstweringen op den grond neer te leggen en liet de +Spaansche vlag hijschen.</p> + +<p>De „<i>Christina</i>” was het vreemde vaartuig nu al tot op twee mijlen +genaderd. Uit het voorkomen van het schip kon men met vrij groote +zekerheid opmaken, dat het een Spanjaard was, en uit den spoed, waarmee +het zocht te ontvluchten, dat het rijkbeladen moest wezen. De oogen van +Lolonois fonkelden. Hij wikkelde zich dichter in zijn mantel en knikte +Van Halen, die elke beweging van den vreemdeling nauwkeurig waarnam, +dankbaar toe.</p> + +<p>Plotseling stuurde men op het vreemde schip Oostwaarts, om naar de +Antillen te stevenen.</p> + +<p>„Ze zijn van koers veranderd!” riep Lolonois Van Halen toe.</p> + +<p>„Jawel, ze willen mij ontwijken. Maar het helpt hun niemendal. Ik zal ze +overzeilen!” antwoordde Van Halen, die blijkbaar het grootste genoegen +in deze jacht had.</p> + +<p>Hij gaf nu eenige bevelen. Enkele kleine veranderingen aan de zeilen, +een geringe ruk aan het roer en Lolonois zag met voldoening, hoe de +„<i>Christina</i>” den vluchteling weer als een roofdier navloog. Wel had de +Spanjaard alle zeilen bijgezet, maar van oogenblik tot <span class="pagenum"><a name="Page_154" id="Page_154">[154]</a></span> +oogenblik kwam +de „<i>Christina</i>” toch dichter bij en met den middag kon Lolonois de +manschappen op het andere schip al tellen, die met angst en toch ook met +nieuwsgierigheid naar „<i>De Vlugge Christina</i>” uit zagen.</p> + +<p>Nog wist men daar niet, waarvoor men het schip van Van Halen houden +moest, want het voerde toch de Spaansche vlag, maar de Boekaniers lagen +loerend achter hun verschansingen als panters achter de rotsen.</p> + +<p>„Het oogenblik is nu gekomen, kapitein Van Halen!” zei Lolonois. „Sta nu +het opperbevel aan <i>mij</i> af.”</p> + +<p>Van Halen wenkte een Boekanier, gaf hem het roer over en ging beneden in +de kajuit om daar rustig op den afloop te wachten.</p> + +<p>Lolonois liet een kanonschot lossen. Het vreemde schip zeilde echter +door.</p> + +<p>Een tweede schot dreunde en van den romp van het andere vaartuig vlogen +de splinters als vurige vonken door de lucht. Een luid geschreeuw en +gejammer volgde, de Spaansche vlag werd geheschen, maar men zeilde door.</p> + +<p>„Laadt de stukken opnieuw! Enterhaken gereed! Niet opstaan, vóór ik het +beveel!” riep Lolonois en hield nu zelf het roer.</p> + +<p>Plotseling draaide het vreemde schip bij, want het zag wel, dat aan +ontvluchten toch niet te denken viel.</p> + +<p><span class="pagenum"><a name="Page_155" id="Page_155">[155]</a></span> +Een minuut later schoot de „<i>Christina</i>” op het achterste gedeelte van +het vaartuig aan en Lolonois riep: „Werpt de enterhaken uit! Vuur!”</p> + +<p>Het dek van de beide schepen werd plotseling in een dikken kruitdamp +gehuld. Op hetzelfde oogenblik sprongen alle Boekaniers overeind en +binnen een paar seconden zaten de schepen door enterhaken aan elkaar. +Onder aanvoering van Lolonois sprongen de Vrijbuiters als razenden aan +boord van den Spanjaard, waar zij met angstig geschreeuw en slecht +gerichte geweerschoten werden ontvangen.</p> + +<p>De bemanning van het Spaansche schip was in het begin <i>te</i> zeer verrast +om veel tegenstand te bieden.</p> + +<p>Eerst toen zij de vijanden als booze geesten midden in den kruitdamp +naar alle kanten om zich heen zagen houwen en steken, vermanden zich de +nog ongedeerde Spanjaarden en begonnen een wanhopigen weerstand.</p> + +<p>Er ontstond een hardnekkig gevecht van man tegen man. De Spanjaarden +zagen nu, wie zij voor hadden. Zij verdedigden zich woedend. Het gelukte +hun, zich te verzamelen en doordat zij, ondanks hun verlies, veel +sterker in aantal waren dan de Boekaniers, begonnen die wel wat in het +nauw te komen.</p> + +<p>Lolonois was weldra met tien van zijn metgezellen door de voortdringende +drommen van Spanjaarden van <span class="pagenum"><a name="Page_156" id="Page_156">[156]</a></span> +de andere Boekaniers gescheiden en tot op +het middendek gedrongen. Ofschoon hij zich woedend verdedigde en met +bovenmenschelijke kracht de áándringende vijanden van zich afweerde, +scheen het toch, dat zijn goed geluk hem begeven zou. Verscheidene van +zijn dapperste mannen zonken doodelijk gewond naast hem neer. Het viel +hem dus hoe langer hoe moeilijker om de degenstooten van de vreeselijk +verbitterde Spanjaarden van zich af te weren. Het gevecht duurde lang en +de kans begon reeds twijfelachtig te worden. Te vergeefs poogden de +andere Boekaniers hun kapitein te helpen. De Spanjaarden, ziende dat zij +den aanvoerder omsingeld hadden, weerden de andere vrijbuiters uit alle +macht. Het begon er voor de Boekaniers hachelijk uit te zien. Reeds +hoorden zij roepen: „Victorie! Victorie!” Reeds werd Lolonois van alle +kanten met den dood bedreigd als hij zich niet wilde overgeven. Nog vier +van zijn makkers zonken doodelijk gewond aan zijn voeten ... Maar zie, +plotseling nam alles een onverwachten en beslissenden keer.</p> + +<p>Terwijl namelijk de Boekaniers op het Spaansche schip aan het vechten +waren, was Van Halen in de kajuit en wapende zich. Een oogenblik later +klom hij aan dek en overzag toen het gevecht en Lolonois' wanhopigen +toestand. De merkwaardige en in weerwil van <span class="pagenum"><a name="Page_157" id="Page_157">[157]</a></span> +zijn vele misdaden toch zoo +grootmoedige man had op den armen Van Halen een grooten invloed +verkregen en zich binnen weinige dagen zijn geheele genegenheid +verworven. En zie, nu zag Van Halen dien man omsingeld, zag Lolonois en +zijn volk in gevaar en zijn geest was nog helder genoeg om te begrijpen, +dat de nederlaag der Boekaniers het verlies van zijn schip zou zijn.</p> + +<p>Plotseling kwam nu al zijn koelbloedigheid en moed weer boven. Snel nam +hij zijn besluit, vloog naar de kruitkamer, droeg met bovenmenschelijke +kracht een vaatje van 150 pond kruit aan dek en ging daarmee, zonder +door de vechtenden opgemerkt te worden, aan boord van het vijandelijke +schip.</p> + +<p>Toen wierp hij het in de dichte drommen der Spanjaarden en schoot het +met zijn geweer in brand.</p> + +<p>De uitwerking van deze daad was verschrikkelijk.</p> + +<p>Meer dan de helft der Spanjaarden werd op een vreeselijke wijze +verpletterd of verminkt. Ook Van Halen zelf werd zoo deerlijk gekwetst, +dat hij bijna onkenbaar was. Toch schoot hij onmiddellijk toe om +Lolonois te ontzetten. Hij versloeg de twee mannen, die hem hadden +aangepakt en voortsleepten, doorstak den derden en plaatste zich met +overal gebrande en door het kruit zwart geworden kleeren naast +Lolonois, <span class="pagenum"><a name="Page_158" id="Page_158">[158]</a></span> +die hem niet herkende en hem verbaasd aanzag.</p> + +<p>Nu kregen de Boekaniers meer ruimte. Zij vereenigden zich en dreven de +Spanjaarden met de grootste woede het dek af en het ruim in. Binnen tien +minuten was toen de strijd geëindigd en de laatste Spanjaard in handen +van de Boekaniers gevallen.</p> + +<p>Lolonois verzamelde nu al zijn overgebleven manschappen en vroeg: „Wie +was toch de man, die het vat kruit onder de Spanjaarden wierp en +aanstak?”</p> + +<p>Niemand had het in de hitte van den strijd gezien.</p> + +<p>Opeens viel Lolonois het verminkte lichaam van Van Halen in het oog, die +onder vreeselijke pijnen over den grond kroop en zich in zee trachtte te +storten, om zóó aan zijn verschrikkelijk lijden een einde te maken.</p> + +<p>Aan enkele overblijfselen van zijn kleeren herkende Lolonois huiverend +den kapitein en snelde dadelijk toe, om hem te helpen. Men goot zeewater +over hem heen, om zijn nog altijd rookende kleeren te blusschen. Daarna +liet Lolonois hem met de grootste voorzichtigheid in de kajuit brengen +en op kussens neerleggen.</p> + +<p>Onmiddellijk gaf hij vervolgens bevel om de schepen van elkaar los te +maken, het Spaansche schip op sleeptouw te nemen, de dooden in zee te +werpen en naar het Zuidoosten te zeilen.</p> + +<p>Toen ging hij zelf in de kajuit waar hij Van Halen <span class="pagenum"><a name="Page_159" id="Page_159">[159]</a></span> +onder de handen van +een wondarts vond in een allerbeklagenswaardigsten toestand.</p> + +<p>De arme kapitein van „<i>De Vlugge Christina</i>” lag op sterven. In zijn +laatste oogenblikken had hij zijn helderheid van geest teruggekregen en +hoe meer het leven voor hem ten einde liep, des te meer geraakte de +ongelukkige man weer in het volle gebruik van zijn geestvermogens.</p> + +<p>Met een gevoel van diep medelijden knielde Lolonois aan Van Halen's +sterfbed neer. Hij greep zijn hand, die van zijn leger afhing en +zei: „Mijn beste kapitein, in wat treurigen toestand moet ik u vinden!”</p> + +<p>„Ach, het kruit ...” kermde Van Halen, „het kruit heeft mij zoo +vreeselijk ...”</p> + +<p>„Dus <i>u</i> bent het dan geweest, die het kruitvaatje midden onder de +Spanjaarden aanstak?”</p> + +<p>„Had ik het niet gedaan, dan was het met u en uw volk gebeurd geweest,” +kreunde Van Halen.</p> + +<p>„Hemel, hoe is het mogelijk!” riep Lolonois vol bewondering uit. „En ik +kon u miskennen, u voor een krankzinnige houden! Zoo iets kan alleen een +man van moed en van een buitengewonen geest bedenken! U weet niet, hoe +dankbaar ik u ben, dat u ons het leven gered hebt!”</p> + +<p>Van Halen keerde zich onder ontzettende pijnen op <span class="pagenum"><a name="Page_160" id="Page_160">[160]</a></span> +zijn leger om en +Lolonois en de zijnen stonden om hem heen met het smartelijk gevoel, +niets te kunnen doen tot verzachting van zijn lijden.</p> + +<p>Plotseling richtte Van Halen zich op en zei:</p> + +<p>„Mijn leven loopt ten einde, Lolonois. Nu weet ik, dat ik gek was. Ja, u +hebt gelijk gehad, toen u mij voor een waanzinnige hield ... Maar de +valschheid en trouweloosheid van de menschen maakten, dat ik ze +verachtte en haatte ... Ja, ik haatte de menschen, omdat ze mij ... +terug gestooten hadden. U bent nu in het bezit van mijn schip ... ik +laat het u na ... Daar in die kast zult u papieren vinden, die u omtrent +alles zullen inlichten ... O God! wat een pijn!... Ik laat u mijn schip +na ... zweer mij, dat u het zult laten zinken, als u het niet meer +noodig hebt ... of het in de lucht laten springen, als u overwonnen +wordt ... Niemand moet een schip kunnen bouwen naar het model van het +mijne.... U moogt het ook niet doen.... zweer mij dat!”</p> + +<p>Lolonois was verbaasd over het verlangen van den stervende. Toch legde +hij den eed af, dien Van Halen verlangde.</p> + +<div class="figcenter"><img src="images/png170sm.jpg" alt="De arme jongen zonk in elkaar" /> +<p class="captionc">De arme jonge man zonk in elkaar. (<a href="#Page_149">Bladz. 149</a>.)</p></div> + +<p>„Dank, dank u ... U alleen bent waard om mijn schip te bezitten ... er +bestaat geen tweede zoo op de wereld ... U zult het vaartuig lief +krijgen ... het is <span class="pagenum"><a name="Page_161" id="Page_161">[161]</a></span> +zoo stevig, zoo vlug ... het was het dierbaarste wat ik op de wereld +bezat.”</p> + +<p>Plotseling scheen hem iets in de gedachten te komen: hij probeerde zich +op te richten en toen de Boekaniers hem ondersteunden zei hij:</p> + +<p>„Het eene schip voor het andere ... laat mij aan boord van het Spaansche +schip vastbinden, als ik dood ben ... Maak dan het vaartuig leeg en laat +... mijn lijk in zee zinken ... beloof mij dat!”</p> + +<p>Lolonois verklaarde met droefheid zich bereid, om dit verlangen na te +komen.</p> + +<p>„Hebt u nog iets anders?” vroeg hij toen.</p> + +<p>„Neen, mijn vriend!” zei Van Halen met moeite, „niets meer ... Vaarwel +...!”</p> + +<p>De stervende lag stil, men hoorde het reutelen in zijn keel; een +siddering doorliep al zijn leden. Toen strekte zich zijn lichaam uit; op +zijn mannelijk gelaat was de laatste doodstrijd te lezen en—Van Halen +was niet meer.</p> + +<p>Toen den volgenden dag alles wat maar eenige waarde had, uit het +Spaansche schip was gehaald, liet Lolonois het lijk van Van Halen, in +kostbare Indische stoffen gewikkeld, in de kajuit brengen en op een +rustbed vastbinden. Hij zelf las aandachtig eenige plaatsen uit een +gebedenboek en liet daarna alle zeilen van het schip <span class="pagenum"><a name="Page_162" id="Page_162">[162]</a></span> +bijzetten en al de +vlaggen hijschen waarover het beschikken kon. Maar aan den top van den +grooten mast wapperde de Hollandsche vlag.</p> + +<p>Het roer werd vastgezet en naast het lijk vier brandende waskaarsen +geplaatst.</p> + +<p>Nadat de Boekaniers gaten in den bodem van het schip geboord hadden, +verwijderden zij zich de een na den ander en gingen aan boord van +de „<i>Christina</i>” over. Deze zette nu zeil bij en volgde langzaam het +vooruitdrijvende Spaansche vaartuig, terwijl de kanonnen werden gelost, +om aan den verdienstelijken zeeman de laatste eer te bewijzen.</p> + +<p>Het Spaansche schip zonk hoe langer hoe dieper. Men zag alleen nog maar +het dek bij den grooten mast en den boegspriet boven de golven +uitsteken. Plotseling zonk het voorste gedeelte in het water en dook zoo +langzaam dieper onder de golven. Maar het duurde nog geruimen tijd eer +de toppen der masten—en die van den middelmast met de wapperende +Hollandsche vlag, het laatst—geheel in zee waren gezonken.</p> + +<p>Eenige kringen op de golven duidden het spoor aan, waar alles verdwenen +was en—„<i>De Vlugge Christina</i>” zweefde eenzaam over de blauwe wateren +van de Caraïbische zee.</p> + +<p>De Boekaniers hadden het geheele tooneel aangezien <span class="pagenum"><a name="Page_163" id="Page_163">[163]</a></span> +met het gevoel van +den zeeman, die geen schip zonder weemoed te gronde ziet gaan. Op het +vaartuig van Van Halen heerschte een doodelijke stilte, als in een huis, +waarvan de meester gestorven is.</p> + +<p>Nu riep Lolonois echter zijn volk bijeen en zei: „Mannen, dit fraaie +schip is thans ons rechtmatig eigendom. Wij hebben den doode de laatste +eer bewezen en eerlijk schip om schip gegeven, zooals hij het verlangde. +Welaan, laat ons dan trachten, met ons vaartuig nieuwe heldendaden te +verrichten, nieuwe rijkdommen te veroveren. En verder, laat ons tot +aandenken aan zijn uitvinder en vroegeren eigenaar den naam van het +schip veranderen. Van dit oogenblik af aan zal het heeten: „<i>De +Vliegende Hollander!</i>”</p> + +<p>„Hoera!” klonk het toen uit de schorre kelen van de ruwe +Boekaniers: „Hoera voor den Vliegenden Hollander!”</p> + +<hr class="c25" /> +<span class="pagenum"><a name="Page_164" id="Page_164">[164]</a></span> + +<div class="figcenter"><img src="images/chornam.jpg" alt="Chapter ornament" /></div> + +<h2>TIENDE HOOFDSTUK.</h2> + +<h3>De zeeslag tegen de Spanjaarden.</h3> + +<p><span class="dropcap">D</span>e Boekaniers keerden nu terug naar hun algemeene verzamelplaats, het +Schildpadden-eiland, tegenover St. Domingo.</p> + +<p>Op den avond dat „<i>De Vliegende Hollander</i>” de baai van dit eiland +naderde, lagen er vijf schepen te gelijk voor anker. Uit al de herbergen +klonken vroolijke gezangen, overstemd door het gejuich van Boekaniers, +die, van hun lange strooptochten terug gekeerd, daar hun buit in +vroolijkheid weer verteerden.</p> + +<p>Het was meer toeval dan voorzichtigheid, dat er een op wacht stond op +een rots aan den ingang van de baai, juist toen „<i>De Vliegende +Hollander</i>” de schuilplaats der Boekaniers naderde.</p> + +<p><span class="pagenum"><a name="Page_165" id="Page_165">[165]</a></span> +Lang ontdekte hij niets op de kalme oppervlakte van het water. De +zeevogels daalden neer op de golven, de visschen spartelden heen en weer +in onverstoorde dartelheid en de wolken gingen, als in vredige +bedevaart, door de blauwe lucht; de geheele natuur was in die liefelijke +rust verzonken die het menschenhart tot een weemoedige blijheid stemt.</p> + +<p>Reeds wilde de man naar beneden gaan en zich bij zijn luidruchtige +makkers voegen, toen hij opeens in het Noordwesten een zeil ontdekte, +dat zijn opmerkzaamheid trok.</p> + +<p>Het was „<i>De Vliegende Hollander</i>” die het voorgebergte om zeilde en nu +snel naderde.</p> + +<p>Toen de Boekanier den vreemden vorm van het schip zag en door zijn +groote snelheid verrast werd, vermoedde hij eenig gevaar en schoot +onmiddellijk een kanon af, dat tot het geven van een alarmsein boven op +de rots geplaatst was.</p> + +<p>De donder van het zware geschut klonk krachtig over de wateren en +weergalmde tot ver in het dal.</p> + +<p>Eenige minuten lang heerschte er een diepe stilte. Toen klonk een +verward geschreeuw en gejoel. De Boekaniers grepen allen naar de +wapenen, vlogen de booten in en roeiden naar boord van hun schepen, die +binnen weinige oogenblikken strijdvaardig waren. Een <span class="pagenum"><a name="Page_166" id="Page_166">[166]</a></span> +groot aantal +bejaarde mannen stroomden intusschen haastig naar den smallen ingang van +de baai, om met een ijzeren boom den doortocht te versperren. De overige +bewoners vluchtten met hun kostbaarheden naar een versterkt gebouw aan +den oever, waar zij de kanonnen laadden, vast besloten zich tot het +uiterste te verdedigen.</p> + +<p>Inmiddels werden de schepen naar de linkerzij van den ingang der baai +gevoerd om daar voor anker te liggen. Terwijl den verwachten vijand dus +aan den éénen oever het vuur van zes kanonnen uit het fort zou treffen, +konden zij hem van terzijde met het geschut van hun vaartuigen +beschieten.</p> + +<p>Boven op de rotsen stonden een paar aanvoerders om den gewaanden, snel +naderenden vijand vandaar in oogenschouw te nemen en door teekens aan de +Boekaniers in de sterkte en op de schepen bevelen te geven. Met +verwondering ontdekten zij alleen een enkel klein vaartuig, maar de +vlugge bewegingen, het sombere, krijgshaftige voorkomen van het schip en +zijn vreemdsoortige bouw brachten hen in de hoogste verbazing.</p> + +<p>„<i>De Vliegende Hollander</i>” naderde nu den smallen ingang van de baai. +Hier lagen een paar zandbanken, die voor een vreemden schipper +allergevaarlijkst konden worden, doordat men ze zelfs bij eb en stil +weer niet <span class="pagenum"><a name="Page_167" id="Page_167">[167]</a></span> +zien kon. Een ervaren zeeman die met de plaatselijke +gesteldheid door en door bekend was, kon ze alleen vermijden. Maar „<i>De +Vliegende Hollander</i>” gleed als een zwaan over de gevaarlijke plaats +heen en liep rustig tot voor den ingang van de baai.</p> + +<p>Tot op dit oogenblik hadden de Boekaniers bedaard den loop der zaken +afgewacht, maar zoodra het vreemde schip aan den ingang der baai gekomen +was, richtten zij een geladen kanon naar een plaats in zee, een +kabellengte van het vreemde schip verwijderd, en schoten het af. Een +kogel plofte in zee en de golven sisten en spatten hoog op, vlak voor +den boeg van „<i>De Vliegende Hollander</i>”.</p> + +<p>Dat was een dreigende en duidelijke waarschuwing om stil te houden. +Onmiddellijk kwam er nu beweging in de masten en raas van het vaartuig, +het roer werd gewend en al die manoeuvres gemaakt, waardoor het binnen +een minuut stil lag. Toen zag men een vlag in den wind fladderen en +spoedig werd het vuurroode doek met den witten dolk als de vlag der +Boekaniers herkend. Nu vreesden zij voor verraad en beraadslaagden over +de maatregelen die genomen moesten worden.</p> + +<p>Intusschen kwam van achter het vreemde vaartuig een kleine, nette boot +te voorschijn, die als een notedop op de golven danste, naar den ingang +van de baai <span class="pagenum"><a name="Page_168" id="Page_168">[168]</a></span> +roeide en daar verdween. De mannen die boven stonden konden +haar nu niet meer zien, maar wachtten geduldig af, wat er beneden zou +voorvallen.</p> + +<p>Opeens drong er een luide en algemeene kreet tot hen door. Was het een +oorlogskreet? Maar neen, er viel geen enkel schot. Het was dus een kreet +van blijdschap, die zoo lang aanhield.</p> + +<p>Zij verlieten nu hun hooge standplaats en ijlden in de grootste spanning +naar het strand, om in de algemeene vreugde te deelen. Maar pas halfweg +vlogen hun al boden te gemoet, die van blijdschap haast niets konden +stamelen dan den beroemden en geliefden naam van Lolonois.</p> + +<p>Zoodra de Boekaniers op het strand aankwamen, zagen zij, dat vlaggen +wapperden van al de schepen. De boom die den doorgang versperde was +weggenomen en honderden Boekaniers sprongen en dansten als razenden op +het smalle rotspad langs den oever heen en weer.</p> + +<p>Nu verscheen er een boot, waarin twaalf roeiers uit alle macht werkten +om het nieuwe schip naar binnen te slepen. En zie, daar vertoonde zich +de boegspriet en toen de geheele, zwarte romp van het fraaie schip met +al zijn kanonnen. Alles begon te juichen en te jubelen zonder einde, +toen Lolonois, de dappere, aangebeden <span class="pagenum"><a name="Page_169" id="Page_169">[169]</a></span> +Lolonois plotseling op het dek +kwam en vroolijk den hoed zwaaide om de opgewonden Boekaniers te +begroeten.</p> + +<p>Zoodra het schip binnen de baai was, donderden al zijn kanonnen een +welkomstgroet en nadat de kogels er uitgenomen waren beantwoordden de +stukken van het fort en van de vijf andere schepen deze saluutschoten. +Het vreugdegeschreeuw uit honderden kelen klonk schaterend door de lucht +en onder zóó'n geestdriftige ontvangst wierp „<i>De Vliegende Hollander</i>” +het anker uit.</p> + +<p>Ja, onbeschrijfelijk was de geestdrift, waarmee Lolonois, de vorst der +Boekaniers, die men dood waande, door zijn onderhoorigen werd ontvangen. +Dit ruw en onverschrokken volk was van blijdschap buiten zich zelf; de +genegenheid voor den buitengewonen man maakte die dapperen aan kinderen +gelijk. Zij drukten zijn handen en kusten zijn kleeren, zij omvatten +zijn knieën en vielen hem te voet. Wie ver af stonden moesten zich +vergenoegen met door teekens hun vreugde te uiten. Vaders hielden hun +knapen in de hoogte, om hem te zien, moeders brachten hun kleinen mee, +om den grooten man aan te wijzen. Door uitgelaten blijdschap waren al +die menschen, in weerwil van hun vele misslagen, in beminnelijke wezens +veranderd.</p> + +<p><span class="pagenum"><a name="Page_170" id="Page_170">[170]</a></span> +Lolonois stond midden in den kring van zijn vrienden. Hij kon met zijn +schepelingen het strand niet verlaten, want ook zij werden met gejuich +begroet. Eindelijk wenkte hij tot stilte. Het gedruisch ging eensklaps +in een diep stilzwijgen over. Hij sprak toen allen aan:</p> + +<p>„Vrienden en wapenbroeders! Ik ben ontroerd, ik voel mij zoo gelukkig, +dat ik weer bij u ben. Weest allen hartelijk gegroet! Ik vergeet gevaren +en rampen, omdat ik zoo vriendelijk door u ontvangen word. Ik dank u. De +Hemel sta mij toe, nog lang bij u te mogen zijn, om als uw trouwe +broeder lief en leed broederlijk met u te deelen. Zijt mij nogmaals van +harte welkom, en weest allen, van den grijsaard tot den jongste onder u, +van avond mijn gasten. Gij zult allen de mijnen en ik zal de uwe zijn.</p> + +<p>„Lang leven de Boekaniers! Dood en verderf over de hoofden van hun +vijanden!”</p> + +<p>Een storm van vreugdegedruisch verhief zich nu weer en hield niet eerder +op, vóór dat Lolonois in een van de grootste huizen der volksplanting, +waar men hem heen geleidde, verdwenen was.</p> + +<p>Op de „<i>De Vliegende Hollander</i>” begon nu een groote bedrijvigheid. Al de +manschappen waren bezig, de kostbare wijnen van Van Halen te lossen, nu +Lolonois het voornemen had, om alle bewoners van de volksplanting <span class="pagenum"><a name="Page_171" +id="Page_171">[171]</a></span>'s +avonds te onthalen. In de huizen waren al de vrouwen in de weer, op +kosten van Lolonois een maaltijd toe te bereiden. Verscheidene booten +voeren af en aan, om de kostbaarheden uit het schip aan wal te brengen, +want nadat zijn tochtgenooten hun aandeel ontvangen zouden hebben, wilde +Lolonois alles onder de gezamenlijke Boekaniers verdeelen.</p> + +<p>Verscheidene mannen namen in het versterkte huis de kisten in ontvangst +en begrootten den rijken inhoud er van, waarna zij de waarde zorgvuldig +noteerden. Het veroverde Spaansche schip had aan de regeering behoord en +een lading in gehad van een half millioen aan goud en zilver.</p> + +<p>De verdeeling was binnen weinige uren afgeloopen. In dien tusschentijd +had men op een fraai grasperk onder reusachtige katoen- en palmboomen +lange tafels aangericht en groote vuren ontstoken. Allerlei huisraad had +men er bijeen gehaald: banken, stoelen, zelfs die van de schepen, zoodat +allen ruimschoots konden zitten. Op den achtergrond schaarden zich de +negers, die er door nieuwsgierigheid heen gelokt waren en nu ving de +maaltijd aan. Lolonois liet wijn uitdeelen, zooveel als ieder maar +verkoos; niet één gevoelde zich ontevreden; ieder deelde in de algemeene +vreugd.</p> + +<p>Later op den avond vormden zich overal <span class="pagenum"><a name="Page_172" id="Page_172">[172]</a></span> +schilderachtige groepen. Hier +zaten ruwe Boekaniers broederlijk bij elkaar, terwijl lustig de beker +rondging; daar weer belichtte het vuur de bruine aangezichten van eenige +vrouwen, die luisterden naar wat een oud man haar vertelde van de +moedige daden van haar echtgenooten. Onder de hooge takken van een +katoenboom, waaruit de in hun rust gestoorde apen en papegaaien +schreeuwend wegvluchtten, lagen ginds eenige zeelui bij elkaar en +luisterden naar de verhalen van een grijzen makker, die geestdriftig van +de vreeselijke gevechten vertelde, die hij had meegemaakt. Op plaatsen +waar de maan het helderst scheen vermaakten zich eenige dansers en +danseressen bij de zwaarmoedige tonen van een fluit en guitaar en op den +achtergrond zag men de donkere gestalten van enkele negers die, door den +wijn en de vreugde bijna dolzinnig, op de wilde tonen van een +muziekinstrument uit hun eigen land en van een daarbij onontbeerlijke +trom, hun vlugge dansen uitvoerden.</p> + +<p>In de baai lagen als zwarte monsters de lompe schepen en dit alles +bescheen de maan met haar zachten, liefelijken glans. De nacht was kalm, +de lucht zoel en vol aangename geuren, maar telkens werd de nachtelijke +vrede onderbroken door de luide kreten: „Leve Lolonois! Leven de +Boekaniers, dood aan hun vijanden,” <span class="pagenum"><a name="Page_173" id="Page_173">[173]</a></span> +kreten die ver over de velden en +diep in de bosschen weergalmden.</p> + +<p>Lolonois zelf nam echter aan deze feestelijkheden geen deel. Hij had +zich na den algemeenen maaltijd in zijn bijzondere vertrekken +teruggetrokken, waar hij, gelukkig met het bezit van zijn heerlijk +vaartuig, droomde van nieuwe krijgsbedrijven, die hij met „<i>De Vliegende +Hollander</i>” zou verrichten.</p> + +<p>En—zooals hij het zich droomde, gebeurde het ook.</p> + +<p>Door de steeds stouter strooptochten echter van de Boekaniers nam de +onveiligheid in de West-Indische wateren zoodanig toe, dat het de +opmerkzaamheid der Europeesche regeeringen tot zich trok en de handel op +dat gedeelte van Amerika geheel te niet ging. Want de Boekaniers waren +niet meer tevreden met het vermeesteren van enkele schepen der +Spanjaarden, maar zij vielen ook geheele vloten aan, ja, veroverden en +plunderden zelfs verscheidene steden aan de Amerikaansche kust. +Langzamerhand strekten zij hun rooverijen ook tot Portugeesche, Fransche +en Engelsche schepen uit. Lolonois zelf bleef wel is waar aan zijn +beginsel getrouw om met de heele wereld in vrede, maar met de +Spanjaarden in eeuwigdurenden oorlog te leven,—doch zijn invloed ging +niet zóó ver, dat hij al zijn bondgenooten die op andere schepen waren, +kon <span class="pagenum"><a name="Page_174" id="Page_174">[174]</a></span> +bewegen om naar hetzelfde beginsel te handelen.</p> + +<p>De regeeringen van Frankrijk en Engeland eischten eindelijk van Spanje, +dat het de strooptochten der Boekaniers zou te keer gaan. Werden de +West-Indische wateren niet binnen een jaar door de Spaansche regeering +geheel van zeeroovers gezuiverd, dan zouden zij gedwongen worden niet +alleen om de aangerichte schade te vergoeden, maar Frankrijk en Engeland +zouden bovendien nog op de Spaansche Antillen verscheidene belangrijke +punten in bezit nemen, om aldaar tijdelijke verblijfplaatsen op te +richten voor de eskaders van hun vloten.</p> + +<p>Die bedreiging werkte meer uit dan al het nadeel, dat de Boekaniers tot +nog toe aan Spanje hadden toegebracht. Te Madrid begon men zich de zaak +nu ernstig aan te trekken en men besloot, eenige schepen tot uitroeiing +der Boekaniers naar de Antillen te zenden. Men wendde zich tot Engeland +en Frankrijk om bijstand en verkreeg vandaar twee goed uitgeruste +fregatten en vier kleinere oorlogsschepen. Zoo vertrok dan een smaldeel +van zes fregatten en zeventien kleinere vaartuigen uit Cadix naar +West-Indië.</p> + +<p>De Boekaniers hadden de nauwkeurigste berichten ingewonnen omtrent de +uitrusting en het aantal der schepen, tegen hen uitgezonden.</p> + +<p><span class="pagenum"><a name="Page_175" id="Page_175">[175]</a></span> +Lolonois liet al de manschappen, die hij maar bezat, naar het +Schildpadden-eiland komen, hij liet de haven nog meer versterken en +bereidde zich met moed en alle krachtsinspanning tot verdediging voor. +Er werd besloten dat men eerst een gevecht op zee zou beproeven en +later, in geval van nood, naar het eiland terugkeeren om daar het +uiterste te wagen.</p> + +<p>De schepen werden dus uitgerust en „<i>De Vliegende Hollander</i>”, nu ruim +een jaar in het bezit van Lolonois, zou alleen verder gaan en de +naderende vijandelijke vloot opzoeken.</p> + +<p>Lolonois liet zijn vloot, die uit elf grootere en kleinere vaartuigen +bestond, uitloopen tot op de hoogte van St. Domingo, met bevel, om hier +zijn terugkomst af te wachten.</p> + +<p>Niet ver van Jamaïca ontmoette Lolonois de met volle zeilen varende +vloot. Hij draaide dadelijk bij, om de schepen goed te kunnen opnemen en +hun getal en bewapening te kunnen beoordeelen. Toen hij op een mijl +afstand weer onder zeil ging, gebood het admiraalschip hem door een +kanonschot, om weer bij te draaien. Maar de trotsche Boekanier heesch +zijn vlag en, om den vijand te bespotten, daaronder de Spaansche.</p> + +<p>Deze moedige en trotsche uitdaging bracht leven en beweging op de vloot. +Alle zeilen werden bijgezet om <span class="pagenum"><a name="Page_176" id="Page_176">[176]</a></span> +Lolonois terstond te achterhalen, maar +hoe ook de wind de groote zeilen deed zwellen en hoe spoedig zij ook +vorderde, bij het snelzeilende en kunstig gebouwde vaartuig mocht dit +alles niemendal baten.</p> + +<p>Zoo achtervolgd voer „<i>De Vliegende Hollander</i>”, gerust wegens den +grooten afstand van de vloot, weer naar de plek, waar Lolonois zijn +vrienden had achter gelaten. Tegen den morgen van den derden dag +bemerkte hij de toppen der masten, die boven de meer en meer onstuimig +wordende zee uitstaken. Nu liet hij alle zeilen bijzetten en ontsnapte +zijn verbaasde vervolgers als een waterspook, dat zich eenige dagen lang +met hen vermaakt had.</p> + +<p>Het beslissende oogenblik was nu gekomen. Lolonois plaatste zich met „<i>De +Vliegende Hollander</i>” aan het hoofd van de vloot der Boekaniers en +stelde zijn schepen in den vorm van een halve maan langs het eiland in +slagorde, dat, met zijn prachtige, boschrijke bergen een heerlijken +achtergrond vormde. De Spaansche admiraal verwonderde zich ten hoogste +over de vermetelheid der Boekaniers, die aan zulk een overmacht met +zoo'n klein aantal schepen weerstand durfden bieden en gaf dadelijk +bevel tot den aanval. Een kwartier later lag hij met zijn fregat +tegenover „<i>De Vliegende Hollander</i>”. De andere schepen hadden ook ieder +hun tegenpartij <span class="pagenum"><a name="Page_177" id="Page_177">[177]</a></span> +gevonden en nu volgde een losbarsting van geschut, die +hemel en aarde deed sidderen.</p> + +<p>Zóó evenwel waren de Boekaniers niet gewoon te vechten. Zij enterden, +nadat zij hun vijanden eenige kogels toegezonden hadden, en toen begon +een verschrikkelijke strijd! Lolonois sprong met vijfentwintig zijner +getrouwste mannen aan boord van het admiraalschip. Hoewel de manschappen +zich moedig verdedigden drong hij de Spanjaarden terug en eer een +kwartier verloopen was daalde de admiraalsvlag en wapperde op het fregat +de roode vlag der Boekaniers van den grooten mast. Lolonois en zijn +razende Boekaniers leken voor de ontstelde Spanjaarden zooveel helsche +geesten die uit de onderwereld opgedoken waren, om hen te verdelgen.</p> + +<p>In dit oogenblik raakte ook een Fransch fregat in brand en een kotter +van de Spaansche vloot vloog met een donderend geraas in de lucht. De +Boekaniers hieven een luiden zegekreet aan: De overwinning scheen aan +hun kant te wezen.</p> + +<p>Maar er hadden zich nog verscheidene schepen van de Spaansche vloot +buiten gevecht gehouden. De kapiteins van die schepen schoten nu de +andere vaartuigen te hulp, een groot oorlogsschip ging naast het +admiraalschip liggen en niettegenstaande den wanhopigen <span class="pagenum"><a name="Page_178" id="Page_178">[178]</a></span> +tegenstand der +Boekaniers kwamen er vijftig dappere soldaten aan boord. Zoodra die zich +in het gelid konden plaatsen richtten zij een verschrikkelijk geweervuur +op Lolonois en zijn woeste metgezellen, en van het andere schip +overlaadde men „<i>De Vliegende Hollander</i>” met kogels. Doordat deze met +enterhaken aan het fregat geketend was, kon hij met zijn kanonnen niets +uitrichten. Ook in het midden werd de strijd weer met nieuwen moed +begonnen, daar een Spaansch schip in de plaats van het brandende +Fransche fregat was gekomen, waardoor dit in staat was, het vuur van +zijn zeilen en tuig te blusschen.</p> + +<p>Een der schepen van de Boekaniers zonk plotseling, twee werden er, +ondanks den woedenden tegenstand geënterd en door de Spanjaarden +genomen, zoodat het gewonnen voordeel al weer heel spoedig verloren +ging.</p> + +<p>Maar nog was alles niet verloren, nog bleven de andere Boekaniers moedig +op hun plaats.</p> + +<p>Plotseling scheidden zich twee schepen, die vreeselijk door het vuur van +de groote Engelsche fregatten geleden hadden. De Boekaniers die er op +waren zetten alle zeilen bij en sloegen op de vlucht. Dit besliste +alles. Lolonois die met onuitsprekelijke inspanning, volharding en +doodsverachting tot nog toe het Spaansche fregat had mogen behouden, +bemerkte met diep leedwezen <span class="pagenum"><a name="Page_179" id="Page_179">[179]</a></span> +wat er plaats had. Ook zag hij, dat de +Engelschen, in plaats van de vluchtenden te achtervolgen zich omwendden +en naderbij kwamen, om de schepen die nog overgebleven waren, tusschen +twee vuren te nemen en in den grond te boren. Hij werd door +moedeloosheid overvallen, gaf het sein tot den aftocht en liet de andere +Boekaniers, die zich nog met de grootste dapperheid verdedigden, weten, +dat zij zich redden moesten zoo goed zij konden. Hij zelf, als de laatst +overgeblevene, stak het admiraalschip in brand onder het fluiten van +tallooze Spaansche kogels, waarop de naar beneden gevluchte manschappen +weer aan dek verschenen, doordat zij bemerkten, dat er hulp opdaagde. +Hierop liet hij de enterhaken waarmee „<i>De Vliegende Hollander</i>” aan het +admiraalschip vast zat, wegnemen, het schip onder het kanonvuur van het +vijandelijk fregat alle zeilen bijzetten, die het zwaar beschadigde +vaartuig maar voeren kon en vluchtte weldra uit het bereik van het +admiraalschip dat, in brand en geheel in wanorde, niet in staat was hem +te vervolgen.</p> + +<p>Zoodra Lolonois een eind verder in zee was en zich buiten den kruitdamp +bevond, die overal op de golven lag, zag hij vol ontzetting, dat de +meeste schepen der Boekaniers omsingeld waren en in gevaar, genomen te +worden. Hij was echter niet in staat te helpen en zoo <span class="pagenum"><a name="Page_180" id="Page_180">[180]</a></span> +moest hij met een +gevoel van onmacht zien, dat er drie schepen veroverd en twee in den +grond geboord werden.</p> + +<p>Behalve zijn eigen vaartuig en de drie vluchtende waren ze allemaal te +gronde gegaan of in handen van de vijanden gevallen.</p> + +<p>Verscheidene schepen van den zegevierenden vijand probeerden het nu, om +Lolonois te achterhalen, maar de hevige strijd had ze allen zoo'n schade +toegebracht, dat geen enkel meer zeil kon voeren. Bovendien begon de +lucht meer en meer te betrekken en uit het Noordwesten dreigde een +hevige storm.</p> + +<p>De Spaansche bevelhebber gaf daarom aan zijn schepen last, dat zij hem +zoo goed zij konden, moesten volgen en zeilde vooruit naar de straat, +die het Schildpadden-eiland van Haïti afscheidt. Hij had hiermee de +bedoeling zoowel een schuilplaats voor het naderend onweer te zoeken als +om van den eersten schrik gebruik te maken, ten einde de volksplanting +der Boekaniers te verwoesten. De gevangen Boekaniers moesten als gidsen +dienen.</p> + +<p>De vernieling van de vloot der Boekaniers had men van hier ook gezien en +al wat maar vluchten kon trok diep de bosschen in, waarmee toenmaals het +grootste gedeelte van het eiland nog bedekt was.</p> + +<p><span class="pagenum"><a name="Page_181" id="Page_181">[181]</a></span> +De Spanjaarden kwamen dus ongehinderd in de baai.</p> + +<p>Toen verwoestten en verbrandden zij de meeste gebouwen, nadat zij alles +afgeplunderd hadden. De weinige overgebleven Boekaniers weken naar +eenige eilanden, om nooit weer naar hun vorige kolonie terug te keeren.</p> + +<p>Lolonois had nauwelijks zóóveel zijner manschappen gered, als tot den +dienst van zijn vaartuig noodig waren. De anderen hadden den dood in den +strijd gevonden en lagen op den bodem der zee. Vervolgd en bedreigd, zag +Lolonois in, dat het voor hem niet geraden zou zijn, nog langer in +Amerika te blijven. Hij verliet dus de Antillen en zeilde naar Bahia, +waar hij de schade aan zijn schip herstelde. Eer hij daar nog geheel mee +gereed was, werd hij met gevangenschap en dood bedreigd, want door een +toeval was zijn naam ontdekt. Hij lichtte dus de ankers en koos zee, +hoewel hij twee van zijn manschappen, waarvan hij de terugkomst niet kon +afwachten, aan wal moest achterlaten.</p> + +<p>En sedert zwierf Lolonois, uit nood en verbittering nu een werkelijk +zeeroover, op schier alle zeeën rond. Hij leerde zijn vaartuig +voortdurend beter kennen en hoe langer hoe meer waardeeren; hij bedreef +met dit schip ongehoorde daden en werd de schrik van iederen eerzamen +koopvaarder. De buitengewone vlugheid van <span class="pagenum"><a name="Page_182" id="Page_182">[182]</a></span> +zijn vaartuig stelde hem in +staat ieder schip in te halen, iederen vervolger te ontvluchten, en met +een bijna spookachtige snelheid zich op plaatsen te bevinden, waar men +hem somtijds honderden mijlen van verwijderd waande.</p> + +<p>Was reeds bij het leven van Van Halen die snelheid van het schip een +raadsel geweest, nu vereenigden zich met dat onbegrijpelijke nog de +vreemde naam en de vrees voor de bloedige wreedheid der bemanning.</p> + +<p>En zoo ontstond onder het zeevolk van die tijden langzamerhand +gemakkelijk de legende van het spookschip „<i>De Vliegende Hollander</i>”.</p> + +<p>Want geen mensch was toenmaals bijgelooviger dan de zeeman: Hoevele +natuurverschijnselen deden zich ook aan hem voor! Verschijnselen die +tháns door de wetenschap verklaard worden, maar vroeger wel aan den +invloed van goede of booze geesten moesten worden toegeschreven.</p> + +<p>Het eenzame, stille van den nacht maakte des zeemans gemoed ontvankelijk +voor allerlei fantastische indrukken. In den wind, die door het want +suisde, klonken hem de stemmen van bovenaardsche wezens tegen, nu eens +lispelend, jolig en blij, dan weer weemoedig, huilend, snerpend.</p> + +<p><span class="pagenum"><a name="Page_183" id="Page_183">[183]</a></span> +Uit de grillige wolkgevaarten, uit het schuim der golven, in dartelend +gespeel met het licht der maan, of dreigend uit den pikdonkeren nacht +opstijgend en weer wegdompelend in de diepte, tooverde zijn +verbeeldingskracht hem nu eens de liefelijkste en dan weer de +afgrijzelijkste gedaanten voor den geest, en bracht hem al het +wonderlijke in herinnering, dat hij van zijn jeugd af reeds had hooren +verhalen.</p> + +<p>Wat hij destijds bij zulk een verhaal voor zijn verbeelding zag, meende +hij nu werkelijk te zien en vandaar ook dat er toen maar weinig zeelui +waren die niet zwoeren bij hun ziel en zaligheid, dat zij op hun reizen +een of meermalen het spookschip „<i>De Vliegende Hollander</i>” waren tegen +gekomen.</p> + +<p>De manschappen waren slechts vier in getal: de kapitein, de bootsman, de +kok en één matroos, allen stokoude grijsaards die stadig in de kajuit om +elkanders ziel zaten te dobbelen tot op den jongsten dag, terwijl hun +schip rusteloos voortsnelde, in zijn vaart verlicht door vlammen, die +langs de masten en de raas rondflikkerden.</p> + +<p>De zeilen waren grauw als aarde, en de vlaggen waren vaal als de +verbleekte kleuren van doodskransen. Leeg was het dek, geen stuurman +stond aan het roer. De vaart van het schip geleek een vlucht; het te +<span class="pagenum"><a name="Page_184" id="Page_184">[184]</a></span> +ontmoeten was als een vloek en voorspelde onheil aan den bodem, dien +dat te beurt viel.</p> + +<p>Gelijk een stormvogel vloog het voort, ook zelfs bij volkomen +windstilte, en allen die het aanschouwden ging een ijskoude rilling door +de leden.</p> + +<p>Zóó ijlde het spookschip de wateren over en zóó moest het <i>blijven</i> +voortijlen tot in eeuwigheid.</p> + +<div class="figcenter"><img src="images/bookendsm.jpg" alt="Book ending" /></div> + +<hr class="c25" /> + +<div class="narrowpage50"> + +<h2>„IN DE VACANTIE.”</h2> + +<h3>Bibliotheek voor Jongens en Meisjes.</h3> + +<p class="textcenter">Prijs per deel ingenaaid <b>ƒ 1,—</b>, in prachtband <b>ƒ 1,50</b>.</p> + +<hr class="c05" /> + +<p class="textleft"><b>Serie A. Jongensboeken:</b></p> + +<p class="textcenter"><b>1. JAEPIE-JAEPIE, Vierde druk,</b><br /> +door C. Joh. Kieviet—Geïllustreerd door A. Rünckel.</p> + +<p class="textcenter"><b>2. KAREL VERMEER, Tweede druk,</b><br /> +door Ch. Krienen—Geïllustreerd door W. K. de Bruin.</p> + +<p class="textcenter"><b>3. FRANS VAN DORENTIL, Vierde druk,</b><br /> +door C. Joh. Kieviet—Geïllustreerd door A. Rünckel.</p> + +<p class="textcenter"><b>4. TOCH NAAR ZEE,</b><br /> +door N. W. C. Kuyk—Geïllustreerd door Frans van Noorden.</p> + +<p class="textcenter"><b>5. DE AVONTUREN VAN VIER PRETMAKERS, Derde druk,</b><br /> +door Ch. Krienen—Geïllustreerd door Joh. Braakensiek.</p> + +<p class="textcenter"><b>6. TWEE ECHTE JONGENS, Derde druk,</b><br /> +door Ch. Krienen—Geïllustreerd door C. van der Sluis.</p> + +<p class="textcenter"><b>7. JONGENSLEVEN,</b><br /> +door Mevr. van Woerden-Pop.—Geïll. door J. H. Isings Jr.</p> + +<p class="textcenter"><b>8. HET JONGENSKAMP, Tweede druk,</b><br /> +door Chr. van Abkoude—Met 6 fraaie platen.</p> + +<p class="textcenter"><b>9. DE CLUB DER JONGE KANINEFATEN, Tweede druk,</b><br /> +door N. W. C. Kuyk—Geïllustreerd door W. K. de Bruin.</p> + +<p class="textcenter"><b>10. OP DE VLOOT VAN ADMIRAAL VERHUELL, Tweede druk,</b><br /> +door J. G. Kramer—Geïllustreerd door J. H. Isings Jr.</p> + +<p class="textcenter"><b>11. VAN EEN DIEFJESMAAT EN EEN SCHOOLJONGEN,</b><br /> +door Joh. H. Been—Geïllustreerd door O. Geerling.</p> + +<p class="textcenter"><b>12. MIJN JONGENSJAREN, Tweede druk,</b><br /> +door Koen van Dam—Geïllustreerd door Joh. Braakensiek.</p> + +<p class="textcenter"><b>13. INSTITUUT SPARRENHEIDE, Tweede druk,</b><br /> +door Chr. van Abkoude—Geïllustreerd door Jan Rinke.</p> + +<p class="textcenter"><b>14. UIT DE VLEGELJAREN VAN HENKIE SNIP, Tweede druk,</b><br /> +door N. W. C. Kuyk—Geïllustreerd door O. Geerling.</p> + +<p class="textcenter"><b>15. JAN BLOEMER,</b><br /> +door A. M. v. d. Linden-v. Eden—Geïllustreerd door O. Geerling.</p> + +<p class="textcenter"><b>16. DE KLEINE HAMBURGERS OP REIS,</b><br /> +door E. Gaehtgens—Geïllustreerd.</p> + +<p class="textcenter"><b>17. LANGS DEN WATERKANT,</b><br /> +door Cor Bruijn—Geïllustreerd door Frans van Noorden.</p> + +<hr class="c25" /> + +<h2>„ONS GENOEGEN.”</h2> + +<h3>Bibliotheek voor Jongens en Meisjes.</h3> + +<p class="textcenter">Prijs per deel ingen. <b>ƒ 0,65</b>, gecart. <b>ƒ 0,90</b>, in prachtband <b>ƒ 1,10</b>.</p> + +<hr class="c05" /> + +<p class="textleft"><b>Serie A. Jongensboeken:</b></p> + +<p class="textcenter"><b>1. WILLEM VAN DEN MOLENAAR, Vierde druk,</b><br /> +door P. Elzer—Geïllustreerd door A. Rünckel.</p> + +<p class="textcenter"><b>2. MARC EN ZIJN OOM, Derde druk,</b><br /> +door L. van der Meer—Geïllustreerd.</p> + +<p class="textcenter"><b>3. DE TWEE BROEDERS, Vierde druk,</b><br /> +door C. Joh. Kieviet—Geïllustreerd door A. Rünckel.</p> + +<p class="textcenter"><b>4. BERT EN BRAM, Derde druk,</b><br /> +door Chr. van Abkoude.—Geïllustreerd door A. Rünckel.</p> + +<p class="textcenter"><b>5. VRIENDSCHAP, Derde druk,</b><br /> +door W. Brouwer—Geïllustreerd door A. Rünckel.</p> + +<p class="textcenter"><b>6. WILLEM'S VERJAARSGESCHENK, Tweede druk,</b><br /> +door Chr. van Abkoude—Geïllustreerd.</p> + +<p class="textcenter"><b>7. DE KAPITEIN VAN MURAT, Derde druk,</b><br /> +door W. P. de Vries—Geïllustreerd door Jan Rinke.</p> + +<p class="textcenter"><b>8. BOB-ZONDER-ZORG, Derde druk,</b><br /> +door Chr. van Abkoude—Geïllustreerd door W. K. Prins.</p> + +<p class="textcenter"><b>9. DERTIEN JAAR KRIJGSGEVANGEN, Tweede druk,</b><br /> +door J. G. Kramer—Geïllustreerd door J. H. Isings Jr.</p> + +<p class="textcenter"><b>10. EEN ONGELUKSVOGEL, Derde druk,</b><br /> +door Chr. van Abkoude—Geïllustreerd door W. K. de Bruin.</p> + +<p class="textcenter"><b>11. FRANS BRANDER,</b><br /> +door W. Brouwer—Geïllustreerd door Jos. Rovers.</p> + +<p class="textcenter"><b>12. PETER DE VERSPIEDER, Tweede druk,</b><br /> +door J. Gunst—Geïllustreerd.</p> + +<p class="textcenter"><b>13. EEN AMSTERDAMSCHE JONGEN, Tweede druk,</b><br /> +door H. W. Sonnega—Geïllustreerd door C. Jetses.</p> + +<p class="textcenter"><b>14. DE VOETBALCLUB, Tweede druk,</b><br /> +door Chr. van Abkoude—Geïllustreerd door O. Geerling.</p> + +<p class="textcenter"><b>15. VOLHARDING BEKROOND, Tweede druk,</b><br /> +door W. Brouwer—Geïllustreerd door Frans Lazarom.</p> + +<p class="textcenter"><b>16. VAN TWEE VRIENDEN,</b><br /> +door B. Knoop—Geïllustreerd door Frans van Noorden.</p> + +</div> + +<hr class="c25" /> + +<div class="figcenter"><img src="images/rearcovsm.jpg" alt="Rear Cover" /></div> + +<p> </p> +<hr class="c25" /> +<p> </p> + +<div class="tnote center"> +<p class="textcenter"><b>Transcriber's Notes:</b></p> + +<ul> +<li>Duidelijke interpunctiefouten gecorrigeerd.</li> +<li>Inconsequent gebruik van enkelvoudige/samengestelde/afgebroken woorden in origineel: +niet verbeterd, behalve daar waar fouten en/of onduidelijkheden zouden ontstaan (om dat / omdat, +onder weg / onderweg, op nieuw / opnieuw, te recht / terecht, op eens / opeens).</li> + +<li>Inconsequent gebruik van accenten: niet veranderd.</li> + +<li>Inconsistenties in Nederlandse namen: gestandaardiseerd naar normaal Nederlands gebruik +(Pieter van Halen / kapitein Van Halen). Scheepsnamen: standaard schuin gezet, spelling en hoofdlettergebruik +gestandaardiseerd.</li> + +<li>Decimaalpunten veranderd in decimaalkomma's (2e pagina advertenties).</li> + +<li>Ontbrekend hoofdstuk-ornament Tiende Hoofdstuk ingevoegd.</li> + +<li>Inconsequent gebruik van ': niet verbeterd.</li> + +<li>Inconsequent gebruik van komma's na voegwoorden en in samengestelde zinnen: niet verbeterd.</li> + +<li>Voetnoten verplaatst naar het eind van de betreffende hoofdstukken en gehyperlinkt.</li> +</ul> +</div> + +<p> </p> +<p> </p> +<hr class="full" /> +<p>***END OF THE PROJECT GUTENBERG EBOOK DE VLIEGENDE HOLLANDER***</p> +<p>******* This file should be named 34391-h.txt or 34391-h.zip *******</p> +<p>This and all associated files of various formats will be found in:<br /> +<a href="http://www.gutenberg.org/dirs/3/4/3/9/34391">http://www.gutenberg.org/3/4/3/9/34391</a></p> +<p>Updated editions will replace the previous one--the old editions +will be renamed.</p> + +<p>Creating the works from public domain print editions means that no +one owns a United States copyright in these works, so the Foundation +(and you!) can copy and distribute it in the United States without +permission and without paying copyright royalties. Special rules, +set forth in the General Terms of Use part of this license, apply to +copying and distributing Project Gutenberg-tm electronic works to +protect the PROJECT GUTENBERG-tm concept and trademark. Project +Gutenberg is a registered trademark, and may not be used if you +charge for the eBooks, unless you receive specific permission. If you +do not charge anything for copies of this eBook, complying with the +rules is very easy. You may use this eBook for nearly any purpose +such as creation of derivative works, reports, performances and +research. They may be modified and printed and given away--you may do +practically ANYTHING with public domain eBooks. Redistribution is +subject to the trademark license, especially commercial +redistribution.</p> + + + +<pre> +*** START: FULL LICENSE *** + +THE FULL PROJECT GUTENBERG LICENSE +PLEASE READ THIS BEFORE YOU DISTRIBUTE OR USE THIS WORK + +To protect the Project Gutenberg-tm mission of promoting the free +distribution of electronic works, by using or distributing this work +(or any other work associated in any way with the phrase "Project +Gutenberg"), you agree to comply with all the terms of the Full Project +Gutenberg-tm License (available with this file or online at +<a href="http://www.gutenberg.org/license">http://www.gutenberg.org/license)</a>. + + +Section 1. General Terms of Use and Redistributing Project Gutenberg-tm +electronic works + +1.A. By reading or using any part of this Project Gutenberg-tm +electronic work, you indicate that you have read, understand, agree to +and accept all the terms of this license and intellectual property +(trademark/copyright) agreement. If you do not agree to abide by all +the terms of this agreement, you must cease using and return or destroy +all copies of Project Gutenberg-tm electronic works in your possession. +If you paid a fee for obtaining a copy of or access to a Project +Gutenberg-tm electronic work and you do not agree to be bound by the +terms of this agreement, you may obtain a refund from the person or +entity to whom you paid the fee as set forth in paragraph 1.E.8. + +1.B. "Project Gutenberg" is a registered trademark. It may only be +used on or associated in any way with an electronic work by people who +agree to be bound by the terms of this agreement. There are a few +things that you can do with most Project Gutenberg-tm electronic works +even without complying with the full terms of this agreement. See +paragraph 1.C below. There are a lot of things you can do with Project +Gutenberg-tm electronic works if you follow the terms of this agreement +and help preserve free future access to Project Gutenberg-tm electronic +works. See paragraph 1.E below. + +1.C. The Project Gutenberg Literary Archive Foundation ("the Foundation" +or PGLAF), owns a compilation copyright in the collection of Project +Gutenberg-tm electronic works. Nearly all the individual works in the +collection are in the public domain in the United States. If an +individual work is in the public domain in the United States and you are +located in the United States, we do not claim a right to prevent you from +copying, distributing, performing, displaying or creating derivative +works based on the work as long as all references to Project Gutenberg +are removed. Of course, we hope that you will support the Project +Gutenberg-tm mission of promoting free access to electronic works by +freely sharing Project Gutenberg-tm works in compliance with the terms of +this agreement for keeping the Project Gutenberg-tm name associated with +the work. You can easily comply with the terms of this agreement by +keeping this work in the same format with its attached full Project +Gutenberg-tm License when you share it without charge with others. + +1.D. The copyright laws of the place where you are located also govern +what you can do with this work. Copyright laws in most countries are in +a constant state of change. If you are outside the United States, check +the laws of your country in addition to the terms of this agreement +before downloading, copying, displaying, performing, distributing or +creating derivative works based on this work or any other Project +Gutenberg-tm work. The Foundation makes no representations concerning +the copyright status of any work in any country outside the United +States. + +1.E. Unless you have removed all references to Project Gutenberg: + +1.E.1. The following sentence, with active links to, or other immediate +access to, the full Project Gutenberg-tm License must appear prominently +whenever any copy of a Project Gutenberg-tm work (any work on which the +phrase "Project Gutenberg" appears, or with which the phrase "Project +Gutenberg" is associated) is accessed, displayed, performed, viewed, +copied or distributed: + +This eBook is for the use of anyone anywhere at no cost and with +almost no restrictions whatsoever. You may copy it, give it away or +re-use it under the terms of the Project Gutenberg License included +with this eBook or online at www.gutenberg.org + +1.E.2. If an individual Project Gutenberg-tm electronic work is derived +from the public domain (does not contain a notice indicating that it is +posted with permission of the copyright holder), the work can be copied +and distributed to anyone in the United States without paying any fees +or charges. If you are redistributing or providing access to a work +with the phrase "Project Gutenberg" associated with or appearing on the +work, you must comply either with the requirements of paragraphs 1.E.1 +through 1.E.7 or obtain permission for the use of the work and the +Project Gutenberg-tm trademark as set forth in paragraphs 1.E.8 or +1.E.9. + +1.E.3. If an individual Project Gutenberg-tm electronic work is posted +with the permission of the copyright holder, your use and distribution +must comply with both paragraphs 1.E.1 through 1.E.7 and any additional +terms imposed by the copyright holder. Additional terms will be linked +to the Project Gutenberg-tm License for all works posted with the +permission of the copyright holder found at the beginning of this work. + +1.E.4. Do not unlink or detach or remove the full Project Gutenberg-tm +License terms from this work, or any files containing a part of this +work or any other work associated with Project Gutenberg-tm. + +1.E.5. Do not copy, display, perform, distribute or redistribute this +electronic work, or any part of this electronic work, without +prominently displaying the sentence set forth in paragraph 1.E.1 with +active links or immediate access to the full terms of the Project +Gutenberg-tm License. + +1.E.6. You may convert to and distribute this work in any binary, +compressed, marked up, nonproprietary or proprietary form, including any +word processing or hypertext form. However, if you provide access to or +distribute copies of a Project Gutenberg-tm work in a format other than +"Plain Vanilla ASCII" or other format used in the official version +posted on the official Project Gutenberg-tm web site (www.gutenberg.org), +you must, at no additional cost, fee or expense to the user, provide a +copy, a means of exporting a copy, or a means of obtaining a copy upon +request, of the work in its original "Plain Vanilla ASCII" or other +form. Any alternate format must include the full Project Gutenberg-tm +License as specified in paragraph 1.E.1. + +1.E.7. Do not charge a fee for access to, viewing, displaying, +performing, copying or distributing any Project Gutenberg-tm works +unless you comply with paragraph 1.E.8 or 1.E.9. + +1.E.8. You may charge a reasonable fee for copies of or providing +access to or distributing Project Gutenberg-tm electronic works provided +that + +- You pay a royalty fee of 20% of the gross profits you derive from + the use of Project Gutenberg-tm works calculated using the method + you already use to calculate your applicable taxes. The fee is + owed to the owner of the Project Gutenberg-tm trademark, but he + has agreed to donate royalties under this paragraph to the + Project Gutenberg Literary Archive Foundation. Royalty payments + must be paid within 60 days following each date on which you + prepare (or are legally required to prepare) your periodic tax + returns. Royalty payments should be clearly marked as such and + sent to the Project Gutenberg Literary Archive Foundation at the + address specified in Section 4, "Information about donations to + the Project Gutenberg Literary Archive Foundation." + +- You provide a full refund of any money paid by a user who notifies + you in writing (or by e-mail) within 30 days of receipt that s/he + does not agree to the terms of the full Project Gutenberg-tm + License. You must require such a user to return or + destroy all copies of the works possessed in a physical medium + and discontinue all use of and all access to other copies of + Project Gutenberg-tm works. + +- You provide, in accordance with paragraph 1.F.3, a full refund of any + money paid for a work or a replacement copy, if a defect in the + electronic work is discovered and reported to you within 90 days + of receipt of the work. + +- You comply with all other terms of this agreement for free + distribution of Project Gutenberg-tm works. + +1.E.9. If you wish to charge a fee or distribute a Project Gutenberg-tm +electronic work or group of works on different terms than are set +forth in this agreement, you must obtain permission in writing from +both the Project Gutenberg Literary Archive Foundation and Michael +Hart, the owner of the Project Gutenberg-tm trademark. Contact the +Foundation as set forth in Section 3 below. + +1.F. + +1.F.1. Project Gutenberg volunteers and employees expend considerable +effort to identify, do copyright research on, transcribe and proofread +public domain works in creating the Project Gutenberg-tm +collection. Despite these efforts, Project Gutenberg-tm electronic +works, and the medium on which they may be stored, may contain +"Defects," such as, but not limited to, incomplete, inaccurate or +corrupt data, transcription errors, a copyright or other intellectual +property infringement, a defective or damaged disk or other medium, a +computer virus, or computer codes that damage or cannot be read by +your equipment. + +1.F.2. LIMITED WARRANTY, DISCLAIMER OF DAMAGES - Except for the "Right +of Replacement or Refund" described in paragraph 1.F.3, the Project +Gutenberg Literary Archive Foundation, the owner of the Project +Gutenberg-tm trademark, and any other party distributing a Project +Gutenberg-tm electronic work under this agreement, disclaim all +liability to you for damages, costs and expenses, including legal +fees. YOU AGREE THAT YOU HAVE NO REMEDIES FOR NEGLIGENCE, STRICT +LIABILITY, BREACH OF WARRANTY OR BREACH OF CONTRACT EXCEPT THOSE +PROVIDED IN PARAGRAPH 1.F.3. YOU AGREE THAT THE FOUNDATION, THE +TRADEMARK OWNER, AND ANY DISTRIBUTOR UNDER THIS AGREEMENT WILL NOT BE +LIABLE TO YOU FOR ACTUAL, DIRECT, INDIRECT, CONSEQUENTIAL, PUNITIVE OR +INCIDENTAL DAMAGES EVEN IF YOU GIVE NOTICE OF THE POSSIBILITY OF SUCH +DAMAGE. + +1.F.3. LIMITED RIGHT OF REPLACEMENT OR REFUND - If you discover a +defect in this electronic work within 90 days of receiving it, you can +receive a refund of the money (if any) you paid for it by sending a +written explanation to the person you received the work from. If you +received the work on a physical medium, you must return the medium with +your written explanation. The person or entity that provided you with +the defective work may elect to provide a replacement copy in lieu of a +refund. If you received the work electronically, the person or entity +providing it to you may choose to give you a second opportunity to +receive the work electronically in lieu of a refund. If the second copy +is also defective, you may demand a refund in writing without further +opportunities to fix the problem. + +1.F.4. Except for the limited right of replacement or refund set forth +in paragraph 1.F.3, this work is provided to you 'AS-IS,' WITH NO OTHER +WARRANTIES OF ANY KIND, EXPRESS OR IMPLIED, INCLUDING BUT NOT LIMITED TO +WARRANTIES OF MERCHANTIBILITY OR FITNESS FOR ANY PURPOSE. + +1.F.5. Some states do not allow disclaimers of certain implied +warranties or the exclusion or limitation of certain types of damages. +If any disclaimer or limitation set forth in this agreement violates the +law of the state applicable to this agreement, the agreement shall be +interpreted to make the maximum disclaimer or limitation permitted by +the applicable state law. The invalidity or unenforceability of any +provision of this agreement shall not void the remaining provisions. + +1.F.6. INDEMNITY - You agree to indemnify and hold the Foundation, the +trademark owner, any agent or employee of the Foundation, anyone +providing copies of Project Gutenberg-tm electronic works in accordance +with this agreement, and any volunteers associated with the production, +promotion and distribution of Project Gutenberg-tm electronic works, +harmless from all liability, costs and expenses, including legal fees, +that arise directly or indirectly from any of the following which you do +or cause to occur: (a) distribution of this or any Project Gutenberg-tm +work, (b) alteration, modification, or additions or deletions to any +Project Gutenberg-tm work, and (c) any Defect you cause. + + +Section 2. Information about the Mission of Project Gutenberg-tm + +Project Gutenberg-tm is synonymous with the free distribution of +electronic works in formats readable by the widest variety of computers +including obsolete, old, middle-aged and new computers. It exists +because of the efforts of hundreds of volunteers and donations from +people in all walks of life. + +Volunteers and financial support to provide volunteers with the +assistance they need are critical to reaching Project Gutenberg-tm's +goals and ensuring that the Project Gutenberg-tm collection will +remain freely available for generations to come. In 2001, the Project +Gutenberg Literary Archive Foundation was created to provide a secure +and permanent future for Project Gutenberg-tm and future generations. +To learn more about the Project Gutenberg Literary Archive Foundation +and how your efforts and donations can help, see Sections 3 and 4 +and the Foundation web page at http://www.gutenberg.org/fundraising/pglaf. + + +Section 3. Information about the Project Gutenberg Literary Archive +Foundation + +The Project Gutenberg Literary Archive Foundation is a non profit +501(c)(3) educational corporation organized under the laws of the +state of Mississippi and granted tax exempt status by the Internal +Revenue Service. The Foundation's EIN or federal tax identification +number is 64-6221541. Contributions to the Project Gutenberg +Literary Archive Foundation are tax deductible to the full extent +permitted by U.S. federal laws and your state's laws. + +The Foundation's principal office is located at 4557 Melan Dr. S. +Fairbanks, AK, 99712., but its volunteers and employees are scattered +throughout numerous locations. Its business office is located at +809 North 1500 West, Salt Lake City, UT 84116, (801) 596-1887, email +business@pglaf.org. Email contact links and up to date contact +information can be found at the Foundation's web site and official +page at http://www.gutenberg.org/about/contact + +For additional contact information: + Dr. Gregory B. Newby + Chief Executive and Director + gbnewby@pglaf.org + +Section 4. Information about Donations to the Project Gutenberg +Literary Archive Foundation + +Project Gutenberg-tm depends upon and cannot survive without wide +spread public support and donations to carry out its mission of +increasing the number of public domain and licensed works that can be +freely distributed in machine readable form accessible by the widest +array of equipment including outdated equipment. Many small donations +($1 to $5,000) are particularly important to maintaining tax exempt +status with the IRS. + +The Foundation is committed to complying with the laws regulating +charities and charitable donations in all 50 states of the United +States. Compliance requirements are not uniform and it takes a +considerable effort, much paperwork and many fees to meet and keep up +with these requirements. We do not solicit donations in locations +where we have not received written confirmation of compliance. To +SEND DONATIONS or determine the status of compliance for any +particular state visit http://www.gutenberg.org/fundraising/pglaf + +While we cannot and do not solicit contributions from states where we +have not met the solicitation requirements, we know of no prohibition +against accepting unsolicited donations from donors in such states who +approach us with offers to donate. + +International donations are gratefully accepted, but we cannot make +any statements concerning tax treatment of donations received from +outside the United States. U.S. laws alone swamp our small staff. + +Please check the Project Gutenberg Web pages for current donation +methods and addresses. Donations are accepted in a number of other +ways including checks, online payments and credit card donations. +To donate, please visit: http://www.gutenberg.org/fundraising/donate + + +Section 5. General Information About Project Gutenberg-tm electronic +works. + +Professor Michael S. Hart is the originator of the Project Gutenberg-tm +concept of a library of electronic works that could be freely shared +with anyone. For thirty years, he produced and distributed Project +Gutenberg-tm eBooks with only a loose network of volunteer support. + +Project Gutenberg-tm eBooks are often created from several printed +editions, all of which are confirmed as Public Domain in the U.S. +unless a copyright notice is included. Thus, we do not necessarily +keep eBooks in compliance with any particular paper edition. + +Each eBook is in a subdirectory of the same number as the eBook's +eBook number, often in several formats including plain vanilla ASCII, +compressed (zipped), HTML and others. + +Corrected EDITIONS of our eBooks replace the old file and take over +the old filename and etext number. The replaced older file is renamed. +VERSIONS based on separate sources are treated as new eBooks receiving +new filenames and etext numbers. + +Most people start at our Web site which has the main PG search facility: + +<a href="http://www.gutenberg.org">http://www.gutenberg.org</a> + +This Web site includes information about Project Gutenberg-tm, +including how to make donations to the Project Gutenberg Literary +Archive Foundation, how to help produce our new eBooks, and how to +subscribe to our email newsletter to hear about new eBooks. + +EBooks posted prior to November 2003, with eBook numbers BELOW #10000, +are filed in directories based on their release date. If you want to +download any of these eBooks directly, rather than using the regular +search system you may utilize the following addresses and just +download by the etext year. + +<a href="http://www.gutenberg.org/dirs/etext06/">http://www.gutenberg.org/dirs/etext06/</a> + + (Or /etext 05, 04, 03, 02, 01, 00, 99, + 98, 97, 96, 95, 94, 93, 92, 92, 91 or 90) + +EBooks posted since November 2003, with etext numbers OVER #10000, are +filed in a different way. The year of a release date is no longer part +of the directory path. The path is based on the etext number (which is +identical to the filename). The path to the file is made up of single +digits corresponding to all but the last digit in the filename. For +example an eBook of filename 10234 would be found at: + +http://www.gutenberg.org/dirs/1/0/2/3/10234 + +or filename 24689 would be found at: +http://www.gutenberg.org/dirs/2/4/6/8/24689 + +An alternative method of locating eBooks: +<a href="http://www.gutenberg.org/dirs/GUTINDEX.ALL">http://www.gutenberg.org/dirs/GUTINDEX.ALL</a> + +*** END: FULL LICENSE *** +</pre> +</body> +</html> diff --git a/34391-h/images/bookendsm.jpg b/34391-h/images/bookendsm.jpg Binary files differnew file mode 100644 index 0000000..ba59446 --- /dev/null +++ b/34391-h/images/bookendsm.jpg diff --git a/34391-h/images/ch4endsm.jpg b/34391-h/images/ch4endsm.jpg Binary files differnew file mode 100644 index 0000000..bf09cf4 --- /dev/null +++ b/34391-h/images/ch4endsm.jpg diff --git a/34391-h/images/chornam.jpg b/34391-h/images/chornam.jpg Binary files differnew file mode 100644 index 0000000..348f41d --- /dev/null +++ b/34391-h/images/chornam.jpg diff --git a/34391-h/images/frcovsm.jpg b/34391-h/images/frcovsm.jpg Binary files differnew file mode 100644 index 0000000..da9292f --- /dev/null +++ b/34391-h/images/frcovsm.jpg diff --git a/34391-h/images/png008sm.jpg b/34391-h/images/png008sm.jpg Binary files differnew file mode 100644 index 0000000..2fa2079 --- /dev/null +++ b/34391-h/images/png008sm.jpg diff --git a/34391-h/images/png054sm.jpg b/34391-h/images/png054sm.jpg Binary files differnew file mode 100644 index 0000000..94039e4 --- /dev/null +++ b/34391-h/images/png054sm.jpg diff --git a/34391-h/images/png120sm.jpg b/34391-h/images/png120sm.jpg Binary files differnew file mode 100644 index 0000000..5694ca1 --- /dev/null +++ b/34391-h/images/png120sm.jpg diff --git a/34391-h/images/png170sm.jpg b/34391-h/images/png170sm.jpg Binary files differnew file mode 100644 index 0000000..71f4617 --- /dev/null +++ b/34391-h/images/png170sm.jpg diff --git a/34391-h/images/rearcovsm.jpg b/34391-h/images/rearcovsm.jpg Binary files differnew file mode 100644 index 0000000..e7bfb80 --- /dev/null +++ b/34391-h/images/rearcovsm.jpg diff --git a/34391-h/images/titlesm.jpg b/34391-h/images/titlesm.jpg Binary files differnew file mode 100644 index 0000000..8762fb0 --- /dev/null +++ b/34391-h/images/titlesm.jpg diff --git a/LICENSE.txt b/LICENSE.txt new file mode 100644 index 0000000..6312041 --- /dev/null +++ b/LICENSE.txt @@ -0,0 +1,11 @@ +This eBook, including all associated images, markup, improvements, +metadata, and any other content or labor, has been confirmed to be +in the PUBLIC DOMAIN IN THE UNITED STATES. + +Procedures for determining public domain status are described in +the "Copyright How-To" at https://www.gutenberg.org. + +No investigation has been made concerning possible copyrights in +jurisdictions other than the United States. Anyone seeking to utilize +this eBook outside of the United States should confirm copyright +status under the laws that apply to them. diff --git a/README.md b/README.md new file mode 100644 index 0000000..0073b97 --- /dev/null +++ b/README.md @@ -0,0 +1,2 @@ +Project Gutenberg (https://www.gutenberg.org) public repository for +eBook #34391 (https://www.gutenberg.org/ebooks/34391) |
