diff options
| author | Roger Frank <rfrank@pglaf.org> | 2025-10-14 20:04:40 -0700 |
|---|---|---|
| committer | Roger Frank <rfrank@pglaf.org> | 2025-10-14 20:04:40 -0700 |
| commit | ed9f6967bc121eda630f3e140f3150642f7a3b3b (patch) | |
| tree | 151fb63ffc21484fefeb5a46ea0230290ea0fc3a | |
| -rw-r--r-- | .gitattributes | 3 | ||||
| -rw-r--r-- | 35881-8.txt | 4998 | ||||
| -rw-r--r-- | 35881-8.zip | bin | 0 -> 120844 bytes | |||
| -rw-r--r-- | 35881-h.zip | bin | 0 -> 3127207 bytes | |||
| -rw-r--r-- | 35881-h/35881-h.htm | 5472 | ||||
| -rw-r--r-- | 35881-h/images/cover-l.jpg | bin | 0 -> 111623 bytes | |||
| -rw-r--r-- | 35881-h/images/cover.jpg | bin | 0 -> 30539 bytes | |||
| -rw-r--r-- | 35881-h/images/ill_fp-t.jpg | bin | 0 -> 25138 bytes | |||
| -rw-r--r-- | 35881-h/images/ill_fp.jpg | bin | 0 -> 237433 bytes | |||
| -rw-r--r-- | 35881-h/images/ill_p048a-t.jpg | bin | 0 -> 22549 bytes | |||
| -rw-r--r-- | 35881-h/images/ill_p048a.jpg | bin | 0 -> 269626 bytes | |||
| -rw-r--r-- | 35881-h/images/ill_p062a1-t.jpg | bin | 0 -> 12005 bytes | |||
| -rw-r--r-- | 35881-h/images/ill_p062a1.jpg | bin | 0 -> 92283 bytes | |||
| -rw-r--r-- | 35881-h/images/ill_p062a2-t.jpg | bin | 0 -> 11825 bytes | |||
| -rw-r--r-- | 35881-h/images/ill_p062a2.jpg | bin | 0 -> 113434 bytes | |||
| -rw-r--r-- | 35881-h/images/ill_p080a-t.jpg | bin | 0 -> 20747 bytes | |||
| -rw-r--r-- | 35881-h/images/ill_p080a.jpg | bin | 0 -> 233962 bytes | |||
| -rw-r--r-- | 35881-h/images/ill_p084a-t.jpg | bin | 0 -> 33015 bytes | |||
| -rw-r--r-- | 35881-h/images/ill_p084a.jpg | bin | 0 -> 373570 bytes | |||
| -rw-r--r-- | 35881-h/images/ill_p122a-t.jpg | bin | 0 -> 34941 bytes | |||
| -rw-r--r-- | 35881-h/images/ill_p122a.jpg | bin | 0 -> 303447 bytes | |||
| -rw-r--r-- | 35881-h/images/ill_p132a-t.jpg | bin | 0 -> 20539 bytes | |||
| -rw-r--r-- | 35881-h/images/ill_p132a.jpg | bin | 0 -> 197655 bytes | |||
| -rw-r--r-- | 35881-h/images/ill_p146a-t.jpg | bin | 0 -> 33554 bytes | |||
| -rw-r--r-- | 35881-h/images/ill_p146a.jpg | bin | 0 -> 344892 bytes | |||
| -rw-r--r-- | 35881-h/images/ill_p158a-t.jpg | bin | 0 -> 25624 bytes | |||
| -rw-r--r-- | 35881-h/images/ill_p158a.jpg | bin | 0 -> 221107 bytes | |||
| -rw-r--r-- | 35881-h/images/ill_p164a1-t.jpg | bin | 0 -> 12528 bytes | |||
| -rw-r--r-- | 35881-h/images/ill_p164a1.jpg | bin | 0 -> 94738 bytes | |||
| -rw-r--r-- | 35881-h/images/ill_p164a2-t.jpg | bin | 0 -> 11494 bytes | |||
| -rw-r--r-- | 35881-h/images/ill_p164a2.jpg | bin | 0 -> 87729 bytes | |||
| -rw-r--r-- | 35881-h/images/ill_piii.png | bin | 0 -> 14887 bytes | |||
| -rw-r--r-- | 35881-h/images/ill_piv1.png | bin | 0 -> 6929 bytes | |||
| -rw-r--r-- | 35881-h/images/ill_piv2.png | bin | 0 -> 128 bytes | |||
| -rw-r--r-- | 35881-h/images/ill_pv.png | bin | 0 -> 6708 bytes | |||
| -rw-r--r-- | LICENSE.txt | 11 | ||||
| -rw-r--r-- | README.md | 2 |
37 files changed, 10486 insertions, 0 deletions
diff --git a/.gitattributes b/.gitattributes new file mode 100644 index 0000000..6833f05 --- /dev/null +++ b/.gitattributes @@ -0,0 +1,3 @@ +* text=auto +*.txt text +*.md text diff --git a/35881-8.txt b/35881-8.txt new file mode 100644 index 0000000..e8c8090 --- /dev/null +++ b/35881-8.txt @@ -0,0 +1,4998 @@ +The Project Gutenberg EBook of Verloving en Huwelijk in vroeger dagen, by +Laurentius Knappert + +This eBook is for the use of anyone anywhere at no cost and with +almost no restrictions whatsoever. You may copy it, give it away or +re-use it under the terms of the Project Gutenberg License included +with this eBook or online at www.gutenberg.org + + +Title: Verloving en Huwelijk in vroeger dagen + +Author: Laurentius Knappert + +Release Date: April 16, 2011 [EBook #35881] + +Language: Dutch + +Character set encoding: ISO-8859-1 + +*** START OF THIS PROJECT GUTENBERG EBOOK VERLOVING EN HUWELIJK *** + + + + +Produced by The Online Distributed Proofreading Team at +http://www.pgdp.net + + + + + + +----------------------------------------------------------------+ + | | + | OPMERKINGEN VAN DE BEWERKER: | + | | + | De tekst in dit bestand wordt weergegeven in de originele, | + | verouderde spelling. Er is geen poging gedaan de tekst te | + | moderniseren. | + | | + | Bladzijde-nummering is verwijderd. Afgebroken woorden aan het | + | einde van de regel zijn stilzwijgend hersteld. | + | | + | Overduidelijke druk- en spelfouten in het origineel zijn | + | gecorrigeerd. Variaties in spelling zijn behouden. | + | | + | In het origineel cursieve tekst is weergegeven als _cursief_. | + | Van tekst in superscript is de superscript verwijderd; | + | de combinatie a met superscript o is uitgeschreven tot 'anno'. | + | Het zwaard-symbool is weergegeven als [overleden]. | + | | + | In het boek worden lage en hoge aanhalingstekens gebruikt. | + | De dubbele aanhalingstekens zijn in dit e-boek aangegeven als | + | »aanhalingstekens«. | + | | + | Aan het eind van dit e-boek volgt een overzicht van de | + | aangebrachte correcties. | + | | + | De illustraties zijn beschikbaar bij de html-versie van dit | + | e-boek op http://www.gutenberg.org | + | | + +----------------------------------------------------------------+ + + + [Decoratieve illustratie] + + + DE MEULENHOFF-EDITIE + EEN ALGEMEENE BIBLIOTHEEK + + [Decoratieve illustratie] + + UITGEGEVEN DOOR MEULENHOFF & Co. + IN HET JAAR MCMXIV TE AMSTERDAM + + [Illustratie: Het ongelukkige huwelijk. + Naar een schilderij van W. Hogarth.] + + + + + VERLOVING EN HUWELIJK + IN VROEGER DAGEN + + + DOOR PROF. Dr. L. KNAPPERT + + GEÏLLUSTREERD + + [Decoratieve illustratie] + + UITGEGEVEN DOOR MEULENHOFF & Co. + IN HET JAAR MCMXIV TE AMSTERDAM + + + + +INHOUD. + + + Hoofdstuk Bladz. + + Voorrede 1 + + I. De toestand in de 16e eeuw 7 + + II. De vrijage 31 + + III. Het wettig huwelijk 51 + + IV. De verloving of ondertrouw 65 + + V. De verloving of ondertrouw. (Vervolg) 95 + + VI. De bruiloft 126 + + VII. Echtscheiding, echtmijding en hertrouw 170 + + VIII. Huwelijksleven 191 + + + + +VOORREDE. + + +In de volgende bladzijden hebben wij gepoogd eene korte geschiedenis +te schrijven van de verloving en het huwelijk in vroeger dagen. Wij +wenschen den groei, de wijzigingen, wil men, de ontwikkeling te doen +zien zoowel in de denkbeelden en voorstellingen als in de handelingen +en gebruiken, die met verloving en huwelijk samenhangen, in welke +vormen zij voorkomen, wat staat en kerk voor de wettelijke regeling +ervan hebben gedaan, hoe een huwelijk tot stand kwam en werd ontbonden, +hoe de vaderen bruiloft vierden, welke idealen zij van het huwelijk +koesterden en wat daarvan in de practijk verwezenlijkt werd. »De +vaderen«, zeggen wij, want om de uitgebreidheid der stof hebben wij +ons eene dubbele begrenzing, eene van plaats en eene van tijd, moeten +opleggen. Maar dat wij binnen ons land blijven, beteekent niet, dat wij, +ter verduidelijking, niet telkens ook op den toestand in andere landen +zouden acht slaan. En dat wij bij den nieuweren tijd beginnen, toen +Karel V over ons regeerde en de Hervorming doorbrak, zal ons niet +beletten, zou dat niet mogen doen, de getuigenis van vroeger eeuwen +in te roepen, waar dit noodig is ter toelichting van den samenhang der +dingen. De schrijver zou dit boekje gaarne beschouwd willen zien als de +samenvatting van zijne vroegere studiën over dit onderwerp of gedeelten +ervan, waarvan de uitkomsten thans nog eens worden aangevuld, vereenigd +en voor een ontwikkeld publiek beschreven. + +Deze laatste woorden bieden ons de gaarne gebruikte gelegenheid iets +te zeggen over dusgenoemde populair-wetenschappelijke literatuur in +het algemeen. Wij weten al te wel, hoe vele en hoe gewichtige bezwaren +er tegen worden ingebracht, hoe er zijn, die deze soort van arbeid +als minwaardig afkeuren en veroordeelen. Zeker dreigen hier gevaren, +vooral deze twee, dat om der wille der bevattelijkheid met het +wetenschappelijke de hand wordt gelicht, zoodat b.v. als zeker wordt +genoemd, wat nog allerminst vast staat, en reeds samenhang wordt +aangenomen, waar het onderzoek van deskundigen nog maar aarzelend +overgangen vermoedt en uiterst flauw de verbindingslijnen ziet. +En vervolgens, dat het populaire werk, waarvoor een zeker aantal +lezers wordt verwacht, het wetenschappelijk boek tegenhoudt, dat geen +uitgever vinden kon. Dit laatste valt gewis te betreuren, maar wie +onze vaderlandsche boekenmarkt overziet, bespeurt tot zijne vreugde, +dat zuiver wetenschappelijke arbeid daar nog in overvloed voorkomt en +koopers vindt. En wat het eerstgenoemde betreft, er zijn populaire +schrijvers, op wie te dezen zeker geen lichte schuld drukt. Doch +dit is een oordeel over hen, niet over deze soort van werk. Het is +geen onvermijdelijk kwaad. Wij voor ons durven de verzekering geven, +dat wij nimmer, om het populaire, hebben verteld wat niet voor ons +beste weten vast stond. Bij geschiedkundigen arbeid--als waartoe ook +dit boekje behoort--laat des schrijvers persoonlijkheid zich nooit +geheel ter zijde dringen, zijne beoordeeling van menschen en dingen, +al wordt zij zelfs niet uitgesproken, kan worden vermoed en dan +ligt het verwijt van partijdigheid voor de hand, maar dit kan ook +bij zuivere historische wetenschap het geval zijn. Studies over de +inquisitie, de jezuïeten, den dertigjarigen oorlog, de politiek van +Johan de Witt, Voltaire, de groote revolutie wekken lichter gevoeligheid +dan onderzoekingen over den luchtdruk, den ring van Saturnus, de vierde +afmeting, praefixen, buigingsuitgangen en dergelijke. Wij zouden voor +populair-geschiedkundigen arbeid de volgende eischen willen vaststellen: +de stof moet uit de bronnen geput zijn--onderzocht, geschift, bewerkt +naar de methode der zuivere, historische critiek--het resultaat +beschreven, eerlijk, zonder bijbedoeling of strekking. Slechts dient de +schrijver zich toe te leggen op begrijpelijkheid voor niet-vakgenooten, +op het vermijden van kunsttermen en van, zoo niet alle, dan toch van +zulke vreemde talen als boven het bereik van algemeen ontwikkelden +geacht worden te liggen. Het geleerde noten-apparaat late hij geheel of +nagenoeg ter zijde, maar hij moet in staat en bereid zijn bronnen en +gronden desgevraagd te noemen. Levendigheid, aangenaamheid van stijl +mogen bij dit soort literatuur worden geëischt, maar de vorm mag niet +worden verlaagd tot een bedeksel van pooveren inhoud. De uitgever, van +zijn kant, geve aan het boek een uiterlijk, dat door goeden smaak en +sierlijkheid de oogen trekt en tot lezen noodigt. + +Aldus opgevat, heeft populaire arbeid beteekenis. Reeds omdat hij +samenvattend is, omdat hij de vruchten biedt van het onderzoek der +bijzonderheden, omdat hij de uit bronnen geputte kennis tot velen +brengt. Achter zijn met lof bekroond proefschrift over Christofforo +Suriano, 1913, plaatste dr. P. C. A. Geyl ook deze stelling, de +XIIde: »onze geschiedenis heeft dringender behoefte aan synthetische +werken--zelfs popularisatie-literatuur--dan aan bronuitgaven«. Dit +schijnt mij onwedersprekelijk. Met ontzaglijke vlijt en geleerdheid +hebben velen in de laatste jaren bronnen uitgegeven. De bewerking +van dat materiaal is nu dringend noodig, gelijk de duizenden van +spijkerschrift-tabletten in onze musea wachten op ontcijfering, +gelijk de appels in het sprookje roepen: »pluk ons, pluk ons!« Dit kan +geschieden voor vakgenooten of voor een grooter publiek. Het verschil +ligt wezenlijk in den vorm, waarin het nagevorschte wordt beschreven. +Maar op deze wijze kennis van het verledene bevorderen, komt dat +niet hun ten goede, die oprecht kennis begeeren, maar zich haar niet +zelven verwerven kunnen? Het is hetzelfde beginsel als dat van hooger +onderwijs buiten de universiteiten. Ook daarbij dreigen de gevaren van +te gemakkelijk verworven en daardoor gering geschatte kennis, van halve +kennis, van verwarring van begrip en voorstelling, omdat de hoorders +het gehoorde niet in het groote verband zien, er geen aanknoopingspunten +voor hebben. Maar--al onthouden daarom velen zich van dezen, arbeid--het +beginsel vindt toch ook bij anderen warme instemming. + + K. + L. + + + + +HOOFDSTUK I. + +TER INLEIDING.--DE TOESTAND IN DE 16de EEUW. + + +Ieder mensch heeft eene zich al uitbreidende rij van bekende of +onbekende voorvaderen, van wier eigenschappen hij iets in eigen persoon +met zich omdraagt. Niet anders is het met het huwelijk, met die +misschien gewichtigste aller menschelijke instellingen. Gelijk wij +in onze voorrede hebben gezegd: het vrijen en het trouwen hebben eene +eeuwenlange geschiedenis, die ons het schouwspel vertoont van den +harden strijd tusschen de ongebreidelde menschelijke driften en de +maatschappelijke orde, die op wetten, zedelijke beginselen en godsdienst +gebouwd is. Toen nu onze opstand tegen Spanje voor onze vaderen op bijna +elk gebied een nieuw leven opende, zou er ook aan die geschiedenis van +het huwelijk een nieuw hoofdstuk worden toegevoegd. Want vervallen +was het gezag van den Spaanschen koning in het staatkundige en van +de Katholieke Kerk in het godsdienstig-kerkelijke. Dat was eene +geweldige ommekeer, als gevolg waarvan nu ook voor het huwelijk nieuwe +wetten en vormen moesten gevonden worden. Intusschen was het oude +niet eensklaps verdwenen. Integendeel. De middeleeuwen hadden tal van +huwelijksbepalingen en trouwgebruiken met zich gevoerd, die nog uit +den tijd der heidensche Germanen waren overgebleven. De Kerk had ze wel +bestreden, maar volstrekt niet vernietigd, terwijl zij er hare eigene +wetten aan had toegevoegd. Daarvan zouden de vaderen een deel veranderen +en een deel ongewijzigd overnemen. Ook erfden zij een aantal gewoonten +en gebruiken bij vrijage en bruiloft, die vast in het volksleven waren +ingegroeid en die zij noch aanstonds konden noch wilden uitroeien. Maar +nu waren die oude Germaansche inzettingen insgelijks weder de vruchten +eener lange ontwikkeling; ze bewaarden nog herinneringen aan dien +grijzen voortijd, toen de Germanen in halve barbaarschheid leefden, +zooals de wilde volksstammen ongeveer van tegenwoordig. En zelfs daarvan +waren, hoe vreemd het klinken moge, bij het begin van ons tijdvak de +sporen niet uitgewischt. Ze zijn het zelfs nu nog niet geheel. Eindelijk +had ook de middeleeuwsche Kerk weder haar eigen verleden. Zij steunde +met haar rechtspraak in moeielijke huwelijksgevallen, met hare zedeleer +en hare godsdienstige opvattingen van het huwelijk op de begrippen +van de oude Romeinen, maar vooral op de leer der oude christenen en +op die van Jezus-zelven. En in dat christendom was weder veel van de +Israëlieten overgegaan. Zoo hadden de eeuwen elkander hare schatten +overgegeven. Wel mochten wij dus zeggen, dat verloving en huwelijk hun +stamboom tot in den nacht der eeuwen terug volgen kunnen. + +Intusschen de lezer vreeze niet, dat wij het zóó diep zullen ophalen. Er +zal, ongezocht, in onze geschiedenis telkens van blijken. Voor ons doel +is het genoeg den toestand te schetsen, zooals hij zich bij den aanvang +onzer periode aan ons vertoont. Daar is vooreerst de Kerk, volgens wier +theorieën en practijk een goed deel der huwelijken gesloten werd. Zij +leerde, dat het huwelijk een sacrament was, »het heilige sacrament +der echtschap«, al was het dan ook het minst geestelijke der zeven +genademiddelen. Het is eene instelling tot vermenigvuldiging van wie de +sacramenten genieten, gelijk sommigen zich uitdrukten, of, anders, om +kinderen voort te brengen en op te voeden, om elkander door het leven +te helpen, en om de zonden der onkuischheid te vermijden. Het schenkt +drie genadegaven, die des geloofs, de onlosmakelijke vereeniging van +man en vrouw, die van het kroost, de verwekking en opvoeding van het +nieuwe geslacht, die van het sacrament, de genade door God den gehuwden +toebedeeld. Sommige oude schrijvers, b.v. Guillaume d'Auvergne, bisschop +van Parijs ([overleden] 1249), zien in dit laatste meer de symbolische +beteekenis van den echt, welke den echtgenooten voortdurend hunne +plichten jegens God voor oogen stelt. Want iedere ziel moet immers +met God door een geestelijk huwelijk verbonden zijn. Het concilie van +Trente, in het midden der 16de eeuw, heeft zich ook over dit onderwerp +nog eens duidelijk uitgesproken door vast te stellen, dat het huwelijk +sacramenteel was, d. w. z. onopzegbaar, zoodat noch echtscheiding noch +hertrouw geoorloofd waren, monogaam d. i. alleen bestaanbaar tusschen +één man en vrouw. Voorts heeft deze kerkvergadering de openbaarheid +van elk huwelijk geëischt (»mit licht ende geluyt«) en de openlijke +ondertrouw met de drie proclamatiën--alles als van ouds--gelijk zij de +stelling handhaafde, dat de virginiteit, de ongehuwde staat ging boven +den gehuwden, waaruit volgde, dat ook het priestercoelibaat, trots +aangewende pogingen, als vroeger geboden bleef. Nog sprak het concilie +haar banvloek uit, over wie zeggen zouden, dat aan de Kerk niet de +rechtspraak toekwam over huwelijkszaken. Want huwelijksgeschillen +plachten, waar het 't kanoniek recht gold, voor een geestelijk Hof te +worden gebracht, waarvan de leden priesters waren, zoodat zij buiten +wereldlijke berechting bleven. Dit alles dus was de bevestiging, van wat +reeds eeuwen had gegolden--eervolle herinnering aan wat de Kerk had tot +stand gebracht in eeuwen van barbaarschheid. + +Het kwaad was, dat de priesterschap ten onzent in de dagen van Karel V +diep gezonken was, gelijk tal van katholieke schrijvers ons berichten, +en ook in haar opzicht over het huwelijk deerlijk was te kort geschoten +door geen aanteekening te houden van getrouwde paren, door niet te +letten op verboden graden, door zelfs niet te vragen naar de namen van +het bruidspaar. Een enkel voorbeeld daarvan geef ik uit de verslagen +van kerkvisitatiën, door de Kerk gedaan in het bisdom Utrecht aan den +aanvang onzer periode. Hier is, in het land van Culemborg, Cornelis +Thonisz., wiens huwelijk »op eenen morgenstondt te drie uren voer den +dage in presentie van heer Peeter ende heer Lubbert (vicarissen van S. +Barbara) geschiet is, sonder voergaende geboden«. Hier is de deken van +Brielle, die des nachts, na een hartigen dronk, Berthold Cranendonck +trouwt, zonder zich dat den anderen dag te herinneren. Insgelijks +in den Briel zijn Johannes Waernsz. en Maria Jansdr. getrouwd, +niettegenstaande zij elkander in verboden graad bestonden, wat ook +elders herhaaldelijk voorkomt. Het is duidelijk, dat door zulke grove +verzuimen de verwarringen vele en gevallen van verlating, bigamie en +onterving aan de orde van den dag waren. + +Het was er echter verre van daan, dat alle huwelijken aldus kerkelijk +gesloten werden, zelfs dat alleen zulke huwelijken wettig zouden geweest +zijn. Veeleer kwamen nog tal van echtvereenigingen tot stand onder +invloed van de Oudgermaansche landsrechten in de onderscheiden gewesten. +Wel had de Kerk ook daar de wijding door den priester altijd geëischt, +maar de onderwerping daaraan was toch voor de wettigheid des huwelijks +nimmer onmisbaar geacht. »Vormloos« noemden juristen en priesters zulk +een verbintenis; met dat al waren zij nog in 16de eeuw zóó gewoon, dat +geen overheid ze nietig durfde verklaren. Er is ons daarom aan gelegen +deze vormlooze huwelijken nader te leeren kennen. Wij gaan het niet in +zijne oorsprongen na--enkele daarvan komen later nog ter sprake--maar +vermelden aanstonds, dat hier als beginsel gold, dat een huwelijk tot +stand kwam door den bijslaap, de copula, met openlijk uitgesproken +huwelijksbedoeling. Niet in alle gewestelijke rechten treedt dit even +ver naar voren. Op de Veluwe werd den 14den December 1538 tusschen +Gerrit van Wenckum en Anna van Eenschaten »een wetlijck hijlick und +echtschap« beraamd, »geslooten ende uytgesproken eer de trouwen ende +bijslaepen geschiet sinnen«. De vorm van het bericht doet aan een +uitzonderingsgeval denken. Noodig was voorts, dat het huwelijk plaats +had met kennis van de magen wederzijds. Ook had, ter versterking +der gelofte, de bruidegom handreiking te doen van een godspenning, +herinnering aan den, reeds bij den aanvang onzer periode, langvergeten +vrouwenkoop. Vandaar de uitdrukking »met den penning getrouwd zijn«. +Aldus gehuwden heetten een getrouwd man en wijf, in tegenstelling van de +door den priester getrouwden, die genoemd werden echte, getrouwde luiden +voor God en wereld. Van tal van andere symbolen bij het Germaansche +huwelijk als b.v., dat de jonge man het meisje tot zijne vrouw nam door, +in bijzijn van getuigen, zijnen mantel om haar heen te slaan, van deze +en dergelijke bekoorlijke uitingen van het levend volksrecht gebiedt +mijn kort bestek mij te zwijgen. Maar het zal de moeite loonen bij +enkele dezer huwelijken »zonder veel gelaats« (zooals Huig de Groot ze +nog noemt) tegenwoordig te zijn. Zeer zuiver vertoont het zich, nog heel +in 1575, in het verhaal van Lutgertje Gemminck van Vorden. Zij getuigde +voor den schout van Zutfen, dat Gerrit Keyser haar in haar ouders huis +had getrouwd in bijzijn van magen en vrienden, met verklaring van met +geene andere te zijn getrouwd en overreiking van een Embder gulden, +waarop zij »thoe hoop« d. i. bijeen gegeven waren in een herberg »und +heeft alsus mij in miinnes vaders huess beslaepenn und XXV rijdergulden +ther morgengaven gegevenn in presentie van frunden«. Jacobus Averbeeck, +onderpastoor van Spankeren had dit huwelijk als wettig erkend. Een paar +volgende voorbeelden laten reeds iets vermoeden van eene ontaarding der +instelling, al zijn ze van nog eene eeuw vroeger. In het jaar 1470 +dwongen de broeders van Nese Dibboltsdr. te Arnhem zekeren Sander +van Huesselynck hunne zuster te trouwen, ofschoon hij dacht »noch een +geestlick man te worden«. Want toen zij hem bij hunne zuster betrapt +hadden, haalden zij aanstonds als getuigen Lijsbeth ten Wall en Henrick +ten Haige, trokken hun messen, namen knuppels in de hand, grepen Sander +vast en zeiden: »doet nu, gi moettet doch doen«. Daarop tastte Sander +in zijn buidel, nam een daalder en reikte dien aan 't meisje over, +zeggende: »neem aan«. Toen waren zij getrouwd. Ziethier nog eene andere +verklaring voor de Arnhemsche schepenbank van veel later, 1542. Zekere +Helmert Hartgerff en Arend woonden samen in de herberg »de Papegey«. +Op een avond was de zoon van Arent, met name Joachim, thuis gekomen, +zwaar zuchtende. Waarop Helmert hem gevraagd had, of hij gewond was, of +iemand gewond had, of misschien iemand getrouwd had? Toen had Joachim +geantwoord, dat hij Gooszens meid getrouwd had. Daarop vroeg Helmert, +»waer myt dat hij oer getrouwet hadde? Sachte Joachym ein cleyn +pennyncksken waert gewest jnd hadde nyet voel te bedieden«. Het is +duidelijk, dat deze verbintenissen hare kracht verloren hadden en, +naar de uitdrukking-zelve van Joachim, den zoon van Arent, niet veel te +beduiden hadden: door de rechtsonzekerheid kwam er allerlei ellende van. +Wil men ook dit zien toegelicht? Te Nijkerk, men schreef al 1612, wilde +Gerrit Muilert, oud 23 jaar, huwen met Anna Henricks. Hiertegen verzette +zich Encke Aerts, zeggende, dat Gerrit haar vóór zeven jaren met een +buidel geld getrouwd had en daarna twee kinderen bij haar verwekt. +Toch ging het huwelijk met Anneke het volgend jaar door. In hetzelfde +jaar en, vermoedelijk, in denzelfden familiekring speelt nog dit +huwelijksgeval. Casiin Rengers te Nijkerk, weduwnaar, wilde in het +huwelijk treden met Claesje Henricks. Maar hiertegen kwam verzet van +Griete Aerts, zeggende, dat Casiin haar met een buidel geld getrouwd +had. Zij legde een soort huwelijkscontract over, geteekend door zijne +neven. Casiin voerde hier tegen aan, dat Griete hem dien buidel in den +dronk ontnomen had en dat de neven, om een vaatje bier, dat zij hun +gegeven had, »so geattestiret«. De gereformeerde kerkeraad te Nijkerk +bracht de zaak aan bij het Hof van Gelre en dit hooge college ontzegt +Griete haren eisch en legt haar een eeuwig stilzwijgen op, niet, +let wel, omdat het Hof het schenken van den penning niet meer als +rechtsgrond wilde aanvaarden, maar omdat gedaagde had beweerd, dat +de buidel hem in den dronk ontnomen en het tegenbewijs daarvan niet +geleverd was. Griete had »haar gepretendeerde trouw nyet genouch +bewesen«. Het huwelijk met Claesje Henricks, door dit proces opgeschort, +ging 17 Maart 1616 door. Het springt in 't oog, dat de gansche, oude +huwelijkshandel, het overreiken van den penning, de kennis der magen +wederzijds, gedaald was tot een gewoon middel van verleiding, wel +meest door den man, maar dat de hooge rechtscolleges het nog als +rechtsgrond aanvaardden, als het maar wettig te bewijzen was. Werden +deze voorbeelden ontleend aan Geldersche processtukken, door den heer G. +Beernink uitgegeven, berichten uit andere oorden des lands en uit andere +kringen bewijzen evenzeer, dat nog tot op 't einde der 16de eeuw zulke +»vormlooze huwelijken« geregeld voorkwamen, waarbij, buiten den priester +om, man en vrouw zich aan elkander gaven naar de oude practijk. In +Friesche doopsgezinde gemeenten b.v. was het nog anno 1550 noodig zich +hiertegen te verzetten. Wanneer, verhaalt ons een ooggetuige, »twee +luyden malkanderen ernstelijck ende vastelijcken getrouwt ende daarop +te samen geslapen hadden, sulcks wierde bij der gemeynte voor openbare +hoererije geoordeelt ende verworpen«. Toch was dit een ernstig bedoeld +huwelijk. Op deze toestanden doelt ook veel vroeger, in 1530, de +beroemde anabaptist Melchior Hoffman, als hij 't heeft over het +avondmaal en zegt: »Soo comt dan de hooge Heere Jezus ende neemt een +broodt, gelijck een bruydegom een rinck ofte een stuk goudts ende geeft +hemzelfs sijnder bruyt metten brode ghelijck hem de bruydegom der bruyt +gheeft metten rinck«. En iets later: »...een aertsche bruyt, als sij van +haren bruydegom den trourinck ontfangen heeft, mach spreecken, siet daer +hebbe ick mijnen bruydegom, Jan, Claes oft Pieter«. In volle kracht +vertoont zich het vormloos huwelijk nog in 1575 in aanzienlijken kring, +als de Drentsche landschrijver Heimerich van Rossem trouwt met Swob +van Roorda te Joure, van Oudfrieschen adel. In bijzijn van broeders en +schoonzusters overhandigt van Rossem haar een met gouddraad bestikten +neusdoek, waarin zeventien goudstukken en twee gouden ringen, welke +laatste Swob aan haren ringvinger stak. Toen beloofde hij, dat hij haar +nooit zou verlaten, of God en de dood mochten hen scheiden (wat de vaste +formule was), de warschop of bruiloft werd gehouden en te zamen bestegen +zij het huwelijksbed, het »Beilager halten« der Duitschers. En nu +verdient het opmerking, dat, terwijl geenerlei verdere formaliteit +plaats had, toch, bij een later gevoerd proces, tegen de wettigheid van +dat huwelijk nooit eenig bezwaar is ingebracht. + +Naar twee zijden leeft in den lateren tijd de herinnering voort aan +de rol, door het geldstuk bij het vormlooze huwelijk gespeeld. Aan den +eenen kant werd het (wij zagen er den aanvang reeds van) een gemakkelijk +middel tot gewone verleiding. Dat leeren ons o. a. de kluchten. In een +van 1642 zegt het bedrogen meisje: + + »Ik heb trou van sijn hant! Wacht maar wat, ik sal iens binnen + treden + En halen de penning en latense voor je oogen sien.« + +En nog in 1748 deze dialoog: + + Hans: Aenvaerdt dees penningh. Stijn: En gij dees ring op trou. + Nu sijn wij alsoo vast gelijck als man en vrouw. + +Het oude rechtssymbool--zelf weêr herinnering aan nog ouder +toestanden--had alle beteekenis en schoonheid verloren: het deed nog +slechts zijn ontadelden dienst bij een huwelijk over den puthaak. Aan +den anderen kant werd het overhandigen van den penning eene onschuldige +bruiloftsaardigheid. Bruidegom en bruid hingen elkander de helft van een +dukaton om den hals, als het kon een, waarop de beeltenis van Ferdinand +en Isabella, omdat die elkander aanzagen--onbedoelde hulde aan deze +hoogstaande vrouw. En de goudbestikte neusdoek van Heimerich van Rossem +is niet anders dan de »knotte« van fijn neteldoek, met geldstukken er +in, soms met amoureuse rijmpjes er op--het Friesch museum te Leeuwarden +bezit er aardige--door den bruidegom der bruid aangeboden. + +Zoo vonden wij dan bij den aanvang onzer periode het +katholiek-kerkelijke en het vormlooze huwelijk. Doch daarmede is het +terrein der volgende geschiedenis nog allerminst voldoende verkend. +In de derde plaats moeten wij melding maken van veelvuldig ongehuwd +samenleven, of van wat wij daarvoor aanzien. Want de onderscheiding +tusschen concubinaat en vormloos huwelijk zien wij niet altijd +duidelijk, wat zelfs de betrokken personen niet altijd deden. Van de +lagere geestelijkheid geldt dat niet. Wat men ten dage van Karel V hun +concubinaat noemde, was dat ook voor het kerkelijk recht, maar voor +het geweten der meesten was het een huwelijk met al de verplichtingen +van dien, gelijk o. a. blijkt uit de testamenten en erflatingen, +waarin zulke geestelijken vrouw en kinderen hunne goederen vermaakten. +Natuurlijk leefden er in wezenlijk coelibaat, maar de meerderheid van +den lageren clerus was »gehuwd« en »ofschoon zij«--naar de treffende +woorden van den martelaar Angelus Merula--»hunne concubinen geen +echtgenoot durfden noemen, hielden zij haar toch als zoodanig in eere«, +of, om met een hedendaagsch grondig kenner der middeleeuwen te spreken, +Mr. S. Muller Fz., »de vrouwen, met wie de middeleeuwsche lagere +geestelijken leefden, waren niet de slachtoffers eener oogenblikkelijke +zwakheid, neen, zij waren in waarheid de levensgezellinnen dier +priesters, en de kerk mocht ze in voorbijgaande vlagen van rechtzinnige +strengheid »concubijnen« schelden, de term »clerici uxorati« (gehuwde +priesters) wijst op een geheel anderen band«. Hier is bovendien nog +eene onderscheiding te maken. De majorist, d. i. de geestelijke, die +de hoogere orden ontvangt, vooral diaconaat en priesterschap, kan geen +geldig huwelijk aangaan. Zijn kind is dus een »filius sacrilegus« +(in misdaad geboren). Maar de minorist, die de lagere orden ontvangt, +legt geene gelofte van kuischheid af, hij mag een huwelijk sluiten en +vandaar tal van »clerici conjugati« gehuwde, niet tot priester gewijde, +theologen, die wel b.v. aan het hoofd eener parochie-kerk mochten staan, +maar geen mis lezen en biecht hooren. Zoo was b.v. Rudolf Agricola (geb. +17 Februari 1444) de »filius naturalis« van zulk een lageren clericus, +maar--ongehuwd, en daarom was Rudolf toch buitenechtelijk geboren, wat +toen niet zoo groote smet werd geacht. Voor ons doel is het genoeg vast +te stellen, dat bij den overgang naar den nieuwen tijd ten onzent tal +van (niet kerkelijk) gehuwde geestelijken gevonden werden. Gingen zij +tot de nieuwe leer over, dan haastten zij zich nog niet altijd wettig +te huwen. Wel gold de bepaling, dat zij niet tot den kerkedienst zouden +toegelaten worden, tenzij zij »hunne concibinen of onechte vrouwen +zullen getrouwd hebben«, maar nog in 1601 bereikt ons eene klacht uit +classis Nijmegen, dat »sommige predikanten nog niet legitime met haeren +wijven getrouwd« zijn. + +Al noemden wij de onderscheiding tusschen een vormloos huwelijk en +ongehuwd samenleven niet immer gemakkelijk, dat er ook veelvuldig +uiterst losse verbintenissen voorkwamen, waarvoor de naam concubinaat te +goed is, ligt voor de hand. Want maar zeer langzaam hebben de neigingen +tot veelwijverij van den man zich door wet en gewoonte tot monogamie +laten dwingen, en herhaaldelijk ontsprong de onderdrukte natuur nog aan +den band der maatschappelijke orde. Ter toelichting geef ik weder een +paar bladzijden uit de Nijkerksche doop- en trouwboeken, wel wat later +dan den eigenlijken aanvang onzer periode, nl. 1597 en volgende jaren, +maar in hare simpelheid zeer teekenachtig. Aldus: + + 3 Februari 1597 gedoopt: + Wolter, vader Maes Wolters, moeder Geert Reimers. + 6 Mei 1599: + Wolter, vader Maes Wolters, moeder Aertgen Lamberts; + 25 Nov. 1599: + Tijs, vader Maes Wolters, moeder Geert Reimers; + 30 Juli 1601: + Coep, vader Maes Wolters, moeder Aertgen Claes; + 5 Aug. 1602: + Reimer, vader Maes Wolters, moeder Niesgen Reimers. + +Van deze vier vrouwen is Aertgen Claes de verkoren bruid, met wie Maes, +26 Juni 1603, huwelijksgeboden laat gaan. Echter staat daar in het boek +achter: »non fuere copulati« (zij werden niet getrouwd). Dit is later +weêr doorgeschrapt, »mogelijk,« teekent de uitgever dezer bescheiden +terecht aan, »na eene echtverbintenis op het sterfbed«. Van zoo mogelijk +nog losser zeden spreekt deze eenigszins ingewikkelde geschiedenis: +30 November 1595 huwelijksproclamaties tusschen Elbert Claes en Rickge +Hertgens; 17 April te voren was hun zoon Claes gedoopt. 30 Augustus 1596 +weder een kind en 31 December 1598 een derde. 18 Februari 1599 gaan +nu de geboden tusschen deze Rickge Hertgens en Reynier Hendricksz. te +Putten, wat niet verhindert, dat in 1601 en 1603 twee kinderen gedoopt +worden van dezelfde Rickge en (weder van) Elbert Claes. Daarna huwt deze +laatste eene rijke weduwe, die hem een zoon Thomas en daarna nog vier +kinderen schenkt. 16 Aug. 1607 staat dan Reynier te Putten bij den doop +als vader van Paul, zonder vermelding van de moeder, maar 9 Augustus +1612 staat hij te Nijkerk in dezelfde hoedanigheid over een zoon Nael, +waarbij thans als moeder wordt aangeteekend zoowaar alweder Rickge +Hertgens. Zoo hield dan, zegt de uitgever ook van dit stuk, dit +wisselzieke vrouwmensch het tweemaal met den een en tweemaal met den +ander. Genoeg intusschen van deze dingen. Nog korter kan ik zijn over +de eigenlijke prostitutie, over de deernen, »die in 't gemeene leven +zaten, om goede gezellen te gerieven«, meestal dicht bij de stadswallen, +gelokaliseerd, door tal van keuren beperkt, nooit bedwongen. Het +onderwerp, op zichzelf van belang en met veel literatuur, eischt hier +geene nadere beschrijving. + +Te midden nu van deze van ouds bestaande huwelijkstoestanden verschijnt +als nieuwe macht het protestantisme. De Hervorming heeft zeker niet, +als bij tooverslag, alle dingen vernieuwd, laat staan verbeterd--op +ons gebied heeft zij ingrijpende veranderingen tot stand gebracht. Ook +dienen wij oog te hebben voor het verschil tusschen de onderscheidene +protestantsche groepen, lutherschen, anabaptisten, zwitsersche +gereformeerden, nederlandsche sacramentisten, calvinisten--maar +op één gewichtig punt stemmen zij allen overeen: zij breken met den +ongehuwden als verheven boven den gehuwden staat en dus ook met het +priestercoelibaat. Zij ontnemen aan het huwelijk zijn sacramenteel +karakter, maar prijzen het meteen als den door God gewilden staat voor +ieder. Een van de schoonste en treffendste pleidooien voor het huwelijk +door een hervormer is de brief, waarin Heinrich Bullinger in 1527 +aanzoek doet om de hand van Anna Adlischweiler, een brief dien men +niet zonder ontroering en bewondering lezen kan. Dit is inderdaad van +verreikende gevolgen geweest, wat te erkennen niet blind behoeft te +maken voor de schaduwkanten. Luther--zijn invloed in ons land bleef +trouwens tot kleine kringen beperkt--gaf in 1519 zijne »Sermon über den +Ehestand« (2de Zondag na Epifaniën, Joh. II 1-11, bruiloft te Kana), +waarin hij nog geen partij kiest voor of tegen den ongehuwden staat, +maar reeds de zedelijke waarde des huwelijks ziet in het niet slechts +verwekken van kinderen, maar ook hen opvoeden tot Gods eer. Van 1522 is +zijn »Sermon vom ehelichen Leben«, van 1523 zijne uitlegging van 1 Kor. +VII en van 1524 zijn geschrift »Dat ouders hunne kinderen niet tot een +huwelijk dwingen mogen«. Hier veroordeelt hij den ongehuwden staat, als +mogelijk alleen voor enkele hooge geesten, voor verreweg de meesten is +hij bron van alle kwaad. De natuurlijke drang der beide geslachten tot +elkander vindt in het huwelijk op Gode welgevallige wijze voldoening en +is even onergerlijk als eten en drinken. Al heeft Luther's plastische +wijze van uitdrukking hem onwaardige beoordeeling op den hals gehaald, +het is waar, dat hij de voldoening der geslachtsdrift als huwelijksdoel +zeer op den voorgrond stelt, dat hij, in zijn polemiek tegen het +huwelijk als sacrament, te weinig waarde hecht aan de officiëele +huwelijkssluiting, het vormloos huwelijk toelaat, al is het ook waar, +dat hij later strenger de openbare verloving en huwelijksverklaring +eischt. Uitspraken, waaruit blijkt, hoe hij de vrouw achtte, zijn er +vele; toch handhaaft hij in krasse termen de onderdanigheid van de vrouw +aan den man. In dat opzicht overtreft Calvijn hem nog. Ook hij prijst +het huwelijk boven het coelibaat, maar tegelijk is de vrouw den man +onderworpen, in zijne macht gegeven, zij blijft in de schaduw, oefent +geen invloed in het openbaar. Zijn warme aanhanger en leerling John Knox +gaat nog verder in zijne veroordeeling van »the imperfections of women, +their naturall weaknes and inordinat appetites«. Anastasius Veluanus, +de zuiverste vertegenwoordiger van de Nederlandsch-reformatorische +richting, zegt in zijn »Der leken wechwijzer« (1554) vooreerst, dat uit +den bijbel duidelijk de heiligheid van dezen staat blijkt. Het doel des +huwelijks is ook hem het verwekken van kinderen, die »kynder Godes unde +erffgenamen des hemels sijn sollen«; voorts het middel om onkuischheid +te mijden, want de »bekorende natuyr« laat zich niet verdringen; +eindelijk is ook hem het huwelijk »een figuir des geestelicken echten +staets tusschen Christus und onse gelovige sielen«. Over het huwelijk +geeft hij voortreffelijke voorschriften, vol fijne gedachten, hij +is gekant tegen het huwen »in heymelicken winckelen« (hoeken), daar +men er toch in 't openbaar in leven moet, fel bestrijdt hij het +priestercoelibaat: »het is God hoichlic bekoren« en verdedigt den +gehuwden predikantenstand. De denkbeelden van Veluanus zijn van groot +belang en zeker in deze landen van invloed geweest. Maar reeds een +dertig jaar vroeger, in 1525, hoor ik den Noordnederlandschen martelaar +»Dirck die rode cuper« dezelfde beginselen over de heiligheid des +huwelijks ook voor den priester verdedigen, als hij verlangt, dat »een +priester een echte wijff met kynde hebben moet eer dat hij ten outare +gaen mach ende een bisschop seven jaeren in den echtelicken staet +sal geweest sijn eer hij bisschop werden mach«. Wat eindelijk de +anabaptisten aangaat, in ons land zulk eene machtige protestantsche +strooming, de meeste hunner secten en groepen hebben het eerbaar, +monogamisch huwelijk met kracht voorgestaan en in hunne kringen in +practijk gebracht. Slechts de beruchte, dweepzieke munsterschen en naast +hen de davidjoristen en de batenburgers hebben in den aanvang d. i. +om en bij 1535 tot 1545 de veelwijverij in theorie verdedigd en in de +practijk toegepast, aldus naar de woorden van Obbe Philipsz., »die +Echte op rollen« zettende. Maar dit was eene korte verdwaasdheid. + +Al hebben wij, zij 't zeer in 't kort, op deze wijze recht laten +wedervaren aan de verschillen onder de protestanten, wij zijn +verantwoord, zoo wij nu ook ten slotte nog eens samenvatten en +onderstreepen wat zij gemeenschappelijk als nieuwe beginselen en +invloeden brachten op het terrein van het 16de-eeuwsche huwelijk, dat +wij thans, al was 't vluchtig, hebben verkend. De hervorming brengt de +afschaffing van het priestercoelibaat. De gehuwde staat is edeler dan de +ongehuwde. De vrouw wordt in haar eer hersteld; zij is niet langer, naar +middeleeuwsche kerkleer, eene verlokking tot het booze: haar lichaam als +een vuur, uit haar oogenvensteren gluurt de dood; zij is niet langer, +als voor de strenge devoten, de belichaming der zonde, verderfelijk +boven alles, de poort der hel--wel te verklaren uit die ascese, die +is angst om der ziele zaligheid, welke men op geen beter wijze wist +te redden dan door de natuur in haat te hebben, met dat al de vrouw +verlagend tot een minderwaardig schepsel van lagere natuur. Het +protestantisme schept den gehuwden geestelijke, bouwt de pastorie +als middelpunt van het gemeenteleven, waaruit in de volgende tijden +(alsof de natuur zich wreken wilde over zoo langdurige verguizing en +terugzetting) zoo tal van groote mannen zijn voortgekomen, het brengt de +vrouw den man nader, tot zijn hulp geroepen. En het is, alsof zij zich +aanstonds opmaakt, om de plaats, haar ingeruimd, te bezetten. Zij zijn +opgeheven uit de lagere wereld der zondige dingen, welnu zoo willen zij +naast hare echtgenooten staan in den strijd. Het is opmerkelijk, hoe +vele vrouwen men tegenkomt op de bladzijden onzer martelaarsboeken, in +de doopersche het meest. Toen Felistis Jansdr. in 1553 te Amsterdam zou +verbrand worden »sag mense opt schavot komen suyver in de kleederen en +een wit schortekleed voor... also heeft zij hare offerhande gedaan«. +Het is mij als een zinnebeeld van de vreugde, waarmede zij haar aandeel +in het lijden voor nieuwe goederen op zich namen. Roemt vrij de naïeve +godsvrucht, de geduldige zelfverzaking van de vrouwen der moderne +devotie in de vóór-reformatorische eeuw! Hooger staan prediking en +practijk der hervorming, waardoor het der vrouw vergund werd in gezond +en natuurlijk samenleven naast den man te staan en zij, uit de +duisternis der vernedering, treden mocht in het licht van voller +waardeering. + +Ons eerste hoofdstuk is ten einde. Wij hebben het terrein verkend, +zooals het zich in ons vaderland van de 16de eeuw ten opzichte van +het huwelijk aan ons voordeed. Oude en nieuwe elementen, theorieën en +rechtspractijken, gebruiken en idealen zijn te zamen gekomen. Wat zal +uit die mengeling geboren worden? Tegenover welke taak staat het nieuwe +geslacht? Welke vormen zullen staat en kerk de verloving en het huwelijk +doen aannemen? Zietdaar vragen, waarop de volgende bladzijden het +antwoord zullen moeten geven. + + + + +HOOFDSTUK II. + +DE VRIJAGE. + + +Tot alle vereeniging, van het wettig huwelijk af tot de losse +verbintenis toe, leidt de vrijage. Het is de werving van den man om de +begeerde vrouw. Vrijen beteekent ook het minnelijk omgaan met elkander +van twee gelieven, maar ieder voelt in de taal het verschil tusschen +»vrijen om« en »vrijen met«, gelijk bij Petrus Stastok's eerste +minnekoozerij, zoo wreed door Rudolf van Brammen verstoord, de jongeling +_met_ Koosje van Naslaan vrijde en misschien wel den moed zou gehad +hebben later _om_ haar te vrijen, als de jonge wijnkooper uit de +naburige stad hem niet vóór geweest ware. Wie eene stad wil innemen moet +haar belegeren, wie de bruid voor zich wil innemen moet om haar vrijen +en aan de vrijage ontkomt alleen hij, die met voorbedachten rade het +huwelijk mijdt. Zóó waren er ook onder de vaderen, die hun goeden raad +te berde brachten en uitriepen: »gij, o, geluckige, die noch buyten +dien grouwelijcken staat zijt, schrik voor dezelve. Schu een vrou veel +meerder als de vissen den angel!« Onze letterkunde bewaart--het is waar +niet op hare fraaiste bladzijden--lange, berijmde samenspraken tusschen +een »huwelijksbeminnenden Jacob« en eene »echthatende Maria« en andere +grove en zoutelooze polemiek tegen het huwelijk. Maar gelukkig hield de +natuur het tegen het »contra« met het »pro« en de grove scherts van het +voorgeslacht spaarde zelfs de verlangende, oude vrijster niet, die op 5 +December vroeg: + + »O, Sunter klaasje, goed-heylig-man + Trek erais je beste, moye tabbert an! + Wat was ik in mijn schik...« + +volgt eene plastische omschrijving van den huwelijken staat. Althans +leeft hier nog de, sedert verloren, herinnering aan den H. Nicolaas +als den »hijlic-man«, den huwelijkssluiter, sinds tot »heilig man« +verbasterd. + +De vrijage dan, de bruidswerving, in haren wezenlijken aard zichzelve +door de eeuwen heen gelijk gebleven, vertoont in hare vormen eene +oneindige wisseling. Wij zwijgen van den grijzen vóórtijd, waarin +volgens de meesten nog geen huwelijk, waarin de agamie was, de +volstrekt ongeregelde geslachtsmenging, waarbij vrijage en huwelijk in +één oogenblik samenvielen en in één oogenblik ook weêr voorbij gingen. +Wij spreken evenmin van het roofhuwelijk, waarbij ook moeielijk aan +voorafgaande vrijage te denken valt, zeker niet bij dien ouden vorm, +dien wij nog kennen uit het verhaal van den roof der meisjes van Sjilo +door de Benjaminieten, of uit dat van den Sabijnschen maagdenroof door +de mannen van Romulus, in beeld gebracht door Bologna en later door +Begas, of uit de verzen van Homerus, als hij zingt, van wat Hephaistus' +kunst op het gedreven metaal van het schild van Achilles aanbracht: + + »Bruiden, bij 't vlammende licht van de fakkels geroofd uit de + slaapzaal, + Werden gevoerd door de stad.« + +Al even weinig sprake van vrijage in onzen zin is er bij het +koophuwelijk in dien ruwen vorm, waarin het zich o. a. vertoont--mogen +wij Herodotus gelooven--in de dorpen van het oude Babylonië, waar de +huwbare meisjes werden bijeen verzameld op de markt, de mannen om haar +heen. Een heraut bood ze te koop aan, bij de schoonste te beginnen. Zij +werden verkocht om te huwen (dus niet als slavinnen). En zoovelen als +er rijk waren onder de trouwlustigen joegen elkander op en kochten de +schoonsten. De leelijken werden toegewezen, aan wie met de kleinste som +te tevreden waren. Ruwer en wreeder kan het bezwaarlijk. Daarentegen +treedt de vrijage duidelijk naar voren bij de »Jacobshuwelijken«, zoo +genoemd naar Jacob, die tweemaal zeven jaren diende om Rachel, want hier +moest de vrijer dienen om de bruid, of proeven afleggen van kracht of +behendigheid. Onze Oudgermaansche sagen bewaren ons den dichterlijken +trek, dat de koninklijke vrijer zich vermomt en zich uitgeeft voor den +bode zijns konings, aldus het paleis der begeerde prinses betreedt en +zich door eigene heldendaden en die zijner dienaren, of door een lied of +een geestig woord openbaart en de koningsdochter tot vrouw krijgt. In +de longobardische sage van »Authari's bruidswerving« maakt de vermomde +koning zich bekend door de kracht, waarmede hij zijn bijl in een boom +vastwerpt. In de latere, op deze steunende, Thidhrekssage behaalt de +(weder vermomde) koning Osantrix een reeks van overwinningen op koning +Melias van Hunnenland. Dan wordt diens dochter Oda vóór hem gebracht. +»Toen zette de koning Osantrix haren voet op zijn knie en deed er een +zilveren schoen aan en hij paste, alsof hij voor haar gemaakt ware.« +Hetzelfde geschiedt met een gouden schoen. »Toen streek de prinses zich +over haar been en zeide, terwijl zij opzag: o God in den hemel, wanneer +zult gij mij zoo genadig zijn, dat ik mijnen voet alzoo op den troon van +koning Osantrix zetten mag? Toen lachte de koning en zeide: heden reeds +is het de dag, waarop God u zoo genadig is, dat gij uwen voet op den +troon van Osantrix, den koning van Wilkinenland, zetten moogt. Toen +bespeurde zij dat koning Osantrix zelf gekomen was en ontving hem +vriendelijk.« Om mijn kort bestek kan ik hier nog slechts één voorbeeld +van zulk een vrijage bijvoegen, de allerbekoorlijkste anecdote van +Theudelinde, de jonge weduwe van den genoemden Longobardenkoning +Authari. Zij zal hertrouwen, en reist haren aanstaanden gemaal Agilulf +tegemoet. Zelve reikt zij hem den welkomstbeker. »Toen hij den beker +van haar aannam en daarbij eerbiedig zijne lippen op hare hand drukte, +lachte de koningin en bloosde en zeide: hij behoefde hare hand niet +te kussen, daar hij haar wel een kus op den mond geven mocht.« Wel +terecht heeft Gibbon het in Boccacio gelaakt, dat hij in eene zijner +vertellingen, den naam dezer Theudelinde bezoedeld heeft. Maar genoeg +van deze oude vrijages. + +Het ligt voor de hand, dat hoe meer de vrouw steeg in de achting der +mannen, hoe verder zij zich bevrijdde (of bevrijd werd) uit den staat +harer slavernij, hoe meer zij zich harer waarde bewust werd, ook de +vrijage grooter inspanning, fijner overleg, geduldiger toewijding +eischte, terwijl zij bovendien haar aandeel verkreeg van de zachter +wordende zeden. Maar altijd behield zij naar haren aard het karakter +van voor-zich-willen-veroveren, als het belegeren van eene vesting, als +(naar het woord van prof. Van der Vlugt) »eene taktische kunst met hare +duizend regelen en conventiën«. Zoo spreekt Breêro van de vrijage: + + »... Dan wert benadert en becingelt stracx de stee + Met loopgracht en met schans, met weeren en bolwerken...« + +en Johan de Witt laat zijn neef Jacob de Graaff den raad geven, dat hij +zijne uitverkorene »met een jeuchdich ende brandendt hardt sal moeten +comen aborderen, niet negligerende all 't gene de jeucht wat in 't ooge +loopt als van cierlijcke kleederen etc.« Dit laatste behoefde niemand +hun te raden: in zijn beste plunje gaat de vrijer tot den aanval over, +wandelt langs het huis zijner godin, bindt, te schemeravond, ter sluik +bloemen aan den deurklopper, staat bij het uitgaan der kerk aan de deur +om (mocht het zijn!) liefjes groet te ontvangen. Hij kent de kracht van +kleine geschenken, vergezeld van briefjes en verliefde rijmpjes, en soms +waagt hij openlijker aanval en huurt een troepje speelluiden en brengt +eene serenade voor het gesloten huis in de maanverlichte straat: schuift +eene kleine hand daar even het gordijntje ter zijde en zien de oogen +zijner koningin met welgevallen op den verlangenden jongman neder? +Voorts behoeft niemand hem te leeren, dat hij de ouders zijne hulde +betoonen moet, dat hij, als zij des avonds op de stoepbank onder de +luifel een luchtje scheppen, met breeden armzwaai den geveerden hoed +lichten en met een hoffelijk woord hen aanspreken zal. Misschien kan +hij, als één hunner hem reeds genegen is, daardoor ook het hart des +anderen vermurwen, gelijk wederom Johan de Witt van zijne eigene +vrijage om Wendela Bicker vertelt, dat hij door »de genegentheydt van +de vaeder 't geluck gehadt (heeft) de groote scrupule van de moeder +te surmonteren«. Is de lieve lente in 't land gekomen, dan vraagt de +minnaar het meisje een ganschen dag met hem uit spelevaren te gaan, +vriendinnen en vrienden zijn van de partij, de wagen met de »dappere +dravers« komt voor of de schuit wordt afgehuurd, en dan is er, in de +vrije natuur, naar 's lands zeden, overvloedig gelegenheid den aanval +te wagen op het hart van Dafne of Amaryl, met harten snijden in gladden +beukenstam, met grasjes knoopen als symbool van den huwelijksband, +met letters vlechten uit buigbare bloemstengels. Voor handtastelijker +vrijage deinsden de 17de-eeuwsche jongelieden niet terug, bij iederen +eenboogsbrug of heul klonk het »heulen, heulen« en was er het zoet +gespeel van graag gezochte en niet te spijtig toegelaten kussen, en aan +het zeestrand greep de vrijer het meisje om het middel en droeg haar +een eindweegs de golven in, om het »soete, onnoosele dier« daarna met +»sant te zouten«, weinig arcadische galanterie naar onzen smaak in het +Batavisch arcadia der vaderen, niet door allen goedgekeurd, maar als +proeve van kracht en behendigheid toch wel heimelijk toegejuicht. +Helaas, dat »Draag Roosje nu in zee« het arme kind, in Bellamy's bekend +gedicht, het jonge leven kostte. Binnenshuis, bij winteravond, waren de +kansen niet minder schoon en tal van gezelschapsspelen, vrijer en losser +dan onze preutscher tijden zouden toestaan, gaven aanleiding tot niet +te misduiden liefdesverklaring en tot, bij vooruitbetaling, al vast +ontvangen van het loon. + +In dit raam van algemeenheid passen nu de tallooze vormen. De aard der +vrijage staat onder den invloed van plaatselijke zeden en gewoonten, +zooals in het noorderkwartier en op Texel nog tot ver in de 18de eeuw +de nachtelijke bezoeken, het kweesten, wat eigenlijk reeds niet meer is +»vrijen om«, maar »vrijen met«, waarbij het »Galathea, zie de dag breekt +aan«, uit hoofscher (en Hooft-sche) kringen, ook menige boersche nymf +opschrikte, waarom het ook krieken heette en Grabner, een Duitsch +reiziger ten onzent aan 't einde der eeuw, deftig zeggen mocht: »Nicht +Hesperus sondern der Morgenstern ist daselbst der Stern der Liebe«. +Overigens is het duidelijk, dat dit kweesten, waarbij de vrijer bij +het meisje te bed ligt, door een deken gescheiden, samenhangt met de +Duitsche »Kommnächte«, »Probenächte«, zooals ze vooral in Zwaben, in +het Zwarte woud voorkomen, zede, die den minnaar vergunt om, tegen het +venster harer slaapkamer opgeklommen, enkele uren van de nacht bij de +geliefde door te brengen, zede, die op haar beurt wederom gelijkenis +heeft over de gansche aarde en reeds door den Pruisischen raadsheer F. +C. Fischer (1780) is onderzocht, door Grupen (1748) en vele anderen. Van +eerbaarder en zediger vrijage bewaart de geschiedenis menig getuigenis. +Hoe bescheiden en ingetogen is Johan Schoorl de schilder (1495-1562), +die als leerling werkzaam is bij Mr. Jacob Cornelisz. van Amsterdam. +Deze meester had een »seer fraey dochterken van twaelf jaer. Ende +alhoewel deses vrouwmenschen aerdighe bevallijckheid Schoorels herte +in liefde verwonnen hadde«, hij bedwong zich om haar jeugd, reist naar +verre landen, en laat de kans op een goed huwelijk voorbijgaan, omdat +het »Amsterdamsche dochterken hem geschildert was van der liefde godt in +'t herte, waervan hij altijt de prickelinge bevoelende, niet en dacht +dan om in consten volcomender te worden, opdat hij eyndlinghe tot sijn +begheerte mocht comen: door welcke vijericheyt hij veel ghevordert +heeft, schijnende of liefde consten doet leeren«. Helaas, toen hij na +vele jaren terugkeerde, was het meisje de vrouw van een ander. + +Met welgevallen herinnert men zich de vrijage van Dirk Rafels +Camphuysen, den remonstrantschen predikant, den dichter, den later zoo +rampzaligen balling. Wij bezitten van hem eene biografie, door zijne +vrouw gedicteerd en dr. Rademaker, die hem vóór enkele jaren afdrukte, +maakte de menschkundige opmerking, dat de inhoud de wezenlijke +schrijfster aanwijst: hare vrijage en haar huwelijk teekent zij +uitvoerig, aan dien gelukkigen tijd dacht zij gedurende haar 41-jarig +weduwschap herhaaldelijk terug. Camphuysen dan studeerde te Leiden, in +1608, en sloot daar vriendschap met Joh. van Alendorp, een Dordtschen +predikantszoon. »Het gebeurde«, aldus dicteert de weduwe, »dat Johannis +soude vertrecken, en sijn suster Anneke komt tot Leyden, om het goet +van haren broeder bij een te pakken... op dese tijd kright C. de +eerste kennis aen dese Anneke en hij sedert die tijd al te met eens na +Dorderegt trock, om te besoeken hetgeen hij beminde... en hij brengt het +soo verde, dat hij met haar in beloften raakt, sulcks dat C. 's morgens +eerst ernstig naar sijne wijse den Alderoppersten gesmeeckt en gebeden +hadde op sijn kamer om wijsheit in dese hoog wigtijge saack; hij quam +bij Anneke haar aanpresenteerende seekeren penning, die hij haar op +trou gaf«. Dan wordt hij gouverneur bij Gideon van Boetselaar, heer +van Langerak, »wat hij niet soude gedaen hebben had hij sijn huwelijck +moogen voltrekken met de verloofde«. Want de moeder onthield haar +toestemming, omdat C. arminiaansch was. Hij was bij de Boetselaars +geacht »als Jozef in 't hof van Farao« en zij trachtten hem uit te +huwelijken aan »een joffer van groot qualyteit«. »Maar alsoo het +knagende geweeten van C. nog niet geheel en was verstorven (gelijk +sommige ongestadige minnaers niet veel passchen op haar woorden en +beloften, die sij aan eenige vrous persoonen gedaan hebben), soo is hij +oock in desen een exempel geweest van volstandigheit in sijne woorden. +Hij ondertusschen, denckende op middelen om te met een oog als woort te +hebben van het geliefde, quam het juist te gebeuren, dat de gouvernante +van 't hof quam te trouwen ende, mevrouwe verlegen sijnde, conseleerde +met C., die sijn slag in dese waar nam en zeyde: kont gij die dogter +krijgen (noemende Anneke van Alendorp) ik meen, dat gij 'n contentement +in haaren dienst sout nemen; de joffer staat het toe en belast C. +een brief daer na toe te senden, daer toe hij hem met weynig woorden +liet bewilligen. Sij, den brief ontfangende en den inhoud verstaande, +resolveert om voor goevernant te dienen, want de moeder viel haar vrij +hard en was haar dagelijks aan, om het huwelijk te beletten. Maar gelijk +een welgebouwd hof voor geen stormwind en plasregen komt te buigen,« +(denkt Anneke hier aan C.'s »Uytbreydingh over Ps. CXXV«: + + Wat winden dat er ruyschen, wat regen dat er plast, + Het hooge huis van Sion staet onbeweeght en vast..?) + +»soo heeft hem ook de ongeveinsde liefde gedragen. De heer en ook de +anderen, om geen dink minder denckende, krijgen ondertusschen groot +behaagen in dese dienstmaagd en C. had een groote lof behaalt, in voegen +hem den heer nog een rosenobel vereerde voer zijn moeyten.« De rest laat +zich denken. De stille minnehandel wordt ontdekt, men poogt de gelieven +tegen elkander op te zetten, C. vraagt om uitlegging en doet of hij +niets meer van haar weten wil »singende overluid een deuntje gelijk +de jonge minnaers ende hovelyngen gewend waren«. Maar zij gaat hem +na, »vernieuwende hem alles wat se om sijnentwil al had geleeden en +uitgestaen, daer van sijn gemoet ten volle overtuigd was«. De verzoening +is volkomen, hij verlaat het kasteel, zij »passeert van den dienst« en +na nog een aantal lotgevallen, waarbij C. »vol moets en coragije is, +denckende dat geen see te hoog gaan en mogt, als hij maar dat mogt +genieten, daar alle hartstogten op gevallen scheenen«, trouwen zij +eindelijk den 11den April 1613. Het is een verhaal als een sprookje, +deze toch zuiver historische vrijage, al kan men er helaas niet +bijvoegen, dat zij »daarna nog lang en gelukkig hebben geleefd«. + +Even zedig, even eerbaar was een eeuw later de »burgerlijke vrijage« +tusschen Kobus en Agnietje, ons door Justus van Effen verhaald in zijn +»Hollandschen Spectator«, vertoogen, die aan hun levendigen verhaaltrant +de eer danken van hunne plaats in tegenwoordige bloemlezingen. +De bescheiden en schuchtere vrijage van den braven Kobus, die met +een grachtje om en een paar bange kusjes al den koning te rijk is +(voorloopig!), is zeker een aardig schilderijtje van 18de-eeuwsche, +burgerlijke zeden, waaruit de vroegere, dartele en onbeschroomde +vrijpostigheid, die wij nog in de 17de eeuw bij den vrijer bespeuren, +geweken is--voorzoover wij dat nu nog kunnen uitmaken. Zeker vermeed men +in de 18de, in de kringen ook der patriciërs, de grove uitingen eener +bloedrijke verliefdheid, en de wijze, waarop een galante petit-maître +vrijt om de charmante godin van zijn hart, in de saletten, bij het +speeltafeltje, is van eene onnatuurlijke gemanierdheid. Degelijk, +oprecht, maar wat statig en koel is de vrijage in de kringen, die 't +hart hebben van de juffrouwen Wolff en Deken, zooals van den kolonel +Uto van Sytsama om de bedachtzame Coosje Veldenaar, die voorloopig +zijn aanzoek afwijst: »Mijn hart is vrij« antwoordt zij hem, »maar +ik heb geene de minste overhelling om van staat te veranderen en dat +wel, al vorm ik mij van een op goede gronden voltrokken huwelijk geene +schrikbeelden. Maar mijne waardige ouders kunnen mij onmogelijk missen.« +Hij, door zoo bezonnen redeneering geenszins ontmoedigd, schrijft terug: +»Mijne waardste! Kunt gij mij met uwe bezitting niet zegenen, schrijf +mij dan nooit meer; voor zulke verdiensten, voor zulke begaafdheden +is mijne rede niet bestand. En echter, alles wat gij schrijft is zoo +billijk. Ja mijn Coosje (o, mag ik u zoo eenmaal noemen) mijn hart +klopt van gevoel, mijne oogen vloeien over, als ik uwen brief lees. +Edel meisje, kunt gij de mijne niet worden?« Zeker klinkt dit uiterst +statig--maar wij moeten altijd bedenken, dat de draagkracht, de juiste +strekking der woorden bij de voorgeslachten ons al te vaak ontsnapt. Ook +waren zij in hunne spreektaal veel ongegeneerder dan wij thans voegzaam +zouden achten. Wat bovendien dit bepaalde geval betreft, Betje Wolff +was in hare jeugd bijna het slachtoffer geworden van eene zeer brutale +vrijage, waartegen zij deze eerbare overstelt. In geen geval was een +taal als die van kolonel van Sytsama toen onwezenlijk. Ook in het vrijen +om de bruid openbaarden de vaderen eene bedaarde bedachtzaamheid, die +wel nationaal moet zijn. Juist in dezen zelfden tijd, 1782, schreef de +dichter H. van Alphen aan zijn vriend mr. J. P. Kleyn: »Haast niet, maar +wikt. Laat de keuze van eene levensgezellin de vrugt zijn van een rijp +beraad en van een ernstig, aanhoudend, opregt en vertrouwend gebed. Laat +zelfs de tijd aan God over.« Het is dit nationale flegma, dat zich ook +in de vrijage uit, dat vreemdelingen zoo opvalt. »Der Bataver ist nur +thätig, wo er es sein musz«, schrijft een Pruisisch reiziger in ons +land, anno 1797, en in een Fransch rapport van twee jaren vroeger luidt +het, met wat dieper ingaan in het wezen: »son caractère est flegmatique, +mais sensible et si ses affections ont moins d'essor et d'éclat, elles +n'en sont que plus profondes et plus durables«. In ons laatste hoofdstuk +komen wij hierop nog terug. Thans hebben wij over den aard der vrijage +nog iets op te merken. + +Toen wij boven verhaalden van Authari's bruidswerving, herinnerden wij +ook aan de dienaren, die de vermomde koning mede nam en die door hunne +heldendaden zijn aanzoek kracht bijzetten. Dezen trek der oude sage +vinden wij de eeuwen door terug. In belangrijke aangelegenheden laat +men zich door helpers ter zijde staan, voor de rechtbank, bij een +koopcontract, bij een tweegevecht. Desgelijks bij de vrijage. De vrijer +zendt zijne boden vooruit, om het terrein te verkennen, om den eersten +aanval te wagen. In de Ommelanden heette zulk een paranymf de maakman, +in sommige streken van Friesland werd eene oude vrouw uitverkoren, om +de gevoelens van het meisje te polsen. Het is opmerkelijk, hoe deze +vrijage bij volmacht in krassen vorm bij de oude Friesche doopsgezinden +voorkwam. Een, die tot hen behoord had en hen goed kende, schreef (het +geldt het derde kwart der 16de eeuw): »dat niemandt onder haer, een +huysvrouwe begeerende, de persoone selfs aenspreecken noch versoecken +en mach, maer moet sulcks den Dienaren aengeven ende raedt vragen ende +denselven voor hem aensoecken laten.« Ja zelfs moet hij er vrede mede +hebben, als die dienaar »'t selve houwelijck haer afriedt ende een +anderen in den sinne bracht.« Deze gewoonte moet onder de doopsgezinden +vastgeworteld zijn geweest. Niet alleen vindt men haar nog veel later +in ons land (gelijk immers Reynier Adriaansz, in Asselijn's blijspel, +een paar bemiddelaars op Saartje Jansz. afzendt en eerst daarna zelf +zich »eerbiediglijk« komt aanbieden), maar ook treft men haar aan bij +buitenlandsche doopsgezinden. Zoo verhaalt Alfred Michiels van de +doopsgezinden in de Vogezen anno 1858, dat zij bij huwelijksaanzoeken +zich richten naar het voorbeeld van Abraham en Eliëzer (Genesis XXIV) +en naar dat van den jongen Tobias, in het apocryfe boek van dien naam, +die immers ook met behulp van den engel vrijde om Sara, de dochter van +Raguel. Want als een jonkman bij hen huwen wil, neemt hij een diaken in +zijn vertrouwen. Deze (hij heet »der steckelmann«) stijgt te paard en +rijdt tot bij den put van de woning van het meisje. Die komt naar buiten +met eene kruik in de hand, schept er water in en biedt hem te drinken +(gelijk immers Rebekka het Eliëzer deed). Zegt zij verder niets, dan +weet hij genoeg en rijdt weêr terug. Maar zegt zij: »kom wat dichterbij +en laat ik ook uw paard te drinken geven,« dan haalt hij de meêgegeven +geschenken voor den dag en vraagt tot hare ouders toegelaten te worden. +Op deze wijze voeren deze menschen hunne vrijage naar bijbelsch +voorbeeld. + +Wij keeren naar ons vaderland terug en hebben nog slechts te herinneren, +dat een 18de eeuwsch Spectator (niet zeer geestig) voorstelt, om in +plaats van deze helpers publieke makelaars in huwelijkszaken aan te +stellen, die de vrijage tusschen twee jongelieden tot een goed einde +zouden brengen. Overigens was hier te lande (anders dan b.v. in +Frankrijk) de vrijage de zaak der gelieven-zelven. Wel was het +prijselijk als »jonckheyt lieft met ouders raat«, zooals het oude +rijmpje zegt, maar de ouders bedisselden het geval toch niet onder +elkander, zij lieten het vrij, wat natuurlijk niet buitensloot, dat +sommigen, als het eene goede partij gold, een zachten drang uitoefenden. +Wat den bekenden Adolf, vrijheer Knigge in zijn, ook in onze taal +overgezet »Ueber den Umgang mit Menschen«, 1785, de weinig hoffelijke +uitroep ontlokt: »Het koppelen en bekuipen van huwelijken late men +over aan den hemel en aan zekere klasse van oude wijven!« Wij hoorden +daareven Anneke van Alendorp gewagen van die »ongestadige minnaers, die +niet veel passchen op haar beloften.« Van zulke trouwelooze vrijers zijn +onze oude liederenboekjes vol: + +[Illustratie: Huwelijkscontract. + + Naar een schilderij van Jan Steen.] + + »Dog vrijers zijn vol list en loze streken, + Hun woorden zijn wel honing-zoet, + Terwijl zij dragen in 't gemoet + Den angel, om te steken + Haar, die hen mind.« + +Trots deze booze ervaring verlangen de vrijsters toch naar hun +gezelschap: + + »Dit bosje weet, + Dat ons is leet, + Dat gij niet t'alle-tijdetjens, + Ons met uw kout + Gezelschap hout + En zit aan onze zijdetjens. + Uw zoet gevrij + En boerterij + Met velerhande klugjens + Ons zo verleyd + Dat, als gij scheyd + U volgen veele zugjens.« + +Had echter de vrijage het gewone, gewenschte verloop, bleek het meisje +niet onvermurwbaar, liet zij zich eindelijk verbidden, om van staat te +verwisselen (»wat haast hebben wij meisjes,« vraagt Alida Leevend in +haren overmoed; »als wij getrouwd zijn, zijn onze blijde daagjes uit?«), +dan kan de verloving, straks het huwelijk plaats hebben. Wij vragen +allereerst naar het karakter van het wettig huwelijk, zooals het zich +onder de Republiek aan ons voordoet. + + + + +HOOFDSTUK III. + +HET WETTIG HUWELIJK. + + +Tegenover welke taak stond het nieuwe geslacht, vroegen wij aan het +einde van ons eerste hoofdstuk, nadat wij de toestanden, zooals zij in +de 16de eeuw heerschten, geschilderd hadden? Roepen wij ons duidelijk +de moeielijkheid voor den geest. Van wien zou het gezag uitgaan in +huwelijkszaken, zoodat de bestaande verwarring en onzekerheid zouden +ophouden? Van de Staten der gewesten? Van de jonge, gereformeerde kerk, +zelve nog nauwelijks (immers eerst sinds 1572 in het noorderkwartier, +van lieverlede ook in de overige provinciën) geordend en ingericht? +Zeker had zij nog geen wijdstrekkende autoriteit, maar van den +beginne heeft zij zich met groote energie aan deze zaak laten gelegen +liggen. Omdat voor haar, gelijk voor alle protestantsche Kerken, +het sacramenteel karakter des huwelijks vervallen was, heeft zij van +den aanvang af geijverd voor het burgerlijk, algemeen karakter der +instelling. Wat Huig de Groot zegt, dat door het aannemen van den +gezuiverden godsdienst alle voorrechten van geestelijken, zoo in +rechtspleging als in andere zaken, het bijzonder burgerrecht rakende, +ophouden, heeft zij reeds vroeger erkend ook voor 't huwelijk. Zij +volgde daarin slechts de denkbeelden harer groote theologen: Calvijn +achtte het huwelijk een ding, den wereldlijken rechter competeerend. +Reeds de oudste provinciale synoden spreken zich uit, zoowel over +de verhouding tusschen kerk en staat in 't algemeen als over het +huwelijksrecht in 't bijzonder. Die van Rotterdam, anno 1575, begrenst +het wederzijdsch gebied en spreekt uit, dat »onse kerckelijke regieringe +geenszins usurpatie van het ambt van den magistraat medebrengt, maar +dat de politische (burgerlijke) ende kerkelijcke regieringe« door God +zijn ingesteld, zoodat het er verre van af is, dat »dit gheestelick +ende kerckelick regiment enichsins soude het ampt ende de hoocheit +der overheit tegenstriden ofte vercorten, dat in tegendeel 't selfde +veelmeer dient tot befestinge vande autoriteit derselver, gelijck oock +wederom der overheit ambt is door haar autoriteit der kerckelicke +regieringe te beschermen ende te handthaben«. Reeds een jaar vroeger +had art. 5 der Dordtsche kerkorde voorgeschreven: »die dienaren ende +ouderlingen sullen wel toesien, dat sij in hare consistorische, +classische ende sinodische vergaderinge niet en verhandelen dan 't gene +kerckelick is«. Welnu dezelfde vergadering spreekt het uit: »Overmidts +d'officiaelen des Antichrists int pausdom d'autoriteyt ende recht der +overheijden in den echtscheydinghen aen sich getrocken hebben, soo sal +de magistraet van den ministers wt Godes woort ghebeden ende vermaent +worden, datse dien helpen, welcke in soodane saecken hare hulpe +behoeven«. En nog algemeener de oudste gereformeerde synode hier te +lande, die van Edam in 1572: ieder streve er naar dat »dese saecke des +huwelijcx tot ontlastinge der kercken gebracht wordt in het burgerlijke +regiment«. Omdat echter de berechting van huwelijksgeschillen voor de +overheden nog nieuw was en, bij de nieuwe bedeeling, het geestelijk +gerechtshof had »afgedaen«, heeft de kerk reeds in 1581 het wenschelijk +geacht, dat de Staten een »houwelicxgericht« zouden instellen, »daeraen +alle twistige houwelicxsaken« zouden opgedragen worden. + +Men bespeurt waarom het gaat: aan den Staat moet komen de regeling van, +de uitspraak in huwelijksgevallen, de wetgeving in 't algemeen over +alle huwelijkszaken. Zonder zijne sterke hand zal de verwarring nooit +ophouden, aangezien, zegt wederom Huig de Groot, het huwelijk is de +grondwet der burgerlijke gemeenschap en omdat, naar de woorden van +den remonstrantschen hoogleeraar Simon Episcopius, als er geen vaste +huwelijksordening is, »is de policie niet als eene wildernisse ende de +familiën zijn niet als verckensschotten«. Wenschte de gereformeerde kerk +aldus, dat het huwelijk burgerlijk zou zijn, dit hield niet in, dat zij +afstand begeerde te doen van haar recht op huwelijkssluiting. Opvolgster +van de oude, roomsche kerk, in zekeren zin erfgename harer functiën, +overtuigd, dat het huwelijk voor zijne wettigheid de wijding der +kerk behoeft--had zij reeds in de jaren der vervolging, vóór zij nog +gevestigd was, huwelijken gesloten. Hare rondreizende predikanten +»celebreerden houwelijcken volgende de voirs. religie« en »vougden +na den sermoenen oik eenige persoenen als in echten t'saemen«. In +1566, toen Margaretha hun vrije godsdienstoefening had toegestaan en +zij enkele kerken in gebruik namen, was het dáár, dat men »bruyden +troude«. Thans, als gevestigde kerk, handhaaft zij dit recht van +huwelijkssluiting. Hare leden kunnen binnen hare muren een wettig, +christelijk trouwverbond aangaan, al is men in 1573 in Noord-Holland +zóó vrijzinnig, dat men een lidmaat toestond buiten de kerk te trouwen. +Men moest het hem wel afraden, maar gebeurde het nochtans, dan was +het huwelijk als echt te erkennen. Nu begon echter de moeielijkheid. +Niet alleen toch begeerde de kerk van de overheid goedkeuring van +hare huwelijksregeling op eigen terrein, maar, volgens het in haar +midden sterker wordend calvinistisch beginsel, dat de wereldlijke en +geestelijke macht samen moeten arbeiden aan den bloei der christelijke +gemeenschap, eischte zij telkens nadrukkelijk, dat de overheid zich in +alles, dus ook in huwelijkszaken, door die calvinistisch-gereformeerde +gedachte zou laten leiden. Waar nu de staat zich verzet, ontstaat +de strijd. En als wij bespeuren, dat de kerk voortdurend poogt eene +algemeene huwelijksordonnantie te verkrijgen naar hare beginselen, +dan zien wij daarin duidelijk een onderdeel van die worsteling om +de oppermacht tusschen Kerk en Staat, ook in onze vaderlandsche +geschiedenis zoo belangrijk. Het gaat op een loven en bieden. De kerk +vraagt en de overheid, zeker gewillig het advies en de medewerking der +kerkelijken in te roepen, geeft, maar ten halve. De kerk vraagt weêr en +de overheid staat ook iets toe, maar geeft de teugels nimmer uit de hand +en houdt aan zich het oppergezag. Zeker gevoelen wij bewondering voor +deze »dienaren des Woords«, die, in hunne volstrekte afhankelijkheid +van regenten en magistraten, toch rusteloos aanhouden om wat zij voor +een heilig huwelijk noodig achten. Maar begrijpelijk vinden wij het +evenzeer, dat de overheid op hare hoede was tegen een heerschzucht, +die wezenlijk bedoelde der kerk het gezag over den staat te schenken. +Ware het anders geweest, men zou kunnen wenschen, dat zij nog ruimer +gelegenheid gehad hadde, haar onmiskenbaar organiseerend talent, ook op +het gebied der huwelijksregeling, met de stukken te toonen. Laat ons dan +zien wat langzamerhand in de Republiek tot stand kwam, door gewestelijke +of stedelijke overheid gegeven, maar onder voortdurenden invloed der +kerk. + +Reeds in 1576 hadden Baljuw en mannen van Rijnland bepaald, dat partijen +zich of door den gereformeerden predikant moesten laten te zamen geven, +of voor baljuw en mannen moesten verzoeken, dat hun trouw wettig +verklaard werd. Dit was reeds eene belangrijke stap in de richting van +orde, maar het besluit gold slechts Rijnland en ook, men durfde een +anders gesloten huwelijk nog niet nietig verklaren. Maar vijf jaren +later, 1 April 1580, vaardigden de Staten van Holland en Westfriesland +hunne Ordonnantie van policie uit, waar men sub III bepalingen vindt +»omme te voorsien op de ongeregeltheden in huwelijkszaken«. Hier moeten +partijen verschijnen voor magistraat of gereformeerde predikanten hunner +woonplaats, om door (voor) hen getrouwd te worden. Huwelijken niet +volgens deze ordonnantie »gecontraheerd ende gecelebreerd« zullen +voortaan zijn »nul ende van onwaarde«. Eene resolutie van 6 Juli gaf nog +nadere uitlegging. Voor Zeeland volgde 8 Februari 1583 eene ordonnantie +van den Prins van gelijke strekking, op de openbare afkondiging waarvan +de Zeeuwsche kerk telkens aandringt. Den 6den October 1584 volgden de +Staten van Utrecht en voerden ook het burgerlijk huwelijk in voor het +gerecht ten stadhuize, d. w. z. voor wie dit begeerden. De anderen +werden getrouwd door den gereformeerden predikant. Andere huwelijken +werden niet langer erkend, terwijl als overgangsbepaling in art. 13 +der ordonnantie werd voorgeschreven, dat vroeger gesloten vormlooze of +geheime huwelijken alsnog voor het gerecht konden worden gewettigd. De +andere gewesten volgden (voor de Generaliteitslanden gaven de Algemeene +Staten 18 Maart 1656 een Echtreglement) en sinds was de toestand zóó, +dat ieder naar wet en ordonnantie moest trouwen, de gereformeerden +in hunne kerk, de andere burgers ten stadhuize. Aan deze laatsten +werden dan daarna hunne kerkelijke plechtigheden vrij gelaten. Van +opmerkelijke vrijzinnigheid is een besluit van schepenen, raden en +gezworen gemeente van Hasselt, reeds 25 Februari 1590. Omdat, heet het +in dit merkwaardig stuk, velen, om de verscheidenheid van religie, niet +gezind zullen wezen de huwelijken in de gereformeerde kerk te sluiten +voor den predikant, en omdat de vrijheid van conscientie gehandhaafd +moet blijven, besluiten wij, dat allen die bezwaar hebben tegen de kerk, +zich zullen mogen laten afkondigen van het raadhuis en daarna getrouwd +worden voor twee schepenen, onder aflegging van een eed en aanteekening +in het stadsprotocol. Hoe langzaam elders weêr de nieuwe regeling +doordrong (iedere stad was wezenlijk souverein) toont o. m. Kampen. +Het burgerlijk huwelijk voor de doopsgezinden is aldaar ingevoerd bij +publicatie d.d. 7 Juni 1658. Tot dien datum toe waren zij gedwongen +geweest zich door (voor) de hervormde predikanten te laten trouwen. +Thans kon dat ten raadhuize geschieden, maar (vreemd genoeg) de +geboden moesten zij nog »voor den Eerb. kerckenraedt deser stadt doen +opschrijven«. In Holland heeft men den dissenters sneller recht gedaan. +Zoo kon de luthersche gemeente te Amsterdam in 1597 bepalen, dat wie +wenschten te huwen eerst voor den gecommitteerde van de overheid moesten +verschijnen, zich dan aan de voorgeschreven formaliteiten onderwerpen +en daarna in de kerk konden worden ingezegend. Zoo is het gebleven tot +het einde der republiek. Onder de Bataafsche Republiek openbaarde de +nieuwe geest van gelijkheid en vrijheid (zegt Cornelis Rogge) zich +ook in de bepaling, dat voortaan _elk_ huwelijk voor de plaatselijke +regeering moest voltrokken worden. De inzegening bleef den geestelijken +toegestaan, nadat hun op eene wettige wijze de voltrekking voor de +burgerlijke regeering was gebleken. + +Al was dus het groote beginsel van het burgerlijk huwelijk in de +gewestelijke ordonnantiën neêrgelegd, op tal van punten bleek telkens +nog voorziening noodig. Onvermoeid hebben de synoden der gereformeerde +kerk om zulke nieuwe bepalingen gevraagd en tevens om maatregelen tegen +de ergerlijke zonden en abusen den huwelijken staat rakende. Het +verdient alle aandacht, dat zij daarbij heeft gestreefd naar ééne wet +voor 't gansche land, dat zij dus, te midden van het provincialisme, +bij den zeer lossen band die de gewesten te zamen snoerde, voor die +landséénheid opkwam, die eerst onder Napoleon gekomen is. In de 162ste +zitting der groote, Dordtsche (na)synode besloot de vergadering H. H. M. +te verzoeken »dat deselve door hare autoriteyt ghelieve metten eersten +te doen stellen eene huwelijcks ordinancie... die eenpaerlick door +alle de geunieerde provinciën mach nagekomen worden«. En art. 70 der +Dordtsche kerkorde zegt desgelijks, dat »tot noch toe verscheyden +ghebruycken in houwelijcksche saken alom onderhouden zijn«, maar dat +het »nochtans wel oirbaar is ghelijckformicheyt daerinne gepleecht te +worden«. + +Het is duidelijk, dat wij in ons bestek er niet aan denken kunnen +ook maar een vluchtig overzicht te geven van de wijsgeerige en +rechtsgeleerde theorieën ten onzent over het eigenlijk wezen des +huwelijks. Slechts op één enkel punt wil ik wijzen: de vraag, of +kinderbezit het eigenlijk doel des huwelijks zij? In 't algemeen reeds +zijn er anthropologen, die beweren dat, zoomin als bij de dieren, bij +den oermensch, bij de natuurvolken, de voortbrenging van eene nieuwe +generatie, hoewel de onbewuste drijfveer tot geslachtelijken omgang, +bij den man het bewuste doel, een gewild oogmerk zou zijn. Het is, zegt +ten onzent o. a. dr. C. J. Wijnaendts Francken, slechts een secondair +gevolg. Het behoeft niet eenmaal altijd als gevolg bekend te zijn +geweest. Dit laatste is althans onbetwijfelbaar. Maar, zoo was nu +de vraag, is het huwelijk niet alleen maar eene door de wet erkende +vereeniging der beide geslachten, »eene verzameling« (zegt Huig de Groot +en zeide ook het Rom. Recht) »van man en wijf tot een gemeen leven, +medebrengend een wettelijk gebruik van elkanders lichaam«, doch is +voortplanting zijn eigenlijk doel? Neen, zeide prof. C. L. Vitringa van +Harderwijk in 't begin der 19de eeuw, neen, want anders zou de apostel +Paulus den christenen niet het coelibaat hebben aangeraden. Ook Kant, +de wijsgeer, stelde de verwekking van nakroost op den achtergrond, +het doel om kinderen te verkrijgen achtte hij niet te behooren tot de +rechtmatigheid der verbinding. Anders de protestantsche kerken, die +hierin de roomsche slechts navolgden. Het bijbelsch gebod, aan Adam +gegeven, »wees vruchtbaar en vermenigvuldig« gold ook voor later +geslachten, vonden zij, en de remonstrantsche hoogleeraar Phil. à +Limborch (1735) noemt als eerste doel des huwelijks: »de voortplanting +en de vermeerdering van het menschelijk geslacht«. En met deze theorie +ging het volksbewustzijn accoord. Het vroeg niet: is het wezenlijk de +lust om kinderen te bezitten, die de menschen tot elkander brengt? Maar +het achtte kinderbezit het natuurlijk en, zeker, gewenscht gevolg der +vereeniging. Tegelijk was het de gereformeerde kerk, die in haar +huwelijksformulier de schoone opvatting leerde: »Daarom sult gij ook +niet twijfelen of de houwelicke staet en behage Godt den Heere, overmits +hij Adam sijne huysvrouwe geschapen, selve toegebracht ende hem tot eene +huysvrouwe gegeven heeft; daermede betuygende, dat hij nogh hedendaegs +eenen yegelicken sijn huysvrouwe als met sijne hant toebrengt.« + +[Illustratie: Bruidsstoet. + + Foto (verkleind) naar een miniatuur in »Der + Renner«, van Hugo von Trimberg (14e eeuw) + Ms. L. Bibliotheek.] + +De gansche huwelijksacte, eindelijk, moest, als van ouds, ook bij de +nieuwe bedeeling, openbaar zijn. »De tsamenvoeginge der eheluiden, +gelijck deselve is eene algemeene actie« behoort te geschieden »in facie +ecclesiae« d. i. voor den priester en openlijk. De term en het gansche +beginsel waren van Rome overgenomen. De roomsche kerk heeft altijd +het openbaar huwelijk gewild. En dit was weder in overeenstemming +met het Oudgermaansch recht, dat eischt, dat de vrije Friezin in des +vrijen Friezen macht komen moest met hoorngeschal en burengejuich, met +fakkelenbrand en vriendengezang. In 1310 b. v. verbood de bisschop van +Utrecht, Guy van Avesnes, uitdrukkelijk niet-openbare, clandestiene +huwelijken, dat zijn zulke »die aangegaan worden, zonder dat de +plechtige afroeping of de behoorlijke geboden in de parochiekerk der +trouwensgezinde personen vooraf zijn gegaan.« Ze waren wel niet ongeldig +(wij zagen dat reeds in ons eerste hoofdstuk), maar brachten toch +sommige nadeelen mede. Zoo had Dirk van Santhorst, uit het geslacht +der Wassenaars, »sijn wijf mitter witte van der heylegher kercke niet +ghetrouwet.« Daarom wilde de vrouw van Dirk van Raephorst haar den +voorrang (»voirstain ende voirofferen ende anders voirdeel te hebben«) +niet gunnen in de parochiekerk van Wassenaar (1338). Twee eeuwen later, +den 2den October 1535 had George van Egmondt, ook bisschop van Utrecht, +noodig een scherp mandaat uit te vaardigen, waarbij hij gebood: +»... geen huwelijken te sluiten dan in 't openbaar, ten tijde der +godsdienstoefeningen, in de kerken en niet in verborgen plaatsen, +in bijwezen der gemeente.« Dat nochtans, ook door plichtsverzuim der +priesters, meer nog door de taaiheid van volksgebruiken, de heimelijke, +vormlooze huwelijken tot ver in de 16de eeuw voortduurden, hebben wij +gezien. Maar het is duidelijk, dat ook nog bij den aanvang onzer periode +en later maatregelen daartegen niet overbodig waren. Karel V bepaalde, +dat een jongman onder de 25 en eene jonge dochter onder de 20 jaar niet +mochten huwen zonder advies, raad en konsent van vrienden en magen van +beide zijden, op verbeurte van alle aanspraak op elkanders goed, terwijl +geen van Z. M. onderdanen bij huwelijken, zonder medeweten der justitie +gesloten, tegenwoordig mocht zijn op boete van 100 karoliguldens. Dat +was in 1540. Op 't einde der eeuw had nog de overheid denzelfden strijd +te voeren, door de gereformeerde kerk gesteund, die ijverde tegen het +trouwen in huis, »yn private huseren«, want het is »ergerlijck en +der politie schadelijck«. Het wekte daarom in 1585 groote ergernis +in gansch Friesland, dat Johannes Bogerman, de vader, twee freules +Burmannia op hare state te Ferwerd getrouwd had. Zelfs het trouwen in +huis bij zware ziekte werd nauwelijks (en dan nog met al de waarborgen +voor openbaarheid) toegestaan. De straffen waren zwaar. Op heimelijk +trouwen stond sinds 1580 voor beide schuldigen f50 voor de eerste maand, +f150 voor de tweede, f200 voor de derde en bannissement. Hooge boeten +inderdaad. Want in datzelfde jaar 1580 bedroeg het predikantstractement +in Den Haag f360, te Dordrecht in 1594 f400, prof. Feugueray werd in +1575 te Leiden benoemd op f500 en f100 persoonlijke toelage. Waren, +trots al deze bepalingen, toch nog lieden in 't geheim gehuwd, dan +trachtte de kerk hen alsnog openlijk te laten trouwen. Den 23sten +Januari 1705 huwden in de Hollandsche gemeente te Smyrna Giovanni +Jan Schagen en Anna Smith, weduwe Charles Pike, die vroeger voor een +roomsch priester een geheim huwelijk hadden aangegaan. Nu werden zij +alsnog openlijk getrouwd en wel »in 't aangezicht des doods« en dus +waarschijnlijk (in dit geval van zwaren nood) in huis. Want nog +dienzelfden dag overleed Schagen. + +Om nu de openbare en wettige huwelijkssluiting voor te bereiden diende +de verloving of ondertrouw. + + + + +HOOFDSTUK IV. + +DE VERLOVING OF ONDERTROUW. + + +In onze wereld is verloving het eenigszins deftige woord voor +engagement, eene voorloopige overeenkomst en verklaring van +wederzijdsche genegenheid zonder eenige bindende kracht voor de wet. +Dat was vroeger anders. Zij vormde toen deel der huwelijkshandeling +en is met onzen ondertrouw te vergelijken. Naar Oudgermaansch recht +was zij eene overeenkomst tusschen den bruidegom en dengeen, in wiens +macht zich het meisje bevond, den vader, in 't algemeen den voogd. Deze +verplichtte zich, tegen betaling eener som, haar den eerste tot vrouw +te geven, die zich verbond haar te ontvangen. In den ruwen oervorm +van het koophuwelijk kocht de a.s. echtgenoot de voogdij, eigenlijk +het bezit, van den vader. Later wordt dat, bij de verloving, een soort +van waarborgsom, die aan het meisje vervalt, als na twee jaren geen +huwelijk volgt, de meta, de mundschatz. Ook verzachten zich de zeden +aldus, dat de koophandel eerst buiten het meisje omgaat, maar dat later +(en zóó was het in het middeleeuwsch Hollandsch recht) de toestemming +der bruid volstrekt geëischt wordt, gelijk die van ouders of voogden. +Van de weigering van den voogd was dan overal beroep op den rechter, in +Friesland ook van de weigering des vaders. Hier is invloed der kerk, +door het christendom verdwijnt het begrip koop en de toestemming der +partijen treedt op den voorgrond. De verloving nu vormde reeds een +sterken band. Van den kant van het meisje kon hij niet worden verbroken; +zag de man van haar af, dan gold zij als eene weduwe. In onderscheiden +Germaansche rechten moest ook de verlover instaan voor de gaafheid der +bruid en hare ongereptheid en, bij gebleken bedrog, kon dus de bruidegom +hem aanklagen. Maar, omgekeerd, brak hij de verloving af zonder bekende +reden, dan moest hij met twaalf eedhelpers, van zijn geslacht en +maagschap, die zweren moesten dat zijn eed rein was en niet mein, +onder eede verklaren, dat hij geenerlei kwaad aan haar gevonden had, +maar dat de liefde voor eene andere maakte dat hij haar verliet. Voorts +geschiedden bij de verloving formaliteiten, die dikwijls zinnebeelden +zijn van de macht, die de man over zijne vrouw verkrijgt, bij de +Friezen het ronddragen van het aeftswird, bruidzwaard (waarover later +meer), of ook het zetten van den voet op dien der bruid. Volgens +sommigen is ook het geven van den ring teeken van eigendom. Anderen, +gelijk wij boven in ander verband zagen, houden hem voor een herinnering +aan de koopsom. Sommigen beweren, dat door den ring de eigenschappen van +den man op de vrouw overgaan, door den ring draagt zij hemzelven bij +zich. Hoe zeer de verloving als sterke band werd gedacht, blijkt ook uit +hare geldigheid jegens derden. Wie eens anders verloofde huwde betaalde +dubbele meta. Ontucht met eene verloofde gold als overspel. + +Nu komen de vaderen onder den invloed van het kanonieke, het roomsche +kerkrecht en daardoor ook van het Oudromeinsche recht. Het kanonieke +recht stond wel aan het Germaansche nader dan aan het Romeinsche, omdat +het, schoon grootendeels in Italië ontstaan, op Germaansch-christelijke +grondslagen rustte, zich aan Germaansche toestanden aansloot, maar het +ontleende toch zooveel aan het Rom. recht, dat het zonder hulp daarvan +niet kon verstaan worden. Nu werd in dat Romeinsche recht de verloving +wel als minder verbindend beschouwd, dan in het Germaansche, maar +de kerk beschouwde haar toch ook als eene acte, die reeds een band +legde. Bij haar heet de verloving desponsatio. Zij geschiedde in +tegenwoordigheid van den parochiepriester, van bruid en bruidegom, in +de kerk met open deuren, in tegenwoordigheid van twee getuigen, onder +uitreiking van een ring. Was alzoo het voorgenomen huwelijk vastgesteld, +dan werd het op drie Zon- of Feestdagen na de mis bekend gemaakt, +d. w. z. de geboden werden afgeroepen en wie wilde kon bezwaren tegen +het huwelijk inbrengen. Zulk een stuk luidde b.v.: Heer Anthony Fockynck +kapelaan in de moederkerk te Arnhem bekent, dat hij »drije sonnendage +nae een anderen volgenden alhyer in der moderkerke proclamationes +gedaen heeft woe dat Jan van Nijmegen ind Mesry Havesche jn der hilliger +echtschapp vergaderen solden, weer ymantz, die meighschapp, swagerschapp +off andere saicken wuste, dair durch die echtschapp verhynderd mocht +worden...« die kon ze mededeelen (1550). + +Op dezen weg wandelde men ook in latere eeuwen voort. Ook onder de +Republiek droeg de verloving een bindend karakter, zooals in Duitschland +gesproken werd van »verlobte Eheleute«, zij is een nog niet geheel +afgesloten huwelijk. »Het consent« zegt een schrijver op 't einde +der 17de eeuw, »ende de bewilligingh van beyde partijen om t'samen te +verbinden aan malkander in den Echten Staat, is eygentlijck het gheene +dat het Houwelijck maekt ende waeruyt volgt, dat sodanige perzoonen zijn +als getrouwt voor Godt... met die conditie, dat men de behoorlijcke en +gewoonlijcke tijdt moet uyt-wachten«. Christenen mogen niet als 't vee +te zamen komen, zegt een ander, en zij moeten in de weken der verloving +God om een gelukkig huwelijk bidden. De wet dan schreef voor, dat de +jongelieden moesten verschijnen voor magistraat of kerkendienaar hunner +woonplaats en verzoeken om drie Zondaagsche of marktdaagsche geboden. Op +gewone werkdagen mochten geen geboden gaan en evenmin natuurlijk alle +drie in één week. Vandaar de grap van Alida Rijzig-Leevend, als de a.s. +man van Keetje West ziek is geworden en zij daarom niet op de bruiloft +van Chrisje Helder kunnen komen, »had hij het tot een week na zijn +huwelijk uitgesteld, dan had gij hem voetstoots hier naar toe kunnen +inpakken. Had gij mijn raad gevolgd: drie geboden op één dag en voor 't +bed getrouwd«. Na slechts twee geboden mocht geen huwelijk voortgang +hebben, ook moest de aanteekening geschieden op 't aangeven van beide +partijen. Vorstelijke personen vroegen soms ontheven te mogen worden van +de publieke geboden, wat vermoedelijk deftiger werd geacht. Toen in Juli +1659 Henriëtte Catharina, dochter van Amalia van Solms in het huwelijk +zou treden met Johan George II van Anhalt-Dessau kreeg Johan de Witt +van de Prinsesse-douairière het verzoek om er toe te willen medewerken, +dat er dispensatie verleend zou worden van de afkondiging der drie +»Sonnedaegse geboden«. De Witt antwoordde 11 Juli, dat de Staten met +algemeene stemmen het verzoek hadden ingewilligd. De voorschriften waren +goed, maar ook hier bleek, dat goede zeden meer waard zijn dan goede +wetten. Want het gebeurde, dat sommigen de proclamatiën wel lieten gaan, +maar daarna toch niet trouwden, al hadden zij ook de nadrukkelijke +gelofte afgelegd van zich niet te zullen terugtrekken. »Helaas!« roept +prof. Van Renesse uit, in zijn toentertijd veelgelezen boekje over +»De heilige voorsienigheid Gods in 't beleid der huwelijken« (1639), +»men speelt met die eedzweeringen als de kinderen met hare bikkels en +knikkers«. Ergerlijk was ook, dat, ofschoon de tijdsruimte tusschen den +dag der laatste afkondiging en die des huwelijks was vastgesteld (in +Amsterdam, in Leiden ééne maand, elders b.v. in sommige streken der +Generaliteitslanden, twee weken), toch die tijd soms onbehoorlijk werd +gerekt. Zoo lieten Wouter Hermans en Gerritje Germens te Nijkerk hunne +geboden gaan 5, 12 en 19 November 1609, maar hun huwelijk volgde eerst +24 Juni 1618. Bij een ander paar daar ter stede duurde het zelfs van +1597 tot ook 1618. Gelijk de Staten daareven dispensatie verleenden voor +de geboden van Henriëtte Catharina van Oranje, zoo konden zij dat ook +voor anderen doen. Hielden zij geene zitting, dan (resolutie van 26 +november 1678) waren President en Raden van de Hoven en burgemeesters +en schepenen der steden daartoe gemachtigd. Het kwam veel voor bij +zeelui, die op uitzeilen stonden of ook bij zware zieken. Hun werd +dan dispensatie verleend van den interval van tijd tot het gaan der +proclamatiën, mits één gebod ging. In de koloniën volgde men zoo goed +mogelijk de gewoonten van het moederland. Zoo vertelt een Zweedsch +reiziger ons van de Kaap anno 1773, dat geen kolonist mocht huwen +zonder goedkeuring van den gouverneur, dat hij het verzoek kon indienen +des Donderdags, dat daarop des Zaterdags aan het paar een order wordt +gegeven voor den Raad, die de verboden graden onderzoekt, waarna de +gouverneur beveelt de geboden af te kondigen. »Zoo goed mogelijk«, zeide +ik. Aan boord van het Compagnieschip »D'Sperwer«, waarop Joan Cunaeus +voer bij zijne zending naar Perzië, werden ter reede van Surat, 23 +November 1651, twee Nederlandsche paren van het comptoir aldaar door +Cunaeus' predikant in den echt vereenigd, waarbij wij van geboden niet +hooren, al roepen wij ons daarom toch gaarne het tooneel voor oogen van +die Nederlanders aan verre kust, begeerig naar vaderlandsche wijze hun +huwelijk te laten sluiten. + +Maar wij keeren naar het vaderland terug. Voor de buitenwereld bleek +van de verloving door het feestelijk versierde huis. De speeljonkers en +speelmeisjes hadden hun dienst aangevangen, de spiegels, de stoelen met +groen en bloemen versierd, of, bij eenvoudiger levensmanier, alleen +deurknoppen en stoep van het huis der bruid groen gemaakt. In de blij +getooide kamer zitten dan op den Zondag van het eerste gebod bruid en +bruidegom in staatsie, ontvangen de gelukwenschen, en de dag wordt +besloten met het commissarismaal. Dit banket draagt zijn naam naar de +»Commissarissen tot de huwelijksche zaken«, zeer gelijkende op onze +ambtenaren van den burgerlijken stand. In de Republiek, waar bij het +beruchte en noodlottige particularisme, de toestanden in elk gewest, in +elke stad verschilden, treffen wij dit college niet overal aan. Toch wel +in de meeste steden van eenige beteekenis, soms met andere waardigheden +verbonden, als te Groningen, waar de Heeren van de Weeskamer tegelijk +Commissarissen van den Egten Staat waren. Ook hun getal verschilde, +in Amsterdam waren er eerst vijf, later zeven. Deze commissarissen +nu hielden aanteekening der geboden, zoowel van hen, die in de +gereformeerde kerk als van wie op 't stadhuis voor schepenen +trouwden, de afkondiging geschiedde daarna voor de eersten van het +voorlezersbankje, voor de tweeden van de pui. Waar geen commissarissen +waren, geschiedde de aanteekening voor schout en schepenen of +secretaris. Te Amsterdam waren de kosten in de 18de eeuw, voor wie +aanteekenden om in de kerk te trouwen, 8 st. voor den secretaris, 16 +voor den koster, 6 voor de voorzangers; voor wie op het raadhuis zouden +huwen, 30 st. voor den secretaris, 30 st. voor de boden, buiten den +gewonen tijd alles duurder. Uitspraken van commissarissen werden ten +uitvoer gelegd bij gijzeling of bij bevel van in huis blijven, deur +sluiten en nering staken. Uit eene instructie voor commissarissen te +Leiden (1658) blijkt dat wie in de kerk hunne geboden gehad hadden niet +ten stadhuize mochten trouwen--en omgekeerd, onder kerk altijd te +verstaan de Nederlandsch-, Waalsch- en Engelsch gereformeerde. In +Amsterdam heette de ondertrouw o. m. »voor de roode deur gaan«, omdat +de kamer in de Oude kerk, waar Comm. Zaterdagsmiddags zitting hielden +eene roode deur had, waarboven dit oude rijmpje, dat o. a. al in het +Wonderboek des onzaligen David Joris (uitgave van 1551) te vinden is, + + »Wel haest getrouwt, dat langhe rouwt«, + +wijze, maar vaak in den wind geslagen, raad. Van droeviger ondervinding +getuigt nog de spreuk in eene Duitsche hanzestad: + + »Mancher Mann laut singet, + Wenn man die Braut ihm bringet. + Wüszte er was man ihm brächte, + Er wohl lieber weinen möchte.« + +De kerkelijke ondertrouwregisters en de stadhuispuiboeken zijn hier +beter, daar slechter, soms in 't geheel niet, bewaard, of ook hier +nauwkeurig, daar slordig bijgehouden, door slechte berging, vocht, +muizetanden aangevreten, terwijl wij af en toe met huivering lezen, dat +de zoontjes van den burgemeester er hunne pennen, ja hunne nagels op +oefenden of de domineesjuffrouw er papillotten van maakte: waaraan ze +bezweken. Het is hartbrekend zoo meedoogenloos als menschen met oude +papieren konden (en kunnen!) omgaan. Jacob van Lennep vertelt ons, dat +hij eens een jonge juffrouw aantrof, met een mand naast zich, bezig de +brieven te verscheuren en daarin te werpen van een harer ooms, die +gezant bij de Porte geweest was. Zoo werd ook het gansche archief der +stad Zalt-Bommel van vóór 1660 in 1831 opgeruimd, 2164 halve kilo's +aan papier en 16 dito aan perkament. Door dezen verkoop was het +gemeentebestuur (eere wien eere toekomt, zegt met begrijpelijke +bitterheid De Hoop Scheffer, die ons het feit herinnert) in staat +zich een groen tafelkleed voor de vergaderzaal en een paar witte +gordijnen aan te schaffen. Gelukkig ontbreekt het goede niet. De +puiaanteekeningboeken van Amsterdam b.v. zijn in voortreffelijken staat +en wie er in bladert, ziet de geslachten der menschen langs zich +heengaan en hem treft menige beroemde naam: »25 Aug. 1590 Jacobus +Arminius, predikant deezer steede, geadsisteerd met Claes Fraensz. +(Oetgens van Waveren) burgemeester deezer steede ter eenre, en Lijsbeth +Laurensdr. oud 20 jaar, wonende op het Water in de gulde Reaal, +geadsisteerd met Laurens Jacobsz. [Reaal] schepen en raad, haar vader +en Geertje Pieters, moeder, ter andere zijde«; »20 Nov. 1610: Joost van +Vondel en Maayke Wolf«; »10 Juni 1634: Rembrandt van Rijn en Saskia +Uylenburg« en zoovelen meer, die allen als gewone menschenkinderen van +vrijen tot trouwen gekomen zijn en zich voor commissarissen hebben laten +aanteekenen. Wil men ten besluite van dit deel onzes hoofdstuks een +bewijs, hoe angstig de kerk op de proclamaties acht gaf (met reden, +waarlijk!): »Wordt gevraagd« (ter synode van Haarlem anno 1600) »wat +men doen sal in een sake des huwlijks, waerin een seker joncman belofte +hebbende met eene jonge dochter, henengegaan is nae de commissarissen +der huwelijxsche zaken ende nochtans de dochter, die hij verwachtede, +niet en is verschenen, waardoor hij, vertoornd zijnde, nae een ander +plaetse is vertrocken, alwaer hij hem aen een ander beloeft ende twee +huwelijcksche proclamatiën ghehadt heeft, maer en is het huwelijk +niet bevesticht geworden, doordien dat de voorschr. dochter de derde +proclamatie heeft opgehouden, ende is niettemin nochtans in huyshoudinge +met de tweede getreden ende daerin soo lange gebleven, totdat de +dochter, met welcke hij eerst beloeft was, met een ander man +openbaarlijck is ghehuwelijckt ende nu versoect in den huwelijken +staat bevesticht te werden«. De synode staat het toe. + +Bij de aanteekening nu moest eerst, als van oude tijden, de toestemming +blijken van partijen. Vervolgens het consent der ouders. Van de oude, +gewestelijke rechtstoestanden zij slechts kort vermeld, dat in Friesland +minderjarigen de toestemming van ouders of voogden noodig hadden +(zie boven blz. 66), dat in Gelderland noch in Holland het ontbreken +van die toestemming de nietigheid des huwelijks met zich bracht, wel +vermogensnadeelen, terwijl in hetzelfde Gelderland eerst de Echtorde van +1597 die nietigheid uitsprak. Reeds vroeger had ook het Eeuwig Edict +van Karel V (1540) het consent der ouders geëischt. Toch vinden wij +herhaaldelijk zulke huwelijken vermeld b. v. »Den 21 Juny 1618 capiteyn +de Vries getrout met Lambrecht Kanters dochter, van (ds.) Taurijn in +de Buerkerk, tegen wil ende danck des vaders«. Jonker Lambert Kanter, +raad der stad Utrecht, was ouderling ter synode van Dordrecht en zou +aldaar overlijden 24 April 1619 en den 27sten plechtig worden begraven. +Ds. Joh. Taurinus, de bekende schrijver van de »Weegschaal« was +vurig remonstrant: zoo zal de weigering des vaders hier wel in het +godsdienstgeschil haar oorzaak gevonden hebben. Het blijft de roem der +gereformeerde kerk, dat zij met nadruk het consent der ouders eischte. +Reeds in 1572 had de eerste Noordhollandsche synode uitgesproken: +»Nyemant, die onder eens anders macht geworpen is (zal) hem vervoirderen +hem met yemant te verloven sonder die haer wille, die sij onderworpen +sijn, daartoe te hebben«. Ouders en vrienden moeten, stelt zij voor (en +dit is ook regel geworden), met de jongelieden medekomen, en anders moet +men dezen met schande afwijzen, »al waert dat sij den dienaren oyck +veel wilden wijsmaecken«. De Dordtsche synode van 1574 spreekt zich in +denzelfden geest uit. De kerk placht zich gaarne te beroepen op het +voorbeeld van Simson, den richter in Israël, die »gezien hebbende eene +vrouw te Thimnat van de dochteren der Filistijnen, zoo ging hij opwaarts +en gaf het zijnen vader en moeder te kennen en zeide: neem mij die tot +vrouw«. In overeenstemming daarmede de overheid in 1580: de proclamatiën +worden niet toegelaten zonder consent der ouders. Toen de student Corn. +Floor te Franeker in 1598 huwen wilde met eene pupil van prof. Drusius +(het was een in die dagen berucht geval) verzocht de kerkeraad aan de +overheid de proclamatiën op te schorten, totdat gebleken zou zijn van +'t consent van 's jongelings moeder. Ouders, verhinderd zelven te +verschijnen, mochten bij volmacht van hunne gevoelens laten blijken. +Daarvoor put ik een voorbeeld uit de genoemde pui-boeken van Amsterdam. +Op 31 Mei 1625 kwam Warner van Lennep (voorvader van het bekende +geslacht) ter aanteekening ten stadhuize, bijgestaan door secretaris +Valckenier (want de jongman had, afkomstig van Emmerik, in Amsterdam +geen verwanten), vertoonend zijns vaders consent. Met hem de bruid, Sara +van Halmael, geassisteerd door haar stiefmoeder. En dan de bijvoeging: +»de vader heeft gezegd, dat hij de geboden niet zal schutten«. Het was +geen consent van harte blijkbaar. Daar het woord »ouders« aanleiding gaf +tot misverstand, bepaalden de Staten van Holland en Westfriesland in +1671, dat de uitdrukking »ouders« in art. 3 der ordonnantie van 1580 +te verstaan zij als vader en moeder, niet grootvader of grootmoeder. +Eindelijk, dat het voorschrift omtrent het oudersconsent langzamerhand +zich in de zeden vastzette, blijkt o. m. uit de verbazing, waarmede +Nederlanders in den vreemde afwijkende toestanden opmerkten. Den 4den +Mei 1689 teekende Const. Huygens de zoon in zijn journaal aan, dat in +Engeland een meisje van 14 jaar een goed en valide huwelijk kon sluiten +in 't geheim en zonder het consent der ouders. + +[Illustratie: Kinderhuwelijk. + +Willem II en zijn bruid Maria van Engeland. + + Naar de schildering van Van Dijck, in het Rijksmuseum, Amsterdam.] + +Ziehier ons de gelegenheid geboden iets te zeggen van de leeftijdsgrens. +De verbazing van Huygens vond haar oorzaak in die 14 jaren. Want dat ten +onzent de geboden zonder toestemming der ouders niet werden toegelaten, +gold alleen voor jongemannen onder de 25, voor jongedochters onder de +20. De leeftijdsgrens voor huwelijken was oudtijds in de verschillende +gewesten verschillend, men vindt 18-14, 14-12, terwijl huwelijken onder +deze jaren gesloten voor oneerlijk en strafbaar, niet voor nietig +golden. Zoo nog onder Karel V. Maar onder de Republiek waren zulke +kinderhuwelijken verboden. In Friesland en Utrecht werden ook bij de +vrouw de 25 jaren geëischt, vóór zij het ouderlijk consent zou kunnen +ontberen. Wie dan nochtans zulk een verboden echt sloot, mocht geen +aanspraken op het huwelijksgoed doen gelden, verstandige bepaling ter +bescherming van jonge, onervaren erfdochters, opdat niet een of andere +schavuit haar hart veroveren, haarzelve schaken en voorts met haar +en haar geld trouwen zou--wat toch telkens geschiedde. Was alzoo 14 +en 12 jaar voor man en vrouw de uiterste grens nederwaarts volgens de +wet--hoe stond het er mee in de practijk? Wij hebben daaromtrent geene +opzettelijke onderzoekingen onder oogen gehad, met name niet voor +kinderhuwelijken, zooals dat o. a. in Engeland is geschied. Over het +onderwerp in het algemeen stip ik slechts aan, dat sommigen de oorzaak +van kinderhuwelijken vinden in den wensch der ouders om ontduiking +hunner macht (b.v. door schaking) te vóórkomen. Zeker geldt dit +niet voor alle dergelijke verbintenissen, zooals ze bij Hindoes en +Australiërs, bij Balineezen en Dajaks gesloten worden, en waarvoor +onderscheiden redenen bestaan. Ook heeft reeds wijlen de hoogleeraar +Wilken onderscheid gemaakt tusschen wezenlijke kinderhuwelijken +en verlovingen tusschen kinderen. Maar opmerkelijk is, dat ze in +Engeland nog zoo laat, in de 16de en 17de eeuw, gesloten worden. Zoo +heeft F. J. Furnivall een onderzoek ingesteld alleen voor de diocees +Chester van 1561 tot 1566 met allerbelangrijkste uitkomsten, en wel +zonderling klinken ons getuigenissen als dat »Harie Accars at the +time of his marriage with his child wife Jane was »about the age +off viij yeres and the said Jane about iiij or v yeres old««. Zulke +kinderhuwelijken werden in alle vormen gesloten, waren in de gevolgen +meest uiterst ongelukkig en hadden verschillende oorzaken. Uitgenomen +enkele dergelijke verbintenissen uit staatkundige beweegredenen (toen +Willem II met Maria Henriëtte Stuart trouwde, 12 Mei 1641, was hij nog +geen 15, zij juist 10 jaar oud) zijn mij ten onzent op dit punt geen +gegevens bekend. Wel voorbeelden van zeer jong trouwen. Toen Jacob de +Witt 9 October 1616 met Anna van den Corput in den echt trad, was de +bruid 16 jaar. In de deftige families bleef dit niet ongewoon, en in de +nadagen der republiek vinden wij huwelijken, waarbij de jonge dochter +15, 16 meest 17 of 18 jaar oud is. Sommigen vonden dat te jong. Mevrouw +Helder »zoude ongaarne zien dat haare Dogter (van 18 jaar) zoo vroeg +trouwde, als nu meer en meer de mode wordt.« In eenvoudiger kringen +schijnt de huwelijksleeftijd ouder, 25 tot 30 jaar, omdat daar het +wachten op den noodigen welstand meêtelt, soms ook de familieband. +Op alle dorpen van Rijnland en Delfland, laten wij ons vertellen uit +het derde kwart der 18de eeuw, vindt men jongelieden die 10 à 12 jaar +gevrijd hebben, ja die niet voor hun 50ste jaar getrouwd zijn, niet uit +al te groote koelheid, maar uit eene ongemeen sterke ouderliefde. Een +Duitsch reiziger op 't eind der eeuw vertelt, dat in Engeland meer +ongehuwden van 40 dan in Nederland van 25 jaren zijn. + +Waren de jongelieden boven de 25 en 20 en konden zij geen consent +vertoonen, dan werden de ouders ontboden en gehoord, waarna de +magistraat over de gegrondheid hunner bezwaren besliste. Zijn de ouders +binnen twee weken niet verschenen, dan gold dit voor toestemming; kwamen +zij en was de rechter het met hunne bezwaren eens, dan was er geen appel +of reformatie, gelijk de desbetreffende bepaling van 1597 in 1663 werd +vernieuwd. Natuurlijk kwam het ook voor, dat de rechter het niet met hen +eens was en dan mochten de geboden voortgang hebben. Jammer, dat kerk en +staat ook hier zich niet immer naar elkander voegen wilden, dat schouten +en secretarissen ten platten lande zich »vaak niet wilden conformeeren +met de politie der H.H. Staten om 't consent der ouders te verwachten«, +oorzaak van vele landelijke drama's. Te Nieuwkoop woonde in 1595 eene +vrouw, die met drie mannen tegelijk ondertrouwd was en nu, zonder +consent, met den derden te Nieuwveen wilde trouwen. De predikant +weigerde terecht. Toen liet de baljuw van Rijnland haar door zijn +schout trouwen. + + * * * * * + +In gegoede kringen stelde men bij de verloving ook de +huwelijksvoorwaarden vast, waaronder ook het spelden- en het +weduwengeld, voorts morgengave (waarover later) en bruidschat. Waar +de bruidegom alleen zijne sterke handen en de bruid haar »eertje en +haar kleertje« meebracht, kon de belijing achterwege blijven. Jan +Steen heeft zulk een huwelijkscontract op een prachtig stuk vereeuwigd. +Den huwelijkshandel tusschen de ouders der geliefden, waarbij het +wederzijdsche goed tegen elkaâr werd opgewogen, zien wij op prenten +vaak voorgesteld door een weegschaal, waarop de jongelui zitten. +De plank, waarop het meisje met een schatkistje in haren schoot, +daalt, die, waarop de jongeling met leege handen, rijst: het huwelijk +springt af. Gelukkig, zoo men het eens werd en de mansvader (als in +Friesland) der bruid den riem gaf met kettinkjes, waaraan sleutels, +schaar, reukballetje en spiegeltje, als om de arbeidzaamheid en de +schoonheidszin, der huisvrouw beide noodig, zinnebeeldig uit te drukken. +Uit de 16de eeuw hebben wij als geschenken bij die gelegenheid: damasten +rokken, gouden ringen, armbanden, maar ook een spinnewiel, tafellakens, +drinkvaten, maar ook een in blauw fluweel gebonden gebedenboek met +gouden sloten en ook--onergerlijk en natuurlijk--een wieg. In Groningen +heette deze bijeenkomst de wijnkoop, omdat de wijnkan er lustig bij +rondging en het contract ving doorgaans aan: »Dat ter eere Gods en +(zelfde gedachte als bij de wieg) tot vermeerderinge des menschelijken +geslachts een wettig huwelijk is beraamd tusschen ...« De bekende +Groninger predikant R. Alberthoma teekende in zijn dagboek op 4 Jan. +1753 aan: »van middag is de wijnkoop gehouden van den heer Paulus +Chevallier, theol. prof. en onze enige dochter Margaretha Geertruid.« +Een zeer eigenaardig geval deed zich in 1775 in de Beemster voor, +waarvan Betje Wolff, die daar toen immers woonde, geheel vervuld was en +er aan haren vriend, dr. D. H. Gallandat over schrijft. De schatrijke +weduwe Agatha van Foreest--geb. Van Foreest, moeder van acht kinderen, +werd verliefd op een armen Beemster boerenjongen, Jan Schenk, die nog +met haar kinderen had gespeeld. Toen zij besloten was hem te trouwen, +liet zij hare kinderen samenkomen op haar buitenplaats in de Beemster +(de twee oudste zoons waren officier), deelde hun haar plan mede en +beloofde, als een der huwelijksvoorwaarden, hun een millioen gulden af +te staan. Er ontstond een zware twist,--»de degens zijn uitgeraakt en +de Heeren hebben hunnen aanstaanden stiefvader van de Plaats gejaagd met +vele dreigementen.« Toch heeft toen mevrouw de geboden laten vragen, +die, na protestatie der familie, ook gegeven zijn. Daar de bruigom +roomsch was, moesten zij van zes tot zes weken onder de geboden staan; +het huwelijk volgde 4 Juni en werd, zeker om de ergernis, in huis +gesloten. Het portret dezer trouwlustige dame hangt in het Westfriesch +museum te Hoorn als No. 56. Over ergerlijk bedrog met huwelijksche +voorwaarden ontbreken helaas de berichten niet. Men bepaalde een +veel hooger som, welke de vrouw mede ten huwelijk bracht, dan de +waarheid was, wees haar een douairie of lijftocht toe, grooter dan de +wederzijdsche bezittingen samen bedroegen: bij een breuk (faillissement) +trok de vrouw dit alles van den boedel af en voor de schuldeischers +bleef 10% over! + +[Illustratie: + + _De Lifde eylaes heeft nu den sack gecreghen, + D' ouders Weghen, haer dochter in balance, + Heeft den uryer soo ueel goets niet daer teghen, + Het houwelyck is af, hy moet uanden dance._ + + _Amour est refroidy, affection est morte, + L' Hollandois ueult la dote et la fille poiser: + Que si le Jeun Amant aultant des biens n' apporte, + Ailleurs il luy faudra sa fortune chercher._ + +Huwelijksweegschaal. + + Foto naar een prent, toegeschreven aan G. de Jode.] + + * * * * * + +Bij den ondertrouw dienden partijen al verder over te leggen een +»getuigenis van vrijigheid«, bewijs dat men ongetrouwd was. Tegen +bigamie hebben kerk en staat gelijkelijk als tegen een groot en +schadelijk euvel krijg gevoerd. In onze periode kwam de verbintenis met +meer dan ééne vrouw als wettige huwelijksvorm reeds lang niet meer voor; +waartoe zijne neiging ook nog iemand voeren mocht, godsdienst, recht en +zede stempelden gelijkelijk polygamie als overtreding. Het beroep op de +oudvaders in het O. T. wezen Beza, à Limborch, Barlaeus, Cats en wie er +verder over geschreven hebben, af met te betoogen, dat zij dwaalden, of +dat de veelheid der zondaren de zonde niet verontschuldigt, of dat God +in den beginne de veelwijverij toeliet, om de aarde bevolkt te krijgen, +maar dat zij toch niet in zijn plan lag, omdat Hij anders gemakkelijk +uit Adam meer dan ééne Eva had kunnen scheppen. In de jaren 1535 en +een tiental volgende was dit betoog te pas gekomen tegen munsterschen, +batenburgers en davidjoristen, die het dubbel huwelijk in theorie +verdedigden en in de practijk toepasten. Bekent niet Jan Pietersz. +van Alkmaar dat »hem door den leeraar Jacob Remmes is gegeven geweest +tot sijne tweede huysvrouwe, de voorsz. sijne eerste huysvrouwe noch +levende, eene genoempt Nele?« Was niet de wederdooper Lourijs Lourijsz. +van Leiden met Dorothea Pietersdr., ook in 1534, als met zijne vrouw +naar Dordrecht gereisd, om daar te prediken, zijne eerste vrouw te +Leiden achterlatende? Was niet Maria Barent Gerrijtsdr. uit het land +van IJselstein, eerst getrouwd met Gerrit Kieviet, die te Amsterdam +werd onthoofd, daarna »een van de huysvrouwen geweest van eenen Corn. +Appelman oick van den verbonde van Batenburch, die voor sulx tot Utrecht +geëxecuteert is geweest?« Doch de verdwaasdheid dezer ongelukkige +schepsels heeft maar kort de toenmalige maatschappij in beroering +gebracht. Thans dan waakten staat en kerk zoo goed mogelijk tegen dubbel +huwelijk, al was het vaak uiterst moeielijk zekerheid van iemands dood +te verkrijgen. Toch kon strengheid bij zoo groot gevaar geen kwaad: bij +gebleken bigamie volgde soms doodstraf, te Amsterdam werd iemand, die +bij het leven zijner vrouw geboden had gevraagd, gegeeseld. Omgekeerd +heeft de overheid voor bigamie te goeder trouw genadig willen zijn +door o. m. de wettiging der kinderen mogelijk te maken. Echter heeft +zij geen gevolg kunnen geven aan den wensch der gereformeerde kerk, +dat men alleen zou mogen trouwen ter plaatse waar de geboden waren +gegaan. Dat was niet tegen te gaan. Wel echter moesten, als partijen op +verschillende plaatsen woonden, op beide de geboden gelezen worden. Hier +is een voorbeeld, ook voor plattelandstoestanden eigenaardig: »Edam 30 +Juni 1612 getrouwt Dirck Cornelisz. van Haakswijck (Axwijk) met Trijn +Jansdr. van Middelije (Middelie) met goede attestatie des schoolmeesters +tot Middelije haare wettelijke uytroepingen gehad te hebben, getrouwt +hier te Edam in de hooytijd, dat tot haerent niet gepredickt wordt en +daerom oock haer preddicandt van huys was«. Juist omdat het doodsbewijs +soms zoo moeielijk te leveren viel, toonde ook de kerk vaak mededoogen. +Zekere George Church, een Engelschman, te Rotterdam wonend, had daar, +in 1633, eene weduwe getrouwd, Margaretha Hope, die twee mannen gehad +had. Maar nu was het gebleken, dat de eerste dier twee nog leefde, in +overspel met eene andere, nadat hij Margaretha »malitieuselijck« had +verlaten. Toen George dit te weten was gekomen, had hij zich aanstonds +van zijne vrouw afgezonderd en eene scheiding bewerkt tusschen haar en +dien eersten man. Hij vroeg nu aan de synode van Den Briel of zijn +huwelijk met Margaretha, vóór den datum dier scheiding, onecht was +geweest en zij dus op nieuw moesten trouwen? Waarop de hooge vergadering +»nemende in consideratie de onmijdelijcke onwetenheyt van den man, +de trouwloose verlating van Margaretha Hope bij haren eersten man, +den commer van d'een en d'ander sijde...« het huwelijk voor wettig +verklaarde. In 1664 werd Johan de Witt om advies gevraagd in eene +dergelijke zaak van teeren aard. Eene vrouw was getrouwd met een man, +die op dat tijdstip in Holland nog eene andere vrouw in leven had, al +heette het dat zij overleden was. Maar zij had reeds met dien man +geleefd, nog vóór het gerucht van dat overlijden haar was ter oore +gekomen, en had dus reeds niet met hem mogen huwen, volgens de wet, +dat de overspeler met de overspeelster niet huwen mag. Bovendien kon +zij niet aangeven, wanneer zij van dat overlijden had gehoord, wat te +vreemder was, omdat die vrouw in een Delftsch logement verblijf hield +en men dus van haar afsterven gemakkelijk naricht had kunnen bekomen. +De Witt geeft nu den (zeker zeer wonderlijken) raad, dat zij de »saecke +sooveel doenlijck secreet houden« moet, omdat anders wel eens scheiding +zou kunnen worden bevolen. Hier was, zouden wij zeggen, geen reden voor +mededoogen. In elk geval blijkt het gevaar voor bigamie niet +denkbeeldig. + + * * * * * + +Soms werd er bij den ondertrouw gelet op de mogelijkheid, dat de bruid +»deflorata«, onteerd kon zijn. Sommige instructies schrijven voor, dat +predikant of ambtenaar (bij opgevat vermoeden) moeten vragen of het +bruidspaar »vleeschelijke conversatie« gehad heeft? Ook dit stuk uit de +geschiedenis des huwelijks heeft eene lange ontwikkeling achter zich, +maar wij kunnen er èn om de uitgebreidheid èn om de eigenaardigheid van +het onderwerp niet lang bij stil staan. Er zijn tijden, waarin en +volken, waarbij de ongereptheid der bruid niet slechts onnoodig, maar +zelfs ongewenscht werd geacht zoodat zij, op velerlei, voor ons begrip +stuitende, manier vóór het huwelijk werd gedefloreerd. Maar de regel was +toch het omgekeerde, dat nl. de maagdelijkheid der bruid van de hoogste +waardij werd geacht en bij het huwelijk op overtuigende wijze moest +worden aangetoond. Wat Deut. XXII: 13-21 van de oude Israëlieten +verhaalt, mag als vast gebruik bij tal van volken gelden, terwijl +oude vertellingen en sprookjes dan weêr herinneren, hoe met dit bewijs +bedrog kon worden en ook vaak werd gepleegd. Maar hiervan genoeg. In +ons tijdperk gold het reeds lang als misdrijf zoo bij de verloving +bleek, dat de bruid ontmaagd was, daarom, naar de volkszeden, nog +niet altijd als schande. In Amsterdam verwezen commissarissen, als 't +bleek, dat de bruid onteerd was, de zaak naar M. H. van den gerechte. +Was de zwangerschap der bruid »notoirlijck« dan betaalden in de +generaliteitslanden partijen ieder f20, waarbij de ouders voor hunne +kinderen, vrouwen voor haar dienstmaagden instonden. Hadden nu partijen +nochtans geen bezwaar tegen het huwelijk, dan ontstonden er natuurlijk +geene moeielijkheden en deze soort verbintenissen waren talrijk, door +de volksmoraal ook niet veroordeeld. »'t Is aan onze stranden,« vertelt +ons iemand in 1773, »zeer gemeen een bruid bezwangerd te zien vóór den +trouwdag, maar de gelieven blijven elkander getrouw«. En zoo was het +niet alleen aan onze stranden, maar ook verder. In de bouwstoffen voor +een beroemd geworden rapport, door baron d'Alphonse in 1813 uitgebracht +over den staat van ons land en volk, bevindt zich ook een stuk van den +prefect de Stassart d.d. 22 Aug. 1812, waarin o. a.: »... De families +wachten met het vaststellen van een huwelijk, tot de jongelieden neiging +voor elkander getoond hebben. Vandaar de nauwe betrekkingen tusschen de +beide geslachten. Bovendien trouwen, althans in de lagere klassen, de +meisjes niet vóór zij zwanger zijn, maar in dien toestand worden zij ook +bijna nooit verlaten.« Bij deze uitspraak staat een aanteekening van +J. D. Janssen, den lateren secretaris-generaal bij het departement voor +de zaken der hervormde kerk, waarin hij dien vrijeren omgang prijst en +voorts ontkent, dat de bedoelde meisjes zóó zijn. Hij kent geen enkele +klasse zóó bedorven, »zelfs« niet in Den Haag, »à l'exception peut +être de celle des domestiques, qui a en général les moeurs les plus +dissolues«. D'Alphonse heeft toen geschreven: »il en résulte quelquefois +quelques anticipations sur les droits de l'hymen«. Dat was weder veel te +gunstig. Vandaar, dat het in zijne kringen aan den raadspensionaris van +Slingeland zeer kwalijk werd genomen, dat hij, in 1726, een huwelijk +sloot met zijne dienstmeid, Johanna van Coesveldt, een »mariage honteux« +zegt de Fransche gezant de Fénélon, dat hem veel kwaad heeft gedaan. + +Maar groote moeielijkheden ontstonden als opschorsing der geboden werd +gevraagd, door wie zeide door den bruidegom te zijn onteerd. Volgens +den vasten regel in de Republiek, dat wie een maagd onteert haar moet +trouwen (ducere) of geld betalen (dotare), kon de onteerde eene actie +instellen en middelerwijl de geboden laten ophouden. Dan werd er naar +eene minnelijke schikking gestreefd en dikwijls waren het commissarissen +tot de huwelijksche zaken, die trachtten »partijen te accordeeren«. +Veelal ging het afkoopen boven het trouwen. Zijn de partijen, heet het +in een plakkaat van 1666, te zeer ongelijk van kwaliteit, dan zal de +gedefloreerde vrouwspersoon worden gecontenteerd met een eerlijken +bruidsschat. Doch beiden betalen f200 boete. De keuze tusschen trouwen +of afkoopen stond meest aan den onteerder, soms aan den rechter. Besloot +hij tot dotatie, dan mocht het meisje die ook van den vader van haren +verleider eischen. Overigens bestond er omtrent talrijke, bijkomende +vragen geen vaststaande rechtsovertuiging en daarom doet het te meer +leed, dat de kerk haren invloed niet meer voor het trouwen heeft +aangewend. Zij kon »niet verstaen, dat een vrij, ongehillichte persoon +gehouden (sou) wesen te trouwen eene dochter, die hij beslapen heeft«. +Beweert zij, dat hij haar trouwbeloften deed, dan zal de magistraat dat, +door afneming van een eed, moeten beslechten. Men zou wenschen, dat de +kerk, die herhaaldelijk blijk heeft gegeven, zich de belangen van den +zwakke aan te trekken, ook hier krachtiger voor de, dikwijls bedrogen en +in elk geval verlaten, vrouw ware opgekomen. Hoe zorgvuldig zij echter +zulke gevallen onderzocht, moge blijken uit het volgend gebeurde in de +Hollandsche gemeente te Londen. In 1570 wenschte zekere Pieter de Brune +te trouwen, maar na de eerste proclamatie werd het bezwaar ingebracht, +dat hij te Gent reeds aan eene andere trouwbelofte gegeven had. Geroepen +voor den Londenschen kerkeraad, verklaarde Pieter »tbijslapen ten +diverschen stonden gheschiedt tsijne«, maar van belofte aan die dochter +kon geen sprake zijn, omdat »daer ghenouch gheruchte van oneerbaerheit +achter haer ghijnck«. De kerkeraad verlangde toen eene notarieele acte +uit Gent, ten bewijze dat genoemd meisje inderdaad »in 't openbare +leven zat«, eene dergelijke acte te Londen, waarin hij verklaarde +te willen trouwen, maar dat het Gentsche meisje trouwbeloften op hem +praetendeerde, voorts eene verklaring, dat hij zich onderwerpen zal aan +de uitspraak van »den E. Superintendent den bisschop van Londen, tsij +(van) de duytsche consistorie«, eindelijk dat, als 't meisje te Gent +binnen drie maanden niet verklaarde, of zij bij haren eisch volhardde, +dan eerst Pieter zich vrij achten mocht. Alle acten in duplo ter +toezending aan bedoeld meisje. Dit is wel een treffend voorbeeld van +wijze herderlijke zorg. Het huwelijk schijnt intusschen niet te zijn +doorgegaan, althans in de trouwboeken der gemeente vond ik alleen een +Jacques de Brune, getrouwd 11 Mei 1609. + + + + +HOOFDSTUK V. + +DE VERLOVING OF ONDERTROUW. (VERVOLG). + + +Het is er verre vandaan, dat nu alles zou zijn onderzocht, waarnaar +volgens wet en gewoonte bij den ondertrouw een onderzoek diende te +worden ingesteld. Het ergste moet nog komen, d. w. z. het moest +blijken, dat partijen niet tot elkander stonden in verboden graad van +bloedverwantschap. Ook hier weêr ligt eene geschiedenis achter ons, die +tot in den oertijd terug reikt. Waar het matriarchaat heerschte (het +moederrecht, waarbij naam, eigendom, voorrecht, stamverwantschap door +de moeder overgaan, ook als de vader bekend is), waren gansch andere +verboden graden, dan waar het patriarchaat bestond. Broeder en zuster +van éénen vader, maar van twee moeders zijn bij het matriarchale stelsel +niet consanguinair d. i. bestaan elkander niet in den bloede, waarom +Abraham tot koning Abimelech zegt van Sara: »Zij is mijne zuster, de +dochter van mijn vader, maar niet van mijne moeder en zij werd mijne +vrouw«. In dit stelsel is een man nauw verwant aan dochters van eene +tante van moederszijde, wat bij het patriarchale niet het geval is. +Voorts speelt hier de opvatting van het stamverband haar rol. Soms is +een huwelijk alleen geoorloofd in (dus met nauwer verwanten), soms +alleen buiten den stam (dus met geen of zeer verre bloedverwanten). +Wederom komen consanguinaire huwelijken voor tusschen zeer nauwe +betrekkingen als broeder en zuster, waarbij dus voor de schadelijkheid +van dergelijke verbintenissen, door sommige moderne schrijvers +aangenomen, niet werd gevreesd. Over dit laatste punt heeft ten onzent, +in 1888, N. P. van der Stok een lijvig werk geschreven, »Huwelijken +tusschen bloedverwanten«, waarbij eene uitvoerige lijst van vreemde en +eigen literatuur. Het Oudisraëlietisch recht verbood te huwen met moeder +en stiefmoeder, met zuster, halfzuster en schoonzuster, met kleindochter +en schoondochter, met tante en aangehuwde tante, wat van hier in het +christelijk en mohammedaansch recht overging. Oudgermaansch recht +verbood huwelijken tusschen ouders en kinderen, broeders en zusters. +Jacob Grimm, de wijdberoemde grondlegger van de studie der Duitsche +taal, van het Duitsche recht en van den Duitschen godsdienst, zegt dit +aldus: »Ehverbot wegen zu naher verwandtschaft zwischen eltern, kindern +und geschwistern versteht sich von selbst; die kirchengesetze dehnten es +aus auf schwägerschaft und geistliche verwandtschaft«. En zóó is het +ook. In den beginne ontzegde de middeleeuwsche kerk het huwelijk zóó +ver, als verwantschap naar Germaansch recht werd aangenomen. Tot in de +9de eeuw vormt in de Duitsche landen deze derde generatie de grens. +Maar in 1058 breidde paus Nicolaas II het verbod uit tot de zevende +generatie. Deze bepaling echter bracht zulk een sleep van lasten en +moeielijkheden met zich, dat in 1215 Innocentius III er op terug kwam. +Volgens hem was een huwelijk in op- of afgaande linie volstrekt +onbestaanbaar; tot in den 4den graad der zijlinie ongeoorloofd. Daar +echter man en vrouw één vleesch en bloed zijn, waren de verwanten van +den een ook die der andere, waarom huwelijken, van wie tot elkander in +zwagerschap stonden, insgelijks tot den vierden graad verboden waren. +Eindelijk: doopvader en doopmoeder stonden tot den doopeling in +ouderlijke betrekking, daarom mocht b.v. de peetdochter niet trouwen +met den weduwnaar harer overleden peetmoeder. Dit was de geestelijke +verwantschap, welke later door de protestantsche theologen en juristen +zou worden ontkend, als geenerlei grond vindend in Gods woord. Volgens +hen mochten dus peters en meters over 't zelfde kind wel trouwen. Voor +'t overige namen deze gereformeerde en luthersche theologen eene dubbele +verhindering aan, eene volgens het O. Tisch, goddelijk, eene andere +volgens het Romeinsch en kanoniek, menschelijk recht, waarbij zij +trachtten de verschillen te vereffenen. Ik denk o. a. aan Beza's +tractaat over huwelijksbeletselen, een boek ontstaan uit academische +lessen (1591), dat ook hier te lande, in 't Latijn, en in 't +Nederlandsch vertaald, ijverig is gelezen en o. a. door de synode van +Tholen in 1602 is aanbevolen, toen zij haar »Forme ende maniere van +te ondertrouwen, dienende tot instructie voor den kerckendienaren« +opstelde, als bij uitstek geschikt, om de »graden van bloetvrientschap +of maeghschap in denwelcken te houwelicken van God verboden is« juist +te leeren onderscheiden. Ik denk aan Melanchthon's verhandeling over de +bloed- en huwelijksverwantschap, dat zich voor het beoogde doel zeer +goed leent, want het geeft een bevattelijk overzicht van wat onder +verboden graden te verstaan zij, met voorbeelden uit de bijbelsche +historie, de Grieksche mythologie en de profane geschiedenis. Ook +de Heidelbergsche hoogleeraar Hieron. Zanchius, die in zijn tijd in +aanmerking is gekomen voor een stoel aan de jonge, Leidsche hoogeschool, +schreef een hier te lande aanbevolen werk over verloving, huwelijk en +echtscheiding, waarin hij ook uitvoerig handelt over de verboden graden. +Ten onzent geeft de vermaarde theoloog Gisbertus Voetius een tractaat +over huwelijk en huwelijksbeletselen. Welnu, deze theologen en de door +hen voorgelichte kerkedienaren zagen wel, dat de verbodsbepalingen in de +Schrift niet immer met die in de landswetten of in het kanoniek recht +overeenstemden. Dus trachtten zij naar eene regeling van staatswege, +waarbij met de bijbelsche opvatting rekening werd gehouden, middelerwijl +zich vaak schikkende, in wat zij toch afkeurden. Wanneer de overheid een +huwelijk toeliet in een, volgens de gereformeerde kerk verboden, graad, +dan voltrok de predikant het niet zonder schriftelijk bevel en na de +betrokkenen genoegzaam gewaarschuwd te hebben. + +De regeling van staatswege van de verboden graden van consanguiniteit +ging langzaam en bleef onvoldoende. Nog in 1673 leggen de Staten van +Zeeland de verklaring af, dat zij bij het vaststellen der verboden +graden op moeielijkheden stuiten, en dat zij daarom overleg zullen +plegen met hunne naastgelegen bondgenooten, de Staten van Holland en +Westfriesland, met wie zij altijd dezelfde wetten hebben gehad. Deze +laatsten nu hadden reeds in 1580 bij de vroeger genoemde ordonnantie, +de verboden graden zoo goed mogelijk behandeld, door Zeeland gevolgd +in 1583, door Utrecht in 1584, door Friesland in 1586, Gelderland +1597, terwijl voor de generaliteitslanden het Echtreglement van 1656 +de graden voorschreef. Hier werd dan het huwelijk verboden tusschen: +1º. Ouders en kinderen, opwaarts en nederwaarts; 2º. broeders en zusters +'t zij van vollen of van halven bedde; 3º. man en schoondochter of +kleinschoondochter, vrouw en schoonzoon of kleinschoonzoon; 4º. man en +voordochter der overleden huisvrouw, vrouw en voorzoon van den overleden +man; 5º. man en de weduwe zijns broeders, vrouw en den weduwnaar haars +zusters; 6º. man en de weduwe van broeders of zusters zoon, vrouw en +den weduwnaar van broeders of zusters dochter. De verboden graden door +bloedverwantschap waren ook die door huwelijksverwantschap: in den +zooveelsten graad als iemand is mijn bloedverwant, in den zooveelsten is +zijn vrouw mijn huwelijksverwant, legt Melanchthon ons uit en Huig de +Groot leert: »In swagerschap is verboden te huwelijken binnen de leden +hier voren van bloede vermaant.« + +Wij willen nu zien, hoe deze theoretische wetsbepalingen hare +toepassingen vonden in de practijk van het gewone leven, om de kennis +waarvan het ons hier bovenal te doen is. Over de beide eerste graden +bestond geen verschil. Verbintenissen tusschen neef en nicht, van ouds +verboden, waren veelvuldig voorgekomen. »Otto Gerijts«, zegt eene +Arnhemsche schepenaanteekening d.d. 22 Mei 1555, »heeft bij zijns ooms +dochter geslapen ind twe kynder by haer geworven. En, so hij sulx nyet +hefft willen laeten,« heeft de pastoor den schout met de kerkmeesteren +in de vergadering van het kerspel te kennen gegeven, »dat zij sulx +de werltlicke here solden laeten straffen.« De vereeniging tusschen +neef en nicht gold tijdens de Republiek volgens kerkelijk oordeel voor +oneerbaar: wel verbieden Gods woord en de geschreven wetten het niet, +maar het is toch niet stichtelijk. Hier is invloed van het kanonieke +recht, dat, zegt Beza, nog precieser zijn wil dan God in Zijn woord +en zelfs het huwelijk verbood tusschen zusterskinderen tot den derden +graad. Zoo mocht dan volgens gereformeerd inzicht geen huwelijk plaats +hebben van een man met »sijns broeders wijfs dochter, dewelke is sijne +betroude nichte«, ook niet van een man met de nicht van de vrouw, met +wie hij geboeleerd heeft. Het is eigenaardig, dat eene Groningsche +synode van 1613 huwelijken tusschen neef en nicht afkeurt, omdat de +vriendschap tot andere geslachten moet worden uitgebreid. Zoo oordeelde +ook de kerkvader Augustinus reeds, toen hij het huwelijksbeletsel der +bloedverwantschap een uitvloeisel noemde van de goddelijke wet, die wil, +dat niet alleen door de banden des bloeds, maar ook door die van den +echt, de gemeenschap der menschen met elkander in den ruimsten zin +bevestigd zal worden. + +Hevige beroering wekte in Groningsche doopsgezinde kringen anno 1681 +het voorgenomen huwelijk van een achterneef en achternicht. Christoffel +Wensing, van de Vlaamsche gemeente te Groningen wenschte te trouwen met +Antje Mennes van Appingedam en--beide vaders der jongelui waren neven! +De kerkeraad te Groningen weigerde zijne toestemming te geven... uit +vrees dat zulk een huwelijk bloedschande mocht zijn. Er hadden twee +samenkomsten plaats van de oudsten en de afgevaardigden uit de naburige +gemeenten, die telkens de zaak naar Groningen verwezen. Toen ging +Christoffel naar Appingedam (het was intusschen al voorjaar 1683 +geworden!), vroeg dáár de voltrekking van het huwelijk, maar ontving +eene weigering, waarop, om de zaak te beslissen, eene vergadering is +gehouden van _alle_ Vlaamsch-doopsgezinde gemeenten, met afgevaardigden +uit 29 gemeenten, onder wie 3 Oostfriesche. De eerste vergadering +duurde van 6 uur 's avonds tot twee uur na middernacht, de volgende +begon 's middags 12 uur en besloot eindelijk het geval te onderwerpen +aan de stemming der Groninger gemeente. Een-en-vijftig stonden het +verzoek van Christoffel toe, maar »met kommer«, drie-en-twintig waren +er tegen. Daarop besloot deze synode in de uitspraak der Groninger +broederschap te berusten, »met kommer en noodshalve« en onder zekere +voorwaarden. »Zooveel had het in«, roept De Hoop Scheffer uit, die ons +deze geschiedenis heeft verteld, »om in Groningen onder de Vlaamsche +doopsgezinden zijn achternichtje te trouwen!« Laat ons hopen dat +Christoffel en Antje gelukkig zijn geweest. Maar de lezer bespeurt, dat +de gansche zaak buiten de overheid omgaat: die had het huwelijk zeker +toegestaan. Christoffel Wensing wilde zich echter niet buiten het +gemeenteverband stellen en moest daarvoor de lasten overhebben. + +De eigenlijke moeielijkheden intusschen begonnen eerst bij een huwelijk +van den man met de betrekkingen zijner overleden vrouw en omgekeerd. In +sommige gevallen was door de landswetten voorzien, maar er deden zich +telkens nieuwe voor, waarover dan uitspraak moest worden gedaan, waarbij +het oordeel der kerkelijken zijn invloed oefende. Een huwelijk tusschen +den man en de voordochter der overleden huisvrouw was, zagen wij, in de +ordonnantiën verboden. Toch wenschte Nicolaas Nieuwland, burgemeester +van 's-Gravenhage, in 1626 zulk een huwelijk aan te gaan, waartoe prins +Maurits toestemming gegeven had. Maar, terwijl er reeds twee geboden +gegaan waren, schutten Heeren Staten het derde en, niettegenstaande +de man bij zijne vrouw geene kinderen gehad had, sloegen zij het +huwelijk af. Volgens de gereformeerde kerk zou de burgemeester zich +aan bloedschande hebben schuldig gemaakt. Toen het eens te Opwierda in +Groningen bleek, dat zekere Jan Cyess met »sijne stiefdochter boleerde«, +werden aanstonds maatregelen genomen »daermit doch sülcke grouwelen vuth +dem lande gewehret mochten werden.« + +Het huwelijk tusschen den man en de zuster der overleden vrouw was zóó +gewoon en lag, door huiselijke omstandigheden, zóó voor de hand, dat +de overheid, schoon het verboden was, aarzelde het te veroordeelen. +Toch gevoelden velen het als ongeoorloofd en achtten het althans als +»lichtveerdigheyt in den h. ehestandt«. Ja, terwijl natuurlijk het +huwelijk verboden was van den man met de weduwe zijns broeders, gold ook +het trouwen met de halfzuster der overleden huisvrouw in vele kringen +voor zonde, wat zich zelfs uitstrekte tot het huwelijk met hare +bastaardzuster. Tot deze groep reken ik ook het huwelijk tusschen +den man en de vrouw van den broeder der overleden huisvrouw, zijne +schoonzuster dus ook, maar verder af. De overheid liet dat soms toe, +zooals bij een geval te Gouda in 1601. Daar was Cornelis Cornelisz. +getrouwd geweest met Grietje Anteunisdr., Adriaan Anteunisz. haar +broeder, met Maaike Adriaansdr. Grietje en Adriaan waren gestorven en nu +wenschte Cornelis met Maaike te trouwen. Mocht dat? Het gevoelen was, +dat hier de affiniteit, de zwagerschap, ver genoeg was, om het toe te +staan, maar dat de eerbaarheid, het fatsoen er toch tegen opkwamen. Wij +zijn niet blind voor de zorgvuldigheid der overwegingen, opdat maar de +zuiverheid des huwelijks onbesmet zou blijven, al is het waar, dat men +soms al te angstig was. + +Tot wijder kring, maar in dezelfde rubriek, is te rekenen het huwelijk +met de tante der overleden huisvrouw. Bij zulk een geval, anno 1604, +heerschte nog onzekerheid, al waren velen geneigd het een »abominabel +huwelijk« te noemen. Nu gold het hier eene »bloetmoeye« en dat kon +niet nalaten, oordeelden zij, den toorn Gods te wekken. Maar eene eeuw +bijkans later, in 1698, was er geene onzekere jurisprudentie meer en +weigerde de magistraat zulk eene verbintenis, zelfs waar het thans geene +»bloetmoeye«, maar eene »coude moeye« betrof. Jacob Jansz. Knecht nl. +koopman te Amsterdam, was weduwnaar van Catharina Peckstok en wenschte +te hertrouwen met Maria Sarragon, zuster van Catharina's insgelijks +overleden moeder. Na de tweede proclamatie werd de derde geweigerd. +Knecht wendde zich tot de hooge regeering en betoogde, dat het huwelijk +allerminst geschiedde uit ongebonden driften, maar met alle modestie +en eerzaam overleg; dat hij met zijne eerste vrouw maar weinig maanden +getrouwd geweest was en geene kinderen bij haar had verwekt; dat de +bruid, eene zedige, pieuse, bejaarde dochter zich de opschorting der +geboden zoodanig aantrok, dat zij daardoor genoegzaam in eene mijmering +vervallen was. Het mocht alles niet baten. Bij resolutie van 25 Januari +sloegen H. E. Gr. Mog. het verzoek af, zich beroepende op de ordonnantie +van 1580, laatste lid nederwaarts t. w. huwelijk van eene vrouw met den +weduwnaar van de dochter eener zuster. Op een huwelijk als dit, tusschen +den man en zijne koude tante, achtte men ook Levit. XVIII, 14, XX, 20 +toepasselijk: »tot de vrouw van den broeder uws vaders zult gij niet +naderen: het is uwe tante.« + +Mag de man trouwen met een nicht der overleden vrouw? In Holland en in +Groningen zijn van kerkelijke zijde zulke verbintenissen veroordeeld. +Het is waar, dat een dier gevallen was verzwaard door de omstandigheid +dat »die voorsz. nichte in absentie sijns wijfs met den man op sijn +bedde gelegen had,« naar zij zeide, »om sijns crancken kinds wille«. +Toch stond het oordeel er over niet vast, en de overheid ging met hare +beslissingen waarlijk niet over éénen nacht ijs. Den 8sten April 1638 +wendden de Staten van Utrecht zich tot de theologische faculteit, +toen bestaande uit Gisbertus Voetius en Meinardus Schotanus, met de +vraag: »of iemand mag trouwen met de dochter der zuster der overleden +huisvrouw?« Dezelfde vraag legden zij voor aan de juridische faculteit, +aan vier advocaten en aan de gereformeerde predikanten. Tot dusver +had men zulk een huwelijk toegestaan. Voetius heeft toen het antwoord +gesteld, dat daarna werd geteekend door Schotanus en de vijf +predikanten. Later bleek, dat het antwoord der juridische hoogleeraren +en van twee advokaten met het hunne geheel overéénkwam t. w. zulk een +huwelijk is volstrekt verboden. In de vergadering der Staten is het +stuk toen gelezen en overwogen en, naar de bedoeling ervan, het verbod +voor de provincie Utrecht uitgevaardigd. In Holland werd dit soort van +huwelijk verboden bij publicatie van 21 Mei 1664. Maar de Utrechtsche +geschiedenis toont wel duidelijk, hoe omzichtig de vaderen in deze +stoffe te werk gingen. Onder deze bepaling achtten sommigen zelfs te +behooren het huwelijk van den man met de dochter van den halven broeder +of de halve zuster der overleden huisvrouw, als hij dus de »coude oom« +zijner bruid was. + +Wat moet men denken van een huwelijk tusschen den man en de stiefmoeder +der overleden huisvrouw? Er was in de landswetten wel voorzien in 't +geval, dat iemand de stief_dochter_ zijner overleden vrouw zou willen +huwen, maar dat hij zijne aangetrouwde stief_moeder_ zou begeeren, +daaraan had niemand gedacht. En toch, ziethier ten jare 1697 Daniël +Hooydonck, weduwnaar van Arriaantje Bont, die de geboden vraagt met Sara +Wallencourt, stiefmoeder der doode Arriaantje. Immers Sara was de tweede +vrouw geweest van wijlen Abraham Bont, in leven koster der Walenkerk te +'s-Gravenhage, die in zijn eerste huwelijk vader was van Arriaantje. +Schepenen durfden om het zeldzame geval het derde gebod niet laten gaan. +Daniël heeft het toen hooger gezocht en 31 Januari stonden H. E. Gr. +Mog. den trouw toe. + +Het aantal mogelijke gevallen op dit gebied is als dat der sprinkhanen +in menigte. Mag een man trouwen met de bruid van zijn overleden broeder? +Of (ik noem alleen wat zich inderdaad heeft voorgedaan) met de zuster +zijner gestorven bruid? Mag een jonkman trouwen met de bijzit van zijn +oom? Op deze al bijzonder onfrissche vraag antwoordt eene synode van +1592 terecht, dat zulk een huwelijk »nyet in Godts woordt bestaen mag«, +wat natuurlijk ook geldt van een huwelijk tusschen een weduwnaar en de +bijzit van zijn broeder, die bovendien nog in leven is. Maar met deze +overwegingen hebben wij de grenzen van het gebied der verboden graden in +eigenlijken zin reeds overschreden. Wij stappen er dus van af. Misschien +zijn sommigen onzer lezers reeds ongeduldig geworden: zij begeeren nu +eindelijk tot de blijde bruiloft te mogen ingaan. Zij hebben, vinden +zij, nu genoeg stof om met Philogamos in Cats' »Weduwenhouwelijk« te +kunnen uitroepen: »Hoe! Is het huwelijk soo lange in de werelt geweest, +waarde man, en sijnder noch soo veele saecken omtrent die gelegentheyt +te vinden, die heden noch in twijfel staan?« Helaas, wij zijn nog niet +aan de bruiloft toe. Bij den ondertrouw kan nog van andere +huwelijksbeletselen blijken. + +Afkeurenswaardig achtte de kerk het huwelijk tusschen een voogd of diens +zoon en de weeze, die zijn pupil was, tenzij met toestemming der Staten. +Dezen gaven haar in geen geval vóór de eindrekening had plaats gehad, +wat bij de meerderjarigheid der pupillen geschiedde, meest ten overstaan +van de vertegenwoordigers van het openbaar gezag. Huwelijksbeletsel +was voorts krankzinnigheid. Dan melaatschheid. Ten jare 1470 was Geert +ten Starte, burger der stad Kampen, door lepra aangetast, maar de +stadsdokter, mr. Franck Johanssoen, gaf, na consult met vier Utrechtsche +geneesheeren, hoop op herstel. Maar de vrouw van den patiënt beklaagde +zich over het geld, dat de behandeling kostte en wilde ook niet langer +met haren man samenwonen. Geert wendde zich toen tot den Raad met +verzoek haar in beide opzichten tot rede te willen brengen, onder +overlegging van een rechtsgeleerd advies, waarin uit bijbelsch en +kanoniek recht werd betoogd, dat zij tot samenwoning verplicht was. Maar +dit was niet de gewone opvatting. Als regel gold onder de Republiek, +dat het huwelijk tusschen melaatschen en gezonden verboden was, dat +trouwbeloften met iemand, die later blijkt lepra te hebben, van onwaarde +zullen zijn en dat zij onderling slechts mochten trouwen met consent +van de overheid. In geval van een voorgenomen huwelijk geschiedde te +Amsterdam de keuring, van wie verdacht werden besmet te zijn, in de +spreekkamer van het leprozenhuis, aan de wand waarvan die bekende +schilderij hing, verbeeldende den »vroolijken« optocht der leprozen +op koppermaandag. Vertoonde de gevreesde ziekte zich echter na het +huwelijk, dan, oordeelde o. a. Cats, mocht men den band er niet om +breken: + + »Al kreegh uw wederpaer de witte laserije, + Al kreegh uw wederpaer de swarte rasernije, + Hij blijft uw man...« + +En nu wij toch over ziekten spreken: gelijk in het Romeinsche recht was +ook in ons tijdperk, ook naar kerkelijk oordeel, eene »colde nature« +voor het huwelijk een beletsel, m. a. w. men mag niet huwen, met wie +tot den huwelijksplicht onmachtig zijn. Was dit echter gevolg van al te +groot leeftijdsverschil, dan kon het wel door de openbare meening worden +veroordeeld, maar moeielijk door de wet worden tegengegaan. Guicciardini +in zijne bekende »Beschrijvinge van alle de Nederlanden« (vertaling door +Kiliaen, 1612) heeft het er al over en vertelt ons: »'t Is schadelijck +ende schandelijck, datter sommighe seltsame ende onbehoorlijcke +houwelijcken worden ghemaact te weten een jongelinck met een oud wijf +ende eenen ouden grijsaerdt met een jonck vrouwspersoon sonder noodt +van kinderen.« Twee en een halve eeuw later hooren wij desgelijks van +huwelijken tusschen mannen van zestig en meisjes van twintig jaren, +maar erger nog, en gelukkig eene uitzondering, was het huwelijk in +1683 te Appingedam tusschen een man van 96 en een meisje van 20 jaar. +Natuurlijk geschiedde dit meest om het »heilig goud«, gelijk Jeremias +de Decker in zijn puntdichten zegt: + + »'t Geld geld nu meer als d'eer, 't goud word als God gesmeekt, + Men juycht als Pluto pleyt; men dut als Plato preekt«; + +het was daarom, dat »de bevallige Chrysofilus zich in de armen wierp van +eene verlepte dog schatrijke weduwe, een verflenst besje«, wat Justus +van Effen in een vertoog van 1732 hekelt, of dat een jongman, zegt +de Spectator der studenten, »zich in het prille van zijn jeugd laat +koppelen aan eene oude manzieke totebel, aan wie hij zich en zijne +vermaken voor een lui en vervelend leven opoffert«. Konden noch de kerk +(die van Zeeland wil, dat eene vrouw van 60 niet zal mogen trouwen met +een man beneden de 40 jaren) noch de staat veel tegen dit euvel doen, +volksgeweten en volkshumor beide hebben er zich altijd tegen gekant en +het bespot. + +In een land, waar velerlei godsdiensten en kerken gevonden werden, +als in het onze, lag ook daarin de oorsprong van huwelijksbeletselen. +De vroeger genoemde waren alle »politiek«, raakten de burgerlijke +gemeenschap. Maar andere, door de kerkelijken alleen voorgestaan, +poogden zij den Staat te doen aanvaarden, opdat ze autoriteit zouden +verkrijgen. Zoo wilden zij b.v. een verbod van 't huwelijk tusschen +gedoopten en ongedoopten, omdat naar hunne meening zulk een echt het +verbond Gods verijdelde en de »livrei des christendoms« wegnam. Zij +stelden dus den eisch, dat, als een ongedoopte huwelijksproclamatiën +vroeg, hij eerst moest worden gedoopt. Het was waar, dat iemand, om des +huwelijks wil zich latende doopen, »gelijkewel met de wereld in 't wilde +loopen kon«, maar de kerk kon niet meer doen dan »hem te onderwijzen in +de leer der zaligheid, bevelende Gode de uitkomst, die een kenner der +harten is.« Intusschen heeft de overheid ook in dezen niet toegegeven +en bij hare huwelijkssluiting op al of niet gedoopt-zijn geenerlei acht +geslagen. Zij had voor de gansche natie te zorgen en was, niet ten +onrechte, van meening, dat het voor het algemeen belang en ook ter +bevordering van het ordelijk huwelijk zelf beter was, dat ongedoopten +wettig huwden dan onwettig samenleefden. Op de vraag, of onder +een gedoopte ook te verstaan zij een door den roomschen priester +gedoopte, antwoordde de kerk »ja«, daarin goed gereformeerd. Want +de geldigheid van den ketterdoop erkend te hebben en de kerkelijke +huwelijksbevestiging van ongedoopten verboden, heeft prof. H. H. Kuyper +in de Dordtsche synode gewaardeerd als eene handhaving van het zuiver +gereformeerd beginsel. Men kan daarmeê instemmen en het toch als +willekeur veroordeelen, dat de kerk dit »ongedoopt-ongetrouwd« wilde +uitstrekken over alle burgers des lands. Door dezelfde beginselen heeft +de overheid zich gemeenlijk laten besturen bij de pogingen van sommige +kerkelijken, om het huwelijk tegen te gaan tusschen gereformeerden en +protestantsche dissenters. Over het algemeen was men in kerkelijke +kringen ongeneigd het huwelijk aan te bevelen met iemand »drijvende +contrarie religie«, om de groote zwarigheden, die er uit voortsproten, +maar een huwelijksbeletsel heeft men er niet van willen maken. En de +regeering hield zich onzijdig, verbood het in geen geval. Ten opzichte +van de nog langen tijd aangetroffen volgelingen van David Jorisz., den +beruchten Delftschen wederdooper (gestorven te Basel in 1556), bleef +de kerk zich niet altijd gelijk, ofschoon zij in hare veroordeeling +van de booze leer dezer »davidjoristen, nicolaïeten ende eenighe andere +van den selven slach, bende ende adderengebroedsel« (zooals Joh. Becius +zich in 1638 uitdrukte) eenstemmig genoeg was. Soms heet het, dat +bekende hardnekkige davidjoristen niet met gereformeerden in de kerk +mogen trouwen, zij moesten dan maar ten stadhuize gaan. Soms was men +toegevender. Zoo woonde op het einde der 16de eeuw in Den Briel zekere +Jacob Jansz. van Velzen, verdacht van de davidjoristische gevoelens aan +te kleven. Toen hij nu geboden vroeg voor zijn huwelijk met Goedelieve +Bogaert, eene weduwvrouw en zuster van Ds. Joh. Bogaert te Haarlem, +wilde de Brielsche kerkenraad die niet laten gaan. Jacob zelf vond, als +een vrij protestant, dat hij »in de materie des huwelijks zoo nauw niet +behoorde gepraamt (geprangd, gedwongen) te worden« en de synode van +Gouda in 1601 ging daarmede accoord en besloot, dat Goedelieve wel +ernstig door haren broeder moest worden vermaand, maar dat de geboden +in geen geval mochten worden geschut. Men ziet het telkens: de gansche +huwelijksregeling was in staat van worden, elk voorkomend geval nagenoeg +eischte afzonderlijk overleg. + +Het »trouwen aan menisten« werd ook zondig geacht. Want behalve, dat wie +dat deden ergernis gaven aan anderen, »soo stellense oock haer selven +in perijkel van afwijckinge vande ware gereformeerde religie, gelijck +de droevighe ervarentheydt sulks wel heeft geleert«. Hetzelfde gevaar +dreigde bij een echt met lutherschen. Ook hier echter kon de kerk +slechts waarschuwen, niet verbieden. Waar zij wel tegen is opgekomen +(o. a. in 1621), was tegen het geven van proclamatiën door lutherschen, +waarop dan het huwelijk door gereformeerde predikanten werd bevestigd. +Dat was, wij zagen het, bij de bestaande wetgeving ook inderdaad eene +overtreding. Van hunne zijde waren de lutherschen, zelven in afgesloten +kringen levende (al kwam er in den loop der jaren wel toenadering), ook +op gemengde huwelijken weinig gesteld, en nog op 't einde der eeuw +konden de juffrouwen Wolff en Deken ons naar het leven een luthersch +koopman schilderen, den ouden heer Edeling, die niet wilde, dat de +»keten van luthersche wezens in zijn geslacht in de war zou raken door +eene gereformeerde stiefdochter«. Er kwamen, vonden de vaderen, maar +onrustige huishoudens van, volgens het spreekwoord: + + »Selden sonder kruys + Twee gelooven in één huis.« + +Helaas, dat de jonge jeugd zich aan al deze overwegingen weinig liet +gelegen liggen. »De kinderen«, klaagde de reeds genoemde Van Renesse, +»maken heimelijken ondertrouw, stille beloften, 't zij met woorden, +'t zij ook met werken, en verloven haar met menschen, die in leer of +leven kennelijk afwijken van den weg der zaligheid.« De oude man zag +de lasten; de jonge jeugd, door de min vervuld, greep naar de lusten. + +Het roomsch-zijn was wel geen wettelijk huwelijksbeletsel, toch kwam +een huwelijk tusschen roomschen en protestanten uiterst moeielijk tot +stand--van beide zijden. Om zich te dezen voor een onjuist oordeel +te bewaren, herinnere de lezer zich den eigenaardigen toestand in +de Republiek, waarvan wij niet mogen nalaten met een enkel woord te +gewagen. Het genie van Prins Willem heeft ons, onder zooveel andere +zegeningen, ook deze gebracht, dat het staatsrecht der Vereenigde +Nederlanden, sinds de Unie van Utrecht, het katholiek-zijn niet als +misdrijf beschouwde, wat het protestant-zijn in katholieke landen +wel was. Er stond bij ons geen straf op: geloofsonderzoek was daarom +noodeloos. Het verheven beginsel is later uitnemend uitgedrukt door den +Amsterdamschen burgemeester C. Pzn. Hooft, des dichters vader (van wien +eens Vondel zong: + + »Hoe heeft hem Amsteldam ervaren wijs en simpel, + Een hooft vol kreuken, een geweten zonder rimpel.«) + +toen hij zeide: »niemand in zijne consciëntie bezwaren, maar een ygelick +daarin sijne vrijheydt te laten, zoo veel zonder apparent perijckel van +de gemeene rust mach geschieden.« Even uitnemend had zich eens Hooft's +geestelijke vader, de Leidsche hoogleeraar Franc. Junius uitgelaten: +»Het is confusie ofte verwarringe, dat men sijnen medegesellen wetten +wil voorschrijven, en bovenal ist onredelick dat te willen doen in +saecken van consciëntie, daer geen ander wetgever is als Godt.« +Ware de tijd voor deze grootsche gedachte rijp geweest, er zou om +gewetensvrijheid in de Republiek niet hebben behoeven gestreden te +worden; hadde zij in 't geheel niet bestaan, er ware ook geen strijd +geweest. Thans zien wij vrijheid en dwang voortdurend om den voorrang +kampen. + +Voor volstrekte godsdienstvrijheid was er ook ten onzent nog geen +plaats, aan onze hedendaagsche opvattingen gemeten, werd er dwang +geoefend, doch, vergeleken met alle andere landen van toen, stond de +Republiek als oord van vrijheid bovenaan en was het lot, voor wie niet +tot de bevoorrechte kerk behoorden, gunstig, ja te gunstiger naarmate de +practijk nog zooveel zachter was dan de theorie. Toen ten jare 1644 de +katholieken van Deventer over verdrukking klaagden, zeiden zij toch in +hun verzoekschrift aan den Franschen gezant dat dit was »chose dure et +jamais ouyë dans ces provinces, ou la liberté de conscience a toujours +esté permise«. Vergeten mogen wij evenmin, dat vele katholieken de +toepassing der vrijzinnige beginselen zeer moeielijk maakten. Er +waren er, die tijdens den opstand de zijde van Oranje gekozen hadden, +velen hadden zich onzijdig gehouden, maar er was ook eene sterke +Spaanschgezinde partij geweest, waarvan o. a. de Leidsche patriciër +Franc. Dusseldorp een duidelijk type is. En, toen nu in de 17de +eeuw, in plaats van de diepgezonken geestelijkheid der 16de, jonge +priesters optraden van onbesproken zeden en gloeiende overtuiging, +toen vertoonde zich (het zijn woorden van Fruin) een geslacht van +katholieken, dat, indien al niet volstrekt anti-nationaal, toch van +eene eindelijke overwinning des Spaanschen konings herstel en bloei +hunner kerk verwachtten. Na den vrede van Munster heeft dit alles zich +gewijzigd--toch is dit (en zooveel meer) noodig te bedenken, ook voor +wie de huwelijkswetgeving goed begrijpen wil. Daartoe keeren wij dan +thans terug. + +Van roomsche zijde heeft eenmaal de genoemde Franciscus Dusseldorp het +trouwen met protestanten gelijkgesteld met de zonde, in Levit. XX, 15 +vlg. met den dood bedreigd, zeggende, dat aldaar onder »beest« een +ketter te verstaan zij, en dat de kinderen uit zulk eene vermenging voor +muilezels moesten gehouden worden. + +Van protestantsche zijde onderwierp men zulke huwelijken aan strenge +beperkingen. Als de man roomsch was, moest hij de verklaring afleggen, +dat hij zijne vrouw nooit om overgang zou lastig vallen en dat de +kinderen protestant zouden zijn--juist wat een roomsche nooit beloven +mag. Toch legde b.v. in 1734 Jan Boumeester te Meppel, die wilde trouwen +met de gereformeerde Jantje Giesbers, in handen van schout Hendrik +Olfen, bedoelde verklaring af. Natuurlijk gebeurde ook het omgekeerde, +dat »een papist zijne gereformeerde vrouw tot zijne religie trok.« Uit +den aard der zaak waren de bepalingen het strengste in de roomsche +gewesten. Nog den 3den juni 1750 vaardigden de Staten-Generaal een +plakkaat uit voor de generaliteitslanden, over huwelijken tusschen +personen van den gereformeerden en van den roomschen godsdienst, »welke +meer en meer komen in te kruipen en waardoor echtgenooten en kinderen +worden verleid, om zich te begeven tot de roomsche dwalingen«. + +Het plakkaat schreef voor, dat er geen huwelijksgeboden mochten +gaan tusschen personen van beiderlei godsdienst, zoolang de jongeman +onder de 25 en de jongedochter onder de 20 jaren was, op straffe van +onwettigheid des huwelijks; dat alle trouwbeloften, tot heden tusschen +de zoodanigen gewisseld, volstrekt krachteloos en zonder effect zouden +zijn; dat alle geboden tusschen gereformeerden en roomschen boven +25 en 20 zouden gaan van 6 tot 6 weken; dat, zoo iemand den roomschen +godsdienst omhelsd had om te kunnen trouwen, de verloving hem eerst een +jaar daarna zou worden toegestaan, wat ook gold voor een roomsche, die +geveinsdelijk tot den gereformeerden godsdienst overging. + +Reeds vroeger, 3 Maart 1738 en 11 Mei 1739, was bepaald, dat +gereformeerde officieren, die met roomsche vrouwen in het huwelijk +traden, zouden worden ontslagen, wat ook over de burgerlijke ambtenaren +werd uitgestrekt, drakonische maatregel, die eerst de Bataafsche +Republiek in 1795 zich haasten zou op te heffen. Volstrekt verboden zijn +deze gemengde huwelijken nooit--hoe moeielijk het was er een te sluiten, +is ook ons reeds gebleken (boven blz. 84 vlg.) uit de geschiedenis van +mevrouw Van Foreest. + +Nog moeten wij (wij naderen het einde van dit lange hoofdstuk) iets +zeggen van de beletselen voor het huwelijk van christenen en joden. +Spinoza zegt in de voorrede van zijn »Godgeleerd-staatkundig vertoog« +(vertaling van Dr. W. Meyer): »Daar ons het zeldzame geluk is te beurt +gevallen van in een gemeenebest te leven, waar aan ieder volkomen +vrijheid van meening en van godsvereering wordt toegestaan en waar men +niets dierbaarder en lieflijker acht dan de vrijheid...« Zoo mocht hij +spreken, en ook vreemdelingen viel het op hoe groote vrijheid de joden +hier genoten. Het was in den geest van prof. Franc. Junius te Leiden, +die eens zeide: »men moet de joden onder de christenen dulden... dewijl +het geloof een gaeve Godts en sij daerenboven onze broeders sijn van +nature... en oock de kercke uit joden en christenen moet versaemelt +worden.« Treffende woorden voor het jaar 1612, waarin ze zijn +opgeteekend! + +[Illustratie: Huwelijksplechtigheid van de Portugeesche joden te +Amsterdam (18e eeuw). + + Naar een prent in Hurd, Gesch. v. alle Godsdiensten.] + +Toch was ook te hunnen opzichte de verdraagzaamheid nog niet een boven +alles verheven wet, het was een »burgerschap van den tweeden rang«, +zooals Dr. J. Mendels dat uitdrukt, de »joodsche natie« stond als +afzonderlijk volk in het volk, zooals wij thans eene kolonie van Turken +of Perzen beschouwen zouden en zij zelven hebben dat ook altijd zoo +ingezien. Toen het jaar 1796 hun de volle vrijheid bracht, waren tal van +joden, onder leiding hunner parnassijns, tegen deze »incorporatie«, die +zij zich overigens volmaakt waardig hebben betoond. Ik heb dat elders +uitvoerig verhaald. Welnu de (voor die dagen) groote vrijzinnigheid der +landsregeering bracht er hun toe, 14 Mei 1712, der joodsche natie verlof +te geven te trouwen ook in die graden, die bij de christenen wel, bij +hen niet verboden waren, oom met nicht, man met de zuster der overleden +huisvrouw, man met de weduwe zijns broeders, als deze kinderloos +gestorven was, het leviraatshuwelijk. Het verlof werd niet voor altijd +geschonken, maar nu en ook later bij wijze van uitzondering verleend. +Echter kwam het ook voor, dat een rabbijn een huwelijk moest inzegenen, +dat hij met de joodsche wet in strijd had geoordeeld. + +Maar wat den trouw tusschen jood en christen aanging, volgde men +in de Republiek het kanonieke recht, dat het strengelijk verbood. +Ook hier geen vaste wet, maar in Holland, Friesland, Gelderland werden +overtredingen streng gestraft. Alles (ook volgens protestantsche +theologen) ter voorkoming van geloofsverandering, waartegen reeds +de groote Dordtsche synode gewaarschuwd had. Het is waar, dat +zulke overgangen voorkwamen, sporadisch, en dat de joden in het +Noorderkwartier zelfs beschuldigd werden van zich familiaar te maken +met de landlieden en van »onder het deksel van eene bijzondere manier +van kaasmaken« in hun huizen te komen, om hen te verleiden en tot +huwelijken over te halen. Dit laatste was zeker niet waar, de joden +zelven zouden er den zwaren last van gedragen hebben. Huwelijken +tusschen hen en christenen kwamen voorts weinig voor. + +Anders echter stond het in West-Indië en Brazilië, waar te midden der +kolonisten vele joden woonden, welvarend en niet zonder invloed, aan +onze zijde strijdende tegen de Portugeezen, maar, volgens klachten, die +bij de classis Pernambuco der Nederlandsch-hervormde kerk inkwamen, zich +ook schuldig makend aan verboden huwelijken met christenen en aan het +hebben van christinnen als bijzitten. + +Met de joden te zamen worden vaak, bij het huwelijksverbod, mohammedanen +en heidenen genoemd. Dat kwam in ons land zelf weinig voor, maar ook +in de koloniën, ja op onze handelskantoren in vreemd gebied trachtte +men naar die wet te leven. Toen Johan Cunaeus--reeds boven door ons +genoemd--zijne zending van Compagnieswege aan het hof van Issahan had +volbracht, ging hij ook afscheid nemen van de padres Carmelieten en +maande hen bij die gelegenheid ernstig aan om, zoo een der dienaren van +de Compagnie met eene inlandsche vrouw in 't huwelijk wilde treden, »hun +dat t'excuseren en plad tontseggen, ten ware schriftelijke licentie van +den directeur verthoonde«. Een zelfde verzoek richtte Z. Exc. ook tot +de »Capusiner padres«. Overigens is in de vaderlandsche plakkaten onder +»heidenen« zeker vaak »zigeuners« te verstaan. + +Ik eindig met nog twee huwelijksbeletsels, die volgens de kerk moesten +gelden. Voor een »dootslager noch onversount en zonder berou«. En, +als iemand bij den ondertrouw mist van de persoon, als bij Jacob, die +»zich verloofde (zegt Zanchius in deftig Latijn) met Lea, terwijl hij +haar hield voor Rachel.« Het ligt voor de hand, dat zulk eene (zeker +zeldzame) vergissing, gelijk ook voor het kanoniek recht, de verloving +nul en van onwaarde maakte. + +Eerst nu is de laatste hindernis uit den weg geruimd. Eerst nu kan de +bruiloft aangaan met gezang en gerei. + + + + +HOOFDSTUK VI. + +DE BRUILOFT. + + +Wij hebben in dit hoofdstuk eene dubbele taak, wij willen getuigen zijn +van de voltrekking van het huwelijk, zooals de Staat die eischte en van +de feestelijkheden aan den bruiloftsdag verbonden, naar gebruik en zede. +Op één punt vallen zij reeds aanstonds samen: de wet wil met nadruk de +openbare huwelijkssluiting, de volkszeden vragen het even nadrukkelijk: +luidruchtig bruiloft vieren moet het zijn met gezang en gejuich, opdat +de heele wereld wete, dat er een huwelijk gesloten wordt. + +In de tweede helft der achttiende eeuw echter begonnen de aanzienlijken +er eene eer in te stellen, om in alle stilte te trouwen, bruid en +bruidegom gingen zonder eenig gezelschap, ja soms ieder afzonderlijk, in +hun daagsche pak naar kerk of raadhuis. En, om toch vooral maar deftig +te zijn en alle opzien te mijden, kozen zij niet de Nederlandsche, maar +de Fransche of Engelsche gereformeerde kerk, die minder bezocht waren, +al kenden zij vaak hunne talen zóó slecht, dat de koster hun had in te +fluisteren, als zij »oui« of »yes« moesten zeggen. Ernstige vaderlanders +voelden deze verachting van het openbare huwelijk als eene slappe +ontaarding, en Abraham Blankaart zegt, dat hij vreeselijk de nijd op +dat stille trouwen heeft, alsof men zich het heilig huwelijk schamen +moest en daarom wilde hij niet, dat Saartje indertijd in de Fransche +of Engelsche kerk trouwen zou. Toch was dit weer niet bij allen dwaze +deftigheid, het was ook vaak de eindelijke reactie tegen de overdaad en +de onkieschheden eener »ouderwetsche bruiloft«. + +Waar in sommige steden, gelijk veelvuldig te platten lande, nog die +nabuursplichten zich hadden gehandhaafd, waarover de heer H. Tiesing in +den Nieuwen Drentschen Volksalmanak van 1914 ons heeft ingelicht, daar +gingen de buren rond om het huwelijk aan te kondigen en tot de bruiloft +uit te noodigen. In Drenthe heette zulk een bode de »broedneuger«, en +dat moet wel eene blijde bewegelijkheid in menig stil dorp der landschap +gegeven hebben, als de broedneuger, kleurige linten om den hoed en +om den stok, van nieuwsgierige kinderen omjoeld, het erf opstapte en +vroeg, vaak in een lang gedicht, dat hij met zwier voordroeg, »of 't oe +bleeft te komen tegen aanstoande Zundag«. Jammer alleen, dat hij voor +zijn moeite placht beloond te worden met een geldstukje, dat in een vol +glas brandewijn lag, wat hij dus eerst moest leegdrinken, waarom hij, op +'t einde van zijn ommegang, wel aanleiding zal gehad hebben te vragen, +zooals in één dier gedichten staat: »Heb ik min boodschap niet wel of +kwoalik gedoan....« + +In de steden waren het gemeenlijk de bedienden (bij de gegoeden), die +de uitnoodiging overbrachten aan magen en vrienden. »De Hollanders«, +vertelt in 1664 een Engelschman van ons volk, alsof hij het over +Indianen heeft, »hebben geen andere vrienden dan die van hun geslacht: +op iedere bruiloft pleegt de geheele stam te vergaderen«. Bovendien was +reeds op andere wijze van de naderende bruiloft kond gedaan. Een knecht +met een ruiker op zijn borst was met een slede, door een versierd paard +getrokken, bij vrienden en kennissen eene zoete lading gaan rondbrengen +van bruidssuikers, in zilverpapieren zakjes, met roode en groene linten +dichtgebonden, en van de bruidstranen, den hipocras, gekruiden wijn in +flesschen, van fijn mandewerk omvlochten. + +Op eene 18de-eeuwsche kinderprent (verzameling van Dr. Boekenoogen) +ziet men zulk eene slede afgebeeld met den knecht, die de lekkernijen +aanreikt en de fooi in ontvangst neemt, waaronder dit rijmpje: + + »Het lijkt u Jan dus rond te rijden + Met Ipocras bij manden vol, + Catrijntje mag het ook wel lijden, + De meid is naar 't verval al dol.« + +Ook de apotheker, die den drank leverde, had er een zoet winstje aan. +Wanneer men huwelijksaankondigingen is gaan rondzenden, kan ik niet +zeggen, denkelijk sinds de helft der 18de eeuw, ook heb ik er geene +onder de oogen gehad. Over Duitsche heeft onlangs Walter von Zuwesten +ons verteld in »Von Fels zum Meer« met afbeeldingen. Zeer fraai was de +huwelijksaankondiging (September 1839) van den Düsseldorfer schilder +Adolf Schrödter en de bloemenschilderes Alwine Heuser. + +De taak der speelnooten, twee bruidsjonkers en twee bruidsmeisjes, was +bij de oude bruiloften veelomvattend. Zij leiden de feestelijkheden, +plaatsen de gasten, zorgen voor de vertooningen en mogen niet schromen +zelven vóór te gaan in dans en lied: + + »Soete gespeeltjes, + Zijdelingen van de bruyd, + Nog éénmaal u held're keeltjes + Met de gasten opensluyt!« + +Zij waren het ook, die twee dagen vóór den trouwdag den zoeten arbeid +van het palmknoopen verrichtten, zij vlochten de buigzame twijgen van +den maagdenpalm met vergulde en verzilverde draden tot slingers inéén +en wonden die om spiegels en luchters en kandelaars, om stoelen en +kasten, onder gelach en ravotten en gulle kussen. Ook zorgden zij voor +de bruiloftskroon, twee halve hoepels kruisgewijze over een heelen +bevestigd, met roosmarijn en loovertjes omvlochten, met gekleurde +waaiers en vlaggetjes, en in 't midden binnenin hingen zij een paar +cupidootjes, of twee vereende rechterhanden, of een hart met pijlen, +of een wieg--als onbeschroomde en onergerlijke uiting van wat ieder +van het huwelijk hoopte. Zou het wiegje binnen enkele weken noodig zijn, +dan bleef het versieren achterwege, of vlochten de buren--bij ruwer +zeden--de kroon van stroo. Maar waar geen oneer dreigde, zaten bruid en +bruidegom op den grooten dag aan den bruiloftsdisch in glorie onder hun +kroon: + + »Nogh is het niet genoegh; men hangt er groene kroonen + Daer haar het weerde pant sal aan den dis vertoonen, + De solder en de balk, de muren en het bed, + Zijn met gestreckte palm aan alle kant beset.« + +Het waren de bruidsmeisjes, die het bruidsvertrek in orde brachten, +versierden en (naar de zeden des tijds), om den bruidegom te plagen, +de beddelakens aan het bed vastnaaiden, of zijn plaats met harde +erwtenschillen bestrooiden. + +Te platten lande zorgden hier en daar de vrouwen voor het hoofdkussen +van dat bruidsbed, brachten de veeren er voor te zamen en werden dan op +het veerenmaal onthaald. Wij noemen maar iets uit de veelheid der +gebruiken. In de huwelijksgeschenken heerschte natuurlijk eene oneindige +verscheidenheid, maar als vaste zinnebeelden waren er de bruidegomspijp, +de kop met een altaar en vuur, of met harten, of een bruidspaar er in +gebakken, een prachtige, met strikken versierde goudsche pijp, die +zorgvuldig, als een soort van amulet, zal worden bewaard, en waaruit de +man telken jare op zijn trouwdag rooken zal. Hier is ook de glazen +huwelijksbokaal op zilveren voet, die bij den bruiloftsdisch zal +rondgaan en waaruit later, bij plechtige gelegenheden het echtpaar +drinken zal. + +Allen kennen wij voorts nog die sierlijke, zilveren trouwkistjes, waarin +de medaljes bewaard werden, bij gelegenheid van het huwelijk geslagen, +met toepasselijke afbeeldingen en spreuken. + +Zoo breekt de trouwdag aan. Elke dag was toegestaan. Zeer gebruikelijk +was de Zondag, na de middagpredikatie, omdat anders de feesten aan die +beurt schade zouden doen. Dat men op de hooge feestdagen trouwde, vond +geene algemeene goedkeuring; volstrekt verboden waren de vasten- en +biddagen. Zegt niet de profeet Joël: »Bepaalt een vastendag, kondigt +een heiligen dag af.. verlate de bruidegom zijne kamer, de bruid haar +slaapvertrek.« + +De Zondag was in den aanvang ongewenscht, in Groningen nog in de 17de +eeuw verboden, in de 18de ook daar toegestaan. Een Groningsch predikant +teekende 19 April 1750 in zijn dagboek aan: »heden heb ik in de +vroegpredikatie getrouwd Mons. Havinga en nigtje Radijs«. En 19 April +viel in dat jaar op Zondag. Maandag en Vrijdag waren voor het lager +geloof ongeluksdagen. + +[Illustratie: Rubens' bruid, Hélène Fourment in bruidskleed. + + Naar een schilderij van Rubens.] + +Toen onze stadhouder Willem V in October 1767 met Frederika van Pruisen +trouwen zou, wilde haar oom, Frederik de Groote, niet dat het op een +Maandag geschieden zou, zeggende: »nur nicht am Montag, denn diese +Tag ist nicht gunstig, nur wenigstens habe ich an einem Montag eine +Bataille verloren«, dus werd het 4 October, een Zondag. + +Op den vastgestelden dag dan kwam de bruidegom de bruid afhalen. Zij was +door de bruidsmeisjes gekleed en droeg het bruidskroontje, in de 17de +eeuw op de loshangende, in 18de op de gekapte haren... maar voor 't +overige wagen wij ons niet aan eene beschrijving van het bruidstoilet +in zijne wisselende vormen, in elk gewest, in elken tijd verschillend, +afhankelijk ook van den godsdienst, door de bruid beleden en natuurlijk +ook van haar stand en vermogen. + +In de kunst kent ieder Rubens' portret van zijne tweede vrouw, Helena +Fourment, in bruidstooi (1630) en nog eerder Rembrandts »Joodsche +bruidje« (1668) in het Rijksmuseum, volgens velen niet eene »joodsche« +bruid, maar Rembrandts zoon Titus met Magdalena van Loo, terwijl anderen +denken aan een vader, die zijne dochter aan den bruidegom geeft; over +de kleuren van welk stuk (»al de geestesweelde van zijne oneindig +verdiepte kunst«) en over de houding der twee figuren Jan Veth zoo +fraai geschreven heeft. In geen geval mag men uit dit stuk de wezenlijke +kleeding eener joodsche bruid ten onzent opmaken: daartoe doet men beter +de prenten te bezien in de gelijktijdige werken over »De kerkzeden en +gewoonten der hedendaagsche jooden« of eene »Schoole der jooden« en +dergelijke. + +Even verschillend natuurlijk was de wijze, waarop het paar zich ter +kerke of ten raadhuize begaf. Bij deftige Amsterdammers in de 18de +eeuw bestrooien kinderen hen bij het buitentreden met bloemen en +groen, daarna gaan zij in de slede en de familie volgt in karossen. De +overheid, altijd er op bedacht de weelde bij bruiloften te beteugelen +of, zoo haar dit al niet gelukte (wat nooit het geval was), er althans +voordeel uit te trekken, vroeg voor ééne karos, ten bate van het +Aalmoezeniershuis, f25, hing ze in riemen f100, voor eene slede f2.50, +voor twee f6.30. + +Bij het wegrijden strooiden de bruidsjonkers suikergoed onder de +toegestroomde schare, en niemand minder dan Constantijn Huygens vertelt +ons, dat, toen zijne dochter Susanna 20 April 1660 trouwde met Philips +Doublet, heer van St. Anna-land, dit suikerstrooien geschiedde »en telle +abondance que vous eussiez dit d'un orage de gresle, où l'on vit coups +de poing donnez pour le butin, femmes décoiffées, filles culbutées et +autres bouleversements estranges, le sexe à cotillon ne se souciant peu +de ce qu'on luy faisoit, pourveu qu'il attrapast quelque poignée de +sucre«. Dikwijls ging de stoet ook te water, te Leiden b.v. deed men +in de 18de eeuw in een groot tentjacht »een toertje door de frissche +gragten der stad om van boord ter kerke te gaan«. Van die jachten waren +er vele, en de stadsregeering vroeg van elk »speelschuitje« f2.50 voor +het Armewees- en kinderhuis. Thans zijn ze, met de frissche grachten, +verdwenen. + +Bij welvarende boeren ging men in sjeesen, voorop de bruidssjees, de +bruidegom hield de teugels en de versierde zweep in de hand, de bruid +strooide uit een volle mand suikergoed en daarachter volgde de lange rij +der gasten: eene blijde cavalcade, vol van kleur en leven. Dit is nog +niet geheel uitgestorven. + +Maar meest ging in de dorpen de optocht te voet en het was dán, gelijk +natuurlijk is, dat de taaiheid van oude gebruiken zich openbaarde. +In Drenthe ging de bruidegom met zijne verwanten naar het huis der +bruid, vroeg haar buiten te komen en daarna toog de blijde stoet, +soms de speellui voorop, ter kerke. Het is geheel de Oudgermaansche +bruidsopeisching, op haar beurt weder herinnering aan den vrouwenroof. +In Noordholland begaven bruidegom en bruid zich na den trouw ieder weêr +naar eigen huis. Dan toog de bruidegom naar de herberg en zond vandaar +enkele vrienden om de bruid te halen. Zij kwam... maar vóór haar uit +droegen hare gespelen allerlei spijs en drank: teeken, dat zij niet +van honger en dorst haar ouders huis verliet. Vooral vertoont dat oude +zich in het vangen, het schutten der bruid, dat wij kennen uit Brabant, +Limburg, Drenthe, Arnhem, Rijnland, het spannen van een lijn, het leggen +van een balk over den weg, beletsel, dat dan voor eene kleinigheid werd +afgekocht. + +Is dit een overblijfsel uit den tijd, dat het trouwen van een vrije +met eene lijfeigene werd tegengegaan? Aldus sommigen. Maar evenzeer +mag men denken aan den tegenstand, den vrouwenroover geboden. Al het +genoemde vormt daarvan de nog maar weinig samenhangende overblijfsels. +Maar de Oudromeinsche huwelijksplechtigheid bewaarde nog tal van +die schijndaden van geweld, het wegvoeren van de bruid uit het huis +harer ouders, men ontrukt haar aan de armen harer moeder, men voert +haar, luidschreeuwende, weg. Bij het huis des bruidegoms tillen de +vrienden haar over den drempel: laatste herinnering aan het rooven. +Ook de bruiloftsliederen wezen daarop, en de fakkels, door de +bruidegomsvrienden gedragen, herinnerden aan den nacht, waarin men +immers op roof uitgaat. + +Van deze »wegvoering naar het huis (des bruidegoms)« bewaren ook onze +gebruiken de sporen, men verstopt de bruid, men vindt haar, men eischt +haar op, men brengt haar in triomf naar hare nieuwe woning, men tracht +de roof te verhinderen. + + »Het schijnt alsof de maeght een krijghsgevangen waer«, + +rijmt Cats en dit was niet ver van de oude waarheid, gelijk ook later: + + »Wegh met dat oude vuyl! In Zeeland is de bruydt + Geen ruyters eygen slaaf, geen rovers eygen buyt«. + +Maar de bruidsgang naar de kerk bewaart nog andere overoude +herinneringen. In 1610 klaagden enkele leden ter synode van Appingedam, +dat »bij copulatie van eheluden einer mith einem blothem schwerde +vorahntrede.« Drie eeuwen vroeger, 1327, hadden die van den gerechte in +datzelfde Appingedam uitdrukkelijk bepaald, dat de naaste bloedverwant +der bruid de aangewezen man was, om met het uitgetogen, blanke zwaard +vóór den stoet uit te gaan. Ziehier (bijna schreef ik: in levende +lijve) het Oudgermaansche (bepaaldelijk Oudfriesche) huwelijkszwaard, +»aeftswird«, waarvan weder Jacob Grimm ons leert: »Die friesen trugen +der braut ein schwert vor zum zeichen, dasz der mann gewalt über ihr +leben habe«. Oude Friesche kronieken vertellen ons hetzelfde: de +zwaarddrager houdt het zwaard voor de deur der echtelijke woning en +daaronder door treedt de bruid het huis binnen. In geval van overspel +zal haar man haar met dat zwaard mogen dooden. Dat wist ook Kiliaan, +toen hij in zijn beroemd woordenboek (1598) schreef: »Sweerdhouder, sax. +fris. sicamb. bruydleyder, paranymphus, agnatus sponsi proximus« (d. i. +naaste verwant van den bruidegom), in dit laatste dus verschillend van +de Appingedammer wetten, die het zwaard, zagen wij, door den broeder der +bruid lieten dragen. Overigens--de 17de-eeuwsche dorpelingen, over wie +de kerkvergadering van Appingedam zich bezwaard gevoelde, waren zeker +het rechtssymbool vergeten en droegen hun zwaard vóór de bruid uit, +omdat dit altijd zoo gebeurd was, met die taaiheid van volksgebruiken, +die ons zooveel uit eene lang ten onder gegane gedachtenwereld bewaard +heeft. Wij moeten daarvan nog een treffend voorbeeld geven. + +Uit datzelfde Groningen en uit Drenthe weten wij, dat, althans nog in +den aanvang der 17de eeuw, het gewoonte was »bij den kerckganck van +brüdt ende brödegam den brudigam tho schlahen«, of ook, met eene kleine +wijziging, hem te slaan »nae die copulatie« of ook »in der kercke +wanneer eluyden worden gecopuleert«. Dit »brüdegomslahen« (soms is +het de bruid, die onder het gaan van de kerk naar huis met geschilde +berketakjes geslagen wordt) geschiedt nog heden in Westfalen, in +den Oberpaltz, bij de Letto-Slaven, Rabelais vertelt ervan in zijn +»Pantagruel« en zoo doet ook Olaus Magnus, de bisschop van Upsala, de +geograaf, een tijdgenoot van Luther. Maar wat beteekent het? Heeft Kuhn +gelijk, als hij zegt, dat de bruidegom moest voelen wat slagen zijn, +opdat hij later zijne vrouw sparen zou? Veeleer (heeft Mannhardt +ons doen zien) hebben wij hier een spoor van die oud-animistische +wijsbegeerte, die leerde dat er booze geesten in den bruidegom konden +huizen, die hem in den bruidsnacht ongeschikt tot de copula konden maken +en dus vooraf met slagen verdreven moesten worden. Daarvan wisten de +Groningers en Drenthen in de dagen van prins Maurits niets meer, maar +zij sloegen den bruidegom onder den, hùn onbewusten, invloed van lang +verdwenen, in gebruiken voortlevende, denkbeelden. + + * * * * * + +Maar thans is de bruidsstoet aangekomen, laat ons eerst zeggen, bij de +gereformeerde kerk. Hoe kwam daar nu het huwelijk tot stand? Hoe werd de +verloving als een »aangevangen vereeniging« tot een »volslagen +huwelijk«? + +Aanvankelijk, bij de onzelfstandigheid der vrouw naar Germaansch recht, +trad bij den kerkelijken trouw de priester op als vertegenwoordiger van +het meisje en gaf de bruid aan den bruidegom. Langzamerhand trad nu die +voorstelling van de onzelfstandigheid der vrouw terug en dus ook het +besef, dat, zoo er iemand moest gegeven worden, het de vrouw zijn moest. +In plaats daarvan kwam nu de meening, dat beide echtgenooten gegeven +worden aan elkander door den priester. De priester copuleerde hen, +voegde hen te zamen, wat dan overeenkwam met zijn functie volgens +kanoniek recht, hij reikt den ring, hoort de gelofte, zegt de gebeden +en houdt de aanspraak en bindt te zamen. Hier is b.v. het formulier +waarmede »op manendach post thome anno 1534« een pastoor het huwelijk +van zekeren Claes Dirricks sloot: »Soe bynde ick u tsamen mytten bandt +daer Godt Adam jnd Eva myt bande.« + +Het »trouwen door den paap« maakte dus op kanoniek standpunt het +wettig huwelijk. Daarop slaat het weinig stichtelijke, Amsterdamsche +straatliedje, dat bij de nadering van het Paaschfeest en na afloop der +Dommelde metten (nachtofficie op Woensdag, Donderdag en Vrijdag van de +Goede week) door den hondenslager en de schooljongens, nog kort vóór de +Hervorming bij beurtzang aangeheven werd. Lelong heeft het ons echter +niet geheel ongerept, denk ik, overgeleverd. De kerkedienaar begaf zich +met zijn ratel, vergezeld van een groot aantal schooljongens, ook met +ratels, op straat; voor de huizen der aanzienlijke poorters stonden zij +stil, waarop de man riep: + + »Zijt gij allegader hier?« »Ja!« + »Moecht gij wel goedt Hamburger bier?« »Ja!« + »Heeft de paap uw moeder getrouwt?« »Ja!« + »Zijt gij al te samen hoerekinderen?« »Neen!« + +Man en jongens ontvingen als loon een pint bier, dat zij uit hun mutsen +opdronken. + +Het ligt nu voor de hand te meenen, dat bij de nieuwe bedeeling +predikant en magistraat in de rechten des priesters traden en dus het +huwelijk sloten, dat hun eene actieve, huwelijkscheppende rol werd +toebedeeld. Maar, zegt prof. Fockema Andreae, »ik houd dat voor niet +meer dan schijn«. De predikant treedt volgens de hervormde formulieren +nimmer in die rol op, toch is het huwelijk voor den predikant overal +rechtskrachtig. Attestatiën van gesloten huwelijken, door hem afgegeven +(eene synode van Den Briel anno 1593 zegt het zeer juist), zijn +officiëel, daar zij door een publiek persoon zijn gegeven over wat +op eene publieke plaats verricht is. Zulke attestatiën werden dan ook +door de Hoven aangenomen. Goed gereformeerd zeide reeds in 1566 de +Rotterdamsche predikant Adr. Damman na de voltrekking van een huwelijk, +dat het »bij hen geen sacrament werd geacht, maar eene belofte, die de +contrahenten elkander doen«. + +Was het nu aldus bij de kerk, is het dan denkbaar, dat men voor het +burgerlijk huwelijk, waaraan men dezelfde rechtsgeldigheid verleende, +een samengeven _door_ den magistraat zou hebben geëischt, dat de kerk +niet vorderde? Neen, predikant en magistraat schiepen niet door hunne +handeling het huwelijk: partijen solemniseeren hun huwelijk zelven voor +de gemeente of voor schepenen, waarvan akte gegeven wordt. Dit geldt van +alle provinciën. + +In de onderscheiden in gebruik zijnde formulieren heerscht echter door +slordige woordkeuze soms verwarring. Niet in het kerkelijke. Ook hier +heeft de Dordtsche synode uniformiteit gebracht. In de 178ste zitting +der (na)synode, 28 Mei 1619, besloten de leden, dat de »Nederlantsche +liturgie, waarin begrepen sijn de publijcke gebeden en de formulieren +van de bedieninghe der sacramenten, oeffeninghe der kerckelijcke +discipline, bevestinghe der kerckendienaren ende insegheninghe des +huwelijckx sal worden oversijen.« Dit is ook geschied, maar voor eene +officiëele uitgave hebben zij niet gezorgd. Ten grondslag legden zij den +tekst der Zeeuwsche kerk van 1611, terwijl eene uitgave, bezorgd door de +Zuidhollandsche van 1737, zeer gebruikelijk is geworden. + +In het formulier dan »om den houwelicken staet voor de gemeente Christi +te bevestigen« luidt het: »Overmits den gehouwden gemeynlick velerhande +tegenspoet ende kruys van wegen de sonde is toekomende; opdat gij N. +ende N., die uwe echtelicke verbindinge in Godts name opentlick alhier +in de kercke wilt laten bevestigen, oock in uwe herten versekert +zijn meugt van de gewisse hulpe Godts in uwen kruyce...« volgt eene +uiteenzetting van het doel des huwelijks, daarna stelt de dienaar de +vragen, waarin o. a.: »Bekent gij voor Godt en dese gemeynte, dat gij +genomen hebt ende neemt tot uwe wettelicke huysvrouwe...« en desgelijks +tot de bruid: ... »dat gij genomen hebt ende neemt...« en eindelijk +geeft hij den zegen: »De Vader der barmhertigheydt, die u door sijne +genade tot desen heyligen staet des houwelicks beroepen heeft, verbinde +u met rechte liefde ende trouwe ende geve u sijnen segen«. + +Het is duidelijk: het is de bevestiging van wat beide partijen ten +opzichte van elkander willen. De predikant neemt voor Gods aangezicht +akte van wat partijen elkander beloven en roept daarover Gods zegen in. + +Thans laat ik enkele burgerlijke formulieren volgen. Te Amsterdam +geschiedde de trouw voor twee schepenen, van wie de voorzittende schepen +vroeg (de opgave is van 1658), nadat bruid en bruidegom elkander de hand +hadden gegeven: »»Gij A.A. bekent aengenomen te hebben tot uwe wettige +huysvrouwe B.B.? ende gij B.B. bekent aengenomen te hebben tot u wettige +man, huysheer ende vooght A.A.?« Beyde geantwoort hebbende: ja, seyt +wijders aldus: »Ende belooft malcander aen wedersijden getrouw te sijn +en als echte man en wijff eerlick ende godsalichlick na des Heeren +insettinge te leven, totdat u de doot scheyden sal?« Weder geantwoort +hebbende: ja, seit dan nogh: »De Heere segene u huwelick. Gedenkt den +armen.«« + +Men ziet, in dit formulier, gebruikt bij den trouw van +niet-gereformeerden, is evenmin van huwelijksschepping _door_ den +magistraat sprake: partijen bekennen elkander aangenomen te hebben. +De schepen neemt daarvan akte en zegt: »de Heer zegene uw huwelijk.« + +Te Kampen had het formulier voor den trouw ten raadhuize den volgenden +inhoud (1658, vernieuwd 1664): »Gij bruidegom ende bruid... verklaert +gij... met uwen vrien wille malkanderen met hande ende monde +trouwbeloften te hebben gedaan... om malkander trouwe te houden als +wettige man en wijff, in eendragt, minne en liefde met den anderen +te leeven nae instellinge des Heeren en het uytwijsen van sijn heylig +woord, alles met hulpe van den Heere, sonder wijns genadige bijstant +wij het allerminste niet en vermogen?« Antwoord: Ja. »So wil dan God +almagtig ul. in desen egtenstaat segenen en u verbinden met regte liefde +en trouwe. Gaet in vrede!« Hetzelfde formulier gebruikte men ook te +Deventer. Ook hier hetzelfde beginsel, gelijk het mede is neêrgelegd in +het advies der Hoven omtrent de staatskerkorde van 1601, waarin deze +verklaring: »Op huiden zijn voor schepenen van... gekomen en verschenen +N. N. als bruidegom ter eene en N. N. als bruid ter andere zijde... +gevende hij haar zijne mannelijke trouwe... en wederom zij hem hare +vrouwelijke trouwe... Tot al hetwelk zij Godt almagtigh tot een getuige +aangeroepen en gebeden hebben. Aldus gedaan bij schepenen...« + +Echter zijn er ook ordonnantiën op dit punt, waarin sprake is van »sich +laten copuleeren«, zich laten »thosamen geven und conjugeren« door den +predikant, maar men was weinig zorgvuldig in zijn woordenkeus, als in +Zwolle, waar in één stuk sprake is van trouwen _door_ een predikant en +_voor_ schepenen. Wezenlijk heeft overal gegolden: partijen geven zich +aan elkander, predikant of schepenen scheppen niet het huwelijk. + +Omtrent die burgerlijke formulieren nog een woord. De hervormde kerk +achtte het onbetamelijk, dat sommige secretarissen ten stadhuize het +formulier voorlazen 't zij uit de liturgie der hervormden, 't zij +uit die der lutherschen. Ja er waren schepenen of schouten, die een +gebed uitspraken, die den zegen gaven, waartegen de kerk altijd heeft +geprotesteerd. Waarom? Was zij naijverig op wat haar alleen toekwam? +Wilde zij het huwelijk ten stadhuize neutraal houden? + +[Illustratie: Een huwelijksvoltrekking in een gereformeerde kerk. + + Naar een prent van Bernard Picard.] + +De trouw in de hervormde kerk geschiedde nu gemeenlijk als volgt, +waarbij, wat de versiering aangaat, de gegoedheid van partijen +natuurlijk verschil maakte. Of in het koor, of in het doophek, of +daarvóór in het midden der kerk lag een tapijt, stonden armstoelen en +taboeretten, de poort van het doophek was vaak met groen versierd en +in de tweede helft der 18de eeuw, de dagen der hooge kapsels, was het +voor vele dames een zwaar stuk onder die poort door te gaan. Onder +psalmgezang trad de staatsie (wij vertellen hier Schotel na) binnen, +de leeraar beklom den kansel en las het straksgenoemde formulier. Dan +liet hij bruidegom en bruid elkander de rechterhand der trouw geven en +stelde de vragen, over het neergeknielde paar sprak hij dan den zegen +uit, waarna het gebed volgde. Onder het gezang werd gecollecteerd. +Daarna begaf zich de stoet, waarbij thans de man de hoogerhand had, naar +de consistoriekamer, waar men ververschingen gebruikte. Dit was de trouw +op zijn deftigst. Maar zeer dikwijls ging het minder statig toe, als de +bruiloftsgasten zich niet ontzagen pratend en joelend de kerk binnen te +treden. + +Alleen geordende predikanten mochten den dienst leiden. Toch kwam +het voor, dat proponenten het deden, gelijk bij het huwelijk van +Willem Albert van Hout en Antonia Magdalena van Breda te Hoeven +gem. Oudenbosch, 22 Juli 1787, dat door den proponent J. M. Visser +werd ingezegend. In Utrecht echter was dit werk ook aan proponenten +toegestaan. Te Leiden schijnen soms zelfs voorzangers zich de inzegening +te hebben aangematigd. De kosten waren natuurlijk afhankelijk van den +stand van het bruidspaar, van de plaats en van de vraag, of de trouw op +gewonen of buitengewonen tijd geschiedde. In 1788 kostte te De Bildt +zulk eene extra-inzegening 2 dukaten aan de armen (de gouden dukaat deed +ongeveer f5.50), tabak en pijpen, 12 flesschen malaga met een schotel +best banket aan den kerkeraad, ½ anker wijn aan den predikant, f3 aan +den koster. + +Als een voorbeeld van huwelijksinzegening in eene hervormde gemeente in +het buitenland geven wij die in de beroemde, reeds vroeger vermelde, +Hollandsche kerk te Londen, die ook voor deze liturgische handelingen +zooveel heeft gedaan en voor wie Maarten Micron reeds in 1554 zijne +»Christlicke Ordinanciën« opstelde, waarin ook »Van de ceremonie +des huywelicx«. Nadat het paar in de trouwboeken was ingeschreven +(ze beginnen in 1571: »Hier achtervolgen die namen der gheener die +onser Nederduytscher gemeinte getrouwet zijne«) en de drie Zondagsche +proclamatiën waren »uutgheropen«, had de bevestiging op den volgenden +Zondag in den morgendienst plaats, in diezelfde prachtige kerk in +Austin-friars, waar thans nog de gemeente samenkomt. + +De dienaar hield eene toespraak over het huwelijk, wees het bruidspaar +op zijne verplichtingen en deed de vragen. Daarna legde hij hunne +rechterhanden inéén en sprak: »God Almachtich, die u tot den huywelicken +staet gheropen heeft, binde u te samen met den bandt der warachtigher +liefden, opdat gij u gansche leven de groote verborghen eenicheit +Christi ende sijnder ghemeinten uitdrucken moecht, ende wille u +vermeerderen, ter eeren sijns naems ende uwer sielen salicheit doer +denselven Christum Jesum. Amen.« + +Naar aanleiding van Matth. XIX sprak de predikant dan nog over de vaste +onverbrekelijkheid van den huwelijksband, en de gemeente, bij monde van +den dienaar, zegende het neêrgeknielde paar: »God wil u vruchtbaer maken +ende ghenade gheven uwe kinderen, die hem sal believen u te gheven op te +voeden, door leeringe ende straffinghe des Heeren. God blijve met u ende +met ons allen.« Met psalmgezang eindigde de plechtigheid. + +Hoezeer wij bij ons onderwerp telkens verdacht moeten zijn op +plaatselijke afwijkingen leert ons de huwelijksinzegening op Ameland, +waarvan ik daarom met een enkel woord melding maak. Dit merkwaardige +eiland was staatkundig onafhankelijk (in den 80-jarigen oorlog sluit +het een verbond van neutraliteit met de Republiek en met Spanje) en +even onafhankelijk was de gereformeerde kerk, eene naar inrichting en +bestuur op zich zelve staande gemeenschap. Vandaar op Ameland groote +verdraagzaamheid tegenover dissenters. De doopsgezinde leeraren mochten +huwelijken voltrekken, maar alleen tusschen leden hunner eigen gemeente. +De hervormde predikanten deden het, als bruidegom en bruid (of een van +beiden) ongedoopt, hervormd of van eene andere doopsgezinde gemeente +waren. + +Op Terschelling viel de magistraat de doopsgezinden lastig over hunne +huwelijksinzegening, maar Gedeputeerde Staten van Friesland stelden +hen in 't gelijk (19 Juni 1623), zoodat zij op dat eiland schijnen te +hebben mogen doen, wat elders ongeoorloofd was, gelijk nog eens, in 1676, +door acte van een Harlingschen notaris, de geldigheid der doopsgezinde +huwelijksinzegening wordt bekrachtigd, d. i. dus van de door een +doopsgezind leeraar afgegeven attestatie. Het eene gewest, de eene +stad begunstigde de doopsgezinden meer dan de andere, zoodat het aan +sommige gemeenten vrijstond om de huwelijken in haar eigen vergadering +te sluiten, maar dit aan andere weder werd geweigerd. Ook schijnen de +doopsgezinden op Terschelling, na hunne inzegening, ten stadhuize +ingeschreven te zijn geworden. Trouwens ook in Holland heerschte +er te dezen opzichte nog geen vaste regel en vandaar klachten over +moeielijkheden hun in den weg gelegd, wat toch vaak slechts gehoorzamen +was aan eene ordonnantie. + + * * * * * + +Voor het katholieke deel der bevolking ontstonden er groote +moeielijkheden uit de bepaling, dat geen huwelijk wettig zou zijn +tenzij voor predikant of schepenen gesloten. Hier bracht wetsontduiking +uitermate verwarde toestanden, toch al verward genoeg. Vooreerst kwam +het voor, dat hervormden, om in verboden graad te kunnen trouwen of het +consent der ouders niet kunnende erlangen, zich door pastoors lieten +trouwen, in den waan nog bovendien, dat dit huwelijk wettig was. + +In 's-Hertogenbosch kwam het voor, zooals de hervormde kerkeraad in 1632 +aan de »militaire en de politijcke collegiën« klaagt, dat soldaten, die +»met bossche vrouwspersonen comen te trouwen, gaen, om haere bruydts te +gelieven eerst trouwen bij de papen ende comen daerna trouwen in de +kercke«. + +Het was noodig, al verder, te bepalen, dat al had iemand zijne geboden +voor een priester laten gaan, hij toch in de hervormde kerk trouwen +moest en dat (omgekeerd), al waren de proclamatiën bij predikant of +magistraat gegaan, het huwelijk voor den priester nochtans onwettig was. + +Eindelijk (het ligt voor de hand), bij de herhaalde wetsontduiking +wat aangaat de sluiting zelve des huwelijks, werd er ook met andere +voorschriften de hand gelicht, zoodat wij b.v. hooren klagen, dat de +priesters in het markiezaat van Bergen op Zoom personen trouwen, die +zij nooit zagen, zonder voorafgaande geboden, zonder oudrenconsent. +De wetten, te dezen door H.H. Magistraten voor de generaliteitslanden +gegeven, zijn mede een deel van hunne politiek tegen deze gewesten, die +met harde hand, naar hun oordeel, moesten worden geregeerd. + +Een plakkaat van 8 April 1644 verbood roomsche priesters, die nog in +Brabant werden geduld, lieden in ondertrouw op te nemen, ook al zouden +zij niet van plan zijn het huwelijk zelf te sluiten. Aan die van Hulst +en Hulster-Ambacht gaven de Alg. Staten, 31 December 1647, nog eens +expresselijk te kennen, dat, als zij buiten de publieke kerk wilden +trouwen (want dit mochten zij overal) hun huwelijk, na drie voorafgaande +Zondaagsche proclamatiën, bij klokslag te doen, moest worden voltrokken +voor (een burgemeester met) twee schepenen en secretaris, terwijl elk +ander huwelijk onwettig zou zijn. + +In de landen van Overmaze (Valkenburg, Dalhem, 's-Hertogenrade) was +1632, na de verovering van Maastricht, de gereformeerde religie +ingevoerd, tijdelijk onderbroken door de herovering in 1635. Na den +Munsterschen vrede verbande de regeering »alle praetense geestelijke +personen« en in 1656 maakte ook daar het Echtreglement het huwelijk +politiek. Toen nu bij den vrede van Nijmegen in 1678 de uitoefening van +den katholieken godsdienst werd toegestaan, waanden die van de landen +van Overmaze, begrijpelijkerwijze, dat nu ook het huwelijk weêr +kerkelijk was geworden, waan, waaraan toen eene resolutie van 21 +Augustus 1683 een einde maakte. + +Voorzoover de roomschen in de generaliteitslanden dicht genoeg bij de +frontieren woonden, lieten zij de plechtigheden van huwelijk (en doop) +over de grenzen geschieden. De anderen moesten zich onderwerpen en +overtraden de wet, als zij konden. + +Er is menig hard woord gezegd over deze en dergelijke maatregelen +in de generaliteitslanden. Tot de geschiedkundige verklaring ervan +bedenke men, dat de roomsche bevolking in de grenslanden voortdurend +onbetrouwbaar bleek en groot gevaar opleverde voor de veiligheid der +Republiek. Het ergste was, dat waar de schout ontbrak, het wettig +huwelijk diende gesloten voor den predikant. Dit was hatelijk. »Nos +pères«, zegt een hedendaagsch katholiek, »ont du se résigner alors à se +faire marier devant le ministre protestant avant de se presenter devant +leur curé. Ils durent passer du temple réformé à l'église catholique +comme de nos jours on passe de la mairie à l'église«. + +Ook hier worde weêr bedacht, dat deze predikanten louter optraden als +ambtenaren van den burgerlijken stand, dat zij in dat opzicht orde +hebben gebracht in de nu getrouw bijgehouden huwelijksregisters--en dat +zij, in zoo vijandige omgeving en met zulk eene taak, ook niet voor hun +genoegen in de wereld waren. Daarvan is eene geschiedenis als van ds. +Paulus Arleboutius te Tilburg (1633), een uiterst leerzaam en tegelijk +schilderachtig voorbeeld. + +Eindelijk--het blijkt duidelijk, dat de katholieken toch ook de +officiëele inschrijving wel op prijs stelden. In de Roermondsche +trouwboeken (1632-1637, jaren, waarin die stad Staatsch was) komen de +namen voor van tal van roomsche officieren: zij hebben daaraan als +maatregel van burgerlijke wettigheid waarde gehecht. + +Keeren wij thans tot het algemeene terug, dan rest ons nog te vermelden, +dat niet zonder reden de kerk het trouwen voor den magistraat verdacht. +Het staat zoo onschuldig in het trouwboek te Vianen op 20 Juli 1604: +»Compareerden joncker Balthasar van der Vecht en jonckvrouwe Theodora +van Weer en hebben, na voorgaande geboden, voor den stadhuyse alhier +gedaen, malcanderen bij desen getrouwt ende beloeven de een den +anderen nyet te verlaten volgens Godts inzetten. Actum voor Michiel van +Riemsdijk en Willem Pijll, schepenen.« Dat »hebben malcanderen getrouwt« +is (wij zagen het) naar het juiste beginsel. Maar overigens--Vianen +had, zoomin als Kuylenburg, een goeden naam, het waren wel-aangename +vluchthavens voor velerlei soort van avonturiers, die daar gemeenlijk +vriendelijke herberg en hartelijke ontvangst vonden. De magistraat zag +er niet zoo nauw, ook waar het een huwelijk gold. + +En dit geldt waarlijk ook buiten Vianen. Het gelukte al te vaak eene +overeenkomst te treffen, als het met verboden graden of getuigenissen +van vrijigheid niet in orde was, en trouwlustigen, die wat op hun +geweten hadden, konden voor klinkende munt al te lastig onderzoek +afkoopen. Geldzucht (heeft Fruin eens gezegd) was de groote zonde van +den tijd, en tal van schouten waren helaas omkoopbaar. Wat wonder, +dat de predikanten, die op dit punt zuiver van wandel waren, dat +trouwen voor den schout soms niet vertrouwden? Gelijk zij evenmin konden +toestaan, dat wie anders wel in de kerk kwamen, op 't stadhuis trouwden: +het was een »misbruijck der ordonnantie van de policye«. + +Op den trouwdag werden de ringen veranderd. De vrijster draagt den +(verlovings)ring aan den linkerringvinger, dikwijls ook aan den duim, +na haar huwelijk aan rechtervinger of -duim. Zoo was het nog op 't +einde der Republiek. Wij durven, om ons bestek, over trouwringen niet +uitweiden, er zijn meesterwerken van kunst bij en sommige hebben een +Europeeschen naam, zooals de »ring van Frangipani«, ± 1514, thans te +Augsburg, met de ingegraveerde, bekoorlijke woorden »Myt wyllen dijn +eygen«, ring, die misschien gedragen is door Christoffel, graaf van +Frangipani bij zijn huwelijk met Apollonia von Wellenbrug en door H. +Thode bezongen werd. Wie deze en enkele andere ringen wil afgebeeld +zien, kan »Die Woche« 1913, S. 1913-1916 opslaan en er de toelichtingen +van Willy Bauer bij lezen. + + * * * * * + +Wanneer nu aldus bruidegom en bruid zich elkander in huwelijk gegeven +hadden volgens wet en gewoonte, wachtte thuis het bruiloftsmaal. + + »Daer twee geliefden trouwen + Met weêrzijds vrinden raad, + Daer mag bij 't bruyloft houwen + Wel zijn een blij gelaad...«, + +zagen wij vroeger. + +Bij aanzienlijken en gegoeden was de tafel prachtig versierd met +bloemen, met slingers, met gekleurd zand ook kunstig bestrooid. De +suikerbakkers wedijverden in het scheppen der kunstwerken, die den disch +zouden versieren, jachtpartijen, zeeën met schepen, waranden met dieren, +de Hof van Eden natuurlijk met Adam en Eva, welke laatste heerlijkheid +Cats de vraag doet stellen: + + »Waerom toch voor de bruyt een hof op tafel staat?« + +wat hij dan beantwoordt met eene bespiegeling over Hooglied IV, 12: +»Mijne zuster, o bruid, gij zijt een besloten hof, eene beslotene wel, +eene verzegelde fontein,« volgens zijne en de theologie zijner dagen +alles zinnebeeld van het huwelijk tusschen Christus en zijne kerk, +in waarheid--dit gansche Hooglied--eene verzameling Oudoostersche +bruiloftsliederen, in verheerlijking der zinnelijke liefde gelijk, aan +wat in zijn eigen dagen nog aan het bruiloftsmaal gezongen werd. De +tafel boog door onder den last der gerechten, tegen de weelde waarvan, +tegen het aantal gasten en schotels, de overheid wel door keur bij keur +optrad, maar zonder veel gevolg, al moest, te Groningen, de bruidegom +zelf ten stadhuize onder eede komen verklaren, dat op zijn feest naar +die keuren was gehandeld. + +Maar de vaderen hadden gezonde magen (misschien zij het ons vergund +te verwijzen, naar wat wij over hun eten en drinken schreven in »Het +huiselijk en maatschappelijk leven onzer voorouders«, blz. 157-164) en +op Susanna Huygens' bruiloft zaten de gasten vijf uren aan tafel te +midden van »la senteur des viandes« en toen kon M. du Thou, de Fransche +ambassadeur, het niet langer uithouden en moest noodig eens opstaan +»pour se degourdir le jarret«. Ook de kerk heeft geijverd tegen den +overdaad, de brasserijen en de verspilling bij de bruiloften, bij de +schouten aangedrongen op maatregelen »om de ongeregeltheden, die in +de landsbruyloften ommegaan te bekampen«. Dubbel erg dus, dat soms +predikanten zelven het slechte voorbeeld gaven, zooals Franc. Pontanus, +predikant te Odoorn, door »ongeregeltheiden, bi hem alhijr binnen Assen +begangen als sijn bruloft gecelebreert werde« (1608). + +[Illustratie: Het Boerenbruiloftsmaal (16e eeuw). + + Naar Peter Brueghel den Oude.] + +Van die bruiloftsliederen gesproken--gedicht en gezongen werd er +bij het feest uit den treure. Huwelijken, klaagde reeds de groote +hervormer Anastasius Veluanus (1554) »beginnen met gasterijen, onkuys +dantssen und singen...« De gasten droegen de liederenboekjes bij zich, +duodecimo-bundeltjes, vaak prachtig gebonden, met allersierlijkste +slootjes en bevattende minne-, bruilofts- en drinkliederen op aangegeven +wijs. De inhoud is zeer verscheiden, oude balladen en volksliederen, +zooals het lied van de Soudaensdochter: + + »Hoord toe al die vol liefde zijt, + Het lust mijn geest te zingen...« + +of »Het daghet in den Oosten«, of »Na Oostland wil ik vaaren«; dan +verzen aan de beste dichters van den eigen tijd ontleend, soms deerlijk +verminkt, goede en slechte, waarin onbeschroomd het mingenot bezongen +wordt, dat zoo straks het bruidspaar wacht, of waarin de gasten tot +zingen en kussen worden opgewekt, kussen, geen klein deel van der +vaderen gulle bruiloftspret, »des coups de baiser«, zegt alweêr Huygens, +»francs et bien appuyez, enfin baisers apostoliques et de bonne foy, +qui firent un bruit dans la sale, comparable à celuy que les chartons +d'Anvers et de Bruxelles font avec leurs fouets, quand quelque douzaine +de charrettes enfile les premières rues«. Dan weer plotseling tusschen +de dartelste minneliedjes in een geestelijk: »O kerstnacht schooner dan +de dagen« of, zooals in het »Groot Hoorns liedeboeck« eene berijming van +Spr. XXXI, eene rijmelarij uit het Hooglied: + + »Wanneer zal hij mij kussen fijn, + Zelfs met de kus zijns monds divijn..« + +dan de psalmen 23, 33, 45, 100, 128 naar Datheen, het Onze Vader berijmd +en (met doorloopende coupletten) het Ave Maria: + + »Maria, vol van gratie, + Uw name groeten wij + Met groote jubilatie, + Zoo is de Heer met dij..« + +Deze liederen mag de lezer niet verwarren met de verzen, voor eene +bepaalde bruiloft gedicht, door de grootsten onzer zangers of door de +pooversten onzer poëtasters, de heerlijkste kunst dus of het ellendigst +gerijmel, vrij uit het dichterlijk gemoed geweld of nagelbijtend op +bestelling geleverd. Sommigen zijn gemeen, ook de beste dikwijls dartel, +Vondel is af en toe van gloeienden hartstocht en bij Hooft slaat ook +soms, zegt Kalff, »de vlam der gezonde zinnelijkheid uit«. Verbood ons +bestek het ons niet, wij zouden gaarne van 't schoonste afschrijven, +zooals van Vondel op de bruiloft van J. Linnich en Kathar. de Vries: + + »Hoogste wijsheid, wiens beleid + D'eeuwigheid + Van het menschdom door het paren + Handhaaft, en met volle vreugd + Onze jeugd + Zegent onder 't zoet vergaren...« + +In deze liederen zijn, naar de mode van den tijd, Venus en Cupido de +graag aangeroepen goden, die het genot der liefde smaken doen. Zijn er +ten onzent ook geweest, die ze juist wilden weren als beschermers van +de grofzinnelijke liefde, als in een bruiloftslied van Philip Sydney +(1581): + + »But thou, foul Cupid, sire to lawless lust, + Be thou far hence with thy empoisoned dart, + Which, though of glittering gold, shall here take rust, + Where simple love, which chastness doth impart, + Avoids thy hurtful art?« + +In den loop der jaren werden de bruiloftszangen gekuischter, verzwegen +de zangers, wat niet meer gezegd worden mocht, en in 1824 zingt Spandaw +in een »Echtzang«: + + »Gij wacht hier, bruidegom, geen dartle minnezangen, + Geen cithertonen, waar Idalisch vuur in gloeit..« + +Maar Bilderdijk kon zich niet weerhouden, bij de bruiloft van Pieter N. +en Celia V., van woordspelingen als: + + »Pietercelie, roem der hoven + Ja gij watert ons den mond! + Laat vrij Pieter Celie stoven + Dat gerechtje is gezond.« + +De vroegere, zeer openhartige zinspelingen op het te wachten kroost zijn +op 't einde onzer periode geworden tot een »toast aan een +bruiloftsdisch« (van C. G. Withuys): + + »'k Breng een toast aan 't eerste wiegje, + Bruidje bloos er maar niet om! + 't Eerste wiegje is bij gehuwden + Boven alles wellekom.« + +Wil men zich over deze grooter ingetogenheid verheugen, het is ook waar, +dat oudtijds onze liederen nog in den volksmond leefden, waaruit ze +thans, helaas, verdwenen zijn. De dienstmaagd in Asselijns »Saartje +Jansz. of de gewaande dienstmaagd« zingt onder den arbeid een +bruiloftslied op Tromp: + + »Tsa trompen en trompetten + Blaas op een gouden toon, + Nu Tromp de oorlogswetten + Verlaat om Venus' zoon..« + +Omdat bruiloftsverzen somtijds hatelijke, politieke toespelingen +bevatten, stonden zij hier en daar onder censuur, welke taak te +Groningen was opgedragen aan den... Rector magnificus der hoogeschool! +Tegen het al te losse, het soms gemeene erin verzette zich al wat +puriteinsch dacht onder de vaderen. Kan het Gode aangenaam zijn, vroegen +zij, als men de beginselen des huwelijks zoekt in die ijdele, afgodische +namen en grillen van Venus, Cupido en ander duivels gespuis? Wordt niet +door zulke venusdichten eene ontuchtige manier van spreken ingevoerd en +de jonge jeugd schrikkelijk afgetrokken in hare vrijagiën? Het was beter +deze lichte en dartele galmen, deze venusjes en voddekens, dit »singen +en lollen van lichtveerdige en onkuysche liedekens« te vervangen »door +geestelijcke en stichtelijcke propoosten«. Het was slechts jammer, +dat zij, zooals zoo dikwijls, reeds kwaad zagen, waar wezenlijk was +onergerlijke blijdschap aan het leven en zijne volheid en dat zij, +zooals ook vaak, met het badwater ook het kind uitgoten. + +Jodocus van Lodenstein zat eens aan zekeren bruiloftsdisch en zorgde, +dat men over tafel slechts hoorde »geestelijcke gezangen of gebeden of +stichtelijcke redenen«. En toen Jacobus Arminius, toen nog predikant te +Amsterdam, te Leiden de bruiloft vierde van Kuchlinus met zijne tante, +voerde hij met zijn tafelbuurman, den uitnemenden hoogleeraar Franc. +Junius, een druk gesprek over den val van Adam, de oorzaak, de manier +waarop en de gevolgen van dien. Men kan niet nalaten te denken, dat dit +toch wel het andere uiterste is. + +Op eene bruiloft werden vertooningen gedaan en even natuurlijk, dat er +gedanst werd, die bevallige, die statige dansen, die thans vergeten +zijn. Ook tegen dit dansen heeft de kerk zich altijd verzet, wederom +zonder eenig onderscheid te maken tusschen het wezenlijk wulpsche en +gemeene èn het sierlijke, losse, gracelijke van den onergerlijken dans. +Eens is gansch Groningen in rep en roer geweest, omdat een ouderling +op de bruiloft zijner dochter, het was in 1772, het gewaagd had met +zijne dame en het jonge paar een menuet te dansen. Betje Wolff heeft +het schrikkelijke geval vereeuwigd in haar gedicht: »De menuet en de +domineespruik«. Bij boerebruiloften was het dansen zeker niet altijd +los en bevallig: wie den »Boerenbruiloftsdans« van Pieter Brueghel (den +vader, gest. 1569) ziet, kan daaromtrent geene groote verwachtingen +koesteren. + +Maar thans--na een poos dansens--komt het oogenblik, dat de bruid »te +bedde gedanst« wordt. Zoo nog in de 17de, niet meer in den loop der +18de eeuw. In de liedjes gaat dat nog kalm toe: + + »Strooyt kruytjes en bloemtjes, de bruyd moet te bed! + Geleyt er, bereit er + Ontkleet haar te met + En kust haar goe nagt + En slaat dog wel agt, + Dat niemand haar ruste verstoort of belet!« + +[Illustratie: Dansend paar (16e eeuw). + + Naar H. Aldegrever.] + +[Illustratie: Dansend paar (16e eeuw). + + Naar C. Bos.] + +Maar in werkelijkheid ging het ruwer. Schrikt niet! Daar grijpen midden +onder den dans de jongere gasten de bruid aan en dragen en sleuren +haar naar het bruidsvertrek--vage herinnering aan den ouden bruidsroof. +Wel snelt de bruidegom den troep achterna en koopt de bruid terug door +een feestje te beloven, het »weerom-vetje« op een der komende dagen. +Maar nu barst de storm eerst recht los. Bed, dekens, kussens, al de +geheimen der slaapkamer begluren zij, betasten zij en eindelijk vallen +zij op de arme bruid aan en »plukken haar als een vogel« en nemen haar +af sluier en lint, ketting en kroon, tot hare kousebanden toe, welke +laatste vooral als gewenschte buit, als eene oorlogstropee, worden +meêgenomen en aan tafel vertoond. De jonge echtgenoot raakt de dolle +bende eerst kwijt, als hij doet, alsof hij zich ontkleeden gaat. Op +deze manier werd bij de deftigste families de bruid te bedde gedanst. +Gelukkig nog, zoo men haar en haar echtgenoot voor 't overige van den +nacht met rust liet! Wel mocht Edmund Spenser in zijn »Epithalamion« +(1594) smeeken: + + »Let no false treason seek us to entrap, + Nor any dread disquiet once annoy + The safety of our joy; + But let the night be calm, and quietsome, + Without tempestuous storms or sad affray, + Like as when Jove with fair Alcmena lay.... + And let the maids and young men cease to sing, + Ne let the woods them answer, nor their echo ring.« + +Wel mocht nog twee eeuwen later Goethe zingen: + + »Im Schlafgemach, entfernt vom Feste, + Sitzt Amor dir getreu und bebt, + Dasz nicht der List muthwill'ger Gäste + Des Brautbetts Frieden untergräbt...« + +Van huwelijksreizen wisten de vaderen niet; nog van 1800 vertelt Jacob +van Lennep, dat zulke dwaze, onkiesche dingen toen nog niet voorkwamen. +Den eersten morgen komen de naaste vrouwelijke bloedverwanten de +jonge vrouw begroeten en bij 't kleeden helpen (zóó nog bij Saartje +Burgerhart, bij Chrisje Helder), de dienstbode brengt het morgenwater +en ontvangt haar bruidsstuk als loon. Lang vergeten was de oude +gewoonte van te onderzoeken, naar wat wij boven (blz. 90) hebben +aangestipt. Lang ook vergeten (sommigen hebben ontkend, dat het ooit +bestond: zóó Karl Schmidt, zóó Bismarck) was in onze periode het recht +van den landsheer op den eersten nacht. Wie het vroeger bestaan ervan +nog trachten te handhaven zeggen, dat het wijst op een »tijdperk van +overgang tusschen de vroegere, als heilig beschouwde, rechten van den +stam én de langzaam opdagende persoonlijke rechten van den echtgenoot. +Later wordt het dan beperkt tot enkele voornamen, nog later afgekocht, +om eindelijk te verdwijnen.« Het is mogelijk, wij stellen ons geen +partij; in elk geval was dit gebruik in den nieuwen tijd verdwenen. + +Dit geldt wezenlijk ook van de morgengave, het geschenk door den man +den eersten morgen aan zijne vrouw gegeven. Dit werd langzamerhand eene +som gelds, waarvan het bedrag in het huwelijkscontract werd bepaald, +maar waarvan de oorspronkelijke beteekenis geheel verloren was gegaan. +Op deze manier: »Eyndelick (het is een stuk van 1626) soo heeft de +bruydegom, Johan Witten, siin toecomende huysvrouw (Johanna van Brienen) +een morgengave ende nae morgengaevesrechten uyt siin gereedste goederen +gegeven 1200 caroli guldens«. Ook kwam het voor, dat de morgengave niet +was betaald en werd opgeëischt. Het volgende signaat, d.d. Putten 26 +Juni 1544, dat in zijn kortheid toch veel vertelt, lichte dat toe. Griet +Jans spreekt aan de vier erfgenamen van haren overleden man, die haar +schuldig zijn 12 rijderguldens »van de morgengaeve, gelick die frunde +sulx verdedingt ind gemaeckt hebben.« + +Te dezer plaatse voegt nog de herinnering vooreerst aan huwelijken op +de graven gesloten, opdat (wonderbaar taaie nawerking van den ouden +doodenkultus) daardoor lafenis zou geboden worden aan de zielen, wier +stoffelijk omhulsel in die groeve rustte. De schilder Maerten van +Heemskerck bestemde in 1558 de opbrengst van een stuk land voor +»schamele doch eerlijcke jongelieden«, die op zijn graf en dat zijner +vrouw te Haarlem zouden trouwen. + +Niet minder eigenaardig was de ten onzent (maar ook reeds den Romeinen +bekende) diepgewortelde gewoonte (voortgekomen uit de gedachte, dat de +dood moet wijken voor wat de kweekplaats des levens is), dat, wie op weg +naar het schavot door eene vrouw ten huwelijk werd gevraagd, van den +dood vrij kwam. Toen den 3den Juni 1572 de jonge Theodoor Bommer te +Gorinchem door Lumey's geuzen naar de galg werd gevoerd, redde een +meisje hem op die wijze van den dood. Zoo erlangde 17 September 1603 +een door Maurits ter dood veroordeeld Spaansch soldaat lijfsbehoud, +»verboden synde door eene jonghe dochter«. Ja, nog in 1672 gold het +gebruik in de rechtspraak. Te Amsterdam zouden toen vier Fransche +soldaten worden gehangen. »Eenige juffrouwen, met groote meedogenthijt +ingenomen«, vroegen aan burgemeester Outshoorn pardon voor de +»gecondemneerdens«. Daarop »den heer Outshoorn sijde of de juffrouwen +of eenige derselve, souden genegen wesen daarmede te trouwen?« Maar +ongelukkig kon het middel deze maal niet worden toegepast: de juffrouwen +»antwoorden alle getrout te sijn«. Toch kwamen de Franschen er af +met brandmerking en gewipt worden aan de wipgalg. Soms echter ging +strengheid boven gewoonte, als toen de jonge officier Nicolaas de Maulde +de Mensard, betrokken in de leycestersche samenzwering te Leiden, 27 +October 1587 werd terechtgesteld, niettegenstaande een »juffrouw genaemt +Uytenbroeck« hem ten huwelijk vroeg. + +Na de bruiloft volgden nog de »navetjes«, ook plachten de jonggetrouwden +bezoeken te brengen aan magen en vrienden, binnenlandsche reisjes, +waaraan toen zooveel meer vast zat dan nu, maar waarvan nog zoo +kinderlijk, zoo volop in de ongerepte natuur genoten werd. Dan loopen +echter de wittebroodsweken ten einde, de speelman is van het dak, het +gewone leven herneemt zijn eischen. + + + + +HOOFDSTUK VII. + +ECHTSCHEIDING, ECHTMIJDING EN HERTROUW. + + +Naar Germaansche rechten gaf overspel der vrouw aanleiding tot hare +verdrijving uit de echtelijke woning en dus tot scheiding. Zij had +inbreuk gemaakt op het eigendomsrecht van den man. De man daarentegen +had geene gelijke verplichtingen, zijn omgang met andere vrouwen +leidde niet tot echtscheiding. Hij kon alleen inbreuk maken op het +eigendomsrecht van een anderen echtgenoot en dáárvoor worden gestraft. +»De man kon alleen vreemd, de vrouw alleen eigen echt breken.« Voorts +kon--wij laten ons leeren door Fockema Andreae--het huwelijk worden +ontbonden door vredeloosheid van een der echtgenooten, door onderlinge +overeenkomst, door verstooting door den man op zekere gronden als b.v. +onvruchtbaarheid. + +De roomsche kerk stelde daartegenover haar volstrekt verbod: slechts de +dood snijdt den huwelijksband door; toch heeft het tot de elfde eeuw +geduurd vóór zij haar stelsel zonder beperking vermocht in practijk te +brengen. Tegelijk werd hare rechtspraak in gevallen van echtscheiding +telkens gehoorzamer gevolgd, ook in ons vaderland, waarmede wij hier +vooral te maken hebben. Daarbij moeten wij onderscheiden tusschen +scheiding van tafel en bed èn echtscheiding. De eerste was, natuurlijk +ook alleen met medewerking van het kerkelijk gezag, geoorloofd. Toen de +geestelijke rechtbanken hunne bevoegdheid in wereldlijke zaken verloren +hadden, sprak de lagere rechter de scheiding van tafel en bed uit, soms +ook een Hof, op grond van overspel, ziekte, kwaadwillige verlating of +ook na onderlinge toestemming. In Amsterdam, kort vóór de Reformatie, +las de pastoor van de St. Jacobs-kapel aan den Nieuwendijk de vonnissen +der overheid in zake scheiding van bed en samenwoning van den kansel af. +Daarna gingen partijen uit de kerk, de een door de hoofddeur, de ander +door die in de Hasselaarsteeg, daarom ook Trouweloossteeg genoemd. Zoo +althans vertelt Lelong. + +Over andere redenen heerschte niet overal gelijkheid van rechtspraak. +Scheiding van goederen was er altijd het gevolg van. Maar de +huwelijksband bleef bestaan en naar hereeniging moest worden getracht. +Echtscheiding daarentegen was toegelaten op grond van overspel en van +verlating. De toestand bij den aanvang van de nieuwe bedeeling ten +onzent was dus, naar de woorden van Huig de Groot: »Volgens Christus' +vermaninge wordt in dese landen geen scheydinge des egtbandts +toegelaten, dan door de doodt van een der egtgenooten ofte door +overspel. Alle andere willige ofte regtelijke scheydinge konnen den +egtbandt nogte de regten daar uyt ontstaande niet verbreeken.« + +Vragen wij thans naar de houding der gereformeerde kerk en naar haren +invloed te dezen. Men kan zeggen: zij heeft huwelijksscheiding zeer +moeielijk gemaakt en aarzelend toegelaten. De gezaghebbende Geneefsche +theoloog Beza gaf wel toe, dat wat God vereenigd had door den mensch +niet mocht worden gescheiden, maar hij liet dit niet gelden voor zulke +verbintenissen, die tegen Gods eigen wetten waren aangegaan. Daartoe +rekent hij, als na het huwelijk blijkt van eene ongeneeselijke ziekte, +geslachtelijk onvermogen, en voorts overspel, verlating en verwisseling +(zie boven blz. 125). + +Latere, Nederlandsche theologen oordeelden strenger. »Ons wordt«, zegt +prof. Van Renesse in een insgelijks reeds genoemd boek, »geen keur +gegeven, wij mogen deze banden onzes Gods niet verscheuren en zijne +touwen van ons werpen.« En met verontwaardiging maakt hij melding van +»dat beklaaglijk spreekwoord«: 't geene Venus t'zamen voegt, dat scheid +de knuppel. Het spreekwoord luidt ook, o. a. bij Campo Weyerman, den +beruchte: »Dat Venus voegt scheidt de knuppel«. En mr. Joan de Brune +houdt er deze bespiegeling over: »Te veel hitte verbrant en bederft de +vlaede. Een matighe stokinghe maeckt het beste mout. 't Is wel gezeght: +mint mij niet veel, maar mint mij langh. Heete liefde is haast kout.« +Welke oudvaderlandsche huwelijksfilosofie Cats, al rijmend, aldus +uitdrukt: + + »Eedt te sweren op de pluymen, + Dat en sijn maar minne-luymen.« + +Ook prof. à Limborch is onverbiddelijk en zou alleen om echtbreuk +scheiding toestaan. Als eene vrouw den man verlaat b.v. om des geloofs +wille, mag, zegt hij, de man geen nieuw huwelijk sluiten; het oude is +niet gebroken. In dezen geest nu, mag men zeggen, spraken ook de synoden +zich uit. Al van den beginne oordeelen zij, dat een echt bevestigd met +consent van ouders of voogden en ook van de jongelieden, niet mag +verbroken worden. En als dan de overheid in een bepaald geval geen +uitspraak wil doen (wat dikwijls voorkwam b.v. uit vrees voor een +der partijen) dan mogen de consistories toch de echtgenooten niet +veroorloven een nieuw huwelijk aan te gaan. Opdat niet, zeide eene +synode in 1575 zeer correct, de hertrouwden zich op het oordeel der +kerkeraden in plaats van op de sententie der overheid zouden gaan +verlaten. Van ditzelfde, juiste beginsel blijkt telkens. + +In 1577 besloot de Alkmaarsche kerkvergadering, dat, zoo iemand +wegens overspel geene echtscheiding van den magistraat verkrijgen kon +en toch hertrouwen wilde, de predikanten dat huwelijk zouden mogen +sluiten, omdat (overspel ook voor de kerk als scheidingsgrond gold en) +de overheid er zich niet mede verkoos in te laten. Maar de volgende, +Hoornsche, synode vernietigde dat besluit, omdat kerkedienaren niet +den schijn op zich mochten laden zich in overheidszaken te mengen. +En ook hierover waren de kerken het eens--altijd strijdende voor de +vastheid des huwelijks--dat zij in geen geval lichtzinnige verlatingen +zou bevorderen door--waar zij te beslissen had--echtscheiding te +vergemakkelijken. In Noord-Holland stelde een oud plakkaat f300 boete +op het uitééngaan van getrouwde personen, waarvan velen natuurlijk +gaarne gebruik maakten, liever die som verliezend, dan in onvrede +samenblijvend. Doch de kerk, streng, onverbiddelijk, beginselvast, +eenzijdig wilde op geenerlei manier dit lichtvaardig bedrijf in de hand +werken, zij vroeg H.H. Staten opheldering omtrent dit afkeurenswaardig +stuk en gebood haren dienaren middelerwijl zulke personen te blijven +beschouwen als nog gehuwd, en een nieuw huwelijk als overspel. + +En dit alles was niet maar theorie. De Haarlemsche predikant Lucas +Hespius verhaalde eens ter synode zijner woonplaats, hoe onlijdelijk en +hoe bedroefelijk het hem was met eene onvreedzame huisvrouw te moeten +leven en tegelijk zijnen kerkedienst te betreden. Heeren burgemeesteren, +voor deze zaak ter vergadering gekomen, adviseerden, liever gezegd +schreven voor, dat Lucas drie maanden met verlof buiten Haarlem zou +gaan. Kwam in dien tijd geene verzoening tot stand, dan zou hij moeten +scheiden van... zijn ambt. + +In dezen zelfden tijd, 1597, vroeg een vrouw aan de synode van +Schoonhoven om scheiding, zij was getrouwd met een man, die weleer +furieus (d. i. krankzinnig) geweest, maar ten dage des huwelijks kloek +van zinnen was. Nu was hij echter weêr furieus. Haar verzoek werd +afgewezen en zij moest met den krankzinnige blijven leven--tenzij de +overheid ingreep. Deze strengheid der kerk ontaardt in rigorisme. +Want van haar is ook deze beslissing. Gevraagd »oft yemandt, eene +onsinnige oft rasende partuere hebbend, na veel jaeren, als de saeck, +na menschenoordeel, tot beteringe desparaet is, nyet en sal mogen +scheyden en eene andere trouwen«, antwoordt de kerk: »men vindt nyet, +dat sulx toegelaten moge worden ende daeromme sal deghene diet aengaat +vermaent worden sijn cruys met gedult te dragen ende te wachten op Gods +verlossinge«. Tot eene andere verlossing vond zij geene vrijmoedigheid +mede te werken. + +Dit is zeker hard. Toch hebben wij voor dit rigorisme nog meer +bewondering dan voor eene slapheid als die der roomsche geestelijkheid +in de dagen van haar verval onder Karel V. Te Cats in Zeeland, laat ik +mij door dr. J. S. Theissen vertellen in zijn boek over de regeering +diens keizers, verslingerde zekere Pieter Yemants zich aan een meisje +van slechte zeden. Zij trouwden voor deken en provisor van Walcheren, +die hun echter later samenwoning verboden en te Utrecht een proces tot +scheiding tegen hem aanhangig maakten, toen hij niet gehoorzaamde. Ook +sloegen zij hem met den ban, toen hij de hem opgelegde boete weigerde te +betalen. Pieter beriep zich toen op de wereldlijke overheid, want »die +provisoer ende deken, tselve considereerende ende souckende nyet alleen +die salicheyt vanden sielen vanden voorsz. contrahenten, maar oick mede +die gecruyste sielen, daarmen die roode butter omme coopt« (nl. het +geld; maar de juiste beteekenis ontsnapt mij) »ende verhopende geen +schade, maer groote bate hier uyt te gecrigen, hebben middelen gesocht +omme den contrahenten wederomme te onttrouwen.« + + * * * * * + +Hoogst eigenaardige practijken treffen wij in de 16de en nog in de +17de eeuw aan bij de doopsgezinden ten onzent, de eenig overgebleven, +maar talrijke, groep van de vele anabaptistische uit het tweede en derde +tiental jaren der 16de eeuw. Maar ook deze doopsgezinden waren nog in +talrijke grootere en kleinere groepen gesplitst. Onder deze waren er, +die met strengheid den ban toepasten d. i. de uitwijzing uit de gemeente +en daaraan, even streng, verbonden den eisch tot echtmijding. Wanneer +nl. een man of vrouw uit de gemeente gebannen was, dan moest zelfs de +echtgenoot hem of haar met de gemeente mijden. De ban bracht dus (voor +'t minst tijdelijke) echtscheiding met zich. Ik haast mij er bij te +voegen, dat er ook zeer milde secten en personen onder hen waren, die +(als Matthijs Servaes) niet wilden, dat echtgenooten elkander zouden +»schouwen ende mijden«, omdat zij één vleesch zijn, en die, mèt de +Hoogduitsche broeders op een convent van 1557, zeiden: »dat gebodt des +Echtstants draeght veel meer (heeft grooter gezag) dan de mijdinghe«. + +Ook Menno Simons was aanvankelijk tegen de echtmijding. In een brief van +12 November 1556 aan de broeders te Emden over de geruchtmakende zaak +van Swaantje Rutgers, die weigerde haren man, schoon uit de gemeente +gebannen, aan tafel en in bed te mijden, koos Menno de partij der vrouw +en van wie haar gelijk gaven. Hij oordeelde, dat de afzondering uit de +gemeente tot betering niet tot verderving gegeven is. »Daervoor wil mijn +de bermhertighe Heere verhoeden, dat ick dat toestaen soude«, dat wie +elkander jaren lang als echtelieden toebehoord hebben, alzoo zouden +gescheiden worden. »Ende is derhalve mijn siel een groote smerte... dat +men Swaan Rutgers... daarom den duivel overgeven sal.« Hij begeerde, ook +in deze zaak, een evangelie te leeren, dat bouwt en niet breekt, dat wèl +en niet kwalijk riekt. Later is Menno echter, onder allerlei invloeden, +tot de strenge partij overgegaan, ofschoon hij in zijne laatste ziekte +daarvan weder berouw had en zeide: »Hoe leet is mij, dat ick die +echtmijdinge hebbe geconsenteerd«. Wij echter hebben met die strenge +richting onder de doopsgezinden alleen te doen. + +Wanneer bij hen een huwelijk besloten was, ondervroegen de dienaars +bruidegom en bruid vooral over den ban, of zij bij geval elkander mijden +zouden? Zeiden zij neen, dan mocht het huwelijk niet doorgaan. De +echtmijding, in zichzelve al bedenkelijk, voerde tot allerlei ellende +en tot misdadige practijken, die ook buiten doopsgezinde kringen haren +invloed gelden deden. Vooreerst--gelijk de tegenstanders opmerkten--wie +de gave der onthouding niet heeft »ende nochtans tot afscheydinge +gedrongen wert, hoe can die sonder sonde ende besmettinge leven?« +Echtmijding voert tot ontucht. + +Dan geschiedde het menigmaal, dat man en vrouw gewelddadig gescheiden +werden, »dat wijf van haren gebanden man heymelick ende subtijlick, +buyten weten en willen van denselven haren man, vervoert ende +verborgen... waardoor eenige totter doodt toe van hare huysvrouwen +deerlijck sijn berooft ghebleven.« Uit wanhoop sloegen zij dan vaak de +hand aan zich zelven, waarvan verscheiden voorbeelden tot ons gekomen +zijn, of, kalmer, maar niet minder tragisch, men deelde kinderen en +goederen en zag elkander niet weder. + +De ellende, door dit barbaarsche stelsel veroorzaakt, treedt ons +duidelijk voor oogen in de geschiedenis van Dionies van Walle, +grijnwever van beroep, wonende in de korte Koppenhincksteeg te +Leiden. Deze man was getrouwd met eene doopsgezinde vrouw en hare +geloofsgenooten »hadden haar mèt hare kinderen ontvoerd en nu al 14 +maanden bij zich gehouden«. Zóó luidde zijne klacht voor de Schiedamsche +synode in 1588. Zelfs zouden zij verklaard hebben, dat Dionies zijne +vrouw niet zou terug zien, zoolang zij vruchtbaar was. De synode, niet +ten onrechte vertoornd over deze »menschendiverie«, gaf den man zooveel +troost als zij kon: de magistraat te Leiden had al besloten, dat de +vrouw met klokslag zou worden ingeroepen. Ook spreekt het van zelf, dat +de schout de zaak onderzocht, waarbij hij den indruk kreeg, dat Maaiken +van Rebaus, zoo heette de vrouw, minder was weggeroofd dan wel haar man +had verlaten, zooals zij vroeger ook al eens te Haarlem had gedaan »omme +vant kinde daer mede zij swanger was heymelijken te geleggen ten eynde +tselve haer kint niet en soude worden gedoopt«. Zij wilde terugkeeren, +als de man beloven wilde het kind niet gereformeerd te doopen--en daarop +is de zaak afgestuit. Het verder verloop der geschiedenis is ons niet +overgeleverd, maar duidelijk blijkt welk eene verwoesting de echtmijding +in de gezinnen bracht, waarbij het er weinig toe doet of Maaiken is +ontvoerd, dan wel in overleg met hare geloofsgenooten zelve is gegaan. +Wel begrijpelijk zeide nog Jan Vos in een zijner puntdichten: + + »Gij bant het wijf als 't met haar echte man wil eeten, + Zoo 't bannen duivels is, zoo moet gij duivels heeten.« + +Ook was het natuurlijk, dat de overheid deed wat zij kon, om het kwaad +tegen te gaan, wat zeer moeielijk viel, omdat het 't inwendig leven der +gemeenten raakte. De Staten van Friesland namen b.v. 8 April 1597 deze +resolutie aan: »Alsoe eenige mennonyten hen onderwynden niet alleen +echteluyden te scheyden, maar oock (afvalligen).. te scheyden, bannen +ende den duyvel overgeven...« verbieden zij de toepassing van den +ban, die tot echtscheiding voert, waarvan ook echtbreuk, wanhoop en +dergelijke het gevolg zijn en bedreigen leeraren en vermaners, die +er toe medewerken, de eerste maal met geldboete, daarna met eeuwige +verbanning. + +Voorts hebben calvinistisch-gereformeerden en +remonstrantsch-gereformeerden (want op dit punt trokken zij één lijn) +de echtmijding bestreden met de pen. Petrus Bloccius veroordeelt (1567) +»sommige, die willen verstandt hebben van den ban, drijven die so +tyrannisch als dat se man ende wijf scheyden tegen de leer Christi, +Matth. V, Rom. VIII..« Ook theologen als à Limborch en Episcopius +veroordeelen de echtmijding op bijbelsche gronden; Episcopius wijdt er +20 November 1633 eene gansche predikatie aan, later door à Limborch +gebruikt voor zijn boek, waarin hij opsomt, waarom zij te veroordeelen +is, de argumenten en teksten der doopsgezinden vóór de echtmijding +uitvoerig weêrlegt en dan zegt: Wij zouden nog veel andere dingen kunnen +noemen, »maar de tijt en onse krachten en laten het niet toe«. Dit +gelooven wij gaarne. Zelfs het uithoudings- en verduwingsvermogen der +vaderen voor lange predikatiën werd door dit (juiste, maar) al te lange +vertoog op te zware proef gesteld. + + * * * * * + +De gevoelens over hertrouw hangen met die over scheiding samen. Hertrouw +was volgens staats- en kerkrecht geoorloofd onder zekere voorwaarden. +Het Romeinsche zoowel als het Germaansche recht staan het tweede +huwelijk toe met een treurtijd van een jaar, het rouwjaar, opdat er +geen »bloedsverwarring« zou plaats hebben en er geene onzekerheid zou +zijn, wie de vader was van het, na den dood des eersten mans, geboren +kind, voorts ook om het openbare eerbaarheidsgevoel te eerbiedigen. +De protestantsche theologen beriepen zich, om het geoorloofde van eene +»huwelijksherhaling« te bewijzen op Jozef, die weduwnaar was, toen hij +zich met Maria verloofde, zoodat God heeft gewild, dat Zijn Zoon uit +een tweede huwelijk werd geboren! Ook de stamvader van David was immers +uit Ruth's tweede huwelijk gesproten? Zoo het geestelijker ware bij één +huwelijk te blijven, dan ware het coelibaat nog geestelijker. Als God +zegt: 't is niet goed, dat de mensch alleen zij, of: vermenigvuldigt +u, dan geldt dit ook voor een weduwnaar enz. enz. Niet-kerkelijke +schrijvers ontleenen hunne argumenten insgelijks aan het goddelijk en +menschelijk recht. Jacob Cats zegt, dat veroordeeling van het tweede +huwelijk roomsch is en dus onder ons niet behoeft te gelden: + + »'k En wil nogh evenwel geen menschen wederhouwen, + Van weder als het dient of andermaal te trouwen, + Al wat hier tegen wrocht is oude ketters werck, + Dat noyt en heeft behaeght aan Godes ware kerck,« + +maar hij raadt toch groote voorzichtigheid aan: + + »Het is van outs gelooft, dat veeltijts nieuwe trou + Gedijt tot nieuwen twist of tot een nieuwen rou.« + +Een schoen, gevormd alreede naar den eersten voet, voegt zich met moeite +aan den tweeden. + +De practijk liet zich door deze waarschuwing echter zelden tegenhouden. +Er zijn zeker voorbeelden, van wie na een eerste huwelijk weduwnaar +bleven, zeer bekend zijn die van Vondel en van Constantijn Huygens, +welke laatste in zijne gedichten daarvan uitleg geeft en zegt, dat hij +geene opvolgster wil geven aan wie met geene te vergelijken was, en dat +zijne vrienden hem niet langer moeten aanraden te hertrouwen: hij wil +geen slechte vrouw en een goede niet opnieuw verliezen. Het zijn verzen +van 6 Januari 1641, 14 Februari 1642 (in 't Latijn): den 13den Maart +1637 was Susanna van Baerle van eene dochter bevallen, den 30sten +ziek geworden en 10 Mei overleden. Maar regel was toch de hertrouw. De +vaderen, die zoo nadrukkelijk als huwelijksargument zich beriepen op het +paulinisch woord, dat trouwen beter is dan branden, voerden dit ook voor +het tweede huwelijk aan. + +Dit zijn geen dingen, waarover men heden ten dage openlijk spreekt; +er was een tijd, dat men er eerlijk voor uitkwam. En wel zelden heeft +iemand dit nobeler en treffender gedaan dan prins Willem I. In 1575 was +hij voor de derde maal gehuwd met Charlotte van Bourbon, die hem door +hare lieftalligheid, trouwe zorg en weinig-voor-zich-zelve-eischen +zeer gelukkig maken en de ellende van zijn tweede huwelijk zou vergeten +doen. Welnu, het was 7 Juli 1575 dat de prins (kort dus na zijn +bruiloftsdag) uit Dordrecht aan zijn broeder Jan schreef: »Car, quand +à ce que vous alléguez qu'en priant Dieu et m'efforçant j'eusse bien +peu obtenir plus longtemps la graçe et le don de continence sans prendre +le soubdain conseil de me marier--je ne veulx pas le desbattre; mais +puisque le dilay n'eust peu remédier à aucuns inconvéniens par vous +alléguez et aux aultres y eust peu beaucoup nuire, j'estyme que ce +seroit esté peine perdu de pourchasser ceste requeste de Dieu, lequel +ne m'a jamais promis de le donner..« + +Wat in de tweede plaats ook niet mag vergeten worden is de groote en +droevige sterfte onder de vrouwen toenmaals. Wie eenmaal geleerd heeft +op dit verschijnsel te letten, ziet het onze gansche geschiedenis +door: de kraamvrouwensterfte is groot door de slechte verloskunde, en +daarnaast putten de talrijke bevallingen de moeders uit. Vandaar, dat +wij bij al die mannen, die maar eenigszins voor ons uit de vergetelheid +in 't licht treden, staatslieden, geleerden, kunstenaars en dergelijken, +vinden, dat zij (in den regel) twee- driemaal gehuwd zijn geweest. +Langer kan ik bij dit punt hier niet stilstaan, omdat het niet tot ons +eigenlijk onderwerp behoort, maar »De Rijn« van Borger bezingt, wat in +tal van gezinnen oorzaak was van diepen rouw... én oorzaak meteen van +eene nieuwe verbintenis. + +Voor de goede orde nu kwam het vooral aan op de vaststelling van den +tijd, die tusschen eerste en tweede huwelijk verloopen moest. In 1619 +nog was het noodig te vragen, of het niet goed zou zijn, dat men eene +orde beraamde op het hertrouwen, opdat er een goede tijd tusschen +afsterven en hertrouwen zijn mocht? Reeds in 1583 was er bij de Staten +van Holland en West-Friesland aangedrongen op eene wet »op 't punt der +weduwen, die te vroeg hertrouwen«. Want wel gold, gelijk wij zeiden en +om nog eens met Cats te spreken: »een jaar is voor den rou, dat is een +oude wet«, maar hij laat er terecht op volgen: + + ».. of immers naar de keuren, + Die yder lantschap heeft als eygen om te treuren.« + +En zoo was het ook. In Groningen gold ten jare 1639 de rouwtijd voor de +vrouw één jaar en zes weken, of zóólang als zij van haren eersten man +zwanger ging. Tegelijk werden dan beschermende maatregelen getroffen +voor de kinderen uit het eerste huwelijk. In de Ommelanden mochten de +geboden voor het tweede huwelijk niet gaan, vóórdat voor die kinderen +gezorgd was. Desgelijks bepaalde ook het Drenthsche landrecht. Bij +hertrouw moesten de voorkinderen door voormombers verzorgd en hun de +goederen van eigen vader of moeder gewaarborgd worden, bij gebreke +waarvan man of vrouw hunne bezittingen uit het eerste huwelijk verloren +en tien goudguldens boete hadden te betalen. »Ende de predikant, die +hier tegens de kundiging mogte doen, vijf goutguldens«. + +Zoo ging het ook met Nederlanders in den vreemde. In het oud-notarieel +archief te Rome bevindt zich o. a. (volgens vriendelijke mededeeling +van prof. Hensen te Warmond) eene door notaris Cusano opgemaakte +akte, waarbij twee gevolmachtigden »Guiseppe Campo« d. i. à Camper +en Guglielmo Blomaerts, burgers van 's-Hertogenbosch opkomen voor het +kindsgedeelte uit de nalatenschap van Gerrit Ameyden, vader van den +grooten advocaat en journalist te Rome, Dirk Ameyden (1586-1656). De +moeder, Maria à Camper, wilde hertrouwen en deze beide burgers zorgden +voor de belangen van het voorkind. + +Om naar het vaderland terug te keeren: in de ordonnantie op den +houwelijken staat in Overijsel van 18 Juni 1603 staat voorgeschreven, +dat als de »verknuppinghe des houwelijcks« door den dood of wettelijke +oorzaken wordt verbroken, de hertrouw geoorloofd is, voor den man na +drie maanden, voor de vrouw na zes. In Utrecht gold als treurtijd +twintig weken. In Leiden mocht de weduwe niet trouwen vóór zes maanden +na haars mans dood, tenzij zij binnen dien termijn was bevallen. Maar +trouwde zij, zwanger zijnde van haren eersten man, dan werden zij +en hare getuigen »arbitralijck gecorrigeerd«. In Amsterdam golden +dezelfde zes maanden, in de generaliteitslanden moesten de weduwen +negen maanden geduld hebben, in Zeeland (niet van overheidswege, maar +volgens kerkelijke bepalingen) achttien weken voor weduwen, acht voor +weduwnaars... maar vier en twintig weken, zoo zij predikant waren. Die +moesten wat meer zelfbeheersching toonen. + +Omdat echtscheiding werd toegestaan o. a. bij verlating, moest ook +hertrouw bij verlating geregeld worden. In de generaliteitslanden +moest de verlaten vrouw vijf jaar met een ander huwelijk wachten. Zoo +ook in Zeeland. Elders korter, maar in Overijsel ook vijf jaar. Echter +geschiedde ook andersom: vrouwen, die van haar mannen wegliepen. In +zulke gevallen placht de kerkeraad bij de magistraat ter plaatse verlof +tot hertrouw te vragen, bij weigering zich te wenden tot het Hof. +In Enkhuizen deed zich in 1599 't volgend geval voor. Daar was een +manspersoon komen wonen, die »in Brabant sijn huysvrou int leven heeft +gelaten... ende heeft hier 14 jaren in overspel bij een andere geseten, +hoewel hij te vooren devoir hadde gedaan om sijn huysvrou bij hem te +ontbieden. De vrouwe, die hij in Brabant verlaten heeft, heeft getoeft +7 jaren, daerna is sij in 't pausdom met eenen anderen getraut, daer +sij vijf kinderen bij heeft.« Nu had intusschen de man te Enkhuizen +zijne »bijzittige« door den dood verloren en vroeg te mogen hertrouwen, +»voorgevende niet te hebben donum continentiae«. De kerkeraad besloot +toen voor hem bij de overheid verlof te vragen. + +Wij besluiten met eene soortgelijke geschiedenis anno 1624. In +Dordrecht woonde iemand, wiens vrouw aan eene ongeneeselijke ziekte +leed. Hij was toen naar Leiden gegaan en had daar eene vrouw +»aengeslagen«, die in tien jaren van haren man, een matroos, niets had +vernomen. Na eenigen tijd kregen zij bericht van den dood, zoowel der +zieke vrouw als van den zeevaarder, waarop zij te Delft waren getrouwd, +maar te Leiden blijven wonen. De man, door den kerkeraad te Leiden van +het avondmaal geweerd, verzocht thans weêr daartoe te mogen worden +toegelaten. En hij verklaart, dat »soo hij de vrouw verlaeten moet +om te moogen saligh werden, dat hij liever haer, dan sijne salicheyt +verlaeten wil, hoewel hij liever bij haer blijven soude, indien het +buyten verlies sijner salicheyt conde geschieden«. Omdat nu het huwelijk +reeds was gesloten, werd goedgevonden »dat men desen man, hem vroom +dragende, met leetwesen ende schultbekenninge sal mogen aennemen.« De +lezer heeft bespeurd, dat deze en dergelijke gevallen van verlating +natuurlijkerwijze overgaan in gevallen van overspel. Deze dordtrechtsche +overtreder had niet mogen trouwen. Want immers, wie bij het leven zijner +vrouw met eene andere had geboeleerd, mocht na den dood zijner vrouw +geene geboden met die andere laten gaan. Met deze overweging hebben wij +ons meteen den weg gebaand tot ons laatste hoofdstuk. + + + + +HOOFDSTUK VIII. + +HUWELIJKSLEVEN. + + +Wij wenschen ten besluite eenig licht te laten vallen op het +huwelijksleven der vaderen, het goede en het booze, maar mogen de +belijdenis niet achterhouden, dat wij daarin maar zeer gebrekkig slagen +zullen, met name wat betreft de eigenlijke huwelijksverhoudingen. Want +vooreerst dient daartoe nog allerlei ruw materiaal te worden bewerkt; en +vooral ontsnapt het beste ervan aan onze waarneming, omdat het intieme +geluk geen openbaarheid wil en wilde, het slechte daarentegen zich aan +ons opdringt en (b.v. door processtukken) brutaal aan den dag treedt. + +De rechtstoestand der gehuwde vrouw herinnerde (in hare +ondergeschiktheid en minderwaardigheid) in onze periode nog sterk aan +vroeger eeuwen. Naar Oudhollandsch recht was de vrouw haren echtgenoot +onbeperkte gehoorzaamheid schuldig, hij beheert hare goederen, hij kan +roerend goed vrij vervreemden, zijne schulden binden ook haar. Voor het +drijven van koopmanschap behoeft zij zijne toestemming; daarentegen +mag zij bepaalde goederen (b.v. speldegeld gelijk wij zagen) van het +beheer door den man uitsluiten en heeft zij ook vrije beschikking +over de benoodigdheden voor de huishouding. Zij mag niet in rechte +verschijnen zonder toestemming van haren echtgenoot en mag als regel ook +geen eed afleggen. Ook mist zij de ouderlijke macht. Aanvankelijk had +zij bij den dood van haren man ook niet het recht van boedelafstand. +Maar later kwam men haar hierin te hulp, en om te vóórkomen, dat +de man den gemeenen boedel met schulden bezwaren zou, welke de baten +overtroffen, kon de vrouw, bij overlijden van den man, de gemeenschap +verlaten en den doode met de schade alleen laten blijven. Daartoe had +zij slechts de sleutels op de doodkist te leggen en het huis uit te +gaan, of een korenhalm weg te werpen als zinnebeeld van boedelafstand, +waarna zij voor de betaling der schulden niet meer aansprakelijk was. +Nog later was eene verklaring voor schepenen en twee getuigen voldoende +met het in bewaring geven van den sleutel. In al deze dingen hebben +Romeinsch, Germaansch en kanoniek recht eendrachtig samengewerkt. +Want wel had de katholieke kerk verboden, om de vrouw bij overspel +te dooden, wel had zij het verstootingsrecht beperkt, maar de +minderwaardigheid der vrouw had ook zij, mede op bijbelsche gronden, +haren leden ingeprent. + +Al verder had de man het recht zijne vrouw te tuchtigen en de bepalingen +daaromtrent zijn van de uiterste ruwheid, niet slechts in middeleeuwsche +keuren en handvesten, maar in ordonnanties tot op 't einde der +republiek: eene donkere bladzijde in onze beschavingsgeschiedenis. +Strafbaar was slechts zware mishandeling d. i. »enormelicken slaen mit +vuysten, stocken ende diergel., met hooftwonden of andere merckelijcke +quetsingen, indien daer bloet na volchde.« + +Hoe Leidsche burgers in den aanvang der 16de eeuw van dat recht +gebruik maakten, heb ik lang geleden uit de vonnissen van de schepenbank +te Leiden aangetoond. Vrouwenmishandeling (buiten de grenzen van het +toen geoorloofde) scheen daar wel aan de orde van den dag, en voor +woestaards, die zich daaraan schuldig maakten, was de toren Eversteen +aan der stede veste bezuiden de Witte poort bestemd: »... sal geleyt +worden beneden in eversteen ende dair blijven liggen den tijt van 14 +dagen ten exemple van alle degenen, die hoir huysvrouwen slaen...« Hier +is Cornelis Huygen, die »mit sijne huysvrouwe seer qualicken geleeft +heeft, hair smitende, treckende bij den hair ende onder de voet werpende +ende hair clederen ontwien snijende.« Hier verschijnt Cornelis Florisz. +alias Toet, die »wel droncken wesende up eenen heylighen dach omtrent +de middach thuys gecomen is vindende een huspot opt vier staan om te +coecken ende heeft dieselve huspot vant vier genomen ende mitte potte +over thuys (over den vloer) geworpen, zijne huysvrouwe zeer qualicken +toesprekende ende haer mitte schaerde vande selve pot enige gaten in +haer hooft gesmeten ende qualicken mit hair geleeft...« + +Natuurlijk is dit niet de maatstaf voor den tijd: het zijn de rauwheden +van eene door armoede gedemoraliseerde weversbevolking in eene Leidsche +achterbuurt. Maar al ging dit de maat te buiten, ook tegen echtelijke +tuchtiging was de vrouw de gansche periode der republiek door maar +weinig beschermd. Wat de toestand althans niet beter maakte, was, dat de +gereformeerde kerk, die in veel opzichten eene tuchtmeesteresse geweest +is der onbesnoeide schare, te dezen opzichte, schoon hare dienaren +mishandeling straften, toch ook de onderworpenheid, de onwaardigheid +der vrouw leerde. Zij maakte de Oudtestamentische moraal van ettelijke +eeuwen vóór Christus zonder meer gezaghebbend voor Westersche toestanden +van 16 en 17 eeuwen n. C., en het is stuitend voor ons zedelijk gevoel +te bespeuren, hoe b.v. de moraal van Genesis III: 16 als onomstootelijk +bewijs geldt voor de leer, dat de man de meester, de vrouw de dienaresse +is. De theorie, zoowel van staat en kerk, stond dus laag, al willen wij +niet blind zijn voor kerkelijke uitspraken van hooger allooi, als daar +is, dat de dienaren twistenden zullen trachten wederom in trouw, liefde +en eenigheid te doen samenleven; dat een man, die met tirannie of fortse +zijne huisvrouw van 't avondmaal afhoudt, tot beter zal vermaand houden. + +Om ook van elders iets te noemen: Van Limborch zegt, dat het +vrouweplicht is haars mans gezag tegenover derden hoog te houden en om, +als zij haren man iets verstandigs heeft aangeraden, te doen alsof het +van hem uitging. En Barlaeus: »Acht voor een man niets liefelijker, +niets welgevalliger, dan met eene vrouw samen te wonen, met wie hij het +bedde en de dagelijksche gesprekken deelt, wie hij alles toevertrouwt, +zijne hartsgeheimen vertelt, zoodat het zijne het hare en het hare het +zijne is,« gelijk ds. Franc. Martinius van Epe, als hij uitweidt over +het huwelijk, zegt, dat het er vooral om te doen moet zijn, dat de man +eene andere helft voor zijne ziel vinde. + +Na deze algemeenere beschouwingen trachten wij thans tot enkele +bijzonderheden te komen en beginnen met iets te zeggen over de +tegenzijde van het huwelijk, de ontucht. »Eyntlicken nae dien oock +klaerlick blijckt, dat die hoererie ende overspellen swaerlicken in +swanghe gaen die welcke sonden Godt soo ernstelick in sijn woort +verboden heeft. Wort verklaert, dat dieselve inconformiteyt van +Godes uytgedruckte woort voort na keyserlicke ende andere des landes +ende stede rechten, nae die grouwelickheyt des feits sonder eenige +conniventie andere ten exempel gestraft sullen worden: alsoo anders daer +door alle tucht, ehr ende eerbaerheyt, mitsgaders die hillicheyt ende +onoploselijcke verknuppinghe ende bant des houwelijcken staets vergeten +ende met voeten ghetreden wort..« Aldus in eene Overijselsche +ordonnantie anno 1603. + +Bepalingen van dezen aard (maar niet altijd zoo goed gesteld) komen in +alle gewestelijke en stedelijke keuren en plakkaten in onafzienbaar +aantal voor. Het trekt daarbij onze aandacht, dat die plakkaten +telkens strenger worden. De ordonnantie voor Holland en Zeeland in 1580 +herinnert er aan, dat de schandelijke zonde der ontucht den toorn Gods +verwekt en dus moet bestreden worden. De man, in overspel betrapt, is +verder tot alle ambten onbevoegd. Op overspel tusschen twee getrouwden +volgde eerverlies en 50-jarig bannissement; op overspel tusschen een +gehuwd man en eene jonge dochter stond voor de eerste maal eene boete +van honderd caroli en bij herhaling ook 50-jarige verbanning, terwijl de +vrouw 14 dagen te water en te brood geleid werd; zondigde een jongman +met eene gehuwde vrouw, dan moest hij aldus 14 dagen gevangen zitten en +werd de vrouw gebannen. + +In Zeeland boette hij het nog bovendien met de verbeurte van de +helft zijner goederen. Bovendien verscheen in dat gewest in 1666 +eene aanvulling, waarbij overspel tusschen twee getrouwden gestraft +werd met publieke schavotteering voor beiden, eeuwig bannissement en +verbeurdverklaring van een groot deel der goederen. Weder zeven jaren +later namen die van Zeeland nog strenger maatregelen: thans straften zij +ook overspel met de ongetrouwde vrouw met bannissement, voor de tweede +maal met publieke schavotteering. + +De Staten van Holland verviervoudigden in 1677 de boete op overspel, +voor twee getrouwden bedroeg zij toen f1000. En daar het delict van +overspel toenam, omdat »oock officieren van den gerechte met de +schuldigen composeeren of transigeeren« (de oude en ingekankerde kwaal!) +werden deze schouten bedreigd met eene boete gelijk aan het dubbel der +genoten som, bij herhaling het viervoud en afzetting. Veel erger nog, +dat zij herhaaldelijk overspel uitlokten, om daarna met afdreiging +groote sommen te verdienen, euvel, dat tot den tijd onzer inlijving +heeft voortgeduurd, zoodat de Fransche hooge ambtenaren, die er de +weêrzinwekkende voorbeelden van zagen, het openlijk brandmerkten en op +afschaffing aandrongen. + +De kerk, van hare zijde, bestreed het kwaad door streng vast te houden +aan het oude beginsel, dat echtbreuk een huwelijksbeletsel vormt +tusschen de schuldigen en door dezulken nimmer tot den trouw toe te +laten. Namen zij daarmede geen genoegen, dan verwees de predikant +hen naar de overheid. Voorts ontzegde--wij zagen het reeds in ander +verband--de kerk het avondmaal aan wie in overspel leefden en +liet dit verbod afkondigen ter plaatse, waar de misdaad was gepleegd. +Hadden echter »soedanige persoonen, die bij malcanderen in onecht +geseten hadden, kynderen bij malcanderen gecregen«, dan, besloot de +kerk, moest men hen wel »oepentlijcken bestraffen van haer schandelijcke +ergernisse«, maar, om der wille der kinderen, »evenwel in den huwelijken +staet bevestigen«. De kerk doopte voorts de onechte kinderen als de +anderen, maar dikwijls in afzonderlijke beurten. + +In de Generaliteitslanden waren de vroedvrouwen onder eede gehouden +binnen een etmaal aangifte te doen van de geboorte van bastaards, met +naam en woonplaats der moeder (zoo die protestantsch was), vermoedelijk +opdat zij niet door den nooddoop roomsch zouden gemaakt worden. +Maar ook in de protestantsche provinciën komt deze bepaling voor +(in Zeeland stond op overtreding door de vroedvrouw 100 gulden en +zelve-het-kind-moeten-houden), met het doel, dat niet door de kans op +geheimhouding der buiten echt geborenen, verleiding of buiten huwelijk +samenwonen zouden toenemen. + +Toen wij vroeger handelden over huwelijksbeletselen hebben wij +ook gesproken van het »ten huwelijk nemen of geld betalen, ducere aut +dotare«. Hier ter plaatse voegt nog de herinnering, dat het onderzoek +naar het vaderschap, in het Oudgermaansch recht toegelaten, in het +kanoniek verboden, in de Nederlandsche rechten was toegestaan, opdat +de vader niet ontkomen zou aan de verplichting om zijne kinderen te +onderhouden. »De kinderen buyten egt geteelt zynde«, zegt Huig de Groot, +»moeten onderhouden worden tot gemeene kosten van vader en moeder«. Tot +dat onderhoud werden gerekend de kraamkosten, ook de begrafeniskosten. +Welke middelen men soms gebruikte, om den vader tot de betaling +dier kosten te dwingen verhaalt ons Heerma van Vos met dit burleske +geval. Laurens Mauritsz. Doucy, hoedenmaker te Amsterdam, kreeg +een onecht kind, dat met de moeder in de kraam stierf. De verwanten +der overleden vrouw lieten hem aanzeggen, dat, als hij niet +aanstonds de begrafeniskosten voor zijne rekening nam, zij het +volgend begrafenisbriefje zouden doen drukken en verspreiden: »Tegens +Saterdag den 5den Maart 1661 wort UE. ter begraffenisse gebeden met +Teuntgen Claes en het craemsoontgen van Laurens Mauritsz. Doucy«. De +onderhouding moest duren tot het 18de jaar bij jongens, tot het 14de +bij meisjes. Werd nog in de late middeleeuwen de vader vaak door een +godsoordeel aangewezen, in onze periode was de weg aldus. De ongehuwde +moeder mag eene actie instellen tegen den verleider, tenzij (reeds +aanstonds) zij blijkt geweten te hebben, dat hij gehuwd was. Bij die +actie legt zij de verklaring af, dat de aangewezene de vader is van haar +kind, waartegen de man zich bij eede verzetten kan. Soms verzette hij +zich daartegen inderdaad, als in een proces voor de rechtbank te Gouda, +in hooger beroep door het Hof behandeld, waar de gedaagde, Govert +Govertsz. Dubbelt, door de eischeresse Grietje Soutmans aangesproken +om betaling van f50 voor kraamkosten en f1 wekelijks voor alimentatie, +zegt, dat hij tot niets gehouden is, omdat eischeres is eene openbare +lichtekooi en dus geen geloof verdient en hij niet gehouden is »zoo +schandaleusen geraepten kindt van een openbare hoer naar rechten te +alimenteeren«. Hij weigert den eed en het Hof ontzegt aan eischeresse +haren eisch. Bekende de man omgang met haar gehad te hebben, dan werd +hij als vader erkend, als de moeder hem het kind opzwoer. Zulk een eed +legde zij ook vaak reeds aan de vroedvrouw af. Er zijn echter ook +keuren, die slechts geloof hechten aan de verklaringen van den man. Dat +onder dit stelsel--hoeveel er ook vóór pleit--afdreiging veelvuldig +voorkwam, ligt voor de hand, vrouwen spraken drie mannen om hetzelfde +kind aan, enz. De beslissing werd den rechter overgelaten, die wel vaak +over Salomo's wijsheid mag te beschikken gehad hebben. Het onderzoek +naar het vaderschap is, zooals men weet, eerst door de invoering van den +Code Napoléon (1 Maart 1811) opgeheven. Dit weinige zij voor ons doel +genoeg. + +Bij wijze van tegenstelling met dit zeer stoffelijke, herinneren +wij aan iets zeer geestelijks: de dichterhuwelijken uit de dagen +der sentimentaliteit, van Feith's »Julia« en dergelijke. Zulk eene +poëtische verbintenis »zonder togt van diersche zinnen«, louter in +»vernuftsvereeniging« om »hersenpopjes te teelen« sloten in 1772 te +Assen mr. L. Trip en jonkvr. Barbara van Lier. + +Wijzen nu de telkens strengere bepalingen op een ook telkens slechter +wordend huwelijksleven? Het is buitengemeen moeielijk tot een, ook maar +bij benadering juist, oordeel te komen. Berichten zijn er genoeg, het +komt er op aan ze te wikken en te wegen. De berichtgevers zelven zijn +immers zoo verschillend. De strenge moralisten en de predikanten in +hunne boetpredikatiën zijn uiteraard geneigd zeer donkere verven te +gebruiken, waartegen men op zijne hoede moet zijn, maar min of meer +oppervlakkige naturen, van wie wij ook mededeeling ontvangen, zien weêr +te weinig van het kwaad, glijden er luchthartig overheen en, vooral, +onthouden ons wat zij zelven niet zagen. Reizigers kunnen slecht zijn +ingelicht, zij kunnen (waarvoor b.v. Diderot in zijne reisbeschrijving +door ons land zeer goed oog had) het bijzondere voor het algemeene +houden. Al verder zal een schrijver, die Franschgezind is, den invloed +van Fransche zeden minder gevaarlijk achten en het booze ervan eer +ontkennen, dan een, die Frankrijk houdt voor de bron van alle kwaad ook +op huwelijksgebied. De Franschgezinde zal geneigd zijn daarentegen op +b.v. Engeland te wijzen en te zeggen, dat de hang zijner tijdgenooten, +om Engelsche manieren na te bootsen, ook hun huwelijksleven schade +heeft berokkend. De patriot zal van nature geneigd zijn om bij den +prinsgezinde donkere vlekken te speuren, en de oranjeman op zijne +beurt het er voor houden, dat de radicale meeningen van den kees hem +ook losser van zeden moeten maken. De patriciër zal smalen op het +»samenhokken als beesten« van den proletariër en van den rondzwervenden +vagebond, en de kleine man zal met grimmigheid wijzen op het bederf in +paleizen en kasteelen. En allen zullen zij gelijk hebben en ongelijk; +zij zullen, schoon eenzijdig, bevooroordeeld, toch stukken der waarheid +opmerken en aan 't licht brengen. Middelerwijl moet de tegenwoordige +onderzoeker maar zien, hoe hij den weg vindt met zooveel gidsen en +hij mag, vooral, bij het luid rumoer der aanklagende stemmen, nimmer +vergeten, dat het vredige, eerbare, gelukkige huwelijksleven stil en +bescheiden is, opspraak vreest en ook geen opspraak geeft en meest +toevallig zich ons openbaart. Wij voor ons kunnen niet meer doen, dan +de indrukken weêrgeven, door eene waarneming, zoo nauwkeurig als ons +mogelijk was, op ons gemaakt. Wij beginnen met het slechte en eindigen +met het goede. + +Het monogame huwelijk--dat is ons wel gebleken--is de vrucht van eene +eeuwen en eeuwen lange worsteling tegen de polygame neigingen van den +man; het gelukkige, man en vrouw naar stof en geest gelukkig makende, +huwelijk is bovendien het gevolg van de beste eigenschappen van +karakter, gemoed, van zedelijke beginselen, van godsdienstige gevoelens. +Over dit laatste punt is lezenswaard (wij maken er bij uitzondering +melding van, waar wij in dit boekje uitsluitend onze aandacht aan het +verledene schenken) de in 1881 door het Haagsch genootschap bekroonde +verhandeling van dr. Carl Thönes, »Die christliche Anschauung der Ehe +und ihre modernen Gegner«. Maar, om tot ons onderwerp terug te keeren, +wat wonder, dat in de door ons beschouwde periode dat pleit nog niet was +beslecht, aan al die voorwaarden nog niet was voldaan. Dat geldt niet +van ons land alleen, het was overal zóó. Maar één factor, die ten onzent +zeer bijzonder in rekening moet worden gebracht, is de invloed der +gereformeerde en doopsgezinde moraal op dit punt, die bij een goed deel +der natie zoo al geen verhevene, dan toch strenge, huwelijkszeden had +bevorderd. In dit opzicht mochten gereformeerde theologen vrijmoedig +hun stem verheffen, mocht de doopsgezinde W. de Vos, leeraar bij de +Lam-isten, in 1771 eene prijsverhandeling over het huwelijk schrijven. +Maar, gelijk hun invloed door rigoristische gestrengheid niet onverdeeld +gezegend was, was hij ook noch algemeen noch volstrekt en zij zelven +trouwens waren den tijdgeest onderworpen. Overziet men het tijdperk van +Karel V tot aan koning Willem I dan neemt men zeker eene verfijning van +zeden waar, gekuischter taal, ingetogener manieren, wat men vooral +toetsen kan aan het karakter van de kluchten en blijspelen en van de +liederen. Dat wil niet zeggen, dat ook de zedigheid en de eerbaarheid in +gelijke mate waren voortgeschreden. Wat men niet meer zegt, kan men nog +wel denken en willen, en preutschheid is nog geen zuivere ingetogenheid. +Het huwelijksleven onderging ook den invloed van de stijgende weelde, +maar altijd treffen wij hier bij de middellaag der kleine en gezeten +burgerij toch liefde voor het rustig, echtelijk samenwonen. Zeker was +onder hen, die het betalen konden, het hebben van wat Campo Weyerman +kamerkatjes noemt niet ongewoon en ook niet zoo fel veroordeeld, +terwijl, wie het niet betalen konden (zooals b.v. de sententieboeken der +schepenbanken ons verraden) al te vaak buurmans huis met kwaad begeeren +betraden. Voorts boden de groote en drukke steden te dezen meer +gelegenheid tot zondigen dan de kleine en de dorpen; daarom en niet om +de grooter onschuld van het platte land vinden wij ginds meer ontucht +dan hier. Wat ook geldt van de prostitutie, die zich in de steden rauw +en (wel gereglementeerd, maar) onbeteugeld vertoonde. + +Over ongelukkige huwelijken in den dieperen zin van 't woord valt het +moeielijk te oordeelen; wij kennen allerlei voorbeelden van bazige of +spilzieke of luie vrouwen, van brutale, zelfzuchtige, grove mannen, +en wij maken onze gevolgtrekkingen, maar tot de fijnere oorzaken van +mislukte echtvereenigingen dringen wij moeielijk door. Kleine trekjes +ontbreken niet. Constantijn Huygens de zoon, in zijn rijtuig op weg van +Den Haag naar Leiden, werd aangereden door de karos van den raadsheer +van der Goes. Zijne vrouw, naast hem, snauwde hem toe »soo bruy je +altijt maar toe«, en met dezen nijdigen trek om de lippen staat zij nu +voor ons--misschien onverdiend. Want Huygens, zelf geen hoogstaand man, +zag de kleine dingen eer dan de groote. Het door hem, gedurende den tijd +dat hij secretaris van Willem III was, gehouden dagboek geeft ons een +donkeren kijk op het huwelijksleven in zijne kringen, maar hij was de +man niet, om er het goede en verhevene naast te zien en te teekenen. +Zoodat wij ook hier tot eenige voorzichtigheid gemaand worden. De +opzienbarende gevallen, waarin een huwelijk tot openbaar schandaal werd +en burengerucht veroorzaakte, vormen natuurlijk uitzonderingen, maar +er zijn toch te veel voorbeelden, om ons niet ietwat pessimistisch te +stemmen. Hier heeft zeker het overvloedig drinken zijn boozen invloed +doen gelden. Wie de pamfletten bestudeerd heeft, welke zijn uitgegeven +over de gedragingen van professor Adriaan Heereboort van Leiden (1648), +door hemzelven, zijne ongelukkige vrouw en zijnen zwager, die behoudt +voorgoed de herinnering aan de bittere ellende, door de zeldzame ruwheid +en walgelijke dronkenschap van dezen man over zijn huis gebracht. Maar, +als wij alles te samen vatten, dan vertoont, in de beide eerste eeuwen +der Republiek, het huwelijksleven zich, bij veel ruwheid, bij veel nog +ongebreidelden hartstocht, toch onder de groote massa als een geordend +en eerbaar samenleven van het gezin. Wij zullen daar zoo aanstonds nog +voller licht over laten vallen. + +Als de 18de eeuw echter hare intrede heeft gedaan, rijzen er talrijke +klachten over de ontheiliging des huwelijks, die wij als betrouwbaar +moeten erkennen. Voor een deel is hier de invloed van eene weelde, +die geen tegenwicht meer vond in vroegere robuuste kracht en energie, +wat te erkennen nog iets anders is, dan de 18de eeuw, naar ouden trant, +in haar geheel eene eeuw van verval te noemen, wat zij zeker niet was. +Voor een ander deel zijn hier buitenlandsche invloeden, wat (wederom) +te erkennen niet hetzelfde is, als alle zedenbederf uit het buitenland +te laten indringen. Frankrijk gaf in sommige kringen den toon aan, +maar voor Engelsche invloeden was het 18de-eeuwsche vaderland ook +bijzonder gevoelig. En in Frankrijk was het alsof alles tegen het +huwelijk samenspande. »Il a contre lui les relâchements, les +accommodements de la morale sociale, la liberté chaque jour plus grande +des habitudes privées«. Aldus De Goncourt en aldus het getuigenis o. a. +van de talrijke mémoires van het tijdperk. En deze voorbeelden vonden +hier navolging, het werd mode. Justus van Effen, in het tweede kwart der +eeuw, zegt terecht (in een van zijne vroegere, Fransche geschriften): +»La politesse des manières, qui distingue si avantageusement l'Europe +des autres parties du monde, a introduit comme une mode le mépris de +l'amour conjugal. Dans nos villes capitales un homme, qui y tient +quelque rang se croiroit deshonoré s'il ne préféroit pas aux caresses +légitimes de la plus aimable femme la tendresse étudiée et artificielle +de quelque salope dont tout le mérite est dans les jambes ou dans le +gosier«. Hetzelfde verschijnsel, maar anders verklaard, omschrijft de +vrijheer Knigge, wiens »Ueber den Umgang mit Menschen«, 1788, hier reeds +het volgende jaar eene vertaling vond: »de schuld zal voorzeker bijna +altijd aan de vrouw liggen, wanneer een man, die in andere opzichten +geen slegt man is, den kus, welken hij van getrouwe, zuivere en warme +lippen, op eene eerlijke wijze en gemakkelijk in zijn huis zou kunnen +ontvangen, met verwaarloozing van pligt en betamelijkheid bij vreemden +haalt«. + +Wie ten onzent meer geneigd waren om zich naar Engelsche mode te richten +vonden gelijke toestanden. Het voorbeeld der Georges (zoo meesterlijk +door Thackeray geteekend) deed veel kwaad, en Hogarth's stukken, die +ons Engelsch huwelijksleven schilderen op zijn ergst, geven geene +uitzonderingen. Ook moeten wij het schandelijk leven gedenken, dat +aan vele kleine Duitsche hoven geleid werd, zeker ook van invloed ten +onzent, toen wij in den loop der eeuw voor Duitsche letterkunde en +Duitschen geest toegankelijker gingen worden, dan vroeger het geval +was. Onze Spectatoren, al zijn zij als zedenmeesters ietwat eenzijdig, +overtuigen ons toch, dat het kwaad niet gering was en de juffrouwen +Wolff en Deken geven ons in hare romans de beelden van gelukkige +huwelijken, als bedoelde tegenhangers tegen de vele bedorven +echtvereenigingen harer dagen. Van haar is ook een woord als dit: +»In ons altoos drok, woelig Amsterdam zelf schijnt het niet meer zeer +zeldzaam te zijn, getrouwde mannen veel meer met hun maitressen, dan met +hunne vrouwen te zien... klaagde gij mij onlangs zelf niet, dat gij in +een balcon (van de komedie) gezeten had naast de gemaintineerde van een +getrouwd man, die zich niet schaamde haar te verzellen?« Dit alles +drijft ons oordeel in de ongunstige richting. En uitspraken in dezen +geest klinken van alle kanten. In eene verhandeling van Dirk van +Hinloopen, 1793, lees ik (wel met den gewonen waan, dat oudtijds alles +beter was, maar toch) weêr het zelfde: »Kuisheid bij jongelieden en +getrouwheid aan den huwelijksband (waarop onze oude Batten en de voorige +Nederlanders zoo met recht konden roemen) worden niet meer geacht«. Hoe +voorzichtig echter wij bij voortduring moeten zijn, blijkt, als wij b.v. +het ééne bericht door een ander kunnen controleeren. De patriotsche +hoogleeraar Y. van Hamelsveld vertelt ons ergens: »In onze voornaamste +koopsteden zijn huizen, in welken in eene kamer de pourtraiten van +vrouwen, die zich ter omhelzing aanbieden, zijn opgehangen, uit welke +men ééne naar welgevallen uitkiest. Hier zou het meer dan eens gebeurd +zijn, dat de man zijn eigen vrouw ontmoette«. Dit werd gezegd 1790. Maar +twee jaar later merkt Grabner op, een Duitsch officier, die ons land +goed kende en onze boeken las: »..Van Hamelsveld vertelt wel, dat een +Amsterdammer zijne vrouw in een bordeel vond, maar die geschiedenis heb +ik wel 10 maal gehoord in 7 jaar. Dan is ze zeldzaam. In Londen, Parijs +of Berlijn had men ze in de eerste 8 dagen voor 10 andere gevallen +vergeten«. Dat is niet onverstandig geredeneerd. + + * * * * * + +In de geschiedenis der predikkunde zijn de voorbeelden bekend van +predikers, die het eerste gedeelte hunner leerrede altijd zetten in +den toon van »o wee, o wee!«, maar bij het tweede gedeelte geregeld +overgingen in dien van het »hoezee, hoezee!« Het zal den schijn wekken, +alsof ik in de nog restende bladzijden van dit boekje dat laakbaar +voorbeeld volg. Het is maar schijn. Want niet uit oppervlakkig +optimisme, maar wezenlijk op grond, van wat de geschiedenis mij schijnt +te leeren, houd ik mij overtuigd, dat in het huwelijksleven ten onzent +als regel het goede het booze overtrof. Het kwaad, waarvan wij getuigen +waren, is dat van bepaalde kringen. Landgenoot en vreemdeling bewijzen +ons dat in tal van berichten, bevestigd door wat de geschiedenis van de +maatschappij, de kunst, de wetenschap, de familie ons leert. De breede +middellaag, wij zeiden het reeds in ander verband, der natie biedt het +schouwspel van zuiverder zeden, »die gelukkige middenstand«, zegt Betje +Wolff in haar »Proeve over de opvoeding«, »waarvan ik welverzekerd ben, +dat ik daar het grootste getal brave vrouwen en tedere moeders zal +vinden«. Het is het schouwspel van het huiselijke, het ingetogene, +schoon niet altijd bevallige. Dezelfde Van Effen van daareven getuigt +ook: »Le mariage, qui ouvre la carrière de la galanterie aux Françoises +la ferme d'ordinaire aux belles de ce pays. La mode n'a pas encore +réussi à falsifier chez nous les idées de l'amour conjugal... Les maris +et les femmes s'aiment bourgeoisement et de toute leur âme.. ce sont des +baisers perpétuels... et si indiscrets qu'on les entendroit quand on +ne les verroit pas.. Nos coeurs ressemblent assez à nos tourbes, ils +brulent lentement et longtems.. Les femmes de Hollande n'ont pas assez +de vanité pour polir les agrémens brutes qu'elles ont reçu de la nature, +qui n'embellit jamais tout à fait et qui laisse toujours quelque chose à +faire à l'industrie..« Dit werd geschreven 12 September 1718. Men ziet +het: het burgerlijke, het rustige, het weinig romantische, maar het +eerbare. Reeds de Engelsche gezant Sir William Temple (1668.1672) had +dien indruk van onze huisgezinnen, waar de vrouw het bestuur heeft, +waaraan man en kinderen zich gaarne onderwerpen, waar het leven rustig, +onbesproken voortvloeit. Gelijk uit diezelfde jaren, 1664, een ons +overigens niet goed gezind Engelsch pamflettist getuigt van de mannen in +Holland: »Chast and modest to their women, being strangers to the two +formentors of lust, idleness and courtship; alwayes doing less then they +speak and speaking less then they think«. Goed gezind was ons zeker ook +niet Oliver Goldsmith, maar zijn getuigenis (1759) is met dat al van +waarde: »De Engelschen« (ik geef de vertaling van dr. Barnauw) »hebben +hunne vrouwen lief met veel hartstocht, de Hollanders met omzichtigheid. +De Engelschen geven met hun hand hun hart, de Hollanders geven hun hand, +maar houden wijselijk hun hart achterwege. Er schijnt weinig verschil +tusschen een Hollandschen bruidegom en den Hollandschen echtgenoot. +Beiden kenmerken zich door een zelfde koele, niet te overrompelen +kalmte. Zij verwachten Elysium noch Paradijs achter het bedgordijn en +»Yiffrow« is zoomin eene godinne in den huwelijksnacht als na tien jaren +huwelijksintimiteit«. Dit is boosaardig en wezenlijk onwaar. Maar het is +hetzelfde verschijnsel, van het koele, het weinig bevallige, maar het +hechte en solidene, dat uit de schampere woorden kan worden opgemaakt. + +Ik geef ook nog een Franschman het woord, Diderot, ons beter gezind, +maar de uitkomst is dezelfde. Hij dan schrijft (1773): »Presque toutes +les femmes y (in Holland) étant sages, il y a peu d'hommes dérangés et +de mauvais ménages. L'intérêt, le travail, l'amour du gain, l'assiduité +aux affaires et le gout du commerce amortissent les passions; une +femme m'a dit qu'il y avait beaucoup d'indolents, mais presque point +d'amoureux. Le libertinage vague des hommes mariés est sévèrement puni«. +Vriendelijk is dit ook niet, maar altijd hetzelfde beeld. Eindelijk, +weder twintig jaren later (1792) een Duitscher, de reeds genoemde +Grabner: »De grond voor de echtelijke gelukzaligheid ligt in de +Nederlanden in den welstand, gelukkig temperament, zacht gedrag der +echtgenooten. De mannen laten den vrouwen het huisregiment, behandelen +haar met teederheid. De vrouwen zijn zorgvuldig, van onbevlekte trouw +en maken zich aan ijdele verspilling niet schuldig«. En dan laat hij +volgen: »worin Sie eben so sehr durch ihr gemässigtes Temperament als +die herrschenden Sitten unterstützt werden«. Hoe gelukkig hun echt is, +blijkt wel uit hun zilveren en gouden bruiloften. Ik sluit de rij met +weder een landgenoot, onzen raadpensionaris Schimmelpenninck, die, +het was 1803, op een gezegde van Napoleon: »ik weet dat gij gelukkig +getrouwd zijt«, antwoordde: »In dat opzicht doen wij ons best trouw te +blijven aan onze bataafsche zeden«. + +Ziethier een wolk van getuigen. Welnu, thans laten wij (om naast dit +grovere nu ook aan het fijne en verhevene recht te doen) de geslachten +der menschen langs ons geestesoog voorbijgaan, eene lange, lange rij, en +telkens wordt onze liefderijke aandacht getrokken door wie in gelukkig +huwelijk vergaard waren, ziel met ziel te zaam gesmolten door dat +»krachtigste cement, dat harten bindt, waar muren breken tot puin +in 't end«. De martelaarsbrieven der oude doopsgezinden uit de jaren +1535 tot 1570, geschreven in het aangezicht des doods (vergelijk boven +blz. 29), uit den kerker, gunnen ons een diepen blik te slaan in het +geestelijk leven dezer »slachtschaapkens Christi«, hoe deze echtgenooten +elkander liefhebben, door de scheiding op het pijnlijkst gekweld, +elkander opbeuren en in het geloof opbouwen. Hoe zij elkander raad geven +voor den tijd, dat zij er een van beiden niet meer zijn zullen, over de +opvoeding der kinderen, over het weduwschap, waarbij soms van de zijde +van den man zich de natuurlijke en menschelijke jaloezie openbaart in +den wensch, dat de vrouw niet moge hertrouwen, hoe zij naar hun kinderen +verlangen en telkens vragen b.v. »kus mijn lief Susanneke...« inderdaad, +aan de edelste, echtelijke gevoelens zijn onze martelaarsboeken rijk! +En hier is ten jare 1566, in hervormde kringen, te Souburg op Walcheren +het echtpaar Adriaan de Decker en Petronella Pieters. De vrouw had op +drastische wijze een Maria-beeld beleedigd (door het met haren pantoffel +te slaan) en moest daarom sterven. De man bleef haar trouw, wilde haar +niet verlaten en zou met haar gehangen worden, zij echter het eerst, +omdat zij het feit had gepleegd. Toen haar de strik om den hals werd +gelegd, sloeg hij de oogen tot haar omhoog en zeide: »O, Nelle, waertoe +hebst dij ons in onze oude daghen gebracht«. Enkele oogenblikken later +was hij haar in den dood gevolgd. + +Van trouwe huwelijksliefde bewaart aldus onze geschiedenis menig +treffend voorbeeld, waarvan wij er onzen lezers nog een enkel in +herinnering brengen. Het eerste is verbonden aan de Haarlemsche +burgemeestersvrouw Brecht Engbertsdr. Proosten, die wel verdiend heeft, +zegt Hooft (dien ik hier ga navertellen) haren naam uit het graf der +vergetelheid te houden. Het was 1573, Haarlem overgegeven en uitgemoord, +maar na den slag op de Zuiderzee bood de Spanjaard uitwisseling van +gevangenen aan. Burgemeester Pieter Kies, Brechtjes man, op zijn +eerewoord losgelaten, zou daarover met Verdugo te Amsterdam gaan +onderhandelen. Zijne vrouw vergezelde hem. Zij voeren in een open +schuit, en bij de waterpoort schoten eenige soldaten, bij ongeluk of met +opzet, op hen. Een kogel trof Brechtje in den arm en bleef in 't been +steken. Zij, die haren man kende als dapper en oploopend, verbeet zich +»zonder hagh oft wagh te zeggen« bevreesd, dat hij woedend worden en, +zich aan den schutter vergrijpend, in zijn gewissen dood loopen zou. +Eerst toen haar 't bloed bij de kleederen neêrliep, ontdekte haar man +wat was geschied, stoof op, wilde aan land... maar toen was de schuit +al ver genoeg. + +Het tweede voorbeeld verplaatst ons naar 't slot Loevestein. Daar was +in 1624 als gevangene binnengebracht Arnold Geesteranus, remonstrantsch +predikant, omdat hij, tegen den wil der bovendrijvende partij, was +voortgegaan met voor zijn vervolgde geloofsgenooten te prediken. +Loevestein was vol, dus sloot men hem in een nauw en rookerig vertrek +in een der torens. Nu was Arnold vroeger verloofd geweest met Susanna +Oostdijk, uit eene deftige Brielsche familie, maar had haar heur woord +teruggegeven, omdat hij haar niet aan zijn leven van zorgen en gevaren +wilde binden. Zij van haren kant werd bovendien nog tegengehouden door +de zorg voor eene ziekelijke moeder. Maar toen deze gestorven was en +Susanna hoorde, dat Arnoldus levenslang op Loevestein gevangen zitten +zou, aarzelde zij niet, snelde naar hem toe en bood hem aan, als zijne +vrouw, zijn kerker met hem te deelen. De Staten gaven toestemming, de +geboden werden gelezen en de oude dominee Jodocus Geesteranus van +Gorinchem, Arnolds vader, maar contra-remonstrant, zegende het huwelijk +in. Velen hebben het geval bezongen, o. a. Tollens: + + . . . . . . . . . . . . . . . . . + »En na een vlugtig aantal dagen + Werd in de slotkerk op het koor + Een huwelijksouter aangedragen + En 't jeugdig bruidspaar knielde er voor. + Een diepe stilte daalde neder; + Geen wapen kletterde in 't portaal, + Geen grendelslot ging heen en weder, + Geen adem fluisterde in de zaal. + 't Was alles aandacht....... + Wie ooit dat grijs kasteel beziet, + Waar zooveel achtbre schimmen zweven + Waar zooveel wonders is bedreven, + Verzuim' hij Sannaas kerker niet! + En wie den voet zet op den drempel, + Hij tree de cel met eerbied in, + Want liefde en trouw en huwlijksmin + Had eens dien kerker tot haar tempel.« + +Het is ouderwetsche dichtkunst, deze ballade, daarom niet zonder +bekoring. Tot onze vreugde valt ons te binnen, dat Geesteranus met +zijne lotgenooten 19 Juli 1631 heeft kunnen ontvluchten en dat zijne +dappere vrouw verlof kreeg hem te volgen. + +Eindelijk nog uit dezen zelfden tijd vermeld ik de Rispa-rol door de +vrouw van Hendrik Slatius gespeeld. Deze gewezen predikant had een +werkzaam aandeel genomen in de befaamde samenzwering tegen prins +Maurits, was te Rolde gevangen genomen (nog is de spreekwijze niet +onbekend: »Slatius laat zijn kan bier staan«) en 5 Mei 1623 in Den +Haag onthoofd. Men kan er in de romanliteratuur Lodewijk Mulders »Jan +Faessen« op nalezen. Het lichaam werd op het galgenveld bij Rijswijk op +een horizontaal rad gelegd, waaraan ook zijne rechterhand, door den +beul, met het hoofd, afgehouwen, gespijkerd werd. Zes dagen later, in +den nacht tusschen 11 en 12 Mei kwam Slatius' weduwe, de zuster van een +der andere veroordeelden Cornelis Gerritsz., en stal het lijk van het +rad. Dit »kraaienaas« (zeggen de gelijktijdige historici) begroef zij in +een akker bij de Geestbrug omtrent eene spade diep onder de aarde. Maar +nog vond het geen rust. Den 16den Mei ontdekte een boer het bij het +ploegen, hij waarschuwde het gerecht en toen sleepte men het lijk weder +naar 't galgenveld, gelijk staat afgebeeld, in akelige ruwheid, op de +prent uit dien tijd »Slatius komt uyt het graf«. Maar ten tweeden male +stal de weduwe het lichaam van het rad. Toen voerde zij het per schuit +»eenen grooten stanck van zich gevende« door Leiden naar Warmond en +begroef het daar in een boomgaard, waar het niet meer werd verontrust en +»mogelijk sal leggen tot d'opstanding uit de dooden«. Wat Slatius' vrouw +aangaat, haar trouw is niet minder groot dan van Maria van Reigersberch, +al werd zij aan onwaardiger voorwerp geschonken. + +En nu, om enkele bekender gestalten langs den lezer heen te voeren, hier +zijn Jacobus Arminius en Elisabeth Reaal, Johannes Bogerman en Grietje +Piers, Vondel met zijn Maaike Wolff, in de aandoenlijkste verzen +herdacht: + + »Hoe veer dees voeten moghten dwalen, + 'k Sal derwaert mijn bedruckt gesicht + Noch slaan, daar voor het rijsend licht + Uw bleeke star ging onderdalen..« + +en Rembrandt met Saskia, op onsterfelijk doek vereeuwigd. Langs ons +heen gaan Dirk Volkerts Coornhert en Neeltje Simonsdr., wier »herten +elkander liefhadden«, en Huig de Groot met Maria van Reigersberch, en +Oldenbarnevelt met Maria van Utrecht. Daar schrijden voort, hand in +hand, Huygens met Susanne van Baerle, zijne »sterre« (»nu 't den hemel +soo gepast heeft, dat mijn ziel aan d'uwe vastleeft«) en Balthasar +Bekker met Froukje Fullenius, + + »hertlieve seer getrouwe, + Vernoegde deelgenoot in voorspoed als in rouwe..« + +en Jacobus Fruytier, de heftige voetiaan, maar trouw en zacht tegenover +zijne »zeer waarde en veel geliefde huisvrouw«, Agneta Sassenraat, en +burgemeester de Beyer van Nijmegen, die zijne gestorven vrouw zoo bitter +beweent, en (in dat zelfde midden der 18de eeuw) de ouders der bekende +Belle van Zuylen, en de Amsterdamsche koopman Jacob de Clercq, van wien +zijn Zweedsche gast Ferrner getuigt, dat hij nooit gelukkiger getrouwd +man zag... + +Zoo glijdt de stoet der »zwevende gestalten« voor onze oogen voorbij. +En als op zijne verheven geleidsters zien wij op de vorstinnen, die het +leven van de twee grootste Oranjevorsten hebben gewijd: Charlotte van +Bourbon en Louise de Coligny èn Maria, de vrouw des konings-stadhouders, +die, in dagboek en brieven hare reine ziel ons openlegt en die haren +echtgenoot, met zijne zonden en afwijkingen, heeft bemind met eene +liefde, zooals er inderdaad »geene Gods liefde naderkomt«. Zoet is ons +de gedachte, dat, toen Willem III, groot bij zijne niet geringe fouten, +in den morgen van 19 Maart 1702, stierf, hij op zijn borst bleek te +dragen een zijden lint met een haarlok en een gouden ring der vrouw, die +eindelijk ook zijne liefde gewonnen had. + +Geen beteren naam dan den haren konden wij schrijven aan het einde van +dit hoofdstuk over het huwelijksleven der vaderen, het einde meteen van +het gansche boekje, dat over hun verloven en trouwen den toegenegen +lezer eenige kennis moge hebben aangebracht. + +7 Maart 1914. + + + + + +----------------------------------------------+ + | | + | OPMERKINGEN VAN DE BEWERKER: | + | | + | De volgende correcties zijn in de tekst | + | aangebracht: | + | | + | Bron (B:) -- Correctie (C:) | + | | + | B: Inleiding 3 | + | C: Voorrede 1 | + | B: ons een ooggetuige. »twee | + | C: ons een ooggetuige, »twee | + | B: Anna Adlischweiler, brief dien men | + | C: Anna Adlischweiler, een brief dien men | + | B: dravers komt voor of de | + | C: dravers« komt voor of de | + | B: gezelschapsspelen, vrijer en osser | + | C: gezelschapsspelen, vrijer en losser | + | B: ende anders voirdeel te hebben) | + | C: ende anders voirdeel te hebben«) | + | B: gemeente.« »Dat nochtans, ook | + | C: gemeente.« Dat nochtans, ook | + | B: wife Jane was »»about the | + | C: wife Jane was »about the | + | B: den ondertrouw diende partijen | + | C: den ondertrouw dienden partijen | + | B: geneigd het een »abonimabel | + | C: geneigd het een »abominabel | + | B: huwelijk vader was van Ariaantje. | + | C: huwelijk vader was van Arriaantje. | + | B: Philogamos in Cat's »Weduwenhouwelijk« | + | C: Philogamos in Cats' »Weduwenhouwelijk« | + | B: nog eerder Rembrandt's »Joodsche | + | C: nog eerder Rembrandts »Joodsche | + | B: ende vooght A.A.?«« Beyde geantwoort | + | C: ende vooght A.A.?« Beyde geantwoort | + | B: wijders aldus: »»Ende belooft malcander | + | C: wijders aldus: »Ende belooft malcander | + | B: doot scheyden sal?«« Weder geantwoort | + | C: doot scheyden sal?« Weder geantwoort | + | B: armen.« | + | C: armen.«« | + | B: officieële inschrijving wel op prijs | + | C: officiëele inschrijving wel op prijs | + | B: But thou, foul Cupid, sire | + | C: »But thou, foul Cupid, sire | + | B: En dit alles niet maar theorie. | + | C: En dit alles was niet maar theorie. | + | B: alleguéz et aux aultres | + | C: alléguez et aux aultres | + | B: losgelaten, zoo daarover met Verdugo | + | C: losgelaten, zou daarover met Verdugo | + | | + +----------------------------------------------+ + + + + + +End of the Project Gutenberg EBook of Verloving en Huwelijk in vroeger dagen, by +Laurentius Knappert + +*** END OF THIS PROJECT GUTENBERG EBOOK VERLOVING EN HUWELIJK *** + +***** This file should be named 35881-8.txt or 35881-8.zip ***** +This and all associated files of various formats will be found in: + http://www.gutenberg.org/3/5/8/8/35881/ + +Produced by The Online Distributed Proofreading Team at +http://www.pgdp.net + + +Updated editions will replace the previous one--the old editions +will be renamed. + +Creating the works from public domain print editions means that no +one owns a United States copyright in these works, so the Foundation +(and you!) can copy and distribute it in the United States without +permission and without paying copyright royalties. Special rules, +set forth in the General Terms of Use part of this license, apply to +copying and distributing Project Gutenberg-tm electronic works to +protect the PROJECT GUTENBERG-tm concept and trademark. Project +Gutenberg is a registered trademark, and may not be used if you +charge for the eBooks, unless you receive specific permission. If you +do not charge anything for copies of this eBook, complying with the +rules is very easy. You may use this eBook for nearly any purpose +such as creation of derivative works, reports, performances and +research. They may be modified and printed and given away--you may do +practically ANYTHING with public domain eBooks. Redistribution is +subject to the trademark license, especially commercial +redistribution. + + + +*** START: FULL LICENSE *** + +THE FULL PROJECT GUTENBERG LICENSE +PLEASE READ THIS BEFORE YOU DISTRIBUTE OR USE THIS WORK + +To protect the Project Gutenberg-tm mission of promoting the free +distribution of electronic works, by using or distributing this work +(or any other work associated in any way with the phrase "Project +Gutenberg"), you agree to comply with all the terms of the Full Project +Gutenberg-tm License (available with this file or online at +http://gutenberg.org/license). + + +Section 1. General Terms of Use and Redistributing Project Gutenberg-tm +electronic works + +1.A. By reading or using any part of this Project Gutenberg-tm +electronic work, you indicate that you have read, understand, agree to +and accept all the terms of this license and intellectual property +(trademark/copyright) agreement. If you do not agree to abide by all +the terms of this agreement, you must cease using and return or destroy +all copies of Project Gutenberg-tm electronic works in your possession. +If you paid a fee for obtaining a copy of or access to a Project +Gutenberg-tm electronic work and you do not agree to be bound by the +terms of this agreement, you may obtain a refund from the person or +entity to whom you paid the fee as set forth in paragraph 1.E.8. + +1.B. "Project Gutenberg" is a registered trademark. It may only be +used on or associated in any way with an electronic work by people who +agree to be bound by the terms of this agreement. There are a few +things that you can do with most Project Gutenberg-tm electronic works +even without complying with the full terms of this agreement. See +paragraph 1.C below. There are a lot of things you can do with Project +Gutenberg-tm electronic works if you follow the terms of this agreement +and help preserve free future access to Project Gutenberg-tm electronic +works. See paragraph 1.E below. + +1.C. The Project Gutenberg Literary Archive Foundation ("the Foundation" +or PGLAF), owns a compilation copyright in the collection of Project +Gutenberg-tm electronic works. Nearly all the individual works in the +collection are in the public domain in the United States. If an +individual work is in the public domain in the United States and you are +located in the United States, we do not claim a right to prevent you from +copying, distributing, performing, displaying or creating derivative +works based on the work as long as all references to Project Gutenberg +are removed. Of course, we hope that you will support the Project +Gutenberg-tm mission of promoting free access to electronic works by +freely sharing Project Gutenberg-tm works in compliance with the terms of +this agreement for keeping the Project Gutenberg-tm name associated with +the work. You can easily comply with the terms of this agreement by +keeping this work in the same format with its attached full Project +Gutenberg-tm License when you share it without charge with others. + +1.D. The copyright laws of the place where you are located also govern +what you can do with this work. Copyright laws in most countries are in +a constant state of change. If you are outside the United States, check +the laws of your country in addition to the terms of this agreement +before downloading, copying, displaying, performing, distributing or +creating derivative works based on this work or any other Project +Gutenberg-tm work. The Foundation makes no representations concerning +the copyright status of any work in any country outside the United +States. + +1.E. Unless you have removed all references to Project Gutenberg: + +1.E.1. The following sentence, with active links to, or other immediate +access to, the full Project Gutenberg-tm License must appear prominently +whenever any copy of a Project Gutenberg-tm work (any work on which the +phrase "Project Gutenberg" appears, or with which the phrase "Project +Gutenberg" is associated) is accessed, displayed, performed, viewed, +copied or distributed: + +This eBook is for the use of anyone anywhere at no cost and with +almost no restrictions whatsoever. You may copy it, give it away or +re-use it under the terms of the Project Gutenberg License included +with this eBook or online at www.gutenberg.org + +1.E.2. If an individual Project Gutenberg-tm electronic work is derived +from the public domain (does not contain a notice indicating that it is +posted with permission of the copyright holder), the work can be copied +and distributed to anyone in the United States without paying any fees +or charges. If you are redistributing or providing access to a work +with the phrase "Project Gutenberg" associated with or appearing on the +work, you must comply either with the requirements of paragraphs 1.E.1 +through 1.E.7 or obtain permission for the use of the work and the +Project Gutenberg-tm trademark as set forth in paragraphs 1.E.8 or +1.E.9. + +1.E.3. If an individual Project Gutenberg-tm electronic work is posted +with the permission of the copyright holder, your use and distribution +must comply with both paragraphs 1.E.1 through 1.E.7 and any additional +terms imposed by the copyright holder. Additional terms will be linked +to the Project Gutenberg-tm License for all works posted with the +permission of the copyright holder found at the beginning of this work. + +1.E.4. Do not unlink or detach or remove the full Project Gutenberg-tm +License terms from this work, or any files containing a part of this +work or any other work associated with Project Gutenberg-tm. + +1.E.5. Do not copy, display, perform, distribute or redistribute this +electronic work, or any part of this electronic work, without +prominently displaying the sentence set forth in paragraph 1.E.1 with +active links or immediate access to the full terms of the Project +Gutenberg-tm License. + +1.E.6. You may convert to and distribute this work in any binary, +compressed, marked up, nonproprietary or proprietary form, including any +word processing or hypertext form. However, if you provide access to or +distribute copies of a Project Gutenberg-tm work in a format other than +"Plain Vanilla ASCII" or other format used in the official version +posted on the official Project Gutenberg-tm web site (www.gutenberg.org), +you must, at no additional cost, fee or expense to the user, provide a +copy, a means of exporting a copy, or a means of obtaining a copy upon +request, of the work in its original "Plain Vanilla ASCII" or other +form. Any alternate format must include the full Project Gutenberg-tm +License as specified in paragraph 1.E.1. + +1.E.7. Do not charge a fee for access to, viewing, displaying, +performing, copying or distributing any Project Gutenberg-tm works +unless you comply with paragraph 1.E.8 or 1.E.9. + +1.E.8. You may charge a reasonable fee for copies of or providing +access to or distributing Project Gutenberg-tm electronic works provided +that + +- You pay a royalty fee of 20% of the gross profits you derive from + the use of Project Gutenberg-tm works calculated using the method + you already use to calculate your applicable taxes. The fee is + owed to the owner of the Project Gutenberg-tm trademark, but he + has agreed to donate royalties under this paragraph to the + Project Gutenberg Literary Archive Foundation. Royalty payments + must be paid within 60 days following each date on which you + prepare (or are legally required to prepare) your periodic tax + returns. Royalty payments should be clearly marked as such and + sent to the Project Gutenberg Literary Archive Foundation at the + address specified in Section 4, "Information about donations to + the Project Gutenberg Literary Archive Foundation." + +- You provide a full refund of any money paid by a user who notifies + you in writing (or by e-mail) within 30 days of receipt that s/he + does not agree to the terms of the full Project Gutenberg-tm + License. You must require such a user to return or + destroy all copies of the works possessed in a physical medium + and discontinue all use of and all access to other copies of + Project Gutenberg-tm works. + +- You provide, in accordance with paragraph 1.F.3, a full refund of any + money paid for a work or a replacement copy, if a defect in the + electronic work is discovered and reported to you within 90 days + of receipt of the work. + +- You comply with all other terms of this agreement for free + distribution of Project Gutenberg-tm works. + +1.E.9. If you wish to charge a fee or distribute a Project Gutenberg-tm +electronic work or group of works on different terms than are set +forth in this agreement, you must obtain permission in writing from +both the Project Gutenberg Literary Archive Foundation and Michael +Hart, the owner of the Project Gutenberg-tm trademark. Contact the +Foundation as set forth in Section 3 below. + +1.F. + +1.F.1. Project Gutenberg volunteers and employees expend considerable +effort to identify, do copyright research on, transcribe and proofread +public domain works in creating the Project Gutenberg-tm +collection. Despite these efforts, Project Gutenberg-tm electronic +works, and the medium on which they may be stored, may contain +"Defects," such as, but not limited to, incomplete, inaccurate or +corrupt data, transcription errors, a copyright or other intellectual +property infringement, a defective or damaged disk or other medium, a +computer virus, or computer codes that damage or cannot be read by +your equipment. + +1.F.2. LIMITED WARRANTY, DISCLAIMER OF DAMAGES - Except for the "Right +of Replacement or Refund" described in paragraph 1.F.3, the Project +Gutenberg Literary Archive Foundation, the owner of the Project +Gutenberg-tm trademark, and any other party distributing a Project +Gutenberg-tm electronic work under this agreement, disclaim all +liability to you for damages, costs and expenses, including legal +fees. YOU AGREE THAT YOU HAVE NO REMEDIES FOR NEGLIGENCE, STRICT +LIABILITY, BREACH OF WARRANTY OR BREACH OF CONTRACT EXCEPT THOSE +PROVIDED IN PARAGRAPH 1.F.3. YOU AGREE THAT THE FOUNDATION, THE +TRADEMARK OWNER, AND ANY DISTRIBUTOR UNDER THIS AGREEMENT WILL NOT BE +LIABLE TO YOU FOR ACTUAL, DIRECT, INDIRECT, CONSEQUENTIAL, PUNITIVE OR +INCIDENTAL DAMAGES EVEN IF YOU GIVE NOTICE OF THE POSSIBILITY OF SUCH +DAMAGE. + +1.F.3. LIMITED RIGHT OF REPLACEMENT OR REFUND - If you discover a +defect in this electronic work within 90 days of receiving it, you can +receive a refund of the money (if any) you paid for it by sending a +written explanation to the person you received the work from. If you +received the work on a physical medium, you must return the medium with +your written explanation. The person or entity that provided you with +the defective work may elect to provide a replacement copy in lieu of a +refund. If you received the work electronically, the person or entity +providing it to you may choose to give you a second opportunity to +receive the work electronically in lieu of a refund. If the second copy +is also defective, you may demand a refund in writing without further +opportunities to fix the problem. + +1.F.4. Except for the limited right of replacement or refund set forth +in paragraph 1.F.3, this work is provided to you 'AS-IS' WITH NO OTHER +WARRANTIES OF ANY KIND, EXPRESS OR IMPLIED, INCLUDING BUT NOT LIMITED TO +WARRANTIES OF MERCHANTIBILITY OR FITNESS FOR ANY PURPOSE. + +1.F.5. Some states do not allow disclaimers of certain implied +warranties or the exclusion or limitation of certain types of damages. +If any disclaimer or limitation set forth in this agreement violates the +law of the state applicable to this agreement, the agreement shall be +interpreted to make the maximum disclaimer or limitation permitted by +the applicable state law. The invalidity or unenforceability of any +provision of this agreement shall not void the remaining provisions. + +1.F.6. INDEMNITY - You agree to indemnify and hold the Foundation, the +trademark owner, any agent or employee of the Foundation, anyone +providing copies of Project Gutenberg-tm electronic works in accordance +with this agreement, and any volunteers associated with the production, +promotion and distribution of Project Gutenberg-tm electronic works, +harmless from all liability, costs and expenses, including legal fees, +that arise directly or indirectly from any of the following which you do +or cause to occur: (a) distribution of this or any Project Gutenberg-tm +work, (b) alteration, modification, or additions or deletions to any +Project Gutenberg-tm work, and (c) any Defect you cause. + + +Section 2. Information about the Mission of Project Gutenberg-tm + +Project Gutenberg-tm is synonymous with the free distribution of +electronic works in formats readable by the widest variety of computers +including obsolete, old, middle-aged and new computers. It exists +because of the efforts of hundreds of volunteers and donations from +people in all walks of life. + +Volunteers and financial support to provide volunteers with the +assistance they need, are critical to reaching Project Gutenberg-tm's +goals and ensuring that the Project Gutenberg-tm collection will +remain freely available for generations to come. In 2001, the Project +Gutenberg Literary Archive Foundation was created to provide a secure +and permanent future for Project Gutenberg-tm and future generations. +To learn more about the Project Gutenberg Literary Archive Foundation +and how your efforts and donations can help, see Sections 3 and 4 +and the Foundation web page at http://www.pglaf.org. + + +Section 3. Information about the Project Gutenberg Literary Archive +Foundation + +The Project Gutenberg Literary Archive Foundation is a non profit +501(c)(3) educational corporation organized under the laws of the +state of Mississippi and granted tax exempt status by the Internal +Revenue Service. The Foundation's EIN or federal tax identification +number is 64-6221541. Its 501(c)(3) letter is posted at +http://pglaf.org/fundraising. Contributions to the Project Gutenberg +Literary Archive Foundation are tax deductible to the full extent +permitted by U.S. federal laws and your state's laws. + +The Foundation's principal office is located at 4557 Melan Dr. S. +Fairbanks, AK, 99712., but its volunteers and employees are scattered +throughout numerous locations. Its business office is located at +809 North 1500 West, Salt Lake City, UT 84116, (801) 596-1887, email +business@pglaf.org. Email contact links and up to date contact +information can be found at the Foundation's web site and official +page at http://pglaf.org + +For additional contact information: + Dr. Gregory B. Newby + Chief Executive and Director + gbnewby@pglaf.org + + +Section 4. Information about Donations to the Project Gutenberg +Literary Archive Foundation + +Project Gutenberg-tm depends upon and cannot survive without wide +spread public support and donations to carry out its mission of +increasing the number of public domain and licensed works that can be +freely distributed in machine readable form accessible by the widest +array of equipment including outdated equipment. Many small donations +($1 to $5,000) are particularly important to maintaining tax exempt +status with the IRS. + +The Foundation is committed to complying with the laws regulating +charities and charitable donations in all 50 states of the United +States. Compliance requirements are not uniform and it takes a +considerable effort, much paperwork and many fees to meet and keep up +with these requirements. We do not solicit donations in locations +where we have not received written confirmation of compliance. To +SEND DONATIONS or determine the status of compliance for any +particular state visit http://pglaf.org + +While we cannot and do not solicit contributions from states where we +have not met the solicitation requirements, we know of no prohibition +against accepting unsolicited donations from donors in such states who +approach us with offers to donate. + +International donations are gratefully accepted, but we cannot make +any statements concerning tax treatment of donations received from +outside the United States. U.S. laws alone swamp our small staff. + +Please check the Project Gutenberg Web pages for current donation +methods and addresses. Donations are accepted in a number of other +ways including checks, online payments and credit card donations. +To donate, please visit: http://pglaf.org/donate + + +Section 5. General Information About Project Gutenberg-tm electronic +works. + +Professor Michael S. Hart is the originator of the Project Gutenberg-tm +concept of a library of electronic works that could be freely shared +with anyone. For thirty years, he produced and distributed Project +Gutenberg-tm eBooks with only a loose network of volunteer support. + + +Project Gutenberg-tm eBooks are often created from several printed +editions, all of which are confirmed as Public Domain in the U.S. +unless a copyright notice is included. Thus, we do not necessarily +keep eBooks in compliance with any particular paper edition. + + +Most people start at our Web site which has the main PG search facility: + + http://www.gutenberg.org + +This Web site includes information about Project Gutenberg-tm, +including how to make donations to the Project Gutenberg Literary +Archive Foundation, how to help produce our new eBooks, and how to +subscribe to our email newsletter to hear about new eBooks. diff --git a/35881-8.zip b/35881-8.zip Binary files differnew file mode 100644 index 0000000..74cafb9 --- /dev/null +++ b/35881-8.zip diff --git a/35881-h.zip b/35881-h.zip Binary files differnew file mode 100644 index 0000000..31142e9 --- /dev/null +++ b/35881-h.zip diff --git a/35881-h/35881-h.htm b/35881-h/35881-h.htm new file mode 100644 index 0000000..48a36ca --- /dev/null +++ b/35881-h/35881-h.htm @@ -0,0 +1,5472 @@ +<!DOCTYPE html PUBLIC "-//W3C//DTD XHTML 1.1//EN" + "http://www.w3.org/TR/xhtml11/DTD/xhtml11.dtd"> + +<html xmlns="http://www.w3.org/1999/xhtml" xml:lang="nl"> + +<head> + <meta http-equiv="Content-Type" content="text/html;charset=iso-8859-1" /> + <meta http-equiv="Content-Style-Type" content="text/css" /> + <meta name="description" content="Verloving en Huwelijk in vroeger dagen" /> + <meta name="author" content="Laurentius Knappert" /> + <meta name="keywords" content="geschiedenis,vroeger,verloving,huwelijk,trouw,trouwen,ondertrouw,bruiloft,echtscheiding,echtmijding,hertrouwen,huwelijksleven,16e,17e,18e,eeuw,middeleeuwen" /> + <title> + The Project Gutenberg eBook of Verloving en Huwelijk in vroeger dagen, by Laurentius Knappert. + </title> + <style type="text/css"> + +body {margin-left: 8%; margin-right: 8%;} + +h1 {text-align: center; clear: both; margin-top: 1em; margin-bottom: 0em; font-size: 167%;} +h2 {text-align: center; clear: both; margin-top: 4em; font-weight: normal; font-size: 100%;} +h2.h2inh {letter-spacing: 0.2em; margin-right: -0.2em; font-size: 120%;} + +p {margin-top: .4em; margin-bottom: .4em; text-align: justify; text-indent: 1em;} +p.tp {margin-top: 1em; margin-bottom: 1em; text-align: center; text-indent: 0em;} +p.subh2 {margin-top: 1em; margin-bottom: 1em; text-align: center; text-indent: 0em; + font-weight: normal; font-size: 85%;} +p.noi {text-indent: 0em;} + +div.title {margin-top: 1em; margin-bottom: 1em; text-align: center;} +div.chbox {margin-top: 1em; margin-bottom: 1em; padding-top: 1em; padding-bottom: 1em; + width: 100%; border: 2px dashed black;} + +/* TB */ +hr {width: 33%; clear: both; border: 1px solid black; + margin-top: 1em; margin-bottom: 2em; margin-left: auto; margin-right: auto;} +hr.tb {border-style: none;} +hr.chend {width: 22%; margin-top: 2em; margin-bottom: 2em;} +hr.chbegin {width: 17%; margin-top: 1em; margin-bottom: 1em;} + +.pagenum {/* uncomment the next line for invisible page numbers */ + /* visibility: hidden; */ + position: absolute; left: 93%; text-indent: 0em; text-align: right; + font-size: small; font-weight: normal; font-variant: normal; font-style: normal; + letter-spacing: normal; color: #888888;} +span[title].pagenum:after {content: "[" attr(title) "] ";} + +/* TABLES */ +table {margin-left: auto; margin-right: auto; + padding: 0; border: 0; border-collapse: collapse;} +td.tdl {text-align: left; padding-left: 0.5em; padding-right: 0.5em;} +td.tdr {text-align: right; padding-left: 0.5em; padding-right: 0.5em;} + +/* ALIGN */ +.center {text-align: center;} +.right {text-align: right;} +.ri1 {padding-right: 1em;} + +sup {vertical-align: 0.3em; font-size: 75%;} +sub {vertical-align: -0.3em; font-size: 75%;} +.mixcap {font-variant: small-caps;} +.ls1 {letter-spacing: 0.1em; margin-right: -0.1em;} +.ls2 {letter-spacing: 0.2em; margin-right: -0.2em;} +.word4 {word-spacing: 0.4em;} +ins.corr {border-bottom: 1px dotted red; text-decoration: none;} +ins.info {border-bottom: 1px dotted green; text-decoration: none;} +abbr {border-bottom: 1px dotted green; speak: spell-out;} + +/* LISTS */ +ul {list-style: none; margin-left: 0em; text-indent: 0em;} +li {text-indent: 1em;} + +/* IMAGES */ +.figcenter {margin: auto; text-align: center;} +.figleft {float: left; clear: left; padding: 0; text-align: center; width: 100%; + margin-left: 0; margin-bottom: 1em; margin-top: 1em; margin-right: 1em;} +.figright {float: right; clear: right; padding: 0; text-align: center; width: 100%; + margin-left: 1em; margin-bottom: 1em; margin-top: 1em; margin-right: 0;} +.caption {text-align: center; font-size: 85%;} +.illbron {text-align: center; font-size: 85%; margin-top: 1em;} + +/* POETRY */ +.poem {margin-left: 10%; margin-right: 10%; text-align: left;} +.poem br {display: none;} +.poem .stanza {margin: 1em 0em 1em 0em;} + +.poem span.i0 {display: block; margin-left: 0em; padding-left: 3em; text-indent: -3em;} +.poem span.i1 {display: block; margin-left: 1em; padding-left: 3em; text-indent: -3em;} +.poem span.i2 {display: block; margin-left: 2em; padding-left: 3em; text-indent: -3em;} +.poem span.i3 {display: block; margin-left: 3em; padding-left: 3em; text-indent: -3em;} +.poem span.i5 {display: block; margin-left: 5em; padding-left: 3em; text-indent: -3em;} +.poem span.i6 {display: block; margin-left: 6em; padding-left: 3em; text-indent: -3em;} +.poem span.i7 {display: block; margin-left: 7em; padding-left: 3em; text-indent: -3em;} +.poem span.i8 {display: block; margin-left: 8em; padding-left: 3em; text-indent: -3em;} + +.size67 {font-size: 67%;} +.size75 {font-size: 75%;} +.size85 {font-size: 85%;} +.size120 {font-size: 120%;} +.size167 {font-size: 167%;} + +/* Transcriber Note */ +.TNbox {margin: 10% 10% 5% 10%; border: 1px solid; padding: 1em; + background-color: #dddddd; font-family: sans-serif; font-size: 90%;} +.TNbox h2 {font-variant: small-caps; font-size: 130%; letter-spacing: 0; + margin-top: 1em; margin-bottom: 1em; line-height: 2em;} +.TNbox p {text-indent: 0em; margin-top: 0.7em; margin-bottom: 0.7em;} +.TNbox table {width: 100%; font-size: 90%;} +.TNbox th {text-align: left;} +.TNbox td {text-align: left; vertical-align: top;} +td.td2 {width: 20%;} +td.td4 {width: 40%;} + + </style> +</head> + +<body> + + +<pre> + +The Project Gutenberg EBook of Verloving en Huwelijk in vroeger dagen, by +Laurentius Knappert + +This eBook is for the use of anyone anywhere at no cost and with +almost no restrictions whatsoever. You may copy it, give it away or +re-use it under the terms of the Project Gutenberg License included +with this eBook or online at www.gutenberg.org + + +Title: Verloving en Huwelijk in vroeger dagen + +Author: Laurentius Knappert + +Release Date: April 16, 2011 [EBook #35881] + +Language: Dutch + +Character set encoding: ISO-8859-1 + +*** START OF THIS PROJECT GUTENBERG EBOOK VERLOVING EN HUWELIJK *** + + + + +Produced by The Online Distributed Proofreading Team at +http://www.pgdp.net + + + + + + +</pre> + + +<div class="TNbox"> + + <h2>Opmerkingen van de bewerker</h2> + + <p>De tekst in dit bestand wordt weergegeven in de originele, verouderde spelling. + Er is geen poging gedaan de tekst te moderniseren.</p> + + <p>Afgebroken woorden aan het einde van de regel zijn stilzwijgend hersteld.</p> + + <p>Overduidelijke druk- en spelfouten in het origineel zijn gecorrigeerd; deze zijn voorzien van een + <ins class="corr" title="Bron: dnnne roed stipppellijn">dunne rode stippellijn</ins>, + waarbij de Brontekst via een zwevende pop-up beschikbaar is. + Variaties in spelling en inconsistent gebruik van verbindingsstreepjes zijn behouden.<br /> + Een extra verduidelijking of vertaling is beschikbaar bij woorden die voorzien zijn van een + <ins class="info" title="Vertaling of verduidelijking.">dunne groene stippellijn</ins>.</p> + + <p>Van de meeste illustraties is een vergroting beschikbaar door op de betreffende + illustratie te klikken.</p> + + <p>Een overzicht van de aangebrachte correcties is te vinden aan + <a href="#correctie">het eind van dit bestand</a>.</p> + +</div> + +<div class="figcenter" style="width: 403px;"> + <a href="images/cover-l.jpg"><img src="images/cover.jpg" width="403" height="628" alt="voorkant boek" + title="Klik voor vergroting (839×1267px, 109kb)" /></a> +</div> + +<p><span class="pagenum" title="-"> </span><a id="p_i"></a><br /></p> + +<p><span class="pagenum" title="-"> </span><a id="p_ii"></a><br /></p> + +<div class="chbox"> + <p><span class="pagenum" title="-"> </span><a id="p_iii"></a></p> + + <div class="figcenter" style="width: 107px; margin-top: 2em; margin-bottom: 7em;"> + <img src="images/ill_piii.png" width="107" height="105" alt="decoratieve illustratie" title="" /> + </div> +</div> + +<div class="chbox center"> + <p><span class="pagenum" title="-"> </span><a id="p_iv"></a></p> + + <span class="size167">DE MEULENHOFF-EDITIE</span><br /> + <span class="size120 word4">EEN ALGEMEENE BIBLIOTHEEK</span> + + <div class="figcenter" style="width: 65px; margin-top: 7em;"> + <img src="images/ill_piv1.png" width="65" height="82" alt="decoratieve illustratie" title="" /> + </div> + + <span class="size85"><span class="ls1">UITGEGEVEN DOOR MEULENHOFF & Co.</span><br /> + <img src="images/ill_piv2.png" width="14" height="14" alt="decoratieve illustratie" title="" style="display: inline; margin-right: 0.7em; vertical-align: -0.2em;" /> + IN HET JAAR MCMXIV TE AMSTERDAM + <img src="images/ill_piv2.png" width="14" height="14" alt="decoratieve illustratie" title="" style="display: inline; margin-left: 0.7em; vertical-align: -0.2em;" /> + </span> +</div> + +<p><span class="pagenum" title="-"> </span><a id="p_iva"></a><br /></p> + +<p><span class="pagenum" title="-"> </span><a id="p_ivb"></a><br /></p> + +<div class="figcenter" style="width: 422px;"> + <a href="images/ill_fp.jpg"><img src="images/ill_fp-t.jpg" width="422" height="326" + alt="Het ongelukkige huwelijk.—Naar een schilderij van W. Hogarth." title="Klik voor vergroting (1312×1019px, 231kb)" /></a> + <div class="caption">Het ongelukkige huwelijk.<br /> + <div class="illbron">Naar een schilderij van W. Hogarth.</div> + </div> +</div> + +<div class="chbox"> + <p><span class="pagenum" title="-"> </span><a id="p_v"></a></p> + + <div class="title"> + <h1>VERLOVING EN HUWELIJK<br /> + IN VROEGER DAGEN</h1> + + <p class="tp size120">DOOR PROF. <span class="mixcap">Dr.</span> L. KNAPPERT</p> + + <p class="tp size75 ls1">GEÏLLUSTREERD</p> + + <div class="figcenter" style="width: 65px; margin-top: 7em;"> + <img src="images/ill_pv.png" width="65" height="82" alt="" title="" /> + </div> + + <p class="tp size85"><span class="ls1">UITGEGEVEN DOOR MEULENHOFF & Co.</span><br /> + <img src="images/ill_piv2.png" width="14" height="14" alt="decoratieve illustratie" title="" style="display: inline; margin-right: 0.7em; vertical-align: -0.2em;" /> + IN HET JAAR MCMXIV TE AMSTERDAM + <img src="images/ill_piv2.png" width="14" height="14" alt="decoratieve illustratie" title="" style="display: inline; margin-left: 0.7em; vertical-align: -0.2em;" /> + </p> + + </div> +</div> + +<div class="chbox"> +<p><span class="pagenum" title="-"> </span><a id="p_vi"></a><br /><br /></p> +</div> + +<p><span class="pagenum" title="-"> </span><a id="p_vii"></a><br /><br /></p> + +<h2 class="h2inh"><a id="INHOUD"></a>INHOUD.</h2> + +<hr class="chbegin" /> + +<table summary="inhoudsopgave"> +<tbody> +<tr> + <td class="tdl size67" colspan="2">Hoofdstuk</td> + <td class="tdr size67">Bladz.</td> +</tr> +<tr> + <td class="tdr"></td> + <td class="tdl"><a href="#VOORREDE"><ins class="corr" id="corr1" title="Bron: Inleiding">Voorrede</ins></a></td> + <td class="tdr"><a href="#p_1"><ins class="corr" id="corr2" title="Bron: 3">1</ins></a></td> +</tr> +<tr> + <td class="tdr"><a href="#HOOFDSTUK_I">I.</a></td> + <td class="tdl">De toestand in de 16<sup>e</sup> eeuw</td> + <td class="tdr"><a href="#p_7">7</a></td> +</tr> +<tr> + <td class="tdr"><a href="#HOOFDSTUK_II">II.</a></td> + <td class="tdl">De vrijage</td> + <td class="tdr"><a href="#p_31">31</a></td> +</tr> +<tr> + <td class="tdr"><a href="#HOOFDSTUK_III">III.</a></td> + <td class="tdl">Het wettig huwelijk</td> + <td class="tdr"><a href="#p_51">51</a></td> +</tr> +<tr> + <td class="tdr"><a href="#HOOFDSTUK_IV">IV.</a></td> + <td class="tdl">De verloving of ondertrouw</td> + <td class="tdr"><a href="#p_65">65</a></td> +</tr> +<tr> + <td class="tdr"><a href="#HOOFDSTUK_V">V.</a></td> + <td class="tdl">De verloving of ondertrouw. (Vervolg)</td> + <td class="tdr"><a href="#p_95">95</a></td> +</tr> +<tr> + <td class="tdr"><a href="#HOOFDSTUK_VI">VI.</a></td> + <td class="tdl">De bruiloft</td> + <td class="tdr"><a href="#p_126">126</a></td> +</tr> +<tr> + <td class="tdr"><a href="#HOOFDSTUK_VII">VII.</a></td> + <td class="tdl">Echtscheiding, echtmijding en hertrouw</td> + <td class="tdr"><a href="#p_170">170</a></td> +</tr> +<tr> + <td class="tdr"><a href="#HOOFDSTUK_VIII">VIII.</a></td> + <td class="tdl">Huwelijksleven</td> + <td class="tdr"><a href="#p_191">191</a></td> +</tr> +</tbody> +</table> + +<hr class="chend" /> + +<p><span class="pagenum" title="-"> </span><a id="p_viii"></a><br /></p> + +<p><span class="pagenum" title="1"> </span><a id="p_1"></a></p> + +<h2 class="ls2"><a id="VOORREDE"></a>VOORREDE.</h2> + +<hr class="chbegin" /> + +<p>In de volgende bladzijden hebben wij gepoogd eene korte geschiedenis +te schrijven van de verloving en het huwelijk in vroeger dagen. Wij +wenschen den groei, de wijzigingen, wil men, de ontwikkeling te doen +zien zoowel in de denkbeelden en voorstellingen als in de handelingen +en gebruiken, die met verloving en huwelijk samenhangen, in welke +vormen zij voorkomen, wat staat en kerk voor de wettelijke regeling +ervan hebben gedaan, hoe een huwelijk tot stand kwam en werd ontbonden, +hoe de vaderen bruiloft vierden, welke idealen zij van het huwelijk +koesterden en wat daarvan in de practijk verwezenlijkt werd. „De +vaderen”, zeggen wij, want om de uitgebreidheid der stof hebben wij +ons eene dubbele begrenzing, eene van plaats en eene van tijd, moeten +<span class="pagenum" title="2"> </span><a id="p_2"></a>opleggen. Maar dat wij binnen ons land blijven, beteekent niet, dat wij, +ter verduidelijking, niet telkens ook op den toestand in andere landen +zouden acht slaan. En dat wij bij den nieuweren tijd beginnen, toen +Karel V over ons regeerde en de Hervorming doorbrak, zal ons niet +beletten, zou dat niet mogen doen, de getuigenis van vroeger eeuwen +in te roepen, waar dit noodig is ter toelichting van den samenhang der +dingen. De schrijver zou dit boekje gaarne beschouwd willen zien als de +samenvatting van zijne vroegere studiën over dit onderwerp of gedeelten +ervan, waarvan de uitkomsten thans nog eens worden aangevuld, vereenigd +en voor een ontwikkeld publiek beschreven.</p> + +<p>Deze laatste woorden bieden ons de gaarne gebruikte gelegenheid iets +te zeggen over dusgenoemde populair-wetenschappelijke literatuur in +het algemeen. Wij weten al te wel, hoe vele en hoe gewichtige bezwaren +er tegen worden ingebracht, hoe er zijn, die deze soort van arbeid +als minwaardig afkeuren en veroordeelen. Zeker dreigen hier gevaren, +vooral deze twee, dat om der wille der bevattelijkheid met het +wetenschappelijke de hand wordt gelicht, zoodat b.v. als zeker wordt +genoemd, wat nog allerminst vast staat, en reeds samenhang wordt +aangenomen, waar het onderzoek van deskundigen nog maar aarzelend +<span class="pagenum" title="3"> </span><a id="p_3"></a>overgangen vermoedt en uiterst flauw de verbindingslijnen ziet. +En vervolgens, dat het populaire werk, waarvoor een zeker aantal +lezers wordt verwacht, het wetenschappelijk boek tegenhoudt, dat geen +uitgever vinden kon. Dit laatste valt gewis te betreuren, maar wie +onze vaderlandsche boekenmarkt overziet, bespeurt tot zijne vreugde, +dat zuiver wetenschappelijke arbeid daar nog in overvloed voorkomt en +koopers vindt. En wat het eerstgenoemde betreft, er zijn populaire +schrijvers, op wie te dezen zeker geen lichte schuld drukt. Doch +dit is een oordeel over hen, niet over deze soort van werk. Het is +geen onvermijdelijk kwaad. Wij voor ons durven de verzekering geven, +dat wij nimmer, om het populaire, hebben verteld wat niet voor ons +beste weten vast stond. Bij geschiedkundigen arbeid—als waartoe ook +dit boekje behoort—laat des schrijvers persoonlijkheid zich nooit +geheel ter zijde dringen, zijne beoordeeling van menschen en dingen, +al wordt zij zelfs niet uitgesproken, kan worden vermoed en dan +ligt het verwijt van partijdigheid voor de hand, maar dit kan ook +bij zuivere historische wetenschap het geval zijn. Studies over de +inquisitie, de jezuïeten, den dertigjarigen oorlog, de politiek van +Johan de Witt, Voltaire, de groote <span class="pagenum" title="4"> </span><a id="p_4"></a>revolutie wekken lichter gevoeligheid +dan onderzoekingen over den luchtdruk, den ring van Saturnus, de vierde +afmeting, praefixen, buigingsuitgangen en dergelijke. Wij zouden voor +populair-geschiedkundigen arbeid de volgende eischen willen vaststellen: +de stof moet uit de bronnen geput zijn—onderzocht, geschift, bewerkt +naar de methode der zuivere, historische critiek—het resultaat +beschreven, eerlijk, zonder bijbedoeling of strekking. Slechts dient de +schrijver zich toe te leggen op begrijpelijkheid voor niet-vakgenooten, +op het vermijden van kunsttermen en van, zoo niet alle, dan toch van +zulke vreemde talen als boven het bereik van algemeen ontwikkelden +geacht worden te liggen. Het geleerde noten-apparaat late hij geheel of +nagenoeg ter zijde, maar hij moet in staat en bereid zijn bronnen en +gronden desgevraagd te noemen. Levendigheid, aangenaamheid van stijl +mogen bij dit soort literatuur worden geëischt, maar de vorm mag niet +worden verlaagd tot een bedeksel van pooveren inhoud. De uitgever, van +zijn kant, geve aan het boek een uiterlijk, dat door goeden smaak en +sierlijkheid de oogen trekt en tot lezen noodigt.</p> + +<p>Aldus opgevat, heeft populaire arbeid beteekenis. <span class="pagenum" title="5"> </span><a id="p_5"></a>Reeds omdat hij +samenvattend is, omdat hij de vruchten biedt van het onderzoek der +bijzonderheden, omdat hij de uit bronnen geputte kennis tot velen +brengt. Achter zijn met lof bekroond proefschrift over <span xml:lang="it">Christofforo +Suriano</span>, 1913, plaatste dr. P. C. A. Geyl ook deze stelling, de +XII<sup>de</sup>: „onze geschiedenis heeft dringender behoefte aan synthetische +werken—zelfs popularisatie-literatuur—dan aan bronuitgaven”. Dit +schijnt mij onwedersprekelijk. Met ontzaglijke vlijt en geleerdheid +hebben velen in de laatste jaren bronnen uitgegeven. De bewerking +van dat materiaal is nu dringend noodig, gelijk de duizenden van +spijkerschrift-tabletten in onze musea wachten op ontcijfering, +gelijk de appels in het sprookje roepen: „pluk ons, pluk ons!” Dit kan +geschieden voor vakgenooten of voor een grooter publiek. Het verschil +ligt wezenlijk in den vorm, waarin het nagevorschte wordt beschreven. +Maar op deze wijze kennis van het verledene bevorderen, komt dat niet +hun ten goede, die oprecht kennis begeeren, maar zich haar niet zelven +verwerven kunnen? Het is hetzelfde beginsel als dat van hooger onderwijs +buiten de universiteiten. Ook daarbij dreigen de gevaren van te +gemakkelijk verworven en daardoor gering geschatte kennis, van halve +kennis, <span class="pagenum" title="6"> </span><a id="p_6"></a>van verwarring van begrip en voorstelling, omdat de hoorders +het gehoorde niet in het groote verband zien, er geen aanknoopingspunten +voor hebben. Maar—al onthouden daarom velen zich van dezen, arbeid—het +beginsel vindt toch ook bij anderen warme instemming.</p> + +<p class="right ri1"><abbr title="Knappert">K.</abbr></p> + +<p><abbr title="Leiden">L.</abbr></p> + +<p><span class="pagenum" title="7"> </span><a id="p_7"></a></p> + +<h2><a id="HOOFDSTUK_I"></a>HOOFDSTUK I.</h2> + +<p class="subh2">TER INLEIDING.—DE TOESTAND IN DE 16<sup>de</sup> EEUW.</p> + +<hr class="chbegin" /> + +<p>Ieder mensch heeft eene zich al uitbreidende rij van bekende of +onbekende voorvaderen, van wier eigenschappen hij iets in eigen persoon +met zich omdraagt. Niet anders is het met het huwelijk, met die +misschien gewichtigste aller menschelijke instellingen. Gelijk wij +in onze voorrede hebben gezegd: het vrijen en het trouwen hebben eene +eeuwenlange geschiedenis, die ons het schouwspel vertoont van den +harden strijd tusschen de ongebreidelde menschelijke driften en de +maatschappelijke orde, die op wetten, zedelijke beginselen en godsdienst +gebouwd is. Toen nu onze opstand tegen Spanje voor onze vaderen op bijna +elk gebied een nieuw leven opende, zou er ook aan die geschiedenis van +het huwelijk een nieuw hoofdstuk worden toegevoegd. Want vervallen +was het gezag van den Spaanschen koning <span class="pagenum" title="8"> </span><a id="p_8"></a>in het staatkundige en van de +Katholieke Kerk in het godsdienstig-kerkelijke. Dat was eene geweldige +ommekeer, als gevolg waarvan nu ook voor het huwelijk nieuwe wetten +en vormen moesten gevonden worden. Intusschen was het oude niet +eensklaps verdwenen. Integendeel. De middeleeuwen hadden tal van +huwelijksbepalingen en trouwgebruiken met zich gevoerd, die nog uit den +tijd der heidensche Germanen waren overgebleven. De Kerk had ze wel +bestreden, maar volstrekt niet vernietigd, terwijl zij er hare eigene +wetten aan had toegevoegd. Daarvan zouden de vaderen een deel veranderen +en een deel ongewijzigd overnemen. Ook erfden zij een aantal gewoonten +en gebruiken bij vrijage en bruiloft, die vast in het volksleven waren +ingegroeid en die zij noch aanstonds konden noch wilden uitroeien. Maar +nu waren die oude Germaansche inzettingen insgelijks weder de vruchten +eener lange ontwikkeling; ze bewaarden nog herinneringen aan dien +grijzen voortijd, toen de Germanen in halve barbaarschheid leefden, +zooals de wilde volksstammen ongeveer van tegenwoordig. En zelfs daarvan +waren, hoe vreemd het klinken moge, bij het begin van ons tijdvak de +sporen niet uitgewischt. Ze zijn het zelfs nu nog niet geheel. Eindelijk +had ook de middeleeuwsche Kerk weder haar eigen verleden. Zij steunde +met haar <span class="pagenum" title="9"> </span><a id="p_9"></a>rechtspraak in moeielijke huwelijksgevallen, met hare zedeleer +en hare godsdienstige opvattingen van het huwelijk op de begrippen +van de oude Romeinen, maar vooral op de leer der oude christenen en +op die van Jezus-zelven. En in dat christendom was weder veel van de +Israëlieten overgegaan. Zoo hadden de eeuwen elkander hare schatten +overgegeven. Wel mochten wij dus zeggen, dat verloving en huwelijk hun +stamboom tot in den nacht der eeuwen terug volgen kunnen.</p> + +<p>Intusschen de lezer vreeze niet, dat wij het zóó diep zullen ophalen. Er +zal, ongezocht, in onze geschiedenis telkens van blijken. Voor ons doel +is het genoeg den toestand te schetsen, zooals hij zich bij den aanvang +onzer periode aan ons vertoont. Daar is vooreerst de Kerk, volgens wier +theorieën en practijk een goed deel der huwelijken gesloten werd. Zij +leerde, dat het huwelijk een sacrament was, „het heilige sacrament +der echtschap”, al was het dan ook het minst geestelijke der zeven +genademiddelen. Het is eene instelling tot vermenigvuldiging van wie de +sacramenten genieten, gelijk sommigen zich uitdrukten, of, anders, om +kinderen voort te brengen en op te voeden, om elkander door het leven te +helpen, en om de zonden der onkuischheid te vermijden. Het schenkt drie +genadegaven, die des geloofs, <span class="pagenum" title="10"> </span><a id="p_10"></a>de onlosmakelijke vereeniging van man en +vrouw, die van het kroost, de verwekking en opvoeding van het nieuwe +geslacht, die van het sacrament, de genade door God den gehuwden +toebedeeld. Sommige oude schrijvers, b.v. <span xml:lang="fr">Guillaume d'Auvergne</span>, bisschop +van Parijs († 1249), zien in dit laatste meer de symbolische +beteekenis van den echt, welke den echtgenooten voortdurend hunne +plichten jegens God voor oogen stelt. Want iedere ziel moet immers met +God door een geestelijk huwelijk verbonden zijn. Het concilie van +Trente, in het midden der 16<sup>de</sup> eeuw, heeft zich ook over dit +onderwerp nog eens duidelijk uitgesproken door vast te stellen, dat het +huwelijk sacramenteel was, d. w. z. onopzegbaar, zoodat noch +echtscheiding noch hertrouw geoorloofd waren, monogaam d. i. alleen +bestaanbaar tusschen één man en vrouw. Voorts heeft deze kerkvergadering +de openbaarheid van elk huwelijk geëischt („mit licht ende geluyt”) en +de openlijke ondertrouw met de drie proclamatiën—alles als van +ouds—gelijk zij de stelling handhaafde, dat de virginiteit, de +ongehuwde staat ging boven den gehuwden, waaruit volgde, dat ook het +priestercoelibaat, trots aangewende pogingen, als vroeger geboden bleef. +Nog sprak het concilie haar banvloek uit, over wie zeggen zouden, dat +aan de Kerk niet de rechtspraak toekwam over huwelijkszaken. <span class="pagenum" title="11"> </span><a id="p_11"></a>Want +huwelijksgeschillen plachten, waar het 't kanoniek recht gold, voor een +geestelijk Hof te worden gebracht, waarvan de leden priesters waren, +zoodat zij buiten wereldlijke berechting bleven. Dit alles dus was de +bevestiging, van wat reeds eeuwen had gegolden—eervolle herinnering aan +wat de Kerk had tot stand gebracht in eeuwen van barbaarschheid.</p> + +<p>Het kwaad was, dat de priesterschap ten onzent in de dagen van Karel V +diep gezonken was, gelijk tal van katholieke schrijvers ons berichten, +en ook in haar opzicht over het huwelijk deerlijk was te kort geschoten +door geen aanteekening te houden van getrouwde paren, door niet te +letten op verboden graden, door zelfs niet te vragen naar de namen van +het bruidspaar. Een enkel voorbeeld daarvan geef ik uit de verslagen van +kerkvisitatiën, door de Kerk gedaan in het bisdom Utrecht aan den +aanvang onzer periode. Hier is, in het land van Culemborg, Cornelis +Thonisz., wiens huwelijk „op eenen morgenstondt te drie uren voer den +dage in presentie van heer Peeter ende heer Lubbert (vicarissen van S. +Barbara) geschiet is, sonder voergaende geboden”. Hier is de deken van +Brielle, die des nachts, na een hartigen dronk, Berthold Cranendonck +trouwt, zonder zich dat den anderen dag te herinneren. <span class="pagenum" title="12"> </span><a id="p_12"></a>Insgelijks +in den Briel zijn Johannes Waernsz. en Maria Jansdr. getrouwd, +niettegenstaande zij elkander in verboden graad bestonden, wat ook +elders herhaaldelijk voorkomt. Het is duidelijk, dat door zulke grove +verzuimen de verwarringen vele en gevallen van verlating, bigamie en +onterving aan de orde van den dag waren.</p> + +<p><a id="cross1"></a>Het was er echter verre van daan, dat alle huwelijken aldus kerkelijk +gesloten werden, zelfs dat alleen zulke huwelijken wettig zouden geweest +zijn. Veeleer kwamen nog tal van echtvereenigingen tot stand onder +invloed van de Oudgermaansche landsrechten in de onderscheiden gewesten. +Wel had de Kerk ook daar de wijding door den priester altijd geëischt, +maar de onderwerping daaraan was toch voor de wettigheid des huwelijks +nimmer onmisbaar geacht. „Vormloos” noemden juristen en priesters zulk +een verbintenis; met dat al <a id="cross2">waren zij nog in 16<sup>de</sup> eeuw zóó gewoon, +dat geen overheid ze nietig durfde verklaren.</a> Er is ons daarom aan +gelegen deze vormlooze huwelijken nader te leeren kennen. Wij gaan +het niet in zijne oorsprongen na—enkele daarvan komen later nog ter +sprake—maar vermelden aanstonds, dat hier als beginsel gold, dat een +huwelijk tot stand kwam door den bijslaap, de copula, met openlijk +uitgesproken huwelijksbedoeling. Niet in alle <span class="pagenum" title="13"> </span><a id="p_13"></a>gewestelijke rechten +treedt dit even ver naar voren. Op de Veluwe werd den 14<sup>den</sup> December +1538 tusschen Gerrit van Wenckum en Anna van Eenschaten „een wetlijck +hijlick und echtschap” beraamd, „geslooten ende uytgesproken eer de +trouwen ende bijslaepen geschiet sinnen”. De vorm van het bericht doet +aan een uitzonderingsgeval denken. Noodig was voorts, dat het huwelijk +plaats had met kennis van de magen wederzijds. Ook had, ter versterking +der gelofte, de bruidegom handreiking te doen van een godspenning, +herinnering aan den, reeds bij den aanvang onzer periode, langvergeten +vrouwenkoop. Vandaar de uitdrukking „met den penning getrouwd zijn”. +Aldus gehuwden heetten een getrouwd man en wijf, in tegenstelling van de +door den priester getrouwden, die genoemd werden echte, getrouwde luiden +voor God en wereld. Van tal van andere symbolen bij het Germaansche +huwelijk als b.v., dat de jonge man het meisje tot zijne vrouw nam door, +in bijzijn van getuigen, zijnen mantel om haar heen te slaan, van deze +en dergelijke bekoorlijke uitingen van het levend volksrecht gebiedt +mijn kort bestek mij te zwijgen. Maar het zal de moeite loonen bij +enkele dezer huwelijken „zonder veel gelaats” (zooals Huig de Groot ze +nog noemt) tegenwoordig te zijn. Zeer zuiver vertoont het zich, nog heel +in 1575, in het verhaal van <span class="pagenum" title="14"> </span><a id="p_14"></a>Lutgertje Gemminck van Vorden. Zij getuigde +voor den schout van Zutfen, dat Gerrit Keyser haar in haar ouders huis +had getrouwd in bijzijn van magen en vrienden, met verklaring van met +geene andere te zijn getrouwd en overreiking van een Embder gulden, +waarop zij „thoe hoop” d. i. bijeen gegeven waren in een herberg „und +heeft alsus mij in miinnes vaders huess beslaepenn und XXV rijdergulden +ther morgengaven gegevenn in presentie van frunden”. Jacobus Averbeeck, +onderpastoor van Spankeren had dit huwelijk als wettig erkend. Een paar +volgende voorbeelden laten reeds iets vermoeden van eene ontaarding der +instelling, al zijn ze van nog eene eeuw vroeger. In het jaar 1470 +dwongen de broeders van Nese Dibboltsdr. te Arnhem zekeren Sander van +Huesselynck hunne zuster te trouwen, ofschoon hij dacht „noch een +geestlick man te worden”. Want toen zij hem bij hunne zuster betrapt +hadden, haalden zij aanstonds als getuigen Lijsbeth ten Wall en Henrick +ten Haige, trokken hun messen, namen knuppels in de hand, grepen Sander +vast en zeiden: „doet nu, gi moettet doch doen”. Daarop tastte Sander in +zijn buidel, nam een daalder en reikte dien aan 't meisje over, +zeggende: „neem aan”. Toen waren zij getrouwd. Ziethier nog eene andere +verklaring voor de Arnhemsche schepenbank van veel later, 1542. Zekere +Helmert <span class="pagenum" title="15"> </span><a id="p_15"></a>Hartgerff en Arend woonden samen in de herberg „de Papegey”. Op +een avond was de zoon van Arent, met name Joachim, thuis gekomen, zwaar +zuchtende. Waarop Helmert hem gevraagd had, of hij gewond was, of iemand +gewond had, of misschien iemand getrouwd had? Toen had Joachim +geantwoord, dat hij Gooszens meid getrouwd had. Daarop vroeg Helmert, +„waer myt dat hij oer getrouwet hadde? Sachte Joachym ein cleyn +pennyncksken waert gewest jnd hadde nyet voel te bedieden”. Het is +duidelijk, dat deze verbintenissen hare kracht verloren hadden en, naar +de uitdrukking-zelve van Joachim, den zoon van Arent, niet veel te +beduiden hadden: door de rechtsonzekerheid kwam er allerlei ellende van. +Wil men ook dit zien toegelicht? Te Nijkerk, men schreef al 1612, wilde +Gerrit Muilert, oud 23 jaar, huwen met Anna Henricks. Hiertegen verzette +zich Encke Aerts, zeggende, dat Gerrit haar vóór zeven jaren met een +buidel geld getrouwd had en daarna twee kinderen bij haar verwekt. Toch +ging het huwelijk met Anneke het volgend jaar door. In hetzelfde jaar +en, vermoedelijk, in denzelfden familiekring speelt nog dit +huwelijksgeval. Casiin Rengers te Nijkerk, weduwnaar, wilde in het +huwelijk treden met Claesje Henricks. Maar hiertegen kwam verzet van +Griete Aerts, zeggende, dat Casiin haar met een buidel geld getrouwd +<span class="pagenum" title="16"> </span><a id="p_16"></a>had. Zij legde een soort huwelijkscontract over, geteekend door zijne +neven. Casiin voerde hier tegen aan, dat Griete hem dien buidel in den +dronk ontnomen had en dat de neven, om een vaatje bier, dat zij hun +gegeven had, „so geattestiret”. De gereformeerde kerkeraad te Nijkerk +bracht de zaak aan bij het Hof van Gelre en dit hooge college ontzegt +Griete haren eisch en legt haar een eeuwig stilzwijgen op, niet, +let wel, omdat het Hof het schenken van den penning niet meer als +rechtsgrond wilde aanvaarden, maar omdat gedaagde had beweerd, dat de +buidel hem in den dronk ontnomen en het tegenbewijs daarvan niet +geleverd was. Griete had „haar gepretendeerde trouw nyet genouch +bewesen”. Het huwelijk met Claesje Henricks, door dit proces opgeschort, +ging 17 Maart 1616 door. Het springt in 't oog, dat de gansche, oude +huwelijkshandel, het overreiken van den penning, de kennis der magen +wederzijds, gedaald was tot een gewoon middel van verleiding, wel meest +door den man, maar dat de hooge rechtscolleges het nog als rechtsgrond +aanvaardden, als het maar wettig te bewijzen was. Werden deze +voorbeelden ontleend aan Geldersche processtukken, door den heer G. +Beernink uitgegeven, berichten uit andere oorden des lands en uit andere +kringen bewijzen evenzeer, dat nog tot op 't einde der 16<sup>de</sup> eeuw +<span class="pagenum" title="17"> </span><a id="p_17"></a>zulke „vormlooze huwelijken” geregeld voorkwamen, waarbij, buiten den +priester om, man en vrouw zich aan elkander gaven naar de oude practijk. +In Friesche doopsgezinde gemeenten b.v. was het nog a<sup>o</sup> 1550 noodig +zich hiertegen te verzetten. Wanneer, verhaalt ons een +ooggetuige<ins class="corr" id="corr3" title="Bron: .">,</ins> „twee luyden malkanderen ernstelijck ende +vastelijcken getrouwt ende daarop te samen geslapen hadden, sulcks +wierde bij der gemeynte voor openbare hoererije geoordeelt ende +verworpen”. Toch was dit een ernstig bedoeld huwelijk. Op deze +toestanden doelt ook veel vroeger, in 1530, de beroemde anabaptist +Melchior Hoffman, als hij 't heeft over het avondmaal en zegt: „Soo comt +dan de hooge Heere Jezus ende neemt een broodt, gelijck een bruydegom +een rinck ofte een stuk goudts ende geeft hemzelfs sijnder bruyt metten +brode ghelijck hem de bruydegom der bruyt gheeft metten rinck”. En iets +later: „...een aertsche bruyt, als sij van haren bruydegom den trourinck +ontfangen heeft, mach spreecken, siet daer hebbe ick mijnen bruydegom, +Jan, Claes oft Pieter”. In volle kracht vertoont zich het vormloos +huwelijk nog in 1575 in aanzienlijken kring, als de Drentsche +landschrijver Heimerich van Rossem trouwt met Swob van Roorda te Joure, +van Oudfrieschen adel. <a id="cross3"></a>In bijzijn van broeders en schoonzusters +overhandigt van Rossem haar een met <span class="pagenum" title="18"> </span><a id="p_18"></a>gouddraad bestikten neusdoek, +waarin zeventien goudstukken en twee gouden ringen, welke laatste Swob +aan haren ringvinger stak. Toen beloofde hij, dat hij haar nooit zou +verlaten, of God en de dood mochten hen scheiden (wat de vaste formule +was), de warschop of bruiloft werd gehouden en te zamen bestegen zij het +huwelijksbed, het „<span xml:lang="de">Beilager halten</span>” der Duitschers. En nu verdient het +opmerking, dat, terwijl geenerlei verdere formaliteit plaats had, toch, +bij een later gevoerd proces, tegen de wettigheid van dat huwelijk nooit +eenig bezwaar is ingebracht.</p> + +<p>Naar twee zijden leeft in den lateren tijd de herinnering voort aan de +rol, door het geldstuk bij het vormlooze huwelijk gespeeld. Aan den +eenen kant werd het (wij zagen er den aanvang reeds van) een gemakkelijk +middel tot gewone verleiding. Dat leeren ons o. a. de kluchten. In een +van 1642 zegt het bedrogen meisje:</p> + +<div class="poem"> + <div class="stanza"> + <span class="i0">„Ik heb trou van sijn hant! Wacht maar wat, ik sal iens binnen treden<br /></span> + <span class="i0">En halen de penning en latense voor je oogen sien.”<br /></span> + </div> +</div> + +<p>En nog in 1748 deze dialoog:</p> + +<div class="poem"> + <div class="stanza"> + <span class="pagenum" title="19"> </span><a id="p_19"></a> + <span class="i0">Hans: Aenvaerdt dees penningh. Stijn: En gij dees ring op trou.<br /></span> + <span class="i3">Nu sijn wij alsoo vast gelijck als man en vrouw.<br /></span> + </div> +</div> + +<p>Het oude rechtssymbool—zelf weêr herinnering aan nog ouder +toestanden—had alle beteekenis en schoonheid verloren: het deed nog +slechts zijn ontadelden dienst bij een huwelijk over den puthaak. Aan +den anderen kant werd het overhandigen van den penning eene onschuldige +bruiloftsaardigheid. Bruidegom en bruid hingen elkander de helft van een +dukaton om den hals, als het kon een, waarop de beeltenis van Ferdinand +en Isabella, omdat die elkander aanzagen—onbedoelde hulde aan deze +hoogstaande vrouw. En de goudbestikte neusdoek van Heimerich van Rossem +is niet anders dan de „knotte” van fijn neteldoek, met geldstukken er +in, soms met amoureuse rijmpjes er op—het Friesch museum te Leeuwarden +bezit er aardige—door den bruidegom der bruid aangeboden.</p> + +<p>Zoo vonden wij dan bij den aanvang onzer periode het +katholiek-kerkelijke en het vormlooze huwelijk. Doch daarmede is het +terrein der volgende geschiedenis nog allerminst voldoende verkend. In +de derde plaats moeten wij melding maken van veelvuldig ongehuwd +samenleven, of van wat wij daarvoor <span class="pagenum" title="20"> </span><a id="p_20"></a>aanzien. Want de onderscheiding +tusschen concubinaat en vormloos huwelijk zien wij niet altijd +duidelijk, wat zelfs de betrokken personen niet altijd deden. Van de +lagere geestelijkheid geldt dat niet. Wat men ten dage van Karel V hun +concubinaat noemde, was dat ook voor het kerkelijk recht, maar voor het +geweten der meesten was het een huwelijk met al de verplichtingen van +dien, gelijk o. a. blijkt uit de testamenten en erflatingen, waarin +zulke geestelijken vrouw en kinderen hunne goederen vermaakten. +Natuurlijk leefden er in wezenlijk coelibaat, maar de meerderheid van +den lageren clerus was „gehuwd” en „ofschoon zij”—naar de treffende +woorden van den martelaar Angelus Merula—„hunne concubinen geen +echtgenoot durfden noemen, hielden zij haar toch als zoodanig in eere”, +of, om met een hedendaagsch grondig kenner der middeleeuwen te spreken, +Mr. S. Muller Fz., „de vrouwen, met wie de middeleeuwsche lagere +geestelijken leefden, waren niet de slachtoffers eener oogenblikkelijke +zwakheid, neen, zij waren in waarheid de levensgezellinnen dier +priesters, en de kerk mocht ze in voorbijgaande vlagen van rechtzinnige +strengheid „concubijnen” schelden, de term „<span xml:lang="la">clerici uxorati</span>” (gehuwde +priesters) wijst op een geheel anderen band”. Hier is bovendien nog eene +onderscheiding te maken. De majorist, <span class="pagenum" title="21"> </span><a id="p_21"></a>d. i. de geestelijke, die de +hoogere orden ontvangt, vooral diaconaat en priesterschap, kan geen +geldig huwelijk aangaan. Zijn kind is dus een „<span xml:lang="la">filius sacrilegus</span>” (in +misdaad geboren). Maar de minorist, die de lagere orden ontvangt, legt +geene gelofte van kuischheid af, hij mag een huwelijk sluiten en vandaar +tal van „<span xml:lang="la">clerici conjugati</span>” gehuwde, niet tot priester gewijde, +theologen, die wel b.v. aan het hoofd eener parochie-kerk mochten staan, +maar geen mis lezen en biecht hooren. Zoo was b.v. Rudolf Agricola (geb. +17 Februari 1444) de „<span xml:lang="la">filius naturalis</span>” van zulk een lageren clericus, +maar—ongehuwd, en daarom was Rudolf toch buitenechtelijk geboren, wat +toen niet zoo groote smet werd geacht. Voor ons doel is het genoeg vast +te stellen, dat bij den overgang naar den nieuwen tijd ten onzent tal +van (niet kerkelijk) gehuwde geestelijken gevonden werden. Gingen zij +tot de nieuwe leer over, dan haastten zij zich nog niet altijd wettig te +huwen. Wel gold de bepaling, dat zij niet tot den kerkedienst zouden +toegelaten worden, tenzij zij „hunne concibinen of onechte vrouwen +zullen getrouwd hebben”, maar nog in 1601 bereikt ons eene klacht uit +classis Nijmegen, dat „sommige predikanten nog niet legitime met haeren +wijven getrouwd” zijn.</p> + +<p>Al noemden wij de onderscheiding tusschen een <span class="pagenum" title="22"> </span><a id="p_22"></a>vormloos huwelijk en +ongehuwd samenleven niet immer gemakkelijk, dat er ook veelvuldig +uiterst losse verbintenissen voorkwamen, waarvoor de naam concubinaat te +goed is, ligt voor de hand. Want maar zeer langzaam hebben de neigingen +tot veelwijverij van den man zich door wet en gewoonte tot monogamie +laten dwingen, en herhaaldelijk ontsprong de onderdrukte natuur nog aan +den band der maatschappelijke orde. Ter toelichting geef ik weder een +paar bladzijden uit de Nijkerksche doop- en trouwboeken, wel wat later +dan den eigenlijken aanvang onzer periode, nl. 1597 en volgende jaren, +maar in hare simpelheid zeer teekenachtig. Aldus:</p> + +<ul> +<li>3 Februari 1597 gedoopt:<br /> +Wolter, vader Maes Wolters, moeder Geert Reimers.</li> +<li>6 Mei 1599:<br /> +Wolter, vader Maes Wolters, moeder Aertgen Lamberts;</li> +<li>25 Nov. 1599:<br /> +Tijs, vader Maes Wolters, moeder Geert Reimers;</li> +<li>30 Juli 1601:<br /> +Coep, vader Maes Wolters, moeder Aertgen Claes;</li> +<li>5 Aug. 1602:<br /> +Reimer, vader Maes Wolters, moeder Niesgen Reimers.</li> +</ul> + +<p><span class="pagenum" title="23"> </span><a id="p_23"></a></p> + +<p>Van deze vier vrouwen is Aertgen Claes de verkoren bruid, met wie Maes, +26 Juni 1603, huwelijksgeboden laat gaan. Echter staat daar in het boek +achter: „<span xml:lang="la">non fuere copulati</span>” (zij werden niet getrouwd). Dit is later +weêr doorgeschrapt, „mogelijk,” teekent de uitgever dezer bescheiden +terecht aan, „na eene echtverbintenis op het sterfbed”. Van zoo mogelijk +nog losser zeden spreekt deze eenigszins ingewikkelde geschiedenis: 30 +November 1595 huwelijksproclamaties tusschen Elbert Claes en Rickge +Hertgens; 17 April te voren was hun zoon Claes gedoopt. 30 Augustus 1596 +weder een kind en 31 December 1598 een derde. 18 Februari 1599 gaan nu +de geboden tusschen deze Rickge Hertgens en Reynier Hendricksz. te +Putten, wat niet verhindert, dat in 1601 en 1603 twee kinderen gedoopt +worden van dezelfde Rickge en (weder van) Elbert Claes. Daarna huwt deze +laatste eene rijke weduwe, die hem een zoon Thomas en daarna nog vier +kinderen schenkt. 16 Aug. 1607 staat dan Reynier te Putten bij den doop +als vader van Paul, zonder vermelding van de moeder, maar 9 Augustus +1612 staat hij te Nijkerk in dezelfde hoedanigheid over een zoon Nael, +waarbij thans als moeder wordt aangeteekend zoowaar alweder Rickge +Hertgens. Zoo hield dan, zegt de uitgever ook van dit stuk, dit +wisselzieke vrouwmensch het tweemaal met den <span class="pagenum" title="24"> </span><a id="p_24"></a>een en tweemaal met den +ander. Genoeg intusschen van deze dingen. Nog korter kan ik zijn over de +eigenlijke prostitutie, over de deernen, „die in 't gemeene leven zaten, +om goede gezellen te gerieven”, meestal dicht bij de stadswallen, +gelokaliseerd, door tal van keuren beperkt, nooit bedwongen. Het +onderwerp, op zichzelf van belang en met veel literatuur, eischt hier +geene nadere beschrijving.</p> + +<p>Te midden nu van deze van ouds bestaande huwelijkstoestanden verschijnt +als nieuwe macht het protestantisme. De Hervorming heeft zeker niet, als +bij tooverslag, alle dingen vernieuwd, laat staan verbeterd—op ons +gebied heeft zij ingrijpende veranderingen tot stand gebracht. Ook +dienen wij oog te hebben voor het verschil tusschen de onderscheidene +protestantsche groepen, lutherschen, anabaptisten, zwitsersche +gereformeerden, nederlandsche sacramentisten, calvinisten—maar op één +gewichtig punt stemmen zij allen overeen: zij breken met den ongehuwden +als verheven boven den gehuwden staat en dus ook met het +priestercoelibaat. Zij ontnemen aan het huwelijk zijn sacramenteel +karakter, maar prijzen het meteen als den door God gewilden staat voor +ieder. Een van de schoonste en treffendste pleidooien voor het huwelijk +door een hervormer is <span class="pagenum" title="25"> </span><a id="p_25"></a>de brief, waarin <span xml:lang="de">Heinrich Bullinger</span> in 1527 +aanzoek doet om de hand van <span xml:lang="de">Anna Adlischweiler</span>, <ins class="corr" id="corr4" title="Niet in Bron.">een </ins>brief +dien men niet zonder ontroering en bewondering lezen kan. Dit is +inderdaad van verreikende gevolgen geweest, wat te erkennen niet blind +behoeft te maken voor de schaduwkanten. Luther—zijn invloed in ons land +bleef trouwens tot kleine kringen beperkt—gaf in 1519 zijne „<span xml:lang="de">Sermon +über den Ehestand</span>” (2<sup>de</sup> Zondag na Epifaniën, Joh. II 1–11, +bruiloft te Kana), waarin hij nog geen partij kiest voor of tegen den +ongehuwden staat, maar reeds de zedelijke waarde des huwelijks ziet in +het niet slechts verwekken van kinderen, maar ook hen opvoeden tot Gods +eer. Van 1522 is zijn „<span xml:lang="de">Sermon vom ehelichen Leben</span>”, van 1523 zijne +uitlegging van 1 Kor. VII en van 1524 zijn geschrift „Dat ouders hunne +kinderen niet tot een huwelijk dwingen mogen”. Hier veroordeelt hij den +ongehuwden staat, als mogelijk alleen voor enkele hooge geesten, voor +verreweg de meesten is hij bron van alle kwaad. De natuurlijke drang der +beide geslachten tot elkander vindt in het huwelijk op Gode welgevallige +wijze voldoening en is even onergerlijk als eten en drinken. Al heeft +Luther's plastische wijze van uitdrukking hem onwaardige beoordeeling op +den hals gehaald, het is waar, dat hij de voldoening der geslachtsdrift +als huwelijksdoel <span class="pagenum" title="26"> </span><a id="p_26"></a>zeer op den voorgrond stelt, dat hij, in zijn +polemiek tegen het huwelijk als sacrament, te weinig waarde hecht aan de +officiëele huwelijkssluiting, het vormloos huwelijk toelaat, al is het +ook waar, dat hij later strenger de openbare verloving en +huwelijksverklaring eischt. Uitspraken, waaruit blijkt, hoe hij de vrouw +achtte, zijn er vele; toch handhaaft hij in krasse termen de +onderdanigheid van de vrouw aan den man. In dat opzicht overtreft +Calvijn hem nog. Ook hij prijst het huwelijk boven het coelibaat, maar +tegelijk is de vrouw den man onderworpen, in zijne macht gegeven, zij +blijft in de schaduw, oefent geen invloed in het openbaar. Zijn warme +aanhanger en leerling <span xml:lang="en">John Knox</span> gaat nog verder in zijne veroordeeling +van „<span xml:lang="en">the imperfections of women, their naturall weaknes and inordinat +appetites</span>”. Anastasius Veluanus, de zuiverste vertegenwoordiger van de +Nederlandsch-reformatorische richting, zegt in zijn „Der leken +wechwijzer” (1554) vooreerst, dat uit den bijbel duidelijk de heiligheid +van dezen staat blijkt. Het doel des huwelijks is ook hem het verwekken +van kinderen, die „kynder Godes unde erffgenamen des hemels sijn +sollen”; voorts het middel om onkuischheid te mijden, want de „bekorende +natuyr” laat zich niet verdringen; eindelijk is ook hem het huwelijk +„een figuir des geestelicken echten staets <span class="pagenum" title="27"> </span><a id="p_27"></a>tusschen Christus und onse +gelovige sielen”. Over het huwelijk geeft hij voortreffelijke +voorschriften, vol fijne gedachten, hij is gekant tegen het huwen „in +heymelicken winckelen” (hoeken), daar men er toch in 't openbaar in +leven moet, fel bestrijdt hij het priestercoelibaat: „het is God +hoichlic bekoren” en verdedigt den gehuwden predikantenstand. De +denkbeelden van Veluanus zijn van groot belang en zeker in deze landen +van invloed geweest. Maar reeds een dertig jaar vroeger, in 1525, hoor +ik den Noordnederlandschen martelaar „Dirck die rode cuper” dezelfde +beginselen over de heiligheid des huwelijks ook voor den priester +verdedigen, als hij verlangt, dat „een priester een echte wijff met +kynde hebben moet eer dat hij ten outare gaen mach ende een bisschop +seven jaeren in den echtelicken staet sal geweest sijn eer hij bisschop +werden mach”. Wat eindelijk de anabaptisten aangaat, in ons land zulk +eene machtige protestantsche strooming, de meeste hunner secten en +groepen hebben het eerbaar, monogamisch huwelijk met kracht voorgestaan +en in hunne kringen in practijk gebracht. Slechts de beruchte, +dweepzieke munsterschen en naast hen de davidjoristen en de batenburgers +hebben in den aanvang d. i. om en bij 1535 tot 1545 de veelwijverij in +theorie verdedigd en in de practijk toegepast, aldus naar de woorden +<span class="pagenum" title="28"> </span><a id="p_28"></a>van Obbe Philipsz., „die Echte op rollen” zettende. Maar dit was eene +korte verdwaasdheid.</p> + +<p>Al hebben wij, zij 't zeer in 't kort, op deze wijze recht laten +wedervaren aan de verschillen onder de protestanten, wij zijn +verantwoord, zoo wij nu ook ten slotte nog eens samenvatten en +onderstreepen wat zij gemeenschappelijk als nieuwe beginselen en +invloeden brachten op het terrein van het 16<sup>de</sup>-eeuwsche huwelijk, dat +wij thans, al was 't vluchtig, hebben verkend. De hervorming brengt de +afschaffing van het priestercoelibaat. De gehuwde staat is edeler dan de +ongehuwde. De vrouw wordt in haar eer hersteld; zij is niet langer, naar +middeleeuwsche kerkleer, eene verlokking tot het booze: haar lichaam als +een vuur, uit haar oogenvensteren gluurt de dood; zij is niet langer, +als voor de strenge devoten, de belichaming der zonde, verderfelijk +boven alles, de poort der hel—wel te verklaren uit die ascese, die is +angst om der ziele zaligheid, welke men op geen beter wijze wist te +redden dan door de natuur in haat te hebben, met dat al de vrouw +verlagend tot een minderwaardig schepsel van lagere natuur. Het +protestantisme schept den gehuwden geestelijke, bouwt de pastorie als +middelpunt van het gemeenteleven, waaruit in de volgende tijden (alsof +de natuur zich wreken wilde over zoo langdurige verguizing <span class="pagenum" title="29"> </span><a id="p_29"></a>en +terugzetting) zoo tal van groote mannen zijn voortgekomen, het brengt de +vrouw den man nader, tot zijn hulp geroepen. En het is, alsof zij zich +aanstonds opmaakt, om de plaats, haar ingeruimd, te bezetten. Zij zijn +opgeheven uit de lagere wereld der zondige dingen, welnu zoo willen zij +naast hare echtgenooten staan in den strijd. Het is opmerkelijk, hoe +vele vrouwen men tegenkomt op de bladzijden onzer martelaarsboeken, in +de doopersche het meest. Toen Felistis Jansdr. in 1553 te Amsterdam zou +verbrand worden „sag mense opt schavot komen suyver in de kleederen en +een wit schortekleed voor... also heeft zij hare offerhande gedaan”. Het +is mij als een zinnebeeld van de vreugde, waarmede zij haar aandeel in +het lijden voor nieuwe goederen op zich namen. Roemt vrij de naïeve +godsvrucht, de geduldige zelfverzaking van de vrouwen der moderne +devotie in de vóór-reformatorische eeuw! Hooger staan prediking en +practijk der hervorming, waardoor het der vrouw vergund werd in gezond +en natuurlijk samenleven naast den man te staan en zij, uit de +duisternis der vernedering, treden mocht in het licht van voller +waardeering.</p> + +<p>Ons eerste hoofdstuk is ten einde. Wij hebben het terrein verkend, +zooals het zich in ons vaderland van de 16<sup>de</sup> eeuw ten opzichte van +het huwelijk aan <span class="pagenum" title="30"> </span><a id="p_30"></a>ons voordeed. Oude en nieuwe elementen, theorieën en +rechtspractijken, gebruiken en idealen zijn te zamen gekomen. Wat zal +uit die mengeling geboren worden? <a id="cross4">Tegenover welke taak staat het nieuwe +geslacht?</a> Welke vormen zullen staat en kerk de verloving en het huwelijk +doen aannemen? Zietdaar vragen, waarop de volgende bladzijden het +antwoord zullen moeten geven.</p> + +<hr class="chend" /> + +<p><span class="pagenum" title="31"> </span><a id="p_31"></a></p> + +<h2><a id="HOOFDSTUK_II"></a>HOOFDSTUK II.</h2> + +<p class="subh2">DE VRIJAGE.</p> + +<hr class="chbegin" /> + +<p>Tot alle vereeniging, van het wettig huwelijk af tot de losse +verbintenis toe, leidt de vrijage. Het is de werving van den man om de +begeerde vrouw. Vrijen beteekent ook het minnelijk omgaan met elkander +van twee gelieven, maar ieder voelt in de taal het verschil tusschen +„vrijen om” en „vrijen met”, gelijk bij Petrus Stastok's eerste +minnekoozerij, zoo wreed door Rudolf van Brammen verstoord, de jongeling +<i>met</i> Koosje van Naslaan vrijde en misschien wel den moed zou gehad +hebben later <i>om</i> haar te vrijen, als de jonge wijnkooper uit de +naburige stad hem niet vóór geweest ware. Wie eene stad wil innemen moet +haar belegeren, wie de bruid voor zich wil innemen moet om haar vrijen +en aan de vrijage ontkomt alleen hij, die met voorbedachten rade het +huwelijk mijdt. Zóó waren er ook onder de vaderen, <span class="pagenum" title="32"> </span><a id="p_32"></a>die hun goeden raad +te berde brachten en uitriepen: „gij, o, geluckige, die noch buyten dien +grouwelijcken staat zijt, schrik voor dezelve. Schu een vrou veel +meerder als de vissen den angel!” Onze letterkunde bewaart—het is waar +niet op hare fraaiste bladzijden—lange, berijmde samenspraken tusschen +een „huwelijksbeminnenden Jacob” en eene „echthatende Maria” en andere +grove en zoutelooze polemiek tegen het huwelijk. Maar gelukkig hield de +natuur het tegen het „contra” met het „pro” en de grove scherts van het +voorgeslacht spaarde zelfs de verlangende, oude vrijster niet, die op 5 +December vroeg:</p> + +<div class="poem"> + <div class="stanza"> + <span class="i0">„O, Sunter klaasje, goed-heylig-man<br /></span> + <span class="i0">Trek erais je beste, moye tabbert an!<br /></span> + <span class="i0">Wat was ik in mijn schik...”<br /></span> + </div> +</div> + +<p class="noi">volgt eene plastische omschrijving van den huwelijken staat. +Althans leeft hier nog de, sedert verloren, herinnering aan den H. +Nicolaas als den „hijlic-man”, den huwelijkssluiter, sinds tot „heilig +man” verbasterd.</p> + +<p>De vrijage dan, de bruidswerving, in haren wezenlijken aard zichzelve +door de eeuwen heen gelijk gebleven, vertoont in hare vormen eene +oneindige wisseling. Wij zwijgen van den grijzen vóórtijd, waarin +volgens de meesten nog geen huwelijk, waarin de <span class="pagenum" title="33"> </span><a id="p_33"></a>agamie was, de +volstrekt ongeregelde geslachtsmenging, waarbij vrijage en huwelijk in +één oogenblik samenvielen en in één oogenblik ook weêr voorbij gingen. +Wij spreken evenmin van het roofhuwelijk, waarbij ook moeielijk aan +voorafgaande vrijage te denken valt, zeker niet bij dien ouden vorm, +dien wij nog kennen uit het verhaal van den roof der meisjes van Sjilo +door de Benjaminieten, of uit dat van den Sabijnschen maagdenroof door +de mannen van Romulus, in beeld gebracht door Bologna en later door +Begas, of uit de verzen van Homerus, als hij zingt, van wat Hephaistus' +kunst op het gedreven metaal van het schild van Achilles aanbracht:</p> + +<div class="poem"> + <div class="stanza"> + <span class="i0">„Bruiden, bij 't vlammende licht van de fakkels geroofd uit de slaapzaal,<br /></span> + <span class="i0">Werden gevoerd door de stad.”<br /></span> + </div> +</div> + +<p>Al even weinig sprake van vrijage in onzen zin is er bij het +koophuwelijk in dien ruwen vorm, waarin het zich o. a. vertoont—mogen +wij Herodotus gelooven—in de dorpen van het oude Babylonië, waar de +huwbare meisjes werden bijeen verzameld op de markt, de mannen om haar +heen. Een heraut bood ze te koop aan, bij de schoonste te beginnen. Zij +werden verkocht om te huwen (dus niet als slavinnen). <span class="pagenum" title="34"> </span><a id="p_34"></a>En zoovelen als +er rijk waren onder de trouwlustigen joegen elkander op en kochten de +schoonsten. De leelijken werden toegewezen, aan wie met de kleinste som +te tevreden waren. Ruwer en wreeder kan het bezwaarlijk. Daarentegen +treedt de vrijage duidelijk naar voren bij de „Jacobshuwelijken”, zoo +genoemd naar Jacob, die tweemaal zeven jaren diende om Rachel, want hier +moest de vrijer dienen om de bruid, of proeven afleggen van kracht of +behendigheid. Onze Oudgermaansche sagen bewaren ons den dichterlijken +trek, dat de koninklijke vrijer zich vermomt en zich uitgeeft voor den +bode zijns konings, aldus het paleis der begeerde prinses betreedt en +zich door eigene heldendaden en die zijner dienaren, of door een lied of +een geestig woord openbaart en de koningsdochter tot vrouw krijgt. <a id="cross5">In de +longobardische sage van „Authari's bruidswerving”</a> maakt de vermomde +koning zich bekend door de kracht, waarmede hij zijn bijl in een boom +vastwerpt. In de latere, op deze steunende, Thidhrekssage behaalt de +(weder vermomde) koning Osantrix een reeks van overwinningen op koning +Melias van Hunnenland. Dan wordt diens dochter Oda vóór hem gebracht. +„Toen zette de koning Osantrix haren voet op zijn knie en deed er een +zilveren schoen aan en hij paste, alsof hij voor haar gemaakt ware.” +Hetzelfde geschiedt met een gouden schoen. „Toen <span class="pagenum" title="35"> </span><a id="p_35"></a>streek de prinses zich +over haar been en zeide, terwijl zij opzag: o God in den hemel, wanneer +zult gij mij zoo genadig zijn, dat ik mijnen voet alzoo op den troon van +koning Osantrix zetten mag? Toen lachte de koning en zeide: heden reeds +is het de dag, waarop God u zoo genadig is, dat gij uwen voet op den +troon van Osantrix, den koning van Wilkinenland, zetten moogt. Toen +bespeurde zij dat koning Osantrix zelf gekomen was en ontving hem +vriendelijk.” Om mijn kort bestek kan ik hier nog slechts één voorbeeld +van zulk een vrijage bijvoegen, de allerbekoorlijkste anecdote van +Theudelinde, de jonge weduwe van den genoemden Longobardenkoning +Authari. Zij zal hertrouwen, en reist haren aanstaanden gemaal Agilulf +tegemoet. Zelve reikt zij hem den welkomstbeker. „Toen hij den beker van +haar aannam en daarbij eerbiedig zijne lippen op hare hand drukte, +lachte de koningin en bloosde en zeide: hij behoefde hare hand niet te +kussen, daar hij haar wel een kus op den mond geven mocht.” Wel terecht +heeft Gibbon het in Boccacio gelaakt, dat hij in eene zijner +vertellingen, den naam dezer Theudelinde bezoedeld heeft. Maar genoeg +van deze oude vrijages.</p> + +<p>Het ligt voor de hand, dat hoe meer de vrouw steeg in de achting der +mannen, hoe verder zij zich bevrijdde (of bevrijd werd) uit den staat +harer slavernij, <span class="pagenum" title="36"> </span><a id="p_36"></a>hoe meer zij zich harer waarde bewust werd, ook de +vrijage grooter inspanning, fijner overleg, geduldiger toewijding +eischte, terwijl zij bovendien haar aandeel verkreeg van de zachter +wordende zeden. Maar altijd behield zij naar haren aard het karakter van +voor-zich-willen-veroveren, als het belegeren van eene vesting, als +(naar het woord van prof. Van der Vlugt) „eene taktische kunst met hare +duizend regelen en conventiën”. Zoo spreekt Breêro van de vrijage:</p> + +<div class="poem"> + <div class="stanza"> + <span class="i0">„... Dan wert benadert en becingelt stracx de stee<br /></span> + <span class="i0">Met loopgracht en met schans, met weeren en bolwerken...”<br /></span> + </div> +</div> + +<p class="noi">en Johan de Witt laat zijn neef Jacob de Graaff den raad geven, +dat hij zijne uitverkorene „met een jeuchdich ende brandendt hardt sal +moeten comen aborderen, niet negligerende all 't gene de jeucht wat in +'t ooge loopt als van cierlijcke kleederen etc.” Dit laatste behoefde +niemand hun te raden: in zijn beste plunje gaat de vrijer tot den aanval +over, wandelt langs het huis zijner godin, bindt, te schemeravond, ter +sluik bloemen aan den deurklopper, staat bij het uitgaan der kerk aan de +deur om (mocht het zijn!) liefjes groet te ontvangen. Hij kent de kracht +van kleine geschenken, vergezeld van briefjes en <span class="pagenum" title="37"> </span><a id="p_37"></a>verliefde rijmpjes, en +soms waagt hij openlijker aanval en huurt een troepje speelluiden en +brengt eene serenade voor het gesloten huis in de maanverlichte straat: +schuift eene kleine hand daar even het gordijntje ter zijde en zien de +oogen zijner koningin met welgevallen op den verlangenden jongman neder? +Voorts behoeft niemand hem te leeren, dat hij de ouders zijne hulde +betoonen moet, dat hij, als zij des avonds op de stoepbank onder de +luifel een luchtje scheppen, met breeden armzwaai den geveerden hoed +lichten en met een hoffelijk woord hen aanspreken zal. Misschien kan +hij, als één hunner hem reeds genegen is, daardoor ook het hart des +anderen vermurwen, gelijk wederom Johan de Witt van zijne eigene vrijage +om Wendela Bicker vertelt, dat hij door „de genegentheydt van de vaeder +'t geluck gehadt (heeft) de groote scrupule van de moeder te +surmonteren”. Is de lieve lente in 't land gekomen, dan vraagt de +minnaar het meisje een ganschen dag met hem uit spelevaren te gaan, +vriendinnen en vrienden zijn van de partij, de wagen met de „dappere +dravers<ins class="corr" id="corr5" title="Niet in Bron.">”</ins> komt voor of de schuit wordt afgehuurd, en dan is er, in +de vrije natuur, naar 's lands zeden, overvloedig gelegenheid den aanval +te wagen op het hart van Dafne of Amaryl, met harten snijden in gladden +beukenstam, met grasjes knoopen als symbool <span class="pagenum" title="38"> </span><a id="p_38"></a>van den huwelijksband, met +letters vlechten uit buigbare bloemstengels. Voor handtastelijker +vrijage deinsden de 17<sup>de</sup>-eeuwsche jongelieden niet terug, bij iederen +eenboogsbrug of heul klonk het „heulen, heulen” en was er het zoet +gespeel van graag gezochte en niet te spijtig toegelaten kussen, en aan +het zeestrand greep de vrijer het meisje om het middel en droeg haar een +eindweegs de golven in, om het „soete, onnoosele dier” daarna met „sant +te zouten”, weinig arcadische galanterie naar onzen smaak in het +Batavisch arcadia der vaderen, niet door allen goedgekeurd, maar als +proeve van kracht en behendigheid toch wel heimelijk toegejuicht. +Helaas, dat „Draag Roosje nu in zee” het arme kind, in Bellamy's bekend +gedicht, het jonge leven kostte. Binnenshuis, bij winteravond, waren de +kansen niet minder schoon en tal van gezelschapsspelen, vrijer en +<ins class="corr" id="corr6" title="Bron: osser">losser</ins> dan onze preutscher tijden zouden toestaan, +gaven aanleiding tot niet te misduiden liefdesverklaring en tot, bij +vooruitbetaling, al vast ontvangen van het loon.</p> + +<p>In dit raam van algemeenheid passen nu de tallooze vormen. De aard der +vrijage staat onder den invloed van plaatselijke zeden en gewoonten, +zooals in het noorderkwartier en op Texel nog tot ver in de 18<sup>de</sup> eeuw +de nachtelijke bezoeken, het kweesten, <span class="pagenum" title="39"> </span><a id="p_39"></a>wat eigenlijk reeds niet meer is +„vrijen om”, maar „vrijen met”, waarbij het „Galathea, zie de dag breekt +aan”, uit hoofscher (en Hooft-sche) kringen, ook menige boersche nymf +opschrikte, waarom het ook krieken heette en <span xml:lang="de">Grabner</span>, een Duitsch +reiziger ten onzent aan 't einde der eeuw, deftig zeggen mocht: „<span xml:lang="de">Nicht +Hesperus sondern der Morgenstern ist daselbst der Stern der Liebe</span>”. +Overigens is het duidelijk, dat dit kweesten, waarbij de vrijer bij het +meisje te bed ligt, door een deken gescheiden, samenhangt met de +Duitsche <span xml:lang="de">„Kommnächte”, „Probenächte”</span>, zooals ze vooral in Zwaben, in het +Zwarte woud voorkomen, zede, die den minnaar vergunt om, tegen het +venster harer slaapkamer opgeklommen, enkele uren van de nacht bij de +geliefde door te brengen, zede, die op haar beurt wederom gelijkenis +heeft over de gansche aarde en reeds door den Pruisischen raadsheer <span xml:lang="de">F. +C. Fischer</span> (1780) is onderzocht, door <span xml:lang="de">Grupen</span> (1748) en vele anderen. Van +eerbaarder en zediger vrijage bewaart de geschiedenis menig getuigenis. +Hoe bescheiden en ingetogen is Johan Schoorl de schilder +(1495–1562), die als leerling werkzaam is bij Mr. Jacob +Cornelisz. van Amsterdam. Deze meester had een „seer fraey dochterken +van twaelf jaer. Ende alhoewel deses vrouwmenschen aerdighe +bevallijckheid Schoorels herte in liefde verwonnen <span class="pagenum" title="40"> </span><a id="p_40"></a>hadde”, hij bedwong +zich om haar jeugd, reist naar verre landen, en laat de kans op een goed +huwelijk voorbijgaan, omdat het „Amsterdamsche dochterken hem +geschildert was van der liefde godt in 't herte, waervan hij altijt de +prickelinge bevoelende, niet en dacht dan om in consten volcomender te +worden, opdat hij eyndlinghe tot sijn begheerte mocht comen: door welcke +vijericheyt hij veel ghevordert heeft, schijnende of liefde consten doet +leeren”. Helaas, toen hij na vele jaren terugkeerde, was het meisje de +vrouw van een ander.</p> + +<p>Met welgevallen herinnert men zich de vrijage van Dirk Rafels +Camphuysen, den remonstrantschen predikant, den dichter, den later zoo +rampzaligen balling. Wij bezitten van hem eene biografie, door zijne +vrouw gedicteerd en dr. Rademaker, die hem vóór enkele jaren afdrukte, +maakte de menschkundige opmerking, dat de inhoud de wezenlijke +schrijfster aanwijst: hare vrijage en haar huwelijk teekent zij +uitvoerig, aan dien gelukkigen tijd dacht zij gedurende haar 41-jarig +weduwschap herhaaldelijk terug. Camphuysen dan studeerde te Leiden, in +1608, en sloot daar vriendschap met Joh. van Alendorp, een Dordtschen +predikantszoon. „Het gebeurde”, aldus dicteert de weduwe, „dat Johannis +soude vertrecken, en sijn suster Anneke komt tot Leyden, om het goet +<span class="pagenum" title="41"> </span><a id="p_41"></a>van haren broeder bij een te pakken... op dese tijd kright C. de eerste +kennis aen dese Anneke en hij sedert die tijd al te met eens na +Dorderegt trock, om te besoeken hetgeen hij beminde... en hij brengt het +soo verde, dat hij met haar in beloften raakt, sulcks dat C. 's morgens +eerst ernstig naar sijne wijse den Alderoppersten gesmeeckt en gebeden +hadde op sijn kamer om wijsheit in dese hoog wigtijge saack; hij quam +bij Anneke haar aanpresenteerende seekeren penning, die hij haar op trou +gaf”. Dan wordt hij gouverneur bij Gideon van Boetselaar, heer van +Langerak, „wat hij niet soude gedaen hebben had hij sijn huwelijck +moogen voltrekken met de verloofde”. Want de moeder onthield haar +toestemming, omdat C. arminiaansch was. Hij was bij de Boetselaars +geacht „als Jozef in 't hof van Farao” en zij trachtten hem uit te +huwelijken aan „een joffer van groot qualyteit”. „Maar alsoo het +knagende geweeten van C. nog niet geheel en was verstorven (<a id="cross6">gelijk +sommige ongestadige minnaers niet veel passchen op haar woorden en +beloften, die sij aan eenige vrous persoonen gedaan hebben</a>), soo is hij +oock in desen een exempel geweest van volstandigheit in sijne woorden. +Hij ondertusschen, denckende op middelen om te met een oog als woort te +hebben van het geliefde, quam het juist te gebeuren, dat de <span class="pagenum" title="42"> </span><a id="p_42"></a>gouvernante +van 't hof quam te trouwen ende, mevrouwe verlegen sijnde, conseleerde +met C., die sijn slag in dese waar nam en zeyde: kont gij die dogter +krijgen (noemende Anneke van Alendorp) ik meen, dat gij 'n contentement +in haaren dienst sout nemen; de joffer staat het toe en belast C. een +brief daer na toe te senden, daer toe hij hem met weynig woorden liet +bewilligen. Sij, den brief ontfangende en den inhoud verstaande, +resolveert om voor goevernant te dienen, want de moeder viel haar vrij +hard en was haar dagelijks aan, om het huwelijk te beletten. Maar gelijk +een welgebouwd hof voor geen stormwind en plasregen komt te buigen,” +(denkt Anneke hier aan C.'s „Uytbreydingh over Ps. CXXV”:</p> + +<div class="poem"> + <div class="stanza"> + <span class="i0">Wat winden dat er ruyschen, wat regen dat er plast,<br /></span> + <span class="i0">Het hooge huis van Sion staet onbeweeght en vast..?)<br /></span> + </div> +</div> + +<p class="noi">„soo heeft hem ook de ongeveinsde liefde gedragen. De heer en ook +de anderen, om geen dink minder denckende, krijgen ondertusschen groot +behaagen in dese dienstmaagd en C. had een groote lof behaalt, in voegen +hem den heer nog een rosenobel vereerde voer zijn moeyten.” De rest laat +zich denken. De stille minnehandel wordt ontdekt, men poogt de gelieven +tegen elkander op te zetten, C. vraagt om <span class="pagenum" title="43"> </span><a id="p_43"></a>uitlegging en doet of hij +niets meer van haar weten wil „singende overluid een deuntje gelijk de +jonge minnaers ende hovelyngen gewend waren”. Maar zij gaat hem na, +„vernieuwende hem alles wat se om sijnentwil al had geleeden en +uitgestaen, daer van sijn gemoet ten volle overtuigd was”. De verzoening +is volkomen, hij verlaat het kasteel, zij „passeert van den dienst” en +na nog een aantal lotgevallen, waarbij C. „vol moets en coragije is, +denckende dat geen see te hoog gaan en mogt, als hij maar dat mogt +genieten, daar alle hartstogten op gevallen scheenen”, trouwen zij +eindelijk den 11<sup>den</sup> April 1613. Het is een verhaal als een sprookje, +deze toch zuiver historische vrijage, al kan men er helaas niet +bijvoegen, dat zij „daarna nog lang en gelukkig hebben geleefd”.</p> + +<p>Even zedig, even eerbaar was een eeuw later de „burgerlijke vrijage” +tusschen Kobus en Agnietje, ons door Justus van Effen verhaald in zijn +„Hollandschen Spectator”, vertoogen, die aan hun levendigen verhaaltrant +de eer danken van hunne plaats in tegenwoordige bloemlezingen. De +bescheiden en schuchtere vrijage van den braven Kobus, die met een +grachtje om en een paar bange kusjes al den koning te rijk is +(voorloopig!), is zeker een aardig schilderijtje van 18<sup>de</sup>-eeuwsche, +burgerlijke zeden, waaruit de vroegere, <span class="pagenum" title="44"> </span><a id="p_44"></a>dartele en onbeschroomde +vrijpostigheid, die wij nog in de 17<sup>de</sup> eeuw bij den vrijer bespeuren, +geweken is—voorzoover wij dat nu nog kunnen uitmaken. Zeker vermeed men +in de 18<sup>de</sup>, in de kringen ook der patriciërs, de grove uitingen eener +bloedrijke verliefdheid, en de wijze, waarop een galante petit-maître +vrijt om de charmante godin van zijn hart, in de saletten, bij het +speeltafeltje, is van eene onnatuurlijke gemanierdheid. Degelijk, +oprecht, maar wat statig en koel is de vrijage in de kringen, die 't +hart hebben van de juffrouwen Wolff en Deken, zooals van den kolonel Uto +van Sytsama om de bedachtzame Coosje Veldenaar, die voorloopig zijn +aanzoek afwijst: „Mijn hart is vrij” antwoordt zij hem, „maar ik heb +geene de minste overhelling om van staat te veranderen en dat wel, al +vorm ik mij van een op goede gronden voltrokken huwelijk geene +schrikbeelden. Maar mijne waardige ouders kunnen mij onmogelijk missen.” +Hij, door zoo bezonnen redeneering geenszins ontmoedigd, schrijft terug: +„Mijne waardste! Kunt gij mij met uwe bezitting niet zegenen, schrijf +mij dan nooit meer; voor zulke verdiensten, voor zulke begaafdheden is +mijne rede niet bestand. En echter, alles wat gij schrijft is zoo +billijk. Ja mijn Coosje (o, mag ik u zoo eenmaal noemen) mijn hart klopt +van gevoel, mijne oogen vloeien over, als ik uwen brief lees. <span class="pagenum" title="45"> </span><a id="p_45"></a>Edel +meisje, kunt gij de mijne niet worden?” Zeker klinkt dit uiterst +statig—maar wij moeten altijd bedenken, dat de draagkracht, de juiste +strekking der woorden bij de voorgeslachten ons al te vaak ontsnapt. Ook +waren zij in hunne spreektaal veel ongegeneerder dan wij thans voegzaam +zouden achten. Wat bovendien dit bepaalde geval betreft, Betje Wolff was +in hare jeugd bijna het slachtoffer geworden van eene zeer brutale +vrijage, waartegen zij deze eerbare overstelt. In geen geval was een +taal als die van kolonel van Sytsama toen onwezenlijk. Ook in het vrijen +om de bruid openbaarden de vaderen eene bedaarde bedachtzaamheid, die +wel nationaal moet zijn. Juist in dezen zelfden tijd, 1782, schreef de +dichter H. van Alphen aan zijn vriend mr. J. P. Kleyn: „Haast niet, maar +wikt. Laat de keuze van eene levensgezellin de vrugt zijn van een rijp +beraad en van een ernstig, aanhoudend, opregt en vertrouwend gebed. Laat +zelfs de tijd aan God over.” Het is dit nationale flegma, dat zich ook +in de vrijage uit, dat vreemdelingen zoo opvalt. „<span xml:lang="de">Der Bataver ist nur +thätig, wo er es sein musz</span>”, schrijft een Pruisisch reiziger in ons +land, a<sup>o</sup> 1797, en in een Fransch rapport van twee jaren vroeger luidt +het, met wat dieper ingaan in het wezen: „<span xml:lang="fr">son caractère est flegmatique, +mais sensible et si ses affections ont moins d'essor et d'éclat, elles +<span class="pagenum" title="46"> </span><a id="p_46"></a>n'en sont que plus profondes et plus durables</span>”. In ons <a href="#cross21">laatste +hoofdstuk</a> komen wij hierop nog terug. Thans hebben wij over den +aard der vrijage nog iets op te merken.</p> + +<p>Toen wij <a href="#cross5">boven</a> verhaalden van Authari's bruidswerving, +herinnerden wij ook aan de dienaren, die de vermomde koning mede nam en +die door hunne heldendaden zijn aanzoek kracht bijzetten. Dezen trek der +oude sage vinden wij de eeuwen door terug. In belangrijke +aangelegenheden laat men zich door helpers ter zijde staan, voor de +rechtbank, bij een koopcontract, bij een tweegevecht. Desgelijks bij de +vrijage. De vrijer zendt zijne boden vooruit, om het terrein te +verkennen, om den eersten aanval te wagen. In de Ommelanden heette zulk +een paranymf de maakman, in sommige streken van Friesland werd eene oude +vrouw uitverkoren, om de gevoelens van het meisje te polsen. Het is +opmerkelijk, hoe deze vrijage bij volmacht in krassen vorm bij de oude +Friesche doopsgezinden voorkwam. Een, die tot hen behoord had en hen +goed kende, schreef (het geldt het derde kwart der 16<sup>de</sup> eeuw): „dat +niemandt onder haer, een huysvrouwe begeerende, de persoone selfs +aenspreecken noch versoecken en mach, maer moet sulcks den Dienaren +aengeven ende raedt vragen ende denselven voor hem aensoecken laten.” Ja +zelfs moet hij <span class="pagenum" title="47"> </span><a id="p_47"></a>er vrede mede hebben, als die dienaar „'t selve +houwelijck haer afriedt ende een anderen in den sinne bracht.” Deze +gewoonte moet onder de doopsgezinden vastgeworteld zijn geweest. Niet +alleen vindt men haar nog veel later in ons land (gelijk immers Reynier +Adriaansz, in Asselijn's blijspel, een paar bemiddelaars op Saartje +Jansz. afzendt en eerst daarna zelf zich „eerbiediglijk” komt +aanbieden), maar ook treft men haar aan bij buitenlandsche +doopsgezinden. Zoo verhaalt Alfred Michiels van de doopsgezinden in de +Vogezen a<sup>o</sup> 1858, dat zij bij huwelijksaanzoeken zich richten naar het +voorbeeld van Abraham en Eliëzer (Genesis XXIV) en naar dat van den +jongen Tobias, in het apocryfe boek van dien naam, die immers ook met +behulp van den engel vrijde om Sara, de dochter van Raguel. Want als een +jonkman bij hen huwen wil, neemt hij een diaken in zijn vertrouwen. Deze +(hij heet „der steckelmann”) stijgt te paard en rijdt tot bij den put +van de woning van het meisje. Die komt naar buiten met eene kruik in de +hand, schept er water in en biedt hem te drinken (gelijk immers Rebekka +het Eliëzer deed). Zegt zij verder niets, dan weet hij genoeg en rijdt +weêr terug. Maar zegt zij: „kom wat dichterbij en laat ik ook uw paard +te drinken geven,” dan haalt hij de meêgegeven geschenken voor den dag +en vraagt tot hare ouders toegelaten te worden. <span class="pagenum" title="48"> </span><a id="p_48"></a>Op deze wijze voeren +deze menschen hunne vrijage naar bijbelsch voorbeeld.</p> + +<p>Wij keeren naar ons vaderland terug en hebben nog slechts te herinneren, +dat een 18<sup>de</sup> eeuwsch Spectator (niet zeer geestig) voorstelt, om in +plaats van deze helpers publieke makelaars in huwelijkszaken aan te +stellen, die de vrijage tusschen twee jongelieden tot een goed einde +zouden brengen. Overigens was hier te lande (anders dan b.v. in +Frankrijk) de vrijage de zaak der gelieven-zelven. Wel was het +prijselijk als „jonckheyt lieft met ouders raat”, zooals het oude +rijmpje zegt, maar de ouders bedisselden het geval toch niet onder +elkander, zij lieten het vrij, wat natuurlijk niet buitensloot, dat +sommigen, als het eene goede partij gold, een zachten drang uitoefenden. +Wat den bekenden Adolf, vrijheer Knigge in zijn, ook in onze taal +overgezet „<span xml:lang="de">Ueber den Umgang mit Menschen</span>”, 1785, de weinig hoffelijke +uitroep ontlokt: „Het koppelen en bekuipen van huwelijken late men over +aan den hemel en aan zekere klasse van oude wijven!” Wij hoorden +<a href="#cross6">daareven</a> Anneke van Alendorp gewagen van die „ongestadige minnaers, die +niet veel passchen op haar beloften.” Van zulke trouwelooze vrijers zijn +onze oude liederenboekjes vol:</p> + +<div class="figcenter" style="width: 433px;"> + <span class="pagenum" title="-"> </span><a id="p_48a"></a> + <a href="images/ill_p048a.jpg"><img src="images/ill_p048a-t.jpg" width="433" height="313" + alt="Huwelijkscontract.—Naar een schilderij van Jan Steen." title="Klik voor vergroting (1355×980px, 263kb)" /></a> + <div class="caption">Huwelijkscontract.<br /> + <div class="illbron">Naar een schilderij van Jan Steen.</div> + </div> + <span class="pagenum" title="-"> </span><a id="p_48b"></a> +</div> + +<div class="poem"> + <div class="stanza"> + <span class="pagenum" title="49"> </span><a id="p_49"></a> + <span class="i0">„Dog vrijers zijn vol list en loze streken,<br /></span> + <span class="i0">Hun woorden zijn wel honing-zoet,<br /></span> + <span class="i1">Terwijl zij dragen in 't gemoet<br /></span> + <span class="i2">Den angel, om te steken<br /></span> + <span class="i3">Haar, die hen mind.”<br /></span> + </div> +</div> + +<p>Trots deze booze ervaring verlangen de vrijsters toch naar hun +gezelschap:</p> + +<div class="poem"> + <div class="stanza"> + <span class="i0">„Dit bosje weet,<br /></span> + <span class="i1">Dat ons is leet,<br /></span> + <span class="i2">Dat gij niet t'alle-tijdetjens,<br /></span> + <span class="i0">Ons met uw kout<br /></span> + <span class="i1">Gezelschap hout<br /></span> + <span class="i2">En zit aan onze zijdetjens.<br /></span> + <span class="i0">Uw zoet gevrij<br /></span> + <span class="i1">En boerterij<br /></span> + <span class="i2">Met velerhande klugjens<br /></span> + <span class="i0">Ons zo verleyd<br /></span> + <span class="i1">Dat, als gij scheyd<br /></span> + <span class="i2">U volgen veele zugjens.”<br /></span> + </div> +</div> + +<p>Had echter de vrijage het gewone, gewenschte verloop, bleek het meisje +niet onvermurwbaar, liet zij zich eindelijk verbidden, om van staat te +verwisselen („wat haast hebben wij meisjes,” vraagt Alida Leevend <span class="pagenum" title="50"> </span><a id="p_50"></a>in +haren overmoed; „als wij getrouwd zijn, zijn onze blijde daagjes uit?”), +dan kan de verloving, straks het huwelijk plaats hebben. Wij vragen +allereerst naar het karakter van het wettig huwelijk, zooals het zich +onder de Republiek aan ons voordoet.</p> + +<hr class="chend" /> + +<p><span class="pagenum" title="51"> </span><a id="p_51"></a></p> + +<h2><a id="HOOFDSTUK_III"></a>HOOFDSTUK III.</h2> + +<p class="subh2">HET WETTIG HUWELIJK.</p> + +<hr class="chbegin" /> + +<p>Tegenover welke taak stond het nieuwe geslacht, vroegen wij aan het +<a href="#cross4">einde van ons eerste hoofdstuk</a>, nadat wij de toestanden, zooals zij in +de 16<sup>de</sup> eeuw heerschten, geschilderd hadden? Roepen wij ons duidelijk +de moeielijkheid voor den geest. Van wien zou het gezag uitgaan in +huwelijkszaken, zoodat de bestaande verwarring en onzekerheid zouden +ophouden? Van de Staten der gewesten? Van de jonge, gereformeerde kerk, +zelve nog nauwelijks (immers eerst sinds 1572 in het noorderkwartier, +van lieverlede ook in de overige provinciën) geordend en ingericht? +Zeker had zij nog geen wijdstrekkende autoriteit, maar van den beginne +heeft zij zich met groote energie aan deze zaak laten gelegen liggen. +Omdat voor haar, gelijk voor alle protestantsche Kerken, het +sacramenteel karakter des huwelijks vervallen <span class="pagenum" title="52"> </span><a id="p_52"></a>was, heeft zij van den +aanvang af geijverd voor het burgerlijk, algemeen karakter der +instelling. Wat Huig de Groot zegt, dat door het aannemen van den +gezuiverden godsdienst alle voorrechten van geestelijken, zoo in +rechtspleging als in andere zaken, het bijzonder burgerrecht rakende, +ophouden, heeft zij reeds vroeger erkend ook voor 't huwelijk. Zij +volgde daarin slechts de denkbeelden harer groote theologen: Calvijn +achtte het huwelijk een ding, den wereldlijken rechter competeerend. +Reeds de oudste provinciale synoden spreken zich uit, zoowel over de +verhouding tusschen kerk en staat in 't algemeen als over het +huwelijksrecht in 't bijzonder. Die van Rotterdam, a<sup>o</sup> 1575, begrenst +het wederzijdsch gebied en spreekt uit, dat „onse kerckelijke regieringe +geenszins usurpatie van het ambt van den magistraat medebrengt, maar dat +de politische (burgerlijke) ende kerkelijcke regieringe” door God zijn +ingesteld, zoodat het er verre van af is, dat „dit gheestelick ende +kerckelick regiment enichsins soude het ampt ende de hoocheit der +overheit tegenstriden ofte vercorten, dat in tegendeel 't selfde +veelmeer dient tot befestinge vande autoriteit derselver, gelijck oock +wederom der overheit ambt is door haar autoriteit der kerckelicke +regieringe te beschermen ende te handthaben”. Reeds een jaar vroeger had +art. 5 der Dordtsche kerkorde <span class="pagenum" title="53"> </span><a id="p_53"></a>voorgeschreven: „die dienaren ende +ouderlingen sullen wel toesien, dat sij in hare consistorische, +classische ende sinodische vergaderinge niet en verhandelen dan 't gene +kerckelick is”. Welnu dezelfde vergadering spreekt het uit: „Overmidts +d'officiaelen des Antichrists int pausdom d'autoriteyt ende recht der +overheijden in den echtscheydinghen aen sich getrocken hebben, soo sal +de magistraet van den ministers wt Godes woort ghebeden ende vermaent +worden, datse dien helpen, welcke in soodane saecken hare hulpe +behoeven”. En nog algemeener de oudste gereformeerde synode hier te +lande, die van Edam in 1572: ieder streve er naar dat „dese saecke des +huwelijcx tot ontlastinge der kercken gebracht wordt in het burgerlijke +regiment”. Omdat echter de berechting van huwelijksgeschillen voor de +overheden nog nieuw was en, bij de nieuwe bedeeling, het geestelijk +gerechtshof had „afgedaen”, heeft de kerk reeds in 1581 het wenschelijk +geacht, dat de Staten een „houwelicxgericht” zouden instellen, „daeraen +alle twistige houwelicxsaken” zouden opgedragen worden.</p> + +<p>Men bespeurt waarom het gaat: aan den Staat moet komen de regeling van, +de uitspraak in huwelijksgevallen, de wetgeving in 't algemeen over alle +huwelijkszaken. Zonder zijne sterke hand zal de <span class="pagenum" title="54"> </span><a id="p_54"></a>verwarring nooit +ophouden, aangezien, zegt wederom Huig de Groot, het huwelijk is de +grondwet der burgerlijke gemeenschap en omdat, naar de woorden van den +remonstrantschen hoogleeraar Simon Episcopius, als er geen vaste +huwelijksordening is, „is de policie niet als eene wildernisse ende de +familiën zijn niet als verckensschotten”. Wenschte de gereformeerde kerk +aldus, dat het huwelijk burgerlijk zou zijn, dit hield niet in, dat zij +afstand begeerde te doen van haar recht op huwelijkssluiting. Opvolgster +van de oude, roomsche kerk, in zekeren zin erfgename harer functiën, +overtuigd, dat het huwelijk voor zijne wettigheid de wijding der kerk +behoeft—had zij reeds in de jaren der vervolging, vóór zij nog +gevestigd was, huwelijken gesloten. Hare rondreizende predikanten +„celebreerden houwelijcken volgende de voirs. religie” en „vougden na +den sermoenen oik eenige persoenen als in echten t'saemen”. In 1566, +toen Margaretha hun vrije godsdienstoefening had toegestaan en zij +enkele kerken in gebruik namen, was het dáár, dat men „bruyden troude”. +Thans, als gevestigde kerk, handhaaft zij dit recht van +huwelijkssluiting. Hare leden kunnen binnen hare muren een wettig, +christelijk trouwverbond aangaan, al is men in 1573 in Noord-Holland zóó +vrijzinnig, dat men een lidmaat toestond buiten <span class="pagenum" title="55"> </span><a id="p_55"></a>de kerk te trouwen. Men +moest het hem wel afraden, maar gebeurde het nochtans, dan was het +huwelijk als echt te erkennen. Nu begon echter de moeielijkheid. Niet +alleen toch begeerde de kerk van de overheid goedkeuring van hare +huwelijksregeling op eigen terrein, maar, volgens het in haar midden +sterker wordend calvinistisch beginsel, dat de wereldlijke en +geestelijke macht samen moeten arbeiden aan den bloei der christelijke +gemeenschap, eischte zij telkens nadrukkelijk, dat de overheid zich in +alles, dus ook in huwelijkszaken, door die calvinistisch-gereformeerde +gedachte zou laten leiden. Waar nu de staat zich verzet, ontstaat de +strijd. En als wij bespeuren, dat de kerk voortdurend poogt eene +algemeene huwelijksordonnantie te verkrijgen naar hare beginselen, dan +zien wij daarin duidelijk een onderdeel van die worsteling om de +oppermacht tusschen Kerk en Staat, ook in onze vaderlandsche +geschiedenis zoo belangrijk. Het gaat op een loven en bieden. De kerk +vraagt en de overheid, zeker gewillig het advies en de medewerking der +kerkelijken in te roepen, geeft, maar ten halve. De kerk vraagt weêr en +de overheid staat ook iets toe, maar geeft de teugels nimmer uit de hand +en houdt aan zich het oppergezag. Zeker gevoelen wij bewondering voor +deze „dienaren des Woords”, die, in hunne <span class="pagenum" title="56"> </span><a id="p_56"></a>volstrekte afhankelijkheid +van regenten en magistraten, toch rusteloos aanhouden om wat zij voor +een heilig huwelijk noodig achten. Maar begrijpelijk vinden wij het +evenzeer, dat de overheid op hare hoede was tegen een heerschzucht, die +wezenlijk bedoelde der kerk het gezag over den staat te schenken. Ware +het anders geweest, men zou kunnen wenschen, dat zij nog ruimer +gelegenheid gehad hadde, haar onmiskenbaar organiseerend talent, ook op +het gebied der huwelijksregeling, met de stukken te toonen. Laat ons dan +zien wat langzamerhand in de Republiek tot stand kwam, door gewestelijke +of stedelijke overheid gegeven, maar onder voortdurenden invloed der +kerk.</p> + +<p>Reeds in 1576 hadden Baljuw en mannen van Rijnland bepaald, dat partijen +zich of door den gereformeerden predikant moesten laten te zamen geven, +of voor baljuw en mannen moesten verzoeken, dat hun trouw wettig +verklaard werd. Dit was reeds eene belangrijke stap in de richting van +orde, maar het besluit gold slechts Rijnland en ook, men durfde een +anders gesloten huwelijk nog niet nietig verklaren. Maar vijf jaren +later, 1 April 1580, vaardigden de Staten van Holland en Westfriesland +hunne <a id="cross7">Ordonnantie van policie</a> uit, waar men sub III bepalingen vindt +„omme te voorsien op de ongeregeltheden <span class="pagenum" title="57"> </span><a id="p_57"></a>in huwelijkszaken”. Hier moeten +partijen verschijnen voor magistraat of gereformeerde predikanten hunner +woonplaats, om door (voor) hen getrouwd te worden. Huwelijken niet +volgens deze ordonnantie „gecontraheerd ende gecelebreerd” zullen +voortaan zijn „nul ende van onwaarde”. Eene resolutie van 6 Juli gaf nog +nadere uitlegging. Voor Zeeland volgde 8 Februari 1583 eene ordonnantie +van den Prins van gelijke strekking, op de openbare afkondiging waarvan +de Zeeuwsche kerk telkens aandringt. Den 6<sup>den</sup> October 1584 volgden de +Staten van Utrecht en voerden ook het burgerlijk huwelijk in voor het +gerecht ten stadhuize, d. w. z. voor wie dit begeerden. De anderen +werden getrouwd door den gereformeerden predikant. Andere huwelijken +werden niet langer erkend, terwijl als overgangsbepaling in art. 13 der +ordonnantie werd voorgeschreven, dat vroeger gesloten vormlooze of +geheime huwelijken alsnog voor het gerecht konden worden gewettigd. De +andere gewesten volgden (voor de Generaliteitslanden gaven de Algemeene +Staten 18 Maart 1656 een Echtreglement) en sinds was de toestand zóó, +dat ieder naar wet en ordonnantie moest trouwen, de gereformeerden in +hunne kerk, de andere burgers ten stadhuize. Aan deze laatsten werden +dan daarna hunne kerkelijke plechtigheden vrij gelaten. Van +<span class="pagenum" title="58"> </span><a id="p_58"></a>opmerkelijke vrijzinnigheid is een besluit van schepenen, raden en +gezworen gemeente van Hasselt, reeds 25 Februari 1590. Omdat, heet het +in dit merkwaardig stuk, velen, om de verscheidenheid van religie, niet +gezind zullen wezen de huwelijken in de gereformeerde kerk te sluiten +voor den predikant, en omdat de vrijheid van conscientie gehandhaafd +moet blijven, besluiten wij, dat allen die bezwaar hebben tegen de kerk, +zich zullen mogen laten afkondigen van het raadhuis en daarna getrouwd +worden voor twee schepenen, onder aflegging van een eed en aanteekening +in het stadsprotocol. Hoe langzaam elders weêr de nieuwe regeling +doordrong (iedere stad was wezenlijk souverein) toont o. m. Kampen. Het +burgerlijk huwelijk voor de doopsgezinden is aldaar ingevoerd bij +publicatie d.d. 7 Juni 1658. Tot dien datum toe waren zij gedwongen +geweest zich door (voor) de hervormde predikanten te laten trouwen. +Thans kon dat ten raadhuize geschieden, maar (vreemd genoeg) de geboden +moesten zij nog „voor den Eerb. kerckenraedt deser stadt doen +opschrijven”. In Holland heeft men den dissenters sneller recht gedaan. +Zoo kon de luthersche gemeente te Amsterdam in 1597 bepalen, dat wie +wenschten te huwen eerst voor den gecommitteerde van de overheid moesten +verschijnen, zich dan aan de voorgeschreven <span class="pagenum" title="59"> </span><a id="p_59"></a>formaliteiten onderwerpen +en daarna in de kerk konden worden ingezegend. Zoo is het gebleven tot +het einde der republiek. Onder de Bataafsche Republiek openbaarde de +nieuwe geest van gelijkheid en vrijheid (zegt Cornelis Rogge) zich ook +in de bepaling, dat voortaan <i>elk</i> huwelijk voor de plaatselijke +regeering moest voltrokken worden. De inzegening bleef den geestelijken +toegestaan, nadat hun op eene wettige wijze de voltrekking voor de +burgerlijke regeering was gebleken.</p> + +<p>Al was dus het groote beginsel van het burgerlijk huwelijk in de +gewestelijke ordonnantiën neêrgelegd, op tal van punten bleek telkens +nog voorziening noodig. Onvermoeid hebben de synoden der gereformeerde +kerk om zulke nieuwe bepalingen gevraagd en tevens om maatregelen tegen +de ergerlijke zonden en abusen den huwelijken staat rakende. Het +verdient alle aandacht, dat zij daarbij heeft gestreefd naar ééne wet +voor 't gansche land, dat zij dus, te midden van het provincialisme, bij +den zeer lossen band die de gewesten te zamen snoerde, voor die +landséénheid opkwam, die eerst onder Napoleon gekomen is. In de +162<sup>ste</sup> zitting der groote, Dordtsche (na)synode besloot de +vergadering H. H. M. te verzoeken „dat deselve door hare autoriteyt +ghelieve metten eersten te doen stellen eene huwelijcks ordinancie... +<span class="pagenum" title="60"> </span><a id="p_60"></a>die eenpaerlick door alle de geunieerde provinciën mach nagekomen +worden”. En art. 70 der Dordtsche kerkorde zegt desgelijks, dat „tot +noch toe verscheyden ghebruycken in houwelijcksche saken alom +onderhouden zijn”, maar dat het „nochtans wel oirbaar is +ghelijckformicheyt daerinne gepleecht te worden”.</p> + +<p>Het is duidelijk, dat wij in ons bestek er niet aan denken kunnen ook +maar een vluchtig overzicht te geven van de wijsgeerige en +rechtsgeleerde theorieën ten onzent over het eigenlijk wezen des +huwelijks. Slechts op één enkel punt wil ik wijzen: de vraag, of +kinderbezit het eigenlijk doel des huwelijks zij? In 't algemeen reeds +zijn er anthropologen, die beweren dat, zoomin als bij de dieren, bij +den oermensch, bij de natuurvolken, de voortbrenging van eene nieuwe +generatie, hoewel de onbewuste drijfveer tot geslachtelijken omgang, bij +den man het bewuste doel, een gewild oogmerk zou zijn. Het is, zegt ten +onzent o. a. dr. C. J. Wijnaendts Francken, slechts een secondair +gevolg. Het behoeft niet eenmaal altijd als gevolg bekend te zijn +geweest. Dit laatste is althans onbetwijfelbaar. Maar, zoo was nu de +vraag, is het huwelijk niet alleen maar eene door de wet erkende +vereeniging der beide geslachten, „eene verzameling” (zegt Huig de Groot +en zeide ook het Rom. Recht) <span class="pagenum" title="61"> </span><a id="p_61"></a>„van man en wijf tot een gemeen leven, +medebrengend een wettelijk gebruik van elkanders lichaam”, doch is +voortplanting zijn eigenlijk doel? Neen, zeide prof. C. L. Vitringa van +Harderwijk in 't begin der 19<sup>de</sup> eeuw, neen, want anders zou de +apostel Paulus den christenen niet het coelibaat hebben aangeraden. Ook +Kant, de wijsgeer, stelde de verwekking van nakroost op den achtergrond, +het doel om kinderen te verkrijgen achtte hij niet te behooren tot de +rechtmatigheid der verbinding. Anders de protestantsche kerken, die +hierin de roomsche slechts navolgden. Het bijbelsch gebod, aan Adam +gegeven, „wees vruchtbaar en vermenigvuldig” gold ook voor later +geslachten, vonden zij, en de remonstrantsche hoogleeraar Phil. à +Limborch (1735) noemt als eerste doel des huwelijks: „de voortplanting +en de vermeerdering van het menschelijk geslacht”. En met deze theorie +ging het volksbewustzijn accoord. Het vroeg niet: is het wezenlijk de +lust om kinderen te bezitten, die de menschen tot elkander brengt? Maar +het achtte kinderbezit het natuurlijk en, zeker, gewenscht gevolg der +vereeniging. Tegelijk was het de gereformeerde kerk, die in haar +huwelijksformulier de schoone opvatting leerde: „Daarom sult gij ook +niet twijfelen of de houwelicke staet en behage Godt den Heere, overmits +hij Adam sijne huysvrouwe geschapen, selve toegebracht ende hem tot eene +huysvrouwe <span class="pagenum" title="62"> </span><a id="p_62"></a>gegeven heeft; daermede betuygende, dat hij nogh hedendaegs +eenen yegelicken sijn huysvrouwe als met sijne hant toebrengt.”</p> + +<div class="figcenter" style="width: 249px;"> + <span class="pagenum" title="-"> </span><a id="p_62a"></a> + <a href="images/ill_p062a1.jpg"><img src="images/ill_p062a1-t.jpg" width="249" height="207" + alt="Bruidsstoet.—Foto (verkleind) naar een miniatuur in „Der Renner”, van Hugo von Trimberg (14e eeuw)—Ms. L. Bibliotheek." title="Klik voor vergroting (780×646px, 90kb)" /></a><br /> + <a href="images/ill_p062a2.jpg"><img src="images/ill_p062a2-t.jpg" width="249" height="207" + alt="Bruidsstoet.—Foto (verkleind) naar een miniatuur in „Der Renner”, van Hugo von Trimberg (14e eeuw)—Ms. L. Bibliotheek." title="Klik voor vergroting (780×648px, 110kb)" /></a> + <div class="caption">Bruidsstoet.<br /> + <div class="illbron">Foto (verkleind) naar een miniatuur in „<span xml:lang="de">Der Renner</span>”, + van <span xml:lang="de">Hugo von Trimberg</span> (14<sup>e</sup> eeuw)<br />Ms. L. Bibliotheek.</div> + </div> + <span class="pagenum" title="-"> </span><a id="p_62b"></a> +</div> + +<p>De gansche huwelijksacte, eindelijk, moest, als van ouds, ook bij de +nieuwe bedeeling, openbaar zijn. „De tsamenvoeginge der eheluiden, +gelijck deselve is eene algemeene actie” behoort te geschieden „in facie +ecclesiae” d. i. voor den priester en openlijk. De term en het gansche +beginsel waren van Rome overgenomen. De roomsche kerk heeft altijd het +openbaar huwelijk gewild. En dit was weder in overeenstemming met het +Oudgermaansch recht, dat eischt, dat de vrije Friezin in des vrijen +Friezen macht komen moest met hoorngeschal en burengejuich, met +fakkelenbrand en vriendengezang. In 1310 b. v. verbood de bisschop van +Utrecht, Guy van Avesnes, uitdrukkelijk niet-openbare, clandestiene +huwelijken, dat zijn zulke „die aangegaan worden, zonder dat de +plechtige afroeping of de behoorlijke geboden in de parochiekerk der +trouwensgezinde personen vooraf zijn gegaan.” Ze waren wel niet ongeldig +(wij zagen dat <a href="#cross1">reeds in ons eerste hoofdstuk</a>), maar brachten toch +sommige nadeelen mede. Zoo had Dirk van Santhorst, uit het geslacht der +Wassenaars, „sijn wijf mitter witte van der heylegher kercke niet +ghetrouwet.” Daarom wilde de vrouw van Dirk van Raephorst haar den +voorrang <span class="pagenum" title="63"> </span><a id="p_63"></a>(„voirstain ende voirofferen ende anders voirdeel te +hebben<ins class="corr" id="corr7" title="Niet in Bron.">”</ins>) niet gunnen in de parochiekerk van Wassenaar (1338). Twee +eeuwen later, den 2<sup>den</sup> October 1535 had George van Egmondt, ook +bisschop van Utrecht, noodig een scherp mandaat uit te vaardigen, +waarbij hij gebood: „... geen huwelijken te sluiten dan in 't openbaar, +ten tijde der godsdienstoefeningen, in de kerken en niet in verborgen +plaatsen, in bijwezen der gemeente.” <ins class="corr" id="corr8" title="Bron: „"></ins>Dat nochtans, ook +door plichtsverzuim der priesters, meer nog door de taaiheid van +volksgebruiken, de heimelijke, vormlooze huwelijken tot ver in de +16<sup>de</sup> eeuw voortduurden, hebben <a href="#cross2">wij gezien</a>. Maar het is duidelijk, dat +ook nog bij den aanvang onzer periode en later maatregelen daartegen +niet overbodig waren. Karel V bepaalde, dat een jongman onder de 25 en +eene jonge dochter onder de 20 jaar niet mochten huwen zonder advies, +raad en konsent van vrienden en magen van beide zijden, op verbeurte van +alle aanspraak op elkanders goed, terwijl geen van Z. M. onderdanen bij +huwelijken, zonder medeweten der justitie gesloten, tegenwoordig mocht +zijn op boete van 100 karoliguldens. Dat was in 1540. Op 't einde der +eeuw had nog de overheid denzelfden strijd te voeren, door de +gereformeerde kerk gesteund, die ijverde tegen het trouwen in huis, „yn +private huseren”, want het is „ergerlijck en der politie schadelijck”. +<span class="pagenum" title="64"> </span><a id="p_64"></a>Het wekte daarom in 1585 groote ergernis in gansch Friesland, dat +Johannes Bogerman, de vader, twee freules Burmannia op hare state te +Ferwerd getrouwd had. Zelfs het trouwen in huis bij zware ziekte werd +nauwelijks (en dan nog met al de waarborgen voor openbaarheid) +toegestaan. De straffen waren zwaar. Op heimelijk trouwen stond sinds +1580 voor beide schuldigen ƒ50 voor de eerste maand, ƒ150 voor de +tweede, ƒ200 voor de derde en bannissement. Hooge boeten inderdaad. +Want in datzelfde jaar 1580 bedroeg het predikantstractement in Den Haag +ƒ360, te Dordrecht in 1594 ƒ400, prof. Feugueray werd in 1575 te +Leiden benoemd op ƒ500 en ƒ100 persoonlijke toelage. Waren, trots al +deze bepalingen, toch nog lieden in 't geheim gehuwd, dan trachtte de +kerk hen alsnog openlijk te laten trouwen. Den 23<sup>sten</sup> Januari 1705 +huwden in de Hollandsche gemeente te Smyrna Giovanni Jan Schagen en Anna +Smith, weduwe Charles Pike, die vroeger voor een roomsch priester een +geheim huwelijk hadden aangegaan. Nu werden zij alsnog openlijk getrouwd +en wel „in 't aangezicht des doods” en dus waarschijnlijk (in dit geval +van zwaren nood) in huis. Want nog dienzelfden dag overleed Schagen.</p> + +<p>Om nu de openbare en wettige huwelijkssluiting voor te bereiden diende +de verloving of ondertrouw.</p> + +<hr class="chend" /> + +<p><span class="pagenum" title="65"> </span><a id="p_65"></a></p> + +<h2><a id="HOOFDSTUK_IV"></a>HOOFDSTUK IV.</h2> + +<p class="subh2">DE VERLOVING OF ONDERTROUW.</p> + +<hr class="chbegin" /> + +<p>In onze wereld is verloving het eenigszins deftige woord voor +engagement, eene voorloopige overeenkomst en verklaring van +wederzijdsche genegenheid zonder eenige bindende kracht voor de wet. Dat +was vroeger anders. Zij vormde toen deel der huwelijkshandeling en is +met onzen ondertrouw te vergelijken. Naar Oudgermaansch recht was zij +eene overeenkomst tusschen den bruidegom en dengeen, in wiens macht zich +het meisje bevond, den vader, in 't algemeen den voogd. Deze verplichtte +zich, tegen betaling eener som, haar den eerste tot vrouw te geven, die +zich verbond haar te ontvangen. In den ruwen oervorm van het +koophuwelijk kocht de a.s. echtgenoot de voogdij, eigenlijk het bezit, +van den vader. Later wordt dat, bij de verloving, een soort van +waarborgsom, die aan het meisje <span class="pagenum" title="66"> </span><a id="p_66"></a>vervalt, als na twee jaren geen +huwelijk volgt, de meta, de <span xml:lang="de">mundschatz</span>. Ook verzachten zich de zeden +aldus, dat de koophandel eerst buiten het meisje omgaat, maar dat later +(en zóó was het in het middeleeuwsch Hollandsch recht) de toestemming +der bruid volstrekt geëischt wordt, gelijk die van ouders of voogden. +Van de weigering van den voogd was dan overal beroep op den rechter, in +Friesland ook van de weigering des vaders. Hier is invloed der kerk, +door het christendom verdwijnt het begrip koop en de toestemming der +partijen treedt op den voorgrond. De verloving nu vormde reeds een +sterken band. Van den kant van het meisje kon hij niet worden verbroken; +zag de man van haar af, dan gold zij als eene weduwe. In onderscheiden +Germaansche rechten moest ook de verlover instaan voor de gaafheid der +bruid en hare ongereptheid en, bij gebleken bedrog, kon dus de bruidegom +hem aanklagen. Maar, omgekeerd, brak hij de verloving af zonder bekende +reden, dan moest hij met twaalf eedhelpers, van zijn geslacht en +maagschap, die zweren moesten dat zijn eed rein was en niet mein, onder +eede verklaren, dat hij geenerlei kwaad aan haar gevonden had, maar dat +de liefde voor eene andere maakte dat hij haar verliet. Voorts +geschiedden bij de verloving formaliteiten, die dikwijls zinnebeelden +<span class="pagenum" title="67"> </span><a id="p_67"></a>zijn van de macht, die de man over zijne vrouw verkrijgt, bij de +Friezen het ronddragen van het aeftswird, bruidzwaard (waarover +<a href="#cross17">later</a> meer), of ook het zetten van den voet op dien der bruid. +Volgens sommigen is ook het geven van den ring teeken van eigendom. +Anderen, gelijk wij <a href="#cross3">boven</a> in ander verband zagen, houden hem +voor een herinnering aan de koopsom. Sommigen beweren, dat door den ring +de eigenschappen van den man op de vrouw overgaan, door den ring draagt +zij hemzelven bij zich. Hoe zeer de verloving als sterke band werd +gedacht, blijkt ook uit hare geldigheid jegens derden. Wie eens anders +verloofde huwde betaalde dubbele meta. Ontucht met eene verloofde gold +als overspel.</p> + +<p>Nu komen de vaderen onder den invloed van het kanonieke, het roomsche +kerkrecht en daardoor ook van het Oudromeinsche recht. Het kanonieke +recht stond wel aan het Germaansche nader dan aan het Romeinsche, omdat +het, schoon grootendeels in Italië ontstaan, op Germaansch-christelijke +grondslagen rustte, zich aan Germaansche toestanden aansloot, maar het +ontleende toch zooveel aan het Rom. recht, dat het zonder hulp daarvan +niet kon verstaan worden. Nu werd in dat Romeinsche recht de verloving +wel als minder verbindend beschouwd, dan <span class="pagenum" title="68"> </span><a id="p_68"></a>in het Germaansche, maar de +kerk beschouwde haar toch ook als eene acte, die reeds een band legde. +Bij haar heet de verloving <span xml:lang="la">desponsatio</span>. Zij geschiedde in +tegenwoordigheid van den parochiepriester, van bruid en bruidegom, in de +kerk met open deuren, in tegenwoordigheid van twee getuigen, onder +uitreiking van een ring. Was alzoo het voorgenomen huwelijk vastgesteld, +dan werd het op drie Zon- of Feestdagen na de mis bekend gemaakt, d. w. +z. de geboden werden afgeroepen en wie wilde kon bezwaren tegen het +huwelijk inbrengen. Zulk een stuk luidde b.v.: Heer Anthony Fockynck +kapelaan in de moederkerk te Arnhem bekent, dat hij „drije sonnendage +nae een anderen volgenden alhyer in der moderkerke proclamationes gedaen +heeft woe dat Jan van Nijmegen ind Mesry Havesche jn der hilliger +echtschapp vergaderen solden, weer ymantz, die meighschapp, swagerschapp +off andere saicken wuste, dair durch die echtschapp verhynderd mocht +worden...” die kon ze mededeelen (1550).</p> + +<p>Op dezen weg wandelde men ook in latere eeuwen voort. Ook onder de +Republiek droeg de verloving een bindend karakter, zooals in Duitschland +gesproken werd van „verlobte Eheleute”, zij is een nog niet geheel +afgesloten huwelijk. „Het consent” zegt een schrijver op 't einde der +<span class="pagenum" title="69"> </span><a id="p_69"></a>17<sup>de</sup> eeuw, „ende de bewilligingh van beyde partijen om t'samen te +verbinden aan malkander in den Echten Staat, is eygentlijck het gheene +dat het Houwelijck maekt ende waeruyt volgt, dat sodanige perzoonen zijn +als getrouwt voor Godt... met die conditie, dat men de behoorlijcke en +gewoonlijcke tijdt moet uyt-wachten”. Christenen mogen niet als 't vee +te zamen komen, zegt een ander, en zij moeten in de weken der verloving +God om een gelukkig huwelijk bidden. De wet dan schreef voor, dat de +jongelieden moesten verschijnen voor magistraat of kerkendienaar hunner +woonplaats en verzoeken om drie Zondaagsche of marktdaagsche geboden. Op +gewone werkdagen mochten geen geboden gaan en evenmin natuurlijk alle +drie in één week. Vandaar de grap van Alida Rijzig-Leevend, als de a.s. +man van Keetje West ziek is geworden en zij daarom niet op de bruiloft +van Chrisje Helder kunnen komen, „had hij het tot een week na zijn +huwelijk uitgesteld, dan had gij hem voetstoots hier naar toe kunnen +inpakken. Had gij mijn raad gevolgd: drie geboden op één dag en voor 't +bed getrouwd”. Na slechts twee geboden mocht geen huwelijk voortgang +hebben, ook moest de aanteekening geschieden op 't aangeven van beide +partijen. Vorstelijke personen vroegen soms ontheven te mogen worden van +de publieke geboden, wat vermoedelijk deftiger werd geacht. Toen in Juli +<span class="pagenum" title="70"> </span><a id="p_70"></a>1659 Henriëtte Catharina, dochter van Amalia van Solms in het huwelijk +zou treden met Johan George II van Anhalt-Dessau kreeg Johan de Witt van +de Prinsesse-douairière het verzoek om er toe te willen medewerken, dat +er dispensatie verleend zou worden van de afkondiging der drie +„Sonnedaegse geboden”. De Witt antwoordde 11 Juli, dat de Staten met +algemeene stemmen het verzoek hadden ingewilligd. De voorschriften waren +goed, maar ook hier bleek, dat goede zeden meer waard zijn dan goede +wetten. Want het gebeurde, dat sommigen de proclamatiën wel lieten gaan, +maar daarna toch niet trouwden, al hadden zij ook de nadrukkelijke +gelofte afgelegd van zich niet te zullen terugtrekken. „Helaas!” roept +<a id="cross8">prof. Van Renesse</a> uit, in zijn toentertijd <a id="cross9">veelgelezen boekje over „De +heilige voorsienigheid Gods in 't beleid der huwelijken” (1639)</a>, „men +speelt met die eedzweeringen als de kinderen met hare bikkels en +knikkers”. Ergerlijk was ook, dat, ofschoon de tijdsruimte tusschen den +dag der laatste afkondiging en die des huwelijks was vastgesteld (in +Amsterdam, in Leiden ééne maand, elders b.v. in sommige streken der +Generaliteitslanden, twee weken), toch die tijd soms onbehoorlijk werd +gerekt. Zoo lieten Wouter Hermans en Gerritje Germens te Nijkerk hunne +geboden gaan 5, 12 en 19 November 1609, maar hun <span class="pagenum" title="71"> </span><a id="p_71"></a>huwelijk volgde eerst +24 Juni 1618. Bij een ander paar daar ter stede duurde het zelfs van +1597 tot ook 1618. Gelijk de Staten daareven dispensatie verleenden voor +de geboden van Henriëtte Catharina van Oranje, zoo konden zij dat ook +voor anderen doen. Hielden zij geene zitting, dan (resolutie van 26 +november 1678) waren President en Raden van de Hoven en burgemeesters en +schepenen der steden daartoe gemachtigd. Het kwam veel voor bij zeelui, +die op uitzeilen stonden of ook bij zware zieken. Hun werd dan +dispensatie verleend van den interval van tijd tot het gaan der +proclamatiën, mits één gebod ging. In de koloniën volgde men zoo goed +mogelijk de gewoonten van het moederland. Zoo vertelt een Zweedsch +reiziger ons van de Kaap a<sup>o</sup>. 1773, dat geen kolonist mocht huwen +zonder goedkeuring van den gouverneur, dat hij het verzoek kon indienen +des Donderdags, dat daarop des Zaterdags aan het paar een order wordt +gegeven voor den Raad, die de verboden graden onderzoekt, waarna de +gouverneur beveelt de geboden af te kondigen. „Zoo goed mogelijk”, zeide +ik. Aan boord van het Compagnieschip „D'Sperwer”, waarop <a id="cross10">Joan Cunaeus</a> +voer bij zijne zending naar Perzië, werden ter reede van Surat, 23 +November 1651, twee Nederlandsche paren van het comptoir aldaar door +Cunaeus' predikant in den echt vereenigd, waarbij wij van <span class="pagenum" title="72"> </span><a id="p_72"></a>geboden niet +hooren, al roepen wij ons daarom toch gaarne het tooneel voor oogen van +die Nederlanders aan verre kust, begeerig naar vaderlandsche wijze hun +huwelijk te laten sluiten.</p> + +<p>Maar wij keeren naar het vaderland terug. Voor de buitenwereld bleek van +de verloving door het feestelijk versierde huis. De speeljonkers en +speelmeisjes hadden hun dienst aangevangen, de spiegels, de stoelen met +groen en bloemen versierd, of, bij eenvoudiger levensmanier, alleen +deurknoppen en stoep van het huis der bruid groen gemaakt. In de blij +getooide kamer zitten dan op den Zondag van het eerste gebod bruid en +bruidegom in staatsie, ontvangen de gelukwenschen, en de dag wordt +besloten met het commissarismaal. Dit banket draagt zijn naam naar de +„Commissarissen tot de huwelijksche zaken”, zeer gelijkende op onze +ambtenaren van den burgerlijken stand. In de Republiek, waar bij het +beruchte en noodlottige particularisme, de toestanden in elk gewest, in +elke stad verschilden, treffen wij dit college niet overal aan. Toch wel +in de meeste steden van eenige beteekenis, soms met andere waardigheden +verbonden, als te Groningen, waar de Heeren van de Weeskamer tegelijk +Commissarissen van den Egten Staat waren. Ook hun getal verschilde, in +Amsterdam waren er eerst vijf, later zeven. Deze commissarissen <span class="pagenum" title="73"> </span><a id="p_73"></a>nu +hielden aanteekening der geboden, zoowel van hen, die in de +gereformeerde kerk als van wie op 't stadhuis voor schepenen trouwden, +de afkondiging geschiedde daarna voor de eersten van het +voorlezersbankje, voor de tweeden van de pui. Waar geen commissarissen +waren, geschiedde de aanteekening voor schout en schepenen of +secretaris. Te Amsterdam waren de kosten in de 18<sup>de</sup> eeuw, voor wie +aanteekenden om in de kerk te trouwen, 8 st. voor den secretaris, 16 +voor den koster, 6 voor de voorzangers; voor wie op het raadhuis zouden +huwen, 30 st. voor den secretaris, 30 st. voor de boden, buiten den +gewonen tijd alles duurder. Uitspraken van commissarissen werden ten +uitvoer gelegd bij gijzeling of bij bevel van in huis blijven, deur +sluiten en nering staken. <a id="cross11">Uit eene instructie voor commissarissen te +Leiden (1658)</a> blijkt dat wie in de kerk hunne geboden gehad hadden niet +ten stadhuize mochten trouwen—en omgekeerd, onder kerk altijd te +verstaan de Nederlandsch-, Waalsch- en Engelsch gereformeerde. In +Amsterdam heette de ondertrouw o. m. „voor de roode deur gaan”, omdat de +kamer in de Oude kerk, waar Comm. Zaterdagsmiddags zitting hielden eene +roode deur had, waarboven dit oude rijmpje, dat o. a. al in het +Wonderboek des onzaligen David Joris (uitgave van 1551) te vinden is,</p> + +<div class="poem"> + <div class="stanza"> + <span class="pagenum" title="74"> </span><a id="p_74"></a> + <span class="i0">„Wel haest getrouwt, dat langhe rouwt”,<br /></span> + </div> +</div> + +<p class="noi">wijze, maar vaak in den wind geslagen, raad. Van droeviger +ondervinding getuigt nog de spreuk in eene Duitsche hanzestad:</p> + +<div class="poem" xml:lang="de"> + <div class="stanza"> + <span class="i0">„Mancher Mann laut singet,<br /></span> + <span class="i0">Wenn man die Braut ihm bringet.<br /></span> + <span class="i0">Wüszte er was man ihm brächte,<br /></span> + <span class="i0">Er wohl lieber weinen möchte.”<br /></span> + </div> +</div> + +<p>De kerkelijke ondertrouwregisters en de stadhuispuiboeken zijn hier +beter, daar slechter, soms in 't geheel niet, bewaard, of ook hier +nauwkeurig, daar slordig bijgehouden, door slechte berging, vocht, +muizetanden aangevreten, terwijl wij af en toe met huivering lezen, dat +de zoontjes van den burgemeester er hunne pennen, ja hunne nagels op +oefenden of de domineesjuffrouw er papillotten van maakte: waaraan ze +bezweken. Het is hartbrekend zoo meedoogenloos als menschen met oude +papieren konden (en kunnen!) omgaan. Jacob van Lennep vertelt ons, dat +hij eens een jonge juffrouw aantrof, met een mand naast zich, bezig de +brieven te verscheuren en daarin te werpen van een harer ooms, die +gezant bij de Porte geweest was. Zoo werd ook het gansche <span class="pagenum" title="75"> </span><a id="p_75"></a>archief der +stad Zalt-Bommel van vóór 1660 in 1831 opgeruimd, 2164 halve kilo's aan +papier en 16 dito aan perkament. Door dezen verkoop was het +gemeentebestuur (eere wien eere toekomt, zegt met begrijpelijke +bitterheid De Hoop Scheffer, die ons het feit herinnert) in staat zich +een groen tafelkleed voor de vergaderzaal en een paar witte gordijnen +aan te schaffen. Gelukkig ontbreekt het goede niet. De +puiaanteekeningboeken van Amsterdam b.v. zijn in voortreffelijken staat +en wie er in bladert, ziet de geslachten der menschen langs zich +heengaan en hem treft menige beroemde naam: „25 Aug. 1590 Jacobus +Arminius, predikant deezer steede, geadsisteerd met Claes Fraensz. +(Oetgens van Waveren) burgemeester deezer steede ter eenre, en Lijsbeth +Laurensdr. oud 20 jaar, wonende op het Water in de gulde Reaal, +geadsisteerd met Laurens Jacobsz. [Reaal] schepen en raad, haar vader en +Geertje Pieters, moeder, ter andere zijde”; „20 Nov. 1610: Joost van +Vondel en Maayke Wolf”; „10 Juni 1634: Rembrandt van Rijn en Saskia +Uylenburg” en zoovelen meer, die allen als gewone menschenkinderen van +vrijen tot trouwen gekomen zijn en zich voor commissarissen hebben laten +aanteekenen. Wil men ten besluite van dit deel onzes hoofdstuks een +bewijs, hoe angstig de kerk op de proclamaties acht gaf <span class="pagenum" title="76"> </span><a id="p_76"></a>(met reden, +waarlijk!): „Wordt gevraagd” (ter synode van Haarlem a<sup>o</sup> 1600) „wat +men doen sal in een sake des huwlijks, waerin een seker joncman belofte +hebbende met eene jonge dochter, henengegaan is nae de commissarissen +der huwelijxsche zaken ende nochtans de dochter, die hij verwachtede, +niet en is verschenen, waardoor hij, vertoornd zijnde, nae een ander +plaetse is vertrocken, alwaer hij hem aen een ander beloeft ende twee +huwelijcksche proclamatiën ghehadt heeft, maer en is het huwelijk niet +bevesticht geworden, doordien dat de voorschr. dochter de derde +proclamatie heeft opgehouden, ende is niettemin nochtans in huyshoudinge +met de tweede getreden ende daerin soo lange gebleven, totdat de +dochter, met welcke hij eerst beloeft was, met een ander man +openbaarlijck is ghehuwelijckt ende nu versoect in den huwelijken staat +bevesticht te werden”. De synode staat het toe.</p> + +<p>Bij de aanteekening nu moest eerst, als van oude tijden, de toestemming +blijken van partijen. Vervolgens het consent der ouders. Van de oude, +gewestelijke rechtstoestanden zij slechts kort vermeld, dat in Friesland +minderjarigen de toestemming van ouders of voogden noodig hadden (zie +boven <a href="#p_66">blz. 66</a>), dat in Gelderland noch in Holland het ontbreken +van die toestemming de nietigheid des huwelijks <span class="pagenum" title="77"> </span><a id="p_77"></a>met zich bracht, wel +vermogensnadeelen, terwijl in hetzelfde Gelderland eerst de Echtorde van +1597 die nietigheid uitsprak. Reeds vroeger had ook het Eeuwig Edict van +Karel V (1540) het consent der ouders geëischt. Toch vinden wij +herhaaldelijk zulke huwelijken vermeld b. v. „Den 21 Juny 1618 capiteyn +de Vries getrout met Lambrecht Kanters dochter, van (ds.) Taurijn in de +Buerkerk, tegen wil ende danck des vaders”. Jonker Lambert Kanter, raad +der stad Utrecht, was ouderling ter synode van Dordrecht en zou aldaar +overlijden 24 April 1619 en den 27<sup>sten</sup> plechtig worden begraven. Ds. +Joh. Taurinus, de bekende schrijver van de „Weegschaal” was vurig +remonstrant: zoo zal de weigering des vaders hier wel in het +godsdienstgeschil haar oorzaak gevonden hebben. Het blijft de roem der +gereformeerde kerk, dat zij met nadruk het consent der ouders eischte. +Reeds in 1572 had de eerste Noordhollandsche synode uitgesproken: +„Nyemant, die onder eens anders macht geworpen is (zal) hem vervoirderen +hem met yemant te verloven sonder die haer wille, die sij onderworpen +sijn, daartoe te hebben”. Ouders en vrienden moeten, stelt zij voor (en +dit is ook regel geworden), met de jongelieden medekomen, en anders moet +men dezen met schande afwijzen, „al waert dat sij den dienaren oyck veel +wilden wijsmaecken”. De Dordtsche <span class="pagenum" title="78"> </span><a id="p_78"></a>synode van 1574 spreekt zich in +denzelfden geest uit. De kerk placht zich gaarne te beroepen op het +voorbeeld van Simson, den richter in Israël, die „gezien hebbende eene +vrouw te Thimnat van de dochteren der Filistijnen, zoo ging hij opwaarts +en gaf het zijnen vader en moeder te kennen en zeide: neem mij die tot +vrouw”. In overeenstemming daarmede de overheid in 1580: de proclamatiën +worden niet toegelaten zonder consent der ouders. Toen de student Corn. +Floor te Franeker in 1598 huwen wilde met eene pupil van prof. Drusius +(het was een in die dagen berucht geval) verzocht de kerkeraad aan de +overheid de proclamatiën op te schorten, totdat gebleken zou zijn van 't +consent van 's jongelings moeder. Ouders, verhinderd zelven te +verschijnen, mochten bij volmacht van hunne gevoelens laten blijken. +Daarvoor put ik een voorbeeld uit de genoemde pui-boeken van Amsterdam. +Op 31 Mei 1625 kwam Warner van Lennep (voorvader van het bekende +geslacht) ter aanteekening ten stadhuize, bijgestaan door secretaris +Valckenier (want de jongman had, afkomstig van Emmerik, in Amsterdam +geen verwanten), vertoonend zijns vaders consent. Met hem de bruid, Sara +van Halmael, geassisteerd door haar stiefmoeder. En dan de bijvoeging: +„de vader heeft gezegd, dat hij de geboden niet zal schutten”. Het <span class="pagenum" title="79"> </span><a id="p_79"></a>was +geen consent van harte blijkbaar. Daar het woord „ouders” aanleiding gaf +tot misverstand, bepaalden de Staten van Holland en Westfriesland in +1671, dat de uitdrukking „ouders” in art. 3 der ordonnantie van 1580 te +verstaan zij als vader en moeder, niet grootvader of grootmoeder. +Eindelijk, dat het voorschrift omtrent het oudersconsent langzamerhand +zich in de zeden vastzette, blijkt o. m. uit de verbazing, waarmede +Nederlanders in den vreemde afwijkende toestanden opmerkten. Den 4<sup>den</sup> +Mei 1689 teekende Const. Huygens de zoon in zijn journaal aan, dat in +Engeland een meisje van 14 jaar een goed en valide huwelijk kon sluiten +in 't geheim en zonder het consent der ouders.</p> + +<div class="figcenter" style="width: 288px;"> + <span class="pagenum" title="-"> </span><a id="p_80a"></a> + <a href="images/ill_p080a.jpg"><img src="images/ill_p080a-t.jpg" width="288" height="355" alt="Kinderhuwelijk.—Willem II en zijn bruid Maria van + Engeland.—Naar de schildering van Van Dijck, in het Rijksmuseum, Amsterdam." title="Klik voor vergroting (901×1111px, 228kb)" /></a> + <div class="caption">Kinderhuwelijk.<br />Willem II en zijn bruid Maria van Engeland.<br /> + <div class="illbron">Naar de schildering van Van Dijck, in het Rijksmuseum, Amsterdam.</div> + </div> + <span class="pagenum" title="-"> </span><a id="p_80b"></a> +</div> + +<p>Ziehier ons de gelegenheid geboden iets te zeggen van de leeftijdsgrens. +De verbazing van Huygens vond haar oorzaak in die 14 jaren. Want dat ten +onzent de geboden zonder toestemming der ouders niet werden toegelaten, +gold alleen voor jongemannen onder de 25, voor jongedochters onder de +20. De leeftijdsgrens voor huwelijken was oudtijds in de verschillende +gewesten verschillend, men vindt 18-14, 14-12, terwijl huwelijken onder +deze jaren gesloten voor oneerlijk en strafbaar, niet voor nietig +golden. Zoo nog onder Karel V. Maar onder de Republiek waren zulke +kinderhuwelijken verboden. In Friesland <span class="pagenum" title="80"> </span><a id="p_80"></a>en Utrecht werden ook bij de +vrouw de 25 jaren geëischt, vóór zij het ouderlijk consent zou kunnen +ontberen. Wie dan nochtans zulk een verboden echt sloot, mocht geen +aanspraken op het huwelijksgoed doen gelden, verstandige bepaling ter +bescherming van jonge, onervaren erfdochters, opdat niet een of andere +schavuit haar hart veroveren, haarzelve schaken en voorts met haar en +haar geld trouwen zou—wat toch telkens geschiedde. Was alzoo 14 en 12 +jaar voor man en vrouw de uiterste grens nederwaarts volgens de wet—hoe +stond het er mee in de practijk? Wij hebben daaromtrent geene +opzettelijke onderzoekingen onder oogen gehad, met name niet voor +kinderhuwelijken, zooals dat o. a. in Engeland is geschied. Over het +onderwerp in het algemeen stip ik slechts aan, dat sommigen de oorzaak +van kinderhuwelijken vinden in den wensch der ouders om ontduiking +hunner macht (b.v. door schaking) te vóórkomen. Zeker geldt dit niet +voor alle dergelijke verbintenissen, zooals ze bij Hindoes en +Australiërs, bij Balineezen en Dajaks gesloten worden, en waarvoor +onderscheiden redenen bestaan. Ook heeft reeds wijlen de hoogleeraar +Wilken onderscheid gemaakt tusschen wezenlijke kinderhuwelijken en +verlovingen tusschen kinderen. Maar opmerkelijk is, dat ze in Engeland +<span class="pagenum" title="81"> </span><a id="p_81"></a>nog zoo laat, in de 16<sup>de</sup> en 17<sup>de</sup> eeuw, gesloten worden. Zoo +heeft <span xml:lang="en">F. J. Furnivall</span> een onderzoek ingesteld alleen voor de diocees +<span xml:lang="en">Chester</span> van 1561 tot 1566 met allerbelangrijkste uitkomsten, en wel +zonderling klinken ons getuigenissen als dat „<span xml:lang="en">Harie Accars at the time +of his marriage with his child wife Jane was „<ins class="corr" id="corr9" title="Bron: „"></ins>about the +age off viij yeres and the said Jane about iiij or v yeres old</span>”". Zulke +kinderhuwelijken werden in alle vormen gesloten, waren in de gevolgen +meest uiterst ongelukkig en hadden verschillende oorzaken. Uitgenomen +enkele dergelijke verbintenissen uit staatkundige beweegredenen (toen +Willem II met Maria Henriëtte Stuart trouwde, 12 Mei 1641, was hij nog +geen 15, zij juist 10 jaar oud) zijn mij ten onzent op dit punt geen +gegevens bekend. Wel voorbeelden van zeer jong trouwen. Toen Jacob de +Witt 9 October 1616 met Anna van den Corput in den echt trad, was de +bruid 16 jaar. In de deftige families bleef dit niet ongewoon, en in de +nadagen der republiek vinden wij huwelijken, waarbij de jonge dochter +15, 16 meest 17 of 18 jaar oud is. Sommigen vonden dat te jong. Mevrouw +Helder „zoude ongaarne zien dat haare Dogter (van 18 jaar) zoo vroeg +trouwde, als nu meer en meer de mode wordt.” In eenvoudiger kringen +schijnt de huwelijksleeftijd ouder, 25 tot 30 jaar, omdat daar het +wachten op den noodigen welstand meêtelt, soms <span class="pagenum" title="82"> </span><a id="p_82"></a>ook de familieband. Op +alle dorpen van Rijnland en Delfland, laten wij ons vertellen uit het +derde kwart der 18<sup>de</sup> eeuw, vindt men jongelieden die 10 à 12 jaar +gevrijd hebben, ja die niet voor hun 50<sup>ste</sup> jaar getrouwd zijn, niet +uit al te groote koelheid, maar uit eene ongemeen sterke ouderliefde. +Een Duitsch reiziger op 't eind der eeuw vertelt, dat in Engeland meer +ongehuwden van 40 dan in Nederland van 25 jaren zijn.</p> + +<p>Waren de jongelieden boven de 25 en 20 en konden zij geen consent +vertoonen, dan werden de ouders ontboden en gehoord, waarna de +magistraat over de gegrondheid hunner bezwaren besliste. Zijn de ouders +binnen twee weken niet verschenen, dan gold dit voor toestemming; kwamen +zij en was de rechter het met hunne bezwaren eens, dan was er geen appel +of reformatie, gelijk de desbetreffende bepaling van 1597 in 1663 werd +vernieuwd. Natuurlijk kwam het ook voor, dat de rechter het niet met hen +eens was en dan mochten de geboden voortgang hebben. Jammer, dat kerk en +staat ook hier zich niet immer naar elkander voegen wilden, dat schouten +en secretarissen ten platten lande zich „vaak niet wilden conformeeren +met de politie der H.H. Staten om 't consent der ouders te verwachten”, +oorzaak van vele landelijke drama's. Te Nieuwkoop woonde in 1595 eene +vrouw, die met drie mannen tegelijk ondertrouwd was en <span class="pagenum" title="83"> </span><a id="p_83"></a>nu, zonder +consent, met den derden te Nieuwveen wilde trouwen. De predikant +weigerde terecht. Toen liet de baljuw van Rijnland haar door zijn schout +trouwen.</p> + +<hr class="tb" /> + +<p>In gegoede kringen stelde men bij de verloving ook de +huwelijksvoorwaarden vast, waaronder ook het <a id="cross12">spelden-</a> en het +weduwengeld, voorts morgengave (waarover <a href="#cross19">later</a>) en bruidschat. +Waar de bruidegom alleen zijne sterke handen en de bruid haar „eertje en +haar kleertje” meebracht, kon de belijing achterwege blijven. Jan Steen +heeft zulk een huwelijkscontract op een prachtig stuk vereeuwigd. Den +huwelijkshandel tusschen de ouders der geliefden, waarbij het +wederzijdsche goed tegen elkaâr werd opgewogen, zien wij op prenten vaak +voorgesteld door een weegschaal, waarop de jongelui zitten. De plank, +waarop het meisje met een schatkistje in haren schoot, daalt, die, +waarop de jongeling met leege handen, rijst: het huwelijk springt af. +Gelukkig, zoo men het eens werd en de mansvader (als in Friesland) der +bruid den riem gaf met kettinkjes, waaraan sleutels, schaar, +reukballetje en spiegeltje, als om de arbeidzaamheid en de +schoonheidszin, der huisvrouw beide noodig, zinnebeeldig uit te drukken. +Uit de 16<sup>de</sup> eeuw hebben wij als geschenken bij die gelegenheid: +damasten <span class="pagenum" title="84"> </span><a id="p_84"></a>rokken, gouden ringen, armbanden, maar ook een spinnewiel, +tafellakens, drinkvaten, maar ook een in blauw fluweel gebonden +gebedenboek met gouden sloten en ook—onergerlijk en natuurlijk—een +wieg. In Groningen heette deze bijeenkomst de wijnkoop, omdat de wijnkan +er lustig bij rondging en het contract ving doorgaans aan: „Dat ter eere +Gods en (zelfde gedachte als bij de wieg) tot vermeerderinge des +menschelijken geslachts een wettig huwelijk is beraamd tusschen ...” De +bekende Groninger predikant R. Alberthoma teekende in zijn dagboek op 4 +Jan. 1753 aan: „van middag is de wijnkoop gehouden van den heer Paulus +Chevallier, theol. prof. en onze enige dochter Margaretha Geertruid.” +Een zeer eigenaardig geval deed zich in 1775 in de Beemster voor, +waarvan Betje Wolff, die daar toen immers woonde, geheel vervuld was en +er aan haren vriend, dr. D. H. Gallandat over schrijft. <a id="cross13">De schatrijke +weduwe Agatha van Foreest—geb. Van Foreest</a>, moeder van acht kinderen, +werd verliefd op een armen Beemster boerenjongen, Jan Schenk, die nog +met haar kinderen had gespeeld. Toen zij besloten was hem te trouwen, +liet zij hare kinderen samenkomen op haar buitenplaats in de Beemster +(de twee oudste zoons waren officier), deelde hun haar plan mede en +beloofde, als een der huwelijksvoorwaarden, hun een millioen gulden af +te <span class="pagenum" title="85"> </span><a id="p_85"></a>staan. Er ontstond een zware twist,—„de degens zijn uitgeraakt en +de Heeren hebben hunnen aanstaanden stiefvader van de Plaats gejaagd met +vele dreigementen.” Toch heeft toen mevrouw de geboden laten vragen, +die, na protestatie der familie, ook gegeven zijn. Daar de bruigom +roomsch was, moesten zij van zes tot zes weken onder de geboden staan; +het huwelijk volgde 4 Juni en werd, zeker om de ergernis, in huis +gesloten. Het portret dezer trouwlustige dame hangt in het Westfriesch +museum te Hoorn als N<sup>o</sup>. 56. Over ergerlijk bedrog met huwelijksche +voorwaarden ontbreken helaas de berichten niet. Men bepaalde een veel +hooger som, welke de vrouw mede ten huwelijk bracht, dan de waarheid +was, wees haar een douairie of lijftocht toe, grooter dan de +wederzijdsche bezittingen samen bedroegen: bij een breuk (faillissement) +trok de vrouw dit alles van den boedel af en voor de schuldeischers +bleef 10% over!</p> + +<div class="figcenter" style="width: 424px;"> + <span class="pagenum" title="-"> </span><a id="p_84a"></a> + <a href="images/ill_p084a.jpg"><img src="images/ill_p084a-t.jpg" width="424" height="327" + alt="Huwelijksweegschaal.—Foto naar een prent, toegeschreven aan G. de Jode." title="Klik voor vergroting (1324×1021px, 364kb)" /></a> + + <div class="poem size75"> + <div class="stanza"> + <span class="i0"><i>De Lifde eylaes heeft nu den sack gecreghen,</i><br /></span> + <span class="i0"><i>D' ouders Weghen, haer dochter in balance,</i><br /></span> + <span class="i0"><i>Heeft den uryer soo ueel goets niet daer teghen,</i><br /></span> + <span class="i0"><i>Het houwelyck is af, hy moet uanden dance.</i><br /></span> + </div> + <div class="stanza" xml:lang="fr"> + <span class="i0"><i>Amour est refroidy, affection est morte,</i><br /></span> + <span class="i0"><i>L' Hollandois ueult la dote et la fille poiser:</i><br /></span> + <span class="i0"><i>Que si le Jeun Amant aultant des biens n' apporte,</i><br /></span> + <span class="i0"><i>Ailleurs il luy faudra sa fortune chercher.</i><br /></span> + </div> + </div> + + <div class="caption">Huwelijksweegschaal.<br /> + <div class="illbron">Foto naar een prent, toegeschreven aan G. de Jode.</div> + </div> + <span class="pagenum" title="-"> </span><a id="p_84b"></a> +</div> + +<hr class="tb" /> + +<p>Bij den ondertrouw <ins class="corr" id="corr10" title="Bron: diende">dienden</ins> partijen al verder over te leggen +een „getuigenis van vrijigheid”, bewijs dat men ongetrouwd was. Tegen +bigamie hebben kerk en staat gelijkelijk als tegen een groot en +schadelijk euvel krijg gevoerd. In onze periode kwam de verbintenis met +meer dan ééne vrouw als wettige huwelijksvorm reeds lang niet meer voor; +waartoe <span class="pagenum" title="86"> </span><a id="p_86"></a>zijne neiging ook nog iemand voeren mocht, godsdienst, recht en +zede stempelden gelijkelijk polygamie als overtreding. Het beroep op de +oudvaders in het O. T. wezen Beza, à Limborch, Barlaeus, Cats en wie er +verder over geschreven hebben, af met te betoogen, dat zij dwaalden, of +dat de veelheid der zondaren de zonde niet verontschuldigt, of dat God +in den beginne de veelwijverij toeliet, om de aarde bevolkt te krijgen, +maar dat zij toch niet in zijn plan lag, omdat Hij anders gemakkelijk +uit Adam meer dan ééne Eva had kunnen scheppen. In de jaren 1535 en een +tiental volgende was dit betoog te pas gekomen tegen munsterschen, +batenburgers en davidjoristen, die het dubbel huwelijk in theorie +verdedigden en in de practijk toepasten. Bekent niet Jan Pietersz. van +Alkmaar dat „hem door den leeraar Jacob Remmes is gegeven geweest tot +sijne tweede huysvrouwe, de voorsz. sijne eerste huysvrouwe noch +levende, eene genoempt Nele?” Was niet de wederdooper Lourijs Lourijsz. +van Leiden met Dorothea Pietersdr., ook in 1534, als met zijne vrouw +naar Dordrecht gereisd, om daar te prediken, zijne eerste vrouw te +Leiden achterlatende? Was niet Maria Barent Gerrijtsdr. uit het land van +IJselstein, eerst getrouwd met Gerrit Kieviet, die te Amsterdam werd +onthoofd, daarna „een van de huysvrouwen geweest <span class="pagenum" title="87"> </span><a id="p_87"></a>van eenen Corn. +Appelman oick van den verbonde van Batenburch, die voor sulx tot Utrecht +geëxecuteert is geweest?” Doch de verdwaasdheid dezer ongelukkige +schepsels heeft maar kort de toenmalige maatschappij in beroering +gebracht. Thans dan waakten staat en kerk zoo goed mogelijk tegen dubbel +huwelijk, al was het vaak uiterst moeielijk zekerheid van iemands dood +te verkrijgen. Toch kon strengheid bij zoo groot gevaar geen kwaad: bij +gebleken bigamie volgde soms doodstraf, te Amsterdam werd iemand, die +bij het leven zijner vrouw geboden had gevraagd, gegeeseld. Omgekeerd +heeft de overheid voor bigamie te goeder trouw genadig willen zijn door +o. m. de wettiging der kinderen mogelijk te maken. Echter heeft zij geen +gevolg kunnen geven aan den wensch der gereformeerde kerk, dat men +alleen zou mogen trouwen ter plaatse waar de geboden waren gegaan. Dat +was niet tegen te gaan. Wel echter moesten, als partijen op +verschillende plaatsen woonden, op beide de geboden gelezen worden. Hier +is een voorbeeld, ook voor plattelandstoestanden eigenaardig: „Edam 30 +Juni 1612 getrouwt Dirck Cornelisz. van Haakswijck (Axwijk) met Trijn +Jansdr. van Middelije (Middelie) met goede attestatie des schoolmeesters +tot Middelije haare wettelijke uytroepingen gehad te hebben, getrouwt +<span class="pagenum" title="88"> </span><a id="p_88"></a>hier te Edam in de hooytijd, dat tot haerent niet gepredickt wordt en +daerom oock haer preddicandt van huys was”. Juist omdat het doodsbewijs +soms zoo moeielijk te leveren viel, toonde ook de kerk vaak mededoogen. +Zekere <span xml:lang="en">George Church</span>, een Engelschman, te Rotterdam wonend, had daar, in +1633, eene weduwe getrouwd, <span xml:lang="en">Margaretha Hope</span>, die twee mannen gehad had. +Maar nu was het gebleken, dat de eerste dier twee nog leefde, in +overspel met eene andere, nadat hij <span xml:lang="en">Margaretha</span> „malitieuselijck” had +verlaten. Toen <span xml:lang="en">George</span> dit te weten was gekomen, had hij zich aanstonds +van zijne vrouw afgezonderd en eene scheiding bewerkt tusschen haar en +dien eersten man. Hij vroeg nu aan de synode van Den Briel of zijn +huwelijk met <span xml:lang="en">Margaretha</span>, vóór den datum dier scheiding, onecht was +geweest en zij dus op nieuw moesten trouwen? Waarop de hooge vergadering +„nemende in consideratie de onmijdelijcke onwetenheyt van den man, de +trouwloose verlating van <span xml:lang="en">Margaretha Hope</span> bij haren eersten man, den +commer van d'een en d'ander sijde...” het huwelijk voor wettig +verklaarde. In 1664 werd Johan de Witt om advies gevraagd in eene +dergelijke zaak van teeren aard. Eene vrouw was getrouwd met een man, +die op dat tijdstip in Holland nog eene andere vrouw in leven had, al +heette het dat zij <span class="pagenum" title="89"> </span><a id="p_89"></a>overleden was. Maar zij had reeds met dien man +geleefd, nog vóór het gerucht van dat overlijden haar was ter oore +gekomen, en had dus reeds niet met hem mogen huwen, volgens de wet, dat +de overspeler met de overspeelster niet huwen mag. Bovendien kon zij +niet aangeven, wanneer zij van dat overlijden had gehoord, wat te +vreemder was, omdat die vrouw in een Delftsch logement verblijf hield en +men dus van haar afsterven gemakkelijk naricht had kunnen bekomen. De +Witt geeft nu den (zeker zeer wonderlijken) raad, dat zij de „saecke +sooveel doenlijck secreet houden” moet, omdat anders wel eens scheiding +zou kunnen worden bevolen. Hier was, zouden wij zeggen, geen reden voor +mededoogen. In elk geval blijkt het gevaar voor bigamie niet +denkbeeldig.</p> + +<hr class="tb" /> + +<p>Soms werd er bij den ondertrouw gelet op de mogelijkheid, dat de bruid +„<span xml:lang="la">deflorata</span>”, onteerd kon zijn. Sommige instructies schrijven voor, dat +predikant of ambtenaar (bij opgevat vermoeden) moeten vragen of het +bruidspaar „vleeschelijke conversatie” gehad heeft? Ook dit stuk uit de +geschiedenis des huwelijks heeft eene lange ontwikkeling achter zich, +maar wij kunnen er èn om de uitgebreidheid èn om de eigenaardigheid van +het onderwerp niet lang bij <span class="pagenum" title="90"> </span><a id="p_90"></a>stil staan. Er zijn tijden, waarin en +volken, waarbij de ongereptheid der bruid niet slechts onnoodig, maar +zelfs ongewenscht werd geacht zoodat zij, op velerlei, voor ons begrip +stuitende, manier vóór het huwelijk werd gedefloreerd. Maar de regel was +toch het omgekeerde, dat nl. de maagdelijkheid der bruid van de hoogste +waardij werd geacht en bij het huwelijk op overtuigende wijze moest +worden aangetoond. Wat Deut. XXII: 13–21 van de oude +Israëlieten verhaalt, mag als vast gebruik bij tal van volken gelden, +terwijl oude vertellingen en sprookjes dan weêr herinneren, hoe met dit +bewijs bedrog kon worden en ook vaak werd gepleegd. Maar hiervan genoeg. +In ons tijdperk gold het reeds lang als misdrijf zoo bij de verloving +bleek, dat de bruid ontmaagd was, daarom, naar de volkszeden, nog niet +altijd als schande. In Amsterdam verwezen commissarissen, als 't bleek, +dat de bruid onteerd was, de zaak naar M. H. van den gerechte. Was de +zwangerschap der bruid „notoirlijck” dan betaalden in de +generaliteitslanden partijen ieder ƒ20, waarbij de ouders voor hunne +kinderen, vrouwen voor haar dienstmaagden instonden. Hadden nu partijen +nochtans geen bezwaar tegen het huwelijk, dan ontstonden er natuurlijk +geene moeielijkheden en deze soort verbintenissen waren talrijk, door de +volksmoraal ook niet veroordeeld. <span class="pagenum" title="91"> </span><a id="p_91"></a>„'t Is aan onze stranden,” vertelt +ons iemand in 1773, „zeer gemeen een bruid bezwangerd te zien vóór den +trouwdag, maar de gelieven blijven elkander getrouw”. En zoo was het +niet alleen aan onze stranden, maar ook verder. In de bouwstoffen voor +een beroemd geworden rapport, door baron <span xml:lang="en">d'Alphonse</span> in 1813 uitgebracht +over den staat van ons land en volk, bevindt zich ook een stuk van den +prefect de Stassart d.d. 22 Aug. 1812, waarin o. a.: „... De families +wachten met het vaststellen van een huwelijk, tot de jongelieden neiging +voor elkander getoond hebben. Vandaar de nauwe betrekkingen tusschen de +beide geslachten. Bovendien trouwen, althans in de lagere klassen, de +meisjes niet vóór zij zwanger zijn, maar in dien toestand worden zij ook +bijna nooit verlaten.” Bij deze uitspraak staat een aanteekening van J. +D. Janssen, den lateren secretaris-generaal bij het departement voor de +zaken der hervormde kerk, waarin hij dien vrijeren omgang prijst en +voorts ontkent, dat de bedoelde meisjes zóó zijn. Hij kent geen enkele +klasse zóó bedorven, „zelfs” niet in Den Haag, „<span xml:lang="en">à l'exception peut être +de celle des domestiques, qui a en général les mœurs les plus +dissolues”. D'Alphonse</span> heeft toen geschreven: „<span xml:lang="en">il en résulte quelquefois +quelques anticipations sur les droits de l'hymen</span>”. Dat was weder veel te +<span class="pagenum" title="92"> </span><a id="p_92"></a>gunstig. Vandaar, dat het in zijne kringen aan den raadspensionaris van +Slingeland zeer kwalijk werd genomen, dat hij, in 1726, een huwelijk +sloot met zijne dienstmeid, Johanna van Coesveldt, een „<span xml:lang="en">mariage honteux</span>” +zegt de Fransche gezant <span xml:lang="en">de Fénélon</span>, dat hem veel kwaad heeft gedaan.</p> + +<p>Maar groote moeielijkheden ontstonden als opschorsing der geboden werd +gevraagd, door wie zeide door den bruidegom te zijn onteerd. Volgens den +vasten regel in de Republiek, dat wie een maagd onteert <a id="cross14">haar moet +trouwen (<span xml:lang="la">ducere</span>) of geld betalen (<span xml:lang="la">dotare</span>)</a>, kon de onteerde eene actie +instellen en middelerwijl de geboden laten ophouden. Dan werd er naar +eene minnelijke schikking gestreefd en dikwijls waren het commissarissen +tot de huwelijksche zaken, die trachtten „partijen te accordeeren”. +Veelal ging het afkoopen boven het trouwen. Zijn de partijen, heet het +in een plakkaat van 1666, te zeer ongelijk van kwaliteit, dan zal de +gedefloreerde vrouwspersoon worden gecontenteerd met een eerlijken +bruidsschat. Doch beiden betalen ƒ200 boete. De keuze tusschen trouwen +of afkoopen stond meest aan den onteerder, soms aan den rechter. Besloot +hij tot dotatie, dan mocht het meisje die ook van den vader van haren +verleider eischen. Overigens bestond er omtrent talrijke, bijkomende +vragen geen vaststaande rechtsovertuiging <span class="pagenum" title="93"> </span><a id="p_93"></a>en daarom doet het te meer +leed, dat de kerk haren invloed niet meer voor het trouwen heeft +aangewend. Zij kon „niet verstaen, dat een vrij, ongehillichte persoon +gehouden (sou) wesen te trouwen eene dochter, die hij beslapen heeft”. +Beweert zij, dat hij haar trouwbeloften deed, dan zal de magistraat dat, +door afneming van een eed, moeten beslechten. Men zou wenschen, dat de +kerk, die herhaaldelijk blijk heeft gegeven, zich de belangen van den +zwakke aan te trekken, ook hier krachtiger voor de, dikwijls bedrogen en +in elk geval verlaten, vrouw ware opgekomen. Hoe zorgvuldig zij echter +zulke gevallen onderzocht, moge blijken uit het volgend gebeurde in de +<a id="cross15">Hollandsche gemeente te Londen</a>. In 1570 wenschte zekere Pieter de Brune +te trouwen, maar na de eerste proclamatie werd het bezwaar ingebracht, +dat hij te Gent reeds aan eene andere trouwbelofte gegeven had. Geroepen +voor den Londenschen kerkeraad, verklaarde Pieter „tbijslapen ten +diverschen stonden gheschiedt tsijne”, maar van belofte aan die dochter +kon geen sprake zijn, omdat „daer ghenouch gheruchte van oneerbaerheit +achter haer ghijnck”. De kerkeraad verlangde toen eene notarieele acte +uit Gent, ten bewijze dat genoemd meisje inderdaad „in 't openbare leven +zat”, eene dergelijke acte te Londen, waarin hij verklaarde <span class="pagenum" title="94"> </span><a id="p_94"></a>te willen +trouwen, maar dat het Gentsche meisje trouwbeloften op hem +praetendeerde, voorts eene verklaring, dat hij zich onderwerpen zal aan +de uitspraak van „den E. Superintendent den bisschop van Londen, tsij +(van) de duytsche consistorie”, eindelijk dat, als 't meisje te Gent +binnen drie maanden niet verklaarde, of zij bij haren eisch volhardde, +dan eerst Pieter zich vrij achten mocht. Alle acten in duplo ter +toezending aan bedoeld meisje. Dit is wel een treffend voorbeeld van +wijze herderlijke zorg. Het huwelijk schijnt intusschen niet te zijn +doorgegaan, althans in de trouwboeken der gemeente vond ik alleen een +Jacques de Brune, getrouwd 11 Mei 1609.</p> + +<hr class="chend" /> + +<p><span class="pagenum" title="95"> </span><a id="p_95"></a></p> + +<h2><a id="HOOFDSTUK_V"></a>HOOFDSTUK V.</h2> + +<p class="subh2">DE VERLOVING OF ONDERTROUW. (VERVOLG).</p> + +<hr class="chbegin" /> + +<p>Het is er verre vandaan, dat nu alles zou zijn onderzocht, waarnaar +volgens wet en gewoonte bij den ondertrouw een onderzoek diende te +worden ingesteld. Het ergste moet nog komen, d. w. z. het moest blijken, +dat partijen niet tot elkander stonden in verboden graad van +bloedverwantschap. Ook hier weêr ligt eene geschiedenis achter ons, die +tot in den oertijd terug reikt. Waar het matriarchaat heerschte (het +moederrecht, waarbij naam, eigendom, voorrecht, stamverwantschap door de +moeder overgaan, ook als de vader bekend is), waren gansch andere +verboden graden, dan waar het patriarchaat bestond. Broeder en zuster +van éénen vader, maar van twee moeders zijn bij het matriarchale stelsel +niet consanguinair d. i. bestaan elkander niet in den bloede, waarom +Abraham tot koning Abimelech zegt van <span class="pagenum" title="96"> </span><a id="p_96"></a>Sara: „Zij is mijne zuster, de +dochter van mijn vader, maar niet van mijne moeder en zij werd mijne +vrouw”. In dit stelsel is een man nauw verwant aan dochters van eene +tante van moederszijde, wat bij het patriarchale niet het geval is. +Voorts speelt hier de opvatting van het stamverband haar rol. Soms is +een huwelijk alleen geoorloofd in (dus met nauwer verwanten), soms +alleen buiten den stam (dus met geen of zeer verre bloedverwanten). +Wederom komen consanguinaire huwelijken voor tusschen zeer nauwe +betrekkingen als broeder en zuster, waarbij dus voor de schadelijkheid +van dergelijke verbintenissen, door sommige moderne schrijvers +aangenomen, niet werd gevreesd. Over dit laatste punt heeft ten onzent, +in 1888, N. P. van der Stok een lijvig werk geschreven, „Huwelijken +tusschen bloedverwanten”, waarbij eene uitvoerige lijst van vreemde en +eigen literatuur. Het Oudisraëlietisch recht verbood te huwen met moeder +en stiefmoeder, met zuster, halfzuster en schoonzuster, met kleindochter +en schoondochter, met tante en aangehuwde tante, wat van hier in het +christelijk en mohammedaansch recht overging. Oudgermaansch recht +verbood huwelijken tusschen ouders en kinderen, broeders en zusters. +<span xml:lang="de">Jacob Grimm</span>, de wijdberoemde grondlegger van de studie der Duitsche +taal, van het <span class="pagenum" title="97"> </span><a id="p_97"></a>Duitsche recht en van den Duitschen godsdienst, zegt dit +aldus: „<span xml:lang="de">Ehverbot wegen zu naher verwandtschaft zwischen eltern, kindern +und geschwistern versteht sich von selbst; die kirchengesetze dehnten es +aus auf schwägerschaft und geistliche verwandtschaft</span>”. En zóó is het +ook. In den beginne ontzegde de middeleeuwsche kerk het huwelijk zóó +ver, als verwantschap naar Germaansch recht werd aangenomen. Tot in de +9<sup>de</sup> eeuw vormt in de Duitsche landen deze derde generatie de grens. +Maar in 1058 breidde paus Nicolaas II het verbod uit tot de zevende +generatie. Deze bepaling echter bracht zulk een sleep van lasten en +moeielijkheden met zich, dat in 1215 Innocentius III er op terug kwam. +Volgens hem was een huwelijk in op- of afgaande linie volstrekt +onbestaanbaar; tot in den 4<sup>den</sup> graad der zijlinie ongeoorloofd. Daar +echter man en vrouw één vleesch en bloed zijn, waren de verwanten van +den een ook die der andere, waarom huwelijken, van wie tot elkander in +zwagerschap stonden, insgelijks tot den vierden graad verboden waren. +Eindelijk: doopvader en doopmoeder stonden tot den doopeling in +ouderlijke betrekking, daarom mocht b.v. de peetdochter niet trouwen met +den weduwnaar harer overleden peetmoeder. Dit was de geestelijke +verwantschap, welke later door de protestantsche theologen <span class="pagenum" title="98"> </span><a id="p_98"></a>en juristen +zou worden ontkend, als geenerlei grond vindend in Gods woord. Volgens +hen mochten dus peters en meters over 't zelfde kind wel trouwen. Voor +'t overige namen deze gereformeerde en luthersche theologen eene dubbele +verhindering aan, eene volgens het O. T<sup>isch</sup>, goddelijk, eene andere +volgens het Romeinsch en kanoniek, menschelijk recht, waarbij zij +trachtten de verschillen te vereffenen. Ik denk o. a. aan Beza's +tractaat over huwelijksbeletselen, een boek ontstaan uit academische +lessen (1591), dat ook hier te lande, in 't Latijn, en in 't +Nederlandsch vertaald, ijverig is gelezen en o. a. door de synode van +Tholen in 1602 is aanbevolen, toen zij haar „Forme ende maniere van te +ondertrouwen, dienende tot instructie voor den kerckendienaren” +opstelde, als bij uitstek geschikt, om de „graden van bloetvrientschap +of maeghschap in denwelcken te houwelicken van God verboden is” juist te +leeren onderscheiden. Ik denk aan Melanchthon's verhandeling over de +bloed- en huwelijksverwantschap, dat zich voor het beoogde doel zeer +goed leent, want het geeft een bevattelijk overzicht van wat onder +verboden graden te verstaan zij, met voorbeelden uit de bijbelsche +historie, de Grieksche mythologie en de profane geschiedenis. Ook de +Heidelbergsche hoogleeraar Hieron. Zanchius, die in <span class="pagenum" title="99"> </span><a id="p_99"></a>zijn tijd in +aanmerking is gekomen voor een stoel aan de jonge, Leidsche hoogeschool, +schreef een hier te lande aanbevolen werk over verloving, huwelijk en +echtscheiding, waarin hij ook uitvoerig handelt over de verboden graden. +Ten onzent geeft de vermaarde theoloog Gisbertus Voetius een tractaat +over huwelijk en huwelijksbeletselen. Welnu, deze theologen en de door +hen voorgelichte kerkedienaren zagen wel, dat de verbodsbepalingen in de +Schrift niet immer met die in de landswetten of in het kanoniek recht +overeenstemden. Dus trachtten zij naar eene regeling van staatswege, +waarbij met de bijbelsche opvatting rekening werd gehouden, middelerwijl +zich vaak schikkende, in wat zij toch afkeurden. Wanneer de overheid een +huwelijk toeliet in een, volgens de gereformeerde kerk verboden, graad, +dan voltrok de predikant het niet zonder schriftelijk bevel en na de +betrokkenen genoegzaam gewaarschuwd te hebben.</p> + +<p>De regeling van staatswege van de verboden graden van consanguiniteit +ging langzaam en bleef onvoldoende. Nog in 1673 leggen de Staten van +Zeeland de verklaring af, dat zij bij het vaststellen der verboden +graden op moeielijkheden stuiten, en dat zij daarom overleg zullen +plegen met hunne naastgelegen bondgenooten, de Staten van Holland en +Westfriesland, <span class="pagenum" title="100"> </span><a id="p_100"></a>met wie zij altijd dezelfde wetten hebben gehad. Deze +laatsten nu hadden reeds in 1580 bij de <a href="#cross7">vroeger genoemde</a> ordonnantie, de +verboden graden zoo goed mogelijk behandeld, door Zeeland gevolgd in +1583, door Utrecht in 1584, door Friesland in 1586, Gelderland 1597, +terwijl voor de generaliteitslanden het Echtreglement van 1656 de graden +voorschreef. Hier werd dan het huwelijk verboden tusschen: 1º. Ouders en +kinderen, opwaarts en nederwaarts; 2º. broeders en zusters 't zij van +vollen of van halven bedde; 3º. man en schoondochter of +kleinschoondochter, vrouw en schoonzoon of kleinschoonzoon; 4º. man en +voordochter der overleden huisvrouw, vrouw en voorzoon van den overleden +man; 5º. man en de weduwe zijns broeders, vrouw en den weduwnaar haars +zusters; 6º. man en de weduwe van broeders of zusters zoon, vrouw en den +weduwnaar van broeders of zusters dochter. De verboden graden door +bloedverwantschap waren ook die door huwelijksverwantschap: in den +zooveelsten graad als iemand is mijn bloedverwant, in den zooveelsten is +zijn vrouw mijn huwelijksverwant, legt Melanchthon ons uit en Huig de +Groot leert: „In swagerschap is verboden te huwelijken binnen de leden +hier voren van bloede vermaant.”</p> + +<p>Wij willen nu zien, hoe deze theoretische wetsbepalingen <span class="pagenum" title="101"> </span><a id="p_101"></a>hare +toepassingen vonden in de practijk van het gewone leven, om de kennis +waarvan het ons hier bovenal te doen is. Over de beide eerste graden +bestond geen verschil. Verbintenissen tusschen neef en nicht, van ouds +verboden, waren veelvuldig voorgekomen. „Otto Gerijts”, zegt eene +Arnhemsche schepenaanteekening d.d. 22 Mei 1555, „heeft bij zijns ooms +dochter geslapen ind twe kynder by haer geworven. En, so hij sulx nyet +hefft willen laeten,” heeft de pastoor den schout met de kerkmeesteren +in de vergadering van het kerspel te kennen gegeven, „dat zij sulx de +werltlicke here solden laeten straffen.” De vereeniging tusschen neef en +nicht gold tijdens de Republiek volgens kerkelijk oordeel voor +oneerbaar: wel verbieden Gods woord en de geschreven wetten het niet, +maar het is toch niet stichtelijk. Hier is invloed van het kanonieke +recht, dat, zegt Beza, nog precieser zijn wil dan God in Zijn woord en +zelfs het huwelijk verbood tusschen zusterskinderen tot den derden +graad. Zoo mocht dan volgens gereformeerd inzicht geen huwelijk plaats +hebben van een man met „sijns broeders wijfs dochter, dewelke is sijne +betroude nichte”, ook niet van een man met de nicht van de vrouw, met +wie hij geboeleerd heeft. Het is eigenaardig, dat eene Groningsche +synode van 1613 huwelijken tusschen neef en nicht afkeurt, omdat <span class="pagenum" title="102"> </span><a id="p_102"></a>de +vriendschap tot andere geslachten moet worden uitgebreid. Zoo oordeelde +ook de kerkvader Augustinus reeds, toen hij het huwelijksbeletsel der +bloedverwantschap een uitvloeisel noemde van de goddelijke wet, die wil, +dat niet alleen door de banden des bloeds, maar ook door die van den +echt, de gemeenschap der menschen met elkander in den ruimsten zin +bevestigd zal worden.</p> + +<p>Hevige beroering wekte in Groningsche doopsgezinde kringen a<sup>o</sup> 1681 +het voorgenomen huwelijk van een achterneef en achternicht. Christoffel +Wensing, van de Vlaamsche gemeente te Groningen wenschte te trouwen met +Antje Mennes van Appingedam en—beide vaders der jongelui waren neven! +De kerkeraad te Groningen weigerde zijne toestemming te geven... uit +vrees dat zulk een huwelijk bloedschande mocht zijn. Er hadden twee +samenkomsten plaats van de oudsten en de afgevaardigden uit de naburige +gemeenten, die telkens de zaak naar Groningen verwezen. Toen ging +Christoffel naar Appingedam (het was intusschen al voorjaar 1683 +geworden!), vroeg dáár de voltrekking van het huwelijk, maar ontving +eene weigering, waarop, om de zaak te beslissen, eene vergadering is +gehouden van <i>alle</i> Vlaamsch-doopsgezinde gemeenten, met afgevaardigden +uit 29 gemeenten, onder wie 3 Oostfriesche. De eerste vergadering +<span class="pagenum" title="103"> </span><a id="p_103"></a>duurde van 6 uur 's avonds tot twee uur na middernacht, de volgende +begon 's middags 12 uur en besloot eindelijk het geval te onderwerpen +aan de stemming der Groninger gemeente. Een-en-vijftig stonden het +verzoek van Christoffel toe, maar „met kommer”, drie-en-twintig waren er +tegen. Daarop besloot deze synode in de uitspraak der Groninger +broederschap te berusten, „met kommer en noodshalve” en onder zekere +voorwaarden. „Zooveel had het in”, roept De Hoop Scheffer uit, die ons +deze geschiedenis heeft verteld, „om in Groningen onder de Vlaamsche +doopsgezinden zijn achternichtje te trouwen!” Laat ons hopen dat +Christoffel en Antje gelukkig zijn geweest. Maar de lezer bespeurt, dat +de gansche zaak buiten de overheid omgaat: die had het huwelijk zeker +toegestaan. Christoffel Wensing wilde zich echter niet buiten het +gemeenteverband stellen en moest daarvoor de lasten overhebben.</p> + +<p>De eigenlijke moeielijkheden intusschen begonnen eerst bij een huwelijk +van den man met de betrekkingen zijner overleden vrouw en omgekeerd. In +sommige gevallen was door de landswetten voorzien, maar er deden zich +telkens nieuwe voor, waarover dan uitspraak moest worden gedaan, waarbij +het oordeel der kerkelijken zijn invloed oefende. Een huwelijk tusschen +den man en de voordochter der <span class="pagenum" title="104"> </span><a id="p_104"></a>overleden huisvrouw was, zagen wij, in de +ordonnantiën verboden. Toch wenschte Nicolaas Nieuwland, burgemeester +van 's-Gravenhage, in 1626 zulk een huwelijk aan te gaan, waartoe prins +Maurits toestemming gegeven had. Maar, terwijl er reeds twee geboden +gegaan waren, schutten Heeren Staten het derde en, niettegenstaande de +man bij zijne vrouw geene kinderen gehad had, sloegen zij het huwelijk +af. Volgens de gereformeerde kerk zou de burgemeester zich aan +bloedschande hebben schuldig gemaakt. Toen het eens te Opwierda in +Groningen bleek, dat zekere Jan Cyess met „sijne stiefdochter boleerde”, +werden aanstonds maatregelen genomen „daermit doch sülcke grouwelen vuth +dem lande gewehret mochten werden.”</p> + +<p>Het huwelijk tusschen den man en de zuster der overleden vrouw was zóó +gewoon en lag, door huiselijke omstandigheden, zóó voor de hand, dat de +overheid, schoon het verboden was, aarzelde het te veroordeelen. Toch +gevoelden velen het als ongeoorloofd en achtten het althans als +„lichtveerdigheyt in den h. ehestandt”. Ja, terwijl natuurlijk het +huwelijk verboden was van den man met de weduwe zijns broeders, gold ook +het trouwen met de halfzuster der overleden huisvrouw in vele kringen +voor zonde, wat zich zelfs uitstrekte tot het huwelijk met hare +bastaardzuster. <span class="pagenum" title="105"> </span><a id="p_105"></a>Tot deze groep reken ik ook het huwelijk tusschen den +man en de vrouw van den broeder der overleden huisvrouw, zijne +schoonzuster dus ook, maar verder af. De overheid liet dat soms toe, +zooals bij een geval te Gouda in 1601. Daar was Cornelis Cornelisz. +getrouwd geweest met Grietje Anteunisdr., Adriaan Anteunisz. haar +broeder, met Maaike Adriaansdr. Grietje en Adriaan waren gestorven en nu +wenschte Cornelis met Maaike te trouwen. Mocht dat? Het gevoelen was, +dat hier de affiniteit, de zwagerschap, ver genoeg was, om het toe te +staan, maar dat de eerbaarheid, het fatsoen er toch tegen opkwamen. Wij +zijn niet blind voor de zorgvuldigheid der overwegingen, opdat maar de +zuiverheid des huwelijks onbesmet zou blijven, al is het waar, dat men +soms al te angstig was.</p> + +<p>Tot wijder kring, maar in dezelfde rubriek, is te rekenen het huwelijk +met de tante der overleden huisvrouw. Bij zulk een geval, a<sup>o</sup> 1604, +heerschte nog onzekerheid, al waren velen geneigd het een +„<ins class="corr" id="corr11" title="Bron: abonimabel">abominabel</ins> huwelijk” te noemen. Nu gold het hier eene +„bloetmoeye” en dat kon niet nalaten, oordeelden zij, den toorn Gods te +wekken. Maar eene eeuw bijkans later, in 1698, was er geene onzekere +jurisprudentie meer en weigerde de magistraat zulk eene verbintenis, +zelfs waar het thans geene „bloetmoeye”, maar <span class="pagenum" title="106"> </span><a id="p_106"></a>eene „coude moeye” +betrof. Jacob Jansz. Knecht nl. koopman te Amsterdam, was weduwnaar van +Catharina Peckstok en wenschte te hertrouwen met Maria Sarragon, zuster +van Catharina's insgelijks overleden moeder. Na de tweede proclamatie +werd de derde geweigerd. Knecht wendde zich tot de hooge regeering en +betoogde, dat het huwelijk allerminst geschiedde uit ongebonden driften, +maar met alle modestie en eerzaam overleg; dat hij met zijne eerste +vrouw maar weinig maanden getrouwd geweest was en geene kinderen bij +haar had verwekt; dat de bruid, eene zedige, pieuse, bejaarde dochter +zich de opschorting der geboden zoodanig aantrok, dat zij daardoor +genoegzaam in eene mijmering vervallen was. Het mocht alles niet baten. +Bij resolutie van 25 Januari sloegen H. E. Gr. Mog. het verzoek af, zich +beroepende op de ordonnantie van 1580, laatste lid nederwaarts t. w. +huwelijk van eene vrouw met den weduwnaar van de dochter eener zuster. +Op een huwelijk als dit, tusschen den man en zijne koude tante, achtte +men ook Levit. XVIII, 14, XX, 20 toepasselijk: „tot de vrouw van den +broeder uws vaders zult gij niet naderen: het is uwe tante.”</p> + +<p>Mag de man trouwen met een nicht der overleden vrouw? In Holland en in +Groningen zijn van kerkelijke zijde zulke verbintenissen veroordeeld. +Het is <span class="pagenum" title="107"> </span><a id="p_107"></a>waar, dat een dier gevallen was verzwaard door de omstandigheid +dat „die voorsz. nichte in absentie sijns wijfs met den man op sijn +bedde gelegen had,” naar zij zeide, „om sijns crancken kinds wille”. +Toch stond het oordeel er over niet vast, en de overheid ging met hare +beslissingen waarlijk niet over éénen nacht ijs. Den 8<sup>sten</sup> April 1638 +wendden de Staten van Utrecht zich tot de theologische faculteit, toen +bestaande uit Gisbertus Voetius en Meinardus Schotanus, met de vraag: +„of iemand mag trouwen met de dochter der zuster der overleden +huisvrouw?” Dezelfde vraag legden zij voor aan de juridische faculteit, +aan vier advocaten en aan de gereformeerde predikanten. Tot dusver had +men zulk een huwelijk toegestaan. Voetius heeft toen het antwoord +gesteld, dat daarna werd geteekend door Schotanus en de vijf +predikanten. Later bleek, dat het antwoord der juridische hoogleeraren +en van twee advokaten met het hunne geheel overéénkwam t. w. zulk een +huwelijk is volstrekt verboden. In de vergadering der Staten is het stuk +toen gelezen en overwogen en, naar de bedoeling ervan, het verbod voor +de provincie Utrecht uitgevaardigd. In Holland werd dit soort van +huwelijk verboden bij publicatie van 21 Mei 1664. Maar de Utrechtsche +geschiedenis toont wel duidelijk, hoe omzichtig de vaderen in deze +stoffe te werk gingen. <span class="pagenum" title="108"> </span><a id="p_108"></a>Onder deze bepaling achtten sommigen zelfs te +behooren het huwelijk van den man met de dochter van den halven broeder +of de halve zuster der overleden huisvrouw, als hij dus de „coude oom” +zijner bruid was.</p> + +<p>Wat moet men denken van een huwelijk tusschen den man en de stiefmoeder +der overleden huisvrouw? Er was in de landswetten wel voorzien in 't +geval, dat iemand de stief<i>dochter</i> zijner overleden vrouw zou willen +huwen, maar dat hij zijne aangetrouwde stief<i>moeder</i> zou begeeren, +daaraan had niemand gedacht. En toch, ziethier ten jare 1697 Daniël +Hooydonck, weduwnaar van Arriaantje Bont, die de geboden vraagt met Sara +Wallencourt, stiefmoeder der doode Arriaantje. Immers Sara was de tweede +vrouw geweest van wijlen Abraham Bont, in leven koster der Walenkerk te +'s-Gravenhage, die in zijn eerste huwelijk vader was van <ins class="corr" id="corr12" title="Bron: Ariaantje">Arriaantje</ins>. +Schepenen durfden om het zeldzame geval het derde gebod niet laten gaan. +Daniël heeft het toen hooger gezocht en 31 Januari stonden H. E. Gr. +Mog. den trouw toe.</p> + +<p>Het aantal mogelijke gevallen op dit gebied is als dat der sprinkhanen +in menigte. Mag een man trouwen met de bruid van zijn overleden broeder? +Of (ik noem alleen wat zich inderdaad heeft voorgedaan) <span class="pagenum" title="109"> </span><a id="p_109"></a>met de zuster +zijner gestorven bruid? Mag een jonkman trouwen met de bijzit van zijn +oom? Op deze al bijzonder onfrissche vraag antwoordt eene synode van +1592 terecht, dat zulk een huwelijk „nyet in Godts woordt bestaen mag”, +wat natuurlijk ook geldt van een huwelijk tusschen een weduwnaar en de +bijzit van zijn broeder, die bovendien nog in leven is. Maar met deze +overwegingen hebben wij de grenzen van het gebied der verboden graden in +eigenlijken zin reeds overschreden. Wij stappen er dus van af. Misschien +zijn sommigen onzer lezers reeds ongeduldig geworden: zij begeeren nu +eindelijk tot de blijde bruiloft te mogen ingaan. Zij hebben, vinden +zij, nu genoeg stof om met Philogamos in <ins class="corr" id="corr13" title="Bron: Cat's">Cats'</ins> +„Weduwenhouwelijk” te kunnen uitroepen: „Hoe! Is het huwelijk soo lange +in de werelt geweest, waarde man, en sijnder noch soo veele saecken +omtrent die gelegentheyt te vinden, die heden noch in twijfel staan?” +Helaas, wij zijn nog niet aan de bruiloft toe. Bij den ondertrouw kan +nog van andere huwelijksbeletselen blijken.</p> + +<p>Afkeurenswaardig achtte de kerk het huwelijk tusschen een voogd of diens +zoon en de weeze, die zijn pupil was, tenzij met toestemming der Staten. +Dezen gaven haar in geen geval vóór de eindrekening had plaats gehad, +wat bij de meerderjarigheid der <span class="pagenum" title="110"> </span><a id="p_110"></a>pupillen geschiedde, meest ten +overstaan van de vertegenwoordigers van het openbaar gezag. +Huwelijksbeletsel was voorts krankzinnigheid. Dan melaatschheid. Ten +jare 1470 was Geert ten Starte, burger der stad Kampen, door lepra +aangetast, maar de stadsdokter, mr. Franck Johanssoen, gaf, na consult +met vier Utrechtsche geneesheeren, hoop op herstel. Maar de vrouw van +den patiënt beklaagde zich over het geld, dat de behandeling kostte en +wilde ook niet langer met haren man samenwonen. Geert wendde zich toen +tot den Raad met verzoek haar in beide opzichten tot rede te willen +brengen, onder overlegging van een rechtsgeleerd advies, waarin uit +bijbelsch en kanoniek recht werd betoogd, dat zij tot samenwoning +verplicht was. Maar dit was niet de gewone opvatting. Als regel gold +onder de Republiek, dat het huwelijk tusschen melaatschen en gezonden +verboden was, dat trouwbeloften met iemand, die later blijkt lepra te +hebben, van onwaarde zullen zijn en dat zij onderling slechts mochten +trouwen met consent van de overheid. In geval van een voorgenomen +huwelijk geschiedde te Amsterdam de keuring, van wie verdacht werden +besmet te zijn, in de spreekkamer van het leprozenhuis, aan de wand +waarvan die bekende schilderij hing, verbeeldende den „vroolijken” +optocht der leprozen op <span class="pagenum" title="111"> </span><a id="p_111"></a>koppermaandag. Vertoonde de gevreesde ziekte +zich echter na het huwelijk, dan, oordeelde o. a. Cats, mocht men den +band er niet om breken:</p> + +<div class="poem"> + <div class="stanza"> + <span class="i0">„Al kreegh uw wederpaer de witte laserije,<br /></span> + <span class="i0">Al kreegh uw wederpaer de swarte rasernije,<br /></span> + <span class="i0">Hij blijft uw man...”<br /></span> + </div> +</div> + +<p class="noi">En nu wij toch over ziekten spreken: gelijk in het Romeinsche +recht was ook in ons tijdperk, ook naar kerkelijk oordeel, eene „colde +nature” voor het huwelijk een beletsel, m. a. w. men mag niet huwen, met +wie tot den huwelijksplicht onmachtig zijn. Was dit echter gevolg van al +te groot leeftijdsverschil, dan kon het wel door de openbare meening +worden veroordeeld, maar moeielijk door de wet worden tegengegaan. +Guicciardini in zijne bekende „Beschrijvinge van alle de Nederlanden” +(vertaling door Kiliaen, 1612) heeft het er al over en vertelt ons: „'t +Is schadelijck ende schandelijck, datter sommighe seltsame ende +onbehoorlijcke houwelijcken worden ghemaact te weten een jongelinck met +een oud wijf ende eenen ouden grijsaerdt met een jonck vrouwspersoon +sonder noodt van kinderen.” Twee en een halve eeuw later hooren wij +desgelijks van huwelijken tusschen mannen van zestig en meisjes van +<span class="pagenum" title="112"> </span><a id="p_112"></a>twintig jaren, maar erger nog, en gelukkig eene uitzondering, was het +huwelijk in 1683 te Appingedam tusschen een man van 96 en een meisje van +20 jaar. Natuurlijk geschiedde dit meest om het „heilig goud”, gelijk +Jeremias de Decker in zijn puntdichten zegt:</p> + +<div class="poem"> + <div class="stanza"> + <span class="i0">„'t Geld geld nu meer als d'eer, 't goud word als God gesmeekt,<br /></span> + <span class="i0">Men juycht als Pluto pleyt; men dut als Plato preekt”;<br /></span> + </div> +</div> + +<p class="noi">het was daarom, dat „de bevallige Chrysofilus zich in de armen +wierp van eene verlepte dog schatrijke weduwe, een verflenst besje”, wat +Justus van Effen in een vertoog van 1732 hekelt, of dat een jongman, +zegt de Spectator der studenten, „zich in het prille van zijn jeugd laat +koppelen aan eene oude manzieke totebel, aan wie hij zich en zijne +vermaken voor een lui en vervelend leven opoffert”. Konden noch de kerk +(die van Zeeland wil, dat eene vrouw van 60 niet zal mogen trouwen met +een man beneden de 40 jaren) noch de staat veel tegen dit euvel doen, +volksgeweten en volkshumor beide hebben er zich altijd tegen gekant en +het bespot.</p> + +<p>In een land, waar velerlei godsdiensten en kerken gevonden werden, als +in het onze, lag ook daarin <span class="pagenum" title="113"> </span><a id="p_113"></a>de oorsprong van huwelijksbeletselen. De +vroeger genoemde waren alle „politiek”, raakten de burgerlijke +gemeenschap. Maar andere, door de kerkelijken alleen voorgestaan, +poogden zij den Staat te doen aanvaarden, opdat ze autoriteit zouden +verkrijgen. Zoo wilden zij b.v. een verbod van 't huwelijk tusschen +gedoopten en ongedoopten, omdat naar hunne meening zulk een echt het +verbond Gods verijdelde en de „livrei des christendoms” wegnam. Zij +stelden dus den eisch, dat, als een ongedoopte huwelijksproclamatiën +vroeg, hij eerst moest worden gedoopt. Het was waar, dat iemand, om des +huwelijks wil zich latende doopen, „gelijkewel met de wereld in 't wilde +loopen kon”, maar de kerk kon niet meer doen dan „hem te onderwijzen in +de leer der zaligheid, bevelende Gode de uitkomst, die een kenner der +harten is.” Intusschen heeft de overheid ook in dezen niet toegegeven en +bij hare huwelijkssluiting op al of niet gedoopt-zijn geenerlei acht +geslagen. Zij had voor de gansche natie te zorgen en was, niet ten +onrechte, van meening, dat het voor het algemeen belang en ook ter +bevordering van het ordelijk huwelijk zelf beter was, dat ongedoopten +wettig huwden dan onwettig samenleefden. Op de vraag, of onder een +gedoopte ook te verstaan zij een door den roomschen priester gedoopte, +antwoordde de <span class="pagenum" title="114"> </span><a id="p_114"></a>kerk „ja”, daarin goed gereformeerd. Want de geldigheid +van den ketterdoop erkend te hebben en de kerkelijke +huwelijksbevestiging van ongedoopten verboden, heeft prof. H. H. Kuyper +in de Dordtsche synode gewaardeerd als eene handhaving van het zuiver +gereformeerd beginsel. Men kan daarmeê instemmen en het toch als +willekeur veroordeelen, dat de kerk dit „ongedoopt-ongetrouwd” wilde +uitstrekken over alle burgers des lands. Door dezelfde beginselen heeft +de overheid zich gemeenlijk laten besturen bij de pogingen van sommige +kerkelijken, om het huwelijk tegen te gaan tusschen gereformeerden en +protestantsche dissenters. Over het algemeen was men in kerkelijke +kringen ongeneigd het huwelijk aan te bevelen met iemand „drijvende +contrarie religie”, om de groote zwarigheden, die er uit voortsproten, +maar een huwelijksbeletsel heeft men er niet van willen maken. En de +regeering hield zich onzijdig, verbood het in geen geval. Ten opzichte +van de nog langen tijd aangetroffen volgelingen van David Jorisz., den +beruchten Delftschen wederdooper (gestorven te Basel in 1556), bleef de +kerk zich niet altijd gelijk, ofschoon zij in hare veroordeeling van de +booze leer dezer „davidjoristen, nicolaïeten ende eenighe andere van den +selven slach, bende ende adderengebroedsel” (zooals Joh. Becius zich in +1638 <span class="pagenum" title="115"> </span><a id="p_115"></a>uitdrukte) eenstemmig genoeg was. Soms heet het, dat bekende +hardnekkige davidjoristen niet met gereformeerden in de kerk mogen +trouwen, zij moesten dan maar ten stadhuize gaan. Soms was men +toegevender. Zoo woonde op het einde der 16<sup>de</sup> eeuw in Den Briel +zekere Jacob Jansz. van Velzen, verdacht van de davidjoristische +gevoelens aan te kleven. Toen hij nu geboden vroeg voor zijn huwelijk +met Goedelieve Bogaert, eene weduwvrouw en zuster van Ds. Joh. Bogaert +te Haarlem, wilde de Brielsche kerkenraad die niet laten gaan. Jacob +zelf vond, als een vrij protestant, dat hij „in de materie des huwelijks +zoo nauw niet behoorde gepraamt (geprangd, gedwongen) te worden” en de +synode van Gouda in 1601 ging daarmede accoord en besloot, dat +Goedelieve wel ernstig door haren broeder moest worden vermaand, maar +dat de geboden in geen geval mochten worden geschut. Men ziet het +telkens: de gansche huwelijksregeling was in staat van worden, elk +voorkomend geval nagenoeg eischte afzonderlijk overleg.</p> + +<p>Het „trouwen aan menisten” werd ook zondig geacht. Want behalve, dat wie +dat deden ergernis gaven aan anderen, „soo stellense oock haer selven in +perijkel van afwijckinge vande ware gereformeerde religie, gelijck de +droevighe ervarentheydt sulks wel <span class="pagenum" title="116"> </span><a id="p_116"></a>heeft geleert”. Hetzelfde gevaar +dreigde bij een echt met lutherschen. Ook hier echter kon de kerk +slechts waarschuwen, niet verbieden. Waar zij wel tegen is opgekomen +(o. a. in 1621), was tegen het geven van proclamatiën door lutherschen, +waarop dan het huwelijk door gereformeerde predikanten werd bevestigd. +Dat was, wij <a href="#cross11">zagen het</a>, bij de bestaande wetgeving ook inderdaad eene +overtreding. Van hunne zijde waren de lutherschen, zelven in afgesloten +kringen levende (al kwam er in den loop der jaren wel toenadering), ook +op gemengde huwelijken weinig gesteld, en nog op 't einde der eeuw +konden de juffrouwen Wolff en Deken ons naar het leven een luthersch +koopman schilderen, den ouden heer Edeling, die niet wilde, dat de +„keten van luthersche wezens in zijn geslacht in de war zou raken door +eene gereformeerde stiefdochter”. Er kwamen, vonden de vaderen, maar +onrustige huishoudens van, volgens het spreekwoord:</p> + +<div class="poem"> + <div class="stanza"> + <span class="i0">„Selden sonder kruys<br /></span> + <span class="i0">Twee gelooven in één huis.”<br /></span> + </div> +</div> + +<p>Helaas, dat de jonge jeugd zich aan al deze overwegingen weinig liet +gelegen liggen. „De kinderen”, klaagde de <a href="#cross8">reeds genoemde Van +Renesse</a>, „maken <span class="pagenum" title="117"> </span><a id="p_117"></a>heimelijken ondertrouw, stille beloften, 't zij met +woorden, 't zij ook met werken, en verloven haar met menschen, die in +leer of leven kennelijk afwijken van den weg der zaligheid.” De oude man +zag de lasten; de jonge jeugd, door de min vervuld, greep naar de +lusten.</p> + +<p>Het roomsch-zijn was wel geen wettelijk huwelijksbeletsel, toch kwam een +huwelijk tusschen roomschen en protestanten uiterst moeielijk tot +stand—van beide zijden. Om zich te dezen voor een onjuist oordeel te +bewaren, herinnere de lezer zich den eigenaardigen toestand in de +Republiek, waarvan wij niet mogen nalaten met een enkel woord te +gewagen. Het genie van Prins Willem heeft ons, onder zooveel andere +zegeningen, ook deze gebracht, dat het staatsrecht der Vereenigde +Nederlanden, sinds de Unie van Utrecht, het katholiek-zijn niet als +misdrijf beschouwde, wat het protestant-zijn in katholieke landen wel +was. Er stond bij ons geen straf op: geloofsonderzoek was daarom +noodeloos. Het verheven beginsel is later uitnemend uitgedrukt door den +Amsterdamschen burgemeester C. Pzn. Hooft, des dichters vader (van wien +eens Vondel zong:</p> + +<div class="poem"> + <div class="stanza"> + <span class="i0">„Hoe heeft hem Amsteldam ervaren wijs en simpel,<br /></span> + <span class="i0">Een hooft vol kreuken, een geweten zonder rimpel.”)<br /></span> + </div> +</div> + +<p><span class="pagenum" title="118"> </span><a id="p_118"></a></p> + +<p class="noi">toen hij zeide: „niemand in zijne consciëntie bezwaren, maar +een ygelick daarin sijne vrijheydt te laten, zoo veel zonder apparent +perijckel van de gemeene rust mach geschieden.” Even uitnemend had +zich eens Hooft's geestelijke vader, de Leidsche hoogleeraar Franc. +Junius uitgelaten: „Het is confusie ofte verwarringe, dat men +sijnen medegesellen wetten wil voorschrijven, en bovenal ist onredelick +dat te willen doen in saecken van consciëntie, daer geen ander wetgever +is als Godt.” Ware de tijd voor deze grootsche gedachte rijp +geweest, er zou om gewetensvrijheid in de Republiek niet hebben behoeven +gestreden te worden; hadde zij in 't geheel niet bestaan, er ware ook +geen strijd geweest. Thans zien wij vrijheid en dwang voortdurend om den +voorrang kampen.</p> + +<p>Voor volstrekte godsdienstvrijheid was er ook ten onzent nog geen +plaats, aan onze hedendaagsche opvattingen gemeten, werd er dwang +geoefend, doch, vergeleken met alle andere landen van toen, stond de +Republiek als oord van vrijheid bovenaan en was het lot, voor wie niet +tot de bevoorrechte kerk behoorden, gunstig, ja te gunstiger naarmate de +practijk nog zooveel zachter was dan de theorie. Toen ten jare 1644 de +katholieken van Deventer over verdrukking klaagden, zeiden zij toch in +hun verzoekschrift <span class="pagenum" title="119"> </span><a id="p_119"></a>aan den Franschen gezant dat dit was „<span xml:lang="fr">chose dure et +jamais ouyë dans ces provinces, ou la liberté de conscience a toujours +esté permise</span>”. Vergeten mogen wij evenmin, dat vele katholieken de +toepassing der vrijzinnige beginselen zeer moeielijk maakten. Er waren +er, die tijdens den opstand de zijde van Oranje gekozen hadden, velen +hadden zich onzijdig gehouden, maar er was ook eene sterke +Spaanschgezinde partij geweest, waarvan o. a. de Leidsche patriciër +Franc. Dusseldorp een duidelijk type is. En, toen nu in de 17<sup>de</sup> eeuw, +in plaats van de diepgezonken geestelijkheid der 16<sup>de</sup>, jonge +priesters optraden van onbesproken zeden en gloeiende overtuiging, toen +vertoonde zich (het zijn woorden van Fruin) een geslacht van +katholieken, dat, indien al niet volstrekt anti-nationaal, toch van eene +eindelijke overwinning des Spaanschen konings herstel en bloei hunner +kerk verwachtten. Na den vrede van Munster heeft dit alles zich +gewijzigd—toch is dit (en zooveel meer) noodig te bedenken, ook voor +wie de huwelijkswetgeving goed begrijpen wil. Daartoe keeren wij dan +thans terug.</p> + +<p>Van roomsche zijde heeft eenmaal de genoemde Franciscus Dusseldorp het +trouwen met protestanten gelijkgesteld met de zonde, in Levit. XX, 15 +vlg. met den dood bedreigd, zeggende, dat aldaar onder <span class="pagenum" title="120"> </span><a id="p_120"></a>„beest” een +ketter te verstaan zij, en dat de kinderen uit zulk eene vermenging voor +muilezels moesten gehouden worden.</p> + +<p>Van protestantsche zijde onderwierp men zulke huwelijken aan strenge +beperkingen. Als de man roomsch was, moest hij de verklaring afleggen, +dat hij zijne vrouw nooit om overgang zou lastig vallen en dat de +kinderen protestant zouden zijn—juist wat een roomsche nooit beloven +mag. Toch legde b.v. in 1734 Jan Boumeester te Meppel, die wilde trouwen +met de gereformeerde Jantje Giesbers, in handen van schout Hendrik +Olfen, bedoelde verklaring af. Natuurlijk gebeurde ook het omgekeerde, +dat „een papist zijne gereformeerde vrouw tot zijne religie trok.” Uit +den aard der zaak waren de bepalingen het strengste in de roomsche +gewesten. Nog den 3<sup>den</sup> juni 1750 vaardigden de Staten-Generaal een +plakkaat uit voor de generaliteitslanden, over huwelijken tusschen +personen van den gereformeerden en van den roomschen godsdienst, „welke +meer en meer komen in te kruipen en waardoor echtgenooten en kinderen +worden verleid, om zich te begeven tot de roomsche dwalingen”.</p> + +<p>Het plakkaat schreef voor, dat er geen huwelijksgeboden mochten gaan +tusschen personen van beiderlei godsdienst, zoolang de jongeman onder de +<span class="pagenum" title="121"> </span><a id="p_121"></a>25 en de jongedochter onder de 20 jaren was, op straffe van +onwettigheid des huwelijks; dat alle trouwbeloften, tot heden tusschen +de zoodanigen gewisseld, volstrekt krachteloos en zonder effect zouden +zijn; dat alle geboden tusschen gereformeerden en roomschen boven 25 en +20 zouden gaan van 6 tot 6 weken; dat, zoo iemand den roomschen +godsdienst omhelsd had om te kunnen trouwen, de verloving hem eerst een +jaar daarna zou worden toegestaan, wat ook gold voor een roomsche, die +geveinsdelijk tot den gereformeerden godsdienst overging.</p> + +<p>Reeds vroeger, 3 Maart 1738 en 11 Mei 1739, was bepaald, dat +gereformeerde officieren, die met roomsche vrouwen in het huwelijk +traden, zouden worden ontslagen, wat ook over de burgerlijke ambtenaren +werd uitgestrekt, drakonische maatregel, die eerst de Bataafsche +Republiek in 1795 zich haasten zou op te heffen. Volstrekt verboden zijn +deze gemengde huwelijken nooit—hoe moeielijk het was er een te sluiten, +is ook ons reeds gebleken (<a href="#cross13">boven blz. 84 vlg.</a>) uit de +geschiedenis van mevrouw Van Foreest.</p> + +<p>Nog moeten wij (wij naderen het einde van dit lange hoofdstuk) iets +zeggen van de beletselen voor het huwelijk van christenen en joden. +Spinoza zegt in de voorrede van zijn „Godgeleerd-staatkundig +<span class="pagenum" title="122"> </span><a id="p_122"></a>vertoog” (vertaling van Dr. W. Meyer): +„Daar ons het zeldzame geluk is te beurt gevallen van in een gemeenebest +te leven, waar aan ieder volkomen vrijheid van meening en van +godsvereering wordt toegestaan en waar men niets dierbaarder en +lieflijker acht dan de vrijheid...” Zoo mocht hij spreken, en ook +vreemdelingen viel het op hoe groote vrijheid de joden hier genoten. Het +was in den geest van prof. Franc. Junius te Leiden, die eens zeide: „men +moet de joden onder de christenen dulden... dewijl het geloof een gaeve +Godts en sij daerenboven onze broeders sijn van nature... en oock de +kercke uit joden en christenen moet versaemelt worden.” Treffende +woorden voor het jaar 1612, waarin ze zijn opgeteekend!</p> + +<div class="figcenter" style="width: 440px;"> + <span class="pagenum" title="-"> </span><a id="p_122a"></a> + <a href="images/ill_p122a.jpg"><img src="images/ill_p122a-t.jpg" width="440" height="299" + alt="Huwelijksplechtigheid van de Portugeesche joden te Amsterdam (18e eeuw).—Naar een prent in Hurd, Gesch. v. alle Godsdiensten." title="Klik voor vergroting (1375×935px, 296kb)" /></a> + <div class="caption">Huwelijksplechtigheid van de Portugeesche joden te Amsterdam (18<sup>e</sup> eeuw).<br /> + <div class="illbron">Naar een prent in Hurd, Gesch. v. alle Godsdiensten.</div> + </div> + <span class="pagenum" title="-"> </span><a id="p_122b"></a> +</div> + +<p>Toch was ook te hunnen opzichte de verdraagzaamheid nog niet een boven +alles verheven wet, het was een „burgerschap van den tweeden rang”, +zooals Dr. J. Mendels dat uitdrukt, de „joodsche natie” stond als +afzonderlijk volk in het volk, zooals wij thans eene kolonie van Turken +of Perzen beschouwen zouden en zij zelven hebben dat ook altijd zoo +ingezien. Toen het jaar 1796 hun de volle vrijheid bracht, waren tal van +joden, onder leiding hunner parnassijns, tegen deze „incorporatie”, die +zij zich overigens volmaakt waardig hebben betoond. Ik heb <span class="pagenum" title="123"> </span><a id="p_123"></a>dat elders +uitvoerig verhaald. Welnu de (voor die dagen) groote vrijzinnigheid der +landsregeering bracht er hun toe, 14 Mei 1712, der joodsche natie verlof +te geven te trouwen ook in die graden, die bij de christenen wel, bij +hen niet verboden waren, oom met nicht, man met de zuster der overleden +huisvrouw, man met de weduwe zijns broeders, als deze kinderloos +gestorven was, het leviraatshuwelijk. Het verlof werd niet voor altijd +geschonken, maar nu en ook later bij wijze van uitzondering verleend. +Echter kwam het ook voor, dat een rabbijn een huwelijk moest inzegenen, +dat hij met de joodsche wet in strijd had geoordeeld.</p> + +<p>Maar wat den trouw tusschen jood en christen aanging, volgde men in de +Republiek het kanonieke recht, dat het strengelijk verbood. Ook hier +geen vaste wet, maar in Holland, Friesland, Gelderland werden +overtredingen streng gestraft. Alles (ook volgens protestantsche +theologen) ter voorkoming van geloofsverandering, waartegen reeds de +groote Dordtsche synode gewaarschuwd had. Het is waar, dat zulke +overgangen voorkwamen, sporadisch, en dat de joden in het +Noorderkwartier zelfs beschuldigd werden van zich familiaar te maken met +de landlieden en van „onder het deksel van eene bijzondere manier van +kaasmaken” in hun huizen te komen, <span class="pagenum" title="124"> </span><a id="p_124"></a>om hen te verleiden en tot +huwelijken over te halen. Dit laatste was zeker niet waar, de joden +zelven zouden er den zwaren last van gedragen hebben. Huwelijken +tusschen hen en christenen kwamen voorts weinig voor.</p> + +<p>Anders echter stond het in West-Indië en Brazilië, waar te midden der +kolonisten vele joden woonden, welvarend en niet zonder invloed, aan +onze zijde strijdende tegen de Portugeezen, maar, volgens klachten, die +bij de classis Pernambuco der Nederlandsch-hervormde kerk inkwamen, zich +ook schuldig makend aan verboden huwelijken met christenen en aan het +hebben van christinnen als bijzitten.</p> + +<p>Met de joden te zamen worden vaak, bij het huwelijksverbod, mohammedanen +en heidenen genoemd. Dat kwam in ons land zelf weinig voor, maar ook in +de koloniën, ja op onze handelskantoren in vreemd gebied trachtte men +naar die wet te leven. Toen Johan Cunaeus—reeds <a href="#cross10">boven door ons +genoemd</a>—zijne zending van Compagnieswege aan het hof van Issahan had +volbracht, ging hij ook afscheid nemen van de padres Carmelieten en +maande hen bij die gelegenheid ernstig aan om, zoo een der dienaren van +de Compagnie met eene inlandsche vrouw in 't huwelijk wilde treden, „hun +dat t'excuseren en plad tontseggen, ten ware schriftelijke licentie van +den directeur verthoonde”. Een zelfde verzoek <span class="pagenum" title="125"> </span><a id="p_125"></a>richtte Z. Exc. ook tot +de „Capusiner <span xml:lang="es">padres</span>”. Overigens is in de vaderlandsche plakkaten onder +„heidenen” zeker vaak „zigeuners” te verstaan.</p> + +<p>Ik eindig met nog twee huwelijksbeletsels, die volgens de kerk moesten +gelden. Voor een „dootslager noch onversount en zonder berou”. En, als +iemand bij den ondertrouw mist van de persoon, als bij Jacob, die „zich +verloofde (zegt Zanchius in deftig Latijn) met Lea, terwijl hij haar +hield voor Rachel.” Het ligt voor de hand, dat zulk eene (zeker +zeldzame) vergissing, gelijk ook voor het kanoniek recht, de verloving +nul en van onwaarde maakte.</p> + +<p>Eerst nu is de laatste hindernis uit den weg geruimd. Eerst nu kan de +bruiloft aangaan met gezang en gerei.</p> + +<hr class="chend" /> + +<p><span class="pagenum" title="126"> </span><a id="p_126"></a></p> + +<h2><a id="HOOFDSTUK_VI"></a>HOOFDSTUK VI.</h2> + +<p class="subh2">DE BRUILOFT.</p> + +<hr class="chbegin" /> + +<p>Wij hebben in dit hoofdstuk eene dubbele taak, wij willen getuigen zijn +van de voltrekking van het huwelijk, zooals de Staat die eischte en van +de feestelijkheden aan den bruiloftsdag verbonden, naar gebruik en zede. +Op één punt vallen zij reeds aanstonds samen: de wet wil met nadruk de +openbare huwelijkssluiting, de volkszeden vragen het even nadrukkelijk: +luidruchtig bruiloft vieren moet het zijn met gezang en gejuich, opdat +de heele wereld wete, dat er een huwelijk gesloten wordt.</p> + +<p>In de tweede helft der achttiende eeuw echter begonnen de aanzienlijken +er eene eer in te stellen, om in alle stilte te trouwen, bruid en +bruidegom gingen zonder eenig gezelschap, ja soms ieder afzonderlijk, in +hun daagsche pak naar kerk of raadhuis. En, om toch vooral maar deftig +te zijn en alle <span class="pagenum" title="127"> </span><a id="p_127"></a>opzien te mijden, kozen zij niet de Nederlandsche, maar +de Fransche of Engelsche gereformeerde kerk, die minder bezocht waren, +al kenden zij vaak hunne talen zóó slecht, dat de koster hun had in te +fluisteren, als zij „<span xml:lang="fr">oui</span>” of „<span xml:lang="en">yes</span>” moesten zeggen. Ernstige vaderlanders +voelden deze verachting van het openbare huwelijk als eene slappe +ontaarding, en Abraham Blankaart zegt, dat hij vreeselijk de nijd op dat +stille trouwen heeft, alsof men zich het heilig huwelijk schamen moest +en daarom wilde hij niet, dat Saartje indertijd in de Fransche of +Engelsche kerk trouwen zou. Toch was dit weer niet bij allen dwaze +deftigheid, het was ook vaak de eindelijke reactie tegen de overdaad en +de onkieschheden eener „ouderwetsche bruiloft”.</p> + +<p>Waar in sommige steden, gelijk veelvuldig te platten lande, nog die +nabuursplichten zich hadden gehandhaafd, waarover de heer H. Tiesing in +den Nieuwen Drentschen Volksalmanak van 1914 ons heeft ingelicht, daar +gingen de buren rond om het huwelijk aan te kondigen en tot de bruiloft +uit te noodigen. In Drenthe heette zulk een bode de „broedneuger”, en +dat moet wel eene blijde bewegelijkheid in menig stil dorp der landschap +gegeven hebben, als de broedneuger, kleurige linten om den hoed en om +den stok, van nieuwsgierige kinderen omjoeld, het erf opstapte <span class="pagenum" title="128"> </span><a id="p_128"></a>en +vroeg, vaak in een lang gedicht, dat hij met zwier voordroeg, „of 't oe +bleeft te komen tegen aanstoande Zundag”. Jammer alleen, dat hij voor +zijn moeite placht beloond te worden met een geldstukje, dat in een vol +glas brandewijn lag, wat hij dus eerst moest leegdrinken, waarom hij, op +'t einde van zijn ommegang, wel aanleiding zal gehad hebben te vragen, +zooals in één dier gedichten staat: „Heb ik min boodschap niet wel of +kwoalik gedoan....”</p> + +<p>In de steden waren het gemeenlijk de bedienden (bij de gegoeden), die de +uitnoodiging overbrachten aan magen en vrienden. „De Hollanders”, +vertelt in 1664 een Engelschman van ons volk, alsof hij het over +Indianen heeft, „hebben geen andere vrienden dan die van hun geslacht: +op iedere bruiloft pleegt de geheele stam te vergaderen”. Bovendien was +reeds op andere wijze van de naderende bruiloft kond gedaan. Een knecht +met een ruiker op zijn borst was met een slede, door een versierd paard +getrokken, bij vrienden en kennissen eene zoete lading gaan rondbrengen +van bruidssuikers, in zilverpapieren zakjes, met roode en groene linten +dichtgebonden, en van de bruidstranen, den hipocras, gekruiden wijn in +flesschen, van fijn mandewerk omvlochten.</p> + +<p><span class="pagenum" title="129"> </span><a id="p_129"></a></p> + +<p>Op eene 18<sup>de</sup>-eeuwsche kinderprent (verzameling van Dr. Boekenoogen) +ziet men zulk eene slede afgebeeld met den knecht, die de lekkernijen +aanreikt en de fooi in ontvangst neemt, waaronder dit rijmpje:</p> + +<div class="poem"> + <div class="stanza"> + <span class="i0">„Het lijkt u Jan dus rond te rijden<br /></span> + <span class="i0">Met Ipocras bij manden vol,<br /></span> + <span class="i0">Catrijntje mag het ook wel lijden,<br /></span> + <span class="i0">De meid is naar 't verval al dol.”<br /></span> + </div> +</div> + +<p>Ook de apotheker, die den drank leverde, had er een zoet winstje aan. +Wanneer men huwelijksaankondigingen is gaan rondzenden, kan ik niet +zeggen, denkelijk sinds de helft der 18<sup>de</sup> eeuw, ook heb ik er geene +onder de oogen gehad. Over Duitsche heeft onlangs <span xml:lang="de">Walter von Zuwesten</span> +ons verteld in „<span xml:lang="de">Von Fels zum Meer</span>” met afbeeldingen. Zeer fraai was de +huwelijksaankondiging (September 1839) van den Düsseldorfer schilder +<span xml:lang="de">Adolf Schrödter</span> en de bloemenschilderes <span xml:lang="de">Alwine Heuser</span>.</p> + +<p><a id="cross16"></a>De taak der speelnooten, twee bruidsjonkers en twee bruidsmeisjes, was +bij de oude bruiloften veelomvattend. Zij leiden de feestelijkheden, +plaatsen de gasten, zorgen voor de vertooningen en mogen niet schromen +zelven vóór te gaan in dans en lied:</p> + +<div class="poem"> + <div class="stanza"> + <span class="pagenum" title="130"> </span><a id="p_130"></a> + <span class="i0">„Soete gespeeltjes,<br /></span> + <span class="i0">Zijdelingen van de bruyd,<br /></span> + <span class="i0">Nog éénmaal u held're keeltjes<br /></span> + <span class="i0">Met de gasten opensluyt!”<br /></span> + </div> +</div> + +<p>Zij waren het ook, die twee dagen vóór den trouwdag den zoeten arbeid +van het palmknoopen verrichtten, zij vlochten de buigzame twijgen van +den maagdenpalm met vergulde en verzilverde draden tot slingers inéén en +wonden die om spiegels en luchters en kandelaars, om stoelen en kasten, +onder gelach en ravotten en gulle kussen. Ook zorgden zij voor de +bruiloftskroon, twee halve hoepels kruisgewijze over een heelen +bevestigd, met roosmarijn en loovertjes omvlochten, met gekleurde +waaiers en vlaggetjes, en in 't midden binnenin hingen zij een paar +cupidootjes, of twee vereende rechterhanden, of een hart met pijlen, of +een wieg—als onbeschroomde en onergerlijke uiting van wat ieder van het +huwelijk hoopte. Zou het wiegje binnen enkele weken noodig zijn, dan +bleef het versieren achterwege, of vlochten de buren—bij ruwer +zeden—de kroon van stroo. Maar waar geen oneer dreigde, zaten bruid en +bruidegom op den grooten dag aan den bruiloftsdisch in glorie onder hun +kroon:</p> + +<div class="poem"> + <div class="stanza"> + <span class="pagenum" title="131"> </span><a id="p_131"></a> + <span class="i0">„Nogh is het niet genoegh; men hangt er groene kroonen<br /></span> + <span class="i0">Daer haar het weerde pant sal aan den dis vertoonen,<br /></span> + <span class="i0">De solder en de balk, de muren en het bed,<br /></span> + <span class="i0">Zijn met gestreckte palm aan alle kant beset.”<br /></span> + </div> +</div> + +<p>Het waren de bruidsmeisjes, die het bruidsvertrek in orde brachten, +versierden en (naar de zeden des tijds), om den bruidegom te plagen, de +beddelakens aan het bed vastnaaiden, of zijn plaats met harde +erwtenschillen bestrooiden.</p> + +<p>Te platten lande zorgden hier en daar de vrouwen voor het hoofdkussen +van dat bruidsbed, brachten de veeren er voor te zamen en werden dan op +het veerenmaal onthaald. Wij noemen maar iets uit de veelheid der +gebruiken. In de huwelijksgeschenken heerschte natuurlijk eene oneindige +verscheidenheid, maar als vaste zinnebeelden waren er de bruidegomspijp, +de kop met een altaar en vuur, of met harten, of een bruidspaar er in +gebakken, een prachtige, met strikken versierde goudsche pijp, die +zorgvuldig, als een soort van amulet, zal worden bewaard, en waaruit de +man telken jare op zijn trouwdag rooken zal. Hier is ook de glazen +huwelijksbokaal op zilveren voet, die bij den bruiloftsdisch zal +rondgaan en waaruit later, bij <span class="pagenum" title="132"> </span><a id="p_132"></a>plechtige gelegenheden het echtpaar +drinken zal.</p> + +<p>Allen kennen wij voorts nog die sierlijke, zilveren trouwkistjes, waarin +de medaljes bewaard werden, bij gelegenheid van het huwelijk geslagen, +met toepasselijke afbeeldingen en spreuken.</p> + +<p>Zoo breekt de trouwdag aan. Elke dag was toegestaan. Zeer gebruikelijk +was de Zondag, na de middagpredikatie, omdat anders de feesten aan die +beurt schade zouden doen. Dat men op de hooge feestdagen trouwde, vond +geene algemeene goedkeuring; volstrekt verboden waren de vasten- en +biddagen. Zegt niet de profeet Joël: „Bepaalt een vastendag, kondigt een +heiligen dag af.. verlate de bruidegom zijne kamer, de bruid haar +slaapvertrek.”</p> + +<p>De Zondag was in den aanvang ongewenscht, in Groningen nog in de 17<sup>de</sup> +eeuw verboden, in de 18<sup>de</sup> ook daar toegestaan. Een Groningsch +predikant teekende 19 April 1750 in zijn dagboek aan: „heden heb ik in +de vroegpredikatie getrouwd Mons. Havinga en nigtje Radijs”. En 19 April +viel in dat jaar op Zondag. Maandag en Vrijdag waren voor het lager +geloof ongeluksdagen.</p> + +<div class="figcenter" style="width: 302px;"> + <span class="pagenum" title="-"> </span><a id="p_132a"></a> + <a href="images/ill_p132a.jpg"><img src="images/ill_p132a-t.jpg" width="302" height="396" + alt="Rubens' bruid, Hélène Fourment in bruidskleed.—Naar een schilderij van Rubens." title="Klik voor vergroting (943×1237px, 193kb)" /></a> + <div class="caption">Rubens' bruid, <span xml:lang="fr">Hélène Fourment</span> in bruidskleed.<br /> + <div class="illbron">Naar een schilderij van Rubens.</div> + </div> + <span class="pagenum" title="-"> </span><a id="p_132b"></a> +</div> + +<p>Toen onze stadhouder Willem V in October 1767 met Frederika van Pruisen +trouwen zou, wilde haar oom, Frederik de Groote, niet dat het op een +Maandag geschieden zou, zeggende: „<span xml:lang="de">nur nicht am Montag, <span class="pagenum" title="133"> </span><a id="p_133"></a>denn diese +Tag ist nicht gunstig, nur wenigstens habe ich an einem Montag eine +Bataille verloren</span>”, dus werd het 4 October, een Zondag.</p> + +<p>Op den vastgestelden dag dan kwam de bruidegom de bruid afhalen. Zij was +door de bruidsmeisjes gekleed en droeg het bruidskroontje, in de 17<sup>de</sup> +eeuw op de loshangende, in 18<sup>de</sup> op de gekapte haren... maar voor 't +overige wagen wij ons niet aan eene beschrijving van het bruidstoilet in +zijne wisselende vormen, in elk gewest, in elken tijd verschillend, +afhankelijk ook van den godsdienst, door de bruid beleden en natuurlijk +ook van haar stand en vermogen.</p> + +<p>In de kunst kent ieder Rubens' portret van zijne tweede vrouw, Helena +<span xml:lang="en">Fourment</span>, in bruidstooi (1630) en nog eerder <ins class="corr" id="corr14" title="Bron: Rembrandt's">Rembrandts</ins> „Joodsche +bruidje” (1668) in het Rijksmuseum, volgens velen niet eene „joodsche” +bruid, maar Rembrandts zoon Titus met Magdalena van Loo, terwijl anderen +denken aan een vader, die zijne dochter aan den bruidegom geeft; over de +kleuren van welk stuk („al de geestesweelde van zijne oneindig +verdiepte kunst”) en over de houding der twee figuren Jan Veth zoo +fraai geschreven heeft. In geen geval mag men uit dit stuk de wezenlijke +kleeding eener joodsche bruid ten onzent opmaken: daartoe doet men beter +de prenten te bezien in de <span class="pagenum" title="134"> </span><a id="p_134"></a>gelijktijdige werken over „De +kerkzeden en gewoonten der hedendaagsche jooden” of eene „Schoole der +jooden” en dergelijke.</p> + +<p>Even verschillend natuurlijk was de wijze, waarop het paar zich ter +kerke of ten raadhuize begaf. Bij deftige Amsterdammers in de 18<sup>de</sup> +eeuw bestrooien kinderen hen bij het buitentreden met bloemen en groen, +daarna gaan zij in de slede en de familie volgt in karossen. De +overheid, altijd er op bedacht de weelde bij bruiloften te beteugelen +of, zoo haar dit al niet gelukte (wat nooit het geval was), er althans +voordeel uit te trekken, vroeg voor ééne karos, ten bate van het +Aalmoezeniershuis, ƒ25, hing ze in riemen ƒ100, voor eene slede +ƒ2.50, voor twee ƒ6.30.</p> + +<p>Bij het wegrijden strooiden de bruidsjonkers suikergoed onder de +toegestroomde schare, en niemand minder dan Constantijn Huygens vertelt +ons, dat, toen zijne dochter Susanna 20 April 1660 trouwde met Philips +Doublet, heer van St. Anna-land, dit suikerstrooien geschiedde „<span xml:lang="fr">en telle +abondance que vous eussiez dit d'un orage de gresle, où l'on vit coups +de poing donnez pour le butin, femmes décoiffées, filles culbutées et +autres bouleversements estranges, le sexe à cotillon ne se souciant peu +de ce qu'on luy faisoit, pourveu qu'il attrapast quelque poignée de +sucre</span>”. Dikwijls ging de stoet ook te <span class="pagenum" title="135"> </span><a id="p_135"></a>water, te Leiden b.v. deed men in +de 18<sup>de</sup> eeuw in een groot tentjacht „een toertje door de frissche +gragten der stad om van boord ter kerke te gaan”. Van die jachten waren +er vele, en de stadsregeering vroeg van elk „speelschuitje” ƒ2.50 voor +het Armewees- en kinderhuis. Thans zijn ze, met de frissche grachten, +verdwenen.</p> + +<p>Bij welvarende boeren ging men in sjeesen, voorop de bruidssjees, de +bruidegom hield de teugels en de versierde zweep in de hand, de bruid +strooide uit een volle mand suikergoed en daarachter volgde de lange rij +der gasten: eene blijde cavalcade, vol van kleur en leven. Dit is nog +niet geheel uitgestorven.</p> + +<p>Maar meest ging in de dorpen de optocht te voet en het was dán, gelijk +natuurlijk is, dat de taaiheid van oude gebruiken zich openbaarde. In +Drenthe ging de bruidegom met zijne verwanten naar het huis der bruid, +vroeg haar buiten te komen en daarna toog de blijde stoet, soms de +speellui voorop, ter kerke. Het is geheel de Oudgermaansche +bruidsopeisching, op haar beurt weder herinnering aan den vrouwenroof. +In Noordholland begaven bruidegom en bruid zich na den trouw ieder weêr +naar eigen huis. Dan toog de bruidegom naar de herberg en zond vandaar +enkele vrienden om de bruid te halen. Zij kwam... maar vóór haar uit +droegen hare gespelen allerlei <span class="pagenum" title="136"> </span><a id="p_136"></a>spijs en drank: teeken, dat zij niet van +honger en dorst haar ouders huis verliet. Vooral vertoont dat oude zich +in het vangen, het schutten der bruid, dat wij kennen uit Brabant, +Limburg, Drenthe, Arnhem, Rijnland, het spannen van een lijn, het leggen +van een balk over den weg, beletsel, dat dan voor eene kleinigheid werd +afgekocht.</p> + +<p>Is dit een overblijfsel uit den tijd, dat het trouwen van een vrije met +eene lijfeigene werd tegengegaan? Aldus sommigen. Maar evenzeer mag men +denken aan den tegenstand, den vrouwenroover geboden. Al het genoemde +vormt daarvan de nog maar weinig samenhangende overblijfsels. Maar de +Oudromeinsche huwelijksplechtigheid bewaarde nog tal van die schijndaden +van geweld, het wegvoeren van de bruid uit het huis harer ouders, men +ontrukt haar aan de armen harer moeder, men voert haar, +luidschreeuwende, weg. Bij het huis des bruidegoms tillen de vrienden +haar over den drempel: laatste herinnering aan het rooven. Ook de +bruiloftsliederen wezen daarop, en de fakkels, door de +bruidegomsvrienden gedragen, herinnerden aan den nacht, waarin men +immers op roof uitgaat.</p> + +<p>Van deze „wegvoering naar het huis (des bruidegoms)” bewaren ook onze +gebruiken de sporen, men verstopt de bruid, men vindt haar, men eischt +haar op, men brengt haar in triomf naar hare <span class="pagenum" title="137"> </span><a id="p_137"></a>nieuwe woning, men tracht +de roof te verhinderen.</p> + +<div class="poem"> + <div class="stanza"> + <span class="i0">„Het schijnt alsof de maeght een krijghsgevangen waer”,<br /></span> + </div> +</div> + +<p class="noi">rijmt Cats en dit was niet ver van de oude waarheid, gelijk ook +later:</p> + +<div class="poem"> + <div class="stanza"> + <span class="i0">„Wegh met dat oude vuyl! In Zeeland is de bruydt<br /></span> + <span class="i0">Geen ruyters eygen slaaf, geen rovers eygen buyt”.<br /></span> + </div> +</div> + +<p>Maar de bruidsgang naar de kerk bewaart nog andere overoude +herinneringen. In 1610 klaagden enkele leden ter synode van Appingedam, +dat „bij copulatie van eheluden einer mith einem blothem schwerde +vorahntrede.” Drie eeuwen vroeger, 1327, hadden die van den gerechte in +datzelfde Appingedam uitdrukkelijk bepaald, dat de naaste bloedverwant +der bruid de aangewezen man was, om met het uitgetogen, blanke zwaard +vóór den stoet uit te gaan. Ziehier (bijna schreef ik: in levende lijve) +<a id="cross17">het Oudgermaansche (bepaaldelijk Oudfriesche) huwelijkszwaard, +„aeftswird”</a>, waarvan weder Jacob Grimm ons leert: „<span xml:lang="de">Die friesen trugen +der braut ein schwert vor zum zeichen, dasz der mann gewalt über ihr +<span class="pagenum" title="138"> </span><a id="p_138"></a>leben habe</span>”. Oude Friesche kronieken vertellen ons hetzelfde: de +zwaarddrager houdt het zwaard voor de deur der echtelijke woning en +daaronder door treedt de bruid het huis binnen. In geval van overspel +zal haar man haar met dat zwaard mogen dooden. Dat wist ook Kiliaan, +toen hij in zijn beroemd woordenboek (1598) schreef: „Sweerdhouder, sax. +fris. sicamb. bruydleyder, <span xml:lang="la">paranymphus, agnatus sponsi proximus</span>” (d. i. +naaste verwant van den bruidegom), in dit laatste dus verschillend van +de Appingedammer wetten, die het zwaard, zagen wij, door den broeder der +bruid lieten dragen. Overigens—de 17<sup>de</sup>-eeuwsche dorpelingen, over +wie de kerkvergadering van Appingedam zich bezwaard gevoelde, waren +zeker het rechtssymbool vergeten en droegen hun zwaard vóór de bruid +uit, omdat dit altijd zoo gebeurd was, met die taaiheid van +volksgebruiken, die ons zooveel uit eene lang ten onder gegane +gedachtenwereld bewaard heeft. Wij moeten daarvan nog een treffend +voorbeeld geven.</p> + +<p>Uit datzelfde Groningen en uit Drenthe weten wij, dat, althans nog in +den aanvang der 17<sup>de</sup> eeuw, het gewoonte was „bij den kerckganck van +brüdt ende brödegam den brudigam tho schlahen”, of ook, met eene kleine +wijziging, hem te slaan „nae die copulatie” of ook „in der kercke +wanneer eluyden worden <span class="pagenum" title="139"> </span><a id="p_139"></a>gecopuleert”. Dit „brüdegomslahen” (soms is het +de bruid, die onder het gaan van de kerk naar huis met geschilde +berketakjes geslagen wordt) geschiedt nog heden in Westfalen, in den +Oberpaltz, bij de Letto-Slaven, <span xml:lang="fr">Rabelais</span> vertelt ervan in zijn +„<span xml:lang="fr">Pantagruel</span>” en zoo doet ook Olaus Magnus, de bisschop van Upsala, de +geograaf, een tijdgenoot van Luther. Maar wat beteekent het? Heeft Kuhn +gelijk, als hij zegt, dat de bruidegom moest voelen wat slagen zijn, +opdat hij later zijne vrouw sparen zou? Veeleer (heeft <span xml:lang="de">Mannhardt</span> ons +doen zien) hebben wij hier een spoor van die oud-animistische +wijsbegeerte, die leerde dat er booze geesten in den bruidegom konden +huizen, die hem in den bruidsnacht ongeschikt tot de copula konden maken +en dus vooraf met slagen verdreven moesten worden. Daarvan wisten de +Groningers en Drenthen in de dagen van prins Maurits niets meer, maar +zij sloegen den bruidegom onder den, hùn onbewusten, invloed van lang +verdwenen, in gebruiken voortlevende, denkbeelden.</p> + +<hr class="tb" /> + +<p>Maar thans is de bruidsstoet aangekomen, laat ons eerst zeggen, bij de +gereformeerde kerk. Hoe kwam daar nu het huwelijk tot stand? Hoe werd de +verloving als een „aangevangen vereeniging” tot een „volslagen +huwelijk”?</p> + +<p><span class="pagenum" title="140"> </span><a id="p_140"></a></p> + +<p>Aanvankelijk, bij de onzelfstandigheid der vrouw naar Germaansch recht, +trad bij den kerkelijken trouw de priester op als vertegenwoordiger van +het meisje en gaf de bruid aan den bruidegom. Langzamerhand trad nu die +voorstelling van de onzelfstandigheid der vrouw terug en dus ook het +besef, dat, zoo er iemand moest gegeven worden, het de vrouw zijn moest. +In plaats daarvan kwam nu de meening, dat beide echtgenooten gegeven +worden aan elkander door den priester. De priester copuleerde hen, +voegde hen te zamen, wat dan overeenkwam met zijn functie volgens +kanoniek recht, hij reikt den ring, hoort de gelofte, zegt de gebeden en +houdt de aanspraak en bindt te zamen. Hier is b.v. het formulier +waarmede „op manendach post thome anno 1534” een pastoor het huwelijk +van zekeren Claes Dirricks sloot: „Soe bynde ick u tsamen mytten bandt +daer Godt Adam jnd Eva myt bande.”</p> + +<p>Het „trouwen door den paap” maakte dus op kanoniek standpunt het wettig +huwelijk. Daarop slaat het weinig stichtelijke, Amsterdamsche +straatliedje, dat bij de nadering van het Paaschfeest en na afloop der +Dommelde metten (nachtofficie op Woensdag, Donderdag en Vrijdag van de +Goede week) door den hondenslager en de schooljongens, nog kort vóór de +Hervorming bij beurtzang aangeheven werd. Lelong <span class="pagenum" title="141"> </span><a id="p_141"></a>heeft het ons echter +niet geheel ongerept, denk ik, overgeleverd. De kerkedienaar begaf zich +met zijn ratel, vergezeld van een groot aantal schooljongens, ook met +ratels, op straat; voor de huizen der aanzienlijke poorters stonden zij +stil, waarop de man riep:</p> + +<div class="poem"> + <div class="stanza"> + <span class="i0">„Zijt gij allegader hier?” „Ja!”<br /></span> + <span class="i0">„Moecht gij wel goedt Hamburger bier?” „Ja!”<br /></span> + <span class="i0">„Heeft de paap uw moeder getrouwt?” „Ja!”<br /></span> + <span class="i0">„Zijt gij al te samen hoerekinderen?” „Neen!”<br /></span> + </div> +</div> + +<p>Man en jongens ontvingen als loon een pint bier, dat zij uit hun mutsen +opdronken.</p> + +<p>Het ligt nu voor de hand te meenen, dat bij de nieuwe bedeeling +predikant en magistraat in de rechten des priesters traden en dus het +huwelijk sloten, dat hun eene actieve, huwelijkscheppende rol werd +toebedeeld. Maar, zegt prof. Fockema Andreae, „ik houd dat voor niet +meer dan schijn”. De predikant treedt volgens de hervormde formulieren +nimmer in die rol op, toch is het huwelijk voor den predikant overal +rechtskrachtig. Attestatiën van gesloten huwelijken, door hem afgegeven +(eene synode van Den Briel a<sup>o</sup> 1593 zegt het zeer juist), zijn +officiëel, daar <span class="pagenum" title="142"> </span><a id="p_142"></a>zij door een publiek persoon zijn gegeven over wat op +eene publieke plaats verricht is. Zulke attestatiën werden dan ook door +de Hoven aangenomen. Goed gereformeerd zeide reeds in 1566 de +Rotterdamsche predikant Adr. Damman na de voltrekking van een huwelijk, +dat het „bij hen geen sacrament werd geacht, maar eene belofte, die de +contrahenten elkander doen”.</p> + +<p>Was het nu aldus bij de kerk, is het dan denkbaar, dat men voor het +burgerlijk huwelijk, waaraan men dezelfde rechtsgeldigheid verleende, +een samengeven <i>door</i> den magistraat zou hebben geëischt, dat de kerk +niet vorderde? Neen, predikant en magistraat schiepen niet door hunne +handeling het huwelijk: partijen solemniseeren hun huwelijk zelven voor +de gemeente of voor schepenen, waarvan akte gegeven wordt. Dit geldt van +alle provinciën.</p> + +<p>In de onderscheiden in gebruik zijnde formulieren heerscht echter door +slordige woordkeuze soms verwarring. Niet in het kerkelijke. Ook hier +heeft de Dordtsche synode uniformiteit gebracht. In de 178<sup>ste</sup> zitting +der (na)synode, 28 Mei 1619, besloten de leden, dat de „Nederlantsche +liturgie, waarin begrepen sijn de publijcke gebeden en de formulieren +van de bedieninghe der sacramenten, oeffeninghe der kerckelijcke +discipline, bevestinghe der kerckendienaren ende <span class="pagenum" title="143"> </span><a id="p_143"></a>insegheninghe des +huwelijckx sal worden oversijen.” Dit is ook geschied, maar voor eene +officiëele uitgave hebben zij niet gezorgd. Ten grondslag legden zij den +tekst der Zeeuwsche kerk van 1611, terwijl eene uitgave, bezorgd door de +Zuidhollandsche van 1737, zeer gebruikelijk is geworden.</p> + +<p>In het formulier dan „om den houwelicken staet voor de gemeente Christi +te bevestigen” luidt het: „Overmits den gehouwden gemeynlick velerhande +tegenspoet ende kruys van wegen de sonde is toekomende; opdat gij N. +ende N., die uwe echtelicke verbindinge in Godts name opentlick alhier +in de kercke wilt laten bevestigen, oock in uwe herten versekert zijn +meugt van de gewisse hulpe Godts in uwen kruyce...” volgt eene +uiteenzetting van het doel des huwelijks, daarna stelt de dienaar de +vragen, waarin o. a.: „Bekent gij voor Godt en dese gemeynte, dat gij +genomen hebt ende neemt tot uwe wettelicke huysvrouwe...” en desgelijks +tot de bruid: ... „dat gij genomen hebt ende neemt...” en eindelijk +geeft hij den zegen: „De Vader der barmhertigheydt, die u door sijne +genade tot desen heyligen staet des houwelicks beroepen heeft, verbinde +u met rechte liefde ende trouwe ende geve u sijnen segen”.</p> + +<p>Het is duidelijk: <a id="cross18">het is de bevestiging van wat beide partijen ten +opzichte van elkander willen.</a> De <span class="pagenum" title="144"> </span><a id="p_144"></a>predikant neemt voor Gods aangezicht +akte van wat partijen elkander beloven en roept daarover Gods zegen in.</p> + +<p>Thans laat ik enkele burgerlijke formulieren volgen. Te Amsterdam +geschiedde de trouw voor twee schepenen, van wie de voorzittende schepen +vroeg (de opgave is van 1658), nadat bruid en bruidegom elkander de hand +hadden gegeven: „„Gij A.A. bekent aengenomen te hebben tot uwe wettige +huysvrouwe B.B.? ende gij B.B. bekent aengenomen te hebben tot u wettige +man, huysheer ende vooght A.A.?”<ins class="corr" id="corr15" title="Bron: ”"></ins> Beyde geantwoort hebbende: ja, +seyt wijders aldus: „<ins class="corr" id="corr16" title="Bron: „"></ins>Ende belooft malcander aen wedersijden getrouw te +sijn en als echte man en wijff eerlick ende godsalichlick na des Heeren +insettinge te leven, totdat u de doot scheyden sal?”<ins class="corr" id="corr17" title="Bron: ”"></ins> Weder geantwoort +hebbende: ja, seit dan nogh: „De Heere segene u huwelick. Gedenkt den +armen.”<ins class="corr" id="corr18" title="Niet in Bron.">”</ins></p> + +<p>Men ziet, in dit formulier, gebruikt bij den trouw van +niet-gereformeerden, is evenmin van huwelijksschepping <i>door</i> den +magistraat sprake: partijen bekennen elkander aangenomen te hebben. De +schepen neemt daarvan akte en zegt: „de Heer zegene uw huwelijk.”</p> + +<p>Te Kampen had het formulier voor den trouw ten raadhuize den volgenden +inhoud (1658, vernieuwd <span class="pagenum" title="145"> </span><a id="p_145"></a>1664): „Gij bruidegom ende bruid... verklaert +gij... met uwen vrien wille malkanderen met hande ende monde +trouwbeloften te hebben gedaan... om malkander trouwe te houden als +wettige man en wijff, in eendragt, minne en liefde met den anderen te +leeven nae instellinge des Heeren en het uytwijsen van sijn heylig +woord, alles met hulpe van den Heere, sonder wijns genadige bijstant wij +het allerminste niet en vermogen?” Antwoord: Ja. „So wil dan God +almagtig ul. in desen egtenstaat segenen en u verbinden met regte liefde +en trouwe. Gaet in vrede!” Hetzelfde formulier gebruikte men ook te +Deventer. Ook hier hetzelfde beginsel, gelijk het mede is neêrgelegd in +het advies der Hoven omtrent de staatskerkorde van 1601, waarin deze +verklaring: „Op huiden zijn voor schepenen van... gekomen en verschenen +N. N. als bruidegom ter eene en N. N. als bruid ter andere zijde... +gevende hij haar zijne mannelijke trouwe... en wederom zij hem hare +vrouwelijke trouwe... Tot al hetwelk zij Godt almagtigh tot een getuige +aangeroepen en gebeden hebben. Aldus gedaan bij schepenen...”</p> + +<p>Echter zijn er ook ordonnantiën op dit punt, waarin sprake is van „sich +laten copuleeren”, zich laten „thosamen geven und conjugeren” door den +predikant, maar men was weinig zorgvuldig in zijn woordenkeus, <span class="pagenum" title="146"> </span><a id="p_146"></a>als in +Zwolle, waar in één stuk sprake is van trouwen <i>door</i> een predikant en +<i>voor</i> schepenen. Wezenlijk heeft overal gegolden: partijen geven zich +aan elkander, predikant of schepenen scheppen niet het huwelijk.</p> + +<p>Omtrent die burgerlijke formulieren nog een woord. De hervormde kerk +achtte het onbetamelijk, dat sommige secretarissen ten stadhuize het +formulier voorlazen 't zij uit de liturgie der hervormden, 't zij uit +die der lutherschen. Ja er waren schepenen of schouten, die een gebed +uitspraken, die den zegen gaven, waartegen de kerk altijd heeft +geprotesteerd. Waarom? Was zij naijverig op wat haar alleen toekwam? +Wilde zij het huwelijk ten stadhuize neutraal houden?</p> + +<div class="figcenter" style="width: 420px;"> + <span class="pagenum" title="-"> </span><a id="p_146a"></a> + <a href="images/ill_p146a.jpg"><img src="images/ill_p146a-t.jpg" width="420" height="292" + alt="Een huwelijksvoltrekking in een gereformeerde kerk.—Naar een prent van Bernard Picard." title="Klik voor vergroting (1312×911px, 336kb)" /></a> + <div class="caption">Een huwelijksvoltrekking in een gereformeerde kerk.<br /> + <div class="illbron">Naar een prent van Bernard Picard.</div> + </div> + <span class="pagenum" title="-"> </span><a id="p_146b"></a> +</div> + +<p>De trouw in de hervormde kerk geschiedde nu gemeenlijk als volgt, +waarbij, wat de versiering aangaat, de gegoedheid van partijen +natuurlijk verschil maakte. Of in het koor, of in het doophek, of +daarvóór in het midden der kerk lag een tapijt, stonden armstoelen en +taboeretten, de poort van het doophek was vaak met groen versierd en in +de tweede helft der 18<sup>de</sup> eeuw, de dagen der hooge kapsels, was het +voor vele dames een zwaar stuk onder die poort door te gaan. Onder +psalmgezang trad de staatsie (wij vertellen hier Schotel na) binnen, de +leeraar beklom den kansel en las het straksgenoemde formulier. <span class="pagenum" title="147"> </span><a id="p_147"></a>Dan +liet hij bruidegom en bruid elkander de rechterhand der trouw geven en +stelde de vragen, over het neergeknielde paar sprak hij dan den zegen +uit, waarna het gebed volgde. Onder het gezang werd gecollecteerd. +Daarna begaf zich de stoet, waarbij thans de man de hoogerhand had, naar +de consistoriekamer, waar men ververschingen gebruikte. Dit was de trouw +op zijn deftigst. Maar zeer dikwijls ging het minder statig toe, als de +bruiloftsgasten zich niet ontzagen pratend en joelend de kerk binnen te +treden.</p> + +<p>Alleen geordende predikanten mochten den dienst leiden. Toch kwam het +voor, dat proponenten het deden, gelijk bij het huwelijk van Willem +Albert van Hout en Antonia Magdalena van Breda te Hoeven gem. +Oudenbosch, 22 Juli 1787, dat door den proponent J. M. Visser werd +ingezegend. In Utrecht echter was dit werk ook aan proponenten +toegestaan. Te Leiden schijnen soms zelfs voorzangers zich de inzegening +te hebben aangematigd. De kosten waren natuurlijk afhankelijk van den +stand van het bruidspaar, van de plaats en van de vraag, of de trouw op +gewonen of buitengewonen tijd geschiedde. In 1788 kostte te De Bildt +zulk eene extra-inzegening 2 dukaten aan de armen (de gouden dukaat deed +ongeveer ƒ5.50), tabak en pijpen, 12 flesschen malaga met een schotel +best banket aan den kerkeraad, <span class="pagenum" title="148"> </span><a id="p_148"></a>½ anker wijn aan den predikant, ƒ3 aan +den koster.</p> + +<p>Als een voorbeeld van huwelijksinzegening in eene hervormde gemeente in +het buitenland geven wij die in de beroemde, reeds <a href="#cross15">vroeger +vermelde</a>, Hollandsche kerk te Londen, die ook voor deze liturgische +handelingen zooveel heeft gedaan en voor wie Maarten Micron reeds in +1554 zijne „Christlicke Ordinanciën” opstelde, waarin ook „Van de +ceremonie des huywelicx”. Nadat het paar in de trouwboeken was +ingeschreven (ze beginnen in 1571: „Hier achtervolgen die namen der +gheener die onser Nederduytscher gemeinte getrouwet zijne”) en de drie +Zondagsche proclamatiën waren „uutgheropen”, had de bevestiging op den +volgenden Zondag in den morgendienst plaats, in diezelfde prachtige kerk +in Austin-friars, waar thans nog de gemeente samenkomt.</p> + +<p>De dienaar hield eene toespraak over het huwelijk, wees het bruidspaar +op zijne verplichtingen en deed de vragen. Daarna legde hij hunne +rechterhanden inéén en sprak: „God Almachtich, die u tot den huywelicken +staet gheropen heeft, binde u te samen met den bandt der warachtigher +liefden, opdat gij u gansche leven de groote verborghen eenicheit +Christi ende sijnder ghemeinten uitdrucken moecht, ende wille u +vermeerderen, ter eeren sijns naems ende uwer <span class="pagenum" title="149"> </span><a id="p_149"></a>sielen salicheit doer +denselven Christum Jesum. Amen.”</p> + +<p>Naar aanleiding van Matth. XIX sprak de predikant dan nog over de vaste +onverbrekelijkheid van den huwelijksband, en de gemeente, bij monde van +den dienaar, zegende het neêrgeknielde paar: „God wil u vruchtbaer maken +ende ghenade gheven uwe kinderen, die hem sal believen u te gheven op te +voeden, door leeringe ende straffinghe des Heeren. God blijve met u ende +met ons allen.” Met psalmgezang eindigde de plechtigheid.</p> + +<p>Hoezeer wij bij ons onderwerp telkens verdacht moeten zijn op +plaatselijke afwijkingen leert ons de huwelijksinzegening op Ameland, +waarvan ik daarom met een enkel woord melding maak. Dit merkwaardige +eiland was staatkundig onafhankelijk (in den 80-jarigen oorlog sluit het +een verbond van neutraliteit met de Republiek en met Spanje) en even +onafhankelijk was de gereformeerde kerk, eene naar inrichting en bestuur +op zich zelve staande gemeenschap. Vandaar op Ameland groote +verdraagzaamheid tegenover dissenters. De doopsgezinde leeraren mochten +huwelijken voltrekken, maar alleen tusschen leden hunner eigen gemeente. +De hervormde predikanten deden het, als bruidegom en bruid (of een van +beiden) ongedoopt, hervormd of van eene andere doopsgezinde gemeente +waren.</p> + +<p><span class="pagenum" title="150"> </span><a id="p_150"></a></p> + +<p>Op Terschelling viel de magistraat de doopsgezinden lastig over hunne +huwelijksinzegening, maar Gedeputeerde Staten van Friesland stelden hen +in 't gelijk (19 Juni 1623), zoodat zij op dat eiland schijnen te hebben +mogen doen, wat elders ongeoorloofd was, gelijk nog eens, in 1676, door +acte van een Harlingschen notaris, de geldigheid der doopsgezinde +huwelijksinzegening wordt bekrachtigd, d. i. dus van de door een +doopsgezind leeraar afgegeven attestatie. Het eene gewest, de eene stad +begunstigde de doopsgezinden meer dan de andere, zoodat het aan sommige +gemeenten vrijstond om de huwelijken in haar eigen vergadering te +sluiten, maar dit aan andere weder werd geweigerd. Ook schijnen de +doopsgezinden op Terschelling, na hunne inzegening, ten stadhuize +ingeschreven te zijn geworden. Trouwens ook in Holland heerschte er te +dezen opzichte nog geen vaste regel en vandaar klachten over +moeielijkheden hun in den weg gelegd, wat toch vaak slechts gehoorzamen +was aan eene ordonnantie.</p> + +<hr class="tb" /> + +<p>Voor het katholieke deel der bevolking ontstonden er groote +moeielijkheden uit de bepaling, dat geen huwelijk wettig zou zijn tenzij +voor predikant of schepenen gesloten. Hier bracht wetsontduiking +uitermate verwarde toestanden, toch al verward genoeg. <span class="pagenum" title="151"> </span><a id="p_151"></a>Vooreerst kwam +het voor, dat hervormden, om in verboden graad te kunnen trouwen of het +consent der ouders niet kunnende erlangen, zich door pastoors lieten +trouwen, in den waan nog bovendien, dat dit huwelijk wettig was.</p> + +<p>In 's-Hertogenbosch kwam het voor, zooals de hervormde kerkeraad in 1632 +aan de „militaire en de politijcke collegiën” klaagt, dat soldaten, die +„met bossche vrouwspersonen comen te trouwen, gaen, om haere bruydts te +gelieven eerst trouwen bij de papen ende comen daerna trouwen in de +kercke”.</p> + +<p>Het was noodig, al verder, te bepalen, dat al had iemand zijne geboden +voor een priester laten gaan, hij toch in de hervormde kerk trouwen +moest en dat (omgekeerd), al waren de proclamatiën bij predikant of +magistraat gegaan, het huwelijk voor den priester nochtans onwettig was.</p> + +<p>Eindelijk (het ligt voor de hand), bij de herhaalde wetsontduiking wat +aangaat de sluiting zelve des huwelijks, werd er ook met andere +voorschriften de hand gelicht, zoodat wij b.v. hooren klagen, dat de +priesters in het markiezaat van Bergen op Zoom personen trouwen, die zij +nooit zagen, zonder voorafgaande geboden, zonder oudrenconsent. De +wetten, te dezen door H.H. Magistraten voor de generaliteitslanden +gegeven, zijn mede een deel van hunne politiek <span class="pagenum" title="152"> </span><a id="p_152"></a>tegen deze gewesten, die +met harde hand, naar hun oordeel, moesten worden geregeerd.</p> + +<p>Een plakkaat van 8 April 1644 verbood roomsche priesters, die nog in +Brabant werden geduld, lieden in ondertrouw op te nemen, ook al zouden +zij niet van plan zijn het huwelijk zelf te sluiten. Aan die van Hulst +en Hulster-Ambacht gaven de Alg. Staten, 31 December 1647, nog eens +expresselijk te kennen, dat, als zij buiten de publieke kerk wilden +trouwen (want dit mochten zij overal) hun huwelijk, na drie voorafgaande +Zondaagsche proclamatiën, bij klokslag te doen, moest worden voltrokken +voor (een burgemeester met) twee schepenen en secretaris, terwijl elk +ander huwelijk onwettig zou zijn.</p> + +<p>In de landen van Overmaze (Valkenburg, Dalhem, 's-Hertogenrade) was +1632, na de verovering van Maastricht, de gereformeerde religie +ingevoerd, tijdelijk onderbroken door de herovering in 1635. Na den +Munsterschen vrede verbande de regeering „alle praetense geestelijke +personen” en in 1656 maakte ook daar het Echtreglement het huwelijk +politiek. Toen nu bij den vrede van Nijmegen in 1678 de uitoefening van +den katholieken godsdienst werd toegestaan, waanden die van de landen +van Overmaze, begrijpelijkerwijze, dat nu ook het huwelijk weêr +kerkelijk was geworden, waan, waaraan toen eene <span class="pagenum" title="153"> </span><a id="p_153"></a>resolutie van 21 +Augustus 1683 een einde maakte.</p> + +<p>Voorzoover de roomschen in de generaliteitslanden dicht genoeg bij de +frontieren woonden, lieten zij de plechtigheden van huwelijk (en doop) +over de grenzen geschieden. De anderen moesten zich onderwerpen en +overtraden de wet, als zij konden.</p> + +<p>Er is menig hard woord gezegd over deze en dergelijke maatregelen in de +generaliteitslanden. Tot de geschiedkundige verklaring ervan bedenke +men, dat de roomsche bevolking in de grenslanden voortdurend +onbetrouwbaar bleek en groot gevaar opleverde voor de veiligheid der +Republiek. Het ergste was, dat waar de schout ontbrak, het wettig +huwelijk diende gesloten voor den predikant. Dit was hatelijk. „<span xml:lang="fr">Nos +pères</span>”, zegt een hedendaagsch katholiek, „<span xml:lang="fr">ont du se résigner alors à se +faire marier devant le ministre protestant avant de se presenter devant +leur curé. Ils durent passer du temple réformé à l'église catholique +comme de nos jours on passe de la mairie à l'église</span>”.</p> + +<p>Ook hier worde weêr bedacht, dat deze predikanten louter optraden als +ambtenaren van den burgerlijken stand, dat zij in dat opzicht orde +hebben gebracht in de nu getrouw bijgehouden huwelijksregisters—en dat +zij, in zoo vijandige omgeving en met zulk eene taak, ook niet voor hun +genoegen in <span class="pagenum" title="154"> </span><a id="p_154"></a>de wereld waren. Daarvan is eene geschiedenis als van ds. +Paulus Arleboutius te Tilburg (1633), een uiterst leerzaam en tegelijk +schilderachtig voorbeeld.</p> + +<p>Eindelijk—het blijkt duidelijk, dat de katholieken toch ook de +<ins class="corr" id="corr19" title="Bron: officieële">officiëele</ins> inschrijving wel op prijs stelden. In de +Roermondsche trouwboeken (1632–1637, jaren, waarin die stad +Staatsch was) komen de namen voor van tal van roomsche officieren: zij +hebben daaraan als maatregel van burgerlijke wettigheid waarde gehecht.</p> + +<p>Keeren wij thans tot het algemeene terug, dan rest ons nog te vermelden, +dat niet zonder reden de kerk het trouwen voor den magistraat verdacht. +Het staat zoo onschuldig in het trouwboek te Vianen op 20 Juli 1604: +„Compareerden joncker Balthasar van der Vecht en jonckvrouwe Theodora +van Weer en hebben, na voorgaande geboden, voor den stadhuyse alhier +gedaen, malcanderen bij desen getrouwt ende beloeven de een den anderen +nyet te verlaten volgens Godts inzetten. Actum voor Michiel van +Riemsdijk en Willem Pijll, schepenen.” Dat „hebben malcanderen getrouwt” +is (wij <a href="#cross18">zagen het</a>) naar het juiste beginsel. Maar overigens—Vianen had, +zoomin als Kuylenburg, een goeden naam, het waren wel-aangename +vluchthavens voor velerlei soort van avonturiers, die daar gemeenlijk +vriendelijke herberg <span class="pagenum" title="155"> </span><a id="p_155"></a>en hartelijke ontvangst vonden. De magistraat zag +er niet zoo nauw, ook waar het een huwelijk gold.</p> + +<p>En dit geldt waarlijk ook buiten Vianen. Het gelukte al te vaak eene +overeenkomst te treffen, als het met verboden graden of getuigenissen +van vrijigheid niet in orde was, en trouwlustigen, die wat op hun +geweten hadden, konden voor klinkende munt al te lastig onderzoek +afkoopen. Geldzucht (heeft Fruin eens gezegd) was de groote zonde van +den tijd, en tal van schouten waren helaas omkoopbaar. Wat wonder, dat +de predikanten, die op dit punt zuiver van wandel waren, dat trouwen +voor den schout soms niet vertrouwden? Gelijk zij evenmin konden +toestaan, dat wie anders wel in de kerk kwamen, op 't stadhuis trouwden: +het was een „misbruijck der ordonnantie van de policye”.</p> + +<p>Op den trouwdag werden de ringen veranderd. De vrijster draagt den +(verlovings)ring aan den linkerringvinger, dikwijls ook aan den duim, na +haar huwelijk aan rechtervinger of -duim. Zoo was het nog op 't einde +der Republiek. Wij durven, om ons bestek, over trouwringen niet +uitweiden, er zijn meesterwerken van kunst bij en sommige hebben een +Europeeschen naam, zooals de „ring van Frangipani”, ± 1514, thans te +Augsburg, met de ingegraveerde, bekoorlijke woorden „Myt wyllen dijn +eygen”, <span class="pagenum" title="156"> </span><a id="p_156"></a>ring, die misschien gedragen is door Christoffel, graaf van +Frangipani bij zijn huwelijk met Apollonia von Wellenbrug en door H. +Thode bezongen werd. Wie deze en enkele andere ringen wil afgebeeld +zien, kan „<span xml:lang="de">Die Woche</span>” 1913, S. 1913–1916 opslaan en er de +toelichtingen van Willy Bauer bij lezen.</p> + +<hr class="tb" /> + +<p>Wanneer nu aldus bruidegom en bruid zich elkander in huwelijk gegeven +hadden volgens wet en gewoonte, wachtte thuis het bruiloftsmaal.</p> + +<div class="poem"> + <div class="stanza"> + <span class="i0">„Daer twee geliefden trouwen<br /></span> + <span class="i0">Met weêrzijds vrinden raad,<br /></span> + <span class="i0">Daer mag bij 't bruyloft houwen<br /></span> + <span class="i0">Wel zijn een blij gelaad...”,<br /></span> + </div> +</div> + +<p class="noi">zagen wij <a href="#cross16">vroeger.</a></p> + +<p>Bij aanzienlijken en gegoeden was de tafel prachtig versierd met +bloemen, met slingers, met gekleurd zand ook kunstig bestrooid. De +suikerbakkers wedijverden in het scheppen der kunstwerken, die den disch +zouden versieren, jachtpartijen, zeeën met schepen, waranden met dieren, +de Hof van Eden natuurlijk met Adam en Eva, welke laatste heerlijkheid +Cats de vraag doet stellen:</p> + +<div class="poem"> + <div class="stanza"> + <span class="i0">„Waerom toch voor de bruyt een hof op tafel staat?”<br /></span> + </div> +</div> + +<p><span class="pagenum" title="157"> </span><a id="p_157"></a></p> + +<p class="noi">wat hij dan beantwoordt met eene bespiegeling over Hooglied IV, +12: „Mijne zuster, o bruid, gij zijt een besloten hof, eene beslotene +wel, eene verzegelde fontein,” volgens zijne en de theologie zijner +dagen alles zinnebeeld van het huwelijk tusschen Christus en zijne kerk, +in waarheid—dit gansche Hooglied—eene verzameling Oudoostersche +bruiloftsliederen, in verheerlijking der zinnelijke liefde gelijk, aan +wat in zijn eigen dagen nog aan het bruiloftsmaal gezongen werd. De +tafel boog door onder den last der gerechten, tegen de weelde waarvan, +tegen het aantal gasten en schotels, de overheid wel door keur bij keur +optrad, maar zonder veel gevolg, al moest, te Groningen, de bruidegom +zelf ten stadhuize onder eede komen verklaren, dat op zijn feest naar +die keuren was gehandeld.</p> + +<p>Maar de vaderen hadden gezonde magen (misschien zij het ons vergund te +verwijzen, naar wat wij over hun eten en drinken schreven in „Het +huiselijk en maatschappelijk leven onzer voorouders”, blz. +157–164) en op Susanna Huygens' bruiloft zaten de gasten vijf +uren aan tafel te midden van „<span xml:lang="fr">la senteur des viandes</span>” en toen kon M. du +Thou, de Fransche ambassadeur, het niet langer uithouden en moest noodig +eens opstaan „<span xml:lang="fr">pour se degourdir le jarret</span>”. Ook de kerk heeft geijverd +tegen den overdaad, de <span class="pagenum" title="158"> </span><a id="p_158"></a>brasserijen en de verspilling bij de bruiloften, +bij de schouten aangedrongen op maatregelen „om de ongeregeltheden, die +in de landsbruyloften ommegaan te bekampen”. Dubbel erg dus, dat soms +predikanten zelven het slechte voorbeeld gaven, zooals Franc. Pontanus, +predikant te Odoorn, door „ongeregeltheiden, bi hem alhijr binnen Assen +begangen als sijn bruloft gecelebreert werde” (1608).</p> + +<div class="figcenter" style="width: 468px;"> + <span class="pagenum" title="-"> </span><a id="p_158a"></a> + <a href="images/ill_p158a.jpg"><img src="images/ill_p158a-t.jpg" width="468" height="336" + alt="Het Boerenbruiloftsmaal (16e eeuw).—Naar Peter Brueghel den Oude." title="Klik voor vergroting (1462×1051px, 215kb)" /></a> + <div class="caption">Het Boerenbruiloftsmaal (<ins class="corr" id="corr20" title="Bron: 16_e">16<sup>e</sup></ins> eeuw).<br /> + <div class="illbron">Naar Peter Brueghel den Oude.</div> + </div> + <span class="pagenum" title="-"> </span><a id="p_158b"></a> +</div> + +<p>Van die bruiloftsliederen gesproken—gedicht en gezongen werd er bij het +feest uit den treure. Huwelijken, klaagde reeds de groote hervormer +Anastasius Veluanus (1554) „beginnen met gasterijen, onkuys dantssen und +singen...” De gasten droegen de liederenboekjes bij zich, +duodecimo-bundeltjes, vaak prachtig gebonden, met allersierlijkste +slootjes en bevattende minne-, bruilofts- en drinkliederen op aangegeven +wijs. De inhoud is zeer verscheiden, oude balladen en volksliederen, +zooals het lied van de Soudaensdochter:</p> + +<div class="poem"> + <div class="stanza"> + <span class="i0">„Hoord toe al die vol liefde zijt,<br /></span> + <span class="i0">Het lust mijn geest te zingen...”<br /></span> + </div> +</div> + +<p class="noi">of „Het daghet in den Oosten”, of „Na Oostland wil ik vaaren”; +dan verzen aan de beste dichters van den eigen tijd ontleend, soms +deerlijk verminkt, goede en slechte, waarin onbeschroomd het mingenot +<span class="pagenum" title="159"> </span><a id="p_159"></a>bezongen wordt, dat zoo straks het bruidspaar wacht, of waarin de +gasten tot zingen en kussen worden opgewekt, kussen, geen klein deel van +der vaderen gulle bruiloftspret, „<span xml:lang="fr">des coups de baiser</span>”, zegt alweêr +Huygens, „<span xml:lang="fr">francs et bien appuyez, enfin baisers apostoliques et de bonne +foy, qui firent un bruit dans la sale, comparable à celuy que les +chartons d'Anvers et de Bruxelles font avec leurs fouets, quand quelque +douzaine de charrettes enfile les premières rues</span>”. Dan weer plotseling +tusschen de dartelste minneliedjes in een geestelijk: „O kerstnacht +schooner dan de dagen” of, zooals in het „Groot Hoorns liedeboeck” eene +berijming van Spr. XXXI, eene rijmelarij uit het Hooglied:</p> + +<div class="poem"> + <div class="stanza"> + <span class="i0">„Wanneer zal hij mij kussen fijn,<br /></span> + <span class="i0">Zelfs met de kus zijns monds divijn..”<br /></span> + </div> +</div> + +<p class="noi">dan de psalmen 23, 33, 45, 100, 128 naar Datheen, het Onze Vader +berijmd en (met doorloopende coupletten) het Ave Maria:</p> + +<div class="poem"> + <div class="stanza"> + <span class="i0">„Maria, vol van gratie,<br /></span> + <span class="i0">Uw name groeten wij<br /></span> + <span class="i0">Met groote jubilatie,<br /></span> + <span class="i0">Zoo is de Heer met dij..”<br /></span> + </div> +</div> + +<p>Deze liederen mag de lezer niet verwarren met de <span class="pagenum" title="160"> </span><a id="p_160"></a>verzen, voor eene +bepaalde bruiloft gedicht, door de grootsten onzer zangers of door de +pooversten onzer poëtasters, de heerlijkste kunst dus of het ellendigst +gerijmel, vrij uit het dichterlijk gemoed geweld of nagelbijtend op +bestelling geleverd. Sommigen zijn gemeen, ook de beste dikwijls dartel, +Vondel is af en toe van gloeienden hartstocht en bij Hooft slaat ook +soms, zegt Kalff, „de vlam der gezonde zinnelijkheid uit”. Verbood ons +bestek het ons niet, wij zouden gaarne van 't schoonste afschrijven, +zooals van Vondel op de bruiloft van J. Linnich en Kathar. de Vries:</p> + +<div class="poem"> + <div class="stanza"> + <span class="i1">„Hoogste wijsheid, wiens beleid<br /></span> + <span class="i5">D'eeuwigheid<br /></span> + <span class="i0">Van het menschdom door het paren<br /></span> + <span class="i1">Handhaaft, en met volle vreugd<br /></span> + <span class="i5">Onze jeugd<br /></span> + <span class="i0">Zegent onder 't zoet vergaren...”<br /></span> + </div> +</div> + +<p>In deze liederen zijn, naar de mode van den tijd, Venus en Cupido de +graag aangeroepen goden, die het genot der liefde smaken doen. Zijn er +ten onzent ook geweest, die ze juist wilden weren als beschermers van de +grofzinnelijke liefde, als in een bruiloftslied van Philip Sydney +(1581):</p> + +<p><span class="pagenum" title="161"> </span><a id="p_161"></a></p> + +<div class="poem" xml:lang="en"> + <div class="stanza"> + <span class="i0"><ins class="corr" id="corr21" title="Niet in Bron.">„</ins>But thou, foul Cupid, sire to lawless lust,<br /></span> + <span class="i1">Be thou far hence with thy empoisoned dart,<br /></span> + <span class="i0">Which, though of glittering gold, shall here take rust,<br /></span> + <span class="i1">Where simple love, which chastness doth impart,<br /></span> + <span class="i6">Avoids thy hurtful art?”<br /></span> + </div> +</div> + +<p>In den loop der jaren werden de bruiloftszangen gekuischter, verzwegen +de zangers, wat niet meer gezegd worden mocht, en in 1824 zingt Spandaw +in een „Echtzang”:</p> + +<div class="poem"> + <div class="stanza"> + <span class="i0">„Gij wacht hier, bruidegom, geen dartle minnezangen,<br /></span> + <span class="i0">Geen cithertonen, waar Idalisch vuur in gloeit..”<br /></span> + </div> +</div> + +<p>Maar Bilderdijk kon zich niet weerhouden, bij de bruiloft van Pieter N. +en Celia V., van woordspelingen als:</p> + +<div class="poem"> + <div class="stanza"> + <span class="i0">„Pietercelie, roem der hoven<br /></span> + <span class="i1">Ja gij watert ons den mond!<br /></span> + <span class="i0">Laat vrij Pieter Celie stoven<br /></span> + <span class="i1">Dat gerechtje is gezond.”<br /></span> + </div> +</div> + +<p>De vroegere, zeer openhartige zinspelingen op het te wachten kroost zijn +op 't einde onzer periode geworden tot een „toast aan een +bruiloftsdisch” (van C. G. Withuys):</p> + +<p><span class="pagenum" title="162"> </span><a id="p_162"></a></p> + +<div class="poem"> + <div class="stanza"> + <span class="i0">„'k Breng een toast aan 't eerste wiegje,<br /></span> + <span class="i1">Bruidje bloos er maar niet om!<br /></span> + <span class="i0">'t Eerste wiegje is bij gehuwden<br /></span> + <span class="i1">Boven alles wellekom.”<br /></span> + </div> +</div> + +<p>Wil men zich over deze grooter ingetogenheid verheugen, het is ook waar, +dat oudtijds onze liederen nog in den volksmond leefden, waaruit ze +thans, helaas, verdwenen zijn. De dienstmaagd in Asselijns „Saartje +Jansz. of de gewaande dienstmaagd” zingt onder den arbeid een +bruiloftslied op Tromp:</p> + +<div class="poem"> + <div class="stanza"> + <span class="i0">„Tsa trompen en trompetten<br /></span> + <span class="i1">Blaas op een gouden toon,<br /></span> + <span class="i0">Nu Tromp de oorlogswetten<br /></span> + <span class="i1">Verlaat om Venus' zoon..”<br /></span> + </div> +</div> + +<p>Omdat bruiloftsverzen somtijds hatelijke, politieke toespelingen +bevatten, stonden zij hier en daar onder censuur, welke taak te +Groningen was opgedragen aan den... Rector magnificus der hoogeschool! +Tegen het al te losse, het soms gemeene erin verzette zich al wat +puriteinsch dacht onder de vaderen. Kan het Gode aangenaam zijn, vroegen +zij, als men de beginselen des huwelijks zoekt in die ijdele, afgodische +namen en grillen van Venus, Cupido en ander duivels gespuis? Wordt niet +door zulke venusdichten <span class="pagenum" title="163"> </span><a id="p_163"></a>eene ontuchtige manier van spreken ingevoerd en +de jonge jeugd schrikkelijk afgetrokken in hare vrijagiën? Het was beter +deze lichte en dartele galmen, deze venusjes en voddekens, dit „singen +en lollen van lichtveerdige en onkuysche liedekens” te vervangen „door +geestelijcke en stichtelijcke propoosten”. Het was slechts jammer, dat +zij, zooals zoo dikwijls, reeds kwaad zagen, waar wezenlijk was +onergerlijke blijdschap aan het leven en zijne volheid en dat zij, +zooals ook vaak, met het badwater ook het kind uitgoten.</p> + +<p>Jodocus van Lodenstein zat eens aan zekeren bruiloftsdisch en zorgde, +dat men over tafel slechts hoorde „geestelijcke gezangen of gebeden of +stichtelijcke redenen”. En toen Jacobus Arminius, toen nog predikant te +Amsterdam, te Leiden de bruiloft vierde van Kuchlinus met zijne tante, +voerde hij met zijn tafelbuurman, den uitnemenden hoogleeraar Franc. +Junius, een druk gesprek over den val van Adam, de oorzaak, de manier +waarop en de gevolgen van dien. Men kan niet nalaten te denken, dat dit +toch wel het andere uiterste is.</p> + +<p>Op eene bruiloft werden vertooningen gedaan en even natuurlijk, dat er +gedanst werd, die bevallige, die statige dansen, die thans vergeten +zijn. Ook tegen dit dansen heeft de kerk zich altijd verzet, wederom +<span class="pagenum" title="164"> </span><a id="p_164"></a>zonder eenig onderscheid te maken tusschen het wezenlijk wulpsche en +gemeene èn het sierlijke, losse, gracelijke van den onergerlijken dans. +Eens is gansch Groningen in rep en roer geweest, omdat een ouderling op +de bruiloft zijner dochter, het was in 1772, het gewaagd had met zijne +dame en het jonge paar een menuet te dansen. Betje Wolff heeft het +schrikkelijke geval vereeuwigd in haar gedicht: „De menuet en de +domineespruik”. Bij boerebruiloften was het dansen zeker niet altijd los +en bevallig: wie den „Boerenbruiloftsdans” van Pieter Brueghel (den +vader, gest. 1569) ziet, kan daaromtrent geene groote verwachtingen +koesteren.</p> + +<p>Maar thans—na een poos dansens—komt het oogenblik, dat de bruid „te +bedde gedanst” wordt. Zoo nog in de 17<sup>de</sup>, niet meer in den loop der +18<sup>de</sup> eeuw. In de liedjes gaat dat nog kalm toe:</p> + +<div class="poem"> + <div class="stanza"> + <span class="i0">„Strooyt kruytjes en bloemtjes, de bruyd moet te bed!<br /></span> + <span class="i7">Geleyt er, bereit er<br /></span> + <span class="i7">Ontkleet haar te met<br /></span> + <span class="i7">En kust haar goe nagt<br /></span> + <span class="i7">En slaat dog wel agt,<br /></span> + <span class="i0">Dat niemand haar ruste verstoort of belet!”<br /></span> + </div> +</div> + +<div class="figcenter" style="width: 396px;"> + <span class="pagenum" title="-"> </span><a id="p_164a"></a> + <div class="figleft" style="width: 173px;"> + <a href="images/ill_p164a1.jpg"><img src="images/ill_p164a1-t.jpg" width="173" height="240" + alt="Dansend paar (16e eeuw).—Naar H. Aldegrever." title="Klik voor vergroting (541×749px, 92kb)" /></a> + <div class="caption">Dansend paar (16<sup>e</sup> eeuw).<br /> + <div class="illbron">Naar H. Aldegrever.</div> + </div> + </div> + + <div class="figright" style="width: 173px;"> + <a href="images/ill_p164a2.jpg"><img src="images/ill_p164a2-t.jpg" width="173" height="240" + alt="Dansend paar (16e eeuw).—Naar C. Bos." title="Klik voor vergroting (540×750px, 85kb)" /></a> + <div class="caption">Dansend paar (16<sup>e</sup> eeuw).<br /> + <div class="illbron">Naar C. Bos.</div> + </div> + </div> + <span class="pagenum" title="-"><br /> </span><a id="p_164b"></a> +</div> + +<p>Maar in werkelijkheid ging het ruwer. Schrikt niet! Daar grijpen midden +onder den dans de jongere <span class="pagenum" title="165"> </span><a id="p_165"></a>gasten de bruid aan en dragen en sleuren +haar naar het bruidsvertrek—vage herinnering aan den ouden bruidsroof. +Wel snelt de bruidegom den troep achterna en koopt de bruid terug door +een feestje te beloven, het „weerom-vetje” op een der komende dagen. +Maar nu barst de storm eerst recht los. Bed, dekens, kussens, al de +geheimen der slaapkamer begluren zij, betasten zij en eindelijk vallen +zij op de arme bruid aan en „plukken haar als een vogel” en nemen haar +af sluier en lint, ketting en kroon, tot hare kousebanden toe, welke +laatste vooral als gewenschte buit, als eene oorlogstropee, worden +meêgenomen en aan tafel vertoond. De jonge echtgenoot raakt de dolle +bende eerst kwijt, als hij doet, alsof hij zich ontkleeden gaat. Op deze +manier werd bij de deftigste families de bruid te bedde gedanst. +Gelukkig nog, zoo men haar en haar echtgenoot voor 't overige van den +nacht met rust liet! Wel mocht <span xml:lang="en">Edmund Spenser</span> in zijn „<span xml:lang="en">Epithalamion</span>” +(1594) smeeken:</p> + +<div class="poem" xml:lang="en"> + <div class="stanza"> + <span class="i0">„Let no false treason seek us to entrap,<br /></span> + <span class="i0">Nor any dread disquiet once annoy<br /></span> + <span class="i0">The safety of our joy;<br /></span> + <span class="i0">But let the night be calm, and quietsome,<br /></span> + <span class="i0">Without tempestuous storms or sad affray,<br /></span> + <span class="pagenum" title="166"> </span><a id="p_166"></a> + <span class="i0">Like as when Jove with fair Alcmena lay....<br /></span> + <span class="i0">And let the maids and young men cease to sing,<br /></span> + <span class="i0">Ne let the woods them answer, nor their echo ring.”<br /></span> + </div> +</div> + +<p>Wel mocht nog twee eeuwen later Goethe zingen:</p> + +<div class="poem" xml:lang="de"> + <div class="stanza"> + <span class="i0">„Im Schlafgemach, entfernt vom Feste,<br /></span> + <span class="i0">Sitzt Amor dir getreu und bebt,<br /></span> + <span class="i0">Dasz nicht der List muthwill'ger Gäste<br /></span> + <span class="i0">Des Brautbetts Frieden untergräbt...”<br /></span> + </div> +</div> + +<p>Van huwelijksreizen wisten de vaderen niet; nog van 1800 vertelt Jacob +van Lennep, dat zulke dwaze, onkiesche dingen toen nog niet voorkwamen. +Den eersten morgen komen de naaste vrouwelijke bloedverwanten de jonge +vrouw begroeten en bij 't kleeden helpen (zóó nog bij Saartje +Burgerhart, bij Chrisje Helder), de dienstbode brengt het morgenwater en +ontvangt haar bruidsstuk als loon. Lang vergeten was de oude gewoonte +van te onderzoeken, naar wat wij boven (<a href="#p_90">blz. 90</a>) hebben +aangestipt. Lang ook vergeten (sommigen hebben ontkend, dat het ooit +bestond: zóó Karl Schmidt, zóó Bismarck) was in onze periode het recht +van den landsheer op den eersten nacht. Wie het vroeger bestaan ervan +nog trachten te handhaven zeggen, dat het wijst op een „tijdperk van +overgang tusschen de vroegere, als <span class="pagenum" title="167"> </span><a id="p_167"></a>heilig beschouwde, rechten van den +stam én de langzaam opdagende persoonlijke rechten van den echtgenoot. +Later wordt het dan beperkt tot enkele voornamen, nog later afgekocht, +om eindelijk te verdwijnen.” Het is mogelijk, wij stellen ons geen +partij; in elk geval was dit gebruik in den nieuwen tijd verdwenen.</p> + +<p>Dit geldt wezenlijk ook van <a id="cross19">de morgengave</a>, het geschenk door den man den +eersten morgen aan zijne vrouw gegeven. Dit werd langzamerhand eene som +gelds, waarvan het bedrag in het huwelijkscontract werd bepaald, maar +waarvan de oorspronkelijke beteekenis geheel verloren was gegaan. Op +deze manier: „Eyndelick (het is een stuk van 1626) soo heeft de +bruydegom, Johan Witten, siin toecomende huysvrouw (Johanna van Brienen) +een morgengave ende nae morgengaevesrechten uyt siin gereedste goederen +gegeven 1200 caroli guldens”. Ook kwam het voor, dat de morgengave niet +was betaald en werd opgeëischt. Het volgende signaat, d.d. Putten 26 +Juni 1544, dat in zijn kortheid toch veel vertelt, lichte dat toe. Griet +Jans spreekt aan de vier erfgenamen van haren overleden man, die haar +schuldig zijn 12 rijderguldens „van de morgengaeve, gelick die frunde +sulx verdedingt ind gemaeckt hebben.”</p> + +<p><span class="pagenum" title="168"> </span><a id="p_168"></a></p> + +<p>Te dezer plaatse voegt nog de herinnering vooreerst aan huwelijken op +de graven gesloten, opdat (wonderbaar taaie nawerking van den ouden +doodenkultus) daardoor lafenis zou geboden worden aan de zielen, wier +stoffelijk omhulsel in die groeve rustte. De schilder Maerten van +Heemskerck bestemde in 1558 de opbrengst van een stuk land voor +„schamele doch eerlijcke jongelieden”, die op zijn graf en dat zijner +vrouw te Haarlem zouden trouwen.</p> + +<p>Niet minder eigenaardig was de ten onzent (maar ook reeds den Romeinen +bekende) diepgewortelde gewoonte (voortgekomen uit de gedachte, dat de +dood moet wijken voor wat de kweekplaats des levens is), dat, wie op weg +naar het schavot door eene vrouw ten huwelijk werd gevraagd, van den +dood vrij kwam. Toen den 3<sup>den</sup> Juni 1572 de jonge Theodoor Bommer te +Gorinchem door Lumey's geuzen naar de galg werd gevoerd, redde een +meisje hem op die wijze van den dood. Zoo erlangde 17 September 1603 een +door Maurits ter dood veroordeeld Spaansch soldaat lijfsbehoud, +„verboden synde door eene jonghe dochter”. Ja, nog in 1672 gold het +gebruik in de rechtspraak. Te Amsterdam zouden toen vier Fransche +soldaten worden gehangen. „Eenige juffrouwen, met groote meedogenthijt +ingenomen”, vroegen aan burgemeester Outshoorn pardon voor de +<span class="pagenum" title="169"> </span><a id="p_169"></a>„gecondemneerdens”. Daarop „den heer Outshoorn sijde of de juffrouwen +of eenige derselve, souden genegen wesen daarmede te trouwen?” Maar +ongelukkig kon het middel deze maal niet worden toegepast: de juffrouwen +„antwoorden alle getrout te sijn”. Toch kwamen de Franschen er af met +brandmerking en gewipt worden aan de wipgalg. Soms echter ging +strengheid boven gewoonte, als toen de jonge officier Nicolaas <span xml:lang="fr">de Maulde +de Mensard</span>, betrokken in de leycestersche samenzwering te Leiden, 27 +October 1587 werd terechtgesteld, niettegenstaande een „juffrouw genaemt +Uytenbroeck” hem ten huwelijk vroeg.</p> + +<p>Na de bruiloft volgden nog de „navetjes”, ook plachten de jonggetrouwden +bezoeken te brengen aan magen en vrienden, binnenlandsche reisjes, +waaraan toen zooveel meer vast zat dan nu, maar waarvan nog zoo +kinderlijk, zoo volop in de ongerepte natuur genoten werd. Dan loopen +echter de wittebroodsweken ten einde, de speelman is van het dak, het +gewone leven herneemt zijn eischen.</p> + +<hr class="chend" /> + +<p><span class="pagenum" title="170"> </span><a id="p_170"></a></p> + +<h2><a id="HOOFDSTUK_VII"></a>HOOFDSTUK VII.</h2> + +<p class="subh2">ECHTSCHEIDING, ECHTMIJDING EN HERTROUW.</p> + +<hr class="chbegin" /> + +<p>Naar Germaansche rechten gaf overspel der vrouw aanleiding tot hare +verdrijving uit de echtelijke woning en dus tot scheiding. Zij had +inbreuk gemaakt op het eigendomsrecht van den man. De man daarentegen +had geene gelijke verplichtingen, zijn omgang met andere vrouwen leidde +niet tot echtscheiding. Hij kon alleen inbreuk maken op het +eigendomsrecht van een anderen echtgenoot en dáárvoor worden gestraft. +„De man kon alleen vreemd, de vrouw alleen eigen echt breken.” Voorts +kon—wij laten ons leeren door Fockema Andreae—het huwelijk worden +ontbonden door vredeloosheid van een der echtgenooten, door onderlinge +overeenkomst, door verstooting door den man op zekere gronden als b.v. +onvruchtbaarheid.</p> + +<p>De roomsche kerk stelde daartegenover haar volstrekt <span class="pagenum" title="171"> </span><a id="p_171"></a>verbod: slechts de +dood snijdt den huwelijksband door; toch heeft het tot de elfde eeuw +geduurd vóór zij haar stelsel zonder beperking vermocht in practijk te +brengen. Tegelijk werd hare rechtspraak in gevallen van echtscheiding +telkens gehoorzamer gevolgd, ook in ons vaderland, waarmede wij hier +vooral te maken hebben. Daarbij moeten wij onderscheiden tusschen +scheiding van tafel en bed èn echtscheiding. De eerste was, natuurlijk +ook alleen met medewerking van het kerkelijk gezag, geoorloofd. Toen de +geestelijke rechtbanken hunne bevoegdheid in wereldlijke zaken verloren +hadden, sprak de lagere rechter de scheiding van tafel en bed uit, soms +ook een Hof, op grond van overspel, ziekte, kwaadwillige verlating of +ook na onderlinge toestemming. In Amsterdam, kort vóór de Reformatie, +las de pastoor van de St. Jacobs-kapel aan den Nieuwendijk de vonnissen +der overheid in zake scheiding van bed en samenwoning van den kansel af. +Daarna gingen partijen uit de kerk, de een door de hoofddeur, de ander +door die in de Hasselaarsteeg, daarom ook Trouweloossteeg genoemd. Zoo +althans vertelt Lelong.</p> + +<p>Over andere redenen heerschte niet overal gelijkheid van rechtspraak. +Scheiding van goederen was er altijd het gevolg van. Maar de +huwelijksband <span class="pagenum" title="172"> </span><a id="p_172"></a>bleef bestaan en naar hereeniging moest worden getracht. +Echtscheiding daarentegen was toegelaten op grond van overspel en van +verlating. De toestand bij den aanvang van de nieuwe bedeeling ten +onzent was dus, naar de woorden van Huig de Groot: „Volgens Christus' +vermaninge wordt in dese landen geen scheydinge des egtbandts +toegelaten, dan door de doodt van een der egtgenooten ofte door +overspel. Alle andere willige ofte regtelijke scheydinge konnen den +egtbandt nogte de regten daar uyt ontstaande niet verbreeken.”</p> + +<p>Vragen wij thans naar de houding der gereformeerde kerk en naar haren +invloed te dezen. Men kan zeggen: zij heeft huwelijksscheiding zeer +moeielijk gemaakt en aarzelend toegelaten. De gezaghebbende Geneefsche +theoloog Beza gaf wel toe, dat wat God vereenigd had door den mensch +niet mocht worden gescheiden, maar hij liet dit niet gelden voor zulke +verbintenissen, die tegen Gods eigen wetten waren aangegaan. Daartoe +rekent hij, als na het huwelijk blijkt van eene ongeneeselijke ziekte, +geslachtelijk onvermogen, en voorts overspel, verlating en verwisseling +(zie boven <a href="#p_125">blz. 125</a>).</p> + +<p>Latere, Nederlandsche theologen oordeelden strenger. „Ons wordt”, zegt +prof. Van Renesse in een insgelijks <a href="#cross9" title="„De heilige voorsienigheid Gods in 't beleid der huwelijken” (1639)">reeds genoemd boek</a>, „geen keur +gegeven, <span class="pagenum" title="173"> </span><a id="p_173"></a>wij mogen deze banden onzes Gods niet verscheuren en zijne +touwen van ons werpen.” En met verontwaardiging maakt hij melding van +„dat beklaaglijk spreekwoord”: 't geene Venus t'zamen voegt, dat scheid +de knuppel. Het spreekwoord luidt ook, o. a. bij Campo Weyerman, den +beruchte: „Dat Venus voegt scheidt de knuppel”. En mr. Joan de Brune +houdt er deze bespiegeling over: „Te veel hitte verbrant en bederft de +vlaede. Een matighe stokinghe maeckt het beste mout. 't Is wel gezeght: +mint mij niet veel, maar mint mij langh. Heete liefde is haast kout.” +Welke oudvaderlandsche huwelijksfilosofie Cats, al rijmend, aldus +uitdrukt:</p> + +<div class="poem"> + <div class="stanza"> + <span class="i0">„Eedt te sweren op de pluymen,<br /></span> + <span class="i0">Dat en sijn maar minne-luymen.”<br /></span> + </div> +</div> + +<p>Ook prof. à Limborch is onverbiddelijk en zou alleen om echtbreuk +scheiding toestaan. Als eene vrouw den man verlaat b.v. om des geloofs +wille, mag, zegt hij, de man geen nieuw huwelijk sluiten; het oude is +niet gebroken. In dezen geest nu, mag men zeggen, spraken ook de synoden +zich uit. Al van den beginne oordeelen zij, dat een echt bevestigd met +consent van ouders of voogden en ook van de jongelieden, niet mag +verbroken worden. En als dan <span class="pagenum" title="174"> </span><a id="p_174"></a>de overheid in een bepaald geval geen +uitspraak wil doen (wat dikwijls voorkwam b.v. uit vrees voor een der +partijen) dan mogen de consistories toch de echtgenooten niet +veroorloven een nieuw huwelijk aan te gaan. Opdat niet, zeide eene +synode in 1575 zeer correct, de hertrouwden zich op het oordeel der +kerkeraden in plaats van op de sententie der overheid zouden gaan +verlaten. Van ditzelfde, juiste beginsel blijkt telkens.</p> + +<p>In 1577 besloot de Alkmaarsche kerkvergadering, dat, zoo iemand wegens +overspel geene echtscheiding van den magistraat verkrijgen kon en toch +hertrouwen wilde, de predikanten dat huwelijk zouden mogen sluiten, +omdat (overspel ook voor de kerk als scheidingsgrond gold en) de +overheid er zich niet mede verkoos in te laten. Maar de volgende, +Hoornsche, synode vernietigde dat besluit, omdat kerkedienaren niet den +schijn op zich mochten laden zich in overheidszaken te mengen. En ook +hierover waren de kerken het eens—altijd strijdende voor de vastheid +des huwelijks—dat zij in geen geval lichtzinnige verlatingen zou +bevorderen door—waar zij te beslissen had—echtscheiding te +vergemakkelijken. In Noord-Holland stelde een oud plakkaat ƒ300 boete +op het uitééngaan van getrouwde personen, waarvan velen natuurlijk +gaarne gebruik maakten, liever <span class="pagenum" title="175"> </span><a id="p_175"></a>die som verliezend, dan in onvrede +samenblijvend. Doch de kerk, streng, onverbiddelijk, beginselvast, +eenzijdig wilde op geenerlei manier dit lichtvaardig bedrijf in de hand +werken, zij vroeg H.H. Staten opheldering omtrent dit afkeurenswaardig +stuk en gebood haren dienaren middelerwijl zulke personen te blijven +beschouwen als nog gehuwd, en een nieuw huwelijk als overspel.</p> + +<p>En dit alles <ins class="corr" id="corr22" title="Niet in Bron.">was</ins> niet maar theorie. De Haarlemsche predikant Lucas +Hespius verhaalde eens ter synode zijner woonplaats, hoe onlijdelijk en +hoe bedroefelijk het hem was met eene onvreedzame huisvrouw te moeten +leven en tegelijk zijnen kerkedienst te betreden. Heeren burgemeesteren, +voor deze zaak ter vergadering gekomen, adviseerden, liever gezegd +schreven voor, dat Lucas drie maanden met verlof buiten Haarlem zou +gaan. Kwam in dien tijd geene verzoening tot stand, dan zou hij moeten +scheiden van... zijn ambt.</p> + +<p>In dezen zelfden tijd, 1597, vroeg een vrouw aan de synode van +Schoonhoven om scheiding, zij was getrouwd met een man, die weleer +furieus (d. i. krankzinnig) geweest, maar ten dage des huwelijks kloek +van zinnen was. Nu was hij echter weêr furieus. Haar verzoek werd +afgewezen en zij moest met den krankzinnige blijven leven—tenzij de +overheid ingreep. <span class="pagenum" title="176"> </span><a id="p_176"></a>Deze strengheid der kerk ontaardt in rigorisme. Want +van haar is ook deze beslissing. Gevraagd „oft yemandt, eene onsinnige +oft rasende partuere hebbend, na veel jaeren, als de saeck, na +menschenoordeel, tot beteringe desparaet is, nyet en sal mogen scheyden +en eene andere trouwen”, antwoordt de kerk: „men vindt nyet, dat sulx +toegelaten moge worden ende daeromme sal deghene diet aengaat vermaent +worden sijn cruys met gedult te dragen ende te wachten op Gods +verlossinge”. Tot eene andere verlossing vond zij geene vrijmoedigheid +mede te werken.</p> + +<p>Dit is zeker hard. Toch hebben wij voor dit rigorisme nog meer +bewondering dan voor eene slapheid als die der roomsche geestelijkheid +in de dagen van haar verval onder Karel V. Te Cats in Zeeland, laat ik +mij door dr. J. S. Theissen vertellen in zijn boek over de regeering +diens keizers, verslingerde zekere Pieter Yemants zich aan een meisje +van slechte zeden. Zij trouwden voor deken en provisor van Walcheren, +die hun echter later samenwoning verboden en te Utrecht een proces tot +scheiding tegen hem aanhangig maakten, toen hij niet gehoorzaamde. Ook +sloegen zij hem met den ban, toen hij de hem opgelegde boete weigerde te +betalen. Pieter beriep zich toen op de wereldlijke overheid, want „die +provisoer ende deken, tselve considereerende <span class="pagenum" title="177"> </span><a id="p_177"></a>ende souckende nyet alleen +die salicheyt vanden sielen vanden voorsz. contrahenten, maar oick mede +die gecruyste sielen, daarmen die roode butter omme coopt” (nl. het +geld; maar de juiste beteekenis ontsnapt mij) „ende verhopende geen +schade, maer groote bate hier uyt te gecrigen, hebben middelen gesocht +omme den contrahenten wederomme te onttrouwen.”</p> + +<hr class="tb" /> + +<p>Hoogst eigenaardige practijken treffen wij in de 16<sup>de</sup> en nog in de +17<sup>de</sup> eeuw aan bij de doopsgezinden ten onzent, de eenig overgebleven, +maar talrijke, groep van de vele anabaptistische uit het tweede en derde +tiental jaren der 16<sup>de</sup> eeuw. Maar ook deze doopsgezinden waren nog in +talrijke grootere en kleinere groepen gesplitst. Onder deze waren er, +die met strengheid den ban toepasten d. i. de uitwijzing uit de gemeente +en daaraan, even streng, verbonden den eisch tot echtmijding. Wanneer +nl. een man of vrouw uit de gemeente gebannen was, dan moest zelfs de +echtgenoot hem of haar met de gemeente mijden. De ban bracht dus (voor +'t minst tijdelijke) echtscheiding met zich. Ik haast mij er bij te +voegen, dat er ook zeer milde secten en personen onder hen waren, die +(als Matthijs Servaes) niet wilden, dat echtgenooten elkander zouden +„schouwen ende mijden”, <span class="pagenum" title="178"> </span><a id="p_178"></a>omdat zij één vleesch zijn, en die, mèt de +Hoogduitsche broeders op een convent van 1557, zeiden: „dat gebodt des +Echtstants draeght veel meer (heeft grooter gezag) dan de mijdinghe”.</p> + +<p>Ook Menno Simons was aanvankelijk tegen de echtmijding. In een brief van +12 November 1556 aan de broeders te Emden over de geruchtmakende zaak +van Swaantje Rutgers, die weigerde haren man, schoon uit de gemeente +gebannen, aan tafel en in bed te mijden, koos Menno de partij der vrouw +en van wie haar gelijk gaven. Hij oordeelde, dat de afzondering uit de +gemeente tot betering niet tot verderving gegeven is. „Daervoor wil mijn +de bermhertighe Heere verhoeden, dat ick dat toestaen soude”, dat wie +elkander jaren lang als echtelieden toebehoord hebben, alzoo zouden +gescheiden worden. „Ende is derhalve mijn siel een groote smerte... dat +men Swaan Rutgers... daarom den duivel overgeven sal.” Hij begeerde, ook +in deze zaak, een evangelie te leeren, dat bouwt en niet breekt, dat wèl +en niet kwalijk riekt. Later is Menno echter, onder allerlei invloeden, +tot de strenge partij overgegaan, ofschoon hij in zijne laatste ziekte +daarvan weder berouw had en zeide: „Hoe leet is mij, dat ick die +echtmijdinge hebbe geconsenteerd”. Wij echter hebben met die strenge +richting onder de doopsgezinden alleen te doen.</p> + +<p><span class="pagenum" title="179"> </span><a id="p_179"></a></p> + +<p>Wanneer bij hen een huwelijk besloten was, ondervroegen de dienaars +bruidegom en bruid vooral over den ban, of zij bij geval elkander mijden +zouden? Zeiden zij neen, dan mocht het huwelijk niet doorgaan. De +echtmijding, in zichzelve al bedenkelijk, voerde tot allerlei ellende en +tot misdadige practijken, die ook buiten doopsgezinde kringen haren +invloed gelden deden. Vooreerst—gelijk de tegenstanders opmerkten—wie +de gave der onthouding niet heeft „ende nochtans tot afscheydinge +gedrongen wert, hoe can die sonder sonde ende besmettinge leven?” +Echtmijding voert tot ontucht.</p> + +<p>Dan geschiedde het menigmaal, dat man en vrouw gewelddadig gescheiden +werden, „dat wijf van haren gebanden man heymelick ende subtijlick, +buyten weten en willen van denselven haren man, vervoert ende +verborgen... waardoor eenige totter doodt toe van hare huysvrouwen +deerlijck sijn berooft ghebleven.” Uit wanhoop sloegen zij dan vaak de +hand aan zich zelven, waarvan verscheiden voorbeelden tot ons gekomen +zijn, of, kalmer, maar niet minder tragisch, men deelde kinderen en +goederen en zag elkander niet weder.</p> + +<p>De ellende, door dit barbaarsche stelsel veroorzaakt, treedt ons +duidelijk voor oogen in de geschiedenis van Dionies van Walle, +grijnwever van beroep, <span class="pagenum" title="180"> </span><a id="p_180"></a>wonende in de korte Koppenhincksteeg te Leiden. +Deze man was getrouwd met eene doopsgezinde vrouw en hare +geloofsgenooten „hadden haar mèt hare kinderen ontvoerd en nu al 14 +maanden bij zich gehouden”. Zóó luidde zijne klacht voor de Schiedamsche +synode in 1588. Zelfs zouden zij verklaard hebben, dat Dionies zijne +vrouw niet zou terug zien, zoolang zij vruchtbaar was. De synode, niet +ten onrechte vertoornd over deze „menschendiverie”, gaf den man zooveel +troost als zij kon: de magistraat te Leiden had al besloten, dat de +vrouw met klokslag zou worden ingeroepen. Ook spreekt het van zelf, dat +de schout de zaak onderzocht, waarbij hij den indruk kreeg, dat Maaiken +van Rebaus, zoo heette de vrouw, minder was weggeroofd dan wel haar man +had verlaten, zooals zij vroeger ook al eens te Haarlem had gedaan „omme +vant kinde daer mede zij swanger was heymelijken te geleggen ten eynde +tselve haer kint niet en soude worden gedoopt”. Zij wilde terugkeeren, +als de man beloven wilde het kind niet gereformeerd te doopen—en daarop +is de zaak afgestuit. Het verder verloop der geschiedenis is ons niet +overgeleverd, maar duidelijk blijkt welk eene verwoesting de echtmijding +in de gezinnen bracht, waarbij het er weinig toe doet of Maaiken is +ontvoerd, dan wel in overleg met hare geloofsgenooten zelve is <span class="pagenum" title="181"> </span><a id="p_181"></a>gegaan. +Wel begrijpelijk zeide nog Jan Vos in een zijner puntdichten:</p> + +<div class="poem"> + <div class="stanza"> + <span class="i0">„Gij bant het wijf als 't met haar echte man wil eeten,<br /></span> + <span class="i0">Zoo 't bannen duivels is, zoo moet gij duivels heeten.”<br /></span> + </div> +</div> + +<p>Ook was het natuurlijk, dat de overheid deed wat zij kon, om het kwaad +tegen te gaan, wat zeer moeielijk viel, omdat het 't inwendig leven der +gemeenten raakte. De Staten van Friesland namen b.v. 8 April 1597 deze +resolutie aan: „Alsoe eenige mennonyten hen onderwynden niet alleen +echteluyden te scheyden, maar oock (afvalligen).. te scheyden, bannen +ende den duyvel overgeven...” verbieden zij de toepassing van den ban, +die tot echtscheiding voert, waarvan ook echtbreuk, wanhoop en +dergelijke het gevolg zijn en bedreigen leeraren en vermaners, die er +toe medewerken, de eerste maal met geldboete, daarna met eeuwige +verbanning.</p> + +<p>Voorts hebben calvinistisch-gereformeerden en +remonstrantsch-gereformeerden (want op dit punt trokken zij één lijn) de +echtmijding bestreden met de pen. Petrus Bloccius veroordeelt (1567) +„sommige, die willen verstandt hebben van den ban, drijven die so +tyrannisch als dat se man ende wijf scheyden tegen de leer Christi, +Matth. V, Rom. VIII..” Ook theologen <span class="pagenum" title="182"> </span><a id="p_182"></a>als à Limborch en Episcopius +veroordeelen de echtmijding op bijbelsche gronden; Episcopius wijdt er +20 November 1633 eene gansche predikatie aan, later door à Limborch +gebruikt voor zijn boek, waarin hij opsomt, waarom zij te veroordeelen +is, de argumenten en teksten der doopsgezinden vóór de echtmijding +uitvoerig weêrlegt en dan zegt: Wij zouden nog veel andere dingen kunnen +noemen, „maar de tijt en onse krachten en laten het niet toe”. Dit +gelooven wij gaarne. Zelfs het uithoudings- en verduwingsvermogen der +vaderen voor lange predikatiën werd door dit (juiste, maar) al te lange +vertoog op te zware proef gesteld.</p> + +<hr class="tb" /> + +<p>De gevoelens over hertrouw hangen met die over scheiding samen. Hertrouw +was volgens staats- en kerkrecht geoorloofd onder zekere voorwaarden. +Het Romeinsche zoowel als het Germaansche recht staan het tweede +huwelijk toe met een treurtijd van een jaar, het rouwjaar, opdat er geen +„bloedsverwarring” zou plaats hebben en er geene onzekerheid zou zijn, +wie de vader was van het, na den dood des eersten mans, geboren kind, +voorts ook om het openbare eerbaarheidsgevoel te eerbiedigen. De +protestantsche theologen beriepen zich, om het geoorloofde van eene +„huwelijksherhaling” te bewijzen op Jozef, die <span class="pagenum" title="183"> </span><a id="p_183"></a>weduwnaar was, toen hij +zich met Maria verloofde, zoodat God heeft gewild, dat Zijn Zoon uit een +tweede huwelijk werd geboren! Ook de stamvader van David was immers uit +Ruth's tweede huwelijk gesproten? Zoo het geestelijker ware bij één +huwelijk te blijven, dan ware het coelibaat nog geestelijker. Als God +zegt: 't is niet goed, dat de mensch alleen zij, of: vermenigvuldigt u, +dan geldt dit ook voor een weduwnaar enz. enz. Niet-kerkelijke +schrijvers ontleenen hunne argumenten insgelijks aan het goddelijk en +menschelijk recht. Jacob Cats zegt, dat veroordeeling van het tweede +huwelijk roomsch is en dus onder ons niet behoeft te gelden:</p> + +<div class="poem"> + <div class="stanza"> + <span class="i0">„'k En wil nogh evenwel geen menschen wederhouwen,<br /></span> + <span class="i0">Van weder als het dient of andermaal te trouwen,<br /></span> + <span class="i0">Al wat hier tegen wrocht is oude ketters werck,<br /></span> + <span class="i0">Dat noyt en heeft behaeght aan Godes ware kerck,”<br /></span> + </div> +</div> + +<p class="noi">maar hij raadt toch groote voorzichtigheid aan:</p> + +<div class="poem"> + <div class="stanza"> + <span class="i0">„Het is van outs gelooft, dat veeltijts nieuwe trou<br /></span> + <span class="i0">Gedijt tot nieuwen twist of tot een nieuwen rou.”<br /></span> + </div> +</div> + +<p class="noi">Een schoen, gevormd alreede naar den eersten voet, voegt zich met +moeite aan den tweeden.</p> + +<p><span class="pagenum" title="184"> </span><a id="p_184"></a></p> + +<p>De practijk liet zich door deze waarschuwing echter zelden tegenhouden. +Er zijn zeker voorbeelden, van wie na een eerste huwelijk weduwnaar +bleven, zeer bekend zijn die van Vondel en van Constantijn Huygens, +welke laatste in zijne gedichten daarvan uitleg geeft en zegt, dat hij +geene opvolgster wil geven aan wie met geene te vergelijken was, en dat +zijne vrienden hem niet langer moeten aanraden te hertrouwen: hij wil +geen slechte vrouw en een goede niet opnieuw verliezen. Het zijn verzen +van 6 Januari 1641, 14 Februari 1642 (in 't Latijn): den 13<sup>den</sup> Maart +1637 was Susanna van Baerle van eene dochter bevallen, den 30<sup>sten</sup> +ziek geworden en 10 Mei overleden. Maar regel was toch de hertrouw. De +vaderen, die zoo nadrukkelijk als huwelijksargument zich beriepen op het +paulinisch woord, dat trouwen beter is dan branden, voerden dit ook voor +het tweede huwelijk aan.</p> + +<p>Dit zijn geen dingen, waarover men heden ten dage openlijk spreekt; er +was een tijd, dat men er eerlijk voor uitkwam. En wel zelden heeft +iemand dit nobeler en treffender gedaan dan prins Willem I. In 1575 was +hij voor de derde maal gehuwd met Charlotte van Bourbon, die hem door +hare lieftalligheid, trouwe zorg en weinig-voor-zich-zelve-eischen zeer +gelukkig maken en de ellende van zijn tweede <span class="pagenum" title="185"> </span><a id="p_185"></a>huwelijk zou vergeten +doen. Welnu, het was 7 Juli 1575 dat de prins (kort dus na zijn +bruiloftsdag) uit Dordrecht aan zijn broeder Jan schreef: „<span xml:lang="fr">Car, quand à +ce que vous alléguez qu'en priant Dieu et m'efforçant j'eusse bien peu +obtenir plus longtemps la graçe et le don de continence sans prendre le +soubdain conseil de me marier—je ne veulx pas le desbattre; mais +puisque le dilay n'eust peu remédier à aucuns inconvéniens par vous +<ins class="corr" id="corr23" title="Bron: alleguéz">alléguez</ins> et aux aultres y eust peu beaucoup nuire, +j'estyme que ce seroit esté peine perdu de pourchasser ceste requeste de +Dieu, lequel ne m'a jamais promis de le donner..</span>”</p> + +<p>Wat in de tweede plaats ook niet mag vergeten worden is de groote en +droevige sterfte onder de vrouwen toenmaals. Wie eenmaal geleerd heeft +op dit verschijnsel te letten, ziet het onze gansche geschiedenis door: +de kraamvrouwensterfte is groot door de slechte verloskunde, en +daarnaast putten de talrijke bevallingen de moeders uit. Vandaar, dat +wij bij al die mannen, die maar eenigszins voor ons uit de vergetelheid +in 't licht treden, staatslieden, geleerden, kunstenaars en dergelijken, +vinden, dat zij (in den regel) twee- driemaal gehuwd zijn geweest. +Langer kan ik bij dit punt hier niet stilstaan, omdat het niet tot ons +eigenlijk onderwerp behoort, maar <span class="pagenum" title="186"> </span><a id="p_186"></a>„De Rijn” van Borger bezingt, wat in +tal van gezinnen oorzaak was van diepen rouw... én oorzaak meteen van +eene nieuwe verbintenis.</p> + +<p>Voor de goede orde nu kwam het vooral aan op de vaststelling van den +tijd, die tusschen eerste en tweede huwelijk verloopen moest. In 1619 +nog was het noodig te vragen, of het niet goed zou zijn, dat men eene +orde beraamde op het hertrouwen, opdat er een goede tijd tusschen +afsterven en hertrouwen zijn mocht? Reeds in 1583 was er bij de Staten +van Holland en West-Friesland aangedrongen op eene wet „op 't punt der +weduwen, die te vroeg hertrouwen”. Want wel gold, gelijk wij zeiden en +om nog eens met Cats te spreken: „een jaar is voor den rou, dat is een +oude wet”, maar hij laat er terecht op volgen:</p> + +<div class="poem"> + <div class="stanza"> + <span class="i8">„.. of immers naar de keuren,<br /></span> + <span class="i0">Die yder lantschap heeft als eygen om te treuren.”<br /></span> + </div> +</div> + +<p>En zoo was het ook. In Groningen gold ten jare 1639 de rouwtijd voor de +vrouw één jaar en zes weken, of zóólang als zij van haren eersten man +zwanger ging. Tegelijk werden dan beschermende maatregelen getroffen +voor de kinderen uit het eerste huwelijk. In de Ommelanden mochten de +geboden <span class="pagenum" title="187"> </span><a id="p_187"></a>voor het tweede huwelijk niet gaan, vóórdat voor die kinderen +gezorgd was. Desgelijks bepaalde ook het Drenthsche landrecht. Bij +hertrouw moesten de voorkinderen door voormombers verzorgd en hun de +goederen van eigen vader of moeder gewaarborgd worden, bij gebreke +waarvan man of vrouw hunne bezittingen uit het eerste huwelijk verloren +en tien goudguldens boete hadden te betalen. „Ende de predikant, die +hier tegens de kundiging mogte doen, vijf goutguldens”.</p> + +<p>Zoo ging het ook met Nederlanders in den vreemde. In het oud-notarieel +archief te Rome bevindt zich o. a. (volgens vriendelijke mededeeling van +prof. Hensen te Warmond) eene door notaris <span xml:lang="fr">Cusano</span> opgemaakte akte, +waarbij twee gevolmachtigden „<span xml:lang="fr">Guiseppe Campo</span>” d. i. <span xml:lang="fr">à Camper</span> en +<span xml:lang="fr">Guglielmo</span> Blomaerts, burgers van 's-Hertogenbosch opkomen voor het +kindsgedeelte uit de nalatenschap van Gerrit Ameyden, vader van den +grooten advocaat en journalist te Rome, Dirk Ameyden +(1586–1656). De moeder, Maria à Camper, wilde hertrouwen en +deze beide burgers zorgden voor de belangen van het voorkind.</p> + +<p>Om naar het vaderland terug te keeren: in de ordonnantie op den +houwelijken staat in Overijsel van 18 Juni 1603 staat voorgeschreven, +dat als de „verknuppinghe <span class="pagenum" title="188"> </span><a id="p_188"></a>des houwelijcks” door den dood of wettelijke +oorzaken wordt verbroken, de hertrouw geoorloofd is, voor den man na +drie maanden, voor de vrouw na zes. In Utrecht gold als treurtijd +twintig weken. In Leiden mocht de weduwe niet trouwen vóór zes maanden +na haars mans dood, tenzij zij binnen dien termijn was bevallen. Maar +trouwde zij, zwanger zijnde van haren eersten man, dan werden zij en +hare getuigen „arbitralijck gecorrigeerd”. In Amsterdam golden dezelfde +zes maanden, in de generaliteitslanden moesten de weduwen negen maanden +geduld hebben, in Zeeland (niet van overheidswege, maar volgens +kerkelijke bepalingen) achttien weken voor weduwen, acht voor +weduwnaars... maar vier en twintig weken, zoo zij predikant waren. Die +moesten wat meer zelfbeheersching toonen.</p> + +<p>Omdat echtscheiding werd toegestaan o. a. bij verlating, moest ook +hertrouw bij verlating geregeld worden. In de generaliteitslanden moest +de verlaten vrouw vijf jaar met een ander huwelijk wachten. Zoo ook in +Zeeland. Elders korter, maar in Overijsel ook vijf jaar. Echter +geschiedde ook andersom: vrouwen, die van haar mannen wegliepen. In +zulke gevallen placht de kerkeraad bij de magistraat ter plaatse verlof +tot hertrouw te vragen, bij weigering zich te <span class="pagenum" title="189"> </span><a id="p_189"></a>wenden tot het Hof. In +Enkhuizen deed zich in 1599 't volgend geval voor. Daar was een +manspersoon komen wonen, die „in Brabant sijn huysvrou int leven heeft +gelaten... ende heeft hier 14 jaren in overspel bij een andere geseten, +hoewel hij te vooren devoir hadde gedaan om sijn huysvrou bij hem te +ontbieden. De vrouwe, die hij in Brabant verlaten heeft, heeft getoeft 7 +jaren, daerna is sij in 't pausdom met eenen anderen getraut, daer sij +vijf kinderen bij heeft.” Nu had intusschen de man te Enkhuizen zijne +„bijzittige” door den dood verloren en vroeg te mogen hertrouwen, +„voorgevende niet te hebben <span xml:lang="la">donum continentiae</span>”. De kerkeraad besloot +toen voor hem bij de overheid verlof te vragen.</p> + +<p>Wij besluiten met eene soortgelijke geschiedenis a<sup>o</sup> 1624. In +Dordrecht woonde iemand, wiens vrouw aan eene ongeneeselijke ziekte +leed. Hij was toen naar Leiden gegaan en had daar eene vrouw +„aengeslagen”, die in tien jaren van haren man, een matroos, niets had +vernomen. Na eenigen tijd kregen zij bericht van den dood, zoowel der +zieke vrouw als van den zeevaarder, waarop zij te Delft waren getrouwd, +maar te Leiden blijven wonen. <a id="cross20">De man, door den kerkeraad te Leiden van +het avondmaal geweerd</a>, verzocht thans weêr daartoe te mogen worden +toegelaten. En hij verklaart, dat „soo hij de vrouw verlaeten moet om te +<span class="pagenum" title="190"> </span><a id="p_190"></a>moogen saligh werden, dat hij liever haer, dan sijne salicheyt +verlaeten wil, hoewel hij liever bij haer blijven soude, indien het +buyten verlies sijner salicheyt conde geschieden”. Omdat nu het huwelijk +reeds was gesloten, werd goedgevonden „dat men desen man, hem vroom +dragende, met leetwesen ende schultbekenninge sal mogen aennemen.” De +lezer heeft bespeurd, dat deze en dergelijke gevallen van verlating +natuurlijkerwijze overgaan in gevallen van overspel. Deze dordtrechtsche +overtreder had niet mogen trouwen. Want immers, wie bij het leven zijner +vrouw met eene andere had geboeleerd, mocht na den dood zijner vrouw +geene geboden met die andere laten gaan. Met deze overweging hebben wij +ons meteen den weg gebaand tot ons laatste hoofdstuk.</p> + +<hr class="chend" /> + +<p><span class="pagenum" title="191"> </span><a id="p_191"></a></p> + +<h2><a id="HOOFDSTUK_VIII"></a>HOOFDSTUK VIII.</h2> + +<p class="subh2">HUWELIJKSLEVEN.</p> + +<hr class="chbegin" /> + +<p>Wij wenschen ten besluite eenig licht te laten vallen op het +huwelijksleven der vaderen, het goede en het booze, maar mogen de +belijdenis niet achterhouden, dat wij daarin maar zeer gebrekkig slagen +zullen, met name wat betreft de eigenlijke huwelijksverhoudingen. Want +vooreerst dient daartoe nog allerlei ruw materiaal te worden bewerkt; en +vooral ontsnapt het beste ervan aan onze waarneming, omdat het intieme +geluk geen openbaarheid wil en wilde, het slechte daarentegen zich aan +ons opdringt en (b.v. door processtukken) brutaal aan den dag treedt.</p> + +<p>De rechtstoestand der gehuwde vrouw herinnerde (in hare +ondergeschiktheid en minderwaardigheid) in onze periode nog sterk aan +vroeger eeuwen. Naar Oudhollandsch recht was de vrouw haren echtgenoot +onbeperkte gehoorzaamheid schuldig, hij beheert hare <span class="pagenum" title="192"> </span><a id="p_192"></a>goederen, hij kan +roerend goed vrij vervreemden, zijne schulden binden ook haar. Voor het +drijven van koopmanschap behoeft zij zijne toestemming; daarentegen mag +zij bepaalde goederen (b.v. speldegeld <a href="#cross12">gelijk wij zagen</a>) van het +beheer door den man uitsluiten en heeft zij ook vrije beschikking over +de benoodigdheden voor de huishouding. Zij mag niet in rechte +verschijnen zonder toestemming van haren echtgenoot en mag als regel ook +geen eed afleggen. Ook mist zij de ouderlijke macht. Aanvankelijk had +zij bij den dood van haren man ook niet het recht van boedelafstand. +Maar later kwam men haar hierin te hulp, en om te vóórkomen, dat de man +den gemeenen boedel met schulden bezwaren zou, welke de baten +overtroffen, kon de vrouw, bij overlijden van den man, de gemeenschap +verlaten en den doode met de schade alleen laten blijven. Daartoe had +zij slechts de sleutels op de doodkist te leggen en het huis uit te +gaan, of een korenhalm weg te werpen als zinnebeeld van boedelafstand, +waarna zij voor de betaling der schulden niet meer aansprakelijk was. +Nog later was eene verklaring voor schepenen en twee getuigen voldoende +met het in bewaring geven van den sleutel. In al deze dingen hebben +Romeinsch, Germaansch en kanoniek recht eendrachtig samengewerkt. Want +wel had de katholieke kerk verboden, <span class="pagenum" title="193"> </span><a id="p_193"></a>om de vrouw bij overspel te +dooden, wel had zij het verstootingsrecht beperkt, maar de minderwaardigheid +der vrouw had ook zij, mede op bijbelsche gronden, haren leden ingeprent.</p> + +<p>Al verder had de man het recht zijne vrouw te tuchtigen en de bepalingen +daaromtrent zijn van de uiterste ruwheid, niet slechts in middeleeuwsche +keuren en handvesten, maar in ordonnanties tot op 't einde der +republiek: eene donkere bladzijde in onze beschavingsgeschiedenis. +Strafbaar was slechts zware mishandeling d. i. „enormelicken slaen mit +vuysten, stocken ende diergel., met hooftwonden of andere merckelijcke +quetsingen, indien daer bloet na volchde.”</p> + +<p>Hoe Leidsche burgers in den aanvang der 16<sup>de</sup> eeuw van dat recht +gebruik maakten, heb ik lang geleden uit de vonnissen van de +schepenbank te Leiden aangetoond. Vrouwenmishandeling (buiten de grenzen +van het toen geoorloofde) scheen daar wel aan de orde van den dag, en +voor woestaards, die zich daaraan schuldig maakten, was de toren +Eversteen aan der stede veste bezuiden de Witte poort bestemd: „... sal +geleyt worden beneden in eversteen ende dair blijven liggen den tijt van +14 dagen ten exemple van alle degenen, die hoir huysvrouwen slaen...” +Hier is Cornelis Huygen, die „mit sijne huysvrouwe <span class="pagenum" title="194"> </span><a id="p_194"></a>seer qualicken +geleeft heeft, hair smitende, treckende bij den hair ende onder de voet +werpende ende hair clederen ontwien snijende.” Hier verschijnt Cornelis +Florisz. alias Toet, die „wel droncken wesende up eenen heylighen dach +omtrent de middach thuys gecomen is vindende een huspot opt vier staan +om te coecken ende heeft dieselve huspot vant vier genomen ende mitte +potte over thuys (over den vloer) geworpen, zijne huysvrouwe zeer +qualicken toesprekende ende haer mitte schaerde vande selve pot enige +gaten in haer hooft gesmeten ende qualicken mit hair geleeft...”</p> + +<p>Natuurlijk is dit niet de maatstaf voor den tijd: het zijn de rauwheden +van eene door armoede gedemoraliseerde weversbevolking in eene Leidsche +achterbuurt. Maar al ging dit de maat te buiten, ook tegen echtelijke +tuchtiging was de vrouw de gansche periode der republiek door maar +weinig beschermd. Wat de toestand althans niet beter maakte, was, dat de +gereformeerde kerk, die in veel opzichten eene tuchtmeesteresse geweest +is der onbesnoeide schare, te dezen opzichte, schoon hare dienaren +mishandeling straften, toch ook de onderworpenheid, de onwaardigheid der +vrouw leerde. Zij maakte de Oudtestamentische moraal van ettelijke +eeuwen vóór Christus zonder meer gezaghebbend voor Westersche toestanden +van 16 en <span class="pagenum" title="195"> </span><a id="p_195"></a>17 eeuwen n. C., en het is stuitend voor ons zedelijk gevoel +te bespeuren, hoe b.v. de moraal van Genesis III: 16 als onomstootelijk +bewijs geldt voor de leer, dat de man de meester, de vrouw de dienaresse +is. De theorie, zoowel van staat en kerk, stond dus laag, al willen wij +niet blind zijn voor kerkelijke uitspraken van hooger allooi, als daar +is, dat de dienaren twistenden zullen trachten wederom in trouw, liefde +en eenigheid te doen samenleven; dat een man, die met tirannie of fortse +zijne huisvrouw van 't avondmaal afhoudt, tot beter zal vermaand houden.</p> + +<p>Om ook van elders iets te noemen: Van Limborch zegt, dat het +vrouweplicht is haars mans gezag tegenover derden hoog te houden en om, +als zij haren man iets verstandigs heeft aangeraden, te doen alsof het +van hem uitging. En Barlaeus: „Acht voor een man niets liefelijker, +niets welgevalliger, dan met eene vrouw samen te wonen, met wie hij het +bedde en de dagelijksche gesprekken deelt, wie hij alles toevertrouwt, +zijne hartsgeheimen vertelt, zoodat het zijne het hare en het hare het +zijne is,” gelijk ds. Franc. Martinius van Epe, als hij uitweidt over +het huwelijk, zegt, dat het er vooral om te doen moet zijn, dat de man +eene andere helft voor zijne ziel vinde.</p> + +<p>Na deze algemeenere beschouwingen trachten wij thans tot enkele +bijzonderheden te komen en beginnen <span class="pagenum" title="196"> </span><a id="p_196"></a>met iets te zeggen over de +tegenzijde van het huwelijk, de ontucht. „Eyntlicken nae dien oock +klaerlick blijckt, dat die hoererie ende overspellen swaerlicken in +swanghe gaen die welcke sonden Godt soo ernstelick in sijn woort +verboden heeft. Wort verklaert, dat dieselve inconformiteyt van Godes +uytgedruckte woort voort na keyserlicke ende andere des landes ende +stede rechten, nae die grouwelickheyt des feits sonder eenige +conniventie andere ten exempel gestraft sullen worden: alsoo anders daer +door alle tucht, ehr ende eerbaerheyt, mitsgaders die hillicheyt ende +onoploselijcke verknuppinghe ende bant des houwelijcken staets vergeten +ende met voeten ghetreden wort..” Aldus in eene Overijselsche +ordonnantie a<sup>o</sup> 1603.</p> + +<p>Bepalingen van dezen aard (maar niet altijd zoo goed gesteld) komen in +alle gewestelijke en stedelijke keuren en plakkaten in onafzienbaar +aantal voor. Het trekt daarbij onze aandacht, dat die plakkaten telkens +strenger worden. De ordonnantie voor Holland en Zeeland in 1580 +herinnert er aan, dat de schandelijke zonde der ontucht den toorn Gods +verwekt en dus moet bestreden worden. De man, in overspel betrapt, is +verder tot alle ambten onbevoegd. Op overspel tusschen twee getrouwden +volgde eerverlies en 50-jarig bannissement; op overspel tusschen een +<span class="pagenum" title="197"> </span><a id="p_197"></a>gehuwd man en eene jonge dochter stond voor de eerste maal eene boete +van honderd caroli en bij herhaling ook 50-jarige verbanning, terwijl de +vrouw 14 dagen te water en te brood geleid werd; zondigde een jongman +met eene gehuwde vrouw, dan moest hij aldus 14 dagen gevangen zitten en +werd de vrouw gebannen.</p> + +<p>In Zeeland boette hij het nog bovendien met de verbeurte van de helft +zijner goederen. Bovendien verscheen in dat gewest in 1666 eene +aanvulling, waarbij overspel tusschen twee getrouwden gestraft werd met +publieke schavotteering voor beiden, eeuwig bannissement en +verbeurdverklaring van een groot deel der goederen. Weder zeven jaren +later namen die van Zeeland nog strenger maatregelen: thans straften zij +ook overspel met de ongetrouwde vrouw met bannissement, voor de tweede +maal met publieke schavotteering.</p> + +<p>De Staten van Holland verviervoudigden in 1677 de boete op overspel, +voor twee getrouwden bedroeg zij toen ƒ1000. En daar het delict van +overspel toenam, omdat „oock officieren van den gerechte met de +schuldigen composeeren of transigeeren” (de oude en ingekankerde kwaal!) +werden deze schouten bedreigd met eene boete gelijk aan het dubbel der +genoten som, bij herhaling het viervoud en afzetting. <span class="pagenum" title="198"> </span><a id="p_198"></a>Veel erger nog, +dat zij herhaaldelijk overspel uitlokten, om daarna met afdreiging +groote sommen te verdienen, euvel, dat tot den tijd onzer inlijving +heeft voortgeduurd, zoodat de Fransche hooge ambtenaren, die er de +weêrzinwekkende voorbeelden van zagen, het openlijk brandmerkten en op +afschaffing aandrongen.</p> + +<p>De kerk, van hare zijde, bestreed het kwaad door streng vast te houden +aan het oude beginsel, dat echtbreuk een huwelijksbeletsel vormt +tusschen de schuldigen en door dezulken nimmer tot den trouw toe te +laten. Namen zij daarmede geen genoegen, dan verwees de predikant hen +naar de overheid. Voorts ontzegde—wij zagen het reeds <a href="#cross20">in ander +verband</a>—de kerk het avondmaal aan wie in overspel leefden en +liet dit verbod afkondigen ter plaatse, waar de misdaad was gepleegd. +Hadden echter „soedanige persoonen, die bij malcanderen in onecht +geseten hadden, kynderen bij malcanderen gecregen”, dan, besloot de +kerk, moest men hen wel „oepentlijcken bestraffen van haer schandelijcke +ergernisse”, maar, om der wille der kinderen, „evenwel in den huwelijken +staet bevestigen”. De kerk doopte voorts de onechte kinderen als de +anderen, maar dikwijls in afzonderlijke beurten.</p> + +<p>In de Generaliteitslanden waren de vroedvrouwen <span class="pagenum" title="199"> </span><a id="p_199"></a>onder eede gehouden +binnen een etmaal aangifte te doen van de geboorte van bastaards, met +naam en woonplaats der moeder (zoo die protestantsch was), vermoedelijk +opdat zij niet door den nooddoop roomsch zouden gemaakt worden. Maar ook +in de protestantsche provinciën komt deze bepaling voor (in Zeeland +stond op overtreding door de vroedvrouw 100 gulden en +zelve-het-kind-moeten-houden), met het doel, dat niet door de kans op +geheimhouding der buiten echt geborenen, verleiding of buiten huwelijk +samenwonen zouden toenemen.</p> + +<p>Toen wij <a href="#cross14">vroeger</a> handelden over huwelijksbeletselen hebben wij +ook gesproken van het „ten huwelijk nemen of geld betalen, ducere aut +dotare”. Hier ter plaatse voegt nog de herinnering, dat het onderzoek +naar het vaderschap, in het Oudgermaansch recht toegelaten, in het +kanoniek verboden, in de Nederlandsche rechten was toegestaan, opdat de +vader niet ontkomen zou aan de verplichting om zijne kinderen te +onderhouden. „De kinderen buyten egt geteelt zynde”, zegt Huig de Groot, +„moeten onderhouden worden tot gemeene kosten van vader en moeder”. Tot +dat onderhoud werden gerekend de kraamkosten, ook de begrafeniskosten. +Welke middelen men soms gebruikte, om den vader tot de betaling dier +kosten te dwingen verhaalt ons Heerma van Vos <span class="pagenum" title="200"> </span><a id="p_200"></a>met dit burleske geval. +Laurens Mauritsz. Doucy, hoedenmaker te Amsterdam, kreeg een onecht +kind, dat met de moeder in de kraam stierf. De verwanten der overleden +vrouw lieten hem aanzeggen, dat, als hij niet aanstonds de +begrafeniskosten voor zijne rekening nam, zij het volgend +begrafenisbriefje zouden doen drukken en verspreiden: „Tegens Saterdag +den 5<sup>den</sup> Maart 1661 wort UE. ter begraffenisse gebeden met Teuntgen +Claes en het craemsoontgen van Laurens Mauritsz. Doucy”. De onderhouding +moest duren tot het 18<sup>de</sup> jaar bij jongens, tot het 14<sup>de</sup> bij +meisjes. Werd nog in de late middeleeuwen de vader vaak door een +godsoordeel aangewezen, in onze periode was de weg aldus. De ongehuwde +moeder mag eene actie instellen tegen den verleider, tenzij (reeds +aanstonds) zij blijkt geweten te hebben, dat hij gehuwd was. Bij die +actie legt zij de verklaring af, dat de aangewezene de vader is van haar +kind, waartegen de man zich bij eede verzetten kan. Soms verzette hij +zich daartegen inderdaad, als in een proces voor de rechtbank te Gouda, +in hooger beroep door het Hof behandeld, waar de gedaagde, Govert +Govertsz. Dubbelt, door de eischeresse Grietje Soutmans aangesproken om +betaling van ƒ50 voor kraamkosten en ƒ1 wekelijks voor alimentatie, +zegt, dat hij tot niets gehouden is, omdat eischeres is eene openbare +lichtekooi en dus <span class="pagenum" title="201"> </span><a id="p_201"></a>geen geloof verdient en hij niet gehouden is „zoo +schandaleusen geraepten kindt van een openbare hoer naar rechten te +alimenteeren”. Hij weigert den eed en het Hof ontzegt aan eischeresse +haren eisch. Bekende de man omgang met haar gehad te hebben, dan werd +hij als vader erkend, als de moeder hem het kind opzwoer. Zulk een eed +legde zij ook vaak reeds aan de vroedvrouw af. Er zijn echter ook +keuren, die slechts geloof hechten aan de verklaringen van den man. Dat +onder dit stelsel—hoeveel er ook vóór pleit—afdreiging veelvuldig +voorkwam, ligt voor de hand, vrouwen spraken drie mannen om hetzelfde +kind aan, enz. De beslissing werd den rechter overgelaten, die wel vaak +over Salomo's wijsheid mag te beschikken gehad hebben. Het onderzoek +naar het vaderschap is, zooals men weet, eerst door de invoering van den +Code Napoléon (1 Maart 1811) opgeheven. Dit weinige zij voor ons doel genoeg.</p> + +<p>Bij wijze van tegenstelling met dit zeer stoffelijke, herinneren wij aan +iets zeer geestelijks: de dichterhuwelijken uit de dagen der +sentimentaliteit, van Feith's „Julia” en dergelijke. Zulk eene poëtische +verbintenis „zonder togt van diersche zinnen”, louter in +„vernuftsvereeniging” om „hersenpopjes te teelen” sloten in 1772 te +Assen mr. L. Trip en jonkvr. Barbara van Lier.</p> + +<p><span class="pagenum" title="202"> </span><a id="p_202"></a></p> + +<p>Wijzen nu de telkens strengere bepalingen op een ook telkens slechter +wordend huwelijksleven? Het is buitengemeen moeielijk tot een, ook maar +bij benadering juist, oordeel te komen. Berichten zijn er genoeg, het +komt er op aan ze te wikken en te wegen. De berichtgevers zelven zijn +immers zoo verschillend. De strenge moralisten en de predikanten in +hunne boetpredikatiën zijn uiteraard geneigd zeer donkere verven te +gebruiken, waartegen men op zijne hoede moet zijn, maar min of meer +oppervlakkige naturen, van wie wij ook mededeeling ontvangen, zien weêr +te weinig van het kwaad, glijden er luchthartig overheen en, vooral, +onthouden ons wat zij zelven niet zagen. <a id="cross21"></a>Reizigers kunnen slecht zijn +ingelicht, zij kunnen (waarvoor b.v. Diderot in zijne reisbeschrijving +door ons land zeer goed oog had) het bijzondere voor het algemeene +houden. Al verder zal een schrijver, die Franschgezind is, den invloed +van Fransche zeden minder gevaarlijk achten en het booze ervan eer +ontkennen, dan een, die Frankrijk houdt voor de bron van alle kwaad ook +op huwelijksgebied. De Franschgezinde zal geneigd zijn daarentegen op +b.v. Engeland te wijzen en te zeggen, dat de hang zijner tijdgenooten, +om Engelsche manieren na te bootsen, ook hun huwelijksleven schade heeft +berokkend. De patriot zal van nature geneigd zijn om bij den +prinsgezinde <span class="pagenum" title="203"> </span><a id="p_203"></a>donkere vlekken te speuren, en de oranjeman op zijne beurt +het er voor houden, dat de radicale meeningen van den kees hem ook +losser van zeden moeten maken. De patriciër zal smalen op het +„samenhokken als beesten” van den proletariër en van den rondzwervenden +vagebond, en de kleine man zal met grimmigheid wijzen op het bederf in +paleizen en kasteelen. En allen zullen zij gelijk hebben en ongelijk; +zij zullen, schoon eenzijdig, bevooroordeeld, toch stukken der waarheid +opmerken en aan 't licht brengen. Middelerwijl moet de tegenwoordige +onderzoeker maar zien, hoe hij den weg vindt met zooveel gidsen en hij +mag, vooral, bij het luid rumoer der aanklagende stemmen, nimmer +vergeten, dat het vredige, eerbare, gelukkige huwelijksleven stil en +bescheiden is, opspraak vreest en ook geen opspraak geeft en meest +toevallig zich ons openbaart. Wij voor ons kunnen niet meer doen, dan de +indrukken weêrgeven, door eene waarneming, zoo nauwkeurig als ons +mogelijk was, op ons gemaakt. Wij beginnen met het slechte en eindigen +met het goede.</p> + +<p>Het monogame huwelijk—dat is ons wel gebleken—is de vrucht van eene +eeuwen en eeuwen lange worsteling tegen de polygame neigingen van den +man; het gelukkige, man en vrouw naar stof en geest gelukkig makende, +huwelijk is bovendien <span class="pagenum" title="204"> </span><a id="p_204"></a>het gevolg van de beste eigenschappen van +karakter, gemoed, van zedelijke beginselen, van godsdienstige gevoelens. +Over dit laatste punt is lezenswaard (wij maken er bij uitzondering +melding van, waar wij in dit boekje uitsluitend onze aandacht aan het +verledene schenken) de in 1881 door het Haagsch genootschap bekroonde +verhandeling van dr. <span xml:lang="de">Carl Thönes, „Die christliche Anschauung der Ehe +und ihre modernen Gegner</span>”. Maar, om tot ons onderwerp terug te keeren, +wat wonder, dat in de door ons beschouwde periode dat pleit nog niet was +beslecht, aan al die voorwaarden nog niet was voldaan. Dat geldt niet +van ons land alleen, het was overal zóó. Maar één factor, die ten onzent +zeer bijzonder in rekening moet worden gebracht, is de invloed der +gereformeerde en doopsgezinde moraal op dit punt, die bij een goed deel +der natie zoo al geen verhevene, dan toch strenge, huwelijkszeden had +bevorderd. In dit opzicht mochten gereformeerde theologen vrijmoedig hun +stem verheffen, mocht de doopsgezinde W. de Vos, leeraar bij de +Lam-isten, in 1771 eene prijsverhandeling over het huwelijk schrijven. +Maar, gelijk hun invloed door rigoristische gestrengheid niet onverdeeld +gezegend was, was hij ook noch algemeen noch volstrekt en zij zelven +trouwens waren den tijdgeest onderworpen. Overziet men het tijdperk van +Karel V tot aan koning <span class="pagenum" title="205"> </span><a id="p_205"></a>Willem I dan neemt men zeker eene verfijning van +zeden waar, gekuischter taal, ingetogener manieren, wat men vooral +toetsen kan aan het karakter van de kluchten en blijspelen en van de +liederen. Dat wil niet zeggen, dat ook de zedigheid en de eerbaarheid in +gelijke mate waren voortgeschreden. Wat men niet meer zegt, kan men nog +wel denken en willen, en preutschheid is nog geen zuivere ingetogenheid. +Het huwelijksleven onderging ook den invloed van de stijgende weelde, +maar <a id="cross22"></a>altijd treffen wij hier bij de middellaag der kleine en gezeten +burgerij toch liefde voor het rustig, echtelijk samenwonen. Zeker was +onder hen, die het betalen konden, het hebben van wat Campo Weyerman +kamerkatjes noemt niet ongewoon en ook niet zoo fel veroordeeld, +terwijl, wie het niet betalen konden (zooals b.v. de sententieboeken der +schepenbanken ons verraden) al te vaak buurmans huis met kwaad begeeren +betraden. Voorts boden de groote en drukke steden te dezen meer +gelegenheid tot zondigen dan de kleine en de dorpen; daarom en niet om +de grooter onschuld van het platte land vinden wij ginds meer ontucht +dan hier. Wat ook geldt van de prostitutie, die zich in de steden rauw +en (wel gereglementeerd, maar) onbeteugeld vertoonde.</p> + +<p>Over ongelukkige huwelijken in den dieperen <span class="pagenum" title="206"> </span><a id="p_206"></a>zin van 't woord valt het +moeielijk te oordeelen; wij kennen allerlei voorbeelden van bazige of +spilzieke of luie vrouwen, van brutale, zelfzuchtige, grove mannen, en +wij maken onze gevolgtrekkingen, maar tot de fijnere oorzaken van +mislukte echtvereenigingen dringen wij moeielijk door. Kleine trekjes +ontbreken niet. Constantijn Huygens de zoon, in zijn rijtuig op weg van +Den Haag naar Leiden, werd aangereden door de karos van den raadsheer +van der Goes. Zijne vrouw, naast hem, snauwde hem toe „soo bruy je +altijt maar toe”, en met dezen nijdigen trek om de lippen staat zij nu +voor ons—misschien onverdiend. Want Huygens, zelf geen hoogstaand man, +zag de kleine dingen eer dan de groote. Het door hem, gedurende den tijd +dat hij secretaris van Willem III was, gehouden dagboek geeft ons een +donkeren kijk op het huwelijksleven in zijne kringen, maar hij was de +man niet, om er het goede en verhevene naast te zien en te teekenen. +Zoodat wij ook hier tot eenige voorzichtigheid gemaand worden. De +opzienbarende gevallen, waarin een huwelijk tot openbaar schandaal werd +en burengerucht veroorzaakte, vormen natuurlijk uitzonderingen, maar er +zijn toch te veel voorbeelden, om ons niet ietwat pessimistisch te +stemmen. Hier heeft zeker het overvloedig drinken zijn boozen invloed +doen <span class="pagenum" title="207"> </span><a id="p_207"></a>gelden. Wie de pamfletten bestudeerd heeft, welke zijn uitgegeven +over de gedragingen van professor Adriaan Heereboort van Leiden (1648), +door hemzelven, zijne ongelukkige vrouw en zijnen zwager, die behoudt +voorgoed de herinnering aan de bittere ellende, door de zeldzame ruwheid +en walgelijke dronkenschap van dezen man over zijn huis gebracht. Maar, +als wij alles te samen vatten, dan vertoont, in de beide eerste eeuwen +der Republiek, het huwelijksleven zich, bij veel ruwheid, bij veel nog +ongebreidelden hartstocht, toch onder de groote massa als een geordend +en eerbaar samenleven van het gezin. Wij zullen daar zoo <a href="#cross23">aanstonds</a> nog +voller licht over laten vallen.</p> + +<p>Als de 18<sup>de</sup> eeuw echter hare intrede heeft gedaan, rijzen er talrijke +klachten over de ontheiliging des huwelijks, die wij als betrouwbaar +moeten erkennen. Voor een deel is hier de invloed van eene weelde, die +geen tegenwicht meer vond in vroegere robuuste kracht en energie, wat te +erkennen nog iets anders is, dan de 18<sup>de</sup> eeuw, naar ouden trant, in +haar geheel eene eeuw van verval te noemen, wat zij zeker niet was. Voor +een ander deel zijn hier buitenlandsche invloeden, wat (wederom) te +erkennen niet hetzelfde is, als alle zedenbederf uit het buitenland te +laten indringen. Frankrijk gaf in sommige kringen den toon aan, maar +<span class="pagenum" title="208"> </span><a id="p_208"></a>voor Engelsche invloeden was het 18<sup>de</sup>-eeuwsche vaderland ook +bijzonder gevoelig. En in Frankrijk was het alsof alles tegen het +huwelijk samenspande. „<span xml:lang="fr">Il a contre lui les relâchements, les +accommodements de la morale sociale, la liberté chaque jour plus grande +des habitudes privées</span>”. Aldus De Goncourt en aldus het getuigenis o. a. +van de talrijke mémoires van het tijdperk. En deze voorbeelden vonden +hier navolging, het werd mode. Justus van Effen, in het tweede kwart der +eeuw, zegt terecht (in een van zijne vroegere, Fransche geschriften): +„<span xml:lang="fr">La politesse des manières, qui distingue si avantageusement l'Europe +des autres parties du monde, a introduit comme une mode le mépris de +l'amour conjugal. Dans nos villes capitales un homme, qui y tient +quelque rang se croiroit deshonoré s'il ne préféroit pas aux caresses +légitimes de la plus aimable femme la tendresse étudiée et artificielle +de quelque salope dont tout le mérite est dans les jambes ou dans le +gosier</span>”. Hetzelfde verschijnsel, maar anders verklaard, omschrijft de +vrijheer Knigge, wiens „<span xml:lang="de">Ueber den Umgang mit Menschen</span>”, 1788, hier reeds +het volgende jaar eene vertaling vond: „de schuld zal voorzeker bijna +altijd aan de vrouw liggen, wanneer een man, die in andere opzichten +geen slegt man is, den kus, welken hij van getrouwe, zuivere en warme +lippen, op eene eerlijke wijze en <span class="pagenum" title="209"> </span><a id="p_209"></a>gemakkelijk in zijn huis zou kunnen +ontvangen, met verwaarloozing van pligt en betamelijkheid bij vreemden +haalt”.</p> + +<p>Wie ten onzent meer geneigd waren om zich naar Engelsche mode te richten +vonden gelijke toestanden. Het voorbeeld der <span xml:lang="en">Georges</span> (zoo meesterlijk +door <span xml:lang="en">Thackeray</span> geteekend) deed veel kwaad, en <span xml:lang="en">Hogarth's</span> stukken, die ons +Engelsch huwelijksleven schilderen op zijn ergst, geven geene +uitzonderingen. Ook moeten wij het schandelijk leven gedenken, dat aan +vele kleine Duitsche hoven geleid werd, zeker ook van invloed ten +onzent, toen wij in den loop der eeuw voor Duitsche letterkunde en +Duitschen geest toegankelijker gingen worden, dan vroeger het geval was. +Onze Spectatoren, al zijn zij als zedenmeesters ietwat eenzijdig, +overtuigen ons toch, dat het kwaad niet gering was en de juffrouwen +Wolff en Deken geven ons in hare romans de beelden van gelukkige +huwelijken, als bedoelde tegenhangers tegen de vele bedorven +echtvereenigingen harer dagen. Van haar is ook een woord als dit: „In +ons altoos drok, woelig Amsterdam zelf schijnt het niet meer zeer +zeldzaam te zijn, getrouwde mannen veel meer met hun maitressen, dan met +hunne vrouwen te zien... klaagde gij mij onlangs zelf niet, dat gij in +een balcon (van de komedie) gezeten had naast de <span class="pagenum" title="210"> </span><a id="p_210"></a>gemaintineerde van een +getrouwd man, die zich niet schaamde haar te verzellen?” Dit alles +drijft ons oordeel in de ongunstige richting. En uitspraken in dezen +geest klinken van alle kanten. In eene verhandeling van Dirk van +Hinloopen, 1793, lees ik (wel met den gewonen waan, dat oudtijds alles +beter was, maar toch) weêr het zelfde: „Kuisheid bij jongelieden en +getrouwheid aan den huwelijksband (waarop onze oude Batten en de voorige +Nederlanders zoo met recht konden roemen) worden niet meer geacht”. Hoe +voorzichtig echter wij bij voortduring moeten zijn, blijkt, als wij b.v. +het ééne bericht door een ander kunnen controleeren. De patriotsche +hoogleeraar Y. van Hamelsveld vertelt ons ergens: „In onze voornaamste +koopsteden zijn huizen, in welken in eene kamer de pourtraiten van +vrouwen, die zich ter omhelzing aanbieden, zijn opgehangen, uit welke +men ééne naar welgevallen uitkiest. Hier zou het meer dan eens gebeurd +zijn, dat de man zijn eigen vrouw ontmoette”. Dit werd gezegd 1790. Maar +twee jaar later merkt <span xml:lang="de">Grabner</span> op, een Duitsch officier, die ons land +goed kende en onze boeken las: „..Van Hamelsveld vertelt wel, dat een +Amsterdammer zijne vrouw in een bordeel vond, maar die geschiedenis heb +ik wel 10 maal gehoord in 7 jaar. Dan is ze zeldzaam. In Londen, Parijs +of <span class="pagenum" title="211"> </span><a id="p_211"></a>Berlijn had men ze in de eerste 8 dagen voor 10 andere gevallen +vergeten”. Dat is niet onverstandig geredeneerd.</p> + +<hr class="tb" /> + +<p>In de geschiedenis der predikkunde zijn de voorbeelden bekend van +predikers, die het eerste gedeelte hunner leerrede altijd zetten in den +toon van „o wee, o wee!”, maar bij het tweede gedeelte geregeld +overgingen in dien van het „hoezee, hoezee!” Het zal den schijn wekken, +alsof ik in de nog restende bladzijden van dit boekje dat laakbaar +voorbeeld volg. Het is maar schijn. Want niet uit oppervlakkig +optimisme, maar wezenlijk op grond, van wat de geschiedenis mij schijnt +te leeren, houd ik mij overtuigd, dat in het huwelijksleven ten onzent +als regel het goede het booze overtrof. Het kwaad, waarvan wij getuigen +waren, is dat van bepaalde kringen. Landgenoot en vreemdeling bewijzen +ons dat in tal van berichten, bevestigd door wat de geschiedenis van de +maatschappij, de kunst, de wetenschap, de familie ons leert. <a id="cross23"></a>De breede +middellaag, wij zeiden het <a href="#cross22">reeds in ander verband</a>, der natie biedt het +schouwspel van zuiverder zeden, „die gelukkige middenstand”, zegt Betje +Wolff in haar „Proeve over de opvoeding”, „waarvan ik welverzekerd ben, +dat ik daar het grootste getal brave vrouwen en tedere <span class="pagenum" title="212"> </span><a id="p_212"></a>moeders zal +vinden”. Het is het schouwspel van het huiselijke, het ingetogene, +schoon niet altijd bevallige. Dezelfde Van Effen van daareven getuigt +ook: „<span xml:lang="fr">Le mariage, qui ouvre la carrière de la galanterie aux Françoises +la ferme d'ordinaire aux belles de ce pays. La mode n'a pas encore +réussi à falsifier chez nous les idées de l'amour conjugal... Les maris +et les femmes s'aiment bourgeoisement et de toute leur âme.. ce sont des +baisers perpétuels... et si indiscrets qu'on les entendroit quand on ne +les verroit pas.. Nos coeurs ressemblent assez à nos tourbes, ils +brulent lentement et longtems.. Les femmes de Hollande n'ont pas assez +de vanité pour polir les agrémens brutes qu'elles ont reçu de la nature, +qui n'embellit jamais tout à fait et qui laisse toujours quelque chose à +faire à l'industrie..</span>” Dit werd geschreven 12 September 1718. Men ziet +het: het burgerlijke, het rustige, het weinig romantische, maar het +eerbare. Reeds de Engelsche gezant <span xml:lang="en">Sir William Temple</span> (1668.1672) had +dien indruk van onze huisgezinnen, waar de vrouw het bestuur heeft, +waaraan man en kinderen zich gaarne onderwerpen, waar het leven rustig, +onbesproken voortvloeit. Gelijk uit diezelfde jaren, 1664, een ons +overigens niet goed gezind Engelsch pamflettist getuigt van de mannen in +Holland: „<span xml:lang="en">Chast and modest to their women, <span class="pagenum" title="213"> </span><a id="p_213"></a>being strangers to the two +formentors of lust, idleness and courtship; alwayes doing less then they +speak and speaking less then they think</span>”. Goed gezind was ons zeker ook +niet <span xml:lang="en">Oliver Goldsmith</span>, maar zijn getuigenis (1759) is met dat al van +waarde: „De Engelschen” (ik geef de vertaling van dr. Barnauw) „hebben +hunne vrouwen lief met veel hartstocht, de Hollanders met omzichtigheid. +De Engelschen geven met hun hand hun hart, de Hollanders geven hun hand, +maar houden wijselijk hun hart achterwege. Er schijnt weinig verschil +tusschen een Hollandschen bruidegom en den Hollandschen echtgenoot. +Beiden kenmerken zich door een zelfde koele, niet te overrompelen +kalmte. Zij verwachten Elysium noch Paradijs achter het bedgordijn en +„<span xml:lang="en">Yiffrow</span>” is zoomin eene godinne in den huwelijksnacht als na tien jaren +huwelijksintimiteit”. Dit is boosaardig en wezenlijk onwaar. Maar het is +hetzelfde verschijnsel, van het koele, het weinig bevallige, maar het +hechte en solidene, dat uit de schampere woorden kan worden opgemaakt.</p> + +<p>Ik geef ook nog een Franschman het woord, <span xml:lang="fr">Diderot</span>, ons beter gezind, +maar de uitkomst is dezelfde. Hij dan schrijft (1773): „<span xml:lang="fr">Presque toutes +les femmes y</span> (in Holland) <span xml:lang="fr">étant sages, il y a peu d'hommes dérangés et +de mauvais ménages. L'intérêt, <span class="pagenum" title="214"> </span><a id="p_214"></a>le travail, l'amour du gain, l'assiduité +aux affaires et le gout du commerce amortissent les passions; une femme +m'a dit qu'il y avait beaucoup d'indolents, mais presque point +d'amoureux. Le libertinage vague des hommes mariés est sévèrement puni</span>”. +Vriendelijk is dit ook niet, maar altijd hetzelfde beeld. Eindelijk, +weder twintig jaren later (1792) een Duitscher, de reeds genoemde +<span xml:lang="de">Grabner</span>: „De grond voor de echtelijke gelukzaligheid ligt in de +Nederlanden in den welstand, gelukkig temperament, zacht gedrag der +echtgenooten. De mannen laten den vrouwen het huisregiment, behandelen +haar met teederheid. De vrouwen zijn zorgvuldig, van onbevlekte trouw en +maken zich aan ijdele verspilling niet schuldig”. En dan laat hij +volgen: „<span xml:lang="de">worin Sie eben so sehr durch ihr gemässigtes Temperament als +die herrschenden Sitten unterstützt werden</span>”. Hoe gelukkig hun echt is, +blijkt wel uit hun zilveren en gouden bruiloften. Ik sluit de rij met +weder een landgenoot, onzen raadpensionaris Schimmelpenninck, die, het +was 1803, op een gezegde van Napoleon: „ik weet dat gij gelukkig +getrouwd zijt”, antwoordde: „In dat opzicht doen wij ons best trouw te +blijven aan onze bataafsche zeden”.</p> + +<p>Ziethier een wolk van getuigen. Welnu, thans laten wij (om naast dit +grovere nu ook aan het fijne en <span class="pagenum" title="215"> </span><a id="p_215"></a>verhevene recht te doen) de geslachten +der menschen langs ons geestesoog voorbijgaan, eene lange, lange rij, en +telkens wordt onze liefderijke aandacht getrokken door wie in gelukkig +huwelijk vergaard waren, ziel met ziel te zaam gesmolten door dat +„krachtigste cement, dat harten bindt, waar muren breken tot puin in 't +end”. De martelaarsbrieven der oude doopsgezinden uit de jaren 1535 tot +1570, geschreven in het aangezicht des doods (vergelijk boven <a href="#p_29">blz. +29</a>), uit den kerker, gunnen ons een diepen blik te slaan in het +geestelijk leven dezer „slachtschaapkens Christi”, hoe deze echtgenooten +elkander liefhebben, door de scheiding op het pijnlijkst gekweld, +elkander opbeuren en in het geloof opbouwen. Hoe zij elkander raad geven +voor den tijd, dat zij er een van beiden niet meer zijn zullen, over de +opvoeding der kinderen, over het weduwschap, waarbij soms van de zijde +van den man zich de natuurlijke en menschelijke jaloezie openbaart in +den wensch, dat de vrouw niet moge hertrouwen, hoe zij naar hun kinderen +verlangen en telkens vragen b.v. „kus mijn lief Susanneke...” inderdaad, +aan de edelste, echtelijke gevoelens zijn onze martelaarsboeken rijk! En +hier is ten jare 1566, in hervormde kringen, te Souburg op Walcheren het +echtpaar Adriaan de Decker en Petronella Pieters. De vrouw <span class="pagenum" title="216"> </span><a id="p_216"></a>had op +drastische wijze een Maria-beeld beleedigd (door het met haren pantoffel +te slaan) en moest daarom sterven. De man bleef haar trouw, wilde haar +niet verlaten en zou met haar gehangen worden, zij echter het eerst, +omdat zij het feit had gepleegd. Toen haar de strik om den hals werd +gelegd, sloeg hij de oogen tot haar omhoog en zeide: „O, Nelle, waertoe +hebst dij ons in onze oude daghen gebracht”. Enkele oogenblikken later +was hij haar in den dood gevolgd.</p> + +<p>Van trouwe huwelijksliefde bewaart aldus onze geschiedenis menig +treffend voorbeeld, waarvan wij er onzen lezers nog een enkel in +herinnering brengen. Het eerste is verbonden aan de Haarlemsche +burgemeestersvrouw Brecht Engbertsdr. Proosten, die wel verdiend heeft, +zegt Hooft (dien ik hier ga navertellen) haren naam uit het graf der +vergetelheid te houden. Het was 1573, Haarlem overgegeven en uitgemoord, +maar na den slag op de Zuiderzee bood de Spanjaard uitwisseling van +gevangenen aan. Burgemeester Pieter Kies, Brechtjes man, op zijn +eerewoord losgelaten, <ins class="corr" id="corr24" title="Bron: zoo">zou</ins> daarover met Verdugo te Amsterdam +gaan onderhandelen. Zijne vrouw vergezelde hem. Zij voeren in een open +schuit, en bij de waterpoort schoten eenige soldaten, bij ongeluk of met +opzet, op hen. Een kogel trof Brechtje <span class="pagenum" title="217"> </span><a id="p_217"></a>in den arm en bleef in 't been +steken. Zij, die haren man kende als dapper en oploopend, verbeet zich +„zonder hagh oft wagh te zeggen” bevreesd, dat hij woedend worden en, +zich aan den schutter vergrijpend, in zijn gewissen dood loopen zou. +Eerst toen haar 't bloed bij de kleederen neêrliep, ontdekte haar man +wat was geschied, stoof op, wilde aan land... maar toen was de schuit al +ver genoeg.</p> + +<p>Het tweede voorbeeld verplaatst ons naar 't slot Loevestein. Daar was in +1624 als gevangene binnengebracht Arnold Geesteranus, remonstrantsch +predikant, omdat hij, tegen den wil der bovendrijvende partij, was +voortgegaan met voor zijn vervolgde geloofsgenooten te prediken. +Loevestein was vol, dus sloot men hem in een nauw en rookerig vertrek in +een der torens. Nu was Arnold vroeger verloofd geweest met Susanna +Oostdijk, uit eene deftige Brielsche familie, maar had haar heur woord +teruggegeven, omdat hij haar niet aan zijn leven van zorgen en gevaren +wilde binden. Zij van haren kant werd bovendien nog tegengehouden door +de zorg voor eene ziekelijke moeder. Maar toen deze gestorven was en +Susanna hoorde, dat Arnoldus levenslang op Loevestein gevangen zitten +zou, aarzelde zij niet, snelde naar hem toe en bood hem aan, als zijne +vrouw, zijn kerker met hem te deelen. De Staten <span class="pagenum" title="218"> </span><a id="p_218"></a>gaven toestemming, de +geboden werden gelezen en de oude dominee Jodocus Geesteranus van +Gorinchem, Arnolds vader, maar contra-remonstrant, zegende het huwelijk +in. Velen hebben het geval bezongen, o. a. Tollens:</p> + +<div class="poem"> + <div class="stanza"> + <span class="i0 ls2">. . . . . . . . . . . . . . . . .<br /></span> + <span class="i0">„En na een vlugtig aantal dagen<br /></span> + <span class="i1">Werd in de slotkerk op het koor<br /></span> + <span class="i0">Een huwelijksouter aangedragen<br /></span> + <span class="i1">En 't jeugdig bruidspaar knielde er voor.<br /></span> + <span class="i0">Een diepe stilte daalde neder;<br /></span> + <span class="i1">Geen wapen kletterde in 't portaal,<br /></span> + <span class="i0">Geen grendelslot ging heen en weder,<br /></span> + <span class="i1">Geen adem fluisterde in de zaal.<br /></span> + <span class="i0">'t Was alles aandacht.......<br /></span> + <span class="i1">Wie ooit dat grijs kasteel beziet,<br /></span> + <span class="i0">Waar zooveel achtbre schimmen zweven<br /></span> + <span class="i0">Waar zooveel wonders is bedreven,<br /></span> + <span class="i1">Verzuim' hij Sannaas kerker niet!<br /></span> + <span class="i0">En wie den voet zet op den drempel,<br /></span> + <span class="i1">Hij tree de cel met eerbied in,<br /></span> + <span class="i1">Want liefde en trouw en huwlijksmin<br /></span> + <span class="i0">Had eens dien kerker tot haar tempel.”<br /></span> + </div> +</div> + +<p>Het is ouderwetsche dichtkunst, deze ballade, daarom niet zonder +bekoring. Tot onze vreugde valt <span class="pagenum" title="219"> </span><a id="p_219"></a>ons te binnen, dat Geesteranus met +zijne lotgenooten 19 Juli 1631 heeft kunnen ontvluchten en dat zijne +dappere vrouw verlof kreeg hem te volgen.</p> + +<p>Eindelijk nog uit dezen zelfden tijd vermeld ik de Rispa-rol door de +vrouw van Hendrik Slatius gespeeld. Deze gewezen predikant had een +werkzaam aandeel genomen in de befaamde samenzwering tegen prins +Maurits, was te Rolde gevangen genomen (nog is de spreekwijze niet +onbekend: „Slatius laat zijn kan bier staan”) en 5 Mei 1623 in Den Haag +onthoofd. Men kan er in de romanliteratuur Lodewijk Mulders „Jan +Faessen” op nalezen. Het lichaam werd op het galgenveld bij Rijswijk op +een horizontaal rad gelegd, waaraan ook zijne rechterhand, door den +beul, met het hoofd, afgehouwen, gespijkerd werd. Zes dagen later, in +den nacht tusschen 11 en 12 Mei kwam Slatius' weduwe, de zuster van een +der andere veroordeelden Cornelis Gerritsz., en stal het lijk van het +rad. Dit „kraaienaas” (zeggen de gelijktijdige historici) begroef zij in +een akker bij de Geestbrug omtrent eene spade diep onder de aarde. Maar +nog vond het geen rust. Den 16<sup>den</sup> Mei ontdekte een boer het bij het +ploegen, hij waarschuwde het gerecht en toen sleepte men het lijk weder +naar 't galgenveld, gelijk staat afgebeeld, in akelige ruwheid, op de +prent uit dien tijd „Slatius komt uyt het graf”. Maar ten tweeden <span class="pagenum" title="220"> </span><a id="p_220"></a>male +stal de weduwe het lichaam van het rad. Toen voerde zij het per schuit +„eenen grooten stanck van zich gevende” door Leiden naar Warmond en +begroef het daar in een boomgaard, waar het niet meer werd verontrust en +„mogelijk sal leggen tot d'opstanding uit de dooden”. Wat Slatius' vrouw +aangaat, haar trouw is niet minder groot dan van Maria van Reigersberch, +al werd zij aan onwaardiger voorwerp geschonken.</p> + +<p>En nu, om enkele bekender gestalten langs den lezer heen te voeren, hier +zijn Jacobus Arminius en Elisabeth Reaal, Johannes Bogerman en Grietje +Piers, Vondel met zijn Maaike Wolff, in de aandoenlijkste verzen +herdacht:</p> + +<div class="poem"> + <div class="stanza"> + <span class="i0">„Hoe veer dees voeten moghten dwalen,<br /></span> + <span class="i0">'k Sal derwaert mijn bedruckt gesicht<br /></span> + <span class="i0">Noch slaan, daar voor het rijsend licht<br /></span> + <span class="i0">Uw bleeke star ging onderdalen..”<br /></span> + </div> +</div> + +<p class="noi">en Rembrandt met Saskia, op onsterfelijk doek vereeuwigd. Langs +ons heen gaan Dirk Volkerts Coornhert en Neeltje Simonsdr., wier „herten +elkander liefhadden”, en Huig de Groot met Maria van Reigersberch, en +Oldenbarnevelt met Maria van Utrecht. Daar schrijden voort, hand in +hand, Huygens met Susanne van <span class="pagenum" title="221"> </span><a id="p_221"></a>Baerle, zijne „sterre” („nu 't den hemel +soo gepast heeft, dat mijn ziel aan d'uwe vastleeft”) en Balthasar +Bekker met Froukje Fullenius,</p> + +<div class="poem"> + <div class="stanza"> + <span class="i6">„hertlieve seer getrouwe,<br /></span> + <span class="i0">Vernoegde deelgenoot in voorspoed als in rouwe..”<br /></span> + </div> +</div> + +<p class="noi">en Jacobus Fruytier, de heftige voetiaan, maar trouw en zacht +tegenover zijne „zeer waarde en veel geliefde huisvrouw”, Agneta +Sassenraat, en burgemeester de Beyer van Nijmegen, die zijne gestorven +vrouw zoo bitter beweent, en (in dat zelfde midden der 18<sup>de</sup> eeuw) de +ouders der bekende Belle van Zuylen, en de Amsterdamsche koopman Jacob +de Clercq, van wien zijn Zweedsche gast Ferrner getuigt, dat hij nooit +gelukkiger getrouwd man zag...</p> + +<p>Zoo glijdt de stoet der „zwevende gestalten” voor onze oogen voorbij. En +als op zijne verheven geleidsters zien wij op de vorstinnen, die het +leven van de twee grootste Oranjevorsten hebben gewijd: Charlotte van +Bourbon en Louise de Coligny èn Maria, de vrouw des konings-stadhouders, +die, in dagboek en brieven hare reine ziel ons openlegt en die haren +echtgenoot, met zijne zonden en afwijkingen, heeft bemind met eene +liefde, zooals er inderdaad „geene Gods liefde naderkomt”. Zoet is ons +de gedachte, dat, toen Willem III, groot bij zijne niet <span class="pagenum" title="222"> </span><a id="p_222"></a>geringe fouten, +in den morgen van 19 Maart 1702, stierf, hij op zijn borst bleek te +dragen een zijden lint met een haarlok en een gouden ring der vrouw, die +eindelijk ook zijne liefde gewonnen had.</p> + +<p>Geen beteren naam dan den haren konden wij schrijven aan het einde van +dit hoofdstuk over het huwelijksleven der vaderen, het einde meteen van +het gansche boekje, dat over hun verloven en trouwen den toegenegen +lezer eenige kennis moge hebben aangebracht.</p> + +<p class="mixcap">7 Maart 1914.</p> + +<div class="TNbox"> +<a id="correctie"></a> + +<h2>Overzicht aangebrachte correcties</h2> + +<p>De volgende correcties zijn aangebracht in de tekst:</p> + +<table summary="correcties in tekst"> + <thead> + <tr><th>Plaats</th><th>Bron</th><th>Correctie</th></tr> + </thead> + <tbody> + <tr><td class="td2"><a href="#corr1">Blz. vii</a></td><td class="td4">Inleiding</td><td class="td4">Voorrede</td></tr> + <tr><td class="td2"><a href="#corr2">Blz. vii</a></td><td class="td4">3</td><td class="td4">1</td></tr> + <tr><td class="td2"><a href="#corr3">Blz. 17</a></td><td class="td4">.</td><td class="td4">,</td></tr> + <tr><td class="td2"><a href="#corr4">Blz. 25</a></td><td class="td4">[<i>Niet in Bron.</i>]</td><td class="td4">een </td></tr> + <tr><td class="td2"><a href="#corr5">Blz. 37</a></td><td class="td4">[<i>Niet in Bron.</i>]</td><td class="td4">”</td></tr> + <tr><td class="td2"><a href="#corr6">Blz. 38</a></td><td class="td4"> osser</td><td class="td4">losser</td></tr> + <tr><td class="td2"><a href="#corr7">Blz. 63</a></td><td class="td4">[<i>Niet in Bron.</i>]</td><td class="td4">”</td></tr> + <tr><td class="td2"><a href="#corr8">Blz. 63</a></td><td class="td4">„</td><td class="td4">[<i>Verwijderd.</i>]</td></tr> + <tr><td class="td2"><a href="#corr9">Blz. 81</a></td><td class="td4">„</td><td class="td4">[<i>Verwijderd.</i>]</td></tr> + <tr><td class="td2"><a href="#corr10">Blz. 85</a></td><td class="td4">diende</td><td class="td4">dienden</td></tr> + <tr><td class="td2"><a href="#corr11">Blz. 105</a></td><td class="td4">abonimabel</td><td class="td4">abominabel</td></tr> + <tr><td class="td2"><a href="#corr12">Blz. 108</a></td><td class="td4">Ariaantje</td><td class="td4">Arriaantje</td></tr> + <tr><td class="td2"><a href="#corr13">Blz. 109</a></td><td class="td4">Cat's</td><td class="td4">Cats'</td></tr> + <tr><td class="td2"><a href="#corr14">Blz. 133</a></td><td class="td4">Rembrandt's</td><td class="td4">Rembrandts</td></tr> + <tr><td class="td2"><a href="#corr15">Blz. 144</a></td><td class="td4">”</td><td class="td4">[<i>Verwijderd.</i>]</td></tr> + <tr><td class="td2"><a href="#corr16">Blz. 144</a></td><td class="td4">„</td><td class="td4">[<i>Verwijderd.</i>]</td></tr> + <tr><td class="td2"><a href="#corr17">Blz. 144</a></td><td class="td4">”</td><td class="td4">[<i>Verwijderd.</i>]</td></tr> + <tr><td class="td2"><a href="#corr18">Blz. 144</a></td><td class="td4">[<i>Niet in Bron.</i>]</td><td class="td4">”</td></tr> + <tr><td class="td2"><a href="#corr19">Blz. 154</a></td><td class="td4">officieële</td><td class="td4">officiëele</td></tr> + <tr><td class="td2"><a href="#corr20"><i>Blz. 158a</i></a></td><td class="td4">16<sub>e</sub></td><td class="td4">16<sup>e</sup></td></tr> + <tr><td class="td2"><a href="#corr21">Blz. 161</a></td><td class="td4">[<i>Niet in Bron.</i>]</td><td class="td4">„</td></tr> + <tr><td class="td2"><a href="#corr22">Blz. 175</a></td><td class="td4">[<i>Niet in Bron.</i>]</td><td class="td4">was</td></tr> + <tr><td class="td2"><a href="#corr23">Blz. 185</a></td><td class="td4" xml:lang="fr">alleguéz</td><td class="td4" xml:lang="fr">alléguez</td></tr> + <tr><td class="td2"><a href="#corr24">Blz. 216</a></td><td class="td4">zoo</td><td class="td4">zou</td></tr> + </tbody> +</table> +</div> + + + + + + + + +<pre> + + + + + +End of the Project Gutenberg EBook of Verloving en Huwelijk in vroeger dagen, by +Laurentius Knappert + +*** END OF THIS PROJECT GUTENBERG EBOOK VERLOVING EN HUWELIJK *** + +***** This file should be named 35881-h.htm or 35881-h.zip ***** +This and all associated files of various formats will be found in: + http://www.gutenberg.org/3/5/8/8/35881/ + +Produced by The Online Distributed Proofreading Team at +http://www.pgdp.net + + +Updated editions will replace the previous one--the old editions +will be renamed. + +Creating the works from public domain print editions means that no +one owns a United States copyright in these works, so the Foundation +(and you!) can copy and distribute it in the United States without +permission and without paying copyright royalties. Special rules, +set forth in the General Terms of Use part of this license, apply to +copying and distributing Project Gutenberg-tm electronic works to +protect the PROJECT GUTENBERG-tm concept and trademark. Project +Gutenberg is a registered trademark, and may not be used if you +charge for the eBooks, unless you receive specific permission. If you +do not charge anything for copies of this eBook, complying with the +rules is very easy. You may use this eBook for nearly any purpose +such as creation of derivative works, reports, performances and +research. They may be modified and printed and given away--you may do +practically ANYTHING with public domain eBooks. Redistribution is +subject to the trademark license, especially commercial +redistribution. + + + +*** START: FULL LICENSE *** + +THE FULL PROJECT GUTENBERG LICENSE +PLEASE READ THIS BEFORE YOU DISTRIBUTE OR USE THIS WORK + +To protect the Project Gutenberg-tm mission of promoting the free +distribution of electronic works, by using or distributing this work +(or any other work associated in any way with the phrase "Project +Gutenberg"), you agree to comply with all the terms of the Full Project +Gutenberg-tm License (available with this file or online at +http://gutenberg.org/license). + + +Section 1. General Terms of Use and Redistributing Project Gutenberg-tm +electronic works + +1.A. By reading or using any part of this Project Gutenberg-tm +electronic work, you indicate that you have read, understand, agree to +and accept all the terms of this license and intellectual property +(trademark/copyright) agreement. If you do not agree to abide by all +the terms of this agreement, you must cease using and return or destroy +all copies of Project Gutenberg-tm electronic works in your possession. +If you paid a fee for obtaining a copy of or access to a Project +Gutenberg-tm electronic work and you do not agree to be bound by the +terms of this agreement, you may obtain a refund from the person or +entity to whom you paid the fee as set forth in paragraph 1.E.8. + +1.B. "Project Gutenberg" is a registered trademark. It may only be +used on or associated in any way with an electronic work by people who +agree to be bound by the terms of this agreement. There are a few +things that you can do with most Project Gutenberg-tm electronic works +even without complying with the full terms of this agreement. See +paragraph 1.C below. There are a lot of things you can do with Project +Gutenberg-tm electronic works if you follow the terms of this agreement +and help preserve free future access to Project Gutenberg-tm electronic +works. See paragraph 1.E below. + +1.C. The Project Gutenberg Literary Archive Foundation ("the Foundation" +or PGLAF), owns a compilation copyright in the collection of Project +Gutenberg-tm electronic works. Nearly all the individual works in the +collection are in the public domain in the United States. If an +individual work is in the public domain in the United States and you are +located in the United States, we do not claim a right to prevent you from +copying, distributing, performing, displaying or creating derivative +works based on the work as long as all references to Project Gutenberg +are removed. Of course, we hope that you will support the Project +Gutenberg-tm mission of promoting free access to electronic works by +freely sharing Project Gutenberg-tm works in compliance with the terms of +this agreement for keeping the Project Gutenberg-tm name associated with +the work. You can easily comply with the terms of this agreement by +keeping this work in the same format with its attached full Project +Gutenberg-tm License when you share it without charge with others. + +1.D. The copyright laws of the place where you are located also govern +what you can do with this work. Copyright laws in most countries are in +a constant state of change. If you are outside the United States, check +the laws of your country in addition to the terms of this agreement +before downloading, copying, displaying, performing, distributing or +creating derivative works based on this work or any other Project +Gutenberg-tm work. The Foundation makes no representations concerning +the copyright status of any work in any country outside the United +States. + +1.E. Unless you have removed all references to Project Gutenberg: + +1.E.1. The following sentence, with active links to, or other immediate +access to, the full Project Gutenberg-tm License must appear prominently +whenever any copy of a Project Gutenberg-tm work (any work on which the +phrase "Project Gutenberg" appears, or with which the phrase "Project +Gutenberg" is associated) is accessed, displayed, performed, viewed, +copied or distributed: + +This eBook is for the use of anyone anywhere at no cost and with +almost no restrictions whatsoever. You may copy it, give it away or +re-use it under the terms of the Project Gutenberg License included +with this eBook or online at www.gutenberg.org + +1.E.2. If an individual Project Gutenberg-tm electronic work is derived +from the public domain (does not contain a notice indicating that it is +posted with permission of the copyright holder), the work can be copied +and distributed to anyone in the United States without paying any fees +or charges. If you are redistributing or providing access to a work +with the phrase "Project Gutenberg" associated with or appearing on the +work, you must comply either with the requirements of paragraphs 1.E.1 +through 1.E.7 or obtain permission for the use of the work and the +Project Gutenberg-tm trademark as set forth in paragraphs 1.E.8 or +1.E.9. + +1.E.3. If an individual Project Gutenberg-tm electronic work is posted +with the permission of the copyright holder, your use and distribution +must comply with both paragraphs 1.E.1 through 1.E.7 and any additional +terms imposed by the copyright holder. Additional terms will be linked +to the Project Gutenberg-tm License for all works posted with the +permission of the copyright holder found at the beginning of this work. + +1.E.4. Do not unlink or detach or remove the full Project Gutenberg-tm +License terms from this work, or any files containing a part of this +work or any other work associated with Project Gutenberg-tm. + +1.E.5. Do not copy, display, perform, distribute or redistribute this +electronic work, or any part of this electronic work, without +prominently displaying the sentence set forth in paragraph 1.E.1 with +active links or immediate access to the full terms of the Project +Gutenberg-tm License. + +1.E.6. You may convert to and distribute this work in any binary, +compressed, marked up, nonproprietary or proprietary form, including any +word processing or hypertext form. However, if you provide access to or +distribute copies of a Project Gutenberg-tm work in a format other than +"Plain Vanilla ASCII" or other format used in the official version +posted on the official Project Gutenberg-tm web site (www.gutenberg.org), +you must, at no additional cost, fee or expense to the user, provide a +copy, a means of exporting a copy, or a means of obtaining a copy upon +request, of the work in its original "Plain Vanilla ASCII" or other +form. Any alternate format must include the full Project Gutenberg-tm +License as specified in paragraph 1.E.1. + +1.E.7. Do not charge a fee for access to, viewing, displaying, +performing, copying or distributing any Project Gutenberg-tm works +unless you comply with paragraph 1.E.8 or 1.E.9. + +1.E.8. You may charge a reasonable fee for copies of or providing +access to or distributing Project Gutenberg-tm electronic works provided +that + +- You pay a royalty fee of 20% of the gross profits you derive from + the use of Project Gutenberg-tm works calculated using the method + you already use to calculate your applicable taxes. The fee is + owed to the owner of the Project Gutenberg-tm trademark, but he + has agreed to donate royalties under this paragraph to the + Project Gutenberg Literary Archive Foundation. Royalty payments + must be paid within 60 days following each date on which you + prepare (or are legally required to prepare) your periodic tax + returns. Royalty payments should be clearly marked as such and + sent to the Project Gutenberg Literary Archive Foundation at the + address specified in Section 4, "Information about donations to + the Project Gutenberg Literary Archive Foundation." + +- You provide a full refund of any money paid by a user who notifies + you in writing (or by e-mail) within 30 days of receipt that s/he + does not agree to the terms of the full Project Gutenberg-tm + License. You must require such a user to return or + destroy all copies of the works possessed in a physical medium + and discontinue all use of and all access to other copies of + Project Gutenberg-tm works. + +- You provide, in accordance with paragraph 1.F.3, a full refund of any + money paid for a work or a replacement copy, if a defect in the + electronic work is discovered and reported to you within 90 days + of receipt of the work. + +- You comply with all other terms of this agreement for free + distribution of Project Gutenberg-tm works. + +1.E.9. If you wish to charge a fee or distribute a Project Gutenberg-tm +electronic work or group of works on different terms than are set +forth in this agreement, you must obtain permission in writing from +both the Project Gutenberg Literary Archive Foundation and Michael +Hart, the owner of the Project Gutenberg-tm trademark. Contact the +Foundation as set forth in Section 3 below. + +1.F. + +1.F.1. Project Gutenberg volunteers and employees expend considerable +effort to identify, do copyright research on, transcribe and proofread +public domain works in creating the Project Gutenberg-tm +collection. Despite these efforts, Project Gutenberg-tm electronic +works, and the medium on which they may be stored, may contain +"Defects," such as, but not limited to, incomplete, inaccurate or +corrupt data, transcription errors, a copyright or other intellectual +property infringement, a defective or damaged disk or other medium, a +computer virus, or computer codes that damage or cannot be read by +your equipment. + +1.F.2. LIMITED WARRANTY, DISCLAIMER OF DAMAGES - Except for the "Right +of Replacement or Refund" described in paragraph 1.F.3, the Project +Gutenberg Literary Archive Foundation, the owner of the Project +Gutenberg-tm trademark, and any other party distributing a Project +Gutenberg-tm electronic work under this agreement, disclaim all +liability to you for damages, costs and expenses, including legal +fees. YOU AGREE THAT YOU HAVE NO REMEDIES FOR NEGLIGENCE, STRICT +LIABILITY, BREACH OF WARRANTY OR BREACH OF CONTRACT EXCEPT THOSE +PROVIDED IN PARAGRAPH 1.F.3. YOU AGREE THAT THE FOUNDATION, THE +TRADEMARK OWNER, AND ANY DISTRIBUTOR UNDER THIS AGREEMENT WILL NOT BE +LIABLE TO YOU FOR ACTUAL, DIRECT, INDIRECT, CONSEQUENTIAL, PUNITIVE OR +INCIDENTAL DAMAGES EVEN IF YOU GIVE NOTICE OF THE POSSIBILITY OF SUCH +DAMAGE. + +1.F.3. LIMITED RIGHT OF REPLACEMENT OR REFUND - If you discover a +defect in this electronic work within 90 days of receiving it, you can +receive a refund of the money (if any) you paid for it by sending a +written explanation to the person you received the work from. If you +received the work on a physical medium, you must return the medium with +your written explanation. The person or entity that provided you with +the defective work may elect to provide a replacement copy in lieu of a +refund. If you received the work electronically, the person or entity +providing it to you may choose to give you a second opportunity to +receive the work electronically in lieu of a refund. If the second copy +is also defective, you may demand a refund in writing without further +opportunities to fix the problem. + +1.F.4. Except for the limited right of replacement or refund set forth +in paragraph 1.F.3, this work is provided to you 'AS-IS' WITH NO OTHER +WARRANTIES OF ANY KIND, EXPRESS OR IMPLIED, INCLUDING BUT NOT LIMITED TO +WARRANTIES OF MERCHANTIBILITY OR FITNESS FOR ANY PURPOSE. + +1.F.5. Some states do not allow disclaimers of certain implied +warranties or the exclusion or limitation of certain types of damages. +If any disclaimer or limitation set forth in this agreement violates the +law of the state applicable to this agreement, the agreement shall be +interpreted to make the maximum disclaimer or limitation permitted by +the applicable state law. The invalidity or unenforceability of any +provision of this agreement shall not void the remaining provisions. + +1.F.6. INDEMNITY - You agree to indemnify and hold the Foundation, the +trademark owner, any agent or employee of the Foundation, anyone +providing copies of Project Gutenberg-tm electronic works in accordance +with this agreement, and any volunteers associated with the production, +promotion and distribution of Project Gutenberg-tm electronic works, +harmless from all liability, costs and expenses, including legal fees, +that arise directly or indirectly from any of the following which you do +or cause to occur: (a) distribution of this or any Project Gutenberg-tm +work, (b) alteration, modification, or additions or deletions to any +Project Gutenberg-tm work, and (c) any Defect you cause. + + +Section 2. Information about the Mission of Project Gutenberg-tm + +Project Gutenberg-tm is synonymous with the free distribution of +electronic works in formats readable by the widest variety of computers +including obsolete, old, middle-aged and new computers. It exists +because of the efforts of hundreds of volunteers and donations from +people in all walks of life. + +Volunteers and financial support to provide volunteers with the +assistance they need, are critical to reaching Project Gutenberg-tm's +goals and ensuring that the Project Gutenberg-tm collection will +remain freely available for generations to come. In 2001, the Project +Gutenberg Literary Archive Foundation was created to provide a secure +and permanent future for Project Gutenberg-tm and future generations. +To learn more about the Project Gutenberg Literary Archive Foundation +and how your efforts and donations can help, see Sections 3 and 4 +and the Foundation web page at http://www.pglaf.org. + + +Section 3. Information about the Project Gutenberg Literary Archive +Foundation + +The Project Gutenberg Literary Archive Foundation is a non profit +501(c)(3) educational corporation organized under the laws of the +state of Mississippi and granted tax exempt status by the Internal +Revenue Service. The Foundation's EIN or federal tax identification +number is 64-6221541. Its 501(c)(3) letter is posted at +http://pglaf.org/fundraising. Contributions to the Project Gutenberg +Literary Archive Foundation are tax deductible to the full extent +permitted by U.S. federal laws and your state's laws. + +The Foundation's principal office is located at 4557 Melan Dr. S. +Fairbanks, AK, 99712., but its volunteers and employees are scattered +throughout numerous locations. Its business office is located at +809 North 1500 West, Salt Lake City, UT 84116, (801) 596-1887, email +business@pglaf.org. Email contact links and up to date contact +information can be found at the Foundation's web site and official +page at http://pglaf.org + +For additional contact information: + Dr. Gregory B. Newby + Chief Executive and Director + gbnewby@pglaf.org + + +Section 4. Information about Donations to the Project Gutenberg +Literary Archive Foundation + +Project Gutenberg-tm depends upon and cannot survive without wide +spread public support and donations to carry out its mission of +increasing the number of public domain and licensed works that can be +freely distributed in machine readable form accessible by the widest +array of equipment including outdated equipment. Many small donations +($1 to $5,000) are particularly important to maintaining tax exempt +status with the IRS. + +The Foundation is committed to complying with the laws regulating +charities and charitable donations in all 50 states of the United +States. Compliance requirements are not uniform and it takes a +considerable effort, much paperwork and many fees to meet and keep up +with these requirements. We do not solicit donations in locations +where we have not received written confirmation of compliance. To +SEND DONATIONS or determine the status of compliance for any +particular state visit http://pglaf.org + +While we cannot and do not solicit contributions from states where we +have not met the solicitation requirements, we know of no prohibition +against accepting unsolicited donations from donors in such states who +approach us with offers to donate. + +International donations are gratefully accepted, but we cannot make +any statements concerning tax treatment of donations received from +outside the United States. U.S. laws alone swamp our small staff. + +Please check the Project Gutenberg Web pages for current donation +methods and addresses. Donations are accepted in a number of other +ways including checks, online payments and credit card donations. +To donate, please visit: http://pglaf.org/donate + + +Section 5. General Information About Project Gutenberg-tm electronic +works. + +Professor Michael S. Hart is the originator of the Project Gutenberg-tm +concept of a library of electronic works that could be freely shared +with anyone. For thirty years, he produced and distributed Project +Gutenberg-tm eBooks with only a loose network of volunteer support. + + +Project Gutenberg-tm eBooks are often created from several printed +editions, all of which are confirmed as Public Domain in the U.S. +unless a copyright notice is included. Thus, we do not necessarily +keep eBooks in compliance with any particular paper edition. + + +Most people start at our Web site which has the main PG search facility: + + http://www.gutenberg.org + +This Web site includes information about Project Gutenberg-tm, +including how to make donations to the Project Gutenberg Literary +Archive Foundation, how to help produce our new eBooks, and how to +subscribe to our email newsletter to hear about new eBooks. + + +</pre> + +</body> +</html> diff --git a/35881-h/images/cover-l.jpg b/35881-h/images/cover-l.jpg Binary files differnew file mode 100644 index 0000000..604a4df --- /dev/null +++ b/35881-h/images/cover-l.jpg diff --git a/35881-h/images/cover.jpg b/35881-h/images/cover.jpg Binary files differnew file mode 100644 index 0000000..4437a09 --- /dev/null +++ b/35881-h/images/cover.jpg diff --git a/35881-h/images/ill_fp-t.jpg b/35881-h/images/ill_fp-t.jpg Binary files differnew file mode 100644 index 0000000..9ad1028 --- /dev/null +++ b/35881-h/images/ill_fp-t.jpg diff --git a/35881-h/images/ill_fp.jpg b/35881-h/images/ill_fp.jpg Binary files differnew file mode 100644 index 0000000..087ee29 --- /dev/null +++ b/35881-h/images/ill_fp.jpg diff --git a/35881-h/images/ill_p048a-t.jpg b/35881-h/images/ill_p048a-t.jpg Binary files differnew file mode 100644 index 0000000..70e1772 --- /dev/null +++ b/35881-h/images/ill_p048a-t.jpg diff --git a/35881-h/images/ill_p048a.jpg b/35881-h/images/ill_p048a.jpg Binary files differnew file mode 100644 index 0000000..e2fc984 --- /dev/null +++ b/35881-h/images/ill_p048a.jpg diff --git a/35881-h/images/ill_p062a1-t.jpg b/35881-h/images/ill_p062a1-t.jpg Binary files differnew file mode 100644 index 0000000..eb4f639 --- /dev/null +++ b/35881-h/images/ill_p062a1-t.jpg diff --git a/35881-h/images/ill_p062a1.jpg b/35881-h/images/ill_p062a1.jpg Binary files differnew file mode 100644 index 0000000..9b6fcc7 --- /dev/null +++ b/35881-h/images/ill_p062a1.jpg diff --git a/35881-h/images/ill_p062a2-t.jpg b/35881-h/images/ill_p062a2-t.jpg Binary files differnew file mode 100644 index 0000000..0aa8f30 --- /dev/null +++ b/35881-h/images/ill_p062a2-t.jpg diff --git a/35881-h/images/ill_p062a2.jpg b/35881-h/images/ill_p062a2.jpg Binary files differnew file mode 100644 index 0000000..edf7917 --- /dev/null +++ b/35881-h/images/ill_p062a2.jpg diff --git a/35881-h/images/ill_p080a-t.jpg b/35881-h/images/ill_p080a-t.jpg Binary files differnew file mode 100644 index 0000000..a774c24 --- /dev/null +++ b/35881-h/images/ill_p080a-t.jpg diff --git a/35881-h/images/ill_p080a.jpg b/35881-h/images/ill_p080a.jpg Binary files differnew file mode 100644 index 0000000..942b219 --- /dev/null +++ b/35881-h/images/ill_p080a.jpg diff --git a/35881-h/images/ill_p084a-t.jpg b/35881-h/images/ill_p084a-t.jpg Binary files differnew file mode 100644 index 0000000..c096f07 --- /dev/null +++ b/35881-h/images/ill_p084a-t.jpg diff --git a/35881-h/images/ill_p084a.jpg b/35881-h/images/ill_p084a.jpg Binary files differnew file mode 100644 index 0000000..f626759 --- /dev/null +++ b/35881-h/images/ill_p084a.jpg diff --git a/35881-h/images/ill_p122a-t.jpg b/35881-h/images/ill_p122a-t.jpg Binary files differnew file mode 100644 index 0000000..f6d2508 --- /dev/null +++ b/35881-h/images/ill_p122a-t.jpg diff --git a/35881-h/images/ill_p122a.jpg b/35881-h/images/ill_p122a.jpg Binary files differnew file mode 100644 index 0000000..5224299 --- /dev/null +++ b/35881-h/images/ill_p122a.jpg diff --git a/35881-h/images/ill_p132a-t.jpg b/35881-h/images/ill_p132a-t.jpg Binary files differnew file mode 100644 index 0000000..ff48728 --- /dev/null +++ b/35881-h/images/ill_p132a-t.jpg diff --git a/35881-h/images/ill_p132a.jpg b/35881-h/images/ill_p132a.jpg Binary files differnew file mode 100644 index 0000000..75d53dc --- /dev/null +++ b/35881-h/images/ill_p132a.jpg diff --git a/35881-h/images/ill_p146a-t.jpg b/35881-h/images/ill_p146a-t.jpg Binary files differnew file mode 100644 index 0000000..90d4476 --- /dev/null +++ b/35881-h/images/ill_p146a-t.jpg diff --git a/35881-h/images/ill_p146a.jpg b/35881-h/images/ill_p146a.jpg Binary files differnew file mode 100644 index 0000000..063f65b --- /dev/null +++ b/35881-h/images/ill_p146a.jpg diff --git a/35881-h/images/ill_p158a-t.jpg b/35881-h/images/ill_p158a-t.jpg Binary files differnew file mode 100644 index 0000000..392de7d --- /dev/null +++ b/35881-h/images/ill_p158a-t.jpg diff --git a/35881-h/images/ill_p158a.jpg b/35881-h/images/ill_p158a.jpg Binary files differnew file mode 100644 index 0000000..69415e5 --- /dev/null +++ b/35881-h/images/ill_p158a.jpg diff --git a/35881-h/images/ill_p164a1-t.jpg b/35881-h/images/ill_p164a1-t.jpg Binary files differnew file mode 100644 index 0000000..0f81b60 --- /dev/null +++ b/35881-h/images/ill_p164a1-t.jpg diff --git a/35881-h/images/ill_p164a1.jpg b/35881-h/images/ill_p164a1.jpg Binary files differnew file mode 100644 index 0000000..f83a15c --- /dev/null +++ b/35881-h/images/ill_p164a1.jpg diff --git a/35881-h/images/ill_p164a2-t.jpg b/35881-h/images/ill_p164a2-t.jpg Binary files differnew file mode 100644 index 0000000..193d117 --- /dev/null +++ b/35881-h/images/ill_p164a2-t.jpg diff --git a/35881-h/images/ill_p164a2.jpg b/35881-h/images/ill_p164a2.jpg Binary files differnew file mode 100644 index 0000000..98bca34 --- /dev/null +++ b/35881-h/images/ill_p164a2.jpg diff --git a/35881-h/images/ill_piii.png b/35881-h/images/ill_piii.png Binary files differnew file mode 100644 index 0000000..7969fad --- /dev/null +++ b/35881-h/images/ill_piii.png diff --git a/35881-h/images/ill_piv1.png b/35881-h/images/ill_piv1.png Binary files differnew file mode 100644 index 0000000..41141bc --- /dev/null +++ b/35881-h/images/ill_piv1.png diff --git a/35881-h/images/ill_piv2.png b/35881-h/images/ill_piv2.png Binary files differnew file mode 100644 index 0000000..f20a8e1 --- /dev/null +++ b/35881-h/images/ill_piv2.png diff --git a/35881-h/images/ill_pv.png b/35881-h/images/ill_pv.png Binary files differnew file mode 100644 index 0000000..69178af --- /dev/null +++ b/35881-h/images/ill_pv.png diff --git a/LICENSE.txt b/LICENSE.txt new file mode 100644 index 0000000..6312041 --- /dev/null +++ b/LICENSE.txt @@ -0,0 +1,11 @@ +This eBook, including all associated images, markup, improvements, +metadata, and any other content or labor, has been confirmed to be +in the PUBLIC DOMAIN IN THE UNITED STATES. + +Procedures for determining public domain status are described in +the "Copyright How-To" at https://www.gutenberg.org. + +No investigation has been made concerning possible copyrights in +jurisdictions other than the United States. Anyone seeking to utilize +this eBook outside of the United States should confirm copyright +status under the laws that apply to them. diff --git a/README.md b/README.md new file mode 100644 index 0000000..2d5e651 --- /dev/null +++ b/README.md @@ -0,0 +1,2 @@ +Project Gutenberg (https://www.gutenberg.org) public repository for +eBook #35881 (https://www.gutenberg.org/ebooks/35881) |
