summaryrefslogtreecommitdiff
diff options
context:
space:
mode:
-rw-r--r--.gitattributes3
-rw-r--r--39177-0.txt12961
-rw-r--r--39177-0.zipbin0 -> 257703 bytes
-rw-r--r--39177-h.zipbin0 -> 371154 bytes
-rw-r--r--39177-h/39177-h.htm15044
-rw-r--r--39177-h/images/cover.jpgbin0 -> 43974 bytes
-rw-r--r--39177-h/images/titlepage-series.pngbin0 -> 7616 bytes
-rw-r--r--39177-h/images/titlepage.pngbin0 -> 12400 bytes
-rw-r--r--LICENSE.txt11
-rw-r--r--README.md2
-rw-r--r--old/2012-03-17-39177-8.txt12992
-rw-r--r--old/2012-03-17-39177-8.zipbin0 -> 257587 bytes
-rw-r--r--old/2012-03-17-39177-h.zipbin0 -> 374770 bytes
-rw-r--r--old/2012-03-17-39177-h/39177-h.htm17023
-rw-r--r--old/2012-03-17-39177-h/images/book.pngbin0 -> 218 bytes
-rw-r--r--old/2012-03-17-39177-h/images/card.pngbin0 -> 249 bytes
-rw-r--r--old/2012-03-17-39177-h/images/external.pngbin0 -> 172 bytes
-rw-r--r--old/2012-03-17-39177-h/images/front.jpgbin0 -> 43974 bytes
-rw-r--r--old/2012-03-17-39177-h/images/titlepage-series.gifbin0 -> 7616 bytes
-rw-r--r--old/2012-03-17-39177-h/images/titlepage.gifbin0 -> 12400 bytes
20 files changed, 58036 insertions, 0 deletions
diff --git a/.gitattributes b/.gitattributes
new file mode 100644
index 0000000..6833f05
--- /dev/null
+++ b/.gitattributes
@@ -0,0 +1,3 @@
+* text=auto
+*.txt text
+*.md text
diff --git a/39177-0.txt b/39177-0.txt
new file mode 100644
index 0000000..ac2c756
--- /dev/null
+++ b/39177-0.txt
@@ -0,0 +1,12961 @@
+The Project Gutenberg eBook of De wijzen van het Oosten, by Cornelis Hille Ris Lambers
+
+This eBook is for the use of anyone anywhere in the United States and
+most other parts of the world at no cost and with almost no restrictions
+whatsoever. You may copy it, give it away or re-use it under the terms
+of the Project Gutenberg License included with this eBook or online at
+www.gutenberg.org. If you are not located in the United States, you
+will have to check the laws of the country where you are located before
+using this eBook.
+
+Title: De wijzen van het Oosten
+ Brahmanisme, Boeddhisme, Chineesche philosophie, Mazdeïsme
+
+Author: Cornelis Hille Ris Lambers
+
+Release Date: March 17, 2012 [eBook #39177]
+[Most recently updated: December 26, 2022]
+
+Language: Dutch
+
+Produced by: the Online Distributed Proofreading Team at
+http://www.pgdp.net/
+
+*** START OF THE PROJECT GUTENBERG EBOOK DE WIJZEN VAN HET OOSTEN ***
+
+
+
+
+ DE WIJZEN VAN HET OOSTEN.
+
+ Brahmanisme, Boeddhisme,
+ Chineesche Philosophie, Mazdeïsme
+
+
+ door Dr. C. Hille Ris Lambers.
+
+
+ Cohen Zonen, Amsterdam.
+
+
+
+
+VOORREDE.
+
+
+Twee dwalingen heerschen er nog altijd op het gebied van godsdienst
+en wijsbegeerte.
+
+De eerste is, dat men de wijsbegeerte vijandig stelt tegenover alles
+wat naar godsdienst gelijkt en aan de denkbeelden en voorstellingen,
+uit den godsdienst ontsproten, slechts een mythologische waarde
+toekent.
+
+De andere is, dat men een of anderen godsdienst, laten wij zeggen
+den Christelijken godsdienst, als den eenig waren, door God zelf
+geopenbaarden beschouwt en van uit dit standpunt met een meelijdende
+glimlach op al de dwaze ideeën der heidenen neerziet.
+
+Beide deze opvattingen zijn vrij algemeen. Doch voor de rechtbank der
+wetenschap laten zij zich geen van beide handhaven. Wie werkelijk de
+moeite neemt verschillende godsdiensten te onderzoeken moet ze wel
+laten varen.
+
+Als hij zich niet laat verbijsteren door alle wonderlijke godennamen
+en zonderlinge gebruiken, maar tracht door te dringen tot het hart,
+het wezen van eenigen godsdienst, zal hij van zijn tegenstelling
+tusschen godsdienst en wijsbegeerte terugkomen. Hij zal inzien, dat
+iedere godsdienst een antwoord tracht te geven op vragen als: Wie
+ben ik, vanwaar kom ik, waar ga ik heen? Welken weg moet ik volgen
+in 't leven? Wat is de wereld, die mij omringt? Dezelfde vragen
+m. a. w. waarmede ook de wijsbegeerte zich bezig houdt. En hij zal,
+althans in de godsdiensten der meer ontwikkelde volken, antwoorden
+op deze vragen hooren, die wel degelijk verdienen ernstig te worden
+overwogen. Het kan niet missen of zijn onderzoek zal hem leiden tot
+de erkentenis dat er wijsgeerig nadenken is in den godsdienst, maar
+ook dat er godsdienst moet zijn in den wijsgeer.
+
+Zoo wordt hij dus verlost van het vooroordeel, dat godsdienst en
+wijsbegeerte tegenover elkaar staan.
+
+Maar--'t kan ook zijn dat een gansch ander vooroordeel in hem
+woont. Dat hij, als Christen geloovige b.v. met zekere minachting
+neerziet op al dien heidenschen afgodendienst, immers niets dan
+duisternis. Ook dat vooroordeel zal voor zijn onderzoek bezwijken. Hij
+zal--indien hij althans werkelijk iets in zich opneemt (er zijn ook
+stompe hersenen, die lezen, doch niet verstaan), moèten erkennen dat
+het goddelijk licht niet alleen geblonken heeft in Galilea, maar ook
+in andere landen en onder andere volken. De ziel van denkers en wijzen
+zal spreken tot zijne ziel en hem, misschien eerst verbijsteren doch
+straks verkwikken. En, al moge hij, terecht, zijn eigen godsdienst het
+hoogst blijven stellen, toch zal hij met dankbaarheid en waardeering
+het licht begroeten, overal waar het schijnt.
+
+'t Zou mij niet verbazen, indien menig lezer van "de groote denkers",
+aan het eind van dit deel genaderd, deze mijne opmerkingen volkomen
+deelt. Me dunkt, dat kan bijna niet anders. Want èn het Brahmanisme,
+èn 't Boeddhisme, en de oude wijsheid van China en van Perzië staan
+hoog genoeg om vooroordeelen, als ik u daareven schetste, te doen
+verdwijnen. Ieder van die godsdiensten toch brengt een eigenaardige
+zijde van 't menschelijk denken en gevoelen op den voorgrond. Het
+Brahmanisme spreekt ons "in teekenen en symbolen," van de ééne macht
+die alles bezielt, van het ééne leven, dat in alle wezens woont en
+opwaarts streeft tot volkomen loutering. Het Boeddhisme wijst ons op
+de ellende, waaraan al wat bestaat onderworpen is, doch toont ons ook
+het heilige pad, dat tot bevrijding van het lijden kan voeren. Beide
+oude godsdiensten doen ons diep gevoelen, dat geen uiterlijke dingen
+alleen in staat zijn den vrede des gemoeds te schenken.
+
+Weder andere waarheden zijn het, die ons tegenklinken uit het
+aloude China. We zetten ons aan de voeten van Confucius en die oude
+wijze onderhoudt ons over ons gebrek aan eerbied: eerbied voor de
+wetten des hemels, eerbied voor ouders en grijsaards en roept ons
+toe dat er van onze beschaving niets kan komen, als geen trouw en
+eerbied ons bezielt. Daarnaast doet Lao tsze ons op treffende wijze
+gevoelen dat ook de oude Chineezen liefde en eenvoud kenden als de
+grondslagen voor des menschen geluk. En mochten wij dan door die
+liefdesprediking wat al te weekelijk en te zoetelijk worden gestemd,
+dan gaan we met onze gedachten naar het oude Perzië en wij hooren
+ons daar aanbevelen den heiligen strijd, den strijd tegen al 't booze
+in de natuur, tegen al 't verdorvene in de menschenwereld, tegen al
+'t onreine in ons eigen leven. En straks, straks zitten wij peinzend
+stil, en wij denken nog eens weer na, wat al die groote denkers van
+zooveel eeuwen dachten. Wonderlijk, dat ieder der systemen zoo groote
+aantrekkelijkheid heeft, dat ieder op zijn beurt ons wil voorkomen
+als de ware wijsheid.
+
+Wel groote denkers moeten 't geweest zijn, die deze godsdiensten
+hebben gesticht, deze onsterfelijke gedachten hebben uitgesproken.
+
+En--onwillekeurig plaatsen wij ons leven en streven eens in dat
+licht der oudheid. Wij vragen ons af, wat wij nu eigenlijk weten van
+'s werelds bestuur en 's levens doel en vergelijken nog eens die
+antwoorden, die de oudheid gaf..... Waarlijk, 't was niet te vergeefs
+dat wij neerzaten aan de voeten der ouden, dat wij trachtten, de
+soms in zoo wondere vormen gehulde, oostersche wijsheid op ons te
+laten inwerken. Wij gevoelen dat zij ook ons nog licht en troost
+kan schenken.
+
+Zoo, mijne lezers, hoop ik dat gij gestemd zult zijn, als gij aan
+'t einde van dit werk zijt gekomen.
+
+Gij vraagt misschien nog: hoe hebt gij, schrijver, deze uwe taak
+opgevat? Mijn antwoord luidt, dat ik uit verschillende bronnen
+heb geput, welke achter in dit werk dan ook worden vermeld. Wat
+de Chineesche wijsbegeerte betreft is mijn arbeid grootendeels
+eene vertaling van het, mijns inziens, voortreffelijke werk van den
+Duitschen geleerde M. von Brandt [1], waarbij ik echter ten opzichte
+van Lao tsze en diens leer mijn eigen weg ben gegaan.
+
+Mijn hoofddoel was een aanschouwelijk beeld te geven van het
+eigenaardige, dat ieder der straks genoemde godsdiensten kenmerkt,
+ze begrijpelijk te maken, hun schoonheid en wijsheid te doen gevoelen,
+ook voor menschen van een gansch ander ras, een gansch verschillenden
+godsdienst en ver uiteenloopende beschaving. Van harte hoop ik daarin
+niet al te ongelukkig te zijn geslaagd. [2]
+
+
+ Juli 1902.
+
+ Dr. C. HILLE RIS LAMBERS.
+
+
+
+
+
+
+
+HOOFDSTUK I.
+
+Het Brahmanisme, zijn oorsprong, karakter en eigenaardigheden.
+
+
+Wanneer wij den loop eener rivier nagaan, zien we eerst een klein
+beekje, dat van de bergen afdaalt. Langzamerhand verbreedt het zich
+en wordt het tevens kalmer in zijn loop. Wateren van verschillende
+kleur en oorsprong neemt het op, en--voor het de zee bereikt--splitst
+zich de machtige stroom vaak in verschillende armen.
+
+Iets dergelijks zien we, wanneer we nagaan den loop van verschillende
+godsdiensten door de wereld. We denken bv. aan den godsdienst van
+Israël. Eerst een klein beekje, dat door niets toonde dat het een
+grootere toekomst had dan andere dergelijke beekjes. Langzamerhand
+echter komt het aan 't licht dat het kleine beekje een groote rivier
+zal worden: 't blijkt dat er in Israëls godsdienst iets ligt, waardoor
+hij zich van andere godsdiensten kenmerkend onderscheidt. Straks
+komt het almeer in een vaste bedding: oude wetten en verhalen worden
+saamgevoegd en als heilig beschouwd, een priesterstand krijgt de
+leiding in handen: deze wordt straks uitsluitend bevoegd om offers
+te brengen en verschillende godsdienstige verrichtingen te leiden.
+
+Godsdienstige denkbeelden, van elders ontleend, worden opgenomen
+en zóó in 't kader ingevoegd dat zij een onbreekbaar geheel vormen:
+evenals de zijrivieren met den grooten stroom. Zoo vormde zich uit den
+oud-Israëlietischen de Joodsche godsdienst met zijn eigenaardigheden:
+zijn op den voorgrond stellen van de éénheid Gods, zijn gehechtheid aan
+de geheiligde wetten en gebruiken, zijn gewijde offers en ceremoniën.
+
+Doch daarnaast vloeide straks een machtige zijstroom.
+
+Onder het oude Israël had men de profeten, de verkondigers van vrijheid
+en zelfstandigheid: de mannen die opkwamen voor de eischen van het
+zedelijk en maatschappelijk leven als Gods grootste geboden. Ook hunne
+geschriften waren door de Joodsche geleerden opgenomen onder de heilige
+schriften, doch: hun denkbeelden vertegenwoordigden niet de heerschende
+richting van het Jodendom. Straks echter zou Israëls grootste zoon ze
+brengen op den voorgrond en ze verder ontwikkelen. Hij verdedigde ze,
+in heeten strijd met de Joodsche schriftgeleerden, tegen wetsgezag
+en priesterstand in--en uit zijn optreden werd een nieuwe godsdienst
+geboren: een machtige zijarm van de groote rivier spoedde zich voort.
+
+Waarom deze dingen herinnerd, waar we gaan spreken over een gansch
+anderen godsdienst, uit een gansch ander land? Omdat we hier ongeveer
+'t zelfde zien gebeuren. Uit den oorspronkelijken godsdienst toch
+der oude Indiërs heeft zich als een machtige stroom het Brahmanisme
+ontwikkeld: een godsdienst waarin ook waren bijeengezameld gewijde
+geschriften van vroeger en later tijd, de Veda's, waarin ook was
+opgekomen een priesterstand vol gezag: de Brahmanen.
+
+Een godsdienst vol voorschriften, wetten, en ceremoniën.
+
+Doch in dien godsdienst was ook een nevenstroom: een zoeken van
+het ware levensdoel, niet zoozeer in gewijde vormen en ceremonie's,
+als wel in stille overpeinzing over het leven en in 't vrijmaken des
+geestes van de banden der stof. Ook die nevenstroom behoorde tot den
+erkenden, gewijden godsdienst. Maar straks zou die worden geleid in
+een geheel nieuwe bedding. Het Boeddhisme trad met kracht in 't krijt
+tegen de uitwendige godsvereering en vond zijn hoogste streven hierin,
+dat het de menschen wilde losmaken uit de begoocheling der zinnen,
+en dat niet door zelfkastijding en offers, maar door een gestreng
+en eenvoudig liefdevol leven. Dat Boeddhisme staat min of meer in
+dezelfde verhouding tot het Brahmanisme als het Christendom tot den
+Israëlietischen godsdienst. Om het dus goed te verstaan dienen wij
+eerst zijn vader: het Brahmanisme te kennen, een vader, tegen wien het
+wel in verzet kwam, maar met wien het toch wezenlijke karaktertrekken
+gemeen heeft.
+
+Wat nu is Brahmanisme? De godsdienst, die staat onder de leiding der
+Brahmanen, een afgesloten priesterstand van Indië. Aanhangers van het
+Brahmanisme--een godsdienst, door 170 millioen Indiërs beleden--zijn
+dus zij die zich in 't algemeen aan de leer en de voorschriften
+der priesterschap houden en bij godsdienstige plechtigheden van
+hare tusschenkomst gebruik maken. Men denke daarom niet dat de
+geloovigen van dezen godsdienst in alles eens zijn: verre van dien. De
+een--en dit verschil geldt vooral van het Brahmanisme, zooals het nu
+bestaat--brengt zijn offers en vereering aan deze godheid, de ander
+aan gene. En ook de wijze, waarop de verschillende goden worden
+vereerd loopt ver uiteen. Toch: er is eenheid in de verscheidenheid.
+
+Alle goden gelden, vooral voor den ontwikkelden Brahmaan, als
+openbaringen van één alwezen, het Brahma, dat, zelf onnaspeurlijk
+verheven en onbeschrijflijk, aan alle dingen ten grondslag ligt en
+zich in alles openbaart; in de goden, maar ook in de menschen, ja,
+zelfs in de dieren en planten. Schijnbaar dus een bont geschakeerd
+tafereel van goden, een tooneel van bijgeloovigen afgodendienst,
+toch voor de ingewijden gansch iets anders.
+
+Al de ontelbare goden, al de groote krachten en werkingen der natuur:
+de wind, de rivieren, de aardbevingen en pestilentiën, voor dezen zijn
+ze slechts de openbaringen van de aldoordringende goddelijke kracht,
+die in onnoemelijk veel vormen zich doet kennen.
+
+De mensch zelf is slechts het aarden vat, dat de inwonende Godheid in
+zich houdt (Brahma is het albezielend goddelijk leven "en die zijt
+gij", klinkt een van de spreuken). Die inwonende godheid geeft aan
+de menschheid hare gedachten en de uiting daarvan.
+
+God is dus eigenlijk de natuur: zoodat als gij de natuur dient: 't
+zij de bezielde of de onbezielde, gij eigenlijk God vereert en als gij
+een beeld aanbidt gij het zinnebeeld of de openbaring der godheid eert.
+
+Zoo is dus het Brahmanisme aan de eene zijde een verlichte
+wijsbegeerte: zoo wordt het verstaan door zijn meest ontwikkelde
+aanhangers, terwijl het toch onder zijn wijden mantel alle mogelijke
+bekrompen godsvereering en bijgeloof kan dekken.
+
+Om deze en andere eigenaardigheden van het Brahmanisme goed te
+begrijpen is het echter wenschelijk, dat wij eerst ons trachten in
+te denken hoe deze godsdienst is ontstaan.
+
+We gaan met onzen geest terug tot lang vervlogen dagen, tot vele,
+vele eeuwen voor Christus, toen de Ariërs--de gemeenschappelijke
+voorvaderen van Indiërs en Perzen--als een herders- en landbouwvolk ten
+noorden van het Himalaya gebergte woonden. Straks gingen zij, toen hun
+aantal zich uitbreidde uiteen: sommigen trokken naar het westen (de
+voorvaderen der Perzen), anderen naar het zuiden, door de passen van
+Afghanistan naar Indië. Toch: een vergelijking van den oud-Indischen
+en den oud-Perzischen godsdienst leert ons dat zij eenmaal één waren.
+
+Evenals andere volken gevoelden ook de oude Indiërs dat er machten
+boven hen stonden. Met vrees en vereering zagen zij op naar de lucht:
+den blauwen hemel, de zon, de duisternis en andere natuurmachten,
+van wie hun welzijn afhankelijk was. Overal in de natuur bemerkten zij
+beweging en waar beweging was, daar was ook leven en macht. Waren zij
+niet gedrongen de gunst te zoeken dier bovenaardsche machten? En--moest
+niet onder die machten ééne de hoogste zijn? Vandaar dat zij van den
+stralenden hemel spraken als van den vader des lichts (Dyaus. Pitar)
+of ook in de alles doordringende lucht (Varuna) de tegenwoordigheid
+speurden van een onzichtbaren getuige van al hun daden, bij dag en
+bij nacht. Ook Agni, de god van het vuur, die belangrijke hulp van
+den mensch: weldadig, maar ook verteerend, werd geëerd.
+
+Een voorgeschreven vereering van deze en andere goden was er echter nog
+niet. Men bracht hen hulde door lofliederen en gebeden, door geschenken
+van voedsel en drank. En men gaf hun in zijn offers datgene wat men
+zelf het meest op prijs stelde: rijst en boter en vooral het vroolijk
+makende sap van de Somaplant (Sarcostema Viminalis) waaraan men voor
+zijn eigen levenskracht zoo groote waarde toekende. Ieder bracht zelf
+zijn offers en gebeden, naar zijn eigen gevoel hem dat ingaf.
+
+Toch: men kende ook reeds in die oude dagen mannen van verlichting
+en leiding (Rishi's), die het woord der goden hoorden en hun
+goddelijke kennis (Veda) aan anderen overbrachten. Aan hen
+worden de gezangen der Vedische boeken, de gewijde schriften van
+het Brahmanisme, toegeschreven. In de meeste Veda's zijn drie
+bestanddeelen, mantra's-liederen, brahmana's-verhandelingen,
+sutra's-overleveringen. De mantra's vormen de oudste
+gedeelten. Inderdaad verplaatsen ons sommige dezer liederen in die
+lang vervlogen eeuwen en doen zij ons zien dat een diep religieus
+gevoel in de harten dier oude Indiërs woonde.
+
+Men hoore b.v. het volgende lied aan Varuna: [3]
+
+
+ De machtige Varuna, hoog daarboven, ziet omlaag,
+ Op deze werelden, zijn rijksgebied, als dicht nabij,
+ Als menschen steelsgewijs het kwade doen, hij weet het.
+ Waar iemand staat, of gaat, of zachtkens henensluipt,
+ In duistren schuilhoek toeft of in 't verborgen loert,
+ Varuna ziet het en speurt hun bewegen.
+ Als twee te zaam een heilloos plan beramen,
+ En wanen zich alleen en onbespied, een derde is daarbij:
+ De koning ziet het al. Ontelbaar in getale
+ Gaan zijn gezanten d'aarde rond, en duizend oogen,
+ Zij speuren na wat haar bewoners plegen.
+ Wat op de aard bestaat, wat in haar dampkring leeft,
+ Ja, al wat daar beneden is, des konings blik doorgrondt het,
+ Hij telt het knippen van des menschen oog.
+ En over 't gansch heelal werpt hij de teerling.
+
+
+Niet minder treffend zijn vele andere hymnen, aan Agni den vuurgod, of
+aan Indra, den god van den regen, in den Vedischen tijd veel vereerd,
+gericht. Vooral worden Agni, de vuurgod, Indra, de god van den regen,
+en Suriya, de zonnegod, te zamen genoemd als regeerende over de aarde,
+den dampkring en het uitspansel daarboven.
+
+Deze drie werden langzamerhand de hoofdgoden der oude Indiërs. Een
+merkwaardig verschijnsel echter is, reeds een aandachtige lezing
+van de boven aangehaalde hymne aan Varuna overtuigt ons daarvan, dat
+ieder dier goden telkens weer als de hoogste, bijna als de eenige werd
+geprezen. M. a. w. er lag reeds in den Vedischen godsdienst een zeker
+zoeken naar ééne hoogere macht, boven al de anderen verheven. Eveneens
+vinden wij het onsterfelijkheidsgeloof hier uitgesproken, doch niet het
+latere geloof aan vele geboorten, die de mensch moet ondergaan voor hij
+het hoogste bereikt: dat wil zeggen: met de Godheid vereenigd wordt.
+
+Wij denken b.v. aan de volgende hymne, gericht tot Yama, den eersten
+mensch, die stierf, en daardoor koning werd van het geestenrijk:
+
+
+ Den macht'gen koning, Yama, gave en eer gebracht,
+ Hij was de eerste toch die stierf en die den snellen stroom
+ Des doods braveerde, d'eerste, die den weg ten hemel ging
+ En and'ren welkom heette in 't oord der heerlijkheid.
+ Geen macht kan ons dit thuis, door u veroverd, nemen,
+ Wij komen koning, ieder die geboren is moet sterven
+ En treden op het pad, door u gebaand, waarop in lange rijen,
+ Geslachten reeds zijn voorgegaan, den weg
+ Ook onzer vaad'ren. O ziel des dooden, ga dan rustig heen,
+ Vrees niet dien weg, dien ouden weg te nemen,
+ Die tot den God u voert en tot uw zaal'ge vaad'ren,
+ Bij Hem in heerlijkheid! Vrees voor de honden niet,
+ Die met hun viertal oogen 't geestenrijk behoe'n,
+ Keer weer naar uw tehuis, o ziel! Uw zonden, uw verdriet
+ Laat g'achter op deez' aarde, en gij verkrijgt
+ Een heerlijke gestalt'--uw' oude vorm--verheerlijkt
+ En van alle vlek bevrijd.
+
+
+Zien wij niet uit deze gedichten, dat verheven denkbeelden over dood
+en leven het oude Indië reeds kenmerkten? Doch--wij willen bij dien
+oud-Vedischen godsdienst niet langer stilstaan. 't Was ons enkel te
+doen om den bodem te doen zien, waaruit het Brahmanisme opgroeide.
+
+Brahmanisme wil eigenlijk zeggen, zooals we reeds vroeger opmerkten:
+godsvereering onder de leiding der Brahmanen. Dus niet een geheel
+nieuwe godsdienst, maar de oude, door een priesterstand in vaste
+bedding geleid.
+
+Priesters had men natuurlijk reeds in de oude Vedische periode. Ook
+onderscheidde men toen reeds vier verschillende standen: de Brahmanen,
+of priesters, de Kshatrya's (edelen of krijgslieden) de Vaisya's
+(landbouwers) en de Sudra's (werklieden). Doch nu kwam er een
+afgesloten priesterstand en werden de standen beschouwd als casten:
+scherp afgescheiden groepen [4]. De priesters heetten voortgekomen te
+zijn uit den mond, de krijgslieden uit borst en armen, de landbouwers
+uit het lijf, de werklieden uit de voeten der godheid.
+
+Zoo stonden dus de Brahmanen voorop, zij wisten koningen en volk
+te leiden en op den geheelen godsdienst hun eigenaardig stempel
+te drukken.
+
+Het eerste wat zij deden was voorzeker de heilige boeken, de Veda's,
+bijeen te verzamelen. Deze zijn vier in getal: de Rig Veda (liederen
+Veda), de Sama Veda (offerzangen Veda), de Yayur-Veda (offerspreuken
+Veda) en de Atharvan-Veda (tooverspreuken Veda). Deze boeken nu
+behelzen bestanddeelen van verschillenden ouderdom en hebben ook nog
+dit eigenaardige dat vele zangen en spreuken in meer dan een dier
+verzamelingen voorkomen.
+
+Zij vormden voortaan de heilige wetenschap (= Veda), die de priesters
+hadden te bestudeeren en aan de schare bekend te maken. Aan hen werden
+straks de Brahmana's, godgeleerde en ritueele verhandelingen, die
+gewoonlijk een veel minder verheven geest ademen dan de oude Vedische
+liederen, toegevoegd. Doch ook de Upanishads, meer bespiegelende,
+stichtelijke werken, kregen straks hier een plaats.
+
+Men ziet dat op dit gebied hetzelfde geschiedde wat ook elders onder
+leiding eener macht verkrijgende priesterschap gebeurt: oude verhalen
+en liederen worden te zamen gebracht, en door nieuw bijgevoegde
+stukken, in bepaald priesterlijken geest wordt er een nieuwe stempel
+op gedrukt: het geheel wordt vervolgens een wetboek, waarvan de
+priesterschap de sleutel bezit. Men denke bv. aan de ontwikkeling van
+Israëls godsdienst, waarbij precies hetzelfde gebeurde: Ezra en andere
+priesters verzamelden oude wetten en overleveringen: brachten nieuwe
+tot stand in hun geest--bij wier licht de oude moesten worden verklaard
+en--gaven dat geheel als wetboek aan het volk. Echter niet zooals bij
+Israël mochten in oud-Indië de leeken de wet bestudeeren, dat bleef de
+taak der Brahmanen, zij alleen waren de mannen der heilige wetenschap.
+
+In welke bedding nu trachtten die mannen der heilige wetenschap den
+volksgodsdienst te leiden? Ik zeg: trachtten te leiden, want de geheele
+leiding van een volksgodsdienst nemen kan geen enkele priesterschap,
+konden ook de Brahmanen niet.
+
+Allereerst werd de waarde van het offer door hen nog hooger
+verheven. Reeds in den ouden tijd hadden de Indiërs het denkbeeld dat
+het offer de krachten der bovenaardsche machten sterkte en daardoor
+meewerkte om een goed wereldsch beloop te verzekeren. Langzamerhand
+echter kwam het denkbeeld op dat het offer ook kan strekken om door de
+gunst der versterkte goden een of ander aardsch doelwit te verkrijgen,
+b.v. de geboorte van een zoon, ja, men ging zelfs zoover dat men
+het offer ging beschouwen als een middel om bovenaardsche vermogens
+deelachtig te worden.
+
+Verder maakte men van de, vroeger eenvoudige, offers zeer
+samengestelde offerplechtigheden. Daarbij werden bepaalde hymnen
+en aanhalingen uit de Veda's gezongen en uitgesproken, en met
+angstvallige nauwkeurigheid werd gewaakt voor ieder onderdeel van
+het ritueel. Sommige offerplechtigheden strekten zich uit over weken,
+ja over jaren: het waren ketenen, van welke iedere schalm nauwkeurig
+in het gelid moest passen, zou het offer gunstige gevolgen hebben. De
+godheid, waaraan men zijn gaven en gebeden wijdde, trad daarbij op
+den achtergrond: doch het volbrengen van offerplechtigheden werd
+beschouwd als een krachtig middel om hen, die er aan deelnamen,
+macht te verleenen in deze en in de toekomende wereld.
+
+Men ging zelfs zoover van het offer (Yajna) zelf voor te stellen als
+een godheid.
+
+Ja, in sommige plaatsen van de Brahmana's werd zelfs geleerd dat
+de goden zelf sterfelijk waren, totdat zij door offers den dood
+overwonnen. Ook de mensch kan door offeren van den dood worden bevrijd:
+doch zijn lichamelijk leven moet hij geven als zoenoffer.
+
+En die verzuimt te offeren moet telkens weer worden wedergeboren, moet
+eindelooze levens doorloopen, om altijd weer zijn lichaam aan de goden
+te offeren. Men hoore de volgende aanhaling uit Satapatha-Brahmana:
+
+
+ De goden leefden steeds in vreeze voor den dood,
+ Den machtigen Voleinder. Dus herhaalden
+ Zij nauwgezet hun offers telkens weer, tot zij onsterf'lijk waren.
+ Toen sprak de machtige Voleinder tot de goden:
+ Gij hebt uzelf onsterfelijk gemaakt, nu zal de mensch beproeven
+ Om ook zichzelf van mijne macht 't ontslaan.
+ Wat wordt mij daarvoor in den mensch vergoed?
+ De taal der goden luidde: Voortaan zal niet één
+ In 't eigen lichaam de onsterf'lijkheid bereiken.
+ Het sterf'lijk hulsel blijft uw eigendom, uw voedsel
+ Zal het zijn in eeuwigheid. Ja, ook die door godsdienst'ge daden,
+ D'onsterf'lijkheid verwerft, zijn lichaam zal hij eerst,
+ Aan u ten offer wijden, als uw prijs.
+
+
+Wij zien in dit gedicht uitgedrukt de eigenaardige leer der zoogenaamde
+zielsverhuizing, aan het Brahmanisme eigen. Wat is hare strekking? Wij
+willen die met een enkel woord in het licht stellen.
+
+Bij onze bespreking van den ouden Vedischen godsdienst: d. w. z. den
+godsdienst, waarvan ons in de oudste gedeelten der Veda's de geest
+is bewaard gebleven, zagen wij reeds dat er zeker streven opkwam om
+één der vele goden tot oppergod te verheffen: men denke b.v. aan de
+straks aangehaalde hymne, tot Varuna gericht. In den oud-Brahmaanschen
+godsdienst nu kwam men daar omtrent tot klaarder besef. Men gevoelde
+dat er een "Geest (atman)" was, boven de kennis der zinnen verheven,
+die alle stoffelijk dingen bezielde en doorademde. Die zelfde geest,
+die de gansche stoffelijke wereld bezielde was het ook die trilde in
+de gedichten der zangers, die bezieling gaf bij godsdienstige kennis
+en gebed. Boven alle persoonlijkheid was hij verheven, oneindig en
+onbeperkt lag hij aan alle dingen ten grondslag en woonde hij in 't
+gansch heelal. Ook in den mensch. Was hij niet de levensadem, die het
+lichaam bezielde, woonde hij met zijn geheimzinnige tegenwoordigheid
+niet in ieders geweten? Breidde hij zich niet uit in de gansche
+oneindige ruimte? Daarom gaf men hem den naam: Brahma. Brahma
+(onzijdig) is dus het wezen, dat aan alle dingen ten grondslag ligt:
+en waarvan ook de mensch een deel is. Al de goden waren evenals de
+menschen slechts openbaringen van die hoogste kracht.
+
+Wat nu moet het levensdoel zijn van den mensch?
+
+Om, van al het stoffelijke bevrijd, van alle smet gereinigd geheel,
+in dit Brahma, in die wereldziel, te verzinken. Hoe echter moet dit
+doel worden bereikt? Wij zagen reeds dat de offers daartoe een werkzaam
+middel werden geacht. Doch, nevens de offers, in sommige kringen zelfs
+met terzijdestelling daarvan, hechtte men in dezen groote waarde aan
+zelfkastijding en aan bespiegelend inkeeren tot zichzelf: want komen
+tot zichzelf, tot zijn diepste wezen, is komen tot Brahma.
+
+Doch: een enkel menschelijk leven is daarvoor niet genoeg: vele levens
+moet men doorloopen, telkens weer moet men na een overgangstijdperk
+in hemel of hel, naar gelang van zijn vroeger leven, opnieuw worden
+geboren, altijd op hoogeren trap van zelfverloochening en bespiegeling
+gerakend, zal men eindelijk geheel in de wereldziel verzinken. En
+wee die toegeeft aan booze lusten en geen zelfverloochening kent:
+eindeloos zijn zijne wedergeboorten: hij kan zelfs genoodzaakt zijn
+niet als mensch, maar als dier of plant weer te keeren.
+
+Wie echter als Brahmaan ter wereld komt, in die geheiligde caste
+het levenslicht aanschouwt, hij heeft reeds een goed deel van den
+moeilijken levensgang afgelegd. Hoe moet hij komen tot volkomen
+verlossing?
+
+Die weg wordt in het wetboek van Manoe zorgvuldig aangewezen. Eerst,
+zoo luidt het hier, is hij een leerling der Brahmanen, met het
+gewijde koord en den gordel bekleed. Een hechte band vereenigt hem
+met zijn leermeester, door wien hij in de heil'ge boeken onderwezen
+wordt. Straks is zijn leertijd volbracht en viert hij, bij 't brengen
+van zijn eerste offer, het feest zijner wedergeboorte.
+
+De leerling wordt nu huisvader. Zoo betaalt hij in deze twee eerste
+levensstadiën de schuld, waarmede hij geboren werd: die aan de Rishis
+("heilige" zangers) wier liederen hij leerde om ze aan volgende
+geslachten over te leveren, aan de voorvaderen, door nakomelingschap
+te verwekken om hen offers te brengen, aan de goden, aan wie hij zijn
+eigen offers wijdt. Heeft hij deze schulden betaald, dan kan hij het
+huishoudelijk bestier aan zijn zoon, die nu zelf huisvader geworden is,
+overdragen en zich terugtrekken uit het wereldsch gewoel om geheel
+voor godsdienstige overpeinzingen te leven. Boven het offeren is
+hij dan verheven: door het beschouwend leven komt hij straks tot
+volkomen verlossing. Doch slechts dan is hij zoover gevorderd, dat
+geen nieuwe wedergeboorte hem meer wacht, indien hij ook in zijn
+laatste oogenblikken niet meer over de wereldsche dingen, ook maar
+voor een oogenblik, zijn gedachten laat gaan.
+
+En uit deze leer over de verlossing, waarin aan het ascetische leven
+feitelijk een hoogere waarde wordt toegekend dan aan het offeren, en
+uit die van het Brahma, het ware wezen, dat onpersoonlijk is en aan
+alle dingen ten grondslag ligt, kunnen wij zien welken eigenaardigen
+weg het Indische denken in het Brahmanisme opging. Het onbewuste wordt
+hier boven het bewuste, het onpersoonlijke boven het persoonlijke
+gesteld. Voorwaar een groote tegenstelling met de Westersche
+godsdienstige ontwikkeling in het Christendom, waarin God geldt als
+de zelfbewuste, liefhebbende macht, de Vader, en waarin niet opgaan
+in het albeginsel, maar streven naar volmaking, naar steeds grootere
+ontwikkeling der persoonlijkheid, als doelwit wordt gesteld.
+
+M. a. w.: het Brahmanisme is een pantheïstische: (God = de Alziel),
+het Christendom een theïstische (God = de Albestuurder) godsdienst. [5]
+
+Het Brahmanisme een pantheïstische godsdienst. Dat schijnt voor
+den oppervlakkigen beschouwer vreemd, want hij bemerkt dat er vele
+goden zijn, aan wie men zijne vereering brengt: men zegt zelfs dat
+er 33 millioen goden of goddelijke wezens door dezen godsdienst
+worden erkend. M. a. w.: het Brahmanisme gelijkt veel meer op een
+veelgodendom, dan op de erkenning van één beginsel, dat aan alle
+dingen ten grondslag ligt.
+
+Gaan wij echter na de philosophische stroomingen of scholen, die
+zich in het Brahmanisme hebben ontwikkeld, waaronder de Vedanta en de
+Sankhya-philosophie de voornaamste zijn, dan valt dit ééne, dat zich
+in alles openbaart, helder in het oog. De zaak is feitelijk deze:
+de Brahmanen hadden te doen met een volksgodsdienst, die een groot
+aantal goden erkende. De minder ontwikkelden eensklaps opvoeren
+tot de hoogte der wijsgeerige bespiegeling ging niet aan: het volk
+was daarvoor niet rijp. Een anderen weg moest dus bewandeld en kon
+ook worden betreden. Al de goden waren in 't oog van den verlichten
+Brahmaan openbaringen van het eene Alwezen, of liever zinnebeelden,
+aanwijzingen van die goddelijke macht. Welnu, zoo konden zij hunne
+vereering blijven behouden: wie hen diende bracht toch ten slotte
+zijne vereering aan de groote Macht, die zich in alles openbaart. Wie
+Vishnoe bij voorkeur dient, eert in hem de onderhoudende kracht: een
+der zijden van het Alwezen. Wie voor Rama en Krishna, twee volksgoden
+bij uitnemendheid, zich buigt, hij eert de goddelijke vleeschwordingen
+van den grooten God Vishnoe. Wie voor Siva gestrenge boetedoeningen
+verricht, hij erkent immers de macht die het leven afbreekt, doch
+ook telkens weer vernieuwt? Is niet ook Siva ten slotte uit Brahma
+voortgevloeid?
+
+Zoo heeft dus het wijsgeerig denken beslag gelegd op den ouden
+volksgodsdienst, en de schare moge blijven staan bij de verschillende
+goden zonder den symbolischen zin te verstaan, toch: door wie dieper
+doordringt, m. a. w. door de meer ontwikkelden onder de Indiërs,
+wordt in toenemende mate verstaan dat het opgaan in het alleven
+de eigenlijke zin is van het gansche wonderbare tooverpaleis, door
+dezen godsdienst opgebouwd, met wijsgeerig bestek, op de grondslagen
+van den alouden volksgodsdienst. Wie dus het Brahmanisme goed wil
+verstaan moet zich niet te veel ergeren aan den afgodischen schors,
+maar doordringen tot den innerlijken kern. Als hij dat doet, zal hij
+zien, dat er tusschen het schijnbare veelgodendom en de wijsbegeerte
+der Brahmanen niet zulk een klove bestaat, maar dat tot de schare
+wordt gesproken in gelijkenissen, doch tot de ingewijden vrijuit,
+dat voor de eersten de hoogste waarheid verborgen blijft in het
+mythologisch kleed, maar dat zij voor de anderen soms helder schijnt.
+
+Om een en ander in 't licht te stellen willen wij èn bij de
+Brahmaansche godenleer èn bij de Brahmaansche wijsbegeerte nog
+uitvoeriger stilstaan.
+
+
+
+
+
+
+
+HOOFDSTUK II.
+
+Brahmaansche godenleer en levensbeschouwing.
+
+
+Brahma, zoo heet het in de eerste: het volstrekte en oneindige, bracht,
+door Maya (den schijn) beheerscht, Brahma voort. Deze manlijke god
+Brahma (wel te onderscheiden dus van het onpersoonlijke, Brahma)
+staat aan het hoofd der schepping. Hij is de Schepper, uit wien
+alle leven is. Doch naast hem staan als de twee andere goden der
+Indische Trimurti (drieëenheid) Vishnoe de onderhouder, en Siva, de
+verwoester. In deze drie personen openbaart zich alzoo de godheid. De
+Oud-Indische dichter Kalidasa drukt het aldus uit:
+
+
+ In deze drie personen wordt d'ééne God gezien,
+ Een ieder van hen is de eerste en de laatste
+ In rang, niet één alleen,
+ 't Zij Brahma, Vishnoe, Siva, ieder van hen zij
+ De eerste, tweede, derde, in de goddelijke rij.
+
+
+In de grotten van Elephanta bij Bombay wordt het heilige drietal
+voorgesteld als drie majestueuse hoofden, die uit één lichaam zich
+verheffen. Ook is de driehoek een zinnebeeld hunner eenheid en
+gelijkwaardigheid.
+
+Van deze drie goden nu wordt Brahma het minst vereerd. Feitelijk
+is hij meer een wijsgeerig beeld, ontstaan uit het streven om een
+uitgangspunt te vinden voor het geheele stelsel, dan een godheid,
+die zich werkelijk bekommert om de werking der wereldmachine, die
+door zijn wil in beweging is gebracht. Zijn invloed is te verwijderd,
+zijn werkzaamheid is te weinig omschreven, om indruk te maken op de
+verbeelding der schare, daarom heeft hij ook slechts weinige tempels
+en worden daarentegen in het nieuwere Brahmanisme de beide andere
+hoofdgoden vooral gediend.
+
+De orthodoxe Hindoes toch zijn hoofdzakelijk verdeeld in vereerders van
+Vishnoe en Siva, twee secten, die elkaar weinig waardeeren. Vishnoe
+is een zeer belangrijke, veel omvattende godheid. Hij is de opperste
+onderhouder aller dingen en zijn vrouw Laksmi is de godin van overvloed
+en vruchtbaarheid. Vishnoe in zijn hoogste openbaring wordt afgebeeld
+als neerzittend in zalige rust: trouwens rust: geen werkzaamheid is,
+in overeenstemming met den geheelen geest der Indiërs, het eigenaardige
+der hoogste goden. Doch in tegenstelling met den verheven Brahma,
+kan Vishnoe worden gewekt door de ernstige gebeden en offergaven
+der menschen of der lagere goden, ja, hij kan er toe gebracht worden
+om in de wereld af te dalen en--op kritieke oogenblikken--de dingen
+terecht te brengen.
+
+Die neerdalingen zijn de beroemde vleeschwordingen (avatara's) van den
+god, waarin hij groote daden heeft gedaan en machtige wonderen heeft
+verricht. Zijn beroemdste vleeschwordingen zijn Rama en Krishna. Rama
+is een beroemd, met een stralenkrans omgeven oorlogsman: de held
+van het Ramayana, dat beroemde Indische heldendicht. Krishna is een
+halfgod, wiens dienst in sommige deelen van Indië in hooge eere is,
+hij wordt uit verschillende oogpunten in de Indische godsdienstige
+litteratuur beschouwd en is de held van het tweede beroemde Indische
+heldendicht, het Mahabharata.
+
+Deze leer der goddelijke vleeschwording is een van de belangrijkste
+leerstukken van het nieuwere Brahmanisme: zij brengt verband in
+verschillende deelen van den godsdienst, de hoogere met de lagere
+vereenigend, de goden uit den hemel naar omlaag voerend om zich met
+de aardsche aangelegenheden in te laten.
+
+Wilde men zich rekenschap geven van de wonderbare daden van eenig
+beroemd held: de verklaring was, dat de groote god Vishnoe zich in
+zijne gestalte had geopenbaard: zoo verscheen de god, tot verhooging
+van zijn eer, telkens als mensch onder de menschen. Doch: ook van
+de lichamen van dieren nam Vishnoe soms bezit; nu eens ontmoeten
+wij hem als leeuw, dan weer als beer, als visch of als schildpad;
+wat bij die andere vleeschwordingen al heel slecht schijnt te
+passen. Eerst hoort gij dat de goddelijke geest een schitterend
+krijgsman of een wonderdoend heilige bezielde, en gij stemt toe,
+dat deze opvatting redelijk is en geenszins onwaardig. Hoort gij nu
+echter dat dezelfde god is overgegaan in een visch of een schildpad,
+en onder dien vorm wordt vereerd: dan vindt gij dit een onredelijk,
+ongerijmd geloof. Doch: vergeet dan niet dat de pantheïstische
+denkwijze: de Eéne, die zich overal openbaart, de grondslag is van
+al deze vleeschwordingen en dat de goddelijke geest immers evenzeer
+woont in een insect als in den grootsten koning!
+
+Bovendien de Brahmanen hadden goede redenen om de tegenwoordigheid van
+Vishnoe in sommige dierengestalten te erkennen. Men denke aan het feit,
+dat het Brahmanisme in zich opnam--en nog steeds voortgaat in zich
+op te nemen--bekeerlingen van de talrijke niet-Hindoesche stammen,
+die daar wonen op de heuvelen en in de bosschen van Indië.
+
+Dat waren de oorspronkelijke inwoners met hun ruwe vereering van
+allerlei voorwerpen en dieren, die hun belangrijk voorkwamen. Om nu
+deze heidenen in de Hindoesche gemeenschap in te voegen, kende men geen
+beter middel, dan om onder de vele goden ook de door hen vereerden:
+doch gelouterd en verheven, op te nemen. Dit doel nu werd bereikt
+door hun voorwerpen van vereering, eenvoudig als vleeschwordingen
+van Vishnoe te behouden.
+
+Zoo ging het voorheen, en gaat het ook thans nog. Zekere stam van
+wilde bergbewoners vereerde den beer. Nu is de beer een van Vishnoe's
+vleeschwordingen. Toen nu de bergbewoners in den Hindoeschen godsdienst
+werden ingewijd, lag het voor de hand dat Vishnoe in dit dier werd
+ontdekt: de nieuwe geloovigen hadden enkel te verstaan, dat zij
+vroeger reeds onbewust den grooten God hadden gediend. Zeer spoedig
+ging hun overgang in zijn werk: toch, zonder dat wij daarbij kunnen
+denken aan opzettelijke misleiding. Neen, de Brahmanen erkenden dat
+het voorwerp hunner vereering zekere wonderbare, vrees-aanjagende
+eigenschappen bezat: dat het te recht werd vereerd: zij zagen echter
+verder en hooger dan die uitwendige vereering en legden uit dat
+al deze eigenaardigheden een goddelijke macht aantoonden en dus de
+tegenwoordigheid van de godheid in een nieuwe gedaante beteekenden. Zoo
+zouden zij ook--verder gevraagd--zeggen dat de god zelf slechts een
+zichtbare en overtuigende openbaring was van de verborgen goddelijke
+kracht, die alle dingen bezielt. Zoo zouden ook alle groote mannen en
+heiligen beschouwd worden als vermommingen of gestalten, door Vishnoe
+aangenomen om een belangrijke rol te spelen op het wereldtooneel.
+
+Daareven gewaagden wij van Vishnoe's vleeschwordingen, Krishna en
+Rama, waarnaast nog vele anderen te noemen zouden zijn. Toen eens
+zeker Mohammedaan oproer maakte tegen het Engelsch gezag en daarbij
+een aanvankelijk succes had, zeide een Indisch edelman, 's mans
+dappere daden vermeldend, dat hij een vleeschwording van Krishna
+moest zijn. Zoo gewagen immers ook Homerus' gedichten van goden, die
+in de gedaante van aardsche krijgslieden, meevochten in den strijd,
+en de overleveringen van alle volken zijn vol van wonderbare gedaanten,
+die verschijnen, om hun trouwe dienaars te redden of te verdedigen.
+
+Wat Krishna betreft, er zijn minstens tien vleeschwordingen van hem
+bekend, onder welke hij bepaald in sommige beroemde tempels wordt
+gediend; Jaggernauth is eene daarvan. Zijn toegewijde vereerders
+wijden hem hun ziel, hun lichaam en hun goed, doch ik vrees dat zijn
+voorbeeld van vroolijke en verliefde godheid dikwijls tot losbandige
+praktijken bij zijn vereerders leidt.
+
+Siva vertegenwoordigt een geheel ander beginsel dan Vishnoe. Is deze de
+onderhouder, Siva is de verwoester en opbouwer tevens der verschillende
+levensvormen. De gansche kringloop der bezielde schepping, de eeuwige
+afwisseling van geboorte en dood in de gansche natuur, ziedaar zijn
+regeering. Niet door vleeschwording openbaart hij zich, zooals Vishnoe,
+maar de groote natuurlijke verschijnselen, die het leven opbouwen
+en ontbinden, doen zijn wezen aan de menschheid kennen. Hij brengt
+leven en dood; de plagen en ziekten, die duizenden wegsleepen, zijn
+het teeken zijner werking.
+
+De natuur schept duizende levensvormen en vernietigt ze weer,
+zonder zich te bekommeren om de verwoesting die zij aanricht. Op
+geheimzinnige, onberekenbare wijze brengt zij voort en verwoest zij. 't
+Is Siva, die deze werking uitoefent en altijd weer millioenen wezens
+wegvaagt om ze door nieuwe te vervangen. Die gevreesde macht nu gunstig
+te stemmen is het hoofddoel van Siva's vereerders; weinigen begeeren
+iets van zijn macht te erlangen. In Siva's naam worden de strengste
+onthouding en de wreedste versterving toegepast: zelfverminking door
+ijzeren haken, trotseeren van pijn en honger, 't voortdurend aannemen
+van moeilijke houdingen, vasten en eenzame overpeinzing behooren tot
+zijn vereering. Door deze praktijken kan zelfs een Sudra, [6] indien
+hij volhardt, wonderbare krachten verkrijgen en de goden dwingen
+hem te gehoorzamen. De meeste broederschappen van Indische devoten
+en fakirs (rondzwervende heiligen), die soms alle kleedij versmaden
+en geheel Indië rondgaan, behooren tot Siva's volgelingen. In zijn
+tempel worden tallooze offerdieren geslacht, ofschoon men onderstelt
+dat zelfs menschenoffers hem nog onbewogen laten. Hoe dit eigenaardig
+beeld is ontstaan? Niet onwaarschijnlijk zijn, bij de invoering van het
+Brahmanisme, de welwillende, heldhaftige goden der onontwikkelde volken
+in Vishnoe opgegaan en als zijn vleeschwordingen beschouwd, terwijl hun
+ruwe en wreede ceremoniën, hun vreeselijke verschijningen en demonen
+bij Siva zijn thuisgebracht of bij de goden aan hem onderworpen.
+
+Bezien wij deze drieëenheid, deze drie goden met hun vleeschwordingen,
+openbaringen en zinnebeelden van populaire zijde, dan vormen zij een
+bontgekleurd veelgodendom. Bezien wij ze, minder oppervlakkig, met
+het oog van den meer ontwikkelden Indiër, dan zien wij ze als beelden
+van wat de schepping te zien geeft, de weldadige en vernietigende
+invloeden, de kracht, die alles doordringt, de eeuwige wisseling van
+leven en dood, dag en nacht.
+
+Een Brahmaan, dien gij zoudt willen wijzen op het mythologische
+karakter van al die goden zou u antwoorden, dat hij zich zeer
+wel bewust is dat de godheden slechts de uitwendige figuren,
+beelden of aanwijzingen zijn van de onbegrijpelijke macht, die den
+achtergrond aller dingen vormt. Hij zou u zeggen dat deze mythologie de
+eenvoudigste vorm is, waarin het pantheïstische beginsel der goddelijke
+alomtegenwoordigheid aan het volk kan worden duidelijk gemaakt en dat
+de gewone vereering werkelijk gebracht wordt aan openbaringen van de
+godheid, die zich tot in alle krachten en vormen onthult.
+
+Niet anders is het met de gebeden en offers, den goden gebracht. Men
+zal u verklaren de goden te dienen, omdat dit goed en nuttig is. En
+inderdaad is dit ook dikwerf het doel. Doch: er is toch feitelijk
+ook hier nog iets anders. Diep in het hart van den Hindoe leeft de
+gedachte dat de ziel door verschillende stadiën van leven, als dier
+en als mensch, moet worden gelouterd, totdat zij eindelijk--van
+alle begeerte en eigenwilligheid bevrijd--zich vereenigen kan met
+het hoogste alwezen. Bevrijding--dat is terugkeer in den oneindigen
+geest--ziedaar het hoogste goed voor den Indischen vrome en wijze,
+en daartoe werken ook offers en gebeden mede.
+
+Dit nu blijkt ook, als wij het oog vestigen op de Indische bespiegeling
+over wereld en leven, zooals wij die vinden in de Vedanta en in de
+Sankhya school. Er zijn trouwens nog vier andere erkende philosophische
+scholen onder de Hindoe's, doch deze zijn de voornaamste, waarom
+wij, in verband met het kader van dit werk, de andere stilzwijgend
+voorbijgaan. Deze philosophische bespiegelingen vinden wij in de
+Upanishads, gewijde boeken, die de verborgen leer der Veda's heeten
+te verkondigen. Wanneer wij ons nu voorstellen dat het hier alleen
+te doen is om de waarheid te doorvorschen, zooals bij de Westersche
+wijsbegeerte, dan vergissen wij ons zeer. Neen, het eigenlijke doel
+is om--door kennis van geest en stof, wereld en leven--te komen tot
+bevrijding, tot verlossing van de eindelooze wedergeboorten.
+
+De Vedanta leert dat de uitwendige wereld ontstaan is doordat Maya
+(= illusie) Brahma (den eeuwigen absoluten geest) overschaduwde.
+
+Het geestelijke in den mensch is feitelijk niet slechts een deel
+van Brahma, maar Brahma zelf. De werkelijkheid der wereld is slechts
+schijn, en het ware doel van den menschelijken geest moet zijn, om,
+langs den weg van talrijke oefeningen en bespiegelingen, bevrijd van
+het lichaam, de wereld en de gevolgen ook zijner daden, in Brahma
+te verzinken.
+
+De Sankhya-philosophie is minder pantheïstisch dan wel dualistisch
+getint. Immers zij leert: van den beginne zijn er twee wezens:
+Prakriti, het vrouwelijk beginsel, de natuur of, om het in Westersche
+taal uit te drukken de oerstof, de oorspronkelijke stof en Purusha:
+de geest, manlijk voorgesteld. Daarmee wordt echter niet bedoeld één
+eeuwige algeest of iets dergelijks, maar de geest, wonende in ieder
+wezen. Ieder levend wezen berust op de vereeniging van Prakriti en
+Purusha. Het doel is nu: den geest vrij te maken van de stof. Naar zijn
+wezen is hij dit feitelijk reeds: doch hij moet verlost worden van
+Prakriti's gemeenschap en wèl door waarachtig inzicht in zichzelf en
+de aan hem tegenovergestelde natuur. Overpeinzing en ascese bewijzen
+daarbij belangrijke diensten. Wie met het Boeddhisme en zijn leer
+op de hoogte is en weet dat ook daar verlossing van alle begeerte
+het einddoel is, zal erkennen dat wij hier met verwante gedachten te
+doen hebben.
+
+Het kan ons voorts niet verwonderen, gelet op het eigenaardige
+pantheïstisch beginsel, dat het geheele Indische denken beheerscht,
+dat de Vedanta als de bij uitstek rechtzinnige school geldt, zij immers
+is het meest naar den eigenaardig Brahmaanschen grondslag opgebouwd.
+
+Zoo wordt dan èn de Brahmaansche godenleer èn de Brahmaansche
+wijsbegeerte door denzelfden geest bezield. In beiden klinkt het
+u tegen dat het uitwendige leven van weinig waarde is: slechts
+een schouwtooneel tot opvoeding en onderhouding van den geest. De
+uiterlijke wereld is slechts Maya (illusie, droom). Die zelfde
+geest nu komt ons ook weer tegen in de oud-Indische heldendichten,
+die waarschijnlijk niet door Brahmanen zijn gedicht, maar uit den
+kring der Kshatrya's (krijgslieden, edelen) zijn voortgekomen, en die
+voor een goed deel tot de vroegste tijden van het Brahmanisme worden
+teruggebracht. Deze gedichten--de Ramayana, waarin de lotgevallen van
+Rama, en de Mahabharata, waarin die van Krishna worden bezongen--beiden
+vleeschwordingen van den god Vishnoe--brengen ons in een wonderwereld
+van sprookjes. Een atmosfeer, voor ons westerlingen, vreemd in den
+eersten oogopslag, maar die ons straks toch gemeenzamer wordt, als
+wij gaan gevoelen dat in die zonderlinge lotgevallen der oud-Indische
+helden en heldinnen zich een geest uitspreekt, dien wij zonen van
+het westen, in menig opzicht kunnen deelen. Is toch niet aan onze
+levensopvatting vaak eigen een besef van 's levens droeve raadselen,
+dat ons drijft tot medelijden? Bewonderen wij niet vaak de schoonheid
+en de kunst, toch gevoelende dat zij zijn als een droombeeld, dat
+wij niet kunnen bereiken?
+
+Welnu: die zelfde geest woont ook in de oude Indische poëzie. Haar
+geheimzinnigheid is die van het alleven. Zij ziet in de natuur niet
+de vijandin van de ziel--zooals de middeneeuwsche Katholieke poëzie,
+die het leven en de natuur ten slotte den rug toekeert--maar zij ziet
+de gansche zichtbare natuur als den droom van de algemeene wereldziel,
+van die ziel, die alleen werkelijk bestaat. En de droomer heeft genot
+in de beelden die hem voorbijgaan, doch een weemoedig genot, want
+hij voelt dat zij voorbijgaan. De Indische poëzie ziet het gewone
+leven met een mengeling van verheven gevoel en medelijden aan, zij
+weet, dat op de jeugd de ouderdom, op het genot de moeheid, op de
+liefde de smart van het verlies, op het leven de dood volgt. Wat nu
+te doen? Hopen op verandering in deze noodwendigheden gaat niet aan:
+maar de ziel moet gebracht worden tot zulk een staat van geestelijke
+belangeloosheid, dat zij niet langer bedroefd is over de wisseling
+en de onvolmaaktheid van alle onstoffelijke aardsche dingen.
+
+Die geest--dien wij straks in volle ontwikkeling zullen zien bij het
+Boeddhisme--doordringt ook de oud-Indische poëzie. Een enkele proeve
+moge volstaan.
+
+We willen u herinneren aan de geschiedenis van Valmiki, den man, van
+wien de Indiërs onderstellen, dat hij het Ramayana dichtte. Valmiki,
+zoo lezen wij in dit heldendicht, was een heilig kluizenaar, die
+een leven van stille overpeinzing leidde in de eenzaamheid van het
+woud. Het onderwerp zijner overpeinzing is het leed der wereld. De god
+Brahma vertelt hem op zekeren dag de geschiedenis van Rama. Indien een
+dichter, zoo peinst Valmiki, deze geschiedenis van een volmaakt leven
+eens in diep gevoelde verzen kon bezingen, dat zou de menschen brengen
+tot een beter, edeler leven. Doch hij, Valmiki, is geen dichter. Hoe
+zal hij iemand vinden, voor deze taak berekend? Valmiki moet daarover
+telkens weer nadenken. Op zekeren morgen staat hij aan den oever van
+een helder water nabij zijn hut, waar hij gewoon is de wasschingen
+te verrichten, die tot de godsdienstige plichten van den Brahmaan
+behooren. En zie--tegenover hem zijn twee reigers. Zij slaan vroolijk
+met hun vleugels, vol onschuldige vreugde over 't leven. Eensklaps valt
+een der vogels, door een pijl getroffen, neer, en het zuivere water van
+de plas wordt roodgekleurd. Valmiki is zoo vol medelijden en droefheid,
+dat als een smartkreet uit zijn ziel wordt geperst: een dichtregel over
+den dood van den onschuldigen vogel en de wreedheid van den jager. Er
+is een wonderbare maat en een aandoenlijke muziek in zijn woorden,
+hij moet ze nog eens en nog eens herhalen. Verwonderd wat toch over
+hem gekomen is keert Valmiki terug naar zijn hut. Onderweg ontmoet hij
+Brahma die hem vraagt of hij een dichter heeft gevonden, waardig om
+de geschiedenis van den volmaakten mensch Rama te vertellen? Valmiki
+wil antwoorden dat hij er geen gevonden heeft. Doch instede van dit
+antwoord komt hem de klacht over den dood van den reiger over de
+lippen, en hij schaamt zich tegenover Brahma: de God zal denken,
+dat Valmiki hem bespot. Doch glimlachend spreekt Brahma.
+
+"Gelukkige Valmiki! Om uw medelijden met den reiger hebt gij ontvangen
+de genade van Sarasvati, de godin der poëzie. Ga, en zing voor de
+ooren der wereld het leven van den heiligen Rama."
+
+Valmiki is het type van den heiligen, vromen kluizenaar, zooals hij
+in die heldendichten voorkomt. Doch er komen ook andere kluizenaars
+in voor, menschen, die door wreede zelfkastijding en boetedoening
+tooverkrachten zoeken te verwerven. Deze worden geschilderd als
+gevaarlijke personen, die men moet ontzien. En waar zij in een verhaal
+optreden, komt er altijd een of ander onheil.
+
+M. a. w. de dichters van deze verheven poëzie--in dit opzicht tolken
+van de volksmeening--gevoelden reeds--wat Boeddha later beslist
+zou uitspreken, dat door vasten en zelfkastijding magische krachten
+verkrijgen, zooals de Brahmanen dat aanprijzen, de weg tot verlichting
+en verheffing der ziel niet kon zijn. Merkwaardig komt dit uit in de
+legende van Rajah Visvamitra.
+
+Deze is een rijk en machtig heerscher. Zijn vreedzame voorspoed
+begint hem te vervelen en met een groot leger gaat hij op avonturen
+uit. Hij ondervindt niet veel. Ieder is zoo bevreesd voor hem dat hij
+geen enkele twist met iemand krijgt. En overal vraagt hij of men wel
+iemand der levenden kent, zoo machtig als Visvamitra. Overal luidt het
+antwoord ontkennend: noch op de aarde, noch in Swarga (het verblijf
+boven de aarde) bestaat zulk een machtig wezen. Op zekeren dag echter
+ontmoeten zij een vromen bedelaar, en Visvamitra, als godsdienstig
+vorst, geeft hem rijke giften. Daarna volgt de gewone vraag: "Kent
+gij iemand, zoo heerlijk en zoo machtig als Visvamitra?" Het antwoord
+luidt: "Waarlijk, gij zijt een heerlijk en machtig vorst. Doch ik ken
+één mensch bij wien uwe heerlijkheid is als rook tegenover de sterke
+rots: die man is de priester Vasistha."
+
+"En, wie is die Vasistha, wiens macht grooter is dan de mijne?"
+
+"Een eenzaam kluizenaar, die leeft in de diepten van het woud. Zijn
+kleeding is van boombast, hij leeft van wortels en bessen: toch,
+zijn macht is grooter dan die van alle rajahs in de wereld."
+
+Visvamitra's nieuwsgierigheid is opgewekt: hij besluit den
+merkwaardigen kluizenaar een bezoek te brengen. Met zijn leger gaat
+hij het woud in en ten slotte ontdekt men het eenzame verblijf van
+Vasistha. De rajah wordt zeer vriendelijk ontvangen, zij spreken over
+geestelijke onderwerpen en Visvamitra, zeer gesticht en opgewekt,
+wil heengaan. Doch ongelukkig voor beide partijen, krijgt Vasistha
+den inval om den koning en zijn leger op een feest te vragen.
+
+Eerst weigert de rajah, beleefd dankend, de uitnoodiging. De vorst
+kan niet begrijpen hoe een kluizenaar, die van wortels en bessen
+leeft, midden in de wildernis een feest kan aanrichten voor een
+leger. Vasistha verzekert echter dat dit voor hem niet moeilijk is. En
+zie, in minder dan geen tijd is er op het gras een feestmaal--een
+vegetarisch wel te verstaan--uitgespreid: geroosterd koren, suikergoed,
+gebak, verfrischt door rivieren van gestremde melk. De soldaten
+waren uiterst voldaan en vielen met vreugdekreten op het feestmaal
+aan. Doch de eetlust van den rajah is bedorven: hij kan in zijn afgunst
+niet begrijpen hoe Vasistha in een oogenblik zoo'n feest aanricht:
+zou werkelijk, zooals die bedelaar zeide, die kluizenaar grooter
+macht hebben dan hij? Ten slotte verklaart Vasistha zich bereid hem
+de zaak uit te leggen. Mahadeva heeft hem, als belooning voor zijn
+zelfkastijdingen, de wonderkoe Sabala gegeven. Hij behoeft deze koe
+slechts te melken om te verkrijgen wat hij begeert.
+
+Nu neemt de bitterheid van Visvamitra nog meer toe. "Het is niet
+passend"--zoo oordeelt hij "dat een heilig kluizenaar, die een leven
+van boete leidt, een schepsel bezit, dat hem in zware verzoeking
+brengt om zijn geloften van vasten en afsterving van het aardsche te
+verbreken. Daarom Vasistha, voor uw zieleheil is het beter dat gij
+mij die wonderbare Sabala schenkt."
+
+"Volstrekt niet," antwoordt Vasistha, "Sabala geeft mij de zuivere
+boter, die ik voor het offervuur moet gebruiken, hoe zou ik die anders
+verkrijgen in deze wildernis."
+
+"Ik wil in die offerboter trachten te voorzien," sprak
+rajah Visvamitra. "Het is een duidelijke verkwisting van de
+tooverkracht der onbevlekte Sabala om die voor zoo'n kleinigheid te
+gebruiken. Bovendien: ik ben de meester van deze landstreek en dus ook
+de rechtmatige eigenaar van het vee." Doch: Vasistha wijst alle listen
+en onderhandelingen af. Op het laatst beveelt de rajah de soldaten om
+Sabala mee te nemen: doch Vasistha melkt gauw de wonderkoe en verkrijgt
+een leger, tweemaal zoo groot als dat van Visvamitra. Moedeloos en
+neerslachtig keert deze naar zijn stad en paleis terug.
+
+Hier roept hij alle wijze mannen en Brahmanen tot zich en vraagt
+hun hoe hij Vasistha's trots zal breken en de wonderkoe in zijn
+bezit krijgen.
+
+De Brahmanen antwoorden: "Aardsche wapens, o rajah, helpen u tegen
+Vasistha niet. Om hem te overwinnen moet ge hem bestrijden met zijn
+eigen wapens. Zijn kracht ligt in de verdiensten, die hij zich door
+zijn vroomheid en zelfverloochening verwierf. Kunt gij op diezelfde
+wijze u verdiensten verwerven? Zoo niet: geef dan alle hoop op om
+Sabala te verkrijgen."
+
+Rajah Visvamitra gevoelt dat het leven geen vreugde meer voor hem
+heeft, zoolang hij Sabala niet bezit. Hij legt zijn koninklijk gewaad
+af, verlaat zijn paleis en stad en begeeft zich naar de wildernis om
+daar door een gestreng leven, der wereld afgestorven, zich krachten
+als die van Vasistha te verwerven. Het zou mij te ver voeren u te
+verhalen welke kwellingen de rajah al niet voor zichzelf uitdacht,
+of hoeveel moed en volharding hij toonde wanneer, tot straf voor een
+oogenblik van vergeten zijner geloften--al de verdiensten die hij
+door zijn zelfverloochening zich verwierf, wederom verloren gingen. De
+goden, zoo schildert ons het verhaal, bevreesd voor het slecht gebruik
+dat de kluizenaars maken zouden van hun door boetedoening verkregen
+macht, beproeven steeds hen in hun plannen te dwarsboomen of door
+kleine geschenken hen om te koopen opdat de som der verdiensten
+niet te groot en te gevaarlijk zou worden. Zoo werd ook Visvamitra
+beproefd door de goden, doch, hoe ook misleid en ter neer geworpen,
+altijd keert hij met nieuwen ijver tot zijn plan weder! En, in 't eind
+triumfeert hij. Hij heeft zich zooveel verdiensten verworven dat geen
+gunst hem kan worden geweigerd. Indra zelf komt vriend'lijk vragen
+wat hij begeert. Wij verwachten dat hij de vernedering van Vasistha
+en het bezit van de koe zal verlangen: doch neen, alle toorn tegen
+Vasistha, alle begeerte naar Sabala is verdwenen: hij herinnert
+zich niet eens dat beiden bestaan. Het eenige wat hij vraagt is:
+geestelijke vrijheid en verlossing van alle aardsche begeerten.
+
+Klinkt het in dit zonderling en toch aantrekkelijk verhaal ons niet
+duidelijk tegen: De ware wijze is, die geen begeerten meer kent, en
+wiens ziel is gekomen tot rust en bestendigheid? Wordt ons hier niet
+geleerd dat het ware doel niet is om door zelfkastijding tooverkrachten
+te verkrijgen, maar om te komen tot bevrijding en verlichting?
+
+We naderen hier den geest van 't Boeddhisme, we staan hier op den
+bodem, waarop dit zich ontwikkeld heeft. Nog duidelijker komt dit uit
+in de geschiedenis van rajah Yayati, die wij in het Mahabharata vinden.
+
+Rajah Yayati heeft het ongeluk om tot vrouw te nemen de dochter van
+een Brahmaan, die met wonderbare tooverkrachten is toegerust. De rajah
+heeft ongenoegen met zijn vrouw, en de Brahmaan, zijn schoonvader,
+weet hem door zijn tooverkracht met een ontijdigen ouderdom te
+straffen. Zoo is hij in den bloei der jeugd in een bevend, waggelend
+grijsaard veranderd, die den Brahmaan smeekt om toch enkele jaren
+van levenskracht, opdat hij afscheid moge nemen van de vreugden van
+dat leven, dat hij zoo gemakkelijk had opgevat, toen hij niet begreep
+dat hij het zoo spoedig zou verliezen.
+
+De Brahmaan staat toe dat Yayati zijn ouderdom zal verwisselen
+tegen de gelukkige jeugd van een ander, doch voor weinige jaren
+slechts. Zijn die voorbij, dan moet hij wederom zijn straf des
+ouderdoms ondergaan. Na vele jaren van vermoeiend rondzwerven weet
+rajah Yayati den jongsten zijner zonen te overreden om den last van
+den vroegtijdigen ouderdom op zich te nemen en aan zijn vader diens
+eigen jeugd over te doen. De rajah wil nu, in den korten tijd hem
+gelaten, ten volle genieten van alle aardsche vreugde.
+
+Hij beproeft allereerst de weelde, die den mensch streelt en de
+genietingen der zinnen, dan het avontuurlijk leven van den jager,
+vervolgens de vreugde, die wijsbegeerte en poëzie aan verstand en hart
+schenken. Doch het resultaat is altijd hetzelfde. Hij ondervindt dat
+deze vreugden des levens eigenlijk niet wezenlijk bestaan, maar alleen
+als voorwerp onzer begeerte aantrekkelijk schijnen. Dan keert hij terug
+tot zijn zoon, wien hij teruggeeft zijn jeugd en zijn vatbaarheid om
+te genieten en zelf neemt hij zijn straf wederom op. En zijn slotsom
+is de volgende:
+
+"Ik heb bevonden, dat het voorwerp, dat men begeert nooit de begeerte
+bevredigt, het voedt slechts de vlam, evenals de gereinigde boter
+het offervuur.
+
+"Al de rijst, al het koren, al het vee, alle schatten, alle
+beminnelijkste vrouwen die de aarde bevat, zij kunnen nooit des
+menschen begeerte voldoen; daarom is het eenige de begeerte zelf te
+dooden en uit te werpen.
+
+"Ik voor mij wil die verterende dorst der begeerte van mij
+afzetten. Neem dus, mijn zoon, uwe jeugd weder, ik zal mijn woning
+nemen in het woud, waar de gazellen verblijf houden en wil mijn hart
+richten op de beschouwing der eeuwige dingen."
+
+Zoo werd rajah Yayati een kluizenaar. Doch ook nu is zijn geestelijke
+oefening nog onvolledig. Hij volbrengt zware boetedoeningen en
+verkrijgt daardoor het voorrecht om in dit stoffelijk lichaam reeds
+naar Swarga (het verblijf der goden) te mogen opstijgen. Op zekeren dag
+echter geeft de rajah hoog op van zijn verwonderlijke boetedoeningen
+tegenover Indra, den god van het uitspansel. Doch deze bluf berooft hem
+van de verdiensten, die hij zich had verworven en waardoor hij alleen
+in Swarga kon wonen. Aldus moet hij naar beneden dalen; hij blijft nu
+tusschen de hemelsche en aardsche sfeer en wordt daar volmaakt. Want
+nu leert hij dat het belangrijkste feit is, niet wààr iemand is,
+doch wàt hij is. "Noch hier, noch in Swarga noch op de aarde, noch
+in de hel Naraka woon ik, de zetel van mijn wezen is in mij zelven."
+
+"Pijn heb ik niet in mijn macht doch leed te gevoelen over mijn
+pijn kan ik vermijden. Beter dan in Swarga te zijn is zijne ziel in
+lijdzaamheid te bezitten." En als de rajah zoo spreekt klinken er
+triumfkreten om hem heen. Hij heeft de volmaking bereikt en Swarga is
+nu zijn tehuis. Doch rajah Yayati heeft geen ongeduldige begeerten naar
+zijn hemelsch verblijf. Langzaam stijgt hij omhoog, bijna onwillig,
+en nog eens herhaalt hij: "Beter dan Swarga is zijne ziel te bezitten
+in lijdzaamheid."
+
+We komen hier, herhaal ik, als op den drempel van het Boeddhisme. Daar
+verzekert ons de verlichte (Boeddha) dat de mensch niet om den hemel te
+beërven, noch om de goden te behagen, maar om tot den grooten vrede,
+tot de rust van Nirvana te komen alle begeerten en hartstochten moet
+afsterven. Komt ook niet in de ziel van Yayati datzelfde denkbeeld
+tot rijpheid?
+
+Van het Brahmanisme zouden wij hier afscheid kunnen nemen. Wij
+hebben de moeder gevolgd tot op het oogenblik waarop de dochter
+(het Boeddhisme) zal worden geboren, die straks het ouderlijk huis
+zal verlaten.
+
+Toch, al is het ons vooral om dat Boeddhisme te doen, wij kunnen van
+het oude Brahmanisme hier nog geen afscheid nemen. Niet, omdat wij
+bij al zijn latere lotgevallen en wisselingen willen stilstaan; dat
+zou ons veel te ver voeren. Maar wel, omdat wij nog willen beschouwen
+het streven der Brahmo Samaj, die trachten hun godsdienst van alle
+bijvoegselen te ontdoen en tot zijn oorspronkelijke zuiverheid terug
+te brengen. Ons volgend hoofdstuk zal daaraan gewijd zijn.
+
+
+
+
+
+
+
+HOOFDSTUK III.
+
+Gezuiverd Brahmanisme in den nieuweren tijd (de Brahmo-samaj.)
+
+
+Reeds in het vorige hoofdstuk wezen wij op het eigenaardig karakter van
+het Brahmanisme, dat, bij allen schijn van veelgodendom, toch zoekt
+naar de éénheid in de veelheid. Wij zagen dat dit reeds in overoude
+dagen den Indischen godsdienst kenmerkte, brengen wij ons maar eens
+te binnen de hymne aan Varuna, die wij daar straks [7] aanhaalden. Er
+waren echter kringen en tijdperken, waarin dat vergeten werd, doch
+dan kwam er bijna altijd weer reactie ten gunste van de vereering van
+één eenig wezen. Zoo had men bijvoorbeeld in de 12e, 13e, 15e en 16e
+eeuw verschillende Vaishnava hervormers, die Vishnoe predikten als
+den éénigen, den hoogsten god. Toch konden deze hervormers, vooral
+door hun leer der avatara's, der vleeschwordingen van Vishnoe, er
+niet in slagen het bijgeloof te boven te komen. Als Vishnoe nu eens
+vleesch werd in een held, dan weer in een groot leeraar of in een
+dier, ten einde zijn schepselen te verlossen, dan mochten er in deze
+leer inderdaad verheven gedachten opgesloten liggen, toch moest zij
+leiden tot telkens hernieuwden afgodsdienst.
+
+In de 16e eeuw was er nog een andere, monotheïstisch gekleurde
+hervorming, die der Kabir panti, welke onder den invloed stond van
+het Mohammedanisme en trachtte Mohammedanen en Hindoe's door het
+gemeenschappelijk geloof in éénen God te vereenigen. Doch ook deze
+bereikte haar doel niet: groote strijd tusschen de Muzelmannen en de
+aanhangers van het nieuwe geloof was het einde.
+
+De beweging, waarvan wij thans iets willen meedeelen, was van anderen
+aard. Zij ging en gaat niet om buiten den invloed van het Christendom:
+geboren is zij uit het verlangen naar een reiner geloof, bij de
+meer beschaafden in Indië gewekt door de aanraking met de Engelsche
+overheerschers.
+
+Rammohun Roy, die in het jaar 1774 in het stadje Radhanagar geboren
+werd, kunnen wij noemen als den stichter der Brahmo-samaj. Zijn vader
+was een Brahmaan van hooge caste, die hem een geleerde opvoeding
+gaf. Zoo kwam het dat de zoon reeds op jeugdigen leeftijd de Perzische
+en Arabische literatuur, den Koran incluis, bestudeerde. Toch verloor
+hij daarbij ook zijn Indische studiën niet uit het oog. Weldra begreep
+hij dat in de oud-Indische godsdienstige boeken, bepaaldelijk in de
+Bhagavata Purana, waaruit zijn vader hem gewend had iederen morgen
+een hoofdstuk te lezen, veel fabelachtigs voorkwam. Wat hem echter
+sterk aantrok waren de Upanishads, de bespiegelingen der oude wijzen
+over de Veda's.
+
+De jongeling gaf zijn vrije gevoelens openlijk te kennen in een
+geschrift over de afgoderij, dat hij op 16-jarigen leeftijd uitgaf
+en dat hem den haat van al zijn familiebetrekkingen op den hals
+haalde. Ja, om de vijandschap, die tegen hem ontstaan was moest hij
+zelfs zijns vaders huis voor een tijd verlaten.
+
+Hij zwierf nu in verschillende streken rond, in Benares bestudeerde
+hij het Mohammedanisme, in Tibet had hij veel besprekingen met
+Boeddhisten. Geen zorg en moeite was hem te groot om de waarheid te
+leeren kennen. Hij las het O. T. in het Hebreeuwsch, den Koran in
+'t Arabisch, de Veda's in het Sanskriet, de boeken der Boeddhisten
+(Tripitaka) in het Pali. Hij ging ook zelfs Grieksch leeren ten einde
+het N. T. goed te leeren.
+
+In 1796 keerde hij weer naar huis terug, de vrede met zijn familie werd
+gesloten en meer dan ooit gaf hij zich nu aan zijn Sanskrietstudiën
+over. Doch: tegelijk leerde hij met even grooten ijver het Engelsch
+en zocht van de Europeesche maatschappij te leeren. Na den dood zijns
+vaders in 1803 begon hij de dwalingen van het Brahmanisme met kracht
+te bestrijden. Hij trad in Engelsch-Indischen staatsdienst en maakte
+zich daarin bemind bij diegenen, over wie hij gesteld was. Ook bij deze
+praktische werkzaamheden verwaarloosde hij echter zijn godsdienstige
+studiën niet. Een meer nauwgezet onderzoek van de Veda's leidde
+hem tot de denkwijze, dat de oude godsdienst der voorvaderen geen
+afgodendienst was geweest, maar vereering van den éénigen God. Ten
+einde dit in het licht te stellen gaf hij verschillende gedeelten
+van de Veda's, vooral van de Upanishad's in het licht.
+
+Ook bewoog hij zich op praktisch gebied: hij toonde aan dat nergens
+in de Veda's werd voorgeschreven of goedgekeurd dat, zooals in Indië
+gebruikelijk was, de weduwe zich verbrandt op het lijk van haar
+echtgenoot. De beweging, die hij tegen dit weduwenoffer (Sati) in
+'t leven riep, heeft er toegeleid, dat de Sati in 1829 door de wet
+in Britsch-Indië werd afgeschaft.
+
+'t Viel hem echter niet gemakkelijk als hervormer op te treden,
+de lieden van zijn eigen caste en kring wendden zich van hem af,
+tegenstanders vielen hem aan. Hij week dus naar Calcutta uit, en daar
+had hij onder de Hindoe's en onder de Jaina's [8] grooten invloed. Zijn
+doel was om zijn landgenooten tot de ware monotheïstische leer van
+Veda's en Upanishad's terug te brengen.
+
+Hier in Calcutta werd daartoe een vereeniging gesticht, "de
+geestelijke vereeniging" geheeten. De leden waren echter niet bestand
+tegen de voortdurende vijandschap, waarmede zij te strijden hadden:
+èn--langzamerhand vielen zij af. Alleen de stichter bleef over, doch
+deze, geenszins ontmoedigd, verdubbelde zijn pogen. Ook kwam hij
+tot meerdere waardeering van het Christendom. De lessen van Jezus
+trokken hem zóó aan, dat hij in 1820 een werkje uitgaf, getiteld:
+"De voorschriften van Jezus, den gids tot vrede en geluk." Hij vond
+de leer van het Christendom meer in overeenstemming met de zedelijke
+beginselen dan die van andere godsdiensten. Evenwel, het orthodoxe
+Christendom met zijn dogma's van drie-eenheid en godheid van Jezus
+stond hem tegen, en hij wist zelfs een zendeling, zekeren Adam,
+van zijn orthodox geloof te bekeeren tot zijn eigen opvatting.
+
+Rammohun Roy was van oordeel dat de ééne God der waarheid zich overal
+openbaart. Wat er heiligs en goeds is in de Veda's, de geschriften der
+Christenen, den Koran, het Zend Avesta: het is alles aan goddelijke
+openbaring te danken. Wat overeenkomt met het natuurlijk en gezond
+oordeel van het verstand en met het gevoel van het menschelijk hart,
+dat is waar. De eenige vader wil dat wij allen liefhebben, zoo sprak
+hij, onverschillig hun land, caste, kleur of geloof. Men ziet, het was
+een vrijzinnig geloof. Maar was het toch tevens niet echt-Brahmaansch,
+in alle openbaringsvormen te herkennen den geest van den Al-Eene?
+
+Rammohun Roy deed wat hij kon om zijn denkbeelden te
+verspreiden. Iederen Zaterdagavond hielden hij of zijn vrienden
+godsdienstige samenkomsten. De dienst was daarbij in vier deelen
+verdeeld: reciteeren uit de Veda's, voorlezen uit de Upanishad's,
+een godsdienstige toespraak, het zingen van godsdienstige liederen.
+
+Ten slotte kon de eerste "Theïstische [9] Hindoekerk" worden gesticht
+in 1830. Hare leden noemden zich Brahmo Samaj (vereeniging van "die
+in God gelooven"). Een nieuwe secte wilde hij daarmede niet stichten:
+wel voorbereiden dat Hindoe's, Christenen en Mohammedanen zich in
+den dienst van den Eéne zouden ontmoeten.
+
+Jammer dat zijn levensdraad zoo spoedig werd afgesneden: hij stierf
+namelijk reeds in 1833, en wel te Bristol in Engeland, waar hij
+een belangrijke politieke opdracht had te vervullen. Hij stierf als
+Brahmaan, zijn bediende omwikkelde zijn lijk met het gewijde koord;
+bij al zijn strijd was toch gebleven de innige gehechtheid aan het
+oude geloof.
+
+Gelijk men zich voorstellen kan was zijn dood een zware slag voor
+de nieuwe beweging. Zij vond echter weldra een uitnemend leider
+terug in Debendra-nath. Deze heeft eigenlijk de nieuwe gemeente
+georganiseerd, van welke hij sedert 1841 deel uitmaakte. Hij stelde
+een beginselverklaring der Brahmo Samaj op. Ieder lid is verplicht:
+
+"Zich van afgoderij te onthouden, geen geschapen voorbeeld te
+aanbidden, maar door de liefde van God en door het doen van de
+werken, die Gode aangenaam zijn, te vereeren: den grooten God, den
+Schepper, Onderhouder en Vernietiger, de oorzaak aller ontwikkeling,
+den Ongedeelde, den Eéne, zooals er geen tweede is, een heilig leven
+te leiden en vergeving te zoeken door de zonde vaarwel te zeggen."
+
+Ook werd een liturgie, uit gebeden, aanroepingen, liederen en
+overdenkingen bestaande, saamgesteld.
+
+Langzamerhand breidde nu de nieuwe stichting zich uit onder de
+voortreffelijke leiding van Pandit Ram Chandra Vidija-bag-ish, den
+leeraar der nieuwe gemeente, totdat zij in 1847 bijna achthonderd
+leden telde.
+
+Er kwamen echter moeilijke dagen. Verschil rees omtrent de Veda's:
+waren zij werkelijk boeken van goddelijk, onfeilbaar gezag--òf waren
+ook zij vol van dwalingen? Ten slotte werd vastgesteld, dat noch
+Veda's, noch Upanishad's als onfeilbare gidsen zouden gelden. Alleen
+wat met het zuivere theïstische geloof overeenstemde moest worden
+aanvaard, en dit geloof rustte op twee grondslagen: de natuur en het
+inwendig licht.
+
+Intusschen verspreidden de "in God geloovigen" zich ook door
+andere steden en streken van Indië en gaf Debendra-nath nieuwe
+kracht en vastheid aan de beweging door de uitgave van zijn werk:
+Brahma Dharma (de theïstische godsdienst), waarin voorkwamen: de
+vier grondbeginselen van het Indisch Theïsme, de straks aangehaalde
+verklaring en goedgekeurde aanhalingen uit de Veda's, de Upanishad's
+en latere Hindoe werken.
+
+Die vier grondbeginselen zijn de volgende:
+
+I In den beginne, voor dit heelal bestond, was het ééne hoogste
+wezen. Hij heeft het gansch heelal geschapen.
+
+II Hij is eeuwig, verstandig, oneindig, vol van zegeningen,
+zelfgenoegzaam, zonder vorm, eenig, zoodat er geen tweede is als Hij,
+al doordringend, al besturend, al beschermend, alwetend, almachtig
+en onbewegelijk, volmaakt en zonder vergelijking.
+
+III Alleen door hem te dienen, kan het geluk worden verzekerd in deze
+en in de volgende wereld.
+
+IV Liefde tot Hem en het volbrengen van de werken, die Hij lief heeft,
+vormen zijne vereering.
+
+
+
+Wie met deze beginselen instemming betuigde kon lid worden van de
+Calcutta Brahmo Samaj. Wie meer volledig wilde worden ingewijd moest
+de zeven, straks genoemde, verklaringen afleggen.
+
+Het voornaamste der nieuwe leer was voorts het volgende: "Het inwendig
+licht en het boek der natuur vormen den oorspronkelijken grondslag van
+het Brahmaansch geloof, doch de godsdienstige waarheid wordt dankbaar
+aanvaard, zoowel uit ieder gedeelte der oude Hindoesche geschriften als
+uit andere gewijde boeken. God is de hemelsche Vader, een persoonlijk
+wezen met zedelijke eigenschappen. Die God is nimmer vleesch geworden,
+doch Hij draagt zorg voor het heil Zijner schepselen. Tot Hem te bidden
+is niet vergeefs. Berouw is de eenige weg tot verzoening, vergeving
+en verlossing. De mensch is bestemd om ook op godsdienstig gebied
+zich steeds meer te volmaken. Goede werken, barmhartigheid, kennis
+verwerven, bespiegeling en vereering zijn de eenige godsdienstige
+plechtigheden: boetedoeningen en pelgrimstochten zijn zonder nut. Het
+eenige offer is zichzelf Gode te wijden, de eenige pelgrimstocht is
+het gezelschap der goeden te zoeken, de eenige ware tempel is het
+reine hart. Onderscheiding van casten is er niet."
+
+Zoo was het programma, naar men ziet, doortastend genoeg. Toch bleef
+men in de praktijk aan zeer veel van den ouden godsdienst hangen, en
+sommigen, daaronder de invloedrijke leeraar Narain Bose stelden ook
+op den voorgrond dat het doel niet moest zijn den ouden godsdienst
+af te breken maar dezen te volmaken.
+
+Anderen, die sedert 1858 hun geestelijken leidsman vonden in Keshab
+Chandar Sen, oordeelden anders. Zij wilden vooral breken met alles
+in de oude, vastgewortelde maatschappelijke instellingen, wat met
+hun geestelijken godsdienst niet overeenkwam. Men beseft hoe moeilijk
+deze taak was, hoeveel stille en openlijke vijandschap er op dezen weg
+viel te bestrijden, hoeveel misverstand uit den weg te ruimen. Toch,
+Keshab Chandar Sen, toen 20 jaar oud, deinsde er niet voor terug.
+
+Zijn levensweg was anders geweest dan die van zijn voorganger Rammohun
+Roy. Eerst opgevoed in een omgeving van Hindoesch bijgeloof, ontving
+hij later in Calcutta een Engelsche opvoeding. Voor de Europeesche
+wetenschap bezweek het oude geloof. Doch zonder godsdienstig geloof
+kon eene natuur als hij niet leven. Hij zocht naar betere kennis
+van God. Op zekeren dag kreeg hij eenige preeken van Narain Bose in
+handen en tot zijn verwondering bemerkte hij dat er in Calcutta reeds
+een Theïstische kerk bestond. Aanstonds sloot hij zich daarbij aan.
+
+Weldra nam hij in de broederschap een belangrijke plaats in. Eerst
+werkte hij onder leiding van Debendra-nath ongeveer vijf jaar lang,
+maar een persoonlijkheid als de zijne moest wel op den voorgrond
+treden.
+
+Keshab Chandar Sen was met de tot nu toe ingevoerde hervormingen
+niet tevreden. Hij wilde alles wat op casten-verschil wees
+afgeschaft zien. Als een begin op dien weg bepleitte hij dat
+allen, die de godsdienstoefeningen der nieuwe kring leidden,
+het gewijde hemd, waardoor de hoogere casten zich onderscheidden,
+zouden afleggen. Debendra-nath wilde het zelf wel afdoen, maar zoo'n
+verplichting anderen niet opleggen.
+
+Dit gaf wrijving tusschen de behoudende en de vooruitstrevende
+elementen. Trouwens, dit niet alleen, achtereenvolgens kwamen nog
+tal van hervormingen aan de orde, waarop Keshab Chandar Sen en de
+zijnen aandrongen. Zoo bijvoorbeeld een verandering in de Sraddha,
+of den dienst der gestorven voorvaderen, welks ritus niet met de ware
+Brahmaleer omtrent een toekomstig leven overeenkwam. Dan, wijziging van
+het ceremonieel bij geboorte, naamgeving en lijkverbranding. Verder,
+een meer gepaste inwijding voor hen, die tot de gemeente toetraden.
+
+Ook wilde men de vrouwen opvoeden en verheffen. Zij werden aangemoedigd
+om toe te treden, velen deden dit en woonden dan den dienst bij achter
+gordijnen of in een afzonderlijk vertrek.
+
+Dan stelde men aan de orde, hervorming van het huwelijk. Men wilde
+afgeschaft zien de kinderhuwelijken, zoo nauw saamgeweven met
+Indische zeden, maar tot zooveel misbruik en ellende voerend, ook
+wilde men dat de veelwijverij zou worden opgeheven en dat de weduwen
+vrijheid zouden hebben te hertrouwen. Ook wilde men tal van dwaze
+en overtollige ceremoniën bij het huwelijk afschaffen. Dit ongeveer
+waren de bedoelingen der meer vooruitstrevenden.
+
+Toch, ook de meer behoudenden, gingen in veel mede. Narain Bose
+was de eerste om in zijn eigen familie het opnieuw huwen van een
+weduwe toe te laten, waarvoor men hem in zijn geboortedorp haast
+steenigde. Debendra-nath gaf het voorbeeld door voor grooten eenvoud
+te zorgen bij het huwelijk van zijn tweede dochter, dat op 26 Juli
+1861, in tegenwoordigheid van tweehonderd geloofsgenooten, plechtig,
+zonder overdreven feestvertoon, werd voltrokken. Dit was de eerste
+huwelijkswijding volgens den ritus der Brahmo Samaj.
+
+Keshab Chandar Sen ging echter nog verder. Hij voltrok in 1864
+een huwelijk tusschen twee personen van verschillende caste: wat
+Debendra-nath zeer mishaagde.
+
+Chandar Sen voelde zich onder de Brahmo Samaj niet recht thuis: hij
+zag nog te veel van den ouden castengeest en van het oude bijgeloof
+en gevoelde de noodzakelijkheid om den bijl te leggen aan den wortel
+van den ouden stam. 't Eind was dat er een scheuring ontstond tusschen
+vooruitstrevenden en meer behoudenden. De eersten scheidden zich af
+en stichtten in November 1866 een nieuwe vereeniging: de Brahmo Samaj
+van Indië geheeten.
+
+Haar doel was, zooals Chandar Sen in zijn openingsrede op 11 November
+verklaarde, alle Brahma-vereerders in één lichaam te vereenigen en
+een organisatie over geheel Indië te verkrijgen. In 1869 opende deze
+nieuwe gemeente haar bedehuis.
+
+Haar optreden kenmerkte zich door groote godsdienstige bezieling.
+
+Haar programma luidt aldus:
+
+God is de eerste oorzaak van het heelal. Door Zijn wil schiep Hij
+alle voorwerpen uit niets en onderhoudt Hij deze bij voortduring. Hij
+is Geest, geen stof. Hij is volmaakt, oneindig, almachtig, vol van
+genade en heiligheid. Hij is onze Vader, Beschermer, Meester, Koning
+en Verlosser.
+
+De ziel is onsterfelijk. De dood is slechts de oplossing van het
+lichaam. Er is geen nieuwe geboorte na den dood: het toekomstig
+leven is een voortzetting en ontwikkeling van het tegenwoordig
+leven. De menschen die nu leven zijn de embryo's van de menschen,
+die zijn zullen.
+
+De ware (heilige) schriften zijn tweeërlei: het boekdeel der natuur en
+de natuurlijke denkbeelden, in den geest ingeplant. De wijsheid, macht
+en genade van den Schepper staan in het gansche heelal beschreven. Alle
+denkbeelden over onsterfelijkheid en zedelijkheid zijn oorspronkelijke
+overtuigingen, in des menschen zijn gegrond.
+
+God wordt nimmer mensch door een menschelijk lichaam aan te nemen. Zijn
+goddelijkheid woont in ieder mensch en openbaart zich in sommigen met
+groote kracht. Mozes, Jezus Christus, Mohammed, Nanak, Cartanya en
+andere groote leeraren verschenen op bepaalde tijden en brachten vele
+heilsgoederen aan de wereld. Zij mogen aanspraak maken op algemeene
+dankbaarheid en liefde.
+
+De Brahma godsdienst is verschillend van alle andere godsdienststelsels
+der wereld, toch maakt hij het wezen van allen uit. Hij is niet
+vijandig tegen andere gelooven. Wat daarin waars is, aanvaardt hij. Hij
+is gegrond op het wezen des menschen en is daarom eeuwig en algemeen,
+noch ook beperkt tot leeftijd of landstreek.
+
+Alle menschen behooren tot ééne broederschap. De Brahma godsdienst
+kent geen onderscheid van hooge en lage caste. Het doel van dezen
+godsdienst is allen tot één huisgezin te vereenigen.
+
+Er zijn vierderlei plichten: 1. plichten tegenover God, zooals:
+geloof in Hem, liefde, vereering en aanbidding. 2. plichten tegenover
+onszelf, zooals: bewaring van ons lichamelijk welzijn, verkrijging van
+kennis, heiliging der ziel. 3. plichten tegenover anderen, zooals:
+waarachtigheid, rechtvaardigheid, dankbaarheid, het bevorderen van
+het welzijn van alle menschen. 4. plichten tegenover dieren en lagere
+schepselen, zooals vriendelijke behandeling.
+
+Iedere zondaar moet de gevolgen van zijn eigen zonden dragen, vroeg
+of laat, in dit of in een volgend leven.
+
+De mensch moet naar heiligheid streven door vereering van God,
+onderdrukking der hartstochten, berouw, de natuur en goede boeken
+te onderzoeken, goed gezelschap te zoeken en in de eenzaamheid te
+overpeinzen. Deze dingen zullen, door de werking van Gods genade, tot
+verlossing leiden. Verlossing is bevrijding der ziel van den wortel
+van het bederf en haar voortdurend groeien in heiligheid. Dit groeien
+duurt tot in eeuwigheid, en de ziel wordt meer en meer goddelijk
+en gelukkig in Hem, die de bron is van oneindige heiligheid en
+vreugde. Het nabijzijn van God is de hemel der Indische Theïsten.
+
+Naar men ziet zijn hier verscheiden denkbeelden aan het Christendom
+ontleend. Ook de godsdienstoefeningen hebben gewoonlijk op Zondag
+plaats. Zij zijn ongeveer aldus ingericht: eerst een lied, dan
+een aanroeping van God door den leeraar, door een ander lied
+gevolgd. Vervolgens vereering van God, gezongen door de geheele
+gemeente, voortgezet door den voorzanger alleen. Dan eenige minuten
+van stille overpeinzing en gemeenschap met God. Vervolgens wordt,
+door de geheele gemeente, staande, het volgende gebed gesproken:
+
+"Leid ons, o God, van onwaarheid tot waarheid, van duisternis
+tot licht, van dood tot onsterfelijkheid. O, Vader der waarheid,
+openbaar u toch aan ons. Gij zijt genadig, bescherm ons steeds in
+uwe grenzenlooze goedheid. Vrede! Vrede!" Dan volgt een gebed voor
+de gansche wereld, door den voorganger alleen, gevolgd door een ander
+lied en door het zeggen van teksten uit Hindoesche en andere gewijde
+schriften. Eindelijk een preek, gevolgd door gebed, zegen en lied.
+
+Jammer genoeg ontstond er in deze vereeniging in 1878 weer een nieuwe
+scheuring. De uitgetredenen stichtten zich een eigen bedehuis. Doch op
+al de bijzondere lotgevallen der verschillende Indische Theïstische
+groepen in te gaan zou ons te ver voeren. Wij merken alleen nog op,
+dat er reeds in 1883 over Engelsch Indië 170 gemeenten bestonden, de
+een wat meer behoudend, de ander wat meer kritisch staande tegenover
+de Hindoesche overlevering, maar toch allen getuigenis afleggend
+van nieuwen levensgloed. Onder de hoofdleiders moeten wij nog noemen
+Mozoomdar, die eenige jaren geleden op het parlement der godsdiensten
+in Chicago zoo meesleepend wist te getuigen.
+
+Van harte hopen wij dat deze verlichte Indiërs hun vaderland van
+bijgeloof mogen zuiveren en dat zij de vele schatten, in de gewijde
+boeken van hun volk verborgen, in ruime mate ook tot de westerlingen
+mogen helpen brengen. Want, de tempel der toekomst zal worden
+saamgevoegd uit vele kostelijke steenen, aangebracht uit vele landen.
+
+
+
+
+
+
+
+HOOFDSTUK IV.
+
+Het Boeddhisme.
+
+
+I. Het leven van Boeddha tot aan zijn openlijk optreden.
+
+
+In ons overzicht van het Brahmanisme hebben wij gezien hoe er in
+het oude Indië, hoe langer hoe meer, gevoeld werd niet alleen door
+verlichte priesters, maar ook door leeken, dat niet in offers en
+uitwendige vereering der goden, doch in het streven naar verlossing
+van alle begeerten, naar onderdrukking van alle hartstocht het ware
+levensdoel kan bestaan. Niet door het streven naar bovennatuurlijke
+krachten, niet door boetedoeningen om eenig aardsch voordeel te
+verkrijgen, maar door, tot zichzelf inkeerende, de ongenoegzaamheid
+van al het aardsche in te zien en dan ook van alle begeerte afstand
+te doen, komt men tot het hoogste heil. Dat werd gevoeld door vele
+eenzame vromen in het stille woud, maar lag ook op den bodem van
+de ziel van het Indische volk; het Boeddhisme zou het straks doen
+doordringen tot een wijden kring.
+
+Een wijden kring: de godsdienst van den Indische wijze wordt thans nog
+beleden door ongeveer een derde der geheele menschheid. Uit zijn oude
+bakermat, Voor-Indië, is het voor het grootste gedeelte later weer
+door het Brahmanisme verdrongen. Doch in tal van andere landen heeft
+het zich zeer uitgebreid. Wij noemen onder de voornaamste landen,
+waar deze godsdienst heerscht: Ceylon, Birma, Siam, Annam, Tibet,
+China en Japan.
+
+Doch, al wordt in al deze landen Boeddha in eere gehouden, er is een
+groot verschil. Het Boeddhisme van Ceylon en Birma is in vele opzichten
+gansch iets anders dan dat van Tibet. 't Is er mee als met het
+vrijzinnig-Protestantsch en het Roomsch-Catholiek Christendom. Beiden
+willen Jezus eeren, doch de eersten beschouwen den stichter van hun
+godsdienst als mensch en vinden in 't naleven zijner levensbeginselen
+de hoofdzaak. De anderen erkennen hem als een Godheid, die door
+plechtig ceremonieel nog meer wordt gediend dan door overpeinzing en
+betrachting zijner leer. Zoo is het ook met het Boeddhisme. Komt ge
+in Birma, dan hoort ge weinig van Boeddha als godheid, maar wordt de
+beteekenis van zijn strijd en overwinning als mensch diep gevoeld. En
+in een leven van eenvoud en liefde voor al wat leeft, drukt men de
+voetstappen des Meesters. Doch in Tibet heeft Boeddha goddelijke eer,
+ja een plaatsvervanger op aarde, voor wien men zich als voor Rome's
+Paus nederbuigt. Daar worden tal van formulier-gebeden voor hem
+opgezegd, tal van geheimzinnige plechtigheden voor hem verricht. De
+eeredienst is er oneindig luisterrijker en samengestelder dan in de
+zuidelijke landen als Birma en Ceylon. En in China en Japan is het
+Boeddhisme met andere godsdiensten als ineengevloeid en heeft daarbij
+een deel van zijn oorspronkelijk karakter ingeboet.
+
+Doch, dezen godsdienst in al zijn ontwikkelingen en zijwegen te volgen
+ligt niet op onzen weg. 't Is ons voornamelijk te doen om den geest
+van den wijze, dien Edwin Arnold niet zonder reden het licht van Azië
+noemde, te leeren kennen.
+
+Dat nu is, ofschoon er genoeg over het Boeddhisme geschreven is en
+geschreven wordt, niet zoo gemakkelijk als het schijnt. Allereerst is
+er quaestie over de persoon van den Boeddha. Was hij een historisch
+persoon, of berust zijn gansche levensgeschiedenis, zooals die
+uit vroegere en latere Boeddhistische geschriften wordt gekend,
+op verdichting? Er zijn geleerden, die dit beweerd hebben. De
+Fransche geleerde Sénart [10] tracht de gansche, in zoo menig opzicht
+aantrekkelijke legende van den Boeddha tot een zonnemythe te herleiden,
+en brengt op vernuftige wijze alle bijzonderheden daarvan met deze
+opvatting in verband.
+
+Doch: waarschijnlijk is deze opvatting alles behalve. Ten eerste
+omdat gewoonlijk een groote godsdienstige beweging haar oorsprong
+vindt in een krachtige persoonlijkheid, ten tweede, omdat er toch
+veel waarschijnlijks en natuurlijks achter het phantastische der
+levensbeschrijving verborgen ligt. En in de derde plaats vooral
+omdat inderdaad de oudste Boeddhistische boeken, die wij bezitten,
+wellicht niet veel langer dan een eeuw na den dood van den stichter
+van dezen godsdienst zijn opgesteld.
+
+Om nu echter in de Boeddha-legende overal waarheid en verdichting
+te scheiden--ziedaar een taak, die boven onze krachten ligt. 't Is
+er mede als met de levensgeschiedenis van Jezus in de Evangeliën,
+die ons wel in hoofdzaak het leven van den Meester doen kennen,
+maar ons toch ook vaak in aanraking brengen, niet met wat de Meester
+dacht, maar met wat zijn volgelingen gevoelden. Doch: is ook dat niet
+een sleutel der kennis voor wie een godsdienst wil leeren kennen? We
+kunnen daarom niet beter doen, ten einde in den geest van den stichter
+en zijn godsdienst u in te wijden, dan in de eerste plaats een blik
+te werpen op de levensgeschiedenis van den Verlichte, zooals zijn
+volgelingen in oude dagen ons die verhaalden. We zullen daarbij zien
+dat er dikwijls een eigenaardige overeenkomst is, tusschen wat ons
+van Jezus en van dezen Indischen wijze wordt verhaald.
+
+Boeddha werd geboren in Kapilavastu: de stad van Kapila, ongeveer
+550 jaar voor Christus. Lang hebben de geleerden getwijfeld of
+dit wel een werkelijke stad is geweest: doch in 1893 vond men,
+in de jungle's van den Taraï, het machtige woud aan den voet van de
+Himalaya, overblijfselen van een stad, onder slingerplanten en boomen
+verborgen. En daarin een zuil, opgericht door koning Açoka--den grooten
+beschermer van het Boeddhisme--ongeveer 257 voor onze jaartelling,
+een zuil, die het opschrift behelsde:
+
+"Koning Piyadasi (Açoka) de beminde der goden, bracht hier, toen
+hij twintig jaar (als koning) gezalfd was, zijne vereering en sprak:
+Hier is Boeddha (de verlichte), Sakya-Muni, geboren." En hij zorgde
+dat een steenen zuil werd opgericht met de verklaring er op: "Hier
+is de eerbiedwaardige geboren."
+
+Boeddha, of liever Siddhartha (de eerste naam is feitelijk een
+eeretitel) de verlichte: werd uit aanzienlijke ouders geboren. Het
+geslacht der Sakya's was om zijn ouden adel en zijn rijkdom beide
+beroemd. Latere legenden hebben Boeddha zelfs tot een koningszoon
+gemaakt.
+
+De moeder van Siddhartha, Maya, bracht haar zoon ter wereld en stierf
+weinige dagen daarna, zoodat de andere echtgenoote van Siddhartha's
+vader hem verder opvoedde. In Kapilavastu bracht hij alzoo zijn jeugd
+door, daar dwaalde hij rond in de schaduwrijke tuinen van zijns
+vaders paleis. Reeds vroeg trad hij in het huwelijk met eene door
+lichaamsschoon en liefderijk karakter uitmuntende bloedverwante,
+gewoonlijk Yaçodhara geheeten, die hem een zoon schonk, met name
+Rahula. Dat zijn de bijzonderheden die over zijn jeugd vrijwel
+vaststaan. Ware hij niet werkelijk gehuwd geweest, dan zou een
+latere legende--in aanmerking genomen dat de ongehuwde staat voor
+de Boeddhistische monniken verplichtend is--dit nooit aangaande hem
+hebben verdicht.
+
+De legende weet echter veel meer te verhalen. Zij spreekt van een
+wonderbaren droom, dien Maya voor de geboorte van haar beroemden zoon
+had: een witte olifant, meer lichtend dan zon en maan, naderde haren
+schoot. De drie werelden (aarde, hemel en hel) zag zij verlicht door
+een groot licht, schijnende in de duisternis, en duizende geesten
+zongen haar lof. Ook werd aan haar echtgenoot bekend gemaakt dat de
+toekomstige Boeddha op aarde zou komen in Maya's schoot. De verlichte
+was zichtbaar in de moederschoot en toen hij ter wereld kwam zongen
+hemelsche geesten zijn lof. Na vijf dagen werd hem een naam gegeven en
+werd hij in den tempel gebracht. Asita--een heilige kluizenaar--die
+de acht magische vermogens had verworven en daardoor in den geest
+kon zien wat in de hemelen gebeurt, wordt daar onderricht dat een
+machtige Boeddha is geboren. Als hij daarna het goddelijk geestesoog
+laat wijden over de wereld ziet hij het kind in het paleis, glanzend
+van zuivere daden, door al de werelden vereerd.
+
+Asita gaat naar het paleis. Hij neemt het kind in zijn armen en
+weent. "Waarom deze tranen, heilige man?" "Ik ween," is het antwoord,
+"omdat deze de groote Boeddha zal zijn en ik daarvan geen getuige
+meer kan wezen."
+
+Merkwaardig is echter het volgende verhaal, dat ons als in
+allegorischen vorm doet lezen in het zieleleven van den toekomstigen
+wereldverlosser.
+
+Waarzeggers door den koning geraadpleegd, verklaarden:
+
+De jongeling zal zonder twijfel òf een koning der koningen of een
+groote Boeddha worden. Als hij bestemd is een groote Boeddha te
+worden, dan zullen vier voorteekenen zijn zending duidelijk maken. Hij
+zal zien:
+
+
+ 1. Een oud man.
+ 2. Een kranke.
+ 3. Een lijk.
+ 4. Een heiligen kluizenaar.
+
+
+Indien hij deze vier voorteekens van een avatara [11] niet ziet,
+zal hij slechts een aardsche heerscher zijn.
+
+De koning Suddhodana, die droomen van wereldsche grootheid over zijn
+zoon in 't hart koesterde, werd door die laatste verzekering van
+de waarzeggers heel wat gerustgesteld. Hij dacht bij zichzelf: Het
+zal gemakkelijk genoeg zijn om deze vier voorteekenen van den prins
+verre te houden. Hij gaf dus bevel dat er drie prachtige paleizen, de
+schoonste op aarde: het voorjaars-, het zomer- en het winterpaleis,
+zouden worden gebouwd. Zij wedijverden in glans met Vaijayanta,
+het onsterfelijk paleis van Indra zelf.
+
+Kostelijke paviljoenen werden overal opgetrokken, met prachtige
+voorportalen en gepolijste deuren. Torentjes en kanteelen verhieven
+zich in de lucht. Door sierlijke vensters viel het licht in de
+prachtige vertrekken. Galerijen, balustraden en fijn traliewerk waren
+in overvloed aanwezig. Duizend klokjes klonken op ieder dak. In
+één woord: een beeld als van de paleizen in Chineeschen stijl,
+die naar het schijnt in oud-Indië werden gebouwd. Even prachtig
+waren de tuinen, waar in koele meren de heerlijkste kraanvogels
+en zwanen zich verlustigden, en waar de schoonste boomen geur en
+schaduw verspreidden. De lucht was vervuld met de geur van tube-rozen
+en jasmijnen.
+
+Rondom de paleizen van Kapilavastu waren voorts sterke wallen om
+alle ouden van dagen, kranken en kluizenaars te weren en om den prins
+daarbinnen te houden.
+
+Nog een betere en machtiger bewaking werd te werk gesteld. Toen de
+prins den leeftijd had bereikt om in het huwelijk te treden werd zijn
+paleis met schoone vrouwen bevolkt. Doch, een schok trof den koning.
+
+Dit geschiedde als volgt. De koning had een park aangelegd, nog
+schooner dan de tuin van het zomerhuis. Een ziener had hem verhaald,
+dat, indien hij den prins er toe krijgen kon om dezen tuin te bezien,
+deze daar voor altijd met zijn vrouwen zou willen blijven. Geen taak
+scheen gemakkelijker, en op zekeren dag zou de prins er met zijn wagen
+heenrijden. Groote voorzorgen waren genomen om alle oude menschen, alle
+kranken, alle lijken ver uit zijn gezicht te houden. Een heel leger
+soldaten was er voor opgeroepen, met vlaggen was de stad versierd. De
+weg, waarlangs de prins kwam, was met bloemen bestrooid en met vazen
+vol welriekende planten versierd. Prachtige guirlandes en sierlijke
+klokjes waren overal opgehangen. Doch zie! toen de prins uitreed zag
+hij eensklaps, bijna onder de wielen van zijn wagen, tusschen de in
+zijde gekleede edelen en de krijgslieden met schilden en speren een
+ongewoon schouwspel. Het was een oud man, afgeleefd en verlamd. Zijn
+aderen en peezen waren zoo gezwollen, dat ze te zien waren, zijn
+tanden klapperden, het gelaat vol rimpels, het hoofd bijna kaal en
+de weinige haren spierwit. Zoo strompelde hij voort, bijna dubbel
+gebogen, leunend op een stok.
+
+"Wat is dit, wagenmenner?" riep de prins. "Een man wiens bloed
+is opgedroogd en wiens spieren aan zijn lichaam als vastgekleefd
+zijn. Zijn hoofd is wit, zijn tanden slaan tegen elkaar, nauwelijks
+kan hij zich bewegen, zelfs niet met behulp van een stok."
+
+"Prins" zeide de wagenmenner "dit is de ouderdom. Zijn zinnen zijn
+afgestompt, het lijden heeft zijn geest verstoord, veracht is hij
+door zijn naburen. Niet in staat om zichzelf te helpen heeft men hem
+in dit woud aan zijn lot overgelaten."
+
+"Is dit," vroeg de prins "een eigenaardigheid van zijn familie of is
+dit de wet der wereld. Zeg mij dat spoedig."
+
+"Prins" zeide de wagenbestuurder, "dit is noch een wet van die
+familie, noch van dit koninkrijk alleen. In ieder wezen wordt de
+jeugd overwonnen door den ouderdom. Uw eigen vader en moeder zullen
+in ouderdom eindigen: ook al uw bloedverwanten. Daar is geen andere
+weg voor de menschheid."
+
+"Dan is de jeugd blind en onwetend," zeide de prins, "en ziet de
+toekomst niet. Als dit lichaam het verblijf zal worden van den
+ouderdom, wat heb ik dan aan het vermaak en zijne bedwelming? Laat
+den wagen keeren en breng mij terug naar mijn paleis."
+
+Ontsteltenis was in de harten van alle hovelingen over deze onaangename
+gebeurtenis, en het ergste was, dat niemand de ongelukkige oorzaak
+er van straffen kon. De oude man was nergens te vinden. De koning
+was buiten zichzelf van droefheid. Soldaten werden uit verwijderde
+districten gesommeerd en vier mijlen in het rond werd een cordon
+getrokken om de andere voorteekenen van den prins verwijderd te
+houden. Langzamerhand echter kwam de koning een weinig tot rust. "Als
+mijn zoon den tuin des geluks ziet, zal hij nimmer een kluizenaar
+worden," had de koning gezegd, doch een belachelijk voorval had
+zijn plan verstoord. Nogmaals zou het echter worden beproefd en de
+voorzorgen werden ditmaal verdubbeld.
+
+Was de prins de eerste maal door de oostpoort uit het zomerpaleis
+gegaan, nu ging hij de zuidpoort uit.
+
+Doch een andere onverwachte gebeurtenis viel er thans voor. Toen
+de prins in zijn wagen uitreed zag hij plotseling vlak bij zich
+een kranke, uitgemergeld, door brandende koorts gekweld. Alleen,
+zonder dat iemand voor hem zorgde, ging hij voort, strompelend,
+met moeite ademhalend.
+
+"Wagenmenner," zeide de prins, "wat heeft deze man, zoo geel en
+weerzinwekkend van uiterlijk, zoo stomp van zinnen, zoo verdord van
+leden. Zijn maag hindert hem, met vuil is hij bedekt. Nauwelijks kan
+hij adem halen."
+
+"Prins," hernam de ander, "dit is ziekte. Deze ongelukkige man is
+door een ernstige krankheid aangetast. Kracht en lust hebben hem
+verlaten. Hij is zonder vriend, zonder hoop, zonder land, zonder
+toevlucht. De vreeze des doods is voor zijne oogen."
+
+"Indien de gezondheid van den mensch," zoo sprak Boeddha, "slechts
+het spel is van een droom, en de vrees voor toekomstig leed zulk een
+gestalte kan teweegbrengen, hoe kunnen dan wijze menschen, die gezien
+hebben wat het leven werkelijk is, toegeven aan de ijdele genietingen
+des levens? Keer terug dienaar, en breng mij naar mijn paleis." De
+vertoornde koning, hoorende wat er geschied was, gaf bevel dat men
+den zieken man zou gevangen nemen en straffen, doch, in weerwil van
+een prijs op zijn hoofd en van zoeken overal kon men hem niet vinden.
+
+Een plaats uit de "Lalita Vistara" [12] geeft deze oplossing: de
+kranke was inderdaad een der geesten uit "het zuivere verblijf"
+(de hemel van Brahma) die deze gedaante had aangenomen. Die geesten
+van het "zuiver verblijf" zijn eigenlijk de Boeddha's, die vóór den
+verlichte hebben geleefd: de Boeddha's van het verleden alzoo. [13]
+
+Ook verhaalt een der zuidelijke geschriften dat de wagenmenner onder
+inspiratie sprak, wat inderdaad voor het verhaal zeer goed past,
+de gesprekken van een koetsier zijn niet altijd zoo verheven.
+
+Het scheen dat een of andere booze invloed koning Suddodhana
+beheerschte, want, onbewogen door het mislukken van zijn plan deed
+hij een derde poging om den prins naar dien tuin van het geluk te
+brengen. Ditmaal ging de weg door de westpoort. Grooter voorzorgen
+dan ooit te voren werden er thans genomen. De keten van wachten werd
+tot op twaalf mijlen van het zomerpaleis uitgezet. Maar wederom
+hielden de Boeddha's der tien horizons den prins tegen. Eensklaps
+was daar een verschijning van een lijkstatie. Een (spook)lichaam,
+naar de gewoonte met modder besmeerd, en met een doek bedekt, werd
+op een baar weggevoerd. (Spook)vrouwen huilden en (spook)muzikanten
+maakten treurmuziek op trommel en fluit. Zonder twijfel zongen ook
+spook-Brahmanen hymnen om het onsterfelijk deel naar de woning der
+vaderen te begeleiden.
+
+"Wat is dit," zeide de prins. "Waarom slaan zich deze vrouwen op de
+borst en trekken zij zich de haren uit? Waarom bedekken deze goede
+menschen hun gelaat met het stof der aarde? En die vreemde gestalte
+op de draagbaar, waarom is zij zoo stijf?
+
+"Prins," zeide de ander, "dit is de dood. Die gestalte, bleek en
+verstijfd, kan nooit meer gaan en zich bewegen. Zijn bewoner is gegaan
+naar de onbekende verblijven van Yama. [14] Zijn vader, zijn moeder,
+zijn kind, zijn vrouw, allen roepen om hem, doch hij kan niet hooren."
+
+Boeddha werd droef te moede.
+
+"Wee u jeugd, die het spel is voor den ouderdom! Wee u gezondheid, die
+de prooi wordt van vele krankheden! Wee u leven, dat als een ademtocht
+henengaat! Wee u ijd'le vermaken, die de menschheid bederven. Doch wat
+de vijf skandha's [15] betreft, daar zal geen ouderdom, ziekte of dood
+zijn. Ga terug naar de stad. Ik moet de bevrijding tot stand brengen."
+
+Een vierde maal werd de prins door zijn vader verzocht den tuin des
+geluks te zien. Ditmaal was de keten der wachten zestien mijlen
+ver in den omtrek opgesteld. Door de noorderpoort reed de prins
+uit. Eensklaps zag men op den weg een man, kalm en vriendelijk van
+uiterlijk, met een okergele monnikskap.
+
+"Wie is deze," vroeg de prins, "zoo vriendelijk en vredig van
+uiterlijk? Hij staart alsof zijn geest ergens anders vertoeft, en een
+schaal heeft hij in de hand." "Prins, dit is het nieuwe leven," sprak
+de wagenmenner. "Deze man is een van diegenen, die op den eeuwigen
+Brahma hun gedachten vestigen. (Brahmacharin). Hij zoekt de goddelijke
+stem en het goddelijk inzicht. De aalmoezenschaal van den heiligen
+bedelaar (bhikshu) draagt hij in de hand. Zijn geest is kalm omdat de
+groote bekoringen van het lager leven hem niet langer kunnen kwellen."
+
+"Zulk een leven begeer ik," zeide de prins, "de lusten van den mensch
+zijn het zeewater gelijk, zij maken den dorst erger in plaats van
+haar te lesschen. Ik wil het goddelijk inzicht bereiken en den mensch
+onsterfelijkheid [16] schenken."
+
+De koning was buiten zichzelf. Bij iedere poort van het zomerpaleis
+werden vijfhonderd zwaargewapende Sakya's geplaatst. Ketens van
+schildwachten omgaven de opgehoogde en versterkte wallen. Een phalanx
+lieftallige vrouwen, met lansen gewapend, was om het bed van den prins
+geposteerd om hem te bewaken. Alles wat de zinnen kon streelen, zoo
+beval de koning, moest bij voortduring aan den prins worden geboden.
+
+"Laat de vrouwen van de zenana (harem) geen oogenblik hun zang en
+spel en vroolijkheid staken. Dat zij schitteren van zijde en fonkelen
+van edelgesteenten."
+
+Maha Prajapati, de tante, die na den dood van koningin Maya Boeddha
+had opgevoed, had het opzicht over deze lieftallige jonge vrouwen en
+spoorde ze aan om den prins in een "gouden kooi" in te sluiten.
+
+Zoo werd Boeddha in verzoeking gebracht. Doch, deden de bewoners
+van Kamaloça (de oorden der lust) hun best, die van Brahmaloça (de
+oorden van den zuiveren geest) lieten, schoon ongezien, toch ook hun
+invloed gevoelen.
+
+Eens toch, toen de prins rustte op een zijden rustbed en vier of vijf
+bruingekleurde grootoogige Indische meisjes voor hem lieflijk zongen,
+namen zijn oogen eensklaps een vreemden glans aan. Wel zag hij nog
+al de schoone guirlandes en het prachtig traliewerk van de zaal, doch
+'t werd dof voor zijn oog. Muziek en stemmen zooals hij nooit te voren
+had gehoord, kwamen nu tot hem als uit de verte. O. a. hoorde hij de
+volgende verzen:
+
+
+"Machtige steun der menschheid, wandel op het pad van de Rishi's [17]
+van ouds. Ga heen uit deze stad!
+
+"Geef op deze troostelooze wereld, als gij de onschatbare kennis der
+Jina's [18] hebt verworven, en een volmaakte Boeddha zijt geworden,
+aan allen den doop van het koninkrijk der gerechtigheid.
+
+"Gij, die eens uw voeten, uw handen, uw kostbaar lichaam opofferdet,
+die vaarwel zeidet alle rijkdommen der wereld, [19] gij, wiens leven
+zuiver is, red het vleesch van zijne ellenden!
+
+"Wees geduldig als gij smadelijk wordt bejegend, o overwinnaar van
+u zelf! Heer van allen, die op twee voeten gaan, ga voort volgens uw
+zending. Verwin het kwaad en zijn leger.
+
+"Licht der wereld, in vroegere levens hebt gij gezegd: Voor
+de werelden, aan dood en ziekte ter prooi, zal ik een toevlucht
+zijn! Leeuw der menschen, heer van hen, die op twee voeten loopen,
+de tijd voor uw zending is gekomen. Verkrijg onsterfelijke waardigheid
+onder den gewijden Bo-boom [20] en geef Amrita [21] aan allen.
+
+"Toen gij een koning waart en een onbescheiden onderdaan sprak tot u:
+"Geef mij deze landen en steden", toen waart gij verheugd en niet
+bedroefd.
+
+"Toen gij een deugdzaam Rishi waart en een wreed koning in woede
+uwe leden afhieuw, toen vlood in uw doodsangst melk uit uw voeten
+en handen.
+
+"Toen gij als Rishi Syama op een berg woonde, en een koning u
+doorboorde met vergiftige pijlen, hebt gij toen dien koning niet
+vergeven?
+
+"Toen gij de koning der antilopen waart, hebt gij toen niet uw vijand,
+den jager, voor een waterstroom beveiligd?
+
+"Toen gij een olifant waart en een jager doorboorde u, hebt gij hem
+niet vergeven en beloond met uwe prachtige slagtanden?
+
+"Toen gij een berin waart, hebt gij een man gered uit een stroom,
+door sneeuw hooggezwollen. Gij voeddet hem met wortels en vruchten
+tot hij sterk werd en, toen hij heenging en menschen meebracht om u
+te dooden, gij vergaaft hem.
+
+"Eens toen gij het witte paard [22] waart, gingt gij, uit medelijden
+met het lijden der menschen, door den hemel naar de plaats der booze
+geesten, opdat gij hun geluk zoudt verzekeren.
+
+"Vervolgingen zonder tal, smaad en herhaalde gevangenis, dood en
+moord: gij hebt het alles gedragen met liefde en geduld, vergevende
+die 't u aandeden.
+
+"Menschen zonder koning kiezen u tot den hunne. Leid hen in den weg van
+Brahma en de tien deugden, opdat, indien zij hun metgezellen verlaten,
+zij allen mogen gaan naar Brahma's verblijf."
+
+Door deze verzen, zegt het verhaal, werd de prins vermaand. En
+terwijl de Jina's deze liederen zongen, trachtten schoone vrouwen,
+met bloemen en reukwerk, juweelen en rijke kleeding hem te brengen
+tot aardsche liefde.
+
+Doch de geesten van het zuiver verblijf ontwerpen nog een nieuw
+plan om hun oogmerken uit te voeren. Zij zorgen dat de prins deze
+verleidelijke vrouwen, deze aanlokselen van Mara den verzoeker en
+Kama, den god der liefde ziet in een nieuw licht. Zij bewegen door
+onmerkbaren invloed den prins om de vertrekken der vrouwen te gaan
+bezien als de Jina's ze in een vasten slaap hebben gebracht.
+
+Alles is in wanorde, de kleederen der vrouwen, heur haar, haar
+sieraden. Sommigen liggen in onbevallige houding op haar rustbedden,
+of hebben een akelig uiterlijk, anderen hoesten of lachen onnoozel
+in hare droomen of ijlen.
+
+Ook misvormingen en vlekken, die de vrouwelijke list zorgvuldig
+verborg, vallen nu, bij de tooverkunst der geesten, in het oog. De
+eene heeft een miskleurigen hals, de andere een slecht gevormd been,
+de derde een lompen vetten arm. Glimlachen zijn grijnzen, betoovering
+is terugstooting geworden. Plomp liggen zij neer, tusschen al haar
+versiersels, luiten en tamboerijnen.
+
+Waarlijk, zeide de prins vol afkeer, ik ben op een kerkhof. 't Wordt
+hem wee om 't harte: nu is de tijd gekomen, om den grooten weg te
+gaan en van al 't aardsche zich los te maken.
+
+Doch hem wacht een zware strijd, een, die echter zijne beslissing
+verhaast. Als hij in den tuin is, waarin hem het vierde gezicht (de
+monnik) is ten deel gevallen, wordt hem geboodschapt dat zijn geliefde
+gade hem een zoon heeft geschonken. Hij zegt "Rahula is mij geboren,
+een nieuwe keten is gesmeed." Hij gevoelt, hoe moeilijk het nu zal zijn
+de banden te breken, die hem binden aan de zijnen en aan de wereld, die
+hem omringt en treurig keert hij naar huis terug. Doch vreugde is er
+in het hart van de dorpsbewoners over de geboorte van den eersteling,
+den kleinzoon van hun rajah. Onder hun triumfgezang keert Boeddha in
+Kapilavastu terug. Als een zijner nichten van vorstelijken bloede
+hem op zijn wagen, in pracht en heerlijkheid, de stad ziet naderen
+geeft zij haar gemoed lucht in de woorden: "Zalig de vader, zalig de
+moeder, zalig de vrouw van zulk een zoon en echtgenoot." De jonge man
+hoort haar woord met aandoening: "wel mag zij zeggen," zoo spreekt
+hij bij zichzelven, "dat er zaligheid in 't moederhart is, als zij
+ziet op het inwendig leven van haar zoon, wel ook is er zaligheid in
+'t hart van den vader en van de echtgenoote. Maar vanwaar komt de ware
+vrede voor het hart?" En in zijn dankbaarheid, dat zij zulke gedachten
+bij hem heeft opgewekt, geeft hij haar zijn paarlsnoer, als het loon
+voor haar goede leer. Evenwel, zij droomt van aardsche liefde, die
+meent zij, door haar is opgewekt in zijn hart. Doch de Boeddha geeft
+zichzelf op de vraag naar den waren vrede een gansch ander antwoord:
+"Als het vuur van de lust is gedoofd, als het vuur van den haat en
+van de verblinding is gebluscht, als ook hoogmoed, dwaling en alle
+zonde en hartstocht is gedoofd, dan vindt het harte ware rust."
+
+Zoo komt het besluit van den Boeddha tot zijn voltooiing. Vóór hij
+zijn geliefde vrouw en al het zijne verlaat, wil hij zijn kind nog
+zien. Daar sluimert de lieve moeder, het bed met bloemen bestrooid,
+de hand over het hoofd van haar kindje uitgestrekt. Hoe gaarne had
+hij zijn zoon een oogenblik in de armen genomen, doch dan zou ook
+de teederminnende echtgenoote ontwaken, en hoe dan zijn besluit te
+volvoeren? Aarzelend gaat hij heen, na een laatsten liefdevollen blik
+op de slapenden te hebben geworpen: als hij een verlichte (Boeddha)
+zal geworden zijn, dan wil hij terugkeeren en zijnen zoon wederzien.
+
+Daar buiten wacht zijn wagenmenner Channa met het eed'le ros Kanthaka
+en voort gaat het in den duisteren nacht, totdat hij, aan de grenzen
+van zijn rijksgebied, dienaar en paard terugzendt om zich bij de
+monniken aan te sluiten en daar in zelfkastijding den waren vrede
+te zoeken.
+
+Spreekt de waarheid in deze verdichtingen niet tot ons aller
+hart? Voelen wij niet mede voor den eed'le wijze, die doorzag de
+vergankelijkheid van al het aardsche en die dorstte naar hooger
+leven? Spreekt tot ons niet die strijd der ziele om een teergeliefde
+vrouw en eenig kind te verlaten voor een toekomst, uit een aardsch
+oogpunt zoo weinig aantrekkelijk?
+
+Doch, de strijd is niet ten einde. Mara, de vorst der duisternis,
+laat hem geenszins met rust en toovert hem voor den geest, dat
+hem binnen een week een wereldrijk over alle landen der wereld
+zal worden geschonken als hij zijn onderneming opgeeft. Doch neen,
+de verzoeking vindt geen ingang, 't is niet te doen om een aardsch
+rijk. Hij versmaadt de koningskroon. Zijn vrouwen, zijn paleis,
+zijn schatten, alles verlaat hij om in de wildernis te peinzen over
+de goddelijke dingen.
+
+Doch, Mara laat slechts af voor een tijd: vroeg of laat zal er wel
+een booze gedachte opkomen in 't hart van den vromen strijder; dan zal
+hij hem beheerschen. En, als een schaduw volgt hij den wijze. Boeddha
+dan sluit zich aan bij een groep van kluizenaars, die in de holen
+van een berghelling nabij Rajagriha leven. Niet al te ver van de stad
+verwijderd, leven zij toch in de eenzaamheid van het woud. Alara en
+later Udraka, Brahmaansche leeraars, worden thans zijne leermeesters,
+met wie hij vele gesprekken voert. Door een voortgezette overpeinzing,
+waarbij men zich van al 't aardsche tracht te scheiden, zoo zelfs dat
+men ten slotte aan niets bepaalds denkt, poogt hij zichzelf te brengen
+tot het eeuwige, tot de rust, boven alles verheven. Evenwel, zijn
+peinzen geeft hem den vrede niet. Daarom verlaat hij de kluizenaars
+om zich geheel alleen in de eenzaamheid van het woud aan strenge
+zelfkastijding en boetedoening over te geven.
+
+Daar zit hij terneder in de diepten van het woud van Uruvela. De tong
+drukt hij tegen het verhemelte, met geweld de gedachten vasthoudend, in
+zelfkwelling wachtend op het oogenblik dat de bovenaardsche verlichting
+over hem komen zal. Doch zij komt niet. Hij worstelt om steeds meer
+van al 't aardsche los te komen, den adem houdt hij in, van voedsel
+onthoudt hij zich. Met bewondering zien vijf andere asceten tot hem
+op. Bij zoo strenge zelfkastijding moet hij het licht wel deelachtig
+worden, straks zullen zij hem volgen op den weg der verlossing. Zijn
+lichaam is door pijn en smart geknakt, tot een schaduw van een mensch
+is hij geworden, doch het doel wordt niet bereikt. Eindelijk valt
+hij flauw en uitgeput neder, de leerlingen meenen dat hij dood is,
+doch hij komt weer bij.
+
+Thans echter geeft hij zijn zelfkastijding op en gaat naar het meest
+nabijzijnde dorp om voedsel tot zich te nemen. Dat is te veel voor zijn
+leerlingen, in hun oog is hij gevallen van het voetstuk der heiligheid
+en zij, zij laten hem alleen, juist nu zijn wankelend geloof zooveel
+behoefte had aan de trouwe steun en vereering der zijnen.
+
+Boeddha wandelt voort, tot aan de oevers van de rivier Nairanjara. Daar
+brengt hem de dochter van een landman zijn morgenmaaltijd, een schotel
+melk. Onder de schaduw van een Bo-boom (ficus religiosus) zet hij zich
+ter neer. De lange uren van den dag gaan in overpeinzing voorbij. Noch
+het wijsgeerig denken, noch de strenge boetedoeningen hebben hem vrede
+gebracht. Wat heeft hem alles gebaat? Mara toovert hem voor oogen
+de zoete vreugde van huiselijkheid en liefde, van rijkdom en macht:
+van alles waarvan hij afscheid nam. Hoe gemakkelijk kon hij dat alles
+weer bereiken, hoe hartelijk zou hij thuis worden ontvangen. Doch,
+moest dan al zijn inspanning verloren moeite zijn? Was er geen vasten
+grond om op te bouwen? Zoo streed hij een moeilijken strijd, door de
+overlevering gehuld in het phantastisch kleed van een heirleger booze
+geesten, dat op hem aanviel, terwijl hemel en aarde in beweging waren.
+
+Doch, de strijd bracht de overwinning. Onder den boom der verlichting
+kwam hij in steeds reinere aanschouwing. Al het zinlijke verzonk;
+een gevoel van alles doordringende wetenschap kwam over hem: in een
+alles doorschouwend geestelijk zien bespeurde hij de kronkelwegen,
+die de geesten in hun zielsverhuizing bewandelen; hij zag de bron
+van het lijden en den weg, die tot vernietiging van het lijden voerde.
+
+Nog zeven dagen vertoeft hij onder den heiligen boom; peinzend
+over 's levens raadselen, waarvan hij nu de oplossing heeft
+gevonden. En, als hij dan eind'lijk opstaat is alles hem volkomen
+klaar geworden. Eindelooze levens zijn het, die hij zelf reeds
+doorloopen heeft, en die ieder mensch doorloopt; in ieder volgend
+leven maaiend, wat hij in vroegere levens heeft gezaaid; totdat hij
+eindelijk, van alle begeerte gereinigd, van allen dorst bevrijd,
+ingaat tot den grooten vrede. Werelden zag hij, eind'loos in getal,
+allen beheerscht door eene macht, die wel doet: wie haar gehoorzaamt,
+wreekt: wie haar gebod miskent. Altijd weer in ieder leven het leed,
+als de onontkoombare schaduw van 't leven zelf, waaraan men eerst
+ontkomt, indien alle lust is verdoofd, alle begoocheling der zinnen is
+weggenomen en men komt tot Nirvana, 't allerhoogste heil, dat tijd noch
+wisseling kent. In te zien dat men niets moet wenschen of begeeren, dat
+de dorst (Trishna) de bron is van alle lijden, dat is de verlossing. En
+van zijn lippen vloeit het, door 't gansch heelal verstaan:
+
+
+ Menige existentie heb ik doorloopen.
+ Al zoekende, doch vruchteloos,
+ Naar den bewerker van den greep. [23]
+ Smartlijk toch is herhaalde wedergeboorte,
+ Veroorzaker van den greep, nu zijt gij ontdekt!
+ Geen huis zult gij meer bouwen,
+ Al uw ribben zijn gebroken,
+ De dekkende spits heeft losgelaten.
+ De geest is los geworden,
+ De gulzigheid heeft een einde genomen. [24]
+
+
+Zoover nu was de Boeddha gevorderd; aanstonds kon hij bereiken den
+grooten vrede; alle hartstocht, alle begeerte, alle dorst naar genot
+was in hem overwonnen. Waarom thans niet het Nirvana in te gaan?
+
+Met die vraag kwam nu andermaal de vorst der duisternis tot hem. "Nu,
+Tathagata (volkomene) is de tijd voor u gekomen." Doch de verhevene,
+antwoordde: "Gij booze, ik zal niet ingaan tot den Grooten Vrede,
+voor ik mij monniken tot leerlingen heb gewonnen, die de ware leer
+verkondigen, en nonnen die haar verbreiden. Eerst moet de weg des
+heils verbreid worden onder alle volken en hun worden bekend gemaakt."
+
+Ziedaar, wat voor den vromen Boeddhist een bron is van vreugde en
+dankbaarheid. Boeddha had, toen hij de verlichte was geworden,
+aanstonds in het Nirvana kunnen ingaan, toch, uit liefde tot de
+menschen blijft hij leven te midden van het lijden van het aardsch
+bestaan.
+
+Doch, zou zijn prediking worden verstaan? In den geest van den
+verhevene steeg, toen hij in de eenzaamheid vertoefde, deze gedachte
+op: de diepe waarheid die zoo moeilijk is te zien en te verstaan,
+heb ik erkend; de vredebrengende, de verhevene, die alle denken
+te boven gaat, de beteekenisvolle, die alleen de wijze in zich kan
+opnemen. Door aardsche beweegredenen wordt de menschheid gedreven,
+daarin vindt zij haar grondslag en haar lust. Voor die menschheid zal
+zwaar zijn om te verstaan de wet van oorzaak en werkingen, het tot
+rust komen van iederen levensvorm, het losworden van al het aardsche,
+het uitdooven der begeerte, het ophouden van het verlangen, het einde,
+het Nirvana. Als ik nu de leer verkondig en men mij niet verstaat,
+dan brengt het mij slechts uitputting en moeite. [25]
+
+En, den verhevene kwam telkens voor den geest de volgende spreuk:
+
+
+ Waarom der wereld openbaren, wat 'k in zwaren strijd verwierf?
+ De waarheid blijft voor die begeeren en haten toch verborgenheid,
+ Want zij is diep, geheimnisvol, voor groven zin bedekt,
+ Wien aardsch bedenken 't zielelicht verduistert kan haar niet
+ aanschouwen.
+
+
+En het hart van den verhevene was geneigd in rust te volharden en
+de leer niet te prediken. Doch Brahma Sahampati (de hoogste God)
+zag de gedachten des heiligen en sprak tot zichzelf: "Ondergaan,
+ja ondergaan zal de wereld, als het hart des volkomenen geneigd is
+in rust te volharden en de leer niet te prediken."
+
+Toen verliet Brahma den hoogen heuvel, zoo snel als een man zijn
+arm kromt en stond voor den verhevene. Brahma ontblootte zijn
+eenen schouder [26], boog de rechterknie ter aarde en sprak tot den
+verhevene aldus:
+
+"Moge de Verhevene, Heer, de leer prediken, moge de Volkomene de leer
+prediken. Er zijn wezens, die rein zijn van het stof der aarde, doch,
+indien zij de prediking der leer niet hooren, gaan zij te gronde,
+zij zullen belijders der leer worden."
+
+En, vervolgt hij:
+
+
+ Tot nu toe heerschten, in het land van Magadha,
+ Onreine zeden, zond'ger menschen leer.
+ Gij wijz', ontsluit de poort der eeuwigheid.
+ Doe hooren, wat gij, zondelooz', erkent,
+ Wie staat daar boven op der rotsen kruin,
+ Zijn blik gaat verder dan het oog der schaar,
+ Zoo stijg, o wijz', omhoog, daar waar
+ Der waarheid tempel rijst hoog boven 't aardsch gewemel,
+ En gij, die boven 't lijden zijt verheven,
+ Zie daar omlaag, de menschheid, door geboort' en ouderdom gekweld,
+ Sta op, o strijdb're held, ga overwinnend
+ De wereld door, gids zonder vlek of feil,
+ Verhef uw stem, o heer, want velen zullen hooren.
+
+
+Die bede wordt tot driemaal herhaald, als Boeddha zijn twijfel
+uitspreekt, of het verkondigen der waarheid niet vruchteloos zal
+zijn. Eindelijk geeft Boeddha toe; hij ziet met zijn oog des lichts
+de wereld, hij aanschouwt daar wezens, wier zielen rein zijn en wier
+zielen niet rein zijn van het stof der wereld, wezens scherp en stomp
+van zinnen, edelen en onedelen, goede en slechte hoorders van zijn
+woorden, velen, die in vrees leven voor het toekomstig leven en voor
+de zonden. En dan spreekt hij tot Brahma:
+
+
+ "Geopend zij voor allen, de poort der eeuwigheid,
+ Wie ooren heeft, hij hoore en geloove 't woord,
+ Ik dacht, aan eigen leed, daarom heb ik, o Brahma,
+ Het eed'le woord nog niet der wereld meegedeeld."
+
+
+Zoo zag dan Brahma, dat de verhevene zijn bede zou vervullen en het
+woord prediken. Toen boog hij zich voor den verhevene, ging eerbiedig
+rondom hem en verdween.
+
+Zoo schetst ons de legende, hoe de verlichte tot het vast besluit
+kwam om aan de wereld den weg des heils te verkondigen.
+
+
+
+
+
+II. Boeddha als prediker van den weg des heils.
+
+
+Hoe Boeddha dit deed, willen wij thans zien. Volgens de legende ging
+hij allereerst naar het woud van Benares, het wildpark Isipatana,
+waar de vijf asceten zich ophielden, die eens zijne leerlingen waren,
+doch zich van hem afkeerden, toen hij, na strenge vasten, weer
+gewoon voedsel ging gebruiken. [27] Uit de verte zien de monniken
+den verhevene naderen. "Vrienden", zoo zeggen zij tegen elkaar,
+"daar komt de asceet Gautama, die in overvloed leeft, en zijn heilig
+streven heeft opgegeven. Eerbied willen wij hem niet bewijzen, wij
+zullen niet voor hem opstaan, hem niet zijn almoezenschaal en zijn
+opperkleed afnemen, maar wij willen hem een plaats inruimen, als hij
+wil kan hij gaan zitten." [28]
+
+Doch toen de verhevene naderbij kwam, konden de monniken toch niet
+bij dit besluit blijven; zij gingen den verhevene tegemoet, de een
+ontlastte hem van aalmoezenschaal en opperkleed, de ander maakte
+een plaats voor hem gereed, een derde gaf hem water om de voeten te
+wasschen en een bankje om de voeten op neer te zetten. De verhevene
+zette zich neer op de voor hem bestemde plaats en wiesch zijne voeten.
+
+Als zij dan vervolgens hun twijfel te kennen gaven hoe Gautama,
+nadat hij door strengheid en zelfkastijding de volle heerlijkheid
+van het weten en zien van het heilige niet kon bereiken, nu de
+bovenmenschelijke volkomenheid, de volle heerlijkheid van weten
+en erkennen van het heilige zou bereikt hebben bij een leven van
+overvloed, antwoordt de verhevene als volgt:
+
+"De Tathagata, [29] o monniken, leeft niet in overvloed, hij heeft
+zijn streven niet opgegeven en zich tot den overvloed gekeerd. De
+Tathagata, monniken, is de heilige, hoogste Boeddha. Doet uwe ooren
+open, o monniken, de verlossing van den dood is gevonden, ik onderwijs
+u, ik predik de leer. Als gij overeenkomstig mijn onderwijzing wandelt,
+zal u binnen een kleinen tijd ten deel vallen de hoogste voleindiging
+van een heilig streven: dat waarom edele jongelingen hun huis verlaten,
+om zonder huis te leven; nog in dit leven zult gij de waarheid zelve
+erkennen en haar zien van aangezicht tot aangezicht."
+
+En, als de verhevene deze redenen nog een paar malen heeft herhaald,
+dan vraagt hij aan de monniken: "Erkent gij niet, o monniken, dat ik
+vroeger nooit zoo tot u gesproken heb?" "Dat hebt gij niet, heer." Na
+antwoord en wederantwoord leert dan de verlichte aldus:
+
+"Twee wegen zijn er, o monniken, waarvan verre moet blijven, die een
+geestelijk leven wil leiden. Welke beide wegen zijn dat? De eene
+weg is een leven van genietingen, overgegeven aan lust en genot,
+dat is min, onedel, ongeestelijk, onwaardig, nietsbeteekenend. De
+andere weg is een leven van zelfpijniging, dat is droevig, onwaardig,
+nietsbeteekenend. Van beide deze wegen, o monniken, is de voleindigde
+ver; hij heeft den weg van het midden leeren kennen, den weg, die
+het oog opent en den geest opent, die tot rust, tot inzicht, tot
+verlichting, tot Nirvana [30] leidt. En welke, o monniken, is deze
+weg van het midden, dien de Tathagata heeft erkend, die, welke het oog
+opent en den geest opent, die tot rust, tot inzicht, tot verlichting,
+tot Nirvana voert? Het is het heilige achtvoudige pad, dat wil
+zeggen: goed inzien, (vrij van wangeloof); goed bedoelen, (verheven,
+den ernstigen man waardig); goed spreken, (vriendelijk, openhartig,
+waar); goed handelen, (vreedzaam, eerlijk zijn); goed leven, (zonder
+een levend wezen te deren); goed streven, (door zichzelf in tucht te
+houden); goed gedenken, (waakzaamheid des geestes); goed bespiegelen,
+(zich verdiepen in de mysteriën des levens). Dit, o monniken, is
+de weg van het midden, dien de voleindigde heeft erkend, die het
+oog en den geest opent, die tot rust, tot inzicht, tot verlichting,
+tot Nirvana voert."
+
+Wat nu is het dat tot het betreden van dit achtvoudig pad moet
+dringen? De verlichte wijst zijn vroegere leerlingen op vier heilige
+waarheden: het lijden, de oorzaak van het lijden, de opheffing van
+het lijden, de weg tot de opheffing van het lijden.
+
+"Dit, o monniken, is de heilige waarheid van het lijden: geboorte is
+lijden, ouderdom is lijden, dood is lijden, met wat men niet liefheeft
+vereenigd te zijn is lijden, van wat men liefheeft gescheiden te zijn
+is lijden, niet verkrijgen wat men begeert is lijden: in één woord,
+de vijfvoudige [31] gehechtheid is lijden.
+
+"Dit, o monniken, is de heilige waarheid van het ontstaan des lijdens:
+de dorst [32] is het, die van wedergeboorte tot wedergeboorte voert,
+namelijk de dorst naar lust, naar worden, naar ontstaan [33],
+naar macht.
+
+"Dit, o monniken, is de heilige waarheid van de opheffing van het
+lijden: dien dorst opheffen door geheele vernietiging der begeerte;
+hem varen laten, zich van hem ontdoen, zich van hem losmaken, hem
+geen plaats geven.
+
+"Dit, o monniken, is de heilige waarheid van den weg tot opheffing
+van het lijden: het is het heilige achtvoudige pad; d. i. goed inzien
+(enz.)
+
+"Zoolang ik, o monniken, van deze vier heilige waarheden deze ware
+erkentenis niet had, zoolang wist ik ook dat ik nog niet in deze wereld
+en in die der goden, benevens in de wereld van Brahma en die van Mara,
+onder alle wezens, onder asceten en Brahmanen, onder goden en menschen,
+de hoogste verlichting bereikt had. Doch nu heb ik die verlichting
+gevonden èn: onverliesbaar is de verlossing van mijn geest, dit is
+mijn laatste geboorte, voor mij komen er geen nieuwe geboorten meer."
+
+Ziehier de bekende prediking van Benares. Al moge zij wellicht
+niet letterlijk weergeven wat de Meester zelf heeft gesproken, toch
+vinden wij hier de grondlijnen van het oorspronkelijk Boeddhisme. De
+verlossing van het lijden te bereiken door alle begeerte af te sterven,
+zoodat men geen wedergeboorte meer noodig heeft, ziedaar het hoofdpunt,
+waar het op aankomt. Zoolang de mensch lusten en begeerten voedt,
+zoolang werkt zijn leven voort, en moet telkens een nieuwe geboorte
+plaats hebben. Alle lust, alle begeerte uitdooven is het hoogste
+streven, dan wordt men boven alle lijden verheven en gaat tot
+Nirvana in.
+
+Het praktische staat dus op den voorgrond. Het leven, zoo erkent de
+verlichte, is noodzakelijk vol van lijden; geboorte, ziekte, dood, het
+beteekent alles lijden. Hoe moet de mensch daarvan verlost worden? Door
+boven alle begeerte verheven te worden, en alzoo aan het leven, dat
+lijden is, te ontkomen. Want, juist de dorst, de begeerte doemt den
+mensch om telkens weer geboren te worden tot nieuw lijden. Is hij van
+alle begeerte bevrijd, dan behoeft hij niet meer te worden geboren:
+hij komt tot Nirvana. Tot vernietiging? Neen, doch tot een zijn,
+boven al 't aardsche verheven. Doch, wij komen hierop nog nader terug,
+wij willen eerst den verlichte nog volgen op zijn verderen loopbaan.
+
+De vijf vroegere metgezellen waren dan de eersten, die zich
+bekeerden. Zij vragen hem om als zijn leerlingen te worden
+opgenomen. "Komt hier, o monniken," luidt dan zijn woord [34], "wèl
+verkondigd is de leer, wandelt in heiligheid om aan alle lijden een
+einde te maken." Zoo vormde dan Boeddha zijne gemeente. Een nieuwe
+rede over de onbestendigheid en de onwezenlijkheid van al het aardsche
+bewerkt dan dat de ziel dier vijf jongeren den toestand van zondelooze
+heiligheid bereikt. "In dien tijd", zoo zegt een oud bericht, "waren
+er zes heiligen in de wereld: Boeddha zelf en deze vijf jongeren."
+
+Straks echter breidt zich de gemeente uit, al spoedig sluiten zich tal
+van asceten, kluizenaars in de wouden van Uruvela, bij hem aan. Ook
+koning Bimbisara trekt, als Boeddha straks zijn hoofdstad Rajagriha
+genaakt, met een groot gevolg den verlichte te gemoet. Hij treedt als
+leek [35] tot de geestverwanten van den verhevene toe en blijft zijn
+leven lang een zijner trouwste beschermers.
+
+Ook werden toen Sariputta en Mogallana, die beiden later geëerd
+werden als de twee voornaamste leerlingen, voor de gemeente van den
+Verlichte gewonnen. Beide jongelingen waren van Brahmaansche afkomst,
+en erkenden zekeren Sanjaya, een bedelmonnik, als hun geestelijk
+hoofd. Innig was hun vriendschapsverbond, zij hadden elkaar beloofd,
+dat diegene van hen, die het eerst de verlossing van den dood bereikte,
+het den ander aanstonds zou meedeelen.
+
+Op zekeren dag zag Sariputta een van Boeddha's leerlingen, Assaji
+geheeten, bezig om in de straten van Rajagriha aalmoezen in te
+zamelen, rustig en waardig, den blik naar den grond gericht. Toen
+hij hem zag dacht hij: "Dat is een van de monniken, die heilig
+zijn in de wereld. Ik zal tot hem gaan en hem vragen: "Vriend, in
+wiens naam hebt gij de wereld vaarwel gezegd? Wie is uw meester en
+wiens leer erkent gij?"" Doch Sariputta bedacht: "'t Is nu niet de
+rechte tijd om het dezen monnik te vragen. Hij gaat langs de huizen
+en verzamelt aalmoezen. Ik zal hem achterna gaan, gelijk men iemand
+volgt van wien men iets begeert." Toen echter de eerwaardige Assaji
+te Rajagriha aalmoezen had ingezameld, nam hij de ontvangen gaven en
+keerde terug. Na de gebruikelijke begroetingen sprak Sariputta tot
+den eerwaardigen Assaji: "Uw gelaat, o vriend, staat helder, uw kleur
+is frisch en klaar. In wiens naam hebt gij de wereld vaarwel gezegd
+en wie is uw meester? En wiens leer erkent gij?" "Mijn meester is,"
+luidde het antwoord, "de groote Samana [36] uit het huis van Sakya,
+die de wereld is ontvloden. In naam van hem, den verhevene, heb
+ik de wereld verlaten. De verhevene is mijn meester en zijne leer
+erken ik. En wat zegt uw meester vriend, en wat leert hij?" "Ik ben
+nog een nieuweling vriend, nog niet lang heb ik de wereld verlaten,
+ik ben eerst sinds kort tot deze leer en deze orde gekomen. Niet in
+haar volle uitgebreidheid kan ik u de leer verkondigen, maar haar
+korten zin kan ik u zeggen." Toen sprak Sariputta, de bedelmonnik,
+tot den eerwaardigen Assaji: "Zoo zij het vriend, zeg mij weinig
+of veel, maar spreek mij van den zin (der leer), daarnaar alleen
+verlang ik, wat wil ik mij veel om de letter bekommeren?" Toen sprak
+de eerwaardige Assaji tot Sariputta dit woord der leer: "De wezens,
+die uit ééne oorzaak vlieten, hun oorsprong leert de voleindigde en
+het einde dat zij nemen: dat is de leer van den grooten Samana." [37]
+
+Toen Sariputta deze woorden hoorde ging hem het licht der waarheid
+op, hij begreep dat "alles wat aan ontstaan zijn aanzijn dankt,
+ook moet vergaan." Daarom zeide hij tot Assaji: "Al was de les ook
+niets anders dan dit, zoo hebt gij toch de plaats bereikt, waar geen
+lijden meer is. Wat in tallooze wereldtijdperken niet is gezien,
+thans is het tot ons gekomen."
+
+Dan gaat Sariputta tot Mogallana, zijn vriend. "Uw gelaat, o vriend,
+zegt Mogallana, is helder, uw kleur is frisch en klaar. Hebt gij de
+verlossing van den dood gevonden?" Het antwoord luidt toestemmend,
+hij verhaalt van zijne ontmoeting met Assaji, en ook aan Mogallana
+gaat het licht der waarheid op, het reine, wolkelooze. Te vergeefs
+tracht hun meester Sanjaya hen tegen te houden. Met groote scharen van
+asceten gaan zij naar het bosch, waar Boeddha woont: Sanjaya komt een
+stroom bloed uit den mond. Boeddha ziet de beide jongelingen naderen
+en verkondigt aan zijne omgeving, dat zij de edelsten en besten
+onder zijne jongeren zullen zijn. Beiden ontvangen van Boeddha zelf
+de wijding.
+
+Zoo traden velen toe; doch er was ook tegenstand. Hetzelfde oude
+verhaal, waaruit wij deze geschiedenis ontleenden, [38] deelt ons
+mede hoe het volk murmureerde: de asceet Gautama, zeiden zij, is
+gekomen om kinderloosheid, om weduwschap, om ondergang der familie
+te brengen. Zij waren bevreesd voor de toekomst, als zoovelen der
+edelste jongelingen tot den verlichte gingen. Geen wonder: waar moest
+het heen, indien de gelofte van kuischheid zoo algemeen werd, met de
+toekomst des volks? De Brahmanen vorderden die kuischheid alleen van
+de jeugd en den ouderdom, maar deze ontrukte aan het maatschappelijk
+leven de mannen, die een gelukkig gezin zouden kunnen stichten.
+
+Doch, de verlichte liet zich door deze bezwaren niet van zijn doel
+afvoeren. Al schold men hem en de zijnen met de woorden:
+
+
+ De groote monnik komt getogen naar Magadha's bergstad heen.
+ De Sanjaya's [39] bekeert hij allen, wanneer bekeert hij wel
+ zichzelf?
+
+
+Zij antwoorden:
+
+
+ De helden, de voleindigden, bekeeren door hun waarachtig woord,
+ Wie zal smaden, den Verlichte, die bekeert door der waarheid macht?
+
+
+In ieder geval, het Boeddhisme wist zich glansrijk te handhaven en
+nam hand over hand toe.
+
+Boeddha's bloedverwanten waren niet onbekend gebleven met zijne
+lotwisselingen en zijn vader, Suddodhana, noodigde hem uit om zijn
+geboortestad te bezoeken, opdat hij zijn ouden vader nog eens zou
+zien, voor deze stierf. De verlichte ging dus op weg en nam zijn
+verblijf in een boschje buiten de stad. Daar kwamen zijn vader, zijn
+ooms en anderen hem opzoeken: doch deze laatsten waren niet bizonder
+ingenomen met hun bedelenden stadgenoot: zij namen daarom ook geen
+levensmiddelen voor hem mede, al was dit anders de gewoonte tegenover
+heilige kluizenaars.
+
+Den volgenden dag ging Gautama, door zijn leerlingen vergezeld, met
+zijn schaal rond om zijn voedsel te bedelen. Eerst wilde hij bij de
+stadspoort gekomen, regelrecht naar het paleis van den rajah gaan; doch
+hij besloot zich aan den gewonen regel te houden, volgens welke een
+bedelaar van huis tot huis gaat. Men begrijpt dat de rajah al spoedig
+vernam dat zijn zoon bedelend door de straten ging: iets wat hem lang
+niet aanstond. Hij haastte zich dezen te gemoet te gaan en sprak:
+
+"Waarom, meester, doet gij ons schande aan door te bedelen om uw
+voedsel? Meent gij dat wij zoovele bedelaars niet kunnen voeden?" "O,
+groote rajah," was het antwoord, "dit is de gewoonte van ons
+allen." "Doch," luidde het wederantwoord, "wij stammen af van een
+beroemd geslacht van krijgslieden en niet één van hen heeft ooit zijn
+brood gebedeld."
+
+"Gij en uw familie," hernam Gautama, "moogt u beroemen van koningen
+af te stammen, mijn geslacht is dat der profeten [40] van ouds en zij
+hebben altijd van aalmoezen geleefd, die zij bijeen bedelden. Doch,
+mijn vader, indien een mensch een verborgen schat heeft gevonden, is
+het zijn eerste plicht om aan zijn vader de kostbaarste juweelen aan
+te bieden." Overeenkomstig dit woord richtte hij zich in de volgende
+verzen tot zijn vader: [41]
+
+
+ Sta op, vertoef toch niet,
+ Betracht het rechte, ware leven,
+ Die deugd beoefent, hij vindt rust.
+ In dit en in een volgend zijn.
+ Volg niet het kwaad!
+ Die deugd beoefent, hij vindt rust
+ In dit en in een volgend zijn.
+
+
+Suddhodana antwoordde niet, doch nam de schaal van zijn zoon over
+en leidde dezen het huis binnen, waar de familieleden hem hulde
+brachten. Doch Yaçodhara kwam niet. "Indien ik," zoo sprak zij,
+"eenige waarde heb in zijn oog, dan zal hij zelf komen en kan ik hem
+beter hier begroeten."
+
+Gautama bemerkte haar afwezigheid, en, gevolgd door twee zijner
+leerlingen ging hij naar de plaats, waar zij zich bevond, nadat hij
+hun eerst had gezegd, dat zij haar niet zouden tegenhouden, indien
+zij trachtte hem te omhelzen, hoewel anders geen lid der orde een
+vrouw mocht aanraken of door haar aangeraakt mocht worden.
+
+Daar zag zij hem binnentreden, den eens zoo geliefden echtgenoot,
+nu een monnik, in 't geel gekleed met gladgeschoren hoofd en
+aangezicht. Zij wist wel dat hij er zoo zou uitzien, doch zij kon zich
+toch niet inhouden. Zij viel op den grond neer, greep zijne voeten
+en barstte in tranen uit. Toen herinnerde zij zich de onoverkomelijke
+kloof tusschen hen beiden, stond op en plaatste zich naast hem.
+
+De rajah sprak haar aan; hij deelde Gautama mede dat zij hem altijd
+was blijven liefhebben. Alle weelde, die hij zich had ontzegd, had
+zij zichzelve ook onthouden, slechts één maaltijd nam zij iederen
+dag, en zij sliep niet in een bed, maar op een mat, uitgespreid
+op de vloer. Boeddha schijnt toen niet veel te hebben geantwoord,
+alleen vermelden ons de bronnen dat hij een Jataka-geschiedenis
+[42] verhaalde over haar deugd in een vroeger bestaan. Zij werd
+een ernstig onderzoekster der nieuwe leer, en toen Boeddha later,
+eigenlijk tegen zijn zin, doch door de omstandigheden gedwongen,
+een orde van nonnen instelde, was zijn verlaten vrouw een der eerste
+leden dezer orde. Ook zijn zoon, Rahula, en zijn broeder, Nanda,
+werden als monniken in de orde opgenomen.
+
+Overigens vinden wij over dezen tijd van Boeddha's leven,
+het veertigtal jaren tusschen den aanvang zijner prediking en
+het einde zijner loopbaan, wel eenige gesprekken of uitspraken,
+maar geen geregeld verhaal. Toch, een beeld van de wijze waarop de
+verlichte leefde en werkte, kunnen wij ons daaruit wel vormen. Hoe
+dan hebben wij ons het leven van den Meester en zijn leerlingen
+voor te stellen? Allereerst staat vast dat voor hen, zoo goed als
+voor andere asceten, het jaar in twee afwisselende tijdperken was
+verdeeld; de regentijd, waarin men zich rustig in zijn verblijf hield,
+de zoogenaamde "was"tijd, waarin meer bepaald de leerlingen zelf werden
+onderricht in de moeilijkste deelen der leer, en het overige deel des
+jaars, waarin de verlichte en zijne leerlingen leerend en predikend het
+land doortrokken. Die verdeeling des jaars was door de natuur zelve
+aangewezen en onvermijdelijk; trouwens indien men in den regentijd
+had willen rondtrekken had men dat niet kunnen doen zonder tallooze
+planten en kleine dieren onwillekeurig te dooden: geheel in strijd
+met de leer van den verlichte, die ook het kleinste leven heilig houdt.
+
+In dien regentijd was de verlichte door tal van jongeren omgeven, en
+de aanzienlijken des lands beijverden zich om voor hem en de zijnen
+te zorgen. Later ging men wederom uiteen en Boeddha en zijn jongeren
+reisden langs de groote wegen, soms door vrienden geherbergd, maar
+gewoonlijk rustend en overnachtend onder de boomen des wouds. Vorsten
+en aanzienlijken waren echter vaak de dakloozen ter wille: zoo
+vernemen wij dat koning Bimbisara, van wiens bekeering wij reeds gewag
+maakten, een zijner bosschen of parken, het Veluvana (bamboeswoud)
+ter beschikking stelde van den verlichte, en dat de groote koopman
+Anathapindika, hem het nog beroemder Jetavana-park schonk: een park,
+dat naar luid der legende, door dezen koopman voor zooveel goud was
+gekocht, dat het den bodem van het gansche terrein kon bedekken.
+
+Sommige schrijvers stellen zich voor dat ook toen reeds de monniken
+in Vihara's, kloosters, woonden. Doch, om verschillende redenen
+is dit niet waarschijnlijk te achten; de propaganda vereischte
+juist personen zonder vast tehuis en oude berichten teekenen ons de
+"monniken van Sakya" als levende onder de boomen des velds; de boomen,
+waar immers ook voorheen de "Rishi's," de oude zieners, geacht werden
+hun openbaringen te ontvangen. Ook uitspraken van Megasthenes, een
+gezant van koning Seleucus Nicator van Syrië (302-298 v. Christus)
+spreken van Boeddha's volgelingen als van personen, die, noch in de
+steden wonen, noch een dak hebben boven hun hoofd, maar die gekleed
+zijn in boombast, met noten zich voeden en water drinken uit de
+hand. Ook wordt in datzelfde bericht van hen gezegd "dat zij geen
+huwelijk kennen, noch kinderen verwekken."
+
+Dus, gansch iets anders dan leven in Vihara's. En ofschoon nu dat
+getuigenis betrekking heeft op een tijd, lang na Boeddha's dood,
+mogen wij het er toch voor houden, dat het in de dagen van den
+verlichte niet anders was. Hij toch zeide tot zijn volgelingen,
+"Een groote plicht rust op u, te werken voor het heil van menschen
+en geesten. Laten wij uiteengaan, ieder in verschillende richting,
+geen twee op hetzelfde pad. Ga en predik Dharma [43]."
+
+In "de twaalf voorschriften", een noordelijke bron, m. a. w. ontleend
+aan een heilige schrift der noordelijke Boeddhisten, wordt aan de
+"bedelaarstroep" zooals Boeddha zijn volgelingen noemde, uitdrukkelijk
+verboden om een ander dak te hebben dan een boom. Hun eenige zitplaats
+mag de moeder aarde zijn. Hun kleeren lompen van de mesthoop of het
+kerkhof. De boom, die den bedelaar beschut, moet liefst op een kerkhof
+staan. Niet tweemaal mag hij slapen onder denzelfden boom.
+
+Nu is het wel zeker, dat deze "twaalf voorschriften" een strengere
+ascese vertegenwoordigen dan het oorspronkelijk Boeddhisme, doch,
+de voorstelling dat Boeddha en zijn volgelingen overal in sierlijke
+"vihara's" waren gehuisvest is toch zeker niet juist. Mij komt het
+voor dat zij een zwervend leven leidden, in grooten eenvoud, doch
+niet zoo, dat zij zich aan alle maatschappelijk verkeer onttrokken,
+dat immers noodig was om hun leer tot allen te brengen.
+
+Zoo lezen wij b.v. van aanzienlijken, die den verhevene ter maaltijd
+noodden, van Brahmanen-leerlingen, die in een twistgesprek met den
+beroemden leeraar hun sporen trachtten te verdienen, van tegenstanders,
+die hem strikvragen deden. Daarbij worden zij dan natuurlijk dikwerf
+overwonnen, en menigmaal lezen wij dan hoe zij den verlichte en zijn
+leerlingen het verzoek doen: moge de heer, de verhevene, morgen bij
+mij met zijn leerlingen het middagmaal komen gebruiken. Boeddha geeft
+door zwijgen zijn toestemming te kennen. Is dan den volgenden dag de
+maaltijd gereed, zoo zendt de gastheer een bode met het verzoek: "het
+is tijd, heer, de maaltijd is bereid." Daarop neemt dan Boeddha zijn
+aalmoezenschaal en opperkleed en gaat met de zijnen ter maaltijd. De
+gastheer en zijn familie bedienen zelf hun gasten. Is de maaltijd
+geëindigd, dan worden de handen gewasschen, de gastheer neemt met
+de zijnen aan Boeddha's zijde plaats en deze richt tot hen een woord
+van vermaning en leering.
+
+Had men op een dag geen uitnoodiging, dan onderneemt Boeddha zijn
+bedelgang door stad of dorp, nadat eerst de vroege morgenuren in
+geestelijke oefeningen of in het verkeer met de leerlingen zijn
+doorgebracht. Zwijgend ging dan de man, wiens naam door gansch Indië
+werd genoemd, voor wien koningen bogen, met zijn schaal rond, met
+neergeslagen blik, zonder te spreken afwachtend of men hem eenige
+spijze zou geven. Was die rondgang afgeloopen, dan noodde de middag
+tot rust in de koelte van het woud, totdat de avond aanbrak en hij weer
+onder de menschen optrad, vriend en vijand leerend en onderrichtend.
+
+Zoo gingen de dagen van den verlichte, wiens zwervend leven en
+aanraking met allerlei personen ons telkens aan Jezus doet denken,
+vredig voorbij. Hoe was nu echter het leven van den meester met
+zijn vertrouwden, de leerlingen, die hem vergezelden? Waarschijnlijk
+heerschte er in dien intiemen kring een rustige toon: een stemming van
+kalme goedheid en stille vreugde, die aan der wereld ontvlodenen paste.
+
+In dien kring waren voorts de gewone grenzen der maatschappij
+vrijwel weggewischt. Wie geluisterd had naar het woord (een
+vaststaande formule), "Kom, o monnik, wèl verkondigd is de leer,
+wandel in heiligheid, om aan alle lijden een einde te maken," dat de
+Boeddha tot diegenen richtte, aan wie hij zijne leer had verkondigd,
+wie dus het gele kleed en de tonsuur [44] had aangenomen, alle
+familiebetrekkingen had opgegeven, op geen bezit meer aanspraak
+maakte en strenge kuischheid in acht nam: hij maakte deel uit van
+een gewijden kring, waarin het casten-onderscheid was opgeheven.
+
+Evenals, zeide de verlichte, rivieren hun naam verliezen, als zij
+opgenomen worden in den grooten oceaan, zoo verliezen ook adelijken
+en Brahmanen, Vaisya's en Sudra's hun oude namen, wanneer zij voor de
+leer van den Voleindigde hun huis verlaten. Den ouden naam en het oude
+geslacht hebben zij dan achtergelaten, voortaan heeten zij slechts
+"asceten, die den zoon van Sakya aanhangen [45]."
+
+Merkwaardig is in dit opzicht ook het gesprek, dat Boeddha voerde
+met koning Ajatasattu. Deze vroeg welk loon ten deel viel aan hem,
+die zijn huis verliet om een geestelijk leven te leiden. In den loop
+van dat gesprek zeide de Verlichte: "Indien een slaaf of dienaar
+des konings het gele gewaad aantrekt en als monnik in gedachten,
+woorden en werken onberispelijk leeft, zoudt gij dan zeggen: laat
+deze man weder mijn slaaf en dienaar zijn, die vóór mij opstaat en
+nà mij ter ruste gaat, die op zich neemt wat ik hem gebied, die voor
+mijn genoegen leeft, wat mij aangenaam is spreekt en naar mijn gelaat
+ziet?" Toen antwoordde de koning:
+
+"Neen, Heer, ik zou mij voor hem buigen, voor hem opstaan, hem
+uitnoodigen plaats te nemen en hem aanbieden wat hij aan kleeding,
+spijze, beschutting en medicijnen noodig kon hebben; ik zou hem
+beschermen en bewaken, gelijk het behoort."
+
+Zoo maakte dus het geestelijk gewaad allen gelijk. Toch waren het
+meest de aanzienlijken, die zich onder Boeddha's jongeren lieten
+opnemen; telkens wordt in de oude teksten gesproken van "de zonen
+van edele geslachten," die hun huis verlaten om zonder tehuis
+rond te zwerven. Onder Boeddha's leerlingen waren jonge Brahmanen
+als Sariputta, Mogallana, Kaccana, adellijken als Ananda, Rahula,
+Amuruddha, zonen van groote kooplieden en aanzienlijke beambten,
+in een woord meest personen, die een zorgvuldige opvoeding hadden
+ontvangen. Dit kan ons niet verwonderen als wij in aanmerking
+nemen dat ook in onze dagen in 't algemeen een beschouwing van het
+leven als lijden en kwelling veel meer aantrekkelijks heeft voor de
+aanzienlijken dan voor de eenvoudigen, die ondanks al hun ontbering
+in den grond der zaak toch geneigd zijn en blijven het leven als een
+heilgoed te beschouwen.
+
+Voor de geringen des volks, de gestaalden in 's levens strijd was de
+verkondiging van het smartelijke van alle bestaan niet te vatten en
+was de leer van oorzaak en gevolg niet te begrijpen.
+
+Toch, indien zij wilden toetreden, zij waren welkom. En, enkelen lieten
+zich opnemen in den kring. In de "Theragatha", (spreuken der oudsten),
+worden aan den "oudste" Sunita deze woorden in den mond gelegd:
+"Uit een onaanzienlijk geslacht ben ik voortgekomen, ik was arm en
+behoeftig. Nederig was het werk, mij opgelegd, de verwelkte bloemen
+opruimen (uit tempels en paleizen). Ik was door de menschen veracht,
+werd voor gering aangezien en gescholden. Deemoedig betuigde ik aan
+velen mijn eerbied.
+
+"Daar aanschouwde ik Boeddha met zijn monniken, zooals hij daar
+heenging, de held, in de voorname stad van Magadha, mijn last wierp
+ik af om eerbiedig voor hem te buigen. Uit erbarmen voor mij bleef
+hij staan, hij, de hoogste onder de mannen. Toen boog ik mij tot
+aan de voeten des meesters, trad aan zijn zijde en verzocht hem,
+den hoogste onder alle wezens, mij als monnik aan te nemen. Toen
+sprak de genaderijke meester, de erbarmer over de gansche wereld:
+"Kom tot mij, monnik," dat was de wijding, die ik ontving. (Sunita
+vertelt dan verder, hoe hij zich in het woud terugtrok en daar, in
+peinzen verzonken, de hoogste verlichting bereikte, zoodat de goden
+kwamen en hem vereerden.)
+
+"Toen zag mij de meester, terwijl de goden mij omgaven en hij sprak
+deze woorden: "Door heiligen gloed en door kuischen wandel, door
+intooming en zelfbedwang, daardoor wordt men tot Brahmaan, dat is
+het hoogste Brahmanendom.""
+
+M. a. w., geen caste stond als zoodanig nader bij het hoogste heil
+dan een andere: de verlichting kon aan allen ten deel vallen, kon ook
+verkregen worden door den geringste des volks. Evenals Paulus zeide:
+"in Christus is geen Jood noch Griek, geen slaaf noch vrije," zoo
+ook kon Boeddha zeggen: "in den kring der monniken is geen Sudra of
+Vaisya, geen Kshatrya of Brahmaan." Was daarom het Boeddhisme een soort
+democratische beweging? Wie dat meent, vergeet dat de ware volgelingen
+monniken waren, die de maatschappij de maatschappij lieten en wie
+het alleen te doen was om het hoogste heil te verwerven. Niet om de
+verdrukten los te maken uit de ketenen van het castewezen, maar om rijk
+en arm den weg te banen tot het hoogste heil, daarom was het bovenal
+te doen [46]. Doch, die dat hoogste heil gevonden hadden: zij vormden
+inderdaad een kring, waarin de oude grenzen waren weggewischt, al
+stonden ook hier, gelijk onvermijdelijk is, sommigen op den voorgrond.
+
+Daareven noemden wij reeds Sariputta en Mogallana, die beiden reeds
+in den aanvang van Boeddha's werkzaamheid werden gewonnen door zijn
+prediking en die hem trouw volgden tot aan hun dood, welke kort voor
+dien des Meesters intrad. Maar vooral ook moeten wij noemen Boeddha's
+neef Ananda, tot wien de verhevene zijn laatste woorden sprak, den
+discipel, dien hij boven allen liefhad. Deze Ananda was het ook, die
+voor Boeddha's persoon en voor zijn levensonderhoud dagelijks waakte.
+
+Een gansch andere rol heeft vervuld Devadatta, Ananda's broeder. Dit is
+de Judas van het Boeddhisme, die den Meester naar het leven stond. 't
+Schijnt dat deze leerling, door eerzucht gedreven, in plaats van den
+reeds vergrijsden meester zelf de leiding der gemeente in handen
+wilde hebben. Hij beproefde op allerlei wijze den verhevene uit
+den weg te ruimen. Doch vruchteloos; wonderen bewaren het leven des
+heiligen. Uitgezonden moordenaars worden, als zij Boeddha naderen,
+met vrees en beving geslagen; vriendelijk spreekt hij hen toe en
+zij bekeeren zich tot het geloof. Als een rotsblok Boeddha dreigt
+te verpletteren vangen twee bergspitsen het op: zoodat slechts zijn
+voet wordt gewond. Als een wilde olifant door een nauwe straat op den
+verlichte wordt losgelaten blijft hij, getroffen door de tooverkracht
+van dien "vriendelijken denker" eensklaps staan en wijkt terug.
+
+Heeft Devadatta werkelijk den verhevene naar 't leven
+gestaan? Onwaarschijnlijk is 't niet, al bestaat de mogelijkheid
+dat men Devadatta, die hierin van den meester afweek, dat hij veel
+strengere ascetische eischen wilde stellen, ten onrechte dergelijke
+moordplannen heeft toegeschreven.
+
+Wat die strengere ascese betreft, hij verlangde dat een monnik altijd
+in het woud zijn verblijf zou houden, terwijl Boeddha gaarne in
+de nabijheid van steden en dorpen vertoefde. Ook wilde hij dat een
+monnik slechts leven zou van wat hij op zijn rondgang verzamelde en
+geen uitnoodiging ter maaltijd van vrome leeken zou aannemen. Zijn
+gewaad, meende hij verder, mocht slechts uit opgeraapte lompen zijn
+samengenaaid, enz. Een tijdlang had dit streven eenig succes, doch
+straks leed het geheel en al schipbreuk. Eene legende verhaalt zelfs,
+dat Devadatta levend door de hel werd verslonden. Wij zagen boven
+reeds [47] dat volgens de "twaalf voorschriften" inderdaad eischen,
+als die welke Devadatta verlangde, aan Boeddha's volgelingen werden
+gesteld en de vraag komt bij ons op: Ligt er toch misschien in
+Devadatta iets van het oorspronkelijke Boeddhisme dat men later
+heeft trachten weg te werken en als ondermijning van het gezag des
+Meesters te doen beschouwen? Eén ding schijnt mij wel waarschijnlijk,
+namelijk, dat wij ons de eerste volgelingen van den Verlichte niet
+moeten voorstellen als rustig levend in hun viharas', [48] maar wel
+als zwervers, schamel gekleed, al kunnen wij niet aannemen, dat hun
+gewaad uit opgeraapte lompen moest gemaakt zijn, en evenmin dat zij
+niet ter maaltijd mochten gaan.
+
+Voor deze opvatting pleit vooral het feit, dat zij, ook nog in de
+dagen van koning Açoka, die ongeveer tweehonderd jaar na Boeddha's dood
+leefde, niet als zwijgende monniken in kloosters leefden, maar onder
+boomen, en er hun eer in stelden om zooveel mogelijk de onbekeerden
+door hun woord tot bekeering te brengen.
+
+De onbekeerden tot bekeering te brengen, dat geschiedde ook in de
+dagen van den verlichte zelf. Doch niet allen traden toe tot den kring
+der jongeren met zijn gestrenge eischen van kuischheid, armoede en
+gehoorzaamheid. Wij zagen dat er ook waren die, als koning Bimbisara
+[49] hun toevlucht namen bij Boeddha, Dharma, Sangha (de Verlichte, de
+Leer, de Gemeente), zonder hun maatschappelijk leven en hun huiselijk
+bestaan te veranderen. Zij werden de weldoeners en verzorgers der
+monniken; ook zij, als zij wandelden in eenvoud en in onderdrukking
+van aardsche hartstochten en begeerten, konden een stap nader komen tot
+het Nirvana, het hoogste heil. Zij waren voor de Boeddhisten wat Maria
+en Martha, wat een Nicodemus en Jozef van Arimathea waren voor Jezus
+en de zijnen. Ook waren zij van den aanvang af onmisbaar; hoe konden
+der wereld ontvloden monniken leven zonder arbeid, indien geen vrome
+vrienden en vriendinnen hen verzorgden van de nooddruft des levens?
+
+Onder die leeken-vrienden waren ook vele vrouwen. Als een type
+dezer vrome vriendinnen kunnen wij beschouwen de voortreffelijke
+Visakha, wier beeld ons met zooveel liefde in de Boeddhistische
+overleveringen wordt geteekend. Zij was een rijke burgervrouw in
+Savatthi, de hoofdstad van het land Kosala: de moeder van bloeiende
+kinderen, de grootmoeder van vele zonen. Algemeen geëerd werd zij
+bij elken maaltijd, bij ieder feest genoodigd: haar werden steeds
+het eerst de spijzen aangeboden, zij werd beschouwd als een gast,
+die geluk aanbrengt.
+
+In de Mahavagga vinden wij over haar het volgende verhaal, dat ons
+een aanschouwelijk beeld geeft en ons tevens doet zien, dat ook
+de Boeddhisten het woord verstonden: "het is zaliger te geven dan
+te ontvangen."
+
+Op zekeren dag dan neemt Boeddha zijn maaltijd in het huis van
+Visakha. Na den maaltijd zet deze zich naast hem neer en zegt: "Acht
+wenschen verzoek ik van den verhevene." "De voleindigden, Visakha",
+luidt het antwoord, "zijn te verheven om iederen wensch te kunnen
+vervullen." "Doch wel wat geoorloofd is, Heer, en wat niet misprezen
+kan worden." "Zoo spreek, Visakha."
+
+"Ik wensch, o heer, mijn leven lang de gemeente regengewaden te geven,
+vreemde monniken voedsel te reiken, doorreizende monniken te spijzigen,
+kranke broeders te eten te geven, ziekenverplegers te voeden, zieken
+medicijnen te geven, dagelijks rijstebrij te verdeelen en aan de
+nonnen badgewaden te schenken."
+
+"Waarom vraagt gij, Visakha deze dingen aan den voleindigde?" Zij geeft
+daarop rekenschap, waarom zij aan deze wenschen zooveel waarde hecht.
+
+O. a. zegt zij. "Een monnik die uit den vreemde komt, kent de wegen
+niet en loopt vermoeid rond om zijn aalmoezen in te zamelen. Heeft
+hij nu echter genoten, wat ik voor deze vreemdelingen bestemmen wil,
+dan kan hij eerst uitrusten en vervolgens, als hij uitgerust is,
+aalmoezen inzamelen. Dit doel, o heer, heb ik in het oog en daarom
+wil ik mijn leven lang de doortrekkende monniken voedsel geven.
+
+"En wederom, heer, een doortrekkende monnik zal, als hij zelf zijn
+voedsel moet zoeken, achterblijven van zijn gezelschap of, waar hij
+rust wilde houden, zal hij moede door de straat gaan. Heeft hij echter
+de spijzen genoten, die ik aan de doortrekkende monniken wil schenken,
+dan zal hij niet achterblijven; waar hij rust wil houden zal hij op
+tijd aankomen en uitgerust zal hij door de straten gaan."
+
+Zoo legt zij vervolgens het doel van al hare acht wenschen uit en
+de verlichte spreekt: "Edel, Visakha, edel handelt gij, dat gij,
+naar dezen prijs trachtend, den voleindigde bidt om vervulling uwer
+wenschen. Ik sta u, Visakha, uwe acht wenschen toe."
+
+En dan prijst hij haar met de volgende woorden:
+
+
+ Die spijs en drank verleent, van eed'le blijdschap vol.
+ Des heil'gen leerling, rijk aan deugden,
+ Die zonder afgunst gaven schenkt om 't hemelsch loon,
+ Die smarten stilt, die vreugde steeds verspreidt,
+ Verkrijgt des hemels heerlijk lot.
+ Zij wandelt voort op 't pad des lichts, 't gepreez'ne.
+ Van smarten vrij geniet zij langen tijd,
+ Het heerlijk loon der goede daad in 't zalig hemelrijk.
+
+
+In deze Visakha vonden wij een type van vrouwen die, zooals het in
+het N. Testament zou heeten "den Heer dienden van hare goederen." [50]
+
+Overigens moeten wij niet meenen dat Boeddha de vrouwen hoog stelde,
+al is b.v. in het Boeddhistische Birma de praktijk beter dan de
+theorie. Neen, eene van de leerstukken van het Boeddhisme is dat de
+vrouw, voor zij tot het hoogste heil kan geraken, altijd weer eerst
+als man in de wereld moet komen.
+
+Toch werd de vrouw in oud-Indië geëerd. De afsluiting der vrouw van
+het maatschappelijk leven, door latere zeden gewettigd, was ook in het
+oude Indië niet zoo sterk. Integendeel, de vrouwen namen deel aan het
+geestelijk leven van hun volk: de edelste dichters toonen ons dat het
+oude Indië de waarde der vrouw gevoelde en haar bewonderde en eerde.
+
+Boeddha echter vond de vrouwen een gevaar: in haar waren
+verpersoonlijkt alle machten der verleiding, die den geest binden
+aan deze wereld. "Ondoorgrondelijk" zoo leert de moraal van een
+oude vertelling, "verborgen, als de weg van den visch in het water,
+zoo is het wezen der vrouwen, der uitgeslapen rooverinnen, bij wie de
+waarheid moeilijk is te vinden, voor wie de leugen is als de waarheid
+en de waarheid als de leugen."
+
+En wat dunkt u van het volgende gesprek van Boeddha en Ananda? De
+laatste vraagt: "Hoe zullen wij ons tegenover eene vrouw
+gedragen?" "Haar aanblik vermijden, Ananda". "Maar als wij haar toch
+zien, wat moeten wij dan doen?" "Niet tot haar spreken, Ananda." "En
+als wij toch tot haar spreken, wat dan?" "Dan moet gij over uzelven
+waakzaam zijn, Ananda." Boeddha ging er dan ook slechts noode--na
+herhaald aandringen zijner pleegmoeder [51]--toe over om vrouwen als
+zijne leerlingen in de orde op te nemen, en gaf tegen Ananda te kennen,
+dat het heilige leven en de heilige leer zonder vrouwen 1000 jaar,
+met haar slechts 500 jaar zou kunnen bestaan.
+
+Zoo was Boeddha's geest: en de nonnen stonden ook altijd
+bij de monniken ten achter, zij werden geduld, veel meer ook
+niet. Merkwaardig is het dat ook in den tegenwoordigen tijd tegenover
+tallooze Boeddhistische monniken in Birma--ieder heeft daar zijn
+klooster--slechts weinige nonnen worden gevonden. En wel, omdat
+blijkbaar dat strenge en koude haar niet aantrekt. Een vrouw, zegt
+de Boeddhist in Birma ook nog heden, begrijpt het zoo niet. 't Kan
+ons niet verwonderen als wij bedenken dat er zoo weinig gemoedelijks
+in dezen godsdienst is, hoe hoog hij overigens moge staan.
+
+Hebben wij stilgestaan bij Boeddha's vrienden, wij vragen thans, met
+welke vijanden had hij te strijden? Allereerst met de priesterlijke
+Brahmanen, wier instellingen en positie in strijd waren met zijn
+beginselen en die hij geenszins ontzag.
+
+Openlijk sprak toch de Verlichte het uit, dat hij aan offers geen
+waarde hechtte, ja, dat de deugd der Ahinsa (eerbied voor het leven)
+het dooden van dieren verbood. Onomwonden kwam hij op tegen den waan
+dat de Brahmaan als zoodanig nader zou staan bij het hoogste heil:
+het achtvoudige pad, dat naar Nirvana leidde, stond voor iedereen open.
+
+Niet minder verhief hij zich tegen het zweren bij schriftgeleerdheid,
+tegen de meening als ware het genoeg de woorden van de Veda's in
+het hoofd te hebben. "Wie," zeide Boeddha, "de liederen en spreuken
+der oude wijzen nabidt en zich dan zelf een wijze dunkt, die is even
+als een slaaf of gering mensch, die zich op de plaats stelt, waar de
+koning tot zijn gevolg sprak, dezelfde woorden bezigt en zich nu ook
+een koning dunkt." [52] De scholier gelooft wat de meester gelooft,
+de meester wat hij van vroegere meesters ontvangen heeft.
+
+We zien hierin hoe hij het autoriteitsgeloof verwierp. Hoe hij over
+het offer dacht, daarvan hebben wij een merkwaardig verhaal, dat
+aldus luidt:
+
+Boeddha had eens een gesprek met een aanzienlijk Brahmaan, die hem
+vroeg wat de eigenschappen waren van een goed offer. Als antwoord
+verhaalt Boeddha dan de geschiedenis van een wijs en gelukkig koning
+uit oude dagen, die, na vele overwinningen te hebben behaald en de
+heele wereld te hebben veroverd, het besluit nam een groot offer aan
+de goden te brengen. Hij liet zijn huispriester komen en vroeg dezen
+hoe hij zijn voornemen het geschiktst zou volvoeren.
+
+De priester vermaande hem, om vóór zijn offer te brengen eerst in
+zijn rijk rust, welstand en veiligheid te doen wonen. Hij gaat dus
+niet tot het offeren over, voor hij alle schade heeft hersteld. En
+bij zijn offer verwoest men geen levens van bezielde wezens, geen
+rund of schaap wordt geslacht. De dienaren des konings doen hun
+werk bij het offer niet onder tranen en door dwang: vreezend voor
+den stok der opzieners: ieder doet vrijwillig, wat zijn eigen hart
+hem ingeeft. Melk, olie en honig worden aangebracht en zoo wordt het
+offer des konings der godheid geboden.
+
+Er is echter, zegt Boeddha, nog een hooger en gezegender offer, ook
+gemakkelijk te brengen: als men gaven schenkt aan vrome monniken,
+woonplaatsen verschaft aan Boeddha en zijn gemeente.
+
+En nog hooger offer is het: als men met een geloovig hart bij Boeddha,
+bij de leer en bij de gemeente (Boeddha, Dharma, Sangha) zijn toevlucht
+neemt, als men geen wezen van het leven berooft, leugens en bedrog
+verre van zich houdt.
+
+Nog hooger offer is het, als men als monnik van vreugde en leed beide
+afscheid neemt en in heilige rust peinzend zich verdiept.
+
+Het hoogste offer dat een mensch kan brengen en tevens de grootste
+zegen, die hij kan verwerven is echter: als hij de verlossing
+bereikt en de zekerheid krijgt: ik zal niet weer tot deze wereld
+terugkeeren. Dat is de hoogste voleindiging van alles wat offer heet.
+
+De Brahmaan, die zelf een groot offer had willen brengen en honderde
+dieren daarvoor in gereedheid hield, nam geloovig deze prediking aan
+en sprak: "Ik neem mijn toevlucht bij Boeddha, bij de leer en bij
+de gemeente." "De dieren", zoo sprak hij, "laat ik vrij, mogen zij
+het groene gras genieten, koel water drinken, moge de frissche wind
+hen omzweven."
+
+Nam Boeddha het op tegen het brengen van offers, misprees hij den
+castengeest en het gezagsgeloof, niet minder stond hij tegenover vele
+asceten, die in eindelooze zelfkwelling en zelfkastijding den weg
+des heils meenden te bereiken. Hij immers wist uit eigen smartelijke
+ervaring dat zichzelf te kwellen vruchteloos was. Hem was het geworden
+tot een heilige zekerheid, dat geen vasten de aardschgezinde gedachten
+of hartstochten doet verdwijnen.
+
+Neen, het werken aan opbouwing van zijn geestelijk leven, het trachten
+naar kennis, dat is het, wat de overwinning geeft en de kracht tot
+dezen goeden strijd vindt men in een leven, dat even ver verwijderd is
+van weelde als van ontbering en zichzelf opgelegde smart. Zoo waren
+de gedachten van Boeddha, die tegenover de ziekelijke afdwalingen
+van het Indische ascetisme op den naam van gezonde opvattingen mogen
+aanspraak maken.
+
+Boeddha staat hier tegenover zijn tijdgenooten als de man van
+praktijk en gezond verstand. Moeten wij dat echter zoo verstaan, dat
+hij feitelijk alle geloof aan God en een hooger leven als bijgeloof
+verwierp? Sommigen oordeelen zoo en geven ons van Boeddha een beeld
+als van een godloochenaar of minstens een positivist uit langvervlogen
+dagen. Feitelijk, zoo roepen zij ons toe, geloofde Boeddha aan geen
+God en geen volgend leven. Zijn Nirvana, het einddoel, was eigenlijk
+het ophouden van alle bestaan, zijn God was slechts de eeuwige wet
+van oorzaak en gevolg, waarvan alleen 't Nirvana verlost.
+
+Wij zullen wellicht later nog uitvoeriger op deze belangrijke punten
+terug komen. Nu merken wij alvast op: 1e dat het Boeddhistische
+geschrift, Brahmajala sutta geheeten, waarin vooral Boeddha als
+een soort scepticus optreedt, door vele bevoegde beoordeelaars niet
+gerekend wordt tot de geschriften van het oorspronkelijk Boeddhisme,
+maar van de zoogenaamde Mahayana, (de groote overtocht) een latere
+ontwikkeling (of verbastering?) van Boeddha's leer, en dat er een
+sterk en welgegrond vermoeden bestaat, dat de invloed der Mahayana
+bij meer geschriften, die een gelijken indruk van Boeddha ons geven,
+is in het spel geweest.
+
+2e. dat wij zeer eigenaardige episoden uit Boeddha's leven bezitten,
+waarin een gansch andere geest doorstraalt, en waaruit wij de
+conclusie trekken, dat Boeddha met dat komen tot de verlossing, dat
+hij, zooals wij daareven zagen aanprijst als het hoogste offer, niet
+bedoelt een verlost worden van het bestaan, maar het verheven zijn
+boven het koortsachtige, rustelooze, dat het zoeken van het eigen ik
+aan 't leven geeft, een zijn, dat zoo verheven is, dat ook Boeddha
+zich aan geen beschrijving waagt, en dat hij het niet vergeleken
+wil hebben met leven in den meer gewonen zin des woords. Willen wij
+trouwens voor het woord Nirvana een Nederlandsch gewaad zoeken, dan
+moeten wij bedenken dat het staat, geenszins tegenover leven, maar
+tegenover dorst (trishna) tegenover het begeeren, dat altijd weer de
+ziel verteert en onrustig maakt. En dan drukt het woord dat F. Ortt
+[53] er voor geeft "de groote vrede", het best Boeddha's gedachten uit.
+
+Doch laten wij tot bevestiging van onze opvatting Boeddha's getuigenis
+zelve hooren. Boeddha dan verklaart zekeren asceet en philosoof
+Makkhali Gosala voor den ergsten aller dwaalleeraars. [54]
+
+Wat nu leerde deze? O. a. dat de mensch geen vrijen wil had. Hij zeide
+namelijk: "Er is geen macht (om te handelen), er is geen kracht, de
+mensch heeft geen invloed, alle wezens, alles wat ademt, al wat is,
+al wat leeft is onmachtig, machteloos, krachteloos, door toeval,
+door leiding, door natuur wordt het naar zijn doel gevoerd."
+
+"Ieder wezen," leerde deze leeraar verder, "maakt een bepaald aantal
+wedergeboorten door, aan wier slot zoowel de dwaas als de wijze het
+einde des lijdens bereikt."
+
+Had Boeddha zóó over diens leer kunnen spreken als hij zelf een verkapt
+loochenaar van God en een hoogere wereld was geweest? Immers neen. En
+wat dunkt u, lezer, van de volgende gelijkenis van den verhevene?
+
+Eens, zoo sprak Boeddha, was daar een blind geboren man, die zeide:
+"Ik kan niet gelooven in een wereld van verschijnselen. Kleuren
+die helder of dof zijn bestaan niet. Daar is geen zon, geen maan,
+geen sterren. Niemand heeft daarvan goede getuigenis." Zijn vrienden
+beknorden hem, doch hij herhaalde dezelfde woorden.
+
+In die dagen was daar een Rishi, die het "innerlijk gezicht" had,
+hij ontdekte op de helling van de Himalaya vier kruiden, die de macht
+hadden om den man, die blind geboren was te genezen. Hij zocht die
+op, bereidde ze met zijn tanden en diende ze toe. Eensklaps riep
+de blindgeborene: "Ik zie kleuren en verschijnselen. Ik zie schoone
+boomen en bloemen. Ik zie de heldere zon. Niemand heeft ooit te voren
+zoo iets aanschouwd."
+
+Daarop kwam er een heilig man tot den blind geboorne en sprak tot hem:
+"Gij zijt ijdel en trotsch en bijna even blind als voorheen. Gij
+ziet de buitenzijde der dingen, niet de binnenzijde. Hij, wiens
+bovennatuurlijke zintuigen zijn ontwaakt ziet de lazuren velden van
+de Boeddha's van het verleden, hij hoort hemelsche geluiden op vijf
+yogana's afstand. Ga naar een woestijn, of een woud, of een hol in
+de bergen en overwin uw dorst naar aardsche dingen."
+
+De blindgeboorne gehoorzaamde en de parabel eindigt met deze
+uitlegging: "Boeddha is de oude Rishi, de vier kruiden zijn de vier
+groote waarheden." [55] Hij brengt de menschen van het lager leven
+af en opent de oogen der blinden.
+
+Wij zien duidelijk hieruit, dat ook het mystieke--trouwens wij mogen
+hier, gelet op wat de wetenschap in onze dagen leert over telepathie,
+clairvoyance enz. en op wat getuigenissen uit alle eeuwen bevestigen,
+van gezonde mystiek spreken--bij Boeddha geenszins ontbrak en dat het
+doel dat hij zich met zijn leerlingen voorstelde geen ander was dan hen
+van het aardsche los te maken en tot het hooger leven te brengen. In
+dat denkbeeld worden wij bevestigd door de Samana Phala Sutta. [56]
+Daar leert Boeddha ongeveer het volgende:
+
+"De mensch heeft een lichaam, saamgesteld uit de vier elementen.
+
+"Dit lichaam is de vrucht van de vereeniging van zijn vader en van zijn
+moeder. Het wordt gevoed met rijst en meelpap en kan worden verminkt,
+gekruisigd, vernietigd. In dit vergankelijk lichaam is des menschen
+verstand geketend. De asceet, zichzelf dus opgesloten gevoelend,
+richt zijn geest op het scheppen van een vrijer hulsel.
+
+"In gedachten stelt hij zich voor een ander lichaam, geschapen naar het
+beeld van dit stoffelijke, met een vorm, organen en leden. Dit lichaam
+staat tot het stoffelijke als het zwaard tot de scheede, of als de
+slang tot de mand waarin zij is opgesloten. De asceet dan, gereinigd
+en volmaakt, begint bovennatuurlijke krachten te ontwikkelen. Hij vindt
+zich in staat om door materieele hindernissen als muren en wallen heen
+te dringen, hij kan zijn beeld zichtbaar maken op meerdere plaatsen
+te gelijk, hij kan op het water wandelen zonder er in te zinken,
+hij kan door de lucht vliegen als een grootvleugelige valk, ja, hij
+kan deze wereld verlaten en die van Brahma zelf bereiken. Door deze
+kracht van zijn wil verwerft hij zich nog een ander vermogen: evenals
+de ivoordraaier een olifantstand bewerkt volgens zijn phantasie, zoo
+kan ook hij door zijn gedachten beelden oproepen [57]. Hij verkrijgt
+het vermogen om te hooren de geluiden der onzienlijke wereld even
+duidelijk als die van de zienlijke wereld--ja nog duidelijker. Ook
+is hij--door de macht van Manas [58]--in staat de meest geheime
+gedachten van anderen te lezen en hun karakter te zien. Hij kan
+zeggen: "Hier is een geest, door hartstocht bestuurd, daar is een
+geest, die bevrijd is (van de hartstocht). Deze man heeft eed'le
+doeleinden, die man heeft geen doel in het oog." Evenals een kind
+zijn oorringen in het water ziet en zegt: "Dit zijn mijn oorringen",
+zoo erkent de gereinigde asceet de waarheid. Voorts komt dan over
+hem de gave van het "goddelijk gezicht" en hij omvat met zijn blik
+al wat menschen doen op aarde en na hun dood en wanneer zij wederom
+geboren zijn. Dan ontsluiert hij de geheimen van het heelal en waarom
+de menschen ongelukkig zijn en hoe hun ongeluk kan ophouden."
+
+Zien wij hierin niet, dat het geenszins aangaat Boeddha voor een
+atheïstisch gekleurd vrijdenker te houden? [59] Men hoore ook het
+volgende uit de Tevigga Sutta, een ander Cingaleesch werk.
+
+Toen Boeddha te Manasakata vertoefde, in het mangowoud, kwamen tot
+hem drie Brahmanen, in de Veda's wel onderwezen, om hem te raadplegen
+over de vereeniging met den eeuwigen Brahma. Zij vragen hem of zij op
+den rechten weg zijn om die vereeniging te bereiken. Boeddha antwoordt
+niet rechtstreeks. Hij onderstelt een vreemd geval. Een man is verliefd
+geworden op de allerschoonste vrouw van het land. Dag en nacht droomt
+hij van haar, doch, nimmer heeft hij haar aanschouwd. Hij weet niet
+of zij lang is of kort, of zij tot de Brahmanen of tot de Sudra's
+behoort, of zij blank is of bruin, zelfs haar naam kent hij niet.
+
+Dan vraagt hij de Brahmanen of dit verhaal over die vrouw een wijze of
+een dwaze vertelling is. Zij erkennen dat het "zottepraat" is. Boeddha
+past nu dezelfde redeneering op de Brahmanen zelf toe. En de Brahmanen,
+onderwezen in de drie Veda's, moeten bekennen, dat zij Brahma nimmer
+hebben gezien, niet weten of hij lang is of kort, noch iets wezenlijks
+omtrent hem en dat alles wat zij zeggen over vereeniging met hem,
+dwaze praat is. Zij gaan een trap op, waarin eene kromming is en weten
+niet of zij een woning of een afgrond zullen bereiken. Zij staan op den
+oever eener rivier en roepen den anderen oever op om tot hen te komen.
+
+Was Boeddha de atheïstische leermeester, dien velen in hem zien,
+dan had hij hier een schoone gelegenheid gehad om zijn inzichten te
+doen kennen. De Brahmanen, had hij dan kunnen zeggen, weten niets van
+Brahma, om de eenvoudige reden, dat zulk een wezen niet bestaat. Doch
+juist dit doet Boeddha geenszins. Hij tracht te bewijzen dat de
+Brahmanen daarom niets weten van Brahma, omdat deze zuiver geestelijk
+is en zij zuiver stoffelijk zijn.
+
+Vijf sluiers, zegt Boeddha, bedekken Brahma voor het sterfelijk
+oog. Zij zijn:
+
+
+ 1. De sluier van lust en begeerte.
+ 2. De sluier van boosheid.
+ 3. De sluier van luiheid en traagheid.
+ 4. De sluier van trots en eigengerechtigheid.
+ 5. De sluier van twijfelzucht.
+
+
+Dan gaat Boeddha voort en vraagt:
+
+"Bezit Brahma vrouwen en rijkdom?"
+
+"Neen, Gautama" antwoordt Vasettha de Brahmaan.
+
+"Is zijn geest vol van toorn, of vrij van toorn?"
+
+"Vrij van toorn, Gautama."
+
+"Vol van boosheid, of vrij van boosheid?"
+
+"Vrij van boosheid, Gautama."
+
+"Is zijn geest bedorven, of zuiver?"
+
+"Zuiver, Gautama."
+
+"Heeft hij zelfbeheersching, of niet?"
+
+"Hij heeft die, Gautama."
+
+Dan doet hij de Brahmanen vragen over henzelven:
+
+"Zijn de Brahmanen, geleerd in de drie Veda's, zijn zij in het bezit
+van rijkdom, of zijn zij dat niet?"
+
+"Zij zijn het, Gautama."
+
+"Dragen zij iemand een kwaad hart toe, of niet, Gautama?"
+
+"Zij doen dat, Gautama."
+
+"Zijn zij zuiver van hart of niet?"
+
+"Zij zijn het niet, Gautama."
+
+"Hebben zij heerschappij over zichzelf, of niet?"
+
+"Zij hebben die niet, Gautama."
+
+Deze antwoorden stellen, gelijk men begrijpt, in het licht, dat er geen
+vereeniging kan bestaan tusschen zoo verschillende wezens als Brahma
+en de Brahmanen. Brahma is vrij van alle verkeerdheid, zondeloos,
+zichzelf meester, dus kan alleen hij, die zonder zonde is, hopen met
+hem in overeenstemming te komen. Vasettha stelt vervolgens deze vraag:
+"Mij is gezegd Gautama, dat de asceet Gautama den weg weet tot den
+staat van vereeniging met Brahma?"
+
+"Ik ken Brahma Vasettha", is Boeddha's antwoord, "ik ken de wereld
+van Brahma, en den weg die er heenvoert."
+
+Daarop vraagt de verootmoedigde, in de drie Veda's onderwezen Brahmaan,
+aan Boeddha: hem den weg te wijzen tot den staat van vereeniging
+met Brahma.
+
+Boeddha geeft een uitvoerig antwoord: een scherpe tegenstelling makend
+tusschen het hooge en het lage Brahmanendom, tusschen de "aan huizen
+gehechte" en de "huislooze" Brahmanen. Die eersten, de huis-Brahmanen,
+zijn ruw, zinlijk, gierig, onoprecht. Om winst beoefenen zij de zwarte
+kunst, de waarzeggerij en bedrog. Zij weten bij koningen gehoor te
+krijgen, broeden oorlogen uit, voorspellen overwinningen, offeren
+levens op, berooven de armen. Als een tegenbeeld daarvan schildert hij
+den kluizenaar, die alle wereldsche dingen heeft verzaakt en zuiver,
+zichzelf meester, gelukkig is.
+
+Om dit hooger leven aan de menschen te leeren wordt "van tijd tot tijd
+een Tathagatha (voleindigde) in de wereld geboren, gezegend en waardig,
+overvloeiende van kennis, een gids voor dwalende stervelingen. Hij ziet
+aangezicht tot aangezicht het gansch heelal, de geesten-wereld van
+Brahma en die van Mara, den verzoeker. Hij deelt aan anderen zijne
+kennis mede. De eerste "huislooze" door hem onderricht doet zijn
+geest een vierde der wereld doordringen met erbarming, sympathie en
+gelijkmoedigheid, verreikend, groot, bovenmatig." [60]
+
+"Waarlijk, dit is, o Vasettha, de weg tot den staat van vereeniging
+met Brahma" en hij verkondigt dat "de Bhikshu of Boeddhistische
+bedelmonnik, die vrij is van toorn, vrij van kwaadwilligheid,
+zuiver van geest, meester over zichzelf, na zijn dood, als het
+lichaam ontbonden is, met Brahma zal vereenigd worden." De Brahmanen
+gevoelen dan de volle kracht van dit woord. Boeddha is in hun oog
+geen afbreker, maar een behouder van het geloof. Hij houdt het
+met den ouden geestelijken godsdienst tegenover alles mêesleepende
+nieuwigheidsleeraars.
+
+"Gij hebt overeind gezet, wat was ter neder geworpen" zeggen zij
+tot hem.
+
+Zoo zien wij hier Boeddha als diengene, die den geestelijken
+godsdienst weer opricht, door de Brahmanen onder vormen verstikt,
+evenals Jezus weer opvatte wat door Israëls profeten, die de eischen
+des levens op den voorgrond stelden was geleerd, doch door de Joodsche
+schriftgeleerdheid was nedergeworpen.
+
+Doch hij deed nog meer, dat ons aan Jezus doet denken. Evenals deze
+ons geteekend wordt vol liefde voor gevallenen en verworpenen zoo
+hebben wij ook van het licht van Azië treffende verhalen, die in het
+licht stellen zijn liefde ook voor ver verdoolden.
+
+In de Chineesche Dhammapada lezen wij van een schoone zondares,
+die van Boeddha had vernomen en die op weg ging om zijne prediking
+te hooren. Op weg zag zij echter in een bron haar schoon gelaat en
+zij was niet in staat om haar goede voornemen uit te voeren. Toen zij
+terugkeerde, werd zij ingehaald door een andere courtisane, schooner
+nog dan zij zelve, en zij reisden te zamen. Toen zij een oogenblik
+rustten bij een andre bron, werd de vreemdelinge door slaap bevangen en
+legde zij haar hoofd op den schoot van haar medereizigster. Eensklaps
+werd het schoon gelaat wasbleek als een lijk, een walgelijk lokaas
+voor afschuwelijke insecten. De vreemdelinge toch was de groote Boeddha
+zelf, die deze gestalte had aangenomen om de arme Pundari te bekeeren.
+
+"Daar is een schoonheid, die gelijkt op een fraaie kruik met
+vuil gevuld: een schoonheid die aan oogen, neus, mond, lichaam
+toebehoort. Het is die vrouwelijke schoonheid, welke leed brengt,
+huisgezinnen verdeelt, kinderen doodt".
+
+Deze woorden voorzeker, door den Meester bij een andere gelegenheid
+geuit, geven den zin weder van dit verhaal en drukken den geest des
+Meesters uit.
+
+Wij zagen reeds dat deze noch aan offers, noch aan zelfkastijding
+waarde hechtte, daar dit de weg niet kon zijn om verlost te worden
+van het lijden.
+
+Daartegenover legde hij allen nadruk op het streven van den mensch
+zelf. "Werk uws zelfs zaligheid" dat kan een spreuk wezen van Boeddha
+evengoed als "In eigen hand ligt eigen lot." Een en ander leert hij
+dan ook uitdrukkelijk, geen uitwendige ceremoniën kunnen baten, geen
+geloof of gebed kan het doen, zelf moet de mensch den weg bewandelen
+tot het heil. "Ook de Tathagatha's zijn enkel predikers, zelf moet
+gij een poging doen." [61]
+
+Nauw in verband met deze meer verhevene opvatting van het heil staat
+zijne erkenning van de onafwendbare gevolgen die het kwaad heeft op
+des menschen persoonlijkheid zelve: slechts onze tijd heeft hem hierin
+geëvenaard. Wel leert Boeddha geen eeuwige straf: ook aan Devadatta,
+den Judas van het Boeddhisme wordt vergiffenis geschonken, doch,
+Boeddha kan de gevolgen van zijn booze daden niet wegnemen, deze
+moeten langzamerhand worden opgeheven in de zuiveringsprocessen van
+het hiernamaals. Boeddha kent niet de theorie dat een dwaze dweeper
+op zijn sterfbed eensklaps de rijke liefde en de verheven kennis van
+een engel zou deelachtig worden. In een volgend leven komt iemand
+juist in zulk een toestand van geest en gemoed, als die waarin hij
+voordezen verkeerde, anders is zijn persoonlijkheid verwoest. Dat
+noemt men de wet der gerechtigheid (Karma).
+
+Deze leer van Boeddha is grillig verdraaid door sommigen van zijn
+volgelingen, doch zijn eigen woorden zijn snijdend klaar:
+
+"Een fout, welke men bedreven heeft is als melk, die niet op ééns
+zuur wordt. Langzaam en zachtkens, als vuur onder de asch zal zij
+den dwaas verderven. Beide een goede en een slechte daad moeten rijp
+worden en hunne onvermijdelijke vruchten voortbrengen. [62]"
+
+Hoe Boeddha dit meent, heeft hij aangewezen in een schoone
+gelijkenis. Daarin worden de gevolgen van het kwaad afgebeeld als
+een ijzeren vesting der kwelling en de zonden als schoone vrouwen,
+die den mensch naar dezen zijnen ondergang lokken.
+
+Alles in dit verhaal doet bij den eersten aanblik denken aan een
+tooversprookje uit de Duizend en Een Nacht (trouwens we zien dikwijls
+diepe waarheden in zulk een poëtischen vorm gehuld door de Indiërs),
+koel wuiven de palmen van een schoon eiland en in een heerlijk
+paleis wordt de slechte zoon, die naar goud zoekt, door vrouwen
+van bovenaardsche bekoorlijkheid bewaaierd. Hij heeft gesmaakt de
+onwaardige genietingen van Kamaloça (de lagere wereld) en geniet
+ze voor een tijd. Van eiland tot eiland gaat de reiziger voort,
+ieder volgend eiland is schooner dan het vorige, maar ieder is weer
+dichter bij de stad der boete, de stad met ijzeren muren. Doch: die
+hem daarheen drijft is geen Ahriman, geen duivel: neen, de wet van
+oorzaak en gevolg drijft hem voort. Evenwel: daar is geen duivel,
+dien Boeddha niet kan verzachten, zelfs tot in de hel Avichi is er
+geen schuilhoek, waar zijn groote liefde niet kan doordringen.
+
+Elk, zoo laat Edwin Arnold [63], den Boeddha zeggen, en wij nemen
+die woorden over omdat zij zoo goed zijn geest uitdrukken:
+
+
+ Elk heerscht in eigen kring, zoo mensch als God,
+ Want al wat leeft, daarboven, hier omlaag,
+ 't Zij groot of klein, schept door zijn eigen dâan
+ Zijn lot, zijn lust, zijn plaag.
+
+ Wat was, bepaalt wat is of worden zal,
+ Het beet're, 't mind're, ontwikkeling, nieuw begin...
+ In blijde heem'len oogsten d'englen 't loon,
+ Van eed'le daden in;
+
+ In d'onderwereld dragen duiv'len 't pak
+ Van vroeger boos bedrijf. Het goede, 't kwaad,
+ 't Wordt alles door den tijdstroom meegevoerd,
+ Niets blijft in d'eigen staat.
+
+
+en zegt hij later van die wet der gerechtigheid, (Karma): [64]
+
+
+ Zoo dwingt haar wet ons tot gerechtigheid.
+ Niet één kan haar weerstaan. Volgt haar gedwee,
+ Liefde is haar innigst wezen en het doel,
+ Dat zij beoogt: Volmaking, Rust en Vrêe.
+
+
+Liefde is haar innigst wezen. Zij was ook het innigst wezen van den
+Boeddha. Al zien wij in zijn persoon niet dat gemoedsleven dat een
+Jezus kenmerkt, toch vervult ons de gestalte van dien koningszoon, die
+alle aardsche banden breekt om der menschheid het heil te prediken,
+die vol is van medelijden, met diepen eerbied en wij kunnen ons
+begrijpen dat zijn volgelingen zeiden dat hij was "God, geopenbaard
+in de gestalte van barmhartigheid."
+
+Wij kunnen ons niet voorstellen dat zijn beeld, ons zoo treffend
+geteekend, slechts een mythe zou zijn: er moet een verheven karakter
+zijn geweest om denkbeelden te verkondigen, die zoo ver waren verheven
+boven zijn tijd.
+
+Nooit verandert zijn verheven welwillendheid. Hij bekeert de
+verdorvenste zondaars. Hij spreekt tot de dochters der zonde. Als
+hij de aarde bezoekt is het licht tot in de diepste der hellen, hij
+maakt duivelen en goede menschen beide gelukkig. Een dwaas beleedigt
+hem. "Mijn zoon" antwoordt hij "beleediging tegen den hemel is als
+speeksel, dat men tegen het uitspansel richt: het keert terug op wie
+het uitwerpt."
+
+"Een Tathagatha," zegt hij tot zijne leerlingen, "kan door slechte
+daden en beleedigingen niet worden vertoornd: deze kunnen alleen zijn
+barmhartigheid en liefde verdubbelen."
+
+Bedenken wij nu daarbij dat het beginsel der vergelding (oog om oog,
+tand om tand) de politiestok was voor de maatschappij van die dagen,
+dat oorlog, plundering en wraak aan geheele kringen eigen waren als
+dagelijksch bedrijf en broodwinning, hoe verheven klinken ons dan
+tegen woorden als deze:
+
+"Slechts door liefde bedwingen wij wrok. Door goed alleen overwinnen
+wij kwaad. De heele wereld vreest geweld. Alle menschen beven in
+tegenwoordigheid van den dood. Doe aan anderen wat gij wilt dat zij
+u zouden doen. Dood niet. Veroorzaak geen dood.
+
+"Zeg geen harde woorden tot uw buurman. Hij toch zal u antwoorden in
+denzelfden toon.
+
+"Zij die zeggen: "Ik ben verongelijkt en uitgetart, ik ben geslagen
+en geplunderd" zullen nooit ophouden te haten.
+
+"Wat de haat in de wereld kan doen ophouden is niet de haat, maar de
+afwezigheid van haat.
+
+"Als gij--evenals een trompet, die in den krijg is vertreden--geen
+klagelijk geluid meer voortbrengt, dan hebt gij Nirvana bereikt.
+
+"Stil zal ik misbruik verduren evenals de strijd-olifant de pijl van
+den schutter ontvangt.
+
+"De mensch, die ontwaakt is, gaat niet op wraak uit, maar vergeldt
+met vriendelijkheid zelfs wie hem onrecht doet: evenals de sandelboom
+zijn geur nog meedeelt aan de bijl van den houthakker, die hem velt."
+
+Hebben deze schoone uitspraken vooral betrekking op het kwaad met
+goed vergelden, de volgende die zich op verschillend gebied bewegen
+zijn niet minder merkwaardig.
+
+"De zwanen gaan op het pad der zon. Zij gaan door de lucht, dank zij
+hun wonderbare macht. Zoo gaan de wijzen deze wereld uit, als zij
+Mara en diens gezelschap hebben overwonnen.
+
+"Niet door uitwendige daden is men een (waar) asceet (Samana).
+
+"Niet de tonsuur maakt van den onopgevoeden mensch een Samana.
+
+"Geen regenbui van goudstukken kan de lust ooit voldoen.
+
+"Een mensch is geen Bhikshu alleen omdat hij aalmoezen vroeg, geen
+Muni [65] omdat hij stilzwijgt. Niet door discipline en geloften,
+niet door groote geestelijke kennis, niet door alleen te slapen,
+niet door heilige inspiratie, kan ik die vrijheid verkrijgen, welke
+geen wereldling kent. De ware Samana is hij, die alle kwaad ter rust
+heeft gebracht. Indien een mensch in den strijd duizend maal duizend
+man overwint en een ander overwint zichzelf, dan is de laatste de
+grootste overwinnaar.
+
+"Weinigen zijn er die aankomen aan de overzijde, de meesten loopen
+langs den oever heen en weer.
+
+"Laat de dwaas verlangen naar een waardelooze reputatie, naar voorrang
+onder de Bhikshu's, naar heerschappij in de kloosters, naar vereering
+door andere menschen.
+
+"Een bovennatuurlijk persoon wordt niet gemakkelijk gevonden. Hij
+wordt niet overal geboren. Het ras, waaronder zulk een wijze geboren
+wordt, bloeit.
+
+"Roep mij niet uit op den weg alsof ik de god Brahma was. [66]
+Godsdienst is niets anders dan het vermogen om lief te hebben.
+
+"Het huis van Brahma is waar kinderen gehoorzamen aan hun ouders.
+
+"Schoonheid en rijkdom zijn als een mes, met honig besmeerd. Het kind
+zuigt er aan en wondt zich. [67]"
+
+Zoo vormen de woorden en daden van Boeddha een schoon geheel, zooals
+hij leerde, zoo leefde hij. En zooals hij leefde, zoo stierf hij ook.
+
+Achttien mijlen oostwaarts van Kapilavastu is thans een nederig dorp,
+geheeten: Matha Kuär (de doode prins). Waarom die naam? Hwen Thsang,
+de Chineesche pelgrim, die in de 4de eeuw Indië bezocht, kan het
+ons vertellen. Daar was in zijne dagen een "doode prins" van marmer,
+rustende onder een prachtig tempeldak (canopy), waarvan nog ruïnen
+zijn overgebleven. Op de plaats van dien tempel stonden 477 jaar voor
+Christus eenige boomen waaronder toen, in doodslaap verstijfd, de
+"beste vriend der wereld" rustte, zooals de Indiërs hem noemden. Hooren
+wij, wat een in hoofdzaak betrouwbaar verhaal ons van zijn dood meldt.
+
+Boeddha gaat van Rajagriha, de hoofdstad van Magadha-land het noorden
+in. Hij gaat den Ganges over, waar toen juist de toekomstige hoofdstad
+van Indië, de koningstad Pataliputta werd gebouwd. Hij ziet in den
+geest de toekomstige grootheid dier stad en voorspelt deze aan zijn
+jongeren.
+
+In het dorp Beluva nabij Vaisali wil hij zijn leerlingen laten heengaan
+om daar in stille eenzaamheid den regentijd door te brengen. Doch daar
+grijpt een smartelijke krankheid hem aan: den dood erkent hij als
+nabij. Nu denkt hij aan zijne jongeren: hij wil Nirvana niet ingaan
+voor hij tot hen gesproken heeft. Alzoo bedwingt hij zijne krankheid
+en houdt het leven vast. Hij staat op, gaat uit het huis en zet zich
+voor de deur op de plaats, die men hem bereid heeft. Ananda spreekt dan
+tot hem: "Ik zie, Heer, dat de verhevene beter is en het hem minder
+moeielijk valt. Mij, Heer, hadden de krachten verlaten, ik duizelde,
+de gedachten vloden heen door de ziekte van den verhevene. Doch een
+troost had ik, Heer, de verhevene zou niet in het Nirvana ingaan,
+voor hij zijn wil omtrent de gemeente den jongeren verkondigd heeft."
+
+"Wat begeert de gemeente der jongeren van mij, Ananda? Ik heb de leer
+verkondigd en geen verschil gemaakt tusschen binnen en buiten. Hij
+die zegt: "Ik wil heerschen over de gemeente" of "laat de gemeente
+mij onderworpen zijn," hij moge Ananda, zijn wil verklaren in
+de gemeente... De voleindigde evenwel zegt niet: "Ik wil over de
+gemeente heerschen." Ik ben nu afgeleefd, bejaard, een oud man, die
+zijn reis heeft volbracht. Tachtig jaar ben ik oud--Wees gij, Ananda,
+uw eigen licht, uw eigen toevlucht. Zoek geen andere toevlucht. Wie
+nu, Ananda, of na mijn verscheiden, zijn eigen licht zal zijn, zijn
+eigen toevlucht en geen andere toevlucht zal zoeken, hij zal voortaan
+mijn ware discipel zijn, die het rechte pad bewandelt."
+
+Boeddha laat des avonds alle monniken, die nabij Vaisali wonen
+samenroepen en wijst hen nog eenmaal op de kennis des heils, die
+hij hun predikte, opdat zij daarnaar zouden wandelen en die zouden
+vermeerderen en dan laat hij volgen: "Welaan monniken, ik zeg u,
+al het aardsche is der vergankelijkheid onderworpen, worstelt zonder
+ophouden. Over een kleinen tijd breekt het Nirvana van den voleindigde
+aan, nu over drie maanden zal hij in het Nirvana ingaan."
+
+En, ging hij voort:
+
+"Mijn aanzijn rijpt voor 't eind, na is mijns levens doel. 'k Ga heen:
+Gij blijft nog hier: het oord der toevlucht wacht, weest waakzaam
+steeds, en heilig zij uw wandel. Bewaart met kloeken moed, o jong'ren,
+uwen geest.
+
+"Die zonder wank'len steeds het woord der waarheid volgen.
+
+"Zij komen tot het doel, geboort, en dood voorbij."
+
+Den volgenden dag doet Boeddha nog eenmaal zijn bedelgang door Vaisali:
+ziet voor de laatste maal op de stad terug en begeeft zich met vele
+jongeren op weg naar Kusinara, om daar het Nirvana in te gaan.
+
+Te Pava--onderweg--overvalt hem de krankheid, die aan zijn leven
+een einde zal maken.--Cunda--zoo verhaalt het oude bericht naïef
+tusschen de afscheidsgesprekken van den verlichte door--Cunda, de zoon
+van een goudsmid te Pava zette den verhevene zwijnenvleesch voor,
+ten gevolge waarvan hij ziek werd. Moede ging de meester verder,
+hij baadde zich in de rivier en dronk een weinig. Na eenige rust
+kwam hij te Kusinara. Daar moest Ananda hem tusschen twee boomen een
+rustplaats bereiden, waarop hij het moede hoofd nederlegde.
+
+Het was niet de tijd dat de Salaboomen bloeiden, doch deze beide
+waren van onder tot boven met bloesems bedekt.
+
+Toen sprak de verhevene tot Ananda: "Geheel met bloemen bedekt,
+hoewel het de bloeitijd niet is, zijn de beide tweelingsboomen:
+hun bloesems vallen in menigte op het lichaam van den voleindigde:
+hemelsche melodieën weerklinken in de lucht om hem te eeren.
+
+"Doch den Voleindigde, Ananda, komt een andere eer toe, een andere
+verheerlijking, prijs, vereering, eerbied. Ieder monnik Ananda, en
+iedere non en iedere leek en leekenzuster, die in het groote en in het
+kleine in de waarheid leeft en naar de wet leeft en ook in het kleine
+naar de waarheid wandelt: zij zijn het die den voleindigde brengen
+de hoogste eer, verheerlijking, prijs en vereering. Daarom, Ananda,
+moet gij u oefenen en steeds bedenken: wij willen in het groote en
+het kleine naar de waarheid leven, wij willen naar de wet leven en
+ook in het kleine in de waarheid wandelen."
+
+Weenend ging Ananda het nabijzijnde huis binnen en sprak: "Ik ben
+van zonden nog niet vrij, ik heb het doel nog niet bereikt, en mijn
+meester, die zich mijner erbarmde, zal in het Nirvana ingaan."
+
+Toen zond Boeddha een der leerlingen tot hem: "Ga heen, leerling,
+en spreek uit mijn naam tot Ananda: de Meester wil met u spreken,
+Ananda." Toen ging Ananda tot den Meester, boog zich en nam aan
+zijne zijde plaats. Boeddha echter sprak: "Niet alzoo, Ananda,
+klaag niet, jammer niet. Heb ik u niet van te voren gezegd, Ananda,
+dat men scheiden moet van alles wat men liefheeft en waarin men zich
+verheugt? Hoe ware het mogelijk, Ananda, dat niet zou vergaan datgene
+wat geboren, geworden, gemaakt, der vergankelijkheid onderworpen
+is? Dat gaat toch niet. Gij echter Ananda, hebt langen tijd den
+Voleindigde geëerd, in liefde en goedheid, met vreugde zonder
+valschheid, zonder einde: in gedachten, woorden en werken. Gij hebt
+goed gedaan Ananda, ga voort, weldra zult gij van zonden vrij zijn."
+
+Toen de nacht aanbrak stroomden de edelen van Kusinara met vrouwen
+en kinderen naar het bosch om voor het laatst den stervenden meester
+hunne vereering te brengen.
+
+Subhadra, een andersgezind asceet, die gekomen was om met hem te
+spreken bekeerde zich tot hem als de laatste der geloovigen, die den
+Meester zelven aanschouwden.
+
+Kort voor zijn heengaan sprak Boeddha nog tot Ananda: "Wellicht,
+Ananda, zult gij denken; het woord heeft zijn meester verloren, wij
+hebben geen meester meer. Zoo moet gij niet denken, Ananda. De leer,
+Ananda, en de orde, die ik u geleerd en verkondigd heb, dat is uw
+meester, als ik ben heengegaan."
+
+En tot de jongeren zeide hij: "Welaan, jongeren, ik zeg u: vergankelijk
+is alles wat geworden is, worstelt zonder ophouden (om het heil te
+verkrijgen). Toen ging zijn geest van extase tot extase, door alle
+trappen der vervoering, daarop ging hij tot Nirvana in. De aarde
+beefde, de donder rolde. En Brahma sprak:
+
+"Eens leggen alle wezens af lichaamlijkheid, in alle werelden,
+zooals nu Boeddha, de overwinnaar, de meester der wereld, de machtige
+voleindigde, tot Nirvana is ingegaan."
+
+De edelen van Kusinara kwamen en verbrandden voor de poorten der stad
+het lichaam van Boeddha met alle eer, die aan de lijken van koningen
+placht te geschieden.
+
+
+
+Zoo wordt ons geschetst het levenseinde van den verhevene. We hebben
+hem aan de hand der oude geschriften gevolgd op zijn levens weg. Wij
+hebben leeren kennen den Boeddha der oude legende. Doch niet al
+te moeilijk schijnt het om uit den Boeddha der legende den wijzen
+Sakyazoon der historie te kennen. Als wij dat beproeven, dan komt
+ons voor den geest een hooggeboren edele, die, met aardschen glans
+en luister omringd, alles daarliet om een oplossing te zoeken van de
+hoogste levensvragen. Een wijze, die alles wat het leven lieflijks
+heeft, verzaakte om te zoeken naar wat voeren kon tot waren vrede. Niet
+in zelfkastijding, noch in overdreven wereldschuwheid vond hij dien,
+maar in het streven om bij een leven, evenver van zinnelijkheid als
+van zelfpijniging, tot uitdooving van alle hartstocht, tot opgeven
+van alle persoonlijke begeerte te komen.
+
+Eén, die voorts het licht hem geschonken, niet voor zichzelf hield,
+maar het zooveel in hem was aan anderen bracht, ja daaraan zijn
+gansche leven wijdde en die voor hoog en laag, voor mensch en dier
+de welwillendheid zelve was.
+
+Eén, die diep besefte dat geen offers, geen boetedoeningen, geen
+ceremoniën vrede brengen in de ziel, maar dat er slechts vrede en
+licht te vinden is voor hen, die uit liefde zichzelf ten offer geven
+en alle begeerte en hartstocht weten te overwinnen.
+
+Geen wonder dat zijn persoon een onuitwischbaren indruk achterliet
+en dat vrome vereering een stralenkrans wond om het hoofd van den
+Sakyazoon.
+
+
+
+
+
+III. Boeddha's onderwijs, Boeddhistische redenen en gelijkenissen.
+
+
+Wij hebben in de vorige hoofdstukken het leven van den verlichte u
+geschetst en daarbij op menige bladzijde, naar ik hoop, doen gevoelen,
+welken geest hem bezielde. Toch willen wij op zijn onderwijs nog
+meer in 't bizonder uwe aandacht vestigen: de leer was immers naar
+zijn eigen woord tot Ananda, de Meester voor zijn volgelingen, als
+hij was heengegaan?
+
+Welnu, dat woord van den Meester is ons voor een goed deel overgeleverd
+al kunnen wij niet overal beslissen, wat aan den Meester, wat aan
+leerlingen te danken is.
+
+Wat die leer betreft, krijgen wij den indruk, dat zij zich--in
+onderscheiding van Jezus' leer b. v.--vaak meer tot het verstand
+richtte dan tot het hart. 't Is meestal meer een klemmend betoog dan
+een op het gevoel werkend beeld. Ja, er is in die betoogen zelfs iets
+mathematisch, punt voor punt wordt uitvoerig en eentonig afgewerkt
+en langzaam gaat het voort. Als een voorbeeld noem ik de volgende
+rede over den gloed der zinnen: [68]
+
+"Toen sprak de verhevene tot de jongeren: alles, jongeren, staat
+in vlam. En wat is dit alles, jongeren, dat in vlam staat? Het oog,
+leerlingen, staat in vlam, het erkennen van het zichtbare staat in
+vlam, de aanraking met het zichtbare staat in vlam, het gevoel,
+dat uit de aanraking met het zichtbare voortkomt, staat in vlam:
+of het vreugde of leed is of geen vreugde of leed: ook dit staat in
+vlam. Door welk vuur is het ontvlamd? Door het vuur der begeerte,
+door het vuur van den haat, door het vuur der verblinding is het
+ontvlamd, door geboorte, ouderdom, dood, smarten, klachten, lijden,
+kommer, vertwijfeling is het ontvlamd: Alzoo zeg ik.
+
+"Het oor staat in vlam, het hoorbare staat in vlam, het kennen van
+het hoorbare staat in vlam, de aanraking met het hoorbare staat in
+vlam, het gevoel dat uit de beroering met het hoorbare voortkomt,
+zij het vreugde, zij het leed, zij het geen vreugde en geen leed, ook
+dit staat in vlam. Door welk vuur is het ontvlamd? Door het vuur der
+begeerte, door het vuur van den haat, door het vuur der verblinding,
+door geboorte, ouderdom, dood, smarten, klachten, leed, kommer,
+vertwijfeling is het ontvlamd: alzoo zeg ik.
+
+"De reuk staat in vlammen (dan volgt weer dezelfde opsomming), de tong
+staat in vlammen (wederom), het lichaam staat in vlammen (wederom),
+de geest staat in vlammen (wederom)."
+
+Dan gaat de rede voort: "Dit alzoo inziende (nl. de waarheid van het
+verteerd worden van alles door den vuurgloed der vergankelijkheid)
+wordt een wijze, edele hoorder des woords het oog moede, hij wordt
+het zichtbare moede, hij wordt het kennen van het zichtbare moede,
+hij wordt het gevoel moede, dat uit de aanraking met het zichtbare
+ontstaat, zij het vreugde of leed, of geen vreugde of leed. Hij
+wordt het oor moede (enz.), de reuk moede" (enz. enz.) (altijd weer
+dezelfde zinnen).
+
+En dan eindigt de rede: "Terwijl hij deze dingen moede wordt,
+wordt hij vrij van begeerte, van begeerte vrij wordt hij verlost,
+in den verloste is het inzicht: ik ben verlost, vernietigd is de
+wedergeboorte, voleindigd de heiligheid, gedaan de plicht, geen
+terugkeer is er meer tot deze wereld: alzoo is zijn inzicht."
+
+Voor ons zou een dergelijke toespraak geen groote aantrekkelijkheid
+hebben, doch voor de leerlingen van Boeddha, die aan een dergelijken
+redeneertrant, ook van andere leeraars gewoon waren, was dat een
+ander geval.
+
+Voor de niet ingewijden sloeg de meester gewoonlijk een eenigszins
+anderen toon aan, dan waren de redeneeringen niet zoo abstract. Zoo
+wordt ons b.v. in de Mahavagga, hetzelfde werk, waaraan de juist
+vermelde toespraak is ontleend, ook verhaald hoe de verhevene aan
+"tachtigduizend dorpsoudsten" het woord predikte. "Hij erkende", heet
+het daar, in zijn geest de gedachten der dorpsoudsten en predikte
+hun het woord naar de orde, namelijk de prediking van het geven, de
+prediking van de rechtschapenheid, de prediking van de hemelen, de
+verderfelijkheid, ijdelheid, onreinheid der lusten, den zegen van het
+vrijzijn van lust. Toen nu de verhevene erkende, dat hunne gedachten
+goed, ontvankelijk, vrij van hindernissen waren, verheven en naar hem
+toegewend, toen predikte hij hen, wat in 't bizonder de prediking der
+Boeddha's is: het lijden, het ontstaan van het lijden, de opheffing
+van het lijden, den weg tot opheffing des lijdens. Vervolgens wordt
+dan geschetst hoe in die dorpsoudsten het oog der waarheid opengaat en
+zij inzien dat "alles wat aan de wet van het ontstaan onderworpen is,
+ook aan de wet van het vergaan onderworpen is."
+
+M. a. w. hier wordt ons te zien gegeven, hoe Boeddha van het eenvoudige
+opklimt tot de verborgenheden, tot het wezenlijke, het eigenaardige
+zijner leer. Nu, al mogen wij ook allerminst vaststellen dat deze
+leer alzoo is uitgesproken (die verzameling van 80.000 dorpsoudsten is
+althans zeker een fictie) toch kunnen wij aannemen dat iets dergelijks
+aan de leerwijze van den Verlichte is eigen geweest [69].
+
+Soms ook vinden wij gesprekken, waarin Boeddha uit het dagelijksch
+leven opklimt tot het geestelijke, en wel in dier voege, dat hij
+zijn toehoorder door verschillende vragen langzaam brengt, waar hij
+hem hebben wil: alzoo de methode van Socrates, die ook vooral door
+vragen leerde.
+
+Zoo b.v. een gesprek van den Meester met Sona, een zijner
+leerlingen. Deze Sona had zichzelf tot de uiterste ascese gedwongen,
+doch was ten slotte tot het inzicht gekomen dat zulk een streven geen
+goede vruchten droeg. Hij liep nu gevaar tot het andere uiterste over
+te slaan en terug te keeren tot een leven voor het genot.
+
+Boeddha zegt dan tot hem: "Hoe is het Sona, waart gij vroeger, voor
+gij uw huis verliet, met het snarenspel bekend?" "Ja, heer." "Wat
+dunkt u dan Sona, als de snaren al te strak zijn gespannen, zal dan
+de luit den rechten toon geven en voor het spel geschikt zijn". "Dat
+zal zij niet, Heer." "En wat dunkt u, als bij uwe luit de snaren al
+te slap zijn gespannen, zal dan de luit den rechten toon geven en
+voor bespelen geschikt zijn?" "Dat zal zij niet, Heer." "Hoe echter,
+Sona, indien bij uwe luit de snaren niet te strak en ook niet te slap
+gespannen zijn, als zij de juiste maat houden, zal dan de luit den
+rechten toon geven en voor het spel geschikt zijn?" "Ja, heer."
+
+"Zoo ontaardt ook, Sona, de al te sterk gespannen kracht in overmaat,
+en de al te veel overgelaten kracht in slapheid. Daarom Sona, voleindig
+in uzelf het evenwicht uwer kracht en tracht te komen tot evenwicht
+van uw geestelijk vermogen, houd dit doel in 't oog." [70]
+
+Somtijds vinden wij ook in het onderricht van Boeddha meer uitgewerkte
+gelijkenissen. Enkele daarvan willen wij U medededeelen, omdat zij
+ons zoo goed den geest des meesters doen kennen. We merken hierbij
+echter op, dat zeker niet al deze gelijkenissen van den Meester zelf
+afkomstig zijn.
+
+Van den verzoeker, die tracht de menschen den weg des heils te
+doen bijster worden en van den verlosser, die hen op den rechten
+weg terugvoert, wordt ons de volgende gelijkenis verhaald, die wij
+kunnen noemen:
+
+
+
+De ware en de verkeerde weg. [71]
+
+"Wanneer, o jongeren, in het woud, op een berghelling, een groote
+vallei met water is, waarbij een groote kudde wild leeft en er komt
+een man die het wild plagen en ongelukkig maken wil, dan sluit
+deze man den weg, [72] die goed, veilig en wel begaanbaar is af
+en opent een verkeerden weg, een moeraspad. Dan zal, o jongeren,
+die groote kudde wild schade lijden en verminderen. Wanneer er nu
+echter, jongeren, een man komt, die tracht naar gedijen, welzijn en
+heil voor deze groote kudde wild: dan maakt deze den goeden weg weer
+open en vernielt het moeraspad. Dan zal, o jongeren, de groote kudde
+wild voortaan gedijen, wassen en toenemen. Een gelijkenis, jongeren,
+heb ik verteld, om u den zin bekend te maken. De zin nu is deze:
+
+"De groote vallei en het water zijn de lusten, o jongeren. De groote
+kudde wild, jongeren, zijn de levende wezens. De man, die schade en
+onheil voor hen tracht te bewerken is Mara, de booze. De verkeerde
+weg, jongeren, is de achtvoudige verkeerde weg, namelijk: verkeerd
+geloof, verkeerd bedoelen, verkeerd woord, verkeerde daad, verkeerd
+leven, verkeerd streven, verkeerd gedenken, verkeerd bespiegelen. De
+moerasweg, o jongeren, is vreugde en begeerte. Het moeraspad, jongeren,
+is het nietweten. De man, jongeren, die naar gedijen, welzijn, heil
+tracht is de voleindigde, de heilige hoogste Boeddha. De zekere,
+goede weg, die wel te begaan is, is de heilige, achtvoudige weg,
+dat is: goed gelooven, goed bedoelen, goed woord, goede daad, goed
+leven, goed streven, goed gedenken, goed bespiegelen. Alzoo, heb ik,
+o jongeren, den veiligen, goeden weg geopend, die wel te begaan is, de
+valsche weg is toegesloten, het moeraspad vernietigd. Alles, jongeren,
+wat een meester doen moet, die naar het heil zijner jongeren tracht,
+die zich hunner erbarmt: uit erbarmen voor u heb ik dat gedaan."
+
+Dit bovenstaande verhaal kan terecht den naam van gelijkenis dragen,
+wij vinden echter in de oude Boeddhistische boeken ook nog meer
+uitgewerkte verhalen, die wel eenigszins aan gelijkenissen doen denken,
+maar toch nog beter "leerzame verhalen" kunnen worden genoemd. Enkele
+daarvan, deels van Boeddha, deels van zijn volgelingen afkomstig,
+willen wij hier laten volgen, omdat zij ons den geest van zijnen
+godsdienst zoo goed leeren kennen. Allereerst noemen wij u:
+
+
+
+De gelijkenis van de vergeving.
+
+In een vroeger bestaan was Boeddha de asceet Jin Juh en woonde hij in
+een bosch. "Wouden zijn heerlijk" verklaarde hij. "Waar de wereldling
+geen genoegen vindt, vindt de "ontwaakte" mensch genot."
+
+In dien tijd was er een koning, Ko Li geheeten, een man van wreed,
+slecht karakter. Op zekeren dag nam deze koning zijn vrouwen met zich
+en ging jagen in het bosch. Vermoeid geworden viel hij in slaap. Toen
+gingen al de vrouwen het bosch in om bloemen te plukken; zij kwamen bij
+de kluis van den asceet Jin Juh en luisterden naar zijn onderricht. Na
+eenigen tijd ontwaakte de koning, en zijn vrouwen missende, werd hij
+jaloersch, trok zijn zwaard en ging haar zoeken. Toen hij haar allen
+zag staan tegenover de kluis van den asceet, werd hij zeer toornig.
+
+"Wie zijt gij?" sprak de koning.
+
+"Ik ben de asceet Jin Juh."
+
+"Hebt gij alle aardsche hartstochten overwonnen?" vervolgde de
+koning. De ander antwoordde dat hij hier was om met zijn hartstochten
+te strijden. "Indien gij "Sheung te teng" [73] niet hebt bereikt,
+zie ik niet in dat gij beter zijt dan de philosophen," (Fan Fuh)
+èn met de wreedheid van een Oostersch tyran hakte hij den armen
+kluizenaar handen en voeten af.
+
+De monarch zag tot zijn verbazing een verheven kalmte op het gelaat
+van den gekwelden asceet en vroeg hem of hij geen toorn gevoelde.
+
+"Neen, koning, en ik zal u eenmaal leeren ook uw dierlijke hartstochten
+te bedwingen. Als ik, in een ander bestaan, Sheung te teng bereik,
+zult gij, o koning, mijn eerste bekeerling zijn."
+
+In een volgend bestaan werd koning Ko Li de leerling Kaundiliya.
+
+De hierop volgende geschiedenis is waarschijnlijk een protest
+van de Hinayana (de kleine overtocht, dat wil zeggen het meer
+oorspronkelijke Boeddhisme) tegen de "valsche leeraars" van de Mahayana
+(de groote overtocht) die het Boeddhisme als een soort atheïsme gingen
+opvatten. Zij kan genoemd worden:
+
+
+
+De gelijkenis van den godloochenaar.
+
+Angati, de koning van Tirhut, had eene dochter, Ruchi. Eerst leefde
+hij godsdienstig, doch later hoorde hij verkeerde leeraars, die
+verklaarden dat er geen toekomende wereld is en dat de mensch na den
+dood, in water en andere elementen wordt opgelost. Van toen af meende
+hij dat het beter was het tegenwoordige te genieten en werd hij wreed.
+
+Op zekeren dag ging Ruchi tot den koning en vroeg hem haar duizend
+goudstukken te geven, daar het den volgenden dag een feestdag was en
+zij een offer wenschte te brengen. De koning antwoordde dat er geen
+toekomstig leven was, geen vergelding voor verdienste. Godsdienstige
+vormen waren zonder waarde en het was beter om van het tegenwoordige
+leven te genieten.
+
+Nu had Ruchi het innerlijk gezicht: zij kon dus in haar leven teruggaan
+tot op veertien vroegere bestaansvormen. Dus sprak zij tot den koning
+dat zij vroeger een edelman was geweest, doch een overspeler en dat
+zij nu voor straf slechts een vrouw was. Als verdere straf was zij
+geweest monnik, jonge koe en geit en eens was zij geboren in de hel
+Avichi. De koning wilde zich niet door eene vrouw laten onderrichten
+en bleef ongeloovig. Toen riep Ruchi, door betoovering, een geest
+te hulp, en Boeddha zelf, in de gedaante van een monnik, kwam in de
+stad. De koning vroeg hem vanwaar hij kwam. De monnik antwoordde dat
+hij uit de andere wereld kwam. De koning zeide daarop lachend:
+
+"Als gij van de andere wereld komt, leen mij dan honderd goudstukken
+en als ik naar die wereld ga zal ik er u duizend teruggeven."
+
+Boeddha antwoordde ernstig: "Als iemand geld leent moet dat zijn aan
+de rijken, als hij geld geeft aan de armen, is het een gift, want de
+arme kan niet terugbetalen. Daarom kan ik u geen honderd goudstukken
+leenen, want gij zijt arm en berooid."
+
+"Gij spreekt logen" was het toornig antwoord des konings. "Is niet
+deze gansche rijke stad mijn eigendom?"
+
+Boeddha antwoordde: "Over korten tijd; o koning, zult gij sterven. Kunt
+gij uw rijkdom meenemen naar de hel? Daar zult gij in onuitsprekelijke
+ellende leven, zonder kleeding, zonder voedsel. Hoe kunt gij mij dan
+mijn schuld betalen?" Zoo sprak Boeddha en op zijn aangezicht lag
+een zonderlinge glans, die den koning verblindde.
+
+Ook het volgende verhaal is zeer populair, het heet:
+
+
+
+Boeddha's gelijkenis van Kisagotami.
+
+Eens leefde er een nederig paar in Sravasti. Zij verkochten erwten,
+rijst en houtskool in kleine ondiepe mandjes, door een matje tegen de
+middagzon bedekt. Zij hadden een eenige dochter, Kisagotami. Op zekeren
+dag zond haar vader haar het bosch in om hout te zoeken. Zij bleef
+in de jungle bloemen zoeken, totdat zij eensklaps van uit het dichte
+riet de oogen van een cheetah [74] op haar gevestigd zag. Zij stierf
+bijna van schrik. Plotseling suisde er iets langs haar en de cheetah
+lag dood aan haar voeten. De pijl was geschoten door een jongeling,
+als jager in dienst bij den Rajah. Spoedig daarna wilde hij trouwen
+met Kisagotami, die zeer op hem gesteld was. Doch de ouders, die reeds
+op jaren kwamen zeiden dat zij hun eenige dochter niet konden missen.
+
+Eens ging een blinde man het winkeltje voorbij, hij speelde en zong. De
+oude moeder luisterde en hij zong:
+
+"Zonder een metgezel wordt de Kokila [75] stil op haar tak,
+stil-stil-stil voor altijd."
+
+Zij bracht dit in verband met hare dochter, die inderdaad kwijnend en
+ziekelijk was geworden na hare teleurstelling en begon zich over deze
+bezorgd te maken. Zoo trad het meisje, na verloop van tijd, door den
+invloed van haar moeder, in het huwelijk. In die dagen richtte een
+wreede tijger verwoestingen aan en doodde vele dorpelingen. De vorst
+beloofde een groote som aan wie den tijger doodde. Kisagotami's man
+werd er door verlokt, hij viel den tijger aan, maar werd door diens
+klauw doodelijk gewond.
+
+De weduwe en een klein kind keerden naar Sravasti terug en helaas:
+ze ontmoetten een stoet van weenende vrouwen, die haar ouders naar
+het graf brachten. Een maand later zag men de arme weduwe met een
+dood kind in de armen, telkens klagende. "Geef mij een geneesmiddel
+voor mijn arm kind."
+
+Een antwoordde: "Ga naar den Sakyamonnik, den Boeddha (verlichte).
+
+Kisagotami ging naar Boeddha's kluis en sprak: "Heer en meester,
+kent gij eenig geneesmiddel dat mijn jongen zal genezen?"
+
+Boeddha antwoordde: "Ik moet een handvol mosterdzaad hebben."
+
+Het meisje beloofde het te bezorgen, maar Boeddha voegde er bij:
+"Ik moet mosterdzaad hebben uit een huis, waar geen zoon, echtgenoot,
+ouder of slaaf is gestorven."
+
+De arme Kisagotami ging met haar dood kindje van huis tot
+huis. Medelijdende menschen zeiden: "Hier is mosterdzaad, neem
+het." Maar als zij vroeg of er geen zoon, of echtgenoot of ouder
+of slaaf in dat huis was gestorven, dan ontving zij ten antwoord:
+"Vrouw, de levenden zijn weinigen, dooden zijn er velen: tot ieder
+huis komt de dood."
+
+Ten slotte zat Kisagotami, vermoeid en zonder hoop aan den weg
+neer en keek naar de lichten in de steden, die één voor één werden
+uitgedoofd. Op dat oogenblik deed Boeddha, door de macht van Siddhi
+[76], haar zijne verschijning zien en deze sprak: "Alle levende
+wezens gelijken op deze lampen. Zij worden opgestoken en flikkeren
+dan voor een wijle, daarop heerscht de zwarte nacht over allen. De
+verschijning predikte toen de wet aan haar, en volgens de woorden
+der Chineesche vertaling, bracht hij aan: "heil en redding, het pad
+wijzende dat leidt tot de eeuwige stad."
+
+
+
+De geschiedenis van prins Kunala.
+
+Koning Açoka had een jongetje, wiens oogen zoo schoon waren dat zijn
+vader hem Kunala noemde: daar is een vogel van dien naam, welke onder
+de rhododendrons en pijnboomen van de Himalaya woont en die beroemd is
+om zijn lieftallige oogen. De jonge prins groeide op en ieder sprak
+over zijn schoonheid in het gansche land des konings. Geen vrouw kon
+hem in de oogen zien, zonder verliefd op hem te worden. Een Sthavira
+[77] sprak eens ernstige woorden tot hem en zeide: "De trots van het
+oog mijn zoon, is ijdelheid. Pas op."
+
+Op jeugdigen leeftijd huwde Kunala een meisje, Kanchana geheeten. Op
+zekeren dag zag een van de vrouwen des konings den jeugdigen echtgenoot
+en werd wanhopig verliefd op zijn schoone oogen. Kunala was door
+schrik getroffen.
+
+"Zijt gij niet," sprak hij, "in de zenana [78] van den koning, mijn
+vader?" Dit woord veranderde haar liefde in bitteren haat.
+
+In dien tijd stond de stad Taxila tegen koning Açoka op. De monarch
+wilde er aanstonds zelf heengaan, doch de ministers raadden hem om
+prins Kunala te zenden in zijn plaats. De prins ging naar de oproerige
+stad en wist spoedig de rust te herstellen. Het volk verzekerde hem
+dat zij de afpersingen en onderdrukkingen van des konings beambten
+hadden weerstaan, doch niet den koning zelf.
+
+Niet lang daarna werd de koning door een walgelijke ziekte aangetast
+en moest ten behoeve van zijn zoon afstand doen van den troon. De
+koningin Tishya Rakshita, dezelfde die den prins zoo haatte, dacht
+in haar hart: "Als Kunala den troon bestijgt ben ik verloren."
+
+Zij beval een slaaf haar een man te brengen, door dezelfde ziekte
+als de koning aangetast. Zij vergiftigde den man en onderzocht hem
+van binnen. Een groote worm voedde zich met zijn ingewand. Zij gaf
+dien worm peper en gember: hij bleef er even gezond bij. Zij gaf hem
+uien en hij stierf.
+
+Aanstonds ging zij naar den koning en beloofde hem te genezen als
+hij haar een verzoek wilde toestaan. De koning beloofde haar alles
+te geven, wat zij zeggen zou. Zij sprak tot hem: "Neem deze ui en
+gij zult beter worden."
+
+"Koningin," sprak de koning, "ik ben een Kshatrya en de wet van Manoe
+[79] verbiedt mij uien te eten." De koningin vertelde dat het een
+geneesmiddel was, gèèn voedsel. Hij at de ui en werd genezen.
+
+De koningin verzocht nu, als belooning voor deze genezing, een week
+lang de zaken des konings te mogen besturen. De koning aarzelde,
+maar liet zich overhalen.
+
+Aanstonds zond de koningin een verzegelde order met 's konings zegel
+voorzien, dat prins Kunala bedelaarskleeren moest dragen en zijn
+oogen moesten worden uitgestoken: een blinde prins immers mag den
+troon niet bestijgen.
+
+De goede menschen van Taxila waren diep geschokt door dit bevel, maar
+zij zeiden tot elkaar: "Als de koning zoo onbarmhartig is voor zijn
+zoon, wat zal hij dan wel doen, als wij hem niet gehoorzamen?" Eenige
+Chándalas [80] werden er voor uitgekozen: doch zij hielden veel van
+den prins en wilden het wreed bevel niet uitvoeren. Op het laatst kwam
+er een afschuwelijke kerel, een mensch met wel achttien misvormingen
+en afwijkingen en rukte den prins de oogen uit.
+
+Weldra was deze als bedelaar op den grooten weg: zijn vrouw, Kanchana,
+was ook bij hem, in lompen gekleed. De arme prins herinnerde zich de
+plechtige woorden van den Sthavira.
+
+"Is niet de buitenwereld", zoo sprak hij tegen zijn vrouw "slechts
+een klomp vleesch?"
+
+De prins was altijd ziekelijk geweest en om nu in zijn onderhoud te
+voorzien speelde hij op de vina [81]. Na vele zwerftochten bereikten
+zij Palibothra (Patna) en kwamen bij het paleis des konings. Doch de
+wachters wierpen de twee vuile bedelaars er uit. Ten slotte dringen
+echter de tonen der vina tot den koning door. "Het is mijn zoon,"
+zeide hij. Hij zond beambten uit om hem te halen. De koning was
+verbaasd over den toestand, waarin hij hem aantrof. Toen hij te weten
+kwam wat er gebeurd was riep hij de schuldige koningin bij zich en
+gaf bevel haar levend te verbranden.
+
+Doch prins Kunala was een ander mensch geworden. Toen hij, zooals
+hij meende door zijn aardschen vader verlaten was, was hij een zoon
+van Boeddha geworden. Zijn "lichamelijk oog" was weg, doch hij voelde
+dat zijn "geestelijk oog" thans voor het eerst was geopend. In plaats
+van de zachte kleederen der hovelingen droeg hij nu de lompen van
+Boeddha's verheven bedelaars.
+
+Hij wierp zich voor de voeten van zijn vader en smeekte hem der
+koningin het leven te sparen: "Ik voel geen haat, geen smart, slechts
+dankbaarheid, dood haar niet."
+
+Açoka, de machtige zonnekoning, was bestemd om heel Indië te regeeren:
+zijn scepter reikte verder dan dien van den groot-Mogol. Hij ook zou
+eenmaal zijn prachtige paleizen verlaten en langs den weg zijn brood
+bedelen, ook hij werd Bhikshu.
+
+
+
+Een Boeddha op een huwelijksfeest.
+
+Koning Sudarsana was een modelkoning. In zijn rijk was geen
+doodstraf noch geeseling bekend, geen krijgswapen om te martelen of te
+verderven. Zijne stad, Jambunada, was gebouwd van kristal en kornalijn,
+zilver en goud. Eens bezocht een Boeddha deze plaats.
+
+Nu was er in die stad een man, die den volgenden dag zou trouwen, en
+hij wenschte gaarne dat de Boeddha bij de plechtigheid tegenwoordig
+zou zijn. Boeddha, die voorbij kwam, las de stille wensch in zijn hart
+en beloofde te komen. De bruidegom was zeer verheugd, hij bestrooide
+zijn huis met bloemen en besprenkelde het met reukwater.
+
+Den volgenden dag kwam Boeddha, de aalmoezenschaal in de hand, door
+vele leerlingen vergezeld. Toen zij allen op hunne bestemde plaatsen
+zaten, deelde de gastheer allerlei heerlijke spijzen rond, en sprak:
+
+"Eet, mijn heer, met al uwe leerlingen, volgens uw begeerte."
+
+Doch nu openbaarde zich een wonder aan de verbaasde blikken van
+den gastheer. Hoewel deze heilige mannen allen zeer smakelijk aten,
+verminderden de gerechten en de dranken niet. Daarop dacht deze bij
+zichzelf: "Kon ik maar al mijn bloedverwanten uitnoodigen, ook voor
+hen zou er genoeg zijn."
+
+Nu geschiedde een tweede wonder: Boeddha las de gedachten van den
+goeden man, en, zonder dat zij uitgenoodigd waren, stroomden alle
+bloedverwanten het huis binnen. Ook zij aten smakelijk van het
+wonderbare voedsel.
+
+Het behoeft nauwelijks betoog, dat het Chineesche boek
+Fu. pen. hing. tsi. king (door Beal in het Engelsch vertaald) ons
+vermeldt dat al de gasten, nadat zij eenige woorden over Dharma
+(de leer, de wet) van den Tathagata hadden gehoord, tot voldoening
+van iedereen (behalve misschien van de arme bruid) de gele kleederen
+gingen dragen.
+
+
+
+De nu volgende geschiedenis is een zeer aantrekkelijke en doet ons
+zien, dat een liefde, die de grenzen dezer wereld overschrijdt en tot
+in het hiernamaals reikt ook in de dagen van Sakya-muni niet onbekend
+was. Zij is getiteld:
+
+
+
+De geschiedenis van het meisje Bhadra.
+
+Toen Sakya-muni een vroeger bestaan doormaakte, noodigde een zekere
+koning Suryapati den grooten Boeddha Dipankara uit om zijn rijksgebied
+te bezien. Om dezen te eeren gaf de koning bevel dat zijn onderdanen,
+binnen een grens van twaalf yogana's van de hoofdstad, alle bloemen en
+reukwerken zouden bewaren voor den koning, opdat deze ze aan Boeddha
+zou schenken. Niemand mocht deze gaven houden om ze voor zichzelf
+aan te bieden.
+
+Sakya was toen een jonge Brahmaan, Megha geheeten. Hij was,
+ofschoon eerst zestien jaar oud, wel onderwezen in de wet. Hij
+was onvergelijkelijk schoon: zijn lichaam als geel goud, zijn haar
+insgelijks. Zijn stem was zoet en zacht als die van Brahma. Hij kwam
+in de stad, juist toen deze was versierd met het oog op de komst van
+Boeddha Dipankara en ook hij--die reeds een zeker vaag voorgevoel van
+het Boeddhaschap in zich gevoelde--besloot aan den vleeschgeworden
+verlichte een offer te brengen.
+
+Hij sprak bij zichzelven: "Welke offers zal ik hem brengen? Boeddha's
+houden niet van offers in geld, ik zal hem de schoonste bloem geven,
+die ik kan vinden."
+
+Hij ging naar een kapper en zocht een fraaie bloem uit, doch de
+kapper wilde haar niet verkoopen. "De koning heeft orders gegeven,
+eerbiedwaardig jongeling, dat geen bloemkransen hier in de stad mogen
+worden verkocht, hoe dan ook." Megha kreeg in een tweede en derde
+winkel hetzelfde antwoord.
+
+Nu zag hij, terwijl hij verder zocht, dat een in 't zwart gekleed
+meisje, een waterdraagster, Bhadra geheeten, stilletjes een
+Utpala-bloem met zeven stelen nam, die in haar wateremmer deed,
+en daarop haar weg vervolgde.
+
+Megha ging haar tegemoet en sprak "wat wilt ge doen met die Utpala,
+die gij in uw wateremmer verstopte? Ik zal u vijfhonderd goudstukken
+geven als gij haar aan mij wilt verkoopen."
+
+Het meisje was getroffen door de verschijning van den jongen man,
+die er zoo vriendelijk uitzag.
+
+Zij antwoordde direct: "Schoone jongeling, hebt gij niet gehoord
+dat de groote Boeddha Dipankara op uitnoodiging van den koning zoo
+aanstonds in de stad zal komen en dat de koning een verbod heeft
+gegeven dat niemand, binnen twaalf yogana's van de stad, reukzalf
+of bloemen aan eenig particulier mag verkoopen, aangezien de koning
+alles zelf wil koopen om het aan den Boeddha aan te bieden?
+
+"Nu is er in onze nabijheid een kappersvrouw die van mij vijfhonderd
+geldstukken kreeg en mij daarvoor deze bloem met zeven stelen gaf. De
+reden waarom ik alzoo des konings gebod heb overtreden, is dat ik
+zelf een offer wil brengen aan den heiligen man."
+
+Toen antwoordde Megha: "Goed meisje, wat gij hebt gezegd zal u dunkt
+mij het recht geven om van mij vijfhonderd goudstukken aan te nemen,
+waarvoor gij mij dan vijf stelen van de Utpalabloem geeft en er twee
+voor uzelven behoudt."
+
+Zij antwoordde: "Wat wilt gij doen met de bloemen als ik ze aan
+u geef?"
+
+De jonge Brahmaan zeide daarop dat hij ze aan den Boeddha wenschte
+te schenken.
+
+Nu had dit meisje het innerlijk gezicht en zij zag aan het gelaat
+van den jongeling, dat hij eenmaal de leidsman der menschen zou worden.
+
+Zij sprak: "Schoone vreemdeling, eenmaal zult gij een groote Boeddha
+zijn, en wanneer gij mij beloven wilt dat gij tot op den dag van uwe
+verlichting (waarop gij een Boeddha wordt) mij bij iedere geboorte
+tot uw vrouw zult nemen en dat wanneer gij Nirvana bereikt, gij mij
+als leerling onder uwe volgelingen wilt opnemen, dan zal ik u vijf
+stelen van mijn bloem geven."
+
+De Brahmaan antwoordde dat een asceet al zijn rijkdom moest schenken
+aan zijn metgezellen en dat, indien zij deze regeling goed vond, hij
+haar voor altijd tot vrouw wilde hebben. Zij verkocht hem daarop vijf
+stelen van de Utpala, opdat deze zijn bizondere gift aan den Boeddha
+zouden zijn en begeerde dat zij de andere twee als haar eigen gift
+zou schenken.
+
+Toen Dipankara naderde, vol majesteit, glinsterend als een helder meer,
+werd het geschenk hem toegeworpen en door een wonder bleven de bloemen
+zwevend in de lucht: een canopy (koepeldak) vormend boven zijn hoofd.
+
+Onder de "Fan hemelen" der Chineezen heet er een Fuh. ngai (gelukkige
+liefde). Laten wij hopen dat daar de lieve Bhikshu Bhadra bij haar
+geliefden meester is.
+
+
+
+Koning Wessantara.
+
+Eens leefde Boeddha op aarde als koning Wessantara. Zoo vriend'lijk was
+hij voor iedereen dat het gerucht ging dat hij een besluit had genomen
+om aan iedereen te geven wat hij verzocht. Hij had een liefhebbende
+vrouw en twee kinderen. Ook had hij een betooverden witten olifant.
+
+Een vreeselijke hongersnood brak in een naburig koninkrijk uit en
+de armen stierven bij duizenden. Acht Brahmanen werden tot koning
+Wessantara gezonden ten einde van hem den witten olifant te verzoeken:
+want een vruchtbare regen valt overal waar een betooverde witte
+olifant zich ophoudt.
+
+De weldadige koning stond zijn witten olifant af. Dit wekte zoozeer
+den toorn van zijn volk op, dat zij hem afzetten.
+
+Wessantara gaf nu al zijn rijkdom aan de armen en vertrok in een
+wagen, door twee paarden getrokken. Hij zou naar een groote rots in
+de wildernis gaan, teneinde daar kluizenaar te worden. Op zijn reis
+ontmoet hij twee Brahmanen, die hem om zijn rijtuig verzoeken. Hij
+geeft aan die bede gehoor en de onttroonde koning en koningin leggen
+de rest van den weg te voet af, ieder een kind op den arm. Hun weg
+leidt door het koninkrijk van den vader der koningin. Deze tracht
+hen van hun besluit terug te brengen, doch tevergeefs.
+
+In dienzelfden tijd leefde een Brahmaan, Jutaka, zeer gelukkig met
+zijn schoone vrouw; totdat op zekeren dag, toen de vrouw water putte,
+jaloersche buren haar gemoed vergiftigden. Zij bliezen haar namelijk in
+dat zij een slavin was en wonden haar zoo op, dat zij haar echtgenoot
+aanviel, hem sloeg en zijn baard uitrukte. Ja, zij dreigde zijn huis
+te verlaten als hij haar geen twee slaven verschafte. Zij zeide dat
+een dwaze koning, Wessantara, in de wildernis leefde als asceet. Daar
+moest hij heengaan en om twee slaven verzoeken.
+
+Zij toch hadden twee kinderen en hadden een gelofte gedaan om geen
+enkel verzoek te weigeren. Jutaka vertrok, doch hij kon niet bij den
+koning komen, daar de vader der koningin er een jager op wacht had
+gezet. Hij toch wist van Wessantara's gelofte en wilde hem voor verdere
+onbeschaamdheden van hebzuchtigen vrijwaren. Jutaka vertelde den jager
+een leugenachtig verhaal en slaagde er in den kluizenaar te vinden. Hij
+vroeg de twee kinderen voor zich als slaaf en Wessantara was door zijn
+eed gebonden ze hem te schenken. Zoo spoedig Jutaka uit het gezicht
+van den koning was, bond hij de koningskinderen stevig met koorden
+vast, doch: hij verdwaalde in de wildernis en kwam in het land van
+'s konings schoonvader, die al spoedig het geheele geval had vernomen.
+
+Hij liet den Brahmaan voor zich komen en bood hem voor de kleinkinderen
+hun gewicht in goud. Het eind van den hebzuchtigen Brahmaan was
+ongeveer als dat van Judas: hij richtte van zijn oneerlijk verkregen
+rijkdom een groot feest aan: zijn ingewanden barstten door overvulling.
+
+
+
+Koning Bambadat.
+
+Boeddha was in een zijner vroegere geboorten koopman in Benares. Op
+zekeren dag ging hij met zijn vrouw in een rijtuig door de straten
+van Rajagriha, de hoofdstad van koning Bambadat. De vorst zag deze
+vrouw en werd betooverd door hare onvergelijkelijke schoonheid. Hij
+maakte terstond een afschuwelijk listig plan om haar te krijgen.
+
+Een van zijn ambtenaren werd uitgezonden om stil een juweel van
+groote waarde in het rijtuig van den koopman te laten vallen. De arme
+koopman werd nu gevangen genomen onder beschuldiging van des konings
+kleinood te hebben gestolen. Hij en zijne schoone vrouw werden voor
+den koning gebracht, die met voorgewende belangstelling naar het geval
+hoorde en daarop beval dat de koopman onthoofd en diens vrouw in den
+harem zou worden opgenomen. Koning Bambadat was een wreed koning,
+wiens onderdrukkingen hem den haat zijner onderdanen op den hals
+hadden gehaald.
+
+De arme koopman werd weggevoerd om onthoofd te worden, maar Indra
+op zijn hemeltroon had het vreeselijk voorval gezien en--een wonder
+geschiedde. Toen de beul zijn zwaard ophief deden onzichtbare handen
+den koning, die bij de bloedige gebeurtenis tegenwoordig wilde zijn,
+van plaats verwisselen met den koopman, zoodat deze den noodlottigen
+slag ontving. Doch de koopman vond zichzelf eensklaps op den olifant
+gezeten, die den koning naar de gerichtsplaats had gebracht. Deze
+treffende tusschenkomst des hemels verbaasde het verzamelde volk:
+zij riepen den koopman tot hun nieuwen koning uit. Onnoodig er bij
+te voegen dat zijn wijze van regeeren gansch anders was dan die van
+koning Bambadat.
+
+Vermeld wordt het niet, maar waarschijnlijk was de schoone vrouw het
+meisje Bhadra van de vorige geschiedenis.
+
+
+
+De hongerige hond.
+
+Eens was daar een slecht koning, Usuratanam geheeten. Deze onderdrukte
+zijn volk zoo vreeselijk, dat Boeddha in den hemel er medelijden
+mee kreeg. Boeddha was toen de god Indra. Hij nam den vorm van een
+jager aan en daalde met den deva Matali neder: deze als een enorm
+groote hond. Zij traden eensklaps des konings paleis binnen en de
+hond blafte zoo ontzettend, dat het geluid de koninklijke gebouwen op
+zijne grondvesten deed schudden. De verschrikte koning riep den jager
+bij zich en vroeg wat die vreeselijke geluiden hadden te beteekenen.
+
+"De hond blaft zoo van den honger" zeide de jager--en opnieuw rolde
+een geluid als van een verren donder door het paleis.
+
+"Geef hem eten, geef hem toch eten" zeide de verschrikte vorst; al
+het voedsel, dat er was, moest dienen voor het koninklijk feestmaal:
+het werd voor den hond neergezet. Hij at het in een oogenblik op en
+blafte nogmaals met vreeselijke stem. Men haalde meer voedsel: alles
+ten slotte wat in de stad en in de aangrenzende provinciën was. Doch,
+na korte rust at de onverzadelijke hond alles op en begon opnieuw te
+blaffen. De koning stortte haast ter aarde van schrik.
+
+"Zal niets ooit uw hond verzadigen, jager?"
+
+"Niets, o koning, dan het vleesch van al zijn vijanden."
+
+"En wie zijn zijn vijanden, jager?"
+
+"Zijn vijanden," hernam de jager "zijn zij die slechte daden
+verrichten, die de armen onderdrukken, die oorlog maken, die wreed
+zijn tegenover de dieren der schepping."
+
+De koning herinnerde zich zijn vele slechte daden en werd door schrik
+en berouw aangegrepen. Daarop maakte Boeddha zich bekend en predikte
+hem en zijn volk de wet der gerechtigheid.
+
+Daar Matali altijd voorkomt als de wagenmenner van Indra ligt het
+voor de hand dit verhaal te beschouwen als een oud-Indisch, in
+Boeddhistischen geest omgewerkt, gelijk trouwens met vele Jataka
+verhalen het geval is. Boeddha is hier eenvoudig voor Indra, den
+oorspronkelijken held van het verhaal, in de plaats gesteld.
+
+
+
+Boeddha als vredestichter.
+
+Twee prinsen waren eens in hevigen twist geraakt over zeker kunstmatig,
+door dijken afgesloten meer. Een vreeselijke oorlog dreigde te
+ontbranden. Eensklaps verscheen Boeddha tusschen de prinsen en hun
+legers en vroeg naar de oorzaak van den strijd. Toen men hem volkomen
+had ingelicht stelde hij de volgende vragen:
+
+"Zeg mij, koningen, heeft aarde eigenlijke waarde?"
+
+"Geen waarde hoegenaamd."
+
+"Heeft water eigenlijke waarde?"
+
+"Geen waarde hoegenaamd."
+
+"En het bloed van koningen, heeft dat eigenlijke waarde?"
+
+"De waarde is daarvan niet te schatten."
+
+"Is het redelijk" sprak de Tathagata "dat wat van onberekenbare waarde
+is in rekening wordt gebracht tegen datgene wat in het geheel geen
+waarde heeft?"
+
+De vertoornde vorsten erkenden de wijsheid dezer redenen en gaven
+hun twist op.
+
+
+
+De verloren zoon.
+
+Zeker man had een zoon, die wegreisde naar een ver land. Daar werd hij
+vreeselijk arm. De vader echter werd rijk, hij verzamelde veel goud
+en schatten, hij had veel welgevulde magazijnen en olifanten. Doch
+hij had zijn verloren zoon zeer lief en klaagde heimelijk dat hij
+niemand had aan wien hij zijn paleizen en suverna's [82] bij zijn
+dood kon achterlaten.
+
+Na vele jaren kwam de arme man, voedsel en kleeding zoekend, naar
+de streek waar zijn vader groote bezittingen had. Zijn vader zag hem
+reeds van verre en dacht bij zichzelf: "Indien ik aanstonds mijn zoon
+weer aanneem, en hem mijn goed en schatten geef, zal ik hem groot
+leed veroorzaken.
+
+"Hij is onwetend en onopgevoed: hij is arm en verdrukt. Met iemand
+van zulke ongelukkige neigingen is het beter zijn geest langzamerhand
+op te voeden. Ik zal hem maken tot een mijner huurlingen."
+
+Daar kwam de zoon, uitgehongerd en in lompen, aan de deur van zijns
+vaders huis. Hij zag een grooten troon en vele hovelingen, die eer
+bewezen aan hem, die op den troon zat. Verschrikt door al die pracht
+vlood hij weer naar den weg terug. "Hier" zoo sprak hij "is het huis
+van den armen man. Als ik in het paleis van den koning kom, word ik
+wellicht in de gevangenis geworpen."
+
+Toen zond de vader boden naar zijn zoon: deze brachten hem mede,
+ondanks zijn verzet en klagen. Toen hij het huis van zijn vader
+bereikte viel hij flauw van schrik: hij herkende zijn vader niet en
+dacht dat hij een of ander wreede straf zou moeten verduren. De vader
+beval zijn dienaren zachtkens met den ongelukkige te handelen en zond
+twee werklieden van diens eigen levenswijze uit om hem als arbeider
+op het landgoed in dienst te nemen. Zij gaven hem een bezem en een
+mand en lieten hem, tegen dubbel loon de mesthoop opruimen.
+
+Uit het venster van zijn paleis keek de rijke man naar zijn zoon, die
+daar aan het werk was. Doch op zekeren dag kleedde de vader zich als
+een arm man, overdekte zich met stof en vuil en sprak zijn zoon toe:
+"Blijf hier, goede man, en ik zal u van kleeding en voedsel voorzien:
+gij zijt eerlijk en arbeidzaam. Beschouw mij als uw vader."
+
+Na vele jaren voelde de vader zijn einde naderen. Hij riep zijn zoon
+en zijn ambtenaren bij zich en deelde hun het geheim mede, dat hij
+zoo lang had bewaard. De arme man was werkelijk zijn zoon, die hem in
+vroeger dagen had verlaten. Nu deze zich bewust was van zijn vroegeren
+droeven staat, nu hij bekwaam was rijkdom op prijs te stellen en te
+bewaren, wilde hij hem al zijn schatten toevertrouwen. De arme man
+was verbaasd over deze plotselinge ommekeer in zijn lot, en verblijd
+nog eenmaal zijn vader te zien.
+
+
+
+Volgens de "Lotus van de Volmaakte wet" zijn de gelijkenissen van
+Boeddha omsluierd voor de onwetenden door een raadselachtige taal.
+
+De rijke man van de gelijkenis, met zijn troon vol bloemen en juweelen,
+heet daar de Tathagata, die al zijn kinderen teeder bemint en groote
+geestelijke schatten voor hen heeft bereid. Doch iedere zoon van
+Tathagata heeft treurige neigingen. Hij stelt de mesthoop boven de
+paarl mani. Om zulk een mensch te leeren moet de Tathagata lagere
+dienaren gebruiken, monniken en asceten, om hem langzamerhand van de
+lagere voorwerpen der begeerte af te wennen. Als hij zelf spreekt
+is hij gedwongen veel van zijn gedachten te omsluieren, omdat zij
+niet begrepen zouden worden. Zijn zonen hebben geen genoegen in het
+hooren van geestelijke dingen. Stap voor stap moet hun geest worden
+opgevoed voor hoogere waarheden.
+
+
+
+Gelijkenis van de vrouw aan de bron.
+
+Ananda, de geliefde leerling van Boeddha, was eens dorstig, daar hij
+een verre reis had gemaakt. Bij een bron ontmoette hij een meisje,
+Matanga geheeten en vroeg haar hem wat water te geven. Doch daar zij
+een vrouw van lagere kaste was, vreesde zij een heilig Brahmaan te
+besmetten en weigerde vriendelijk.
+
+"Ik vraag niet naar caste, maar naar water," zeide Ananda. Zijn
+nederigheid won het hart van het meisje.
+
+Haar moeder was ervaren in liefdesdranken en tooverkunsten en toen deze
+hoorde hoe verliefd haar dochter was, dreef zij haar tooverspel met
+Ananda en bracht hem naar haar hol. Hulpeloos bad deze tot Boeddha,
+die aanstonds verscheen en de booze demonen uitwierp.
+
+Doch met Matanga was het nog droevig gesteld. Ten slotte besloot zij
+Boeddha zelf op te zoeken en bij hem hulp te vragen.
+
+De groote geneesmeester, de gedachten van het meisje bemerkende,
+vroeg haar vriendelijk:
+
+"Ondersteld dat gij mijn leerling huwdet, kunt gij hem overal
+volgen?" "Overal," sprak het meisje. "Kunt gij zijn kleederen dragen en
+slapen onder hetzelfde dak?" zeide Boeddha, zinspelend op de armoede
+en dakloosheid der onbehuisden. Langzamerhand begreep het meisje zijne
+bedoeling en op het laatst nam zij haar toevlucht tot de drie groote
+paarlen. [83]
+
+
+
+De geschiedenis van Vasavadatta.
+
+Te Mathura was een courtisane, Vasavadatta geheeten. Zij werd zeer
+verliefd op een der toenmalige discipelen van Boeddha, Upagupta
+geheeten, en zond haar dienstbode om hem haar hartstocht bekend te
+maken. Upagupta was jong en zeer schoon. Weldra kwam de dienstbode
+met het volgende raadselachtig antwoord terug:
+
+"De tijd is nog niet gekomen, dat de leerling Upagupta een bezoek
+zal brengen aan de courtisane Vasavadatta."
+
+Vasavadatta was over dit antwoord verbaasd. Haar klasse toch was toen
+ter tijd een caste, een georganiseerd lichaam, door den staat beschermd
+en zij leefde in grooten overvloed. Zij was de schoonste vrouw in
+des konings rijk en niet gewoon dat hare liefde werd versmaad. Toen
+haar eerste oogenblikken van heftigheid voorbij waren, bedacht zij
+dat de jonge man arm was. Wederom zond zij haar dienstbode naar
+Upagupta. "Zeg hem dat Vasavadatta liefde begeert, geen goud en
+paarlen." De dienstbode kwam terug met hetzelfde raadselachtige
+antwoord: "De tijd is nog niet gekomen dat de leerling Upagupta de
+courtisane Vasavadatta zal bezoeken."
+
+Weinige maanden daarna stond Vasavadatta in liefdesbetrekking tot
+het hoofd der kunstenaars van Mathura. Terwijl deze betrekking
+nog voortduurde kwam een zeer rijk koopman in de stad met
+vijfhonderd paarden, die hij wilde verkoopen. Toen hij hoorde van
+Vasavadatta's schoonheid, besloot hij haar op te zoeken en werd op
+haar verliefd. Zijn paarlen en suverna's waren te verlokkend voor de
+hebzuchtige vrouw. Zij vermoordde het hoofd der kunstenaars en liet
+zijn lijk op een mesthoop werpen. Zijn familieleden deden, toen zij
+hem misten, allerlei nasporingen en het lijk werd gevonden.
+
+Vasavadatta werd gevangen genomen en voor den koning gebracht. Deze gaf
+bevel dat haar ooren, haar neus, haar handen en haar voeten zouden
+worden afgehouwen en haar lichaam op een kerkhof geworpen. Haar
+dienstbode bleef haar nog ter zijde, want zij was een vriendelijke
+meesteres voor deze geweest. Zij trachtte haar pijn te lenigen en
+joeg de vliegen van het bloedend lichaam weg.
+
+Nu kreeg Vasavadatta een derde boodschap van Upagupta: "De tijd
+is gekomen dat de leerling Upagupta een bezoek zal brengen aan de
+courtisane Vasavadatta." De arme vrouw, in wier ziel nog een echo was
+van de vroegere hartstocht, liet door haar dienstbode zorgvuldig haar
+geschonden leden onder een kleed bedekken: de verminkte overblijfsels
+van vroegere schoonheden. Toen de jonge man kwam zeide zij met eenige
+hartstocht:
+
+"Eens was mijn lichaam geurig als de lotus en bood ik u mijn liefde
+aan. In die dagen was ik bedekt met paarlen en fijn linnen. Nu ben
+ik verminkt en met vuil en bloed bedekt. Mijn handen, mijn voeten,
+mijn ooren, de beul heeft ze afgehouwen."
+
+De jonge man troostte met groote vriendelijkheid de arme Vasavadatta
+in haar doodsstrijd. "Zuster, het is niet voor mijn genoegen en mijn
+geluk dat ik tot u kom." Hij wees haar op de werkelijke natuur van
+de bekoorlijkheden, die zij nu betreurde. Hij wees er haar op dat
+zij geen vreugden, doch kwellingen waren gebleken, en dat indien
+onkuischheid, ijdelheid, begeerigheid en moordzucht waren afgesneden,
+zij winst had en geen verlies.
+
+Hij verhaalde haar van Tathagata, dien hij op deze aarde had zien
+wandelen, een Tathagata, die vooral hen die lijden liefheeft. Zijn
+woord bracht vrede in de ziel van Vasavadatta. Zij stierf, na haar
+geloof in Boeddha te hebben uitgesproken.
+
+Geesten voerden haar naar de boeteplaatsen van Devaloça.
+
+
+
+Gelijkenis van het brandend huis.
+
+Daar was eens een oud man, gebrekkig, vervallen, doch zeer rijk. Hij
+bezat veel land en vele goudstukken. Nog meer: hij had een wondergroot
+huis, dat vele sporen vertoonde van den tand des tijds. De gebinten
+waren door de wormen doorknaagd, de pilaren waren vergaan, de galerijen
+vielen naar beneden, het dak was droog en brandbaar. In het huis
+waren vele honderden bedienden en knechten van den ouden man, zoo
+uitgestrekt was de verzameling van oude gebouwen.
+
+Het huis bezat ongelukkig slechts eene deur. De man was ook de vader
+van vele kinderen, vijf, tien, laten wij zeggen twintig. Op zekeren dag
+rook hij een brandlucht en liep hij zoo spoedig hij kon, de eenige deur
+uit. Tot zijn schrik zag hij dat het dak in vlammen stond, terwijl de
+vergane oude pilaren één voor één vuur vatten en de gebinten brandden
+als tonder. Daarbinnen waren zijn kinderen, waar hij zoo veel van
+hield, aan het stoeien en aan het spelen met hun speelgoed.
+
+De beangste vader zeide bij zichzelven: "Ik zal het huis inloopen en
+mijn kinderen redden. Ik zal ze in mijn sterke armen nemen. Ik zal ze
+veilig dragen door de vallende gebinten en de brandende balken." Doch
+daar kwam de droeve gedachte bij hem op dat zijn kinderen dartel
+en onwetend waren. "Als ik hun zeg dat het huis in vlammen staat,
+zullen zij mij niet begrijpen. Als ik beproef hen te grijpen zullen
+zij rondhollen en beproeven mij te ontsnappen. Helaas! en er is toch
+geen oogenblik te verliezen."
+
+Eensklaps schoot een heldere gedachte door het brein van den
+oude. "Mijn kinderen zijn onwetend," zeide hij bij zichzelf, "maar zij
+houden van speelgoed en van blinkende dingen. Ik zal hun wat speelgoed
+beloven, dat zoo mooi is als zij 't nooit zagen. Dan zullen zij naar
+mij luisteren."
+
+De oude man riep nu met luider stem: "Kinderen, kinderen, kom uit het
+huis en zie deze mooie stukken speelgoed. Wagens met witte ossen er
+voor, alles goud en klatergoud. Zie die keurige fijne antilopen, o,
+en wat een mooie geiten. Kinderen, kinderen, kom toch gauw, of zij
+zijn allen weer weg."
+
+Daar kwamen de kinderen met vliegende haast uit den brandenden
+bouwval. Speelgoed was haast het eenige woord dat zij goed begrepen. De
+vader nu was uitermate blij, dat zijn kroost van het gevaar was
+gered en hij bezorgde hun eenige wagentjes, zoo mooi als men ze nooit
+ziet. Ieder wagentje had een koepeldak als een pagode en was met fijn
+traliewerk en klinkende belletjes versierd.
+
+Het was gemaakt van de zeven kostbare zelfstandigheden. Snoeren
+van glinsterende paarlen hingen er over: Vlaggen en kransen van de
+lieflijkste bloemen. Melkwitte ossen trokken deze wagens. De kinderen
+waren verbaasd toen zij er in zaten.
+
+Volgens de "Witte Lotus van Dharma" beteekent deze gelijkenis het
+volgende: De oude man is Tathagata en zijn kinderen zijn de blinde,
+lijdende kinderen van zonde en hartstocht. Tathagata heeft hen
+zeer lief en wil hen redden van hun ongeluk. Het oude, wondergroote
+huis, onooglijk, rot, gevaarlijk is het rijk van Kama: het gebied
+der begeerte, de drie groote werelden van den zichtbaren kosmos. Het
+oude huis staat in brand door het vuur van menschelijke hartstochten,
+haat en lust. Tathagata wil, in zijn oneindig medelijden al zijn
+geliefde kinderen uit het groot gevaar verlossen, maar zij verstaan
+zijne taal niet. Zij denken alleen over mooi speelgoed en kinderlijke
+vermaken. Als hij tot hen spreekt over den grooten innerlijken
+vrede, die den mensch zijn smart doet overwinnen, begrijpen zij hem
+niet. Spreekt hij tot hen over wonderbare, bovennatuurlijke giften,
+die aan de stervelingen worden geschonken, dan zijn zij doof. De
+wagentjes van klatergoud voor de kinderen van Tathagata bereid,
+zijn de "Groote" en de "Kleine" overtocht der Boeddhistische leer. [84]
+
+
+
+Het gesprek met Rahula over de valschheid.
+
+Koning Açoka [85] de groote beschermer van het Boeddhisme, die in de
+3e eeuw vóór Christus leefde, heeft verschillende steen-inscripties
+gemaakt. In een daarvan noemt hij zeven hoofdwerken (of belangrijke
+gedeelten) uit Boeddha's leer, daaronder dit gesprek. Volgens de
+vertaling van Prof. Beal luidt het aldus:
+
+"In vroeger dagen, vóór Rahula tot de hoogste kennis was gekomen,
+waren zijn woorden (daar zijn natuurlijke aard niet zoo verheven was)
+niet altijd gekenmerkt door liefde tot de waarheid.
+
+Bij zekere gelegenheid beval Boeddha hem te gaan naar de Kientai
+(Ghanda of Ghanta) Vihara en daar zijn mond te bewaren en zijn
+gedachten te beheerschen, tevens moest hij nauwgezet de regels van
+gedrag, in de schriften neergelegd, bestudeeren. Rahula, het gebod
+hoorende, betuigde zijn gehoorzaamheid en ging.
+
+Negentien dagen bracht hij in berouw en boete door. Ten slotte kwam
+Boeddha tot hem. Rahula werd, hem ziende, met blijdschap vervuld en
+boog voor hem met diepen eerbied. Vervolgens ging Boeddha op de voor
+hem bestemde plaats zitten en verzocht aan Rahula hem een bekken met
+water te brengen en zijne voeten te wasschen. Toen dit was afgeloopen
+vroeg Boeddha aan Rahula of dit water nu nog geschikt was voor eenig
+huiselijk gebruik (drinken enz.) Rahula zeide van niet: immers het
+water was vol met stof en onreinheid. Boeddha sprak: "Dit is ook uw
+geval: want ofschoon gij mijn zoon zijt en de kleinzoon des konings,
+ofschoon gij alles hebt opgegeven om een asceet te worden, toch
+zijt gij onbekwaam uw tong van onwaarheid en de bevlekking van losse
+praat terug te houden, en zoo zijt gij evenals dit besmette water:
+ongeschikt voor verder gebruik."
+
+Nadat nu het water was weggeworpen, vroeg Boeddha opnieuw of de schaal
+nu geschikt was om drinkwater te bevatten. Rahula antwoordde: "Neen,
+want de schaal is nog besmet en onzindelijk en kan daarom voor zulk
+een doel niet worden gebruikt." Daarop antwoordde Boeddha: "Zoo is
+het met u ook. Daar gij uw tong niet in toom houdt zijt gij bekend als
+ongeschikt voor eenig hoog doel, al belijdt gij een asceet te zijn."
+
+Daarop stak Boeddha de ledige schaal aan zijn voet en die ronddraaiende
+vroeg hij aan Rahula of hij niet bang was dat zij breken zou.
+
+Rahula zeide dat hij daarover niet bezorgd was, want de schaal was
+een doodgewone en daarom beteekende zijn verlies weinig.
+
+"Zoo is het met u ook," sprak Boeddha, "want al zijt gij een asceet,
+toch zijt gij, daar gij uw tong niet meester zijt, bestemd om, als een
+klein en onbeteekenend ding, een eind'looze reeks zielsverhuizingen
+door te maken, een voorwerp van verachting voor alle wijzen."
+
+Rahula schaamde zich diep en nog eens richtte Boeddha zich tot hem:
+"Luister, ik zal u eene gelijkenis vertellen. In oude dagen was daar
+een koning over zeker rijk, die een zeer grooten en sterken olifant
+bezat, wel in staat om vijfhonderd kleinere olifanten den baas te
+blijven. Er kwam opstand in een deel van 's konings rijk. De koning
+wilde er heen, en haalde de ijzeren wapenrusting van den olifant voor
+den dag. Hij beval den oppasser van den olifant hem de wapens aan te
+doen, te weten: twee scherpgepunte zwaarden aan zijn slagtanden, twee
+zeisen aan zijn ooren, een kromme speer aan iederen poot, een ijzeren
+bal aan zijn staart; verder moesten negen soldaten hem begeleiden. De
+meester van den olifant had er schik in hem zoo geharnast te zien
+en prentte hem in toch vooral zijn slurf goed gekruld te houden,
+wetende dat een pijlschot in het midden daarvan noodlottig moest
+zijn. Doch zie in 't midden van het gevecht wond de olifant zijn
+slurf los en wilde er een zwaard mee grijpen. De meester verschrikte
+en na overleg met den koning en zijn ministers, werd besloten dat hij
+niet meer op het oorlogsveld zou worden geleid." Boeddha vervolgde:
+"Rahula, wanneer menschen, die de negen fouten begaan, alleen hun
+tong maar bewaarden, zooals deze olifant werd geleerd zijn slurf te
+bewaren: alles zou wel zijn. Laten zij zich wachten voor de pijl,
+die in het midden treft, laten zij hun mond gesloten houden, opdat
+zij niet bij hun dood de ellende van toekomstige geboorten in de drie
+slechte wegen moeten doormaken."
+
+Hij voegde er nog deze versregelen bij:
+
+"Ik ben als de vechtende olifant zonder vrees voor de pijl, die in 't
+midden treft. Door oprechtheid en waarheid ontkom ik aan de menschen,
+die de wet niet eerbiedigen. Als de olifant, die, wel onderworpen
+en rustig den koning zijn snuit reikt om hem te bestijgen, zoo onder
+tucht is ook de eerwaardige: ook hij duldt vertrouwend en geloovig."
+
+Rahula, deze woorden hoorende, werd bedroefd over zijn achteloosheid
+in woorden, wijdde zich aan vernieuwde oefening en werd aldus een
+Rahat. [86]
+
+
+
+Wij besluiten hiermede de redenen en gelijkenissen, die wij van den
+Boeddha vermeldden: mogen zij niet allen van hem zelf afkomstig zijn,
+zij drukken toch zeker uit den geest zijner leer, zij stellen ons
+in levendig tafereel voor oogen de liefde, de zelfverloochening, het
+heil, door den Meester aangeprezen. Toch oordeelen wij het gewenscht,
+om, ten einde den lezer tot een helder besef te brengen van het
+eigenaardige van Boeddha's streven, de hoofdpunten daarvan nog met een
+enkel woord in het licht te stellen. Wij willen dan daarbij tevens
+enkele quaesties, die zich in het Boeddhisme voordoen, met name die
+over het Nirvana, opzettelijk onder de oogen zien.
+
+
+
+
+
+IV. Hoofdpunten van Boeddha's leer.
+
+
+Reeds vroeger [87] hebben wij gezien, dat de hoofdvraag van het
+Boeddhisme deze is: Hoe word ik van het lijden verlost? Boeddha
+handelt daarover vooral, waar hij de vier heilige waarheden uiteenzet:
+en over het lijden, zijn ontstaan, zijn opheffing, en den weg,
+die tot opheffing leidt zich uitspreekt. Niet allereerst is dus de
+vraag: hoe moet ik de godheid dienen?--of--hoe word ik van zonde
+gereinigd?--zooals bij andere godsdiensten--maar, hoe word ik bevrijd
+van het lijden? Die vraag staat zoozeer op den voorgrond dat wij in
+een der Sutta's [88] als een woord des Meesters vermeld vinden, dat er
+veel meer is dat hij erkend heeft en hen niet verkondigd heeft dan wat
+hij hun wèl verkondigd heeft. En dat waarom? "Omdat het o jongeren,
+u geen gewin brengt, omdat het niet tot afkeer van het aardsche,
+tot ondergang van alle lust, tot ophouden van het vergankelijke, tot
+vrede, tot inzicht, tot verlichting, tot Nirvana voert: daarom heb
+ik het u niet verkondigd. En wat heb ik u verkondigd? Het lijden,
+het ontstaan van het lijden, de opheffing van het lijden, den weg
+tot opheffing van het lijden."
+
+Hier hebben wij dus de hoofdzaak der leer. De vraag is nu echter: hoe
+hebben wij deze in bizonderheden te verstaan? Dit schijnt gemakkelijk
+op te lossen, want tal van redenen zijn er in de Boeddhistische boeken
+aan gewijd, maar ...... ze hebben vaak het eigenaardige, dat in onze
+dagen b.v. aan uiteenzettingen over economie eigen is: eerst schijnt
+alles helder, maar langzamerhand komt er een nevel voor uw oogen en
+alles wordt u duister. Zoo nu is het hier. Wij willen echter trachten
+de hoofdzaken te verstaan.
+
+Allereerst: de waarheid van het lijden. Alles wat leeft is aan 't
+lijden onderworpen: geboorte, ouderdom, dood: 't is alles lijden. Van
+eeuwigheid af, door vele bestaansvormen heen, gaat de wandeling
+(samsara) der levende wezens: door den drang, den dorst naar zijn,
+telkens gedreven tot nieuwe wedergeboorten. Een zee van tranen grooter
+dan de vier groote wereldzeeën is er geweend. En al dat lijden is aan
+het leven noodzakelijk verbonden--"vijf dingen zijn er die geen asceet,
+die geen Brahmaan, die geen god, geen Mara noch Brahma, noch eenig
+wezen in de wereld kan bereiken. Welke vijf dingen zijn dat? Dat, wat
+den ouderdom toebehoort niet veroudert, wat aan ziekte onderworpen is
+niet ziek wordt, wat den dood toebehoort niet sterve, wat aan verval
+onderhevig is niet vervalle, dat wat vergankelijk is niet verga.
+
+Al het doen der menschen, die aardsch geluk nastreven loopt op lijden
+uit, niet slechts als hun arbeid tevergeefsch is, maar ook als zij
+het doel bereiken. Hier op aarde ondervonden zij dat lijden het gevolg
+is, en als hun lichaam wordt verbroken, dan worden zij in de hel tot
+nieuwe kwellingen wedergeboren. Of de mensch zijn lust volgt, of hij
+vreugde nastreeft, of hij liefde aankweekt, alles brengt lijden met
+zich als onvermijdelijk gevolg. Tot eindelooze wandeling (samsara)
+door een woestijn van leed is de mensch veroordeeld.
+
+Droevige levensbeschouwing? Doch wie meent dat een weemoedige stemming
+het wezen van het Boeddhistische geloof uitmaakt, zou zich zeer
+vergissen. Neen, daar is uitkomst: men kan, alle begeerten afstervend,
+komen tot den grooten vrede, tot de eeuwige rust. De ware Boeddhist,
+die dien vrede in beginsel heeft gevonden, die zich los heeft gemaakt
+van de aarde met haar leed en haar strijd, hij gaat met dezelfde
+vreugde het Nirvana tegen als de Christen het eeuwige leven. Zonder
+vrees of bekommering leeft hij en sterft hij; de angst voor den dood,
+de gehechtheid aan andere dingen, die den Europeaan kenmerkt en hem
+zooveel leed veroorzaakt is b.v. van de Birmanen zeer ver. [89]
+
+Men hoore ook de volgende opmerkingen uit Dhammapada, die dit
+uitdrukken in alle schoonheid en verhevenheid. "Wiens zinnen in
+rust zijn, als paarden, getemd door hun bestuurder, wie de trots van
+zich heeft gedaan, wie van onreinheid vrij is, den alzoo voleindigde
+benijden de goden zelven.
+
+"In verheven vreugde leven wij, zonder vijand in de wereld der
+vijandschap, onder vijandige menschen zijn wij zonder vijandschap.
+
+"In verheven vreugde leven wij, gezond onder de kranken, onder de
+kranken verkeerend zonder ziekte.
+
+"In verheven vreugde leven wij, zonder naar iets te trachten onder hen,
+die trachten. Onder de menschen die trachten leven wij zonder begeerten
+(trachten).
+
+"In verheven vreugde leven wij, hoewel ons niets
+toebehoort. Vroolijkheid is onze spijze, evenals die der van licht
+stralende goden.
+
+"De monnik, die op een ledige plaats vertoeft, wiens ziel vol vrede
+is, hij geniet bovenmenschelijke zaligheid, de waarheid gansch en
+al doorschouwend."
+
+Er is dus een uitweg uit het lijden, dat ligt reeds hierin
+opgesloten. Nu zijn echter ontstaan en opheffing van het lijden nauw
+met elkaar verbonden. Lust en begeerte doen het lijden ontstaan,
+vernietiging van lust en begeerte heft het op, zoo zagen wij reeds
+bij onze vermelding der vier heilige waarheden. [90] Lust en begeerte
+doen het lijden ontstaan, zij voeren tot steeds nieuwe begeerten en
+teleurstellingen, zij doen ons volharden in de eindelooze wandeling
+(samsara) van leven tot leven. Wie boven alle lust en begeerte
+verheven wordt, hij behoeft niet wederom geboren te worden, maar
+komt tot het hoogste heil, tot den grooten Vrede. Dat was het licht,
+hetwelk Boeddha onder den vijgeboom verkreeg: de dorst, de gulzigheid,
+was de veroorzaker van de greep (de wedergeboorte) en dus vernietiging
+van dorst (begeerte) het ophouden van het lijden, de verlossing,
+het hoogste heil.
+
+Wat is nu echter dat hoogste heil en hoe stelde Boeddha zich die
+samsara, die eindelooze wandeling van leven tot leven voor? Ziedaar
+twee vragen, die onze aandacht verdienen, omdat zij raken de
+hoofdpunten van den godsdienst en omdat hier geleerden, die van het
+Boeddhisme een studie hebben gemaakt, in hun inzicht ver uiteen loopen.
+
+Zooals men weet werd de leer der zielsverhuizing reeds door de
+Brahmanen gehuldigd. Zij leerden dat in alle schepselen een deel van
+den eeuwigen geest woonde, dat verschillende bestaansvormen doorliep
+om eindelijk, van alle hartstocht en zonde gelouterd, wederom met den
+Algeest (Brahma) vereenigd te worden. Het stoffelijke was vergankelijk,
+maar het innerlijke onvergankelijk, dit kwam telkens in een andere
+gestalte weer op de wereld terug, en iedere volgende bestaansvorm
+beantwoordde, door de wet van Karma (oorzaak en gevolg) aan den
+voorafgaande. Zoo oogstte de mensch in ieder volgend leven, wat hij
+in een vorig leven had gezaaid. Men zal toestemmen dat zulk een leer
+alleen begrijpelijk is, wanneer er iets blijvends, iets geestelijks is,
+dat telkens den ondergang van het stoffelijk organisme overleeft om
+straks in nieuwe gestalte te verschijnen. Zoo werd het ook inderdaad
+door de Brahmanen opgevat. Zij noemden het wezen, dat van den eenen
+in den anderen bestaansvorm overging, atman. [91]
+
+Nu vinden wij in de heilige boeken van het Boeddhisme hierover vaak
+een gansche andere leer. Men hoore b.v. het volgende gesprek uit de
+Samyuttaka Nikaya. Tot Boeddha, lezen wij daar, kwam zekere monnik
+Vachagotta, een aanhanger van een andere secte. Hij sprak tot den
+Verhevene aldus: "Wat dunkt u, geëerde Gautama, bestaat het ik?" Toen
+hij zoo sprak, zweeg de Verhevene. "Hoe dan, Gautama, bestaat het ik
+niet?" Wederom zweeg de Verhevene. Toen stond de monnik Vachagotta
+van zijn zitplaats op en ging heen.
+
+Toen echter de monnik Vachagotta zich verwijderd had, sprak de
+eerwaardige Ananda tot den Verhevene: "Waarom Heer, heeft de Verhevene
+op de vraag, dien de monnik Vachagotta deed, niet geantwoord?
+
+"Indien ik, Ananda, toen de monnik Vachagotta mij vroeg: Bestaat het
+ik, geantwoord had: Het ik is, zoo zou ik, Ananda, bekrachtigd hebben
+de leer van de Samana's en Brahmanen, die aan de onvergankelijkheid
+gelooven. Als ik, Ananda, toen de monnik Vachagotta mij vroeg:
+Bestaat het ik niet? geantwoord had, het ik bestaat niet, zoo zou ik
+bekrachtigd hebben de leer van de Samana's en Brahmanen, die aan de
+vernietiging gelooven [92]. Als ik, Ananda, toen de monnik Vachagotta
+mij vraagde: Bestaat het ik? geantwoord had: het ik bestaat, had mij
+dat, Ananda, gediend om in hem het inzicht te werken: "Alle "wezens"
+(Dhamna) zijn niet ik"? Dat had het niet, heer. Als ik echter Ananda,
+toen de monnik mij vraagde: Bestaat het ik niet? geantwoord had: Het
+ik bestaat niet, zoo zou dat nu, Ananda, slechts uitgewerkt hebben dat
+de monnik Vachagotta in nog grootere verwarring was gekomen en denken
+zou: Mijn ik, bestond het vroeger niet? Nu is het echter niet meer."
+
+Men ziet, veel verder wordt de quaestie hier eigenlijk niet
+gebracht. Het is: ja en neen tegelijk. Alleen schijnt toch een soort
+vernietiging het einde. Dit is trouwens ook in overeenstemming met
+de wijze, waarop in tal van andere Boeddhistische teksten het wezen
+van den mensch wordt beschreven. Daar toch is geen sprake van een
+ik, als het inwendig geestelijk wezen, dat door de zintuigen met de
+buitenwereld in gemeenschap staat: neen, de mensch wordt verdeeld in
+vijf skandha's: lichamelijkheid, gewaarwordingen, voorstellingen,
+neigingen en bewustzijn, geen van deze maakt de persoonlijkheid
+van den mensch uit: noch is er iets hoogers, iets centraals, dat
+van al deze dingen de drager of bestuurder is. Hoe kan daarbij
+van eenige zielsverhuizing of van een doorloopen van verschillende
+bestaansvormen sprake zijn? Die vraag schijnt niet gemakkelijk te
+beantwoorden. Een later Boeddhistisch geschrift "de vragen van Milinda"
+[93] geeft een gesprek van dezen koning met den Boeddhistischen heilige
+Nagasena. Deze zegt tot den koning: "Het is niet hetzelfde wezen en
+het zijn niet verschillende wezens, die in de rij der bestaansvormen
+elkaar aflossen. De koning (wij kunnen hier inkomen!) begrijpt dit
+niet en zegt: Geef mij een gelijkenis. Nagasena houdt daarop het
+volgend gesprek: "Als een man, groote koning, een licht aansteekt,
+zal het niet den nacht doorbranden?" "Ja heer, het zal den nacht
+doorbranden." "Nu, groote koning, is de vlam in de eerste nachtwake
+dezelfde als die in de middelste nachtwake?" "Neen, heer." "Hoe dan
+koning, was het licht in de eerste nachtwake een ander, in de tweede
+weer een ander, in de derde weer een ander?" "Neen Heer, aan dezelfde
+stof zich voedend, heeft het den ganschen nacht gebrand." "Zoo ook,
+groote koning, sluit de keten der wezens ineen, het eene ontstaat,
+het andere vergaat. Zonder aanvang, zonder einde sluit de keten,
+daarom is het noch hetzelfde noch een ander wezen, dat zichten slotte
+aan het bewustzijn voorstelt."
+
+
+
+Volgens het verhaal was koning Milinda met deze en andere dergelijke
+uiteenzettingen voldaan, ons echter voldoen zij weinig; 't blijft
+ons raadselachtig, ontastbaar, wat eigenlijk met zulk een Karma
+is bedoeld. Trouwens in andere uiteenzettingen worden wij, ook op
+dit punt, naar huis gezonden met een: "de Verhevene heeft dit niet
+geopenbaard, omdat het niet diende tot heil."
+
+Een Karma, een wet van oorzaak en gevolg, volgens welke goed en
+kwaad zijn vruchten dragen, en ieder menschelijk leven, zooals het
+nu eenmaal is, de noodzakelijke vrucht is van voorafgaande levens
+en de logische voorbereiding van daaropvolgende levens; zeker, dat
+wordt geleerd, maar de band, welke die levens aaneenschakelen kan
+als er geen eigenlijk gezegde ziel, dus ook ziels-verhuizing is,
+is onzichtbaar, onbegrijpelijk.
+
+Met uiteenzettingen over Nirvana is het al niet beter gesteld,
+ook daar komen wij niet tot helder besef. Op vele plaatsen zouden
+wij het woord Nirvana zeer geschikt kunnen vertalen door hemel en
+schijnt werkelijk Nirvana een soort voortbestaan, voortduring in te
+sluiten. Elders weer schijnt het alsof Nirvana = het niets, en alsof
+alleen die leer van het niets, wegens haar radicalisme, wat omsluierd
+wordt voorgedragen. Soms ook krijgen wij den indruk dat Nirvana is:
+iets onuitsprekelijks, boven alle zijn in den gewonen zin verheven.
+
+Men oordeele. Zekere monnik, Yamaka geheeten, had (we ontleenen ook
+dit gedeelte aan het straks aangehaalde Boeddhistische geschrift)
+de volgende kettersche meening:
+
+"Ik versta de door den Verhevene verkondigde leer zoo, dat een
+monnik, die van zonden vrij is, als zijn lichaam te gronde gaat,
+der vernietiging ten prooi valt, dat hij vergaat, dat hij niet is
+aan gene zijde van den dood."
+
+We merken op dat, indien vernietiging de eindleer van Boeddha was,
+hier van geen ketterij sprake kan zijn.
+
+De eerwaardige Sariputta nu gaat den dwalende onderrichten: "Wat meent
+gij, vriend Yamaka, is de Tathagatha één met zijn lichamelijkheid
+(m. a. w. is zijn lichaam zijn ware wezen). Ziet gij het zoo in?" "Dat
+doe ik niet, vriend."
+
+"Is de Tathagata één met zijn gewaarwordingen, zijn voorstellingen,
+zijn neigingen, zijn bewustzijn? Ziet gij het zoo in?" "Dat doe ik
+niet, vriend."
+
+"Wat dunkt u, vriend Yamaka, is de Voleindigde in de lichamelijkheid
+(de gewaarwordingen enz.) begrepen? Meent gij het zoo?"
+
+"Dat doe ik niet, vriend."
+
+"Wat meent gij, vriend Yamaka, zijn lichamelijkheid, gewaarwordingen,
+voorstellingen en bewustzijn (te zamen) de Voleindigde? Ziet gij het
+zoo in?" "Dat doe ik niet, Heer."
+
+"Wat meent gij, vriend Yamaka, is de Voleindigde gescheiden van
+lichamelijkheid, van aandoeningen, voorstellingen, neigingen en
+bewustzijn? Ziet gij het alzoo in?" "Dat doe ik niet, vriend."
+
+"Zoo is dus, vriend Yamaka, reeds in deze wereld de Voleindigde voor u
+niet te begrijpen. Hebt gij dan het recht om te spreken: Ik versta de
+door den Verhevene verkondigde leer zóó, dat een monnik, die van zonden
+vrij is, als zijn lichaam verbroken wordt, aan de vernietiging ten
+prooi is; dat het vergaat, dat het niet is aan gene zijde des doods?"
+
+Hier wordt m. a. w. dus verkondigd: het Nirvana is een mysterie, boven
+ons denken verheven. 't Is, alsof wij hooren het woord van Paulus:
+"Wat geen oog gezien en geen oor gehoord heeft, en in geen menschenhart
+is opgekomen, dat heeft God bereid voor hen, die Hem liefhebben."
+
+De wijzen, zegt een spreuk uit Dhammapada, die geen wezen leed doen,
+die hun lichaam altijd in toom houden, zij wandelen naar de eeuwige
+verblijfplaats. Wie daar is gekomen, weet van geen leed.
+
+Wat is nu echter in dezen het oorspronkelijke? De leer: alles keert
+tot niet, de vergelding van leven tot leven zonder een wezen, dat in
+'t eene leven misdreef en in 't andere gestraft wordt? Of zijn dit
+latere, wijsgeerig gekleurde ontaardingen van het oorspronkelijk
+Boeddhisme? We doen deze vragen met nadruk. En wel om de volgende
+redenen: 1e. Hoewel aan de eene zijde geleerd wordt dat niets
+blijvend is, geen wezen voortduurt van leven tot leven, vinden wij
+toch tal van Yataka-verhalen, waarin Boeddha spreekt over de levens,
+die hij vroeger heeft doorgemaakt. Hoe dat, als er volgens het
+Boeddhisme geen blijvend iets is, geen ik, dat van leven tot leven
+overgaat? 2e. die zoogenaamd echt Boeddhistische zielsverhuizing,
+een vergelding zonder een wezen, aan wien vergolden wordt, schijnt
+meer een uitvinding der Sophisten dan een leer van een volksprediker;
+3e. ook in die stroomingen van het Boeddhisme, waar men zich verre
+heeft gehouden van allerlei latere ontaardingen, heeft men toch
+die leer van Karma anders opgevat, b. v. in Birma zijn er tal van
+verhalen in omloop over vroegere geboorten. Vele kinderen weten
+daar soms nog een en ander te vertellen over hun lotgevallen in
+een vroeger bestaan. 4e. juist die Boeddhistische geschriften,
+zooals b. v. Brahmajala-sutta, waarin zoo wonderlijk met ja en neen,
+bevestiging en ontkenning gerekend wordt, zijn waarschijnlijk geen
+afspiegeling der oude Boeddhistische leer, maar hebben den invloed
+ondergaan van de Mahayana, de school van den grooten overtocht. Wat
+was die Mahayana? Een soort van atheïstisch-gekleurde wijsbegeerte,
+die het oorspronkelijk Boeddhisme voor een goed deel verdrong, doch
+ook een krachtige reactie teweegbracht, welke op haar beurt het
+Boeddhisme weer in bijgeloof deed ontaarden.
+
+Wanneer men ons dus vraagt naar de eigenaardigheden van het
+oorspronkelijk Boeddhisme, meenen wij hieromtrent de volgende punten
+te kunnen vaststellen:
+
+1. Boeddha stelde op den voorgrond de verlossing van het lijden. Deze
+moest hierin bestaan, dat men, door begeerte en hartstocht in een
+leven van kuischheid, armoede en gehoorzaamheid te overwinnen, tot
+den grooten Vrede geraakte, zoodat men niet wederom geboren behoefde
+te worden.
+
+2. Het oorspronkelijk Boeddhisme was bovenal op het praktische gericht,
+en was evenver van atheïsme als van vormendienst verwijderd.
+
+3. De leer van een wedergeboorte zonder zielsverhuizing en van Nirvana
+als vernietiging is niet oud-Boeddhistisch, maar aan de Mahayana
+te danken.
+
+4. Het Boeddhisme mag niet als volslagen pessimisme worden opgevat,
+omdat het: theoretisch een uitweg predikt uit het lijden en praktisch
+even ver van wereldvergoding als van wereldverachting is verwijderd.
+
+
+
+
+
+V. De weg des heils.
+
+
+We hebben in het vorige hoofdstuk de hoofdzaken der Boeddhistische
+leer in het oog gevat, de menschheid in leed verzonken, de uitweg,
+die naar het Nirvana voert. De vraag komt nu echter: waarlangs voert
+ons die weg? M. a. w. wij zijn nu aan de behandeling van de vierde
+der heilige waarheden genaderd, de weg, die tot opheffing van het
+lijden voert: Reeds hebben wij vermeld dat de weg tot opheffing van
+het lijden is het heilige achtvoudig pad, dat is: recht geloof, recht
+besluiten, recht woord, rechte daad, recht leven, recht streven,
+recht gedenken, recht bespiegelen. Welnu, drie stations zijn er,
+die wij op dien weg achtereenvolgens moeten passeeren, wij kunnen
+ze noemen: rechtschapenheid, bespiegeling (inkeeren tot zichzelf),
+wijsheid. Allereerst dus rechtschapenheid, d. w. z. zich van alles wat
+boos en onrein is verre houden. Deze rechtschapenheid openbaart zich
+in de opvolging der vijf volgende geboden, die niet alleen gelden voor
+de eigentlijke volgelingen, de monniken, maar voor alle vereerders van
+den Boeddha. Zij zijn: 1. geen levend wezen dooden, 2. aan niemands
+eigendom zich vergrijpen, 3. de vrouw van een ander niet aanraken,
+4. geen onwaarheid spreken, 5. geen bedwelmende dranken drinken.
+
+Wij moeten erkennen, dat inderdaad deze geboden door Boeddha's
+volgelingen zeer nauwgezet worden nageleefd. Niet alleen dat de
+Boeddhistische monnik van een soort zeef voorzien is, opdat hij bij
+het drinken van water niet het leven van een insect vernietige,
+neen, ook de leek, die eerbied heeft voor den Verhevene zal geen
+dier dooden, evenmin zijn vleesch eten. De Birmanen maken slechts
+voor één soort adder een uitzondering, een die den mensch moedwillig
+aanvalt en waarvan een hunner spreekwoorden zegt: als zij u eerst
+ziet, doodt zij u, als gij haar eerst ziet, doodt gij haar. En ook de
+andere geboden, met name het niet gebruiken van bedwelmende dranken,
+worden streng nagekomen.
+
+Ook worden zij niet slechts negatief opgevat. De Boeddhist doodt
+niet alleen geen dieren, maar is ook vervuld met liefde voor al wat
+leeft. Zeer op den voorgrond komt ook het vergelden van kwaad met goed,
+men denke b.v. aan de vroeger verhaalde geschiedenis van Kunala. [94]
+Vooral uit practisch oogpunt worden deze deugden aanbevolen. "Door
+niet te toornen overwint men den toorn, het booze overwint men door
+het goede, den gierige overwinne men met gaven, door waarheid overwinne
+men den leugenaar." [95]
+
+Welwillendheid wordt door Boeddha op eigenaardige wijze in het
+voorbeeld van zijn eigen leven aanbevolen. Hij zegt [96] "Na den
+maaltijd, als ik van het aalmoezen verzamelen ben teruggekeerd, begeef
+ik mij naar het woud. Dan stapel ik kruiden en grassen opeen en zet
+mij daarop neder, met gekruiste beenen, het lichaam recht opgericht,
+het gelaat met waakzaam denken omgeven. Zoo zit ik daar, terwijl ik
+de kracht der welwillendheid, die mijn geest vervult, zich over één
+wereldstreek laat uitstrekken, daarna over den tweeden, den derde
+en vierde, [97] naar boven, naar beneden, in schuine richting, naar
+alle kanten, op alle wegen van de gansche wereld laat ik de kracht
+der welwillendheid, die mijn geest vervult, die groote onmetelijke,
+die van geen haat weet, die naar geen schade tracht, zich uitstrekken."
+
+Aan zulk een geestelijke oefening in welwillendheid wordt een
+groote kracht toegekend, we zouden zeggen: een soort telepathische
+kracht. Zou dat trouwens ook niet zoo zijn, zou niet een mensch,
+die al zijn gedachten op wat rein en goed is concentreert als 't
+ware een atmosfeer van liefde rondom zich bewerken? Hebben dat ook
+geen voorbeelden uit den nieuwen tijd bewezen? Doch: laat ons hooren
+welke voorbeelden de Boeddhisten er van verhalen.
+
+Eens verzoekt Ananda aan den verhevene dat hij Roja, een niet voor
+de leer van Boeddha gewonnen edelman van het huis der Malla's,
+tot het geloof en de orde mocht bekeeren. "Dat is niet moeilijk
+voor den voleindigde, o Ananda, om te maken dat Roja de Malla voor
+dit geloof en deze orde gewonnen wordt." Toen richtte de Verhevene
+op Roja de kracht zijner welwillendheid, stond van zijn zitplaats
+op en ging in het huis. En Roja, door den verhevene met de kracht
+van zijne welwillendheid getroffen, ging, evenals een koe, die haar
+kalfje zoekt, van huis tot huis, van monnik tot monnik, vragende:
+"Waar, o eerwaardigen, is op het oogenblik de Verhevene, de heilige,
+hoogste Boeddha? Ik begeer hem te zien, den verhevenen, heiligen,
+hoogsten Boeddha." [98]
+
+Die kracht der welwillendheid wordt ook aangeprezen tegen slangen en
+wilde dieren. Boeddha verhaalt van een zijner vroegere levens: "In het
+woud, op eene berghelling leefde ik, mijn naam was Sama... Leeuwen en
+tijgers trok ik door de kracht mijner welwillendheid tot mij. Omgeven
+van leeuwen en tijgers, van panters, beren en buffels, van gazellen
+en evers, verbleef ik in het woud. Geen dier was voor mij bevreesd en
+ook ik vreesde voor geen dier. De kracht van de welwillendheid is mijn
+bescherming, zoo blijf ik op de berghelling." Doet Boeddha hier niet
+denken aan Franciscus van Assisi, den eenige onder de heiligen der
+Katholieke Kerk, bij wie zich ook zulk een diep gevoel van sympathie,
+zulk een heilig meegevoelen vertoont met al wat leeft?
+
+Naast de welwillendheid wordt ook zeer den nadruk gelegd op de
+weldadigheid. Zij wordt aangeprezen, niet zoozeer omdat zij anderen
+tot heil is, als wel omdat zij wie haar beoefent verder brengt op
+den weg des heils.
+
+Men denke b.v. aan de vroeger vermelde geschiedenis van Wessantara
+[99], waarin deze alles ten offer brengt, doch niet voor doeleinden,
+die ons Westerlingen kunnen bevredigen. Wie, dat is hier de kiem der
+leer, zichzelf het grootste offer oplegt, doet ook de grootste stap
+tot het heil.
+
+Toch: noch rechtschapenheid, noch welwillendheid, noch weldadigheid
+kunnen er ons brengen. Zij bereiden slechts voor: Eerst wanneer door
+deze deugden het hart is gereinigd, wordt men geschikt om den verderen
+weg des levens te verstaan.
+
+Weldadigheid, welwillendheid, rechtschapenheid: zij zijn dus niet
+bovenal van gewicht, omdat zij anderen tot heil zijn, maar omdat zij
+de ziel reinigen.
+
+Ze moeten echter op den weg tot den groote vrede door andere--nog
+meer innerlijke deugden--worden gevolgd. Vandaar, dat zich hierbij
+aansluiten: beheersching der zinnen, waakzaamheid, opmerkzaamheid
+en gemis van behoeften. Wat het eerste betreft: daarmede wordt niet
+zoozeer bedoeld een op zijn hoede zijn voor verzoekingen als wel het
+achtgeven op zijn oog, zijn oor, tot zijn ademhalen toe. Denkelijk
+wordt dit aangeprezen als een soort van geestelijke gymnastiek: een
+oefening om meester te worden over al zijn levensverrichtingen. [100]
+
+Wat de opmerkzaamheid aangaat wordt vooral gewaarschuwd tegen toegeven
+aan haat of lust. Als de monnik zoover komt, dat op den weg naar het
+dorp (waar hij rondgaat om aalmoezen te ontvangen) geen lust of haat
+hem bezielt tegen diegenen, die hij zwijgend aanschouwt of hoort,
+dan mag hij zeggen: "Zalig de man, die aan het goede zijne zinnen
+gewend heeft." Want aan niets te hechten: in den hemel of op aarde:
+daarom is het te doen.
+
+Gemakkelijk valt het echter niet om daartoe te geraken: het
+Boeddhisme kent ook een duivel: Mara. Soms wordt hij voorgesteld
+als een persoonlijk wezen, die Boeddha en zijn rijk bestrijdt:
+doch bij meer wijsgeerig ontwikkelde Boeddhisten geldt hij als de
+onpersoonlijke wereldmacht, die overal lust en begeerte opwekt en
+daardoor den dood werkt.
+
+Men herinnert zich dat hij ook in de geschiedenis van Boeddha zelf
+een rol speelt. Zijne verzoeking van Boeddha doet soms denken aan
+die van Jezus door den duivel. Evenals deze Jezus het bekoorlijke wil
+doen gevoelen van aardsche macht, zoo komt ook Mara tot den Verhevene.
+
+"Op zekeren tijd, zoo luidt dit verhaal, hield de verhevene in
+het land Kosala in de Himalaya, in een woudhut, verblijf. Toen de
+verhevene zich daar in de eenzaamheid had teruggetrokken, steeg in
+zijn geest deze gedachte op: Voorwaar het is mogelijk als koning
+met gerechtigheid te regeeren, zonder dat men doodt of dooden laat,
+zonder dat men smart lijdt of anderen smart doet lijden.
+
+Toen zag Mara, de booze, de gedachten die in den geest van den
+verhevene waren opgekomen. Hij ging naar den verhevene en sprak:
+"Moge, o Heer, de verhevene als koning regeeren, moge de voleindigde
+als koning regeeren met gerechtigheid, zonder dat hij doodt of
+dooden laat, zonder dat hij verdrukt of verdrukken laat, zonder
+dat hij smart lijdt of anderen smart toevoegt." Boeddha antwoordt:
+"Wat ziet gij aan mij, gij booze, dat gij aldus tot mij spreekt?"
+
+Mara zegt dan: "De verhevene, Heer, heeft de viervoudige wondermacht
+zich eigen gemaakt--als de verhevene, o Heer, wilde, zoo kan hij
+willen dat de Himalaya, de koning der bergen, tot goud werd en--hij
+zou tot goud worden." Boeddha wijst hem af: wat baat het den wijze
+of hij een berg van zilver en goud bezit? Wie het lijden heeft gezien
+in zijn oorsprong, hoe kan hij zich wenden tot de begeerte? Wie weet
+dat aardsche zin een boei is in deze wereld (nl. die de vrijmaking
+tegenhoudt) die moge trachten naar wat hem daarvan vrijmaakt. Toen
+zag Mara, de booze: de verhevene kent mij, de voleindigde kent
+mij--en mismoedig en bedroefd ging hij heen.-- [101] Een slot, dat
+bij dergelijke verhalen over Mara telkens wederkeert.
+
+"Zoo weerstond Boeddha den verzoeker door zijne waakzaamheid, zoo
+moeten ook zijn volgelingen hem weerstaan. Het voorbeeld van een
+schildpad stelt de Meester hun voor oogen. Wij laten die gelijkenis
+hier volgen:
+
+"Er was eens een schildpad, die in den avond naar den oever der
+rivier ging om voedsel te zoeken. Ook een jakhals ging des avonds
+naar de rivier op buit uit. Toen de schildpad den jakhals zag, kroop
+zij in hare schaal en dook zacht en stil in het water. De jakhals
+liep er heen en wachtte dat zij een harer leden uit de schaal zou
+steken. De schildpad verroerde zich niet, de jakhals moest het opgeven
+en ging heen.
+
+"Eveneens, jongeren, loert ook Mara, de booze, voortdurend op u en
+denkt: Ik wil door uw oog toegang tot u verkrijgen, of door uw oor,
+uw neus, uw tong, uw lichaam of door uw gedachten. Daarom, o jongeren,
+bewaar de poorten uwer zinnen, dan zal Mara van u wijken, hij moet
+het opgeven, hij vindt geen ingang bij u, evenmin als de jakhals bij
+den schildpad." [102]
+
+Zoo staat dan de getrouwe volgeling des verlichten pal; door deugden
+gelouterd, door waakzaamheid gesterkt en beveiligd streeft hij naar
+het einddoel, den grooten vrede. Geen pasklaar gemaakt geloof, geen
+steunen op een verlosser, boven alles eigen krachtsinspanning moet er
+hem brengen. Doch, een voorsmaak van den eeuwigen vrede kan hij reeds
+hier genieten. Als hij alleen terneder zit in het eenzame woud, als
+hij daar zich door inkeeren tot zichzelf losmaakt van lust en booze
+neigingen, losmaakt van vreugde en leed, als ten slotte zijn adem
+ophoudt, dan bereikt hij een toestand, waarin hij al het aardsche is
+ontvloden, vrij van onreinheid, vrij van zonden, vast en onwankelbaar.
+
+In dien toestand wordt alles hem klaarheid. In extase aanschouwt hij
+de wandelingen, die hij in 't verleden heeft doorgemaakt, leest hij
+de gedachten van anderen. Hij ziet hoe alles ontstaat en vergaat,
+straks zal hij ook de laatste schrede doen en wordt hij, door het
+ophouden van alle hechten aan het aardsche, van zonde vrij en komt
+tot verlossing en heiligheid.
+
+Is dat alles slechts--zooals ook Oldenberg [103] het
+voorstelt,--slechts ziekelijke verbeelding? Wie eenigszins bekend is
+met de verschijnselen van somnambulisme en extase ook in onzen tijd,
+zal dit geenszins beweren, maar zal moeten erkennen, dat er is:
+een geestelijk zien, een hoogere verlichting, die juist dan ons
+deel wordt, als al 't aardsche verre van ons is en de wereld der
+zinnen is gesloten, en dat er dus--ook in deze verzekeringen van het
+Boeddhisme--een diepe bron van waarheid is verborgen.
+
+Boeddha zelf treedt op dien weg des heils vrij wel op den
+achtergrond. Hij is niet meer dan het voorbeeld dat den leerling sterkt
+in zijn strijd. Hij is geen Verlosser, die van buiten af zaligheid
+aanbrengt. Neen: hij is de eerste, die worstelend en strijdend het
+ware pad des heils heeft gevonden: anderen volgen. Na hem zullen
+komen andere Boeddha's, die "het rad der leer in beweging brengen."
+
+Niet zijn persoon maakt zalig, maar zijn leer: die, zoo sprak hij
+stervend tot Ananda, is de Meester als ik ben heengegaan. Als zij
+die volgen, zullen ook ook zij eenmaal komen tot den Grooten Vrede,
+die voor allen bereid is, maar die slechts bereikt kan worden waar
+alle hartstocht is gedoofd, waar alle begeeren heeft opgehouden.
+
+
+
+
+
+VI. Het Boeddhisme in de praktijk.
+
+
+Reeds vroeger hebben wij er over gesproken dat de gemeente van Boeddha
+feitelijk een monnikengemeente is: zoodat wie ernstig naar het licht
+tracht, monnik moet worden.
+
+Dat monnikendom is echter gansch iets anders, dan wij Westerlingen
+zouden denken. Een monnik: onwillekeurig denken wij dan aan de
+Roomsch-Catholieke monniken, personen, die evenals de geheele
+priesterschap met een wijding zijn bekleed, waardoor zij als
+tusschenpersonen gelden tusschen God en den mensch. Zoo iets vinden
+wij, waar het Boeddhisme ook maar eenigszins zuiver is bewaard
+gebleven, niet. Hun monniken deelen geen Sacramenten uit, dragen
+geen sleutelen van hemel en hel: zelf moet de mensch de weg des
+heils zoeken en vinden. Aan niemand heeft in de oogen van Boeddha's
+volgelingen de Allerhoogste zijn gezag in handen gegeven: Hij werkt
+door eeuwige wetten: zijn wil is kenbaar in de wet van oorzaak en
+gevolg, die iedereen kan verstaan. De monniken vormen eenvoudig een
+vrije broederschap, welke ten doel heeft den weg te volgen, die tot
+de bevrijding leidt.
+
+Zoo was het van den aanvang af. Niet lang na den dood des Verhevenen
+vroeg een minister van koning Ajatasattu aan Ananda: "Is, vereerde
+Ananda, een bepaalde monnik door den vereerde aangewezen, van wien
+hij gezegd heeft: deze zal na mijn dood uw toevlucht zijn?"
+
+Ananda antwoordde ontkennend. "Heeft dan," vervolgde de minister,
+"de gemeente een bepaalden monnik benoemd, heeft een aantal oudsten
+van hem verordend: "Hij zal na den dood des Verhevenen onze toevlucht
+zijn?" Ook nu antwoordde Ananda ontkennend. En de ander vervolgt:
+"Wanneer het u aan een toevlucht ontbreekt, vereerde Ananda, hoe is
+er dan eenheid onder u?" "Het ontbreekt ons niet aan een toevlucht,
+o Brahmaan, wij hebben een toevlucht, de leer."
+
+M.a.w. geen hiërarchie of iets dergelijks. Zoo was het voorheen,
+zoo is het nog onder Boeddha's volgelingen. En in weerwil (of juist
+daardoor?) daarvan is der monniken leven van de dagen van den Verlichte
+af tot nu toe vrijwel hetzelfde gebleven. Als wij vergelijken, wat
+Fielding vertelt over de monniken van het tegenwoordig Boeddhisme in
+Birma en Oldenberg over die van de eerste tijden, dan schijnt bijna
+alles hier zuiver bewaard te zijn gebleven.
+
+We willen u dan over der monniken eigenaardig leven een en ander
+meedeelen. In de eerste plaats merken wij op, dat, in het algemeen,
+de toegang tot de gemeente (Sangha) voor ieder openstaat.
+
+"Geopend zij voor allen de poort der eeuwigheid, wie ooren heeft,
+hij hoore en geloove 't woord."
+
+Toch wordt voor sommigen een uitzondering gemaakt. B.v. voor die aan
+ernstige lichaamsgebreken of krankheden lijden, voor zware misdadigers,
+voor soldaten, schuldenaars en lijfeigenen, niet omdat deze laatste
+drie minder geacht werden, maar omdat hier de rechten van derden
+zouden worden verkort. Voorts mochten zonen niet in de orde gaan
+zonder toestemming der ouders en konden kinderen eerst met het 12e
+jaar voorloopig, met hun 20e jaar vol lid worden. Voorloopig en vol
+lid, bij jeugdigen van jaren kan dat eerst na eenige jaren op elkaar
+volgen. Bij ouderen volgt de voorloopige opname als lid en de erkenning
+als vol medelid spoedig op elkaar. De eerste wijding heet Pabbaja
+(het uitgaan, n.l. uit de wereld), de tweede Upasampada (het inkomen).
+
+Bij de eerste treedt enkel de candidaat zelf handelend op, bij de
+tweede is het de gemeente, die hem opneemt. Een en ander ging en gaat
+nog in hoofdzaak aldus in zijn werk. De candidaat verklaart bij het
+Pabbaja, dat hij deel wil uitmaken van de gemeente, eene verklaring,
+die ook een oudere monnik voor hem doen kan. Hij trekt daarop het gele
+gewaad aan, laat zich haar en baard scheren en spreekt tot de andere
+monnik(en): "Ik neem mijn toevlucht bij Boeddha. Ik neem mijn toevlucht
+bij Dharma (de leer). Ik neem mijn toevlucht bij Sangha (de gemeente)."
+
+Daarop volgt dan later, soms al spoedig, de eigenlijke opname,
+waardoor hij dus vol gemeentelid wordt.
+
+Dit gaat ongeveer in deze voege. Voor de verzamelde monniken spreekt
+de candidaat: "Ik bid de gemeente, eerwaardigen, om de wijding. Moge
+de gemeente, eerwaardigen, mij tot zich opheffen, moge zij zich
+mijner erbarmen. Ten tweede en ten derde male verzoek ik de gemeente,
+eerwaardigen, om de wijding. Moge de gemeente, eerwaardigen, mij tot
+zich opheffen, moge zij zich mijner erbarmen. Dan volgt een soort
+verhoor. Er wordt gevraagd: "Hoort gij mij N......? Nu is de tijd
+voor u gekomen om waar en recht te spreken. Ik vraag u, hoe het met
+u is. Wat zoo is moet gij van zeggen: het is zoo, wat niet zoo is,
+daarvan moet gij zeggen: het is niet zoo. Zijt gij met een der volgende
+ziekten behept: melaatschheid, kropgezwel, witte uitslag, tering,
+vallende ziekte? Zijt gij een mensch? [104] Zijt gij een man? Zijt
+gij uw eigen heer? Hebt gij schulden? Staat gij niet in koninklijken
+dienst? Hebt gij verlof van vader en moeder? Zijt gij volle twintig
+jaar oud? Hebt gij de aalmoezenschaal en de kleederen? Hoe heet
+gij? Hoe heet uw leermeester?"
+
+Is nu het antwoord op al deze vragen bevredigend, dan wordt tot
+driemaal toe aan de gemeente het verzoek overgebracht hem de wijding
+te geven. "De gemeente hoore mij, eerwaardigen. Hier N..... wenscht
+als leerling van N. N. [105] de wijding te ontvangen. Hij
+is vrij van verhindering. Hij heeft een aalmoezenschaal en de
+kleedingstukken. N. vraagt de gemeente om wijding met N. N. als zijn
+leermeester. De gemeente verleent aan N. de ordening met N. N. als
+leermeester. Wie van de eerwaardigen er voor stemt dat aan N. de
+wijding wordt gegeven met N. N. als leermeester, die zwijge, wie er
+tegen is, spreke."
+
+Komt na drievoudige herhaling geen tegenspraak, dan is de candidaat
+aangenomen en het heet: "N. heeft van de gemeente de wijding ontvangen
+met N. N. als zijn leermeester. De gemeente is er voor, zij zwijgt,
+alzoo neem ik dit aan."
+
+Nu stelt men, door de schaduw te meten, den tijd vast, waarop de
+candidaat is opgenomen en deelt hem vervolgens mede de vier regelen
+der gestrengheid in het uiterlijk leven, luidende aldus:
+
+"De spijs van hem, die uit het huis naar het leven zonder tehuis is
+gegaan, zullen zijn de beten, die hij door bedelen verkrijgt. Zijn
+gewaad zal gemaakt zijn uit de lompen, die hij verzamelt. Zijn
+legerstede zal zijn onder de boomen des wouds. [106] Zijn medicijn
+zal zijn de stinkende urine van vee." Bereiden vrome leeken hem een
+maal: verleenen zij hem kleeding, onderdak, geneesmiddelen: 't is niet
+verboden die aan te nemen, doch de rechte en wettige levenswijze van
+den monnik is deze gestrengheid van het bedelaarsleven. Dan worden
+hem meegedeeld de vier groote verboden, door welke te overtreden een
+monnik zichzelf uit de gemeente uitstoot:
+
+1. "Een geordende monnik mag geen geslachtsomgang hebben, ook niet met
+een dier. De monnik, die geslachtsomgang heeft, is geen monnik meer,
+hij is geen leerling van den zoon van Sakya. Evenals een mensch, wien
+het hoofd is afgeslagen, met den romp niet leven kan, zoo is ook een
+monnik, die geslachtsomgang heeft, geen monnik meer, geen leerling
+van den zoon van Sakya. Daarvan moet gij uw leven lang u verre houden."
+
+2. "Een geordende monnik mag niet nemen wat hem niet gegeven is
+(wat men diefstal noemt) ook geen grashalm. De monnik, die een pada
+[107] of de waarde van een pada of meer dan een pada ongegeven neemt
+(wat men diefstal noemt) is geen monnik meer: hij is geen leerling
+van den zoon van Sakya. Evenals een dor blad, dat van den stengel
+is losgegaan, niet meer groenen kan, zoo is ook een monnik, die
+een pada of de waarde van een pada of meer ongegeven neemt (wat men
+diefstal noemt) geen monnik meer: hij is geen leerling van den zoon
+van Sakya. Daarvan moet gij uw leven lang u ver houden."
+
+3. "Een geordende monnik mag niet wetens een dier van het leven
+berooven, ook geen worm zelfs of mier. De monnik, die wetens een
+menschelijk wezen van het leven berooft, zij het dat hij een ongeboren
+kind doodt, is geen monnik meer, hij is geen leerling van den zoon
+van den Sakya. Evenals een groote steen, dien men in twee deelen
+heeft gespleten, niet meer tot één kan worden gemaakt, zoo is ook enz."
+
+4. "Een geordend monnik mag zich niet beroemen op bovenmenschelijke
+volkomenheid, mag zelfs niet zeggen: "Gaarne vertoef ik in een ledig
+huis." [108]
+
+"De monnik, die met booze bedoeling en uit begeerlijkheid zich
+leugenachtig op bovenmenschelijke volkomenheid beroemt, zij het een
+toestand van verzonkenheid, van verrukking, van tot zichzelf inkeeren
+(concentratie), van verheffing of van het pad der verlossing, of
+van de vrucht der verlossing, hij is geen monnik meer, hij is geen
+leerling van den zoon van Sakya. Evenals een afgehouwen palmboom niet
+meer groeien kan enz."
+
+Met de voorlezing dezer vier groote verboden is de ordening
+geëindigd. Men ziet, dat alle voorzorgen worden genomen, om onwaardigen
+te weren en moeilijkheden te voorkomen, doch, van werken op het gevoel,
+van mystiek is men hier verre verwijderd.
+
+Het is dan ook geen wijding in een geestelijken stand, die een
+onverliesbaar karakter verleent, het is de vrije aansluiting bij eene
+broederschap, die men ook weer verlaten kan.
+
+Dit juist maakt dat in het Boeddhistische monnikendom niet die
+groote, donkere vlekken zijn te zien, welke de ascese overal met zich
+brengt. Wordt een monnik de drang naar de wereld te sterk, valt hem
+de strijd tegen de zinlijke neigingen zijner natuur te zwaar, welnu:
+niets belet hem heen te gaan.
+
+Het is beter, "de geestelijke oefening vaarwel te zeggen en zijn
+zwakheid te erkennen," dan als geestelijke te zondigen.
+
+Zondigt echter de monnik tegen de hoofdgeboden, dan kan hij door
+de gemeenschap worden uitgestooten. Iets wat echter niet veelmalen
+geschiedt, daar een monnik, die tegen zijn regels handelt, zoozeer
+door het publiek wordt veracht (een publiek dat zijn aalmoezenschaal
+dan niet met voedsel vult) dat hij vanzelf tot heengaan is gedrongen.
+
+Hebben wij gezien hoe de monniken worden opgenomen, aan welke
+verplichtingen zij moeten beantwoorden: wij werpen thans een blik op
+hun dagelijksch leven.
+
+We merkten reeds op dat het leven der monniken zich door eenvoud moet
+kenmerken: doch, niet zoo dat het in overdreven gestrengheid ontaardt.
+
+Dit komt in alles uit. Eenvoudig zijn ook tegenwoordig in
+Birma--een land, waar het Boeddhisme vrij zuiver de oude traditiën
+heeft bewaard--de kloostergebouwen doch vriendelijk door boomen
+omgeven. Naast het klooster vindt men pagoden: koepelvormige
+verhevenheden, die het graf van den meester voorstellen: waarbij
+men nederknielt om gedeelten uit de heilige boeken op te zeggen:
+soms reeds in den vroegen morgen, als het nauwelijks dag is.
+
+Binnen in het klooster, dat meestal niet heel groot is en van hout
+gebouwd, ziet men een beeld van den Verlichte, doch van hem alleen:
+andere heiligen kent men niet. Verder gewone dingen voor huiselijk
+gebruik, soms enkele boeken. Want eigendom mag een monnik niet
+bezitten: geen geld of goed, geen artikelen van weelde.
+
+Iederen morgen doen de monniken--bij ieder dorp in Birma is
+een klooster--hun rondgang door het dorp. Den blik op den grond
+geslagen, de aalmoezenschaal in de hand, gaan zij van huis tot huis,
+zwijgend staan zij een oogenblik voor de deur, en als zij voedsel
+ontvangen--geld mogen zij onder geen beding aannemen--gaan zij
+zwijgend weer verder. Voor den middag zijn ze weer in 't klooster
+terug. Dan volgt de maaltijd: waarbij dan het 's morgens verzamelde:
+meestal rijst, wordt gebruikt. Dat is de eenige maaltijd: op andere
+tijden voedsel te gebruiken is den monnik niet geoorloofd.
+
+Na den maaltijd mogen de monniken zich niet meer naar het dorp begeven,
+wel mogen zij in hun klooster personen ontvangen. Trouwens: dat moet
+wel, in Birma toch is ook het onderricht der jeugd geheel in handen
+van de monniken. Deze zijn het, die haar leeren lezen en schrijven en
+haar gedeelten uit de heilige boeken van buiten doen leeren. Voorts is
+ook een groot deel van den dag aan lezen en overwegen van de heilige
+boeken en aan stille overpeinzing gewijd. Arbeid in den gewonen zin
+des woords: arbeid der handen wordt echter door de monniken niet
+verricht, bedelen is hun onderhoud. Die bedelaars staan echter, al
+bemoeien zij zich noch met de politiek, noch met de regeering--tenzij
+om soms voor verdrukten te pleiten--in hooge eer. Met "heer" worden
+zij aangesproken, ook door de voornaamsten des lands. En als een
+aanzienlijk man een monnik ontmoet zal hij de knie buigen en den
+monnik laten voorbijgaan.
+
+Zoo gaat het dagelijksch leven der monniken in stilte en kalmte
+voorbij. Slechts enkele malen wordt de eentonigheid daarvan onderbroken
+door dat zij ter maaltijd worden uitgenoodigd en ook door 14 daagsche
+biechtsamenkomsten. Die biechtsamenkomsten dateeren van oude dagen, de
+biechtformule Patimokha is ook zeer oud, wij vermelden die straks. Deze
+samenkomsten dan hebben plaats met vollen maan en met nieuwen maan,
+op den vastendag, een dag, die dezen naam heeft van ouds, maar waarop
+inderdaad door de Boeddhisten niet gevast wordt.
+
+Op deze samenkomsten, waartoe de oudste monnik uit een distrikt
+de monniken oproept, komen alle monniken in een der kloosters
+bijeen. Niemand mag afwezig blijven: voor krankzinnigen en kranken
+moet een der andere broeders verklaren dat zij rein zijn. Kan niemand
+die verklaring afleggen, dan draagt men den zieke in zijn stoel ter
+vergadering, of: men komt bij zijn bed tezamen. Doch nooit mag deze
+heilige vergadering onvoltallig zijn.
+
+Bij 't licht der fakkels--de vergadering heeft in den avond
+plaats--nemen alle monniken op hunne bestemde plaatsen zitting. Geen
+leek, candidaat of non mag hierbij tegenwoordig zijn. Daarop draagt
+één der monniken, bij voorkeur de oudste, de Patimokha voor: de
+biechtformule.
+
+Hij spreekt dan aldus: "De gemeente, eerwaardigen, moge mij
+hooren. Heden is het vastendag, de 15e der halve maand. Als de
+gemeente bereid is moge zij vastendag houden en de biechtformule
+hooren voordragen. Wat moet de gemeente van te voren doen? Spreek de
+verklaring der reinheid uit, gij eerwaardigen. Ik wil de biechtformule
+voordragen."
+
+De gemeente antwoordt: "Wij allen die hier zijn, hooren en bedenken
+deze wel."
+
+"Wie een fout gepleegd heeft," gaat de voordragende voort, "moge haar
+bekennen. Wie geen fout heeft moge zwijgen. Uit uw zwijgen zou ik
+afleiden, dat de eerwaardigen rein zijn." Evenals een enkel mensch,
+wanneer hem een vraag is gesteld, antwoorden moet, zoo is het ook bij
+zulk een vergadering, als de vraag driemaal is gesteld. Een monnik,
+die op een driemaal herhaalde vraag een fout, die hij gepleegd
+heeft en die hij zich herinnert, niet bekent, is aan leugen, wetens
+begaan, schuldig. "Wetens uitgesproken leugens, eerwaardigen, brengen
+verwoesting, heeft de verhevene gezegd. Daarom moet een monnik, die
+iets misdreven heeft, zich dat herinnert en daarvan rein begeert te
+worden, zijn fout bekennen. Wat hij bekent zal hem licht vallen."
+
+Daarna wordt de biechtformule uitgesproken, eerst worden genoemd de
+vier hoofdzonden, die uitgaan uit de gemeente met zich brengen. Alzoo
+wordt gehandeld over geslachtsgemeenschap, diefstal, moord en de
+aanmatiging van geestelijke volkomenheid. Vervolgens komt de driemaal
+herhaalde vraag: "Ik vraag de eerwaardigen: "zijt gij van deze zonden
+rein?" Ten tweeden maal vraag ik: "Zijt gij rein?" Ten derden maal
+vraag ik: "Zijt gij rein?" Als alles zwijgt is het antwoord: "Rein zijn
+hieraan de eerwaardigen, daarom zwijgen zij, aldus neem ik dit aan.""
+
+Daarop worden andere zonden opgenoemd: zulke, die een terugzetting met
+zich brengen; vervolgens andere, die door de bekentenis zelve kunnen
+worden verzoend. Wel twee honderd verschillende artikelen, die zich
+over het geheele leven uitstrekken worden dan opgesomd. Daarin wordt
+tot in kleinigheden afgedaald, doch ook kleinigheden hebben soms groote
+beteekenis. Zoo ging het in oude dagen onder Boeddha's volgelingen,
+zoo gaat het nog.
+
+Een bizondere, eigenaardige beteekenis had, reeds van oude dagen af,
+de regentijd, die in Indië ongeveer van Juni tot October duurt. Die
+tijd was voor reizend prediken ongeschikt en werd dus doorgebracht in
+stille teruggetrokkenheid. Was hij ten einde, dan kwamen de leerlingen
+plechtig te zamen. Allen zaten zij neder, in eerbiedige houding op
+den grond, met gevouwen handen hun medebroeder smeekend, om, indien
+hij in dien tijd een schuld had begaan, deze te noemen. "Ik noodig,"
+zoo heet het, "de gemeente uit, om, indien gij iets van mij gezien
+of gehoord hebt, of verdenking tegen mij koestert, erbarmen met mij
+te hebben en te spreken, als ik het inzie, zal ik er boete voor doen."
+
+Zoo was in oude dagen die regentijd een tijd voor godsdienstige
+bespiegeling en inkeer tot zichzelf. En--zoo is het ook nu nog. In
+Birma is dat nog de tijd, zooals Fielding [109] het uitdrukt, om den
+grond te bereiden voor het gewas, de zielen voor de eeuwigheid. Dan
+leven ook vele leeken op de wijze der monniken. Zij eten voor den
+middag en onthouden zich van tabak. Geen spelen zijn er dan, geen
+huwelijken worden er gesloten. Ook worden dan de zondagsbijeenkomsten
+[110] veel talrijker bezocht dan anders.
+
+In Ceylon brengt ook de "wastijd" eigenaardige gebruiken met zich. De
+monniken verlaten hun gewone huizen en leven in kleine hutten, door
+de boeren daarvoor opzettelijk gebouwd. Zij houden dan een reeks
+diensten, bestaande in voorlezingen uit de Pitaka's, [111] de heilige
+boeken, waarnaar dan oud en jong, arm en rijk komt luisteren. Onder
+de boomen wordt een platform opgericht: overdekt, doch aan de kanten
+open, en met kleeden en bloemen versierd. Daaromheen zitten allen dan
+aandachtig neder, en vooral naar de lezing der Yataka's, de vroegere
+levens van Boeddha, wordt met groote belangstelling gehoord.
+
+Overigens wordt in de meeste Boeddhistische streken aan wat wij
+prediken zouden noemen weinig of niet gedaan. Wel komt in Birma des
+Zondags veelal een monnik in een rusthuis--overal heeft men daar
+rusthuizen langs de wegen, meest door milddadigheid ten behoeve van
+het publiek geschonken--een gedeelte uit de heilige boeken voorlezen.
+
+Een soort predik- of priesterambt bekleedt echter de Boeddhistische
+monnik niet: niemand denkt er b.v. in Birma aan een monnik bij een
+stervende te roepen, om b.v. gebeden te zeggen. Het zijn dan ook
+geen tusschenpersonen tusschen God en den mensch, maar personen,
+die, in vrije broederschap den weg bewandelen, die tot den grooten
+vrede voert. Ook hun godsvereering is zeer eenvoudig: althans
+wanneer we daar laten het Boeddhisme, zooals het in Tibet optreedt,
+waar het geheel en al--beter kunnen wij het niet met een enkel woord
+uitdrukken--tot een Roomsch-Catholiek gekleurd Boeddhisme is geworden,
+met een paus, offers, plechtige, geheimzinnige ceremonies enz. Maar dat
+vertegenwoordigt allerminst den eigenlijken geest van dezen godsdienst.
+
+De monnik in Birma bepaalt zich tot het uitspreken van gewijde
+teksten bij de pagode, waarin vooral de erkentenis dat alles ellende
+en verdriet is op den voorgrond treedt. Ook bij de godsdienstige
+feesten aldaar--het groote godsdienstige feest heeft plaats na den
+regentijd--is er weinig ander ceremonieel. Monniken en leeken komen
+in de pagodes bidden, bloemen en geschenken worden aan de monniken
+gegeven, de klokjes der groote pagoden luiden met vriendelijken klank:
+doch niets van een statigen eeredienst, die trouwens in het kader
+van het Boeddhisme niet zou passen.
+
+Wel werden reeds vroeg in eere gehouden vier heilige plaatsen, met
+den stichter van den godsdienst in verband staande: de plaats waar
+Boeddha is geboren, die waar hem de hoogste verlichting ten deel viel,
+die waar hij het "rad der gerechtigheid draaide" m. a. w. het eerst
+predikte, die waar hij het Nirvana inging.
+
+We spraken tot nu toe enkel over monniken, doch er zijn ook
+Boeddhistische nonnen--hoewel veel minder in getal: de vrouwen
+hebben daarin geen lust, al ontbreekt het hun overigens geenszins
+aan godsdienstige belangstelling. Is het soms ook omdat de nonnen
+zoover beneden de monniken zijn gesteld? Boeddha zelf had trouwens
+geen lust om een nonnenorde in 't leven te roepen, [112] maar werd
+door de omstandigheden daartoe gedwongen.
+
+Wat de nonnen betreft, van haar heet het o. a. "Een non, al is zij
+ook sinds honderd jaar geordend, moet iederen monnik, al is deze eerst
+dien dag geordend, de eerbiedige begroeting brengen, voor hem opstaan,
+de gevouwen handen verheffen, hem naar behooren eeren. Deze ordening
+moet zij achten, heilig houden, bewaren, eeren, en haar leven lang
+niet overtreden." [113]
+
+In hetzelfde geschrift wordt haar ook voorgeschreven dat zij den
+regentijd niet mogen doorbrengen in een distrikt, waar zich geen
+monniken bevinden, dat zij iedere halve maand de monniken over de
+biecht moeten raadplegen en hun om de prediking van het heilige
+woord verzoeken.
+
+Ook bij het zelfonderzoek na den regentijd moeten zij de monniken
+door een bode doen vragen of dezen niets hebben in te brengen, enz.
+
+M. a. w. de nonnen hebben zeer weinig in te brengen.
+
+Moeten de nonnen dus in alles de monniken raadplegen, toch moet een
+strenge scheiding bewaard blijven. Geen monnik, die voor de nonnen
+moet prediken mag hun huis betreden, behalve indien hij eene kranke
+moet toespreken. Geen monnik mag met een non op weg zijn, op een
+schip zijn, naast haar zitten zonder getuigen.
+
+Nog verdient de aandacht dat de nonnen niet--zooals monniken in
+Boeddhistische landen soms doen--mogen leven in de eenzaamheid van
+het woud.
+
+Komen die geboden alleen voor uit het denkbeeld van de
+"minderwaardigheid" der vrouw? Ja en neen. Neen voorzoover het een
+groote dwaling zou zijn om te meenen dat de vrouwen in landen waar
+het Boeddhisme zuiver wordt beleden een soort slavinnen zouden zijn,
+dat is althans in Birma volstrekt niet het geval: de vrouw heeft daar
+in het burgerlijke gelijke rechten schier als de man.
+
+De Birmaan zegt echter van de vrouw ten opzichte van zijn godsdienst:
+de vrouw begrijpt het zoo niet.--En--dat is het ook. De vrouwen in
+Birma zijn van een zachte, teeder- hartstochtelijke, liefhebbende
+natuur; hun vrouwelijk gemoedsleven komt feitelijk in verzet tegen
+sommige artikelen van hun geloof. Zij hebben een groote bewondering
+voor Yaçodhara, de vrouw van den Verlichte. Die was godsdienstig,
+maar 't brak haar hart, dat zij scheiden moest van haar geliefde:
+dat kòn zij niet begrijpen. Zoo nu zijn de vrouwen in Birma nog. Zij
+werken mede met alle macht om bedwelmende dranken en het dooden van
+dieren tegen te gaan. Zij volgen nauwgezet de voorschriften van den
+godsdienst op: maar, zegt Fielding, indien de godsdienst haar zegt:
+"Verlaat al wat gij liefhebt, alles waaraan uw hart gehecht is,
+want het is ijdel: zie het licht en bereid uwe ziel voor den Grooten
+Vrede," dan deinzen zij terug: "Heer, dat kunnen wij niet, het zou
+te vreeselijk voor ons zijn."
+
+Een man die in Birma afstand doet van de wereld wordt geprezen, een
+vrouw niet. Ook bij de vrouwen zijn nonnen niet in aanzien, wie tot
+den Groote Vrede zal komen moet eerst als man worden wedergeboren.
+
+Der vrouwen gemoed teekent echter een zeker protest aan tegen de
+hardheid der Boeddhistische leer.
+
+Dat blijkt ook bij 't gebed: Bidden--dat is voor den Boeddhist
+geenszins spreken tot God, opdat hij wenschen verhoore: neen, bidden
+is overpeinzen van den weg des heils: is zich vertrouwd maken met de
+eeuwige wetten der gerechtigheid. Er wordt niet gebeden, om den Boeddha
+goed te doen, maar om de liefde tot hem op te wekken in 't hart.
+
+Toch: Boeddhistische vrouwen bidden soms anders. Fielding verhaalt:
+[114] "Ik herinner mij dat ik eens op het terras van een beroemde
+pagode stond, de gouden torenspits voor mij en gebeeldhouwde altaren
+rondom en daar een vrouw zag liggen, haar aangezicht naar de pagode
+gekeerd. Zij bad vurig, zóó vurig dat haar woorden verstaanbaar waren,
+want zij stoorde zich aan niemand, zoo bedroefd was zij; en wat zij
+vroeg was dit: dat haar kind, haar kleintje niet sterven zou. Zij hield
+het kleine kindje in haar armen, en als zij er naar keek waren haar
+oogen vol tranen. Want het was heel ziek, de ledematen waren niets
+dan vel en been, met dikke knieën en ellebogen, en het gezichtje was
+geheel uitgeteerd. Het was zelfs te zwak om belang te stellen in al
+de nieuwe dingen rondom: het opende alleen nu en dan ternauwernood
+even de vermoeide oogjes.
+
+"Geef dat hij herstelle, geef dat hij gezond worde," riep de vrouw
+telkens weer.
+
+Tot wien smeekte zij? Ik weet het niet.
+
+"Mijn heer, er moet wel iemand zijn. Iemand. Een geest, die 't hooren
+kan. Wie weet het? Er zal toch wel iemand mij helpen? De menschen
+zouden mij helpen, als zij konden, maar zij kunnen niet; er moet toch
+wel iemand zijn?"
+
+Zoo bidden Boeddhistische vrouwen meermalen. "Vrouwen" zeggen de
+monniken "begrijpen het nooit--"
+
+Hebben wij hier niet op treffende wijze het liefderijk hart van de
+vrouw, dat niet tevreden is met eenige wetten, die alles besturen,
+dat niet, ook niet voor een hoog ideaal, scheiden wil van wien zij
+innig liefheeft? En--hoe hoog wij Boeddha stellen: brengt dit toch
+niet aan 't licht dat er in zijn godsdienst is, ik zeg niet gemis
+van welwillendheid, maar van warmte?
+
+Ongemerkt zijn wij zoo van de monniken gekomen tot de leeken. Eigenlijk
+zijn dezen geen lid der gemeente, de gemeente is er eene van
+monniken. Toch: zij zijn onderwezen in de leer van den Verlichte,
+zij nemen bij hem en zijne leer hunne toevlucht, de vijf geboden
+[115] zijn hun heilig.
+
+Doch een soort lidmaatschap van een kerk hebben zij niet. De eenige
+censuur die over hen wordt uitgeoefend is deze: dat de monniken geen
+gaven van hen aannemen als zij zich zeer hebben vergrepen.
+
+Hoe openbaart zich het Boeddhisme bij de leeken? O. a. hierin dat
+zij den regentijd in 't bizonder, gelijk wij reeds zagen, wijden
+aan godsdienstoefeningen, ook dat zij des Zondags--vooral ook in den
+regentijd--in rusthuizen samenkomen, daar komt somtijds dan ook een
+monnik een gedeelte uit de heilige boeken voorlezen, om dan telkens
+weer peinzend te herhalen en te overdenken, dat het leven slechts is
+"ellende, moeite, verdriet."
+
+Of zij daarom overigens zoo terneergedrukt zijn? Neen. Hun leven
+gaat gewoonlijk voort in kalme onbezorgdheid. Jacht naar rijkdom is
+met name den Birmaan geenszins eigen. Heeft hij zich eenig fortuin
+vergaderd, dan laat hij rusthuizen inrichten, pagoden versieren,
+kloosters bouwen en dergelijke. Van ons Westersch sparen en garen
+weet hij niet af. Waartoe zou hij het doen? Waarom zich 't leven
+moeilijk te maken? Zij hebben voorts weinig behoeften, hun leven
+is--in overeenstemming met den geest van hun godsdienst--evenver van
+weelde als van zelfkastijding.
+
+Als wij Birma en zijn bewoners beschouwen, dan moeten wij erkennen
+dat de Boeddhisten--hier heb ik ook op de leeken het oog--meer van hun
+geloof in het leven terecht brengen dan de Christenen van het hunne. Is
+dat omdat het geloof beter is? Neen, maar omdat het Christendom,
+zooals wij het vaak opvatten, veel verder afstaat van het eigenlijke
+Christendom, dan der Birmanen Boeddhisme van den geest des Verlichten.
+
+In de eerste plaats is hun geloof praktisch. Boeddha sprak weinig of
+niet over God, niet omdat hij niet in Hem geloofde, maar omdat hij
+bij voorkeur niet verder ging dan zijn waarneming, die slechts kon
+komen tot de wet der gerechtigheid. Zoo doen ook zijn volgelingen. 't
+Is den monniken zelfs ongeoorloofd zich met het bovennatuurlijke in
+te laten en het ligt ook niet zeer in den geest der leeken.
+
+Wat hun levensopvatting betreft: liefde en medelijden wordt onder hen
+aangetroffen, de oorlog is in hun oog een gruwel, 't kan niet in hen
+opkomen die met Boeddha of het Nirvana te verbinden, zooals soms de
+Christenen doen, die vaandels "wijden" en den God der heirscharen
+aanroepen, terwijl Jezus sprak: "die het zwaard nemen zullen door
+het zwaard vergaan." Goede soldaten vormt het Boeddhisme niet, ook
+daarom niet, omdat het denkbeeld van discipline in strijd is met hun:
+"ieder werkt zijn eigen heil".
+
+Dat individueele toont zich ook op andere wijze eigenaardig. Als
+gij een weg betreedt, die u straks over een wrakke brug voert, zal
+niemand u waarschuwen. Als gij in het water u werpt, zal niemand u
+redden tegen uw zin, als gij niet om hulp roept: ongevraagde raad
+geldt voor heerschzucht.
+
+Dat zelfde individueele treedt ook in hun leer over straf en boete
+op den voorgrond. Van Boeddha heeft men geen godheid gemaakt die de
+straf voor anderen onderging. Geen plaats is hier ook voor vergeving
+in den alledaagschen zin: de gevolgen van het kwaad moet ieder boeten,
+dat is een eeuwige wet, een onontkoombaar iets. Doch wie geboet heeft,
+heeft ook zijn straf ondergaan, en is er niet minder, doch beter om.
+
+Hoe men dat anders--en naar mij voorkomt beter begrijpt dan wij--kwam
+uit in de volgende gebeurtenis, die eenige jaren geleden in Rangoon
+geschiedde. [116]
+
+Een Engelsch officier verloor eenige banknoten. Het bleek dat een
+der bedienden ze gestolen had: hij werd gearresteerd en bekende. De
+officier had gaarne de aanklacht ingetrokken, doch dat kon niet. De
+jongen werd gestraft, ofschoon zijn meester hem gaarne "de schande
+der gevangenis" had bespaard.
+
+Zes maanden werd hij opgesloten. De meester vergat het geval, doch,
+na 't eindigen van den straftijd kwam de jongen, blij en opgewekt,
+bij zijn meester terug.
+
+Hij vond dat het vanzelf sprak dat hij weer in dienst zou worden
+genomen. Hij had immers zijn straf nu ondergaan!
+
+De ander wilde hem echter niet weer hebben, hij had "in de gevangenis
+gezeten". En--of de jongen sprak--dat hij "langen tijd" was gestraft
+geweest, het mocht niet baten.
+
+Wie had hier zuiverder moraal? De Boeddhist of de Christen? 't Kan
+dunkt me aan geen twijfel onderhevig zijn, maar 't bewijst wel dat
+de Christenen hun eigen geloof, althans de zoo bekende gelijkenis
+van den verloren zoon, nog maar slecht verstaan.
+
+Voor ons verbasterd inzicht is straf slechts een vernedering, die wij
+liefst ons zelf en anderen moeten besparen, voor den ander was zij
+boete: reiniging der ziel--in overeenstemming immers met zijn geloof,
+dat ons de wet der gerechtigheid leert, die ons door lijden ten slotte
+voert tot den Grooten Vrede.
+
+Als wij dit indenken, begrijpen wij ook beter het merkwaardige
+verschijnsel, dat zelfs aanvoerders van rooverbenden, op wier hoofd
+een prijs is gesteld, zich vaak vrijwillig bij den rechter komen
+aanmelden. De straf moet immers strekken tot heil?
+
+Dat is het, wat hen ook vrede geeft in 't aangezicht des doods. Geen
+eeuwige hel, geen hemel, die zich direct voor hen opent, gaan zij
+tegemoet, doch hun volgend leven hangt af van het tegenwoordige: de
+hemel is voor den zondaar gesloten, doch niet voor eeuwig. Eenmaal
+zullen allen, nadat zij wijsheid geleerd hebben uit het lijden,
+tot den Grooten Vrede komen.
+
+Wanneer een Birmaan stervende is komen geen monniken gebeden
+zeggen: ook spreken geen bloedverwanten of vrienden met hem over
+'t hiernamaals. Wat dan? Een vriend zal komen en hem zeggen: Denk
+aan de goede daden, die gij gedaan hebt: en die zal hij herinneren,
+opdat de oude van dagen bij die vriendlijke herinneringen straks zacht
+insluimert. Is dat geen troost voor 't menschenhart? Ook gelooft men
+in Birma dat, wanneer de mensch sterft, zijn geheele leven met al
+zijn onderdeelen voor zijn oogen komt als een landschap, dat in den
+donkren nacht door een bliksemstraal eensklaps geheel verlicht wordt.
+
+En--dit geloof rust--in 't voorbijgaan merk ik dat op--inderdaad
+op goede gronden: met name personen die den dood door verdrinking
+nabij waren hebben van zichzelf iets dergelijks getuigd, gelijk vele
+westersche waarnemingen uitwijzen.
+
+Moeten wij ten slotte niet dankbaar erkennen dat ook het licht van
+Azië een schoon en heerlijk schijnsel geeft voor der menschen voet,
+ook al zijn we niet blind voor zijn eenzijdige kleur? En is niet dit
+vooral de groote kracht van de Boeddhistische leer, dat wel het kwaad
+in zijn boosheid, het goede in zijn heerlijkheid wordt erkend, maar
+dat alle loonzucht hier over boord is geworpen en men in stede van
+een uitwendige vergelding erkent een eeuwige, onwankelbare ordening,
+die rust en vrede geeft aan 't hart, dat uitgaat naar liefde en plicht,
+doch duisternis aan wie haten en onrecht doen?
+
+Geen godsdienst kunnen wij ons voorstellen, geschikt voor de kinderen
+van ons geslacht, of in deze dingen moet hij bij Boeddha ter schole
+gaan.
+
+
+
+
+
+VII. De voortgang en ontwikkeling van het Boeddhisme.
+
+
+Wanneer wij het hier genoemde onderwerp wilden behandelen in alle
+uitvoerigheid, zouden wij nog wel een gansch lijvig boekdeel daaraan
+kunnen wijden. We zouden dan moeten spreken over verschillende secten,
+die in de schoot van het Boeddhisme ontstonden, over al de landen,
+waarheen het zich uitbreidde, en de wijziging, die het daarbij soms
+onderging. Dat alles zou ons echter te ver voeren en niet passen bij
+het kader van dit werk. Toch zijn een paar dingen uit de geschiedenis
+van het Boeddhisme voor ons van zooveel belang, dat wij daarover
+niet willen zwijgen. En wel: de verschillende oude kerkvergaderingen,
+het vormen van de verzameling der Heilige Schriften, het optreden van
+het Boeddhisme als door den staat beschermde godsdienst onder Açoka,
+en ten slotte met een enkel woord: de uitbreiding van het Boeddhisme
+in andere landen en zijn ondergang in Indië.
+
+Allereerst dan over de oude concilies. Drie worden ons genoemd:
+dat van Rajagriha, van Vaisali en van Patna. Het eerste zou gehouden
+zijn, aldus verhaalt Buddaghosa, een soort Boeddhistische kerkvader,
+nabij Rajagriha. Daar toch waren achttien groote kloosters, met
+monniken gevuld. Men verzocht dus van hunnentwege aan den koning van
+Rajagriha, of hij een groot hol in de bergen ten hunnen behoeve voor
+die vergadering wilde inrichten.
+
+De koning, zoo gaat het verhaal voort, was daartoe volkomen
+bereid. Alles werd keurig in gereedheid gebracht: er waren vijfhonderd
+bekleede zitplaatsen voor de monniken, een spreekgestoelte voor
+den voorzitter.
+
+Twee maanden lang had men daarmede werk. De monniken werden
+uitgenoodigd en kwamen bijeen--'t was in den wastijd. Eerst bestond de
+vergadering niet uit het volle getal: er waren er 499, Ananda had niet
+verkregen de Prajna Paramita, de kennis der onzienlijke wereld. Dus
+was één zetel vacant. Doch, toen Ananda des nachts peinsde, kwamen
+de wonderbare krachten over hem: en--door den vloer heen bereikte
+hij den zetel, voor hem gereed gehouden.
+
+Kasyapa was voorzitter en noodigde Upali uit om voor te dragen de
+regelen, door Boeddha over de orde gegeven (Vinaya). Upali zat in de
+preekstoel, voor Boeddha bestemd, met den ivoren waaier in de hand. De
+monniken zongen na wat men hun voordroeg.
+
+Daarna kwam Ananda in het spreekgestoelte en droeg de uitspraken
+over de leer (Dharma) voor. Het eerste der Sutra's, door Ananda
+voorgedragen, was Brahmajala Sutra.
+
+Nu zijn de volgende punten zeer merkwaardig: in het jaar 16 v. C. had
+ook een concilie plaats, naar de faam zegt van 500 monniken. Er
+waren er slechts 499, één was uitgesloten, doch verricht een wonder
+en wordt chef.
+
+Dit concilie was bijeengeroepen door koning Kanishka, die over een
+groot deel van Indië toen regeerde. En--naar het schijnt, heeft hier
+de, later zich vormende, Mahayana school, eene overwinning behaald op
+het meer oorspronkelijk Boeddhisme. Nu rekenen sommige geleerden het
+Brahmajala sutra ook tot de boeken dezer school, naar mij voorkomt
+terecht; omdat het niet den geest van het oorspronkelijke Boeddhisme
+ademt.
+
+En ook op dit concilie hield men zich bezig met de heilige boeken, met
+name om daarop commentaren te maken en wel op de Sutra's, de Vinaya
+en de Abhidharma: welke drie ook volgens de zuidelijke Boeddhisten
+den heiligen canon vormen. Het ligt dus mijns inziens voor de hand,
+dat dit heele concilie van Rajagriha niets anders is dan een poging
+om--wat later gesanctioneerd werd--de goedkeuring der oudheid te
+geven door het reeds kort na Boeddha's dood geldig te maken.
+
+Even onzeker schijnt wat verhaald wordt over het tweede concilie, dat
+ongeveer 100 jaar later gehouden werd. Meer op vasten grond komen wij
+echter bij het 3e, dat van Patna, dat ongeveer het jaar 244 in Patna
+werd gehouden, in de dagen van koning Açoka. Waarschijnlijk is daar
+met de verzameling der heilige boeken een begin gemaakt. Over Açoka
+en zijn werken willen wij echter uitvoeriger spreken, omdat het hier
+een vorst geldt, die het Boeddhisme met groote kracht heeft bevorderd
+en wiens naam nog immer door de gansche Boeddhistische wereld een
+goeden klank heeft. Zooals bekend is drong Alexander de Groote in de
+4e eeuw vóór onze jaartelling zegevierend tot in Indië door. In die
+dagen was Magadha de hoofdstad geworden van een vrij groot koninkrijk,
+dat echter voor de macht van Alexanders wapenen moest bukken.
+
+Een avonturier, uit de handen van den koning van Magadha ontsnapt,
+zocht bij Alexander zijn toevlucht. Deze rebel vergaderde de stammen
+van den Pendsjab rondom zich en--toen in 315 v. C. de koning
+van Magadha werd vermoord, plaatste hij zich op diens troon. De
+Grieken verjoeg hij uit Indië. Deze troonsbeklimming was zeer
+merkwaardig, omdat zij bewees dat de oude Indische maatschappij
+voorbij ging: Chandragupta toch was een man van lage caste, evenals
+zijn partijgenooten. Juist in die dagen kwam het Boeddhisme op en nam
+snel in invloed toe. Waarschijnlijk begunstigden reeds Chandragupta en
+zijn zoon dit nieuwe geloof. Zeker is het dat zijn kleinzoon, Açoka,
+er toe over ging en de groote koning der Boeddhisten werd. Hij was
+inderdaad de Dharma Raj (koning der gerechtigheid), waarvan Boeddha,
+toen hij in 520 v. C. onder een vijgeboom zat, had gedroomd.
+
+Açoka, die 24 jaren telde, toen hij den troon beklom, was eerst een
+vroom Brahmaan, die 50.000 Brahmanen dagelijks voedde. Ook was hij
+zeker een dapper en bekwaam krijgsman; althans hij veroverde een
+groot deel van Indië. Zekere monnik Nigrauda bekeerde hem tot het
+Boeddhisme. De koning werd daarvoor nu een groot ijveraar en--tal
+van inschriften, door hem in rotsen en steenen gebeiteld in bijna
+alle streken van Indië--leggen er getuigenis van af, hoe ernstig
+hij zijn taak opvatte om de nieuwe leer ingang te doen vinden en
+in het maatschappelijk leven de hervormingen in te voeren, die zij
+eischte. Deze inschriften zijn ook in ander opzicht voor ons van
+groote waarde. Immers de ouderdom der boeken staat niet altijd vast
+en--volgens nagenoeg eenstemmig oordeel der geleerden--stond Açoka's
+Boeddhisme vrij dicht bij het oorspronkelijk. Zij zijn grootendeels
+uitgegeven en alzoo onder het bereik der geleerde wereld gebracht.
+
+We willen er enkele van aanhalen, die ons doen zien welke denkbeelden
+over God en toekomstig leven door den beroemden koning werden
+gekoesterd.
+
+"Veel te verlangen naar de dingen (dezes levens) is ongehoorzaamheid,
+zoo herhaal ik: (ongehoorzaamheid) is ook de (altijd) werkzame zucht
+naar grondgebied bij een vorst, die den hemel wil gewinnen. Belijd God
+(Isana) en geloof in Hem, die het waardig voorwerp der gehoorzaamheid
+is. Want gij zult geen middelen vinden om den hemel te winnen, aan
+dit geloof gelijk. O, streef er naar om dit onschatbare kleinood
+te verkrijgen."
+
+"Aldus spreekt koning Devanampiya Piyadasi (de door de goden geliefde
+[117]): Het tegenwoordig oogenblik en het verleden zijn onder dezelfde
+vurige hoop voorbijgegaan: Hoe zal door de bekeering van den koninklijk
+geboorne de godsdienst worden uitgebreid? Als deze zoo toeneemt door
+de bekeering van de laaggeborenen, hoe zal hij dan toenemen als de
+hooggeborenen overtuigd worden? Overal waar de naam van God in eere
+is, waarlijk daar is godsdienst.
+
+"Aldus sprak Devanampiya Piyadasi: Daarom heb ik van dit oogenblik
+af gezorgd dat er godsdienstige redenen werden gehouden, ik heb
+godsdienstige plichten aangewezen, opdat de menschen daarna luisterend,
+er toe gebracht worden het rechte pad te volgen en eere te geven
+aan God."
+
+Ook over een volgend leven laat Açoka zich uit: "Al de moed (heet het
+elders) dien Piyadasi, de geliefde der goden, heeft getoond is ten
+opzichte van een volgend leven. Aardsche roem brengt weinig voordeel,
+doch veroorzaakt integendeel, verlies van deugd.
+
+"Voor den hemel te werken is moeilijk voor een boer en voor een prins:
+tenzij zij met uiterste krachtsinspanning alles opgeven.
+
+"Mogen mijne liefhebbende onderdanen geluk verkrijgen in deze en in
+een volgende wereld.
+
+"De beminde der goden spreekt aldus: Meer dan twee en dertig en een
+half jaar lang ben ik een hoorder der wet geweest, doch ik beijverde
+mij niet met alle inspanning. De goden, die voor dien tijd in
+Jambudvipa als ware goden werden beschouwd zijn nu afgezworen... Een
+klein (eenvoudig) man, die zichzelf wat oefent kan voor zichzelf
+groote hemelsche zegen verwerven, en met dat doel is deze prediking
+uitgesproken. Beide, grooten (hoogen) en kleinen moeten zich oefenen
+en zullen ten slotte (ware) kennis verkrijgen. En deze wijze van
+handelen zal wat zijn? Van groote gevolgen. Want het geestelijk goed
+zal groeien, en zal steeds sneller groeien, ten slotte zal het telkens
+met de helft worden vermeerderd."
+
+"Deze prediking is gehouden door hem die is heengegaan. Twee honderd
+vijftig jaren zijn er verloopen na het vertrek van den leeraar."
+
+Alles in deze opschriften moge niet geheel duidelijk zijn, zooveel
+is toch wel zeker, dat het Boeddhisme van Açoka allerminst een soort
+atheïsme mocht heeten. Een en ander stemt overeen met wat wij reeds
+vroeger opmerkten, b.v. dat de oude Boeddhisten zich Brahmacharin,
+vereerders van Brahma noemden en dat in een gesprek met de Brahmanen
+Boeddha niet zegt: Brahma vereeren is onzin, maar wel: uw uitwendige
+vereering van Brahma deugt niet.
+
+Doch, wij komen tot Açoka terug. Deze vergenoegde zich niet met
+in edicten het Boeddhisme aan te prijzen, neen, hij trachtte de
+beginselen van het nieuwe geloof ook in staat en maatschappij door te
+voeren. Terecht kan men van hem zeggen, dat hij Wilberforce vooruit
+was in den strijd tegen de slavernij, Tolstoï in zijn begeerte om
+het zwaard weg te werpen, Rousseau en Fichte in hun wensch om den
+innerlijken godsdienst aller eigendom te maken. Ook is treffend zijn
+zorg voor de dieren. We willen u, aan de hand der opschriften zelve
+laten zien, hoeveel Açoka tot stand bracht.
+
+Wat betreft zijn belangstelling in den inwendigen godsdienst denken
+wij b.v. aan het volgende inschrift: "Piyadasi, de vriend der goden,
+hecht minder waarde aan aalmoezen en uitwendige plechtigheden, dan
+aan het bevorderen van den bloei van den inwendigen godsdienst."
+
+"Voortgang in Dharma (de ware leer, de deugd) kan op tweeërlei wijze
+worden verkregen, door vormelijke regels, en door de gevoelens,
+welke deze opwekken in het hart. In dezen dubbelen invloed heeft de
+eerste een zeer geringe waarde, de innerlijke opwekking is slechts
+in waarheid belangrijk."
+
+Wat zijn afkeer van den oorlog betreft denken wij aan deze inscriptie:
+
+"Piyadasi, de vriend der Devas, (goden) stelt alleen op prijs den oogst
+van het volgend leven. Daarom alleen is deze inscriptie gegrift, opdat
+onze zonen en kleinzonen geen nieuwe veroveringen zouden maken. Laten
+zij niet denken dat veroveringen met het zwaard den naam verovering
+verdienen. Laten zij zien den ondergang, de verwarring, de hartstocht
+die zij medebrengen. Ware veroveringen zijn alleen die van Dharma."
+
+Açoka zorgde voor mensch en dier, hij maakte aan slavenmishandeling
+een einde, verbrak de slavenketenen der menschen, zorgde voor reizigers
+en monniken op liefderijke wijze.
+
+Hierover vermelden de opschriften het volgende:
+
+"Vroeger werden, in de groote eetzaal en den tempel van koning
+Piyadasi, den vriend der goden, dagelijks honderd duizende dieren
+geslacht om tot voedsel te strekken met hun vleesch .... doch nu
+weerklinkt telkens weer het koor dat voortaan geen dier meer zal
+worden ter dood gebracht.
+
+Als een mensch onderworpen is aan slavernij en slechte behandeling,
+zal hij van dit oogenblik af door den koning van deze en andere
+gevangenschap worden bevrijd. Vele menschen in deze streken kwijnen in
+de gevangenis, daarom was de Stupa [118], die de bevelen des konings
+bevat, zeer noodig.
+
+Overal is gevestigd het dubbele systeem van geneeskundige hulp van
+koning Piyadasi, medische hulp voor menschen en medische hulp voor
+dieren... En waar er geen voorraad is (van kruiden), in al deze
+plaatsen moeten deze worden geplant en gedroogd, zoowel wortels
+als kruiden. Overal waar er geen voorraad van is, moeten zij worden
+aangebracht en geplant. En aan de groote wegen moeten bronnen worden
+gegraven en boomen geplant, tot het welzijn van mensch en dier.
+
+In sommige Boeddhistische landen zijn de kloosters ook tegenwoordig
+de eenige plaatsen waar men logeeren kan, en de monniken de eenige
+dokters. Waarschijnlijk is dus ook hier gedacht aan boomen, die geplant
+moeten worden bij de Saugharama, zooals het toen heette. Saugharama =
+tuin der monniken, terwijl deze zelf toen Pavajitani's (huisloozen)
+heetten tegenover de Gahathani (die een huishouden hebben) waarmee
+waarschijnlijk de Brahmanen bedoeld worden.
+
+Doen dus reeds deze aanhalingen vermoeden dat in die dagen de monniken
+meer onder boomen, dan wel in huizen woonden, de volgende uitspraak
+van Açoka komt daarmede overeen.
+
+"Wanneer godvruchtigen zullen verblijven bij den heiligen vijgeboom, of
+daaromheen rondwandelen ten einde vrome verrichtingen te volbrengen,
+zal het een voordeel en een genoegen voor de landstreek en hare
+bewoners zijn om geschenken hun aan te bieden, en overeenkomstig
+hun edelmoedigheid en anderszins, zullen zij voorspoed of tegenspoed
+genieten. Zij zullen dankbaar zijn voor de komst van het geloof. Wat
+dorpen of hun inwoners voor de zaak van den godsdienst mogen geven
+of in stand houden, de gewijden (monniken enz.) zullen het zelfde
+ontvangen, en, ten voorbeelde van mijn volk zullen zij gestreng in de
+eenzaamheid leven. En eveneens zullen de gewijden, welke zegeningen
+zij ook uitspreken, daarin overvloedig zijn.
+
+"Voorts zal het volk in den nacht [119] tot toevlucht hebben den
+grooten myrobolanpruimenboom (Terminalia chebula) en den heiligen
+vijgeboom. Mijn volk zal den grooten myrobolanboom vermeerderen. En
+daar mijn godvruchtigen dit doen voor het genoegen en het welzijn
+van het dorp, waar zij verblijven, mogen zij rondom den schoonen en
+heiligen vijgeboom een liefelijk verblijf hebben bij het volbrengen
+van vrome daden."
+
+Wij hebben hier nog niet de kloosters alzoo, doch: een
+overgangsvorm. Terwijl in den eersten tijd Boeddha's monniken twee
+aan twee uitgingen ter bekeering, zien wij hen nu meer bepaalde
+woonplaatsen innemen in de nabijheid van eenig dorp. Straks komen
+zij in kloosters, in gebouwen te wonen.
+
+We kunnen echter, met het oog op de toestanden in Açoka's tijd,
+dezen overgang zeer goed begrijpen.
+
+Açoka toch had Indië veroverd, en had nu noodig een leger van verlichte
+monniken ten einde zijn rijk voor het Boeddhisme te winnen. Dat groote
+leger moest worden gevoed: vandaar dat aan dorpen en steden werd
+opgedragen voor de monniken te zorgen: ook nu nog een geliefkoosde taak
+der leeken in Boeddhistische landen. Vandaar ook de zoo uitgebreide
+aanplantingen van mango's, bananen enz. Ook van de planting van deze
+boomsoorten wordt in een der edicten van Açoka gesproken.
+
+Uit deze opschriften blijkt voorts dat er drie jaarlijksche groote
+feesten waren in die oude dagen, wier datum in verband met de maan werd
+vastgesteld, feesten, waarbij olifanten, toortsen, optochten enz. te
+pas kwamen. Tempels schenen er toen nog niet te zijn, de godsdienstige
+plechtigheden hadden plaats in tempels van ongekorven hout met de
+sterren als lampen. Açoka deed wat hij kon om het Boeddhisme uit te
+breiden, en, al gingen de monniken in die dagen ook reeds zwijgend
+rond, toch waren zij waarschijnlijk overigens niet zoo gesloten,
+hun taak toch was: propaganda maken voor het nieuwe geloof, waarbij
+hun echter werd ingeprent vriendelijk en meegaand te zijn tegen de
+"ketters." Door zulke verzoenende manieren zullen zelfs de ketters
+gunstig worden gestemd en zulk een gedrag zal het aantal bekeerlingen
+doen toenemen.
+
+Dat het echter toch propaganda moest zijn, blijkt uit het volgende
+in een der edicten:
+
+"Sinds langen tijd zijn er geen dienaars van den godsdienst
+geweest, die, zich bewegende onder de ongeloovigen, hen met een
+overstrooming van godsdienst overstelpten, met een overvloed van
+heilige leeringen. Door Cambodja, Gandhara, Surasthra, Petenica en
+elders zijn er nu aangewezen (als zendelingen), die hun weg vinden
+tot op de uiterste grenzen der barbaarsche landen, voor het heil
+van allen. Omgaande zoowel met de gevreesden als met de geachten, in
+Pataliputra zoowel als in vreemde plaatsen, betere dingen leerende,
+zullen zij overal doordringen."
+
+Zoo zwerven dus Açoka's monniken als echte huisloozen (pavajitani)
+overal rond om hun nieuw Evangelie te brengen.
+
+Ook voor het uitwendige van den godsdienst deed Açoka veel. Hij
+bouwde vier stupa's (grafheuvels) ter eere van den Verlichte: één op
+de plaats, waar de Verlichte was geboren, één waar hij de verlichting
+deelachtig werd, één te Benares, waar hij het eerst predikte, één te
+Kusinara, waar hij het Nirvana inging.
+
+Men weet welke gedachten men over de stupa's had. Een dood man was
+volgens de oude Indiërs (en nog is er iets van dat geloof over)
+machtiger dan een levend persoon. Meestal stelde men zich voor dat
+zijne kracht zich openbaarde, waar zijn lijk rustte, en men groef
+zelfs daarbij heilige vijvers, waar een buitengewone versterking
+den vereerders der heiligen ten deel viel. Over het graf bouwde
+men dan een koepeldak, daar vereerde men de dooden en bracht hun
+offers. Zoo nu deed men met Boeddha ook. In eene oude Chineesche
+Boeddhistische liturgie heet het: "Ik beschouw het gewijde altaar als
+eene koninklijk edelgesteente, waarbij de schaduw (geest) van Sakya
+Tathagata verschijnt."
+
+Zoo dacht men dus, bij de vereering der stupa's in gemeenschap
+te komen met Boeddha. Eer kunnen wij dus zeggen dat er in Açoka's
+Boeddhisme eenig bijgeloof was, dan dat wij hem beschuldigen van een
+soort atheïsme, als hoedanig sommige geleerden het oorspronkelijk
+Boeddhisme willen opvatten.
+
+Açoka deed nog iets anders van groote beteekenis. Hij riep een
+kerkvergadering te Patna bijeen in het jaar 244 v. C. waarop vooral
+over de gewijde boeken werd gehandeld. Naar het schijnt werd het
+volgende (blijkens een der opschriften des konings) vastgesteld:
+
+"Het is wel bekend, heeren, hoe ver mijn eerbied en mijn geloof in
+Boeddha, Dharma en Sangha gaan. Alles wat onze heer Boeddha heeft
+gesproken is wèl gesproken. Daarom, heeren, moet het inderdaad worden
+beschouwd als van onbetwistbaar gezag. Zoo zal het ware geloof
+lang duren. Alzoo, mijne heeren, eer ik met de hoogste vereering
+deze godsdienstige werken: Vinayasamaka (lessen in discipline),
+Aryavasas (de bovennatuurlijke krachten der Arya's), Anagatabhayas
+(de verschrikkingen der toekomst), Munigathas (het leven van Boeddha
+in versmaat), Upatisapasina (de vragen van Upatishya), Moneyasuta
+(de Sutra van het innerlijk leven) en de vermaning tot Rahula
+over valschheid, uitgesproken door onzen heer Boeddha [120]. Deze
+godsdienstige werken, heeren, wil ik dat de monniken en nonnen, ter
+bevordering van hun invloed ten goede, voortdurend zullen bestudeeren
+en zich herinneren."
+
+Sommige geleerden beschouwen dit als een uittreksel, waarin Açoka de
+voornaamste stukken uit een, toen reeds bestaanden canon opnoemt,
+zoo b. v. Rhys Davis. Anderen meenen, dat juist het concilie van
+Patna, waarvan dit ontwerp de besluiten meedeelt, op aansporen van
+den koning een aanvang maakte met den canon. Mij komt deze laatste
+meening waarschijnlijk voor. De zeven hier genoemde geschriften zijn
+allen bekend. Wat de vragen van Upatishya aangaat, dat dit geschrift
+hier voorkomt is niet onbelangrijk. Immers wat is de vraag die
+Upatishya bezighoudt? Hij ziet van een heuveltop een feest, waarop
+zeer velen zich vermaken. Eensklaps overvalt hem de gedachte: over
+twee honderd jaren zullen alle deze levende wezens een prooi zijn van
+den dood. [121] Indien daar is een beginsel van verwoesting, kan daar
+dan niet evengoed een beginsel van leven zijn? Niemand kan deze vraag
+beantwoorden, doch Athadzi loste hem deze op door hem Boeddha's Dharma
+te leeren. Doet niet ook het opnemen van dit geschrift ons vermoeden
+dat het oorspronkelijk Boeddhisme niet de ultra pessimistische leer
+was, die sommigen er van willen maken?
+
+Açoka was dus de man, die, door het bijeenroepen eener groote
+vergadering, welke de bovengenoemde geschriften ijkte, den
+grondslag legde tot de gansche, vrij omvangrijke Boeddhistische
+gewijde literatuur. De hoofdzaak daarvan vormen de drie Pitaka's
+(korven), welke onder dien naam door de zuidelijke Boeddhisten voor
+heilig en oud worden gehouden, doch wier boeken ook bij de meeste
+andere Boeddhisten in eere zijn. Deze drie korven bevatten tal van
+geschriften: de eerste korf bevat Vinaya (de tucht), de tweede Dharma
+(de leer), de derde Abhidharma (het bovennatuurlijke). Een groot deel
+dezer gewijde geschriften is tegenwoordig uitgegeven in de serie:
+Sacred Books of the East (gewijde boeken van het oosten.)
+
+In het eerste gedeelte komt o. a. voor de vroeger reeds besproken
+Patimokha (biechtrede), in het tweede o. a. Dhammapada, een verzameling
+van schoone spreuken en Jataka's, verhalen over vroegere levens van
+Boeddha, een rijke bron van oud-Indisch denken en gevoelen.
+
+Onder de Boeddhistische werken buiten deze drie Pitaka's kunnen wij
+vooral noemen het "Lalita Vistara," waarin wij de levensgeschiedenis
+van Boeddha in romantischen vorm vinden meegedeeld. Langzamerhand
+zijn deze boeken bij elkaar gekomen en door de Boeddhisten in hooge
+waarde erkend.
+
+Doch wij keeren na deze uitweiding tot Açoka terug. Hij maakte
+blijkbaar met de doorvoering der Boeddhistische beginselen vollen
+ernst. In een zijner edicten heet het "dat er nooit in eenig vroeger
+tijdperk een systeem van onderwijs, toepasselijk op iederen tijd en
+iedere daad is geweest, als wat nu door mij is ingericht."
+
+In een ander stuk heet het: "De voornaamste middelen die ik u
+verschaft heb om dit uit te werken zijn de instructies, die ik u
+gegeven heb. Gij zijt gesteld over honderde en duizende menschelijke
+wezens om te winnen de liefde der welgezinden. Ieder mensch is mijn
+kind, en mijn wil is dat mijne kinderen allen mogelijken voorspoed
+mogen genieten in deze wereld en geluk in de volgende. Ik heb dezelfde
+begeerte voor alle menschen."
+
+Deze laatste order gaf hij aan zijne rajuka's, waarschijnlijk
+leekenbeambten: zij moesten dus, evenals de monniken, werken voor de
+uitbreiding van den nieuwen godsdienst. Waarschijnlijk echter heeft
+hij door een en ander den grondslag gelegd voor de latere hiërarchie
+in sommige Boeddhistische landen, die zooveel overeenkomst heeft met
+de Roomsch-Catholieke priesterheerschappij. Doch: daar mogen wij hem
+de schuld niet van geven. Als wij nagaan wat Açoka wilde, dan moeten
+wij dezen Constantijn van het Boeddhisme bewonderen, die--geheel
+anders dan de Christelijke Constantijn--niet uit politieke, maar uit
+religieuze en zedelijke overwegingen handelde en zijn beste krachten
+inspande om de zijns inziens ware beginselen van het nieuwe geloof
+te doen doorwerken in zijn rijk. Geen wonder dat hij in hooge eere
+staat bij de volgelingen van Boeddha.
+
+
+
+
+
+VIII. Uitbreiding en ontaarding van het Boeddhisme.
+
+
+Açoka zond zendelingen uit naar verschillende oorden, ten einde overal
+voor het Boeddhisme propaganda te maken. O. a. ging zijn zoon Mahinda
+naar Ceylon, een eiland dat ook nu nog aan het Boeddhisme getrouw
+is. Vandaar uit is het weer naar Birma, Siam en Java verbreid. In
+Birma deed het 450 jaar na C. zijn intocht. Op Java had het in de
+13e eeuw een grooten bloei bereikt, toen toch werd daar de beroemde
+Boro-Boedoer, een groote Boeddhistische tempel, gebouwd, waarvan de
+ruïnen nog thans ieders verbazing wekken. Later werd het daar door
+den Islam geheel verdrongen.
+
+In al deze streken hield men zich vooral aan de straks reeds genoemde
+drie Pitaka's. En zoo is dan ook in Birma en Siam het Boeddhisme vrij
+zuiver bewaard gebleven. Het moge al ondergaan hebben den invloed
+der Mahayana [122], die het nieuwe geloof pessimistischer en minder
+religieus opvatte dan de stichter, aan Boeddha's leer geheel vreemde
+leeringen zijn hier niet ingeslopen.
+
+In Indië heeft het zich nog eenige eeuwen na Christus gehandhaafd,
+doch ongeveer de 12e eeuw was het bijna overal door het Brahmanisme
+verdrongen. Vanwaar dit verschijnsel? Er een uitvoerig antwoord op
+te geven, zou vele bladzijden vereischen en ook vallen buiten het
+kader van dezen arbeid. Alleen komt het mij voor dat ontaarding van
+de oorspronkelijke beginselen hierop invloed had. Wat die ontaarding
+betreft, zij moet allereerst gezocht worden in de zooeven genoemde
+Mahayana, de school van den grooten overtocht, die feitelijk den
+Allerhoogste onttroonde en leerde dat Boeddha zelf was vernietigd en
+uit niets en tot niets de weg was voor allen.
+
+Die Mahayana heeft in Indië ten gevolge gehad dat een reactie opkwam,
+die ten slotte van de oorspronkelijk zedelijke religie een magische
+maakte en veel uit het oude Brahmanisme weer opnam. Beide deze
+invloeden hebben het hunne gedaan om het Boeddhisme te ondermijnen
+en de overwinning van het Brahmanisme te verzekeren in het grootste
+gedeelte van Indië.
+
+Daarbuiten echter heeft het zich krachtig gehandhaafd, niet alleen
+in Birma en Siam, alsook op het eiland Ceylon, maar is het zelfs
+doorgedrongen in Tibet, in China en in Japan. In Ceylon, Birma en
+Siam bleef het, zoo wij reeds opmerkten, vrij zuiver bewaard, terwijl
+het zich in China en Japan met andere godsdiensten vermengde. Wat de
+tegenwoordige Chineezen betreft, uit drie bronnen is afgeleid hun
+geestelijk leven: Kong tsze, Lao tsze en Boeddha. Bij de Japanners
+is het Boeddhisme met den ouden volksgodsdienst, het Shintoïsme,
+samengesmolten.
+
+Zeer merkwaardig is echter de ontaarding van het Boeddhisme in
+Tibet. Daar kwam het in een onbeschaafd land, onder een ruw volk:
+'t gevolg was dat de geestelijke godsdienst hier slechts ingang kon
+vinden in verbasterden vorm.
+
+Hetzelfde geschiedde, zoo men weet, met het Christendom, dat is
+ontwikkeld tot Roomsch-Catholicisme door dezelfde invloeden: omdat
+het alleen als een godsdienst van gezag de heidenen kon winnen. 't
+Is voorts merkwaardig zoo groot als de overeenkomst is tusschen het
+Tibetaansch Boeddhisme en het Roomsch-Catholieke Christendom.
+
+Naar men weet gelooft de Roomsch-Catholieke kerk dat de geest van
+Christus alléén in hare kerk woont, op bizondere wijze die kerk
+bestuurt en dat deze geest hare priesters en vooral haren paus
+bezielt. Zoo nu denken de Tibetaansche Boeddhisten er ook over. Zij
+gelooven aan Avalokitesvara, den geest van Boeddha, die in de kerk
+woont. De naam Avalokitesvara beteekent: de Heer, die van omhoog
+nederziet.
+
+Behalve Avalokitesvara hebben zij nog een aantal andere Boeddha's die
+in den hemel leven, anderen, die op de aarde leven of geleefd hebben
+enz. Ten slotte kwamen zij zelfs tot Adi-Boeddha: den eersten Boeddha,
+uit wien dan de andere Boeddha's en met hem de werelden emaneerden. Uit
+Adi-Boeddha waren namelijk--na vijf meditatiën van dezen--de vijf
+Dhyani-Boeddha's gevloeid, de beheerschers van bovenaardsche gewesten,
+uit dezen wederom de bij hen behoorende Bodhisatwa's (toekomstige
+Boeddha's), en--ieder van hen deed uit zich voortkomen een gansche
+wereld. De tegenwoordige is dan een maaksel van Avalokitesvara. Daarmee
+ging gepaard een ontaarden van den godsdienst in magische formules en
+uiterlijke vormen. Woorden kwamen boven daden. Iedere Tibetaan heeft
+een rozenkrans van 108 kralen om daarmee zijn goede woorden te tellen:
+vooral vele woorden moeten het zijn.
+
+Ja, om zegeningen te verkrijgen van al de hemelsche wezens, waarmede
+zijne verbeelding de wereld bevolkt, heeft de Tibetaan zelfs
+gebedsmolens of wielen: met heilige spreuken beplakt. Tibet is er
+vol van: zij staan bij iederen weg, in elke straat.
+
+Dan heeft men ook lange staken, waaraan vlaggen zijn bevestigd, waarop
+het heilige woord: Om Mani Padme Hum (het juweel is in de lotus d. i.:
+de zelfscheppende kracht is in de wereld [123]). Telkens als die
+spreuk bij een windvlaag ten hemel wijst, wordt een gebed opgezonden.
+
+Wij zagen dat volgens de Boeddhisten Avalokitesvara in de gemeente
+woont. Boven alles echter woont deze in den Dalai-Lama, den
+Boeddhistischen paus in Tibet, en de chutuktu's, zooveel als zijn
+kardinalen. Deze paus is Adi-Boeddha's plaatsvervanger op aarde,
+onfeilbaar is hij niet alleen, maar ook is hij wereldlijk vorst over
+Tibet, evenals voorheen de paus overeen deel der Christenheid.
+
+Dat de overeenkomst met Rome groot is, is door tal van Roomsche
+zendelingen erkend, sommigen van hen gingen zoover, dat zij zeiden:
+de duivel heeft hier het werk van God nagemaakt.
+
+De eerwaarde pater Desideri, die in het jaar 1714 Tibet bezocht,
+zegt: "De lama's hebben eene tonsuur evenals onze priesters en zijn
+tot levenslangen ongehuwden staat verplicht. Zij bestudeeren hunne
+geschriften in een taal en in letters, die van de gewone teekens
+verschillen. Zij zeggen gebeden in koor. Zij dienen den tempel,
+bieden offeranden aan en houden de lampen altijd brandende. Aan
+God offeren zij koren en gerst, deeg en water in kleine vazen, die
+zeer schoon worden gehouden. Het voedsel dat alzoo geofferd wordt,
+beschouwen zij als gewijd, en zij eten het."
+
+Ook zekere pater Grueber, die in 1661 Tibet doorreisde, was er door
+getroffen. "Hij merkte op, dat de kleedij der lama's overeenkwam
+met die, welke ons in oude schilderstukken van de Apostelen
+is overgeleverd. Ten tweede, dat de tucht der kloosters en der
+verschillende priesterklassen zeer gelijkt op die der Roomsche
+kerk. In de derde plaats, dat het denkbeeld van een vleeschwording
+evenals het geloof aan paradijs en vagevuur aan beiden gemeen is. In
+de vierde plaats merkte hij op dat zij offers gaven en aalmoezen,
+diensten hielden en gebeden opzeiden voor de dooden, evenals de
+Roomsch-Catholieken. In de vijfde plaats, hadden zij nabij Lhassa
+kloosters, door dertig duizend monniken en nonnen bewoond, welke
+allen, behalve nog andere geloften, die van armoede, gehoorzaamheid
+en kuischheid aflegden: evenals de Roomsche. In de zesde plaats
+hadden zij biechtvaders, die van de hoogere lama's of bisschoppen
+hun bevoegdheid ontvingen en die daardoor de macht hadden de biecht
+te hooren, boetedoeningen op te leggen en absolutie te geven. Ook
+hadden zij de gewoonte gewijd water te gebruiken, bij hun diensten
+om beurten te zingen, voor de dooden te bidden."
+
+Gemelde pater meende daarom, dat dit alles niet mogelijk was,
+tenzij de oude boeken der lama's den invloed van het Christendom
+hadden ondergaan. Wij kunnen dit gevoelen niet deelen: veeleer komt
+het ons voor dat aan het omgekeerde is te denken. Doch: dit punt
+hier te behandelen, hoe belangrijk het zij, (want er is inderdaad
+overeenstemming tusschen de persoon, de legende, de latere ontwikkeling
+der leer bij Christus en Boeddha) ligt niet op onzen weg. Alleen willen
+wij nog een beschrijving geven van een godsdienstoefening, zooals
+men die houdt in den hoofdtempel van het Tibetaansche Boeddhisme,
+de kathedraal te Lhassa.
+
+"Door een ruime hal, waarin men gewijd water en rozenkransen kan
+koopen, en waar vier beelden der aartsengelen staan, komt men den
+tempel binnen. De muren zijn bedekt met ruw bewerkte schilderijen
+uit de legende van Boeddha. Het dak wordt gedragen door zes zware
+pilaren, met snijwerk versierd. De kerk zelf is een lang schip: door
+twee rijen pilaren van twee zijvleugels en door zilveren opengewerkte
+schermen van twee groote koren gescheiden. In ieder dier zijvleugels
+zijn veertien kapellen. Aan het einde der kerk is de heilige plaats,
+bevattend vijftien tafels, met juweelen voorzien, met mystieke
+zinnebeelden van Sang-Sara en andere scheppingen van Boeddhistische
+metaphysica. In de verste nis bevindt zich in een overwelfde ruimte
+het beeld van den vergoodden Gautama Boeddha.
+
+"Ter linkerzijde daarvoor is de troon van den Dalai-Lama, ter
+rechterzijde van den Pantschen Lama. Daarbij, in rangorde, langzaam
+in glans verminderend, de zetels der Chutuktu's (kardinalen), abten
+en der achttien orden van de lagere geestelijkheid.
+
+"Tegenover het beeld is het hoog altaar of de offertafel: verscheiden
+treden boven de vloer; met trappen toegankelijk. Op de bovenste
+trappen staan gouden, zilveren en steenen beelden, op de lagere trappen
+klokken, lampen, wierookhouders en andere gewijde gereedschappen.
+
+"Op het geluid van een hoorn of trompet verzamelt zich de
+geestelijkheid in den ingang (de straks genoemde hal) in
+ambtsgewaad. Bij het derde trompetgeschal zet de stoet zich in
+beweging, met den levenden Boeddha aan het hoofd. Als deze levende
+Boeddha op zijn troon is gezeten buigt ieder der priesters driemaal
+voor hem en gaat dan met gekruiste beenen op den divan zitten,
+overeenkomstig zijn rang. Een bel klinkt en allen zeggen op: de drie
+toevluchten, [124] de tien voorschriften [125] en andere formules. Na
+eenige stilte gaat wederom de bel en langere stukken uit de heilige
+boeken worden door de priesters in koor gezongen. Als het een feestdag
+is, wordt het hoogtepunt van den dienst bereikt in het Tuisol, of
+gebed voor heiliging, als de offers zijn gezegend.
+
+"Een bel klinkt, en al de monniken heffen luide een gebedshymne
+aan, waarin gevraagd wordt dat de geesten van al de Boeddha's mogen
+tegenwoordig zijn.
+
+"Een van hen heft boven zijn hoofd een spiegel, naar het schijnt om
+hierop het beeld van den geest op te vangen, als deze verschijnt; een
+tweede heft een drinkkan op, een derde een mystiek zinnebeeld van de
+wereld, een vierde een schaal; en nog andere geheiligde gereedschappen
+en mystieke symbolen.
+
+"Onderwijl worden de stemmen der zangers en het geluid van bellen,
+trommels en trompetten al sterker, en de kerk wordt met wierookwalmen
+vervuld.
+
+"De monnik met de drinkkan werpt herhaaldelijk water, met suiker
+en saffraan vermengd, over den spiegel. Het water vloeit over den
+spiegel naar het zinnebeeld der wereld en wordt beneden in een schaal
+opgevangen. Telkens na gebruik wordt de spiegel met een zijden doek
+afgeveegd.
+
+"Het mengsel wordt nu in een andere kruik gedaan: enkele droppels
+bevochtigen de handen der dienstdoende monniken die er de kroon van hun
+geschoren kruin, hun voorhoofd en hun borst mee aanraken. Eerbiedig
+slikt hij dan de overblijvende droppels in, en zoo doende, meent hij
+op mystieke wijze deel te verkrijgen aan het goddelijk wezen, welks
+beeld opgevangen is op den spiegel, waarover het water is geloopen."
+
+Tot zoover over het Lamaïsme. Wat een afstand scheidt ons hier van
+den verheven stichter zelf, die, wars van ceremoniën en plechtigheid,
+door zelfverzaking en overpeinzing den weg vond tot den grooten
+Vrede. Helaas, dat ditzelfde verschijnsel ons overal treft, welken
+godsdienst wij ook beschouwen: straks zullen wij het ook elders
+zien. Doch: kàn dat anders? Kan een frissche bergstroom zuiver blijven
+tusschen vuile moerassen? Kan het reine denken, het zuiver gevoelen
+blijven wonen in een onreine, gebrekkige menschheid?
+
+Hoe hooger dan ook de volken stonden, des te meer wordt de zuivere
+geest bewaard: meer is er van Boeddha's geest gebleven in Birma dan
+in Tibet. Toch: de schat is er nog wel, ook in dat laatste land, al
+wordt zij daar opgeborgen in aarden vaten die er niet bij passen. Niet
+te vergeefs leefden de groote denkers en strijders der menschheid.
+
+
+
+
+
+
+
+HOOFDSTUK V.
+
+De Chineesche Philosophie.
+
+
+I. Inleiding.
+
+
+Het doel van dit geschrift is juist niet om eene volledige geschiedenis
+der Chineesche philosophie te geven of al de vraagstukken, welke deze
+heeft trachten op te lossen onder het oog te zien. Daartoe toch zouden
+zeer uitvoerige, boekdeelen vullende uiteenzettingen, noodig zijn,
+die van het geduld van den lezer te veel zouden vergen. De bedoeling
+is op beknopte en verstaanbare wijze te schilderen het eigenaardige
+der Chineesche philosophie en hoe zij op de ontwikkeling van het
+Chineesche volk heeft gewerkt.
+
+In hoeverre in oude tijden Turanische of Arische invloeden zich in
+China hebben doen gelden, en vanwaar de sporen van deïsme komen, die
+men in den ouden staatsgodsdienst ontwijfelbaar vindt, is hierbij
+van minder belang. Gewichtiger en belangrijker is het feit, dat de
+beschaving van het Chineesche volk, zooals wij die voor het eerst
+in historische tijden ontmoeten, aanstonds iets van ouds gevestigds,
+iets afgewerkts, afgeronds heeft: waarvan wij den aanvang niet kunnen
+ontdekken, en die zich wel duizend jaar lang, tot aan den intocht
+van het Boeddhisme vrijwel onveranderd heeft gehandhaafd.
+
+Wel vindt men ook in China sagen over oude dagen, waarin het volk
+'s winters in holen, 's zomers in een soort nesten in boomen leefde,
+waarin het gebruik van het vuur onbekend was en de bewoners nog niet
+geleerd hadden visschen en vogels te vangen: doch wat op dezen,
+ook naar Chineesche opvatting voorhistorischen tijd betrekking
+heeft, vinden wij in latere werken, niet als een herinnering aan
+een vaststaande traditie, maar aan legenden, van onheugelijke tijden
+bestaande.
+
+Wat de standvastigheid der Chineesche zeden betreft, noemen wij het
+feit, dat de offergereedschappen uit den tijd der Hsia dynastie evenzoo
+gevormd zijn als die uit den laatsten tijd der Chau-dynastie, hoewel
+twintig eeuwen beide dynastiën scheiden. Ook bleven de ceremoniën,
+gebruiken en zeden in godsdienst, wijsbegeerte en zedeleer gedurende
+dien tijd onveranderd. Hieruit leide men echter niet af dat de geest
+van het Chineesche volk al dien tijd rustte, integendeel: zelden
+is er een tijd geweest, waarin het Chineesche volk meer geestelijk
+leven ontwikkelde dan van de 6e tot de 4e eeuw voor Christus. Doch:
+dit geestesleven openbaarde zich vooral in het bewaren, verklaren en
+uitwerken van wat eenmaal overgeleverd was. Het was meer om uitleggen
+te doen dan om iets nieuws in het leven te roepen.
+
+De Chineesche philosophie heeft, gelijk wij dat ook bijna overal elders
+zien, van af de oudste tijden zich in twee richtingen ontwikkeld. De
+eene, waarvan Lao tsze als vertegenwoordiger mag gelden, bewoog zich
+in metaphysisch-theosophische richting, de andere, waarvan Confucius
+als hoofd wordt erkend, in ethisch-materialistische, of--juister
+uitgedrukt, ethisch-politische richting. In het stelsel van Lao
+tsze of Li R (het Taoïsme) treedt op den voorgrond "het inwendig
+licht," dat 's menschen leven moet leiden, in dat van Confucius
+de verschillende verhoudingen: tot ouders, familie, staat enz. die
+'s menschen plichten bepalen.
+
+Wij zouden echter verkeerd doen ons Lao tsze en Confucius voor te
+stellen als stichters eener nieuwe leer: beiden deden niets anders
+dan de leer van vroegere gezaghebbenden overleveren, wier uitspraken
+lang voor hun tijd de bron der Chineesche wijsheid vormden.
+
+Uit den langen strijd tegen het Taoïsme, een strijd die sedert het
+begin onzer jaartelling ook tegen het van elders ingevoerd Boeddhisme
+was gekant, is ten slotte het Confucianisme als overwinnaar
+te voorschijn getreden. Nog heden is dit: evenals reeds voor
+tweeduizend jaren, de orthodoxe richting: haar aanhangers hebben
+in den loop der eeuwen de regeering des volks verkregen. Toch:
+ook deze richting van de Chineesche philosophie heeft zich niet
+vrij kunnen houden van allerlei, aan het gebied van den godsdienst
+ontleende, vreemde bijvoegselen. De oude rijksgodsdienst: een uit
+het Shamanisme ontstane vermenging van natuur-, geesten-, helden-
+en vooroudervereering: die bij de voornamen in een aantal ambtelijke
+ceremoniën, bij het volk in grof bijgeloof verloopt, heeft vooral
+omtrent de vooroudervereering op deze philosophie invloed uitgeoefend,
+terwijl ten opzichte van kosmogonische [126] en dergelijke vragen,
+Boeddhistische en Taoïstische invloeden zich hebben doen gelden:
+de laatste vooral sedert de 12e eeuw na Christus.
+
+Men zal zich wellicht verwonderen dat Boeddhistische en Taoïstische
+invloeden hier werkzaam konden zijn: waar zij van de zijde van de
+gevestigde leer zooveel vervolging moesten ondergaan. Men bedenke
+echter dat het bij deze vervolgingen minder te doen was om de
+onderdrukking of uitroeiing van dogmatische ketterijen, dan wel
+om den staatkundigen invloed, welken de priesters van beide secten
+trachtten te verkrijgen, tegen te gaan en vooral om het grondbeginsel
+van het Confucianisme: de voortplanting der familie, die door het
+geweldig toenemen der kloosters bedreigd werd, staande te houden. Wat
+de kloosters betreft: er waren er b. v. in 845 n. C. 4600 met nog
+40,000 kleinere stichtingen: terwijl toen het aantal monniken en
+nonnen 260,000 beliep.
+
+Wat heeft aan het Confucianisme nu het overwicht gegeven? Zeker in de
+eerste plaats dat het--in plaats van den eisch om de wereld te verlaten
+en in mystieke bespiegeling op te gaan, een eisch, dien Taoïsme en
+Boeddhisme stelden--deelname aan de praktische eischen des levens
+aanbeval en daarvoor aanzien en eer als belooning stelde. Tegenover
+deze leeringen van Lao tsze en Boeddha stond dus de leer van Confucius
+als "wereldwijsheid"--een levensrichting, die voor den praktischen
+Chinees groote aantrekkelijkheid moest bezitten. [127]
+
+Lang voor Confucius en lang na hem waren er in China personen, die
+men met de Brahmaansche en Boeddhistische wijzen, met de Joodsche
+profeten en met de Grieksche wijsgeeren kan vergelijken. Half
+rhetoren, half politici, trokken zij in de kleine vorstendommen
+van hof tot hof, menigmaal met een tot duizenden aangroeiend gevolg
+van leerlingen. Terwijl zij, leerend en afkeurend, zich zeer op hun
+wijsheid lieten voorstaan, waren zij vaak voor de vorsten, dikwijls
+ook voor het volk, lastige menschen. Voor de praktische staatslieden
+waren zij een gruwel en een spot. Daar hun zelden belangrijke posten
+waren toevertrouwd ging hun gezag en invloed meestal spoedig door
+de kuiperijen der beambten en adellijke familiën, die in ieder
+der leenstaatjes, waaruit het groote rijk bestond, om den voorrang
+kampten, te gronde. De dynastie van Shang, die van ongeveer 1766
+v. C. in China had geheerscht, was in 1122 v. C. door die van Chau
+omvergeworpen. Wuwang, de eerste koning uit dit nieuwe geslacht,
+die ongeveer te gelijk met den Israëlietischen koning Saul (1110
+v. C.) den troon besteeg, was een geleerde, vrome en dappere vorst,
+maar hij beging de fout (misschien echter door den staatkundigen
+toestand gedwongen) het groote rijk, dat vroeger slechts één heer,
+den keizer, gekend had, in een aantal leenstaten van verschillende
+grootte en macht (er waren er tusschen de 40 en 125 in verschillende
+tijden) te verdeelen. Voor den keizer bleef slechts een onbeduidend
+gebied bewaard. De nadeelige gevolgen van dezen maatregel bleven
+niet uit: de leenheeren hadden voortdurend strijd met elkaar, de
+zwakke keizers konden er geen orde onder houden, het rijk gaf een
+beeld van de grootste verwarring te aanschouwen. Ieder landsheer,
+groot en klein, dacht er slechts aan zijn gebied en zijn macht te
+vergrooten ten koste van zijn buurman. En in den kring der staatjes
+zelve leefden de voorname beambten, de adellijke familiën en de
+politieke partijen in voortdurende twisten. In 't kort: een beeld,
+zooals het Duitsche rijk niet zoo heel lang geleden nog te zien gaf.
+
+
+
+
+
+II. Confucius, zijn leven en leer.
+
+
+Wij merkten in het vorige hoofdstuk op welk een grooten, hoewel
+ongunstigen invloed de maatregel van keizer Wuwang wel had, een
+invloed, die eeuwen voortwerkte, en die zich ook nog krachtig deed
+gelden in de dagen toen de bekende Chineesche wijze Confucius geboren
+werd. Deze zag het levenslicht in 550 v. C. Zijn vaderland was het
+hertogdom Lu, gelegen in het tegenwoordige Shantung, een der straks
+vermelde kleine vorstendommen. De Chineezen noemen hem Kung-Kiu.
+
+Confucius is een Latijnsche bewerking van het Chineesche
+Kung-fu-tsze. Deze laatste naam is samengesteld uit den familie-naam
+"Kung", de aanduiding van rang van hooge beambte "(Ta) fu" en de
+toevoeging "Tsze" = leermeester. "Kiu" beteekent heuvel en heeft
+betrekking op een uitwas, dien Confucius op het hoofd had, of op den
+vorm van zijn hoofd.
+
+Confucius' familie stamde uit het keizerlijk geslacht der Shang. Zijn
+voorvaderen waren vorsten van Sung geweest onder de dynastie van
+Chau, en wel in het oostelijk deel van het tegenwoordige Honan. De
+jongere tak dezer familie, waartoe Confucius behoorde, had den
+bijnaam Kung aangenomen en was tegen het einde van de 8e eeuw naar Lu
+getrokken. Daar was zijn grootvader commandant van een stad geweest
+en had zijn vader zich als soldaat door groote lichaamskracht en
+dapperheid onderscheiden. Confucius was geboren uit het tweede
+huwelijk zijns vaders, door dezen op hoogen leeftijd met de dochter
+van een buurman gesloten: volgens sommigen was hij slechts de zoon
+van eene bijzit.
+
+De legende van later dagen heeft zijn geboorte met allerlei wonderbare
+voorspellingen en verschijningen, met het optreden van een draak,
+geniën enz. opgesierd.
+
+Over de jeugd van Confucius weten wij weinig: drie jaren na zijn
+geboorte stierf zijn vader, op zijn negentiende jaar trouwde hij. Zijn
+huwelijk was niet gelukkig: hij liet zich later van zijne vrouw
+scheiden: misschien had deze ook wel redenen van ontevredenheid. Hoe
+dit zij, een jaar na zijn huwelijk werd zijn zoon Li (karper) geboren,
+zoo genoemd, omdat de hertog van Lu bij deze gelegenheid aan den
+vader eenige karpers zond. In dienzelfden tijd werd Confucius tot
+opziener der korenmagazijnen benoemd, een jaar later met het beheer
+van staatslanderijen belast: naar het schijnt waren dit onbeteekenende
+betrekkingen.
+
+Kort daarop begon Confucius zijn werkzaamheid als leeraar. Hij
+verzamelde een aantal leerlingen rondom zich, wier
+schoolgeld--geschenken, naar Chineesche opvatting--tot zijn
+levensonderhoud dienden.
+
+Behalve met dit onderwijs en zijn ambt hield hij zich vooral bezig
+met de bestudeering der oude ceremoniën en der oude muziek. In beide
+deze takken der philosophie (de Chinees brengt ze hieronder thuis)
+kreeg hij weldra zulk een groote roep van geleerdheid, dat vanaf het
+jaar 517 een aantal jongelieden uit de aanzienlijkste familiën des
+lands onder zijne leiding deze wetenschappen kwamen bestudeeren. Dit
+verhoogde zijn aanzien en maakte het hem mogelijk een reeds lang
+gekoesterden wensch te vervullen door aan de keizerlijke hoofdstad
+Lo Yang in Honan een bezoek te brengen. Hij maakte zich daar het
+verblijf ten nutte door de groote rijkstempels des hemels en der
+aarde te bezoeken, en zich met de ceremoniën van het keizerlijk hof
+op de hoogte te stellen. In dien tijd schijnt hij ook zijn bekende
+ontmoeting met zijn ouderen tijdgenoot Lao tsze gehad te hebben,
+die toen opziener der schatkamers in Lo yang was. Nog in hetzelfde
+jaar keerde Confucius naar Lu terug. Zijn beroemdheid nam, misschien
+ook door deze reis, van dag tot dag toe: zoo, dat hij zelfs tot 3000
+leerlingen rondom zich verzamelde.
+
+Evenwel, de staatkundige toestand in Lu maakte het hem weldra
+onmogelijk daar langer te vertoeven. In 516 v. C. kwam het tot
+openlijke vijandelijkheden tusschen het vorstenhuis en drie daaraan
+verwante families, die van Ki, Shuh en Mang. Van die eerste familie
+(Ki) schijnt Confucius (als cliënt) afhankelijk te zijn geweest. Het
+eind van den strijd was de nederlaag van den hertog. Deze vluchtte
+naar het naburige vorstendom Tsé en werd door Confucius gevolgd.
+
+Hoewel de hertog van Tsé hem zeer genegen was, bleek toch de tegenstand
+van de mannen, die in het hertogdom aan het roer stonden, krachtig
+genoeg om hem daar uit den staatsdienst te houden. Na een jaar keerde
+hij dan ook weer naar Lu terug, waar hij 15 jaar doorbracht zonder
+een ambt te kunnen verkrijgen. Zijn vaderland werd in dien tijd door
+den strijd der partijen verscheurd. Eerst door de verdrijving van een
+der voornaamste onruststokers kwam er althans een weinig rust. In 500
+v. C. werd Confucius tot eerste beambte der stad Chungtu benoemd. De
+daarop door hem ingevoerde hervormingen trokken algemeen de aandacht
+en zoo werd hij vervolgens tot assistent van den hoofdopzichter
+van publieke gebouwen, en kort daarna tot minister van justitie
+benoemd. Ook in dit ambt bracht hij treffende dingen tot stand, zoodat
+naburige vorsten, wien de bloei van Lu jaloersch en tegelijk bezorgd
+maakte, er op uit waren hem zijn post te doen verliezen. Dit gelukte
+ook: zij zonden den hertog zestig schoone meisjes, danseressen en
+zangeressen ten geschenke, die den hertog geheel in hare lieflijke
+striknetten verwarden en zijn aandacht van de regeeringszaken wisten
+af te leiden. Bedroefd en geërgerd verliet hij zijn vaderland. Dertien
+jaar lang trok hij, onder allerlei ontberingen, van de eene plaats
+naar de andere zonder ergens een open oor voor zijn plannen te vinden.
+
+Zoo verhaalt de oude overlevering. Denkelijk is zij niet geheel
+juist. Bij andere gelegenheden was Confucius niet zoo fijngevoelig als
+hij ons hier wordt voorgesteld. Het waarschijnlijkste is dat de familie
+Ki, die Confucius aan ambten en waardigheden geholpen had, op hem als
+een willig werktuig hunner partij had gerekend en zeer ontgoocheld
+was, toen Confucius het ondernam de macht der groote leenheeren in het
+vorstendom te knotten en hun versterkte steden te slechten: de plaatsen
+van waaruit zij den beheerscher des lands trotseerden. Waarschijnlijk
+moest Confucius meer wijken voor fijngesponnen intriges dan voor
+uitwendige macht. Zijn ballingschap zal wel geen geheel vrijwillige
+zijn geweest. De invloed der familie Ki heeft hem voorzeker langen
+tijd den terugkeer in het vaderland onmogelijk gemaakt en dien eerst
+toegelaten, toen men van den afgeleefden grijsaard niets meer te
+vreezen had.
+
+In 483 keerde Confucius naar Lu terug. Daar werd zijn tijd door
+onderwijs geven en letterkundige bezigheden in beslag genomen, totdat
+hij in 478 v. C. op 73-jarigen leeftijd stierf, verbitterd door het
+vruchtelooze van al zijn bemoeiingen, het onvervuld blijven zijner
+verwachtingen. Zijn laatste woorden tot zijn leerling Tsze kung waren:
+"Geen wijze heerscher verschijnt, niemand in het gansche rijk wil
+mij als raadsman hebben, mijn tijd om te sterven is gekomen." Zijn
+leerlingen begroeven hem in K'hufuhsien, [128] in het tegenwoordige
+Shantung. Drie jaar lang treurden zij bij zijn graf, waar zij zich,
+naar Chineesche zeden, hutten oprichtten.
+
+"Na den dood van Confucius," zoo heet het in de geschiedenis der
+Han-dynastie (210 v. C.-24 n. C.) "was het met zijn leer gedaan en
+nadat zijn zeventig (voornaamste?) leerlingen waren heengegaan,
+werd zijn leer bedorven (verbasterd). Er waren een groot getal
+verschillende teksten van de jaarboeken, van het liederenboek en van
+het boek der veranderingen en gedurende de verwarde toestanden en
+twisten der verschillende staten (480-221 v. C.) raakten waarheid en
+leugen nog meer met elkaar in strijd en in de leer der verschillende
+geleerden heerschte groote verwarring. Toen kwam het ongeluk,
+door de Tsin-dynastie (220-205 v. C.) veroorzaakt: deze bewerkte
+namelijk dat de boeken der geleerden met vuur werden verbrand, opdat
+het volk onwetend zou worden gehouden. Langzamerhand echter kreeg
+de Han-dynastie de macht in het rijk. Deze spande zich in om de
+schade te herstellen, die de Tsin-dynastie had veroorzaakt. Tafels
+en plankjes (waarop men in oude dagen teekens insneed of inkerfde)
+zocht men bijeen en de (klassieke) boeken werden verzameld."
+
+In denzelfden tijd werd Confucius door de rijksregeering: d. w. z. door
+den vertegenwoordiger daarvan, den keizer, officieel erkend (n.l. als
+vereerenswaardig).
+
+Reeds vroeger--na zijn dood--was hem ter eere door den hertog van Lu
+een tempel gebouwd, waarin viermaal per jaar offers moesten worden
+gebracht. Doch hoewel in 194 v. C. de grondvester der Han-dynastie,
+toen hij door Lu reisde, dezen tempel bezocht en er een os liet
+offeren, duurde het toch tot het jaar 1 n. C., eer keizer Ping
+aan Confucius een onsterfelijken eeretitel verleende en tot 57
+n. C. voor offers aan hem in alle keizerlijke en rijksscholen
+werden ingevoerd. Deze vereering deelde Confucius tot het jaar
+609 n. C. met den hertog van Chau, Chau-Kung, den broeder van den
+eersten keizer van dienzelfden naam. Eerst na dien tijd werden voor
+Confucius afzonderlijke tempels opgericht en vanaf 628 werd hij
+alleen vereerd. De officieele eeretitel, dien hij nu bezit: "Kung,
+de oude leeraar, de volkomen wijze" dateert eerst uit het jaar 1657
+en is hem verleend door den eersten keizer der nu nog regeerende
+Mandschoe-dynastie. Deze heeft meer dan ééne der voorgaande dynastiën
+voor het aandenken en de vereering des meesters gedaan: zeker wel
+in het juiste besef daardoor voor het Chineesche volk haar vreemde
+heerschappij wat minder drukkend te maken.
+
+Zooals wij reeds opmerkten leerde Confucius niets nieuws: hij
+verklaarde slechts de leer, die van oudsher geldig was en beriep
+zich daarop bij alle gelegenheden. Ja, het is wellicht juist aan
+dit onpersoonlijk karakter zijner leer toe te schrijven, dat deze
+gedurende zooveel eeuwen zulk een invloed op het volk kon uitoefenen.
+
+Confucius en zijne leerlingen, navolgers en commentatoren waren
+slechts de bewaarders eener traditie, die sedert langen tijd in het
+bewustzijn van het Chineesche volk als met ankers was vastgemaakt.
+
+Wat Confucius leerde kan men het best samenvatten in deze stelling: wie
+anderen wil opvoeden moet allereerst zichzelf opvoeden, m. a. w. een
+opvoedkundige opvatting van het Grieksche: "Ken u zelf," maar--tegelijk
+een onmiskenbare vooruitgang: want zelfkennis heeft dan alleen waarde,
+als zij het begin van beterschap is.
+
+"Confucius sprak met voorliefde van het gewone, regelmatige en niet
+van het ongewone of buitengewone; hij sprak van wat men door vlijt en
+daarop berustende kracht verkrijgen kon; maar niet van wat men door
+overmacht kon bereiken. Hij sprak van toestanden van orde en niet
+van toestanden van regeeringloosheid met kuiperijen, die daarbij
+voorkomen, hij sprak van menschelijke en niet van bovenaardsche
+dingen. Hij leerde verstaan de grondstellingen, in de schriften der
+ouden vervat en hoe daar naar te handelen, de zedeleer van het hart
+en hoe aan de zedelijke beginselen getrouw te blijven."
+
+Aldus omschrijft een uitlegger zijner werken een plaats uit zijne
+"Gesprekken", die treffend de leerwijze van Confucius in het licht
+stelt.
+
+Bizonder eigenaardig is in Confucius de afkeer om zich in te laten
+met wat betrekking heeft op de onbekende toekomst des menschen aan
+gene zijde des grafs.
+
+"Gij kunt de levenden niet dienen, hoe zult gij de geesten dienen,"
+antwoordt hij aan een zijner leerlingen en als deze nog verder op het
+onderwerp wil ingaan, zegt hij: "Gij kent het leven nog niet, hoe kunt
+gij iets weten over den dood?" De oude uitleggers verklaren deze plaats
+zoo, dat Confucius den leerling geen ander antwoord gegeven heeft,
+"wijl geesten en dood onbegrijpelijke dingen zijn en het de moeite
+niet loont daarover te spreken."
+
+Het 10e boek der "Gesprekken" behelst een vrij uitvoerige schilderij
+van de gewoonten en de houding des wijzen, doch: zooals Dr. Legge,
+de vertaler van de klassieke werken der Chineezen, zegt: "Confucius
+is als wijsgeer voor mij gedaald, sedert ik hem in zijn huisjasje,
+zijn bed en zijn reiswagen gezien heb." [129]
+
+Toch heeft die pijnlijke zorgvuldigheid, waarmede zijn leerlingen ook
+de kleinste nietigheden uit de gewoonten huns meesters opteekenden,
+een voordeel: zij bewijst ons, hoe behoudend de Chineezen zijn, zelfs
+in de onbeduidendste uiterlijkheden, daar veel van de toen beschreven
+gebruiken nog zoo bestaan.
+
+Zoo wordt op een plaats verteld hoe Confucius deed, wanneer hij
+op bevel van den vorst een bezoeker moest ontvangen: "Hij ijlde
+vooruit, de armen opgeheven als de vleugels van een vogel." Hetzelfde
+ceremonieel heerscht thans nog aan het Chineesche hof: de vreemde
+gezanten, die de keizer van China in 1874 en later ontving, zouden
+het kunnen getuigen.
+
+"Bleef hij in de poort staan, zoo deed hij dit niet in het midden
+van het pad, en bij het in- en uitgaan trad hij niet op den drempel."
+
+De weg onder iedere poort was in oude tijden door een paal in twee
+deelen gescheiden: voor het in- en voor het uitgaan. Het midden van
+ieder dezer twee wegen mocht slechts de vorst gebruiken. Tegenwoordig
+zijn er in de keizerlijke paleizen en vertrekken bijna overal
+verscheidene poorten en deuren: drie tot vijf, waarvan de middelste
+alleen voor den keizer dient en door niemand anders betreden mag
+worden. Waar slechts één poort of deur is, zooals bv. in de hal,
+die tegenwoordig voor de audientiën der vreemde gezanten gebruikt
+wordt, wil de etiquette, dat het in- en uitgaan niet precies door het
+midden plaats heeft. In tuinen en op begraafplaatsen van keizers of
+prinsen is het middelste gedeelte van de middelste trap, die tot de
+hal of den tempel voert, dikwijls met groote platen marmer bedekt,
+waarop zich in reliëf bewerkte draken bevinden. Zoo is het betreden
+daarvan onmogelijk gemaakt: en terwijl de dragers rechts en links de
+trappen opgaan, zweeft slechts de draagstoel of de doodkist over het
+midden van de trap.
+
+Wat het betreden van den drempel aangaat, dit geldt, evenals in oude
+tijden, ook nu nog voor onbeleefd en de bewoners van het huis onheil
+aanbrengend. Bij audientiën des keizers wordt dan ook aan de gezanten
+uitdrukkelijk verzocht, het betreden van den, bijna een voet hoogen,
+zeer smallen drempel te vermijden. In Japan werd het ook tot voor
+weinige jaren als een grof vergrijp beschouwd: als een beleediging,
+die onder mannen met twee zwaarden, [130] slechts door bloed kon
+worden uitgewischt. Den voet op iemands drempel zetten, beteekende
+hetzelfde als hem den heer des huizes op het hoofd zetten.
+
+Het beeld van Confucius, dat ons uit de over hem bewaarde berichten
+tegenkomt, is niet zeer aantrekkelijk. Wij zien voor ons een oudachtig
+humeurig heer, wien 't echter aan geestigheid niet ontbreekt: een man,
+pijnlijk afgemeten in kleeding, gedrag en gewoonten, die alles weet en
+alles kan en nooit eene gelegenheid laat voorbijgaan om zijn medemensch
+vol zalving te doen gevoelen, dat hij het beter weet dan deze.
+
+We aanschouwen een professor, die met de dooden op een vrij goeden
+voet staat: hen immers kan hij kritiseeren en aanhalen, zonder dat
+zij hem tegenspreken: doch die het den levenden niet vergeeft, dat de
+geschiedenis zich niet afspeelt volgens het door hem gesponnen schema
+en dat hij niet geroepen wordt om de wereld weer in zijn kader terug
+te brengen. Daarom knaagt hij aan alles, wat anderen doen of nalaten:
+zou hij zich in alles willen mengen, als die anderen het maar toelieten
+en wordt hij door de gedwongen rust, door de tweespalt tusschen zijn
+willen en niet vermogen, tegen anderen en ten slotte tegen zichzelf
+verbitterd.
+
+Zulk een oordeel schijnt hard, maar het werd reeds geveld door zijn
+tijdgenooten en door hen die kort na hem leefden. Echter bedenke men
+dat zijn tegenstanders het velden en dus wellicht wat overdreven.
+
+In het boek Sze ma tsien wordt, van Taoïstische zijde, dus door de
+aanhangers van Lao tsze, gehandeld over een samenkomst tusschen Lao
+tsze en Confucius. Daarbij zegt de eerste--oudere tijdgenoot van
+Confucius--tot den laatste, die hem vermoedelijk verveeld had met
+citaten uit het leven der oude wijzen en met zijn betoog over het nut
+van uitwendige ceremoniën voor de innerlijke ontwikkeling des menschen:
+"De lieden, waarover gij zoo veel spreekt, zijn reeds lang dood en
+hun gebeente is vergaan, slechts hun woorden klinken na. Als de tijd
+van den wijze is gekomen, spreekt hij: is die er niet, dan weet hij
+te zwijgen. Ik heb gehoord dat een goed koopman, ook als hij zijn
+schuur met schatten gevuld heeft zich toch als arm voordoet en dat
+de wijze zijne wijsheid te verbergen weet. Leg af uwen hoogmoed en
+uwe begeerten, uw uitwendigen schijn en uw wilde plannen. Dat alles
+is voor u zonder nut. Dat is het eenige, wat ik u te zeggen heb."
+
+Op een plaats in de "Gesprekken" wordt verteld hoe Confucius, toen
+hij eens voor een rivier was gekomen, die hij moest overtrekken, een
+zijner leerlingen naar twee lieden zond, die daar in het veld werkten,
+om te vernemen waar men den stroom het best kon doorwaden.
+
+De arbeiders waren asceten (Taoïsten) die zich van de wereld
+teruggetrokken hadden. Een van hen vroeg, wie de man in den wagen
+was, die ingelicht wilde worden. De leerling noemde den naam van
+Confucius. "Kung-kiu uit Lu? die kent de voorde" (m. a. w. die weet
+immers alles, dus ook dit) sprak hij, keerde zich om en werkte
+voort. De andere arbeider was minder kort aangebonden, doch niet
+vriendelijker. "Gij zijt een leerling van Confucius? Wanorde bedekt
+als een gezwollen rivier het gansche land en wie zal dat, u en hem ter
+wille, veranderen? Waarom wilt gij iemand volgen, die slechts hier
+en daar de wanorde uit den weg gaat (zinspeling op het rondtrekken
+van Confucius van het ééne land naar het andere) en niet een, die
+zich geheel en al van de wereld terugtrekt? Zoo sprak deze en ging
+weer aan zijn werk.
+
+In de werken van Chwang-tsze komt Confucius er nog slechter af. Daar
+komt een stuk in voor, getiteld "De roover Kih", waarin verteld wordt
+hoe Confucius zich in het leger van dezen rooverhoofdman begaf om hem
+van zijn booze wegen terug te brengen, doch door dezen zeer slecht
+werd ontvangen. De roover toch zeide:
+
+"Gij geeft vele redeneeringen ten beste en praat maar door, u beroepend
+op de oude wijzen, zonder dat daarvoor reden is. Hoe meer gij spreekt,
+des te meer onzin komt er voor den dag. Gij voedt u, zonder te ploegen,
+gij kleedt u, zonder te weven, uw lippen staan niet stil en uw tong
+gaat als een trommelstok. Gij beslist maar wat recht en onrecht is
+en brengt daardoor alle vorsten des rijks op verkeerde wegen. Gij
+geeft aanleiding dat de geleerden zich niet bemoeien met wat hun
+eigenlijke taak is. Gij praat over kinderlijke liefde en broederlijken
+plicht en zijt toch steeds onafscheidelijk van de vorsten des rijks,
+de aanzienlijken en adellijken... Gij wilt de oude leeringen van W
+en Wang (die nergens goed voor waren) weer opflikken en gij beweert
+van alle mogelijke dingen, dat zij kunnen dienen voor de onderwijzing
+der komende geslachten. Met uw bizonder gewaad en uw nauwen gordel,
+met uw bedriegelijke redenen en huichelachtig gedrag verleidt gij de
+vorsten der staten en streeft gij naar rijkdom en eer. Een grooter
+roover dan gij is er niet: waarom noemt men u niet den roover Kiu,
+in plaats van mij den roover Kih?... Gij noemt u een man van talent:
+een wijze! Tweemaal heeft men u uit Lu weggejaagd, uit Wei moest gij
+vluchten, in T'si kreeg men u te pakken en in Ch'en en Ts'ai hielden de
+soldaten u omsingeld. Voor u is er in het rijk geen plaats meer, waar
+gij uw hoofd rustig kunt neerleggen. Uwe leeringen dragen er schuld
+aan, dat uw leerling Tsze lu is terechtgesteld en zijn gevierendeeld
+lichaam boven de poort van Wei is gehangen. Gij kunt noch uzelf noch
+anderen voor onheil bewaren, wat kan uwe leer dan voor waarde hebben?"
+
+Ook andere leeraars, niet behoorende tot de Taoïstische richting,
+hebben Confucius scherp aangevallen, zooals bv. in de eerste eeuw
+n. C. de beroemde Wang-Chung, die voor de oorspronkelijkste en
+scherpzinnigste van alle Chineesche wijsgeeren doorgaat en wiens
+talent en beteekenis zelfs door de Chineesche orthodoxie wordt erkend,
+al halen zij ook afkeurend de schouders op over den buitengewonen
+ijver en de grenzenlooze vermetelheid waarmede deze denker blootlegt
+en veroordeelt wat hij noemt de overdrijvingen en verzinsels van
+Confucius en Mencius.
+
+Tegenover al die afkeurende oordeelvellingen laten wij hier volgen
+een plaats uit het "Onveranderlijk midden" die ons doet zien hoe de
+leerlingen over hem dachten. Deze lofzang, want een lofzang is het,
+die hier wordt aangeheven, geeft ons tegelijk te zien wat de Chinees
+onder een "volmaakte wijze" verstaat en wat Confucius ook thans nog
+voor hem is.
+
+"Confucius leverde de leeringen van de keizers Yao en Shun aan
+het nageslacht over, als waren deze (keizers) zijn voorvaderen
+geweest. Hij verklaarde de instellingen van Wen en Wu (de stichters
+der Chau-dynastie) die hij zichzelf tot voorbeeld had gesteld. Naar
+boven was hij in harmonische overeenstemming met de eeuwige bewegingen
+des hemels, beneden stond hij vast als de aarde.
+
+"Wel mag men hem vergelijken met den hemel en de aarde, die alles
+dragen en behouden, alles beschaduwen en beveiligen. Hij is als de
+vier jaargetijden in hun wisselenden loop, als de zon en de maan met
+haar elkaar afwisselend licht.
+
+"Alles (in het wereldgeheel) bestaat naast elkander, zonder dat het een
+het ander schade doet. De loop der jaargetijden, van de zon en de maan
+gaat voort, zonder dat zij elkaar hinderen. De kleinere krachten (der
+natuur) zijn als de stroomingen der rivieren, de grootere openbaren
+zich in groote veranderingen (omkeeringen). Dat is het wat hemel en
+aarde zoo groot maakt (de harmonie der sferen?)
+
+"Hij slechts, die alle goede en wijze eigenschappen bezit, die
+onder den hemel kunnen bestaan, toont zich vlug in het begrijpen,
+helder in het onderscheiden, voorzichtig in het als waarheid aannemen,
+alomvattend in het weten, geschapen om te heerschen, edel van hart en
+grootmoedig, welwillend en mild, voorzichtig, opwekkend, krachtig,
+vast en volhardend, behoudend wat hij heeft verkregen, vast, de
+juiste grenzen bewarend, ernstig, nooit afwijkend van 't (rechte)
+pad, zonder gebrek (correct), eerbied afdwingend, volkomen, scherp
+van inzicht, scherpzinnig en doordringend, bekwaam om (goed en kwaad)
+te onderscheiden.
+
+"Alomvattend is hij en ruim, diep en nooit rustend, als een bron
+(die altijd vloeit) ter rechter tijd zijn deugden openbarend.
+
+"Alomvattend is hij en ruim, hij is als de hemel. Diep en nooit
+rustend als de bron, is hij (ondoorgrondelijk) als de afgrond. Hij
+verschijnt, en allen vereeren hem, hij spreekt, en allen gelooven hem,
+hij handelt en allen bewonderen hem! Daarom gaat zijn roem over het
+gansche rijk en dringt door tot de verste barbaren. Zoover schepen
+en menschen komen en des menschen kracht reikt, zoover de hemel zich
+welft en de aarde draagt, zoover zon en maan schijnen, rijp en dauw
+nedervallen: zoover heeft hem alles lief en eert hem, wat bloed en
+adem heeft. Daarom zegt men: Hij is als de hemel."
+
+"Slechts hij, die de grootste reinheid bezit, welke onder den hemel
+mogelijk is, kan de onveranderlijke betrekkingen regelen tusschen
+de menschen onderling, de groote deugden, die den grondslag vormen,
+vaststellen en de krachten des hemels en der aarde die alles nieuw
+vormen en voeden erkennen; zou zulk een persoon steunen op een wezen
+of een ding, dat buiten hem ligt?"
+
+"Noem hem den idealen man: want hoe streeft hij naar ernst. Noem hem
+afgrond, want hij is diep. Noem hem hemel, want hij is ruim."
+
+"Wie anders kan hem begrijpen dan die vlug is in 't bevatten, klaar
+in 't onderscheiden, ruim van blik in 't erkennen, alomvattend in 't
+weten, die alle hemelsche deugden bezit (die n.l. aan hem gelijk is)."
+
+Het zou zeer verkeerd zijn Confucius te meten met een hedendaagschen
+of een christelijken maatstaf. Hij was een zoon van zijn tijd:
+saamgegroeid met de inzichten en opvattingen, daaraan eigen, staande
+op den bodem der toenmalige moraal. Ook was hij persoonlijk niet
+vrij van zwakheden en gebreken, die hem bij herhaling vermaningen
+en waarschuwingen bezorgden, althans van één zijner leerlingen,
+Tsze lu. Deze trad bij meer dan eene gelegenheid als de ware ridder
+op. Confucius had steeds geijverd tegen oproerige onderdanen en
+beambten: toch was tweemaal de waarschuwende stem van Tsze lu noodig
+om den in al zijn droomen en verwachtingen van staatkundig en sociaal
+hervormer teleurgestelden man, te verhinderen om ontrouw te worden
+aan zijn eigen leer.
+
+"Ja," roept hij eens uit, als Tsze lu hem de tegenspraak doet
+gevoelen, die er tusschen zijn woorden en zijn daden zou liggen,
+"ja, ik heb gezegd dat een edel man zich niet inlaat met hen die
+kwaad doen; maar zegt men niet: wat werkelijk hard is kan geslepen
+worden zonder dunner te worden en wat werkelijk wit is kan in een
+donkere vloeistof gedompeld worden zonder dat het zwart wordt? Ben
+ik dan een bittere komkommer? Hoe kan ik er voor bewaard blijven
+gegeten te worden?" Bij een andere gelegenheid, als een oproermaker
+hem tot zich roept, zegt hij: "Het moet toch een reden hebben, dat
+hij mij bij zich verzoekt! Als iemand mij maar gebruiken kon, hoe
+zou ik een ander westelijk Chau tot stand brengen!" (Chau was het
+vaderland der regeerende dynastie en in oude tijden het voorbeeld
+van een goed bestuurden, gelukkigen staat).
+
+De zucht om een politieke rol te spelen, schijnt van alle zwakheden
+van Confucius, die de overlevering ons meedeelt, de grondslag te zijn
+geweest. Zoo b.v. toen hij er toe kwam om in het gevolg van den vorst
+van Wei en diens slecht te boek staande vrouw door de straten der
+hoofdstad te rijden en het volk hem nariep: "Ondeugd voorop en deugd
+achteraan", of--toen diezelfde dame hem in audiëntie ontving en hij
+zich tegenover Tsze lu met de woorden "Waarin ik tekort geschoten ben
+moge de hemel mij straffen," rechtvaardigde. Toen hij den eed brak,
+dien hij aan den commandant van Pu had gedaan, om niet naar Wei te
+gaan, zeide hij tot zijn verontschuldiging: "Het was een gedwongen eed,
+zulk een hooren de geesten niet."
+
+In den tijd van Confucius en nog lang daarna heerschte in China
+de bloedwraak.
+
+"Met den moordenaar zijns vaders mag de zoon niet onder denzelfden
+hemel leven, tegen den moordenaar zijns broeders moet een man
+nooit naar huis terug behoeven te gaan om een wapen te halen, met
+den moordenaar van een vriend mag een man niet in denzelfden staat
+wonen," heet het in het boek der gebruiken, en deze voorschriften
+heeft Confucius uitdrukkelijk bekrachtigd.
+
+Bij den regel, dat de zoon op een mat van gras moest slapen, met zijn
+schild als hoofdkussen, totdat hij den moordenaar zijns vaders had
+gedood; dat hij op de marktplaats en aan het hof het wapen steeds bij
+de hand moest hebben om hem te treffen, heeft de zin, dat men anderen
+niet doen moet, wat men niet wil dat zij u aandoen een buitengewoon
+praktische beteekenis. Het kan ons dan ook niet verwonderen, dat, als
+een zijner leerlingen vraagt, of er geen woord is, dat als regel voor
+de verhoudingen van het gansche leven kan dienen, hij dezen antwoordt:
+"Is niet wederkeerigheid zulk een woord? Dat het verder strekkend
+beginsel: kwaad met goed vergelden, ontbreekt, is wel natuurlijk:
+een ander leerling kreeg dan ook op een vraag, hierop betrekkelijk,
+ten antwoord: "En waarmee zal men dan goed vergelden? Vergeldt het
+booze met rechtvaardigheid en goed met goed." Het komt geheel en al
+overeen met de strenge opvatting van den wijze, dat op een andere
+plaats hem, die anders handelt (kwaad met goed dus vergeldt) vrees
+als beweegreden wordt toegeschreven.
+
+In de positieve zedeleer van Confucius kon deze mildere opvatting geen
+plaats vinden: wel in de theosophie van Lao tsze, gelijk dan ook het
+beginsel "Vergeldt kwaad met goed," in den Tao-teh-king voorkomt.
+
+De leer welke Confucius verkondigde en verklaarde laat zich in 't
+wezenlijke hierin samenvatten (zooals wij reeds opmerkten) dat ieder
+zichzelf moet opvoeden om anderen, die hem door leeftijd en positie
+ondergeschikt zijn, te kunnen opvoeden. Terwijl dus voor den een het
+opvoeden en het bevelen tot plicht wordt gemaakt, wordt den ander
+gehoorzaamheid ingescherpt: doch geen absolute, die in ieder geval
+moet worden betracht: de zoon toch zoowel als de ambtenaar moeten
+hun vader of vorst als hij afdwaalt, terugvoeren op het pad der deugd.
+
+"Hoe zal men een vorst dienen," vraagt Tsze lu en Confucius antwoordt:
+"Bedrieg hem niet en wederspreek hem in 't aangezicht." Op de vraag,
+of een zoon in elk geval het bevel zijns vaders moet gehoorzamen
+antwoordt Confucius: "Wat zijn dat voor redenen! Als in oude tijden
+een keizer al geen goede grondbeginselen had, doch zeven ministers,
+die hem waarschuwden, dan verloor hij het rijk niet. Als een leenvorst
+vijf zulke ministers had ging zijn huis niet onder. Als een geleerde
+een vriend had, die hem waarschuwde, zoo behield hij zijn goeden naam
+en als een vader een zoon had, die hem de dingen die verkeerd waren
+bevolen, onder het oog bracht, zoo deed hij niets dat onrechtvaardig
+was. Daarom, indien er gevaar is dat er onrecht zal worden gepleegd,
+mag een zoon niet aarzelen dit zijn vader, noch een minister dit zijn
+vorst onder het oog te brengen. Wanneer het aldus plicht is reeds
+tegen onrecht, dat nog staat te geschieden, op te treden, zou het dan
+kinderlijk zijn om een bevel zijns vaders, dat onrecht in zich sluit,
+te gehoorzamen?"
+
+Het "Boek der kinderlijke liefde," [131] "De groote leer," [132] en
+"Het onveranderlijke midden," [133] behelzen de grondstellingen der
+leer van Confucius in meer geordenden en samenhangenden vorm, dan dit
+in de "Gesprekken en uitingen" het geval is. Eenige aanhalingen uit
+deze drie werken zullen zeker bijdragen tot recht verstand der leer
+van Confucius.
+
+"De kinderlijke liefde is de wortel van iedere deugd, waaruit de
+volkomendheid voortkomt.
+
+"Het lichaam (tot op de huid en de haren toe), dat men van zijn ouders
+ontvangen heeft niet te beschadigen, is de aanvang der kinderlijke
+liefde, [134] zich (geestelijk) te volmaken en overeenkomstig (die
+volmaking) te handelen en zijn naam aan toekomstige geslachten over
+te leveren, opdat de ouders geëerd worden: dat is de voleindiging
+der kinderlijke liefde.
+
+"Want kinderlijke liefde begint met de ouders te dienen, de dienst
+van den vorst is het midden, voor nakomelingschap zorg te dragen is
+het einde.
+
+Wat "De groote leer" onderwijst is: de deugd te beoefenen, het volk
+op te voeden, in de volkomenheid te volharden.
+
+"Ieder ding heeft zijn wortelen en zijn takken, ieder streven zijn
+begin en zijn doel: te weten wat begin en doel zijn, dat is de
+beteekenis der "Groote leer" te verstaan.
+
+"In oude dagen schiepen zij, die wenschten dat de deugd beoefend
+werd in het gansche land, eerst orde, ieder in zijn eigen gebied
+(leenvorstendom). Om dit te bereiken schiepen zij orde in hunne
+familiën en om die te verkrijgen streefden zij er naar zichzelf
+te volmaken. Om zich te volmaken reinigden zij hunne harten en om
+die loutering te verkrijgen streefden zij naar kennis van hun eigen
+geest. Om zelfkennis te verkrijgen, trachtten zij hun wetenschap te
+vermeerderen en die vermeerdering werd door het onderzoeken van alle
+dingen aangebracht.
+
+"Van den keizer af tot de groote volksmassa toe: ieder moet
+de reiniging van het eigen ik als de wortel van al het andere
+beschouwen. Wordt de wortel verwaarloosd, zoo kan niets, wat uit haar
+voorkomt, goed zijn: het is nog nooit voorgekomen, dat iemand voor
+geringe zaken groote opmerkzaamheid en tegelijk voor gewichtige zaken
+geringe opmerkzaamheid had (m. a. w. die in het kleine getrouw is,
+zal ook in het groote getrouw zijn). "Wat bedoeld wordt met: "Het
+geluk en de vrede des rijks hangen van de regeering der staten af"
+is dit: "Als de vorst zeer oude lieden behandelt, zooals dat behoort,
+zal er in het volk kinderlijke liefde heerschen, als hij de ouden
+zoo behandelt, zal men broederlijk zich voegen naar elkaar, als hij
+de jongeren en zwakken liefdevol behandelt zal het volk datzelfde
+doen. Zoo heeft de heerscher een maatstaf, waarmede hij als met een
+winkelhaak zijn gedrag kan afmeten.
+
+"Wat een man bij die over hem gesteld zijn niet bevalt, moet hij
+ook tegenover zijn ondergeschikten niet doen; wat hem bij zijn
+ondergeschikten niet bevalt, zal hij niet doen tegenover zijne
+meerderen; wat hij niet van den rechterkant ontvangen wil zal hij aan
+den linker niet geven, wat hij van den linker niet ontvangen wil aan
+den rechterkant niet.
+
+"Daar is ook een middel om den welstand des lands te bevorderen: veel
+voortbrengers, weinig verteerders. Laat er heerschen werkzaamheid in
+het voortbrengen, en spaarzaamheid in het gebruik, dan zal de voorraad
+altijd voldoende zijn.
+
+"Wat de mensch van den hemel ontvangen heeft is de (goede ware) natuur;
+wie in overeenstemming met deze natuur handelt, wandelt op het pad
+van den plicht; dit pad te betreden leert de mensch door onderwijzing.
+
+"Het pad mag ook niet voor een oogenblik verlaten worden, kon het
+(nl. zonder schade) verlaten worden, dan was het niet het (rechte)
+pad. Daarom wacht de hoogere mensch niet om voorzichtig te zijn tot
+hij (iets) ziet, en om bezorgd te zijn tot hij (iets) hoort.
+
+"Niets is meer zichtbaar dan wat verborgen is, niets in het oog
+vallender, dan wat onbeduidend is, daarom waakt de hoogere mensch
+over zichzelf, als hij alleen is.
+
+"Als noch vergenoegdheid, noch ergernis, noch kommer, noch vreugde
+zich laten gelden, dan kan men wel zeggen, dat de geest zich in een
+toestand van evenwicht bevindt. Zijn deze gevoelens echter opgewekt
+en werken zij in juiste maat en verhouding, zoo ontstaat daaruit,
+wat men harmonie kan noemen. Dit evenwicht is de wortel, waaruit
+alle menschelijke handelingen in de wereld voortkomen, deze harmonie
+is de weg, dien allen moeten inslaan. Waar evenwicht en harmonie in
+volkomenheid heerschen is er orde in hemel en op aarde en alles zal
+gevoed worden en gedijen.
+
+"Vier plichten heeft de wijze te betrachten, die ik nog niet geleerd
+heb te vervullen (zoo voegt de schrijver er bij): mijn vader te
+dienen, zooals ik wenschen zou dat mijn zoon mij diende, mijn vorst
+te dienen, zooals ik wenschen zou, dat mijn beambten mij dienden,
+mijn ouderen broeder te dienen, zooals ik wenschen zou, dat mijn
+jongere broeder mij diende; jegens mijn vriend te handelen, zooals
+ik wenschen zou dat hij jegens mij handelde, (de vijfde betrekking,
+die tusschen echtgenooten, is hier weggelaten, wellicht omdat noch
+Confucius, noch zijn kleinzoon, aan wien het "Onveranderlijke midden"
+wordt toegeschreven, in hun huwelijken gelukkig waren: beiden toch
+hebben zich van hunne vrouwen gescheiden).
+
+"De wijze doet, wat aan de plaats, die hij inneemt, past: hij wenscht
+zich daarboven niet te verheffen. Rijk en geëerd doet hij, wat een
+rijk en geëerd man betaamt, arm en eenvoudig doet hij, wat den arme
+en eenvoudige betaamt. Is hij door barbaren omgeven: hij doet wat
+aan den toestand past, is hij door kommer en zorgen geplaagd, hij
+handelt overeenkomstig zijn toestand: altijd blijft hij zichzelf.
+
+"Is hij in een hoogen rang, hij behandelt zijn ondergeschikten niet
+met verachting, is hij een ondergeschikte, zoo zoekt hij geenszins de
+gunst zijner meerderen te bejagen: hij regelt zich zelf en verwacht
+niets van anderen, zoo vermijdt hij teleurstellingen: hij maakt den
+hemel geen verwijten, noch wordt op de menschen verbitterd.
+
+"Zoo verwacht de wijze, rustig en vroolijk, wat de hemel besluiten
+wil, de gewone mensch echter wandelt op een gevaarlijken weg en ziet
+naar gunstige gelegenheden uit.
+
+"De meester (Confucius) zegt: Bij het boogschieten hebben wij, wat
+aan de houding des wijzen beantwoordt. Als de schutter het doel heeft
+gemist, draait hij zich om en zoekt de oorzaak van het mislukken
+bij zichzelf.
+
+"Met de rechte mannen (aan het hoofd) gedijt de regeering; evenals
+de plantengroei uit de aarde voortkomt en de bijen de jonge larven
+verplegen en tot bijen opvoeden: zoo voeden de regeerders het volk op.
+
+"Het geheim eener goede regeering is: de rechte mannen te vinden:
+ze te vinden hangt van het karakter des heerschers af; het karakter
+wordt door plichtsvervulling gevormd en deze plichtsvervulling wordt
+verlicht en gesterkt door liefde tot welwillendheid.
+
+"De wederkeerige plichten, die alle menschen tegenover elkaar hebben,
+zijn vijf in getal, de eigenschappen waardoor zij uitgeoefend worden
+zijn er drie.
+
+"Deze plichten zijn: die tusschen vorst en minister, tusschen vader
+en zoon, tusschen man en vrouw, tusschen ouderen en jongeren broeder
+en tusschen vrienden.
+
+"Dit zijn de plichten der wederkeerige betrekking, die ieder heeft
+te vervullen. De drie eigenschappen echter zijn; weten, willen en
+kunnen, welke ieder moet bezitten. Dat, waardoor deze eigenschappen
+de vervulling der plichten mogelijk maken is: ernstig streven.
+
+"Eenigen worden met de kennis dezer plichten geboren, anderen verwerven
+deze kennis door navorschen, nog anderen nadat zij hun onwetendheid op
+smartelijke wijze hebben ondervonden. Doch wanneer de kennis eenmaal
+verworven is, is het onverschillig, op welken weg zij verkregen
+werd. Eenigen oefenen de plichten uit, zonder moeite, als iets dat
+vanzelf spreekt, anderen om daaruit voordeel te trekken; voor wederom
+anderen is aan de uitoefening groote moeite verbonden. Doch wanneer
+zij slechts uitgeoefend worden, komt dit op hetzelfde neer.
+
+"De meester sprak: Leeren willen komt het weten zeer nabij; zich
+ernstig bemoeien het willen; zich (over iets dat verkeerd ging)
+schamen het kunnen.
+
+"Hij, die deze drie dingen kan, is in staat zichzelf te volmaken:
+wie zich zelf volmaken kan, kan anderen beheerschen, wie anderen
+beheerschen kan, kan het rijk regeeren met al zijne staten en familiën.
+
+"De beheerschers des rijks hebben negen regels te volgen: zichzelf te
+volmaken, deugdzame en talentvolle mannen te eeren, hun bloedverwanten
+lief te hebben, hun ministers te achten, alle beambten vriend'lijk te
+behandelen, het volk als hunne kinderen te beschouwen, handwerkslieden
+aan te moedigen, vreemden met zorg en de vorsten der leenstaten met
+welwillendheid te behandelen. Zichzelf te beproeven en te reinigen,
+acht te geven op zijne kleeding en op zijne bewegingen, dat zij
+beantwoorden aan de voorschriften der betamelijkheid: dat is de wijze
+waarop de heerscher zich moet volmaken. Overtreders moet hij afwijzen
+en zichzelf voor de verzoekingen der schoonheid bewaren. Rijkdom te
+verachten en deugd te eeren, dat is de wijze, waarop men mannen van
+waarde en van talenten aanmoedigt: hun eereplaatsen en inkomsten te
+geven, met hen te deelen in wat hun behaagt en hun mishaagt, dat zijn
+de middelen om aan zijne bloedverwanten te leeren u lief te hebben. Den
+ministers talrijke ambtenaren ter beschikking te geven en hun veel
+opdrachten toe te vertrouwen, dat is de weg om de ministers aan te
+sporen. De weg om de groote menigte ambtenaren aan te moedigen is:
+hun vertrouwen schenken en goed bezoldigen. Die om het volk moed in
+te storten is: hunnen dienst slechts te vorderen ter rechter tijd
+en de eischen licht te maken. De weg om de handwerkslieden aan te
+sporen is: hen dagelijks op de proef te stellen, hen maandelijks
+prijsvragen te laten oplossen en hen daarbij te laten uitvoeren,
+wat aan hun neiging beantwoordt.
+
+"Menschen uit vreemde landen met tact te behandelen, dat is: hen
+bij het afscheid te begeleiden en bij aankomst hen tegemoet te gaan,
+de goeden onder hen te prijzen en de zwakken te verschoonen.
+
+"Familiën, wier nakomelingschap in de rechte lijn is te gronde
+gegaan weer herstellen en leenstaten, die onder zijn gegaan, opnieuw
+grondvesten, rust herstellen in staten, waarin onrust heerscht, die
+te ondersteunen, waarin gevaar dreigt, bepaalde tijden hebben voor de
+ontvangst van vorsten en hun afgezanten bij het hof, hen na rijkelijk
+onthaal weer laten gaan, hen welkom heeten, ook als zij met geringe
+gaven komen: dat is de vorsten der staten liefhebben.
+
+"Allen, wien de regeering des rijks ten deel valt, hebben deze negen
+regelen te betrachten en het middel, waardoor zij ten uitvoer kunnen
+worden gebracht, is ernstig streven."
+
+Zooals men ziet, het zijn regelen van wereldwijsheid, die Confucius
+en zijne leerlingen na hem onderwezen; de kunst een goed huisvader,
+beambte, minister, vorst en keizer te worden, den plicht van zijn
+eigen betrekking te vervullen en toe te zien, dat anderen dit eveneens
+doen. Het is een soort huisbakken wijsbegeerte, die begint met de
+liefde van het kind tot den vader en eindigt met de liefde des keizers
+tot zijn volk. Soms is zij niet al te klaar in haar grondslag en
+ontwikkeling (de vertalers en uitleggers van den grondtekst kunnen
+daar echter ook wel schuld aan hebben) maar verstaanbaar genoeg
+toch om ons te toonen hoe de Chineezen dachten en nog denken. De
+straks aangehaalde uitspraken toch komen telkens weer terug: niet
+alleen in philosophische verhandelingen, maar ook in staatsstukken,
+ambtelijke en particuliere brieven. Daarom juist is eenige, zij het
+ook oppervlakkige kennis der Chineesche philosophie voor ieder noodig,
+die inzicht wil verkrijgen in den tegenwoordigen toestand van China.
+
+Even zoo min als Confucius de schepper was van de door hem voorgedragen
+leer is de beknopte, spreukmatige, soms eenigszins mystieke vorm,
+waarin deze leer ons bewaard gebleven is, eene uitvinding van hem
+en van zijne leerlingen. Deze bestond reeds van ouds en schijnt de
+vorm geweest te zijn, waarin men in China steeds de leeringen der
+wereldwijsheid placht te kleeden.
+
+Toen Confucius in 517 v. C. Lo yang bezocht, zag hij daar, in de
+voorvaderengalerij van het keizerlijk paleis, de gouden beeldzuil
+van een man, wiens lippen met drie naalden waren saamgehecht en op
+wiens rug het volgende opschrift stond:
+
+"In oude tijden spraken de menschen weinig. Het zou goed zijn hen
+na te volgen; want zij, die veel spreken, zijn er zeker van veel te
+zeggen, dat beter onuitgesproken ware gebleven.
+
+"Ieder zal arbeiden in verband met wat hij noodig heeft. Als hij boven
+zijn kracht werkt, zal hij slechts zijn zorgen en zijn teleurstellingen
+vermeerderen. Zelfs in datgene wat de mensch (denkend) nastreeft,
+moet hij maat houden.
+
+"Denk niet te veel om verstrooiing of rust: wie dat doet zal geen
+van beide verkrijgen.
+
+"Doe niet wat u wellicht vroeger of later berouwen kan gedaan te
+hebben.
+
+"Laat niet na een gebrek te verhelpen, omdat het klein is. Het moge
+in den aanvang klein zijn, straks gaat het misschien aan het groeien,
+totdat het u er onder brengt.
+
+"Als iemand nalaat tegen kleine ongerechtigheden op te treden,
+zal hij weldra in het geval verkeeren van tegen groot onrecht te
+moeten strijden.
+
+"Wees behoedzaam met uw woorden zoowel als met uw handelingen. Geloof
+niet dat niemand u ziet en hoort, omdat gij alleen zijt maar denk er
+aan dat de geesten overal zijn.
+
+"Een huis kan verwoest worden door een smeulend vuur, terwijl een
+groote vlam licht wordt bemerkt en uitgebluscht. Een stroom wordt
+gevormd door het water van vele beken, een strik, die zoo sterk is,
+dat hij niet licht wordt gebroken, bestaat uit vele draden.
+
+"Een spruit, wier wortels nog niet diep zijn doorgedrongen, kan
+licht worden uitgetrokken: is het haar toegestaan een boom te worden,
+dan moet men naar de bijl grijpen.
+
+"Uit den mond van een mensch kunnen scherpe pijlen komen die verwonden
+en gloeiende kolen, die verbranden: hoedt u dus, dat zulken uit uwen
+mond niet uitgaan om anderen te schaden.
+
+"Geloof niet dat, wijl gij in het volle bezit uwer kracht zijt,
+gij zonder gevaar waagstukken kunt ondernemen; er is niemand, hoe
+sterk hij ook moge zijn, die niet iemand vinden kan, sterker dan hij,
+die hem op den grond werpt.
+
+"Een oproermaker, die geen rechtvaardigen grond (voor zijn verzet)
+heeft, zinkt tot op het laagste peil der maatschappij neer, doch
+een onrechtvaardig heerscher wekt ontevredenheid op, terwijl de
+voorzichtige willig gehoorzaamd wordt.
+
+"De massa der menschen, het volk, gelijk men het gewoonlijk aantreft,
+heeft weinig doorzicht, noch weet met het onbekende te rekenen. Alzoo
+kunnen zij slechts de leiding van anderen volgen. Daarom, wanneer zij
+dikwijls met diegenen in aanraking komen, die voorzichtig, deugdzaam
+en verstandig zijn, die goede zeden volgen, dan zullen zij onmerkbaar
+er toe komen dezulken na te volgen en zoo ook wederkeerig anderen
+tot een voorbeeld worden.
+
+"Mijn mond is gesloten, ik kan niet spreken. Het is vergeefs mij te
+vragen, ik kan uwen twijfel niet wegnemen en zelf heb ik niets te
+vragen. Wanneer ook datgene wat ik leer een raadsel schijnt, is het
+daarom toch niet minder waar. Ik sta boven u en toch kan niemand iets
+tegen mij hebben, welk sterveling kan dit van zichzelf zeggen?
+
+"Vergeet niet dat de hemel geen gunstelingen kent, doch tegenover
+allen even rechtvaardig is.
+
+"Hoe vol ook de zee moge zijn, de stroomen gaan voort daarin zich
+uit te storten, zonder dat zij haar grenzen uitbreidt.
+
+"Overlegt zorgvuldig alles, wat ik u gezegd heb, en ik zal niet
+vergeefs hebben gesproken."
+
+Toen Confucius dit inschrift las, wendde hij zich tot zijn begeleiders
+en zeide, dat dit in weinige woorden alles behelsde, wat voor de
+menschen het nuttigste was te weten, en dat, wie dit ter harte nam
+en navolgde, niet ver van de volkomenheid zou zijn, waarnaar iedereen
+streven moest. Dat het van invloed geweest is op zijne opvatting der
+philosophische vraagstukken is ontwijfelbaar.
+
+"Na den dood van Confucius was het met zijne leer gedaan en nadat zijne
+leerlingen gestorven waren, werd deze verbasterd", zoo bericht men
+ons. De onrustige tijden hebben daartoe zeker het hunne bijgedragen:
+de Chau dynastie gaat onder zwakke en bedorven heerschers haar einde
+tegemoet, vele der kleine vorstendommen verdwijnen in den voortdurenden
+strijd tusschen de leenvorsten onderling, of worden, hoewel zij
+hun naam behouden, toch feitelijk door machtige naburen opgeslokt;
+de groote staten kampen onder elkaar om de opperheerschappij; het
+besef, dat, wie het ten slotte wint, de keizerskroon zal verwerven,
+komt hoe langer hoe sterker op; het geloof aan de oude waarheden
+en beginselen is geschokt, dwaalleeringen (althans in het oog der
+orthodoxie) duiken overal op: zoowel ten opzichte van de regeering
+als van de wijsbegeerte: het gezag van Confucius wordt op zij gezet.
+
+Daar komt eensklaps een kampvechter in het krijt, een leerling,
+die den meester bijna evenaart en met geweldige kracht de banier der
+orthodoxe philosophie weer opheft. Over hem willen we thans spreken.
+
+
+
+
+
+III. Mencius.
+
+
+Meng (Mang) kó of Meng tsze=de wijsgeer Meng, verlatijnscht tot
+Mencius, werd in het jaar 371 v. C. als afstammeling van de drie
+groote familiën van Lu geboren: een geslacht dat in de dagen van
+Confucius om de heerschappij in den staat had gestreden, maar
+sedert verarmd en gedaald was. Zijn vader schijnt vroeg gestorven
+te zijn: in ieder geval heeft hij geen invloed op de opvoeding en de
+ontwikkeling van zijn zoon uitgeoefend: des te meer echter de moeder,
+wier aandenken nog heden onder het volk voortleeft, als die van een
+voorbeeld voor alle moeders. Zij zorgde, dat haar zoon in een goede
+omgeving verkeerde en goed werd onderricht, spoorde hem door raad
+en voorbeeld tot vlijt aan en bleef ook in zijn latere levensjaren
+(zij stierf, toen Mencius reeds de 50 overschreden had) zijn trouwe
+raadgeefster en steun. Toen haar zoon, dien zij op zijne rondzwervingen
+vergezeld had, zijn ambt in het vorstendom Tsi wilde opgeven, doch
+om harentwille aarzelde, moedigde zij hem zelf aan zijn eigen beter
+inzicht te volgen en bracht zoo het oude voorschrift in toepassing,
+dat de moeder haar zoon gehoorzaam moet zijn.
+
+Over de leerjaren van Mencius is niet veel bekend: hij schijnt een
+leerling van Confucius' kleinzoon te zijn geweest. In zijn vaderland
+(de leenstaat, waar hij thuis behoorde) verzamelde hij een groot
+aantal leerlingen rondom zich, in wier midden hij leefde en werkte
+en die, zooals de gewoonte het toen medebracht, te zamen naar hun
+krachten en middelen voor zijn levensonderhoud zorgden. Die rustige
+leeraarsloopbaan schijnt hem echter niet bevredigd te hebben en in 331,
+toen hij 40 jaar was geworden, trok hij met eenigen zijner leerlingen
+er op uit om aan de hoven der kleine vorstendommen allereerst, zijn
+loopbaan als politiek hervormer te beginnen. De tijd scheen voor
+een dergelijke onderneming, door een zelfbewust man op touw gezet,
+gunstig te wezen en het ontbrak Mencius noch aan zelfbewustzijn,
+noch aan den moed om vrijuit te spreken. De voortdurende twisten,
+waarin de kleine vorstendommen nu eens onderling, dan eens met het
+machtige, opbloeiende Tsin verkeerden (want het centraal gezag, het
+keizerschap, was feitelijk nog slechts een naam) had aan een menigte
+politieke avonturiers de deur geopend tot de hoogste waardigheden en de
+invloedrijkste ambten. Nog maar weinige jaren geleden, in 333, was het
+een hunner, Suts'in gelukt, de meest beteekenende politieke daad van
+dien tijd: den bond der zes staten Yen, Chao, Han, Wei, Tsi en Tsu,
+tegenover Tsin tot stand te brengen. Welnu, wat Suts'in en anderen
+mogelijk was geweest, kon den met volle verachting voor de politieke
+avonturiers bezielden Mencius niet onbereikbaar voorkomen. Waarom
+zou hij, die met een gansche schat van geleerdheid was toegerust en
+die geen eigenbelang, maar edele doeleinden nastreefde, niet kunnen
+verkrijgen, wat aan die lieden welke van hof tot hof trokken en zich
+aan den meestbiedende aanboden, mogelijk toescheen? Zoo trok hij in
+331 naar den naburigen staat Tsé, en nadat hij daar tot 323 zonder
+veel succes een staatsambt had bekleed, naar Sung, Su, Tao, Tang,
+Leang en van 318 tot 311 ten tweeden male naar Tsé. Eindelijk keerde
+hij, ontmoedigd en ontgoocheld, na vele mislukte pogingen, in 309 naar
+Lu terug. Daar leefde hij nog 20 jaren als ambteloos burger voort,
+slechts in beslag genomen door zijn onderricht geven en de voltooiing
+zijner werken. Hij stierf in 289 v. C., vergeten en zonder dat zijn
+heengaan ontroering wekte, tenzij bij zijn naaste leerlingen. Wel
+werd zijn waarde reeds door de schrijvers der 2e eeuw v. C. erkend,
+welke alleen Confucius boven hem stelden, doch nog 1300 jaren gingen
+voorbij, eer hij de keizerlijke canonisatie verkreeg en in Confucius'
+tempels een plaats vond.
+
+Mencius was een veel strenger man dan Confucius: de humor van dezen
+wijsgeer, die zich er over vermaken kon, dat een boer van hem, die
+juist op de vlucht was, zeide, dat hij er uitzag als een verloopen
+hond, was Mencius vreemd. Heerschzuchtig en strijdvaardig, laat Mencius
+de grootste aanspraken gelden tegenover vorsten en staatslieden, die
+hem hoffelijk tegemoet komen. Dikwijls zondigt hij, terwijl hij toch
+plan heeft zichzelf niet te vergeten, niet slechts tegen de regelen
+der etiquette, maar ook tegen die der hoffelijkheid. Toch verhindert
+hem dit niet rijke geschenken van vorsten aan te nemen en met een
+groot gevolg van menschen en rijtuigen op hunne kosten in het land
+om te trekken. Hij is een strijder, die met grooten ijver tegen alle
+leeringen in het krijt treedt, welke hem niet orthodox toeschijnen,
+een sociaal politicus, die den regel "Alles voor het volk" met een
+energie en een openhartigheid voorstaat, die aan den zachteren,
+meer bedachtzamen Confucius vreemd was.
+
+Ook zuiver philosophische vragen, zooals die van de natuur der
+menschen, lichtte hij met veel meer beslistheid en uitvoerigheid
+toe dan Confucius, die zich meestal met een eenvoudige bevestiging
+vergenoegde. Ook tegenover een soort Cynische richting, [135] die
+zich naast of nevens het Taoïsme steeds meer deed gelden en tegen de
+meer humane richting der Mihisten trad hij met groote beslistheid op.
+
+De veranderde tijdsomstandigheden brachten voorzeker mede, dat de
+persoonlijke houding en de leerwijze van Mencius een andere was
+dan die van zijn voorganger. Ook is het een feit, dat de dwalingen,
+die Mencius meende te moeten bestrijden, zich eerst na den dood van
+Confucius hadden ontwikkeld. De werken van Mencius leveren het bewijs,
+dat vele der vragen en problemen, die ons thans zoo telkens weer
+bezighouden, reeds toen aan de orde waren. Ook was het gevolg van den
+strijd dikwijls als nu: dat ieder op zijn eigen standpunt bleef staan.
+
+"Het volk" zegt Mencius, "is het belangrijkste element in een land,
+dan volgen de godheden van akker en koren: de vorst is het minst
+gewichtig." Bij een andere gelegenheid zegt Mencius tegen den vorst
+"Wanneer een heerscher zijn ministers als zijn handen en voeten
+beschouwt, zoo zien zij hem voor hun hart en hun maag aan. Als hij
+hen beschouwt als zijn paarden en honden, dan zien zij hem voor een
+gewoon mensch aan (iemand, die geen eerbied verdient). Ziet hij hen
+aan als aarde en gras (waarop men treedt en dat men afmaait) dan zien
+zij hem voor een roover en vijand aan."
+
+Deze opvatting van de plaats en de plichten der hoogste staatsbeambten
+staat niet in tegenspraak met het goddelijk recht der vorsten, zooals
+de oude schriften dit erkennen.
+
+"De hemel" zoo zegt het boek der geschiedkundige aanteekeningen,
+"schiep, nadat hij het gewone volk had geschapen, heerschers en
+onderwijzers voor hen, opdat dezen God ter zijde zouden staan, en
+gaf hun macht en eer in het land."
+
+Doch op een andere plaats in hetzelfde werk staat: "De hemel ziet,
+zooals mijn volk ziet, de hemel hoort, zooals mijn volk hoort." Mencius
+verklaart dit door te zeggen: "De hemel spreekt niet." Als hij, wien
+de heerschappij ten deel viel, deze op goede wijze voert, is dat
+een bewijs, dat de hemel hem deze heeft toevertrouwd. Voert hij die
+slecht, zoo zal er iemand opstaan, (door den hemel daartoe geroepen),
+die ze hem ontneemt. Zoo wierp de grondvester der Chau-dynastie den
+laatsten, onwaardigen heerscher van het huis Shan van den troon en
+toonde zich daardoor een werktuig des hemels en Mencius aarzelt niet,
+koning Süen op te dragen diens voorbeeld te volgen en de Chau-dynastie
+omver te werpen, die zich den troon onwaardig toonde.
+
+Dat een man, die zulke grondstellingen zonder terughouding uitsprak,
+door de vorsten van zijn tijd en van later dagen niet bizonder geliefd
+werd, kan men begrijpen. Toch: de door hem verkondigde beginselen
+hebben niet weinig er toe bijgedragen om de vorsten, die over China
+regeerden, een teugel aan te leggen en hen tot een rekenen met de
+belangen des volks te nopen, waarvan anders zeker geen sprake ware
+geweest.
+
+Een andere uiting van Mencius ligt hun, die tegenwoordig China
+regeeren, nog altijd na aan 't hart en vormt een van de gewichtigste
+argumenten, die het aannemen van vreemde opvattingen in den weg staan.
+
+Hij zeide namelijk: "Ik heb wel gehoord van lieden, die de gebruiken
+van ons groote land aanwendden om barbaren te verbeteren, doch nog
+nooit, dat iemand door barbaren verbeterd werd." En--in de oogen der
+orthodoxe Chineezen zijn ook nog heden alle vreemdelingen barbaren.
+
+Van de theorie van het vorst zijn "door Gods genade" is die der
+"voorbeschikking" in het algemeen onafscheidelijk. Ook Mencius erkent
+die laatste, doch met deze reserve, dat niets, wat uit slechtheid
+of uit onvoorzichtigheid voortkomt, als door den hemel voorbeschikt
+moet worden erkend. Zoo staat hij een soort getemperd fatalisme
+voor: getemperd namelijk door deze overtuiging, dat de hemel niets
+verkeerds kan verordenen. Hij zegt: "Alles is een beschikking (des
+hemels) en de mensch moet deemoedig ontvangen, wat daaraan kan worden
+toegeschreven. Daarom zal hij, die weet wat de voorbeschikking des
+hemels beduidt, zich niet begeven bij een muur, die op omvallen
+staat.--De dood, dien men vindt bij de vervulling van zijn plicht,
+kan men gevoegelijk toeschrijven aan de beschikking des hemels, de
+dood in handboeien en ketenen (die van een misdadiger) kan niet als
+een vooruitbeschikte worden beschouwd."
+
+De vraag, of de mensch van natuur goed of slecht is, heeft de Chineezen
+veel bezig gehouden. Confucius en Mencius, de laatste echter veel
+uitvoeriger en meer opzettelijk, oordeelen beiden dat de mensch
+oorspronkelijk goed is. Sün kw'ang, die in de 3e eeuw v. C. leefde,
+meent dat de oorspronkelijke natuur van den mensch slecht is en slechts
+door opvoeding goed wordt. Han-Yü (768-824 n. C.) oordeelt dat de
+natuur des menschen drieërlei kan zijn: een goede, tusschenbeide of
+slechte. De middelste, die de kiemen voor het goede bevat, kan naar
+beide zijden ontwikkeld worden. Deze opvatting bleef de toongevende,
+totdat Chuhi (1130-1200) weer terugkwam op de oude grondstelling dat
+de natuur des menschen goed was. Deze opvatting, ofschoon dikwijls
+betwist, is sedert dien tijd de officieel geijkte gebleven.
+
+In de behandeling van de quaestie der kinderlijke liefde staat Mencius
+geheel op het standpunt van Confucius.
+
+"Vijf dingen," zegt Mencius "worden naar de algemeene opvatting als
+onkinderlijk beschouwd: traagheid in het gebruik zijner leden, hasard
+en schaakspelen en drinken, streven naar geld en goed en zelfzuchtige
+neiging tot vrouw en kinderen, zoodat men niet voor het onderhoud
+zijner ouders zorgt, de lust zijner oogen en ooren volgen, zoodat
+men zijn ouders in schande brengt en twistziek en strijdzuchtig zijn,
+zoodat men hen aan gevaren blootstelt."
+
+Op een andere plaats zegt hij: "Drie dingen zijn onkinderlijk, geen
+nakomelingschap te hebben is het ergste van alle." Meer belangrijk zijn
+voor ons echter zijn sociaal-politieke inzichten en zijn polemisch
+optreden: de omverwerping van valsche leeringen, zooals de Chinees
+dat noemt.
+
+Reeds in de dagen van Mencius waren er lieden, die de maatschappij
+voor verdorven hielden en in den terugkeer tot den alouden eenvoud
+van zeden den eenigen weg ter ontkoming zagen. Zoo was er een secte,
+die zich voor haar leer beriep op Shin nung, den "wonderbaren landman"
+den tweeden der voorhistorische, mythische keizers, die in het "Boek
+der veranderingen" als de vader van den landbouw wordt geëerd. Deze
+eischte, dat de mensch in het algemeen en de vorst in het bizonder
+zich zelf het voedsel moest verschaffen: d. w. z. zelf zaaien,
+oogsten en koken moest. Aanhangers dezer secte waren naar Tang
+gekomen, waar Mencius zich juist ophield en de vorst van Tang de
+proef nam, om aan ieder der onderdanen, onverschillig van welken rang
+of stand, een veld van gelijke grootte ter beschikking te stellen,
+dat onveranderlijk en ondeelbaar op den oudsten zoon zou overgaan,
+terwijl aan de jongere zonen, zoodra zij 16 jaar oud werden, eveneens
+groote velden ten deel zouden vallen. De aanhangers van Shin nung,
+die naar Tang gekomen waren, lieten zich hunne velden toedeelen,
+doch maakten onder elkaar hun opmerkingen.
+
+"Wijze en bekwame vorsten," zoo zeiden zij, "moesten evengoed als
+hun volk en tegelijk met dat volk den grond bebouwen en de vrucht
+(van hun arbeid) eten. Hun morgen- en avondmaaltijd moesten zij
+(zelf) bereiden en tegelijk de regeeringszaken behartigen. De vorst
+van Tang echter, die overigens vele goede eigenschappen bezat, had
+korenschuren, schatkamers en arsenalen. Dat was immers het volk een
+last opleggen? Hoe kon men hem een waardig en deugdzaam vorst noemen?"
+
+Mencius nam een der ontevredenen onderhanden.
+
+"Heer Hiu (zoo heette het hoofd van het gezelschap) zaait zijn koren
+immers zelf en eet wat hij oogst?" "Ja," was het antwoord. "En hij
+weeft linnen en draagt wat hij gemaakt heeft?"
+
+"Neen, zijn kleeren waren van vilt." "Draagt hij een muts?" "Ja." "Een
+zelf geweven?" "Neen, die ruilt hij voor koren." "Waarom weeft hij
+die niet zelf?" "Dat zou hem te veel tijd kosten bij zijn werk om
+den grond te bebouwen." "Kookt hij zijn eten in (metalen) potten en
+steenen pannen en ploegt hij met een ijzeren ploegschaar?" "Ja." "Maakt
+hij dat alles zelf?"
+
+"Neen, hij ruilt het tegen koren in."
+
+Toen sprak Mencius: "Zulke dingen tegen koren inruilen, is niet den
+pottenbakker en metaalbewerker verdrukken, noch ook verdrukken de
+pottenbakkers en metaalbewerkers den landman, als zij de door hen
+vervaardigde artikelen tegen metalen omruilen. Voorts, waarom speelt
+Hiu niet voor pottenbakker en metaalbewerker en maakt hij zelf alles
+wat hij noodig heeft? Waarom gaat hij rond en handelt en ruilt met
+de handwerkslieden, waarom rekent hij niet de moeite, die hem dat
+kost?" De ander sprak: "Handwerk en landbouw kan men niet tegelijk
+uitoefenen."
+
+Mencius ging voort: "Dan is het zeker alleen de regeering des rijks,
+die tegelijk met den akkerbouw kan worden waargenomen? Aanzienlijke
+mannen hebben hunne bezigheden en kleine luiden evenzeer. Ieder
+kan, wat hij noodig heeft, bij de handwerkslieden gereedgemaakt
+vinden. Moest hij daarentegen alles, wat hij noodig heeft, zelf
+maken, zoo moesten allen in het geheele rijk dagelijks op de straat
+rondloopen. Daarom wordt er gezegd: Sommigen arbeiden met het hoofd
+en anderen met de handen.
+
+"Die, welke met hun hoofd arbeiden, regeeren de anderen, en die, welke
+met hun handen arbeiden, worden door de anderen geregeerd. Die, welke
+geregeerd worden, onderhouden hen die regeeren en zij die regeeren,
+worden door de anderen onderhouden. Dat is de rechte verhouding,
+zooals zij overal wordt erkend."
+
+Bij een andere gelegenheid, toen een zijner leerlingen hem vroeg,
+of het recht was dat een geleerde, die geen ambt bekleedde, toch van
+den beheerscher des lands zijn onderhoud ontving, ontwikkelde Mencius
+de volgende inzichten:
+
+"Als er geen ruil plaats vindt tusschen de producten van den arbeid
+en geen ruil tusschen datgene wat de menschen tot stand brengen,
+zoodat de een, met wat hij te veel heeft aanvullen kan, wat den ander
+ontbreekt, dan zal de boer teveel koren en de huisvrouw te veel linnen
+hebben. Als zulk een ruil plaats vindt, dan zullen schrijnwerker,
+timmerman, wagenmaker en radmaker allen hun bestaan vinden. Nu is
+hier een man, die thuis een goed zoon is en buiten het huis diegenen,
+die ouder zijn dan hij met achting behandelt, die er voor waakt dat de
+grondstellingen der oude wijzen voor het gebruik van latere geslachten
+bewaard blijven--zou hij niets voor zijn onderhoud mogen hebben? Hoe
+komt het, dat gij den schrijnwerker en de anderen in eere wilt houden
+en niet hem, die welwillendheid en rechtvaardigheid bewaart?"
+
+De leerling antwoordde: "Het doel des schrijnwerkers en der
+anderen, die de meester vermeld heeft, is: om met hun handwerk hun
+levensonderhoud te verdienen. Is het ook het doel van den edelen man,
+daardoor zijn levensonderhoud te verdienen, dat hij de grondstellingen,
+die de meester vermeldt, beoefent?" "Wat gaat u zijn doel aan," was
+het antwoord. "Hij bewijst de diensten. Hij verdient onderhouden te
+worden en gij onderhoudt hem: En--laat mij u vragen--betaalt gij een
+man voor zijn bedoeling of voor zijn diensten? Voor zijn bedoeling
+misschien? Een man slaat uw dakpannen stuk en maakt de muren van uw
+huis vuil om zijn levensonderhoud te verdienen: zult gij hem inderdaad
+daarvoor betalen?" "Neen," was het antwoord. "Ziet gij," sprak Mencius,
+"niet voor zijn bedoeling betaalt gij een man, maar voor het werk,
+dat hij gedaan heeft."
+
+De algemeene grondstellingen voor het bestuur des lands, zooals
+Mencius die opstelt, zijn niet minder interessant.
+
+"Als een vorst personen van talent en deugd eert, bekwame lieden
+aanstelt, zóó, dat alle ambten door de waardigsten worden vervuld,
+dan zullen alle geleerden aan zijn hof komen.
+
+"Als hij op de marktplaatsen slechts laat betalen voor de plaats, die
+de kramen innemen, maar geen belasting op de waren legt, of wanneer
+hij slechts de marktbepalingen handhaaft zonder kramengeld te vragen,
+dan zullen zich op zijne marktplaatsen de handelaars verdringen.
+
+"Wanneer aan de grenspoorten van een land slechts een persoonlijke
+inspectie van de reizenden plaatsvindt, doch geen douanerechten worden
+geheven, zoo zullen alle reizigers vol verlangen zijn om in dat land
+te reizen.
+
+"Als de boer slechts voor den arbeid op de staatsvelden wordt
+opgeroepen en van zijn eigen velden geen belasting heeft op te
+brengen, dan zullen alle boeren in het land met lust (op hun eigen
+velden) arbeiden. (Het heele land was, althans in theorie, afgedeeld
+in stukken van dezelfde grootte, welke stukken ieder weer in negen
+deelen waren verdeeld. Het middelste dezer velden was staatseigendom:
+het moest door de bezitters der andere acht velden bebouwd worden,
+terwijl de opbrengst daarvan voor het onderhoud van den vorst en de
+kosten van bestuur bestemd was).
+
+"Als hij van de huisvaders (die de bestaande voorschriften vervullen)
+de bijdragen niet int (welke slechts van hen worden geheven, die de
+voorschriften niet vervullen) zoo zullen alle lieden in zijn staat
+willen wonen.
+
+"Als een vorst deze vijf voorschriften opvolgt, zullen de bewoners
+aller naburige staten tot hem als tot een vader opzien. Zulk een vorst
+zal geen vijand hebben en in waarheid een minister des hemels zijn:
+hem moet (als den waardigste) de regeering des rijks ten deel vallen."
+
+Op een andere plaats treedt Mencius op tegen het systeem van
+belasting heffen op het bouwland, dat in zijne dagen, toen de
+vorsten en de regeeringen steeds meer noodig hadden, reeds in alle
+staten was ingevoerd.--"Zulke belastingen" zegt hij, "worden naar
+het gemiddelde van vele jaren berekend en opgesteld. In goede jaren,
+wanneer de oogst rijk is geweest, kan veel genomen worden zonder dat
+het drukkend schijnt, doch in slechte jaren, wanneer de opbrengst den
+arbeid niet vergoedt, moet de belasting toch betaald worden. Als hij,
+die de vader des volks wil zijn (de vorst) de schuld er van draagt,
+dat zorgen geschreven staan op het aangezicht des volks en dat dit,
+als het een jaar heeft gearbeid, niet weet waarmee het zijn ouders
+zal onderhouden en moet zien, hoe aan de middelen te komen om de
+belasting te betalen, totdat ouden en kinderen omkomen in de slooten
+langs den weg, waar blijven dan de vaderlijke betrekkingen tot het
+volk?" "Zij, die van hun levensonderhoud verzekerd zijn, staan vast in
+de deugd: die dit niet zijn, geven zich aan de ondeugd over, en--er
+is geen verkeerdheid, verderf en teugelloosheid, waaraan zij zich
+niet schuldig maken. Als zij dan wegens hun overtredingen vervolgd
+en gestraft worden: is dat niet hun valstrikken zetten: hoe kan zoo
+iets geschieden onder de heerschappij van een welwillend vorst?"
+
+Wat den regel: goed met goed en kwaad met kwaad vergelden, aangaat:
+Confucius en Mencius trekken in dezen één lijn: alleen was sedert de
+dagen van den eerste het getal van hen, die aan de mogelijkheid van
+kwaad met goed te vergelden geloofden, niet onbelangrijk toegenomen.
+
+In den philosoof Mih tih namelijk, over wiens leven weinig bekend is
+(vermoedelijk leefde hij ongeveer 50 jaar na Confucius) had de leer
+der "algemeene liefde" een begaafden en krachtigen verdediger gevonden.
+
+"Het is de taak der wijzen," zoo heet het in een door zijn
+leerlingen uitgegeven werk, "daarvoor te zorgen dat het rijk
+goed wordt geregeerd. Daarom moeten zij weten, waaruit wanorde en
+verwarring ontstaan, want, zonder deze kennis kunnen zij hun taak
+niet vervullen. Wij kunnen hen dus vergelijken met een arts, die
+beproeft de ziekte van eenig persoon te genezen. Daartoe moet deze
+eerst de oorzaak der krankheid doorgronden; dan kan hij met de genezing
+beginnen, terwijl zonder deze kennis zijn pogen tevergeefs zal zijn."
+
+"Het is de taak der wijzen zorg te dragen voor de goede regeering des
+rijks. Zij moeten dus nagaan de oorzaak der verwarring, en wanneer
+zij dat doen zullen zij bemerken, dat deze ligt in het gebrek aan
+wederkeerige liefde.--"
+
+Wanneer een minister en een zoon onkinderlijk (zonder piëteit)
+zich gedragen tegenover zijn heerscher en zijn vader: zoo is dat
+wanorde. Een zoon heeft dan zichzelf lief en heeft zijn vader
+niet lief, aldus doet hij zijn vader onrecht en trekt hij zichzelf
+voor. Een jongere broeder, die den oudere niet liefheeft, een minister
+die zichzelf liefheeft en niet zijnen vorst; zij allen doen den ander
+onrecht en stellen zichzelf op den voorgrond: dit zijn allen gevallen
+van wanorde. Evenzoo als de vader den zoon, de oudere broeder den
+jongere, de vorst den minister minder bevoordeelt dan zichzelven. Hoe
+kunnen zulke dingen voorkomen? Uit gebrek aan wederkeerige liefde. Neem
+het geval van een dief of een roover, het is daarmede juist eveneens
+gesteld. De dief heeft zijn eigen huis lief en niet dat van zijn
+buurman: daarom besteelt hij het huis van zijn buurman ten bate van het
+zijne. Zoo is het ook met den roover. Zoo ook met de hooge ambtenaren,
+die met elkaars familiën in strijd leven, zoo met de vorsten, die
+de staten hunner buren aanvallen. Alle verkeerde verhoudingen in het
+rijk hebben denzelfden oorsprong: gebrek aan wederkeerige liefde.
+
+"Wanneer nu algemeen wederkeerige liefde in het rijk heerschte, wanneer
+de menschen anderen liefhadden zooals zichzelf, zouden dan zulke dingen
+kunnen voorkomen? Zouden er dan dieven en roovers zijn? Wanneer ieder
+het huis van zijn naaste op dezelfde wijze beschouwde als zijn eigen
+huis, zouden dan diefstallen mogelijk zijn? Zouden dan ministers en
+vorsten elkaar wederkeerig bestrijden en beoorlogen?"
+
+Hoe echter dit doel te bereiken? De leerlingen twijfelen aan
+de mogelijkheid, doch Mih tih zegt: "Door algemeene wederkeerige
+liefde en door de ruiling van wederkeerige voordeelen. Ieder moet een
+anderen staat, een andere familie, een ander persoon beschouwen als
+zijn eigen (staat, familie, persoon). Zijn er in de geschiedenis geen
+voorbeelden, dat waar vorsten eenvoudige kleeding, sobere voeding of
+dappere daden beminden, hun ambtenaren hen daarin navolgden? Als dus
+thans de grondregel der algemeene liefde niet heerscht, zoo komt dat
+slechts hierdoor, dat de vraag in de hoogste kringen niet met die
+belangstelling wordt behandeld, welke zij verdient: de vorsten toch
+staan er onverschillig tegenover, inplaats van door lof en belooningen
+de menschen tot uitoefening der algemeene wederkeerige liefde te
+brengen en den tegenstand daartegen door geld- en andere straffen
+te breken. Indien dit geschiedde zou de uitoefening dezer algemeene
+liefde en de ruil van wederkeerige voordeelen alle hindernissen
+overwinnen, evenals het vuur noodzakelijk omhoog gaat en het water
+naar beneden vliet."
+
+Het getuigt voor de vastheid, welke de orthodoxe opvatting van
+kinderlijke liefde in het Chineesche volk zich verworven had, dat
+de verklaring van Mencius, dat allen gelijkelijk lief te hebben de
+bizondere genegenheid tusschen vader en kind niet genoegzaam tot
+haar recht deed komen, voldoende was om het systeem van Mih tih,
+dat in den tijd van Mencius veel ingang reeds had gevonden, geheel
+omver te werpen.
+
+De andere tegenstander, met wien Mencius in het krijt trad, staat van
+ons denken en gevoelen verder af dan Mih tih. Dit was de Taoïstische
+Cynicus Yang Chu, een man, over wiens leven weinig bekend is, zoo
+weinig dat wij zelfs niet weten of hij een tijdgenoot van Confucius of
+van Mencius was. Plaatsen uit Taoïstische geschriften doen ons denken
+aan den tijd van Confucius, doch de heftigheid, waarmede Mencius hem
+bestrijdt pleit voor de meening, dat hij diens tijdgenoot was.
+
+Mencius schrijft aan Yang Chu de grondstelling toe: "Ieder voor zich,"
+en zegt dat een opvolging dezer grondstelling den mensch tot een
+dier maken zou. Doch, in de uitspraken, aan Yang Chu toegeschreven,
+vinden wij dit nergens uitdrukkelijk geleerd. Veeleer schijnt Yang
+Chu een soort van Chineesche Diogenes [136] te zijn geweest, die het
+leven als een onvermijdelijk kwaad beschouwde en diegenen, die zich
+daarvoor veel zorg en moeite gaven, bespotte.
+
+Zuiver philosophisch zijn Mencius' uiteenzettingen over de
+"hartstochtelijke natuur." "Meester," zegt een zijner leerlingen,
+"wanneer gij een hoogen adellijken titel verkreegt en eerste minister
+werd van het vorstendom en het dan zoover bracht, dat uw vorst de
+eerste onder alle vorsten des rijks werd, ja zelfs de keizerlijke
+waardigheid verkreeg, het zou niet te verwonderen zijn: doch, wanneer
+gij in zulk een positie kwaamt, zou uw geest niet onrustig worden?"
+
+Mencius antwoordde: "Neen. Toen ik 40 jaar was (aldus vóór hij zijn
+hervormersloopbaan begon) had ik het evenwicht des geestes gevonden."
+
+"En is er een middel om dat te bereiken?" "Ja." "De een vreest niets:
+noch wonden noch gevaar: al was degene, die hem bedreigde ook in het
+bezit van 10.000 strijdwagens. De ander beproeft zichzelf: vindt hij
+dat hij ongelijk heeft, zoo vreest hij ook den kleinsten man: vindt
+hij het recht aan zijne zijde, zoo zal hij strijden tegen duizenden
+en tienduizenden. De laatste is zeker boven den eerste verheven. De
+philosoof Kau zegt: "wat gij niet in woorden kunt uitdrukken, zoek dat
+niet in uw verstand, wat gij niet vindt in uw verstand, zoek daarnaar
+niet met hartstochtelijke inspanning." Met dit laatste stem ik in,
+doch geenszins, dat men niet in zijn verstand moet zoeken, naar wat
+men met woorden niet uitdrukken kan. Want--de wil is de leidsman der
+hartstochtelijke natuur en deze doordringt en bezielt het lichaam. De
+wil is de heer en de hartstochtelijke natuur is hem onderworpen. Daarom
+zeg ik: "Wees vast van wil, en dwing de hartstochtelijke natuur niet
+tot iets, wat buiten haar aard ligt. Als alleen de wil werkzaam is,
+beheerscht deze de hartstochtelijke natuur, is die laatste daarentegen
+alleen werkzaam, zoo beheerscht zij den wil. De hartstochtelijke
+natuur is grof en sterk. Als zij ongedwongen kan opgroeien en niet
+beleedigd wordt, vervult zij alles tusschen hemel en aarde. Zij is de
+gezellin van rechtschapenheid en verstand: zonder haar is de natuur
+des menschen de verkwijning nabij. Zij komt voort uit de bijeenvoeging
+van vele rechtmatige handelingen en niet uit enkele daarvan. Als
+het verstand niet met haar in overeenstemming is, zoo verdwijnt de
+natuur. Blijkbaar verstaat Mencius onder "hartstochtelijke natuur"
+(letterlijk beteekent het Chineesche woord "wolkachtige damp") den
+nooit rustenden drang tot werkzaamheid, die men juist bij de meest op
+den voorgrond tredende personen vindt. Een drang, die met verstand
+moet samengaan (energie) en die aan den wil onderworpen moet zijn,
+doch waaraan men geen dwang tot iets buiten haar aard mag opleggen.
+
+Het is niet zonder belang om bij wat Mencius hier zegt te vergelijken
+wat de beroemde Fransche psycholoog T. A. Ribot 2300 jaar na hem
+schreef over de "hartstocht" in den boven anderen uitblinkenden
+mensch. Deze dan zegt in zijn werk "Les maladies de la Volonté"
+(de ziekten van den wil) het volgende:
+
+"De meest volkomen samenwerking (van willen en kunnen) is eigen aan de
+krachtigen, de zeer werkzamen: wat ook het terrein hunner werkzaamheid
+zij: men denke aan Cesar, Michel Angelo of Vincentius da Paula. Zij
+wordt in één enkel woord saamgevat als: eenheid, standvastigheid,
+macht. De uitwendige eenheid van hun leven ligt in de eenheid van hun
+doel: altijd nagestreefd, naar gelang van de omstandigheden nieuwe
+medewerking en aanpassing zoekend. Doch deze uitwendige eenheid is
+slechts de uitdrukking der inwendige: die van het karakter. Juist
+omdat zij dezelfde blijven, blijft ook hun doel hetzelfde. Hun
+inwendige drijfkracht is een machtige, onuitroeibare hartstocht, die
+de ideeën in haar dienst neemt. Deze hartstocht: dat is hun wezen,
+dat is de psychische uitdrukking van hun gestel, zooals de natuur dat
+heeft gewrocht. Wat blijft ook alles, dat uit dezen samenhang zich
+verwijdert, als in de schaduw, zonder kracht, onvruchtbaar, vergeten
+als een plant, die slechts op een andere leeft! Zij geven te zien het
+voorbeeld van een leven, dat steeds met zichzelf in overeenstemming
+is, omdat bij hen alles samenwerkt, tot elkaar komt en overeenstemt.
+
+"Zelfs in het gewone leven ontmoet men deze karakters. Doch deze
+doen niet van zich spreken: omdat de verhevenheid van het doel,
+de omstandigheden en vooral de macht van de hartstocht hun ontbrak,
+hebben zij slechts de standvastigheid overgehouden. Onder een anderen
+vorm hebben de groote, in de geschiedenis bekende Stoïci (Epictetus,
+Thraseas; hun grooten wijze laat ik weg, als zijnde slechts een
+"abstract ideaal") dit hooge type van wilskracht bereikt, en wel in
+zijn negatieven vorm--het zelfbedwang--overeenkomstig het beginsel
+der school: Verdraag en onthoud u." Tot zoover Ribot.
+
+Veertig jaren na den dood van Mencius, die in 289 v. C. overleed,
+stortte de Chau-dynastie ineen en in 221 verklaarde de vorst van Tsin,
+die al zijn mededingers had overwonnen, zich tot eersten goddelijken
+keizer van China. Zoo stichtte hij een nieuw rijk op de puinhoopen
+van het oude.
+
+Wat de oude Confuciaansche richting der wijsbegeerte onder hem te
+lijden had en hoe zij onder de Han-dynastie daarentegen weer tot eer,
+aanzien en invloed geraakten, hebben wij reeds vermeld.
+
+
+
+
+
+IV. Lao tsze.
+
+
+Wij komen nu tot de andere richting der Chineesche philosophie,
+de metaphysisch-theosophische. Allereerst handelen wij over haar
+hoofdpersoon Lao tsze. Over hem is niet veel met zekerheid bekend. Hij
+schijnt ongeveer 604 v. C. geboren te zijn. Spoedig na zijn vroeger
+vermelde samenkomst met Confucius [137] heeft hij zijn ambt als
+bewaarder van de archieven der Chau-dynastie in Lo yang neergelegd
+en is naar het westen getrokken, waar hij verdween. De latere sagen,
+welke op hem betrekking hebben en ongetwijfeld eerst na de invoering
+van het Boeddhisme in China ontstonden, zijn nauwelijks de vermelding
+waard. Een vallende ster had zijn moeder bevrucht, die na een tijdperk
+van 81 jaren, in 1321 v. C. het vleeschgeworden hoogste hemelwezen
+uit hare linkerzijde ter wereld bracht. Het kind had bij zijn geboorte
+witte haren en het gezicht van een oud man (vandaar de naam Lao tsze
+= de oude knaap), lange ooren met drie openingen, onregelmatige
+tanden, een vierhoekigen mond, en tien teenen aan elken voet. Ook
+kon het direct spreken en had zijn volle verstand. De opgaven over de
+plaats zijner geboorte zijn waarschijnlijk opzettelijke verzinsels:
+hij zou geboren zijn in het dorp: "Onderdrukte deugd" in de gemeente
+"Wreedheid", in het district "Bitterheid," in den staat "Lijden".
+
+Wat de Taoïstische schrijvers uit den tijd vóór Christus geboorte
+meedeelen over zijn ontmoetingen met Confucius en anderen is zeker
+eveneens verdicht, hoewel de geschiedschrijver Sze ma tsien minstens
+ééne ontmoeting tusschen de beide leiders vermeldt.
+
+Op den weg naar het westen zou Lao tsze eenigen tijd vertoefd hebben
+bij den bevelhebber der Hanku pas en daar, op diens wensch zijn eenig,
+beroemd werk: "Tao-teh-king", het boek van den weg en van de deugd,
+hebben geschreven. Uit de vele citaten in dit werk van "een wijze,
+een oude, een schrijver over den oorlog" volgt dat Lao tsze evenals
+Confucius slechts een bewaarder en verklaarder van de oude leer,
+geen schepper eener nieuwe is geweest.
+
+Een latere schrijver, uit de 1e eeuw, Pan hu (wiens geschiedenis
+der vroegere Han dynastie door zijne zuster Pan Chao is voltooid)
+zegt in zijne levensbeschrijving van Sze ma tsien dat deze meer een
+aanhanger van de leeringen van Hwang en Lao dan van de zes klassieke
+boeken geweest is. Met dien Hwang bedoelt hij voorzeker Hwang ti,
+den zoogenaamden "gelen keizer", de eerste van de vijf voorhistorische
+heerschers, wiens regeering door Chineesche schrijvers wordt gesteld
+ongeveer 2700 v. C. Ook hierin ligt een bewijs, dat men reeds vroeger
+het Taoïsme voor ouder dan Lao tsze hield.
+
+Wat is nu in dit Taoïsme de hoofdzaak? De leer van het Tao. Doch: de
+vraag rijst: Wat is Tao? Is het gelijk aan den logos, het goddelijk
+woord, zooals wij dat kennen b.v. uit het Nieuwe Testament? [138]
+Sommigen, ook von Brandt, meenen dat. Hooren wij eerst eens wat Lao
+tsze en zijn volgelingen er van zeggen.
+
+Lao tsze zegt van Tao: "Het was onbestemd en volkomen, het bestond
+vóór hemel en aarde. Rustig was het en niet te grijpen, alleen en
+onveranderlijk, alles vervullend en onuitputtelijk: de moeder aller
+dingen. Ik weet zijn naam niet en duid het aan als Tao. Ik zoek
+naar zijnen naam en noem het: het groote. Groot zijnde, vloeit het
+steeds voort: het verwijdert zich en keert terug (bij alle wisseling
+hetzelfde?) Daarom is het Tao groot.
+
+"Het Tao bracht één voort: één twee, en twee drie. Drie bracht Alles
+voort. Alles laat achter zich de donkerheid (chaos?) waaruit het
+voortkwam, terwijl de adem van het ledige het in harmonie brengt."
+
+Dat de Jezuïten-zendelingen en ook andere Europeesche schrijvers in
+deze proeve van verklaring van het ontstaan der wereld een zinspeling
+op de drieëenheid meenden te vinden, kan ons geenszins verwonderen. Ook
+voor de Chineesche uitleggers is dit echter een moeilijke plaats:
+vooral omdat op andere plaatsen Tao zelf als "Eén" wordt aangeduid. De
+een tracht zich daarbij te redden, door Tao te laten stremmen en
+zoo den hemel te vormen: de ander maakt uit Eén den aether, waaruit
+alles zijn oorsprong nam, uit wien zich dan Twee, het mannelijk en het
+vrouwelijk beginsel, ontwikkelden, welke dan wederom Drie: d. i. den
+hemel, de aarde en den mensch voortbrachten, terwijl de adem van het
+ledige, de levensadem het Khi of Chi is, dat alles bezielt.
+
+"Wij zien naar Tao en toch zien wij het niet: het is kleurloos. Wij
+hooren er naar en wij hooren het niet, het is zonder geluid,
+wij trachten het te grijpen en kunnen het niet vatten, het is
+onlichamelijk, het kan niet (door woorden) beschreven worden, daarom
+noemen wij het: Eén."
+
+Het feit, dat "kleurloos, zonder geluid, onlichamelijk" in het
+Chineesch luiden: Ji hi wei, heeft Abel de Rémusat en later Victor
+von Strausz en Edkins op het denkbeeld gebracht dat Lao tsze het
+eigenlijk over den Hebreeuwschen J. h. v. h. [139] had, waarover hem
+dan op zijn reis naar het westen Israëlieten zouden hebben gesproken,
+of waarvan hij door naar China gekomen Israëlieten zou hebben
+gehoord. Stanislaus Julien, Legge en bijna alle andere geleerden,
+die van China studie maken bestrijden echter deze meening. Terecht:
+"Jehovah" toch is een verkeerde uitspraak van de vier letters
+"J. h. v. h." Jahve is de juiste, en kan daaruit het Chineesche
+"Ji hi wei" wel ontstaan zijn? Anderen mogen dat beslissen, doch het
+zou zeer merkwaardig zijn, indien Lao tsze den meest persoonlijken
+en lichamelijken aller Semietische goden zou hebben verkozen, om
+daardoor aan te duiden het onlichamelijke, onpersoonlijke Tao. Met
+dat al weten wij echter nog niet recht, wat Tao eigenlijk is. Toch
+meen ik dat wij het door uitspraken, zoowel van Lao tsze als van zijne
+leerlingen genoegzaam kunnen nagaan, iets wat ook voor ons noodig is,
+zullen wij de grondbeginselen van het Taoïsme verstaan. Laten wij
+die dan eens met aandacht beschouwen.
+
+Lao tsze dan zegt o. a.: "Het beeld van Tao bestond vóór God
+zelf. Het Tao is al doordringend; daar is geen plaats, waar het niet
+wordt gevonden. Toch is het zóó fijn, dat het in al zijn volheid in
+een pluisje plantenwol woont. Het doet zon en maan bewegen in haar
+aangewezen banen en geeft leven aan het kleinste insect. Hoewel zonder
+vorm, is het de oorzaak van elken vorm, dien wij zien. Onhoorbaar
+veroorzaakt het ieder geluid, onzichtbaar is het datgene, wat achter
+ieder uitwendig voorwerp in de wereld ligt, onwerkzaam brengt het toch
+ieder verschijnsel voort, dat in de sfeer der schepping voorkomt. Het
+is onpartijdig, onpersoonlijk, zonder hartstocht, het werkt aan zijne
+doeleinden zonder berouw, als het noodlot, toch vloeit het voor allen
+in goedheid over."
+
+Huai nan tsze, een der uitnemendste schrijvers over de Taoïstische
+wijsbegeerte, vraagt: Wat is Tao?
+
+Hij antwoordt: "Tao is wat den hemel draagt en de aarde bedekt, het
+heeft geen palen of grenzen, zijn hoogte kan niet worden gemeten, noch
+zijn diepte gepeild. Het omvat het gansche heelal in zijne omarming
+en verleent zichtbaarheid aan datgene, wat van zichzelf geen gedaante
+heeft.... Het is zoo lenig en fijn dat het alles doordringt, evenals
+het water het slijk. Door Tao zijn de bergen hoog en de afgronden diep,
+gaan de dieren en vliegen de vogels, door Tao schitteren zon en maan en
+gaan de sterren op haar loopbaan voort... Als de voorjaarswind suist,
+valt de regen en alle dingen leven en groeien. De gevederden leggen en
+broeden, de gepelsden (pelsdieren) telen en dragen, planten en boomen
+brengen voort al hun heerlijken rijkdom van blaad'ren, de vogels
+leggen eieren, de dieren brengen jongen voort, geen werkzaamheid is
+naar buiten zichtbaar, toch wordt het werk volbracht. Schaduwachtig
+en onbestemd heeft Tao geen vorm. Onbestemd en schaduwachtig hebben
+zijn hulpbronnen geen einde. Verborgen en duister dwingt het alle
+dingen uit het vormlooze te voorschijn te komen. Overal doordringend
+en alles beheerschend, werkt het nooit te vergeefs."
+
+Een naam voor dit aldoordringende, dit geheimzinnige wezen kenden
+Lao tsze en de zijnen niet. En wij, wij westerlingen? Wat is het
+dat de bloemen doet groeien en het water doet neervlieten, wat den
+stortregen doet vallen en de zon schijnen, wat de sterren leidt in
+haar vlammende banen, de jaargetijden regelt, wat den vlinder met
+prachtige vleugelen versiert; wat doet het warme samentrekken en het
+koude uitzetten, wat geeft den eenen mensch zwart haar en den ander
+rood? In één woord, wat is de oorzaak van ieder verschijnsel rondom
+ons, wat is de drijfveer van het verheven raderwerk, waarvan wij
+een deel uitmaken? Ook wij weten den rechten naam niet en zeggen:
+de natuur. Wij bedoelen dan niet wat voortgebracht is: maar de
+drijfkracht der schepping die voortbrengt (natura naturans).
+
+Tao is dus de natuur. Taoïsme is wijsbegeerte der natuur. Taoïsten
+zijn natuurphilosofen. Laten wij nu zien hoe de Taoïsten hunne
+theorieën ontwikkelen, vooral met het oog op de wording der wereld,
+en hoe zij die voorts toepassen op het gebied van het maatschappelijk
+en staatkundig leven.
+
+Over de ontwikkeling van het zichtbaar heelal weten de Taoïsten ons
+heel wat te vertellen.
+
+"Daar was een tijd", zegt Chwang tsze, "dat alle dingen een begin
+hadden. De tijd, toen er nog geen begin was, had zelf een begin. Er
+was een begin van den tijd, toen de tijd, die geen begin had, niet
+begonnen was. Daar is bestaan en daar is niet-bestaan. In den tijd,
+die geen begin had, bestond Niets--of het Ledige. Toen de tijd, die
+geen begin had, nog niet begonnen was, bestond er ook Niets. Eensklaps:
+daar was Niets, maar men kan niet weten, wat bestaan en niet-bestaan
+aangaat, wat zeker bestond en wat niet."
+
+Onzin zal men zeggen. Doch: ook tegenwoordige wijsgeeren komen
+soms tot een dergelijke uitspraak. Zoo b.v. de Engelsche geleerde
+Proctor. Deze zegt:
+
+"Zij, die dat kunnen, mogen troost vinden in het geloof aan
+een volstrekt ledige ruimte en een volstrekt "onbezetten tijd"
+voorafgaande aan zeker zeer ver verwijderd, doch niet oneindig
+verwijderd tijdperk. Laten zij dit volgens hun geloof dan noemen
+het begin aller dingen. Doch de ledige tijd vóór dat begin kan geen
+begin hebben gehad, tenzij deze ware voorafgegaan door een tijd met
+gebeurtenissen; wat juist met de onderstelling in strijd is. Wij
+vinden geen volstrekt begin als wij terug zien."
+
+Een der uitnemendste, meest geavanceerde leerlingen van Lao tsze,
+Lieh tsze, drukt het dichterlijk aldus uit:
+
+
+Daar is een leven ongeschapen,
+Daar is Eén, die alles verandert, doch bij Wien geen verandering is.
+Alleen het onveranderlijke kan verandering doen komen,
+Dat leven kan slechts voortbrengen.
+Die allesveranderende kan slechts vervormen,
+Daarom duren scheppingen en veranderingen voort
+En gaan deze voortdurende scheppingen en veranderingen altijd door.
+Zij worden gezien in de man'lijke en vrouw'lijke beginselen der natuur,
+Zij zijn openbaar in de vier jaargetijden,
+Het ongeschapene staat als het ware alleen,
+ Het onveranderlijke gaat en komt,
+Zijn duur heeft geen einde,
+Weergaloos en eenig--zijn zijne wegen onnaspeurlijk.
+
+
+Elders zegt dezelfde wijze, dat wij van het oneindige niets weten,
+doch dat hemel en aarde in het groot geheel van het oneindig heelal
+zijn begrepen. "Hoe kunnen wij zeggen", zoo vraagt hij, "of er een
+ongezien heelal is, boven en beneden de kleine wereld, die binnen
+ons bereik is."
+
+Tao, zagen wij, veroorzaakt en doet alles. Daarom komt de vraag in ons
+op, of de Taoïsten een persoonlijk Schepper en zedelijk bestuurder van
+het heelal erkennen, een vraag, die echter gemakkelijker gesteld dan
+beantwoord wordt. Zeker is het, dat er in de Taoïstische classieken
+menigmaal van een wezen, invloed of macht als de Schepper wordt
+gesproken. Ook komt hier en daar het woord "Ti" of God voor. Doch
+deze omschrijvingen zijn zeer vaag, zeer duister en onbestemd,
+terwijl het woord, voor "Schepper" gebezigd, eigenlijk meer
+vervorming of gedaanteverwisseling beduidt. Ook komt niet goed uit,
+welke de verhouding is tusschen dien Schepper en Tao. God en Tao te
+vereenzelvigen gaat ook moeilijk. Tao wordt steeds als onpersoonlijk,
+zonder aandoeningen, voorgesteld. Nergens schijnt er plaats of
+noodzakelijkheid voor een persoonlijk Schepper: Tao doet alles.
+
+Merkwaardig is ook het denkbeeld van evolutie, dat feitelijk
+in het Taoïstische stelsel evengoed als in de tegenwoordige
+natuurphilosophie ligt. Prof. Tyndall beschouwt een nevel als de
+oorsprong aller stoffelijke dingen, de Taoïsten spreken van de
+oorspronkelijke aura (damp), die werd gecondenseerd en verdicht en
+eindelijk een vasten vorm verkreeg, met bepaalde en onderscheiden
+gestalte. Sommige passages uit de wijsbegeerte der Taoïsten waren
+in Haeckel's Scheppingsgeschiedenis niet misplaatst. Beiden schijnen
+het eens met de woorden van Lucretius: "De natuur schijnt alle dingen
+uit zichzelf te doen, zonder tusschenkomst der goden."
+
+Daarom--en de plaatsen, waar van Ti en van een Schepper gesproken
+wordt, getuigen er van--kan de Chineesche wijze toch, evengoed als de
+hedendaagsche moderne theologie, het wereldgebeuren, het werken der
+natuur ten slotte als het zich uiten van God hebben beschouwd. 't Komt
+mij voor, dat dit inderdaad de eenige oplossing is. God kan boven de
+natuur staan en toch alleen in en door haar werken.
+
+Wat nu den mensch betreft, deze wordt door het Taoïsme beschouwd als
+eenvoudig te zijn een deel van het heelal, een stuk van de schepping,
+een openbaring, gelijk alle andere dingen, van het algemeene,
+overal inwonende Tao. Dit is hier niet slechts een wetenschappelijke
+overtuiging of een uiting van bespiegeling alleen. Neen, het is
+een machtige, zedelijke factor, waarin een onderwerping aan onze
+bestemming, een zich moeten voegen naar de wetten der natuur ligt, dat
+onze eerbiedige aandacht verdient. Dat bedenkende beschouwt b.v. ook
+Lieh tsze den dood niet als een koning der verschrikking, maar als
+een onvermijdelijke en welkome verandering, die even natuurlijk is
+als het vallen van een blad of de wisseling der jaargetijden.
+
+"De dood," zegt hij, "is voor het leven, wat weggaan is voor komen. Hoe
+kunnen wij weten, dat hier sterven niet is, elders geboren worden? Hoe
+kunnen wij weten of de menschen, met hun sterken drang naar leven,
+niet zichzelf begoochelen? Hoe kan ik weten, of, indien ik morgen
+sterf, mijn lot niet beter zal zijn, dan toen ik geboren werd in den
+aanvang? O, de menschen kennen de vrees des doods, maar niet zijn
+rust. Hoe goed is het, dat van de oudheid af de dood het algemeen
+lot der menschen was! Het is een rust voor den goeden mensch, een
+ter zijde stellen van den slechte. Dood is als huiswaarts keeren. De
+dooden zijn zij, die huiswaarts zijn gekeerd; wij, die leven, zijn nog
+wandelaars." Heeft dit eenvoudig vertrouwen in de goedheid der natuur
+niet iets treffends? Sluit het zich niet goed aan bij de wijsgeerige
+bespiegeling over Tao zelf? Wat echter brengt het Taoïsme mede in
+het praktische, gewone leven? Spontaneïteit (de eigen, de ware natuur
+volgen), eenvoud, reinheid, vriendelijkheid, in één woord: goedheid.
+
+Spontaneïteit.--De oorspronkelijke aard van ieder mensch is de directe
+gave der natuur--liever nog, een deel van de natuur zelf. Daarom moet
+dit oorspronkelijke zorgvuldig ongeschonden worden gehouden, bewaard
+in zijn zuiverheid. De bewaring der door den hemel ingeplante natuur
+is het groote, voorname doel van den waren Taoïst. Hoe kan hij dit
+bereiken? Door de groote moeder na te volgen. De natuur is spontaan in
+al haar werken: daarom moet de wijze ook zoo handelen: hij moet niet
+handelen met een of ander oogmerk, maar in overeenstemming met zijn
+omgeving, volgens de natuurlijke uitspraak van zijn hart. De natuur
+strijdt nooit, de wijze moet zich dus ook voor strijd wachten. De
+natuur is steeds lijdelijk, de wijze moet dus ook de dingen op hun
+beloop laten en tevreden zijn met hun aanwijzing te volgen. Eerzucht,
+plannen maken, hartstocht, begeerte--belangstelling in uitwendige
+voorwerpen--het is alles een in wanorde brengen, een berooven van
+des menschen oorspronkelijke natuur en moet dus worden veroordeeld.
+
+Zelfs de werkzame beoefening van deugden als: welwillendheid en
+stiptheid wordt ontraden; de natuur heeft geen inspanning noodig om te
+groeien en alles, wat de wijze te doen heeft, is zichzelf met haar in
+overeenstemming te brengen. Alle hartstochten, (plichts)vervullingen,
+die op verstoring of inspanning wijzen heeten bij de Taoïsten: de
+menschelijke natuur, in tegenstelling met de hemelsche of inwonende
+natuur, waarmede de mensch is begaafd.
+
+"Waarom," vraagt Chwang tsze, "deze kunstmatige, menschelijke, geënte
+natuur te ontwikkelen; ontwikkel veeleer die inwonende, natuurlijke
+natuur, die u allen is ingeplant." Huai nan tsze stelt dit vooral
+duidelijk in het licht: "Wat bedoelen wij", zegt hij, "als wij over
+het natuurlijke of ingeplante spreken? Dat wat harmonisch, zuiver,
+eenvoudig, onbezoedeld, onversierd, oprecht, lichtend en onbevlekt is,
+wat nooit van den beginne af aan, eenige vermenging of verbastering
+heeft ondergaan. En wat is het menschelijke of kunstmatige? Dat wat
+vervalscht is met slimheid, verdraaidheid, behendigheid, huichelarij
+en bedrog, wat zich buigt uit inschikkelijkheid voor de wereld en in
+'t oog houdt de gewoonten van den tijd. B.v.: een os heeft horens en
+een gespleten hoef, terwijl het paard wilde manen en een ongespleten
+hoef heeft. Dat is het hemelsche of de (ware) natuur. Als gij echter
+een gebit in den mond van het paard legt en den neus van den os
+doorboort, dat is het menschelijke, het kunstmatige."
+
+Wij begrijpen wat de Taoïsten in dezen bedoelen. Om nu echter dit
+beginsel: overeenstemming met de natuur te verwezenlijken, liever
+gezegd te volgen, is noodig, zich lijdelijk aan de leiding van het
+innerlijk wezen over te geven. Men heeft hiervoor een eigenaardige
+formule, weergegeven door "niet doen, niet uitoefenen", "werkeloosheid,
+absoluut lijdelijk zijn", wellicht het best door: "niet actief zijn."
+
+Men gevoelt dat de consequentie dezer beginselen tot een geheel ander
+optreden op maatschappelijk en staatkundig gebied moest leiden,
+dan dat van Confucius en zijn leerlingen. Daar allerlei schoon
+uitgesponnen regelingen aangeprezen, velerlei bemoeiingen met het heil
+des volks, hier echter veel meer door onthouding allen verlossen van
+het kunstmatige, dat hun ware natuur belet.
+
+Doe nooit iets, zegt de Taoïstische politicus, om het te doen. Doe
+nooit iets dat niet bepaald noodzakelijk is: vergeet niet dat
+het einde der wetgeving is: de wetgeving overbodig te maken. Laat
+de natuur onverhinderd werken, zoowel in het maatschappelijk en
+politiek leven als in de sfeer van physica en moraal: uw onderdanen
+zullen dan tevreden zijn met hun lot, uw koninkrijk vrij van
+samenzweringen, oneenigheden en onheil. Boven alles: doe niets om den
+oorspronkelijken eenvoud te verstoren. Tracht niet om ruwe werktuigen
+door samengestelde machines te vervangen. Zulke verfijning leidt tot
+weelde, luchtkasteelen bouwen, eerzucht en ontevredenheid. De ware
+uitoefening van vernuft in het voortbrengen van werk uitwinnende,
+fijne werktuigen vereischt een hoofd vol plannen. Ontmoedig dus
+kunstmatige nieuwigheden. Het geheim van het geluk ligt in rust,
+eenvoud en tevredenheid, de eenige weg om dit te bereiken is: lichaam,
+hartstochten, verstand en wil in volkomen overeenstemming te brengen
+met de natuur.
+
+Wat Lao tsze dus aanbeveelt is rust, onthouding, bespiegeling. Hij
+zegt o. a.:
+
+De hoogste voortreffelijkheid is aan het water gelijk, want de
+voortreffelijkheid van het water komt hierin uit, dat het allen nuttig
+is en dat het, zonder verzet, de laagste plaats inneemt, die, welke
+aan alle menschen mishaagt. De reden, waarom stroomen en zeeën in
+staat zijn de schatting van alle wateren uit alle dalen te ontvangen,
+ligt hierin, dat zij dieper liggen--daarom zijn zij koningen over hen
+allen. Zoo stelt zich ook de wijze heerscher, die boven de menschen
+staan wil, in zijn woorden beneden hen en wanneer hij wenscht hen
+voor te gaan, stelt hij zijn persoon op den achtergrond.
+
+"Zonder zijn deur uit te gaan, kan men alles begrijpen wat er onder
+den hemel voorvalt: zonder uit zijn venster te zien, aanschouwt men
+het Tao des hemels. Hoe verder men zich van zichzelf verwijdert,
+des te minder weet men.
+
+"Daarom verkregen de wijzen hunne kennis zonder rond te reizen;
+ze gaven aan alle dingen de rechte namen, zonder ze te zien, en
+bereikten hun doel, zonder dat zij zich voornamen dit te bereiken.
+
+"Alles in de natuur keert, na een tijd van werkzaamheid tot zijn
+oorspronkelijken toestand terug, zooals de plant tot haar wortel. Deze
+terugkeer noemen wij den toestand der rust. Deze rust wil zooveel
+zeggen, dat de dingen, die haar bereiken, daardoor te kennen geven,
+dat zij de hun opgelegde taak hebben volbracht. De terugkeer tot
+rust is de algemeene, onveranderlijke wet. Die te kennen is wijsheid,
+die niet te kennen, veroorzaakt wild streven en een droevig einde."
+
+Wat de uitoefening der regeering betreft: slechts in twee punten
+ontmoeten Lao tsze en Confucius en Mencius elkaar: namelijk, in den
+lof der oude tijden en den afkeer van drukkende belastingen.
+
+"Het volk lijdt honger wegens de hooge belastingen, welke door de
+ambtenaren worden verbruikt."
+
+"Het volk is moeilijk te regeeren door den overmatigen regeeringsijver
+der beambten."
+
+"Het volk is onverschillig voor den dood, omdat het zoo hard moet
+werken om zijn levensonderhoud te verdienen."
+
+Komen Lao tsze en zijn beide tegenvoeters in den lof der oudheid en in
+de ontevredenheid over de bestaande toestanden overeen, niet evenwel
+in de middelen tot verbetering. Terwijl Confucius deze vindt in het
+begunstigen van flinke mannen en in gestadig streven en werken,
+beveelt Lao tsze aan: laten begaan en verzorging der stoffelijke
+behoeften. Hij is een besliste vijand van het "regeeren" of misschien
+juister uitgedrukt, van het "te veel regeeren."
+
+"In de oudste tijden, (zegt hij), wist het volk niet dat het geregeerd
+werd. In het daarop volgende tijdperk prees en bewonderde het zijn
+heerschers, daarna vreesde het dezen, eindelijk verachtte het hen. Toen
+de heerschers het vertrouwen in Tao begonnen te verliezen, vloeide
+daaruit voort: gebrek aan vertrouwen van de zijde des volks. Wat
+schenen die eerste heerschers onbeslist: doch door hun terughouding
+toonden zij de beteekenis, die zij aan hunne woorden toekenden. Hun
+werk werd gedaan, hun beramen droeg vruchten, terwijl het volk zeide:
+Wij zijn, die wij zijn door ons zelf.
+
+"Toen het groote Tao niet meer werd betracht, kwamen welwillendheid en
+rechtschapenheid in de mode, daarna wijsheid, sluwheid en huichelarij.
+
+"Toen er niet langer een goede geest (verdraagzaamheid) heerschte
+tusschen de zes graden van bloedverwanten, kwamen er ouderlievende
+zonen, toen de staten en familiën in verwarring geraakten, kwamen er
+loyale ministers op het tooneel.
+
+"Mannen van groote geschiktheid niet op prijs te stellen en niet te
+gebruiken, is het middel om het volk van eerzucht terug te houden;
+voorwerpen, die moeilijk zijn te verkrijgen, niet hoog te schatten,
+is het middel om geen dieven te krijgen; het volk niet te toonen, wat
+zijne begeerten kan opwekken, is het middel om het van uitspattingen
+terug te houden.
+
+"Daarom, indien de wijze de regeering leidt, zorgt hij, dat de
+hoofden leeg zijn en de magen vol, hij verzwakt den wil en versterkt
+de beenderen.
+
+"Hij streeft er steeds naar hen zonder weten en zonder wenschen te
+houden en hen, die wetenschap bezitten, te verhinderen, haar te gaan
+gebruiken. Als men zoo zich van werkzaam optreden onthoudt, heerscht
+er overal goede orde."
+
+Sommige der leeringen in Tao teh king herinneren zoo zeer aan het
+inschrift, dat Confucius in de voorvaderenhal te Lo yang op het beeld
+met den gesloten mond vond, [140] dat men in dit opschrift samenhang
+zou zoeken met het oude Taoïsme van vóór Lao tsze. Men oordeele.
+
+"Laat hem zijn mond en zijn neusgaten gesloten houden, zoo zal hij
+gedurende zijn gansche leven voor moeitevolle inspanning bewaard
+blijven: laat hem zijn mond openhouden en zijn adem verbruiken in de
+zorg voor zijn aangelegenheden: en gedurende zijn gansche leven zal
+hij nooit rustig zijn (zonder zorg).
+
+"Wat rustig blijft, is gemakkelijk te bewaren; eer een zaak hare
+tegenwoordigheid laat merken, kan men zich het best daartegen
+beveiligen: wat breekbaar is, wordt gemakkelijk verbroken, wat gering
+in aantal is, wordt spoedig verstrooid. Men moet handelen, vóór een
+zaak zich opdoet en orde instellen vóór de wanorde is begonnen. Een
+boom, dien men met beide armen kan omvatten, is uit een kleine twijg
+ontstaan, een toren met negen verdiepingen begon met een hoopje aarde,
+een reis van duizend mijlen begint met ééne schrede."
+
+Dat Lao tsze het beginsel: "Vergeldt vijandschap met weldoen"
+voorstaat is reeds vermeld. Over zichzelf spreekt Lao tsze slechts
+op ééne plaats:
+
+"De groote menigte der menschen ziet er tevreden en opgewekt uit, alsof
+zij een feestmaal genoten of in het voorjaar op een toren stonden. Ik
+alleen schijn verdrietig en stil, daar mijn begeerten zich nog niet
+hebben getoond. Ik ben als een kind, dat nog niet heeft gelachen. Ik
+zie er terneergeslagen en droevig uit, als een, die geen tehuis zijn
+eigen noemen kan. De menigte der menschen heeft genoeg en te veel,
+ik alleen schijn alles verloren te hebben. Mijn verstand is dat van
+een dom mensch, ik ben als verward.
+
+"De gewone menschen zien er helder en verstandig uit, ik alleen schijn
+omneveld. Zij zien er uit alsof zij alles kunnen onderscheiden, ik
+alleen ben simpel en verward. Het schijnt mij, als drijf ik rond op
+de zee zonder een plaats, waar ik rusten kan. Ieder heeft iets, waar
+hij zijn werkzaamheid aan wijdt, ik alleen schijn dwaas en onbekwaam
+als een boer van de grenzen. Zoo ben ik alleen van andere menschen
+verschillend, doch ik eer de moeder, die mij voedt (Tao)."
+
+Het is een droefgeestig beeld, dat de oude knaap van zichzelf ontwerpt,
+toch wordt ons hier niet de minst aantrekkelijke zijde van het Taoïsme
+geschilderd; dat opgaan in bespiegeling en dat zich terugtrekken
+uit de wereld, zonder de bijvoeging van wereldsmart en pessimisme,
+die wij in de moderne wijsbegeerte zoo rijkelijk vinden, zonder de
+overdrijving, aan Schopenhauer en zijn school eigen.
+
+Belangrijker en misschien ook verstaanbaarder zullen ons intusschen
+die Taoïsten voorkomen, die meer op de Stoïci, Cynici of Epicuristen
+gelijken, of die van metaphysici aanhangers der tooverij zijn geworden
+en aan het Chineesche keizerlijke hof de rol gespeeld hebben, welk
+tot op het midden der 18e eeuw door menig meester der zwarte kunst
+aan de Europeesche hoven werd uitgeoefend.
+
+
+
+
+
+V. Chwang tsze, Lieh tsze, Yang Chu en de ontaarding van het Taoïsme.
+
+
+Een der belangrijke figuren onder de oudere Taoïsten is Chwang chau,
+gewoonlijk Chwang tsze = de wijsgeer Chwang geheeten, een tijdgenoot
+van Mencius, die hem echter niet noemt, waaruit misschien valt af te
+leiden, dat de mystieke bespiegelingen van Chwang eerst later groote
+aantrekkelijkheid kregen. Hij leefde van de wereld teruggetrokken
+en vele voorbeelden van zijn bijtende geestigheid zijn ons bewaard
+gebleven. Toen de vorst van Tsu boden met rijke gaven tot hem zond om
+hem aan het hof uit te noodigen, waar hij eerste minister kon worden,
+wees Chwang tsze deze aanbiedingen lachend af en zeide: "Duizend ons
+zilver is veel voor mij en een hoogen rang te verkrijgen en minister te
+worden is zeer eervol. Doch hebt gij den os niet gezien, die voor het
+offer aan de grenzen bestemd is? Vele jaren lang wordt hij zorgvuldig
+gevoederd en met kostbare dekken versierd, opdat hij geschikt zij naar
+den grooten tempel te worden gebracht. Maar als de tijd komt dat dit
+geschieden moet, mocht hij liever een klein varkentje wezen, doch dan
+is het te laat. Maak dus dat gij wegkomt en verontreinig mij niet door
+uwe tegenwoordigheid. Ik wil mij liever vermaken en mij over mijn leven
+verheugen in een vuil graf (nl. als bedelaar leven) dan aan de regels
+en beperkingen van eens vorsten hof onderworpen zijn. Ik heb besloten
+nooit een ambt aan te nemen, maar geef er de voorkeur aan mij in mijn
+eigen vrijen wil te verheugen." Zooals deze Chwang tsze leefde, zoo
+stierf hij ook. Aan zijne leerlingen, die hem met alle pracht wilden
+begraven, beval hij zijn lichaam niet te begraven, maar het slechts
+op de aarde te werpen (naar de zeden der oudste Chineezen). "Ik zal
+zoo," sprak hij, "hemel en aarde als doodkist hebben, de zon en de
+maan in plaats van de zinnebeelden van meisteen, de sterren in plaats
+van paarlen en edelsteenen; daarmee zijn immers alle voorbereidingen
+voor mijn teraardebestelling volvoerd, wat wilt gij er aan toevoegen?"
+
+Toen de leerlingen hun bezorgdheid te kennen gaven, dat de kraaien
+en roofvogels zijn lijk zouden opeten, voegde hij er bij: "Boven den
+grond zullen mij de kraaien en de roofvogels verorberen, daar onder
+wormen en insecten; het voor den een weg te nemen en het den ander
+te geven zou maar partijdig schijnen."
+
+Chwang tsze's werk is voor het grootste deel polemiek, gericht tegen
+Confucius en tegen de letterkundigen in het algemeen. Van Chineesche
+zijde hebben sommigen de heftige aanvallen op Confucius, die er
+in voorkomen voor onecht verklaard. Doch deze zijn zoo geheel in
+denzelfden stijl als de andere stukken, dat wij ze gerust aan Chwang
+tsze kunnen toeschrijven.
+
+"Gelijk zoekt gelijk," zeide de oude visscher tot Confucius, en vogels
+met gelijk gezang antwoorden elkaar--dat is de wet des hemels. Waarmee
+gij u bezighoudt, dat zijn de aangelegenheden der menschen. Als de
+keizer, de leenvorsten, de hooge beambten en het volk alles doen wat
+hun betaamt, dan hebben wij een schoon beeld van orde. Als zij zich
+bekommeren om datgene wat buiten hun werkkring ligt, dan ontstaat de
+grootste wanorde. Als de beambten hun zaken behartigen en het volk
+de zijne, dan is er geen ingrijpen in de rechten van anderen.
+
+"Velden die onbebouwd blijven, huizen die water doorlaten, gebrek
+aan kleeding en voeding, belastingen, waar geen geld voor is, geen
+verdraagzaamheid tusschen vrouwen en bijslaapsters, geen orde tusschen
+jong en oud--dat zijn de zorgen van het gemeene volk.
+
+"Ongeschiktheid voor hun ambt, onopmerkzaamheid voor hun zaken,
+oneerlijkheid, zorgeloosheid en luiheid der ondergeschikte beambten,
+gebrek aan verdienste en gevoeligheid en onzekerheid ten opzichte
+van rang en salaris--dat zijn de zorgen der hooge beambten.
+
+"Geen getrouwe ministers aan hun hoven, de stammen in hunne staten in
+opstand, gebrek aan geschiktheid bij hun ambtenaren, slechte inrichting
+der belasting, vertraging in voor- en najaarsbezoeken bij den keizer:
+en diens ongenade, dat zijn de zorgen der leenvorsten.
+
+"Onharmonisch werken der beide elementen van koude en hitte, buiten
+den gewonen tijd des jaars, tot schade van alle dingen, onderdrukking
+en wanorde onder de leenvorsten, twisten en rooftochten dezer vorsten
+tegen elkaar tot schade des volks; slecht geordende ceremoniën en
+muziek, ongenoegzame of uitgeputte bronnen voor de uitgaven; de
+banden van verwantschap verwaarloosd en het volk aan teugellooze
+wanorde overgeleverd--dat zijn de zorgen van den zoon des hemels
+(den keizer) en zijne ministers.
+
+"Gij zijt de keizer niet, ook geen leenman, ook geen minister
+van het keizerlijk hof of van een der staten: en toch neemt
+gij op u, de ceremoniën en de muziek te regelen en u bizonder
+met de betrekkingen van verwantschap bezig te houden, teneinde de
+verschillende volksklassen te verbeteren--is dat niet een bovenmatige
+vermeerdering uwer bezigheden?
+
+"Menschen hebben bovendien gewoonlijk acht gebreken, en bij de leiding
+van zaken dreigen vier fouten, die men niet over het hoofd mag zien.
+
+"De leiding van zaken, die ons niet aangaan, in de hand nemen, is van
+zaken een monopolie maken. Zaken bespreken die ons niet aangaan, noemt
+men babbelzucht. Lieden te leiden, door hen naar den mond te praten,
+is met een vossenstaart kwispelen. Lieden prijzen zonder te zien of dit
+recht of onrecht is, is vleien. Gaarne slecht over de menschen spreken,
+is lasteren. Vrienden en verwanten scheiden, dat is zich verblijden
+in het leed van anderen. Iemand prijzen of in slechten naam brengen,
+zonder dat hij het verdient, is een bewijs van verdorvenheid.
+
+"Dubbelzinnig met de menschen meepraten, zonder zich te bekommeren
+of ze goed of slecht zijn, om zoo hun bedoelingen te weten te komen:
+dat is gevaarlijk zijn. Deze acht gebreken veroorzaken wanorde onder
+alle menschen en brengen hem, die ze bezit, in gevaar. Geen edel
+man zal hem, die ze bezit tot zijn vriend, noch een vorst zulk een
+persoon tot zijn minister maken.
+
+"Om nu te spreken van wat ik de vier gebreken noemde: zij zijn: gaarne
+groote daden doen, veranderen en verwisselen, wat reeds lang bestaat,
+opdat men in den roep komt van iets verdienstelijks te hebben gedaan:
+dat alles is eerzucht. Op alle wijsheid voor zichzelf aanspraak maken,
+zich in alles mengen, terwijl men wat op den weg van anderen ligt, tot
+zich trekt en als zijn werk doet voorkomen; dat is begeerigheid. [141]
+Zijn gebreken zien en die niet veranderen, en als iemand iets wordt
+voorgeslagen, juist zijn eigen weg gaan, is halsstarrigheid. Prijzen,
+die met u overeenkomt, afbreken, die niet met u overeenstemt: dat is
+pralende (zelf)overschatting. Dit zijn de vier fouten. Wie de acht
+gebreken kan afleggen en de vier fouten geen vrijen teugel laat, die
+is zoover, dat hij met het onderricht ontvangen een begin kan maken.
+
+"Confucius zag treurig voor zich en zuchtte. Tweemaal boog hij
+zich, toen richtte hij zich op en sprak: "Tweemalen werd ik uit Lu
+verdreven. Uit Wei moest ik vluchten. De boom, waaronder ik rustte,
+werd in Sung omgehouwen. Ik weet niet, welke fouten ik begaan heb, dat
+ik bij die gelegenheden zoo in een valsch daglicht werd geplaatst en
+zooveel moest lijden." De oude visscher zag hem treurig aan en sprak:
+"Het is zeker moeilijk om u iets te doen begrijpen. Er was eens een
+man, die voor zijn schaduw vreesde en zijn voetstappen niet zien mocht,
+zoodat hij wegliep om beide te ontgaan. Doch, hoe meer hij zijn voeten
+ophief, des te talrijker werden de voetstappen en hoe snel hij ook
+loopen mocht, zijn schaduw volgde hem overal. Hij dacht dat hij te
+langzaam liep, en ging nu uit alle macht loopen zonder op te houden,
+totdat zijn kracht was uitgeput en hij stierf. Hij wist niet, dat,
+indien hij op een schaduwrijke plaats had opgehouden, zijn schaduw
+verdwenen zou zijn en dat, als hij zich niet bewogen had, hij zijn
+voetstappen zou hebben verloren--zijn domheid was werkelijk groot. En
+gij, gij spreekt uw oordeel uit over vragen van welwillendheid en
+rechtschapenheid: gij onderzoekt de punten, waarin overeenstemming
+en verschil is; gij ziet naar de wisseling van beweging en rust en
+omgekeerd; gij zijt de regelen van ontvangen en geven meester geworden;
+gij hebt genegenheid en afkeer verklaard, de grenzen van vreugde
+en droefheid bepaald--en toch hebt gij nauwelijks kunnen ontkomen
+aan de gevaren, die gij straks vermelddet. Als gij u om uzelven
+bekommerdet en uw eigen reinheid behoeddet, terwijl gij eenvoudig
+anderen gaaft wat hun toekwam, dan zoudt gij al deze verwikkelingen
+ontgaan zijn. Doch wanneer gij, zooals gij dat doet, de opvoeding van
+uw eigen persoon verwaarloost en de opvoeding van anderen tot uw doel
+maakt, houdt gij u dan niet bezig met uiterlijkheden (in plaats van
+met uwen inwendigen mensch)?"
+
+Ook Chwang tsze is een lofredenaar der oude tijden.
+
+"De heerschers gingen in oude dagen van het standpunt uit, dat de
+vrucht hunner regeering moest beoordeeld worden naar den toestand,
+waarin het volk zich bevond en dat de schuld van verkeerde resultaten
+bij hen moest worden gezocht; opdat het recht aan de zijde des volks,
+het onrecht aan de hunne zou zijn. Daarom, wanneer ook slechts één
+persoon het leven verloor, trokken zij zich dat aan en berispten
+zichzelf. Nu is het echter niet meer zoo. De heerschers verbergen hun
+eigenlijke bedoelingen en houden voor dom, hen die deze niet raden. Zij
+verlangen wat zeer moeilijk is en veroordeelen hen, die niet wagen
+dit te ondernemen. Zij leggen zware lasten op en bestraffen hen,
+die deze niet kunnen dragen. Zij verlangen dat de menschen ver gaan
+en laten diegenen terechtstellen, die den afstand niet kunnen afleggen.
+
+"Als het volk eenmaal weet dat het beste, wat zij tot stand kunnen
+brengen, toch ongenoegzaam is, dan neemt het tot bedrog zijn
+toevlucht. Als de heerschers dagelijks slechts huichelarij toonen,
+hoe kunnen dan de beambten en het volk het anders maken. Gebrek aan
+kracht brengt huichelarij voort: gebrek aan kennis arglist, gebrek
+aan bezit rooverij. Maar wie zal men in zulk een geval schuldig achten
+aan roof en diefstal?"
+
+Voor Chwang tsze zoowel als voor Lao tsze is de dood het noodzakelijk
+einde des levens en daarom iets, wat niet te betreuren valt. Chwang
+tsze gaat echter verder dan zijn voorgangers, wij vinden althans bij
+hem uitingen, die op het geloof aan een voortbestaan na den dood of
+althans aan een theorie van atomen (die blijven) doet denken.
+
+"Twee kreupelen bezochten samen het graf van den gelen
+keizer. Plotseling braken er zweren onder hun armen uit. Vreest
+gij deze zweren? sprak de een tot den ander. Waarom zou ik vreezen,
+antwoordde deze, het leven is een geleend goed. Het geleende levende
+lichaam is niet meer dan stof. Leven en dood zijn als dag en nacht. Wij
+beiden beschouwden toch juist de graven van hen, die hunne verwisseling
+hadden doorgemaakt, waarom zou het voor mij onaangenaam zijn, als
+mijn wisseling komt?"
+
+Tsze lai lag op het sterfbed, zijn vrouw en zijn kinderen stonden
+rondom hem en klaagden luide. Zijn vriend Tsze li kwam om naar den
+kranke te zien en sprak tot hen:
+
+"Toe, maakt dat gij wegkomt en stoort hem niet, terwijl hij de groote
+wisseling door maakt."
+
+Toen sprak hij tot den stervende: "Groot is waarlijk de Schepper! Wat
+zal hij nu van u maken? Waarheen zal Hij u brengen? Zou Hij van u
+maken de lever van een rat of de vleugel van een insect?"
+
+Tsze lai antwoordde: "Waarheen ook een vader zijn zoon zegt te gaan,
+naar het oosten, westen, zuiden of noorden, hij volgt eenvoudig
+het bevel. De beide elementen (het mannelijke en het vrouwelijke)
+zijn voor den mensch meer dan zijn ouders voor hem zijn. Als dezen
+mijn dood verhaasten en ik onderwierp mij niet gewillig, dan zou ik
+hardnekkig en oproerig zijn. Daar is de groote massa (de natuur). In
+haar vind ik den steun mijns lichaams, mijn leven is onder hare hoede
+in arbeid doorgebracht, mijn ouderdom zoekt gemak in haar, in den
+dood vind ik rust in haar: zij die mijn leven goed heeft gemaakt zal
+ook mijn dood goed maken.
+
+"Daar is een metaalbewerker, die fijn metaal giet. Wanneer nu het
+metaal plotseling uit den smeltkroes omhoog wilde springen en zeggen:
+uit mij moet een zwaard worden--de metaalbewerker zou het zeker voor
+onbehoorlijk houden. Zoo ook, als een vorm in den moederschoot wordt
+gevormd en deze zou zeggen: Ik moet een man worden, de Schepper zou
+hem zeker als onbehoorlijk beschouwen. Als wij eenmaal begrijpen,
+dat aarde en hemel een groote smeltkroes zijn en de Schepper de
+groote werkmeester, waar kunnen wij dan heen moeten gaan, dat niet
+goed voor ons ware? Wij zijn als uit een rustigen sluimer geboren en
+wij sterven tot een rustig ontwaken."
+
+Eens op de reis zag Chwang tsze een ledigen schedel, uitgebleekt,
+maar toch goed behouden. Hij klopte er met zijn rijzweep op en vroeg:
+"Hebt gij, in uwe begeerte naar leven, in de leeringen des verstands
+gefaald en zijt gij zoo hiertoe gekomen? Of heeft u--terwijl gij in
+dienst waart van een ondergaanden staat, de bijl van den scherprechter
+zoover gebracht? Of zijt gij door uw slecht gedrag hier gekomen en hebt
+gij schande over uw ouders, uwe vrouw en uwe kinderen gebracht? Of
+zijt gij van honger en koude omgekomen? Of hebt gij eenvoudig den
+loop uws levens voleindigd?" Na deze vragen, nam hij den schedel
+op en toen hij slapen ging, gebruikte hij hem als hoofdkussen. Te
+middernacht verscheen hem de schedel in den droom en sprak: "Gij
+hebt als een redenaar tot mij gesproken. Alles wat gij gezegd hebt,
+had slechts betrekking op de menschen bij hun leven, zulke dingen
+gelden na den dood niet." "Zoudt gij van de dingen na den dood
+willen hooren?" "Zeker," zeide Chwang tsze, en de schedel vervolgde:
+"In den dood is er geen onderscheid tusschen vorsten en ministers, de
+afwisseling der vier jaargetijden is er niet meer, rustig en ongestoord
+zijn onze jaren, als die des hemels en der aarde. Geen koning aan zijn
+hof heeft grooter vreugde, dan wij hebben." Chwang tsze geloofde hem
+niet en zeide: "Als ik den heer van ons lot kon bewegen, uw lichaam
+met uw beenderen, vleesch en huid weer in het leven te roepen en u
+aan uwe vrouw en uwe kinderen en aan al uwe dorpsgenooten terug te
+geven, zoudt gij dan willen, dat ik dit deed?" De schedel zag hem
+met gefronsd voorhoofd aan en sprak:
+
+"Hoe zou ik prijs geven het genot van mijn koninklijk hof en weer op
+mij nemen den last van het leven onder menschen?"
+
+Menigmaal schijnt Chwang tsze te twijfelen aan zijn eigen bestaan en
+aan de mogelijkheid te gelooven, dat het leven slechts een droom is.
+
+"De schemering vroeg aan de schaduw: Vroeger hebt gij gewandeld en
+nu zijt gij stil, vroeger hebt gij gezeten en nu zijt gij opgestaan:
+waardoor komt het, dat gij zoo ongestadig zijt?" De schaduw antwoordde:
+"Ik wacht op de beweging van iets anders om te doen wat ik doe, en dat
+andere, waarop ik wacht, wacht wederom op iets anders, om te doen,
+wat het doet. Mijn wachten--wacht ik op de schubben eener slang of
+op de vleugelen van een krekel? Ik weet niet, waarom ik eene zaak
+doe en de andere niet doe."
+
+"Eenmaal heb ik, Chwang Chau, gedroomd dat ik een vlinder was, een
+vlinder, die rondvloog en gevoelde, dat hij genoegen had. Ik wist
+niet, dat ik het was. Eensklaps ontwaakte ik en ik was weer mijzelf:
+De ware Chwang Chau. Ik wist niet of het Chwang Chau was, die droomde,
+dat hij een vlinder was of een vlinder, die droomt dat hij nu Chwang
+Chau is. Dat is het geval van de verandering der dingen."
+
+Dit klinkt wel Boeddhistisch [142] maar kan toch niet op Boeddhistische
+invloeden worden teruggebracht: die waren toen nog niet werkzaam. Wel
+volgt er uit, dat ook aan het oude Taoïsme de leer, dat er niets
+werkelijks bestaat, doch dat alles slechts inbeelding is, niet vreemd
+schijnt te zijn.
+
+Nog scherper dan in de werken van Chwang tsze treedt een
+pantheïstisch-fatalistische opvatting in allegorischen vorm op in
+de aan Lieh yu K'ou (gewoonlijk Lieh tsze genoemd) toegeschreven
+boeken. Deze wijsgeer schijnt kort na Confucius geleefd te hebben,
+doch iets naders weten wij van hem niet.
+
+Licius (zoo heet hij in 't Latijn) herhaalt nog uitvoeriger, dat de
+gansche natuur een kringloop is, dat al het geschapene moet vergaan en
+dat slechts het scheppende, het Tao, onvergankelijk voortbestaat. Hij
+oordeelt het dus dwaas over leven en dood bezorgd te zijn, daar
+beiden vooruit bepaald en noodwendig zijn. Verstand en waanzin zijn
+willekeurige, recht en onrecht slechts aangeleerde begrippen, alle
+gevoelens van verwantschap berusten alleen op de opvoeding.
+
+"Een man had een zoon, wiens geest verbijsterd was. Hij begaf zich
+op weg ten einde Confucius om raad te vragen, of deze wellicht geen
+middel tegen deze krankheid kende. Onderweg ontmoet hij Lao tsze,
+wien hij zijn nood klaagt. "Weet gij dan", sprak deze, "dat uw zoon
+werkelijk buiten zijn zinnen is?" Tegenwoordig zijn de begrippen van
+recht en onrecht zoo verward, dat niemand meer weet, wat eigenlijk het
+rechte is. Als alle lieden dachten als uw zoon, dan was niet hij buiten
+zijn zinnen, doch gij. Wie toch kan gevoelens en begrippen zuiver
+voorstellen? Heb ik daartoe nu 't recht, zoo is Confucius buiten zijn
+zinnen, en hoe kan iemand, die het verstand mist het bij een ander
+heelen? Spaar dus uw geld en maak, dat gij weer naar huis komt.
+
+"Een man uit Yin was in Shu opgevoed en keerde als oud man weer naar
+Yin terug. Toen hij op de reis daarheen door het land Tsin kwam,
+zeide een der reisgenooten schertsend: "Dit is nu de hoofdstad van
+het land Yin." De oude kreeg een kleur van ontroering, "Dat zijn
+de veldaltaren uit uwe buurt!" De oude zuchtte diep. "Dat is het
+huis uwer voorvaderen." De oude weende. "Dit zijn de graven uwer
+voorvaderen." De oude weende luid. Toen lachte zijn reisgenoot en
+sprak: "Ik heb slechts in scherts gesproken, dit is het land Tsin." De
+oude schaamde zich zeer. Toen zij nu in het werkelijke land Yin kwamen
+en de oude de stad, de veldaltaren, de woningen en de graven zijner
+voorvaderen werkelijk zag, was zijn ontroering veel minder.
+
+"In het land Ki was een man, wien de bezorgdheid, dat hemel en aarde
+eenmaal ineen zouden storten, geen rust liet. Een zijner vrienden had
+medelijden met zijne ontroering en poogde hem tot kalmte te brengen
+door te zeggen, dat de hemel slechts de bewaarder der lucht was en
+inademen en uitademen den ganschen dag in de ruimte afwisselden.
+
+Doch kunnen, vroeg de ander, zon, maan en sterren niet naar beneden
+vallen? Hoe zou dat mogelijk zijn, antwoordde de vriend, het zijn
+slechts lichten in de bewaarplaats der lucht. Doch wanneer de aarde
+te gronde gaat? "Dat is immers een groote, vastsamengevoegde massa,"
+troostte de vriend, "die door het voortdurend daarop heen en weer
+loopen en trappen nog steeds vaster wordt."
+
+Toen waren beiden tevreden, de een omdat hij zijn zorg had verloren,
+de ander omdat hij zijn vriend tot rust had gebracht.
+
+Tchung lu tsi hoorde wat er voorviel en sprak lachend: Wolken en
+nevel, wind en regen zijn de verzamelingen der lucht en vormen den
+hemel; bergen, heuvels, rivieren, zeeën, metaal, steenen, vuur en hout
+zijn de verzamelingen van het geschapene en vormen de aarde. Weet men
+echter, dat het slechts verzamelingen zijn, zoo weet men ook, dat zij
+te gronde moeten gaan. Hemel en aarde zijn slechts kleine punten in
+de ruimte. Doch van alles wat bestaat zijn zij het grootste. Dat zij
+nu moeilijk tot hun einde en tot uitputting zullen komen is zeker,
+doch evenzoo zeker, dat zij eenmaal gemeenschappelijk te gronde zullen
+gaan. Zou hij, die dezen tijd zal beleven, niet treurig zijn?
+
+Licius echter lachte en sprak: "Het is verkeerd te denken, dat hemel en
+aarde zullen ondergaan, en verkeerd te denken, dat zij niet ondergaan
+zullen. Niemand kan weten, wat geschieden zal, want het leven verstaat
+den dood niet en de dood verstaat het leven niet; het komen ook niet
+het gaan, noch het gaan het komen. Waarom zich daarover te bekommeren?"
+
+"Op de reis naar Wei vond Licius in de struiken een doodsbeen, honderd
+jaar oud; hij riep een leerling, die bij hem was, toonde hem dat en
+zeide: Slechts ik en hij weten, dat wij noch leven, noch dood zijn."
+
+Lieh tsze is ook de eenige bron over Yang Chu, tegen wien Mencius
+zoo beslist optrad en die dus een tijdgenoot van dezen scheen te
+zijn, hoewel Chwang tsze een gesprek tusschen Yang Chu en Lao tsze
+vermeldt. De denkbeelden van Yang Chu, die Lieh tsze weergeeft,
+loopen uit in deze stelling: het leven genieten en den dood niet
+vreezen. De leer van Epicurus en die der Cynici wordt alzoo hier
+verbonden. "Honderd jaar," zegt Yang Chu, "is de uiterste grens des
+levens, die niet een van de duizend bereikt. Veronderstellen wij, dat
+iemand die bereikt; de kinderlijke leeftijd, waarin men op den arm
+wordt gedragen en de ouderdom nemen er wel de helft van in. Wat in
+den slaap wordt verdroomd en van het wakende leven vergeten wordt,
+smart en ziekte, kommer en verdriet, verliezen, zorgen en vrees
+nemen nagenoeg de andere helft in. Wat overblijft vult misschien
+tien jaren. En ook daarin zal nauwelijks één dag te vinden zijn van
+gelukkig zelfvergeten, zonder een schaduw van zorg. Wat is dan des
+menschen leven waard? Wat voor vreugde is er in?
+
+"Zullen wij het prijzen om de vreugde, die eten en drinken, of om het
+genot, dat muziek en schoonheid geven? Maar men kan zich niet altijd
+met deze vreugden vergenoegen, men kan niet steeds met de schoonheid
+zich vermaken en naar de muziek luisteren. Daarbij komt de vrees
+voor straf en de prikkel, die belooningen geven, de drijfkracht door
+eerzucht, de terughouding door wetten uitgeoefend--deze maken dat
+iemand zonder rust zich plaagt om de ijdele lofprijzing van één uur
+en rekent op den roem na den dood. Deze invloeden houden hem, om zoo
+te zeggen, op de wacht tegen alles wat zijn ooren hooren en zijn oogen
+zien, en maken, dat hij altijd zich bekommert of wat hij denkt of doet,
+recht of onrecht is. Zoo verliest hij het ware genot zijner jaren en
+kan zichzelf geen oogenblik laten gaan. Waarin onderscheidt hij zich
+van een misdadiger, in ketenen geklonken in de binnenste kamer der
+gevangenis? De lieden in de hooge oudheid wisten wel, hoe kort het
+leven is en hoe plotseling en volkomen het door den dood kan worden
+afgebroken. Daarom luisterden zij naar de bewegingen huns harten, wezen
+niet terug, wat hun natuurlijk toescheen om lief te hebben, zochten
+geenszins de vreugden te vermijden, die zich aan hen aanboden. Zij
+lieten zich niet van de wijs brengen door de opwindingen van den
+roem: zij genoten het leven, zooals het hun natuurlijk voorkwam, zij
+verzetten zich niet tegen den drang om zich te verheugen, (den drang,
+die in alle dingen woont) en zij bekommerden zich er niet over om
+na den dood beroemd te worden. Zij trachtten straffen te vermijden;
+maar roem en eer, de eerste of de laatste te zijn, lang of kort leven:
+dat alles trokken zij niet in hun berekeningen.
+
+"Waarin de menschen zich onderscheiden, dat is in het leven: waarin
+zij met elkaar overeenkomen, dat is in den dood.
+
+"Zoo lang zij leven is er onderscheid van verstand en domheid,
+beschaving en lompheid. Als zij dood zijn, hebben wij een stinkende,
+bedorven massa, die vergaat--dat is het algemeene lot. Verstand en
+domheid, beschaving en lompheid staan in geen menschen macht: evenmin
+als de toestand van bederf, verrotting en ganschelijk verdwijnen. Noch
+het leven van een mensch noch zijn dood zijn in diens eigen hand:
+zijn verstand en zijn domheid, zijn beschaving en lompheid zijn zijn
+eigen werk niet. Allen zijn geboren en allen sterven: de verstandige
+en de domme, de goede en de slechte. Velen sterven als zij tien jaar
+oud zijn, velen als zij honderd jaar oud zijn. De deugdzame en de
+wijze sterven, de verdorvene en de dwaas sterven. Tijdens hun leven
+waren zij wijze keizers, nu zij dood zijn, zijn het zoovele verrotte
+beenderen; in hun leven waren zij roovers en tyrannen, nu zijn ook
+zij zoovele verrotte beenderen.
+
+"Wie kan onderscheid zien in deze beenderen?
+
+"Daarom, zoolang wij leven, laten wij uit het leven maken het beste,
+dat wij er van kunnen krijgen: wij hebben geen tijd om aan iets na
+den dood te denken."
+
+Wat echter niet het minst in Lieh tsze's werk belang inboezemt is het
+feit, dat hier voor de eerste maal de alchymistisch necromantische
+[143] richting optreedt, die later voor de ontwikkeling van het Taoïsme
+en de rol, die zijne aanhangers aan het keizerlijk hof zouden spelen,
+beslissend zou zijn.
+
+"Aan het hof van keizer Muh van de Chau dynastie (1001-947
+v. C.) verschijnt een uit het westen komende Magiër, die door water en
+vuur, metaal en steen drong, bergen, rivieren en steden verplaatste
+en in de lucht opsteeg. Keizer Muh eerde hem op alle manieren,
+doch de Magiër zag het paleis aan voor een erbarmelijke hut, vond
+het eten der keizerlijke keuken slecht, en de dienstdoende hofdames
+stinkende geiten. Toen liet de keizer hem een nieuw paleis bouwen en
+de schoonste jonkvrouwen opzoeken om hem te bedienen. De Magiër liet
+zich dat welgevallen, doch na korten tijd verzocht hij den keizer
+met hem te reizen: liet dezen zijn rokspand vasthouden en voer met
+hem tot in des Magiërs paleis: in den middenhemel. Dat paleis was van
+goud en zilver gebouwd en met paarlen en kostbare edelsteenen ingelegd.
+
+"De keizer zag van omhoog op zijn paleis, dat er als een leemen
+hut uitzag. Na lange jaren, toen de keizer zijn rijk geheel had
+vergeten, nam de Magiër hem weer mede op een reis en voerde hem naar
+een land, waar men de zon, de maan en de aarde niet meer zag. De
+keizer werd bevreesd en verzocht den Magiër hem weer in zijn land
+terug te brengen. Deze gaf hem een stoot: de keizer meende dat hij
+ontzettend diep viel en--hij ontwaakte en bevond zich bij zijn tafel,
+waar de spijzen nog niet koud geworden waren en de wijn nog in het
+glas stond. [144]
+
+"De keizer vroeg geheel verbaasd wat er geschied was en zijn
+omgeving antwoordde: "Uwe hoogheid was een oogenblik in gedachten
+verzonken." Toen de keizer er den Magiër naar vraagde zeide deze:
+"Ik wandelde met uwen geest, hoe zou dan de vorm zich bewegen?""
+
+Spoedig werd de richting van het Taoïsme, waarvan deze geschiedenis
+een voorbeeld geeft, de heerschende: met ijver zocht men naar het
+middel om goud te maken en naar het elixer des eeuwigen levens: de
+keizers en grooten overlaadden de leermeesters der zwarte kunst met
+goud en eer. Onder Tsin Shi Wang Ti, die de geleerden [145] zoo wreed
+vervolgde, bloeide het Taoïsme zeer. De keizer zocht met de Taoïsten
+naar "den steen der wijzen" en naar de "eilanden der zaligen", die
+natuurlijk ten westen van China moesten liggen. Toen Sü Shi, dien
+de keizer met een groot gevolg van jongelingen en jonkvrouwen had
+uitgezonden om deze eilanden te zoeken, terugkeerde met het bericht,
+dat hij ze wel had gezien, maar ze door tegenwind niet kon bereiken,
+trok de keizer zelf naar Tschifu in Shantung, in de hoop ze van daaruit
+te aanschouwen. Daar doodde hij eigenhandig een grooten haai, die,
+volgens de beweringen der Taoïsten de ontdekking der eilanden zou
+verhinderen. De dood des keizers sloeg aan verdere plannen, die naar
+Japan hem hadden kunnen leiden, den bodem in. Doch, ook dit gebrek
+aan succes schrikte de opvolgers van den "eersten hemelschen keizer"
+niet af: en nog onder menig opvolger verheugden zich de Taoïsten in
+den krachtigsten steun en de grootste waardeering.
+
+Met de toenemende verwatering van het Taoïsme zochten zijn priesters,
+de "doktoren der rede," zooals de zendelingen uit de 17e eeuw hen
+noemden, het steeds minder in de behandeling der wijsgeerige vragen,
+steeds meer in de exploitatie van het bijgeloof. Waar, zooals in
+China overeenkomstig het volksgeloof--zoo veel bovennatuurlijke,
+grootendeels vijandige krachten des menschen rust bedreigen, kan
+het ons niet verwonderen, dat de schare naar middelen omzag om zich
+daarvoor te behoeden of zich daarvan te bevrijden.
+
+Welnu, als overal werden zulke middelen in het geloof gezocht
+èn--in het bijgeloof gevonden. Daarom is het verklaarbaar, dat de
+rol van duivelbanner in China meer aan de Taoïstische dan aan de
+Boeddhistische priesters toevalt en dat de eersten niet slechts volgens
+sagen en legenden, maar ook in het dagelijksch leven gelden als de met
+bovennatuurlijke krachten toegeruste beschermers der geloovigen, welke
+zich tot hen wenden. Hun wapenen zijn: het zwaard en de vliegenwaaier,
+welke beide ook de zinnebeelden zijn van twee der acht onsterfelijken
+(genieën, verheven geesten) door deze secte erkend. Waar nu deze
+priesters niet persoonlijk kunnen optreden, doen zij dit met amuletten
+en tooverspreuken, die, op papier geschreven, en met allerlei zegelen
+voorzien, aan de deuren, vensters en muren worden gehecht, of ook wel
+verbrand, of--in water opgelost--ingenomen worden. Aan het hoofd der
+heksenmeesters en duivelbanners staat de Taoïstische paus, zooals hij
+dikwijls genoemd wordt, Chang Tien Shi d.i. de leermeester des hemels,
+die zijn zwaard van den hemel heeft ontvangen en zijn afstamming,
+althans geestelijk, terug voert tot op den beroemden Taoïstischen
+patriarch Chang Tao ling, die in het jaar 34 n. C. in de provincie
+Chekiang werd geboren en in den ouderdom van 123 jaren ten hemel
+opsteeg om daar in de onsterfelijkheid zich te verheugen. Chang Tao
+ling's nakomelingen, later ook die van zijn leerling Kau Kien Che
+zijn nog steeds in het bezit van het ambt van opperduivelbanner en
+vertegenwoordiger op aarde van de hoogste Taoïstische godheid.
+
+Vele heerschers van vele dynastiën hebben den Taoïstischen paus, den
+Tien Shi, met eer en rijkdom overladen. Hij houdt verblijf, waar zijn
+voorvaderen sedert honderde jaren geleefd hebben: op den Lung hu Shan
+(draken- of tijgerberg) in Kiangsi, en, hoewel de tempel, waar zijn
+paleis was, door de Taipings [146] werd verwoest, is deze toch reeds
+weer in zijn oude heerlijkheid opgebouwd. Een bizonder sieraad zijner
+residentie vormen een groot aantal aarden potten, stevig gesloten,
+met amuletten volgeplakt, waarin hij en zijn voorgangers door hen
+uitgedreven booze geesten hebben gebannen. De gewone Taoïstische
+priester vangt deze vrienden, welke zich in damp veranderen, in
+flesschen op, die hij toekurkt, precies zooals zijn Arabische collega's
+duivelbanners, volgens de "Duizend en Een nacht". De waardigheid van
+"leeraar des hemels" heet zich door "wedergeboorte" voort te zetten,
+evenals bij de geestelijke hoofden der Lamaïstische hiërarchie [147].
+
+In dagen van geestelijke opwinding zooals in 1876 b.v., wanneer
+denkbeeldige wezens hun werk verrichten, aan volwassenen en kinderen
+de pruiken afsnijden, kippen de veeren uitplukken en als incubi [148]
+de menschen plagen en dooden, plegen de Taoïstische duivelbanners
+een gouden oogst binnen te halen en millioenen papieren amuletten te
+verkoopen, waarop berijmde spreuken en onleesbare teekens staan. Van
+1876-77 was er bijna geen huis, waarop geen dergelijke papieren waren
+vastgehecht, ook droegen kinderen en volwassenen die dikwijls om het
+hoofd gewikkeld.
+
+Terwijl de Taoïsten zich alzoo, reeds van den aanvang onzer
+tijdrekening af, altijd meer van de oorspronkelijke leer verwijderden
+en door exploitatie van het verlangen, dat de mensch heeft naar
+zinnelijk en bovenzinnelijk genot, invloed en macht trachtten te
+verkrijgen, bracht de invoering van het Boeddhisme in de eerste eeuw
+onzer tijdrekening een nieuwe, van buiten afkomstige leer in China,
+waartegen de beide inheemsche stroomingen, in 't bizonder echter het
+Confucianisme, zich aanstonds te weer stelden. Daarover een en ander
+in ons volgend hoofdstuk.
+
+
+
+
+
+VI. De "geleerden" tegenover Taoïsme en Boeddhisme.
+
+
+Het zou ons te ver voeren dien strijd in bizonderheden te volgen:
+bovendien werden, gedurende de eeuwen, waarin die strijd werd gevoerd,
+altijd weer dezelfde argumenten door de "geleerden", de aanhangers van
+Confucius en Mencius, herhaald, evenals door hun tegenstanders. Terwijl
+het Boeddhisme aan het Confucianisme verweet, dat het zich slechts
+om dit leven, niet om het hiernamaals bekommerde, bracht dit laatste
+de voorschriften der kinderlijke liefde op den voorgrond. Deze toch
+veroordeelden dat zich van de wereld terugtrekken en de daarmee
+samenhangende verwaarloozing der door de bloedverwantschap opgelegde
+plichten.
+
+Overigens moeten wij ter eere der Chineezen opmerken, dat weliswaar de
+strijd tegen Boeddhisme en Taoïsme soms het karakter eener vervolging
+aannam, doch dat deze vervolgingen nooit dat bloedig karakter droegen,
+waarvan de geschiedenis, zoowel van het Christendom als van het
+Mohammedanisme, zooveel voorbeelden weet aan te wijzen.
+
+Wel werden tempels verwoest, kloosters ontbonden en de bewoners naar
+de familie teruggezonden, doch bloedige offers werden aan de orthodoxe
+leer niet gebracht en ook niet door haar verlangd. Bovendien duurde
+het niet lang of het Confucianisme begon tegenover de eigenaardige
+leerstukken van net Boeddhisme een andere houding aan te nemen dan
+tegenover zijn wijsgeerige zedeleer.
+
+Terwijl het voortging de leerstukken te bestrijden, nam het van de
+wijsgeerige zedeleer heel wat over, zoodat ten slotte zelfs de werken
+van de voornaamste voorstanders van Confucius, zoo vol waren van
+Boeddhistische opvattingen en ideeën, dat men wel toe moet stemmen,
+dat in dit opzicht het Boeddhisme een groote uitwerking had.
+
+Tusschen Han Yü, die voor 1100 jaren de leer van Confucius
+voorstond en Chu hi, die sedert het einde der 13e eeuw officieel als
+vertegenwoordiger der orthodoxe uitlegging wordt beschouwd, bestaat
+een dergelijk onderscheid, als er tusschen de strenge Rabbijnen
+van Jeruzalem en de Alexandrijnsche Joden der nieuwe school bestaan
+heeft. [149] Han Yü komt heftig op tegen het brengen van een reliquie
+van Boeddha in het keizerlijk paleis en vraagt, wat de keizer met het
+oude, halfvergane gebeente moet aanvangen. Hij sluit zijn pleitrede
+hiermede, dat hij het bestaan van de godheid van het Boeddhisme
+loochent en deze oproept om, als bewijs dat zij werkelijk bestaat,
+hem, haren tegenstander te vernietigen. Dezelfde uitdaging als van
+Bradlaugh, den bekenden Engelschen vrijdenker en afgevaardigde in het
+lagerhuis, die den God der Christenen opriep om hem, den godloochenaar,
+te verpletteren. Alleen Bradlaugh vatte, als zoon der democratische
+19e eeuw, de zaak meer dramatisch, openhartig gezegd, dwazer op dan de
+Chinees der 8e eeuw; hij toch stelde zijn eisch in een volksvergadering
+en gaf God slechts vijf minuten om hem te vernietigen.
+
+Wij laten nu volgen een uittreksel uit eene omschrijving van het
+"heilige edict," die weliswaar niet oud is, (uit het begin der
+18e eeuw), maar ons een duidelijk beeld geeft van het oordeel der
+orthodoxie over Taoïsme en Boeddhisme.
+
+"Van ouds, heet het hier, hebben er drie secten bestaan; naast die
+der geleerden, nog die van de Boeddhisten en de Taoïsten. Al het
+spreken der Boeddhistische priesters heeft ten doel: zalig te worden,
+en gelijk aan Boeddha, den stichter van hun godsdienst. Als een zoon
+zijn familie verlaat en priester wordt, zoo zeggen zij, dat negen
+geslachten zijner bloedverwanten zeker zijn in den hemel te komen. Denk
+nu eens een oogenblik na. Waar is Boeddha? Wat is Boeddha? Boeddha
+is het hart. Wat is nadenken over de boeken van Boeddha? Ieder uur
+en ieder oogenblik denken aan de leiding van zijn hart. Is het goed,
+zoo is het Boeddha. Daarom heet ook het eerste boek hunner secte:
+"De weg des harten". De hoofdsom van wat deze weg des harten leert is,
+dat het hart recht moet zijn, niet krom, waar, niet huichelachtig,
+sterk, niet droomerig. Nijd, toorn en begeerten, deze drie fouten
+moeten worden uitgeroeid; alles moet u slechts voorkomen als de bloem
+door een spiegel, als de maan in het water, dan zult gij vrij zijn van
+vrees en zorgen. Dat is: het hart volmaken. Daarom zegt ook Chu tsze
+(Chu hi): de secte van Boeddha bekommert zich, noch om den hemel,
+noch om de aarde, noch om iets anders binnen het heelal, zij denkt
+slechts aan het hart. In die stelling ligt de geheele oorspronkelijke
+leer van Boeddha.
+
+Wat de Taoïsten betreft, zij hechten bizondere waarde aan "den
+steen der wijzen", waarmee zij kwikzilver vast willen maken en lood
+in goud veranderen, draken en tijgers temmen en wie weet wat voor
+verborgenheden nog meer mede bereiden willen. Alles komt echter
+neer op de versterking van de (dierlijke) levenskracht: een paar
+jaar het leven verlengen dat is alles. Daarom zegt Chu tsze ook:
+Waar het de Taoïsten vooral om te doen is, dat is de bewaring van den
+levensgeest. In die stelling ligt de gansche leer van Tao opgesloten.
+
+"Nu is het wel waar, dat de uitnemendsten onder de Boeddhistische
+priesters, die in de kloosters op de beroemde heuvelen wonen en
+het goed verstaan leeringen voor te dragen, alles op één woord: het
+hart terugbrengen en dat de brave doctoren van Tao, die diep in de
+kloven en holen der bergen naar de verkrijging der onsterfelijkheid
+trachten, alles samenvatten in dit ééne: de wedergeboorte des geestes,
+doch, als wij de zaak nu eens goed bekijken, dan zien wij nog wat
+anders. Dat zich terugtrekken in de eenzaamheid, waar noch menschen
+zijn noch de rook van menschelijke woningen is, dat met gekruiste
+beenen in diep stilzwijgen neerzitten, wat is het anders, dan de
+wederkeerige verplichtingen des levens met den wortel uittrekken
+en verwoesten? Verre zij het van ons te denken, dat zij Boeddha
+niet gelijk zouden kunnen worden of den rang der onsterfelijken
+bereiken, doch: als zij dat kunnen, wie heeft sommigen ten hemel
+zien varen en anderen midden op den dag hun vlucht opwaarts zien
+nemen? Dat zijn alles slechts fopperijen. Toch gelooft het domme
+volk alles en laat zich gemakkelijk wat op den mouw spelden. Zie
+maar naar de strenge priesters van Boeddha en de doctoren van Tao,
+die de menschen wedergeboren doen worden: zij allen verstoren--tot
+geen enkel redelijk doel--de betrekkingen des menschelijken levens:
+zij zijn voor de maatschappij nog niet de pluim van een veer waard!
+
+"Hoewel zij echter steeds zelfzuchtig waren en slechts dachten, aan
+wat hun eigen persoon aanging, zoo hadden zij toch in oude tijden
+geenszins de bedoeling om iemand anders te schaden. Nu is echter eene
+klasse van personen onder hen opgestaan, die zonder middel van bestaan
+of tehuis zich op de kloosters verlaten en in den tempel hun woning
+nemen. Deze menschen schermen met den naam Boeddha en bedenken een
+menigte dwaze sprookjes over hemelsche paleizen, onderaardsche holen,
+zielsverhuizing en vergelding. Volgens hen is het allereervolste: een
+priester te voeden en vrijgevig jegens de goden te zijn; zij noemen
+dat: zaaien op den akker der zegeningen! Zij zeggen: "Geef altijd
+en gij zult altijd hebben." En, opdat het volk hen gelooven moge,
+voegen zij er bij: "Veracht de priesters, bespot Boeddha, bespot de
+geboden, weiger vereering aan de goden, geef geen aalmoezen èn--gij
+kunt zeker zijn van in de hel te worden geslingerd. De dondersteen
+zal u treffen, de bliksem u verteren!" Alle soorten van sprookjes en
+geschiedenissen vertellen zij om het volk bang te maken, opdat het
+geloove, zich onderwerpe en betale. Eerst weten zij nog alleen maar den
+lieden hun geld afhandig te maken, ten einde het in hun eigen zak te
+steken. Langzamerhand echter gaan zij tot de grootste onbehoorlijkheden
+over. Zij roepen--hoe zal ik het zeggen--vergaderingen op ter eere
+van den versierden draak, de vrome wees, de reine bloem, waarin zij
+de klokken luiden, de pauken slaan, waarin zij allerlei uitleggen en
+bevelen en mannen en vrouwen te zamen brengen, die dag en nacht niet
+uit elkaar gaan. Nu heet het wel, dat de lieden voor goede doeleinden
+deze vergaderingen bevelen, doch ieder weet, dat het juist omgekeerd
+geschiedt om booze dingen te doen.
+
+"Gij eenvoudig volk kunt het valsche van het ware niet
+onderscheiden! Was niet Boeddha, naar wat de boeken over hem zeggen,
+de eerstgeboren zoon van koning Fan? en toch trok hij zich uit de
+wereld terug en vluchtte geheel alleen op den top der besneeuwde bergen
+om zich aan de deugd te wijden. Wanneer hij voor zijn eigen vader,
+zijn moeder, zijn vrouw en kinderen geen zorg droeg, zijt gij dan
+zoo dwaas nog te meenen, dat hij zorgen zou voor de groote menigte
+en haar zijn wetten en leeringen zou verkondigen?
+
+Het keizerlijk slot, de vertrekken der koningin, de troonzaal en de
+feestzalen, dat alles verachtte hij. Zou het nu niet vreemd zijn,
+als hij in verrukking kwam over de nonnen- en monnikenkloosters, de
+tempels en kerkelijke gebouwen, die gij voor hem opricht? En indien
+er werkelijk (zooals de Taoïsten leeren) een hoogste God in den hemel
+leeft, zou Hij zich dan daar niet kunnen vermaken overeenkomstig Zijn
+eigen smaak, zoudt gij dan voor Hem een lichaam van gesmolten goud
+moeten maken en een huis, waarin Hij wonen kan?
+
+"Al die onzinnige geschiedenissen over vasten en collecten,
+tempelgebouwen en oprichten van beelden, zijn uitvindingen van
+rondzwervende, nietswaardige priesters en monniken om u zand in de
+oogen te strooien. En toch gelooft gij ze en gaat niet slechts zelf
+in de tempels om te bidden en te wierooken, maar laat ook uw vrouwen
+en dochters toe ditzelfde te doen. Met heur haar vol pommade en
+met geblankette aangezichten, in roode kleeren met groene oplegsels
+trekken zij uit om wierook in de tempels te branden en dringen zich
+met Boeddhistische en Taoïstische priesters schouder aan schouder, arm
+aan arm, gestompt door de opdringende menigte. Ik zie er het goede niet
+van in dat zij meenen te doen, in tegendeel, zij doen veel schandelijke
+dingen, die ergernis opwekken en aanleiding geven tot hoon en spot.
+
+"Dan zijn er lieden, die bevreesd, dat hun lieve jongens en meisjes
+niet lang genoeg zullen leven, ze aan den tempel overgeven om priesters
+en priesteressen van Boeddha of Tao te worden, zich inbeeldend dat,
+wanneer zij eenmaal hun huis hebben verlaten en zich aan de voeten
+van grootvader Boeddha hebben neergezet, daardoor zeker hun leven
+zal worden verlengd. Kan men dan, zoo zou ik willen vragen, volhouden
+dat zij, die in onzen tijd priesters van Boeddha of Tao zijn, allen
+den leeftijd van 70 jaar zullen bereiken, en er geen onder hen is,
+die slechts kort leeft?
+
+"Wederom is er nog een andere klasse van bizonder domme lieden, die
+wijl hun ouders krank zijn, zichzelf den goden als offer aanbieden. Zij
+beloven, dat, als hun ouders gezond worden, zij zullen trekken naar
+een heiligen berg om daar te bidden en wierook te verbranden; bij
+iedere schrede zullen zij zich neerwerpen, totdat zij op den top van
+den berg komen, vanwaar zij zich dan naar beneden storten. Indien zij
+daarbij het leven al niet inschieten, armen en beenen breken zij er
+toch bij. Zij zelf zeggen: "Ons eigen leven prijs te geven om dat onzer
+ouders te redden is het grootste bewijs van kinderlijke liefde." De
+omstanders prijzen hen ook als goede kinderen, doch, zij bedenken niet,
+dat op die wijze het lichaam weg werpen, dat zij toch van hunne ouders
+ontvingen, integendeel een zeer onkinderlijk gemoed verraadt.
+
+"Verder zegt gij, dat de Boeddha-vereering zeer voordeelig is, dat,
+als men papieren afbeeldingen van geld verbrandt, geschenken offert en
+vast, uw God Boeddha alle ongeluk van u zal afwenden, uwe zonden zal
+wegnemen, uw geluk vermeerderen en uw leven verlengen zal. Denkt nu
+eens na. Van ouds heet het: De goden zijn goed. Was dit nu met Boeddha
+het geval, hoe kan hij dan begeerig verlangen, dat gij hem met uw
+goudpapier en uwe geschenken zoudt bewegen om u te beschermen? En als
+gij hem geen goudpapier verbrandt en geen gaven op zijn altaar legt zal
+Boeddha op u toornig zijn en zijne straffen u toezenden! Dan is immers
+uw god Boeddha een onwaardige! Neemt nu eens uw districtsrechter. Al
+zoudt gij hem ook nooit hoffelijkheden bewijzen en vleien, toch zal
+hij u, als gij maar goede en vlijtige menschen zijt, die uw plicht
+doet, met groote welwillendheid behandelen. Overtreedt gij echter de
+wetten, pleegt gij daden van geweld en matigt gij u de rechten van
+anderen aan, zoo zal hij, al hebt gij ook allerlei middelen en wegen
+om hem te vleien, toch ontevreden over u zijn en zulk gespuis uit de
+maatschappij weten te verwijderen.
+
+"Gij zegt, dat uwe vereering van Boeddha u vergeving der zonden
+verschaft, doch, stelt nu eens, dat gij in een of ander opzicht de wet
+hebt overtreden en in de rechtszaal verschijnen moet, om uw straf te
+vernemen, meent gij dan, dat de rechter u zal sparen, al roept gij ook
+nog zoo dikwijls, al ware het duizend malen: Genadigste heer rechter?
+
+"Gij wilt echter, om voor ieder geval gedekt te wezen een paar
+Boeddhistische en Taoïstische priesters bij u hebben, opdat zij u de
+heilige boeken voorlezen en u de biecht afnemen: want gij gelooft,
+dat het voorlezen der boeken de ellende verdrijft, geluk aanbrengt en
+het leven verlengt. Maar stel nu eens, dat gij u tevreden stelt met
+de verschillende gedeelten van dit "heilig edict" eenige duizende
+of honderdduizende malen te lezen, zonder daarnaar te handelen,
+meent gij dat de keizer daarover bizonder verrukt zal zijn, u met
+geld beloonen en in het ambt bevorderen zal?"
+
+Tot dusverre dit "heilig edict." We kunnen er uit zien, dat zeven
+eeuwen niet veel hebben veranderd in de opvatting der Chineesche
+geleerden. Doch--terwijl de dogmatische zijde van het Boeddhisme weinig
+genade vond in de oogen der orthodoxe volgelingen van Confucius, heeft
+zich, sedert de Sang-dynastie, in de school van Chu hi, een sterke
+neiging tot Boeddhistische en Taoïstische bespiegelingen vertoond. In
+het bizonder wat betreft vragen over de kosmogonie, het ontstaan
+der wereld. Terwijl de geleerden zich met bespiegelingen over deze
+onderwerpen bezig hielden, wijdden zij zich ook, sinds de 12e eeuw,
+aan de oplossing van vraagstukken, die ons als spel moeten voorkomen,
+doch die daarom niet minder de knapste koppen uit dien tijd in beslag
+namen en daarom althans een korte vermelding verdienen.
+
+Ho tu Loh shu, "het plan van Ho en de rol van Loh", is de Chineesche
+naam voor de mythische overleveringen, waarop blijkbaar "het groote
+plan" van den graaf van Ki berust. Het "groote plan" is de titel
+van een der geschriften van Shu-king, het boek der historische
+opteekeningen, dat in acht afdeelingen voorschriften behelst over
+de wijze, waarop het volk door de volkomenheid van den vorst en de
+daaruit voortvloeiende voortreffelijkheid der regeering gelukkig en
+tevreden kan worden. Dit geschrift werd blijkbaar tegen het einde der
+12e eeuw door den keizer Wu aan den graaf van Ki meegedeeld, welke,
+hoewel door den laatsten heerscher der Shang dynastie ingekerkerd,
+toch de aan dezen gezworen trouw wilde houden en den nieuwen keizer
+niet wilde huldigen. Ja toen hij door dezen in vrijheid werd gesteld,
+vluchtte hij naar Korea, met welk land hem Wu ten slotte zou hebben
+beleend.
+
+In het gedeelte van den commentaar op I-king, dat aan Confucius
+wordt toegeschreven, heet het: De gele rivier (Ho) bracht het plan
+voort en de rivier Loh de rol. In de "gesprekken" zegt Confucius:
+de rivier brengt geen plan meer voort, en op een andere plaats vindt
+men: de rivier bracht het plan van het paard voort.
+
+Naar deze grondslagen fantaseerde Kung Ngan Kwoh, een afstammeling van
+Confucius in het 12e lid, een man die in de 2e eeuw voor Christus bij
+het terugvinden en verklaren der kanonieke geschriften een groote rol
+speelde, de volgende geschiedenis: Een draak (een gevleugeld paard)
+steeg op uit de wateren der gele rivier. Hij vertoonde op zijn rug
+een rangschikking van zinnebeelden, waaruit de (fabel) keizer Fu hi
+het systeem van Pa kwa (acht maal drie letters) afleidde. Ook toonde
+een goddelijke schildpad aan den witten Yü een rol, die beschreven
+was met getallen van uit één tot negen teekens bestaande waaruit dan
+Yü den grondslag zijner negenvoudige wijsbegeerte zou hebben gevormd.
+
+Sedert de dynastie van Han hebben de Chineesche geleerden zich met
+deze beide mystieke openbaringen (het plan en de rol) het hoofd
+gebroken, doch onder de dynastie van Sung werd, voor het eerst
+tijdens de regeering van keizer Hwei Tsung (1106-1125) beproefd om
+die zinnebeelden in beeld te brengen en uit hen de grondslag eener
+diepzinnige of kinderachtige (het oordeel hierover is verschillend)
+philosophie der getallen af te leiden. Eerst onder Sung's regeering
+nam men echter deze quaestie met ernst ter hand en slechts een enkele
+geleerde dier dagen, An yang sin, die van 1017-1072 leefde, heeft het
+gewaagd het bestaan van het paardeplan en de schildpadrol te loochenen.
+
+De volgende eeuwen hielden aan de commentaren van Chu hi [150] en
+zijn school vast; eerst tegen het einde van de 16e eeuw begon zich
+de kritiek daartegen te verheffen, en korten tijd voor den val van
+den laatsten keizer uit de dynastie Ming richtte een aantal van
+beroemde geleerden aan dezen het verzoek om de oudere teksten en
+commentaren aan de staatsexamens ten grondslag te leggen: dat wil
+zeggen den invloed der Boeddhistische en Taoïstische leeringen op
+het staats-Confucianisme te breken.
+
+De met den ondergang der Ming-dynastie en der verovering van China door
+de Mandschoeren gepaard gaande strijd en onrust lieten het denkbeeld
+echter niet tot uitvoering komen, maar het telt nog talrijke aanhangers
+onder de Chineesche letterkundigen, al vindt het ook in den nieuweren
+tijd geen bepaald officieuse uitdrukking in een protest tegen het
+aanhouden der nog steeds als orthodox geldende verklaringen van Chu hi.
+
+De thans in China regeerende Mandschoe-dynastie heeft meer dan
+een harer voorgangsters voor de bewaring en onderhouding van het
+Confucianisme gedaan. Zeker wel omdat zij, door eerbied voor wat
+den Chineezen het dierbaarste is, de vreemde overheersching minder
+drukkend wilde doen schijnen. Zij heeft echter ook meer dan eene der
+vroegere regeeringen het Confucianisme voor haar doeleinden gebruikt
+en zijne leeringen voor staatsdoeleinden pasklaar gemaakt. De sterkste
+uitdrukking vindt deze politiek in het door keizer Kang hi in 1670
+bekend gemaakte "heilige edict", dat in zestien afdeelingen alles
+samenvat, wat de onderdaan heeft in acht te nemen.
+
+De keizer gaf deze verordeningen, toen hij 16 jaar oud was:
+waarschijnlijk daartoe genoopt door het politiek drijven van met het
+Taoïsme samenhangende vereenigingen. Als grond van zijn edict gaf hij
+deze overweging, "dat de zedelijkheid sedert eenigen tijd dagelijks
+was afgenomen en de harten der menschen niet meer dezelfde waren als
+vroeger." Als vader zijns volks wilde hij in weinige stellingen de
+grondregelen aangeven, die zijn leerlingen tot richtsnoer in alle
+betrekkingen des levens moesten dienen en wier opvolging hen zelve
+goed en gelukkig, hem echter tot heerscher van een talrijk, goed
+gevoed en beschaafd volk zou maken.
+
+Het edict moest op den 1en en den 15en van iedere maand overal openlijk
+worden voorgelezen, wat ook thans nog in zooverre geschiedt, dat een
+der afdeelingen wordt voorgelezen, verklaard en uitgelegd. Behalve
+de beambten, die daarbij krachtens hun betrekking tegenwoordig moeten
+zijn, komen er echter gewoonlijk slechts enkele toehoorders.
+
+Bij herhaling heeft men beproefd om bij deze voorlezingen een grooteren
+kring van toehoorders bijeen te brengen; zoo voor eenige jaren in
+Canton, met het doel om de zendelingen tegen te werken.
+
+Iedere afdeeling bestaat uit zeven teekens, van welke de eerste drie
+het voorschrift behelzen, de laatste drie het doel, dat men door de
+opvolging van het geschrift bereikt: een in China zeer gebruikelijke
+verbinding van nuttigheid en leering. Het vierde teeken is in iedere
+afdeeling hetzelfde en beteekent "om" of "opdat".
+
+Van ieder der 16 sententiën schreef keizer Yung Cheng, de zoon
+en opvolger van Kang hi, in 1724 een verklaring, welke bij de
+voorlezingen de plaats van vroegere verklaringen inneemt. Een nog
+uitvoeriger omschrijving werd later in 't licht gegeven door zekeren
+zout-commissaris in Shensi, Wang Yü po geheeten. Deze wordt als een
+waar meesterstuk beschouwd, omdat zij zoo begrijpelijk is en door het
+invlechten van historische voorbeelden, aanhalingen en spreekwoorden
+zoowel leerzaam als onderhoudend mag heeten. De straks aangehaalde
+pleitrede tegen Boeddha en Tao [151] is hier weggelaten. Overigens zijn
+er vele pogingen gedaan om "het heilige edict" populair te maken. In
+1681 gaf zekere districts-magistraat in Anhui, Liang Yen nien,
+een werk uit met 200 platen, welke, evenals de daarbij behoorende
+geschiedenissen bestemd waren om de voorschriften des keizers op te
+helderen en te illustreeren.
+
+In 1879 werd een ander dergelijk werk in Shanghai door een Chineesch
+photographisch instituut gepubliceerd en in Canton bestaat een
+omschrijving van het edict in verzen.
+
+We laten nu, hier en daar een enkele opmerking makend, de verschillende
+sententiën van dit edict volgen:
+
+1. Neemt de kinderlijke en broederlijke plichten in acht, opdat de
+wederkeerige betrekkingen des levens behoorlijk in stand blijven.
+
+2. Acht uw bloedverwanten, opdat gij de voordeelen van een goede
+verstandhouding moogt toonen.
+
+3. Leeft op goeden voet met uw naburen, opdat gij rechtsquaesties
+moogt vermijden. [152]
+
+4. Legt u toe op den landbouw en het kweeken van moerbeiboomen [153]
+om voldoende voeding en kleeding te hebben.
+
+5. Weest spaarzaam om onnuttige uitgaven te vermijden.
+
+6. Houdt de studie der wetenschap in eere, opdat gij de leerlingen
+leidt op den rechten weg.
+
+7. Vernedert valsche leringen, [154] om de ware leer te verhoogen.
+
+8. Verklaart de wetten, om de onwetenden en hardnekkigen te
+waarschuwen.
+
+9. Weest hoffelijk en toegevend om de zeden te verbeteren.
+
+10. Blijft getrouw aan uw eigenlijke bezigheden, opdat de wil des
+volks onveranderlijk zij. [155]
+
+11. Onderwijst de jeugd, opdat zij verhinderd worde kwaad te doen.
+
+12. Laat alle valsche beschuldigingen achterwege, opdat de onschuldigen
+beschermd worden.
+
+13. Waarschuwt allen, geen deserteurs (die het vaandel verlaten)
+bij zich op te nemen, opdat zij niet in hun straf deelen.
+
+14. Betaalt uwe belastingen, opdat gij niet dikwijls gemaand behoeft
+te worden.
+
+15. Vereenigt u tot tien en honderdtallen, om roof en diefstal uit
+te roeien. [156]
+
+16. Weest verdraagzaam jegens elkaar, opdat het leven in achting blijve
+(opdat er bij den strijd geen verwondingen en doodslagen voorvallen.)
+
+Het gezond menschenverstand, dat in de aangehaalde plaatsen, welke uit
+de geschriften van orthodoxe philosofen getrokken zijn, een zoo groote
+plaats beslaat, is, indien men allerlei bluf en versiering, alsmede de
+later eerst opgekomen speculaties van Boeddhisme en Taoïsme er buiten
+rekent, nog altijd de grondslag van de tegenwoordige philosophie, die
+onder den naam van Confucianisme de gansche Chineesche maatschappij,
+van de familie tot den staat toe, doortrekt.
+
+Trots alle bijgeloovige uitwassen, die uit Boeddhisme en Taoïsme
+zijn voortgekomen, of die zich in aansluiting daaraan uit den ouden
+staatsgodsdienst ontwikkelden en die in de hoogste, zoowel als in
+de laagste kringen hunnen invloed doen gelden: ja, officieel worden
+gehuldigd--trots dat alles ligt er toch in het Staats-confucianisme
+een voor familie en staat zeer beschavende macht.
+
+Aan den invloed dezer, zich tegen alle ruwheid en onzedelijkheid
+verzettende leer op de omliggende volken heeft China het te danken
+gehad, dat zijn philosophie tegenover deze volken een zelfde rol
+heeft vervuld, als in Europa de Grieksche en Romeinsche beschaving
+en later het Christendom.
+
+Natuurlijk hebben echter die omliggende volken niet alleen de
+deugden, maar ook de gebreken dezer beschaving overgenomen. Bij
+die gebreken denken wij vooral aan de steeds grootere afsluiting
+van andere geestelijke stroomingen en de daaruit voortvloeiende
+zelfoverschatting, waaruit zich dan de levenlooze onbewegelijkheid
+ontwikkelde, die wij in China, Annam en Korea ontmoeten, en waaraan
+slechts Japan zich--zeker ook omdat het Mongoolsche bloed hier niet
+onvermengd is--heeft ontworsteld.
+
+Welke verwijten men in dezen echter aan de Chineesche philosophie
+moge doen, men mag niet vergeten, dat zij China voor vele droevige
+verschijnselen, die wij in de snel voortgaande westersche beschaving
+opmerken, bewaard heeft.
+
+Men denke aan de inquisitie en het anarchisme, beiden door zoo talrijke
+klassen in het westen verheerlijkt. Voor zulke dingen is China gespaard
+gebleven. Nu moge men zeggen, dat ook in China de praktijk soms niet
+beantwoordde aan de theorie, wij vragen, waar dat geheel het geval
+is en merken op, dat de philosophie van Confucius heeft bereikt,
+wat voor andere stelsels onbereikbaar is gebleven, namelijk dat zij
+niet slechts het eigendom werd van enkele bevoorrechten, maar van de
+geheele volksmassa.
+
+Ook merken wij op, dat het zijn waarde kan hebben om, waar de
+tegenwoordige Europeesche philosophie in een alles afbrekend en
+vergiftigend pessimisme en cynisme ontaardt, zich in zijn zwartgallige,
+onpraktische bespiegeling eens te laten temperen door de wereldwijsheid
+der oude Chineezen, al moge zij wat "huisbakken" zijn.
+
+Waar nu de philosophische leeringen van oude tijden af tot nu toe
+zulk een grooten invloed uitoefenden op de denk- en handelwijze van
+het geheele Chineesche volk en deze zeker ook in de toekomst zullen
+uitoefenen, moeten wij, behalve deze leeringen, ook de werken kennen,
+waarin zij ons zijn bewaard gebleven.
+
+Wij willen daarom, vooral voor hen, die lust mochten hebben op dit
+gebied wat dieper dan de oppervlakte te gaan, een kort overzicht van
+namen, schrijvers, inhoud en ouderdom dier werken geven.
+
+
+
+
+
+VII. De klassieke boeken der Chineezen.
+
+
+De Chineezen spreken gewoonlijk van de "vijf Kings" en de "vier
+Shu's". De eersten zouden wij de vijf groote, de anderen de vier
+kleine klassieken kunnen noemen.
+
+De groote klassieken zijn volgens deze indeeling de volgende:
+
+
+ 1. I-king, het boek der veranderingen.
+ 2. Shu-king, het boek der geschiedkundige aanteekeningen.
+ 3. Shi-king, het boek der liederen.
+ 4. Li-ki, het boek der ceremoniën.
+ 5. Chun-chiu, de kroniek van Confucius met het geschiedkundig
+ verhaal van Tso chiu ming.
+
+
+De kleine klassieken zijn:
+
+
+ 1. Lun-yü, de gesprekken van Confucius.
+ 2. Ta-hio, de groote leer.
+ 3. Chung-yung, het onveranderlijke midden.
+ 4. De werken van Mencius.
+
+
+Noch het getal der werken, noch de boeken, die tot ieder der
+hoofdwerken behooren, noch de bestanddeelen dier kleinere werken of
+hun namen zijn altijd dezelfde geweest; er zijn vijf, zes, negen,
+tien en dertien "kings" geweest. Deze naam "Kings" is eerst sedert
+de dynastie van Han, in de laatste twee eeuwen vóór onze jaartelling
+voor alle boeken gebruikelijk geworden, die men als kanoniek en
+van onwankelbaar gezag beschouwde. Tegenwoordig, onder de Mandschoe
+dynastie, welke sedert 1643 in China heerscht, wordt, behalve van de
+"vijf kings" en de "vier shu's" ook dikwijls van de dertien "klassieke
+werken" gesproken. Deze zijn dan:
+
+
+ 1. Het boek der veranderingen.
+ 2. Het boek der geschiedkundige aanteekeningen.
+ 3. Het boek der liederen.
+ 4. Chau-li, het boek over de staatsinstellingen onder de Chau
+ dynastie.
+ 5. I-li, het boek der gebruiken.
+ 6. Het boek der ceremoniën.
+ 7. De kroniek van Confucius met het geschiedkundig verhaal van
+ Tso chiu ming.
+ 8. Dezelfde kroniek met het geschiedkundig verhaal van Kung yang.
+ 9. Dezelfde kroniek met het geschiedkundig verhaal van Ku liang.
+ 10. De gesprekken van Confucius.
+ 11. De geschriften van Mencius.
+ 12. Hsiao-king, het boek van de kinderlijke liefde.
+ 13. Het oude woordenboek Urhya.
+
+
+Onder die dertien worden niet genoemd de volgende drie werken, die
+echter ook als klassiek gelden:
+
+
+ 14. Ta-hio, de groote leer.
+ 15. Het onveranderlijke midden (Chung yung).
+ 16. De Bamboeboeken.
+
+
+Wat het ontstaan, de schrijvers en voor een deel ook den inhoud
+dezer werken aangaat; daarover zijn bijna evenveel meeningen,
+als er Chineesche critici zijn, die zich met deze vragen hebben
+beziggehouden. Dit is niet te verwonderen, daar bijna geen dezer
+boeken ons ongeschonden is overgeleverd en de tekst dikwijls
+onverstaanbaar is. Wat de een beslist voor waarheid aanneemt,
+wordt door den ander met evenveel beslistheid verworpen. Zelfs de
+gedurende langen tijd als gezaghebbend erkende verklaringen van Chu
+hi en zijne leerlingen in de 12e eeuw, zijn onder de tegenwoordige
+dynastie dikwijls bestreden. Evenwel vertegenwoordigen zij nog altijd
+de geijkte opvatting, waarvan men bij bekendmakingen van staatswege
+uitgaat. De nu volgende opgaven geven de thans vrij algemeen geldende
+opvattingen over de klassieke werken weer.
+
+
+
+1. I-king, het boek der veranderingen.
+
+De I-King is een boek, bestemd om de voor doeleinden van waarzeggerij
+gebruikte, uit heele en gebroken lijnen bestaande 8 trigrammen,
+evenals de daaruit afgeleide 64 hexagrammen te verklaren. [157] Die
+teekenen zelf zijn zeker ouder dan de 12e eeuw voor Christus. De
+korte verklaringen bij de hexagrammen en de uitweidingen over de
+onderdeelen, waaruit deze samengesteld zijn, worden gezegd afkomstig te
+zijn van Wen Wan (1251-1135 v. C.), den vader van den eersten keizer
+der Chau-dynastie en van Chau kung, den broeder van dien eersten
+keizer. De andere tien afdeelingen van het werk worden--waarschijnlijk
+ten onrechte--aan Confucius toegeschreven.
+
+Op een onbevooroordeeld lezer maken de oudste gedeelten van den
+I-king den indruk van een waarzeggersboek van weinig meer waarde
+en beteekenis, dan dergelijke werken gewoonlijk hebben. Eerst in
+het laatste, meer exegetische deel van het werk, wordt beproefd om
+in de oorspronkelijk geomantische verklaringen een philosophische
+beteekenis te leggen. Dit kan ons niet verwonderen, want ook bij
+andere volken zijn alchemie, astrologie en andere zwarte kunsten
+sterk met philosophische symboliek en mystiek dooreengewerkt.
+
+Het belangrijkste gedeelte van het werk, waaraan echter de bekende
+Duitsche wijsgeer Leibnitz een zeker te groote waarde toekende,
+is wel de derde der laatste verhandelingen (afdeeling 5 en 6). Deze
+bevat naast uitvoerige mededeelingen over de wijze van het verklaren
+van teekenen een rijk magazijn van oudheidkundige aanteekeningen en
+bespiegelende wijsbegeerte.
+
+Confucius stelde den I-king zeer hoog. Driemaal moesten de riempjes,
+welke de plankjes bijeenhielden, waarop in zijn exemplaar de tekst was
+ingesneden, worden vernieuwd. Ja, hij placht te zeggen, dat, als hij
+50 jaar aan de studie van I-king kon wijden, hij hopen mocht, daardoor
+zoover gevorderd te zijn, dat hij geen groote gebreken meer bezat.
+
+Terwijl nu Confucius en zijne aanhangers dit werk zoo vereerden, is
+het dubbel merkwaardig, dat ten slotte de Taoïsten zich geheel en al
+van de uitlegging hebben meester gemaakt en dat de thans officieel
+geijkte verklaring van dit werk afkomstig is van den Taoïst Ch'èn
+tw'an. Deze man leefde eenigen tijd aan het hof van Tai tsung,
+den tweeden keizer der Sung dynastie (976-997) en werd door dezen
+geroepen om hem in de geheime wetenschappen te onderrichten. Later
+trok hij zich in de eenzaamheid terug, waar hij ook stierf.
+
+Bij de vernietiging der boeken (van de wijsgeeren) onder keizer
+Tsing Shi Hwangti [158] werd de I-king als op de waarzeggingskunst
+betrekkelijk, verschoond. Toch was een deel van den, zooals wij reeds
+vermeldden, aan Confucius toegeschreven commentaar, verloren gegaan
+en werd dit eerst ongeveer 78-42 v. C. onder tamelijk romantische
+omstandigheden door een meisje teruggevonden in de ruïnen van een
+oud huis.
+
+
+
+2. Shu-king, het boek der geschiedkundige aanteekeningen.
+
+De Shu-king, zooals wij dien thans kennen, bevat de overblijfselen
+van een voorheen veel omvangrijker verzameling van geschiedkundige
+beschrijvingen en documenten uit de jaren 2357-627 v. C. Aan de
+echtheid van de gedeelten welke ongeveer 2197 v. C. en daarna
+zijn geschreven, wordt niet getwijfeld, terwijl met betrekking tot
+de andere, daaraan voorafgaande stukken wordt aangenomen, dat de
+schrijvers uit oudere stukken hebben geput.
+
+De zeer geestvolle en zeker doeltreffende verklaring, door den
+geleerden vrijheer von Richthofen over een van deze oudste stukken, de
+schatting van Yü gegeven, doet zien, dat er in dit werk nog gewichtige
+resultaten zijn te vinden voor diegenen, welke den moed hebben zich
+te bevrijden van de boeien der Chineesche verklaarders, wier opvatting
+gewoonlijk ook door de meeste vreemde vertalers wordt gevolgd.
+
+Wat de geloofwaardigheid van dit werk betreft: Mencius zegt er van,
+dat het veel beter zou zijn, den geheelen Shu-king niet te bezitten,
+dan daaraan onbepaald geloof te slaan. Confucius, wien men ook (ten
+onrechte) dit werk toeschrijft, haalt het telkens aan.
+
+Een deel van den thans als geldig beschouwden tekst wordt door de
+beste critici voor apocrief gehouden. Wat er van over is, bestaat uit
+enkele stukken, die bij de vernietiging der boeken gered en toen op
+eenigszins wonderbare wijze weer aan den dag zijn gebracht.
+
+
+
+3. Shi-king, het boek der liederen.
+
+De bekende geschiedschrijver Sze ma tien schrijft dit werk aan
+Confucius toe, doch zijne verzekering is ongeloofwaardig. Immers
+reeds lang vóór Confucius werden verschillende der hier voorkomende
+liederen met dezelfde namen genoemd, die zij later ook droegen.
+
+Ook de Shi-king ontging in de dagen der Tsin-dynastie de vernietiging
+niet. Doch, daar velen de liederen en gezangen daaruit van buiten
+kenden, werd het boek spoedig weer hersteld.
+
+In zijn tegenwoordige gedaante bestaat het werk uit 305 stukken,
+in vier groote afdeelingen samengevat, van welke de eerste afdeeling
+160 liederen: spotliederen, straatliederen, liefdes- en volksgedichten
+behelst. In de tweede afdeeling zijn 74 feestgezangen, oorspronkelijk
+bestemd voor het keizerlijk hof, doch later ook aan de hoven der
+vorsten gezongen. In de derde afdeeling zijn 31 gezangen, die eveneens
+aan het keizerlijk hof werden voorgedragen en wel, wanneer er feesten
+gegeven werden ter gelegenheid van het bezoek der onderhoorige vorsten,
+terwijl de vierde afdeeling 40 gezangen telt, welke gebruikt werden
+bij de ceremoniën in de hal der voorouders en bij de offers.
+
+Van de liederen oordeelt men, dat er 108 afkomstig zijn van den tijd
+tusschen 1765-1065 v. C., verder 156 van tusschen 1076-696, en de
+rest van af 696-585 v. C. Waarschijnlijk zijn deze opgaven niet ver
+van de waarheid.
+
+De Shi-king bevat vele stukken, die van groote dichterlijke waarde
+zijn. De Chineesche commentatoren hebben echter (evenals ook sommige
+vreemde vertalers), al hun best gedaan om den zin van de mooiste
+stukken te bederven, door deze namelijk ten onrechte als satyren
+op onzedelijke toestanden, of als afschrikwekkende schilderingen te
+gaan beschouwen.
+
+
+
+4. Chau-li, de staatsinrichtingen der Chau-dynastie.
+
+Dit, zooals men aanneemt, door Chau-kung in de 12e eeuw
+v. C. geschreven werk, bestaat in zijn tegenwoordige gedaante
+waarschijnlijk uit eenige oude gedeelten, met latere onechte
+toevoegselen uit den tijd der Han-dynastie vermeerderd. Chau-li
+werd door de Tsin-dynastie met bizonderen haat vervolgd en eerst in
+het jaar 40 v. C. door een der keizerlijke bibliothecarissen weer
+uitgegeven. Deze voegde een der verloren gegane stukken: het boek
+der handwerkers, er nieuw bij.
+
+Het werk behelst een soort hof- of staatskalender der dynastie
+Chau, waarin de verschillende ambten, het getal en de werkkring der
+waardigheidsbekleeders worden vermeld.
+
+
+
+5. I-li, het boek der gebruiken.
+
+Het allereerst vinden wij dit boek aangehaald bij Mencius, in de 4e
+eeuw voor Christus. Toch is het aan geen twijfel onderhevig, of een
+deel van de voorschriften, die men in dit werk vindt over handelwijzen
+bij bizondere gelegenheden, is reeds uit de dagen van Confucius of
+uit nog vroeger tijd afkomstig. Na de vernietiging der boeken kwam
+in de 2e eeuw v. C. een tekst van I-li, spoedig door een tweeden
+gevolgd voor den dag. Uit deze beide teksten is de tegenwoordige
+samengesteld. De titel "I-li" dagteekent uit den tijd der Han-dynastie.
+
+
+
+6. Li-ki, het boek der ceremoniën.
+
+De Li-ki is het derde en jongste der werken, in wier naam het teeken
+"Li" (gebruiken) voorkomt. Terwijl echter de beide andere werken op
+dit gebied, I-li en Chau-li, althans voor een deel zeer oud zijn:
+meer dan 1000 voor C. geschreven--is de Li-ki zeker niet voor de 2e
+eeuw onzer jaartelling voltooid.
+
+Li-ki behelst de oude commentaren over de onderwerpen, in het boek
+I-li behandeld en is, in zijn tegenwoordigen vorm een werk van Tae,
+den jongere. Diens oom, Tae, de oudere, gaf reeds vroeger een werk uit,
+"Ta Tae Li" d. i. de gebruiken van Tae den oudere, geheeten.
+
+Dit laatste boek (van den oom) was onder de dynastie Han niet bizonder
+in tel, doch nieuwere critici hebben het in zijn eer hersteld: het
+bevat namelijk den kalender der Hsia-dynastie, die, indien hij echt
+mocht zijn, ons sterrekundige opgaven geeft van 2000 jaar vóór onze
+jaartelling.
+
+
+
+7. 8. 9. Chun-Chiu, de kroniek van Confucius.
+
+Chun-Chiu beteekent letterlijk: herfst en voorjaar. De bedoeling
+echter is om met die twee jaargetijden het geheele jaar aan te duiden,
+alzoo: jaarboek. Het is een kroniek van het geheele Chineesche rijk
+over 722-484 v. C., geordend volgens de chronologie van den vorst
+van Lu. Deze kroniek wordt, door Mencius het eerst, aan Confucius
+toegeschreven.
+
+Ondanks den buitengewonen lof, dien de Chineesche verklaarders
+voor dit werk hebben, is het een droog, onnauwkeurig en onvolledig
+werk. Indien Confucius de maker van dit werk is, heeft hij daarbij al
+zonderlinge beginselen gevolgd: nl. om personen en feiten, waarmede
+hij niet ingenomen was, eenvoudig weg te laten.
+
+Het dor geraamte dezer kroniek krijgt eerst leven door de drie
+geschiedkundige vertellingen van Tso chiu ming, Kung yang en Ku liang,
+waarvan vooral het eerste verhaal allerlei belangrijke bizonderheden
+bevat.
+
+De verhalen en verklaringen in dit boek zouden mondeling zijn
+overgeleverd en eerst onder de dynastie van Han zijn opgeschreven. Wie
+de commentatoren waren (sommige critici houden deze zelfs voor
+mythische personen) is niet bekend.
+
+
+
+10. Lun-yü, de gesprekken van Confucius.
+
+Blijkbaar is dit boek door de leerlingen van de leerlingen van
+Confucius vervaardigd. Wij bezitten het vrijwel in den vorm, dien het
+in de tweede eeuw v. C. verkreeg of toen bezat. Het bevat allerlei
+antwoorden en uitlatingen van den wijze naar aanleiding van vragen,
+'t zij van zijn leerlingen, 't zij van andere personen. Dit een
+en ander is noch chronologisch, noch op andere wijze geordend. In
+sommige afdeelingen, voornamelijk in de 10e, vinden wij een uitvoerige
+beschrijving van de houding en de gewoonten van Confucius.
+
+
+
+11. De werken van Mencius.
+
+Men is het er niet over eens, wie eigenlijk de schrijver van deze
+boeken is. Sommigen schrijven de zeven afdeelingen, waaruit het
+bestaat, aan Mencius zelven toe, [159] anderen aan zijn leerlingen,
+nog anderen aan beiden gezamenlijk. Bij de vernietiging van de boeken
+schijnen de geschriften van Mencius te zijn gespaard, wellicht omdat
+hierin geleerd werd, dat de keizerlijke waardigheid aan den waardigsten
+toekwam en Mencius daardoor eenigszins partij had gekozen tegen de
+Chau dynastie, die later den troon aan de vorsten van Tsin verloor.
+
+In weerwil van de opmerkzaamheid, die de commentatoren aan Mencius
+wijdden, werden zijn geschriften toch eerst in 1088 n. C. onder de
+klassieken opgenomen en aan hun vervaardiger een plaats in de tempels
+van Confucius aangewezen.
+
+De eerste keizer der Ming dynastie, Hungwu, liet hem echter in 1372
+daaruit weer verwijderen, daar hij ééne plaats in diens werken als een
+onvergeeflijke misdaad tegen de vorstelijke waardigheid aanzag. In die
+plaats wordt namelijk geleerd, dat wanneer een vorst zijn ministers als
+aarde en gras beschouwt, zij hem als een vijand en roover beschouwen
+[160].
+
+Terzelfdertijd, dat de naam van Mencius uit de tempels verwijderd
+werd, maakte men eene verordening, waarin bepaald werd, dat ieder,
+die tegen deze handelwijze bedenking maakte (nl. tegen het verwijderen
+v. Mencius' naam) wegens hoogverraad ter verantwoording zou worden
+geroepen.
+
+De vereerders van den wijze lieten zich echter, met de
+onverschrokkenheid en vrijmoedigheid, die in zulke gevallen dikwijls
+aan Chineezen eigen is, daardoor niet afbrengen van protesten tegen
+den door den keizer bevolen maatregel. Reeds in het volgend jaar werd
+deze ingetrokken, omdat, zooals een nieuwe keizerlijke verordening
+het uitdrukte, Mencius zich door het in 't licht stellen en te niet
+doen van kettersche leeringen een waardig geestverwant van Confucius
+had getoond. Mencius neemt thans onder die beroemde geestverwanten
+van Confucius de vierde, d. i. de laatste plaats in, een plaats,
+die hem in 1530 is aangewezen.
+
+Evenals de gesprekken van Confucius bevatten ook de werken van Mencius
+gesprekken en naast elkaar opgenoemde uitingen en antwoorden van den
+meester. Alleen is hier alles beter geordend.
+
+
+
+12. Hsiao-king, het boek der kinderlijke liefde.
+
+Dit werk behelst gesprekken over het bovengenoemd onderwerp, welke
+tusschen Confucius en een zijner leerlingen zijn gehouden en door
+dien leerling aan een kleinzoon van den wijze, Tsze sze, zouden
+zijn medegedeeld. De aanduiding van dit werk, als het boek der
+kinderlijke liefde is voor den inhoud niet geheel passend, want ook
+andere betrekkingen: als tusschen heer en dienaar (vorst en beambte)
+worden er in besproken. De juiste titel van dit werk zou zijn:
+algemeene plichtsbetrachting op den grondslag van kinderlijke liefde.
+
+Na den ondergang der Tsin dynastie werd een exemplaar van Hsiao-king
+weergevonden, later een tweede. Over de echtheid van dit werk oordeelen
+de critici zeer verschillend.
+
+
+
+13. Het woordenboek Urhya.
+
+Dit werk dagteekent van 500 jaar v. C.; het behelst echter ook
+oudere gedeelten, speciaal uit de 13e eeuw v. C. Gewoonlijk wordt
+als schrijver genoemd Tsze hia, een leerling van Confucius. Het boek
+bestaat uit 19 afdeelingen: de woorden zijn hierin geordend naar de
+verschillende soorten, bv. onder vogels, planten, huisdieren enz. De
+beteekenis van dit boek ligt vooral hierin, dat wij het beschouwen
+kunnen als de eerste vroege poging om orde in het voorhanden materiaal
+te brengen en dat het de uitdrukkingen verklaart, die in de klassieke
+en in andere werken voorkomen.
+
+
+
+14. Ta-hio, de groote leer.
+
+Over den maker van dit boek is niets bekend. De overlevering schrijft
+het toe aan Confucius' kleinzoon. Na den val der Tsin dynastie werd
+dit werk met andere werken teruggevonden. De toen gevonden tekst bleef
+lang de geijkte. Bij een in de 11e eeuw na C. ondernomen onderzoek van
+den tekst bracht men hierin een aantal veranderingen. De voornaamste
+daarvan was, dat als de tweede plicht der vorsten werd gesteld,
+hun volk "op te voeden", in plaats van "lief te hebben", zooals het
+vroeger heette.
+
+
+
+15. Chung-yung, het onveranderlijke midden.
+
+Dit werk wordt algemeen--en waarschijnlijk te recht--toegeschreven aan
+Confucius' kleinzoon. Hoewel enkele critici van een ander gevoelen
+zijn, kunnen wij toch aannemen, dat dit werk vrij volledig tot ons
+is gekomen.
+
+Naar de oude opvatting behooren "de groote leer" en "het
+onveranderlijke midden" bijeen. Een beroemd geleerde uit de 2e eeuw
+zegt daarover het volgende: "Toen Kung kih (d.i. Tsze sze) in nood
+en ellende in Sung leefde, vreesde hij, dat datgene, wat de oude
+wijzen geleerd hadden, later niet meer verstaan zou worden en dat
+alzoo de grondstellingen der oude keizers en vorsten in duigen zouden
+vallen. Daarom vervaardigde hij "de groote leer" als den inslag en het
+"onveranderlijke midden" als de schering.
+
+Inderdaad valt een innerlijke samenhang tusschen deze beide werken,
+die volgens Chu hi in oude tijden den grondslag voor de opvoeding
+der jeugd vormden, geenszins te miskennen.
+
+"De groote leer" onderwijst: "de deugd in daden te toonen, het volk op
+te voeden (of lief te hebben) en in de volkomenheid te blijven." Het
+"onveranderlijke midden" zegt: "Wat de mensch van den hemel ontvangen
+heeft is zijne natuur, wie in overeenstemming met deze handelt,
+wandelt op den weg van den plicht, dit pad te gaan leert de mensch
+door onderwijzing."
+
+Als een roode draad loopt door beide werken de grondstelling, dat
+ieder, in 't bizonder echter de vorst, door zijn voorbeeld kan en
+moet werken, en dat alzoo ieder, die dezen invloed wil uitoefenen,
+eerst zelf naar volkomenheid moet streven, terwijl de rechte weg
+om deze te bereiken, tusschen de beide uitersten ligt, welke moeten
+worden vermeden.
+
+
+
+16. Tshu-shu, de bamboeboeken.
+
+De bamboeboeken, d. w. z. een aantal bamboetafeltjes met daarop 100.000
+teekenen, schijnen in het jaar 279 n. C. gevonden te zijn in het graf
+van koning Sêang van Wei (deze stierf 295 v. C.). Deze tafeltjes,
+die reeds vroeger door ouderdom en vochtigheid veel hadden geleden,
+werden toen neergelegd in de keizerlijke bibliotheek. Een commissie
+van onderzoek, benoemd om er rapport over uit te brengen, ontdekte
+daarin 15 werken, waaronder een afschrift van I-king [161], benevens
+een aantal jaarboeken. Deze laatsten worden dan als de bamboeboeken
+aangeduid.
+
+Deze jaarboeken beginnen met de geschiedenis van China vanaf 3000
+v. C. Over 960-369 v. C. handelen zij over de geschiedenis van het
+vorstendom Tsin. Over 369 v. C.-295 n. C. over die van het vorstendom
+Wei. Met den dood van koning Sêang breekt de geschiedenis dan af.
+
+De beroemde geleerde en staatsman Fu Yü (222-284 n. C.) maakt er
+van gewag, als zoo juist geschied. Toch wordt aan de echtheid der
+bamboeboeken dikwijls getwijfeld. Waarschijnlijk omdat men hier, naast
+historische feiten, ook tal van fabelen en mystieke bespiegelingen
+vindt, die doen denken òf aan oorspronkelijke, sterk-Taoïstische
+invloeden, òf aan eene latere omwerking in dien geest. Eén van de
+in het graf gevonden werken is het reisverhaal van keizer Mu uit de
+dynastie Chau (1001-983 v. C.) Deze zou de westelijke goddelijke
+moeder, Si wang mu, in het Kuenlüngebergte bezocht hebben: de
+fabelachtigste voorvallen worden aangaande het vinden dezer boeken,
+met dag en datum, opgenoemd.
+
+Een werk, dat zich bezig houdt met het leven en met de uitspraken
+van Confucius en dat hoewel zeker apocrief, toch wegens de vele
+overleveringen, welke uit den tijd van zijne vervaardiging, de 3e eeuw
+n. C. afkomstig zijn, in een grooten roep staat, is Kung tsze kia yu
+d.i.: uitspraken van Confucius in den kring zijner leerlingen. Zulk
+een boek bestond reeds vóór het begin onzer jaartelling. Dat oude werk
+is echter verloren gegaan. Wat wij nu hebben is een werk van zekeren
+Wang Suh, die zich de vervaardiger van den bijbehoorenden commentaar
+noemt, doch den tekst, naar hij beweert, van een der nakomelingen
+van Confucius heeft ontvangen.
+
+
+
+Behalve de klassieke boeken of andere, die daartoe min of meer worden
+gerekend, zijn er een groot aantal andere boeken, wier schrijvers,
+hoewel eveneens kanoniek verklaard en met de hoogste titels na hun dood
+vereerd, toch geen plaats hebben gevonden in het orthodoxe Pantheon:
+de tempels van Confucius.
+
+Dit zijn namelijk de geschriften der Taoïsten, een literatuur,
+die zóo grooten invloed op den ontwikkelingsgang der Chineezen
+heeft uitgeoefend, dat wij haar niet onvermeld mogen laten. Wat dien
+invloed betreft: deze werd niet zoozeer uitgeoefend door het zuivere
+Taoïsme, als wel door de latere ziekelijke ontaardingen der leer,
+die feitelijk met de oorspronkelijke slechts in verwijderd verband
+staan. Het hoofdwerk der Taoïstische richting is het: Tao teh king,
+het boek van den weg en van de deugd. Als de vervaardiger daarvan,
+wordt algemeen Li R. beschouwd gewoonlijk Lao tsze genoemd. Deze
+leefde waarschijnlijk tegen het einde der 6e eeuw v. C. en bekleedt
+in het Taoïsme dezelfde plaats als Confucius in de naar hem genoemde
+leer. Beiden waren verklaarders en verbreiders: geen eerste apostelen
+hunner leer. De oude geschriften en overleveringen, waaruit Lao
+tsze putte, zijn echter niet meer aanwezig. Het Tao teh king is vaak
+moeilijk te verstaan, soms geheel onbegrijpelijk en heeft daardoor
+aan uitleggers en vertalers een welkome gelegenheid gegeven om hun
+scherpzinnigheid te toonen.
+
+De oudste commentaar dateert uit de 3e eeuw onzer jaartelling en is
+door Wang Pi gemaakt. Ook aan den bevelhebber der Hanku pas, Yin Hi,
+voor wien naar de legende, Lao tsze het Tao teh king schreef [162],
+wordt een werk, Kwan Yin tze genaamd toegeschreven. In het gedeelte der
+Han kroniek, dat zich met de verschillende boeken bezig houdt, wordt
+dit werk genoemd, zonder dat het echter verder bekend schijnt. Eerst
+in de 12e eeuw komt het plotseling voor den dag als een bezit der
+familie Sun Ting, met een voorrede van Liu Hiang (80-9 v. C.) Dit
+werk is zeer zeker een vervalsching, doch, eene uit oude dagen. Een
+geleerde van beteekenis moet het hebben geschreven.
+
+Twee leerlingen van Lao tsze, Lieh tsze en Chwang tsze, de eerste
+tot de 5e, de ander tot de 4e eeuw voor Christus behoorende, [163]
+hebben eveneens werken nagelaten, die door hunne leerlingen naar
+mondelinge overleveringen zouden zijn opgeschreven. Bij beiden treedt
+de mystiek op den voorgrond, bij Chwang tsze ook een zekere Cynische
+richting. Beide werken hebben hun grooten invloed uitgeoefend om
+het Taoïsme ver van zijn oorspronkelijke koers af te voeren. De
+belangrijkste commentaren op deze twee werken zijn eerst uit de 4e
+eeuw n. C. terwijl hun hoofdinvloed in de 8e eeuw, onder de dynastie
+Tang zich deed gelden.
+
+Een ander belangrijk voorstander van het Taoïsme is Huai Nan Tsze
+[164]. Deze naam is een aangenomene, waaronder prins Liu Negan,
+kleinzoon van den stichter der Han dynastie, schreef. Als ijverig
+aanhanger der Taoïstische leer, in het bizonder van de alchemistische
+richting daarin, verzamelde hij vele honderden van aanhangers en
+zocht met hen naar het elixer der onsterfelijkheid en den steen der
+wijzen. Hij stierf in 112 v. C. door zijn eigen hand, nadat een poging
+om zich van den troon meester te maken was mislukt. Zijn geschriften
+zijn eveneens door Liu Hiang uitgegeven.
+
+De verschillende opgaven, hierboven gedaan, hebben voldoende in het
+licht gesteld, hoe groote gapingen er zijn in de overlevering der
+gewijde teksten, en hoe er vaak eeuwen liggen tusschen de vervaardiging
+der oude teksten zelf en het verschijnen der ons bewaard gebleven,
+onontbeerlijkste commentaren.
+
+De oorzaak van deze, voor de kennis van het oude China en zijn
+philosophische lectuur betreurenswaardige gapingen is tweeërlei: 1e. de
+gebrekkige ontwikkeling van het schrift en het schrijfmateriaal:
+tafeltjes uit bamboe, waar men de teekens met een scherpe stift
+inkraste of instak. 2e. in de door keizer Tsin Shi Hwang ti in 213
+v. C. bevolen vernietiging der meeste klassieke werken, waarbij
+slechts min of meer verminkte exemplaren aan het vuur ontsnapten.
+
+De Chineesche schrijver Sze ma tsien (163-85 v. C.) heeft in zijn
+"historische opteekeningen" het uitvaardigen van het keizerlijk edict,
+dat de vernietiging der boeken en de bewaking der geleerden voorschreef
+zeer dramatisch voorgesteld. In werkelijkheid is zeker deze maatregel
+wel de vrucht van rijp overwegen geweest.
+
+Sze ma tsien dan bericht het volgende:
+
+"In 212 v. C. kwam de keizer van eene reis naar het zuiden terug. Hij
+gaf toen een feest in het paleis, waar ook de 70 groote geleerden (de
+professoren der keizerlijke academie) verschenen en hem begroetten. Een
+der ministers, Chau tsing shin, trad naar voren en sprak: "Vroeger
+was het rijk van Tsin slechts 1000 Li groot, doch uwe hoogheid heeft
+met een kracht en een verstand als van de godheid het gansche rijk tot
+rust gebracht en alle barbaarsche stammen verdreven, zoodat, zoover zon
+en maan schijnen, allen u als gasten hun onderdanigheid betuigen. Gij
+hebt de staten der verschillende vorsten in provinciën en districten
+veranderd, waarin het volk een gezegende rust geniet, vrij van de
+gevaren van den oorlog en van den strijd om de heerschappij. Deze
+toestand zal 10.000 geslachten duren. Nooit, sedert de oudste tijden,
+is iemand in verheven deugd aan uwe hoogheid gelijk geweest."
+
+Deze vleitaal beviel aan den keizer. Toen trad Shun Yu yüe, een
+der grootste geleerden, naar voren en zeide: "de heerschers uit het
+geslacht van Yin (Shang) hebben sedert meer dan duizend jaar hunne
+zonen, jongere broeders en verdienstelijke ministers met bezit en
+macht beleend en vonden zoo bij hen hulp en steun, gelijk ik wel
+vernomen heb. Nu echter heeft uwe hoogheid bezit genomen van alles,
+wat er tusschen de vier zeeën is, en uwe zonen en jongere broeders
+zijn personen zonder gezag. Het gevolg daarvan zal zijn, dat er één
+zal optreden om te doen als de oproermakers in vroegere tijden. Waar
+wilt gij dan, zonder de ondersteuning uwer familie, de hulp vinden,
+die gij dan wellicht noodig hebt? Dat een toestand, die niet op de
+leeringen der oudheid berust, lang kan bestaan, heb ik nog nooit
+gehoord. Tsing staat voor u als een vleier, die de dwalingen van uwe
+majesteit vermeerdert, doch niet als een trouw minister."
+
+De keizer verlangde daarop het oordeel der anderen over deze zaak
+te weten, waarop de eerste minister Li sze sprak: "De vijf keizers
+waren niet allen de een het voorbeeld van den ander, evenmin
+volgden de drie dynastiën elkaars maatregelen na. Ieder had zijn
+eigen regeeringssysteem, niet om wat anders te bedenken, maar omdat
+de veranderde tijden dat eischten. Uwe hoogheid heeft thans den
+grondslag der keizerlijke macht voor 10.000 geslachten gelegd. Dat
+is meer dan een eenvoudig professor kan verstaan. Buitendien spreekt
+Yüe slechts over zaken, die op de drie dynastiën betrekking hebben
+en die als voorbeelden voor u niet geschikt zijn. Vroeger, toen de
+vorsten tegen elkaar streden, zocht ieder hunner geleerden om zich
+heen te verzamelen, nu echter staat het rijk vast en welgegrond en
+de wetten en verordeningen gaan van één hoogste macht uit. Zij, die
+in hun woonplaatsen blijven, behooren hunne krachten aan den landbouw
+te wijden; zij, die geleerden willen zijn, behooren de verschillende
+voorschriften en wetten te bestudeeren. In plaats echter van alzoo
+te handelen, leeren de geleerden niets, dat op den tegenwoordigen
+tijd betrekking heeft: doch bestudeeren de oudheid. Zij gaan voort
+den tegenwoordigen tijd te veroordeelen, het volk op een dwaalspoor
+te brengen en het tot wanorde te verleiden.
+
+"Zelfs al zou mijn leven er gevaar door loopen, moet ik, de eerste
+minister, u dit zeggen. Vroeger, toen het rijk oneenig en vol onrust
+was, was er niemand, die het eenheid kon geven. Daarom stonden de
+vorsten op, ieder beriep zich op het verleden: tot schade van het
+tegenwoordige: allerlei bewegingen zonder grond werden opgesteld:
+de werkelijkheid sloeg men in het aangezicht. Velen pronkten met hun
+eigen wetenschap om te veroordeelen, wat hun vorst beval. En zelfs nu,
+nadat uwe hoogheid het rijk in vaste eenheid heeft gegrondvest, zelfs
+nu prijzen zij hun eigen wetenschap en steken de hoofden bijeen. Zij
+leeren aan het volk wat met de wet in strijd is. Hooren zij dat eene
+verordening zal worden uitgevaardigd, dan begint ieder daarover zijn
+wijsheid uit te kramen. Aan het hof houden zij hun misnoegen vóór
+zich: buiten op de straat schreeuwen zij het uit. Terwijl zij doen,
+alsof zij hun meester prijzen, is toch ieder er trotsch op, zijn
+eigen vreemdsoortige inzichten te hebben. Zoo brengen zij het volk
+tot oproerige woorden. Indien zulke dingen niet verboden worden,
+zal het gezag van uwe majesteit schade lijden en er zullen zich in
+den staat partijschappen vormen. Daarom: verbied ze. Ik verzoek u,
+dat alle kronieken, die in de handen der geschiedschrijvers zijn,
+met uitzondering alleen van die van het huis van Tsin, worden
+verbrand. Eveneens, dat in het gansche rijk allen, die exemplaren
+van den Shi-king of den Shu-king, of van de boeken der 100 scholen
+bezitten, met uitzondering van de professoren der academie, deze aan
+de beambten der districten moeten inleveren, om ze te verbranden. Dat
+voorts allen, die samen over Shu-king of Shi-king spreken, worden
+gevonnist en hun lichaam op de marktplaats worde terechtgesteld,
+dat zij, die het verledene prijzen ten koste van het heden, met al
+hun bloedverwanten worden gedood. Dat beambten, die kennis dragen
+van de overtreding dezer geboden en de overtreders niet aanwijzen,
+worden gestraft evenals de overtreders zelve, en dat, wie zijn boeken
+niet binnen 30 dagen na uitvaardiging dezer verordening heeft verbrand,
+gebrandmerkt wordt en naar den grooten muur wordt gezonden, om daaraan
+vier jaren te arbeiden. De eenige boeken, die men sparen kan, zijn
+die over de geneeskunde, de waarzeggingskunst en den landbouw. Wie
+de wetten wenscht te leeren kennen, kan naar de ambtenaren gaan en
+ze daar vernemen. Het keizerlijk besluit worde alzoo vastgesteld."
+
+Een jaar na de uitvaardiging van het edict werd de toorn des keizers
+opnieuw opgewekt door de vlucht van twee geleerden, die zijn bizondere
+gunstelingen waren geweest. Hij liet dus nauwkeurige nasporingen
+doen, of ook iemand van de geleerden booze woorden over hem gesproken
+had, of het volk tegen hem had opgestookt. Het bleek nu, dat meer
+dan 460 geleerden het verbod hadden overtreden. Zij werden allen,
+tot waarschuwend voorbeeld voor het volk, levend begraven, terwijl
+de wetten, tegenover alle verdachten, met verdubbelde strengheid
+gehandhaafd werden. Deze vervolging der geleerden en verbranding der
+boeken is niet de eenige slag geweest, welke de Chineesche literatuur
+heeft getroffen. Bij den val der Tsin dynastie werd, in den strijd om
+de heerschappij, de hoofdstad des rijks een prooi der vlammen. Deze
+woedden er weken lang en hebben vermoedelijk minstens evenveel, uit
+de verwoesting der klassieken geredde exemplaren vernield, als het den
+Tsin keizer gelukt was te vernietigen. Dergelijke "bibliotheekrampen",
+zooals de Chineezen zeggen, volgden elkaar met korte tusschenpoozen
+op. In de eerste jaren onzer tijdrekening werd bij een opstand de, met
+veel moeite en tijdopoffering bijeengebrachte, 12000 deelen (bundels
+van tafeltjes) tellende, rijksbibliotheek verwoest. Eveneens ging het
+met eene verzameling, door de latere Han dynastie bijeengebracht. Deze
+ging tegen het einde der 2e eeuw n. C. verloren, gedeeltelijk bij een
+brand van het keizerlijk paleis, gedeeltelijk bij de overbrenging van
+het hof naar Schensi en de daarop gevolgde beroeringen. Hetzelfde lot
+deelde in 311 eene door de keizers der dynastie Wei en Tsin aangelegde
+bibliotheek van bijna 30.100 boeken (rollen, want leer en zijde
+hadden toen de plaats van het bamboe ingenomen). Een vijfde groote
+ramp volgde in 554, toen keizer Yuanti in Nanking zijne verzameling
+van 70.000 boeken aan de vlammen prijsgaf.
+
+Dat er nu, trots al deze ongelukken, nog zoo veel van de oude
+literatuur bewaard is, hebben wij te danken aan den wakkeren ijver,
+de lust tot verzamelen en den kritischen geest der Chineesche
+geleerden. Ook werd hun ijver door de belangstelling en de mildheid
+van verschillende heerschers aangespoord. Dat bij de verschillende
+pogingen tot herstel van deels verloren gegane en verminkte teksten
+(want slechts in dezen vorm zijn de brokstukken van vóór-Confuciaansche
+werken tot ons gekomen, wat trouwens ook met menig geschrift uit
+later tijd het geval is), vele vervalschingen zijn voorgekomen kan
+niemand verwonderen, die de voorliefde en den tact van de Chineezen
+voor dergelijke bedriegerijen in iederen tak hunner vaderlandsche
+bedrijven kent. In vele gevallen is het aan de latere kritiek, soms
+echter eerst na eeuwen, gelukt om de vervalschingen te ontdekken en
+de oude, wèl onvolledige, doch minder verdachte teksten weer voor
+den dag te brengen.
+
+Ook in den nieuweren tijd, zelfs na het uitvinden en de algemeene
+toepassing van de boekdrukkunst, is het aantal der verloren gegane
+werken, waarvan men het bestaan nog slechts kent door een titel in een
+catalogus, of door citaten in andere geschriften, zeer belangrijk. De
+reden daarvan ligt voor een goed deel in de vele inwendige onlusten,
+waarbij weinige steden de verwoesting ontgingen. Zoo heeft de bekende
+Taiping-opstand vreeselijke, onherstelbare schade aangericht, terwijl
+bij de verwoesting van het zomerpaleis door de Engelschen in 1860 de
+daarin aanwezige schoone keizerlijke bibliotheek werd vernield. Een
+ander ongeluk is, dat het aantal exemplaren van een werk, door
+overschrijven of drukken verveelvoudigd, vaak zeer beperkt was. Dit
+geldt natuurlijk vooral van grootere werken: handboeken, encyclopaediën
+enz., welke vaak slechts bestemd waren voor een kleinen kring.
+
+In vele gevallen zijn dan de daarvoor afzonderlijk bestemde metalen
+typen gestolen of de gewoonlijk voor het afdrukken bestemde houten
+platen verloren gegaan, vernield, of onbruikbaar geworden en is het
+nooit tot een tweede uitgave gekomen. Ook aan den in China zeer te
+vreezen boekenworm, is de vernieling van vele werken, soms zelfs van
+de houten platen te wijten.
+
+Men behoeft maar eenmaal een blik geslagen te hebben in de bibliotheek
+van een der vele kloosters in den omtrek van Peking, of Dr. Martin's
+beschrijving der bibliotheek van het Hanlin collegium te lezen, om
+zich te kunnen voorstellen, hoe vochtigheid en wormen opruiming hebben
+gehouden onder de letterkundige werken van China en hun vernielingswerk
+nog dagelijks voortzetten. In de kloosterbibliotheken is er onder
+duizend ongeordende, omzwervende deelen niet één, welks bladen niet
+half vergaan of met wormgaten doorboord zijn. En, te oordeelen naar
+den toestand, waarin vele werken, die uit keizerlijke of particuliere
+bibliotheken het licht zagen, zich bevinden, schijnt het in deze
+plaatsen der geleerdheid er ook niet veel beter uit te zien. Veel
+schuld heeft ook het slechte papier en het slordig openmaken, der
+uit los te zamen genaaide bladen bestaande deeltjes. De hoofdoorzaak
+van het verval is echter, dat de verzamelingen niet toegankelijk
+zijn voor het publiek en dat het administratief toezicht ook hier,
+als in zoovele andere gevallen in China, slechts een opzicht in naam
+is. Gevolg daarvan is, dat de boeken zoek raken of op andere wijze te
+gronde gaan, zonder dat iemand roeping gevoelt om ordenend en reddend
+den Augiasstal onderhanden te nemen.
+
+Het ontbreekt niet aan berichten en keizerlijke edicten, doch men laat
+het dikwijls bij fraai klinkende, schoon gevormde zinnen. Hier kan
+men de ware mierenvlijt der letterkundigen, die anders in zoo menig
+opzicht storend op de ontwikkeling van het land hebben ingewerkt,
+niet genoeg prijzen. Aan dien ijver toch is het te danken, dat van
+de letterkundige schatten des lands nog zooveel gered is en behouden
+zal blijven. Zonder dien ijver ware het ons niet mogelijk geweest,
+u de Chineesche philosophie eenigszins te doen kennen. Moge, wat wij
+daarover mededeelden, u tot de overtuiging hebben gebracht, dat ook
+deze Chineesche "denkers" onze aandacht verdienen.
+
+
+
+
+
+
+
+HOOFDSTUK VI.
+
+Het Mazdeïsme.
+
+
+I. Inleiding.
+
+
+Wanneer wij gelezen hebben van de aloude wijsheid der Brahmanen en ons
+daarop hebben verplaatst, in den eigenaardigen, rustig-bepeinzenden
+geest van het Boeddhisme, moet het ons vreemd aandoen, als wij uit
+die Indische wereld van peinzen en bespiegeling ons begeven naar
+het oude Iran, ten einde ons te verdiepen in den godsdienst van
+Zoroaster. Uit een wereld van subtiele droomerijen komen wij dan
+in eens met beide voeten op den bodem der werkelijkheid, uit een
+godsdienst die boven alles den vrede zoekt en allen strijd schuwt,
+komen wij tot een anderen, die strijd, meedoogenloozen strijd als
+een zijner grondbeginselen predikt. En, terwijl Indië den der wereld
+afgestorven kluizenaar of monnik bewondert, is in oud Perzië de kloeke
+huisvader, die met liefde zich aan den landbouw wijdt, de ware dienaar
+des Allerhoogsten. Vruchtbaarheid en leven is hier met den godsdienst
+één, terwijl Indië van den godgewijde onthouding van geslachtelijken
+omgang eischt.
+
+En toch, toch zijn die beide planten, oud-Indië en oud-Perzië, op
+denzelfden bodem gewassen. Beiden zijn ontstaan uit den oud-Arischen
+godsdienst, dien de gemeenschappelijke voorouders beleden, vóór zij
+uiteengingen, de een naar het warme Indië met zijn weelderige natuur,
+uitlokkend tot droomen en peinzen, de ander naar het onvruchtbare Iran,
+[165] waar de mensch wel wat anders had te doen en door noesten vlijt,
+in den strijd tegen de vijandige natuurmachten, zijn levensonderhoud
+aan den bodem moest ontwringen. Daar nu is het Mazdeïsme of de
+oud-Perzische godsdienst ontstaan. In welke landstreek--velen meenen
+in Bactrië--is onzeker. Wij spreken echter maar van oud-Perzischen
+godsdienst, omdat het Mazdeïsme, althans later de godsdienst van de
+Perzen, het meest op den voorgrond tredende der Iranische volken is
+geworden. De naam Mazdeïsme is ontleend aan Mazda, de "Verhevene",
+zooals de hoogste godheid werd genoemd. Over dit Mazdeïsme willen
+wij dus handelen: een niet gemakkelijk onderwerp, omdat wij hier
+weinig bronnen hebben en dan nog veel in die oude bronnen zwaar te
+verstaan is.
+
+Twee namen klinken ons hier tegen: wij lezen van het Zend-Avesta als
+het heilige boek en van Zoroaster den profeet, aan wiens naam dit
+boek is vastgeknoopt. 't Spreekt vanzelf, dat het daarom nog niet van
+zijn eigen hand behoeft te zijn: evenmin als de geheele Koran door
+Mohammed, of alles in de vijf eerste boeken des Ouden Testaments
+door Mozes geschreven is. Toch bestaan er goede redenen om aan te
+nemen, dat althans de Gatha's, oude liederen, die van het Avesta
+een deel uitmaken, van hem zelf afkomstig zijn. Overigens schuilt
+zijne geschiedenis in het duister. Zeker leefde hij vele eeuwen vóór
+Christus en lang vóór Cyrus (6e eeuw vóór C.) Waarschijnlijk was hij
+van aanzienlijke afkomst en gevoelde hij zich innerlijk geroepen als
+hervormer van den godsdienst op te treden. Na zeven jaar in eenzame
+overpeinzingen te hebben doorgebracht, trad hij met kracht tegen
+den afgodendienst op. Eerst bekeert hij enkele familieleden. Straks
+ook koning Vistaçpa. Veel had hij te strijden met den invloed der
+Turaniërs, wier bijgeloovige tooverpraktijken onder zijn volk sterk
+waren doorgedrongen. Doch hij gaf den strijd niet op en predikte zijn
+godsdienst der reinheid, tot hij in Balkh, de hoofdstad des rijks,
+bij een aanval der Turaniërs, om het leven kwam.
+
+Wat het Zend-Avesta betreft,--de naam beteekent wet (avesta) met
+verklaring (zend)--dit boek is eerst sedert 1771, toen het door den
+Franschen geleerde Anquetil du Perron uit Azië werd meegenomen en
+uitgegeven [166], in Europa bekend geworden.
+
+Het werk vormt de overblijfselen van een veel uitgebreider
+godsdienstige lectuur en dagteekent in zijn geheel zeker van minstens
+6 à 7 eeuwen vóór Christus. De meeste stukken zijn zelfs veel ouder.
+
+Evenals het O. T. ons verschillende phasen van ontwikkeling van
+eenzelfden godsdienst, b.v.: het oude Jahvisme, den godsdienst der
+profeten en den wettelijken godsdienst vanaf de dagen van Ezra en
+Nehemia doet zien: ontwikkelingsvormen die wel zeer uiteenloopen,
+doch door één draad zijn verbonden, zoo is het ook hier. Ook in
+het Zend-Avesta vinden wij drie ontwikkelingsvormen van denzelfden
+godsdienst, waarvan de eerste ons toont den nieuwen godsdienst,
+zooals hij gepredikt werd door Zoroaster of zijne school; de tweede
+teekent hem, zooals hij meer in 't practische leven inwerkt, doch
+dan ook door het oud volksgeloof enz. reeds eenigszins verontreinigd
+is en de derde doet hem ons zien als een volksgodsdienst geworden
+geheel en al: èn dus, noodzakelijkerwijze heel wat verschillend van
+de oude grondslagen, maar toch de grondgedachten van het verleden,
+zij het in aarden vaten, in zich dragend.
+
+Van deze phasen behandelen wij alleen de eerste en de derde, omdat wij
+over de tweede slechts zeer weinig bronnen hebben (de jongere Gatha's)
+en het verschil tusschen de eerste en tweede zeer gering is.
+
+Het is te bejammeren, dat, zooals wij boven zeiden, slechts brokstukken
+der oude gewijde literatuur tot ons zijn gekomen, doch wij moeten ons
+tevreden stellen met wat wij bezitten. Een enkele opmerking daarover
+zal hier niet misplaatst zijn.
+
+In de dagen toen Alexander de Groote zijn wereldheerschappij vestigde,
+alzoo in de 4e eeuw vóór Christus schijnt er, volgens geloofwaardige
+berichten, een rijke godsdienstige lectuur te hebben bestaan. Evenwel,
+Alexander de Groote, die aan het Perzische rijk een einde maakte,
+trad ook tegen den oud-Perzischen godsdienst en diens gewijde boeken
+vijandig op. Hij verbrandde deze of zond ze naar zijn rijk. Slechts
+een gedeelte bleef gespaard.
+
+Toen later de Perzen weer eigen koningen bezaten, nl. de dynastie der
+Sassaniden (226-636 n. C.) werd bijeen verzameld, wat overig was. Toen
+bestond het Zend-Avesta uit 21 boeken. Deze waren ook in hoofdzaak nog
+in de 9e eeuw na Christus aanwezig, althans een schrijver uit die dagen
+heeft er 20 in de oorspronkelijke taal voor zich gehad, 19 bovendien
+in een ander dialect, het Pehlewi, dat hij beter verstond. Ook deze
+verzameling is echter verloren: slechts brokstukken zijn er van
+over. De eeuwen hebben dus een geduchte zifting gehouden. Evenwel,
+verschillende gegevens samenvoegende, komen wij tot het besluit,
+dat ons het meest belangrijke bewaard is gebleven.
+
+Wat wij nu nog bezitten, en wat in hoofdzaak reeds door Anquetil du
+Perron is uitgegeven, is het volgende:
+
+1. Yasna, een boek van ritueelen aard, bevattende teksten bij de
+offerhandeling.
+
+2. Vispered (alle heeren) gebezigd bij die offeranden, waarbij "alle
+heeren" worden aangeroepen.
+
+3. Vendidad (wet tegen de daeva's = duivelen) in 22 fargards
+(hoofdstukken).
+
+4. Yasts, offerzangen ter eere van de Yazata's (verheven wezens)
+aan wie 27 van de 30 dagen der maand waren gewijd.
+
+5. Eenige kleinere geschriften; kalenders, gebeden, spreuken,
+gewoonlijk genaamd het Kleine Avesta.
+
+
+
+Deze gedeelten zijn van verschillenden ouderdom, en vertegenwoordigen
+de drie straks genoemde ontwikkelingsphasen van het Mazdeïsme. [167]
+In de Yasna vooral komen de oudste stukken voor, de zoogenaamde Gatha's
+(oude liederen), die ook wat hun taal betreft, van de overige deelen
+verschillen en in wier leer ook sommige denkbeelden en leerstellingen
+van het latere Mazdeïsme niet worden gevonden. Zij klimmen wel tot
+het jaar 1000 vóór onze jaartelling op en leeren ons het Mazdeïsme
+kennen in zijn aanvang en oorspronkelijke zuiverheid.
+
+Wat hebben wij ons nu, aan de hand dezer oude oorkonden en van enkele
+andere berichten van het ontstaan van dezen godsdienst voor te stellen?
+
+We merkten reeds op, dat eenmaal de voorvaderen van Indiërs en Perzen,
+de Ariërs, gelijk zij zich noemden, samenwoonden in de landstreek ten
+noorden van Voor-Indië. Vandaar uit gingen de (latere) Indiërs naar
+het zuiden, de (latere) Perzen of liever Iraniërs, naar het noorden.
+
+De goden, die beiden vóór hunne scheiding vereerden waren dus
+dezelfde. Deze waren o. a. Varuna en Mithra, Yama, of zooals de
+Perzen hem later noemden Yima, den eersten mensch: mythisch koning
+van het oudste menschdom en van het doodenrijk. [168] Ook wisten zij
+toen reeds in hun mythen te gewagen van de worsteling, die er in de
+natuur is tusschen licht en duisternis, al vatten zij dien strijd
+ook nog niet zoozeer als een zedelijken strijd op.
+
+Voorts was het vuur bij hen in hooge eere en kenden zij een soort
+onsterfelijkheidsdrank, waaraan men zich een gewijden roes dronk: een
+middel toch zag men daarin om tot hooger leven, tot bovenmenschelijke
+bezieling te geraken.
+
+De twee--later zoo uiteenloopende stroomen--waren dus eenmaal één. Hoe
+zijn zij later zoo ver van elkaar gekomen? Het antwoord moet luiden:
+bij de Indiërs is, onder de leiding van priesterlijke familiën, de
+godsdienst langzamerhand in een eigenaardige bedding geleid, waarbij
+zij andere godsdiensten, b.v. die van overwonnen volken, in zich
+opnam, door hunne goden een plaats te geven onder de verhevenen. Bij
+de Perzen echter heeft--zeker geruimen tijd na hunne scheiding van
+de vroegere landgenooten--een bepaalde hervorming van den godsdienst
+plaats gehad, een hervorming, die verband hield met een belangrijken
+maatschappelijken overgang: dien van zwervend herder tot gezeten
+landbouwer. Aan deze hervorming is de naam Zoroaster verbonden. Reeds
+deelden wij enkele dingen over zijn leven mee, en merkten wij op,
+dat de Gatha's van hem afkomstig waren. Wij willen nu zien, wat deze
+bezielde profeet aan de menschheid bracht, welke eischen weerklank
+vonden in zijn rein gemoed.
+
+
+
+
+
+II. Het Mazdeïsme der Gatha's.
+
+
+Wat nu leerde deze nieuwe godsdienst? Hij prees aan den dienst van
+Mazda, ook wel Ahura Mazda geheeten, d. i. de wijze heer. Deze wordt
+voorgesteld als de schepper aller dingen, hemelsche en aardsche,
+geestelijke en stoffelijke. "Wie," zoo heet het van hem in een der oude
+liederen, [169] "heeft aan zon en sterren den weg gewezen? Wie maakt,
+dat de maan wast en afneemt? Wie houdt de aarde en de wolken daarboven
+terug van den val? Wie (schiep) de wateren en de boomen? Wie heeft
+aan den wind en den donder snelheid verbonden? Welke kunstenaar heeft
+het licht en de duisternis geschapen, welke kunstenaar den slaap en de
+waakzaamheid? Wie morgen, middag en nacht, die den geest besturen van
+hem, die de orde (den geregelden offerdienst) in acht neemt?... Wie
+schiep in 's vaders gemoed het verlangen naar een zoon?"
+
+Ook de mensch wordt genoemd een schepping Gods. "Van den aanvang af,
+Mazda! hebt gij ons geschapen door uwen geest als levende, zelfbewuste
+en verstandige wezens, hebt gij een lichaam gegeven aan de ziel,
+en daden en leeringen, waarop (de mensch) vrijwillig zijn keuze
+vestigt." [170]
+
+Alles roept Mazda in 't leven: hij schept Vohumano (de goede
+gezindheid), de lieflijke Armaiti (de vroomheid) met Khsathra
+(het ware rijk). [171] Geeft hij dezen als goede geniussen aan den
+mensch (deze drie worden met nog vier anderen in de Gatha's als zijn
+trawanten voorgesteld), hij zorgt ook voor de dieren. En wel in
+de eerste plaats voor de koe. Dit kan ons niet verwonderen, omdat
+dit hèt dier van den landbouw is en de godsdienstige hervorming,
+waarover wij spreken tevens bedoelde de oude Iraniërs tot vrome,
+gezeten, landbouwende huisvaders te maken.
+
+Het oude volksgeloof trouwens eerde reeds de koe. Het wist te
+verhalen, dat de eerstgeschapenen op aarde waren een eenig rund en een
+menschvormig wezen. Beiden werden echter gedood en uit het menschvormig
+wezen kwamen voort de twee eerste menschen, terwijl uit het lichaam
+van den gedooden stier een aantal voedings- en geneeskundige planten
+zich ontwikkelden. Het zaad van den stier echter werd gezuiverd in
+de maan en daaruit kwam voort het eerste runderpaar: vader en moeder
+der geheele dierenwereld. De ziel van het gedoode rund, Géus Urva,
+ging echter ten hemel.
+
+Deze mythe nu wordt door Zoroaster verder uitgewerkt, in een gesprek
+tusschen Géus Urva en hemelsche machten. Daarin klaagt "de ziel van
+het rund" over het geweld, waaraan zij ter prooi is. Géus tasan,
+de schepper van het runderpaar, vraagt dan aan Asa, een van Mazda's
+trawanten, welke ordeningen deze voor het rund heeft ingesteld. Het
+blijkt, dat het nog geen beschermer heeft, geen meester, die het
+voedt en verzorgt. En nu wordt Zarathustra (Zoroaster), als zijn
+beschermer aangesteld: hij zal, door Mazda's geboden te verkondigen,
+het rund beschermen. Zoo treedt de groote profeet als beschermer van
+landbouw en veeteelt op.
+
+Merkwaardig is, dat ook de aarde zelve wordt voorgesteld als een
+koe, de gelukbrengende of gaveschenkende, die besproeid moet worden,
+wil men haar voor het akkerwerk geschikt maken.
+
+Men ziet, hoe nauw landbouw en godsdienst hier verbonden zijn: de
+nauwgezette landbouwer, die goed voor zijn vee is en de aarde naar
+eisch bebouwt vervult daardoor tevens een plicht tegenover Mazda.
+
+Wat Mazda zelf voorts betreft, hij wordt evenals Varuna bij de oude
+Indiërs [172] voorgesteld als de Alziende, die niet bedrogen kan
+worden; de Wachter, wiens oogen bespeuren niet alleen wat in het
+openbaar, maar ook wat in het verborgen beraamd wordt; de Rechter,
+die weet wat menschen zullen doen of gedaan hebben. Hem moet de
+geloovige, de wijze zoowel als de landbouwer, vragen wat het rechte
+is, hem "die rechtvaardig regeerende aan de schepselen de ordeningen
+des rechts voorschrijft."
+
+Mazda is dus is allen deele de groote, eigenlijk de eenige
+god. Dit sluit echter niet uit, dat er naast hem--voornamelijk een
+zestal--hemelsche trawanten voorkomen. Echter moeten wij hierbij
+bedenken: 1e dat Mazda altijd als ver verheven boven deze trawanten
+wordt voorgesteld, 2e dat deze trawanten nauwelijks als personen,
+veeleer als verpersoonlijkte deugden worden voorgesteld.
+
+Wat deze trawanten betreft, in de eerste plaats moet daaronder
+genoemd worden Vohumano = de goede gezindheid. Daarmee wordt bedoeld,
+wat wij noemen: den heiligen geest: door zijn daden groeit Mazda's
+heerschappij, de gemeente der vromen draagt zijn kenteekenen, hij is
+de hemelsche vertegenwoordiger aller wezens.
+
+Dan volgt Asa = hetgeen voegzaam, passend, vroom is. Deze is feitelijk,
+wat wij noemen de goddelijke wereldorde; hij omvat alle plichten
+van den mensch in 't algemeen en in het bizonder die tegenover de
+hemelsche machten. Elken dag schept hij de ordeningen van Vohumano
+(bij den eeredienst). Als vertegenwoordiger van den offerdienst
+(waaraan de Ariërs zoo groote macht en zegen toekenden) is hij de
+grootste vijand der Drukh's (booze geesten), die zijn stichtingen
+vernielen. Een derde hemelgeest, of liever verpersoonlijking, is
+Khsathra, het hemelsche, het ideale rijk, waarin is eerbied voor het
+volmaakte, vergeving van zonden, de woonplaats der hoogste geesten,
+het rijk, waaraan eenmaal de vrome volkomen deel hoopt te hebben,
+hoewel Khsatra's zegeningen ook reeds hier op aarde worden gesmaakt.
+
+Mazda, heet het, schiep Asa door zichzelf, doch Khsatra door Vohumano:
+m. a. w. het ware rijk komt tot stand door den heiligen geest.
+
+Een vierde trawant is Armaiti = de richtig zorgende, ook wel de
+goede aardmoeder genoemd. Zij is de beschermster van den landbouw, de
+dochter van Mazda, die met Géus tasan in zijn hemelsche gemeenschap
+leefde. Mazda gaf haar de keuze, wie zij wilde beschermen; zij koos
+toen: den vromen huisheer, den ijverigen landman.
+
+Met haar komt de ware heerschappij, die een goede woning verzekert,
+den landbouw doet beoefenen en de bloeddorstige vijanden verlamt.
+
+Steeds wordt deze godin nauw met Asa, de ware vroomheid, vereenigd
+gedacht; wier schepping en zetel zij heet. M. a. w. vroomheid en
+landbouw moeten hand aan hand gaan.
+
+Dan volgen twee machten, eigenlijk komen ze in de Gatha's niet
+als personen, slechts als begrippen voor, die onafscheidelijk zijn
+verbonden. Zij zijn Haurvatat en Ameretat. De eerste naam beteekent:
+volkomen heil, de tweede: onsterfelijkheid. Somtijds heeten zij de
+spijzen van Mazda, die hij in zijn rijk aan de vromen schenkt, nadat
+hij hun op aarde kracht en duurzaamheid (de aardsche zegeningen,
+die aan deze hemelsche beantwoorden), heeft geschonken.
+
+Eindelijk hebben wij Sraosa, die nog weinig als genius in de Gatha's
+voorkomt, maar gewoonlijk eenvoudig "gehoorzaamheid" beteekent. Hij
+wordt voorgesteld als de middelaar tusschen hemel en aarde, ook heet
+hij: de weg tot de godheid.
+
+Men ziet, dat de zooeven genoemde geniussen: Vohumano, de goede
+gezindheid; Asa, de vroomheid, Khsatra, het rijk van den goeden
+geest, Armaiti, de richtig zorgende, Haurvatat, het volkomen welzijn,
+Ameretat, de onsterfelijkheid en Sraosa, de gehoorzaamheid, geen
+eigenlijke goden zijn. Hoogstens zijn zij werkingen, openbaringen van
+den éénen hoogsten God, Mazda. Feitelijk en praktisch, zoo zegt Tiele,
+was het oude Mazdeïsme vereering en erkenning van éénen God.
+
+De leer van éénen God.--En--zegt de lezer misschien, de oud-Perzische
+leer is bekend om zijn dualisme, zijn aannemen van twee wereldmachten,
+een goede en een booze: Ahura Mazda en Anro-mainyu. Zeer zeker. Doch
+vooral van het latere Mazdeïsme, zooals het zich in een volgende
+periode ontwikkelde, geldt dit. Hier in de Gatha's vinden wij
+het dualisme nog slechts onvolkomen. Wel wordt er gesproken van
+twee geesten, vahyo = het goede en akem = het slechte, beiden zich
+uitende in denken, spreken en handelen. Beiden zijn echter ten slotte
+aan Mazda, dien men later met den goeden dezer beide geesten zou
+vereenzelvigen, ondergeschikt. Die goede en die booze geest treden met
+elkander in overleg en besluiten elk naar zijn welbehagen te scheppen,
+de een het leven, de ander het niet-leven.
+
+Het slechtste bestaan zou voor de boozen, de leugenaars, het beste voor
+den gerechte, den vrome zijn. De een verkiest nu het kwade te doen,
+de ander het goede te scheppen en met den laatste houden het allen,
+die wenschen Ahura Mazda te behagen.
+
+Van een duivel tegenover den goeden god: Anro-mainyu tegenover Ahura
+Mazda, wordt hier dus nog niet gesproken. Wel worden booze machten
+erkend, die den Algoede bekampen. Doch het slechte heet akem (niets).
+
+Hier is dus wel dualisme, doch: boven alles en allen staat Mazda,
+van wien wordt verzekerd, dat hij de hemelsche kunstenaar is, die
+licht en duisternis, slaap en waakzaamheid, morgen, middag en nacht
+schept. Later zou dit anders worden: alle zedelijk, maar ook alle
+natuurlijk kwaad: d. i. duisternis, slaap, enz. zouden gebracht worden
+tot het gebied van Anro-mainyu, den booze.
+
+Toch: het zou altijd blijven een betrekkelijk dualisme: Anro-mainyu
+zou in macht nooit halen bij Mazda. Evenwel: voor de praktijk lag er
+in dit dualisme een groote kracht, het liet geen transactie toe met
+het kwaad en stelde den mensch in staat om moedig, hoopvol en fier
+den strijd, hem opgelegd, te volstrijden.
+
+Mazda was dus de eenige god.--Doch--onder het Perzische volk was
+vrijwel inheemsch de dienst der daeva's, der oude goden, die men
+reeds vroeger, toen men nog met de Indiërs samenwoonde, vereerde. Die
+vereering wilde men fnuiken: zij toch stond de erkenning van Mazda
+als den volstrekt-Eenigen in den weg. Doch hoe?
+
+In een der oudste teksten vinden wij deze voorstelling: de daeva's
+werden gesteld voor de keuze tusschen de twee oorspronkelijke
+geesten, de goede en de booze, en verklaarden zich voor den
+laatste. M. a. w. hier straalt door, dat ook de daeva's eenmaal vereerd
+werden, doch dat zij, als met de meer geestelijke godsvereering van
+het Mazdeïsme in strijd, werden ter zijde gesteld.
+
+Tweeërlei keus was voorgesteld aan de daeva's, ook aan den mensch. Hij
+kon Mazda en diens profeet Zarathustra volgende, partij kiezen voor
+den goeden geest, of zich scharen aan de zijde van Daeva's en Drukhs,
+de booze machten, waarvan Aesma een der voornaamste is.
+
+Doet hij het eerste, dan gaat zijne ziel bij den dood over de smalle
+brug Çinvat naar de Garo demana, de liederenwoning, waar Mazda met
+zijn trawanten is, waar dezen zich voeden met de spijs en drank der
+onsterfelijken (haurvatat en ameretat), waar Mazda der vromen gebeden
+hoort en verhoort en waar hen het loon wacht, door Zarathustra van
+ouds beloofd.
+
+Geheel anders is het lot van hen, die zich met het rijk des boozen
+verbinden. Ook zij moeten over die brug Çinvat ("de brug van het
+verzamelen"), waar dus allen samenkomen, goeden en boozen. Doch, zij
+bereiken den hemel niet. Zij storten van de brug af in den afgrond
+terneder; sidderend en bevend voor het lot, dat hen als leugendienaars
+wacht. Eeuwige ellende en duisternis is hun bereid, een eindeloos
+gejammer gaat er op van de verdoemden, die door de booze geesten met
+afgrijselijke spijzen worden gevoed.
+
+Zoo heeft er een oordeel plaats, onmiddellijk na den dood. Later
+echter komt een eindoordeel, "de voleinding der wereld" zooals het
+in de oude teksten heet. Dan vervangt Mazda's begeerlijke wereld
+deze gebrekkige, het hoogste goed wordt het deel zijner dienaren,
+het slechte deel krijgen zijn haters dan in alle volheid.
+
+Hoe nu echter moet men Mazda dienen en het rijk des boozen
+weerstaan? Wat zijn de plichten van zijn vereerder? Men moet
+Mazda eeren in gedachten, woorden en daden. Daarbij worden dan
+de gedachten in verband gebracht met Mazda zelven, de woorden
+met Sraosa en Khsatra, de daden met Asa. Vooral op deze laatsten,
+die de gezindheid nog beter doen kennen dan de woorden, wordt de
+nadruk gevestigd. Trouwens het Mazdeïsme is een godsdienst, die
+zoover mogelijk er van afstaat om het heil te zoeken in mystieke
+bespiegeling en stille wereldontvluchting. Werkzaamheid is hier het
+wachtwoord. Door eigen inspanning moet men zijn levensonderhoud zoeken,
+ijverig de aarde bebouwen en door bevordering van het gezeten leven
+Mazda's gebied uitbreiden.
+
+Mazda's gebied: de dorre, onbebouwde wildernis toch behoort tot het
+terrein van de booze geesten. Maar waar de landbouw komt, daar komt
+ook Mazda's rijk. IJverig zorgen voor den vrome en voor de aarde:
+onder het beeld van een heilige koe voorgesteld, worden in éénen
+adem als de plichten van den godsdienstigen mensch genoemd. Men moet
+dus Mazda's dienaar zijn, niet slechts door offers en gebeden, niet
+slechts door betrachting van reinheid naar lichaam en ziel en door
+heilig houden van het gewijde vuur: zijn openbaring, maar ook door
+de aarde te bebouwen, leven en vruchtbaarheid rondom zich te scheppen.
+
+Licht begrijpt men, dat hier aan geen voorkeur voor het ongehuwde leven
+valt te denken: integendeel, het huwelijk is een godsdienstige plicht,
+het zonder echtgenoot zijn een ramp voor de vrouw. Vele kinderen
+zijn een van de grootste zegeningen des hemels. In vele opzichten
+worden wij hier herinnerd aan de wettelijke voorschriften des Ouden
+Testaments. Evenmin als daar is ook hier plaats voor zachtheid jegens
+den vijand. Integendeel: het is plichtmatig het rijk des boozen en
+dus ook zijn dienaars ter neder te werpen. Den leugendienaar, zoo
+heet het, "onderwijze men met het zwaard." Hem te sparen is zondig;
+doet men dat, zoo gaat men zelf op weg naar de woningen des boozen.
+
+Wat den eeredienst betreft: daarin nam het "roode, heete vuur"
+van Mazda, dat heilig gehouden moest worden, de eerste plaats
+in. Ook bracht men offeranden: deze bestonden vooral uit vleesch,
+voorts uit een offerkoek, die Haurvatat en een drank, die Ameretat
+vertegenwoordigde. Gewijde spreuken werden daarbij gesproken,
+offerzangen aangeheven. Daarmee was de priester belast, de priester,
+die van Mazda diens welbehagen leerde.
+
+Zoo ongeveer was het oude Mazdeïsme, een eenvoudige, practische
+godsdienst. Straks zal het zich in sommige opzichten vervormen. Het
+zal, in het practische leven optredend, genoodzaakt zijn, veel van
+den ouden volksgodsdienst weer op te nemen, doch ook: het besef
+Mazda's medestrijder te zijn, zal straks meer ethisch, meer verheven
+worden opgevat. En scherper dan te voren, zal het dualisme aan het
+licht treden, Ahura Mazda en Anro-mainyu komen tegenover elkaar te
+staan, beiden als hoofden van een machtig rijk: toch blijft Mazda
+de machtigste.
+
+
+
+
+
+III. Het Mazdeïsme volgens het jongere Avesta.
+
+
+We leerden den ouden godsdienst van Zarathustra kennen in zijn
+eenvoudigheid; wij hebben ons echter niet voor te stellen, dat hij in
+dien vorm een volksgodsdienst werd. Wanneer verheven denkbeelden zich
+in ruimer kring verbreiden en daar in aanraking komen met allerlei
+bekrompene, oud-ingewortelde opvattingen, dan kan het niet anders,
+of zij boeten in den strijd om 't bestaan iets van hun zuiverheid
+in. Zoo nu is het ook hier gegaan.
+
+De minder ontwikkelden waren gehecht aan den dienst van verschillende
+goden, oud-Arische goden, die eigenlijk bij het Parzisme niet
+behoorden: welnu--er was geen andere weg, dan dezen onder de
+hemelgeesten en medestrijders van Ahura Mazda op te nemen. Zij
+waren gehecht aan godsdienstige gebruiken, oorspronkelijk aan 't
+Parzisme vreemd: men kon niet anders, dan ze met een Zarathustrischen
+ijk voorzien, in het nieuwe geloof opnemen. Anders kon de nieuwe
+godsdienst niet komen tot het hart des volks. Het Christendom heeft
+immers niet anders gedaan? Aldus was de ontwikkeling, of wilt ge,
+verbastering, der oorspronkelijke leer. We willen haar op enkele
+punten beschouwen. We merken daarbij op, dat ook wat wij thans gaan
+geven nog een zeer ouden godsdienst ons voorstelt, zoo zelfs dat het
+Parzisme, zooals dat onder de Achaemeniden (Cyrus en diens opvolgers,
+alzoo circa 535-325) was, als een latere ontwikkeling ook van deze
+opvatting moet worden beschouwd.
+
+Ahura Mazda leerden wij volgens de Gatha's kennen als den hoogsten der
+goden, den schepper van 't heelal. Dat bleef hij ook nu. Alleen worden
+Vohumano en de andere geniussen, die wij reeds leerden kennen, als hem
+ter zijde staande, [173] meer als personen opgevat, dan vroeger het
+geval was. De meesten hunner gelden thans als een soort aartsengelen,
+die met Ahura Mazda te zamen de zeven Amesa-Spenta's worden genoemd
+en de schoonste eerenamen dragen, [174] terwijl dan een gansch
+heirleger minder hooge geesten, de Yazata's (vereeringswaardigen)
+onder hen staan.
+
+Toch is het besef, dat zij ten slotte slechts eigenschappen van den
+eenigen Mazda zijn, niet geheel te loor gegaan. Immers het heet
+dat deze zeven één zijn in zin en in woord en daad, één ook met
+Ahura Mazda, hun aller leermeester. Zij lezen in elkaars binnenste
+en peinzen allen over weldenken, welspreken en weldoen en over Garo
+demana: den hemel. M.a.w. men erkent de éénheid in de veelheid, zij
+zijn openbaringen van de hooge wijsheid Gods, in welke deze gestalte
+verkrijgt. Langzamerhand echter treedt het persoonlijke meer op den
+voorgrond: 't zijn hemelgeesten, en zoo worden ook de vrouwelijke
+Haurvatat en Ameretat als mannelijke wezens voorgesteld.
+
+Sommigen van hen veranderen ook eenigszins van karakter, zoo worden
+b.v. de zooeven genoemde Haurvatat en Ameretat ook de stillers van
+honger en dorst, Armaiti wordt de beschermgeest der aarde. Ook de
+vereering van Sraosa, den middelaar tusschen de hemelwezens en den
+mensch, [175] komt thans in hooge eere. Hij wordt voorgesteld, niet
+slechts als een hemelsch priester, maar ook als een heilsprofeet,
+die de wet van Mazda over de aarde verbreidt en die zorgt, dat de
+onsterfelijke weldoeners, de Amesa-spenta's, hun invloed door de
+wereld doen gelden. Sraosa toch doorloopt met zijn vierspan hemelsche
+paarden, enkel licht zonder schaduw, driemaal daags en driemaal 's
+nachts de menschenwereld. Zijn wapen is het wonderbare, heilzame,
+kracht gevende gebed Ahuna vairya. [176]
+
+Waar men hem gastvrij ontvangt, daar kan geen onheil, leed of verderf
+het huis treffen. Geen booze geest kan hem weerstaan, niemand hunner
+vreest hij, doch allen sidderen voor zijn macht. Veilig kunnen rusten
+de vervolgde vromen, want zijn oog luikt geen slaap, hij staat met
+opgeheven zwaard, ook te middernacht.
+
+Geen wonder dat hem het volksgeloof den waakzamen haan als heilige
+vogel toekende.
+
+Niet alleen echter de Amesa-spenta's en Sraosa worden thans meer
+persoonlijk voorgesteld, neen, er komen ook nieuwe yazata's bij,
+die men voorheen slechts als begrippen kende. Zoo is er b.v. een
+bepaald gebed tot Rasnu, de rechtvaardigste rechtvaardigheid, waarin
+deze wordt voorgesteld als wonende in alle deelen van het heelal,
+van de zeven werelddeelen af tot in het ongeschapen licht en de
+hemelsche paradijzen toe. Zijn wet is de waarheid. De eed is bij hem
+boven alles heilig. Hij houdt met Mithra, den lichtgeest, en Sraosa,
+de wacht bij Çinvat, de brug naar den hemel.
+
+Ook het hemellicht--reeds voor Zarathustra's hervorming in Perzië
+vereerd--wordt thans hoog in aanzien gesteld onder den naam hvarena.
+
+Het is nu echter niet meer zooals voorheen, alleen het natuurlijke
+hemellicht, de glorie, die te middernacht begint neer te dalen naar
+der sterrensfeer en zoo door een heiligen geest aan het licht voor
+zonsopgang, den dageraad, wordt gebracht, om aldus den menschen het
+gezicht te geven en straks naar den Allerhoogste weder te keeren,
+neen, 't is nu vooral ook het goddelijk licht, dat den menschelijken
+geest verheldert, zoodat de mensch anderen kan leiden, wonderbare
+werken volbrengen en zich heerschappij kan verwerven. Eenmaal zelfs
+zal het--bij de voleinding der wereld--de vernieuwing van alle dingen
+en de opstanding der heiligen bewerken.
+
+Dit licht was reeds het deel der oude heilsprofeten van vóór
+Zarathustra, onder anderen van Yima (de Indische Yama), doch het
+valt ook ten deel aan de profeten, die later zullen komen. Ten
+slotte wordt het ten eigendom aan den Heiland (Saosyant), die in de
+toekomst de vernieuwing der wereld tot stand zal brengen. Hvarena
+is dus, wat wij zouden noemen: de hoogere verlichting. Wij merken
+hier tevens op, dat door deze leer van het hvarena op eigenaardige
+wijze uitgesproken wordt, wat wij verstaan onder de continuïteit der
+goddelijke openbaringen: het wordt hier duidelijk gemaakt, dat het
+Mazdeïsme niet van gisteren is. Ook erkent men op treffende wijze,
+dat de volle goddelijke verlichting alleen aan den Verhevene zelf
+toekomt. Men hoore de volgende mythe:
+
+Twee wedijverende geesten, Spenta en Anro mainyu: de goede en de
+booze geest, [177] pogen zich meester te maken van het hvarena. De
+eerste bezigt daartoe Atar, den vuurgod, de ander den draak Azhi
+dahaka. Nu eens is de een voor, dan de ander. Echter ontsnapt aan
+beiden de onbereikbare heerlijkheid: de watergod Apam napat [178]
+verbergt haar in de diepte der mythische zee. Ook deze Atar--de
+god van het huiselijk vuur, het haardvuur--werd veel gediend. Hij,
+die het morgen- en middagmaal voor de vromen kookt, maakt op hun
+offeranden aanspraak. Hij vraagt voedsel bij elk der drie nachtwaken:
+hout, baresmatwijgen en granaattwijgen: zij maken het reine vuur
+welriekend en wijden het. Doch ook bepaalde offergaven worden hem
+gebracht. Naast hem worden nog andere, oud-Arische vuurgoden vereerd:
+Apam napat, het vuur in de hemelsche wateren, m. a. w. de bliksem,
+die ze bevrucht. (Als zoodanig waarschijnlijk heet hij ook, "de
+vrouwenheer".) en Nairyo-Sanha, eveneens tevens een vruchtbaarheidsgod.
+
+Ook Anahita, de groote godin der wateren, wordt in hooge eere
+gehouden. Zij wordt voorgesteld als beheerscheres van een hemelstroom:
+alléén zoo groot als alle wateren, die op aarde vloeien, met duizend
+meren en duizend kanalen, waarvan een reeds genoeg zou zijn om de
+gansche aarde te overstroomen. In elk dier kanalen heeft zij een
+schoon paleis met een welriekende legerstede. Haar vierspan bestiert
+zij zelve: wind, regen, wolken en rijp zijn hare rossen: zij zendt
+op Mazda's bevel regen, sneeuw, hagel en rijp op aarde neer.
+
+Rijk zijn de zegeningen, die zij schenkt van uit haar hoogen hemel. Van
+den hemelberg daalt zij neer, als de vrome haar aanroept. Als
+hemelsch rein water zuivert zij het zaad der mannen en de baarmoeder
+der vrouwen, bevordert de goede geboorten, reinigt de melk en bewerkt
+alzoo de vermeerdering der kudden en van alle rijkdommen. Afgeschilderd
+wordt zij als eene schoone maagd, hoog en krachtig van gestalte, met
+blanke gevulde armen en zwellenden boezem, in prachtig uit bevervellen
+saamgesteld gewaad, een gouden kroon op het hoofd.
+
+Waarschijnlijk was deze Anahita een Oud-Semietische godin, wier
+dienst in West-Azië met ontuchtige praktijken gepaard ging, welke
+echter het Parzisme verre van hare vereering wist te houden. Zoo zien
+wij hoe het Parzisme, waar het op het volk beslag ging leggen, oude,
+meestal Arische, soms ook Semietische goden en godinnen in zich opnam,
+doch hen in overeenstemming wist te brengen met zijn eigen stelsel.
+
+Dit was ook het geval met de zon, de maan en de sterren. Ook deze
+werden door den ouden volksgodsdienst geëerd: door het oorspronkelijk
+Parzisme ter zijde gesteld, doch later opgenomen en in het nieuwe
+stelsel ingevoegd. Daarbij worden dan echter zon en maan eenigszins
+gedegradeerd: zelfstandige machten kunnen zij natuurlijk ook niet meer
+zijn: Ahura Mazda doet de maan wassen en afnemen. Zoodra de maan zich
+vertoont, grijpen de Amesa-spenta's den glans en verdeelen dien over
+de aarde.
+
+Die aan de zon, de schitterende met de snelle paarden offert, hij
+brengt eigenlijk zijne vereering aan Mazda, aan de Amesa-spenta's en
+zijn eigen ziel en hij verheugt alle yazata's: [179] want indien de
+zon, die macht des lichts, niet opging: zouden zij dan in staat zijn
+de booze machten der duisternis, de daeva's te weerstaan?
+
+Wat de sterren betreft--de planeten vereerde men niet, dat waren in
+de oogen der Perzen vijandige machten. Doch wel de vaste sterren:
+die deze bestrijden. En onder hen vooral Tistrya, een ouden volksgod,
+die men met de ster Sirius vereenzelvigde.
+
+Deze Sirius is het, die na de verschroeiende hitte van den zomer den
+weldadigen regen doet neerdalen. In een mythe van het Avesta treedt
+hij geheel als natuurgod op. Eerst als een vijftienjarig jongeling
+[180], gelijk aan den eersten mensch, groot, sterk en helder van
+oogen, daarna als een stier met gouden horens, eindelijk als een wit
+paard met gele ooren en een gouden voorhoofd. In die laatste gestalte
+strijdt hij tegen den daeva Apaosa (veranderd in een zwart bont paard),
+dien hij ten laatste overwint. Dan brengt hij Vourukasa, de hemelzee
+met de wijde oevers, in beweging, zoodat het water naar alle zijden
+stroomt en op de aarde neerdaalt.
+
+M. a. w. Tistrya was oorspronkelijk de hooge hemelgod, die de door
+booze machten vastgehouden wateren bevrijdt. In drie jaargetijden
+voert hij heerschappij: in de lente is hij een krachtig jongeling,
+in den zomer de bevruchtende stier, in den herfst het witte paard,
+dat het donkere zwerk bekampt en overwint.
+
+Dezen god kon men in het dorre Perzië allerminst missen. Hij moest wel
+worden opgenomen in den nieuwen godsdienst: zouden niet de vromen het
+uitblijven van den regen toeschrijven aan het verzuim om den machtigen
+Tistrya vereering te brengen? Zoo wordt dan ook in het Avesta op zijne
+vereering aangedrongen, doch tevens uitdrukkelijk bepaald dat roovers,
+boeleersters en ongeloovigen verre van zijn dienst moeten blijven.
+
+Ook wordt hij, hoe hoog verheven ook als heer van de sterren, toch
+aan Mazda ondergeschikt gemaakt en eene eigenaardige kleur aan zijne
+vereering gegeven, in overeenstemming met het Perzische geloof.
+
+Ook de dienst der oude godin Asi, meestal nu met Asa verbonden,
+herleefde wederom. Geen wonder: zij gold als de godin die de
+vruchtbaarheid verleent. Daarom zijn allen, die den bijslaap niet of
+niet meer kunnen uitoefenen van hare vereering uitgesloten. Eveneens
+ontuchtigen, of die de vrucht afdrijven. En--de grootste zonde in
+hare oogen, is dat men de jonge meisjes lang ongehuwd laat of tot den
+ongehuwden staat veroordeelt. Het moest immers geen moeite kosten den
+dienst van zulk eene godin te doen herleven in een godsdienst, die
+wars van ascese en ongehuwden staat, het eerbaar huiselijk, gezeten
+leven op prijs stelt? Onder de goden, in het Zarathustrisch systeem
+opgenomen, mogen wij vooral Haoma, Hom, zooals hij soms ook genoemd
+wordt, niet vergeten. Wij ontmoetten dien god der onsterfelijkheid
+reeds vroeger in Indië [181] en met verwondering zien we hem ook
+hier wederom verschijnen. Zeer waarschijnlijk is zijn vereering eerst
+opgekomen in zuid-oost Iran, het gedeelte aan Indië grenzende.
+
+Dat hij oorspronkelijk niet in het Mazdeïsme thuisbehoort, blijkt
+uit de volgende mythe. Zarathustra, zoo heet het, reinigt, onder
+het zingen der Gatha's, het vuuraltaar. Daar verschijnt een verheven
+gestalte, waarin de profeet een goddelijk lichtwezen herkent. Wie hij
+is, weet hij echter niet. Haoma maakt zich bekend en deelt hem mede
+dat hij altoos vereerd is door de vromen van den voortijd, wien tot
+loon voor die vereering zulke groote zonen werden geschonken. Ook
+de vader van den profeet noemt hij onder zijn vereerders: hem werd
+de groote Zarathustra geboren. Dan verklaart deze zich bereid de
+voorvaderen te volgen en zingt een loflied, Haoma ter eere. In de
+voorstelling van deze godheid is veel onzekers; nu eens is hij de
+onsterfelijkheidsplant zelve, die het Haomasap levert, dan weer een
+hemelsche personificatie daarvan. De zaak is denkelijk deze: als men
+in den zaligen roes verkeerde, welke door het Haomasap werd gewekt,
+gevoelde men zijn kracht als verdubbeld en erkende daarin de werking
+van een machtigen geest. Die geest was de god Haoma. Later werd hem
+nog meer macht toegekend: hij werd de Levensgever in ruimeren zin. Ook
+drenkt hij de goden en bevochtigt de aarde.
+
+De haomaplant is door de goden geschapen en over de aarde verbreid,
+haar wonderkracht geeft een zalige bedwelming, die geen twist, noch
+nijd veroorzaakt.
+
+Werd alzoo Haoma een god van beteekenis, niet minder was dit met den
+Oost-Arischen lichtgod Mithra het geval. Deze god vertegenwoordigt
+oorspronkelijk den lichthemel bij dag en nacht. Nooit slaapt hij,
+alles aanschouwt hij van uit zijn wachttoren. Met zijn knots
+gewapend--want hij is een krijgsgod--gaat hij rond om alles op te
+merken, wat er op aarde voorvalt. Met gestrengheid bestrijdt hij
+de leugen; een ever met ijzeren klauwen en tanden gaat hem vooraf,
+de vijanden vernietigend. Zijn toorn is vreeselijk, wee, die den
+eed, aan dezen gestrenge gedaan, verbreekt. Mazda zelf, zoo heet
+het, heeft hem geschapen, hem al zijn wonderbare krachten en zijn
+tienduizend oogen gegeven en hem alzoo tot den waakzamen beschermer
+der wereld aangesteld.
+
+Behalve deze oude volksgoden, opgenomen onder de yazata's, de
+vereerenswaardige geesten, spelen in het Parzisme ook een soort
+beschermgeesten, de Fravasi's een vrij belangrijke rol. Zij zijn
+het, die--ongeveer als de beschermengelen van het Roomsch Catholiek
+geloof--de menschen terzijde staan. Elk persoon, elke veldheer of
+koning, ieder huis en dorp heeft zijn beschermgeest. Doch ook zijn
+er myriaden van Fravasi's, die de wacht houden over het gesternte,
+vooral over den grooten beer, die als hoofd der noordelijke sterren
+het dichtst bij de woningen der daeva's staat. Wederom anderen waken
+over het zaad van Zarathustra, dat volgens de Parzische legende
+in een meer wordt bewaard en waaruit eenmaal badende jonkvrouwen
+van een wereldheiland en zijn beide voorloopers zullen zwanger
+worden. Somtijds ook worden de fravasi's voorgesteld als eigenlijk
+de zielen der geloovigen, die voortleven na den dood: oorspronkelijk
+werden deze echter daarvan onderscheiden.
+
+Zoo zien wij dus aan de zijde van Ahura Mazda een heirleger van
+hoogere en lagere hemelwezens, die met hem het rijk des boozen
+bestrijden, machten bij wie de mensch hulp en bescherming kan zoeken
+en die hij overal op zijn levensweg ontmoet. Daartegenover echter
+staat een gansche wereld van booze geesten, met Anro mainyu aan
+het hoofd. Deze staat geenszins met Mazda op ééne lijn, al is hij
+een machtig wederpartijder. Alwetend is hij noch almachtig. Mazda
+zelf kende hij niet, voor hij, bij een poging om in den hemel door te
+dringen, door diens licht werd verblind. Ook de toekomst kent hij niet,
+voordat Mazda hem deze heeft onthuld: eenmaal zal hij al zijn macht
+verliezen, zijn schepselen vernietigd zien en zelf in het niet zinken.
+
+Anro mainyu siddert en beeft, hij en zijn dienaren, als de groote
+profeet, met het Godswoord gewapend, geboren is. Als hij dat verneemt,
+roept hij zijn getrouwen samen bij den ingang der hel en deelt hun mede
+dat de heilige Zarathustra, de geesel der daeva's, de aartsvijand der
+druja's, is geboren, en dat het rijk van verderf, leugen en valschheid
+met den ondergang wordt bedreigd. Hij weet niet, hoe dezen profeet te
+dooden. Later beproeft hij het, als de profeet tot rijperen leeftijd
+gekomen, zijn goddelijke roeping wil gaan vervullen. Hij zendt een
+boozen geest op hem af, doch deze vindt hem bezig het heilig gebed, het
+Ahuna vairya, aan te heffen en de Mazdayasnische geloofsbelijdenis op
+te zeggen. Daartegenover vermag de booze geest niets en teleurgesteld
+keert hij tot zijnen meester terug en verklaart dat de heerlijkheid
+van Mazda te groot is, dan dat de dood macht over hem zou hebben. Nog
+andere pogingen worden in 't werk gesteld, doch Zarathustra, sterk
+met zijn heilig offergereedschap, met Haoma en de woorden van Mazda,
+geeft den strijd niet op, doch geeft te kennen, dat hij liever zou
+te niet gaan dan het geloof afzweren.
+
+Zoo wordt hier het rijk des boozen in zijn machteloosheid
+geschetst. Eveneens ook elders: de booze kan wel de scheppingen van
+Mazda vernielen; de landen, door hem voor zijn aanbidders bestemd
+onbewoonbaar te maken, vermag hij niet; al wat hij kan, is ze door
+zijn tegenscheppingen eenigszins te bederven. Soms schijnt de heer
+des hemels in verlegenheid, doch hij heeft goede machten onder zich,
+waartegen de vijand niets vermag.
+
+Op aarde en voor den mensch is echter de macht van den booze
+zeer geducht. Met alle natuurlijk en zedelijk kwaad staat deze hem
+tegen. Onder zijn helpers is de drukhs Nasus, de demon des bederfs, die
+uit het noorden komt aanvliegen en zich op het lijk van den gestorvene
+zet. Deze werkt samen met den doodsdemon, den beenderenbreker, dien
+men zich in vogelgestalte voorstelde. Ook staan aan Anro mainyu
+ter zijde: Aesma, de nijd, Ahomano, de slechte gezindheid, Tauru,
+de pijniger, Indra, Sauru (= Çarva-Çiva) enz., de beide laatste,
+zoo men ziet Indische goden. Eveneens helpen hem de Pairika's, de
+schoone jonkvrouwen van het verboden genot. Een van haar poogt met haar
+bedwelmend sluimerlied de geheele wereld weer te doen inslapen, zoodra
+de heilige vogel van Sraosa, Parodars, de haan, de wereld heeft wakker
+gemaakt. Ook heeft men een pairika, die de genius der afgoderij zou
+kunnen heeten. Verder de druja's, die de menschen tot vleeschelijke
+gemeenschap verleiden, en met wie men gemeenschap pleegt, indien
+men, zij het onwillekeurig, zichzelf bevlekt. Dan al de daeva's, die
+verblijf houden in het onderaardsche rijk van den booze, "de duistere
+duisternis, uit duisternis gesproten." Tegen al deze machten, door
+Anro mainyu, den moordenaar, den duizenddooder, zooals hij menigmaal
+genoemd wordt, aangevoerd, heeft de mensch nu te strijden. Offers,
+reinigingsplechtigheden, heilige gebeden zijn zijne wapenen.
+
+De mensch heeft er tegen te strijden, zeide ik. Daarop wijst ook
+de plaats, welke hij inneemt in de wereld. Hij staat tusschen beide
+machten, de goede en de booze in. Boven hem toch welft zich de hemel,
+de woning des lichts, onder hem is de diepte der duisternis, hijzelf
+is in het rijk van Vayu [182], in den dampkring. De aarde waarop de
+mensch woont, is in zeven karsvare's (kringen) verdeeld. De middelste
+daarvan is de door de menschheid bewoonde aarde, zij is tevens de
+schitterendste. Men weet, dat ook de Indiërs en de oude Babyloniërs
+zulk een in zeven deelen verdeelde aarde kennen, de Indiërs spreken
+van de zeven dvipa's. Wat de voorstelling omtrent het heelal betreft,
+de oude Perzen kenden twee wereldoceanen: den een in de diepte,
+Puita, den stinkenden d. i. den aardschen oceaan, waarin het water
+uit de hemelzee gereinigd wordt en die met hare zoute, onreine
+wateren onder de gansche aarde doorloopt, den anderen, Vourakasa,
+den hemelschen oceaan daarboven, waaruit Anahita, Tistrya en de
+Fravasi's de hemelwateren uitstorten over de aarde. Voorts nemen zij
+aan, dat een wereldstroom de gansche aarde omgeeft.
+
+Boven de hemelzee is de onzichtbare lichthemel, waar de verheven
+geesten en Mazda wonen. In 't midden daarvan staat de hemelboom,
+waar de planten van alle soorten groeien, welker zaden Mazda laat
+neerdalen in den regen om koren voor den mensch en gras voor het
+nuttig vee te doen groeien. Somtijds zet zich op dien boom de arend
+Saena neer, die, als hij zich neerzet, duizend takken doet afvallen,
+welke weer aangroeien, zoodra hij wegvliegt. Ook kennen de oude
+Perzen een hemelschen berg, een godenberg met twee spitsen. Daar
+zijn der goden paleizen. In den morgen worden deze bergen door de
+zon overschreden en ook de zielen, die ten hemel varen komen hier
+langs. De hoogste spits van dit gebergte is de Taera, het middelpunt
+der wereld, waaromheen zon, maan en sterren draaien.
+
+Men ziet: zuiver mythologische opvattingen. Toch daarnaast staat weer
+veel verhevens. Zoo worden de oneindige tijd, het eeuwige licht en
+de oorspronkelijke duisternis, alsmede de wereld van Asa, als eeuwig
+gedacht. Waarom? Omdat zij boven Mazda zouden staan? Neen, maar
+omdat Mazda van eeuwigheid is en dus ook zijn rijk, zijn geestelijke
+wereldorde, zijn lichtsfeer van eeuwigheid bestaat, evenals de
+oorspronkelijke duisternis, het tegenbeeld dier lichtsfeer. Al het
+andere, zegt het Avesta, mensch en dier en plant, ook de Yazata's,
+heeft Ahura Mazda geschapen.
+
+Wat die schepping betreft, de voorstellingen der oude Perzen hebben
+eenige overeenkomst met het scheppingsverhaal van Genesis I.
+
+Ook de Perzen toch spreken van zes scheppingsdagen, waaraan zij
+zes jaarlijksche feesten, oorspronkelijk landbouwfeesten, hebben
+gewijd. Wat de volgorde betreft, zij is deze: eerst brengt Mazda
+een hemelsche schepping tot stand door [183] het uitspreken van het
+heilige woord, Ahuna Vairya, daarna de aardsche: het uitspansel,
+de wateren, de planten, het vee, de menschen.
+
+We zien dus ook hier weer, dat het oude Parzisme geen zuiver
+dualisme is. Mazda staat boven alles: onder hem staan zijn dienaren:
+amesa-spenta's, yazata's enz., doch ten slotte ook de vijandige geest
+met diens rijk, dat op den duur tegen het zijne niets vermag en welks
+bestrijding de taak van den vrome is. Zoowel door landbouw als door een
+godgewijd leven: beiden toch vloeien ineen, moet deze daartegenover pal
+staan. De strijd tegen natuurlijk en zedelijk kwaad is zijn levenstaak.
+
+Voert hij dien strijd met volharding, dan vindt hij heil in dit,
+zoowel als in een volgend leven. Bij den dood toch wordt des menschen
+lot beslist. Voor de slechten volgt de diepste ellende, de vromen
+ontvangen, voor wat zij hier hebben opgeofferd [184], hiernamaals
+eeuwig loon.
+
+In een der plaatsen uit de Zend-Avesta wordt dit aldus voorgesteld:
+als de mensch gestorven is, strijden de ellendige daeva's om zijn
+bezit: drie nachten lang. Aan het eind van den derden nacht, als
+Mithra den top van den godenberg heeft bereikt en de zon opgaat,
+is de strijd beslist.
+
+De booze daevadienaars worden meegenomen door den daeva Vizaresa
+(den wegsleeper). Doch de andere zielen gaan op het goede pad. Bij
+de brug Çinvat komen de vromen en smeeken om hun deel, voor wat zij
+hier moesten prijsgeven.
+
+Een sterke, sierlijke jonge vrouw verschijnt, een kroon op het hoofd,
+met de honden, die de dooden geleiden. Zij voert de zielen over de
+brug Çinvat en steunt hen. Zoo komen zij in den hemel, waar Mazda
+met zijn heiligen is.
+
+Vohumano rijst van zijn gouden troon en vraagt: "Hoe zijt gij hier
+tot ons gekomen van de vergankelijke tot de onvergankelijke wereld?"
+
+Dit gedeelte behoort tot de oudste teksten; later wist men van de brug
+Çinvat te vertellen, dat deze zoo smal was als een scheermes voor de
+slechten, zoodat deze er afvallen. Hier wordt zij nog uitsluitend:
+als een brug der goden, door de vromen betreden. Ook weten latere
+schrijvers van verschillende hemelen, ten slotte zelfs van een soort
+vagevuur, te gewagen.
+
+De boozen gaan alzoo naar de plaats des verderfs, de dienaars van Mazda
+naar den hemel. Hoe echter dacht men over de toekomst der aarde en
+die der op haar wonende menschheid? Een oude voorstelling is deze: Aan
+het einde van de twaalf duizendjarige perioden der wereldgeschiedenis
+zal Mazda, door de Amesa-Spenta's geholpen, de wereld herscheppen.
+
+Dan zullen de menschen niet meer verouderen of sterven, maar eeuwig
+leven en bloeien. De dooden zullen opstaan, zielen en lichamen worden
+vereenigd en de levenden gaan tot de onsterfelijkheid in, de wereld
+wordt herschapen naar den wil van Mazda in de ordeningen van Asa. Alle
+booze machten worden ten onder gebracht en vernietigd en de oorsprong
+van alle kwaad, Anro mainyu, trekt zich in wanhoop terug.
+
+Deze groote gebeurtenis der tweede schepping wordt reeds door de drie
+voorafgaande wereldeeuwen (van 1000 jaren elk) voorbereid. Elk van
+deze drie tijdperken heeft zijn Saosyant (heiland, Messias). Deze
+drie Messiassen, waarvan de laatste de grootste, de eigenlijke
+wereldvernieuwer is, worden geboren uit het zaad van den grooten
+profeet Zarathustra, sinds eeuwen bewaard in het meer Kasaya, welk
+zaad drie jonge maagden, in het meer badend, in zich opnemen. De
+eerste verlosser heet: de groeiende gerechtigheid, de tweede: de
+groeiende aanbidding, de derde: de belichaamde gerechtigheid.
+
+De laatste heiland aanschouwt met zijn verstandigen zegenenden blik
+de wereld en dit reeds is genoeg om haar onsterfelijk te maken. De
+vromen zijn zijne helpers: zij die, steeds goed in denken, spreken,
+handelen en gelooven, nooit hun woord hebben gebroken. Voor hen te
+zamen neemt de demon Aesma de vlucht. Dan nemen ook de hemellingen
+deel aan den strijd. Asa beslist den slag door de Drukhs: de moeder
+van alle kwaad, de duistere bij uitnemendheid, te dooden. Wel valt
+Akem mano, de booze gezindheid, nog aan, doch Vohumano verslaat
+hem, de waarheid overwint de leugen en Haurvatat en Ameretat maken
+aan honger en dorst voor immer een einde. Anro mainyu moet, zoo wij
+reeds vermeldden, zich machteloos terugtrekken. Over zijn verder lot
+zwijgen de oude teksten. Wel schijnt er ook op den bodem dezer oude
+voorstellingen reeds de gedachte te liggen, in later dagen nog meer
+opzettelijk uitgewerkt, dat ten slotte allen gered worden, omdat
+allen worden geheiligd.
+
+We hebben gezien, wie de oude Perzen boven zich zagen, als bondgenooten
+in den goeden strijd; welke hun tegenstanders waren en wat voor lot
+zij verwachtten van de toekomst.
+
+Ons rest nu nog op hun godsdienstig-zedelijk leven zelf onzen blik te
+vestigen. Achtereenvolgens bespreken wij daartoe: de geestelijkheid,
+den eeredienst en de zedewet.
+
+Wat de eerste betreft, evenals in andere godsdiensten golden ook hier
+de priesters als de voornaamsten, de eersten in stand. Zij werden meest
+atharvans, vuurpriesters genoemd en hunne voornaamste werkzaamheden
+waren: het brengen van offers, vooral van het haoma offer en het
+voeden en vereeren van het heilige vuur. Ook waren er onder hen,
+naar het schijnt, verschillende klassen.
+
+Het komt mij onnoodig voor, om op al die eigenaardigheden van
+priesterschap en eeredienst uitvoerig in te gaan. Een enkele opmerking
+moge volstaan over het haoma-offer en den vuurdienst.
+
+Wat dat eerste betreft, het had ten doel het leven op te wekken en
+te versterken, allereerst bij den offeraar zelf, voorts ook bij de
+geheele natuur, waarbij deze laatste zinnebeeldig werd voorgesteld
+door de baresman (gewijde twijgen) en de wateren. Daarom had de
+heilige handeling hierbij, ook met het oog op dit tweeledig doel,
+tweemaal plaats en mocht de offeraar bij die tweede handeling eerst
+van het haoma drinken, als de daarbij behoorende afdeeling uit de
+heilige boeken geheel was opgezegd. Alles wat bij dit offer te pas
+kwam, had betrekking op het levensonderhoud, zooals: het wijwater,
+de melk, het vleesch, de granaatvrucht, de offerkoekjes. Den offeraar
+geeft het genot van den onsterfelijkheidsdrank deel aan het hemelsche
+leven, doch ook heeft het een geheimzinnige uitwerking op de natuur
+en de hemelmachten. De maaltijd bij het offer was oorspronkelijk een
+gemeenschappelijk maal, waarbij men uitdrukkelijk werd gewaarschuwd
+toch niet onwaardig de gewijde spijzen, de myazda of offerkoekjes, te
+eten. De goden werden, volgens hun rangorde, Mazda en de Amesa-Spenta's
+vooraan, uitgenoodigd bij het offer tegenwoordig te zijn.
+
+Hoe hoog echter het Haoma-offer werd gesteld, toch waren de oude
+atharvans in de eerste plaats vuurpriesters. Het vuur achtten zij
+hoog, het is immers het levensbeginsel van het gansche heelal, het
+leeft in mensch en dier en plant, [185] het daalt in den bliksem
+op aarde neer, het brandt in Mazda's hemel voor zijn aangezicht,
+het is zijn zoon, tevens zijn geest. Heilig was dus het vuur, ook
+dat van den huiselijken haard, doch heilig bovenal het zoogenaamde
+Bahram vuur: het hemelsche vuur onder de menschen, dat door hout
+en reukwerk zorgvuldig werd onderhouden en dat men slechts naderen
+mocht, als men met den heiligen gordel was bekleed. Geen adem mocht
+het verontreinigen, het te blusschen was doodzonde. Onderhouden moest
+het worden door allen, in de eerste nachtwaak door den huisheer, in
+de tweede door den veldarbeider, in de derde roept het vuur Sraosa,
+opdat zijn haan Parodars de menschen wekke, want wie dan de eerste
+is om het heilige vuur te verzorgen, hij gaat het eerst ten hemel
+in. Aan dit heilige vuur moet men andere vuren reinigen. De zorg voor
+dit altaar des heiligen vuurs was niet te vergeefs. Atar, de vuurgod,
+gaf rijken zegen: waar zijn vlammen waaien, zijn geuren stroomen,
+worden duizenden daeva's gedood.
+
+De zorg voor het heilige vuur heeft ten allen tijde de aandacht
+getrokken der buiten het Parzisme staanden: vandaar dat men dikwijls
+ten onrechte van vuuraanbidders spreekt.
+
+In later dagen ging het met het Parzisme als met andere godsdiensten;
+de magie, het geloof aan tooverinvloeden, kwam hoe langer hoe meer
+het terrein van den godsdienst binnen, en zoo had ook het offeren--'t
+zelfde had trouwens in Indië plaats [186]--minder ten doel in de
+nabijheid der hemelwezens te komen en hun zegen te verwerven, dan
+wel macht te verkrijgen over de geesten der duisternis en die af te
+weren. Zoo ontaardde de eerst zoo verheven godsdienst.
+
+De wederom toegelaten oude volksgoden hadden daartoe aanleiding
+gegeven, met hen kwam het oude, bekrompen bijgeloof weer terug.
+
+Doch, wij overschrijden reeds het bestek, waarbinnen wij ons thans
+bewegen: wij willen ten slotte en dit is voor ons niet het minder
+belangrijke, nog een blik werpen op de wet, de religieuze zedewet
+van het Parzisme.
+
+Gewoonlijk heet deze: Daena, dat nu eens door "wet", dan weer door
+"godsdienst" kan vertaald worden. Aan haar wordt groote kracht
+toegekend: zij neemt de zonden weg, doch niet door vergeving maar door
+bestrijding, zij wischt bij den vrome slechte gedachten, woorden en
+daden weg, gelijk de sterke zuidenwind in den dampkring.
+
+Wij merkten reeds op, dat de Zarathustrische godsdienst tevens een
+sociale hervorming was.
+
+Dit nu komt ook hier uit. Tegenover het aan Mazda gewijd, gezeten
+leven van den landbouwer, staat het nomadenleven van den daevadienaar.
+
+Gelijk de bebouwde aarde het terrein is van Mazda, zoo is de woeste
+wildernis dat van zijn tegenstander.
+
+De aarde te bebouwen is volgens deze wetten een der voornaamste
+plichten. De aarde, zoo heet het, is als eene jonge maagd, die een man
+verlangt en, met den geliefde vereenigd, een zoon baart. Zoo ook geeft
+de aarde overvloed, aan wien haar vlijtig bebouwt (bevrucht). Graan
+zaaien is de wet betrachten. Waar de volle halmen zich verheffen,
+daar verdwijnen de daeva's.
+
+De landbouw is de vereering der heilige moeder-aarde. Drie plaatsen
+zijn alzoo het heiligst: waar de vrome zijn huis en erf heeft met
+het heilige vuur, waar hij het meeste koren, voeder en vruchtboomen
+doet groeien en dorre plaatsen besproeit, en: waar het meeste vee
+geboren wordt.
+
+De meest onreine plaatsen zijn: de ingang der hel, waar de daeva's
+vergaderen, de plaatsen waar lijken zijn of holen van aan Anro mainyu
+toebehoorende dieren, zooals slangen, enz. Lijken op te graven en
+holen van Anro mainyu te vernielen zijn dus voor den Mazda dienaar
+heilige plichten.
+
+Van ascese wil men niets weten: om te doen wat Asa voorschrijft zijn
+noodig welgevoede, krachtige mannen. Een spreuk (mathra), die men
+van buiten moest leeren zegt: "Hij die niet eet, heeft geen kracht
+voor het Asa, geen kracht tot den akkerbouw, geen kracht om zonen te
+telen." Daarmee komt overeen wat het Zend-Avesta voorschrijft, dat men
+vóór den bijslaap een gebed doe. Zoo stond men lijnrecht tegenover de
+ascese. Ook vrijwillige armoede, bedelend rondzwerven en zelfkastijding
+worden veroordeeld. "Bij ons", zoo heet het in een later geschrift,
+"is het houden van vasten dit, dat wij vasten van zondigen met onze
+oogen en tongen, onze ooren en handen en voeten--datgene wat in andere
+godsdiensten vasten is door niet te eten, is in onzen godsdienst
+vasten door geen zonden te bedrijven."
+
+Op ijverigen arbeid en vroeg opstaan wordt de nadruk gelegd:
+Parodars, de haan, is de heilige vogel van Sraosa. Doch niet minder
+op eerlijkheid, trouw en waarheid, terwijl ook de kuischheid in hooge
+eere stond. Ook mededeelzaamheid wordt als plicht gesteld: de stem
+van den arme, dien men ongetroost wegzendt, klinkt als een luide
+aanklacht door 't gansch heelal en bereikt den troon des Alwijzen.
+
+Wat de eerlijkheid betreft: eigenaardig heet het in een der teksten
+dat wie zijn schuld niet afdoet een dief is, die roof pleegt aan zijn
+schuldeischer. Ook wordt aangedrongen op het nakomen zijner contracten:
+zelfs de nabestaanden zijn daarvoor solidair aansprakelijk.
+
+Ontucht wordt met strenge straffen bedreigd. Afdrijving der vrucht
+en kindermoord zijn hier ten strengste verboden. Een vader is,
+men ziet dat op dit punt de Perzen ons vooruit waren, verplicht de
+ongehuwde moeder te onderhouden en voor het kind tot diens zevende
+jaar te zorgen. De ontuchtige vrouw is vogelvrij: de ontucht is Anro
+mainyu's geliefde dochter.
+
+Wat betreft de zoogenaamde verwanten-huwelijken (tusschen broeder
+en zuster, ouders en kinderen), later zijn deze bloedschendige
+verbintenissen wèl door de Magiërs aangeprezen, doch in het Avesta
+vinden wij dit niet. Waarschijnlijk zijn zij ontstaan uit de begeerte,
+om het ras zuiver en onvermengd te houden.
+
+Reinheid eischte de Mazdayasnische wet echter niet slechts op zedelijk,
+ook op natuurlijk gebied. Daartoe rekende men allereerst den plicht
+om aarde, water en vuur rein te houden: de drie heilige elementen
+van Mazda. Vandaar dat de oude Perzen hun dooden niet verbrandden,
+dat zou het vuur verontreinigen, noch hen begroeven, dat zou de
+aarde ontheiligen, maar ze neerlegden op een soort torens [187],
+waar ze door roofvogels konden worden verteerd. De alleroudste wijze
+van lijkbezorging was echter deze, dat men het lijk ergens neerlegde
+op zijn eigen kussen of doodslaken, fel beschenen door de zon.
+
+Een lijk begraven is een groote zonde, verbranden echter nog grooter
+kwaad; wie dàt iemand ziet doen, is volgens de wet verplicht den
+overtreder te dooden.
+
+Een veld waar een lijk van een mensch of een hond heeft gelegen, mag
+in geen geval bezaaid worden, voordat het is gereinigd. Een begraven
+lijk moet althans binnen 't jaar opgegraven worden, wie er twee jaar
+mee wacht, begaat een onvergeeflijke zonde.
+
+Tegenover de dierenwereld nemen de Parzisten een geheel andere houding
+aan, dan b.v. de volgelingen van Boeddha. Terwijl toch dezen het leven
+in alle schepselen heilig achten, is het hier plicht om de aan Mazda
+gewijde dieren te beschermen, maar de scheppingen van Anro mainyu
+uit te roeien.
+
+Was het dooden der eerste verboden, toch maakte men uitzondering voor
+dieren, die den mensch tot spijze dienden en bij de offers aan sommige
+yazata's werden ook paarden, kameelen, runderen en kleinvee geslacht.
+
+Waarom nu sommige dieren heilig, andere onrein werden geacht, is vaak
+moeilijk na te gaan. Het nut besliste zeker menigmaal, doch niet
+altijd. Heilig zijn boven alles de koe en de hond. Zoo ook de egel
+en de otter; den laatste hield men voor een soort hond. Ook de kat
+en de uil, de vogel van Vohumano, zijn heilig als bestrijders van
+het ongedierte, dat het graan opeet: de muizen. Eveneens de gier,
+de bekende straatreiniger van het Oosten.
+
+Onrein zijn: slangen, ratten, muizen, mieren, padden, kikvorschen,
+deze moeten worden gedood.
+
+De Perzen schenen, wat de onreinheid betreft, den stelregel
+toegedaan: "het bederf van het beste is het slechtste." Immers
+juist de overblijfselen van een mensch en een hond, en onder
+menschelijke overblijfsels vooral dat van een priester waren
+ten zeerste onrein. Zooveel mogelijk moest men zich daarvoor
+wachten. Verontreiniging was echter, bij de lijkbezorging, niet
+steeds te vermijden. Water, aarde, doch vooral de urine der koe,
+waren de gewone zuiveringsmiddelen. Wie b.v. een lijk had aangeraakt,
+moest een vrij omslachtige reiniging ondergaan, waarbij de priesters
+met besprengingen en gebeden dienst moesten doen.
+
+Zoo was reinheid een strenge eisch, doch om al het ritueele werd het
+innerlijke niet vergeten.
+
+"Reinig u zelf, o gerechte, klinkt het ons tegen; dit toch is in
+de stoffelijke wereld voor ieder de reiniging van deze zijn eigen
+persoonlijkheid, o gerechte, dat hij haar reinige door goede gedachten,
+woorden en daden."
+
+Wat nu de straffen aangaat, door de wet voor de overtreders bepaald,
+meestal waren zij niet gestreng. Slechts op groote onreinheden,
+grove ontucht en ketterij stond de doodstraf, overigens waren het
+lijfstraffen, die den overtreder hier bedreigde; later werden deze
+door geldboeten vervangen.
+
+Men had echter ook geestelijke straffen, waarbij men in meerdere of
+mindere mate van de gemeenschap der vromen was uitgesloten. Een der
+grootste straffen was: de verbanning uit der menschen gedachtenis,
+waarbij men dus werd dood verklaard. De allerzwaarste die: waarbij
+men van de godsdienstige gemeenschap werd uitgesloten en onder smaad
+en gejouw werd weggejaagd. Toch, ook dan nog kon men zich genade
+verwerven: als men namelijk een der felst gehate overtreders doodde.
+
+We hebben hiermede ons overzicht van het oude Mazdeïsme ten einde
+gebracht en het leeren kennen, als een bij uitstek praktischen,
+verstaanbaren godsdienst: althans in zijn hoofdtrekken. We weten
+ook--straks komen wij daarop terug--dat deze godsdienst ook nu nog
+hier en daar in Perzië zelf, maar vooral onder de naar voor-Indië
+uitgewekenen, de zoogenaamde Parsi's, voortleeft. Doch, minder
+gemakkelijk is nog de vraag: waar en wanneer is deze godsdienst
+eigenlijk geldig geweest? Daarover is onder de geleerden veel verschil,
+waarop wij hier niet kunnen ingaan. We volstaan met als ons gevoelen
+mee te deelen dat de Zarathustrische godsdienst, nagenoeg zooals
+wij dien uit het jongere Avesta leerden kennen, de heerschende
+godsdienst is geweest onder Cyrus (558-529 v. C.) en zijne opvolgers,
+de zoogenaamde Achaemeniden. Aan hun rijk maakte Alexander de Groote
+(336-323) een einde en tevens schijnt hij tegen het Mazdeïsme en
+zijn gewijde boeken te hebben gewoed. Het gevolg is geweest dat deze
+godsdienst in diep verval geraakte, al bleef hij in enkele landstreken
+vrij zuiver bewaard. Later echter kwam er een tijd van herleving en
+wel onder de Sassaniden, welk vorstenhuis vanaf 226 n. C. regeerde,
+totdat de Islam zich ook in Perzië vertoonde en Mohammed Zarathustra
+verdrong, toen in 651 het rijk der Sassaniden bezweek.
+
+Toch bleven er eenige weinige getrouwen tot op dezen dag; vooral
+werden de Parzische instellingen en leeringen trouw bewaard door naar
+Indië uitgewekenen, de zoogenaamde Parsi's, welke laatsten zelfs
+trachten hun ouden godsdienst in diens oorspronkelijke zuiverheid
+te herstellen. Naar het mij voorkomt is dit verschijnsel belangrijk
+genoeg, om er nog een oogenblik bij stil te staan en ook aan dit
+nieuwe, herstelde Parzisme nog een enkele bladzijde te wijden.
+
+
+
+
+
+IV. Het "hervormde" Mazdeïsme der tegenwoordige Parsi's.
+
+
+Wij vermeldden reeds, dat er in oude dagen, aan hun godsdienst getrouwe
+Perzen naar Indië uitweken. Gastvrij werden zij daar ontvangen, alleen
+hun wapens moesten zij afleggen, hun kleeding veranderen en geen koeien
+meer dooden. Daar, in Indië, vergaten zij hun taal, ook al konden zij
+nog een enkel gebed in de oude taal uitspreken en werden hun ook in
+het maatschappelijk leven allerlei gewoonten eigen, aan de Hindoes,
+later ook aan de Mohammedanen ontleend. Toch: twee punten van hun oud
+geloof hielden zij vast: er was maar één God, en: een man mocht slechts
+huwen met ééne vrouw. Ook bleven zij hun heilige boeken bewaren.
+
+Het Engelsch bewind gaf hun meer vrijheid en deed de kracht van het
+energieke volk, (de flinkste kooplieden van Bombay zijn allen bijna
+Parsi's) ontwaken. Verder werden zij nog meer wakker geschud uit
+hun verdooving door de werkzaamheid van Christenzendelingen. Toen
+er enkelen van hen voor het Christendom waren gewonnen, begrepen de
+anderen, dat zij--wilde hun godsdienst en gemeente bestaan blijven--wat
+meer voor de godsdienstige opleiding hunner kinderen moesten doen,
+dan hen enkele spreuken en gebeden uit het Zend-Avesta te laten
+leeren in de oorspronkelijke taal, welke zij niet begrepen. De vrucht
+dezer beweging was de uitgave van een Parzischen catechismus, onder
+den titel:
+
+"Eenige vragen en antwoorden om de kinderen van de heilige
+Zarathustrische gemeente bekend te maken met den Mazdeïstischen
+godsdienst. Gesprek tusschen een Zarathustrischen meester en zijn
+leerling."
+
+We halen uit dit werkje een gedeelte aan, vooral om er uit te doen
+zien, hoe de Parsi's hierin trachten terug te keeren tot het oude,
+zuivere geloof, toen het nog niet door den invloed der schare was
+verbasterd.
+
+"Waarin gelooven wij, leden der Zarathustrische gemeente?"
+
+"Wij gelooven slechts in één God, en in niemand behalve in Hem."
+
+"Wie is die ééne God?"
+
+"De God, die de hemelen, de aarde, de engelen, de sterren, de zon,
+de maan, het vuur, het water (of de vier elementen) en alles, wat in
+de twee werelden is "schiep". In dien God gelooven wij, Hem dienen
+wij en vereeren wij, Hem roepen wij aan."
+
+"Gelooven wij niet in eenig ander God?"
+
+"Wie in eenig ander God gelooft, is een ongeloovige; hij zal de
+straffen der hel ondergaan."
+
+"Welke gedaante heeft onze God?"
+
+"Onze God heeft geen gelaat of vorm, kleur noch gestalte, noch een
+bepaalde woonplaats."
+
+"Niemand is aan Hem gelijk. Hij is zoo heerlijk, dat wij Hem niet
+kunnen beschrijven of beoordeelen, noch Hem begrijpen."
+
+"Is daar eenig ding, dat God niet kan scheppen?"
+
+"Ja, daar is één ding, dat God zelf niet kan scheppen."
+
+"Wat dat is, moet gij mij uitleggen."
+
+"God is de Schepper aller dingen, maar indien Hij iets zou willen
+scheppen, dat Hem gelijk ware, Hij zou het niet vermogen. God kan
+geen ander scheppen, Hem zelf gelijk."
+
+"Hoeveel namen zijn er voor God?"
+
+"Men zegt, dat er duizend en één zijn, doch daarvan zijn er nog
+honderd en één overgebleven."
+
+"Waarom zijn daar zoovele namen van God?"
+
+"De namen van God, die zijn natuur weergeven, zijn twee: Yazdan
+(almachtig) en Pauk (heilig). Ook wordt Hij genoemd Hormuzd (de
+hoogste der geesten), Dádár (die gerechtigheid geeft), Purvurdegar
+(voorziener), Purvurtur (beschermer). Door deze namen prijzen wij
+Hem. Er zijn ook vele andere namen, die Zijn goede daden beschrijven."
+
+"Wat is onze godsdienst?"
+
+"Onze godsdienst is: Dienst van God."
+
+"Sedert wanneer ontvingen wij onzen godsdienst?"
+
+"Gods ware profeet--de waarachtige Zurthost (Zoroaster) Asphantaman
+Anoshirwan--bracht ons van Godswege het ware geloof."
+
+"Waarheen moet ik het aangezicht wenden, als ik den heiligen Hormuzd
+vereer?"
+
+"Wij behooren den heiligen rechtvaardigen Hormuzd te vereeren,
+met ons aangezicht gewend naar een zijner scheppingen van licht,
+heerlijkheid en verhevenheid."
+
+"Welke zijn deze voorwerpen?"
+
+"Deze zijn de zon, de maan, de sterren, het vuur, het water en andere
+heerlijke dingen. Naar deze zijne scheppingen wenden wij ons gelaat,
+en beschouwen die als ons "kibleh" [188] omdat God in haar een klein
+deel zijner heerlijkheid heeft neergelegd en zij daarom in de schepping
+meer verheven zijn en geschikt om ons "kibleh" te wezen."
+
+"Welke godsdienst heerschte er in Perzië vóór den tijd van Zurthost?"
+
+"De koningen en het volk waren dienaars van God, doch zij hadden,
+evenals de Hindoe's, beelden van de planeten en afgodsbeelden in
+hun tempels."
+
+"Welke geboden heeft God ons gegeven door zijnen profeet, den verheven
+Zurthost?"
+
+"Vele geboden, doch ik geef u het voornaamste, dat gij u altijd moet
+herinneren en waardoor gij u moet laten leiden:
+
+"God als Eén te erkennen. Den profeet, den verheven Zurthost als
+zijn waren profeet te eeren. Zijn godsdienst en het Avesta, door
+hem gebracht, als ontwijfelbaar waar aan te nemen. Te gelooven in de
+goedheid van God. Geen der geboden van den Mazdeïstischen godsdienst
+ongehoorzaam te zijn. Booze daden vermijden, goede daden verrichten,
+vijfmaal 's daags bidden. Te gelooven in vergelding en gerechtigheid
+op den vierden dag na den dood. [189] Op den hemel te hopen en de
+hel te vreezen. Zonder twijfel te gelooven in den dag der algemeene
+vernietiging en reiniging (van alle zielen, die lijden). Altijd te
+bedenken, dat God doet, wat Hij wil en zal doen, wat Hij wil. Eenig
+lichtend voorwerp aan te zien als wij God aanbidden."
+
+"Als wij eenige zonde begaan, zal onze profeet ons dan behouden?"
+
+"Nooit moeten wij, volgens ons geloof, eenige zonde begaan: onze
+profeet, onze gids in het rechte spoor, heeft ons uitdrukkelijk gezegd:
+"gij zult ontvangen, naar wat gij doet." Onze daden beslissen over
+onzen terugkeer in de andere wereld. Als gij deugdzame en vrome daden
+verricht, zal de hemel uwe vergelding zijn. Als gij zondigt en slechte
+dingen doet, zult gij in de hel worden gestraft. Daar is niemand dan
+God, die u kan redden van de gevolgen uwer zonden. Als iemand een zonde
+begaat, in het geloof dat hij door iemand zal worden gered, zoo zullen,
+zoowel hij, die hem (hierin) bedriegelijk voorgaat, als de bedrogene
+veroordeeld zijn tot op den dag van de voleinding der wereld."
+
+"Welke zijn de dingen, waardoor een mensch gezegend en beweldadigd
+wordt?"
+
+"Door deugdzame daden te doen, mild te geven, voorkomend en need'rig te
+zijn, zachte woorden te spreken, anderen het goede toe te wenschen,
+een rein hart te hebben, kennis te verkrijgen, de waarheid te
+spreken, den toorn te onderdrukken, geduldig te zijn en zichzelf te
+beheerschen, vriendelijk te zijn, schaamte te gevoelen, behoorlijken
+eerbied te toonen voor oud en jong, godsdienstig te zijn, uw ouders en
+leermeesters te eeren. Alle deze deugden zijn de vrienden van goede,
+de vijanden van slechte menschen."
+
+"Door welke dingen gaat een mensch verloren en wordt hij verlaagd?"
+
+"Door onwaarheid spreken, stelen, dobbelen, met booze begeerten eene
+vrouw aanzien, verraad plegen, misleiden, boos zijn, anderen kwaad toe
+wenschen, trotsch zijn, spotten, lui zijn, kwaadspreken, gierig zijn,
+oneerbiedig zijn, onbeschaamd, oploopend zijn, nemen wat eens anders
+eigendom is, wraakzuchtig, onzindelijk, hardnekkig, afgunstig zijn,
+iemand leed berokkenen, bijgeloovig zijn en tegenover anderen booze
+en vijandige daden plegen.
+
+"Dit zijn de vrienden van den slechte, de vijanden van den deugdzame."
+
+Deze catechismus was de eerste poging om godsdienstig onderricht aan
+de jeugd te geven. Ook werden de oude, gewijde boeken in de Gujarati
+taal overgezet, doch: deze vertaling was te letterlijk en daardoor
+onverstaanbaar.
+
+Daarop stichtte in 1849 Dabadhaï Naoroja, (een van de voormannen
+van het nieuw Parzisme, waaraan ik deze mededeelingen ontleen), ten
+einde meer invloed uit te oefenen, met andere jonge mannen scholen
+voor meisjes. Zij noemden zich: "Letterkundige en Wetenschappelijke
+Studentenvereniging." Deze Dabadhaï Naoroja kwam toen juist van de
+academie. Hij en zijne vrienden gaven 's morgens en 's avonds les en
+hadden eerst niet weinig tegen de vooroordeelen van de meerderheid van
+hun volk te strijden. Doch, zij hielden vol; aanzienlijke jongelieden
+kwamen hen helpen en de scholen kwamen tot gevestigden stand.
+
+Ook hield men lezingen en stichtte men een Parzistisch weekblad. In
+1851 werd eene vereeniging gesticht, met den straks genoemden Dabadhaï
+Naoroja als secretaris, die ten doel had het Mazdeïstische geloof
+van Hindoesche en Mohammedaansche toevoegselen te zuiveren en, door
+nauwgezette studie der gewijde boeken, tot zijn oorspronkelijke
+zuiverheid terug te brengen. Deze vereeniging heette "Rahanumai
+Mazdiashná" (gids voor de vereerders van éénen God).
+
+Er was tegen deze vereeniging een groote vijandschap: zelfs werd
+een tegenvereeniging opgericht, die echter spoedig bezweek. Waar het
+echter gold met Hindoesche en Mohammedaansche ceremoniën te breken,
+daar was er groote tegenstand bij de vrouwen, zusters en moeders:
+die toch immers in het huisgezin den toon aangeven. De meisjesschool
+evenwel had ook in dezen groot succes. Daar leerden deze meisjes
+immers dit alles als vooroordeel of bijgeloof kennen. Zij kwamen
+daardoor van zelf in verzet. "Neen, moeder," zeiden zij, de kleine
+schouders ophalend, "dat is ons geloof niet, dat is niet goed, dat
+is bijgeloovig." En--de moeder luisterde naar het kind, als zij naar
+man of broeder niet wilde hooren.
+
+Sedert dien tijd zijn twee geslachten voorbij gegaan. Die kinderen
+zijn nu zelf moeders en zij zetten de aangevangen hervorming voort.
+
+Ook nog een andere belangrijke schrede tot hervorming werd ongeveer
+1853 gedaan. Men weet, dat het oude Parzisme de vrouwen volstrekt
+niet achterstelde. Evenwel, onder vreemden invloed was er ongelijkheid
+gekomen: de vrouwen werden weinig geteld. De straks genoemde leider en
+anderen gingen nu familiesamenkomsten houden en maaltijden, waarbij
+ook de vrouwelijke leden der familie tegenwoordig waren. Inderdaad
+hielp dit. Trouwens men kon zich ook beroepen op de volgende woorden
+van Zarathustra, in de Zend Avesta aangehaald:
+
+"O gij bruiden en bruidegoms, mannen en vrouwen, ik zeg u deze woorden:
+Leeft in éénen geest; doet te zamen uw godsdienstige plichten in
+zuiverheid van gedachte, leeft met elkaar in waarheid en door deze
+dingen zult gij zeker gelukkig worden."
+
+Ook het hebben van meer dan eene vrouw, welk misbruik hier en daar
+was ingeslopen en wel in dezen vorm, dat men zijne vrouw wegzond
+om eene andere te nemen, liet men niet onbestreden. Men wist, met
+eenige moeite, een wet te verkrijgen, waarbij de Parsi's in dezen
+met dezelfde straffen werden bedreigd als de Engelsche onderdanen.
+
+Ook tegen de, volgens Indische zede gebruikelijke, ook onder de Parsi's
+ingeslopen kinderhuwelijken trad men op. En wel met zooveel succes, dat
+ze thans onder hen voornamelijk in Bombay, bijna niet meer voorkomen.
+
+Zoo kwam er dus onder de Parsi's meer belangstelling in hun oude
+geloof. Evenwel, men bleef geenszins bij de letter daarvan hangen.
+
+Onder den invloed van "Rahanumai", de straks genoemde vereeniging, kwam
+men er toe, die oude geschriften meer opzettelijk te onderzoeken. Dit
+leidde tot de volgende resultaten: [190]
+
+Vele boeken, tot nu toe voor kanoniek gehouden, waren dit niet. Met
+uitzondering van de Gatha's gaven de oude boeken niet weer de woorden
+van Zarathustra, noch van zijne leerlingen. Verder: de godsdienst
+van Zarathustra werd uit een radicale hervorming geboren: tegenover
+het polytheïsme predikte deze den dienst van den grooten, verhevenen
+God als het begin en einde van den waren godsdienst. Hij alleen was
+de gever van alles. De oude goden en geesten verwierp de profeet, om
+zich alleen tot God te richten. "U en u alleen", sprak hij, "ziet het
+oog mijner ziel." Het monotheïsme van Zarathustra was ondubbelzinnig,
+eveneens zijne leer van maar eene vrouw te huwen.
+
+De tegenwoordig Parsi studenten houden vol dat, de boeken van het
+Avesta (behalve de Gatha's) door priesters zijn saamgevoegd, die na den
+dood van Zarathustra de oude geesten weer in eere herstelden, zij het
+ook in ondergeschikte positie: die geesten, welke men onderstelde over
+het water, het vuur, de aarde en alle groote scheppingen der natuur te
+regeeren. Ook maakten die priesters, zoo leeren zij, een ritueel en
+ceremoniën, die voor hen het meest voordeelig waren. Voorts maakten
+al de aanroepingen van verschillende geesten geen deel uit van den
+godsdienst van Zarathustra.
+
+Zij--de tegenwoordige beoefenaars der gewijde Perzische
+letterkunde--oordeelen dat de Parsi's moeten terugkeeren tot den
+oorspronkelijken geestelijken, eenvoudigen, zuiveren godsdienst der
+eerste tijden--en dat uit Zarathustra's woorden volgt, dat slechts
+de eeuwige beginselen van de regeering van éénen God, zuiverheid in
+gedachten, woorden en werken voor altijd bindend zijn. Alle gewoonten,
+ritueel en ceremoniën, aangenomen volgens tijdsomstandigheden, plaats
+en beschaving, kunnen veranderd worden, naardat de stoffelijke en
+geestelijke behoeften der gemeenschap dit eischen.
+
+Daarop leggen de tegenwoordige leiders dan ook den vollen
+nadruk. Blijven zij dat doen, dan kan zeker de betrekkelijk kleine
+kring van Parsi's in Indië, 84,000 op 254 millioen, als zij waarlijk
+strijdt voor waarheid, gerechtigheid en deugd toch een in menig
+opzicht heilzamen invloed uitoefenen.
+
+En ook voor ons westerlingen--vaak zoo ver van natuur en waarheid
+verwijderd--kan het niet anders dan gunstig werken om met den
+verhevenen, en toch practischen godsdienst van Zarathustra kennis
+te maken.
+
+Trouwens, de oude Perzen behooren ook tot onze geestelijke voorouders:
+hun leer van den duivel en de opstanding, van het wereldgericht en
+de reiniging der boozen, heeft door het Jodendom heen tot in het
+Christelijk denken zich een plaats verworven. Steeds klaarder komt
+dit door de nieuwere onderzoekingen aan het licht.
+
+Doch hierop leggen wij nu niet den nadruk. Het leven des menschen een
+strijd tegen het booze, waarin God hem ter zijde staat, een strijd,
+die goede vruchten moet en zal dragen, het ware leven geen sombere
+ascese, maar ijverig arbeiden in de maatschappij: geen dwaze verachting
+van de wereld der zinnen, maar heiliging van al het aardsche in den
+geest der gerechtigheid--zie, dat zijn de onsterfelijke waarheden,
+ons door Zarathustra toegeroepen. Houden wij die in eere!
+
+
+
+
+
+
+
+BIBLIOGRAPHIE.
+
+
+G. H. Lamers. De wetenschap van den godsdienst. (Historisch deel),
+in Nieuwe Bijdragen voor Godgeleerdheid en Wijsbegeerte deel VII en
+deel IX.
+
+P. D. Chantepie de la Saussaye. Lehrbuch der
+Religionsgeschichte. Freiburg 1887. J. C. B. Mohr.
+
+P. D. Chantepie de la Saussaye. Vier schetsen uit de
+Godsdienstgeschiedenis. Utrecht. C. H. E. Breijer 1883.
+
+Religious Systems of the World (a collection of
+addresses). London. Swan Sonnenschein & Co. 1901.
+
+Monier Williams. Religious Thought and Life in India. Part I. Vedism,
+Brahmanism and Hinduism. London. John Murray. 1883.
+
+H. Oldenberg. Buddha, sein Leben, seine Lehre, seine
+Gemeinde. Berlin. W. Hertz. 1881.
+
+T. W. Rhys Davids. Buddhism. London 1899. (Society for promoting
+Christian Knowledge).
+
+A. Lillie. Buddha and Buddhism. Edinburgh. T. Clark. 1900.
+
+E. Arnold. Het licht van Azië, vertaald door Dr. H. Meyboom. Amsterdam
+1881.
+
+H. Fielding. De ziel van een volk. (Het Boeddhisme als volksgeloof
+in Burma) vert. door F. Ortt. 's Gravenhage. "Drukkerij Vrede" 1900.
+
+M. von Brandt. Die Chinesische Philosophie und der
+Staatsconfucianismus. Stuttgart. Strecker & Moser 1898.
+
+C. P. Tiele. Geschiedenis van den Godsdienst in de oudheid. Deel II
+(de Iranische volken). Amsterdam. P. N. van Kampen & Zoon 1895.
+
+A. Brodbeck. Zoroaster. Leipzig. W. Friedrich. 1893.
+
+G. de Lafont. Les grandes religions (le Mazdeïsme). Paris Chamuel 1897.
+
+F. Justi. Geschichte des alten Persiens. Berlin. G. Grote. 1879.
+
+
+
+
+
+
+
+INHOUD.
+
+
+ Bladz.
+
+VOORREDE 1-4
+
+
+Het Brahmanisme 5-37
+
+I. Het Brahmanisme; zijn oorsprong, karakter en eigenaardigheden 5-15
+
+ Verhouding van Israëlietischen en Christelijken godsdienst
+ en van Brahmanisme en Boeddhisme.--Pantheïstisch karakter
+ van het Brahmanisme, bij polytheïstisch voorkomen.--Oorsprong
+ van het Brahmanisme. Stamland der oude Indiërs, hun goden en
+ godsvereering, Rishi's, Varuna, Agni, Indra, Surya, verwantschap
+ der goden.--Onsterfelijkheidsgeloof. Yama.--Kastenwezen.--De
+ Veda's.--Ontwikkeling, van den Vedischen godsdienst onder de leiding
+ der Brahmanen, waarde van het offer, zielsverhuizing. Atman,
+ Brahma, het leven van den Brahmaan als leerling, huisvader en
+ kluizenaar.--Opkomst eener philosophisch-ascetische richting, hoe
+ deze zich met het volksgeloof verstond.
+
+II. Brahmaansche godenleer en levensbeschouwing 16-28
+
+ Brahmaansche godenleer, Brahma, Vishnoe en Siva, hun
+ incarnaties, karakter en vereering.--Esoterische opvatting van
+ het Brahmanisme.--Einddoel, waarnaar men streeft.--Vedanta en
+ Sankhya.--Ramayana en Mahabharata, Valmiki, Visvamitra, Yayati.
+ --Op den drempel van het Boeddhisme.
+
+III. Gezuiverd Brahmanisme in den nieuweren tijd
+ (de Brahmo-Samaj) 28-37
+
+ Vroegere pogingen tot hervorming.--Karakter der
+ nieuwere beweging.--Rammohun Roy.--Zijn optreden tegen
+ de afgoderij.--Strijd tegen weduwenverbranding.--Zijn
+ streven. Verhouding tot het Christendom.--Eeredienst.--Stichting
+ der Brahmo Samaj.--Zijn dood.--Debendra-nath.--Zijn
+ beginselverklaring.--Liturgie.--Verdeeldheid.--Vier
+ grondbeginselen.--Voornaamste punten der leer.--Narain Bose.--
+ Keshab Chander Sen.--Zijn doel.--Zijn jeugd.--Toetreding tot de
+ broederschap.--Zijn radicalisme.--Sociale hervormingen, die hij
+ voorstond.--Scheuring en vereeniging der meer vooruitstrevenden
+ in een nieuwe vereeniging.--Program.--Godsdienstoefening.
+ --Mozoomdar.
+
+
+Het Boeddhisme 38-154
+
+I. Het leven van Boeddha tot aan zijn openlijk optreden 38-54
+
+ Het Boeddhisme in het Brahmanisme voorbereid.--Zijn verspreiding.
+ --Zijn uiteenloopende opvatting.--Quaestie over het historische
+ der Boeddha-figuur.--Waarheid en verdichting gemengd.--Boeddha's
+ geboorteplaats.--Wat over zijn jeugd vaststaat.--Zijn wonderbare
+ geboorte.--Asita.--De vier voorteekens.--Voorzorgen van zijn
+ vader.--De vier voorteekenen verschijnen.--Pogingen om de hoogere
+ roeping van Boeddha te vernietigen.--Hemelgeesten sterken hem.--
+ Hij ziet de verleidelijke vrouwen in haar ware gestalte.--Geboorte
+ van Rahula.--Boeddha's strijd.--Zijn besluit.--Zijn vertrek.--Wat
+ Mara hem voortoovert.--Boeddha bij de kluizenaars.--In 't woud.--
+ Einde zijner zelfkastijding.--Zijn vijf leerlingen verlaten hem.--
+ Zijn strijd en overwinning onder den Bo-boom.--Zijn verlichting.
+ --Aarzeling om de leer te prediken.
+
+II. Boeddha als prediker van den weg des heils 54-87
+
+ Boeddha in het wildpark bij Benares.--De vijf vroegere leerlingen.
+ --Prediking van de vier heilige waarheden en van het achtvoudig
+ pad.--Bekeering der vijf asceten.--Van Bimbisara.--Van Sariputta
+ en Mogallana.--Verzet des volks tegen de Boeddhistische ascese.
+ --Boeddha ontmoet zijn vader.--Ziet Yaçodhara terug.--Boeddha in
+ zijn dagelijksch leven.--Gelijkheid in den kring der leerlingen.
+ --Velen van hen zijn aanzienlijken.--Sunita, leerling uit geringen
+ stand.--Boeddhisme een democratische beweging?--Ananda, de meest
+ geliefde leerling.--Devadatta, de verrader.--Leekenvrienden en
+ vriendinnen.--Visakha.--Haar zorg voor monniken en nonnen.--
+ Boeddha's denkbeelden over de vrouw.--Gesprek daarover met Ananda
+ --Nonnen minder dan monniken geacht.--Boeddha's strijd tegen de
+ Brahmanen.--Boeddha over het offeren.--Boeddha tegen
+ zelfkastijding.--Boeddha geen "vrijdenker" of "atheïst".--
+ Getuigenissen daarover.--Boeddha's gesprek met Vasettha over de
+ vereeniging met Brahma.--Boeddha en de schoone zondares.--De
+ vergeldingsleer (Karma).--Aantrekkelijkheid van Boeddha's persoon:
+ zijn figuur geen schepping der verbeelding.--Boeddhistische
+ spreuken.--Boeddha's laatste levensdagen en dood.
+
+III. Boeddha's onderwijs, Boeddhistische redenen en gelijkenissen 87-111
+
+ Waarde in het Boeddhisme aan "de leer" gehecht.--Boeddha's
+ onderwijs vooral tot het verstand gericht.--Rede over den gloed
+ der zinnen. Voor niet-ingewijden opklimming van af het eenvoudige
+ tot het hoogere.--Onderricht door vragen: gesprek met Sona,--
+ Gelijkenis van den waren en verkeerden weg.--Gelijkenis van de
+ vergeving.--Gelijkenis van den godloochenaar.--Gelijkenis van
+ Kisagotami.--Geschiedenis van prins Kunala.--Boeddha op een
+ huwelijksfeest.--Geschiedenis van het meisje Bhadra.--Koning
+ Wessantara.--Koning Bambadat.--De hongerige hond.--Boeddha als
+ vredestichter.--De verloren zoon.--De vrouw aan de bron.--
+ Geschiedenis van Vasavadatta.--Gelijkenis van het brandend huis.
+ --Gesprek met Rahula over valschheid.
+
+IV. Hoofdpunten van Boeddha's leer 111-119
+
+ Hoofdzaak: bevrijding van het lijden.--Schildering der Samsara.
+ --Er is echter verlossing.--Stemming der Boeddhisten in leven en
+ sterven.--"Dorst" de oorzaak van het lijden.--Hoe Boeddha de
+ zielsverhuizing opvatte?--Hoe Nirvana?--De ketterij van Yamaka:
+ conclusie.
+
+V. De weg des heils 119-124
+
+ Stations op den weg des heils.--Rechtschapenheid.--De vijf
+ geboden.--Geestelijke oefening in welwillendheid.--Bekeering
+ van Roja.--Geschiedenis van Sama.--Beheersching der zinnen.--
+ Opmerkzaamheid.--Mara, zijne verzoeking van Boeddha.--Gelijkenis
+ van den schildpad.--Voorsmaak van het hoogste heil hier op aarde:
+ extase.--Boeddha's persoon op den achtergrond.
+
+VI. Het Boeddhisme in de praktijk 124-139
+
+ Boeddhistische monniken geen tusschenpersonen tusschen hemel en
+ aarde.--Geen hiërarchie.--Wie van de (monniken) gemeente zijn
+ uitgesloten.--Opname als monnik (Pabbaja en Upasampada).--De
+ vier gestrenge regelen.--De vier groote verboden.--Gelofte niet
+ voor altijd.--Goede daarin.--Tucht van het publiek.--Dagelijksch
+ leven der monniken.--Onderricht der jeugd.--Aanzien, waarin
+ zij staan.--Biechtsamenkomsten.--Biechtformule (Patimokha).--De
+ regentijd.--Hoe die werd doorgebracht in de oudheid.--Hoe thans
+ in Birma.--In Ceylon.--Voorlezing op Zondag uit de H. S.--Vier
+ heilige plaatsen.--Boeddhistische nonnen.--Haar onderworpenheid
+ aan de monniken.--De vrouwen tegenover Boeddha's leer.--Haar
+ gebed.--Boeddhistische leeken.--Hun levensopvatting. --Afkeer
+ van den oorlog.--Individueele op den voorgrond.--Opvattingen over
+ vergelding en boete.--Hoe zij staan tegenover den dood.--
+ Waardeering der Boeddhistische leer.
+
+VII. De voortgang en ontwikkeling van het Boeddhisme 139-149
+
+ Hoofdpunten, hierbij te bespreken.--Oude concilie's.--Van
+ Rajagriha, Vaisali, Patna.--Açoka.--Zijn opschriften.--Açoka's
+ hervormingen op godsdienstig en maatschappelijk gebied.--Zijn
+ liefde voor den innerlijken godsdienst.--Zijn afkeer van den
+ oorlog.--Bescherming van dieren.--Zorg voor kranke menschen en
+ dieren.--Bepalingen ten gunste der monniken.--Het leven der
+ monniken in zijn dagen.--Godsdienstige feesten.--Zendelingen.
+ --Stupa's.--Concilie van Patna (244).--Heilige teksten.--Drie
+ Pitaka's.
+
+VIII. Uitbreiding en ontaarding van het Boeddhisme 149-154
+
+ Uitbreiding over Ceylon, Birma enz.--Ondergang in Indië.--Oorzaken
+ daarvan.--Het Boeddhisme in Tibet.--Overeenkomst met het
+ Roomsch-Catholicisme.--Beschrijving eener godsdienstoefening in de
+ kathedraal van Lhassa.--Slot.
+
+
+De Chineesche philosophie 155-245
+
+I. Inleiding 155-158
+
+ Hoofddoel van deze uiteenzetting.--Het oude en standvastige der
+ Chineesche beschaving.--De twee hoofdrichtingen der Chineesche
+ philosophie.--Strijd van Confucianisme en Taoïsme.--Overwinning
+ van Confucius.--Vreemde invloeden in het Confucianisme zelf.--Wat
+ aan het Confucianisme het overwicht gaf.--Oud-Chineesche
+ wijsgeer-profeten.--Keizer Wuwang (1110 v. C.)--Zijn fout.
+
+II. Confucius, zijn leven en leer 157-178
+
+ Zijn geboorte, naam, familie.--Zijn jeugd en huwelijk.--Bekleedt
+ verschillende betrekkingen.--Zijn roem.--Confucius' vlucht uit
+ Lu.--Keert terug.--Wordt beambte der stad Chungtu.--Klimt ten
+ slotte tot minister van justitie op.--Valt in ongenade.--In
+ ballingschap.--In 483 in Lu terug.--Zijn dood en laatste
+ woorden.--Eerst lang na zijn dood in eere.--Ten slotte
+ afzonderlijke tempels voor hem.--Ook thans bij de Mandschoe
+ regeering zeer geëerd.--Confucius' leer niet nieuw.--Stelde
+ het ordelijke, regelmatige op den voorgrond.--Afkeer
+ van bespiegeling over 's menschen toekomst.--Confucius'
+ nauwgezetheid en vormelijkheid.--Welken indruk wij van zijn
+ persoon krijgen.--Zijn ontmoeting met Lao-tsze.--Oordeel van
+ Taoïstische werklieden.--Confucius en de roover Kih.--Oordeel
+ van Wang-Chung.--Oordeel zijner leerlingen.--Confucius kind van
+ zijn tijd en volk.--Kritiek van zijn leerling Tsze lu.--Zijn
+ grief, dat hij miskend werd.--Zijn zwakheid.--Zijn leer der
+ wederkeerigheid.--Zichzelf en anderen opvoeden.--Opvatting
+ van gehoorzaamheid.--Kinderlijke liefde begin van alle
+ deugd.--Aanprijzing van zelfopvoeding.--Goed voorbeeld geven.--Zijn
+ ware natuur volgen.--Harmonie bewaren.--Anderen behandelen, zooals
+ men zelf behandeld wil zijn.--Ideaal van den wijze.--Fouten
+ zoeken in zichzelf.--De vijf wederkeerige plichten.--De drie
+ eigenschappen.--Waardoor zij uitgeoefend worden.--Negen regels
+ voor de beheerschers des rijks.--Vorm, waarin Confucius zijne leer
+ kleedt ook niet oorspronkelijk.--Wat Confucius eens op een beeld
+ las in 517 v. Chr.--Verval van Confucius' leer na zijn dood.
+
+III. Mencius 178-190
+
+ Zijn jeugd.--Zorg zijner moeder.--Zijn
+ leerjaren.--Leeraar.--Politiek hervormer.--Mencius'
+ ontgoocheling.--Ambteloos burger.--Zijn
+ dood.--Canonisatie.--Verschillend karakter van Confucius en
+ Mencius.--Mencius' strijd tegen Cynici en Mihisten.--Mencius'
+ democratie.--Zijn erkenning van de waarde der Chineesche
+ beschaving.--Zijn leer der "voorbeschikking".--Acht den
+ mensch van nature goed.--Leer van Han yü en Chu hi over 's
+ menschen natuur.--De vijf en de drie dingen, in strijd met
+ de kinderlijke liefde.--Mencius tegenover de secte van Shin
+ nung.--Erkent de waarde van elken heilzamen arbeid, vooral
+ van dien des wijzen.--Zijn vijf eischen ten opzichte van het
+ staatsbestuur.--Komt op tegen uitbuiting des volks.--Zijn strijd
+ tegen Mih ti's leer der algemeene liefde.--Leer van Mih ti.--Hoe
+ Mencius dit systeem omverwierp.--Mencius' strijd tegen den Taoïst
+ Yang Chu (pessimist).--Mencius' leer over de "hartstocht".--Verwante
+ denkbeelden bij den psycholoog Ribot.
+
+IV. Lao tsze 190-202
+
+ Zijn geboorte.--Latere verdichtselen daarover.--Zijn werk Tao
+ teh king. Ook Lao tsze slechts bewaarder der oude leer.--Het
+ Tao.--Wat daaronder te verstaan?--Iets onpersoonlijks.--Getuigenis
+ van Lao tsze, van Huai nan tsze.--Tao de natuur (natura
+ naturans).--Taoïsten over de wording van het heelal (Chwang
+ tsze).--Vergeleken met hedendaagsche beweringen.--Uitspraak van
+ Lieh tsze over Tao als het ongeschapene.--Verhouding van Tao en
+ God.--Evolutie door de Taoïsten erkend.--Plaats van den mensch in
+ het heelal volgens het Taoïsme.--Beschouwing van den dood.--Van 's
+ menschen roeping.--De "hemelsche" natuur te volgen.--Niet "actief"
+ zijn.--Hoe dit leidde tot ander politiek en sociaal optreden dan
+ van Confucius en de zijnen.--Lao tsze prijst rust en nederigheid
+ aan.--Overeenkomst met Confucius in lof der oudheid en afkeer van
+ druk.--Lao tsze wil weinig regeeren.-- Hoe hij de ontaarding der
+ regeering schetst.--Zijn regeeringsideaal.-- Zijn aanprijzing van
+ rust.--Droefgeestig beeld van zijn eigen persoon.
+
+V. Chwang tsze, Lieh tsze, Yang Chu en de ontaarding van het
+ Taoïsme 202-215
+
+ Chwang tsze en de vorst van Tsu.--Hoe hij begraven wilde
+ worden.--Valt Confucius en diens leer scherp aan.--Waarschuwing
+ tegen acht gebreken en vier fouten.--Keurt af Confucius'
+ rusteloosheid en bemoeizucht met anderen.--Gispt de
+ veeleischendheid der tegenwoordige heerschers.--Chwang tsze
+ over den dood.--Chwang tsze en de schedel.--Zijn besef van het
+ onbevredigende des levens.--Lieh tsze.--Het betrekkelijke der kennis
+ (de krankzinnige).--De man uit Yin (het vergankelijke).--Tchung
+ lu tsi, de man uit Ki en Lieh tsze spreken over het vergaan der
+ wereld.--Lieh tsze over leven en dood (het doodshoofd).--Yang
+ Chu.--Het korte leven dat zooveel droefs heeft.--Onbezorgd
+ genieten.--Keizer Muh en de Magiër.--Keizer Tsin Shi Wang Ti geeft
+ zich aan Taoïstische kunsten over.--De Taoïstische "doktoren der
+ rede" en het bijgeloof.--De Taoïstische paus.--Invloed van het
+ Taoïsme op het volk.
+
+VI. De "geleerden" tegenover Taoïsme en Boeddhisme 215-227
+
+ Argumenten van weerszijden gebezigd.--Het onbloedige der
+ vervolgingen.--Boeddhistische wijsbegeerte ten slotte zelfs
+ in de zedeleer der "geleerden" ingedrongen.--Oud en nieuw
+ Confucianisme.--Het heilige edict (tegenover Tao en Boeddha).--Het
+ groote plan van Ho en de rol van Loh.--Reactie tegen het
+ inkruipen van Taoïstische en Boeddhistische leeringen in het
+ Confucianisme.--De Mandschoe regeering en het Confucianisme.--Het
+ heilige edict, overwegingen, afkondiging, indeeling, verklaringen,
+ pogingen om het populair te maken.--Zijn 16 sententiën.--Waarde
+ van het Staats-Confucianisme.--Schaduwzijde.
+
+VII. De klassieke boeken der Chineezen 227-243
+
+ De vijf groote en de vier kleine klassieken.--De dertien
+ klassieke werken.--Nog drie andere klassieken.--Geijkte
+ verklaringen.--I-king.--Shu-king.--Shi-king.--Chau-li.--I-li.--
+ Li-ki.--Chun Chiu.--Lun-yü.--De werken van Mencius.--Hsiao-king.
+ --Het wonderboek Urhya.--Tahio.--Chung-yung.--Tshu-shu.--Kung
+ tsze kia yu.
+
+ Werken der Taoïsten: Tao teh king.--Commentaren.--Kwan yin
+ tsze.--Werken van Lieh tsze en Chwang tsze.--Liu Ngan (Huai
+ nan tsze).
+
+ Oorzaken der gapingen in de klassieke literatuur.--Vernietiging
+ der boeken door de dynastie Tsin.--Voorstelling van Sze ma
+ tsien.--Latere "bibliotheek-rampen".--Verdienste der Chineesche
+ geleerden.--Vervalschingen.--Schade in den nieuwen tijd.--Slecht
+ onderhoud der bibliotheken.--De ijver der Chineesche letterkundigen
+ te prijzen.--Besluit.
+
+
+Het Mazdeïsme 244-278
+
+I. Inleiding 244-248
+
+ Tegenstelling van den Indischen en den oud-Perzischen
+ godsdienst.--Toch beiden uit één stam.--Moeilijkheid om
+ het Mazdeïsme te beschrijven.--Zend-Avesta.--Zoroaster,
+ historisch?--Anquetil du Perron en het Zend-Avesta.--De drie
+ phasen van het Mazdeïsme.--Alexander de Groote.--De Sassaniden
+ (226-636 n. C.).--Wat van de oude literatuur is gebleven.--De
+ Gatha's, vertegenwoordigen oudste phase.--Gemeenschappelijke goden
+ en vereering bij de voorvaderen van Indiërs en Perzen.--Waardoor
+ later zooveel verschil?--Karakter der Zarathustrische hervorming.
+
+II. Het Mazdëisme der Gatha's 248-254
+
+ Verhevenheid van Ahura Mazda.--De goede geniussen, die hij
+ den mensch schenkt.--Bescherming van de koe, opgedragen
+ aan Zoroaster.--Oude kosmogonische mythe.--De aarde als de
+ gavenschenkende koe.--Mazda als de Alwetende, éénige God.--Mazda's
+ trawanten (geniussen).--Gematigd dualisme.--De daeva's.--Lot
+ van goeden en boozen.--Eindoordeel.--Hoe Mazda moet worden
+ gediend.--Landbouw en huwelijk in hooge eere.--Geen zachtheid
+ tegenover den vijand.--Offeren.--Gewijde spreuken.
+
+III. Het Mazdeïsme volgens het jongere Avesta 254-271
+
+ Waarom en hoe zooveel van het oude volksgeloof weer in
+ den nieuwen godsdienst kwam.--De Amesa-Spenta's, meer
+ zelfstandig.--Sraosa.--Ahuna vairya.--De "rechtvaardigste
+ rechtvaardigheid" en "het hemellicht".--Strijd om het
+ hemellicht.--Atar, god van het vuur.--Apam Napat.--Het
+ hemelvuur.--Anahita.--Zon, maan en sterren.--Planeten als vijandig
+ beschouwd.--Tistrya (Sirius).--Asi.--Haoma.--De roes van den
+ onsterfelijkheidsdrank.--Mithra.--De fravasi's.--Anro mainyu en
+ de booze geesten.--Anro mainyu en Zarathustra.--De helpers van den
+ booze.--De mensch tusschen Mazda en Anro mainyu in.--Voorstelling
+ omtrent heelal en aarde.--De eeuwigheid van Mazda's
+ schepping.--Voorstelling der schepping.--Des menschen levenstaak
+ en dood.--Het toekomstig leven van goeden en boozen. De voleinding
+ der wereld.--De drie Heilanden.--Anro mainyu's nederlaag.--De
+ priesters.--De eeredienst.--Het haoma offer.--De vuurdienst.--De
+ godsdienst in het leven.--Landbouw.--Heilige en onreine
+ plaatsen.--Tegen ascese.--IJverige arbeid.--Eerlijkheid.--Tegen
+ ontucht.--Reinheidseischen.--Heiligheid van vuur, aarde en
+ water.--De dierenwereld.--Plicht tegenover reine en onreine
+ dieren.--Innerlijke reinheid.--Straffen.--Geestelijke straffen.
+
+IV. Het "hervormde" Mazdeïsme der tegenwoordige Parsi's 272-278
+
+ Uitgeweken Perzen in Indië.--Welke twee punten van hun geloof
+ zij vasthielden.--Wat hen wakker maakte.--Strijd met het
+ Christendom.--Nieuwe Zarathustrische catechismus.--Dabadhaï
+ Naoroja.--Scholen.--Lezingen.--Weekblad.--Vereeniging.--Verheffing
+ der vrouw.--Tegen kinder-huwelijk.--Resultaat omtrent de gewijde
+ boeken.--Beteekenis van het Parsisme.
+
+
+
+
+
+
+
+AANTEEKENINGEN
+
+
+[1] M. von Brandt, Die Chinesische philosophie und der
+Staatsconfucianismus. Stuttgart 1898.
+
+[2] Bij Indische of "Zend" woorden heb ik de lettergrepen, die, waar
+onze Hollandsche opvatting anders zou doen vermoeden, lang moeten
+worden uitgesproken, door een liggend streepje gekenmerkt bv. Surya,
+Ramayana enz. Korte lettergrepen zijn, waar noodig door [breve]
+aangewezen, bv. Brahma.
+
+[3] Uit de Atharva. Veta. IV. 16.
+
+[4] Die afscheiding was en is voor een goed deel nog van dien aard dat
+personen van hoogere caste geen huwelijk met die van een lagere mogen
+aangaan. De ongelukkige paria, die uit een onwettige vereeniging van
+personen van verschillende caste wordt geboren, is het uitvaagsel
+der Indische maatschappij. De Brahmanen en Kshatrya's staan als
+"tweemaal geborenen" bovenaan.
+
+[5] Wij zullen echter straks zien, dat er ook in het Brahmanisme een
+theïstische strooming was en nog is.
+
+[6] Man der laagste caste.
+
+[7] Zie blz. 9.
+
+[8] Een secte, eenigszins aan het Boeddhisme verwant.
+
+[9] Het theïsme stelt, tegenover het pantheïsme, het zelfstandig
+bestaan van God, diens persoonlijkheid, op den voorgrond.
+
+[10] Essai sur la legende du Buddha. Paris 1875.
+
+[11] Vleeschwording der godheid, m. a. w. die teekenen zouden toonen
+dat hij een vleeschwording der godheid was.
+
+[12] Een bekend Boeddhistisch geschrift.
+
+[13] M. a. w. een der vroegere openbaringen van de godheid.
+
+[14] God des doods, zie Brahmanisme op blz. 9.
+
+[15] De vijf gehechtheden, hiermede worden bedoeld: lichamelijkheid,
+gewaarwordingen, voorstellingen, neigingen en bewustzijn. De
+bedoeling van dezen eenigszins duisteren zin, uit Boeddhistische
+teksten ontleend, is waarschijnlijk: waar men de vijf gehechtheden
+heeft achtergelaten zal geen ouderdom, ziekte of dood zijn. Waar men
+dus verheven is boven strijd en moeite.
+
+[16] Amrita, letterlijk: levensdrank.
+
+[17] Rishi's, zie Brahmanisme blz. 8.
+
+[18] Jina = iemand, die zijn lagere natuur bedwingt.
+
+[19] Dit ziet op vroegere levens van den Boeddha.
+
+[20] De boom, waaronder Boeddha tot het ware inzicht kwam.
+
+[21] = Levensdrank onsterfelijk.
+
+[22] Jaarlijks stierf de zonnegod als zonnepaard (ons sterrenbeeld
+aries = de ram) om volgens de Indiërs alle vleesch te redden. Vandaar
+ook het paardenoffer.
+
+[23] M. a. w.: Wat is de oorzaak der wedergeboorte?
+
+[24] M. a. w.: Waar de begeerte is gedood, daar wordt men van
+wedergeboorte verlost.
+
+[25] Mahavagga I. 5. 2 enz.
+
+[26] Teeken van eerbied.
+
+[27] Zie blz. 50.
+
+[28] Mahavagga I. 6. 10.
+
+[29] "Voleindigde", titel waarmee Boeddha zichzelf noemde, evenals
+Jezus sprak van "de Zoon des Menschen".
+
+[30] "Nirvana" een woord over welks beteekenis veel verschil is. De
+Boeddhisten duiden er het hoogste heil mee aan, dat boven alle lust
+is verheven.
+
+[31] Hiermee worden bedoeld de vijf elementen, waaruit volgens het
+Boeddhisme de menschelijke persoonlijkheid bestaat. Zij worden ook wel
+genoemd de vijf Skandha's, en zijn: lichamelijkheid, gewaarwordingen,
+voorstellingen, neigingen en bewustzijn.
+
+[32] In den zin van "begeerte".
+
+[33] Hernieuwd bestaan.
+
+[34] Een geijkte formule zijn deze woorden ook thans nog in het
+Boeddhisme.
+
+[35] Feitelijk vormen de Boeddhisten, zooals wij nader zien zullen
+een monnikengemeente, doch ook als leek kon men den verlichte eeren
+en hem volgen op een afstand.
+
+[36] Asceet.
+
+[37] Men zie op blz. 51 en 52 Boeddha's bespiegeling onder den Bo-boom.
+
+[38] getiteld: "De vraag van Upatisa" (een andere naam voor Sariputta.)
+
+[39] Sanjaya's leerlingen.
+
+[40] Rishi's, zie over hen blz. 8.
+
+[41] Volgens het Boeddhistische geschrift "Dhamma pada", een
+verzameling, grootendeels van spreuken.
+
+[42] Jataka: d. w. z. verhalen over vroegere levens.
+
+[43] De leer, de wet.
+
+[44] De Boeddhistische monniken hadden en hebben haar en baard
+afgeschoren.
+
+[45] De oudste naam der Boeddhisten.
+
+[46] Dat later het Boeddhisme de verdrukten hielp verlossen, zullen
+wij zien als wij over koning Açoka handelen.
+
+[47] Zie blz. 63.
+
+[48] d. i. kloosters.
+
+[49] Zie bladz. 58.
+
+[50] Het verhaal over Visakha in Mahavagga. VIII. 15.
+
+[51] Maha Prajapati.
+
+[52] Deze aanhaling zoowel als het thans volgend verhaal naar Digka
+Nikaya.
+
+[53] H. Fielding. De ziel van een volk. (Het Boeddhisme als volksgeloof
+in Burma). vertaald door F. Ortt. 's-Gravenh. 1900.
+
+[54] Volgens Anguttara Nikaya.
+
+[55] Zie blz. 56.
+
+[56] Een Cingaleesch Boeddhistisch geschrift.
+
+[57] Dit is de waarschijnlijke afwerking van dezen niet afloopenden
+zin.
+
+[58] De hooge verlichting in de rede.
+
+[59] Ook Prof. Rhys Davis, die overigens daartoe wel geneigd is,
+erkent het geloof der oude Boeddhisten in een bovennatuurlijke
+kennis, Abhinna, en bovenzinnelijke vermogens, Iddhi. Men zie zijn
+Buddhism. 1899. pag. 174.
+
+[60] Hier wordt geteekend "de kracht van vriendelijke gedachten", ook
+tegenwoordig wel bekend, waarop wij wellicht later nog terugkomen. Men
+zie ook blz. 76.
+
+[61] Dhammapada.
+
+[62] Dhammapada.
+
+[63] Het licht van Azië. vert. door
+Dr. H. U. Meyboom. Amsterdam. 1881. blz. 166, 167.
+
+[64] Zie bladz. 172. a. w.
+
+[65] Bhikshu = bedelaar, Muni = zwijgende, omdat de monniken zwijgend
+rondgingen met hun aalmoezenschaal.
+
+[66] Chineesch spreekwoord.
+
+[67] De boven aangehaalde spreuken zijn aan verschillende
+Boeddhistische geschriften ontleend.
+
+[68] Uit Mahavagga, deze rede zou gericht zijn tot de duizend
+kluizenaars van Uruvela.
+
+[69] Men vergelijke ook op blz. 71 het gesprek met een Brahmaan over
+het ware offer.
+
+[70] Uit Mahavagga.
+
+[71] Uit Doedha-vitakha Sutta.
+
+[72] Naar het water.
+
+[73] Chineesche uitdrukking voor Nirvana.
+
+[74] Soort van vergiftige slang.
+
+[75] Een soort vogel.
+
+[76] Of Iddhi = door haar in "verrukking van zinnen" te brengen.
+
+[77] Letterlijk: oud man, een soort Boeddhistische heilige.
+
+[78] Vrouwenverblijf.
+
+[79] Indische wetboek van voor-Boeddhistischen oorsprong. Thans
+o.a. nog in Birma geëerd.
+
+[80] Lieden die tot geen caste behooren, dus verachtten in de
+maatschappij.
+
+[81] Soort muziekinstrument.
+
+[82] Goudstukken.
+
+[83] nl. Boeddha, Dharma, Sangha: de verlichte, de leer, de gemeente.
+
+[84] Mahayana, groote overtocht, Hinayana, kleine overtocht. Alzoo
+heeten de twee scholen, waarin het oorspronkelijke Boeddhisme zich
+splitste en die beiden hun eigenaardige opvattingen en litteratuur
+bezaten.
+
+[85] Açoka was koning over een deel van Indië in de 3e eeuw voor
+Christus.
+
+[86] Rahat of Arahat: een, die niet meer wederom geboren behoeft
+te worden.
+
+[87] Zie pag. 56.
+
+[88] Samyuttaka Nikaya.
+
+[89] Zie H. Fielding. De ziel van een volk, vertaald door
+F. Ortt. Drukkerij "Vrede" 's-Gravenh. 1900.
+
+[90] Vgl. blz. 112.
+
+[91] Dit Atman beschouwen zij als Brahma in den mensch, het goddelijke
+in ons, vgl. blz. 12, 13.
+
+[92] n.l. diegenen, die als Makhali Gosala, zie blz. 74, gelooven
+dat het ik, na een aantal zielsverhuizingen doorgemaakt te hebben,
+'t zij goed of boos, in den dood ondergaat.
+
+[93] Milinda is de Grieksche koning Menander, die ongeveer 100 jaar
+voor Christus leefde en Indië aan zich onderwierp.
+
+[94] Zie blz. 95 enz.
+
+[95] Uit Dhammapada.
+
+[96] Cariya Pitaka. III. 15.
+
+[97] M. a. w. naar alle vier de windstreken, zie blz. 78, waar
+hetzelfde onderwerp wordt aangeroerd.
+
+[98] Cullavagga. VII. 3.12.
+
+[99] Zie blz. 100, 101.
+
+[100] Kant verhaalt dat hij door deze voortgezette oefening deelen
+van zijn lichaam, die anders niet onder de heerschappij van zijn
+geest stonden, kon beheerschen.
+
+[101] Samyuttaka Nikaya. vol. I fol. gha.
+
+[102] Ook dit verhaal naar Samyuttaka Nikaya. vol. II. fol. ja.
+
+[103] Blz. 324. a. w.
+
+[104] Geen slangendemon in menschengedaante.
+
+[105] Een der oudere monniken, die hem voordraagt.
+
+[106] Waarschijnlijk vertoefden de oudste volgelingen vooral onder
+boomen; doch ook tegenwoordig zijn de kloosters altijd met boomen
+omgeven.
+
+[107] Zeer kleine munt.
+
+[108] M. a. w. zich beroemen op zijn liefde tot een eenzaam,
+bespiegelend leven.
+
+[109] De ziel van een volk blz. 175.
+
+[110] Waarbij een monnik uit de heilige boeken voorleest.
+
+[111] Pitaka's = korven, de drie heilige boekverzamelingen der
+zuidelijke Boeddhisten, waarvan het eerste handelt over Vinaya (de
+orde). Het tweede over Dharma (de leer), het derde over Abhidharma (het
+geloof). Ieder dier afdeelingen bestaat uit tal van geschriften. Vele
+zijn uitgegeven en vertaald in de verzameling "Sacred books of
+the East."
+
+[112] Vlg. op bl. 70 het gesprek met Ananda.
+
+[113] Cullavagga XI. 4.
+
+[114] a. w. blz. 17.
+
+[115] Zie blz. 119.
+
+[116] Fielding a. w. blz. 108 en volg.
+
+[117] Naam, dien Açoka droeg.
+
+[118] Grafteeken, gedenkteeken.
+
+[119] De bedoeling schijnt te zijn dat deze boomen 's nachts de
+monniken tot toevlucht zullen strekken.
+
+[120] Over het laatstgenoemde zie bl. 109-111 van dit werk. Upatishya
+of Upatissa is een andere naam voor Sariputta, zie blz. 58 en 59.
+
+[121] Waarschijnlijk waren er ook olifanten bij, die worden heel wat
+ouder dan menschen.
+
+[122] Zie blz. 118 en 119.
+
+[123] Woorden, die Boeddha zou geuit hebben, toen hem onder den
+Boddhiboom de verlichting ten deel viel.
+
+[124] Zie blz. 126.
+
+[125] deze zijn: 1 geen leven vernietigen. 2 niet stelen. 3 zich
+voor onreinheid wachten. 4 niet liegen. 5 geen bedwelmende dranken
+gebruiken. 6 niet op verboden tijden eten. 7 van dansen, zingen,
+muziek en tooneelvoorstellingen zich onthouden. 8 geen kransen,
+parfumerieën, zalven of sieraden gebruiken. 9 geen hoog of breed bed
+gebruiken. 10 geen goud en zilver aannemen.
+
+[126] Vragen, het ontstaan der wereld betreffende.
+
+[127] Toch had ook deze wijsheid, gelijk wij zien zullen, een
+"metaphysischen grondslag." Goed staatsburger zijn behoort ook tot
+het opvolgen van 's hemels ordeningen.
+
+[128] Daar is thans nog de groote tempel ter eere van Confucius,
+waar den heiligen ouden wijze geschenken worden gebracht.
+
+[129] Wij vergeten daarbij echter het woord niet, dat niemand groot
+is voor zijn kamerdienaar.
+
+[130] Mannen van rang dragen twee zwaarden.
+
+[131] Hsiao-king.
+
+[132] Tahio.
+
+[133] Chung yung.
+
+[134] Daarom offeren ook gesnedenen, die in hun jeugd door de ouders
+verkocht zijn om hen te laten ontmannen, aan de gestorven ouders niet,
+daar dezen hun de vervulling van den plicht der kinderlijke liefde
+onmogelijk gemaakt hebben. Volwassenen, die zichzelf voor dit doel
+verkocht hebben, brengen die offers wel: evenals de Boeddhistische
+(uiteraard ongehuwde) priesters.
+
+[135] De Cynici vormden een wijsgeerige school in het oude
+Griekenland. Zij versmaadden alle beschaving en trachtten naar den
+grootsten eenvoud: men denke aan Diogenes en zijn ton!
+
+[136] Diogenes leefde in de 4e eeuw v. C. Van hem is bekend dat hij den
+strengsten eenvoud betrachtte: een ton was zijn woning. Van Alexander
+den Groote vroeg hij als gunst slechts dat de vorst wat op zijde zou
+gaan om hem niet te berooven van 't genot van den zonneschijn.
+
+[137] Zie blz. 165.
+
+[138] vgl. Ev. n. Johannes, hfdst. I.
+
+[139] "Jehovah". Een juistere uitspraak is Jahve.
+
+[140] Zie blz. 176 enz.
+
+[141] Wij zouden hier eerder "bemoeizucht" verwachten.
+
+[142] of liever Boeddhistisch in den geest van "den grooten overtocht",
+het latere, sceptische Boeddhisme, zie blz. 118 en 119.
+
+[143] Alchimie = het zoeken van den steen der wijzen, necromantie =
+het bezweren der dooden.
+
+[144] Dat de mensch in een droom of onder suggestie in een
+ongelooflijk korten tijd veel kan doorleven is een feit, door nieuwere
+onderzoekingen bevestigd.
+
+[145] De aanhangers van Confucius en Mencius.
+
+[146] de Taipings, die in 1864 van zich deden spreken, wilden de
+Mandschoe dynastie verdrijven en het zuiver Chineesche element op den
+voorgrond stellen. De gansche beweging werd echter in bloed gesmoord.
+
+[147] men zie over het Lamaïsme blz. 150 enz. van dit werk.
+
+[148] incubi zijn geesten, die als mannen met vrouwen den bijslaap
+uitoefenen, succubi zijn geesten, die dit als vrouwen met mannen doen.
+
+[149] deze laatsten wilden wel de Joodsche traditie handhaven, doch
+hadden zeer veel aan de denkbeelden der Grieken ontleend en in hun
+philosophie opgenomen.
+
+[150] de vertegenwoordiger van het "gewijzigde" Confucianisme, zie
+blz. 182, 216 en 221.
+
+[151] Zie blz. 216 enz.
+
+[152] In China zijn geen wettig aangestelde advocaten, daardoor werden
+rechtszaken behandeld door "winkeladvocaten", die niet zeer in eere
+staan, doch bij domme menschen toch maar al te veel invloed hebben. In
+de omschrijving van deze sententie worden zij geducht doorgehaald,
+o. a. dit: heeft men ooit gehoord dat een dezer lieden een natuurlijken
+dood stierf? (m. a. w. zulke ellendelingen treft des hemels straf).
+
+[153] Zooals men weet leeft de zijderups op den moerbeiboom.
+
+[154] Met die valsche leeringen wordt niet alleen op het Taoïsme
+en het Boeddhisme, maar ook op het Christendom, bepaald in zijn
+Roomsch-Katholieken vorm gedoeld. Over het Christendom handelt deze
+omschrijving: "Zelfs de leer van de "secte van den heer des hemels"
+(zoo noemen de Chineezen het R. K. geloof) die over den hemel spreekt
+en over de aarde zwetst en over dingen zonder schaduw en wezen, is
+valsch en bedorven. Dewijl echter de leeraren van dezen godsdienst
+met de sterrekunde bekend zijn en in de wiskunde ervaren, gebruikt de
+regeering hen om den kalender te verbeteren. Dat bewijst echter bij
+lange niet, dat hun godsdienst goed is. Gij moet hen tot geen prijs
+geloof schenken. De wet is streng tegen al deze valsche secten. De
+straf die hen treft is dezelfde als die voor mannelijke en vrouwelijke
+toovenaars is vastgesteld. De regeering heeft deze wet uitgevaardigd om
+het volk te verhinderen kwaad te doen en het aan te moedigen goed te
+doen, van verdorvenheid te wijken en tot de waarheid terug te keeren,
+gevaar te vermijden en rust te verkrijgen."
+
+Deze uitspraak is een van de krachtigste hindernissen, die de
+toelating van het Christendom in den weg staan en misschien nog lang
+zal nawerken.
+
+[155] de bedoeling is deze: iedere klasse heeft hare eigene bezigheid,
+waaraan zij vast moet houden: de geleerde, de landman, de handwerksman,
+de koopman. Doen zij dat niet, dan ontbreekt hun bestendigheid,
+en al arbeiden zij ook den ganschen dag, zoo brengen zij toch niets
+tot stand. Daarom moet ieder vasthouden aan datgene, wat hij eenmaal
+begonnen heeft. Behalve de vier zooeven genoemde klassen zijn er nog
+soldaten--verder nog een klasse van arme lieden, die geen land hebben
+om te bebouwen, geen geld om handel te drijven, en die geen handwerk
+hebben geleerd. Tot dezen wordt hier gezegd: "Gij kunt niet anders
+dan u als daglooners verhuren om in uw levensonderhoud te voorzien,
+uw rug en uw schouders moeten dragen, weest echter eerlijk en vlijtig,
+en noch aan eten noch aan drinken zal het u ontbreken."
+
+[156] Tien of honderd familiën vormen eene vereeniging, die solidair
+voor elkaars medeleden verantwoordelijk is. Zoo worden b.v., als
+iemand een deserteur heeft geherbergd, de vijf huizen rechts en de
+vijf huizen links medegestraft. Toen er in 1891 opstand in Mongolië
+was, werd deze organisatie weer in herinnering gebracht en scherp
+doorgevoerd. In ieder huis moest een tafel zijn, waarop de namen van
+alle bewoners van het huis stonden vermeld.
+
+[157] Trigrammen, uit drie, hexagrammen, uit zes letters bestaande
+teekens, waaraan men een geheimzinnige waarde toekende. Zie ook
+blz. 221 en 222.
+
+[158] 220-205 v. C.
+
+[159] deze leefde van 371-288 v. C.
+
+[160] Zie blz. 180.
+
+[161] zie bladz. 228 enz.
+
+[162] Zie blz. 191.
+
+[163] Zie blz. 202 enz.
+
+[164] Zie blz. 193 enz.
+
+[165] Iran omvat de landstreek tusschen den Indus ten oosten en de
+Tigris en Euphraat ten westen, den Oxus ten noorden en de Perzische
+golf ten zuiden. Perzië en Medië vormen hiervan gedeelten.
+
+[166] Anquetil du Perron. Zend-Avesta, ouvrage de Zoroastre en 3
+vol. 4o, Paris 1771.
+
+[167] zij zijn: de oude Gatha's, de jongere Gatha's en het jonger
+Avesta.
+
+[168] zie bladz. 8 en 9 van dit werk.
+
+[169] Yasna 44, 3-7.
+
+[170] Yasna 31, 11.
+
+[171] Yasna 44. 3, 4, 7.
+
+[172] zie blz. 8.
+
+[173] zie bladz. 250 enz.
+
+[174] Zij zijn dus: Vohumano, Asa, Armaiti, Khsatra, Haurvatat en
+Ameretat.
+
+[175] zie blz. 251.
+
+[176] Dit gebed luidt: Waar het gewenschte (ware) leven is, daar is de
+ordening uit gerechtigheid (Asa), die de daden des levens van vromen
+zin schept en behoort aan Mazda Ahura het rijk, dat hij geschapen
+heeft tot bescherming der vervolgde geloovigen.
+
+[177] Zie blz. 251.
+
+[178] Tevens vuurgod en wel god van het bliksemvuur, dat de
+bovenaardsche wateren doet stroomen.
+
+[179] Hemelsche geesten.
+
+[180] De onderdanen van koning Yima, de menschen der oudheid, werden
+niet ouder dan dien leeftijd: zij hadden een eeuwige jeugd.
+
+[181] Zie Brahmanisme, blz. 8.
+
+[182] Vayua, de god van den dampkring, is slechts aanbiddelijk
+voorzoover hij tot Asa's rijk behoort.
+
+[183] of: na.
+
+[184] In den hier aangehaalden tekst wordt gedacht aan dienaren van
+Mazda, die zelfs hun bebouwde velden en de heilige stroomende wateren
+verlaten om niet met de daevadienaren besmet te worden.
+
+[185] Het zaad en de adem hadden ook hun kracht aan het vuur te
+danken. Bij het gebed hield de Mazda-dienaar een linnen doek voor
+den mond om het "vuur van den adem" zuiver te houden.
+
+[186] Zie Brahmanisme blz. 11.
+
+[187] Dakhma's geheeten.
+
+[188] "Kibleh", letterlijk: het tegenovergestelde, dus: het
+tegenbeeld. We denken hierbij aan een bekend Hervormd Kerkgezang,
+namelijk Gezang 15:1, daar heet het o.a. van de zon: "Zij is de
+spiegel, die ons 't beeld, Van uwe volheid mededeelt En uitlokt
+tot vertrouwen."
+
+[189] Drie dagen lang liet men een lijk geheel onaangeroerd. Volgens
+het Zend-Avesta was eerst daarna de scheiding tusschen lichaam en
+ziel volkomen.
+
+[190] Prof. C. P. Tiele kwam tot dezelfde resultaten in zijn werk
+"Geschiedenis van den Godsdienst in de Oudheid", Deel II. 1ste
+helft. De godsdienst onder de Iranische volken.
+
+
+*** END OF THE PROJECT GUTENBERG EBOOK DE WIJZEN VAN HET OOSTEN ***
+
+Updated editions will replace the previous one--the old editions will
+be renamed.
+
+Creating the works from print editions not protected by U.S. copyright
+law means that no one owns a United States copyright in these works,
+so the Foundation (and you!) can copy and distribute it in the
+United States without permission and without paying copyright
+royalties. Special rules, set forth in the General Terms of Use part
+of this license, apply to copying and distributing Project
+Gutenberg-tm electronic works to protect the PROJECT GUTENBERG-tm
+concept and trademark. Project Gutenberg is a registered trademark,
+and may not be used if you charge for an eBook, except by following
+the terms of the trademark license, including paying royalties for use
+of the Project Gutenberg trademark. If you do not charge anything for
+copies of this eBook, complying with the trademark license is very
+easy. You may use this eBook for nearly any purpose such as creation
+of derivative works, reports, performances and research. Project
+Gutenberg eBooks may be modified and printed and given away--you may
+do practically ANYTHING in the United States with eBooks not protected
+by U.S. copyright law. Redistribution is subject to the trademark
+license, especially commercial redistribution.
+
+START: FULL LICENSE
+
+THE FULL PROJECT GUTENBERG LICENSE
+PLEASE READ THIS BEFORE YOU DISTRIBUTE OR USE THIS WORK
+
+To protect the Project Gutenberg-tm mission of promoting the free
+distribution of electronic works, by using or distributing this work
+(or any other work associated in any way with the phrase "Project
+Gutenberg"), you agree to comply with all the terms of the Full
+Project Gutenberg-tm License available with this file or online at
+www.gutenberg.org/license.
+
+Section 1. General Terms of Use and Redistributing Project
+Gutenberg-tm electronic works
+
+1.A. By reading or using any part of this Project Gutenberg-tm
+electronic work, you indicate that you have read, understand, agree to
+and accept all the terms of this license and intellectual property
+(trademark/copyright) agreement. If you do not agree to abide by all
+the terms of this agreement, you must cease using and return or
+destroy all copies of Project Gutenberg-tm electronic works in your
+possession. If you paid a fee for obtaining a copy of or access to a
+Project Gutenberg-tm electronic work and you do not agree to be bound
+by the terms of this agreement, you may obtain a refund from the
+person or entity to whom you paid the fee as set forth in paragraph
+1.E.8.
+
+1.B. "Project Gutenberg" is a registered trademark. It may only be
+used on or associated in any way with an electronic work by people who
+agree to be bound by the terms of this agreement. There are a few
+things that you can do with most Project Gutenberg-tm electronic works
+even without complying with the full terms of this agreement. See
+paragraph 1.C below. There are a lot of things you can do with Project
+Gutenberg-tm electronic works if you follow the terms of this
+agreement and help preserve free future access to Project Gutenberg-tm
+electronic works. See paragraph 1.E below.
+
+1.C. The Project Gutenberg Literary Archive Foundation ("the
+Foundation" or PGLAF), owns a compilation copyright in the collection
+of Project Gutenberg-tm electronic works. Nearly all the individual
+works in the collection are in the public domain in the United
+States. If an individual work is unprotected by copyright law in the
+United States and you are located in the United States, we do not
+claim a right to prevent you from copying, distributing, performing,
+displaying or creating derivative works based on the work as long as
+all references to Project Gutenberg are removed. Of course, we hope
+that you will support the Project Gutenberg-tm mission of promoting
+free access to electronic works by freely sharing Project Gutenberg-tm
+works in compliance with the terms of this agreement for keeping the
+Project Gutenberg-tm name associated with the work. You can easily
+comply with the terms of this agreement by keeping this work in the
+same format with its attached full Project Gutenberg-tm License when
+you share it without charge with others.
+
+1.D. The copyright laws of the place where you are located also govern
+what you can do with this work. Copyright laws in most countries are
+in a constant state of change. If you are outside the United States,
+check the laws of your country in addition to the terms of this
+agreement before downloading, copying, displaying, performing,
+distributing or creating derivative works based on this work or any
+other Project Gutenberg-tm work. The Foundation makes no
+representations concerning the copyright status of any work in any
+country other than the United States.
+
+1.E. Unless you have removed all references to Project Gutenberg:
+
+1.E.1. The following sentence, with active links to, or other
+immediate access to, the full Project Gutenberg-tm License must appear
+prominently whenever any copy of a Project Gutenberg-tm work (any work
+on which the phrase "Project Gutenberg" appears, or with which the
+phrase "Project Gutenberg" is associated) is accessed, displayed,
+performed, viewed, copied or distributed:
+
+ This eBook is for the use of anyone anywhere in the United States and
+ most other parts of the world at no cost and with almost no
+ restrictions whatsoever. You may copy it, give it away or re-use it
+ under the terms of the Project Gutenberg License included with this
+ eBook or online at www.gutenberg.org. If you are not located in the
+ United States, you will have to check the laws of the country where
+ you are located before using this eBook.
+
+1.E.2. If an individual Project Gutenberg-tm electronic work is
+derived from texts not protected by U.S. copyright law (does not
+contain a notice indicating that it is posted with permission of the
+copyright holder), the work can be copied and distributed to anyone in
+the United States without paying any fees or charges. If you are
+redistributing or providing access to a work with the phrase "Project
+Gutenberg" associated with or appearing on the work, you must comply
+either with the requirements of paragraphs 1.E.1 through 1.E.7 or
+obtain permission for the use of the work and the Project Gutenberg-tm
+trademark as set forth in paragraphs 1.E.8 or 1.E.9.
+
+1.E.3. If an individual Project Gutenberg-tm electronic work is posted
+with the permission of the copyright holder, your use and distribution
+must comply with both paragraphs 1.E.1 through 1.E.7 and any
+additional terms imposed by the copyright holder. Additional terms
+will be linked to the Project Gutenberg-tm License for all works
+posted with the permission of the copyright holder found at the
+beginning of this work.
+
+1.E.4. Do not unlink or detach or remove the full Project Gutenberg-tm
+License terms from this work, or any files containing a part of this
+work or any other work associated with Project Gutenberg-tm.
+
+1.E.5. Do not copy, display, perform, distribute or redistribute this
+electronic work, or any part of this electronic work, without
+prominently displaying the sentence set forth in paragraph 1.E.1 with
+active links or immediate access to the full terms of the Project
+Gutenberg-tm License.
+
+1.E.6. You may convert to and distribute this work in any binary,
+compressed, marked up, nonproprietary or proprietary form, including
+any word processing or hypertext form. However, if you provide access
+to or distribute copies of a Project Gutenberg-tm work in a format
+other than "Plain Vanilla ASCII" or other format used in the official
+version posted on the official Project Gutenberg-tm website
+(www.gutenberg.org), you must, at no additional cost, fee or expense
+to the user, provide a copy, a means of exporting a copy, or a means
+of obtaining a copy upon request, of the work in its original "Plain
+Vanilla ASCII" or other form. Any alternate format must include the
+full Project Gutenberg-tm License as specified in paragraph 1.E.1.
+
+1.E.7. Do not charge a fee for access to, viewing, displaying,
+performing, copying or distributing any Project Gutenberg-tm works
+unless you comply with paragraph 1.E.8 or 1.E.9.
+
+1.E.8. You may charge a reasonable fee for copies of or providing
+access to or distributing Project Gutenberg-tm electronic works
+provided that:
+
+* You pay a royalty fee of 20% of the gross profits you derive from
+ the use of Project Gutenberg-tm works calculated using the method
+ you already use to calculate your applicable taxes. The fee is owed
+ to the owner of the Project Gutenberg-tm trademark, but he has
+ agreed to donate royalties under this paragraph to the Project
+ Gutenberg Literary Archive Foundation. Royalty payments must be paid
+ within 60 days following each date on which you prepare (or are
+ legally required to prepare) your periodic tax returns. Royalty
+ payments should be clearly marked as such and sent to the Project
+ Gutenberg Literary Archive Foundation at the address specified in
+ Section 4, "Information about donations to the Project Gutenberg
+ Literary Archive Foundation."
+
+* You provide a full refund of any money paid by a user who notifies
+ you in writing (or by e-mail) within 30 days of receipt that s/he
+ does not agree to the terms of the full Project Gutenberg-tm
+ License. You must require such a user to return or destroy all
+ copies of the works possessed in a physical medium and discontinue
+ all use of and all access to other copies of Project Gutenberg-tm
+ works.
+
+* You provide, in accordance with paragraph 1.F.3, a full refund of
+ any money paid for a work or a replacement copy, if a defect in the
+ electronic work is discovered and reported to you within 90 days of
+ receipt of the work.
+
+* You comply with all other terms of this agreement for free
+ distribution of Project Gutenberg-tm works.
+
+1.E.9. If you wish to charge a fee or distribute a Project
+Gutenberg-tm electronic work or group of works on different terms than
+are set forth in this agreement, you must obtain permission in writing
+from the Project Gutenberg Literary Archive Foundation, the manager of
+the Project Gutenberg-tm trademark. Contact the Foundation as set
+forth in Section 3 below.
+
+1.F.
+
+1.F.1. Project Gutenberg volunteers and employees expend considerable
+effort to identify, do copyright research on, transcribe and proofread
+works not protected by U.S. copyright law in creating the Project
+Gutenberg-tm collection. Despite these efforts, Project Gutenberg-tm
+electronic works, and the medium on which they may be stored, may
+contain "Defects," such as, but not limited to, incomplete, inaccurate
+or corrupt data, transcription errors, a copyright or other
+intellectual property infringement, a defective or damaged disk or
+other medium, a computer virus, or computer codes that damage or
+cannot be read by your equipment.
+
+1.F.2. LIMITED WARRANTY, DISCLAIMER OF DAMAGES - Except for the "Right
+of Replacement or Refund" described in paragraph 1.F.3, the Project
+Gutenberg Literary Archive Foundation, the owner of the Project
+Gutenberg-tm trademark, and any other party distributing a Project
+Gutenberg-tm electronic work under this agreement, disclaim all
+liability to you for damages, costs and expenses, including legal
+fees. YOU AGREE THAT YOU HAVE NO REMEDIES FOR NEGLIGENCE, STRICT
+LIABILITY, BREACH OF WARRANTY OR BREACH OF CONTRACT EXCEPT THOSE
+PROVIDED IN PARAGRAPH 1.F.3. YOU AGREE THAT THE FOUNDATION, THE
+TRADEMARK OWNER, AND ANY DISTRIBUTOR UNDER THIS AGREEMENT WILL NOT BE
+LIABLE TO YOU FOR ACTUAL, DIRECT, INDIRECT, CONSEQUENTIAL, PUNITIVE OR
+INCIDENTAL DAMAGES EVEN IF YOU GIVE NOTICE OF THE POSSIBILITY OF SUCH
+DAMAGE.
+
+1.F.3. LIMITED RIGHT OF REPLACEMENT OR REFUND - If you discover a
+defect in this electronic work within 90 days of receiving it, you can
+receive a refund of the money (if any) you paid for it by sending a
+written explanation to the person you received the work from. If you
+received the work on a physical medium, you must return the medium
+with your written explanation. The person or entity that provided you
+with the defective work may elect to provide a replacement copy in
+lieu of a refund. If you received the work electronically, the person
+or entity providing it to you may choose to give you a second
+opportunity to receive the work electronically in lieu of a refund. If
+the second copy is also defective, you may demand a refund in writing
+without further opportunities to fix the problem.
+
+1.F.4. Except for the limited right of replacement or refund set forth
+in paragraph 1.F.3, this work is provided to you 'AS-IS', WITH NO
+OTHER WARRANTIES OF ANY KIND, EXPRESS OR IMPLIED, INCLUDING BUT NOT
+LIMITED TO WARRANTIES OF MERCHANTABILITY OR FITNESS FOR ANY PURPOSE.
+
+1.F.5. Some states do not allow disclaimers of certain implied
+warranties or the exclusion or limitation of certain types of
+damages. If any disclaimer or limitation set forth in this agreement
+violates the law of the state applicable to this agreement, the
+agreement shall be interpreted to make the maximum disclaimer or
+limitation permitted by the applicable state law. The invalidity or
+unenforceability of any provision of this agreement shall not void the
+remaining provisions.
+
+1.F.6. INDEMNITY - You agree to indemnify and hold the Foundation, the
+trademark owner, any agent or employee of the Foundation, anyone
+providing copies of Project Gutenberg-tm electronic works in
+accordance with this agreement, and any volunteers associated with the
+production, promotion and distribution of Project Gutenberg-tm
+electronic works, harmless from all liability, costs and expenses,
+including legal fees, that arise directly or indirectly from any of
+the following which you do or cause to occur: (a) distribution of this
+or any Project Gutenberg-tm work, (b) alteration, modification, or
+additions or deletions to any Project Gutenberg-tm work, and (c) any
+Defect you cause.
+
+Section 2. Information about the Mission of Project Gutenberg-tm
+
+Project Gutenberg-tm is synonymous with the free distribution of
+electronic works in formats readable by the widest variety of
+computers including obsolete, old, middle-aged and new computers. It
+exists because of the efforts of hundreds of volunteers and donations
+from people in all walks of life.
+
+Volunteers and financial support to provide volunteers with the
+assistance they need are critical to reaching Project Gutenberg-tm's
+goals and ensuring that the Project Gutenberg-tm collection will
+remain freely available for generations to come. In 2001, the Project
+Gutenberg Literary Archive Foundation was created to provide a secure
+and permanent future for Project Gutenberg-tm and future
+generations. To learn more about the Project Gutenberg Literary
+Archive Foundation and how your efforts and donations can help, see
+Sections 3 and 4 and the Foundation information page at
+www.gutenberg.org
+
+Section 3. Information about the Project Gutenberg Literary
+Archive Foundation
+
+The Project Gutenberg Literary Archive Foundation is a non-profit
+501(c)(3) educational corporation organized under the laws of the
+state of Mississippi and granted tax exempt status by the Internal
+Revenue Service. The Foundation's EIN or federal tax identification
+number is 64-6221541. Contributions to the Project Gutenberg Literary
+Archive Foundation are tax deductible to the full extent permitted by
+U.S. federal laws and your state's laws.
+
+The Foundation's business office is located at 809 North 1500 West,
+Salt Lake City, UT 84116, (801) 596-1887. Email contact links and up
+to date contact information can be found at the Foundation's website
+and official page at www.gutenberg.org/contact
+
+Section 4. Information about Donations to the Project Gutenberg
+Literary Archive Foundation
+
+Project Gutenberg-tm depends upon and cannot survive without
+widespread public support and donations to carry out its mission of
+increasing the number of public domain and licensed works that can be
+freely distributed in machine-readable form accessible by the widest
+array of equipment including outdated equipment. Many small donations
+($1 to $5,000) are particularly important to maintaining tax exempt
+status with the IRS.
+
+The Foundation is committed to complying with the laws regulating
+charities and charitable donations in all 50 states of the United
+States. Compliance requirements are not uniform and it takes a
+considerable effort, much paperwork and many fees to meet and keep up
+with these requirements. We do not solicit donations in locations
+where we have not received written confirmation of compliance. To SEND
+DONATIONS or determine the status of compliance for any particular
+state visit www.gutenberg.org/donate
+
+While we cannot and do not solicit contributions from states where we
+have not met the solicitation requirements, we know of no prohibition
+against accepting unsolicited donations from donors in such states who
+approach us with offers to donate.
+
+International donations are gratefully accepted, but we cannot make
+any statements concerning tax treatment of donations received from
+outside the United States. U.S. laws alone swamp our small staff.
+
+Please check the Project Gutenberg web pages for current donation
+methods and addresses. Donations are accepted in a number of other
+ways including checks, online payments and credit card donations. To
+donate, please visit: www.gutenberg.org/donate
+
+Section 5. General Information About Project Gutenberg-tm electronic works
+
+Professor Michael S. Hart was the originator of the Project
+Gutenberg-tm concept of a library of electronic works that could be
+freely shared with anyone. For forty years, he produced and
+distributed Project Gutenberg-tm eBooks with only a loose network of
+volunteer support.
+
+Project Gutenberg-tm eBooks are often created from several printed
+editions, all of which are confirmed as not protected by copyright in
+the U.S. unless a copyright notice is included. Thus, we do not
+necessarily keep eBooks in compliance with any particular paper
+edition.
+
+Most people start at our website which has the main PG search
+facility: www.gutenberg.org
+
+This website includes information about Project Gutenberg-tm,
+including how to make donations to the Project Gutenberg Literary
+Archive Foundation, how to help produce our new eBooks, and how to
+subscribe to our email newsletter to hear about new eBooks.
diff --git a/39177-0.zip b/39177-0.zip
new file mode 100644
index 0000000..37cae6f
--- /dev/null
+++ b/39177-0.zip
Binary files differ
diff --git a/39177-h.zip b/39177-h.zip
new file mode 100644
index 0000000..6c51c1b
--- /dev/null
+++ b/39177-h.zip
Binary files differ
diff --git a/39177-h/39177-h.htm b/39177-h/39177-h.htm
new file mode 100644
index 0000000..7fbf6e1
--- /dev/null
+++ b/39177-h/39177-h.htm
@@ -0,0 +1,15044 @@
+<!DOCTYPE html PUBLIC "-//W3C//DTD HTML 4.01 Transitional//EN"
+"http://www.w3.org/TR/html4/loose.dtd">
+<html lang="nl">
+<head>
+<meta http-equiv="content-type" content="text/html; charset=utf-8">
+<title>The Project Gutenberg eBook of De Wijzen van het Oosten, by Cornelis Hille Ris Lambers</title>
+<link rel="coverpage" href="images/cover.jpg">
+<style type="text/css">
+
+body
+{
+font: 100%/1.2em "Times New Roman", Times, serif;
+margin: 1.58em 16%;
+text-align: left;
+}
+/* Titlepage */
+.titlePage
+{
+border: #DDDDDD 2px solid;
+margin: 3em 0% 7em 0%;
+padding: 5em 10% 6em 10%;
+text-align: center;
+}
+.titlePage .docTitle
+{
+line-height: 3.5em;
+margin: 2em 0% 2em 0%;
+font-weight: bold;
+}
+.titlePage .docTitle .mainTitle
+{
+font-size: 1.8em;
+}
+.titlePage .docTitle .subTitle, .titlePage .docTitle .seriesTitle, .titlePage .docTitle
+{
+font-size: 1.44em;
+}
+.titlePage .byline
+{
+margin: 2em 0% 2em 0%;
+font-size:1.2em;
+line-height:1.72em;
+}
+.titlePage .byline .docAuthor
+{
+font-size: 1.2em;
+font-weight: bold;
+}
+.titlePage .figure
+{
+margin: 2em 0% 2em 0%;
+margin-left: auto;
+margin-right: auto;
+}
+.titlePage .docImprint
+{
+margin: 4em 0% 0em 0%;
+font-size: 1.2em;
+line-height: 1.72em;
+}
+.titlePage .docImprint .docDate
+{
+font-size: 1.2em;
+font-weight: bold;
+}
+/* End Titlepage */
+.transcribernote
+{
+background-color:#DDE;
+border:black 1px dotted;
+color:#000;
+font-family:sans-serif;
+font-size:80%;
+margin:2em 5%;
+padding:1em;
+}
+.advertisment
+{
+background-color:#FFFEE0;
+border:black 1px dotted;
+color:#000;
+margin:2em 5%;
+padding:1em;
+}
+.correctiontable
+{
+width: 75%;
+}
+.width20
+{
+width: 20%;
+}
+.width40
+{
+width: 40%;
+}
+.indextoc
+{
+text-align: center;
+}
+.div0
+{
+padding-top: 5.6em;
+}
+.div1
+{
+padding-top: 4.8em;
+}
+.index
+{
+font-size: 80%;
+}
+.div2
+{
+padding-top: 3.6em;
+}
+.div3, .div4, .div5
+{
+padding-top: 2.4em;
+}
+.footnotes .body,
+.footnotes .div1
+{
+padding: 0;
+}
+.apparatusnote
+{
+text-decoration: none;
+}
+table.alignedtext
+{
+border-collapse: collapse;
+}
+table.alignedtext td
+{
+vertical-align: top;
+width: 50%;
+}
+table.alignedtext td.first
+{
+border-width: 0 0.2px 0 0;
+border-color: gray;
+border-style: solid;
+padding-right: 10px;
+}
+table.alignedtext td.second
+{
+padding-left: 10px;
+}
+h1, h2, h3, h4, h5, h6, .h1, .h2, .h3, .h4
+{
+clear: both;
+font-style: normal;
+text-transform: none;
+}
+h3, .h3
+{
+font-size:1.2em;
+line-height:1.2em;
+}
+h3.label
+{
+font-size:1em;
+line-height:1.2em;
+margin-bottom:0;
+}
+h4, .h4
+{
+font-size:1em;
+line-height:1.2em;
+}
+.alignleft
+{
+text-align:left;
+}
+.alignright
+{
+text-align:right;
+}
+.alignblock
+{
+text-align:justify;
+}
+p.tb, hr.tb
+{
+margin-top: 1.6em;
+margin-bottom: 1.6em;
+margin-left: auto;
+margin-right: auto;
+text-align: center;
+}
+p.argument, p.note, p.tocArgument
+{
+font-size:0.9em;
+line-height:1.2em;
+text-indent:0;
+}
+p.argument, p.tocArgument
+{
+margin:1.58em 10%;
+}
+p.tocPart
+{
+margin:1.58em 0%;
+font-variant: small-caps;
+}
+p.tocChapter
+{
+margin:1.58em 0%;
+}
+p.tocSection
+{
+margin:0.7em 5%;
+}
+.opener, .address
+{
+margin-top: 1.6em;
+margin-bottom: 1.6em;
+}
+.addrline
+{
+margin-top: 0;
+margin-bottom: 0;
+}
+.dateline
+{
+margin-top: 1.6em;
+margin-bottom: 1.6em;
+text-align: right;
+}
+.salute
+{
+margin-top: 1.6em;
+margin-left: 3.58em;
+text-indent: -2em;
+}
+.signed
+{
+margin-top: 1.6em;
+margin-left: 3.58em;
+text-indent: -2em;
+}
+.epigraph
+{
+font-size:0.9em;
+line-height:1.2em;
+width: 60%;
+margin-left: auto;
+}
+.epigraph span.bibl
+{
+display: block;
+text-align: right;
+}
+.trailer
+{
+clear: both;
+padding-top: 2.4em;
+padding-bottom: 1.6em;
+}
+.figure
+{
+margin-left: auto;
+margin-right: auto;
+}
+.floatLeft
+{
+float:left;
+margin:10px 10px 10px 0;
+}
+.floatRight
+{
+float:right;
+margin:10px 0 10px 10px;
+}
+p.figureHead
+{
+font-size:100%;
+text-align:center;
+}
+.figAnnotation
+{
+font-size:80%;
+position:relative;
+margin: 0 auto; /* center this */
+}
+.figTopLeft, .figBottomLeft
+{
+float: left;
+}
+.figTop, .figBottom
+{
+}
+.figTopRight, .figBottomRight
+{
+float: right;
+}
+.hangq
+{
+text-indent: -0.35em;
+}
+.hangqq
+{
+text-indent: -0.44em;
+}
+.hangqqq
+{
+text-indent: -0.78em;
+}
+.figure p
+{
+font-size:80%;
+margin-top:0;
+text-align:center;
+}
+img
+{
+border-width:0;
+}
+p.smallprint,li.smallprint
+{
+color:#666666;
+font-size:80%;
+}
+span.parnum
+{
+font-weight: bold;
+}
+.marginnote
+{
+font-size:0.8em;
+height:0;
+left:1%;
+line-height:1.2em;
+position:absolute;
+text-indent:0;
+width:14%;
+}
+.pagenum
+{
+display:inline;
+font-size:70%;
+font-style:normal;
+margin:0;
+padding:0;
+position:absolute;
+right:1%;
+text-align:right;
+}
+a.noteref, a.pseudonoteref
+{
+font-size: 80%;
+text-decoration: none;
+vertical-align: 0.25em;
+}
+.displayfootnote
+{
+display: none;
+}
+div.footnotes
+{
+font-size: 80%;
+margin-top: 1em;
+padding: 0;
+}
+hr.fnsep
+{
+margin-left: 0;
+margin-right: 0;
+text-align: left;
+width: 25%;
+}
+p.footnote
+{
+margin-bottom: 0.5em;
+margin-top: 0.5em;
+}
+p.footnote .label
+{
+float:left;
+width:2em;
+height:12pt;
+display:block;
+}
+/* Tables */
+tr, td, th
+{
+vertical-align: top;
+}
+td.bottom
+{
+vertical-align: bottom;
+}
+td.label, tr.label td
+{
+font-weight: bold;
+}
+td.unit, tr.unit td
+{
+font-style: italic;
+}
+td.sum
+{
+padding-top: 2px; border-top: solid black 1px;
+}
+/* Poetry */
+.lgouter
+{
+margin-left: auto;
+margin-right: auto;
+display:table; /* used to make the block shrink to the actual size */
+}
+.lg
+{
+text-align: left;
+}
+.lg h4, .lgouter h4
+{
+font-weight: normal;
+}
+.lg .linenum, .sp .linenum, .lgouter .linenum
+{
+color:#777;
+font-size:90%;
+left: 16%;
+margin:0;
+position:absolute;
+text-align:center;
+text-indent:0;
+top:auto;
+width:1.75em;
+}
+p.line
+{
+margin: 0 0% 0 0%;
+}
+span.hemistich /* invisible text to achieve visual effect of hemistich indentation. */
+{
+color: white;
+}
+.versenum
+{
+font-weight:bold;
+}
+/* Drama */
+.speaker
+{
+font-weight: bold;
+margin-bottom: 0.4em;
+}
+.sp .line
+{
+margin: 0 10%;
+text-align: left;
+}
+/* End Drama */
+/* right aligned page number in table of contents */
+.tocPagenum, .flushright
+{
+position: absolute;
+right: 16%;
+top: auto;
+}
+table.tocList
+{
+width: 100%;
+margin-left: auto;
+margin-right: auto;
+border-width: 0;
+border-collapse: collapse;
+}
+td.tocPageNum, td.tocDivNum
+{
+text-align: right;
+width: 10%;
+border-width: 0;
+}
+td.tocDivNum
+{
+padding-left: 0;
+padding-right: 0.5em;
+}
+td.tocPageNum
+{
+padding-left: 0.5em;
+padding-right: 0;
+}
+td.tocDivTitle
+{
+width: auto;
+}
+span.corr, span.gap
+{
+border-bottom:1px dotted red;
+}
+span.abbr
+{
+border-bottom:1px dotted gray;
+}
+span.measure
+{
+border-bottom:1px dotted green;
+}
+/* Font Styles and Colors */
+.ex
+{
+letter-spacing: 0.2em;
+}
+.sc
+{
+font-variant: small-caps;
+}
+.uc
+{
+text-transform: uppercase;
+}
+.tt
+{
+font-family: monospace;
+}
+.underline
+{
+text-decoration: underline;
+}
+/* overline is actually a bit too high; overtilde is approximated with overline */
+.overline, .overtilde
+{
+text-decoration: overline;
+}
+.rm
+{
+font-style: normal;
+}
+.red
+{
+color: red;
+}
+/* End Font Styles and Colors */
+hr
+{
+clear:both;
+height:1px;
+margin-left:auto;
+margin-right:auto;
+margin-top:1em;
+text-align:center;
+width:45%;
+}
+.aligncenter, div.figure
+{
+text-align:center;
+}
+h1, h2
+{
+font-size:1.44em;
+line-height:1.5em;
+}
+h1.label, h2.label
+{
+font-size:1.2em;
+line-height:1.2em;
+margin-bottom:0;
+}
+h5, h6
+{
+font-size:1em;
+font-style:italic;
+line-height:1em;
+}
+p
+{
+text-indent:0;
+}
+p.firstlinecaps:first-line
+{
+text-transform: uppercase;
+}
+p.dropcap:first-letter
+{
+float: left;
+clear: left;
+margin: 0em 0.05em 0 0;
+padding: 0px;
+line-height: 0.8em;
+font-size: 420%;
+vertical-align:super;
+}
+.lg
+{
+padding: .5em 0% .5em 0%;
+}
+p.quote,div.blockquote, div.argument
+{
+font-size:0.9em;
+line-height:1.2em;
+margin:1.58em 5%;
+}
+.pagenum a, a.noteref:hover, a.hidden:hover, a.hidden
+{
+text-decoration:none;
+}
+ul { list-style-type: none; }
+.castlist, .castitem { list-style-type: none; }
+body
+{
+background: #FFFFFF;
+font-family: "Times New Roman", Times, serif;
+}
+body, a.hidden
+{
+color: black;
+}
+.titlePage
+{
+color: #001FA4;
+font-family: Verdana, Arial, Helvetica, sans-serif;
+}
+h1, h2, h3, h4, h5, h6, .h1, .h2, .h3, .h4
+{
+color: #001FA4;
+font-family: Verdana, Arial, Helvetica, sans-serif;
+}
+p.byline
+{
+font-style: italic;
+margin-bottom: 2em;
+}
+.figureHead, .noteref, .pseudonoteref, .marginnote, p.legend, .versenum, .stage
+{
+color: #001FA4;
+}
+.rightnote, .pagenum, .linenum, .pagenum a
+{
+color: #AAAAAA;
+}
+a.hidden:hover, a.noteref:hover
+{
+color: red;
+}
+p.dropcap:first-letter
+{
+color: #001FA4;
+font-weight: bold;
+}
+sub, sup
+{
+line-height: 0;
+}
+.pagenum, .linenum
+{
+speak: none;
+}
+.xd20e117width
+{
+width:561px;
+}
+.xd20e124width
+{
+width:511px;
+}
+.xd20e139width
+{
+width:528px;
+}
+.xd20e158
+{
+text-align:center;
+}
+.xd20e4619
+{
+text-indent:2em;
+}
+</style>
+</head>
+<body>
+
+<p style='text-align:center; font-size:1.2em; font-weight:bold'>The Project Gutenberg eBook of De wijzen van het Oosten, by Cornelis Hille Ris Lambers</p>
+<div style='display:block; margin:1em 0'>
+This eBook is for the use of anyone anywhere in the United States and
+most other parts of the world at no cost and with almost no restrictions
+whatsoever. You may copy it, give it away or re-use it under the terms
+of the Project Gutenberg License included with this eBook or online
+at <a href="https://www.gutenberg.org">www.gutenberg.org</a>. If you
+are not located in the United States, you will have to check the laws of the
+country where you are located before using this eBook.
+</div>
+
+<div style='display:block; margin-top:1em; margin-bottom:1em; margin-left:2em; text-indent:-2em'>Title: De wijzen van het Oosten
+ Brahmanisme, Boeddhisme, Chineesche philosophie, Mazdeïsme</div>
+<div style='display:block; margin-top:1em; margin-bottom:1em; margin-left:2em; text-indent:-2em'>Author: Cornelis Hille Ris Lambers</div>
+<p style='display:block; text-indent:0; margin:1em 0'>Release Date: March 17, 2012 [eBook #39177]<br>
+[Most recently updated: December 26, 2022]</p>
+<p style='display:block; text-indent:0; margin:1em 0'>Language: Dutch</p>
+ <p style='display:block; margin-top:1em; margin-bottom:0; margin-left:2em; text-indent:-2em; text-align:left'>Produced by: the Online Distributed Proofreading Team at
+http://www.pgdp.net/</p>
+<div style='margin-top:2em; margin-bottom:4em'>*** START OF THE PROJECT GUTENBERG EBOOK DE WIJZEN VAN HET OOSTEN ***</div>
+
+<div class="front">
+<div class="div1 cover"><span class="pagenum">[<a href="#toc">Inhoud</a>]</span>
+<div class="divBody">
+<p class="first"></p>
+<div class="figure xd20e117width"><img src="images/cover.jpg" alt="Oorspronkelijke voorkant." width="561" height="720"></div>
+</div>
+</div>
+<div class="div1 titlepage"><span class="pagenum">[<a href="#toc">Inhoud</a>]</span>
+<div class="divBody">
+<p class="first"></p>
+<div class="figure xd20e124width"><img src="images/titlepage-series.png" alt="Oorspronkelijke titelpagina." width="511" height="720"></div>
+</div>
+</div>
+<div class="titlePage">
+<div class="docTitle">
+<div class="mainTitle">De groote denkers der eeuwen.</div>
+</div>
+<div class="docImprint">Algemeene bibliotheek van wijsbegeerte.<br>
+Amsterdam, Cohen Zonen.</div>
+</div>
+<div class="div1 titlepage"><span class="pagenum">[<a href="#toc">Inhoud</a>]</span>
+<div class="divBody">
+<p class="first"></p>
+<div class="figure xd20e139width"><img src="images/titlepage.png" alt="Oorspronkelijke titelpagina." width="528" height="720"></div>
+</div>
+</div>
+<div class="titlePage">
+<div class="docTitle">
+<div class="mainTitle">De Wijzen van het Oosten.</div>
+<div class="subTitle">Brahmanisme, Boeddhisme, Chineesche Philosophie,
+Mazdeïsme.</div>
+</div>
+<div class="byline">door Dr. <span class="docAuthor">C. Hille Ris
+Lambers</span>.</div>
+<div class="docImprint">Cohen Zonen, Amsterdam.</div>
+</div>
+<div class="div1 frenchtitle"><span class="pagenum">[<a href="#toc">Inhoud</a>]</span>
+<div class="divBody">
+<p class="first xd20e158">De Wijzen van het Oosten. <span class="pagenum">[<a id="pb1" href="#pb1" name="pb1">1</a>]</span></p>
+</div>
+</div>
+<div id="voorrede" class="div1 preface"><span class="pagenum">[<a href="#toc">Inhoud</a>]</span>
+<div class="divHead">
+<h2 class="main">Voorrede.</h2>
+</div>
+<div class="divBody">
+<p class="first">Twee dwalingen heerschen er nog altijd op het gebied
+van godsdienst en wijsbegeerte.</p>
+<p>De eerste is, dat men de wijsbegeerte vijandig stelt tegenover alles
+wat naar godsdienst gelijkt en aan de denkbeelden en voorstellingen,
+uit den godsdienst ontsproten, slechts een mythologische waarde
+toekent.</p>
+<p>De andere is, dat men een of anderen godsdienst, laten wij zeggen
+den Christelijken godsdienst, als den eenig waren, door God zelf
+geopenbaarden beschouwt en van uit dit standpunt met een meelijdende
+glimlach op al de dwaze <span class="corr" id="xd20e170" title="Bron: ide&euml;n">idee&euml;n</span> der heidenen neerziet.</p>
+<p>Beide deze opvattingen zijn vrij algemeen. Doch voor de rechtbank
+der wetenschap laten zij zich geen van beide handhaven. Wie werkelijk
+de moeite neemt verschillende godsdiensten te onderzoeken moet ze wel
+laten varen.</p>
+<p>Als hij zich niet laat verbijsteren door alle wonderlijke godennamen
+en zonderlinge gebruiken, maar tracht door te dringen tot het hart, het
+wezen van eenigen godsdienst, zal hij van zijn tegenstelling tusschen
+godsdienst en wijsbegeerte terugkomen. Hij zal inzien, dat iedere
+godsdienst een antwoord tracht te geven op vragen als: Wie ben ik,
+vanwaar kom ik, waar ga ik heen? Welken weg moet ik volgen in &rsquo;t
+leven? Wat is de wereld, die mij omringt? Dezelfde vragen <span class="abbr" title="met andere woorden"><abbr title="met andere woorden">m.
+a. w.</abbr></span> waarmede ook de wijsbegeerte zich bezig houdt. En
+hij zal, althans in de godsdiensten der meer ontwikkelde <span class="pagenum">[<a id="pb2" href="#pb2" name="pb2">2</a>]</span>volken,
+antwoorden op deze vragen hooren, die wel degelijk verdienen ernstig te
+worden overwogen. Het kan niet missen of zijn onderzoek zal hem leiden
+tot de erkentenis dat er wijsgeerig nadenken is in den godsdienst, maar
+ook dat er godsdienst moet zijn in den wijsgeer.</p>
+<p>Zoo wordt hij dus verlost van het vooroordeel, dat godsdienst en
+wijsbegeerte tegenover elkaar staan.</p>
+<p>Maar&mdash;&rsquo;t kan ook zijn dat een gansch ander vooroordeel in
+hem woont. Dat hij, als Christen geloovige <span class="abbr" title="bijvoorbeeld"><abbr title="bijvoorbeeld">b.v.</abbr></span> met zekere
+minachting neerziet op al dien heidenschen afgodendienst, immers niets
+dan duisternis. Ook dat vooroordeel zal voor zijn onderzoek bezwijken.
+Hij zal&mdash;indien hij althans werkelijk iets in zich opneemt (er
+zijn ook stompe hersenen, die lezen, doch niet verstaan), mo&egrave;ten
+erkennen dat het goddelijk licht niet alleen geblonken heeft in
+Galilea, maar ook in andere landen en onder andere volken. De ziel van
+denkers en wijzen zal spreken tot zijne ziel en hem, misschien eerst
+verbijsteren doch straks verkwikken. En, al moge hij, terecht, zijn
+eigen godsdienst het hoogst blijven stellen, toch zal hij met
+dankbaarheid en waardeering het licht begroeten, overal waar het
+schijnt.</p>
+<p>&rsquo;t Zou mij niet verbazen, indien menig lezer van &bdquo;de
+groote denkers&rdquo;, aan het eind van dit deel genaderd, deze mijne
+opmerkingen volkomen deelt. Me dunkt, dat kan bijna niet anders. Want
+&egrave;n het Brahmanisme, &egrave;n &rsquo;t Boeddhisme, en de oude
+wijsheid van China en van Perzi&euml; staan hoog genoeg om
+vooroordeelen, als ik u daareven schetste, te doen verdwijnen. Ieder
+van die godsdiensten toch brengt een eigenaardige zijde van &rsquo;t
+menschelijk denken en gevoelen op den voorgrond. Het Brahmanisme
+spreekt ons &bdquo;in teekenen en symbolen,&rdquo; van de
+&eacute;&eacute;ne macht die alles bezielt, van het &eacute;&eacute;ne
+leven, dat in alle wezens woont en opwaarts streeft tot volkomen
+loutering. Het Boeddhisme wijst ons op de ellende, waaraan al wat
+bestaat onderworpen is, doch toont ons ook het heilige pad, dat tot
+bevrijding van het lijden kan voeren. Beide oude godsdiensten doen ons
+diep gevoelen, dat geen uiterlijke dingen alleen in staat zijn den
+vrede des gemoeds te schenken.</p>
+<p>Weder andere waarheden zijn het, die ons tegenklinken uit het aloude
+China. We zetten ons aan de voeten van Confucius en die oude wijze
+onderhoudt ons over ons gebrek aan eerbied: eerbied voor de wetten des
+hemels, eerbied voor ouders en grijsaards en roept ons toe dat er van
+onze beschaving <span class="pagenum">[<a id="pb3" href="#pb3" name="pb3">3</a>]</span>niets kan komen, als geen trouw en eerbied ons
+bezielt. Daarnaast doet Lao tsze ons op treffende wijze gevoelen dat
+ook de oude Chineezen liefde en eenvoud kenden als de grondslagen voor
+des menschen geluk. En mochten wij dan door die liefdesprediking wat al
+te weekelijk en te zoetelijk worden gestemd, dan gaan we met onze
+gedachten naar het oude Perzi&euml; en wij hooren ons daar aanbevelen
+den heiligen strijd, den strijd tegen al &rsquo;t booze in de natuur,
+tegen al &rsquo;t verdorvene in de menschenwereld, tegen al &rsquo;t
+onreine in ons eigen leven. En straks, straks zitten wij peinzend stil,
+en wij denken nog eens weer na, wat al die groote denkers van zooveel
+eeuwen dachten. Wonderlijk, dat ieder der systemen zoo groote
+aantrekkelijkheid heeft, dat ieder op zijn beurt ons wil voorkomen als
+de ware wijsheid.</p>
+<p>Wel groote denkers moeten &rsquo;t geweest zijn, die deze
+godsdiensten hebben gesticht, deze onsterfelijke gedachten hebben
+uitgesproken.</p>
+<p>En&mdash;onwillekeurig plaatsen wij ons leven en streven eens in dat
+licht der oudheid. Wij vragen ons af, wat wij nu eigenlijk weten van
+&rsquo;s werelds bestuur en &rsquo;s levens doel en vergelijken nog
+eens die antwoorden, die de oudheid gaf..... Waarlijk, &rsquo;t was
+niet te vergeefs dat wij neerzaten aan de voeten der ouden, dat wij
+trachtten, de soms in zoo wondere vormen gehulde, oostersche wijsheid
+op ons te laten inwerken. Wij gevoelen dat zij ook ons nog licht en
+troost kan schenken.</p>
+<p>Zoo, mijne lezers, hoop ik dat gij gestemd zult zijn, als gij aan
+<span class="corr" id="xd20e202" title="Bron: t">&rsquo;t</span> einde
+van dit werk zijt gekomen.</p>
+<p>Gij vraagt misschien nog: hoe hebt gij, schrijver, deze uwe taak
+opgevat? Mijn antwoord luidt, dat ik uit verschillende bronnen heb
+geput, welke achter in dit werk dan ook worden vermeld. Wat de
+Chineesche wijsbegeerte betreft is mijn arbeid grootendeels eene
+vertaling van het, mijns inziens, voortreffelijke werk van den
+Duitschen geleerde M. von Brandt<a class="noteref" id="xd20e207src"
+href="#xd20e207" name="xd20e207src">1</a>, waarbij ik echter ten
+opzichte van Lao tsze en diens leer mijn eigen weg ben gegaan.</p>
+<p>Mijn hoofddoel was een aanschouwelijk beeld te geven van het
+eigenaardige, dat ieder der straks genoemde godsdiensten kenmerkt, ze
+begrijpelijk te maken, hun schoonheid en wijsheid te doen gevoelen, ook
+voor menschen van een gansch <span class="pagenum">[<a id="pb4" href="#pb4" name="pb4">4</a>]</span>ander ras, een gansch verschillenden
+godsdienst en ver uiteenloopende beschaving. Van harte hoop ik daarin
+niet al te ongelukkig te zijn geslaagd.<a class="noteref" id="xd20e214src" href="#xd20e214" name="xd20e214src">2</a></p>
+<p class="dateline">Juli 1902.</p>
+<p class="signed"><span class="sc">Dr.</span> C. HILLE RIS LAMBERS.
+<span class="pagenum">[<a id="pb5" href="#pb5" name="pb5">5</a>]</span></p>
+</div>
+<div class="footnotes">
+<hr class="fnsep">
+<p class="footnote" lang="de"><span class="label"><a class="noteref"
+id="xd20e207" href="#xd20e207src" name="xd20e207">1</a></span> M. von
+Brandt, Die Chinesische philosophie und der Staatsconfucianismus.
+Stuttgart 1898.</p>
+<p class="footnote"><span class="label"><a class="noteref" id="xd20e214" href="#xd20e214src" name="xd20e214">2</a></span> Bij
+Indische of &bdquo;Zend&rdquo; woorden heb ik de lettergrepen, die,
+waar onze Hollandsche opvatting anders zou doen vermoeden, lang moeten
+worden uitgesproken, door een liggend streepje gekenmerkt bv.
+S&#363;rya, R&#257;m&#257;yana enz. Korte <span class="corr" id="xd20e216" title="Bron: letergrepen">lettergrepen</span> zijn, waar
+noodig door &#728; aangewezen, bv. Brahm&#259;.</p>
+</div>
+</div>
+</div>
+<div class="body">
+<div id="ch1" class="div1 chapter"><span class="pagenum">[<a href="#toc">Inhoud</a>]</span>
+<div class="divHead">
+<h2 class="label">Hoofdstuk I.</h2>
+<h2 class="main">Het Brahmanisme, zijn oorsprong, karakter en
+eigenaardigheden.</h2>
+</div>
+<div class="divBody">
+<p class="first">Wanneer wij den loop eener rivier nagaan, zien we
+eerst een klein beekje, dat van de bergen afdaalt. Langzamerhand
+verbreedt het zich en wordt het tevens kalmer in zijn loop. Wateren van
+verschillende kleur en oorsprong neemt het op, en&mdash;voor het de zee
+bereikt&mdash;splitst zich de machtige stroom vaak in verschillende
+armen.</p>
+<p>Iets dergelijks zien we, wanneer we nagaan den loop van
+verschillende godsdiensten door de wereld. We denken bv. aan den
+godsdienst van Isra&euml;l. Eerst een klein beekje, dat door niets
+toonde dat het een grootere toekomst had dan andere dergelijke beekjes.
+Langzamerhand echter komt het aan &rsquo;t licht dat het kleine beekje
+een groote rivier zal worden: &rsquo;t blijkt dat er in Isra&euml;ls
+godsdienst iets ligt, waardoor hij zich van andere godsdiensten
+kenmerkend onderscheidt. Straks komt het almeer in een vaste bedding:
+oude wetten en verhalen worden saamgevoegd en als heilig beschouwd, een
+priesterstand krijgt de leiding in handen: deze wordt straks
+uitsluitend bevoegd om offers te brengen en verschillende godsdienstige
+verrichtingen te leiden.</p>
+<p>Godsdienstige denkbeelden, van elders ontleend, worden opgenomen en
+z&oacute;&oacute; in &rsquo;t kader ingevoegd dat zij een onbreekbaar
+geheel vormen: evenals de zijrivieren met den grooten stroom. Zoo
+vormde zich uit den oud-Isra&euml;lietischen de Joodsche godsdienst met
+zijn eigenaardigheden: zijn op den voorgrond stellen van de
+&eacute;&eacute;nheid Gods, zijn gehechtheid aan de geheiligde wetten
+en gebruiken, zijn gewijde offers en ceremoni&euml;n.</p>
+<p>Doch daarnaast vloeide straks een machtige zijstroom.</p>
+<p>Onder het oude Isra&euml;l had men de profeten, de verkondigers
+<span class="pagenum">[<a id="pb6" href="#pb6" name="pb6">6</a>]</span>van vrijheid en zelfstandigheid: de mannen die
+opkwamen voor de eischen van het zedelijk en maatschappelijk leven als
+Gods grootste geboden. Ook hunne geschriften waren door de Joodsche
+geleerden opgenomen onder de heilige schriften, doch: hun denkbeelden
+vertegenwoordigden niet de heerschende richting van het Jodendom.
+Straks echter zou Isra&euml;ls grootste zoon ze brengen op den
+voorgrond en ze verder ontwikkelen. Hij verdedigde ze, in heeten strijd
+met de Joodsche schriftgeleerden, tegen wetsgezag en priesterstand
+in&mdash;en uit zijn optreden werd een nieuwe godsdienst geboren: een
+machtige zijarm van de groote rivier spoedde zich voort.</p>
+<p>Waarom deze dingen herinnerd, waar we gaan spreken over een gansch
+anderen godsdienst, uit een gansch ander land? Omdat we hier ongeveer
+&rsquo;t zelfde zien gebeuren. Uit den oorspronkelijken godsdienst toch
+der oude Indi&euml;rs heeft zich als een machtige stroom het
+Brahmanisme ontwikkeld: een godsdienst waarin ook waren bijeengezameld
+gewijde geschriften van vroeger en later tijd, de Veda&rsquo;s, waarin
+ook was opgekomen een priesterstand vol gezag: de Brahmanen.</p>
+<p>Een godsdienst vol voorschriften, wetten, en ceremoni&euml;n.</p>
+<p>Doch in dien godsdienst was ook een nevenstroom: een zoeken van het
+ware levensdoel, niet zoozeer in gewijde vormen en ceremonie&rsquo;s,
+als wel in stille overpeinzing over het leven en in &rsquo;t vrijmaken
+des geestes van de banden der stof. Ook die nevenstroom behoorde tot
+den erkenden, gewijden godsdienst. Maar straks zou die worden geleid in
+een geheel nieuwe bedding. Het Boeddhisme trad met kracht in &rsquo;t
+krijt tegen de uitwendige godsvereering en vond zijn hoogste streven
+hierin, dat het de menschen wilde losmaken uit de begoocheling der
+zinnen, en dat niet door zelfkastijding en offers, maar door een
+gestreng en eenvoudig liefdevol leven. Dat Boeddhisme staat min of meer
+in dezelfde verhouding tot het Brahmanisme als het Christendom tot den
+Isra&euml;lietischen godsdienst. Om het dus goed te verstaan dienen wij
+eerst zijn vader: het Brahmanisme te kennen, een vader, tegen wien het
+wel in verzet kwam, maar met wien het toch wezenlijke karaktertrekken
+gemeen heeft.</p>
+<p>Wat nu is Brahmanisme? De godsdienst, die staat onder de leiding der
+Brahmanen, een afgesloten priesterstand van Indi&euml;. Aanhangers van
+het Brahmanisme&mdash;een godsdienst, door 170 millioen Indi&euml;rs
+beleden&mdash;zijn dus zij die zich in &rsquo;t algemeen aan de leer en
+de voorschriften der priesterschap <span class="pagenum">[<a id="pb7"
+href="#pb7" name="pb7">7</a>]</span>houden en bij godsdienstige
+plechtigheden van hare tusschenkomst gebruik maken. Men denke daarom
+niet dat de geloovigen van dezen godsdienst in alles eens zijn: verre
+van dien. De een&mdash;en dit verschil geldt vooral van het
+Brahmanisme, zooals het nu bestaat&mdash;brengt zijn offers en
+vereering aan deze godheid, de ander aan gene. En ook de wijze, waarop
+de verschillende goden worden vereerd loopt ver uiteen. Toch: er is
+eenheid in de verscheidenheid.</p>
+<p>Alle goden gelden, vooral voor den ontwikkelden Brahmaan, als
+openbaringen van &eacute;&eacute;n alwezen, het Brahm&#259;, dat, zelf
+onnaspeurlijk verheven en onbeschrijflijk, aan alle dingen ten
+grondslag ligt en zich in alles openbaart; in de goden, maar ook in de
+menschen, ja, zelfs in de dieren en planten. Schijnbaar dus een bont
+geschakeerd tafereel van goden, een tooneel van bijgeloovigen
+afgodendienst, toch voor de ingewijden gansch iets anders.</p>
+<p>Al de ontelbare goden, al de groote krachten en werkingen der
+natuur: de wind, de rivieren, de aardbevingen en pestilenti&euml;n,
+voor dezen zijn ze slechts de openbaringen van de aldoordringende
+goddelijke kracht, die in onnoemelijk veel vormen zich doet kennen.</p>
+<p>De mensch zelf is slechts het aarden vat, dat de inwonende Godheid
+in zich houdt (Brahm&#259; is het albezielend goddelijk leven &bdquo;en
+die zijt gij&rdquo;, klinkt een van de spreuken). Die inwonende godheid
+geeft aan de menschheid hare gedachten en de uiting daarvan.</p>
+<p>God is dus eigenlijk de natuur: zoodat als gij de natuur dient:
+&rsquo;t zij de bezielde of de onbezielde, gij eigenlijk God vereert en
+als gij een beeld aanbidt gij het zinnebeeld of de openbaring der
+godheid eert.</p>
+<p>Zoo is dus het Brahmanisme aan de eene zijde een verlichte
+wijsbegeerte: zoo wordt het verstaan door zijn meest ontwikkelde
+aanhangers, terwijl het toch onder zijn wijden mantel alle mogelijke
+bekrompen godsvereering en bijgeloof kan dekken.</p>
+<p>Om deze en andere eigenaardigheden van het Brahmanisme goed te
+begrijpen is het echter wenschelijk, dat wij eerst ons trachten in te
+denken hoe deze godsdienst is ontstaan.</p>
+<p>We gaan met onzen geest terug tot lang vervlogen dagen, tot vele,
+vele eeuwen voor Christus, toen de Ari&euml;rs&mdash;de
+gemeenschappelijke voorvaderen van Indi&euml;rs en Perzen&mdash;als een
+herders- en landbouwvolk ten noorden van het Himalaya gebergte woonden.
+Straks gingen zij, toen hun aantal zich <span class="pagenum">[<a id="pb8" href="#pb8" name="pb8">8</a>]</span>uitbreidde uiteen: sommigen
+trokken naar het westen (de voorvaderen der Perzen), anderen naar het
+zuiden, door de passen van Afghanistan naar Indi&euml;. Toch: een
+vergelijking van den oud-Indischen en den oud-Perzischen godsdienst
+leert ons dat zij eenmaal &eacute;&eacute;n waren.</p>
+<p>Evenals andere volken gevoelden ook de oude Indi&euml;rs dat er
+machten boven hen stonden. Met vrees en vereering zagen zij op naar de
+lucht: den blauwen hemel, de zon, de duisternis en andere
+natuurmachten, van wie hun welzijn afhankelijk was. Overal in de natuur
+bemerkten zij beweging en waar beweging was, daar was ook leven en
+macht. Waren zij niet gedrongen de gunst te zoeken dier bovenaardsche
+machten? En&mdash;moest niet onder die machten &eacute;&eacute;ne de
+hoogste zijn? Vandaar dat zij van den stralenden hemel spraken als van
+den vader des lichts (Dyaus. Pitar) of ook in de alles doordringende
+lucht (Varuna) de tegenwoordigheid speurden van een onzichtbaren
+getuige van al hun daden, bij dag en bij nacht. Ook Agni, de god van
+het vuur, die belangrijke hulp van den mensch: weldadig, maar ook
+verteerend, werd ge&euml;erd.</p>
+<p>Een voorgeschreven vereering van deze en andere goden was er echter
+nog niet. Men bracht hen hulde door lofliederen en gebeden, door
+geschenken van voedsel en drank. En men gaf hun in zijn offers datgene
+wat men zelf het meest op prijs stelde: rijst en boter en vooral het
+vroolijk makende sap van de Somaplant (Sarcostema Viminalis) waaraan
+men voor zijn eigen levenskracht zoo groote waarde toekende. Ieder
+bracht zelf zijn offers en gebeden, naar zijn eigen gevoel hem dat
+ingaf.</p>
+<p>Toch: men kende ook reeds in die oude dagen mannen van verlichting
+en leiding (Rishi&rsquo;s), die het woord der goden hoorden en hun
+goddelijke kennis (Veda) aan anderen overbrachten. Aan hen worden de
+gezangen der Vedische boeken, de gewijde schriften van het Brahmanisme,
+toegeschreven. In de meeste Veda&rsquo;s zijn drie bestanddeelen,
+mantra&rsquo;s-liederen, brahmana&rsquo;s-verhandelingen,
+sutra&rsquo;s-overleveringen. De mantra&rsquo;s vormen de oudste
+gedeelten. Inderdaad verplaatsen ons sommige dezer liederen in die lang
+vervlogen eeuwen en doen zij ons zien dat een diep religieus gevoel in
+de harten dier oude Indi&euml;rs woonde.</p>
+<p>Men hoore b.v. het volgende lied aan Varuna:<a class="noteref" id="xd20e280src" href="#xd20e280" name="xd20e280src">1</a> <span class="pagenum">[<a id="pb9" href="#pb9" name="pb9">9</a>]</span></p>
+<div class="lgouter">
+<p class="line">De machtige Varuna, hoog daarboven, ziet omlaag,</p>
+<p class="line">Op deze werelden, zijn rijksgebied, als dicht
+nabij,</p>
+<p class="line">Als menschen steelsgewijs het kwade doen, hij weet
+het.</p>
+<p class="line">Waar iemand staat, of gaat, of zachtkens
+henensluipt,</p>
+<p class="line">In duistren schuilhoek toeft of in &rsquo;t verborgen
+loert,</p>
+<p class="line">Varuna ziet het en speurt hun bewegen.</p>
+<p class="line">Als twee te zaam een heilloos plan beramen,</p>
+<p class="line">En wanen zich alleen en onbespied, een derde is
+daarbij:</p>
+<p class="line">De koning ziet het al. Ontelbaar in getale</p>
+<p class="line">Gaan zijn gezanten d&rsquo;aarde rond, en duizend
+oogen,</p>
+<p class="line">Zij speuren na wat haar bewoners plegen.</p>
+<p class="line">Wat op de aard bestaat, wat in haar dampkring
+leeft,</p>
+<p class="line">Ja, al wat daar beneden is, des konings blik doorgrondt
+het,</p>
+<p class="line">Hij telt het knippen van des menschen oog.</p>
+<p class="line">En over &rsquo;t gansch heelal werpt hij de
+teerling.</p>
+</div>
+<p class="first">Niet minder treffend zijn vele andere hymnen, aan Agni
+den vuurgod, of aan Indra, den god van den regen, in den Vedischen tijd
+veel vereerd, gericht. Vooral worden Agni, de vuurgod, Indra, de god
+van den regen, en S&#363;riya, de zonnegod, te zamen genoemd als
+regeerende over de aarde, den dampkring en het uitspansel
+daarboven.</p>
+<p>Deze drie werden langzamerhand de hoofdgoden der oude Indi&euml;rs.
+Een merkwaardig verschijnsel echter is, reeds een aandachtige lezing
+van de boven aangehaalde hymne aan Varuna overtuigt ons daarvan, dat
+ieder dier goden telkens weer als de hoogste, bijna als de eenige werd
+geprezen. M. a. w. er lag reeds in den Vedischen godsdienst een zeker
+zoeken naar &eacute;&eacute;ne hoogere macht, boven al de anderen
+verheven. Eveneens vinden wij het onsterfelijkheidsgeloof hier
+uitgesproken, doch niet het latere geloof aan vele geboorten, die de
+mensch moet ondergaan voor hij het hoogste bereikt: dat wil zeggen: met
+de Godheid vereenigd wordt.</p>
+<p>Wij denken b.v. aan de volgende hymne, gericht tot Yama, den eersten
+mensch, die stierf, en daardoor koning werd van het geestenrijk:</p>
+<div class="lgouter">
+<p class="line">Den macht&rsquo;gen koning, Yama, gave en eer
+gebracht,</p>
+<p class="line">Hij was de eerste toch die stierf en die den snellen
+stroom</p>
+<p class="line">Des doods braveerde, d&rsquo;eerste, die den weg ten
+hemel ging</p>
+<p class="line">En and&rsquo;ren welkom heette in &rsquo;t oord der
+heerlijkheid.</p>
+<p class="line">Geen macht kan ons dit thuis, door u veroverd,
+nemen,</p>
+<p class="line">Wij komen koning, ieder die geboren is moet sterven</p>
+<p class="line">En treden op het pad, door u gebaand, waarop in lange
+rijen,</p>
+<p class="line">Geslachten reeds zijn voorgegaan, den weg</p>
+<p class="line">Ook onzer vaad&rsquo;ren. O ziel des dooden, ga dan
+rustig heen,</p>
+<p class="line">Vrees niet dien weg, dien ouden weg te nemen,</p>
+<p class="line">Die tot den God u voert en tot uw zaal&rsquo;ge
+vaad&rsquo;ren, <span class="pagenum">[<a id="pb10" href="#pb10" name="pb10">10</a>]</span></p>
+<p class="line">Bij Hem in heerlijkheid! Vrees voor de honden niet,</p>
+<p class="line">Die met hun viertal oogen &rsquo;t geestenrijk
+behoe&rsquo;n,</p>
+<p class="line">Keer weer naar uw tehuis, o ziel! Uw zonden, uw
+verdriet</p>
+<p class="line">Laat g&rsquo;achter op deez&rsquo; aarde, en gij
+verkrijgt</p>
+<p class="line">Een heerlijke gestalt&rsquo;&mdash;uw&rsquo; oude
+vorm&mdash;verheerlijkt</p>
+<p class="line">En van alle vlek bevrijd.</p>
+</div>
+<p class="first">Zien wij niet uit deze gedichten, dat verheven
+denkbeelden over dood en leven het oude Indi&euml; reeds kenmerkten?
+Doch&mdash;wij willen bij dien oud-Vedischen godsdienst niet langer
+stilstaan. &rsquo;t Was ons enkel te doen om den bodem te doen zien,
+waaruit het Brahmanisme opgroeide.</p>
+<p>Brahmanisme wil eigenlijk zeggen, zooals we reeds vroeger opmerkten:
+godsvereering onder de leiding der Brahmanen. Dus niet een geheel
+nieuwe godsdienst, maar de oude, door een priesterstand in vaste
+bedding geleid.</p>
+<p>Priesters had men natuurlijk reeds in de oude Vedische periode. Ook
+onderscheidde men toen reeds vier verschillende standen: de Brahmanen,
+of priesters, de <span class="corr" id="xd20e366" title="Bron: Kshatry&rsquo;as">Kshatrya&rsquo;s</span> (edelen of
+krijgslieden) de Vaisya&rsquo;s (landbouwers) en de Sudra&rsquo;s
+(werklieden). Doch nu kwam er een afgesloten priesterstand en werden de
+standen beschouwd als casten: scherp afgescheiden groepen<a class="noteref" id="xd20e369src" href="#xd20e369" name="xd20e369src">2</a>.
+De priesters heetten voortgekomen te zijn uit den mond, de krijgslieden
+uit borst en armen, de landbouwers uit het lijf, de werklieden uit de
+voeten der godheid.</p>
+<p>Zoo stonden dus de Brahmanen voorop, zij wisten koningen en volk te
+leiden en op den geheelen godsdienst hun eigenaardig stempel te
+drukken.</p>
+<p>Het eerste wat zij deden was voorzeker de heilige boeken, de
+Veda&rsquo;s, bijeen te verzamelen. Deze zijn vier in getal: de Rig
+Veda (liederen Veda), de Sama Veda (offerzangen Veda), de Yayur-Veda
+(offerspreuken Veda) en de Atharvan-Veda (tooverspreuken Veda). Deze
+boeken nu behelzen bestanddeelen van verschillenden ouderdom en hebben
+ook nog dit eigenaardige dat vele zangen en spreuken in meer dan een
+dier verzamelingen voorkomen.</p>
+<p>Zij vormden voortaan de heilige wetenschap (= Veda), die de
+priesters hadden te bestudeeren en aan de schare bekend <span class="pagenum">[<a id="pb11" href="#pb11" name="pb11">11</a>]</span>te
+maken. Aan hen werden straks de Br&#257;hmana&rsquo;s, godgeleerde en
+ritueele verhandelingen, die gewoonlijk een veel minder verheven geest
+ademen dan de oude Vedische liederen, toegevoegd. Doch ook de
+Upanishads, meer bespiegelende, stichtelijke werken, kregen straks hier
+een plaats.</p>
+<p>Men ziet dat op dit gebied hetzelfde geschiedde wat ook elders onder
+leiding eener macht verkrijgende priesterschap gebeurt: oude verhalen
+en liederen worden te zamen gebracht, en door nieuw bijgevoegde
+stukken, in bepaald priesterlijken geest wordt er een nieuwe stempel op
+gedrukt: het geheel wordt vervolgens een wetboek, waarvan de
+priesterschap de sleutel bezit. Men denke bv. aan de ontwikkeling van
+Isra&euml;ls godsdienst, waarbij precies hetzelfde gebeurde: Ezra en
+andere priesters verzamelden oude wetten en overleveringen: brachten
+nieuwe tot stand in hun geest&mdash;bij wier licht de oude moesten
+worden verklaard en&mdash;gaven dat geheel als wetboek aan het volk.
+Echter niet zooals bij Isra&euml;l mochten in oud-Indi&euml; de leeken
+de wet bestudeeren, dat bleef de taak der Brahmanen, zij alleen waren
+de mannen der heilige wetenschap.</p>
+<p>In welke bedding nu trachtten die mannen der heilige wetenschap den
+volksgodsdienst te leiden? Ik zeg: trachtten te leiden, want de geheele
+leiding van een volksgodsdienst nemen kan geen enkele priesterschap,
+konden ook de Brahmanen niet.</p>
+<p>Allereerst werd de waarde van het offer door hen nog hooger
+verheven. Reeds in den ouden tijd hadden de Indi&euml;rs het denkbeeld
+dat het offer de krachten der bovenaardsche machten sterkte en daardoor
+meewerkte om een goed wereldsch beloop te verzekeren. Langzamerhand
+echter kwam het denkbeeld op dat het offer ook kan strekken om door de
+gunst der versterkte goden een of ander aardsch doelwit te verkrijgen,
+b.v. de geboorte van een zoon, ja, men ging zelfs zoover dat men het
+offer ging beschouwen als een middel om bovenaardsche vermogens
+deelachtig te worden.</p>
+<p>Verder maakte men van de, vroeger eenvoudige, offers zeer
+samengestelde offerplechtigheden. Daarbij werden bepaalde hymnen en
+aanhalingen uit de Veda&rsquo;s gezongen en uitgesproken, en met
+angstvallige nauwkeurigheid werd gewaakt voor ieder onderdeel van het
+ritueel. Sommige offerplechtigheden strekten zich uit over weken, ja
+over jaren: het waren ketenen, van welke iedere schalm nauwkeurig in
+het gelid moest passen, zou het offer gunstige gevolgen hebben. De
+godheid, waaraan men zijn gaven en gebeden wijdde, trad daarbij op
+<span class="pagenum">[<a id="pb12" href="#pb12" name="pb12">12</a>]</span>den achtergrond: doch het volbrengen van
+offerplechtigheden werd beschouwd als een krachtig middel om hen, die
+er aan deelnamen, macht te verleenen in deze en in de toekomende
+wereld.</p>
+<p>Men ging zelfs zoover van het offer (Yajna) zelf voor te stellen als
+een godheid.</p>
+<p>Ja, in sommige plaatsen van de Br&#257;hmana&rsquo;s werd zelfs
+geleerd dat de goden zelf sterfelijk waren, totdat zij door offers den
+dood overwonnen. Ook de mensch kan door offeren van den dood worden
+bevrijd: doch zijn lichamelijk leven moet hij geven als zoenoffer.</p>
+<p>En die verzuimt te offeren moet telkens weer worden wedergeboren,
+moet eindelooze levens doorloopen, om altijd weer zijn lichaam aan de
+goden te offeren. Men hoore de volgende aanhaling uit
+Satapatha-Br&#257;hmana:</p>
+<div class="lgouter">
+<p class="line">De goden leefden steeds in vreeze voor den dood,</p>
+<p class="line">Den machtigen Voleinder. Dus herhaalden</p>
+<p class="line">Zij nauwgezet hun offers telkens weer, tot zij
+<span class="corr" id="xd20e406" title="Bron: onsterflijk">onsterf&rsquo;lijk</span> waren.</p>
+<p class="line">Toen sprak de machtige Voleinder tot de goden:</p>
+<p class="line">Gij hebt uzelf onsterfelijk gemaakt, nu zal de mensch
+beproeven</p>
+<p class="line">Om ook zichzelf van mijne macht &rsquo;t ontslaan.</p>
+<p class="line">Wat wordt mij daarvoor in den mensch vergoed?</p>
+<p class="line">De taal der goden luidde: Voortaan zal niet
+&eacute;&eacute;n</p>
+<p class="line">In &rsquo;t eigen lichaam de onsterf&rsquo;lijkheid
+bereiken.</p>
+<p class="line">Het sterf&rsquo;lijk hulsel blijft uw eigendom, uw
+voedsel</p>
+<p class="line">Zal het zijn in eeuwigheid. Ja, ook die door
+godsdienst&rsquo;ge daden,</p>
+<p class="line">D&rsquo;onsterf&rsquo;lijkheid verwerft, zijn lichaam
+zal hij eerst,</p>
+<p class="line">Aan u ten offer wijden, als uw prijs.</p>
+</div>
+<p class="first">Wij zien in dit gedicht uitgedrukt de eigenaardige
+leer der zoogenaamde zielsverhuizing, aan het Brahmanisme eigen. Wat is
+hare strekking? Wij willen die met een enkel woord in het licht
+stellen.</p>
+<p>Bij onze bespreking van den ouden Vedischen godsdienst: d. w. z. den
+godsdienst, waarvan ons in de oudste gedeelten der Veda&rsquo;s de
+geest is bewaard gebleven, zagen wij reeds dat er zeker streven opkwam
+om &eacute;&eacute;n der vele goden tot oppergod te verheffen: men
+denke b.v. aan de straks aangehaalde hymne, tot Varuna gericht. In den
+oud-Brahmaanschen godsdienst nu kwam men daar omtrent tot klaarder
+besef. Men gevoelde dat er een &bdquo;<a id="xd20e434" name="xd20e434"></a>Geest (&#257;tman)&rdquo; was, boven de kennis der
+zinnen verheven, die alle stoffelijk dingen bezielde en doorademde. Die
+zelfde geest, die de gansche stoffelijke wereld bezielde was het ook
+die trilde in de gedichten der zangers, <span class="pagenum">[<a id="pb13" href="#pb13" name="pb13">13</a>]</span>die bezieling gaf bij
+godsdienstige kennis en gebed. Boven alle persoonlijkheid was hij
+verheven, oneindig en onbeperkt lag hij aan alle dingen ten grondslag
+en woonde hij in &rsquo;t gansch heelal. Ook in den mensch. Was hij
+niet de levensadem, die het lichaam bezielde, woonde hij met zijn
+geheimzinnige tegenwoordigheid niet in ieders geweten? Breidde hij zich
+niet uit in de gansche oneindige ruimte? Daarom gaf men hem den naam:
+Brahm&#259;.<a id="xd20e438" name="xd20e438"></a> Brahm&#259;
+(onzijdig) is dus het wezen, dat aan alle dingen ten grondslag ligt: en
+waarvan ook de mensch een deel is. Al de goden waren evenals de
+menschen slechts openbaringen van die hoogste kracht.</p>
+<p>Wat nu moet het levensdoel zijn van den mensch?</p>
+<p>Om, van al het stoffelijke bevrijd, van alle smet gereinigd geheel,
+in dit Brahm&#259;, in die wereldziel, te verzinken. Hoe echter moet
+dit doel worden bereikt? Wij zagen reeds dat de offers daartoe een
+werkzaam middel werden geacht. Doch, nevens de offers, in sommige
+kringen zelfs met terzijdestelling daarvan, hechtte men in dezen groote
+waarde aan zelfkastijding en aan bespiegelend inkeeren tot zichzelf:
+want komen tot zichzelf, tot zijn diepste wezen, is komen tot
+Brahm&#259;.</p>
+<p>Doch: een enkel menschelijk leven is daarvoor niet genoeg: vele
+levens moet men <span class="corr" id="xd20e447" title="Bron: dooorloopen">doorloopen</span>, telkens weer moet men na een
+overgangstijdperk in hemel of hel, naar gelang van zijn vroeger leven,
+opnieuw worden geboren, altijd op hoogeren trap van zelfverloochening
+en bespiegeling gerakend, zal men eindelijk geheel in de wereldziel
+verzinken. En wee die toegeeft aan booze lusten en geen
+zelfverloochening kent: eindeloos zijn zijne wedergeboorten: hij kan
+zelfs genoodzaakt zijn niet als mensch, maar als dier of plant weer te
+keeren.</p>
+<p>Wie echter als Brahmaan ter wereld komt, in die geheiligde caste het
+levenslicht aanschouwt, hij heeft reeds een goed deel van den
+moeilijken levensgang afgelegd. Hoe moet hij komen tot volkomen
+verlossing?</p>
+<p>Die weg wordt in het wetboek van Manoe zorgvuldig aangewezen. Eerst,
+zoo luidt het hier, is hij een leerling der Brahmanen, met het gewijde
+koord en den gordel bekleed. Een hechte band vereenigt hem met zijn
+leermeester, door wien hij in de heil&rsquo;ge boeken onderwezen wordt.
+Straks is zijn leertijd volbracht en viert hij, bij &rsquo;t brengen
+van zijn eerste offer, het feest zijner wedergeboorte.</p>
+<p>De leerling wordt nu huisvader. Zoo betaalt hij in deze twee eerste
+levensstadi&euml;n de schuld, waarmede hij geboren <span class="pagenum">[<a id="pb14" href="#pb14" name="pb14">14</a>]</span>werd:
+die aan de Rishis (&bdquo;heilige&rdquo; zangers) wier liederen hij
+leerde om ze aan volgende geslachten over te leveren, aan de
+voorvaderen, door nakomelingschap te verwekken om hen offers te
+brengen, aan de goden, aan wie hij zijn eigen offers wijdt. Heeft hij
+deze schulden betaald, dan kan hij het huishoudelijk bestier aan zijn
+zoon, die nu zelf huisvader geworden is, overdragen en zich
+terugtrekken uit het wereldsch gewoel om geheel voor godsdienstige
+overpeinzingen te leven. Boven het offeren is hij dan verheven: door
+het beschouwend leven komt hij straks tot volkomen verlossing. Doch
+slechts dan is hij zoover gevorderd, dat geen nieuwe wedergeboorte hem
+meer wacht, indien hij ook in zijn laatste oogenblikken niet meer over
+de wereldsche dingen, ook maar voor een oogenblik, zijn gedachten laat
+gaan.</p>
+<p>En uit deze leer over de verlossing, waarin aan het ascetische leven
+feitelijk een hoogere waarde wordt toegekend dan aan het offeren, en
+uit die van het Brahm&#259;, het ware wezen, dat onpersoonlijk is en
+aan alle dingen ten grondslag ligt, kunnen wij zien welken
+eigenaardigen weg het Indische denken in het Brahmanisme opging. Het
+onbewuste wordt hier boven het bewuste, het onpersoonlijke boven het
+persoonlijke gesteld. Voorwaar een groote tegenstelling met de
+Westersche godsdienstige ontwikkeling in het <span class="corr" id="xd20e460" title="Bron: christendom">Christendom</span>, waarin God
+geldt als de zelfbewuste, liefhebbende macht, de Vader, en waarin niet
+opgaan in het albeginsel, maar streven naar volmaking, naar steeds
+grootere ontwikkeling der persoonlijkheid, als doelwit wordt
+gesteld.</p>
+<p>M. a. w.: het Brahmanisme is een pantheïstische: (God = de
+Alziel), het Christendom een theïstische (God = de Albestuurder)
+godsdienst.<a class="noteref" id="xd20e465src" href="#xd20e465" name="xd20e465src">3</a></p>
+<p>Het Brahmanisme een pantheïstische godsdienst. Dat schijnt voor
+den oppervlakkigen beschouwer vreemd, want hij bemerkt dat er vele
+goden zijn, aan wie men zijne vereering brengt: men zegt zelfs dat er
+33 millioen goden of goddelijke wezens door dezen godsdienst worden
+erkend. M. a. w.: het Brahmanisme gelijkt veel meer op een
+veelgodendom, dan op de erkenning van &eacute;&eacute;n beginsel, dat
+aan alle dingen ten grondslag ligt.</p>
+<p>Gaan wij echter na de philosophische stroomingen of scholen, die
+zich in het Brahmanisme hebben ontwikkeld, waaronder <span class="pagenum">[<a id="pb15" href="#pb15" name="pb15">15</a>]</span>de
+Ved&#257;nta en de S&#257;nkhya-philosophie de voornaamste zijn, dan
+valt dit &eacute;&eacute;ne, dat zich in alles openbaart, helder in het
+oog. De zaak is feitelijk deze: de Brahmanen hadden te doen met een
+volksgodsdienst, die een groot aantal goden erkende. De minder
+ontwikkelden eensklaps opvoeren tot de hoogte der wijsgeerige
+bespiegeling ging niet aan: het volk was daarvoor niet rijp. Een
+anderen weg moest dus bewandeld en kon ook worden betreden. Al de goden
+waren in &rsquo;t oog van den verlichten Brahmaan openbaringen van het
+eene Alwezen, of liever zinnebeelden, aanwijzingen van die goddelijke
+macht. Welnu, zoo konden zij hunne vereering blijven behouden: wie hen
+diende bracht toch ten slotte zijne vereering aan de groote Macht, die
+zich in alles openbaart. Wie Vishnoe bij voorkeur dient, eert in hem de
+onderhoudende kracht: een der zijden van het Alwezen. Wie voor Rama en
+Krishna, twee volksgoden bij uitnemendheid, zich buigt, hij eert de
+goddelijke vleeschwordingen van den grooten God Vishnoe. Wie voor Siva
+gestrenge boetedoeningen verricht, hij erkent immers de macht die het
+leven afbreekt, doch ook telkens weer vernieuwt? Is niet ook Siva ten
+slotte uit Brahm&#259; voortgevloeid?</p>
+<p>Zoo heeft dus het wijsgeerig denken beslag gelegd op den ouden
+volksgodsdienst, en de schare moge blijven staan bij de verschillende
+goden zonder den symbolischen zin te verstaan, toch: door wie dieper
+doordringt, m. a. w. door de meer ontwikkelden onder de Indi&euml;rs,
+wordt in toenemende mate verstaan dat het opgaan in het alleven de
+eigenlijke zin is van het gansche wonderbare tooverpaleis, door dezen
+godsdienst opgebouwd, met wijsgeerig bestek, op de grondslagen van den
+alouden volksgodsdienst<span class="corr" id="xd20e479" title="Niet in bron">.</span> Wie dus het Brahmanisme goed wil verstaan moet
+zich niet te veel ergeren aan den afgodischen schors, maar doordringen
+tot den innerlijken kern. Als hij dat doet, zal hij zien, dat er
+tusschen het schijnbare veelgodendom en de wijsbegeerte der Brahmanen
+niet zulk een klove bestaat, maar dat tot de schare wordt gesproken in
+gelijkenissen, doch tot de ingewijden vrijuit, dat voor de eersten de
+hoogste waarheid verborgen blijft in het mythologisch kleed, maar dat
+zij voor de anderen soms helder schijnt.</p>
+<p>Om een en ander in &rsquo;t licht te stellen willen wij &egrave;n
+bij de Brahmaansche godenleer &egrave;n bij de Brahmaansche
+wijsbegeerte nog uitvoeriger stilstaan. <span class="pagenum">[<a id="pb16" href="#pb16" name="pb16">16</a>]</span></p>
+</div>
+<div class="footnotes">
+<hr class="fnsep">
+<p class="footnote"><span class="label"><a class="noteref" id="xd20e280" href="#xd20e280src" name="xd20e280">1</a></span> Uit de
+Atharva. Veta. IV. 16.</p>
+<p class="footnote"><span class="label"><a class="noteref" id="xd20e369" href="#xd20e369src" name="xd20e369">2</a></span>
+<span class="corr" id="xd20e370" title="Bron: die">Die</span>
+afscheiding was en is voor een goed deel nog van dien aard dat personen
+van hoogere caste geen huwelijk met die van een lagere mogen aangaan.
+De ongelukkige paria, die uit een onwettige vereeniging van personen
+van verschillende caste wordt geboren, is het uitvaagsel der Indische
+maatschappij. De Brahmanen en Kshatrya&rsquo;s staan als
+&bdquo;tweemaal geborenen&rdquo; bovenaan.</p>
+<p class="footnote"><span class="label"><a class="noteref" id="xd20e465" href="#xd20e465src" name="xd20e465">3</a></span> Wij zullen
+echter straks zien, dat er ook in het Brahmanisme een <span class="corr" id="xd20e467" title="Bron: theistische">theïstische</span>
+strooming was en nog is.</p>
+</div>
+</div>
+<div id="ch2" class="div1 chapter"><span class="pagenum">[<a href="#toc">Inhoud</a>]</span>
+<div class="divHead">
+<h2 class="label">Hoofdstuk II.</h2>
+<h2 class="main">Brahmaansche godenleer en levensbeschouwing.</h2>
+</div>
+<div class="divBody">
+<p class="first">Brahm&#257;, zoo heet het in de eerste: het volstrekte
+en oneindige, bracht, door Maya (den schijn) beheerscht, <span class="corr" id="xd20e492" title="Bron: Brahm">Brahm&#259;</span> voort. Deze
+manlijke god Brahm&#257; (wel te onderscheiden dus van het
+onpersoonlijke, Brahm&#259;) staat aan het hoofd der schepping. Hij is
+de Schepper, uit wien alle leven is. Doch naast hem staan als de twee
+andere goden der Indische Trimurti (drie&euml;enheid) Vishnoe de
+onderhouder, en Siva, de verwoester. In deze drie personen openbaart
+zich alzoo de godheid. De Oud-Indische dichter Kalidasa drukt het aldus
+uit:</p>
+<div class="lgouter">
+<p class="line">In deze drie personen wordt d&rsquo;&eacute;&eacute;ne
+God gezien,</p>
+<p class="line">Een ieder van hen is de eerste en de laatste</p>
+<p class="line">In rang, niet &eacute;&eacute;n alleen,</p>
+<p class="line">&rsquo;t Zij Brahma, Vishnoe, Siva, ieder van hen
+zij</p>
+<p class="line">De eerste, tweede, derde, in de goddelijke rij.</p>
+</div>
+<p class="first">In de grotten van Elephanta bij Bombay wordt het
+heilige drietal voorgesteld als drie majestueuse hoofden, die uit
+&eacute;&eacute;n lichaam zich verheffen. Ook is de driehoek een
+zinnebeeld hunner eenheid en gelijkwaardigheid.</p>
+<p>Van deze drie goden nu wordt Brahm&#257; het minst vereerd.
+Feitelijk is hij meer een wijsgeerig beeld, ontstaan uit het streven om
+een uitgangspunt te vinden voor het geheele stelsel, dan een godheid,
+die zich werkelijk bekommert om de werking der wereldmachine, die door
+zijn wil in beweging is gebracht. Zijn invloed is te verwijderd, zijn
+werkzaamheid is te weinig omschreven, om indruk te maken op de
+verbeelding der schare, daarom heeft hij ook slechts weinige tempels en
+worden daarentegen in het nieuwere Brahmanisme de beide andere
+hoofdgoden vooral gediend.</p>
+<p>De orthodoxe Hindoes toch zijn hoofdzakelijk verdeeld in vereerders
+van Vishnoe en Siva, twee secten, die elkaar weinig waardeeren. Vishnoe
+is een zeer belangrijke, veel omvattende godheid. Hij is de opperste
+onderhouder aller dingen en zijn vrouw Laksmi is de godin van overvloed
+en vruchtbaarheid. Vishnoe in zijn hoogste openbaring wordt afgebeeld
+als neerzittend in zalige rust: trouwens rust: geen werkzaamheid is, in
+overeenstemming met den geheelen geest der Indi&euml;rs, het
+eigenaardige der hoogste goden. Doch <span class="pagenum">[<a id="pb17" href="#pb17" name="pb17">17</a>]</span>in tegenstelling met den
+verheven Brahm&#257;, kan Vishnoe worden gewekt door de ernstige
+gebeden en offergaven der menschen of der lagere goden, ja, hij kan er
+toe gebracht worden om in de wereld af te dalen en&mdash;op kritieke
+oogenblikken&mdash;de dingen terecht te brengen.</p>
+<p>Die neerdalingen zijn de beroemde vleeschwordingen
+(avat&#257;ra&rsquo;s) van den god, waarin hij groote daden heeft
+gedaan en machtige wonderen heeft verricht. Zijn beroemdste
+vleeschwordingen zijn Rama en Krishna. Rama is een beroemd, met een
+stralenkrans omgeven oorlogsman: de held van het R&#257;m&#257;yana,
+dat beroemde Indische heldendicht. Krishna is een halfgod, wiens dienst
+in sommige deelen van Indi&euml; in hooge eere is, hij wordt uit
+verschillende oogpunten in de Indische godsdienstige litteratuur
+beschouwd en is de held van het tweede beroemde Indische heldendicht,
+het Mah&#257;bh&#257;rata.</p>
+<p>Deze leer der goddelijke vleeschwording is een van de belangrijkste
+leerstukken van het nieuwere Brahmanisme: zij brengt verband in
+verschillende deelen van den godsdienst, de hoogere met de lagere
+vereenigend, de goden uit den hemel naar omlaag voerend om zich met de
+aardsche aangelegenheden in te laten.</p>
+<p>Wilde men zich rekenschap geven van de wonderbare daden van eenig
+beroemd held: de verklaring was, dat de groote god Vishnoe zich in
+zijne gestalte had geopenbaard: zoo verscheen de god, tot verhooging
+van zijn eer, telkens als mensch onder de menschen. Doch: ook van de
+lichamen van dieren nam Vishnoe soms bezit; nu eens ontmoeten wij hem
+als leeuw, dan weer als beer, als visch of als schildpad; wat bij die
+andere vleeschwordingen al heel slecht schijnt te passen. Eerst hoort
+gij dat de goddelijke geest een schitterend krijgsman of een
+wonderdoend heilige bezielde, en gij stemt toe, dat deze opvatting
+redelijk is en geenszins onwaardig. Hoort gij nu echter dat dezelfde
+god is overgegaan in een visch of een schildpad, en onder dien vorm
+wordt vereerd: dan vindt gij dit een onredelijk, ongerijmd geloof.
+Doch: vergeet dan niet dat de pantheïstische denkwijze: de
+E&eacute;ne, die zich overal openbaart, de grondslag is van al deze
+vleeschwordingen en dat de goddelijke geest immers evenzeer woont in
+een insect als in den grootsten koning!</p>
+<p>Bovendien de Brahmanen hadden goede redenen om de tegenwoordigheid
+van Vishnoe in sommige dierengestalten te erkennen. Men denke aan het
+feit, dat het Brahmanisme in zich opnam&mdash;en nog steeds voortgaat
+in zich op te nemen&mdash;<span class="pagenum">[<a id="pb18" href="#pb18" name="pb18">18</a>]</span>bekeerlingen van de talrijke
+niet-Hindoesche stammen, die daar wonen op de heuvelen en in de
+bosschen van Indi&euml;.</p>
+<p>Dat waren de oorspronkelijke inwoners met hun ruwe vereering van
+allerlei voorwerpen en dieren, die hun belangrijk voorkwamen. Om nu
+deze heidenen in de Hindoesche gemeenschap in te voegen, kende men geen
+beter middel, dan om onder de vele goden ook de door hen vereerden:
+doch gelouterd en verheven, op te nemen. Dit doel nu werd bereikt door
+hun voorwerpen van vereering, eenvoudig als vleeschwordingen van
+Vishnoe te behouden.</p>
+<p>Zoo ging het voorheen, en gaat het ook thans nog. Zekere stam van
+wilde bergbewoners vereerde den beer. Nu is de beer een van
+Vishnoe&rsquo;s vleeschwordingen. Toen nu de bergbewoners in den
+Hindoeschen godsdienst werden ingewijd, lag het voor de hand dat
+Vishnoe in dit dier werd ontdekt: de nieuwe geloovigen hadden enkel te
+verstaan, dat zij vroeger reeds onbewust den grooten God hadden
+gediend. Zeer spoedig ging hun overgang in zijn werk: toch, zonder dat
+wij daarbij kunnen denken aan opzettelijke misleiding. Neen, de
+Brahmanen erkenden dat het voorwerp hunner vereering zekere wonderbare,
+vrees-aanjagende eigenschappen bezat: dat het te recht werd vereerd:
+zij zagen echter verder en hooger dan die uitwendige vereering en
+legden uit dat al deze eigenaardigheden een goddelijke macht aantoonden
+en dus de tegenwoordigheid van de godheid in een nieuwe gedaante
+beteekenden. Zoo zouden zij ook&mdash;verder gevraagd&mdash;zeggen dat
+de god zelf slechts een zichtbare en overtuigende openbaring was van de
+verborgen goddelijke kracht, die alle dingen bezielt. Zoo zouden ook
+alle groote mannen en heiligen beschouwd worden als vermommingen of
+gestalten, door Vishnoe aangenomen om een belangrijke rol te spelen op
+het wereldtooneel.</p>
+<p>Daareven gewaagden wij van Vishnoe&rsquo;s vleeschwordingen, Krishna
+en Rama, waarnaast nog vele anderen te noemen zouden zijn. Toen eens
+zeker Mohammedaan oproer maakte tegen het Engelsch gezag en daarbij een
+aanvankelijk succes had, zeide een Indisch edelman, &rsquo;s mans
+dappere daden vermeldend, dat hij een vleeschwording van Krishna moest
+zijn. Zoo gewagen immers ook Homerus&rsquo; gedichten van goden, die in
+de gedaante van aardsche krijgslieden, meevochten in den strijd, en de
+overleveringen van alle volken zijn vol van wonderbare gedaanten, die
+verschijnen, om hun trouwe dienaars te redden of te verdedigen.
+<span class="pagenum">[<a id="pb19" href="#pb19" name="pb19">19</a>]</span></p>
+<p>Wat Krishna betreft, er zijn minstens tien vleeschwordingen van hem
+bekend, onder welke hij bepaald in sommige beroemde tempels wordt
+gediend; Jaggernauth is eene daarvan. Zijn toegewijde vereerders wijden
+hem hun ziel, hun lichaam en hun goed, doch ik vrees dat zijn voorbeeld
+van vroolijke en verliefde godheid dikwijls tot losbandige praktijken
+bij zijn vereerders leidt.</p>
+<p>Siva vertegenwoordigt een geheel ander beginsel dan Vishnoe. Is deze
+de onderhouder, Siva is de verwoester en opbouwer tevens der
+verschillende levensvormen. De gansche kringloop der bezielde
+schepping, de eeuwige afwisseling van geboorte en dood in de gansche
+natuur, ziedaar zijn regeering. Niet door vleeschwording openbaart hij
+zich, zooals Vishnoe, maar de groote natuurlijke verschijnselen, die
+het leven opbouwen en ontbinden, doen zijn wezen aan de menschheid
+kennen. Hij brengt leven en dood; de plagen en ziekten, die duizenden
+wegsleepen, zijn het teeken zijner werking.</p>
+<p>De natuur schept duizende levensvormen en vernietigt ze weer, zonder
+zich te bekommeren om de verwoesting die zij aanricht. Op
+geheimzinnige, onberekenbare wijze brengt zij voort en verwoest zij.
+&rsquo;t Is Siva, die deze werking uitoefent en altijd weer millioenen
+wezens wegvaagt om ze door nieuwe te vervangen. Die gevreesde macht nu
+gunstig te stemmen is het hoofddoel van Siva&rsquo;s vereerders;
+weinigen begeeren iets van zijn macht te erlangen. In Siva&rsquo;s naam
+worden de strengste onthouding en de wreedste versterving toegepast:
+zelfverminking door ijzeren haken, trotseeren van pijn en honger,
+&rsquo;t voortdurend aannemen van moeilijke houdingen, vasten en
+eenzame overpeinzing behooren tot zijn vereering. Door deze praktijken
+kan zelfs een Sudra,<a class="noteref" id="xd20e538src" href="#xd20e538" name="xd20e538src">1</a> indien hij volhardt, wonderbare
+krachten verkrijgen en de goden dwingen hem te gehoorzamen. De meeste
+broederschappen van Indische devoten en fakirs (rondzwervende
+heiligen), die soms alle kleedij versmaden en geheel Indi&euml;
+rondgaan, behooren tot Siva&rsquo;s volgelingen. In zijn tempel worden
+tallooze offerdieren geslacht, ofschoon men onderstelt dat zelfs
+menschenoffers hem nog onbewogen laten. Hoe dit eigenaardig beeld is
+ontstaan? Niet onwaarschijnlijk zijn, bij de invoering van het
+Brahmanisme, de welwillende, heldhaftige goden der onontwikkelde volken
+in Vishnoe opgegaan en als zijn vleeschwordingen beschouwd, terwijl hun
+ruwe en wreede ceremoni&euml;n, hun vreeselijke <span class="pagenum">[<a id="pb20" href="#pb20" name="pb20">20</a>]</span>verschijningen en demonen bij Siva zijn
+thuisgebracht of bij de goden aan hem onderworpen.</p>
+<p>Bezien wij deze drie&euml;enheid, deze drie goden met hun
+vleeschwordingen, openbaringen en zinnebeelden van populaire zijde, dan
+vormen zij een bontgekleurd veelgodendom. Bezien wij ze, minder
+oppervlakkig, met het oog van den meer ontwikkelden Indi&euml;r, dan
+zien wij ze als beelden van wat de schepping te zien geeft, de
+weldadige en vernietigende invloeden, de kracht, die alles doordringt,
+de eeuwige wisseling van leven en dood, dag en nacht.</p>
+<p>Een Brahmaan, dien gij zoudt willen wijzen op het mythologische
+karakter van al die goden zou u antwoorden, dat hij zich zeer wel
+bewust is dat de godheden slechts de uitwendige figuren, beelden of
+aanwijzingen zijn van de onbegrijpelijke macht, die den achtergrond
+aller dingen vormt. Hij zou u zeggen dat deze mythologie de
+eenvoudigste vorm is, waarin het <span class="corr" id="xd20e547"
+title="Bron: pantheistische">pantheïstische</span> beginsel der
+goddelijke alomtegenwoordigheid aan het volk kan worden duidelijk
+gemaakt en dat de gewone vereering werkelijk gebracht wordt aan
+openbaringen van de godheid, die zich tot in alle krachten en vormen
+onthult.</p>
+<p>Niet anders is het met de gebeden en offers, den goden gebracht. Men
+zal u verklaren de goden te dienen, omdat dit goed en nuttig is. En
+inderdaad is dit ook dikwerf het doel. Doch: er is toch feitelijk ook
+hier nog iets anders. Diep in het hart van den Hindoe leeft de gedachte
+dat de ziel door verschillende stadi&euml;n van leven, als dier en als
+mensch, moet worden gelouterd, totdat zij eindelijk&mdash;van alle
+begeerte en eigenwilligheid bevrijd&mdash;zich vereenigen kan met het
+hoogste alwezen. Bevrijding&mdash;dat is terugkeer in den oneindigen
+geest&mdash;ziedaar het hoogste goed voor den Indischen vrome en wijze,
+en daartoe werken ook offers en gebeden mede.</p>
+<p>Dit nu blijkt ook, als wij het oog vestigen op de Indische
+bespiegeling over wereld en leven, zooals wij die vinden in de
+Ved&#257;nta en in de S&#257;nkhya school. Er zijn trouwens nog vier
+andere erkende philosophische scholen onder de Hindoe&rsquo;s, doch
+deze zijn de voornaamste, waarom wij, in verband met het kader van dit
+werk, de andere stilzwijgend voorbijgaan. Deze philosophische
+bespiegelingen vinden wij in de Upanishads, gewijde boeken, die de
+verborgen leer der Veda&rsquo;s heeten te verkondigen. Wanneer wij ons
+nu voorstellen dat het hier alleen te doen is om de waarheid te
+doorvorschen, zooals bij de Westersche wijsbegeerte, dan vergissen
+<span class="pagenum">[<a id="pb21" href="#pb21" name="pb21">21</a>]</span>wij ons zeer. Neen, het eigenlijke doel is
+om&mdash;door kennis van geest en stof, wereld en leven&mdash;te komen
+tot bevrijding, tot verlossing van de eindelooze wedergeboorten.</p>
+<p>De Ved&#257;nta leert dat de uitwendige wereld ontstaan is doordat
+Maya (= illusie) Brahm&#259; (den eeuwigen absoluten geest)
+overschaduwde.</p>
+<p>Het geestelijke in den mensch is feitelijk niet slechts een deel van
+Brahm&#259;, maar Brahm&#259; zelf. De werkelijkheid der wereld is
+slechts schijn, en het ware doel van den menschelijken geest moet zijn,
+om, langs den weg van talrijke oefeningen en bespiegelingen, bevrijd
+van het lichaam, de wereld en de gevolgen ook zijner daden, in
+Brahm&#257; te verzinken.</p>
+<p>De S&#257;nkhya-philosophie is minder <span class="corr" id="xd20e563" title="Bron: pantheistisch">pantheïstisch</span> dan
+wel dualistisch getint. Immers zij leert: van den beginne zijn er twee
+wezens: Prakriti, het vrouwelijk beginsel, de natuur of, om het in
+Westersche taal uit te drukken de oerstof, de oorspronkelijke stof en
+Purusha: de geest, manlijk voorgesteld. Daarmee wordt echter niet
+bedoeld <span class="corr" id="xd20e566" title="Bron: e&eacute;n">&eacute;&eacute;n</span> eeuwige algeest of iets
+dergelijks, maar de geest, wonende in ieder wezen. Ieder levend wezen
+berust op de vereeniging van Prakriti en Purusha. Het doel is nu: den
+geest vrij te maken van de stof. Naar zijn wezen is hij dit feitelijk
+reeds: doch hij moet verlost worden van Prakriti&rsquo;s gemeenschap en
+w&egrave;l door waarachtig inzicht in zichzelf en de aan hem
+tegenovergestelde natuur. Overpeinzing en ascese bewijzen daarbij
+belangrijke diensten. Wie met het Boeddhisme en zijn leer op de hoogte
+is en weet dat ook daar verlossing van alle begeerte het einddoel is,
+zal erkennen dat wij hier met verwante gedachten te doen hebben.</p>
+<p>Het kan ons voorts niet verwonderen, gelet op het eigenaardige
+<span class="corr" id="xd20e571" title="Bron: pantheistisch">pantheïstisch</span> beginsel, dat het
+geheele Indische denken beheerscht, dat de Ved&#257;nta als de bij
+uitstek rechtzinnige school geldt, zij immers is het meest naar den
+eigenaardig Brahmaanschen grondslag opgebouwd.</p>
+<p>Zoo wordt dan &egrave;n de Brahmaansche godenleer &egrave;n de
+Brahmaansche wijsbegeerte door denzelfden geest bezield. In beiden
+klinkt het u tegen dat het uitwendige leven van weinig waarde is:
+slechts een schouwtooneel tot opvoeding en onderhouding van den geest.
+De uiterlijke wereld is slechts Maya (illusie, droom). Die zelfde geest
+nu komt ons ook weer tegen in de oud-Indische heldendichten, die
+waarschijnlijk niet door Brahmanen zijn gedicht, maar uit den kring der
+Kshatrya&rsquo;s <span class="pagenum">[<a id="pb22" href="#pb22" name="pb22">22</a>]</span>(krijgslieden, edelen) zijn voortgekomen, en die
+voor een goed deel tot de vroegste tijden van het Brahmanisme worden
+teruggebracht. Deze gedichten&mdash;de R&#257;m&#257;yana, waarin de
+lotgevallen van Rama, en de Mah&#257;bhar&#257;ta, waarin die van
+Krishna worden bezongen&mdash;beiden vleeschwordingen van den god
+Vishnoe&mdash;brengen ons in een wonderwereld van sprookjes. Een
+atmosfeer, voor ons westerlingen, vreemd in den eersten oogopslag, maar
+die ons straks toch gemeenzamer wordt, als wij gaan gevoelen dat in die
+zonderlinge lotgevallen der oud-Indische helden en heldinnen zich een
+geest uitspreekt, dien wij zonen van het westen, in menig opzicht
+kunnen deelen. Is toch niet aan onze levensopvatting vaak eigen een
+besef van &rsquo;s levens droeve raadselen, dat ons drijft tot
+medelijden? Bewonderen wij niet vaak de schoonheid en de kunst, toch
+gevoelende dat zij zijn als een droombeeld, dat wij niet kunnen
+bereiken?</p>
+<p>Welnu: die zelfde geest woont ook in de oude Indische po&euml;zie.
+Haar geheimzinnigheid is die van het alleven. Zij ziet in de natuur
+niet de vijandin van de ziel&mdash;zooals de middeneeuwsche Katholieke
+po&euml;zie, die het leven en de natuur ten slotte den rug
+toekeert&mdash;maar zij ziet de gansche zichtbare natuur als den droom
+van de algemeene wereldziel, van die ziel, die alleen werkelijk
+bestaat. En de droomer heeft genot in de beelden die hem voorbijgaan,
+doch een weemoedig genot, want hij voelt dat zij voorbijgaan. De
+Indische po&euml;zie ziet het gewone leven met een mengeling van
+verheven gevoel en medelijden aan, zij weet, dat op de jeugd de
+ouderdom, op het genot de moeheid<span class="corr" id="xd20e580"
+title="Niet in bron">,</span> op de liefde de smart van het verlies, op
+het leven de dood volgt. Wat nu te doen? Hopen op verandering in deze
+noodwendigheden gaat niet aan: maar de ziel moet gebracht worden tot
+zulk een staat van geestelijke belangeloosheid, dat zij niet langer
+bedroefd is over de wisseling en de onvolmaaktheid van alle
+onstoffelijke aardsche dingen.</p>
+<p>Die geest&mdash;dien wij straks in volle ontwikkeling zullen zien
+bij het Boeddhisme&mdash;doordringt ook de oud-Indische po&euml;zie.
+Een enkele proeve moge volstaan.</p>
+<p>We willen u herinneren aan de geschiedenis van Valmiki, den man, van
+wien de Indi&euml;rs onderstellen, dat hij het R&#257;m&#257;yana
+dichtte. Valmiki, zoo lezen wij in dit heldendicht, was een heilig
+kluizenaar, die een leven van stille overpeinzing leidde in de
+eenzaamheid van het woud. Het onderwerp zijner overpeinzing is het leed
+der wereld. De god Brahm&#257; vertelt <span class="pagenum">[<a id="pb23" href="#pb23" name="pb23">23</a>]</span>hem op zekeren dag de
+geschiedenis van Rama. Indien een dichter, zoo peinst Valmiki, deze
+geschiedenis van een volmaakt leven eens in diep gevoelde verzen kon
+bezingen, dat zou de menschen brengen tot een beter, edeler leven. Doch
+hij, Valmiki, is geen dichter. Hoe zal hij iemand vinden, voor deze
+taak berekend? Valmiki moet daarover telkens weer nadenken. Op zekeren
+morgen staat hij aan den oever van een helder water nabij zijn hut,
+waar hij gewoon is de wasschingen te verrichten, die tot de
+godsdienstige plichten van den Brahmaan behooren. En
+zie&mdash;tegenover hem zijn twee reigers. Zij slaan vroolijk met hun
+vleugels, vol onschuldige vreugde over &rsquo;t leven. Eensklaps valt
+een der vogels, door een pijl getroffen, neer, en het zuivere water van
+de plas wordt roodgekleurd. Valmiki is zoo vol medelijden en droefheid,
+dat als een smartkreet uit zijn ziel wordt geperst: een dichtregel over
+den dood van den onschuldigen vogel en de wreedheid van den jager. Er
+is een wonderbare maat en een aandoenlijke muziek in zijn woorden, hij
+moet ze nog eens en nog eens herhalen. Verwonderd wat toch over hem
+gekomen is keert Valmiki terug naar zijn hut. Onderweg ontmoet hij
+Brahm&#257; die hem vraagt of hij een dichter heeft gevonden, waardig
+om de geschiedenis van den volmaakten mensch Rama te vertellen? Valmiki
+wil antwoorden dat hij er geen gevonden heeft. Doch instede van dit
+antwoord komt hem de klacht over den dood van den reiger over de
+lippen, en hij schaamt zich tegenover Brahm&#257;: de God zal denken,
+dat Valmiki hem bespot. Doch glimlachend spreekt Brahm&#257;.</p>
+<p>&bdquo;Gelukkige Valmiki! Om uw medelijden met den reiger hebt gij
+ontvangen de genade van Sarasvati, de godin der po&euml;zie. Ga, en
+zing voor de ooren der wereld het leven van den heiligen
+Rama.&rdquo;</p>
+<p>Valmiki is het type van den heiligen, vromen kluizenaar, zooals hij
+in die heldendichten voorkomt. Doch er komen ook andere kluizenaars in
+voor, menschen, die door wreede zelfkastijding en boetedoening
+tooverkrachten zoeken te verwerven. Deze worden geschilderd als
+gevaarlijke personen, die men moet ontzien. En waar zij in een verhaal
+optreden, komt er altijd een of ander onheil.</p>
+<p>M. a. w. de dichters van deze verheven po&euml;zie&mdash;in dit
+opzicht tolken van de volksmeening&mdash;gevoelden reeds&mdash;wat
+Boeddha later beslist zou uitspreken, dat door vasten en zelfkastijding
+magische krachten verkrijgen, zooals de Brahmanen <span class="pagenum">[<a id="pb24" href="#pb24" name="pb24">24</a>]</span>dat
+aanprijzen, de weg tot verlichting en verheffing der ziel niet kon
+zijn. Merkwaardig komt dit uit in de legende van Rajah Visvamitra.</p>
+<p>Deze is een rijk en machtig heerscher. Zijn vreedzame voorspoed
+begint hem te vervelen en met een groot leger gaat hij op avonturen
+uit. Hij ondervindt niet veel. Ieder is zoo bevreesd voor hem dat hij
+geen enkele twist met iemand krijgt. En overal vraagt hij of men wel
+iemand der levenden kent, zoo machtig als Visvamitra. Overal luidt het
+antwoord ontkennend: noch op de aarde, noch in Swarga (het verblijf
+boven de aarde) bestaat zulk een machtig wezen. Op zekeren dag echter
+ontmoeten zij een vromen bedelaar, en Visvamitra, als godsdienstig
+vorst, geeft hem rijke giften. Daarna volgt de gewone vraag:
+&bdquo;Kent gij iemand, zoo heerlijk en zoo machtig als
+Visvamitra?<span class="corr" id="xd20e599" title="Niet in bron">&rdquo;</span> Het antwoord luidt: <span class="corr"
+id="xd20e602" title="Niet in bron">&bdquo;</span>Waarlijk, gij zijt een
+heerlijk en machtig vorst. Doch ik ken &eacute;&eacute;n mensch bij
+wien uwe heerlijkheid is als rook tegenover de sterke rots: die man is
+de priester Vasistha.&rdquo;</p>
+<p>&bdquo;En, wie is die Vasistha, wiens macht grooter is dan de
+mijne?&rdquo;</p>
+<p>&bdquo;Een eenzaam kluizenaar, die leeft in de diepten van het woud.
+Zijn kleeding is van boombast, hij leeft van wortels en bessen: toch,
+zijn macht is grooter dan die van alle rajahs in de wereld.&rdquo;</p>
+<p>Visvamitra&rsquo;s nieuwsgierigheid is opgewekt: hij besluit den
+merkwaardigen kluizenaar een bezoek te brengen. Met zijn leger gaat hij
+het woud in en ten slotte ontdekt men het eenzame verblijf van
+Vasistha. De rajah wordt zeer vriendelijk ontvangen, zij spreken over
+geestelijke onderwerpen en Visvamitra, zeer gesticht en opgewekt, wil
+heengaan. Doch ongelukkig voor beide partijen, krijgt Vasistha den
+inval om den koning en zijn leger op een feest te vragen.</p>
+<p>Eerst weigert de rajah, beleefd dankend, de uitnoodiging. De vorst
+kan niet begrijpen hoe een kluizenaar, die van wortels en bessen leeft,
+midden in de wildernis een feest kan aanrichten voor een leger.
+Vasistha verzekert echter dat dit voor hem niet moeilijk is. En zie, in
+minder dan geen tijd is er op het gras een feestmaal&mdash;een
+vegetarisch wel te verstaan&mdash;uitgespreid: geroosterd koren,
+suikergoed, gebak, verfrischt door rivieren van gestremde melk. De
+soldaten waren uiterst voldaan en vielen met vreugdekreten op het
+feestmaal aan. Doch de eetlust van den rajah is bedorven: hij kan in
+zijn afgunst niet begrijpen hoe Vasistha in een oogenblik <span class="pagenum">[<a id="pb25" href="#pb25" name="pb25">25</a>]</span>zoo&rsquo;n feest aanricht: zou werkelijk, zooals
+die bedelaar zeide, die kluizenaar grooter macht hebben dan hij? Ten
+slotte verklaart Vasistha zich bereid hem de zaak uit te leggen.
+Mahadeva heeft hem, als belooning voor zijn zelfkastijdingen, de
+wonderkoe Sabala gegeven. Hij behoeft deze koe slechts te melken om te
+verkrijgen wat hij begeert.</p>
+<p>Nu neemt de bitterheid van Visvamitra nog meer toe. &bdquo;Het is
+niet passend&rdquo;&mdash;zoo oordeelt hij &bdquo;dat een heilig
+kluizenaar, die een leven van boete leidt, een schepsel bezit, dat hem
+in zware verzoeking brengt om zijn geloften van vasten en afsterving
+van het aardsche te verbreken. Daarom Vasistha, voor uw zieleheil is
+het beter dat gij mij die wonderbare Sabala schenkt.&rdquo;</p>
+<p>&bdquo;Volstrekt niet<span class="corr" id="xd20e620" title="Niet in bron">,</span>&rdquo; antwoordt Vasistha, <span class="corr"
+id="xd20e623" title="Niet in bron">&bdquo;</span>Sabala geeft mij de
+zuivere boter, die ik voor het offervuur moet gebruiken, hoe zou ik die
+anders verkrijgen in deze wildernis.&rdquo;</p>
+<p>&bdquo;Ik wil in die offerboter trachten te voorzien<span class="corr" id="xd20e628" title="Niet in bron">,</span>&rdquo; sprak rajah
+Visvamitra. &bdquo;Het is een duidelijke verkwisting van de
+tooverkracht der onbevlekte Sabala om die voor zoo&rsquo;n kleinigheid
+te gebruiken. Bovendien: ik ben de meester van deze landstreek en dus
+ook de rechtmatige eigenaar van het vee.<span class="corr" id="xd20e631" title="Niet in bron">&rdquo;</span> Doch: Vasistha wijst
+alle listen en onderhandelingen af. Op het laatst beveelt de rajah de
+soldaten om Sabala mee te nemen: doch Vasistha melkt gauw de wonderkoe
+en verkrijgt een leger, tweemaal zoo groot als dat van Visvamitra.
+Moedeloos en neerslachtig keert deze naar zijn stad en paleis
+terug.</p>
+<p>Hier roept hij alle wijze mannen en Brahmanen tot zich en vraagt hun
+hoe hij Vasistha&rsquo;s trots zal breken en de wonderkoe in zijn bezit
+krijgen.</p>
+<p>De Brahmanen antwoorden: &bdquo;Aardsche wapens, o rajah, helpen u
+tegen Vasistha niet. Om hem te overwinnen moet ge hem bestrijden met
+zijn eigen wapens. Zijn kracht ligt in de verdiensten, die hij zich
+door zijn vroomheid en zelfverloochening verwierf. Kunt gij op
+diezelfde wijze u verdiensten verwerven? Zoo niet: geef dan alle hoop
+op om Sabala te verkrijgen.&rdquo;</p>
+<p>Rajah Visvamitra gevoelt dat het leven geen vreugde meer voor hem
+heeft, zoolang hij Sabala niet bezit. Hij legt zijn koninklijk gewaad
+af, verlaat zijn paleis en stad en begeeft zich naar de wildernis om
+daar door een gestreng leven, der wereld afgestorven, zich krachten als
+die van Vasistha te verwerven. Het zou mij te ver voeren u te verhalen
+welke kwellingen de rajah al niet voor zichzelf uitdacht, of hoeveel
+<span class="pagenum">[<a id="pb26" href="#pb26" name="pb26">26</a>]</span>moed en volharding hij toonde wanneer, tot straf
+voor een oogenblik van vergeten zijner geloften&mdash;al de verdiensten
+die hij door zijn zelfverloochening zich verwierf, wederom verloren
+gingen. De goden, zoo schildert ons het verhaal, bevreesd voor het
+slecht gebruik dat de kluizenaars maken zouden van hun door
+boetedoening verkregen macht, beproeven steeds hen in hun plannen te
+dwarsboomen of door kleine geschenken hen om te koopen opdat de som der
+verdiensten niet te groot en te gevaarlijk zou worden. Zoo werd ook
+Visvamitra beproefd door de goden, doch, hoe ook misleid en ter neer
+geworpen, altijd keert hij met nieuwen ijver tot zijn plan weder! En,
+in &rsquo;t eind <span class="corr" id="xd20e642" title="Bron: truimfeert">triumfeert</span> hij. Hij heeft zich zooveel
+verdiensten verworven dat geen gunst hem kan worden geweigerd. Indra
+zelf komt vriend&rsquo;lijk vragen wat hij begeert. Wij verwachten dat
+hij de vernedering van Vasistha en het bezit van de koe zal verlangen:
+doch neen, alle toorn tegen Vasistha, alle begeerte naar Sabala is
+verdwenen: hij herinnert zich niet eens dat beiden bestaan. Het eenige
+wat hij vraagt is: geestelijke vrijheid en verlossing van alle aardsche
+begeerten.</p>
+<p>Klinkt het in dit zonderling en toch aantrekkelijk verhaal ons niet
+duidelijk tegen: De ware wijze is, die geen begeerten meer kent, en
+wiens ziel is gekomen tot rust en bestendigheid? Wordt ons hier niet
+geleerd dat het ware doel niet is om door zelfkastijding tooverkrachten
+te verkrijgen, maar om te komen tot bevrijding en verlichting?</p>
+<p>We naderen hier den geest van &rsquo;t Boeddhisme, we staan hier op
+den bodem, waarop dit zich ontwikkeld heeft. Nog duidelijker komt dit
+uit in de geschiedenis van rajah Yayati, die wij in het
+Mah&#257;bhar&#257;ta vinden.</p>
+<p>Rajah Yayati heeft het ongeluk om tot vrouw te nemen de dochter van
+een Brahmaan, die met wonderbare tooverkrachten is toegerust. De rajah
+heeft ongenoegen met zijn vrouw, en de Brahmaan, zijn schoonvader, weet
+hem door zijn tooverkracht met een ontijdigen ouderdom te straffen. Zoo
+is hij in den bloei der jeugd in een bevend, waggelend grijsaard
+veranderd, die den Brahmaan smeekt om toch enkele jaren van
+levenskracht, opdat hij afscheid moge nemen van de vreugden van dat
+leven, dat hij zoo gemakkelijk had opgevat, toen hij niet begreep dat
+hij het zoo spoedig zou verliezen.</p>
+<p>De Brahmaan staat toe dat Yayati zijn ouderdom zal verwisselen tegen
+de gelukkige jeugd van een ander, doch voor weinige jaren slechts. Zijn
+die voorbij, dan moet hij <span class="pagenum">[<a id="pb27" href="#pb27" name="pb27">27</a>]</span>wederom zijn straf des ouderdoms
+ondergaan. Na vele jaren van vermoeiend rondzwerven weet rajah Yayati
+den jongsten zijner zonen te overreden om den last van den
+vroegtijdigen ouderdom op zich te nemen en aan zijn vader diens eigen
+jeugd over te doen. De rajah wil nu, in den korten tijd hem gelaten,
+ten volle genieten van alle aardsche vreugde.</p>
+<p>Hij beproeft allereerst de weelde, die den mensch streelt en de
+genietingen der zinnen, dan het avontuurlijk leven van den jager,
+vervolgens de vreugde, die wijsbegeerte en po&euml;zie aan verstand en
+hart schenken. Doch het resultaat is altijd hetzelfde. Hij ondervindt
+dat deze vreugden des levens eigenlijk niet wezenlijk bestaan, maar
+alleen als voorwerp onzer begeerte aantrekkelijk schijnen. Dan keert
+hij terug tot zijn zoon, wien hij teruggeeft zijn jeugd en zijn
+vatbaarheid om te genieten en zelf neemt hij zijn straf wederom op. En
+zijn slotsom is de volgende:</p>
+<p>&bdquo;Ik heb bevonden, dat het voorwerp, dat men begeert nooit de
+begeerte bevredigt, het voedt slechts de vlam, evenals de gereinigde
+boter het offervuur.</p>
+<p><span class="corr" id="xd20e661" title="Niet in bron">&bdquo;</span>Al de rijst, al het koren, al het vee,
+alle schatten, alle beminnelijkste vrouwen die de aarde bevat, zij
+kunnen nooit des menschen begeerte voldoen; daarom is het eenige de
+begeerte zelf te dooden en uit te werpen.</p>
+<p><span class="corr" id="xd20e665" title="Niet in bron">&bdquo;</span>Ik voor mij wil die verterende dorst der
+begeerte van mij afzetten. Neem dus, mijn zoon, uwe jeugd weder, ik zal
+mijn woning nemen in het woud, waar de gazellen verblijf houden en wil
+mijn hart richten op de beschouwing der eeuwige dingen.&rdquo;</p>
+<p>Zoo werd rajah Yayati een kluizenaar. Doch ook nu is zijn
+geestelijke oefening nog onvolledig. Hij volbrengt zware boetedoeningen
+en verkrijgt daardoor het voorrecht om in dit stoffelijk lichaam reeds
+naar Swarga (het verblijf der goden) te mogen opstijgen. Op zekeren dag
+echter geeft de rajah hoog op van zijn verwonderlijke boetedoeningen
+tegenover Indra, den god van het uitspansel. Doch deze bluf berooft hem
+van de verdiensten, die hij zich had verworven en waardoor hij alleen
+in Swarga kon wonen. Aldus moet hij naar beneden dalen; hij blijft nu
+tusschen de hemelsche en aardsche sfeer en wordt daar volmaakt. Want nu
+leert hij dat het belangrijkste feit is, niet w&agrave;&agrave;r iemand
+is, doch w&agrave;t hij is. &bdquo;Noch hier, noch in Swarga noch op de
+aarde, noch in de hel Naraka woon ik, de zetel van mijn wezen is in mij
+zelven.&rdquo; <span class="pagenum">[<a id="pb28" href="#pb28" name="pb28">28</a>]</span></p>
+<p><span class="corr" id="xd20e672" title="Niet in bron">&bdquo;</span>Pijn heb ik niet in mijn macht doch leed
+te gevoelen over mijn pijn kan ik vermijden. Beter dan in Swarga te
+zijn is zijne ziel in lijdzaamheid te bezitten.&rdquo; En als de rajah
+zoo spreekt klinken er triumfkreten om hem heen. Hij heeft de volmaking
+bereikt en Swarga is nu zijn tehuis. Doch rajah Yayati heeft geen
+ongeduldige begeerten naar zijn hemelsch verblijf. Langzaam stijgt hij
+omhoog, bijna onwillig, en nog eens herhaalt hij: &bdquo;Beter dan
+Swarga is zijne ziel te bezitten in lijdzaamheid.&rdquo;</p>
+<p>We komen hier, herhaal ik, als op den drempel van het Boeddhisme.
+Daar verzekert ons de verlichte (Boeddha) dat de mensch niet om den
+hemel te be&euml;rven, noch om de goden te behagen, maar om tot den
+grooten vrede, tot de rust van <span class="corr" id="xd20e677" title="Bron: Nirwana">Nirv&#257;na</span> te komen alle begeerten en
+hartstochten moet afsterven. Komt ook niet in de ziel van Yayati
+datzelfde denkbeeld tot rijpheid?</p>
+<p>Van het Brahmanisme zouden wij hier afscheid kunnen nemen. Wij
+hebben de moeder gevolgd tot op het oogenblik waarop de dochter (het
+Boeddhisme) zal worden geboren, die straks het ouderlijk huis zal
+verlaten.</p>
+<p>Toch, al is het ons vooral om dat Boeddhisme te doen, wij kunnen van
+het oude Brahmanisme hier nog geen afscheid nemen. Niet, omdat wij bij
+al zijn latere lotgevallen en wisselingen willen stilstaan; dat zou ons
+veel te ver voeren. Maar wel, omdat wij nog willen beschouwen het
+streven der Brahmo Sam&#257;j, die trachten hun godsdienst van alle
+bijvoegselen te ontdoen en tot zijn oorspronkelijke zuiverheid terug te
+brengen. Ons volgend hoofdstuk zal daaraan gewijd zijn.</p>
+</div>
+<div class="footnotes">
+<hr class="fnsep">
+<p class="footnote"><span class="label"><a class="noteref" id="xd20e538" href="#xd20e538src" name="xd20e538">1</a></span> Man der
+laagste caste.</p>
+</div>
+</div>
+<div id="ch3" class="div1 chapter"><span class="pagenum">[<a href="#toc">Inhoud</a>]</span>
+<div class="divHead">
+<h2 class="label">Hoofdstuk III.</h2>
+<h2 class="main">Gezuiverd Brahmanisme in den nieuweren tijd<a id="xd20e690" name="xd20e690"></a> (de Brahmo-sam&#257;j.)</h2>
+</div>
+<div class="divBody">
+<p class="first">Reeds in het vorige hoofdstuk wezen wij op het
+eigenaardig karakter van het Brahmanisme, dat, bij allen schijn van
+veelgodendom, toch zoekt naar de &eacute;&eacute;nheid in de veelheid.
+Wij zagen dat dit reeds in overoude dagen den Indischen godsdienst
+<span class="pagenum">[<a id="pb29" href="#pb29" name="pb29">29</a>]</span>kenmerkte, brengen wij ons maar eens te binnen de
+hymne aan Varuna, die wij daar straks<a class="noteref" id="xd20e696src" href="#xd20e696" name="xd20e696src">1</a> aanhaalden. Er
+waren echter kringen en tijdperken, waarin dat vergeten werd, doch dan
+kwam er bijna altijd weer reactie ten gunste van de vereering van
+&eacute;&eacute;n eenig wezen. Zoo had men bijvoorbeeld in de
+12<sup>e</sup>, 13<sup>e</sup>, 15<sup>e</sup> en 16<sup>e</sup> eeuw
+verschillende Vaishnava hervormers, die Vishnoe predikten als den
+&eacute;&eacute;nigen, den hoogsten god. Toch konden deze hervormers,
+vooral door hun leer der avat&#257;ra&rsquo;s, der vleeschwordingen van
+Vishnoe, er niet in slagen het bijgeloof te boven te komen. Als Vishnoe
+nu eens vleesch werd in een held, dan weer in een groot leeraar of in
+een dier, ten einde zijn schepselen te verlossen, dan mochten er in
+deze leer inderdaad verheven gedachten opgesloten liggen, toch moest
+zij leiden tot telkens hernieuwden afgodsdienst.</p>
+<p>In de 16<sup>e</sup> eeuw was er nog een andere, monotheïstisch
+gekleurde hervorming, die der Kabir panti, welke onder den invloed
+stond van het Mohammedanisme en trachtte Mohammedanen en Hindoe&rsquo;s
+door het gemeenschappelijk geloof in <span class="corr" id="xd20e717"
+title="Bron: e&eacute;nen">&eacute;&eacute;nen</span> God te
+vereenigen. Doch ook deze bereikte haar doel niet: groote strijd
+tusschen de Muzelmannen en de aanhangers van het nieuwe geloof was het
+einde.</p>
+<p>De beweging, waarvan wij thans iets willen meedeelen, was van
+anderen aard. Zij ging en gaat niet om buiten den invloed van het
+Christendom: geboren is zij uit het verlangen naar een reiner geloof,
+bij de meer beschaafden in Indi&euml; gewekt door de aanraking met de
+Engelsche overheerschers.</p>
+<p>R&#257;mmohun Roy, die in het jaar 1774 in het stadje Radhanagar
+geboren werd, kunnen wij noemen als den stichter der Brahmo-sam&#257;j.
+Zijn vader was een Brahmaan van hooge caste, die hem een geleerde
+opvoeding gaf. Zoo kwam het dat de zoon reeds op jeugdigen leeftijd de
+Perzische en Arabische literatuur, den Koran incluis, bestudeerde. Toch
+verloor hij daarbij ook zijn Indische studi&euml;n niet uit het oog.
+Weldra begreep hij dat in de oud-Indische godsdienstige boeken,
+bepaaldelijk in de Bh&#257;gavata Pur&#257;na, waaruit zijn vader hem
+gewend had iederen morgen een hoofdstuk te lezen, veel fabelachtigs
+voorkwam. Wat hem echter sterk aantrok waren de Upanishads, de
+bespiegelingen der oude wijzen over de Veda&rsquo;s.</p>
+<p>De jongeling gaf zijn vrije gevoelens openlijk te kennen in een
+geschrift over de afgoderij, dat hij op <span class="corr" id="xd20e726" title="Bron: 16 jarigen">16-jarigen</span> leeftijd
+<span class="pagenum">[<a id="pb30" href="#pb30" name="pb30">30</a>]</span>uitgaf en dat hem den haat van al zijn
+familiebetrekkingen op den hals haalde. Ja, om de vijandschap, die
+tegen hem ontstaan was moest hij zelfs zijns vaders huis voor een tijd
+verlaten.</p>
+<p>Hij zwierf nu in verschillende streken rond, in Benares bestudeerde
+hij het Mohammedanisme, in Tibet had hij veel besprekingen met
+Boeddhisten. Geen zorg en moeite was hem te groot om de waarheid te
+leeren kennen. Hij las het O. T. in het Hebreeuwsch, den Koran in
+&rsquo;t Arabisch, de Veda&rsquo;s in het Sanskriet, de boeken der
+Boeddhisten (Tripitaka) in het P&#257;li. Hij ging ook zelfs Grieksch
+leeren ten einde het N. T. goed te leeren.</p>
+<p>In 1796 keerde hij weer naar huis terug, de vrede met zijn familie
+werd gesloten en meer dan ooit gaf hij zich nu aan zijn
+Sanskrietstudi&euml;n over. Doch: tegelijk leerde hij met even grooten
+ijver het Engelsch en zocht van de Europeesche maatschappij te leeren.
+Na den dood zijns vaders in 1803 begon hij de dwalingen van het
+Brahmanisme met kracht te bestrijden. Hij trad in Engelsch-Indischen
+staatsdienst en maakte zich daarin bemind bij diegenen, over wie hij
+gesteld was. Ook bij deze praktische werkzaamheden verwaarloosde hij
+echter zijn godsdienstige <span class="corr" id="xd20e735" title="Bron: studi&euml;en">studi&euml;n</span> niet. Een meer nauwgezet
+onderzoek van de Veda&rsquo;s leidde hem tot de denkwijze, dat de oude
+godsdienst der voorvaderen geen afgodendienst was geweest, maar
+vereering van den &eacute;&eacute;nigen God. Ten einde dit in het licht
+te stellen gaf hij verschillende gedeelten van de Veda&rsquo;s, vooral
+van de Upanishad&rsquo;s in het licht.</p>
+<p>Ook bewoog hij zich op praktisch gebied: hij toonde aan dat nergens
+in de Veda&rsquo;s werd voorgeschreven of goedgekeurd dat, zooals in
+Indi&euml; gebruikelijk was, de weduwe zich verbrandt op het lijk van
+haar echtgenoot. De beweging, die hij tegen dit weduwenoffer
+(S&#257;ti) in &rsquo;t leven riep, heeft er toegeleid, dat de
+S&#257;ti in 1829 door de wet in Britsch-Indi&euml; werd
+afgeschaft.</p>
+<p>&rsquo;t Viel hem echter niet gemakkelijk als hervormer op te
+treden, de lieden van zijn eigen caste en kring wendden zich van hem
+af, tegenstanders vielen hem aan. Hij week dus naar Calcutta uit, en
+daar had hij onder de Hindoe&rsquo;s en onder de Jaina&rsquo;s<a class="noteref" id="xd20e742src" href="#xd20e742" name="xd20e742src">2</a>
+grooten invloed. Zijn doel was om zijn landgenooten tot de ware
+<span class="corr" id="xd20e745" title="Bron: monotheistische">monotheïstische</span> leer van
+Veda&rsquo;s en Upanishad&rsquo;s terug te brengen. <span class="pagenum">[<a id="pb31" href="#pb31" name="pb31">31</a>]</span></p>
+<p>Hier in Calcutta werd daartoe een vereeniging gesticht, &bdquo;de
+geestelijke vereeniging&rdquo; geheeten. De leden waren echter niet
+bestand tegen de voortdurende vijandschap, waarmede zij te strijden
+hadden: &egrave;n&mdash;langzamerhand vielen zij af. Alleen de stichter
+bleef over, doch deze, geenszins ontmoedigd, verdubbelde zijn pogen.
+Ook kwam hij tot meerdere waardeering van het Christendom. De lessen
+van Jezus trokken hem z&oacute;&oacute; aan, dat hij in 1820 een werkje
+uitgaf, getiteld: &bdquo;De voorschriften van Jezus, den gids tot vrede
+en geluk.&rdquo; Hij vond de leer van het Christendom meer in
+overeenstemming met de zedelijke beginselen dan die van andere
+godsdiensten. Evenwel, het orthodoxe Christendom met zijn dogma&rsquo;s
+van drie-eenheid en godheid van Jezus stond hem tegen, en hij wist
+zelfs een zendeling, zekeren Adam, van zijn orthodox geloof te bekeeren
+tot zijn eigen opvatting.</p>
+<p>R&#257;mmohun Roy was van oordeel dat de &eacute;&eacute;ne God der
+waarheid zich overal openbaart. Wat er heiligs en goeds is in de
+Veda&rsquo;s, de geschriften der Christenen, den Koran, het Zend
+Avesta: het is alles aan goddelijke openbaring te danken. Wat
+overeenkomt met het natuurlijk en gezond oordeel van het verstand en
+met het gevoel van het menschelijk hart, dat is waar. De eenige vader
+wil dat wij allen liefhebben, zoo sprak hij, onverschillig hun land,
+caste, kleur of geloof. Men ziet, het was een vrijzinnig geloof. Maar
+was het toch tevens niet echt-Brahmaansch, in alle openbaringsvormen te
+herkennen den geest van den Al-Eene?</p>
+<p>R&#257;mmohun Roy deed wat hij kon om zijn denkbeelden te
+verspreiden. Iederen Zaterdagavond hielden hij of zijn vrienden
+godsdienstige samenkomsten. De dienst was daarbij in vier deelen
+verdeeld: reciteeren uit de Veda&rsquo;s, voorlezen uit de
+Upanishad&rsquo;s, een godsdienstige toespraak, het zingen van
+godsdienstige liederen.</p>
+<p>Ten slotte kon de eerste &bdquo;<span class="corr" id="xd20e758"
+title="Bron: Theistische">Theïstische</span><a class="noteref" id="xd20e760src" href="#xd20e760" name="xd20e760src">3</a>
+Hindoekerk&rdquo; worden gesticht in 1830. Hare leden noemden zich
+Brahmo Sam&#257;j (vereeniging van &bdquo;die in God gelooven&rdquo;).
+Een nieuwe secte wilde hij daarmede niet stichten: wel voorbereiden dat
+Hindoe&rsquo;s, Christenen en <span class="corr" id="xd20e769" title="Bron: Mahomedanen">Mohammedanen</span> zich in den dienst van den
+E&eacute;ne zouden ontmoeten.</p>
+<p>Jammer dat zijn levensdraad zoo spoedig werd afgesneden: hij stierf
+namelijk reeds in 1833, en wel te Bristol in Engeland, <span class="pagenum">[<a id="pb32" href="#pb32" name="pb32">32</a>]</span>waar hij
+een belangrijke politieke opdracht had te vervullen. Hij stierf als
+Brahmaan, zijn bediende omwikkelde zijn lijk met het gewijde koord; bij
+al zijn strijd was toch gebleven de innige gehechtheid aan het oude
+geloof.</p>
+<p>Gelijk men zich voorstellen kan was zijn dood een zware slag voor de
+nieuwe beweging. Zij vond echter weldra een uitnemend leider terug in
+Debendra-n&#257;th. Deze heeft eigenlijk de nieuwe gemeente
+georganiseerd, van welke hij sedert 1841 deel uitmaakte. Hij stelde een
+beginselverklaring der Brahmo Sam&#257;j<a id="xd20e778" name="xd20e778"></a> op. Ieder lid is verplicht:</p>
+<p><span class="corr" id="xd20e781" title="Niet in bron">&bdquo;</span>Zich van afgoderij te onthouden, geen
+geschapen voorbeeld te aanbidden, maar door de liefde van God en door
+het doen van de werken, die Gode aangenaam zijn, te vereeren: den
+grooten God, den Schepper, Onderhouder en Vernietiger, de oorzaak aller
+ontwikkeling, den Ongedeelde, den E&eacute;ne, zooals er geen tweede
+is, een heilig leven te leiden en vergeving te zoeken door de zonde
+vaarwel te zeggen.&rdquo;</p>
+<p>Ook werd een liturgie, uit gebeden, aanroepingen, liederen en
+overdenkingen bestaande, saamgesteld.</p>
+<p>Langzamerhand breidde nu de nieuwe stichting zich uit onder de
+voortreffelijke leiding van Pandit R&#257;m Chandra
+Vidij&#257;-bag-ish, den leeraar der nieuwe gemeente, totdat zij in
+1847 bijna achthonderd leden telde.</p>
+<p>Er kwamen echter moeilijke dagen. Verschil rees omtrent de
+Veda&rsquo;s: waren zij werkelijk boeken van goddelijk, onfeilbaar
+gezag&mdash;&ograve;f waren ook zij vol van dwalingen? Ten slotte werd
+vastgesteld, dat noch Veda&rsquo;s, noch Upanishad&rsquo;s als
+onfeilbare gidsen zouden gelden. Alleen wat met het zuivere
+theïstische geloof overeenstemde moest worden aanvaard, en dit
+geloof rustte op twee grondslagen: de natuur en het inwendig licht.</p>
+<p>Intusschen verspreidden de &bdquo;in God geloovigen&rdquo; zich ook
+door andere steden en streken van Indi&euml; en gaf Debendra-n&#257;th
+nieuwe kracht en vastheid aan de beweging door de uitgave van zijn
+werk: Brahma Dharma (de theïstische godsdienst), waarin
+voorkwamen: de vier grondbeginselen van het Indisch Theïsme, de
+straks aangehaalde verklaring en goedgekeurde aanhalingen uit de
+Veda&rsquo;s, de Upanishad&rsquo;s en latere Hindoe werken.</p>
+<p>Die vier grondbeginselen zijn de volgende:</p>
+<p>I In den beginne, voor dit heelal bestond, was het <span class="corr" id="xd20e800" title="Bron: e&egrave;ne">&eacute;&eacute;ne</span> hoogste wezen. Hij heeft
+het gansch heelal geschapen.</p>
+<p>II Hij is eeuwig, verstandig, oneindig, vol van zegeningen,
+<span class="pagenum">[<a id="pb33" href="#pb33" name="pb33">33</a>]</span>zelfgenoegzaam, zonder vorm, eenig, zoodat er geen
+tweede is als Hij, al doordringend, al besturend, al beschermend,
+alwetend, almachtig en onbewegelijk, volmaakt en zonder
+vergelijking.</p>
+<p>III Alleen door hem te dienen, kan het geluk worden verzekerd in
+deze en in de volgende wereld.</p>
+<p>IV Liefde tot Hem en het volbrengen van de werken, die Hij lief
+heeft, vormen zijne vereering.</p>
+<hr class="tb">
+<p>Wie met deze beginselen instemming betuigde kon lid worden van de
+Calcutta Brahmo Sam&#257;j. Wie meer volledig wilde worden ingewijd
+moest de zeven, straks genoemde, verklaringen afleggen.</p>
+<p>Het voornaamste der nieuwe leer was voorts het volgende: &bdquo;Het
+inwendig licht en het boek der natuur vormen den oorspronkelijken
+grondslag van het Brahmaansch geloof, doch de godsdienstige waarheid
+wordt dankbaar aanvaard, zoowel uit ieder gedeelte der oude Hindoesche
+geschriften als uit andere gewijde boeken. God is de hemelsche Vader,
+een persoonlijk wezen met zedelijke eigenschappen. Die God is nimmer
+vleesch geworden, doch Hij draagt zorg voor het heil Zijner schepselen.
+Tot Hem te bidden is niet vergeefs. Berouw is de eenige weg tot
+verzoening, vergeving en verlossing. De mensch is bestemd om ook op
+godsdienstig gebied zich steeds meer te volmaken. Goede werken,
+barmhartigheid, kennis verwerven, bespiegeling en vereering zijn de
+eenige godsdienstige plechtigheden: boetedoeningen en pelgrimstochten
+zijn zonder nut. Het eenige offer is zichzelf Gode te wijden, de eenige
+pelgrimstocht is het gezelschap der goeden te zoeken, de eenige ware
+tempel is het reine hart. Onderscheiding van casten is er
+niet.&rdquo;</p>
+<p>Zoo was het programma, naar men ziet, doortastend genoeg. Toch bleef
+men in de praktijk aan zeer veel van den ouden godsdienst hangen, en
+sommigen, daaronder de invloedrijke leeraar Nar&#257;in Bose stelden
+ook op den voorgrond dat het doel niet moest zijn den ouden godsdienst
+af te breken maar dezen te volmaken.</p>
+<p>Anderen, die sedert 1858 hun geestelijken leidsman vonden in Keshab
+Chandar Sen, oordeelden anders. Zij wilden vooral breken met alles in
+de oude, vastgewortelde maatschappelijke instellingen, wat met hun
+geestelijken godsdienst niet overeenkwam. Men beseft hoe moeilijk deze
+taak was, hoeveel stille en openlijke vijandschap er op dezen weg viel
+te bestrijden, <span class="pagenum">[<a id="pb34" href="#pb34" name="pb34">34</a>]</span>hoeveel misverstand uit den weg te ruimen. Toch,
+Keshab Chandar Sen, toen 20 jaar oud, deinsde er niet voor terug.</p>
+<p>Zijn levensweg was anders geweest dan die van zijn voorganger
+R&#257;mmohun Roy. Eerst opgevoed in een omgeving van Hindoesch
+bijgeloof, ontving hij later in Calcutta een Engelsche opvoeding. Voor
+de Europeesche wetenschap bezweek het oude geloof. Doch zonder
+godsdienstig geloof kon eene natuur als hij niet leven. Hij zocht naar
+betere kennis van God. Op zekeren dag kreeg hij eenige preeken van
+Nar&#257;in Bose in handen en tot zijn verwondering bemerkte hij dat er
+in Calcutta reeds een Theïstische kerk bestond. Aanstonds sloot
+hij zich daarbij aan.</p>
+<p>Weldra nam hij in de broederschap een belangrijke plaats in. Eerst
+werkte hij onder leiding van Debendra-n&#257;th ongeveer vijf jaar
+lang, maar een persoonlijkheid als de zijne moest wel op den voorgrond
+treden.</p>
+<p>Keshab Chandar Sen was met de tot nu toe ingevoerde hervormingen
+niet tevreden. Hij wilde alles wat op casten-verschil wees afgeschaft
+zien. Als een begin op dien weg bepleitte hij dat allen, die de
+godsdienstoefeningen der nieuwe kring leidden, het gewijde hemd,
+waardoor de hoogere casten zich onderscheidden, zouden afleggen.
+Debendra-n&#257;th wilde het zelf wel afdoen, maar zoo&rsquo;n
+verplichting anderen niet opleggen.</p>
+<p>Dit gaf wrijving tusschen de behoudende en de vooruitstrevende
+elementen. Trouwens, dit niet alleen, achtereenvolgens kwamen nog tal
+van hervormingen aan de orde, waarop Keshab Chandar Sen en de zijnen
+aandrongen. Zoo bijvoorbeeld een verandering in de Sr&#257;ddha, of den
+dienst der gestorven voorvaderen, welks ritus niet met de ware
+Brahmaleer omtrent een toekomstig leven overeenkwam. Dan, wijziging van
+het <span class="corr" id="xd20e832" title="Bron: ceremonie&euml;l">ceremonieel</span> bij geboorte, naamgeving en
+lijkverbranding. Verder, een meer gepaste inwijding voor hen, die tot
+de gemeente toetraden.</p>
+<p>Ook wilde men de vrouwen opvoeden en verheffen. Zij werden
+aangemoedigd om toe te treden, velen deden dit en woonden dan den
+dienst bij achter gordijnen of in een afzonderlijk vertrek.</p>
+<p>Dan stelde men aan de orde, hervorming van het huwelijk. Men wilde
+afgeschaft zien de kinderhuwelijken, zoo nauw saamgeweven met Indische
+zeden, maar tot zooveel misbruik en ellende voerend, ook wilde men dat
+de veelwijverij zou worden opgeheven en dat de weduwen vrijheid zouden
+hebben <span class="pagenum">[<a id="pb35" href="#pb35" name="pb35">35</a>]</span>te hertrouwen. Ook wilde men tal van dwaze en
+overtollige ceremoni&euml;n bij het huwelijk afschaffen. Dit ongeveer
+waren de bedoelingen der meer vooruitstrevenden.</p>
+<p>Toch, ook de meer behoudenden, gingen in veel mede. <span class="corr" id="xd20e843" title="Bron: N&#257;rain">Nar&#257;in</span> Bose
+was de eerste om in zijn eigen familie het opnieuw huwen van een weduwe
+toe te laten, waarvoor men hem in zijn geboortedorp haast steenigde.
+Debendra-n&#257;th gaf het voorbeeld door voor grooten eenvoud te
+zorgen bij het huwelijk van zijn tweede dochter, dat op 26 Juli 1861,
+in tegenwoordigheid van tweehonderd geloofsgenooten, plechtig, zonder
+overdreven feestvertoon, werd voltrokken. Dit was de eerste
+huwelijkswijding volgens den ritus der Brahmo Sam&#257;j.</p>
+<p>Keshab Chandar Sen ging echter nog verder. Hij voltrok in 1864 een
+huwelijk tusschen twee personen van verschillende caste: wat
+Debendra-n&#257;th zeer mishaagde.</p>
+<p>Chandar Sen voelde zich onder de Brahmo Sam&#257;j niet recht thuis:
+hij zag nog te veel van den ouden castengeest en van het oude bijgeloof
+en gevoelde de noodzakelijkheid om den bijl te leggen aan den wortel
+van den ouden stam. &rsquo;t Eind was dat er een scheuring ontstond
+tusschen vooruitstrevenden en meer behoudenden. De eersten scheidden
+zich af en stichtten in November 1866 een nieuwe vereeniging: de Brahmo
+Sam&#257;j van Indi&euml; geheeten.</p>
+<p>Haar doel was, zooals Chandar Sen in zijn openingsrede op 11
+November verklaarde, alle Brahma-vereerders in &eacute;&eacute;n
+lichaam te vereenigen en een organisatie over geheel Indi&euml; te
+verkrijgen. In 1869 opende deze nieuwe gemeente haar bedehuis.</p>
+<p>Haar optreden kenmerkte zich door groote godsdienstige
+bezieling.</p>
+<p>Haar programma luidt aldus:</p>
+<p>God is de eerste oorzaak van het heelal. Door Zijn wil schiep Hij
+alle voorwerpen uit niets en onderhoudt Hij deze bij voortduring. Hij
+is Geest, geen stof. Hij is volmaakt, oneindig, almachtig, vol van
+genade en heiligheid. Hij is onze Vader, Beschermer, Meester, Koning en
+Verlosser.</p>
+<p>De ziel is onsterfelijk. De dood is slechts de oplossing van het
+lichaam. Er is geen nieuwe geboorte na den dood: het toekomstig leven
+is een voortzetting en ontwikkeling van het tegenwoordig leven. De
+menschen die nu leven zijn de embryo&rsquo;s van de menschen, die zijn
+zullen.</p>
+<p>De ware (heilige) schriften zijn twee&euml;rlei: het boekdeel der
+natuur en de natuurlijke denkbeelden, in den geest ingeplant. De
+wijsheid, macht en genade van den Schepper staan in het <span class="pagenum">[<a id="pb36" href="#pb36" name="pb36">36</a>]</span>gansche
+heelal beschreven. Alle denkbeelden over onsterfelijkheid en
+zedelijkheid zijn oorspronkelijke overtuigingen, in des menschen zijn
+gegrond.</p>
+<p>God wordt nimmer mensch door een menschelijk lichaam aan te nemen.
+Zijn goddelijkheid woont in ieder mensch en openbaart zich in sommigen
+met groote kracht. Mozes, Jezus Christus, Mohammed, N&#257;nak,
+Cartanya en andere groote leeraren verschenen op bepaalde tijden en
+brachten vele heilsgoederen aan de wereld. Zij mogen aanspraak maken op
+algemeene dankbaarheid en liefde.</p>
+<p>De Brahma godsdienst is verschillend van alle andere
+godsdienststelsels der wereld, toch maakt hij het wezen van allen uit.
+Hij is niet vijandig tegen andere gelooven. Wat daarin waars is,
+aanvaardt hij. Hij is gegrond op het wezen des menschen en is daarom
+eeuwig en algemeen, noch ook beperkt tot leeftijd of landstreek.</p>
+<p>Alle menschen behooren tot &eacute;&eacute;ne broederschap. De
+Brahma godsdienst kent geen onderscheid van hooge en lage caste. Het
+doel van dezen godsdienst is allen tot &eacute;&eacute;n huisgezin te
+vereenigen.</p>
+<p>Er zijn vierderlei plichten: 1. plichten tegenover God, zooals:
+geloof in Hem, liefde, vereering en aanbidding. 2<span class="corr" id="xd20e876" title="Niet in bron">.</span> plichten tegenover onszelf,
+zooals: bewaring van ons lichamelijk welzijn, verkrijging van kennis,
+heiliging der ziel. 3. plichten tegenover anderen, zooals:
+waarachtigheid, rechtvaardigheid, dankbaarheid, het bevorderen van het
+welzijn van alle menschen. 4. plichten tegenover dieren en lagere
+schepselen, zooals vriendelijke behandeling.</p>
+<p>Iedere zondaar moet de gevolgen van zijn eigen zonden dragen, vroeg
+of laat, in dit of in een volgend leven.</p>
+<p>De mensch moet naar heiligheid streven door vereering van God,
+onderdrukking der hartstochten, berouw, de natuur en goede boeken te
+onderzoeken, goed gezelschap te zoeken en in de eenzaamheid te
+overpeinzen. Deze dingen zullen, door de werking van Gods genade, tot
+verlossing leiden. Verlossing is bevrijding der ziel van den wortel van
+het bederf en haar voortdurend groeien in heiligheid. Dit groeien duurt
+tot in eeuwigheid, en de ziel wordt meer en meer goddelijk en gelukkig
+in Hem, die de bron is van oneindige heiligheid en vreugde. Het
+nabijzijn van God is de hemel der Indische Theïsten.</p>
+<p>Naar men ziet zijn hier verscheiden denkbeelden aan het Christendom
+ontleend. Ook de godsdienstoefeningen hebben <span class="pagenum">[<a id="pb37" href="#pb37" name="pb37">37</a>]</span>gewoonlijk op Zondag plaats. Zij zijn ongeveer
+aldus ingericht: eerst een lied, dan een aanroeping van God door den
+leeraar, door een ander lied gevolgd. Vervolgens vereering van God,
+gezongen door de geheele gemeente, voortgezet door den voorzanger
+alleen. Dan eenige minuten van stille overpeinzing en gemeenschap met
+God. Vervolgens wordt, door de geheele gemeente, staande, het volgende
+gebed gesproken:</p>
+<p>&bdquo;Leid ons, o God, van onwaarheid tot waarheid, van duisternis
+tot licht, van dood tot onsterfelijkheid. O, Vader der waarheid,
+openbaar u toch aan ons. Gij zijt genadig, bescherm ons steeds in uwe
+grenzenlooze goedheid. Vrede! Vrede!&rdquo; Dan volgt een gebed voor de
+gansche wereld, door den voorganger alleen, gevolgd door een ander lied
+en door het zeggen van teksten uit Hindoesche en andere gewijde
+schriften. Eindelijk een preek, gevolgd door gebed, zegen en lied.</p>
+<p>Jammer genoeg ontstond er in deze vereeniging in 1878 weer een
+nieuwe scheuring. De uitgetredenen stichtten zich een eigen bedehuis.
+Doch op al de bijzondere lotgevallen der verschillende Indische
+Theïstische groepen in te gaan zou ons te ver voeren. Wij merken
+alleen nog op, dat er reeds in 1883 over Engelsch Indi&euml; 170
+gemeenten bestonden, de een wat meer behoudend, de ander wat meer
+kritisch staande tegenover de Hindoesche overlevering, maar toch allen
+getuigenis afleggend van nieuwen levensgloed. Onder de hoofdleiders
+moeten wij nog noemen Mozoomdar, die eenige jaren geleden op het
+parlement der godsdiensten in Chicago zoo meesleepend wist te
+getuigen.</p>
+<p>Van harte hopen wij dat deze verlichte Indi&euml;rs hun vaderland
+van bijgeloof mogen zuiveren en dat zij de vele schatten, in de gewijde
+boeken van hun volk verborgen, in ruime mate ook tot de westerlingen
+mogen helpen brengen. Want, de tempel der toekomst zal worden
+saamgevoegd uit vele kostelijke steenen, aangebracht uit vele landen.
+<span class="pagenum">[<a id="pb38" href="#pb38" name="pb38">38</a>]</span></p>
+</div>
+<div class="footnotes">
+<hr class="fnsep">
+<p class="footnote"><span class="label"><a class="noteref" id="xd20e696" href="#xd20e696src" name="xd20e696">1</a></span> Zie blz.
+9.</p>
+<p class="footnote"><span class="label"><a class="noteref" id="xd20e742" href="#xd20e742src" name="xd20e742">2</a></span> Een secte,
+eenigszins aan het Boeddhisme verwant.</p>
+<p class="footnote"><span class="label"><a class="noteref" id="xd20e760" href="#xd20e760src" name="xd20e760">3</a></span> Het
+<span class="corr" id="xd20e762" title="Bron: theisme">theïsme</span> stelt, tegenover het <span class="corr" id="xd20e765" title="Bron: pantheisme">pantheïsme</span>,
+het zelfstandig bestaan van God, diens persoonlijkheid, op den
+voorgrond.</p>
+</div>
+</div>
+<div id="ch4" class="div1 chapter"><span class="pagenum">[<a href="#toc">Inhoud</a>]</span>
+<div class="divHead">
+<h2 class="label">Hoofdstuk IV.</h2>
+<h2 class="main">Het Boeddhisme.</h2>
+<div id="ch4.1" class="div2 section"><span class="pagenum">[<a href="#toc">Inhoud</a>]</span>
+<div class="divHead">
+<h3 class="main">I. Het leven van Boeddha tot aan zijn openlijk
+optreden.</h3>
+</div>
+<div class="divBody">
+<p class="first">In ons overzicht van het Brahmanisme hebben wij gezien
+hoe er in het oude Indi&euml;, hoe langer hoe meer, gevoeld werd niet
+alleen door verlichte priesters, maar ook door leeken, dat niet in
+offers en uitwendige vereering der goden, doch in het streven naar
+verlossing van alle begeerten, naar onderdrukking van alle hartstocht
+het ware levensdoel kan bestaan. Niet door het streven naar
+bovennatuurlijke krachten, niet door boetedoeningen om eenig aardsch
+voordeel te verkrijgen, maar door, tot zichzelf inkeerende, de
+ongenoegzaamheid van al het aardsche in te zien en dan ook van alle
+begeerte afstand te doen, komt men tot het hoogste heil. Dat werd
+gevoeld door vele eenzame vromen in het stille woud, maar lag ook op
+den bodem van de ziel van het Indische volk; het Boeddhisme zou het
+straks doen doordringen tot een wijden kring.</p>
+<p>Een wijden kring: de godsdienst van den Indische wijze wordt thans
+nog beleden door ongeveer een derde der geheele menschheid. Uit zijn
+oude bakermat, Voor-Indi&euml;, is het voor het grootste gedeelte later
+weer door het Brahmanisme verdrongen. Doch in tal van andere landen
+heeft het zich zeer uitgebreid. Wij noemen onder de voornaamste landen,
+waar deze godsdienst heerscht: Ceylon, Birma, Siam, Annam, Tibet, China
+en Japan.</p>
+<p>Doch, al wordt in al deze landen Boeddha in eere gehouden, er is een
+groot verschil. Het Boeddhisme van Ceylon en Birma is in vele opzichten
+gansch iets anders dan dat van Tibet. &rsquo;t Is er mee als met het
+vrijzinnig-Protestantsch <span class="pagenum">[<a id="pb39" href="#pb39" name="pb39">39</a>]</span>en het Roomsch-Catholiek Christendom.
+Beiden willen Jezus eeren, doch de eersten beschouwen den stichter van
+hun godsdienst als mensch en vinden in &rsquo;t naleven zijner
+levensbeginselen de hoofdzaak. De anderen erkennen hem als een Godheid,
+die door plechtig ceremonieel nog meer wordt gediend dan door
+overpeinzing en betrachting zijner leer. Zoo is het ook met het
+Boeddhisme. Komt ge in Birma, dan hoort ge weinig van Boeddha als
+godheid, maar wordt de beteekenis van zijn strijd en overwinning als
+mensch diep gevoeld. En in een leven van eenvoud en liefde voor al wat
+leeft, drukt men de voetstappen des Meesters. Doch in Tibet heeft
+Boeddha goddelijke eer, ja een plaatsvervanger op aarde, voor wien men
+zich als voor Rome&rsquo;s Paus nederbuigt. Daar worden tal van
+formulier-gebeden voor hem opgezegd, tal van geheimzinnige
+plechtigheden voor hem verricht. De eeredienst is er oneindig
+luisterrijker en samengestelder dan in de zuidelijke landen als Birma
+en Ceylon. En in China en Japan is het Boeddhisme met andere
+godsdiensten als ineengevloeid en heeft daarbij een deel van zijn
+oorspronkelijk karakter ingeboet.</p>
+<p>Doch, dezen godsdienst in al zijn ontwikkelingen en zijwegen te
+volgen ligt niet op onzen weg. &rsquo;t Is ons voornamelijk te doen om
+den geest van den wijze, dien Edwin Arnold niet zonder reden het licht
+van Azi&euml; noemde, te leeren kennen.</p>
+<p>Dat nu is, ofschoon er genoeg over het Boeddhisme geschreven is en
+geschreven wordt, niet zoo gemakkelijk als het schijnt. Allereerst is
+er quaestie over de persoon van den Boeddha. Was hij een historisch
+persoon, of berust zijn gansche levensgeschiedenis, zooals die uit
+vroegere en latere Boeddhistische geschriften wordt gekend, op
+verdichting? Er zijn geleerden, die dit beweerd hebben. De Fransche
+geleerde S&eacute;nart<a class="noteref" id="xd20e915src" href="#xd20e915" name="xd20e915src">1</a> tracht de gansche, in zoo menig
+opzicht aantrekkelijke legende van den Boeddha tot een zonnemythe te
+herleiden, en brengt op vernuftige wijze alle bijzonderheden daarvan
+met deze opvatting in verband.</p>
+<p>Doch: waarschijnlijk is deze opvatting alles behalve. Ten eerste
+omdat gewoonlijk een groote godsdienstige beweging haar oorsprong vindt
+in een krachtige persoonlijkheid, ten tweede, omdat er toch veel
+waarschijnlijks en natuurlijks achter het phantastische der
+levensbeschrijving verborgen ligt. <span class="pagenum">[<a id="pb40"
+href="#pb40" name="pb40">40</a>]</span>En in de derde plaats vooral
+omdat inderdaad de oudste Boeddhistische boeken, die wij bezitten,
+wellicht niet veel langer dan een eeuw na den dood van den stichter van
+dezen godsdienst zijn opgesteld.</p>
+<p>Om nu echter in de Boeddha-legende overal waarheid en verdichting te
+scheiden&mdash;ziedaar een taak, die boven onze krachten ligt. &rsquo;t
+Is er mede als met de levensgeschiedenis van Jezus in de
+Evangeli&euml;n, die ons wel in hoofdzaak het leven van den Meester
+doen kennen, maar ons toch ook vaak in aanraking brengen, niet met wat
+de Meester dacht, maar met wat zijn volgelingen gevoelden. Doch: is ook
+dat niet een sleutel der kennis voor wie een godsdienst wil leeren
+kennen? We kunnen daarom niet beter doen, ten einde in den geest van
+den stichter en zijn godsdienst u in te wijden, dan in de eerste plaats
+een blik te werpen op de levensgeschiedenis van den Verlichte, zooals
+zijn volgelingen in oude dagen ons die verhaalden. We zullen daarbij
+zien dat er dikwijls een eigenaardige overeenkomst is, tusschen wat ons
+van Jezus en van dezen Indischen wijze wordt verhaald.</p>
+<p>Boeddha werd geboren in Kapilavastu: de stad van Kapila, ongeveer
+550 jaar voor Christus. Lang hebben de geleerden getwijfeld of dit wel
+een werkelijke stad is geweest: doch in 1893 vond men, in de
+jungle&rsquo;s van den Taraï, het machtige woud aan den voet van
+de Himalaya, overblijfselen van een stad, onder slingerplanten en
+boomen verborgen. En daarin een zuil, opgericht door koning
+Açoka&mdash;den grooten beschermer van het
+Boeddhisme&mdash;ongeveer 257 voor onze jaartelling, een zuil, die het
+opschrift behelsde:</p>
+<p>&bdquo;Koning Piyadasi (Açoka) de beminde der goden, bracht
+hier, toen hij twintig jaar (als koning) gezalfd was, zijne vereering
+en sprak: Hier is Boeddha (de verlichte), S&#257;kya-Muni,
+geboren.&rdquo; En hij zorgde dat een steenen zuil werd opgericht met
+de verklaring er op: &bdquo;Hier is de eerbiedwaardige
+geboren.&rdquo;</p>
+<p>Boeddha, of liever Siddhartha (de eerste naam is feitelijk een
+eeretitel) de verlichte: werd uit aanzienlijke ouders geboren. Het
+geslacht der S&#257;kya&rsquo;s was om zijn ouden adel en zijn rijkdom
+beide beroemd. Latere legenden hebben Boeddha zelfs tot een koningszoon
+gemaakt.</p>
+<p>De moeder van <span class="corr" id="xd20e933" title="Bron: Siddharta">Siddhartha</span>, M&#257;y&#257;, bracht haar zoon
+ter wereld en stierf weinige dagen daarna, zoodat de andere echtgenoote
+van Siddhartha&rsquo;s vader hem verder opvoedde. In Kapilavastu bracht
+hij alzoo zijn jeugd door, daar dwaalde hij <span class="pagenum">[<a id="pb41" href="#pb41" name="pb41">41</a>]</span>rond in
+de schaduwrijke tuinen van zijns vaders paleis. Reeds vroeg trad hij in
+het huwelijk met eene door lichaamsschoon en liefderijk karakter
+uitmuntende bloedverwante, gewoonlijk Yaçodhara geheeten, die
+hem een zoon schonk, met name <span class="corr" id="xd20e938" title="Bron: Rahula">R&#257;hula</span>. Dat zijn de bijzonderheden die over
+zijn jeugd vrijwel vaststaan. Ware hij niet werkelijk gehuwd geweest,
+dan zou een latere legende&mdash;in aanmerking genomen dat de ongehuwde
+staat voor de Boeddhistische monniken verplichtend is&mdash;dit nooit
+aangaande hem hebben verdicht.</p>
+<p>De legende weet echter veel meer te verhalen. Zij spreekt van een
+wonderbaren droom, dien M&#257;y&#257; voor de geboorte van haar
+beroemden zoon had: een witte olifant, meer lichtend dan zon en maan,
+naderde haren schoot. De drie werelden (aarde, hemel en hel) zag zij
+verlicht door een groot licht, schijnende in de duisternis, en duizende
+geesten zongen haar lof. Ook werd aan haar echtgenoot bekend gemaakt
+dat de toekomstige Boeddha op aarde zou komen in M&#257;y&#257;&rsquo;s
+schoot. De verlichte was zichtbaar in de moederschoot en toen hij ter
+wereld kwam zongen hemelsche geesten zijn lof. Na vijf dagen werd hem
+een naam gegeven en werd hij in den tempel gebracht. Asita&mdash;een
+heilige kluizenaar&mdash;die de acht magische vermogens had verworven
+en daardoor in den geest kon zien wat in de hemelen gebeurt, wordt daar
+onderricht dat een machtige Boeddha is geboren. Als hij daarna het
+goddelijk geestesoog laat wijden over de wereld ziet hij het kind in
+het paleis, glanzend van zuivere daden, door al de werelden
+vereerd.</p>
+<p>Asita gaat naar het paleis. Hij neemt het kind in zijn armen en
+weent. &bdquo;Waarom deze tranen, heilige man?&rdquo; &bdquo;Ik
+ween,&rdquo; is het antwoord, &bdquo;omdat deze de groote Boeddha zal
+zijn en ik daarvan geen getuige meer kan wezen.&rdquo;</p>
+<p>Merkwaardig is echter het volgende verhaal, dat ons als in
+allegorischen vorm doet lezen in het zieleleven van den toekomstigen
+wereldverlosser.</p>
+<p>Waarzeggers door den koning geraadpleegd, verklaarden:</p>
+<p>De jongeling zal zonder twijfel &ograve;f een koning der koningen of
+een groote Boeddha worden. Als hij bestemd is een groote Boeddha te
+worden, dan zullen vier voorteekenen zijn zending duidelijk maken. Hij
+zal zien:</p>
+<ul>
+<li>1. Een oud man.</li>
+<li>2. Een kranke.</li>
+<li>3. Een lijk.</li>
+<li>4. Een heiligen kluizenaar.</li>
+</ul>
+<p><span class="pagenum">[<a id="pb42" href="#pb42" name="pb42">42</a>]</span></p>
+<p>Indien hij deze vier voorteekens van een avat&#257;ra<a class="noteref" id="xd20e964src" href="#xd20e964" name="xd20e964src">2</a>
+niet ziet, zal hij slechts een aardsche heerscher zijn.</p>
+<p>De koning Suddhodana, die droomen van wereldsche grootheid over zijn
+zoon in &rsquo;t hart koesterde, werd door die laatste verzekering van
+de waarzeggers heel wat gerustgesteld. Hij dacht bij zichzelf: Het zal
+gemakkelijk genoeg zijn om deze vier voorteekenen van den prins verre
+te houden. Hij gaf dus bevel dat er drie prachtige paleizen, de
+schoonste op aarde: het voorjaars-, het zomer- en het winterpaleis,
+zouden worden gebouwd. Zij wedijverden in glans met Vaijayanta, het
+onsterfelijk paleis van Indra zelf.</p>
+<p>Kostelijke paviljoenen werden overal opgetrokken, met prachtige
+voorportalen en gepolijste deuren. Torentjes en kanteelen verhieven
+zich in de lucht. Door sierlijke vensters viel het licht in de
+prachtige vertrekken. Galerijen, balustraden en fijn traliewerk waren
+in overvloed aanwezig. Duizend klokjes klonken op ieder dak. In
+<span class="corr" id="xd20e971" title="Bron: e&eacute;n">&eacute;&eacute;n</span> woord: een beeld als van de
+paleizen in Chineeschen stijl, die naar het schijnt in oud-Indi&euml;
+werden gebouwd. Even prachtig waren de tuinen, waar in koele meren de
+heerlijkste kraanvogels en zwanen zich verlustigden, en waar de
+schoonste boomen geur en schaduw verspreidden. De lucht was vervuld met
+de geur van tube-rozen en jasmijnen.</p>
+<p>Rondom de paleizen van Kapilavastu waren voorts sterke wallen om
+alle ouden van dagen, kranken en kluizenaars te weren en om den prins
+daarbinnen te houden.</p>
+<p>Nog een betere en machtiger bewaking werd te werk gesteld. Toen de
+prins den leeftijd had bereikt om in het huwelijk te treden werd zijn
+paleis met schoone vrouwen bevolkt. Doch, een schok trof den
+koning.</p>
+<p>Dit geschiedde als volgt. De koning had een park aangelegd, nog
+schooner dan de tuin van het zomerhuis. Een ziener had hem verhaald,
+dat, indien hij den prins er toe krijgen kon om dezen tuin te bezien,
+deze daar voor altijd met zijn vrouwen zou willen blijven. Geen taak
+scheen gemakkelijker, en op zekeren dag zou de prins er met zijn wagen
+heenrijden. Groote voorzorgen waren genomen om alle oude menschen, alle
+kranken, alle lijken ver uit zijn gezicht te houden. Een heel leger
+soldaten was er voor opgeroepen, met vlaggen was de stad versierd. De
+weg, waarlangs de prins kwam, was <span class="pagenum">[<a id="pb43"
+href="#pb43" name="pb43">43</a>]</span>met bloemen bestrooid en met
+vazen vol welriekende planten versierd. Prachtige <span class="corr"
+id="xd20e983" title="Bron: guirlanden">guirlandes</span> en sierlijke
+klokjes waren overal opgehangen. Doch zie! toen de prins uitreed zag
+hij eensklaps, bijna onder de wielen van zijn wagen, tusschen de in
+zijde gekleede edelen en de krijgslieden met schilden en speren een
+ongewoon schouwspel. Het was een oud man, afgeleefd en verlamd. Zijn
+aderen en peezen waren zoo gezwollen, dat ze te zien waren, zijn tanden
+klapperden, het gelaat vol rimpels, het hoofd bijna kaal en de weinige
+haren spierwit. Zoo strompelde hij voort, bijna dubbel gebogen, leunend
+op een stok.</p>
+<p>&bdquo;Wat is dit, wagenmenner?&rdquo; riep de prins. &bdquo;Een man
+wiens bloed is opgedroogd en wiens spieren aan zijn lichaam als
+vastgekleefd zijn. Zijn hoofd is wit, zijn tanden slaan tegen elkaar,
+nauwelijks kan hij zich bewegen, zelfs niet met behulp van een
+stok.&rdquo;</p>
+<p>&bdquo;Prins&rdquo; zeide de wagenmenner &bdquo;dit is de ouderdom.
+Zijn zinnen zijn afgestompt, het lijden heeft zijn geest verstoord,
+veracht is hij door zijn naburen. Niet in staat om zichzelf te helpen
+heeft men hem in dit woud aan zijn lot overgelaten.&rdquo;</p>
+<p>&bdquo;Is dit,&rdquo; vroeg de prins &bdquo;een eigenaardigheid van
+zijn familie of is dit de wet der wereld. Zeg mij dat
+spoedig.&rdquo;</p>
+<p>&bdquo;Prins&rdquo; zeide de wagenbestuurder, <span class="corr" id="xd20e994" title="Niet in bron">&bdquo;</span>dit is noch een wet van
+die familie, noch van dit koninkrijk alleen. In ieder wezen wordt de
+jeugd overwonnen door den ouderdom. Uw eigen vader en moeder zullen in
+ouderdom eindigen: ook al uw bloedverwanten. Daar is geen andere weg
+voor de menschheid.&rdquo;</p>
+<p>&bdquo;Dan is de jeugd blind en onwetend,&rdquo; zeide de prins,
+&bdquo;en ziet de toekomst niet. Als dit lichaam het verblijf zal
+worden van den ouderdom, wat heb ik dan aan het vermaak en zijne
+bedwelming? Laat den wagen keeren en breng mij terug naar mijn
+paleis.&rdquo;</p>
+<p>Ontsteltenis was in de harten van alle hovelingen over deze
+onaangename gebeurtenis, en het ergste was, dat niemand de ongelukkige
+oorzaak er van straffen kon. De oude man was nergens te vinden. De
+koning was buiten zichzelf van droefheid. Soldaten werden uit
+verwijderde districten gesommeerd en vier mijlen in het rond werd een
+cordon getrokken om de andere voorteekenen van den prins verwijderd te
+houden. Langzamerhand echter kwam de koning een weinig tot rust.
+&bdquo;Als mijn zoon den tuin des geluks ziet, zal hij nimmer een
+kluizenaar worden,&rdquo; had de koning gezegd, doch een belachelijk
+voorval had zijn plan verstoord. Nogmaals zou <span class="pagenum">[<a id="pb44" href="#pb44" name="pb44">44</a>]</span>het
+echter worden beproefd en de voorzorgen werden ditmaal verdubbeld.</p>
+<p>Was de prins de eerste maal door de oostpoort uit het zomerpaleis
+gegaan, nu ging hij de zuidpoort uit.</p>
+<p>Doch een andere onverwachte gebeurtenis viel er thans voor. Toen de
+prins in zijn wagen uitreed zag hij plotseling vlak bij zich een
+kranke, uitgemergeld, door brandende koorts gekweld. Alleen, zonder dat
+iemand voor hem zorgde, ging hij voort, strompelend, met moeite
+ademhalend.</p>
+<p>&bdquo;Wagenmenner,&rdquo; zeide de prins, &bdquo;wat heeft deze
+man, zoo geel en weerzinwekkend van uiterlijk, zoo stomp van zinnen,
+zoo verdord van leden. Zijn maag hindert hem, met vuil is hij
+bedekt<span class="corr" id="xd20e1009" title="Niet in bron">.</span>
+Nauwelijks kan hij adem halen.&rdquo;</p>
+<p>&bdquo;Prins,&rdquo; hernam de ander, &bdquo;dit is ziekte. Deze
+ongelukkige man is door een ernstige krankheid aangetast. Kracht en
+lust hebben hem verlaten. Hij is zonder vriend, zonder hoop, zonder
+land, zonder toevlucht. De vreeze des doods is voor zijne
+oogen.&rdquo;</p>
+<p>&bdquo;Indien de gezondheid van den mensch,&rdquo; zoo sprak
+Boeddha, &bdquo;slechts het spel is van een droom, en de vrees voor
+toekomstig leed zulk een gestalte kan teweegbrengen, hoe kunnen dan
+wijze menschen, die gezien hebben wat het leven werkelijk is, toegeven
+aan de ijdele genietingen des levens? Keer terug dienaar, en breng mij
+naar mijn paleis.&rdquo; De vertoornde koning, hoorende wat er geschied
+was, gaf bevel dat men den zieken man zou gevangen nemen en straffen,
+doch, in weerwil van een prijs op zijn hoofd en van zoeken overal kon
+men hem niet vinden.</p>
+<p>Een plaats uit de &bdquo;Lalita Vistara&rdquo;<a class="noteref" id="xd20e1019src" href="#xd20e1019" name="xd20e1019src">3</a> geeft deze
+oplossing: de kranke was inderdaad een der geesten uit &bdquo;het
+zuivere verblijf&rdquo; (de hemel van Brahm&#257;) die deze gedaante
+had aangenomen. Die geesten van het &bdquo;zuiver verblijf&rdquo; zijn
+eigenlijk de Boeddha&rsquo;s, die v&oacute;&oacute;r den verlichte
+hebben geleefd: de Boeddha&rsquo;s van het verleden alzoo.<a class="noteref" id="xd20e1022src" href="#xd20e1022" name="xd20e1022src">4</a></p>
+<p>Ook verhaalt een der zuidelijke geschriften dat de wagenmenner onder
+inspiratie sprak, wat inderdaad voor het verhaal zeer goed past, de
+gesprekken van een koetsier zijn niet altijd zoo verheven.</p>
+<p>Het scheen dat een of andere booze invloed koning Suddodhana
+beheerschte, want, onbewogen door het mislukken van <span class="pagenum">[<a id="pb45" href="#pb45" name="pb45">45</a>]</span>zijn
+plan deed hij een derde poging om den prins naar dien tuin van het
+geluk te brengen. Ditmaal ging de weg door de westpoort. Grooter
+voorzorgen dan ooit te voren werden er thans genomen. De keten van
+wachten werd tot op twaalf mijlen van het zomerpaleis uitgezet. Maar
+wederom hielden de Boeddha&rsquo;s der tien horizons den prins tegen.
+Eensklaps was daar een verschijning van een lijkstatie. Een
+(spook)lichaam, naar de gewoonte met modder besmeerd, en met een doek
+bedekt, werd op een baar weggevoerd. (Spook)vrouwen huilden en
+(spook)muzikanten maakten treurmuziek op trommel en fluit. Zonder
+twijfel zongen ook spook-Brahmanen hymnen om het onsterfelijk deel naar
+de woning der vaderen te begeleiden.</p>
+<p>&bdquo;Wat is dit,&rdquo; zeide de prins. &bdquo;Waarom slaan zich
+deze vrouwen op de borst en trekken zij zich de haren uit? Waarom
+bedekken deze goede menschen hun gelaat met het stof der aarde? En die
+vreemde gestalte op de draagbaar, waarom is zij zoo stijf?</p>
+<p>&bdquo;Prins,&rdquo; zeide de ander, &bdquo;dit is de dood. Die
+gestalte, bleek en verstijfd, kan nooit meer gaan en zich bewegen. Zijn
+bewoner is gegaan naar de onbekende verblijven van Yama.<a class="noteref" id="xd20e1035src" href="#xd20e1035" name="xd20e1035src">5</a>
+Zijn vader, zijn moeder, zijn kind, zijn vrouw, allen roepen om hem,
+doch hij kan niet hooren.&rdquo;</p>
+<p>Boeddha werd droef te moede.</p>
+<p>&bdquo;Wee u jeugd, die het spel is voor den ouderdom! Wee u
+gezondheid, die de prooi wordt van vele krankheden! Wee u leven, dat
+als een ademtocht henengaat! Wee u ijd&rsquo;le vermaken, die de
+menschheid bederven. Doch wat de vijf skandha&rsquo;s<a class="noteref"
+id="xd20e1042src" href="#xd20e1042" name="xd20e1042src">6</a> betreft,
+daar zal geen ouderdom, ziekte of dood zijn. Ga terug naar de stad. Ik
+moet de bevrijding tot stand brengen.&rdquo;</p>
+<p>Een vierde maal werd de prins door zijn vader verzocht den tuin des
+geluks te zien. Ditmaal was de keten der wachten zestien mijlen ver in
+den omtrek opgesteld. Door de noorderpoort reed de prins uit. Eensklaps
+zag men op den weg een man, kalm en vriendelijk van uiterlijk, met een
+okergele monnikskap. <span class="pagenum">[<a id="pb46" href="#pb46"
+name="pb46">46</a>]</span></p>
+<p>&bdquo;Wie is deze,&rdquo; vroeg de prins, <span class="corr" id="xd20e1050" title="Niet in bron">&bdquo;</span>zoo vriendelijk en
+vredig van uiterlijk? <a id="xd20e1053" name="xd20e1053"></a>Hij staart
+alsof zijn geest ergens anders vertoeft, en een schaal heeft hij in de
+hand.&rdquo; &bdquo;Prins, dit is het nieuwe leven,&rdquo; sprak de
+wagenmenner. <span class="corr" id="xd20e1055" title="Niet in bron">&bdquo;</span>Deze man is een van diegenen, die op den
+eeuwigen Brahma hun gedachten vestigen. (Brahmacharin). Hij zoekt de
+goddelijke stem en het goddelijk inzicht. De aalmoezenschaal van den
+heiligen bedelaar (bhikshu) draagt hij in de hand. Zijn geest is kalm
+omdat de groote bekoringen van het lager leven hem niet langer kunnen
+kwellen.&rdquo;</p>
+<p>&bdquo;Zulk een leven begeer ik,&rdquo; zeide de prins, &bdquo;de
+lusten van den mensch zijn het zeewater gelijk, zij maken den dorst
+erger in plaats van haar te lesschen. Ik wil het goddelijk inzicht
+bereiken en den mensch onsterfelijkheid<a class="noteref" id="xd20e1060src" href="#xd20e1060" name="xd20e1060src">7</a>
+schenken.&rdquo;</p>
+<p>De koning was buiten zichzelf. Bij iedere poort van het zomerpaleis
+werden vijfhonderd zwaargewapende Sakya&rsquo;s geplaatst. Ketens van
+schildwachten omgaven de opgehoogde en versterkte wallen. Een phalanx
+lieftallige vrouwen, met lansen gewapend, was om het bed van den prins
+geposteerd om hem te bewaken. Alles wat de zinnen kon streelen, zoo
+beval de koning, moest bij voortduring aan den prins worden
+geboden.</p>
+<p>&bdquo;Laat de vrouwen van de zenana (harem) geen oogenblik hun zang
+en spel en vroolijkheid staken. Dat zij schitteren van zijde en
+fonkelen van edelgesteenten.&rdquo;</p>
+<p>Mah&#257; Praj&#257;pat&#299;, de tante, die na den dood van
+koningin M&#257;y&#257; Boeddha had opgevoed, had het opzicht over deze
+lieftallige jonge vrouwen en spoorde ze aan om den prins in een
+&bdquo;gouden kooi&rdquo; in te sluiten.</p>
+<p>Zoo werd Boeddha in verzoeking gebracht. Doch, deden de bewoners van
+Kamaloça (de oorden der lust) hun best, die van
+Brahmaloça (de oorden van den zuiveren geest) lieten, schoon
+ongezien, toch ook hun invloed gevoelen.</p>
+<p>Eens toch, toen de prins rustte op een zijden rustbed en vier of
+vijf bruingekleurde grootoogige Indische meisjes voor hem lieflijk
+zongen, namen zijn oogen eensklaps een vreemden glans aan. Wel zag hij
+nog al de schoone guirlandes en het prachtig traliewerk van de zaal,
+doch &rsquo;t werd dof voor zijn oog. Muziek en stemmen zooals hij
+nooit te voren had gehoord, kwamen nu tot hem als uit de verte. O. a.
+hoorde hij de volgende verzen: <span class="pagenum">[<a id="pb47"
+href="#pb47" name="pb47">47</a>]</span></p>
+<div class="blockquote">
+<p class="first">&bdquo;Machtige steun der menschheid, wandel op het
+pad van de Rishi&rsquo;s<a class="noteref" id="xd20e1079src" href="#xd20e1079" name="xd20e1079src">8</a> van ouds. Ga heen uit deze
+stad!</p>
+<p><span class="corr" id="xd20e1083" title="Niet in bron">&bdquo;</span>Geef op deze troostelooze wereld, als gij
+de onschatbare kennis der Jina&rsquo;s<a class="noteref" id="xd20e1086src" href="#xd20e1086" name="xd20e1086src">9</a> hebt
+verworven, en een volmaakte Boeddha zijt geworden, aan allen den doop
+van het koninkrijk der gerechtigheid.</p>
+<p><span class="corr" id="xd20e1090" title="Niet in bron">&bdquo;</span>Gij, die eens uw voeten, uw handen, uw
+kostbaar lichaam opofferdet, die vaarwel zeidet alle rijkdommen der
+wereld,<a class="noteref" id="xd20e1093src" href="#xd20e1093" name="xd20e1093src">10</a> gij, wiens leven zuiver is, red het vleesch van
+zijne ellenden!</p>
+<p><span class="corr" id="xd20e1097" title="Niet in bron">&bdquo;</span>Wees geduldig als gij smadelijk wordt
+bejegend, o overwinnaar van u zelf! Heer van allen, die op twee voeten
+gaan, ga voort volgens uw zending. Verwin het kwaad en zijn leger.</p>
+<p><span class="corr" id="xd20e1101" title="Niet in bron">&bdquo;</span>Licht der wereld, in vroegere levens hebt
+gij gezegd: Voor de werelden, aan dood en ziekte ter prooi, zal ik een
+toevlucht zijn! Leeuw der menschen, heer van hen, die op twee voeten
+loopen, de tijd voor uw zending is gekomen. Verkrijg onsterfelijke
+waardigheid onder den gewijden B&#333;-boom<a class="noteref" id="xd20e1104src" href="#xd20e1104" name="xd20e1104src">11</a> en geef
+Amrita<a class="noteref" id="xd20e1107src" href="#xd20e1107" name="xd20e1107src">12</a> aan allen.</p>
+<p><span class="corr" id="xd20e1111" title="Niet in bron">&bdquo;</span>Toen gij een koning waart en een
+onbescheiden onderdaan sprak tot u: &bdquo;Geef mij deze landen en
+steden&rdquo;, toen waart gij verheugd en niet bedroefd.</p>
+<p><span class="corr" id="xd20e1115" title="Niet in bron">&bdquo;</span>Toen gij een deugdzaam Rishi waart en een
+wreed koning in woede uwe leden afhieuw, toen vlood in uw doodsangst
+melk uit uw voeten en handen.</p>
+<p><span class="corr" id="xd20e1119" title="Niet in bron">&bdquo;</span>Toen gij als Rishi Syama op een berg
+woonde, en een koning u doorboorde met vergiftige pijlen, hebt gij toen
+dien koning niet vergeven?</p>
+<p><span class="corr" id="xd20e1123" title="Niet in bron">&bdquo;</span>Toen gij de koning der antilopen waart,
+hebt gij toen niet uw vijand, den jager, voor een waterstroom
+beveiligd?</p>
+<p><span class="corr" id="xd20e1127" title="Niet in bron">&bdquo;</span>Toen gij een olifant waart en een jager
+doorboorde u, hebt gij hem niet vergeven en beloond met uwe prachtige
+slagtanden?</p>
+<p><span class="corr" id="xd20e1131" title="Niet in bron">&bdquo;</span>Toen gij een berin waart, hebt gij een man
+gered uit een stroom, door sneeuw hooggezwollen. Gij voeddet hem met
+wortels en vruchten tot hij sterk werd en, toen hij heenging en
+menschen meebracht om u te dooden, gij vergaaft hem. <span class="pagenum">[<a id="pb48" href="#pb48" name="pb48">48</a>]</span></p>
+<p><span class="corr" id="xd20e1137" title="Niet in bron">&bdquo;</span>Eens toen gij het witte paard<a class="noteref" id="xd20e1140src" href="#xd20e1140" name="xd20e1140src">13</a> waart, gingt gij, uit medelijden met het lijden
+der menschen, door den hemel naar de plaats der booze geesten, opdat
+gij hun geluk zoudt verzekeren.</p>
+<p><span class="corr" id="xd20e1144" title="Niet in bron">&bdquo;</span>Vervolgingen zonder tal, smaad en
+herhaalde gevangenis, dood en moord: gij hebt het alles gedragen met
+liefde en geduld, vergevende die &rsquo;t u aandeden.</p>
+<p><span class="corr" id="xd20e1148" title="Niet in bron">&bdquo;</span>Menschen zonder koning kiezen u tot den
+hunne. Leid hen in den weg van Brahma en de tien deugden, opdat, indien
+zij hun metgezellen verlaten, zij allen mogen gaan naar Brahma&rsquo;s
+verblijf.&rdquo;</p>
+</div>
+<p>Door deze verzen, zegt het verhaal, werd de prins vermaand. En
+terwijl de Jina&rsquo;s deze liederen zongen, trachtten schoone
+vrouwen, met bloemen en reukwerk, juweelen en rijke kleeding hem te
+brengen tot aardsche liefde.</p>
+<p>Doch de geesten van het zuiver verblijf ontwerpen nog een nieuw plan
+om hun oogmerken uit te voeren. Zij zorgen dat de prins deze
+verleidelijke vrouwen, deze aanlokselen van M&#257;ra den verzoeker en
+K&#257;ma, den god der liefde ziet in een nieuw licht. Zij bewegen door
+onmerkbaren invloed den prins om de vertrekken der vrouwen te gaan
+bezien als de Jina&rsquo;s ze in een vasten slaap hebben gebracht.</p>
+<p>Alles is in wanorde, de kleederen der vrouwen, heur haar, haar
+sieraden. Sommigen liggen in onbevallige houding op haar rustbedden, of
+hebben een akelig uiterlijk, anderen hoesten of lachen onnoozel in hare
+droomen of ijlen.</p>
+<p>Ook misvormingen en vlekken, die de vrouwelijke list zorgvuldig
+verborg, vallen nu, bij de tooverkunst der geesten, in het oog. De eene
+heeft een miskleurigen hals, de andere een slecht gevormd been, de
+derde een lompen vetten arm. Glimlachen zijn grijnzen, betoovering is
+terugstooting geworden. Plomp liggen zij neer, tusschen al haar
+versiersels, luiten en tamboerijnen.</p>
+<p>Waarlijk, zeide de prins vol afkeer, ik ben op een
+kerkhof<span class="corr" id="xd20e1162" title="Bron: ,">.</span>
+&rsquo;t Wordt hem wee om &rsquo;t harte: nu is de tijd gekomen, om den
+grooten weg te gaan en van al &rsquo;t aardsche zich los te maken.</p>
+<p>Doch hem wacht een zware strijd, een, die echter zijne beslissing
+verhaast. Als hij in den tuin is, waarin hem het <span class="pagenum">[<a id="pb49" href="#pb49" name="pb49">49</a>]</span>vierde
+gezicht (de monnik) is ten deel gevallen, wordt hem geboodschapt dat
+zijn geliefde gade hem een zoon heeft geschonken. Hij zegt
+&bdquo;R&#257;hula is mij geboren, een nieuwe keten is gesmeed.&rdquo;
+Hij gevoelt, hoe moeilijk het nu zal zijn de banden te breken, die hem
+binden aan de zijnen en aan de wereld, die hem omringt en treurig keert
+hij naar huis terug. Doch vreugde is er in het hart van de
+dorpsbewoners over de geboorte van den eersteling, den kleinzoon van
+hun rajah. Onder hun triumfgezang keert Boeddha in Kapilavastu terug.
+Als een zijner nichten van vorstelijken bloede hem op zijn wagen, in
+pracht en heerlijkheid, de stad ziet naderen geeft zij haar gemoed
+lucht in de woorden: &bdquo;Zalig de vader, zalig de moeder, zalig de
+vrouw van zulk een zoon en echtgenoot.&rdquo; De jonge man hoort haar
+woord met aandoening: &bdquo;wel mag zij zeggen,&rdquo; zoo spreekt hij
+bij zichzelven, &bdquo;dat er zaligheid in &rsquo;t moederhart is, als
+zij ziet op het inwendig leven van haar zoon, wel ook is er zaligheid
+in &rsquo;t hart van den vader en van de echtgenoote. Maar vanwaar komt
+de <i>ware</i> vrede voor het hart?&rdquo; En in zijn dankbaarheid, dat
+zij zulke gedachten bij hem heeft opgewekt, geeft hij haar zijn
+paarlsnoer, als het loon voor haar goede leer. Evenwel, zij droomt van
+aardsche liefde, die meent zij, door haar is opgewekt in zijn hart.
+Doch de Boeddha geeft zichzelf op de vraag naar den waren vrede een
+gansch ander antwoord: &bdquo;Als het vuur van de lust is gedoofd, als
+het vuur van den haat en van de verblinding is gebluscht, als ook
+hoogmoed, dwaling en alle zonde en hartstocht is gedoofd, dan vindt het
+harte ware rust.&rdquo;</p>
+<p>Zoo komt het besluit van den Boeddha tot zijn voltooiing.
+V&oacute;&oacute;r hij zijn geliefde vrouw en al het zijne verlaat, wil
+hij zijn kind nog zien. Daar sluimert de lieve moeder, het bed met
+bloemen bestrooid, de hand over het hoofd van haar kindje uitgestrekt.
+Hoe gaarne had hij zijn zoon een oogenblik in de armen genomen, doch
+dan zou ook de teederminnende echtgenoote ontwaken, en hoe dan zijn
+besluit te volvoeren? Aarzelend gaat hij heen, na een laatsten
+liefdevollen blik op de slapenden te hebben geworpen: als hij een
+verlichte (Boeddha) zal geworden zijn, dan wil hij terugkeeren en
+zijnen zoon wederzien.</p>
+<p>Daar buiten wacht zijn wagenmenner Channa met het eed&rsquo;le ros
+Kanthaka en voort gaat het in den duisteren nacht, totdat hij, aan de
+grenzen van zijn rijksgebied, dienaar en paard terugzendt om zich bij
+de monniken aan te sluiten en daar in zelfkastijding den waren vrede te
+zoeken. <span class="pagenum">[<a id="pb50" href="#pb50" name="pb50">50</a>]</span></p>
+<p>Spreekt de waarheid in deze verdichtingen niet tot ons aller hart?
+Voelen wij niet mede voor den eed&rsquo;le wijze, die doorzag de
+vergankelijkheid van al het aardsche en die dorstte naar hooger leven?
+Spreekt tot ons niet die strijd der ziele om een teergeliefde vrouw en
+eenig kind te verlaten voor een toekomst, uit een aardsch oogpunt zoo
+weinig aantrekkelijk?</p>
+<p>Doch, de strijd is niet ten einde. M&#257;ra, de vorst der
+duisternis, laat hem geenszins met rust en toovert hem voor den geest,
+dat hem binnen een week een wereldrijk over alle landen der wereld zal
+worden geschonken als hij zijn onderneming opgeeft. Doch neen, de
+verzoeking vindt geen ingang, &rsquo;t is niet te doen om een aardsch
+rijk. Hij versmaadt de koningskroon. Zijn vrouwen, zijn paleis, zijn
+schatten, alles verlaat hij om in de wildernis te peinzen over de
+goddelijke dingen.</p>
+<p>Doch, M&#257;ra laat slechts af voor een tijd: vroeg of laat zal er
+wel een booze gedachte opkomen in &rsquo;t hart van den vromen
+strijder; dan zal hij hem beheerschen. En, als een schaduw volgt hij
+den wijze. Boeddha dan sluit zich aan bij een groep van kluizenaars,
+die in de holen van een berghelling nabij R&#257;jagriha leven. Niet al
+te ver van de stad verwijderd, leven zij toch in de eenzaamheid van het
+woud. Al&#257;ra en later Udraka, Brahmaansche leeraars, worden thans
+zijne leermeesters, met wie hij vele gesprekken voert. Door een
+voortgezette overpeinzing, waarbij men zich van al &rsquo;t aardsche
+tracht te scheiden, zoo zelfs dat men ten slotte aan niets bepaalds
+denkt, poogt hij zichzelf te brengen tot het eeuwige, tot de rust,
+boven alles verheven. Evenwel, zijn peinzen geeft hem den vrede niet.
+Daarom verlaat hij de kluizenaars om zich geheel alleen in de
+eenzaamheid van het woud aan strenge zelfkastijding en boetedoening
+over te geven.</p>
+<p>Daar zit hij terneder in de diepten van het woud van Uruvel&#257;.
+De tong drukt hij tegen het verhemelte, met geweld de gedachten
+vasthoudend, in zelfkwelling wachtend op het oogenblik dat de
+bovenaardsche verlichting over hem komen zal. Doch zij komt niet. Hij
+worstelt om steeds meer van al &rsquo;t aardsche los te komen, den adem
+houdt hij in, van voedsel onthoudt hij zich. Met bewondering zien vijf
+andere asceten tot hem op. Bij zoo strenge zelfkastijding moet hij het
+licht wel deelachtig worden, straks zullen zij hem volgen op den weg
+der verlossing. Zijn lichaam is door pijn en smart geknakt, tot een
+schaduw van een mensch is hij geworden, doch het doel wordt niet
+bereikt. Eindelijk valt hij flauw en uitgeput <span class="pagenum">[<a id="pb51" href="#pb51" name="pb51">51</a>]</span>neder,
+de leerlingen meenen dat hij dood is, doch hij komt weer bij.</p>
+<p>Thans echter geeft hij zijn zelfkastijding op en gaat naar het meest
+nabijzijnde dorp om voedsel tot zich te nemen. Dat is te veel voor zijn
+leerlingen, in hun oog is hij gevallen van het voetstuk der heiligheid
+en zij, zij laten hem alleen, juist nu zijn wankelend geloof zooveel
+behoefte had aan de trouwe steun en vereering der zijnen.</p>
+<p>Boeddha wandelt voort, tot aan de oevers van de rivier Nairanjara.
+Daar brengt hem de dochter van een landman zijn morgenmaaltijd, een
+schotel melk. Onder de schaduw van een B&#333;-boom (ficus religiosus)
+zet hij zich ter neer. De lange uren van den dag gaan in overpeinzing
+voorbij. Noch het wijsgeerig denken, noch de strenge boetedoeningen
+hebben hem vrede gebracht. Wat heeft hem alles gebaat? M&#257;ra
+toovert hem voor oogen de zoete vreugde van huiselijkheid en liefde,
+van rijkdom en macht: van alles waarvan hij afscheid nam. Hoe
+gemakkelijk kon hij dat alles weer bereiken, hoe hartelijk zou hij
+thuis worden ontvangen. Doch, moest dan al zijn inspanning verloren
+moeite zijn? Was er geen vasten grond om op te bouwen? Zoo streed hij
+een moeilijken strijd, door de overlevering gehuld in het phantastisch
+kleed van een heirleger booze geesten, dat op hem aanviel, terwijl
+hemel en aarde in beweging waren.</p>
+<p>Doch, de strijd bracht de overwinning. Onder den boom der
+verlichting kwam hij in steeds reinere aanschouwing. Al het zinlijke
+verzonk; een gevoel van alles doordringende wetenschap kwam over hem:
+in een alles doorschouwend geestelijk zien bespeurde hij de
+kronkelwegen, die de geesten in hun zielsverhuizing bewandelen; hij zag
+de bron van het lijden en den weg, die tot vernietiging van het lijden
+voerde.</p>
+<p>Nog zeven dagen vertoeft hij onder den heiligen boom; peinzend over
+&rsquo;s levens raadselen, waarvan hij nu de oplossing heeft gevonden.
+En, als hij dan eind&rsquo;lijk opstaat is alles hem volkomen klaar
+geworden. Eindelooze levens zijn het, die hij zelf reeds doorloopen
+heeft, en die ieder mensch doorloopt; in ieder volgend leven maaiend,
+wat hij in vroegere levens heeft gezaaid; totdat hij eindelijk, van
+alle begeerte gereinigd, van allen dorst bevrijd, ingaat tot den
+grooten vrede. Werelden zag hij, eind&rsquo;loos in getal, allen
+beheerscht door eene macht, die wel doet: wie haar gehoorzaamt, wreekt:
+wie haar gebod miskent. Altijd weer in ieder leven het leed, als de
+onontkoombare schaduw van &rsquo;t leven zelf, waaraan men eerst
+ontkomt, indien <span class="pagenum">[<a id="pb52" href="#pb52" name="pb52">52</a>]</span>alle lust is verdoofd, alle begoocheling der
+zinnen is weggenomen en men komt tot Nirv&#257;na, &rsquo;t
+allerhoogste heil, dat tijd noch wisseling kent. In te zien dat men
+niets moet wenschen of begeeren, dat de dorst (Trishna) de bron is van
+alle lijden, dat is de verlossing. En van zijn lippen vloeit het, door
+&rsquo;t gansch heelal verstaan:</p>
+<div class="lgouter">
+<p class="line">Menige existentie heb ik doorloopen.</p>
+<p class="line">Al zoekende, doch vruchteloos,</p>
+<p class="line">Naar den bewerker van den greep.<a class="noteref" id="xd20e1205src" href="#xd20e1205" name="xd20e1205src">14</a></p>
+<p class="line">Smartlijk toch is herhaalde wedergeboorte,</p>
+<p class="line">Veroorzaker van den greep, nu zijt gij ontdekt!</p>
+<p class="line">Geen huis zult gij meer bouwen,</p>
+<p class="line">Al uw ribben zijn gebroken,</p>
+<p class="line">De dekkende spits heeft losgelaten.</p>
+<p class="line">De geest is los geworden,</p>
+<p class="line">De gulzigheid heeft een einde genomen.<a class="noteref" id="xd20e1222src" href="#xd20e1222" name="xd20e1222src">15</a></p>
+</div>
+<p class="first">Zoover nu was de Boeddha gevorderd; aanstonds kon hij
+bereiken den grooten vrede; alle hartstocht, alle begeerte, alle dorst
+naar genot was in hem overwonnen. Waarom thans niet het Nirv&#257;na in
+te gaan?</p>
+<p>Met die vraag kwam nu andermaal de vorst der duisternis tot hem.
+<span class="corr" id="xd20e1229" title="Niet in bron">&bdquo;</span>Nu, Tath&#257;gata (volkomene) is de tijd
+voor u gekomen.&rdquo; Doch de verhevene, antwoordde: <span class="corr" id="xd20e1232" title="Niet in bron">&bdquo;</span>Gij booze, ik
+zal niet ingaan tot den Grooten Vrede, voor ik mij monniken tot
+leerlingen heb gewonnen, die de ware leer verkondigen, en nonnen die
+haar verbreiden. Eerst moet de weg des heils verbreid worden onder alle
+volken en hun worden bekend gemaakt.&rdquo;</p>
+<p>Ziedaar, wat voor den vromen Boeddhist een bron is van vreugde en
+dankbaarheid. Boeddha had, toen hij de verlichte was geworden,
+aanstonds in het Nirv&#257;na kunnen ingaan, toch, uit liefde tot de
+menschen blijft hij leven te midden van het lijden van het aardsch
+bestaan.</p>
+<p>Doch, zou zijn prediking worden verstaan? <a id="xd20e1239" name="xd20e1239"></a>In den geest van den verhevene steeg, toen hij in de
+eenzaamheid vertoefde, deze gedachte op: de diepe waarheid die zoo
+moeilijk is te zien en te verstaan, heb ik erkend; de vredebrengende,
+de verhevene, die alle denken te boven gaat, de beteekenisvolle, die
+alleen de wijze in zich kan opnemen. Door aardsche beweegredenen wordt
+de menschheid gedreven, daarin vindt zij haar grondslag en haar lust.
+Voor die menschheid zal <span class="pagenum">[<a id="pb53" href="#pb53" name="pb53">53</a>]</span>zwaar zijn om te verstaan de wet van
+oorzaak en werkingen, het tot rust komen van iederen levensvorm, het
+losworden van al het aardsche, het uitdooven der begeerte, het ophouden
+van het verlangen, het einde, het Nirv&#257;na. Als ik nu de leer
+verkondig en men mij niet verstaat, dan brengt het mij slechts
+uitputting en moeite.<a class="noteref" id="xd20e1243src" href="#xd20e1243" name="xd20e1243src">16</a></p>
+<p>En, den verhevene kwam telkens voor den geest de volgende
+spreuk:</p>
+<div class="lgouter">
+<p class="line">Waarom der wereld openbaren, wat &rsquo;k in zwaren
+strijd verwierf?</p>
+<p class="line">De waarheid blijft voor die begeeren en haten toch
+verborgenheid,</p>
+<p class="line">Want zij is diep, geheimnisvol, voor groven zin
+bedekt,</p>
+<p class="line">Wien aardsch bedenken &rsquo;t zielelicht verduistert
+kan haar niet aanschouwen.</p>
+</div>
+<p class="first">En het hart van den verhevene was geneigd in rust te
+volharden en de leer niet te prediken. Doch Brahm&#257; Sahampati (de
+hoogste God) zag de gedachten des heiligen en sprak tot zichzelf:
+&bdquo;Ondergaan, ja ondergaan zal de wereld, als het hart des
+volkomenen geneigd is in rust te volharden en de leer niet te
+prediken.&rdquo;</p>
+<p>Toen verliet Brahm&#257; den hoogen heuvel, zoo snel als een man
+zijn arm kromt en stond voor den verhevene. Brahm&#257; ontblootte zijn
+eenen schouder<a class="noteref" id="xd20e1261src" href="#xd20e1261"
+name="xd20e1261src">17</a>, boog de rechterknie ter aarde en sprak tot
+den verhevene aldus:</p>
+<p>&bdquo;Moge de Verhevene, Heer, de leer prediken, moge de Volkomene
+de leer prediken. Er zijn wezens, die rein zijn van het stof der aarde,
+doch, indien zij de prediking der leer niet hooren, gaan zij te gronde,
+zij zullen belijders der leer worden.&rdquo;</p>
+<p>En, vervolgt hij:</p>
+<div class="lgouter">
+<p class="line">Tot nu toe heerschten, in het land van Magadha,</p>
+<p class="line">Onreine zeden, zond&rsquo;ger menschen leer.</p>
+<p class="line">Gij wijz&rsquo;, ontsluit de poort der eeuwigheid.</p>
+<p class="line">Doe hooren<span class="corr" id="xd20e1277" title="Bron: .">,</span> wat gij, zondelooz&rsquo;, erkent,</p>
+<p class="line">Wie staat daar boven op der rotsen kruin,</p>
+<p class="line">Zijn blik gaat verder dan het oog der schaar,</p>
+<p class="line">Zoo stijg, o wijz&rsquo;, omhoog, daar waar</p>
+<p class="line">Der waarheid tempel rijst hoog boven &rsquo;t aardsch
+gewemel,</p>
+<p class="line">En gij, die boven &rsquo;t lijden zijt verheven,</p>
+<p class="line">Zie daar omlaag, de menschheid, door geboort&rsquo; en
+ouderdom gekweld,</p>
+<p class="line">Sta op, o <span class="corr" id="xd20e1294" title="Bron: strijdbre">strijdb&rsquo;re</span> held, ga overwinnend</p>
+<p class="line">De wereld door, gids zonder vlek of feil,</p>
+<p class="line">Verhef uw stem, o heer, want velen zullen hooren.</p>
+</div>
+<p><span class="pagenum">[<a id="pb54" href="#pb54" name="pb54">54</a>]</span></p>
+<p>Die bede wordt tot driemaal herhaald, als Boeddha zijn twijfel
+uitspreekt, of het verkondigen der waarheid niet vruchteloos zal zijn.
+Eindelijk geeft Boeddha toe; hij ziet met zijn oog des lichts de
+wereld, hij aanschouwt daar wezens, wier zielen rein zijn en wier
+zielen niet rein zijn van het stof der wereld, wezens scherp en stomp
+van zinnen, edelen en onedelen, goede en slechte hoorders van zijn
+woorden, velen, die in vrees leven voor het toekomstig leven en voor de
+zonden. En dan spreekt hij tot Brahm&#257;:</p>
+<div class="lgouter">
+<p class="line"><span class="corr" id="xd20e1308" title="Niet in bron">&bdquo;</span>Geopend zij voor allen, de poort der
+eeuwigheid,</p>
+<p class="line">Wie ooren heeft, hij hoore en geloove &rsquo;t
+woord,</p>
+<p class="line">Ik dacht, aan eigen leed, daarom heb ik, o
+Brahm&#257;,</p>
+<p class="line">Het eed&rsquo;le woord nog niet der wereld
+meegedeeld.&rdquo;</p>
+</div>
+<p class="first">Zoo zag dan Brahm&#257;, dat de verhevene zijn bede
+zou vervullen en het woord prediken. Toen boog hij zich voor den
+verhevene, ging eerbiedig rondom hem en verdween.</p>
+<p>Zoo schetst ons de legende, hoe de verlichte tot het vast besluit
+kwam om aan de wereld den weg des heils te verkondigen.</p>
+</div>
+</div>
+<div id="ch4.2" class="div2 section"><span class="pagenum">[<a href="#toc">Inhoud</a>]</span>
+<div class="divHead">
+<h3 class="main">II. Boeddha als prediker van den weg des heils.</h3>
+</div>
+<div class="divBody">
+<p class="first">Hoe Boeddha dit deed, willen wij thans zien. Volgens
+de legende ging hij allereerst naar het woud van Benares, het wildpark
+Isipatana, waar de vijf asceten zich ophielden, die eens zijne
+leerlingen waren, doch zich van hem afkeerden, toen hij, na strenge
+vasten, weer gewoon voedsel ging gebruiken.<a class="noteref" id="xd20e1326src" href="#xd20e1326" name="xd20e1326src">18</a> Uit de
+verte zien de monniken den verhevene naderen. &bdquo;Vrienden&rdquo;,
+zoo zeggen zij tegen elkaar, &bdquo;daar komt de asceet Gautama, die in
+overvloed leeft, en zijn heilig streven heeft opgegeven. Eerbied willen
+wij hem niet bewijzen, wij zullen niet voor hem opstaan, hem niet zijn
+almoezenschaal en zijn opperkleed afnemen, maar wij willen hem een
+plaats inruimen, als hij wil kan hij gaan zitten.&rdquo;<a class="noteref" id="xd20e1329src" href="#xd20e1329" name="xd20e1329src">19</a></p>
+<p>Doch toen de verhevene naderbij kwam, konden de monniken toch niet
+bij dit besluit blijven; zij gingen den verhevene tegemoet, de een
+ontlastte hem van aalmoezenschaal en opperkleed, de ander maakte een
+plaats voor hem gereed, een derde gaf hem water om de voeten te
+wasschen en een bankje om de voeten op neer te zetten. De verhevene
+zette <span class="pagenum">[<a id="pb55" href="#pb55" name="pb55">55</a>]</span>zich neer op de voor hem bestemde plaats en wiesch
+zijne voeten.</p>
+<p>Als zij dan vervolgens hun twijfel te kennen gaven hoe Gautama,
+nadat hij door strengheid en zelfkastijding de volle heerlijkheid van
+het weten en zien van het heilige niet kon bereiken, nu de
+bovenmenschelijke volkomenheid, de volle heerlijkheid van weten en
+erkennen van het heilige zou bereikt hebben bij een leven van
+overvloed, antwoordt de verhevene als volgt:</p>
+<p>&bdquo;De Tath&#257;gata,<a class="noteref" id="xd20e1340src" href="#xd20e1340" name="xd20e1340src">20</a> o monniken, leeft niet in
+overvloed, hij heeft zijn streven niet opgegeven en zich tot den
+overvloed gekeerd. De Tath&#257;gata, monniken, is de heilige, hoogste
+Boeddha. Doet uwe ooren open, o monniken, de verlossing van den dood is
+gevonden, ik onderwijs u, ik predik de leer. Als gij overeenkomstig
+mijn onderwijzing wandelt, zal u binnen een kleinen tijd ten deel
+vallen de hoogste voleindiging van een heilig streven: dat waarom edele
+jongelingen hun huis verlaten, om zonder huis te leven; nog in dit
+leven zult gij de waarheid zelve erkennen en haar zien van aangezicht
+tot aangezicht.&rdquo;</p>
+<p>En, als de verhevene deze redenen nog een paar malen heeft herhaald,
+dan vraagt hij aan de monniken: &bdquo;Erkent gij niet, o monniken, dat
+ik vroeger nooit zoo tot u gesproken heb?<span class="corr" id="xd20e1352" title="Niet in bron">&rdquo;</span> &bdquo;Dat hebt gij
+niet, heer.&rdquo; Na antwoord en wederantwoord leert dan de verlichte
+aldus:</p>
+<p>&bdquo;Twee wegen zijn er, o monniken, waarvan verre moet blijven,
+die een geestelijk leven wil leiden. Welke beide wegen zijn dat? De
+eene weg is een leven van genietingen, overgegeven aan lust en genot,
+dat is min, onedel, ongeestelijk, onwaardig, nietsbeteekenend. De
+andere weg is een leven van zelfpijniging, dat is droevig, onwaardig,
+nietsbeteekenend. Van beide deze wegen, o monniken, is de voleindigde
+ver; hij heeft den weg van het midden leeren kennen, den weg, die het
+oog opent en den geest opent, die tot rust, tot inzicht, tot
+verlichting, tot Nirv&#257;na<a class="noteref" id="xd20e1357src" href="#xd20e1357" name="xd20e1357src">21</a> leidt. En welke, o monniken, is
+deze weg van het midden, dien de Tath&#257;gata heeft erkend, die,
+welke het oog opent en den geest opent, die tot rust, <span class="pagenum">[<a id="pb56" href="#pb56" name="pb56">56</a>]</span>tot
+inzicht, tot verlichting, tot Nirv&#257;na voert? Het is het heilige
+achtvoudige pad, dat wil zeggen: <i>goed inzien</i>, (vrij van
+wangeloof); <i>goed bedoelen</i>, (verheven, den ernstigen man
+waardig); <i>goed spreken</i>, (vriendelijk, openhartig, waar); <i>goed
+handelen</i>, (vreedzaam, eerlijk zijn); <i>goed leven</i>, (zonder een
+levend wezen te deren); <i>goed streven</i>, (door zichzelf in tucht te
+houden); <i>goed gedenken</i>, (waakzaamheid des geestes); <i>goed
+bespiegelen</i>, (zich verdiepen in de mysteri&euml;n des levens). Dit,
+o monniken, is de weg van het midden, dien de voleindigde heeft erkend,
+die het oog en den geest opent, die tot rust, tot inzicht, tot
+verlichting, tot Nirv&#257;na voert.&rdquo;</p>
+<p>Wat nu is het dat tot het betreden van dit achtvoudig pad moet
+dringen? De verlichte wijst zijn vroegere leerlingen op vier heilige
+waarheden: het lijden, de oorzaak van het lijden, de opheffing van het
+lijden, de weg tot de opheffing van het lijden.</p>
+<p>&bdquo;Dit,<a id="xd20e1391" name="xd20e1391"></a> o monniken, is
+<i>de heilige waarheid van het lijden</i>: geboorte is lijden, ouderdom
+is lijden, dood is lijden, met wat men niet liefheeft vereenigd te zijn
+is lijden, van wat men liefheeft gescheiden te zijn is lijden, niet
+verkrijgen wat men begeert is lijden: in &eacute;&eacute;n woord, de
+vijfvoudige<a class="noteref" id="xd20e1396src" href="#xd20e1396" name="xd20e1396src">22</a> gehechtheid is lijden.</p>
+<p><span class="corr" id="xd20e1400" title="Niet in bron">&bdquo;</span>Dit, o monniken, is <i>de heilige waarheid
+van het ontstaan des lijdens</i>: de dorst<a class="noteref" id="xd20e1406src" href="#xd20e1406" name="xd20e1406src">23</a> is het, die
+van wedergeboorte tot wedergeboorte voert, namelijk de dorst naar lust,
+naar worden, naar ontstaan<a class="noteref" id="xd20e1409src" href="#xd20e1409" name="xd20e1409src">24</a>, naar macht.</p>
+<p><span class="corr" id="xd20e1413" title="Niet in bron">&bdquo;</span>Dit, o monniken, is <i>de heilige waarheid
+van de opheffing van het lijden</i>: dien dorst opheffen door geheele
+vernietiging der begeerte; hem varen laten, zich van hem ontdoen, zich
+van hem losmaken, hem geen plaats geven.</p>
+<p><span class="corr" id="xd20e1421" title="Niet in bron">&bdquo;</span>Dit, o monniken, is <i>de heilige waarheid
+van den weg tot opheffing van het lijden</i>: het is het heilige
+achtvoudige pad; d. i. goed inzien (enz.)</p>
+<p><span class="corr" id="xd20e1428" title="Niet in bron">&bdquo;</span>Zoolang ik, o monniken, van deze vier
+heilige waarheden deze ware erkentenis niet had, zoolang wist ik ook
+dat ik nog niet in deze wereld en in die der goden, benevens in de
+wereld van Brahm&#257; en die van M&#257;ra, onder alle wezens, onder
+asceten <span class="pagenum">[<a id="pb57" href="#pb57" name="pb57">57</a>]</span>en Brahmanen, onder goden en menschen, de hoogste
+verlichting bereikt had. Doch nu heb ik die verlichting gevonden
+&egrave;n: onverliesbaar is de verlossing van mijn geest, dit is mijn
+laatste geboorte, voor mij komen er geen nieuwe geboorten
+meer.&rdquo;</p>
+<p>Ziehier de bekende prediking van Benares. Al moge zij wellicht niet
+letterlijk weergeven wat de Meester zelf heeft gesproken, toch vinden
+wij hier de grondlijnen van het oorspronkelijk Boeddhisme. De
+verlossing van het lijden te bereiken door alle begeerte af te sterven,
+zoodat men geen wedergeboorte meer noodig heeft, ziedaar het hoofdpunt,
+waar het op aankomt. Zoolang de mensch lusten en begeerten voedt,
+zoolang werkt zijn leven voort, en moet telkens een nieuwe geboorte
+plaats hebben. Alle lust, alle begeerte uitdooven is het hoogste
+streven, dan wordt men boven alle lijden verheven en gaat tot
+Nirv&#257;na in.</p>
+<p>Het praktische staat dus op den voorgrond. Het leven, zoo erkent de
+verlichte, is noodzakelijk vol van lijden; geboorte, ziekte, dood, het
+beteekent alles lijden. Hoe moet de mensch daarvan verlost worden? Door
+boven alle begeerte verheven te worden, en alzoo aan het leven, dat
+lijden is, te ontkomen. Want, juist de dorst, de begeerte doemt den
+mensch om telkens weer geboren te worden tot nieuw lijden. Is hij van
+alle begeerte bevrijd, dan behoeft hij niet meer te worden geboren: hij
+komt tot Nirv&#257;na. Tot vernietiging? Neen, doch tot een zijn, boven
+al &rsquo;t aardsche verheven. Doch, wij komen hierop nog nader terug,
+wij willen eerst den verlichte nog volgen op zijn verderen
+loopbaan.</p>
+<p>De vijf vroegere metgezellen waren dan de eersten, die zich
+bekeerden. Zij vragen hem om als zijn leerlingen te worden opgenomen.
+&bdquo;Komt hier, o monniken,<span class="corr" id="xd20e1439" title="Niet in bron">&rdquo;</span> luidt dan zijn woord<a class="noteref"
+id="xd20e1442src" href="#xd20e1442" name="xd20e1442src">25</a><span class="corr" id="xd20e1444" title="Niet in bron">,</span> <span class="corr" id="xd20e1447" title="Niet in bron">&bdquo;</span>w&egrave;l verkondigd is de leer, wandelt
+in heiligheid om aan alle lijden een einde te maken.&rdquo; Zoo vormde
+dan Boeddha zijne gemeente. Een nieuwe rede over de onbestendigheid en
+de onwezenlijkheid van al het aardsche bewerkt dan dat de ziel dier
+vijf jongeren den toestand van zondelooze heiligheid bereikt. &bdquo;In
+dien tijd&rdquo;, zoo zegt een oud bericht, <span class="corr" id="xd20e1450" title="Niet in bron">&bdquo;</span>waren er zes heiligen in
+de wereld: Boeddha zelf en deze vijf jongeren.&rdquo;</p>
+<p>Straks echter breidt zich de gemeente uit, al spoedig sluiten zich
+tal van asceten, kluizenaars in de wouden van Uruvel&#257;,
+<span class="pagenum">[<a id="pb58" href="#pb58" name="pb58">58</a>]</span>bij hem aan. Ook koning Bimbis&#257;ra trekt, als
+Boeddha straks zijn hoofdstad R&#257;jagriha genaakt, met een groot
+gevolg den verlichte te gemoet. Hij treedt als leek<a class="noteref"
+id="xd20e1457src" href="#xd20e1457" name="xd20e1457src">26</a> tot de
+geestverwanten van den verhevene toe en blijft zijn leven lang een
+zijner trouwste beschermers.</p>
+<p>Ook werden toen S&#257;riputta en Mogall&#257;na, die beiden later
+ge&euml;erd werden als de twee voornaamste leerlingen, voor de gemeente
+van den Verlichte gewonnen. Beide jongelingen waren van Brahmaansche
+afkomst, en erkenden zekeren S&#257;njaya, een bedelmonnik, als hun
+geestelijk hoofd. Innig was hun vriendschapsverbond, zij hadden elkaar
+beloofd, dat diegene van hen, die het eerst de verlossing van den dood
+bereikte, het den ander aanstonds zou meedeelen.<a id="xd20e1462" name="xd20e1462"></a></p>
+<p>Op zekeren dag zag S&#257;riputta een van Boeddha&rsquo;s
+leerlingen, Assaji geheeten, bezig om in de straten van R&#257;jagriha
+aalmoezen in te zamelen, rustig en waardig, den blik naar den grond
+gericht. Toen hij hem zag dacht hij: &bdquo;Dat is een van de monniken,
+die heilig zijn in de wereld. Ik zal tot hem gaan en hem vragen:
+&bdquo;Vriend, in wiens naam hebt gij de wereld vaarwel gezegd? Wie is
+uw meester en wiens leer erkent gij?&rdquo;<span class="corr" id="xd20e1466" title="Niet in bron">&rdquo;</span> Doch S&#257;riputta
+bedacht: &bdquo;&rsquo;t Is nu niet de rechte tijd om het dezen monnik
+te vragen. Hij gaat langs de huizen en verzamelt aalmoezen. Ik zal hem
+achterna gaan, gelijk men iemand volgt van wien men iets
+begeert.&rdquo; Toen echter de eerwaardige Assaji te R&#257;jagriha
+aalmoezen had ingezameld, nam hij de ontvangen gaven en keerde terug.
+Na de gebruikelijke begroetingen sprak S&#257;riputta tot den
+eerwaardigen Assaji: &bdquo;Uw gelaat, o vriend, staat helder, uw kleur
+is frisch en klaar. In wiens naam hebt gij de wereld vaarwel gezegd en
+wie is uw meester? En wiens leer erkent gij?&rdquo; &bdquo;Mijn meester
+is,&rdquo; luidde het antwoord, &bdquo;de groote Sam&#257;na<a class="noteref" id="xd20e1469src" href="#xd20e1469" name="xd20e1469src">27</a> uit het huis van Sakya, die de wereld is
+ontvloden. In naam van hem, den verhevene, heb ik de wereld verlaten.
+De verhevene is mijn meester en zijne leer erken ik. En wat zegt uw
+meester vriend, en wat leert hij?&rdquo; &bdquo;Ik ben nog een
+nieuweling vriend, nog niet lang heb ik de wereld verlaten, ik ben
+eerst sinds kort tot deze leer en deze orde gekomen. Niet in haar volle
+uitgebreidheid kan ik u de leer verkondigen, maar haar korten zin kan
+ik u zeggen.&rdquo; Toen sprak S&#257;riputta, de bedelmonnik,
+<span class="pagenum">[<a id="pb59" href="#pb59" name="pb59">59</a>]</span>tot den eerwaardigen Assaji: &bdquo;Zoo zij het
+vriend, zeg mij weinig of veel, maar spreek mij van den zin (der leer),
+daarnaar alleen verlang ik, wat wil ik mij veel om de letter
+bekommeren?&rdquo; Toen sprak de eerwaardige Assaji tot S&#257;riputta
+dit woord der leer: &bdquo;De wezens, die uit &eacute;&eacute;ne
+oorzaak vlieten, hun oorsprong leert de voleindigde en het einde dat
+zij nemen: dat is de leer van den grooten Sam&#257;na.&rdquo;<a class="noteref" id="xd20e1474src" href="#xd20e1474" name="xd20e1474src">28</a></p>
+<p>Toen S&#257;riputta deze woorden hoorde ging hem het licht der
+waarheid op, hij begreep dat &bdquo;alles wat aan ontstaan zijn aanzijn
+dankt, ook moet vergaan.&rdquo; Daarom zeide hij tot Assaji: &bdquo;Al
+was de les ook niets anders dan dit, zoo hebt gij toch de plaats
+bereikt, waar geen lijden meer is. Wat in tallooze wereldtijdperken
+niet is gezien, thans is het tot ons gekomen.&rdquo;</p>
+<p>Dan gaat S&#257;riputta tot Mogall&#257;na, zijn vriend. &bdquo;Uw
+gelaat, o vriend, zegt Mogall&#257;na, is helder, uw kleur is frisch en
+klaar. Hebt gij de verlossing van den dood gevonden?&rdquo; Het
+antwoord luidt toestemmend, hij verhaalt van zijne ontmoeting met
+Assaji, en ook aan Mogall&#257;na gaat het licht der waarheid op, het
+reine, wolkelooze. Te vergeefs tracht hun meester S&#257;njaya hen
+tegen te houden. Met groote scharen van asceten gaan zij naar het
+bosch, waar Boeddha woont: S&#257;njaya komt een stroom bloed uit den
+mond. Boeddha ziet de beide jongelingen naderen en verkondigt aan zijne
+omgeving, dat zij de edelsten en besten onder zijne jongeren zullen
+zijn. Beiden ontvangen van Boeddha zelf de wijding.</p>
+<p>Zoo traden velen toe; doch er was ook tegenstand. Hetzelfde oude
+verhaal, waaruit wij deze geschiedenis ontleenden,<a class="noteref"
+id="xd20e1483src" href="#xd20e1483" name="xd20e1483src">29</a> deelt
+ons mede hoe het volk murmureerde: de asceet Gautama, zeiden zij, is
+gekomen om kinderloosheid, om weduwschap, om ondergang der familie te
+brengen. Zij waren bevreesd voor de toekomst, als zoovelen der edelste
+jongelingen tot den verlichte gingen. Geen wonder: waar moest het heen,
+indien de gelofte van kuischheid zoo algemeen werd, met de toekomst des
+volks? De Brahmanen vorderden die kuischheid alleen van de jeugd en den
+ouderdom, maar deze ontrukte aan het maatschappelijk leven de mannen,
+die een gelukkig gezin zouden kunnen stichten.</p>
+<p>Doch, de verlichte liet zich door deze bezwaren niet van zijn doel
+afvoeren. Al schold men hem en de zijnen met de woorden: <span class="pagenum">[<a id="pb60" href="#pb60" name="pb60">60</a>]</span></p>
+<div class="lgouter">
+<p class="line">De groote monnik komt getogen naar Magadha&rsquo;s
+bergstad heen.</p>
+<p class="line">De S&#257;njaya&rsquo;s<a class="noteref" id="xd20e1496src" href="#xd20e1496" name="xd20e1496src">30</a> bekeert hij
+allen, wanneer bekeert hij wel zichzelf?</p>
+</div>
+<p class="first">Zij antwoorden:</p>
+<div class="lgouter">
+<p class="line">De helden, de voleindigden, bekeeren door hun
+waarachtig woord,</p>
+<p class="line">Wie zal smaden, den Verlichte, die bekeert door der
+waarheid macht?</p>
+</div>
+<p class="first">In ieder geval, het Boeddhisme wist zich glansrijk te
+handhaven en nam hand over hand toe.</p>
+<p>Boeddha&rsquo;s bloedverwanten waren niet onbekend gebleven met
+zijne lotwisselingen en zijn vader, Suddodhana, noodigde hem uit om
+zijn geboortestad te bezoeken, opdat hij zijn ouden vader nog eens zou
+zien, voor deze stierf. De verlichte ging dus op weg en nam zijn
+verblijf in een boschje buiten de stad. Daar kwamen zijn vader, zijn
+ooms en anderen hem opzoeken: doch deze laatsten waren niet bizonder
+ingenomen met hun bedelenden stadgenoot: zij namen daarom ook geen
+levensmiddelen voor hem mede, al was dit anders de gewoonte tegenover
+heilige kluizenaars.</p>
+<p>Den volgenden dag ging Gautama, door zijn leerlingen vergezeld, met
+zijn schaal rond om zijn voedsel te bedelen. Eerst wilde hij bij de
+stadspoort gekomen, regelrecht naar het paleis van den rajah gaan; doch
+hij besloot zich aan den gewonen regel te houden, volgens welke een
+bedelaar van huis tot huis gaat. Men begrijpt dat de rajah al spoedig
+vernam dat zijn zoon bedelend door de straten ging: iets wat hem lang
+niet aanstond. Hij haastte zich dezen te gemoet te gaan en sprak:</p>
+<p>&bdquo;Waarom, meester, doet gij ons schande aan door te bedelen om
+uw voedsel? Meent gij dat <i>wij</i> zoovele bedelaars niet kunnen
+voeden?&rdquo; &bdquo;O, groote rajah,&rdquo; was het antwoord,
+&bdquo;dit is de gewoonte van ons allen.&rdquo; &bdquo;Doch,&rdquo;
+luidde het wederantwoord, &bdquo;wij stammen af van een beroemd
+geslacht van krijgslieden en niet &eacute;&eacute;n van hen heeft ooit
+zijn brood gebedeld.&rdquo;</p>
+<p>&bdquo;Gij en uw familie,&rdquo; hernam Gautama, &bdquo;moogt u
+beroemen van koningen af te stammen, mijn geslacht is dat der
+profeten<a class="noteref" id="xd20e1519src" href="#xd20e1519" name="xd20e1519src">31</a> van ouds en zij hebben altijd van aalmoezen
+geleefd, die zij bijeen bedelden. Doch, mijn vader, indien een mensch
+een verborgen schat heeft gevonden, is het zijn eerste plicht om aan
+zijn vader de kostbaarste juweelen aan te bieden.&rdquo; <span class="pagenum">[<a id="pb61" href="#pb61" name="pb61">61</a>]</span>Overeenkomstig dit woord richtte hij zich in de
+volgende verzen tot zijn vader:<a class="noteref" id="xd20e1526src"
+href="#xd20e1526" name="xd20e1526src">32</a></p>
+<div class="lgouter">
+<p class="line">Sta op, vertoef toch niet,</p>
+<p class="line">Betracht het rechte, ware leven,</p>
+<p class="line">Die deugd beoefent, hij vindt rust.</p>
+<p class="line">In dit en in een volgend zijn.</p>
+<p class="line">Volg niet het kwaad!</p>
+<p class="line">Die deugd beoefent, hij vindt rust</p>
+<p class="line">In dit en in een volgend zijn.</p>
+</div>
+<p class="first">Suddhodana antwoordde niet, doch nam de schaal van
+zijn zoon over en leidde dezen het huis binnen, waar de familieleden
+hem hulde brachten. Doch Yaçodhara kwam niet. &bdquo;Indien
+ik,<span class="corr" id="xd20e1546" title="Niet in bron">&rdquo;</span> zoo sprak zij, &bdquo;eenige waarde heb
+in zijn oog, dan zal hij zelf komen en kan ik hem beter hier
+begroeten.&rdquo;</p>
+<p>Gautama bemerkte haar afwezigheid, en, gevolgd door twee zijner
+leerlingen ging hij naar de plaats, waar zij zich bevond, nadat hij hun
+eerst had gezegd, dat zij haar niet zouden tegenhouden, indien zij
+trachtte hem te omhelzen, hoewel anders geen lid der orde een vrouw
+mocht aanraken of door haar aangeraakt mocht worden.</p>
+<p>Daar zag zij hem binnentreden, den eens zoo geliefden echtgenoot, nu
+een monnik, in &rsquo;t geel gekleed met gladgeschoren hoofd en
+aangezicht. Zij wist wel dat hij er zoo zou uitzien, doch zij kon zich
+toch niet inhouden. Zij viel op den grond neer, greep zijne voeten en
+barstte in tranen uit. Toen herinnerde zij zich de onoverkomelijke
+kloof tusschen hen beiden, stond op en plaatste zich naast hem.</p>
+<p>De rajah sprak haar aan; hij deelde Gautama mede dat zij hem altijd
+was blijven liefhebben. Alle weelde, die hij zich had ontzegd, had zij
+zichzelve ook onthouden, slechts &eacute;&eacute;n maaltijd nam zij
+iederen dag, en zij sliep niet in een bed, maar op een mat, uitgespreid
+op de vloer. Boeddha schijnt toen niet veel te hebben geantwoord,
+alleen vermelden ons de bronnen dat hij een
+J&#257;taka-geschiedenis<a class="noteref" id="xd20e1556src" href="#xd20e1556" name="xd20e1556src">33</a> verhaalde over haar deugd in
+een vroeger bestaan. Zij werd een ernstig onderzoekster der nieuwe
+leer, en toen Boeddha later, eigenlijk tegen zijn zin, doch door de
+omstandigheden gedwongen, een orde van nonnen instelde, was zijn
+verlaten vrouw een der eerste leden dezer orde. Ook zijn zoon,
+R&#257;hula, en zijn broeder, Nanda, werden als monniken in de orde
+opgenomen. <span class="pagenum">[<a id="pb62" href="#pb62" name="pb62">62</a>]</span></p>
+<p>Overigens vinden wij over dezen tijd van Boeddha&rsquo;s leven, het
+veertigtal jaren tusschen den aanvang zijner prediking en het einde
+zijner loopbaan, wel eenige gesprekken of uitspraken, maar geen
+geregeld verhaal. Toch, een beeld van de wijze waarop de verlichte
+leefde en werkte, kunnen wij ons daaruit wel vormen. Hoe dan hebben wij
+ons het leven van den Meester en zijn leerlingen voor te stellen?
+Allereerst staat vast dat voor hen, zoo goed als voor andere asceten,
+het jaar in twee afwisselende tijdperken was verdeeld; de regentijd,
+waarin men zich rustig in zijn verblijf hield, de zoogenaamde
+&bdquo;was&rdquo;tijd, waarin meer bepaald de leerlingen zelf werden
+onderricht in de moeilijkste deelen der leer, en het overige deel des
+jaars, waarin de verlichte en zijne leerlingen leerend en predikend het
+land doortrokken. Die verdeeling des jaars was door de natuur zelve
+aangewezen en onvermijdelijk; trouwens indien men in den regentijd had
+willen rondtrekken had men dat niet kunnen doen zonder tallooze planten
+en kleine dieren onwillekeurig te dooden: geheel in strijd met de leer
+van den verlichte, die ook het kleinste leven heilig houdt.</p>
+<p>In dien regentijd was de verlichte door tal van jongeren omgeven, en
+de aanzienlijken des lands beijverden zich om voor hem en de zijnen te
+zorgen. Later ging men wederom uiteen en Boeddha en zijn jongeren
+reisden langs de groote wegen, soms door vrienden geherbergd, maar
+gewoonlijk rustend en overnachtend onder de boomen des wouds. Vorsten
+en aanzienlijken waren echter vaak de dakloozen ter wille: zoo vernemen
+wij dat koning Bimbis&#257;ra, van wiens bekeering wij reeds gewag
+maakten, een zijner bosschen of parken, het Veluvana (bamboeswoud) ter
+beschikking stelde van den verlichte, en dat de groote koopman
+<span class="corr" id="xd20e1564" title="Bron: Anathapindika">An&#257;thapindika</span>, hem het nog beroemder
+Jetavana-park schonk: een park, dat naar luid der legende, door dezen
+koopman voor zooveel goud was gekocht, dat het den bodem van het
+gansche terrein kon bedekken.</p>
+<p>Sommige schrijvers stellen zich voor dat ook toen reeds de monniken
+in Vih&#257;ra&rsquo;s, kloosters, woonden. Doch, om verschillende
+redenen is dit niet waarschijnlijk te achten; de propaganda vereischte
+juist personen zonder vast tehuis en oude berichten teekenen ons de
+&bdquo;monniken van Sakya&rdquo; als levende onder de boomen des velds;
+de boomen, waar immers ook voorheen de &bdquo;Rishi&rsquo;s,&rdquo; de
+oude zieners, geacht werden hun openbaringen te ontvangen. Ook
+uitspraken van Megasthenes, <span class="pagenum">[<a id="pb63" href="#pb63" name="pb63">63</a>]</span>een gezant van koning <span class="corr" id="xd20e1571" title="Bron: Selencus">Seleucus</span> Nicator
+van Syri&euml; (302&ndash;298 v. Christus) spreken van Boeddha&rsquo;s
+volgelingen als van personen, die, noch in de steden wonen, noch een
+dak hebben boven hun hoofd, maar die gekleed zijn in boombast, met
+noten zich voeden en water drinken uit de hand. Ook wordt in datzelfde
+bericht van hen gezegd &bdquo;dat zij geen huwelijk kennen, noch
+kinderen verwekken.&rdquo;</p>
+<p>Dus, gansch iets anders dan leven in Vih&#257;ra&rsquo;s. En
+ofschoon nu dat getuigenis betrekking heeft op een tijd, lang na
+Boeddha&rsquo;s dood, mogen wij het er toch voor houden, dat het in de
+dagen van den verlichte niet anders was. Hij toch zeide tot zijn
+volgelingen<span class="corr" id="xd20e1576" title="Bron: .">,</span>
+&bdquo;Een groote plicht rust op u, te werken voor het heil van
+menschen en geesten. Laten wij uiteengaan, ieder in verschillende
+richting, geen twee op hetzelfde pad. Ga en predik Dharma<a class="noteref" id="xd20e1579src" href="#xd20e1579" name="xd20e1579src">34</a>.<span class="corr" id="xd20e1582" title="Niet in bron">&rdquo;</span></p>
+<p>In &bdquo;de twaalf voorschriften&rdquo;, een noordelijke bron, m.
+a. w. ontleend aan een heilige schrift der noordelijke Boeddhisten,
+wordt aan de &bdquo;bedelaarstroep&rdquo; zooals Boeddha zijn
+volgelingen noemde, uitdrukkelijk verboden om een ander dak te hebben
+dan een boom. Hun eenige zitplaats mag de moeder aarde zijn. Hun
+kleeren lompen van de mesthoop of het kerkhof. De boom, die den
+bedelaar beschut, moet liefst op een kerkhof staan. Niet tweemaal mag
+hij slapen onder denzelfden boom.</p>
+<p>Nu is het wel zeker, dat deze &bdquo;twaalf voorschriften&rdquo; een
+strengere ascese vertegenwoordigen dan het oorspronkelijk Boeddhisme,
+doch, de voorstelling dat Boeddha en zijn volgelingen overal in
+sierlijke &bdquo;vih&#257;ra&rsquo;s&rdquo; waren gehuisvest is toch
+zeker niet juist. Mij komt het voor dat zij een zwervend leven leidden,
+in grooten eenvoud, doch niet zoo, dat zij zich aan alle
+maatschappelijk verkeer onttrokken, dat immers noodig was om hun leer
+tot allen te brengen.</p>
+<p>Zoo lezen wij b.v. van aanzienlijken, die den verhevene ter maaltijd
+noodden, van Brahmanen-leerlingen, die in een twistgesprek met den
+beroemden leeraar hun sporen trachtten te verdienen, van tegenstanders,
+die hem strikvragen deden. Daarbij worden zij dan natuurlijk dikwerf
+overwonnen, en menigmaal lezen wij dan hoe zij den verlichte en zijn
+leerlingen het verzoek doen: moge de heer, de verhevene, morgen bij mij
+met zijn leerlingen het middagmaal komen gebruiken. Boeddha geeft door
+zwijgen zijn toestemming te kennen. Is dan den volgenden dag de
+maaltijd gereed, zoo zendt de <span class="pagenum">[<a id="pb64" href="#pb64" name="pb64">64</a>]</span>gastheer een bode met het verzoek:
+&bdquo;het is tijd, heer, de maaltijd is bereid.&rdquo; Daarop neemt
+dan Boeddha zijn aalmoezenschaal en opperkleed en gaat met de zijnen
+ter maaltijd. De gastheer en zijn familie bedienen zelf hun gasten. Is
+de maaltijd <span class="corr" id="xd20e1593" title="Bron: geeindigd">ge&euml;indigd</span>, dan worden de handen
+gewasschen, de gastheer neemt met de zijnen aan Boeddha&rsquo;s zijde
+plaats en deze richt tot hen een woord van vermaning en leering.</p>
+<p>Had men op een dag geen uitnoodiging, dan onderneemt Boeddha zijn
+bedelgang door stad of dorp, nadat eerst de vroege morgenuren in
+geestelijke oefeningen of in het verkeer met de leerlingen zijn
+doorgebracht. Zwijgend ging dan de man, wiens naam door gansch
+Indi&euml; werd genoemd, voor wien koningen bogen, met zijn schaal
+rond, met neergeslagen blik, zonder te spreken afwachtend of men hem
+eenige spijze zou geven. Was die rondgang afgeloopen, dan noodde de
+middag tot rust in de koelte van het woud, totdat de avond aanbrak en
+hij weer onder de menschen optrad, vriend en vijand leerend en
+onderrichtend.</p>
+<p>Zoo gingen de dagen van den verlichte, wiens zwervend leven en
+aanraking met allerlei personen ons telkens aan Jezus doet denken,
+vredig voorbij. Hoe was nu echter het leven van den meester met zijn
+vertrouwden, de leerlingen, die hem vergezelden? Waarschijnlijk
+heerschte er in dien intiemen kring een rustige toon: een stemming van
+kalme goedheid en stille vreugde, die aan der wereld ontvlodenen
+paste.</p>
+<p>In dien kring waren voorts de gewone grenzen der maatschappij
+vrijwel weggewischt. Wie geluisterd had naar het woord (een vaststaande
+formule)<span class="corr" id="xd20e1603" title="Bron: .">,</span>
+&bdquo;Kom, o monnik, w&egrave;l verkondigd is de leer, wandel in
+heiligheid, om aan alle lijden een einde te maken,&rdquo; dat de
+Boeddha tot diegenen richtte, aan wie hij zijne leer had verkondigd,
+wie dus het gele kleed en de tonsuur<a class="noteref" id="xd20e1606src" href="#xd20e1606" name="xd20e1606src">35</a> had
+aangenomen, alle familiebetrekkingen had opgegeven, op geen bezit meer
+aanspraak maakte en strenge kuischheid in acht nam: hij maakte deel uit
+van een gewijden kring, waarin het casten-onderscheid was
+opgeheven.</p>
+<p>Evenals, zeide de verlichte, rivieren hun naam verliezen, als zij
+opgenomen worden in den grooten oceaan, zoo verliezen ook adelijken en
+Brahmanen, Vaisya&rsquo;s en Sudra&rsquo;s hun oude namen, wanneer zij
+voor de leer van den Voleindigde <span class="pagenum">[<a id="pb65"
+href="#pb65" name="pb65">65</a>]</span>hun huis verlaten. Den ouden
+naam en het oude geslacht hebben zij dan achtergelaten, voortaan heeten
+zij slechts &bdquo;asceten, die den zoon van Sakya aanhangen<a class="noteref" id="xd20e1613src" href="#xd20e1613" name="xd20e1613src">36</a>.&rdquo;</p>
+<p>Merkwaardig is in dit opzicht ook het gesprek, dat Boeddha voerde
+met koning Aj&#257;tasattu<span class="corr" id="xd20e1618" title="Niet in bron">.</span> Deze vroeg welk loon ten deel viel aan hem, die
+zijn huis verliet om een geestelijk leven te leiden. In den loop van
+dat gesprek zeide de Verlichte: &bdquo;Indien een slaaf of dienaar des
+konings het gele gewaad aantrekt en als monnik in gedachten, woorden en
+werken onberispelijk leeft, zoudt gij dan zeggen: laat deze man weder
+mijn slaaf en dienaar zijn, die <span class="corr" id="xd20e1621"
+title="Bron: v&oacute;or">v&oacute;&oacute;r</span> mij opstaat en
+n&agrave; mij ter ruste gaat, die op zich neemt wat ik hem gebied, die
+voor mijn genoegen leeft, wat mij aangenaam is spreekt en naar mijn
+gelaat ziet?&rdquo; Toen antwoordde de koning:</p>
+<p>&bdquo;Neen, Heer, ik zou mij voor hem buigen, voor hem opstaan, hem
+uitnoodigen plaats te nemen en hem aanbieden wat hij aan kleeding,
+spijze, beschutting en medicijnen noodig kon hebben; ik zou hem
+beschermen en bewaken, gelijk het behoort.&rdquo;</p>
+<p>Zoo maakte dus het geestelijk gewaad allen gelijk. Toch waren het
+meest de aanzienlijken, die zich onder Boeddha&rsquo;s jongeren lieten
+opnemen; telkens wordt in de oude teksten gesproken van &bdquo;de zonen
+van edele geslachten,&rdquo; die hun huis verlaten om zonder tehuis
+rond te zwerven. Onder Boeddha&rsquo;s leerlingen waren jonge Brahmanen
+als S&#257;riputta, Mogall&#257;na, Kacc&#257;na, adellijken als
+&#256;nanda, R&#257;hula, Amuruddha, zonen van groote kooplieden en
+aanzienlijke beambten, in een woord meest personen, die een zorgvuldige
+opvoeding hadden ontvangen. Dit kan ons niet verwonderen als wij in
+aanmerking nemen dat ook in onze dagen in &rsquo;t algemeen een
+beschouwing van het leven als lijden en kwelling veel meer
+aantrekkelijks heeft voor de aanzienlijken dan voor de eenvoudigen, die
+ondanks al hun ontbering in den grond der zaak toch geneigd zijn en
+blijven het leven als een heilgoed te beschouwen.</p>
+<p>Voor de geringen des volks, de gestaalden in &rsquo;s levens strijd
+was de verkondiging van het smartelijke van alle bestaan niet te vatten
+en was de leer van oorzaak en gevolg niet te begrijpen.</p>
+<p>Toch, indien zij wilden toetreden, zij waren welkom. En, enkelen
+lieten zich opnemen in den kring. In de
+&bdquo;Therag&#257;tha<span class="corr" id="xd20e1632" title="Niet in bron">&rdquo;</span>, (spreuken der oudsten), worden aan den
+&bdquo;oudste&rdquo; Sun&#299;ta <span class="pagenum">[<a id="pb66"
+href="#pb66" name="pb66">66</a>]</span>deze woorden in den mond gelegd:
+&bdquo;Uit een onaanzienlijk geslacht ben ik voortgekomen, ik was arm
+en behoeftig. Nederig was het werk, mij opgelegd, de verwelkte bloemen
+opruimen (uit tempels en paleizen). Ik was door de menschen veracht,
+werd voor gering aangezien en gescholden. Deemoedig betuigde ik aan
+velen mijn eerbied.</p>
+<p><span class="corr" id="xd20e1638" title="Niet in bron">&bdquo;</span>Daar aanschouwde ik Boeddha met zijn
+monniken, zooals hij daar heenging, de held, in de voorname stad van
+Magadha, mijn last wierp ik af om eerbiedig voor hem te buigen. Uit
+erbarmen voor mij bleef hij staan, hij, de hoogste onder de mannen.
+Toen boog ik mij tot aan de voeten des meesters, trad aan zijn zijde en
+verzocht hem, den hoogste onder alle wezens, mij als monnik aan te
+nemen. Toen sprak de genaderijke meester, de erbarmer over de gansche
+wereld: &bdquo;Kom tot mij, monnik,&rdquo; dat was de wijding, die ik
+ontving. (Sun&#299;ta vertelt dan verder, hoe hij zich in het woud
+terugtrok en daar, in peinzen verzonken, de hoogste verlichting
+bereikte, zoodat de goden kwamen en hem vereerden.)</p>
+<p><span class="corr" id="xd20e1642" title="Niet in bron">&bdquo;</span>Toen zag mij de meester, terwijl de goden
+mij omgaven en hij sprak deze woorden: &bdquo;Door heiligen gloed en
+door kuischen wandel, door intooming en zelfbedwang, daardoor wordt men
+tot Brahmaan, dat is het hoogste Brahmanendom.&rdquo;<span class="corr"
+id="xd20e1645" title="Niet in bron">&rdquo;</span></p>
+<p>M. a. w., geen caste stond als zoodanig nader bij het hoogste heil
+dan een andere: de verlichting kon aan allen ten deel vallen, kon ook
+verkregen worden door den geringste des volks. Evenals Paulus
+zeide<span class="corr" id="xd20e1650" title="Niet in bron">:</span>
+&bdquo;in Christus is geen Jood noch Griek, geen slaaf noch
+vrije,&rdquo; zoo ook kon Boeddha zeggen: &bdquo;in den kring der
+monniken is geen Sudra of Vaisya, geen Kshatrya of Brahmaan.&rdquo; Was
+daarom het Boeddhisme een soort democratische beweging? Wie dat meent,
+vergeet dat de ware volgelingen monniken waren, die de maatschappij de
+maatschappij lieten en wie het alleen te doen was om het hoogste heil
+te verwerven. Niet om de verdrukten los te maken uit de ketenen van het
+castewezen, maar om rijk en arm den weg te banen tot het hoogste heil,
+daarom was het bovenal te doen<a class="noteref" id="xd20e1653src"
+href="#xd20e1653" name="xd20e1653src">37</a>. Doch, die dat hoogste
+heil gevonden hadden: zij vormden inderdaad een kring, waarin de oude
+grenzen waren weggewischt, al stonden ook hier, gelijk onvermijdelijk
+is, sommigen op den voorgrond.</p>
+<p>Daareven noemden wij reeds S&#257;riputta en Mogall&#257;na, die
+<span class="pagenum">[<a id="pb67" href="#pb67" name="pb67">67</a>]</span>beiden reeds in den aanvang van Boeddha&rsquo;s
+werkzaamheid werden gewonnen door zijn prediking en die hem trouw
+volgden tot aan hun dood, welke kort voor dien des Meesters intrad.
+Maar vooral ook moeten wij noemen Boeddha&rsquo;s neef &#256;nanda, tot
+wien de verhevene zijn laatste woorden sprak, den discipel, dien hij
+boven allen liefhad. Deze &#256;nanda was het ook, die voor
+Boeddha&rsquo;s persoon en voor zijn levensonderhoud dagelijks
+waakte.</p>
+<p>Een gansch andere rol heeft vervuld Devadatta, &#256;nanda&rsquo;s
+broeder. Dit is de Judas van het Boeddhisme, die den Meester naar het
+leven stond. &rsquo;t Schijnt dat deze leerling, door eerzucht
+gedreven, in plaats van den reeds vergrijsden meester zelf de leiding
+der gemeente in handen wilde hebben. Hij beproefde op allerlei wijze
+den verhevene uit den weg te ruimen. Doch vruchteloos; wonderen bewaren
+het leven des heiligen. Uitgezonden moordenaars worden, als zij Boeddha
+naderen, met vrees en beving geslagen; vriendelijk spreekt hij hen toe
+en zij bekeeren zich tot het geloof. Als een rotsblok Boeddha dreigt te
+verpletteren vangen twee bergspitsen het op: zoodat slechts zijn voet
+wordt gewond. Als een wilde olifant door een nauwe straat op den
+verlichte wordt losgelaten blijft hij, getroffen door de tooverkracht
+van dien &bdquo;vriendelijken denker&rdquo; eensklaps staan en wijkt
+terug.</p>
+<p>Heeft Devadatta werkelijk den verhevene naar &rsquo;t leven gestaan?
+Onwaarschijnlijk is &rsquo;t niet, al bestaat de mogelijkheid dat men
+Devadatta, die hierin van den meester afweek, dat hij veel strengere
+ascetische eischen wilde stellen, ten onrechte dergelijke moordplannen
+heeft toegeschreven.</p>
+<p>Wat die strengere ascese betreft, hij verlangde dat een monnik
+altijd in het woud zijn verblijf zou houden, terwijl Boeddha gaarne in
+de nabijheid van steden en dorpen vertoefde. Ook wilde hij dat een
+monnik slechts leven zou van wat hij op zijn rondgang verzamelde en
+geen uitnoodiging ter maaltijd van vrome leeken zou aannemen. Zijn
+gewaad, meende hij verder, mocht slechts uit opgeraapte lompen zijn
+samengenaaid, enz. Een tijdlang had dit streven eenig succes, doch
+straks leed het geheel en al schipbreuk. Eene legende verhaalt zelfs,
+dat Devadatta levend door de hel werd verslonden. Wij zagen boven
+reeds<a class="noteref" id="xd20e1667src" href="#xd20e1667" name="xd20e1667src">38</a> dat volgens de &bdquo;twaalf voorschriften&rdquo;
+inderdaad eischen, als die welke Devadatta verlangde, aan
+Boeddha&rsquo;s volgelingen werden gesteld en de vraag <span class="pagenum">[<a id="pb68" href="#pb68" name="pb68">68</a>]</span>komt bij
+ons op: Ligt er toch misschien in Devadatta iets van het
+oorspronkelijke Boeddhisme dat men later heeft trachten weg te werken
+en als ondermijning van het gezag des Meesters te doen beschouwen?
+E&eacute;n ding schijnt mij wel waarschijnlijk, namelijk, dat wij ons
+de eerste volgelingen van den Verlichte niet moeten voorstellen als
+rustig levend in hun vih&#257;ras&rsquo;,<a class="noteref" id="xd20e1672src" href="#xd20e1672" name="xd20e1672src">39</a> maar wel
+als zwervers, schamel gekleed, al kunnen wij niet aannemen, dat hun
+gewaad uit opgeraapte lompen <i>moest</i> gemaakt zijn, en evenmin dat
+zij niet ter maaltijd mochten gaan.</p>
+<p>Voor deze opvatting pleit vooral het feit, dat zij, ook nog in de
+dagen van koning Açoka, die ongeveer tweehonderd jaar na
+Boeddha&rsquo;s dood leefde, niet als zwijgende monniken in kloosters
+leefden, maar onder boomen, en er hun eer in stelden om zooveel
+mogelijk de onbekeerden door hun woord tot bekeering te brengen.</p>
+<p>De onbekeerden tot bekeering te brengen, dat geschiedde ook in de
+dagen van den verlichte zelf. Doch niet allen traden toe tot den kring
+der jongeren met zijn gestrenge eischen van kuischheid, armoede en
+gehoorzaamheid. Wij zagen dat er ook waren die, als koning
+Bimbis&#257;ra<a class="noteref" id="xd20e1685src" href="#xd20e1685"
+name="xd20e1685src">40</a> hun toevlucht namen bij Boeddha, Dharma,
+Sangha (de Verlichte, de Leer, de Gemeente), zonder hun maatschappelijk
+leven en hun huiselijk bestaan te veranderen. Zij werden de weldoeners
+en verzorgers der monniken; ook zij, als zij wandelden in eenvoud en in
+onderdrukking van aardsche hartstochten en begeerten, konden een stap
+nader komen tot het Nirv&#257;na, het hoogste heil. Zij waren voor de
+Boeddhisten wat Maria en Martha, wat een Nicodemus en Jozef van
+Arimathea waren voor Jezus en de zijnen. Ook waren zij van den aanvang
+af onmisbaar; hoe konden der wereld ontvloden monniken leven zonder
+arbeid, indien geen vrome vrienden en vriendinnen hen verzorgden van de
+nooddruft des levens?</p>
+<p>Onder die leeken-vrienden waren ook vele vrouwen. Als een type dezer
+vrome vriendinnen kunnen wij beschouwen de voortreffelijke
+Vis&#257;kh&#257;, wier beeld ons met zooveel liefde in de
+Boeddhistische overleveringen wordt geteekend. Zij was een rijke
+burgervrouw in S&#257;vatthi, de hoofdstad van het land Kosala: de
+moeder van bloeiende kinderen, de grootmoeder van vele zonen. Algemeen
+ge&euml;erd werd zij bij elken <span class="pagenum">[<a id="pb69"
+href="#pb69" name="pb69">69</a>]</span>maaltijd, bij ieder feest
+genoodigd: haar werden steeds het eerst de spijzen aangeboden, zij werd
+beschouwd als een gast, die geluk aanbrengt.</p>
+<p>In de Mah&#257;vagga vinden wij over haar het volgende verhaal, dat
+ons een aanschouwelijk beeld geeft en ons tevens doet zien, dat ook de
+Boeddhisten het woord verstonden: &bdquo;het is zaliger te geven dan te
+ontvangen.&rdquo;</p>
+<p>Op zekeren dag dan neemt Boeddha zijn maaltijd in het huis van
+Vis&#257;kh&#257;. Na den maaltijd zet deze zich naast hem neer en
+zegt: &bdquo;Acht wenschen verzoek ik van den verhevene.&rdquo;
+&bdquo;De voleindigden, Vis&#257;kh&#257;&rdquo;, luidt het antwoord,
+&bdquo;zijn te verheven om iederen wensch te kunnen vervullen.&rdquo;
+&bdquo;Doch wel wat geoorloofd is, Heer, en wat niet misprezen kan
+worden.&rdquo; &bdquo;Zoo spreek, Vis&#257;kh&#257;.&rdquo;</p>
+<p>&bdquo;Ik wensch, o heer, mijn leven lang de gemeente regengewaden
+te geven, vreemde monniken voedsel te reiken, doorreizende monniken te
+spijzigen, kranke broeders te eten te geven, ziekenverplegers te
+voeden, zieken medicijnen te geven, dagelijks rijstebrij te verdeelen
+en aan de nonnen badgewaden te schenken.&rdquo;</p>
+<p>&bdquo;Waarom vraagt gij, Vis&#257;kh&#257; deze dingen aan den
+voleindigde?&rdquo; Zij geeft daarop rekenschap, waarom zij aan deze
+wenschen zooveel waarde hecht.</p>
+<p>O. a. zegt zij. &bdquo;Een monnik die uit den vreemde komt, kent de
+wegen niet en loopt vermoeid rond om zijn aalmoezen in te zamelen.
+Heeft hij nu echter genoten, wat ik voor deze vreemdelingen bestemmen
+wil, dan kan hij eerst uitrusten en vervolgens, als hij uitgerust is,
+aalmoezen inzamelen. Dit doel, o heer, heb ik in het oog en daarom wil
+ik mijn leven lang de doortrekkende monniken voedsel geven.</p>
+<p><span class="corr" id="xd20e1704" title="Niet in bron">&bdquo;</span>En wederom, heer, een doortrekkende monnik
+zal, als hij zelf zijn voedsel moet zoeken, achterblijven van zijn
+gezelschap of, waar hij rust wilde houden, zal hij moede door de straat
+gaan. Heeft hij echter de spijzen genoten, die ik aan de doortrekkende
+monniken wil schenken, dan zal hij niet achterblijven; waar hij rust
+wil houden zal hij op tijd aankomen en uitgerust zal hij door de
+straten gaan.&rdquo;</p>
+<p>Zoo legt zij vervolgens het doel van al hare acht wenschen uit en de
+verlichte spreekt: &bdquo;Edel, Vis&#257;kh&#257;, edel handelt gij,
+dat gij, naar dezen prijs trachtend, den voleindigde bidt om vervulling
+uwer wenschen. Ik sta u, Vis&#257;kh&#257;, uwe acht wenschen
+toe.&rdquo;</p>
+<p>En dan prijst hij haar met de volgende woorden: <span class="pagenum">[<a id="pb70" href="#pb70" name="pb70">70</a>]</span></p>
+<div class="lgouter">
+<p class="line">Die spijs en drank verleent, van eed&rsquo;le
+blijdschap vol.</p>
+<p class="line">Des heil&rsquo;gen leerling, rijk aan deugden,</p>
+<p class="line">Die zonder afgunst gaven schenkt om &rsquo;t hemelsch
+loon,</p>
+<p class="line">Die smarten stilt, die vreugde steeds verspreidt,</p>
+<p class="line">Verkrijgt des hemels heerlijk lot.</p>
+<p class="line">Zij wandelt voort op &rsquo;t pad des lichts, &rsquo;t
+gepreez&rsquo;ne.</p>
+<p class="line">Van smarten vrij geniet zij langen tijd,</p>
+<p class="line">Het heerlijk loon der goede daad in &rsquo;t zalig
+hemelrijk.</p>
+</div>
+<p class="first">In deze Vis&#257;kh&#257; vonden wij een type van
+vrouwen die, zooals het in het N. Testament zou heeten &bdquo;den Heer
+dienden van hare goederen.&rdquo;<a class="noteref" id="xd20e1731src"
+href="#xd20e1731" name="xd20e1731src">41</a></p>
+<p>Overigens moeten wij niet meenen dat Boeddha de vrouwen hoog stelde,
+al is b.v. in het Boeddhistische Birma de praktijk beter dan de
+theorie. Neen, eene van de leerstukken van het Boeddhisme is dat de
+vrouw, voor zij tot het hoogste heil kan geraken, altijd weer eerst als
+man in de wereld moet komen.</p>
+<p>Toch werd de vrouw in oud-Indi&euml; ge&euml;erd. De afsluiting der
+vrouw van het maatschappelijk leven, door latere zeden gewettigd, was
+ook in het oude Indi&euml; niet zoo sterk. Integendeel, de vrouwen
+namen deel aan het geestelijk leven van hun volk: de edelste dichters
+toonen ons dat het oude Indi&euml; de waarde der vrouw gevoelde en haar
+bewonderde en eerde.</p>
+<p>Boeddha echter vond de vrouwen een gevaar: in haar waren
+verpersoonlijkt alle machten der verleiding, die den geest binden aan
+deze wereld. &bdquo;Ondoorgrondelijk&rdquo; zoo leert de moraal van een
+oude vertelling<span class="corr" id="xd20e1740" title="Niet in bron">,</span> &bdquo;verborgen, als de weg van den visch in
+het water, zoo is het wezen der vrouwen, der uitgeslapen rooverinnen,
+bij wie de waarheid moeilijk is te vinden, voor wie de leugen is als de
+waarheid en de waarheid als de leugen.&rdquo;</p>
+<p>En wat dunkt u van het volgende gesprek van Boeddha en &#256;nanda?
+De laatste vraagt: &bdquo;Hoe zullen wij ons tegenover eene vrouw
+gedragen?&rdquo; &bdquo;Haar aanblik vermijden, &#256;nanda&rdquo;.
+&bdquo;Maar als wij haar toch zien, wat moeten wij dan
+doen?<span class="corr" id="xd20e1745" title="Niet in bron">&rdquo;</span> &bdquo;Niet tot haar spreken,
+&#256;nanda.&rdquo; <span class="corr" id="xd20e1748" title="Niet in bron">&bdquo;</span>En als wij toch tot haar spreken, wat
+dan?&rdquo; &bdquo;Dan moet gij over uzelven waakzaam zijn,
+&#256;nanda.&rdquo; Boeddha ging er dan ook slechts noode&mdash;na
+herhaald aandringen zijner pleegmoeder<a class="noteref" id="xd20e1751src" href="#xd20e1751" name="xd20e1751src">42</a>&mdash;toe
+over om vrouwen als zijne leerlingen in de orde op te nemen, en gaf
+tegen <span class="pagenum">[<a id="pb71" href="#pb71" name="pb71">71</a>]</span>&#256;nanda te kennen, dat het heilige leven en de
+heilige leer zonder vrouwen 1000 jaar, met haar slechts 500 jaar zou
+kunnen bestaan.</p>
+<p>Zoo was Boeddha&rsquo;s geest: en de nonnen stonden ook altijd bij
+de monniken ten achter, zij werden geduld, veel meer ook niet.
+Merkwaardig is het dat ook in den tegenwoordigen tijd tegenover
+tallooze Boeddhistische monniken in Birma&mdash;ieder heeft daar zijn
+klooster&mdash;slechts weinige nonnen worden gevonden. En wel, omdat
+blijkbaar dat strenge en koude haar niet aantrekt. Een vrouw, zegt de
+Boeddhist in Birma ook nog heden, begrijpt het zoo niet. &rsquo;t Kan
+ons niet verwonderen als wij bedenken dat er zoo weinig gemoedelijks in
+dezen godsdienst is, hoe hoog hij overigens moge staan.</p>
+<p>Hebben wij stilgestaan bij Boeddha&rsquo;s vrienden, wij vragen
+thans, met welke vijanden had hij te strijden? Allereerst met de
+priesterlijke Brahmanen, wier instellingen en positie in strijd waren
+met zijn beginselen en die hij geenszins ontzag.</p>
+<p>Openlijk sprak toch de Verlichte het uit, dat hij aan offers geen
+waarde hechtte, ja, dat de deugd der Ah&#299;nsa (eerbied voor het
+leven) het dooden van dieren verbood. Onomwonden kwam hij op tegen den
+waan dat de Brahmaan als zoodanig nader zou staan bij het hoogste heil:
+het achtvoudige pad, dat naar Nirv&#257;na leidde, stond voor iedereen
+open.</p>
+<p>Niet minder verhief hij zich tegen het zweren bij
+schriftgeleerdheid, tegen de meening als ware het genoeg de woorden van
+de Veda&rsquo;s in het hoofd te hebben. <span class="corr" id="xd20e1765" title="Niet in bron">&bdquo;</span>Wie,<span class="corr"
+id="xd20e1768" title="Niet in bron">&rdquo;</span> zeide Boeddha,
+<span class="corr" id="xd20e1771" title="Niet in bron">&bdquo;</span>de
+liederen en spreuken der oude wijzen nabidt en zich dan zelf een wijze
+dunkt, die is even als een slaaf of gering mensch, die zich op de
+plaats stelt, waar de koning tot zijn gevolg sprak, dezelfde woorden
+bezigt en zich nu ook een koning dunkt.&rdquo;<a class="noteref" id="xd20e1774src" href="#xd20e1774" name="xd20e1774src">43</a> De scholier
+gelooft wat de meester gelooft, de meester wat hij van vroegere
+meesters ontvangen heeft.</p>
+<p>We zien hierin hoe hij het autoriteitsgeloof verwierp. Hoe hij over
+het offer dacht, daarvan hebben wij een merkwaardig verhaal, dat aldus
+luidt:</p>
+<p>Boeddha had eens een gesprek met een aanzienlijk Brahmaan, die hem
+vroeg wat de eigenschappen waren van een goed offer. Als antwoord
+verhaalt <span class="corr" id="xd20e1781" title="Bron: Boedha">Boeddha</span> dan de geschiedenis van een wijs en
+gelukkig koning uit oude dagen, die, na vele overwinningen te hebben
+behaald en de heele wereld te hebben <span class="pagenum">[<a id="pb72" href="#pb72" name="pb72">72</a>]</span>veroverd, het besluit nam
+een groot offer aan de goden te brengen. Hij liet zijn huispriester
+komen en vroeg dezen hoe hij zijn voornemen het geschiktst zou
+volvoeren.</p>
+<p>De priester vermaande hem, om v&oacute;&oacute;r zijn offer te
+brengen eerst in zijn rijk rust, welstand en veiligheid te doen wonen.
+Hij gaat dus niet tot het offeren over, voor hij alle schade heeft
+hersteld. En bij zijn offer verwoest men geen levens van bezielde
+wezens, geen rund of schaap wordt geslacht. De dienaren des konings
+doen hun werk bij het offer niet onder tranen en door dwang: vreezend
+voor den stok der opzieners: ieder doet vrijwillig, wat zijn eigen hart
+hem ingeeft. Melk, olie en honig worden aangebracht en zoo wordt het
+offer des konings der godheid geboden.</p>
+<p>Er is echter, zegt Boeddha, nog een hooger en gezegender offer, ook
+gemakkelijk te brengen: als men gaven schenkt aan vrome monniken,
+woonplaatsen verschaft aan Boeddha en zijn gemeente<span class="corr"
+id="xd20e1790" title="Niet in bron">.</span></p>
+<p>En nog hooger offer is het: als men met een geloovig hart bij
+Boeddha, bij de leer en bij de gemeente (Boeddha, Dharma, Sangha) zijn
+toevlucht neemt, als men geen wezen van het leven berooft, leugens en
+bedrog verre van zich houdt.</p>
+<p>Nog hooger offer is het, als men als monnik van vreugde en leed
+beide afscheid neemt en in heilige rust peinzend zich verdiept.</p>
+<p>Het hoogste offer dat een mensch kan brengen en tevens de grootste
+zegen, die hij kan verwerven is echter: als hij de verlossing bereikt
+en de zekerheid krijgt: ik zal niet weer tot deze wereld terugkeeren.
+Dat is de hoogste voleindiging van alles wat offer heet.</p>
+<p>De Brahmaan, die zelf een groot offer had willen brengen en honderde
+dieren daarvoor in gereedheid hield, nam geloovig deze prediking aan en
+sprak: <span class="corr" id="xd20e1801" title="Niet in bron">&bdquo;</span>Ik neem mijn toevlucht bij Boeddha, bij de
+leer en bij de gemeente.&rdquo; &bdquo;De dieren&rdquo;, zoo sprak hij,
+&bdquo;laat ik vrij, mogen zij het groene gras genieten, koel water
+drinken, moge de frissche wind hen omzweven.&rdquo;</p>
+<p>Nam Boeddha het op tegen het brengen van offers, misprees hij den
+castengeest en het gezagsgeloof, niet minder stond hij tegenover vele
+asceten, die in eindelooze zelfkwelling en zelfkastijding den weg des
+heils meenden te bereiken. Hij immers wist uit eigen smartelijke
+ervaring dat zichzelf te kwellen vruchteloos was. Hem was het geworden
+tot een heilige zekerheid, dat geen vasten de aardschgezinde gedachten
+of hartstochten doet verdwijnen. <span class="pagenum">[<a id="pb73"
+href="#pb73" name="pb73">73</a>]</span></p>
+<p>Neen, het werken aan opbouwing van zijn geestelijk leven, het
+trachten naar kennis, dat is het, wat de overwinning geeft en de kracht
+tot dezen goeden strijd vindt men in een leven, dat even ver verwijderd
+is van weelde als van ontbering en zichzelf opgelegde smart. Zoo waren
+de gedachten van Boeddha, die tegenover de ziekelijke afdwalingen van
+het Indische ascetisme op den naam van gezonde opvattingen mogen
+aanspraak maken.</p>
+<p>Boeddha staat hier tegenover zijn tijdgenooten als de man van
+praktijk en gezond verstand. Moeten wij dat echter zoo verstaan, dat
+hij feitelijk alle geloof aan God en een hooger leven als bijgeloof
+verwierp? Sommigen oordeelen zoo en geven ons van Boeddha een beeld als
+van een godloochenaar of minstens een positivist uit langvervlogen
+dagen. Feitelijk, zoo roepen zij ons toe, geloofde Boeddha aan geen God
+en geen volgend leven. Zijn Nirv&#257;na, het einddoel, was eigenlijk
+het ophouden van alle bestaan, zijn God was slechts de eeuwige wet van
+oorzaak en gevolg, waarvan alleen &rsquo;t Nirv&#257;na verlost.</p>
+<p>Wij zullen wellicht later nog uitvoeriger op deze belangrijke punten
+terug komen. Nu merken wij alvast op: 1<sup>e</sup> dat het
+Boeddhistische geschrift, Brahmajala sutta geheeten, waarin vooral
+Boeddha als een soort scepticus optreedt, door vele bevoegde
+beoordeelaars niet gerekend wordt tot de geschriften van het
+oorspronkelijk Boeddhisme, maar van de zoogenaamde Mahayana, (de groote
+overtocht) een latere ontwikkeling (of verbastering?) van
+Boeddha&rsquo;s leer, en dat er een sterk en welgegrond vermoeden
+bestaat, dat de invloed der Mahayana bij meer geschriften, die een
+gelijken indruk van Boeddha ons geven, is in het spel geweest.</p>
+<p>2<sup>e</sup>. dat wij zeer eigenaardige episoden uit
+Boeddha&rsquo;s leven bezitten, waarin een gansch andere geest
+doorstraalt, en waaruit wij de conclusie trekken, dat Boeddha met dat
+komen tot de verlossing, dat hij, zooals wij daareven zagen aanprijst
+als het hoogste offer, niet bedoelt een verlost worden van het bestaan,
+maar het verheven zijn boven het koortsachtige, rustelooze, dat het
+zoeken van het eigen ik aan &rsquo;t leven geeft, een zijn, dat zoo
+verheven is, dat ook Boeddha zich aan geen beschrijving waagt, en dat
+hij het niet vergeleken wil hebben met leven in den meer gewonen zin
+des woords. Willen wij trouwens voor het woord Nirv&#257;na een
+Nederlandsch gewaad zoeken, dan moeten wij bedenken dat het staat,
+geenszins tegenover leven, maar tegenover dorst <span class="pagenum">[<a id="pb74" href="#pb74" name="pb74">74</a>]</span>(trishna) tegenover het begeeren, dat altijd weer
+de ziel verteert en onrustig maakt. En dan drukt het woord dat F.
+Ortt<a class="noteref" id="xd20e1824src" href="#xd20e1824" name="xd20e1824src">44</a> er voor geeft &bdquo;de groote vrede&rdquo;, het
+best Boeddha&rsquo;s gedachten uit.</p>
+<p>Doch laten wij tot bevestiging van onze opvatting Boeddha&rsquo;s
+getuigenis zelve hooren. Boeddha dan verklaart zekeren asceet en
+philosoof Makkhali Gos&#257;la voor den ergsten aller
+dwaalleeraars.<a class="noteref" id="xd20e1829src" href="#xd20e1829"
+name="xd20e1829src">45</a></p>
+<p>Wat nu leerde deze? O. a. dat de mensch geen vrijen wil had. Hij
+zeide namelijk: &bdquo;Er is geen macht (om te handelen), er is geen
+kracht, de mensch heeft geen invloed, alle wezens, alles wat ademt, al
+wat is, al wat leeft is onmachtig, machteloos, krachteloos, door
+toeval, door leiding, door natuur wordt het naar zijn doel
+gevoerd.&rdquo;</p>
+<p>&bdquo;Ieder wezen,&rdquo; leerde deze leeraar verder, &bdquo;maakt
+een bepaald aantal wedergeboorten door, aan wier slot zoowel de dwaas
+als de wijze het einde des lijdens bereikt.&rdquo;</p>
+<p>Had Boeddha z&oacute;&oacute; over diens leer kunnen spreken als hij
+zelf een verkapt loochenaar van God en een hoogere wereld was geweest?
+Immers neen. En wat dunkt u, lezer, van de volgende gelijkenis van den
+verhevene?</p>
+<p>Eens, zoo sprak Boeddha, was daar een blind geboren man, die zeide:
+&bdquo;Ik kan niet gelooven in een wereld van verschijnselen. Kleuren
+die helder of dof zijn bestaan niet. Daar is geen zon, geen maan, geen
+sterren. Niemand heeft daarvan goede getuigenis.&rdquo; Zijn vrienden
+beknorden hem, doch hij herhaalde dezelfde woorden.</p>
+<p>In die dagen was daar een Rishi, die het &bdquo;innerlijk
+gezicht&rdquo; had, hij ontdekte op de helling van de Himalaya vier
+kruiden, die de macht hadden om den man, die blind geboren was te
+genezen. Hij zocht die op, bereidde ze met zijn tanden en diende ze
+toe. Eensklaps riep de blindgeborene: &bdquo;Ik zie kleuren en
+verschijnselen. Ik zie schoone boomen en bloemen. Ik zie de heldere
+zon. Niemand heeft ooit te voren zoo iets aanschouwd.&rdquo;</p>
+<p>Daarop kwam er een heilig man tot den blind geboorne en sprak tot
+hem: &bdquo;Gij zijt ijdel en trotsch en bijna even blind als voorheen.
+Gij ziet de buitenzijde der dingen, niet de binnenzijde. Hij, wiens
+bovennatuurlijke zintuigen zijn ontwaakt ziet de lazuren velden van de
+Boeddha&rsquo;s van het verleden, <span class="pagenum">[<a id="pb75"
+href="#pb75" name="pb75">75</a>]</span>hij hoort hemelsche geluiden op
+vijf yogana&rsquo;s afstand. Ga naar een woestijn, of een woud, of een
+hol in de bergen en overwin uw dorst naar aardsche dingen.&rdquo;</p>
+<p>De blindgeboorne gehoorzaamde en de parabel eindigt met deze
+uitlegging: &bdquo;Boeddha is de oude Rishi, de vier kruiden zijn de
+vier groote waarheden.&rdquo;<a class="noteref" id="xd20e1849src" href="#xd20e1849" name="xd20e1849src">46</a> Hij brengt de menschen van het
+lager leven af en opent de oogen der blinden.</p>
+<p>Wij zien duidelijk hieruit, dat ook het mystieke&mdash;trouwens wij
+mogen hier, gelet op wat de wetenschap in onze dagen leert over
+telepathie, clairvoyance enz. en op wat getuigenissen uit alle eeuwen
+bevestigen, van gezonde mystiek spreken&mdash;bij Boeddha geenszins
+ontbrak en dat het doel dat hij zich met zijn leerlingen voorstelde
+geen ander was dan hen van het aardsche los te maken en tot het hooger
+leven te brengen. In dat denkbeeld worden wij bevestigd door de Samana
+Phala Sutta.<a class="noteref" id="xd20e1854src" href="#xd20e1854"
+name="xd20e1854src">47</a> Daar leert Boeddha ongeveer het
+volgende:</p>
+<p><span class="corr" id="xd20e1858" title="Niet in bron">&bdquo;</span>De mensch heeft een lichaam, saamgesteld
+uit de vier elementen.</p>
+<p><span class="corr" id="xd20e1862" title="Niet in bron">&bdquo;</span>Dit lichaam is de vrucht van de
+vereeniging van zijn vader en van zijn moeder. Het wordt gevoed met
+rijst en meelpap en kan worden verminkt, gekruisigd, vernietigd. In dit
+vergankelijk lichaam is des menschen verstand geketend. De asceet,
+zichzelf dus opgesloten gevoelend, richt zijn geest op het scheppen van
+een vrijer hulsel.</p>
+<p><span class="corr" id="xd20e1866" title="Niet in bron">&bdquo;</span>In gedachten stelt hij zich voor een ander
+lichaam, geschapen naar het beeld van dit stoffelijke, met een vorm,
+organen en leden. Dit lichaam staat tot het stoffelijke als het zwaard
+tot de scheede, of als de slang tot de mand waarin zij is opgesloten.
+De asceet dan, gereinigd en volmaakt, begint bovennatuurlijke krachten
+te ontwikkelen. Hij vindt zich in staat om door materieele hindernissen
+als muren en wallen heen te dringen, hij kan zijn beeld zichtbaar maken
+op meerdere plaatsen te gelijk, hij kan op het water wandelen zonder er
+in te zinken, hij kan door de lucht vliegen als een grootvleugelige
+valk, ja, hij kan deze wereld verlaten en die van Brahm&#257; zelf
+bereiken. Door deze kracht van zijn wil verwerft hij zich nog een ander
+vermogen: evenals de ivoordraaier een olifantstand bewerkt volgens zijn
+phantasie, zoo kan ook hij door zijn gedachten beelden
+oproepen<a class="noteref" id="xd20e1869src" href="#xd20e1869" name="xd20e1869src">48</a>. Hij <span class="pagenum">[<a id="pb76" href="#pb76" name="pb76">76</a>]</span>verkrijgt het vermogen om te hooren
+de geluiden der onzienlijke wereld even duidelijk als die van de
+zienlijke wereld&mdash;ja nog duidelijker. Ook is hij&mdash;door de
+macht van Man&#257;s<a class="noteref" id="xd20e1874src" href="#xd20e1874" name="xd20e1874src">49</a>&mdash;in staat de meest geheime
+gedachten van anderen te lezen en hun karakter te zien. Hij kan zeggen:
+&bdquo;Hier is een geest, door hartstocht bestuurd, daar is een geest,
+die bevrijd is (van de hartstocht). Deze man heeft eed&rsquo;le
+doeleinden, die man heeft geen doel in het oog.&rdquo; Evenals een kind
+zijn oorringen in het water ziet en zegt: &bdquo;Dit zijn mijn
+oorringen&rdquo;, zoo erkent de gereinigde asceet de waarheid. Voorts
+komt dan over hem de gave van het &bdquo;goddelijk gezicht&rdquo; en
+hij omvat met zijn blik al wat menschen doen op aarde en na hun dood en
+wanneer zij wederom geboren zijn. Dan ontsluiert hij de geheimen van
+het heelal en waarom de menschen ongelukkig zijn en hoe hun ongeluk kan
+ophouden.&rdquo;</p>
+<p>Zien wij hierin niet, dat het geenszins aangaat Boeddha voor een
+atheïstisch gekleurd vrijdenker te houden?<a class="noteref" id="xd20e1879src" href="#xd20e1879" name="xd20e1879src">50</a> Men hoore
+ook het volgende uit de Tevigga Sutta, een ander Cingaleesch werk.</p>
+<p>Toen Boeddha te Manas&#257;kata vertoefde, in het mangowoud, kwamen
+tot hem drie Brahmanen, in de Veda&rsquo;s wel onderwezen, om hem te
+raadplegen over de vereeniging met den eeuwigen Brahm&#257;. Zij vragen
+hem of zij op den rechten weg zijn om die vereeniging te bereiken.
+Boeddha antwoordt niet rechtstreeks. Hij onderstelt een vreemd geval.
+Een man is verliefd geworden op de allerschoonste vrouw van het land.
+Dag en nacht droomt hij van haar, doch, nimmer heeft hij haar
+aanschouwd. Hij weet niet of zij lang is of kort, of zij tot de
+Brahmanen of tot de Sudra&rsquo;s behoort, of zij blank is of bruin,
+zelfs haar naam kent hij niet.</p>
+<p>Dan vraagt hij de Brahmanen of dit verhaal over die vrouw een wijze
+of een dwaze vertelling is. Zij erkennen dat het
+&bdquo;zottepraat&rdquo; is. Boeddha past nu dezelfde redeneering op de
+Brahmanen zelf toe. En de Brahmanen, onderwezen in de drie
+Veda&rsquo;s, moeten bekennen, dat zij Brahm&#257; nimmer hebben
+gezien, niet weten of hij lang is of kort, noch iets wezenlijks omtrent
+hem en dat alles wat zij zeggen over <span class="pagenum">[<a id="pb77" href="#pb77" name="pb77">77</a>]</span>vereeniging met hem,
+dwaze praat is. Zij gaan een trap op, waarin eene kromming is en weten
+niet of zij een woning of een afgrond zullen bereiken. Zij staan op den
+oever eener rivier en roepen den anderen oever op om tot hen te
+komen.</p>
+<p>Was Boeddha de atheïstische leermeester, dien velen in hem
+zien, dan had hij hier een schoone gelegenheid gehad om zijn inzichten
+te doen kennen. De Brahmanen, had hij dan kunnen zeggen, weten niets
+van Brahm&#257;, om de eenvoudige reden, dat zulk een wezen niet
+bestaat. Doch juist dit doet Boeddha geenszins. Hij tracht te bewijzen
+dat de Brahmanen daarom niets weten van Brahm&#257;, omdat deze zuiver
+geestelijk is en zij zuiver stoffelijk zijn.</p>
+<p>Vijf sluiers, zegt Boeddha, bedekken Brahm&#257; voor het sterfelijk
+oog. Zij zijn:</p>
+<ul>
+<li>1. De sluier van lust en begeerte.</li>
+<li>2. De sluier van boosheid.</li>
+<li>3. De sluier van luiheid en traagheid.</li>
+<li>4. De sluier van trots en eigengerechtigheid.</li>
+<li>5. De sluier van twijfelzucht.</li>
+</ul>
+<p>Dan gaat Boeddha voort en vraagt:</p>
+<p>&bdquo;Bezit Brahm&#257; vrouwen en rijkdom?&rdquo;</p>
+<p>&bdquo;Neen, Gautama&rdquo; antwoordt V&#257;settha de Brahmaan.</p>
+<p>&bdquo;Is zijn geest vol van toorn, of vrij van toorn?&rdquo;</p>
+<p>&bdquo;Vrij van toorn, Gautama.&rdquo;</p>
+<p>&bdquo;Vol van boosheid, of vrij van boosheid?&rdquo;</p>
+<p>&bdquo;Vrij van boosheid, Gautama.&rdquo;</p>
+<p>&bdquo;Is zijn geest bedorven, of zuiver?&rdquo;</p>
+<p>&bdquo;Zuiver, Gautama.&rdquo;</p>
+<p>&bdquo;Heeft hij zelfbeheersching, of niet?&rdquo;</p>
+<p>&bdquo;Hij heeft die, Gautama.&rdquo;</p>
+<p>Dan doet hij de Brahmanen vragen over henzelven:</p>
+<p>&bdquo;Zijn de Brahmanen, geleerd in de drie Veda&rsquo;s, zijn zij
+in het bezit van rijkdom, of zijn zij dat niet?&rdquo;</p>
+<p>&bdquo;Zij zijn het, Gautama.&rdquo;</p>
+<p><span class="corr" id="xd20e1938" title="Niet in bron">&bdquo;</span>Dragen zij iemand een kwaad hart toe, of
+niet<span class="corr" id="xd20e1941" title="Niet in bron">,</span>
+Gautama?&rdquo;</p>
+<p>&bdquo;Zij doen dat, Gautama.&rdquo;</p>
+<p>&bdquo;Zijn zij zuiver van hart of niet?&rdquo;</p>
+<p>&bdquo;Zij zijn het niet, Gautama.&rdquo;</p>
+<p>&bdquo;Hebben zij heerschappij over zichzelf, of niet?&rdquo;</p>
+<p>&bdquo;Zij hebben die niet, Gautama.&rdquo;</p>
+<p>Deze antwoorden stellen, gelijk men begrijpt, in het licht, dat er
+geen vereeniging kan bestaan tusschen zoo verschillende wezens als
+Brahm&#257; en de Brahmanen. Brahm&#257; is vrij <span class="pagenum">[<a id="pb78" href="#pb78" name="pb78">78</a>]</span>van alle
+verkeerdheid, zondeloos, zichzelf meester, dus kan alleen hij, die
+zonder zonde is, hopen met hem in overeenstemming te komen.
+V&#257;settha stelt vervolgens deze vraag: &bdquo;Mij is gezegd
+Gautama, dat de asceet Gautama den weg weet tot den staat van
+vereeniging met Brahm&#257;?&rdquo;</p>
+<p>&bdquo;Ik ken Brahm&#257; V&#257;settha&rdquo;, is Boeddha&rsquo;s
+antwoord, &bdquo;ik ken de wereld van Brahm&#257;, en den weg die er
+heenvoert.&rdquo;</p>
+<p>Daarop vraagt de verootmoedigde, in de drie Veda&rsquo;s onderwezen
+Brahmaan, aan Boeddha: hem den weg te wijzen tot den staat van
+vereeniging met Brahm&#257;.</p>
+<p>Boeddha geeft een uitvoerig antwoord: een scherpe tegenstelling
+makend tusschen het hooge en het lage Brahmanendom, tusschen de
+&bdquo;aan huizen gehechte&rdquo; en de &bdquo;huislooze&rdquo;
+Brahmanen. Die eersten, de huis-Brahmanen, zijn ruw, zinlijk, gierig,
+onoprecht. Om winst beoefenen zij de zwarte kunst, de waarzeggerij en
+bedrog. Zij weten bij koningen gehoor te krijgen, broeden oorlogen uit,
+voorspellen overwinningen, offeren levens op, berooven de armen. Als
+een tegenbeeld daarvan schildert hij den kluizenaar, die alle
+wereldsche dingen heeft verzaakt en zuiver, zichzelf meester, gelukkig
+is.</p>
+<p>Om dit hooger leven aan de menschen te leeren wordt &bdquo;van tijd
+tot tijd een Tath&#257;gatha (voleindigde) in de wereld geboren,
+gezegend en waardig, overvloeiende van kennis, een gids voor dwalende
+stervelingen. Hij ziet aangezicht tot aangezicht het gansch heelal, de
+geesten-wereld van Brahm&#257; en die van <span class="corr" id="xd20e1967" title="Bron: Mara">M&#257;ra</span>, den verzoeker. Hij
+deelt aan anderen zijne kennis mede. De eerste &bdquo;huislooze&rdquo;
+door hem onderricht doet zijn geest een vierde der wereld doordringen
+met erbarming, sympathie en gelijkmoedigheid, verreikend, groot,
+bovenmatig.&rdquo;<a class="noteref" id="xd20e1970src" href="#xd20e1970" name="xd20e1970src">51</a></p>
+<p>&bdquo;Waarlijk, dit is, o V&#257;settha, de weg tot den staat van
+vereeniging met Brahm&#257;&rdquo; en hij verkondigt dat <span class="corr" id="xd20e1975" title="Niet in bron">&bdquo;</span>de Bhikshu of
+Boeddhistische bedelmonnik, die vrij is van toorn, vrij van
+kwaadwilligheid, zuiver van geest, meester over zichzelf, na zijn dood,
+als het lichaam ontbonden is, met Brahm&#257; zal vereenigd
+worden.&rdquo; De Brahmanen gevoelen dan de volle kracht van dit woord.
+Boeddha is in hun oog geen afbreker, maar een behouder van het geloof.
+Hij houdt het met den ouden geestelijken godsdienst tegenover alles
+m&ecirc;esleepende nieuwigheidsleeraars. <span class="pagenum">[<a id="pb79" href="#pb79" name="pb79">79</a>]</span></p>
+<p>&bdquo;Gij hebt overeind gezet, wat was ter neder geworpen&rdquo;
+zeggen zij tot hem.</p>
+<p>Zoo zien wij hier Boeddha als diengene, die den geestelijken
+godsdienst weer opricht, door de Brahmanen onder vormen verstikt,
+evenals Jezus weer opvatte wat door Isra&euml;ls profeten, die de
+eischen des levens op den voorgrond stelden was geleerd, doch door de
+Joodsche schriftgeleerdheid was nedergeworpen.</p>
+<p>Doch hij deed nog meer, dat ons aan Jezus doet denken. Evenals deze
+ons geteekend wordt vol liefde voor gevallenen en verworpenen zoo
+hebben wij ook van het licht van Azi&euml; treffende verhalen, die in
+het licht stellen zijn liefde ook voor ver verdoolden.</p>
+<p>In de Chineesche Dhammapada lezen wij van een schoone zondares, die
+van Boeddha had vernomen en die op weg ging om zijne prediking te
+hooren. Op weg zag zij echter in een bron haar schoon gelaat en zij was
+niet in staat om haar goede voornemen uit te voeren. Toen zij
+terugkeerde, werd zij ingehaald door een andere courtisane, schooner
+nog dan zij zelve, en zij reisden te zamen. Toen zij een oogenblik
+rustten bij een andre bron, werd de vreemdelinge door slaap bevangen en
+legde zij haar hoofd op den schoot van haar medereizigster. Eensklaps
+werd het schoon gelaat wasbleek als een lijk, een walgelijk lokaas voor
+afschuwelijke insecten. De vreemdelinge toch was de groote Boeddha
+zelf, die deze gestalte had aangenomen om de arme Pundar&#299; te
+bekeeren.</p>
+<p>&bdquo;Daar is een schoonheid, die gelijkt op een fraaie kruik met
+vuil gevuld: een schoonheid die aan oogen, neus, mond, lichaam
+toebehoort. Het is die vrouwelijke schoonheid, welke leed brengt,
+huisgezinnen verdeelt, kinderen doodt&rdquo;.</p>
+<p>Deze woorden voorzeker, door den Meester bij een andere gelegenheid
+geuit, geven den zin weder van dit verhaal en drukken den geest des
+Meesters uit.</p>
+<p>Wij zagen reeds dat deze noch aan offers, noch aan zelfkastijding
+waarde hechtte, daar dit de weg niet kon zijn om verlost te worden van
+het lijden.</p>
+<p>Daartegenover legde hij allen nadruk op het streven van den mensch
+zelf. &bdquo;Werk uws zelfs zaligheid&rdquo; dat kan een spreuk wezen
+van Boeddha evengoed als &bdquo;In eigen hand ligt eigen lot.&rdquo;
+Een en ander leert hij dan ook uitdrukkelijk, geen uitwendige
+ceremoni&euml;n kunnen baten, geen geloof of gebed kan het doen, zelf
+moet de mensch den weg bewandelen tot het <span class="pagenum">[<a id="pb80" href="#pb80" name="pb80">80</a>]</span>heil. &bdquo;Ook de
+Tath&#257;gatha&rsquo;s zijn enkel predikers, zelf moet gij een poging
+doen.&rdquo;<a class="noteref" id="xd20e1998src" href="#xd20e1998"
+name="xd20e1998src">52</a></p>
+<p>Nauw in verband met deze meer verhevene opvatting van het heil staat
+zijne erkenning van de onafwendbare gevolgen die het kwaad heeft op des
+menschen persoonlijkheid zelve: slechts onze tijd heeft hem hierin
+ge&euml;venaard. Wel leert Boeddha geen eeuwige straf: ook aan
+Devadatta, den Judas van het Boeddhisme wordt vergiffenis geschonken,
+doch, Boeddha kan de gevolgen van zijn booze daden niet wegnemen, deze
+moeten langzamerhand worden opgeheven in de zuiveringsprocessen van het
+hiernamaals. Boeddha kent niet de theorie dat een dwaze dweeper op zijn
+sterfbed eensklaps de rijke liefde en de verheven kennis van een engel
+zou deelachtig worden. In een volgend leven komt iemand juist in zulk
+een toestand van geest en gemoed, als die waarin hij voordezen
+verkeerde, anders is zijn persoonlijkheid verwoest. Dat noemt men de
+wet der gerechtigheid (Karma).</p>
+<p>Deze leer van Boeddha is grillig verdraaid door sommigen van zijn
+volgelingen, doch zijn eigen woorden zijn snijdend klaar:</p>
+<p>&bdquo;Een fout, welke men bedreven heeft is als melk, die niet op
+&eacute;&eacute;ns zuur wordt. Langzaam en zachtkens, als vuur onder de
+asch zal zij den dwaas verderven. Beide een goede en een slechte daad
+moeten rijp worden en hunne onvermijdelijke vruchten
+voortbrengen.<a class="noteref" id="xd20e2007src" href="#xd20e2007"
+name="xd20e2007src">53</a>&rdquo;</p>
+<p>Hoe Boeddha dit meent, heeft hij aangewezen in een schoone
+gelijkenis. Daarin worden de gevolgen van het kwaad afgebeeld als een
+ijzeren vesting der kwelling en de zonden als schoone vrouwen, die den
+mensch naar dezen zijnen ondergang lokken.</p>
+<p>Alles in dit verhaal doet bij den eersten aanblik denken aan een
+tooversprookje uit de Duizend en Een Nacht (trouwens we zien dikwijls
+diepe waarheden in zulk een po&euml;tischen vorm gehuld door de
+Indi&euml;rs), koel wuiven de palmen van een schoon eiland en in een
+heerlijk paleis wordt de slechte zoon, die naar goud zoekt, door
+vrouwen van bovenaardsche bekoorlijkheid bewaaierd. Hij heeft gesmaakt
+de onwaardige genietingen van K&#257;maloça (de lagere wereld)
+en geniet ze voor een tijd. Van eiland tot eiland gaat de reiziger
+voort, ieder volgend eiland is schooner dan het vorige, maar ieder
+<span class="pagenum">[<a id="pb81" href="#pb81" name="pb81">81</a>]</span>is weer dichter bij de stad der boete, de stad met
+ijzeren muren. Doch: die hem daarheen drijft is geen Ahriman, geen
+duivel: neen, de wet van oorzaak en gevolg drijft hem voort. Evenwel:
+daar is geen duivel, dien Boeddha niet kan verzachten, zelfs tot in de
+hel Av&#299;chi is er geen schuilhoek, waar zijn groote liefde niet kan
+doordringen.</p>
+<p>Elk, zoo laat Edwin Arnold<a class="noteref" id="xd20e2018src" href="#xd20e2018" name="xd20e2018src">54</a>, den Boeddha zeggen, en wij
+nemen die woorden over omdat zij zoo goed zijn geest uitdrukken:</p>
+<div class="lgouter">
+<div class="lg">
+<p class="line">Elk heerscht in eigen kring, zoo mensch als God,</p>
+<p class="line">Want al wat leeft, daarboven, hier omlaag,</p>
+<p class="line">&rsquo;t Zij groot of klein, schept door zijn eigen
+d&acirc;an</p>
+<p class="line">Zijn lot, zijn lust, zijn plaag.</p>
+</div>
+<div class="lg">
+<p class="line">Wat was, bepaalt wat is of worden zal,</p>
+<p class="line">Het beet&rsquo;re, &rsquo;t mind&rsquo;re,
+ontwikkeling, nieuw begin...</p>
+<p class="line">In blijde heem&rsquo;len oogsten d&rsquo;englen
+&rsquo;t loon,</p>
+<p class="line">Van eed&rsquo;le daden in;</p>
+</div>
+<div class="lg">
+<p class="line">In d&rsquo;onderwereld dragen duiv&rsquo;len &rsquo;t
+pak</p>
+<p class="line">Van vroeger boos bedrijf. Het goede, &rsquo;t
+kwaad,</p>
+<p class="line">&rsquo;t Wordt alles door den tijdstroom
+meegevoerd,</p>
+<p class="line">Niets blijft in d&rsquo;eigen staat.</p>
+</div>
+</div>
+<p class="first">en zegt hij later van die wet der gerechtigheid,
+(Karma):<a class="noteref" id="xd20e2051src" href="#xd20e2051" name="xd20e2051src">55</a></p>
+<div class="lgouter">
+<p class="line">Zoo dwingt haar wet ons tot gerechtigheid<span class="corr" id="xd20e2057" title="Niet in bron">.</span></p>
+<p class="line">Niet &eacute;&eacute;n kan haar weerstaan. Volgt haar
+gedwee,</p>
+<p class="line">Liefde is haar innigst wezen en het doel,</p>
+<p class="line">Dat zij beoogt: Volmaking, Rust en Vr&ecirc;e.</p>
+</div>
+<p class="first">Liefde is haar innigst wezen. Zij was ook het innigst
+wezen van den Boeddha. Al zien wij in zijn persoon niet dat
+gemoedsleven dat een Jezus kenmerkt, toch vervult ons de gestalte van
+dien koningszoon, die alle aardsche banden breekt om der menschheid het
+heil te prediken, die vol is van medelijden, met diepen eerbied en wij
+kunnen ons begrijpen dat zijn volgelingen zeiden dat hij was
+&bdquo;God, geopenbaard in de gestalte van barmhartigheid.&rdquo;</p>
+<p>Wij kunnen ons niet voorstellen dat zijn beeld, ons zoo treffend
+geteekend, slechts een mythe zou zijn: er moet een <span class="pagenum">[<a id="pb82" href="#pb82" name="pb82">82</a>]</span>verheven
+karakter zijn geweest om denkbeelden te verkondigen, die zoo ver waren
+verheven boven zijn tijd.</p>
+<p>Nooit verandert zijn verheven welwillendheid. Hij bekeert de
+verdorvenste zondaars. Hij spreekt tot de dochters der zonde. Als hij
+de aarde bezoekt is het licht tot in de diepste der hellen, hij maakt
+duivelen en goede menschen beide gelukkig. Een dwaas beleedigt hem.
+&bdquo;Mijn zoon&rdquo; antwoordt hij &bdquo;beleediging tegen den
+hemel is als speeksel, dat men tegen het uitspansel richt: het keert
+terug op wie het uitwerpt.&rdquo;</p>
+<p>&bdquo;Een Tath&#257;gatha,&rdquo; zegt hij tot zijne leerlingen,
+&bdquo;kan door slechte daden en beleedigingen niet worden vertoornd:
+deze kunnen alleen zijn barmhartigheid en liefde
+verdubbelen.&rdquo;</p>
+<p>Bedenken wij nu daarbij dat het beginsel der vergelding (oog om oog,
+tand om tand) de politiestok was voor de maatschappij van die dagen,
+dat oorlog, plundering en wraak aan geheele kringen eigen waren als
+dagelijksch bedrijf en broodwinning, hoe verheven klinken ons dan tegen
+woorden als deze:</p>
+<p>&bdquo;Slechts door liefde bedwingen wij wrok. Door goed alleen
+overwinnen wij kwaad. De heele wereld vreest geweld. Alle menschen
+beven in tegenwoordigheid van den dood. Doe aan anderen wat gij wilt
+dat zij u zouden doen. Dood niet. Veroorzaak geen dood.</p>
+<p><span class="corr" id="xd20e2082" title="Niet in bron">&bdquo;</span>Zeg geen harde woorden tot uw buurman. Hij
+toch zal u antwoorden in denzelfden toon.</p>
+<p><span class="corr" id="xd20e2086" title="Niet in bron">&bdquo;</span>Zij die zeggen: &bdquo;Ik ben verongelijkt
+en uitgetart, ik ben geslagen en geplunderd&rdquo; zullen nooit
+ophouden te haten.</p>
+<p><span class="corr" id="xd20e2090" title="Niet in bron">&bdquo;</span>Wat de haat in de wereld kan doen ophouden
+is niet de haat, maar de afwezigheid van haat.</p>
+<p><span class="corr" id="xd20e2094" title="Niet in bron">&bdquo;</span>Als gij&mdash;evenals een trompet, die in
+den krijg is vertreden&mdash;geen klagelijk geluid meer voortbrengt,
+dan hebt gij Nirv&#257;na bereikt.</p>
+<p><span class="corr" id="xd20e2098" title="Niet in bron">&bdquo;</span>Stil zal ik misbruik verduren evenals de
+strijd-olifant de pijl van den schutter ontvangt.</p>
+<p><span class="corr" id="xd20e2102" title="Niet in bron">&bdquo;</span>De mensch, die ontwaakt is, gaat niet op
+wraak uit, maar vergeldt met vriendelijkheid zelfs wie hem onrecht
+doet: evenals de sandelboom zijn geur nog meedeelt aan de bijl van den
+houthakker, die hem velt.&rdquo;</p>
+<p>Hebben deze schoone uitspraken vooral betrekking op het kwaad met
+goed vergelden, de volgende die zich op verschillend gebied bewegen
+zijn niet minder merkwaardig.</p>
+<p>&bdquo;De zwanen gaan op het pad der zon. Zij gaan door de lucht,
+dank zij hun wonderbare macht. Zoo gaan de wijzen <span class="pagenum">[<a id="pb83" href="#pb83" name="pb83">83</a>]</span>deze
+wereld uit, als zij M&#257;ra en diens gezelschap hebben
+overwonnen.</p>
+<p><span class="corr" id="xd20e2113" title="Niet in bron">&bdquo;</span>Niet door uitwendige daden is men een
+(waar) asceet (Sam&#257;na).</p>
+<p><span class="corr" id="xd20e2117" title="Niet in bron">&bdquo;</span>Niet de tonsuur maakt van den onopgevoeden
+mensch een Sam&#257;na.</p>
+<p><span class="corr" id="xd20e2121" title="Niet in bron">&bdquo;</span>Geen regenbui van goudstukken kan de lust
+ooit voldoen.</p>
+<p><span class="corr" id="xd20e2125" title="Niet in bron">&bdquo;</span>Een mensch is geen Bhikshu alleen omdat
+hij aalmoezen vroeg, geen Muni<a class="noteref" id="xd20e2128src"
+href="#xd20e2128" name="xd20e2128src">56</a> omdat hij stilzwijgt. Niet
+door discipline en geloften, niet door groote geestelijke kennis, niet
+door alleen te slapen, niet door heilige inspiratie, kan ik die
+vrijheid verkrijgen, welke geen wereldling kent. De ware Sam&#257;na is
+hij, die alle kwaad ter rust heeft gebracht. Indien een mensch in den
+strijd duizend maal duizend man overwint en een ander overwint
+zichzelf, dan is de laatste de grootste overwinnaar.</p>
+<p><span class="corr" id="xd20e2132" title="Niet in bron">&bdquo;</span>Weinigen zijn er die aankomen aan de
+overzijde, de meesten loopen langs den oever heen en weer.</p>
+<p><span class="corr" id="xd20e2136" title="Niet in bron">&bdquo;</span>Laat de dwaas verlangen naar een
+waardelooze reputatie, naar voorrang onder de Bhikshu&rsquo;s, naar
+heerschappij in de kloosters, naar vereering door andere menschen.</p>
+<p><span class="corr" id="xd20e2140" title="Niet in bron">&bdquo;</span>Een bovennatuurlijk persoon wordt niet
+gemakkelijk gevonden. Hij wordt niet overal geboren. Het ras, waaronder
+zulk een wijze geboren wordt, bloeit.</p>
+<p><span class="corr" id="xd20e2144" title="Niet in bron">&bdquo;</span>Roep mij niet uit op den weg alsof ik de
+god Brahm&#257; was.<a class="noteref" id="xd20e2147src" href="#xd20e2147" name="xd20e2147src">57</a> Godsdienst is niets anders dan
+het vermogen om lief te hebben.</p>
+<p><span class="corr" id="xd20e2151" title="Niet in bron">&bdquo;</span>Het huis van Brahm&#257; is waar kinderen
+gehoorzamen aan hun ouders.</p>
+<p><span class="corr" id="xd20e2156" title="Niet in bron">&bdquo;</span>Schoonheid en rijkdom zijn als een mes,
+met honig besmeerd. Het kind zuigt er aan en wondt zich.<a class="noteref" id="xd20e2159src" href="#xd20e2159" name="xd20e2159src">58</a><span class="corr" id="xd20e2161" title="Niet in bron">&rdquo;</span></p>
+<p>Zoo vormen de woorden en daden van Boeddha een schoon geheel, zooals
+hij leerde, zoo leefde hij. En zooals hij leefde, zoo stierf hij
+ook.</p>
+<p>Achttien mijlen oostwaarts van Kapilavastu is thans een nederig
+dorp, geheeten: M&#257;th&#257; Ku&auml;r (de doode prins). Waarom die
+naam? Hwen Thsang, de Chineesche pelgrim, die in de 4<sup>de</sup> eeuw
+Indi&euml; bezocht, kan het ons vertellen. Daar was <span class="pagenum">[<a id="pb84" href="#pb84" name="pb84">84</a>]</span>in zijne
+dagen een &bdquo;doode prins&rdquo; van marmer, rustende onder een
+prachtig tempeldak (canopy), waarvan nog ruïnen zijn overgebleven.
+Op de plaats van dien tempel stonden 477 jaar voor Christus eenige
+boomen waaronder toen, in doodslaap verstijfd, de &bdquo;beste vriend
+der wereld&rdquo; rustte, zooals de Indi&euml;rs hem noemden. Hooren
+wij, wat een in hoofdzaak betrouwbaar verhaal ons van zijn dood
+meldt.</p>
+<p>Boeddha gaat van <span class="corr" id="xd20e2175" title="Bron: Rajagriha">R&#257;jagriha</span>, de hoofdstad van Magadha-land
+het noorden in. Hij gaat den Ganges over, waar toen juist de
+toekomstige hoofdstad van Indi&euml;, de koningstad Pataliputta werd
+gebouwd. Hij ziet in den geest de toekomstige grootheid dier stad en
+voorspelt deze aan zijn jongeren.</p>
+<p>In het dorp Beluva nabij Vais&#257;li wil hij zijn leerlingen laten
+heengaan om daar in stille eenzaamheid den regentijd door te brengen.
+Doch daar grijpt een smartelijke krankheid hem aan: den dood erkent hij
+als nabij. Nu denkt hij aan zijne jongeren: hij wil Nirv&#257;na niet
+ingaan voor hij tot hen gesproken heeft. Alzoo bedwingt hij zijne
+krankheid en houdt het leven vast. Hij staat op, gaat uit het huis en
+zet zich voor de deur op de plaats, die men hem bereid heeft.
+&#256;nanda spreekt dan tot hem: &bdquo;Ik zie, Heer, dat de verhevene
+beter is en het hem minder moeielijk valt. Mij, Heer, hadden de
+krachten verlaten, ik duizelde, de gedachten vloden heen door de ziekte
+van den verhevene. Doch een troost had ik, Heer, de verhevene zou niet
+in het Nirv&#257;na ingaan, voor hij zijn wil omtrent de gemeente den
+jongeren verkondigd heeft.&rdquo;</p>
+<p>&bdquo;Wat begeert de gemeente der jongeren van mij<span class="corr" id="xd20e2182" title="Niet in bron">,</span> &#256;nanda? Ik heb
+de leer verkondigd en geen verschil gemaakt tusschen binnen en
+buiten.<a id="xd20e2185" name="xd20e2185"></a> Hij die zegt: &bdquo;Ik
+wil heerschen over de gemeente&rdquo; of &bdquo;laat de gemeente mij
+onderworpen zijn,&rdquo; hij moge &#256;nanda, zijn wil verklaren in de
+gemeente... De voleindigde evenwel zegt niet: &bdquo;Ik wil over de
+gemeente heerschen.&rdquo; Ik ben nu afgeleefd, bejaard, een oud man,
+die zijn reis heeft volbracht. Tachtig jaar ben ik oud&mdash;Wees gij,
+&#256;nanda, uw eigen licht, uw eigen toevlucht. Zoek geen andere
+toevlucht. Wie nu, &#256;nanda, of na mijn verscheiden, zijn eigen
+licht zal zijn, zijn eigen toevlucht en geen andere toevlucht zal
+zoeken, hij zal voortaan mijn ware discipel zijn, die het rechte pad
+bewandelt.&rdquo;</p>
+<p>Boeddha laat des avonds alle monniken, die nabij Vais&#257;li wonen
+samenroepen en wijst hen nog eenmaal op de kennis des heils, die hij
+hun predikte, opdat zij daarnaar zouden wandelen en die zouden
+vermeerderen en dan laat hij volgen<span class="corr" id="xd20e2189"
+title="Bron: ;">:</span> <span class="pagenum">[<a id="pb85" href="#pb85" name="pb85">85</a>]</span>&bdquo;Welaan monniken, ik zeg u, al
+het aardsche is der vergankelijkheid onderworpen, worstelt zonder
+ophouden. Over een kleinen tijd breekt het Nirv&#257;na van den
+voleindigde aan, nu over drie maanden zal hij in het Nirv&#257;na
+ingaan.&rdquo;</p>
+<p>En, ging hij voort:</p>
+<div class="blockquote">
+<p class="first">&bdquo;Mijn aanzijn rijpt voor &rsquo;t eind, na is
+mijns levens doel. &rsquo;k Ga heen: Gij blijft nog hier: het oord der
+toevlucht wacht, weest waakzaam steeds, en heilig zij uw wandel.
+Bewaart met kloeken moed, o jong&rsquo;ren, uwen geest.</p>
+<p><span class="corr" id="xd20e2200" title="Niet in bron">&bdquo;</span>Die zonder wank&rsquo;len steeds het woord
+der waarheid volgen.</p>
+<p><span class="corr" id="xd20e2204" title="Niet in bron">&bdquo;</span>Zij komen tot het doel, geboort, en dood
+voorbij<span class="corr" id="xd20e2207" title="Niet in bron">.</span>&rdquo;</p>
+</div>
+<p>Den volgenden dag doet Boeddha nog eenmaal zijn bedelgang door
+Vais&#257;li: ziet voor de laatste maal op de stad terug en begeeft
+zich met vele jongeren op weg naar Kusin&#257;r&#257;, om daar het
+Nirv&#257;na in te gaan.</p>
+<p>Te P&#257;v&#257;&mdash;onderweg&mdash;overvalt hem de krankheid,
+die aan zijn leven een einde zal maken.&mdash;Cunda&mdash;zoo verhaalt
+het oude bericht naïef tusschen de afscheidsgesprekken van den
+verlichte door&mdash;Cunda, de zoon van een goudsmid te P&#257;v&#257;
+zette den verhevene zwijnenvleesch voor, ten gevolge waarvan hij ziek
+werd. Moede ging de meester verder, hij baadde zich in de rivier en
+dronk een weinig. Na eenige rust kwam hij te Kusin&#257;r&#257;. Daar
+moest &#256;nanda hem tusschen twee boomen een rustplaats bereiden,
+waarop hij het moede hoofd nederlegde.</p>
+<p>Het was niet de tijd dat de S&#257;laboomen bloeiden, doch deze
+beide waren van onder tot boven met bloesems bedekt.</p>
+<p>Toen sprak de verhevene tot &#256;nanda: &bdquo;Geheel met bloemen
+bedekt, hoewel het de bloeitijd niet is, zijn de beide tweelingsboomen:
+hun bloesems vallen in menigte op het lichaam van den voleindigde:
+hemelsche <span class="corr" id="xd20e2220" title="Bron: melodi&euml;n">melodie&euml;n</span> weerklinken in de lucht om
+hem te eeren.</p>
+<p><span class="corr" id="xd20e2224" title="Niet in bron">&bdquo;</span>Doch den Voleindigde, &#256;nanda, komt
+een andere eer toe, een andere verheerlijking, prijs, vereering,
+eerbied. Ieder monnik &#256;nanda, en iedere non en iedere leek en
+leekenzuster, die in het groote en in het kleine in de waarheid leeft
+en naar de wet leeft en ook in het kleine naar de waarheid wandelt: zij
+zijn het die den voleindigde brengen de hoogste eer, verheerlijking,
+prijs en vereering. Daarom, &#256;nanda, moet gij u oefenen en steeds
+bedenken: wij willen in het groote en het kleine naar de waarheid
+leven, wij willen naar de wet leven en ook in het kleine in de waarheid
+wandelen.&rdquo;</p>
+<p>Weenend ging &#256;nanda het nabijzijnde huis binnen en sprak:
+<span class="pagenum">[<a id="pb86" href="#pb86" name="pb86">86</a>]</span>&bdquo;Ik ben van zonden nog niet vrij, ik heb het
+doel nog niet bereikt, en mijn meester, die zich mijner erbarmde, zal
+in het Nirv&#257;na ingaan.&rdquo;</p>
+<p>Toen zond Boeddha een der leerlingen tot hem: &bdquo;Ga heen,
+leerling, en spreek uit mijn naam tot &#256;nanda: de Meester wil met u
+spreken, &#256;nanda.<span class="corr" id="xd20e2233" title="Niet in bron">&rdquo;</span> Toen ging &#256;nanda tot den Meester,
+boog zich en nam aan zijne zijde plaats. Boeddha echter sprak:
+&bdquo;Niet alzoo, &#256;nanda, klaag niet, jammer niet. Heb ik u niet
+van te voren gezegd, &#256;nanda, dat men scheiden moet van alles wat
+men liefheeft en waarin men zich verheugt? Hoe ware het mogelijk,
+&#256;nanda, dat niet zou vergaan datgene wat geboren, geworden,
+gemaakt, der vergankelijkheid onderworpen is? Dat gaat toch niet. Gij
+echter &#256;nanda, hebt langen tijd den Voleindigde ge&euml;erd, in
+liefde en goedheid, met vreugde zonder valschheid, zonder einde: in
+gedachten, woorden en werken. Gij hebt goed gedaan &#256;nanda, ga
+voort, weldra zult gij van zonden vrij zijn.&rdquo;</p>
+<p>Toen de nacht aanbrak stroomden de edelen van Kusin&#257;r&#257; met
+vrouwen en kinderen naar het bosch om voor het laatst den stervenden
+meester hunne vereering te brengen.</p>
+<p>Subhadra, een andersgezind asceet, die gekomen was om met hem te
+spreken bekeerde zich tot hem als de laatste der geloovigen, die den
+Meester zelven aanschouwden.</p>
+<p>Kort voor zijn heengaan sprak Boeddha nog tot &#256;nanda:
+&bdquo;Wellicht, &#256;nanda, zult gij denken; het woord heeft zijn
+meester verloren, wij hebben geen meester meer. Zoo moet gij niet
+denken, &#256;nanda. De leer, &#256;nanda, en de orde, die ik u geleerd
+en verkondigd heb, dat is uw meester, als ik ben heengegaan.&rdquo;</p>
+<p>En tot de jongeren zeide hij: &bdquo;Welaan, jongeren, ik zeg u:
+vergankelijk is alles wat geworden is, worstelt zonder ophouden (om het
+heil te verkrijgen). Toen ging zijn geest van extase tot extase, door
+alle trappen der vervoering, daarop ging hij tot Nirv&#257;na in. De
+aarde beefde, de donder rolde. En Brahm&#257; sprak:</p>
+<p>&bdquo;Eens leggen alle wezens af lichaamlijkheid, in alle werelden,
+zooals nu Boeddha, de overwinnaar, de meester der wereld, de machtige
+voleindigde, tot Nirv&#257;na is ingegaan.&rdquo;</p>
+<p>De edelen van Kusin&#257;r&#257; kwamen en verbrandden voor de
+poorten der stad het lichaam van Boeddha met alle eer, die aan de
+lijken van koningen placht te geschieden.</p>
+<hr class="tb">
+<p>Zoo wordt ons geschetst het levenseinde van den verhevene.
+<span class="pagenum">[<a id="pb87" href="#pb87" name="pb87">87</a>]</span>We hebben hem aan de hand der oude geschriften
+gevolgd op zijn levens weg. Wij hebben leeren kennen den Boeddha der
+oude legende. Doch niet al te moeilijk schijnt het om uit den Boeddha
+der legende den wijzen Sakyazoon der historie te kennen. Als wij dat
+beproeven, dan komt ons voor den geest een hooggeboren edele, die, met
+aardschen glans en luister omringd, alles daarliet om een oplossing te
+zoeken van de hoogste levensvragen. Een wijze, die alles wat het leven
+lieflijks heeft, verzaakte om te zoeken naar wat voeren kon tot waren
+vrede. Niet in zelfkastijding, noch in overdreven wereldschuwheid vond
+hij dien, maar in het streven om bij een leven, evenver van
+zinnelijkheid als van zelfpijniging, tot uitdooving van alle
+hartstocht, tot opgeven van alle persoonlijke begeerte te komen.</p>
+<p>E&eacute;n, die voorts het licht hem geschonken, niet voor zichzelf
+hield, maar het zooveel in hem was aan anderen bracht, ja daaraan zijn
+gansche leven wijdde en die voor hoog en laag, voor mensch en dier de
+welwillendheid zelve was.</p>
+<p>E&eacute;n, die diep besefte dat geen offers, geen boetedoeningen,
+geen ceremoni&euml;n vrede brengen in de ziel, maar dat er slechts
+vrede en licht te vinden is voor hen, die uit liefde zichzelf ten offer
+geven en alle begeerte en hartstocht weten te overwinnen.</p>
+<p>Geen wonder dat zijn persoon een onuitwischbaren indruk achterliet
+en dat vrome vereering een stralenkrans wond om het hoofd van den
+Sakyazoon.</p>
+</div>
+</div>
+<div id="ch4.3" class="div2 section"><span class="pagenum">[<a href="#toc">Inhoud</a>]</span>
+<div class="divHead">
+<h3 class="main">III. Boeddha&rsquo;s onderwijs, Boeddhistische redenen
+en gelijkenissen.</h3>
+</div>
+<div class="divBody">
+<p class="first">Wij hebben in de vorige hoofdstukken het leven van den
+verlichte u geschetst en daarbij op menige bladzijde, naar ik hoop,
+doen gevoelen, welken geest hem bezielde. Toch willen wij op zijn
+onderwijs nog meer in &rsquo;t bizonder uwe aandacht vestigen: de leer
+was immers naar zijn eigen woord tot &#256;nanda, de Meester voor zijn
+volgelingen, als hij was heengegaan?</p>
+<p>Welnu, dat woord van den Meester is ons voor een goed deel
+overgeleverd al kunnen wij niet overal beslissen, wat aan den Meester,
+wat aan leerlingen te danken is.</p>
+<p>Wat die leer betreft, krijgen wij den indruk, dat zij zich&mdash;in
+onderscheiding van Jezus&rsquo; leer b. v.&mdash;vaak meer tot het
+verstand richtte dan tot het hart. &rsquo;t Is meestal meer een
+<span class="pagenum">[<a id="pb88" href="#pb88" name="pb88">88</a>]</span>klemmend betoog dan een op het gevoel werkend
+beeld. Ja, er is in die betoogen zelfs iets mathematisch, punt voor
+punt wordt uitvoerig en eentonig afgewerkt en langzaam gaat het voort.
+Als een voorbeeld noem ik de volgende rede over den gloed der
+zinnen:<a class="noteref" id="xd20e2272src" href="#xd20e2272" name="xd20e2272src">59</a></p>
+<p>&bdquo;Toen sprak de verhevene tot de jongeren: alles, jongeren,
+staat in vlam. En wat is dit alles, jongeren, dat in vlam staat? Het
+oog, leerlingen, staat in vlam, het erkennen van het zichtbare staat in
+vlam, de aanraking met het zichtbare staat in vlam, het gevoel, dat uit
+de aanraking met het zichtbare voortkomt, staat in vlam: of het vreugde
+of leed is of geen vreugde of leed: ook dit staat in vlam. Door welk
+vuur is het ontvlamd? Door het vuur der begeerte, door het vuur van den
+haat, door het vuur der verblinding is het ontvlamd, door geboorte,
+ouderdom, dood, smarten, klachten, lijden, kommer, vertwijfeling is het
+ontvlamd: Alzoo zeg ik.</p>
+<p><span class="corr" id="xd20e2278" title="Niet in bron">&bdquo;</span>Het oor staat in vlam, het hoorbare staat
+in vlam, het kennen van het hoorbare staat in vlam, de aanraking met
+het hoorbare staat in vlam, het gevoel dat uit de beroering met het
+hoorbare voortkomt, zij het vreugde, zij het leed, zij het geen vreugde
+en geen leed, ook dit staat in vlam. Door welk vuur is het ontvlamd?
+Door het vuur der begeerte, door het vuur van den haat, door het vuur
+der verblinding, door geboorte, ouderdom, dood, smarten,
+klachten<span class="corr" id="xd20e2281" title="Niet in bron">,</span>
+leed, kommer, vertwijfeling is het ontvlamd: alzoo zeg ik.</p>
+<p><span class="corr" id="xd20e2285" title="Niet in bron">&bdquo;</span>De reuk staat in vlammen (dan volgt weer
+dezelfde opsomming)<span class="corr" id="xd20e2288" title="Niet in bron">,</span> de tong staat in vlammen (wederom), het lichaam
+staat in vlammen (wederom)<span class="corr" id="xd20e2291" title="Niet in bron">,</span> de geest staat in vlammen
+(wederom).<span class="corr" id="xd20e2294" title="Niet in bron">&rdquo;</span></p>
+<p>Dan gaat de rede voort: <span class="corr" id="xd20e2299" title="Niet in bron">&bdquo;</span>Dit alzoo inziende (nl. de waarheid van
+het verteerd worden van alles door den vuurgloed der vergankelijkheid)
+wordt een wijze, edele hoorder des woords het oog moede, hij wordt het
+zichtbare moede, hij wordt het kennen van het zichtbare moede, hij
+wordt het gevoel moede, dat uit de aanraking met het zichtbare
+ontstaat, zij het vreugde of leed, of geen vreugde of leed. Hij wordt
+het oor moede (enz.), de reuk moede<span class="corr" id="xd20e2302"
+title="Niet in bron">&rdquo;</span> (enz. enz.) (altijd weer dezelfde
+zinnen).</p>
+<p>En dan eindigt de rede: &bdquo;Terwijl hij deze dingen moede wordt,
+wordt hij vrij van begeerte, van begeerte vrij wordt <span class="pagenum">[<a id="pb89" href="#pb89" name="pb89">89</a>]</span>hij
+verlost, in den verloste is het inzicht: ik ben verlost, vernietigd is
+de wedergeboorte, voleindigd de heiligheid, gedaan de plicht, geen
+terugkeer is er meer tot deze wereld: alzoo is zijn inzicht.&rdquo;</p>
+<p>Voor ons zou een dergelijke toespraak geen groote aantrekkelijkheid
+hebben, doch voor de leerlingen van Boeddha, die aan een dergelijken
+redeneertrant, ook van andere leeraars gewoon waren, was dat een ander
+geval.</p>
+<p>Voor de niet ingewijden sloeg de meester gewoonlijk een eenigszins
+anderen toon aan, dan waren de redeneeringen niet zoo abstract. Zoo
+wordt ons b.v. in de Mah&#257;vagga, hetzelfde werk, waaraan de juist
+vermelde toespraak is ontleend, ook verhaald hoe de verhevene aan
+&bdquo;tachtigduizend dorpsoudsten&rdquo; het woord predikte.
+&bdquo;Hij erkende&rdquo;, heet het daar, in zijn geest de gedachten
+der dorpsoudsten en predikte hun het woord naar de orde, namelijk de
+prediking van het geven, de prediking van de rechtschapenheid, de
+prediking van de hemelen, de verderfelijkheid, ijdelheid, onreinheid
+der lusten, den zegen van het vrijzijn van lust. Toen nu de verhevene
+erkende, dat hunne gedachten goed, ontvankelijk, vrij van hindernissen
+waren, verheven en naar hem toegewend, toen predikte hij hen, wat in
+&rsquo;t bizonder de prediking der Boeddha&rsquo;s is: het lijden, het
+ontstaan van het lijden, de opheffing van het lijden, den weg tot
+opheffing des lijdens. Vervolgens wordt dan geschetst hoe in die
+dorpsoudsten het oog der waarheid opengaat en zij inzien dat
+&bdquo;alles wat aan de wet van het ontstaan onderworpen is, ook aan de
+wet van het vergaan onderworpen is.&rdquo;</p>
+<p>M. a. w. hier wordt ons te zien gegeven, hoe Boeddha van het
+eenvoudige opklimt tot de verborgenheden, tot het wezenlijke, het
+eigenaardige zijner leer. Nu, al mogen wij ook allerminst vaststellen
+dat deze leer alzoo is uitgesproken (die verzameling van 80.000
+dorpsoudsten is althans zeker een fictie) toch kunnen wij aannemen dat
+iets dergelijks aan de leerwijze van den Verlichte is eigen
+geweest<a class="noteref" id="xd20e2316src" href="#xd20e2316" name="xd20e2316src">60</a>.</p>
+<p>Soms ook vinden wij gesprekken, waarin Boeddha uit het dagelijksch
+leven opklimt tot het geestelijke, en wel in dier voege, dat hij zijn
+toehoorder door verschillende vragen langzaam brengt, waar hij hem
+hebben wil: alzoo de methode van Socrates, die ook vooral door vragen
+leerde. <span class="pagenum">[<a id="pb90" href="#pb90" name="pb90">90</a>]</span></p>
+<p>Zoo b.v. een gesprek van den Meester met Son&#257;, een zijner
+leerlingen. Deze Son&#257; had zichzelf tot de uiterste ascese
+gedwongen, doch was ten slotte tot het inzicht gekomen dat zulk een
+streven geen goede vruchten droeg. Hij liep nu gevaar tot het andere
+uiterste over te slaan en terug te keeren tot een leven voor het
+genot.</p>
+<p>Boeddha zegt dan tot hem: &bdquo;Hoe is het Son&#257;, waart gij
+vroeger, voor gij uw huis verliet, met het snarenspel bekend?&rdquo;
+&bdquo;Ja, heer.&rdquo; &bdquo;Wat dunkt u dan Son&#257;, als de snaren
+al te strak zijn gespannen, zal dan de luit den rechten toon geven en
+voor het spel geschikt zijn&rdquo;. &bdquo;Dat zal zij niet,
+Heer.&rdquo; <span class="corr" id="xd20e2326" title="Niet in bron">&bdquo;</span>En wat dunkt u, als bij uwe luit de snaren
+al te slap zijn gespannen, zal dan de luit den rechten toon geven en
+voor bespelen geschikt zijn?<span class="corr" id="xd20e2329" title="Niet in bron">&rdquo;</span> &bdquo;Dat zal zij niet, Heer.&rdquo;
+<span class="corr" id="xd20e2332" title="Niet in bron">&bdquo;</span>Hoe echter, Son&#257;, indien bij uwe luit
+de snaren niet te strak en ook niet te slap gespannen zijn, als zij de
+juiste maat houden, zal dan de luit den rechten toon geven en voor het
+spel geschikt zijn?&rdquo; &bdquo;Ja, heer.&rdquo;</p>
+<p>&bdquo;Zoo ontaardt ook, Son&#257;, de al te sterk gespannen kracht
+in overmaat, en de al te veel overgelaten kracht in slapheid. Daarom
+Son&#257;, voleindig in uzelf het evenwicht uwer kracht en tracht te
+komen tot evenwicht van uw geestelijk vermogen, houd dit doel in
+&rsquo;t oog.&rdquo;<a class="noteref" id="xd20e2337src" href="#xd20e2337" name="xd20e2337src">61</a></p>
+<p>Somtijds vinden wij ook in het onderricht van Boeddha meer
+uitgewerkte gelijkenissen. Enkele daarvan willen wij U medededeelen,
+omdat zij ons zoo goed den geest des meesters doen kennen. We merken
+hierbij echter op, dat zeker niet al deze gelijkenissen van den Meester
+zelf afkomstig zijn.</p>
+<p>Van den verzoeker, die tracht de menschen den weg des heils te doen
+bijster worden en van den verlosser, die hen op den rechten weg
+terugvoert, wordt ons de volgende gelijkenis verhaald, die wij kunnen
+noemen:</p>
+<p class="headinglike"><i>De ware en de verkeerde weg.</i><a class="noteref" id="xd20e2347src" href="#xd20e2347" name="xd20e2347src">62</a></p>
+<p><span class="corr" id="xd20e2351" title="Niet in bron">&bdquo;</span>Wanneer, o jongeren, in het woud, op een
+berghelling, een groote vallei met water is, waarbij een groote kudde
+wild leeft en er komt een man die het wild plagen en ongelukkig maken
+wil, dan sluit deze man den weg,<a class="noteref" id="xd20e2354src"
+href="#xd20e2354" name="xd20e2354src">63</a> die goed, veilig en wel
+begaanbaar is af en opent een verkeerden weg, een <span class="pagenum">[<a id="pb91" href="#pb91" name="pb91">91</a>]</span>moeraspad. Dan zal, o jongeren, die groote kudde
+wild schade lijden en verminderen. Wanneer er nu echter, jongeren, een
+man komt, die tracht naar gedijen, welzijn en heil voor deze groote
+kudde wild: dan maakt deze den goeden weg weer open en vernielt het
+moeraspad. Dan zal, o jongeren, de groote kudde wild voortaan gedijen,
+wassen en toenemen. Een gelijkenis, jongeren, heb ik verteld, om u den
+zin bekend te maken. De zin nu is deze:</p>
+<p><span class="corr" id="xd20e2360" title="Niet in bron">&bdquo;</span>De groote vallei en het water zijn de
+lusten, o jongeren. De groote kudde wild, jongeren, zijn de levende
+wezens. De man, die schade en onheil voor hen tracht te bewerken is
+M&#257;ra, de booze. De verkeerde weg, jongeren, is de achtvoudige
+verkeerde weg, namelijk: verkeerd geloof, verkeerd bedoelen, verkeerd
+woord, verkeerde daad, verkeerd leven, verkeerd streven, verkeerd
+gedenken, verkeerd bespiegelen. De moerasweg, o jongeren, is vreugde en
+begeerte. Het moeraspad, jongeren, is het nietweten. De man, jongeren,
+die naar gedijen, welzijn, heil tracht is de voleindigde, de heilige
+hoogste Boeddha. De zekere, goede weg, die wel te begaan is, is de
+heilige, achtvoudige weg, dat is: goed gelooven, goed bedoelen, goed
+woord, goede daad, goed leven, goed streven, goed gedenken, goed
+bespiegelen. Alzoo, heb ik, o jongeren, den veiligen, goeden weg
+geopend, die wel te begaan is, de valsche weg is toegesloten, het
+moeraspad vernietigd. Alles, jongeren, wat een meester doen moet, die
+naar het heil zijner jongeren tracht, die zich hunner erbarmt: uit
+erbarmen voor u heb ik dat gedaan.&rdquo;</p>
+<p>Dit bovenstaande verhaal kan terecht den naam van gelijkenis dragen,
+wij vinden echter in de oude Boeddhistische boeken ook nog meer
+uitgewerkte verhalen, die wel eenigszins aan gelijkenissen doen denken,
+maar toch nog beter &bdquo;leerzame verhalen&rdquo; kunnen worden
+genoemd. Enkele daarvan, deels van Boeddha, deels van zijn volgelingen
+afkomstig, willen wij hier laten volgen, omdat zij ons den geest van
+zijnen godsdienst zoo goed leeren kennen. Allereerst noemen wij u:</p>
+<p class="headinglike"><i>De gelijkenis van de vergeving.</i></p>
+<p>In een vroeger bestaan was Boeddha de asceet Jin Juh en woonde hij
+in een bosch. &bdquo;Wouden zijn heerlijk&rdquo; verklaarde hij.
+&bdquo;Waar de wereldling geen genoegen vindt, vindt de
+&bdquo;ontwaakte&rdquo; mensch genot.&rdquo;</p>
+<p>In dien tijd was er een koning, Ko Li geheeten, een man <span class="pagenum">[<a id="pb92" href="#pb92" name="pb92">92</a>]</span>van
+wreed, slecht karakter. Op zekeren dag nam deze koning zijn vrouwen met
+zich en ging jagen in het bosch. Vermoeid geworden viel hij in slaap.
+Toen gingen al de vrouwen het bosch in om bloemen te plukken; zij
+kwamen bij de kluis van den asceet Jin Juh en luisterden naar zijn
+onderricht. Na eenigen tijd ontwaakte de koning, en zijn vrouwen
+missende, werd hij jaloersch, trok zijn zwaard en ging haar zoeken.
+Toen hij haar allen zag staan tegenover de kluis van den asceet, werd
+hij zeer toornig.</p>
+<p>&bdquo;Wie zijt gij?&rdquo; sprak de koning.</p>
+<p>&bdquo;Ik ben de asceet Jin Juh.&rdquo;</p>
+<p>&bdquo;Hebt gij alle aardsche hartstochten overwonnen?&rdquo;
+vervolgde de koning. De ander antwoordde dat hij hier was om met zijn
+hartstochten te strijden. <span class="corr" id="xd20e2382" title="Niet in bron">&bdquo;</span>Indien gij &bdquo;Sheung te
+teng&rdquo;<a class="noteref" id="xd20e2385src" href="#xd20e2385" name="xd20e2385src">64</a> niet hebt bereikt, zie ik niet in dat gij beter
+zijt dan de philosophen<span class="corr" id="xd20e2388" title="Niet in bron">,&rdquo;</span> (Fan Fuh) &egrave;n met de wreedheid van
+een Oostersch tyran hakte hij den armen kluizenaar handen en voeten
+af.</p>
+<p>De monarch zag tot zijn verbazing een verheven kalmte op het gelaat
+van den gekwelden asceet en vroeg hem of hij geen toorn gevoelde.</p>
+<p>&bdquo;Neen, koning, en ik zal u eenmaal leeren ook uw dierlijke
+hartstochten te bedwingen. Als ik, in een ander bestaan, Sheung te teng
+bereik, zult gij, o koning, mijn eerste bekeerling zijn.&rdquo;</p>
+<p>In een volgend bestaan werd koning Ko Li de leerling Kaundiliya.</p>
+<p>De hierop volgende geschiedenis is waarschijnlijk een protest van de
+Hinayana (de kleine overtocht, dat wil zeggen het meer oorspronkelijke
+Boeddhisme) tegen de &bdquo;valsche leeraars&rdquo; van de Mahayana (de
+groote overtocht) die het Boeddhisme als een soort atheïsme gingen
+opvatten. Zij kan genoemd worden:</p>
+<p class="headinglike"><i>De gelijkenis van den godloochenaar.</i></p>
+<p>Angati, de koning van Tirhut, had eene dochter, Ruch&#299;. Eerst
+leefde hij godsdienstig, doch later hoorde hij verkeerde leeraars, die
+verklaarden dat er geen toekomende wereld is en dat de mensch na den
+dood, in water en andere elementen wordt opgelost. Van toen af meende
+hij dat het beter was het tegenwoordige te genieten en werd hij
+wreed.</p>
+<p>Op zekeren dag ging Ruch&#299; tot den koning en vroeg hem
+<span class="pagenum">[<a id="pb93" href="#pb93" name="pb93">93</a>]</span>haar duizend goudstukken te geven, daar het den
+volgenden dag een feestdag was en zij een offer wenschte te brengen. De
+koning antwoordde dat er geen toekomstig leven was, geen vergelding
+voor verdienste. Godsdienstige vormen waren zonder waarde en het was
+beter om van het tegenwoordige leven te genieten.</p>
+<p>Nu had Ruch&#299; het innerlijk gezicht: zij kon dus in haar leven
+teruggaan tot op veertien vroegere bestaansvormen. Dus sprak zij tot
+den koning dat zij vroeger een edelman was geweest, doch een overspeler
+en dat zij nu voor straf slechts een vrouw was. Als verdere straf was
+zij geweest monnik, jonge koe en geit en eens was zij geboren in de hel
+Av&#299;chi. De koning wilde zich niet door eene vrouw laten
+onderrichten en bleef ongeloovig. Toen riep Ruch&#299;, door
+betoovering, een geest te hulp, en Boeddha zelf, in de gedaante van een
+monnik, kwam in de stad. De koning vroeg hem vanwaar hij kwam. De
+monnik antwoordde dat hij uit de andere wereld kwam. De koning zeide
+daarop lachend:</p>
+<p>&bdquo;Als gij van de andere wereld komt, leen mij dan honderd
+goudstukken en als ik naar die wereld ga zal ik er u duizend
+teruggeven.&rdquo;</p>
+<p>Boeddha antwoordde ernstig: &bdquo;Als iemand geld leent moet dat
+zijn aan de rijken, als hij geld geeft aan de armen, is het een gift,
+want de arme kan niet terugbetalen. Daarom kan ik u geen honderd
+goudstukken leenen, want gij zijt arm en berooid.&rdquo;</p>
+<p>&bdquo;Gij spreekt logen&rdquo; was het toornig antwoord des
+konings. &bdquo;Is niet deze gansche rijke stad mijn
+eigendom?&rdquo;</p>
+<p>Boeddha antwoordde: &bdquo;Over korten tijd; o koning, zult gij
+sterven. Kunt gij uw rijkdom meenemen naar de hel? Daar zult gij in
+onuitsprekelijke ellende leven, zonder kleeding, zonder voedsel. Hoe
+kunt gij mij dan mijn schuld betalen?&rdquo; Zoo sprak Boeddha en op
+zijn aangezicht lag een zonderlinge glans, die den koning
+verblindde.</p>
+<p>Ook het volgende verhaal is zeer populair, het heet:</p>
+<p class="headinglike"><i>Boeddha&rsquo;s gelijkenis van
+Kis&#257;gotam&#299;.</i></p>
+<p>Eens leefde er een nederig paar in Sr&#257;vast&#299;. Zij
+verkochten erwten, rijst en houtskool in kleine ondiepe mandjes, door
+een matje tegen de middagzon bedekt. Zij hadden een eenige dochter,
+Kis&#257;gotam&#299;. Op zekeren dag zond haar vader haar het bosch in
+om hout te zoeken. Zij bleef in de jungle bloemen <span class="pagenum">[<a id="pb94" href="#pb94" name="pb94">94</a>]</span>zoeken,
+totdat zij eensklaps van uit het dichte riet de oogen van een
+cheetah<a class="noteref" id="xd20e2430src" href="#xd20e2430" name="xd20e2430src">65</a> op haar gevestigd zag. Zij stierf bijna van
+schrik. Plotseling suisde er iets langs haar en de cheetah lag dood aan
+haar voeten. De pijl was geschoten door een jongeling, als jager in
+dienst bij den Rajah. Spoedig daarna wilde hij trouwen met
+Kis&#257;gotam&#299;, die zeer op hem gesteld was. Doch de ouders, die
+reeds op jaren kwamen zeiden dat zij hun eenige dochter niet konden
+missen.</p>
+<p>Eens ging een blinde man het winkeltje voorbij, hij speelde en zong.
+De oude moeder luisterde en hij zong:</p>
+<p>&bdquo;Zonder een metgezel wordt de Kokila<a class="noteref" id="xd20e2438src" href="#xd20e2438" name="xd20e2438src">66</a> stil op
+haar tak, stil-stil-stil voor altijd.&rdquo;</p>
+<p>Zij bracht dit in verband met hare dochter, die inderdaad kwijnend
+en ziekelijk was geworden na hare teleurstelling en begon zich over
+deze bezorgd te maken. Zoo trad het meisje, na verloop van tijd, door
+den invloed van haar moeder, in het huwelijk. In die dagen richtte een
+wreede tijger verwoestingen aan en doodde vele dorpelingen. De vorst
+beloofde een groote som aan wie den tijger doodde.
+Kis&#257;gotam&#299;&rsquo;s man werd er door verlokt, hij viel den
+tijger aan, maar werd door diens klauw doodelijk gewond.</p>
+<p>De weduwe en een klein kind keerden naar Sr&#257;vast&#299; terug en
+helaas: ze ontmoetten een stoet van weenende vrouwen, die haar ouders
+naar het graf brachten. Een maand later zag men de arme weduwe met een
+dood kind in de armen, telkens klagende. &bdquo;Geef mij een
+geneesmiddel voor mijn arm kind.&rdquo;</p>
+<p>Een antwoordde: &bdquo;Ga naar den Sakyamonnik, den Boeddha<a id="xd20e2447" name="xd20e2447"></a> (verlichte).</p>
+<p>Kis&#257;gotam&#299; ging naar Boeddha&rsquo;s kluis en sprak:
+&bdquo;Heer en meester, kent gij eenig geneesmiddel dat mijn jongen zal
+genezen?&rdquo;</p>
+<p>Boeddha antwoordde: &bdquo;Ik moet een handvol mosterdzaad
+hebben.&rdquo;</p>
+<p>Het meisje beloofde het te bezorgen, maar Boeddha voegde er bij:
+&bdquo;Ik moet mosterdzaad hebben uit een huis, waar geen zoon,
+echtgenoot, ouder of slaaf is gestorven.&rdquo;</p>
+<p>De arme Kis&#257;gotam&#299; ging met haar dood kindje van huis tot
+huis. Medelijdende menschen zeiden<span class="corr" id="xd20e2457"
+title="Bron: .">:</span> &bdquo;Hier is mosterdzaad, neem het.&rdquo;
+Maar als zij vroeg of er geen zoon, of echtgenoot <span class="pagenum">[<a id="pb95" href="#pb95" name="pb95">95</a>]</span>of ouder
+of slaaf in dat huis was gestorven, dan ontving zij ten
+antwoord<span class="corr" id="xd20e2462" title="Bron: .">:</span>
+&bdquo;Vrouw, de levenden zijn weinigen, dooden zijn er velen: tot
+ieder huis komt de dood.&rdquo;</p>
+<p>Ten slotte zat Kis&#257;gotam&#299;, vermoeid en zonder hoop aan den
+weg neer en keek naar de lichten in de steden, die &eacute;&eacute;n
+voor &eacute;&eacute;n werden uitgedoofd. Op dat oogenblik deed
+Boeddha, door de macht van Siddhi<a class="noteref" id="xd20e2467src"
+href="#xd20e2467" name="xd20e2467src">67</a>, haar zijne verschijning
+zien en deze sprak: &bdquo;Alle levende wezens gelijken op deze lampen.
+Zij worden opgestoken en flikkeren dan voor een wijle, daarop heerscht
+de zwarte nacht over allen. De verschijning predikte toen de wet aan
+haar, en volgens de woorden der Chineesche vertaling, bracht hij aan:
+&bdquo;heil en redding, het pad wijzende dat leidt tot de eeuwige
+stad.&rdquo;</p>
+<p class="headinglike"><i>De geschiedenis van prins
+Kun&#257;la.</i></p>
+<p>Koning Açoka had een jongetje, wiens oogen zoo schoon waren
+dat zijn vader hem Kun&#257;la noemde: daar is een vogel van dien naam,
+welke onder de rhododendrons en pijnboomen van de Himalaya woont en die
+beroemd is om zijn lieftallige oogen. De jonge prins groeide op en
+ieder sprak over zijn schoonheid in het gansche land des konings. Geen
+vrouw kon hem in de oogen zien, zonder verliefd op hem te worden. Een
+Sthavira<a class="noteref" id="xd20e2478src" href="#xd20e2478" name="xd20e2478src">68</a> sprak eens ernstige woorden tot hem en zeide:
+&bdquo;De trots van het oog mijn zoon, is ijdelheid. Pas op.&rdquo;</p>
+<p>Op jeugdigen leeftijd huwde Kun&#257;la een meisje, K&#257;nchana
+geheeten. Op zekeren dag zag een van de vrouwen des konings den
+jeugdigen echtgenoot en werd wanhopig verliefd op zijn schoone oogen.
+Kun&#257;la was door schrik getroffen.</p>
+<p>&bdquo;Zijt gij niet,&rdquo; sprak hij, <span class="corr" id="xd20e2486" title="Niet in bron">&bdquo;</span>in de zenana<a class="noteref" id="xd20e2489src" href="#xd20e2489" name="xd20e2489src">69</a> van den koning, mijn vader?&rdquo; Dit woord
+veranderde haar liefde in bitteren haat.</p>
+<p>In dien tijd stond de stad Taxila tegen koning Açoka op. De
+monarch wilde er aanstonds zelf heengaan, doch de ministers raadden hem
+om prins Kun&#257;la te zenden in zijn plaats. De prins ging naar de
+oproerige stad en wist spoedig de rust te herstellen<span class="corr"
+id="xd20e2494" title="Niet in bron">.</span> Het volk verzekerde hem
+dat zij de afpersingen en onderdrukkingen van des konings beambten
+hadden weerstaan, doch niet den koning zelf. <span class="pagenum">[<a id="pb96" href="#pb96" name="pb96">96</a>]</span></p>
+<p>Niet lang daarna werd de koning door een walgelijke ziekte aangetast
+en moest ten behoeve van zijn zoon afstand doen van den troon. De
+koningin Tishya Rakshit&#257;, dezelfde die den prins zoo haatte, dacht
+in haar hart: &bdquo;Als Kun&#257;la den troon bestijgt ben ik
+verloren.&rdquo;</p>
+<p>Zij beval een slaaf haar een man te brengen, door dezelfde ziekte
+als de koning aangetast. Zij vergiftigde den man en onderzocht hem van
+binnen. Een groote worm voedde zich met zijn ingewand. Zij gaf dien
+worm peper en gember: hij bleef er even gezond bij. Zij gaf hem uien en
+hij stierf.</p>
+<p>Aanstonds ging zij naar den koning en beloofde hem te genezen als
+hij haar een verzoek wilde toestaan. De koning beloofde haar alles te
+geven, wat zij zeggen zou. Zij sprak tot hem: &bdquo;Neem deze ui en
+gij zult beter worden.&rdquo;</p>
+<p>&bdquo;Koningin<span class="corr" id="xd20e2506" title="Niet in bron">,&rdquo;</span> sprak de koning, &bdquo;ik ben een
+Kshatrya en de wet van Manoe<a class="noteref" id="xd20e2509src" href="#xd20e2509" name="xd20e2509src">70</a> verbiedt mij uien te
+eten.&rdquo; De koningin vertelde dat het een geneesmiddel was,
+g&egrave;&egrave;n voedsel. Hij at de ui en werd genezen.</p>
+<p>De koningin verzocht nu, als belooning voor deze genezing, een week
+lang de zaken des konings te mogen besturen. De koning aarzelde, maar
+liet zich overhalen.</p>
+<p>Aanstonds zond de koningin een verzegelde order met &rsquo;s konings
+zegel voorzien, dat prins Kun&#257;la bedelaarskleeren moest dragen en
+zijn oogen moesten worden uitgestoken: een blinde prins immers mag den
+troon niet bestijgen.</p>
+<p>De goede menschen van Taxila waren diep geschokt door dit bevel,
+maar zij zeiden tot elkaar: &bdquo;Als de koning zoo onbarmhartig is
+voor zijn zoon, wat zal hij dan wel doen, als wij hem niet
+gehoorzamen?&rdquo; Eenige Ch&aacute;nd&#257;las<a class="noteref" id="xd20e2518src" href="#xd20e2518" name="xd20e2518src">71</a> werden er
+voor uitgekozen: doch zij hielden veel van den prins en wilden het
+wreed bevel niet uitvoeren. Op het laatst kwam er een afschuwelijke
+kerel, een mensch met wel achttien misvormingen en afwijkingen en rukte
+den prins de oogen uit.</p>
+<p>Weldra was deze als bedelaar op den grooten weg: zijn vrouw,
+K&#257;nchana, was ook bij hem, in lompen gekleed. De arme prins
+herinnerde zich de plechtige woorden van den Sthavira.</p>
+<p>&bdquo;Is niet de buitenwereld&rdquo;, zoo sprak hij tegen zijn
+vrouw &bdquo;slechts een klomp vleesch?&rdquo; <span class="pagenum">[<a id="pb97" href="#pb97" name="pb97">97</a>]</span></p>
+<p>De prins was altijd ziekelijk geweest en om nu in zijn onderhoud te
+voorzien speelde hij op de vin&#257;<a class="noteref" id="xd20e2529src" href="#xd20e2529" name="xd20e2529src">72</a><span class="corr" id="xd20e2531" title="Bron: &rdquo;">.</span> Na vele
+zwerftochten bereikten zij Palibothra (Patna) en kwamen bij het paleis
+des konings. Doch de wachters wierpen de twee vuile bedelaars er uit.
+Ten slotte dringen echter de tonen der vin&#257; tot den koning door.
+&bdquo;Het is mijn zoon,&rdquo; zeide hij. Hij zond beambten uit om hem
+te halen. De koning was verbaasd over den toestand, waarin hij hem
+aantrof. Toen hij te weten kwam wat er gebeurd was riep hij de
+schuldige koningin bij zich en gaf bevel haar levend te verbranden.</p>
+<p>Doch prins Kun&#257;la was een ander mensch geworden. Toen hij,
+zooals hij meende door zijn aardschen vader verlaten was, was hij een
+zoon van Boeddha geworden. Zijn &bdquo;lichamelijk oog&rdquo; was weg,
+doch hij voelde dat zijn &bdquo;geestelijk oog&rdquo; thans voor het
+eerst was geopend. In plaats van de zachte kleederen der hovelingen
+droeg hij nu de lompen van Boeddha&rsquo;s verheven bedelaars.</p>
+<p>Hij wierp zich voor de voeten van zijn vader en smeekte hem der
+koningin het leven te sparen: &bdquo;Ik voel geen haat, geen smart,
+slechts dankbaarheid, dood haar niet.&rdquo;</p>
+<p>Açoka, de machtige zonnekoning, was bestemd om heel
+Indi&euml; te regeeren: zijn scepter reikte verder dan dien van den
+groot-Mogol. Hij ook zou eenmaal zijn prachtige paleizen verlaten en
+langs den weg zijn brood bedelen, ook hij werd Bhikshu.</p>
+<p class="headinglike"><i>Een Boeddha op een huwelijksfeest.</i></p>
+<p>Koning Sudarsana was een modelkoning<span class="corr" id="xd20e2546" title="Niet in bron">.</span> In zijn rijk was geen
+doodstraf noch geeseling bekend, geen krijgswapen om te martelen of te
+verderven. Zijne stad, Jambunada, was gebouwd van kristal en kornalijn,
+zilver en goud. Eens bezocht een Boeddha deze plaats.</p>
+<p>Nu was er in die stad een man, die den volgenden dag zou trouwen, en
+hij wenschte gaarne dat de Boeddha bij de plechtigheid tegenwoordig zou
+zijn. Boeddha, die voorbij kwam, las de stille wensch in zijn hart en
+beloofde te komen. De bruidegom was zeer verheugd, hij bestrooide zijn
+huis met bloemen en besprenkelde het met reukwater.</p>
+<p>Den volgenden dag kwam Boeddha, de aalmoezenschaal in de hand, door
+vele leerlingen vergezeld. Toen zij allen op hunne <span class="pagenum">[<a id="pb98" href="#pb98" name="pb98">98</a>]</span>bestemde
+plaatsen zaten, deelde de gastheer allerlei heerlijke spijzen rond, en
+sprak:</p>
+<p>&bdquo;Eet, mijn heer, met al uwe leerlingen, volgens uw
+begeerte.&rdquo;</p>
+<p>Doch nu openbaarde zich een wonder aan de verbaasde blikken van den
+gastheer. Hoewel deze heilige mannen allen zeer smakelijk aten,
+verminderden de gerechten en de dranken niet. Daarop dacht deze bij
+zichzelf: &bdquo;Kon ik maar al mijn bloedverwanten uitnoodigen, ook
+voor hen zou er genoeg zijn.&rdquo;</p>
+<p>Nu geschiedde een tweede wonder: Boeddha las de gedachten van den
+goeden man, en, zonder dat zij uitgenoodigd waren, stroomden alle
+bloedverwanten het huis binnen. Ook zij aten smakelijk van het
+wonderbare voedsel.</p>
+<p>Het behoeft nauwelijks betoog, dat het Chineesche boek Fu. pen.
+hing. tsi. king (door Beal in het Engelsch vertaald) ons vermeldt dat
+al de gasten, nadat zij eenige woorden over Dharma (de leer, de wet)
+van den Tath&#257;gata hadden gehoord, tot voldoening van iedereen
+(behalve misschien van de arme bruid) de gele kleederen gingen
+dragen.</p>
+<hr class="tb">
+<p>De nu volgende geschiedenis is een zeer aantrekkelijke en doet ons
+zien, dat een liefde, die de grenzen dezer wereld overschrijdt en tot
+in het hiernamaals reikt ook in de dagen van S&#257;kya-muni niet
+onbekend was. Zij is getiteld:</p>
+<p class="headinglike"><i>De geschiedenis van het meisje
+Bhadr&#257;.</i></p>
+<p>Toen S&#257;kya-muni een vroeger bestaan doormaakte, noodigde een
+zekere koning S&#363;ryapati den grooten Boeddha D&#299;pan&#772;kara
+uit om zijn rijksgebied te bezien. Om dezen te eeren gaf de koning
+bevel dat zijn onderdanen, binnen een grens van twaalf yogana&rsquo;s
+van de hoofdstad, alle bloemen en reukwerken zouden bewaren voor den
+koning, opdat deze ze aan Boeddha zou schenken. Niemand mocht deze
+gaven houden om ze voor zichzelf aan te bieden.</p>
+<p>S&#257;kya was toen een jonge Brahmaan, Megha geheeten. Hij was,
+ofschoon eerst zestien jaar oud, wel onderwezen in de wet. Hij was
+onvergelijkelijk schoon: zijn lichaam als geel goud, zijn haar
+insgelijks. Zijn stem was zoet en zacht als die van Brahm&#257;. Hij
+kwam in de stad, juist toen deze was versierd met het oog op de komst
+van Boeddha D&#299;pan&#772;kara en ook hij&mdash;die reeds een zeker
+vaag voorgevoel van het Boeddhaschap in zich gevoelde&mdash;besloot aan
+den vleeschgeworden verlichte een offer te brengen. <span class="pagenum">[<a id="pb99" href="#pb99" name="pb99">99</a>]</span></p>
+<p>Hij sprak bij zichzelven: &bdquo;Welke offers zal ik hem brengen?
+Boeddha&rsquo;s houden niet van offers in geld, ik zal hem de schoonste
+bloem geven, die ik kan vinden.&rdquo;</p>
+<p>Hij ging naar een kapper en zocht een fraaie bloem uit, doch de
+kapper wilde haar niet verkoopen. &bdquo;De koning heeft orders
+gegeven, eerbiedwaardig jongeling, dat geen bloemkransen hier in de
+stad mogen worden verkocht, hoe dan ook.&rdquo; Megha kreeg in een
+tweede en derde winkel hetzelfde antwoord.</p>
+<p>Nu zag hij, terwijl hij verder zocht, dat een in &rsquo;t zwart
+gekleed meisje, een waterdraagster, Bhadr&#257; geheeten, stilletjes
+een Utpala-bloem met zeven stelen nam, die in haar wateremmer deed, en
+daarop haar weg vervolgde.</p>
+<p>Megha ging haar tegemoet en sprak &bdquo;wat wilt ge doen met die
+Utpala, die gij in uw wateremmer verstopte? Ik zal u vijfhonderd
+goudstukken geven als gij haar aan mij wilt verkoopen.&rdquo;</p>
+<p>Het meisje was getroffen door de verschijning van den jongen man,
+die er zoo vriendelijk uitzag.</p>
+<p>Zij antwoordde direct: &bdquo;Schoone jongeling, hebt gij niet
+gehoord dat de groote Boeddha D&#299;pan&#772;kara op uitnoodiging van
+den koning zoo aanstonds in de stad zal komen en dat de koning een
+verbod heeft gegeven dat niemand, binnen twaalf yogana&rsquo;s van de
+stad, reukzalf of bloemen aan eenig particulier mag verkoopen,
+aangezien de koning alles zelf wil koopen om het aan den Boeddha aan te
+bieden?</p>
+<p><span class="corr" id="xd20e2594" title="Niet in bron">&bdquo;</span>Nu is er in onze nabijheid een
+kappersvrouw die van mij vijfhonderd geldstukken kreeg en mij daarvoor
+deze bloem met zeven stelen gaf. De reden waarom ik alzoo des konings
+gebod heb overtreden, is dat ik zelf een offer wil brengen aan den
+heiligen man.&rdquo;</p>
+<p>Toen antwoordde Megha: &bdquo;Goed meisje, wat gij hebt gezegd zal u
+dunkt mij het recht geven om van mij vijfhonderd goudstukken aan te
+nemen, waarvoor gij mij dan vijf stelen van de Utpalabloem geeft en er
+twee voor uzelven behoudt.&rdquo;</p>
+<p>Zij antwoordde: &bdquo;Wat wilt gij doen met de bloemen als ik ze
+aan u geef?&rdquo;</p>
+<p>De jonge Brahmaan zeide daarop dat hij ze aan den Boeddha wenschte
+te schenken.</p>
+<p>Nu had dit meisje het innerlijk gezicht en zij zag aan het gelaat
+van den jongeling, dat hij eenmaal de leidsman der menschen zou
+worden.</p>
+<p>Zij sprak: &bdquo;Schoone vreemdeling, eenmaal zult gij een groote
+Boeddha zijn, en wanneer gij mij beloven wilt dat gij tot op
+<span class="pagenum">[<a id="pb100" href="#pb100" name="pb100">100</a>]</span>den dag van uwe verlichting (waarop gij een
+Boeddha wordt) mij bij iedere geboorte tot uw vrouw zult nemen en dat
+wanneer gij Nirv&#257;na bereikt, gij mij als leerling onder uwe
+volgelingen wilt opnemen, dan zal ik u vijf stelen van mijn bloem
+geven.&rdquo;</p>
+<p>De Brahmaan antwoordde dat een asceet al zijn rijkdom moest schenken
+aan zijn metgezellen en dat, indien zij deze regeling goed vond, hij
+haar voor altijd tot vrouw wilde hebben. Zij verkocht hem daarop vijf
+stelen van de Utpala, opdat deze zijn bizondere gift aan den Boeddha
+zouden zijn en begeerde dat zij de andere twee als haar eigen gift zou
+schenken.</p>
+<p>Toen Dipan&#772;kara naderde, vol majesteit, glinsterend als een
+helder meer, werd het geschenk hem toegeworpen en door een wonder
+bleven de bloemen zwevend in de lucht: een canopy (koepeldak) vormend
+boven zijn hoofd.</p>
+<p>Onder de &bdquo;Fan hemelen&rdquo; der Chineezen heet er een Fuh.
+ngai (gelukkige liefde). Laten wij hopen dat daar de lieve Bhikshu
+Bhadr&#257; bij haar geliefden meester is.</p>
+<p class="headinglike"><i>Koning Wessantara.</i></p>
+<p>Eens leefde Boeddha op aarde als koning Wessantara. Zoo
+vriend&rsquo;lijk was hij voor iedereen dat het gerucht ging dat hij
+een besluit had genomen om aan iedereen te geven wat hij verzocht. Hij
+had een liefhebbende vrouw en twee kinderen. Ook had hij een
+betooverden witten olifant.</p>
+<p>Een vreeselijke hongersnood brak in een naburig koninkrijk uit en de
+armen stierven bij duizenden. Acht Brahmanen werden tot koning
+Wessantara gezonden ten einde van hem den witten olifant te verzoeken:
+want een vruchtbare regen valt overal waar een betooverde witte olifant
+zich ophoudt.</p>
+<p>De weldadige koning stond zijn witten olifant af. Dit wekte zoozeer
+den toorn van zijn volk op, dat zij hem afzetten.</p>
+<p>Wessantara gaf nu al zijn rijkdom aan de armen en vertrok in een
+wagen, door twee paarden getrokken. Hij zou naar een groote rots in de
+wildernis gaan, teneinde daar kluizenaar te worden. Op zijn reis
+ontmoet hij twee Brahmanen, die hem om zijn rijtuig verzoeken. Hij
+geeft aan die bede gehoor en de onttroonde koning en koningin leggen de
+rest van den weg te voet af, ieder een kind op den arm. Hun weg leidt
+door het koninkrijk van den vader der koningin. Deze tracht hen van hun
+besluit terug te brengen, doch tevergeefs.</p>
+<p>In dienzelfden tijd leefde een Brahmaan, Jutaka, zeer gelukkig
+<span class="pagenum">[<a id="pb101" href="#pb101" name="pb101">101</a>]</span>met zijn schoone vrouw; totdat op zekeren dag,
+toen de vrouw water putte, jaloersche buren haar gemoed vergiftigden.
+Zij bliezen haar namelijk in dat zij een slavin was en wonden haar zoo
+op, dat zij haar echtgenoot aanviel, hem sloeg en zijn baard uitrukte.
+Ja, zij dreigde zijn huis te verlaten als hij haar geen twee slaven
+verschafte. Zij zeide dat een dwaze koning, Wessantara, in de wildernis
+leefde als asceet. Daar moest hij heengaan en om twee slaven
+verzoeken.</p>
+<p>Zij toch hadden twee kinderen en hadden een gelofte gedaan om geen
+enkel verzoek te weigeren. Jutaka vertrok, doch hij kon niet bij den
+koning komen, daar de vader der koningin er een jager op wacht had
+gezet. Hij toch wist van Wessantara&rsquo;s gelofte en wilde hem voor
+verdere onbeschaamdheden van hebzuchtigen vrijwaren. Jutaka vertelde
+den jager een leugenachtig verhaal en slaagde er in den kluizenaar te
+vinden. Hij vroeg de twee kinderen voor zich als slaaf en Wessantara
+was door zijn eed gebonden ze hem te schenken. Zoo spoedig Jutaka uit
+het gezicht van den koning was, bond hij de koningskinderen stevig met
+koorden vast, doch: hij verdwaalde in de wildernis en kwam in het land
+van &rsquo;s konings schoonvader, die al spoedig het geheele geval had
+vernomen.</p>
+<p>Hij liet den Brahmaan voor zich komen en bood hem voor de
+kleinkinderen hun gewicht in goud. Het eind van den hebzuchtigen
+Brahmaan was ongeveer als dat van Judas: hij richtte van zijn oneerlijk
+verkregen rijkdom een groot feest aan: zijn ingewanden barstten door
+overvulling.</p>
+<p class="headinglike"><i>Koning Bambadat.</i></p>
+<p>Boeddha was in een zijner vroegere geboorten koopman in Benares. Op
+zekeren dag ging hij met zijn vrouw in een rijtuig door de straten van
+R&#257;jagriha, de hoofdstad van koning Bambadat. De vorst zag deze
+vrouw en werd betooverd door hare onvergelijkelijke schoonheid. Hij
+maakte terstond een afschuwelijk listig plan om haar te krijgen.</p>
+<p>Een van zijn ambtenaren werd uitgezonden om stil een juweel van
+groote waarde in het rijtuig van den koopman te laten vallen. De arme
+koopman werd nu gevangen genomen onder beschuldiging van des konings
+kleinood te hebben gestolen. Hij en zijne schoone vrouw werden voor den
+koning gebracht, die met voorgewende belangstelling naar het geval
+hoorde en daarop beval dat de koopman onthoofd en diens vrouw in den
+harem zou worden opgenomen. Koning Bambadat was <span class="pagenum">[<a id="pb102" href="#pb102" name="pb102">102</a>]</span>een
+wreed koning, wiens onderdrukkingen hem den haat zijner onderdanen op
+den hals hadden gehaald.</p>
+<p>De arme koopman werd weggevoerd om onthoofd te worden, maar Indra op
+zijn hemeltroon had het vreeselijk voorval gezien en&mdash;een wonder
+geschiedde. Toen de beul zijn zwaard ophief deden onzichtbare handen
+den koning, die bij de bloedige gebeurtenis tegenwoordig wilde zijn,
+van plaats verwisselen met den koopman, zoodat deze den noodlottigen
+slag ontving. Doch de koopman vond zichzelf eensklaps op den olifant
+gezeten, die den koning naar de gerichtsplaats had gebracht. Deze
+treffende tusschenkomst des hemels verbaasde het verzamelde volk: zij
+riepen den koopman tot hun nieuwen koning uit. Onnoodig er bij te
+voegen dat zijn wijze van regeeren gansch anders was dan die van koning
+Bambadat.</p>
+<p>Vermeld wordt het niet, maar waarschijnlijk was de schoone vrouw het
+meisje Bhadr&#257; van de vorige geschiedenis.</p>
+<p class="headinglike"><i>De hongerige hond.</i></p>
+<p>Eens was daar een slecht koning, Usuratanam geheeten. Deze
+onderdrukte zijn volk zoo vreeselijk, dat Boeddha in den hemel er
+medelijden mee kreeg. Boeddha was toen de god Indra. Hij nam den vorm
+van een jager aan en daalde met den deva M&#257;tali neder: deze als
+een enorm groote hond. Zij traden eensklaps des konings paleis binnen
+en de hond blafte zoo ontzettend, dat het geluid de koninklijke
+gebouwen op zijne grondvesten deed schudden. De verschrikte koning riep
+den jager bij zich en vroeg wat die vreeselijke geluiden hadden te
+beteekenen.</p>
+<p>&bdquo;De hond blaft zoo van den honger&rdquo; zeide de
+jager&mdash;en opnieuw rolde een geluid als van een verren donder door
+het paleis.</p>
+<p>&bdquo;Geef hem eten, geef hem toch eten&rdquo; zeide de verschrikte
+vorst; al het voedsel, dat er was, moest dienen voor het koninklijk
+feestmaal: het werd voor den hond neergezet. Hij at het in een
+oogenblik op en blafte nogmaals met vreeselijke stem. Men haalde meer
+voedsel: alles ten slotte wat in de stad en in de aangrenzende
+provinci&euml;n was. Doch, na korte rust at de onverzadelijke hond
+alles op en begon opnieuw te blaffen. De koning stortte haast ter aarde
+van schrik.</p>
+<p>&bdquo;Zal niets ooit uw hond verzadigen, jager?&rdquo;</p>
+<p>&bdquo;Niets, o koning, dan het vleesch van al zijn
+vijanden.&rdquo;</p>
+<p>&bdquo;En wie zijn zijn vijanden, jager?&rdquo; <span class="pagenum">[<a id="pb103" href="#pb103" name="pb103">103</a>]</span></p>
+<p>&bdquo;Zijn vijanden,&rdquo; hernam de jager &bdquo;zijn zij die
+slechte daden verrichten, die de armen onderdrukken, die oorlog maken,
+die wreed zijn tegenover de dieren der schepping.&rdquo;</p>
+<p>De koning herinnerde zich zijn vele slechte daden en werd door
+schrik en berouw aangegrepen. Daarop maakte Boeddha zich bekend en
+predikte hem en zijn volk de wet der gerechtigheid.</p>
+<p>Daar Mat&#257;li altijd voorkomt als de wagenmenner van Indra ligt
+het voor de hand dit verhaal te beschouwen als een oud-Indisch, in
+Boeddhistischen geest omgewerkt, gelijk trouwens met vele Jataka
+verhalen het geval is. Boeddha is hier eenvoudig voor Indra, den
+oorspronkelijken held van het verhaal, in de plaats gesteld.</p>
+<p class="headinglike"><i>Boeddha als vredestichter.</i></p>
+<p>Twee prinsen waren eens in hevigen twist geraakt over zeker
+kunstmatig, door dijken afgesloten meer. Een vreeselijke oorlog dreigde
+te ontbranden. Eensklaps verscheen Boeddha tusschen de prinsen en hun
+legers en vroeg naar de oorzaak van den strijd<span class="corr" id="xd20e2681" title="Niet in bron">.</span> Toen men hem volkomen had
+ingelicht stelde hij de volgende vragen:</p>
+<p>&bdquo;Zeg mij, koningen, heeft aarde eigenlijke waarde?&rdquo;</p>
+<p>&bdquo;Geen waarde hoegenaamd.&rdquo;</p>
+<p>&bdquo;Heeft water eigenlijke waarde?&rdquo;</p>
+<p>&bdquo;Geen waarde hoegenaamd.&rdquo;</p>
+<p>&bdquo;En het bloed van koningen, heeft dat eigenlijke
+waarde?&rdquo;</p>
+<p>&bdquo;De waarde is daarvan niet te schatten.&rdquo;</p>
+<p>&bdquo;Is het redelijk&rdquo; sprak de Tath&#257;gata &bdquo;dat wat
+van onberekenbare waarde is in rekening wordt gebracht tegen datgene
+wat in het geheel geen waarde heeft?&rdquo;</p>
+<p>De vertoornde vorsten erkenden de wijsheid dezer redenen en gaven
+hun twist op.</p>
+<p class="headinglike"><i>De verloren zoon.</i></p>
+<p>Zeker man had een zoon, die wegreisde naar een ver land. Daar werd
+hij vreeselijk arm. De vader echter werd rijk, hij verzamelde veel goud
+en schatten, hij had veel welgevulde magazijnen en olifanten. Doch hij
+had zijn verloren zoon zeer lief en klaagde heimelijk dat hij niemand
+had aan wien <span class="pagenum">[<a id="pb104" href="#pb104" name="pb104">104</a>]</span>hij zijn paleizen en suverna&rsquo;s<a class="noteref" id="xd20e2709src" href="#xd20e2709" name="xd20e2709src">73</a> bij zijn dood kon achterlaten.</p>
+<p>Na vele jaren kwam de arme man, voedsel en kleeding zoekend, naar de
+streek waar zijn vader groote bezittingen had. Zijn vader zag hem reeds
+van verre en dacht bij zichzelf: &bdquo;Indien ik aanstonds mijn zoon
+weer aanneem, en hem mijn goed en schatten geef, zal ik hem groot leed
+veroorzaken.</p>
+<p><span class="corr" id="xd20e2715" title="Niet in bron">&bdquo;</span>Hij is onwetend en onopgevoed: hij is arm
+en verdrukt. Met iemand van zulke ongelukkige neigingen is het beter
+zijn geest langzamerhand op te voeden. Ik zal hem maken tot een mijner
+huurlingen.&rdquo;</p>
+<p>Daar kwam de zoon, uitgehongerd en in lompen, aan de deur van zijns
+vaders huis. Hij zag een grooten troon en vele hovelingen, die eer
+bewezen aan hem, die op den troon zat. Verschrikt door al die pracht
+vlood hij weer naar den weg terug. &bdquo;Hier&rdquo; zoo sprak hij
+&bdquo;is het huis van den armen man. Als ik in het paleis van den
+koning kom, word ik wellicht in de gevangenis geworpen.&rdquo;</p>
+<p>Toen zond de vader boden naar zijn zoon: deze brachten hem mede,
+ondanks zijn verzet en klagen. Toen hij het huis van zijn vader
+bereikte viel hij flauw van schrik: hij herkende zijn vader niet en
+dacht dat hij een of ander wreede straf zou moeten verduren. De vader
+beval zijn dienaren zachtkens met den ongelukkige te handelen en zond
+twee werklieden van diens eigen levenswijze uit om hem als arbeider op
+het landgoed in dienst te nemen. Zij gaven hem een bezem en een mand en
+lieten hem, tegen dubbel loon de mesthoop opruimen.</p>
+<p>Uit het venster van zijn paleis keek de rijke man naar zijn zoon,
+die daar aan het werk was. Doch op zekeren dag kleedde de vader zich
+als een arm man, overdekte zich met stof en vuil en sprak zijn zoon
+toe: &bdquo;Blijf hier, goede man, en ik zal u van kleeding en voedsel
+voorzien: gij zijt eerlijk en arbeidzaam. Beschouw mij als uw
+vader.&rdquo;</p>
+<p>Na vele jaren voelde de vader zijn einde naderen. Hij riep zijn zoon
+en zijn ambtenaren bij zich en deelde hun het geheim mede, dat hij zoo
+lang had bewaard. De arme man was werkelijk zijn zoon, die hem in
+vroeger dagen had verlaten. Nu deze zich bewust was van zijn vroegeren
+droeven staat, nu hij bekwaam was rijkdom op prijs te stellen en te
+bewaren, wilde hij hem al zijn schatten toevertrouwen. De arme
+<span class="pagenum">[<a id="pb105" href="#pb105" name="pb105">105</a>]</span>man was verbaasd over deze plotselinge ommekeer
+in zijn lot, en verblijd nog eenmaal zijn vader te zien.</p>
+<p>Volgens de &bdquo;Lotus van de Volmaakte wet&rdquo; zijn de
+gelijkenissen van Boeddha omsluierd voor de onwetenden door een
+raadselachtige taal.</p>
+<p>De rijke man van de gelijkenis, met zijn troon vol bloemen en
+juweelen, heet daar de Tath&#257;gata, die al zijn kinderen teeder
+bemint en groote geestelijke schatten voor hen heeft bereid. Doch
+iedere zoon van Tath&#257;gata heeft treurige neigingen. Hij stelt de
+mesthoop boven de paarl mani. Om zulk een mensch te leeren moet de
+Tath&#257;gata lagere dienaren gebruiken, monniken en asceten, om hem
+langzamerhand van de lagere voorwerpen der begeerte af te wennen. Als
+hij zelf spreekt is hij gedwongen veel van zijn gedachten te
+omsluieren, omdat zij niet begrepen zouden worden. Zijn zonen hebben
+geen genoegen in het hooren van geestelijke dingen. Stap voor stap moet
+hun geest worden opgevoed voor hoogere waarheden.</p>
+<p class="headinglike"><i>Gelijkenis van de vrouw aan de bron.</i></p>
+<p>&#256;nanda, de geliefde leerling van Boeddha, was eens dorstig,
+daar hij een verre reis had gemaakt. Bij een bron ontmoette hij een
+meisje, Matanga geheeten en vroeg haar hem wat water te geven. Doch
+daar zij een vrouw van lagere kaste was, vreesde zij een heilig
+Brahmaan te besmetten en weigerde vriendelijk.</p>
+<p>&bdquo;Ik vraag niet naar caste, maar naar water,&rdquo; zeide
+&#256;nanda. Zijn nederigheid won het hart van het meisje.</p>
+<p>Haar moeder was ervaren in liefdesdranken en tooverkunsten en toen
+deze hoorde hoe verliefd haar dochter was, dreef zij haar tooverspel
+met &#256;nanda en bracht hem naar haar hol. Hulpeloos bad deze tot
+Boeddha, die aanstonds verscheen en de booze demonen uitwierp.</p>
+<p>Doch met Matanga was het nog droevig gesteld. Ten slotte besloot zij
+Boeddha zelf op te zoeken en bij hem hulp te vragen.</p>
+<p>De groote geneesmeester, de gedachten van het meisje bemerkende,
+vroeg haar vriendelijk:</p>
+<p>&bdquo;Ondersteld dat gij mijn leerling huwdet, kunt gij hem overal
+volgen?&rdquo; &bdquo;Overal,&rdquo; sprak het meisje. &bdquo;Kunt gij
+zijn kleederen dragen en slapen onder hetzelfde dak?&rdquo; zeide
+Boeddha, zinspelend op de armoede en dakloosheid der onbehuisden.
+<span class="pagenum">[<a id="pb106" href="#pb106" name="pb106">106</a>]</span>Langzamerhand begreep het meisje zijne bedoeling
+en op het laatst nam zij haar toevlucht tot de drie groote
+paarlen.<a class="noteref" id="xd20e2751src" href="#xd20e2751" name="xd20e2751src">74</a></p>
+<p class="headinglike"><i>De geschiedenis van V&#257;savadatta.</i></p>
+<p>Te Mathur&#257; was een courtisane, V&#257;savadatta geheeten. Zij
+werd zeer verliefd op een der toenmalige discipelen van Boeddha,
+Upagupta geheeten, en zond haar dienstbode om hem haar hartstocht
+bekend te maken. Upagupta was jong en zeer schoon. Weldra kwam de
+dienstbode met het volgende raadselachtig antwoord terug:</p>
+<p>&bdquo;De tijd is nog niet gekomen, dat de leerling Upagupta een
+bezoek zal brengen aan de courtisane V&#257;savadatta.&rdquo;</p>
+<p>V&#257;savadatta was over dit antwoord verbaasd. Haar klasse toch
+was toen ter tijd een caste, een georganiseerd lichaam, door den staat
+beschermd en zij leefde in grooten overvloed. Zij was de schoonste
+vrouw in des konings rijk en niet gewoon dat hare liefde werd versmaad.
+Toen haar eerste oogenblikken van heftigheid voorbij waren, bedacht zij
+dat de jonge man arm was. Wederom zond zij haar dienstbode naar
+Upagupta. &bdquo;Zeg hem dat V&#257;savadatta liefde begeert, geen goud
+en paarlen.&rdquo; De dienstbode kwam terug met hetzelfde
+raadselachtige antwoord: &bdquo;De tijd is nog niet gekomen dat de
+leerling Upagupta de courtisane V&#257;savadatta zal
+bezoeken.&rdquo;</p>
+<p>Weinige maanden daarna stond V&#257;savadatta in liefdesbetrekking
+tot het hoofd der kunstenaars van Mathur&#257;. Terwijl deze betrekking
+nog voortduurde kwam een zeer rijk koopman in de stad met vijfhonderd
+paarden, die hij wilde verkoopen. Toen hij hoorde van
+V&#257;savadatta&rsquo;s schoonheid, besloot hij haar op te zoeken en
+werd op haar verliefd. Zijn paarlen en suverna&rsquo;s waren te
+verlokkend voor de hebzuchtige vrouw. Zij vermoordde het hoofd der
+kunstenaars en liet zijn lijk op een mesthoop werpen<span class="corr"
+id="xd20e2766" title="Niet in bron">.</span> Zijn familieleden deden,
+toen zij hem misten, allerlei nasporingen en het lijk werd
+gevonden.</p>
+<p>V&#257;savadatta werd gevangen genomen en voor den koning gebracht.
+Deze gaf bevel dat haar ooren, haar neus, haar handen en haar voeten
+zouden worden afgehouwen en haar lichaam op een kerkhof geworpen. Haar
+dienstbode bleef haar nog ter zijde, want zij was een vriendelijke
+meesteres voor deze geweest. Zij trachtte haar pijn te lenigen en joeg
+de vliegen van het bloedend lichaam weg. <span class="pagenum">[<a id="pb107" href="#pb107" name="pb107">107</a>]</span></p>
+<p>Nu kreeg V&#257;savadatta een derde boodschap van Upagupta:
+&bdquo;De tijd is gekomen dat de leerling Upagupta een bezoek zal
+brengen aan de courtisane V&#257;savadatta.&rdquo; De arme vrouw, in
+wier ziel nog een echo was van de vroegere hartstocht, liet door haar
+dienstbode zorgvuldig haar geschonden leden onder een kleed bedekken:
+de verminkte overblijfsels van vroegere schoonheden. Toen de jonge man
+kwam zeide zij met eenige hartstocht:</p>
+<p>&bdquo;Eens was mijn lichaam geurig als de lotus en bood ik u mijn
+liefde aan. In die dagen was ik bedekt met paarlen en fijn linnen. Nu
+ben ik verminkt en met vuil en bloed bedekt. Mijn handen, mijn voeten,
+mijn ooren, de beul heeft ze afgehouwen.&rdquo;</p>
+<p>De jonge man troostte met groote vriendelijkheid de arme
+V&#257;savadatta in haar doodsstrijd. &bdquo;Zuster, het is niet voor
+mijn genoegen en mijn geluk dat ik tot u kom.&rdquo; Hij wees haar op
+de werkelijke natuur van de bekoorlijkheden, die zij nu betreurde. Hij
+wees er haar op dat zij geen vreugden, doch kwellingen waren gebleken,
+en dat indien onkuischheid, ijdelheid, begeerigheid en moordzucht waren
+afgesneden, zij winst had en geen verlies.</p>
+<p>Hij verhaalde haar van Tath&#257;gata, dien hij op deze aarde had
+zien wandelen, een Tath&#257;gata, die vooral hen die lijden liefheeft.
+Zijn woord bracht vrede in de ziel van V&#257;savadatta. Zij stierf, na
+haar geloof in Boeddha te hebben uitgesproken.</p>
+<p>Geesten voerden haar naar de boeteplaatsen van Devaloça.</p>
+<p class="headinglike"><i>Gelijkenis van het brandend huis<span class="corr" id="xd20e2786" title="Niet in bron">.</span></i></p>
+<p>Daar was eens een oud man, gebrekkig, vervallen, doch zeer rijk. Hij
+bezat veel land en vele goudstukken. Nog meer: hij had een wondergroot
+huis, dat vele sporen vertoonde van den tand des tijds. De gebinten
+waren door de wormen doorknaagd, de pilaren waren vergaan, de galerijen
+vielen naar beneden, het dak was droog en brandbaar. In het huis waren
+vele honderden bedienden en knechten van den ouden man, zoo uitgestrekt
+was de verzameling van oude gebouwen.</p>
+<p>Het huis bezat ongelukkig slechts eene deur. De man was ook de vader
+van vele kinderen, vijf, tien, laten wij zeggen twintig. Op zekeren dag
+rook hij een brandlucht en liep hij zoo spoedig hij kon, de eenige deur
+uit. Tot zijn schrik zag hij dat het dak in vlammen stond, terwijl de
+vergane oude pilaren <span class="corr" id="xd20e2793" title="Bron: e&egrave;n">&eacute;&eacute;n</span> voor <span class="corr" id="xd20e2796" title="Bron: e&egrave;n">&eacute;&eacute;n</span> vuur
+vatten en de gebinten brandden als tonder. Daarbinnen waren zijn
+kinderen, waar hij zoo veel <span class="pagenum">[<a id="pb108" href="#pb108" name="pb108">108</a>]</span>van hield, aan het stoeien en aan
+het spelen met hun speelgoed.</p>
+<p>De beangste vader zeide bij zichzelven: &bdquo;Ik zal het huis
+inloopen en mijn kinderen redden. Ik zal ze in mijn sterke armen nemen.
+Ik zal ze veilig dragen door de vallende gebinten en de brandende
+balken.&rdquo; Doch daar kwam de droeve gedachte bij hem op dat zijn
+kinderen dartel en onwetend waren. &bdquo;Als ik hun zeg dat het huis
+in vlammen staat, zullen zij mij niet begrijpen. Als ik beproef hen te
+grijpen zullen zij rondhollen en beproeven mij te ontsnappen. Helaas!
+en er is toch geen oogenblik te verliezen.&rdquo;</p>
+<p>Eensklaps schoot een heldere gedachte door het brein van den oude.
+&bdquo;Mijn kinderen zijn onwetend,&rdquo; zeide hij bij zichzelf,
+&bdquo;maar zij houden van speelgoed en van blinkende dingen. Ik zal
+hun wat speelgoed beloven, dat zoo mooi is als zij &rsquo;t nooit
+zagen. Dan zullen zij naar mij luisteren.&rdquo;</p>
+<p>De oude man riep nu met luider stem: &bdquo;Kinderen, kinderen, kom
+uit het huis en zie deze mooie stukken speelgoed. Wagens met witte
+ossen er voor, alles goud en klatergoud. Zie die keurige fijne
+antilopen, o, en wat een mooie geiten. Kinderen, kinderen, kom toch
+gauw, of zij zijn allen weer weg.&rdquo;</p>
+<p>Daar kwamen de kinderen met vliegende haast uit den brandenden
+bouwval. Speelgoed was haast het eenige woord dat zij goed begrepen. De
+vader nu was uitermate blij, dat zijn kroost van het gevaar was gered
+en hij bezorgde hun eenige wagentjes, zoo mooi als men ze nooit ziet.
+Ieder wagentje had een koepeldak als een pagode en was met fijn
+traliewerk en klinkende belletjes versierd.</p>
+<p>Het was gemaakt van de zeven kostbare zelfstandigheden. Snoeren van
+glinsterende paarlen hingen er over: Vlaggen en kransen van de
+lieflijkste bloemen. Melkwitte ossen trokken deze wagens. De kinderen
+waren verbaasd toen zij er in zaten.</p>
+<p>Volgens de &bdquo;Witte Lotus van Dharma&rdquo; beteekent deze
+gelijkenis het volgende: De oude man is Tath&#257;gata en zijn kinderen
+zijn de blinde, lijdende kinderen van zonde en hartstocht.
+Tath&#257;gata heeft hen zeer lief en wil hen redden van hun ongeluk.
+Het oude, wondergroote huis, onooglijk, rot, gevaarlijk is het rijk van
+K&#257;ma: het gebied der begeerte, de drie groote werelden van den
+zichtbaren kosmos. Het oude huis staat in brand door het vuur van
+menschelijke hartstochten, haat en lust. Tath&#257;gata wil, in zijn
+oneindig medelijden al zijn geliefde kinderen uit het groot gevaar
+<span class="pagenum">[<a id="pb109" href="#pb109" name="pb109">109</a>]</span>verlossen, maar zij verstaan zijne taal niet.
+Zij denken alleen over mooi speelgoed en kinderlijke vermaken. Als hij
+tot hen spreekt over den grooten innerlijken vrede, die den mensch zijn
+smart doet overwinnen, begrijpen zij hem niet. Spreekt hij tot hen over
+wonderbare, bovennatuurlijke giften, die aan de stervelingen worden
+geschonken, dan zijn zij doof. De wagentjes van klatergoud voor de
+kinderen van Tath&#257;gata bereid, zijn de &bdquo;Groote&rdquo; en de
+&bdquo;Kleine&rdquo; overtocht der Boeddhistische leer.<a class="noteref" id="xd20e2816src" href="#xd20e2816" name="xd20e2816src">75</a></p>
+<p class="headinglike"><i>Het gesprek met R&#257;hula over de
+valschheid.</i></p>
+<p>Koning Açoka<a class="noteref" id="xd20e2825src" href="#xd20e2825" name="xd20e2825src">76</a> de groote beschermer van het
+Boeddhisme, die in de 3<sup>e</sup> eeuw v&oacute;&oacute;r Christus
+leefde, heeft verschillende <span class="corr" id="xd20e2834" title="Bron: steen-inscriptie&rsquo;s">steen-inscripties</span> gemaakt. In
+een daarvan noemt hij zeven hoofdwerken (of belangrijke gedeelten) uit
+Boeddha&rsquo;s leer, daaronder dit gesprek. Volgens de vertaling van
+Prof. Beal luidt het aldus:</p>
+<p>&bdquo;In vroeger dagen, v&oacute;&oacute;r R&#257;hula tot de
+hoogste kennis was gekomen, waren zijn woorden (daar zijn natuurlijke
+aard niet zoo verheven was) niet altijd gekenmerkt door liefde tot de
+waarheid.</p>
+<p>Bij zekere gelegenheid beval Boeddha hem te gaan naar de Kientai
+(Ghanda of Ghanta) Vih&#257;ra en daar zijn mond te bewaren en zijn
+gedachten te beheerschen, tevens moest hij nauwgezet de regels van
+gedrag, in de schriften neergelegd, bestudeeren. R&#257;hula, het gebod
+hoorende, betuigde zijn gehoorzaamheid en ging.</p>
+<p>Negentien dagen bracht hij in berouw en boete door. Ten slotte kwam
+Boeddha tot hem. R&#257;hula werd, hem ziende, met blijdschap vervuld
+en boog voor hem met diepen eerbied. Vervolgens ging Boeddha op de voor
+hem bestemde plaats zitten en verzocht aan R&#257;hula hem een bekken
+met water te brengen en zijne voeten te wasschen. Toen dit was
+afgeloopen vroeg Boeddha aan R&#257;hula of dit water nu nog geschikt
+was voor eenig huiselijk gebruik (drinken enz.) R&#257;hula zeide van
+niet: immers het water was vol met stof en onreinheid. Boeddha
+<span class="pagenum">[<a id="pb110" href="#pb110" name="pb110">110</a>]</span>sprak: &bdquo;Dit is ook uw geval: want ofschoon
+gij mijn zoon zijt en de kleinzoon des konings, ofschoon gij alles hebt
+opgegeven om een asceet te worden, toch zijt gij onbekwaam uw tong van
+onwaarheid en de bevlekking van losse praat terug te houden, en zoo
+zijt gij evenals dit besmette water: ongeschikt voor verder
+gebruik.&rdquo;</p>
+<p>Nadat nu het water was weggeworpen, vroeg Boeddha opnieuw of de
+schaal nu geschikt was om drinkwater te bevatten. R&#257;hula
+antwoordde: &bdquo;Neen, want de schaal is nog besmet en onzindelijk en
+kan daarom voor zulk een doel niet worden gebruikt.<span class="corr"
+id="xd20e2847" title="Niet in bron">&rdquo;</span> Daarop antwoordde
+Boeddha: <span class="corr" id="xd20e2850" title="Niet in bron">&bdquo;</span>Zoo is het met u ook. Daar gij uw tong
+niet in toom houdt zijt gij bekend als ongeschikt voor eenig hoog doel,
+al belijdt gij een asceet te zijn.&rdquo;</p>
+<p>Daarop stak Boeddha de ledige schaal aan zijn voet en die
+ronddraaiende vroeg hij aan R&#257;hula of hij niet bang was dat zij
+breken zou.</p>
+<p>R&#257;hula zeide dat hij daarover niet bezorgd was, want de schaal
+was een doodgewone en daarom beteekende zijn verlies weinig.</p>
+<p>&bdquo;Zoo is het met u ook,&rdquo; sprak Boeddha, &bdquo;want al
+zijt gij een asceet, toch zijt gij, daar gij uw tong niet meester zijt,
+bestemd om, als een klein en onbeteekenend ding, een eind&rsquo;looze
+reeks zielsverhuizingen door te maken, een voorwerp van verachting voor
+alle wijzen.&rdquo;</p>
+<p>R&#257;hula schaamde zich diep en nog eens richtte Boeddha zich tot
+hem: &bdquo;Luister, ik zal u eene gelijkenis vertellen. In oude dagen
+was daar een koning over zeker rijk, die een zeer grooten en sterken
+olifant bezat, wel in staat om vijfhonderd kleinere olifanten den baas
+te blijven. Er kwam opstand in een deel van &rsquo;s konings rijk. De
+koning wilde er heen, en haalde de ijzeren wapenrusting van den olifant
+voor den dag. Hij beval den oppasser van den olifant hem de wapens aan
+te doen, te weten: twee scherpgepunte zwaarden aan zijn slagtanden,
+twee zeisen aan zijn ooren, een kromme speer aan iederen poot, een
+ijzeren bal aan zijn staart; verder moesten negen soldaten hem
+begeleiden. De meester van den olifant had er schik in hem zoo
+geharnast te zien en prentte hem in toch vooral zijn slurf goed gekruld
+te houden, wetende dat een pijlschot in het midden daarvan noodlottig
+moest zijn. Doch zie in &rsquo;t midden van het gevecht wond de olifant
+zijn slurf los en wilde er een zwaard mee grijpen. De meester
+verschrikte en na overleg met den koning <span class="pagenum">[<a id="pb111" href="#pb111" name="pb111">111</a>]</span>en zijn ministers,
+werd besloten dat hij niet meer op het oorlogsveld zou worden
+geleid.&rdquo; Boeddha vervolgde: &bdquo;R&#257;hula, wanneer menschen,
+die de negen fouten begaan, alleen hun tong maar bewaarden, zooals deze
+olifant werd geleerd zijn slurf te bewaren: alles zou wel zijn. Laten
+zij zich wachten voor de pijl, die in het midden treft, laten zij hun
+mond gesloten houden, opdat zij niet bij hun dood de ellende van
+toekomstige geboorten in de drie slechte wegen moeten
+doormaken.&rdquo;</p>
+<p>Hij voegde er nog deze versregelen bij:</p>
+<p>&bdquo;Ik ben als de vechtende olifant zonder vrees voor de pijl,
+die in &rsquo;t midden treft. Door oprechtheid en waarheid ontkom ik
+aan de menschen, die de wet niet eerbiedigen. Als de olifant, die, wel
+onderworpen en rustig den koning zijn snuit reikt om hem te bestijgen,
+zoo onder tucht is ook de eerwaardige: ook hij duldt vertrouwend en
+geloovig.&rdquo;</p>
+<p>R&#257;hula, deze woorden hoorende, werd bedroefd over zijn
+achteloosheid in woorden, wijdde zich aan vernieuwde oefening en werd
+aldus een Rahat.<a class="noteref" id="xd20e2870src" href="#xd20e2870"
+name="xd20e2870src">77</a></p>
+<hr class="tb">
+<p>Wij besluiten hiermede de redenen en gelijkenissen, die wij van den
+Boeddha vermeldden: mogen zij niet allen van hem zelf afkomstig zijn,
+zij drukken toch zeker uit den geest zijner leer, zij stellen ons in
+levendig tafereel voor oogen de liefde, de zelfverloochening, het heil,
+door den Meester aangeprezen. Toch oordeelen wij het gewenscht, om, ten
+einde den lezer tot een helder besef te brengen van het eigenaardige
+van Boeddha&rsquo;s streven, de hoofdpunten daarvan nog met een enkel
+woord in het licht te stellen. Wij willen dan daarbij tevens enkele
+quaesties, die zich in het Boeddhisme voordoen, met name die over het
+Nirv&#257;na, opzettelijk onder de oogen zien.</p>
+</div>
+</div>
+<div id="ch4.4" class="div2 section"><span class="pagenum">[<a href="#toc">Inhoud</a>]</span>
+<div class="divHead">
+<h3 class="main">IV. Hoofdpunten van Boeddha&rsquo;s leer.</h3>
+</div>
+<div class="divBody">
+<p class="first">Reeds vroeger<a class="noteref" id="xd20e2882src"
+href="#xd20e2882" name="xd20e2882src">78</a> hebben wij gezien, dat de
+hoofdvraag van het Boeddhisme deze is: Hoe word ik van het lijden
+verlost? Boeddha handelt daarover vooral, waar hij de vier heilige
+waarheden uiteenzet: en over het lijden, zijn ontstaan, zijn opheffing,
+en den weg, die tot opheffing leidt zich uitspreekt. <span class="pagenum">[<a id="pb112" href="#pb112" name="pb112">112</a>]</span>Niet
+allereerst is dus de vraag: hoe moet ik de godheid
+dienen?&mdash;of&mdash;hoe word ik van zonde gereinigd?&mdash;zooals
+bij andere godsdiensten&mdash;maar, hoe word ik bevrijd van het lijden?
+Die vraag staat zoozeer op den voorgrond dat wij in een der
+Sutta&rsquo;s<a class="noteref" id="xd20e2887src" href="#xd20e2887"
+name="xd20e2887src">79</a> als een woord des Meesters vermeld vinden,
+dat er veel meer is dat hij erkend heeft en hen <i>niet</i> verkondigd
+heeft dan wat hij hun w&egrave;l verkondigd heeft. En dat waarom?
+&bdquo;Omdat het o jongeren, u geen gewin brengt, omdat het niet tot
+afkeer van het aardsche, tot ondergang van alle lust, tot ophouden van
+het vergankelijke, tot vrede, tot inzicht, tot verlichting, tot
+Nirv&#257;na voert: daarom heb ik het u niet verkondigd. En wat heb ik
+u verkondigd? Het lijden, het ontstaan van het lijden, de opheffing van
+het lijden, den weg tot opheffing van het lijden.&rdquo;</p>
+<p>Hier hebben wij dus de hoofdzaak der leer. De vraag is nu echter:
+hoe hebben wij deze in bizonderheden te verstaan? Dit schijnt
+gemakkelijk op te lossen, want tal van redenen zijn er in de
+Boeddhistische boeken aan gewijd, maar ...... ze hebben vaak het
+eigenaardige, dat in onze dagen b.v. aan uiteenzettingen over economie
+eigen is: eerst schijnt alles helder, maar langzamerhand komt er een
+nevel voor uw oogen en alles wordt u duister. Zoo nu is het hier. Wij
+willen echter trachten de hoofdzaken te verstaan.</p>
+<p>Allereerst: de waarheid van het lijden. Alles wat leeft is aan
+&rsquo;t lijden onderworpen: geboorte, ouderdom, dood: &rsquo;t is
+alles lijden. Van eeuwigheid af, door vele bestaansvormen heen, gaat de
+wandeling (sams&#259;ra) der levende wezens: door den drang, den dorst
+naar zijn, telkens gedreven tot nieuwe wedergeboorten. Een zee van
+tranen grooter dan de vier groote wereldzee&euml;n is er geweend. En al
+dat lijden is aan het leven noodzakelijk verbonden&mdash;&bdquo;vijf
+dingen zijn er die geen asceet, die geen Brahmaan, die geen god, geen
+M&#257;ra noch Brahm&#257;, noch eenig wezen in de wereld kan bereiken.
+Welke vijf dingen zijn dat? Dat, wat den ouderdom toebehoort niet
+veroudert, wat aan ziekte onderworpen is niet ziek wordt, wat den dood
+toebehoort niet sterve, wat aan verval onderhevig is niet vervalle, dat
+wat vergankelijk is niet verga.</p>
+<p>Al het doen der menschen, die aardsch geluk nastreven loopt op
+lijden uit, niet slechts als hun arbeid tevergeefsch <span class="pagenum">[<a id="pb113" href="#pb113" name="pb113">113</a>]</span>is,
+maar ook als zij het doel bereiken. Hier op aarde ondervonden zij dat
+lijden het gevolg is, en als hun lichaam wordt verbroken, dan worden
+zij in de hel tot nieuwe kwellingen wedergeboren. Of de mensch zijn
+lust volgt, of hij vreugde nastreeft, of hij liefde aankweekt, alles
+brengt lijden met zich als onvermijdelijk gevolg. Tot eindelooze
+wandeling (sams&#259;ra) door een woestijn van leed is de mensch
+veroordeeld.</p>
+<p>Droevige levensbeschouwing? Doch wie meent dat een weemoedige
+stemming het wezen van het Boeddhistische geloof uitmaakt, zou zich
+zeer vergissen. Neen, daar is uitkomst: men kan, alle begeerten
+afstervend, komen tot den grooten vrede, tot de eeuwige rust. De ware
+Boeddhist, die dien vrede in beginsel heeft gevonden, die zich los
+heeft gemaakt van de aarde met haar leed en haar strijd, hij gaat met
+dezelfde vreugde het Nirv&#257;na tegen als de Christen het eeuwige
+leven. Zonder vrees of bekommering leeft hij en sterft hij; de angst
+voor den dood, de gehechtheid aan andere dingen, die den Europeaan
+kenmerkt en hem zooveel leed veroorzaakt is b.v. van de Birmanen zeer
+ver.<a class="noteref" id="xd20e2903src" href="#xd20e2903" name="xd20e2903src">80</a></p>
+<p>Men hoore ook de volgende opmerkingen uit Dhammapada, die dit
+uitdrukken in alle schoonheid en verhevenheid. &bdquo;Wiens zinnen in
+rust zijn, als paarden, getemd door hun bestuurder, wie de trots van
+zich heeft gedaan, wie van onreinheid vrij is, den alzoo voleindigde
+benijden de goden zelven.</p>
+<p><span class="corr" id="xd20e2909" title="Niet in bron">&bdquo;</span>In verheven vreugde leven wij, zonder
+vijand in de wereld der vijandschap, onder vijandige menschen zijn wij
+zonder vijandschap.</p>
+<p><span class="corr" id="xd20e2913" title="Niet in bron">&bdquo;</span>In verheven vreugde leven wij, gezond
+onder de kranken, onder de kranken verkeerend zonder ziekte.</p>
+<p><span class="corr" id="xd20e2917" title="Niet in bron">&bdquo;</span>In verheven vreugde leven wij, zonder naar
+iets te trachten onder hen, die trachten. Onder de menschen die
+trachten leven wij zonder begeerten (trachten).</p>
+<p><span class="corr" id="xd20e2921" title="Niet in bron">&bdquo;</span>In verheven vreugde leven wij, hoewel ons
+niets toebehoort. Vroolijkheid is onze spijze, evenals die der van
+licht stralende goden.</p>
+<p><span class="corr" id="xd20e2926" title="Niet in bron">&bdquo;</span>De monnik, die op een ledige plaats
+vertoeft, wiens ziel vol vrede is, hij geniet bovenmenschelijke
+zaligheid, de waarheid gansch en al doorschouwend.&rdquo;</p>
+<p>Er is dus een uitweg uit het lijden, dat ligt reeds hierin
+opgesloten. Nu zijn echter ontstaan en opheffing van het <span class="pagenum">[<a id="pb114" href="#pb114" name="pb114">114</a>]</span>lijden nauw met elkaar verbonden. Lust en
+begeerte doen het lijden ontstaan, vernietiging van lust en begeerte
+heft het op, zoo zagen wij reeds bij onze vermelding der vier heilige
+waarheden.<a class="noteref" id="xd20e2933src" href="#xd20e2933" name="xd20e2933src">81</a> Lust en begeerte doen het lijden ontstaan, zij
+voeren tot steeds nieuwe begeerten en teleurstellingen, zij doen ons
+volharden in de eindelooze wandeling (sams&#259;ra) van leven tot
+leven. Wie boven alle lust en begeerte verheven wordt, hij behoeft niet
+wederom geboren te worden, maar komt tot het hoogste heil, tot den
+grooten Vrede. Dat was het licht, hetwelk Boeddha onder den vijgeboom
+verkreeg: de dorst, de gulzigheid, was de veroorzaker van de greep (de
+wedergeboorte) en dus vernietiging van dorst (begeerte) het ophouden
+van het lijden, de verlossing, het hoogste heil.</p>
+<p>Wat is nu echter dat hoogste heil en hoe stelde Boeddha zich die
+sams&#259;ra, die eindelooze wandeling van leven tot leven voor?
+Ziedaar twee vragen, die onze aandacht verdienen, omdat zij raken de
+hoofdpunten van den godsdienst en omdat hier geleerden, die van het
+Boeddhisme een studie hebben gemaakt, in hun inzicht ver uiteen
+loopen.</p>
+<p>Zooals men weet werd de leer der zielsverhuizing reeds door de
+Brahmanen gehuldigd. Zij leerden dat in alle schepselen een deel van
+den eeuwigen geest woonde, dat verschillende bestaansvormen doorliep om
+eindelijk, van alle hartstocht en zonde gelouterd, wederom met den
+Algeest (Brahm&#259;) vereenigd te worden. Het stoffelijke was
+vergankelijk, maar het innerlijke onvergankelijk, dit kwam telkens in
+een andere gestalte weer op de wereld terug, en iedere volgende
+bestaansvorm beantwoordde, door de wet van Karma (oorzaak en gevolg)
+aan den voorafgaande. Zoo oogstte de mensch in ieder volgend leven, wat
+hij in een vorig leven had gezaaid. Men zal toestemmen dat zulk een
+leer alleen begrijpelijk is, wanneer er iets blijvends, iets
+geestelijks is, dat telkens den ondergang van het stoffelijk organisme
+overleeft om straks in nieuwe gestalte te verschijnen. Zoo werd het ook
+inderdaad door de Brahmanen opgevat. Zij noemden het wezen, dat van den
+eenen in den anderen bestaansvorm overging, &#257;tman.<a class="noteref" id="xd20e2940src" href="#xd20e2940" name="xd20e2940src">82</a></p>
+<p>Nu vinden wij in de heilige boeken van het Boeddhisme hierover vaak
+een gansche andere leer. Men hoore b.v. het volgende gesprek uit de
+Samyuttaka Nik&#257;ya. Tot Boeddha, <span class="pagenum">[<a id="pb115" href="#pb115" name="pb115">115</a>]</span>lezen wij daar, kwam
+zekere monnik Vachagotta, een aanhanger van een andere secte. Hij sprak
+tot den Verhevene aldus: &bdquo;Wat dunkt u, ge&euml;erde Gautama,
+bestaat het <i>ik</i>?&rdquo; Toen hij zoo sprak, zweeg de Verhevene.
+&bdquo;Hoe dan, Gautama, bestaat het <i>ik</i> niet?&rdquo; Wederom
+zweeg de Verhevene. Toen stond de monnik Vachagotta van zijn zitplaats
+op en ging heen.</p>
+<p>Toen echter de monnik Vachagotta zich verwijderd had, sprak de
+eerwaardige &#256;nanda tot den Verhevene: <span class="corr" id="xd20e2955" title="Niet in bron">&bdquo;</span>Waarom Heer, heeft de
+Verhevene op de vraag, dien de monnik Vachagotta deed, niet
+geantwoord?</p>
+<p><span class="corr" id="xd20e2959" title="Niet in bron">&bdquo;</span>Indien ik, &#256;nanda, toen de monnik
+Vachagotta mij vroeg: Bestaat het <i>ik</i>, geantwoord had: Het
+<i>ik</i> is, zoo zou ik, &#256;nanda, bekrachtigd hebben de leer van
+de Sam&#257;na&rsquo;s en Brahmanen, die aan de onvergankelijkheid
+gelooven. Als ik, &#256;nanda, toen de monnik Vachagotta mij vroeg:
+Bestaat het <i>ik</i> niet? geantwoord had, het <i>ik</i> bestaat niet,
+zoo zou ik bekrachtigd hebben de leer van de <span class="corr" id="xd20e2974" title="Bron: Sam&#257;n&#257;&rsquo;s">Sam&#257;na&rsquo;s</span> en
+Brahmanen, die aan de vernietiging gelooven<a class="noteref" id="xd20e2978src" href="#xd20e2978" name="xd20e2978src">83</a>. Als ik,
+&#256;nanda, toen de monnik Vachagotta mij vraagde: Bestaat het
+<i>ik</i>? geantwoord had: het <i>ik</i> bestaat, had mij dat,
+&#256;nanda, gediend om in hem het inzicht te werken: &bdquo;Alle
+&bdquo;wezens&rdquo; (Dhamna) zijn niet <i>ik</i>&rdquo;? Dat had het
+niet, heer. Als ik echter &#256;nanda, toen de monnik mij vraagde:
+Bestaat het <i>ik</i> niet? geantwoord had: Het <i>ik</i> bestaat niet,
+zoo zou dat nu, &#256;nanda, slechts uitgewerkt hebben dat de monnik
+Vachagotta in nog grootere verwarring was gekomen en denken zou: Mijn
+<i>ik</i>, bestond het vroeger niet? Nu is het echter niet
+meer.&rdquo;</p>
+<p>Men ziet, veel verder wordt de quaestie hier eigenlijk niet
+gebracht. Het is: ja en neen tegelijk. Alleen schijnt toch een soort
+vernietiging het einde. Dit is trouwens ook in overeenstemming met de
+wijze, waarop in tal van andere Boeddhistische teksten het wezen van
+den mensch wordt beschreven. Daar toch is geen sprake van een
+<i>ik</i>, als het inwendig geestelijk wezen, dat door de zintuigen met
+de buitenwereld in gemeenschap staat: neen, de mensch wordt verdeeld in
+vijf skandha&rsquo;s: lichamelijkheid, gewaarwordingen, voorstellingen,
+neigingen en bewustzijn, geen van deze maakt de persoonlijkheid van den
+mensch uit: noch is er iets hoogers, <span class="pagenum">[<a id="pb116" href="#pb116" name="pb116">116</a>]</span>iets centraals, dat
+van al deze dingen de drager of bestuurder is. Hoe kan daarbij van
+eenige zielsverhuizing of van een doorloopen van verschillende
+bestaansvormen sprake zijn? Die vraag schijnt niet gemakkelijk te
+beantwoorden. Een later Boeddhistisch geschrift &bdquo;de vragen van
+Milinda&rdquo;<a class="noteref" id="xd20e3013src" href="#xd20e3013"
+name="xd20e3013src">84</a> geeft een gesprek van dezen koning met den
+Boeddhistischen heilige N&#257;gasena. Deze zegt tot den koning:
+&bdquo;Het is niet hetzelfde wezen en het zijn niet verschillende
+wezens, die in de rij der bestaansvormen elkaar aflossen. De koning
+(wij kunnen hier inkomen!) begrijpt dit niet en zegt: Geef mij een
+gelijkenis. N&#257;gasena houdt daarop het volgend gesprek: &bdquo;Als
+een man, groote koning, een licht aansteekt, zal het niet den nacht
+doorbranden?&rdquo; &bdquo;Ja heer, het zal den nacht
+doorbranden.&rdquo; &bdquo;Nu, groote koning, is de vlam in de eerste
+nachtwake dezelfde als die in de middelste nachtwake?&rdquo;
+&bdquo;Neen, heer.&rdquo; <span class="corr" id="xd20e3016" title="Niet in bron">&bdquo;</span>Hoe dan koning, was het licht in de eerste
+nachtwake een ander, in de tweede weer een ander, in de derde weer een
+ander?&rdquo; &bdquo;Neen Heer, aan dezelfde stof zich voedend, heeft
+het den ganschen nacht gebrand.&rdquo; <span class="corr" id="xd20e3019" title="Niet in bron">&bdquo;</span>Zoo ook, groote koning,
+sluit de keten der wezens ineen, het eene ontstaat, het andere vergaat.
+Zonder aanvang, zonder einde sluit de keten, daarom is het noch
+hetzelfde noch een ander wezen, dat zichten slotte aan het bewustzijn
+voorstelt.&rdquo;</p>
+<p>Volgens het verhaal was koning Milinda met deze en andere dergelijke
+uiteenzettingen voldaan, ons echter voldoen zij weinig; &rsquo;t blijft
+ons raadselachtig, ontastbaar, wat eigenlijk met zulk een Karma is
+bedoeld. Trouwens in andere uiteenzettingen worden wij, ook op dit
+punt, naar huis gezonden met een: &bdquo;de Verhevene heeft dit niet
+geopenbaard, omdat het niet diende tot heil.&rdquo;</p>
+<p>Een Karma, een wet van oorzaak en gevolg, volgens welke goed en
+kwaad zijn vruchten dragen, en ieder menschelijk leven, zooals het nu
+eenmaal is, de noodzakelijke vrucht is van voorafgaande levens en de
+logische voorbereiding van daaropvolgende levens; zeker, dat wordt
+geleerd, maar de band, welke die levens aaneenschakelen kan als er geen
+eigenlijk gezegde <i>ziel</i>, dus ook <i>ziels</i>-verhuizing is, is
+onzichtbaar, onbegrijpelijk.</p>
+<p>Met uiteenzettingen over Nirv&#257;na is het al niet beter gesteld,
+ook daar komen wij niet tot helder besef. Op vele <span class="pagenum">[<a id="pb117" href="#pb117" name="pb117">117</a>]</span>plaatsen zouden wij het woord Nirv&#257;na zeer
+geschikt kunnen vertalen door hemel en schijnt werkelijk Nirv&#257;na
+een soort voortbestaan, voortduring in te sluiten. Elders weer schijnt
+het alsof Nirv&#257;na = het niets, en alsof alleen die leer van het
+niets, wegens haar radicalisme, wat omsluierd wordt voorgedragen. Soms
+ook krijgen wij den indruk dat Nirv&#257;na is: iets onuitsprekelijks,
+boven alle zijn in den gewonen zin verheven.</p>
+<p>Men oordeele. Zekere monnik, Yamaka geheeten, had (we ontleenen ook
+dit gedeelte aan het straks aangehaalde Boeddhistische geschrift) de
+volgende kettersche meening:</p>
+<p>&bdquo;Ik versta de door den Verhevene verkondigde leer zoo, dat een
+monnik, die van zonden vrij is, als zijn lichaam te gronde gaat, der
+vernietiging ten prooi valt, dat hij vergaat, dat hij niet is aan gene
+zijde van den dood.&rdquo;</p>
+<p>We merken op dat, indien vernietiging de eindleer van Boeddha was,
+hier van geen ketterij sprake kan zijn.</p>
+<p>De eerwaardige S&#257;riputta nu gaat den dwalende onderrichten:
+&bdquo;Wat meent gij, vriend Yamaka, is de Tath&#257;gatha
+&eacute;&eacute;n met zijn lichamelijkheid (m. a. w. is zijn lichaam
+zijn ware wezen). Ziet gij het zoo in?&rdquo; &bdquo;Dat doe ik niet,
+vriend.&rdquo;</p>
+<p>&bdquo;Is de Tath&#257;gata &eacute;&eacute;n met zijn
+gewaarwordingen, zijn voorstellingen, zijn neigingen, zijn bewustzijn?
+Ziet gij het zoo in?&rdquo; <span class="corr" id="xd20e3047" title="Niet in bron">&bdquo;</span>Dat doe ik niet, vriend.&rdquo;</p>
+<p><span class="corr" id="xd20e3051" title="Niet in bron">&bdquo;</span>Wat dunkt u, vriend Yamaka, is de
+Voleindigde in de lichamelijkheid (de gewaarwordingen enz.) begrepen?
+Meent gij het zoo?<span class="corr" id="xd20e3054" title="Niet in bron">&rdquo;</span></p>
+<p>&bdquo;Dat doe ik niet, vriend.&rdquo;</p>
+<p>&bdquo;Wat meent gij, vriend Yamaka, zijn lichamelijkheid,
+gewaarwordingen, voorstellingen en bewustzijn (te zamen) de
+Voleindigde? Ziet gij het zoo in?<span class="corr" id="xd20e3061"
+title="Niet in bron">&rdquo; &bdquo;</span>Dat doe ik niet,
+Heer.&rdquo;</p>
+<p>&bdquo;Wat meent gij, vriend Yamaka, is de Voleindigde gescheiden
+van lichamelijkheid, van aandoeningen, voorstellingen, neigingen en
+bewustzijn? Ziet gij het alzoo in?&rdquo; &bdquo;Dat doe ik niet,
+vriend.&rdquo;</p>
+<p>&bdquo;Zoo is dus, vriend Yamaka, reeds in deze wereld de
+Voleindigde voor u niet te begrijpen. Hebt gij dan het recht om te
+spreken: Ik versta de door den Verhevene verkondigde leer
+z&oacute;&oacute;, dat een monnik, die van zonden vrij is, als zijn
+lichaam verbroken wordt, aan de vernietiging ten prooi is; dat het
+vergaat, dat het niet is aan gene zijde des doods?&rdquo;</p>
+<p>Hier wordt m. a. w. dus verkondigd: het Nirv&#257;na is een
+mysterie, boven ons denken verheven. &rsquo;t Is, alsof wij hooren het
+woord van Paulus: &bdquo;Wat geen oog gezien en geen <span class="pagenum">[<a id="pb118" href="#pb118" name="pb118">118</a>]</span>oor
+gehoord heeft, en in geen menschenhart is opgekomen, dat heeft God
+bereid voor hen, die Hem liefhebben.&rdquo;</p>
+<p>De wijzen, zegt een spreuk uit Dhammapada, die geen wezen leed doen,
+die hun lichaam altijd in toom houden, zij wandelen naar de eeuwige
+verblijfplaats. Wie daar is gekomen, weet van geen leed.<a id="xd20e3075" name="xd20e3075"></a></p>
+<p>Wat is nu echter in dezen het oorspronkelijke? De leer: alles keert
+tot niet, de vergelding van leven tot leven zonder een wezen, dat in
+&rsquo;t eene leven misdreef en in &rsquo;t andere gestraft wordt? Of
+zijn dit latere, wijsgeerig gekleurde ontaardingen van het
+oorspronkelijk Boeddhisme? We doen deze vragen met nadruk. En wel om de
+volgende redenen: 1<sup>e</sup><span class="corr" id="xd20e3081" title="Niet in bron">.</span> Hoewel aan de eene zijde geleerd wordt dat
+niets blijvend is, geen wezen voortduurt van leven tot leven, vinden
+wij toch tal van Yataka-verhalen, waarin Boeddha spreekt over de
+levens, die hij vroeger heeft doorgemaakt. Hoe dat, als er volgens het
+Boeddhisme geen blijvend iets is, geen <i>ik</i>, dat van leven tot
+leven overgaat? 2<sup>e</sup>. die zoogenaamd echt Boeddhistische
+zielsverhuizing, een vergelding zonder een wezen, aan wien vergolden
+wordt, schijnt meer een uitvinding der Sophisten dan een leer van een
+volksprediker; 3<sup>e</sup>. ook in die stroomingen van het
+Boeddhisme, waar men zich verre heeft gehouden van allerlei latere
+ontaardingen, heeft men toch die leer van Karma anders opgevat, b. v.
+in Birma zijn er tal van verhalen in omloop over vroegere geboorten.
+Vele kinderen weten daar soms nog een en ander te vertellen over hun
+lotgevallen in een vroeger bestaan. 4<sup>e</sup>. juist die
+Boeddhistische geschriften, zooals b. v. Brahmajala-sutta, waarin zoo
+wonderlijk met ja en neen, bevestiging en ontkenning gerekend wordt,
+zijn waarschijnlijk geen afspiegeling der oude Boeddhistische leer,
+maar hebben den invloed ondergaan van de Mahayana, de school van den
+grooten overtocht. Wat was die Mahayana? Een soort van <span class="corr" id="xd20e3097" title="Bron: atheistisch-gekleurde">atheïstisch-gekleurde</span>
+wijsbegeerte, die het oorspronkelijk Boeddhisme voor een goed deel
+verdrong, doch ook een krachtige reactie teweegbracht, welke op haar
+beurt het Boeddhisme weer in bijgeloof deed ontaarden.</p>
+<p>Wanneer men ons dus vraagt naar de eigenaardigheden van het
+oorspronkelijk Boeddhisme, meenen wij hieromtrent de volgende punten te
+kunnen vaststellen:</p>
+<p>1. Boeddha stelde op den voorgrond de verlossing van het lijden.
+Deze moest hierin bestaan, dat men, door begeerte en hartstocht in een
+leven van kuischheid, armoede en gehoorzaamheid te overwinnen, tot den
+grooten Vrede geraakte, zoodat men niet wederom geboren behoefde te
+worden. <span class="pagenum">[<a id="pb119" href="#pb119" name="pb119">119</a>]</span></p>
+<p>2. Het oorspronkelijk Boeddhisme was bovenal op het praktische
+gericht, en was evenver van atheïsme als van vormendienst
+verwijderd.</p>
+<p>3. De leer van een wedergeboorte zonder zielsverhuizing en van
+Nirv&#257;na als vernietiging is niet oud-Boeddhistisch, maar aan de
+Mahayana te danken.</p>
+<p>4. Het Boeddhisme mag niet als volslagen pessimisme worden opgevat,
+omdat het: theoretisch een uitweg predikt uit het lijden en praktisch
+even ver van wereldvergoding als van wereldverachting is
+verwijderd.</p>
+</div>
+</div>
+<div id="ch4.5" class="div2 section"><span class="pagenum">[<a href="#toc">Inhoud</a>]</span>
+<div class="divHead">
+<h3 class="main">V. De weg des heils.</h3>
+</div>
+<div class="divBody">
+<p class="first">We hebben in het vorige hoofdstuk de hoofdzaken der
+Boeddhistische leer in het oog gevat, de menschheid in leed verzonken,
+de uitweg, die naar het Nirv&#257;na voert. De vraag komt nu echter:
+waarlangs voert ons die weg? M. a. w. wij zijn nu aan de behandeling
+van de vierde der heilige waarheden genaderd, de weg, die tot opheffing
+van het lijden voert: Reeds hebben wij vermeld dat de weg tot opheffing
+van het lijden is het heilige achtvoudig pad, dat is: recht geloof,
+recht besluiten, recht woord, rechte daad, recht leven, recht streven,
+recht gedenken, recht bespiegelen.<a id="xd20e3116" name="xd20e3116"></a> Welnu, drie stations zijn er, die wij op dien weg
+achtereenvolgens moeten passeeren, wij kunnen ze noemen:
+rechtschapenheid, bespiegeling (inkeeren tot zichzelf), wijsheid.
+Allereerst dus rechtschapenheid, d. w. z. zich van alles wat boos en
+onrein is verre houden. Deze rechtschapenheid openbaart zich in de
+opvolging der vijf volgende geboden, die niet alleen gelden voor de
+eigentlijke volgelingen, de monniken, maar voor alle vereerders van den
+Boeddha. Zij zijn: 1. geen levend wezen dooden, 2. aan niemands
+eigendom zich vergrijpen, 3. de vrouw van een ander niet
+aanraken<span class="corr" id="xd20e3118" title="Bron: .">,</span> 4.
+geen onwaarheid spreken, 5. geen bedwelmende dranken drinken.</p>
+<p>Wij moeten erkennen, dat inderdaad deze geboden door Boeddha&rsquo;s
+volgelingen zeer nauwgezet worden nageleefd. Niet alleen dat de
+Boeddhistische monnik van een soort zeef voorzien is, opdat hij bij het
+drinken van water niet het leven van een insect vernietige, neen, ook
+de leek, die eerbied heeft voor den Verhevene zal geen dier dooden,
+evenmin zijn vleesch eten. De Birmanen maken slechts voor
+&eacute;&eacute;n soort adder een uitzondering, een die den mensch
+moedwillig aanvalt en waarvan een hunner spreekwoorden zegt: als zij u
+eerst ziet, <span class="pagenum">[<a id="pb120" href="#pb120" name="pb120">120</a>]</span>doodt zij u, als gij haar eerst ziet, doodt gij
+haar. En ook de andere geboden, met name het niet gebruiken van
+bedwelmende dranken, worden streng nagekomen.</p>
+<p>Ook worden zij niet slechts negatief opgevat. De Boeddhist doodt
+niet alleen geen dieren, maar is ook vervuld met liefde voor al wat
+leeft. Zeer op den voorgrond komt ook het vergelden van kwaad met goed,
+men denke b.v. aan de vroeger verhaalde geschiedenis van
+Kun&#257;la.<a class="noteref" id="xd20e3127src" href="#xd20e3127"
+name="xd20e3127src">85</a> Vooral uit practisch oogpunt worden deze
+deugden aanbevolen. &bdquo;Door niet te toornen overwint men den toorn,
+het booze overwint men door het goede, den gierige overwinne men met
+gaven, door waarheid overwinne men den leugenaar.<span class="corr" id="xd20e3130" title="Niet in bron">&rdquo;</span><a class="noteref" id="xd20e3132src" href="#xd20e3132" name="xd20e3132src">86</a></p>
+<p>Welwillendheid wordt door Boeddha op eigenaardige wijze in het
+voorbeeld van zijn eigen leven aanbevolen. Hij zegt<a class="noteref"
+id="xd20e3137src" href="#xd20e3137" name="xd20e3137src">87</a>
+&bdquo;Na den maaltijd, als ik van het aalmoezen verzamelen ben
+teruggekeerd, begeef ik mij naar het woud. Dan stapel ik kruiden en
+grassen opeen en zet mij daarop neder, met gekruiste beenen, het
+lichaam recht opgericht, het gelaat met waakzaam denken omgeven. Zoo
+zit ik daar, terwijl ik de kracht der welwillendheid, die mijn geest
+vervult, zich over &eacute;&eacute;n wereldstreek laat uitstrekken,
+daarna over den tweeden, den derde en vierde,<a class="noteref" id="xd20e3140src" href="#xd20e3140" name="xd20e3140src">88</a> naar boven,
+naar beneden, in schuine richting, naar alle kanten, op alle wegen van
+de gansche wereld laat ik de kracht der welwillendheid, die mijn geest
+vervult, die groote onmetelijke, die van geen haat weet, die naar geen
+schade tracht, zich uitstrekken.&rdquo;</p>
+<p>Aan zulk een geestelijke oefening in welwillendheid wordt een groote
+kracht toegekend, we zouden zeggen: een soort telepathische kracht. Zou
+dat trouwens ook niet zoo zijn, zou niet een mensch, die al zijn
+gedachten op wat rein en goed is concentreert als &rsquo;t ware een
+atmosfeer van liefde rondom zich bewerken? Hebben dat ook geen
+voorbeelden uit den nieuwen tijd bewezen? Doch: laat ons hooren welke
+voorbeelden de Boeddhisten er van verhalen.</p>
+<p>Eens verzoekt &#256;nanda aan den verhevene dat hij Roja, een niet
+voor de leer van Boeddha gewonnen edelman van het huis der
+Malla&rsquo;s, tot het geloof en de orde mocht bekeeren. &bdquo;Dat is
+niet moeilijk voor den voleindigde, o &#256;nanda, om te <span class="pagenum">[<a id="pb121" href="#pb121" name="pb121">121</a>]</span>maken dat Roja de Malla voor dit geloof en deze
+orde gewonnen wordt.&rdquo; Toen richtte de Verhevene op Roja de kracht
+zijner welwillendheid, stond van zijn zitplaats op en ging in het huis.
+En Roja, door den verhevene met de kracht van zijne welwillendheid
+getroffen, ging, evenals een koe, die haar kalfje zoekt, van huis tot
+huis, van monnik tot monnik, vragende: &bdquo;Waar, o eerwaardigen, is
+op het oogenblik de Verhevene, de heilige, hoogste Boeddha? Ik begeer
+hem te zien, den verhevenen, heiligen, hoogsten
+Boeddha.&rdquo;<a class="noteref" id="xd20e3151src" href="#xd20e3151"
+name="xd20e3151src">89</a></p>
+<p>Die kracht der welwillendheid wordt ook aangeprezen tegen slangen en
+wilde dieren. Boeddha verhaalt van een zijner vroegere levens:
+&bdquo;In het woud, op eene berghelling leefde ik, mijn naam was
+S&#257;ma... Leeuwen en tijgers trok ik door de kracht mijner
+welwillendheid tot mij. Omgeven van leeuwen en tijgers, van panters,
+beren en buffels, van gazellen en evers, verbleef ik in het woud. Geen
+dier was voor mij bevreesd en ook ik vreesde voor geen dier. De kracht
+van de welwillendheid is mijn bescherming, zoo blijf ik op de
+berghelling.&rdquo; Doet Boeddha hier niet denken aan Franciscus van
+Assisi, den eenige onder de heiligen der Katholieke Kerk, bij wie zich
+ook zulk een diep gevoel van sympathie, zulk een heilig meegevoelen
+vertoont met al wat leeft?</p>
+<p>Naast de welwillendheid wordt ook zeer den nadruk gelegd op de
+weldadigheid. Zij wordt aangeprezen, niet zoozeer omdat zij anderen tot
+heil is, als wel omdat zij wie haar beoefent verder brengt op den weg
+des heils.</p>
+<p>Men denke b.v. aan de vroeger vermelde geschiedenis van
+Wessantara<a class="noteref" id="xd20e3160src" href="#xd20e3160" name="xd20e3160src">90</a>, waarin deze alles ten offer brengt, doch niet
+voor doeleinden, die ons Westerlingen kunnen bevredigen. Wie, dat is
+hier de kiem der leer, zichzelf het grootste offer oplegt, doet ook de
+grootste stap tot het heil.</p>
+<p>Toch: noch rechtschapenheid, noch welwillendheid, noch weldadigheid
+kunnen er ons brengen. Zij bereiden slechts voor: Eerst wanneer door
+deze deugden het hart is gereinigd, wordt men geschikt om den verderen
+weg des levens te verstaan.</p>
+<p>Weldadigheid, welwillendheid, rechtschapenheid: zij zijn dus niet
+bovenal van gewicht, omdat zij anderen tot heil zijn, maar omdat zij de
+ziel reinigen.</p>
+<p>Ze moeten echter op den weg tot den groote vrede door <span class="pagenum">[<a id="pb122" href="#pb122" name="pb122">122</a>]</span>andere&mdash;nog meer innerlijke
+deugden&mdash;worden gevolgd. Vandaar, dat zich hierbij aansluiten:
+beheersching der zinnen, waakzaamheid, opmerkzaamheid en gemis van
+behoeften. Wat het eerste betreft: daarmede wordt niet zoozeer bedoeld
+een op zijn hoede zijn voor verzoekingen als wel het achtgeven op zijn
+oog, zijn oor, tot zijn ademhalen toe. Denkelijk wordt dit aangeprezen
+als een soort van geestelijke gymnastiek: een oefening om meester te
+worden over al zijn levensverrichtingen.<a class="noteref" id="xd20e3172src" href="#xd20e3172" name="xd20e3172src">91</a></p>
+<p>Wat de opmerkzaamheid aangaat wordt vooral gewaarschuwd tegen
+toegeven aan haat of lust. Als de monnik zoover komt, dat op den weg
+naar het dorp (waar hij rondgaat om aalmoezen te ontvangen) geen lust
+of haat hem bezielt tegen diegenen, die hij zwijgend aanschouwt of
+hoort, dan mag hij zeggen: &bdquo;Zalig de man, die aan het goede zijne
+zinnen gewend heeft.&rdquo; Want aan niets te hechten: in den hemel of
+op aarde: daarom is het te doen.</p>
+<p>Gemakkelijk valt het echter niet om daartoe te geraken: het
+Boeddhisme kent ook een duivel: M&#257;ra. Soms wordt hij voorgesteld
+als een persoonlijk wezen, die Boeddha en zijn rijk bestrijdt: doch bij
+meer wijsgeerig ontwikkelde Boeddhisten geldt hij als de onpersoonlijke
+wereldmacht, die overal lust en begeerte opwekt en daardoor den dood
+werkt.</p>
+<p>Men herinnert zich dat hij ook in de geschiedenis van Boeddha zelf
+een rol speelt. Zijne verzoeking van Boeddha doet soms denken aan die
+van Jezus door den duivel. Evenals deze Jezus het bekoorlijke wil doen
+gevoelen van aardsche macht, zoo komt ook M&#257;ra tot den
+Verhevene.</p>
+<p>&bdquo;Op zekeren tijd, zoo luidt dit verhaal, hield de verhevene in
+het land Kosala in de Himalaya, in een woudhut, verblijf. Toen de
+verhevene zich daar in de eenzaamheid had teruggetrokken, steeg in zijn
+geest deze gedachte op: Voorwaar het is mogelijk als koning met
+gerechtigheid te regeeren, zonder dat men doodt of dooden laat, zonder
+dat men smart lijdt of anderen smart doet lijden.</p>
+<p>Toen zag M&#257;ra, de booze, de gedachten die in den geest van den
+verhevene waren opgekomen. Hij ging naar den verhevene en sprak:
+&bdquo;Moge, o Heer, de verhevene als koning regeeren, moge de
+voleindigde als koning regeeren met gerechtigheid, <span class="pagenum">[<a id="pb123" href="#pb123" name="pb123">123</a>]</span>zonder dat hij doodt of dooden laat, zonder dat
+hij verdrukt of verdrukken laat, zonder dat hij smart lijdt of anderen
+smart toevoegt.&rdquo; Boeddha antwoordt: &bdquo;Wat ziet gij aan mij,
+gij booze, dat gij aldus tot mij spreekt?&rdquo;</p>
+<p>M&#257;ra zegt dan: &bdquo;De verhevene, Heer, heeft de viervoudige
+wondermacht zich eigen gemaakt&mdash;als de verhevene, o Heer, wilde,
+zoo kan hij willen dat de Himalaya, de koning der bergen, tot goud werd
+en&mdash;hij zou tot goud worden.&rdquo; Boeddha wijst hem af: wat baat
+het den wijze of hij een berg van zilver en goud bezit? Wie het lijden
+heeft gezien in zijn oorsprong, hoe kan hij zich wenden tot de
+begeerte? Wie weet dat aardsche zin een boei is in deze wereld (nl. die
+de vrijmaking tegenhoudt) die moge trachten naar wat hem daarvan
+vrijmaakt. Toen zag M&#257;ra, de booze: de verhevene kent mij, de
+voleindigde kent mij&mdash;en mismoedig en bedroefd ging hij
+heen.&mdash;<a class="noteref" id="xd20e3189src" href="#xd20e3189"
+name="xd20e3189src">92</a> Een slot, dat bij dergelijke verhalen over
+M&#257;ra telkens wederkeert.</p>
+<p><span class="corr" id="xd20e3193" title="Niet in bron">&bdquo;</span>Zoo weerstond Boeddha den verzoeker door
+zijne waakzaamheid, zoo moeten ook zijn volgelingen hem weerstaan. Het
+voorbeeld van een schildpad stelt de Meester hun voor oogen. Wij laten
+die gelijkenis hier volgen:</p>
+<p><span class="corr" id="xd20e3197" title="Niet in bron">&bdquo;</span>Er was eens een schildpad, die in den
+avond naar den oever der rivier ging om voedsel te zoeken. Ook een
+jakhals ging des avonds naar de rivier op buit uit. Toen de schildpad
+den jakhals zag, kroop zij in hare schaal en dook zacht en stil in het
+water. De jakhals liep er heen en wachtte dat zij een harer leden uit
+de schaal zou steken. De schildpad verroerde zich niet, de jakhals
+moest het opgeven en ging heen.</p>
+<p><span class="corr" id="xd20e3201" title="Niet in bron">&bdquo;</span>Eveneens, jongeren, loert ook M&#257;ra,
+de booze, voortdurend op u en denkt: Ik wil door uw oog toegang tot u
+verkrijgen, of door uw oor, uw neus, uw tong, uw lichaam of door uw
+gedachten. Daarom, o jongeren, bewaar de poorten uwer zinnen, dan zal
+M&#257;ra van u wijken, hij moet het opgeven, hij vindt geen ingang bij
+u, evenmin als de jakhals bij den schildpad.&rdquo;<a class="noteref"
+id="xd20e3204src" href="#xd20e3204" name="xd20e3204src">93</a></p>
+<p>Zoo staat dan de getrouwe volgeling des verlichten pal; door deugden
+gelouterd, door waakzaamheid gesterkt en beveiligd streeft hij naar het
+einddoel, den grooten vrede. Geen pasklaar gemaakt geloof, geen steunen
+op een verlosser, boven alles eigen krachtsinspanning moet er hem
+brengen. Doch, <span class="pagenum">[<a id="pb124" href="#pb124" name="pb124">124</a>]</span>een voorsmaak van den eeuwigen vrede kan hij
+reeds hier genieten. Als hij alleen terneder zit in het eenzame woud,
+als hij daar zich door inkeeren tot zichzelf losmaakt van lust en booze
+neigingen, losmaakt van vreugde en leed, als ten slotte zijn adem
+ophoudt, dan bereikt hij een toestand, waarin hij al het aardsche is
+ontvloden, vrij van onreinheid, vrij van zonden, vast en
+onwankelbaar.</p>
+<p>In dien toestand wordt alles hem klaarheid. In extase aanschouwt hij
+de wandelingen, die hij in &rsquo;t verleden heeft doorgemaakt, leest
+hij de gedachten van anderen. Hij ziet hoe alles ontstaat en vergaat,
+straks zal hij ook de laatste schrede doen en wordt hij, door het
+ophouden van alle hechten aan het aardsche, van zonde vrij en komt tot
+verlossing en heiligheid.</p>
+<p>Is dat alles slechts&mdash;zooals ook Oldenberg<a class="noteref"
+id="xd20e3216src" href="#xd20e3216" name="xd20e3216src">94</a> het
+voorstelt,&mdash;slechts ziekelijke verbeelding? Wie eenigszins bekend
+is met de verschijnselen van somnambulisme en extase ook in onzen tijd,
+zal dit geenszins beweren, maar zal moeten erkennen, dat er is: een
+geestelijk zien, een hoogere verlichting, die juist dan ons deel wordt,
+als al &rsquo;t aardsche verre van ons is en de wereld der zinnen is
+gesloten, en dat er dus&mdash;ook in deze verzekeringen van het
+Boeddhisme&mdash;een diepe bron van waarheid is verborgen.</p>
+<p>Boeddha zelf treedt op dien weg des heils vrij wel op den
+achtergrond. Hij is niet meer dan het voorbeeld dat den leerling sterkt
+in zijn strijd. Hij is geen Verlosser, die van buiten af zaligheid
+aanbrengt. Neen: hij is de eerste, die worstelend en strijdend het ware
+pad des heils heeft gevonden: anderen volgen. Na hem zullen komen
+andere Boeddha&rsquo;s, die &bdquo;het rad der leer in beweging
+brengen.&rdquo;</p>
+<p>Niet zijn persoon maakt zalig, maar zijn leer: die, zoo sprak hij
+stervend tot &#256;nanda, is de Meester als ik ben heengegaan. Als zij
+die volgen, zullen ook ook zij eenmaal komen tot den Grooten Vrede, die
+voor allen bereid is, maar die slechts bereikt kan worden waar alle
+hartstocht is gedoofd, waar alle begeeren heeft opgehouden.</p>
+</div>
+</div>
+<div id="ch4.6" class="div2 section"><span class="pagenum">[<a href="#toc">Inhoud</a>]</span>
+<div class="divHead">
+<h3 class="main">VI. Het Boeddhisme in de praktijk.</h3>
+</div>
+<div class="divBody">
+<p class="first">Reeds vroeger hebben wij er over gesproken dat de
+gemeente van Boeddha feitelijk een monnikengemeente is: zoodat
+<span class="pagenum">[<a id="pb125" href="#pb125" name="pb125">125</a>]</span>wie ernstig naar het licht tracht, monnik moet
+worden.</p>
+<p>Dat monnikendom is echter gansch iets anders, dan wij Westerlingen
+zouden denken. Een monnik: onwillekeurig denken wij dan aan de
+Roomsch-Catholieke monniken, personen, die evenals de geheele
+priesterschap met een wijding zijn bekleed, waardoor zij als
+tusschenpersonen gelden tusschen God en den mensch. Zoo iets vinden
+wij, waar het Boeddhisme ook maar eenigszins zuiver is bewaard
+gebleven, niet. Hun monniken deelen geen Sacramenten uit, dragen geen
+sleutelen van hemel en hel: zelf moet de mensch de weg des heils zoeken
+en vinden. Aan niemand heeft in de oogen van Boeddha&rsquo;s
+volgelingen de Allerhoogste zijn gezag in handen gegeven: Hij werkt
+door eeuwige wetten: zijn wil is kenbaar in de wet van oorzaak en
+gevolg, die iedereen kan verstaan. De monniken vormen eenvoudig een
+vrije broederschap, welke ten doel heeft den weg te volgen, die tot de
+bevrijding leidt.</p>
+<p>Zoo was het van den aanvang af. Niet lang na den dood des Verhevenen
+vroeg een minister van koning <span class="corr" id="xd20e3234" title="Bron: Ajatasattu">Aj&#257;tasattu</span> aan &#256;nanda: &bdquo;Is,
+vereerde &#256;nanda, een bepaalde monnik door den vereerde aangewezen,
+van wien hij gezegd heeft: deze zal na mijn dood uw toevlucht
+zijn?&rdquo;</p>
+<p>&#256;nanda antwoordde ontkennend. &bdquo;Heeft dan,&rdquo;
+vervolgde de minister, &bdquo;de gemeente een bepaalden monnik benoemd,
+heeft een aantal oudsten van hem verordend: &bdquo;Hij zal na den dood
+des Verhevenen onze toevlucht zijn?&rdquo; Ook nu antwoordde
+&#256;nanda ontkennend. En de ander vervolgt: &bdquo;Wanneer het u aan
+een toevlucht ontbreekt, vereerde &#256;nanda, hoe is er dan eenheid
+onder u?<span class="corr" id="xd20e3239" title="Bron: ">&rdquo;
+&bdquo;</span>Het ontbreekt ons niet aan een toevlucht, o Brahmaan, wij
+hebben een toevlucht, de leer.&rdquo;</p>
+<p>M.a.w. geen hi&euml;rarchie of iets dergelijks. Zoo was het
+voorheen, zoo is het nog onder Boeddha&rsquo;s volgelingen. En in
+weerwil (of juist daardoor?) daarvan is der monniken leven van de dagen
+van den Verlichte af tot nu toe vrijwel hetzelfde gebleven. Als wij
+vergelijken, wat Fielding vertelt over de monniken van het tegenwoordig
+Boeddhisme in Birma en Oldenberg over die van de eerste tijden, dan
+schijnt bijna alles hier zuiver bewaard te zijn gebleven.</p>
+<p>We willen u dan over der monniken eigenaardig leven een en ander
+meedeelen. In de eerste plaats merken wij op, dat, in het algemeen, de
+toegang tot de gemeente (Sangha) voor ieder openstaat. <span class="pagenum">[<a id="pb126" href="#pb126" name="pb126">126</a>]</span></p>
+<p>&bdquo;Geopend zij voor allen de poort der eeuwigheid, wie ooren
+heeft, hij hoore en geloove &rsquo;t woord.&rdquo;</p>
+<p>Toch wordt voor sommigen een uitzondering gemaakt. B.v. voor die aan
+ernstige lichaamsgebreken of krankheden lijden, voor zware misdadigers,
+voor soldaten, schuldenaars en lijfeigenen, niet omdat deze laatste
+drie minder geacht werden, maar omdat hier de rechten van derden zouden
+worden verkort. Voorts mochten zonen niet in de orde gaan zonder
+toestemming der ouders en konden kinderen eerst met het 12<sup>e</sup>
+jaar voorloopig, met hun 20<sup>e</sup> jaar vol lid worden. Voorloopig
+en vol lid, bij jeugdigen van jaren kan dat eerst na eenige jaren op
+elkaar volgen. Bij ouderen volgt de voorloopige opname als lid en de
+erkenning als vol medelid spoedig op elkaar. De eerste wijding heet
+Pabb&#257;ja (het uitgaan, n.l. uit de wereld), de tweede
+Upasampad&#257; (het inkomen).</p>
+<p>Bij de eerste treedt enkel de candidaat zelf handelend op, bij de
+tweede is het de gemeente, die hem opneemt. Een en ander ging en gaat
+nog in hoofdzaak aldus in zijn werk. De candidaat verklaart bij het
+<span class="corr" id="xd20e3259" title="Bron: Pabbaj&#257;">Pabb&#257;ja</span>, dat hij deel wil uitmaken van
+de gemeente, eene verklaring, die ook een oudere monnik voor hem doen
+kan. Hij trekt daarop het <span class="corr" id="xd20e3262" title="Bron: geheele">gele</span> gewaad aan, laat zich haar en baard scheren
+en spreekt tot de andere monnik(en): &bdquo;Ik neem mijn toevlucht bij
+Boeddha. Ik neem mijn toevlucht bij Dharma (de leer). Ik neem mijn
+toevlucht bij Sangha (de gemeente).&rdquo;</p>
+<p>Daarop volgt dan later, soms al spoedig, de eigenlijke opname,
+waardoor hij dus vol gemeentelid wordt.</p>
+<p>Dit gaat ongeveer in deze voege. Voor de verzamelde monniken spreekt
+de candidaat: &bdquo;Ik bid de gemeente, eerwaardigen, om de wijding.
+Moge de gemeente, eerwaardigen, mij tot zich opheffen, moge zij zich
+mijner erbarmen. Ten tweede en ten derde male verzoek ik de gemeente,
+eerwaardigen, om de wijding. Moge de gemeente, eerwaardigen, mij tot
+zich opheffen, moge zij zich mijner erbarmen. Dan volgt een soort
+verhoor. Er wordt gevraagd: &bdquo;Hoort gij mij N......? Nu is de tijd
+voor u gekomen om waar en recht te spreken. Ik vraag u, hoe het met u
+is. Wat zoo is moet gij van zeggen: het is zoo, wat niet zoo is,
+daarvan moet gij zeggen: het is niet zoo. Zijt gij met een der volgende
+ziekten behept: melaatschheid, kropgezwel, witte uitslag, tering,
+vallende ziekte? Zijt gij een mensch?<a class="noteref" id="xd20e3270src" href="#xd20e3270" name="xd20e3270src">95</a> Zijt gij
+een man? Zijt gij uw eigen heer? <span class="pagenum">[<a id="pb127"
+href="#pb127" name="pb127">127</a>]</span>Hebt gij schulden? Staat gij
+niet in koninklijken dienst? Hebt gij verlof van vader en moeder? Zijt
+gij volle twintig jaar oud? Hebt gij de aalmoezenschaal en de
+kleederen? Hoe heet gij? Hoe heet uw leermeester?&rdquo;</p>
+<p>Is nu het antwoord op al deze vragen bevredigend, dan wordt tot
+driemaal toe aan de gemeente het verzoek overgebracht hem de wijding te
+geven. &bdquo;De gemeente hoore mij, eerwaardigen. Hier N..... wenscht
+als leerling van N. N.<a class="noteref" id="xd20e3277src" href="#xd20e3277" name="xd20e3277src">96</a> de wijding te ontvangen. Hij is
+vrij van verhindering. Hij heeft een aalmoezenschaal en de
+kleedingstukken. N. vraagt de gemeente om wijding met N. N. als zijn
+leermeester. De gemeente verleent aan N. de ordening met N. N. als
+leermeester. Wie van de eerwaardigen er voor stemt dat aan N. de
+wijding wordt gegeven met N. N. als leermeester, die zwijge, wie er
+tegen is, spreke.&rdquo;</p>
+<p>Komt na drievoudige herhaling geen tegenspraak, dan is de candidaat
+aangenomen en het heet: &bdquo;N. heeft van de gemeente de wijding
+ontvangen met N. N. als zijn leermeester. De gemeente is er voor, zij
+zwijgt, alzoo neem ik dit aan.&rdquo;</p>
+<p>Nu stelt men, door de schaduw te meten, den tijd vast, waarop de
+candidaat is opgenomen en deelt hem vervolgens mede de vier regelen der
+gestrengheid in het uiterlijk leven, luidende aldus:</p>
+<p>&bdquo;De spijs van hem, die uit het huis naar het leven zonder
+tehuis is gegaan, zullen zijn de beten, die hij door bedelen verkrijgt.
+Zijn gewaad zal gemaakt zijn uit de lompen, die hij verzamelt. Zijn
+legerstede zal zijn onder de boomen des wouds.<a class="noteref" id="xd20e3286src" href="#xd20e3286" name="xd20e3286src">97</a> Zijn
+medicijn zal zijn de stinkende urine van vee.&rdquo; Bereiden vrome
+leeken hem een maal: verleenen zij hem kleeding, onderdak,
+geneesmiddelen: &rsquo;t is niet verboden die aan te nemen, doch de
+rechte en wettige levenswijze van den monnik is deze gestrengheid van
+het bedelaarsleven. Dan worden hem meegedeeld de vier groote verboden,
+door welke te overtreden een monnik zichzelf uit de gemeente
+uitstoot:</p>
+<p>1. &bdquo;Een geordende monnik mag geen geslachtsomgang hebben, ook
+niet met een dier. De monnik, die geslachtsomgang heeft, is geen monnik
+meer, hij is geen leerling van <span class="pagenum">[<a id="pb128"
+href="#pb128" name="pb128">128</a>]</span>den zoon van S&#257;kya.
+Evenals een mensch, wien het hoofd is afgeslagen, met den romp niet
+leven kan, zoo is ook een monnik, die geslachtsomgang heeft, geen
+monnik meer, geen leerling van den zoon van S&#257;kya. Daarvan moet
+gij uw leven lang u verre houden.&rdquo;</p>
+<p>2. &bdquo;Een geordende monnik mag niet nemen wat hem niet gegeven
+is (wat men diefstal noemt) ook geen grashalm. De monnik, die een
+p&#257;da<a class="noteref" id="xd20e3295src" href="#xd20e3295" name="xd20e3295src">98</a> of de waarde van een p&#257;da of meer dan een
+p&#257;da ongegeven neemt (wat men diefstal noemt) is geen monnik meer:
+hij is geen leerling van den zoon van S&#257;kya. Evenals een dor blad,
+dat van den stengel is losgegaan, niet meer groenen kan, zoo is ook een
+monnik, die een p&#257;da of de waarde van een p&#257;da of meer
+ongegeven neemt (wat men diefstal noemt) geen monnik meer: hij is geen
+leerling van den zoon van S&#257;kya. Daarvan moet gij uw leven lang u
+ver houden.&rdquo;</p>
+<p>3. &bdquo;Een geordende monnik mag niet wetens een dier van het
+leven berooven, ook geen worm zelfs of mier. De monnik, die wetens een
+menschelijk wezen van het leven berooft, zij het dat hij een ongeboren
+kind doodt, is geen monnik meer, hij is geen leerling van den zoon van
+den S&#257;kya. Evenals een groote steen, dien men in twee deelen heeft
+gespleten, niet meer tot &eacute;&eacute;n kan worden gemaakt, zoo is
+ook enz.&rdquo;</p>
+<p>4. &bdquo;Een geordend monnik mag zich niet beroemen op
+bovenmenschelijke volkomenheid, mag zelfs niet zeggen: &bdquo;Gaarne
+vertoef ik in een ledig huis.&rdquo;<a class="noteref" id="xd20e3302src" href="#xd20e3302" name="xd20e3302src">99</a></p>
+<p>&bdquo;De monnik, die met booze bedoeling en uit begeerlijkheid zich
+leugenachtig op bovenmenschelijke volkomenheid beroemt, zij het een
+toestand van verzonkenheid, van verrukking, van tot zichzelf inkeeren
+(concentratie), van verheffing of van het pad der verlossing, of van de
+vrucht der verlossing, hij is geen monnik meer, hij is geen leerling
+van den zoon van S&#257;kya. Evenals een afgehouwen palmboom niet meer
+groeien kan enz.&rdquo;</p>
+<p>Met de voorlezing dezer vier groote verboden is de ordening
+ge&euml;indigd. Men ziet, dat alle voorzorgen worden genomen, om
+onwaardigen te weren en moeilijkheden te voorkomen, doch, van werken op
+het gevoel, van mystiek is men hier verre verwijderd. <span class="pagenum">[<a id="pb129" href="#pb129" name="pb129">129</a>]</span></p>
+<p>Het is dan ook geen wijding in een geestelijken stand, die een
+onverliesbaar karakter verleent, het is de vrije aansluiting bij eene
+broederschap, die men ook weer verlaten kan.</p>
+<p>Dit juist maakt dat in het Boeddhistische monnikendom niet die
+groote, donkere vlekken zijn te zien, welke de ascese overal met zich
+brengt. Wordt een monnik de drang naar de wereld te sterk, valt hem de
+strijd tegen de zinlijke neigingen zijner natuur te zwaar, welnu: niets
+belet hem heen te gaan.</p>
+<p>Het is beter, &bdquo;de geestelijke oefening vaarwel te zeggen en
+zijn zwakheid te erkennen,&rdquo; dan als geestelijke te zondigen.</p>
+<p>Zondigt echter de monnik tegen de hoofdgeboden, dan kan hij door de
+gemeenschap worden uitgestooten. Iets wat echter niet veelmalen
+geschiedt, daar een monnik, die tegen zijn regels handelt, zoozeer door
+het publiek wordt veracht (een publiek dat zijn aalmoezenschaal dan
+niet met voedsel vult) dat hij vanzelf tot heengaan is gedrongen.</p>
+<p>Hebben wij gezien hoe de monniken worden opgenomen, aan welke
+verplichtingen zij moeten beantwoorden: wij werpen thans een blik op
+hun dagelijksch leven.</p>
+<p>We merkten reeds op dat het leven der monniken zich door eenvoud
+moet kenmerken: doch, niet zoo dat het in overdreven gestrengheid
+ontaardt.</p>
+<p>Dit komt in alles uit. Eenvoudig zijn ook tegenwoordig in
+Birma&mdash;een land, waar het Boeddhisme vrij zuiver de oude
+traditi&euml;n heeft bewaard&mdash;de kloostergebouwen doch vriendelijk
+door boomen omgeven. Naast het klooster vindt men pagoden:
+koepelvormige verhevenheden, die het graf van den meester voorstellen:
+waarbij men nederknielt om gedeelten uit de heilige boeken op te
+zeggen: soms reeds in den vroegen morgen, als het nauwelijks dag
+is.</p>
+<p>Binnen in het klooster, dat meestal niet heel groot is en van hout
+gebouwd, ziet men een beeld van den Verlichte, doch van hem alleen:
+andere heiligen kent men niet. Verder gewone dingen voor huiselijk
+gebruik, soms enkele boeken. Want eigendom mag een monnik niet
+bezitten: geen geld of goed, geen artikelen van weelde.</p>
+<p>Iederen morgen doen de monniken&mdash;bij ieder dorp in Birma is een
+klooster&mdash;hun rondgang door het dorp. Den blik op den grond
+geslagen, de aalmoezenschaal in de hand, gaan zij van huis tot huis,
+zwijgend staan zij een oogenblik voor de deur, en als zij voedsel
+ontvangen&mdash;geld mogen zij <span class="pagenum">[<a id="pb130"
+href="#pb130" name="pb130">130</a>]</span>onder geen beding
+aannemen&mdash;gaan zij zwijgend weer verder. Voor den middag zijn ze
+weer in &rsquo;t klooster terug. Dan volgt de maaltijd: waarbij dan het
+&rsquo;s morgens verzamelde: meestal rijst, wordt gebruikt. Dat is de
+eenige maaltijd: op andere tijden voedsel te gebruiken is den monnik
+niet geoorloofd.</p>
+<p>Na den maaltijd mogen de monniken zich niet meer naar het dorp
+begeven, wel mogen zij in hun klooster personen ontvangen. Trouwens:
+dat moet wel, in Birma toch is ook het onderricht der jeugd geheel in
+handen van de monniken. Deze zijn het, die haar leeren lezen en
+schrijven en haar gedeelten uit de heilige boeken van buiten doen
+leeren. Voorts is ook een groot deel van den dag aan lezen en overwegen
+van de heilige boeken en aan stille overpeinzing gewijd. Arbeid in den
+gewonen zin des woords: arbeid der handen wordt echter door de monniken
+niet verricht, bedelen is hun onderhoud. Die bedelaars staan echter, al
+bemoeien zij zich noch met de politiek, noch met de
+regeering&mdash;tenzij om soms voor verdrukten te pleiten&mdash;in
+hooge eer. Met &bdquo;heer&rdquo; worden zij aangesproken, ook door de
+voornaamsten des lands. En als een aanzienlijk man een monnik ontmoet
+zal hij de knie buigen en den monnik laten voorbijgaan.</p>
+<p>Zoo gaat het dagelijksch leven der monniken in stilte en kalmte
+voorbij. Slechts enkele malen wordt de eentonigheid daarvan onderbroken
+door dat zij ter maaltijd worden uitgenoodigd en ook door 14 daagsche
+biechtsamenkomsten. Die biechtsamenkomsten dateeren van oude dagen, de
+biechtformule Patim&#333;kha is ook zeer oud, wij vermelden die straks.
+Deze samenkomsten dan hebben plaats met vollen maan en met nieuwen
+maan, op den vastendag, een dag, die dezen naam heeft van ouds, maar
+waarop inderdaad door de Boeddhisten niet gevast wordt.</p>
+<p>Op deze samenkomsten, waartoe de oudste monnik uit een distrikt de
+monniken oproept, komen alle monniken in een der kloosters bijeen.
+Niemand mag afwezig blijven: voor krankzinnigen en kranken moet een der
+andere broeders verklaren dat zij rein zijn. Kan niemand die verklaring
+afleggen, dan draagt men den zieke in zijn stoel ter vergadering, of:
+men komt bij zijn bed tezamen. Doch nooit mag deze heilige vergadering
+onvoltallig zijn.</p>
+<p>Bij &rsquo;t licht der fakkels&mdash;de vergadering heeft in den
+avond plaats&mdash;nemen alle monniken op hunne bestemde plaatsen
+zitting. Geen leek, candidaat of non mag hierbij tegenwoordig zijn.
+Daarop draagt &eacute;&eacute;n der monniken, bij voorkeur de oudste,
+de Patim&#333;kha voor: de biechtformule. <span class="pagenum">[<a id="pb131" href="#pb131" name="pb131">131</a>]</span></p>
+<p>Hij spreekt dan aldus: &bdquo;De gemeente, eerwaardigen, moge mij
+hooren. Heden is het vastendag, de 15<sup>e</sup> der halve maand. Als
+de gemeente bereid is moge zij vastendag houden en de biechtformule
+hooren voordragen. Wat moet de gemeente van te voren doen? Spreek de
+verklaring der reinheid uit, gij eerwaardigen. Ik wil de biechtformule
+voordragen.&rdquo;</p>
+<p>De gemeente antwoordt: &bdquo;Wij allen die hier zijn, hooren en
+bedenken deze wel.&rdquo;</p>
+<p>&bdquo;Wie een fout gepleegd heeft<span class="corr" id="xd20e3350"
+title="Niet in bron">,</span>&rdquo; gaat de voordragende
+voort<span class="corr" id="xd20e3353" title="Niet in bron">,</span>
+&bdquo;moge haar bekennen. Wie geen fout heeft moge zwijgen. Uit uw
+zwijgen zou ik afleiden, dat de eerwaardigen rein zijn.&rdquo; Evenals
+een enkel mensch, <span class="corr" id="xd20e3356" title="Bron: waneeer">wanneer</span> hem een vraag is gesteld, antwoorden
+moet, zoo is het ook bij zulk een vergadering, als de vraag driemaal is
+gesteld. Een monnik, die op een driemaal herhaalde vraag een fout, die
+hij gepleegd heeft en die hij zich herinnert, niet bekent, is aan
+leugen, wetens begaan, schuldig. &bdquo;Wetens uitgesproken leugens,
+eerwaardigen, brengen verwoesting, heeft de verhevene gezegd. Daarom
+moet een monnik, die iets misdreven heeft, zich dat herinnert en
+daarvan rein begeert te worden, zijn fout bekennen. Wat hij bekent zal
+hem licht vallen.&rdquo;</p>
+<p>Daarna wordt de biechtformule uitgesproken, eerst worden genoemd de
+vier hoofdzonden<span class="corr" id="xd20e3361" title="Bron: :">,</span> die uitgaan uit de gemeente met zich brengen. Alzoo
+wordt gehandeld over geslachtsgemeenschap, diefstal, moord en de
+aanmatiging van geestelijke volkomenheid. Vervolgens komt de driemaal
+herhaalde vraag: &bdquo;Ik vraag de eerwaardigen: <span class="corr"
+id="xd20e3364" title="Niet in bron">&bdquo;</span>zijt gij van deze
+zonden rein?<span class="corr" id="xd20e3367" title="Niet in bron">&rdquo;</span> <a id="xd20e3370" name="xd20e3370"></a>Ten tweeden maal vraag ik: <span class="corr" id="xd20e3372" title="Niet in bron">&bdquo;</span>Zijt gij rein?&rdquo;
+Ten derden maal vraag ik: <span class="corr" id="xd20e3376" title="Niet in bron">&bdquo;</span>Zijt gij rein?<span class="corr" id="xd20e3379" title="Niet in bron">&rdquo;</span> Als alles zwijgt is het
+antwoord: <span class="corr" id="xd20e3382" title="Niet in bron">&bdquo;</span>Rein zijn hieraan de eerwaardigen, daarom
+zwijgen zij, aldus neem ik dit aan.<span class="corr" id="xd20e3385"
+title="Niet in bron">&rdquo;</span>&rdquo;</p>
+<p>Daarop worden andere zonden opgenoemd: zulke, die een terugzetting
+met zich brengen; vervolgens andere, die door de bekentenis zelve
+kunnen worden verzoend. Wel twee honderd verschillende artikelen, die
+zich over het geheele leven uitstrekken worden dan opgesomd. Daarin
+wordt tot in kleinigheden afgedaald, doch ook kleinigheden hebben soms
+groote beteekenis. Zoo ging het in oude dagen onder Boeddha&rsquo;s
+volgelingen, zoo gaat het nog.</p>
+<p>Een bizondere, eigenaardige beteekenis had, reeds van oude dagen af,
+de regentijd, die in Indi&euml; ongeveer van Juni tot October duurt.
+Die tijd was voor reizend prediken ongeschikt en werd dus doorgebracht
+in stille teruggetrokkenheid. Was hij ten einde, dan kwamen de
+leerlingen plechtig te zamen. Allen <span class="pagenum">[<a id="pb132" href="#pb132" name="pb132">132</a>]</span>zaten zij neder, in
+eerbiedige houding op den grond, met gevouwen handen hun medebroeder
+smeekend, om, indien hij in dien tijd een schuld had begaan, deze te
+noemen. &bdquo;Ik noodig,&rdquo; zoo heet het, &bdquo;de gemeente uit,
+om, indien gij iets van mij gezien of gehoord hebt, of verdenking tegen
+mij koestert, erbarmen met mij te hebben en te spreken, als ik het
+inzie, zal ik er boete voor doen.&rdquo;</p>
+<p>Zoo was in oude dagen die regentijd een tijd voor godsdienstige
+bespiegeling en inkeer tot zichzelf. En&mdash;zoo is het ook nu nog. In
+Birma is dat nog de tijd, zooals Fielding<a class="noteref" id="xd20e3396src" href="#xd20e3396" name="xd20e3396src">100</a> het
+uitdrukt, om den grond te bereiden voor het gewas, de zielen voor de
+eeuwigheid. Dan leven ook vele leeken op de wijze der monniken. Zij
+eten voor den middag en onthouden zich van tabak. Geen spelen zijn er
+dan, geen huwelijken worden er gesloten. Ook worden dan de
+zondagsbijeenkomsten<a class="noteref" id="xd20e3399src" href="#xd20e3399" name="xd20e3399src">101</a> veel talrijker bezocht dan
+anders.</p>
+<p>In Ceylon brengt ook de &bdquo;wastijd&rdquo; eigenaardige gebruiken
+met zich. De monniken verlaten hun gewone huizen en leven in kleine
+hutten, door de boeren daarvoor opzettelijk gebouwd. Zij houden dan een
+reeks diensten, bestaande in voorlezingen uit de
+Pitaka&rsquo;s,<a class="noteref" id="xd20e3404src" href="#xd20e3404"
+name="xd20e3404src">102</a> de heilige boeken, waarnaar dan oud en
+jong, arm en rijk komt luisteren. Onder de boomen wordt een platform
+opgericht: overdekt, doch aan de kanten open, en met kleeden en bloemen
+versierd. Daaromheen zitten allen dan aandachtig neder, en vooral naar
+de lezing der Yataka&rsquo;s, de vroegere levens van Boeddha, wordt met
+groote belangstelling gehoord.</p>
+<p>Overigens wordt in de meeste Boeddhistische streken aan wat wij
+prediken zouden noemen weinig of niet gedaan. Wel komt in Birma des
+Zondags veelal een monnik in een rusthuis&mdash;overal heeft men daar
+rusthuizen langs de wegen, meest door milddadigheid ten behoeve van het
+publiek geschonken&mdash;een gedeelte uit de heilige boeken
+voorlezen.</p>
+<p>Een soort predik- of priesterambt bekleedt echter de Boeddhistische
+monnik niet: niemand denkt er b.v. in Birma aan een monnik bij een
+stervende te roepen, om b.v. gebeden te <span class="pagenum">[<a id="pb133" href="#pb133" name="pb133">133</a>]</span>zeggen. Het zijn dan
+ook geen tusschenpersonen tusschen God en den mensch, maar personen,
+die, in vrije broederschap den weg bewandelen, die tot den grooten
+vrede voert. Ook hun godsvereering is zeer eenvoudig: althans wanneer
+we daar laten het Boeddhisme, zooals het in Tibet optreedt, waar het
+geheel en al&mdash;beter kunnen wij het niet met een enkel woord
+uitdrukken&mdash;tot een Roomsch-Catholiek gekleurd Boeddhisme is
+geworden, met een paus, offers, plechtige, geheimzinnige ceremonies
+enz. Maar dat vertegenwoordigt allerminst den eigenlijken geest van
+dezen godsdienst.</p>
+<p>De monnik in Birma bepaalt zich tot het uitspreken van gewijde
+teksten bij de pagode, waarin vooral de erkentenis dat alles ellende en
+verdriet is op den voorgrond treedt. Ook bij de godsdienstige feesten
+aldaar&mdash;het groote godsdienstige feest heeft plaats na den
+regentijd&mdash;is er weinig ander ceremonieel. Monniken en leeken
+komen in de pagodes bidden, bloemen en geschenken worden aan de
+monniken gegeven, de klokjes der groote pagoden luiden met
+vriendelijken klank: doch niets van een statigen eeredienst, die
+trouwens in het kader van het Boeddhisme niet zou passen.</p>
+<p>Wel werden reeds vroeg in eere gehouden vier heilige plaatsen, met
+den stichter van den godsdienst in verband staande: de plaats waar
+Boeddha is geboren, die waar hem de hoogste verlichting ten deel viel,
+die waar hij het &bdquo;rad der gerechtigheid draaide&rdquo; m. a. w.
+het eerst predikte, die waar hij het Nirv&#257;na inging.</p>
+<p>We spraken tot nu toe enkel over monniken, doch er zijn ook
+Boeddhistische nonnen&mdash;hoewel veel minder in getal: de vrouwen
+hebben daarin geen lust, al ontbreekt het hun overigens geenszins aan
+godsdienstige belangstelling. Is het soms ook omdat de nonnen zoover
+beneden de monniken zijn gesteld? Boeddha zelf had trouwens geen lust
+om een nonnenorde in &rsquo;t leven te roepen,<a class="noteref" id="xd20e3426src" href="#xd20e3426" name="xd20e3426src">103</a> maar werd
+door de omstandigheden daartoe gedwongen.</p>
+<p>Wat de nonnen betreft, van haar heet het o. a. &bdquo;Een non, al is
+zij ook sinds honderd jaar geordend, moet iederen monnik, al is deze
+eerst dien dag geordend, de eerbiedige begroeting brengen, voor hem
+opstaan, de gevouwen handen verheffen, hem naar behooren eeren. Deze
+ordening moet zij achten, heilig houden, bewaren, eeren, en haar leven
+lang niet overtreden.&rdquo;<a class="noteref" id="xd20e3431src" href="#xd20e3431" name="xd20e3431src">104</a> <span class="pagenum">[<a id="pb134" href="#pb134" name="pb134">134</a>]</span></p>
+<p>In hetzelfde geschrift wordt haar ook voorgeschreven dat zij den
+regentijd niet mogen doorbrengen in een distrikt, waar zich geen
+monniken bevinden, dat zij iedere halve maand de monniken over de
+biecht moeten raadplegen en hun om de prediking van het heilige woord
+verzoeken.</p>
+<p>Ook bij het zelfonderzoek na den regentijd moeten zij de monniken
+door een bode doen vragen of dezen niets hebben in te brengen, enz.</p>
+<p>M. a. w. de nonnen hebben zeer weinig in te brengen.</p>
+<p>Moeten de nonnen dus in alles de monniken raadplegen, toch moet een
+strenge scheiding bewaard blijven. Geen monnik, die voor de nonnen moet
+prediken mag hun huis betreden, behalve indien hij eene kranke moet
+toespreken. Geen monnik mag met een non op weg zijn, op een schip zijn,
+naast haar zitten zonder getuigen.</p>
+<p>Nog verdient de aandacht dat de nonnen niet&mdash;zooals monniken in
+Boeddhistische landen soms doen&mdash;mogen leven in de eenzaamheid van
+het woud.</p>
+<p>Komen die geboden alleen voor uit het denkbeeld van de
+&bdquo;minderwaardigheid&rdquo; der vrouw? Ja en neen. Neen voorzoover
+het een groote dwaling zou zijn om te meenen dat de vrouwen in landen
+waar het Boeddhisme zuiver wordt beleden een soort slavinnen zouden
+zijn, dat is althans in Birma volstrekt niet het geval: de vrouw heeft
+daar in het burgerlijke gelijke rechten schier als de man.</p>
+<p>De Birmaan zegt echter van de vrouw ten opzichte van zijn
+godsdienst: de vrouw begrijpt het zoo niet.&mdash;En&mdash;dat is het
+ook. De vrouwen in Birma zijn van een zachte, teeder- hartstochtelijke,
+liefhebbende natuur; hun vrouwelijk gemoedsleven komt feitelijk in
+verzet tegen sommige artikelen van hun geloof. Zij hebben een groote
+bewondering voor Yaçodhar&#257;, de vrouw van den Verlichte. Die
+was godsdienstig, maar &rsquo;t brak haar hart, dat zij scheiden moest
+van haar geliefde: dat k&ograve;n zij niet begrijpen. Zoo nu zijn de
+vrouwen in Birma nog. Zij werken mede met alle macht om bedwelmende
+dranken en het dooden van dieren tegen te gaan. Zij volgen nauwgezet de
+voorschriften van den godsdienst op: maar, zegt Fielding, indien de
+godsdienst haar zegt: &bdquo;Verlaat al wat gij liefhebt, alles waaraan
+uw hart gehecht is, want het is ijdel: zie het licht en bereid uwe ziel
+voor den Grooten Vrede,&rdquo; dan deinzen zij terug: &bdquo;Heer, dat
+kunnen wij niet, het zou te vreeselijk voor ons zijn.&rdquo;</p>
+<p>Een man die in Birma afstand doet van de wereld wordt <span class="pagenum">[<a id="pb135" href="#pb135" name="pb135">135</a>]</span>geprezen, een vrouw niet. Ook bij de vrouwen
+zijn nonnen niet in aanzien, wie tot den Groote Vrede zal komen moet
+eerst als man worden wedergeboren.</p>
+<p>Der vrouwen gemoed teekent echter een zeker protest aan tegen de
+hardheid der Boeddhistische leer.</p>
+<p>Dat blijkt ook bij &rsquo;t gebed: Bidden&mdash;dat is voor den
+Boeddhist geenszins spreken tot God, opdat hij wenschen verhoore: neen,
+bidden is overpeinzen van den weg des heils: is zich vertrouwd maken
+met de eeuwige wetten der gerechtigheid. Er wordt niet gebeden, om den
+Boeddha goed te doen, maar om de liefde tot hem op te wekken in
+&rsquo;t hart.</p>
+<p>Toch: Boeddhistische vrouwen bidden soms anders. Fielding
+verhaalt:<a class="noteref" id="xd20e3460src" href="#xd20e3460" name="xd20e3460src">105</a> &bdquo;Ik herinner mij dat ik eens op het terras
+van een beroemde pagode stond, de gouden torenspits voor mij en
+gebeeldhouwde altaren rondom en daar een vrouw zag liggen, haar
+aangezicht naar de pagode gekeerd. Zij bad vurig, z&oacute;&oacute;
+vurig dat haar woorden verstaanbaar waren, want zij stoorde zich aan
+niemand, zoo bedroefd was zij; en wat zij vroeg was dit: dat haar kind,
+haar kleintje niet sterven zou. Zij hield het kleine kindje in haar
+armen, en als zij er naar keek waren haar oogen vol tranen. Want het
+was heel ziek, de ledematen waren niets dan vel en been, met dikke
+knie&euml;n en ellebogen, en het gezichtje was geheel uitgeteerd. Het
+was zelfs te zwak om belang te stellen in al de nieuwe dingen rondom:
+het opende alleen nu en dan ternauwernood even de vermoeide oogjes.</p>
+<p>&bdquo;Geef dat hij herstelle, geef dat hij gezond worde,&rdquo;
+riep de vrouw telkens weer.</p>
+<p>Tot wien smeekte zij? Ik weet het niet.</p>
+<p><span class="corr" id="xd20e3468" title="Niet in bron">&bdquo;</span>Mijn heer, er moet wel iemand zijn.
+Iemand. Een geest, die &rsquo;t hooren kan. Wie weet het? Er zal toch
+wel iemand mij helpen? De menschen zouden mij helpen, als zij konden,
+maar zij kunnen niet; er moet toch wel iemand zijn?&rdquo;</p>
+<p>Zoo bidden Boeddhistische vrouwen meermalen. &bdquo;Vrouwen&rdquo;
+zeggen de <span class="corr" id="xd20e3473" title="Bron: monnikken">monniken</span> &bdquo;begrijpen het
+nooit&mdash;&rdquo;</p>
+<p>Hebben wij hier niet op treffende wijze het liefderijk hart van de
+vrouw, dat niet tevreden is met eenige wetten, die alles besturen, dat
+niet, ook niet voor een hoog ideaal, scheiden wil van wien zij innig
+liefheeft? En&mdash;hoe hoog wij Boeddha stellen: brengt dit toch niet
+aan &rsquo;t licht dat er in zijn godsdienst is, ik zeg niet gemis van
+welwillendheid, maar van warmte? <span class="pagenum">[<a id="pb136"
+href="#pb136" name="pb136">136</a>]</span></p>
+<p>Ongemerkt zijn wij zoo van de monniken gekomen tot de leeken.
+Eigenlijk zijn dezen geen lid der gemeente, de gemeente is er eene van
+monniken. Toch: zij zijn onderwezen in de leer van den Verlichte, zij
+nemen bij hem en zijne leer hunne toevlucht, de vijf geboden<a class="noteref" id="xd20e3481src" href="#xd20e3481" name="xd20e3481src">106</a> zijn hun heilig.</p>
+<p>Doch een soort lidmaatschap van een kerk hebben zij niet. De eenige
+censuur die over hen wordt uitgeoefend is deze: dat de monniken geen
+gaven van hen aannemen als zij zich zeer hebben vergrepen.</p>
+<p>Hoe openbaart zich het Boeddhisme bij de leeken? O. a. hierin dat
+zij den regentijd in &rsquo;t bizonder, gelijk wij reeds zagen, wijden
+aan godsdienstoefeningen, ook dat zij des Zondags&mdash;vooral ook in
+den regentijd&mdash;in rusthuizen samenkomen, daar komt somtijds dan
+ook een monnik een gedeelte uit de heilige boeken voorlezen, om dan
+telkens weer peinzend te herhalen en te overdenken, dat het leven
+slechts is &bdquo;ellende, moeite, verdriet.&rdquo;</p>
+<p>Of zij daarom overigens zoo terneergedrukt zijn? Neen. Hun leven
+gaat gewoonlijk voort in kalme onbezorgdheid. Jacht naar rijkdom is met
+name den Birmaan geenszins eigen. Heeft hij zich eenig fortuin
+vergaderd, dan laat hij rusthuizen inrichten, pagoden versieren,
+kloosters bouwen en dergelijke. Van ons Westersch sparen en garen weet
+hij niet af. Waartoe zou hij het doen? Waarom zich &rsquo;t leven
+moeilijk te maken? Zij hebben voorts weinig behoeften, hun leven
+is&mdash;in overeenstemming met den geest van hun
+godsdienst&mdash;evenver van weelde als van zelfkastijding.</p>
+<p>Als wij Birma en zijn bewoners beschouwen, dan moeten wij erkennen
+dat de Boeddhisten&mdash;hier heb ik ook op de leeken het
+oog&mdash;meer van hun geloof in het leven terecht brengen dan de
+Christenen van het hunne. Is dat omdat het geloof beter is? Neen, maar
+omdat het Christendom, zooals wij het vaak opvatten, veel verder
+afstaat van het eigenlijke Christendom, dan der Birmanen Boeddhisme van
+den geest des Verlichten.</p>
+<p>In de eerste plaats is hun geloof praktisch. Boeddha sprak weinig of
+niet over God, niet omdat hij niet in Hem geloofde, maar omdat hij bij
+voorkeur niet verder ging dan zijn waarneming, die slechts kon komen
+tot de wet der gerechtigheid. Zoo doen ook zijn volgelingen. &rsquo;t
+Is den monniken zelfs ongeoorloofd <span class="pagenum">[<a id="pb137"
+href="#pb137" name="pb137">137</a>]</span>zich met het bovennatuurlijke
+in te laten en het ligt ook niet zeer in den geest der leeken.</p>
+<p>Wat hun levensopvatting betreft: liefde en medelijden wordt onder
+hen aangetroffen, de oorlog is in hun oog een gruwel, &rsquo;t kan niet
+in hen opkomen die met Boeddha of het Nirv&#257;na te verbinden, zooals
+soms de Christenen doen, die vaandels &bdquo;wijden&rdquo; en den God
+der heirscharen aanroepen, terwijl Jezus sprak: &bdquo;die het zwaard
+nemen zullen door het zwaard vergaan.&rdquo; Goede soldaten vormt het
+Boeddhisme niet, ook daarom niet, omdat het denkbeeld van discipline in
+strijd is met hun: &bdquo;ieder werkt zijn eigen heil&rdquo;.</p>
+<p>Dat individueele toont zich ook op andere wijze eigenaardig. Als gij
+een weg betreedt, die u straks over een wrakke brug voert, zal niemand
+u waarschuwen. Als gij in het water u werpt, zal niemand u redden tegen
+uw zin, als gij niet om hulp roept: ongevraagde raad geldt voor
+heerschzucht.</p>
+<p>Dat zelfde individueele treedt ook in hun leer over straf en boete
+op den voorgrond. Van Boeddha heeft men geen godheid gemaakt die de
+straf voor anderen onderging. Geen plaats is hier ook voor vergeving in
+den alledaagschen zin: de gevolgen van het kwaad moet ieder boeten, dat
+is een eeuwige wet, een onontkoombaar iets. Doch wie geboet heeft,
+heeft ook zijn straf ondergaan, en is er niet minder, doch beter
+om.</p>
+<p>Hoe men dat anders&mdash;en naar mij voorkomt beter begrijpt dan
+wij&mdash;kwam uit in de volgende gebeurtenis, die eenige jaren geleden
+in Rangoon geschiedde.<a class="noteref" id="xd20e3505src" href="#xd20e3505" name="xd20e3505src">107</a></p>
+<p>Een Engelsch officier verloor eenige banknoten. Het bleek dat een
+der bedienden ze gestolen had: hij werd gearresteerd en bekende. De
+officier had gaarne de aanklacht ingetrokken, doch dat kon niet. De
+jongen werd gestraft, ofschoon zijn meester hem gaarne &bdquo;de
+schande der gevangenis&rdquo; had bespaard.</p>
+<p>Zes maanden werd hij opgesloten. De meester vergat het geval, doch,
+na &rsquo;t eindigen van den straftijd kwam de jongen, blij en
+opgewekt, bij zijn meester terug.</p>
+<p>Hij vond dat het vanzelf sprak dat hij weer in dienst zou worden
+genomen. Hij had immers zijn straf nu ondergaan!</p>
+<p>De ander wilde hem echter niet weer hebben, hij had &bdquo;in de
+gevangenis gezeten&rdquo;. En&mdash;of de jongen sprak&mdash;dat hij
+&bdquo;langen tijd&rdquo; was gestraft geweest, het mocht niet
+baten.</p>
+<p>Wie had hier zuiverder moraal? De Boeddhist of de Christen?
+<span class="pagenum">[<a id="pb138" href="#pb138" name="pb138">138</a>]</span>&rsquo;t Kan dunkt me aan geen twijfel
+onderhevig zijn, maar &rsquo;t bewijst wel dat de Christenen hun eigen
+geloof, althans de zoo bekende gelijkenis van den verloren zoon, nog
+maar slecht verstaan.</p>
+<p>Voor ons verbasterd inzicht is straf slechts een vernedering, die
+wij liefst ons zelf en anderen moeten besparen, voor den ander was zij
+boete: reiniging der ziel&mdash;in overeenstemming immers met zijn
+geloof, dat ons de wet der gerechtigheid leert, die ons door lijden ten
+slotte voert tot den Grooten Vrede.</p>
+<p>Als wij dit indenken, begrijpen wij ook beter het merkwaardige
+verschijnsel, dat zelfs aanvoerders van rooverbenden, op wier hoofd een
+prijs is gesteld, zich vaak vrijwillig bij den rechter komen aanmelden.
+De straf moet immers strekken tot heil?</p>
+<p>Dat is het, wat hen ook vrede geeft in &rsquo;t aangezicht des
+doods. Geen eeuwige hel, geen hemel, die zich direct voor hen opent,
+gaan zij tegemoet, doch hun volgend leven hangt af van het
+tegenwoordige: de hemel is voor den zondaar gesloten, doch niet voor
+eeuwig. Eenmaal zullen allen, nadat zij wijsheid geleerd hebben uit het
+lijden, tot den Grooten Vrede komen.</p>
+<p>Wanneer een Birmaan stervende is komen geen monniken gebeden zeggen:
+ook spreken geen bloedverwanten of vrienden met hem over &rsquo;t
+hiernamaals. Wat dan? Een vriend zal komen en hem zeggen: Denk aan de
+goede daden, die gij gedaan hebt: en die zal hij herinneren, opdat de
+oude van dagen bij die vriendlijke herinneringen straks zacht
+insluimert. Is dat geen troost voor &rsquo;t menschenhart? Ook gelooft
+men in Birma dat, wanneer de mensch sterft, zijn geheele leven met al
+zijn onderdeelen voor zijn oogen komt als een landschap, dat in den
+donkren nacht door een bliksemstraal eensklaps geheel verlicht
+wordt.</p>
+<p>En&mdash;dit geloof rust&mdash;in &rsquo;t voorbijgaan merk ik dat
+op&mdash;inderdaad op goede gronden: met name personen die den dood
+door verdrinking nabij waren hebben van zichzelf iets dergelijks
+getuigd, gelijk vele westersche waarnemingen uitwijzen.</p>
+<p>Moeten wij ten slotte niet dankbaar erkennen dat ook het licht van
+Azi&euml; een schoon en heerlijk schijnsel geeft voor der menschen
+voet, ook al zijn we niet blind voor zijn eenzijdige kleur? En is niet
+dit vooral de groote kracht van de Boeddhistische leer, dat wel het
+kwaad in zijn boosheid, het goede <span class="pagenum">[<a id="pb139"
+href="#pb139" name="pb139">139</a>]</span>in zijn heerlijkheid wordt
+erkend, maar dat alle loonzucht hier over boord is geworpen en men in
+stede van een uitwendige vergelding erkent een eeuwige, onwankelbare
+ordening, die rust en vrede geeft aan &rsquo;t hart, dat uitgaat naar
+liefde en plicht, doch duisternis aan wie haten en onrecht doen?</p>
+<p>Geen godsdienst kunnen wij ons voorstellen, geschikt voor de
+kinderen van ons geslacht, of in deze dingen moet hij bij Boeddha ter
+schole gaan.</p>
+</div>
+</div>
+<div id="ch4.7" class="div2 section"><span class="pagenum">[<a href="#toc">Inhoud</a>]</span>
+<div class="divHead">
+<h3 class="main"><span class="corr" id="xd20e3539" title="Niet in bron">VII.</span> De voortgang en ontwikkeling van het
+Boeddhisme.</h3>
+</div>
+<div class="divBody">
+<p class="first">Wanneer wij het hier genoemde onderwerp wilden
+behandelen in alle uitvoerigheid, zouden wij nog wel een gansch lijvig
+boekdeel daaraan kunnen wijden. We zouden dan moeten spreken over
+verschillende secten, die in de schoot van het Boeddhisme ontstonden,
+over al de landen, waarheen het zich uitbreidde, en de wijziging, die
+het daarbij soms onderging. Dat alles zou ons echter te ver voeren en
+niet passen bij het kader van dit werk. Toch zijn een paar dingen uit
+de geschiedenis van het Boeddhisme voor ons van zooveel belang, dat wij
+daarover niet willen zwijgen. En wel: de verschillende oude
+kerkvergaderingen, het vormen van de verzameling der Heilige Schriften,
+het optreden van het Boeddhisme als door den staat beschermde
+godsdienst onder Açoka, en ten slotte met een enkel woord: de
+uitbreiding van het Boeddhisme in andere landen en zijn ondergang in
+Indi&euml;.</p>
+<p>Allereerst dan over de oude concilies. Drie worden ons genoemd: dat
+van R&#257;jagriha, van Vais&#257;li en van Patna. Het eerste zou
+gehouden zijn, aldus verhaalt Buddaghosa, een soort Boeddhistische
+kerkvader, nabij R&#257;jagriha. Daar toch waren achttien groote
+kloosters, met monniken gevuld. Men verzocht dus van hunnentwege aan
+den koning van R&#257;jagriha, of hij een groot hol in de bergen ten
+hunnen behoeve voor die vergadering wilde inrichten.</p>
+<p>De koning, zoo gaat het verhaal voort, was daartoe volkomen bereid.
+Alles werd keurig in gereedheid gebracht: er waren vijfhonderd bekleede
+zitplaatsen voor de monniken, een spreekgestoelte voor den
+voorzitter.</p>
+<p>Twee maanden lang had men daarmede werk. De monniken werden
+uitgenoodigd en kwamen bijeen&mdash;&rsquo;t was in den wastijd. Eerst
+bestond de vergadering niet uit het volle getal: er waren er 499,
+&#256;nanda had niet verkregen de Prajn&#257; Par&#257;mit&#257;, de
+kennis der onzienlijke wereld. Dus was &eacute;&eacute;n zetel vacant.
+Doch, toen &#256;nanda des nachts peinsde, kwamen de <span class="pagenum">[<a id="pb140" href="#pb140" name="pb140">140</a>]</span>wonderbare krachten over hem: en&mdash;door den
+vloer heen bereikte hij den zetel, voor hem gereed gehouden.</p>
+<p>Kasyapa was voorzitter en noodigde Upali uit om voor te dragen de
+regelen, door Boeddha over de orde gegeven (Vinaya). Upali zat in de
+preekstoel, voor Boeddha bestemd, met den ivoren waaier in de hand. De
+monniken zongen na wat men hun voordroeg.</p>
+<p>Daarna kwam &#256;nanda in het spreekgestoelte en droeg de
+uitspraken over de leer (Dharma) voor. Het eerste der Sutra&rsquo;s,
+door &#256;nanda voorgedragen, was Brahmajala Sutra.</p>
+<p>Nu zijn de volgende punten zeer merkwaardig: in het jaar 16 v. C.
+had ook een concilie plaats, naar de faam zegt van 500 monniken. Er
+waren er slechts 499, &eacute;&eacute;n was uitgesloten, doch verricht
+een wonder en wordt chef.</p>
+<p>Dit concilie was bijeengeroepen door koning Kanishka, die over een
+groot deel van Indi&euml; toen regeerde. En&mdash;naar het schijnt,
+heeft hier de, later zich vormende, Mahayana school, eene overwinning
+behaald op het meer oorspronkelijk Boeddhisme. Nu rekenen sommige
+geleerden het Brahmajala sutra ook tot de boeken dezer school, naar mij
+voorkomt terecht; omdat het niet den geest van het oorspronkelijke
+Boeddhisme ademt.</p>
+<p>En ook op dit concilie hield men zich bezig met de heilige boeken,
+met name om daarop commentaren te maken en wel op de Sutra&rsquo;s, de
+Vinaya en de <span class="corr" id="xd20e3562" title="Bron: Abhidarma">Abhidharma</span>: welke drie ook volgens de
+zuidelijke Boeddhisten den heiligen canon vormen. Het ligt dus mijns
+inziens voor de hand, dat dit heele concilie van R&#257;jagriha niets
+anders is dan een poging om&mdash;wat later gesanctioneerd
+werd&mdash;de goedkeuring der oudheid te geven door het reeds kort na
+Boeddha&rsquo;s dood geldig te maken.</p>
+<p>Even onzeker schijnt wat verhaald wordt over het tweede concilie,
+dat ongeveer 100 jaar later gehouden werd. Meer op vasten grond komen
+wij echter bij het 3<sup>e</sup>, dat van Patna, dat ongeveer het jaar
+244 in Patna werd gehouden, in de dagen van koning Açoka.
+Waarschijnlijk is daar met de verzameling der heilige boeken een begin
+gemaakt. Over Açoka en zijn werken willen wij echter uitvoeriger
+spreken, omdat het hier een vorst geldt, die het Boeddhisme met groote
+kracht heeft bevorderd en wiens naam nog immer door de gansche
+Boeddhistische wereld een goeden klank heeft. Zooals bekend is drong
+Alexander de Groote in de 4<sup>e</sup> eeuw v&oacute;&oacute;r onze
+jaartelling zegevierend tot in Indi&euml; door. In die dagen was
+Magadha de hoofdstad geworden van een vrij groot koninkrijk, dat echter
+voor de macht van Alexanders wapenen moest bukken. <span class="pagenum">[<a id="pb141" href="#pb141" name="pb141">141</a>]</span></p>
+<p>Een avonturier, uit de handen van den koning van Magadha ontsnapt,
+zocht bij Alexander zijn toevlucht. Deze rebel vergaderde de stammen
+van den Pendsjab rondom zich en&mdash;toen in 315 v. C. de koning van
+Magadha werd vermoord, plaatste hij zich op diens troon. De Grieken
+verjoeg hij uit Indi&euml;. Deze troonsbeklimming was zeer merkwaardig,
+omdat zij bewees dat de oude Indische maatschappij voorbij ging:
+Chandragupta toch was een man van lage caste, evenals zijn
+partijgenooten. Juist in die dagen kwam het Boeddhisme op en nam snel
+in invloed toe. Waarschijnlijk begunstigden reeds Chandragupta en zijn
+zoon dit nieuwe geloof. Zeker is het dat zijn kleinzoon, Açoka,
+er toe over ging en de groote koning der Boeddhisten werd. Hij was
+inderdaad de Dharma Raj (koning der gerechtigheid), waarvan Boeddha,
+toen hij in 520 v. C. onder een vijgeboom zat, had gedroomd.</p>
+<p>Açoka, die 24 jaren telde, toen hij den troon beklom, was
+eerst een vroom Brahmaan, die 50.000 Brahmanen dagelijks voedde. Ook
+was hij zeker een dapper en bekwaam krijgsman; althans hij veroverde
+een groot deel van Indi&euml;. Zekere monnik Nigrauda bekeerde hem tot
+het Boeddhisme. De koning werd daarvoor nu een groot ijveraar
+en&mdash;tal van inschriften<span class="corr" id="xd20e3579" title="Bron: &mdash;">,</span> door hem in rotsen en steenen gebeiteld in
+bijna alle streken van Indi&euml;&mdash;leggen er getuigenis van af,
+hoe ernstig hij zijn taak opvatte om de nieuwe leer ingang te doen
+vinden en in het maatschappelijk leven de hervormingen in te voeren,
+die zij eischte. Deze inschriften zijn ook in ander opzicht voor ons
+van groote waarde. Immers de ouderdom der boeken staat niet altijd vast
+en&mdash;volgens nagenoeg eenstemmig oordeel der geleerden&mdash;stond
+Açoka&rsquo;s Boeddhisme vrij dicht bij het oorspronkelijk. Zij
+zijn grootendeels uitgegeven en alzoo onder het bereik der geleerde
+wereld gebracht.</p>
+<p>We willen er enkele van aanhalen, die ons doen zien welke
+denkbeelden over God en toekomstig leven door den beroemden koning
+werden gekoesterd.</p>
+<p>&bdquo;Veel te verlangen naar de dingen (dezes levens) is
+ongehoorzaamheid, zoo herhaal ik: (ongehoorzaamheid) is ook de (altijd)
+werkzame zucht naar grondgebied bij een vorst, die den hemel wil
+gewinnen. Belijd God (Is&#257;na) en geloof in Hem, die het waardig
+voorwerp der gehoorzaamheid is. Want gij zult geen middelen vinden om
+den hemel te winnen, aan dit geloof gelijk. O, streef er naar om dit
+onschatbare kleinood te verkrijgen.&rdquo;</p>
+<p>&bdquo;Aldus spreekt koning Dev&#257;nampiya <span class="corr" id="xd20e3588" title="Bron: Pyadasi">Piyadasi</span> (de door de
+<span class="pagenum">[<a id="pb142" href="#pb142" name="pb142">142</a>]</span>goden geliefde<a class="noteref" id="xd20e3593src" href="#xd20e3593" name="xd20e3593src">108</a><span class="corr" id="xd20e3595" title="Niet in bron">)</span>: Het tegenwoordig oogenblik en het verleden
+zijn onder dezelfde vurige hoop voorbijgegaan: Hoe zal door de
+bekeering van den koninklijk geboorne de godsdienst worden uitgebreid?
+Als deze zoo toeneemt door de bekeering van de laaggeborenen, hoe zal
+hij dan toenemen als de <span class="corr" id="xd20e3598" title="Bron: hooggebooornen">hooggeborenen</span> overtuigd worden? Overal
+waar de naam van God in eere is, waarlijk daar is godsdienst.</p>
+<p>&bdquo;Aldus sprak Dev&#257;nampiya Piyadasi: Daarom heb ik van dit
+oogenblik af gezorgd dat er godsdienstige redenen werden gehouden, ik
+heb godsdienstige plichten aangewezen, opdat de menschen daarna
+luisterend, er toe gebracht worden het rechte pad te volgen en eere te
+geven aan God.<span class="corr" id="xd20e3603" title="Niet in bron">&rdquo;</span></p>
+<p>Ook over een volgend leven laat Açoka zich uit: &bdquo;Al de
+moed (heet het elders) dien Piyadasi, de geliefde der goden, heeft
+getoond is ten opzichte van een volgend leven. Aardsche roem brengt
+weinig voordeel, doch veroorzaakt integendeel, verlies van deugd.</p>
+<p><span class="corr" id="xd20e3609" title="Niet in bron">&bdquo;</span>Voor den hemel te werken is moeilijk voor
+een boer en voor een prins: tenzij zij met uiterste krachtsinspanning
+alles opgeven.</p>
+<p><span class="corr" id="xd20e3613" title="Niet in bron">&bdquo;</span>Mogen mijne liefhebbende onderdanen geluk
+verkrijgen in deze en in een volgende wereld.</p>
+<p><span class="corr" id="xd20e3617" title="Niet in bron">&bdquo;</span>De beminde der goden spreekt aldus: Meer
+dan twee en dertig en een half jaar lang ben ik een hoorder der wet
+geweest, doch ik beijverde mij niet met alle inspanning. De goden, die
+voor dien tijd in Jambudv&#299;pa als ware goden werden beschouwd zijn
+nu afgezworen... Een klein (eenvoudig) man, die zichzelf wat oefent kan
+voor zichzelf groote hemelsche zegen verwerven, en met dat doel is deze
+prediking uitgesproken. Beide, grooten (hoogen) en kleinen moeten zich
+oefenen en zullen ten slotte (ware) kennis verkrijgen. En deze wijze
+van handelen zal wat zijn? Van groote gevolgen. Want het geestelijk
+goed zal groeien, en zal steeds sneller groeien, ten slotte zal het
+telkens met de helft worden vermeerderd.<span class="corr" id="xd20e3620" title="Niet in bron">&rdquo;</span></p>
+<p>&bdquo;Deze prediking is gehouden door hem die is heengegaan. Twee
+honderd vijftig jaren zijn er verloopen na het vertrek van den
+leeraar.&rdquo;</p>
+<p>Alles in deze opschriften moge niet geheel duidelijk zijn, zooveel
+is toch wel zeker, dat het Boeddhisme van Açoka allerminst een
+soort <span class="corr" id="xd20e3628" title="Bron: athe&#299;sme">atheïsme</span> mocht heeten. Een en ander
+stemt overeen met wat wij reeds vroeger opmerkten, b.v. <span class="pagenum">[<a id="pb143" href="#pb143" name="pb143">143</a>]</span>dat
+de oude Boeddhisten zich Brahmacharin, vereerders van Brahm&#257;
+noemden en dat in een gesprek met de Brahmanen Boeddha niet zegt:
+Brahm&#257; vereeren is onzin, maar wel: uw uitwendige vereering van
+Brahm&#257; deugt niet.</p>
+<p>Doch, wij komen tot Açoka terug. Deze vergenoegde zich niet
+met in edicten het Boeddhisme aan te prijzen, neen, hij trachtte de
+beginselen van het nieuwe geloof ook in staat en maatschappij door te
+voeren. Terecht kan men van hem zeggen, dat hij Wilberforce vooruit was
+in den strijd tegen de slavernij, Tolstoï in zijn begeerte om het
+zwaard weg te werpen, Rousseau en Fichte in hun wensch om den
+innerlijken godsdienst aller eigendom te maken. Ook is treffend zijn
+zorg voor de dieren. We willen u, aan de hand der opschriften zelve
+laten zien, hoeveel Açoka tot stand bracht.</p>
+<p>Wat betreft zijn belangstelling in den inwendigen godsdienst denken
+wij b.v. aan het volgende inschrift: <span class="corr" id="xd20e3637"
+title="Niet in bron">&bdquo;</span>Piyadasi, de vriend der goden, hecht
+minder waarde aan aalmoezen en uitwendige plechtigheden, dan aan het
+bevorderen van den bloei van den inwendigen godsdienst.&rdquo;</p>
+<p>&bdquo;Voortgang in Dharma (de ware leer, de deugd) kan op
+twee&euml;rlei wijze worden verkregen, door vormelijke regels, en door
+de gevoelens, welke deze opwekken in het hart. In dezen dubbelen
+invloed heeft de eerste een zeer geringe waarde, de innerlijke
+opwekking is slechts in waarheid belangrijk.&rdquo;</p>
+<p>Wat zijn afkeer van den oorlog betreft denken wij aan deze
+inscriptie:</p>
+<p>&bdquo;Piyadasi, de vriend der Devas, (goden) stelt alleen op prijs
+den oogst van het volgend leven. Daarom alleen is deze inscriptie
+gegrift, opdat onze zonen en kleinzonen geen nieuwe veroveringen zouden
+maken. Laten zij niet denken dat veroveringen met het zwaard den naam
+verovering verdienen. Laten zij zien den ondergang, de verwarring, de
+hartstocht die zij medebrengen. Ware veroveringen zijn alleen die van
+Dharma.&rdquo;</p>
+<p>Açoka zorgde voor mensch en dier, hij maakte aan
+slavenmishandeling een einde, verbrak de slavenketenen der menschen,
+zorgde voor reizigers en monniken op liefderijke wijze.</p>
+<p>Hierover vermelden de opschriften het volgende:</p>
+<p>&bdquo;Vroeger werden, in de groote eetzaal en den tempel van koning
+Piyadasi, den vriend der goden, dagelijks honderd duizende dieren
+geslacht om tot voedsel te strekken met hun vleesch .... doch nu
+weerklinkt telkens weer het koor dat voortaan geen dier meer zal worden
+ter dood gebracht. <span class="pagenum">[<a id="pb144" href="#pb144"
+name="pb144">144</a>]</span></p>
+<p>Als een mensch onderworpen is aan slavernij en slechte behandeling,
+zal hij van dit oogenblik af door den koning van deze en andere
+gevangenschap worden bevrijd. Vele menschen in deze streken kwijnen in
+de gevangenis, daarom was de St&#363;pa<a class="noteref" id="xd20e3655src" href="#xd20e3655" name="xd20e3655src">109</a>, die de
+bevelen des konings bevat, zeer noodig.</p>
+<p>Overal is gevestigd het dubbele systeem van geneeskundige hulp van
+koning Piyadasi, medische hulp voor menschen en medische hulp voor
+dieren... En waar er geen voorraad is (van kruiden), in al deze
+plaatsen moeten deze worden geplant en gedroogd, zoowel wortels als
+kruiden. Overal waar er geen voorraad van is, moeten zij worden
+aangebracht en geplant. En aan de groote wegen moeten bronnen worden
+gegraven en boomen geplant, tot het welzijn van mensch en dier.</p>
+<p>In sommige Boeddhistische landen zijn de kloosters ook tegenwoordig
+de eenige plaatsen waar men logeeren kan, en de monniken de eenige
+dokters. Waarschijnlijk is dus ook hier gedacht aan boomen, die geplant
+moeten worden bij de Saughar&#257;ma, zooals het toen heette.
+Saughar&#257;ma = tuin der monniken, terwijl deze zelf toen
+Pavajit&#257;ni&rsquo;s (huisloozen) heetten tegenover de
+Gahath&#257;ni (die een huishouden hebben) waarmee waarschijnlijk de
+Brahmanen bedoeld worden.</p>
+<p>Doen dus reeds deze aanhalingen vermoeden dat in die dagen de
+monniken meer onder boomen, dan wel in huizen woonden, de volgende
+uitspraak van Açoka komt daarmede overeen.</p>
+<p>&bdquo;Wanneer godvruchtigen zullen verblijven bij den heiligen
+vijgeboom, of daaromheen rondwandelen ten einde vrome verrichtingen te
+volbrengen, zal het een voordeel en een genoegen voor de landstreek en
+hare bewoners zijn om geschenken hun aan te bieden, en overeenkomstig
+hun edelmoedigheid en anderszins, zullen zij voorspoed of tegenspoed
+genieten. Zij zullen dankbaar zijn voor de komst van het geloof. Wat
+dorpen of hun inwoners voor de zaak van den godsdienst mogen geven of
+in stand houden, de gewijden (monniken enz.) zullen het zelfde
+ontvangen, en, ten voorbeelde van mijn volk zullen zij gestreng in de
+eenzaamheid leven. En eveneens zullen de gewijden, welke zegeningen zij
+ook uitspreken, daarin overvloedig zijn.</p>
+<p><span class="corr" id="xd20e3668" title="Niet in bron">&bdquo;</span>Voorts zal het volk in den nacht<a class="noteref" id="xd20e3671src" href="#xd20e3671" name="xd20e3671src">110</a> tot toevlucht hebben den <span class="pagenum">[<a id="pb145" href="#pb145" name="pb145">145</a>]</span>grooten myrobolanpruimenboom (Terminalia
+chebula) en den heiligen vijgeboom. Mijn volk zal den grooten
+myrobolanboom vermeerderen. En daar mijn godvruchtigen dit doen voor
+het genoegen en het welzijn van het dorp, waar zij verblijven, mogen
+zij rondom den schoonen en heiligen vijgeboom een liefelijk verblijf
+hebben bij het volbrengen van vrome daden.&rdquo;</p>
+<p>Wij hebben hier nog niet de kloosters alzoo, doch: een
+overgangsvorm. Terwijl in den eersten tijd Boeddha&rsquo;s monniken
+twee aan twee uitgingen ter bekeering, zien wij hen nu meer bepaalde
+woonplaatsen innemen in de nabijheid van eenig dorp. Straks komen zij
+in kloosters, in gebouwen te wonen.</p>
+<p>We kunnen echter, met het oog op de toestanden in
+Açoka&rsquo;s tijd, dezen overgang zeer goed begrijpen.</p>
+<p>Açoka toch had Indi&euml; veroverd, en had nu noodig een
+leger van verlichte monniken ten einde zijn rijk voor het Boeddhisme te
+winnen. Dat groote leger moest worden gevoed: vandaar dat aan dorpen en
+steden werd opgedragen voor de monniken te zorgen: ook nu nog een
+geliefkoosde taak der leeken in Boeddhistische landen. Vandaar ook de
+zoo uitgebreide aanplantingen van mango&rsquo;s, bananen enz. Ook van
+de planting van deze boomsoorten wordt in een der edicten van
+Açoka gesproken.</p>
+<p>Uit deze opschriften blijkt voorts dat er drie jaarlijksche groote
+feesten waren in die oude dagen, wier datum in verband met de maan werd
+vastgesteld, feesten, waarbij olifanten, toortsen, optochten enz. te
+pas kwamen. Tempels schenen er toen nog niet te zijn, de godsdienstige
+plechtigheden hadden plaats in tempels van ongekorven hout met de
+sterren als lampen. Açoka deed wat hij kon om het Boeddhisme uit
+te breiden, en, al gingen de monniken in die dagen ook reeds zwijgend
+rond, toch waren zij waarschijnlijk overigens niet zoo gesloten, hun
+taak toch was: propaganda maken voor het nieuwe geloof, waarbij hun
+echter werd ingeprent vriendelijk en meegaand te zijn tegen de
+&bdquo;ketters.&rdquo; Door zulke verzoenende manieren zullen zelfs de
+ketters gunstig worden gestemd en zulk een gedrag zal het aantal
+bekeerlingen doen toenemen.<a id="xd20e3684" name="xd20e3684"></a></p>
+<p>Dat het echter toch propaganda moest zijn, blijkt uit het volgende
+in een der edicten:</p>
+<p>&bdquo;Sinds langen tijd zijn er geen dienaars van den godsdienst
+geweest, die, zich bewegende onder de ongeloovigen, hen met een
+overstrooming van godsdienst overstelpten, met een <span class="pagenum">[<a id="pb146" href="#pb146" name="pb146">146</a>]</span>overvloed van heilige leeringen. Door Cambodja,
+G&#257;ndh&#257;ra, Surasthra, Petenica en elders zijn er nu aangewezen
+(als zendelingen), die hun weg vinden tot op de uiterste grenzen der
+barbaarsche landen, voor het heil van allen. Omgaande zoowel met de
+gevreesden als met de geachten, in Pataliputra zoowel als in vreemde
+plaatsen, betere dingen leerende, zullen zij overal
+doordringen.&rdquo;</p>
+<p>Zoo zwerven dus Açoka&rsquo;s monniken als echte huisloozen
+(pavajit&#257;ni) overal rond om hun nieuw Evangelie te brengen.</p>
+<p>Ook voor het uitwendige van den godsdienst deed Açoka veel.
+Hij bouwde vier st&#363;pa&rsquo;s (grafheuvels) ter eere van den
+Verlichte: &eacute;&eacute;n op de plaats, waar de Verlichte was
+geboren, &eacute;&eacute;n waar hij de verlichting deelachtig werd,
+&eacute;&eacute;n te Benares, waar hij het eerst predikte,
+&eacute;&eacute;n te Kusin&#257;r&#257;, waar hij het Nirv&#257;na
+inging.</p>
+<p>Men weet welke gedachten men over de st&#363;pa&rsquo;s had. Een
+dood man was volgens de oude Indi&euml;rs (en nog is er iets van dat
+geloof over) machtiger dan een levend persoon. Meestal stelde men zich
+voor dat zijne kracht zich openbaarde, waar zijn lijk rustte, en men
+groef zelfs daarbij heilige vijvers, waar een buitengewone versterking
+den vereerders der heiligen ten deel viel. Over het graf bouwde men dan
+een koepeldak, daar vereerde men de dooden en bracht hun offers. Zoo nu
+deed men met Boeddha ook. In eene oude Chineesche Boeddhistische
+liturgie heet het: <span class="corr" id="xd20e3699" title="Niet in bron">&bdquo;</span>Ik beschouw het gewijde altaar als eene
+koninklijk edelgesteente, waarbij de schaduw (geest) van S&#257;kya
+Tath&#257;gata verschijnt.&rdquo;</p>
+<p>Zoo dacht men dus, bij de vereering der st&#363;pa&rsquo;s in
+gemeenschap te komen met Boeddha. Eer kunnen wij dus zeggen dat er in
+Açoka&rsquo;s Boeddhisme eenig bijgeloof was, dan dat wij hem
+beschuldigen van een soort atheïsme, als hoedanig sommige
+geleerden het oorspronkelijk Boeddhisme willen opvatten.</p>
+<p>Açoka deed nog iets anders van groote beteekenis. Hij riep
+een kerkvergadering te Patna bijeen in het jaar 244 v. C. waarop vooral
+over de gewijde boeken werd gehandeld. Naar het schijnt werd het
+volgende (blijkens een der opschriften des konings) vastgesteld:</p>
+<p>&bdquo;Het is wel bekend, heeren, hoe ver mijn eerbied en mijn
+geloof in Boeddha, Dharma en Sangha gaan. Alles wat onze heer Boeddha
+heeft gesproken is w&egrave;l gesproken. Daarom, heeren, moet het
+inderdaad worden beschouwd als van onbetwistbaar gezag. Zoo zal het
+ware geloof lang duren. Alzoo<span class="corr" id="xd20e3708" title="Bron: .">,</span> mijne heeren, eer ik met de hoogste vereering deze
+godsdienstige werken: <span class="pagenum">[<a id="pb147" href="#pb147" name="pb147">147</a>]</span>Vinayasamaka (lessen in
+discipline)<span class="corr" id="xd20e3713" title="Niet in bron">,</span> Aryavasas (de bovennatuurlijke krachten der
+Arya&rsquo;s), An&#257;gatabhayas (de verschrikkingen der toekomst),
+Munig&#257;thas (het leven van Boeddha in versmaat), Upatisapasina (de
+vragen van Upatishya), Moneyas&#363;ta (de S&#363;tra van het innerlijk
+leven) en de vermaning tot R&#257;hula over valschheid, uitgesproken
+door onzen heer Boeddha<a class="noteref" id="xd20e3716src" href="#xd20e3716" name="xd20e3716src">111</a>. Deze godsdienstige werken,
+heeren, wil ik dat de monniken en nonnen, ter bevordering van hun
+invloed ten goede, voortdurend zullen bestudeeren en zich
+herinneren.&rdquo;</p>
+<p>Sommige geleerden beschouwen dit als een uittreksel, waarin
+Açoka de voornaamste stukken uit een, toen reeds bestaanden
+canon opnoemt, zoo b. v. Rhys Davis. Anderen meenen, dat juist het
+concilie van Patna, waarvan dit ontwerp de besluiten meedeelt, op
+aansporen van den koning een aanvang maakte met den canon. Mij komt
+deze laatste meening waarschijnlijk voor. De zeven hier genoemde
+geschriften zijn allen bekend. Wat de vragen van Upatishya aangaat, dat
+dit geschrift hier voorkomt is niet onbelangrijk. Immers wat is de
+vraag die Upatishya bezighoudt? Hij ziet van een heuveltop een feest,
+waarop zeer velen zich vermaken. Eensklaps overvalt hem de gedachte:
+over twee honderd jaren zullen alle deze levende wezens een prooi zijn
+van den dood.<a class="noteref" id="xd20e3721src" href="#xd20e3721"
+name="xd20e3721src">112</a> Indien daar is een beginsel van
+verwoesting, kan daar dan niet evengoed een beginsel van leven zijn?
+Niemand kan deze vraag beantwoorden, doch Athadzi loste hem deze op
+door hem Boeddha&rsquo;s Dharma te leeren. Doet niet ook het opnemen
+van dit geschrift ons vermoeden dat het oorspronkelijk Boeddhisme niet
+de ultra pessimistische leer was, die sommigen er van willen maken?</p>
+<p>Açoka was dus de man, die, door het bijeenroepen eener groote
+vergadering, welke de bovengenoemde geschriften ijkte, den grondslag
+legde tot de gansche, vrij omvangrijke Boeddhistische gewijde
+literatuur. De hoofdzaak daarvan vormen de drie Pitaka&rsquo;s
+(korven), welke onder dien naam door de zuidelijke Boeddhisten voor
+heilig en oud worden gehouden, doch wier boeken ook bij de meeste
+andere Boeddhisten in eere zijn. Deze drie korven bevatten tal van
+geschriften: de eerste korf bevat Vinaya (de tucht), de tweede Dharma
+(de <span class="pagenum">[<a id="pb148" href="#pb148" name="pb148">148</a>]</span>leer), de derde Abhidharma (het
+bovennatuurlijke). Een groot deel dezer gewijde geschriften is
+tegenwoordig uitgegeven in de serie: <span lang="en">Sacred Books of
+the East</span> (gewijde boeken van het oosten.)</p>
+<p>In het eerste gedeelte komt o. a. voor de vroeger reeds besproken
+Patim&#333;kha (biechtrede), in het tweede o. a. Dhammapada, een
+verzameling van schoone spreuken en Jataka&rsquo;s, verhalen over
+vroegere levens van Boeddha, een rijke bron van oud-Indisch denken en
+gevoelen.</p>
+<p>Onder de Boeddhistische werken buiten deze drie Pitaka&rsquo;s
+kunnen wij vooral noemen het &bdquo;Lalita Vistara,&rdquo; waarin wij
+de levensgeschiedenis van Boeddha in romantischen vorm vinden
+meegedeeld. Langzamerhand zijn deze boeken bij elkaar gekomen en door
+de Boeddhisten in hooge waarde erkend.</p>
+<p>Doch wij keeren na deze uitweiding tot Açoka terug. Hij
+maakte blijkbaar met de doorvoering der Boeddhistische beginselen
+vollen ernst. In een zijner edicten heet het &bdquo;dat er nooit in
+eenig vroeger tijdperk een systeem van onderwijs, toepasselijk op
+iederen tijd en iedere daad is geweest, als wat nu door mij is
+ingericht.&rdquo;</p>
+<p>In een ander stuk heet het: &bdquo;De voornaamste middelen die ik u
+verschaft heb om dit uit te werken zijn de instructies, die ik u
+gegeven heb. Gij zijt gesteld over honderde en duizende menschelijke
+wezens om te winnen de liefde der welgezinden. Ieder mensch is mijn
+kind, en mijn wil is dat mijne kinderen allen mogelijken voorspoed
+mogen genieten in deze wereld en geluk in de volgende. Ik heb dezelfde
+begeerte voor alle menschen.&rdquo;</p>
+<p>Deze laatste order gaf hij aan zijne rajuka&rsquo;s, waarschijnlijk
+leekenbeambten: zij moesten dus, evenals de monniken, werken voor de
+uitbreiding van den nieuwen godsdienst. Waarschijnlijk echter heeft hij
+door een en ander den grondslag gelegd voor de latere <span class="corr" id="xd20e3742" title="Bron: hierarchie">hi&euml;rarchie</span>
+in sommige Boeddhistische landen, die zooveel overeenkomst heeft met de
+<span class="corr" id="xd20e3745" title="Bron: Roomsch-Katholieke">Roomsch-Catholieke</span>
+priesterheerschappij. Doch: daar mogen wij hem de schuld niet van
+geven. Als wij nagaan wat Açoka wilde, dan moeten wij dezen
+Constantijn van het Boeddhisme bewonderen, die&mdash;geheel anders dan
+de Christelijke Constantijn&mdash;niet uit politieke, maar uit
+<span class="corr" id="xd20e3748" title="Bron: religieuse">religieuze</span> en zedelijke overwegingen handelde
+en zijn beste krachten inspande om de zijns inziens ware beginselen van
+het nieuwe geloof te doen doorwerken in zijn rijk. Geen wonder dat hij
+in hooge eere staat bij de volgelingen van Boeddha. <span class="pagenum">[<a id="pb149" href="#pb149" name="pb149">149</a>]</span></p>
+</div>
+</div>
+<div id="ch4.8" class="div2 section"><span class="pagenum">[<a href="#toc">Inhoud</a>]</span>
+<div class="divHead">
+<h3 class="main">VIII. Uitbreiding en ontaarding van het
+Boeddhisme.</h3>
+</div>
+<div class="divBody">
+<p class="first">Açoka zond zendelingen uit naar verschillende
+oorden, ten einde overal voor het Boeddhisme propaganda te maken. O. a.
+ging zijn zoon Mahinda naar Ceylon, een eiland dat ook nu nog aan het
+Boeddhisme getrouw is. Vandaar uit is het weer naar Birma, Siam en Java
+verbreid. In Birma deed het 450 jaar na C. zijn intocht. Op Java had
+het in de 13<sup>e</sup> eeuw een grooten bloei bereikt, toen toch werd
+daar de beroemde Boro-Boedoer, een groote Boeddhistische tempel,
+gebouwd, waarvan de ruïnen nog thans <span class="corr" id="xd20e3760" title="Bron: lieders">ieders</span> verbazing wekken. Later
+werd het daar door den Islam geheel verdrongen.</p>
+<p>In al deze streken hield men zich vooral aan de straks reeds
+genoemde drie Pitaka&rsquo;s. En zoo is dan ook in Birma en Siam het
+Boeddhisme vrij zuiver bewaard gebleven. Het moge al ondergaan hebben
+den invloed der Mahayana<a class="noteref" id="xd20e3765src" href="#xd20e3765" name="xd20e3765src">113</a>, die het nieuwe geloof
+pessimistischer en minder religieus opvatte dan de stichter, aan
+Boeddha&rsquo;s leer geheel vreemde leeringen zijn hier niet
+ingeslopen.</p>
+<p>In Indi&euml; heeft het zich nog eenige eeuwen na Christus
+gehandhaafd, doch ongeveer de 12<sup>e</sup> eeuw was het bijna overal
+door het Brahmanisme verdrongen. Vanwaar dit verschijnsel? Er een
+uitvoerig antwoord op te geven, zou vele bladzijden vereischen en ook
+vallen buiten het kader van dezen arbeid. Alleen komt het mij voor dat
+ontaarding van de oorspronkelijke beginselen hierop invloed had. Wat
+die ontaarding betreft, zij moet allereerst gezocht worden in de
+zooeven genoemde Mahayana, de school van den grooten overtocht, die
+feitelijk den Allerhoogste onttroonde en leerde dat Boeddha zelf was
+vernietigd en uit niets en tot niets de weg was voor allen.</p>
+<p>Die Mahayana heeft in Indi&euml; ten gevolge gehad dat een reactie
+opkwam, die ten slotte van de oorspronkelijk zedelijke religie een
+magische maakte en veel uit het oude Brahmanisme weer opnam. Beide deze
+invloeden hebben het hunne gedaan om het Boeddhisme te ondermijnen en
+de overwinning van het Brahmanisme te verzekeren in het grootste
+gedeelte van Indi&euml;.</p>
+<p>Daarbuiten echter heeft het zich krachtig gehandhaafd, niet alleen
+in Birma en Siam, alsook op het eiland Ceylon, maar is het zelfs
+doorgedrongen in Tibet, in China en in Japan. In Ceylon, Birma en Siam
+bleef het, zoo wij reeds opmerkten, vrij zuiver bewaard, terwijl het
+zich in China en Japan met andere <span class="pagenum">[<a id="pb150"
+href="#pb150" name="pb150">150</a>]</span>godsdiensten vermengde. Wat
+de tegenwoordige Chineezen betreft, uit drie bronnen is afgeleid hun
+geestelijk leven: Kong tsze, Lao tsze en Boeddha. Bij de Japanners is
+het Boeddhisme met den ouden volksgodsdienst, het Shintoïsme,
+samengesmolten.</p>
+<p>Zeer merkwaardig is echter de ontaarding van het Boeddhisme in
+Tibet. Daar kwam het in een onbeschaafd land, onder een ruw volk:
+&rsquo;t gevolg was dat de geestelijke godsdienst hier slechts ingang
+kon vinden in verbasterden vorm.</p>
+<p>Hetzelfde geschiedde, zoo men weet, met het Christendom, dat is
+ontwikkeld tot Roomsch-Catholicisme door dezelfde invloeden: omdat het
+alleen als een godsdienst van gezag de heidenen kon winnen. &rsquo;t Is
+voorts merkwaardig zoo groot als de overeenkomst is tusschen het
+Tibetaansch Boeddhisme en het Roomsch-Catholieke Christendom.</p>
+<p>Naar men weet gelooft de Roomsch-Catholieke kerk dat de geest van
+Christus all&eacute;&eacute;n in hare kerk woont, op bizondere wijze
+die kerk bestuurt en dat deze geest hare priesters en vooral haren paus
+bezielt. Zoo nu denken de Tibetaansche Boeddhisten er ook over. Zij
+gelooven aan Avalokitesvara, den geest van Boeddha, die in de kerk
+woont. De naam Avalokitesvara beteekent: de Heer, die van omhoog
+nederziet.</p>
+<p>Behalve Avalokitesvara hebben zij nog een aantal andere
+Boeddha&rsquo;s die in den hemel leven, anderen, die op de aarde leven
+of geleefd hebben enz. Ten slotte kwamen zij zelfs tot
+&#256;di-Boeddha: den eersten Boeddha, uit wien dan de andere
+Boeddha&rsquo;s en met hem de werelden emaneerden. Uit &#256;di-Boeddha
+waren namelijk&mdash;na vijf meditati&euml;n van dezen&mdash;de vijf
+Dhyani-Boeddha&rsquo;s gevloeid, de beheerschers van bovenaardsche
+gewesten, uit dezen wederom de bij hen behoorende Bodhisatwa&rsquo;s
+(toekomstige Boeddha&rsquo;s), en&mdash;ieder van hen deed uit zich
+voortkomen een gansche wereld. De tegenwoordige is dan een maaksel van
+Avalokitesvara. Daarmee ging gepaard een ontaarden van den godsdienst
+in magische formules en uiterlijke vormen. Woorden kwamen boven daden.
+Iedere Tibetaan heeft een rozenkrans van 108 kralen om daarmee zijn
+goede woorden te tellen: vooral vele woorden moeten het zijn.</p>
+<p>Ja, om zegeningen te verkrijgen van al de hemelsche wezens, waarmede
+zijne verbeelding de wereld bevolkt, heeft de Tibetaan zelfs
+gebedsmolens of wielen: met heilige spreuken beplakt. Tibet is er vol
+van: zij staan bij iederen weg, in elke straat.</p>
+<p>Dan heeft men ook lange staken, waaraan vlaggen zijn bevestigd,
+<span class="pagenum">[<a id="pb151" href="#pb151" name="pb151">151</a>]</span>waarop het heilige woord: Om Mani Padme Hum (het
+juweel is in de lotus d. i.: de zelfscheppende kracht is in de
+wereld<a class="noteref" id="xd20e3794src" href="#xd20e3794" name="xd20e3794src">114</a><span class="corr" id="xd20e3796" title="Niet in bron">)</span>. Telkens als die spreuk bij een windvlaag ten
+hemel wijst, wordt een gebed opgezonden.</p>
+<p>Wij zagen dat volgens de Boeddhisten Avalokitesvara in de gemeente
+woont. Boven alles echter woont deze in den Dalai-Lama, den
+Boeddhistischen paus in Tibet, en de chutuktu&rsquo;s, zooveel als zijn
+kardinalen. Deze paus is &#256;di-Boeddha&rsquo;s plaatsvervanger op
+aarde, onfeilbaar is hij niet alleen, maar ook is hij wereldlijk vorst
+over Tibet, evenals voorheen de paus overeen deel der Christenheid.</p>
+<p>Dat de overeenkomst met Rome groot is, is door tal van Roomsche
+zendelingen erkend, sommigen van hen gingen zoover, dat zij zeiden: de
+duivel heeft hier het werk van God nagemaakt.</p>
+<p>De eerwaarde pater <span class="corr" id="xd20e3805" title="Bron: Disderi">Desideri</span>, die in het jaar 1714 Tibet bezocht,
+zegt: &bdquo;De lama&rsquo;s hebben eene tonsuur evenals onze priesters
+en zijn tot levenslangen ongehuwden staat verplicht. Zij bestudeeren
+hunne geschriften in een taal en in letters, die van de gewone teekens
+verschillen. Zij zeggen gebeden in koor. Zij dienen den tempel, bieden
+offeranden aan en houden de lampen altijd brandende. Aan God offeren
+zij koren en gerst, deeg en water in kleine vazen, die zeer schoon
+worden gehouden. Het voedsel dat alzoo geofferd wordt, beschouwen zij
+als gewijd, en zij eten het.&rdquo;</p>
+<p>Ook zekere pater <span class="corr" id="xd20e3810" title="Bron: Gr&uuml;eber">Grueber</span>, die in 1661 Tibet doorreisde, was
+er door getroffen. &bdquo;Hij merkte op, dat de kleedij der
+lama&rsquo;s overeenkwam met die, welke ons in oude schilderstukken van
+de Apostelen is overgeleverd. Ten tweede, dat de tucht der kloosters en
+der verschillende priesterklassen zeer gelijkt op die der Roomsche
+kerk. In de derde plaats, dat het denkbeeld van een vleeschwording
+evenals het geloof aan paradijs en vagevuur aan beiden gemeen is. In de
+vierde plaats merkte hij op dat zij offers gaven en aalmoezen, diensten
+hielden en gebeden opzeiden voor de dooden, evenals de <span class="corr" id="xd20e3813" title="Bron: Roomsch-Katholieken">Roomsch-Catholieken</span>. In de vijfde
+plaats, hadden zij nabij Lhassa kloosters, door dertig duizend monniken
+en nonnen bewoond, welke allen, behalve nog andere geloften, die van
+armoede, gehoorzaamheid en kuischheid aflegden: evenals de Roomsche. In
+de zesde plaats hadden zij biechtvaders, die van de hoogere
+lama&rsquo;s <span class="pagenum">[<a id="pb152" href="#pb152" name="pb152">152</a>]</span>of bisschoppen hun bevoegdheid ontvingen en die
+daardoor de macht hadden de biecht te hooren, boetedoeningen op te
+leggen en absolutie te geven. Ook hadden zij de gewoonte gewijd water
+te gebruiken, bij hun diensten om beurten te zingen, voor de dooden te
+bidden.&rdquo;</p>
+<p>Gemelde pater meende daarom, dat dit alles niet mogelijk was, tenzij
+de oude boeken der lama&rsquo;s den invloed van het Christendom hadden
+ondergaan. Wij kunnen dit gevoelen niet deelen: veeleer komt het ons
+voor dat aan het omgekeerde is te denken. Doch: dit punt hier te
+behandelen, hoe belangrijk het zij, (want er is inderdaad
+overeenstemming tusschen de persoon, de legende, de latere ontwikkeling
+der leer bij Christus en Boeddha) ligt niet op onzen weg. Alleen willen
+wij nog een beschrijving geven van een godsdienstoefening, zooals men
+die houdt in den hoofdtempel van het Tibetaansche Boeddhisme, de
+kathedraal te Lhassa.</p>
+<p>&bdquo;Door een ruime hal, waarin men gewijd water en rozenkransen
+kan koopen, en waar vier beelden der aartsengelen staan, komt men den
+tempel binnen. De muren zijn bedekt met ruw bewerkte schilderijen uit
+de legende van Boeddha. Het dak wordt gedragen door zes zware pilaren,
+met snijwerk versierd. De kerk zelf is een lang schip: door twee rijen
+pilaren van twee zijvleugels en door zilveren opengewerkte schermen van
+twee groote koren gescheiden. In ieder dier zijvleugels zijn veertien
+kapellen. Aan het einde der kerk is de heilige plaats, bevattend
+vijftien tafels, met juweelen voorzien, met mystieke zinnebeelden van
+Sang-S&#257;ra en andere scheppingen van Boeddhistische metaphysica. In
+de verste nis bevindt zich in een overwelfde ruimte het beeld van den
+vergoodden Gautama Boeddha.</p>
+<p><span class="corr" id="xd20e3823" title="Niet in bron">&bdquo;</span>Ter linkerzijde daarvoor is de troon van
+den Dalai-Lama, ter rechterzijde van den Pantschen Lama. Daarbij, in
+rangorde, langzaam in glans verminderend, de zetels der
+Chutuktu&rsquo;s (kardinalen), abten en der achttien orden van de
+lagere geestelijkheid.</p>
+<p><span class="corr" id="xd20e3827" title="Niet in bron">&bdquo;</span>Tegenover het beeld is het hoog altaar of
+de offertafel: verscheiden treden boven de vloer; met trappen
+toegankelijk. Op de bovenste trappen staan gouden, zilveren en steenen
+beelden, op de lagere trappen klokken, lampen, wierookhouders en andere
+gewijde gereedschappen.</p>
+<p><span class="corr" id="xd20e3831" title="Niet in bron">&bdquo;</span>Op het geluid van een hoorn of trompet
+verzamelt zich de geestelijkheid in den ingang (de straks genoemde hal)
+in ambtsgewaad. Bij het derde trompetgeschal zet de stoet zich in
+beweging, <span class="pagenum">[<a id="pb153" href="#pb153" name="pb153">153</a>]</span>met den levenden Boeddha aan het hoofd. Als deze
+levende Boeddha op zijn troon is gezeten buigt ieder der priesters
+driemaal voor hem en gaat dan met gekruiste beenen op den divan zitten,
+overeenkomstig zijn rang. Een bel klinkt en allen zeggen op: de drie
+toevluchten,<a class="noteref" id="xd20e3836src" href="#xd20e3836"
+name="xd20e3836src">115</a> de tien voorschriften<a class="noteref" id="xd20e3839src" href="#xd20e3839" name="xd20e3839src">116</a> en andere
+formules. Na eenige stilte gaat wederom de bel en langere stukken uit
+de heilige boeken worden door de priesters in koor gezongen. Als het
+een feestdag is, wordt het hoogtepunt van den dienst bereikt in het
+Tuisol, of gebed voor heiliging, als de offers zijn gezegend.</p>
+<p><span class="corr" id="xd20e3846" title="Niet in bron">&bdquo;</span>Een bel klinkt, en al de monniken heffen
+luide een gebedshymne aan, waarin gevraagd wordt dat de geesten van al
+de Boeddha&rsquo;s mogen tegenwoordig zijn.</p>
+<p><span class="corr" id="xd20e3851" title="Niet in bron">&bdquo;</span>Een van hen heft boven zijn hoofd een
+spiegel, naar het schijnt om hierop het beeld van den geest op te
+vangen, als deze verschijnt; een tweede heft een drinkkan op, een derde
+een mystiek zinnebeeld van de wereld, een vierde een schaal<span class="corr" id="xd20e3854" title="Bron: :">;</span> en nog andere geheiligde
+gereedschappen en mystieke symbolen.</p>
+<p><span class="corr" id="xd20e3858" title="Niet in bron">&bdquo;</span>Onderwijl worden de stemmen der zangers en
+het geluid van bellen, trommels en trompetten al sterker, en de kerk
+wordt met wierookwalmen vervuld.</p>
+<p><span class="corr" id="xd20e3862" title="Niet in bron">&bdquo;</span>De monnik met de drinkkan werpt
+herhaaldelijk water, met suiker en saffraan vermengd, over den spiegel.
+Het water vloeit over den spiegel naar het zinnebeeld der wereld en
+wordt beneden in een schaal opgevangen. Telkens na gebruik wordt de
+spiegel met een zijden doek afgeveegd.</p>
+<p><span class="corr" id="xd20e3866" title="Niet in bron">&bdquo;</span>Het mengsel wordt nu in een andere kruik
+gedaan: enkele droppels bevochtigen de handen der dienstdoende monniken
+die er de kroon van hun geschoren kruin, hun voorhoofd en hun borst mee
+aanraken. Eerbiedig slikt hij dan de overblijvende droppels in, en zoo
+doende, meent hij op mystieke wijze deel te verkrijgen aan het
+goddelijk wezen, welks beeld opgevangen is op den spiegel, waarover het
+water is geloopen.&rdquo;</p>
+<p>Tot zoover over het Lamaïsme. Wat een afstand scheidt ons hier
+van den verheven stichter zelf, die, wars van ceremoni&euml;n
+<span class="pagenum">[<a id="pb154" href="#pb154" name="pb154">154</a>]</span>en plechtigheid, door zelfverzaking en
+overpeinzing den weg vond tot den grooten Vrede. Helaas, dat ditzelfde
+verschijnsel ons overal treft, welken godsdienst wij ook beschouwen:
+straks zullen wij het ook elders zien. Doch: k&agrave;n dat anders? Kan
+een frissche bergstroom zuiver blijven tusschen vuile moerassen? Kan
+het reine denken, het zuiver gevoelen blijven wonen in een onreine,
+gebrekkige menschheid?</p>
+<p>Hoe hooger dan ook de volken stonden, des te meer wordt de zuivere
+geest bewaard: meer is er van Boeddha&rsquo;s geest gebleven in Birma
+dan in <span class="corr" id="xd20e3875" title="Bron: Thibet">Tibet</span>. Toch: de schat is er nog wel, ook in dat
+laatste land, al wordt zij daar opgeborgen in aarden vaten die er niet
+bij passen. Niet te vergeefs leefden de groote denkers en strijders der
+menschheid. <span class="pagenum">[<a id="pb155" href="#pb155" name="pb155">155</a>]</span></p>
+</div>
+</div>
+</div>
+<div class="footnotes">
+<hr class="fnsep">
+<p class="footnote" lang="fr"><span class="label"><a class="noteref"
+id="xd20e915" href="#xd20e915src" name="xd20e915">1</a></span> Essai
+sur la legende du Buddha. Paris 1875.</p>
+<p class="footnote"><span class="label"><a class="noteref" id="xd20e964" href="#xd20e964src" name="xd20e964">2</a></span>
+Vleeschwording der godheid, m. a. w. die teekenen zouden toonen dat hij
+een vleeschwording der godheid was.</p>
+<p class="footnote"><span class="label"><a class="noteref" id="xd20e1019" href="#xd20e1019src" name="xd20e1019">3</a></span> Een
+bekend Boeddhistisch geschrift.</p>
+<p class="footnote"><span class="label"><a class="noteref" id="xd20e1022" href="#xd20e1022src" name="xd20e1022">4</a></span> M. a. w.
+een der vroegere openbaringen van de godheid.</p>
+<p class="footnote"><span class="label"><a class="noteref" id="xd20e1035" href="#xd20e1035src" name="xd20e1035">5</a></span> God des
+doods, zie Brahmanisme op blz. 9.</p>
+<p class="footnote"><span class="label"><a class="noteref" id="xd20e1042" href="#xd20e1042src" name="xd20e1042">6</a></span> De vijf
+gehechtheden, hiermede worden bedoeld: lichamelijkheid,
+gewaarwordingen, voorstellingen, neigingen en bewustzijn. De bedoeling
+van dezen eenigszins duisteren zin, uit Boeddhistische teksten
+ontleend, is waarschijnlijk: waar men de vijf gehechtheden heeft
+achtergelaten zal geen ouderdom, ziekte of dood zijn. Waar men dus
+verheven is boven strijd en moeite.</p>
+<p class="footnote"><span class="label"><a class="noteref" id="xd20e1060" href="#xd20e1060src" name="xd20e1060">7</a></span> Amrita,
+letterlijk: levensdrank.</p>
+<p class="footnote"><span class="label"><a class="noteref" id="xd20e1079" href="#xd20e1079src" name="xd20e1079">8</a></span>
+Rishi&rsquo;s, zie Brahmanisme blz. 8.</p>
+<p class="footnote"><span class="label"><a class="noteref" id="xd20e1086" href="#xd20e1086src" name="xd20e1086">9</a></span> Jina =
+iemand, die zijn lagere natuur bedwingt.</p>
+<p class="footnote"><span class="label"><a class="noteref" id="xd20e1093" href="#xd20e1093src" name="xd20e1093">10</a></span> Dit
+ziet op vroegere levens van den Boeddha.</p>
+<p class="footnote"><span class="label"><a class="noteref" id="xd20e1104" href="#xd20e1104src" name="xd20e1104">11</a></span> De
+boom, waaronder Boeddha tot het ware inzicht kwam.</p>
+<p class="footnote"><span class="label"><a class="noteref" id="xd20e1107" href="#xd20e1107src" name="xd20e1107">12</a></span> =
+Levensdrank onsterfelijk.</p>
+<p class="footnote"><span class="label"><a class="noteref" id="xd20e1140" href="#xd20e1140src" name="xd20e1140">13</a></span>
+Jaarlijks stierf de zonnegod als zonnepaard (ons sterrenbeeld aries =
+de ram) om volgens de Indi&euml;rs alle vleesch te redden. Vandaar ook
+het paardenoffer.</p>
+<p class="footnote"><span class="label"><a class="noteref" id="xd20e1205" href="#xd20e1205src" name="xd20e1205">14</a></span> M. a.
+w.: Wat is de oorzaak der wedergeboorte?</p>
+<p class="footnote"><span class="label"><a class="noteref" id="xd20e1222" href="#xd20e1222src" name="xd20e1222">15</a></span> M. a.
+w.: Waar de begeerte is gedood, daar wordt men van wedergeboorte
+verlost.</p>
+<p class="footnote"><span class="label"><a class="noteref" id="xd20e1243" href="#xd20e1243src" name="xd20e1243">16</a></span>
+Mah&#257;vagga I. 5. 2 enz.</p>
+<p class="footnote"><span class="label"><a class="noteref" id="xd20e1261" href="#xd20e1261src" name="xd20e1261">17</a></span> Teeken
+van eerbied.</p>
+<p class="footnote"><span class="label"><a class="noteref" id="xd20e1326" href="#xd20e1326src" name="xd20e1326">18</a></span> Zie
+blz. 50.</p>
+<p class="footnote"><span class="label"><a class="noteref" id="xd20e1329" href="#xd20e1329src" name="xd20e1329">19</a></span>
+Mah&#257;vagga I. 6. 10.</p>
+<p class="footnote"><span class="label"><a class="noteref" id="xd20e1340" href="#xd20e1340src" name="xd20e1340">20</a></span>
+&bdquo;Voleindigde&rdquo;<span class="corr" id="xd20e1342" title="Niet in bron">,</span> titel <a id="xd20e1345" name="xd20e1345"></a>waarmee Boeddha<a id="xd20e1347" name="xd20e1347"></a>
+zichzelf noemde, evenals Jezus sprak van &bdquo;de Zoon des
+Menschen&rdquo;.</p>
+<p class="footnote"><span class="label"><a class="noteref" id="xd20e1357" href="#xd20e1357src" name="xd20e1357">21</a></span>
+&bdquo;Nirv&#257;na&rdquo; een woord over welks beteekenis veel
+verschil is. De Boeddhisten duiden er het hoogste heil mee aan, dat
+boven alle lust is verheven.</p>
+<p class="footnote"><span class="label"><a class="noteref" id="xd20e1396" href="#xd20e1396src" name="xd20e1396">22</a></span> Hiermee
+worden bedoeld de vijf elementen, waaruit volgens het Boeddhisme de
+menschelijke persoonlijkheid bestaat. Zij worden ook wel genoemd de
+vijf Skandha&rsquo;s, en zijn: lichamelijkheid, gewaarwordingen,
+voorstellingen, neigingen en bewustzijn.</p>
+<p class="footnote"><span class="label"><a class="noteref" id="xd20e1406" href="#xd20e1406src" name="xd20e1406">23</a></span> In den
+zin van &bdquo;begeerte&rdquo;.</p>
+<p class="footnote"><span class="label"><a class="noteref" id="xd20e1409" href="#xd20e1409src" name="xd20e1409">24</a></span>
+Hernieuwd bestaan.</p>
+<p class="footnote"><span class="label"><a class="noteref" id="xd20e1442" href="#xd20e1442src" name="xd20e1442">25</a></span> Een
+geijkte formule zijn deze woorden ook thans nog in het Boeddhisme.</p>
+<p class="footnote"><span class="label"><a class="noteref" id="xd20e1457" href="#xd20e1457src" name="xd20e1457">26</a></span>
+Feitelijk vormen de Boeddhisten, zooals wij nader zien zullen een
+monnikengemeente, doch ook als leek kon men den verlichte eeren en hem
+volgen op een afstand.</p>
+<p class="footnote"><span class="label"><a class="noteref" id="xd20e1469" href="#xd20e1469src" name="xd20e1469">27</a></span>
+Asceet.</p>
+<p class="footnote"><span class="label"><a class="noteref" id="xd20e1474" href="#xd20e1474src" name="xd20e1474">28</a></span> Men zie
+op blz. 51 en 52 Boeddha&rsquo;s bespiegeling onder den
+B&#333;-boom.</p>
+<p class="footnote"><span class="label"><a class="noteref" id="xd20e1483" href="#xd20e1483src" name="xd20e1483">29</a></span>
+getiteld: &bdquo;De vraag van Upatisa&rdquo; (een andere naam voor
+S&#257;riputta.)</p>
+<p class="footnote"><span class="label"><a class="noteref" id="xd20e1496" href="#xd20e1496src" name="xd20e1496">30</a></span>
+S&#257;njaya&rsquo;s leerlingen.</p>
+<p class="footnote"><span class="label"><a class="noteref" id="xd20e1519" href="#xd20e1519src" name="xd20e1519">31</a></span>
+<span class="corr" id="xd20e1520" title="Bron: Rishis">Rishi&rsquo;s</span>, zie over hen blz. 8.</p>
+<p class="footnote"><span class="label"><a class="noteref" id="xd20e1526" href="#xd20e1526src" name="xd20e1526">32</a></span> Volgens
+het Boeddhistische geschrift &bdquo;Dhamma pada&rdquo;, een
+verzameling, grootendeels van spreuken.</p>
+<p class="footnote"><span class="label"><a class="noteref" id="xd20e1556" href="#xd20e1556src" name="xd20e1556">33</a></span>
+J&#257;taka: d. w. z. verhalen over vroegere levens.</p>
+<p class="footnote"><span class="label"><a class="noteref" id="xd20e1579" href="#xd20e1579src" name="xd20e1579">34</a></span> De
+leer, de wet.</p>
+<p class="footnote"><span class="label"><a class="noteref" id="xd20e1606" href="#xd20e1606src" name="xd20e1606">35</a></span> De
+Boeddhistische monniken hadden en hebben haar en baard afgeschoren.</p>
+<p class="footnote"><span class="label"><a class="noteref" id="xd20e1613" href="#xd20e1613src" name="xd20e1613">36</a></span> De
+oudste naam der Boeddhisten.</p>
+<p class="footnote"><span class="label"><a class="noteref" id="xd20e1653" href="#xd20e1653src" name="xd20e1653">37</a></span> Dat
+later het Boeddhisme de verdrukten hielp verlossen, zullen wij zien als
+wij over koning Açoka handelen.</p>
+<p class="footnote"><span class="label"><a class="noteref" id="xd20e1667" href="#xd20e1667src" name="xd20e1667">38</a></span> Zie
+blz. 63.</p>
+<p class="footnote"><span class="label"><a class="noteref" id="xd20e1672" href="#xd20e1672src" name="xd20e1672">39</a></span>
+d<span class="corr" id="xd20e1674" title="Niet in bron">.</span> i.
+kloosters.</p>
+<p class="footnote"><span class="label"><a class="noteref" id="xd20e1685" href="#xd20e1685src" name="xd20e1685">40</a></span> Zie
+bladz. 58.</p>
+<p class="footnote"><span class="label"><a class="noteref" id="xd20e1731" href="#xd20e1731src" name="xd20e1731">41</a></span> Het
+verhaal over Vis&#257;kh&#257; in Mah&#257;vagga. VIII. 15.</p>
+<p class="footnote"><span class="label"><a class="noteref" id="xd20e1751" href="#xd20e1751src" name="xd20e1751">42</a></span>
+Mah&#257; Praj&#257;pat&#299;.</p>
+<p class="footnote"><span class="label"><a class="noteref" id="xd20e1774" href="#xd20e1774src" name="xd20e1774">43</a></span> Deze
+aanhaling zoowel als het thans volgend verhaal naar D&#299;gka
+Nik&#257;ya.</p>
+<p class="footnote"><span class="label"><a class="noteref" id="xd20e1824" href="#xd20e1824src" name="xd20e1824">44</a></span> H.
+Fielding. De ziel van een volk. (Het Boeddhisme als volksgeloof in
+Burma). vertaald door F. Ortt. &rsquo;s-Gravenh. 1900.</p>
+<p class="footnote"><span class="label"><a class="noteref" id="xd20e1829" href="#xd20e1829src" name="xd20e1829">45</a></span> Volgens
+Anguttara Nik&#257;ya.</p>
+<p class="footnote"><span class="label"><a class="noteref" id="xd20e1849" href="#xd20e1849src" name="xd20e1849">46</a></span> Zie
+blz. 56.</p>
+<p class="footnote"><span class="label"><a class="noteref" id="xd20e1854" href="#xd20e1854src" name="xd20e1854">47</a></span> Een
+Cingaleesch Boeddhistisch geschrift.</p>
+<p class="footnote"><span class="label"><a class="noteref" id="xd20e1869" href="#xd20e1869src" name="xd20e1869">48</a></span> Dit is
+de waarschijnlijke afwerking van dezen niet afloopenden zin.</p>
+<p class="footnote"><span class="label"><a class="noteref" id="xd20e1874" href="#xd20e1874src" name="xd20e1874">49</a></span> De
+hooge verlichting in de rede.</p>
+<p class="footnote"><span class="label"><a class="noteref" id="xd20e1879" href="#xd20e1879src" name="xd20e1879">50</a></span> Ook
+Prof. Rhys Davis, die overigens daartoe wel geneigd is, erkent het
+geloof der oude Boeddhisten in een bovennatuurlijke kennis,
+Abhinn&#257;, en bovenzinnelijke vermogens, Iddhi. Men zie zijn
+<span lang="en">Buddhism</span>. 1899. pag. 174.</p>
+<p class="footnote"><span class="label"><a class="noteref" id="xd20e1970" href="#xd20e1970src" name="xd20e1970">51</a></span> Hier
+wordt geteekend &bdquo;de kracht van vriendelijke gedachten&rdquo;, ook
+tegenwoordig wel bekend, waarop wij wellicht later nog terugkomen. Men
+zie ook blz. 76.</p>
+<p class="footnote"><span class="label"><a class="noteref" id="xd20e1998" href="#xd20e1998src" name="xd20e1998">52</a></span>
+Dhammapada.</p>
+<p class="footnote"><span class="label"><a class="noteref" id="xd20e2007" href="#xd20e2007src" name="xd20e2007">53</a></span>
+Dhammapada.</p>
+<p class="footnote"><span class="label"><a class="noteref" id="xd20e2018" href="#xd20e2018src" name="xd20e2018">54</a></span> Het
+licht van Azi&euml;. vert. door Dr. H. U. Meyboom. Amsterdam. 1881.
+blz. 166, 167.</p>
+<p class="footnote"><span class="label"><a class="noteref" id="xd20e2051" href="#xd20e2051src" name="xd20e2051">55</a></span> Zie
+bladz. 172. a. w.</p>
+<p class="footnote"><span class="label"><a class="noteref" id="xd20e2128" href="#xd20e2128src" name="xd20e2128">56</a></span> Bhikshu
+= bedelaar, Muni = zwijgende, omdat de monniken zwijgend rondgingen met
+hun aalmoezenschaal.</p>
+<p class="footnote"><span class="label"><a class="noteref" id="xd20e2147" href="#xd20e2147src" name="xd20e2147">57</a></span>
+Chineesch spreekwoord.</p>
+<p class="footnote"><span class="label"><a class="noteref" id="xd20e2159" href="#xd20e2159src" name="xd20e2159">58</a></span> De
+boven aangehaalde spreuken zijn aan verschillende Boeddhistische
+geschriften ontleend.</p>
+<p class="footnote"><span class="label"><a class="noteref" id="xd20e2272" href="#xd20e2272src" name="xd20e2272">59</a></span> Uit
+Mah&#257;vagga, deze rede zou gericht zijn tot de duizend kluizenaars
+van Uruvel&#257;.</p>
+<p class="footnote"><span class="label"><a class="noteref" id="xd20e2316" href="#xd20e2316src" name="xd20e2316">60</a></span> Men
+vergelijke ook op blz. 71 het gesprek met een Brahmaan over het ware
+offer.</p>
+<p class="footnote"><span class="label"><a class="noteref" id="xd20e2337" href="#xd20e2337src" name="xd20e2337">61</a></span> Uit
+Mah&#257;vagga.</p>
+<p class="footnote"><span class="label"><a class="noteref" id="xd20e2347" href="#xd20e2347src" name="xd20e2347">62</a></span> Uit
+Doedh&#257;-vitakha Sutta.</p>
+<p class="footnote"><span class="label"><a class="noteref" id="xd20e2354" href="#xd20e2354src" name="xd20e2354">63</a></span> Naar
+het water.</p>
+<p class="footnote"><span class="label"><a class="noteref" id="xd20e2385" href="#xd20e2385src" name="xd20e2385">64</a></span>
+Chineesche uitdrukking voor Nirv&#257;na.</p>
+<p class="footnote"><span class="label"><a class="noteref" id="xd20e2430" href="#xd20e2430src" name="xd20e2430">65</a></span> Soort
+van vergiftige slang.</p>
+<p class="footnote"><span class="label"><a class="noteref" id="xd20e2438" href="#xd20e2438src" name="xd20e2438">66</a></span> Een
+soort vogel.</p>
+<p class="footnote"><span class="label"><a class="noteref" id="xd20e2467" href="#xd20e2467src" name="xd20e2467">67</a></span> Of
+Iddhi = door haar in &bdquo;verrukking van zinnen&rdquo; te
+brengen<span class="corr" id="xd20e2469" title="Niet in bron">.</span></p>
+<p class="footnote"><span class="label"><a class="noteref" id="xd20e2478" href="#xd20e2478src" name="xd20e2478">68</a></span>
+Letterlijk: oud man, een soort Boeddhistische heilige.</p>
+<p class="footnote"><span class="label"><a class="noteref" id="xd20e2489" href="#xd20e2489src" name="xd20e2489">69</a></span>
+Vrouwenverblijf.</p>
+<p class="footnote"><span class="label"><a class="noteref" id="xd20e2509" href="#xd20e2509src" name="xd20e2509">70</a></span>
+Indische wetboek van voor-Boeddhistischen oorsprong. Thans o.a. nog in
+Birma ge&euml;erd.</p>
+<p class="footnote"><span class="label"><a class="noteref" id="xd20e2518" href="#xd20e2518src" name="xd20e2518">71</a></span> Lieden
+die tot geen caste behooren, dus verachtten in de maatschappij.</p>
+<p class="footnote"><span class="label"><a class="noteref" id="xd20e2529" href="#xd20e2529src" name="xd20e2529">72</a></span> Soort
+muziekinstrument.</p>
+<p class="footnote"><span class="label"><a class="noteref" id="xd20e2709" href="#xd20e2709src" name="xd20e2709">73</a></span>
+Goudstukken.</p>
+<p class="footnote"><span class="label"><a class="noteref" id="xd20e2751" href="#xd20e2751src" name="xd20e2751">74</a></span> nl.
+Boeddha, Dharma, Sangha: de verlichte, de leer, de gemeente.</p>
+<p class="footnote"><span class="label"><a class="noteref" id="xd20e2816" href="#xd20e2816src" name="xd20e2816">75</a></span>
+Mahayana, groote overtocht, Hinayana, kleine overtocht. Alzoo heeten de
+twee scholen, waarin het oorspronkelijke Boeddhisme zich splitste en
+die beiden hun eigenaardige opvattingen en litteratuur bezaten.</p>
+<p class="footnote"><span class="label"><a class="noteref" id="xd20e2825" href="#xd20e2825src" name="xd20e2825">76</a></span>
+Açoka was koning over een deel van Indi&euml; in de
+3<sup>e</sup> eeuw voor Christus.</p>
+<p class="footnote"><span class="label"><a class="noteref" id="xd20e2870" href="#xd20e2870src" name="xd20e2870">77</a></span> Rahat
+of Arahat: een, die niet meer wederom geboren behoeft te worden.</p>
+<p class="footnote"><span class="label"><a class="noteref" id="xd20e2882" href="#xd20e2882src" name="xd20e2882">78</a></span> Zie
+pag. 56.</p>
+<p class="footnote"><span class="label"><a class="noteref" id="xd20e2887" href="#xd20e2887src" name="xd20e2887">79</a></span>
+Samyuttaka Nik&#257;ya.</p>
+<p class="footnote"><span class="label"><a class="noteref" id="xd20e2903" href="#xd20e2903src" name="xd20e2903">80</a></span> Zie H.
+Fielding. De ziel van een volk, vertaald door F. Ortt. Drukkerij
+&bdquo;Vrede&rdquo; &rsquo;s-Gravenh. 1900.</p>
+<p class="footnote"><span class="label"><a class="noteref" id="xd20e2933" href="#xd20e2933src" name="xd20e2933">81</a></span> Vgl.
+blz. 112.</p>
+<p class="footnote"><span class="label"><a class="noteref" id="xd20e2940" href="#xd20e2940src" name="xd20e2940">82</a></span> Dit
+&#256;tman beschouwen zij als Brahm&#257; in den mensch, het goddelijke
+in ons, vgl. blz. 12, 13.</p>
+<p class="footnote"><span class="label"><a class="noteref" id="xd20e2978" href="#xd20e2978src" name="xd20e2978">83</a></span> n.l.
+diegenen, die als Makhali Gos&#257;la, zie blz. <span class="corr" id="xd20e2980" title="Niet in bron">74</span>, gelooven dat het <i>ik</i>,
+na een aantal zielsverhuizingen doorgemaakt te hebben, &rsquo;t zij
+goed of boos, in den dood ondergaat.</p>
+<p class="footnote"><span class="label"><a class="noteref" id="xd20e3013" href="#xd20e3013src" name="xd20e3013">84</a></span> Milinda
+is de Grieksche koning Menander, die ongeveer 100 jaar voor Christus
+leefde en Indi&euml; aan zich onderwierp.</p>
+<p class="footnote"><span class="label"><a class="noteref" id="xd20e3127" href="#xd20e3127src" name="xd20e3127">85</a></span> Zie
+blz. 95 enz.</p>
+<p class="footnote"><span class="label"><a class="noteref" id="xd20e3132" href="#xd20e3132src" name="xd20e3132">86</a></span> Uit
+Dhammapada.</p>
+<p class="footnote"><span class="label"><a class="noteref" id="xd20e3137" href="#xd20e3137src" name="xd20e3137">87</a></span>
+Cariy&#257; Pitaka. III. 15.</p>
+<p class="footnote"><span class="label"><a class="noteref" id="xd20e3140" href="#xd20e3140src" name="xd20e3140">88</a></span>
+<span class="corr" id="xd20e3141" title="Bron: m. a. w.">M. a.
+w.</span> naar alle vier de windstreken, zie blz. 78, waar hetzelfde
+onderwerp wordt aangeroerd.</p>
+<p class="footnote"><span class="label"><a class="noteref" id="xd20e3151" href="#xd20e3151src" name="xd20e3151">89</a></span>
+Cullavagga. VII. 3.12.</p>
+<p class="footnote"><span class="label"><a class="noteref" id="xd20e3160" href="#xd20e3160src" name="xd20e3160">90</a></span> Zie
+blz. 100, 101.</p>
+<p class="footnote"><span class="label"><a class="noteref" id="xd20e3172" href="#xd20e3172src" name="xd20e3172">91</a></span> Kant
+verhaalt dat hij door deze voortgezette oefening deelen van zijn
+lichaam, die anders niet onder de heerschappij van zijn geest stonden,
+kon beheerschen.</p>
+<p class="footnote"><span class="label"><a class="noteref" id="xd20e3189" href="#xd20e3189src" name="xd20e3189">92</a></span>
+Samyuttaka Nik&#257;ya. vol. I fol. gh&#257;.</p>
+<p class="footnote"><span class="label"><a class="noteref" id="xd20e3204" href="#xd20e3204src" name="xd20e3204">93</a></span> Ook dit
+verhaal naar Samyuttaka Nik&#257;ya. vol. II. fol. ja.</p>
+<p class="footnote"><span class="label"><a class="noteref" id="xd20e3216" href="#xd20e3216src" name="xd20e3216">94</a></span> Blz.
+324. a. w.</p>
+<p class="footnote"><span class="label"><a class="noteref" id="xd20e3270" href="#xd20e3270src" name="xd20e3270">95</a></span> Geen
+slangendemon in menschengedaante.</p>
+<p class="footnote"><span class="label"><a class="noteref" id="xd20e3277" href="#xd20e3277src" name="xd20e3277">96</a></span> Een der
+oudere monniken, die hem voordraagt.</p>
+<p class="footnote"><span class="label"><a class="noteref" id="xd20e3286" href="#xd20e3286src" name="xd20e3286">97</a></span>
+Waarschijnlijk vertoefden de oudste volgelingen vooral onder boomen;
+doch ook tegenwoordig zijn de kloosters altijd met boomen omgeven.</p>
+<p class="footnote"><span class="label"><a class="noteref" id="xd20e3295" href="#xd20e3295src" name="xd20e3295">98</a></span> Zeer
+kleine munt.</p>
+<p class="footnote"><span class="label"><a class="noteref" id="xd20e3302" href="#xd20e3302src" name="xd20e3302">99</a></span> M. a.
+w. zich beroemen op zijn liefde tot een eenzaam, bespiegelend
+leven.</p>
+<p class="footnote"><span class="label"><a class="noteref" id="xd20e3396" href="#xd20e3396src" name="xd20e3396">100</a></span> De
+ziel van een volk blz. 175.</p>
+<p class="footnote"><span class="label"><a class="noteref" id="xd20e3399" href="#xd20e3399src" name="xd20e3399">101</a></span>
+Waarbij een monnik uit de heilige boeken voorleest.</p>
+<p class="footnote"><span class="label"><a class="noteref" id="xd20e3404" href="#xd20e3404src" name="xd20e3404">102</a></span>
+Pitaka&rsquo;s = korven, de drie heilige boekverzamelingen der
+zuidelijke Boeddhisten, waarvan het eerste handelt over Vinaya (de
+orde). Het tweede over Dharma (de leer), het derde over <span class="corr" id="xd20e3406" title="Bron: Abhi-dharma">Abhidharma</span> (het
+geloof). Ieder dier afdeelingen bestaat uit tal van geschriften. Vele
+zijn uitgegeven en vertaald in de verzameling &bdquo;<span lang="en">Sacred books of the East</span>.&rdquo;</p>
+<p class="footnote"><span class="label"><a class="noteref" id="xd20e3426" href="#xd20e3426src" name="xd20e3426">103</a></span> Vlg.
+op bl. 70 het gesprek met &#256;nanda.</p>
+<p class="footnote"><span class="label"><a class="noteref" id="xd20e3431" href="#xd20e3431src" name="xd20e3431">104</a></span>
+Cullavagga XI. 4.</p>
+<p class="footnote"><span class="label"><a class="noteref" id="xd20e3460" href="#xd20e3460src" name="xd20e3460">105</a></span> a. w.
+blz. 17.</p>
+<p class="footnote"><span class="label"><a class="noteref" id="xd20e3481" href="#xd20e3481src" name="xd20e3481">106</a></span> Zie
+blz. 119.</p>
+<p class="footnote"><span class="label"><a class="noteref" id="xd20e3505" href="#xd20e3505src" name="xd20e3505">107</a></span>
+Fielding a. w. blz. 108 en volg.</p>
+<p class="footnote"><span class="label"><a class="noteref" id="xd20e3593" href="#xd20e3593src" name="xd20e3593">108</a></span> Naam,
+dien Açoka droeg.</p>
+<p class="footnote"><span class="label"><a class="noteref" id="xd20e3655" href="#xd20e3655src" name="xd20e3655">109</a></span>
+Grafteeken, gedenkteeken.</p>
+<p class="footnote"><span class="label"><a class="noteref" id="xd20e3671" href="#xd20e3671src" name="xd20e3671">110</a></span> De
+bedoeling schijnt te zijn dat deze boomen &rsquo;s nachts de monniken
+tot toevlucht zullen strekken.</p>
+<p class="footnote"><span class="label"><a class="noteref" id="xd20e3716" href="#xd20e3716src" name="xd20e3716">111</a></span> Over
+het laatstgenoemde zie bl. 109&ndash;111 van dit werk. Upatishya of
+Upatissa is een andere naam voor S&#257;riputta, zie blz. 58 en 59.</p>
+<p class="footnote"><span class="label"><a class="noteref" id="xd20e3721" href="#xd20e3721src" name="xd20e3721">112</a></span>
+Waarschijnlijk waren er ook olifanten bij, die worden heel wat ouder
+dan menschen.</p>
+<p class="footnote"><span class="label"><a class="noteref" id="xd20e3765" href="#xd20e3765src" name="xd20e3765">113</a></span> Zie
+blz. 118 en 119.</p>
+<p class="footnote"><span class="label"><a class="noteref" id="xd20e3794" href="#xd20e3794src" name="xd20e3794">114</a></span>
+Woorden, die Boeddha zou geuit hebben, toen hem onder den Boddhiboom de
+verlichting ten deel viel.</p>
+<p class="footnote"><span class="label"><a class="noteref" id="xd20e3836" href="#xd20e3836src" name="xd20e3836">115</a></span> Zie
+blz. 126.</p>
+<p class="footnote"><span class="label"><a class="noteref" id="xd20e3839" href="#xd20e3839src" name="xd20e3839">116</a></span> deze
+zijn: 1 geen leven vernietigen. 2 niet stelen. 3 zich voor onreinheid
+wachten. 4 niet liegen. 5 geen bedwelmende dranken gebruiken. 6 niet op
+verboden tijden eten. 7 van dansen, zingen, muziek en
+tooneelvoorstellingen zich onthouden. 8 geen kransen, <span class="corr" id="xd20e3841" title="Bron: parfumeri&euml;n">parfumerie&euml;n</span>, zalven of sieraden
+gebruiken. 9 geen hoog of breed bed gebruiken. 10 geen goud en zilver
+aannemen.</p>
+</div>
+</div>
+<div id="ch5" class="div1 chapter"><span class="pagenum">[<a href="#toc">Inhoud</a>]</span>
+<div class="divHead">
+<h2 class="label">Hoofdstuk <span class="corr" id="xd20e3882" title="Bron: III">V</span>.</h2>
+<h2 class="main">De Chineesche Philosophie.</h2>
+<div id="ch5.1" class="div2 section"><span class="pagenum">[<a href="#toc">Inhoud</a>]</span>
+<div class="divHead">
+<h3 class="main">I. Inleiding.</h3>
+</div>
+<div class="divBody">
+<p class="first">Het doel van dit geschrift is juist niet om eene
+volledige geschiedenis der Chineesche philosophie te geven of al de
+vraagstukken, welke deze heeft trachten op te lossen onder het oog te
+zien. Daartoe toch zouden zeer uitvoerige, boekdeelen vullende
+uiteenzettingen, noodig zijn, die van het geduld van den lezer te veel
+zouden vergen. De bedoeling is op beknopte en verstaanbare wijze te
+schilderen het eigenaardige der Chineesche philosophie en hoe zij op de
+ontwikkeling van het Chineesche volk heeft gewerkt.</p>
+<p>In hoeverre in oude tijden Turanische of Arische invloeden zich in
+China hebben doen gelden, en vanwaar de sporen van deïsme komen,
+die men in den ouden staatsgodsdienst ontwijfelbaar vindt, is hierbij
+van minder belang. Gewichtiger en belangrijker is het feit, dat de
+beschaving van het Chineesche volk, zooals wij die voor het eerst in
+historische tijden ontmoeten, aanstonds iets van ouds gevestigds, iets
+afgewerkts, afgeronds heeft: waarvan wij den aanvang niet kunnen
+ontdekken, en die zich wel duizend jaar lang, tot aan den intocht van
+het Boeddhisme vrijwel onveranderd heeft gehandhaafd.</p>
+<p>Wel vindt men ook in China sagen over oude dagen, waarin het volk
+&rsquo;s winters in holen, &rsquo;s zomers in een soort nesten in
+boomen leefde, waarin het gebruik van het vuur onbekend was en de
+bewoners nog niet geleerd hadden visschen en vogels te vangen: doch wat
+op dezen, ook naar Chineesche opvatting voorhistorischen tijd
+betrekking heeft, vinden wij in latere werken, niet als een herinnering
+aan een vaststaande traditie, maar aan legenden, van onheugelijke
+tijden bestaande.</p>
+<p>Wat de standvastigheid der Chineesche zeden betreft, noemen
+<span class="pagenum">[<a id="pb156" href="#pb156" name="pb156">156</a>]</span>wij het feit, dat de offergereedschappen uit den
+tijd der Hsia dynastie evenzoo gevormd zijn als die uit den laatsten
+tijd der Chau-dynastie, hoewel twintig eeuwen beide dynasti&euml;n
+scheiden. Ook bleven de ceremoni&euml;n, gebruiken en zeden in
+godsdienst, wijsbegeerte en zedeleer gedurende dien tijd onveranderd.
+Hieruit leide men echter niet af dat de geest van het Chineesche volk
+al dien tijd rustte, integendeel: zelden is er een tijd geweest, waarin
+het Chineesche volk meer geestelijk leven ontwikkelde dan van de
+6<sup>e</sup> tot de 4<sup>e</sup> eeuw voor Christus. Doch: dit
+geestesleven openbaarde zich vooral in het bewaren, verklaren en
+uitwerken van wat eenmaal overgeleverd was. Het was meer om uitleggen
+te doen dan om iets nieuws in het leven te roepen.</p>
+<p>De Chineesche philosophie heeft, gelijk wij dat ook bijna overal
+elders zien, van af de oudste tijden zich in twee richtingen
+ontwikkeld. De eene, waarvan Lao tsze als vertegenwoordiger mag gelden,
+bewoog zich in metaphysisch-theosophische richting, de andere, waarvan
+Confucius als hoofd wordt erkend, in ethisch-materialistische,
+of&mdash;juister uitgedrukt, ethisch-politische richting. In het
+stelsel van Lao tsze of Li R (het Taoïsme) treedt op den voorgrond
+<span class="corr" id="xd20e3908" title="Niet in bron">&bdquo;</span><i>het inwendig licht</i>,&rdquo; dat
+&rsquo;s menschen leven moet leiden, in dat van Confucius <i>de
+verschillende verhoudingen</i>: tot ouders, familie, staat enz. die
+&rsquo;s menschen plichten bepalen.</p>
+<p>Wij zouden echter verkeerd doen ons Lao tsze en Confucius voor te
+stellen als stichters eener nieuwe leer: beiden deden niets anders dan
+de leer van vroegere gezaghebbenden overleveren, wier uitspraken lang
+voor hun tijd de bron der Chineesche wijsheid vormden.</p>
+<p>Uit den langen strijd tegen het Taoïsme, een strijd die sedert
+het begin onzer jaartelling ook tegen het van elders ingevoerd
+Boeddhisme was gekant, is ten slotte het Confucianisme als overwinnaar
+te voorschijn getreden. Nog heden is dit: evenals reeds voor
+tweeduizend jaren, de orthodoxe richting: haar aanhangers hebben in den
+loop der eeuwen de regeering des volks verkregen. Toch: ook deze
+richting van de Chineesche philosophie heeft zich niet vrij kunnen
+houden van allerlei, aan het gebied van den godsdienst ontleende,
+vreemde bijvoegselen. De oude rijksgodsdienst: een uit het Shamanisme
+ontstane vermenging van natuur-, geesten-, helden- en
+vooroudervereering: die bij de voornamen in een aantal ambtelijke
+ceremoni&euml;n<span class="corr" id="xd20e3920" title="Niet in bron">,</span> bij het volk in grof bijgeloof verloopt, heeft
+vooral omtrent de vooroudervereering op deze philosophie invloed
+<span class="pagenum">[<a id="pb157" href="#pb157" name="pb157">157</a>]</span>uitgeoefend, terwijl ten opzichte van
+kosmogonische<a class="noteref" id="xd20e3925src" href="#xd20e3925"
+name="xd20e3925src">1</a> en dergelijke vragen, Boeddhistische en
+Taoïstische invloeden zich hebben doen gelden: de laatste vooral
+sedert de 12<sup>e</sup> eeuw na Christus.</p>
+<p>Men zal zich wellicht verwonderen dat Boeddhistische en
+Taoïstische invloeden hier werkzaam konden zijn: waar zij van de
+zijde van de gevestigde leer zooveel vervolging moesten ondergaan. Men
+bedenke echter dat het bij deze vervolgingen minder te doen was om de
+onderdrukking of <span class="corr" id="xd20e3933" title="Bron: uitroeïing">uitroeiing</span> van dogmatische ketterijen,
+dan wel om den staatkundigen invloed, welken de priesters van beide
+secten trachtten te verkrijgen, tegen te gaan en vooral om het
+grondbeginsel van het Confucianisme: de voortplanting der familie, die
+door het geweldig toenemen der kloosters bedreigd werd, staande te
+houden. Wat de kloosters betreft: er waren er b. v. in 845 n. C. 4600
+met nog 40,000 kleinere stichtingen: terwijl toen het aantal monniken
+en nonnen 260,000 beliep.</p>
+<p>Wat heeft aan het Confucianisme nu het overwicht gegeven? Zeker in
+de eerste plaats dat het&mdash;<span class="corr" id="xd20e3938" title="Bron: inplaats">in plaats</span> van den eisch om de wereld te
+verlaten en in mystieke bespiegeling op te gaan, een eisch, dien
+Taoïsme en Boeddhisme stelden&mdash;deelname aan de praktische
+eischen des levens aanbeval en daarvoor aanzien en eer als belooning
+stelde. Tegenover deze leeringen van Lao tsze en Boeddha stond dus de
+leer van Confucius als &bdquo;wereldwijsheid&rdquo;&mdash;een
+levensrichting, die voor den praktischen Chinees groote
+aantrekkelijkheid moest bezitten.<a class="noteref" id="xd20e3941src"
+href="#xd20e3941" name="xd20e3941src">2</a></p>
+<p>Lang voor Confucius en lang na hem waren er in China personen, die
+men met de Brahmaansche en Boeddhistische wijzen, met de Joodsche
+profeten en met de Grieksche wijsgeeren kan vergelijken. Half rhetoren,
+half politici, trokken zij in de kleine vorstendommen van hof tot hof,
+menigmaal met een tot duizenden aangroeiend gevolg van leerlingen.
+Terwijl zij, leerend en afkeurend, zich zeer op hun wijsheid lieten
+voorstaan, waren zij vaak voor de vorsten, dikwijls ook voor het volk,
+lastige menschen. Voor de praktische staatslieden waren zij een gruwel
+en een spot. Daar hun zelden belangrijke posten waren toevertrouwd ging
+hun gezag en invloed <span class="pagenum">[<a id="pb158" href="#pb158"
+name="pb158">158</a>]</span>meestal spoedig door de kuiperijen der
+beambten en adellijke famili&euml;n, die in ieder der leenstaatjes,
+waaruit het groote rijk bestond, om den voorrang kampten, te gronde. De
+dynastie van Shang, die van ongeveer 1766 v. C. in China had
+geheerscht, was in 1122 v. C. door die van Chau omvergeworpen. Wuwang,
+de eerste koning uit dit nieuwe geslacht, die ongeveer te gelijk met
+den Isra&euml;lietischen koning Saul (1110 v<span class="corr" id="xd20e3948" title="Bron: ,">.</span> C.) den troon besteeg, was een
+geleerde, vrome en dappere vorst, maar hij beging de fout (misschien
+echter door den staatkundigen toestand gedwongen) het groote rijk, dat
+vroeger slechts &eacute;&eacute;n heer, den keizer, gekend had, in een
+aantal leenstaten van verschillende grootte en macht (er waren er
+tusschen de 40 en 125 in verschillende tijden) te verdeelen. Voor den
+keizer bleef slechts een onbeduidend gebied bewaard. De nadeelige
+gevolgen van dezen maatregel bleven niet uit: de leenheeren hadden
+voortdurend strijd met elkaar, de zwakke keizers konden er geen orde
+onder houden, het rijk gaf een beeld van de grootste verwarring te
+aanschouwen. Ieder landsheer, groot en klein, dacht er slechts aan zijn
+gebied en zijn macht te vergrooten ten koste van zijn buurman. En in
+den kring der staatjes zelve leefden de voorname beambten, de adellijke
+famili&euml;n en de politieke partijen in voortdurende twisten. In
+&rsquo;t kort: een beeld, zooals het Duitsche rijk niet zoo heel lang
+geleden nog te zien gaf.</p>
+</div>
+</div>
+<div id="ch5.2" class="div2 section"><span class="pagenum">[<a href="#toc">Inhoud</a>]</span>
+<div class="divHead">
+<h3 class="main">II. Confucius, zijn leven en leer.</h3>
+</div>
+<div class="divBody">
+<p class="first">Wij merkten in het vorige hoofdstuk op welk een
+grooten, hoewel ongunstigen invloed de maatregel van keizer Wuwang wel
+had, een invloed, die eeuwen voortwerkte, en die zich ook nog krachtig
+deed gelden in de dagen toen de bekende Chineesche wijze Confucius
+geboren werd. Deze zag het levenslicht in 550 v. C. Zijn vaderland was
+het hertogdom Lu, gelegen in het tegenwoordige Shantung, een der straks
+vermelde kleine vorstendommen. De Chineezen noemen hem Kung-Kiu.</p>
+<p>Confucius is een Latijnsche bewerking van het Chineesche
+Kung-fu-tsze. Deze laatste naam is samengesteld uit den familie-naam
+&bdquo;Kung&rdquo;, de aanduiding van rang van hooge beambte
+&bdquo;(Ta) fu&rdquo; en de toevoeging<a id="xd20e3958" name="xd20e3958"></a> &bdquo;Tsze&rdquo; = leermeester. &bdquo;Kiu&rdquo;
+beteekent heuvel en heeft betrekking op een uitwas, dien Confucius op
+het hoofd had, of op den vorm van zijn hoofd. <span class="pagenum">[<a id="pb159" href="#pb159" name="pb159">159</a>]</span></p>
+<p>Confucius&rsquo; familie stamde uit het keizerlijk geslacht der
+Shang. Zijn voorvaderen waren vorsten van Sung geweest onder de
+dynastie van Chau, en wel in het oostelijk deel van het tegenwoordige
+Honan. De jongere tak dezer familie, waartoe Confucius behoorde, had
+den bijnaam Kung aangenomen en was tegen het einde van de 8<sup>e</sup>
+eeuw naar Lu getrokken. Daar was zijn grootvader commandant van een
+stad geweest en had zijn vader zich als soldaat door groote
+lichaamskracht en dapperheid onderscheiden. Confucius was geboren uit
+het tweede huwelijk zijns vaders, door dezen op hoogen leeftijd met de
+dochter van een buurman gesloten: volgens sommigen was hij slechts de
+zoon van eene bijzit.</p>
+<p>De legende van later dagen heeft zijn geboorte met allerlei
+wonderbare voorspellingen en verschijningen, met het optreden van een
+draak, geni&euml;n enz. opgesierd.</p>
+<p>Over de jeugd van Confucius weten wij weinig: drie jaren na zijn
+geboorte stierf zijn vader, op zijn negentiende jaar trouwde hij. Zijn
+huwelijk was niet gelukkig: hij liet zich later van zijne vrouw
+scheiden: misschien had deze ook wel redenen van ontevredenheid. Hoe
+dit zij, een jaar na zijn huwelijk werd zijn zoon Li (karper) geboren,
+zoo genoemd, omdat de hertog van Lu bij deze gelegenheid aan den vader
+eenige karpers zond. In dienzelfden tijd werd Confucius tot opziener
+der korenmagazijnen benoemd, een jaar later met het beheer van
+staatslanderijen belast: naar het schijnt waren dit onbeteekenende
+betrekkingen.</p>
+<p>Kort daarop begon Confucius zijn werkzaamheid als leeraar. Hij
+verzamelde een aantal leerlingen rondom zich, wier
+schoolgeld&mdash;geschenken, naar Chineesche opvatting&mdash;tot zijn
+<span class="corr" id="xd20e3972" title="Bron: levens onderhoud">levensonderhoud</span> dienden.</p>
+<p>Behalve met dit onderwijs en zijn ambt hield hij zich vooral bezig
+met de bestudeering der oude ceremoni&euml;n en der oude muziek. In
+beide deze takken der philosophie (de Chinees brengt ze hieronder
+thuis) kreeg hij weldra zulk een groote roep van geleerdheid, dat vanaf
+het jaar 517 een aantal jongelieden uit de aanzienlijkste famili&euml;n
+des lands onder zijne leiding deze wetenschappen kwamen bestudeeren.
+Dit verhoogde zijn aanzien en maakte het hem mogelijk een reeds lang
+gekoesterden wensch te vervullen door aan de keizerlijke hoofdstad Lo
+Yang in Honan een bezoek te brengen. Hij maakte zich daar het verblijf
+ten nutte door de groote rijkstempels des hemels en der aarde te
+bezoeken, en zich met de ceremoni&euml;n van het keizerlijk hof op de
+hoogte te stellen. In dien <span class="pagenum">[<a id="pb160" href="#pb160" name="pb160">160</a>]</span>tijd schijnt hij ook zijn bekende
+ontmoeting met zijn ouderen tijdgenoot Lao tsze gehad te hebben, die
+toen opziener der schatkamers in Lo yang was. Nog in hetzelfde jaar
+keerde Confucius naar Lu terug. Zijn beroemdheid nam, misschien ook
+door deze reis, van dag tot dag toe: zoo, dat hij zelfs tot 3000
+leerlingen rondom zich verzamelde.</p>
+<p>Evenwel, de staatkundige toestand in Lu maakte het hem weldra
+onmogelijk daar langer te vertoeven. In 516 v. C. kwam het tot
+openlijke vijandelijkheden tusschen het vorstenhuis en drie daaraan
+verwante families, die van Ki, Shuh en Mang. Van die eerste familie
+(Ki) schijnt Confucius (als cli&euml;nt) afhankelijk te zijn geweest.
+Het eind van den strijd was de nederlaag van den hertog. Deze vluchtte
+naar het naburige vorstendom Ts&eacute; en werd door Confucius
+gevolgd.</p>
+<p>Hoewel de hertog van Ts&eacute;<a id="xd20e3983" name="xd20e3983"></a> hem zeer genegen was, bleek toch de tegenstand van de
+mannen, die in het hertogdom aan het roer stonden, krachtig genoeg om
+hem daar uit den staatsdienst te houden. Na een jaar keerde hij dan ook
+weer naar Lu terug, waar hij 15 jaar doorbracht zonder een ambt te
+kunnen verkrijgen. Zijn vaderland werd in dien tijd door den strijd der
+partijen verscheurd. Eerst door de verdrijving van een der voornaamste
+onruststokers kwam er althans een weinig rust. In 500 v. C. werd
+Confucius tot eerste beambte der stad Chungtu benoemd. De daarop door
+hem ingevoerde hervormingen trokken algemeen de aandacht en zoo werd
+hij vervolgens tot assistent van den hoofdopzichter van publieke
+gebouwen, en kort daarna tot minister van justitie benoemd. Ook in dit
+ambt bracht hij treffende dingen tot stand, zoodat naburige vorsten,
+wien de bloei van Lu jaloersch en tegelijk bezorgd maakte, er op uit
+waren hem zijn post te doen verliezen. Dit gelukte ook: zij zonden den
+hertog zestig schoone meisjes, danseressen en zangeressen ten
+geschenke, die den hertog geheel in hare lieflijke striknetten
+verwarden en zijn aandacht van de regeeringszaken wisten af te leiden.
+Bedroefd en ge&euml;rgerd verliet hij zijn vaderland. Dertien jaar lang
+trok hij, onder allerlei ontberingen, van de eene plaats naar de andere
+zonder ergens een open oor voor zijn plannen te vinden.</p>
+<p>Zoo verhaalt de oude overlevering. Denkelijk is zij niet geheel
+juist. Bij andere gelegenheden was Confucius niet zoo fijngevoelig als
+hij ons hier wordt voorgesteld. Het waarschijnlijkste is dat de familie
+Ki, die Confucius aan ambten en waardigheden geholpen had, op hem als
+een willig werktuig <span class="pagenum">[<a id="pb161" href="#pb161"
+name="pb161">161</a>]</span>hunner partij had gerekend en zeer
+ontgoocheld was, toen Confucius het ondernam de macht der groote
+leenheeren in het vorstendom te knotten en hun versterkte steden te
+slechten: de plaatsen van waaruit zij den beheerscher des lands
+trotseerden. Waarschijnlijk moest Confucius meer wijken voor
+fijngesponnen intriges dan voor uitwendige macht. Zijn ballingschap zal
+wel geen geheel vrijwillige zijn geweest. De invloed der familie Ki
+heeft hem voorzeker langen tijd den terugkeer in het vaderland
+onmogelijk gemaakt en dien eerst toegelaten, toen men van den
+afgeleefden grijsaard niets meer te vreezen had.</p>
+<p>In 483 keerde Confucius naar Lu terug. Daar werd zijn tijd door
+onderwijs geven en letterkundige bezigheden in beslag genomen, totdat
+hij in 478 v. C. op <span class="corr" id="xd20e3992" title="Bron: 73 jarigen">73-jarigen</span> leeftijd stierf, verbitterd door
+het vruchtelooze van al zijn bemoeiingen, het onvervuld blijven zijner
+verwachtingen. Zijn laatste woorden tot zijn leerling Tsze kung waren:
+&bdquo;Geen wijze heerscher verschijnt, niemand in het gansche rijk wil
+mij als raadsman hebben, mijn tijd om te sterven is gekomen.&rdquo;
+Zijn leerlingen begroeven hem in K&rsquo;hufuhsien,<a class="noteref"
+id="xd20e3995src" href="#xd20e3995" name="xd20e3995src">3</a> in het
+tegenwoordige Shantung. Drie jaar lang treurden zij bij zijn graf, waar
+zij zich, naar Chineesche zeden, hutten oprichtten.</p>
+<p>&bdquo;Na den dood van Confucius,&rdquo; zoo heet het in de
+geschiedenis der Han-dynastie (210 v. C.&ndash;24 n. C.) &bdquo;was het
+met zijn leer gedaan en nadat zijn zeventig (voornaamste?) leerlingen
+waren heengegaan, werd zijn leer bedorven (verbasterd). Er waren een
+groot getal verschillende teksten van de jaarboeken, van het
+liederenboek en van het boek der veranderingen en gedurende de verwarde
+toestanden en twisten der verschillende staten (480&ndash;221 v. C.)
+raakten waarheid en leugen nog meer met elkaar in strijd en in de leer
+der verschillende geleerden heerschte groote verwarring. Toen kwam het
+ongeluk, door de Tsin-dynastie (220&ndash;205 v. C.) veroorzaakt: deze
+bewerkte namelijk dat de boeken der geleerden met vuur werden verbrand,
+opdat het volk onwetend zou worden gehouden. Langzamerhand echter kreeg
+de Han-dynastie de macht in het rijk. Deze spande zich in om de schade
+te herstellen, die de Tsin-dynastie had veroorzaakt. Tafels en plankjes
+(waarop men in oude dagen teekens insneed of inkerfde) zocht men bijeen
+en de (klassieke) boeken werden verzameld.&rdquo; <span class="pagenum">[<a id="pb162" href="#pb162" name="pb162">162</a>]</span></p>
+<p>In denzelfden tijd werd Confucius door de rijksregeering: d. w. z.
+door den vertegenwoordiger daarvan, den keizer, <span class="corr" id="xd20e4003" title="Bron: offici&euml;el">officieel</span> erkend (n.l.
+als vereerenswaardig).</p>
+<p>Reeds vroeger&mdash;na zijn dood&mdash;was hem ter eere door den
+hertog van Lu een tempel gebouwd, waarin viermaal per jaar offers
+moesten worden gebracht. Doch hoewel in 194 v. C. de grondvester der
+Han-dynastie, toen hij door Lu reisde, dezen tempel bezocht en er een
+os liet offeren, duurde het toch tot het jaar 1 n. C., eer keizer Ping
+aan Confucius een onsterfelijken eeretitel verleende en tot 57 n. C.
+voor offers aan hem in alle keizerlijke en rijksscholen werden
+ingevoerd. Deze vereering deelde Confucius tot het jaar 609 n. C. met
+den hertog van Chau, Chau-Kung, den broeder van den eersten keizer van
+dienzelfden naam. Eerst na dien tijd werden voor Confucius
+afzonderlijke tempels opgericht en vanaf 628 werd hij alleen vereerd.
+De officieele eeretitel, dien hij nu bezit: &bdquo;Kung, de oude
+leeraar, de volkomen wijze&rdquo; dateert eerst uit het jaar 1657 en is
+hem verleend door den eersten keizer der nu nog regeerende
+Mandschoe-dynastie. Deze heeft meer dan &eacute;&eacute;ne der
+voorgaande dynasti&euml;n voor het aandenken en de vereering des
+meesters gedaan: zeker wel in het juiste besef daardoor voor het
+Chineesche volk haar vreemde heerschappij wat minder drukkend te
+maken.</p>
+<p>Zooals wij reeds opmerkten leerde Confucius niets nieuws: hij
+verklaarde slechts de leer, die van oudsher geldig was en beriep zich
+daarop bij alle gelegenheden. Ja, het is wellicht juist aan dit
+onpersoonlijk karakter zijner leer toe te schrijven, dat deze gedurende
+zooveel eeuwen zulk een invloed op het volk kon uitoefenen.</p>
+<p>Confucius en zijne leerlingen, navolgers en commentatoren waren
+slechts de bewaarders eener traditie, die sedert langen tijd in het
+bewustzijn van het Chineesche volk als met ankers was vastgemaakt.</p>
+<p>Wat Confucius leerde kan men het best samenvatten in deze stelling:
+wie anderen wil opvoeden moet allereerst zichzelf opvoeden, m. a. w.
+een opvoedkundige opvatting van het Grieksche: &bdquo;Ken u
+zelf,&rdquo; maar&mdash;tegelijk een onmiskenbare vooruitgang: want
+zelfkennis heeft dan alleen waarde, als zij het begin van beterschap
+is.</p>
+<p>&bdquo;Confucius sprak met voorliefde van het gewone, regelmatige en
+niet van het ongewone of buitengewone; hij sprak van wat men door vlijt
+en daarop berustende kracht verkrijgen kon; maar niet van wat men door
+overmacht kon bereiken. <span class="pagenum">[<a id="pb163" href="#pb163" name="pb163">163</a>]</span>Hij sprak van toestanden van orde
+en niet van toestanden van regeeringloosheid met kuiperijen, die
+daarbij voorkomen, hij sprak van menschelijke en niet van bovenaardsche
+dingen. Hij leerde verstaan de grondstellingen, in de schriften der
+ouden vervat en hoe daar naar te handelen, de zedeleer van het hart en
+hoe aan de zedelijke beginselen getrouw te blijven.&rdquo;</p>
+<p>Aldus omschrijft een uitlegger zijner werken een plaats uit zijne
+&bdquo;Gesprekken&rdquo;, die treffend de leerwijze van Confucius in
+het licht stelt.</p>
+<p>Bizonder eigenaardig is in Confucius de afkeer om zich in te laten
+met wat betrekking heeft op de onbekende toekomst des menschen aan gene
+zijde des grafs.</p>
+<p>&bdquo;Gij kunt de levenden niet dienen, hoe zult gij de geesten
+dienen,&rdquo; antwoordt hij aan een zijner leerlingen en als deze nog
+verder op het onderwerp wil ingaan, zegt hij: &bdquo;Gij kent het leven
+nog niet, hoe kunt gij iets weten over den dood?&rdquo; De oude
+uitleggers verklaren deze plaats zoo, dat Confucius den leerling geen
+ander antwoord gegeven heeft, &bdquo;wijl geesten en dood
+onbegrijpelijke dingen zijn en het de moeite niet loont daarover te
+spreken.&rdquo;</p>
+<p>Het 10<sup>e</sup> boek der &bdquo;Gesprekken&rdquo; behelst een
+vrij uitvoerige schilderij van de gewoonten en de houding des wijzen,
+doch: zooals Dr. Legge, de vertaler van de klassieke werken der
+Chineezen, zegt: &bdquo;Confucius is als wijsgeer voor mij gedaald,
+sedert ik hem in zijn huisjasje, zijn bed en zijn reiswagen gezien
+heb.&rdquo;<a class="noteref" id="xd20e4030src" href="#xd20e4030" name="xd20e4030src">4</a></p>
+<p>Toch heeft die pijnlijke zorgvuldigheid, waarmede zijn leerlingen
+ook de kleinste nietigheden uit de gewoonten huns meesters opteekenden,
+een voordeel: zij bewijst ons, hoe behoudend de Chineezen zijn, zelfs
+in de <span class="corr" id="xd20e4035" title="Bron: onbeduidenste">onbeduidendste</span> uiterlijkheden, daar veel
+van de toen beschreven gebruiken nog zoo bestaan.</p>
+<p>Zoo wordt op een plaats verteld hoe Confucius deed, wanneer hij op
+bevel van den vorst een bezoeker moest ontvangen: &bdquo;Hij ijlde
+vooruit, de armen opgeheven als de vleugels van een vogel.&rdquo;
+Hetzelfde ceremonieel heerscht thans nog aan het Chineesche hof: de
+vreemde gezanten, die de keizer van China in 1874 en later ontving,
+zouden het kunnen getuigen.</p>
+<p>&bdquo;Bleef hij in de poort staan, zoo deed hij dit niet in het
+midden van het pad, en bij het in- en uitgaan trad hij niet op den
+drempel.&rdquo; <span class="pagenum">[<a id="pb164" href="#pb164"
+name="pb164">164</a>]</span></p>
+<p>De weg onder iedere poort was in oude tijden door een paal in twee
+deelen gescheiden: voor het in- en voor het uitgaan. Het midden van
+ieder dezer twee wegen mocht slechts de vorst gebruiken. Tegenwoordig
+zijn er in de keizerlijke paleizen en vertrekken bijna overal
+verscheidene poorten en deuren: drie tot vijf, waarvan de middelste
+alleen voor den keizer dient en door niemand anders betreden mag
+worden. Waar slechts &eacute;&eacute;n poort of deur is, zooals bv. in
+de hal, die tegenwoordig voor de audienti&euml;n der vreemde gezanten
+gebruikt wordt, wil de etiquette, dat het in- en uitgaan niet precies
+door het midden plaats heeft. In tuinen en op begraafplaatsen van
+keizers of prinsen is het middelste gedeelte van de middelste trap, die
+tot de hal of den tempel voert, dikwijls met groote platen marmer
+bedekt, waarop zich in <span class="corr" id="xd20e4045" title="Bron: relief">reli&euml;f</span> bewerkte draken bevinden. Zoo is het
+betreden daarvan onmogelijk gemaakt: en terwijl de dragers rechts en
+links de trappen opgaan, zweeft slechts de draagstoel of de doodkist
+over het midden van de trap.</p>
+<p>Wat het betreden van den drempel aangaat, dit geldt, evenals in oude
+tijden, ook nu nog voor onbeleefd en de bewoners van het huis onheil
+aanbrengend. Bij audienti&euml;n des keizers wordt dan ook aan de
+gezanten uitdrukkelijk verzocht, het betreden van den, bijna een voet
+hoogen, zeer smallen drempel te vermijden. In Japan werd het ook tot
+voor weinige jaren als een grof vergrijp beschouwd: als een
+beleediging, die onder mannen met twee zwaarden,<a class="noteref" id="xd20e4050src" href="#xd20e4050" name="xd20e4050src">5</a> slechts door
+bloed kon worden uitgewischt. Den voet op iemands drempel zetten,
+beteekende hetzelfde als hem den heer des huizes op het hoofd
+zetten.</p>
+<p>Het beeld van Confucius, dat ons uit de over hem bewaarde berichten
+tegenkomt, is niet zeer aantrekkelijk. Wij zien voor ons een oudachtig
+humeurig heer, wien &rsquo;t echter aan geestigheid niet ontbreekt: een
+man, pijnlijk afgemeten in kleeding, gedrag en gewoonten, die alles
+weet en alles kan en nooit eene gelegenheid laat voorbijgaan om zijn
+medemensch vol zalving te doen gevoelen, dat hij het beter weet dan
+deze.</p>
+<p>We aanschouwen een professor, die met de dooden op een vrij goeden
+voet staat: hen immers kan hij kritiseeren en aanhalen, zonder dat zij
+hem tegenspreken: doch die het den levenden niet vergeeft, dat de
+geschiedenis zich niet afspeelt volgens het door hem gesponnen schema
+en dat hij niet geroepen <span class="pagenum">[<a id="pb165" href="#pb165" name="pb165">165</a>]</span>wordt om de wereld weer in zijn
+kader terug te brengen. Daarom knaagt hij aan alles, wat anderen doen
+of nalaten: zou hij zich in alles willen mengen, als die anderen het
+maar toelieten en wordt hij door de gedwongen rust, door de tweespalt
+tusschen zijn willen en niet vermogen, tegen anderen en ten slotte
+tegen zichzelf verbitterd.</p>
+<p>Zulk een oordeel schijnt hard, maar het werd reeds geveld door zijn
+tijdgenooten en door hen die kort na hem leefden. Echter bedenke men
+dat zijn tegenstanders het velden en dus wellicht wat overdreven.</p>
+<p>In het boek Sze ma tsien wordt, van Taoïstische zijde, dus door
+de aanhangers van Lao tsze, gehandeld over een samenkomst tusschen Lao
+tsze en Confucius. Daarbij zegt de eerste&mdash;oudere tijdgenoot van
+Confucius&mdash;tot den laatste, die hem vermoedelijk verveeld had met
+citaten uit het leven der oude wijzen en met zijn betoog over het nut
+van uitwendige ceremoni&euml;n voor de innerlijke ontwikkeling des
+menschen: &bdquo;De lieden, waarover gij zoo veel spreekt, zijn reeds
+lang dood en hun gebeente is vergaan, slechts hun woorden klinken na.
+Als de tijd van den wijze is gekomen, spreekt hij: is die er niet, dan
+weet hij te zwijgen. Ik heb gehoord dat een goed koopman, ook als hij
+zijn schuur met schatten gevuld heeft zich toch als arm voordoet en dat
+de wijze zijne wijsheid te verbergen weet. Leg af uwen hoogmoed en uwe
+begeerten, uw uitwendigen schijn en uw wilde plannen. Dat alles is voor
+u zonder nut. Dat is het eenige, wat ik u te zeggen heb.&rdquo;</p>
+<p>Op een plaats in de &bdquo;Gesprekken&rdquo; wordt verteld hoe
+Confucius, toen hij eens voor een rivier was gekomen, die hij moest
+overtrekken, een zijner leerlingen naar twee lieden zond, die daar in
+het veld werkten, om te vernemen waar men den stroom het best kon
+doorwaden.</p>
+<p>De arbeiders waren asceten (Taoïsten) die zich van de wereld
+teruggetrokken hadden. Een van hen vroeg, wie de man in den wagen was,
+die ingelicht wilde worden. De leerling noemde den naam van Confucius.
+&bdquo;Kung-kiu uit Lu? die kent de voorde&rdquo; (m. a. w. die weet
+immers alles, dus ook dit) sprak hij, keerde zich om en werkte voort.
+De andere arbeider was minder kort aangebonden, doch niet
+vriendelijker. &bdquo;Gij zijt een leerling van Confucius? Wanorde
+bedekt als een gezwollen rivier het gansche land en wie zal dat, u en
+hem ter wille, veranderen? Waarom wilt gij iemand volgen, die slechts
+hier en daar de wanorde uit den weg gaat (zinspeling op het rondtrekken
+<span class="pagenum">[<a id="pb166" href="#pb166" name="pb166">166</a>]</span>van Confucius van het &eacute;&eacute;ne land
+naar het andere) en niet een, die zich geheel en al van de wereld
+terugtrekt? Zoo sprak deze en ging weer aan zijn werk.</p>
+<p>In de werken van Chwang-tsze komt Confucius er nog slechter af. Daar
+komt een stuk in voor, getiteld &bdquo;De roover Kih&rdquo;, waarin
+verteld wordt hoe Confucius zich in het leger van dezen rooverhoofdman
+begaf om hem van zijn booze wegen terug te brengen, doch door dezen
+zeer slecht werd ontvangen. De roover toch zeide:</p>
+<p>&bdquo;Gij geeft vele redeneeringen ten beste en praat maar door, u
+beroepend op de oude wijzen, zonder dat daarvoor reden is. Hoe meer gij
+spreekt, des te meer onzin komt er voor den dag. Gij voedt u, zonder te
+ploegen, gij kleedt u, zonder te weven, uw lippen staan niet stil en uw
+tong gaat als een trommelstok. Gij beslist maar wat recht en onrecht is
+en brengt daardoor alle vorsten des rijks op verkeerde wegen. Gij geeft
+aanleiding dat de geleerden zich niet bemoeien met wat hun eigenlijke
+taak is. Gij praat over kinderlijke liefde en broederlijken plicht en
+zijt toch steeds onafscheidelijk van de vorsten des rijks, de
+aanzienlijken en adellijken... Gij wilt de oude leeringen van W en Wang
+(die nergens goed voor waren) weer opflikken en gij beweert van alle
+mogelijke dingen, dat zij kunnen dienen voor de onderwijzing der
+komende geslachten. Met uw bizonder gewaad en uw nauwen gordel, met uw
+bedriegelijke redenen en huichelachtig gedrag verleidt gij de vorsten
+der staten en streeft gij naar rijkdom en eer. Een grooter roover dan
+gij is er niet: waarom noemt men u niet den roover Kiu, in plaats van
+mij den roover Kih?... Gij noemt u een man van talent: een wijze!
+Tweemaal heeft men u uit Lu weggejaagd, uit Wei moest gij vluchten, in
+T&rsquo;si kreeg men u te pakken en in Ch&rsquo;en en Ts&rsquo;ai
+hielden de soldaten u omsingeld. Voor u is er in het rijk geen plaats
+meer, waar gij uw hoofd rustig kunt neerleggen. Uwe leeringen dragen er
+schuld aan, dat uw leerling Tsze lu is terechtgesteld en zijn
+gevierendeeld lichaam boven de poort van Wei is gehangen. Gij kunt noch
+uzelf noch anderen voor onheil bewaren, wat kan uwe leer dan voor
+waarde hebben?&rdquo;</p>
+<p>Ook andere leeraars, niet behoorende tot de Taoïstische
+richting, hebben Confucius scherp aangevallen, zooals bv. in de eerste
+eeuw n. C. de beroemde Wang-Chung, die voor de oorspronkelijkste en
+scherpzinnigste van alle Chineesche wijsgeeren doorgaat en wiens talent
+en beteekenis zelfs door de <span class="pagenum">[<a id="pb167" href="#pb167" name="pb167">167</a>]</span>Chineesche orthodoxie wordt
+erkend, al halen zij ook afkeurend de schouders op over den
+buitengewonen ijver en de grenzenlooze vermetelheid waarmede deze
+denker blootlegt en veroordeelt wat hij noemt de overdrijvingen en
+verzinsels van Confucius en Mencius.</p>
+<p>Tegenover al die afkeurende oordeelvellingen laten wij hier volgen
+een plaats uit het &bdquo;Onveranderlijk midden&rdquo; die ons doet
+zien hoe de leerlingen over hem dachten. Deze lofzang, want een lofzang
+is het, die hier wordt aangeheven, geeft ons tegelijk te zien wat de
+Chinees onder een &bdquo;volmaakte wijze&rdquo; verstaat en wat
+Confucius ook thans nog voor hem is.</p>
+<p>&bdquo;Confucius leverde de leeringen van de keizers Yao en Shun aan
+het nageslacht over, als waren deze (keizers) zijn voorvaderen geweest.
+Hij verklaarde de instellingen van Wen en Wu (de stichters der
+Chau-dynastie) die hij zichzelf tot voorbeeld had gesteld. Naar boven
+was hij in harmonische overeenstemming met de eeuwige bewegingen des
+hemels, beneden stond hij vast als de aarde.</p>
+<p>&bdquo;Wel mag men hem vergelijken met den hemel en de aarde, die
+alles dragen en behouden, alles beschaduwen en beveiligen. Hij is als
+de vier jaargetijden in hun wisselenden loop, als de zon en de maan met
+haar elkaar afwisselend licht.</p>
+<p>&bdquo;Alles (in het wereldgeheel) bestaat naast elkander, zonder
+dat het een het ander schade doet. De loop der jaargetijden, van de zon
+en de maan gaat voort, zonder dat zij elkaar hinderen. De kleinere
+krachten (der natuur) zijn als de stroomingen der rivieren, de grootere
+openbaren zich in groote veranderingen (omkeeringen). Dat is het wat
+hemel en aarde zoo groot maakt (de harmonie der sferen?)</p>
+<p>&bdquo;Hij slechts, die alle goede en wijze eigenschappen bezit, die
+onder den hemel kunnen bestaan, toont zich vlug in het begrijpen,
+helder in het onderscheiden, voorzichtig in het als waarheid aannemen,
+alomvattend in het weten, geschapen om te heerschen, edel van hart en
+grootmoedig, welwillend en mild, voorzichtig, opwekkend, krachtig, vast
+en volhardend, behoudend wat hij heeft verkregen, vast, de juiste
+grenzen bewarend, ernstig, nooit afwijkend van &rsquo;t (rechte) pad,
+zonder gebrek (correct), eerbied afdwingend, volkomen, scherp van
+inzicht, scherpzinnig en doordringend, bekwaam om (goed en kwaad) te
+onderscheiden.</p>
+<p>&bdquo;Alomvattend is hij en ruim, diep en nooit rustend, als een
+bron (die altijd vloeit) ter rechter tijd zijn deugden openbarend.
+<span class="pagenum">[<a id="pb168" href="#pb168" name="pb168">168</a>]</span></p>
+<p>&bdquo;Alomvattend is hij en ruim, hij is als de hemel. Diep en
+nooit rustend als de bron, is hij (ondoorgrondelijk) als de afgrond.
+Hij verschijnt, en allen vereeren hem, hij spreekt, en allen gelooven
+hem, hij handelt en allen bewonderen hem! Daarom gaat zijn roem over
+het gansche rijk en dringt door tot de verste barbaren. Zoover schepen
+en menschen komen en des menschen kracht reikt, zoover de hemel zich
+welft en de aarde draagt, zoover zon en maan schijnen, rijp en dauw
+nedervallen: zoover heeft hem alles lief en eert hem, wat bloed en adem
+heeft. Daarom zegt men: Hij is als de hemel.&rdquo;</p>
+<p>&bdquo;Slechts hij, die de grootste reinheid bezit, welke onder den
+hemel mogelijk is, kan de onveranderlijke betrekkingen regelen tusschen
+de menschen onderling, de groote deugden, die den grondslag vormen,
+vaststellen en de krachten des hemels en der aarde die alles nieuw
+vormen en voeden erkennen; zou zulk een persoon steunen op een wezen of
+een ding, dat buiten hem ligt?<span class="corr" id="xd20e4096" title="Niet in bron">&rdquo;</span></p>
+<p>&bdquo;Noem hem den idealen man: want hoe streeft hij naar ernst.
+Noem hem afgrond, want hij is diep. Noem hem hemel, want hij is
+ruim.&rdquo;</p>
+<p>&bdquo;Wie anders kan hem begrijpen dan die vlug is in &rsquo;t
+bevatten, klaar in &rsquo;t onderscheiden, ruim van blik in &rsquo;t
+erkennen, alomvattend in &rsquo;t weten, die alle hemelsche deugden
+bezit (die n.l. aan hem gelijk is).<span class="corr" id="xd20e4103"
+title="Niet in bron">&rdquo;</span></p>
+<p>Het zou zeer verkeerd zijn Confucius te meten met een hedendaagschen
+of een christelijken maatstaf. Hij was een zoon van zijn tijd:
+saamgegroeid met de inzichten en opvattingen, daaraan eigen, staande op
+den bodem der toenmalige moraal. Ook was hij persoonlijk niet vrij van
+zwakheden en gebreken, die hem bij herhaling vermaningen en
+waarschuwingen bezorgden, althans van &eacute;&eacute;n zijner
+leerlingen, Tsze lu. Deze trad bij meer dan eene gelegenheid als de
+ware ridder op. Confucius had steeds geijverd tegen oproerige
+onderdanen en beambten: toch was tweemaal de waarschuwende stem van
+Tsze lu noodig om den in al zijn droomen en verwachtingen van
+staatkundig en sociaal hervormer teleurgestelden man, te verhinderen om
+ontrouw te worden aan zijn eigen leer.</p>
+<p>&bdquo;Ja,&rdquo; roept hij eens uit, als Tsze lu hem de tegenspraak
+doet gevoelen, die er tusschen zijn woorden en zijn daden zou liggen,
+&bdquo;ja, ik heb gezegd dat een edel man zich niet inlaat met hen die
+kwaad doen; maar zegt men niet: wat werkelijk hard is kan geslepen
+worden zonder dunner te worden en wat werkelijk <span class="pagenum">[<a id="pb169" href="#pb169" name="pb169">169</a>]</span>wit
+is kan in een donkere vloeistof gedompeld worden zonder dat het zwart
+wordt? Ben ik dan een bittere komkommer? Hoe kan ik er voor bewaard
+blijven gegeten te worden?&rdquo; Bij een andere gelegenheid, als een
+oproermaker hem tot zich roept, zegt hij: &bdquo;Het moet toch een
+reden hebben, dat hij mij bij zich verzoekt! Als iemand mij maar
+gebruiken kon, hoe zou ik een ander westelijk Chau tot stand
+brengen!<span class="corr" id="xd20e4112" title="Niet in bron">&rdquo;</span> (Chau was het vaderland der regeerende
+dynastie en in oude tijden het voorbeeld van een goed bestuurden,
+gelukkigen staat).</p>
+<p>De zucht om een politieke rol te spelen, schijnt van alle zwakheden
+van Confucius, die de overlevering ons meedeelt, de grondslag te zijn
+geweest. Zoo b.v. toen hij er toe kwam om in het gevolg van den vorst
+van Wei en diens slecht te boek staande vrouw door de straten der
+hoofdstad te rijden en het volk hem nariep: &bdquo;Ondeugd voorop en
+deugd achteraan&rdquo;, of&mdash;toen diezelfde dame hem in
+audi&euml;ntie ontving en hij zich tegenover Tsze lu met de woorden
+&bdquo;Waarin ik tekort geschoten ben moge de hemel mij
+straffen,&rdquo; rechtvaardigde. Toen hij den eed brak, dien hij aan
+den commandant van Pu had gedaan, om niet naar Wei te gaan, zeide hij
+tot zijn verontschuldiging: &bdquo;Het was een gedwongen eed, zulk een
+hooren de geesten niet.<span class="corr" id="xd20e4117" title="Niet in bron">&rdquo;</span></p>
+<p>In den tijd van Confucius en nog lang daarna heerschte in China de
+bloedwraak.</p>
+<p>&bdquo;Met den moordenaar zijns vaders mag de zoon niet onder
+denzelfden hemel leven, tegen den moordenaar zijns broeders moet een
+man nooit naar huis terug behoeven te gaan om een wapen te halen, met
+den moordenaar van een vriend mag een man niet in denzelfden staat
+wonen<span class="corr" id="xd20e4124" title="Bron: .">,</span>&rdquo;
+heet het in het boek der gebruiken, en deze voorschriften heeft
+Confucius uitdrukkelijk bekrachtigd.</p>
+<p>Bij den regel, dat de zoon op een mat van gras moest slapen, met
+zijn schild als hoofdkussen, totdat hij den moordenaar zijns vaders had
+gedood; dat hij op de marktplaats en aan het hof het wapen steeds bij
+de hand moest hebben om hem te treffen, heeft de zin, dat men anderen
+niet doen moet, wat men niet wil dat zij u aandoen een buitengewoon
+praktische beteekenis. Het kan ons dan ook niet verwonderen, dat, als
+een zijner leerlingen vraagt, of er geen woord is, dat als regel voor
+de verhoudingen van het gansche leven kan dienen, hij dezen antwoordt:
+&bdquo;Is niet <i>wederkeerigheid</i> zulk een woord? Dat het verder
+strekkend beginsel: kwaad <span class="pagenum">[<a id="pb170" href="#pb170" name="pb170">170</a>]</span>met goed vergelden, ontbreekt, is
+wel natuurlijk: een ander leerling kreeg dan ook op een vraag, hierop
+betrekkelijk, ten antwoord: &bdquo;En waarmee zal men dan goed
+vergelden? Vergeldt het booze met rechtvaardigheid en goed met
+goed.&rdquo; Het komt geheel en al overeen met de strenge opvatting van
+den wijze, dat op een andere plaats hem, die anders handelt (kwaad met
+goed dus vergeldt) vrees als beweegreden wordt toegeschreven.</p>
+<p>In de positieve zedeleer van Confucius kon deze mildere opvatting
+geen plaats vinden: wel in de theosophie van <span class="corr" id="xd20e4136" title="Bron: Lao-tsze">Lao tsze</span>, gelijk dan ook het
+beginsel &bdquo;Vergeldt kwaad met goed,&rdquo; in den Tao-teh-king
+voorkomt.</p>
+<p>De leer welke Confucius verkondigde en verklaarde laat zich in
+&rsquo;t wezenlijke hierin samenvatten (zooals wij reeds opmerkten) dat
+ieder zichzelf moet opvoeden om anderen, die hem door leeftijd en
+positie ondergeschikt zijn, te kunnen opvoeden. Terwijl dus voor den
+een het opvoeden en het bevelen tot plicht wordt gemaakt, wordt den
+ander gehoorzaamheid ingescherpt: doch geen absolute, die in ieder
+geval moet worden betracht: de zoon toch zoowel als de ambtenaar moeten
+hun vader of vorst als hij afdwaalt, terugvoeren op het pad der
+deugd.</p>
+<p>&bdquo;Hoe zal men een vorst dienen,&rdquo; vraagt Tsze lu en
+Confucius antwoordt: &bdquo;Bedrieg hem niet en wederspreek hem in
+&rsquo;t aangezicht.&rdquo; Op de vraag, of een zoon in elk geval het
+bevel zijns vaders moet gehoorzamen antwoordt Confucius: &bdquo;Wat
+zijn dat voor redenen! Als in oude tijden een keizer al geen goede
+grondbeginselen had, doch zeven ministers, die hem waarschuwden, dan
+verloor hij het rijk niet. Als een leenvorst vijf zulke ministers had
+ging zijn huis niet onder. Als een geleerde een vriend had, die hem
+waarschuwde, zoo behield hij zijn goeden naam en als een vader een zoon
+had, die hem de dingen die verkeerd waren bevolen, onder het oog
+bracht, zoo deed hij niets dat onrechtvaardig was. Daarom, indien er
+gevaar is dat er onrecht zal worden gepleegd, mag een zoon niet
+aarzelen dit zijn vader, noch een minister dit zijn vorst onder het oog
+te brengen. Wanneer het aldus plicht is reeds tegen onrecht, dat nog
+staat te geschieden, op te treden, zou het dan kinderlijk zijn om een
+bevel zijns vaders, dat onrecht in zich sluit, te
+gehoorzamen?&rdquo;</p>
+<p>Het &bdquo;Boek der kinderlijke liefde,&rdquo;<a class="noteref" id="xd20e4146src" href="#xd20e4146" name="xd20e4146src">6</a> &bdquo;De
+groote leer,&rdquo;<a class="noteref" id="xd20e4149src" href="#xd20e4149" name="xd20e4149src">7</a> <span class="pagenum">[<a id="pb171" href="#pb171" name="pb171">171</a>]</span>en &bdquo;Het
+onveranderlijke midden,&rdquo;<a class="noteref" id="xd20e4154src"
+href="#xd20e4154" name="xd20e4154src">8</a> behelzen de grondstellingen
+der leer van Confucius in meer geordenden en samenhangenden vorm, dan
+dit in de &bdquo;Gesprekken en uitingen&rdquo; het geval is. Eenige
+aanhalingen uit deze drie werken zullen zeker bijdragen tot recht
+verstand der leer van Confucius.</p>
+<p>&bdquo;De kinderlijke liefde is de wortel van iedere deugd, waaruit
+de volkomendheid voortkomt.</p>
+<p>&bdquo;Het lichaam (tot op de huid en de haren toe), dat men van
+zijn ouders ontvangen heeft niet te beschadigen, is de aanvang der
+kinderlijke liefde,<a class="noteref" id="xd20e4161src" href="#xd20e4161" name="xd20e4161src">9</a> zich (geestelijk) te volmaken en
+overeenkomstig (die volmaking) te handelen en zijn naam aan toekomstige
+geslachten over te leveren, opdat de ouders ge&euml;erd worden: dat is
+de voleindiging der kinderlijke liefde.<a id="xd20e4167" name="xd20e4167"></a></p>
+<p>&bdquo;Want kinderlijke liefde begint met de ouders te dienen, de
+dienst van den vorst is het midden, voor nakomelingschap zorg te dragen
+is het einde.</p>
+<p>Wat &bdquo;De groote leer&rdquo; onderwijst is: de deugd te
+beoefenen, het volk op te voeden, in de volkomenheid te volharden.</p>
+<p>&bdquo;Ieder ding heeft zijn wortelen en zijn takken, ieder streven
+zijn begin en zijn doel: te weten wat begin en doel zijn, dat is de
+beteekenis der &bdquo;Groote leer&rdquo; te verstaan.</p>
+<p>&bdquo;In oude dagen schiepen zij, die wenschten dat de deugd
+beoefend werd in het gansche land, eerst orde, ieder in zijn eigen
+gebied (leenvorstendom<span class="corr" id="xd20e4177" title="Bron: .)">).</span> Om dit te bereiken schiepen zij orde in hunne
+famili&euml;n en om die te verkrijgen streefden zij er naar zichzelf te
+volmaken. Om zich te volmaken reinigden zij hunne harten en om die
+loutering te verkrijgen streefden zij naar kennis van hun eigen geest.
+Om zelfkennis te verkrijgen, trachtten zij hun wetenschap te
+vermeerderen en die vermeerdering werd door het onderzoeken van alle
+dingen aangebracht.</p>
+<p>&bdquo;Van den keizer af tot de groote volksmassa toe: ieder moet de
+reiniging van het eigen ik als de wortel van al het andere beschouwen.
+Wordt de wortel verwaarloosd, zoo kan niets, wat uit haar voorkomt,
+goed zijn: het is nog nooit <span class="pagenum">[<a id="pb172" href="#pb172" name="pb172">172</a>]</span>voorgekomen, dat iemand voor
+geringe zaken groote opmerkzaamheid en tegelijk voor gewichtige zaken
+geringe opmerkzaamheid had (m. a. w. die in het kleine getrouw is, zal
+ook in het groote getrouw zijn). &bdquo;Wat bedoeld wordt met:
+&bdquo;Het geluk en de vrede des rijks hangen van de regeering der
+staten af&rdquo; is dit: &bdquo;Als de vorst zeer oude lieden
+behandelt, zooals dat behoort, zal er in het volk kinderlijke liefde
+heerschen, als hij de ouden zoo behandelt, zal men broederlijk zich
+voegen naar elkaar, als hij de jongeren en zwakken liefdevol behandelt
+zal het volk datzelfde doen. Zoo heeft de heerscher een maatstaf,
+waarmede hij als met een winkelhaak zijn gedrag kan afmeten.</p>
+<p>&bdquo;Wat een man bij die over hem gesteld zijn niet bevalt, moet
+hij ook tegenover zijn ondergeschikten niet doen; wat hem bij zijn
+ondergeschikten niet bevalt, zal hij niet doen tegenover zijne
+meerderen; wat hij niet van den rechterkant ontvangen wil zal hij aan
+den linker niet geven, wat hij van den linker niet ontvangen wil aan
+den rechterkant niet.</p>
+<p>&bdquo;Daar is ook een middel om den welstand des lands te
+bevorderen: veel voortbrengers, weinig verteerders. Laat er heerschen
+werkzaamheid in het voortbrengen, en spaarzaamheid in het gebruik, dan
+zal de voorraad altijd voldoende zijn.</p>
+<p>&bdquo;Wat de mensch van den hemel ontvangen heeft is de (goede
+ware) natuur; wie in overeenstemming met deze natuur handelt, wandelt
+op het pad van den plicht; dit pad te betreden leert de mensch door
+onderwijzing.</p>
+<p>&bdquo;Het pad mag ook niet voor een oogenblik verlaten worden, kon
+het (nl. zonder schade) verlaten worden, dan was het niet het (rechte)
+pad. Daarom wacht de hoogere mensch niet om voorzichtig te zijn tot hij
+(iets) ziet, en om bezorgd te zijn tot hij (iets) hoort.</p>
+<p>&bdquo;Niets is meer zichtbaar dan wat verborgen is, niets in het
+oog vallender, dan wat onbeduidend is, daarom waakt de hoogere mensch
+over zichzelf, als hij alleen is.</p>
+<p>&bdquo;Als noch vergenoegdheid, noch ergernis, noch kommer, noch
+vreugde zich laten gelden, dan kan men wel zeggen, dat de geest zich in
+een toestand van evenwicht bevindt. Zijn deze gevoelens echter opgewekt
+en werken zij in juiste maat en verhouding, zoo ontstaat daaruit, wat
+men harmonie kan noemen. Dit evenwicht is de wortel, waaruit alle
+menschelijke handelingen in de wereld voortkomen, deze harmonie is de
+weg, dien allen moeten inslaan. Waar evenwicht en harmonie in
+volkomenheid heerschen is er orde in <span class="pagenum">[<a id="pb173" href="#pb173" name="pb173">173</a>]</span>hemel en op aarde en
+alles zal gevoed worden en gedijen.</p>
+<p>&bdquo;Vier plichten heeft de wijze te betrachten, die ik nog niet
+geleerd heb te vervullen (zoo voegt de schrijver er bij): mijn vader te
+dienen, zooals ik wenschen zou dat mijn zoon mij diende, mijn vorst te
+dienen, zooals ik wenschen zou, dat mijn beambten mij dienden, mijn
+ouderen broeder te dienen, zooals ik wenschen zou, dat mijn jongere
+broeder mij diende; jegens mijn vriend te handelen, zooals ik wenschen
+zou dat hij jegens mij handelde, (de vijfde betrekking, die tusschen
+echtgenooten, is hier weggelaten, wellicht omdat noch Confucius, noch
+zijn kleinzoon, aan wien het &bdquo;Onveranderlijke midden&rdquo; wordt
+toegeschreven, in hun huwelijken gelukkig waren: beiden toch hebben
+zich van hunne vrouwen gescheiden).</p>
+<p><span class="corr" id="xd20e4202" title="Niet in bron">&bdquo;</span>De wijze doet, wat aan de plaats, die hij
+inneemt, past: hij wenscht zich daarboven niet te verheffen. Rijk en
+ge&euml;erd doet hij, wat een rijk en ge&euml;erd man betaamt, arm en
+eenvoudig doet hij, wat den arme en eenvoudige betaamt. Is hij door
+barbaren omgeven: hij doet wat aan den toestand past, is hij door
+kommer en zorgen geplaagd, hij handelt overeenkomstig zijn toestand:
+altijd blijft hij zichzelf.</p>
+<p>&bdquo;Is hij in een hoogen rang, hij behandelt zijn ondergeschikten
+niet met verachting, is hij een ondergeschikte, zoo zoekt hij geenszins
+de gunst zijner meerderen te bejagen: hij regelt zich zelf en verwacht
+niets van anderen, zoo vermijdt hij teleurstellingen: hij maakt den
+hemel geen verwijten, noch wordt op de menschen verbitterd.</p>
+<p>&bdquo;Zoo verwacht de wijze, rustig en vroolijk, wat de hemel
+besluiten wil, de gewone mensch echter wandelt op een gevaarlijken weg
+en ziet naar gunstige gelegenheden uit.</p>
+<p>&bdquo;De meester (Confucius) zegt: Bij het boogschieten hebben wij,
+wat aan de houding des wijzen beantwoordt. Als de schutter het doel
+heeft gemist, draait hij zich om en zoekt de oorzaak van het mislukken
+bij zichzelf.</p>
+<p>&bdquo;Met de rechte mannen (aan het hoofd) gedijt de regeering;
+evenals de plantengroei uit de aarde voortkomt en de bijen de jonge
+larven verplegen en tot bijen opvoeden: zoo voeden de regeerders het
+volk op.</p>
+<p>&bdquo;Het geheim eener goede regeering is: de rechte mannen te
+vinden: ze te vinden hangt van het karakter des heerschers af; het
+karakter wordt door plichtsvervulling gevormd en deze plichtsvervulling
+wordt verlicht en gesterkt door liefde tot welwillendheid.</p>
+<p>&bdquo;De wederkeerige plichten, die alle menschen tegenover
+<span class="pagenum">[<a id="pb174" href="#pb174" name="pb174">174</a>]</span>elkaar hebben, zijn vijf in getal, de
+eigenschappen waardoor zij uitgeoefend worden zijn er drie.</p>
+<p>&bdquo;Deze plichten zijn: die tusschen vorst en minister, tusschen
+vader en zoon, tusschen man en vrouw, tusschen ouderen en jongeren
+broeder en tusschen vrienden.</p>
+<p><span class="corr" id="xd20e4223" title="Niet in bron">&bdquo;</span>Dit zijn de plichten der wederkeerige
+betrekking, die ieder heeft te vervullen. De drie eigenschappen echter
+zijn; weten, willen en kunnen, welke ieder moet bezitten. Dat, waardoor
+deze eigenschappen de vervulling der plichten mogelijk maken is:
+ernstig streven.</p>
+<p>&bdquo;Eenigen worden met de kennis dezer plichten geboren, anderen
+verwerven deze kennis door navorschen, nog anderen nadat zij hun
+onwetendheid op smartelijke wijze hebben ondervonden. Doch wanneer de
+kennis eenmaal verworven is, is het onverschillig, op welken weg zij
+verkregen werd. Eenigen oefenen de plichten uit, zonder moeite, als
+iets dat vanzelf spreekt, anderen om daaruit voordeel te trekken; voor
+wederom anderen is aan de uitoefening groote moeite verbonden. Doch
+wanneer zij slechts uitgeoefend worden, komt dit op hetzelfde neer.</p>
+<p>&bdquo;De meester sprak: Leeren willen komt het weten zeer nabij;
+zich ernstig bemoeien het willen; zich (over iets dat verkeerd ging)
+schamen het kunnen.</p>
+<p>&bdquo;Hij, die deze drie dingen kan, is in staat zichzelf te
+volmaken: wie zich zelf volmaken kan, kan anderen beheerschen, wie
+anderen beheerschen kan, kan het rijk regeeren met al zijne staten en
+famili&euml;n.</p>
+<p>&bdquo;De beheerschers des rijks hebben negen regels te volgen:
+zichzelf te volmaken, deugdzame en talentvolle mannen te eeren, hun
+bloedverwanten lief te hebben, hun ministers te achten, alle beambten
+vriend&rsquo;lijk te behandelen, het volk als hunne kinderen te
+beschouwen, handwerkslieden aan te moedigen, vreemden met zorg en de
+vorsten der leenstaten met welwillendheid te behandelen. Zichzelf te
+beproeven en te reinigen, acht te geven op zijne kleeding en op zijne
+bewegingen, dat zij beantwoorden aan de voorschriften der
+betamelijkheid: dat is de wijze waarop de heerscher zich moet volmaken.
+Overtreders moet hij afwijzen en zichzelf voor de verzoekingen der
+schoonheid bewaren. Rijkdom te verachten en deugd te eeren, dat is de
+wijze, waarop men mannen van waarde en van talenten aanmoedigt: hun
+eereplaatsen en inkomsten te geven, met hen te deelen in wat hun
+behaagt en hun mishaagt, dat zijn de middelen om aan zijne
+bloedverwanten <span class="pagenum">[<a id="pb175" href="#pb175" name="pb175">175</a>]</span>te leeren u lief te hebben. Den ministers
+talrijke ambtenaren ter beschikking te geven en hun veel opdrachten toe
+te vertrouwen, dat is de weg om de ministers aan te sporen. De weg om
+de groote menigte ambtenaren aan te moedigen is: hun vertrouwen
+schenken en goed bezoldigen. Die om het volk moed in te storten is:
+hunnen dienst slechts te vorderen ter rechter tijd en de eischen licht
+te maken. De weg om de handwerkslieden aan te sporen is: hen dagelijks
+op de proef te stellen, hen maandelijks prijsvragen te laten oplossen
+en hen daarbij te laten uitvoeren, wat aan hun neiging beantwoordt.</p>
+<p><span class="corr" id="xd20e4237" title="Niet in bron">&bdquo;</span>Menschen uit vreemde landen met tact te
+behandelen, dat is: hen bij het afscheid te begeleiden en bij aankomst
+hen tegemoet te gaan, de goeden onder hen te prijzen en de zwakken te
+verschoonen.</p>
+<p><span class="corr" id="xd20e4241" title="Niet in bron">&bdquo;</span>Famili&euml;n, wier nakomelingschap in de
+rechte lijn is te gronde gegaan weer herstellen en leenstaten, die
+onder zijn gegaan, opnieuw grondvesten, rust herstellen in staten,
+waarin onrust heerscht, die te ondersteunen, waarin gevaar dreigt,
+bepaalde tijden hebben voor de ontvangst van vorsten en hun afgezanten
+bij het hof, hen na rijkelijk onthaal weer laten gaan, hen welkom
+heeten, ook als zij met geringe gaven komen: dat is de vorsten der
+staten liefhebben.</p>
+<p>&bdquo;Allen, wien de regeering des rijks ten deel valt, hebben deze
+negen regelen te betrachten en het middel, waardoor zij ten uitvoer
+kunnen worden gebracht, is ernstig streven.&rdquo;</p>
+<p>Zooals men ziet, het zijn regelen van wereldwijsheid, die Confucius
+en zijne leerlingen na hem onderwezen; de kunst een goed huisvader,
+beambte, minister, vorst en keizer te worden, den plicht van zijn eigen
+betrekking te vervullen en toe te zien, dat anderen dit eveneens doen.
+Het is een soort huisbakken wijsbegeerte, die begint met de liefde van
+het kind tot den vader en eindigt met de liefde des keizers tot zijn
+volk. Soms is zij niet al te klaar in haar grondslag en ontwikkeling
+(de vertalers en uitleggers van den grondtekst kunnen daar echter ook
+wel schuld aan hebben) maar verstaanbaar genoeg toch om ons te toonen
+hoe de Chineezen dachten en nog denken. De straks aangehaalde
+uitspraken toch komen telkens weer terug: niet alleen in philosophische
+verhandelingen, maar ook in staatsstukken, ambtelijke en particuliere
+brieven. Daarom juist is eenige, zij het ook oppervlakkige kennis der
+Chineesche philosophie voor ieder noodig, <span class="pagenum">[<a id="pb176" href="#pb176" name="pb176">176</a>]</span>die inzicht wil
+verkrijgen in den tegenwoordigen toestand van China.</p>
+<p>Even zoo min als Confucius de schepper was van de door hem
+voorgedragen leer is de beknopte, spreukmatige, soms eenigszins
+mystieke vorm, waarin deze leer ons bewaard gebleven is, eene
+uitvinding van hem en van zijne leerlingen. Deze bestond reeds van ouds
+en schijnt de vorm geweest te zijn, waarin men in China steeds de
+leeringen der wereldwijsheid placht te kleeden.</p>
+<p>Toen Confucius in 517 v. C. Lo yang bezocht, zag hij daar, in de
+voorvaderengalerij van het keizerlijk paleis, de gouden beeldzuil van
+een man, wiens lippen met drie naalden waren saamgehecht en op wiens
+rug het volgende opschrift stond:</p>
+<p>&bdquo;In oude tijden spraken de menschen weinig. Het zou goed zijn
+hen na te volgen; want zij, die veel spreken, zijn er zeker van veel te
+zeggen, dat beter onuitgesproken ware gebleven.</p>
+<p>&bdquo;Ieder zal arbeiden in verband met wat hij noodig heeft. Als
+hij boven zijn kracht werkt, zal hij slechts zijn zorgen en zijn
+teleurstellingen vermeerderen. Zelfs in datgene wat de mensch (denkend)
+nastreeft, moet hij maat houden.</p>
+<p>&bdquo;Denk niet te veel om verstrooiing of rust: wie dat doet zal
+geen van beide verkrijgen.</p>
+<p>&bdquo;Doe niet wat u wellicht vroeger of later berouwen kan gedaan
+te hebben.</p>
+<p>&bdquo;Laat niet na een gebrek te verhelpen, omdat het klein is. Het
+moge in den aanvang klein zijn, straks gaat het misschien aan het
+groeien, totdat het u er onder brengt.</p>
+<p>&bdquo;Als iemand nalaat tegen kleine ongerechtigheden op te treden,
+zal hij weldra in het geval verkeeren van tegen groot onrecht te moeten
+strijden.</p>
+<p>&bdquo;Wees behoedzaam met uw woorden zoowel als met uw handelingen.
+Geloof niet dat niemand u ziet en hoort, omdat gij alleen zijt maar
+denk er aan dat de geesten overal zijn.</p>
+<p>&bdquo;Een huis kan verwoest worden door een smeulend vuur, terwijl
+een groote vlam licht wordt bemerkt en uitgebluscht. Een stroom wordt
+gevormd door het water van vele beken, een strik, die zoo sterk is, dat
+hij niet licht wordt gebroken, bestaat uit vele draden.</p>
+<p>&bdquo;Een spruit, wier wortels nog niet diep zijn doorgedrongen,
+kan licht worden uitgetrokken: is het haar toegestaan een boom te
+worden, dan moet men naar de bijl grijpen. <span class="pagenum">[<a id="pb177" href="#pb177" name="pb177">177</a>]</span></p>
+<p>&bdquo;Uit den mond van een mensch kunnen scherpe pijlen komen die
+verwonden en gloeiende kolen, die verbranden: hoedt u dus, dat zulken
+uit uwen mond niet uitgaan om anderen te schaden.</p>
+<p>&bdquo;Geloof niet dat, wijl gij in het volle bezit uwer kracht
+zijt, gij zonder gevaar waagstukken kunt ondernemen; er is niemand, hoe
+sterk hij ook moge zijn, die niet iemand vinden kan, sterker dan hij,
+die hem op den grond werpt.</p>
+<p>&bdquo;Een oproermaker, die geen rechtvaardigen grond (voor zijn
+verzet) heeft, zinkt tot op het laagste peil der maatschappij neer,
+doch een onrechtvaardig heerscher wekt ontevredenheid op, terwijl de
+voorzichtige willig gehoorzaamd wordt.</p>
+<p>&bdquo;De massa der menschen, het volk, gelijk men het gewoonlijk
+aantreft, heeft weinig doorzicht, noch weet met het onbekende te
+rekenen. Alzoo kunnen zij slechts de leiding van anderen volgen.
+Daarom, wanneer zij dikwijls met diegenen in aanraking komen, die
+voorzichtig, deugdzaam en verstandig zijn, die goede zeden volgen, dan
+zullen zij onmerkbaar er toe komen dezulken na te volgen en zoo ook
+wederkeerig anderen tot een voorbeeld worden.</p>
+<p>&bdquo;Mijn mond is gesloten, ik kan niet spreken. Het is vergeefs
+mij te vragen, ik kan uwen twijfel niet wegnemen en zelf heb ik niets
+te vragen. Wanneer ook datgene wat ik leer een raadsel schijnt, is het
+daarom toch niet minder waar. Ik sta boven u en toch kan niemand iets
+tegen mij hebben, welk sterveling kan dit van zichzelf zeggen?</p>
+<p>&bdquo;Vergeet niet dat de hemel geen gunstelingen kent, doch
+tegenover allen even rechtvaardig is.</p>
+<p>&bdquo;Hoe vol ook de zee moge zijn, de stroomen gaan voort daarin
+zich uit te storten, zonder dat zij haar grenzen uitbreidt.</p>
+<p><span class="corr" id="xd20e4290" title="Niet in bron">&bdquo;</span>Overlegt zorgvuldig alles, wat ik u gezegd
+heb, en ik zal niet vergeefs hebben gesproken.&rdquo;</p>
+<p>Toen Confucius dit inschrift las, wendde hij zich tot zijn
+begeleiders en zeide, dat dit in weinige woorden alles behelsde, wat
+voor de menschen het nuttigste was te weten, en dat, wie dit ter harte
+nam en navolgde, niet ver van de volkomenheid zou zijn, waarnaar
+iedereen streven moest. Dat het van invloed geweest is op zijne
+opvatting der philosophische vraagstukken is ontwijfelbaar.</p>
+<p>&bdquo;Na den dood van Confucius was het met zijne leer gedaan en
+nadat zijne leerlingen gestorven waren, werd deze verbasterd&rdquo;,
+zoo bericht men ons. De onrustige tijden hebben daartoe zeker het hunne
+bijgedragen: de Chau dynastie gaat <span class="pagenum">[<a id="pb178"
+href="#pb178" name="pb178">178</a>]</span>onder zwakke en bedorven
+heerschers haar einde tegemoet, vele der kleine vorstendommen
+verdwijnen in den voortdurenden strijd tusschen de leenvorsten
+onderling, of worden, hoewel zij hun naam behouden, toch feitelijk door
+machtige naburen opgeslokt; de groote staten kampen onder elkaar om de
+opperheerschappij; het besef, dat, wie het ten slotte wint, de
+keizerskroon zal verwerven, komt hoe langer hoe sterker op; het geloof
+aan de oude waarheden en beginselen is geschokt, dwaalleeringen
+(althans in het oog der orthodoxie) duiken overal op: zoowel ten
+opzichte van de regeering als van de wijsbegeerte: het gezag van
+Confucius wordt op zij gezet.</p>
+<p>Daar komt eensklaps een kampvechter in het krijt, een leerling, die
+den meester bijna evenaart en met geweldige kracht de banier der
+orthodoxe philosophie weer opheft. Over hem willen we thans
+spreken.</p>
+</div>
+</div>
+<div id="ch5.3" class="div2 section"><span class="pagenum">[<a href="#toc">Inhoud</a>]</span>
+<div class="divHead">
+<h3 class="main">III. Mencius.</h3>
+</div>
+<div class="divBody">
+<p class="first">Meng (Mang) k&oacute; of Meng tsze=de wijsgeer Meng,
+verlatijnscht tot Mencius, werd in het jaar 371 v. C. als afstammeling
+van de drie groote famili&euml;n van Lu geboren: een geslacht dat in de
+dagen van Confucius om de heerschappij in den staat had gestreden, maar
+sedert verarmd en gedaald was. Zijn vader schijnt vroeg gestorven te
+zijn: in ieder geval heeft hij geen invloed op de opvoeding en de
+ontwikkeling van zijn zoon uitgeoefend: des te meer echter de moeder,
+wier aandenken nog heden onder het volk voortleeft, als die van een
+voorbeeld voor alle moeders. Zij zorgde, dat haar zoon in een goede
+omgeving verkeerde en goed werd onderricht, spoorde hem door raad en
+voorbeeld tot vlijt aan en bleef ook in zijn latere levensjaren (zij
+stierf, toen Mencius reeds de 50 overschreden had) zijn trouwe
+raadgeefster en steun. Toen haar zoon, dien zij op zijne rondzwervingen
+vergezeld had, zijn ambt in het vorstendom Tsi wilde opgeven, doch om
+harentwille aarzelde, moedigde zij hem zelf aan zijn eigen beter
+inzicht te volgen en bracht zoo het oude voorschrift in toepassing, dat
+de moeder haar zoon gehoorzaam moet zijn.</p>
+<p>Over de leerjaren van Mencius is niet veel bekend: hij schijnt een
+leerling van Confucius&rsquo; kleinzoon te zijn geweest. In zijn
+vaderland (de leenstaat, waar hij thuis behoorde) verzamelde hij een
+groot aantal leerlingen rondom zich, in wier midden hij leefde en
+werkte en die, zooals de gewoonte het toen medebracht, te zamen naar
+hun krachten en middelen voor zijn levensonderhoud zorgden. Die rustige
+leeraarsloopbaan <span class="pagenum">[<a id="pb179" href="#pb179"
+name="pb179">179</a>]</span>schijnt hem echter niet bevredigd te hebben
+en in 331, toen hij 40 jaar was geworden, trok hij met eenigen zijner
+leerlingen er op uit om aan de hoven der kleine vorstendommen
+allereerst, zijn loopbaan als politiek hervormer te beginnen. De tijd
+scheen voor een dergelijke onderneming, door een zelfbewust man op touw
+gezet, gunstig te wezen en het ontbrak Mencius noch aan zelfbewustzijn,
+noch aan den moed om vrijuit te spreken. De voortdurende twisten,
+waarin de kleine vorstendommen nu eens onderling, dan eens met het
+machtige, opbloeiende Tsin verkeerden (want het centraal gezag, het
+keizerschap, was feitelijk nog slechts een naam) had aan een menigte
+politieke avonturiers de deur geopend tot de hoogste waardigheden en de
+invloedrijkste ambten. Nog maar weinige jaren geleden, in 333, was het
+een hunner, Suts&rsquo;in gelukt, de meest beteekenende politieke daad
+van dien tijd: den bond der zes staten Yen, Chao, Han, Wei, Tsi en Tsu,
+tegenover Tsin tot stand te brengen. Welnu, wat Suts&rsquo;in en
+anderen mogelijk was geweest, kon den met volle verachting voor de
+politieke avonturiers bezielden Mencius niet onbereikbaar voorkomen.
+Waarom zou hij, die met een gansche schat van geleerdheid was toegerust
+en die geen eigenbelang, maar edele doeleinden nastreefde, niet kunnen
+verkrijgen, wat aan die lieden welke van hof tot hof trokken en zich
+aan den meestbiedende aanboden, mogelijk toescheen? Zoo trok hij in 331
+naar den naburigen staat Ts&eacute;, en nadat hij daar tot 323 zonder
+veel succes een staatsambt had bekleed, naar Sung, Su, Tao, Tang, Leang
+en van 318 tot 311 ten tweeden male naar Ts&eacute;. Eindelijk keerde
+hij, ontmoedigd en ontgoocheld, na vele mislukte pogingen, in 309 naar
+Lu terug. Daar leefde hij nog 20 jaren als ambteloos burger voort,
+slechts in beslag genomen door zijn onderricht geven en de voltooiing
+zijner werken. Hij stierf in 289 v. C., vergeten en zonder dat zijn
+heengaan ontroering wekte, tenzij bij zijn naaste leerlingen. Wel werd
+zijn waarde reeds door de schrijvers der 2<sup>e</sup> eeuw v. C.
+erkend, welke alleen Confucius boven hem stelden, doch nog 1300 jaren
+gingen voorbij, eer hij de keizerlijke canonisatie verkreeg en in
+Confucius&rsquo; tempels een plaats vond.</p>
+<p>Mencius was een veel strenger man dan Confucius: de humor van dezen
+wijsgeer, die zich er over vermaken kon, dat een boer van hem, die
+juist op de vlucht was, zeide, dat hij er uitzag als een verloopen
+hond, was Mencius vreemd. Heerschzuchtig en strijdvaardig, laat Mencius
+de grootste aanspraken <span class="pagenum">[<a id="pb180" href="#pb180" name="pb180">180</a>]</span>gelden tegenover vorsten en
+staatslieden, die hem hoffelijk tegemoet komen. Dikwijls zondigt hij,
+terwijl hij toch plan heeft zichzelf niet te vergeten, niet slechts
+tegen de regelen der etiquette, maar ook tegen die der hoffelijkheid.
+Toch verhindert hem dit niet rijke geschenken van vorsten aan te nemen
+en met een groot gevolg van menschen en rijtuigen op hunne kosten in
+het land om te trekken. Hij is een strijder, die met grooten ijver
+tegen alle leeringen in het krijt treedt, welke hem niet orthodox
+toeschijnen, een sociaal politicus, die den regel &bdquo;Alles voor het
+volk&rdquo; met een energie en een openhartigheid voorstaat, die aan
+den zachteren, meer bedachtzamen Confucius vreemd was.</p>
+<p>Ook zuiver philosophische vragen, zooals die van de natuur der
+menschen, lichtte hij met veel meer beslistheid en uitvoerigheid toe
+dan Confucius<span class="corr" id="xd20e4319" title="Bron: .">,</span>
+die zich meestal met een eenvoudige bevestiging vergenoegde. Ook
+tegenover een soort Cynische richting,<a class="noteref" id="xd20e4322src" href="#xd20e4322" name="xd20e4322src">10</a> die zich
+naast of nevens het Taoïsme steeds meer deed gelden en tegen de
+meer humane richting der Mihisten trad hij met groote beslistheid
+op.</p>
+<p>De veranderde tijdsomstandigheden brachten voorzeker mede, dat de
+persoonlijke houding en de leerwijze van Mencius een andere was dan die
+van zijn voorganger. Ook is het een feit, dat de dwalingen, die Mencius
+meende te moeten bestrijden, zich eerst na den dood van Confucius
+hadden ontwikkeld. De werken van Mencius leveren het bewijs, dat vele
+der vragen en problemen, die ons thans zoo telkens weer bezighouden,
+reeds toen aan de orde waren. Ook was het gevolg van den strijd
+dikwijls als nu: dat ieder op zijn eigen standpunt bleef staan.</p>
+<p>&bdquo;Het volk&rdquo; zegt Mencius, &bdquo;is het belangrijkste
+element in een land, dan volgen de godheden van akker en koren: de
+vorst is het minst gewichtig.&rdquo; Bij een andere gelegenheid zegt
+Mencius tegen den vorst &bdquo;Wanneer een heerscher zijn ministers als
+zijn handen en voeten beschouwt, zoo zien zij hem voor hun hart en hun
+maag aan. Als hij hen beschouwt als zijn paarden en honden, dan zien
+zij hem voor een gewoon mensch aan (iemand, die geen eerbied verdient).
+Ziet hij hen aan als aarde en gras (waarop men treedt en dat men
+afmaait) dan zien zij hem voor een roover en vijand aan.&rdquo;
+<span class="pagenum">[<a id="pb181" href="#pb181" name="pb181">181</a>]</span></p>
+<p>Deze opvatting van de plaats en de plichten der hoogste
+staatsbeambten staat niet in tegenspraak met het goddelijk recht der
+vorsten, zooals de oude schriften dit erkennen.</p>
+<p>&bdquo;De hemel&rdquo; zoo zegt het boek der geschiedkundige
+aanteekeningen, <span class="corr" id="xd20e4336" title="Niet in bron">&bdquo;</span>schiep, nadat hij het gewone volk had
+geschapen, heerschers en onderwijzers voor hen, opdat dezen God ter
+zijde zouden staan, en gaf hun macht en eer in het land.&rdquo;</p>
+<p>Doch op een andere plaats in hetzelfde werk staat: &bdquo;De hemel
+ziet, zooals mijn volk ziet, de hemel hoort, zooals mijn volk
+hoort.&rdquo; Mencius verklaart dit door te zeggen: &bdquo;De hemel
+spreekt niet.&rdquo; Als hij, wien de heerschappij ten deel viel, deze
+op goede wijze voert, is dat een bewijs, dat de hemel hem deze heeft
+toevertrouwd. Voert hij die slecht, zoo zal er iemand opstaan, (door
+den hemel daartoe geroepen), die ze hem ontneemt. Zoo wierp de
+grondvester der Chau-dynastie den laatsten, onwaardigen heerscher van
+het huis Shan van den troon en toonde zich daardoor een werktuig des
+hemels en Mencius aarzelt niet, koning S&uuml;en op te dragen diens
+voorbeeld te volgen en de Chau-dynastie omver te werpen, die zich den
+troon onwaardig toonde.</p>
+<p>Dat een man, die zulke grondstellingen zonder terughouding uitsprak,
+door de vorsten van zijn tijd en van later dagen niet bizonder geliefd
+werd, kan men begrijpen. Toch: de door hem verkondigde beginselen
+hebben niet weinig er toe bijgedragen om de vorsten, die over China
+regeerden, een teugel aan te leggen en hen tot een rekenen met de
+belangen des volks te nopen, waarvan anders zeker geen sprake ware
+geweest.</p>
+<p>Een andere uiting van Mencius ligt hun, die tegenwoordig China
+regeeren, nog altijd na aan &rsquo;t hart en vormt een van de
+gewichtigste argumenten, die het aannemen van vreemde opvattingen in
+den weg staan.</p>
+<p>Hij zeide namelijk: &bdquo;Ik heb wel gehoord van lieden, die de
+gebruiken van ons groote land aanwendden om barbaren te verbeteren,
+doch nog nooit, dat iemand door barbaren verbeterd werd.&rdquo;
+En&mdash;in de oogen der orthodoxe Chineezen zijn ook nog heden alle
+vreemdelingen barbaren.</p>
+<p>Van de theorie van het vorst zijn &bdquo;door Gods genade&rdquo; is
+die der &bdquo;voorbeschikking&rdquo; in het algemeen onafscheidelijk.
+Ook Mencius erkent die laatste, doch met deze reserve, dat niets, wat
+uit slechtheid of uit onvoorzichtigheid voortkomt, als door den hemel
+voorbeschikt moet worden erkend. Zoo staat hij een soort getemperd
+fatalisme voor: getemperd namelijk <span class="pagenum">[<a id="pb182"
+href="#pb182" name="pb182">182</a>]</span>door deze overtuiging, dat de
+hemel niets verkeerds kan verordenen. Hij zegt: &bdquo;Alles is een
+beschikking (des hemels) en de mensch moet deemoedig ontvangen, wat
+daaraan kan worden toegeschreven. Daarom zal hij, die weet wat de
+voorbeschikking des hemels beduidt, zich niet begeven bij een muur, die
+op omvallen staat.&mdash;De dood, dien men vindt bij de vervulling van
+zijn plicht, kan men gevoegelijk toeschrijven aan de beschikking des
+hemels, de dood in handboeien en ketenen (die van een misdadiger) kan
+niet als een vooruitbeschikte worden beschouwd.&rdquo;</p>
+<p>De vraag, of de mensch van natuur goed of slecht is, heeft de
+Chineezen veel bezig gehouden. Confucius en Mencius, de laatste echter
+veel uitvoeriger en meer opzettelijk, oordeelen beiden dat de mensch
+oorspronkelijk goed is. S&uuml;n kw&rsquo;ang, die in de 3<sup>e</sup>
+eeuw v. C. leefde, meent dat de oorspronkelijke natuur van den mensch
+slecht is en slechts door opvoeding goed wordt. Han-Y&uuml;
+(768&ndash;824 n. C.) oordeelt dat de natuur des menschen
+drie&euml;rlei kan zijn: een goede, tusschenbeide of slechte. De
+middelste, die de kiemen voor het goede bevat, kan naar beide zijden
+ontwikkeld worden. Deze opvatting bleef de toongevende, totdat Chuhi
+(1130&ndash;1200) weer terugkwam op de oude grondstelling dat de natuur
+des menschen goed was. Deze opvatting, ofschoon dikwijls betwist, is
+sedert dien tijd de <span class="corr" id="xd20e4357" title="Bron: offici&euml;el">officieel</span> geijkte gebleven.</p>
+<p>In de behandeling van de quaestie der kinderlijke liefde staat
+Mencius geheel op het standpunt van Confucius.</p>
+<p>&bdquo;Vijf dingen<span class="corr" id="xd20e4364" title="Niet in bron">,</span>&rdquo; zegt Mencius &bdquo;worden naar de
+algemeene opvatting als onkinderlijk beschouwd: traagheid in het
+gebruik zijner leden, hasard en schaakspelen en drinken, streven naar
+geld en goed en zelfzuchtige neiging tot vrouw en kinderen, zoodat men
+niet voor het onderhoud zijner ouders zorgt, de lust zijner oogen en
+ooren volgen, zoodat men zijn ouders in schande brengt en twistziek en
+strijdzuchtig zijn, zoodat men hen aan gevaren blootstelt.&rdquo;</p>
+<p>Op een andere plaats zegt hij: &bdquo;Drie dingen zijn onkinderlijk,
+geen nakomelingschap te hebben is het ergste van alle.&rdquo; Meer
+belangrijk zijn voor ons echter zijn sociaal-politieke inzichten en
+zijn polemisch optreden: de omverwerping van valsche leeringen, zooals
+de Chinees dat noemt.</p>
+<p>Reeds in de dagen van Mencius waren er lieden, die de maatschappij
+voor verdorven hielden en in den terugkeer tot den alouden eenvoud van
+zeden den eenigen weg ter ontkoming zagen. Zoo was er een secte, die
+zich voor haar leer <span class="pagenum">[<a id="pb183" href="#pb183"
+name="pb183">183</a>]</span>beriep op Shin nung, den &bdquo;wonderbaren
+landman&rdquo; den tweeden der voorhistorische, mythische keizers, die
+in het &bdquo;Boek der veranderingen&rdquo; als de vader van den
+landbouw wordt ge&euml;erd. Deze eischte, dat de mensch in het algemeen
+en de vorst in het bizonder zich zelf het voedsel moest verschaffen: d.
+w. z. zelf zaaien, oogsten en koken moest. Aanhangers dezer secte waren
+naar Tang gekomen, waar Mencius zich juist ophield en de vorst van Tang
+de proef nam, om aan ieder der onderdanen, onverschillig van welken
+rang of stand, een veld van gelijke grootte ter beschikking te stellen,
+dat onveranderlijk en ondeelbaar op den oudsten zoon zou overgaan,
+terwijl aan de jongere zonen, zoodra zij 16 jaar oud werden, eveneens
+groote velden ten deel zouden vallen. De aanhangers van Shin nung, die
+naar Tang gekomen waren, lieten zich hunne velden toedeelen, doch
+maakten onder elkaar hun opmerkingen<span class="corr" id="xd20e4373"
+title="Niet in bron">.</span></p>
+<p>&bdquo;Wijze en bekwame vorsten,&rdquo; zoo zeiden zij,
+&bdquo;moesten evengoed als hun volk en tegelijk met dat volk den grond
+bebouwen en de vrucht (van hun arbeid) eten. Hun morgen- en
+avondmaaltijd moesten zij (zelf) bereiden en tegelijk de
+regeeringszaken behartigen. De vorst van Tang echter, die overigens
+vele goede eigenschappen bezat, had korenschuren, schatkamers en
+arsenalen. Dat was immers het volk een last opleggen? Hoe kon men hem
+een waardig en deugdzaam vorst noemen?&rdquo;</p>
+<p>Mencius nam een der ontevredenen onderhanden.</p>
+<p>&bdquo;Heer Hiu (zoo heette het hoofd van het gezelschap) zaait zijn
+koren immers zelf en eet wat hij oogst?&rdquo; &bdquo;Ja,&rdquo; was
+het antwoord. &bdquo;En hij weeft linnen en draagt wat hij gemaakt
+heeft?&rdquo;</p>
+<p>&bdquo;Neen, zijn kleeren waren van vilt.&rdquo; &bdquo;Draagt hij
+een muts?&rdquo; &bdquo;Ja.&rdquo; &bdquo;Een zelf geweven?&rdquo;
+&bdquo;Neen, die ruilt hij voor koren.&rdquo; &bdquo;Waarom weeft hij
+die niet zelf?&rdquo; &bdquo;Dat zou hem te veel tijd kosten bij zijn
+werk om den grond te bebouwen.&rdquo; &bdquo;Kookt hij zijn eten in
+(metalen) potten en steenen pannen en ploegt hij met een ijzeren
+ploegschaar?&rdquo; &bdquo;Ja.&rdquo; &bdquo;Maakt hij dat alles
+zelf?&rdquo;</p>
+<p>&bdquo;Neen, hij ruilt het tegen koren in.&rdquo;</p>
+<p>Toen sprak Mencius: &bdquo;Zulke dingen tegen koren inruilen, is
+niet den pottenbakker en metaalbewerker verdrukken, noch ook verdrukken
+de pottenbakkers en metaalbewerkers den landman, als zij de door hen
+vervaardigde artikelen tegen metalen omruilen. Voorts, waarom speelt
+Hiu niet voor pottenbakker en metaalbewerker en maakt hij zelf alles
+wat hij noodig heeft? Waarom gaat hij rond en handelt en ruilt met
+<span class="pagenum">[<a id="pb184" href="#pb184" name="pb184">184</a>]</span>de handwerkslieden, waarom rekent hij niet de
+moeite, die hem dat kost?&rdquo; De ander sprak<span class="corr" id="xd20e4391" title="Niet in bron">:</span> &bdquo;Handwerk en landbouw
+kan men niet tegelijk uitoefenen.&rdquo;</p>
+<p>Mencius ging voort: &bdquo;Dan is het zeker alleen de regeering des
+rijks, die tegelijk met den akkerbouw kan worden waargenomen?
+Aanzienlijke mannen hebben hunne bezigheden en kleine luiden evenzeer.
+Ieder kan, wat hij noodig heeft, bij de handwerkslieden gereedgemaakt
+vinden. Moest hij daarentegen alles, wat hij noodig heeft, zelf maken,
+zoo moesten allen in het geheele rijk dagelijks op de straat
+rondloopen. Daarom wordt er gezegd: Sommigen arbeiden met het hoofd en
+anderen met de handen.</p>
+<p><span class="corr" id="xd20e4397" title="Niet in bron">&bdquo;</span>Die, welke met hun hoofd arbeiden,
+regeeren de anderen, en die, welke met hun handen arbeiden, worden door
+de anderen geregeerd. Die, welke geregeerd worden, onderhouden hen die
+regeeren en zij die regeeren, worden door de anderen onderhouden. Dat
+is de rechte verhouding, zooals zij overal wordt erkend.&rdquo;</p>
+<p>Bij een andere gelegenheid, toen een zijner leerlingen hem vroeg, of
+het recht was dat een geleerde, die geen ambt bekleedde, toch van den
+beheerscher des lands zijn onderhoud ontving, ontwikkelde Mencius de
+volgende inzichten:</p>
+<p>&bdquo;Als er geen ruil plaats vindt tusschen de producten van den
+arbeid en geen ruil tusschen datgene wat de menschen tot stand brengen,
+zoodat de een, met wat hij te veel heeft aanvullen kan, wat den ander
+ontbreekt, dan zal de boer teveel koren en de huisvrouw te veel linnen
+hebben. Als zulk een ruil plaats vindt, dan zullen schrijnwerker,
+timmerman, wagenmaker en radmaker allen hun bestaan vinden. Nu is hier
+een man, die thuis een goed zoon is en buiten het huis diegenen, die
+ouder zijn dan hij met achting behandelt, die er voor waakt dat de
+grondstellingen der oude wijzen voor het gebruik van latere geslachten
+bewaard blijven&mdash;zou hij niets voor zijn onderhoud mogen hebben?
+Hoe komt het, dat gij den schrijnwerker en de anderen in eere wilt
+houden en niet hem, die welwillendheid en rechtvaardigheid
+bewaart?&rdquo;</p>
+<p>De leerling antwoordde: &bdquo;Het doel des schrijnwerkers en der
+anderen, die de meester vermeld heeft, is: om met hun handwerk hun
+levensonderhoud te verdienen. Is het ook het doel van den edelen man,
+daardoor zijn levensonderhoud te verdienen, dat hij de grondstellingen,
+die de meester vermeldt, beoefent?&rdquo; &bdquo;Wat gaat u zijn doel
+aan,&rdquo; was het antwoord. &bdquo;Hij bewijst de diensten. Hij
+verdient onderhouden te worden en <span class="pagenum">[<a id="pb185"
+href="#pb185" name="pb185">185</a>]</span>gij onderhoudt hem:
+En&mdash;laat mij u vragen&mdash;betaalt gij een man voor zijn
+bedoeling of voor zijn diensten? Voor zijn bedoeling misschien? Een man
+slaat uw dakpannen stuk en maakt de muren van uw huis vuil om zijn
+levensonderhoud te verdienen: zult gij hem inderdaad daarvoor
+betalen?&rdquo; &bdquo;Neen,&rdquo; was het antwoord. &bdquo;Ziet
+gij,&rdquo; sprak Mencius<span class="corr" id="xd20e4408" title="Niet in bron">,</span> &bdquo;niet voor zijn bedoeling betaalt gij een
+man, maar voor het werk, dat hij gedaan heeft.&rdquo;</p>
+<p>De algemeene grondstellingen voor het bestuur des lands, zooals
+Mencius die opstelt, zijn niet minder interessant.</p>
+<p>&bdquo;Als een vorst personen van talent en deugd eert, bekwame
+lieden aanstelt, z&oacute;&oacute;, dat alle ambten door de waardigsten
+worden vervuld, dan zullen alle geleerden aan zijn hof
+komen<span class="corr" id="xd20e4415" title="Niet in bron">.</span></p>
+<p>&bdquo;Als hij op de marktplaatsen slechts laat betalen voor de
+plaats, die de kramen innemen, maar geen belasting op de waren legt, of
+wanneer hij slechts de marktbepalingen handhaaft zonder kramengeld te
+vragen, dan zullen zich op zijne marktplaatsen de handelaars
+verdringen.</p>
+<p>&bdquo;Wanneer aan de grenspoorten van een land slechts een
+persoonlijke inspectie van de reizenden plaatsvindt, doch geen
+douanerechten worden geheven, zoo zullen alle reizigers vol verlangen
+zijn om in dat land te reizen.</p>
+<p>&bdquo;Als de boer slechts voor den arbeid op de staatsvelden wordt
+opgeroepen en van zijn eigen velden geen belasting heeft op te brengen,
+dan zullen alle boeren in het land met lust (op hun eigen velden)
+arbeiden. (Het heele land was, althans in theorie, afgedeeld in stukken
+van dezelfde grootte, welke stukken ieder weer in negen deelen waren
+verdeeld. Het middelste dezer velden was staatseigendom: het moest door
+de bezitters der andere acht velden bebouwd worden, terwijl de
+opbrengst daarvan voor het onderhoud van den vorst en de kosten van
+bestuur bestemd was).</p>
+<p>&bdquo;Als hij van de huisvaders (die de bestaande voorschriften
+vervullen) de bijdragen niet int (welke slechts van hen worden geheven,
+die de voorschriften niet vervullen) zoo zullen alle lieden in zijn
+staat willen wonen.</p>
+<p>&bdquo;Als een vorst deze vijf voorschriften opvolgt, zullen de
+bewoners aller naburige staten tot hem als tot een vader opzien. Zulk
+een vorst zal geen vijand hebben en in waarheid een minister des hemels
+zijn: hem moet (als den waardigste<span class="corr" id="xd20e4429"
+title="Bron: ;">)</span> de regeering des rijks ten deel
+vallen.&rdquo;</p>
+<p>Op een andere plaats treedt Mencius op tegen het systeem van
+belasting heffen op het bouwland, dat in zijne dagen, toen <span class="pagenum">[<a id="pb186" href="#pb186" name="pb186">186</a>]</span>de
+vorsten en de regeeringen steeds meer noodig hadden, reeds in alle
+staten was ingevoerd.&mdash;&bdquo;Zulke belastingen&rdquo; zegt hij,
+&bdquo;worden naar het gemiddelde van vele jaren berekend en opgesteld.
+In goede jaren, wanneer de oogst rijk is geweest, kan veel genomen
+worden zonder dat het drukkend schijnt, doch in slechte jaren, wanneer
+de opbrengst den arbeid niet vergoedt, moet de belasting toch betaald
+worden. Als hij, die de vader des volks wil zijn (de vorst) de schuld
+er van draagt, dat zorgen geschreven staan op het aangezicht des volks
+en dat dit, als het een jaar heeft gearbeid, niet weet waarmee het zijn
+ouders zal onderhouden en moet zien, hoe aan de middelen te komen om de
+belasting te betalen, totdat ouden en kinderen omkomen in de slooten
+langs den weg, waar blijven dan de vaderlijke betrekkingen tot het
+volk?<span class="corr" id="xd20e4436" title="Niet in bron">&rdquo;</span> &bdquo;Zij, die van hun levensonderhoud
+verzekerd zijn, staan vast in de deugd: die dit niet zijn, geven zich
+aan de ondeugd over, en&mdash;er is geen verkeerdheid, verderf en
+teugelloosheid, waaraan zij zich niet schuldig maken. Als zij dan
+wegens hun overtredingen vervolgd en gestraft worden: is dat niet hun
+valstrikken zetten: hoe kan zoo iets geschieden onder de heerschappij
+van een welwillend vorst?&rdquo;</p>
+<p>Wat den regel: goed met goed en kwaad met kwaad vergelden, aangaat:
+Confucius en Mencius trekken in dezen &eacute;&eacute;n lijn: alleen
+was sedert de dagen van den eerste het getal van hen, die aan de
+mogelijkheid van kwaad met goed te vergelden geloofden, niet
+onbelangrijk toegenomen.</p>
+<p>In den philosoof Mih tih namelijk, over wiens leven weinig bekend is
+(vermoedelijk leefde hij ongeveer 50 jaar na Confucius) had de leer der
+&bdquo;algemeene liefde&rdquo; een begaafden en krachtigen verdediger
+gevonden.</p>
+<p>&bdquo;Het is de taak der wijzen,&rdquo; zoo heet het in een door
+zijn leerlingen uitgegeven werk, &bdquo;daarvoor te zorgen dat het rijk
+goed wordt geregeerd. Daarom moeten zij weten, waaruit wanorde en
+verwarring ontstaan, want, zonder deze kennis kunnen zij hun taak niet
+vervullen. Wij kunnen hen dus vergelijken met een arts, die beproeft de
+ziekte van eenig persoon te genezen. Daartoe moet deze eerst de oorzaak
+der krankheid doorgronden; dan kan hij met de genezing beginnen,
+terwijl zonder deze kennis zijn pogen tevergeefs zal zijn.&rdquo;</p>
+<p>&bdquo;Het is de taak der wijzen zorg te dragen voor de goede
+regeering des rijks. Zij moeten dus nagaan de oorzaak der verwarring,
+en wanneer zij dat doen zullen zij bemerken, dat deze ligt in het
+gebrek aan wederkeerige liefde.&mdash;<span class="corr" id="xd20e4447"
+title="Niet in bron">&rdquo;</span> <span class="pagenum">[<a id="pb187" href="#pb187" name="pb187">187</a>]</span></p>
+<p>Wanneer een minister en een zoon onkinderlijk (zonder pi&euml;teit)
+zich gedragen tegenover zijn heerscher en zijn vader: zoo is dat
+wanorde. Een zoon heeft dan zichzelf lief en heeft zijn vader niet
+lief, aldus doet hij zijn vader onrecht en trekt hij zichzelf voor. Een
+jongere broeder, die den oudere niet liefheeft, een minister die
+zichzelf liefheeft en niet zijnen vorst; zij allen doen den ander
+onrecht en stellen zichzelf op den voorgrond: dit zijn allen gevallen
+van wanorde. Evenzoo als de vader den zoon, de oudere broeder den
+jongere, de vorst den minister minder bevoordeelt dan zichzelven. Hoe
+kunnen zulke dingen voorkomen? Uit gebrek aan wederkeerige liefde. Neem
+het geval van een dief of een roover, het is daarmede juist eveneens
+gesteld. De dief heeft zijn eigen huis lief en niet dat van zijn
+buurman: daarom besteelt hij het huis van zijn buurman ten bate van het
+zijne. Zoo is het ook met den roover. Zoo ook met de hooge ambtenaren,
+die met elkaars famili&euml;n in strijd leven, zoo met de vorsten, die
+de staten hunner buren aanvallen. Alle verkeerde verhoudingen in het
+rijk hebben denzelfden oorsprong: gebrek aan wederkeerige liefde.</p>
+<p>&bdquo;Wanneer nu algemeen wederkeerige liefde in het rijk
+heerschte, wanneer de menschen anderen liefhadden zooals zichzelf,
+zouden dan zulke dingen kunnen voorkomen? Zouden er dan dieven en
+roovers zijn? Wanneer ieder het huis van zijn naaste op dezelfde wijze
+beschouwde als zijn eigen huis, zouden dan diefstallen mogelijk zijn?
+Zouden dan ministers en vorsten elkaar wederkeerig bestrijden en
+beoorlogen?&rdquo;</p>
+<p>Hoe echter dit doel te bereiken? De leerlingen twijfelen aan de
+mogelijkheid, doch Mih tih zegt: &bdquo;Door algemeene wederkeerige
+liefde en door de ruiling van wederkeerige voordeelen. Ieder moet een
+anderen staat, een andere familie, een ander persoon beschouwen als
+zijn eigen (staat, familie, persoon). Zijn er in de geschiedenis geen
+voorbeelden, dat waar vorsten eenvoudige kleeding, sobere voeding of
+dappere daden beminden, hun ambtenaren hen daarin navolgden? Als dus
+thans de grondregel der algemeene liefde niet heerscht, zoo komt dat
+slechts hierdoor, dat de vraag in de hoogste kringen niet met die
+belangstelling wordt behandeld, welke zij verdient: de vorsten toch
+staan er onverschillig tegenover, inplaats van door lof en belooningen
+de menschen tot uitoefening der algemeene wederkeerige liefde te
+brengen en den tegenstand daartegen door geld- en andere straffen te
+breken. Indien dit geschiedde zou de uitoefening dezer algemeene
+<span class="pagenum">[<a id="pb188" href="#pb188" name="pb188">188</a>]</span>liefde en de ruil van wederkeerige voordeelen
+alle hindernissen overwinnen, evenals het vuur noodzakelijk omhoog gaat
+en het water naar beneden vliet.&rdquo;</p>
+<p>Het getuigt voor de vastheid, welke de orthodoxe opvatting van
+kinderlijke liefde in het Chineesche volk zich verworven had, dat de
+verklaring van Mencius, dat allen gelijkelijk lief te hebben de
+bizondere genegenheid tusschen vader en kind niet genoegzaam tot haar
+recht deed komen, voldoende was om het systeem van Mih tih, dat in den
+tijd van Mencius veel ingang reeds had gevonden, geheel omver te
+werpen.</p>
+<p>De andere tegenstander, met wien Mencius in het krijt trad, staat
+van ons denken en gevoelen verder af dan Mih tih. Dit was de
+Taoïstische Cynicus Yang Chu, een man, over wiens leven weinig
+bekend is, zoo weinig dat wij zelfs niet weten of hij een tijdgenoot
+van Confucius of van Mencius was. Plaatsen uit Taoïstische
+geschriften doen ons denken aan den tijd van Confucius, doch de
+heftigheid, waarmede Mencius hem bestrijdt pleit voor de meening, dat
+hij diens tijdgenoot was.</p>
+<p>Mencius schrijft aan Yang Chu de grondstelling toe: &bdquo;Ieder
+voor zich,&rdquo; en zegt dat een opvolging dezer grondstelling den
+mensch tot een dier maken zou. Doch, in de uitspraken, aan Yang Chu
+toegeschreven, vinden wij dit nergens uitdrukkelijk geleerd. Veeleer
+schijnt Yang Chu een soort van Chineesche Diogenes<a class="noteref"
+id="xd20e4466src" href="#xd20e4466" name="xd20e4466src">11</a> te zijn
+geweest, die het leven als een onvermijdelijk kwaad beschouwde en
+diegenen, die zich daarvoor veel zorg en moeite gaven, bespotte.</p>
+<p>Zuiver philosophisch zijn Mencius&rsquo; uiteenzettingen over de
+&bdquo;hartstochtelijke natuur.&rdquo; &bdquo;Meester,&rdquo; zegt een
+zijner leerlingen, &bdquo;wanneer gij een hoogen adellijken titel
+verkreegt en eerste minister werd van het vorstendom en het dan zoover
+bracht, dat uw vorst de eerste onder alle vorsten des rijks werd, ja
+zelfs de keizerlijke waardigheid verkreeg, het zou niet te verwonderen
+zijn: doch, wanneer gij in zulk een positie kwaamt, zou uw geest niet
+onrustig worden?<span class="corr" id="xd20e4474" title="Niet in bron">&rdquo;</span></p>
+<p>Mencius antwoordde: &bdquo;Neen. Toen ik 40 jaar was (aldus
+<span class="corr" id="xd20e4479" title="Bron: v&oacute;or">v&oacute;&oacute;r</span> hij zijn
+hervormersloopbaan begon) had ik het evenwicht des geestes
+gevonden.&rdquo; <span class="pagenum">[<a id="pb189" href="#pb189"
+name="pb189">189</a>]</span></p>
+<p>&bdquo;En is er een middel om dat te bereiken?&rdquo;
+&bdquo;Ja.&rdquo; &bdquo;De een vreest niets: noch wonden noch gevaar:
+al was degene, die hem bedreigde ook in het bezit van 10.000
+strijdwagens. De ander beproeft zichzelf: vindt hij dat hij ongelijk
+heeft, zoo vreest hij ook den kleinsten man: vindt hij het recht aan
+zijne zijde, zoo zal hij strijden tegen duizenden en tienduizenden. De
+laatste is zeker boven den eerste verheven. De philosoof Kau zegt:
+&bdquo;wat gij niet in woorden kunt uitdrukken, zoek dat niet in uw
+verstand, wat gij niet vindt in uw verstand, zoek daarnaar niet met
+hartstochtelijke inspanning.&rdquo; Met dit laatste stem ik in, doch
+geenszins, dat men niet in zijn verstand moet zoeken, naar wat men met
+woorden niet uitdrukken kan. Want&mdash;de wil is de leidsman der
+hartstochtelijke natuur en deze doordringt en bezielt het lichaam. De
+wil is de heer en de hartstochtelijke natuur is hem onderworpen. Daarom
+zeg ik: &bdquo;Wees vast van wil, en dwing de hartstochtelijke natuur
+niet tot iets, wat buiten haar aard ligt. Als alleen de wil werkzaam
+is, beheerscht deze de hartstochtelijke natuur, is die laatste
+daarentegen alleen werkzaam, zoo beheerscht zij den wil. De
+hartstochtelijke natuur is grof en sterk. Als zij ongedwongen kan
+opgroeien en niet beleedigd wordt, vervult zij alles tusschen hemel en
+aarde. Zij is de gezellin van rechtschapenheid en verstand: zonder haar
+is de natuur des menschen de verkwijning nabij. Zij komt voort uit de
+bijeenvoeging van vele rechtmatige handelingen en niet uit enkele
+daarvan. Als het verstand niet met haar in overeenstemming is, zoo
+verdwijnt de natuur. Blijkbaar verstaat Mencius onder
+&bdquo;hartstochtelijke natuur&rdquo; (letterlijk beteekent het
+Chineesche woord &bdquo;wolkachtige damp&rdquo;) den nooit rustenden
+drang tot werkzaamheid, die men juist bij de meest op den voorgrond
+tredende personen vindt. Een drang, die met verstand moet samengaan
+(energie) en die aan den wil onderworpen moet zijn, doch waaraan men
+geen dwang tot iets buiten haar aard mag opleggen.</p>
+<p>Het is niet zonder belang om bij wat Mencius hier zegt te
+vergelijken wat de beroemde Fransche psycholoog T. A. Ribot 2300 jaar
+na hem schreef over de &bdquo;hartstocht&rdquo; in den boven anderen
+uitblinkenden mensch. Deze dan zegt in zijn werk &bdquo;Les maladies de
+la Volont&eacute;&rdquo; (de ziekten van den wil) het volgende:</p>
+<p>&bdquo;De meest volkomen samenwerking (van willen en kunnen) is
+eigen aan de krachtigen, de zeer werkzamen: wat ook het terrein hunner
+werkzaamheid zij: men denke aan Cesar, Michel <span class="pagenum">[<a id="pb190" href="#pb190" name="pb190">190</a>]</span>Angelo of Vincentius da Paula. Zij wordt in
+&eacute;&eacute;n enkel woord saamgevat als: eenheid, standvastigheid,
+macht. De uitwendige eenheid van hun leven ligt in de eenheid van hun
+doel: altijd nagestreefd, naar gelang van de omstandigheden nieuwe
+medewerking en aanpassing zoekend. Doch deze uitwendige eenheid is
+slechts de uitdrukking der inwendige: die van het karakter. Juist omdat
+zij dezelfde blijven, blijft ook hun doel hetzelfde. Hun inwendige
+drijfkracht is een machtige, onuitroeibare hartstocht, die de
+idee&euml;n in haar dienst neemt. Deze hartstocht: dat is hun wezen,
+dat is de psychische uitdrukking van hun gestel, zooals de natuur dat
+heeft gewrocht. Wat blijft ook alles, dat uit dezen samenhang zich
+verwijdert, als in de schaduw, zonder kracht, onvruchtbaar, vergeten
+als een plant, die slechts op een andere leeft! Zij geven te zien het
+voorbeeld van een leven, dat steeds met zichzelf in overeenstemming is,
+omdat bij hen alles samenwerkt, tot elkaar komt en overeenstemt.</p>
+<p><span class="corr" id="xd20e4492" title="Niet in bron">&bdquo;</span>Zelfs in het gewone leven ontmoet men deze
+karakters. Doch deze doen niet van zich spreken: omdat de verhevenheid
+van het doel, de omstandigheden en vooral de macht van de hartstocht
+hun ontbrak, hebben zij slechts de standvastigheid overgehouden. Onder
+een anderen vorm hebben de groote, in de geschiedenis bekende
+Stoïci (Epictetus, Thraseas; hun grooten wijze laat ik weg, als
+zijnde slechts een &bdquo;abstract ideaal<span class="corr" id="xd20e4495" title="Niet in bron">&rdquo;</span>) dit hooge type van
+wilskracht bereikt, en wel in zijn negatieven vorm&mdash;het
+zelfbedwang&mdash;overeenkomstig het beginsel der school: Verdraag en
+onthoud u.&rdquo; Tot zoover Ribot.</p>
+<p>Veertig jaren na den dood van Mencius, die in 289 v. C. overleed,
+stortte de Chau-dynastie ineen en in 221 verklaarde de vorst van Tsin,
+die al zijn mededingers had overwonnen, zich tot eersten goddelijken
+keizer van China. Zoo stichtte hij een nieuw rijk op de puinhoopen van
+het oude.</p>
+<p>Wat de oude Confuciaansche richting der wijsbegeerte onder hem te
+lijden had en hoe zij onder de Han-dynastie daarentegen weer tot eer,
+aanzien en invloed geraakten, hebben wij reeds vermeld.</p>
+</div>
+</div>
+<div id="ch5.4" class="div2 section"><span class="pagenum">[<a href="#toc">Inhoud</a>]</span>
+<div class="divHead">
+<h3 class="main">IV. Lao tsze.</h3>
+</div>
+<div class="divBody">
+<p class="first">Wij komen nu tot de andere richting der Chineesche
+philosophie, de metaphysisch-theosophische. Allereerst handelen wij
+over haar hoofdpersoon Lao tsze. Over hem is niet veel met zekerheid
+bekend. Hij schijnt ongeveer 604 v. C. geboren te <span class="pagenum">[<a id="pb191" href="#pb191" name="pb191">191</a>]</span>zijn. Spoedig na zijn vroeger vermelde
+samenkomst met Confucius<a class="noteref" id="xd20e4510src" href="#xd20e4510" name="xd20e4510src">12</a> heeft hij zijn ambt als
+bewaarder van de archieven der Chau-dynastie in Lo yang neergelegd en
+is naar het westen getrokken, waar hij verdween. De latere sagen, welke
+op hem betrekking hebben en ongetwijfeld eerst na de invoering van het
+Boeddhisme in China ontstonden, zijn nauwelijks de vermelding waard.
+Een vallende ster had zijn moeder bevrucht, die na een tijdperk van 81
+jaren, in 1321 v. C. het vleeschgeworden hoogste hemelwezen uit hare
+linkerzijde ter wereld bracht. Het kind had bij zijn geboorte witte
+haren en het gezicht van een oud man (vandaar de naam Lao tsze = de
+oude knaap)<span class="corr" id="xd20e4513" title="Niet in bron">,</span> lange ooren met drie openingen, onregelmatige
+tanden, een vierhoekigen mond, en tien teenen aan elken voet. Ook kon
+het direct spreken en had zijn volle verstand. De opgaven over de
+plaats zijner geboorte zijn waarschijnlijk opzettelijke verzinsels: hij
+zou geboren zijn in het dorp: &bdquo;Onderdrukte deugd&rdquo; in de
+gemeente &bdquo;Wreedheid&rdquo;, in het district
+&bdquo;Bitterheid,&rdquo; in den staat &bdquo;Lijden&rdquo;.</p>
+<p>Wat de Taoïstische schrijvers uit den tijd <span class="corr"
+id="xd20e4518" title="Bron: voor">v&oacute;&oacute;r</span> Christus
+geboorte meedeelen over zijn ontmoetingen met Confucius en anderen is
+zeker eveneens verdicht, hoewel de geschiedschrijver Sze ma tsien
+minstens &eacute;&eacute;ne ontmoeting tusschen de beide leiders
+vermeldt.</p>
+<p>Op den weg naar het westen zou Lao tsze eenigen tijd vertoefd hebben
+bij den bevelhebber der Hanku pas en daar, op diens wensch zijn eenig,
+beroemd werk: &bdquo;Tao-teh-king&rdquo;, het boek van den weg en van
+de deugd, hebben geschreven. Uit de vele citaten in dit werk van
+&bdquo;een wijze, een oude, een schrijver over den oorlog&rdquo; volgt
+dat Lao tsze evenals Confucius slechts een bewaarder en verklaarder van
+de oude leer, geen schepper eener nieuwe is geweest.</p>
+<p>Een latere schrijver, uit de 1<sup>e</sup> eeuw, Pan hu (wiens
+geschiedenis der vroegere Han dynastie door zijne zuster Pan Chao is
+voltooid) zegt in zijne levensbeschrijving van Sze ma tsien dat deze
+meer een aanhanger van de leeringen van Hwang en Lao dan van de zes
+klassieke boeken geweest is. Met dien Hwang bedoelt hij voorzeker Hwang
+ti, den zoogenaamden &bdquo;gelen keizer&rdquo;, de eerste van de vijf
+voorhistorische heerschers, wiens regeering door Chineesche schrijvers
+wordt gesteld ongeveer 2700 v. C. Ook hierin ligt een bewijs, dat men
+reeds <span class="pagenum">[<a id="pb192" href="#pb192" name="pb192">192</a>]</span>vroeger het Taoïsme voor ouder dan Lao tsze
+hield.</p>
+<p>Wat is nu in dit Taoïsme de hoofdzaak? De leer van het Tao.
+Doch: de vraag rijst: Wat is Tao? Is het gelijk aan den logos, het
+goddelijk woord, zooals wij dat kennen b.v. uit het Nieuwe
+Testament?<a class="noteref" id="xd20e4532src" href="#xd20e4532" name="xd20e4532src">13</a> Sommigen, ook von Brandt, meenen dat. Hooren wij
+eerst eens wat Lao tsze en zijn volgelingen er van zeggen.</p>
+<p>Lao tsze zegt van Tao: &bdquo;Het was onbestemd en volkomen, het
+bestond v&oacute;&oacute;r hemel en aarde. Rustig was het en niet te
+grijpen, alleen en onveranderlijk, alles vervullend en onuitputtelijk:
+de moeder aller dingen. Ik weet zijn naam niet en duid het aan als Tao.
+Ik zoek naar zijnen naam en noem het: het groote. Groot zijnde, vloeit
+het steeds voort: het verwijdert zich en keert terug (bij alle
+wisseling hetzelfde?) Daarom is het Tao groot.</p>
+<p>&bdquo;Het Tao bracht &eacute;&eacute;n voort: &eacute;&eacute;n
+twee, en twee drie. Drie bracht Alles voort. Alles laat achter zich de
+donkerheid (chaos?) waaruit het voortkwam, terwijl de adem van het
+ledige het in harmonie brengt.&rdquo;</p>
+<p>Dat de <span class="corr" id="xd20e4543" title="Bron: Jezuiten-zendelingen">Jezuïten-zendelingen</span> en ook
+andere Europeesche schrijvers in deze proeve van verklaring van het
+ontstaan der wereld een zinspeling op de drie&euml;enheid meenden te
+vinden, kan ons geenszins verwonderen. Ook voor de Chineesche
+uitleggers is dit echter een moeilijke plaats: vooral omdat op andere
+plaatsen Tao zelf als &bdquo;E&eacute;n&rdquo; wordt aangeduid. De een
+tracht zich daarbij te redden, door Tao te laten stremmen en zoo den
+hemel te vormen: de ander maakt uit E&eacute;n den aether, waaruit
+alles zijn oorsprong nam, uit wien zich dan Twee, het mannelijk en het
+vrouwelijk beginsel, ontwikkelden, welke dan wederom Drie: d. i. den
+hemel, de aarde en den mensch voortbrachten, terwijl de adem van het
+ledige, de levensadem het Khi of Chi is, dat alles bezielt.</p>
+<p>&bdquo;Wij zien naar Tao en toch zien wij het niet: het is
+<i>kleurloos</i>. Wij hooren er naar en wij hooren het niet, het is
+<i>zonder geluid</i>, wij trachten het te grijpen en kunnen het niet
+vatten, het is <i>onlichamelijk</i>, het kan niet (door woorden)
+beschreven worden, daarom noemen wij het: E&eacute;n.&rdquo;</p>
+<p>Het feit, dat &bdquo;kleurloos, zonder geluid, onlichamelijk&rdquo;
+in het Chineesch luiden: Ji hi wei, heeft Abel de R&eacute;musat en
+later Victor von Strausz en Edkins op het denkbeeld gebracht
+<span class="pagenum">[<a id="pb193" href="#pb193" name="pb193">193</a>]</span>dat Lao tsze het eigenlijk over den
+Hebreeuwschen J. h. v. h.<a class="noteref" id="xd20e4561src" href="#xd20e4561" name="xd20e4561src">14</a> had, waarover hem dan op zijn
+reis naar het westen Isra&euml;lieten zouden hebben gesproken, of
+waarvan hij door naar China gekomen Isra&euml;lieten zou hebben
+gehoord. Stanislaus Julien, Legge en bijna alle andere geleerden, die
+van China studie maken bestrijden echter deze meening. Terecht:
+&bdquo;Jehovah&rdquo; toch is een verkeerde uitspraak van de vier
+letters &bdquo;J. h. v. h.&rdquo; Jahve is de juiste, en kan daaruit
+het Chineesche &bdquo;Ji hi wei&rdquo; wel ontstaan zijn? Anderen mogen
+dat beslissen, doch het zou zeer merkwaardig zijn, indien Lao tsze den
+meest persoonlijken en lichamelijken aller Semietische goden zou hebben
+verkozen, om daardoor aan te duiden het onlichamelijke, onpersoonlijke
+Tao. Met dat al weten wij echter nog niet recht, wat Tao eigenlijk is.
+Toch meen ik dat wij het door uitspraken, zoowel van Lao tsze als van
+zijne leerlingen genoegzaam kunnen nagaan, iets wat ook voor ons noodig
+is, zullen wij de grondbeginselen van het Taoïsme verstaan. Laten
+wij die dan eens met aandacht beschouwen.</p>
+<p>Lao tsze dan zegt o. a.: <span class="corr" id="xd20e4567" title="Niet in bron">&bdquo;</span>Het beeld van Tao bestond
+v&oacute;&oacute;r God zelf. Het Tao is al doordringend; daar is geen
+plaats, waar het niet wordt gevonden. Toch is het z&oacute;&oacute;
+fijn, dat het in al zijn volheid in een pluisje plantenwol woont. Het
+doet zon en maan bewegen in haar aangewezen banen en geeft leven aan
+het kleinste insect. Hoewel zonder vorm, is het de oorzaak van elken
+vorm, dien wij zien. Onhoorbaar veroorzaakt het ieder geluid,
+onzichtbaar is het datgene, wat achter ieder uitwendig voorwerp in de
+wereld ligt, onwerkzaam brengt het toch ieder verschijnsel voort, dat
+in de sfeer der schepping voorkomt. Het is onpartijdig, onpersoonlijk,
+zonder hartstocht, het werkt aan zijne doeleinden zonder berouw, als
+het noodlot, toch vloeit het voor allen in goedheid over.&rdquo;</p>
+<p>Huai nan tsze, een der uitnemendste schrijvers over de
+Taoïstische wijsbegeerte, vraagt: Wat is Tao?</p>
+<p>Hij antwoordt: &bdquo;Tao is wat den hemel draagt en de aarde
+bedekt, het heeft geen palen of grenzen, zijn hoogte kan niet worden
+gemeten, noch zijn diepte gepeild. Het omvat het gansche heelal in
+zijne omarming en verleent zichtbaarheid aan datgene, wat van zichzelf
+geen gedaante heeft.... Het is zoo lenig en fijn dat het alles
+doordringt, evenals het water het slijk. Door Tao zijn de bergen hoog
+en de afgronden diep, gaan de dieren en vliegen de vogels, door Tao
+schitteren zon <span class="pagenum">[<a id="pb194" href="#pb194" name="pb194">194</a>]</span>en maan en gaan de sterren op haar loopbaan
+voort... Als de voorjaarswind suist, valt de regen en alle dingen leven
+en groeien. De gevederden leggen en broeden, de gepelsden (pelsdieren)
+telen en dragen, planten en boomen brengen voort al hun heerlijken
+rijkdom van blaad&rsquo;ren, de vogels leggen eieren, de dieren brengen
+jongen voort, geen werkzaamheid is naar buiten zichtbaar, toch wordt
+het werk volbracht. Schaduwachtig en onbestemd heeft Tao geen vorm.
+Onbestemd en schaduwachtig hebben zijn hulpbronnen geen einde.
+Verborgen en duister dwingt het alle dingen uit het vormlooze te
+voorschijn te komen. Overal doordringend en alles beheerschend, werkt
+het nooit te vergeefs.&rdquo;</p>
+<p>Een naam voor dit aldoordringende, dit geheimzinnige wezen kenden
+Lao tsze en de zijnen niet. En wij, wij westerlingen? Wat is het dat de
+bloemen doet groeien en het water doet neervlieten, wat den stortregen
+doet vallen en de zon schijnen, wat de sterren leidt in haar vlammende
+banen, de jaargetijden regelt, wat den vlinder met prachtige vleugelen
+versiert; wat doet het warme samentrekken en het koude uitzetten, wat
+geeft den eenen mensch zwart haar en den ander rood? In
+&eacute;&eacute;n woord, wat is de oorzaak van ieder verschijnsel
+rondom ons, wat is de drijfveer van het verheven raderwerk, waarvan wij
+een deel uitmaken? Ook wij weten den rechten naam niet en zeggen: de
+<i>natuur</i>. Wij bedoelen dan niet wat voortgebracht is: maar de
+drijfkracht der schepping die voortbrengt (natura naturans).</p>
+<p>Tao is dus de natuur. Taoïsme is wijsbegeerte der natuur.
+Taoïsten zijn natuurphilosofen. Laten wij nu zien hoe de
+Taoïsten hunne theorie&euml;n ontwikkelen, vooral met het oog op
+de wording der wereld, en hoe zij die voorts toepassen op het gebied
+van het maatschappelijk en staatkundig leven.</p>
+<p>Over de ontwikkeling van het zichtbaar heelal weten de Taoïsten
+ons heel wat te vertellen.</p>
+<p>&bdquo;Daar was een tijd&rdquo;, zegt Chwang tsze, &bdquo;dat alle
+dingen een begin hadden. De tijd, toen er nog geen begin was, had zelf
+een begin. Er was een begin van den tijd, toen de tijd, die geen begin
+had, niet begonnen was. Daar is bestaan en daar is niet-bestaan. In den
+tijd, die geen begin had, bestond Niets&mdash;of het Ledige. Toen de
+tijd, die geen begin had, nog niet begonnen was, bestond er ook Niets.
+Eensklaps: daar was Niets, maar men kan niet weten, wat bestaan en
+niet-bestaan aangaat, wat zeker bestond en wat niet.&rdquo;</p>
+<p>Onzin zal men zeggen. Doch: ook tegenwoordige wijsgeeren
+<span class="pagenum">[<a id="pb195" href="#pb195" name="pb195">195</a>]</span>komen soms tot een dergelijke uitspraak. Zoo
+b.v. de Engelsche geleerde Proctor. Deze zegt:</p>
+<p>&bdquo;Zij, die dat kunnen, mogen troost vinden in het geloof aan
+een volstrekt ledige ruimte en een volstrekt &bdquo;onbezetten
+tijd&rdquo; voorafgaande aan zeker zeer ver verwijderd, doch niet
+oneindig verwijderd tijdperk. Laten zij dit volgens hun geloof dan
+noemen het begin aller dingen. Doch de ledige tijd v&oacute;&oacute;r
+dat begin kan geen begin hebben gehad, tenzij deze ware voorafgegaan
+door een tijd <i>met</i> gebeurtenissen; wat juist met de onderstelling
+in strijd is. Wij vinden geen volstrekt begin als wij terug
+zien.&rdquo;</p>
+<p>Een der uitnemendste, meest geavanceerde leerlingen van Lao tsze,
+Lieh tsze, drukt het dichterlijk aldus uit:</p>
+<div class="lgouter">
+<p class="line">Daar is een leven ongeschapen,</p>
+<p class="line">Daar is E&eacute;n, die alles verandert, doch bij Wien
+geen verandering is.</p>
+<p class="line">Alleen het onveranderlijke kan verandering doen
+komen,</p>
+<p class="line">Dat leven kan slechts voortbrengen.</p>
+<p class="line">Die allesveranderende kan slechts vervormen,</p>
+<p class="line">Daarom duren scheppingen en veranderingen voort</p>
+<p class="line">En gaan deze voortdurende scheppingen en veranderingen
+altijd door.</p>
+<p class="line">Zij worden gezien in de man&rsquo;lijke en
+vrouw&rsquo;lijke beginselen der natuur,</p>
+<p class="line">Zij zijn openbaar in de vier jaargetijden,</p>
+<p class="line">Het ongeschapene staat als het ware alleen,</p>
+<p class="line xd20e4619">Het onveranderlijke gaat en komt,</p>
+<p class="line">Zijn duur heeft geen einde,</p>
+<p class="line">Weergaloos en eenig&mdash;zijn zijne wegen
+onnaspeurlijk.</p>
+</div>
+<p class="first">Elders zegt dezelfde wijze, dat wij van het oneindige
+niets weten, doch dat hemel en aarde in het groot geheel van het
+oneindig heelal zijn begrepen. &bdquo;Hoe kunnen wij zeggen&rdquo;, zoo
+vraagt hij, &bdquo;of er een ongezien heelal is, boven en beneden de
+kleine wereld, die binnen ons bereik is.&rdquo;</p>
+<p>Tao, zagen wij, veroorzaakt en doet alles. Daarom komt de vraag in
+ons op, of de Taoïsten een persoonlijk Schepper en zedelijk
+bestuurder van het heelal erkennen, een vraag, die echter gemakkelijker
+gesteld dan beantwoord wordt. Zeker is het, dat er in de
+Taoïstische classieken menigmaal van een wezen, invloed of macht
+als de Schepper wordt gesproken. Ook komt hier en daar het woord
+&bdquo;Ti&rdquo; of God voor. Doch deze omschrijvingen zijn zeer vaag,
+zeer duister en onbestemd, terwijl het woord, voor
+&bdquo;Schepper&rdquo; gebezigd, eigenlijk meer vervorming of
+gedaanteverwisseling beduidt. Ook komt niet goed uit, welke de
+verhouding is tusschen dien Schepper en Tao. God en Tao te
+vereenzelvigen gaat ook moeilijk. Tao <span class="pagenum">[<a id="pb196" href="#pb196" name="pb196">196</a>]</span>wordt steeds als
+onpersoonlijk, zonder aandoeningen, voorgesteld. Nergens schijnt er
+plaats of noodzakelijkheid voor een persoonlijk Schepper: Tao doet
+alles.</p>
+<p>Merkwaardig is ook het denkbeeld van evolutie, dat feitelijk in het
+Taoïstische stelsel evengoed als in de tegenwoordige
+natuurphilosophie ligt. Prof. Tyndall beschouwt een nevel als de
+oorsprong aller stoffelijke dingen, de Taoïsten spreken van de
+oorspronkelijke aura (damp), die werd gecondenseerd en verdicht en
+eindelijk een vasten vorm verkreeg, met bepaalde en onderscheiden
+gestalte. Sommige passages uit de wijsbegeerte der Taoïsten waren
+in Haeckel&rsquo;s Scheppingsgeschiedenis niet misplaatst. Beiden
+schijnen het eens met de woorden van Lucretius: &bdquo;De natuur
+schijnt alle dingen uit zichzelf te doen, zonder tusschenkomst der
+goden.&rdquo;</p>
+<p>Daarom&mdash;en de plaatsen, waar van Ti en van een Schepper
+gesproken wordt, getuigen er van&mdash;kan de Chineesche wijze toch,
+evengoed als de hedendaagsche moderne theologie, het wereldgebeuren,
+het werken der natuur ten slotte als het zich uiten van God hebben
+beschouwd. &rsquo;t Komt mij voor, dat dit inderdaad de eenige
+oplossing is. God kan boven de natuur staan en toch alleen in en door
+haar werken.</p>
+<p>Wat nu den mensch betreft, deze wordt door het Taoïsme
+beschouwd als eenvoudig te zijn een deel van het heelal, een stuk van
+de schepping, een openbaring, gelijk alle andere dingen, van het
+algemeene, overal inwonende Tao. Dit is hier niet slechts een
+wetenschappelijke overtuiging of een uiting van bespiegeling alleen.
+Neen, het is een machtige, zedelijke factor, waarin een onderwerping
+aan onze bestemming, een zich moeten voegen naar de wetten der natuur
+ligt, dat onze eerbiedige aandacht verdient. Dat bedenkende beschouwt
+b.v. ook Lieh tsze den dood niet als een koning der verschrikking, maar
+als een onvermijdelijke en welkome verandering, die even natuurlijk is
+als het vallen van een blad of de wisseling der jaargetijden.</p>
+<p>&bdquo;De dood,&rdquo; zegt hij, &bdquo;is voor het leven, wat
+weggaan is voor komen. Hoe kunnen wij weten, dat <i>hier</i> sterven
+niet is, <i>elders</i> geboren worden? Hoe kunnen wij weten of de
+menschen, met hun sterken drang naar leven, niet zichzelf begoochelen?
+Hoe kan ik weten, of, indien ik morgen sterf, mijn lot niet beter zal
+zijn, dan toen ik geboren werd in den aanvang? O, de menschen kennen de
+vrees des doods, maar niet zijn rust. Hoe goed is het, dat van de
+oudheid af de dood het algemeen lot der menschen was! Het is een rust
+voor den <span class="pagenum">[<a id="pb197" href="#pb197" name="pb197">197</a>]</span>goeden mensch, een ter zijde stellen van den
+slechte. Dood is als huiswaarts keeren. De dooden zijn zij, die
+huiswaarts zijn gekeerd; wij, die leven, zijn nog wandelaars.&rdquo;
+Heeft dit eenvoudig vertrouwen in de goedheid der natuur niet iets
+treffends? Sluit het zich niet goed aan bij de wijsgeerige bespiegeling
+over Tao zelf? Wat echter brengt het Taoïsme mede in het
+praktische, gewone leven? Spontaneïteit (de eigen, de ware natuur
+volgen), eenvoud, reinheid, vriendelijkheid, in &eacute;&eacute;n
+woord: goedheid.</p>
+<p><span class="corr" id="xd20e4650" title="Bron: Spontan&euml;iteit">Spontaneïteit</span>.&mdash;De
+oorspronkelijke aard van ieder mensch is de directe gave der
+natuur&mdash;liever nog, een deel van de natuur zelf. Daarom moet dit
+oorspronkelijke zorgvuldig ongeschonden worden gehouden, bewaard in
+zijn zuiverheid. De bewaring der door den hemel ingeplante natuur is
+het groote, voorname doel van den waren Taoïst. Hoe kan hij dit
+bereiken? Door de groote moeder na te volgen. De natuur is spontaan in
+al haar werken: daarom moet de wijze ook zoo handelen: hij moet niet
+handelen met een of ander oogmerk, maar in overeenstemming met zijn
+omgeving, volgens de natuurlijke uitspraak van zijn hart. De natuur
+strijdt nooit, de wijze moet zich dus ook voor strijd wachten. De
+natuur is steeds lijdelijk, de wijze moet dus ook de dingen op hun
+beloop laten en tevreden zijn met hun aanwijzing te volgen. Eerzucht,
+plannen maken, hartstocht, begeerte&mdash;belangstelling in uitwendige
+voorwerpen&mdash;het is alles een in wanorde brengen, een berooven van
+des menschen oorspronkelijke natuur en moet dus worden veroordeeld.</p>
+<p>Zelfs de werkzame beoefening van deugden als: welwillendheid en
+stiptheid wordt ontraden; de natuur heeft geen inspanning noodig om te
+groeien en alles, wat de wijze te doen heeft, is zichzelf met haar in
+overeenstemming te brengen. Alle hartstochten, (plichts)vervullingen,
+die op verstoring of inspanning wijzen heeten bij de Taoïsten: de
+menschelijke natuur, in tegenstelling met de hemelsche of inwonende
+natuur, waarmede de mensch is begaafd.</p>
+<p>&bdquo;Waarom,&rdquo; vraagt Chwang tsze, &bdquo;deze kunstmatige,
+menschelijke, ge&euml;nte natuur te ontwikkelen; ontwikkel veeleer die
+inwonende, natuurlijke natuur, die u allen is ingeplant.&rdquo; Huai
+nan tsze stelt dit vooral duidelijk in het licht: &bdquo;Wat bedoelen
+wij&rdquo;, zegt hij, &bdquo;als wij over het natuurlijke of ingeplante
+spreken? Dat wat harmonisch, zuiver, eenvoudig, onbezoedeld,
+onversierd, oprecht, lichtend en onbevlekt is, wat nooit van den
+beginne <span class="corr" id="xd20e4657" title="Bron: afaan">af
+aan</span>, eenige vermenging of verbastering heeft ondergaan.
+<span class="pagenum">[<a id="pb198" href="#pb198" name="pb198">198</a>]</span>En wat is het menschelijke of kunstmatige? Dat
+wat vervalscht is met slimheid, verdraaidheid, behendigheid,
+huichelarij en bedrog, wat zich buigt uit inschikkelijkheid voor de
+wereld en in &rsquo;t oog houdt de gewoonten van den tijd. B.v.: een os
+heeft horens en een gespleten hoef, terwijl het paard wilde manen en
+een ongespleten hoef heeft. Dat is het hemelsche of de (ware) natuur.
+Als gij echter een gebit in den mond van het paard legt en den neus van
+den os doorboort, dat is het menschelijke, het kunstmatige.&rdquo;</p>
+<p>Wij begrijpen wat de Taoïsten in dezen bedoelen. Om nu echter
+dit beginsel<span class="corr" id="xd20e4664" title="Bron: ;">:</span>
+overeenstemming met de natuur te verwezenlijken, liever gezegd te
+volgen, is noodig, zich lijdelijk aan de leiding van het innerlijk
+wezen <span class="corr" id="xd20e4667" title="Bron: overgeven">over te
+geven</span>. Men heeft hiervoor een eigenaardige formule, weergegeven
+door &bdquo;niet doen, niet uitoefenen&rdquo;, &bdquo;werkeloosheid,
+absoluut lijdelijk zijn&rdquo;, wellicht het best door: &bdquo;niet
+actief zijn.&rdquo;</p>
+<p>Men gevoelt dat de consequentie dezer beginselen tot een geheel
+ander optreden op maatschappelijk en staatkundig gebied moest leiden,
+dan dat van Confucius en zijn leerlingen. Daar allerlei schoon
+uitgesponnen regelingen aangeprezen, velerlei <span class="corr" id="xd20e4672" title="Bron: bemoeiïngen">bemoeiingen</span> met het
+heil des volks, hier echter veel meer door onthouding allen verlossen
+van het kunstmatige, dat hun ware natuur belet.</p>
+<p>Doe nooit iets, zegt de Taoïstische politicus, om het te doen.
+Doe nooit iets dat niet bepaald noodzakelijk is: vergeet niet dat het
+einde der wetgeving is: de wetgeving overbodig te maken. Laat de natuur
+onverhinderd werken, zoowel in het maatschappelijk en politiek leven
+als in de sfeer van physica en moraal: uw onderdanen zullen dan
+tevreden zijn met hun lot, uw koninkrijk vrij van samenzweringen,
+oneenigheden en onheil. Boven alles: doe niets om den oorspronkelijken
+eenvoud te verstoren. Tracht niet om ruwe werktuigen door samengestelde
+machines te vervangen. Zulke verfijning leidt tot weelde,
+luchtkasteelen bouwen, eerzucht en ontevredenheid. De ware uitoefening
+van vernuft in het voortbrengen van werk uitwinnende, fijne werktuigen
+vereischt een hoofd vol plannen. Ontmoedig dus kunstmatige
+nieuwigheden. Het geheim van het geluk ligt in rust, eenvoud en
+tevredenheid, de eenige weg om dit te bereiken is: lichaam,
+hartstochten, verstand en wil in volkomen overeenstemming te brengen
+met de natuur.</p>
+<p>Wat Lao tsze dus aanbeveelt is rust, onthouding, bespiegeling. Hij
+zegt o. a.: <span class="pagenum">[<a id="pb199" href="#pb199" name="pb199">199</a>]</span></p>
+<p>De hoogste voortreffelijkheid is aan het water gelijk, want de
+voortreffelijkheid van het water komt hierin uit, dat het allen nuttig
+is en dat het, zonder verzet, de laagste plaats inneemt, die, welke aan
+alle menschen mishaagt. De reden, waarom stroomen en zee&euml;n in
+staat zijn de schatting van alle wateren uit alle dalen te ontvangen,
+ligt hierin, dat zij dieper liggen&mdash;daarom zijn zij koningen over
+hen allen. Zoo stelt zich ook de wijze heerscher, die boven de menschen
+staan wil, in zijn woorden beneden hen en wanneer hij wenscht hen voor
+te gaan, stelt hij zijn persoon op den achtergrond.</p>
+<p>&bdquo;Zonder zijn deur uit te gaan, kan men alles begrijpen wat er
+onder den hemel voorvalt: zonder uit zijn venster te zien, aanschouwt
+men het Tao des hemels. Hoe verder men zich van zichzelf verwijdert,
+des te minder weet men.</p>
+<p>&bdquo;Daarom verkregen de wijzen hunne kennis zonder rond te
+reizen; ze gaven aan alle dingen de rechte namen, zonder ze te zien, en
+bereikten hun doel, zonder dat zij zich voornamen dit te bereiken.</p>
+<p>&bdquo;Alles in de natuur keert, na een tijd van werkzaamheid tot
+zijn oorspronkelijken toestand terug, zooals de plant tot haar wortel.
+Deze terugkeer noemen wij den toestand der rust. Deze rust wil zooveel
+zeggen, dat de dingen, die haar bereiken, daardoor te kennen geven, dat
+zij de hun opgelegde taak hebben volbracht. De terugkeer tot rust is de
+algemeene, onveranderlijke wet. Die te kennen is wijsheid, die niet te
+kennen, veroorzaakt wild streven en een droevig einde.&rdquo;</p>
+<p>Wat de uitoefening der regeering betreft: slechts in twee punten
+ontmoeten Lao tsze en Confucius en Mencius elkaar: namelijk, in den lof
+der oude tijden en den afkeer van drukkende belastingen.</p>
+<p>&bdquo;Het volk lijdt honger wegens de hooge belastingen, welke door
+de ambtenaren worden verbruikt.&rdquo;</p>
+<p>&bdquo;Het volk is moeilijk te regeeren door den overmatigen
+regeeringsijver der beambten.&rdquo;</p>
+<p>&bdquo;Het volk is onverschillig voor den dood, omdat het zoo hard
+moet werken om zijn levensonderhoud te verdienen.&rdquo;</p>
+<p>Komen Lao tsze en zijn beide tegenvoeters in den lof der oudheid en
+in de ontevredenheid over de bestaande toestanden overeen, niet evenwel
+in de middelen tot verbetering. Terwijl Confucius deze vindt in het
+begunstigen van flinke mannen en in gestadig streven en werken, beveelt
+<span class="corr" id="xd20e4699" title="Bron: Laotsze">Lao tsze</span>
+aan: laten begaan en verzorging der stoffelijke behoeften. Hij is een
+besliste vijand van het &bdquo;regeeren&rdquo; of misschien juister
+uitgedrukt, van het &bdquo;te veel regeeren.&rdquo; <span class="pagenum">[<a id="pb200" href="#pb200" name="pb200">200</a>]</span></p>
+<p>&bdquo;In de oudste tijden, (zegt hij), wist het volk niet dat het
+geregeerd werd. In het daarop volgende tijdperk prees en bewonderde het
+zijn heerschers, daarna vreesde het dezen, eindelijk verachtte het hen.
+Toen de heerschers het vertrouwen in Tao begonnen te verliezen, vloeide
+daaruit voort: gebrek aan vertrouwen van de zijde des volks. Wat
+schenen die eerste heerschers onbeslist: doch door hun terughouding
+toonden zij de beteekenis, die zij aan hunne woorden toekenden. Hun
+werk werd gedaan, hun beramen droeg vruchten, terwijl het volk zeide:
+Wij zijn, die wij zijn door ons zelf.</p>
+<p>&bdquo;Toen het groote Tao niet meer werd betracht, kwamen
+welwillendheid en rechtschapenheid in de mode, daarna wijsheid,
+sluwheid en huichelarij.</p>
+<p>&bdquo;Toen er niet langer een goede geest (verdraagzaamheid)
+heerschte tusschen de zes graden van bloedverwanten, kwamen er
+ouderlievende zonen, toen de staten en famili&euml;n in verwarring
+geraakten, kwamen er loyale ministers op het tooneel.</p>
+<p>&bdquo;Mannen van groote geschiktheid niet op prijs te stellen en
+niet te gebruiken, is het middel om het volk van eerzucht terug te
+houden; voorwerpen, die moeilijk zijn te verkrijgen, niet hoog te
+schatten, is het middel om geen dieven te krijgen; het volk niet te
+toonen, wat zijne begeerten kan opwekken, is het middel om het van
+uitspattingen terug te houden.</p>
+<p>&bdquo;Daarom, indien de wijze de regeering leidt, zorgt hij, dat de
+hoofden leeg zijn en de magen vol, hij verzwakt den wil en versterkt de
+beenderen.</p>
+<p>&bdquo;Hij streeft er steeds naar hen zonder weten en zonder
+wenschen te houden en hen, die wetenschap bezitten, te verhinderen,
+haar te gaan gebruiken. Als men zoo zich van werkzaam optreden
+onthoudt, heerscht er overal goede orde.&rdquo;</p>
+<p>Sommige der leeringen in Tao teh king herinneren zoo zeer aan het
+inschrift, dat Confucius in de <span class="corr" id="xd20e4718" title="Bron: voorvaderen hal">voorvaderenhal</span> te Lo yang op het beeld
+met den gesloten mond vond,<a class="noteref" id="xd20e4721src" href="#xd20e4721" name="xd20e4721src">15</a> dat men in dit opschrift
+samenhang zou zoeken met het oude Taoïsme van v&oacute;&oacute;r
+Lao tsze. Men oordeele.</p>
+<p>&bdquo;Laat hem zijn mond en zijn neusgaten gesloten houden, zoo zal
+hij gedurende zijn gansche leven voor moeitevolle inspanning bewaard
+blijven: laat hem zijn mond openhouden en zijn adem verbruiken in de
+zorg voor zijn aangelegenheden: <span class="pagenum">[<a id="pb201"
+href="#pb201" name="pb201">201</a>]</span>en gedurende zijn gansche
+leven zal hij nooit rustig zijn (zonder zorg).</p>
+<p>&bdquo;Wat rustig blijft, is gemakkelijk te bewaren; eer een zaak
+hare tegenwoordigheid laat merken, kan men zich het best daartegen
+beveiligen: wat breekbaar is, wordt gemakkelijk verbroken, wat gering
+in aantal is, wordt spoedig verstrooid. Men moet handelen,
+v&oacute;&oacute;r een zaak zich opdoet en orde instellen
+v&oacute;&oacute;r de wanorde is begonnen. Een boom, dien men met beide
+armen kan omvatten, is uit een kleine twijg ontstaan, een toren met
+negen verdiepingen begon met een hoopje aarde, een reis van duizend
+mijlen begint met &eacute;&eacute;ne schrede.&rdquo;</p>
+<p>Dat Lao tsze het beginsel: &bdquo;Vergeldt vijandschap met
+weldoen&rdquo; voorstaat is reeds vermeld. Over zichzelf spreekt Lao
+tsze slechts op &eacute;&eacute;ne plaats:</p>
+<p>&bdquo;De groote menigte der menschen ziet er tevreden en opgewekt
+uit, alsof zij een feestmaal genoten of in het voorjaar op een toren
+stonden. Ik alleen schijn verdrietig en stil, daar mijn begeerten zich
+nog niet hebben getoond. Ik ben als een kind, dat nog niet heeft
+gelachen. Ik zie er terneergeslagen en droevig uit, als een, die geen
+tehuis zijn eigen noemen kan. De menigte der menschen heeft genoeg en
+te veel, ik alleen schijn alles verloren te hebben. Mijn verstand is
+dat van een dom mensch, ik ben als verward.</p>
+<p>&bdquo;De gewone menschen zien er helder en verstandig uit, ik
+alleen schijn omneveld. Zij zien er uit alsof zij alles kunnen
+onderscheiden, ik alleen ben simpel en verward. Het schijnt mij, als
+drijf ik rond op de zee zonder een plaats, waar ik rusten kan. Ieder
+heeft iets, waar hij zijn werkzaamheid aan wijdt, ik alleen schijn
+dwaas en onbekwaam als een boer van de grenzen. Zoo ben ik alleen van
+andere menschen verschillend, doch ik eer de moeder, die mij voedt
+(Tao).&rdquo;</p>
+<p>Het is een droefgeestig beeld, dat de oude knaap van zichzelf
+ontwerpt, toch wordt ons hier niet de minst aantrekkelijke zijde van
+het Taoïsme geschilderd; dat opgaan in bespiegeling en dat zich
+terugtrekken uit de wereld, zonder de bijvoeging van wereldsmart en
+pessimisme, die wij in de moderne wijsbegeerte zoo rijkelijk vinden,
+zonder de overdrijving, aan Schopenhauer en zijn school eigen.</p>
+<p>Belangrijker en misschien ook verstaanbaarder zullen ons intusschen
+die Taoïsten voorkomen, die meer op de Stoïci, Cynici of
+Epicuristen gelijken, of die van metaphysici aanhangers der tooverij
+zijn geworden en aan het Chineesche keizerlijke hof de rol gespeeld
+hebben, welk tot op het midden <span class="pagenum">[<a id="pb202"
+href="#pb202" name="pb202">202</a>]</span>der 18<sup>e</sup> eeuw door
+menig meester der zwarte kunst aan de Europeesche hoven werd
+uitgeoefend.</p>
+</div>
+</div>
+<div id="ch5.5" class="div2 section"><span class="pagenum">[<a href="#toc">Inhoud</a>]</span>
+<div class="divHead">
+<h3 class="main"><span class="corr" id="xd20e4751" title="Bron: v">V</span>. Chwang tsze, Lieh tsze, Yang Chu en de ontaarding
+van het Taoïsme.</h3>
+</div>
+<div class="divBody">
+<p class="first">Een der belangrijke figuren onder de oudere
+Taoïsten is Chwang chau, gewoonlijk Chwang tsze = de wijsgeer
+Chwang geheeten, een tijdgenoot van Mencius, die hem echter niet noemt,
+waaruit misschien valt af te leiden, dat de mystieke bespiegelingen van
+Chwang eerst later groote aantrekkelijkheid kregen. Hij leefde van de
+wereld teruggetrokken en vele voorbeelden van zijn bijtende geestigheid
+zijn ons bewaard gebleven. Toen de vorst van Tsu boden met rijke gaven
+tot hem zond om hem aan het hof uit te noodigen, waar hij eerste
+minister kon worden, wees Chwang tsze deze aanbiedingen lachend af en
+zeide: &bdquo;Duizend ons zilver is veel voor mij en een hoogen rang te
+verkrijgen en minister te worden is zeer eervol. Doch hebt gij den os
+niet gezien, die voor het offer aan de grenzen bestemd is? Vele jaren
+lang wordt hij zorgvuldig gevoederd en met kostbare dekken versierd,
+opdat hij geschikt zij naar den grooten tempel te worden gebracht. Maar
+als de tijd komt dat dit geschieden moet, mocht hij liever een klein
+varkentje wezen, doch dan is het te laat. Maak dus dat gij wegkomt en
+verontreinig mij niet door uwe tegenwoordigheid. Ik wil mij liever
+vermaken en mij over mijn leven verheugen in een vuil graf (nl. als
+bedelaar leven) dan aan de regels en beperkingen van eens vorsten hof
+onderworpen zijn. Ik heb besloten nooit een ambt aan te nemen, maar
+geef er de voorkeur aan mij in mijn eigen vrijen wil te
+verheugen.&rdquo; Zooals deze Chwang tsze leefde, zoo stierf hij ook.
+Aan zijne leerlingen, die hem met alle pracht wilden begraven, beval
+hij zijn lichaam niet te begraven, maar het slechts op de aarde te
+werpen (naar de zeden der oudste Chineezen). &bdquo;Ik zal zoo,&rdquo;
+sprak hij, &bdquo;hemel en aarde als doodkist hebben, de zon en de maan
+in plaats van de zinnebeelden van meisteen, de sterren in plaats van
+paarlen en edelsteenen; daarmee zijn immers alle voorbereidingen voor
+mijn teraardebestelling volvoerd, wat wilt gij er aan
+toevoegen?&rdquo;</p>
+<p>Toen de leerlingen hun bezorgdheid te kennen gaven, dat de kraaien
+en roofvogels zijn lijk zouden opeten, voegde hij er bij: &bdquo;Boven
+den grond zullen mij de kraaien en de roofvogels verorberen, daar onder
+wormen en insecten; het voor <span class="pagenum">[<a id="pb203" href="#pb203" name="pb203">203</a>]</span>den een weg te nemen en het den
+ander te geven zou maar partijdig schijnen.&rdquo;</p>
+<p>Chwang tsze&rsquo;s werk is voor het grootste deel polemiek, gericht
+tegen Confucius en tegen de letterkundigen in het algemeen. Van
+Chineesche zijde hebben sommigen de heftige aanvallen op Confucius, die
+er in voorkomen voor onecht verklaard. Doch deze zijn zoo geheel in
+denzelfden stijl als de andere stukken, dat wij ze gerust aan Chwang
+tsze kunnen toeschrijven.</p>
+<p>&bdquo;Gelijk zoekt gelijk,&rdquo; zeide de oude visscher tot
+Confucius, en vogels met gelijk gezang antwoorden elkaar&mdash;dat is
+de wet des hemels. Waarmee gij u bezighoudt, dat zijn de
+aangelegenheden der menschen. Als de keizer, de leenvorsten, de hooge
+beambten en het volk alles doen wat hun betaamt, dan hebben wij een
+schoon beeld van orde. Als zij zich bekommeren om datgene wat buiten
+hun werkkring ligt, dan ontstaat de grootste wanorde. Als de beambten
+hun zaken behartigen en het volk de zijne, dan is er geen ingrijpen in
+de rechten van anderen.</p>
+<p>&bdquo;Velden die onbebouwd blijven, huizen die water doorlaten,
+gebrek aan kleeding en voeding, belastingen, waar geen geld voor is,
+geen verdraagzaamheid tusschen vrouwen en bijslaapsters, geen orde
+tusschen jong en oud&mdash;dat zijn de zorgen van het gemeene volk.</p>
+<p>&bdquo;Ongeschiktheid voor hun ambt, onopmerkzaamheid voor hun
+zaken, oneerlijkheid, zorgeloosheid en luiheid der ondergeschikte
+beambten, gebrek aan verdienste en gevoeligheid en onzekerheid ten
+opzichte van rang en salaris&mdash;dat zijn de zorgen der hooge
+beambten.</p>
+<p>&bdquo;Geen getrouwe ministers aan hun hoven, de stammen in hunne
+staten in opstand, gebrek aan geschiktheid bij hun ambtenaren, slechte
+inrichting der belasting, vertraging in voor- en najaarsbezoeken bij
+den keizer: en diens ongenade, dat zijn de zorgen der leenvorsten.</p>
+<p>&bdquo;Onharmonisch werken der beide elementen van koude en hitte,
+buiten den gewonen tijd des jaars, tot schade van alle dingen,
+onderdrukking en wanorde onder de leenvorsten, twisten en rooftochten
+dezer vorsten tegen elkaar tot schade des volks; slecht geordende
+<span class="corr" id="xd20e4772" title="Bron: ceremonie&euml;n">ceremoni&euml;n</span> en muziek, ongenoegzame
+of uitgeputte bronnen voor de uitgaven; de banden van verwantschap
+verwaarloosd en het volk aan teugellooze wanorde overgeleverd&mdash;dat
+zijn de zorgen van den zoon des hemels (den keizer) en zijne ministers.
+<span class="pagenum">[<a id="pb204" href="#pb204" name="pb204">204</a>]</span></p>
+<p>&bdquo;Gij zijt de keizer niet, ook geen leenman, ook geen minister
+van het keizerlijk hof of van een der staten: en toch neemt gij op u,
+de <span class="corr" id="xd20e4778" title="Bron: ceremonie&euml;n">ceremoni&euml;n</span> en de muziek te regelen
+en u bizonder met de betrekkingen van verwantschap bezig te houden,
+teneinde de verschillende volksklassen te verbeteren&mdash;is dat niet
+een bovenmatige vermeerdering uwer bezigheden?</p>
+<p>&bdquo;Menschen hebben bovendien gewoonlijk acht gebreken, en bij de
+leiding van zaken dreigen vier fouten, die men niet over het hoofd mag
+zien.</p>
+<p>&bdquo;De leiding van zaken, die ons niet aangaan, in de hand nemen,
+is van zaken een monopolie maken. Zaken bespreken die ons niet aangaan,
+noemt men babbelzucht. Lieden te leiden, door hen naar den mond te
+praten, is met een vossenstaart kwispelen. Lieden prijzen zonder te
+zien of dit recht of onrecht is, is vleien. Gaarne slecht over de
+menschen spreken, is lasteren. Vrienden en verwanten scheiden, dat is
+zich verblijden in het leed van anderen. Iemand prijzen of in slechten
+naam brengen, zonder dat hij het verdient, is een bewijs van
+verdorvenheid.</p>
+<p><span class="corr" id="xd20e4787" title="Niet in bron">&bdquo;</span>Dubbelzinnig met de menschen meepraten,
+zonder zich te bekommeren of ze goed of slecht zijn, om zoo hun
+bedoelingen te weten te komen: dat is gevaarlijk zijn. Deze acht
+gebreken veroorzaken wanorde onder alle menschen en brengen hem, die ze
+bezit, in gevaar. Geen edel man zal hem, die ze bezit tot zijn vriend,
+noch een vorst zulk een persoon tot zijn minister maken.</p>
+<p>&bdquo;Om nu te spreken van wat ik de vier gebreken noemde: zij
+zijn: gaarne groote daden doen, veranderen en verwisselen, wat reeds
+lang bestaat, opdat men in den roep komt van iets verdienstelijks te
+hebben gedaan: dat alles is eerzucht. Op alle wijsheid voor zichzelf
+aanspraak maken, zich in alles mengen, terwijl men wat op den weg van
+anderen ligt, tot zich trekt en als zijn werk doet voorkomen; dat is
+begeerigheid.<a class="noteref" id="xd20e4792src" href="#xd20e4792"
+name="xd20e4792src">16</a> Zijn gebreken zien en die niet veranderen,
+en als iemand iets wordt voorgeslagen, juist zijn eigen weg gaan, is
+halsstarrigheid. Prijzen, die met u overeenkomt, afbreken, die niet met
+u overeenstemt: dat is pralende (zelf)overschatting. Dit zijn de vier
+fouten. Wie de acht gebreken kan afleggen en de vier fouten geen vrijen
+teugel laat, die is zoover, dat hij met het onderricht ontvangen een
+begin kan maken.</p>
+<p>&bdquo;Confucius zag treurig voor zich en zuchtte. Tweemaal
+<span class="pagenum">[<a id="pb205" href="#pb205" name="pb205">205</a>]</span>boog hij zich, toen richtte hij zich op en
+sprak: &bdquo;Tweemalen werd ik uit Lu verdreven. Uit Wei moest ik
+vluchten. De boom, waaronder ik rustte, werd in Sung omgehouwen. Ik
+weet niet, welke fouten ik begaan heb, dat ik bij die gelegenheden zoo
+in een valsch daglicht werd geplaatst en zooveel moest lijden.&rdquo;
+De oude visscher zag hem treurig aan en sprak: &bdquo;Het is zeker
+moeilijk om u iets te doen begrijpen. Er was eens een man, die voor
+zijn schaduw vreesde en zijn voetstappen niet zien mocht, zoodat hij
+wegliep om beide te ontgaan. Doch, hoe meer hij zijn voeten ophief, des
+te talrijker werden de voetstappen en hoe snel hij ook loopen mocht,
+zijn schaduw volgde hem overal. Hij dacht dat hij te langzaam liep, en
+ging nu uit alle macht loopen zonder op te houden, totdat zijn kracht
+was uitgeput en hij stierf. Hij wist niet, dat, indien hij op een
+schaduwrijke plaats had opgehouden, zijn schaduw verdwenen zou zijn en
+dat, als hij zich niet bewogen had, hij zijn voetstappen zou hebben
+verloren&mdash;zijn domheid was werkelijk groot. En gij, gij spreekt uw
+oordeel uit over vragen van welwillendheid en rechtschapenheid: gij
+onderzoekt de punten, waarin overeenstemming en verschil is; gij ziet
+naar de wisseling van beweging en rust en omgekeerd; gij zijt de
+regelen van ontvangen en geven meester geworden; gij hebt genegenheid
+en afkeer verklaard, de grenzen van vreugde en droefheid
+bepaald&mdash;en toch hebt gij nauwelijks kunnen ontkomen aan de
+gevaren, die gij straks vermelddet. Als gij u om uzelven bekommerdet en
+uw eigen reinheid behoeddet, terwijl gij eenvoudig anderen gaaft wat
+hun toekwam, dan zoudt gij al deze verwikkelingen ontgaan zijn. Doch
+wanneer gij, zooals gij dat doet, de opvoeding van uw eigen persoon
+verwaarloost en de opvoeding van anderen tot uw doel maakt, houdt gij u
+dan niet bezig met uiterlijkheden (<span class="corr" id="xd20e4799"
+title="Bron: inplaats">in plaats</span> van met uwen inwendigen
+mensch)?&rdquo;</p>
+<p>Ook Chwang tsze is een lofredenaar der oude tijden.</p>
+<p>&bdquo;De heerschers gingen in oude dagen van het standpunt uit, dat
+de vrucht hunner regeering moest beoordeeld worden naar den toestand,
+waarin het volk zich bevond en dat de schuld van verkeerde resultaten
+bij hen moest worden gezocht; opdat het recht aan de zijde des volks,
+het onrecht aan de hunne zou zijn. Daarom, wanneer ook slechts
+&eacute;&eacute;n persoon het leven verloor, trokken zij zich dat aan
+en berispten zichzelf. Nu is het echter niet meer zoo. De heerschers
+verbergen hun eigenlijke bedoelingen en houden voor dom, hen die
+<span class="pagenum">[<a id="pb206" href="#pb206" name="pb206">206</a>]</span>deze niet raden. Zij verlangen wat zeer moeilijk
+is en veroordeelen hen, die niet wagen dit te ondernemen. Zij leggen
+zware lasten op en bestraffen hen, die deze niet kunnen dragen. Zij
+verlangen dat de menschen ver gaan en laten diegenen terechtstellen,
+die den afstand niet kunnen afleggen.</p>
+<p>&bdquo;Als het volk eenmaal weet dat het beste, wat zij tot stand
+kunnen brengen, toch ongenoegzaam is, dan neemt het tot bedrog zijn
+toevlucht. Als de heerschers dagelijks slechts huichelarij toonen, hoe
+kunnen dan de beambten en het volk het anders maken. Gebrek aan kracht
+brengt huichelarij voort: gebrek aan kennis arglist, gebrek aan bezit
+rooverij. Maar wie zal men in zulk een geval schuldig achten aan roof
+en diefstal?&rdquo;</p>
+<p>Voor Chwang tsze zoowel als voor Lao tsze is de dood het
+noodzakelijk einde des levens en daarom iets, wat niet te betreuren
+valt. Chwang tsze gaat echter verder dan zijn voorgangers, wij vinden
+althans bij hem uitingen, die op het geloof aan een voortbestaan na den
+dood of althans aan een theorie van atomen (die blijven) doet
+denken.</p>
+<p>&bdquo;Twee kreupelen bezochten samen het graf van den gelen keizer.
+Plotseling braken er zweren onder hun armen uit. Vreest gij deze
+zweren? sprak de een tot den ander. Waarom zou ik vreezen, antwoordde
+deze, het leven is een geleend goed. Het geleende levende lichaam is
+niet meer dan stof. Leven en dood zijn als dag en nacht. Wij beiden
+beschouwden toch juist de graven van hen, die hunne verwisseling hadden
+doorgemaakt, waarom zou het voor mij onaangenaam zijn, als mijn
+wisseling komt?&rdquo;</p>
+<p>Tsze lai lag op het sterfbed, zijn vrouw en zijn kinderen stonden
+rondom hem en klaagden luide. Zijn vriend Tsze li kwam om naar den
+kranke te zien en sprak tot hen:</p>
+<p>&bdquo;Toe, maakt dat gij wegkomt en stoort hem niet, terwijl hij de
+groote wisseling door maakt.&rdquo;</p>
+<p>Toen sprak hij tot den stervende: &bdquo;Groot is waarlijk de
+Schepper! Wat zal hij nu van u maken? Waarheen zal Hij u brengen? Zou
+Hij van u maken de lever van een rat of de vleugel van een
+insect?&rdquo;</p>
+<p>Tsze lai antwoordde: &bdquo;Waarheen ook een vader zijn zoon zegt te
+gaan, naar het oosten, westen, zuiden of noorden, hij volgt eenvoudig
+het bevel. De beide elementen (het mannelijke en het vrouwelijke) zijn
+voor den mensch meer dan zijn ouders voor hem zijn. Als dezen mijn dood
+verhaasten en ik onderwierp mij niet gewillig, dan zou ik hardnekkig en
+oproerig zijn. <span class="pagenum">[<a id="pb207" href="#pb207" name="pb207">207</a>]</span>Daar is de groote massa (de natuur). In haar
+vind ik den steun mijns lichaams, mijn leven is onder hare hoede in
+arbeid doorgebracht, mijn ouderdom zoekt gemak in haar, in den dood
+vind ik rust in haar: zij die mijn leven goed heeft gemaakt zal ook
+mijn dood goed maken.<a id="xd20e4825" name="xd20e4825"></a></p>
+<p>&bdquo;Daar is een metaalbewerker, die fijn metaal giet. Wanneer nu
+het metaal plotseling uit den smeltkroes omhoog wilde springen en
+zeggen: uit mij moet een zwaard worden&mdash;de metaalbewerker zou het
+zeker voor onbehoorlijk houden. Zoo ook, als een vorm in den
+moederschoot wordt gevormd en deze zou zeggen: Ik moet een man worden,
+de Schepper zou hem zeker als onbehoorlijk beschouwen. Als wij eenmaal
+begrijpen, dat aarde en hemel een groote smeltkroes zijn en de Schepper
+de groote werkmeester, waar kunnen wij dan heen moeten gaan, dat niet
+goed voor ons ware? Wij zijn als uit een rustigen sluimer geboren en
+wij sterven tot een rustig ontwaken.&rdquo;</p>
+<p>Eens op de reis zag Chwang tsze een ledigen schedel, uitgebleekt,
+maar toch goed behouden. Hij klopte er met zijn rijzweep op en vroeg:
+&bdquo;Hebt gij, in uwe begeerte naar leven, in de leeringen des
+verstands gefaald en zijt gij zoo hiertoe gekomen? Of heeft
+u&mdash;terwijl gij in dienst waart van een ondergaanden staat, de bijl
+van den scherprechter zoover gebracht? Of zijt gij door uw slecht
+gedrag hier gekomen en hebt gij schande over uw ouders, uwe vrouw en
+uwe kinderen gebracht? Of zijt gij van honger en koude omgekomen? Of
+hebt gij eenvoudig den loop uws levens voleindigd?&rdquo; Na deze
+vragen, nam hij den schedel op en toen hij slapen ging, gebruikte hij
+hem als hoofdkussen. Te middernacht verscheen hem de schedel in den
+droom en sprak: &bdquo;Gij hebt als een redenaar tot mij gesproken.
+Alles wat gij gezegd hebt, had slechts betrekking op de menschen bij
+hun leven, zulke dingen gelden na den dood niet.&rdquo; &bdquo;Zoudt
+gij van de dingen na den dood willen hooren?&rdquo;
+&bdquo;Zeker,&rdquo; zeide Chwang tsze, en de schedel vervolgde:
+&bdquo;In den dood is er geen onderscheid tusschen vorsten en
+ministers, de afwisseling der vier jaargetijden is er niet meer, rustig
+en ongestoord zijn onze jaren, als die des hemels en der aarde. Geen
+koning aan zijn hof heeft grooter vreugde, dan wij hebben.&rdquo;
+Chwang tsze geloofde hem niet en zeide: &bdquo;Als ik den heer van ons
+lot kon bewegen, uw lichaam met uw beenderen, vleesch en huid weer in
+het leven te roepen en u aan uwe vrouw en uwe kinderen en aan al uwe
+dorpsgenooten terug te geven, zoudt gij dan willen, dat ik dit
+deed?&rdquo; De schedel zag hem met gefronsd voorhoofd aan en sprak:
+<span class="pagenum">[<a id="pb208" href="#pb208" name="pb208">208</a>]</span></p>
+<p>&bdquo;Hoe zou ik prijs geven het genot van mijn koninklijk hof en
+weer op mij nemen den last van het leven onder menschen?&rdquo;</p>
+<p>Menigmaal schijnt Chwang tsze te twijfelen aan zijn eigen bestaan en
+aan de mogelijkheid te gelooven, dat het leven slechts een droom
+is.</p>
+<p>&bdquo;De schemering vroeg aan de schaduw: Vroeger hebt gij
+gewandeld en nu zijt gij stil, vroeger hebt gij gezeten en nu zijt gij
+opgestaan: waardoor komt het, dat gij zoo ongestadig zijt?&rdquo; De
+schaduw antwoordde: &bdquo;Ik wacht op de beweging van iets anders om
+te doen wat ik doe, en dat andere, waarop ik wacht, wacht wederom op
+iets anders, om te doen, wat het doet. Mijn wachten&mdash;wacht ik op
+de schubben eener slang of op de vleugelen van een krekel? Ik weet
+niet, waarom ik eene zaak doe en de andere niet doe.&rdquo;</p>
+<p>&bdquo;Eenmaal heb ik, Chwang Chau, gedroomd dat ik een vlinder was,
+een vlinder, die rondvloog en gevoelde, dat hij genoegen had. Ik wist
+niet, dat ik het was. Eensklaps ontwaakte ik en ik was weer mijzelf: De
+ware Chwang Chau. Ik wist niet of het Chwang Chau was, die droomde, dat
+hij een vlinder was of een vlinder, die droomt dat hij nu Chwang Chau
+is. Dat is het geval van de verandering der dingen.<span class="corr"
+id="xd20e4840" title="Niet in bron">&rdquo;</span></p>
+<p>Dit klinkt wel Boeddhistisch<a class="noteref" id="xd20e4845src"
+href="#xd20e4845" name="xd20e4845src">17</a> maar kan toch niet op
+Boeddhistische invloeden worden teruggebracht: die waren toen nog niet
+werkzaam. Wel volgt er uit, dat ook aan het oude Taoïsme de leer,
+dat er niets werkelijks bestaat, doch dat alles slechts inbeelding is,
+niet vreemd schijnt te zijn.</p>
+<p>Nog scherper dan in de werken van Chwang tsze treedt een
+pantheïstisch-fatalistische opvatting in allegorischen vorm op in
+de aan Lieh yu K&rsquo;ou (gewoonlijk Lieh tsze genoemd) toegeschreven
+boeken. Deze wijsgeer schijnt kort na Confucius geleefd te hebben, doch
+iets naders weten wij van hem niet.</p>
+<p>Licius (zoo heet hij in &rsquo;t Latijn) herhaalt nog uitvoeriger,
+dat de gansche natuur een kringloop is, dat al het geschapene moet
+vergaan en dat slechts het scheppende, het Tao, onvergankelijk
+voortbestaat. Hij oordeelt het dus dwaas over leven en dood bezorgd te
+zijn, daar beiden vooruit bepaald en noodwendig zijn. Verstand en
+waanzin zijn willekeurige, recht en onrecht slechts aangeleerde
+begrippen, alle gevoelens van verwantschap berusten alleen op de
+opvoeding. <span class="pagenum">[<a id="pb209" href="#pb209" name="pb209">209</a>]</span></p>
+<p>&bdquo;Een man had een zoon, wiens geest verbijsterd was. Hij begaf
+zich op weg ten einde Confucius om raad te vragen, of deze wellicht
+geen middel tegen deze krankheid kende. Onderweg ontmoet hij Lao tsze,
+wien hij zijn nood klaagt. &bdquo;Weet gij dan&rdquo;, sprak deze,
+&bdquo;dat uw zoon werkelijk buiten zijn zinnen is?&rdquo; Tegenwoordig
+zijn de begrippen van recht en onrecht zoo verward, dat niemand meer
+weet, wat eigenlijk het rechte is. Als alle lieden dachten als uw zoon,
+dan was niet hij buiten zijn zinnen, doch gij. Wie toch kan gevoelens
+en begrippen zuiver voorstellen? Heb ik daartoe nu &rsquo;t recht, zoo
+is Confucius buiten zijn zinnen, en hoe kan iemand, die het verstand
+mist het bij een ander heelen? Spaar dus uw geld en maak, dat gij weer
+naar huis komt.</p>
+<p>&bdquo;Een man uit Yin was in Shu opgevoed en keerde als oud man
+weer naar Yin terug. Toen hij op de reis daarheen door het land Tsin
+kwam, zeide een der reisgenooten schertsend: &bdquo;Dit is nu de
+hoofdstad van het land Yin.&rdquo; De oude kreeg een kleur van
+ontroering, &bdquo;Dat zijn de veldaltaren uit uwe buurt!&rdquo; De
+oude zuchtte diep. &bdquo;Dat is het huis uwer voorvaderen.&rdquo; De
+oude weende. &bdquo;Dit zijn de graven uwer voorvaderen.&rdquo; De oude
+weende luid. Toen lachte zijn reisgenoot en sprak: &bdquo;Ik heb
+slechts in scherts gesproken, dit is het land Tsin.&rdquo; De oude
+schaamde zich zeer. Toen zij nu in het werkelijke land Yin kwamen en de
+oude de stad, de veldaltaren, de woningen en de graven zijner
+voorvaderen werkelijk zag, was zijn ontroering veel minder.</p>
+<p>&bdquo;In het land Ki was een man, wien de bezorgdheid, dat hemel en
+aarde eenmaal ineen zouden storten, geen rust liet. Een zijner vrienden
+had medelijden met zijne ontroering en poogde hem tot kalmte te brengen
+door te zeggen, dat de hemel slechts de bewaarder der lucht was en
+inademen en uitademen den ganschen dag in de ruimte afwisselden.</p>
+<p>Doch kunnen, vroeg de ander, zon, maan en sterren niet naar beneden
+vallen? Hoe zou dat mogelijk zijn, antwoordde de vriend, het zijn
+slechts lichten in de bewaarplaats der lucht. Doch wanneer de aarde te
+gronde gaat? &bdquo;Dat is immers een groote, vastsamengevoegde
+massa,&rdquo; troostte de vriend, &bdquo;die door het voortdurend
+daarop heen en weer loopen en trappen nog steeds vaster
+wordt.&rdquo;</p>
+<p>Toen waren beiden tevreden, de een omdat hij zijn zorg had verloren,
+de ander omdat hij zijn vriend tot rust had gebracht.</p>
+<p>Tchung lu tsi hoorde wat er voorviel en sprak lachend: <span class="pagenum">[<a id="pb210" href="#pb210" name="pb210">210</a>]</span>Wolken en nevel, wind en regen zijn de
+verzamelingen der lucht en vormen den hemel; bergen, heuvels, rivieren,
+zee&euml;n, metaal, steenen, vuur en hout zijn de verzamelingen van het
+geschapene en vormen de aarde. Weet men echter, dat het slechts
+verzamelingen zijn, zoo weet men ook, dat zij te gronde moeten gaan.
+Hemel en aarde zijn slechts kleine punten in de ruimte. Doch van alles
+wat bestaat zijn zij het grootste. Dat zij nu moeilijk tot hun einde en
+tot uitputting zullen komen is zeker, doch evenzoo zeker, dat zij
+eenmaal gemeenschappelijk te gronde zullen gaan. Zou hij, die dezen
+tijd zal beleven, niet treurig zijn?</p>
+<p>Licius echter lachte en sprak: &bdquo;Het is verkeerd te denken, dat
+hemel en aarde zullen ondergaan, en verkeerd te denken, dat zij niet
+ondergaan zullen. Niemand kan weten, wat geschieden zal, want het leven
+verstaat den dood niet en de dood verstaat het leven niet; het komen
+ook niet het gaan, noch het gaan het komen. Waarom zich daarover te
+bekommeren?&rdquo;</p>
+<p>&bdquo;Op de reis naar Wei vond Licius in de struiken een doodsbeen,
+honderd jaar oud; hij riep een leerling, die bij hem was, toonde hem
+dat en zeide: Slechts ik en hij weten, dat wij noch leven, noch dood
+zijn.&rdquo;</p>
+<p>Lieh tsze is ook de eenige bron over Yang Chu, tegen wien Mencius
+zoo beslist optrad en die dus een tijdgenoot van dezen scheen te zijn,
+hoewel Chwang tsze een gesprek tusschen Yang Chu en Lao tsze vermeldt.
+De denkbeelden van Yang Chu, die Lieh tsze weergeeft, loopen uit in
+deze stelling: het leven genieten en den dood niet vreezen. De leer van
+Epicurus en die der Cynici wordt alzoo hier verbonden. &bdquo;Honderd
+jaar,<span class="corr" id="xd20e4874" title="Niet in bron">&rdquo;</span> zegt Yang Chu, <span class="corr" id="xd20e4877" title="Niet in bron">&bdquo;</span>is de uiterste grens des
+levens, die niet een van de duizend bereikt. Veronderstellen wij, dat
+iemand die bereikt; de kinderlijke leeftijd, waarin men op den arm
+wordt gedragen en de ouderdom nemen er wel de helft van in. Wat in den
+slaap wordt verdroomd en van het wakende leven vergeten wordt, smart en
+ziekte, kommer en verdriet, verliezen, zorgen en vrees nemen nagenoeg
+de andere helft in. Wat overblijft vult misschien tien jaren. En ook
+daarin zal nauwelijks &eacute;&eacute;n dag te vinden zijn van gelukkig
+zelfvergeten, zonder een schaduw van zorg. Wat is dan des menschen
+leven waard? Wat voor vreugde is er in?</p>
+<p><span class="corr" id="xd20e4881" title="Niet in bron">&bdquo;</span>Zullen wij het prijzen om de vreugde, die
+eten en drinken, of om het genot, dat muziek en schoonheid geven? Maar
+men kan zich niet altijd met deze vreugden vergenoegen, men kan niet
+steeds met de schoonheid zich vermaken <span class="pagenum">[<a id="pb211" href="#pb211" name="pb211">211</a>]</span>en naar de muziek
+luisteren. Daarbij komt de vrees voor straf en de prikkel, die
+belooningen geven, de drijfkracht door eerzucht, de terughouding door
+wetten uitgeoefend&mdash;deze maken dat iemand zonder rust zich plaagt
+om de ijdele lofprijzing van &eacute;&eacute;n uur en rekent op den
+roem na den dood. Deze invloeden houden hem, om zoo te zeggen, op de
+wacht tegen alles wat zijn ooren hooren en zijn oogen zien, en maken,
+dat hij altijd zich bekommert of wat hij denkt of doet, recht of
+onrecht is. Zoo verliest hij het ware genot zijner jaren en kan
+zichzelf geen oogenblik laten gaan. Waarin onderscheidt hij zich van
+een misdadiger, in ketenen geklonken in de binnenste kamer der
+gevangenis? De lieden in de hooge oudheid wisten wel, hoe kort het
+leven is en hoe plotseling en volkomen het door den dood kan worden
+afgebroken. Daarom luisterden zij naar de bewegingen huns harten, wezen
+niet terug, wat hun natuurlijk toescheen om lief te hebben, zochten
+geenszins de vreugden te vermijden, die zich aan hen aanboden. Zij
+lieten zich niet van de wijs brengen door de opwindingen van den roem:
+zij genoten het leven, zooals het hun natuurlijk voorkwam, zij
+verzetten zich niet tegen den drang om zich te verheugen, (den drang,
+die in alle dingen woont) en zij bekommerden zich er niet over om na
+den dood beroemd te worden. Zij trachtten straffen te vermijden; maar
+roem en eer, de eerste of de laatste te zijn, lang of kort leven: dat
+alles trokken zij niet in hun berekeningen.</p>
+<p>&bdquo;Waarin de menschen zich onderscheiden, dat is in het leven:
+waarin zij met elkaar overeenkomen, dat is in den dood.</p>
+<p><span class="corr" id="xd20e4890" title="Niet in bron">&bdquo;</span>Zoo lang zij leven is er onderscheid van
+verstand en domheid, beschaving en lompheid. Als zij dood zijn, hebben
+wij een stinkende, bedorven massa, die vergaat&mdash;dat is het
+algemeene lot. Verstand en domheid, beschaving en lompheid staan in
+geen menschen macht: evenmin als de toestand van bederf, verrotting en
+ganschelijk verdwijnen. Noch het leven van een mensch noch zijn dood
+zijn in diens eigen hand: zijn verstand en zijn domheid, zijn
+beschaving en lompheid zijn zijn eigen werk niet. Allen zijn geboren en
+allen sterven: de verstandige en de domme, de goede en de slechte.
+Velen sterven als zij tien jaar oud zijn, velen als zij honderd jaar
+oud zijn. De deugdzame en de wijze sterven, de verdorvene en de dwaas
+sterven. Tijdens hun leven waren zij wijze keizers, nu zij dood zijn,
+zijn het zoovele verrotte beenderen; in hun leven waren zij roovers en
+tyrannen, nu zijn ook zij zoovele verrotte beenderen. <span class="pagenum">[<a id="pb212" href="#pb212" name="pb212">212</a>]</span></p>
+<p><span class="corr" id="xd20e4895" title="Niet in bron">&bdquo;</span>Wie kan onderscheid zien in deze
+beenderen?</p>
+<p><span class="corr" id="xd20e4899" title="Niet in bron">&bdquo;</span>Daarom, zoolang wij leven, laten wij uit
+het leven maken het beste, dat wij er van kunnen krijgen: wij hebben
+geen tijd om aan iets na den dood te denken.&rdquo;</p>
+<p>Wat echter niet het minst in Lieh tsze&rsquo;s werk belang inboezemt
+is het feit, dat hier voor de eerste maal de alchymistisch
+necromantische<a class="noteref" id="xd20e4904src" href="#xd20e4904"
+name="xd20e4904src">18</a> richting optreedt, die later voor de
+ontwikkeling van het Taoïsme en de rol, die zijne aanhangers aan
+het keizerlijk hof zouden spelen, beslissend zou zijn.</p>
+<p>&bdquo;Aan het hof van keizer Muh van de Chau dynastie
+(1001&ndash;947 v. C.) verschijnt een uit het westen komende
+Magi&euml;r, die door water en vuur, metaal en steen drong, bergen,
+rivieren en steden verplaatste en in de lucht opsteeg. Keizer Muh eerde
+hem op alle manieren, doch de Magi&euml;r zag het paleis aan voor een
+erbarmelijke hut, vond het eten der keizerlijke keuken slecht, en de
+dienstdoende hofdames stinkende geiten. Toen liet de keizer hem een
+nieuw paleis bouwen en de schoonste jonkvrouwen opzoeken om hem te
+bedienen. De Magi&euml;r liet zich dat welgevallen, doch na korten tijd
+verzocht hij den keizer met hem te reizen: liet dezen zijn rokspand
+vasthouden en voer met hem tot in des Magi&euml;rs paleis: in den
+middenhemel. Dat paleis was van goud en zilver gebouwd en met paarlen
+en kostbare edelsteenen ingelegd.</p>
+<p><span class="corr" id="xd20e4910" title="Niet in bron">&bdquo;</span>De keizer zag van omhoog op zijn paleis,
+dat er als een leemen hut uitzag. Na lange jaren, toen de keizer zijn
+rijk geheel had vergeten, nam de Magi&euml;r hem weer mede op een reis
+en voerde hem naar een land, waar men de zon, de maan en de aarde niet
+meer zag. De keizer werd bevreesd en verzocht den Magi&euml;r hem weer
+in zijn land terug te brengen. Deze gaf hem een stoot: de keizer meende
+dat hij ontzettend diep viel en&mdash;hij ontwaakte en bevond zich bij
+zijn tafel, waar de spijzen nog niet koud geworden waren en de wijn nog
+in het glas stond.<a class="noteref" id="xd20e4913src" href="#xd20e4913" name="xd20e4913src">19</a></p>
+<p><span class="corr" id="xd20e4917" title="Niet in bron">&bdquo;</span>De keizer vroeg geheel verbaasd wat er
+geschied was en zijn omgeving antwoordde: &bdquo;Uwe hoogheid was een
+oogenblik in gedachten verzonken.&rdquo; Toen de keizer er den
+<span class="corr" id="xd20e4920" title="Bron: Magier">Magi&euml;r</span> naar vraagde zeide deze: &bdquo;Ik
+wandelde met uwen geest, hoe zou dan de vorm zich
+bewegen?&rdquo;<span class="corr" id="xd20e4923" title="Niet in bron">&rdquo;</span> <span class="pagenum">[<a id="pb213"
+href="#pb213" name="pb213">213</a>]</span></p>
+<p>Spoedig werd de richting van het Taoïsme, waarvan deze
+geschiedenis een voorbeeld geeft, de heerschende: met ijver zocht men
+naar het middel om goud te maken en naar het elixer des eeuwigen
+levens: de keizers en grooten overlaadden de leermeesters der zwarte
+kunst met goud en eer. Onder Tsin Shi Wang Ti, die de
+geleerden<a class="noteref" id="xd20e4929src" href="#xd20e4929" name="xd20e4929src">20</a> zoo wreed vervolgde, bloeide het Taoïsme
+zeer. De keizer zocht met de Taoïsten naar &bdquo;den steen der
+wijzen&rdquo; en naar de &bdquo;eilanden der zaligen&rdquo;<span class="corr" id="xd20e4932" title="Niet in bron">,</span> die natuurlijk ten
+westen van China moesten liggen. Toen S&uuml; Shi, dien de keizer met
+een groot gevolg van jongelingen en jonkvrouwen had uitgezonden om deze
+eilanden te zoeken, terugkeerde met het bericht, dat hij ze wel had
+gezien, maar ze door tegenwind niet kon bereiken, trok de keizer zelf
+naar Tschifu in Shantung, in de hoop ze van daaruit te aanschouwen.
+Daar doodde hij eigenhandig een grooten haai, die, volgens de
+beweringen der Taoïsten de ontdekking der eilanden zou
+verhinderen. De dood des keizers sloeg aan verdere plannen, die naar
+Japan hem hadden kunnen leiden, den bodem in. Doch, ook dit gebrek aan
+succes schrikte de opvolgers van den &bdquo;eersten hemelschen
+keizer&rdquo; niet af: en nog onder menig opvolger verheugden zich de
+Taoïsten in den krachtigsten steun en de grootste waardeering.</p>
+<p>Met de toenemende verwatering van het Taoïsme zochten zijn
+priesters, de &bdquo;doktoren der rede,&rdquo; zooals de zendelingen
+uit de 17<sup>e</sup> eeuw hen noemden, het steeds minder in de
+behandeling der wijsgeerige vragen, steeds meer in de exploitatie van
+het bijgeloof. Waar, zooals in China overeenkomstig het
+volksgeloof&mdash;zoo veel bovennatuurlijke, grootendeels vijandige
+krachten des menschen rust bedreigen, kan het ons niet verwonderen, dat
+de schare naar middelen omzag om zich daarvoor te behoeden of zich
+daarvan te bevrijden.</p>
+<p>Welnu, als overal werden zulke middelen in het geloof gezocht
+&egrave;n&mdash;in het bijgeloof gevonden. Daarom is het verklaarbaar,
+dat de rol van duivelbanner in China meer aan de Taoïstische dan
+aan de Boeddhistische priesters toevalt en dat de eersten niet slechts
+volgens sagen en legenden, maar ook in het dagelijksch leven gelden als
+de met bovennatuurlijke krachten toegeruste beschermers der geloovigen,
+welke zich tot hen wenden. Hun wapenen zijn: het zwaard en de
+vliegenwaaier, welke beide ook de zinnebeelden zijn van twee der acht
+onsterfelijken (genie&euml;n, verheven geesten) <span class="pagenum">[<a id="pb214" href="#pb214" name="pb214">214</a>]</span>door
+deze secte erkend. Waar nu deze priesters niet persoonlijk kunnen
+optreden, doen zij dit met amuletten en tooverspreuken, die, op papier
+geschreven, en met allerlei zegelen voorzien, aan de deuren, vensters
+en muren worden gehecht, of ook wel verbrand, of&mdash;in water
+opgelost&mdash;ingenomen worden. Aan het hoofd der heksenmeesters en
+duivelbanners staat de Taoïstische paus, zooals hij dikwijls
+genoemd wordt, Chang Tien Shi d.i. de leermeester des hemels, die zijn
+zwaard van den hemel heeft ontvangen en zijn afstamming, althans
+geestelijk, terug voert tot op den beroemden Taoïstischen
+patriarch Chang Tao ling, die in het jaar 34 n. C. in de provincie
+Chekiang werd geboren en in den ouderdom van 123 jaren ten hemel
+opsteeg om daar in de onsterfelijkheid zich te verheugen. Chang Tao
+ling&rsquo;s nakomelingen, later ook die van zijn leerling Kau Kien Che
+zijn nog steeds in het bezit van het ambt van opperduivelbanner en
+vertegenwoordiger op aarde van de hoogste Taoïstische godheid.</p>
+<p>Vele heerschers van vele dynasti&euml;n hebben den Taoïstischen
+paus, den Tien <span class="corr" id="xd20e4946" title="Bron: shi">Shi</span>, met eer en rijkdom overladen. Hij houdt
+verblijf, waar zijn voorvaderen sedert honderde jaren geleefd hebben:
+op den Lung hu Shan (draken<span class="corr" id="xd20e4949" title="Niet in bron">-</span> of tijgerberg) in Kiangsi, en, hoewel de
+tempel, waar zijn paleis was, door de Taipings<a class="noteref" id="xd20e4952src" href="#xd20e4952" name="xd20e4952src">21</a> werd
+verwoest, is deze toch reeds weer in zijn oude heerlijkheid opgebouwd.
+Een bizonder sieraad zijner residentie vormen een groot aantal aarden
+potten, stevig gesloten, met amuletten volgeplakt, waarin hij en zijn
+voorgangers door hen uitgedreven booze geesten hebben gebannen. De
+gewone Taoïstische priester vangt deze vrienden, welke zich in
+damp veranderen, in flesschen op, die hij toekurkt, precies zooals zijn
+Arabische collega&rsquo;s duivelbanners, volgens de &bdquo;Duizend en
+Een nacht&rdquo;. De waardigheid van &bdquo;leeraar des hemels&rdquo;
+heet zich door &bdquo;wedergeboorte&rdquo; voort te zetten, evenals bij
+de geestelijke hoofden der Lamaïstische hi&euml;rarchie<a class="noteref" id="xd20e4955src" href="#xd20e4955" name="xd20e4955src">22</a>.</p>
+<p>In dagen van geestelijke opwinding zooals in 1876 b.v., wanneer
+denkbeeldige wezens hun werk verrichten, aan volwassenen en kinderen de
+pruiken afsnijden, kippen de veeren uitplukken en als incubi<a class="noteref" id="xd20e4964src" href="#xd20e4964" name="xd20e4964src">23</a> de menschen plagen en dooden, plegen de
+Taoïstische <span class="pagenum">[<a id="pb215" href="#pb215"
+name="pb215">215</a>]</span>duivelbanners een gouden oogst binnen te
+halen en millioenen papieren amuletten te verkoopen, waarop berijmde
+spreuken en onleesbare teekens staan. Van 1876&ndash;77 was er bijna
+geen huis, waarop geen dergelijke papieren waren vastgehecht, ook
+droegen kinderen en volwassenen die dikwijls om het hoofd
+gewikkeld.</p>
+<p>Terwijl de Taoïsten zich alzoo, reeds van den aanvang onzer
+tijdrekening af, altijd meer van de oorspronkelijke leer verwijderden
+en door exploitatie van het verlangen, dat de mensch heeft naar
+zinnelijk en bovenzinnelijk genot, invloed en macht trachtten te
+verkrijgen, bracht de invoering van het Boeddhisme in de eerste eeuw
+onzer tijdrekening een nieuwe, van buiten afkomstige leer in China,
+waartegen de beide inheemsche stroomingen, in &rsquo;t bizonder echter
+het Confucianisme, zich aanstonds te weer stelden. Daarover een en
+ander in ons volgend hoofdstuk.</p>
+</div>
+</div>
+<div id="ch5.6" class="div2 section"><span class="pagenum">[<a href="#toc">Inhoud</a>]</span>
+<div class="divHead">
+<h3 class="main">VI. De &bdquo;geleerden&rdquo; tegenover Taoïsme
+en Boeddhisme.</h3>
+</div>
+<div class="divBody">
+<p class="first">Het zou ons te ver voeren dien strijd in bizonderheden
+te volgen: bovendien werden, gedurende de eeuwen, waarin die strijd
+werd gevoerd, altijd weer dezelfde argumenten door de
+&bdquo;geleerden&rdquo;, de aanhangers van Confucius en Mencius,
+herhaald, evenals door hun tegenstanders. Terwijl het Boeddhisme aan
+het Confucianisme verweet, dat het zich slechts om dit leven, niet om
+het hiernamaals bekommerde, bracht dit laatste de voorschriften der
+kinderlijke liefde op den voorgrond. Deze toch veroordeelden dat zich
+van de wereld terugtrekken en de daarmee samenhangende verwaarloozing
+der door de bloedverwantschap opgelegde plichten.</p>
+<p>Overigens moeten wij ter eere der Chineezen opmerken, dat weliswaar
+de strijd tegen Boeddhisme en Taoïsme soms het karakter eener
+vervolging aannam, doch dat deze vervolgingen nooit dat bloedig
+karakter droegen, waarvan de geschiedenis, zoowel van het Christendom
+als van het Mohammedanisme, zooveel voorbeelden weet aan te wijzen.</p>
+<p>Wel werden tempels verwoest, kloosters ontbonden en de bewoners naar
+de familie teruggezonden, doch bloedige offers werden aan de orthodoxe
+leer niet gebracht en ook niet door haar verlangd. Bovendien duurde het
+niet lang of het Confucianisme begon tegenover de eigenaardige
+leerstukken van net Boeddhisme een andere houding aan te nemen dan
+tegenover zijn wijsgeerige zedeleer. <span class="pagenum">[<a id="pb216" href="#pb216" name="pb216">216</a>]</span></p>
+<p>Terwijl het voortging de leerstukken te bestrijden, nam het van de
+wijsgeerige zedeleer heel wat over, zoodat ten slotte zelfs de werken
+van de voornaamste voorstanders van Confucius, zoo vol waren van
+Boeddhistische opvattingen en idee&euml;n, dat men wel toe moet
+stemmen, dat in dit opzicht het Boeddhisme een groote uitwerking
+had.</p>
+<p>Tusschen Han Y&uuml;, die voor 1100 jaren de leer van Confucius
+voorstond en Chu hi, die sedert het einde der 13<sup>e</sup> eeuw
+officieel als vertegenwoordiger der orthodoxe uitlegging wordt
+beschouwd, bestaat een dergelijk onderscheid, als er tusschen de
+strenge Rabbijnen van Jeruzalem en de Alexandrijnsche Joden der nieuwe
+school bestaan heeft.<a class="noteref" id="xd20e4988src" href="#xd20e4988" name="xd20e4988src">24</a> Han Y&uuml; komt heftig op
+tegen het brengen van een reliquie van Boeddha in het keizerlijk paleis
+en vraagt, wat de keizer met het oude, halfvergane gebeente moet
+aanvangen. Hij sluit zijn pleitrede hiermede, dat hij het bestaan van
+de godheid van het Boeddhisme loochent en deze oproept om, als bewijs
+dat zij werkelijk bestaat, hem, haren tegenstander te vernietigen.
+Dezelfde uitdaging als van Bradlaugh, den bekenden Engelschen
+vrijdenker en afgevaardigde in het lagerhuis, die den God der
+Christenen opriep om hem, den godloochenaar, te verpletteren. Alleen
+Bradlaugh vatte, als zoon der democratische 19<sup>e</sup> eeuw, de
+zaak meer dramatisch, openhartig gezegd, dwazer op dan de Chinees der
+8<sup>e</sup> eeuw; hij toch stelde zijn eisch in een volksvergadering
+en gaf God slechts vijf minuten om hem te vernietigen.</p>
+<p>Wij laten nu volgen een uittreksel uit eene omschrijving van het
+&bdquo;heilige edict,&rdquo; die weliswaar niet oud is, (uit het begin
+der 18<sup>e</sup> eeuw), maar ons een duidelijk beeld geeft van het
+oordeel der orthodoxie over Taoïsme en Boeddhisme.</p>
+<p>&bdquo;Van ouds, heet het hier, hebben er drie secten bestaan; naast
+die der geleerden, nog die van de Boeddhisten en de Taoïsten. Al
+het spreken der Boeddhistische priesters heeft ten doel: zalig te
+worden, en gelijk aan Boeddha, den stichter van hun godsdienst. Als een
+zoon zijn familie verlaat en priester wordt, zoo zeggen zij, dat negen
+geslachten zijner bloedverwanten zeker zijn in den hemel te komen. Denk
+nu eens een oogenblik na. Waar is Boeddha? Wat is Boeddha? Boeddha is
+het hart. Wat is nadenken over de boeken van Boeddha? <span class="pagenum">[<a id="pb217" href="#pb217" name="pb217">217</a>]</span>Ieder uur en ieder oogenblik denken aan de
+leiding van zijn hart. Is het goed, zoo is het Boeddha. Daarom heet ook
+het eerste boek hunner secte: &bdquo;De weg des harten&rdquo;. De
+hoofdsom van wat deze weg des harten leert is, dat het hart recht moet
+zijn, niet krom, waar, niet huichelachtig, sterk, niet droomerig. Nijd,
+toorn en begeerten, deze drie fouten moeten worden uitgeroeid; alles
+moet u slechts voorkomen als de bloem door een spiegel, als de maan in
+het water, dan zult gij vrij zijn van vrees en zorgen. Dat is: het hart
+volmaken. Daarom zegt ook Chu tsze (Chu hi): de secte van Boeddha
+bekommert zich, noch om den hemel, noch om de aarde, noch om iets
+anders binnen het heelal, zij denkt slechts aan het hart. In die
+stelling ligt de geheele oorspronkelijke leer van Boeddha.</p>
+<p>Wat de Taoïsten betreft, zij hechten bizondere waarde aan
+&bdquo;den steen der wijzen&rdquo;, waarmee zij kwikzilver vast willen
+maken en lood in goud veranderen, draken en tijgers temmen en wie weet
+wat voor verborgenheden nog meer mede bereiden willen. Alles komt
+echter neer op de versterking van de (dierlijke) levenskracht: een paar
+jaar het leven verlengen dat is alles. Daarom zegt Chu tsze ook: Waar
+het de Taoïsten vooral om te doen is, dat is de bewaring van den
+levensgeest. In die stelling ligt de gansche leer van Tao
+opgesloten.</p>
+<p>&bdquo;Nu is het wel waar, dat de <span class="corr" id="xd20e5010"
+title="Bron: uitnemensten">uitnemendsten</span> onder de Boeddhistische
+priesters, die in de kloosters op de beroemde heuvelen wonen en het
+goed verstaan leeringen voor te dragen, alles op &eacute;&eacute;n
+woord: het hart terugbrengen en dat de brave doctoren van Tao, die diep
+in de kloven en holen der bergen naar de verkrijging der
+onsterfelijkheid trachten, alles samenvatten in dit &eacute;&eacute;ne:
+de wedergeboorte des geestes, doch, als wij de zaak nu eens goed
+bekijken, dan zien wij nog wat anders. Dat zich terugtrekken in de
+eenzaamheid, waar noch menschen zijn noch de rook van menschelijke
+woningen is, dat met gekruiste beenen in diep stilzwijgen neerzitten,
+wat is het anders, dan de wederkeerige verplichtingen des levens met
+den wortel uittrekken en verwoesten? Verre zij het van ons te denken,
+dat zij Boeddha niet gelijk zouden kunnen worden of den rang der
+onsterfelijken bereiken, doch: als zij dat kunnen, wie heeft sommigen
+ten hemel zien varen en anderen midden op den dag hun vlucht opwaarts
+zien nemen? Dat zijn alles slechts fopperijen. Toch gelooft het domme
+volk alles en laat zich gemakkelijk wat op den mouw spelden. Zie maar
+naar de strenge priesters van Boeddha en de doctoren van Tao, die de
+menschen wedergeboren doen worden: zij allen verstoren&mdash;tot geen
+<span class="pagenum">[<a id="pb218" href="#pb218" name="pb218">218</a>]</span><span class="corr" id="xd20e5014" title="Bron: enkelredelijk">enkel redelijk</span> doel&mdash;de betrekkingen
+des menschelijken levens: zij zijn voor de maatschappij nog niet de
+pluim van een veer waard!</p>
+<p>&bdquo;Hoewel zij echter steeds zelfzuchtig waren en slechts
+dachten, aan wat hun eigen persoon aanging, zoo hadden zij toch in oude
+tijden geenszins de bedoeling om iemand anders te schaden. Nu is echter
+eene klasse van personen onder hen opgestaan, die zonder middel van
+bestaan of tehuis zich op de kloosters verlaten en in den tempel hun
+woning nemen. Deze menschen schermen met den naam Boeddha en bedenken
+een menigte dwaze sprookjes over hemelsche paleizen, onderaardsche
+holen, zielsverhuizing en vergelding. Volgens hen is het
+allereervolste: een priester te voeden en vrijgevig jegens de goden te
+zijn; zij noemen dat: zaaien op den akker der zegeningen! Zij zeggen:
+&bdquo;Geef altijd en gij zult altijd hebben.&rdquo; En, opdat het volk
+hen gelooven moge, voegen zij er bij: &bdquo;Veracht de priesters,
+bespot Boeddha, bespot de geboden, weiger vereering aan de goden, geef
+geen aalmoezen &egrave;n&mdash;gij kunt zeker zijn van in de hel te
+worden geslingerd. De dondersteen zal u treffen, de bliksem u
+verteren!&rdquo; Alle soorten van sprookjes en geschiedenissen
+vertellen zij om het volk bang te maken, opdat het geloove, zich
+onderwerpe en betale. Eerst weten zij nog alleen maar den lieden hun
+geld afhandig te maken, ten einde het in hun eigen zak te steken.
+Langzamerhand echter gaan zij tot de grootste onbehoorlijkheden over.
+Zij roepen&mdash;hoe zal ik het zeggen&mdash;vergaderingen op ter eere
+van den versierden draak, de vrome wees, de reine bloem, waarin zij de
+klokken luiden, de pauken slaan, waarin zij allerlei uitleggen en
+bevelen en mannen en vrouwen te zamen brengen, die dag en nacht niet
+uit elkaar gaan. Nu heet het wel, dat de lieden voor goede doeleinden
+deze vergaderingen bevelen, doch ieder weet, dat het juist omgekeerd
+geschiedt om booze dingen te doen.</p>
+<p>&bdquo;Gij eenvoudig volk kunt het valsche van het ware niet
+onderscheiden! Was niet Boeddha, naar wat de boeken over hem zeggen, de
+eerstgeboren zoon van koning Fan? en toch trok hij zich uit de wereld
+terug en vluchtte geheel alleen op den top der besneeuwde bergen om
+zich aan de deugd te wijden. Wanneer hij voor zijn eigen vader, zijn
+moeder, zijn vrouw en kinderen geen zorg droeg, zijt gij dan zoo dwaas
+nog te meenen, dat hij zorgen zou voor de groote menigte en haar zijn
+wetten en leeringen zou verkondigen?</p>
+<p>Het keizerlijk slot, de vertrekken der koningin, de troonzaal
+<span class="pagenum">[<a id="pb219" href="#pb219" name="pb219">219</a>]</span>en de feestzalen, dat alles verachtte hij. Zou
+het nu niet vreemd zijn, als hij in verrukking kwam over de
+nonnen<span class="corr" id="xd20e5026" title="Niet in bron">-</span>
+en monnikenkloosters, de tempels en kerkelijke gebouwen, die gij voor
+hem opricht? En indien er werkelijk (zooals de Taoïsten leeren)
+een <i>hoogste</i> God in den hemel leeft, zou Hij zich dan daar niet
+kunnen vermaken overeenkomstig Zijn eigen smaak, zoudt gij dan voor Hem
+een lichaam van gesmolten goud moeten maken en een huis, waarin Hij
+wonen kan?</p>
+<p>&bdquo;Al die onzinnige geschiedenissen over vasten en collecten,
+tempelgebouwen en oprichten van beelden, zijn uitvindingen van
+rondzwervende, nietswaardige priesters en monniken om u zand in de
+oogen te strooien. En toch gelooft gij ze en gaat niet slechts zelf in
+de tempels om te bidden en te wierooken, maar laat ook uw vrouwen en
+dochters toe ditzelfde te doen. Met heur haar vol pommade en met
+geblankette aangezichten, in roode kleeren met groene oplegsels trekken
+zij uit om wierook in de tempels te branden en dringen zich met
+Boeddhistische en Taoïstische priesters schouder aan schouder, arm
+aan arm, gestompt door de opdringende menigte. Ik zie er het goede niet
+van in dat zij meenen te doen, in tegendeel, zij doen veel schandelijke
+dingen, die ergernis opwekken en aanleiding geven tot hoon en spot.</p>
+<p>&bdquo;Dan zijn er lieden, die bevreesd, dat hun lieve jongens en
+meisjes niet lang genoeg zullen leven, ze aan den tempel overgeven om
+priesters en priesteressen van Boeddha of Tao te worden, zich
+inbeeldend dat, wanneer zij eenmaal hun huis hebben verlaten en zich
+aan de voeten van grootvader Boeddha hebben neergezet, daardoor zeker
+hun leven zal worden verlengd. Kan men dan, zoo zou ik willen vragen,
+volhouden dat zij, die in onzen tijd priesters van Boeddha of Tao zijn,
+allen den leeftijd van 70 jaar zullen bereiken, en er geen onder hen
+is, die slechts kort leeft?</p>
+<p>&bdquo;Wederom is er nog een andere klasse van bizonder domme
+lieden, die wijl hun ouders krank zijn, zichzelf den goden als offer
+aanbieden. Zij beloven, dat, als hun ouders gezond worden, zij zullen
+trekken naar een heiligen berg om daar te bidden en wierook te
+verbranden; bij iedere schrede zullen zij zich neerwerpen, totdat zij
+op den top van den berg komen, vanwaar zij zich dan naar beneden
+storten. Indien zij daarbij het leven al niet inschieten, armen en
+beenen breken zij er toch bij. Zij zelf zeggen: &bdquo;Ons eigen leven
+prijs te geven om dat onzer ouders te redden is het grootste bewijs van
+kinderlijke <span class="pagenum">[<a id="pb220" href="#pb220" name="pb220">220</a>]</span>liefde.&rdquo; De omstanders prijzen hen ook als
+goede kinderen, doch, zij bedenken niet, dat op die wijze het lichaam
+weg werpen, dat zij toch van hunne ouders ontvingen, integendeel een
+zeer onkinderlijk gemoed verraadt.</p>
+<p>&bdquo;Verder zegt gij, dat de Boeddha-vereering zeer voordeelig is,
+dat, als men papieren afbeeldingen van geld verbrandt, geschenken
+offert en vast, uw God Boeddha alle ongeluk van u zal afwenden, uwe
+zonden zal wegnemen, uw geluk vermeerderen en uw leven verlengen zal.
+Denkt nu eens na. Van ouds heet het: De goden zijn goed. Was dit nu met
+Boeddha het geval, hoe kan hij dan begeerig verlangen, dat gij hem met
+uw goudpapier en uwe geschenken zoudt bewegen om u te beschermen? En
+als gij hem geen goudpapier verbrandt en geen gaven op zijn altaar legt
+zal Boeddha op u toornig zijn en zijne straffen u toezenden! Dan is
+immers uw god Boeddha een onwaardige! Neemt nu eens uw
+districtsrechter. Al zoudt gij hem ook nooit hoffelijkheden bewijzen en
+vleien, toch zal hij u, als gij maar goede en vlijtige menschen zijt,
+die uw plicht doet, met groote welwillendheid behandelen. Overtreedt
+gij echter de wetten, pleegt gij daden van geweld en matigt gij u de
+rechten van anderen aan, zoo zal hij, al hebt gij ook allerlei middelen
+en wegen om hem te vleien, toch ontevreden over u zijn en zulk gespuis
+uit de maatschappij weten te verwijderen.</p>
+<p>&bdquo;Gij zegt, dat uwe vereering van Boeddha u vergeving der
+zonden verschaft, doch, stelt nu eens, dat gij in een of ander opzicht
+de wet hebt overtreden en in de rechtszaal verschijnen moet, om uw
+straf te vernemen, meent gij dan, dat de rechter u zal sparen, al roept
+gij ook nog zoo dikwijls, al ware het duizend malen: Genadigste heer
+rechter?</p>
+<p>&bdquo;Gij wilt echter, om voor ieder geval gedekt te wezen een paar
+Boeddhistische en Taoïstische priesters bij u hebben, opdat zij u
+de heilige boeken voorlezen en u de biecht afnemen: want gij gelooft,
+dat het voorlezen der boeken de ellende verdrijft, geluk aanbrengt en
+het leven verlengt. Maar stel nu eens, dat gij u tevreden stelt met de
+verschillende gedeelten van dit &bdquo;heilig edict&rdquo; eenige
+duizende of honderdduizende malen te lezen, zonder daarnaar te
+handelen, meent gij dat de keizer daarover bizonder verrukt zal zijn, u
+met geld beloonen en in het ambt bevorderen zal?&rdquo;</p>
+<p>Tot dusverre dit &bdquo;heilig edict.&rdquo; We kunnen er uit zien,
+dat zeven eeuwen niet veel hebben veranderd in de opvatting der
+Chineesche geleerden. Doch&mdash;terwijl de dogmatische zijde
+<span class="pagenum">[<a id="pb221" href="#pb221" name="pb221">221</a>]</span>van het Boeddhisme weinig genade vond in de
+oogen der orthodoxe volgelingen van Confucius, heeft zich, sedert de
+Sang-dynastie, in de school van Chu hi, een sterke neiging tot
+Boeddhistische en Taoïstische bespiegelingen vertoond. In het
+bizonder wat betreft vragen over de kosmogonie, het ontstaan der
+wereld. Terwijl de geleerden zich met bespiegelingen over deze
+onderwerpen bezig hielden, wijdden zij zich ook, sinds de
+12<sup>e</sup> eeuw, aan de oplossing van vraagstukken, die ons als
+spel moeten voorkomen, doch die daarom niet minder de knapste koppen
+uit dien tijd in beslag namen en daarom althans een korte vermelding
+verdienen.</p>
+<p>Ho tu Loh shu, &bdquo;het plan van Ho en de rol van Loh&rdquo;, is
+de Chineesche naam voor de mythische overleveringen, waarop blijkbaar
+&bdquo;het groote plan&rdquo; van den graaf van Ki berust. Het
+&bdquo;groote plan&rdquo; is de titel van een der geschriften van
+<span class="corr" id="xd20e5055" title="Bron: Shu king">Shu-king</span>, het boek der historische
+opteekeningen, dat in acht afdeelingen voorschriften behelst over de
+wijze, waarop het volk door de volkomenheid van den vorst en de daaruit
+voortvloeiende voortreffelijkheid der regeering gelukkig en tevreden
+kan worden. Dit geschrift werd blijkbaar tegen het einde der
+12<sup>e</sup> eeuw door den keizer Wu aan den graaf van Ki meegedeeld,
+welke, hoewel door den laatsten heerscher der Shang dynastie
+ingekerkerd, toch de aan dezen gezworen trouw wilde houden en den
+nieuwen keizer niet wilde huldigen. Ja toen hij door dezen in vrijheid
+werd gesteld, vluchtte hij naar Korea, met welk land hem Wu ten slotte
+zou hebben beleend.</p>
+<p>In het gedeelte van den commentaar op <span class="corr" id="xd20e5063" title="Bron: Iking">I-king</span>, dat aan Confucius wordt
+toegeschreven, heet het: De gele rivier (Ho) bracht het plan voort en
+de rivier Loh de rol. In de &bdquo;gesprekken&rdquo; zegt Confucius: de
+rivier brengt geen plan meer voort, en op een andere plaats vindt men:
+de rivier bracht het plan van het paard voort.</p>
+<p>Naar deze grondslagen fantaseerde Kung Ngan Kwoh, een afstammeling
+van Confucius in het 12<sup>e</sup> lid, een man die in de
+2<sup>e</sup> eeuw voor Christus bij het terugvinden en verklaren der
+kanonieke geschriften een groote rol speelde, de volgende geschiedenis:
+Een draak (een gevleugeld paard) steeg op uit de wateren der gele
+rivier. Hij vertoonde op zijn rug een rangschikking van zinnebeelden,
+waaruit de (fabel) keizer Fu hi het systeem van Pa kwa (acht maal drie
+letters) afleidde. Ook toonde een goddelijke schildpad aan den witten
+Y&uuml; een rol, die beschreven was met getallen van uit
+&eacute;&eacute;n tot negen <span class="pagenum">[<a id="pb222" href="#pb222" name="pb222">222</a>]</span>teekens bestaande waaruit dan
+Y&uuml; den grondslag zijner negenvoudige wijsbegeerte zou hebben
+gevormd.</p>
+<p>Sedert de dynastie van Han hebben de Chineesche geleerden zich met
+deze beide mystieke openbaringen (het plan en de rol) het hoofd
+gebroken, doch onder de dynastie van Sung werd, voor het eerst tijdens
+de regeering van keizer Hwei Tsung (1106&ndash;1125) beproefd om die
+zinnebeelden in beeld te brengen en uit hen de grondslag eener
+diepzinnige of kinderachtige (het oordeel hierover is verschillend)
+philosophie der getallen af te leiden. Eerst onder Sung&rsquo;s
+regeering nam men echter deze quaestie met ernst ter hand en slechts
+een enkele geleerde dier dagen, An yang sin, die van 1017&ndash;1072
+leefde, heeft het gewaagd het bestaan van het paardeplan en de
+schildpadrol te loochenen.</p>
+<p>De volgende eeuwen hielden aan de commentaren van Chu hi<a class="noteref" id="xd20e5081src" href="#xd20e5081" name="xd20e5081src">25</a> en zijn school vast; eerst tegen het einde van de
+16<sup>e</sup> eeuw begon zich de kritiek daartegen te verheffen, en
+korten tijd voor den val van den laatsten keizer uit de dynastie Ming
+richtte een aantal van beroemde geleerden aan dezen het verzoek om de
+oudere teksten en commentaren aan de staatsexamens ten grondslag te
+leggen: dat wil zeggen den invloed der Boeddhistische en
+Taoïstische leeringen op het staats-Confucianisme te breken.</p>
+<p>De met den ondergang der Ming-dynastie en der verovering van China
+door de Mandschoeren gepaard gaande strijd en onrust lieten het
+denkbeeld echter niet tot uitvoering komen, maar het telt nog talrijke
+aanhangers onder de Chineesche letterkundigen, al vindt het ook in den
+nieuweren tijd geen bepaald officieuse uitdrukking in een protest tegen
+het aanhouden der nog steeds als orthodox geldende verklaringen van Chu
+hi.</p>
+<p>De thans in China regeerende Mandschoe-dynastie heeft meer dan een
+harer voorgangsters voor de bewaring en onderhouding van het
+Confucianisme gedaan. Zeker wel omdat zij, door eerbied voor wat den
+Chineezen het dierbaarste is, de vreemde overheersching minder drukkend
+wilde doen schijnen<span class="corr" id="xd20e5094" title="Bron: ,">.</span> Zij heeft echter ook meer dan eene der vroegere
+regeeringen het Confucianisme voor haar doeleinden gebruikt en zijne
+leeringen voor staatsdoeleinden pasklaar gemaakt. De sterkste
+uitdrukking vindt deze politiek in het door keizer Kang hi in
+<span class="pagenum">[<a id="pb223" href="#pb223" name="pb223">223</a>]</span>1670 bekend gemaakte &bdquo;heilige
+edict&rdquo;, dat in zestien afdeelingen alles samenvat, wat de
+onderdaan heeft in acht te nemen.</p>
+<p>De keizer gaf deze verordeningen, toen hij 16 jaar oud was:
+waarschijnlijk daartoe genoopt door het politiek drijven van met het
+Taoïsme samenhangende vereenigingen. Als grond van zijn edict gaf
+hij deze overweging, &bdquo;dat de zedelijkheid sedert eenigen tijd
+dagelijks was afgenomen en de harten der menschen niet meer dezelfde
+waren als vroeger.<span class="corr" id="xd20e5101" title="Niet in bron">&rdquo;</span> Als vader zijns volks wilde hij in
+weinige stellingen de grondregelen aangeven, die zijn leerlingen tot
+richtsnoer in alle betrekkingen des levens moesten dienen en wier
+opvolging hen zelve goed en gelukkig, hem echter tot heerscher van een
+talrijk, goed gevoed en beschaafd volk zou maken.</p>
+<p>Het edict moest op den 1<sup>en</sup> en den 15<sup>en</sup> van
+iedere maand overal openlijk worden voorgelezen, wat ook thans nog in
+zooverre geschiedt, dat een der afdeelingen wordt voorgelezen,
+verklaard en uitgelegd. Behalve de beambten, die daarbij krachtens hun
+betrekking tegenwoordig moeten zijn, komen er echter gewoonlijk slechts
+enkele toehoorders.</p>
+<p>Bij herhaling heeft men beproefd om bij deze voorlezingen een
+grooteren kring van toehoorders bijeen te brengen; zoo voor eenige
+jaren in Canton, met het doel om de zendelingen tegen te werken.</p>
+<p>Iedere afdeeling bestaat uit zeven teekens, van welke de eerste drie
+het voorschrift behelzen, de laatste drie het doel, dat men door de
+opvolging van het geschrift bereikt: een in China zeer gebruikelijke
+verbinding van nuttigheid en leering. Het vierde teeken is in iedere
+afdeeling hetzelfde en beteekent &bdquo;om&rdquo; of
+&bdquo;opdat&rdquo;.</p>
+<p>Van ieder der 16 sententi&euml;n schreef keizer Yung Cheng, de zoon
+en opvolger van Kang hi, in 1724 een verklaring, welke bij de
+voorlezingen de plaats van vroegere verklaringen inneemt. Een nog
+uitvoeriger omschrijving werd later in &rsquo;t licht gegeven door
+zekeren zout-commissaris in Shensi, Wang Y&uuml; po geheeten. Deze
+wordt als een waar meesterstuk beschouwd, omdat zij zoo begrijpelijk is
+en door het invlechten van historische voorbeelden, aanhalingen en
+spreekwoorden zoowel leerzaam als onderhoudend mag heeten. De straks
+aangehaalde pleitrede tegen Boeddha en Tao<a class="noteref" id="xd20e5118src" href="#xd20e5118" name="xd20e5118src">26</a> is hier
+weggelaten. Overigens zijn er vele pogingen gedaan om &bdquo;het
+heilige edict&rdquo; populair te maken. In 1681 gaf zekere
+districts-magistraat in Anhui, <span class="pagenum">[<a id="pb224"
+href="#pb224" name="pb224">224</a>]</span>Liang Yen nien, een werk uit
+met 200 platen, welke, evenals de daarbij behoorende geschiedenissen
+bestemd waren om de voorschriften des keizers op te helderen en te
+illustreeren.</p>
+<p>In 1879 werd een ander dergelijk werk in Shanghai door een Chineesch
+photographisch instituut gepubliceerd en in Canton bestaat een
+omschrijving van het edict in verzen.</p>
+<p>We laten nu, hier en daar een enkele opmerking makend, de
+verschillende sententi&euml;n van dit edict volgen:</p>
+<p>1. Neemt de kinderlijke en broederlijke plichten in acht, opdat de
+wederkeerige betrekkingen des levens behoorlijk in stand blijven.</p>
+<p>2. Acht uw bloedverwanten, opdat gij de voordeelen van een goede
+verstandhouding moogt toonen.</p>
+<p>3. Leeft op goeden voet met uw naburen, opdat gij rechtsquaesties
+moogt vermijden.<a class="noteref" id="xd20e5134src" href="#xd20e5134"
+name="xd20e5134src">27</a></p>
+<p>4. Legt u toe op den landbouw en het kweeken van
+moerbeiboomen<a class="noteref" id="xd20e5139src" href="#xd20e5139"
+name="xd20e5139src">28</a> om voldoende voeding en kleeding te
+hebben.</p>
+<p>5. Weest spaarzaam om onnuttige uitgaven te vermijden.</p>
+<p>6. Houdt de studie der wetenschap in eere, opdat gij de leerlingen
+leidt op den rechten weg.</p>
+<p>7. Vernedert valsche leringen,<a class="noteref" id="xd20e5148src"
+href="#xd20e5148" name="xd20e5148src">29</a> om de ware leer te
+verhoogen. <span class="pagenum">[<a id="pb225" href="#pb225" name="pb225">225</a>]</span></p>
+<p>8. Verklaart de wetten, om de onwetenden en hardnekkigen te
+waarschuwen.</p>
+<p>9. Weest hoffelijk en toegevend om de zeden te verbeteren.</p>
+<p>10. Blijft getrouw aan uw eigenlijke bezigheden, opdat de wil des
+volks onveranderlijk zij.<a class="noteref" id="xd20e5162src" href="#xd20e5162" name="xd20e5162src">30</a></p>
+<p>11. Onderwijst de jeugd, opdat zij verhinderd worde kwaad te
+doen.</p>
+<p>12. Laat alle valsche beschuldigingen achterwege, opdat de
+onschuldigen beschermd worden.</p>
+<p>13. Waarschuwt allen, geen deserteurs (die het vaandel verlaten) bij
+zich op te nemen, opdat zij niet in hun straf deelen.</p>
+<p>14. Betaalt uwe belastingen, opdat gij niet dikwijls gemaand behoeft
+te worden.</p>
+<p>15. Vereenigt u tot tien en honderdtallen, om roof en diefstal uit
+te roeien.<a class="noteref" id="xd20e5179src" href="#xd20e5179" name="xd20e5179src">31</a></p>
+<p>16. Weest verdraagzaam jegens elkaar, opdat het leven in achting
+blijve (opdat er bij den strijd geen verwondingen en doodslagen
+voorvallen.)</p>
+<p>Het gezond menschenverstand, dat in de aangehaalde plaatsen, welke
+uit de geschriften van orthodoxe philosofen getrokken zijn, een zoo
+groote plaats beslaat, is, indien men allerlei bluf en versiering,
+alsmede de later eerst opgekomen speculaties van Boeddhisme en
+Taoïsme er buiten rekent, nog altijd de grondslag <span class="pagenum">[<a id="pb226" href="#pb226" name="pb226">226</a>]</span>van
+de tegenwoordige philosophie, die onder den naam van Confucianisme de
+gansche Chineesche maatschappij, van de familie tot den staat toe,
+doortrekt.</p>
+<p>Trots alle bijgeloovige uitwassen, die uit Boeddhisme en
+Taoïsme zijn voortgekomen, of die zich in aansluiting daaraan uit
+den ouden staatsgodsdienst ontwikkelden en die in de hoogste, zoowel
+als in de laagste kringen hunnen invloed doen gelden: ja, officieel
+worden gehuldigd&mdash;trots dat alles ligt er toch in het
+Staats-confucianisme een voor familie en staat zeer beschavende
+macht.</p>
+<p>Aan den invloed dezer, zich tegen alle ruwheid en onzedelijkheid
+verzettende leer op de omliggende volken heeft China het te danken
+gehad, dat zijn philosophie tegenover deze volken een zelfde rol heeft
+vervuld, als in Europa de Grieksche en Romeinsche beschaving en later
+het Christendom.</p>
+<p>Natuurlijk hebben echter die omliggende volken niet alleen de
+deugden, maar ook de gebreken dezer beschaving overgenomen. Bij die
+gebreken denken wij vooral aan de steeds grootere afsluiting van andere
+geestelijke stroomingen en de daaruit voortvloeiende zelfoverschatting,
+waaruit zich dan de levenlooze onbewegelijkheid ontwikkelde, die wij in
+China, Annam en Korea ontmoeten, en waaraan slechts Japan
+zich&mdash;zeker ook omdat het Mongoolsche bloed hier niet onvermengd
+is&mdash;heeft ontworsteld.</p>
+<p>Welke verwijten men in dezen echter aan de Chineesche philosophie
+moge doen, men mag niet vergeten, dat zij China voor vele droevige
+verschijnselen, die wij in de snel voortgaande westersche beschaving
+opmerken, bewaard heeft.</p>
+<p>Men denke aan de inquisitie en het anarchisme, beiden door zoo
+talrijke klassen in het westen verheerlijkt. Voor zulke dingen is China
+gespaard gebleven. Nu moge men zeggen, dat ook in China de praktijk
+soms niet beantwoordde aan de theorie, wij vragen, waar dat geheel het
+geval is en merken op, dat de philosophie van Confucius heeft bereikt,
+wat voor andere stelsels onbereikbaar is gebleven, namelijk dat zij
+niet slechts het eigendom werd van enkele bevoorrechten, maar van de
+geheele volksmassa.</p>
+<p>Ook merken wij op, dat het zijn waarde kan hebben om, waar de
+tegenwoordige Europeesche philosophie in een alles afbrekend en
+vergiftigend pessimisme en cynisme ontaardt, zich in zijn zwartgallige,
+onpraktische bespiegeling eens te laten temperen door de wereldwijsheid
+der oude Chineezen, al moge zij wat &bdquo;huisbakken&rdquo; zijn.
+<span class="pagenum">[<a id="pb227" href="#pb227" name="pb227">227</a>]</span></p>
+<p>Waar nu de philosophische leeringen van oude tijden af tot nu toe
+zulk een grooten invloed uitoefenden op de denk- en handelwijze van het
+geheele Chineesche volk en deze zeker ook in de toekomst zullen
+uitoefenen, moeten wij, behalve deze leeringen, ook de werken kennen,
+waarin zij ons zijn bewaard gebleven.</p>
+<p>Wij willen daarom, vooral voor hen, die lust mochten hebben op dit
+gebied wat dieper dan de oppervlakte te gaan, een kort overzicht van
+namen, schrijvers, inhoud en ouderdom dier werken geven.</p>
+</div>
+</div>
+<div id="ch5.7" class="div2 section"><span class="pagenum">[<a href="#toc">Inhoud</a>]</span>
+<div class="divHead">
+<h3 class="main">VII. De klassieke boeken der Chineezen.</h3>
+</div>
+<div class="divBody">
+<p class="first">De Chineezen spreken gewoonlijk van de &bdquo;vijf
+Kings&rdquo; en de &bdquo;vier Shu&rsquo;s&rdquo;. De eersten zouden
+wij de vijf groote, de anderen de vier kleine klassieken kunnen
+noemen.</p>
+<p>De groote klassieken zijn volgens deze indeeling de volgende:</p>
+<ul>
+<li>1. <i>I-king</i>, het boek der veranderingen.</li>
+<li>2. <i>Shu-king</i>, het boek der geschiedkundige
+aanteekeningen.</li>
+<li>3. <i>Shi-king</i>, het boek der liederen.</li>
+<li>4. <i>Li-ki</i>, het boek der ceremoni&euml;n.</li>
+<li>5. <i>Chun-chiu</i>, de kroniek van Confucius met het
+geschiedkundig verhaal van Tso chiu ming.</li>
+</ul>
+<p>De kleine klassieken zijn:</p>
+<ul>
+<li>1. <i>Lun-y&uuml;</i>, de gesprekken van Confucius.</li>
+<li>2. <i>Ta-hio</i>, de groote leer.</li>
+<li>3. <i>Chung-yung</i>, het <span class="corr" id="xd20e5258" title="Bron: overanderlijke">onveranderlijke</span> midden.</li>
+<li>4. De werken van Mencius.</li>
+</ul>
+<p>Noch het getal der werken, noch de boeken, die tot ieder der
+hoofdwerken behooren, noch de bestanddeelen dier kleinere werken of hun
+namen zijn altijd dezelfde geweest; er zijn vijf, zes, negen, tien en
+dertien &bdquo;kings&rdquo; geweest. Deze naam &bdquo;Kings&rdquo; is
+eerst sedert de dynastie van Han, in de laatste twee eeuwen
+<span class="corr" id="xd20e5266" title="Bron: v&oacute;or">v&oacute;&oacute;r</span> onze jaartelling voor
+alle boeken gebruikelijk geworden, die men als kanoniek en van
+onwankelbaar gezag beschouwde. Tegenwoordig, onder de Mandschoe
+dynastie, welke sedert 1643 in China heerscht, wordt, behalve van de
+&bdquo;vijf kings&rdquo; en de &bdquo;vier shu&rsquo;s&rdquo; ook
+dikwijls van de dertien &bdquo;klassieke werken&rdquo; gesproken. Deze
+zijn dan: <span class="pagenum">[<a id="pb228" href="#pb228" name="pb228">228</a>]</span></p>
+<ul>
+<li>1. Het boek der veranderingen.</li>
+<li>2. Het boek der geschiedkundige aanteekeningen.</li>
+<li>3. Het boek der liederen.</li>
+<li>4. <i>Chau-li</i>, het boek over de staatsinstellingen onder de
+Chau dynastie.</li>
+<li>5. <i>I-li</i>, het boek der gebruiken.</li>
+<li>6. Het boek der ceremoni&euml;n.</li>
+<li>7. De kroniek van Confucius met het geschiedkundig verhaal van Tso
+chiu ming.</li>
+<li>8. Dezelfde kroniek met het geschiedkundig verhaal van Kung
+yang.</li>
+<li>9. Dezelfde kroniek met het geschiedkundig verhaal van Ku
+liang.</li>
+<li>10. De gesprekken van Confucius.</li>
+<li>11. De geschriften van Mencius.</li>
+<li>12. <i>Hsiao-king</i>, het boek van de kinderlijke liefde.</li>
+<li>13. Het oude woordenboek <i>Urhya</i>.</li>
+</ul>
+<p>Onder die dertien worden niet genoemd de volgende drie werken, die
+echter ook als klassiek gelden:</p>
+<ul>
+<li>14. <i>Ta-hio</i>, de groote leer.</li>
+<li>15. Het onveranderlijke midden (Chung yung).</li>
+<li>16. De <i>Bamboeboeken</i>.</li>
+</ul>
+<p>Wat het ontstaan, de schrijvers en voor een deel ook den inhoud
+dezer werken aangaat; daarover zijn bijna evenveel meeningen, als er
+Chineesche critici zijn, die zich met deze vragen hebben beziggehouden.
+Dit is niet te verwonderen, daar bijna geen dezer boeken ons
+ongeschonden is overgeleverd en de tekst dikwijls <span class="corr"
+id="xd20e5330" title="Bron: overstaanbaar">onverstaanbaar</span> is.
+Wat de een beslist voor waarheid aanneemt, wordt door den ander met
+evenveel beslistheid verworpen. Zelfs de gedurende langen tijd als
+gezaghebbend erkende verklaringen van Chu hi en zijne leerlingen in de
+12<sup>e</sup> eeuw, zijn onder de tegenwoordige dynastie dikwijls
+bestreden. Evenwel vertegenwoordigen zij nog altijd de geijkte
+opvatting, waarvan men bij bekendmakingen van staatswege uitgaat. De nu
+volgende opgaven geven de thans vrij algemeen geldende opvattingen over
+de klassieke werken weer.</p>
+<div class="div3 subsection">
+<div class="divHead">
+<h4 class="main"><span class="corr" id="xd20e5338" title="Niet in bron">1.</span> I-king, het boek der veranderingen.</h4>
+</div>
+<div class="divBody">
+<p class="first">De I-King is een boek, bestemd om de voor doeleinden
+van waarzeggerij gebruikte, uit heele en gebroken lijnen bestaande
+<span class="pagenum">[<a id="pb229" href="#pb229" name="pb229">229</a>]</span>8 trigrammen, evenals de daaruit afgeleide 64
+hexagrammen te verklaren.<a class="noteref" id="xd20e5345src" href="#xd20e5345" name="xd20e5345src">32</a> Die teekenen zelf zijn zeker
+ouder dan de 12<sup>e</sup> eeuw voor Christus. De korte verklaringen
+bij de hexagrammen en de uitweidingen over de onderdeelen, waaruit deze
+samengesteld zijn, worden gezegd afkomstig te zijn van Wen Wan
+(1251&ndash;1135 v. C.), den vader van den eersten keizer der
+Chau-dynastie en van Chau kung, den broeder van dien eersten keizer. De
+andere tien afdeelingen van het werk worden&mdash;waarschijnlijk ten
+onrechte&mdash;aan Confucius toegeschreven.</p>
+<p>Op een onbevooroordeeld lezer maken de oudste gedeelten van den
+I-king den indruk van een waarzeggersboek van weinig meer waarde en
+beteekenis, dan dergelijke werken gewoonlijk hebben. Eerst in het
+laatste, meer exegetische deel van het werk, wordt beproefd om in de
+oorspronkelijk geomantische verklaringen een philosophische beteekenis
+te leggen. Dit kan ons niet verwonderen, want ook bij andere volken
+zijn alchemie, astrologie en andere zwarte kunsten sterk met
+philosophische symboliek en mystiek dooreengewerkt.</p>
+<p>Het belangrijkste gedeelte van het werk, waaraan echter de bekende
+Duitsche wijsgeer Leibnitz een zeker te groote waarde toekende, is wel
+de derde der laatste verhandelingen (afdeeling 5 en 6). Deze bevat
+naast uitvoerige mededeelingen over de wijze van het verklaren van
+teekenen een rijk magazijn van oudheidkundige aanteekeningen en
+bespiegelende wijsbegeerte.</p>
+<p>Confucius stelde den I-king zeer hoog. Driemaal moesten de riempjes,
+welke de plankjes bijeenhielden, waarop in zijn exemplaar de tekst was
+ingesneden, worden vernieuwd. Ja, hij placht te zeggen, dat, als hij 50
+jaar aan de studie van I-king kon wijden, hij hopen mocht, daardoor
+zoover gevorderd te zijn, dat hij geen groote gebreken meer bezat.</p>
+<p>Terwijl nu Confucius en zijne aanhangers dit werk zoo vereerden, is
+het dubbel merkwaardig, dat ten slotte de Taoïsten zich geheel en
+al van de uitlegging hebben meester gemaakt en dat de thans
+<span class="corr" id="xd20e5359" title="Bron: offici&euml;el">officieel</span> geijkte verklaring van dit werk
+afkomstig is van den Taoïst Ch&rsquo;&egrave;n tw&rsquo;an. Deze
+man leefde eenigen tijd aan het hof van Tai tsung, den tweeden keizer
+der Sung dynastie (976&ndash;997) en werd door dezen geroepen om hem in
+de geheime wetenschappen te onderrichten. <span class="pagenum">[<a id="pb230" href="#pb230" name="pb230">230</a>]</span>Later trok hij zich
+in de eenzaamheid terug, waar hij ook stierf.</p>
+<p>Bij de vernietiging der boeken (van de wijsgeeren) onder keizer
+Tsing Shi Hwangti<a class="noteref" id="xd20e5366src" href="#xd20e5366"
+name="xd20e5366src">33</a> werd de I-king als op de waarzeggingskunst
+betrekkelijk, verschoond. Toch was een deel van den, zooals wij reeds
+vermeldden, aan Confucius toegeschreven commentaar, verloren gegaan en
+werd dit eerst ongeveer 78&ndash;42 v. C. onder tamelijk romantische
+omstandigheden door een meisje teruggevonden in de ruïnen van een
+oud huis.</p>
+</div>
+</div>
+<div class="div3 subsection">
+<div class="divHead">
+<h4 class="main">2. Shu-king, het boek der geschiedkundige
+aanteekeningen.</h4>
+</div>
+<div class="divBody">
+<p class="first">De Shu-king, zooals wij dien thans kennen, bevat de
+overblijfselen van een voorheen veel omvangrijker verzameling van
+geschiedkundige beschrijvingen en documenten uit de jaren
+2357&ndash;627 v. C. Aan de echtheid van de gedeelten welke ongeveer
+2197 v. C. en daarna zijn geschreven, wordt niet getwijfeld, terwijl
+met betrekking tot de andere, daaraan voorafgaande stukken wordt
+aangenomen, dat de schrijvers uit oudere stukken hebben geput.</p>
+<p>De zeer geestvolle en zeker doeltreffende verklaring, door den
+geleerden vrijheer von Richthofen over een van deze oudste stukken, de
+schatting van Y&uuml; gegeven, doet zien, dat er in dit werk nog
+gewichtige resultaten zijn te vinden voor diegenen, welke den moed
+hebben zich te bevrijden van de boeien der Chineesche verklaarders,
+wier opvatting gewoonlijk ook door de meeste vreemde vertalers wordt
+gevolgd.</p>
+<p>Wat de geloofwaardigheid van dit werk betreft: Mencius zegt er van,
+dat het veel beter zou zijn, den geheelen Shu-king niet te bezitten,
+dan daaraan onbepaald geloof te slaan. Confucius, wien men ook (ten
+onrechte) dit werk toeschrijft, haalt het telkens aan.</p>
+<p>Een deel van den thans als geldig beschouwden tekst wordt door de
+beste critici voor apocrief gehouden. Wat er van over is, bestaat uit
+enkele stukken, die bij de vernietiging der boeken gered en toen op
+eenigszins wonderbare wijze weer aan den dag zijn gebracht.</p>
+</div>
+</div>
+<div class="div3 subsection">
+<div class="divHead">
+<h4 class="main">3. Shi-king, het boek der liederen.</h4>
+</div>
+<div class="divBody">
+<p class="first">De bekende geschiedschrijver Sze ma tien schrijft dit
+werk aan Confucius toe, doch zijne verzekering is ongeloofwaardig.
+<span class="pagenum">[<a id="pb231" href="#pb231" name="pb231">231</a>]</span>Immers reeds lang <span class="corr" id="xd20e5387" title="Bron: v&oacute;or">v&oacute;&oacute;r</span>
+Confucius werden verschillende der hier voorkomende <span class="corr"
+id="xd20e5390" title="Bron: liede ren">liederen</span> met dezelfde
+namen genoemd, die zij later ook droegen.</p>
+<p>Ook de Shi-king ontging in de dagen der Tsin-dynastie de
+vernietiging niet. Doch, daar velen de liederen en gezangen daaruit van
+buiten kenden, werd het boek spoedig weer hersteld.</p>
+<p>In zijn tegenwoordige gedaante bestaat het werk uit 305 stukken, in
+vier groote afdeelingen samengevat, van welke de eerste afdeeling 160
+liederen: spotliederen, straatliederen, liefdes- en volksgedichten
+behelst. In de tweede afdeeling zijn 74 feestgezangen, oorspronkelijk
+bestemd voor het keizerlijk hof, doch later ook aan de hoven der
+vorsten gezongen. In de derde afdeeling zijn 31 gezangen, die eveneens
+aan het keizerlijk hof werden voorgedragen en wel, wanneer er feesten
+gegeven werden ter gelegenheid van het bezoek der onderhoorige vorsten,
+terwijl de vierde afdeeling 40 gezangen telt, welke gebruikt werden bij
+de ceremoni&euml;n in de hal der voorouders en bij de offers.</p>
+<p>Van de liederen oordeelt men, dat er 108 afkomstig zijn van den tijd
+tusschen 1765&ndash;1065 v. C., verder 156 van tusschen 1076&ndash;696,
+en de rest van af 696&ndash;585 v. C. Waarschijnlijk zijn deze opgaven
+niet ver van de waarheid.</p>
+<p>De Shi-king bevat vele stukken, die van groote dichterlijke waarde
+zijn. De Chineesche commentatoren hebben echter (evenals ook sommige
+vreemde vertalers), al hun best gedaan om den zin van de mooiste
+stukken te bederven, door deze namelijk ten onrechte als satyren op
+onzedelijke toestanden, of als afschrikwekkende schilderingen te gaan
+beschouwen.</p>
+</div>
+</div>
+<div class="div3 subsection">
+<div class="divHead">
+<h4 class="main">4. Chau-li, de staatsinrichtingen der
+Chau-dynastie.</h4>
+</div>
+<div class="divBody">
+<p class="first">Dit, zooals men aanneemt, door Chau-kung in de
+12<sup>e</sup> eeuw v. C. geschreven werk, bestaat in zijn
+tegenwoordige gedaante waarschijnlijk uit eenige oude gedeelten, met
+latere onechte toevoegselen uit den tijd der Han-dynastie vermeerderd.
+Chau-li werd door de Tsin-dynastie met bizonderen haat vervolgd en
+eerst in het jaar 40 v. C. door een der keizerlijke bibliothecarissen
+weer uitgegeven. Deze voegde een der verloren gegane stukken: het boek
+der handwerkers, er nieuw bij.</p>
+<p>Het werk behelst een soort hof- of staatskalender der dynastie Chau,
+waarin de verschillende ambten, het getal en de werkkring der
+waardigheidsbekleeders worden vermeld. <span class="pagenum">[<a id="pb232" href="#pb232" name="pb232">232</a>]</span></p>
+</div>
+</div>
+<div class="div3 subsection">
+<div class="divHead">
+<h4 class="main">5. I-li, het boek der gebruiken.</h4>
+</div>
+<div class="divBody">
+<p class="first">Het allereerst vinden wij dit boek aangehaald bij
+Mencius, in de 4<sup>e</sup> eeuw voor Christus. Toch is het aan geen
+twijfel onderhevig, of een deel van de voorschriften, die men in dit
+werk vindt over handelwijzen bij bizondere gelegenheden, is reeds uit
+de dagen van Confucius of uit nog vroeger tijd afkomstig. Na de
+vernietiging der boeken kwam in de 2<sup>e</sup> eeuw v. C. een tekst
+van I-li, spoedig door een tweeden gevolgd voor den dag. Uit deze beide
+teksten is de tegenwoordige samengesteld. De titel &bdquo;I-li&rdquo;
+dagteekent uit den tijd der Han-dynastie.</p>
+</div>
+</div>
+<div class="div3 subsection">
+<div class="divHead">
+<h4 class="main">6. Li-ki, het boek der ceremoni&euml;n.</h4>
+</div>
+<div class="divBody">
+<p class="first">De Li-ki is het derde en jongste der werken, in wier
+naam het teeken &bdquo;Li&rdquo; (gebruiken) voorkomt. Terwijl echter
+de beide andere werken op dit gebied, I-li en Chau-li, althans voor een
+deel zeer oud zijn: meer dan 1000 voor C. geschreven&mdash;is de Li-ki
+zeker niet voor de 2<sup>e</sup> eeuw onzer jaartelling voltooid.</p>
+<p>Li-ki behelst de oude commentaren over de onderwerpen, in het boek
+I-li behandeld en is, in zijn tegenwoordigen vorm een werk van
+Ta&#275;, den jongere. Diens oom, Ta&#275;, de oudere, gaf reeds
+vroeger een werk uit, &bdquo;Ta Ta&#275; Li&rdquo; d. i. de gebruiken
+van Ta&#275; den oudere, geheeten.</p>
+<p>Dit laatste boek (van den oom) was onder de dynastie Han niet
+bizonder in tel, doch nieuwere critici hebben het in zijn eer hersteld:
+het bevat namelijk den kalender der Hsia-dynastie, die, indien hij echt
+mocht zijn, ons sterrekundige opgaven geeft van 2000 jaar <span class="corr" id="xd20e5436" title="Bron: v&oacute;or">v&oacute;&oacute;r</span> onze jaartelling.</p>
+</div>
+</div>
+<div class="div3 subsection">
+<div class="divHead">
+<h4 class="main">7. 8. 9. Chun-Chiu, de kroniek van Confucius.</h4>
+</div>
+<div class="divBody">
+<p class="first">Chun-Chiu beteekent letterlijk: herfst en voorjaar. De
+bedoeling echter is om met die twee jaargetijden het geheele jaar aan
+te duiden, alzoo: jaarboek. Het is een kroniek van het geheele
+Chineesche rijk over 722&ndash;484 v. C., geordend volgens de
+chronologie van den vorst van Lu. Deze kroniek wordt, door Mencius het
+eerst, aan Confucius toegeschreven.</p>
+<p>Ondanks den buitengewonen lof, dien de Chineesche verklaarders voor
+dit werk hebben, is het een droog, onnauwkeurig en onvolledig werk.
+Indien Confucius de maker van dit werk is, heeft hij daarbij al
+zonderlinge beginselen gevolgd: nl. om <span class="pagenum">[<a id="pb233" href="#pb233" name="pb233">233</a>]</span>personen en feiten,
+waarmede hij niet ingenomen was, eenvoudig weg te laten.</p>
+<p>Het dor geraamte dezer kroniek krijgt eerst leven door de drie
+geschiedkundige vertellingen van Tso chiu ming, Kung yang en Ku liang,
+waarvan vooral het eerste verhaal allerlei belangrijke bizonderheden
+bevat.</p>
+<p>De verhalen en verklaringen in dit boek zouden mondeling zijn
+overgeleverd en eerst onder de dynastie van Han zijn opgeschreven. Wie
+de commentatoren waren (sommige critici houden deze zelfs voor
+mythische personen) is niet bekend.</p>
+</div>
+</div>
+<div class="div3 subsection">
+<div class="divHead">
+<h4 class="main">10. Lun-y&uuml;, de gesprekken van Confucius.</h4>
+</div>
+<div class="divBody">
+<p class="first">Blijkbaar is dit boek door de leerlingen van de
+leerlingen van Confucius vervaardigd. Wij bezitten het vrijwel in den
+vorm, dien het in de tweede eeuw v. C. verkreeg of toen bezat. Het
+bevat allerlei antwoorden en uitlatingen van den wijze naar aanleiding
+van vragen, &rsquo;t zij van zijn leerlingen, &rsquo;t zij van andere
+personen. Dit een en ander is noch chronologisch, noch op andere wijze
+geordend. In sommige afdeelingen, voornamelijk in de 10<sup>e</sup>,
+vinden wij een uitvoerige beschrijving van de houding en de gewoonten
+van Confucius.</p>
+</div>
+</div>
+<div class="div3 subsection">
+<div class="divHead">
+<h4 class="main">11. De werken van Mencius.</h4>
+</div>
+<div class="divBody">
+<p class="first">Men is het er niet over eens, wie eigenlijk de
+schrijver van deze boeken is. Sommigen schrijven de zeven afdeelingen,
+waaruit het bestaat, aan Mencius zelven toe,<a class="noteref" id="xd20e5465src" href="#xd20e5465" name="xd20e5465src">34</a> anderen aan
+zijn leerlingen, nog anderen aan beiden gezamenlijk. Bij de
+vernietiging van de boeken schijnen de geschriften van Mencius te zijn
+gespaard, wellicht omdat hierin geleerd werd, dat de keizerlijke
+waardigheid aan den waardigsten toekwam en Mencius daardoor eenigszins
+partij had gekozen tegen de Chau dynastie, die later den troon aan de
+vorsten van Tsin verloor.</p>
+<p>In weerwil van de opmerkzaamheid, die de commentatoren aan Mencius
+wijdden, werden zijn geschriften toch eerst in 1088 n. C. onder de
+klassieken opgenomen en aan hun vervaardiger een plaats in de tempels
+van Confucius aangewezen.</p>
+<p>De eerste keizer der Ming dynastie, Hungwu, liet hem echter in 1372
+daaruit weer verwijderen, daar hij &eacute;&eacute;ne plaats in diens
+werken als een onvergeeflijke misdaad tegen de vorstelijke <span class="pagenum">[<a id="pb234" href="#pb234" name="pb234">234</a>]</span>waardigheid aanzag. In die plaats wordt namelijk
+geleerd, dat wanneer een vorst zijn ministers als aarde en gras
+beschouwt, zij hem als een vijand en roover beschouwen<a class="noteref" id="xd20e5474src" href="#xd20e5474" name="xd20e5474src">35</a>.</p>
+<p>Terzelfdertijd, dat de naam van Mencius uit de tempels verwijderd
+werd, maakte men eene verordening, waarin bepaald werd, dat ieder, die
+tegen deze handelwijze bedenking maakte (nl. tegen het verwijderen v.
+Mencius&rsquo; naam) wegens hoogverraad ter verantwoording zou worden
+geroepen.</p>
+<p>De vereerders van den wijze lieten zich echter, met de
+onverschrokkenheid en vrijmoedigheid, die in zulke gevallen dikwijls
+aan Chineezen eigen is, daardoor niet afbrengen van protesten tegen den
+door den keizer bevolen maatregel. Reeds in het volgend jaar werd deze
+ingetrokken, omdat, zooals een nieuwe keizerlijke verordening het
+uitdrukte, Mencius zich door het in &rsquo;t licht stellen en te niet
+doen van kettersche leeringen een waardig geestverwant van Confucius
+had getoond. Mencius neemt thans onder die beroemde geestverwanten van
+Confucius de vierde, d. i. de laatste plaats in, een plaats, die hem in
+1530 is aangewezen.</p>
+<p>Evenals de gesprekken van Confucius bevatten ook de werken van
+Mencius gesprekken en naast elkaar opgenoemde uitingen en antwoorden
+van den meester. Alleen is hier alles beter geordend.</p>
+</div>
+</div>
+<div class="div3 subsection">
+<div class="divHead">
+<h4 class="main">12. Hsiao-king, het boek der kinderlijke liefde.</h4>
+</div>
+<div class="divBody">
+<p class="first">Dit werk behelst gesprekken over het bovengenoemd
+onderwerp, welke tusschen Confucius en een zijner leerlingen zijn
+gehouden en door dien leerling aan een kleinzoon van den wijze, Tsze
+sze, zouden zijn medegedeeld. De aanduiding van dit werk, als het boek
+der kinderlijke liefde is voor den inhoud niet geheel passend, want ook
+andere betrekkingen: als tusschen heer en dienaar (vorst en beambte)
+worden er in besproken. De juiste titel van dit werk zou zijn:
+algemeene plichtsbetrachting op den grondslag van kinderlijke
+liefde.</p>
+<p>Na den ondergang der Tsin dynastie werd een exemplaar van Hsiao-king
+weergevonden, later een tweede. Over de echtheid van dit werk oordeelen
+de critici zeer verschillend.</p>
+</div>
+</div>
+<div class="div3 subsection">
+<div class="divHead">
+<h4 class="main">13. Het woordenboek Urhya.</h4>
+</div>
+<div class="divBody">
+<p class="first">Dit werk dagteekent van 500 jaar v. C.; het behelst
+echter <span class="pagenum">[<a id="pb235" href="#pb235" name="pb235">235</a>]</span>ook oudere gedeelten, speciaal uit de
+13<sup>e</sup> eeuw v. C. Gewoonlijk wordt als schrijver genoemd Tsze
+hia, een leerling van Confucius. Het boek bestaat uit 19 afdeelingen:
+de woorden zijn hierin geordend naar de verschillende soorten, bv.
+onder vogels, planten, huisdieren enz. De beteekenis van dit boek ligt
+vooral hierin, dat wij het beschouwen kunnen als de eerste vroege
+poging om orde in het voorhanden materiaal te brengen en dat het de
+uitdrukkingen verklaart, die in de klassieke en in andere werken
+voorkomen.</p>
+</div>
+</div>
+<div class="div3 subsection">
+<div class="divHead">
+<h4 class="main">14. Ta-hio, de groote leer.</h4>
+</div>
+<div class="divBody">
+<p class="first">Over den maker van dit boek is niets bekend. De
+overlevering schrijft het toe aan Confucius&rsquo; kleinzoon. Na den
+val der Tsin dynastie werd dit werk met andere werken teruggevonden. De
+toen gevonden tekst bleef lang de geijkte. Bij een in de 11<sup>e</sup>
+eeuw na C. ondernomen onderzoek van den tekst bracht men hierin een
+aantal veranderingen. De voornaamste daarvan was, dat als de tweede
+plicht der vorsten werd gesteld, hun volk &bdquo;op te voeden&rdquo;,
+in plaats van &bdquo;lief te hebben&rdquo;, zooals het vroeger
+heette.</p>
+</div>
+</div>
+<div class="div3 subsection">
+<div class="divHead">
+<h4 class="main">15. Chung-yung, het onveranderlijke midden.</h4>
+</div>
+<div class="divBody">
+<p class="first">Dit werk wordt algemeen&mdash;en waarschijnlijk te
+recht&mdash;toegeschreven aan Confucius&rsquo; kleinzoon. Hoewel enkele
+critici van een ander gevoelen zijn, kunnen wij toch aannemen, dat dit
+werk vrij volledig tot ons is gekomen.</p>
+<p>Naar de oude opvatting behooren<a id="xd20e5515" name="xd20e5515"></a> &bdquo;de groote leer&rdquo; en &bdquo;het
+onveranderlijke midden&rdquo; bijeen. Een beroemd geleerde uit de
+2<sup>e</sup> eeuw zegt daarover het volgende: &bdquo;Toen Kung kih
+(d.i. Tsze sze) in nood en ellende in Sung leefde, vreesde hij, dat
+datgene, wat de oude wijzen geleerd hadden, later niet meer verstaan
+zou worden en dat alzoo de grondstellingen der oude keizers en vorsten
+in duigen zouden vallen. Daarom vervaardigde hij &bdquo;de groote
+leer&rdquo; als den inslag en het &bdquo;onveranderlijke midden&rdquo;
+als de schering.</p>
+<p>Inderdaad valt een innerlijke samenhang tusschen deze beide werken,
+die volgens Chu hi in oude tijden den grondslag voor de opvoeding der
+jeugd vormden, geenszins te miskennen.</p>
+<p>&bdquo;De groote leer&rdquo; onderwijst: &bdquo;de deugd in daden te
+toonen, het volk op te voeden (of lief te hebben) en in de volkomenheid
+te blijven.&rdquo; Het &bdquo;onveranderlijke midden&rdquo; zegt:
+&bdquo;Wat <span class="pagenum">[<a id="pb236" href="#pb236" name="pb236">236</a>]</span>de mensch van den hemel ontvangen heeft is zijne
+natuur, wie in overeenstemming met deze handelt, wandelt op den weg van
+den plicht, dit pad te gaan leert de mensch door
+onderwijzing.&rdquo;</p>
+<p>Als een roode draad loopt door beide werken de grondstelling, dat
+ieder, in &rsquo;t bizonder echter de vorst, door zijn voorbeeld kan en
+moet werken, en dat alzoo ieder, die dezen invloed wil uitoefenen,
+eerst zelf naar volkomenheid moet streven, terwijl de rechte weg om
+deze te bereiken, tusschen de beide uitersten ligt, welke moeten worden
+vermeden.</p>
+</div>
+</div>
+<div class="div3 subsection">
+<div class="divHead">
+<h4 class="main">16. Tshu-shu, de bamboeboeken.</h4>
+</div>
+<div class="divBody">
+<p class="first">De bamboeboeken, d. w. z. een aantal bamboetafeltjes
+met daarop 100.000 teekenen, schijnen in het jaar 279 n. C. gevonden te
+zijn in het graf van koning S&ecirc;ang van Wei (deze stierf 295 v.
+C.). Deze tafeltjes, die reeds vroeger door ouderdom en vochtigheid
+veel hadden geleden, werden toen neergelegd in de keizerlijke
+bibliotheek. Een commissie van onderzoek, benoemd om er rapport over
+uit te brengen, ontdekte daarin 15 werken, waaronder een afschrift van
+I-king<a class="noteref" id="xd20e5533src" href="#xd20e5533" name="xd20e5533src">36</a>, benevens een aantal jaarboeken. Deze laatsten
+worden dan als de bamboeboeken aangeduid.</p>
+<p>Deze jaarboeken beginnen met de geschiedenis van China vanaf 3000 v.
+C. Over 960&ndash;369 v. C. handelen zij over de geschiedenis van het
+vorstendom Tsin. Over 369 v. C.&ndash;295 n. C. over die van het
+vorstendom Wei. Met den dood van koning S&ecirc;ang breekt de
+geschiedenis dan af.</p>
+<p>De beroemde geleerde en staatsman Fu Y&uuml; (222&ndash;284 n. C.)
+maakt er van gewag, als zoo juist geschied. Toch wordt aan de echtheid
+der bamboeboeken dikwijls getwijfeld. Waarschijnlijk omdat men hier,
+naast historische feiten, ook tal van fabelen en mystieke
+bespiegelingen vindt, die doen denken &ograve;f aan oorspronkelijke,
+sterk-Taoïstische invloeden, &ograve;f aan eene latere omwerking
+in dien geest. E&eacute;n van de in het graf gevonden werken is het
+reisverhaal van keizer Mu uit de dynastie Chau (1001&ndash;983 v. C.)
+Deze zou de westelijke goddelijke moeder, Si wang mu, in het
+Kuenl&uuml;ngebergte bezocht hebben: de fabelachtigste voorvallen
+worden aangaande het vinden dezer boeken, met dag en datum, opgenoemd.
+<span class="pagenum">[<a id="pb237" href="#pb237" name="pb237">237</a>]</span></p>
+<p>Een werk, dat zich bezig houdt met het leven en met de uitspraken
+van Confucius en dat hoewel zeker apocrief, toch wegens de vele
+overleveringen, welke uit den tijd van zijne vervaardiging, de
+3<sup>e</sup> eeuw n. C. afkomstig zijn, in een grooten roep staat, is
+Kung tsze kia yu d.i.: uitspraken van Confucius in den kring zijner
+leerlingen. Zulk een boek bestond reeds <span class="corr" id="xd20e5546" title="Bron: v&oacute;or">v&oacute;&oacute;r</span> het
+begin onzer jaartelling. Dat oude werk is echter verloren gegaan. Wat
+wij nu hebben is een werk van zekeren Wang Suh, die zich de
+vervaardiger van den bijbehoorenden commentaar noemt, doch den tekst,
+naar hij beweert, van een der nakomelingen van Confucius heeft
+ontvangen.</p>
+<hr class="tb">
+<p>Behalve de klassieke boeken of andere, die daartoe min of meer
+worden gerekend, zijn er een groot aantal andere boeken, wier
+schrijvers, hoewel eveneens kanoniek verklaard en met de hoogste titels
+na hun dood vereerd, toch geen plaats hebben gevonden in het orthodoxe
+Pantheon: de tempels van Confucius.</p>
+<p>Dit zijn namelijk de geschriften der Taoïsten, een literatuur,
+die z&oacute;o grooten invloed op den ontwikkelingsgang der Chineezen
+heeft uitgeoefend, dat wij haar niet onvermeld mogen laten. Wat dien
+invloed betreft: deze werd niet zoozeer uitgeoefend door het zuivere
+Taoïsme, als wel door de latere ziekelijke ontaardingen der leer,
+die feitelijk met de oorspronkelijke slechts in verwijderd verband
+staan. Het hoofdwerk der Taoïstische richting is het: Tao teh
+king, het boek van den weg en van de deugd. Als de vervaardiger
+daarvan, wordt algemeen Li R. beschouwd gewoonlijk Lao tsze genoemd.
+Deze leefde waarschijnlijk tegen het einde der 6<sup>e</sup> eeuw v. C.
+en bekleedt in het Taoïsme dezelfde plaats als Confucius in de
+naar hem genoemde leer. Beiden waren verklaarders en verbreiders: geen
+eerste apostelen hunner leer. De oude geschriften en overleveringen,
+waaruit Lao tsze putte, zijn echter niet meer aanwezig. Het Tao teh
+king is vaak moeilijk te verstaan, soms geheel onbegrijpelijk en heeft
+daardoor aan uitleggers en vertalers een welkome gelegenheid gegeven om
+hun scherpzinnigheid te toonen.</p>
+<p>De oudste commentaar dateert uit de 3<sup>e</sup> eeuw onzer
+jaartelling en is door Wang Pi gemaakt. Ook aan den bevelhebber der
+Hanku pas, Yin Hi, voor wien naar de legende, Lao tsze het Tao teh king
+schreef<a class="noteref" id="xd20e5563src" href="#xd20e5563" name="xd20e5563src">37</a>, wordt een werk, Kwan Yin tze genaamd
+toegeschreven. In het gedeelte der Han kroniek, dat zich met
+<span class="pagenum">[<a id="pb238" href="#pb238" name="pb238">238</a>]</span>de verschillende boeken bezig houdt, wordt dit
+werk genoemd, zonder dat het echter verder bekend schijnt. Eerst in de
+12<sup>e</sup> eeuw komt het plotseling voor den dag als een bezit der
+familie Sun Ting, met een voorrede van Liu Hiang (80&ndash;9 v. C.) Dit
+werk is zeer zeker een vervalsching, doch, eene uit oude dagen. Een
+geleerde van beteekenis moet het hebben geschreven.</p>
+<p>Twee leerlingen van Lao tsze, Lieh tsze en Chwang tsze, de eerste
+tot de 5<sup>e</sup>, de ander tot de 4<sup>e</sup> eeuw voor Christus
+behoorende,<a class="noteref" id="xd20e5579src" href="#xd20e5579" name="xd20e5579src">38</a> hebben eveneens werken nagelaten, die door hunne
+leerlingen naar mondelinge overleveringen zouden zijn opgeschreven. Bij
+beiden treedt de mystiek op den voorgrond, bij Chwang tsze ook een
+zekere Cynische richting. Beide werken hebben hun grooten invloed
+uitgeoefend om het Taoïsme ver van zijn oorspronkelijke koers af
+te voeren. De belangrijkste commentaren op deze twee werken zijn eerst
+uit de 4<sup>e</sup> eeuw n. C. terwijl hun hoofdinvloed in de
+8<sup>e</sup> eeuw, onder de dynastie Tang zich deed gelden.</p>
+<p>Een ander belangrijk voorstander van het Taoïsme is Huai Nan
+Tsze<a class="noteref" id="xd20e5590src" href="#xd20e5590" name="xd20e5590src">39</a>. Deze naam is een aangenomene, waaronder prins
+Liu Negan, kleinzoon van den stichter der Han dynastie, schreef. Als
+ijverig aanhanger der Taoïstische leer, in het bizonder van de
+alchemistische richting daarin, verzamelde hij vele honderden van
+aanhangers en zocht met hen naar het elixer der onsterfelijkheid en den
+steen der wijzen. Hij stierf in 112 v. C. door zijn eigen hand, nadat
+een poging om zich van den troon meester te maken was mislukt. Zijn
+geschriften zijn eveneens door Liu Hiang uitgegeven.</p>
+<p>De verschillende opgaven, hierboven gedaan, hebben voldoende in het
+licht gesteld, hoe groote gapingen er zijn in de overlevering der
+gewijde teksten, en hoe er vaak eeuwen liggen tusschen de vervaardiging
+der oude teksten zelf en het verschijnen der ons bewaard gebleven,
+onontbeerlijkste commentaren.</p>
+<p>De oorzaak van deze, voor de kennis van het oude China en zijn
+philosophische lectuur betreurenswaardige gapingen is twee&euml;rlei:
+1<sup>e</sup>. de gebrekkige ontwikkeling van het schrift en het
+schrijfmateriaal: tafeltjes uit bamboe, waar men de teekens met een
+scherpe stift inkraste of instak. 2<sup>e</sup>. in de door keizer Tsin
+Shi Hwang ti in 213 v. C. bevolen vernietiging der meeste klassieke
+werken, waarbij slechts min of meer verminkte exemplaren aan het vuur
+ontsnapten. <span class="pagenum">[<a id="pb239" href="#pb239" name="pb239">239</a>]</span></p>
+<p>De Chineesche schrijver Sze ma tsien (163&ndash;85 v. C.) heeft in
+zijn &bdquo;historische opteekeningen&rdquo; het uitvaardigen van het
+keizerlijk edict, dat de vernietiging der boeken en de bewaking der
+geleerden voorschreef zeer dramatisch voorgesteld. In werkelijkheid is
+zeker deze maatregel wel de vrucht van rijp overwegen geweest.</p>
+<p>Sze ma tsien dan bericht het volgende:</p>
+<p>&bdquo;In 212 v. C. kwam de keizer van eene reis naar het zuiden
+terug. Hij gaf toen een feest in het paleis, waar ook de 70 groote
+geleerden (de professoren der keizerlijke academie) verschenen en hem
+begroetten. Een der ministers, Chau tsing shin, trad naar voren en
+sprak: &bdquo;Vroeger was het rijk van Tsin slechts 1000 Li groot, doch
+uwe hoogheid heeft met een kracht en een verstand als van de godheid
+het gansche rijk tot rust gebracht en alle barbaarsche stammen
+verdreven, zoodat, zoover zon en maan schijnen, allen u als gasten hun
+onderdanigheid betuigen. Gij hebt de staten der verschillende vorsten
+in provinci&euml;n en districten veranderd, waarin het volk een
+gezegende rust geniet, vrij van de gevaren van den oorlog en van den
+strijd om de heerschappij. Deze toestand zal 10.000 geslachten duren.
+Nooit, sedert de oudste tijden, is iemand in verheven deugd aan uwe
+hoogheid gelijk geweest.&rdquo;</p>
+<p>Deze vleitaal beviel aan den keizer. Toen trad Shun Yu y&uuml;e, een
+der grootste geleerden, naar voren en zeide: <span class="corr" id="xd20e5613" title="Niet in bron">&bdquo;</span>de heerschers uit het
+geslacht van Yin (Shang) hebben sedert meer dan duizend jaar hunne
+zonen, jongere broeders en verdienstelijke ministers met bezit en macht
+beleend en vonden zoo bij hen hulp en steun, gelijk ik wel vernomen
+heb. Nu echter heeft uwe hoogheid bezit genomen van alles, wat er
+tusschen de vier zee&euml;n is, en uwe zonen en jongere broeders zijn
+personen zonder gezag. Het gevolg daarvan zal zijn, dat er
+&eacute;&eacute;n zal optreden om te doen als de oproermakers in
+vroegere tijden. Waar wilt gij dan, zonder de ondersteuning uwer
+familie, de hulp vinden, die gij dan wellicht noodig hebt? Dat een
+toestand, die niet op de leeringen der oudheid berust, lang kan
+bestaan, heb ik nog nooit gehoord. Tsing staat voor u als een vleier,
+die de dwalingen van uwe majesteit vermeerdert, doch niet als een trouw
+minister.<span class="corr" id="xd20e5616" title="Niet in bron">&rdquo;</span></p>
+<p>De keizer verlangde daarop het oordeel der anderen over deze zaak te
+weten, waarop de eerste minister Li sze sprak: <span class="corr" id="xd20e5621" title="Niet in bron">&bdquo;</span>De vijf keizers waren
+niet allen de een het voorbeeld van den ander, evenmin volgden de drie
+dynasti&euml;n elkaars maatregelen na. Ieder had zijn eigen
+regeeringssysteem, niet om <span class="pagenum">[<a id="pb240" href="#pb240" name="pb240">240</a>]</span>wat anders te bedenken, maar omdat
+de veranderde tijden dat eischten. Uwe hoogheid heeft thans den
+grondslag der keizerlijke macht voor 10.000 geslachten gelegd. Dat is
+meer dan een eenvoudig professor kan verstaan. Buitendien spreekt
+Y&uuml;e slechts over zaken, die op de drie dynasti&euml;n betrekking
+hebben en die als voorbeelden voor u niet geschikt zijn. Vroeger, toen
+de vorsten tegen elkaar streden, zocht ieder hunner geleerden om zich
+heen te verzamelen, nu echter staat het rijk vast en welgegrond en de
+wetten en verordeningen gaan van &eacute;&eacute;n hoogste macht uit.
+Zij, die in hun woonplaatsen blijven, behooren hunne krachten aan den
+landbouw te wijden<span class="corr" id="xd20e5626" title="Bron: ,">;</span> zij, die geleerden willen zijn, behooren de
+verschillende voorschriften en wetten te bestudeeren. In plaats echter
+van alzoo te handelen, leeren de geleerden niets, dat op den
+tegenwoordigen tijd betrekking heeft: doch bestudeeren de oudheid. Zij
+gaan voort den tegenwoordigen tijd te veroordeelen, het volk op een
+dwaalspoor te brengen en het tot wanorde te verleiden.</p>
+<p><span class="corr" id="xd20e5630" title="Niet in bron">&bdquo;</span>Zelfs al zou mijn leven er gevaar door
+loopen, moet ik, de eerste minister, u dit zeggen. Vroeger, toen het
+rijk oneenig en vol onrust was, was er niemand, die het eenheid kon
+geven. Daarom stonden de vorsten op, ieder beriep zich op het verleden:
+tot schade van het tegenwoordige: allerlei bewegingen zonder grond
+werden opgesteld: de werkelijkheid sloeg men in het aangezicht. Velen
+pronkten met hun eigen wetenschap om te veroordeelen, wat hun vorst
+beval. En zelfs nu, nadat uwe hoogheid het rijk in vaste eenheid heeft
+gegrondvest, zelfs nu prijzen zij hun eigen wetenschap en steken de
+hoofden bijeen. Zij leeren aan het volk wat met de wet in strijd is.
+Hooren zij dat eene verordening zal worden uitgevaardigd, dan begint
+ieder daarover zijn wijsheid uit te kramen. Aan het hof houden zij hun
+misnoegen <span class="corr" id="xd20e5633" title="Bron: vo&ograve;r">v&oacute;&oacute;r</span> zich: buiten op de straat
+schreeuwen zij het uit. Terwijl zij doen, alsof zij hun meester
+prijzen, is toch ieder er trotsch op, zijn eigen vreemdsoortige
+inzichten te hebben. Zoo brengen zij het volk tot oproerige woorden.
+Indien zulke dingen niet verboden worden, zal het gezag van uwe
+majesteit schade lijden en er zullen zich in den staat partijschappen
+vormen. Daarom: verbied ze. Ik verzoek u, dat alle kronieken, die in de
+handen der geschiedschrijvers zijn, met uitzondering alleen van die van
+het huis van Tsin, worden verbrand. Eveneens, dat in het gansche rijk
+allen, die exemplaren van den Shi-king of den Shu-king, of van de
+boeken der 100 scholen bezitten, met uitzondering <span class="pagenum">[<a id="pb241" href="#pb241" name="pb241">241</a>]</span>van
+de professoren der academie, deze aan de beambten der districten moeten
+inleveren, om ze te verbranden. Dat voorts allen, die samen over
+<span class="corr" id="xd20e5638" title="Bron: Shu king">Shu-king</span> of <span class="corr" id="xd20e5641"
+title="Bron: Shi king">Shi-king</span> spreken, worden gevonnist en hun
+lichaam op de marktplaats worde terechtgesteld, dat zij, die het
+verledene prijzen ten koste van het heden, met al hun bloedverwanten
+worden gedood. Dat beambten, die kennis dragen van de overtreding dezer
+geboden en de overtreders niet aanwijzen, worden gestraft evenals de
+overtreders zelve, en dat, wie zijn boeken niet binnen 30 dagen na
+uitvaardiging dezer verordening heeft verbrand, gebrandmerkt wordt en
+naar den grooten muur wordt gezonden, om daaraan vier jaren te
+arbeiden. De eenige boeken, die men sparen kan, zijn die over de
+geneeskunde, de waarzeggingskunst en den landbouw. Wie de wetten
+wenscht te leeren kennen, kan naar de ambtenaren gaan en ze daar
+vernemen. Het keizerlijk besluit worde alzoo vastgesteld.&rdquo;</p>
+<p>Een jaar na de uitvaardiging van het edict werd de toorn des keizers
+opnieuw opgewekt door de vlucht van twee geleerden, die zijn bizondere
+gunstelingen waren geweest. Hij liet dus nauwkeurige nasporingen doen,
+of ook iemand van de geleerden booze woorden over hem gesproken had, of
+het volk tegen hem had opgestookt. Het bleek nu, dat meer dan 460
+geleerden het verbod hadden overtreden. Zij werden allen, tot
+waarschuwend voorbeeld voor het volk, levend begraven, terwijl de
+wetten, tegenover alle verdachten, met verdubbelde strengheid
+gehandhaafd werden. Deze vervolging der geleerden en verbranding der
+boeken is niet de eenige slag geweest, welke de Chineesche literatuur
+heeft getroffen. Bij den val der Tsin dynastie werd, in den strijd om
+de heerschappij, de hoofdstad des rijks een prooi der vlammen. Deze
+woedden er weken lang en hebben vermoedelijk minstens evenveel, uit de
+verwoesting der klassieken geredde exemplaren vernield, als het den
+Tsin keizer gelukt was te vernietigen. Dergelijke
+&bdquo;bibliotheekrampen&rdquo;, zooals de Chineezen zeggen, volgden
+elkaar met korte tusschenpoozen op. In de eerste jaren onzer
+tijdrekening werd bij een opstand de, met veel moeite en tijdopoffering
+bijeengebrachte, 12000 deelen (bundels van tafeltjes) tellende,
+rijksbibliotheek verwoest. Eveneens ging het met eene verzameling, door
+de latere Han dynastie bijeengebracht. Deze ging tegen het einde der
+2<sup>e</sup> eeuw n. C. verloren, gedeeltelijk bij een brand van het
+keizerlijk paleis, gedeeltelijk bij de overbrenging van het hof naar
+Schensi en de daarop gevolgde beroeringen. Hetzelfde lot deelde in 311
+<span class="pagenum">[<a id="pb242" href="#pb242" name="pb242">242</a>]</span>eene door de keizers der dynastie Wei en Tsin
+aangelegde bibliotheek van bijna 30.100 boeken (rollen, want leer en
+zijde hadden toen de plaats van het bamboe ingenomen). Een vijfde
+groote ramp volgde in 554, toen keizer Yuanti in Nanking zijne
+verzameling van 70.000 boeken aan de vlammen prijsgaf.</p>
+<p>Dat er nu, trots al deze ongelukken, nog zoo veel van de oude
+literatuur bewaard is, hebben wij te danken aan den wakkeren ijver, de
+lust tot verzamelen en den kritischen geest der Chineesche geleerden.
+Ook werd hun ijver door de belangstelling en de mildheid van
+verschillende heerschers aangespoord. Dat bij de verschillende pogingen
+tot herstel van deels verloren gegane en verminkte teksten (want
+slechts in dezen vorm zijn de brokstukken van <span class="corr" id="xd20e5653" title="Bron: v&oacute;or-Confuciaansche">v&oacute;&oacute;r-Confuciaansche</span>
+werken tot ons gekomen, wat trouwens ook met menig geschrift uit later
+tijd het geval is), vele vervalschingen zijn voorgekomen kan niemand
+verwonderen, die de voorliefde en den tact van de Chineezen voor
+dergelijke bedriegerijen in iederen tak hunner vaderlandsche bedrijven
+kent. In vele gevallen is het aan de latere kritiek, soms echter eerst
+na eeuwen, gelukt om de vervalschingen te ontdekken en de oude,
+w&egrave;l onvolledige, doch minder verdachte teksten weer voor den dag
+te brengen.</p>
+<p>Ook in den nieuweren tijd, zelfs na het uitvinden en de algemeene
+toepassing van de boekdrukkunst, is het aantal der verloren gegane
+werken, waarvan men het bestaan nog slechts kent door een titel in een
+catalogus, of door citaten in andere geschriften, zeer belangrijk. De
+reden daarvan ligt voor een goed deel in de vele inwendige onlusten,
+waarbij weinige steden de verwoesting ontgingen. Zoo heeft de bekende
+Taiping-opstand vreeselijke, onherstelbare schade aangericht, terwijl
+bij de verwoesting van het zomerpaleis door de Engelschen in 1860 de
+daarin aanwezige schoone keizerlijke bibliotheek werd vernield. Een
+ander ongeluk is, dat het aantal exemplaren van een werk, door
+overschrijven of drukken verveelvoudigd, vaak zeer beperkt was. Dit
+geldt natuurlijk vooral van grootere werken: handboeken,
+encyclopaedi&euml;n enz., welke vaak slechts bestemd waren voor een
+kleinen kring.</p>
+<p>In vele gevallen zijn dan de daarvoor afzonderlijk bestemde metalen
+typen gestolen of de gewoonlijk voor het afdrukken bestemde houten
+platen verloren gegaan, vernield, of onbruikbaar geworden en is het
+nooit tot een tweede uitgave gekomen. Ook aan den in China zeer te
+vreezen boekenworm, is de vernieling van vele werken, soms zelfs van de
+houten platen te wijten. <span class="pagenum">[<a id="pb243" href="#pb243" name="pb243">243</a>]</span></p>
+<p>Men behoeft maar eenmaal een blik geslagen te hebben in de
+bibliotheek van een der vele kloosters in den omtrek van Peking, of Dr.
+Martin&rsquo;s beschrijving der bibliotheek van het Hanlin collegium te
+lezen, om zich te kunnen voorstellen, hoe vochtigheid en wormen
+opruiming hebben gehouden onder de letterkundige werken van China en
+hun vernielingswerk nog dagelijks voortzetten. In de
+kloosterbibliotheken is er onder duizend ongeordende, omzwervende
+deelen niet &eacute;&eacute;n, welks bladen niet half vergaan of met
+wormgaten doorboord zijn. En, te oordeelen naar den toestand, waarin
+vele werken, die uit keizerlijke of particuliere bibliotheken het licht
+zagen, zich bevinden, schijnt het in deze plaatsen<a id="xd20e5664"
+name="xd20e5664"></a> der geleerdheid er ook niet veel beter uit te
+zien. Veel schuld heeft ook het slechte papier en het slordig
+openmaken, der uit los te zamen genaaide bladen bestaande deeltjes. De
+hoofdoorzaak van het verval is echter, dat de verzamelingen niet
+toegankelijk zijn voor het publiek en dat het administratief toezicht
+ook hier, als in zoovele andere gevallen in China, slechts een opzicht
+in naam is. Gevolg daarvan is, dat de boeken zoek raken of op andere
+wijze te gronde gaan, zonder dat iemand roeping gevoelt om ordenend en
+reddend den Augiasstal onderhanden te nemen.</p>
+<p>Het ontbreekt niet aan berichten en keizerlijke edicten, doch men
+laat het dikwijls bij fraai klinkende, schoon gevormde zinnen. Hier kan
+men de ware mierenvlijt der letterkundigen, die anders in zoo menig
+opzicht storend op de ontwikkeling van het land hebben ingewerkt, niet
+genoeg prijzen. Aan dien ijver toch is het te danken, dat van de
+letterkundige schatten des lands nog zooveel gered is en behouden zal
+blijven. Zonder dien ijver ware het ons niet mogelijk geweest, u de
+Chineesche philosophie eenigszins te doen kennen. Moge, wat wij
+daarover mededeelden, u tot de overtuiging hebben gebracht, dat ook
+deze Chineesche &bdquo;denkers&rdquo; onze aandacht verdienen.
+<span class="pagenum">[<a id="pb244" href="#pb244" name="pb244">244</a>]</span></p>
+</div>
+</div>
+</div>
+</div>
+</div>
+<div class="footnotes">
+<hr class="fnsep">
+<p class="footnote"><span class="label"><a class="noteref" id="xd20e3925" href="#xd20e3925src" name="xd20e3925">1</a></span> Vragen,
+het ontstaan der wereld betreffende.</p>
+<p class="footnote"><span class="label"><a class="noteref" id="xd20e3941" href="#xd20e3941src" name="xd20e3941">2</a></span> Toch had
+ook deze wijsheid, gelijk wij zien zullen, een &bdquo;metaphysischen
+grondslag.&rdquo; Goed staatsburger zijn behoort ook tot het opvolgen
+van &rsquo;s hemels ordeningen.</p>
+<p class="footnote"><span class="label"><a class="noteref" id="xd20e3995" href="#xd20e3995src" name="xd20e3995">3</a></span> Daar is
+thans nog de groote tempel ter eere van Confucius, waar den heiligen
+ouden wijze geschenken worden gebracht.</p>
+<p class="footnote"><span class="label"><a class="noteref" id="xd20e4030" href="#xd20e4030src" name="xd20e4030">4</a></span> Wij
+vergeten daarbij echter het woord niet, dat niemand groot is voor zijn
+kamerdienaar.</p>
+<p class="footnote"><span class="label"><a class="noteref" id="xd20e4050" href="#xd20e4050src" name="xd20e4050">5</a></span> Mannen
+van rang dragen twee zwaarden.</p>
+<p class="footnote"><span class="label"><a class="noteref" id="xd20e4146" href="#xd20e4146src" name="xd20e4146">6</a></span>
+Hsiao-king.</p>
+<p class="footnote"><span class="label"><a class="noteref" id="xd20e4149" href="#xd20e4149src" name="xd20e4149">7</a></span>
+Tahio.</p>
+<p class="footnote"><span class="label"><a class="noteref" id="xd20e4154" href="#xd20e4154src" name="xd20e4154">8</a></span> Chung
+yung.</p>
+<p class="footnote"><span class="label"><a class="noteref" id="xd20e4161" href="#xd20e4161src" name="xd20e4161">9</a></span> Daarom
+offeren ook gesnedenen, die in hun jeugd door de ouders verkocht zijn
+om hen te laten ontmannen, aan de gestorven ouders niet, daar dezen hun
+de vervulling van den plicht der kinderlijke liefde onmogelijk gemaakt
+hebben. Volwassenen, die zichzelf voor dit doel verkocht hebben,
+brengen die offers wel: evenals de Boeddhistische (<span class="corr"
+id="xd20e4163" title="Bron: uitteraard">uiteraard</span> ongehuwde)
+priesters.</p>
+<p class="footnote"><span class="label"><a class="noteref" id="xd20e4322" href="#xd20e4322src" name="xd20e4322">10</a></span>
+<span class="corr" id="xd20e4323" title="Bron: de">De</span> Cynici
+vormden een wijsgeerige school in het oude Griekenland. Zij versmaadden
+alle beschaving en trachtten naar den grootsten eenvoud: men denke aan
+Diogenes en zijn ton!</p>
+<p class="footnote"><span class="label"><a class="noteref" id="xd20e4466" href="#xd20e4466src" name="xd20e4466">11</a></span>
+Diogenes leefde in de 4<sup>e</sup> eeuw v. C. Van hem is bekend dat
+hij den strengsten eenvoud betrachtte: een ton was zijn woning. Van
+Alexander den Groote vroeg hij als gunst slechts dat de vorst wat op
+zijde zou gaan om hem niet te berooven van &rsquo;t genot van den
+zonneschijn.</p>
+<p class="footnote"><span class="label"><a class="noteref" id="xd20e4510" href="#xd20e4510src" name="xd20e4510">12</a></span> Zie
+blz. 165.</p>
+<p class="footnote"><span class="label"><a class="noteref" id="xd20e4532" href="#xd20e4532src" name="xd20e4532">13</a></span> vgl.
+Ev. n. Johannes, hfdst. I.</p>
+<p class="footnote"><span class="label"><a class="noteref" id="xd20e4561" href="#xd20e4561src" name="xd20e4561">14</a></span>
+&bdquo;Jehovah&rdquo;. Een juistere uitspraak is Jahve.</p>
+<p class="footnote"><span class="label"><a class="noteref" id="xd20e4721" href="#xd20e4721src" name="xd20e4721">15</a></span> Zie
+blz. <a href="#pb176" class="pageref">176</a> enz.</p>
+<p class="footnote"><span class="label"><a class="noteref" id="xd20e4792" href="#xd20e4792src" name="xd20e4792">16</a></span> Wij
+zouden hier eerder &bdquo;bemoeizucht&rdquo; verwachten.</p>
+<p class="footnote"><span class="label"><a class="noteref" id="xd20e4845" href="#xd20e4845src" name="xd20e4845">17</a></span> of
+liever Boeddhistisch in den geest van &bdquo;den grooten
+overtocht&rdquo;, het latere, sceptische Boeddhisme, zie blz. 118 en
+119.</p>
+<p class="footnote"><span class="label"><a class="noteref" id="xd20e4904" href="#xd20e4904src" name="xd20e4904">18</a></span>
+Alchimie = het zoeken van den steen der wijzen, necromantie = het
+bezweren der dooden.</p>
+<p class="footnote"><span class="label"><a class="noteref" id="xd20e4913" href="#xd20e4913src" name="xd20e4913">19</a></span> Dat de
+mensch in een droom of onder suggestie in een ongelooflijk korten tijd
+veel kan doorleven is een feit, door nieuwere onderzoekingen
+bevestigd.</p>
+<p class="footnote"><span class="label"><a class="noteref" id="xd20e4929" href="#xd20e4929src" name="xd20e4929">20</a></span> De
+aanhangers van Confucius en Mencius.</p>
+<p class="footnote"><span class="label"><a class="noteref" id="xd20e4952" href="#xd20e4952src" name="xd20e4952">21</a></span> de
+Taipings, die in 1864 van zich deden spreken, wilden de Mandschoe
+dynastie verdrijven en het zuiver Chineesche element op den voorgrond
+stellen. De gansche beweging werd echter in bloed gesmoord.</p>
+<p class="footnote"><span class="label"><a class="noteref" id="xd20e4955" href="#xd20e4955src" name="xd20e4955">22</a></span> men zie
+over het <span class="corr" id="xd20e4957" title="Bron: Lamaisme">Lamaïsme</span> blz. 150 enz. van dit werk.</p>
+<p class="footnote"><span class="label"><a class="noteref" id="xd20e4964" href="#xd20e4964src" name="xd20e4964">23</a></span> incubi
+zijn geesten, die als mannen met vrouwen den bijslaap uitoefenen,
+succubi zijn geesten, die dit als vrouwen met mannen doen.</p>
+<p class="footnote"><span class="label"><a class="noteref" id="xd20e4988" href="#xd20e4988src" name="xd20e4988">24</a></span> deze
+laatsten wilden wel de Joodsche traditie handhaven, doch hadden zeer
+veel aan de denkbeelden der Grieken ontleend en in hun philosophie
+opgenomen.</p>
+<p class="footnote"><span class="label"><a class="noteref" id="xd20e5081" href="#xd20e5081src" name="xd20e5081">25</a></span> de
+vertegenwoordiger van het &bdquo;gewijzigde<span class="corr" id="xd20e5083" title="Niet in bron">&rdquo;</span> Confucianisme, zie blz.
+182, 216 en 221.</p>
+<p class="footnote"><span class="label"><a class="noteref" id="xd20e5118" href="#xd20e5118src" name="xd20e5118">26</a></span> Zie
+blz. 216 enz.</p>
+<p class="footnote"><span class="label"><a class="noteref" id="xd20e5134" href="#xd20e5134src" name="xd20e5134">27</a></span> In
+China zijn geen wettig aangestelde advocaten, daardoor werden
+rechtszaken behandeld door &bdquo;winkeladvocaten&rdquo;, die niet zeer
+in eere staan, doch bij domme menschen toch maar al te veel invloed
+hebben. In de omschrijving van deze sententie worden zij geducht
+doorgehaald, o. a. dit: heeft men ooit gehoord dat een dezer lieden een
+natuurlijken dood stierf? (m. a. w. zulke ellendelingen treft des
+hemels straf).</p>
+<p class="footnote"><span class="label"><a class="noteref" id="xd20e5139" href="#xd20e5139src" name="xd20e5139">28</a></span> Zooals
+men weet leeft de zijderups op den moerbeiboom.</p>
+<p class="footnote"><span class="label"><a class="noteref" id="xd20e5148" href="#xd20e5148src" name="xd20e5148">29</a></span> Met die
+valsche leeringen wordt niet alleen op het Taoïsme en het
+Boeddhisme, maar ook op het Christendom, bepaald in zijn
+Roomsch-Katholieken vorm gedoeld. Over het Christendom handelt deze
+omschrijving: &bdquo;Zelfs de leer van de &bdquo;secte van den heer des
+hemels&rdquo; (zoo noemen de Chineezen het R. K. geloof) die over den
+hemel spreekt en over de aarde zwetst en over dingen zonder schaduw en
+wezen, is valsch en bedorven. Dewijl echter de leeraren van dezen
+godsdienst met de sterrekunde bekend zijn en in de wiskunde ervaren,
+gebruikt de regeering hen om den kalender te verbeteren. Dat bewijst
+echter bij lange niet, dat hun godsdienst goed is. Gij moet hen tot
+geen prijs geloof schenken. De wet is streng tegen al deze valsche
+secten. De straf die hen treft is dezelfde als die voor mannelijke en
+vrouwelijke toovenaars is vastgesteld. De regeering heeft deze wet
+uitgevaardigd om het volk te verhinderen kwaad te doen en het aan te
+moedigen goed te doen, van verdorvenheid te wijken en tot de waarheid
+terug te keeren, gevaar te vermijden en rust te verkrijgen.&rdquo;</p>
+<p class="footnote">Deze uitspraak is een van de krachtigste
+hindernissen, die de toelating van het Christendom in den weg staan en
+misschien nog lang zal nawerken.</p>
+<p class="footnote"><span class="label"><a class="noteref" id="xd20e5162" href="#xd20e5162src" name="xd20e5162">30</a></span> de
+bedoeling is deze: iedere klasse heeft hare eigene bezigheid, waaraan
+zij vast moet houden: de geleerde, de landman, de handwerksman, de
+koopman. Doen zij dat niet, dan ontbreekt hun bestendigheid, en al
+arbeiden zij ook den ganschen dag, zoo brengen zij toch niets tot
+stand. Daarom moet ieder vasthouden aan datgene, wat hij eenmaal
+begonnen heeft. Behalve de vier zooeven genoemde klassen zijn er nog
+soldaten&mdash;verder nog een klasse van arme lieden, die geen land
+hebben om te bebouwen, geen geld om handel te drijven, en die geen
+handwerk hebben geleerd. Tot dezen wordt hier gezegd: <span class="corr" id="xd20e5164" title="Niet in bron">&bdquo;</span>Gij kunt niet
+anders dan u als daglooners verhuren om in uw levensonderhoud te
+voorzien, uw rug en uw schouders moeten dragen, weest echter eerlijk en
+vlijtig, en noch aan eten noch aan drinken zal het u
+ontbreken.&rdquo;</p>
+<p class="footnote"><span class="label"><a class="noteref" id="xd20e5179" href="#xd20e5179src" name="xd20e5179">31</a></span> Tien of
+honderd famili&euml;n vormen eene vereeniging, die solidair voor
+elkaars medeleden verantwoordelijk is. Zoo worden b.v., als iemand een
+deserteur heeft geherbergd, de vijf huizen rechts en de vijf huizen
+links medegestraft. Toen er in 1891 opstand in Mongoli&euml; was, werd
+deze organisatie weer in herinnering gebracht en scherp doorgevoerd. In
+ieder huis moest een tafel zijn, waarop de namen van alle bewoners van
+het huis stonden vermeld.</p>
+<p class="footnote"><span class="label"><a class="noteref" id="xd20e5345" href="#xd20e5345src" name="xd20e5345">32</a></span>
+Trigrammen, uit drie, hexagrammen, uit zes letters bestaande teekens,
+waaraan men een geheimzinnige waarde toekende. Zie ook blz. 221 en
+222.</p>
+<p class="footnote"><span class="label"><a class="noteref" id="xd20e5366" href="#xd20e5366src" name="xd20e5366">33</a></span>
+220&ndash;205 v. C.</p>
+<p class="footnote"><span class="label"><a class="noteref" id="xd20e5465" href="#xd20e5465src" name="xd20e5465">34</a></span> deze
+leefde van 371&ndash;288 v. C.</p>
+<p class="footnote"><span class="label"><a class="noteref" id="xd20e5474" href="#xd20e5474src" name="xd20e5474">35</a></span> Zie
+blz. 180.</p>
+<p class="footnote"><span class="label"><a class="noteref" id="xd20e5533" href="#xd20e5533src" name="xd20e5533">36</a></span> zie
+bladz. 228 enz.</p>
+<p class="footnote"><span class="label"><a class="noteref" id="xd20e5563" href="#xd20e5563src" name="xd20e5563">37</a></span> Zie
+blz. 191.</p>
+<p class="footnote"><span class="label"><a class="noteref" id="xd20e5579" href="#xd20e5579src" name="xd20e5579">38</a></span> Zie
+blz. 202 enz.</p>
+<p class="footnote"><span class="label"><a class="noteref" id="xd20e5590" href="#xd20e5590src" name="xd20e5590">39</a></span> Zie
+blz. 193 enz.</p>
+</div>
+</div>
+<div id="ch6" class="div1 chapter"><span class="pagenum">[<a href="#toc">Inhoud</a>]</span>
+<div class="divHead">
+<h2 class="label">Hoofdstuk <span class="corr" id="xd20e5672" title="Bron: IV">VI</span>.</h2>
+<h2 class="main"><a id="xd20e5676" name="xd20e5676"></a>Het
+Mazdeïsme.</h2>
+<div id="ch6.1" class="div2 section"><span class="pagenum">[<a href="#toc">Inhoud</a>]</span>
+<div class="divHead">
+<h3 class="main">I. Inleiding.</h3>
+</div>
+<div class="divBody">
+<p class="first">Wanneer wij gelezen hebben van de aloude wijsheid der
+Brahmanen en ons daarop hebben verplaatst, in den eigenaardigen,
+rustig-bepeinzenden geest van het Boeddhisme, moet het ons vreemd
+aandoen, als wij uit die Indische wereld van peinzen en bespiegeling
+ons begeven naar het oude Iran, ten einde ons te verdiepen in den
+godsdienst van Zoroaster. Uit een wereld van subtiele droomerijen komen
+wij dan in eens met beide voeten op den bodem der werkelijkheid, uit
+een godsdienst die boven alles den vrede zoekt en allen strijd schuwt,
+komen wij tot een anderen, die strijd, meedoogenloozen strijd als een
+zijner grondbeginselen predikt. En, terwijl Indi&euml; den der wereld
+afgestorven kluizenaar of monnik bewondert, is in oud Perzi&euml; de
+kloeke huisvader, die met liefde zich aan den landbouw wijdt, de ware
+dienaar des Allerhoogsten. Vruchtbaarheid en leven is hier met den
+godsdienst &eacute;&eacute;n, terwijl Indi&euml; van den godgewijde
+onthouding van geslachtelijken omgang eischt.</p>
+<p>En toch, toch zijn die beide planten, oud-Indi&euml; en
+oud-Perzi&euml;, op denzelfden bodem gewassen. Beiden zijn ontstaan uit
+den oud-Arischen godsdienst, dien de gemeenschappelijke voorouders
+beleden, v&oacute;&oacute;r zij uiteengingen, de een naar het warme
+Indi&euml; met zijn weelderige natuur, uitlokkend tot droomen en
+peinzen, de ander naar het onvruchtbare Iran,<a class="noteref" id="xd20e5685src" href="#xd20e5685" name="xd20e5685src">1</a> waar de
+mensch wel wat anders had te doen en door noesten vlijt, in den strijd
+tegen de <span class="pagenum">[<a id="pb245" href="#pb245" name="pb245">245</a>]</span>vijandige natuurmachten, zijn levensonderhoud
+aan den bodem moest ontwringen. Daar nu is het Mazdeïsme of de
+oud-Perzische godsdienst ontstaan. In welke landstreek&mdash;velen
+meenen in Bactri&euml;&mdash;is onzeker. Wij spreken echter maar van
+oud-Perzischen godsdienst, omdat het Mazdeïsme, althans later de
+godsdienst van de Perzen, het meest op den voorgrond tredende der
+Iranische volken is geworden. De naam Mazdeïsme is ontleend aan
+Mazda, de &bdquo;Verhevene&rdquo;, zooals de hoogste godheid werd
+genoemd. Over dit Mazdeïsme willen wij dus handelen: een niet
+gemakkelijk onderwerp, omdat wij hier weinig bronnen hebben en dan nog
+veel in die oude bronnen zwaar te verstaan is.</p>
+<p>Twee namen klinken ons hier tegen: wij lezen van het Zend-Avesta als
+het heilige boek en van Zoroaster den profeet, aan wiens naam dit boek
+is vastgeknoopt. &rsquo;t Spreekt vanzelf, dat het daarom nog niet van
+zijn eigen hand behoeft te zijn: evenmin als de geheele Koran door
+Mohammed, of alles in de vijf eerste boeken des Ouden Testaments door
+Mozes geschreven is. Toch bestaan er goede redenen om aan te nemen, dat
+althans de G&#257;tha&rsquo;s, oude liederen, die van het Avesta een
+deel uitmaken, van hem zelf afkomstig zijn. Overigens schuilt zijne
+geschiedenis in het duister. Zeker leefde hij vele eeuwen
+v&oacute;&oacute;r Christus en lang v&oacute;&oacute;r Cyrus
+(6<sup>e</sup> eeuw v&oacute;&oacute;r C.) Waarschijnlijk was hij van
+aanzienlijke afkomst en gevoelde hij zich innerlijk geroepen als
+hervormer van den godsdienst op te treden. Na zeven jaar in eenzame
+overpeinzingen te hebben doorgebracht, trad hij met kracht tegen den
+afgodendienst op. Eerst bekeert hij enkele familieleden. Straks ook
+koning Vistaçp&#257;. Veel had hij te strijden met den invloed
+der Turani&euml;rs, wier bijgeloovige tooverpraktijken onder zijn volk
+sterk waren doorgedrongen. Doch hij gaf den strijd niet op en predikte
+zijn godsdienst der reinheid, tot hij in Balkh, de hoofdstad des rijks,
+bij een aanval der Turani&euml;rs, om het leven kwam.</p>
+<p>Wat het Zend-Avesta betreft,<span class="corr" id="xd20e5697" title="Bron: (">&mdash;</span>de naam beteekent <i>wet</i> (avesta) met
+<i>verklaring</i> (zend)&mdash;dit boek is eerst sedert 1771, toen het
+door den Franschen geleerde Anquetil du Perron uit Azi&euml; werd
+meegenomen en uitgegeven<a class="noteref" id="xd20e5706src" href="#xd20e5706" name="xd20e5706src">2</a>, in Europa bekend geworden.</p>
+<p>Het werk vormt de overblijfselen van een veel uitgebreider
+godsdienstige lectuur en dagteekent in zijn geheel zeker van minstens 6
+&agrave; 7 eeuwen v&oacute;&oacute;r Christus. De meeste stukken zijn
+zelfs veel ouder. <span class="pagenum">[<a id="pb246" href="#pb246"
+name="pb246">246</a>]</span></p>
+<p>Evenals het O. T. ons verschillende phasen van ontwikkeling van
+eenzelfden godsdienst, b.v.: het oude Jahvisme, den godsdienst der
+profeten en den wettelijken godsdienst vanaf de dagen van Ezra en
+Nehemia doet zien: ontwikkelingsvormen die wel zeer uiteenloopen, doch
+door &eacute;&eacute;n draad zijn verbonden, zoo is het ook hier. Ook
+in het Zend-Avesta vinden wij drie ontwikkelingsvormen van denzelfden
+godsdienst, waarvan de eerste ons toont den nieuwen godsdienst, zooals
+hij gepredikt werd door Zoroaster of zijne school; de tweede teekent
+hem, zooals hij meer in &rsquo;t practische leven inwerkt, doch dan ook
+door het oud volksgeloof enz. reeds eenigszins verontreinigd is en de
+derde doet hem ons zien als een volksgodsdienst geworden geheel en al:
+&egrave;n dus, noodzakelijkerwijze heel wat verschillend van de oude
+grondslagen, maar toch de grondgedachten van het verleden, zij het in
+aarden vaten, in zich dragend.</p>
+<p>Van deze phasen behandelen wij alleen de eerste en de derde, omdat
+wij over de tweede slechts zeer weinig bronnen hebben (de jongere
+G&#257;tha&rsquo;s) en het verschil tusschen de eerste en tweede zeer
+gering is.</p>
+<p>Het is te bejammeren, dat, zooals wij boven zeiden, slechts
+brokstukken der oude gewijde literatuur tot ons zijn gekomen, doch wij
+moeten ons tevreden stellen met wat wij bezitten. Een enkele opmerking
+daarover zal hier niet misplaatst zijn.</p>
+<p>In de dagen toen Alexander de Groote zijn wereldheerschappij
+vestigde, alzoo in de 4<sup>e</sup> eeuw <span class="corr" id="xd20e5728" title="Bron: voor">v&oacute;&oacute;r</span> Christus
+schijnt er, volgens geloofwaardige berichten, een rijke godsdienstige
+lectuur te hebben bestaan. Evenwel, Alexander de Groote, die aan het
+Perzische rijk een einde maakte, trad ook tegen den oud-Perzischen
+godsdienst en diens gewijde boeken vijandig op. Hij verbrandde deze of
+zond ze naar zijn rijk. Slechts een gedeelte bleef gespaard.</p>
+<p>Toen later de Perzen weer eigen koningen bezaten, nl. de dynastie
+der Sassaniden (226&ndash;636 n. C.) werd bijeen verzameld, wat overig
+was. Toen bestond het Zend-Avesta uit 21 boeken. Deze waren ook in
+hoofdzaak nog in de 9<sup>e</sup> eeuw na Christus aanwezig, althans
+een schrijver uit die dagen heeft er 20 in de oorspronkelijke taal voor
+zich gehad, 19 bovendien in een ander dialect, het Pehlewi, dat hij
+beter verstond. Ook deze verzameling is echter verloren: slechts
+brokstukken zijn er van over. De eeuwen hebben dus een geduchte zifting
+gehouden. Evenwel, verschillende gegevens samenvoegende, komen wij tot
+het besluit, dat ons het meest belangrijke bewaard is gebleven.
+<span class="pagenum">[<a id="pb247" href="#pb247" name="pb247">247</a>]</span></p>
+<p>Wat wij nu nog bezitten, en wat in hoofdzaak reeds door Anquetil du
+Perron is uitgegeven, is het volgende:</p>
+<p>1. Yasna, een boek van ritueelen aard, bevattende teksten bij de
+offerhandeling.</p>
+<p>2. Visp&#275;red (alle heeren) gebezigd bij die offeranden, waarbij
+&bdquo;alle heeren&rdquo; worden aangeroepen.</p>
+<p>3. Vend&#299;d&#257;d (wet tegen de da&#275;va&rsquo;s = duivelen)
+in 22 fargards (hoofdstukken).</p>
+<p>4. Yasts, offerzangen ter eere van de Yazata&rsquo;s (verheven
+wezens) aan wie 27 van de 30 dagen der maand waren gewijd.</p>
+<p>5. Eenige kleinere geschriften; kalenders, gebeden, spreuken,
+gewoonlijk genaamd het Kleine Avesta.</p>
+<hr class="tb">
+<p>Deze gedeelten zijn van verschillenden ouderdom, en
+vertegenwoordigen de drie straks genoemde ontwikkelingsphasen van het
+Mazdeïsme.<a class="noteref" id="xd20e5754src" href="#xd20e5754"
+name="xd20e5754src">3</a> In de Yasna vooral komen de oudste stukken
+voor, de zoogenaamde G&#257;tha&rsquo;s (oude liederen), die ook wat
+hun taal betreft, van de overige deelen verschillen en in wier leer ook
+sommige denkbeelden en leerstellingen van het latere Mazdeïsme
+niet worden gevonden. Zij klimmen wel tot het jaar 1000 <span class="corr" id="xd20e5757" title="Bron: voor">v&oacute;&oacute;r</span> onze
+jaartelling op en leeren ons het Mazdeïsme kennen in zijn aanvang
+en oorspronkelijke zuiverheid.</p>
+<p>Wat hebben wij ons nu, aan de hand dezer oude oorkonden en van
+enkele andere berichten van het ontstaan van dezen godsdienst voor te
+stellen?</p>
+<p>We merkten reeds op, dat eenmaal de voorvaderen van Indi&euml;rs en
+Perzen, de Ari&euml;rs, gelijk zij zich noemden, samenwoonden in de
+landstreek ten noorden van Voor-Indi&euml;. Vandaar uit gingen de
+(latere) Indi&euml;rs naar het zuiden, de (latere) Perzen of liever
+Irani&euml;rs, naar het noorden.</p>
+<p>De goden, die beiden v&oacute;&oacute;r hunne scheiding vereerden
+waren dus dezelfde. Deze waren o. a. Varuna en <span class="corr" id="xd20e5766" title="Bron: Mitra">Mithra</span>, Yama, of zooals de
+Perzen hem later noemden Yima, den eersten mensch: mythisch koning van
+het oudste menschdom en van het doodenrijk.<a class="noteref" id="xd20e5769src" href="#xd20e5769" name="xd20e5769src">4</a> Ook wisten
+zij toen reeds in hun mythen te gewagen van de worsteling, die er in de
+natuur is tusschen licht en duisternis, al vatten zij dien strijd ook
+nog niet zoozeer als een zedelijken strijd op.</p>
+<p>Voorts was het vuur bij hen in hooge eere en kenden zij een soort
+onsterfelijkheidsdrank, waaraan men zich een gewijden <span class="pagenum">[<a id="pb248" href="#pb248" name="pb248">248</a>]</span>roes
+dronk: een middel toch zag men daarin om tot hooger leven, tot
+bovenmenschelijke bezieling te geraken.</p>
+<p>De twee&mdash;later zoo uiteenloopende stroomen&mdash;waren dus
+eenmaal &eacute;&eacute;n. Hoe zijn zij later zoo ver van elkaar
+gekomen? Het antwoord moet luiden: bij de Indi&euml;rs is, onder de
+leiding van priesterlijke famili&euml;n, de godsdienst langzamerhand in
+een eigenaardige bedding geleid, waarbij zij andere godsdiensten, b.v.
+die van overwonnen volken, in zich opnam, door hunne goden een plaats
+te geven onder de verhevenen. Bij de Perzen echter heeft&mdash;zeker
+geruimen tijd na hunne scheiding van de vroegere landgenooten&mdash;een
+bepaalde hervorming van den godsdienst plaats gehad, een hervorming,
+die verband hield met een belangrijken maatschappelijken overgang: dien
+van zwervend herder tot gezeten landbouwer. Aan deze hervorming is de
+naam Zoroaster verbonden. Reeds deelden wij enkele dingen over zijn
+leven mee, en merkten wij op, dat de G&#257;tha&rsquo;s van hem
+afkomstig waren. Wij willen nu zien, wat deze bezielde profeet aan de
+menschheid bracht, welke eischen weerklank vonden in zijn rein
+gemoed.</p>
+</div>
+</div>
+<div id="ch6.2" class="div2 section"><span class="pagenum">[<a href="#toc">Inhoud</a>]</span>
+<div class="divHead">
+<h3 class="main">II. Het Mazdeïsme der <span class="corr" id="xd20e5782" title="Bron: Gatha&rsquo;s">G&#257;tha&rsquo;s</span>.</h3>
+</div>
+<div class="divBody">
+<p class="first">Wat nu leerde deze nieuwe godsdienst? Hij prees aan
+den dienst van Mazda, ook wel <span class="corr" id="xd20e5787" title="Bron: Ahura-Mazda">Ahura Mazda</span> geheeten, d. i. de wijze heer.
+Deze wordt voorgesteld als de schepper aller dingen, hemelsche en
+aardsche, geestelijke en stoffelijke. &bdquo;Wie,&rdquo; zoo heet het
+van hem in een der oude liederen,<a class="noteref" id="xd20e5790src"
+href="#xd20e5790" name="xd20e5790src">5</a> <span class="corr" id="xd20e5793" title="Niet in bron">&bdquo;</span>heeft aan zon en sterren
+den weg gewezen? Wie maakt, dat de maan wast en afneemt? Wie houdt de
+aarde en de wolken daarboven terug van den val? Wie (schiep) de wateren
+en de boomen? Wie heeft aan den wind en den donder snelheid verbonden?
+Welke kunstenaar heeft het licht en de duisternis geschapen, welke
+kunstenaar den slaap en de waakzaamheid? Wie morgen, middag en nacht,
+die den geest besturen van hem, die de orde (den geregelden
+offerdienst) in acht neemt?... Wie schiep in &rsquo;s vaders gemoed het
+verlangen naar een zoon?&rdquo;</p>
+<p>Ook de mensch wordt genoemd een schepping Gods. &bdquo;Van den
+aanvang af, Mazda! hebt gij ons geschapen door uwen geest als levende,
+zelfbewuste en verstandige wezens, hebt gij een lichaam gegeven aan de
+ziel, en daden en leeringen, waarop (de mensch) vrijwillig zijn keuze
+vestigt.<span class="corr" id="xd20e5798" title="Niet in bron">&rdquo;</span><a class="noteref" id="xd20e5800src" href="#xd20e5800" name="xd20e5800src">6</a> <span class="pagenum">[<a id="pb249" href="#pb249" name="pb249">249</a>]</span></p>
+<p>Alles roept Mazda in &rsquo;t leven: hij schept Vohuman&#333; (de
+goede gezindheid), de lieflijke Armaiti (de vroomheid) met Khsathra
+(het ware rijk).<a class="noteref" id="xd20e5806src" href="#xd20e5806"
+name="xd20e5806src">7</a> Geeft hij dezen als goede geniussen aan den
+mensch (deze drie worden met nog vier anderen in de G&#257;tha&rsquo;s
+als zijn trawanten voorgesteld), hij zorgt ook voor de dieren. En wel
+in de eerste plaats voor de koe. Dit kan ons niet verwonderen, omdat
+dit h&egrave;t dier van den landbouw is en de godsdienstige hervorming,
+waarover wij spreken tevens bedoelde de oude Irani&euml;rs tot vrome,
+gezeten, landbouwende huisvaders te maken.</p>
+<p>Het oude volksgeloof trouwens eerde reeds de koe. Het wist te
+verhalen, dat de eerstgeschapenen op aarde waren een eenig rund en een
+menschvormig wezen. Beiden werden echter gedood en uit het menschvormig
+wezen kwamen voort de twee eerste menschen, terwijl uit het lichaam van
+den gedooden stier een aantal voedings- en geneeskundige planten zich
+ontwikkelden. Het zaad van den stier echter werd gezuiverd in de maan
+en daaruit kwam voort het eerste runderpaar: vader en moeder der
+geheele dierenwereld. De ziel van het gedoode rund, G&eacute;us Urva,
+ging echter ten hemel.</p>
+<p>Deze mythe nu wordt door Zoroaster verder uitgewerkt, in een gesprek
+tusschen G&eacute;us Urva en hemelsche machten. Daarin klaagt &bdquo;de
+ziel van het rund&rdquo; over het geweld, waaraan zij ter prooi is.
+G&eacute;us tasan, de schepper van het runderpaar, vraagt dan aan Asa,
+een van Mazda&rsquo;s trawanten, welke ordeningen deze voor het rund
+heeft ingesteld. Het blijkt, dat het nog geen beschermer heeft, geen
+meester, die het voedt en verzorgt. En nu wordt Zarathustra
+(Zoroaster), als zijn beschermer aangesteld: hij zal, door
+Mazda&rsquo;s geboden te verkondigen, het rund beschermen. Zoo treedt
+de groote profeet als beschermer van landbouw en veeteelt op.</p>
+<p>Merkwaardig is, dat ook de aarde zelve wordt voorgesteld als een
+koe, de gelukbrengende of gaveschenkende, die besproeid moet worden,
+wil men haar voor het akkerwerk geschikt maken.</p>
+<p>Men ziet, hoe nauw landbouw en godsdienst hier verbonden zijn: de
+nauwgezette landbouwer, die goed voor zijn vee is en de aarde naar
+eisch bebouwt vervult daardoor tevens een plicht tegenover Mazda.</p>
+<p>Wat Mazda zelf voorts betreft, hij wordt evenals Varuna bij de oude
+Indi&euml;rs<a class="noteref" id="xd20e5819src" href="#xd20e5819"
+name="xd20e5819src">8</a> voorgesteld als de Alziende, die niet
+<span class="pagenum">[<a id="pb250" href="#pb250" name="pb250">250</a>]</span>bedrogen kan worden; de Wachter, wiens oogen
+bespeuren niet alleen wat in het openbaar, maar ook wat in het
+verborgen beraamd wordt; de Rechter, die weet wat menschen zullen doen
+of gedaan hebben. Hem moet de geloovige, de wijze zoowel als de
+landbouwer, vragen wat het rechte is, hem &bdquo;die rechtvaardig
+regeerende aan de schepselen de ordeningen des rechts
+voorschrijft.&rdquo;</p>
+<p>Mazda is dus is allen deele de groote, eigenlijk de eenige god. Dit
+sluit echter niet uit, dat er naast hem&mdash;voornamelijk een
+zestal&mdash;hemelsche trawanten voorkomen. Echter moeten wij hierbij
+bedenken: 1<sup>e</sup> dat Mazda altijd als ver verheven boven deze
+trawanten wordt voorgesteld, 2<sup>e</sup> dat deze trawanten
+nauwelijks als personen, veeleer als verpersoonlijkte deugden worden
+voorgesteld.</p>
+<p>Wat deze trawanten betreft, in de eerste plaats moet daaronder
+genoemd worden Vohuman&#333; = de goede gezindheid. Daarmee wordt
+bedoeld, wat wij noemen: den heiligen geest: door zijn daden groeit
+Mazda&rsquo;s heerschappij, de gemeente der vromen draagt zijn
+kenteekenen, hij is de hemelsche vertegenwoordiger aller wezens.</p>
+<p>Dan volgt Asa = hetgeen voegzaam, passend, vroom is. Deze is
+feitelijk, wat wij noemen de goddelijke wereldorde; hij omvat alle
+plichten van den mensch in &rsquo;t algemeen en in het bizonder die
+tegenover de hemelsche machten. Elken dag schept hij de ordeningen van
+<a id="xd20e5837" name="xd20e5837"></a>Vohuman&#333; (bij den
+eeredienst). Als vertegenwoordiger van den offerdienst (waaraan de
+Ari&euml;rs zoo groote macht en zegen toekenden) is hij de grootste
+vijand der Drukh&rsquo;s (booze geesten), die zijn stichtingen
+vernielen. Een derde hemelgeest, of liever verpersoonlijking, is
+Khsathra, het hemelsche, het ideale rijk, waarin is eerbied voor het
+volmaakte, vergeving van zonden, de woonplaats der hoogste geesten, het
+rijk, waaraan eenmaal de vrome volkomen deel hoopt te hebben, hoewel
+Khsatra&rsquo;s zegeningen ook reeds hier op aarde worden gesmaakt.</p>
+<p>Mazda, heet het, schiep Asa door zichzelf, doch Khsatra door
+Vohuman&#333;: m. a. w. het ware rijk komt tot stand door den heiligen
+geest.</p>
+<p>Een vierde trawant is Armaiti = de richtig zorgende, ook wel de
+goede aardmoeder genoemd. Zij is de beschermster van den landbouw, de
+dochter van Mazda, die met G&eacute;us tasan in zijn hemelsche
+gemeenschap leefde. Mazda gaf haar de keuze, wie zij wilde beschermen;
+zij koos toen: den vromen huisheer, den ijverigen landman. <span class="pagenum">[<a id="pb251" href="#pb251" name="pb251">251</a>]</span></p>
+<p>Met haar komt de ware heerschappij, die een goede woning verzekert,
+den landbouw doet beoefenen en de bloeddorstige vijanden verlamt.</p>
+<p>Steeds wordt deze godin nauw met Asa, de ware vroomheid, vereenigd
+gedacht; wier schepping en zetel zij heet. M. a. w. vroomheid en
+landbouw moeten hand aan hand gaan.</p>
+<p>Dan volgen twee machten, eigenlijk komen ze in de G&#257;tha&rsquo;s
+niet als personen, slechts als begrippen voor, die onafscheidelijk zijn
+verbonden. Zij zijn Haurvat&#257;t en Ameret&#257;t. De eerste naam
+beteekent: volkomen heil, de tweede: onsterfelijkheid. Somtijds heeten
+zij de spijzen van Mazda, die hij in zijn rijk aan de vromen schenkt,
+nadat hij hun op aarde kracht en duurzaamheid<a id="xd20e5850" name="xd20e5850"></a> (de aardsche zegeningen, die aan deze hemelsche
+beantwoorden), heeft geschonken.</p>
+<p>Eindelijk hebben wij Sraosa, die nog weinig als genius in de
+G&#257;tha&rsquo;s voorkomt, maar gewoonlijk eenvoudig
+&bdquo;gehoorzaamheid&rdquo; beteekent. Hij wordt voorgesteld als de
+middelaar tusschen hemel en aarde, ook heet hij: de weg tot de
+godheid.</p>
+<p>Men ziet, dat de zooeven genoemde geniussen: Vohuman&#333;, de goede
+gezindheid; Asa, de vroomheid, Khsatra, het rijk van den goeden geest,
+Armaiti, de richtig zorgende, Haurvat&#257;t, het volkomen welzijn,
+Ameret&#257;t, de onsterfelijkheid en Sraosa, de gehoorzaamheid, geen
+eigenlijke goden zijn. Hoogstens zijn zij werkingen, openbaringen van
+den &eacute;&eacute;nen hoogsten God, Mazda. Feitelijk en praktisch,
+zoo zegt Tiele, was het oude Mazdeïsme vereering en erkenning van
+&eacute;&eacute;nen God.</p>
+<p>De leer van &eacute;&eacute;nen God.&mdash;En&mdash;zegt de lezer
+misschien, de oud-Perzische leer is bekend om zijn dualisme, zijn
+aannemen van twee wereldmachten, een goede en een booze: <span class="corr" id="xd20e5861" title="Bron: Ahura-Mazda">Ahura Mazda</span> en
+Anr&#333;-mainyu. Zeer zeker. Doch vooral van het latere
+Mazdeïsme, zooals het zich in een volgende periode ontwikkelde,
+geldt dit. Hier in de G&#257;tha&rsquo;s vinden wij het dualisme nog
+slechts onvolkomen. Wel wordt er gesproken van twee geesten, vahyo =
+het goede en akem = het slechte, beiden zich uitende in denken, spreken
+en handelen. Beiden zijn echter ten slotte aan Mazda, dien men later
+met den goeden dezer beide geesten zou vereenzelvigen, ondergeschikt.
+Die goede en die booze geest treden met elkander in overleg en
+besluiten elk naar zijn welbehagen te scheppen, de een het leven, de
+ander het niet-leven.</p>
+<p>Het slechtste bestaan zou voor de boozen, de leugenaars,
+<span class="pagenum">[<a id="pb252" href="#pb252" name="pb252">252</a>]</span>het beste voor den gerechte, den vrome zijn. De
+een verkiest nu het kwade te doen, de ander het goede te scheppen en
+met den laatste houden het allen, die wenschen Ahura Mazda te
+behagen.</p>
+<p>Van een duivel tegenover den goeden god: Anr&#333;-mainyu tegenover
+Ahura Mazda, wordt hier dus nog niet gesproken. Wel worden booze
+machten erkend, die den Algoede bekampen. Doch het slechte heet akem
+(niets).</p>
+<p>Hier is dus wel dualisme, doch: boven alles en allen staat Mazda,
+van wien wordt verzekerd, dat hij de hemelsche kunstenaar is, die licht
+en duisternis, slaap en waakzaamheid, morgen, middag en nacht schept.
+Later zou dit anders worden: alle zedelijk, maar ook alle natuurlijk
+kwaad: d. i. duisternis, slaap, enz. zouden gebracht worden tot het
+gebied van Anr&#333;-mainyu, den booze.</p>
+<p>Toch: het zou altijd blijven een betrekkelijk dualisme: <span class="corr" id="xd20e5875" title="Bron: Anr&#333;-mainyus">Anr&#333;-mainyu</span> zou in macht nooit
+halen bij Mazda. Evenwel: voor de praktijk lag er in dit dualisme een
+groote kracht, het liet geen transactie toe met het kwaad en stelde den
+mensch in staat om moedig, hoopvol en fier den strijd, hem opgelegd, te
+volstrijden.</p>
+<p>Mazda was dus de eenige god.&mdash;Doch&mdash;onder het Perzische
+volk was vrijwel inheemsch de dienst der da&#275;va&rsquo;s, der oude
+goden, die men reeds vroeger, toen men nog met de Indi&euml;rs
+samenwoonde, vereerde. Die vereering wilde men fnuiken: zij toch stond
+de erkenning van Mazda als den volstrekt-Eenigen in den weg. Doch
+hoe?</p>
+<p>In een der oudste teksten vinden wij deze voorstelling: de
+da&#275;va&rsquo;s werden gesteld voor de keuze tusschen de twee
+oorspronkelijke geesten, de goede en de booze, en verklaarden zich voor
+den laatste. M. a. w. hier straalt door, dat ook de da&#275;va&rsquo;s
+eenmaal vereerd werden, doch dat zij, als met de meer geestelijke
+godsvereering van het Mazdeïsme in strijd, werden ter zijde
+gesteld.</p>
+<p>Twee&euml;rlei keus was voorgesteld aan de da&#275;va&rsquo;s, ook
+aan den mensch. Hij kon Mazda en diens profeet Zarathustra volgende,
+partij kiezen voor den goeden geest, of zich scharen aan de zijde van
+Da&#275;va&rsquo;s en <span class="corr" id="xd20e5884" title="Bron: Druhks">Drukhs</span>, de booze machten, waarvan A&#275;sma een
+der voornaamste is.</p>
+<p>Doet hij het eerste, dan gaat zijne ziel bij den dood over de smalle
+brug &Ccedil;invat naar de Gar&#333; dem&#257;na, de liederenwoning,
+waar Mazda met zijn trawanten is, waar dezen zich voeden met de spijs
+en drank der onsterfelijken (haurvat&#257;t en ameret&#257;t),
+<span class="pagenum">[<a id="pb253" href="#pb253" name="pb253">253</a>]</span>waar Mazda der vromen gebeden hoort en verhoort
+en waar hen het loon wacht, door Zarathustra van ouds beloofd.</p>
+<p>Geheel anders is het lot van hen, die zich met het rijk des boozen
+verbinden. Ook zij moeten over die brug &Ccedil;invat (&bdquo;de brug
+van het verzamelen<span class="corr" id="xd20e5893" title="Niet in bron">&rdquo;</span>), waar dus allen samenkomen, goeden en
+boozen. Doch, zij bereiken den hemel niet. Zij storten van de brug af
+in den afgrond terneder; sidderend en bevend voor het lot, dat hen als
+leugendienaars wacht. Eeuwige ellende en duisternis is hun bereid, een
+eindeloos gejammer gaat er op van de verdoemden, die door de booze
+geesten met afgrijselijke spijzen worden gevoed.</p>
+<p>Zoo heeft er een oordeel plaats, onmiddellijk na den dood. Later
+echter komt een eindoordeel, &bdquo;de voleinding der wereld&rdquo;
+zooals het in de oude teksten heet. Dan vervangt Mazda&rsquo;s
+begeerlijke wereld deze gebrekkige, het hoogste goed wordt het deel
+zijner dienaren, het slechte deel krijgen zijn haters dan in alle
+volheid.</p>
+<p>Hoe nu echter moet men Mazda dienen en het rijk des boozen
+weerstaan? Wat zijn de plichten van zijn vereerder? Men moet Mazda
+eeren in gedachten, woorden en daden. Daarbij worden dan de gedachten
+in verband gebracht met Mazda zelven, de woorden met Sraosa en Khsatra,
+de daden met Asa. Vooral op deze laatsten, die de gezindheid nog beter
+doen kennen dan de woorden, wordt de nadruk gevestigd. Trouwens het
+Mazdeïsme is een godsdienst, die zoover mogelijk er van afstaat om
+het heil te zoeken in mystieke bespiegeling en stille
+wereldontvluchting. Werkzaamheid is hier het wachtwoord. Door eigen
+inspanning moet men zijn levensonderhoud zoeken, ijverig de aarde
+bebouwen en door bevordering van het gezeten leven Mazda&rsquo;s gebied
+uitbreiden.</p>
+<p>Mazda&rsquo;s gebied: de dorre, onbebouwde wildernis toch behoort
+tot het terrein van de booze geesten. Maar waar de landbouw komt, daar
+komt ook Mazda&rsquo;s rijk. IJverig zorgen voor den vrome en voor de
+aarde: onder het beeld van een heilige koe voorgesteld, worden in
+&eacute;&eacute;nen adem als de plichten van den godsdienstigen mensch
+genoemd. Men moet dus Mazda&rsquo;s dienaar zijn, niet slechts door
+offers en gebeden, niet slechts door betrachting van reinheid naar
+lichaam en ziel en door heilig houden van het gewijde vuur: zijn
+openbaring, maar ook door de aarde te bebouwen, leven en vruchtbaarheid
+rondom zich te scheppen.</p>
+<p>Licht begrijpt men, dat hier aan geen voorkeur voor het ongehuwde
+leven valt te denken: integendeel, het huwelijk <span class="pagenum">[<a id="pb254" href="#pb254" name="pb254">254</a>]</span>is
+een godsdienstige plicht, het zonder echtgenoot zijn een ramp voor de
+vrouw. Vele kinderen zijn een van de grootste zegeningen des hemels. In
+vele opzichten worden wij hier herinnerd aan de wettelijke
+voorschriften des Ouden Testaments. Evenmin als daar is ook hier plaats
+voor zachtheid jegens den vijand. Integendeel: het is plichtmatig het
+rijk des boozen en dus ook zijn dienaars ter neder te werpen. Den
+leugendienaar, zoo heet het, &bdquo;onderwijze men met het
+zwaard.&rdquo; Hem te sparen is zondig; doet men dat, zoo gaat men zelf
+op weg naar de woningen des boozen.</p>
+<p>Wat den eeredienst betreft: daarin nam het &bdquo;roode, heete
+vuur&rdquo; van Mazda, dat heilig gehouden moest worden, de eerste
+plaats in. Ook bracht men offeranden: deze bestonden vooral uit
+vleesch, voorts uit een offerkoek, die Haurvat&#257;t en een drank, die
+Ameret&#257;t vertegenwoordigde. Gewijde spreuken werden daarbij
+gesproken, offerzangen aangeheven. Daarmee was de priester belast, de
+priester, die van Mazda diens welbehagen leerde.</p>
+<p>Zoo ongeveer was het oude Mazdeïsme, een eenvoudige, practische
+godsdienst. Straks zal het zich in sommige opzichten vervormen. Het
+zal, in het practische leven optredend, genoodzaakt zijn, veel van den
+ouden volksgodsdienst weer op te nemen, doch ook: het besef
+Mazda&rsquo;s medestrijder te zijn, zal straks meer ethisch, meer
+verheven worden opgevat. En scherper dan te voren, zal het dualisme aan
+het licht treden, <span class="corr" id="xd20e5911" title="Bron: Ahurmazda">Ahura Mazda</span> en Anr&#333;-mainyu komen
+tegenover elkaar te staan, beiden als hoofden van een machtig rijk:
+toch blijft Mazda de machtigste.</p>
+</div>
+</div>
+<div id="ch6.3" class="div2 section"><span class="pagenum">[<a href="#toc">Inhoud</a>]</span>
+<div class="divHead">
+<h3 class="main">III. Het Mazdeïsme volgens het jongere
+Avesta.</h3>
+</div>
+<div class="divBody">
+<p class="first">We leerden den ouden godsdienst van Zarathustra kennen
+in zijn eenvoudigheid; wij hebben ons echter niet voor te stellen, dat
+hij in dien vorm een volksgodsdienst werd. Wanneer verheven denkbeelden
+zich in ruimer kring verbreiden en daar in aanraking komen met allerlei
+bekrompene, oud-ingewortelde opvattingen, dan kan het niet anders, of
+zij boeten in den strijd om &rsquo;t bestaan iets van hun zuiverheid
+in. Zoo nu is het ook hier gegaan.</p>
+<p>De minder ontwikkelden waren gehecht aan den dienst van
+verschillende goden, oud-Arische goden, die eigenlijk bij het Parzisme
+niet behoorden: welnu&mdash;er was geen andere weg, dan dezen onder de
+hemelgeesten en medestrijders van Ahura Mazda op te nemen. Zij waren
+gehecht aan godsdienstige <span class="pagenum">[<a id="pb255" href="#pb255" name="pb255">255</a>]</span>gebruiken, oorspronkelijk aan
+&rsquo;t Parzisme vreemd: men kon niet anders, dan ze met een
+<span class="corr" id="xd20e5923" title="Bron: Zarathustischen">Zarathustrischen</span> ijk voorzien, in het
+nieuwe geloof opnemen. Anders kon de nieuwe godsdienst niet komen tot
+het hart des volks. Het Christendom heeft immers niet anders gedaan?
+Aldus was de ontwikkeling, of wilt ge, verbastering, der
+oorspronkelijke leer. We willen haar op enkele punten beschouwen. We
+merken daarbij op, dat ook wat wij thans gaan geven nog een zeer ouden
+godsdienst ons voorstelt, zoo zelfs dat het Parzisme, zooals dat onder
+de Achaemeniden (Cyrus en diens opvolgers, alzoo circa 535&ndash;325)
+was, als een latere ontwikkeling ook van deze opvatting moet worden
+beschouwd.</p>
+<p>Ahura Mazda leerden wij volgens de G&#257;tha&rsquo;s kennen als den
+hoogsten der goden, den schepper van &rsquo;t heelal. Dat bleef hij ook
+nu. Alleen worden Vohuman&#333; en de andere geniussen, die wij reeds
+leerden kennen, als hem ter zijde staande,<a class="noteref" id="xd20e5928src" href="#xd20e5928" name="xd20e5928src">9</a> meer als
+personen opgevat, dan vroeger het geval was. De meesten hunner gelden
+thans als een soort aartsengelen, die met Ahura Mazda te zamen de zeven
+<span class="corr" id="xd20e5931" title="Bron: Amesa Spenta&rsquo;s">Amesa-Spenta&rsquo;s</span> worden genoemd
+en de schoonste eerenamen dragen,<a class="noteref" id="xd20e5934src"
+href="#xd20e5934" name="xd20e5934src">10</a> terwijl dan een gansch
+heirleger minder hooge geesten, de Yazata&rsquo;s (vereeringswaardigen)
+onder hen staan.</p>
+<p>Toch is het besef, dat zij ten slotte slechts eigenschappen van den
+eenigen Mazda zijn, niet geheel te loor gegaan. Immers het heet dat
+deze zeven &eacute;&eacute;n zijn in zin en in woord en daad,
+&eacute;&eacute;n ook met Ahura Mazda, hun aller leermeester. Zij lezen
+in elkaars binnenste en peinzen allen over weldenken, welspreken en
+weldoen en over Gar&#333; dem&#257;na: den hemel. M.a.w. men erkent de
+<span class="corr" id="xd20e5939" title="Bron: &eacute;enheid">&eacute;&eacute;nheid</span> in de veelheid, zij
+zijn openbaringen van de hooge wijsheid Gods, in welke deze gestalte
+verkrijgt. Langzamerhand echter treedt het persoonlijke meer op den
+voorgrond: &rsquo;t zijn hemelgeesten, en zoo worden ook de vrouwelijke
+Haurvat&#257;t en Ameret&#257;t als mannelijke wezens voorgesteld.</p>
+<p>Sommigen van hen veranderen ook eenigszins van karakter, zoo worden
+b.v. de zooeven genoemde Haurvat&#257;t en Ameret&#257;t ook de
+stillers van honger en dorst, Armaiti wordt de beschermgeest der aarde.
+Ook de vereering van Sraosa, den middelaar tusschen de hemelwezens en
+den mensch,<a class="noteref" id="xd20e5944src" href="#xd20e5944" name="xd20e5944src">11</a> komt thans in hooge <span class="pagenum">[<a id="pb256" href="#pb256" name="pb256">256</a>]</span>eere. Hij wordt
+voorgesteld, niet slechts als een hemelsch priester, maar ook als een
+heilsprofeet, die de wet van Mazda over de aarde verbreidt en die
+zorgt, dat de onsterfelijke weldoeners, de <span class="corr" id="xd20e5949" title="Bron: Amesa spenta&rsquo;s">Amesa-spenta&rsquo;s</span>, hun invloed
+door de wereld doen gelden. Sraosa toch doorloopt met zijn vierspan
+hemelsche paarden, enkel licht zonder schaduw, driemaal daags en
+driemaal &rsquo;s nachts de menschenwereld. Zijn wapen is het
+wonderbare, heilzame, kracht gevende gebed Ahuna vairya.<a class="noteref" id="xd20e5952src" href="#xd20e5952" name="xd20e5952src">12</a></p>
+<p>Waar men hem gastvrij ontvangt, daar kan geen onheil, leed of
+verderf het huis treffen. Geen booze geest kan hem weerstaan, niemand
+hunner vreest hij, doch allen sidderen voor zijn macht. Veilig kunnen
+rusten de vervolgde vromen, want zijn oog luikt geen slaap, hij staat
+met opgeheven zwaard, ook te middernacht.</p>
+<p>Geen wonder dat hem het volksgeloof den waakzamen haan als heilige
+vogel toekende.</p>
+<p>Niet alleen echter de Amesa-spenta&rsquo;s en Sraosa worden thans
+meer persoonlijk voorgesteld, neen, er komen ook nieuwe yazata&rsquo;s
+bij, die men voorheen slechts als begrippen kende. Zoo is er b.v. een
+bepaald gebed tot Rasnu, de rechtvaardigste rechtvaardigheid, waarin
+deze wordt voorgesteld als wonende in alle deelen van het heelal, van
+de zeven werelddeelen af tot in het ongeschapen licht en de hemelsche
+paradijzen toe. Zijn wet is de waarheid. De eed is bij hem boven alles
+heilig. Hij houdt met Mithra, den lichtgeest, en Sraosa, de wacht bij
+&Ccedil;invat, de brug naar den hemel.</p>
+<p>Ook het hemellicht&mdash;reeds voor Zarathustra&rsquo;s hervorming
+in Perzi&euml; vereerd&mdash;wordt thans hoog in aanzien gesteld onder
+den naam hvarena.</p>
+<p>Het is nu echter niet meer zooals voorheen, alleen het natuurlijke
+hemellicht, de glorie, die te middernacht begint neer te dalen naar der
+sterrensfeer en zoo door een heiligen geest aan het licht voor
+zonsopgang, den dageraad, wordt gebracht, om aldus den menschen het
+gezicht te geven en straks naar den Allerhoogste weder te keeren, neen,
+&rsquo;t is nu vooral ook het goddelijk licht, dat den menschelijken
+geest verheldert, zoodat de mensch anderen kan leiden, wonderbare
+werken volbrengen en zich heerschappij kan verwerven. Eenmaal
+<span class="pagenum">[<a id="pb257" href="#pb257" name="pb257">257</a>]</span>zelfs zal het&mdash;bij de voleinding der
+wereld&mdash;de vernieuwing van alle dingen en de opstanding der
+heiligen bewerken.</p>
+<p>Dit licht was reeds het deel der oude heilsprofeten van <span class="corr" id="xd20e5970" title="Bron: v&oacute;or">v&oacute;&oacute;r</span> Zarathustra, onder
+anderen van Yima (de Indische Yama), doch het valt ook ten deel aan de
+profeten, die later zullen komen. Ten slotte wordt het ten eigendom aan
+den Heiland (Sa&#333;syant), die in de toekomst de vernieuwing der
+wereld tot stand zal brengen. Hvarena is dus, wat wij zouden noemen: de
+hoogere verlichting. Wij merken hier tevens op, dat door deze leer van
+het hvarena op eigenaardige wijze uitgesproken wordt, wat wij verstaan
+onder de continuïteit der goddelijke openbaringen: het wordt hier
+duidelijk gemaakt, dat het Mazdeïsme niet van gisteren is. Ook
+erkent men op treffende wijze, dat de volle goddelijke verlichting
+alleen aan den Verhevene zelf toekomt. Men hoore de volgende mythe:</p>
+<p>Twee wedijverende geesten, Spenta en Anr&#333; mainyu: de goede en
+de booze geest,<a class="noteref" id="xd20e5975src" href="#xd20e5975"
+name="xd20e5975src">13</a> pogen zich meester te maken van het hvarena.
+De eerste bezigt daartoe Atar, den vuurgod, de ander den draak Azhi
+dah&#257;ka. Nu eens is de een voor, dan de ander. Echter ontsnapt aan
+beiden de onbereikbare heerlijkheid: de watergod Ap&#257;m
+nap&#257;t<a class="noteref" id="xd20e5978src" href="#xd20e5978" name="xd20e5978src">14</a> verbergt haar in de diepte der mythische zee. Ook
+deze Atar&mdash;de god van het huiselijk vuur, het haardvuur&mdash;werd
+veel gediend. Hij, die het morgen- en middagmaal voor de vromen kookt,
+maakt op hun offeranden aanspraak. Hij vraagt voedsel bij elk der drie
+nachtwaken: hout, baresmatwijgen en granaattwijgen: zij maken het reine
+vuur welriekend en wijden het. Doch ook bepaalde offergaven worden hem
+gebracht. Naast hem worden nog andere, oud-Arische vuurgoden vereerd:
+Ap&#257;m nap&#257;t, het vuur in de hemelsche wateren, m. a. w. de
+bliksem, die ze bevrucht. (Als zoodanig waarschijnlijk heet hij ook,
+&bdquo;de vrouwenheer&rdquo;.) en Nairy&#333;-Sanha, eveneens tevens
+een vruchtbaarheidsgod.</p>
+<p>Ook Anahita, de groote godin der wateren, wordt in hooge eere
+gehouden. Zij wordt voorgesteld als beheerscheres van een hemelstroom:
+<span class="corr" id="xd20e5986" title="Bron: all&eacute;en">all&eacute;&eacute;n</span> zoo groot als alle
+wateren, die op aarde vloeien, met duizend meren en duizend kanalen,
+waarvan een reeds genoeg zou zijn om de gansche aarde te <span class="pagenum">[<a id="pb258" href="#pb258" name="pb258">258</a>]</span>overstroomen. In elk dier kanalen heeft zij een
+schoon paleis met een welriekende legerstede. Haar vierspan bestiert
+zij zelve: wind, regen, wolken en rijp zijn hare rossen: zij zendt op
+Mazda&rsquo;s bevel regen, sneeuw, hagel en rijp op aarde neer.</p>
+<p>Rijk zijn de zegeningen, die zij schenkt van uit haar hoogen hemel.
+Van den hemelberg daalt zij neer, als de vrome haar aanroept. Als
+hemelsch rein water zuivert zij het zaad der mannen en de baarmoeder
+der vrouwen, bevordert de goede geboorten, reinigt de melk en bewerkt
+alzoo de vermeerdering der kudden en van alle rijkdommen. Afgeschilderd
+wordt zij als eene schoone maagd, hoog en krachtig van gestalte, met
+blanke gevulde armen en zwellenden boezem, in prachtig uit bevervellen
+saamgesteld gewaad, een gouden kroon op het hoofd.</p>
+<p>Waarschijnlijk was deze Anahita een Oud-Semietische godin, wier
+dienst in West-Azi&euml; met ontuchtige praktijken gepaard ging, welke
+echter het Parzisme verre van hare vereering wist te houden. Zoo zien
+wij hoe het Parzisme, waar het op het volk beslag ging leggen, oude,
+meestal Arische, soms ook Semietische goden en godinnen in zich opnam,
+doch hen in overeenstemming wist te brengen met zijn eigen stelsel.</p>
+<p>Dit was ook het geval met de zon, de maan en de sterren. Ook deze
+werden door den ouden volksgodsdienst ge&euml;erd: door het
+oorspronkelijk Parzisme ter zijde gesteld, doch later opgenomen en in
+het nieuwe stelsel ingevoegd. Daarbij worden dan echter zon en maan
+eenigszins gedegradeerd: zelfstandige machten kunnen zij natuurlijk ook
+niet meer zijn: Ahura Mazda doet de maan wassen en afnemen. Zoodra de
+maan zich vertoont, grijpen de Amesa-spenta&rsquo;s den glans en
+verdeelen dien over de aarde.</p>
+<p>Die aan de zon, de schitterende met de snelle paarden offert, hij
+brengt eigenlijk zijne vereering aan Mazda, aan de <span class="corr"
+id="xd20e5999" title="Bron: Amesa spenta&rsquo;s">Amesa-spenta&rsquo;s</span> en zijn eigen
+ziel en hij verheugt alle yazata&rsquo;s:<a class="noteref" id="xd20e6002src" href="#xd20e6002" name="xd20e6002src">15</a> want indien
+de zon, die macht des lichts, niet opging: zouden zij dan in staat zijn
+de booze machten der duisternis, de <span class="corr" id="xd20e6005"
+title="Bron: da&#275;v&rsquo;as">da&#275;va&rsquo;s</span> te
+weerstaan?</p>
+<p>Wat de sterren betreft&mdash;de planeten vereerde men niet, dat
+waren in de oogen der Perzen vijandige machten. Doch wel de vaste
+sterren: die deze bestrijden. En onder hen vooral Tistrya, een ouden
+volksgod, die men met de ster Sirius vereenzelvigde.</p>
+<p>Deze Sirius is het, die na de verschroeiende hitte van den
+<span class="pagenum">[<a id="pb259" href="#pb259" name="pb259">259</a>]</span>zomer den weldadigen regen doet neerdalen. In
+een mythe van het Avesta treedt hij geheel als natuurgod op. Eerst als
+een vijftienjarig jongeling<a class="noteref" id="xd20e6014src" href="#xd20e6014" name="xd20e6014src">16</a>, gelijk aan den eersten mensch,
+groot, sterk en helder van oogen, daarna als een stier met gouden
+horens, eindelijk als een wit paard met gele ooren en een gouden
+voorhoofd. In die laatste gestalte strijdt hij tegen den da&#275;va
+Apaosa (veranderd in een zwart bont paard), dien hij ten laatste
+overwint. Dan brengt hij Vourukasa, de hemelzee met de wijde oevers, in
+beweging, zoodat het water naar alle zijden stroomt en op de aarde
+neerdaalt.</p>
+<p>M. a. w. Tistrya was oorspronkelijk de hooge hemelgod, die de door
+booze machten vastgehouden wateren bevrijdt. In drie jaargetijden voert
+hij heerschappij: in de lente is hij een krachtig jongeling, in den
+zomer de bevruchtende stier, in den herfst het witte paard, dat het
+donkere zwerk bekampt en overwint.</p>
+<p>Dezen god kon men in het dorre Perzi&euml; allerminst missen. Hij
+moest wel worden opgenomen in den nieuwen godsdienst: zouden niet de
+vromen het uitblijven van den regen toeschrijven aan het verzuim om den
+machtigen Tistrya vereering te brengen? Zoo wordt dan ook in het Avesta
+op zijne vereering aangedrongen, doch tevens uitdrukkelijk bepaald dat
+roovers, boeleersters en ongeloovigen verre van zijn dienst moeten
+blijven.</p>
+<p>Ook wordt hij, hoe hoog verheven ook als heer van de sterren, toch
+aan Mazda ondergeschikt gemaakt en eene eigenaardige kleur aan zijne
+vereering gegeven, in overeenstemming met het Perzische geloof.</p>
+<p>Ook de dienst der oude godin Asi, meestal nu met Asa verbonden,
+herleefde wederom. Geen wonder: zij gold als de godin die de
+vruchtbaarheid verleent. Daarom zijn allen, die den bijslaap niet of
+niet meer kunnen uitoefenen van hare vereering uitgesloten. Eveneens
+ontuchtigen, of die de vrucht afdrijven. En&mdash;de grootste zonde in
+hare oogen, is dat men de jonge meisjes lang ongehuwd laat of tot den
+ongehuwden staat veroordeelt. Het moest immers geen moeite kosten den
+dienst van zulk eene godin te doen herleven in een godsdienst, die wars
+van ascese en ongehuwden staat, het eerbaar huiselijk, gezeten leven op
+prijs stelt? Onder de goden, in het <span class="corr" id="xd20e6026"
+title="Bron: Zarathustisch">Zarathustrisch</span> systeem opgenomen,
+mogen wij vooral Haoma, <span class="pagenum">[<a id="pb260" href="#pb260" name="pb260">260</a>]</span>Hom, zooals hij soms ook genoemd
+wordt, niet vergeten. Wij ontmoetten dien god der onsterfelijkheid
+reeds vroeger in Indi&euml;<a class="noteref" id="xd20e6031src" href="#xd20e6031" name="xd20e6031src">17</a> en met verwondering zien we hem
+ook hier wederom verschijnen. Zeer waarschijnlijk is zijn vereering
+eerst opgekomen in zuid-oost Iran, het gedeelte aan Indi&euml;
+grenzende.</p>
+<p>Dat hij oorspronkelijk niet in het Mazdeïsme thuisbehoort,
+blijkt uit de volgende mythe. Zarathustra, zoo heet het, reinigt, onder
+het zingen der G&#257;tha&rsquo;s, het vuuraltaar. Daar verschijnt een
+verheven gestalte, waarin de profeet een goddelijk lichtwezen herkent.
+Wie hij is, weet hij echter niet. Haoma maakt zich bekend en deelt hem
+mede dat hij altoos vereerd is door de vromen van den voortijd, wien
+tot loon voor die vereering zulke groote zonen werden geschonken. Ook
+de vader van den profeet noemt hij onder zijn vereerders: hem werd de
+groote Zarathustra geboren. Dan verklaart deze zich bereid de
+voorvaderen te volgen en zingt een loflied, Haoma ter eere. In de
+voorstelling van deze godheid is veel onzekers; nu eens is hij de
+onsterfelijkheidsplant zelve, die het Haomasap levert, dan weer een
+hemelsche personificatie daarvan. De zaak is denkelijk deze: als men in
+den zaligen roes verkeerde, welke door het Haomasap werd gewekt,
+gevoelde men zijn kracht als verdubbeld en erkende daarin de werking
+van een machtigen geest. Die geest was de god Haoma. Later werd hem nog
+meer macht toegekend: hij werd de Levensgever in ruimeren zin. Ook
+drenkt hij de goden en bevochtigt de aarde.</p>
+<p>De haomaplant is door de goden geschapen en over de aarde verbreid,
+haar wonderkracht geeft een zalige bedwelming, die geen twist, noch
+nijd veroorzaakt.</p>
+<p>Werd alzoo Haoma een god van beteekenis, niet minder was dit met den
+Oost-Arischen lichtgod Mithra het geval. Deze god vertegenwoordigt
+oorspronkelijk den lichthemel bij dag en nacht. Nooit slaapt hij, alles
+aanschouwt hij van uit zijn wachttoren. Met zijn knots
+gewapend&mdash;want hij is een krijgsgod&mdash;gaat hij rond om alles
+op te merken, wat er op aarde voorvalt. Met gestrengheid bestrijdt hij
+de leugen; een ever met ijzeren klauwen en tanden gaat hem vooraf, de
+vijanden vernietigend. Zijn toorn is vreeselijk, wee, die den eed, aan
+dezen gestrenge gedaan, verbreekt. Mazda zelf, zoo heet het, heeft hem
+geschapen, hem al zijn wonderbare krachten <span class="pagenum">[<a id="pb261" href="#pb261" name="pb261">261</a>]</span>en
+zijn tienduizend oogen gegeven en hem alzoo tot den waakzamen
+beschermer der wereld aangesteld.</p>
+<p>Behalve deze oude volksgoden, opgenomen onder de yazata&rsquo;s, de
+vereerenswaardige geesten, spelen in het Parzisme ook een soort
+beschermgeesten, de Fravasi&rsquo;s een vrij belangrijke rol. Zij zijn
+het, die&mdash;ongeveer als de beschermengelen van het Roomsch
+Catholiek geloof&mdash;de menschen terzijde staan. Elk persoon, elke
+veldheer of koning, ieder huis en dorp heeft zijn beschermgeest. Doch
+ook zijn er myriaden van Fravasi&rsquo;s, die de wacht houden over het
+gesternte, vooral over den grooten beer, die als hoofd der noordelijke
+sterren het dichtst bij de woningen der da&#275;va&rsquo;s staat.
+Wederom anderen waken over het zaad van Zarathustra, dat volgens de
+Parzische legende in een meer wordt bewaard en waaruit eenmaal badende
+jonkvrouwen van een wereldheiland en zijn beide voorloopers zullen
+zwanger worden. Somtijds ook worden de fravasi&rsquo;s voorgesteld als
+eigenlijk de zielen der geloovigen, die voortleven na den dood:
+oorspronkelijk werden deze echter daarvan onderscheiden.</p>
+<p>Zoo zien wij dus aan de zijde van Ahura Mazda een heirleger van
+hoogere en lagere hemelwezens, die met hem het rijk des boozen
+bestrijden, machten bij wie de mensch hulp en bescherming kan zoeken en
+die hij overal op zijn levensweg ontmoet. Daartegenover echter staat
+een gansche wereld van booze geesten, met Anr&#333; mainyu aan het
+hoofd. Deze staat geenszins met Mazda op &eacute;&eacute;ne lijn, al is
+hij een machtig wederpartijder. Alwetend is hij noch almachtig. Mazda
+zelf kende hij niet, voor hij, bij een poging om in den hemel door te
+dringen, door diens licht werd verblind. Ook de toekomst kent hij niet,
+voordat Mazda hem deze heeft onthuld: eenmaal zal hij al zijn macht
+verliezen, zijn schepselen vernietigd zien en zelf in het niet
+zinken.</p>
+<p>Anr&#333; mainyu siddert en beeft, hij en zijn dienaren, als de
+groote profeet, met het Godswoord gewapend, geboren is. Als hij dat
+verneemt, roept hij zijn getrouwen samen bij den ingang der hel en
+deelt hun mede dat de heilige Zarathustra, de geesel der
+da&#275;va&rsquo;s, de aartsvijand der druja&rsquo;s, is geboren, en
+dat het rijk van verderf, leugen en valschheid met den ondergang wordt
+bedreigd. Hij weet niet, hoe dezen profeet te dooden. Later beproeft
+hij het, als de profeet tot rijperen leeftijd gekomen, zijn goddelijke
+roeping wil gaan vervullen. Hij zendt een boozen geest op hem af, doch
+deze vindt hem bezig het heilig gebed, het Ahuna vairya, aan te heffen
+en de Mazdayasnische <span class="pagenum">[<a id="pb262" href="#pb262"
+name="pb262">262</a>]</span>geloofsbelijdenis op te zeggen.
+Daartegenover vermag de booze geest niets en teleurgesteld keert hij
+tot zijnen meester terug en verklaart dat de heerlijkheid van Mazda te
+groot is, dan dat de dood macht over hem zou hebben. Nog andere
+pogingen worden in &rsquo;t werk gesteld, doch Zarathustra, sterk met
+zijn heilig offergereedschap, met Haoma en de woorden van Mazda, geeft
+den strijd niet op, doch geeft te kennen, dat hij liever zou te niet
+gaan dan het geloof afzweren.</p>
+<p>Zoo wordt hier het rijk des boozen in zijn machteloosheid geschetst.
+Eveneens ook elders: de booze kan wel de scheppingen van Mazda
+vernielen; de landen, door hem voor zijn aanbidders bestemd
+onbewoonbaar te maken, vermag hij niet; al wat hij kan, is ze door zijn
+tegenscheppingen eenigszins te bederven. Soms schijnt de heer des
+hemels in verlegenheid, doch hij heeft goede machten onder zich,
+waartegen de vijand niets vermag.</p>
+<p>Op aarde en voor den mensch is echter de macht van den booze zeer
+geducht. Met alle natuurlijk en zedelijk kwaad staat deze hem tegen.
+Onder zijn helpers is de drukhs Nasus, de demon des bederfs, die uit
+het noorden komt aanvliegen en zich op het lijk van den gestorvene zet.
+Deze werkt samen met den doodsdemon, den beenderenbreker, dien men zich
+in vogelgestalte voorstelde. Ook staan aan Anr&#333; <span class="corr"
+id="xd20e6057" title="Bron: mainyus">mainyu</span> ter zijde:
+A&#275;sma<span class="corr" id="xd20e6060" title="Niet in bron">,</span> de nijd, Ah&#333;man&#333;, de slechte
+gezindheid, Tauru, de pijniger, Indra, Sauru (=
+&Ccedil;arva-&Ccedil;iva) enz., de beide laatste, zoo men ziet Indische
+goden. Eveneens helpen hem de Pairika&rsquo;s, de schoone jonkvrouwen
+van het verboden genot. Een van haar poogt met haar bedwelmend
+sluimerlied de geheele wereld weer te doen inslapen, zoodra de heilige
+vogel van Sraosa, Par&#333;dars, de haan, de wereld heeft wakker
+gemaakt. Ook heeft men een pairika, die de genius der afgoderij zou
+kunnen heeten. Verder de druja&rsquo;s, die de menschen tot
+vleeschelijke gemeenschap verleiden, en met wie men gemeenschap pleegt,
+indien men, zij het onwillekeurig, zichzelf bevlekt. Dan al de
+da&#275;va&rsquo;s, die verblijf houden in het onderaardsche rijk van
+den booze, &bdquo;de duistere duisternis, uit duisternis
+gesproten.&rdquo; Tegen al deze machten, door Anr&#333; mainyu, den
+moordenaar, den duizenddooder, zooals hij menigmaal genoemd wordt,
+aangevoerd, heeft de mensch nu te strijden. Offers,
+reinigingsplechtigheden, heilige gebeden zijn zijne wapenen.</p>
+<p>De mensch heeft er tegen te strijden, zeide ik. Daarop wijst ook de
+plaats, welke hij inneemt in de wereld. Hij staat tusschen beide
+machten, de goede en de booze in. Boven <span class="pagenum">[<a id="pb263" href="#pb263" name="pb263">263</a>]</span>hem toch welft zich
+de hemel, de woning des lichts, onder hem is de diepte der duisternis,
+hijzelf is in het rijk van Vayu<a class="noteref" id="xd20e6067src"
+href="#xd20e6067" name="xd20e6067src">18</a>, in den dampkring. De
+aarde waarop de mensch woont, is in zeven karsvare&rsquo;s (kringen)
+verdeeld. De middelste daarvan is de door de menschheid bewoonde aarde,
+zij is tevens de schitterendste. Men weet, dat ook de Indi&euml;rs en
+de oude Babyloni&euml;rs zulk een in zeven deelen verdeelde aarde
+kennen, de Indi&euml;rs spreken van de zeven dvipa&rsquo;s. Wat de
+voorstelling omtrent het heelal betreft, de oude Perzen kenden twee
+wereldoceanen: den een in de diepte, Puita, den stinkenden d. i. den
+aardschen oceaan, waarin het water uit de hemelzee gereinigd wordt en
+die met hare zoute, onreine wateren onder de gansche aarde doorloopt,
+den anderen, Vourakasa, den hemelschen oceaan daarboven, waaruit
+Anahita, Tistrya en de Fravasi&rsquo;s de hemelwateren uitstorten over
+de aarde. Voorts nemen zij aan, dat een wereldstroom de gansche aarde
+omgeeft.</p>
+<p>Boven de hemelzee is de onzichtbare lichthemel, waar de verheven
+geesten en Mazda wonen. In &rsquo;t midden daarvan staat de hemelboom,
+waar de planten van alle soorten groeien, welker zaden Mazda laat
+neerdalen in den regen om koren voor den mensch en gras voor het nuttig
+vee te doen groeien. Somtijds zet zich op dien boom de arend Sa&#275;na
+neer, die, als hij zich neerzet, duizend takken doet afvallen, welke
+weer aangroeien, zoodra hij wegvliegt. Ook kennen de oude Perzen een
+hemelschen berg, een godenberg met twee spitsen. Daar zijn der goden
+paleizen. In den morgen worden deze bergen door de zon overschreden en
+ook de zielen, die ten hemel varen komen hier langs. De hoogste spits
+van dit gebergte is de Ta&#275;ra, het middelpunt der wereld,
+waaromheen zon, maan en sterren draaien.</p>
+<p>Men ziet: zuiver mythologische opvattingen. Toch daarnaast staat
+weer veel verhevens. Zoo worden de oneindige tijd, het eeuwige licht en
+de oorspronkelijke duisternis, alsmede de wereld van Asa, als eeuwig
+gedacht. Waarom? Omdat zij boven Mazda zouden staan? Neen, maar omdat
+Mazda van eeuwigheid is en dus ook zijn rijk, zijn geestelijke
+wereldorde, zijn lichtsfeer van eeuwigheid bestaat, evenals de
+oorspronkelijke duisternis, het tegenbeeld dier <span class="corr" id="xd20e6075" title="Bron: lichtssfeer">lichtsfeer</span>. Al het andere,
+zegt het Avesta, mensch en dier en plant, ook de Yazata&rsquo;s, heeft
+Ahura Mazda geschapen. <span class="pagenum">[<a id="pb264" href="#pb264" name="pb264">264</a>]</span></p>
+<p>Wat die schepping betreft, de voorstellingen der oude Perzen hebben
+eenige overeenkomst met het scheppingsverhaal van Genesis I.</p>
+<p>Ook de Perzen toch spreken van zes scheppingsdagen, waaraan zij zes
+jaarlijksche feesten, oorspronkelijk landbouwfeesten, hebben gewijd.
+Wat de volgorde betreft, zij is deze: eerst brengt Mazda een hemelsche
+schepping tot stand door<a class="noteref" id="xd20e6083src" href="#xd20e6083" name="xd20e6083src">19</a> het uitspreken van het heilige
+woord, Ahuna Vairya, daarna de aardsche: het uitspansel, de wateren, de
+planten, het vee, de menschen.</p>
+<p>We zien dus ook hier weer, dat het oude Parzisme geen zuiver
+dualisme is. Mazda staat boven alles: onder hem staan zijn dienaren:
+amesa-spenta&rsquo;s, yazata&rsquo;s enz., doch ten slotte ook de
+vijandige geest met diens rijk, dat op den duur tegen het zijne niets
+vermag en welks bestrijding de taak van den vrome is. Zoowel door
+landbouw als door een godgewijd leven: beiden toch vloeien ineen, moet
+deze daartegenover pal staan. De strijd tegen natuurlijk en zedelijk
+kwaad is zijn levenstaak.</p>
+<p>Voert hij dien strijd met volharding, dan vindt hij heil in dit,
+zoowel als in een volgend leven. Bij den dood toch wordt des menschen
+lot beslist. Voor de slechten volgt de diepste ellende, de vromen
+ontvangen, voor wat zij hier hebben opgeofferd<a class="noteref" id="xd20e6090src" href="#xd20e6090" name="xd20e6090src">20</a>,
+hiernamaals eeuwig loon.<a id="xd20e6093" name="xd20e6093"></a></p>
+<p>In een der plaatsen uit de Zend-Avesta wordt dit aldus voorgesteld:
+als de mensch gestorven is, strijden de ellendige da&#275;va&rsquo;s om
+zijn bezit: drie nachten lang. Aan het eind van den derden nacht, als
+Mithra den top van den godenberg heeft bereikt en de zon opgaat, is de
+strijd beslist.</p>
+<p>De booze da&#275;vadienaars worden meegenomen door den da&#275;va
+Vizaresa (den wegsleeper). Doch de andere zielen gaan op het goede pad.
+Bij de brug &Ccedil;invat komen de vromen en smeeken om hun deel, voor
+wat zij hier moesten prijsgeven.</p>
+<p>Een sterke, sierlijke jonge vrouw verschijnt, een kroon op het
+hoofd, met de honden, die de dooden geleiden. Zij voert de zielen over
+de brug &Ccedil;invat en steunt hen. Zoo komen zij in den hemel, waar
+Mazda met zijn heiligen is.</p>
+<p>Vohuman&#333; rijst van zijn gouden troon en vraagt: &bdquo;Hoe zijt
+gij hier tot ons gekomen van de vergankelijke tot de onvergankelijke
+wereld?&rdquo; <span class="pagenum">[<a id="pb265" href="#pb265" name="pb265">265</a>]</span></p>
+<p>Dit gedeelte behoort tot de oudste teksten; later wist men van de
+brug &Ccedil;invat te vertellen, dat deze zoo smal was als een
+scheermes voor de slechten, zoodat deze er afvallen. Hier wordt zij nog
+uitsluitend: als een brug der goden, door de vromen betreden. Ook weten
+latere schrijvers van verschillende hemelen, ten slotte zelfs van een
+soort vagevuur, te gewagen.</p>
+<p>De boozen gaan alzoo naar de plaats des verderfs, de dienaars van
+Mazda naar den hemel. Hoe echter dacht men over de toekomst der aarde
+en die der op haar wonende menschheid? Een oude voorstelling is deze:
+Aan het einde van de twaalf duizendjarige perioden der
+wereldgeschiedenis zal Mazda, door de Amesa-Spenta&rsquo;s geholpen, de
+wereld herscheppen.</p>
+<p>Dan zullen de menschen niet meer verouderen of sterven, maar eeuwig
+leven en bloeien. De dooden zullen opstaan, zielen en lichamen worden
+vereenigd en de levenden gaan tot de onsterfelijkheid in, de wereld
+wordt herschapen naar den wil van Mazda in de ordeningen van Asa. Alle
+booze machten worden ten onder gebracht en vernietigd en de oorsprong
+van alle kwaad, Anr&#333; mainyu, trekt zich in wanhoop terug.</p>
+<p>Deze groote gebeurtenis der tweede schepping wordt reeds door de
+drie voorafgaande wereldeeuwen (van 1000 jaren elk) voorbereid. Elk van
+deze drie tijdperken heeft zijn Saosyant (heiland, Messias). Deze drie
+Messiassen, waarvan de laatste de grootste, de eigenlijke
+wereldvernieuwer is, worden geboren uit het zaad van den grooten
+profeet Zarathustra, sinds eeuwen bewaard in het meer Kasaya, welk zaad
+drie jonge maagden, in het meer badend, in zich opnemen. De eerste
+verlosser heet: de groeiende gerechtigheid, de tweede: de groeiende
+aanbidding, de derde: de belichaamde gerechtigheid.</p>
+<p>De laatste heiland aanschouwt met zijn verstandigen zegenenden blik
+de wereld en dit reeds is genoeg om haar onsterfelijk te maken. De
+vromen zijn zijne helpers: zij die, steeds goed in denken, spreken,
+handelen en gelooven, nooit hun woord hebben gebroken. Voor hen te
+zamen neemt de demon A&#275;sma de vlucht. Dan nemen ook de hemellingen
+deel aan den strijd. Asa beslist den slag door de Drukhs: de moeder van
+alle kwaad, de duistere bij uitnemendheid, te dooden. Wel valt Akem
+man&#333;, de booze gezindheid, nog aan, doch Vohuman&#333; verslaat
+hem, de waarheid overwint de leugen en Haurvat&#257;t en Ameret&#257;t
+maken aan honger en dorst voor immer een einde. Anr&#333; mainyu moet,
+zoo wij reeds vermeldden, zich machteloos terugtrekken. Over zijn
+verder lot zwijgen de oude teksten. <span class="pagenum">[<a id="pb266" href="#pb266" name="pb266">266</a>]</span>Wel schijnt er ook op
+den bodem dezer oude voorstellingen reeds de gedachte te liggen, in
+later dagen nog meer opzettelijk uitgewerkt, dat ten slotte allen gered
+worden, omdat allen worden geheiligd.</p>
+<p>We hebben gezien, wie de oude Perzen boven zich zagen, als
+bondgenooten in den goeden strijd; welke hun tegenstanders waren en wat
+voor lot zij verwachtten van de toekomst.</p>
+<p>Ons rest nu nog op hun godsdienstig-zedelijk leven zelf onzen blik
+te vestigen. Achtereenvolgens bespreken wij daartoe: de geestelijkheid,
+den eeredienst en de zedewet.</p>
+<p>Wat de eerste betreft, evenals in andere godsdiensten golden ook
+hier de priesters als de voornaamsten, de eersten in stand. Zij werden
+meest atharvans, vuurpriesters genoemd en hunne voornaamste
+werkzaamheden waren: het brengen van offers, vooral van het haoma offer
+en het voeden en vereeren van het heilige vuur. Ook waren er onder hen,
+naar het schijnt, verschillende klassen.</p>
+<p>Het komt mij onnoodig voor, om op al die eigenaardigheden van
+priesterschap en eeredienst uitvoerig in te gaan. Een enkele opmerking
+moge volstaan over het haoma-offer en den vuurdienst.</p>
+<p>Wat dat eerste betreft, het had ten doel het leven op te wekken en
+te versterken, allereerst bij den offeraar zelf, voorts ook bij de
+geheele natuur, waarbij deze laatste zinnebeeldig werd voorgesteld door
+de baresman (gewijde twijgen) en de wateren. Daarom had de heilige
+handeling hierbij, ook met het oog op dit tweeledig doel, tweemaal
+plaats en mocht de offeraar bij die tweede handeling eerst van het
+haoma drinken, als de daarbij behoorende afdeeling uit de heilige
+boeken geheel was opgezegd. Alles wat bij dit offer te pas kwam, had
+betrekking op het levensonderhoud, zooals: het wijwater, de melk, het
+vleesch, de granaatvrucht, de offerkoekjes. Den offeraar geeft het
+genot van den onsterfelijkheidsdrank deel aan het hemelsche leven, doch
+ook heeft het een geheimzinnige uitwerking op de natuur en de
+hemelmachten. De maaltijd bij het offer was oorspronkelijk een
+gemeenschappelijk maal, waarbij men uitdrukkelijk werd gewaarschuwd
+toch niet onwaardig de gewijde spijzen, de myazda of offerkoekjes, te
+eten. De goden werden, volgens hun rangorde, Mazda en de <span class="corr" id="xd20e6127" title="Bron: Amesa Spenta&rsquo;s">Amesa-Spenta&rsquo;s</span> vooraan,
+uitgenoodigd bij het offer tegenwoordig te zijn.</p>
+<p>Hoe hoog echter het Haoma-offer werd gesteld, toch waren de oude
+atharvans in de eerste plaats vuurpriesters. Het vuur <span class="pagenum">[<a id="pb267" href="#pb267" name="pb267">267</a>]</span>achtten zij hoog, het is immers het
+levensbeginsel van het gansche heelal, het leeft in mensch en dier en
+plant,<a class="noteref" id="xd20e6134src" href="#xd20e6134" name="xd20e6134src">21</a> het daalt in den bliksem op aarde neer, het
+brandt in Mazda&rsquo;s hemel voor zijn aangezicht, het is zijn zoon,
+tevens zijn geest. Heilig was dus het vuur, ook dat van den huiselijken
+haard, doch heilig bovenal het zoogenaamde Bahr&#257;m vuur: het
+hemelsche vuur onder de menschen, dat door hout en reukwerk zorgvuldig
+werd onderhouden en dat men slechts naderen mocht, als men met den
+heiligen gordel was bekleed. Geen adem mocht het verontreinigen, het te
+blusschen was doodzonde. Onderhouden moest het worden door allen, in de
+eerste nachtwaak door den huisheer, in de tweede door den veldarbeider,
+in de derde roept het vuur Sraosa, opdat zijn haan Par&#333;dars de
+menschen wekke, want wie dan de eerste is om het heilige vuur te
+verzorgen, hij gaat het eerst ten hemel in. Aan dit heilige vuur moet
+men andere vuren reinigen. De zorg voor dit altaar des heiligen vuurs
+was niet te vergeefs. Atar, de vuurgod, gaf rijken zegen: waar zijn
+vlammen waaien, zijn geuren stroomen, worden duizenden
+da&#275;va&rsquo;s gedood.</p>
+<p>De zorg voor het heilige vuur heeft ten allen tijde de aandacht
+getrokken der buiten het Parzisme staanden: vandaar dat men dikwijls
+ten onrechte van vuuraanbidders spreekt.</p>
+<p>In later dagen ging het met het Parzisme als met andere
+godsdiensten; de magie, het geloof aan tooverinvloeden, kwam hoe langer
+hoe meer het terrein van den godsdienst binnen, en zoo had ook het
+offeren&mdash;<span class="corr" id="xd20e6142" title="Bron: &rsquo;tzelfde">&rsquo;t zelfde</span> had trouwens in
+Indi&euml; plaats<a class="noteref" id="xd20e6145src" href="#xd20e6145"
+name="xd20e6145src">22</a>&mdash;minder ten doel in de nabijheid der
+hemelwezens te komen en hun zegen te verwerven, dan wel macht te
+verkrijgen over de geesten der duisternis en die af te weren. Zoo
+ontaardde de eerst zoo verheven godsdienst.</p>
+<p>De wederom toegelaten oude volksgoden hadden daartoe aanleiding
+gegeven, met hen kwam het oude, bekrompen bijgeloof weer terug.</p>
+<p>Doch, wij overschrijden reeds het bestek, waarbinnen wij ons thans
+bewegen: wij willen ten slotte en dit is voor ons niet het minder
+belangrijke, nog een blik werpen op de wet, de religieuze zedewet van
+het Parzisme.</p>
+<p>Gewoonlijk heet deze: Da&#275;na, dat nu eens door
+&bdquo;wet&rdquo;, dan <span class="pagenum">[<a id="pb268" href="#pb268" name="pb268">268</a>]</span>weer door &bdquo;godsdienst&rdquo;
+kan vertaald worden. Aan haar wordt groote kracht toegekend: zij neemt
+de zonden weg, doch niet door vergeving maar door bestrijding, zij
+wischt bij den vrome slechte gedachten, woorden en daden weg, gelijk de
+sterke zuidenwind in den dampkring.</p>
+<p>Wij merkten reeds op, dat de Zarathustrische godsdienst tevens een
+sociale hervorming was.</p>
+<p>Dit nu komt ook hier uit. Tegenover het aan Mazda gewijd, gezeten
+leven van den landbouwer, staat het <span class="corr" id="xd20e6160"
+title="Bron: nomaden leven">nomadenleven</span> van den
+da&#275;vadienaar.</p>
+<p>Gelijk de bebouwde aarde het terrein is van Mazda, zoo is de woeste
+wildernis dat van zijn tegenstander.</p>
+<p>De aarde te bebouwen is volgens deze wetten een der voornaamste
+plichten. De aarde, zoo heet het, is als eene jonge maagd, die een man
+verlangt en, met den geliefde vereenigd, een zoon baart. Zoo ook geeft
+de aarde overvloed, aan wien haar vlijtig bebouwt (bevrucht<span class="corr" id="xd20e6167" title="Bron: .)">).</span> Graan zaaien is de wet
+betrachten. Waar de volle halmen zich verheffen, daar verdwijnen de
+da&#275;va&rsquo;s.</p>
+<p>De landbouw is de vereering der heilige moeder-aarde. Drie plaatsen
+zijn alzoo het heiligst: waar de vrome zijn huis en erf heeft met het
+heilige vuur, waar hij het meeste koren, voeder en vruchtboomen doet
+groeien en dorre plaatsen besproeit, en: waar het meeste vee geboren
+wordt.</p>
+<p>De meest onreine plaatsen zijn: de ingang der hel, waar de
+da&#275;va&rsquo;s vergaderen, de plaatsen waar lijken zijn of holen
+van aan Anr&#333; mainyu toebehoorende dieren, zooals slangen, enz.
+Lijken op te graven en holen van Anr&#333; mainyu te vernielen zijn dus
+voor den Mazda dienaar heilige plichten.</p>
+<p>Van ascese wil men niets weten: om te doen wat Asa voorschrijft zijn
+noodig welgevoede, krachtige mannen. Een spreuk (mathra), die men van
+buiten moest leeren zegt: <span class="corr" id="xd20e6176" title="Niet in bron">&bdquo;</span>Hij die niet eet, heeft geen kracht voor
+het Asa, geen kracht tot den akkerbouw, geen kracht om zonen te
+telen.&rdquo; Daarmee komt overeen wat het Zend-Avesta voorschrijft,
+dat men v&oacute;&oacute;r den bijslaap een gebed doe. Zoo stond men
+lijnrecht tegenover de ascese. Ook vrijwillige armoede, bedelend
+rondzwerven en zelfkastijding worden veroordeeld. &bdquo;Bij
+ons&rdquo;, zoo heet het in een later geschrift, &bdquo;is het houden
+van vasten dit, dat wij vasten van zondigen met onze oogen en tongen,
+onze ooren en handen en voeten&mdash;datgene wat in andere godsdiensten
+vasten is door niet te eten, is in onzen godsdienst vasten door geen
+zonden te bedrijven.&rdquo; <span class="pagenum">[<a id="pb269" href="#pb269" name="pb269">269</a>]</span></p>
+<p>Op ijverigen arbeid en vroeg opstaan wordt de nadruk gelegd:
+Par&#333;dars, de haan, is de heilige vogel van Sraosa. Doch niet
+minder op eerlijkheid, trouw en waarheid, terwijl ook de kuischheid in
+hooge eere stond. Ook mededeelzaamheid wordt als plicht gesteld: de
+stem van den arme, dien men ongetroost wegzendt, klinkt als een luide
+aanklacht door &rsquo;t gansch heelal en bereikt den troon des
+Alwijzen.</p>
+<p>Wat de eerlijkheid betreft: eigenaardig heet het in een der teksten
+dat wie zijn schuld niet afdoet een dief is, die roof pleegt aan zijn
+schuldeischer. Ook wordt aangedrongen op het nakomen zijner contracten:
+zelfs de nabestaanden zijn daarvoor solidair aansprakelijk.</p>
+<p>Ontucht wordt met strenge straffen bedreigd. Afdrijving der vrucht
+en kindermoord zijn hier ten strengste verboden. Een vader is, men ziet
+dat op dit punt de Perzen ons vooruit waren, verplicht de ongehuwde
+moeder te onderhouden en voor het kind tot diens zevende jaar te
+zorgen. De ontuchtige vrouw is vogelvrij: de ontucht is Anr&#333;
+mainyu&rsquo;s geliefde dochter.</p>
+<p>Wat betreft de zoogenaamde verwanten-huwelijken (tusschen broeder en
+zuster, ouders en kinderen), later zijn deze bloedschendige
+verbintenissen w&egrave;l door de Magi&euml;rs aangeprezen, doch in het
+Avesta vinden wij dit niet. Waarschijnlijk zijn zij ontstaan uit de
+begeerte, om het ras zuiver en onvermengd te houden.</p>
+<p>Reinheid eischte de Mazdayasnische wet echter niet slechts op
+zedelijk, ook op natuurlijk gebied. Daartoe rekende men allereerst den
+plicht om aarde, water en vuur rein te houden: de drie heilige
+elementen van Mazda. Vandaar dat de oude Perzen hun dooden niet
+verbrandden, dat zou het vuur verontreinigen, noch hen begroeven, dat
+zou de aarde ontheiligen, maar ze neerlegden op een soort
+torens<a class="noteref" id="xd20e6191src" href="#xd20e6191" name="xd20e6191src">23</a>, waar ze door roofvogels konden worden verteerd.
+De alleroudste wijze van lijkbezorging was echter deze, dat men het
+lijk ergens neerlegde op zijn eigen kussen of doodslaken, fel beschenen
+door de zon.</p>
+<p>Een lijk begraven is een groote zonde, verbranden echter nog grooter
+kwaad; wie d&agrave;t iemand ziet doen, is volgens de wet verplicht den
+overtreder te dooden.</p>
+<p>Een veld waar een lijk van een mensch of een hond heeft <span class="pagenum">[<a id="pb270" href="#pb270" name="pb270">270</a>]</span>gelegen, mag in geen geval bezaaid worden,
+voordat het is gereinigd. Een begraven lijk moet althans binnen
+&rsquo;t jaar opgegraven worden, wie er twee jaar mee wacht, begaat een
+onvergeeflijke zonde.</p>
+<p>Tegenover de dierenwereld nemen de Parzisten een geheel andere
+houding aan, dan b.v. de volgelingen van Boeddha. Terwijl toch dezen
+het leven in alle schepselen heilig achten, is het hier plicht om de
+aan Mazda gewijde dieren te beschermen, maar de scheppingen van
+Anr&#333; mainyu uit te roeien.</p>
+<p>Was het dooden der eerste verboden, toch maakte men uitzondering
+voor dieren, die den mensch tot spijze dienden en bij de offers aan
+sommige yazata&rsquo;s werden ook paarden, kameelen, runderen en
+kleinvee geslacht.</p>
+<p>Waarom nu sommige dieren heilig, andere onrein werden geacht, is
+vaak moeilijk na te gaan. Het nut besliste zeker menigmaal, doch niet
+altijd. Heilig zijn boven alles de koe en de hond. Zoo ook de egel en
+de otter; den laatste hield men voor een soort hond. Ook de kat en de
+uil, de vogel van Vohuman&#333;, zijn heilig als bestrijders van het
+ongedierte, dat het graan opeet: de muizen. Eveneens de gier, de
+bekende straatreiniger van het Oosten.</p>
+<p>Onrein zijn: slangen, ratten, muizen, mieren, padden, kikvorschen,
+deze moeten worden gedood.</p>
+<p>De Perzen schenen, wat de onreinheid betreft, den stelregel
+toegedaan: &bdquo;het bederf van het beste is het slechtste.&rdquo;
+Immers juist de overblijfselen van een mensch en een hond, en onder
+menschelijke overblijfsels vooral dat van een priester waren ten
+zeerste onrein. Zooveel mogelijk moest men zich daarvoor wachten.
+Verontreiniging was echter, bij de lijkbezorging, niet steeds te
+vermijden. Water, aarde, doch vooral de urine der koe, waren de gewone
+zuiveringsmiddelen. Wie b.v. een lijk had aangeraakt, moest een vrij
+omslachtige reiniging ondergaan, waarbij de priesters met besprengingen
+en gebeden dienst moesten doen.</p>
+<p>Zoo was reinheid een strenge eisch, doch om al het ritueele werd het
+innerlijke niet vergeten.</p>
+<p>&bdquo;Reinig u zelf, o gerechte, klinkt het ons tegen; dit toch is
+in de stoffelijke wereld voor ieder de reiniging van deze zijn eigen
+persoonlijkheid, o gerechte, dat hij haar reinige door goede gedachten,
+woorden en daden.&rdquo;</p>
+<p>Wat nu de straffen aangaat, door de wet voor de overtreders bepaald,
+meestal waren zij niet gestreng. Slechts op groote onreinheden, grove
+ontucht en ketterij stond de doodstraf, <span class="pagenum">[<a id="pb271" href="#pb271" name="pb271">271</a>]</span>overigens waren het
+lijfstraffen, die den overtreder hier bedreigde; later werden deze door
+geldboeten vervangen.</p>
+<p>Men had echter ook geestelijke straffen, waarbij men in meerdere of
+mindere mate van de gemeenschap der vromen was uitgesloten. Een der
+grootste straffen was: de verbanning uit der menschen gedachtenis,
+waarbij men dus werd dood verklaard. De allerzwaarste die: waarbij men
+van de godsdienstige gemeenschap werd uitgesloten en onder smaad en
+gejouw werd weggejaagd. Toch, ook dan nog kon men zich genade
+verwerven: als men namelijk een der felst gehate overtreders
+doodde.</p>
+<p>We hebben hiermede ons overzicht van het oude Mazdeïsme ten
+einde gebracht en het leeren kennen, als een bij uitstek praktischen,
+verstaanbaren godsdienst: althans in zijn hoofdtrekken. We weten
+ook&mdash;straks komen wij daarop terug&mdash;dat deze godsdienst ook
+nu nog hier en daar in Perzi&euml; zelf, maar vooral onder de naar
+voor-Indi&euml; uitgewekenen, de zoogenaamde Parsi&rsquo;s, voortleeft.
+Doch, minder gemakkelijk is nog de vraag: waar en wanneer is deze
+godsdienst eigenlijk geldig geweest? Daarover is onder de geleerden
+veel verschil, waarop wij hier niet kunnen ingaan. We volstaan met als
+ons gevoelen mee te deelen dat de Zarathustrische godsdienst, nagenoeg
+zooals wij dien uit het jongere Avesta leerden kennen, de heerschende
+godsdienst is geweest onder Cyrus (558&ndash;529 v. C.) en zijne
+opvolgers, de zoogenaamde Achaemeniden. Aan hun rijk maakte Alexander
+de Groote (336&ndash;323) een einde en tevens schijnt hij tegen het
+Mazdeïsme en zijn gewijde boeken te hebben gewoed. Het gevolg is
+geweest dat deze godsdienst in diep verval geraakte, al bleef hij in
+enkele landstreken vrij zuiver bewaard. Later echter kwam er een tijd
+van herleving en wel onder de Sassaniden, welk vorstenhuis vanaf 226 n.
+C. regeerde, totdat de Islam zich ook in Perzi&euml; vertoonde en
+Mohammed Zarathustra verdrong, toen in 651 het rijk der Sassaniden
+bezweek.</p>
+<p>Toch bleven er eenige weinige getrouwen tot op dezen dag; vooral
+werden de Parzische instellingen en leeringen trouw bewaard door naar
+Indi&euml; uitgewekenen, de zoogenaamde Parsi&rsquo;s, welke laatsten
+zelfs trachten hun ouden godsdienst in diens oorspronkelijke zuiverheid
+te herstellen. Naar het mij voorkomt is dit verschijnsel belangrijk
+genoeg, om er nog een oogenblik bij stil te staan en ook aan dit
+nieuwe, herstelde Parzisme nog een enkele bladzijde te wijden.
+<span class="pagenum">[<a id="pb272" href="#pb272" name="pb272">272</a>]</span></p>
+</div>
+</div>
+<div id="ch6.4" class="div2 section"><span class="pagenum">[<a href="#toc">Inhoud</a>]</span>
+<div class="divHead">
+<h3 class="main"><span class="corr" id="xd20e6228" title="Bron: III">IV</span>. Het &bdquo;hervormde&rdquo; Mazdeïsme der
+tegenwoordige Parsi&rsquo;s.</h3>
+</div>
+<div class="divBody">
+<p class="first">Wij vermeldden reeds, dat er in oude dagen, aan hun
+godsdienst getrouwe Perzen naar Indi&euml; uitweken. Gastvrij werden
+zij daar ontvangen, alleen hun wapens moesten zij afleggen, hun
+kleeding veranderen en geen koeien meer dooden. Daar, in Indi&euml;,
+vergaten zij hun taal, ook al konden zij nog een enkel gebed in de oude
+taal uitspreken en werden hun ook in het maatschappelijk leven allerlei
+gewoonten eigen, aan de Hindoes, later ook aan de Mohammedanen
+ontleend. Toch: twee punten van hun oud geloof hielden zij vast: er was
+maar &eacute;&eacute;n God, en: een man mocht slechts huwen met
+&eacute;&eacute;ne vrouw. Ook bleven zij hun heilige boeken
+bewaren.</p>
+<p>Het Engelsch bewind gaf hun meer vrijheid en deed de kracht van het
+energieke volk, (de flinkste kooplieden van Bombay zijn allen bijna
+Parsi&rsquo;s) ontwaken. Verder werden zij nog meer wakker geschud uit
+hun verdooving door de werkzaamheid van Christenzendelingen. Toen er
+enkelen van hen voor het Christendom waren gewonnen, begrepen de
+anderen, dat zij&mdash;wilde hun godsdienst en gemeente bestaan
+blijven&mdash;wat meer voor de godsdienstige opleiding hunner kinderen
+moesten doen, dan hen enkele spreuken en gebeden uit het Zend-Avesta te
+laten leeren in de oorspronkelijke taal, welke zij niet begrepen. De
+vrucht dezer beweging was de uitgave van een Parzischen catechismus,
+onder den titel:</p>
+<p>&bdquo;Eenige vragen en antwoorden om de kinderen van de heilige
+Zarathustrische gemeente bekend te maken met den Mazdeïstischen
+godsdienst. Gesprek tusschen een Zarathustrischen meester en zijn
+leerling.&rdquo;</p>
+<p>We halen uit dit werkje een gedeelte aan, vooral om er uit te doen
+zien, hoe de Parsi&rsquo;s hierin trachten terug te keeren tot het
+oude, zuivere geloof, toen het nog niet door den invloed der schare was
+verbasterd.</p>
+<p>&bdquo;Waarin gelooven wij, leden der Zarathustrische
+gemeente?&rdquo;</p>
+<p>&bdquo;Wij gelooven slechts in &eacute;&eacute;n God, en in niemand
+behalve in Hem.&rdquo;</p>
+<p>&bdquo;Wie is die &eacute;&eacute;ne God?&rdquo;</p>
+<p>&bdquo;De God, die de hemelen, de aarde, de engelen, de sterren, de
+zon, de maan, het vuur, het water (of de vier elementen) en alles, wat
+in de twee werelden is &bdquo;schiep&rdquo;. In dien God gelooven wij,
+Hem dienen wij en vereeren wij, Hem roepen wij aan.&rdquo;</p>
+<p>&bdquo;Gelooven wij niet in eenig ander God?&rdquo; <span class="pagenum">[<a id="pb273" href="#pb273" name="pb273">273</a>]</span></p>
+<p><span class="corr" id="xd20e6251" title="Niet in bron">&bdquo;</span>Wie in eenig ander God gelooft, is een
+ongeloovige; hij zal de straffen der hel ondergaan.<span class="corr"
+id="xd20e6254" title="Niet in bron">&rdquo;</span></p>
+<p><span class="corr" id="xd20e6259" title="Niet in bron">&bdquo;</span>Welke gedaante heeft onze God?<span class="corr" id="xd20e6262" title="Niet in bron">&rdquo;</span></p>
+<p><span class="corr" id="xd20e6266" title="Niet in bron">&bdquo;</span>Onze God heeft geen gelaat of vorm, kleur
+noch gestalte, noch een bepaalde woonplaats.<span class="corr" id="xd20e6269" title="Niet in bron">&rdquo;</span></p>
+<p><span class="corr" id="xd20e6273" title="Niet in bron">&bdquo;</span>Niemand is aan Hem gelijk. Hij is zoo
+heerlijk, dat wij Hem niet kunnen beschrijven of beoordeelen, noch Hem
+begrijpen.<span class="corr" id="xd20e6276" title="Niet in bron">&rdquo;</span></p>
+<p><span class="corr" id="xd20e6280" title="Niet in bron">&bdquo;</span>Is daar eenig ding, dat God niet kan
+scheppen?<span class="corr" id="xd20e6283" title="Niet in bron">&rdquo;</span></p>
+<p><span class="corr" id="xd20e6287" title="Niet in bron">&bdquo;</span>Ja, daar is &eacute;&eacute;n ding, dat
+God zelf niet kan scheppen.<span class="corr" id="xd20e6290" title="Niet in bron">&rdquo;</span></p>
+<p><span class="corr" id="xd20e6294" title="Niet in bron">&bdquo;</span>Wat dat is, moet gij mij
+uitleggen.<span class="corr" id="xd20e6297" title="Niet in bron">&rdquo;</span></p>
+<p><span class="corr" id="xd20e6301" title="Niet in bron">&bdquo;</span>God is de Schepper aller dingen, maar
+indien Hij iets zou willen scheppen, dat Hem gelijk ware, Hij zou het
+niet vermogen. God kan geen ander scheppen, Hem zelf
+gelijk.<span class="corr" id="xd20e6304" title="Niet in bron">&rdquo;</span></p>
+<p><span class="corr" id="xd20e6308" title="Niet in bron">&bdquo;</span>Hoeveel namen zijn er voor
+God?<span class="corr" id="xd20e6311" title="Niet in bron">&rdquo;</span></p>
+<p><span class="corr" id="xd20e6315" title="Niet in bron">&bdquo;</span>Men zegt, dat er duizend en
+&eacute;&eacute;n zijn, doch daarvan zijn er nog honderd en
+&eacute;&eacute;n overgebleven.<span class="corr" id="xd20e6318" title="Niet in bron">&rdquo;</span></p>
+<p><span class="corr" id="xd20e6322" title="Niet in bron">&bdquo;</span>Waarom zijn daar zoovele namen van
+God?<span class="corr" id="xd20e6325" title="Niet in bron">&rdquo;</span></p>
+<p><span class="corr" id="xd20e6329" title="Niet in bron">&bdquo;</span>De namen van God, die zijn natuur
+weergeven, zijn twee: Yazdan (almachtig) en Pauk (heilig). Ook wordt
+Hij genoemd Hormuzd (de hoogste der geesten), D&aacute;d&aacute;r (die
+gerechtigheid geeft), Purvurdegar (voorziener), Purvurtur (beschermer).
+Door deze namen prijzen wij Hem. Er zijn ook vele andere namen, die
+Zijn goede daden beschrijven.<span class="corr" id="xd20e6332" title="Niet in bron">&rdquo;</span></p>
+<p><span class="corr" id="xd20e6337" title="Niet in bron">&bdquo;</span>Wat is onze godsdienst?<span class="corr"
+id="xd20e6340" title="Niet in bron">&rdquo;</span></p>
+<p><span class="corr" id="xd20e6344" title="Niet in bron">&bdquo;</span>Onze godsdienst is: Dienst van
+God.<span class="corr" id="xd20e6347" title="Niet in bron">&rdquo;</span></p>
+<p><span class="corr" id="xd20e6351" title="Niet in bron">&bdquo;</span>Sedert wanneer ontvingen wij onzen
+godsdienst?<span class="corr" id="xd20e6354" title="Niet in bron">&rdquo;</span></p>
+<p><span class="corr" id="xd20e6358" title="Niet in bron">&bdquo;</span>Gods ware profeet&mdash;de waarachtige
+Zurthost (Zoroaster) Asphantam&#257;n Anoshirw&#257;n&mdash;bracht ons
+van Godswege het ware geloof.<span class="corr" id="xd20e6361" title="Niet in bron">&rdquo;</span></p>
+<p><span class="corr" id="xd20e6365" title="Niet in bron">&bdquo;</span>Waarheen moet ik het aangezicht wenden,
+als ik den heiligen Hormuzd vereer?<span class="corr" id="xd20e6368"
+title="Niet in bron">&rdquo;</span></p>
+<p><span class="corr" id="xd20e6372" title="Niet in bron">&bdquo;</span>Wij behooren den heiligen rechtvaardigen
+Hormuzd te vereeren, met ons aangezicht gewend naar een zijner
+scheppingen van licht, heerlijkheid en verhevenheid.<span class="corr"
+id="xd20e6375" title="Niet in bron">&rdquo;</span></p>
+<p><span class="corr" id="xd20e6379" title="Niet in bron">&bdquo;</span>Welke zijn deze voorwerpen?<span class="corr" id="xd20e6382" title="Niet in bron">&rdquo;</span></p>
+<p><span class="corr" id="xd20e6386" title="Niet in bron">&bdquo;</span>Deze zijn de zon, de maan, de sterren, het
+vuur, het water en andere heerlijke dingen. Naar deze zijne scheppingen
+wenden wij ons gelaat, en beschouwen die als ons
+&bdquo;kibleh&rdquo;<a class="noteref" id="xd20e6389src" href="#xd20e6389" name="xd20e6389src">24</a> omdat <span class="pagenum">[<a id="pb274" href="#pb274" name="pb274">274</a>]</span>God
+in haar een klein deel zijner heerlijkheid heeft neergelegd en zij
+daarom in de schepping meer verheven zijn en geschikt om ons
+&bdquo;kibleh&rdquo; te wezen.<span class="corr" id="xd20e6394" title="Niet in bron">&rdquo;</span></p>
+<p><span class="corr" id="xd20e6398" title="Niet in bron">&bdquo;</span>Welke godsdienst heerschte er in
+Perzi&euml; v&oacute;&oacute;r den tijd van Zurthost?<span class="corr"
+id="xd20e6401" title="Niet in bron">&rdquo;</span></p>
+<p><span class="corr" id="xd20e6405" title="Niet in bron">&bdquo;</span>De koningen en het volk waren dienaars van
+God, doch zij hadden, evenals de Hindoe&rsquo;s, beelden van de
+planeten en afgodsbeelden in hun tempels.<span class="corr" id="xd20e6408" title="Niet in bron">&rdquo;</span></p>
+<p><span class="corr" id="xd20e6412" title="Niet in bron">&bdquo;</span>Welke geboden heeft God ons gegeven door
+zijnen profeet, den verheven Zurthost?<span class="corr" id="xd20e6415"
+title="Niet in bron">&rdquo;</span></p>
+<p><span class="corr" id="xd20e6420" title="Niet in bron">&bdquo;</span>Vele geboden, doch ik geef u het
+voornaamste, dat gij u altijd moet herinneren en waardoor gij u moet
+laten leiden:</p>
+<p><span class="corr" id="xd20e6424" title="Niet in bron">&bdquo;</span>God als E&eacute;n te erkennen. Den
+profeet, den verheven Zurthost als zijn waren profeet te eeren. Zijn
+godsdienst en het Avesta, door hem gebracht, als ontwijfelbaar waar aan
+te nemen. Te gelooven in de goedheid van God. Geen der geboden van den
+Mazdeïstischen godsdienst ongehoorzaam te zijn. Booze daden
+vermijden, goede daden verrichten, vijfmaal &rsquo;s daags bidden. Te
+gelooven in vergelding en gerechtigheid op den vierden dag na den
+dood.<a class="noteref" id="xd20e6427src" href="#xd20e6427" name="xd20e6427src">25</a> Op den hemel te hopen en de hel te vreezen.
+Zonder twijfel te gelooven in den dag der algemeene vernietiging en
+reiniging (van alle zielen, die lijden). Altijd te bedenken, dat God
+doet, wat Hij wil en zal doen, wat Hij wil. Eenig lichtend voorwerp aan
+te zien als wij God aanbidden.<span class="corr" id="xd20e6430" title="Niet in bron">&rdquo;</span></p>
+<p><span class="corr" id="xd20e6434" title="Niet in bron">&bdquo;</span>Als wij eenige zonde begaan, zal onze
+profeet ons dan behouden?<span class="corr" id="xd20e6437" title="Niet in bron">&rdquo;</span></p>
+<p><span class="corr" id="xd20e6441" title="Niet in bron">&bdquo;</span>Nooit moeten wij, volgens ons geloof,
+eenige zonde begaan: onze profeet, onze gids in het rechte spoor, heeft
+ons uitdrukkelijk gezegd: &bdquo;gij zult ontvangen, naar wat gij
+doet.&rdquo; Onze daden beslissen over onzen terugkeer in de andere
+wereld. Als gij deugdzame en vrome daden verricht, zal de hemel uwe
+vergelding zijn. Als gij zondigt en slechte dingen doet, zult gij in de
+hel worden gestraft. Daar is niemand dan God, die u kan redden van de
+gevolgen uwer zonden. Als iemand een zonde begaat, in het geloof dat
+hij door iemand zal worden gered, zoo zullen, zoowel hij, die hem
+(hierin) bedriegelijk voorgaat, als de bedrogene veroordeeld zijn tot
+op den dag van de voleinding der wereld.<span class="corr" id="xd20e6444" title="Niet in bron">&rdquo;</span> <span class="pagenum">[<a id="pb275" href="#pb275" name="pb275">275</a>]</span></p>
+<p><span class="corr" id="xd20e6449" title="Niet in bron">&bdquo;</span>Welke zijn de dingen, waardoor een mensch
+gezegend en beweldadigd wordt?<span class="corr" id="xd20e6452" title="Niet in bron">&rdquo;</span></p>
+<p><span class="corr" id="xd20e6456" title="Niet in bron">&bdquo;</span>Door deugdzame daden te doen, mild te
+geven, voorkomend en need&rsquo;rig te zijn, zachte woorden te spreken,
+anderen het goede toe te wenschen, een rein hart te hebben, kennis te
+verkrijgen, de waarheid te spreken, den toorn te onderdrukken, geduldig
+te zijn en zichzelf te beheerschen, vriendelijk te zijn, schaamte te
+gevoelen, behoorlijken eerbied te toonen voor oud en jong, godsdienstig
+te zijn, uw ouders en leermeesters te eeren. Alle deze deugden zijn de
+vrienden van goede, de vijanden van slechte menschen.<span class="corr"
+id="xd20e6459" title="Niet in bron">&rdquo;</span></p>
+<p><span class="corr" id="xd20e6463" title="Niet in bron">&bdquo;</span>Door welke dingen gaat een mensch verloren
+en wordt hij verlaagd?<span class="corr" id="xd20e6466" title="Niet in bron">&rdquo;</span></p>
+<p><span class="corr" id="xd20e6470" title="Niet in bron">&bdquo;</span>Door onwaarheid spreken, stelen, dobbelen,
+met booze begeerten eene vrouw aanzien, verraad plegen, misleiden, boos
+zijn, anderen kwaad toe wenschen, trotsch zijn, spotten, lui zijn,
+kwaadspreken, gierig zijn, oneerbiedig zijn, onbeschaamd, oploopend
+zijn, nemen wat eens anders eigendom is, wraakzuchtig, onzindelijk,
+hardnekkig, afgunstig zijn, iemand leed berokkenen, bijgeloovig zijn en
+tegenover anderen booze en vijandige daden plegen.</p>
+<p><span class="corr" id="xd20e6474" title="Niet in bron">&bdquo;</span>Dit zijn de vrienden van den slechte, de
+vijanden van den deugdzame.&rdquo;</p>
+<p>Deze catechismus was de eerste poging om godsdienstig onderricht aan
+de jeugd te geven. Ook werden de oude, gewijde boeken in de Gujarati
+taal overgezet, doch: deze vertaling was te letterlijk en daardoor
+onverstaanbaar.</p>
+<p>Daarop stichtte in 1849 Dabadhaï Naoroja, (een van de
+voormannen van het nieuw Parzisme, waaraan ik deze mededeelingen
+ontleen), ten einde meer invloed uit te oefenen, met andere jonge
+mannen scholen voor meisjes. Zij noemden zich: &bdquo;Letterkundige en
+Wetenschappelijke Studentenvereniging.&rdquo; Deze Dabadhaï
+Naoroja kwam toen juist van de academie. Hij en zijne vrienden gaven
+&rsquo;s morgens en &rsquo;s avonds les en hadden eerst niet weinig
+tegen de vooroordeelen van de meerderheid van hun volk te strijden.
+Doch, zij hielden vol; aanzienlijke jongelieden kwamen hen helpen en de
+scholen kwamen tot gevestigden stand.</p>
+<p>Ook hield men lezingen en stichtte men een Parzistisch weekblad. In
+1851 werd eene vereeniging gesticht, met den straks genoemden
+Dabadhaï Naoroja als secretaris, die ten doel had het
+Mazdeïstische geloof van Hindoesche en Mohammedaansche
+toevoegselen te zuiveren en, door nauwgezette studie <span class="pagenum">[<a id="pb276" href="#pb276" name="pb276">276</a>]</span>der
+gewijde boeken, tot zijn oorspronkelijke zuiverheid terug te brengen.
+Deze vereeniging heette &bdquo;Rahanumai Mazdiashn&aacute;<span class="corr" id="xd20e6486" title="Niet in bron">&rdquo;</span> (gids voor de
+vereerders van &eacute;&eacute;nen God).</p>
+<p>Er was tegen deze vereeniging een groote vijandschap: zelfs werd een
+tegenvereeniging opgericht, die echter spoedig bezweek. Waar het echter
+gold met Hindoesche en Mohammedaansche ceremoni&euml;n te breken, daar
+was er groote tegenstand bij de vrouwen, zusters en moeders: die toch
+immers in het huisgezin den toon aangeven. De meisjesschool evenwel had
+ook in dezen groot succes. Daar leerden deze meisjes immers dit alles
+als vooroordeel of bijgeloof kennen. Zij kwamen daardoor van zelf in
+verzet. &bdquo;Neen, moeder,&rdquo; zeiden zij, de kleine schouders
+ophalend, &bdquo;dat is ons geloof niet, dat is niet goed, dat is
+bijgeloovig.&rdquo; En&mdash;de moeder luisterde naar het kind, als zij
+naar man of broeder niet wilde hooren.</p>
+<p>Sedert dien tijd zijn twee geslachten voorbij gegaan. Die kinderen
+zijn nu zelf moeders en zij zetten de aangevangen hervorming voort.</p>
+<p>Ook nog een andere belangrijke schrede tot hervorming werd ongeveer
+1853 gedaan. Men weet, dat het oude Parzisme de vrouwen volstrekt niet
+achterstelde. Evenwel, onder vreemden invloed was er ongelijkheid
+gekomen: de vrouwen werden weinig geteld. De straks genoemde leider en
+anderen gingen nu familiesamenkomsten houden en maaltijden, waarbij ook
+de vrouwelijke leden der familie tegenwoordig waren. Inderdaad hielp
+dit. Trouwens men kon zich ook beroepen op de volgende woorden van
+Zarathustra, in de Zend Avesta aangehaald:</p>
+<p>&bdquo;O gij bruiden en bruidegoms, mannen en vrouwen, ik zeg u deze
+woorden: Leeft in &eacute;&eacute;nen geest; doet te zamen uw
+godsdienstige plichten in zuiverheid van gedachte, leeft met elkaar in
+waarheid en door deze dingen zult gij zeker gelukkig worden.&rdquo;</p>
+<p>Ook het hebben van meer dan eene vrouw, welk misbruik hier en daar
+was ingeslopen en wel in dezen vorm, dat men zijne vrouw wegzond om
+eene andere te nemen, liet men niet onbestreden. Men wist, met eenige
+moeite, een wet te verkrijgen, waarbij de Parsi&rsquo;s in dezen met
+dezelfde straffen werden bedreigd als de Engelsche onderdanen.</p>
+<p>Ook tegen de, volgens Indische zede gebruikelijke, ook onder de
+Parsi&rsquo;s ingeslopen kinderhuwelijken trad men op. En wel met
+zooveel succes, dat ze thans onder hen voornamelijk in Bombay, bijna
+niet meer voorkomen.</p>
+<p>Zoo kwam er dus onder de Parsi&rsquo;s meer belangstelling in
+<span class="pagenum">[<a id="pb277" href="#pb277" name="pb277">277</a>]</span>hun oude geloof. Evenwel, men bleef geenszins
+bij de letter daarvan hangen.</p>
+<p>Onder den invloed van &bdquo;Rahanumai&rdquo;, de straks genoemde
+vereeniging, kwam men er toe, die oude geschriften meer opzettelijk te
+onderzoeken. Dit leidde tot de volgende resultaten:<a class="noteref"
+id="xd20e6507src" href="#xd20e6507" name="xd20e6507src">26</a></p>
+<p>Vele boeken, tot nu toe voor kanoniek gehouden, waren dit niet. Met
+uitzondering van de G&#257;tha&rsquo;s gaven de oude boeken niet weer
+de woorden van Zarathustra, noch van zijne leerlingen. Verder: de
+godsdienst van Zarathustra werd uit een radicale hervorming geboren:
+tegenover het <span class="corr" id="xd20e6518" title="Bron: polytheisme">polytheïsme</span> predikte deze den dienst
+van den grooten, verhevenen God als het begin en einde van den waren
+godsdienst. Hij alleen was de gever van alles. De oude goden en geesten
+verwierp de profeet, om zich alleen tot God te richten. &bdquo;U en u
+alleen&rdquo;, sprak hij, &bdquo;ziet het oog mijner ziel.&rdquo; Het
+monotheïsme van Zarathustra was ondubbelzinnig, eveneens zijne
+leer van maar eene vrouw te huwen.</p>
+<p>De tegenwoordig Parsi studenten houden vol dat, de boeken van het
+Avesta (behalve de G&#257;tha&rsquo;s) door priesters zijn saamgevoegd,
+die na den dood van Zarathustra de oude geesten weer in eere
+herstelden, zij het ook in ondergeschikte positie: die geesten, welke
+men onderstelde over het water, het vuur, de aarde en alle groote
+scheppingen der natuur te regeeren. Ook maakten die priesters, zoo
+leeren zij, een ritueel en ceremoni&euml;n, die voor hen het meest
+voordeelig waren. Voorts maakten al de aanroepingen van verschillende
+geesten geen deel uit van den godsdienst van Zarathustra.</p>
+<p>Zij&mdash;de tegenwoordige beoefenaars der gewijde Perzische
+letterkunde&mdash;oordeelen dat de Parsi&rsquo;s moeten terugkeeren tot
+den oorspronkelijken geestelijken, eenvoudigen, zuiveren godsdienst der
+eerste tijden&mdash;en dat uit Zarathustra&rsquo;s woorden volgt, dat
+slechts de eeuwige beginselen van de regeering van &eacute;&eacute;nen
+God, zuiverheid in gedachten, woorden en werken voor altijd bindend
+zijn. Alle gewoonten, ritueel en ceremoni&euml;n, aangenomen volgens
+tijdsomstandigheden, plaats en beschaving, kunnen veranderd worden,
+naardat de stoffelijke en geestelijke behoeften der gemeenschap dit
+eischen.</p>
+<p>Daarop leggen de tegenwoordige leiders dan ook den vollen
+<span class="pagenum">[<a id="pb278" href="#pb278" name="pb278">278</a>]</span>nadruk. Blijven zij dat doen, dan kan zeker de
+betrekkelijk kleine kring van Parsi&rsquo;s in Indi&euml;, 84,000 op
+254 <span class="corr" id="xd20e6530" title="Bron: milioen">millioen</span>, als zij waarlijk strijdt voor
+waarheid, gerechtigheid en deugd toch een in menig opzicht heilzamen
+invloed uitoefenen.</p>
+<p>En ook voor ons westerlingen&mdash;vaak zoo ver van natuur en
+waarheid verwijderd&mdash;kan het niet anders dan gunstig werken om met
+den verhevenen, en toch practischen godsdienst van Zarathustra kennis
+te maken.</p>
+<p>Trouwens, de oude Perzen behooren ook tot onze geestelijke
+voorouders: hun leer van den duivel en de opstanding, van het
+wereldgericht en de reiniging der boozen, heeft door het Jodendom heen
+tot in het Christelijk denken zich een plaats verworven. Steeds
+klaarder komt dit door de nieuwere onderzoekingen aan het licht.</p>
+<p>Doch hierop leggen wij nu niet den nadruk. Het leven des menschen
+een strijd tegen het booze, waarin God hem ter zijde staat, een strijd,
+die goede vruchten moet en zal dragen, het ware leven geen sombere
+ascese, maar ijverig arbeiden in de maatschappij: geen dwaze verachting
+van de wereld der zinnen, maar heiliging van al het aardsche in den
+geest der gerechtigheid&mdash;zie, dat zijn de onsterfelijke waarheden,
+ons door Zarathustra toegeroepen. Houden wij die in eere! <span class="pagenum">[<a id="pb279" href="#pb279" name="pb279">279</a>]</span></p>
+</div>
+</div>
+</div>
+<div class="footnotes">
+<hr class="fnsep">
+<p class="footnote"><span class="label"><a class="noteref" id="xd20e5685" href="#xd20e5685src" name="xd20e5685">1</a></span> Iran
+omvat de landstreek tusschen den Indus ten oosten en de Tigris en
+Euphraat ten westen, den Oxus ten noorden en de Perzische golf ten
+zuiden. Perzi&euml; en Medi&euml; vormen hiervan gedeelten.</p>
+<p class="footnote" lang="fr"><span class="label"><a class="noteref"
+id="xd20e5706" href="#xd20e5706src" name="xd20e5706">2</a></span>
+Anquetil du Perron. Zend-Avesta, ouvrage de Zoroastre en 3 vol.
+4<sup>o</sup><span class="corr" id="xd20e5710" title="Niet in bron">,</span> Paris 1771.</p>
+<p class="footnote"><span class="label"><a class="noteref" id="xd20e5754" href="#xd20e5754src" name="xd20e5754">3</a></span> zij
+zijn: de oude G&#257;tha&rsquo;s, de jongere G&#257;tha&rsquo;s en het
+jonger Avesta.</p>
+<p class="footnote"><span class="label"><a class="noteref" id="xd20e5769" href="#xd20e5769src" name="xd20e5769">4</a></span> zie
+bladz. 8 en 9 van dit werk.</p>
+<p class="footnote"><span class="label"><a class="noteref" id="xd20e5790" href="#xd20e5790src" name="xd20e5790">5</a></span> Yasna
+44, 3&ndash;7.</p>
+<p class="footnote"><span class="label"><a class="noteref" id="xd20e5800" href="#xd20e5800src" name="xd20e5800">6</a></span> Yasna
+31, 11.</p>
+<p class="footnote"><span class="label"><a class="noteref" id="xd20e5806" href="#xd20e5806src" name="xd20e5806">7</a></span> Yasna
+44. 3, 4, 7.</p>
+<p class="footnote"><span class="label"><a class="noteref" id="xd20e5819" href="#xd20e5819src" name="xd20e5819">8</a></span> zie blz.
+8.</p>
+<p class="footnote"><span class="label"><a class="noteref" id="xd20e5928" href="#xd20e5928src" name="xd20e5928">9</a></span> zie
+bladz. 250 enz.</p>
+<p class="footnote"><span class="label"><a class="noteref" id="xd20e5934" href="#xd20e5934src" name="xd20e5934">10</a></span> Zij
+zijn dus: Vohuman&#333;, Asa, Armaiti, Khsatra, Haurvat&#257;t en
+Ameret&#257;t.</p>
+<p class="footnote"><span class="label"><a class="noteref" id="xd20e5944" href="#xd20e5944src" name="xd20e5944">11</a></span> zie
+blz. 251.</p>
+<p class="footnote"><span class="label"><a class="noteref" id="xd20e5952" href="#xd20e5952src" name="xd20e5952">12</a></span> Dit
+gebed luidt: Waar het gewenschte (ware) leven is, daar is de ordening
+uit gerechtigheid (Asa), die de daden des levens van vromen zin schept
+en behoort aan Mazda Ahura het rijk, dat hij geschapen heeft tot
+bescherming der vervolgde geloovigen.</p>
+<p class="footnote"><span class="label"><a class="noteref" id="xd20e5975" href="#xd20e5975src" name="xd20e5975">13</a></span> Zie
+blz. 251.</p>
+<p class="footnote"><span class="label"><a class="noteref" id="xd20e5978" href="#xd20e5978src" name="xd20e5978">14</a></span> Tevens
+vuurgod en wel god van het bliksemvuur, dat de bovenaardsche wateren
+doet stroomen.</p>
+<p class="footnote"><span class="label"><a class="noteref" id="xd20e6002" href="#xd20e6002src" name="xd20e6002">15</a></span>
+Hemelsche geesten.</p>
+<p class="footnote"><span class="label"><a class="noteref" id="xd20e6014" href="#xd20e6014src" name="xd20e6014">16</a></span> De
+onderdanen van koning Yima, de menschen der oudheid, werden niet ouder
+dan dien leeftijd: zij hadden een eeuwige jeugd.</p>
+<p class="footnote"><span class="label"><a class="noteref" id="xd20e6031" href="#xd20e6031src" name="xd20e6031">17</a></span> Zie
+Brahmanisme<span class="corr" id="xd20e6033" title="Bron: .">,</span>
+blz. 8.</p>
+<p class="footnote"><span class="label"><a class="noteref" id="xd20e6067" href="#xd20e6067src" name="xd20e6067">18</a></span> Vayua,
+de god van den dampkring, is slechts aanbiddelijk voorzoover hij tot
+Asa&rsquo;s rijk behoort.</p>
+<p class="footnote"><span class="label"><a class="noteref" id="xd20e6083" href="#xd20e6083src" name="xd20e6083">19</a></span> of:
+na.</p>
+<p class="footnote"><span class="label"><a class="noteref" id="xd20e6090" href="#xd20e6090src" name="xd20e6090">20</a></span> In den
+hier aangehaalden tekst wordt gedacht aan dienaren van Mazda, die zelfs
+hun bebouwde velden en de heilige stroomende wateren verlaten om niet
+met de da&#275;vadienaren besmet te worden.</p>
+<p class="footnote"><span class="label"><a class="noteref" id="xd20e6134" href="#xd20e6134src" name="xd20e6134">21</a></span> Het
+zaad en de adem hadden ook hun kracht aan het vuur te danken. Bij het
+gebed hield de Mazda-dienaar een linnen doek voor den mond om het
+&bdquo;vuur van den adem&rdquo; zuiver te houden.</p>
+<p class="footnote"><span class="label"><a class="noteref" id="xd20e6145" href="#xd20e6145src" name="xd20e6145">22</a></span> Zie
+Brahmanisme blz. 11.</p>
+<p class="footnote"><span class="label"><a class="noteref" id="xd20e6191" href="#xd20e6191src" name="xd20e6191">23</a></span>
+Dakhma&rsquo;s geheeten.</p>
+<p class="footnote"><span class="label"><a class="noteref" id="xd20e6389" href="#xd20e6389src" name="xd20e6389">24</a></span>
+&bdquo;Kibleh&rdquo;, letterlijk: het tegenovergestelde, dus: het
+tegenbeeld. We denken hierbij aan een bekend Hervormd Kerkgezang,
+namelijk Gezang 15:1, daar heet het o.a. van de zon: &bdquo;Zij is de
+spiegel, die ons &rsquo;t beeld, Van uwe volheid mededeelt En uitlokt
+tot vertrouwen.&rdquo;</p>
+<p class="footnote"><span class="label"><a class="noteref" id="xd20e6427" href="#xd20e6427src" name="xd20e6427">25</a></span> Drie
+dagen lang liet men een lijk geheel onaangeroerd. Volgens het
+Zend-Avesta was eerst daarna de scheiding tusschen lichaam en ziel
+volkomen.</p>
+<p class="footnote"><span class="label"><a class="noteref" id="xd20e6507" href="#xd20e6507src" name="xd20e6507">26</a></span> Prof.
+C. P. Tiele kwam tot dezelfde resultaten in zijn werk
+&bdquo;Geschiedenis van den Godsdienst in de Oudheid<span class="corr"
+id="xd20e6509" title="Niet in bron">&rdquo;</span>, Deel II.
+1<sup>ste</sup> helft. De godsdienst onder de Iranische volken.</p>
+</div>
+</div>
+</div>
+<div class="back">
+<div class="div1 bibliography"><span class="pagenum">[<a href="#toc">Inhoud</a>]</span>
+<div class="divHead">
+<h2 class="main">Bibliographie.</h2>
+</div>
+<div class="divBody">
+<p class="first"><span class="sc">G. H. Lamers</span>. De wetenschap
+van den godsdienst. (Historisch deel), in Nieuwe Bijdragen voor
+Godgeleerdheid en Wijsbegeerte deel VII en deel IX.</p>
+<p lang="de"><span class="sc" lang="fr">P. D. Chantepie de la
+Saussaye</span>. Lehrbuch der <span class="corr" id="xd20e6552" title="Bron: Religions geschichte">Religionsgeschichte</span>. Freiburg 1887.
+J. C. B. Mohr.</p>
+<p><span class="sc" lang="fr">P. D. Chantepie de la Saussaye</span>.
+Vier schetsen uit de Godsdienstgeschiedenis. Utrecht. C. H. E. Breijer
+1883.</p>
+<p lang="en">Religious Systems of the World (a collection of
+<span class="corr" id="xd20e6561" title="Bron: adresses">addresses</span>)<span class="corr" id="xd20e6564"
+title="Bron: ,">.</span> London. Swan Sonnenschein &amp; Co. 1901.</p>
+<p lang="en"><span class="sc">Monier Williams</span>. Religious Thought
+and Life in India. Part I. Vedism, Brahmanism and Hinduism. London.
+John Murray. 1883.</p>
+<p lang="de"><span class="sc">H. Oldenberg</span>. Buddha, sein Leben,
+seine Lehre, seine Gemeinde. Berlin. W. Hertz. 1881.</p>
+<p lang="en"><span class="sc">T. W. <span class="corr" id="xd20e6578"
+title="Bron: Rhijs">Rhys</span> Davids</span>. Buddhism. London 1899.
+(Society for promoting Christian Knowledge).</p>
+<p lang="en"><span class="sc">A. Lillie</span>. Buddha and Buddhism.
+Edinburgh. T. Clark. 1900.</p>
+<p><span class="sc">E. Arnold</span>. Het licht van Azi&euml;, vertaald
+door Dr. H. Meyboom. Amsterdam 1881.</p>
+<p><span class="sc">H. Fielding</span>. De ziel van een volk. (Het
+Boeddhisme als volksgeloof in Burma) vert. door F. Ortt. &rsquo;s
+Gravenhage. &bdquo;Drukkerij Vrede&rdquo; 1900.</p>
+<p lang="de"><span class="sc">M. von Brandt</span>. Die Chinesische
+<span class="corr" id="xd20e6599" title="Bron: philosophie">Philosophie</span> und der Staatsconfucianismus.
+Stuttgart. Strecker &amp; Moser 1898.</p>
+<p><span class="sc">C. P. Tiele</span>. Geschiedenis van den Godsdienst
+in de oudheid. Deel II (de Iranische volken). Amsterdam. P. N. van
+Kampen &amp; Zoon 1895.</p>
+<p lang="de"><span class="sc">A. Brodbeck</span>. Zoroaster. Leipzig.
+W. Friedrich. 1893.</p>
+<p lang="fr"><span class="sc">G. de Lafont</span>. Les grandes
+religions (le Mazdeïsme). Paris Chamuel 1897.</p>
+<p lang="de"><span class="sc">F. Justi</span>. Geschichte des alten
+Persiens<span class="corr" id="xd20e6618" title="Niet in bron">.</span>
+Berlin. G. Grote. 1879. <span class="pagenum">[<a id="pb280" href="#pb280" name="pb280">280</a>]</span></p>
+</div>
+</div>
+<div id="toc" class="div1 contents"><span class="pagenum">[<a href="#toc">Inhoud</a>]</span>
+<div class="divHead">
+<h2 class="main">Inhoud.</h2>
+</div>
+<div class="divBody">
+<p class="first">&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp; <span class="tocPagenum">Bladz.</span></p>
+<p><a href="#voorrede">VOORREDE</a> &nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;
+<span class="tocPagenum">1&ndash;4</span></p>
+<p><b><a href="#ch1">Het Brahmanisme</a></b> &nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;
+<span class="tocPagenum">5&ndash;37</span></p>
+<p>I. <i><a href="#ch1">Het Brahmanisme; zijn oorsprong, karakter en
+eigenaardigheden</a></i> &nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp; <span class="tocPagenum">5&ndash;15</span></p>
+<p class="tocArgument">Verhouding van Isra&euml;lietischen en
+Christelijken godsdienst en van Brahmanisme en
+Boeddhisme.&mdash;Pantheïstisch karakter van het Brahmanisme, bij
+polytheïstisch voorkomen.&mdash;Oorsprong van het Brahmanisme.
+Stamland der oude Indi&euml;rs, hun goden en godsvereering,
+Rishi&rsquo;s, Varuna, Agni, Indra, S&#363;rya, verwantschap der
+goden.&mdash;Onsterfelijkheidsgeloof. Yama.&mdash;Kastenwezen.&mdash;De
+Veda&rsquo;s.&mdash;Ontwikkeling, van den Vedischen godsdienst onder de
+leiding der Brahmanen, waarde van het offer, zielsverhuizing.
+&#256;tman, Brahm&#257;, het leven van den Brahmaan als leerling,
+huisvader en kluizenaar.&mdash;Opkomst eener philosophisch-ascetische
+richting, hoe deze zich met het volksgeloof verstond.</p>
+<p>II. <i><a href="#ch2">Brahmaansche godenleer en
+levensbeschouwing</a></i> &nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp; <span class="tocPagenum">16&ndash;28</span></p>
+<p class="tocArgument">Brahmaansche godenleer, Brahma, Vishnoe en Siva,
+hun incarnaties, karakter en vereering.&mdash;Esoterische opvatting van
+het Brahmanisme.&mdash;Einddoel, waarnaar men
+streeft.&mdash;Ved&#257;nta en S&#257;nkhya.&mdash;<span class="corr"
+id="xd20e6667" title="Bron: Ram&#257;y&#257;na">R&#257;m&#257;yana</span> en <span class="corr" id="xd20e6670" title="Bron: Mah&#257;bhr&#257;ta">Mah&#257;bh&#257;rata</span>, Valmiki,
+Visvamitra, Yayati.&mdash;Op den drempel van het Boeddhisme.</p>
+<p>III. <i><a href="#ch3">Gezuiverd Brahmanisme in den nieuweren tijd
+(de Brahmo-Sam&#257;j)</a></i> &nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp; <span class="tocPagenum">28&ndash;37</span></p>
+<p class="tocArgument">Vroegere pogingen tot hervorming.&mdash;Karakter
+der nieuwere beweging.&mdash;R&#257;mmohun Roy.&mdash;Zijn optreden
+tegen de <span class="pagenum">[<a id="pb281" href="#pb281" name="pb281">281</a>]</span>afgoderij.&mdash;Strijd tegen
+weduwenverbranding.&mdash;Zijn streven. Verhouding tot het
+Christendom.&mdash;Eeredienst.&mdash;Stichting der Brahmo
+Sam&#257;j.&mdash;Zijn dood.&mdash;Debendra-n&#257;th.&mdash;Zijn
+beginselverklaring.&mdash;Liturgie.&mdash;Verdeeldheid.&mdash;Vier
+grondbeginselen.&mdash;Voornaamste punten der leer.&mdash;Nar&#257;in
+Bose.&mdash;Keshab Chander Sen.&mdash;Zijn doel.&mdash;Zijn
+jeugd.&mdash;Toetreding tot de broederschap.&mdash;Zijn
+radicalisme.&mdash;Sociale hervormingen, die hij
+voorstond.&mdash;Scheuring en vereeniging der meer vooruitstrevenden in
+een nieuwe
+vereeniging.&mdash;Program.&mdash;Godsdienstoefening.&mdash;Mozoomdar.</p>
+<p><b><a href="#ch4">Het Boeddhisme</a></b> &nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;
+<span class="tocPagenum">38&ndash;154</span></p>
+<p>I. <i><a href="#ch4.1">Het leven van Boeddha tot aan zijn openlijk
+optreden</a></i> &nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp; <span class="tocPagenum">38&ndash;54</span></p>
+<p class="tocArgument">Het Boeddhisme in het Brahmanisme
+voorbereid.&mdash;Zijn verspreiding.&mdash;Zijn uiteenloopende
+opvatting.&mdash;Quaestie over het historische der
+Boeddha-figuur.&mdash;Waarheid en verdichting
+gemengd.&mdash;Boeddha&rsquo;s geboorteplaats.&mdash;Wat over zijn
+jeugd vaststaat.&mdash;Zijn wonderbare geboorte.&mdash;Asita.&mdash;De
+vier voorteekens.&mdash;Voorzorgen van zijn vader.&mdash;De vier
+voorteekenen verschijnen.&mdash;Pogingen om de hoogere roeping van
+Boeddha te vernietigen.&mdash;Hemelgeesten sterken hem.&mdash;Hij ziet
+de verleidelijke vrouwen in haar ware gestalte.&mdash;Geboorte van
+R&#257;hula.&mdash;Boeddha&rsquo;s strijd.&mdash;Zijn
+besluit.&mdash;Zijn vertrek.&mdash;Wat M&#257;ra hem
+voortoovert.&mdash;Boeddha bij de kluizenaars.&mdash;In &rsquo;t
+woud.&mdash;Einde zijner zelfkastijding.&mdash;Zijn vijf leerlingen
+verlaten hem.&mdash;Zijn strijd en overwinning onder den
+B&#333;-boom.&mdash;Zijn verlichting.&mdash;Aarzeling om de leer te
+prediken.</p>
+<p>II. <i><a href="#ch4.2">Boeddha als prediker van den weg des
+heils</a></i> &nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp; <span class="tocPagenum">54&ndash;87</span></p>
+<p class="tocArgument">Boeddha in het wildpark bij Benares.&mdash;De
+vijf vroegere leerlingen.&mdash;Prediking van de vier heilige waarheden
+en van het achtvoudig pad.&mdash;Bekeering der vijf asceten.&mdash;Van
+Bimbis&#257;ra.&mdash;Van S&#257;riputta en
+Mogall&#257;na.&mdash;Verzet des volks tegen de Boeddhistische
+ascese.&mdash;Boeddha ontmoet zijn vader.&mdash;Ziet
+Yaçodhar&#257; terug.&mdash;Boeddha in zijn <span class="pagenum">[<a id="pb282" href="#pb282" name="pb282">282</a>]</span>dagelijksch leven.&mdash;Gelijkheid in den kring
+der leerlingen.&mdash;Velen van hen zijn
+aanzienlijken.&mdash;Sun&#299;ta, leerling uit geringen
+stand.&mdash;Boeddhisme een democratische beweging?&mdash;&#256;nanda,
+de meest geliefde leerling.&mdash;Devadatta, de
+verrader.&mdash;Leekenvrienden en vriendinnen.&mdash;<span class="corr"
+id="xd20e6719" title="Bron: Visakh&#257;">Vis&#257;kh&#257;</span>.&mdash;Haar zorg voor
+monniken en nonnen.&mdash;Boeddha&rsquo;s denkbeelden over de
+vrouw.&mdash;Gesprek daarover met &#256;nanda&mdash;Nonnen minder dan
+monniken geacht.&mdash;Boeddha&rsquo;s strijd tegen de
+Brahmanen.&mdash;Boeddha over het offeren.&mdash;Boeddha tegen
+zelfkastijding.&mdash;Boeddha geen &bdquo;vrijdenker&rdquo; of
+&bdquo;atheïst&rdquo;.&mdash;Getuigenissen
+daarover.&mdash;Boeddha&rsquo;s gesprek met V&#257;settha over de
+vereeniging met Brahm&#257;.&mdash;Boeddha en de schoone
+zondares.&mdash;De vergeldingsleer (Karma).&mdash;Aantrekkelijkheid van
+Boeddha&rsquo;s persoon: zijn figuur geen schepping der
+verbeelding.&mdash;Boeddhistische spreuken.&mdash;Boeddha&rsquo;s
+laatste levensdagen en dood.</p>
+<p>III. <i><a href="#ch4.3">Boeddha&rsquo;s onderwijs, Boeddhistische
+redenen en gelijkenissen</a></i> &nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp; <span class="tocPagenum">87&ndash;111</span></p>
+<p class="tocArgument">Waarde in het Boeddhisme aan &bdquo;de
+leer&rdquo; gehecht.&mdash;Boeddha&rsquo;s onderwijs vooral tot het
+verstand gericht.&mdash;Rede over den gloed der zinnen. Voor
+niet-ingewijden opklimming van af het eenvoudige tot het
+hoogere.&mdash;Onderricht door vragen: gesprek met
+Son&#257;,&mdash;Gelijkenis van den waren en verkeerden
+weg.&mdash;Gelijkenis van de vergeving.&mdash;Gelijkenis van den
+godloochenaar.&mdash;Gelijkenis van
+Kis&#257;gotam&#299;.&mdash;Geschiedenis van prins
+Kun&#257;la.&mdash;Boeddha op een huwelijksfeest.&mdash;Geschiedenis
+van het meisje Bhadr&#257;.&mdash;Koning Wessantara.&mdash;Koning
+Bambadat.&mdash;De hongerige hond.&mdash;Boeddha als
+vredestichter.&mdash;De verloren zoon.&mdash;De vrouw aan de
+bron.&mdash;Geschiedenis van V&#257;savadatta.&mdash;Gelijkenis van het
+brandend huis.&mdash;Gesprek met R&#257;hula over valschheid.</p>
+<p>IV. <i><a href="#ch4.4">Hoofdpunten van Boeddha&rsquo;s leer</a></i>
+&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp; <span class="tocPagenum">111&ndash;119</span></p>
+<p class="tocArgument">Hoofdzaak: bevrijding van het
+lijden.&mdash;Schildering der Sams&#259;ra.&mdash;Er is echter
+verlossing.&mdash;Stemming der Boeddhisten in leven en
+sterven.&mdash;&bdquo;Dorst&rdquo; de oorzaak van het lijden.&mdash;Hoe
+Boeddha de zielsverhuizing opvatte?&mdash;Hoe Nirv&#257;na?&mdash;De
+ketterij van Yamaka: conclusie. <span class="pagenum">[<a id="pb283"
+href="#pb283" name="pb283">283</a>]</span></p>
+<p>V. <i><a href="#ch4.5">De weg des heils</a></i>
+&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp; <span class="tocPagenum">119&ndash;124</span></p>
+<p class="tocArgument">Stations op den weg des
+heils.&mdash;Rechtschapenheid.&mdash;De vijf geboden.&mdash;Geestelijke
+oefening in welwillendheid.&mdash;Bekeering van
+Roja.&mdash;Geschiedenis van S&#257;ma.&mdash;Beheersching der
+zinnen.&mdash;Opmerkzaamheid.&mdash;M&#257;ra, zijne verzoeking van
+Boeddha.&mdash;Gelijkenis van den schildpad.&mdash;Voorsmaak van het
+hoogste heil hier op aarde: extase.&mdash;Boeddha&rsquo;s persoon op
+den achtergrond.</p>
+<p>VI. <i><a href="#ch4.6">Het Boeddhisme in de praktijk</a></i>
+&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp; <span class="tocPagenum">124&ndash;139</span></p>
+<p class="tocArgument">Boeddhistische monniken geen tusschenpersonen
+tusschen hemel en aarde.&mdash;Geen hi&euml;rarchie.&mdash;Wie van de
+(monniken) gemeente zijn uitgesloten.&mdash;Opname als monnik
+(Pabb&#257;ja en Upasampad&#257;).&mdash;De vier gestrenge
+regelen.&mdash;De vier groote verboden.&mdash;Gelofte niet voor
+altijd.&mdash;Goede daarin.&mdash;Tucht van het
+publiek.&mdash;Dagelijksch leven der monniken.&mdash;Onderricht der
+jeugd.&mdash;Aanzien, waarin zij
+staan.&mdash;Biechtsamenkomsten.&mdash;Biechtformule
+(Patim&#333;kha).&mdash;De regentijd.&mdash;Hoe die werd doorgebracht
+in de oudheid.&mdash;Hoe thans in Birma.&mdash;In
+Ceylon.&mdash;Voorlezing op Zondag uit de H. S.&mdash;Vier heilige
+plaatsen.&mdash;Boeddhistische nonnen.&mdash;Haar onderworpenheid aan
+de monniken.&mdash;De vrouwen tegenover Boeddha&rsquo;s
+leer.&mdash;Haar gebed.&mdash;Boeddhistische leeken.&mdash;Hun
+levensopvatting. &mdash;Afkeer van den oorlog.&mdash;Individueele op
+den voorgrond.&mdash;Opvattingen over vergelding en boete.&mdash;Hoe
+zij staan tegenover den dood.&mdash;Waardeering der Boeddhistische
+leer.</p>
+<p>VII. <i><a href="#ch4.7">De voortgang en ontwikkeling van het
+Boeddhisme</a></i> &nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp; <span class="tocPagenum">139&ndash;149</span></p>
+<p class="tocArgument">Hoofdpunten, hierbij te bespreken.&mdash;Oude
+concilie&rsquo;s.&mdash;Van R&#257;jagriha, Vais&#257;li,
+Patna.&mdash;Açoka.&mdash;Zijn
+opschriften.&mdash;Açoka&rsquo;s hervormingen op godsdienstig en
+maatschappelijk gebied.&mdash;Zijn liefde voor den innerlijken
+godsdienst.&mdash;Zijn afkeer van den oorlog.&mdash;Bescherming van
+dieren.&mdash;Zorg voor kranke menschen en dieren.&mdash;Bepalingen ten
+gunste der monniken.&mdash;Het leven der monniken in zijn
+dagen.&mdash;Godsdienstige
+feesten.&mdash;Zendelingen.&mdash;St&#363;pa&rsquo;s.&mdash;Concilie
+van Patna (244).&mdash;Heilige teksten.&mdash;Drie Pitaka&rsquo;s.
+<span class="pagenum">[<a id="pb284" href="#pb284" name="pb284">284</a>]</span></p>
+<p>VIII. <i><a href="#ch4.8">Uitbreiding en ontaarding van het
+Boeddhisme</a></i> &nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp; <span class="tocPagenum">149&ndash;154</span></p>
+<p class="tocArgument">Uitbreiding over Ceylon, Birma
+enz.&mdash;Ondergang in Indi&euml;.&mdash;Oorzaken daarvan.&mdash;Het
+Boeddhisme in Tibet.&mdash;Overeenkomst met het
+Roomsch-Catholicisme.&mdash;Beschrijving eener godsdienstoefening in de
+kathedraal van Lhassa.&mdash;Slot.</p>
+<p><b><a href="#ch5">De Chineesche philosophie</a></b>
+&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp; <span class="tocPagenum">155&ndash;245</span></p>
+<p>I. <i><a href="#ch5.1">Inleiding</a></i> &nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;
+<span class="tocPagenum">155&ndash;158</span></p>
+<p class="tocArgument">Hoofddoel van deze uiteenzetting.&mdash;Het oude
+en standvastige der Chineesche beschaving.&mdash;De twee
+hoofdrichtingen der Chineesche philosophie.&mdash;Strijd van
+Confucianisme en Taoïsme.&mdash;Overwinning van
+Confucius.&mdash;Vreemde invloeden in het Confucianisme zelf.&mdash;Wat
+aan het Confucianisme het overwicht gaf.&mdash;Oud-Chineesche
+wijsgeer-profeten.&mdash;Keizer Wuwang (1110 v. C.)&mdash;Zijn
+fout.</p>
+<p>II. <i><a href="#ch5.2">Confucius, zijn leven en leer</a></i>
+&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp; <span class="tocPagenum">157&ndash;178</span></p>
+<p class="tocArgument">Zijn geboorte, naam, familie.&mdash;Zijn jeugd
+en huwelijk.&mdash;Bekleedt verschillende betrekkingen.&mdash;Zijn
+roem.&mdash;Confucius&rsquo; vlucht uit Lu.&mdash;Keert
+terug.&mdash;Wordt beambte der stad Chungtu.&mdash;Klimt ten slotte tot
+minister van justitie op.&mdash;Valt in ongenade.&mdash;In
+ballingschap.&mdash;In 483 in Lu terug.&mdash;Zijn dood en laatste
+woorden.&mdash;Eerst lang na zijn dood in eere.&mdash;Ten slotte
+afzonderlijke tempels voor hem.&mdash;Ook thans bij de Mandschoe
+regeering zeer ge&euml;erd.&mdash;Confucius&rsquo; leer niet
+nieuw.&mdash;Stelde het ordelijke, regelmatige op den
+voorgrond.&mdash;Afkeer van bespiegeling over &rsquo;s menschen
+toekomst.&mdash;Confucius&rsquo; nauwgezetheid en
+vormelijkheid.&mdash;Welken indruk wij van zijn persoon
+krijgen.&mdash;Zijn ontmoeting met Lao-tsze.&mdash;Oordeel van
+Taoïstische werklieden.&mdash;Confucius en de roover
+Kih.&mdash;Oordeel van Wang-Chung.&mdash;Oordeel zijner
+leerlingen.&mdash;Confucius kind van zijn tijd en volk.&mdash;Kritiek
+van zijn leerling Tsze lu.&mdash;Zijn grief, dat hij miskend
+werd.&mdash;Zijn zwakheid.&mdash;Zijn leer der
+wederkeerigheid.&mdash;Zichzelf en anderen opvoeden.&mdash;Opvatting
+<span class="pagenum">[<a id="pb285" href="#pb285" name="pb285">285</a>]</span>van gehoorzaamheid.&mdash;Kinderlijke liefde
+begin van alle deugd.&mdash;Aanprijzing van zelfopvoeding.&mdash;Goed
+voorbeeld geven.&mdash;Zijn ware natuur volgen.&mdash;Harmonie
+bewaren.&mdash;Anderen behandelen, zooals men zelf behandeld wil
+zijn.&mdash;Ideaal van den wijze.&mdash;Fouten zoeken in
+zichzelf.&mdash;De vijf wederkeerige plichten.&mdash;De drie
+eigenschappen.&mdash;Waardoor zij uitgeoefend worden.&mdash;Negen
+regels voor de beheerschers des rijks.&mdash;Vorm, waarin Confucius
+zijne leer kleedt ook niet oorspronkelijk.&mdash;Wat Confucius eens op
+een beeld las in 517 v. Chr.&mdash;Verval van Confucius&rsquo; leer na
+zijn dood.</p>
+<p>III. <i><a href="#ch5.3">Mencius</a></i> &nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;
+<span class="tocPagenum">178&ndash;190<a id="xd20e6831" name="xd20e6831"></a></span></p>
+<p class="tocArgument">Zijn jeugd.&mdash;Zorg zijner moeder.&mdash;Zijn
+leerjaren.&mdash;Leeraar.&mdash;Politiek
+hervormer.&mdash;Mencius&rsquo; ontgoocheling.&mdash;Ambteloos
+burger.&mdash;Zijn dood.&mdash;Canonisatie.&mdash;Verschillend karakter
+van Confucius en Mencius.&mdash;Mencius&rsquo; strijd tegen Cynici en
+Mihisten.&mdash;Mencius&rsquo; democratie.&mdash;Zijn erkenning van de
+waarde der Chineesche beschaving.&mdash;Zijn leer der
+&bdquo;voorbeschikking&rdquo;.&mdash;Acht den mensch van nature
+goed.&mdash;Leer van Han y&uuml; en Chu hi over &rsquo;s menschen
+natuur.&mdash;De vijf en de drie dingen, in strijd met de kinderlijke
+liefde.&mdash;Mencius tegenover de secte van Shin nung.&mdash;Erkent de
+waarde van elken heilzamen arbeid, vooral van dien des
+wijzen.&mdash;Zijn vijf eischen ten opzichte van het
+staatsbestuur.&mdash;Komt op tegen uitbuiting des volks.&mdash;Zijn
+strijd tegen Mih ti&rsquo;s leer der algemeene liefde.&mdash;Leer van
+Mih ti.&mdash;Hoe Mencius dit systeem omverwierp.&mdash;Mencius&rsquo;
+strijd tegen den Taoïst Yang Chu (pessimist).&mdash;Mencius&rsquo;
+leer over de &bdquo;hartstocht&rdquo;.&mdash;Verwante denkbeelden bij
+den psycholoog Ribot.</p>
+<p>IV. <i><a href="#ch5.4">Lao tsze</a></i> &nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;
+<span class="tocPagenum">190&ndash;202<a id="xd20e6844" name="xd20e6844"></a></span></p>
+<p class="tocArgument">Zijn geboorte.&mdash;Latere verdichtselen
+daarover.&mdash;Zijn werk Tao teh king. Ook Lao tsze slechts bewaarder
+der oude leer.&mdash;Het Tao.&mdash;Wat daaronder te
+verstaan?&mdash;Iets onpersoonlijks.&mdash;Getuigenis van Lao tsze, van
+Huai nan tsze.&mdash;Tao de natuur (natura
+naturans).&mdash;Taoïsten over de wording van het heelal (Chwang
+tsze).&mdash;Vergeleken met hedendaagsche beweringen.&mdash;Uitspraak
+van Lieh tsze over Tao als het ongeschapene.&mdash;Verhouding van Tao
+en God.&mdash;Evolutie <span class="pagenum">[<a id="pb286" href="#pb286" name="pb286">286</a>]</span>door de Taoïsten
+erkend.&mdash;Plaats van den mensch in het heelal volgens het
+Taoïsme.&mdash;Beschouwing van den dood.&mdash;Van &rsquo;s
+menschen roeping.&mdash;De &bdquo;hemelsche&rdquo; natuur te
+volgen.&mdash;Niet &bdquo;actief&rdquo; zijn.&mdash;Hoe dit leidde tot
+ander politiek en sociaal optreden dan van Confucius en de
+zijnen.&mdash;Lao tsze prijst rust en nederigheid
+aan.&mdash;Overeenkomst met Confucius in lof der oudheid en afkeer van
+druk.&mdash;Lao tsze wil weinig regeeren.&mdash; Hoe hij de ontaarding
+der regeering schetst.&mdash;Zijn regeeringsideaal.&mdash; Zijn
+aanprijzing van rust.&mdash;Droefgeestig beeld van zijn eigen
+persoon.</p>
+<p>V. <i><a href="#ch5.5">Chwang tsze, Lieh tsze, Yang Chu en de
+ontaarding van het Taoïsme</a></i> &nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;
+<span class="tocPagenum">202&ndash;215</span></p>
+<p class="tocArgument">Chwang tsze en de vorst van Tsu.&mdash;Hoe hij
+begraven wilde worden.&mdash;Valt Confucius en diens leer scherp
+aan.&mdash;Waarschuwing tegen acht gebreken en vier fouten.&mdash;Keurt
+af Confucius&rsquo; rusteloosheid en bemoeizucht met
+anderen.&mdash;Gispt de veeleischendheid der tegenwoordige
+heerschers.&mdash;Chwang tsze over den dood.&mdash;Chwang tsze en de
+schedel.&mdash;Zijn besef van het onbevredigende des levens<span class="corr" id="xd20e6861" title="Niet in bron">.</span>&mdash;Lieh
+tsze.&mdash;Het betrekkelijke der kennis (de krankzinnige).&mdash;De
+man uit Yin (het vergankelijke).&mdash;Tchung lu tsi, de man uit Ki en
+Lieh tsze spreken over het vergaan der wereld.&mdash;Lieh tsze over
+leven en dood (het doodshoofd).&mdash;Yang Chu<span class="corr" id="xd20e6864" title="Niet in bron">.</span>&mdash;Het korte leven dat
+zooveel droefs heeft.&mdash;Onbezorgd genieten.&mdash;Keizer Muh en de
+Magi&euml;r.&mdash;Keizer Tsin Shi Wang Ti geeft zich aan
+Taoïstische kunsten over.&mdash;De Taoïstische
+&bdquo;doktoren der rede&rdquo; en het bijgeloof.&mdash;De
+Taoïstische paus.&mdash;Invloed van het Taoïsme op het
+volk.</p>
+<p>VI. <i><a href="#ch5.6">De &bdquo;geleerden&rdquo; tegenover
+Taoïsme en Boeddhisme</a></i> &nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;
+<span class="tocPagenum">215&ndash;227</span></p>
+<p class="tocArgument">Argumenten van weerszijden gebezigd.&mdash;Het
+onbloedige der vervolgingen.&mdash;Boeddhistische wijsbegeerte ten
+slotte zelfs in de zedeleer der &bdquo;geleerden&rdquo;
+ingedrongen.&mdash;Oud en nieuw Confucianisme.&mdash;Het heilige edict
+(tegenover Tao en Boeddha).&mdash;Het groote plan van Ho en de rol van
+Loh.&mdash;Reactie tegen het inkruipen van Taoïstische en
+Boeddhistische leeringen in het Confucianisme.&mdash;De Mandschoe
+regeering en het Confucianisme.&mdash;Het heilige edict, overwegingen,
+afkondiging, indeeling, verklaringen, pogingen om het populair te
+maken.&mdash;Zijn 16 sententi&euml;n.&mdash;Waarde van het
+Staats-Confucianisme.&mdash;Schaduwzijde. <span class="pagenum">[<a id="pb287" href="#pb287" name="pb287">287</a>]</span></p>
+<p>VII. <i><a href="#ch5.7">De klassieke boeken der Chineezen</a></i>
+&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp; <span class="tocPagenum">227&ndash;243</span></p>
+<p class="tocArgument">De vijf groote en de vier kleine
+klassieken.&mdash;De dertien klassieke werken.&mdash;Nog drie andere
+klassieken.&mdash;Geijkte
+verklaringen.&mdash;I-king.&mdash;Shu-king.&mdash;Shi-king.&mdash;Chau-li.&mdash;I-li.&mdash;Li-ki.&mdash;Chun
+Chiu.&mdash;Lun-y&uuml;.&mdash;De werken van
+Mencius.&mdash;Hsiao-king.&mdash;Het wonderboek
+Urhya.&mdash;Tahio.&mdash;Chung-yung.&mdash;Tshu-shu.&mdash;Kung tsze
+kia yu.</p>
+<p class="tocArgument">Werken der Taoïsten: Tao teh
+king.&mdash;Commentaren.&mdash;Kwan yin tsze.&mdash;Werken van Lieh
+tsze en Chwang tsze.&mdash;Liu Ngan (Huai nan tsze).</p>
+<p class="tocArgument">Oorzaken der gapingen in de klassieke
+literatuur.&mdash;Vernietiging der boeken door de dynastie
+Tsin.&mdash;Voorstelling van Sze ma tsien.&mdash;Latere
+&bdquo;bibliotheek-rampen&rdquo;.&mdash;Verdienste der Chineesche
+geleerden.&mdash;Vervalschingen.&mdash;Schade in den nieuwen
+tijd.&mdash;Slecht onderhoud der bibliotheken.&mdash;De ijver der
+Chineesche letterkundigen te prijzen.&mdash;Besluit.</p>
+<p><b><a href="#ch6">Het Mazdeïsme</a></b>
+&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp; <span class="tocPagenum">244&ndash;278</span></p>
+<p>I. <i><a href="#ch6.1">Inleiding</a></i> &nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;
+<span class="tocPagenum">244&ndash;248</span></p>
+<p class="tocArgument">Tegenstelling van den Indischen en den
+oud-Perzischen godsdienst.&mdash;Toch beiden uit &eacute;&eacute;n
+stam.&mdash;Moeilijkheid om het Mazdeïsme te
+beschrijven.&mdash;Zend-Avesta.&mdash;Zoroaster,
+historisch?&mdash;Anquetil du Perron en het Zend-Avesta.&mdash;De drie
+phasen van het Mazdeïsme.&mdash;Alexander de Groote.&mdash;De
+Sassaniden (226&ndash;636 n. C.).&mdash;Wat van de oude literatuur is
+gebleven.&mdash;De G&#257;tha&rsquo;s, vertegenwoordigen oudste
+phase.&mdash;Gemeenschappelijke goden en vereering bij de voorvaderen
+van Indi&euml;rs en Perzen.&mdash;Waardoor later zooveel
+verschil?&mdash;Karakter der Zarathustrische hervorming.</p>
+<p>II. <i><a href="#ch6.2">Het Mazd&euml;isme der
+G&#257;tha&rsquo;s</a></i> &nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp; <span class="tocPagenum">248&ndash;254</span></p>
+<p class="tocArgument">Verhevenheid van Ahura Mazda.&mdash;De goede
+geniussen, die hij den mensch schenkt.&mdash;Bescherming van de koe,
+opgedragen aan Zoroaster.&mdash;Oude kosmogonische mythe.&mdash;De
+aarde als de gavenschenkende koe.&mdash;Mazda als de Alwetende,
+<span class="pagenum">[<a id="pb288" href="#pb288" name="pb288">288</a>]</span>&eacute;&eacute;nige God.&mdash;Mazda&rsquo;s
+trawanten (geniussen).&mdash;Gematigd dualisme.&mdash;De
+da&#275;va&rsquo;s.&mdash;Lot van goeden en
+boozen.&mdash;Eindoordeel.&mdash;Hoe Mazda moet worden
+gediend.&mdash;Landbouw en huwelijk in hooge eere.&mdash;Geen zachtheid
+tegenover den vijand.&mdash;Offeren.&mdash;Gewijde spreuken.</p>
+<p>III. <i><a href="#ch6.3">Het Mazdeïsme volgens het jongere
+Avesta</a></i> &nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp; <span class="tocPagenum">254&ndash;271</span></p>
+<p class="tocArgument">Waarom en hoe zooveel van het oude volksgeloof
+weer in den nieuwen godsdienst kwam.&mdash;De <span class="corr" id="xd20e6938" title="Bron: Amesa Spenta&rsquo;s">Amesa-Spenta&rsquo;s</span>, meer
+zelfstandig.&mdash;Sraosa.&mdash;Ahuna vairya.&mdash;De
+&bdquo;rechtvaardigste rechtvaardigheid&rdquo; en &bdquo;het
+hemellicht&rdquo;.&mdash;Strijd om het hemellicht.&mdash;Atar, god van
+het vuur.&mdash;Ap&#257;m Nap&#257;t.&mdash;Het
+hemelvuur.&mdash;Anahita.&mdash;Zon, maan en sterren.&mdash;Planeten
+als vijandig beschouwd.&mdash;Tistrya
+(Sirius).&mdash;Asi.&mdash;Haoma.&mdash;De roes van den
+onsterfelijkheidsdrank.&mdash;Mithra<span class="corr" id="xd20e6941"
+title="Niet in bron">.</span>&mdash;De fravasi&rsquo;s.&mdash;Anr&#333;
+mainyu en de booze geesten.&mdash;Anr&#333; mainyu en
+Zarathustra.&mdash;De helpers van den booze.&mdash;De mensch tusschen
+Mazda en Anr&#333; mainyu in.&mdash;Voorstelling omtrent heelal en
+aarde.&mdash;De eeuwigheid van Mazda&rsquo;s
+schepping.&mdash;Voorstelling der schepping.&mdash;Des menschen
+levenstaak en dood.&mdash;Het toekomstig leven van goeden en boozen. De
+voleinding der wereld.&mdash;De drie Heilanden.&mdash;Anr&#333;
+mainyu&rsquo;s nederlaag.&mdash;De priesters.&mdash;De
+eeredienst.&mdash;Het haoma offer.&mdash;De vuurdienst.&mdash;De
+godsdienst in het leven.&mdash;Landbouw.&mdash;Heilige en onreine
+plaatsen.&mdash;Tegen ascese.&mdash;IJverige
+arbeid.&mdash;Eerlijkheid.&mdash;Tegen
+ontucht.&mdash;Reinheidseischen.&mdash;Heiligheid van vuur, aarde en
+water.&mdash;De dierenwereld.&mdash;Plicht tegenover reine en onreine
+dieren.&mdash;Innerlijke reinheid.&mdash;Straffen.&mdash;Geestelijke
+straffen.</p>
+<p>IV. <i><a href="#ch6.4">Het &bdquo;hervormde&rdquo; Mazdeïsme
+der tegenwoordige Parsi&rsquo;s</a></i> &nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;
+<span class="tocPagenum">272&ndash;278</span></p>
+<p class="tocArgument">Uitgeweken Perzen in Indi&euml;.&mdash;Welke
+twee punten van hun geloof zij vasthielden.&mdash;Wat hen wakker
+maakte.&mdash;Strijd met het Christendom.&mdash;Nieuwe Zarathustrische
+catechismus.&mdash;Dabadhaï
+Naoroja.&mdash;Scholen.&mdash;Lezingen.&mdash;Weekblad.&mdash;Vereeniging.&mdash;Verheffing
+der vrouw.&mdash;Tegen kinder-huwelijk.&mdash;Resultaat omtrent de
+gewijde boeken.&mdash;Beteekenis van het Parsisme. <span class="pagenum">[<a id="pb289" href="#pb289" name="pb289">289</a>]</span></p>
+</div>
+</div>
+<div class="div1 index"><span class="pagenum">[<a href="#toc">Inhoud</a>]</span>
+<div class="divHead">
+<h2 class="main">Register.</h2>
+<div class="div2 letter"><span class="pagenum">[<a href="#toc">Inhoud</a>]</span>
+<div class="divHead">
+<h3 class="main">A.</h3>
+</div>
+<div class="divBody">
+<p class="first"><span class="corr" id="xd20e6963" title="Bron: Abhi-dharma">Abhidharma</span>, deel der Pitaka&rsquo;s,
+<a href="#pb132" class="pageref">132</a>, <a href="#pb140" class="pageref">140</a>, <a href="#pb148" class="pageref">148</a>.</p>
+<p>Abhinn&#257;, bovennatuurlijke kennis, <a href="#pb76" class="pageref">76</a>.</p>
+<p>Achaemeniden, Perzische dynastie, <a href="#pb255" class="pageref">255</a>, <a href="#pb271" class="pageref">271</a>.</p>
+<p>Açoka, Boeddhistisch koning, <a href="#pb40" class="pageref">40</a>, <a href="#pb68" class="pageref">68</a>, <a href="#pb95" class="pageref">95</a>, <a href="#pb97" class="pageref">97</a>,
+<a href="#pb139" class="pageref">139</a>, <a href="#pb140" class="pageref">140</a> tot <a href="#pb149" class="pageref">149</a>.</p>
+<p>Adam, zendeling, <a href="#pb31" class="pageref">31</a>.</p>
+<p><span class="corr" id="xd20e7018" title="Bron: Adi-Boeddha">&#256;di-Boeddha</span>, godheid, <a href="#pb150"
+class="pageref">150</a>.</p>
+<p>A&#275;sma, booze geest, <a href="#pb252" class="pageref">252</a>,
+<a href="#pb262" class="pageref">262</a>, <a href="#pb265" class="pageref">265</a>.</p>
+<p>Afghanistan, land, <a href="#pb8" class="pageref">8</a>.</p>
+<p>Agni, vuurgod, <a href="#pb8" class="pageref">8</a>.</p>
+<p>Ah&#299;nsa, eerbied voor het leven, <a href="#pb71" class="pageref">71</a>.</p>
+<p>Ah&#333;man&#333;, booze geest, <a href="#pb262" class="pageref">262</a>.</p>
+<p>Ahriman (zie Anr&#333; mainyu), <a href="#pb81" class="pageref">81</a>.</p>
+<p>Ahuna Vairya, gebed der Mazde&euml;rs, <a href="#pb256" class="pageref">256</a>, <a href="#pb261" class="pageref">261</a>, <a href="#pb264" class="pageref">264</a>.</p>
+<p>Ahura Mazda, hoogste godheid der Perzen, <a href="#pb245" class="pageref">245</a>, <a href="#pb248" class="pageref">248</a>, <a href="#pb249" class="pageref">249</a>, <a href="#pb250" class="pageref">250</a>, <a href="#pb251" class="pageref">251</a>, <a href="#pb252" class="pageref">252</a> tot <a href="#pb258" class="pageref">258</a>, <a href="#pb260" class="pageref">260</a>, <a href="#pb261" class="pageref">261</a>, <a href="#pb262" class="pageref">262</a>, <a href="#pb263" class="pageref">263</a>, <a href="#pb264" class="pageref">264</a>, <a href="#pb265" class="pageref">265</a>, <a href="#pb266" class="pageref">266</a>, <a href="#pb267" class="pageref">267</a>, <a href="#pb268" class="pageref">268</a>, <a href="#pb269" class="pageref">269</a>, <a href="#pb270" class="pageref">270</a>, <a href="#pb273" class="pageref">273</a>.</p>
+<p>Aj&#257;tasattu, koning, <a href="#pb65" class="pageref">65</a>,
+<a href="#pb125" class="pageref">125</a>.</p>
+<p>Akem, het slechte <a href="#pb251" class="pageref">251</a>, <a href="#pb252" class="pageref">252</a>.</p>
+<p>Akem man&#333;, de booze gezindheid, <a href="#pb265" class="pageref">265</a>.</p>
+<p>Al&#257;ra, leermeester van Boeddha, <a href="#pb50" class="pageref">50</a>.</p>
+<p>Alexander de Groote, <a href="#pb140" class="pageref">140</a>,
+<a href="#pb141" class="pageref">141</a>, <a href="#pb246" class="pageref">246</a>, <a href="#pb271" class="pageref">271</a>.</p>
+<p>Ameret&#257;t, genius der onsterfelijkheid, <a href="#pb251" class="pageref">251</a>, <a href="#pb253" class="pageref">253</a>, <a href="#pb254" class="pageref">254</a>, <a href="#pb265" class="pageref">265</a>.</p>
+<p>Amesa-Spenta&rsquo;s, trawanten van Mazda, <a href="#pb255" class="pageref">255</a>, <a href="#pb256" class="pageref">256</a>, <a href="#pb258" class="pageref">258</a>, <a href="#pb264" class="pageref">264</a>, <a href="#pb265" class="pageref">265</a>, <a href="#pb266" class="pageref">266</a>.</p>
+<p>Amrita, onsterfelijkheidsdrank<span class="corr" id="xd20e7212"
+title="Niet in bron">,</span> <a href="#pb46" class="pageref">46</a>,
+<a href="#pb47" class="pageref">47</a>.</p>
+<p>Amuruddha, leerling van Boeddha, <a href="#pb65" class="pageref">65</a>.</p>
+<p><span class="corr" id="xd20e7227" title="Bron: Anagatabhayas">An&#257;gatabhayas</span>, Boeddhistisch werk,
+<a href="#pb147" class="pageref">147</a>.</p>
+<p>Anahita, godin der wateren, <a href="#pb257" class="pageref">257</a>, <a href="#pb263" class="pageref">263</a>.</p>
+<p>&#256;nanda, leerling van Boeddha, <a href="#pb65" class="pageref">65</a>, <a href="#pb67" class="pageref">67</a>, <a href="#pb70" class="pageref">70</a>, <a href="#pb71" class="pageref">71</a>,
+<a href="#pb84" class="pageref">84</a>, <a href="#pb85" class="pageref">85</a>, <a href="#pb105" class="pageref">105</a>, <a href="#pb115" class="pageref">115</a>, <a href="#pb120" class="pageref">120</a>, <a href="#pb124" class="pageref">124</a>, <a href="#pb125" class="pageref">125</a>, <a href="#pb133" class="pageref">133</a>, <a href="#pb139" class="pageref">139</a>, <a href="#pb140" class="pageref">140</a>.</p>
+<p>An&#257;thapindika, koopman, <a href="#pb62" class="pageref">62</a>.</p>
+<p>Angati, koning, <a href="#pb92" class="pageref">92</a>.</p>
+<p>Anguttura Nik&#257;ya, Boeddhistisch geschrift, <a href="#pb74"
+class="pageref">74</a>.</p>
+<p>Anhui, district, <a href="#pb223" class="pageref">223</a>.</p>
+<p>Annam, land, <a href="#pb38" class="pageref">38</a>, <a href="#pb226" class="pageref">226</a>.</p>
+<p>Anquetil du Perron, geleerde, <a href="#pb245" class="pageref">245</a>, <a href="#pb247" class="pageref">247</a>.</p>
+<p>Anr&#333; mainyu, duivel, <a href="#pb251" class="pageref">251</a>,
+<a href="#pb252" class="pageref">252</a>, <a href="#pb254" class="pageref">254</a>, <a href="#pb257" class="pageref">257</a>, <a href="#pb261" class="pageref">261</a>, <a href="#pb262" class="pageref">262</a>, <a href="#pb265" class="pageref">265</a>, <a href="#pb268" class="pageref">268</a>, <a href="#pb269" class="pageref">269</a>, <a href="#pb270" class="pageref">270</a>.
+<span class="pagenum">[<a id="pb290" href="#pb290" name="pb290">290</a>]</span></p>
+<p>An yang sin, wijze, <a href="#pb222" class="pageref">222</a>.</p>
+<p>Ap&#257;m nap&#257;t, vuurgod, <a href="#pb257" class="pageref">257</a>.</p>
+<p>Apaosa, booze geest, <a href="#pb259" class="pageref">259</a>.</p>
+<p>Arahat, die hoogere volmaking deelachtig is, <a href="#pb111" class="pageref">111</a>.</p>
+<p>Ari&euml;rs, voorouders van Indi&euml;rs en Perzen, <a href="#pb7"
+class="pageref">7</a>, <a href="#pb155" class="pageref">155</a>,
+<a href="#pb247" class="pageref">247</a>, <a href="#pb250" class="pageref">250</a>.</p>
+<p>Armaiti, genius der vroomheid, <a href="#pb249" class="pageref">249</a>, <a href="#pb250" class="pageref">250</a>, <a href="#pb251" class="pageref">251</a>, <a href="#pb255" class="pageref">255</a>.</p>
+<p>Arnold (Edwin) schrijver, <a href="#pb39" class="pageref">39</a>,
+<a href="#pb81" class="pageref">81</a>.</p>
+<p>Aryavasas, Boeddhistisch werk <a href="#pb147" class="pageref">147</a>.</p>
+<p>Asa, genius van &bdquo;het voegzame&rdquo;, <a href="#pb249" class="pageref">249</a>, <a href="#pb250" class="pageref">250</a>, <a href="#pb251" class="pageref">251</a>, <a href="#pb253" class="pageref">253</a>, <a href="#pb255" class="pageref">255</a>, <a href="#pb256" class="pageref">256</a>, <a href="#pb259" class="pageref">259</a>, <a href="#pb263" class="pageref">263</a>, <a href="#pb265" class="pageref">265</a>, <a href="#pb269" class="pageref">269</a>.</p>
+<p>Asi, godin, <a href="#pb259" class="pageref">259</a>.</p>
+<p>Asita, Boeddhistische &bdquo;Simeon&rdquo;, <a href="#pb41" class="pageref">41</a>.</p>
+<p>Assaji, leerling van Boeddha, <a href="#pb58" class="pageref">58</a>, <a href="#pb59" class="pageref">59</a>.</p>
+<p>Atar, vuurgod, <a href="#pb257" class="pageref">257</a>, <a href="#pb267" class="pageref">267</a>.</p>
+<p>Athadzi, monnik, <a href="#pb147" class="pageref">147</a>.</p>
+<p>Atharvans, vuurpriesters, <a href="#pb266" class="pageref">266</a>.</p>
+<p>Atharvan Veda, boek der veda&rsquo;s, <a href="#pb10" class="pageref">10</a>.</p>
+<p>&#256;tman, geest, <a href="#pb12" class="pageref">12</a>.</p>
+<p>Avat&#257;ra, vleeschwording eener godheid, <a href="#pb17" class="pageref">17</a>, <a href="#pb42" class="pageref">42</a>.</p>
+<p><span class="corr" id="xd20e7509" title="Bron: Avichi">Av&#299;chi</span>, hel, <a href="#pb81" class="pageref">81</a>, <a href="#pb93" class="pageref">93</a>.</p>
+<p>Avalokitesvara, geest van Boeddha, godheid, <a href="#pb150" class="pageref">150</a>, <a href="#pb151" class="pageref">151</a>.</p>
+<p>Azhi dah&#257;ka, draak, <a href="#pb257" class="pageref">257</a>.</p>
+</div>
+</div>
+<div class="div2 letter"><span class="pagenum">[<a href="#toc">Inhoud</a>]</span>
+<div class="divHead">
+<h3 class="main">B.</h3>
+</div>
+<div class="divBody">
+<p class="first">Babyloni&euml;rs, <a href="#pb263" class="pageref">263</a>.</p>
+<p>Bactri&euml;, land, <a href="#pb245" class="pageref">245</a>.</p>
+<p>Bahr&#257;m vuur, (het heilige) <a href="#pb267" class="pageref">267</a>.</p>
+<p>Balkh, stad, <a href="#pb245" class="pageref">245</a>.</p>
+<p>Bambadat, koning, <a href="#pb101" class="pageref">101</a>, <a href="#pb102" class="pageref">102</a>.</p>
+<p>Bamboeboeken (Tshu-shu), <a href="#pb228" class="pageref">228</a>,
+<a href="#pb236" class="pageref">236</a>.</p>
+<p>Beluva, dorp, <a href="#pb84" class="pageref">84</a>.</p>
+<p>Benares, stad, <a href="#pb30" class="pageref">30</a>, <a href="#pb54" class="pageref">54</a>, <a href="#pb57" class="pageref">57</a>,
+<a href="#pb101" class="pageref">101</a>, <a href="#pb146" class="pageref">146</a>.</p>
+<p>Bhadr&#257;, meisje, <a href="#pb98" class="pageref">98</a>,
+<a href="#pb99" class="pageref">99</a>, <a href="#pb100" class="pageref">100</a>, <a href="#pb102" class="pageref">102</a>.</p>
+<p>Bh&#257;gavata Pur&#257;na, gewijd geschrift, <a href="#pb29" class="pageref">29</a>.</p>
+<p>Bhikshu, Boeddhistisch monnik, <a href="#pb83" class="pageref">83</a>.</p>
+<p>Bimbis&#257;ra, koning, <a href="#pb58" class="pageref">58</a>,
+<a href="#pb62" class="pageref">62</a>, <a href="#pb68" class="pageref">68</a>.</p>
+<p>Birma, land, <a href="#pb38" class="pageref">38</a>, <a href="#pb39"
+class="pageref">39</a>, <a href="#pb70" class="pageref">70</a>,
+<a href="#pb71" class="pageref">71</a>, <a href="#pb74" class="pageref">74</a>, <a href="#pb96" class="pageref">96</a>, <a href="#pb118" class="pageref">118</a>, <a href="#pb129" class="pageref">129</a>, <a href="#pb130" class="pageref">130</a>, <a href="#pb132" class="pageref">132</a>, <a href="#pb133" class="pageref">133</a>, <a href="#pb134" class="pageref">134</a>, <a href="#pb136" class="pageref">136</a>, <a href="#pb149" class="pageref">149</a>, <a href="#pb154" class="pageref">154</a>.</p>
+<p>B&#333;-boom, (boom der verlichting), <a href="#pb51" class="pageref">51</a>, <a href="#pb59" class="pageref">59</a>, <a href="#pb151" class="pageref">151</a><span class="corr" id="xd20e7687"
+title="Bron: ,">.</span></p>
+<p>Bodhisatwa&rsquo;s, toekomstige Boeddha&rsquo;s, <a href="#pb150"
+class="pageref">150</a>.</p>
+<p>Boeddha, <a href="#pb23" class="pageref">23</a>, <a href="#pb28"
+class="pageref">28</a>, <a href="#pb38" class="pageref">38</a> tot
+<a href="#pb154" class="pageref">154</a>, <a href="#pb157" class="pageref">157</a>, <a href="#pb216" class="pageref">216</a> tot
+<a href="#pb220" class="pageref">220</a>, <a href="#pb223" class="pageref">223</a>, <a href="#pb270" class="pageref">270</a>.</p>
+<p>Boeddha D&#299;pankara, <a href="#pb98" class="pageref">98</a>,
+<a href="#pb99" class="pageref">99</a>, <a href="#pb100" class="pageref">100</a>.</p>
+<p>Boeddhisme, <a href="#pb2" class="pageref">2</a>, <a href="#pb28"
+class="pageref">28</a>, <a href="#pb30" class="pageref">30</a>,
+<a href="#pb38" class="pageref">38</a> tot <a href="#pb154" class="pageref">154</a>, <a href="#pb155" class="pageref">155</a> tot
+<a href="#pb157" class="pageref">157</a>, <a href="#pb171" class="pageref">171</a>, <a href="#pb191" class="pageref">191</a>, <a href="#pb208" class="pageref">208</a>, <a href="#pb215" class="pageref">215</a> tot <a href="#pb220" class="pageref">220</a>,
+<a href="#pb224" class="pageref">224</a>, <a href="#pb226" class="pageref">226</a>, <a href="#pb244" class="pageref">244</a>.</p>
+<p>Bombay, stad, <a href="#pb16" class="pageref">16</a>, <a href="#pb272" class="pageref">272</a>, <a href="#pb276" class="pageref">276</a>.</p>
+<p>Boro-boedoer, tempel op Java, <a href="#pb149" class="pageref">149</a>.</p>
+<p>Bradlaugh, atheïst, <a href="#pb216" class="pageref">216</a>.</p>
+<p>Brahm&#259;, het eeuwige, permanente, <a href="#pb7" class="pageref">7</a>, <a href="#pb13" class="pageref">13</a>, <a href="#pb14" class="pageref">14</a>, <a href="#pb15" class="pageref">15</a>,
+<a href="#pb16" class="pageref">16</a>, <a href="#pb21" class="pageref">21</a>, <a href="#pb114" class="pageref">114</a>.</p>
+<p>Brahm&#257;, hoogste godheid, <a href="#pb16" class="pageref">16</a>, <a href="#pb17" class="pageref">17</a>, <a href="#pb21" class="pageref">21</a>, <a href="#pb23" class="pageref">23</a>,
+<a href="#pb44" class="pageref">44</a>, <a href="#pb46" class="pageref">46</a>, <a href="#pb47" class="pageref">47</a>, <a href="#pb53" class="pageref">53</a>, <a href="#pb54" class="pageref">54</a>,
+<a href="#pb56" class="pageref">56</a>, <a href="#pb75" class="pageref">75</a>, <a href="#pb76" class="pageref">76</a>, <a href="#pb77" class="pageref">77</a>, <a href="#pb78" class="pageref">78</a>,
+<a href="#pb83" class="pageref">83</a>, <a href="#pb112" class="pageref">112</a>, <a href="#pb143" class="pageref">143</a>.</p>
+<p>Brahmacharin, zoeker van Brahm&#257;, <a href="#pb46" class="pageref">46</a>.</p>
+<p>Brahma Dharma, werk van Debendra-n&#257;th, <a href="#pb32" class="pageref">32</a>.</p>
+<p>Brahmajala sutta, Mahayana geschrift, <a href="#pb73" class="pageref">73</a>, <a href="#pb118" class="pageref">118</a>, <a href="#pb140" class="pageref">140</a>.</p>
+<p>Brahmaloça, hemel, <a href="#pb46" class="pageref">46</a>.</p>
+<p>Brahmana&rsquo;s, verhandelingen bij de Veda&rsquo;s <a href="#pb8"
+class="pageref">8</a>, <a href="#pb11" class="pageref">11</a>, <a href="#pb12" class="pageref">12</a>.</p>
+<p>Brahmanen, priesterkaste, <a href="#pb6" class="pageref">6</a>,
+<a href="#pb10" class="pageref">10</a>, <a href="#pb11" class="pageref">11</a>, <a href="#pb13" class="pageref">13</a>, <a href="#pb15" class="pageref">15</a>, <a href="#pb25" class="pageref">25</a>,
+<a href="#pb26" class="pageref">26</a>, <a href="#pb29" class="pageref">29</a>, <span class="pagenum">[<a id="pb291" href="#pb291"
+name="pb291">291</a>]</span>31, <a href="#pb32" class="pageref">32</a>,
+<a href="#pb50" class="pageref">50</a>, <a href="#pb57" class="pageref">57</a>, <a href="#pb59" class="pageref">59</a>, <a href="#pb63" class="pageref">63</a>, <a href="#pb66" class="pageref">66</a>,
+<a href="#pb71" class="pageref">71</a>, <a href="#pb72" class="pageref">72</a>, <a href="#pb77" class="pageref">77</a>, <a href="#pb78" class="pageref">78</a>, <a href="#pb79" class="pageref">79</a>,
+<a href="#pb89" class="pageref">89</a>, <a href="#pb98" class="pageref">98</a>, <a href="#pb99" class="pageref">99</a>, <a href="#pb100" class="pageref">100</a>, <a href="#pb101" class="pageref">101</a>, <a href="#pb112" class="pageref">112</a>, <a href="#pb125" class="pageref">125</a>, <a href="#pb144" class="pageref">144</a>, <a href="#pb157" class="pageref">157</a>, <a href="#pb244" class="pageref">244</a>.</p>
+<p>Brahmanisme, <a href="#pb2" class="pageref">2</a>, <a href="#pb5"
+class="pageref">5</a> tot <a href="#pb37" class="pageref">37</a>,
+<a href="#pb38" class="pageref">38</a>, <a href="#pb149" class="pageref">149</a>.</p>
+<p>Brahm&#257; Sahampati (titel van Brahm&#257;), <a href="#pb53"
+class="pageref">53</a>.</p>
+<p>Brahmo Sam&#257;j, vrijzinnig-Brahmaansche vereeniging, <a href="#pb28" class="pageref">28</a>, <a href="#pb29" class="pageref">29</a>
+tot <a href="#pb37" class="pageref">37</a>.</p>
+<p>Brandt, (M. von), <a href="#pb3" class="pageref">3</a>.</p>
+<p>Bristol, stad, <a href="#pb31" class="pageref">31</a>.</p>
+<p>Buddaghosa, Boeddhistisch kerkvader, <a href="#pb139" class="pageref">139</a>.</p>
+</div>
+</div>
+<div class="div2 letter"><span class="pagenum">[<a href="#toc">Inhoud</a>]</span>
+<div class="divHead">
+<h3 class="main">C.</h3>
+</div>
+<div class="divBody">
+<p class="first">Calcutta, stad, <a href="#pb30" class="pageref">30</a>, <a href="#pb31" class="pageref">31</a>, <a href="#pb33" class="pageref">33</a>.</p>
+<p>Cambodja, land, <a href="#pb146" class="pageref">146</a>.</p>
+<p>Canton, stad, <a href="#pb223" class="pageref">223</a>, <a href="#pb224" class="pageref">224</a>.</p>
+<p>&Ccedil;arva-&Ccedil;iva, booze geest, <a href="#pb262" class="pageref">262</a>.</p>
+<p>Cary&#257; Pitaka, Boeddhistisch geschrift, <a href="#pb120" class="pageref">120</a>.</p>
+<p>Cartanya, Indisch hervormer, <a href="#pb36" class="pageref">36</a>.</p>
+<p>Cesar, keizer, <a href="#pb189" class="pageref">189</a>.</p>
+<p>Ceylon, eiland, <a href="#pb38" class="pageref">38</a>, <a href="#pb39" class="pageref">39</a>, <a href="#pb132" class="pageref">132</a>, <a href="#pb149" class="pageref">149</a>.</p>
+<p>Ch&aacute;nd&#257;la&rsquo;s, lieden zonder caste, <a href="#pb96"
+class="pageref">96</a>.</p>
+<p>Chandragupta, koning, <a href="#pb141" class="pageref">141</a>.</p>
+<p>Chang Tao ling, Taoïstisch patriarch, <a href="#pb214" class="pageref">214</a>.</p>
+<p>Chang Tien Shi, Taoïstisch paus, <a href="#pb214" class="pageref">214</a>.</p>
+<p>Channa, Boeddha&rsquo;s wagenmenner, <a href="#pb49" class="pageref">49</a>.</p>
+<p>Chao, vorstendom, <a href="#pb179" class="pageref">179</a>.</p>
+<p>Chau-dynastie, <a href="#pb156" class="pageref">156</a>, <a href="#pb158" class="pageref">158</a>, <a href="#pb159" class="pageref">159</a>, <a href="#pb167" class="pageref">167</a>, <a href="#pb169" class="pageref">169</a>, <a href="#pb177" class="pageref">177</a>, <a href="#pb181" class="pageref">181</a>, <a href="#pb190" class="pageref">190</a>, <a href="#pb191" class="pageref">191</a>, <a href="#pb229" class="pageref">229</a>, <a href="#pb233" class="pageref">233</a>, <a href="#pb236" class="pageref">236</a>.</p>
+<p>Chau kung, hertog van Chau, <a href="#pb162" class="pageref">162</a>, <a href="#pb229" class="pageref">229</a>, <a href="#pb231" class="pageref">231</a>.</p>
+<p>Chau li, Chineesch werk, <a href="#pb228" class="pageref">228</a>,
+<a href="#pb231" class="pageref">231</a>, <a href="#pb232" class="pageref">232</a>.</p>
+<p>Chau tsing shin, minister, <a href="#pb239" class="pageref">239</a>.</p>
+<p>Chekiang, provincie, <a href="#pb214" class="pageref">214</a>.</p>
+<p>Ch&egrave;n, stad, <a href="#pb166" class="pageref">166</a>.</p>
+<p>Ch&rsquo;&egrave;n tw&rsquo;an, commentator, <a href="#pb229" class="pageref">229</a>.</p>
+<p>China, <a href="#pb2" class="pageref">2</a>, <a href="#pb38" class="pageref">38</a>, <a href="#pb39" class="pageref">39</a>, <a href="#pb149" class="pageref">149</a>, <a href="#pb154" class="pageref">154</a> tot <a href="#pb244" class="pageref">244</a>.</p>
+<p>Christus (zie Jezus).</p>
+<p>Chu hi (zie Chu tsze).</p>
+<p>Chung chiu, Chineesch werk, <a href="#pb227" class="pageref">227</a>, <a href="#pb232" class="pageref">232</a>, <a href="#pb233" class="pageref">233</a>.</p>
+<p>Chungtu, stad, <a href="#pb160" class="pageref">160</a>.</p>
+<p>Chung Yung, Chineesch werk, <a href="#pb171" class="pageref">171</a>, <a href="#pb227" class="pageref">227</a>, <a href="#pb228" class="pageref">228</a>, <a href="#pb235" class="pageref">235</a>, <a href="#pb236" class="pageref">236</a>.</p>
+<p>Chu tsze, wijsgeer, <a href="#pb182" class="pageref">182</a>,
+<a href="#pb216" class="pageref">216</a>, <a href="#pb217" class="pageref">217</a>, <a href="#pb221" class="pageref">221</a>, <a href="#pb222" class="pageref">222</a>, <a href="#pb235" class="pageref">235</a>.</p>
+<p>Chutuktu&rsquo;s, Tibetaansch-Boeddhistische kardinalen, <a href="#pb153" class="pageref">153</a>.</p>
+<p>Chwang tsze, Chineesche wijze, <a href="#pb166" class="pageref">166</a>, <a href="#pb194" class="pageref">194</a>, <a href="#pb197" class="pageref">197</a>, <a href="#pb202" class="pageref">202</a> tot <a href="#pb208" class="pageref">208</a>,
+<a href="#pb238" class="pageref">238</a>. &Ccedil;invat, hemelbrug,
+<a href="#pb253" class="pageref">253</a>, <a href="#pb264" class="pageref">264</a>, <a href="#pb265" class="pageref">265</a>.</p>
+<p>Confucius, wijze, <a href="#pb2" class="pageref">2</a>, <a href="#pb150" class="pageref">150</a>, <a href="#pb156" class="pageref">156</a>, <a href="#pb157" class="pageref">157</a>, <a href="#pb158" class="pageref">158</a> tot <a href="#pb178" class="pageref">178</a>, <a href="#pb179" class="pageref">179</a>, <a href="#pb180" class="pageref">180</a>, <a href="#pb186" class="pageref">186</a>, <a href="#pb188" class="pageref">188</a>, <a href="#pb191" class="pageref">191</a>, <a href="#pb198" class="pageref">198</a>, <a href="#pb199" class="pageref">199</a>, <a href="#pb200" class="pageref">200</a>, <a href="#pb203" class="pageref">203</a>, <a href="#pb204" class="pageref">204</a>, <a href="#pb209" class="pageref">209</a>, <a href="#pb213" class="pageref">213</a>, <a href="#pb215" class="pageref">215</a>, <a href="#pb216" class="pageref">216</a>, <a href="#pb221" class="pageref">221</a>, <a href="#pb222" class="pageref">222</a>, <a href="#pb226" class="pageref">226</a>, <a href="#pb227" class="pageref">227</a>, <a href="#pb228" class="pageref">228</a>, <a href="#pb229" class="pageref">229</a>, <a href="#pb230" class="pageref">230</a>, <a href="#pb232" class="pageref">232</a>, <a href="#pb233" class="pageref">233</a>, <a href="#pb234" class="pageref">234</a>, <a href="#pb235" class="pageref">235</a>, <a href="#pb236" class="pageref">236</a>.</p>
+<p>Cullavagga, Boeddhistisch geschrift, <a href="#pb121" class="pageref">121</a>, <a href="#pb133" class="pageref">133</a>.</p>
+<p>Cunda, leerling van Boeddha, <a href="#pb85" class="pageref">85</a>.</p>
+<p>Cynici (in China), <a href="#pb180" class="pageref">180</a>,
+<a href="#pb188" class="pageref">188</a>, <a href="#pb202" class="pageref">202</a>, <a href="#pb210" class="pageref">210</a>.</p>
+<p>Cyrus, koning van Perzi&euml;, <a href="#pb245" class="pageref">245</a>, <a href="#pb255" class="pageref">255</a>, <a href="#pb271" class="pageref">271</a>.</p>
+</div>
+</div>
+<div class="div2 letter"><span class="pagenum">[<a href="#toc">Inhoud</a>]</span>
+<div class="divHead">
+<h3 class="main">D.</h3>
+</div>
+<div class="divBody">
+<p class="first">Dabadh&#257;i Naoroja, Perzisch hervormer, <a href="#pb275" class="pageref">275</a>.</p>
+<p>Da&#275;na, de godsdienst (der Mazde&euml;rs), <a href="#pb267"
+class="pageref">267</a>. <span class="pagenum">[<a id="pb292" href="#pb292" name="pb292">292</a>]</span></p>
+<p>Da&#275;va&rsquo;s, booze geesten, <a href="#pb252" class="pageref">252</a>, <a href="#pb258" class="pageref">258</a>, <a href="#pb261" class="pageref">261</a>, <a href="#pb262" class="pageref">262</a>, <a href="#pb267" class="pageref">267</a>, <a href="#pb269" class="pageref">269</a>.</p>
+<p>Dakhma&rsquo;s, lijkentorens, <a href="#pb269" class="pageref">269</a>.</p>
+<p>Dalaï Lama, Boeddhistisch paus, <a href="#pb151" class="pageref">151</a>, <a href="#pb152" class="pageref">152</a>.</p>
+<p>Debendra-n&#257;th, Brahmaansch hervormer, <a href="#pb32" class="pageref">32</a>, <a href="#pb35" class="pageref">35</a>.</p>
+<p>Devadatta, Judas der Boeddhisten, <a href="#pb67" class="pageref">67</a>, <a href="#pb68" class="pageref">68</a>, <a href="#pb80" class="pageref">80</a>.</p>
+<p>Devaloça, vagevuur, <a href="#pb107" class="pageref">107</a>.</p>
+<p>Dhamma pada, Boeddhistisch spreukenboek, <a href="#pb61" class="pageref">61</a>, <a href="#pb80" class="pageref">80</a>, <a href="#pb113" class="pageref">113</a>, <a href="#pb118" class="pageref">118</a>, <a href="#pb120" class="pageref">120</a>, <a href="#pb148" class="pageref">148</a>.</p>
+<p>Dhammapada (Chineesche), <a href="#pb79" class="pageref">79</a>.</p>
+<p>Dharma, de (Boeddhistische) leer, <a href="#pb63" class="pageref">63</a>, <a href="#pb68" class="pageref">68</a>, <a href="#pb72" class="pageref">72</a>, <a href="#pb98" class="pageref">98</a>,
+<a href="#pb106" class="pageref">106</a>, <a href="#pb126" class="pageref">126</a>, <a href="#pb132" class="pageref">132</a>, <a href="#pb140" class="pageref">140</a>, <a href="#pb143" class="pageref">143</a>, <a href="#pb146" class="pageref">146</a>, <a href="#pb147" class="pageref">147</a>.</p>
+<p>Dhyani Boeddha&rsquo;s, hemelsche Boeddha&rsquo;s, <a href="#pb150"
+class="pageref">150</a>.</p>
+<p>D&#299;gka Nik&#257;ya, Boeddhistisch geschrift, <a href="#pb71"
+class="pageref">71</a>.</p>
+<p>Diogenes, <a href="#pb180" class="pageref">180</a>, <a href="#pb188"
+class="pageref">188</a>.</p>
+<p>D&#299;pan&#772;kara (Boeddha), <a href="#pb98" class="pageref">98</a>, <a href="#pb99" class="pageref">99</a>, <a href="#pb100" class="pageref">100</a>.</p>
+<p>Disderi, pater, <a href="#pb151" class="pageref">151</a>, <a href="#pb152" class="pageref">152</a>.</p>
+<p>Doedh&#257;-vitakha Sutta, Boeddhistisch geschrift, <a href="#pb90"
+class="pageref">90</a>.</p>
+<p>Druja&rsquo;s, booze geesten, <a href="#pb261" class="pageref">261</a>, <a href="#pb262" class="pageref">262</a>.</p>
+<p>Drukhs, booze geest, <a href="#pb250" class="pageref">250</a>,
+<a href="#pb252" class="pageref">252</a>, <a href="#pb265" class="pageref">265</a>.</p>
+<p>Dvipas, deelen der wereld, <a href="#pb263" class="pageref">263</a>.</p>
+<p>Dyaus Pitar, Vedische godheid<span class="corr" id="xd20e8703"
+title="Bron: .">,</span> <a href="#pb8" class="pageref">8</a>.</p>
+</div>
+</div>
+<div class="div2 letter"><span class="pagenum">[<a href="#toc">Inhoud</a>]</span>
+<div class="divHead">
+<h3 class="main">E.</h3>
+</div>
+<div class="divBody">
+<p class="first">Edkins, schrijver, <a href="#pb192" class="pageref">192</a>.</p>
+<p>Elephanta (grotten van), <a href="#pb38" class="pageref">38</a>.</p>
+<p>Epictetus, wijsgeer, <a href="#pb190" class="pageref">190</a>.</p>
+<p>Epicuristen, wijsgeerige school, <a href="#pb201" class="pageref">201</a>, <a href="#pb210" class="pageref">210</a>.</p>
+<p>Euphraat, rivier, <a href="#pb244" class="pageref">244</a>.</p>
+<p>Ezra, schriftgeleerde, <a href="#pb11" class="pageref">11</a>,
+<a href="#pb246" class="pageref">246</a>.</p>
+</div>
+</div>
+<div class="div2 letter"><span class="pagenum">[<a href="#toc">Inhoud</a>]</span>
+<div class="divHead">
+<h3 class="main">F.</h3>
+</div>
+<div class="divBody">
+<p class="first">Fakir, Indische heilige, <a href="#pb19" class="pageref">19</a>.</p>
+<p>Fichte, wijsgeer, <a href="#pb143" class="pageref">143</a>.</p>
+<p>Fielding (H.). schrijver, <a href="#pb74" class="pageref">74</a>,
+<a href="#pb113" class="pageref">113</a>, <a href="#pb125" class="pageref">125</a>, <a href="#pb132" class="pageref">132</a>, <a href="#pb134" class="pageref">134</a>.</p>
+<p>Franciscus van Assisi, R. K. heilige, <a href="#pb121" class="pageref">121</a>.</p>
+<p>Fravasi&rsquo;s, beschermengelen, <a href="#pb261" class="pageref">261</a>, <a href="#pb263" class="pageref">263</a>.</p>
+<p>Fu hi, keizer<span class="corr" id="xd20e8793" title="Niet in bron">,</span> <a href="#pb221" class="pageref">221</a>.</p>
+<p>Fu Y&uuml;, staatsman, <a href="#pb236" class="pageref">236</a>.</p>
+<p>Fu pen hing tsi hing, Chineesch Boeddhistisch werk, <a href="#pb98"
+class="pageref">98</a>.</p>
+</div>
+</div>
+<div class="div2 letter"><span class="pagenum">[<a href="#toc">Inhoud</a>]</span>
+<div class="divHead">
+<h3 class="main">G.</h3>
+</div>
+<div class="divBody">
+<p class="first">Gahath&#257;ni, (huishouden bezittend), titel der
+Brahmanen<span class="corr" id="xd20e8814" title="Bron: .">,</span>
+<a href="#pb144" class="pageref">144</a>.</p>
+<p>Galilea, <a href="#pb2" class="pageref">2</a>.</p>
+<p>G&#257;ndh&#257;ra, land, <a href="#pb146" class="pageref">146</a>.</p>
+<p>Ganges, rivier, <a href="#pb84" class="pageref">84</a>.</p>
+<p>Gar&#333; dem&#257;na, &bdquo;liederenwoning&rdquo;, hemel, <a href="#pb252" class="pageref">252</a>, <a href="#pb255" class="pageref">255</a>.</p>
+<p>G&#257;tha&rsquo;s, oude liederen in het Avesta, <a href="#pb245"
+class="pageref">245</a>, <a href="#pb246" class="pageref">246</a>,
+<a href="#pb247" class="pageref">247</a>, <a href="#pb248" class="pageref">248</a>, <a href="#pb249" class="pageref">249</a>, <a href="#pb251" class="pageref">251</a>, <a href="#pb255" class="pageref">255</a>, <a href="#pb260" class="pageref">260</a>, <a href="#pb277" class="pageref">277</a>.</p>
+<p>Gautama, zie Boeddha.</p>
+<p>Genesis, <a href="#pb264" class="pageref">264</a>.</p>
+<p>G&eacute;us tasan, schepper van het rund, <a href="#pb249" class="pageref">249</a>, <a href="#pb250" class="pageref">250</a>.</p>
+<p>G&eacute;us urva, ziel der koe, <a href="#pb249" class="pageref">249</a>.</p>
+<p>Grueber, pater, <a href="#pb151" class="pageref">151</a>.</p>
+<p>Gujarati, taal, <a href="#pb275" class="pageref">275</a>.</p>
+</div>
+</div>
+<div class="div2 letter"><span class="pagenum">[<a href="#toc">Inhoud</a>]</span>
+<div class="divHead">
+<h3 class="main">H.</h3>
+</div>
+<div class="divBody">
+<p class="first">Haoma, onsterfelijkheidsdrank of god, <a href="#pb8"
+class="pageref">8</a>, <a href="#pb247" class="pageref">247</a>,
+<a href="#pb259" class="pageref">259</a>, <a href="#pb260" class="pageref">260</a>, <a href="#pb262" class="pageref">262</a>, <a href="#pb266" class="pageref">266</a>.</p>
+<p>Han, dynastie, <a href="#pb161" class="pageref">161</a>, <a href="#pb162" class="pageref">162</a>, <a href="#pb190" class="pageref">190</a>, <span class="pagenum">[<a id="pb293" href="#pb293"
+name="pb293">293</a>]</span>191, <a href="#pb222" class="pageref">222</a>, <a href="#pb227" class="pageref">227</a>, <a href="#pb232" class="pageref">232</a>, <a href="#pb238" class="pageref">238</a>, <a href="#pb241" class="pageref">241</a>.</p>
+<p>Han, vorstendom, <a href="#pb179" class="pageref">179</a>.</p>
+<p>Hanku, bergpas, <a href="#pb191" class="pageref">191</a>.</p>
+<p>Hanlin, college, <a href="#pb243" class="pageref">243</a>.</p>
+<p>Han y&uuml;, wijsgeer, <a href="#pb182" class="pageref">182</a>,
+<a href="#pb216" class="pageref">216</a>.</p>
+<p>Haurvat&#257;t, (genius van) volkomen heil, <a href="#pb251" class="pageref">251</a>, <a href="#pb252" class="pageref">252</a>, <a href="#pb254" class="pageref">254</a>, <a href="#pb255" class="pageref">255</a>, <a href="#pb265" class="pageref">265</a>.</p>
+<p>Himalaya, gebergte, <a href="#pb7" class="pageref">7</a>, <a href="#pb40" class="pageref">40</a>, <a href="#pb74" class="pageref">74</a>,
+<a href="#pb122" class="pageref">122</a>, <a href="#pb123" class="pageref">123</a>.</p>
+<p>Hinayana, (kleine overtocht), Boeddhistische secte, <a href="#pb92"
+class="pageref">92</a>, <a href="#pb109" class="pageref">109</a>.</p>
+<p>Hiu, aanhanger van Shin nung, <a href="#pb183" class="pageref">183</a>, <a href="#pb184" class="pageref">184</a>.</p>
+<p>Homerus, <a href="#pb18" class="pageref">18</a>.</p>
+<p>Honan, stad<span class="corr" id="xd20e9038" title="Niet in bron">,</span> <a href="#pb159" class="pageref">159</a>.</p>
+<p>Ho tu Loh shu (plan van Ho en rol van Loh), <a href="#pb221" class="pageref">221</a>.</p>
+<p>Hsia, dynastie, <a href="#pb156" class="pageref">156</a>, <a href="#pb232" class="pageref">232</a>.</p>
+<p>Hsiao king, Chineesch werk, <a href="#pb170" class="pageref">170</a>, <a href="#pb228" class="pageref">228</a>, <a href="#pb234" class="pageref">234</a>.</p>
+<p>Huai nan tsze, Chineesch wijsgeer <a href="#pb193" class="pageref">193</a>, <a href="#pb238" class="pageref">238</a>.</p>
+<p>Hungwu, keizer, <a href="#pb233" class="pageref">233</a>.</p>
+<p>Hvarena, hooge verlichting, <a href="#pb256" class="pageref">256</a>, <a href="#pb257" class="pageref">257</a>.</p>
+<p>Hwang ti, &bdquo;de gele keizer&rdquo;, <a href="#pb191" class="pageref">191</a>.</p>
+<p>Hwen Thsang, Chineesch Boeddhist, <a href="#pb4" class="pageref">4</a><sup>e</sup> eeuw n. C., <a href="#pb83" class="pageref">83</a>.</p>
+<p>Hwei Tsung, keizer, <a href="#pb222" class="pageref">222</a>.</p>
+</div>
+</div>
+<div class="div2 letter"><span class="pagenum">[<a href="#toc">Inhoud</a>]</span>
+<div class="divHead">
+<h3 class="main">I.</h3>
+</div>
+<div class="divBody">
+<p class="first">Iddhi, bovennatuurlijke vermogens, <a href="#pb76"
+class="pageref">76</a>, <a href="#pb95" class="pageref">95</a>.</p>
+<p>I-king, Chineesch werk, <a href="#pb221" class="pageref">221</a>,
+<a href="#pb227" class="pageref">227</a> tot <a href="#pb230" class="pageref">230</a>, <a href="#pb236" class="pageref">236</a>.</p>
+<p>I-li, Chineesch werk, <a href="#pb228" class="pageref">228</a>,
+<a href="#pb232" class="pageref">232</a>.</p>
+<p>Indi&euml;, land, <a href="#pb8" class="pageref">8</a>, <a href="#pb18" class="pageref">18</a>, <a href="#pb29" class="pageref">29</a>,
+<a href="#pb30" class="pageref">30</a>, <a href="#pb42" class="pageref">42</a>, <a href="#pb70" class="pageref">70</a>, <a href="#pb84" class="pageref">84</a>, <a href="#pb131" class="pageref">131</a>, <a href="#pb141" class="pageref">141</a>, <a href="#pb145" class="pageref">145</a>, <a href="#pb149" class="pageref">149</a>, <a href="#pb247" class="pageref">247</a>, <a href="#pb250" class="pageref">250</a>, <a href="#pb267" class="pageref">267</a>, <a href="#pb272" class="pageref">272</a>.</p>
+<p>Indra, godheid, <a href="#pb9" class="pageref">9</a>, <a href="#pb26" class="pageref">26</a>, <a href="#pb42" class="pageref">42</a>,
+<a href="#pb102" class="pageref">102</a><span class="corr" id="xd20e9204" title="Bron: .">,</span> <a href="#pb103" class="pageref">103</a>, <a href="#pb262" class="pageref">262</a>.</p>
+<p>Indus, rivier, <a href="#pb244" class="pageref">244</a>.</p>
+<p>Iran, land, <a href="#pb244" class="pageref">244</a>, <a href="#pb260" class="pageref">260</a>.</p>
+<p>Irani&euml;rs, <a href="#pb247" class="pageref">247</a>, <a href="#pb249" class="pageref">249</a>.</p>
+<p>Isipatana, wildpark bij Benares, <a href="#pb54" class="pageref">54</a>.</p>
+<p>Islam, <a href="#pb271" class="pageref">271</a>.</p>
+<p>Isra&euml;l, (godsdienst van) <a href="#pb5" class="pageref">5</a>,
+<a href="#pb6" class="pageref">6</a>, <a href="#pb11" class="pageref">11</a>.</p>
+</div>
+</div>
+<div class="div2 letter"><span class="pagenum">[<a href="#toc">Inhoud</a>]</span>
+<div class="divHead">
+<h3 class="main">J.</h3>
+</div>
+<div class="divBody">
+<p class="first">Jaggernauth, godheid, <a href="#pb19" class="pageref">19</a>.</p>
+<p>J&aacute;hve, godennaam, <a href="#pb193" class="pageref">193</a>,
+<a href="#pb194" class="pageref">194</a>.</p>
+<p>Jahvisme, <a href="#pb246" class="pageref">246</a>.</p>
+<p>Jaïna&rsquo;s, godsdienstige secte, <a href="#pb30" class="pageref">30</a>.</p>
+<p>Jambudv&#299;pa, rijk van Açoka, <a href="#pb142" class="pageref">142</a>.</p>
+<p>Jambunada, stad, <a href="#pb97" class="pageref">97</a>.</p>
+<p>Japan, land, <a href="#pb38" class="pageref">38</a>, <a href="#pb39"
+class="pageref">39</a>, <a href="#pb149" class="pageref">149</a>,
+<a href="#pb150" class="pageref">150</a>, <a href="#pb213" class="pageref">213</a>, <a href="#pb226" class="pageref">226</a>.</p>
+<p>Jataka&rsquo;s, geschiedenissen over Boeddha&rsquo;s vroegere
+levens, <a href="#pb61" class="pageref">61</a>, <a href="#pb103" class="pageref">103</a>, <a href="#pb104" class="pageref">104</a>, <a href="#pb118" class="pageref">118</a>, <a href="#pb132" class="pageref">132</a>, <a href="#pb148" class="pageref">148</a>.</p>
+<p>Java, eiland, <a href="#pb149" class="pageref">149</a>.</p>
+<p>Jetavana, park, <a href="#pb62" class="pageref">62</a>.</p>
+<p>Jezus, <a href="#pb31" class="pageref">31</a>, <a href="#pb36"
+class="pageref">36</a>, <a href="#pb39" class="pageref">39</a>,
+<a href="#pb40" class="pageref">40</a>, <a href="#pb55" class="pageref">55</a>, <a href="#pb64" class="pageref">64</a>, <a href="#pb66" class="pageref">66</a>, <a href="#pb68" class="pageref">68</a>,
+<a href="#pb79" class="pageref">79</a>, <a href="#pb81" class="pageref">81</a>, <a href="#pb84" class="pageref">84</a>, <a href="#pb87" class="pageref">87</a>, <a href="#pb122" class="pageref">122</a>, <a href="#pb137" class="pageref">137</a>.</p>
+<p>Jezuïten, <a href="#pb192" class="pageref">192</a>.</p>
+<p>Jina, zelfbedwinger, <a href="#pb47" class="pageref">47</a>,
+<a href="#pb48" class="pageref">48</a>.</p>
+<p>Jin Juh, asceet, <a href="#pb91" class="pageref">91</a>, <a href="#pb92" class="pageref">92</a>.</p>
+<p>Jozef van Arimathea, <a href="#pb68" class="pageref">68</a>.</p>
+<p>Jutaka, Brahmaan, <a href="#pb100" class="pageref">100</a>, <a href="#pb101" class="pageref">101</a>.</p>
+</div>
+</div>
+<div class="div2 letter"><span class="pagenum">[<a href="#toc">Inhoud</a>]</span>
+<div class="divHead">
+<h3 class="main">K.</h3>
+</div>
+<div class="divBody">
+<p class="first">Kabir panti, monotheïstische hervormers, <a href="#pb29" class="pageref">29</a>.</p>
+<p>Kacc&#257;na, leerling van Boeddha, <a href="#pb65" class="pageref">65</a>.</p>
+<p>Kalidasa, dichter<span class="corr" id="xd20e9442" title="Bron: .">,</span> <a href="#pb16" class="pageref">16</a>.</p>
+<p>K&#257;ma, godheid, <a href="#pb48" class="pageref">48</a>, <a href="#pb108" class="pageref">108</a>.</p>
+<p>Kamaloça, oorden der lust, <a href="#pb46" class="pageref">46</a>, <a href="#pb80" class="pageref">80</a>.</p>
+<p>K&#257;nchana, vrouw, <a href="#pb95" class="pageref">95</a>,
+<a href="#pb96" class="pageref">96</a>.</p>
+<p>Kang hi, keizer, <a href="#pb222" class="pageref">222</a>.</p>
+<p>Kanishka, koning, <a href="#pb140" class="pageref">140</a>.
+<span class="pagenum">[<a id="pb294" href="#pb294" name="pb294">294</a>]</span></p>
+<p>Kanthaka, paard van Boeddha, <a href="#pb49" class="pageref">49</a>.</p>
+<p>Kapila Vastu, stad, geboorteplaats van Boeddha<span class="corr" id="xd20e9491" title="Niet in bron">,</span> <a href="#pb40" class="pageref">40</a>, <a href="#pb42" class="pageref">42</a>, <a href="#pb49" class="pageref">49</a>, <a href="#pb83" class="pageref">83</a>.</p>
+<p>Karma, wet der gerechtigheid, <a href="#pb80" class="pageref">80</a>, <a href="#pb81" class="pageref">81</a>, <a href="#pb114" class="pageref">114</a>, <a href="#pb116" class="pageref">116</a>, <a href="#pb118" class="pageref">118</a>.</p>
+<p>Karsvare&rsquo;s (zeven) werelddeelen, <a href="#pb263" class="pageref">263</a>.</p>
+<p>Kasaya, mythisch meer, <a href="#pb265" class="pageref">265</a>.</p>
+<p>Kasyapa, monnik, <a href="#pb140" class="pageref">140</a>.</p>
+<p>Kau, wijsgeer, <a href="#pb189" class="pageref">189</a>.</p>
+<p>Kau Kien Che, Taoïst, <a href="#pb214" class="pageref">214</a>.</p>
+<p>Kaundiliya, leerling van Boeddha, <a href="#pb92" class="pageref">92</a>.</p>
+<p>Keshab Chander Sen, Brahmaansch hervormer, <a href="#pb33" class="pageref">33</a> tot <a href="#pb35" class="pageref">35</a>.</p>
+<p>Khsatra, genius, &bdquo;het ware rijk,&rdquo; <a href="#pb249"
+class="pageref">249</a>, <a href="#pb250" class="pageref">250</a>,
+<a href="#pb251" class="pageref">251</a>, <a href="#pb253" class="pageref">253</a>, <a href="#pb255" class="pageref">255</a>.</p>
+<p>K&rsquo;hufu hsien, plaats, waar Confucius werd begraven, <a href="#pb161" class="pageref">161</a>.</p>
+<p>Ki, familie, <a href="#pb160" class="pageref">160</a>, <a href="#pb161" class="pageref">161</a>, <a href="#pb221" class="pageref">221</a>.</p>
+<p>Kiangsi, landstreek, <a href="#pb214" class="pageref">214</a>.</p>
+<p>Kibleh, beeld van God, <a href="#pb273" class="pageref">273</a>.</p>
+<p>Kientaï Vih&#257;ra, klooster, <a href="#pb109" class="pageref">109</a>.</p>
+<p>Kin, roover, <a href="#pb166" class="pageref">166</a>.</p>
+<p>King&rsquo;s (de vijf) heilige boeken, <a href="#pb227" class="pageref">227</a>.</p>
+<p>Kis&#257;gotam&#299;, meisje, <a href="#pb93" class="pageref">93</a>, <a href="#pb94" class="pageref">94</a>.</p>
+<p>Ko li, koning, <a href="#pb91" class="pageref">91</a>, <a href="#pb92" class="pageref">92</a>.</p>
+<p>Kong-tse, zie Confucius.</p>
+<p>Koran, <a href="#pb29" class="pageref">29</a>, <a href="#pb30"
+class="pageref">30</a>, <a href="#pb31" class="pageref">31</a>,
+<a href="#pb245" class="pageref">245</a>.</p>
+<p>Korea, <a href="#pb221" class="pageref">221</a>, <a href="#pb226"
+class="pageref">226</a>.</p>
+<p>Kosala, landschap in Indi&euml;, <a href="#pb68" class="pageref">68</a>, <a href="#pb122" class="pageref">122</a>.</p>
+<p>Krishna, godheid, <a href="#pb15" class="pageref">15</a>, <a href="#pb17" class="pageref">17</a>, <a href="#pb18" class="pageref">18</a>,
+<a href="#pb19" class="pageref">19</a>, <a href="#pb22" class="pageref">22</a>.</p>
+<p>Kshatrya&rsquo;s (caste der) krijgslieden of adellijken, <a href="#pb10" class="pageref">10</a>, <a href="#pb21" class="pageref">21</a>,
+<a href="#pb64" class="pageref">64</a>, <a href="#pb66" class="pageref">66</a>.</p>
+<p>Ku en l&uuml;en, gebergte, <a href="#pb236" class="pageref">236</a>.</p>
+<p>Ku liang, (verhaal van), <a href="#pb233" class="pageref">233</a>.</p>
+<p>Kun&#257;la, prins, <a href="#pb95" class="pageref">95</a>, <a href="#pb96" class="pageref">96</a>, <a href="#pb97" class="pageref">97</a>,
+<a href="#pb120" class="pageref">120</a>.</p>
+<p>Kung fu tsze, zie Confucius.</p>
+<p>Kung kih, zie Tsze sze.</p>
+<p>Kung kiu, zie Confucius.</p>
+<p>Kung Ngan Kwoh, wijsgeer, <a href="#pb221" class="pageref">221</a>.</p>
+<p>Kung tsze kia yu, werk van Confucius, <a href="#pb237" class="pageref">237</a>.</p>
+<p>Kung yang (verhaal van)<span class="corr" id="xd20e9743" title="Niet in bron">,</span> <a href="#pb228" class="pageref">228</a>.</p>
+<p>Kusin&#257;r&#257;, dorp waar Boeddha stierf, <a href="#pb85" class="pageref">85</a>, <a href="#pb86" class="pageref">86</a>, <a href="#pb146" class="pageref">146</a>.</p>
+<p>Kwan Yin tsze, Chineesch werk, <a href="#pb237" class="pageref">237</a>.</p>
+</div>
+</div>
+<div class="div2 letter"><span class="pagenum">[<a href="#toc">Inhoud</a>]</span>
+<div class="divHead">
+<h3 class="main">L.</h3>
+</div>
+<div class="divBody">
+<p class="first">Laksmi, vrouw van Vishnoe, <a href="#pb16" class="pageref">16</a>.</p>
+<p>Lalita Vistara, levensbeschrijving van Boeddha, <a href="#pb44"
+class="pageref">44</a>, <a href="#pb148" class="pageref">148</a>.</p>
+<p>Lamaïsme, <a href="#pb149" class="pageref">149</a> tot <a href="#pb154" class="pageref">154</a>, <a href="#pb214" class="pageref">214</a>.</p>
+<p>Lao tsze, wijze, <a href="#pb3" class="pageref">3</a>, <a href="#pb150" class="pageref">150</a>, <a href="#pb156" class="pageref">156</a>, <a href="#pb157" class="pageref">157</a>, <a href="#pb160" class="pageref">160</a>, <a href="#pb165" class="pageref">165</a>, <a href="#pb170" class="pageref">170</a>, <a href="#pb190" class="pageref">190</a> tot <a href="#pb202" class="pageref">202</a>, <a href="#pb209" class="pageref">209</a>, <a href="#pb237" class="pageref">237</a>, <a href="#pb238" class="pageref">238</a>.</p>
+<p>Leang, vorstendom, <a href="#pb179" class="pageref">179</a>.</p>
+<p>Legge (Dr.), Chinoloog, <a href="#pb163" class="pageref">163</a>,
+<a href="#pb193" class="pageref">193</a>.</p>
+<p>Leibnitz, wijsgeer, <a href="#pb229" class="pageref">229</a>.</p>
+<p>Lhassa, hoofdstad van Tibet, <a href="#pb151" class="pageref">151</a>, <a href="#pb152" class="pageref">152</a>.</p>
+<p>Li, zoon van Confucius, <a href="#pb159" class="pageref">159</a>.</p>
+<p>Leang yen nien, uitgever van het &bdquo;heilig edict&rdquo;,
+<a href="#pb224" class="pageref">224</a>.</p>
+<p>Lieh tsze, wijsgeer, <a href="#pb195" class="pageref">195</a>,
+<a href="#pb197" class="pageref">197</a>, <a href="#pb202" class="pageref">202</a>, <a href="#pb208" class="pageref">208</a> tot
+<a href="#pb212" class="pageref">212</a>, <a href="#pb238" class="pageref">238</a>.</p>
+<p>Li ki, Chineesch werk, <a href="#pb227" class="pageref">227</a>,
+<a href="#pb232" class="pageref">232</a>.</p>
+<p>Li R, zie Lao tsze.</p>
+<p>Li sze, minister, <a href="#pb239" class="pageref">239</a>.</p>
+<p>Liu Hiang, schrijver, <a href="#pb238" class="pageref">238</a>.</p>
+<p>Liu Ngan (zie Huai nan tsze).</p>
+<p>Lotus (witte van Dharma), <a href="#pb105" class="pageref">105</a>.
+<span class="pagenum">[<a id="pb295" href="#pb295" name="pb295">295</a>]</span>Boeddhistisch werk, <a href="#pb105" class="pageref">105</a>, <a href="#pb108" class="pageref">108</a>.</p>
+<p>Lo yang, stad, <a href="#pb159" class="pageref">159</a>, <a href="#pb160" class="pageref">160</a>, <a href="#pb176" class="pageref">176</a>, <a href="#pb191" class="pageref">191</a>, <a href="#pb200" class="pageref">200</a>.</p>
+<p>Lu, hertogdom, <a href="#pb158" class="pageref">158</a>, <a href="#pb159" class="pageref">159</a>, <a href="#pb160" class="pageref">160</a>, <a href="#pb161" class="pageref">161</a>, <a href="#pb162" class="pageref">162</a>, <a href="#pb165" class="pageref">165</a>, <a href="#pb166" class="pageref">166</a>, <a href="#pb178" class="pageref">178</a>, <a href="#pb179" class="pageref">179</a>, <a href="#pb205" class="pageref">205</a>, <a href="#pb232" class="pageref">232</a>.</p>
+<p>Lung hu Shan, drakenberg, <a href="#pb214" class="pageref">214</a>.</p>
+<p>Lung y&uuml;, Chineesch werk, <a href="#pb227" class="pageref">227</a>, <a href="#pb233" class="pageref">233</a>.</p>
+</div>
+</div>
+<div class="div2 letter"><span class="pagenum">[<a href="#toc">Inhoud</a>]</span>
+<div class="divHead">
+<h3 class="main">M.</h3>
+</div>
+<div class="divBody">
+<p class="first">Magadha, stad, <a href="#pb53" class="pageref">53</a>,
+<a href="#pb60" class="pageref">60</a>, <a href="#pb66" class="pageref">66</a>, <a href="#pb84" class="pageref">84</a>, <a href="#pb140" class="pageref">140</a>, <a href="#pb141" class="pageref">141</a>.</p>
+<p>Mah&#257;bh&#257;rata, heldendicht, <a href="#pb17" class="pageref">17</a>, <a href="#pb21" class="pageref">21</a>, <a href="#pb22" class="pageref">22</a>, <a href="#pb26" class="pageref">26</a>.</p>
+<p>Mahadeva, groote god, <a href="#pb25" class="pageref">25</a>.</p>
+<p><span class="corr" id="xd20e10036" title="Bron: Maha">Mah&#257;</span> praj&#257;pat&#299;, tante van Boeddha,
+<a href="#pb46" class="pageref">46</a>, <a href="#pb70" class="pageref">70</a>.</p>
+<p>Mah&#257;vagga, Boeddhistisch werk, <a href="#pb53" class="pageref">53</a>, <a href="#pb69" class="pageref">69</a>, <a href="#pb70" class="pageref">70</a>, <a href="#pb88" class="pageref">88</a>,
+<a href="#pb89" class="pageref">89</a>, <a href="#pb90" class="pageref">90</a>.</p>
+<p>Mahayana &bdquo;groote overtocht&rdquo;, Boeddhistische secte,
+<a href="#pb92" class="pageref">92</a>, <a href="#pb109" class="pageref">109</a>, <a href="#pb118" class="pageref">118</a>, <a href="#pb119" class="pageref">119</a>, <a href="#pb140" class="pageref">140</a>, <a href="#pb149" class="pageref">149</a>, <a href="#pb208" class="pageref">208</a>.</p>
+<p>Mahinda, zoon v. Açoka, <a href="#pb149" class="pageref">149</a>.</p>
+<p>Makhali Gos&#257;la, wijsgeer, <a href="#pb74" class="pageref">74</a>, <a href="#pb115" class="pageref">115</a>.</p>
+<p>Man&#257;s, de verlichting in de rede, <a href="#pb76" class="pageref">76</a>.</p>
+<p>Manas&#257;kata, stad, <a href="#pb76" class="pageref">76</a>.</p>
+<p>Mandschoe dynastie, <a href="#pb162" class="pageref">162</a>,
+<a href="#pb214" class="pageref">214</a>, <a href="#pb222" class="pageref">222</a>, <a href="#pb227" class="pageref">227</a>.</p>
+<p>Mang, familie, <a href="#pb160" class="pageref">160</a>.</p>
+<p>Manoe, (wetboek van), <a href="#pb13" class="pageref">13</a>,
+<a href="#pb96" class="pageref">96</a>.</p>
+<p>Mantra&rsquo;s, deel der Veda&rsquo;s, <a href="#pb8" class="pageref">8</a>.</p>
+<p>M&#257;ra, de booze, <a href="#pb48" class="pageref">48</a>,
+<a href="#pb50" class="pageref">50</a>, <a href="#pb51" class="pageref">51</a>, <a href="#pb56" class="pageref">56</a>, <a href="#pb78" class="pageref">78</a>, <a href="#pb83" class="pageref">83</a>,
+<a href="#pb91" class="pageref">91</a>, <a href="#pb112" class="pageref">112</a>, <a href="#pb122" class="pageref">122</a>, <a href="#pb123" class="pageref">123</a>.</p>
+<p>Maria (van Bethani&euml;) <a href="#pb68" class="pageref">68</a>.</p>
+<p>Martha (van Bethani&euml;), <a href="#pb68" class="pageref">68</a>.</p>
+<p>Martin, Dr. geleerde, <a href="#pb243" class="pageref">243</a>.</p>
+<p>Matali, <span class="corr" id="xd20e10196" title="Bron: daeva">da&#275;va</span>, <a href="#pb102" class="pageref">102</a>, <a href="#pb103" class="pageref">103</a>.</p>
+<p>Matanga, <a href="#pb105" class="pageref">105</a>, <a href="#pb106"
+class="pageref">106</a>.</p>
+<p>M&#257;th&#257; ku&auml;r, (de doode prins), gehucht <a href="#pb83"
+class="pageref">83</a>.</p>
+<p>Math&#363;ra, plaats, <a href="#pb106" class="pageref">106</a>.</p>
+<p>Mazda, (zie Ahura Mazda).</p>
+<p>Mazdeïsme, <a href="#pb244" class="pageref">244</a> tot
+<a href="#pb278" class="pageref">278</a>.</p>
+<p>M&#257;y&#257;, moeder van Boeddha, <a href="#pb40" class="pageref">40</a>, <a href="#pb41" class="pageref">41</a>, <a href="#pb46" class="pageref">46</a>.</p>
+<p>Maya &bdquo;wereld van schijn&rdquo;, <a href="#pb21" class="pageref">21</a>.</p>
+<p>Medi&euml;, land, <a href="#pb244" class="pageref">244</a>.</p>
+<p>Megasthenes, gezant van Seleucus Nicator, <a href="#pb62" class="pageref">62</a>.</p>
+<p>Megha, Brahmaan, <a href="#pb98" class="pageref">98</a>, <a href="#pb99" class="pageref">99</a>, <a href="#pb100" class="pageref">100</a>.</p>
+<p>Menander, zie Milinda.</p>
+<p>Mencius, wijze, <a href="#pb167" class="pageref">167</a>, <a href="#pb178" class="pageref">178</a> tot <a href="#pb190" class="pageref">190</a>, <a href="#pb199" class="pageref">199</a>, <a href="#pb202" class="pageref">202</a>, <a href="#pb210" class="pageref">210</a>, <a href="#pb213" class="pageref">213</a>, <a href="#pb215" class="pageref">215</a>, <a href="#pb227" class="pageref">227</a>, <a href="#pb228" class="pageref">228</a>, <a href="#pb230" class="pageref">230</a>, <a href="#pb231" class="pageref">231</a>, <a href="#pb232" class="pageref">232</a>, <a href="#pb233" class="pageref">233</a>, <a href="#pb234" class="pageref">234</a>.</p>
+<p>Meyboom, (H. U.) schrijver, <a href="#pb81" class="pageref">81</a>.</p>
+<p>Michel Angelo, <a href="#pb190" class="pageref">190</a>.</p>
+<p>Mihisten, secte, <a href="#pb180" class="pageref">180</a>.</p>
+<p>Mih ti, wijsgeer, <a href="#pb186" class="pageref">186</a>, <a href="#pb187" class="pageref">187</a>, <a href="#pb188" class="pageref">188</a>.</p>
+<p>Milinda, (vragen van) Boeddhistisch geschrift, <a href="#pb116"
+class="pageref">116</a>.</p>
+<p>Ming, dynastie <a href="#pb222" class="pageref">222</a>, <a href="#pb233" class="pageref">233</a>.</p>
+<p>Mithra, godin, <a href="#pb247" class="pageref">247</a>, <a href="#pb256" class="pageref">256</a>, <a href="#pb260" class="pageref">260</a>, <a href="#pb264" class="pageref">264</a>.</p>
+<p>Mogall&#257;na, leerling van Boeddha, <a href="#pb58" class="pageref">58</a>, <a href="#pb59" class="pageref">59</a>, <a href="#pb65" class="pageref">65</a>, <a href="#pb66" class="pageref">66</a>.</p>
+<p>Mohammed, <a href="#pb36" class="pageref">36</a>, <a href="#pb245"
+class="pageref">245</a>.</p>
+<p>Mohammedanisme, <a href="#pb29" class="pageref">29</a>, <a href="#pb30" class="pageref">30</a>, <a href="#pb271" class="pageref">271</a>, <a href="#pb272" class="pageref">272</a>, <a href="#pb273" class="pageref">273</a>, <a href="#pb276" class="pageref">276</a>.</p>
+<p>Moneyas&#363;ta, Boeddhistisch geschrift, <a href="#pb147" class="pageref">147</a>.</p>
+<p>Mozes, <a href="#pb36" class="pageref">36</a>, <a href="#pb245"
+class="pageref">245</a>.</p>
+<p>Mozoomdar, Brahmaansch hervormer, <a href="#pb37" class="pageref">37</a><span class="corr" id="xd20e10437" title="Bron: ,">.</span></p>
+<p>Muh, keizer, <a href="#pb212" class="pageref">212</a>, <a href="#pb236" class="pageref">236</a>.</p>
+<p>Muni (= zwijgende) monnik, <a href="#pb83" class="pageref">83</a>.
+<span class="pagenum">[<a id="pb296" href="#pb296" name="pb296">296</a>]</span></p>
+<p>Munig&#257;thas, leven van Boeddha in versmaat, <a href="#pb147"
+class="pageref">147</a>.</p>
+</div>
+</div>
+<div class="div2 letter"><span class="pagenum">[<a href="#toc">Inhoud</a>]</span>
+<div class="divHead">
+<h3 class="main">N.</h3>
+</div>
+<div class="divBody">
+<p class="first">N&#257;gasena, <a href="#pb116" class="pageref">116</a>.</p>
+<p>Nairanjara, rivier, <a href="#pb51" class="pageref">51</a>.</p>
+<p>Nairy&#333;-sanha, vruchtbaarheidsgod, <a href="#pb257" class="pageref">257</a>.</p>
+<p>N&#257;nak, hervormer, <a href="#pb36" class="pageref">36</a>.</p>
+<p>Nanda, broeder van Boeddha, <a href="#pb61" class="pageref">61</a>.</p>
+<p>Nanking, stad, <a href="#pb242" class="pageref">242</a>.</p>
+<p>Nar&#257;in Bose, Brahmaansch hervormer, <a href="#pb33" class="pageref">33</a>, <a href="#pb35" class="pageref">35</a>.</p>
+<p>Naraka, hel, <a href="#pb27" class="pageref">27</a>.</p>
+<p>Nasus, booze geest, <a href="#pb262" class="pageref">262</a>.</p>
+<p>Nehemia, landvoogd, <a href="#pb246" class="pageref">246</a>.</p>
+<p>Nicodemus, <a href="#pb68" class="pageref">68</a>.</p>
+<p>Nigrauda, monnik, <a href="#pb141" class="pageref">141</a>.</p>
+<p>Nieuwe Testament, <a href="#pb70" class="pageref">70</a>, <a href="#pb192" class="pageref">192</a>.</p>
+<p>Nirv&#257;na, <a href="#pb28" class="pageref">28</a>, <a href="#pb52" class="pageref">52</a>, <a href="#pb53" class="pageref">53</a>,
+<a href="#pb55" class="pageref">55</a>, <a href="#pb56" class="pageref">56</a>, <a href="#pb57" class="pageref">57</a>, <a href="#pb68" class="pageref">68</a>, <a href="#pb71" class="pageref">71</a>,
+<a href="#pb72" class="pageref">72</a>, <a href="#pb82" class="pageref">82</a>, <a href="#pb84" class="pageref">84</a>, <a href="#pb85" class="pageref">85</a>, <a href="#pb86" class="pageref">86</a>,
+<a href="#pb92" class="pageref">92</a>, <a href="#pb111" class="pageref">111</a>, <a href="#pb112" class="pageref">112</a>, <a href="#pb113" class="pageref">113</a>, <a href="#pb116" class="pageref">116</a>, <a href="#pb117" class="pageref">117</a>, <a href="#pb118" class="pageref">118</a>, <a href="#pb119" class="pageref">119</a>, <a href="#pb133" class="pageref">133</a>, <a href="#pb137" class="pageref">137</a>.</p>
+</div>
+</div>
+<div class="div2 letter"><span class="pagenum">[<a href="#toc">Inhoud</a>]</span>
+<div class="divHead">
+<h3 class="main">O.</h3>
+</div>
+<div class="divBody">
+<p class="first">Oldenberg, schrijver, <a href="#pb124" class="pageref">124</a>, <a href="#pb125" class="pageref">125</a>.</p>
+<p>Om Mani Padme Om, tooverformule, <a href="#pb151" class="pageref">151</a>.</p>
+<p>Ormuzd (zie Mazda).</p>
+<p>Ortt, (F.) schrijver, <a href="#pb74" class="pageref">74</a>,
+<a href="#pb113" class="pageref">113</a>.</p>
+<p>Oude Testament, <a href="#pb245" class="pageref">245</a>, <a href="#pb246" class="pageref">246</a>, <a href="#pb254" class="pageref">254</a>.</p>
+<p>Oxus, rivier, <a href="#pb244" class="pageref">244</a>.</p>
+</div>
+</div>
+<div class="div2 letter"><span class="pagenum">[<a href="#toc">Inhoud</a>]</span>
+<div class="divHead">
+<h3 class="main">P.</h3>
+</div>
+<div class="divBody">
+<p class="first">Pabbaj&#257;, inwijding der monniken, <a href="#pb126"
+class="pageref">126</a>.</p>
+<p>Pairika&rsquo;s, helpsters van Anr&#333; mainyu, <a href="#pb262"
+class="pageref">262</a>.</p>
+<p>Palibothra (zie Patna).</p>
+<p>P&#257;li, oude taal van een deel van Indi&euml;, <a href="#pb30"
+class="pageref">30</a>.</p>
+<p>Pan chao, Chineesch geschiedschrijfster, <a href="#pb191" class="pageref">191</a>.</p>
+<p>Pandit R&#257;m Chandra Vidij&#257; bag-ish, Brahmaansch hervormer,
+<a href="#pb32" class="pageref">32</a>.</p>
+<p>Pan hu, Chineesch geschiedschrijver, <a href="#pb191" class="pageref">191</a>.</p>
+<p>Pantschen Lama, hooge Tibetaansche geestelijke, <a href="#pb152"
+class="pageref">152</a>.</p>
+<p>Par&#333;dars, de (heilige) haan<span class="corr" id="xd20e10693"
+title="Niet in bron">,</span> <a href="#pb262" class="pageref">262</a>,
+<a href="#pb266" class="pageref">266</a>.</p>
+<p>P&#257;taliputta, stad, <a href="#pb84" class="pageref">84</a>,
+<a href="#pb146" class="pageref">146</a>.</p>
+<p>Patim&#333;kha, biechtformule, <a href="#pb130" class="pageref">130</a>, <a href="#pb131" class="pageref">131</a>, <a href="#pb148" class="pageref">148</a>.</p>
+<p>Patna, stad, <a href="#pb97" class="pageref">97</a>, <a href="#pb139" class="pageref">139</a>, <a href="#pb140" class="pageref">140</a>, <a href="#pb146" class="pageref">146</a>, <a href="#pb147" class="pageref">147</a>.</p>
+<p>P&#257;v&#257;, dorp, <a href="#pb85" class="pageref">85</a>.</p>
+<p>Paulus (van Tarsen), <a href="#pb66" class="pageref">66</a>,
+<a href="#pb117" class="pageref">117</a>, <a href="#pb118" class="pageref">118</a>.</p>
+<p>Pavajit&#257;ni (= huisloozen)<span class="corr" id="xd20e10757"
+title="Bron: .">,</span> Boeddhistische monniken, <a href="#pb144"
+class="pageref">144</a>.</p>
+<p>Pehlewi, Oud-Perzische taal, <a href="#pb246" class="pageref">246</a>.</p>
+<p>Peking, stad, <a href="#pb243" class="pageref">243</a>.</p>
+<p>Pendsjab, land <a href="#pb141" class="pageref">141</a>.</p>
+<p>Perzi&euml;, land, <a href="#pb244" class="pageref">244</a> tot
+<a href="#pb278" class="pageref">278</a>.</p>
+<p>Perzische golf, <a href="#pb245" class="pageref">245</a>.</p>
+<p>Petenica, land, <a href="#pb146" class="pageref">146</a>.</p>
+<p>Ping, keizer, <a href="#pb162" class="pageref">162</a>.</p>
+<p>Pitaka&rsquo;s (de drie), Boeddhistische H. S.<span class="corr" id="xd20e10804" title="Niet in bron">,</span> <a href="#pb30" class="pageref">30</a>, <a href="#pb132" class="pageref">132</a>, <a href="#pb147" class="pageref">147</a>, <a href="#pb149" class="pageref">149</a>.</p>
+<p>Piyadasi (zie Açoka), <a href="#pb40" class="pageref">40</a>.</p>
+<p>Prajn&#257; Paramit&#257;, kennis der onzienlijke wereld, <a href="#pb139" class="pageref">139</a>.</p>
+<p>Prakriti, vrouwelijk beginsel, <a href="#pb21" class="pageref">21</a>.</p>
+<p>Proctor, geleerde, <a href="#pb195" class="pageref">195</a>.</p>
+<p>Protestantisme, <a href="#pb38" class="pageref">38</a>. <span class="pagenum">[<a id="pb297" href="#pb297" name="pb297">297</a>]</span></p>
+<p>Puita (= de stinkende) zee, <a href="#pb263" class="pageref">263</a>.</p>
+<p>Pundar&#299;, vrouw, <a href="#pb79" class="pageref">79</a>.</p>
+<p>Purusha, mannelijk beginsel, <a href="#pb21" class="pageref">21</a>.</p>
+</div>
+</div>
+<div class="div2 letter"><span class="pagenum">[<a href="#toc">Inhoud</a>]</span>
+<div class="divHead">
+<h3 class="main">R.</h3>
+</div>
+<div class="divBody">
+<p class="first">Radhanagar, <a href="#pb29" class="pageref">29</a>.</p>
+<p>R&#257;hula, zoon van Boeddha, <a href="#pb41" class="pageref">41</a>, <a href="#pb49" class="pageref">49</a>, <a href="#pb61" class="pageref">61</a>, <a href="#pb65" class="pageref">65</a>,
+<a href="#pb109" class="pageref">109</a>, <a href="#pb110" class="pageref">110</a>, <a href="#pb111" class="pageref">111</a>.</p>
+<p>R&#257;jagriha, stad, <a href="#pb50" class="pageref">50</a>,
+<a href="#pb58" class="pageref">58</a>, <a href="#pb101" class="pageref">101</a>, <a href="#pb139" class="pageref">139</a>, <a href="#pb140" class="pageref">140</a>.</p>
+<p>Rama, godheid, <a href="#pb15" class="pageref">15</a>, <a href="#pb17" class="pageref">17</a>, <a href="#pb18" class="pageref">18</a>,
+<a href="#pb23" class="pageref">23</a>.</p>
+<p>R&#257;m&#257;yana, Indisch heldendicht, <a href="#pb17" class="pageref">17</a>, <a href="#pb22" class="pageref">22</a>, <a href="#pb23" class="pageref">23</a>.</p>
+<p>R&#257;mmohun Roy, Brahmaansch hervormer<span class="corr" id="xd20e10937" title="Bron: .">,</span> <a href="#pb29" class="pageref">29</a>, <a href="#pb32" class="pageref">32</a>, <a href="#pb33" class="pageref">33</a>.</p>
+<p>Rangoon, stad, <a href="#pb137" class="pageref">137</a>.</p>
+<p>Rasnu, godheid, <a href="#pb256" class="pageref">256</a>.</p>
+<p>R&eacute;musat, A. de, schrijver, <a href="#pb192" class="pageref">192</a>.</p>
+<p>Rhys Davis, schrijver, <a href="#pb147" class="pageref">147</a>.</p>
+<p>Ribot, psycholoog, <a href="#pb189" class="pageref">189</a>,
+<a href="#pb190" class="pageref">190</a>.</p>
+<p>Richthofen (vrijheer von)<span class="corr" id="xd20e10980" title="Niet in bron">,</span> <a href="#pb230" class="pageref">230</a>.</p>
+<p>Rig Veda, deel der Veda&rsquo;s, <a href="#pb10" class="pageref">10</a>.</p>
+<p>Rishi&rsquo;s (= zieners), profeten, <a href="#pb8" class="pageref">8</a>, <a href="#pb14" class="pageref">14</a>, <a href="#pb47" class="pageref">47</a>, <a href="#pb62" class="pageref">62</a>,
+<a href="#pb74" class="pageref">74</a>, <a href="#pb75" class="pageref">75</a>.</p>
+<p>Roja (de Malla) adellijke, <a href="#pb120" class="pageref">120</a>,
+<a href="#pb121" class="pageref">121</a>.</p>
+<p>Roomsch Catholicisme, <a href="#pb39" class="pageref">39</a>,
+<a href="#pb125" class="pageref">125</a>, <a href="#pb133" class="pageref">133</a>, <a href="#pb148" class="pageref">148</a>, <a href="#pb150" class="pageref">150</a>, <a href="#pb151" class="pageref">151</a>, <a href="#pb224" class="pageref">224</a>, <a href="#pb261" class="pageref">261</a>.</p>
+<p>Rousseau (J. J.), wijsgeer, <a href="#pb143" class="pageref">143</a>.</p>
+<p>Ruch&#299;, dochter van Angati, <a href="#pb92" class="pageref">92</a>, <a href="#pb93" class="pageref">93</a>.</p>
+<p>Ruhanumai Mazdiashn&#257;, Parzische vereeniging, <a href="#pb276"
+class="pageref">276</a>.</p>
+</div>
+</div>
+<div class="div2 letter"><span class="pagenum">[<a href="#toc">Inhoud</a>]</span>
+<div class="divHead">
+<h3 class="main">S.</h3>
+</div>
+<div class="divBody">
+<p class="first">Sabala, wonderkoe, <a href="#pb25" class="pageref">25</a>, <a href="#pb26" class="pageref">26</a>.</p>
+<p>Sa&#275;na, hemelsche arend, <a href="#pb263" class="pageref">263</a>.</p>
+<p>Sakya&rsquo;s, stam, <a href="#pb40" class="pageref">40</a>,
+<a href="#pb46" class="pageref">46</a>.</p>
+<p>S&#257;kya Muni, (zie Boeddha).</p>
+<p>S&#257;ma, (Boeddha als) kluizenaar, <a href="#pb121" class="pageref">121</a>.</p>
+<p>Sam&#257;na, asceet, <a href="#pb83" class="pageref">83</a>.</p>
+<p>Samana Phala Sutta, Cingaleesch Boeddhistisch werk<span class="corr"
+id="xd20e11103" title="Niet in bron">,</span> <a href="#pb75" class="pageref">75</a>.</p>
+<p>Sama Veda, deel der Veda&rsquo;s, <a href="#pb10" class="pageref">10</a>.</p>
+<p>Sams&#257;ra, (= wandeling), <a href="#pb112" class="pageref">112</a>, <a href="#pb114" class="pageref">114</a>.</p>
+<p>Samyuttaka Nik&#257;ya, Boeddhistisch geschrift, <a href="#pb112"
+class="pageref">112</a>, <a href="#pb114" class="pageref">114</a>,
+<a href="#pb123" class="pageref">123</a>.</p>
+<p>Sang-dynastie, <a href="#pb221" class="pageref">221</a>.</p>
+<p>Sangha, (gemeente), <a href="#pb68" class="pageref">68</a>, <a href="#pb73" class="pageref">73</a>, <a href="#pb106" class="pageref">106</a>, <a href="#pb125" class="pageref">125</a>, <a href="#pb128" class="pageref">128</a>, <a href="#pb146" class="pageref">146</a>.</p>
+<p>Sangh&#257;rama, monnikentuin, <a href="#pb144" class="pageref">144</a>.</p>
+<p>S&#257;njaya, wijsgeer, <a href="#pb59" class="pageref">59</a>,
+<a href="#pb60" class="pageref">60</a>.</p>
+<p>S&#257;nkhya, wijsgeerige school, <a href="#pb15" class="pageref">15</a>, <a href="#pb20" class="pageref">20</a>, <a href="#pb21" class="pageref">21</a>.</p>
+<p><span class="corr" id="xd20e11185" title="Bron: Sanscriet">Sanskriet</span>, oud-Indische taal, <a href="#pb30"
+class="pageref">30</a>.</p>
+<p>Saosyant, heiland, <a href="#pb257" class="pageref">257</a>,
+<a href="#pb265" class="pageref">265</a>.</p>
+<p>Sarasvati, godin der po&euml;zie, <a href="#pb23" class="pageref">23</a>.</p>
+<p>S&#257;riputta, leerling van Boeddha, <a href="#pb58" class="pageref">58</a>, <a href="#pb59" class="pageref">59</a>, <a href="#pb65" class="pageref">65</a>, <a href="#pb66" class="pageref">66</a>,
+<a href="#pb117" class="pageref">117</a>.</p>
+<p>Sassaniden, (dynastie der), <a href="#pb246" class="pageref">246</a>, <a href="#pb271" class="pageref">271</a>.</p>
+<p>Satapatha Br&#257;hmana, geschrift, <a href="#pb12" class="pageref">12</a>.</p>
+<p>S&#257;ti, weduwenoffer, <a href="#pb30" class="pageref">30</a>.</p>
+<p>Saul, koning, <a href="#pb158" class="pageref">158</a>.</p>
+<p>Sauru, booze geest, <a href="#pb262" class="pageref">262</a>.</p>
+<p>S&#257;vatthi, stad, <a href="#pb68" class="pageref">68</a>.</p>
+<p>Schopenhauer, wijsgeer, <a href="#pb201" class="pageref">201</a>.</p>
+<p>S&#275;ang, keizer, <a href="#pb236" class="pageref">236</a>.</p>
+<p>Seleucus Nicator, koning, <a href="#pb63" class="pageref">63</a>.</p>
+<p>S&eacute;nart, geleerde, <a href="#pb39" class="pageref">39</a>.</p>
+<p>Shamanisme, godsdienst, <a href="#pb156" class="pageref">156</a>.</p>
+<p>Shan, dynastie, <a href="#pb181" class="pageref">181</a>.</p>
+<p>Shang, dynastie, <a href="#pb158" class="pageref">158</a>, <a href="#pb159" class="pageref">159</a>, <a href="#pb221" class="pageref">221</a>, <a href="#pb239" class="pageref">239</a>.</p>
+<p>Shanghai, stad, <a href="#pb224" class="pageref">224</a>.</p>
+<p>Shantung, landstreek, <a href="#pb158" class="pageref">158</a>,
+<a href="#pb161" class="pageref">161</a>, <a href="#pb213" class="pageref">213</a>. <span class="pagenum">[<a id="pb298" href="#pb298"
+name="pb298">298</a>]</span></p>
+<p>Shen-si, stad, <a href="#pb223" class="pageref">223</a>, <a href="#pb241" class="pageref">241</a>.</p>
+<p>Sheung te teng (= Nirv&#257;na)<span class="corr" id="xd20e11328"
+title="Niet in bron">,</span> <a href="#pb92" class="pageref">92</a>.</p>
+<p>Shi-king, Chineesch werk, <a href="#pb227" class="pageref">227</a>,
+<a href="#pb230" class="pageref">230</a>, <a href="#pb231" class="pageref">231</a>, <a href="#pb240" class="pageref">240</a>, <a href="#pb241" class="pageref">241</a>.</p>
+<p>Shin nung (secte van)<span class="corr" id="xd20e11353" title="Niet in bron">,</span> <a href="#pb183" class="pageref">183</a>.</p>
+<p>Shintoïsme, Japansche volksgodsdienst, <a href="#pb150" class="pageref">150</a>.</p>
+<p>Shuh, familie, <a href="#pb160" class="pageref">160</a>.</p>
+<p><span class="corr" id="xd20e11370" title="Bron: Shu king">Shu-king</span>, Chineesch werk, <a href="#pb221"
+class="pageref">221</a>, <a href="#pb227" class="pageref">227</a>,
+<a href="#pb230" class="pageref">230</a>, <a href="#pb240" class="pageref">240</a>, <a href="#pb241" class="pageref">241</a>.</p>
+<p>Shun keizer, <a href="#pb167" class="pageref">167</a>.</p>
+<p>Shin Yu Y&uuml;e, geleerde, <a href="#pb239" class="pageref">239</a>.</p>
+<p>Shu&rsquo;s (de vier), heilige boeken<span class="corr" id="xd20e11401" title="Bron: .">,</span> <a href="#pb227" class="pageref">227</a>.</p>
+<p>Siam, land, <a href="#pb38" class="pageref">38</a>, <a href="#pb149"
+class="pageref">149</a>.</p>
+<p><span class="corr" id="xd20e11416" title="Bron: Siddharta">Siddhartha</span> (zie Boeddha).</p>
+<p>Si wang mu, mythisch wezen, <a href="#pb236" class="pageref">236</a>.</p>
+<p>Siva, godheid, <a href="#pb15" class="pageref">15</a>, <a href="#pb16" class="pageref">16</a>, <a href="#pb19" class="pageref">19</a>,
+<a href="#pb20" class="pageref">20</a>.</p>
+<p>Skandha&rsquo;s, (de vijf) van den mensch, <a href="#pb45" class="pageref">45</a>, <a href="#pb57" class="pageref">57</a>, <a href="#pb115" class="pageref">115</a>.</p>
+<p>Socrates, wijsgeer, <a href="#pb89" class="pageref">89</a>.</p>
+<p>Soma (zie Haoma).</p>
+<p>Somaplant, <a href="#pb8" class="pageref">8</a>.</p>
+<p>Son&#257;, leerling van Boeddha, <a href="#pb90" class="pageref">90</a>.</p>
+<p>Spenta, goede geest, <a href="#pb257" class="pageref">257</a>.</p>
+<p>Sr&#257;dda, vereering der voorvaderen, <a href="#pb34" class="pageref">34</a>.</p>
+<p>Sraosa, genius, <a href="#pb251" class="pageref">251</a>, <a href="#pb253" class="pageref">253</a>, <a href="#pb255" class="pageref">255</a>, <a href="#pb262" class="pageref">262</a>, <a href="#pb266" class="pageref">266</a>.</p>
+<p>Sr&#257;vasti, <a href="#pb93" class="pageref">93</a>, <a href="#pb94" class="pageref">94</a>.</p>
+<p>Stanislaus Julien, geleerde, <a href="#pb193" class="pageref">193</a>.</p>
+<p>Stoïci, wijsgeeren, <a href="#pb190" class="pageref">190</a>,
+<a href="#pb201" class="pageref">201</a>.</p>
+<p>Strausz, Victor von, schrijver, <a href="#pb192" class="pageref">192</a>.</p>
+<p>Su, vorstendom, <a href="#pb179" class="pageref">179</a>.</p>
+<p>Subhadra, asceet, <a href="#pb86" class="pageref">86</a>.</p>
+<p>Sudarsana, koning, <a href="#pb97" class="pageref">97</a>.</p>
+<p>Suddhodana, koning, vader van Boeddha, <a href="#pb42" class="pageref">42</a>, <a href="#pb44" class="pageref">44</a>, <a href="#pb60" class="pageref">60</a>, <a href="#pb61" class="pageref">61</a>.</p>
+<p>Sudra&rsquo;s, laagste caste, <a href="#pb10" class="pageref">10</a>, <a href="#pb19" class="pageref">19</a>, <a href="#pb64" class="pageref">64</a>, <a href="#pb66" class="pageref">66</a>,
+<a href="#pb76" class="pageref">76</a>.</p>
+<p>Su&euml;n, koning, <a href="#pb181" class="pageref">181</a>.</p>
+<p>Sung, vorstendom, <a href="#pb179" class="pageref">179</a>, <a href="#pb205" class="pageref">205</a>, <a href="#pb235" class="pageref">235</a>.</p>
+<p>Sung, dynastie, <a href="#pb222" class="pageref">222</a>, <a href="#pb229" class="pageref">229</a>.</p>
+<p>Sun&#299;ta, leerling van Boeddha, <a href="#pb65" class="pageref">65</a>, <a href="#pb66" class="pageref">66</a>.</p>
+<p>S&uuml;n kw&rsquo;ang, wijsgeer, <a href="#pb182" class="pageref">182</a>.</p>
+<p>Sun Ting, familie, <a href="#pb238" class="pageref">238</a>.</p>
+<p>Surasthra, landstreek, <a href="#pb146" class="pageref">146</a>.</p>
+<p>S&#363;rya, zonnegod, <a href="#pb9" class="pageref">9</a>.</p>
+<p>S&uuml; shi, Taoïst, <a href="#pb213" class="pageref">213</a>.</p>
+<p>S&#363;ryapati, koning, <a href="#pb98" class="pageref">98</a>.</p>
+<p>Sutra&rsquo;s, overleveringen, deel der Veda&rsquo;s, <a href="#pb8"
+class="pageref">8</a>.</p>
+<p>Sutra&rsquo;s, Boeddhistische, <a href="#pb140" class="pageref">140</a>.</p>
+<p>Su tsin, vorst, <a href="#pb179" class="pageref">179</a>.</p>
+<p>Swarga, hemel<span class="corr" id="xd20e11647" title="Bron: .">,</span> <a href="#pb24" class="pageref">24</a>, <a href="#pb27" class="pageref">27</a>, <a href="#pb28" class="pageref">28</a>.</p>
+<p>Syama, rishi of profeet, <a href="#pb47" class="pageref">47</a>.</p>
+<p>Sze ma tsien, Chineesch schrijver, <a href="#pb165" class="pageref">165</a>, <a href="#pb191" class="pageref">191</a>, <a href="#pb239" class="pageref">239</a>.</p>
+</div>
+</div>
+<div class="div2 letter"><span class="pagenum">[<a href="#toc">Inhoud</a>]</span>
+<div class="divHead">
+<h3 class="main">T.</h3>
+</div>
+<div class="divBody">
+<p class="first">Ta&#275;, schrijver, <a href="#pb232" class="pageref">232</a>.</p>
+<p>Ta&#275;ra, middelpunt der wereld, <a href="#pb263" class="pageref">263</a>.</p>
+<p>Tahio, Chineesch werk, <a href="#pb170" class="pageref">170</a>,
+<a href="#pb227" class="pageref">227</a>, <a href="#pb228" class="pageref">228</a>, <a href="#pb235" class="pageref">235</a>.</p>
+<p>Taiping&rsquo;s, secte <a href="#pb214" class="pageref">214</a>,
+<a href="#pb242" class="pageref">242</a>.</p>
+<p>Tai tsung, keizer, <a href="#pb229" class="pageref">229</a>.</p>
+<p>Tang, dynastie, <a href="#pb238" class="pageref">238</a>.</p>
+<p>Tang, hertogdom, <a href="#pb179" class="pageref">179</a>, <a href="#pb183" class="pageref">183</a>.</p>
+<p>Tao, wijsgeerig begrip, <a href="#pb192" class="pageref">192</a> tot
+<a href="#pb202" class="pageref">202</a>, <a href="#pb217" class="pageref">217</a>, <a href="#pb219" class="pageref">219</a>, <a href="#pb223" class="pageref">223</a>.</p>
+<p>Tao, hertogdom, <a href="#pb179" class="pageref">179</a>.</p>
+<p>Taoïsme, <a href="#pb156" class="pageref">156</a>, <a href="#pb157" class="pageref">157</a>, <a href="#pb165" class="pageref">165</a>, <a href="#pb166" class="pageref">166</a>, <a href="#pb180" class="pageref">180</a>, <a href="#pb188" class="pageref">188</a>, <a href="#pb190" class="pageref">190</a> tot
+<a href="#pb215" class="pageref">215</a>, <a href="#pb216" class="pageref">216</a><a id="xd20e11779" name="xd20e11779"></a> tot <a href="#pb220" class="pageref">220</a>, <a href="#pb224" class="pageref">224</a>, <a href="#pb226" class="pageref">226</a>, <a href="#pb229" class="pageref">229</a>, <a href="#pb236" class="pageref">236</a>, <a href="#pb237" class="pageref">237</a>, <a href="#pb238" class="pageref">238</a>.</p>
+<p>Tao teh king, Chineesch werk, <a href="#pb170" class="pageref">170</a>, <a href="#pb191" class="pageref">191</a>, <a href="#pb200" class="pageref">200</a>, <a href="#pb237" class="pageref">237</a>.</p>
+<p>Taraï, wildernis, <a href="#pb40" class="pageref">40</a>.</p>
+<p>Tath&#257;gata, (zie Boeddha).</p>
+<p>Tauru, booze geest, <a href="#pb262" class="pageref">262</a>.</p>
+<p>Taxila, stad, <a href="#pb95" class="pageref">95</a>. <span class="pagenum">[<a id="pb299" href="#pb299" name="pb299">299</a>]</span></p>
+<p>Tchung lu tsi, wijsgeer, <a href="#pb209" class="pageref">209</a>.</p>
+<p>Tevigga Sutta, Cingaleesch Boeddhistisch geschrift, <a href="#pb76"
+class="pageref">76</a>.</p>
+<p>Therag&#257;th&#257; (spreuken der oudsten), Boeddhistisch
+geschrift, <a href="#pb65" class="pageref">65</a>.</p>
+<p>Thraseas, wijsgeer, <a href="#pb190" class="pageref">190</a>.</p>
+<p>Ti, God, <a href="#pb195" class="pageref">195</a>, <a href="#pb196"
+class="pageref">196</a>.</p>
+<p>Tibet, land, <a href="#pb30" class="pageref">30</a>, <a href="#pb38"
+class="pageref">38</a>, <a href="#pb39" class="pageref">39</a>,
+<a href="#pb133" class="pageref">133</a>, <a href="#pb149" class="pageref">149</a> tot <a href="#pb154" class="pageref">154</a>.</p>
+<p>Tiele (C. P.)<span class="corr" id="xd20e11889" title="Niet in bron">,</span> <a href="#pb251" class="pageref">251</a>,
+<a href="#pb277" class="pageref">277</a>.</p>
+<p>Tigris, rivier, <a href="#pb244" class="pageref">244</a>.</p>
+<p>Tirhut, koninkrijk, <a href="#pb92" class="pageref">92</a>.</p>
+<p>Tishya Rakshit&#257;, koningin, <a href="#pb96" class="pageref">96</a>, <a href="#pb97" class="pageref">97</a>.</p>
+<p>Tistrya, hemelgod, Sirius, <a href="#pb258" class="pageref">258</a>,
+<a href="#pb259" class="pageref">259</a>, <a href="#pb263" class="pageref">263</a>.</p>
+<p>Tolstoï, (L.), schrijver, <a href="#pb143" class="pageref">143</a>.</p>
+<p>Trimurti, drie&euml;enheid, <a href="#pb16" class="pageref">16</a>.</p>
+<p>Tripitaka, (zie Pitaka&rsquo;s), <a href="#pb30" class="pageref">30</a>.</p>
+<p>Trishna, dorst, begeerte, <a href="#pb52" class="pageref">52</a>.</p>
+<p>Tsai, stad, <a href="#pb166" class="pageref">166</a>.</p>
+<p>Ts&eacute;, (hertog van) <a href="#pb160" class="pageref">160</a>,
+<a href="#pb179" class="pageref">179</a>.</p>
+<p>Tsze sze, wijze<span class="corr" id="xd20e11963" title="Niet in bron">,</span> <a href="#pb235" class="pageref">235</a>.</p>
+<p>Tshu shu, Chineesch werk, zie Bamboeboeken.</p>
+<p>Tschifu, stad, <a href="#pb213" class="pageref">213</a>.</p>
+<p>Tsze hia, leerling van Confucius, <a href="#pb235" class="pageref">235</a>.</p>
+<p>T&rsquo;si, vorstendom, <a href="#pb166" class="pageref">166</a>,
+<a href="#pb178" class="pageref">178</a>.</p>
+<p>Tsin, dynastie, <a href="#pb161" class="pageref">161</a>, <a href="#pb190" class="pageref">190</a>, <a href="#pb231" class="pageref">231</a>, <a href="#pb233" class="pageref">233</a>, <a href="#pb234" class="pageref">234</a>, <a href="#pb235" class="pageref">235</a>, <a href="#pb236" class="pageref">236</a>, <a href="#pb239" class="pageref">239</a>, <a href="#pb240" class="pageref">240</a>, <a href="#pb241" class="pageref">241</a>, <a href="#pb242" class="pageref">242</a>.</p>
+<p>Tsin, vorstendom, <a href="#pb179" class="pageref">179</a>.</p>
+<p>Tsin Shi Wang Ti, keizer, <a href="#pb213" class="pageref">213</a>,
+<a href="#pb230" class="pageref">230</a>, <a href="#pb238" class="pageref">238</a>.</p>
+<p>Tso chiu ming, (verhaal van), <a href="#pb227" class="pageref">227</a>, <a href="#pb228" class="pageref">228</a>, <a href="#pb233" class="pageref">233</a>.</p>
+<p>Tsu, vorstendom, <a href="#pb179" class="pageref">179</a>.</p>
+<p>Tsze kung, leerling van Confucius, <a href="#pb161" class="pageref">161</a>.</p>
+<p>Tsze lai en Tsze li, (geschiedenis van), <a href="#pb206" class="pageref">206</a>.</p>
+<p>Tsze lu, leerling van Confucius, <a href="#pb168" class="pageref">168</a>, <a href="#pb169" class="pageref">169</a>, <a href="#pb170" class="pageref">170</a>.</p>
+<p>Tuisol, gebed, <a href="#pb153" class="pageref">153</a>.</p>
+<p>Turani&euml;rs, volksstam, <a href="#pb155" class="pageref">155</a>,
+<a href="#pb245" class="pageref">245</a>.</p>
+<p>Tyndall, professor, <a href="#pb197" class="pageref">197</a>.</p>
+</div>
+</div>
+<div class="div2 letter"><span class="pagenum">[<a href="#toc">Inhoud</a>]</span>
+<div class="divHead">
+<h3 class="main">U.</h3>
+</div>
+<div class="divBody">
+<p class="first">Udraka, leermeester van Boeddha, <a href="#pb50"
+class="pageref">50</a>.</p>
+<p>Upagupta, <a href="#pb106" class="pageref">106</a>, <a href="#pb107"
+class="pageref">107</a>.</p>
+<p>Up&#257;li, monnik, <a href="#pb140" class="pageref">140</a>.</p>
+<p>Upanishad&rsquo;s, boeken van bespiegelenden aard, <a href="#pb11"
+class="pageref">11</a>, <a href="#pb20" class="pageref">20</a>,
+<a href="#pb29" class="pageref">29</a>, <a href="#pb30" class="pageref">30</a>, <a href="#pb31" class="pageref">31</a>, <a href="#pb32" class="pageref">32</a>.</p>
+<p>Upasampad&#257;, inwijding der monniken, <a href="#pb126" class="pageref">126</a>.</p>
+<p>Upatissa, (zie S&#257;riputta).</p>
+<p>Upatisapasina, (vragen van Upatissa), Boeddhistisch
+geschrift<span class="corr" id="xd20e12148" title="Niet in bron">,</span> <a href="#pb147" class="pageref">147</a>.</p>
+<p>Urhya, Chineesch woordenboek, <a href="#pb228" class="pageref">228</a>.</p>
+<p>Uruvel&#257;, (woud van) <a href="#pb50" class="pageref">50</a>,
+<a href="#pb57" class="pageref">57</a>, <a href="#pb88" class="pageref">88</a>.</p>
+<p>Usuratanam, koning, <a href="#pb102" class="pageref">102</a>,
+<a href="#pb103" class="pageref">103</a>.</p>
+</div>
+</div>
+<div class="div2 letter"><span class="pagenum">[<a href="#toc">Inhoud</a>]</span>
+<div class="divHead">
+<h3 class="main">V.</h3>
+</div>
+<div class="divBody">
+<p class="first">Vachagotta, monnik, <a href="#pb115" class="pageref">115</a>.</p>
+<p>Vahyo = het goede, <a href="#pb251" class="pageref">251</a>.</p>
+<p>Vaijayanta, paleis, <a href="#pb42" class="pageref">42</a>.</p>
+<p>Vais&#257;li, dorp, <a href="#pb84" class="pageref">84</a>, <a href="#pb139" class="pageref">139</a>.</p>
+<p>Vaishnava&rsquo;s, vereerders van Vishnoe, <a href="#pb29" class="pageref">29</a>.</p>
+<p>Vaisya&rsquo;s, (caste der), <a href="#pb10" class="pageref">10</a>,
+<a href="#pb64" class="pageref">64</a>, <a href="#pb66" class="pageref">66</a>.</p>
+<p>Valmiki, kluizenaar, <a href="#pb22" class="pageref">22</a>,
+<a href="#pb23" class="pageref">23</a>.</p>
+<p>Varuna, godheid, <a href="#pb8" class="pageref">8</a>, <a href="#pb247" class="pageref">247</a>, <a href="#pb250" class="pageref">250</a>.</p>
+<p>V&#257;savadetta, <a href="#pb106" class="pageref">106</a>, <a href="#pb107" class="pageref">107</a>.</p>
+<p>V&#257;settha, Brahmaan, <a href="#pb77" class="pageref">77</a>,
+<a href="#pb78" class="pageref">78</a>.</p>
+<p>Vasistha, kluizenaar, <a href="#pb24" class="pageref">24</a>,
+<a href="#pb25" class="pageref">25</a>, <a href="#pb26" class="pageref">26</a>.</p>
+<p>Vayu, godheid van den dampkring, <a href="#pb263" class="pageref">263</a>. <span class="pagenum">[<a id="pb300" href="#pb300"
+name="pb300">300</a>]</span></p>
+<p>Ved&#257;nta, wijsgeerige school, <a href="#pb15" class="pageref">15</a>, <a href="#pb20" class="pageref">20</a>, <a href="#pb21" class="pageref">21</a>.</p>
+<p>Veda&rsquo;s, H. S. der Brahmanen, <a href="#pb6" class="pageref">6</a>, <a href="#pb10" class="pageref">10</a>, <a href="#pb11" class="pageref">11</a>, <a href="#pb20" class="pageref">20</a>,
+<a href="#pb29" class="pageref">29</a>, <a href="#pb30" class="pageref">30</a>, <a href="#pb31" class="pageref">31</a>, <a href="#pb32" class="pageref">32</a>, <a href="#pb71" class="pageref">71</a>,
+<a href="#pb76" class="pageref">76</a>, <a href="#pb78" class="pageref">78</a>.</p>
+<p>Veluvana, park, <a href="#pb62" class="pageref">62</a>.</p>
+<p>Vend&#299;dad, gedeelte van het Avesta, <a href="#pb247" class="pageref">247</a>.</p>
+<p>Vih&#257;ra, klooster, <a href="#pb62" class="pageref">62</a>,
+<a href="#pb63" class="pageref">63</a>.</p>
+<p>Vinaya, deel der Pitaka&rsquo;s, <a href="#pb132" class="pageref">132</a>, <a href="#pb140" class="pageref">140</a>, <a href="#pb147" class="pageref">147</a>.</p>
+<p>Vinaya Samaka, Boeddhistisch werk<span class="corr" id="xd20e12352"
+title="Bron: .">,</span> <a href="#pb147" class="pageref">147</a>.</p>
+<p>Vincentius da Paula, <a href="#pb190" class="pageref">190</a>.</p>
+<p>Vis&#257;kh&#257;, vereerster van Boeddha, <a href="#pb68" class="pageref">68</a>, <a href="#pb69" class="pageref">69</a>, <a href="#pb70" class="pageref">70</a>.</p>
+<p>Vishnoe, godheid, <a href="#pb15" class="pageref">15</a>, <a href="#pb16" class="pageref">16</a>, <a href="#pb17" class="pageref">17</a>,
+<a href="#pb18" class="pageref">18</a>, <a href="#pb19" class="pageref">19</a>, <a href="#pb22" class="pageref">22</a>, <a href="#pb29" class="pageref">29</a>.</p>
+<p>Visp&#275;red, gedeelte van het Avesta, <a href="#pb247" class="pageref">247</a>.</p>
+<p>Vistaçp&#257;, koning, <a href="#pb245" class="pageref">245</a>.</p>
+<p>Visvamitra <a href="#pb24" class="pageref">24</a>, <a href="#pb25"
+class="pageref">25</a>, <a href="#pb26" class="pageref">26</a>.</p>
+<p>Vizaresa, demon, <a href="#pb264" class="pageref">264</a>.</p>
+<p>Vohuman&#333;, genius &bdquo;goede gezindheid&rdquo;, <a href="#pb249" class="pageref">249</a>, <a href="#pb250" class="pageref">250</a>, <a href="#pb251" class="pageref">251</a>, <a href="#pb255" class="pageref">255</a>, <a href="#pb264" class="pageref">264</a>, <a href="#pb265" class="pageref">265</a>, <a href="#pb270" class="pageref">270</a>.</p>
+<p>Vourukasa, hemelzee, <a href="#pb259" class="pageref">259</a>,
+<a href="#pb263" class="pageref">263</a>.</p>
+</div>
+</div>
+<div class="div2 letter"><span class="pagenum">[<a href="#toc">Inhoud</a>]</span>
+<div class="divHead">
+<h3 class="main">W.</h3>
+</div>
+<div class="divBody">
+<p class="first">Wang chung, wijze, <a href="#pb166" class="pageref">166</a>.</p>
+<p>Wang Y&uuml; Po, commentator, <a href="#pb223" class="pageref">223</a>.</p>
+<p>Wang pi, commentator, <a href="#pb237" class="pageref">237</a>.</p>
+<p>Wang suh, commentator, <a href="#pb237" class="pageref">237</a>.</p>
+<p>Wei, (vorst van), <a href="#pb166" class="pageref">166</a>, <a href="#pb169" class="pageref">169</a>, <a href="#pb179" class="pageref">179</a>, <a href="#pb205" class="pageref">205</a>, <a href="#pb236" class="pageref">236</a>, <a href="#pb242" class="pageref">242</a>.</p>
+<p>Wen en Wu, stichters der Chau dynastie, <a href="#pb167" class="pageref">167</a>.</p>
+<p>Wen Wang, Chineesche dynastie, <a href="#pb166" class="pageref">166</a>, <a href="#pb229" class="pageref">229</a>.</p>
+<p>Wessantara, koning, <a href="#pb100" class="pageref">100</a>,
+<a href="#pb101" class="pageref">101</a>, <a href="#pb121" class="pageref">121</a>.</p>
+<p>Wilberforce, ijveraar tegen de slavernij, <a href="#pb143" class="pageref">143</a>.</p>
+<p>Wu, keizer, <a href="#pb221" class="pageref">221</a>.</p>
+<p>Wuwang, keizer, <a href="#pb158" class="pageref">158</a>.</p>
+</div>
+</div>
+<div class="div2 letter"><span class="pagenum">[<a href="#toc">Inhoud</a>]</span>
+<div class="divHead">
+<h3 class="main">Y.</h3>
+</div>
+<div class="divBody">
+<p class="first">Yaçodhar&#257;, vrouw van Boeddha, <a href="#pb41" class="pageref">41</a>, <a href="#pb49" class="pageref">49</a>,
+<a href="#pb61" class="pageref">61</a>, <a href="#pb134" class="pageref">134</a>.</p>
+<p>Yajna, (offer), <a href="#pb12" class="pageref">12</a>.</p>
+<p>Yajur Veda, deel der Veda&rsquo;s, <a href="#pb10" class="pageref">10</a>.</p>
+<p>Yama, (Yima), eerste mensch, koning van het doodenrijk, <a href="#pb9" class="pageref">9</a>, <a href="#pb45" class="pageref">45</a>,
+<a href="#pb247" class="pageref">247</a>, <a href="#pb257" class="pageref">257</a>, <a href="#pb259" class="pageref">259</a>.</p>
+<p>Yamaka, leerling van Boeddha, <a href="#pb117" class="pageref">117</a>.</p>
+<p>Yang chu, wijsgeer, <a href="#pb188" class="pageref">188</a>,
+<a href="#pb202" class="pageref">202</a>, <a href="#pb210" class="pageref">210</a> tot <a href="#pb212" class="pageref">212</a>.</p>
+<p>Yao, keizer, <a href="#pb166" class="pageref">166</a>.</p>
+<p>Yasna, gedeelte van het Avesta, <a href="#pb247" class="pageref">247</a>, <a href="#pb248" class="pageref">248</a>.</p>
+<p>Yast&rsquo;s, offerzangen uit het Avesta, <a href="#pb247" class="pageref">247</a>.</p>
+<p>Yayati, <a href="#pb26" class="pageref">26</a>, <a href="#pb27"
+class="pageref">27</a>, <a href="#pb28" class="pageref">28</a>.</p>
+<p>Yazata&rsquo;s, verheven wezens, <a href="#pb255" class="pageref">255</a>, <a href="#pb258" class="pageref">258</a>, <a href="#pb263" class="pageref">263</a>, <a href="#pb264" class="pageref">264</a>.</p>
+<p>Yen, staat, <a href="#pb179" class="pageref">179</a>.</p>
+<p>Yin hi, schrijver, <a href="#pb237" class="pageref">237</a>.</p>
+<p>Yuanti, keizer, <a href="#pb242" class="pageref">242</a>.</p>
+<p>Yung cheng, keizer, <a href="#pb223" class="pageref">223</a>.</p>
+</div>
+</div>
+<div class="div2 letter"><span class="pagenum">[<a href="#toc">Inhoud</a>]</span>
+<div class="divHead">
+<h3 class="main">Z.</h3>
+</div>
+<div class="divBody">
+<p class="first">Zarathustra, <a href="#pb244" class="pageref">244</a>,
+<a href="#pb246" class="pageref">246</a>, <a href="#pb247" class="pageref">247</a>, <a href="#pb249" class="pageref">249</a>, <a href="#pb252" class="pageref">252</a>, <a href="#pb253" class="pageref">253</a>, <a href="#pb254" class="pageref">254</a>, <a href="#pb256" class="pageref">256</a>, <a href="#pb257" class="pageref">257</a>, <a href="#pb260" class="pageref">260</a>, <a href="#pb261" class="pageref">261</a>, <a href="#pb262" class="pageref">262</a>, <a href="#pb265" class="pageref">265</a>, <a href="#pb271" class="pageref">271</a>, <a href="#pb273" class="pageref">273</a>, <a href="#pb274" class="pageref">274</a>, <a href="#pb276" class="pageref">276</a>, <a href="#pb277" class="pageref">277</a>, <a href="#pb278" class="pageref">278</a>.</p>
+<p>Zend-Avesta, H. S. <a href="#pb31" class="pageref">31</a>, <a href="#pb245" class="pageref">245</a>, <a href="#pb246" class="pageref">246</a>, <a href="#pb247" class="pageref">247</a>, <a href="#pb254" class="pageref">254</a>, <a href="#pb259" class="pageref">259</a>, <a href="#pb264" class="pageref">264</a>, <a href="#pb268" class="pageref">268</a>, <a href="#pb271" class="pageref">271</a>, <a href="#pb272" class="pageref">272</a>, <a href="#pb274" class="pageref">274</a>, <a href="#pb276" class="pageref">276</a>.</p>
+<p>Zoroaster, zie Zarathustra.</p>
+<p>Zurthost (zie Zarathustra).</p>
+</div>
+</div>
+</div>
+</div>
+<div class="transcribernote">
+<h2 class="main">Colofon</h2>
+<h3 class="main">Codering</h3>
+<p class="first">Dit bestand is in een verouderde spelling. Er is geen
+poging gedaan de tekst te moderniseren. Afgebroken woorden aan het
+einde van de regel zijn stilzwijgend hersteld. Kennelijke zetfouten in
+het origineel zijn gecorrigeerd. Dergelijke correcties zijn gemarkeerd
+met het corr-element.</p>
+<p>Een aantal variaties in het gebruik van accenten is stilzwijgend
+consistent gemaakt. Ontbrekende aanhalingstekens zijn toegevoegd.</p>
+<h3 class="main">Verbeteringen</h3>
+<p>De volgende verbeteringen zijn aangebracht in de tekst:</p>
+<table class="correctiontable" summary="Overzicht van verbeteringen aangebracht in de tekst.">
+<tr>
+<th>Bladzijde</th>
+<th>Bron</th>
+<th>Verbetering</th>
+</tr>
+<tr>
+<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd20e170">1</a></td>
+<td class="width40 bottom">ide&euml;n</td>
+<td class="width40 bottom">idee&euml;n</td>
+</tr>
+<tr>
+<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd20e202">3</a></td>
+<td class="width40 bottom">t</td>
+<td class="width40 bottom">&rsquo;t</td>
+</tr>
+<tr>
+<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd20e216">4</a></td>
+<td class="width40 bottom">letergrepen</td>
+<td class="width40 bottom">lettergrepen</td>
+</tr>
+<tr>
+<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd20e366">10</a></td>
+<td class="width40 bottom">Kshatry&rsquo;as</td>
+<td class="width40 bottom">Kshatrya&rsquo;s</td>
+</tr>
+<tr>
+<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd20e370">10</a></td>
+<td class="width40 bottom">die</td>
+<td class="width40 bottom">Die</td>
+</tr>
+<tr>
+<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd20e406">12</a></td>
+<td class="width40 bottom">onsterflijk</td>
+<td class="width40 bottom">onsterf&rsquo;lijk</td>
+</tr>
+<tr>
+<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd20e434">12</a></td>
+<td class="width40 bottom">(</td>
+<td class="width40 bottom">[<i>Verwijderd</i>]</td>
+</tr>
+<tr>
+<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd20e438">13</a>,
+<a class="pageref" href="#xd20e778">32</a></td>
+<td class="width40 bottom">1)</td>
+<td class="width40 bottom">[<i>Verwijderd</i>]</td>
+</tr>
+<tr>
+<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd20e447">13</a></td>
+<td class="width40 bottom">dooorloopen</td>
+<td class="width40 bottom">doorloopen</td>
+</tr>
+<tr>
+<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd20e460">14</a></td>
+<td class="width40 bottom">christendom</td>
+<td class="width40 bottom">Christendom</td>
+</tr>
+<tr>
+<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd20e467">14</a></td>
+<td class="width40 bottom">theistische</td>
+<td class="width40 bottom">theïstische</td>
+</tr>
+<tr>
+<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd20e479">15</a>,
+<a class="pageref" href="#xd20e876">36</a>, <a class="pageref" href="#xd20e1009">44</a>, <a class="pageref" href="#xd20e1618">65</a>,
+<a class="pageref" href="#xd20e1674">68</a>, <a class="pageref" href="#xd20e1790">72</a>, <a class="pageref" href="#xd20e2057">81</a>,
+<a class="pageref" href="#xd20e2207">85</a>, <a class="pageref" href="#xd20e2469">95</a>, <a class="pageref" href="#xd20e2494">95</a>,
+<a class="pageref" href="#xd20e2546">97</a>, <a class="pageref" href="#xd20e2681">103</a>, <a class="pageref" href="#xd20e2766">106</a>,
+<a class="pageref" href="#xd20e2786">107</a>, <a class="pageref" href="#xd20e3081">118</a>, <a class="pageref" href="#xd20e4373">183</a>,
+<a class="pageref" href="#xd20e4415">185</a>, <a class="pageref" href="#xd20e6618">279</a>, <a class="pageref" href="#xd20e6861">286</a>,
+<a class="pageref" href="#xd20e6864">286</a>, <a class="pageref" href="#xd20e6941">288</a></td>
+<td class="width40 bottom">[<i>Niet in bron</i>]</td>
+<td class="width40 bottom">.</td>
+</tr>
+<tr>
+<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd20e492">16</a></td>
+<td class="width40 bottom">Brahm</td>
+<td class="width40 bottom">Brahm&#259;</td>
+</tr>
+<tr>
+<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd20e547">20</a></td>
+<td class="width40 bottom">pantheistische</td>
+<td class="width40 bottom">pantheïstische</td>
+</tr>
+<tr>
+<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd20e563">21</a>,
+<a class="pageref" href="#xd20e571">21</a></td>
+<td class="width40 bottom">pantheistisch</td>
+<td class="width40 bottom">pantheïstisch</td>
+</tr>
+<tr>
+<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd20e566">21</a>,
+<a class="pageref" href="#xd20e971">42</a></td>
+<td class="width40 bottom">e&eacute;n</td>
+<td class="width40 bottom">&eacute;&eacute;n</td>
+</tr>
+<tr>
+<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd20e580">22</a>,
+<a class="pageref" href="#xd20e620">25</a>, <a class="pageref" href="#xd20e628">25</a>, <a class="pageref" href="#xd20e1342">55</a>,
+<a class="pageref" href="#xd20e1444">57</a>, <a class="pageref" href="#xd20e1740">70</a>, <a class="pageref" href="#xd20e1941">77</a>,
+<a class="pageref" href="#xd20e2182">84</a>, <a class="pageref" href="#xd20e2281">88</a>, <a class="pageref" href="#xd20e2288">88</a>,
+<a class="pageref" href="#xd20e2291">88</a>, <a class="pageref" href="#xd20e3350">131</a>, <a class="pageref" href="#xd20e3353">131</a>,
+<a class="pageref" href="#xd20e3713">147</a>, <a class="pageref" href="#xd20e3920">156</a>, <a class="pageref" href="#xd20e4364">182</a>,
+<a class="pageref" href="#xd20e4408">185</a>, <a class="pageref" href="#xd20e4513">191</a>, <a class="pageref" href="#xd20e4932">213</a>,
+<a class="pageref" href="#xd20e5710">245</a>, <a class="pageref" href="#xd20e6060">262</a>, <a class="pageref" href="#xd20e7212">289</a>,
+<a class="pageref" href="#xd20e8793">292</a>, <a class="pageref" href="#xd20e9038">293</a>, <a class="pageref" href="#xd20e9491">294</a>,
+<a class="pageref" href="#xd20e9743">294</a>, <a class="pageref" href="#xd20e10693">296</a>, <a class="pageref" href="#xd20e10804">296</a>,
+<a class="pageref" href="#xd20e10980">297</a>, <a class="pageref" href="#xd20e11103">297</a>, <a class="pageref" href="#xd20e11328">298</a>,
+<a class="pageref" href="#xd20e11353">298</a>, <a class="pageref" href="#xd20e11889">299</a>, <a class="pageref" href="#xd20e11963">299</a>,
+<a class="pageref" href="#xd20e12148">299</a></td>
+<td class="width40 bottom">[<i>Niet in bron</i>]</td>
+<td class="width40 bottom">,</td>
+</tr>
+<tr>
+<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd20e599">24</a>,
+<a class="pageref" href="#xd20e631">25</a>, <a class="pageref" href="#xd20e1352">55</a>, <a class="pageref" href="#xd20e1439">57</a>,
+<a class="pageref" href="#xd20e1466">58</a>, <a class="pageref" href="#xd20e1546">61</a>, <a class="pageref" href="#xd20e1582">63</a>,
+<a class="pageref" href="#xd20e1632">65</a>, <a class="pageref" href="#xd20e1645">66</a>, <a class="pageref" href="#xd20e1745">70</a>,
+<a class="pageref" href="#xd20e1768">71</a>, <a class="pageref" href="#xd20e2161">83</a>, <a class="pageref" href="#xd20e2233">86</a>,
+<a class="pageref" href="#xd20e2294">88</a>, <a class="pageref" href="#xd20e2302">88</a>, <a class="pageref" href="#xd20e2329">90</a>,
+<a class="pageref" href="#xd20e2847">110</a>, <a class="pageref" href="#xd20e3054">117</a>, <a class="pageref" href="#xd20e3130">120</a>,
+<a class="pageref" href="#xd20e3367">131</a>, <a class="pageref" href="#xd20e3379">131</a>, <a class="pageref" href="#xd20e3385">131</a>,
+<a class="pageref" href="#xd20e3603">142</a>, <a class="pageref" href="#xd20e3620">142</a>, <a class="pageref" href="#xd20e4096">168</a>,
+<a class="pageref" href="#xd20e4103">168</a>, <a class="pageref" href="#xd20e4112">169</a>, <a class="pageref" href="#xd20e4117">169</a>,
+<a class="pageref" href="#xd20e4436">186</a>, <a class="pageref" href="#xd20e4447">186</a>, <a class="pageref" href="#xd20e4474">188</a>,
+<a class="pageref" href="#xd20e4495">190</a>, <a class="pageref" href="#xd20e4840">208</a>, <a class="pageref" href="#xd20e4874">210</a>,
+<a class="pageref" href="#xd20e4923">212</a>, <a class="pageref" href="#xd20e5083">222</a>, <a class="pageref" href="#xd20e5101">223</a>,
+<a class="pageref" href="#xd20e5616">239</a>, <a class="pageref" href="#xd20e5798">248</a>, <a class="pageref" href="#xd20e5893">253</a>,
+<a class="pageref" href="#xd20e6254">273</a>, <a class="pageref" href="#xd20e6262">273</a>, <a class="pageref" href="#xd20e6269">273</a>,
+<a class="pageref" href="#xd20e6276">273</a>, <a class="pageref" href="#xd20e6283">273</a>, <a class="pageref" href="#xd20e6290">273</a>,
+<a class="pageref" href="#xd20e6297">273</a>, <a class="pageref" href="#xd20e6304">273</a>, <a class="pageref" href="#xd20e6311">273</a>,
+<a class="pageref" href="#xd20e6318">273</a>, <a class="pageref" href="#xd20e6325">273</a>, <a class="pageref" href="#xd20e6332">273</a>,
+<a class="pageref" href="#xd20e6340">273</a>, <a class="pageref" href="#xd20e6347">273</a>, <a class="pageref" href="#xd20e6354">273</a>,
+<a class="pageref" href="#xd20e6361">273</a>, <a class="pageref" href="#xd20e6368">273</a>, <a class="pageref" href="#xd20e6375">273</a>,
+<a class="pageref" href="#xd20e6382">273</a>, <a class="pageref" href="#xd20e6394">274</a>, <a class="pageref" href="#xd20e6401">274</a>,
+<a class="pageref" href="#xd20e6408">274</a>, <a class="pageref" href="#xd20e6415">274</a>, <a class="pageref" href="#xd20e6430">274</a>,
+<a class="pageref" href="#xd20e6437">274</a>, <a class="pageref" href="#xd20e6444">274</a>, <a class="pageref" href="#xd20e6452">275</a>,
+<a class="pageref" href="#xd20e6459">275</a>, <a class="pageref" href="#xd20e6466">275</a>, <a class="pageref" href="#xd20e6486">276</a>,
+<a class="pageref" href="#xd20e6509">277</a></td>
+<td class="width40 bottom">[<i>Niet in bron</i>]</td>
+<td class="width40 bottom">&rdquo;</td>
+</tr>
+<tr>
+<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd20e602">24</a>,
+<a class="pageref" href="#xd20e623">25</a>, <a class="pageref" href="#xd20e661">27</a>, <a class="pageref" href="#xd20e665">27</a>,
+<a class="pageref" href="#xd20e672">28</a>, <a class="pageref" href="#xd20e781">32</a>, <a class="pageref" href="#xd20e994">43</a>,
+<a class="pageref" href="#xd20e1050">46</a>, <a class="pageref" href="#xd20e1055">46</a>, <a class="pageref" href="#xd20e1083">47</a>,
+<a class="pageref" href="#xd20e1090">47</a>, <a class="pageref" href="#xd20e1097">47</a>, <a class="pageref" href="#xd20e1101">47</a>,
+<a class="pageref" href="#xd20e1111">47</a>, <a class="pageref" href="#xd20e1115">47</a>, <a class="pageref" href="#xd20e1119">47</a>,
+<a class="pageref" href="#xd20e1123">47</a>, <a class="pageref" href="#xd20e1127">47</a>, <a class="pageref" href="#xd20e1131">47</a>,
+<a class="pageref" href="#xd20e1137">48</a>, <a class="pageref" href="#xd20e1144">48</a>, <a class="pageref" href="#xd20e1148">48</a>,
+<a class="pageref" href="#xd20e1229">52</a>, <a class="pageref" href="#xd20e1232">52</a>, <a class="pageref" href="#xd20e1308">54</a>,
+<a class="pageref" href="#xd20e1400">56</a>, <a class="pageref" href="#xd20e1413">56</a>, <a class="pageref" href="#xd20e1421">56</a>,
+<a class="pageref" href="#xd20e1428">56</a>, <a class="pageref" href="#xd20e1447">57</a>, <a class="pageref" href="#xd20e1450">57</a>,
+<a class="pageref" href="#xd20e1638">66</a>, <a class="pageref" href="#xd20e1642">66</a>, <a class="pageref" href="#xd20e1704">69</a>,
+<a class="pageref" href="#xd20e1748">70</a>, <a class="pageref" href="#xd20e1765">71</a>, <a class="pageref" href="#xd20e1771">71</a>,
+<a class="pageref" href="#xd20e1801">72</a>, <a class="pageref" href="#xd20e1858">75</a>, <a class="pageref" href="#xd20e1862">75</a>,
+<a class="pageref" href="#xd20e1866">75</a>, <a class="pageref" href="#xd20e1938">77</a>, <a class="pageref" href="#xd20e1975">78</a>,
+<a class="pageref" href="#xd20e2082">82</a>, <a class="pageref" href="#xd20e2086">82</a>, <a class="pageref" href="#xd20e2090">82</a>,
+<a class="pageref" href="#xd20e2094">82</a>, <a class="pageref" href="#xd20e2098">82</a>, <a class="pageref" href="#xd20e2102">82</a>,
+<a class="pageref" href="#xd20e2113">83</a>, <a class="pageref" href="#xd20e2117">83</a>, <a class="pageref" href="#xd20e2121">83</a>,
+<a class="pageref" href="#xd20e2125">83</a>, <a class="pageref" href="#xd20e2132">83</a>, <a class="pageref" href="#xd20e2136">83</a>,
+<a class="pageref" href="#xd20e2140">83</a>, <a class="pageref" href="#xd20e2144">83</a>, <a class="pageref" href="#xd20e2151">83</a>,
+<a class="pageref" href="#xd20e2156">83</a>, <a class="pageref" href="#xd20e2200">85</a>, <a class="pageref" href="#xd20e2204">85</a>,
+<a class="pageref" href="#xd20e2224">85</a>, <a class="pageref" href="#xd20e2278">88</a>, <a class="pageref" href="#xd20e2285">88</a>,
+<a class="pageref" href="#xd20e2299">88</a>, <a class="pageref" href="#xd20e2326">90</a>, <a class="pageref" href="#xd20e2332">90</a>,
+<a class="pageref" href="#xd20e2351">90</a>, <a class="pageref" href="#xd20e2360">91</a>, <a class="pageref" href="#xd20e2382">92</a>,
+<a class="pageref" href="#xd20e2486">95</a>, <a class="pageref" href="#xd20e2594">99</a>, <a class="pageref" href="#xd20e2715">104</a>,
+<a class="pageref" href="#xd20e2850">110</a>, <a class="pageref" href="#xd20e2909">113</a>, <a class="pageref" href="#xd20e2913">113</a>,
+<a class="pageref" href="#xd20e2917">113</a>, <a class="pageref" href="#xd20e2921">113</a>, <a class="pageref" href="#xd20e2926">113</a>,
+<a class="pageref" href="#xd20e2955">115</a>, <a class="pageref" href="#xd20e2959">115</a>, <a class="pageref" href="#xd20e3016">116</a>,
+<a class="pageref" href="#xd20e3019">116</a>, <a class="pageref" href="#xd20e3047">117</a>, <a class="pageref" href="#xd20e3051">117</a>,
+<a class="pageref" href="#xd20e3193">123</a>, <a class="pageref" href="#xd20e3197">123</a>, <a class="pageref" href="#xd20e3201">123</a>,
+<a class="pageref" href="#xd20e3364">131</a>, <a class="pageref" href="#xd20e3372">131</a>, <a class="pageref" href="#xd20e3376">131</a>,
+<a class="pageref" href="#xd20e3382">131</a>, <a class="pageref" href="#xd20e3468">135</a>, <a class="pageref" href="#xd20e3609">142</a>,
+<a class="pageref" href="#xd20e3613">142</a>, <a class="pageref" href="#xd20e3617">142</a>, <a class="pageref" href="#xd20e3637">143</a>,
+<a class="pageref" href="#xd20e3668">144</a>, <a class="pageref" href="#xd20e3699">146</a>, <a class="pageref" href="#xd20e3823">152</a>,
+<a class="pageref" href="#xd20e3827">152</a>, <a class="pageref" href="#xd20e3831">152</a>, <a class="pageref" href="#xd20e3846">153</a>,
+<a class="pageref" href="#xd20e3851">153</a>, <a class="pageref" href="#xd20e3858">153</a>, <a class="pageref" href="#xd20e3862">153</a>,
+<a class="pageref" href="#xd20e3866">153</a>, <a class="pageref" href="#xd20e3908">156</a>, <a class="pageref" href="#xd20e4202">173</a>,
+<a class="pageref" href="#xd20e4223">174</a>, <a class="pageref" href="#xd20e4237">175</a>, <a class="pageref" href="#xd20e4241">175</a>,
+<a class="pageref" href="#xd20e4290">177</a>, <a class="pageref" href="#xd20e4336">181</a>, <a class="pageref" href="#xd20e4397">184</a>,
+<a class="pageref" href="#xd20e4492">190</a>, <a class="pageref" href="#xd20e4567">193</a>, <a class="pageref" href="#xd20e4787">204</a>,
+<a class="pageref" href="#xd20e4877">210</a>, <a class="pageref" href="#xd20e4881">210</a>, <a class="pageref" href="#xd20e4890">211</a>,
+<a class="pageref" href="#xd20e4895">212</a>, <a class="pageref" href="#xd20e4899">212</a>, <a class="pageref" href="#xd20e4910">212</a>,
+<a class="pageref" href="#xd20e4917">212</a>, <a class="pageref" href="#xd20e5164">225</a>, <a class="pageref" href="#xd20e5613">239</a>,
+<a class="pageref" href="#xd20e5621">239</a>, <a class="pageref" href="#xd20e5630">240</a>, <a class="pageref" href="#xd20e5793">248</a>,
+<a class="pageref" href="#xd20e6176">268</a>, <a class="pageref" href="#xd20e6251">273</a>, <a class="pageref" href="#xd20e6259">273</a>,
+<a class="pageref" href="#xd20e6266">273</a>, <a class="pageref" href="#xd20e6273">273</a>, <a class="pageref" href="#xd20e6280">273</a>,
+<a class="pageref" href="#xd20e6287">273</a>, <a class="pageref" href="#xd20e6294">273</a>, <a class="pageref" href="#xd20e6301">273</a>,
+<a class="pageref" href="#xd20e6308">273</a>, <a class="pageref" href="#xd20e6315">273</a>, <a class="pageref" href="#xd20e6322">273</a>,
+<a class="pageref" href="#xd20e6329">273</a>, <a class="pageref" href="#xd20e6337">273</a>, <a class="pageref" href="#xd20e6344">273</a>,
+<a class="pageref" href="#xd20e6351">273</a>, <a class="pageref" href="#xd20e6358">273</a>, <a class="pageref" href="#xd20e6365">273</a>,
+<a class="pageref" href="#xd20e6372">273</a>, <a class="pageref" href="#xd20e6379">273</a>, <a class="pageref" href="#xd20e6386">273</a>,
+<a class="pageref" href="#xd20e6398">274</a>, <a class="pageref" href="#xd20e6405">274</a>, <a class="pageref" href="#xd20e6412">274</a>,
+<a class="pageref" href="#xd20e6420">274</a>, <a class="pageref" href="#xd20e6424">274</a>, <a class="pageref" href="#xd20e6434">274</a>,
+<a class="pageref" href="#xd20e6441">274</a>, <a class="pageref" href="#xd20e6449">275</a>, <a class="pageref" href="#xd20e6456">275</a>,
+<a class="pageref" href="#xd20e6463">275</a>, <a class="pageref" href="#xd20e6470">275</a>, <a class="pageref" href="#xd20e6474">275</a></td>
+<td class="width40 bottom">[<i>Niet in bron</i>]</td>
+<td class="width40 bottom">&bdquo;</td>
+</tr>
+<tr>
+<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd20e642">26</a></td>
+<td class="width40 bottom">truimfeert</td>
+<td class="width40 bottom">triumfeert</td>
+</tr>
+<tr>
+<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd20e677">28</a></td>
+<td class="width40 bottom">Nirwana</td>
+<td class="width40 bottom">Nirv&#257;na</td>
+</tr>
+<tr>
+<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd20e690">28</a>,
+<a class="pageref" href="#xd20e3958">158</a>, <a class="pageref" href="#xd20e6831">285</a>, <a class="pageref" href="#xd20e6844">285</a></td>
+<td class="width40 bottom">.</td>
+<td class="width40 bottom">[<i>Verwijderd</i>]</td>
+</tr>
+<tr>
+<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd20e717">29</a></td>
+<td class="width40 bottom">e&eacute;nen</td>
+<td class="width40 bottom">&eacute;&eacute;nen</td>
+</tr>
+<tr>
+<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd20e726">29</a></td>
+<td class="width40 bottom">16 jarigen</td>
+<td class="width40 bottom">16-jarigen</td>
+</tr>
+<tr>
+<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd20e735">30</a></td>
+<td class="width40 bottom">studi&euml;en</td>
+<td class="width40 bottom">studi&euml;n</td>
+</tr>
+<tr>
+<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd20e745">30</a></td>
+<td class="width40 bottom">monotheistische</td>
+<td class="width40 bottom">monotheïstische</td>
+</tr>
+<tr>
+<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd20e758">31</a></td>
+<td class="width40 bottom">Theistische</td>
+<td class="width40 bottom">Theïstische</td>
+</tr>
+<tr>
+<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd20e762">31</a></td>
+<td class="width40 bottom">theisme</td>
+<td class="width40 bottom">theïsme</td>
+</tr>
+<tr>
+<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd20e765">31</a></td>
+<td class="width40 bottom">pantheisme</td>
+<td class="width40 bottom">pantheïsme</td>
+</tr>
+<tr>
+<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd20e769">31</a></td>
+<td class="width40 bottom">Mahomedanen</td>
+<td class="width40 bottom">Mohammedanen</td>
+</tr>
+<tr>
+<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd20e800">32</a></td>
+<td class="width40 bottom">e&egrave;ne</td>
+<td class="width40 bottom">&eacute;&eacute;ne</td>
+</tr>
+<tr>
+<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd20e832">34</a></td>
+<td class="width40 bottom">ceremonie&euml;l</td>
+<td class="width40 bottom">ceremonieel</td>
+</tr>
+<tr>
+<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd20e843">35</a></td>
+<td class="width40 bottom">N&#257;rain</td>
+<td class="width40 bottom">Nar&#257;in</td>
+</tr>
+<tr>
+<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd20e933">40</a>,
+<a class="pageref" href="#xd20e11416">298</a></td>
+<td class="width40 bottom">Siddharta</td>
+<td class="width40 bottom">Siddhartha</td>
+</tr>
+<tr>
+<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd20e938">41</a></td>
+<td class="width40 bottom">Rahula</td>
+<td class="width40 bottom">R&#257;hula</td>
+</tr>
+<tr>
+<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd20e983">43</a></td>
+<td class="width40 bottom">guirlanden</td>
+<td class="width40 bottom">guirlandes</td>
+</tr>
+<tr>
+<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd20e1053">46</a>,
+<a class="pageref" href="#xd20e1239">52</a>, <a class="pageref" href="#xd20e1345">55</a>, <a class="pageref" href="#xd20e3370">131</a>,
+<a class="pageref" href="#xd20e5837">250</a></td>
+<td class="width40 bottom">&bdquo;</td>
+<td class="width40 bottom">[<i>Verwijderd</i>]</td>
+</tr>
+<tr>
+<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd20e1162">48</a>,
+<a class="pageref" href="#xd20e3948">158</a>, <a class="pageref" href="#xd20e5094">222</a>, <a class="pageref" href="#xd20e6564">279</a>,
+<a class="pageref" href="#xd20e7687">290</a>, <a class="pageref" href="#xd20e10437">295</a></td>
+<td class="width40 bottom">,</td>
+<td class="width40 bottom">.</td>
+</tr>
+<tr>
+<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd20e1277">53</a>,
+<a class="pageref" href="#xd20e1576">63</a>, <a class="pageref" href="#xd20e1603">64</a>, <a class="pageref" href="#xd20e3118">119</a>,
+<a class="pageref" href="#xd20e3708">146</a>, <a class="pageref" href="#xd20e4124">169</a>, <a class="pageref" href="#xd20e4319">180</a>,
+<a class="pageref" href="#xd20e6033">260</a>, <a class="pageref" href="#xd20e8703">292</a>, <a class="pageref" href="#xd20e8814">292</a>,
+<a class="pageref" href="#xd20e9204">293</a>, <a class="pageref" href="#xd20e9442">293</a>, <a class="pageref" href="#xd20e10757">296</a>,
+<a class="pageref" href="#xd20e10937">297</a>, <a class="pageref" href="#xd20e11401">298</a>, <a class="pageref" href="#xd20e11647">298</a>,
+<a class="pageref" href="#xd20e12352">300</a></td>
+<td class="width40 bottom">.</td>
+<td class="width40 bottom">,</td>
+</tr>
+<tr>
+<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd20e1294">53</a></td>
+<td class="width40 bottom">strijdbre</td>
+<td class="width40 bottom">strijdb&rsquo;re</td>
+</tr>
+<tr>
+<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd20e1347">55</a>,
+<a class="pageref" href="#xd20e1391">56</a>, <a class="pageref" href="#xd20e1462">58</a>, <a class="pageref" href="#xd20e2185">84</a>,
+<a class="pageref" href="#xd20e3075">118</a>, <a class="pageref" href="#xd20e3116">119</a>, <a class="pageref" href="#xd20e3684">145</a>,
+<a class="pageref" href="#xd20e4167">171</a>, <a class="pageref" href="#xd20e4825">207</a>, <a class="pageref" href="#xd20e6093">264</a></td>
+<td class="width40 bottom">&rdquo;</td>
+<td class="width40 bottom">[<i>Verwijderd</i>]</td>
+</tr>
+<tr>
+<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd20e1520">60</a></td>
+<td class="width40 bottom">Rishis</td>
+<td class="width40 bottom">Rishi&rsquo;s</td>
+</tr>
+<tr>
+<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd20e1564">62</a></td>
+<td class="width40 bottom">Anathapindika</td>
+<td class="width40 bottom">An&#257;thapindika</td>
+</tr>
+<tr>
+<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd20e1571">63</a></td>
+<td class="width40 bottom">Selencus</td>
+<td class="width40 bottom">Seleucus</td>
+</tr>
+<tr>
+<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd20e1593">64</a></td>
+<td class="width40 bottom">geeindigd</td>
+<td class="width40 bottom">ge&euml;indigd</td>
+</tr>
+<tr>
+<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd20e1621">65</a>,
+<a class="pageref" href="#xd20e4479">188</a>, <a class="pageref" href="#xd20e5266">227</a>, <a class="pageref" href="#xd20e5387">231</a>,
+<a class="pageref" href="#xd20e5436">232</a>, <a class="pageref" href="#xd20e5546">237</a>, <a class="pageref" href="#xd20e5970">257</a></td>
+<td class="width40 bottom">v&oacute;or</td>
+<td class="width40 bottom">v&oacute;&oacute;r</td>
+</tr>
+<tr>
+<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd20e1650">66</a>,
+<a class="pageref" href="#xd20e4391">184</a></td>
+<td class="width40 bottom">[<i>Niet in bron</i>]</td>
+<td class="width40 bottom">:</td>
+</tr>
+<tr>
+<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd20e1781">71</a></td>
+<td class="width40 bottom">Boedha</td>
+<td class="width40 bottom">Boeddha</td>
+</tr>
+<tr>
+<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd20e1967">78</a></td>
+<td class="width40 bottom">Mara</td>
+<td class="width40 bottom">M&#257;ra</td>
+</tr>
+<tr>
+<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd20e2175">84</a></td>
+<td class="width40 bottom">Rajagriha</td>
+<td class="width40 bottom">R&#257;jagriha</td>
+</tr>
+<tr>
+<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd20e2189">84</a>,
+<a class="pageref" href="#xd20e4664">198</a></td>
+<td class="width40 bottom">;</td>
+<td class="width40 bottom">:</td>
+</tr>
+<tr>
+<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd20e2220">85</a></td>
+<td class="width40 bottom">melodi&euml;n</td>
+<td class="width40 bottom">melodie&euml;n</td>
+</tr>
+<tr>
+<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd20e2388">92</a>,
+<a class="pageref" href="#xd20e2506">96</a></td>
+<td class="width40 bottom">[<i>Niet in bron</i>]</td>
+<td class="width40 bottom">,&rdquo;</td>
+</tr>
+<tr>
+<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd20e2447">94</a>,
+<a class="pageref" href="#xd20e3983">160</a>, <a class="pageref" href="#xd20e5515">235</a>, <a class="pageref" href="#xd20e5664">243</a>,
+<a class="pageref" href="#xd20e5850">251</a>, <a class="pageref" href="#xd20e11779">298</a></td>
+<td class="width40 bottom">,</td>
+<td class="width40 bottom">[<i>Verwijderd</i>]</td>
+</tr>
+<tr>
+<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd20e2457">94</a>,
+<a class="pageref" href="#xd20e2462">95</a></td>
+<td class="width40 bottom">.</td>
+<td class="width40 bottom">:</td>
+</tr>
+<tr>
+<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd20e2531">97</a></td>
+<td class="width40 bottom">&rdquo;</td>
+<td class="width40 bottom">.</td>
+</tr>
+<tr>
+<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd20e2793">107</a>,
+<a class="pageref" href="#xd20e2796">107</a></td>
+<td class="width40 bottom">e&egrave;n</td>
+<td class="width40 bottom">&eacute;&eacute;n</td>
+</tr>
+<tr>
+<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd20e2834">109</a></td>
+<td class="width40 bottom">steen-inscriptie&rsquo;s</td>
+<td class="width40 bottom">steen-inscripties</td>
+</tr>
+<tr>
+<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd20e2974">115</a></td>
+<td class="width40 bottom">Sam&#257;n&#257;&rsquo;s</td>
+<td class="width40 bottom">Sam&#257;na&rsquo;s</td>
+</tr>
+<tr>
+<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd20e2980">115</a></td>
+<td class="width40 bottom">[<i>Niet in bron</i>]</td>
+<td class="width40 bottom">74</td>
+</tr>
+<tr>
+<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd20e3061">117</a></td>
+<td class="width40 bottom">[<i>Niet in bron</i>]</td>
+<td class="width40 bottom">&rdquo; &bdquo;</td>
+</tr>
+<tr>
+<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd20e3097">118</a></td>
+<td class="width40 bottom">atheistisch-gekleurde</td>
+<td class="width40 bottom">atheïstisch-gekleurde</td>
+</tr>
+<tr>
+<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd20e3141">120</a></td>
+<td class="width40 bottom">m. a. w.</td>
+<td class="width40 bottom">M. a. w.</td>
+</tr>
+<tr>
+<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd20e3234">125</a></td>
+<td class="width40 bottom">Ajatasattu</td>
+<td class="width40 bottom">Aj&#257;tasattu</td>
+</tr>
+<tr>
+<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd20e3239">125</a></td>
+<td class="width40 bottom"></td>
+<td class="width40 bottom">&rdquo; &bdquo;</td>
+</tr>
+<tr>
+<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd20e3259">126</a></td>
+<td class="width40 bottom">Pabbaj&#257;</td>
+<td class="width40 bottom">Pabb&#257;ja</td>
+</tr>
+<tr>
+<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd20e3262">126</a></td>
+<td class="width40 bottom">geheele</td>
+<td class="width40 bottom">gele</td>
+</tr>
+<tr>
+<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd20e3356">131</a></td>
+<td class="width40 bottom">waneeer</td>
+<td class="width40 bottom">wanneer</td>
+</tr>
+<tr>
+<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd20e3361">131</a></td>
+<td class="width40 bottom">:</td>
+<td class="width40 bottom">,</td>
+</tr>
+<tr>
+<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd20e3406">132</a>,
+<a class="pageref" href="#xd20e6963">289</a></td>
+<td class="width40 bottom">Abhi-dharma</td>
+<td class="width40 bottom">Abhidharma</td>
+</tr>
+<tr>
+<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd20e3473">135</a></td>
+<td class="width40 bottom">monnikken</td>
+<td class="width40 bottom">monniken</td>
+</tr>
+<tr>
+<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd20e3539">139</a></td>
+<td class="width40 bottom">[<i>Niet in bron</i>]</td>
+<td class="width40 bottom">VII.</td>
+</tr>
+<tr>
+<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd20e3562">140</a></td>
+<td class="width40 bottom">Abhidarma</td>
+<td class="width40 bottom">Abhidharma</td>
+</tr>
+<tr>
+<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd20e3579">141</a></td>
+<td class="width40 bottom">&mdash;</td>
+<td class="width40 bottom">,</td>
+</tr>
+<tr>
+<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd20e3588">141</a></td>
+<td class="width40 bottom">Pyadasi</td>
+<td class="width40 bottom">Piyadasi</td>
+</tr>
+<tr>
+<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd20e3595">142</a>,
+<a class="pageref" href="#xd20e3796">151</a></td>
+<td class="width40 bottom">[<i>Niet in bron</i>]</td>
+<td class="width40 bottom">)</td>
+</tr>
+<tr>
+<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd20e3598">142</a></td>
+<td class="width40 bottom">hooggebooornen</td>
+<td class="width40 bottom">hooggeborenen</td>
+</tr>
+<tr>
+<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd20e3628">142</a></td>
+<td class="width40 bottom">athe&#299;sme</td>
+<td class="width40 bottom">atheïsme</td>
+</tr>
+<tr>
+<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd20e3742">148</a></td>
+<td class="width40 bottom">hierarchie</td>
+<td class="width40 bottom">hi&euml;rarchie</td>
+</tr>
+<tr>
+<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd20e3745">148</a></td>
+<td class="width40 bottom">Roomsch-Katholieke</td>
+<td class="width40 bottom">Roomsch-Catholieke</td>
+</tr>
+<tr>
+<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd20e3748">148</a></td>
+<td class="width40 bottom">religieuse</td>
+<td class="width40 bottom">religieuze</td>
+</tr>
+<tr>
+<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd20e3760">149</a></td>
+<td class="width40 bottom">lieders</td>
+<td class="width40 bottom">ieders</td>
+</tr>
+<tr>
+<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd20e3805">151</a></td>
+<td class="width40 bottom">Disderi</td>
+<td class="width40 bottom">Desideri</td>
+</tr>
+<tr>
+<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd20e3810">151</a></td>
+<td class="width40 bottom">Gr&uuml;eber</td>
+<td class="width40 bottom">Grueber</td>
+</tr>
+<tr>
+<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd20e3813">151</a></td>
+<td class="width40 bottom">Roomsch-Katholieken</td>
+<td class="width40 bottom">Roomsch-Catholieken</td>
+</tr>
+<tr>
+<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd20e3841">153</a></td>
+<td class="width40 bottom">parfumeri&euml;n</td>
+<td class="width40 bottom">parfumerie&euml;n</td>
+</tr>
+<tr>
+<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd20e3854">153</a></td>
+<td class="width40 bottom">:</td>
+<td class="width40 bottom">;</td>
+</tr>
+<tr>
+<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd20e3875">154</a></td>
+<td class="width40 bottom">Thibet</td>
+<td class="width40 bottom">Tibet</td>
+</tr>
+<tr>
+<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd20e3882">155</a></td>
+<td class="width40 bottom">III</td>
+<td class="width40 bottom">V</td>
+</tr>
+<tr>
+<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd20e3933">157</a></td>
+<td class="width40 bottom">uitroeïing</td>
+<td class="width40 bottom">uitroeiing</td>
+</tr>
+<tr>
+<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd20e3938">157</a>,
+<a class="pageref" href="#xd20e4799">205</a></td>
+<td class="width40 bottom">inplaats</td>
+<td class="width40 bottom">in plaats</td>
+</tr>
+<tr>
+<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd20e3972">159</a></td>
+<td class="width40 bottom">levens onderhoud</td>
+<td class="width40 bottom">levensonderhoud</td>
+</tr>
+<tr>
+<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd20e3992">161</a></td>
+<td class="width40 bottom">73 jarigen</td>
+<td class="width40 bottom">73-jarigen</td>
+</tr>
+<tr>
+<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd20e4003">162</a>,
+<a class="pageref" href="#xd20e4357">182</a>, <a class="pageref" href="#xd20e5359">229</a></td>
+<td class="width40 bottom">offici&euml;el</td>
+<td class="width40 bottom">officieel</td>
+</tr>
+<tr>
+<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd20e4035">163</a></td>
+<td class="width40 bottom">onbeduidenste</td>
+<td class="width40 bottom">onbeduidendste</td>
+</tr>
+<tr>
+<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd20e4045">164</a></td>
+<td class="width40 bottom">relief</td>
+<td class="width40 bottom">reli&euml;f</td>
+</tr>
+<tr>
+<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd20e4136">170</a></td>
+<td class="width40 bottom">Lao-tsze</td>
+<td class="width40 bottom">Lao tsze</td>
+</tr>
+<tr>
+<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd20e4163">171</a></td>
+<td class="width40 bottom">uitteraard</td>
+<td class="width40 bottom">uiteraard</td>
+</tr>
+<tr>
+<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd20e4177">171</a>,
+<a class="pageref" href="#xd20e6167">268</a></td>
+<td class="width40 bottom">.)</td>
+<td class="width40 bottom">).</td>
+</tr>
+<tr>
+<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd20e4323">180</a></td>
+<td class="width40 bottom">de</td>
+<td class="width40 bottom">De</td>
+</tr>
+<tr>
+<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd20e4429">185</a></td>
+<td class="width40 bottom">;</td>
+<td class="width40 bottom">)</td>
+</tr>
+<tr>
+<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd20e4518">191</a>,
+<a class="pageref" href="#xd20e5728">246</a>, <a class="pageref" href="#xd20e5757">247</a></td>
+<td class="width40 bottom">voor</td>
+<td class="width40 bottom">v&oacute;&oacute;r</td>
+</tr>
+<tr>
+<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd20e4543">192</a></td>
+<td class="width40 bottom">Jezuiten-zendelingen</td>
+<td class="width40 bottom">Jezuïten-zendelingen</td>
+</tr>
+<tr>
+<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd20e4650">197</a></td>
+<td class="width40 bottom">Spontan&euml;iteit</td>
+<td class="width40 bottom">Spontaneïteit</td>
+</tr>
+<tr>
+<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd20e4657">197</a></td>
+<td class="width40 bottom">afaan</td>
+<td class="width40 bottom">af aan</td>
+</tr>
+<tr>
+<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd20e4667">198</a></td>
+<td class="width40 bottom">overgeven</td>
+<td class="width40 bottom">over te geven</td>
+</tr>
+<tr>
+<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd20e4672">198</a></td>
+<td class="width40 bottom">bemoeiïngen</td>
+<td class="width40 bottom">bemoeiingen</td>
+</tr>
+<tr>
+<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd20e4699">199</a></td>
+<td class="width40 bottom">Laotsze</td>
+<td class="width40 bottom">Lao tsze</td>
+</tr>
+<tr>
+<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd20e4718">200</a></td>
+<td class="width40 bottom">voorvaderen hal</td>
+<td class="width40 bottom">voorvaderenhal</td>
+</tr>
+<tr>
+<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd20e4751">202</a></td>
+<td class="width40 bottom">v</td>
+<td class="width40 bottom">V</td>
+</tr>
+<tr>
+<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd20e4772">203</a>,
+<a class="pageref" href="#xd20e4778">204</a></td>
+<td class="width40 bottom">ceremonie&euml;n</td>
+<td class="width40 bottom">ceremoni&euml;n</td>
+</tr>
+<tr>
+<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd20e4920">212</a></td>
+<td class="width40 bottom">Magier</td>
+<td class="width40 bottom">Magi&euml;r</td>
+</tr>
+<tr>
+<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd20e4946">214</a></td>
+<td class="width40 bottom">shi</td>
+<td class="width40 bottom">Shi</td>
+</tr>
+<tr>
+<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd20e4949">214</a>,
+<a class="pageref" href="#xd20e5026">219</a></td>
+<td class="width40 bottom">[<i>Niet in bron</i>]</td>
+<td class="width40 bottom">-</td>
+</tr>
+<tr>
+<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd20e4957">214</a></td>
+<td class="width40 bottom">Lamaisme</td>
+<td class="width40 bottom">Lamaïsme</td>
+</tr>
+<tr>
+<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd20e5010">217</a></td>
+<td class="width40 bottom">uitnemensten</td>
+<td class="width40 bottom">uitnemendsten</td>
+</tr>
+<tr>
+<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd20e5014">218</a></td>
+<td class="width40 bottom">enkelredelijk</td>
+<td class="width40 bottom">enkel redelijk</td>
+</tr>
+<tr>
+<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd20e5055">221</a>,
+<a class="pageref" href="#xd20e5638">241</a>, <a class="pageref" href="#xd20e11370">298</a></td>
+<td class="width40 bottom">Shu king</td>
+<td class="width40 bottom">Shu-king</td>
+</tr>
+<tr>
+<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd20e5063">221</a></td>
+<td class="width40 bottom">Iking</td>
+<td class="width40 bottom">I-king</td>
+</tr>
+<tr>
+<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd20e5258">227</a></td>
+<td class="width40 bottom">overanderlijke</td>
+<td class="width40 bottom">onveranderlijke</td>
+</tr>
+<tr>
+<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd20e5330">228</a></td>
+<td class="width40 bottom">overstaanbaar</td>
+<td class="width40 bottom">onverstaanbaar</td>
+</tr>
+<tr>
+<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd20e5338">228</a></td>
+<td class="width40 bottom">[<i>Niet in bron</i>]</td>
+<td class="width40 bottom">1.</td>
+</tr>
+<tr>
+<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd20e5390">231</a></td>
+<td class="width40 bottom">liede ren</td>
+<td class="width40 bottom">liederen</td>
+</tr>
+<tr>
+<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd20e5626">240</a></td>
+<td class="width40 bottom">,</td>
+<td class="width40 bottom">;</td>
+</tr>
+<tr>
+<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd20e5633">240</a></td>
+<td class="width40 bottom">vo&ograve;r</td>
+<td class="width40 bottom">v&oacute;&oacute;r</td>
+</tr>
+<tr>
+<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd20e5641">241</a></td>
+<td class="width40 bottom">Shi king</td>
+<td class="width40 bottom">Shi-king</td>
+</tr>
+<tr>
+<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd20e5653">242</a></td>
+<td class="width40 bottom">v&oacute;or-Confuciaansche</td>
+<td class="width40 bottom">v&oacute;&oacute;r-Confuciaansche</td>
+</tr>
+<tr>
+<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd20e5672">244</a></td>
+<td class="width40 bottom">IV</td>
+<td class="width40 bottom">VI</td>
+</tr>
+<tr>
+<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd20e5676">244</a></td>
+<td class="width40 bottom">IV.</td>
+<td class="width40 bottom">[<i>Verwijderd</i>]</td>
+</tr>
+<tr>
+<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd20e5697">245</a></td>
+<td class="width40 bottom">(</td>
+<td class="width40 bottom">&mdash;</td>
+</tr>
+<tr>
+<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd20e5766">247</a></td>
+<td class="width40 bottom">Mitra</td>
+<td class="width40 bottom">Mithra</td>
+</tr>
+<tr>
+<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd20e5782">248</a></td>
+<td class="width40 bottom">Gatha&rsquo;s</td>
+<td class="width40 bottom">G&#257;tha&rsquo;s</td>
+</tr>
+<tr>
+<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd20e5787">248</a>,
+<a class="pageref" href="#xd20e5861">251</a></td>
+<td class="width40 bottom">Ahura-Mazda</td>
+<td class="width40 bottom">Ahura Mazda</td>
+</tr>
+<tr>
+<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd20e5875">252</a></td>
+<td class="width40 bottom">Anr&#333;-mainyus</td>
+<td class="width40 bottom">Anr&#333;-mainyu</td>
+</tr>
+<tr>
+<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd20e5884">252</a></td>
+<td class="width40 bottom">Druhks</td>
+<td class="width40 bottom">Drukhs</td>
+</tr>
+<tr>
+<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd20e5911">254</a></td>
+<td class="width40 bottom">Ahurmazda</td>
+<td class="width40 bottom">Ahura Mazda</td>
+</tr>
+<tr>
+<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd20e5923">255</a></td>
+<td class="width40 bottom">Zarathustischen</td>
+<td class="width40 bottom">Zarathustrischen</td>
+</tr>
+<tr>
+<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd20e5931">255</a>,
+<a class="pageref" href="#xd20e6127">266</a>, <a class="pageref" href="#xd20e6938">288</a></td>
+<td class="width40 bottom">Amesa Spenta&rsquo;s</td>
+<td class="width40 bottom">Amesa-Spenta&rsquo;s</td>
+</tr>
+<tr>
+<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd20e5939">255</a></td>
+<td class="width40 bottom">&eacute;enheid</td>
+<td class="width40 bottom">&eacute;&eacute;nheid</td>
+</tr>
+<tr>
+<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd20e5949">256</a>,
+<a class="pageref" href="#xd20e5999">258</a></td>
+<td class="width40 bottom">Amesa spenta&rsquo;s</td>
+<td class="width40 bottom">Amesa-spenta&rsquo;s</td>
+</tr>
+<tr>
+<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd20e5986">257</a></td>
+<td class="width40 bottom">all&eacute;en</td>
+<td class="width40 bottom">all&eacute;&eacute;n</td>
+</tr>
+<tr>
+<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd20e6005">258</a></td>
+<td class="width40 bottom">da&#275;v&rsquo;as</td>
+<td class="width40 bottom">da&#275;va&rsquo;s</td>
+</tr>
+<tr>
+<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd20e6026">259</a></td>
+<td class="width40 bottom">Zarathustisch</td>
+<td class="width40 bottom">Zarathustrisch</td>
+</tr>
+<tr>
+<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd20e6057">262</a></td>
+<td class="width40 bottom">mainyus</td>
+<td class="width40 bottom">mainyu</td>
+</tr>
+<tr>
+<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd20e6075">263</a></td>
+<td class="width40 bottom">lichtssfeer</td>
+<td class="width40 bottom">lichtsfeer</td>
+</tr>
+<tr>
+<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd20e6142">267</a></td>
+<td class="width40 bottom">&rsquo;tzelfde</td>
+<td class="width40 bottom">&rsquo;t zelfde</td>
+</tr>
+<tr>
+<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd20e6160">268</a></td>
+<td class="width40 bottom">nomaden leven</td>
+<td class="width40 bottom">nomadenleven</td>
+</tr>
+<tr>
+<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd20e6228">272</a></td>
+<td class="width40 bottom">III</td>
+<td class="width40 bottom">IV</td>
+</tr>
+<tr>
+<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd20e6518">277</a></td>
+<td class="width40 bottom">polytheisme</td>
+<td class="width40 bottom">polytheïsme</td>
+</tr>
+<tr>
+<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd20e6530">278</a></td>
+<td class="width40 bottom">milioen</td>
+<td class="width40 bottom">millioen</td>
+</tr>
+<tr>
+<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd20e6552">279</a></td>
+<td class="width40 bottom">Religions geschichte</td>
+<td class="width40 bottom">Religionsgeschichte</td>
+</tr>
+<tr>
+<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd20e6561">279</a></td>
+<td class="width40 bottom">adresses</td>
+<td class="width40 bottom">addresses</td>
+</tr>
+<tr>
+<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd20e6578">279</a></td>
+<td class="width40 bottom">Rhijs</td>
+<td class="width40 bottom">Rhys</td>
+</tr>
+<tr>
+<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd20e6599">279</a></td>
+<td class="width40 bottom">philosophie</td>
+<td class="width40 bottom">Philosophie</td>
+</tr>
+<tr>
+<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd20e6667">280</a></td>
+<td class="width40 bottom">Ram&#257;y&#257;na</td>
+<td class="width40 bottom">R&#257;m&#257;yana</td>
+</tr>
+<tr>
+<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd20e6670">280</a></td>
+<td class="width40 bottom">Mah&#257;bhr&#257;ta</td>
+<td class="width40 bottom">Mah&#257;bh&#257;rata</td>
+</tr>
+<tr>
+<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd20e6719">282</a></td>
+<td class="width40 bottom">Visakh&#257;</td>
+<td class="width40 bottom">Vis&#257;kh&#257;</td>
+</tr>
+<tr>
+<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd20e7018">289</a></td>
+<td class="width40 bottom">Adi-Boeddha</td>
+<td class="width40 bottom">&#256;di-Boeddha</td>
+</tr>
+<tr>
+<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd20e7227">289</a></td>
+<td class="width40 bottom">Anagatabhayas</td>
+<td class="width40 bottom">An&#257;gatabhayas</td>
+</tr>
+<tr>
+<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd20e7509">290</a></td>
+<td class="width40 bottom">Avichi</td>
+<td class="width40 bottom">Av&#299;chi</td>
+</tr>
+<tr>
+<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd20e10036">295</a></td>
+<td class="width40 bottom">Maha</td>
+<td class="width40 bottom">Mah&#257;</td>
+</tr>
+<tr>
+<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd20e10196">295</a></td>
+<td class="width40 bottom">daeva</td>
+<td class="width40 bottom">da&#275;va</td>
+</tr>
+<tr>
+<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd20e11185">297</a></td>
+<td class="width40 bottom">Sanscriet</td>
+<td class="width40 bottom">Sanskriet</td>
+</tr>
+</table>
+</div>
+</div>
+
+<div style='display:block; margin-top:4em'>*** END OF THE PROJECT GUTENBERG EBOOK DE WIJZEN VAN HET OOSTEN ***</div>
+<div style='text-align:left'>
+
+<div style='display:block; margin:1em 0'>
+Updated editions will replace the previous one&#8212;the old editions will
+be renamed.
+</div>
+
+<div style='display:block; margin:1em 0'>
+Creating the works from print editions not protected by U.S. copyright
+law means that no one owns a United States copyright in these works,
+so the Foundation (and you!) can copy and distribute it in the United
+States without permission and without paying copyright
+royalties. Special rules, set forth in the General Terms of Use part
+of this license, apply to copying and distributing Project
+Gutenberg&#8482; electronic works to protect the PROJECT GUTENBERG&#8482;
+concept and trademark. Project Gutenberg is a registered trademark,
+and may not be used if you charge for an eBook, except by following
+the terms of the trademark license, including paying royalties for use
+of the Project Gutenberg trademark. If you do not charge anything for
+copies of this eBook, complying with the trademark license is very
+easy. You may use this eBook for nearly any purpose such as creation
+of derivative works, reports, performances and research. Project
+Gutenberg eBooks may be modified and printed and given away&#8212;you may
+do practically ANYTHING in the United States with eBooks not protected
+by U.S. copyright law. Redistribution is subject to the trademark
+license, especially commercial redistribution.
+</div>
+
+<div style='margin-top:1em; font-size:1.1em; text-align:center'>START: FULL LICENSE</div>
+<div style='text-align:center;font-size:0.9em'>THE FULL PROJECT GUTENBERG LICENSE</div>
+<div style='text-align:center;font-size:0.9em'>PLEASE READ THIS BEFORE YOU DISTRIBUTE OR USE THIS WORK</div>
+
+<div style='display:block; margin:1em 0'>
+To protect the Project Gutenberg&#8482; mission of promoting the free
+distribution of electronic works, by using or distributing this work
+(or any other work associated in any way with the phrase &#8220;Project
+Gutenberg&#8221;), you agree to comply with all the terms of the Full
+Project Gutenberg&#8482; License available with this file or online at
+www.gutenberg.org/license.
+</div>
+
+<div style='display:block; font-size:1.1em; margin:1em 0; font-weight:bold'>
+Section 1. General Terms of Use and Redistributing Project Gutenberg&#8482; electronic works
+</div>
+
+<div style='display:block; margin:1em 0'>
+1.A. By reading or using any part of this Project Gutenberg&#8482;
+electronic work, you indicate that you have read, understand, agree to
+and accept all the terms of this license and intellectual property
+(trademark/copyright) agreement. If you do not agree to abide by all
+the terms of this agreement, you must cease using and return or
+destroy all copies of Project Gutenberg&#8482; electronic works in your
+possession. If you paid a fee for obtaining a copy of or access to a
+Project Gutenberg&#8482; electronic work and you do not agree to be bound
+by the terms of this agreement, you may obtain a refund from the person
+or entity to whom you paid the fee as set forth in paragraph 1.E.8.
+</div>
+
+<div style='display:block; margin:1em 0'>
+1.B. &#8220;Project Gutenberg&#8221; is a registered trademark. It may only be
+used on or associated in any way with an electronic work by people who
+agree to be bound by the terms of this agreement. There are a few
+things that you can do with most Project Gutenberg&#8482; electronic works
+even without complying with the full terms of this agreement. See
+paragraph 1.C below. There are a lot of things you can do with Project
+Gutenberg&#8482; electronic works if you follow the terms of this
+agreement and help preserve free future access to Project Gutenberg&#8482;
+electronic works. See paragraph 1.E below.
+</div>
+
+<div style='display:block; margin:1em 0'>
+1.C. The Project Gutenberg Literary Archive Foundation (&#8220;the
+Foundation&#8221; or PGLAF), owns a compilation copyright in the collection
+of Project Gutenberg&#8482; electronic works. Nearly all the individual
+works in the collection are in the public domain in the United
+States. If an individual work is unprotected by copyright law in the
+United States and you are located in the United States, we do not
+claim a right to prevent you from copying, distributing, performing,
+displaying or creating derivative works based on the work as long as
+all references to Project Gutenberg are removed. Of course, we hope
+that you will support the Project Gutenberg&#8482; mission of promoting
+free access to electronic works by freely sharing Project Gutenberg&#8482;
+works in compliance with the terms of this agreement for keeping the
+Project Gutenberg&#8482; name associated with the work. You can easily
+comply with the terms of this agreement by keeping this work in the
+same format with its attached full Project Gutenberg&#8482; License when
+you share it without charge with others.
+</div>
+
+<div style='display:block; margin:1em 0'>
+1.D. The copyright laws of the place where you are located also govern
+what you can do with this work. Copyright laws in most countries are
+in a constant state of change. If you are outside the United States,
+check the laws of your country in addition to the terms of this
+agreement before downloading, copying, displaying, performing,
+distributing or creating derivative works based on this work or any
+other Project Gutenberg&#8482; work. The Foundation makes no
+representations concerning the copyright status of any work in any
+country other than the United States.
+</div>
+
+<div style='display:block; margin:1em 0'>
+1.E. Unless you have removed all references to Project Gutenberg:
+</div>
+
+<div style='display:block; margin:1em 0'>
+1.E.1. The following sentence, with active links to, or other
+immediate access to, the full Project Gutenberg&#8482; License must appear
+prominently whenever any copy of a Project Gutenberg&#8482; work (any work
+on which the phrase &#8220;Project Gutenberg&#8221; appears, or with which the
+phrase &#8220;Project Gutenberg&#8221; is associated) is accessed, displayed,
+performed, viewed, copied or distributed:
+</div>
+
+<blockquote>
+ <div style='display:block; margin:1em 0'>
+ This eBook is for the use of anyone anywhere in the United States and most
+ other parts of the world at no cost and with almost no restrictions
+ whatsoever. You may copy it, give it away or re-use it under the terms
+ of the Project Gutenberg License included with this eBook or online
+ at <a href="https://www.gutenberg.org">www.gutenberg.org</a>. If you
+ are not located in the United States, you will have to check the laws
+ of the country where you are located before using this eBook.
+ </div>
+</blockquote>
+
+<div style='display:block; margin:1em 0'>
+1.E.2. If an individual Project Gutenberg&#8482; electronic work is
+derived from texts not protected by U.S. copyright law (does not
+contain a notice indicating that it is posted with permission of the
+copyright holder), the work can be copied and distributed to anyone in
+the United States without paying any fees or charges. If you are
+redistributing or providing access to a work with the phrase &#8220;Project
+Gutenberg&#8221; associated with or appearing on the work, you must comply
+either with the requirements of paragraphs 1.E.1 through 1.E.7 or
+obtain permission for the use of the work and the Project Gutenberg&#8482;
+trademark as set forth in paragraphs 1.E.8 or 1.E.9.
+</div>
+
+<div style='display:block; margin:1em 0'>
+1.E.3. If an individual Project Gutenberg&#8482; electronic work is posted
+with the permission of the copyright holder, your use and distribution
+must comply with both paragraphs 1.E.1 through 1.E.7 and any
+additional terms imposed by the copyright holder. Additional terms
+will be linked to the Project Gutenberg&#8482; License for all works
+posted with the permission of the copyright holder found at the
+beginning of this work.
+</div>
+
+<div style='display:block; margin:1em 0'>
+1.E.4. Do not unlink or detach or remove the full Project Gutenberg&#8482;
+License terms from this work, or any files containing a part of this
+work or any other work associated with Project Gutenberg&#8482;.
+</div>
+
+<div style='display:block; margin:1em 0'>
+1.E.5. Do not copy, display, perform, distribute or redistribute this
+electronic work, or any part of this electronic work, without
+prominently displaying the sentence set forth in paragraph 1.E.1 with
+active links or immediate access to the full terms of the Project
+Gutenberg&#8482; License.
+</div>
+
+<div style='display:block; margin:1em 0'>
+1.E.6. You may convert to and distribute this work in any binary,
+compressed, marked up, nonproprietary or proprietary form, including
+any word processing or hypertext form. However, if you provide access
+to or distribute copies of a Project Gutenberg&#8482; work in a format
+other than &#8220;Plain Vanilla ASCII&#8221; or other format used in the official
+version posted on the official Project Gutenberg&#8482; website
+(www.gutenberg.org), you must, at no additional cost, fee or expense
+to the user, provide a copy, a means of exporting a copy, or a means
+of obtaining a copy upon request, of the work in its original &#8220;Plain
+Vanilla ASCII&#8221; or other form. Any alternate format must include the
+full Project Gutenberg&#8482; License as specified in paragraph 1.E.1.
+</div>
+
+<div style='display:block; margin:1em 0'>
+1.E.7. Do not charge a fee for access to, viewing, displaying,
+performing, copying or distributing any Project Gutenberg&#8482; works
+unless you comply with paragraph 1.E.8 or 1.E.9.
+</div>
+
+<div style='display:block; margin:1em 0'>
+1.E.8. You may charge a reasonable fee for copies of or providing
+access to or distributing Project Gutenberg&#8482; electronic works
+provided that:
+</div>
+
+<div style='margin-left:0.7em;'>
+ <div style='text-indent:-0.7em'>
+ &#8226; You pay a royalty fee of 20% of the gross profits you derive from
+ the use of Project Gutenberg&#8482; works calculated using the method
+ you already use to calculate your applicable taxes. The fee is owed
+ to the owner of the Project Gutenberg&#8482; trademark, but he has
+ agreed to donate royalties under this paragraph to the Project
+ Gutenberg Literary Archive Foundation. Royalty payments must be paid
+ within 60 days following each date on which you prepare (or are
+ legally required to prepare) your periodic tax returns. Royalty
+ payments should be clearly marked as such and sent to the Project
+ Gutenberg Literary Archive Foundation at the address specified in
+ Section 4, &#8220;Information about donations to the Project Gutenberg
+ Literary Archive Foundation.&#8221;
+ </div>
+
+ <div style='text-indent:-0.7em'>
+ &#8226; You provide a full refund of any money paid by a user who notifies
+ you in writing (or by e-mail) within 30 days of receipt that s/he
+ does not agree to the terms of the full Project Gutenberg&#8482;
+ License. You must require such a user to return or destroy all
+ copies of the works possessed in a physical medium and discontinue
+ all use of and all access to other copies of Project Gutenberg&#8482;
+ works.
+ </div>
+
+ <div style='text-indent:-0.7em'>
+ &#8226; You provide, in accordance with paragraph 1.F.3, a full refund of
+ any money paid for a work or a replacement copy, if a defect in the
+ electronic work is discovered and reported to you within 90 days of
+ receipt of the work.
+ </div>
+
+ <div style='text-indent:-0.7em'>
+ &#8226; You comply with all other terms of this agreement for free
+ distribution of Project Gutenberg&#8482; works.
+ </div>
+</div>
+
+<div style='display:block; margin:1em 0'>
+1.E.9. If you wish to charge a fee or distribute a Project
+Gutenberg&#8482; electronic work or group of works on different terms than
+are set forth in this agreement, you must obtain permission in writing
+from the Project Gutenberg Literary Archive Foundation, the manager of
+the Project Gutenberg&#8482; trademark. Contact the Foundation as set
+forth in Section 3 below.
+</div>
+
+<div style='display:block; margin:1em 0'>
+1.F.
+</div>
+
+<div style='display:block; margin:1em 0'>
+1.F.1. Project Gutenberg volunteers and employees expend considerable
+effort to identify, do copyright research on, transcribe and proofread
+works not protected by U.S. copyright law in creating the Project
+Gutenberg&#8482; collection. Despite these efforts, Project Gutenberg&#8482;
+electronic works, and the medium on which they may be stored, may
+contain &#8220;Defects,&#8221; such as, but not limited to, incomplete, inaccurate
+or corrupt data, transcription errors, a copyright or other
+intellectual property infringement, a defective or damaged disk or
+other medium, a computer virus, or computer codes that damage or
+cannot be read by your equipment.
+</div>
+
+<div style='display:block; margin:1em 0'>
+1.F.2. LIMITED WARRANTY, DISCLAIMER OF DAMAGES - Except for the &#8220;Right
+of Replacement or Refund&#8221; described in paragraph 1.F.3, the Project
+Gutenberg Literary Archive Foundation, the owner of the Project
+Gutenberg&#8482; trademark, and any other party distributing a Project
+Gutenberg&#8482; electronic work under this agreement, disclaim all
+liability to you for damages, costs and expenses, including legal
+fees. YOU AGREE THAT YOU HAVE NO REMEDIES FOR NEGLIGENCE, STRICT
+LIABILITY, BREACH OF WARRANTY OR BREACH OF CONTRACT EXCEPT THOSE
+PROVIDED IN PARAGRAPH 1.F.3. YOU AGREE THAT THE FOUNDATION, THE
+TRADEMARK OWNER, AND ANY DISTRIBUTOR UNDER THIS AGREEMENT WILL NOT BE
+LIABLE TO YOU FOR ACTUAL, DIRECT, INDIRECT, CONSEQUENTIAL, PUNITIVE OR
+INCIDENTAL DAMAGES EVEN IF YOU GIVE NOTICE OF THE POSSIBILITY OF SUCH
+DAMAGE.
+</div>
+
+<div style='display:block; margin:1em 0'>
+1.F.3. LIMITED RIGHT OF REPLACEMENT OR REFUND - If you discover a
+defect in this electronic work within 90 days of receiving it, you can
+receive a refund of the money (if any) you paid for it by sending a
+written explanation to the person you received the work from. If you
+received the work on a physical medium, you must return the medium
+with your written explanation. The person or entity that provided you
+with the defective work may elect to provide a replacement copy in
+lieu of a refund. If you received the work electronically, the person
+or entity providing it to you may choose to give you a second
+opportunity to receive the work electronically in lieu of a refund. If
+the second copy is also defective, you may demand a refund in writing
+without further opportunities to fix the problem.
+</div>
+
+<div style='display:block; margin:1em 0'>
+1.F.4. Except for the limited right of replacement or refund set forth
+in paragraph 1.F.3, this work is provided to you &#8216;AS-IS&#8217;, WITH NO
+OTHER WARRANTIES OF ANY KIND, EXPRESS OR IMPLIED, INCLUDING BUT NOT
+LIMITED TO WARRANTIES OF MERCHANTABILITY OR FITNESS FOR ANY PURPOSE.
+</div>
+
+<div style='display:block; margin:1em 0'>
+1.F.5. Some states do not allow disclaimers of certain implied
+warranties or the exclusion or limitation of certain types of
+damages. If any disclaimer or limitation set forth in this agreement
+violates the law of the state applicable to this agreement, the
+agreement shall be interpreted to make the maximum disclaimer or
+limitation permitted by the applicable state law. The invalidity or
+unenforceability of any provision of this agreement shall not void the
+remaining provisions.
+</div>
+
+<div style='display:block; margin:1em 0'>
+1.F.6. INDEMNITY - You agree to indemnify and hold the Foundation, the
+trademark owner, any agent or employee of the Foundation, anyone
+providing copies of Project Gutenberg&#8482; electronic works in
+accordance with this agreement, and any volunteers associated with the
+production, promotion and distribution of Project Gutenberg&#8482;
+electronic works, harmless from all liability, costs and expenses,
+including legal fees, that arise directly or indirectly from any of
+the following which you do or cause to occur: (a) distribution of this
+or any Project Gutenberg&#8482; work, (b) alteration, modification, or
+additions or deletions to any Project Gutenberg&#8482; work, and (c) any
+Defect you cause.
+</div>
+
+<div style='display:block; font-size:1.1em; margin:1em 0; font-weight:bold'>
+Section 2. Information about the Mission of Project Gutenberg&#8482;
+</div>
+
+<div style='display:block; margin:1em 0'>
+Project Gutenberg&#8482; is synonymous with the free distribution of
+electronic works in formats readable by the widest variety of
+computers including obsolete, old, middle-aged and new computers. It
+exists because of the efforts of hundreds of volunteers and donations
+from people in all walks of life.
+</div>
+
+<div style='display:block; margin:1em 0'>
+Volunteers and financial support to provide volunteers with the
+assistance they need are critical to reaching Project Gutenberg&#8482;&#8217;s
+goals and ensuring that the Project Gutenberg&#8482; collection will
+remain freely available for generations to come. In 2001, the Project
+Gutenberg Literary Archive Foundation was created to provide a secure
+and permanent future for Project Gutenberg&#8482; and future
+generations. To learn more about the Project Gutenberg Literary
+Archive Foundation and how your efforts and donations can help, see
+Sections 3 and 4 and the Foundation information page at www.gutenberg.org.
+</div>
+
+<div style='display:block; font-size:1.1em; margin:1em 0; font-weight:bold'>
+Section 3. Information about the Project Gutenberg Literary Archive Foundation
+</div>
+
+<div style='display:block; margin:1em 0'>
+The Project Gutenberg Literary Archive Foundation is a non-profit
+501(c)(3) educational corporation organized under the laws of the
+state of Mississippi and granted tax exempt status by the Internal
+Revenue Service. The Foundation&#8217;s EIN or federal tax identification
+number is 64-6221541. Contributions to the Project Gutenberg Literary
+Archive Foundation are tax deductible to the full extent permitted by
+U.S. federal laws and your state&#8217;s laws.
+</div>
+
+<div style='display:block; margin:1em 0'>
+The Foundation&#8217;s business office is located at 809 North 1500 West,
+Salt Lake City, UT 84116, (801) 596-1887. Email contact links and up
+to date contact information can be found at the Foundation&#8217;s website
+and official page at www.gutenberg.org/contact
+</div>
+
+<div style='display:block; font-size:1.1em; margin:1em 0; font-weight:bold'>
+Section 4. Information about Donations to the Project Gutenberg Literary Archive Foundation
+</div>
+
+<div style='display:block; margin:1em 0'>
+Project Gutenberg&#8482; depends upon and cannot survive without widespread
+public support and donations to carry out its mission of
+increasing the number of public domain and licensed works that can be
+freely distributed in machine-readable form accessible by the widest
+array of equipment including outdated equipment. Many small donations
+($1 to $5,000) are particularly important to maintaining tax exempt
+status with the IRS.
+</div>
+
+<div style='display:block; margin:1em 0'>
+The Foundation is committed to complying with the laws regulating
+charities and charitable donations in all 50 states of the United
+States. Compliance requirements are not uniform and it takes a
+considerable effort, much paperwork and many fees to meet and keep up
+with these requirements. We do not solicit donations in locations
+where we have not received written confirmation of compliance. To SEND
+DONATIONS or determine the status of compliance for any particular state
+visit <a href="https://www.gutenberg.org/donate/">www.gutenberg.org/donate</a>.
+</div>
+
+<div style='display:block; margin:1em 0'>
+While we cannot and do not solicit contributions from states where we
+have not met the solicitation requirements, we know of no prohibition
+against accepting unsolicited donations from donors in such states who
+approach us with offers to donate.
+</div>
+
+<div style='display:block; margin:1em 0'>
+International donations are gratefully accepted, but we cannot make
+any statements concerning tax treatment of donations received from
+outside the United States. U.S. laws alone swamp our small staff.
+</div>
+
+<div style='display:block; margin:1em 0'>
+Please check the Project Gutenberg web pages for current donation
+methods and addresses. Donations are accepted in a number of other
+ways including checks, online payments and credit card donations. To
+donate, please visit: www.gutenberg.org/donate
+</div>
+
+<div style='display:block; font-size:1.1em; margin:1em 0; font-weight:bold'>
+Section 5. General Information About Project Gutenberg&#8482; electronic works
+</div>
+
+<div style='display:block; margin:1em 0'>
+Professor Michael S. Hart was the originator of the Project
+Gutenberg&#8482; concept of a library of electronic works that could be
+freely shared with anyone. For forty years, he produced and
+distributed Project Gutenberg&#8482; eBooks with only a loose network of
+volunteer support.
+</div>
+
+<div style='display:block; margin:1em 0'>
+Project Gutenberg&#8482; eBooks are often created from several printed
+editions, all of which are confirmed as not protected by copyright in
+the U.S. unless a copyright notice is included. Thus, we do not
+necessarily keep eBooks in compliance with any particular paper
+edition.
+</div>
+
+<div style='display:block; margin:1em 0'>
+Most people start at our website which has the main PG search
+facility: <a href="https://www.gutenberg.org">www.gutenberg.org</a>.
+</div>
+
+<div style='display:block; margin:1em 0'>
+This website includes information about Project Gutenberg&#8482;,
+including how to make donations to the Project Gutenberg Literary
+Archive Foundation, how to help produce our new eBooks, and how to
+subscribe to our email newsletter to hear about new eBooks.
+</div>
+</div>
+
+</body>
+</html>
diff --git a/39177-h/images/cover.jpg b/39177-h/images/cover.jpg
new file mode 100644
index 0000000..42a060b
--- /dev/null
+++ b/39177-h/images/cover.jpg
Binary files differ
diff --git a/39177-h/images/titlepage-series.png b/39177-h/images/titlepage-series.png
new file mode 100644
index 0000000..ce11e51
--- /dev/null
+++ b/39177-h/images/titlepage-series.png
Binary files differ
diff --git a/39177-h/images/titlepage.png b/39177-h/images/titlepage.png
new file mode 100644
index 0000000..199cf20
--- /dev/null
+++ b/39177-h/images/titlepage.png
Binary files differ
diff --git a/LICENSE.txt b/LICENSE.txt
new file mode 100644
index 0000000..6312041
--- /dev/null
+++ b/LICENSE.txt
@@ -0,0 +1,11 @@
+This eBook, including all associated images, markup, improvements,
+metadata, and any other content or labor, has been confirmed to be
+in the PUBLIC DOMAIN IN THE UNITED STATES.
+
+Procedures for determining public domain status are described in
+the "Copyright How-To" at https://www.gutenberg.org.
+
+No investigation has been made concerning possible copyrights in
+jurisdictions other than the United States. Anyone seeking to utilize
+this eBook outside of the United States should confirm copyright
+status under the laws that apply to them.
diff --git a/README.md b/README.md
new file mode 100644
index 0000000..88a99c0
--- /dev/null
+++ b/README.md
@@ -0,0 +1,2 @@
+Project Gutenberg (https://www.gutenberg.org) public repository for
+eBook #39177 (https://www.gutenberg.org/ebooks/39177)
diff --git a/old/2012-03-17-39177-8.txt b/old/2012-03-17-39177-8.txt
new file mode 100644
index 0000000..f45e57f
--- /dev/null
+++ b/old/2012-03-17-39177-8.txt
@@ -0,0 +1,12992 @@
+Project Gutenberg's De wijzen van het Oosten, by Cornelis Hille Ris Lambers
+
+This eBook is for the use of anyone anywhere at no cost and with
+almost no restrictions whatsoever. You may copy it, give it away or
+re-use it under the terms of the Project Gutenberg License included
+with this eBook or online at www.gutenberg.org/license
+
+
+Title: De wijzen van het Oosten
+ Brahmanisme, Boeddhisme, Chineesche philosophie, Mazdeïsme
+
+Author: Cornelis Hille Ris Lambers
+
+Release Date: March 17, 2012 [EBook #39177]
+
+Language: Dutch
+
+Character set encoding: ISO-8859-1
+
+*** START OF THIS PROJECT GUTENBERG EBOOK DE WIJZEN VAN HET OOSTEN ***
+
+
+
+
+Produced by the Online Distributed Proofreading Team at
+http://www.pgdp.net/
+
+
+
+
+
+
+
+
+ DE WIJZEN VAN HET OOSTEN.
+
+ Brahmanisme, Boeddhisme,
+ Chineesche Philosophie, Mazdeïsme
+
+
+ door Dr. C. Hille Ris Lambers.
+
+
+ Cohen Zonen, Amsterdam.
+
+
+
+
+
+
+
+VOORREDE.
+
+
+Twee dwalingen heerschen er nog altijd op het gebied van godsdienst
+en wijsbegeerte.
+
+De eerste is, dat men de wijsbegeerte vijandig stelt tegenover alles
+wat naar godsdienst gelijkt en aan de denkbeelden en voorstellingen,
+uit den godsdienst ontsproten, slechts een mythologische waarde
+toekent.
+
+De andere is, dat men een of anderen godsdienst, laten wij zeggen
+den Christelijken godsdienst, als den eenig waren, door God zelf
+geopenbaarden beschouwt en van uit dit standpunt met een meelijdende
+glimlach op al de dwaze ideeën der heidenen neerziet.
+
+Beide deze opvattingen zijn vrij algemeen. Doch voor de rechtbank der
+wetenschap laten zij zich geen van beide handhaven. Wie werkelijk de
+moeite neemt verschillende godsdiensten te onderzoeken moet ze wel
+laten varen.
+
+Als hij zich niet laat verbijsteren door alle wonderlijke godennamen
+en zonderlinge gebruiken, maar tracht door te dringen tot het hart,
+het wezen van eenigen godsdienst, zal hij van zijn tegenstelling
+tusschen godsdienst en wijsbegeerte terugkomen. Hij zal inzien, dat
+iedere godsdienst een antwoord tracht te geven op vragen als: Wie
+ben ik, vanwaar kom ik, waar ga ik heen? Welken weg moet ik volgen
+in 't leven? Wat is de wereld, die mij omringt? Dezelfde vragen
+m. a. w. waarmede ook de wijsbegeerte zich bezig houdt. En hij zal,
+althans in de godsdiensten der meer ontwikkelde volken, antwoorden
+op deze vragen hooren, die wel degelijk verdienen ernstig te worden
+overwogen. Het kan niet missen of zijn onderzoek zal hem leiden tot
+de erkentenis dat er wijsgeerig nadenken is in den godsdienst, maar
+ook dat er godsdienst moet zijn in den wijsgeer.
+
+Zoo wordt hij dus verlost van het vooroordeel, dat godsdienst en
+wijsbegeerte tegenover elkaar staan.
+
+Maar--'t kan ook zijn dat een gansch ander vooroordeel in hem
+woont. Dat hij, als Christen geloovige b.v. met zekere minachting
+neerziet op al dien heidenschen afgodendienst, immers niets dan
+duisternis. Ook dat vooroordeel zal voor zijn onderzoek bezwijken. Hij
+zal--indien hij althans werkelijk iets in zich opneemt (er zijn ook
+stompe hersenen, die lezen, doch niet verstaan), moèten erkennen dat
+het goddelijk licht niet alleen geblonken heeft in Galilea, maar ook
+in andere landen en onder andere volken. De ziel van denkers en wijzen
+zal spreken tot zijne ziel en hem, misschien eerst verbijsteren doch
+straks verkwikken. En, al moge hij, terecht, zijn eigen godsdienst het
+hoogst blijven stellen, toch zal hij met dankbaarheid en waardeering
+het licht begroeten, overal waar het schijnt.
+
+'t Zou mij niet verbazen, indien menig lezer van "de groote denkers",
+aan het eind van dit deel genaderd, deze mijne opmerkingen volkomen
+deelt. Me dunkt, dat kan bijna niet anders. Want èn het Brahmanisme,
+èn 't Boeddhisme, en de oude wijsheid van China en van Perzië staan
+hoog genoeg om vooroordeelen, als ik u daareven schetste, te doen
+verdwijnen. Ieder van die godsdiensten toch brengt een eigenaardige
+zijde van 't menschelijk denken en gevoelen op den voorgrond. Het
+Brahmanisme spreekt ons "in teekenen en symbolen," van de ééne macht
+die alles bezielt, van het ééne leven, dat in alle wezens woont en
+opwaarts streeft tot volkomen loutering. Het Boeddhisme wijst ons op
+de ellende, waaraan al wat bestaat onderworpen is, doch toont ons ook
+het heilige pad, dat tot bevrijding van het lijden kan voeren. Beide
+oude godsdiensten doen ons diep gevoelen, dat geen uiterlijke dingen
+alleen in staat zijn den vrede des gemoeds te schenken.
+
+Weder andere waarheden zijn het, die ons tegenklinken uit het
+aloude China. We zetten ons aan de voeten van Confucius en die oude
+wijze onderhoudt ons over ons gebrek aan eerbied: eerbied voor de
+wetten des hemels, eerbied voor ouders en grijsaards en roept ons
+toe dat er van onze beschaving niets kan komen, als geen trouw en
+eerbied ons bezielt. Daarnaast doet Lao tsze ons op treffende wijze
+gevoelen dat ook de oude Chineezen liefde en eenvoud kenden als de
+grondslagen voor des menschen geluk. En mochten wij dan door die
+liefdesprediking wat al te weekelijk en te zoetelijk worden gestemd,
+dan gaan we met onze gedachten naar het oude Perzië en wij hooren
+ons daar aanbevelen den heiligen strijd, den strijd tegen al 't booze
+in de natuur, tegen al 't verdorvene in de menschenwereld, tegen al
+'t onreine in ons eigen leven. En straks, straks zitten wij peinzend
+stil, en wij denken nog eens weer na, wat al die groote denkers van
+zooveel eeuwen dachten. Wonderlijk, dat ieder der systemen zoo groote
+aantrekkelijkheid heeft, dat ieder op zijn beurt ons wil voorkomen
+als de ware wijsheid.
+
+Wel groote denkers moeten 't geweest zijn, die deze godsdiensten
+hebben gesticht, deze onsterfelijke gedachten hebben uitgesproken.
+
+En--onwillekeurig plaatsen wij ons leven en streven eens in dat
+licht der oudheid. Wij vragen ons af, wat wij nu eigenlijk weten van
+'s werelds bestuur en 's levens doel en vergelijken nog eens die
+antwoorden, die de oudheid gaf..... Waarlijk, 't was niet te vergeefs
+dat wij neerzaten aan de voeten der ouden, dat wij trachtten, de
+soms in zoo wondere vormen gehulde, oostersche wijsheid op ons te
+laten inwerken. Wij gevoelen dat zij ook ons nog licht en troost
+kan schenken.
+
+Zoo, mijne lezers, hoop ik dat gij gestemd zult zijn, als gij aan
+'t einde van dit werk zijt gekomen.
+
+Gij vraagt misschien nog: hoe hebt gij, schrijver, deze uwe taak
+opgevat? Mijn antwoord luidt, dat ik uit verschillende bronnen
+heb geput, welke achter in dit werk dan ook worden vermeld. Wat
+de Chineesche wijsbegeerte betreft is mijn arbeid grootendeels
+eene vertaling van het, mijns inziens, voortreffelijke werk van den
+Duitschen geleerde M. von Brandt [1], waarbij ik echter ten opzichte
+van Lao tsze en diens leer mijn eigen weg ben gegaan.
+
+Mijn hoofddoel was een aanschouwelijk beeld te geven van het
+eigenaardige, dat ieder der straks genoemde godsdiensten kenmerkt,
+ze begrijpelijk te maken, hun schoonheid en wijsheid te doen gevoelen,
+ook voor menschen van een gansch ander ras, een gansch verschillenden
+godsdienst en ver uiteenloopende beschaving. Van harte hoop ik daarin
+niet al te ongelukkig te zijn geslaagd. [2]
+
+
+ Juli 1902.
+
+ Dr. C. HILLE RIS LAMBERS.
+
+
+
+
+
+
+
+HOOFDSTUK I.
+
+Het Brahmanisme, zijn oorsprong, karakter en eigenaardigheden.
+
+
+Wanneer wij den loop eener rivier nagaan, zien we eerst een klein
+beekje, dat van de bergen afdaalt. Langzamerhand verbreedt het zich
+en wordt het tevens kalmer in zijn loop. Wateren van verschillende
+kleur en oorsprong neemt het op, en--voor het de zee bereikt--splitst
+zich de machtige stroom vaak in verschillende armen.
+
+Iets dergelijks zien we, wanneer we nagaan den loop van verschillende
+godsdiensten door de wereld. We denken bv. aan den godsdienst van
+Israël. Eerst een klein beekje, dat door niets toonde dat het een
+grootere toekomst had dan andere dergelijke beekjes. Langzamerhand
+echter komt het aan 't licht dat het kleine beekje een groote rivier
+zal worden: 't blijkt dat er in Israëls godsdienst iets ligt, waardoor
+hij zich van andere godsdiensten kenmerkend onderscheidt. Straks
+komt het almeer in een vaste bedding: oude wetten en verhalen worden
+saamgevoegd en als heilig beschouwd, een priesterstand krijgt de
+leiding in handen: deze wordt straks uitsluitend bevoegd om offers
+te brengen en verschillende godsdienstige verrichtingen te leiden.
+
+Godsdienstige denkbeelden, van elders ontleend, worden opgenomen
+en zóó in 't kader ingevoegd dat zij een onbreekbaar geheel vormen:
+evenals de zijrivieren met den grooten stroom. Zoo vormde zich uit den
+oud-Israëlietischen de Joodsche godsdienst met zijn eigenaardigheden:
+zijn op den voorgrond stellen van de éénheid Gods, zijn gehechtheid aan
+de geheiligde wetten en gebruiken, zijn gewijde offers en ceremoniën.
+
+Doch daarnaast vloeide straks een machtige zijstroom.
+
+Onder het oude Israël had men de profeten, de verkondigers van vrijheid
+en zelfstandigheid: de mannen die opkwamen voor de eischen van het
+zedelijk en maatschappelijk leven als Gods grootste geboden. Ook hunne
+geschriften waren door de Joodsche geleerden opgenomen onder de heilige
+schriften, doch: hun denkbeelden vertegenwoordigden niet de heerschende
+richting van het Jodendom. Straks echter zou Israëls grootste zoon ze
+brengen op den voorgrond en ze verder ontwikkelen. Hij verdedigde ze,
+in heeten strijd met de Joodsche schriftgeleerden, tegen wetsgezag
+en priesterstand in--en uit zijn optreden werd een nieuwe godsdienst
+geboren: een machtige zijarm van de groote rivier spoedde zich voort.
+
+Waarom deze dingen herinnerd, waar we gaan spreken over een gansch
+anderen godsdienst, uit een gansch ander land? Omdat we hier ongeveer
+'t zelfde zien gebeuren. Uit den oorspronkelijken godsdienst toch
+der oude Indiërs heeft zich als een machtige stroom het Brahmanisme
+ontwikkeld: een godsdienst waarin ook waren bijeengezameld gewijde
+geschriften van vroeger en later tijd, de Veda's, waarin ook was
+opgekomen een priesterstand vol gezag: de Brahmanen.
+
+Een godsdienst vol voorschriften, wetten, en ceremoniën.
+
+Doch in dien godsdienst was ook een nevenstroom: een zoeken van
+het ware levensdoel, niet zoozeer in gewijde vormen en ceremonie's,
+als wel in stille overpeinzing over het leven en in 't vrijmaken des
+geestes van de banden der stof. Ook die nevenstroom behoorde tot den
+erkenden, gewijden godsdienst. Maar straks zou die worden geleid in
+een geheel nieuwe bedding. Het Boeddhisme trad met kracht in 't krijt
+tegen de uitwendige godsvereering en vond zijn hoogste streven hierin,
+dat het de menschen wilde losmaken uit de begoocheling der zinnen,
+en dat niet door zelfkastijding en offers, maar door een gestreng
+en eenvoudig liefdevol leven. Dat Boeddhisme staat min of meer in
+dezelfde verhouding tot het Brahmanisme als het Christendom tot den
+Israëlietischen godsdienst. Om het dus goed te verstaan dienen wij
+eerst zijn vader: het Brahmanisme te kennen, een vader, tegen wien het
+wel in verzet kwam, maar met wien het toch wezenlijke karaktertrekken
+gemeen heeft.
+
+Wat nu is Brahmanisme? De godsdienst, die staat onder de leiding der
+Brahmanen, een afgesloten priesterstand van Indië. Aanhangers van het
+Brahmanisme--een godsdienst, door 170 millioen Indiërs beleden--zijn
+dus zij die zich in 't algemeen aan de leer en de voorschriften
+der priesterschap houden en bij godsdienstige plechtigheden van
+hare tusschenkomst gebruik maken. Men denke daarom niet dat de
+geloovigen van dezen godsdienst in alles eens zijn: verre van dien. De
+een--en dit verschil geldt vooral van het Brahmanisme, zooals het nu
+bestaat--brengt zijn offers en vereering aan deze godheid, de ander
+aan gene. En ook de wijze, waarop de verschillende goden worden
+vereerd loopt ver uiteen. Toch: er is eenheid in de verscheidenheid.
+
+Alle goden gelden, vooral voor den ontwikkelden Brahmaan, als
+openbaringen van één alwezen, het Brahma, dat, zelf onnaspeurlijk
+verheven en onbeschrijflijk, aan alle dingen ten grondslag ligt en
+zich in alles openbaart; in de goden, maar ook in de menschen, ja,
+zelfs in de dieren en planten. Schijnbaar dus een bont geschakeerd
+tafereel van goden, een tooneel van bijgeloovigen afgodendienst,
+toch voor de ingewijden gansch iets anders.
+
+Al de ontelbare goden, al de groote krachten en werkingen der natuur:
+de wind, de rivieren, de aardbevingen en pestilentiën, voor dezen zijn
+ze slechts de openbaringen van de aldoordringende goddelijke kracht,
+die in onnoemelijk veel vormen zich doet kennen.
+
+De mensch zelf is slechts het aarden vat, dat de inwonende Godheid in
+zich houdt (Brahma is het albezielend goddelijk leven "en die zijt
+gij", klinkt een van de spreuken). Die inwonende godheid geeft aan
+de menschheid hare gedachten en de uiting daarvan.
+
+God is dus eigenlijk de natuur: zoodat als gij de natuur dient: 't
+zij de bezielde of de onbezielde, gij eigenlijk God vereert en als gij
+een beeld aanbidt gij het zinnebeeld of de openbaring der godheid eert.
+
+Zoo is dus het Brahmanisme aan de eene zijde een verlichte
+wijsbegeerte: zoo wordt het verstaan door zijn meest ontwikkelde
+aanhangers, terwijl het toch onder zijn wijden mantel alle mogelijke
+bekrompen godsvereering en bijgeloof kan dekken.
+
+Om deze en andere eigenaardigheden van het Brahmanisme goed te
+begrijpen is het echter wenschelijk, dat wij eerst ons trachten in
+te denken hoe deze godsdienst is ontstaan.
+
+We gaan met onzen geest terug tot lang vervlogen dagen, tot vele,
+vele eeuwen voor Christus, toen de Ariërs--de gemeenschappelijke
+voorvaderen van Indiërs en Perzen--als een herders- en landbouwvolk ten
+noorden van het Himalaya gebergte woonden. Straks gingen zij, toen hun
+aantal zich uitbreidde uiteen: sommigen trokken naar het westen (de
+voorvaderen der Perzen), anderen naar het zuiden, door de passen van
+Afghanistan naar Indië. Toch: een vergelijking van den oud-Indischen
+en den oud-Perzischen godsdienst leert ons dat zij eenmaal één waren.
+
+Evenals andere volken gevoelden ook de oude Indiërs dat er machten
+boven hen stonden. Met vrees en vereering zagen zij op naar de lucht:
+den blauwen hemel, de zon, de duisternis en andere natuurmachten,
+van wie hun welzijn afhankelijk was. Overal in de natuur bemerkten zij
+beweging en waar beweging was, daar was ook leven en macht. Waren zij
+niet gedrongen de gunst te zoeken dier bovenaardsche machten? En--moest
+niet onder die machten ééne de hoogste zijn? Vandaar dat zij van den
+stralenden hemel spraken als van den vader des lichts (Dyaus. Pitar)
+of ook in de alles doordringende lucht (Varuna) de tegenwoordigheid
+speurden van een onzichtbaren getuige van al hun daden, bij dag en
+bij nacht. Ook Agni, de god van het vuur, die belangrijke hulp van
+den mensch: weldadig, maar ook verteerend, werd geëerd.
+
+Een voorgeschreven vereering van deze en andere goden was er echter nog
+niet. Men bracht hen hulde door lofliederen en gebeden, door geschenken
+van voedsel en drank. En men gaf hun in zijn offers datgene wat men
+zelf het meest op prijs stelde: rijst en boter en vooral het vroolijk
+makende sap van de Somaplant (Sarcostema Viminalis) waaraan men voor
+zijn eigen levenskracht zoo groote waarde toekende. Ieder bracht zelf
+zijn offers en gebeden, naar zijn eigen gevoel hem dat ingaf.
+
+Toch: men kende ook reeds in die oude dagen mannen van verlichting
+en leiding (Rishi's), die het woord der goden hoorden en hun
+goddelijke kennis (Veda) aan anderen overbrachten. Aan hen
+worden de gezangen der Vedische boeken, de gewijde schriften van
+het Brahmanisme, toegeschreven. In de meeste Veda's zijn drie
+bestanddeelen, mantra's-liederen, brahmana's-verhandelingen,
+sutra's-overleveringen. De mantra's vormen de oudste
+gedeelten. Inderdaad verplaatsen ons sommige dezer liederen in die
+lang vervlogen eeuwen en doen zij ons zien dat een diep religieus
+gevoel in de harten dier oude Indiërs woonde.
+
+Men hoore b.v. het volgende lied aan Varuna: [3]
+
+
+ De machtige Varuna, hoog daarboven, ziet omlaag,
+ Op deze werelden, zijn rijksgebied, als dicht nabij,
+ Als menschen steelsgewijs het kwade doen, hij weet het.
+ Waar iemand staat, of gaat, of zachtkens henensluipt,
+ In duistren schuilhoek toeft of in 't verborgen loert,
+ Varuna ziet het en speurt hun bewegen.
+ Als twee te zaam een heilloos plan beramen,
+ En wanen zich alleen en onbespied, een derde is daarbij:
+ De koning ziet het al. Ontelbaar in getale
+ Gaan zijn gezanten d'aarde rond, en duizend oogen,
+ Zij speuren na wat haar bewoners plegen.
+ Wat op de aard bestaat, wat in haar dampkring leeft,
+ Ja, al wat daar beneden is, des konings blik doorgrondt het,
+ Hij telt het knippen van des menschen oog.
+ En over 't gansch heelal werpt hij de teerling.
+
+
+Niet minder treffend zijn vele andere hymnen, aan Agni den vuurgod, of
+aan Indra, den god van den regen, in den Vedischen tijd veel vereerd,
+gericht. Vooral worden Agni, de vuurgod, Indra, de god van den regen,
+en Suriya, de zonnegod, te zamen genoemd als regeerende over de aarde,
+den dampkring en het uitspansel daarboven.
+
+Deze drie werden langzamerhand de hoofdgoden der oude Indiërs. Een
+merkwaardig verschijnsel echter is, reeds een aandachtige lezing
+van de boven aangehaalde hymne aan Varuna overtuigt ons daarvan, dat
+ieder dier goden telkens weer als de hoogste, bijna als de eenige werd
+geprezen. M. a. w. er lag reeds in den Vedischen godsdienst een zeker
+zoeken naar ééne hoogere macht, boven al de anderen verheven. Eveneens
+vinden wij het onsterfelijkheidsgeloof hier uitgesproken, doch niet het
+latere geloof aan vele geboorten, die de mensch moet ondergaan voor hij
+het hoogste bereikt: dat wil zeggen: met de Godheid vereenigd wordt.
+
+Wij denken b.v. aan de volgende hymne, gericht tot Yama, den eersten
+mensch, die stierf, en daardoor koning werd van het geestenrijk:
+
+
+ Den macht'gen koning, Yama, gave en eer gebracht,
+ Hij was de eerste toch die stierf en die den snellen stroom
+ Des doods braveerde, d'eerste, die den weg ten hemel ging
+ En and'ren welkom heette in 't oord der heerlijkheid.
+ Geen macht kan ons dit thuis, door u veroverd, nemen,
+ Wij komen koning, ieder die geboren is moet sterven
+ En treden op het pad, door u gebaand, waarop in lange rijen,
+ Geslachten reeds zijn voorgegaan, den weg
+ Ook onzer vaad'ren. O ziel des dooden, ga dan rustig heen,
+ Vrees niet dien weg, dien ouden weg te nemen,
+ Die tot den God u voert en tot uw zaal'ge vaad'ren,
+ Bij Hem in heerlijkheid! Vrees voor de honden niet,
+ Die met hun viertal oogen 't geestenrijk behoe'n,
+ Keer weer naar uw tehuis, o ziel! Uw zonden, uw verdriet
+ Laat g'achter op deez' aarde, en gij verkrijgt
+ Een heerlijke gestalt'--uw' oude vorm--verheerlijkt
+ En van alle vlek bevrijd.
+
+
+Zien wij niet uit deze gedichten, dat verheven denkbeelden over dood
+en leven het oude Indië reeds kenmerkten? Doch--wij willen bij dien
+oud-Vedischen godsdienst niet langer stilstaan. 't Was ons enkel te
+doen om den bodem te doen zien, waaruit het Brahmanisme opgroeide.
+
+Brahmanisme wil eigenlijk zeggen, zooals we reeds vroeger opmerkten:
+godsvereering onder de leiding der Brahmanen. Dus niet een geheel
+nieuwe godsdienst, maar de oude, door een priesterstand in vaste
+bedding geleid.
+
+Priesters had men natuurlijk reeds in de oude Vedische periode. Ook
+onderscheidde men toen reeds vier verschillende standen: de Brahmanen,
+of priesters, de Kshatrya's (edelen of krijgslieden) de Vaisya's
+(landbouwers) en de Sudra's (werklieden). Doch nu kwam er een
+afgesloten priesterstand en werden de standen beschouwd als casten:
+scherp afgescheiden groepen [4]. De priesters heetten voortgekomen te
+zijn uit den mond, de krijgslieden uit borst en armen, de landbouwers
+uit het lijf, de werklieden uit de voeten der godheid.
+
+Zoo stonden dus de Brahmanen voorop, zij wisten koningen en volk
+te leiden en op den geheelen godsdienst hun eigenaardig stempel
+te drukken.
+
+Het eerste wat zij deden was voorzeker de heilige boeken, de Veda's,
+bijeen te verzamelen. Deze zijn vier in getal: de Rig Veda (liederen
+Veda), de Sama Veda (offerzangen Veda), de Yayur-Veda (offerspreuken
+Veda) en de Atharvan-Veda (tooverspreuken Veda). Deze boeken nu
+behelzen bestanddeelen van verschillenden ouderdom en hebben ook nog
+dit eigenaardige dat vele zangen en spreuken in meer dan een dier
+verzamelingen voorkomen.
+
+Zij vormden voortaan de heilige wetenschap (= Veda), die de priesters
+hadden te bestudeeren en aan de schare bekend te maken. Aan hen werden
+straks de Brahmana's, godgeleerde en ritueele verhandelingen, die
+gewoonlijk een veel minder verheven geest ademen dan de oude Vedische
+liederen, toegevoegd. Doch ook de Upanishads, meer bespiegelende,
+stichtelijke werken, kregen straks hier een plaats.
+
+Men ziet dat op dit gebied hetzelfde geschiedde wat ook elders onder
+leiding eener macht verkrijgende priesterschap gebeurt: oude verhalen
+en liederen worden te zamen gebracht, en door nieuw bijgevoegde
+stukken, in bepaald priesterlijken geest wordt er een nieuwe stempel
+op gedrukt: het geheel wordt vervolgens een wetboek, waarvan de
+priesterschap de sleutel bezit. Men denke bv. aan de ontwikkeling van
+Israëls godsdienst, waarbij precies hetzelfde gebeurde: Ezra en andere
+priesters verzamelden oude wetten en overleveringen: brachten nieuwe
+tot stand in hun geest--bij wier licht de oude moesten worden verklaard
+en--gaven dat geheel als wetboek aan het volk. Echter niet zooals bij
+Israël mochten in oud-Indië de leeken de wet bestudeeren, dat bleef de
+taak der Brahmanen, zij alleen waren de mannen der heilige wetenschap.
+
+In welke bedding nu trachtten die mannen der heilige wetenschap den
+volksgodsdienst te leiden? Ik zeg: trachtten te leiden, want de geheele
+leiding van een volksgodsdienst nemen kan geen enkele priesterschap,
+konden ook de Brahmanen niet.
+
+Allereerst werd de waarde van het offer door hen nog hooger
+verheven. Reeds in den ouden tijd hadden de Indiërs het denkbeeld dat
+het offer de krachten der bovenaardsche machten sterkte en daardoor
+meewerkte om een goed wereldsch beloop te verzekeren. Langzamerhand
+echter kwam het denkbeeld op dat het offer ook kan strekken om door de
+gunst der versterkte goden een of ander aardsch doelwit te verkrijgen,
+b.v. de geboorte van een zoon, ja, men ging zelfs zoover dat men
+het offer ging beschouwen als een middel om bovenaardsche vermogens
+deelachtig te worden.
+
+Verder maakte men van de, vroeger eenvoudige, offers zeer
+samengestelde offerplechtigheden. Daarbij werden bepaalde hymnen
+en aanhalingen uit de Veda's gezongen en uitgesproken, en met
+angstvallige nauwkeurigheid werd gewaakt voor ieder onderdeel van
+het ritueel. Sommige offerplechtigheden strekten zich uit over weken,
+ja over jaren: het waren ketenen, van welke iedere schalm nauwkeurig
+in het gelid moest passen, zou het offer gunstige gevolgen hebben. De
+godheid, waaraan men zijn gaven en gebeden wijdde, trad daarbij op
+den achtergrond: doch het volbrengen van offerplechtigheden werd
+beschouwd als een krachtig middel om hen, die er aan deelnamen,
+macht te verleenen in deze en in de toekomende wereld.
+
+Men ging zelfs zoover van het offer (Yajna) zelf voor te stellen als
+een godheid.
+
+Ja, in sommige plaatsen van de Brahmana's werd zelfs geleerd dat
+de goden zelf sterfelijk waren, totdat zij door offers den dood
+overwonnen. Ook de mensch kan door offeren van den dood worden bevrijd:
+doch zijn lichamelijk leven moet hij geven als zoenoffer.
+
+En die verzuimt te offeren moet telkens weer worden wedergeboren, moet
+eindelooze levens doorloopen, om altijd weer zijn lichaam aan de goden
+te offeren. Men hoore de volgende aanhaling uit Satapatha-Brahmana:
+
+
+ De goden leefden steeds in vreeze voor den dood,
+ Den machtigen Voleinder. Dus herhaalden
+ Zij nauwgezet hun offers telkens weer, tot zij onsterf'lijk waren.
+ Toen sprak de machtige Voleinder tot de goden:
+ Gij hebt uzelf onsterfelijk gemaakt, nu zal de mensch beproeven
+ Om ook zichzelf van mijne macht 't ontslaan.
+ Wat wordt mij daarvoor in den mensch vergoed?
+ De taal der goden luidde: Voortaan zal niet één
+ In 't eigen lichaam de onsterf'lijkheid bereiken.
+ Het sterf'lijk hulsel blijft uw eigendom, uw voedsel
+ Zal het zijn in eeuwigheid. Ja, ook die door godsdienst'ge daden,
+ D'onsterf'lijkheid verwerft, zijn lichaam zal hij eerst,
+ Aan u ten offer wijden, als uw prijs.
+
+
+Wij zien in dit gedicht uitgedrukt de eigenaardige leer der zoogenaamde
+zielsverhuizing, aan het Brahmanisme eigen. Wat is hare strekking? Wij
+willen die met een enkel woord in het licht stellen.
+
+Bij onze bespreking van den ouden Vedischen godsdienst: d. w. z. den
+godsdienst, waarvan ons in de oudste gedeelten der Veda's de geest
+is bewaard gebleven, zagen wij reeds dat er zeker streven opkwam om
+één der vele goden tot oppergod te verheffen: men denke b.v. aan de
+straks aangehaalde hymne, tot Varuna gericht. In den oud-Brahmaanschen
+godsdienst nu kwam men daar omtrent tot klaarder besef. Men gevoelde
+dat er een "Geest (atman)" was, boven de kennis der zinnen verheven,
+die alle stoffelijk dingen bezielde en doorademde. Die zelfde geest,
+die de gansche stoffelijke wereld bezielde was het ook die trilde in
+de gedichten der zangers, die bezieling gaf bij godsdienstige kennis
+en gebed. Boven alle persoonlijkheid was hij verheven, oneindig en
+onbeperkt lag hij aan alle dingen ten grondslag en woonde hij in 't
+gansch heelal. Ook in den mensch. Was hij niet de levensadem, die het
+lichaam bezielde, woonde hij met zijn geheimzinnige tegenwoordigheid
+niet in ieders geweten? Breidde hij zich niet uit in de gansche
+oneindige ruimte? Daarom gaf men hem den naam: Brahma. Brahma
+(onzijdig) is dus het wezen, dat aan alle dingen ten grondslag ligt:
+en waarvan ook de mensch een deel is. Al de goden waren evenals de
+menschen slechts openbaringen van die hoogste kracht.
+
+Wat nu moet het levensdoel zijn van den mensch?
+
+Om, van al het stoffelijke bevrijd, van alle smet gereinigd geheel,
+in dit Brahma, in die wereldziel, te verzinken. Hoe echter moet dit
+doel worden bereikt? Wij zagen reeds dat de offers daartoe een werkzaam
+middel werden geacht. Doch, nevens de offers, in sommige kringen zelfs
+met terzijdestelling daarvan, hechtte men in dezen groote waarde aan
+zelfkastijding en aan bespiegelend inkeeren tot zichzelf: want komen
+tot zichzelf, tot zijn diepste wezen, is komen tot Brahma.
+
+Doch: een enkel menschelijk leven is daarvoor niet genoeg: vele levens
+moet men doorloopen, telkens weer moet men na een overgangstijdperk
+in hemel of hel, naar gelang van zijn vroeger leven, opnieuw worden
+geboren, altijd op hoogeren trap van zelfverloochening en bespiegeling
+gerakend, zal men eindelijk geheel in de wereldziel verzinken. En
+wee die toegeeft aan booze lusten en geen zelfverloochening kent:
+eindeloos zijn zijne wedergeboorten: hij kan zelfs genoodzaakt zijn
+niet als mensch, maar als dier of plant weer te keeren.
+
+Wie echter als Brahmaan ter wereld komt, in die geheiligde caste
+het levenslicht aanschouwt, hij heeft reeds een goed deel van den
+moeilijken levensgang afgelegd. Hoe moet hij komen tot volkomen
+verlossing?
+
+Die weg wordt in het wetboek van Manoe zorgvuldig aangewezen. Eerst,
+zoo luidt het hier, is hij een leerling der Brahmanen, met het
+gewijde koord en den gordel bekleed. Een hechte band vereenigt hem
+met zijn leermeester, door wien hij in de heil'ge boeken onderwezen
+wordt. Straks is zijn leertijd volbracht en viert hij, bij 't brengen
+van zijn eerste offer, het feest zijner wedergeboorte.
+
+De leerling wordt nu huisvader. Zoo betaalt hij in deze twee eerste
+levensstadiën de schuld, waarmede hij geboren werd: die aan de Rishis
+("heilige" zangers) wier liederen hij leerde om ze aan volgende
+geslachten over te leveren, aan de voorvaderen, door nakomelingschap
+te verwekken om hen offers te brengen, aan de goden, aan wie hij zijn
+eigen offers wijdt. Heeft hij deze schulden betaald, dan kan hij het
+huishoudelijk bestier aan zijn zoon, die nu zelf huisvader geworden is,
+overdragen en zich terugtrekken uit het wereldsch gewoel om geheel
+voor godsdienstige overpeinzingen te leven. Boven het offeren is
+hij dan verheven: door het beschouwend leven komt hij straks tot
+volkomen verlossing. Doch slechts dan is hij zoover gevorderd, dat
+geen nieuwe wedergeboorte hem meer wacht, indien hij ook in zijn
+laatste oogenblikken niet meer over de wereldsche dingen, ook maar
+voor een oogenblik, zijn gedachten laat gaan.
+
+En uit deze leer over de verlossing, waarin aan het ascetische leven
+feitelijk een hoogere waarde wordt toegekend dan aan het offeren, en
+uit die van het Brahma, het ware wezen, dat onpersoonlijk is en aan
+alle dingen ten grondslag ligt, kunnen wij zien welken eigenaardigen
+weg het Indische denken in het Brahmanisme opging. Het onbewuste wordt
+hier boven het bewuste, het onpersoonlijke boven het persoonlijke
+gesteld. Voorwaar een groote tegenstelling met de Westersche
+godsdienstige ontwikkeling in het Christendom, waarin God geldt als
+de zelfbewuste, liefhebbende macht, de Vader, en waarin niet opgaan
+in het albeginsel, maar streven naar volmaking, naar steeds grootere
+ontwikkeling der persoonlijkheid, als doelwit wordt gesteld.
+
+M. a. w.: het Brahmanisme is een pantheïstische: (God = de Alziel),
+het Christendom een theïstische (God = de Albestuurder) godsdienst. [5]
+
+Het Brahmanisme een pantheïstische godsdienst. Dat schijnt voor
+den oppervlakkigen beschouwer vreemd, want hij bemerkt dat er vele
+goden zijn, aan wie men zijne vereering brengt: men zegt zelfs dat
+er 33 millioen goden of goddelijke wezens door dezen godsdienst
+worden erkend. M. a. w.: het Brahmanisme gelijkt veel meer op een
+veelgodendom, dan op de erkenning van één beginsel, dat aan alle
+dingen ten grondslag ligt.
+
+Gaan wij echter na de philosophische stroomingen of scholen, die
+zich in het Brahmanisme hebben ontwikkeld, waaronder de Vedanta en de
+Sankhya-philosophie de voornaamste zijn, dan valt dit ééne, dat zich
+in alles openbaart, helder in het oog. De zaak is feitelijk deze:
+de Brahmanen hadden te doen met een volksgodsdienst, die een groot
+aantal goden erkende. De minder ontwikkelden eensklaps opvoeren
+tot de hoogte der wijsgeerige bespiegeling ging niet aan: het volk
+was daarvoor niet rijp. Een anderen weg moest dus bewandeld en kon
+ook worden betreden. Al de goden waren in 't oog van den verlichten
+Brahmaan openbaringen van het eene Alwezen, of liever zinnebeelden,
+aanwijzingen van die goddelijke macht. Welnu, zoo konden zij hunne
+vereering blijven behouden: wie hen diende bracht toch ten slotte
+zijne vereering aan de groote Macht, die zich in alles openbaart. Wie
+Vishnoe bij voorkeur dient, eert in hem de onderhoudende kracht: een
+der zijden van het Alwezen. Wie voor Rama en Krishna, twee volksgoden
+bij uitnemendheid, zich buigt, hij eert de goddelijke vleeschwordingen
+van den grooten God Vishnoe. Wie voor Siva gestrenge boetedoeningen
+verricht, hij erkent immers de macht die het leven afbreekt, doch
+ook telkens weer vernieuwt? Is niet ook Siva ten slotte uit Brahma
+voortgevloeid?
+
+Zoo heeft dus het wijsgeerig denken beslag gelegd op den ouden
+volksgodsdienst, en de schare moge blijven staan bij de verschillende
+goden zonder den symbolischen zin te verstaan, toch: door wie dieper
+doordringt, m. a. w. door de meer ontwikkelden onder de Indiërs,
+wordt in toenemende mate verstaan dat het opgaan in het alleven
+de eigenlijke zin is van het gansche wonderbare tooverpaleis, door
+dezen godsdienst opgebouwd, met wijsgeerig bestek, op de grondslagen
+van den alouden volksgodsdienst. Wie dus het Brahmanisme goed wil
+verstaan moet zich niet te veel ergeren aan den afgodischen schors,
+maar doordringen tot den innerlijken kern. Als hij dat doet, zal hij
+zien, dat er tusschen het schijnbare veelgodendom en de wijsbegeerte
+der Brahmanen niet zulk een klove bestaat, maar dat tot de schare
+wordt gesproken in gelijkenissen, doch tot de ingewijden vrijuit,
+dat voor de eersten de hoogste waarheid verborgen blijft in het
+mythologisch kleed, maar dat zij voor de anderen soms helder schijnt.
+
+Om een en ander in 't licht te stellen willen wij èn bij de
+Brahmaansche godenleer èn bij de Brahmaansche wijsbegeerte nog
+uitvoeriger stilstaan.
+
+
+
+
+
+
+
+HOOFDSTUK II.
+
+Brahmaansche godenleer en levensbeschouwing.
+
+
+Brahma, zoo heet het in de eerste: het volstrekte en oneindige, bracht,
+door Maya (den schijn) beheerscht, Brahma voort. Deze manlijke god
+Brahma (wel te onderscheiden dus van het onpersoonlijke, Brahma)
+staat aan het hoofd der schepping. Hij is de Schepper, uit wien
+alle leven is. Doch naast hem staan als de twee andere goden der
+Indische Trimurti (drieëenheid) Vishnoe de onderhouder, en Siva, de
+verwoester. In deze drie personen openbaart zich alzoo de godheid. De
+Oud-Indische dichter Kalidasa drukt het aldus uit:
+
+
+ In deze drie personen wordt d'ééne God gezien,
+ Een ieder van hen is de eerste en de laatste
+ In rang, niet één alleen,
+ 't Zij Brahma, Vishnoe, Siva, ieder van hen zij
+ De eerste, tweede, derde, in de goddelijke rij.
+
+
+In de grotten van Elephanta bij Bombay wordt het heilige drietal
+voorgesteld als drie majestueuse hoofden, die uit één lichaam zich
+verheffen. Ook is de driehoek een zinnebeeld hunner eenheid en
+gelijkwaardigheid.
+
+Van deze drie goden nu wordt Brahma het minst vereerd. Feitelijk
+is hij meer een wijsgeerig beeld, ontstaan uit het streven om een
+uitgangspunt te vinden voor het geheele stelsel, dan een godheid,
+die zich werkelijk bekommert om de werking der wereldmachine, die
+door zijn wil in beweging is gebracht. Zijn invloed is te verwijderd,
+zijn werkzaamheid is te weinig omschreven, om indruk te maken op de
+verbeelding der schare, daarom heeft hij ook slechts weinige tempels
+en worden daarentegen in het nieuwere Brahmanisme de beide andere
+hoofdgoden vooral gediend.
+
+De orthodoxe Hindoes toch zijn hoofdzakelijk verdeeld in vereerders van
+Vishnoe en Siva, twee secten, die elkaar weinig waardeeren. Vishnoe
+is een zeer belangrijke, veel omvattende godheid. Hij is de opperste
+onderhouder aller dingen en zijn vrouw Laksmi is de godin van overvloed
+en vruchtbaarheid. Vishnoe in zijn hoogste openbaring wordt afgebeeld
+als neerzittend in zalige rust: trouwens rust: geen werkzaamheid is,
+in overeenstemming met den geheelen geest der Indiërs, het eigenaardige
+der hoogste goden. Doch in tegenstelling met den verheven Brahma,
+kan Vishnoe worden gewekt door de ernstige gebeden en offergaven
+der menschen of der lagere goden, ja, hij kan er toe gebracht worden
+om in de wereld af te dalen en--op kritieke oogenblikken--de dingen
+terecht te brengen.
+
+Die neerdalingen zijn de beroemde vleeschwordingen (avatara's) van den
+god, waarin hij groote daden heeft gedaan en machtige wonderen heeft
+verricht. Zijn beroemdste vleeschwordingen zijn Rama en Krishna. Rama
+is een beroemd, met een stralenkrans omgeven oorlogsman: de held
+van het Ramayana, dat beroemde Indische heldendicht. Krishna is een
+halfgod, wiens dienst in sommige deelen van Indië in hooge eere is,
+hij wordt uit verschillende oogpunten in de Indische godsdienstige
+litteratuur beschouwd en is de held van het tweede beroemde Indische
+heldendicht, het Mahabharata.
+
+Deze leer der goddelijke vleeschwording is een van de belangrijkste
+leerstukken van het nieuwere Brahmanisme: zij brengt verband in
+verschillende deelen van den godsdienst, de hoogere met de lagere
+vereenigend, de goden uit den hemel naar omlaag voerend om zich met
+de aardsche aangelegenheden in te laten.
+
+Wilde men zich rekenschap geven van de wonderbare daden van eenig
+beroemd held: de verklaring was, dat de groote god Vishnoe zich in
+zijne gestalte had geopenbaard: zoo verscheen de god, tot verhooging
+van zijn eer, telkens als mensch onder de menschen. Doch: ook van
+de lichamen van dieren nam Vishnoe soms bezit; nu eens ontmoeten
+wij hem als leeuw, dan weer als beer, als visch of als schildpad;
+wat bij die andere vleeschwordingen al heel slecht schijnt te
+passen. Eerst hoort gij dat de goddelijke geest een schitterend
+krijgsman of een wonderdoend heilige bezielde, en gij stemt toe,
+dat deze opvatting redelijk is en geenszins onwaardig. Hoort gij nu
+echter dat dezelfde god is overgegaan in een visch of een schildpad,
+en onder dien vorm wordt vereerd: dan vindt gij dit een onredelijk,
+ongerijmd geloof. Doch: vergeet dan niet dat de pantheïstische
+denkwijze: de Eéne, die zich overal openbaart, de grondslag is van
+al deze vleeschwordingen en dat de goddelijke geest immers evenzeer
+woont in een insect als in den grootsten koning!
+
+Bovendien de Brahmanen hadden goede redenen om de tegenwoordigheid van
+Vishnoe in sommige dierengestalten te erkennen. Men denke aan het feit,
+dat het Brahmanisme in zich opnam--en nog steeds voortgaat in zich
+op te nemen--bekeerlingen van de talrijke niet-Hindoesche stammen,
+die daar wonen op de heuvelen en in de bosschen van Indië.
+
+Dat waren de oorspronkelijke inwoners met hun ruwe vereering van
+allerlei voorwerpen en dieren, die hun belangrijk voorkwamen. Om nu
+deze heidenen in de Hindoesche gemeenschap in te voegen, kende men geen
+beter middel, dan om onder de vele goden ook de door hen vereerden:
+doch gelouterd en verheven, op te nemen. Dit doel nu werd bereikt
+door hun voorwerpen van vereering, eenvoudig als vleeschwordingen
+van Vishnoe te behouden.
+
+Zoo ging het voorheen, en gaat het ook thans nog. Zekere stam van
+wilde bergbewoners vereerde den beer. Nu is de beer een van Vishnoe's
+vleeschwordingen. Toen nu de bergbewoners in den Hindoeschen godsdienst
+werden ingewijd, lag het voor de hand dat Vishnoe in dit dier werd
+ontdekt: de nieuwe geloovigen hadden enkel te verstaan, dat zij
+vroeger reeds onbewust den grooten God hadden gediend. Zeer spoedig
+ging hun overgang in zijn werk: toch, zonder dat wij daarbij kunnen
+denken aan opzettelijke misleiding. Neen, de Brahmanen erkenden dat
+het voorwerp hunner vereering zekere wonderbare, vrees-aanjagende
+eigenschappen bezat: dat het te recht werd vereerd: zij zagen echter
+verder en hooger dan die uitwendige vereering en legden uit dat
+al deze eigenaardigheden een goddelijke macht aantoonden en dus de
+tegenwoordigheid van de godheid in een nieuwe gedaante beteekenden. Zoo
+zouden zij ook--verder gevraagd--zeggen dat de god zelf slechts een
+zichtbare en overtuigende openbaring was van de verborgen goddelijke
+kracht, die alle dingen bezielt. Zoo zouden ook alle groote mannen en
+heiligen beschouwd worden als vermommingen of gestalten, door Vishnoe
+aangenomen om een belangrijke rol te spelen op het wereldtooneel.
+
+Daareven gewaagden wij van Vishnoe's vleeschwordingen, Krishna en
+Rama, waarnaast nog vele anderen te noemen zouden zijn. Toen eens
+zeker Mohammedaan oproer maakte tegen het Engelsch gezag en daarbij
+een aanvankelijk succes had, zeide een Indisch edelman, 's mans
+dappere daden vermeldend, dat hij een vleeschwording van Krishna
+moest zijn. Zoo gewagen immers ook Homerus' gedichten van goden, die
+in de gedaante van aardsche krijgslieden, meevochten in den strijd,
+en de overleveringen van alle volken zijn vol van wonderbare gedaanten,
+die verschijnen, om hun trouwe dienaars te redden of te verdedigen.
+
+Wat Krishna betreft, er zijn minstens tien vleeschwordingen van hem
+bekend, onder welke hij bepaald in sommige beroemde tempels wordt
+gediend; Jaggernauth is eene daarvan. Zijn toegewijde vereerders
+wijden hem hun ziel, hun lichaam en hun goed, doch ik vrees dat zijn
+voorbeeld van vroolijke en verliefde godheid dikwijls tot losbandige
+praktijken bij zijn vereerders leidt.
+
+Siva vertegenwoordigt een geheel ander beginsel dan Vishnoe. Is deze de
+onderhouder, Siva is de verwoester en opbouwer tevens der verschillende
+levensvormen. De gansche kringloop der bezielde schepping, de eeuwige
+afwisseling van geboorte en dood in de gansche natuur, ziedaar zijn
+regeering. Niet door vleeschwording openbaart hij zich, zooals Vishnoe,
+maar de groote natuurlijke verschijnselen, die het leven opbouwen
+en ontbinden, doen zijn wezen aan de menschheid kennen. Hij brengt
+leven en dood; de plagen en ziekten, die duizenden wegsleepen, zijn
+het teeken zijner werking.
+
+De natuur schept duizende levensvormen en vernietigt ze weer,
+zonder zich te bekommeren om de verwoesting die zij aanricht. Op
+geheimzinnige, onberekenbare wijze brengt zij voort en verwoest zij. 't
+Is Siva, die deze werking uitoefent en altijd weer millioenen wezens
+wegvaagt om ze door nieuwe te vervangen. Die gevreesde macht nu gunstig
+te stemmen is het hoofddoel van Siva's vereerders; weinigen begeeren
+iets van zijn macht te erlangen. In Siva's naam worden de strengste
+onthouding en de wreedste versterving toegepast: zelfverminking door
+ijzeren haken, trotseeren van pijn en honger, 't voortdurend aannemen
+van moeilijke houdingen, vasten en eenzame overpeinzing behooren tot
+zijn vereering. Door deze praktijken kan zelfs een Sudra, [6] indien
+hij volhardt, wonderbare krachten verkrijgen en de goden dwingen
+hem te gehoorzamen. De meeste broederschappen van Indische devoten
+en fakirs (rondzwervende heiligen), die soms alle kleedij versmaden
+en geheel Indië rondgaan, behooren tot Siva's volgelingen. In zijn
+tempel worden tallooze offerdieren geslacht, ofschoon men onderstelt
+dat zelfs menschenoffers hem nog onbewogen laten. Hoe dit eigenaardig
+beeld is ontstaan? Niet onwaarschijnlijk zijn, bij de invoering van het
+Brahmanisme, de welwillende, heldhaftige goden der onontwikkelde volken
+in Vishnoe opgegaan en als zijn vleeschwordingen beschouwd, terwijl hun
+ruwe en wreede ceremoniën, hun vreeselijke verschijningen en demonen
+bij Siva zijn thuisgebracht of bij de goden aan hem onderworpen.
+
+Bezien wij deze drieëenheid, deze drie goden met hun vleeschwordingen,
+openbaringen en zinnebeelden van populaire zijde, dan vormen zij een
+bontgekleurd veelgodendom. Bezien wij ze, minder oppervlakkig, met
+het oog van den meer ontwikkelden Indiër, dan zien wij ze als beelden
+van wat de schepping te zien geeft, de weldadige en vernietigende
+invloeden, de kracht, die alles doordringt, de eeuwige wisseling van
+leven en dood, dag en nacht.
+
+Een Brahmaan, dien gij zoudt willen wijzen op het mythologische
+karakter van al die goden zou u antwoorden, dat hij zich zeer
+wel bewust is dat de godheden slechts de uitwendige figuren,
+beelden of aanwijzingen zijn van de onbegrijpelijke macht, die den
+achtergrond aller dingen vormt. Hij zou u zeggen dat deze mythologie de
+eenvoudigste vorm is, waarin het pantheïstische beginsel der goddelijke
+alomtegenwoordigheid aan het volk kan worden duidelijk gemaakt en dat
+de gewone vereering werkelijk gebracht wordt aan openbaringen van de
+godheid, die zich tot in alle krachten en vormen onthult.
+
+Niet anders is het met de gebeden en offers, den goden gebracht. Men
+zal u verklaren de goden te dienen, omdat dit goed en nuttig is. En
+inderdaad is dit ook dikwerf het doel. Doch: er is toch feitelijk
+ook hier nog iets anders. Diep in het hart van den Hindoe leeft de
+gedachte dat de ziel door verschillende stadiën van leven, als dier
+en als mensch, moet worden gelouterd, totdat zij eindelijk--van
+alle begeerte en eigenwilligheid bevrijd--zich vereenigen kan met
+het hoogste alwezen. Bevrijding--dat is terugkeer in den oneindigen
+geest--ziedaar het hoogste goed voor den Indischen vrome en wijze,
+en daartoe werken ook offers en gebeden mede.
+
+Dit nu blijkt ook, als wij het oog vestigen op de Indische bespiegeling
+over wereld en leven, zooals wij die vinden in de Vedanta en in de
+Sankhya school. Er zijn trouwens nog vier andere erkende philosophische
+scholen onder de Hindoe's, doch deze zijn de voornaamste, waarom
+wij, in verband met het kader van dit werk, de andere stilzwijgend
+voorbijgaan. Deze philosophische bespiegelingen vinden wij in de
+Upanishads, gewijde boeken, die de verborgen leer der Veda's heeten
+te verkondigen. Wanneer wij ons nu voorstellen dat het hier alleen
+te doen is om de waarheid te doorvorschen, zooals bij de Westersche
+wijsbegeerte, dan vergissen wij ons zeer. Neen, het eigenlijke doel
+is om--door kennis van geest en stof, wereld en leven--te komen tot
+bevrijding, tot verlossing van de eindelooze wedergeboorten.
+
+De Vedanta leert dat de uitwendige wereld ontstaan is doordat Maya
+(= illusie) Brahma (den eeuwigen absoluten geest) overschaduwde.
+
+Het geestelijke in den mensch is feitelijk niet slechts een deel
+van Brahma, maar Brahma zelf. De werkelijkheid der wereld is slechts
+schijn, en het ware doel van den menschelijken geest moet zijn, om,
+langs den weg van talrijke oefeningen en bespiegelingen, bevrijd van
+het lichaam, de wereld en de gevolgen ook zijner daden, in Brahma
+te verzinken.
+
+De Sankhya-philosophie is minder pantheïstisch dan wel dualistisch
+getint. Immers zij leert: van den beginne zijn er twee wezens:
+Prakriti, het vrouwelijk beginsel, de natuur of, om het in Westersche
+taal uit te drukken de oerstof, de oorspronkelijke stof en Purusha:
+de geest, manlijk voorgesteld. Daarmee wordt echter niet bedoeld één
+eeuwige algeest of iets dergelijks, maar de geest, wonende in ieder
+wezen. Ieder levend wezen berust op de vereeniging van Prakriti en
+Purusha. Het doel is nu: den geest vrij te maken van de stof. Naar zijn
+wezen is hij dit feitelijk reeds: doch hij moet verlost worden van
+Prakriti's gemeenschap en wèl door waarachtig inzicht in zichzelf en
+de aan hem tegenovergestelde natuur. Overpeinzing en ascese bewijzen
+daarbij belangrijke diensten. Wie met het Boeddhisme en zijn leer
+op de hoogte is en weet dat ook daar verlossing van alle begeerte
+het einddoel is, zal erkennen dat wij hier met verwante gedachten te
+doen hebben.
+
+Het kan ons voorts niet verwonderen, gelet op het eigenaardige
+pantheïstisch beginsel, dat het geheele Indische denken beheerscht,
+dat de Vedanta als de bij uitstek rechtzinnige school geldt, zij immers
+is het meest naar den eigenaardig Brahmaanschen grondslag opgebouwd.
+
+Zoo wordt dan èn de Brahmaansche godenleer èn de Brahmaansche
+wijsbegeerte door denzelfden geest bezield. In beiden klinkt het
+u tegen dat het uitwendige leven van weinig waarde is: slechts
+een schouwtooneel tot opvoeding en onderhouding van den geest. De
+uiterlijke wereld is slechts Maya (illusie, droom). Die zelfde
+geest nu komt ons ook weer tegen in de oud-Indische heldendichten,
+die waarschijnlijk niet door Brahmanen zijn gedicht, maar uit den
+kring der Kshatrya's (krijgslieden, edelen) zijn voortgekomen, en die
+voor een goed deel tot de vroegste tijden van het Brahmanisme worden
+teruggebracht. Deze gedichten--de Ramayana, waarin de lotgevallen van
+Rama, en de Mahabharata, waarin die van Krishna worden bezongen--beiden
+vleeschwordingen van den god Vishnoe--brengen ons in een wonderwereld
+van sprookjes. Een atmosfeer, voor ons westerlingen, vreemd in den
+eersten oogopslag, maar die ons straks toch gemeenzamer wordt, als
+wij gaan gevoelen dat in die zonderlinge lotgevallen der oud-Indische
+helden en heldinnen zich een geest uitspreekt, dien wij zonen van
+het westen, in menig opzicht kunnen deelen. Is toch niet aan onze
+levensopvatting vaak eigen een besef van 's levens droeve raadselen,
+dat ons drijft tot medelijden? Bewonderen wij niet vaak de schoonheid
+en de kunst, toch gevoelende dat zij zijn als een droombeeld, dat
+wij niet kunnen bereiken?
+
+Welnu: die zelfde geest woont ook in de oude Indische poëzie. Haar
+geheimzinnigheid is die van het alleven. Zij ziet in de natuur niet
+de vijandin van de ziel--zooals de middeneeuwsche Katholieke poëzie,
+die het leven en de natuur ten slotte den rug toekeert--maar zij ziet
+de gansche zichtbare natuur als den droom van de algemeene wereldziel,
+van die ziel, die alleen werkelijk bestaat. En de droomer heeft genot
+in de beelden die hem voorbijgaan, doch een weemoedig genot, want
+hij voelt dat zij voorbijgaan. De Indische poëzie ziet het gewone
+leven met een mengeling van verheven gevoel en medelijden aan, zij
+weet, dat op de jeugd de ouderdom, op het genot de moeheid, op de
+liefde de smart van het verlies, op het leven de dood volgt. Wat nu
+te doen? Hopen op verandering in deze noodwendigheden gaat niet aan:
+maar de ziel moet gebracht worden tot zulk een staat van geestelijke
+belangeloosheid, dat zij niet langer bedroefd is over de wisseling
+en de onvolmaaktheid van alle onstoffelijke aardsche dingen.
+
+Die geest--dien wij straks in volle ontwikkeling zullen zien bij het
+Boeddhisme--doordringt ook de oud-Indische poëzie. Een enkele proeve
+moge volstaan.
+
+We willen u herinneren aan de geschiedenis van Valmiki, den man, van
+wien de Indiërs onderstellen, dat hij het Ramayana dichtte. Valmiki,
+zoo lezen wij in dit heldendicht, was een heilig kluizenaar, die
+een leven van stille overpeinzing leidde in de eenzaamheid van het
+woud. Het onderwerp zijner overpeinzing is het leed der wereld. De god
+Brahma vertelt hem op zekeren dag de geschiedenis van Rama. Indien een
+dichter, zoo peinst Valmiki, deze geschiedenis van een volmaakt leven
+eens in diep gevoelde verzen kon bezingen, dat zou de menschen brengen
+tot een beter, edeler leven. Doch hij, Valmiki, is geen dichter. Hoe
+zal hij iemand vinden, voor deze taak berekend? Valmiki moet daarover
+telkens weer nadenken. Op zekeren morgen staat hij aan den oever van
+een helder water nabij zijn hut, waar hij gewoon is de wasschingen
+te verrichten, die tot de godsdienstige plichten van den Brahmaan
+behooren. En zie--tegenover hem zijn twee reigers. Zij slaan vroolijk
+met hun vleugels, vol onschuldige vreugde over 't leven. Eensklaps valt
+een der vogels, door een pijl getroffen, neer, en het zuivere water van
+de plas wordt roodgekleurd. Valmiki is zoo vol medelijden en droefheid,
+dat als een smartkreet uit zijn ziel wordt geperst: een dichtregel over
+den dood van den onschuldigen vogel en de wreedheid van den jager. Er
+is een wonderbare maat en een aandoenlijke muziek in zijn woorden,
+hij moet ze nog eens en nog eens herhalen. Verwonderd wat toch over
+hem gekomen is keert Valmiki terug naar zijn hut. Onderweg ontmoet hij
+Brahma die hem vraagt of hij een dichter heeft gevonden, waardig om
+de geschiedenis van den volmaakten mensch Rama te vertellen? Valmiki
+wil antwoorden dat hij er geen gevonden heeft. Doch instede van dit
+antwoord komt hem de klacht over den dood van den reiger over de
+lippen, en hij schaamt zich tegenover Brahma: de God zal denken,
+dat Valmiki hem bespot. Doch glimlachend spreekt Brahma.
+
+"Gelukkige Valmiki! Om uw medelijden met den reiger hebt gij ontvangen
+de genade van Sarasvati, de godin der poëzie. Ga, en zing voor de
+ooren der wereld het leven van den heiligen Rama."
+
+Valmiki is het type van den heiligen, vromen kluizenaar, zooals hij
+in die heldendichten voorkomt. Doch er komen ook andere kluizenaars
+in voor, menschen, die door wreede zelfkastijding en boetedoening
+tooverkrachten zoeken te verwerven. Deze worden geschilderd als
+gevaarlijke personen, die men moet ontzien. En waar zij in een verhaal
+optreden, komt er altijd een of ander onheil.
+
+M. a. w. de dichters van deze verheven poëzie--in dit opzicht tolken
+van de volksmeening--gevoelden reeds--wat Boeddha later beslist
+zou uitspreken, dat door vasten en zelfkastijding magische krachten
+verkrijgen, zooals de Brahmanen dat aanprijzen, de weg tot verlichting
+en verheffing der ziel niet kon zijn. Merkwaardig komt dit uit in de
+legende van Rajah Visvamitra.
+
+Deze is een rijk en machtig heerscher. Zijn vreedzame voorspoed
+begint hem te vervelen en met een groot leger gaat hij op avonturen
+uit. Hij ondervindt niet veel. Ieder is zoo bevreesd voor hem dat hij
+geen enkele twist met iemand krijgt. En overal vraagt hij of men wel
+iemand der levenden kent, zoo machtig als Visvamitra. Overal luidt het
+antwoord ontkennend: noch op de aarde, noch in Swarga (het verblijf
+boven de aarde) bestaat zulk een machtig wezen. Op zekeren dag echter
+ontmoeten zij een vromen bedelaar, en Visvamitra, als godsdienstig
+vorst, geeft hem rijke giften. Daarna volgt de gewone vraag: "Kent
+gij iemand, zoo heerlijk en zoo machtig als Visvamitra?" Het antwoord
+luidt: "Waarlijk, gij zijt een heerlijk en machtig vorst. Doch ik ken
+één mensch bij wien uwe heerlijkheid is als rook tegenover de sterke
+rots: die man is de priester Vasistha."
+
+"En, wie is die Vasistha, wiens macht grooter is dan de mijne?"
+
+"Een eenzaam kluizenaar, die leeft in de diepten van het woud. Zijn
+kleeding is van boombast, hij leeft van wortels en bessen: toch,
+zijn macht is grooter dan die van alle rajahs in de wereld."
+
+Visvamitra's nieuwsgierigheid is opgewekt: hij besluit den
+merkwaardigen kluizenaar een bezoek te brengen. Met zijn leger gaat
+hij het woud in en ten slotte ontdekt men het eenzame verblijf van
+Vasistha. De rajah wordt zeer vriendelijk ontvangen, zij spreken over
+geestelijke onderwerpen en Visvamitra, zeer gesticht en opgewekt,
+wil heengaan. Doch ongelukkig voor beide partijen, krijgt Vasistha
+den inval om den koning en zijn leger op een feest te vragen.
+
+Eerst weigert de rajah, beleefd dankend, de uitnoodiging. De vorst
+kan niet begrijpen hoe een kluizenaar, die van wortels en bessen
+leeft, midden in de wildernis een feest kan aanrichten voor een
+leger. Vasistha verzekert echter dat dit voor hem niet moeilijk is. En
+zie, in minder dan geen tijd is er op het gras een feestmaal--een
+vegetarisch wel te verstaan--uitgespreid: geroosterd koren, suikergoed,
+gebak, verfrischt door rivieren van gestremde melk. De soldaten
+waren uiterst voldaan en vielen met vreugdekreten op het feestmaal
+aan. Doch de eetlust van den rajah is bedorven: hij kan in zijn afgunst
+niet begrijpen hoe Vasistha in een oogenblik zoo'n feest aanricht:
+zou werkelijk, zooals die bedelaar zeide, die kluizenaar grooter
+macht hebben dan hij? Ten slotte verklaart Vasistha zich bereid hem
+de zaak uit te leggen. Mahadeva heeft hem, als belooning voor zijn
+zelfkastijdingen, de wonderkoe Sabala gegeven. Hij behoeft deze koe
+slechts te melken om te verkrijgen wat hij begeert.
+
+Nu neemt de bitterheid van Visvamitra nog meer toe. "Het is niet
+passend"--zoo oordeelt hij "dat een heilig kluizenaar, die een leven
+van boete leidt, een schepsel bezit, dat hem in zware verzoeking
+brengt om zijn geloften van vasten en afsterving van het aardsche te
+verbreken. Daarom Vasistha, voor uw zieleheil is het beter dat gij
+mij die wonderbare Sabala schenkt."
+
+"Volstrekt niet," antwoordt Vasistha, "Sabala geeft mij de zuivere
+boter, die ik voor het offervuur moet gebruiken, hoe zou ik die anders
+verkrijgen in deze wildernis."
+
+"Ik wil in die offerboter trachten te voorzien," sprak
+rajah Visvamitra. "Het is een duidelijke verkwisting van de
+tooverkracht der onbevlekte Sabala om die voor zoo'n kleinigheid te
+gebruiken. Bovendien: ik ben de meester van deze landstreek en dus ook
+de rechtmatige eigenaar van het vee." Doch: Vasistha wijst alle listen
+en onderhandelingen af. Op het laatst beveelt de rajah de soldaten om
+Sabala mee te nemen: doch Vasistha melkt gauw de wonderkoe en verkrijgt
+een leger, tweemaal zoo groot als dat van Visvamitra. Moedeloos en
+neerslachtig keert deze naar zijn stad en paleis terug.
+
+Hier roept hij alle wijze mannen en Brahmanen tot zich en vraagt
+hun hoe hij Vasistha's trots zal breken en de wonderkoe in zijn
+bezit krijgen.
+
+De Brahmanen antwoorden: "Aardsche wapens, o rajah, helpen u tegen
+Vasistha niet. Om hem te overwinnen moet ge hem bestrijden met zijn
+eigen wapens. Zijn kracht ligt in de verdiensten, die hij zich door
+zijn vroomheid en zelfverloochening verwierf. Kunt gij op diezelfde
+wijze u verdiensten verwerven? Zoo niet: geef dan alle hoop op om
+Sabala te verkrijgen."
+
+Rajah Visvamitra gevoelt dat het leven geen vreugde meer voor hem
+heeft, zoolang hij Sabala niet bezit. Hij legt zijn koninklijk gewaad
+af, verlaat zijn paleis en stad en begeeft zich naar de wildernis om
+daar door een gestreng leven, der wereld afgestorven, zich krachten
+als die van Vasistha te verwerven. Het zou mij te ver voeren u te
+verhalen welke kwellingen de rajah al niet voor zichzelf uitdacht,
+of hoeveel moed en volharding hij toonde wanneer, tot straf voor een
+oogenblik van vergeten zijner geloften--al de verdiensten die hij
+door zijn zelfverloochening zich verwierf, wederom verloren gingen. De
+goden, zoo schildert ons het verhaal, bevreesd voor het slecht gebruik
+dat de kluizenaars maken zouden van hun door boetedoening verkregen
+macht, beproeven steeds hen in hun plannen te dwarsboomen of door
+kleine geschenken hen om te koopen opdat de som der verdiensten
+niet te groot en te gevaarlijk zou worden. Zoo werd ook Visvamitra
+beproefd door de goden, doch, hoe ook misleid en ter neer geworpen,
+altijd keert hij met nieuwen ijver tot zijn plan weder! En, in 't eind
+triumfeert hij. Hij heeft zich zooveel verdiensten verworven dat geen
+gunst hem kan worden geweigerd. Indra zelf komt vriend'lijk vragen
+wat hij begeert. Wij verwachten dat hij de vernedering van Vasistha
+en het bezit van de koe zal verlangen: doch neen, alle toorn tegen
+Vasistha, alle begeerte naar Sabala is verdwenen: hij herinnert
+zich niet eens dat beiden bestaan. Het eenige wat hij vraagt is:
+geestelijke vrijheid en verlossing van alle aardsche begeerten.
+
+Klinkt het in dit zonderling en toch aantrekkelijk verhaal ons niet
+duidelijk tegen: De ware wijze is, die geen begeerten meer kent, en
+wiens ziel is gekomen tot rust en bestendigheid? Wordt ons hier niet
+geleerd dat het ware doel niet is om door zelfkastijding tooverkrachten
+te verkrijgen, maar om te komen tot bevrijding en verlichting?
+
+We naderen hier den geest van 't Boeddhisme, we staan hier op den
+bodem, waarop dit zich ontwikkeld heeft. Nog duidelijker komt dit uit
+in de geschiedenis van rajah Yayati, die wij in het Mahabharata vinden.
+
+Rajah Yayati heeft het ongeluk om tot vrouw te nemen de dochter van
+een Brahmaan, die met wonderbare tooverkrachten is toegerust. De rajah
+heeft ongenoegen met zijn vrouw, en de Brahmaan, zijn schoonvader,
+weet hem door zijn tooverkracht met een ontijdigen ouderdom te
+straffen. Zoo is hij in den bloei der jeugd in een bevend, waggelend
+grijsaard veranderd, die den Brahmaan smeekt om toch enkele jaren
+van levenskracht, opdat hij afscheid moge nemen van de vreugden van
+dat leven, dat hij zoo gemakkelijk had opgevat, toen hij niet begreep
+dat hij het zoo spoedig zou verliezen.
+
+De Brahmaan staat toe dat Yayati zijn ouderdom zal verwisselen
+tegen de gelukkige jeugd van een ander, doch voor weinige jaren
+slechts. Zijn die voorbij, dan moet hij wederom zijn straf des
+ouderdoms ondergaan. Na vele jaren van vermoeiend rondzwerven weet
+rajah Yayati den jongsten zijner zonen te overreden om den last van
+den vroegtijdigen ouderdom op zich te nemen en aan zijn vader diens
+eigen jeugd over te doen. De rajah wil nu, in den korten tijd hem
+gelaten, ten volle genieten van alle aardsche vreugde.
+
+Hij beproeft allereerst de weelde, die den mensch streelt en de
+genietingen der zinnen, dan het avontuurlijk leven van den jager,
+vervolgens de vreugde, die wijsbegeerte en poëzie aan verstand en hart
+schenken. Doch het resultaat is altijd hetzelfde. Hij ondervindt dat
+deze vreugden des levens eigenlijk niet wezenlijk bestaan, maar alleen
+als voorwerp onzer begeerte aantrekkelijk schijnen. Dan keert hij terug
+tot zijn zoon, wien hij teruggeeft zijn jeugd en zijn vatbaarheid om
+te genieten en zelf neemt hij zijn straf wederom op. En zijn slotsom
+is de volgende:
+
+"Ik heb bevonden, dat het voorwerp, dat men begeert nooit de begeerte
+bevredigt, het voedt slechts de vlam, evenals de gereinigde boter
+het offervuur.
+
+"Al de rijst, al het koren, al het vee, alle schatten, alle
+beminnelijkste vrouwen die de aarde bevat, zij kunnen nooit des
+menschen begeerte voldoen; daarom is het eenige de begeerte zelf te
+dooden en uit te werpen.
+
+"Ik voor mij wil die verterende dorst der begeerte van mij
+afzetten. Neem dus, mijn zoon, uwe jeugd weder, ik zal mijn woning
+nemen in het woud, waar de gazellen verblijf houden en wil mijn hart
+richten op de beschouwing der eeuwige dingen."
+
+Zoo werd rajah Yayati een kluizenaar. Doch ook nu is zijn geestelijke
+oefening nog onvolledig. Hij volbrengt zware boetedoeningen en
+verkrijgt daardoor het voorrecht om in dit stoffelijk lichaam reeds
+naar Swarga (het verblijf der goden) te mogen opstijgen. Op zekeren dag
+echter geeft de rajah hoog op van zijn verwonderlijke boetedoeningen
+tegenover Indra, den god van het uitspansel. Doch deze bluf berooft hem
+van de verdiensten, die hij zich had verworven en waardoor hij alleen
+in Swarga kon wonen. Aldus moet hij naar beneden dalen; hij blijft nu
+tusschen de hemelsche en aardsche sfeer en wordt daar volmaakt. Want
+nu leert hij dat het belangrijkste feit is, niet wààr iemand is,
+doch wàt hij is. "Noch hier, noch in Swarga noch op de aarde, noch
+in de hel Naraka woon ik, de zetel van mijn wezen is in mij zelven."
+
+"Pijn heb ik niet in mijn macht doch leed te gevoelen over mijn
+pijn kan ik vermijden. Beter dan in Swarga te zijn is zijne ziel in
+lijdzaamheid te bezitten." En als de rajah zoo spreekt klinken er
+triumfkreten om hem heen. Hij heeft de volmaking bereikt en Swarga is
+nu zijn tehuis. Doch rajah Yayati heeft geen ongeduldige begeerten naar
+zijn hemelsch verblijf. Langzaam stijgt hij omhoog, bijna onwillig,
+en nog eens herhaalt hij: "Beter dan Swarga is zijne ziel te bezitten
+in lijdzaamheid."
+
+We komen hier, herhaal ik, als op den drempel van het Boeddhisme. Daar
+verzekert ons de verlichte (Boeddha) dat de mensch niet om den hemel te
+beërven, noch om de goden te behagen, maar om tot den grooten vrede,
+tot de rust van Nirvana te komen alle begeerten en hartstochten moet
+afsterven. Komt ook niet in de ziel van Yayati datzelfde denkbeeld
+tot rijpheid?
+
+Van het Brahmanisme zouden wij hier afscheid kunnen nemen. Wij
+hebben de moeder gevolgd tot op het oogenblik waarop de dochter
+(het Boeddhisme) zal worden geboren, die straks het ouderlijk huis
+zal verlaten.
+
+Toch, al is het ons vooral om dat Boeddhisme te doen, wij kunnen van
+het oude Brahmanisme hier nog geen afscheid nemen. Niet, omdat wij
+bij al zijn latere lotgevallen en wisselingen willen stilstaan; dat
+zou ons veel te ver voeren. Maar wel, omdat wij nog willen beschouwen
+het streven der Brahmo Samaj, die trachten hun godsdienst van alle
+bijvoegselen te ontdoen en tot zijn oorspronkelijke zuiverheid terug
+te brengen. Ons volgend hoofdstuk zal daaraan gewijd zijn.
+
+
+
+
+
+
+
+HOOFDSTUK III.
+
+Gezuiverd Brahmanisme in den nieuweren tijd (de Brahmo-samaj.)
+
+
+Reeds in het vorige hoofdstuk wezen wij op het eigenaardig karakter van
+het Brahmanisme, dat, bij allen schijn van veelgodendom, toch zoekt
+naar de éénheid in de veelheid. Wij zagen dat dit reeds in overoude
+dagen den Indischen godsdienst kenmerkte, brengen wij ons maar eens
+te binnen de hymne aan Varuna, die wij daar straks [7] aanhaalden. Er
+waren echter kringen en tijdperken, waarin dat vergeten werd, doch
+dan kwam er bijna altijd weer reactie ten gunste van de vereering van
+één eenig wezen. Zoo had men bijvoorbeeld in de 12e, 13e, 15e en 16e
+eeuw verschillende Vaishnava hervormers, die Vishnoe predikten als
+den éénigen, den hoogsten god. Toch konden deze hervormers, vooral
+door hun leer der avatara's, der vleeschwordingen van Vishnoe, er
+niet in slagen het bijgeloof te boven te komen. Als Vishnoe nu eens
+vleesch werd in een held, dan weer in een groot leeraar of in een
+dier, ten einde zijn schepselen te verlossen, dan mochten er in deze
+leer inderdaad verheven gedachten opgesloten liggen, toch moest zij
+leiden tot telkens hernieuwden afgodsdienst.
+
+In de 16e eeuw was er nog een andere, monotheïstisch gekleurde
+hervorming, die der Kabir panti, welke onder den invloed stond van
+het Mohammedanisme en trachtte Mohammedanen en Hindoe's door het
+gemeenschappelijk geloof in éénen God te vereenigen. Doch ook deze
+bereikte haar doel niet: groote strijd tusschen de Muzelmannen en de
+aanhangers van het nieuwe geloof was het einde.
+
+De beweging, waarvan wij thans iets willen meedeelen, was van anderen
+aard. Zij ging en gaat niet om buiten den invloed van het Christendom:
+geboren is zij uit het verlangen naar een reiner geloof, bij de
+meer beschaafden in Indië gewekt door de aanraking met de Engelsche
+overheerschers.
+
+Rammohun Roy, die in het jaar 1774 in het stadje Radhanagar geboren
+werd, kunnen wij noemen als den stichter der Brahmo-samaj. Zijn vader
+was een Brahmaan van hooge caste, die hem een geleerde opvoeding
+gaf. Zoo kwam het dat de zoon reeds op jeugdigen leeftijd de Perzische
+en Arabische literatuur, den Koran incluis, bestudeerde. Toch verloor
+hij daarbij ook zijn Indische studiën niet uit het oog. Weldra begreep
+hij dat in de oud-Indische godsdienstige boeken, bepaaldelijk in de
+Bhagavata Purana, waaruit zijn vader hem gewend had iederen morgen
+een hoofdstuk te lezen, veel fabelachtigs voorkwam. Wat hem echter
+sterk aantrok waren de Upanishads, de bespiegelingen der oude wijzen
+over de Veda's.
+
+De jongeling gaf zijn vrije gevoelens openlijk te kennen in een
+geschrift over de afgoderij, dat hij op 16-jarigen leeftijd uitgaf
+en dat hem den haat van al zijn familiebetrekkingen op den hals
+haalde. Ja, om de vijandschap, die tegen hem ontstaan was moest hij
+zelfs zijns vaders huis voor een tijd verlaten.
+
+Hij zwierf nu in verschillende streken rond, in Benares bestudeerde
+hij het Mohammedanisme, in Tibet had hij veel besprekingen met
+Boeddhisten. Geen zorg en moeite was hem te groot om de waarheid te
+leeren kennen. Hij las het O. T. in het Hebreeuwsch, den Koran in
+'t Arabisch, de Veda's in het Sanskriet, de boeken der Boeddhisten
+(Tripitaka) in het Pali. Hij ging ook zelfs Grieksch leeren ten einde
+het N. T. goed te leeren.
+
+In 1796 keerde hij weer naar huis terug, de vrede met zijn familie werd
+gesloten en meer dan ooit gaf hij zich nu aan zijn Sanskrietstudiën
+over. Doch: tegelijk leerde hij met even grooten ijver het Engelsch
+en zocht van de Europeesche maatschappij te leeren. Na den dood zijns
+vaders in 1803 begon hij de dwalingen van het Brahmanisme met kracht
+te bestrijden. Hij trad in Engelsch-Indischen staatsdienst en maakte
+zich daarin bemind bij diegenen, over wie hij gesteld was. Ook bij deze
+praktische werkzaamheden verwaarloosde hij echter zijn godsdienstige
+studiën niet. Een meer nauwgezet onderzoek van de Veda's leidde
+hem tot de denkwijze, dat de oude godsdienst der voorvaderen geen
+afgodendienst was geweest, maar vereering van den éénigen God. Ten
+einde dit in het licht te stellen gaf hij verschillende gedeelten
+van de Veda's, vooral van de Upanishad's in het licht.
+
+Ook bewoog hij zich op praktisch gebied: hij toonde aan dat nergens
+in de Veda's werd voorgeschreven of goedgekeurd dat, zooals in Indië
+gebruikelijk was, de weduwe zich verbrandt op het lijk van haar
+echtgenoot. De beweging, die hij tegen dit weduwenoffer (Sati) in
+'t leven riep, heeft er toegeleid, dat de Sati in 1829 door de wet
+in Britsch-Indië werd afgeschaft.
+
+'t Viel hem echter niet gemakkelijk als hervormer op te treden,
+de lieden van zijn eigen caste en kring wendden zich van hem af,
+tegenstanders vielen hem aan. Hij week dus naar Calcutta uit, en daar
+had hij onder de Hindoe's en onder de Jaina's [8] grooten invloed. Zijn
+doel was om zijn landgenooten tot de ware monotheïstische leer van
+Veda's en Upanishad's terug te brengen.
+
+Hier in Calcutta werd daartoe een vereeniging gesticht, "de
+geestelijke vereeniging" geheeten. De leden waren echter niet bestand
+tegen de voortdurende vijandschap, waarmede zij te strijden hadden:
+èn--langzamerhand vielen zij af. Alleen de stichter bleef over, doch
+deze, geenszins ontmoedigd, verdubbelde zijn pogen. Ook kwam hij
+tot meerdere waardeering van het Christendom. De lessen van Jezus
+trokken hem zóó aan, dat hij in 1820 een werkje uitgaf, getiteld:
+"De voorschriften van Jezus, den gids tot vrede en geluk." Hij vond
+de leer van het Christendom meer in overeenstemming met de zedelijke
+beginselen dan die van andere godsdiensten. Evenwel, het orthodoxe
+Christendom met zijn dogma's van drie-eenheid en godheid van Jezus
+stond hem tegen, en hij wist zelfs een zendeling, zekeren Adam,
+van zijn orthodox geloof te bekeeren tot zijn eigen opvatting.
+
+Rammohun Roy was van oordeel dat de ééne God der waarheid zich overal
+openbaart. Wat er heiligs en goeds is in de Veda's, de geschriften der
+Christenen, den Koran, het Zend Avesta: het is alles aan goddelijke
+openbaring te danken. Wat overeenkomt met het natuurlijk en gezond
+oordeel van het verstand en met het gevoel van het menschelijk hart,
+dat is waar. De eenige vader wil dat wij allen liefhebben, zoo sprak
+hij, onverschillig hun land, caste, kleur of geloof. Men ziet, het was
+een vrijzinnig geloof. Maar was het toch tevens niet echt-Brahmaansch,
+in alle openbaringsvormen te herkennen den geest van den Al-Eene?
+
+Rammohun Roy deed wat hij kon om zijn denkbeelden te
+verspreiden. Iederen Zaterdagavond hielden hij of zijn vrienden
+godsdienstige samenkomsten. De dienst was daarbij in vier deelen
+verdeeld: reciteeren uit de Veda's, voorlezen uit de Upanishad's,
+een godsdienstige toespraak, het zingen van godsdienstige liederen.
+
+Ten slotte kon de eerste "Theïstische [9] Hindoekerk" worden gesticht
+in 1830. Hare leden noemden zich Brahmo Samaj (vereeniging van "die
+in God gelooven"). Een nieuwe secte wilde hij daarmede niet stichten:
+wel voorbereiden dat Hindoe's, Christenen en Mohammedanen zich in
+den dienst van den Eéne zouden ontmoeten.
+
+Jammer dat zijn levensdraad zoo spoedig werd afgesneden: hij stierf
+namelijk reeds in 1833, en wel te Bristol in Engeland, waar hij
+een belangrijke politieke opdracht had te vervullen. Hij stierf als
+Brahmaan, zijn bediende omwikkelde zijn lijk met het gewijde koord;
+bij al zijn strijd was toch gebleven de innige gehechtheid aan het
+oude geloof.
+
+Gelijk men zich voorstellen kan was zijn dood een zware slag voor
+de nieuwe beweging. Zij vond echter weldra een uitnemend leider
+terug in Debendra-nath. Deze heeft eigenlijk de nieuwe gemeente
+georganiseerd, van welke hij sedert 1841 deel uitmaakte. Hij stelde
+een beginselverklaring der Brahmo Samaj op. Ieder lid is verplicht:
+
+"Zich van afgoderij te onthouden, geen geschapen voorbeeld te
+aanbidden, maar door de liefde van God en door het doen van de
+werken, die Gode aangenaam zijn, te vereeren: den grooten God, den
+Schepper, Onderhouder en Vernietiger, de oorzaak aller ontwikkeling,
+den Ongedeelde, den Eéne, zooals er geen tweede is, een heilig leven
+te leiden en vergeving te zoeken door de zonde vaarwel te zeggen."
+
+Ook werd een liturgie, uit gebeden, aanroepingen, liederen en
+overdenkingen bestaande, saamgesteld.
+
+Langzamerhand breidde nu de nieuwe stichting zich uit onder de
+voortreffelijke leiding van Pandit Ram Chandra Vidija-bag-ish, den
+leeraar der nieuwe gemeente, totdat zij in 1847 bijna achthonderd
+leden telde.
+
+Er kwamen echter moeilijke dagen. Verschil rees omtrent de Veda's:
+waren zij werkelijk boeken van goddelijk, onfeilbaar gezag--òf waren
+ook zij vol van dwalingen? Ten slotte werd vastgesteld, dat noch
+Veda's, noch Upanishad's als onfeilbare gidsen zouden gelden. Alleen
+wat met het zuivere theïstische geloof overeenstemde moest worden
+aanvaard, en dit geloof rustte op twee grondslagen: de natuur en het
+inwendig licht.
+
+Intusschen verspreidden de "in God geloovigen" zich ook door
+andere steden en streken van Indië en gaf Debendra-nath nieuwe
+kracht en vastheid aan de beweging door de uitgave van zijn werk:
+Brahma Dharma (de theïstische godsdienst), waarin voorkwamen: de
+vier grondbeginselen van het Indisch Theïsme, de straks aangehaalde
+verklaring en goedgekeurde aanhalingen uit de Veda's, de Upanishad's
+en latere Hindoe werken.
+
+Die vier grondbeginselen zijn de volgende:
+
+I In den beginne, voor dit heelal bestond, was het ééne hoogste
+wezen. Hij heeft het gansch heelal geschapen.
+
+II Hij is eeuwig, verstandig, oneindig, vol van zegeningen,
+zelfgenoegzaam, zonder vorm, eenig, zoodat er geen tweede is als Hij,
+al doordringend, al besturend, al beschermend, alwetend, almachtig
+en onbewegelijk, volmaakt en zonder vergelijking.
+
+III Alleen door hem te dienen, kan het geluk worden verzekerd in deze
+en in de volgende wereld.
+
+IV Liefde tot Hem en het volbrengen van de werken, die Hij lief heeft,
+vormen zijne vereering.
+
+
+
+Wie met deze beginselen instemming betuigde kon lid worden van de
+Calcutta Brahmo Samaj. Wie meer volledig wilde worden ingewijd moest
+de zeven, straks genoemde, verklaringen afleggen.
+
+Het voornaamste der nieuwe leer was voorts het volgende: "Het inwendig
+licht en het boek der natuur vormen den oorspronkelijken grondslag van
+het Brahmaansch geloof, doch de godsdienstige waarheid wordt dankbaar
+aanvaard, zoowel uit ieder gedeelte der oude Hindoesche geschriften als
+uit andere gewijde boeken. God is de hemelsche Vader, een persoonlijk
+wezen met zedelijke eigenschappen. Die God is nimmer vleesch geworden,
+doch Hij draagt zorg voor het heil Zijner schepselen. Tot Hem te bidden
+is niet vergeefs. Berouw is de eenige weg tot verzoening, vergeving
+en verlossing. De mensch is bestemd om ook op godsdienstig gebied
+zich steeds meer te volmaken. Goede werken, barmhartigheid, kennis
+verwerven, bespiegeling en vereering zijn de eenige godsdienstige
+plechtigheden: boetedoeningen en pelgrimstochten zijn zonder nut. Het
+eenige offer is zichzelf Gode te wijden, de eenige pelgrimstocht is
+het gezelschap der goeden te zoeken, de eenige ware tempel is het
+reine hart. Onderscheiding van casten is er niet."
+
+Zoo was het programma, naar men ziet, doortastend genoeg. Toch bleef
+men in de praktijk aan zeer veel van den ouden godsdienst hangen, en
+sommigen, daaronder de invloedrijke leeraar Narain Bose stelden ook
+op den voorgrond dat het doel niet moest zijn den ouden godsdienst
+af te breken maar dezen te volmaken.
+
+Anderen, die sedert 1858 hun geestelijken leidsman vonden in Keshab
+Chandar Sen, oordeelden anders. Zij wilden vooral breken met alles
+in de oude, vastgewortelde maatschappelijke instellingen, wat met
+hun geestelijken godsdienst niet overeenkwam. Men beseft hoe moeilijk
+deze taak was, hoeveel stille en openlijke vijandschap er op dezen weg
+viel te bestrijden, hoeveel misverstand uit den weg te ruimen. Toch,
+Keshab Chandar Sen, toen 20 jaar oud, deinsde er niet voor terug.
+
+Zijn levensweg was anders geweest dan die van zijn voorganger Rammohun
+Roy. Eerst opgevoed in een omgeving van Hindoesch bijgeloof, ontving
+hij later in Calcutta een Engelsche opvoeding. Voor de Europeesche
+wetenschap bezweek het oude geloof. Doch zonder godsdienstig geloof
+kon eene natuur als hij niet leven. Hij zocht naar betere kennis
+van God. Op zekeren dag kreeg hij eenige preeken van Narain Bose in
+handen en tot zijn verwondering bemerkte hij dat er in Calcutta reeds
+een Theïstische kerk bestond. Aanstonds sloot hij zich daarbij aan.
+
+Weldra nam hij in de broederschap een belangrijke plaats in. Eerst
+werkte hij onder leiding van Debendra-nath ongeveer vijf jaar lang,
+maar een persoonlijkheid als de zijne moest wel op den voorgrond
+treden.
+
+Keshab Chandar Sen was met de tot nu toe ingevoerde hervormingen
+niet tevreden. Hij wilde alles wat op casten-verschil wees
+afgeschaft zien. Als een begin op dien weg bepleitte hij dat
+allen, die de godsdienstoefeningen der nieuwe kring leidden,
+het gewijde hemd, waardoor de hoogere casten zich onderscheidden,
+zouden afleggen. Debendra-nath wilde het zelf wel afdoen, maar zoo'n
+verplichting anderen niet opleggen.
+
+Dit gaf wrijving tusschen de behoudende en de vooruitstrevende
+elementen. Trouwens, dit niet alleen, achtereenvolgens kwamen nog
+tal van hervormingen aan de orde, waarop Keshab Chandar Sen en de
+zijnen aandrongen. Zoo bijvoorbeeld een verandering in de Sraddha,
+of den dienst der gestorven voorvaderen, welks ritus niet met de ware
+Brahmaleer omtrent een toekomstig leven overeenkwam. Dan, wijziging van
+het ceremonieel bij geboorte, naamgeving en lijkverbranding. Verder,
+een meer gepaste inwijding voor hen, die tot de gemeente toetraden.
+
+Ook wilde men de vrouwen opvoeden en verheffen. Zij werden aangemoedigd
+om toe te treden, velen deden dit en woonden dan den dienst bij achter
+gordijnen of in een afzonderlijk vertrek.
+
+Dan stelde men aan de orde, hervorming van het huwelijk. Men wilde
+afgeschaft zien de kinderhuwelijken, zoo nauw saamgeweven met
+Indische zeden, maar tot zooveel misbruik en ellende voerend, ook
+wilde men dat de veelwijverij zou worden opgeheven en dat de weduwen
+vrijheid zouden hebben te hertrouwen. Ook wilde men tal van dwaze
+en overtollige ceremoniën bij het huwelijk afschaffen. Dit ongeveer
+waren de bedoelingen der meer vooruitstrevenden.
+
+Toch, ook de meer behoudenden, gingen in veel mede. Narain Bose
+was de eerste om in zijn eigen familie het opnieuw huwen van een
+weduwe toe te laten, waarvoor men hem in zijn geboortedorp haast
+steenigde. Debendra-nath gaf het voorbeeld door voor grooten eenvoud
+te zorgen bij het huwelijk van zijn tweede dochter, dat op 26 Juli
+1861, in tegenwoordigheid van tweehonderd geloofsgenooten, plechtig,
+zonder overdreven feestvertoon, werd voltrokken. Dit was de eerste
+huwelijkswijding volgens den ritus der Brahmo Samaj.
+
+Keshab Chandar Sen ging echter nog verder. Hij voltrok in 1864
+een huwelijk tusschen twee personen van verschillende caste: wat
+Debendra-nath zeer mishaagde.
+
+Chandar Sen voelde zich onder de Brahmo Samaj niet recht thuis: hij
+zag nog te veel van den ouden castengeest en van het oude bijgeloof
+en gevoelde de noodzakelijkheid om den bijl te leggen aan den wortel
+van den ouden stam. 't Eind was dat er een scheuring ontstond tusschen
+vooruitstrevenden en meer behoudenden. De eersten scheidden zich af
+en stichtten in November 1866 een nieuwe vereeniging: de Brahmo Samaj
+van Indië geheeten.
+
+Haar doel was, zooals Chandar Sen in zijn openingsrede op 11 November
+verklaarde, alle Brahma-vereerders in één lichaam te vereenigen en
+een organisatie over geheel Indië te verkrijgen. In 1869 opende deze
+nieuwe gemeente haar bedehuis.
+
+Haar optreden kenmerkte zich door groote godsdienstige bezieling.
+
+Haar programma luidt aldus:
+
+God is de eerste oorzaak van het heelal. Door Zijn wil schiep Hij
+alle voorwerpen uit niets en onderhoudt Hij deze bij voortduring. Hij
+is Geest, geen stof. Hij is volmaakt, oneindig, almachtig, vol van
+genade en heiligheid. Hij is onze Vader, Beschermer, Meester, Koning
+en Verlosser.
+
+De ziel is onsterfelijk. De dood is slechts de oplossing van het
+lichaam. Er is geen nieuwe geboorte na den dood: het toekomstig
+leven is een voortzetting en ontwikkeling van het tegenwoordig
+leven. De menschen die nu leven zijn de embryo's van de menschen,
+die zijn zullen.
+
+De ware (heilige) schriften zijn tweeërlei: het boekdeel der natuur en
+de natuurlijke denkbeelden, in den geest ingeplant. De wijsheid, macht
+en genade van den Schepper staan in het gansche heelal beschreven. Alle
+denkbeelden over onsterfelijkheid en zedelijkheid zijn oorspronkelijke
+overtuigingen, in des menschen zijn gegrond.
+
+God wordt nimmer mensch door een menschelijk lichaam aan te nemen. Zijn
+goddelijkheid woont in ieder mensch en openbaart zich in sommigen met
+groote kracht. Mozes, Jezus Christus, Mohammed, Nanak, Cartanya en
+andere groote leeraren verschenen op bepaalde tijden en brachten vele
+heilsgoederen aan de wereld. Zij mogen aanspraak maken op algemeene
+dankbaarheid en liefde.
+
+De Brahma godsdienst is verschillend van alle andere godsdienststelsels
+der wereld, toch maakt hij het wezen van allen uit. Hij is niet
+vijandig tegen andere gelooven. Wat daarin waars is, aanvaardt hij. Hij
+is gegrond op het wezen des menschen en is daarom eeuwig en algemeen,
+noch ook beperkt tot leeftijd of landstreek.
+
+Alle menschen behooren tot ééne broederschap. De Brahma godsdienst
+kent geen onderscheid van hooge en lage caste. Het doel van dezen
+godsdienst is allen tot één huisgezin te vereenigen.
+
+Er zijn vierderlei plichten: 1. plichten tegenover God, zooals:
+geloof in Hem, liefde, vereering en aanbidding. 2. plichten tegenover
+onszelf, zooals: bewaring van ons lichamelijk welzijn, verkrijging van
+kennis, heiliging der ziel. 3. plichten tegenover anderen, zooals:
+waarachtigheid, rechtvaardigheid, dankbaarheid, het bevorderen van
+het welzijn van alle menschen. 4. plichten tegenover dieren en lagere
+schepselen, zooals vriendelijke behandeling.
+
+Iedere zondaar moet de gevolgen van zijn eigen zonden dragen, vroeg
+of laat, in dit of in een volgend leven.
+
+De mensch moet naar heiligheid streven door vereering van God,
+onderdrukking der hartstochten, berouw, de natuur en goede boeken
+te onderzoeken, goed gezelschap te zoeken en in de eenzaamheid te
+overpeinzen. Deze dingen zullen, door de werking van Gods genade, tot
+verlossing leiden. Verlossing is bevrijding der ziel van den wortel
+van het bederf en haar voortdurend groeien in heiligheid. Dit groeien
+duurt tot in eeuwigheid, en de ziel wordt meer en meer goddelijk
+en gelukkig in Hem, die de bron is van oneindige heiligheid en
+vreugde. Het nabijzijn van God is de hemel der Indische Theïsten.
+
+Naar men ziet zijn hier verscheiden denkbeelden aan het Christendom
+ontleend. Ook de godsdienstoefeningen hebben gewoonlijk op Zondag
+plaats. Zij zijn ongeveer aldus ingericht: eerst een lied, dan
+een aanroeping van God door den leeraar, door een ander lied
+gevolgd. Vervolgens vereering van God, gezongen door de geheele
+gemeente, voortgezet door den voorzanger alleen. Dan eenige minuten
+van stille overpeinzing en gemeenschap met God. Vervolgens wordt,
+door de geheele gemeente, staande, het volgende gebed gesproken:
+
+"Leid ons, o God, van onwaarheid tot waarheid, van duisternis
+tot licht, van dood tot onsterfelijkheid. O, Vader der waarheid,
+openbaar u toch aan ons. Gij zijt genadig, bescherm ons steeds in
+uwe grenzenlooze goedheid. Vrede! Vrede!" Dan volgt een gebed voor
+de gansche wereld, door den voorganger alleen, gevolgd door een ander
+lied en door het zeggen van teksten uit Hindoesche en andere gewijde
+schriften. Eindelijk een preek, gevolgd door gebed, zegen en lied.
+
+Jammer genoeg ontstond er in deze vereeniging in 1878 weer een nieuwe
+scheuring. De uitgetredenen stichtten zich een eigen bedehuis. Doch op
+al de bijzondere lotgevallen der verschillende Indische Theïstische
+groepen in te gaan zou ons te ver voeren. Wij merken alleen nog op,
+dat er reeds in 1883 over Engelsch Indië 170 gemeenten bestonden, de
+een wat meer behoudend, de ander wat meer kritisch staande tegenover
+de Hindoesche overlevering, maar toch allen getuigenis afleggend
+van nieuwen levensgloed. Onder de hoofdleiders moeten wij nog noemen
+Mozoomdar, die eenige jaren geleden op het parlement der godsdiensten
+in Chicago zoo meesleepend wist te getuigen.
+
+Van harte hopen wij dat deze verlichte Indiërs hun vaderland van
+bijgeloof mogen zuiveren en dat zij de vele schatten, in de gewijde
+boeken van hun volk verborgen, in ruime mate ook tot de westerlingen
+mogen helpen brengen. Want, de tempel der toekomst zal worden
+saamgevoegd uit vele kostelijke steenen, aangebracht uit vele landen.
+
+
+
+
+
+
+
+HOOFDSTUK IV.
+
+Het Boeddhisme.
+
+
+I. Het leven van Boeddha tot aan zijn openlijk optreden.
+
+
+In ons overzicht van het Brahmanisme hebben wij gezien hoe er in
+het oude Indië, hoe langer hoe meer, gevoeld werd niet alleen door
+verlichte priesters, maar ook door leeken, dat niet in offers en
+uitwendige vereering der goden, doch in het streven naar verlossing
+van alle begeerten, naar onderdrukking van alle hartstocht het ware
+levensdoel kan bestaan. Niet door het streven naar bovennatuurlijke
+krachten, niet door boetedoeningen om eenig aardsch voordeel te
+verkrijgen, maar door, tot zichzelf inkeerende, de ongenoegzaamheid
+van al het aardsche in te zien en dan ook van alle begeerte afstand
+te doen, komt men tot het hoogste heil. Dat werd gevoeld door vele
+eenzame vromen in het stille woud, maar lag ook op den bodem van
+de ziel van het Indische volk; het Boeddhisme zou het straks doen
+doordringen tot een wijden kring.
+
+Een wijden kring: de godsdienst van den Indische wijze wordt thans nog
+beleden door ongeveer een derde der geheele menschheid. Uit zijn oude
+bakermat, Voor-Indië, is het voor het grootste gedeelte later weer
+door het Brahmanisme verdrongen. Doch in tal van andere landen heeft
+het zich zeer uitgebreid. Wij noemen onder de voornaamste landen,
+waar deze godsdienst heerscht: Ceylon, Birma, Siam, Annam, Tibet,
+China en Japan.
+
+Doch, al wordt in al deze landen Boeddha in eere gehouden, er is een
+groot verschil. Het Boeddhisme van Ceylon en Birma is in vele opzichten
+gansch iets anders dan dat van Tibet. 't Is er mee als met het
+vrijzinnig-Protestantsch en het Roomsch-Catholiek Christendom. Beiden
+willen Jezus eeren, doch de eersten beschouwen den stichter van hun
+godsdienst als mensch en vinden in 't naleven zijner levensbeginselen
+de hoofdzaak. De anderen erkennen hem als een Godheid, die door
+plechtig ceremonieel nog meer wordt gediend dan door overpeinzing en
+betrachting zijner leer. Zoo is het ook met het Boeddhisme. Komt ge
+in Birma, dan hoort ge weinig van Boeddha als godheid, maar wordt de
+beteekenis van zijn strijd en overwinning als mensch diep gevoeld. En
+in een leven van eenvoud en liefde voor al wat leeft, drukt men de
+voetstappen des Meesters. Doch in Tibet heeft Boeddha goddelijke eer,
+ja een plaatsvervanger op aarde, voor wien men zich als voor Rome's
+Paus nederbuigt. Daar worden tal van formulier-gebeden voor hem
+opgezegd, tal van geheimzinnige plechtigheden voor hem verricht. De
+eeredienst is er oneindig luisterrijker en samengestelder dan in de
+zuidelijke landen als Birma en Ceylon. En in China en Japan is het
+Boeddhisme met andere godsdiensten als ineengevloeid en heeft daarbij
+een deel van zijn oorspronkelijk karakter ingeboet.
+
+Doch, dezen godsdienst in al zijn ontwikkelingen en zijwegen te volgen
+ligt niet op onzen weg. 't Is ons voornamelijk te doen om den geest
+van den wijze, dien Edwin Arnold niet zonder reden het licht van Azië
+noemde, te leeren kennen.
+
+Dat nu is, ofschoon er genoeg over het Boeddhisme geschreven is en
+geschreven wordt, niet zoo gemakkelijk als het schijnt. Allereerst is
+er quaestie over de persoon van den Boeddha. Was hij een historisch
+persoon, of berust zijn gansche levensgeschiedenis, zooals die
+uit vroegere en latere Boeddhistische geschriften wordt gekend,
+op verdichting? Er zijn geleerden, die dit beweerd hebben. De
+Fransche geleerde Sénart [10] tracht de gansche, in zoo menig opzicht
+aantrekkelijke legende van den Boeddha tot een zonnemythe te herleiden,
+en brengt op vernuftige wijze alle bijzonderheden daarvan met deze
+opvatting in verband.
+
+Doch: waarschijnlijk is deze opvatting alles behalve. Ten eerste
+omdat gewoonlijk een groote godsdienstige beweging haar oorsprong
+vindt in een krachtige persoonlijkheid, ten tweede, omdat er toch
+veel waarschijnlijks en natuurlijks achter het phantastische der
+levensbeschrijving verborgen ligt. En in de derde plaats vooral
+omdat inderdaad de oudste Boeddhistische boeken, die wij bezitten,
+wellicht niet veel langer dan een eeuw na den dood van den stichter
+van dezen godsdienst zijn opgesteld.
+
+Om nu echter in de Boeddha-legende overal waarheid en verdichting
+te scheiden--ziedaar een taak, die boven onze krachten ligt. 't Is
+er mede als met de levensgeschiedenis van Jezus in de Evangeliën,
+die ons wel in hoofdzaak het leven van den Meester doen kennen,
+maar ons toch ook vaak in aanraking brengen, niet met wat de Meester
+dacht, maar met wat zijn volgelingen gevoelden. Doch: is ook dat niet
+een sleutel der kennis voor wie een godsdienst wil leeren kennen? We
+kunnen daarom niet beter doen, ten einde in den geest van den stichter
+en zijn godsdienst u in te wijden, dan in de eerste plaats een blik
+te werpen op de levensgeschiedenis van den Verlichte, zooals zijn
+volgelingen in oude dagen ons die verhaalden. We zullen daarbij zien
+dat er dikwijls een eigenaardige overeenkomst is, tusschen wat ons
+van Jezus en van dezen Indischen wijze wordt verhaald.
+
+Boeddha werd geboren in Kapilavastu: de stad van Kapila, ongeveer
+550 jaar voor Christus. Lang hebben de geleerden getwijfeld of
+dit wel een werkelijke stad is geweest: doch in 1893 vond men,
+in de jungle's van den Taraï, het machtige woud aan den voet van de
+Himalaya, overblijfselen van een stad, onder slingerplanten en boomen
+verborgen. En daarin een zuil, opgericht door koning Açoka--den grooten
+beschermer van het Boeddhisme--ongeveer 257 voor onze jaartelling,
+een zuil, die het opschrift behelsde:
+
+"Koning Piyadasi (Açoka) de beminde der goden, bracht hier, toen
+hij twintig jaar (als koning) gezalfd was, zijne vereering en sprak:
+Hier is Boeddha (de verlichte), Sakya-Muni, geboren." En hij zorgde
+dat een steenen zuil werd opgericht met de verklaring er op: "Hier
+is de eerbiedwaardige geboren."
+
+Boeddha, of liever Siddhartha (de eerste naam is feitelijk een
+eeretitel) de verlichte: werd uit aanzienlijke ouders geboren. Het
+geslacht der Sakya's was om zijn ouden adel en zijn rijkdom beide
+beroemd. Latere legenden hebben Boeddha zelfs tot een koningszoon
+gemaakt.
+
+De moeder van Siddhartha, Maya, bracht haar zoon ter wereld en stierf
+weinige dagen daarna, zoodat de andere echtgenoote van Siddhartha's
+vader hem verder opvoedde. In Kapilavastu bracht hij alzoo zijn jeugd
+door, daar dwaalde hij rond in de schaduwrijke tuinen van zijns
+vaders paleis. Reeds vroeg trad hij in het huwelijk met eene door
+lichaamsschoon en liefderijk karakter uitmuntende bloedverwante,
+gewoonlijk Yaçodhara geheeten, die hem een zoon schonk, met name
+Rahula. Dat zijn de bijzonderheden die over zijn jeugd vrijwel
+vaststaan. Ware hij niet werkelijk gehuwd geweest, dan zou een
+latere legende--in aanmerking genomen dat de ongehuwde staat voor
+de Boeddhistische monniken verplichtend is--dit nooit aangaande hem
+hebben verdicht.
+
+De legende weet echter veel meer te verhalen. Zij spreekt van een
+wonderbaren droom, dien Maya voor de geboorte van haar beroemden zoon
+had: een witte olifant, meer lichtend dan zon en maan, naderde haren
+schoot. De drie werelden (aarde, hemel en hel) zag zij verlicht door
+een groot licht, schijnende in de duisternis, en duizende geesten
+zongen haar lof. Ook werd aan haar echtgenoot bekend gemaakt dat de
+toekomstige Boeddha op aarde zou komen in Maya's schoot. De verlichte
+was zichtbaar in de moederschoot en toen hij ter wereld kwam zongen
+hemelsche geesten zijn lof. Na vijf dagen werd hem een naam gegeven en
+werd hij in den tempel gebracht. Asita--een heilige kluizenaar--die
+de acht magische vermogens had verworven en daardoor in den geest
+kon zien wat in de hemelen gebeurt, wordt daar onderricht dat een
+machtige Boeddha is geboren. Als hij daarna het goddelijk geestesoog
+laat wijden over de wereld ziet hij het kind in het paleis, glanzend
+van zuivere daden, door al de werelden vereerd.
+
+Asita gaat naar het paleis. Hij neemt het kind in zijn armen en
+weent. "Waarom deze tranen, heilige man?" "Ik ween," is het antwoord,
+"omdat deze de groote Boeddha zal zijn en ik daarvan geen getuige
+meer kan wezen."
+
+Merkwaardig is echter het volgende verhaal, dat ons als in
+allegorischen vorm doet lezen in het zieleleven van den toekomstigen
+wereldverlosser.
+
+Waarzeggers door den koning geraadpleegd, verklaarden:
+
+De jongeling zal zonder twijfel òf een koning der koningen of een
+groote Boeddha worden. Als hij bestemd is een groote Boeddha te
+worden, dan zullen vier voorteekenen zijn zending duidelijk maken. Hij
+zal zien:
+
+
+ 1. Een oud man.
+ 2. Een kranke.
+ 3. Een lijk.
+ 4. Een heiligen kluizenaar.
+
+
+Indien hij deze vier voorteekens van een avatara [11] niet ziet,
+zal hij slechts een aardsche heerscher zijn.
+
+De koning Suddhodana, die droomen van wereldsche grootheid over zijn
+zoon in 't hart koesterde, werd door die laatste verzekering van
+de waarzeggers heel wat gerustgesteld. Hij dacht bij zichzelf: Het
+zal gemakkelijk genoeg zijn om deze vier voorteekenen van den prins
+verre te houden. Hij gaf dus bevel dat er drie prachtige paleizen, de
+schoonste op aarde: het voorjaars-, het zomer- en het winterpaleis,
+zouden worden gebouwd. Zij wedijverden in glans met Vaijayanta,
+het onsterfelijk paleis van Indra zelf.
+
+Kostelijke paviljoenen werden overal opgetrokken, met prachtige
+voorportalen en gepolijste deuren. Torentjes en kanteelen verhieven
+zich in de lucht. Door sierlijke vensters viel het licht in de
+prachtige vertrekken. Galerijen, balustraden en fijn traliewerk waren
+in overvloed aanwezig. Duizend klokjes klonken op ieder dak. In
+één woord: een beeld als van de paleizen in Chineeschen stijl,
+die naar het schijnt in oud-Indië werden gebouwd. Even prachtig
+waren de tuinen, waar in koele meren de heerlijkste kraanvogels
+en zwanen zich verlustigden, en waar de schoonste boomen geur en
+schaduw verspreidden. De lucht was vervuld met de geur van tube-rozen
+en jasmijnen.
+
+Rondom de paleizen van Kapilavastu waren voorts sterke wallen om
+alle ouden van dagen, kranken en kluizenaars te weren en om den prins
+daarbinnen te houden.
+
+Nog een betere en machtiger bewaking werd te werk gesteld. Toen de
+prins den leeftijd had bereikt om in het huwelijk te treden werd zijn
+paleis met schoone vrouwen bevolkt. Doch, een schok trof den koning.
+
+Dit geschiedde als volgt. De koning had een park aangelegd, nog
+schooner dan de tuin van het zomerhuis. Een ziener had hem verhaald,
+dat, indien hij den prins er toe krijgen kon om dezen tuin te bezien,
+deze daar voor altijd met zijn vrouwen zou willen blijven. Geen taak
+scheen gemakkelijker, en op zekeren dag zou de prins er met zijn wagen
+heenrijden. Groote voorzorgen waren genomen om alle oude menschen, alle
+kranken, alle lijken ver uit zijn gezicht te houden. Een heel leger
+soldaten was er voor opgeroepen, met vlaggen was de stad versierd. De
+weg, waarlangs de prins kwam, was met bloemen bestrooid en met vazen
+vol welriekende planten versierd. Prachtige guirlandes en sierlijke
+klokjes waren overal opgehangen. Doch zie! toen de prins uitreed zag
+hij eensklaps, bijna onder de wielen van zijn wagen, tusschen de in
+zijde gekleede edelen en de krijgslieden met schilden en speren een
+ongewoon schouwspel. Het was een oud man, afgeleefd en verlamd. Zijn
+aderen en peezen waren zoo gezwollen, dat ze te zien waren, zijn
+tanden klapperden, het gelaat vol rimpels, het hoofd bijna kaal en
+de weinige haren spierwit. Zoo strompelde hij voort, bijna dubbel
+gebogen, leunend op een stok.
+
+"Wat is dit, wagenmenner?" riep de prins. "Een man wiens bloed
+is opgedroogd en wiens spieren aan zijn lichaam als vastgekleefd
+zijn. Zijn hoofd is wit, zijn tanden slaan tegen elkaar, nauwelijks
+kan hij zich bewegen, zelfs niet met behulp van een stok."
+
+"Prins" zeide de wagenmenner "dit is de ouderdom. Zijn zinnen zijn
+afgestompt, het lijden heeft zijn geest verstoord, veracht is hij
+door zijn naburen. Niet in staat om zichzelf te helpen heeft men hem
+in dit woud aan zijn lot overgelaten."
+
+"Is dit," vroeg de prins "een eigenaardigheid van zijn familie of is
+dit de wet der wereld. Zeg mij dat spoedig."
+
+"Prins" zeide de wagenbestuurder, "dit is noch een wet van die
+familie, noch van dit koninkrijk alleen. In ieder wezen wordt de
+jeugd overwonnen door den ouderdom. Uw eigen vader en moeder zullen
+in ouderdom eindigen: ook al uw bloedverwanten. Daar is geen andere
+weg voor de menschheid."
+
+"Dan is de jeugd blind en onwetend," zeide de prins, "en ziet de
+toekomst niet. Als dit lichaam het verblijf zal worden van den
+ouderdom, wat heb ik dan aan het vermaak en zijne bedwelming? Laat
+den wagen keeren en breng mij terug naar mijn paleis."
+
+Ontsteltenis was in de harten van alle hovelingen over deze onaangename
+gebeurtenis, en het ergste was, dat niemand de ongelukkige oorzaak
+er van straffen kon. De oude man was nergens te vinden. De koning
+was buiten zichzelf van droefheid. Soldaten werden uit verwijderde
+districten gesommeerd en vier mijlen in het rond werd een cordon
+getrokken om de andere voorteekenen van den prins verwijderd te
+houden. Langzamerhand echter kwam de koning een weinig tot rust. "Als
+mijn zoon den tuin des geluks ziet, zal hij nimmer een kluizenaar
+worden," had de koning gezegd, doch een belachelijk voorval had
+zijn plan verstoord. Nogmaals zou het echter worden beproefd en de
+voorzorgen werden ditmaal verdubbeld.
+
+Was de prins de eerste maal door de oostpoort uit het zomerpaleis
+gegaan, nu ging hij de zuidpoort uit.
+
+Doch een andere onverwachte gebeurtenis viel er thans voor. Toen
+de prins in zijn wagen uitreed zag hij plotseling vlak bij zich
+een kranke, uitgemergeld, door brandende koorts gekweld. Alleen,
+zonder dat iemand voor hem zorgde, ging hij voort, strompelend,
+met moeite ademhalend.
+
+"Wagenmenner," zeide de prins, "wat heeft deze man, zoo geel en
+weerzinwekkend van uiterlijk, zoo stomp van zinnen, zoo verdord van
+leden. Zijn maag hindert hem, met vuil is hij bedekt. Nauwelijks kan
+hij adem halen."
+
+"Prins," hernam de ander, "dit is ziekte. Deze ongelukkige man is
+door een ernstige krankheid aangetast. Kracht en lust hebben hem
+verlaten. Hij is zonder vriend, zonder hoop, zonder land, zonder
+toevlucht. De vreeze des doods is voor zijne oogen."
+
+"Indien de gezondheid van den mensch," zoo sprak Boeddha, "slechts
+het spel is van een droom, en de vrees voor toekomstig leed zulk een
+gestalte kan teweegbrengen, hoe kunnen dan wijze menschen, die gezien
+hebben wat het leven werkelijk is, toegeven aan de ijdele genietingen
+des levens? Keer terug dienaar, en breng mij naar mijn paleis." De
+vertoornde koning, hoorende wat er geschied was, gaf bevel dat men
+den zieken man zou gevangen nemen en straffen, doch, in weerwil van
+een prijs op zijn hoofd en van zoeken overal kon men hem niet vinden.
+
+Een plaats uit de "Lalita Vistara" [12] geeft deze oplossing: de
+kranke was inderdaad een der geesten uit "het zuivere verblijf"
+(de hemel van Brahma) die deze gedaante had aangenomen. Die geesten
+van het "zuiver verblijf" zijn eigenlijk de Boeddha's, die vóór den
+verlichte hebben geleefd: de Boeddha's van het verleden alzoo. [13]
+
+Ook verhaalt een der zuidelijke geschriften dat de wagenmenner onder
+inspiratie sprak, wat inderdaad voor het verhaal zeer goed past,
+de gesprekken van een koetsier zijn niet altijd zoo verheven.
+
+Het scheen dat een of andere booze invloed koning Suddodhana
+beheerschte, want, onbewogen door het mislukken van zijn plan deed
+hij een derde poging om den prins naar dien tuin van het geluk te
+brengen. Ditmaal ging de weg door de westpoort. Grooter voorzorgen
+dan ooit te voren werden er thans genomen. De keten van wachten werd
+tot op twaalf mijlen van het zomerpaleis uitgezet. Maar wederom
+hielden de Boeddha's der tien horizons den prins tegen. Eensklaps
+was daar een verschijning van een lijkstatie. Een (spook)lichaam,
+naar de gewoonte met modder besmeerd, en met een doek bedekt, werd
+op een baar weggevoerd. (Spook)vrouwen huilden en (spook)muzikanten
+maakten treurmuziek op trommel en fluit. Zonder twijfel zongen ook
+spook-Brahmanen hymnen om het onsterfelijk deel naar de woning der
+vaderen te begeleiden.
+
+"Wat is dit," zeide de prins. "Waarom slaan zich deze vrouwen op de
+borst en trekken zij zich de haren uit? Waarom bedekken deze goede
+menschen hun gelaat met het stof der aarde? En die vreemde gestalte
+op de draagbaar, waarom is zij zoo stijf?
+
+"Prins," zeide de ander, "dit is de dood. Die gestalte, bleek en
+verstijfd, kan nooit meer gaan en zich bewegen. Zijn bewoner is gegaan
+naar de onbekende verblijven van Yama. [14] Zijn vader, zijn moeder,
+zijn kind, zijn vrouw, allen roepen om hem, doch hij kan niet hooren."
+
+Boeddha werd droef te moede.
+
+"Wee u jeugd, die het spel is voor den ouderdom! Wee u gezondheid, die
+de prooi wordt van vele krankheden! Wee u leven, dat als een ademtocht
+henengaat! Wee u ijd'le vermaken, die de menschheid bederven. Doch wat
+de vijf skandha's [15] betreft, daar zal geen ouderdom, ziekte of dood
+zijn. Ga terug naar de stad. Ik moet de bevrijding tot stand brengen."
+
+Een vierde maal werd de prins door zijn vader verzocht den tuin des
+geluks te zien. Ditmaal was de keten der wachten zestien mijlen
+ver in den omtrek opgesteld. Door de noorderpoort reed de prins
+uit. Eensklaps zag men op den weg een man, kalm en vriendelijk van
+uiterlijk, met een okergele monnikskap.
+
+"Wie is deze," vroeg de prins, "zoo vriendelijk en vredig van
+uiterlijk? Hij staart alsof zijn geest ergens anders vertoeft, en een
+schaal heeft hij in de hand." "Prins, dit is het nieuwe leven," sprak
+de wagenmenner. "Deze man is een van diegenen, die op den eeuwigen
+Brahma hun gedachten vestigen. (Brahmacharin). Hij zoekt de goddelijke
+stem en het goddelijk inzicht. De aalmoezenschaal van den heiligen
+bedelaar (bhikshu) draagt hij in de hand. Zijn geest is kalm omdat de
+groote bekoringen van het lager leven hem niet langer kunnen kwellen."
+
+"Zulk een leven begeer ik," zeide de prins, "de lusten van den mensch
+zijn het zeewater gelijk, zij maken den dorst erger in plaats van
+haar te lesschen. Ik wil het goddelijk inzicht bereiken en den mensch
+onsterfelijkheid [16] schenken."
+
+De koning was buiten zichzelf. Bij iedere poort van het zomerpaleis
+werden vijfhonderd zwaargewapende Sakya's geplaatst. Ketens van
+schildwachten omgaven de opgehoogde en versterkte wallen. Een phalanx
+lieftallige vrouwen, met lansen gewapend, was om het bed van den prins
+geposteerd om hem te bewaken. Alles wat de zinnen kon streelen, zoo
+beval de koning, moest bij voortduring aan den prins worden geboden.
+
+"Laat de vrouwen van de zenana (harem) geen oogenblik hun zang en
+spel en vroolijkheid staken. Dat zij schitteren van zijde en fonkelen
+van edelgesteenten."
+
+Maha Prajapati, de tante, die na den dood van koningin Maya Boeddha
+had opgevoed, had het opzicht over deze lieftallige jonge vrouwen en
+spoorde ze aan om den prins in een "gouden kooi" in te sluiten.
+
+Zoo werd Boeddha in verzoeking gebracht. Doch, deden de bewoners
+van Kamaloça (de oorden der lust) hun best, die van Brahmaloça (de
+oorden van den zuiveren geest) lieten, schoon ongezien, toch ook hun
+invloed gevoelen.
+
+Eens toch, toen de prins rustte op een zijden rustbed en vier of vijf
+bruingekleurde grootoogige Indische meisjes voor hem lieflijk zongen,
+namen zijn oogen eensklaps een vreemden glans aan. Wel zag hij nog
+al de schoone guirlandes en het prachtig traliewerk van de zaal, doch
+'t werd dof voor zijn oog. Muziek en stemmen zooals hij nooit te voren
+had gehoord, kwamen nu tot hem als uit de verte. O. a. hoorde hij de
+volgende verzen:
+
+
+"Machtige steun der menschheid, wandel op het pad van de Rishi's [17]
+van ouds. Ga heen uit deze stad!
+
+"Geef op deze troostelooze wereld, als gij de onschatbare kennis der
+Jina's [18] hebt verworven, en een volmaakte Boeddha zijt geworden,
+aan allen den doop van het koninkrijk der gerechtigheid.
+
+"Gij, die eens uw voeten, uw handen, uw kostbaar lichaam opofferdet,
+die vaarwel zeidet alle rijkdommen der wereld, [19] gij, wiens leven
+zuiver is, red het vleesch van zijne ellenden!
+
+"Wees geduldig als gij smadelijk wordt bejegend, o overwinnaar van
+u zelf! Heer van allen, die op twee voeten gaan, ga voort volgens uw
+zending. Verwin het kwaad en zijn leger.
+
+"Licht der wereld, in vroegere levens hebt gij gezegd: Voor
+de werelden, aan dood en ziekte ter prooi, zal ik een toevlucht
+zijn! Leeuw der menschen, heer van hen, die op twee voeten loopen,
+de tijd voor uw zending is gekomen. Verkrijg onsterfelijke waardigheid
+onder den gewijden Bo-boom [20] en geef Amrita [21] aan allen.
+
+"Toen gij een koning waart en een onbescheiden onderdaan sprak tot u:
+"Geef mij deze landen en steden", toen waart gij verheugd en niet
+bedroefd.
+
+"Toen gij een deugdzaam Rishi waart en een wreed koning in woede
+uwe leden afhieuw, toen vlood in uw doodsangst melk uit uw voeten
+en handen.
+
+"Toen gij als Rishi Syama op een berg woonde, en een koning u
+doorboorde met vergiftige pijlen, hebt gij toen dien koning niet
+vergeven?
+
+"Toen gij de koning der antilopen waart, hebt gij toen niet uw vijand,
+den jager, voor een waterstroom beveiligd?
+
+"Toen gij een olifant waart en een jager doorboorde u, hebt gij hem
+niet vergeven en beloond met uwe prachtige slagtanden?
+
+"Toen gij een berin waart, hebt gij een man gered uit een stroom,
+door sneeuw hooggezwollen. Gij voeddet hem met wortels en vruchten
+tot hij sterk werd en, toen hij heenging en menschen meebracht om u
+te dooden, gij vergaaft hem.
+
+"Eens toen gij het witte paard [22] waart, gingt gij, uit medelijden
+met het lijden der menschen, door den hemel naar de plaats der booze
+geesten, opdat gij hun geluk zoudt verzekeren.
+
+"Vervolgingen zonder tal, smaad en herhaalde gevangenis, dood en
+moord: gij hebt het alles gedragen met liefde en geduld, vergevende
+die 't u aandeden.
+
+"Menschen zonder koning kiezen u tot den hunne. Leid hen in den weg van
+Brahma en de tien deugden, opdat, indien zij hun metgezellen verlaten,
+zij allen mogen gaan naar Brahma's verblijf."
+
+Door deze verzen, zegt het verhaal, werd de prins vermaand. En
+terwijl de Jina's deze liederen zongen, trachtten schoone vrouwen,
+met bloemen en reukwerk, juweelen en rijke kleeding hem te brengen
+tot aardsche liefde.
+
+Doch de geesten van het zuiver verblijf ontwerpen nog een nieuw
+plan om hun oogmerken uit te voeren. Zij zorgen dat de prins deze
+verleidelijke vrouwen, deze aanlokselen van Mara den verzoeker en
+Kama, den god der liefde ziet in een nieuw licht. Zij bewegen door
+onmerkbaren invloed den prins om de vertrekken der vrouwen te gaan
+bezien als de Jina's ze in een vasten slaap hebben gebracht.
+
+Alles is in wanorde, de kleederen der vrouwen, heur haar, haar
+sieraden. Sommigen liggen in onbevallige houding op haar rustbedden,
+of hebben een akelig uiterlijk, anderen hoesten of lachen onnoozel
+in hare droomen of ijlen.
+
+Ook misvormingen en vlekken, die de vrouwelijke list zorgvuldig
+verborg, vallen nu, bij de tooverkunst der geesten, in het oog. De
+eene heeft een miskleurigen hals, de andere een slecht gevormd been,
+de derde een lompen vetten arm. Glimlachen zijn grijnzen, betoovering
+is terugstooting geworden. Plomp liggen zij neer, tusschen al haar
+versiersels, luiten en tamboerijnen.
+
+Waarlijk, zeide de prins vol afkeer, ik ben op een kerkhof. 't Wordt
+hem wee om 't harte: nu is de tijd gekomen, om den grooten weg te
+gaan en van al 't aardsche zich los te maken.
+
+Doch hem wacht een zware strijd, een, die echter zijne beslissing
+verhaast. Als hij in den tuin is, waarin hem het vierde gezicht (de
+monnik) is ten deel gevallen, wordt hem geboodschapt dat zijn geliefde
+gade hem een zoon heeft geschonken. Hij zegt "Rahula is mij geboren,
+een nieuwe keten is gesmeed." Hij gevoelt, hoe moeilijk het nu zal zijn
+de banden te breken, die hem binden aan de zijnen en aan de wereld, die
+hem omringt en treurig keert hij naar huis terug. Doch vreugde is er
+in het hart van de dorpsbewoners over de geboorte van den eersteling,
+den kleinzoon van hun rajah. Onder hun triumfgezang keert Boeddha in
+Kapilavastu terug. Als een zijner nichten van vorstelijken bloede
+hem op zijn wagen, in pracht en heerlijkheid, de stad ziet naderen
+geeft zij haar gemoed lucht in de woorden: "Zalig de vader, zalig de
+moeder, zalig de vrouw van zulk een zoon en echtgenoot." De jonge man
+hoort haar woord met aandoening: "wel mag zij zeggen," zoo spreekt
+hij bij zichzelven, "dat er zaligheid in 't moederhart is, als zij
+ziet op het inwendig leven van haar zoon, wel ook is er zaligheid in
+'t hart van den vader en van de echtgenoote. Maar vanwaar komt de ware
+vrede voor het hart?" En in zijn dankbaarheid, dat zij zulke gedachten
+bij hem heeft opgewekt, geeft hij haar zijn paarlsnoer, als het loon
+voor haar goede leer. Evenwel, zij droomt van aardsche liefde, die
+meent zij, door haar is opgewekt in zijn hart. Doch de Boeddha geeft
+zichzelf op de vraag naar den waren vrede een gansch ander antwoord:
+"Als het vuur van de lust is gedoofd, als het vuur van den haat en
+van de verblinding is gebluscht, als ook hoogmoed, dwaling en alle
+zonde en hartstocht is gedoofd, dan vindt het harte ware rust."
+
+Zoo komt het besluit van den Boeddha tot zijn voltooiing. Vóór hij
+zijn geliefde vrouw en al het zijne verlaat, wil hij zijn kind nog
+zien. Daar sluimert de lieve moeder, het bed met bloemen bestrooid,
+de hand over het hoofd van haar kindje uitgestrekt. Hoe gaarne had
+hij zijn zoon een oogenblik in de armen genomen, doch dan zou ook
+de teederminnende echtgenoote ontwaken, en hoe dan zijn besluit te
+volvoeren? Aarzelend gaat hij heen, na een laatsten liefdevollen blik
+op de slapenden te hebben geworpen: als hij een verlichte (Boeddha)
+zal geworden zijn, dan wil hij terugkeeren en zijnen zoon wederzien.
+
+Daar buiten wacht zijn wagenmenner Channa met het eed'le ros Kanthaka
+en voort gaat het in den duisteren nacht, totdat hij, aan de grenzen
+van zijn rijksgebied, dienaar en paard terugzendt om zich bij de
+monniken aan te sluiten en daar in zelfkastijding den waren vrede
+te zoeken.
+
+Spreekt de waarheid in deze verdichtingen niet tot ons aller
+hart? Voelen wij niet mede voor den eed'le wijze, die doorzag de
+vergankelijkheid van al het aardsche en die dorstte naar hooger
+leven? Spreekt tot ons niet die strijd der ziele om een teergeliefde
+vrouw en eenig kind te verlaten voor een toekomst, uit een aardsch
+oogpunt zoo weinig aantrekkelijk?
+
+Doch, de strijd is niet ten einde. Mara, de vorst der duisternis,
+laat hem geenszins met rust en toovert hem voor den geest, dat
+hem binnen een week een wereldrijk over alle landen der wereld
+zal worden geschonken als hij zijn onderneming opgeeft. Doch neen,
+de verzoeking vindt geen ingang, 't is niet te doen om een aardsch
+rijk. Hij versmaadt de koningskroon. Zijn vrouwen, zijn paleis,
+zijn schatten, alles verlaat hij om in de wildernis te peinzen over
+de goddelijke dingen.
+
+Doch, Mara laat slechts af voor een tijd: vroeg of laat zal er wel
+een booze gedachte opkomen in 't hart van den vromen strijder; dan zal
+hij hem beheerschen. En, als een schaduw volgt hij den wijze. Boeddha
+dan sluit zich aan bij een groep van kluizenaars, die in de holen
+van een berghelling nabij Rajagriha leven. Niet al te ver van de stad
+verwijderd, leven zij toch in de eenzaamheid van het woud. Alara en
+later Udraka, Brahmaansche leeraars, worden thans zijne leermeesters,
+met wie hij vele gesprekken voert. Door een voortgezette overpeinzing,
+waarbij men zich van al 't aardsche tracht te scheiden, zoo zelfs dat
+men ten slotte aan niets bepaalds denkt, poogt hij zichzelf te brengen
+tot het eeuwige, tot de rust, boven alles verheven. Evenwel, zijn
+peinzen geeft hem den vrede niet. Daarom verlaat hij de kluizenaars
+om zich geheel alleen in de eenzaamheid van het woud aan strenge
+zelfkastijding en boetedoening over te geven.
+
+Daar zit hij terneder in de diepten van het woud van Uruvela. De tong
+drukt hij tegen het verhemelte, met geweld de gedachten vasthoudend, in
+zelfkwelling wachtend op het oogenblik dat de bovenaardsche verlichting
+over hem komen zal. Doch zij komt niet. Hij worstelt om steeds meer
+van al 't aardsche los te komen, den adem houdt hij in, van voedsel
+onthoudt hij zich. Met bewondering zien vijf andere asceten tot hem
+op. Bij zoo strenge zelfkastijding moet hij het licht wel deelachtig
+worden, straks zullen zij hem volgen op den weg der verlossing. Zijn
+lichaam is door pijn en smart geknakt, tot een schaduw van een mensch
+is hij geworden, doch het doel wordt niet bereikt. Eindelijk valt
+hij flauw en uitgeput neder, de leerlingen meenen dat hij dood is,
+doch hij komt weer bij.
+
+Thans echter geeft hij zijn zelfkastijding op en gaat naar het meest
+nabijzijnde dorp om voedsel tot zich te nemen. Dat is te veel voor zijn
+leerlingen, in hun oog is hij gevallen van het voetstuk der heiligheid
+en zij, zij laten hem alleen, juist nu zijn wankelend geloof zooveel
+behoefte had aan de trouwe steun en vereering der zijnen.
+
+Boeddha wandelt voort, tot aan de oevers van de rivier Nairanjara. Daar
+brengt hem de dochter van een landman zijn morgenmaaltijd, een schotel
+melk. Onder de schaduw van een Bo-boom (ficus religiosus) zet hij zich
+ter neer. De lange uren van den dag gaan in overpeinzing voorbij. Noch
+het wijsgeerig denken, noch de strenge boetedoeningen hebben hem vrede
+gebracht. Wat heeft hem alles gebaat? Mara toovert hem voor oogen
+de zoete vreugde van huiselijkheid en liefde, van rijkdom en macht:
+van alles waarvan hij afscheid nam. Hoe gemakkelijk kon hij dat alles
+weer bereiken, hoe hartelijk zou hij thuis worden ontvangen. Doch,
+moest dan al zijn inspanning verloren moeite zijn? Was er geen vasten
+grond om op te bouwen? Zoo streed hij een moeilijken strijd, door de
+overlevering gehuld in het phantastisch kleed van een heirleger booze
+geesten, dat op hem aanviel, terwijl hemel en aarde in beweging waren.
+
+Doch, de strijd bracht de overwinning. Onder den boom der verlichting
+kwam hij in steeds reinere aanschouwing. Al het zinlijke verzonk;
+een gevoel van alles doordringende wetenschap kwam over hem: in een
+alles doorschouwend geestelijk zien bespeurde hij de kronkelwegen,
+die de geesten in hun zielsverhuizing bewandelen; hij zag de bron
+van het lijden en den weg, die tot vernietiging van het lijden voerde.
+
+Nog zeven dagen vertoeft hij onder den heiligen boom; peinzend
+over 's levens raadselen, waarvan hij nu de oplossing heeft
+gevonden. En, als hij dan eind'lijk opstaat is alles hem volkomen
+klaar geworden. Eindelooze levens zijn het, die hij zelf reeds
+doorloopen heeft, en die ieder mensch doorloopt; in ieder volgend
+leven maaiend, wat hij in vroegere levens heeft gezaaid; totdat hij
+eindelijk, van alle begeerte gereinigd, van allen dorst bevrijd,
+ingaat tot den grooten vrede. Werelden zag hij, eind'loos in getal,
+allen beheerscht door eene macht, die wel doet: wie haar gehoorzaamt,
+wreekt: wie haar gebod miskent. Altijd weer in ieder leven het leed,
+als de onontkoombare schaduw van 't leven zelf, waaraan men eerst
+ontkomt, indien alle lust is verdoofd, alle begoocheling der zinnen is
+weggenomen en men komt tot Nirvana, 't allerhoogste heil, dat tijd noch
+wisseling kent. In te zien dat men niets moet wenschen of begeeren, dat
+de dorst (Trishna) de bron is van alle lijden, dat is de verlossing. En
+van zijn lippen vloeit het, door 't gansch heelal verstaan:
+
+
+ Menige existentie heb ik doorloopen.
+ Al zoekende, doch vruchteloos,
+ Naar den bewerker van den greep. [23]
+ Smartlijk toch is herhaalde wedergeboorte,
+ Veroorzaker van den greep, nu zijt gij ontdekt!
+ Geen huis zult gij meer bouwen,
+ Al uw ribben zijn gebroken,
+ De dekkende spits heeft losgelaten.
+ De geest is los geworden,
+ De gulzigheid heeft een einde genomen. [24]
+
+
+Zoover nu was de Boeddha gevorderd; aanstonds kon hij bereiken den
+grooten vrede; alle hartstocht, alle begeerte, alle dorst naar genot
+was in hem overwonnen. Waarom thans niet het Nirvana in te gaan?
+
+Met die vraag kwam nu andermaal de vorst der duisternis tot hem. "Nu,
+Tathagata (volkomene) is de tijd voor u gekomen." Doch de verhevene,
+antwoordde: "Gij booze, ik zal niet ingaan tot den Grooten Vrede,
+voor ik mij monniken tot leerlingen heb gewonnen, die de ware leer
+verkondigen, en nonnen die haar verbreiden. Eerst moet de weg des
+heils verbreid worden onder alle volken en hun worden bekend gemaakt."
+
+Ziedaar, wat voor den vromen Boeddhist een bron is van vreugde en
+dankbaarheid. Boeddha had, toen hij de verlichte was geworden,
+aanstonds in het Nirvana kunnen ingaan, toch, uit liefde tot de
+menschen blijft hij leven te midden van het lijden van het aardsch
+bestaan.
+
+Doch, zou zijn prediking worden verstaan? In den geest van den
+verhevene steeg, toen hij in de eenzaamheid vertoefde, deze gedachte
+op: de diepe waarheid die zoo moeilijk is te zien en te verstaan,
+heb ik erkend; de vredebrengende, de verhevene, die alle denken
+te boven gaat, de beteekenisvolle, die alleen de wijze in zich kan
+opnemen. Door aardsche beweegredenen wordt de menschheid gedreven,
+daarin vindt zij haar grondslag en haar lust. Voor die menschheid zal
+zwaar zijn om te verstaan de wet van oorzaak en werkingen, het tot
+rust komen van iederen levensvorm, het losworden van al het aardsche,
+het uitdooven der begeerte, het ophouden van het verlangen, het einde,
+het Nirvana. Als ik nu de leer verkondig en men mij niet verstaat,
+dan brengt het mij slechts uitputting en moeite. [25]
+
+En, den verhevene kwam telkens voor den geest de volgende spreuk:
+
+
+ Waarom der wereld openbaren, wat 'k in zwaren strijd verwierf?
+ De waarheid blijft voor die begeeren en haten toch verborgenheid,
+ Want zij is diep, geheimnisvol, voor groven zin bedekt,
+ Wien aardsch bedenken 't zielelicht verduistert kan haar niet
+ aanschouwen.
+
+
+En het hart van den verhevene was geneigd in rust te volharden en
+de leer niet te prediken. Doch Brahma Sahampati (de hoogste God)
+zag de gedachten des heiligen en sprak tot zichzelf: "Ondergaan,
+ja ondergaan zal de wereld, als het hart des volkomenen geneigd is
+in rust te volharden en de leer niet te prediken."
+
+Toen verliet Brahma den hoogen heuvel, zoo snel als een man zijn
+arm kromt en stond voor den verhevene. Brahma ontblootte zijn
+eenen schouder [26], boog de rechterknie ter aarde en sprak tot den
+verhevene aldus:
+
+"Moge de Verhevene, Heer, de leer prediken, moge de Volkomene de leer
+prediken. Er zijn wezens, die rein zijn van het stof der aarde, doch,
+indien zij de prediking der leer niet hooren, gaan zij te gronde,
+zij zullen belijders der leer worden."
+
+En, vervolgt hij:
+
+
+ Tot nu toe heerschten, in het land van Magadha,
+ Onreine zeden, zond'ger menschen leer.
+ Gij wijz', ontsluit de poort der eeuwigheid.
+ Doe hooren, wat gij, zondelooz', erkent,
+ Wie staat daar boven op der rotsen kruin,
+ Zijn blik gaat verder dan het oog der schaar,
+ Zoo stijg, o wijz', omhoog, daar waar
+ Der waarheid tempel rijst hoog boven 't aardsch gewemel,
+ En gij, die boven 't lijden zijt verheven,
+ Zie daar omlaag, de menschheid, door geboort' en ouderdom gekweld,
+ Sta op, o strijdb're held, ga overwinnend
+ De wereld door, gids zonder vlek of feil,
+ Verhef uw stem, o heer, want velen zullen hooren.
+
+
+Die bede wordt tot driemaal herhaald, als Boeddha zijn twijfel
+uitspreekt, of het verkondigen der waarheid niet vruchteloos zal
+zijn. Eindelijk geeft Boeddha toe; hij ziet met zijn oog des lichts
+de wereld, hij aanschouwt daar wezens, wier zielen rein zijn en wier
+zielen niet rein zijn van het stof der wereld, wezens scherp en stomp
+van zinnen, edelen en onedelen, goede en slechte hoorders van zijn
+woorden, velen, die in vrees leven voor het toekomstig leven en voor
+de zonden. En dan spreekt hij tot Brahma:
+
+
+ "Geopend zij voor allen, de poort der eeuwigheid,
+ Wie ooren heeft, hij hoore en geloove 't woord,
+ Ik dacht, aan eigen leed, daarom heb ik, o Brahma,
+ Het eed'le woord nog niet der wereld meegedeeld."
+
+
+Zoo zag dan Brahma, dat de verhevene zijn bede zou vervullen en het
+woord prediken. Toen boog hij zich voor den verhevene, ging eerbiedig
+rondom hem en verdween.
+
+Zoo schetst ons de legende, hoe de verlichte tot het vast besluit
+kwam om aan de wereld den weg des heils te verkondigen.
+
+
+
+
+
+II. Boeddha als prediker van den weg des heils.
+
+
+Hoe Boeddha dit deed, willen wij thans zien. Volgens de legende ging
+hij allereerst naar het woud van Benares, het wildpark Isipatana,
+waar de vijf asceten zich ophielden, die eens zijne leerlingen waren,
+doch zich van hem afkeerden, toen hij, na strenge vasten, weer
+gewoon voedsel ging gebruiken. [27] Uit de verte zien de monniken
+den verhevene naderen. "Vrienden", zoo zeggen zij tegen elkaar,
+"daar komt de asceet Gautama, die in overvloed leeft, en zijn heilig
+streven heeft opgegeven. Eerbied willen wij hem niet bewijzen, wij
+zullen niet voor hem opstaan, hem niet zijn almoezenschaal en zijn
+opperkleed afnemen, maar wij willen hem een plaats inruimen, als hij
+wil kan hij gaan zitten." [28]
+
+Doch toen de verhevene naderbij kwam, konden de monniken toch niet
+bij dit besluit blijven; zij gingen den verhevene tegemoet, de een
+ontlastte hem van aalmoezenschaal en opperkleed, de ander maakte
+een plaats voor hem gereed, een derde gaf hem water om de voeten te
+wasschen en een bankje om de voeten op neer te zetten. De verhevene
+zette zich neer op de voor hem bestemde plaats en wiesch zijne voeten.
+
+Als zij dan vervolgens hun twijfel te kennen gaven hoe Gautama,
+nadat hij door strengheid en zelfkastijding de volle heerlijkheid
+van het weten en zien van het heilige niet kon bereiken, nu de
+bovenmenschelijke volkomenheid, de volle heerlijkheid van weten
+en erkennen van het heilige zou bereikt hebben bij een leven van
+overvloed, antwoordt de verhevene als volgt:
+
+"De Tathagata, [29] o monniken, leeft niet in overvloed, hij heeft
+zijn streven niet opgegeven en zich tot den overvloed gekeerd. De
+Tathagata, monniken, is de heilige, hoogste Boeddha. Doet uwe ooren
+open, o monniken, de verlossing van den dood is gevonden, ik onderwijs
+u, ik predik de leer. Als gij overeenkomstig mijn onderwijzing wandelt,
+zal u binnen een kleinen tijd ten deel vallen de hoogste voleindiging
+van een heilig streven: dat waarom edele jongelingen hun huis verlaten,
+om zonder huis te leven; nog in dit leven zult gij de waarheid zelve
+erkennen en haar zien van aangezicht tot aangezicht."
+
+En, als de verhevene deze redenen nog een paar malen heeft herhaald,
+dan vraagt hij aan de monniken: "Erkent gij niet, o monniken, dat ik
+vroeger nooit zoo tot u gesproken heb?" "Dat hebt gij niet, heer." Na
+antwoord en wederantwoord leert dan de verlichte aldus:
+
+"Twee wegen zijn er, o monniken, waarvan verre moet blijven, die een
+geestelijk leven wil leiden. Welke beide wegen zijn dat? De eene
+weg is een leven van genietingen, overgegeven aan lust en genot,
+dat is min, onedel, ongeestelijk, onwaardig, nietsbeteekenend. De
+andere weg is een leven van zelfpijniging, dat is droevig, onwaardig,
+nietsbeteekenend. Van beide deze wegen, o monniken, is de voleindigde
+ver; hij heeft den weg van het midden leeren kennen, den weg, die
+het oog opent en den geest opent, die tot rust, tot inzicht, tot
+verlichting, tot Nirvana [30] leidt. En welke, o monniken, is deze
+weg van het midden, dien de Tathagata heeft erkend, die, welke het oog
+opent en den geest opent, die tot rust, tot inzicht, tot verlichting,
+tot Nirvana voert? Het is het heilige achtvoudige pad, dat wil
+zeggen: goed inzien, (vrij van wangeloof); goed bedoelen, (verheven,
+den ernstigen man waardig); goed spreken, (vriendelijk, openhartig,
+waar); goed handelen, (vreedzaam, eerlijk zijn); goed leven, (zonder
+een levend wezen te deren); goed streven, (door zichzelf in tucht te
+houden); goed gedenken, (waakzaamheid des geestes); goed bespiegelen,
+(zich verdiepen in de mysteriën des levens). Dit, o monniken, is
+de weg van het midden, dien de voleindigde heeft erkend, die het
+oog en den geest opent, die tot rust, tot inzicht, tot verlichting,
+tot Nirvana voert."
+
+Wat nu is het dat tot het betreden van dit achtvoudig pad moet
+dringen? De verlichte wijst zijn vroegere leerlingen op vier heilige
+waarheden: het lijden, de oorzaak van het lijden, de opheffing van
+het lijden, de weg tot de opheffing van het lijden.
+
+"Dit, o monniken, is de heilige waarheid van het lijden: geboorte is
+lijden, ouderdom is lijden, dood is lijden, met wat men niet liefheeft
+vereenigd te zijn is lijden, van wat men liefheeft gescheiden te zijn
+is lijden, niet verkrijgen wat men begeert is lijden: in één woord,
+de vijfvoudige [31] gehechtheid is lijden.
+
+"Dit, o monniken, is de heilige waarheid van het ontstaan des lijdens:
+de dorst [32] is het, die van wedergeboorte tot wedergeboorte voert,
+namelijk de dorst naar lust, naar worden, naar ontstaan [33],
+naar macht.
+
+"Dit, o monniken, is de heilige waarheid van de opheffing van het
+lijden: dien dorst opheffen door geheele vernietiging der begeerte;
+hem varen laten, zich van hem ontdoen, zich van hem losmaken, hem
+geen plaats geven.
+
+"Dit, o monniken, is de heilige waarheid van den weg tot opheffing
+van het lijden: het is het heilige achtvoudige pad; d. i. goed inzien
+(enz.)
+
+"Zoolang ik, o monniken, van deze vier heilige waarheden deze ware
+erkentenis niet had, zoolang wist ik ook dat ik nog niet in deze wereld
+en in die der goden, benevens in de wereld van Brahma en die van Mara,
+onder alle wezens, onder asceten en Brahmanen, onder goden en menschen,
+de hoogste verlichting bereikt had. Doch nu heb ik die verlichting
+gevonden èn: onverliesbaar is de verlossing van mijn geest, dit is
+mijn laatste geboorte, voor mij komen er geen nieuwe geboorten meer."
+
+Ziehier de bekende prediking van Benares. Al moge zij wellicht
+niet letterlijk weergeven wat de Meester zelf heeft gesproken, toch
+vinden wij hier de grondlijnen van het oorspronkelijk Boeddhisme. De
+verlossing van het lijden te bereiken door alle begeerte af te sterven,
+zoodat men geen wedergeboorte meer noodig heeft, ziedaar het hoofdpunt,
+waar het op aankomt. Zoolang de mensch lusten en begeerten voedt,
+zoolang werkt zijn leven voort, en moet telkens een nieuwe geboorte
+plaats hebben. Alle lust, alle begeerte uitdooven is het hoogste
+streven, dan wordt men boven alle lijden verheven en gaat tot
+Nirvana in.
+
+Het praktische staat dus op den voorgrond. Het leven, zoo erkent de
+verlichte, is noodzakelijk vol van lijden; geboorte, ziekte, dood, het
+beteekent alles lijden. Hoe moet de mensch daarvan verlost worden? Door
+boven alle begeerte verheven te worden, en alzoo aan het leven, dat
+lijden is, te ontkomen. Want, juist de dorst, de begeerte doemt den
+mensch om telkens weer geboren te worden tot nieuw lijden. Is hij van
+alle begeerte bevrijd, dan behoeft hij niet meer te worden geboren:
+hij komt tot Nirvana. Tot vernietiging? Neen, doch tot een zijn,
+boven al 't aardsche verheven. Doch, wij komen hierop nog nader terug,
+wij willen eerst den verlichte nog volgen op zijn verderen loopbaan.
+
+De vijf vroegere metgezellen waren dan de eersten, die zich
+bekeerden. Zij vragen hem om als zijn leerlingen te worden
+opgenomen. "Komt hier, o monniken," luidt dan zijn woord [34], "wèl
+verkondigd is de leer, wandelt in heiligheid om aan alle lijden een
+einde te maken." Zoo vormde dan Boeddha zijne gemeente. Een nieuwe
+rede over de onbestendigheid en de onwezenlijkheid van al het aardsche
+bewerkt dan dat de ziel dier vijf jongeren den toestand van zondelooze
+heiligheid bereikt. "In dien tijd", zoo zegt een oud bericht, "waren
+er zes heiligen in de wereld: Boeddha zelf en deze vijf jongeren."
+
+Straks echter breidt zich de gemeente uit, al spoedig sluiten zich tal
+van asceten, kluizenaars in de wouden van Uruvela, bij hem aan. Ook
+koning Bimbisara trekt, als Boeddha straks zijn hoofdstad Rajagriha
+genaakt, met een groot gevolg den verlichte te gemoet. Hij treedt als
+leek [35] tot de geestverwanten van den verhevene toe en blijft zijn
+leven lang een zijner trouwste beschermers.
+
+Ook werden toen Sariputta en Mogallana, die beiden later geëerd
+werden als de twee voornaamste leerlingen, voor de gemeente van den
+Verlichte gewonnen. Beide jongelingen waren van Brahmaansche afkomst,
+en erkenden zekeren Sanjaya, een bedelmonnik, als hun geestelijk
+hoofd. Innig was hun vriendschapsverbond, zij hadden elkaar beloofd,
+dat diegene van hen, die het eerst de verlossing van den dood bereikte,
+het den ander aanstonds zou meedeelen.
+
+Op zekeren dag zag Sariputta een van Boeddha's leerlingen, Assaji
+geheeten, bezig om in de straten van Rajagriha aalmoezen in te
+zamelen, rustig en waardig, den blik naar den grond gericht. Toen
+hij hem zag dacht hij: "Dat is een van de monniken, die heilig
+zijn in de wereld. Ik zal tot hem gaan en hem vragen: "Vriend, in
+wiens naam hebt gij de wereld vaarwel gezegd? Wie is uw meester en
+wiens leer erkent gij?"" Doch Sariputta bedacht: "'t Is nu niet de
+rechte tijd om het dezen monnik te vragen. Hij gaat langs de huizen
+en verzamelt aalmoezen. Ik zal hem achterna gaan, gelijk men iemand
+volgt van wien men iets begeert." Toen echter de eerwaardige Assaji
+te Rajagriha aalmoezen had ingezameld, nam hij de ontvangen gaven en
+keerde terug. Na de gebruikelijke begroetingen sprak Sariputta tot
+den eerwaardigen Assaji: "Uw gelaat, o vriend, staat helder, uw kleur
+is frisch en klaar. In wiens naam hebt gij de wereld vaarwel gezegd
+en wie is uw meester? En wiens leer erkent gij?" "Mijn meester is,"
+luidde het antwoord, "de groote Samana [36] uit het huis van Sakya,
+die de wereld is ontvloden. In naam van hem, den verhevene, heb
+ik de wereld verlaten. De verhevene is mijn meester en zijne leer
+erken ik. En wat zegt uw meester vriend, en wat leert hij?" "Ik ben
+nog een nieuweling vriend, nog niet lang heb ik de wereld verlaten,
+ik ben eerst sinds kort tot deze leer en deze orde gekomen. Niet in
+haar volle uitgebreidheid kan ik u de leer verkondigen, maar haar
+korten zin kan ik u zeggen." Toen sprak Sariputta, de bedelmonnik,
+tot den eerwaardigen Assaji: "Zoo zij het vriend, zeg mij weinig
+of veel, maar spreek mij van den zin (der leer), daarnaar alleen
+verlang ik, wat wil ik mij veel om de letter bekommeren?" Toen sprak
+de eerwaardige Assaji tot Sariputta dit woord der leer: "De wezens,
+die uit ééne oorzaak vlieten, hun oorsprong leert de voleindigde en
+het einde dat zij nemen: dat is de leer van den grooten Samana." [37]
+
+Toen Sariputta deze woorden hoorde ging hem het licht der waarheid
+op, hij begreep dat "alles wat aan ontstaan zijn aanzijn dankt,
+ook moet vergaan." Daarom zeide hij tot Assaji: "Al was de les ook
+niets anders dan dit, zoo hebt gij toch de plaats bereikt, waar geen
+lijden meer is. Wat in tallooze wereldtijdperken niet is gezien,
+thans is het tot ons gekomen."
+
+Dan gaat Sariputta tot Mogallana, zijn vriend. "Uw gelaat, o vriend,
+zegt Mogallana, is helder, uw kleur is frisch en klaar. Hebt gij de
+verlossing van den dood gevonden?" Het antwoord luidt toestemmend,
+hij verhaalt van zijne ontmoeting met Assaji, en ook aan Mogallana
+gaat het licht der waarheid op, het reine, wolkelooze. Te vergeefs
+tracht hun meester Sanjaya hen tegen te houden. Met groote scharen van
+asceten gaan zij naar het bosch, waar Boeddha woont: Sanjaya komt een
+stroom bloed uit den mond. Boeddha ziet de beide jongelingen naderen
+en verkondigt aan zijne omgeving, dat zij de edelsten en besten
+onder zijne jongeren zullen zijn. Beiden ontvangen van Boeddha zelf
+de wijding.
+
+Zoo traden velen toe; doch er was ook tegenstand. Hetzelfde oude
+verhaal, waaruit wij deze geschiedenis ontleenden, [38] deelt ons
+mede hoe het volk murmureerde: de asceet Gautama, zeiden zij, is
+gekomen om kinderloosheid, om weduwschap, om ondergang der familie
+te brengen. Zij waren bevreesd voor de toekomst, als zoovelen der
+edelste jongelingen tot den verlichte gingen. Geen wonder: waar moest
+het heen, indien de gelofte van kuischheid zoo algemeen werd, met de
+toekomst des volks? De Brahmanen vorderden die kuischheid alleen van
+de jeugd en den ouderdom, maar deze ontrukte aan het maatschappelijk
+leven de mannen, die een gelukkig gezin zouden kunnen stichten.
+
+Doch, de verlichte liet zich door deze bezwaren niet van zijn doel
+afvoeren. Al schold men hem en de zijnen met de woorden:
+
+
+ De groote monnik komt getogen naar Magadha's bergstad heen.
+ De Sanjaya's [39] bekeert hij allen, wanneer bekeert hij wel
+ zichzelf?
+
+
+Zij antwoorden:
+
+
+ De helden, de voleindigden, bekeeren door hun waarachtig woord,
+ Wie zal smaden, den Verlichte, die bekeert door der waarheid macht?
+
+
+In ieder geval, het Boeddhisme wist zich glansrijk te handhaven en
+nam hand over hand toe.
+
+Boeddha's bloedverwanten waren niet onbekend gebleven met zijne
+lotwisselingen en zijn vader, Suddodhana, noodigde hem uit om zijn
+geboortestad te bezoeken, opdat hij zijn ouden vader nog eens zou
+zien, voor deze stierf. De verlichte ging dus op weg en nam zijn
+verblijf in een boschje buiten de stad. Daar kwamen zijn vader, zijn
+ooms en anderen hem opzoeken: doch deze laatsten waren niet bizonder
+ingenomen met hun bedelenden stadgenoot: zij namen daarom ook geen
+levensmiddelen voor hem mede, al was dit anders de gewoonte tegenover
+heilige kluizenaars.
+
+Den volgenden dag ging Gautama, door zijn leerlingen vergezeld, met
+zijn schaal rond om zijn voedsel te bedelen. Eerst wilde hij bij de
+stadspoort gekomen, regelrecht naar het paleis van den rajah gaan; doch
+hij besloot zich aan den gewonen regel te houden, volgens welke een
+bedelaar van huis tot huis gaat. Men begrijpt dat de rajah al spoedig
+vernam dat zijn zoon bedelend door de straten ging: iets wat hem lang
+niet aanstond. Hij haastte zich dezen te gemoet te gaan en sprak:
+
+"Waarom, meester, doet gij ons schande aan door te bedelen om uw
+voedsel? Meent gij dat wij zoovele bedelaars niet kunnen voeden?" "O,
+groote rajah," was het antwoord, "dit is de gewoonte van ons
+allen." "Doch," luidde het wederantwoord, "wij stammen af van een
+beroemd geslacht van krijgslieden en niet één van hen heeft ooit zijn
+brood gebedeld."
+
+"Gij en uw familie," hernam Gautama, "moogt u beroemen van koningen
+af te stammen, mijn geslacht is dat der profeten [40] van ouds en zij
+hebben altijd van aalmoezen geleefd, die zij bijeen bedelden. Doch,
+mijn vader, indien een mensch een verborgen schat heeft gevonden, is
+het zijn eerste plicht om aan zijn vader de kostbaarste juweelen aan
+te bieden." Overeenkomstig dit woord richtte hij zich in de volgende
+verzen tot zijn vader: [41]
+
+
+ Sta op, vertoef toch niet,
+ Betracht het rechte, ware leven,
+ Die deugd beoefent, hij vindt rust.
+ In dit en in een volgend zijn.
+ Volg niet het kwaad!
+ Die deugd beoefent, hij vindt rust
+ In dit en in een volgend zijn.
+
+
+Suddhodana antwoordde niet, doch nam de schaal van zijn zoon over
+en leidde dezen het huis binnen, waar de familieleden hem hulde
+brachten. Doch Yaçodhara kwam niet. "Indien ik," zoo sprak zij,
+"eenige waarde heb in zijn oog, dan zal hij zelf komen en kan ik hem
+beter hier begroeten."
+
+Gautama bemerkte haar afwezigheid, en, gevolgd door twee zijner
+leerlingen ging hij naar de plaats, waar zij zich bevond, nadat hij
+hun eerst had gezegd, dat zij haar niet zouden tegenhouden, indien
+zij trachtte hem te omhelzen, hoewel anders geen lid der orde een
+vrouw mocht aanraken of door haar aangeraakt mocht worden.
+
+Daar zag zij hem binnentreden, den eens zoo geliefden echtgenoot,
+nu een monnik, in 't geel gekleed met gladgeschoren hoofd en
+aangezicht. Zij wist wel dat hij er zoo zou uitzien, doch zij kon zich
+toch niet inhouden. Zij viel op den grond neer, greep zijne voeten
+en barstte in tranen uit. Toen herinnerde zij zich de onoverkomelijke
+kloof tusschen hen beiden, stond op en plaatste zich naast hem.
+
+De rajah sprak haar aan; hij deelde Gautama mede dat zij hem altijd
+was blijven liefhebben. Alle weelde, die hij zich had ontzegd, had
+zij zichzelve ook onthouden, slechts één maaltijd nam zij iederen
+dag, en zij sliep niet in een bed, maar op een mat, uitgespreid
+op de vloer. Boeddha schijnt toen niet veel te hebben geantwoord,
+alleen vermelden ons de bronnen dat hij een Jataka-geschiedenis
+[42] verhaalde over haar deugd in een vroeger bestaan. Zij werd
+een ernstig onderzoekster der nieuwe leer, en toen Boeddha later,
+eigenlijk tegen zijn zin, doch door de omstandigheden gedwongen,
+een orde van nonnen instelde, was zijn verlaten vrouw een der eerste
+leden dezer orde. Ook zijn zoon, Rahula, en zijn broeder, Nanda,
+werden als monniken in de orde opgenomen.
+
+Overigens vinden wij over dezen tijd van Boeddha's leven,
+het veertigtal jaren tusschen den aanvang zijner prediking en
+het einde zijner loopbaan, wel eenige gesprekken of uitspraken,
+maar geen geregeld verhaal. Toch, een beeld van de wijze waarop de
+verlichte leefde en werkte, kunnen wij ons daaruit wel vormen. Hoe
+dan hebben wij ons het leven van den Meester en zijn leerlingen
+voor te stellen? Allereerst staat vast dat voor hen, zoo goed als
+voor andere asceten, het jaar in twee afwisselende tijdperken was
+verdeeld; de regentijd, waarin men zich rustig in zijn verblijf hield,
+de zoogenaamde "was"tijd, waarin meer bepaald de leerlingen zelf werden
+onderricht in de moeilijkste deelen der leer, en het overige deel des
+jaars, waarin de verlichte en zijne leerlingen leerend en predikend het
+land doortrokken. Die verdeeling des jaars was door de natuur zelve
+aangewezen en onvermijdelijk; trouwens indien men in den regentijd
+had willen rondtrekken had men dat niet kunnen doen zonder tallooze
+planten en kleine dieren onwillekeurig te dooden: geheel in strijd
+met de leer van den verlichte, die ook het kleinste leven heilig houdt.
+
+In dien regentijd was de verlichte door tal van jongeren omgeven, en
+de aanzienlijken des lands beijverden zich om voor hem en de zijnen
+te zorgen. Later ging men wederom uiteen en Boeddha en zijn jongeren
+reisden langs de groote wegen, soms door vrienden geherbergd, maar
+gewoonlijk rustend en overnachtend onder de boomen des wouds. Vorsten
+en aanzienlijken waren echter vaak de dakloozen ter wille: zoo
+vernemen wij dat koning Bimbisara, van wiens bekeering wij reeds gewag
+maakten, een zijner bosschen of parken, het Veluvana (bamboeswoud)
+ter beschikking stelde van den verlichte, en dat de groote koopman
+Anathapindika, hem het nog beroemder Jetavana-park schonk: een park,
+dat naar luid der legende, door dezen koopman voor zooveel goud was
+gekocht, dat het den bodem van het gansche terrein kon bedekken.
+
+Sommige schrijvers stellen zich voor dat ook toen reeds de monniken
+in Vihara's, kloosters, woonden. Doch, om verschillende redenen
+is dit niet waarschijnlijk te achten; de propaganda vereischte
+juist personen zonder vast tehuis en oude berichten teekenen ons de
+"monniken van Sakya" als levende onder de boomen des velds; de boomen,
+waar immers ook voorheen de "Rishi's," de oude zieners, geacht werden
+hun openbaringen te ontvangen. Ook uitspraken van Megasthenes, een
+gezant van koning Seleucus Nicator van Syrië (302-298 v. Christus)
+spreken van Boeddha's volgelingen als van personen, die, noch in de
+steden wonen, noch een dak hebben boven hun hoofd, maar die gekleed
+zijn in boombast, met noten zich voeden en water drinken uit de
+hand. Ook wordt in datzelfde bericht van hen gezegd "dat zij geen
+huwelijk kennen, noch kinderen verwekken."
+
+Dus, gansch iets anders dan leven in Vihara's. En ofschoon nu dat
+getuigenis betrekking heeft op een tijd, lang na Boeddha's dood,
+mogen wij het er toch voor houden, dat het in de dagen van den
+verlichte niet anders was. Hij toch zeide tot zijn volgelingen,
+"Een groote plicht rust op u, te werken voor het heil van menschen
+en geesten. Laten wij uiteengaan, ieder in verschillende richting,
+geen twee op hetzelfde pad. Ga en predik Dharma [43]."
+
+In "de twaalf voorschriften", een noordelijke bron, m. a. w. ontleend
+aan een heilige schrift der noordelijke Boeddhisten, wordt aan de
+"bedelaarstroep" zooals Boeddha zijn volgelingen noemde, uitdrukkelijk
+verboden om een ander dak te hebben dan een boom. Hun eenige zitplaats
+mag de moeder aarde zijn. Hun kleeren lompen van de mesthoop of het
+kerkhof. De boom, die den bedelaar beschut, moet liefst op een kerkhof
+staan. Niet tweemaal mag hij slapen onder denzelfden boom.
+
+Nu is het wel zeker, dat deze "twaalf voorschriften" een strengere
+ascese vertegenwoordigen dan het oorspronkelijk Boeddhisme, doch,
+de voorstelling dat Boeddha en zijn volgelingen overal in sierlijke
+"vihara's" waren gehuisvest is toch zeker niet juist. Mij komt het
+voor dat zij een zwervend leven leidden, in grooten eenvoud, doch
+niet zoo, dat zij zich aan alle maatschappelijk verkeer onttrokken,
+dat immers noodig was om hun leer tot allen te brengen.
+
+Zoo lezen wij b.v. van aanzienlijken, die den verhevene ter maaltijd
+noodden, van Brahmanen-leerlingen, die in een twistgesprek met den
+beroemden leeraar hun sporen trachtten te verdienen, van tegenstanders,
+die hem strikvragen deden. Daarbij worden zij dan natuurlijk dikwerf
+overwonnen, en menigmaal lezen wij dan hoe zij den verlichte en zijn
+leerlingen het verzoek doen: moge de heer, de verhevene, morgen bij
+mij met zijn leerlingen het middagmaal komen gebruiken. Boeddha geeft
+door zwijgen zijn toestemming te kennen. Is dan den volgenden dag de
+maaltijd gereed, zoo zendt de gastheer een bode met het verzoek: "het
+is tijd, heer, de maaltijd is bereid." Daarop neemt dan Boeddha zijn
+aalmoezenschaal en opperkleed en gaat met de zijnen ter maaltijd. De
+gastheer en zijn familie bedienen zelf hun gasten. Is de maaltijd
+geëindigd, dan worden de handen gewasschen, de gastheer neemt met
+de zijnen aan Boeddha's zijde plaats en deze richt tot hen een woord
+van vermaning en leering.
+
+Had men op een dag geen uitnoodiging, dan onderneemt Boeddha zijn
+bedelgang door stad of dorp, nadat eerst de vroege morgenuren in
+geestelijke oefeningen of in het verkeer met de leerlingen zijn
+doorgebracht. Zwijgend ging dan de man, wiens naam door gansch Indië
+werd genoemd, voor wien koningen bogen, met zijn schaal rond, met
+neergeslagen blik, zonder te spreken afwachtend of men hem eenige
+spijze zou geven. Was die rondgang afgeloopen, dan noodde de middag
+tot rust in de koelte van het woud, totdat de avond aanbrak en hij weer
+onder de menschen optrad, vriend en vijand leerend en onderrichtend.
+
+Zoo gingen de dagen van den verlichte, wiens zwervend leven en
+aanraking met allerlei personen ons telkens aan Jezus doet denken,
+vredig voorbij. Hoe was nu echter het leven van den meester met
+zijn vertrouwden, de leerlingen, die hem vergezelden? Waarschijnlijk
+heerschte er in dien intiemen kring een rustige toon: een stemming van
+kalme goedheid en stille vreugde, die aan der wereld ontvlodenen paste.
+
+In dien kring waren voorts de gewone grenzen der maatschappij
+vrijwel weggewischt. Wie geluisterd had naar het woord (een
+vaststaande formule), "Kom, o monnik, wèl verkondigd is de leer,
+wandel in heiligheid, om aan alle lijden een einde te maken," dat de
+Boeddha tot diegenen richtte, aan wie hij zijne leer had verkondigd,
+wie dus het gele kleed en de tonsuur [44] had aangenomen, alle
+familiebetrekkingen had opgegeven, op geen bezit meer aanspraak
+maakte en strenge kuischheid in acht nam: hij maakte deel uit van
+een gewijden kring, waarin het casten-onderscheid was opgeheven.
+
+Evenals, zeide de verlichte, rivieren hun naam verliezen, als zij
+opgenomen worden in den grooten oceaan, zoo verliezen ook adelijken
+en Brahmanen, Vaisya's en Sudra's hun oude namen, wanneer zij voor de
+leer van den Voleindigde hun huis verlaten. Den ouden naam en het oude
+geslacht hebben zij dan achtergelaten, voortaan heeten zij slechts
+"asceten, die den zoon van Sakya aanhangen [45]."
+
+Merkwaardig is in dit opzicht ook het gesprek, dat Boeddha voerde
+met koning Ajatasattu. Deze vroeg welk loon ten deel viel aan hem,
+die zijn huis verliet om een geestelijk leven te leiden. In den loop
+van dat gesprek zeide de Verlichte: "Indien een slaaf of dienaar
+des konings het gele gewaad aantrekt en als monnik in gedachten,
+woorden en werken onberispelijk leeft, zoudt gij dan zeggen: laat
+deze man weder mijn slaaf en dienaar zijn, die vóór mij opstaat en
+nà mij ter ruste gaat, die op zich neemt wat ik hem gebied, die voor
+mijn genoegen leeft, wat mij aangenaam is spreekt en naar mijn gelaat
+ziet?" Toen antwoordde de koning:
+
+"Neen, Heer, ik zou mij voor hem buigen, voor hem opstaan, hem
+uitnoodigen plaats te nemen en hem aanbieden wat hij aan kleeding,
+spijze, beschutting en medicijnen noodig kon hebben; ik zou hem
+beschermen en bewaken, gelijk het behoort."
+
+Zoo maakte dus het geestelijk gewaad allen gelijk. Toch waren het
+meest de aanzienlijken, die zich onder Boeddha's jongeren lieten
+opnemen; telkens wordt in de oude teksten gesproken van "de zonen
+van edele geslachten," die hun huis verlaten om zonder tehuis
+rond te zwerven. Onder Boeddha's leerlingen waren jonge Brahmanen
+als Sariputta, Mogallana, Kaccana, adellijken als Ananda, Rahula,
+Amuruddha, zonen van groote kooplieden en aanzienlijke beambten,
+in een woord meest personen, die een zorgvuldige opvoeding hadden
+ontvangen. Dit kan ons niet verwonderen als wij in aanmerking
+nemen dat ook in onze dagen in 't algemeen een beschouwing van het
+leven als lijden en kwelling veel meer aantrekkelijks heeft voor de
+aanzienlijken dan voor de eenvoudigen, die ondanks al hun ontbering
+in den grond der zaak toch geneigd zijn en blijven het leven als een
+heilgoed te beschouwen.
+
+Voor de geringen des volks, de gestaalden in 's levens strijd was de
+verkondiging van het smartelijke van alle bestaan niet te vatten en
+was de leer van oorzaak en gevolg niet te begrijpen.
+
+Toch, indien zij wilden toetreden, zij waren welkom. En, enkelen lieten
+zich opnemen in den kring. In de "Theragatha", (spreuken der oudsten),
+worden aan den "oudste" Sunita deze woorden in den mond gelegd:
+"Uit een onaanzienlijk geslacht ben ik voortgekomen, ik was arm en
+behoeftig. Nederig was het werk, mij opgelegd, de verwelkte bloemen
+opruimen (uit tempels en paleizen). Ik was door de menschen veracht,
+werd voor gering aangezien en gescholden. Deemoedig betuigde ik aan
+velen mijn eerbied.
+
+"Daar aanschouwde ik Boeddha met zijn monniken, zooals hij daar
+heenging, de held, in de voorname stad van Magadha, mijn last wierp
+ik af om eerbiedig voor hem te buigen. Uit erbarmen voor mij bleef
+hij staan, hij, de hoogste onder de mannen. Toen boog ik mij tot
+aan de voeten des meesters, trad aan zijn zijde en verzocht hem,
+den hoogste onder alle wezens, mij als monnik aan te nemen. Toen
+sprak de genaderijke meester, de erbarmer over de gansche wereld:
+"Kom tot mij, monnik," dat was de wijding, die ik ontving. (Sunita
+vertelt dan verder, hoe hij zich in het woud terugtrok en daar, in
+peinzen verzonken, de hoogste verlichting bereikte, zoodat de goden
+kwamen en hem vereerden.)
+
+"Toen zag mij de meester, terwijl de goden mij omgaven en hij sprak
+deze woorden: "Door heiligen gloed en door kuischen wandel, door
+intooming en zelfbedwang, daardoor wordt men tot Brahmaan, dat is
+het hoogste Brahmanendom.""
+
+M. a. w., geen caste stond als zoodanig nader bij het hoogste heil
+dan een andere: de verlichting kon aan allen ten deel vallen, kon ook
+verkregen worden door den geringste des volks. Evenals Paulus zeide:
+"in Christus is geen Jood noch Griek, geen slaaf noch vrije," zoo
+ook kon Boeddha zeggen: "in den kring der monniken is geen Sudra of
+Vaisya, geen Kshatrya of Brahmaan." Was daarom het Boeddhisme een soort
+democratische beweging? Wie dat meent, vergeet dat de ware volgelingen
+monniken waren, die de maatschappij de maatschappij lieten en wie
+het alleen te doen was om het hoogste heil te verwerven. Niet om de
+verdrukten los te maken uit de ketenen van het castewezen, maar om rijk
+en arm den weg te banen tot het hoogste heil, daarom was het bovenal
+te doen [46]. Doch, die dat hoogste heil gevonden hadden: zij vormden
+inderdaad een kring, waarin de oude grenzen waren weggewischt, al
+stonden ook hier, gelijk onvermijdelijk is, sommigen op den voorgrond.
+
+Daareven noemden wij reeds Sariputta en Mogallana, die beiden reeds
+in den aanvang van Boeddha's werkzaamheid werden gewonnen door zijn
+prediking en die hem trouw volgden tot aan hun dood, welke kort voor
+dien des Meesters intrad. Maar vooral ook moeten wij noemen Boeddha's
+neef Ananda, tot wien de verhevene zijn laatste woorden sprak, den
+discipel, dien hij boven allen liefhad. Deze Ananda was het ook, die
+voor Boeddha's persoon en voor zijn levensonderhoud dagelijks waakte.
+
+Een gansch andere rol heeft vervuld Devadatta, Ananda's broeder. Dit is
+de Judas van het Boeddhisme, die den Meester naar het leven stond. 't
+Schijnt dat deze leerling, door eerzucht gedreven, in plaats van den
+reeds vergrijsden meester zelf de leiding der gemeente in handen
+wilde hebben. Hij beproefde op allerlei wijze den verhevene uit
+den weg te ruimen. Doch vruchteloos; wonderen bewaren het leven des
+heiligen. Uitgezonden moordenaars worden, als zij Boeddha naderen,
+met vrees en beving geslagen; vriendelijk spreekt hij hen toe en
+zij bekeeren zich tot het geloof. Als een rotsblok Boeddha dreigt
+te verpletteren vangen twee bergspitsen het op: zoodat slechts zijn
+voet wordt gewond. Als een wilde olifant door een nauwe straat op den
+verlichte wordt losgelaten blijft hij, getroffen door de tooverkracht
+van dien "vriendelijken denker" eensklaps staan en wijkt terug.
+
+Heeft Devadatta werkelijk den verhevene naar 't leven
+gestaan? Onwaarschijnlijk is 't niet, al bestaat de mogelijkheid
+dat men Devadatta, die hierin van den meester afweek, dat hij veel
+strengere ascetische eischen wilde stellen, ten onrechte dergelijke
+moordplannen heeft toegeschreven.
+
+Wat die strengere ascese betreft, hij verlangde dat een monnik altijd
+in het woud zijn verblijf zou houden, terwijl Boeddha gaarne in
+de nabijheid van steden en dorpen vertoefde. Ook wilde hij dat een
+monnik slechts leven zou van wat hij op zijn rondgang verzamelde en
+geen uitnoodiging ter maaltijd van vrome leeken zou aannemen. Zijn
+gewaad, meende hij verder, mocht slechts uit opgeraapte lompen zijn
+samengenaaid, enz. Een tijdlang had dit streven eenig succes, doch
+straks leed het geheel en al schipbreuk. Eene legende verhaalt zelfs,
+dat Devadatta levend door de hel werd verslonden. Wij zagen boven
+reeds [47] dat volgens de "twaalf voorschriften" inderdaad eischen,
+als die welke Devadatta verlangde, aan Boeddha's volgelingen werden
+gesteld en de vraag komt bij ons op: Ligt er toch misschien in
+Devadatta iets van het oorspronkelijke Boeddhisme dat men later
+heeft trachten weg te werken en als ondermijning van het gezag des
+Meesters te doen beschouwen? Eén ding schijnt mij wel waarschijnlijk,
+namelijk, dat wij ons de eerste volgelingen van den Verlichte niet
+moeten voorstellen als rustig levend in hun viharas', [48] maar wel
+als zwervers, schamel gekleed, al kunnen wij niet aannemen, dat hun
+gewaad uit opgeraapte lompen moest gemaakt zijn, en evenmin dat zij
+niet ter maaltijd mochten gaan.
+
+Voor deze opvatting pleit vooral het feit, dat zij, ook nog in de
+dagen van koning Açoka, die ongeveer tweehonderd jaar na Boeddha's dood
+leefde, niet als zwijgende monniken in kloosters leefden, maar onder
+boomen, en er hun eer in stelden om zooveel mogelijk de onbekeerden
+door hun woord tot bekeering te brengen.
+
+De onbekeerden tot bekeering te brengen, dat geschiedde ook in de
+dagen van den verlichte zelf. Doch niet allen traden toe tot den kring
+der jongeren met zijn gestrenge eischen van kuischheid, armoede en
+gehoorzaamheid. Wij zagen dat er ook waren die, als koning Bimbisara
+[49] hun toevlucht namen bij Boeddha, Dharma, Sangha (de Verlichte, de
+Leer, de Gemeente), zonder hun maatschappelijk leven en hun huiselijk
+bestaan te veranderen. Zij werden de weldoeners en verzorgers der
+monniken; ook zij, als zij wandelden in eenvoud en in onderdrukking
+van aardsche hartstochten en begeerten, konden een stap nader komen tot
+het Nirvana, het hoogste heil. Zij waren voor de Boeddhisten wat Maria
+en Martha, wat een Nicodemus en Jozef van Arimathea waren voor Jezus
+en de zijnen. Ook waren zij van den aanvang af onmisbaar; hoe konden
+der wereld ontvloden monniken leven zonder arbeid, indien geen vrome
+vrienden en vriendinnen hen verzorgden van de nooddruft des levens?
+
+Onder die leeken-vrienden waren ook vele vrouwen. Als een type
+dezer vrome vriendinnen kunnen wij beschouwen de voortreffelijke
+Visakha, wier beeld ons met zooveel liefde in de Boeddhistische
+overleveringen wordt geteekend. Zij was een rijke burgervrouw in
+Savatthi, de hoofdstad van het land Kosala: de moeder van bloeiende
+kinderen, de grootmoeder van vele zonen. Algemeen geëerd werd zij
+bij elken maaltijd, bij ieder feest genoodigd: haar werden steeds
+het eerst de spijzen aangeboden, zij werd beschouwd als een gast,
+die geluk aanbrengt.
+
+In de Mahavagga vinden wij over haar het volgende verhaal, dat ons
+een aanschouwelijk beeld geeft en ons tevens doet zien, dat ook
+de Boeddhisten het woord verstonden: "het is zaliger te geven dan
+te ontvangen."
+
+Op zekeren dag dan neemt Boeddha zijn maaltijd in het huis van
+Visakha. Na den maaltijd zet deze zich naast hem neer en zegt: "Acht
+wenschen verzoek ik van den verhevene." "De voleindigden, Visakha",
+luidt het antwoord, "zijn te verheven om iederen wensch te kunnen
+vervullen." "Doch wel wat geoorloofd is, Heer, en wat niet misprezen
+kan worden." "Zoo spreek, Visakha."
+
+"Ik wensch, o heer, mijn leven lang de gemeente regengewaden te geven,
+vreemde monniken voedsel te reiken, doorreizende monniken te spijzigen,
+kranke broeders te eten te geven, ziekenverplegers te voeden, zieken
+medicijnen te geven, dagelijks rijstebrij te verdeelen en aan de
+nonnen badgewaden te schenken."
+
+"Waarom vraagt gij, Visakha deze dingen aan den voleindigde?" Zij geeft
+daarop rekenschap, waarom zij aan deze wenschen zooveel waarde hecht.
+
+O. a. zegt zij. "Een monnik die uit den vreemde komt, kent de wegen
+niet en loopt vermoeid rond om zijn aalmoezen in te zamelen. Heeft
+hij nu echter genoten, wat ik voor deze vreemdelingen bestemmen wil,
+dan kan hij eerst uitrusten en vervolgens, als hij uitgerust is,
+aalmoezen inzamelen. Dit doel, o heer, heb ik in het oog en daarom
+wil ik mijn leven lang de doortrekkende monniken voedsel geven.
+
+"En wederom, heer, een doortrekkende monnik zal, als hij zelf zijn
+voedsel moet zoeken, achterblijven van zijn gezelschap of, waar hij
+rust wilde houden, zal hij moede door de straat gaan. Heeft hij echter
+de spijzen genoten, die ik aan de doortrekkende monniken wil schenken,
+dan zal hij niet achterblijven; waar hij rust wil houden zal hij op
+tijd aankomen en uitgerust zal hij door de straten gaan."
+
+Zoo legt zij vervolgens het doel van al hare acht wenschen uit en
+de verlichte spreekt: "Edel, Visakha, edel handelt gij, dat gij,
+naar dezen prijs trachtend, den voleindigde bidt om vervulling uwer
+wenschen. Ik sta u, Visakha, uwe acht wenschen toe."
+
+En dan prijst hij haar met de volgende woorden:
+
+
+ Die spijs en drank verleent, van eed'le blijdschap vol.
+ Des heil'gen leerling, rijk aan deugden,
+ Die zonder afgunst gaven schenkt om 't hemelsch loon,
+ Die smarten stilt, die vreugde steeds verspreidt,
+ Verkrijgt des hemels heerlijk lot.
+ Zij wandelt voort op 't pad des lichts, 't gepreez'ne.
+ Van smarten vrij geniet zij langen tijd,
+ Het heerlijk loon der goede daad in 't zalig hemelrijk.
+
+
+In deze Visakha vonden wij een type van vrouwen die, zooals het in
+het N. Testament zou heeten "den Heer dienden van hare goederen." [50]
+
+Overigens moeten wij niet meenen dat Boeddha de vrouwen hoog stelde,
+al is b.v. in het Boeddhistische Birma de praktijk beter dan de
+theorie. Neen, eene van de leerstukken van het Boeddhisme is dat de
+vrouw, voor zij tot het hoogste heil kan geraken, altijd weer eerst
+als man in de wereld moet komen.
+
+Toch werd de vrouw in oud-Indië geëerd. De afsluiting der vrouw van
+het maatschappelijk leven, door latere zeden gewettigd, was ook in het
+oude Indië niet zoo sterk. Integendeel, de vrouwen namen deel aan het
+geestelijk leven van hun volk: de edelste dichters toonen ons dat het
+oude Indië de waarde der vrouw gevoelde en haar bewonderde en eerde.
+
+Boeddha echter vond de vrouwen een gevaar: in haar waren
+verpersoonlijkt alle machten der verleiding, die den geest binden
+aan deze wereld. "Ondoorgrondelijk" zoo leert de moraal van een
+oude vertelling, "verborgen, als de weg van den visch in het water,
+zoo is het wezen der vrouwen, der uitgeslapen rooverinnen, bij wie de
+waarheid moeilijk is te vinden, voor wie de leugen is als de waarheid
+en de waarheid als de leugen."
+
+En wat dunkt u van het volgende gesprek van Boeddha en Ananda? De
+laatste vraagt: "Hoe zullen wij ons tegenover eene vrouw
+gedragen?" "Haar aanblik vermijden, Ananda". "Maar als wij haar toch
+zien, wat moeten wij dan doen?" "Niet tot haar spreken, Ananda." "En
+als wij toch tot haar spreken, wat dan?" "Dan moet gij over uzelven
+waakzaam zijn, Ananda." Boeddha ging er dan ook slechts noode--na
+herhaald aandringen zijner pleegmoeder [51]--toe over om vrouwen als
+zijne leerlingen in de orde op te nemen, en gaf tegen Ananda te kennen,
+dat het heilige leven en de heilige leer zonder vrouwen 1000 jaar,
+met haar slechts 500 jaar zou kunnen bestaan.
+
+Zoo was Boeddha's geest: en de nonnen stonden ook altijd
+bij de monniken ten achter, zij werden geduld, veel meer ook
+niet. Merkwaardig is het dat ook in den tegenwoordigen tijd tegenover
+tallooze Boeddhistische monniken in Birma--ieder heeft daar zijn
+klooster--slechts weinige nonnen worden gevonden. En wel, omdat
+blijkbaar dat strenge en koude haar niet aantrekt. Een vrouw, zegt
+de Boeddhist in Birma ook nog heden, begrijpt het zoo niet. 't Kan
+ons niet verwonderen als wij bedenken dat er zoo weinig gemoedelijks
+in dezen godsdienst is, hoe hoog hij overigens moge staan.
+
+Hebben wij stilgestaan bij Boeddha's vrienden, wij vragen thans, met
+welke vijanden had hij te strijden? Allereerst met de priesterlijke
+Brahmanen, wier instellingen en positie in strijd waren met zijn
+beginselen en die hij geenszins ontzag.
+
+Openlijk sprak toch de Verlichte het uit, dat hij aan offers geen
+waarde hechtte, ja, dat de deugd der Ahinsa (eerbied voor het leven)
+het dooden van dieren verbood. Onomwonden kwam hij op tegen den waan
+dat de Brahmaan als zoodanig nader zou staan bij het hoogste heil:
+het achtvoudige pad, dat naar Nirvana leidde, stond voor iedereen open.
+
+Niet minder verhief hij zich tegen het zweren bij schriftgeleerdheid,
+tegen de meening als ware het genoeg de woorden van de Veda's in
+het hoofd te hebben. "Wie," zeide Boeddha, "de liederen en spreuken
+der oude wijzen nabidt en zich dan zelf een wijze dunkt, die is even
+als een slaaf of gering mensch, die zich op de plaats stelt, waar de
+koning tot zijn gevolg sprak, dezelfde woorden bezigt en zich nu ook
+een koning dunkt." [52] De scholier gelooft wat de meester gelooft,
+de meester wat hij van vroegere meesters ontvangen heeft.
+
+We zien hierin hoe hij het autoriteitsgeloof verwierp. Hoe hij over
+het offer dacht, daarvan hebben wij een merkwaardig verhaal, dat
+aldus luidt:
+
+Boeddha had eens een gesprek met een aanzienlijk Brahmaan, die hem
+vroeg wat de eigenschappen waren van een goed offer. Als antwoord
+verhaalt Boeddha dan de geschiedenis van een wijs en gelukkig koning
+uit oude dagen, die, na vele overwinningen te hebben behaald en de
+heele wereld te hebben veroverd, het besluit nam een groot offer aan
+de goden te brengen. Hij liet zijn huispriester komen en vroeg dezen
+hoe hij zijn voornemen het geschiktst zou volvoeren.
+
+De priester vermaande hem, om vóór zijn offer te brengen eerst in
+zijn rijk rust, welstand en veiligheid te doen wonen. Hij gaat dus
+niet tot het offeren over, voor hij alle schade heeft hersteld. En
+bij zijn offer verwoest men geen levens van bezielde wezens, geen
+rund of schaap wordt geslacht. De dienaren des konings doen hun
+werk bij het offer niet onder tranen en door dwang: vreezend voor
+den stok der opzieners: ieder doet vrijwillig, wat zijn eigen hart
+hem ingeeft. Melk, olie en honig worden aangebracht en zoo wordt het
+offer des konings der godheid geboden.
+
+Er is echter, zegt Boeddha, nog een hooger en gezegender offer, ook
+gemakkelijk te brengen: als men gaven schenkt aan vrome monniken,
+woonplaatsen verschaft aan Boeddha en zijn gemeente.
+
+En nog hooger offer is het: als men met een geloovig hart bij Boeddha,
+bij de leer en bij de gemeente (Boeddha, Dharma, Sangha) zijn toevlucht
+neemt, als men geen wezen van het leven berooft, leugens en bedrog
+verre van zich houdt.
+
+Nog hooger offer is het, als men als monnik van vreugde en leed beide
+afscheid neemt en in heilige rust peinzend zich verdiept.
+
+Het hoogste offer dat een mensch kan brengen en tevens de grootste
+zegen, die hij kan verwerven is echter: als hij de verlossing
+bereikt en de zekerheid krijgt: ik zal niet weer tot deze wereld
+terugkeeren. Dat is de hoogste voleindiging van alles wat offer heet.
+
+De Brahmaan, die zelf een groot offer had willen brengen en honderde
+dieren daarvoor in gereedheid hield, nam geloovig deze prediking aan
+en sprak: "Ik neem mijn toevlucht bij Boeddha, bij de leer en bij
+de gemeente." "De dieren", zoo sprak hij, "laat ik vrij, mogen zij
+het groene gras genieten, koel water drinken, moge de frissche wind
+hen omzweven."
+
+Nam Boeddha het op tegen het brengen van offers, misprees hij den
+castengeest en het gezagsgeloof, niet minder stond hij tegenover vele
+asceten, die in eindelooze zelfkwelling en zelfkastijding den weg
+des heils meenden te bereiken. Hij immers wist uit eigen smartelijke
+ervaring dat zichzelf te kwellen vruchteloos was. Hem was het geworden
+tot een heilige zekerheid, dat geen vasten de aardschgezinde gedachten
+of hartstochten doet verdwijnen.
+
+Neen, het werken aan opbouwing van zijn geestelijk leven, het trachten
+naar kennis, dat is het, wat de overwinning geeft en de kracht tot
+dezen goeden strijd vindt men in een leven, dat even ver verwijderd is
+van weelde als van ontbering en zichzelf opgelegde smart. Zoo waren
+de gedachten van Boeddha, die tegenover de ziekelijke afdwalingen
+van het Indische ascetisme op den naam van gezonde opvattingen mogen
+aanspraak maken.
+
+Boeddha staat hier tegenover zijn tijdgenooten als de man van
+praktijk en gezond verstand. Moeten wij dat echter zoo verstaan, dat
+hij feitelijk alle geloof aan God en een hooger leven als bijgeloof
+verwierp? Sommigen oordeelen zoo en geven ons van Boeddha een beeld
+als van een godloochenaar of minstens een positivist uit langvervlogen
+dagen. Feitelijk, zoo roepen zij ons toe, geloofde Boeddha aan geen
+God en geen volgend leven. Zijn Nirvana, het einddoel, was eigenlijk
+het ophouden van alle bestaan, zijn God was slechts de eeuwige wet
+van oorzaak en gevolg, waarvan alleen 't Nirvana verlost.
+
+Wij zullen wellicht later nog uitvoeriger op deze belangrijke punten
+terug komen. Nu merken wij alvast op: 1e dat het Boeddhistische
+geschrift, Brahmajala sutta geheeten, waarin vooral Boeddha als
+een soort scepticus optreedt, door vele bevoegde beoordeelaars niet
+gerekend wordt tot de geschriften van het oorspronkelijk Boeddhisme,
+maar van de zoogenaamde Mahayana, (de groote overtocht) een latere
+ontwikkeling (of verbastering?) van Boeddha's leer, en dat er een
+sterk en welgegrond vermoeden bestaat, dat de invloed der Mahayana
+bij meer geschriften, die een gelijken indruk van Boeddha ons geven,
+is in het spel geweest.
+
+2e. dat wij zeer eigenaardige episoden uit Boeddha's leven bezitten,
+waarin een gansch andere geest doorstraalt, en waaruit wij de
+conclusie trekken, dat Boeddha met dat komen tot de verlossing, dat
+hij, zooals wij daareven zagen aanprijst als het hoogste offer, niet
+bedoelt een verlost worden van het bestaan, maar het verheven zijn
+boven het koortsachtige, rustelooze, dat het zoeken van het eigen ik
+aan 't leven geeft, een zijn, dat zoo verheven is, dat ook Boeddha
+zich aan geen beschrijving waagt, en dat hij het niet vergeleken
+wil hebben met leven in den meer gewonen zin des woords. Willen wij
+trouwens voor het woord Nirvana een Nederlandsch gewaad zoeken, dan
+moeten wij bedenken dat het staat, geenszins tegenover leven, maar
+tegenover dorst (trishna) tegenover het begeeren, dat altijd weer de
+ziel verteert en onrustig maakt. En dan drukt het woord dat F. Ortt
+[53] er voor geeft "de groote vrede", het best Boeddha's gedachten uit.
+
+Doch laten wij tot bevestiging van onze opvatting Boeddha's getuigenis
+zelve hooren. Boeddha dan verklaart zekeren asceet en philosoof
+Makkhali Gosala voor den ergsten aller dwaalleeraars. [54]
+
+Wat nu leerde deze? O. a. dat de mensch geen vrijen wil had. Hij zeide
+namelijk: "Er is geen macht (om te handelen), er is geen kracht, de
+mensch heeft geen invloed, alle wezens, alles wat ademt, al wat is,
+al wat leeft is onmachtig, machteloos, krachteloos, door toeval,
+door leiding, door natuur wordt het naar zijn doel gevoerd."
+
+"Ieder wezen," leerde deze leeraar verder, "maakt een bepaald aantal
+wedergeboorten door, aan wier slot zoowel de dwaas als de wijze het
+einde des lijdens bereikt."
+
+Had Boeddha zóó over diens leer kunnen spreken als hij zelf een verkapt
+loochenaar van God en een hoogere wereld was geweest? Immers neen. En
+wat dunkt u, lezer, van de volgende gelijkenis van den verhevene?
+
+Eens, zoo sprak Boeddha, was daar een blind geboren man, die zeide:
+"Ik kan niet gelooven in een wereld van verschijnselen. Kleuren
+die helder of dof zijn bestaan niet. Daar is geen zon, geen maan,
+geen sterren. Niemand heeft daarvan goede getuigenis." Zijn vrienden
+beknorden hem, doch hij herhaalde dezelfde woorden.
+
+In die dagen was daar een Rishi, die het "innerlijk gezicht" had,
+hij ontdekte op de helling van de Himalaya vier kruiden, die de macht
+hadden om den man, die blind geboren was te genezen. Hij zocht die
+op, bereidde ze met zijn tanden en diende ze toe. Eensklaps riep
+de blindgeborene: "Ik zie kleuren en verschijnselen. Ik zie schoone
+boomen en bloemen. Ik zie de heldere zon. Niemand heeft ooit te voren
+zoo iets aanschouwd."
+
+Daarop kwam er een heilig man tot den blind geboorne en sprak tot hem:
+"Gij zijt ijdel en trotsch en bijna even blind als voorheen. Gij
+ziet de buitenzijde der dingen, niet de binnenzijde. Hij, wiens
+bovennatuurlijke zintuigen zijn ontwaakt ziet de lazuren velden van
+de Boeddha's van het verleden, hij hoort hemelsche geluiden op vijf
+yogana's afstand. Ga naar een woestijn, of een woud, of een hol in
+de bergen en overwin uw dorst naar aardsche dingen."
+
+De blindgeboorne gehoorzaamde en de parabel eindigt met deze
+uitlegging: "Boeddha is de oude Rishi, de vier kruiden zijn de vier
+groote waarheden." [55] Hij brengt de menschen van het lager leven
+af en opent de oogen der blinden.
+
+Wij zien duidelijk hieruit, dat ook het mystieke--trouwens wij mogen
+hier, gelet op wat de wetenschap in onze dagen leert over telepathie,
+clairvoyance enz. en op wat getuigenissen uit alle eeuwen bevestigen,
+van gezonde mystiek spreken--bij Boeddha geenszins ontbrak en dat het
+doel dat hij zich met zijn leerlingen voorstelde geen ander was dan hen
+van het aardsche los te maken en tot het hooger leven te brengen. In
+dat denkbeeld worden wij bevestigd door de Samana Phala Sutta. [56]
+Daar leert Boeddha ongeveer het volgende:
+
+"De mensch heeft een lichaam, saamgesteld uit de vier elementen.
+
+"Dit lichaam is de vrucht van de vereeniging van zijn vader en van zijn
+moeder. Het wordt gevoed met rijst en meelpap en kan worden verminkt,
+gekruisigd, vernietigd. In dit vergankelijk lichaam is des menschen
+verstand geketend. De asceet, zichzelf dus opgesloten gevoelend,
+richt zijn geest op het scheppen van een vrijer hulsel.
+
+"In gedachten stelt hij zich voor een ander lichaam, geschapen naar het
+beeld van dit stoffelijke, met een vorm, organen en leden. Dit lichaam
+staat tot het stoffelijke als het zwaard tot de scheede, of als de
+slang tot de mand waarin zij is opgesloten. De asceet dan, gereinigd
+en volmaakt, begint bovennatuurlijke krachten te ontwikkelen. Hij vindt
+zich in staat om door materieele hindernissen als muren en wallen heen
+te dringen, hij kan zijn beeld zichtbaar maken op meerdere plaatsen
+te gelijk, hij kan op het water wandelen zonder er in te zinken,
+hij kan door de lucht vliegen als een grootvleugelige valk, ja, hij
+kan deze wereld verlaten en die van Brahma zelf bereiken. Door deze
+kracht van zijn wil verwerft hij zich nog een ander vermogen: evenals
+de ivoordraaier een olifantstand bewerkt volgens zijn phantasie, zoo
+kan ook hij door zijn gedachten beelden oproepen [57]. Hij verkrijgt
+het vermogen om te hooren de geluiden der onzienlijke wereld even
+duidelijk als die van de zienlijke wereld--ja nog duidelijker. Ook
+is hij--door de macht van Manas [58]--in staat de meest geheime
+gedachten van anderen te lezen en hun karakter te zien. Hij kan
+zeggen: "Hier is een geest, door hartstocht bestuurd, daar is een
+geest, die bevrijd is (van de hartstocht). Deze man heeft eed'le
+doeleinden, die man heeft geen doel in het oog." Evenals een kind
+zijn oorringen in het water ziet en zegt: "Dit zijn mijn oorringen",
+zoo erkent de gereinigde asceet de waarheid. Voorts komt dan over
+hem de gave van het "goddelijk gezicht" en hij omvat met zijn blik
+al wat menschen doen op aarde en na hun dood en wanneer zij wederom
+geboren zijn. Dan ontsluiert hij de geheimen van het heelal en waarom
+de menschen ongelukkig zijn en hoe hun ongeluk kan ophouden."
+
+Zien wij hierin niet, dat het geenszins aangaat Boeddha voor een
+atheïstisch gekleurd vrijdenker te houden? [59] Men hoore ook het
+volgende uit de Tevigga Sutta, een ander Cingaleesch werk.
+
+Toen Boeddha te Manasakata vertoefde, in het mangowoud, kwamen tot
+hem drie Brahmanen, in de Veda's wel onderwezen, om hem te raadplegen
+over de vereeniging met den eeuwigen Brahma. Zij vragen hem of zij op
+den rechten weg zijn om die vereeniging te bereiken. Boeddha antwoordt
+niet rechtstreeks. Hij onderstelt een vreemd geval. Een man is verliefd
+geworden op de allerschoonste vrouw van het land. Dag en nacht droomt
+hij van haar, doch, nimmer heeft hij haar aanschouwd. Hij weet niet
+of zij lang is of kort, of zij tot de Brahmanen of tot de Sudra's
+behoort, of zij blank is of bruin, zelfs haar naam kent hij niet.
+
+Dan vraagt hij de Brahmanen of dit verhaal over die vrouw een wijze of
+een dwaze vertelling is. Zij erkennen dat het "zottepraat" is. Boeddha
+past nu dezelfde redeneering op de Brahmanen zelf toe. En de Brahmanen,
+onderwezen in de drie Veda's, moeten bekennen, dat zij Brahma nimmer
+hebben gezien, niet weten of hij lang is of kort, noch iets wezenlijks
+omtrent hem en dat alles wat zij zeggen over vereeniging met hem,
+dwaze praat is. Zij gaan een trap op, waarin eene kromming is en weten
+niet of zij een woning of een afgrond zullen bereiken. Zij staan op den
+oever eener rivier en roepen den anderen oever op om tot hen te komen.
+
+Was Boeddha de atheïstische leermeester, dien velen in hem zien,
+dan had hij hier een schoone gelegenheid gehad om zijn inzichten te
+doen kennen. De Brahmanen, had hij dan kunnen zeggen, weten niets van
+Brahma, om de eenvoudige reden, dat zulk een wezen niet bestaat. Doch
+juist dit doet Boeddha geenszins. Hij tracht te bewijzen dat de
+Brahmanen daarom niets weten van Brahma, omdat deze zuiver geestelijk
+is en zij zuiver stoffelijk zijn.
+
+Vijf sluiers, zegt Boeddha, bedekken Brahma voor het sterfelijk
+oog. Zij zijn:
+
+
+ 1. De sluier van lust en begeerte.
+ 2. De sluier van boosheid.
+ 3. De sluier van luiheid en traagheid.
+ 4. De sluier van trots en eigengerechtigheid.
+ 5. De sluier van twijfelzucht.
+
+
+Dan gaat Boeddha voort en vraagt:
+
+"Bezit Brahma vrouwen en rijkdom?"
+
+"Neen, Gautama" antwoordt Vasettha de Brahmaan.
+
+"Is zijn geest vol van toorn, of vrij van toorn?"
+
+"Vrij van toorn, Gautama."
+
+"Vol van boosheid, of vrij van boosheid?"
+
+"Vrij van boosheid, Gautama."
+
+"Is zijn geest bedorven, of zuiver?"
+
+"Zuiver, Gautama."
+
+"Heeft hij zelfbeheersching, of niet?"
+
+"Hij heeft die, Gautama."
+
+Dan doet hij de Brahmanen vragen over henzelven:
+
+"Zijn de Brahmanen, geleerd in de drie Veda's, zijn zij in het bezit
+van rijkdom, of zijn zij dat niet?"
+
+"Zij zijn het, Gautama."
+
+"Dragen zij iemand een kwaad hart toe, of niet, Gautama?"
+
+"Zij doen dat, Gautama."
+
+"Zijn zij zuiver van hart of niet?"
+
+"Zij zijn het niet, Gautama."
+
+"Hebben zij heerschappij over zichzelf, of niet?"
+
+"Zij hebben die niet, Gautama."
+
+Deze antwoorden stellen, gelijk men begrijpt, in het licht, dat er geen
+vereeniging kan bestaan tusschen zoo verschillende wezens als Brahma
+en de Brahmanen. Brahma is vrij van alle verkeerdheid, zondeloos,
+zichzelf meester, dus kan alleen hij, die zonder zonde is, hopen met
+hem in overeenstemming te komen. Vasettha stelt vervolgens deze vraag:
+"Mij is gezegd Gautama, dat de asceet Gautama den weg weet tot den
+staat van vereeniging met Brahma?"
+
+"Ik ken Brahma Vasettha", is Boeddha's antwoord, "ik ken de wereld
+van Brahma, en den weg die er heenvoert."
+
+Daarop vraagt de verootmoedigde, in de drie Veda's onderwezen Brahmaan,
+aan Boeddha: hem den weg te wijzen tot den staat van vereeniging
+met Brahma.
+
+Boeddha geeft een uitvoerig antwoord: een scherpe tegenstelling makend
+tusschen het hooge en het lage Brahmanendom, tusschen de "aan huizen
+gehechte" en de "huislooze" Brahmanen. Die eersten, de huis-Brahmanen,
+zijn ruw, zinlijk, gierig, onoprecht. Om winst beoefenen zij de zwarte
+kunst, de waarzeggerij en bedrog. Zij weten bij koningen gehoor te
+krijgen, broeden oorlogen uit, voorspellen overwinningen, offeren
+levens op, berooven de armen. Als een tegenbeeld daarvan schildert hij
+den kluizenaar, die alle wereldsche dingen heeft verzaakt en zuiver,
+zichzelf meester, gelukkig is.
+
+Om dit hooger leven aan de menschen te leeren wordt "van tijd tot tijd
+een Tathagatha (voleindigde) in de wereld geboren, gezegend en waardig,
+overvloeiende van kennis, een gids voor dwalende stervelingen. Hij ziet
+aangezicht tot aangezicht het gansch heelal, de geesten-wereld van
+Brahma en die van Mara, den verzoeker. Hij deelt aan anderen zijne
+kennis mede. De eerste "huislooze" door hem onderricht doet zijn
+geest een vierde der wereld doordringen met erbarming, sympathie en
+gelijkmoedigheid, verreikend, groot, bovenmatig." [60]
+
+"Waarlijk, dit is, o Vasettha, de weg tot den staat van vereeniging
+met Brahma" en hij verkondigt dat "de Bhikshu of Boeddhistische
+bedelmonnik, die vrij is van toorn, vrij van kwaadwilligheid,
+zuiver van geest, meester over zichzelf, na zijn dood, als het
+lichaam ontbonden is, met Brahma zal vereenigd worden." De Brahmanen
+gevoelen dan de volle kracht van dit woord. Boeddha is in hun oog
+geen afbreker, maar een behouder van het geloof. Hij houdt het
+met den ouden geestelijken godsdienst tegenover alles mêesleepende
+nieuwigheidsleeraars.
+
+"Gij hebt overeind gezet, wat was ter neder geworpen" zeggen zij
+tot hem.
+
+Zoo zien wij hier Boeddha als diengene, die den geestelijken
+godsdienst weer opricht, door de Brahmanen onder vormen verstikt,
+evenals Jezus weer opvatte wat door Israëls profeten, die de eischen
+des levens op den voorgrond stelden was geleerd, doch door de Joodsche
+schriftgeleerdheid was nedergeworpen.
+
+Doch hij deed nog meer, dat ons aan Jezus doet denken. Evenals deze
+ons geteekend wordt vol liefde voor gevallenen en verworpenen zoo
+hebben wij ook van het licht van Azië treffende verhalen, die in het
+licht stellen zijn liefde ook voor ver verdoolden.
+
+In de Chineesche Dhammapada lezen wij van een schoone zondares,
+die van Boeddha had vernomen en die op weg ging om zijne prediking
+te hooren. Op weg zag zij echter in een bron haar schoon gelaat en
+zij was niet in staat om haar goede voornemen uit te voeren. Toen zij
+terugkeerde, werd zij ingehaald door een andere courtisane, schooner
+nog dan zij zelve, en zij reisden te zamen. Toen zij een oogenblik
+rustten bij een andre bron, werd de vreemdelinge door slaap bevangen en
+legde zij haar hoofd op den schoot van haar medereizigster. Eensklaps
+werd het schoon gelaat wasbleek als een lijk, een walgelijk lokaas
+voor afschuwelijke insecten. De vreemdelinge toch was de groote Boeddha
+zelf, die deze gestalte had aangenomen om de arme Pundari te bekeeren.
+
+"Daar is een schoonheid, die gelijkt op een fraaie kruik met
+vuil gevuld: een schoonheid die aan oogen, neus, mond, lichaam
+toebehoort. Het is die vrouwelijke schoonheid, welke leed brengt,
+huisgezinnen verdeelt, kinderen doodt".
+
+Deze woorden voorzeker, door den Meester bij een andere gelegenheid
+geuit, geven den zin weder van dit verhaal en drukken den geest des
+Meesters uit.
+
+Wij zagen reeds dat deze noch aan offers, noch aan zelfkastijding
+waarde hechtte, daar dit de weg niet kon zijn om verlost te worden
+van het lijden.
+
+Daartegenover legde hij allen nadruk op het streven van den mensch
+zelf. "Werk uws zelfs zaligheid" dat kan een spreuk wezen van Boeddha
+evengoed als "In eigen hand ligt eigen lot." Een en ander leert hij
+dan ook uitdrukkelijk, geen uitwendige ceremoniën kunnen baten, geen
+geloof of gebed kan het doen, zelf moet de mensch den weg bewandelen
+tot het heil. "Ook de Tathagatha's zijn enkel predikers, zelf moet
+gij een poging doen." [61]
+
+Nauw in verband met deze meer verhevene opvatting van het heil staat
+zijne erkenning van de onafwendbare gevolgen die het kwaad heeft op
+des menschen persoonlijkheid zelve: slechts onze tijd heeft hem hierin
+geëvenaard. Wel leert Boeddha geen eeuwige straf: ook aan Devadatta,
+den Judas van het Boeddhisme wordt vergiffenis geschonken, doch,
+Boeddha kan de gevolgen van zijn booze daden niet wegnemen, deze
+moeten langzamerhand worden opgeheven in de zuiveringsprocessen van
+het hiernamaals. Boeddha kent niet de theorie dat een dwaze dweeper
+op zijn sterfbed eensklaps de rijke liefde en de verheven kennis van
+een engel zou deelachtig worden. In een volgend leven komt iemand
+juist in zulk een toestand van geest en gemoed, als die waarin hij
+voordezen verkeerde, anders is zijn persoonlijkheid verwoest. Dat
+noemt men de wet der gerechtigheid (Karma).
+
+Deze leer van Boeddha is grillig verdraaid door sommigen van zijn
+volgelingen, doch zijn eigen woorden zijn snijdend klaar:
+
+"Een fout, welke men bedreven heeft is als melk, die niet op ééns
+zuur wordt. Langzaam en zachtkens, als vuur onder de asch zal zij
+den dwaas verderven. Beide een goede en een slechte daad moeten rijp
+worden en hunne onvermijdelijke vruchten voortbrengen. [62]"
+
+Hoe Boeddha dit meent, heeft hij aangewezen in een schoone
+gelijkenis. Daarin worden de gevolgen van het kwaad afgebeeld als
+een ijzeren vesting der kwelling en de zonden als schoone vrouwen,
+die den mensch naar dezen zijnen ondergang lokken.
+
+Alles in dit verhaal doet bij den eersten aanblik denken aan een
+tooversprookje uit de Duizend en Een Nacht (trouwens we zien dikwijls
+diepe waarheden in zulk een poëtischen vorm gehuld door de Indiërs),
+koel wuiven de palmen van een schoon eiland en in een heerlijk
+paleis wordt de slechte zoon, die naar goud zoekt, door vrouwen
+van bovenaardsche bekoorlijkheid bewaaierd. Hij heeft gesmaakt de
+onwaardige genietingen van Kamaloça (de lagere wereld) en geniet
+ze voor een tijd. Van eiland tot eiland gaat de reiziger voort,
+ieder volgend eiland is schooner dan het vorige, maar ieder is weer
+dichter bij de stad der boete, de stad met ijzeren muren. Doch: die
+hem daarheen drijft is geen Ahriman, geen duivel: neen, de wet van
+oorzaak en gevolg drijft hem voort. Evenwel: daar is geen duivel,
+dien Boeddha niet kan verzachten, zelfs tot in de hel Avichi is er
+geen schuilhoek, waar zijn groote liefde niet kan doordringen.
+
+Elk, zoo laat Edwin Arnold [63], den Boeddha zeggen, en wij nemen
+die woorden over omdat zij zoo goed zijn geest uitdrukken:
+
+
+ Elk heerscht in eigen kring, zoo mensch als God,
+ Want al wat leeft, daarboven, hier omlaag,
+ 't Zij groot of klein, schept door zijn eigen dâan
+ Zijn lot, zijn lust, zijn plaag.
+
+ Wat was, bepaalt wat is of worden zal,
+ Het beet're, 't mind're, ontwikkeling, nieuw begin...
+ In blijde heem'len oogsten d'englen 't loon,
+ Van eed'le daden in;
+
+ In d'onderwereld dragen duiv'len 't pak
+ Van vroeger boos bedrijf. Het goede, 't kwaad,
+ 't Wordt alles door den tijdstroom meegevoerd,
+ Niets blijft in d'eigen staat.
+
+
+en zegt hij later van die wet der gerechtigheid, (Karma): [64]
+
+
+ Zoo dwingt haar wet ons tot gerechtigheid.
+ Niet één kan haar weerstaan. Volgt haar gedwee,
+ Liefde is haar innigst wezen en het doel,
+ Dat zij beoogt: Volmaking, Rust en Vrêe.
+
+
+Liefde is haar innigst wezen. Zij was ook het innigst wezen van den
+Boeddha. Al zien wij in zijn persoon niet dat gemoedsleven dat een
+Jezus kenmerkt, toch vervult ons de gestalte van dien koningszoon, die
+alle aardsche banden breekt om der menschheid het heil te prediken,
+die vol is van medelijden, met diepen eerbied en wij kunnen ons
+begrijpen dat zijn volgelingen zeiden dat hij was "God, geopenbaard
+in de gestalte van barmhartigheid."
+
+Wij kunnen ons niet voorstellen dat zijn beeld, ons zoo treffend
+geteekend, slechts een mythe zou zijn: er moet een verheven karakter
+zijn geweest om denkbeelden te verkondigen, die zoo ver waren verheven
+boven zijn tijd.
+
+Nooit verandert zijn verheven welwillendheid. Hij bekeert de
+verdorvenste zondaars. Hij spreekt tot de dochters der zonde. Als
+hij de aarde bezoekt is het licht tot in de diepste der hellen, hij
+maakt duivelen en goede menschen beide gelukkig. Een dwaas beleedigt
+hem. "Mijn zoon" antwoordt hij "beleediging tegen den hemel is als
+speeksel, dat men tegen het uitspansel richt: het keert terug op wie
+het uitwerpt."
+
+"Een Tathagatha," zegt hij tot zijne leerlingen, "kan door slechte
+daden en beleedigingen niet worden vertoornd: deze kunnen alleen zijn
+barmhartigheid en liefde verdubbelen."
+
+Bedenken wij nu daarbij dat het beginsel der vergelding (oog om oog,
+tand om tand) de politiestok was voor de maatschappij van die dagen,
+dat oorlog, plundering en wraak aan geheele kringen eigen waren als
+dagelijksch bedrijf en broodwinning, hoe verheven klinken ons dan
+tegen woorden als deze:
+
+"Slechts door liefde bedwingen wij wrok. Door goed alleen overwinnen
+wij kwaad. De heele wereld vreest geweld. Alle menschen beven in
+tegenwoordigheid van den dood. Doe aan anderen wat gij wilt dat zij
+u zouden doen. Dood niet. Veroorzaak geen dood.
+
+"Zeg geen harde woorden tot uw buurman. Hij toch zal u antwoorden in
+denzelfden toon.
+
+"Zij die zeggen: "Ik ben verongelijkt en uitgetart, ik ben geslagen
+en geplunderd" zullen nooit ophouden te haten.
+
+"Wat de haat in de wereld kan doen ophouden is niet de haat, maar de
+afwezigheid van haat.
+
+"Als gij--evenals een trompet, die in den krijg is vertreden--geen
+klagelijk geluid meer voortbrengt, dan hebt gij Nirvana bereikt.
+
+"Stil zal ik misbruik verduren evenals de strijd-olifant de pijl van
+den schutter ontvangt.
+
+"De mensch, die ontwaakt is, gaat niet op wraak uit, maar vergeldt
+met vriendelijkheid zelfs wie hem onrecht doet: evenals de sandelboom
+zijn geur nog meedeelt aan de bijl van den houthakker, die hem velt."
+
+Hebben deze schoone uitspraken vooral betrekking op het kwaad met
+goed vergelden, de volgende die zich op verschillend gebied bewegen
+zijn niet minder merkwaardig.
+
+"De zwanen gaan op het pad der zon. Zij gaan door de lucht, dank zij
+hun wonderbare macht. Zoo gaan de wijzen deze wereld uit, als zij
+Mara en diens gezelschap hebben overwonnen.
+
+"Niet door uitwendige daden is men een (waar) asceet (Samana).
+
+"Niet de tonsuur maakt van den onopgevoeden mensch een Samana.
+
+"Geen regenbui van goudstukken kan de lust ooit voldoen.
+
+"Een mensch is geen Bhikshu alleen omdat hij aalmoezen vroeg, geen
+Muni [65] omdat hij stilzwijgt. Niet door discipline en geloften,
+niet door groote geestelijke kennis, niet door alleen te slapen,
+niet door heilige inspiratie, kan ik die vrijheid verkrijgen, welke
+geen wereldling kent. De ware Samana is hij, die alle kwaad ter rust
+heeft gebracht. Indien een mensch in den strijd duizend maal duizend
+man overwint en een ander overwint zichzelf, dan is de laatste de
+grootste overwinnaar.
+
+"Weinigen zijn er die aankomen aan de overzijde, de meesten loopen
+langs den oever heen en weer.
+
+"Laat de dwaas verlangen naar een waardelooze reputatie, naar voorrang
+onder de Bhikshu's, naar heerschappij in de kloosters, naar vereering
+door andere menschen.
+
+"Een bovennatuurlijk persoon wordt niet gemakkelijk gevonden. Hij
+wordt niet overal geboren. Het ras, waaronder zulk een wijze geboren
+wordt, bloeit.
+
+"Roep mij niet uit op den weg alsof ik de god Brahma was. [66]
+Godsdienst is niets anders dan het vermogen om lief te hebben.
+
+"Het huis van Brahma is waar kinderen gehoorzamen aan hun ouders.
+
+"Schoonheid en rijkdom zijn als een mes, met honig besmeerd. Het kind
+zuigt er aan en wondt zich. [67]"
+
+Zoo vormen de woorden en daden van Boeddha een schoon geheel, zooals
+hij leerde, zoo leefde hij. En zooals hij leefde, zoo stierf hij ook.
+
+Achttien mijlen oostwaarts van Kapilavastu is thans een nederig dorp,
+geheeten: Matha Kuär (de doode prins). Waarom die naam? Hwen Thsang,
+de Chineesche pelgrim, die in de 4de eeuw Indië bezocht, kan het
+ons vertellen. Daar was in zijne dagen een "doode prins" van marmer,
+rustende onder een prachtig tempeldak (canopy), waarvan nog ruïnen
+zijn overgebleven. Op de plaats van dien tempel stonden 477 jaar voor
+Christus eenige boomen waaronder toen, in doodslaap verstijfd, de
+"beste vriend der wereld" rustte, zooals de Indiërs hem noemden. Hooren
+wij, wat een in hoofdzaak betrouwbaar verhaal ons van zijn dood meldt.
+
+Boeddha gaat van Rajagriha, de hoofdstad van Magadha-land het noorden
+in. Hij gaat den Ganges over, waar toen juist de toekomstige hoofdstad
+van Indië, de koningstad Pataliputta werd gebouwd. Hij ziet in den
+geest de toekomstige grootheid dier stad en voorspelt deze aan zijn
+jongeren.
+
+In het dorp Beluva nabij Vaisali wil hij zijn leerlingen laten heengaan
+om daar in stille eenzaamheid den regentijd door te brengen. Doch daar
+grijpt een smartelijke krankheid hem aan: den dood erkent hij als
+nabij. Nu denkt hij aan zijne jongeren: hij wil Nirvana niet ingaan
+voor hij tot hen gesproken heeft. Alzoo bedwingt hij zijne krankheid
+en houdt het leven vast. Hij staat op, gaat uit het huis en zet zich
+voor de deur op de plaats, die men hem bereid heeft. Ananda spreekt dan
+tot hem: "Ik zie, Heer, dat de verhevene beter is en het hem minder
+moeielijk valt. Mij, Heer, hadden de krachten verlaten, ik duizelde,
+de gedachten vloden heen door de ziekte van den verhevene. Doch een
+troost had ik, Heer, de verhevene zou niet in het Nirvana ingaan,
+voor hij zijn wil omtrent de gemeente den jongeren verkondigd heeft."
+
+"Wat begeert de gemeente der jongeren van mij, Ananda? Ik heb de leer
+verkondigd en geen verschil gemaakt tusschen binnen en buiten. Hij
+die zegt: "Ik wil heerschen over de gemeente" of "laat de gemeente
+mij onderworpen zijn," hij moge Ananda, zijn wil verklaren in
+de gemeente... De voleindigde evenwel zegt niet: "Ik wil over de
+gemeente heerschen." Ik ben nu afgeleefd, bejaard, een oud man, die
+zijn reis heeft volbracht. Tachtig jaar ben ik oud--Wees gij, Ananda,
+uw eigen licht, uw eigen toevlucht. Zoek geen andere toevlucht. Wie
+nu, Ananda, of na mijn verscheiden, zijn eigen licht zal zijn, zijn
+eigen toevlucht en geen andere toevlucht zal zoeken, hij zal voortaan
+mijn ware discipel zijn, die het rechte pad bewandelt."
+
+Boeddha laat des avonds alle monniken, die nabij Vaisali wonen
+samenroepen en wijst hen nog eenmaal op de kennis des heils, die
+hij hun predikte, opdat zij daarnaar zouden wandelen en die zouden
+vermeerderen en dan laat hij volgen: "Welaan monniken, ik zeg u,
+al het aardsche is der vergankelijkheid onderworpen, worstelt zonder
+ophouden. Over een kleinen tijd breekt het Nirvana van den voleindigde
+aan, nu over drie maanden zal hij in het Nirvana ingaan."
+
+En, ging hij voort:
+
+"Mijn aanzijn rijpt voor 't eind, na is mijns levens doel. 'k Ga heen:
+Gij blijft nog hier: het oord der toevlucht wacht, weest waakzaam
+steeds, en heilig zij uw wandel. Bewaart met kloeken moed, o jong'ren,
+uwen geest.
+
+"Die zonder wank'len steeds het woord der waarheid volgen.
+
+"Zij komen tot het doel, geboort, en dood voorbij."
+
+Den volgenden dag doet Boeddha nog eenmaal zijn bedelgang door Vaisali:
+ziet voor de laatste maal op de stad terug en begeeft zich met vele
+jongeren op weg naar Kusinara, om daar het Nirvana in te gaan.
+
+Te Pava--onderweg--overvalt hem de krankheid, die aan zijn leven
+een einde zal maken.--Cunda--zoo verhaalt het oude bericht naïef
+tusschen de afscheidsgesprekken van den verlichte door--Cunda, de zoon
+van een goudsmid te Pava zette den verhevene zwijnenvleesch voor,
+ten gevolge waarvan hij ziek werd. Moede ging de meester verder,
+hij baadde zich in de rivier en dronk een weinig. Na eenige rust
+kwam hij te Kusinara. Daar moest Ananda hem tusschen twee boomen een
+rustplaats bereiden, waarop hij het moede hoofd nederlegde.
+
+Het was niet de tijd dat de Salaboomen bloeiden, doch deze beide
+waren van onder tot boven met bloesems bedekt.
+
+Toen sprak de verhevene tot Ananda: "Geheel met bloemen bedekt,
+hoewel het de bloeitijd niet is, zijn de beide tweelingsboomen:
+hun bloesems vallen in menigte op het lichaam van den voleindigde:
+hemelsche melodieën weerklinken in de lucht om hem te eeren.
+
+"Doch den Voleindigde, Ananda, komt een andere eer toe, een andere
+verheerlijking, prijs, vereering, eerbied. Ieder monnik Ananda, en
+iedere non en iedere leek en leekenzuster, die in het groote en in het
+kleine in de waarheid leeft en naar de wet leeft en ook in het kleine
+naar de waarheid wandelt: zij zijn het die den voleindigde brengen
+de hoogste eer, verheerlijking, prijs en vereering. Daarom, Ananda,
+moet gij u oefenen en steeds bedenken: wij willen in het groote en
+het kleine naar de waarheid leven, wij willen naar de wet leven en
+ook in het kleine in de waarheid wandelen."
+
+Weenend ging Ananda het nabijzijnde huis binnen en sprak: "Ik ben
+van zonden nog niet vrij, ik heb het doel nog niet bereikt, en mijn
+meester, die zich mijner erbarmde, zal in het Nirvana ingaan."
+
+Toen zond Boeddha een der leerlingen tot hem: "Ga heen, leerling,
+en spreek uit mijn naam tot Ananda: de Meester wil met u spreken,
+Ananda." Toen ging Ananda tot den Meester, boog zich en nam aan
+zijne zijde plaats. Boeddha echter sprak: "Niet alzoo, Ananda,
+klaag niet, jammer niet. Heb ik u niet van te voren gezegd, Ananda,
+dat men scheiden moet van alles wat men liefheeft en waarin men zich
+verheugt? Hoe ware het mogelijk, Ananda, dat niet zou vergaan datgene
+wat geboren, geworden, gemaakt, der vergankelijkheid onderworpen
+is? Dat gaat toch niet. Gij echter Ananda, hebt langen tijd den
+Voleindigde geëerd, in liefde en goedheid, met vreugde zonder
+valschheid, zonder einde: in gedachten, woorden en werken. Gij hebt
+goed gedaan Ananda, ga voort, weldra zult gij van zonden vrij zijn."
+
+Toen de nacht aanbrak stroomden de edelen van Kusinara met vrouwen
+en kinderen naar het bosch om voor het laatst den stervenden meester
+hunne vereering te brengen.
+
+Subhadra, een andersgezind asceet, die gekomen was om met hem te
+spreken bekeerde zich tot hem als de laatste der geloovigen, die den
+Meester zelven aanschouwden.
+
+Kort voor zijn heengaan sprak Boeddha nog tot Ananda: "Wellicht,
+Ananda, zult gij denken; het woord heeft zijn meester verloren, wij
+hebben geen meester meer. Zoo moet gij niet denken, Ananda. De leer,
+Ananda, en de orde, die ik u geleerd en verkondigd heb, dat is uw
+meester, als ik ben heengegaan."
+
+En tot de jongeren zeide hij: "Welaan, jongeren, ik zeg u: vergankelijk
+is alles wat geworden is, worstelt zonder ophouden (om het heil te
+verkrijgen). Toen ging zijn geest van extase tot extase, door alle
+trappen der vervoering, daarop ging hij tot Nirvana in. De aarde
+beefde, de donder rolde. En Brahma sprak:
+
+"Eens leggen alle wezens af lichaamlijkheid, in alle werelden,
+zooals nu Boeddha, de overwinnaar, de meester der wereld, de machtige
+voleindigde, tot Nirvana is ingegaan."
+
+De edelen van Kusinara kwamen en verbrandden voor de poorten der stad
+het lichaam van Boeddha met alle eer, die aan de lijken van koningen
+placht te geschieden.
+
+
+
+Zoo wordt ons geschetst het levenseinde van den verhevene. We hebben
+hem aan de hand der oude geschriften gevolgd op zijn levens weg. Wij
+hebben leeren kennen den Boeddha der oude legende. Doch niet al
+te moeilijk schijnt het om uit den Boeddha der legende den wijzen
+Sakyazoon der historie te kennen. Als wij dat beproeven, dan komt
+ons voor den geest een hooggeboren edele, die, met aardschen glans
+en luister omringd, alles daarliet om een oplossing te zoeken van de
+hoogste levensvragen. Een wijze, die alles wat het leven lieflijks
+heeft, verzaakte om te zoeken naar wat voeren kon tot waren vrede. Niet
+in zelfkastijding, noch in overdreven wereldschuwheid vond hij dien,
+maar in het streven om bij een leven, evenver van zinnelijkheid als
+van zelfpijniging, tot uitdooving van alle hartstocht, tot opgeven
+van alle persoonlijke begeerte te komen.
+
+Eén, die voorts het licht hem geschonken, niet voor zichzelf hield,
+maar het zooveel in hem was aan anderen bracht, ja daaraan zijn
+gansche leven wijdde en die voor hoog en laag, voor mensch en dier
+de welwillendheid zelve was.
+
+Eén, die diep besefte dat geen offers, geen boetedoeningen, geen
+ceremoniën vrede brengen in de ziel, maar dat er slechts vrede en
+licht te vinden is voor hen, die uit liefde zichzelf ten offer geven
+en alle begeerte en hartstocht weten te overwinnen.
+
+Geen wonder dat zijn persoon een onuitwischbaren indruk achterliet
+en dat vrome vereering een stralenkrans wond om het hoofd van den
+Sakyazoon.
+
+
+
+
+
+III. Boeddha's onderwijs, Boeddhistische redenen en gelijkenissen.
+
+
+Wij hebben in de vorige hoofdstukken het leven van den verlichte u
+geschetst en daarbij op menige bladzijde, naar ik hoop, doen gevoelen,
+welken geest hem bezielde. Toch willen wij op zijn onderwijs nog
+meer in 't bizonder uwe aandacht vestigen: de leer was immers naar
+zijn eigen woord tot Ananda, de Meester voor zijn volgelingen, als
+hij was heengegaan?
+
+Welnu, dat woord van den Meester is ons voor een goed deel overgeleverd
+al kunnen wij niet overal beslissen, wat aan den Meester, wat aan
+leerlingen te danken is.
+
+Wat die leer betreft, krijgen wij den indruk, dat zij zich--in
+onderscheiding van Jezus' leer b. v.--vaak meer tot het verstand
+richtte dan tot het hart. 't Is meestal meer een klemmend betoog dan
+een op het gevoel werkend beeld. Ja, er is in die betoogen zelfs iets
+mathematisch, punt voor punt wordt uitvoerig en eentonig afgewerkt
+en langzaam gaat het voort. Als een voorbeeld noem ik de volgende
+rede over den gloed der zinnen: [68]
+
+"Toen sprak de verhevene tot de jongeren: alles, jongeren, staat
+in vlam. En wat is dit alles, jongeren, dat in vlam staat? Het oog,
+leerlingen, staat in vlam, het erkennen van het zichtbare staat in
+vlam, de aanraking met het zichtbare staat in vlam, het gevoel,
+dat uit de aanraking met het zichtbare voortkomt, staat in vlam:
+of het vreugde of leed is of geen vreugde of leed: ook dit staat in
+vlam. Door welk vuur is het ontvlamd? Door het vuur der begeerte,
+door het vuur van den haat, door het vuur der verblinding is het
+ontvlamd, door geboorte, ouderdom, dood, smarten, klachten, lijden,
+kommer, vertwijfeling is het ontvlamd: Alzoo zeg ik.
+
+"Het oor staat in vlam, het hoorbare staat in vlam, het kennen van
+het hoorbare staat in vlam, de aanraking met het hoorbare staat in
+vlam, het gevoel dat uit de beroering met het hoorbare voortkomt,
+zij het vreugde, zij het leed, zij het geen vreugde en geen leed, ook
+dit staat in vlam. Door welk vuur is het ontvlamd? Door het vuur der
+begeerte, door het vuur van den haat, door het vuur der verblinding,
+door geboorte, ouderdom, dood, smarten, klachten, leed, kommer,
+vertwijfeling is het ontvlamd: alzoo zeg ik.
+
+"De reuk staat in vlammen (dan volgt weer dezelfde opsomming), de tong
+staat in vlammen (wederom), het lichaam staat in vlammen (wederom),
+de geest staat in vlammen (wederom)."
+
+Dan gaat de rede voort: "Dit alzoo inziende (nl. de waarheid van het
+verteerd worden van alles door den vuurgloed der vergankelijkheid)
+wordt een wijze, edele hoorder des woords het oog moede, hij wordt
+het zichtbare moede, hij wordt het kennen van het zichtbare moede,
+hij wordt het gevoel moede, dat uit de aanraking met het zichtbare
+ontstaat, zij het vreugde of leed, of geen vreugde of leed. Hij
+wordt het oor moede (enz.), de reuk moede" (enz. enz.) (altijd weer
+dezelfde zinnen).
+
+En dan eindigt de rede: "Terwijl hij deze dingen moede wordt,
+wordt hij vrij van begeerte, van begeerte vrij wordt hij verlost,
+in den verloste is het inzicht: ik ben verlost, vernietigd is de
+wedergeboorte, voleindigd de heiligheid, gedaan de plicht, geen
+terugkeer is er meer tot deze wereld: alzoo is zijn inzicht."
+
+Voor ons zou een dergelijke toespraak geen groote aantrekkelijkheid
+hebben, doch voor de leerlingen van Boeddha, die aan een dergelijken
+redeneertrant, ook van andere leeraars gewoon waren, was dat een
+ander geval.
+
+Voor de niet ingewijden sloeg de meester gewoonlijk een eenigszins
+anderen toon aan, dan waren de redeneeringen niet zoo abstract. Zoo
+wordt ons b.v. in de Mahavagga, hetzelfde werk, waaraan de juist
+vermelde toespraak is ontleend, ook verhaald hoe de verhevene aan
+"tachtigduizend dorpsoudsten" het woord predikte. "Hij erkende", heet
+het daar, in zijn geest de gedachten der dorpsoudsten en predikte
+hun het woord naar de orde, namelijk de prediking van het geven, de
+prediking van de rechtschapenheid, de prediking van de hemelen, de
+verderfelijkheid, ijdelheid, onreinheid der lusten, den zegen van het
+vrijzijn van lust. Toen nu de verhevene erkende, dat hunne gedachten
+goed, ontvankelijk, vrij van hindernissen waren, verheven en naar hem
+toegewend, toen predikte hij hen, wat in 't bizonder de prediking der
+Boeddha's is: het lijden, het ontstaan van het lijden, de opheffing
+van het lijden, den weg tot opheffing des lijdens. Vervolgens wordt
+dan geschetst hoe in die dorpsoudsten het oog der waarheid opengaat en
+zij inzien dat "alles wat aan de wet van het ontstaan onderworpen is,
+ook aan de wet van het vergaan onderworpen is."
+
+M. a. w. hier wordt ons te zien gegeven, hoe Boeddha van het eenvoudige
+opklimt tot de verborgenheden, tot het wezenlijke, het eigenaardige
+zijner leer. Nu, al mogen wij ook allerminst vaststellen dat deze
+leer alzoo is uitgesproken (die verzameling van 80.000 dorpsoudsten is
+althans zeker een fictie) toch kunnen wij aannemen dat iets dergelijks
+aan de leerwijze van den Verlichte is eigen geweest [69].
+
+Soms ook vinden wij gesprekken, waarin Boeddha uit het dagelijksch
+leven opklimt tot het geestelijke, en wel in dier voege, dat hij
+zijn toehoorder door verschillende vragen langzaam brengt, waar hij
+hem hebben wil: alzoo de methode van Socrates, die ook vooral door
+vragen leerde.
+
+Zoo b.v. een gesprek van den Meester met Sona, een zijner
+leerlingen. Deze Sona had zichzelf tot de uiterste ascese gedwongen,
+doch was ten slotte tot het inzicht gekomen dat zulk een streven geen
+goede vruchten droeg. Hij liep nu gevaar tot het andere uiterste over
+te slaan en terug te keeren tot een leven voor het genot.
+
+Boeddha zegt dan tot hem: "Hoe is het Sona, waart gij vroeger, voor
+gij uw huis verliet, met het snarenspel bekend?" "Ja, heer." "Wat
+dunkt u dan Sona, als de snaren al te strak zijn gespannen, zal dan
+de luit den rechten toon geven en voor het spel geschikt zijn". "Dat
+zal zij niet, Heer." "En wat dunkt u, als bij uwe luit de snaren al
+te slap zijn gespannen, zal dan de luit den rechten toon geven en
+voor bespelen geschikt zijn?" "Dat zal zij niet, Heer." "Hoe echter,
+Sona, indien bij uwe luit de snaren niet te strak en ook niet te slap
+gespannen zijn, als zij de juiste maat houden, zal dan de luit den
+rechten toon geven en voor het spel geschikt zijn?" "Ja, heer."
+
+"Zoo ontaardt ook, Sona, de al te sterk gespannen kracht in overmaat,
+en de al te veel overgelaten kracht in slapheid. Daarom Sona, voleindig
+in uzelf het evenwicht uwer kracht en tracht te komen tot evenwicht
+van uw geestelijk vermogen, houd dit doel in 't oog." [70]
+
+Somtijds vinden wij ook in het onderricht van Boeddha meer uitgewerkte
+gelijkenissen. Enkele daarvan willen wij U medededeelen, omdat zij
+ons zoo goed den geest des meesters doen kennen. We merken hierbij
+echter op, dat zeker niet al deze gelijkenissen van den Meester zelf
+afkomstig zijn.
+
+Van den verzoeker, die tracht de menschen den weg des heils te
+doen bijster worden en van den verlosser, die hen op den rechten
+weg terugvoert, wordt ons de volgende gelijkenis verhaald, die wij
+kunnen noemen:
+
+
+
+De ware en de verkeerde weg. [71]
+
+"Wanneer, o jongeren, in het woud, op een berghelling, een groote
+vallei met water is, waarbij een groote kudde wild leeft en er komt
+een man die het wild plagen en ongelukkig maken wil, dan sluit
+deze man den weg, [72] die goed, veilig en wel begaanbaar is af
+en opent een verkeerden weg, een moeraspad. Dan zal, o jongeren,
+die groote kudde wild schade lijden en verminderen. Wanneer er nu
+echter, jongeren, een man komt, die tracht naar gedijen, welzijn en
+heil voor deze groote kudde wild: dan maakt deze den goeden weg weer
+open en vernielt het moeraspad. Dan zal, o jongeren, de groote kudde
+wild voortaan gedijen, wassen en toenemen. Een gelijkenis, jongeren,
+heb ik verteld, om u den zin bekend te maken. De zin nu is deze:
+
+"De groote vallei en het water zijn de lusten, o jongeren. De groote
+kudde wild, jongeren, zijn de levende wezens. De man, die schade en
+onheil voor hen tracht te bewerken is Mara, de booze. De verkeerde
+weg, jongeren, is de achtvoudige verkeerde weg, namelijk: verkeerd
+geloof, verkeerd bedoelen, verkeerd woord, verkeerde daad, verkeerd
+leven, verkeerd streven, verkeerd gedenken, verkeerd bespiegelen. De
+moerasweg, o jongeren, is vreugde en begeerte. Het moeraspad, jongeren,
+is het nietweten. De man, jongeren, die naar gedijen, welzijn, heil
+tracht is de voleindigde, de heilige hoogste Boeddha. De zekere,
+goede weg, die wel te begaan is, is de heilige, achtvoudige weg,
+dat is: goed gelooven, goed bedoelen, goed woord, goede daad, goed
+leven, goed streven, goed gedenken, goed bespiegelen. Alzoo, heb ik,
+o jongeren, den veiligen, goeden weg geopend, die wel te begaan is, de
+valsche weg is toegesloten, het moeraspad vernietigd. Alles, jongeren,
+wat een meester doen moet, die naar het heil zijner jongeren tracht,
+die zich hunner erbarmt: uit erbarmen voor u heb ik dat gedaan."
+
+Dit bovenstaande verhaal kan terecht den naam van gelijkenis dragen,
+wij vinden echter in de oude Boeddhistische boeken ook nog meer
+uitgewerkte verhalen, die wel eenigszins aan gelijkenissen doen denken,
+maar toch nog beter "leerzame verhalen" kunnen worden genoemd. Enkele
+daarvan, deels van Boeddha, deels van zijn volgelingen afkomstig,
+willen wij hier laten volgen, omdat zij ons den geest van zijnen
+godsdienst zoo goed leeren kennen. Allereerst noemen wij u:
+
+
+
+De gelijkenis van de vergeving.
+
+In een vroeger bestaan was Boeddha de asceet Jin Juh en woonde hij in
+een bosch. "Wouden zijn heerlijk" verklaarde hij. "Waar de wereldling
+geen genoegen vindt, vindt de "ontwaakte" mensch genot."
+
+In dien tijd was er een koning, Ko Li geheeten, een man van wreed,
+slecht karakter. Op zekeren dag nam deze koning zijn vrouwen met zich
+en ging jagen in het bosch. Vermoeid geworden viel hij in slaap. Toen
+gingen al de vrouwen het bosch in om bloemen te plukken; zij kwamen bij
+de kluis van den asceet Jin Juh en luisterden naar zijn onderricht. Na
+eenigen tijd ontwaakte de koning, en zijn vrouwen missende, werd hij
+jaloersch, trok zijn zwaard en ging haar zoeken. Toen hij haar allen
+zag staan tegenover de kluis van den asceet, werd hij zeer toornig.
+
+"Wie zijt gij?" sprak de koning.
+
+"Ik ben de asceet Jin Juh."
+
+"Hebt gij alle aardsche hartstochten overwonnen?" vervolgde de
+koning. De ander antwoordde dat hij hier was om met zijn hartstochten
+te strijden. "Indien gij "Sheung te teng" [73] niet hebt bereikt,
+zie ik niet in dat gij beter zijt dan de philosophen," (Fan Fuh)
+èn met de wreedheid van een Oostersch tyran hakte hij den armen
+kluizenaar handen en voeten af.
+
+De monarch zag tot zijn verbazing een verheven kalmte op het gelaat
+van den gekwelden asceet en vroeg hem of hij geen toorn gevoelde.
+
+"Neen, koning, en ik zal u eenmaal leeren ook uw dierlijke hartstochten
+te bedwingen. Als ik, in een ander bestaan, Sheung te teng bereik,
+zult gij, o koning, mijn eerste bekeerling zijn."
+
+In een volgend bestaan werd koning Ko Li de leerling Kaundiliya.
+
+De hierop volgende geschiedenis is waarschijnlijk een protest
+van de Hinayana (de kleine overtocht, dat wil zeggen het meer
+oorspronkelijke Boeddhisme) tegen de "valsche leeraars" van de Mahayana
+(de groote overtocht) die het Boeddhisme als een soort atheïsme gingen
+opvatten. Zij kan genoemd worden:
+
+
+
+De gelijkenis van den godloochenaar.
+
+Angati, de koning van Tirhut, had eene dochter, Ruchi. Eerst leefde
+hij godsdienstig, doch later hoorde hij verkeerde leeraars, die
+verklaarden dat er geen toekomende wereld is en dat de mensch na den
+dood, in water en andere elementen wordt opgelost. Van toen af meende
+hij dat het beter was het tegenwoordige te genieten en werd hij wreed.
+
+Op zekeren dag ging Ruchi tot den koning en vroeg hem haar duizend
+goudstukken te geven, daar het den volgenden dag een feestdag was en
+zij een offer wenschte te brengen. De koning antwoordde dat er geen
+toekomstig leven was, geen vergelding voor verdienste. Godsdienstige
+vormen waren zonder waarde en het was beter om van het tegenwoordige
+leven te genieten.
+
+Nu had Ruchi het innerlijk gezicht: zij kon dus in haar leven teruggaan
+tot op veertien vroegere bestaansvormen. Dus sprak zij tot den koning
+dat zij vroeger een edelman was geweest, doch een overspeler en dat
+zij nu voor straf slechts een vrouw was. Als verdere straf was zij
+geweest monnik, jonge koe en geit en eens was zij geboren in de hel
+Avichi. De koning wilde zich niet door eene vrouw laten onderrichten
+en bleef ongeloovig. Toen riep Ruchi, door betoovering, een geest
+te hulp, en Boeddha zelf, in de gedaante van een monnik, kwam in de
+stad. De koning vroeg hem vanwaar hij kwam. De monnik antwoordde dat
+hij uit de andere wereld kwam. De koning zeide daarop lachend:
+
+"Als gij van de andere wereld komt, leen mij dan honderd goudstukken
+en als ik naar die wereld ga zal ik er u duizend teruggeven."
+
+Boeddha antwoordde ernstig: "Als iemand geld leent moet dat zijn aan
+de rijken, als hij geld geeft aan de armen, is het een gift, want de
+arme kan niet terugbetalen. Daarom kan ik u geen honderd goudstukken
+leenen, want gij zijt arm en berooid."
+
+"Gij spreekt logen" was het toornig antwoord des konings. "Is niet
+deze gansche rijke stad mijn eigendom?"
+
+Boeddha antwoordde: "Over korten tijd; o koning, zult gij sterven. Kunt
+gij uw rijkdom meenemen naar de hel? Daar zult gij in onuitsprekelijke
+ellende leven, zonder kleeding, zonder voedsel. Hoe kunt gij mij dan
+mijn schuld betalen?" Zoo sprak Boeddha en op zijn aangezicht lag
+een zonderlinge glans, die den koning verblindde.
+
+Ook het volgende verhaal is zeer populair, het heet:
+
+
+
+Boeddha's gelijkenis van Kisagotami.
+
+Eens leefde er een nederig paar in Sravasti. Zij verkochten erwten,
+rijst en houtskool in kleine ondiepe mandjes, door een matje tegen de
+middagzon bedekt. Zij hadden een eenige dochter, Kisagotami. Op zekeren
+dag zond haar vader haar het bosch in om hout te zoeken. Zij bleef
+in de jungle bloemen zoeken, totdat zij eensklaps van uit het dichte
+riet de oogen van een cheetah [74] op haar gevestigd zag. Zij stierf
+bijna van schrik. Plotseling suisde er iets langs haar en de cheetah
+lag dood aan haar voeten. De pijl was geschoten door een jongeling,
+als jager in dienst bij den Rajah. Spoedig daarna wilde hij trouwen
+met Kisagotami, die zeer op hem gesteld was. Doch de ouders, die reeds
+op jaren kwamen zeiden dat zij hun eenige dochter niet konden missen.
+
+Eens ging een blinde man het winkeltje voorbij, hij speelde en zong. De
+oude moeder luisterde en hij zong:
+
+"Zonder een metgezel wordt de Kokila [75] stil op haar tak,
+stil-stil-stil voor altijd."
+
+Zij bracht dit in verband met hare dochter, die inderdaad kwijnend en
+ziekelijk was geworden na hare teleurstelling en begon zich over deze
+bezorgd te maken. Zoo trad het meisje, na verloop van tijd, door den
+invloed van haar moeder, in het huwelijk. In die dagen richtte een
+wreede tijger verwoestingen aan en doodde vele dorpelingen. De vorst
+beloofde een groote som aan wie den tijger doodde. Kisagotami's man
+werd er door verlokt, hij viel den tijger aan, maar werd door diens
+klauw doodelijk gewond.
+
+De weduwe en een klein kind keerden naar Sravasti terug en helaas:
+ze ontmoetten een stoet van weenende vrouwen, die haar ouders naar
+het graf brachten. Een maand later zag men de arme weduwe met een
+dood kind in de armen, telkens klagende. "Geef mij een geneesmiddel
+voor mijn arm kind."
+
+Een antwoordde: "Ga naar den Sakyamonnik, den Boeddha (verlichte).
+
+Kisagotami ging naar Boeddha's kluis en sprak: "Heer en meester,
+kent gij eenig geneesmiddel dat mijn jongen zal genezen?"
+
+Boeddha antwoordde: "Ik moet een handvol mosterdzaad hebben."
+
+Het meisje beloofde het te bezorgen, maar Boeddha voegde er bij:
+"Ik moet mosterdzaad hebben uit een huis, waar geen zoon, echtgenoot,
+ouder of slaaf is gestorven."
+
+De arme Kisagotami ging met haar dood kindje van huis tot
+huis. Medelijdende menschen zeiden: "Hier is mosterdzaad, neem
+het." Maar als zij vroeg of er geen zoon, of echtgenoot of ouder
+of slaaf in dat huis was gestorven, dan ontving zij ten antwoord:
+"Vrouw, de levenden zijn weinigen, dooden zijn er velen: tot ieder
+huis komt de dood."
+
+Ten slotte zat Kisagotami, vermoeid en zonder hoop aan den weg
+neer en keek naar de lichten in de steden, die één voor één werden
+uitgedoofd. Op dat oogenblik deed Boeddha, door de macht van Siddhi
+[76], haar zijne verschijning zien en deze sprak: "Alle levende
+wezens gelijken op deze lampen. Zij worden opgestoken en flikkeren
+dan voor een wijle, daarop heerscht de zwarte nacht over allen. De
+verschijning predikte toen de wet aan haar, en volgens de woorden
+der Chineesche vertaling, bracht hij aan: "heil en redding, het pad
+wijzende dat leidt tot de eeuwige stad."
+
+
+
+De geschiedenis van prins Kunala.
+
+Koning Açoka had een jongetje, wiens oogen zoo schoon waren dat zijn
+vader hem Kunala noemde: daar is een vogel van dien naam, welke onder
+de rhododendrons en pijnboomen van de Himalaya woont en die beroemd is
+om zijn lieftallige oogen. De jonge prins groeide op en ieder sprak
+over zijn schoonheid in het gansche land des konings. Geen vrouw kon
+hem in de oogen zien, zonder verliefd op hem te worden. Een Sthavira
+[77] sprak eens ernstige woorden tot hem en zeide: "De trots van het
+oog mijn zoon, is ijdelheid. Pas op."
+
+Op jeugdigen leeftijd huwde Kunala een meisje, Kanchana geheeten. Op
+zekeren dag zag een van de vrouwen des konings den jeugdigen echtgenoot
+en werd wanhopig verliefd op zijn schoone oogen. Kunala was door
+schrik getroffen.
+
+"Zijt gij niet," sprak hij, "in de zenana [78] van den koning, mijn
+vader?" Dit woord veranderde haar liefde in bitteren haat.
+
+In dien tijd stond de stad Taxila tegen koning Açoka op. De monarch
+wilde er aanstonds zelf heengaan, doch de ministers raadden hem om
+prins Kunala te zenden in zijn plaats. De prins ging naar de oproerige
+stad en wist spoedig de rust te herstellen. Het volk verzekerde hem
+dat zij de afpersingen en onderdrukkingen van des konings beambten
+hadden weerstaan, doch niet den koning zelf.
+
+Niet lang daarna werd de koning door een walgelijke ziekte aangetast
+en moest ten behoeve van zijn zoon afstand doen van den troon. De
+koningin Tishya Rakshita, dezelfde die den prins zoo haatte, dacht
+in haar hart: "Als Kunala den troon bestijgt ben ik verloren."
+
+Zij beval een slaaf haar een man te brengen, door dezelfde ziekte
+als de koning aangetast. Zij vergiftigde den man en onderzocht hem
+van binnen. Een groote worm voedde zich met zijn ingewand. Zij gaf
+dien worm peper en gember: hij bleef er even gezond bij. Zij gaf hem
+uien en hij stierf.
+
+Aanstonds ging zij naar den koning en beloofde hem te genezen als
+hij haar een verzoek wilde toestaan. De koning beloofde haar alles
+te geven, wat zij zeggen zou. Zij sprak tot hem: "Neem deze ui en
+gij zult beter worden."
+
+"Koningin," sprak de koning, "ik ben een Kshatrya en de wet van Manoe
+[79] verbiedt mij uien te eten." De koningin vertelde dat het een
+geneesmiddel was, gèèn voedsel. Hij at de ui en werd genezen.
+
+De koningin verzocht nu, als belooning voor deze genezing, een week
+lang de zaken des konings te mogen besturen. De koning aarzelde,
+maar liet zich overhalen.
+
+Aanstonds zond de koningin een verzegelde order met 's konings zegel
+voorzien, dat prins Kunala bedelaarskleeren moest dragen en zijn
+oogen moesten worden uitgestoken: een blinde prins immers mag den
+troon niet bestijgen.
+
+De goede menschen van Taxila waren diep geschokt door dit bevel, maar
+zij zeiden tot elkaar: "Als de koning zoo onbarmhartig is voor zijn
+zoon, wat zal hij dan wel doen, als wij hem niet gehoorzamen?" Eenige
+Chándalas [80] werden er voor uitgekozen: doch zij hielden veel van
+den prins en wilden het wreed bevel niet uitvoeren. Op het laatst kwam
+er een afschuwelijke kerel, een mensch met wel achttien misvormingen
+en afwijkingen en rukte den prins de oogen uit.
+
+Weldra was deze als bedelaar op den grooten weg: zijn vrouw, Kanchana,
+was ook bij hem, in lompen gekleed. De arme prins herinnerde zich de
+plechtige woorden van den Sthavira.
+
+"Is niet de buitenwereld", zoo sprak hij tegen zijn vrouw "slechts
+een klomp vleesch?"
+
+De prins was altijd ziekelijk geweest en om nu in zijn onderhoud te
+voorzien speelde hij op de vina [81]. Na vele zwerftochten bereikten
+zij Palibothra (Patna) en kwamen bij het paleis des konings. Doch de
+wachters wierpen de twee vuile bedelaars er uit. Ten slotte dringen
+echter de tonen der vina tot den koning door. "Het is mijn zoon,"
+zeide hij. Hij zond beambten uit om hem te halen. De koning was
+verbaasd over den toestand, waarin hij hem aantrof. Toen hij te weten
+kwam wat er gebeurd was riep hij de schuldige koningin bij zich en
+gaf bevel haar levend te verbranden.
+
+Doch prins Kunala was een ander mensch geworden. Toen hij, zooals
+hij meende door zijn aardschen vader verlaten was, was hij een zoon
+van Boeddha geworden. Zijn "lichamelijk oog" was weg, doch hij voelde
+dat zijn "geestelijk oog" thans voor het eerst was geopend. In plaats
+van de zachte kleederen der hovelingen droeg hij nu de lompen van
+Boeddha's verheven bedelaars.
+
+Hij wierp zich voor de voeten van zijn vader en smeekte hem der
+koningin het leven te sparen: "Ik voel geen haat, geen smart, slechts
+dankbaarheid, dood haar niet."
+
+Açoka, de machtige zonnekoning, was bestemd om heel Indië te regeeren:
+zijn scepter reikte verder dan dien van den groot-Mogol. Hij ook zou
+eenmaal zijn prachtige paleizen verlaten en langs den weg zijn brood
+bedelen, ook hij werd Bhikshu.
+
+
+
+Een Boeddha op een huwelijksfeest.
+
+Koning Sudarsana was een modelkoning. In zijn rijk was geen
+doodstraf noch geeseling bekend, geen krijgswapen om te martelen of te
+verderven. Zijne stad, Jambunada, was gebouwd van kristal en kornalijn,
+zilver en goud. Eens bezocht een Boeddha deze plaats.
+
+Nu was er in die stad een man, die den volgenden dag zou trouwen, en
+hij wenschte gaarne dat de Boeddha bij de plechtigheid tegenwoordig
+zou zijn. Boeddha, die voorbij kwam, las de stille wensch in zijn hart
+en beloofde te komen. De bruidegom was zeer verheugd, hij bestrooide
+zijn huis met bloemen en besprenkelde het met reukwater.
+
+Den volgenden dag kwam Boeddha, de aalmoezenschaal in de hand, door
+vele leerlingen vergezeld. Toen zij allen op hunne bestemde plaatsen
+zaten, deelde de gastheer allerlei heerlijke spijzen rond, en sprak:
+
+"Eet, mijn heer, met al uwe leerlingen, volgens uw begeerte."
+
+Doch nu openbaarde zich een wonder aan de verbaasde blikken van
+den gastheer. Hoewel deze heilige mannen allen zeer smakelijk aten,
+verminderden de gerechten en de dranken niet. Daarop dacht deze bij
+zichzelf: "Kon ik maar al mijn bloedverwanten uitnoodigen, ook voor
+hen zou er genoeg zijn."
+
+Nu geschiedde een tweede wonder: Boeddha las de gedachten van den
+goeden man, en, zonder dat zij uitgenoodigd waren, stroomden alle
+bloedverwanten het huis binnen. Ook zij aten smakelijk van het
+wonderbare voedsel.
+
+Het behoeft nauwelijks betoog, dat het Chineesche boek
+Fu. pen. hing. tsi. king (door Beal in het Engelsch vertaald) ons
+vermeldt dat al de gasten, nadat zij eenige woorden over Dharma
+(de leer, de wet) van den Tathagata hadden gehoord, tot voldoening
+van iedereen (behalve misschien van de arme bruid) de gele kleederen
+gingen dragen.
+
+
+
+De nu volgende geschiedenis is een zeer aantrekkelijke en doet ons
+zien, dat een liefde, die de grenzen dezer wereld overschrijdt en tot
+in het hiernamaals reikt ook in de dagen van Sakya-muni niet onbekend
+was. Zij is getiteld:
+
+
+
+De geschiedenis van het meisje Bhadra.
+
+Toen Sakya-muni een vroeger bestaan doormaakte, noodigde een zekere
+koning Suryapati den grooten Boeddha Dipankara uit om zijn rijksgebied
+te bezien. Om dezen te eeren gaf de koning bevel dat zijn onderdanen,
+binnen een grens van twaalf yogana's van de hoofdstad, alle bloemen en
+reukwerken zouden bewaren voor den koning, opdat deze ze aan Boeddha
+zou schenken. Niemand mocht deze gaven houden om ze voor zichzelf
+aan te bieden.
+
+Sakya was toen een jonge Brahmaan, Megha geheeten. Hij was,
+ofschoon eerst zestien jaar oud, wel onderwezen in de wet. Hij
+was onvergelijkelijk schoon: zijn lichaam als geel goud, zijn haar
+insgelijks. Zijn stem was zoet en zacht als die van Brahma. Hij kwam
+in de stad, juist toen deze was versierd met het oog op de komst van
+Boeddha Dipankara en ook hij--die reeds een zeker vaag voorgevoel van
+het Boeddhaschap in zich gevoelde--besloot aan den vleeschgeworden
+verlichte een offer te brengen.
+
+Hij sprak bij zichzelven: "Welke offers zal ik hem brengen? Boeddha's
+houden niet van offers in geld, ik zal hem de schoonste bloem geven,
+die ik kan vinden."
+
+Hij ging naar een kapper en zocht een fraaie bloem uit, doch de
+kapper wilde haar niet verkoopen. "De koning heeft orders gegeven,
+eerbiedwaardig jongeling, dat geen bloemkransen hier in de stad mogen
+worden verkocht, hoe dan ook." Megha kreeg in een tweede en derde
+winkel hetzelfde antwoord.
+
+Nu zag hij, terwijl hij verder zocht, dat een in 't zwart gekleed
+meisje, een waterdraagster, Bhadra geheeten, stilletjes een
+Utpala-bloem met zeven stelen nam, die in haar wateremmer deed,
+en daarop haar weg vervolgde.
+
+Megha ging haar tegemoet en sprak "wat wilt ge doen met die Utpala,
+die gij in uw wateremmer verstopte? Ik zal u vijfhonderd goudstukken
+geven als gij haar aan mij wilt verkoopen."
+
+Het meisje was getroffen door de verschijning van den jongen man,
+die er zoo vriendelijk uitzag.
+
+Zij antwoordde direct: "Schoone jongeling, hebt gij niet gehoord
+dat de groote Boeddha Dipankara op uitnoodiging van den koning zoo
+aanstonds in de stad zal komen en dat de koning een verbod heeft
+gegeven dat niemand, binnen twaalf yogana's van de stad, reukzalf
+of bloemen aan eenig particulier mag verkoopen, aangezien de koning
+alles zelf wil koopen om het aan den Boeddha aan te bieden?
+
+"Nu is er in onze nabijheid een kappersvrouw die van mij vijfhonderd
+geldstukken kreeg en mij daarvoor deze bloem met zeven stelen gaf. De
+reden waarom ik alzoo des konings gebod heb overtreden, is dat ik
+zelf een offer wil brengen aan den heiligen man."
+
+Toen antwoordde Megha: "Goed meisje, wat gij hebt gezegd zal u dunkt
+mij het recht geven om van mij vijfhonderd goudstukken aan te nemen,
+waarvoor gij mij dan vijf stelen van de Utpalabloem geeft en er twee
+voor uzelven behoudt."
+
+Zij antwoordde: "Wat wilt gij doen met de bloemen als ik ze aan
+u geef?"
+
+De jonge Brahmaan zeide daarop dat hij ze aan den Boeddha wenschte
+te schenken.
+
+Nu had dit meisje het innerlijk gezicht en zij zag aan het gelaat
+van den jongeling, dat hij eenmaal de leidsman der menschen zou worden.
+
+Zij sprak: "Schoone vreemdeling, eenmaal zult gij een groote Boeddha
+zijn, en wanneer gij mij beloven wilt dat gij tot op den dag van uwe
+verlichting (waarop gij een Boeddha wordt) mij bij iedere geboorte
+tot uw vrouw zult nemen en dat wanneer gij Nirvana bereikt, gij mij
+als leerling onder uwe volgelingen wilt opnemen, dan zal ik u vijf
+stelen van mijn bloem geven."
+
+De Brahmaan antwoordde dat een asceet al zijn rijkdom moest schenken
+aan zijn metgezellen en dat, indien zij deze regeling goed vond, hij
+haar voor altijd tot vrouw wilde hebben. Zij verkocht hem daarop vijf
+stelen van de Utpala, opdat deze zijn bizondere gift aan den Boeddha
+zouden zijn en begeerde dat zij de andere twee als haar eigen gift
+zou schenken.
+
+Toen Dipankara naderde, vol majesteit, glinsterend als een helder meer,
+werd het geschenk hem toegeworpen en door een wonder bleven de bloemen
+zwevend in de lucht: een canopy (koepeldak) vormend boven zijn hoofd.
+
+Onder de "Fan hemelen" der Chineezen heet er een Fuh. ngai (gelukkige
+liefde). Laten wij hopen dat daar de lieve Bhikshu Bhadra bij haar
+geliefden meester is.
+
+
+
+Koning Wessantara.
+
+Eens leefde Boeddha op aarde als koning Wessantara. Zoo vriend'lijk was
+hij voor iedereen dat het gerucht ging dat hij een besluit had genomen
+om aan iedereen te geven wat hij verzocht. Hij had een liefhebbende
+vrouw en twee kinderen. Ook had hij een betooverden witten olifant.
+
+Een vreeselijke hongersnood brak in een naburig koninkrijk uit en
+de armen stierven bij duizenden. Acht Brahmanen werden tot koning
+Wessantara gezonden ten einde van hem den witten olifant te verzoeken:
+want een vruchtbare regen valt overal waar een betooverde witte
+olifant zich ophoudt.
+
+De weldadige koning stond zijn witten olifant af. Dit wekte zoozeer
+den toorn van zijn volk op, dat zij hem afzetten.
+
+Wessantara gaf nu al zijn rijkdom aan de armen en vertrok in een
+wagen, door twee paarden getrokken. Hij zou naar een groote rots in
+de wildernis gaan, teneinde daar kluizenaar te worden. Op zijn reis
+ontmoet hij twee Brahmanen, die hem om zijn rijtuig verzoeken. Hij
+geeft aan die bede gehoor en de onttroonde koning en koningin leggen
+de rest van den weg te voet af, ieder een kind op den arm. Hun weg
+leidt door het koninkrijk van den vader der koningin. Deze tracht
+hen van hun besluit terug te brengen, doch tevergeefs.
+
+In dienzelfden tijd leefde een Brahmaan, Jutaka, zeer gelukkig met
+zijn schoone vrouw; totdat op zekeren dag, toen de vrouw water putte,
+jaloersche buren haar gemoed vergiftigden. Zij bliezen haar namelijk in
+dat zij een slavin was en wonden haar zoo op, dat zij haar echtgenoot
+aanviel, hem sloeg en zijn baard uitrukte. Ja, zij dreigde zijn huis
+te verlaten als hij haar geen twee slaven verschafte. Zij zeide dat
+een dwaze koning, Wessantara, in de wildernis leefde als asceet. Daar
+moest hij heengaan en om twee slaven verzoeken.
+
+Zij toch hadden twee kinderen en hadden een gelofte gedaan om geen
+enkel verzoek te weigeren. Jutaka vertrok, doch hij kon niet bij den
+koning komen, daar de vader der koningin er een jager op wacht had
+gezet. Hij toch wist van Wessantara's gelofte en wilde hem voor verdere
+onbeschaamdheden van hebzuchtigen vrijwaren. Jutaka vertelde den jager
+een leugenachtig verhaal en slaagde er in den kluizenaar te vinden. Hij
+vroeg de twee kinderen voor zich als slaaf en Wessantara was door zijn
+eed gebonden ze hem te schenken. Zoo spoedig Jutaka uit het gezicht
+van den koning was, bond hij de koningskinderen stevig met koorden
+vast, doch: hij verdwaalde in de wildernis en kwam in het land van
+'s konings schoonvader, die al spoedig het geheele geval had vernomen.
+
+Hij liet den Brahmaan voor zich komen en bood hem voor de kleinkinderen
+hun gewicht in goud. Het eind van den hebzuchtigen Brahmaan was
+ongeveer als dat van Judas: hij richtte van zijn oneerlijk verkregen
+rijkdom een groot feest aan: zijn ingewanden barstten door overvulling.
+
+
+
+Koning Bambadat.
+
+Boeddha was in een zijner vroegere geboorten koopman in Benares. Op
+zekeren dag ging hij met zijn vrouw in een rijtuig door de straten
+van Rajagriha, de hoofdstad van koning Bambadat. De vorst zag deze
+vrouw en werd betooverd door hare onvergelijkelijke schoonheid. Hij
+maakte terstond een afschuwelijk listig plan om haar te krijgen.
+
+Een van zijn ambtenaren werd uitgezonden om stil een juweel van
+groote waarde in het rijtuig van den koopman te laten vallen. De arme
+koopman werd nu gevangen genomen onder beschuldiging van des konings
+kleinood te hebben gestolen. Hij en zijne schoone vrouw werden voor
+den koning gebracht, die met voorgewende belangstelling naar het geval
+hoorde en daarop beval dat de koopman onthoofd en diens vrouw in den
+harem zou worden opgenomen. Koning Bambadat was een wreed koning,
+wiens onderdrukkingen hem den haat zijner onderdanen op den hals
+hadden gehaald.
+
+De arme koopman werd weggevoerd om onthoofd te worden, maar Indra
+op zijn hemeltroon had het vreeselijk voorval gezien en--een wonder
+geschiedde. Toen de beul zijn zwaard ophief deden onzichtbare handen
+den koning, die bij de bloedige gebeurtenis tegenwoordig wilde zijn,
+van plaats verwisselen met den koopman, zoodat deze den noodlottigen
+slag ontving. Doch de koopman vond zichzelf eensklaps op den olifant
+gezeten, die den koning naar de gerichtsplaats had gebracht. Deze
+treffende tusschenkomst des hemels verbaasde het verzamelde volk:
+zij riepen den koopman tot hun nieuwen koning uit. Onnoodig er bij
+te voegen dat zijn wijze van regeeren gansch anders was dan die van
+koning Bambadat.
+
+Vermeld wordt het niet, maar waarschijnlijk was de schoone vrouw het
+meisje Bhadra van de vorige geschiedenis.
+
+
+
+De hongerige hond.
+
+Eens was daar een slecht koning, Usuratanam geheeten. Deze onderdrukte
+zijn volk zoo vreeselijk, dat Boeddha in den hemel er medelijden
+mee kreeg. Boeddha was toen de god Indra. Hij nam den vorm van een
+jager aan en daalde met den deva Matali neder: deze als een enorm
+groote hond. Zij traden eensklaps des konings paleis binnen en de
+hond blafte zoo ontzettend, dat het geluid de koninklijke gebouwen op
+zijne grondvesten deed schudden. De verschrikte koning riep den jager
+bij zich en vroeg wat die vreeselijke geluiden hadden te beteekenen.
+
+"De hond blaft zoo van den honger" zeide de jager--en opnieuw rolde
+een geluid als van een verren donder door het paleis.
+
+"Geef hem eten, geef hem toch eten" zeide de verschrikte vorst; al
+het voedsel, dat er was, moest dienen voor het koninklijk feestmaal:
+het werd voor den hond neergezet. Hij at het in een oogenblik op en
+blafte nogmaals met vreeselijke stem. Men haalde meer voedsel: alles
+ten slotte wat in de stad en in de aangrenzende provinciën was. Doch,
+na korte rust at de onverzadelijke hond alles op en begon opnieuw te
+blaffen. De koning stortte haast ter aarde van schrik.
+
+"Zal niets ooit uw hond verzadigen, jager?"
+
+"Niets, o koning, dan het vleesch van al zijn vijanden."
+
+"En wie zijn zijn vijanden, jager?"
+
+"Zijn vijanden," hernam de jager "zijn zij die slechte daden
+verrichten, die de armen onderdrukken, die oorlog maken, die wreed
+zijn tegenover de dieren der schepping."
+
+De koning herinnerde zich zijn vele slechte daden en werd door schrik
+en berouw aangegrepen. Daarop maakte Boeddha zich bekend en predikte
+hem en zijn volk de wet der gerechtigheid.
+
+Daar Matali altijd voorkomt als de wagenmenner van Indra ligt het
+voor de hand dit verhaal te beschouwen als een oud-Indisch, in
+Boeddhistischen geest omgewerkt, gelijk trouwens met vele Jataka
+verhalen het geval is. Boeddha is hier eenvoudig voor Indra, den
+oorspronkelijken held van het verhaal, in de plaats gesteld.
+
+
+
+Boeddha als vredestichter.
+
+Twee prinsen waren eens in hevigen twist geraakt over zeker kunstmatig,
+door dijken afgesloten meer. Een vreeselijke oorlog dreigde te
+ontbranden. Eensklaps verscheen Boeddha tusschen de prinsen en hun
+legers en vroeg naar de oorzaak van den strijd. Toen men hem volkomen
+had ingelicht stelde hij de volgende vragen:
+
+"Zeg mij, koningen, heeft aarde eigenlijke waarde?"
+
+"Geen waarde hoegenaamd."
+
+"Heeft water eigenlijke waarde?"
+
+"Geen waarde hoegenaamd."
+
+"En het bloed van koningen, heeft dat eigenlijke waarde?"
+
+"De waarde is daarvan niet te schatten."
+
+"Is het redelijk" sprak de Tathagata "dat wat van onberekenbare waarde
+is in rekening wordt gebracht tegen datgene wat in het geheel geen
+waarde heeft?"
+
+De vertoornde vorsten erkenden de wijsheid dezer redenen en gaven
+hun twist op.
+
+
+
+De verloren zoon.
+
+Zeker man had een zoon, die wegreisde naar een ver land. Daar werd hij
+vreeselijk arm. De vader echter werd rijk, hij verzamelde veel goud
+en schatten, hij had veel welgevulde magazijnen en olifanten. Doch
+hij had zijn verloren zoon zeer lief en klaagde heimelijk dat hij
+niemand had aan wien hij zijn paleizen en suverna's [82] bij zijn
+dood kon achterlaten.
+
+Na vele jaren kwam de arme man, voedsel en kleeding zoekend, naar
+de streek waar zijn vader groote bezittingen had. Zijn vader zag hem
+reeds van verre en dacht bij zichzelf: "Indien ik aanstonds mijn zoon
+weer aanneem, en hem mijn goed en schatten geef, zal ik hem groot
+leed veroorzaken.
+
+"Hij is onwetend en onopgevoed: hij is arm en verdrukt. Met iemand
+van zulke ongelukkige neigingen is het beter zijn geest langzamerhand
+op te voeden. Ik zal hem maken tot een mijner huurlingen."
+
+Daar kwam de zoon, uitgehongerd en in lompen, aan de deur van zijns
+vaders huis. Hij zag een grooten troon en vele hovelingen, die eer
+bewezen aan hem, die op den troon zat. Verschrikt door al die pracht
+vlood hij weer naar den weg terug. "Hier" zoo sprak hij "is het huis
+van den armen man. Als ik in het paleis van den koning kom, word ik
+wellicht in de gevangenis geworpen."
+
+Toen zond de vader boden naar zijn zoon: deze brachten hem mede,
+ondanks zijn verzet en klagen. Toen hij het huis van zijn vader
+bereikte viel hij flauw van schrik: hij herkende zijn vader niet en
+dacht dat hij een of ander wreede straf zou moeten verduren. De vader
+beval zijn dienaren zachtkens met den ongelukkige te handelen en zond
+twee werklieden van diens eigen levenswijze uit om hem als arbeider
+op het landgoed in dienst te nemen. Zij gaven hem een bezem en een
+mand en lieten hem, tegen dubbel loon de mesthoop opruimen.
+
+Uit het venster van zijn paleis keek de rijke man naar zijn zoon, die
+daar aan het werk was. Doch op zekeren dag kleedde de vader zich als
+een arm man, overdekte zich met stof en vuil en sprak zijn zoon toe:
+"Blijf hier, goede man, en ik zal u van kleeding en voedsel voorzien:
+gij zijt eerlijk en arbeidzaam. Beschouw mij als uw vader."
+
+Na vele jaren voelde de vader zijn einde naderen. Hij riep zijn zoon
+en zijn ambtenaren bij zich en deelde hun het geheim mede, dat hij
+zoo lang had bewaard. De arme man was werkelijk zijn zoon, die hem in
+vroeger dagen had verlaten. Nu deze zich bewust was van zijn vroegeren
+droeven staat, nu hij bekwaam was rijkdom op prijs te stellen en te
+bewaren, wilde hij hem al zijn schatten toevertrouwen. De arme man
+was verbaasd over deze plotselinge ommekeer in zijn lot, en verblijd
+nog eenmaal zijn vader te zien.
+
+
+
+Volgens de "Lotus van de Volmaakte wet" zijn de gelijkenissen van
+Boeddha omsluierd voor de onwetenden door een raadselachtige taal.
+
+De rijke man van de gelijkenis, met zijn troon vol bloemen en juweelen,
+heet daar de Tathagata, die al zijn kinderen teeder bemint en groote
+geestelijke schatten voor hen heeft bereid. Doch iedere zoon van
+Tathagata heeft treurige neigingen. Hij stelt de mesthoop boven de
+paarl mani. Om zulk een mensch te leeren moet de Tathagata lagere
+dienaren gebruiken, monniken en asceten, om hem langzamerhand van de
+lagere voorwerpen der begeerte af te wennen. Als hij zelf spreekt
+is hij gedwongen veel van zijn gedachten te omsluieren, omdat zij
+niet begrepen zouden worden. Zijn zonen hebben geen genoegen in het
+hooren van geestelijke dingen. Stap voor stap moet hun geest worden
+opgevoed voor hoogere waarheden.
+
+
+
+Gelijkenis van de vrouw aan de bron.
+
+Ananda, de geliefde leerling van Boeddha, was eens dorstig, daar hij
+een verre reis had gemaakt. Bij een bron ontmoette hij een meisje,
+Matanga geheeten en vroeg haar hem wat water te geven. Doch daar zij
+een vrouw van lagere kaste was, vreesde zij een heilig Brahmaan te
+besmetten en weigerde vriendelijk.
+
+"Ik vraag niet naar caste, maar naar water," zeide Ananda. Zijn
+nederigheid won het hart van het meisje.
+
+Haar moeder was ervaren in liefdesdranken en tooverkunsten en toen deze
+hoorde hoe verliefd haar dochter was, dreef zij haar tooverspel met
+Ananda en bracht hem naar haar hol. Hulpeloos bad deze tot Boeddha,
+die aanstonds verscheen en de booze demonen uitwierp.
+
+Doch met Matanga was het nog droevig gesteld. Ten slotte besloot zij
+Boeddha zelf op te zoeken en bij hem hulp te vragen.
+
+De groote geneesmeester, de gedachten van het meisje bemerkende,
+vroeg haar vriendelijk:
+
+"Ondersteld dat gij mijn leerling huwdet, kunt gij hem overal
+volgen?" "Overal," sprak het meisje. "Kunt gij zijn kleederen dragen en
+slapen onder hetzelfde dak?" zeide Boeddha, zinspelend op de armoede
+en dakloosheid der onbehuisden. Langzamerhand begreep het meisje zijne
+bedoeling en op het laatst nam zij haar toevlucht tot de drie groote
+paarlen. [83]
+
+
+
+De geschiedenis van Vasavadatta.
+
+Te Mathura was een courtisane, Vasavadatta geheeten. Zij werd zeer
+verliefd op een der toenmalige discipelen van Boeddha, Upagupta
+geheeten, en zond haar dienstbode om hem haar hartstocht bekend te
+maken. Upagupta was jong en zeer schoon. Weldra kwam de dienstbode
+met het volgende raadselachtig antwoord terug:
+
+"De tijd is nog niet gekomen, dat de leerling Upagupta een bezoek
+zal brengen aan de courtisane Vasavadatta."
+
+Vasavadatta was over dit antwoord verbaasd. Haar klasse toch was toen
+ter tijd een caste, een georganiseerd lichaam, door den staat beschermd
+en zij leefde in grooten overvloed. Zij was de schoonste vrouw in
+des konings rijk en niet gewoon dat hare liefde werd versmaad. Toen
+haar eerste oogenblikken van heftigheid voorbij waren, bedacht zij
+dat de jonge man arm was. Wederom zond zij haar dienstbode naar
+Upagupta. "Zeg hem dat Vasavadatta liefde begeert, geen goud en
+paarlen." De dienstbode kwam terug met hetzelfde raadselachtige
+antwoord: "De tijd is nog niet gekomen dat de leerling Upagupta de
+courtisane Vasavadatta zal bezoeken."
+
+Weinige maanden daarna stond Vasavadatta in liefdesbetrekking tot
+het hoofd der kunstenaars van Mathura. Terwijl deze betrekking
+nog voortduurde kwam een zeer rijk koopman in de stad met
+vijfhonderd paarden, die hij wilde verkoopen. Toen hij hoorde van
+Vasavadatta's schoonheid, besloot hij haar op te zoeken en werd op
+haar verliefd. Zijn paarlen en suverna's waren te verlokkend voor de
+hebzuchtige vrouw. Zij vermoordde het hoofd der kunstenaars en liet
+zijn lijk op een mesthoop werpen. Zijn familieleden deden, toen zij
+hem misten, allerlei nasporingen en het lijk werd gevonden.
+
+Vasavadatta werd gevangen genomen en voor den koning gebracht. Deze gaf
+bevel dat haar ooren, haar neus, haar handen en haar voeten zouden
+worden afgehouwen en haar lichaam op een kerkhof geworpen. Haar
+dienstbode bleef haar nog ter zijde, want zij was een vriendelijke
+meesteres voor deze geweest. Zij trachtte haar pijn te lenigen en
+joeg de vliegen van het bloedend lichaam weg.
+
+Nu kreeg Vasavadatta een derde boodschap van Upagupta: "De tijd
+is gekomen dat de leerling Upagupta een bezoek zal brengen aan de
+courtisane Vasavadatta." De arme vrouw, in wier ziel nog een echo was
+van de vroegere hartstocht, liet door haar dienstbode zorgvuldig haar
+geschonden leden onder een kleed bedekken: de verminkte overblijfsels
+van vroegere schoonheden. Toen de jonge man kwam zeide zij met eenige
+hartstocht:
+
+"Eens was mijn lichaam geurig als de lotus en bood ik u mijn liefde
+aan. In die dagen was ik bedekt met paarlen en fijn linnen. Nu ben
+ik verminkt en met vuil en bloed bedekt. Mijn handen, mijn voeten,
+mijn ooren, de beul heeft ze afgehouwen."
+
+De jonge man troostte met groote vriendelijkheid de arme Vasavadatta
+in haar doodsstrijd. "Zuster, het is niet voor mijn genoegen en mijn
+geluk dat ik tot u kom." Hij wees haar op de werkelijke natuur van
+de bekoorlijkheden, die zij nu betreurde. Hij wees er haar op dat
+zij geen vreugden, doch kwellingen waren gebleken, en dat indien
+onkuischheid, ijdelheid, begeerigheid en moordzucht waren afgesneden,
+zij winst had en geen verlies.
+
+Hij verhaalde haar van Tathagata, dien hij op deze aarde had zien
+wandelen, een Tathagata, die vooral hen die lijden liefheeft. Zijn
+woord bracht vrede in de ziel van Vasavadatta. Zij stierf, na haar
+geloof in Boeddha te hebben uitgesproken.
+
+Geesten voerden haar naar de boeteplaatsen van Devaloça.
+
+
+
+Gelijkenis van het brandend huis.
+
+Daar was eens een oud man, gebrekkig, vervallen, doch zeer rijk. Hij
+bezat veel land en vele goudstukken. Nog meer: hij had een wondergroot
+huis, dat vele sporen vertoonde van den tand des tijds. De gebinten
+waren door de wormen doorknaagd, de pilaren waren vergaan, de galerijen
+vielen naar beneden, het dak was droog en brandbaar. In het huis
+waren vele honderden bedienden en knechten van den ouden man, zoo
+uitgestrekt was de verzameling van oude gebouwen.
+
+Het huis bezat ongelukkig slechts eene deur. De man was ook de vader
+van vele kinderen, vijf, tien, laten wij zeggen twintig. Op zekeren dag
+rook hij een brandlucht en liep hij zoo spoedig hij kon, de eenige deur
+uit. Tot zijn schrik zag hij dat het dak in vlammen stond, terwijl de
+vergane oude pilaren één voor één vuur vatten en de gebinten brandden
+als tonder. Daarbinnen waren zijn kinderen, waar hij zoo veel van
+hield, aan het stoeien en aan het spelen met hun speelgoed.
+
+De beangste vader zeide bij zichzelven: "Ik zal het huis inloopen en
+mijn kinderen redden. Ik zal ze in mijn sterke armen nemen. Ik zal ze
+veilig dragen door de vallende gebinten en de brandende balken." Doch
+daar kwam de droeve gedachte bij hem op dat zijn kinderen dartel
+en onwetend waren. "Als ik hun zeg dat het huis in vlammen staat,
+zullen zij mij niet begrijpen. Als ik beproef hen te grijpen zullen
+zij rondhollen en beproeven mij te ontsnappen. Helaas! en er is toch
+geen oogenblik te verliezen."
+
+Eensklaps schoot een heldere gedachte door het brein van den
+oude. "Mijn kinderen zijn onwetend," zeide hij bij zichzelf, "maar zij
+houden van speelgoed en van blinkende dingen. Ik zal hun wat speelgoed
+beloven, dat zoo mooi is als zij 't nooit zagen. Dan zullen zij naar
+mij luisteren."
+
+De oude man riep nu met luider stem: "Kinderen, kinderen, kom uit het
+huis en zie deze mooie stukken speelgoed. Wagens met witte ossen er
+voor, alles goud en klatergoud. Zie die keurige fijne antilopen, o,
+en wat een mooie geiten. Kinderen, kinderen, kom toch gauw, of zij
+zijn allen weer weg."
+
+Daar kwamen de kinderen met vliegende haast uit den brandenden
+bouwval. Speelgoed was haast het eenige woord dat zij goed begrepen. De
+vader nu was uitermate blij, dat zijn kroost van het gevaar was
+gered en hij bezorgde hun eenige wagentjes, zoo mooi als men ze nooit
+ziet. Ieder wagentje had een koepeldak als een pagode en was met fijn
+traliewerk en klinkende belletjes versierd.
+
+Het was gemaakt van de zeven kostbare zelfstandigheden. Snoeren
+van glinsterende paarlen hingen er over: Vlaggen en kransen van de
+lieflijkste bloemen. Melkwitte ossen trokken deze wagens. De kinderen
+waren verbaasd toen zij er in zaten.
+
+Volgens de "Witte Lotus van Dharma" beteekent deze gelijkenis het
+volgende: De oude man is Tathagata en zijn kinderen zijn de blinde,
+lijdende kinderen van zonde en hartstocht. Tathagata heeft hen
+zeer lief en wil hen redden van hun ongeluk. Het oude, wondergroote
+huis, onooglijk, rot, gevaarlijk is het rijk van Kama: het gebied
+der begeerte, de drie groote werelden van den zichtbaren kosmos. Het
+oude huis staat in brand door het vuur van menschelijke hartstochten,
+haat en lust. Tathagata wil, in zijn oneindig medelijden al zijn
+geliefde kinderen uit het groot gevaar verlossen, maar zij verstaan
+zijne taal niet. Zij denken alleen over mooi speelgoed en kinderlijke
+vermaken. Als hij tot hen spreekt over den grooten innerlijken
+vrede, die den mensch zijn smart doet overwinnen, begrijpen zij hem
+niet. Spreekt hij tot hen over wonderbare, bovennatuurlijke giften,
+die aan de stervelingen worden geschonken, dan zijn zij doof. De
+wagentjes van klatergoud voor de kinderen van Tathagata bereid,
+zijn de "Groote" en de "Kleine" overtocht der Boeddhistische leer. [84]
+
+
+
+Het gesprek met Rahula over de valschheid.
+
+Koning Açoka [85] de groote beschermer van het Boeddhisme, die in de
+3e eeuw vóór Christus leefde, heeft verschillende steen-inscripties
+gemaakt. In een daarvan noemt hij zeven hoofdwerken (of belangrijke
+gedeelten) uit Boeddha's leer, daaronder dit gesprek. Volgens de
+vertaling van Prof. Beal luidt het aldus:
+
+"In vroeger dagen, vóór Rahula tot de hoogste kennis was gekomen,
+waren zijn woorden (daar zijn natuurlijke aard niet zoo verheven was)
+niet altijd gekenmerkt door liefde tot de waarheid.
+
+Bij zekere gelegenheid beval Boeddha hem te gaan naar de Kientai
+(Ghanda of Ghanta) Vihara en daar zijn mond te bewaren en zijn
+gedachten te beheerschen, tevens moest hij nauwgezet de regels van
+gedrag, in de schriften neergelegd, bestudeeren. Rahula, het gebod
+hoorende, betuigde zijn gehoorzaamheid en ging.
+
+Negentien dagen bracht hij in berouw en boete door. Ten slotte kwam
+Boeddha tot hem. Rahula werd, hem ziende, met blijdschap vervuld en
+boog voor hem met diepen eerbied. Vervolgens ging Boeddha op de voor
+hem bestemde plaats zitten en verzocht aan Rahula hem een bekken met
+water te brengen en zijne voeten te wasschen. Toen dit was afgeloopen
+vroeg Boeddha aan Rahula of dit water nu nog geschikt was voor eenig
+huiselijk gebruik (drinken enz.) Rahula zeide van niet: immers het
+water was vol met stof en onreinheid. Boeddha sprak: "Dit is ook uw
+geval: want ofschoon gij mijn zoon zijt en de kleinzoon des konings,
+ofschoon gij alles hebt opgegeven om een asceet te worden, toch
+zijt gij onbekwaam uw tong van onwaarheid en de bevlekking van losse
+praat terug te houden, en zoo zijt gij evenals dit besmette water:
+ongeschikt voor verder gebruik."
+
+Nadat nu het water was weggeworpen, vroeg Boeddha opnieuw of de schaal
+nu geschikt was om drinkwater te bevatten. Rahula antwoordde: "Neen,
+want de schaal is nog besmet en onzindelijk en kan daarom voor zulk
+een doel niet worden gebruikt." Daarop antwoordde Boeddha: "Zoo is
+het met u ook. Daar gij uw tong niet in toom houdt zijt gij bekend als
+ongeschikt voor eenig hoog doel, al belijdt gij een asceet te zijn."
+
+Daarop stak Boeddha de ledige schaal aan zijn voet en die ronddraaiende
+vroeg hij aan Rahula of hij niet bang was dat zij breken zou.
+
+Rahula zeide dat hij daarover niet bezorgd was, want de schaal was
+een doodgewone en daarom beteekende zijn verlies weinig.
+
+"Zoo is het met u ook," sprak Boeddha, "want al zijt gij een asceet,
+toch zijt gij, daar gij uw tong niet meester zijt, bestemd om, als een
+klein en onbeteekenend ding, een eind'looze reeks zielsverhuizingen
+door te maken, een voorwerp van verachting voor alle wijzen."
+
+Rahula schaamde zich diep en nog eens richtte Boeddha zich tot hem:
+"Luister, ik zal u eene gelijkenis vertellen. In oude dagen was daar
+een koning over zeker rijk, die een zeer grooten en sterken olifant
+bezat, wel in staat om vijfhonderd kleinere olifanten den baas te
+blijven. Er kwam opstand in een deel van 's konings rijk. De koning
+wilde er heen, en haalde de ijzeren wapenrusting van den olifant voor
+den dag. Hij beval den oppasser van den olifant hem de wapens aan te
+doen, te weten: twee scherpgepunte zwaarden aan zijn slagtanden, twee
+zeisen aan zijn ooren, een kromme speer aan iederen poot, een ijzeren
+bal aan zijn staart; verder moesten negen soldaten hem begeleiden. De
+meester van den olifant had er schik in hem zoo geharnast te zien
+en prentte hem in toch vooral zijn slurf goed gekruld te houden,
+wetende dat een pijlschot in het midden daarvan noodlottig moest
+zijn. Doch zie in 't midden van het gevecht wond de olifant zijn
+slurf los en wilde er een zwaard mee grijpen. De meester verschrikte
+en na overleg met den koning en zijn ministers, werd besloten dat hij
+niet meer op het oorlogsveld zou worden geleid." Boeddha vervolgde:
+"Rahula, wanneer menschen, die de negen fouten begaan, alleen hun
+tong maar bewaarden, zooals deze olifant werd geleerd zijn slurf te
+bewaren: alles zou wel zijn. Laten zij zich wachten voor de pijl,
+die in het midden treft, laten zij hun mond gesloten houden, opdat
+zij niet bij hun dood de ellende van toekomstige geboorten in de drie
+slechte wegen moeten doormaken."
+
+Hij voegde er nog deze versregelen bij:
+
+"Ik ben als de vechtende olifant zonder vrees voor de pijl, die in 't
+midden treft. Door oprechtheid en waarheid ontkom ik aan de menschen,
+die de wet niet eerbiedigen. Als de olifant, die, wel onderworpen
+en rustig den koning zijn snuit reikt om hem te bestijgen, zoo onder
+tucht is ook de eerwaardige: ook hij duldt vertrouwend en geloovig."
+
+Rahula, deze woorden hoorende, werd bedroefd over zijn achteloosheid
+in woorden, wijdde zich aan vernieuwde oefening en werd aldus een
+Rahat. [86]
+
+
+
+Wij besluiten hiermede de redenen en gelijkenissen, die wij van den
+Boeddha vermeldden: mogen zij niet allen van hem zelf afkomstig zijn,
+zij drukken toch zeker uit den geest zijner leer, zij stellen ons
+in levendig tafereel voor oogen de liefde, de zelfverloochening, het
+heil, door den Meester aangeprezen. Toch oordeelen wij het gewenscht,
+om, ten einde den lezer tot een helder besef te brengen van het
+eigenaardige van Boeddha's streven, de hoofdpunten daarvan nog met een
+enkel woord in het licht te stellen. Wij willen dan daarbij tevens
+enkele quaesties, die zich in het Boeddhisme voordoen, met name die
+over het Nirvana, opzettelijk onder de oogen zien.
+
+
+
+
+
+IV. Hoofdpunten van Boeddha's leer.
+
+
+Reeds vroeger [87] hebben wij gezien, dat de hoofdvraag van het
+Boeddhisme deze is: Hoe word ik van het lijden verlost? Boeddha
+handelt daarover vooral, waar hij de vier heilige waarheden uiteenzet:
+en over het lijden, zijn ontstaan, zijn opheffing, en den weg,
+die tot opheffing leidt zich uitspreekt. Niet allereerst is dus de
+vraag: hoe moet ik de godheid dienen?--of--hoe word ik van zonde
+gereinigd?--zooals bij andere godsdiensten--maar, hoe word ik bevrijd
+van het lijden? Die vraag staat zoozeer op den voorgrond dat wij in
+een der Sutta's [88] als een woord des Meesters vermeld vinden, dat er
+veel meer is dat hij erkend heeft en hen niet verkondigd heeft dan wat
+hij hun wèl verkondigd heeft. En dat waarom? "Omdat het o jongeren,
+u geen gewin brengt, omdat het niet tot afkeer van het aardsche,
+tot ondergang van alle lust, tot ophouden van het vergankelijke, tot
+vrede, tot inzicht, tot verlichting, tot Nirvana voert: daarom heb
+ik het u niet verkondigd. En wat heb ik u verkondigd? Het lijden,
+het ontstaan van het lijden, de opheffing van het lijden, den weg
+tot opheffing van het lijden."
+
+Hier hebben wij dus de hoofdzaak der leer. De vraag is nu echter: hoe
+hebben wij deze in bizonderheden te verstaan? Dit schijnt gemakkelijk
+op te lossen, want tal van redenen zijn er in de Boeddhistische boeken
+aan gewijd, maar ...... ze hebben vaak het eigenaardige, dat in onze
+dagen b.v. aan uiteenzettingen over economie eigen is: eerst schijnt
+alles helder, maar langzamerhand komt er een nevel voor uw oogen en
+alles wordt u duister. Zoo nu is het hier. Wij willen echter trachten
+de hoofdzaken te verstaan.
+
+Allereerst: de waarheid van het lijden. Alles wat leeft is aan 't
+lijden onderworpen: geboorte, ouderdom, dood: 't is alles lijden. Van
+eeuwigheid af, door vele bestaansvormen heen, gaat de wandeling
+(samsara) der levende wezens: door den drang, den dorst naar zijn,
+telkens gedreven tot nieuwe wedergeboorten. Een zee van tranen grooter
+dan de vier groote wereldzeeën is er geweend. En al dat lijden is aan
+het leven noodzakelijk verbonden--"vijf dingen zijn er die geen asceet,
+die geen Brahmaan, die geen god, geen Mara noch Brahma, noch eenig
+wezen in de wereld kan bereiken. Welke vijf dingen zijn dat? Dat, wat
+den ouderdom toebehoort niet veroudert, wat aan ziekte onderworpen is
+niet ziek wordt, wat den dood toebehoort niet sterve, wat aan verval
+onderhevig is niet vervalle, dat wat vergankelijk is niet verga.
+
+Al het doen der menschen, die aardsch geluk nastreven loopt op lijden
+uit, niet slechts als hun arbeid tevergeefsch is, maar ook als zij
+het doel bereiken. Hier op aarde ondervonden zij dat lijden het gevolg
+is, en als hun lichaam wordt verbroken, dan worden zij in de hel tot
+nieuwe kwellingen wedergeboren. Of de mensch zijn lust volgt, of hij
+vreugde nastreeft, of hij liefde aankweekt, alles brengt lijden met
+zich als onvermijdelijk gevolg. Tot eindelooze wandeling (samsara)
+door een woestijn van leed is de mensch veroordeeld.
+
+Droevige levensbeschouwing? Doch wie meent dat een weemoedige stemming
+het wezen van het Boeddhistische geloof uitmaakt, zou zich zeer
+vergissen. Neen, daar is uitkomst: men kan, alle begeerten afstervend,
+komen tot den grooten vrede, tot de eeuwige rust. De ware Boeddhist,
+die dien vrede in beginsel heeft gevonden, die zich los heeft gemaakt
+van de aarde met haar leed en haar strijd, hij gaat met dezelfde
+vreugde het Nirvana tegen als de Christen het eeuwige leven. Zonder
+vrees of bekommering leeft hij en sterft hij; de angst voor den dood,
+de gehechtheid aan andere dingen, die den Europeaan kenmerkt en hem
+zooveel leed veroorzaakt is b.v. van de Birmanen zeer ver. [89]
+
+Men hoore ook de volgende opmerkingen uit Dhammapada, die dit
+uitdrukken in alle schoonheid en verhevenheid. "Wiens zinnen in
+rust zijn, als paarden, getemd door hun bestuurder, wie de trots van
+zich heeft gedaan, wie van onreinheid vrij is, den alzoo voleindigde
+benijden de goden zelven.
+
+"In verheven vreugde leven wij, zonder vijand in de wereld der
+vijandschap, onder vijandige menschen zijn wij zonder vijandschap.
+
+"In verheven vreugde leven wij, gezond onder de kranken, onder de
+kranken verkeerend zonder ziekte.
+
+"In verheven vreugde leven wij, zonder naar iets te trachten onder hen,
+die trachten. Onder de menschen die trachten leven wij zonder begeerten
+(trachten).
+
+"In verheven vreugde leven wij, hoewel ons niets
+toebehoort. Vroolijkheid is onze spijze, evenals die der van licht
+stralende goden.
+
+"De monnik, die op een ledige plaats vertoeft, wiens ziel vol vrede
+is, hij geniet bovenmenschelijke zaligheid, de waarheid gansch en
+al doorschouwend."
+
+Er is dus een uitweg uit het lijden, dat ligt reeds hierin
+opgesloten. Nu zijn echter ontstaan en opheffing van het lijden nauw
+met elkaar verbonden. Lust en begeerte doen het lijden ontstaan,
+vernietiging van lust en begeerte heft het op, zoo zagen wij reeds
+bij onze vermelding der vier heilige waarheden. [90] Lust en begeerte
+doen het lijden ontstaan, zij voeren tot steeds nieuwe begeerten en
+teleurstellingen, zij doen ons volharden in de eindelooze wandeling
+(samsara) van leven tot leven. Wie boven alle lust en begeerte
+verheven wordt, hij behoeft niet wederom geboren te worden, maar
+komt tot het hoogste heil, tot den grooten Vrede. Dat was het licht,
+hetwelk Boeddha onder den vijgeboom verkreeg: de dorst, de gulzigheid,
+was de veroorzaker van de greep (de wedergeboorte) en dus vernietiging
+van dorst (begeerte) het ophouden van het lijden, de verlossing,
+het hoogste heil.
+
+Wat is nu echter dat hoogste heil en hoe stelde Boeddha zich die
+samsara, die eindelooze wandeling van leven tot leven voor? Ziedaar
+twee vragen, die onze aandacht verdienen, omdat zij raken de
+hoofdpunten van den godsdienst en omdat hier geleerden, die van het
+Boeddhisme een studie hebben gemaakt, in hun inzicht ver uiteen loopen.
+
+Zooals men weet werd de leer der zielsverhuizing reeds door de
+Brahmanen gehuldigd. Zij leerden dat in alle schepselen een deel van
+den eeuwigen geest woonde, dat verschillende bestaansvormen doorliep
+om eindelijk, van alle hartstocht en zonde gelouterd, wederom met den
+Algeest (Brahma) vereenigd te worden. Het stoffelijke was vergankelijk,
+maar het innerlijke onvergankelijk, dit kwam telkens in een andere
+gestalte weer op de wereld terug, en iedere volgende bestaansvorm
+beantwoordde, door de wet van Karma (oorzaak en gevolg) aan den
+voorafgaande. Zoo oogstte de mensch in ieder volgend leven, wat hij
+in een vorig leven had gezaaid. Men zal toestemmen dat zulk een leer
+alleen begrijpelijk is, wanneer er iets blijvends, iets geestelijks is,
+dat telkens den ondergang van het stoffelijk organisme overleeft om
+straks in nieuwe gestalte te verschijnen. Zoo werd het ook inderdaad
+door de Brahmanen opgevat. Zij noemden het wezen, dat van den eenen
+in den anderen bestaansvorm overging, atman. [91]
+
+Nu vinden wij in de heilige boeken van het Boeddhisme hierover vaak
+een gansche andere leer. Men hoore b.v. het volgende gesprek uit de
+Samyuttaka Nikaya. Tot Boeddha, lezen wij daar, kwam zekere monnik
+Vachagotta, een aanhanger van een andere secte. Hij sprak tot den
+Verhevene aldus: "Wat dunkt u, geëerde Gautama, bestaat het ik?" Toen
+hij zoo sprak, zweeg de Verhevene. "Hoe dan, Gautama, bestaat het ik
+niet?" Wederom zweeg de Verhevene. Toen stond de monnik Vachagotta
+van zijn zitplaats op en ging heen.
+
+Toen echter de monnik Vachagotta zich verwijderd had, sprak de
+eerwaardige Ananda tot den Verhevene: "Waarom Heer, heeft de Verhevene
+op de vraag, dien de monnik Vachagotta deed, niet geantwoord?
+
+"Indien ik, Ananda, toen de monnik Vachagotta mij vroeg: Bestaat het
+ik, geantwoord had: Het ik is, zoo zou ik, Ananda, bekrachtigd hebben
+de leer van de Samana's en Brahmanen, die aan de onvergankelijkheid
+gelooven. Als ik, Ananda, toen de monnik Vachagotta mij vroeg:
+Bestaat het ik niet? geantwoord had, het ik bestaat niet, zoo zou ik
+bekrachtigd hebben de leer van de Samana's en Brahmanen, die aan de
+vernietiging gelooven [92]. Als ik, Ananda, toen de monnik Vachagotta
+mij vraagde: Bestaat het ik? geantwoord had: het ik bestaat, had mij
+dat, Ananda, gediend om in hem het inzicht te werken: "Alle "wezens"
+(Dhamna) zijn niet ik"? Dat had het niet, heer. Als ik echter Ananda,
+toen de monnik mij vraagde: Bestaat het ik niet? geantwoord had: Het
+ik bestaat niet, zoo zou dat nu, Ananda, slechts uitgewerkt hebben dat
+de monnik Vachagotta in nog grootere verwarring was gekomen en denken
+zou: Mijn ik, bestond het vroeger niet? Nu is het echter niet meer."
+
+Men ziet, veel verder wordt de quaestie hier eigenlijk niet
+gebracht. Het is: ja en neen tegelijk. Alleen schijnt toch een soort
+vernietiging het einde. Dit is trouwens ook in overeenstemming met
+de wijze, waarop in tal van andere Boeddhistische teksten het wezen
+van den mensch wordt beschreven. Daar toch is geen sprake van een
+ik, als het inwendig geestelijk wezen, dat door de zintuigen met de
+buitenwereld in gemeenschap staat: neen, de mensch wordt verdeeld in
+vijf skandha's: lichamelijkheid, gewaarwordingen, voorstellingen,
+neigingen en bewustzijn, geen van deze maakt de persoonlijkheid
+van den mensch uit: noch is er iets hoogers, iets centraals, dat
+van al deze dingen de drager of bestuurder is. Hoe kan daarbij
+van eenige zielsverhuizing of van een doorloopen van verschillende
+bestaansvormen sprake zijn? Die vraag schijnt niet gemakkelijk te
+beantwoorden. Een later Boeddhistisch geschrift "de vragen van Milinda"
+[93] geeft een gesprek van dezen koning met den Boeddhistischen heilige
+Nagasena. Deze zegt tot den koning: "Het is niet hetzelfde wezen en
+het zijn niet verschillende wezens, die in de rij der bestaansvormen
+elkaar aflossen. De koning (wij kunnen hier inkomen!) begrijpt dit
+niet en zegt: Geef mij een gelijkenis. Nagasena houdt daarop het
+volgend gesprek: "Als een man, groote koning, een licht aansteekt,
+zal het niet den nacht doorbranden?" "Ja heer, het zal den nacht
+doorbranden." "Nu, groote koning, is de vlam in de eerste nachtwake
+dezelfde als die in de middelste nachtwake?" "Neen, heer." "Hoe dan
+koning, was het licht in de eerste nachtwake een ander, in de tweede
+weer een ander, in de derde weer een ander?" "Neen Heer, aan dezelfde
+stof zich voedend, heeft het den ganschen nacht gebrand." "Zoo ook,
+groote koning, sluit de keten der wezens ineen, het eene ontstaat,
+het andere vergaat. Zonder aanvang, zonder einde sluit de keten,
+daarom is het noch hetzelfde noch een ander wezen, dat zichten slotte
+aan het bewustzijn voorstelt."
+
+
+
+Volgens het verhaal was koning Milinda met deze en andere dergelijke
+uiteenzettingen voldaan, ons echter voldoen zij weinig; 't blijft
+ons raadselachtig, ontastbaar, wat eigenlijk met zulk een Karma
+is bedoeld. Trouwens in andere uiteenzettingen worden wij, ook op
+dit punt, naar huis gezonden met een: "de Verhevene heeft dit niet
+geopenbaard, omdat het niet diende tot heil."
+
+Een Karma, een wet van oorzaak en gevolg, volgens welke goed en
+kwaad zijn vruchten dragen, en ieder menschelijk leven, zooals het
+nu eenmaal is, de noodzakelijke vrucht is van voorafgaande levens
+en de logische voorbereiding van daaropvolgende levens; zeker, dat
+wordt geleerd, maar de band, welke die levens aaneenschakelen kan
+als er geen eigenlijk gezegde ziel, dus ook ziels-verhuizing is,
+is onzichtbaar, onbegrijpelijk.
+
+Met uiteenzettingen over Nirvana is het al niet beter gesteld,
+ook daar komen wij niet tot helder besef. Op vele plaatsen zouden
+wij het woord Nirvana zeer geschikt kunnen vertalen door hemel en
+schijnt werkelijk Nirvana een soort voortbestaan, voortduring in te
+sluiten. Elders weer schijnt het alsof Nirvana = het niets, en alsof
+alleen die leer van het niets, wegens haar radicalisme, wat omsluierd
+wordt voorgedragen. Soms ook krijgen wij den indruk dat Nirvana is:
+iets onuitsprekelijks, boven alle zijn in den gewonen zin verheven.
+
+Men oordeele. Zekere monnik, Yamaka geheeten, had (we ontleenen ook
+dit gedeelte aan het straks aangehaalde Boeddhistische geschrift)
+de volgende kettersche meening:
+
+"Ik versta de door den Verhevene verkondigde leer zoo, dat een
+monnik, die van zonden vrij is, als zijn lichaam te gronde gaat,
+der vernietiging ten prooi valt, dat hij vergaat, dat hij niet is
+aan gene zijde van den dood."
+
+We merken op dat, indien vernietiging de eindleer van Boeddha was,
+hier van geen ketterij sprake kan zijn.
+
+De eerwaardige Sariputta nu gaat den dwalende onderrichten: "Wat meent
+gij, vriend Yamaka, is de Tathagatha één met zijn lichamelijkheid
+(m. a. w. is zijn lichaam zijn ware wezen). Ziet gij het zoo in?" "Dat
+doe ik niet, vriend."
+
+"Is de Tathagata één met zijn gewaarwordingen, zijn voorstellingen,
+zijn neigingen, zijn bewustzijn? Ziet gij het zoo in?" "Dat doe ik
+niet, vriend."
+
+"Wat dunkt u, vriend Yamaka, is de Voleindigde in de lichamelijkheid
+(de gewaarwordingen enz.) begrepen? Meent gij het zoo?"
+
+"Dat doe ik niet, vriend."
+
+"Wat meent gij, vriend Yamaka, zijn lichamelijkheid, gewaarwordingen,
+voorstellingen en bewustzijn (te zamen) de Voleindigde? Ziet gij het
+zoo in?" "Dat doe ik niet, Heer."
+
+"Wat meent gij, vriend Yamaka, is de Voleindigde gescheiden van
+lichamelijkheid, van aandoeningen, voorstellingen, neigingen en
+bewustzijn? Ziet gij het alzoo in?" "Dat doe ik niet, vriend."
+
+"Zoo is dus, vriend Yamaka, reeds in deze wereld de Voleindigde voor u
+niet te begrijpen. Hebt gij dan het recht om te spreken: Ik versta de
+door den Verhevene verkondigde leer zóó, dat een monnik, die van zonden
+vrij is, als zijn lichaam verbroken wordt, aan de vernietiging ten
+prooi is; dat het vergaat, dat het niet is aan gene zijde des doods?"
+
+Hier wordt m. a. w. dus verkondigd: het Nirvana is een mysterie, boven
+ons denken verheven. 't Is, alsof wij hooren het woord van Paulus:
+"Wat geen oog gezien en geen oor gehoord heeft, en in geen menschenhart
+is opgekomen, dat heeft God bereid voor hen, die Hem liefhebben."
+
+De wijzen, zegt een spreuk uit Dhammapada, die geen wezen leed doen,
+die hun lichaam altijd in toom houden, zij wandelen naar de eeuwige
+verblijfplaats. Wie daar is gekomen, weet van geen leed.
+
+Wat is nu echter in dezen het oorspronkelijke? De leer: alles keert
+tot niet, de vergelding van leven tot leven zonder een wezen, dat in
+'t eene leven misdreef en in 't andere gestraft wordt? Of zijn dit
+latere, wijsgeerig gekleurde ontaardingen van het oorspronkelijk
+Boeddhisme? We doen deze vragen met nadruk. En wel om de volgende
+redenen: 1e. Hoewel aan de eene zijde geleerd wordt dat niets
+blijvend is, geen wezen voortduurt van leven tot leven, vinden wij
+toch tal van Yataka-verhalen, waarin Boeddha spreekt over de levens,
+die hij vroeger heeft doorgemaakt. Hoe dat, als er volgens het
+Boeddhisme geen blijvend iets is, geen ik, dat van leven tot leven
+overgaat? 2e. die zoogenaamd echt Boeddhistische zielsverhuizing,
+een vergelding zonder een wezen, aan wien vergolden wordt, schijnt
+meer een uitvinding der Sophisten dan een leer van een volksprediker;
+3e. ook in die stroomingen van het Boeddhisme, waar men zich verre
+heeft gehouden van allerlei latere ontaardingen, heeft men toch
+die leer van Karma anders opgevat, b. v. in Birma zijn er tal van
+verhalen in omloop over vroegere geboorten. Vele kinderen weten
+daar soms nog een en ander te vertellen over hun lotgevallen in
+een vroeger bestaan. 4e. juist die Boeddhistische geschriften,
+zooals b. v. Brahmajala-sutta, waarin zoo wonderlijk met ja en neen,
+bevestiging en ontkenning gerekend wordt, zijn waarschijnlijk geen
+afspiegeling der oude Boeddhistische leer, maar hebben den invloed
+ondergaan van de Mahayana, de school van den grooten overtocht. Wat
+was die Mahayana? Een soort van atheïstisch-gekleurde wijsbegeerte,
+die het oorspronkelijk Boeddhisme voor een goed deel verdrong, doch
+ook een krachtige reactie teweegbracht, welke op haar beurt het
+Boeddhisme weer in bijgeloof deed ontaarden.
+
+Wanneer men ons dus vraagt naar de eigenaardigheden van het
+oorspronkelijk Boeddhisme, meenen wij hieromtrent de volgende punten
+te kunnen vaststellen:
+
+1. Boeddha stelde op den voorgrond de verlossing van het lijden. Deze
+moest hierin bestaan, dat men, door begeerte en hartstocht in een
+leven van kuischheid, armoede en gehoorzaamheid te overwinnen, tot
+den grooten Vrede geraakte, zoodat men niet wederom geboren behoefde
+te worden.
+
+2. Het oorspronkelijk Boeddhisme was bovenal op het praktische gericht,
+en was evenver van atheïsme als van vormendienst verwijderd.
+
+3. De leer van een wedergeboorte zonder zielsverhuizing en van Nirvana
+als vernietiging is niet oud-Boeddhistisch, maar aan de Mahayana
+te danken.
+
+4. Het Boeddhisme mag niet als volslagen pessimisme worden opgevat,
+omdat het: theoretisch een uitweg predikt uit het lijden en praktisch
+even ver van wereldvergoding als van wereldverachting is verwijderd.
+
+
+
+
+
+V. De weg des heils.
+
+
+We hebben in het vorige hoofdstuk de hoofdzaken der Boeddhistische
+leer in het oog gevat, de menschheid in leed verzonken, de uitweg,
+die naar het Nirvana voert. De vraag komt nu echter: waarlangs voert
+ons die weg? M. a. w. wij zijn nu aan de behandeling van de vierde
+der heilige waarheden genaderd, de weg, die tot opheffing van het
+lijden voert: Reeds hebben wij vermeld dat de weg tot opheffing van
+het lijden is het heilige achtvoudig pad, dat is: recht geloof, recht
+besluiten, recht woord, rechte daad, recht leven, recht streven,
+recht gedenken, recht bespiegelen. Welnu, drie stations zijn er,
+die wij op dien weg achtereenvolgens moeten passeeren, wij kunnen
+ze noemen: rechtschapenheid, bespiegeling (inkeeren tot zichzelf),
+wijsheid. Allereerst dus rechtschapenheid, d. w. z. zich van alles wat
+boos en onrein is verre houden. Deze rechtschapenheid openbaart zich
+in de opvolging der vijf volgende geboden, die niet alleen gelden voor
+de eigentlijke volgelingen, de monniken, maar voor alle vereerders van
+den Boeddha. Zij zijn: 1. geen levend wezen dooden, 2. aan niemands
+eigendom zich vergrijpen, 3. de vrouw van een ander niet aanraken,
+4. geen onwaarheid spreken, 5. geen bedwelmende dranken drinken.
+
+Wij moeten erkennen, dat inderdaad deze geboden door Boeddha's
+volgelingen zeer nauwgezet worden nageleefd. Niet alleen dat de
+Boeddhistische monnik van een soort zeef voorzien is, opdat hij bij
+het drinken van water niet het leven van een insect vernietige,
+neen, ook de leek, die eerbied heeft voor den Verhevene zal geen
+dier dooden, evenmin zijn vleesch eten. De Birmanen maken slechts
+voor één soort adder een uitzondering, een die den mensch moedwillig
+aanvalt en waarvan een hunner spreekwoorden zegt: als zij u eerst
+ziet, doodt zij u, als gij haar eerst ziet, doodt gij haar. En ook de
+andere geboden, met name het niet gebruiken van bedwelmende dranken,
+worden streng nagekomen.
+
+Ook worden zij niet slechts negatief opgevat. De Boeddhist doodt
+niet alleen geen dieren, maar is ook vervuld met liefde voor al wat
+leeft. Zeer op den voorgrond komt ook het vergelden van kwaad met goed,
+men denke b.v. aan de vroeger verhaalde geschiedenis van Kunala. [94]
+Vooral uit practisch oogpunt worden deze deugden aanbevolen. "Door
+niet te toornen overwint men den toorn, het booze overwint men door
+het goede, den gierige overwinne men met gaven, door waarheid overwinne
+men den leugenaar." [95]
+
+Welwillendheid wordt door Boeddha op eigenaardige wijze in het
+voorbeeld van zijn eigen leven aanbevolen. Hij zegt [96] "Na den
+maaltijd, als ik van het aalmoezen verzamelen ben teruggekeerd, begeef
+ik mij naar het woud. Dan stapel ik kruiden en grassen opeen en zet
+mij daarop neder, met gekruiste beenen, het lichaam recht opgericht,
+het gelaat met waakzaam denken omgeven. Zoo zit ik daar, terwijl ik
+de kracht der welwillendheid, die mijn geest vervult, zich over één
+wereldstreek laat uitstrekken, daarna over den tweeden, den derde
+en vierde, [97] naar boven, naar beneden, in schuine richting, naar
+alle kanten, op alle wegen van de gansche wereld laat ik de kracht
+der welwillendheid, die mijn geest vervult, die groote onmetelijke,
+die van geen haat weet, die naar geen schade tracht, zich uitstrekken."
+
+Aan zulk een geestelijke oefening in welwillendheid wordt een
+groote kracht toegekend, we zouden zeggen: een soort telepathische
+kracht. Zou dat trouwens ook niet zoo zijn, zou niet een mensch,
+die al zijn gedachten op wat rein en goed is concentreert als 't
+ware een atmosfeer van liefde rondom zich bewerken? Hebben dat ook
+geen voorbeelden uit den nieuwen tijd bewezen? Doch: laat ons hooren
+welke voorbeelden de Boeddhisten er van verhalen.
+
+Eens verzoekt Ananda aan den verhevene dat hij Roja, een niet voor
+de leer van Boeddha gewonnen edelman van het huis der Malla's,
+tot het geloof en de orde mocht bekeeren. "Dat is niet moeilijk
+voor den voleindigde, o Ananda, om te maken dat Roja de Malla voor
+dit geloof en deze orde gewonnen wordt." Toen richtte de Verhevene
+op Roja de kracht zijner welwillendheid, stond van zijn zitplaats
+op en ging in het huis. En Roja, door den verhevene met de kracht
+van zijne welwillendheid getroffen, ging, evenals een koe, die haar
+kalfje zoekt, van huis tot huis, van monnik tot monnik, vragende:
+"Waar, o eerwaardigen, is op het oogenblik de Verhevene, de heilige,
+hoogste Boeddha? Ik begeer hem te zien, den verhevenen, heiligen,
+hoogsten Boeddha." [98]
+
+Die kracht der welwillendheid wordt ook aangeprezen tegen slangen en
+wilde dieren. Boeddha verhaalt van een zijner vroegere levens: "In het
+woud, op eene berghelling leefde ik, mijn naam was Sama... Leeuwen en
+tijgers trok ik door de kracht mijner welwillendheid tot mij. Omgeven
+van leeuwen en tijgers, van panters, beren en buffels, van gazellen
+en evers, verbleef ik in het woud. Geen dier was voor mij bevreesd en
+ook ik vreesde voor geen dier. De kracht van de welwillendheid is mijn
+bescherming, zoo blijf ik op de berghelling." Doet Boeddha hier niet
+denken aan Franciscus van Assisi, den eenige onder de heiligen der
+Katholieke Kerk, bij wie zich ook zulk een diep gevoel van sympathie,
+zulk een heilig meegevoelen vertoont met al wat leeft?
+
+Naast de welwillendheid wordt ook zeer den nadruk gelegd op de
+weldadigheid. Zij wordt aangeprezen, niet zoozeer omdat zij anderen
+tot heil is, als wel omdat zij wie haar beoefent verder brengt op
+den weg des heils.
+
+Men denke b.v. aan de vroeger vermelde geschiedenis van Wessantara
+[99], waarin deze alles ten offer brengt, doch niet voor doeleinden,
+die ons Westerlingen kunnen bevredigen. Wie, dat is hier de kiem der
+leer, zichzelf het grootste offer oplegt, doet ook de grootste stap
+tot het heil.
+
+Toch: noch rechtschapenheid, noch welwillendheid, noch weldadigheid
+kunnen er ons brengen. Zij bereiden slechts voor: Eerst wanneer door
+deze deugden het hart is gereinigd, wordt men geschikt om den verderen
+weg des levens te verstaan.
+
+Weldadigheid, welwillendheid, rechtschapenheid: zij zijn dus niet
+bovenal van gewicht, omdat zij anderen tot heil zijn, maar omdat zij
+de ziel reinigen.
+
+Ze moeten echter op den weg tot den groote vrede door andere--nog
+meer innerlijke deugden--worden gevolgd. Vandaar, dat zich hierbij
+aansluiten: beheersching der zinnen, waakzaamheid, opmerkzaamheid
+en gemis van behoeften. Wat het eerste betreft: daarmede wordt niet
+zoozeer bedoeld een op zijn hoede zijn voor verzoekingen als wel het
+achtgeven op zijn oog, zijn oor, tot zijn ademhalen toe. Denkelijk
+wordt dit aangeprezen als een soort van geestelijke gymnastiek: een
+oefening om meester te worden over al zijn levensverrichtingen. [100]
+
+Wat de opmerkzaamheid aangaat wordt vooral gewaarschuwd tegen toegeven
+aan haat of lust. Als de monnik zoover komt, dat op den weg naar het
+dorp (waar hij rondgaat om aalmoezen te ontvangen) geen lust of haat
+hem bezielt tegen diegenen, die hij zwijgend aanschouwt of hoort,
+dan mag hij zeggen: "Zalig de man, die aan het goede zijne zinnen
+gewend heeft." Want aan niets te hechten: in den hemel of op aarde:
+daarom is het te doen.
+
+Gemakkelijk valt het echter niet om daartoe te geraken: het
+Boeddhisme kent ook een duivel: Mara. Soms wordt hij voorgesteld
+als een persoonlijk wezen, die Boeddha en zijn rijk bestrijdt:
+doch bij meer wijsgeerig ontwikkelde Boeddhisten geldt hij als de
+onpersoonlijke wereldmacht, die overal lust en begeerte opwekt en
+daardoor den dood werkt.
+
+Men herinnert zich dat hij ook in de geschiedenis van Boeddha zelf
+een rol speelt. Zijne verzoeking van Boeddha doet soms denken aan
+die van Jezus door den duivel. Evenals deze Jezus het bekoorlijke wil
+doen gevoelen van aardsche macht, zoo komt ook Mara tot den Verhevene.
+
+"Op zekeren tijd, zoo luidt dit verhaal, hield de verhevene in
+het land Kosala in de Himalaya, in een woudhut, verblijf. Toen de
+verhevene zich daar in de eenzaamheid had teruggetrokken, steeg in
+zijn geest deze gedachte op: Voorwaar het is mogelijk als koning
+met gerechtigheid te regeeren, zonder dat men doodt of dooden laat,
+zonder dat men smart lijdt of anderen smart doet lijden.
+
+Toen zag Mara, de booze, de gedachten die in den geest van den
+verhevene waren opgekomen. Hij ging naar den verhevene en sprak:
+"Moge, o Heer, de verhevene als koning regeeren, moge de voleindigde
+als koning regeeren met gerechtigheid, zonder dat hij doodt of
+dooden laat, zonder dat hij verdrukt of verdrukken laat, zonder
+dat hij smart lijdt of anderen smart toevoegt." Boeddha antwoordt:
+"Wat ziet gij aan mij, gij booze, dat gij aldus tot mij spreekt?"
+
+Mara zegt dan: "De verhevene, Heer, heeft de viervoudige wondermacht
+zich eigen gemaakt--als de verhevene, o Heer, wilde, zoo kan hij
+willen dat de Himalaya, de koning der bergen, tot goud werd en--hij
+zou tot goud worden." Boeddha wijst hem af: wat baat het den wijze
+of hij een berg van zilver en goud bezit? Wie het lijden heeft gezien
+in zijn oorsprong, hoe kan hij zich wenden tot de begeerte? Wie weet
+dat aardsche zin een boei is in deze wereld (nl. die de vrijmaking
+tegenhoudt) die moge trachten naar wat hem daarvan vrijmaakt. Toen
+zag Mara, de booze: de verhevene kent mij, de voleindigde kent
+mij--en mismoedig en bedroefd ging hij heen.-- [101] Een slot, dat
+bij dergelijke verhalen over Mara telkens wederkeert.
+
+"Zoo weerstond Boeddha den verzoeker door zijne waakzaamheid, zoo
+moeten ook zijn volgelingen hem weerstaan. Het voorbeeld van een
+schildpad stelt de Meester hun voor oogen. Wij laten die gelijkenis
+hier volgen:
+
+"Er was eens een schildpad, die in den avond naar den oever der
+rivier ging om voedsel te zoeken. Ook een jakhals ging des avonds
+naar de rivier op buit uit. Toen de schildpad den jakhals zag, kroop
+zij in hare schaal en dook zacht en stil in het water. De jakhals
+liep er heen en wachtte dat zij een harer leden uit de schaal zou
+steken. De schildpad verroerde zich niet, de jakhals moest het opgeven
+en ging heen.
+
+"Eveneens, jongeren, loert ook Mara, de booze, voortdurend op u en
+denkt: Ik wil door uw oog toegang tot u verkrijgen, of door uw oor,
+uw neus, uw tong, uw lichaam of door uw gedachten. Daarom, o jongeren,
+bewaar de poorten uwer zinnen, dan zal Mara van u wijken, hij moet
+het opgeven, hij vindt geen ingang bij u, evenmin als de jakhals bij
+den schildpad." [102]
+
+Zoo staat dan de getrouwe volgeling des verlichten pal; door deugden
+gelouterd, door waakzaamheid gesterkt en beveiligd streeft hij naar
+het einddoel, den grooten vrede. Geen pasklaar gemaakt geloof, geen
+steunen op een verlosser, boven alles eigen krachtsinspanning moet er
+hem brengen. Doch, een voorsmaak van den eeuwigen vrede kan hij reeds
+hier genieten. Als hij alleen terneder zit in het eenzame woud, als
+hij daar zich door inkeeren tot zichzelf losmaakt van lust en booze
+neigingen, losmaakt van vreugde en leed, als ten slotte zijn adem
+ophoudt, dan bereikt hij een toestand, waarin hij al het aardsche is
+ontvloden, vrij van onreinheid, vrij van zonden, vast en onwankelbaar.
+
+In dien toestand wordt alles hem klaarheid. In extase aanschouwt hij
+de wandelingen, die hij in 't verleden heeft doorgemaakt, leest hij
+de gedachten van anderen. Hij ziet hoe alles ontstaat en vergaat,
+straks zal hij ook de laatste schrede doen en wordt hij, door het
+ophouden van alle hechten aan het aardsche, van zonde vrij en komt
+tot verlossing en heiligheid.
+
+Is dat alles slechts--zooals ook Oldenberg [103] het
+voorstelt,--slechts ziekelijke verbeelding? Wie eenigszins bekend is
+met de verschijnselen van somnambulisme en extase ook in onzen tijd,
+zal dit geenszins beweren, maar zal moeten erkennen, dat er is:
+een geestelijk zien, een hoogere verlichting, die juist dan ons
+deel wordt, als al 't aardsche verre van ons is en de wereld der
+zinnen is gesloten, en dat er dus--ook in deze verzekeringen van het
+Boeddhisme--een diepe bron van waarheid is verborgen.
+
+Boeddha zelf treedt op dien weg des heils vrij wel op den
+achtergrond. Hij is niet meer dan het voorbeeld dat den leerling sterkt
+in zijn strijd. Hij is geen Verlosser, die van buiten af zaligheid
+aanbrengt. Neen: hij is de eerste, die worstelend en strijdend het
+ware pad des heils heeft gevonden: anderen volgen. Na hem zullen
+komen andere Boeddha's, die "het rad der leer in beweging brengen."
+
+Niet zijn persoon maakt zalig, maar zijn leer: die, zoo sprak hij
+stervend tot Ananda, is de Meester als ik ben heengegaan. Als zij
+die volgen, zullen ook ook zij eenmaal komen tot den Grooten Vrede,
+die voor allen bereid is, maar die slechts bereikt kan worden waar
+alle hartstocht is gedoofd, waar alle begeeren heeft opgehouden.
+
+
+
+
+
+VI. Het Boeddhisme in de praktijk.
+
+
+Reeds vroeger hebben wij er over gesproken dat de gemeente van Boeddha
+feitelijk een monnikengemeente is: zoodat wie ernstig naar het licht
+tracht, monnik moet worden.
+
+Dat monnikendom is echter gansch iets anders, dan wij Westerlingen
+zouden denken. Een monnik: onwillekeurig denken wij dan aan de
+Roomsch-Catholieke monniken, personen, die evenals de geheele
+priesterschap met een wijding zijn bekleed, waardoor zij als
+tusschenpersonen gelden tusschen God en den mensch. Zoo iets vinden
+wij, waar het Boeddhisme ook maar eenigszins zuiver is bewaard
+gebleven, niet. Hun monniken deelen geen Sacramenten uit, dragen
+geen sleutelen van hemel en hel: zelf moet de mensch de weg des
+heils zoeken en vinden. Aan niemand heeft in de oogen van Boeddha's
+volgelingen de Allerhoogste zijn gezag in handen gegeven: Hij werkt
+door eeuwige wetten: zijn wil is kenbaar in de wet van oorzaak en
+gevolg, die iedereen kan verstaan. De monniken vormen eenvoudig een
+vrije broederschap, welke ten doel heeft den weg te volgen, die tot
+de bevrijding leidt.
+
+Zoo was het van den aanvang af. Niet lang na den dood des Verhevenen
+vroeg een minister van koning Ajatasattu aan Ananda: "Is, vereerde
+Ananda, een bepaalde monnik door den vereerde aangewezen, van wien
+hij gezegd heeft: deze zal na mijn dood uw toevlucht zijn?"
+
+Ananda antwoordde ontkennend. "Heeft dan," vervolgde de minister,
+"de gemeente een bepaalden monnik benoemd, heeft een aantal oudsten
+van hem verordend: "Hij zal na den dood des Verhevenen onze toevlucht
+zijn?" Ook nu antwoordde Ananda ontkennend. En de ander vervolgt:
+"Wanneer het u aan een toevlucht ontbreekt, vereerde Ananda, hoe is
+er dan eenheid onder u?" "Het ontbreekt ons niet aan een toevlucht,
+o Brahmaan, wij hebben een toevlucht, de leer."
+
+M.a.w. geen hiërarchie of iets dergelijks. Zoo was het voorheen,
+zoo is het nog onder Boeddha's volgelingen. En in weerwil (of juist
+daardoor?) daarvan is der monniken leven van de dagen van den Verlichte
+af tot nu toe vrijwel hetzelfde gebleven. Als wij vergelijken, wat
+Fielding vertelt over de monniken van het tegenwoordig Boeddhisme in
+Birma en Oldenberg over die van de eerste tijden, dan schijnt bijna
+alles hier zuiver bewaard te zijn gebleven.
+
+We willen u dan over der monniken eigenaardig leven een en ander
+meedeelen. In de eerste plaats merken wij op, dat, in het algemeen,
+de toegang tot de gemeente (Sangha) voor ieder openstaat.
+
+"Geopend zij voor allen de poort der eeuwigheid, wie ooren heeft,
+hij hoore en geloove 't woord."
+
+Toch wordt voor sommigen een uitzondering gemaakt. B.v. voor die aan
+ernstige lichaamsgebreken of krankheden lijden, voor zware misdadigers,
+voor soldaten, schuldenaars en lijfeigenen, niet omdat deze laatste
+drie minder geacht werden, maar omdat hier de rechten van derden
+zouden worden verkort. Voorts mochten zonen niet in de orde gaan
+zonder toestemming der ouders en konden kinderen eerst met het 12e
+jaar voorloopig, met hun 20e jaar vol lid worden. Voorloopig en vol
+lid, bij jeugdigen van jaren kan dat eerst na eenige jaren op elkaar
+volgen. Bij ouderen volgt de voorloopige opname als lid en de erkenning
+als vol medelid spoedig op elkaar. De eerste wijding heet Pabbaja
+(het uitgaan, n.l. uit de wereld), de tweede Upasampada (het inkomen).
+
+Bij de eerste treedt enkel de candidaat zelf handelend op, bij de
+tweede is het de gemeente, die hem opneemt. Een en ander ging en gaat
+nog in hoofdzaak aldus in zijn werk. De candidaat verklaart bij het
+Pabbaja, dat hij deel wil uitmaken van de gemeente, eene verklaring,
+die ook een oudere monnik voor hem doen kan. Hij trekt daarop het gele
+gewaad aan, laat zich haar en baard scheren en spreekt tot de andere
+monnik(en): "Ik neem mijn toevlucht bij Boeddha. Ik neem mijn toevlucht
+bij Dharma (de leer). Ik neem mijn toevlucht bij Sangha (de gemeente)."
+
+Daarop volgt dan later, soms al spoedig, de eigenlijke opname,
+waardoor hij dus vol gemeentelid wordt.
+
+Dit gaat ongeveer in deze voege. Voor de verzamelde monniken spreekt
+de candidaat: "Ik bid de gemeente, eerwaardigen, om de wijding. Moge
+de gemeente, eerwaardigen, mij tot zich opheffen, moge zij zich
+mijner erbarmen. Ten tweede en ten derde male verzoek ik de gemeente,
+eerwaardigen, om de wijding. Moge de gemeente, eerwaardigen, mij tot
+zich opheffen, moge zij zich mijner erbarmen. Dan volgt een soort
+verhoor. Er wordt gevraagd: "Hoort gij mij N......? Nu is de tijd
+voor u gekomen om waar en recht te spreken. Ik vraag u, hoe het met
+u is. Wat zoo is moet gij van zeggen: het is zoo, wat niet zoo is,
+daarvan moet gij zeggen: het is niet zoo. Zijt gij met een der volgende
+ziekten behept: melaatschheid, kropgezwel, witte uitslag, tering,
+vallende ziekte? Zijt gij een mensch? [104] Zijt gij een man? Zijt
+gij uw eigen heer? Hebt gij schulden? Staat gij niet in koninklijken
+dienst? Hebt gij verlof van vader en moeder? Zijt gij volle twintig
+jaar oud? Hebt gij de aalmoezenschaal en de kleederen? Hoe heet
+gij? Hoe heet uw leermeester?"
+
+Is nu het antwoord op al deze vragen bevredigend, dan wordt tot
+driemaal toe aan de gemeente het verzoek overgebracht hem de wijding
+te geven. "De gemeente hoore mij, eerwaardigen. Hier N..... wenscht
+als leerling van N. N. [105] de wijding te ontvangen. Hij
+is vrij van verhindering. Hij heeft een aalmoezenschaal en de
+kleedingstukken. N. vraagt de gemeente om wijding met N. N. als zijn
+leermeester. De gemeente verleent aan N. de ordening met N. N. als
+leermeester. Wie van de eerwaardigen er voor stemt dat aan N. de
+wijding wordt gegeven met N. N. als leermeester, die zwijge, wie er
+tegen is, spreke."
+
+Komt na drievoudige herhaling geen tegenspraak, dan is de candidaat
+aangenomen en het heet: "N. heeft van de gemeente de wijding ontvangen
+met N. N. als zijn leermeester. De gemeente is er voor, zij zwijgt,
+alzoo neem ik dit aan."
+
+Nu stelt men, door de schaduw te meten, den tijd vast, waarop de
+candidaat is opgenomen en deelt hem vervolgens mede de vier regelen
+der gestrengheid in het uiterlijk leven, luidende aldus:
+
+"De spijs van hem, die uit het huis naar het leven zonder tehuis is
+gegaan, zullen zijn de beten, die hij door bedelen verkrijgt. Zijn
+gewaad zal gemaakt zijn uit de lompen, die hij verzamelt. Zijn
+legerstede zal zijn onder de boomen des wouds. [106] Zijn medicijn
+zal zijn de stinkende urine van vee." Bereiden vrome leeken hem een
+maal: verleenen zij hem kleeding, onderdak, geneesmiddelen: 't is niet
+verboden die aan te nemen, doch de rechte en wettige levenswijze van
+den monnik is deze gestrengheid van het bedelaarsleven. Dan worden
+hem meegedeeld de vier groote verboden, door welke te overtreden een
+monnik zichzelf uit de gemeente uitstoot:
+
+1. "Een geordende monnik mag geen geslachtsomgang hebben, ook niet met
+een dier. De monnik, die geslachtsomgang heeft, is geen monnik meer,
+hij is geen leerling van den zoon van Sakya. Evenals een mensch, wien
+het hoofd is afgeslagen, met den romp niet leven kan, zoo is ook een
+monnik, die geslachtsomgang heeft, geen monnik meer, geen leerling
+van den zoon van Sakya. Daarvan moet gij uw leven lang u verre houden."
+
+2. "Een geordende monnik mag niet nemen wat hem niet gegeven is
+(wat men diefstal noemt) ook geen grashalm. De monnik, die een pada
+[107] of de waarde van een pada of meer dan een pada ongegeven neemt
+(wat men diefstal noemt) is geen monnik meer: hij is geen leerling
+van den zoon van Sakya. Evenals een dor blad, dat van den stengel
+is losgegaan, niet meer groenen kan, zoo is ook een monnik, die
+een pada of de waarde van een pada of meer ongegeven neemt (wat men
+diefstal noemt) geen monnik meer: hij is geen leerling van den zoon
+van Sakya. Daarvan moet gij uw leven lang u ver houden."
+
+3. "Een geordende monnik mag niet wetens een dier van het leven
+berooven, ook geen worm zelfs of mier. De monnik, die wetens een
+menschelijk wezen van het leven berooft, zij het dat hij een ongeboren
+kind doodt, is geen monnik meer, hij is geen leerling van den zoon
+van den Sakya. Evenals een groote steen, dien men in twee deelen
+heeft gespleten, niet meer tot één kan worden gemaakt, zoo is ook enz."
+
+4. "Een geordend monnik mag zich niet beroemen op bovenmenschelijke
+volkomenheid, mag zelfs niet zeggen: "Gaarne vertoef ik in een ledig
+huis." [108]
+
+"De monnik, die met booze bedoeling en uit begeerlijkheid zich
+leugenachtig op bovenmenschelijke volkomenheid beroemt, zij het een
+toestand van verzonkenheid, van verrukking, van tot zichzelf inkeeren
+(concentratie), van verheffing of van het pad der verlossing, of
+van de vrucht der verlossing, hij is geen monnik meer, hij is geen
+leerling van den zoon van Sakya. Evenals een afgehouwen palmboom niet
+meer groeien kan enz."
+
+Met de voorlezing dezer vier groote verboden is de ordening
+geëindigd. Men ziet, dat alle voorzorgen worden genomen, om onwaardigen
+te weren en moeilijkheden te voorkomen, doch, van werken op het gevoel,
+van mystiek is men hier verre verwijderd.
+
+Het is dan ook geen wijding in een geestelijken stand, die een
+onverliesbaar karakter verleent, het is de vrije aansluiting bij eene
+broederschap, die men ook weer verlaten kan.
+
+Dit juist maakt dat in het Boeddhistische monnikendom niet die
+groote, donkere vlekken zijn te zien, welke de ascese overal met zich
+brengt. Wordt een monnik de drang naar de wereld te sterk, valt hem
+de strijd tegen de zinlijke neigingen zijner natuur te zwaar, welnu:
+niets belet hem heen te gaan.
+
+Het is beter, "de geestelijke oefening vaarwel te zeggen en zijn
+zwakheid te erkennen," dan als geestelijke te zondigen.
+
+Zondigt echter de monnik tegen de hoofdgeboden, dan kan hij door
+de gemeenschap worden uitgestooten. Iets wat echter niet veelmalen
+geschiedt, daar een monnik, die tegen zijn regels handelt, zoozeer
+door het publiek wordt veracht (een publiek dat zijn aalmoezenschaal
+dan niet met voedsel vult) dat hij vanzelf tot heengaan is gedrongen.
+
+Hebben wij gezien hoe de monniken worden opgenomen, aan welke
+verplichtingen zij moeten beantwoorden: wij werpen thans een blik op
+hun dagelijksch leven.
+
+We merkten reeds op dat het leven der monniken zich door eenvoud moet
+kenmerken: doch, niet zoo dat het in overdreven gestrengheid ontaardt.
+
+Dit komt in alles uit. Eenvoudig zijn ook tegenwoordig in
+Birma--een land, waar het Boeddhisme vrij zuiver de oude traditiën
+heeft bewaard--de kloostergebouwen doch vriendelijk door boomen
+omgeven. Naast het klooster vindt men pagoden: koepelvormige
+verhevenheden, die het graf van den meester voorstellen: waarbij
+men nederknielt om gedeelten uit de heilige boeken op te zeggen:
+soms reeds in den vroegen morgen, als het nauwelijks dag is.
+
+Binnen in het klooster, dat meestal niet heel groot is en van hout
+gebouwd, ziet men een beeld van den Verlichte, doch van hem alleen:
+andere heiligen kent men niet. Verder gewone dingen voor huiselijk
+gebruik, soms enkele boeken. Want eigendom mag een monnik niet
+bezitten: geen geld of goed, geen artikelen van weelde.
+
+Iederen morgen doen de monniken--bij ieder dorp in Birma is
+een klooster--hun rondgang door het dorp. Den blik op den grond
+geslagen, de aalmoezenschaal in de hand, gaan zij van huis tot huis,
+zwijgend staan zij een oogenblik voor de deur, en als zij voedsel
+ontvangen--geld mogen zij onder geen beding aannemen--gaan zij
+zwijgend weer verder. Voor den middag zijn ze weer in 't klooster
+terug. Dan volgt de maaltijd: waarbij dan het 's morgens verzamelde:
+meestal rijst, wordt gebruikt. Dat is de eenige maaltijd: op andere
+tijden voedsel te gebruiken is den monnik niet geoorloofd.
+
+Na den maaltijd mogen de monniken zich niet meer naar het dorp begeven,
+wel mogen zij in hun klooster personen ontvangen. Trouwens: dat moet
+wel, in Birma toch is ook het onderricht der jeugd geheel in handen
+van de monniken. Deze zijn het, die haar leeren lezen en schrijven en
+haar gedeelten uit de heilige boeken van buiten doen leeren. Voorts is
+ook een groot deel van den dag aan lezen en overwegen van de heilige
+boeken en aan stille overpeinzing gewijd. Arbeid in den gewonen zin
+des woords: arbeid der handen wordt echter door de monniken niet
+verricht, bedelen is hun onderhoud. Die bedelaars staan echter, al
+bemoeien zij zich noch met de politiek, noch met de regeering--tenzij
+om soms voor verdrukten te pleiten--in hooge eer. Met "heer" worden
+zij aangesproken, ook door de voornaamsten des lands. En als een
+aanzienlijk man een monnik ontmoet zal hij de knie buigen en den
+monnik laten voorbijgaan.
+
+Zoo gaat het dagelijksch leven der monniken in stilte en kalmte
+voorbij. Slechts enkele malen wordt de eentonigheid daarvan onderbroken
+door dat zij ter maaltijd worden uitgenoodigd en ook door 14 daagsche
+biechtsamenkomsten. Die biechtsamenkomsten dateeren van oude dagen, de
+biechtformule Patimokha is ook zeer oud, wij vermelden die straks. Deze
+samenkomsten dan hebben plaats met vollen maan en met nieuwen maan,
+op den vastendag, een dag, die dezen naam heeft van ouds, maar waarop
+inderdaad door de Boeddhisten niet gevast wordt.
+
+Op deze samenkomsten, waartoe de oudste monnik uit een distrikt
+de monniken oproept, komen alle monniken in een der kloosters
+bijeen. Niemand mag afwezig blijven: voor krankzinnigen en kranken
+moet een der andere broeders verklaren dat zij rein zijn. Kan niemand
+die verklaring afleggen, dan draagt men den zieke in zijn stoel ter
+vergadering, of: men komt bij zijn bed tezamen. Doch nooit mag deze
+heilige vergadering onvoltallig zijn.
+
+Bij 't licht der fakkels--de vergadering heeft in den avond
+plaats--nemen alle monniken op hunne bestemde plaatsen zitting. Geen
+leek, candidaat of non mag hierbij tegenwoordig zijn. Daarop draagt
+één der monniken, bij voorkeur de oudste, de Patimokha voor: de
+biechtformule.
+
+Hij spreekt dan aldus: "De gemeente, eerwaardigen, moge mij
+hooren. Heden is het vastendag, de 15e der halve maand. Als de
+gemeente bereid is moge zij vastendag houden en de biechtformule
+hooren voordragen. Wat moet de gemeente van te voren doen? Spreek de
+verklaring der reinheid uit, gij eerwaardigen. Ik wil de biechtformule
+voordragen."
+
+De gemeente antwoordt: "Wij allen die hier zijn, hooren en bedenken
+deze wel."
+
+"Wie een fout gepleegd heeft," gaat de voordragende voort, "moge haar
+bekennen. Wie geen fout heeft moge zwijgen. Uit uw zwijgen zou ik
+afleiden, dat de eerwaardigen rein zijn." Evenals een enkel mensch,
+wanneer hem een vraag is gesteld, antwoorden moet, zoo is het ook bij
+zulk een vergadering, als de vraag driemaal is gesteld. Een monnik,
+die op een driemaal herhaalde vraag een fout, die hij gepleegd
+heeft en die hij zich herinnert, niet bekent, is aan leugen, wetens
+begaan, schuldig. "Wetens uitgesproken leugens, eerwaardigen, brengen
+verwoesting, heeft de verhevene gezegd. Daarom moet een monnik, die
+iets misdreven heeft, zich dat herinnert en daarvan rein begeert te
+worden, zijn fout bekennen. Wat hij bekent zal hem licht vallen."
+
+Daarna wordt de biechtformule uitgesproken, eerst worden genoemd de
+vier hoofdzonden, die uitgaan uit de gemeente met zich brengen. Alzoo
+wordt gehandeld over geslachtsgemeenschap, diefstal, moord en de
+aanmatiging van geestelijke volkomenheid. Vervolgens komt de driemaal
+herhaalde vraag: "Ik vraag de eerwaardigen: "zijt gij van deze zonden
+rein?" Ten tweeden maal vraag ik: "Zijt gij rein?" Ten derden maal
+vraag ik: "Zijt gij rein?" Als alles zwijgt is het antwoord: "Rein zijn
+hieraan de eerwaardigen, daarom zwijgen zij, aldus neem ik dit aan.""
+
+Daarop worden andere zonden opgenoemd: zulke, die een terugzetting met
+zich brengen; vervolgens andere, die door de bekentenis zelve kunnen
+worden verzoend. Wel twee honderd verschillende artikelen, die zich
+over het geheele leven uitstrekken worden dan opgesomd. Daarin wordt
+tot in kleinigheden afgedaald, doch ook kleinigheden hebben soms groote
+beteekenis. Zoo ging het in oude dagen onder Boeddha's volgelingen,
+zoo gaat het nog.
+
+Een bizondere, eigenaardige beteekenis had, reeds van oude dagen af,
+de regentijd, die in Indië ongeveer van Juni tot October duurt. Die
+tijd was voor reizend prediken ongeschikt en werd dus doorgebracht in
+stille teruggetrokkenheid. Was hij ten einde, dan kwamen de leerlingen
+plechtig te zamen. Allen zaten zij neder, in eerbiedige houding op
+den grond, met gevouwen handen hun medebroeder smeekend, om, indien
+hij in dien tijd een schuld had begaan, deze te noemen. "Ik noodig,"
+zoo heet het, "de gemeente uit, om, indien gij iets van mij gezien
+of gehoord hebt, of verdenking tegen mij koestert, erbarmen met mij
+te hebben en te spreken, als ik het inzie, zal ik er boete voor doen."
+
+Zoo was in oude dagen die regentijd een tijd voor godsdienstige
+bespiegeling en inkeer tot zichzelf. En--zoo is het ook nu nog. In
+Birma is dat nog de tijd, zooals Fielding [109] het uitdrukt, om den
+grond te bereiden voor het gewas, de zielen voor de eeuwigheid. Dan
+leven ook vele leeken op de wijze der monniken. Zij eten voor den
+middag en onthouden zich van tabak. Geen spelen zijn er dan, geen
+huwelijken worden er gesloten. Ook worden dan de zondagsbijeenkomsten
+[110] veel talrijker bezocht dan anders.
+
+In Ceylon brengt ook de "wastijd" eigenaardige gebruiken met zich. De
+monniken verlaten hun gewone huizen en leven in kleine hutten, door
+de boeren daarvoor opzettelijk gebouwd. Zij houden dan een reeks
+diensten, bestaande in voorlezingen uit de Pitaka's, [111] de heilige
+boeken, waarnaar dan oud en jong, arm en rijk komt luisteren. Onder
+de boomen wordt een platform opgericht: overdekt, doch aan de kanten
+open, en met kleeden en bloemen versierd. Daaromheen zitten allen dan
+aandachtig neder, en vooral naar de lezing der Yataka's, de vroegere
+levens van Boeddha, wordt met groote belangstelling gehoord.
+
+Overigens wordt in de meeste Boeddhistische streken aan wat wij
+prediken zouden noemen weinig of niet gedaan. Wel komt in Birma des
+Zondags veelal een monnik in een rusthuis--overal heeft men daar
+rusthuizen langs de wegen, meest door milddadigheid ten behoeve van
+het publiek geschonken--een gedeelte uit de heilige boeken voorlezen.
+
+Een soort predik- of priesterambt bekleedt echter de Boeddhistische
+monnik niet: niemand denkt er b.v. in Birma aan een monnik bij een
+stervende te roepen, om b.v. gebeden te zeggen. Het zijn dan ook
+geen tusschenpersonen tusschen God en den mensch, maar personen,
+die, in vrije broederschap den weg bewandelen, die tot den grooten
+vrede voert. Ook hun godsvereering is zeer eenvoudig: althans
+wanneer we daar laten het Boeddhisme, zooals het in Tibet optreedt,
+waar het geheel en al--beter kunnen wij het niet met een enkel woord
+uitdrukken--tot een Roomsch-Catholiek gekleurd Boeddhisme is geworden,
+met een paus, offers, plechtige, geheimzinnige ceremonies enz. Maar dat
+vertegenwoordigt allerminst den eigenlijken geest van dezen godsdienst.
+
+De monnik in Birma bepaalt zich tot het uitspreken van gewijde
+teksten bij de pagode, waarin vooral de erkentenis dat alles ellende
+en verdriet is op den voorgrond treedt. Ook bij de godsdienstige
+feesten aldaar--het groote godsdienstige feest heeft plaats na den
+regentijd--is er weinig ander ceremonieel. Monniken en leeken komen
+in de pagodes bidden, bloemen en geschenken worden aan de monniken
+gegeven, de klokjes der groote pagoden luiden met vriendelijken klank:
+doch niets van een statigen eeredienst, die trouwens in het kader
+van het Boeddhisme niet zou passen.
+
+Wel werden reeds vroeg in eere gehouden vier heilige plaatsen, met
+den stichter van den godsdienst in verband staande: de plaats waar
+Boeddha is geboren, die waar hem de hoogste verlichting ten deel viel,
+die waar hij het "rad der gerechtigheid draaide" m. a. w. het eerst
+predikte, die waar hij het Nirvana inging.
+
+We spraken tot nu toe enkel over monniken, doch er zijn ook
+Boeddhistische nonnen--hoewel veel minder in getal: de vrouwen
+hebben daarin geen lust, al ontbreekt het hun overigens geenszins
+aan godsdienstige belangstelling. Is het soms ook omdat de nonnen
+zoover beneden de monniken zijn gesteld? Boeddha zelf had trouwens
+geen lust om een nonnenorde in 't leven te roepen, [112] maar werd
+door de omstandigheden daartoe gedwongen.
+
+Wat de nonnen betreft, van haar heet het o. a. "Een non, al is zij
+ook sinds honderd jaar geordend, moet iederen monnik, al is deze eerst
+dien dag geordend, de eerbiedige begroeting brengen, voor hem opstaan,
+de gevouwen handen verheffen, hem naar behooren eeren. Deze ordening
+moet zij achten, heilig houden, bewaren, eeren, en haar leven lang
+niet overtreden." [113]
+
+In hetzelfde geschrift wordt haar ook voorgeschreven dat zij den
+regentijd niet mogen doorbrengen in een distrikt, waar zich geen
+monniken bevinden, dat zij iedere halve maand de monniken over de
+biecht moeten raadplegen en hun om de prediking van het heilige
+woord verzoeken.
+
+Ook bij het zelfonderzoek na den regentijd moeten zij de monniken
+door een bode doen vragen of dezen niets hebben in te brengen, enz.
+
+M. a. w. de nonnen hebben zeer weinig in te brengen.
+
+Moeten de nonnen dus in alles de monniken raadplegen, toch moet een
+strenge scheiding bewaard blijven. Geen monnik, die voor de nonnen
+moet prediken mag hun huis betreden, behalve indien hij eene kranke
+moet toespreken. Geen monnik mag met een non op weg zijn, op een
+schip zijn, naast haar zitten zonder getuigen.
+
+Nog verdient de aandacht dat de nonnen niet--zooals monniken in
+Boeddhistische landen soms doen--mogen leven in de eenzaamheid van
+het woud.
+
+Komen die geboden alleen voor uit het denkbeeld van de
+"minderwaardigheid" der vrouw? Ja en neen. Neen voorzoover het een
+groote dwaling zou zijn om te meenen dat de vrouwen in landen waar
+het Boeddhisme zuiver wordt beleden een soort slavinnen zouden zijn,
+dat is althans in Birma volstrekt niet het geval: de vrouw heeft daar
+in het burgerlijke gelijke rechten schier als de man.
+
+De Birmaan zegt echter van de vrouw ten opzichte van zijn godsdienst:
+de vrouw begrijpt het zoo niet.--En--dat is het ook. De vrouwen in
+Birma zijn van een zachte, teeder- hartstochtelijke, liefhebbende
+natuur; hun vrouwelijk gemoedsleven komt feitelijk in verzet tegen
+sommige artikelen van hun geloof. Zij hebben een groote bewondering
+voor Yaçodhara, de vrouw van den Verlichte. Die was godsdienstig,
+maar 't brak haar hart, dat zij scheiden moest van haar geliefde:
+dat kòn zij niet begrijpen. Zoo nu zijn de vrouwen in Birma nog. Zij
+werken mede met alle macht om bedwelmende dranken en het dooden van
+dieren tegen te gaan. Zij volgen nauwgezet de voorschriften van den
+godsdienst op: maar, zegt Fielding, indien de godsdienst haar zegt:
+"Verlaat al wat gij liefhebt, alles waaraan uw hart gehecht is,
+want het is ijdel: zie het licht en bereid uwe ziel voor den Grooten
+Vrede," dan deinzen zij terug: "Heer, dat kunnen wij niet, het zou
+te vreeselijk voor ons zijn."
+
+Een man die in Birma afstand doet van de wereld wordt geprezen, een
+vrouw niet. Ook bij de vrouwen zijn nonnen niet in aanzien, wie tot
+den Groote Vrede zal komen moet eerst als man worden wedergeboren.
+
+Der vrouwen gemoed teekent echter een zeker protest aan tegen de
+hardheid der Boeddhistische leer.
+
+Dat blijkt ook bij 't gebed: Bidden--dat is voor den Boeddhist
+geenszins spreken tot God, opdat hij wenschen verhoore: neen, bidden
+is overpeinzen van den weg des heils: is zich vertrouwd maken met de
+eeuwige wetten der gerechtigheid. Er wordt niet gebeden, om den Boeddha
+goed te doen, maar om de liefde tot hem op te wekken in 't hart.
+
+Toch: Boeddhistische vrouwen bidden soms anders. Fielding verhaalt:
+[114] "Ik herinner mij dat ik eens op het terras van een beroemde
+pagode stond, de gouden torenspits voor mij en gebeeldhouwde altaren
+rondom en daar een vrouw zag liggen, haar aangezicht naar de pagode
+gekeerd. Zij bad vurig, zóó vurig dat haar woorden verstaanbaar waren,
+want zij stoorde zich aan niemand, zoo bedroefd was zij; en wat zij
+vroeg was dit: dat haar kind, haar kleintje niet sterven zou. Zij hield
+het kleine kindje in haar armen, en als zij er naar keek waren haar
+oogen vol tranen. Want het was heel ziek, de ledematen waren niets
+dan vel en been, met dikke knieën en ellebogen, en het gezichtje was
+geheel uitgeteerd. Het was zelfs te zwak om belang te stellen in al
+de nieuwe dingen rondom: het opende alleen nu en dan ternauwernood
+even de vermoeide oogjes.
+
+"Geef dat hij herstelle, geef dat hij gezond worde," riep de vrouw
+telkens weer.
+
+Tot wien smeekte zij? Ik weet het niet.
+
+"Mijn heer, er moet wel iemand zijn. Iemand. Een geest, die 't hooren
+kan. Wie weet het? Er zal toch wel iemand mij helpen? De menschen
+zouden mij helpen, als zij konden, maar zij kunnen niet; er moet toch
+wel iemand zijn?"
+
+Zoo bidden Boeddhistische vrouwen meermalen. "Vrouwen" zeggen de
+monniken "begrijpen het nooit--"
+
+Hebben wij hier niet op treffende wijze het liefderijk hart van de
+vrouw, dat niet tevreden is met eenige wetten, die alles besturen,
+dat niet, ook niet voor een hoog ideaal, scheiden wil van wien zij
+innig liefheeft? En--hoe hoog wij Boeddha stellen: brengt dit toch
+niet aan 't licht dat er in zijn godsdienst is, ik zeg niet gemis
+van welwillendheid, maar van warmte?
+
+Ongemerkt zijn wij zoo van de monniken gekomen tot de leeken. Eigenlijk
+zijn dezen geen lid der gemeente, de gemeente is er eene van
+monniken. Toch: zij zijn onderwezen in de leer van den Verlichte,
+zij nemen bij hem en zijne leer hunne toevlucht, de vijf geboden
+[115] zijn hun heilig.
+
+Doch een soort lidmaatschap van een kerk hebben zij niet. De eenige
+censuur die over hen wordt uitgeoefend is deze: dat de monniken geen
+gaven van hen aannemen als zij zich zeer hebben vergrepen.
+
+Hoe openbaart zich het Boeddhisme bij de leeken? O. a. hierin dat
+zij den regentijd in 't bizonder, gelijk wij reeds zagen, wijden
+aan godsdienstoefeningen, ook dat zij des Zondags--vooral ook in den
+regentijd--in rusthuizen samenkomen, daar komt somtijds dan ook een
+monnik een gedeelte uit de heilige boeken voorlezen, om dan telkens
+weer peinzend te herhalen en te overdenken, dat het leven slechts is
+"ellende, moeite, verdriet."
+
+Of zij daarom overigens zoo terneergedrukt zijn? Neen. Hun leven
+gaat gewoonlijk voort in kalme onbezorgdheid. Jacht naar rijkdom is
+met name den Birmaan geenszins eigen. Heeft hij zich eenig fortuin
+vergaderd, dan laat hij rusthuizen inrichten, pagoden versieren,
+kloosters bouwen en dergelijke. Van ons Westersch sparen en garen
+weet hij niet af. Waartoe zou hij het doen? Waarom zich 't leven
+moeilijk te maken? Zij hebben voorts weinig behoeften, hun leven
+is--in overeenstemming met den geest van hun godsdienst--evenver van
+weelde als van zelfkastijding.
+
+Als wij Birma en zijn bewoners beschouwen, dan moeten wij erkennen
+dat de Boeddhisten--hier heb ik ook op de leeken het oog--meer van hun
+geloof in het leven terecht brengen dan de Christenen van het hunne. Is
+dat omdat het geloof beter is? Neen, maar omdat het Christendom,
+zooals wij het vaak opvatten, veel verder afstaat van het eigenlijke
+Christendom, dan der Birmanen Boeddhisme van den geest des Verlichten.
+
+In de eerste plaats is hun geloof praktisch. Boeddha sprak weinig of
+niet over God, niet omdat hij niet in Hem geloofde, maar omdat hij
+bij voorkeur niet verder ging dan zijn waarneming, die slechts kon
+komen tot de wet der gerechtigheid. Zoo doen ook zijn volgelingen. 't
+Is den monniken zelfs ongeoorloofd zich met het bovennatuurlijke in
+te laten en het ligt ook niet zeer in den geest der leeken.
+
+Wat hun levensopvatting betreft: liefde en medelijden wordt onder hen
+aangetroffen, de oorlog is in hun oog een gruwel, 't kan niet in hen
+opkomen die met Boeddha of het Nirvana te verbinden, zooals soms de
+Christenen doen, die vaandels "wijden" en den God der heirscharen
+aanroepen, terwijl Jezus sprak: "die het zwaard nemen zullen door
+het zwaard vergaan." Goede soldaten vormt het Boeddhisme niet, ook
+daarom niet, omdat het denkbeeld van discipline in strijd is met hun:
+"ieder werkt zijn eigen heil".
+
+Dat individueele toont zich ook op andere wijze eigenaardig. Als
+gij een weg betreedt, die u straks over een wrakke brug voert, zal
+niemand u waarschuwen. Als gij in het water u werpt, zal niemand u
+redden tegen uw zin, als gij niet om hulp roept: ongevraagde raad
+geldt voor heerschzucht.
+
+Dat zelfde individueele treedt ook in hun leer over straf en boete
+op den voorgrond. Van Boeddha heeft men geen godheid gemaakt die de
+straf voor anderen onderging. Geen plaats is hier ook voor vergeving
+in den alledaagschen zin: de gevolgen van het kwaad moet ieder boeten,
+dat is een eeuwige wet, een onontkoombaar iets. Doch wie geboet heeft,
+heeft ook zijn straf ondergaan, en is er niet minder, doch beter om.
+
+Hoe men dat anders--en naar mij voorkomt beter begrijpt dan wij--kwam
+uit in de volgende gebeurtenis, die eenige jaren geleden in Rangoon
+geschiedde. [116]
+
+Een Engelsch officier verloor eenige banknoten. Het bleek dat een
+der bedienden ze gestolen had: hij werd gearresteerd en bekende. De
+officier had gaarne de aanklacht ingetrokken, doch dat kon niet. De
+jongen werd gestraft, ofschoon zijn meester hem gaarne "de schande
+der gevangenis" had bespaard.
+
+Zes maanden werd hij opgesloten. De meester vergat het geval, doch,
+na 't eindigen van den straftijd kwam de jongen, blij en opgewekt,
+bij zijn meester terug.
+
+Hij vond dat het vanzelf sprak dat hij weer in dienst zou worden
+genomen. Hij had immers zijn straf nu ondergaan!
+
+De ander wilde hem echter niet weer hebben, hij had "in de gevangenis
+gezeten". En--of de jongen sprak--dat hij "langen tijd" was gestraft
+geweest, het mocht niet baten.
+
+Wie had hier zuiverder moraal? De Boeddhist of de Christen? 't Kan
+dunkt me aan geen twijfel onderhevig zijn, maar 't bewijst wel dat
+de Christenen hun eigen geloof, althans de zoo bekende gelijkenis
+van den verloren zoon, nog maar slecht verstaan.
+
+Voor ons verbasterd inzicht is straf slechts een vernedering, die wij
+liefst ons zelf en anderen moeten besparen, voor den ander was zij
+boete: reiniging der ziel--in overeenstemming immers met zijn geloof,
+dat ons de wet der gerechtigheid leert, die ons door lijden ten slotte
+voert tot den Grooten Vrede.
+
+Als wij dit indenken, begrijpen wij ook beter het merkwaardige
+verschijnsel, dat zelfs aanvoerders van rooverbenden, op wier hoofd
+een prijs is gesteld, zich vaak vrijwillig bij den rechter komen
+aanmelden. De straf moet immers strekken tot heil?
+
+Dat is het, wat hen ook vrede geeft in 't aangezicht des doods. Geen
+eeuwige hel, geen hemel, die zich direct voor hen opent, gaan zij
+tegemoet, doch hun volgend leven hangt af van het tegenwoordige: de
+hemel is voor den zondaar gesloten, doch niet voor eeuwig. Eenmaal
+zullen allen, nadat zij wijsheid geleerd hebben uit het lijden,
+tot den Grooten Vrede komen.
+
+Wanneer een Birmaan stervende is komen geen monniken gebeden
+zeggen: ook spreken geen bloedverwanten of vrienden met hem over
+'t hiernamaals. Wat dan? Een vriend zal komen en hem zeggen: Denk
+aan de goede daden, die gij gedaan hebt: en die zal hij herinneren,
+opdat de oude van dagen bij die vriendlijke herinneringen straks zacht
+insluimert. Is dat geen troost voor 't menschenhart? Ook gelooft men
+in Birma dat, wanneer de mensch sterft, zijn geheele leven met al
+zijn onderdeelen voor zijn oogen komt als een landschap, dat in den
+donkren nacht door een bliksemstraal eensklaps geheel verlicht wordt.
+
+En--dit geloof rust--in 't voorbijgaan merk ik dat op--inderdaad
+op goede gronden: met name personen die den dood door verdrinking
+nabij waren hebben van zichzelf iets dergelijks getuigd, gelijk vele
+westersche waarnemingen uitwijzen.
+
+Moeten wij ten slotte niet dankbaar erkennen dat ook het licht van
+Azië een schoon en heerlijk schijnsel geeft voor der menschen voet,
+ook al zijn we niet blind voor zijn eenzijdige kleur? En is niet dit
+vooral de groote kracht van de Boeddhistische leer, dat wel het kwaad
+in zijn boosheid, het goede in zijn heerlijkheid wordt erkend, maar
+dat alle loonzucht hier over boord is geworpen en men in stede van
+een uitwendige vergelding erkent een eeuwige, onwankelbare ordening,
+die rust en vrede geeft aan 't hart, dat uitgaat naar liefde en plicht,
+doch duisternis aan wie haten en onrecht doen?
+
+Geen godsdienst kunnen wij ons voorstellen, geschikt voor de kinderen
+van ons geslacht, of in deze dingen moet hij bij Boeddha ter schole
+gaan.
+
+
+
+
+
+VII. De voortgang en ontwikkeling van het Boeddhisme.
+
+
+Wanneer wij het hier genoemde onderwerp wilden behandelen in alle
+uitvoerigheid, zouden wij nog wel een gansch lijvig boekdeel daaraan
+kunnen wijden. We zouden dan moeten spreken over verschillende secten,
+die in de schoot van het Boeddhisme ontstonden, over al de landen,
+waarheen het zich uitbreidde, en de wijziging, die het daarbij soms
+onderging. Dat alles zou ons echter te ver voeren en niet passen bij
+het kader van dit werk. Toch zijn een paar dingen uit de geschiedenis
+van het Boeddhisme voor ons van zooveel belang, dat wij daarover
+niet willen zwijgen. En wel: de verschillende oude kerkvergaderingen,
+het vormen van de verzameling der Heilige Schriften, het optreden van
+het Boeddhisme als door den staat beschermde godsdienst onder Açoka,
+en ten slotte met een enkel woord: de uitbreiding van het Boeddhisme
+in andere landen en zijn ondergang in Indië.
+
+Allereerst dan over de oude concilies. Drie worden ons genoemd:
+dat van Rajagriha, van Vaisali en van Patna. Het eerste zou gehouden
+zijn, aldus verhaalt Buddaghosa, een soort Boeddhistische kerkvader,
+nabij Rajagriha. Daar toch waren achttien groote kloosters, met
+monniken gevuld. Men verzocht dus van hunnentwege aan den koning van
+Rajagriha, of hij een groot hol in de bergen ten hunnen behoeve voor
+die vergadering wilde inrichten.
+
+De koning, zoo gaat het verhaal voort, was daartoe volkomen
+bereid. Alles werd keurig in gereedheid gebracht: er waren vijfhonderd
+bekleede zitplaatsen voor de monniken, een spreekgestoelte voor
+den voorzitter.
+
+Twee maanden lang had men daarmede werk. De monniken werden
+uitgenoodigd en kwamen bijeen--'t was in den wastijd. Eerst bestond de
+vergadering niet uit het volle getal: er waren er 499, Ananda had niet
+verkregen de Prajna Paramita, de kennis der onzienlijke wereld. Dus
+was één zetel vacant. Doch, toen Ananda des nachts peinsde, kwamen
+de wonderbare krachten over hem: en--door den vloer heen bereikte
+hij den zetel, voor hem gereed gehouden.
+
+Kasyapa was voorzitter en noodigde Upali uit om voor te dragen de
+regelen, door Boeddha over de orde gegeven (Vinaya). Upali zat in de
+preekstoel, voor Boeddha bestemd, met den ivoren waaier in de hand. De
+monniken zongen na wat men hun voordroeg.
+
+Daarna kwam Ananda in het spreekgestoelte en droeg de uitspraken
+over de leer (Dharma) voor. Het eerste der Sutra's, door Ananda
+voorgedragen, was Brahmajala Sutra.
+
+Nu zijn de volgende punten zeer merkwaardig: in het jaar 16 v. C. had
+ook een concilie plaats, naar de faam zegt van 500 monniken. Er
+waren er slechts 499, één was uitgesloten, doch verricht een wonder
+en wordt chef.
+
+Dit concilie was bijeengeroepen door koning Kanishka, die over een
+groot deel van Indië toen regeerde. En--naar het schijnt, heeft hier
+de, later zich vormende, Mahayana school, eene overwinning behaald op
+het meer oorspronkelijk Boeddhisme. Nu rekenen sommige geleerden het
+Brahmajala sutra ook tot de boeken dezer school, naar mij voorkomt
+terecht; omdat het niet den geest van het oorspronkelijke Boeddhisme
+ademt.
+
+En ook op dit concilie hield men zich bezig met de heilige boeken, met
+name om daarop commentaren te maken en wel op de Sutra's, de Vinaya
+en de Abhidharma: welke drie ook volgens de zuidelijke Boeddhisten
+den heiligen canon vormen. Het ligt dus mijns inziens voor de hand,
+dat dit heele concilie van Rajagriha niets anders is dan een poging
+om--wat later gesanctioneerd werd--de goedkeuring der oudheid te
+geven door het reeds kort na Boeddha's dood geldig te maken.
+
+Even onzeker schijnt wat verhaald wordt over het tweede concilie, dat
+ongeveer 100 jaar later gehouden werd. Meer op vasten grond komen wij
+echter bij het 3e, dat van Patna, dat ongeveer het jaar 244 in Patna
+werd gehouden, in de dagen van koning Açoka. Waarschijnlijk is daar
+met de verzameling der heilige boeken een begin gemaakt. Over Açoka
+en zijn werken willen wij echter uitvoeriger spreken, omdat het hier
+een vorst geldt, die het Boeddhisme met groote kracht heeft bevorderd
+en wiens naam nog immer door de gansche Boeddhistische wereld een
+goeden klank heeft. Zooals bekend is drong Alexander de Groote in de
+4e eeuw vóór onze jaartelling zegevierend tot in Indië door. In die
+dagen was Magadha de hoofdstad geworden van een vrij groot koninkrijk,
+dat echter voor de macht van Alexanders wapenen moest bukken.
+
+Een avonturier, uit de handen van den koning van Magadha ontsnapt,
+zocht bij Alexander zijn toevlucht. Deze rebel vergaderde de stammen
+van den Pendsjab rondom zich en--toen in 315 v. C. de koning
+van Magadha werd vermoord, plaatste hij zich op diens troon. De
+Grieken verjoeg hij uit Indië. Deze troonsbeklimming was zeer
+merkwaardig, omdat zij bewees dat de oude Indische maatschappij
+voorbij ging: Chandragupta toch was een man van lage caste, evenals
+zijn partijgenooten. Juist in die dagen kwam het Boeddhisme op en nam
+snel in invloed toe. Waarschijnlijk begunstigden reeds Chandragupta en
+zijn zoon dit nieuwe geloof. Zeker is het dat zijn kleinzoon, Açoka,
+er toe over ging en de groote koning der Boeddhisten werd. Hij was
+inderdaad de Dharma Raj (koning der gerechtigheid), waarvan Boeddha,
+toen hij in 520 v. C. onder een vijgeboom zat, had gedroomd.
+
+Açoka, die 24 jaren telde, toen hij den troon beklom, was eerst een
+vroom Brahmaan, die 50.000 Brahmanen dagelijks voedde. Ook was hij
+zeker een dapper en bekwaam krijgsman; althans hij veroverde een
+groot deel van Indië. Zekere monnik Nigrauda bekeerde hem tot het
+Boeddhisme. De koning werd daarvoor nu een groot ijveraar en--tal
+van inschriften, door hem in rotsen en steenen gebeiteld in bijna
+alle streken van Indië--leggen er getuigenis van af, hoe ernstig
+hij zijn taak opvatte om de nieuwe leer ingang te doen vinden en
+in het maatschappelijk leven de hervormingen in te voeren, die zij
+eischte. Deze inschriften zijn ook in ander opzicht voor ons van
+groote waarde. Immers de ouderdom der boeken staat niet altijd vast
+en--volgens nagenoeg eenstemmig oordeel der geleerden--stond Açoka's
+Boeddhisme vrij dicht bij het oorspronkelijk. Zij zijn grootendeels
+uitgegeven en alzoo onder het bereik der geleerde wereld gebracht.
+
+We willen er enkele van aanhalen, die ons doen zien welke denkbeelden
+over God en toekomstig leven door den beroemden koning werden
+gekoesterd.
+
+"Veel te verlangen naar de dingen (dezes levens) is ongehoorzaamheid,
+zoo herhaal ik: (ongehoorzaamheid) is ook de (altijd) werkzame zucht
+naar grondgebied bij een vorst, die den hemel wil gewinnen. Belijd God
+(Isana) en geloof in Hem, die het waardig voorwerp der gehoorzaamheid
+is. Want gij zult geen middelen vinden om den hemel te winnen, aan
+dit geloof gelijk. O, streef er naar om dit onschatbare kleinood
+te verkrijgen."
+
+"Aldus spreekt koning Devanampiya Piyadasi (de door de goden geliefde
+[117]): Het tegenwoordig oogenblik en het verleden zijn onder dezelfde
+vurige hoop voorbijgegaan: Hoe zal door de bekeering van den koninklijk
+geboorne de godsdienst worden uitgebreid? Als deze zoo toeneemt door
+de bekeering van de laaggeborenen, hoe zal hij dan toenemen als de
+hooggeborenen overtuigd worden? Overal waar de naam van God in eere
+is, waarlijk daar is godsdienst.
+
+"Aldus sprak Devanampiya Piyadasi: Daarom heb ik van dit oogenblik
+af gezorgd dat er godsdienstige redenen werden gehouden, ik heb
+godsdienstige plichten aangewezen, opdat de menschen daarna luisterend,
+er toe gebracht worden het rechte pad te volgen en eere te geven
+aan God."
+
+Ook over een volgend leven laat Açoka zich uit: "Al de moed (heet het
+elders) dien Piyadasi, de geliefde der goden, heeft getoond is ten
+opzichte van een volgend leven. Aardsche roem brengt weinig voordeel,
+doch veroorzaakt integendeel, verlies van deugd.
+
+"Voor den hemel te werken is moeilijk voor een boer en voor een prins:
+tenzij zij met uiterste krachtsinspanning alles opgeven.
+
+"Mogen mijne liefhebbende onderdanen geluk verkrijgen in deze en in
+een volgende wereld.
+
+"De beminde der goden spreekt aldus: Meer dan twee en dertig en een
+half jaar lang ben ik een hoorder der wet geweest, doch ik beijverde
+mij niet met alle inspanning. De goden, die voor dien tijd in
+Jambudvipa als ware goden werden beschouwd zijn nu afgezworen... Een
+klein (eenvoudig) man, die zichzelf wat oefent kan voor zichzelf
+groote hemelsche zegen verwerven, en met dat doel is deze prediking
+uitgesproken. Beide, grooten (hoogen) en kleinen moeten zich oefenen
+en zullen ten slotte (ware) kennis verkrijgen. En deze wijze van
+handelen zal wat zijn? Van groote gevolgen. Want het geestelijk goed
+zal groeien, en zal steeds sneller groeien, ten slotte zal het telkens
+met de helft worden vermeerderd."
+
+"Deze prediking is gehouden door hem die is heengegaan. Twee honderd
+vijftig jaren zijn er verloopen na het vertrek van den leeraar."
+
+Alles in deze opschriften moge niet geheel duidelijk zijn, zooveel
+is toch wel zeker, dat het Boeddhisme van Açoka allerminst een soort
+atheïsme mocht heeten. Een en ander stemt overeen met wat wij reeds
+vroeger opmerkten, b.v. dat de oude Boeddhisten zich Brahmacharin,
+vereerders van Brahma noemden en dat in een gesprek met de Brahmanen
+Boeddha niet zegt: Brahma vereeren is onzin, maar wel: uw uitwendige
+vereering van Brahma deugt niet.
+
+Doch, wij komen tot Açoka terug. Deze vergenoegde zich niet met
+in edicten het Boeddhisme aan te prijzen, neen, hij trachtte de
+beginselen van het nieuwe geloof ook in staat en maatschappij door te
+voeren. Terecht kan men van hem zeggen, dat hij Wilberforce vooruit
+was in den strijd tegen de slavernij, Tolstoï in zijn begeerte om
+het zwaard weg te werpen, Rousseau en Fichte in hun wensch om den
+innerlijken godsdienst aller eigendom te maken. Ook is treffend zijn
+zorg voor de dieren. We willen u, aan de hand der opschriften zelve
+laten zien, hoeveel Açoka tot stand bracht.
+
+Wat betreft zijn belangstelling in den inwendigen godsdienst denken
+wij b.v. aan het volgende inschrift: "Piyadasi, de vriend der goden,
+hecht minder waarde aan aalmoezen en uitwendige plechtigheden, dan
+aan het bevorderen van den bloei van den inwendigen godsdienst."
+
+"Voortgang in Dharma (de ware leer, de deugd) kan op tweeërlei wijze
+worden verkregen, door vormelijke regels, en door de gevoelens,
+welke deze opwekken in het hart. In dezen dubbelen invloed heeft de
+eerste een zeer geringe waarde, de innerlijke opwekking is slechts
+in waarheid belangrijk."
+
+Wat zijn afkeer van den oorlog betreft denken wij aan deze inscriptie:
+
+"Piyadasi, de vriend der Devas, (goden) stelt alleen op prijs den oogst
+van het volgend leven. Daarom alleen is deze inscriptie gegrift, opdat
+onze zonen en kleinzonen geen nieuwe veroveringen zouden maken. Laten
+zij niet denken dat veroveringen met het zwaard den naam verovering
+verdienen. Laten zij zien den ondergang, de verwarring, de hartstocht
+die zij medebrengen. Ware veroveringen zijn alleen die van Dharma."
+
+Açoka zorgde voor mensch en dier, hij maakte aan slavenmishandeling
+een einde, verbrak de slavenketenen der menschen, zorgde voor reizigers
+en monniken op liefderijke wijze.
+
+Hierover vermelden de opschriften het volgende:
+
+"Vroeger werden, in de groote eetzaal en den tempel van koning
+Piyadasi, den vriend der goden, dagelijks honderd duizende dieren
+geslacht om tot voedsel te strekken met hun vleesch .... doch nu
+weerklinkt telkens weer het koor dat voortaan geen dier meer zal
+worden ter dood gebracht.
+
+Als een mensch onderworpen is aan slavernij en slechte behandeling,
+zal hij van dit oogenblik af door den koning van deze en andere
+gevangenschap worden bevrijd. Vele menschen in deze streken kwijnen in
+de gevangenis, daarom was de Stupa [118], die de bevelen des konings
+bevat, zeer noodig.
+
+Overal is gevestigd het dubbele systeem van geneeskundige hulp van
+koning Piyadasi, medische hulp voor menschen en medische hulp voor
+dieren... En waar er geen voorraad is (van kruiden), in al deze
+plaatsen moeten deze worden geplant en gedroogd, zoowel wortels
+als kruiden. Overal waar er geen voorraad van is, moeten zij worden
+aangebracht en geplant. En aan de groote wegen moeten bronnen worden
+gegraven en boomen geplant, tot het welzijn van mensch en dier.
+
+In sommige Boeddhistische landen zijn de kloosters ook tegenwoordig
+de eenige plaatsen waar men logeeren kan, en de monniken de eenige
+dokters. Waarschijnlijk is dus ook hier gedacht aan boomen, die geplant
+moeten worden bij de Saugharama, zooals het toen heette. Saugharama =
+tuin der monniken, terwijl deze zelf toen Pavajitani's (huisloozen)
+heetten tegenover de Gahathani (die een huishouden hebben) waarmee
+waarschijnlijk de Brahmanen bedoeld worden.
+
+Doen dus reeds deze aanhalingen vermoeden dat in die dagen de monniken
+meer onder boomen, dan wel in huizen woonden, de volgende uitspraak
+van Açoka komt daarmede overeen.
+
+"Wanneer godvruchtigen zullen verblijven bij den heiligen vijgeboom, of
+daaromheen rondwandelen ten einde vrome verrichtingen te volbrengen,
+zal het een voordeel en een genoegen voor de landstreek en hare
+bewoners zijn om geschenken hun aan te bieden, en overeenkomstig
+hun edelmoedigheid en anderszins, zullen zij voorspoed of tegenspoed
+genieten. Zij zullen dankbaar zijn voor de komst van het geloof. Wat
+dorpen of hun inwoners voor de zaak van den godsdienst mogen geven
+of in stand houden, de gewijden (monniken enz.) zullen het zelfde
+ontvangen, en, ten voorbeelde van mijn volk zullen zij gestreng in de
+eenzaamheid leven. En eveneens zullen de gewijden, welke zegeningen
+zij ook uitspreken, daarin overvloedig zijn.
+
+"Voorts zal het volk in den nacht [119] tot toevlucht hebben den
+grooten myrobolanpruimenboom (Terminalia chebula) en den heiligen
+vijgeboom. Mijn volk zal den grooten myrobolanboom vermeerderen. En
+daar mijn godvruchtigen dit doen voor het genoegen en het welzijn
+van het dorp, waar zij verblijven, mogen zij rondom den schoonen en
+heiligen vijgeboom een liefelijk verblijf hebben bij het volbrengen
+van vrome daden."
+
+Wij hebben hier nog niet de kloosters alzoo, doch: een
+overgangsvorm. Terwijl in den eersten tijd Boeddha's monniken twee
+aan twee uitgingen ter bekeering, zien wij hen nu meer bepaalde
+woonplaatsen innemen in de nabijheid van eenig dorp. Straks komen
+zij in kloosters, in gebouwen te wonen.
+
+We kunnen echter, met het oog op de toestanden in Açoka's tijd,
+dezen overgang zeer goed begrijpen.
+
+Açoka toch had Indië veroverd, en had nu noodig een leger van verlichte
+monniken ten einde zijn rijk voor het Boeddhisme te winnen. Dat groote
+leger moest worden gevoed: vandaar dat aan dorpen en steden werd
+opgedragen voor de monniken te zorgen: ook nu nog een geliefkoosde taak
+der leeken in Boeddhistische landen. Vandaar ook de zoo uitgebreide
+aanplantingen van mango's, bananen enz. Ook van de planting van deze
+boomsoorten wordt in een der edicten van Açoka gesproken.
+
+Uit deze opschriften blijkt voorts dat er drie jaarlijksche groote
+feesten waren in die oude dagen, wier datum in verband met de maan werd
+vastgesteld, feesten, waarbij olifanten, toortsen, optochten enz. te
+pas kwamen. Tempels schenen er toen nog niet te zijn, de godsdienstige
+plechtigheden hadden plaats in tempels van ongekorven hout met de
+sterren als lampen. Açoka deed wat hij kon om het Boeddhisme uit te
+breiden, en, al gingen de monniken in die dagen ook reeds zwijgend
+rond, toch waren zij waarschijnlijk overigens niet zoo gesloten,
+hun taak toch was: propaganda maken voor het nieuwe geloof, waarbij
+hun echter werd ingeprent vriendelijk en meegaand te zijn tegen de
+"ketters." Door zulke verzoenende manieren zullen zelfs de ketters
+gunstig worden gestemd en zulk een gedrag zal het aantal bekeerlingen
+doen toenemen.
+
+Dat het echter toch propaganda moest zijn, blijkt uit het volgende
+in een der edicten:
+
+"Sinds langen tijd zijn er geen dienaars van den godsdienst
+geweest, die, zich bewegende onder de ongeloovigen, hen met een
+overstrooming van godsdienst overstelpten, met een overvloed van
+heilige leeringen. Door Cambodja, Gandhara, Surasthra, Petenica en
+elders zijn er nu aangewezen (als zendelingen), die hun weg vinden
+tot op de uiterste grenzen der barbaarsche landen, voor het heil
+van allen. Omgaande zoowel met de gevreesden als met de geachten, in
+Pataliputra zoowel als in vreemde plaatsen, betere dingen leerende,
+zullen zij overal doordringen."
+
+Zoo zwerven dus Açoka's monniken als echte huisloozen (pavajitani)
+overal rond om hun nieuw Evangelie te brengen.
+
+Ook voor het uitwendige van den godsdienst deed Açoka veel. Hij
+bouwde vier stupa's (grafheuvels) ter eere van den Verlichte: één op
+de plaats, waar de Verlichte was geboren, één waar hij de verlichting
+deelachtig werd, één te Benares, waar hij het eerst predikte, één te
+Kusinara, waar hij het Nirvana inging.
+
+Men weet welke gedachten men over de stupa's had. Een dood man was
+volgens de oude Indiërs (en nog is er iets van dat geloof over)
+machtiger dan een levend persoon. Meestal stelde men zich voor dat
+zijne kracht zich openbaarde, waar zijn lijk rustte, en men groef
+zelfs daarbij heilige vijvers, waar een buitengewone versterking
+den vereerders der heiligen ten deel viel. Over het graf bouwde
+men dan een koepeldak, daar vereerde men de dooden en bracht hun
+offers. Zoo nu deed men met Boeddha ook. In eene oude Chineesche
+Boeddhistische liturgie heet het: "Ik beschouw het gewijde altaar als
+eene koninklijk edelgesteente, waarbij de schaduw (geest) van Sakya
+Tathagata verschijnt."
+
+Zoo dacht men dus, bij de vereering der stupa's in gemeenschap
+te komen met Boeddha. Eer kunnen wij dus zeggen dat er in Açoka's
+Boeddhisme eenig bijgeloof was, dan dat wij hem beschuldigen van een
+soort atheïsme, als hoedanig sommige geleerden het oorspronkelijk
+Boeddhisme willen opvatten.
+
+Açoka deed nog iets anders van groote beteekenis. Hij riep een
+kerkvergadering te Patna bijeen in het jaar 244 v. C. waarop vooral
+over de gewijde boeken werd gehandeld. Naar het schijnt werd het
+volgende (blijkens een der opschriften des konings) vastgesteld:
+
+"Het is wel bekend, heeren, hoe ver mijn eerbied en mijn geloof in
+Boeddha, Dharma en Sangha gaan. Alles wat onze heer Boeddha heeft
+gesproken is wèl gesproken. Daarom, heeren, moet het inderdaad worden
+beschouwd als van onbetwistbaar gezag. Zoo zal het ware geloof
+lang duren. Alzoo, mijne heeren, eer ik met de hoogste vereering
+deze godsdienstige werken: Vinayasamaka (lessen in discipline),
+Aryavasas (de bovennatuurlijke krachten der Arya's), Anagatabhayas
+(de verschrikkingen der toekomst), Munigathas (het leven van Boeddha
+in versmaat), Upatisapasina (de vragen van Upatishya), Moneyasuta
+(de Sutra van het innerlijk leven) en de vermaning tot Rahula
+over valschheid, uitgesproken door onzen heer Boeddha [120]. Deze
+godsdienstige werken, heeren, wil ik dat de monniken en nonnen, ter
+bevordering van hun invloed ten goede, voortdurend zullen bestudeeren
+en zich herinneren."
+
+Sommige geleerden beschouwen dit als een uittreksel, waarin Açoka de
+voornaamste stukken uit een, toen reeds bestaanden canon opnoemt,
+zoo b. v. Rhys Davis. Anderen meenen, dat juist het concilie van
+Patna, waarvan dit ontwerp de besluiten meedeelt, op aansporen van
+den koning een aanvang maakte met den canon. Mij komt deze laatste
+meening waarschijnlijk voor. De zeven hier genoemde geschriften zijn
+allen bekend. Wat de vragen van Upatishya aangaat, dat dit geschrift
+hier voorkomt is niet onbelangrijk. Immers wat is de vraag die
+Upatishya bezighoudt? Hij ziet van een heuveltop een feest, waarop
+zeer velen zich vermaken. Eensklaps overvalt hem de gedachte: over
+twee honderd jaren zullen alle deze levende wezens een prooi zijn van
+den dood. [121] Indien daar is een beginsel van verwoesting, kan daar
+dan niet evengoed een beginsel van leven zijn? Niemand kan deze vraag
+beantwoorden, doch Athadzi loste hem deze op door hem Boeddha's Dharma
+te leeren. Doet niet ook het opnemen van dit geschrift ons vermoeden
+dat het oorspronkelijk Boeddhisme niet de ultra pessimistische leer
+was, die sommigen er van willen maken?
+
+Açoka was dus de man, die, door het bijeenroepen eener groote
+vergadering, welke de bovengenoemde geschriften ijkte, den
+grondslag legde tot de gansche, vrij omvangrijke Boeddhistische
+gewijde literatuur. De hoofdzaak daarvan vormen de drie Pitaka's
+(korven), welke onder dien naam door de zuidelijke Boeddhisten voor
+heilig en oud worden gehouden, doch wier boeken ook bij de meeste
+andere Boeddhisten in eere zijn. Deze drie korven bevatten tal van
+geschriften: de eerste korf bevat Vinaya (de tucht), de tweede Dharma
+(de leer), de derde Abhidharma (het bovennatuurlijke). Een groot deel
+dezer gewijde geschriften is tegenwoordig uitgegeven in de serie:
+Sacred Books of the East (gewijde boeken van het oosten.)
+
+In het eerste gedeelte komt o. a. voor de vroeger reeds besproken
+Patimokha (biechtrede), in het tweede o. a. Dhammapada, een verzameling
+van schoone spreuken en Jataka's, verhalen over vroegere levens van
+Boeddha, een rijke bron van oud-Indisch denken en gevoelen.
+
+Onder de Boeddhistische werken buiten deze drie Pitaka's kunnen wij
+vooral noemen het "Lalita Vistara," waarin wij de levensgeschiedenis
+van Boeddha in romantischen vorm vinden meegedeeld. Langzamerhand
+zijn deze boeken bij elkaar gekomen en door de Boeddhisten in hooge
+waarde erkend.
+
+Doch wij keeren na deze uitweiding tot Açoka terug. Hij maakte
+blijkbaar met de doorvoering der Boeddhistische beginselen vollen
+ernst. In een zijner edicten heet het "dat er nooit in eenig vroeger
+tijdperk een systeem van onderwijs, toepasselijk op iederen tijd en
+iedere daad is geweest, als wat nu door mij is ingericht."
+
+In een ander stuk heet het: "De voornaamste middelen die ik u
+verschaft heb om dit uit te werken zijn de instructies, die ik u
+gegeven heb. Gij zijt gesteld over honderde en duizende menschelijke
+wezens om te winnen de liefde der welgezinden. Ieder mensch is mijn
+kind, en mijn wil is dat mijne kinderen allen mogelijken voorspoed
+mogen genieten in deze wereld en geluk in de volgende. Ik heb dezelfde
+begeerte voor alle menschen."
+
+Deze laatste order gaf hij aan zijne rajuka's, waarschijnlijk
+leekenbeambten: zij moesten dus, evenals de monniken, werken voor de
+uitbreiding van den nieuwen godsdienst. Waarschijnlijk echter heeft
+hij door een en ander den grondslag gelegd voor de latere hiërarchie
+in sommige Boeddhistische landen, die zooveel overeenkomst heeft met
+de Roomsch-Catholieke priesterheerschappij. Doch: daar mogen wij hem
+de schuld niet van geven. Als wij nagaan wat Açoka wilde, dan moeten
+wij dezen Constantijn van het Boeddhisme bewonderen, die--geheel
+anders dan de Christelijke Constantijn--niet uit politieke, maar uit
+religieuze en zedelijke overwegingen handelde en zijn beste krachten
+inspande om de zijns inziens ware beginselen van het nieuwe geloof
+te doen doorwerken in zijn rijk. Geen wonder dat hij in hooge eere
+staat bij de volgelingen van Boeddha.
+
+
+
+
+
+VIII. Uitbreiding en ontaarding van het Boeddhisme.
+
+
+Açoka zond zendelingen uit naar verschillende oorden, ten einde overal
+voor het Boeddhisme propaganda te maken. O. a. ging zijn zoon Mahinda
+naar Ceylon, een eiland dat ook nu nog aan het Boeddhisme getrouw
+is. Vandaar uit is het weer naar Birma, Siam en Java verbreid. In
+Birma deed het 450 jaar na C. zijn intocht. Op Java had het in de
+13e eeuw een grooten bloei bereikt, toen toch werd daar de beroemde
+Boro-Boedoer, een groote Boeddhistische tempel, gebouwd, waarvan de
+ruïnen nog thans ieders verbazing wekken. Later werd het daar door
+den Islam geheel verdrongen.
+
+In al deze streken hield men zich vooral aan de straks reeds genoemde
+drie Pitaka's. En zoo is dan ook in Birma en Siam het Boeddhisme vrij
+zuiver bewaard gebleven. Het moge al ondergaan hebben den invloed
+der Mahayana [122], die het nieuwe geloof pessimistischer en minder
+religieus opvatte dan de stichter, aan Boeddha's leer geheel vreemde
+leeringen zijn hier niet ingeslopen.
+
+In Indië heeft het zich nog eenige eeuwen na Christus gehandhaafd,
+doch ongeveer de 12e eeuw was het bijna overal door het Brahmanisme
+verdrongen. Vanwaar dit verschijnsel? Er een uitvoerig antwoord op
+te geven, zou vele bladzijden vereischen en ook vallen buiten het
+kader van dezen arbeid. Alleen komt het mij voor dat ontaarding van
+de oorspronkelijke beginselen hierop invloed had. Wat die ontaarding
+betreft, zij moet allereerst gezocht worden in de zooeven genoemde
+Mahayana, de school van den grooten overtocht, die feitelijk den
+Allerhoogste onttroonde en leerde dat Boeddha zelf was vernietigd en
+uit niets en tot niets de weg was voor allen.
+
+Die Mahayana heeft in Indië ten gevolge gehad dat een reactie opkwam,
+die ten slotte van de oorspronkelijk zedelijke religie een magische
+maakte en veel uit het oude Brahmanisme weer opnam. Beide deze
+invloeden hebben het hunne gedaan om het Boeddhisme te ondermijnen
+en de overwinning van het Brahmanisme te verzekeren in het grootste
+gedeelte van Indië.
+
+Daarbuiten echter heeft het zich krachtig gehandhaafd, niet alleen
+in Birma en Siam, alsook op het eiland Ceylon, maar is het zelfs
+doorgedrongen in Tibet, in China en in Japan. In Ceylon, Birma en
+Siam bleef het, zoo wij reeds opmerkten, vrij zuiver bewaard, terwijl
+het zich in China en Japan met andere godsdiensten vermengde. Wat de
+tegenwoordige Chineezen betreft, uit drie bronnen is afgeleid hun
+geestelijk leven: Kong tsze, Lao tsze en Boeddha. Bij de Japanners
+is het Boeddhisme met den ouden volksgodsdienst, het Shintoïsme,
+samengesmolten.
+
+Zeer merkwaardig is echter de ontaarding van het Boeddhisme in
+Tibet. Daar kwam het in een onbeschaafd land, onder een ruw volk:
+'t gevolg was dat de geestelijke godsdienst hier slechts ingang kon
+vinden in verbasterden vorm.
+
+Hetzelfde geschiedde, zoo men weet, met het Christendom, dat is
+ontwikkeld tot Roomsch-Catholicisme door dezelfde invloeden: omdat
+het alleen als een godsdienst van gezag de heidenen kon winnen. 't
+Is voorts merkwaardig zoo groot als de overeenkomst is tusschen het
+Tibetaansch Boeddhisme en het Roomsch-Catholieke Christendom.
+
+Naar men weet gelooft de Roomsch-Catholieke kerk dat de geest van
+Christus alléén in hare kerk woont, op bizondere wijze die kerk
+bestuurt en dat deze geest hare priesters en vooral haren paus
+bezielt. Zoo nu denken de Tibetaansche Boeddhisten er ook over. Zij
+gelooven aan Avalokitesvara, den geest van Boeddha, die in de kerk
+woont. De naam Avalokitesvara beteekent: de Heer, die van omhoog
+nederziet.
+
+Behalve Avalokitesvara hebben zij nog een aantal andere Boeddha's die
+in den hemel leven, anderen, die op de aarde leven of geleefd hebben
+enz. Ten slotte kwamen zij zelfs tot Adi-Boeddha: den eersten Boeddha,
+uit wien dan de andere Boeddha's en met hem de werelden emaneerden. Uit
+Adi-Boeddha waren namelijk--na vijf meditatiën van dezen--de vijf
+Dhyani-Boeddha's gevloeid, de beheerschers van bovenaardsche gewesten,
+uit dezen wederom de bij hen behoorende Bodhisatwa's (toekomstige
+Boeddha's), en--ieder van hen deed uit zich voortkomen een gansche
+wereld. De tegenwoordige is dan een maaksel van Avalokitesvara. Daarmee
+ging gepaard een ontaarden van den godsdienst in magische formules en
+uiterlijke vormen. Woorden kwamen boven daden. Iedere Tibetaan heeft
+een rozenkrans van 108 kralen om daarmee zijn goede woorden te tellen:
+vooral vele woorden moeten het zijn.
+
+Ja, om zegeningen te verkrijgen van al de hemelsche wezens, waarmede
+zijne verbeelding de wereld bevolkt, heeft de Tibetaan zelfs
+gebedsmolens of wielen: met heilige spreuken beplakt. Tibet is er
+vol van: zij staan bij iederen weg, in elke straat.
+
+Dan heeft men ook lange staken, waaraan vlaggen zijn bevestigd, waarop
+het heilige woord: Om Mani Padme Hum (het juweel is in de lotus d. i.:
+de zelfscheppende kracht is in de wereld [123]). Telkens als die
+spreuk bij een windvlaag ten hemel wijst, wordt een gebed opgezonden.
+
+Wij zagen dat volgens de Boeddhisten Avalokitesvara in de gemeente
+woont. Boven alles echter woont deze in den Dalai-Lama, den
+Boeddhistischen paus in Tibet, en de chutuktu's, zooveel als zijn
+kardinalen. Deze paus is Adi-Boeddha's plaatsvervanger op aarde,
+onfeilbaar is hij niet alleen, maar ook is hij wereldlijk vorst over
+Tibet, evenals voorheen de paus overeen deel der Christenheid.
+
+Dat de overeenkomst met Rome groot is, is door tal van Roomsche
+zendelingen erkend, sommigen van hen gingen zoover, dat zij zeiden:
+de duivel heeft hier het werk van God nagemaakt.
+
+De eerwaarde pater Desideri, die in het jaar 1714 Tibet bezocht,
+zegt: "De lama's hebben eene tonsuur evenals onze priesters en zijn
+tot levenslangen ongehuwden staat verplicht. Zij bestudeeren hunne
+geschriften in een taal en in letters, die van de gewone teekens
+verschillen. Zij zeggen gebeden in koor. Zij dienen den tempel,
+bieden offeranden aan en houden de lampen altijd brandende. Aan
+God offeren zij koren en gerst, deeg en water in kleine vazen, die
+zeer schoon worden gehouden. Het voedsel dat alzoo geofferd wordt,
+beschouwen zij als gewijd, en zij eten het."
+
+Ook zekere pater Grueber, die in 1661 Tibet doorreisde, was er door
+getroffen. "Hij merkte op, dat de kleedij der lama's overeenkwam
+met die, welke ons in oude schilderstukken van de Apostelen
+is overgeleverd. Ten tweede, dat de tucht der kloosters en der
+verschillende priesterklassen zeer gelijkt op die der Roomsche
+kerk. In de derde plaats, dat het denkbeeld van een vleeschwording
+evenals het geloof aan paradijs en vagevuur aan beiden gemeen is. In
+de vierde plaats merkte hij op dat zij offers gaven en aalmoezen,
+diensten hielden en gebeden opzeiden voor de dooden, evenals de
+Roomsch-Catholieken. In de vijfde plaats, hadden zij nabij Lhassa
+kloosters, door dertig duizend monniken en nonnen bewoond, welke
+allen, behalve nog andere geloften, die van armoede, gehoorzaamheid
+en kuischheid aflegden: evenals de Roomsche. In de zesde plaats
+hadden zij biechtvaders, die van de hoogere lama's of bisschoppen
+hun bevoegdheid ontvingen en die daardoor de macht hadden de biecht
+te hooren, boetedoeningen op te leggen en absolutie te geven. Ook
+hadden zij de gewoonte gewijd water te gebruiken, bij hun diensten
+om beurten te zingen, voor de dooden te bidden."
+
+Gemelde pater meende daarom, dat dit alles niet mogelijk was,
+tenzij de oude boeken der lama's den invloed van het Christendom
+hadden ondergaan. Wij kunnen dit gevoelen niet deelen: veeleer komt
+het ons voor dat aan het omgekeerde is te denken. Doch: dit punt
+hier te behandelen, hoe belangrijk het zij, (want er is inderdaad
+overeenstemming tusschen de persoon, de legende, de latere ontwikkeling
+der leer bij Christus en Boeddha) ligt niet op onzen weg. Alleen willen
+wij nog een beschrijving geven van een godsdienstoefening, zooals
+men die houdt in den hoofdtempel van het Tibetaansche Boeddhisme,
+de kathedraal te Lhassa.
+
+"Door een ruime hal, waarin men gewijd water en rozenkransen kan
+koopen, en waar vier beelden der aartsengelen staan, komt men den
+tempel binnen. De muren zijn bedekt met ruw bewerkte schilderijen
+uit de legende van Boeddha. Het dak wordt gedragen door zes zware
+pilaren, met snijwerk versierd. De kerk zelf is een lang schip: door
+twee rijen pilaren van twee zijvleugels en door zilveren opengewerkte
+schermen van twee groote koren gescheiden. In ieder dier zijvleugels
+zijn veertien kapellen. Aan het einde der kerk is de heilige plaats,
+bevattend vijftien tafels, met juweelen voorzien, met mystieke
+zinnebeelden van Sang-Sara en andere scheppingen van Boeddhistische
+metaphysica. In de verste nis bevindt zich in een overwelfde ruimte
+het beeld van den vergoodden Gautama Boeddha.
+
+"Ter linkerzijde daarvoor is de troon van den Dalai-Lama, ter
+rechterzijde van den Pantschen Lama. Daarbij, in rangorde, langzaam
+in glans verminderend, de zetels der Chutuktu's (kardinalen), abten
+en der achttien orden van de lagere geestelijkheid.
+
+"Tegenover het beeld is het hoog altaar of de offertafel: verscheiden
+treden boven de vloer; met trappen toegankelijk. Op de bovenste
+trappen staan gouden, zilveren en steenen beelden, op de lagere trappen
+klokken, lampen, wierookhouders en andere gewijde gereedschappen.
+
+"Op het geluid van een hoorn of trompet verzamelt zich de
+geestelijkheid in den ingang (de straks genoemde hal) in
+ambtsgewaad. Bij het derde trompetgeschal zet de stoet zich in
+beweging, met den levenden Boeddha aan het hoofd. Als deze levende
+Boeddha op zijn troon is gezeten buigt ieder der priesters driemaal
+voor hem en gaat dan met gekruiste beenen op den divan zitten,
+overeenkomstig zijn rang. Een bel klinkt en allen zeggen op: de drie
+toevluchten, [124] de tien voorschriften [125] en andere formules. Na
+eenige stilte gaat wederom de bel en langere stukken uit de heilige
+boeken worden door de priesters in koor gezongen. Als het een feestdag
+is, wordt het hoogtepunt van den dienst bereikt in het Tuisol, of
+gebed voor heiliging, als de offers zijn gezegend.
+
+"Een bel klinkt, en al de monniken heffen luide een gebedshymne
+aan, waarin gevraagd wordt dat de geesten van al de Boeddha's mogen
+tegenwoordig zijn.
+
+"Een van hen heft boven zijn hoofd een spiegel, naar het schijnt om
+hierop het beeld van den geest op te vangen, als deze verschijnt; een
+tweede heft een drinkkan op, een derde een mystiek zinnebeeld van de
+wereld, een vierde een schaal; en nog andere geheiligde gereedschappen
+en mystieke symbolen.
+
+"Onderwijl worden de stemmen der zangers en het geluid van bellen,
+trommels en trompetten al sterker, en de kerk wordt met wierookwalmen
+vervuld.
+
+"De monnik met de drinkkan werpt herhaaldelijk water, met suiker
+en saffraan vermengd, over den spiegel. Het water vloeit over den
+spiegel naar het zinnebeeld der wereld en wordt beneden in een schaal
+opgevangen. Telkens na gebruik wordt de spiegel met een zijden doek
+afgeveegd.
+
+"Het mengsel wordt nu in een andere kruik gedaan: enkele droppels
+bevochtigen de handen der dienstdoende monniken die er de kroon van hun
+geschoren kruin, hun voorhoofd en hun borst mee aanraken. Eerbiedig
+slikt hij dan de overblijvende droppels in, en zoo doende, meent hij
+op mystieke wijze deel te verkrijgen aan het goddelijk wezen, welks
+beeld opgevangen is op den spiegel, waarover het water is geloopen."
+
+Tot zoover over het Lamaïsme. Wat een afstand scheidt ons hier van
+den verheven stichter zelf, die, wars van ceremoniën en plechtigheid,
+door zelfverzaking en overpeinzing den weg vond tot den grooten
+Vrede. Helaas, dat ditzelfde verschijnsel ons overal treft, welken
+godsdienst wij ook beschouwen: straks zullen wij het ook elders
+zien. Doch: kàn dat anders? Kan een frissche bergstroom zuiver blijven
+tusschen vuile moerassen? Kan het reine denken, het zuiver gevoelen
+blijven wonen in een onreine, gebrekkige menschheid?
+
+Hoe hooger dan ook de volken stonden, des te meer wordt de zuivere
+geest bewaard: meer is er van Boeddha's geest gebleven in Birma dan
+in Tibet. Toch: de schat is er nog wel, ook in dat laatste land, al
+wordt zij daar opgeborgen in aarden vaten die er niet bij passen. Niet
+te vergeefs leefden de groote denkers en strijders der menschheid.
+
+
+
+
+
+
+
+HOOFDSTUK V.
+
+De Chineesche Philosophie.
+
+
+I. Inleiding.
+
+
+Het doel van dit geschrift is juist niet om eene volledige geschiedenis
+der Chineesche philosophie te geven of al de vraagstukken, welke deze
+heeft trachten op te lossen onder het oog te zien. Daartoe toch zouden
+zeer uitvoerige, boekdeelen vullende uiteenzettingen, noodig zijn,
+die van het geduld van den lezer te veel zouden vergen. De bedoeling
+is op beknopte en verstaanbare wijze te schilderen het eigenaardige
+der Chineesche philosophie en hoe zij op de ontwikkeling van het
+Chineesche volk heeft gewerkt.
+
+In hoeverre in oude tijden Turanische of Arische invloeden zich in
+China hebben doen gelden, en vanwaar de sporen van deïsme komen, die
+men in den ouden staatsgodsdienst ontwijfelbaar vindt, is hierbij
+van minder belang. Gewichtiger en belangrijker is het feit, dat de
+beschaving van het Chineesche volk, zooals wij die voor het eerst
+in historische tijden ontmoeten, aanstonds iets van ouds gevestigds,
+iets afgewerkts, afgeronds heeft: waarvan wij den aanvang niet kunnen
+ontdekken, en die zich wel duizend jaar lang, tot aan den intocht
+van het Boeddhisme vrijwel onveranderd heeft gehandhaafd.
+
+Wel vindt men ook in China sagen over oude dagen, waarin het volk
+'s winters in holen, 's zomers in een soort nesten in boomen leefde,
+waarin het gebruik van het vuur onbekend was en de bewoners nog niet
+geleerd hadden visschen en vogels te vangen: doch wat op dezen,
+ook naar Chineesche opvatting voorhistorischen tijd betrekking
+heeft, vinden wij in latere werken, niet als een herinnering aan
+een vaststaande traditie, maar aan legenden, van onheugelijke tijden
+bestaande.
+
+Wat de standvastigheid der Chineesche zeden betreft, noemen wij het
+feit, dat de offergereedschappen uit den tijd der Hsia dynastie evenzoo
+gevormd zijn als die uit den laatsten tijd der Chau-dynastie, hoewel
+twintig eeuwen beide dynastiën scheiden. Ook bleven de ceremoniën,
+gebruiken en zeden in godsdienst, wijsbegeerte en zedeleer gedurende
+dien tijd onveranderd. Hieruit leide men echter niet af dat de geest
+van het Chineesche volk al dien tijd rustte, integendeel: zelden
+is er een tijd geweest, waarin het Chineesche volk meer geestelijk
+leven ontwikkelde dan van de 6e tot de 4e eeuw voor Christus. Doch:
+dit geestesleven openbaarde zich vooral in het bewaren, verklaren en
+uitwerken van wat eenmaal overgeleverd was. Het was meer om uitleggen
+te doen dan om iets nieuws in het leven te roepen.
+
+De Chineesche philosophie heeft, gelijk wij dat ook bijna overal elders
+zien, van af de oudste tijden zich in twee richtingen ontwikkeld. De
+eene, waarvan Lao tsze als vertegenwoordiger mag gelden, bewoog zich
+in metaphysisch-theosophische richting, de andere, waarvan Confucius
+als hoofd wordt erkend, in ethisch-materialistische, of--juister
+uitgedrukt, ethisch-politische richting. In het stelsel van Lao
+tsze of Li R (het Taoïsme) treedt op den voorgrond "het inwendig
+licht," dat 's menschen leven moet leiden, in dat van Confucius
+de verschillende verhoudingen: tot ouders, familie, staat enz. die
+'s menschen plichten bepalen.
+
+Wij zouden echter verkeerd doen ons Lao tsze en Confucius voor te
+stellen als stichters eener nieuwe leer: beiden deden niets anders
+dan de leer van vroegere gezaghebbenden overleveren, wier uitspraken
+lang voor hun tijd de bron der Chineesche wijsheid vormden.
+
+Uit den langen strijd tegen het Taoïsme, een strijd die sedert het
+begin onzer jaartelling ook tegen het van elders ingevoerd Boeddhisme
+was gekant, is ten slotte het Confucianisme als overwinnaar
+te voorschijn getreden. Nog heden is dit: evenals reeds voor
+tweeduizend jaren, de orthodoxe richting: haar aanhangers hebben
+in den loop der eeuwen de regeering des volks verkregen. Toch:
+ook deze richting van de Chineesche philosophie heeft zich niet
+vrij kunnen houden van allerlei, aan het gebied van den godsdienst
+ontleende, vreemde bijvoegselen. De oude rijksgodsdienst: een uit
+het Shamanisme ontstane vermenging van natuur-, geesten-, helden-
+en vooroudervereering: die bij de voornamen in een aantal ambtelijke
+ceremoniën, bij het volk in grof bijgeloof verloopt, heeft vooral
+omtrent de vooroudervereering op deze philosophie invloed uitgeoefend,
+terwijl ten opzichte van kosmogonische [126] en dergelijke vragen,
+Boeddhistische en Taoïstische invloeden zich hebben doen gelden:
+de laatste vooral sedert de 12e eeuw na Christus.
+
+Men zal zich wellicht verwonderen dat Boeddhistische en Taoïstische
+invloeden hier werkzaam konden zijn: waar zij van de zijde van de
+gevestigde leer zooveel vervolging moesten ondergaan. Men bedenke
+echter dat het bij deze vervolgingen minder te doen was om de
+onderdrukking of uitroeiing van dogmatische ketterijen, dan wel
+om den staatkundigen invloed, welken de priesters van beide secten
+trachtten te verkrijgen, tegen te gaan en vooral om het grondbeginsel
+van het Confucianisme: de voortplanting der familie, die door het
+geweldig toenemen der kloosters bedreigd werd, staande te houden. Wat
+de kloosters betreft: er waren er b. v. in 845 n. C. 4600 met nog
+40,000 kleinere stichtingen: terwijl toen het aantal monniken en
+nonnen 260,000 beliep.
+
+Wat heeft aan het Confucianisme nu het overwicht gegeven? Zeker in de
+eerste plaats dat het--in plaats van den eisch om de wereld te verlaten
+en in mystieke bespiegeling op te gaan, een eisch, dien Taoïsme en
+Boeddhisme stelden--deelname aan de praktische eischen des levens
+aanbeval en daarvoor aanzien en eer als belooning stelde. Tegenover
+deze leeringen van Lao tsze en Boeddha stond dus de leer van Confucius
+als "wereldwijsheid"--een levensrichting, die voor den praktischen
+Chinees groote aantrekkelijkheid moest bezitten. [127]
+
+Lang voor Confucius en lang na hem waren er in China personen, die
+men met de Brahmaansche en Boeddhistische wijzen, met de Joodsche
+profeten en met de Grieksche wijsgeeren kan vergelijken. Half
+rhetoren, half politici, trokken zij in de kleine vorstendommen
+van hof tot hof, menigmaal met een tot duizenden aangroeiend gevolg
+van leerlingen. Terwijl zij, leerend en afkeurend, zich zeer op hun
+wijsheid lieten voorstaan, waren zij vaak voor de vorsten, dikwijls
+ook voor het volk, lastige menschen. Voor de praktische staatslieden
+waren zij een gruwel en een spot. Daar hun zelden belangrijke posten
+waren toevertrouwd ging hun gezag en invloed meestal spoedig door
+de kuiperijen der beambten en adellijke familiën, die in ieder
+der leenstaatjes, waaruit het groote rijk bestond, om den voorrang
+kampten, te gronde. De dynastie van Shang, die van ongeveer 1766
+v. C. in China had geheerscht, was in 1122 v. C. door die van Chau
+omvergeworpen. Wuwang, de eerste koning uit dit nieuwe geslacht,
+die ongeveer te gelijk met den Israëlietischen koning Saul (1110
+v. C.) den troon besteeg, was een geleerde, vrome en dappere vorst,
+maar hij beging de fout (misschien echter door den staatkundigen
+toestand gedwongen) het groote rijk, dat vroeger slechts één heer,
+den keizer, gekend had, in een aantal leenstaten van verschillende
+grootte en macht (er waren er tusschen de 40 en 125 in verschillende
+tijden) te verdeelen. Voor den keizer bleef slechts een onbeduidend
+gebied bewaard. De nadeelige gevolgen van dezen maatregel bleven
+niet uit: de leenheeren hadden voortdurend strijd met elkaar, de
+zwakke keizers konden er geen orde onder houden, het rijk gaf een
+beeld van de grootste verwarring te aanschouwen. Ieder landsheer,
+groot en klein, dacht er slechts aan zijn gebied en zijn macht te
+vergrooten ten koste van zijn buurman. En in den kring der staatjes
+zelve leefden de voorname beambten, de adellijke familiën en de
+politieke partijen in voortdurende twisten. In 't kort: een beeld,
+zooals het Duitsche rijk niet zoo heel lang geleden nog te zien gaf.
+
+
+
+
+
+II. Confucius, zijn leven en leer.
+
+
+Wij merkten in het vorige hoofdstuk op welk een grooten, hoewel
+ongunstigen invloed de maatregel van keizer Wuwang wel had, een
+invloed, die eeuwen voortwerkte, en die zich ook nog krachtig deed
+gelden in de dagen toen de bekende Chineesche wijze Confucius geboren
+werd. Deze zag het levenslicht in 550 v. C. Zijn vaderland was het
+hertogdom Lu, gelegen in het tegenwoordige Shantung, een der straks
+vermelde kleine vorstendommen. De Chineezen noemen hem Kung-Kiu.
+
+Confucius is een Latijnsche bewerking van het Chineesche
+Kung-fu-tsze. Deze laatste naam is samengesteld uit den familie-naam
+"Kung", de aanduiding van rang van hooge beambte "(Ta) fu" en de
+toevoeging "Tsze" = leermeester. "Kiu" beteekent heuvel en heeft
+betrekking op een uitwas, dien Confucius op het hoofd had, of op den
+vorm van zijn hoofd.
+
+Confucius' familie stamde uit het keizerlijk geslacht der Shang. Zijn
+voorvaderen waren vorsten van Sung geweest onder de dynastie van
+Chau, en wel in het oostelijk deel van het tegenwoordige Honan. De
+jongere tak dezer familie, waartoe Confucius behoorde, had den
+bijnaam Kung aangenomen en was tegen het einde van de 8e eeuw naar Lu
+getrokken. Daar was zijn grootvader commandant van een stad geweest
+en had zijn vader zich als soldaat door groote lichaamskracht en
+dapperheid onderscheiden. Confucius was geboren uit het tweede
+huwelijk zijns vaders, door dezen op hoogen leeftijd met de dochter
+van een buurman gesloten: volgens sommigen was hij slechts de zoon
+van eene bijzit.
+
+De legende van later dagen heeft zijn geboorte met allerlei wonderbare
+voorspellingen en verschijningen, met het optreden van een draak,
+geniën enz. opgesierd.
+
+Over de jeugd van Confucius weten wij weinig: drie jaren na zijn
+geboorte stierf zijn vader, op zijn negentiende jaar trouwde hij. Zijn
+huwelijk was niet gelukkig: hij liet zich later van zijne vrouw
+scheiden: misschien had deze ook wel redenen van ontevredenheid. Hoe
+dit zij, een jaar na zijn huwelijk werd zijn zoon Li (karper) geboren,
+zoo genoemd, omdat de hertog van Lu bij deze gelegenheid aan den
+vader eenige karpers zond. In dienzelfden tijd werd Confucius tot
+opziener der korenmagazijnen benoemd, een jaar later met het beheer
+van staatslanderijen belast: naar het schijnt waren dit onbeteekenende
+betrekkingen.
+
+Kort daarop begon Confucius zijn werkzaamheid als leeraar. Hij
+verzamelde een aantal leerlingen rondom zich, wier
+schoolgeld--geschenken, naar Chineesche opvatting--tot zijn
+levensonderhoud dienden.
+
+Behalve met dit onderwijs en zijn ambt hield hij zich vooral bezig
+met de bestudeering der oude ceremoniën en der oude muziek. In beide
+deze takken der philosophie (de Chinees brengt ze hieronder thuis)
+kreeg hij weldra zulk een groote roep van geleerdheid, dat vanaf het
+jaar 517 een aantal jongelieden uit de aanzienlijkste familiën des
+lands onder zijne leiding deze wetenschappen kwamen bestudeeren. Dit
+verhoogde zijn aanzien en maakte het hem mogelijk een reeds lang
+gekoesterden wensch te vervullen door aan de keizerlijke hoofdstad
+Lo Yang in Honan een bezoek te brengen. Hij maakte zich daar het
+verblijf ten nutte door de groote rijkstempels des hemels en der
+aarde te bezoeken, en zich met de ceremoniën van het keizerlijk hof
+op de hoogte te stellen. In dien tijd schijnt hij ook zijn bekende
+ontmoeting met zijn ouderen tijdgenoot Lao tsze gehad te hebben,
+die toen opziener der schatkamers in Lo yang was. Nog in hetzelfde
+jaar keerde Confucius naar Lu terug. Zijn beroemdheid nam, misschien
+ook door deze reis, van dag tot dag toe: zoo, dat hij zelfs tot 3000
+leerlingen rondom zich verzamelde.
+
+Evenwel, de staatkundige toestand in Lu maakte het hem weldra
+onmogelijk daar langer te vertoeven. In 516 v. C. kwam het tot
+openlijke vijandelijkheden tusschen het vorstenhuis en drie daaraan
+verwante families, die van Ki, Shuh en Mang. Van die eerste familie
+(Ki) schijnt Confucius (als cliënt) afhankelijk te zijn geweest. Het
+eind van den strijd was de nederlaag van den hertog. Deze vluchtte
+naar het naburige vorstendom Tsé en werd door Confucius gevolgd.
+
+Hoewel de hertog van Tsé hem zeer genegen was, bleek toch de tegenstand
+van de mannen, die in het hertogdom aan het roer stonden, krachtig
+genoeg om hem daar uit den staatsdienst te houden. Na een jaar keerde
+hij dan ook weer naar Lu terug, waar hij 15 jaar doorbracht zonder
+een ambt te kunnen verkrijgen. Zijn vaderland werd in dien tijd door
+den strijd der partijen verscheurd. Eerst door de verdrijving van een
+der voornaamste onruststokers kwam er althans een weinig rust. In 500
+v. C. werd Confucius tot eerste beambte der stad Chungtu benoemd. De
+daarop door hem ingevoerde hervormingen trokken algemeen de aandacht
+en zoo werd hij vervolgens tot assistent van den hoofdopzichter
+van publieke gebouwen, en kort daarna tot minister van justitie
+benoemd. Ook in dit ambt bracht hij treffende dingen tot stand, zoodat
+naburige vorsten, wien de bloei van Lu jaloersch en tegelijk bezorgd
+maakte, er op uit waren hem zijn post te doen verliezen. Dit gelukte
+ook: zij zonden den hertog zestig schoone meisjes, danseressen en
+zangeressen ten geschenke, die den hertog geheel in hare lieflijke
+striknetten verwarden en zijn aandacht van de regeeringszaken wisten
+af te leiden. Bedroefd en geërgerd verliet hij zijn vaderland. Dertien
+jaar lang trok hij, onder allerlei ontberingen, van de eene plaats
+naar de andere zonder ergens een open oor voor zijn plannen te vinden.
+
+Zoo verhaalt de oude overlevering. Denkelijk is zij niet geheel
+juist. Bij andere gelegenheden was Confucius niet zoo fijngevoelig als
+hij ons hier wordt voorgesteld. Het waarschijnlijkste is dat de familie
+Ki, die Confucius aan ambten en waardigheden geholpen had, op hem als
+een willig werktuig hunner partij had gerekend en zeer ontgoocheld
+was, toen Confucius het ondernam de macht der groote leenheeren in het
+vorstendom te knotten en hun versterkte steden te slechten: de plaatsen
+van waaruit zij den beheerscher des lands trotseerden. Waarschijnlijk
+moest Confucius meer wijken voor fijngesponnen intriges dan voor
+uitwendige macht. Zijn ballingschap zal wel geen geheel vrijwillige
+zijn geweest. De invloed der familie Ki heeft hem voorzeker langen
+tijd den terugkeer in het vaderland onmogelijk gemaakt en dien eerst
+toegelaten, toen men van den afgeleefden grijsaard niets meer te
+vreezen had.
+
+In 483 keerde Confucius naar Lu terug. Daar werd zijn tijd door
+onderwijs geven en letterkundige bezigheden in beslag genomen, totdat
+hij in 478 v. C. op 73-jarigen leeftijd stierf, verbitterd door het
+vruchtelooze van al zijn bemoeiingen, het onvervuld blijven zijner
+verwachtingen. Zijn laatste woorden tot zijn leerling Tsze kung waren:
+"Geen wijze heerscher verschijnt, niemand in het gansche rijk wil
+mij als raadsman hebben, mijn tijd om te sterven is gekomen." Zijn
+leerlingen begroeven hem in K'hufuhsien, [128] in het tegenwoordige
+Shantung. Drie jaar lang treurden zij bij zijn graf, waar zij zich,
+naar Chineesche zeden, hutten oprichtten.
+
+"Na den dood van Confucius," zoo heet het in de geschiedenis der
+Han-dynastie (210 v. C.-24 n. C.) "was het met zijn leer gedaan en
+nadat zijn zeventig (voornaamste?) leerlingen waren heengegaan,
+werd zijn leer bedorven (verbasterd). Er waren een groot getal
+verschillende teksten van de jaarboeken, van het liederenboek en van
+het boek der veranderingen en gedurende de verwarde toestanden en
+twisten der verschillende staten (480-221 v. C.) raakten waarheid en
+leugen nog meer met elkaar in strijd en in de leer der verschillende
+geleerden heerschte groote verwarring. Toen kwam het ongeluk,
+door de Tsin-dynastie (220-205 v. C.) veroorzaakt: deze bewerkte
+namelijk dat de boeken der geleerden met vuur werden verbrand, opdat
+het volk onwetend zou worden gehouden. Langzamerhand echter kreeg
+de Han-dynastie de macht in het rijk. Deze spande zich in om de
+schade te herstellen, die de Tsin-dynastie had veroorzaakt. Tafels
+en plankjes (waarop men in oude dagen teekens insneed of inkerfde)
+zocht men bijeen en de (klassieke) boeken werden verzameld."
+
+In denzelfden tijd werd Confucius door de rijksregeering: d. w. z. door
+den vertegenwoordiger daarvan, den keizer, officieel erkend (n.l. als
+vereerenswaardig).
+
+Reeds vroeger--na zijn dood--was hem ter eere door den hertog van Lu
+een tempel gebouwd, waarin viermaal per jaar offers moesten worden
+gebracht. Doch hoewel in 194 v. C. de grondvester der Han-dynastie,
+toen hij door Lu reisde, dezen tempel bezocht en er een os liet
+offeren, duurde het toch tot het jaar 1 n. C., eer keizer Ping
+aan Confucius een onsterfelijken eeretitel verleende en tot 57
+n. C. voor offers aan hem in alle keizerlijke en rijksscholen
+werden ingevoerd. Deze vereering deelde Confucius tot het jaar
+609 n. C. met den hertog van Chau, Chau-Kung, den broeder van den
+eersten keizer van dienzelfden naam. Eerst na dien tijd werden voor
+Confucius afzonderlijke tempels opgericht en vanaf 628 werd hij
+alleen vereerd. De officieele eeretitel, dien hij nu bezit: "Kung,
+de oude leeraar, de volkomen wijze" dateert eerst uit het jaar 1657
+en is hem verleend door den eersten keizer der nu nog regeerende
+Mandschoe-dynastie. Deze heeft meer dan ééne der voorgaande dynastiën
+voor het aandenken en de vereering des meesters gedaan: zeker wel
+in het juiste besef daardoor voor het Chineesche volk haar vreemde
+heerschappij wat minder drukkend te maken.
+
+Zooals wij reeds opmerkten leerde Confucius niets nieuws: hij
+verklaarde slechts de leer, die van oudsher geldig was en beriep
+zich daarop bij alle gelegenheden. Ja, het is wellicht juist aan
+dit onpersoonlijk karakter zijner leer toe te schrijven, dat deze
+gedurende zooveel eeuwen zulk een invloed op het volk kon uitoefenen.
+
+Confucius en zijne leerlingen, navolgers en commentatoren waren
+slechts de bewaarders eener traditie, die sedert langen tijd in het
+bewustzijn van het Chineesche volk als met ankers was vastgemaakt.
+
+Wat Confucius leerde kan men het best samenvatten in deze stelling: wie
+anderen wil opvoeden moet allereerst zichzelf opvoeden, m. a. w. een
+opvoedkundige opvatting van het Grieksche: "Ken u zelf," maar--tegelijk
+een onmiskenbare vooruitgang: want zelfkennis heeft dan alleen waarde,
+als zij het begin van beterschap is.
+
+"Confucius sprak met voorliefde van het gewone, regelmatige en niet
+van het ongewone of buitengewone; hij sprak van wat men door vlijt en
+daarop berustende kracht verkrijgen kon; maar niet van wat men door
+overmacht kon bereiken. Hij sprak van toestanden van orde en niet
+van toestanden van regeeringloosheid met kuiperijen, die daarbij
+voorkomen, hij sprak van menschelijke en niet van bovenaardsche
+dingen. Hij leerde verstaan de grondstellingen, in de schriften der
+ouden vervat en hoe daar naar te handelen, de zedeleer van het hart
+en hoe aan de zedelijke beginselen getrouw te blijven."
+
+Aldus omschrijft een uitlegger zijner werken een plaats uit zijne
+"Gesprekken", die treffend de leerwijze van Confucius in het licht
+stelt.
+
+Bizonder eigenaardig is in Confucius de afkeer om zich in te laten
+met wat betrekking heeft op de onbekende toekomst des menschen aan
+gene zijde des grafs.
+
+"Gij kunt de levenden niet dienen, hoe zult gij de geesten dienen,"
+antwoordt hij aan een zijner leerlingen en als deze nog verder op het
+onderwerp wil ingaan, zegt hij: "Gij kent het leven nog niet, hoe kunt
+gij iets weten over den dood?" De oude uitleggers verklaren deze plaats
+zoo, dat Confucius den leerling geen ander antwoord gegeven heeft,
+"wijl geesten en dood onbegrijpelijke dingen zijn en het de moeite
+niet loont daarover te spreken."
+
+Het 10e boek der "Gesprekken" behelst een vrij uitvoerige schilderij
+van de gewoonten en de houding des wijzen, doch: zooals Dr. Legge,
+de vertaler van de klassieke werken der Chineezen, zegt: "Confucius
+is als wijsgeer voor mij gedaald, sedert ik hem in zijn huisjasje,
+zijn bed en zijn reiswagen gezien heb." [129]
+
+Toch heeft die pijnlijke zorgvuldigheid, waarmede zijn leerlingen ook
+de kleinste nietigheden uit de gewoonten huns meesters opteekenden,
+een voordeel: zij bewijst ons, hoe behoudend de Chineezen zijn, zelfs
+in de onbeduidendste uiterlijkheden, daar veel van de toen beschreven
+gebruiken nog zoo bestaan.
+
+Zoo wordt op een plaats verteld hoe Confucius deed, wanneer hij
+op bevel van den vorst een bezoeker moest ontvangen: "Hij ijlde
+vooruit, de armen opgeheven als de vleugels van een vogel." Hetzelfde
+ceremonieel heerscht thans nog aan het Chineesche hof: de vreemde
+gezanten, die de keizer van China in 1874 en later ontving, zouden
+het kunnen getuigen.
+
+"Bleef hij in de poort staan, zoo deed hij dit niet in het midden
+van het pad, en bij het in- en uitgaan trad hij niet op den drempel."
+
+De weg onder iedere poort was in oude tijden door een paal in twee
+deelen gescheiden: voor het in- en voor het uitgaan. Het midden van
+ieder dezer twee wegen mocht slechts de vorst gebruiken. Tegenwoordig
+zijn er in de keizerlijke paleizen en vertrekken bijna overal
+verscheidene poorten en deuren: drie tot vijf, waarvan de middelste
+alleen voor den keizer dient en door niemand anders betreden mag
+worden. Waar slechts één poort of deur is, zooals bv. in de hal,
+die tegenwoordig voor de audientiën der vreemde gezanten gebruikt
+wordt, wil de etiquette, dat het in- en uitgaan niet precies door het
+midden plaats heeft. In tuinen en op begraafplaatsen van keizers of
+prinsen is het middelste gedeelte van de middelste trap, die tot de
+hal of den tempel voert, dikwijls met groote platen marmer bedekt,
+waarop zich in reliëf bewerkte draken bevinden. Zoo is het betreden
+daarvan onmogelijk gemaakt: en terwijl de dragers rechts en links de
+trappen opgaan, zweeft slechts de draagstoel of de doodkist over het
+midden van de trap.
+
+Wat het betreden van den drempel aangaat, dit geldt, evenals in oude
+tijden, ook nu nog voor onbeleefd en de bewoners van het huis onheil
+aanbrengend. Bij audientiën des keizers wordt dan ook aan de gezanten
+uitdrukkelijk verzocht, het betreden van den, bijna een voet hoogen,
+zeer smallen drempel te vermijden. In Japan werd het ook tot voor
+weinige jaren als een grof vergrijp beschouwd: als een beleediging,
+die onder mannen met twee zwaarden, [130] slechts door bloed kon
+worden uitgewischt. Den voet op iemands drempel zetten, beteekende
+hetzelfde als hem den heer des huizes op het hoofd zetten.
+
+Het beeld van Confucius, dat ons uit de over hem bewaarde berichten
+tegenkomt, is niet zeer aantrekkelijk. Wij zien voor ons een oudachtig
+humeurig heer, wien 't echter aan geestigheid niet ontbreekt: een man,
+pijnlijk afgemeten in kleeding, gedrag en gewoonten, die alles weet en
+alles kan en nooit eene gelegenheid laat voorbijgaan om zijn medemensch
+vol zalving te doen gevoelen, dat hij het beter weet dan deze.
+
+We aanschouwen een professor, die met de dooden op een vrij goeden
+voet staat: hen immers kan hij kritiseeren en aanhalen, zonder dat
+zij hem tegenspreken: doch die het den levenden niet vergeeft, dat de
+geschiedenis zich niet afspeelt volgens het door hem gesponnen schema
+en dat hij niet geroepen wordt om de wereld weer in zijn kader terug
+te brengen. Daarom knaagt hij aan alles, wat anderen doen of nalaten:
+zou hij zich in alles willen mengen, als die anderen het maar toelieten
+en wordt hij door de gedwongen rust, door de tweespalt tusschen zijn
+willen en niet vermogen, tegen anderen en ten slotte tegen zichzelf
+verbitterd.
+
+Zulk een oordeel schijnt hard, maar het werd reeds geveld door zijn
+tijdgenooten en door hen die kort na hem leefden. Echter bedenke men
+dat zijn tegenstanders het velden en dus wellicht wat overdreven.
+
+In het boek Sze ma tsien wordt, van Taoïstische zijde, dus door de
+aanhangers van Lao tsze, gehandeld over een samenkomst tusschen Lao
+tsze en Confucius. Daarbij zegt de eerste--oudere tijdgenoot van
+Confucius--tot den laatste, die hem vermoedelijk verveeld had met
+citaten uit het leven der oude wijzen en met zijn betoog over het nut
+van uitwendige ceremoniën voor de innerlijke ontwikkeling des menschen:
+"De lieden, waarover gij zoo veel spreekt, zijn reeds lang dood en
+hun gebeente is vergaan, slechts hun woorden klinken na. Als de tijd
+van den wijze is gekomen, spreekt hij: is die er niet, dan weet hij
+te zwijgen. Ik heb gehoord dat een goed koopman, ook als hij zijn
+schuur met schatten gevuld heeft zich toch als arm voordoet en dat
+de wijze zijne wijsheid te verbergen weet. Leg af uwen hoogmoed en
+uwe begeerten, uw uitwendigen schijn en uw wilde plannen. Dat alles
+is voor u zonder nut. Dat is het eenige, wat ik u te zeggen heb."
+
+Op een plaats in de "Gesprekken" wordt verteld hoe Confucius, toen
+hij eens voor een rivier was gekomen, die hij moest overtrekken, een
+zijner leerlingen naar twee lieden zond, die daar in het veld werkten,
+om te vernemen waar men den stroom het best kon doorwaden.
+
+De arbeiders waren asceten (Taoïsten) die zich van de wereld
+teruggetrokken hadden. Een van hen vroeg, wie de man in den wagen
+was, die ingelicht wilde worden. De leerling noemde den naam van
+Confucius. "Kung-kiu uit Lu? die kent de voorde" (m. a. w. die weet
+immers alles, dus ook dit) sprak hij, keerde zich om en werkte
+voort. De andere arbeider was minder kort aangebonden, doch niet
+vriendelijker. "Gij zijt een leerling van Confucius? Wanorde bedekt
+als een gezwollen rivier het gansche land en wie zal dat, u en hem ter
+wille, veranderen? Waarom wilt gij iemand volgen, die slechts hier
+en daar de wanorde uit den weg gaat (zinspeling op het rondtrekken
+van Confucius van het ééne land naar het andere) en niet een, die
+zich geheel en al van de wereld terugtrekt? Zoo sprak deze en ging
+weer aan zijn werk.
+
+In de werken van Chwang-tsze komt Confucius er nog slechter af. Daar
+komt een stuk in voor, getiteld "De roover Kih", waarin verteld wordt
+hoe Confucius zich in het leger van dezen rooverhoofdman begaf om hem
+van zijn booze wegen terug te brengen, doch door dezen zeer slecht
+werd ontvangen. De roover toch zeide:
+
+"Gij geeft vele redeneeringen ten beste en praat maar door, u beroepend
+op de oude wijzen, zonder dat daarvoor reden is. Hoe meer gij spreekt,
+des te meer onzin komt er voor den dag. Gij voedt u, zonder te ploegen,
+gij kleedt u, zonder te weven, uw lippen staan niet stil en uw tong
+gaat als een trommelstok. Gij beslist maar wat recht en onrecht is
+en brengt daardoor alle vorsten des rijks op verkeerde wegen. Gij
+geeft aanleiding dat de geleerden zich niet bemoeien met wat hun
+eigenlijke taak is. Gij praat over kinderlijke liefde en broederlijken
+plicht en zijt toch steeds onafscheidelijk van de vorsten des rijks,
+de aanzienlijken en adellijken... Gij wilt de oude leeringen van W
+en Wang (die nergens goed voor waren) weer opflikken en gij beweert
+van alle mogelijke dingen, dat zij kunnen dienen voor de onderwijzing
+der komende geslachten. Met uw bizonder gewaad en uw nauwen gordel,
+met uw bedriegelijke redenen en huichelachtig gedrag verleidt gij de
+vorsten der staten en streeft gij naar rijkdom en eer. Een grooter
+roover dan gij is er niet: waarom noemt men u niet den roover Kiu,
+in plaats van mij den roover Kih?... Gij noemt u een man van talent:
+een wijze! Tweemaal heeft men u uit Lu weggejaagd, uit Wei moest gij
+vluchten, in T'si kreeg men u te pakken en in Ch'en en Ts'ai hielden de
+soldaten u omsingeld. Voor u is er in het rijk geen plaats meer, waar
+gij uw hoofd rustig kunt neerleggen. Uwe leeringen dragen er schuld
+aan, dat uw leerling Tsze lu is terechtgesteld en zijn gevierendeeld
+lichaam boven de poort van Wei is gehangen. Gij kunt noch uzelf noch
+anderen voor onheil bewaren, wat kan uwe leer dan voor waarde hebben?"
+
+Ook andere leeraars, niet behoorende tot de Taoïstische richting,
+hebben Confucius scherp aangevallen, zooals bv. in de eerste eeuw
+n. C. de beroemde Wang-Chung, die voor de oorspronkelijkste en
+scherpzinnigste van alle Chineesche wijsgeeren doorgaat en wiens
+talent en beteekenis zelfs door de Chineesche orthodoxie wordt erkend,
+al halen zij ook afkeurend de schouders op over den buitengewonen
+ijver en de grenzenlooze vermetelheid waarmede deze denker blootlegt
+en veroordeelt wat hij noemt de overdrijvingen en verzinsels van
+Confucius en Mencius.
+
+Tegenover al die afkeurende oordeelvellingen laten wij hier volgen
+een plaats uit het "Onveranderlijk midden" die ons doet zien hoe de
+leerlingen over hem dachten. Deze lofzang, want een lofzang is het,
+die hier wordt aangeheven, geeft ons tegelijk te zien wat de Chinees
+onder een "volmaakte wijze" verstaat en wat Confucius ook thans nog
+voor hem is.
+
+"Confucius leverde de leeringen van de keizers Yao en Shun aan
+het nageslacht over, als waren deze (keizers) zijn voorvaderen
+geweest. Hij verklaarde de instellingen van Wen en Wu (de stichters
+der Chau-dynastie) die hij zichzelf tot voorbeeld had gesteld. Naar
+boven was hij in harmonische overeenstemming met de eeuwige bewegingen
+des hemels, beneden stond hij vast als de aarde.
+
+"Wel mag men hem vergelijken met den hemel en de aarde, die alles
+dragen en behouden, alles beschaduwen en beveiligen. Hij is als de
+vier jaargetijden in hun wisselenden loop, als de zon en de maan met
+haar elkaar afwisselend licht.
+
+"Alles (in het wereldgeheel) bestaat naast elkander, zonder dat het een
+het ander schade doet. De loop der jaargetijden, van de zon en de maan
+gaat voort, zonder dat zij elkaar hinderen. De kleinere krachten (der
+natuur) zijn als de stroomingen der rivieren, de grootere openbaren
+zich in groote veranderingen (omkeeringen). Dat is het wat hemel en
+aarde zoo groot maakt (de harmonie der sferen?)
+
+"Hij slechts, die alle goede en wijze eigenschappen bezit, die
+onder den hemel kunnen bestaan, toont zich vlug in het begrijpen,
+helder in het onderscheiden, voorzichtig in het als waarheid aannemen,
+alomvattend in het weten, geschapen om te heerschen, edel van hart en
+grootmoedig, welwillend en mild, voorzichtig, opwekkend, krachtig,
+vast en volhardend, behoudend wat hij heeft verkregen, vast, de
+juiste grenzen bewarend, ernstig, nooit afwijkend van 't (rechte)
+pad, zonder gebrek (correct), eerbied afdwingend, volkomen, scherp
+van inzicht, scherpzinnig en doordringend, bekwaam om (goed en kwaad)
+te onderscheiden.
+
+"Alomvattend is hij en ruim, diep en nooit rustend, als een bron
+(die altijd vloeit) ter rechter tijd zijn deugden openbarend.
+
+"Alomvattend is hij en ruim, hij is als de hemel. Diep en nooit
+rustend als de bron, is hij (ondoorgrondelijk) als de afgrond. Hij
+verschijnt, en allen vereeren hem, hij spreekt, en allen gelooven hem,
+hij handelt en allen bewonderen hem! Daarom gaat zijn roem over het
+gansche rijk en dringt door tot de verste barbaren. Zoover schepen
+en menschen komen en des menschen kracht reikt, zoover de hemel zich
+welft en de aarde draagt, zoover zon en maan schijnen, rijp en dauw
+nedervallen: zoover heeft hem alles lief en eert hem, wat bloed en
+adem heeft. Daarom zegt men: Hij is als de hemel."
+
+"Slechts hij, die de grootste reinheid bezit, welke onder den hemel
+mogelijk is, kan de onveranderlijke betrekkingen regelen tusschen
+de menschen onderling, de groote deugden, die den grondslag vormen,
+vaststellen en de krachten des hemels en der aarde die alles nieuw
+vormen en voeden erkennen; zou zulk een persoon steunen op een wezen
+of een ding, dat buiten hem ligt?"
+
+"Noem hem den idealen man: want hoe streeft hij naar ernst. Noem hem
+afgrond, want hij is diep. Noem hem hemel, want hij is ruim."
+
+"Wie anders kan hem begrijpen dan die vlug is in 't bevatten, klaar
+in 't onderscheiden, ruim van blik in 't erkennen, alomvattend in 't
+weten, die alle hemelsche deugden bezit (die n.l. aan hem gelijk is)."
+
+Het zou zeer verkeerd zijn Confucius te meten met een hedendaagschen
+of een christelijken maatstaf. Hij was een zoon van zijn tijd:
+saamgegroeid met de inzichten en opvattingen, daaraan eigen, staande
+op den bodem der toenmalige moraal. Ook was hij persoonlijk niet
+vrij van zwakheden en gebreken, die hem bij herhaling vermaningen
+en waarschuwingen bezorgden, althans van één zijner leerlingen,
+Tsze lu. Deze trad bij meer dan eene gelegenheid als de ware ridder
+op. Confucius had steeds geijverd tegen oproerige onderdanen en
+beambten: toch was tweemaal de waarschuwende stem van Tsze lu noodig
+om den in al zijn droomen en verwachtingen van staatkundig en sociaal
+hervormer teleurgestelden man, te verhinderen om ontrouw te worden
+aan zijn eigen leer.
+
+"Ja," roept hij eens uit, als Tsze lu hem de tegenspraak doet
+gevoelen, die er tusschen zijn woorden en zijn daden zou liggen,
+"ja, ik heb gezegd dat een edel man zich niet inlaat met hen die
+kwaad doen; maar zegt men niet: wat werkelijk hard is kan geslepen
+worden zonder dunner te worden en wat werkelijk wit is kan in een
+donkere vloeistof gedompeld worden zonder dat het zwart wordt? Ben
+ik dan een bittere komkommer? Hoe kan ik er voor bewaard blijven
+gegeten te worden?" Bij een andere gelegenheid, als een oproermaker
+hem tot zich roept, zegt hij: "Het moet toch een reden hebben, dat
+hij mij bij zich verzoekt! Als iemand mij maar gebruiken kon, hoe
+zou ik een ander westelijk Chau tot stand brengen!" (Chau was het
+vaderland der regeerende dynastie en in oude tijden het voorbeeld
+van een goed bestuurden, gelukkigen staat).
+
+De zucht om een politieke rol te spelen, schijnt van alle zwakheden
+van Confucius, die de overlevering ons meedeelt, de grondslag te zijn
+geweest. Zoo b.v. toen hij er toe kwam om in het gevolg van den vorst
+van Wei en diens slecht te boek staande vrouw door de straten der
+hoofdstad te rijden en het volk hem nariep: "Ondeugd voorop en deugd
+achteraan", of--toen diezelfde dame hem in audiëntie ontving en hij
+zich tegenover Tsze lu met de woorden "Waarin ik tekort geschoten ben
+moge de hemel mij straffen," rechtvaardigde. Toen hij den eed brak,
+dien hij aan den commandant van Pu had gedaan, om niet naar Wei te
+gaan, zeide hij tot zijn verontschuldiging: "Het was een gedwongen eed,
+zulk een hooren de geesten niet."
+
+In den tijd van Confucius en nog lang daarna heerschte in China
+de bloedwraak.
+
+"Met den moordenaar zijns vaders mag de zoon niet onder denzelfden
+hemel leven, tegen den moordenaar zijns broeders moet een man
+nooit naar huis terug behoeven te gaan om een wapen te halen, met
+den moordenaar van een vriend mag een man niet in denzelfden staat
+wonen," heet het in het boek der gebruiken, en deze voorschriften
+heeft Confucius uitdrukkelijk bekrachtigd.
+
+Bij den regel, dat de zoon op een mat van gras moest slapen, met zijn
+schild als hoofdkussen, totdat hij den moordenaar zijns vaders had
+gedood; dat hij op de marktplaats en aan het hof het wapen steeds bij
+de hand moest hebben om hem te treffen, heeft de zin, dat men anderen
+niet doen moet, wat men niet wil dat zij u aandoen een buitengewoon
+praktische beteekenis. Het kan ons dan ook niet verwonderen, dat, als
+een zijner leerlingen vraagt, of er geen woord is, dat als regel voor
+de verhoudingen van het gansche leven kan dienen, hij dezen antwoordt:
+"Is niet wederkeerigheid zulk een woord? Dat het verder strekkend
+beginsel: kwaad met goed vergelden, ontbreekt, is wel natuurlijk:
+een ander leerling kreeg dan ook op een vraag, hierop betrekkelijk,
+ten antwoord: "En waarmee zal men dan goed vergelden? Vergeldt het
+booze met rechtvaardigheid en goed met goed." Het komt geheel en al
+overeen met de strenge opvatting van den wijze, dat op een andere
+plaats hem, die anders handelt (kwaad met goed dus vergeldt) vrees
+als beweegreden wordt toegeschreven.
+
+In de positieve zedeleer van Confucius kon deze mildere opvatting geen
+plaats vinden: wel in de theosophie van Lao tsze, gelijk dan ook het
+beginsel "Vergeldt kwaad met goed," in den Tao-teh-king voorkomt.
+
+De leer welke Confucius verkondigde en verklaarde laat zich in 't
+wezenlijke hierin samenvatten (zooals wij reeds opmerkten) dat ieder
+zichzelf moet opvoeden om anderen, die hem door leeftijd en positie
+ondergeschikt zijn, te kunnen opvoeden. Terwijl dus voor den een het
+opvoeden en het bevelen tot plicht wordt gemaakt, wordt den ander
+gehoorzaamheid ingescherpt: doch geen absolute, die in ieder geval
+moet worden betracht: de zoon toch zoowel als de ambtenaar moeten
+hun vader of vorst als hij afdwaalt, terugvoeren op het pad der deugd.
+
+"Hoe zal men een vorst dienen," vraagt Tsze lu en Confucius antwoordt:
+"Bedrieg hem niet en wederspreek hem in 't aangezicht." Op de vraag,
+of een zoon in elk geval het bevel zijns vaders moet gehoorzamen
+antwoordt Confucius: "Wat zijn dat voor redenen! Als in oude tijden
+een keizer al geen goede grondbeginselen had, doch zeven ministers,
+die hem waarschuwden, dan verloor hij het rijk niet. Als een leenvorst
+vijf zulke ministers had ging zijn huis niet onder. Als een geleerde
+een vriend had, die hem waarschuwde, zoo behield hij zijn goeden naam
+en als een vader een zoon had, die hem de dingen die verkeerd waren
+bevolen, onder het oog bracht, zoo deed hij niets dat onrechtvaardig
+was. Daarom, indien er gevaar is dat er onrecht zal worden gepleegd,
+mag een zoon niet aarzelen dit zijn vader, noch een minister dit zijn
+vorst onder het oog te brengen. Wanneer het aldus plicht is reeds
+tegen onrecht, dat nog staat te geschieden, op te treden, zou het dan
+kinderlijk zijn om een bevel zijns vaders, dat onrecht in zich sluit,
+te gehoorzamen?"
+
+Het "Boek der kinderlijke liefde," [131] "De groote leer," [132] en
+"Het onveranderlijke midden," [133] behelzen de grondstellingen der
+leer van Confucius in meer geordenden en samenhangenden vorm, dan dit
+in de "Gesprekken en uitingen" het geval is. Eenige aanhalingen uit
+deze drie werken zullen zeker bijdragen tot recht verstand der leer
+van Confucius.
+
+"De kinderlijke liefde is de wortel van iedere deugd, waaruit de
+volkomendheid voortkomt.
+
+"Het lichaam (tot op de huid en de haren toe), dat men van zijn ouders
+ontvangen heeft niet te beschadigen, is de aanvang der kinderlijke
+liefde, [134] zich (geestelijk) te volmaken en overeenkomstig (die
+volmaking) te handelen en zijn naam aan toekomstige geslachten over
+te leveren, opdat de ouders geëerd worden: dat is de voleindiging
+der kinderlijke liefde.
+
+"Want kinderlijke liefde begint met de ouders te dienen, de dienst
+van den vorst is het midden, voor nakomelingschap zorg te dragen is
+het einde.
+
+Wat "De groote leer" onderwijst is: de deugd te beoefenen, het volk
+op te voeden, in de volkomenheid te volharden.
+
+"Ieder ding heeft zijn wortelen en zijn takken, ieder streven zijn
+begin en zijn doel: te weten wat begin en doel zijn, dat is de
+beteekenis der "Groote leer" te verstaan.
+
+"In oude dagen schiepen zij, die wenschten dat de deugd beoefend
+werd in het gansche land, eerst orde, ieder in zijn eigen gebied
+(leenvorstendom). Om dit te bereiken schiepen zij orde in hunne
+familiën en om die te verkrijgen streefden zij er naar zichzelf
+te volmaken. Om zich te volmaken reinigden zij hunne harten en om
+die loutering te verkrijgen streefden zij naar kennis van hun eigen
+geest. Om zelfkennis te verkrijgen, trachtten zij hun wetenschap te
+vermeerderen en die vermeerdering werd door het onderzoeken van alle
+dingen aangebracht.
+
+"Van den keizer af tot de groote volksmassa toe: ieder moet
+de reiniging van het eigen ik als de wortel van al het andere
+beschouwen. Wordt de wortel verwaarloosd, zoo kan niets, wat uit haar
+voorkomt, goed zijn: het is nog nooit voorgekomen, dat iemand voor
+geringe zaken groote opmerkzaamheid en tegelijk voor gewichtige zaken
+geringe opmerkzaamheid had (m. a. w. die in het kleine getrouw is,
+zal ook in het groote getrouw zijn). "Wat bedoeld wordt met: "Het
+geluk en de vrede des rijks hangen van de regeering der staten af"
+is dit: "Als de vorst zeer oude lieden behandelt, zooals dat behoort,
+zal er in het volk kinderlijke liefde heerschen, als hij de ouden
+zoo behandelt, zal men broederlijk zich voegen naar elkaar, als hij
+de jongeren en zwakken liefdevol behandelt zal het volk datzelfde
+doen. Zoo heeft de heerscher een maatstaf, waarmede hij als met een
+winkelhaak zijn gedrag kan afmeten.
+
+"Wat een man bij die over hem gesteld zijn niet bevalt, moet hij
+ook tegenover zijn ondergeschikten niet doen; wat hem bij zijn
+ondergeschikten niet bevalt, zal hij niet doen tegenover zijne
+meerderen; wat hij niet van den rechterkant ontvangen wil zal hij aan
+den linker niet geven, wat hij van den linker niet ontvangen wil aan
+den rechterkant niet.
+
+"Daar is ook een middel om den welstand des lands te bevorderen: veel
+voortbrengers, weinig verteerders. Laat er heerschen werkzaamheid in
+het voortbrengen, en spaarzaamheid in het gebruik, dan zal de voorraad
+altijd voldoende zijn.
+
+"Wat de mensch van den hemel ontvangen heeft is de (goede ware) natuur;
+wie in overeenstemming met deze natuur handelt, wandelt op het pad
+van den plicht; dit pad te betreden leert de mensch door onderwijzing.
+
+"Het pad mag ook niet voor een oogenblik verlaten worden, kon het
+(nl. zonder schade) verlaten worden, dan was het niet het (rechte)
+pad. Daarom wacht de hoogere mensch niet om voorzichtig te zijn tot
+hij (iets) ziet, en om bezorgd te zijn tot hij (iets) hoort.
+
+"Niets is meer zichtbaar dan wat verborgen is, niets in het oog
+vallender, dan wat onbeduidend is, daarom waakt de hoogere mensch
+over zichzelf, als hij alleen is.
+
+"Als noch vergenoegdheid, noch ergernis, noch kommer, noch vreugde
+zich laten gelden, dan kan men wel zeggen, dat de geest zich in een
+toestand van evenwicht bevindt. Zijn deze gevoelens echter opgewekt
+en werken zij in juiste maat en verhouding, zoo ontstaat daaruit,
+wat men harmonie kan noemen. Dit evenwicht is de wortel, waaruit
+alle menschelijke handelingen in de wereld voortkomen, deze harmonie
+is de weg, dien allen moeten inslaan. Waar evenwicht en harmonie in
+volkomenheid heerschen is er orde in hemel en op aarde en alles zal
+gevoed worden en gedijen.
+
+"Vier plichten heeft de wijze te betrachten, die ik nog niet geleerd
+heb te vervullen (zoo voegt de schrijver er bij): mijn vader te
+dienen, zooals ik wenschen zou dat mijn zoon mij diende, mijn vorst
+te dienen, zooals ik wenschen zou, dat mijn beambten mij dienden,
+mijn ouderen broeder te dienen, zooals ik wenschen zou, dat mijn
+jongere broeder mij diende; jegens mijn vriend te handelen, zooals
+ik wenschen zou dat hij jegens mij handelde, (de vijfde betrekking,
+die tusschen echtgenooten, is hier weggelaten, wellicht omdat noch
+Confucius, noch zijn kleinzoon, aan wien het "Onveranderlijke midden"
+wordt toegeschreven, in hun huwelijken gelukkig waren: beiden toch
+hebben zich van hunne vrouwen gescheiden).
+
+"De wijze doet, wat aan de plaats, die hij inneemt, past: hij wenscht
+zich daarboven niet te verheffen. Rijk en geëerd doet hij, wat een
+rijk en geëerd man betaamt, arm en eenvoudig doet hij, wat den arme
+en eenvoudige betaamt. Is hij door barbaren omgeven: hij doet wat
+aan den toestand past, is hij door kommer en zorgen geplaagd, hij
+handelt overeenkomstig zijn toestand: altijd blijft hij zichzelf.
+
+"Is hij in een hoogen rang, hij behandelt zijn ondergeschikten niet
+met verachting, is hij een ondergeschikte, zoo zoekt hij geenszins de
+gunst zijner meerderen te bejagen: hij regelt zich zelf en verwacht
+niets van anderen, zoo vermijdt hij teleurstellingen: hij maakt den
+hemel geen verwijten, noch wordt op de menschen verbitterd.
+
+"Zoo verwacht de wijze, rustig en vroolijk, wat de hemel besluiten
+wil, de gewone mensch echter wandelt op een gevaarlijken weg en ziet
+naar gunstige gelegenheden uit.
+
+"De meester (Confucius) zegt: Bij het boogschieten hebben wij, wat
+aan de houding des wijzen beantwoordt. Als de schutter het doel heeft
+gemist, draait hij zich om en zoekt de oorzaak van het mislukken
+bij zichzelf.
+
+"Met de rechte mannen (aan het hoofd) gedijt de regeering; evenals
+de plantengroei uit de aarde voortkomt en de bijen de jonge larven
+verplegen en tot bijen opvoeden: zoo voeden de regeerders het volk op.
+
+"Het geheim eener goede regeering is: de rechte mannen te vinden:
+ze te vinden hangt van het karakter des heerschers af; het karakter
+wordt door plichtsvervulling gevormd en deze plichtsvervulling wordt
+verlicht en gesterkt door liefde tot welwillendheid.
+
+"De wederkeerige plichten, die alle menschen tegenover elkaar hebben,
+zijn vijf in getal, de eigenschappen waardoor zij uitgeoefend worden
+zijn er drie.
+
+"Deze plichten zijn: die tusschen vorst en minister, tusschen vader
+en zoon, tusschen man en vrouw, tusschen ouderen en jongeren broeder
+en tusschen vrienden.
+
+"Dit zijn de plichten der wederkeerige betrekking, die ieder heeft
+te vervullen. De drie eigenschappen echter zijn; weten, willen en
+kunnen, welke ieder moet bezitten. Dat, waardoor deze eigenschappen
+de vervulling der plichten mogelijk maken is: ernstig streven.
+
+"Eenigen worden met de kennis dezer plichten geboren, anderen verwerven
+deze kennis door navorschen, nog anderen nadat zij hun onwetendheid op
+smartelijke wijze hebben ondervonden. Doch wanneer de kennis eenmaal
+verworven is, is het onverschillig, op welken weg zij verkregen
+werd. Eenigen oefenen de plichten uit, zonder moeite, als iets dat
+vanzelf spreekt, anderen om daaruit voordeel te trekken; voor wederom
+anderen is aan de uitoefening groote moeite verbonden. Doch wanneer
+zij slechts uitgeoefend worden, komt dit op hetzelfde neer.
+
+"De meester sprak: Leeren willen komt het weten zeer nabij; zich
+ernstig bemoeien het willen; zich (over iets dat verkeerd ging)
+schamen het kunnen.
+
+"Hij, die deze drie dingen kan, is in staat zichzelf te volmaken:
+wie zich zelf volmaken kan, kan anderen beheerschen, wie anderen
+beheerschen kan, kan het rijk regeeren met al zijne staten en familiën.
+
+"De beheerschers des rijks hebben negen regels te volgen: zichzelf te
+volmaken, deugdzame en talentvolle mannen te eeren, hun bloedverwanten
+lief te hebben, hun ministers te achten, alle beambten vriend'lijk te
+behandelen, het volk als hunne kinderen te beschouwen, handwerkslieden
+aan te moedigen, vreemden met zorg en de vorsten der leenstaten met
+welwillendheid te behandelen. Zichzelf te beproeven en te reinigen,
+acht te geven op zijne kleeding en op zijne bewegingen, dat zij
+beantwoorden aan de voorschriften der betamelijkheid: dat is de wijze
+waarop de heerscher zich moet volmaken. Overtreders moet hij afwijzen
+en zichzelf voor de verzoekingen der schoonheid bewaren. Rijkdom te
+verachten en deugd te eeren, dat is de wijze, waarop men mannen van
+waarde en van talenten aanmoedigt: hun eereplaatsen en inkomsten te
+geven, met hen te deelen in wat hun behaagt en hun mishaagt, dat zijn
+de middelen om aan zijne bloedverwanten te leeren u lief te hebben. Den
+ministers talrijke ambtenaren ter beschikking te geven en hun veel
+opdrachten toe te vertrouwen, dat is de weg om de ministers aan te
+sporen. De weg om de groote menigte ambtenaren aan te moedigen is:
+hun vertrouwen schenken en goed bezoldigen. Die om het volk moed in
+te storten is: hunnen dienst slechts te vorderen ter rechter tijd
+en de eischen licht te maken. De weg om de handwerkslieden aan te
+sporen is: hen dagelijks op de proef te stellen, hen maandelijks
+prijsvragen te laten oplossen en hen daarbij te laten uitvoeren,
+wat aan hun neiging beantwoordt.
+
+"Menschen uit vreemde landen met tact te behandelen, dat is: hen
+bij het afscheid te begeleiden en bij aankomst hen tegemoet te gaan,
+de goeden onder hen te prijzen en de zwakken te verschoonen.
+
+"Familiën, wier nakomelingschap in de rechte lijn is te gronde
+gegaan weer herstellen en leenstaten, die onder zijn gegaan, opnieuw
+grondvesten, rust herstellen in staten, waarin onrust heerscht, die
+te ondersteunen, waarin gevaar dreigt, bepaalde tijden hebben voor de
+ontvangst van vorsten en hun afgezanten bij het hof, hen na rijkelijk
+onthaal weer laten gaan, hen welkom heeten, ook als zij met geringe
+gaven komen: dat is de vorsten der staten liefhebben.
+
+"Allen, wien de regeering des rijks ten deel valt, hebben deze negen
+regelen te betrachten en het middel, waardoor zij ten uitvoer kunnen
+worden gebracht, is ernstig streven."
+
+Zooals men ziet, het zijn regelen van wereldwijsheid, die Confucius
+en zijne leerlingen na hem onderwezen; de kunst een goed huisvader,
+beambte, minister, vorst en keizer te worden, den plicht van zijn
+eigen betrekking te vervullen en toe te zien, dat anderen dit eveneens
+doen. Het is een soort huisbakken wijsbegeerte, die begint met de
+liefde van het kind tot den vader en eindigt met de liefde des keizers
+tot zijn volk. Soms is zij niet al te klaar in haar grondslag en
+ontwikkeling (de vertalers en uitleggers van den grondtekst kunnen
+daar echter ook wel schuld aan hebben) maar verstaanbaar genoeg
+toch om ons te toonen hoe de Chineezen dachten en nog denken. De
+straks aangehaalde uitspraken toch komen telkens weer terug: niet
+alleen in philosophische verhandelingen, maar ook in staatsstukken,
+ambtelijke en particuliere brieven. Daarom juist is eenige, zij het
+ook oppervlakkige kennis der Chineesche philosophie voor ieder noodig,
+die inzicht wil verkrijgen in den tegenwoordigen toestand van China.
+
+Even zoo min als Confucius de schepper was van de door hem voorgedragen
+leer is de beknopte, spreukmatige, soms eenigszins mystieke vorm,
+waarin deze leer ons bewaard gebleven is, eene uitvinding van hem
+en van zijne leerlingen. Deze bestond reeds van ouds en schijnt de
+vorm geweest te zijn, waarin men in China steeds de leeringen der
+wereldwijsheid placht te kleeden.
+
+Toen Confucius in 517 v. C. Lo yang bezocht, zag hij daar, in de
+voorvaderengalerij van het keizerlijk paleis, de gouden beeldzuil
+van een man, wiens lippen met drie naalden waren saamgehecht en op
+wiens rug het volgende opschrift stond:
+
+"In oude tijden spraken de menschen weinig. Het zou goed zijn hen
+na te volgen; want zij, die veel spreken, zijn er zeker van veel te
+zeggen, dat beter onuitgesproken ware gebleven.
+
+"Ieder zal arbeiden in verband met wat hij noodig heeft. Als hij boven
+zijn kracht werkt, zal hij slechts zijn zorgen en zijn teleurstellingen
+vermeerderen. Zelfs in datgene wat de mensch (denkend) nastreeft,
+moet hij maat houden.
+
+"Denk niet te veel om verstrooiing of rust: wie dat doet zal geen
+van beide verkrijgen.
+
+"Doe niet wat u wellicht vroeger of later berouwen kan gedaan te
+hebben.
+
+"Laat niet na een gebrek te verhelpen, omdat het klein is. Het moge
+in den aanvang klein zijn, straks gaat het misschien aan het groeien,
+totdat het u er onder brengt.
+
+"Als iemand nalaat tegen kleine ongerechtigheden op te treden,
+zal hij weldra in het geval verkeeren van tegen groot onrecht te
+moeten strijden.
+
+"Wees behoedzaam met uw woorden zoowel als met uw handelingen. Geloof
+niet dat niemand u ziet en hoort, omdat gij alleen zijt maar denk er
+aan dat de geesten overal zijn.
+
+"Een huis kan verwoest worden door een smeulend vuur, terwijl een
+groote vlam licht wordt bemerkt en uitgebluscht. Een stroom wordt
+gevormd door het water van vele beken, een strik, die zoo sterk is,
+dat hij niet licht wordt gebroken, bestaat uit vele draden.
+
+"Een spruit, wier wortels nog niet diep zijn doorgedrongen, kan
+licht worden uitgetrokken: is het haar toegestaan een boom te worden,
+dan moet men naar de bijl grijpen.
+
+"Uit den mond van een mensch kunnen scherpe pijlen komen die verwonden
+en gloeiende kolen, die verbranden: hoedt u dus, dat zulken uit uwen
+mond niet uitgaan om anderen te schaden.
+
+"Geloof niet dat, wijl gij in het volle bezit uwer kracht zijt,
+gij zonder gevaar waagstukken kunt ondernemen; er is niemand, hoe
+sterk hij ook moge zijn, die niet iemand vinden kan, sterker dan hij,
+die hem op den grond werpt.
+
+"Een oproermaker, die geen rechtvaardigen grond (voor zijn verzet)
+heeft, zinkt tot op het laagste peil der maatschappij neer, doch
+een onrechtvaardig heerscher wekt ontevredenheid op, terwijl de
+voorzichtige willig gehoorzaamd wordt.
+
+"De massa der menschen, het volk, gelijk men het gewoonlijk aantreft,
+heeft weinig doorzicht, noch weet met het onbekende te rekenen. Alzoo
+kunnen zij slechts de leiding van anderen volgen. Daarom, wanneer zij
+dikwijls met diegenen in aanraking komen, die voorzichtig, deugdzaam
+en verstandig zijn, die goede zeden volgen, dan zullen zij onmerkbaar
+er toe komen dezulken na te volgen en zoo ook wederkeerig anderen
+tot een voorbeeld worden.
+
+"Mijn mond is gesloten, ik kan niet spreken. Het is vergeefs mij te
+vragen, ik kan uwen twijfel niet wegnemen en zelf heb ik niets te
+vragen. Wanneer ook datgene wat ik leer een raadsel schijnt, is het
+daarom toch niet minder waar. Ik sta boven u en toch kan niemand iets
+tegen mij hebben, welk sterveling kan dit van zichzelf zeggen?
+
+"Vergeet niet dat de hemel geen gunstelingen kent, doch tegenover
+allen even rechtvaardig is.
+
+"Hoe vol ook de zee moge zijn, de stroomen gaan voort daarin zich
+uit te storten, zonder dat zij haar grenzen uitbreidt.
+
+"Overlegt zorgvuldig alles, wat ik u gezegd heb, en ik zal niet
+vergeefs hebben gesproken."
+
+Toen Confucius dit inschrift las, wendde hij zich tot zijn begeleiders
+en zeide, dat dit in weinige woorden alles behelsde, wat voor de
+menschen het nuttigste was te weten, en dat, wie dit ter harte nam
+en navolgde, niet ver van de volkomenheid zou zijn, waarnaar iedereen
+streven moest. Dat het van invloed geweest is op zijne opvatting der
+philosophische vraagstukken is ontwijfelbaar.
+
+"Na den dood van Confucius was het met zijne leer gedaan en nadat zijne
+leerlingen gestorven waren, werd deze verbasterd", zoo bericht men
+ons. De onrustige tijden hebben daartoe zeker het hunne bijgedragen:
+de Chau dynastie gaat onder zwakke en bedorven heerschers haar einde
+tegemoet, vele der kleine vorstendommen verdwijnen in den voortdurenden
+strijd tusschen de leenvorsten onderling, of worden, hoewel zij
+hun naam behouden, toch feitelijk door machtige naburen opgeslokt;
+de groote staten kampen onder elkaar om de opperheerschappij; het
+besef, dat, wie het ten slotte wint, de keizerskroon zal verwerven,
+komt hoe langer hoe sterker op; het geloof aan de oude waarheden
+en beginselen is geschokt, dwaalleeringen (althans in het oog der
+orthodoxie) duiken overal op: zoowel ten opzichte van de regeering
+als van de wijsbegeerte: het gezag van Confucius wordt op zij gezet.
+
+Daar komt eensklaps een kampvechter in het krijt, een leerling,
+die den meester bijna evenaart en met geweldige kracht de banier der
+orthodoxe philosophie weer opheft. Over hem willen we thans spreken.
+
+
+
+
+
+III. Mencius.
+
+
+Meng (Mang) kó of Meng tsze=de wijsgeer Meng, verlatijnscht tot
+Mencius, werd in het jaar 371 v. C. als afstammeling van de drie
+groote familiën van Lu geboren: een geslacht dat in de dagen van
+Confucius om de heerschappij in den staat had gestreden, maar
+sedert verarmd en gedaald was. Zijn vader schijnt vroeg gestorven
+te zijn: in ieder geval heeft hij geen invloed op de opvoeding en de
+ontwikkeling van zijn zoon uitgeoefend: des te meer echter de moeder,
+wier aandenken nog heden onder het volk voortleeft, als die van een
+voorbeeld voor alle moeders. Zij zorgde, dat haar zoon in een goede
+omgeving verkeerde en goed werd onderricht, spoorde hem door raad
+en voorbeeld tot vlijt aan en bleef ook in zijn latere levensjaren
+(zij stierf, toen Mencius reeds de 50 overschreden had) zijn trouwe
+raadgeefster en steun. Toen haar zoon, dien zij op zijne rondzwervingen
+vergezeld had, zijn ambt in het vorstendom Tsi wilde opgeven, doch
+om harentwille aarzelde, moedigde zij hem zelf aan zijn eigen beter
+inzicht te volgen en bracht zoo het oude voorschrift in toepassing,
+dat de moeder haar zoon gehoorzaam moet zijn.
+
+Over de leerjaren van Mencius is niet veel bekend: hij schijnt een
+leerling van Confucius' kleinzoon te zijn geweest. In zijn vaderland
+(de leenstaat, waar hij thuis behoorde) verzamelde hij een groot
+aantal leerlingen rondom zich, in wier midden hij leefde en werkte
+en die, zooals de gewoonte het toen medebracht, te zamen naar hun
+krachten en middelen voor zijn levensonderhoud zorgden. Die rustige
+leeraarsloopbaan schijnt hem echter niet bevredigd te hebben en in 331,
+toen hij 40 jaar was geworden, trok hij met eenigen zijner leerlingen
+er op uit om aan de hoven der kleine vorstendommen allereerst, zijn
+loopbaan als politiek hervormer te beginnen. De tijd scheen voor
+een dergelijke onderneming, door een zelfbewust man op touw gezet,
+gunstig te wezen en het ontbrak Mencius noch aan zelfbewustzijn,
+noch aan den moed om vrijuit te spreken. De voortdurende twisten,
+waarin de kleine vorstendommen nu eens onderling, dan eens met het
+machtige, opbloeiende Tsin verkeerden (want het centraal gezag, het
+keizerschap, was feitelijk nog slechts een naam) had aan een menigte
+politieke avonturiers de deur geopend tot de hoogste waardigheden en de
+invloedrijkste ambten. Nog maar weinige jaren geleden, in 333, was het
+een hunner, Suts'in gelukt, de meest beteekenende politieke daad van
+dien tijd: den bond der zes staten Yen, Chao, Han, Wei, Tsi en Tsu,
+tegenover Tsin tot stand te brengen. Welnu, wat Suts'in en anderen
+mogelijk was geweest, kon den met volle verachting voor de politieke
+avonturiers bezielden Mencius niet onbereikbaar voorkomen. Waarom
+zou hij, die met een gansche schat van geleerdheid was toegerust en
+die geen eigenbelang, maar edele doeleinden nastreefde, niet kunnen
+verkrijgen, wat aan die lieden welke van hof tot hof trokken en zich
+aan den meestbiedende aanboden, mogelijk toescheen? Zoo trok hij in
+331 naar den naburigen staat Tsé, en nadat hij daar tot 323 zonder
+veel succes een staatsambt had bekleed, naar Sung, Su, Tao, Tang,
+Leang en van 318 tot 311 ten tweeden male naar Tsé. Eindelijk keerde
+hij, ontmoedigd en ontgoocheld, na vele mislukte pogingen, in 309 naar
+Lu terug. Daar leefde hij nog 20 jaren als ambteloos burger voort,
+slechts in beslag genomen door zijn onderricht geven en de voltooiing
+zijner werken. Hij stierf in 289 v. C., vergeten en zonder dat zijn
+heengaan ontroering wekte, tenzij bij zijn naaste leerlingen. Wel
+werd zijn waarde reeds door de schrijvers der 2e eeuw v. C. erkend,
+welke alleen Confucius boven hem stelden, doch nog 1300 jaren gingen
+voorbij, eer hij de keizerlijke canonisatie verkreeg en in Confucius'
+tempels een plaats vond.
+
+Mencius was een veel strenger man dan Confucius: de humor van dezen
+wijsgeer, die zich er over vermaken kon, dat een boer van hem, die
+juist op de vlucht was, zeide, dat hij er uitzag als een verloopen
+hond, was Mencius vreemd. Heerschzuchtig en strijdvaardig, laat Mencius
+de grootste aanspraken gelden tegenover vorsten en staatslieden, die
+hem hoffelijk tegemoet komen. Dikwijls zondigt hij, terwijl hij toch
+plan heeft zichzelf niet te vergeten, niet slechts tegen de regelen
+der etiquette, maar ook tegen die der hoffelijkheid. Toch verhindert
+hem dit niet rijke geschenken van vorsten aan te nemen en met een
+groot gevolg van menschen en rijtuigen op hunne kosten in het land
+om te trekken. Hij is een strijder, die met grooten ijver tegen alle
+leeringen in het krijt treedt, welke hem niet orthodox toeschijnen,
+een sociaal politicus, die den regel "Alles voor het volk" met een
+energie en een openhartigheid voorstaat, die aan den zachteren,
+meer bedachtzamen Confucius vreemd was.
+
+Ook zuiver philosophische vragen, zooals die van de natuur der
+menschen, lichtte hij met veel meer beslistheid en uitvoerigheid
+toe dan Confucius, die zich meestal met een eenvoudige bevestiging
+vergenoegde. Ook tegenover een soort Cynische richting, [135] die
+zich naast of nevens het Taoïsme steeds meer deed gelden en tegen de
+meer humane richting der Mihisten trad hij met groote beslistheid op.
+
+De veranderde tijdsomstandigheden brachten voorzeker mede, dat de
+persoonlijke houding en de leerwijze van Mencius een andere was
+dan die van zijn voorganger. Ook is het een feit, dat de dwalingen,
+die Mencius meende te moeten bestrijden, zich eerst na den dood van
+Confucius hadden ontwikkeld. De werken van Mencius leveren het bewijs,
+dat vele der vragen en problemen, die ons thans zoo telkens weer
+bezighouden, reeds toen aan de orde waren. Ook was het gevolg van den
+strijd dikwijls als nu: dat ieder op zijn eigen standpunt bleef staan.
+
+"Het volk" zegt Mencius, "is het belangrijkste element in een land,
+dan volgen de godheden van akker en koren: de vorst is het minst
+gewichtig." Bij een andere gelegenheid zegt Mencius tegen den vorst
+"Wanneer een heerscher zijn ministers als zijn handen en voeten
+beschouwt, zoo zien zij hem voor hun hart en hun maag aan. Als hij
+hen beschouwt als zijn paarden en honden, dan zien zij hem voor een
+gewoon mensch aan (iemand, die geen eerbied verdient). Ziet hij hen
+aan als aarde en gras (waarop men treedt en dat men afmaait) dan zien
+zij hem voor een roover en vijand aan."
+
+Deze opvatting van de plaats en de plichten der hoogste staatsbeambten
+staat niet in tegenspraak met het goddelijk recht der vorsten, zooals
+de oude schriften dit erkennen.
+
+"De hemel" zoo zegt het boek der geschiedkundige aanteekeningen,
+"schiep, nadat hij het gewone volk had geschapen, heerschers en
+onderwijzers voor hen, opdat dezen God ter zijde zouden staan, en
+gaf hun macht en eer in het land."
+
+Doch op een andere plaats in hetzelfde werk staat: "De hemel ziet,
+zooals mijn volk ziet, de hemel hoort, zooals mijn volk hoort." Mencius
+verklaart dit door te zeggen: "De hemel spreekt niet." Als hij, wien
+de heerschappij ten deel viel, deze op goede wijze voert, is dat
+een bewijs, dat de hemel hem deze heeft toevertrouwd. Voert hij die
+slecht, zoo zal er iemand opstaan, (door den hemel daartoe geroepen),
+die ze hem ontneemt. Zoo wierp de grondvester der Chau-dynastie den
+laatsten, onwaardigen heerscher van het huis Shan van den troon en
+toonde zich daardoor een werktuig des hemels en Mencius aarzelt niet,
+koning Süen op te dragen diens voorbeeld te volgen en de Chau-dynastie
+omver te werpen, die zich den troon onwaardig toonde.
+
+Dat een man, die zulke grondstellingen zonder terughouding uitsprak,
+door de vorsten van zijn tijd en van later dagen niet bizonder geliefd
+werd, kan men begrijpen. Toch: de door hem verkondigde beginselen
+hebben niet weinig er toe bijgedragen om de vorsten, die over China
+regeerden, een teugel aan te leggen en hen tot een rekenen met de
+belangen des volks te nopen, waarvan anders zeker geen sprake ware
+geweest.
+
+Een andere uiting van Mencius ligt hun, die tegenwoordig China
+regeeren, nog altijd na aan 't hart en vormt een van de gewichtigste
+argumenten, die het aannemen van vreemde opvattingen in den weg staan.
+
+Hij zeide namelijk: "Ik heb wel gehoord van lieden, die de gebruiken
+van ons groote land aanwendden om barbaren te verbeteren, doch nog
+nooit, dat iemand door barbaren verbeterd werd." En--in de oogen der
+orthodoxe Chineezen zijn ook nog heden alle vreemdelingen barbaren.
+
+Van de theorie van het vorst zijn "door Gods genade" is die der
+"voorbeschikking" in het algemeen onafscheidelijk. Ook Mencius erkent
+die laatste, doch met deze reserve, dat niets, wat uit slechtheid
+of uit onvoorzichtigheid voortkomt, als door den hemel voorbeschikt
+moet worden erkend. Zoo staat hij een soort getemperd fatalisme
+voor: getemperd namelijk door deze overtuiging, dat de hemel niets
+verkeerds kan verordenen. Hij zegt: "Alles is een beschikking (des
+hemels) en de mensch moet deemoedig ontvangen, wat daaraan kan worden
+toegeschreven. Daarom zal hij, die weet wat de voorbeschikking des
+hemels beduidt, zich niet begeven bij een muur, die op omvallen
+staat.--De dood, dien men vindt bij de vervulling van zijn plicht,
+kan men gevoegelijk toeschrijven aan de beschikking des hemels, de
+dood in handboeien en ketenen (die van een misdadiger) kan niet als
+een vooruitbeschikte worden beschouwd."
+
+De vraag, of de mensch van natuur goed of slecht is, heeft de Chineezen
+veel bezig gehouden. Confucius en Mencius, de laatste echter veel
+uitvoeriger en meer opzettelijk, oordeelen beiden dat de mensch
+oorspronkelijk goed is. Sün kw'ang, die in de 3e eeuw v. C. leefde,
+meent dat de oorspronkelijke natuur van den mensch slecht is en slechts
+door opvoeding goed wordt. Han-Yü (768-824 n. C.) oordeelt dat de
+natuur des menschen drieërlei kan zijn: een goede, tusschenbeide of
+slechte. De middelste, die de kiemen voor het goede bevat, kan naar
+beide zijden ontwikkeld worden. Deze opvatting bleef de toongevende,
+totdat Chuhi (1130-1200) weer terugkwam op de oude grondstelling dat
+de natuur des menschen goed was. Deze opvatting, ofschoon dikwijls
+betwist, is sedert dien tijd de officieel geijkte gebleven.
+
+In de behandeling van de quaestie der kinderlijke liefde staat Mencius
+geheel op het standpunt van Confucius.
+
+"Vijf dingen," zegt Mencius "worden naar de algemeene opvatting als
+onkinderlijk beschouwd: traagheid in het gebruik zijner leden, hasard
+en schaakspelen en drinken, streven naar geld en goed en zelfzuchtige
+neiging tot vrouw en kinderen, zoodat men niet voor het onderhoud
+zijner ouders zorgt, de lust zijner oogen en ooren volgen, zoodat
+men zijn ouders in schande brengt en twistziek en strijdzuchtig zijn,
+zoodat men hen aan gevaren blootstelt."
+
+Op een andere plaats zegt hij: "Drie dingen zijn onkinderlijk, geen
+nakomelingschap te hebben is het ergste van alle." Meer belangrijk zijn
+voor ons echter zijn sociaal-politieke inzichten en zijn polemisch
+optreden: de omverwerping van valsche leeringen, zooals de Chinees
+dat noemt.
+
+Reeds in de dagen van Mencius waren er lieden, die de maatschappij
+voor verdorven hielden en in den terugkeer tot den alouden eenvoud
+van zeden den eenigen weg ter ontkoming zagen. Zoo was er een secte,
+die zich voor haar leer beriep op Shin nung, den "wonderbaren landman"
+den tweeden der voorhistorische, mythische keizers, die in het "Boek
+der veranderingen" als de vader van den landbouw wordt geëerd. Deze
+eischte, dat de mensch in het algemeen en de vorst in het bizonder
+zich zelf het voedsel moest verschaffen: d. w. z. zelf zaaien,
+oogsten en koken moest. Aanhangers dezer secte waren naar Tang
+gekomen, waar Mencius zich juist ophield en de vorst van Tang de
+proef nam, om aan ieder der onderdanen, onverschillig van welken rang
+of stand, een veld van gelijke grootte ter beschikking te stellen,
+dat onveranderlijk en ondeelbaar op den oudsten zoon zou overgaan,
+terwijl aan de jongere zonen, zoodra zij 16 jaar oud werden, eveneens
+groote velden ten deel zouden vallen. De aanhangers van Shin nung,
+die naar Tang gekomen waren, lieten zich hunne velden toedeelen,
+doch maakten onder elkaar hun opmerkingen.
+
+"Wijze en bekwame vorsten," zoo zeiden zij, "moesten evengoed als
+hun volk en tegelijk met dat volk den grond bebouwen en de vrucht
+(van hun arbeid) eten. Hun morgen- en avondmaaltijd moesten zij
+(zelf) bereiden en tegelijk de regeeringszaken behartigen. De vorst
+van Tang echter, die overigens vele goede eigenschappen bezat, had
+korenschuren, schatkamers en arsenalen. Dat was immers het volk een
+last opleggen? Hoe kon men hem een waardig en deugdzaam vorst noemen?"
+
+Mencius nam een der ontevredenen onderhanden.
+
+"Heer Hiu (zoo heette het hoofd van het gezelschap) zaait zijn koren
+immers zelf en eet wat hij oogst?" "Ja," was het antwoord. "En hij
+weeft linnen en draagt wat hij gemaakt heeft?"
+
+"Neen, zijn kleeren waren van vilt." "Draagt hij een muts?" "Ja." "Een
+zelf geweven?" "Neen, die ruilt hij voor koren." "Waarom weeft hij
+die niet zelf?" "Dat zou hem te veel tijd kosten bij zijn werk om
+den grond te bebouwen." "Kookt hij zijn eten in (metalen) potten en
+steenen pannen en ploegt hij met een ijzeren ploegschaar?" "Ja." "Maakt
+hij dat alles zelf?"
+
+"Neen, hij ruilt het tegen koren in."
+
+Toen sprak Mencius: "Zulke dingen tegen koren inruilen, is niet den
+pottenbakker en metaalbewerker verdrukken, noch ook verdrukken de
+pottenbakkers en metaalbewerkers den landman, als zij de door hen
+vervaardigde artikelen tegen metalen omruilen. Voorts, waarom speelt
+Hiu niet voor pottenbakker en metaalbewerker en maakt hij zelf alles
+wat hij noodig heeft? Waarom gaat hij rond en handelt en ruilt met
+de handwerkslieden, waarom rekent hij niet de moeite, die hem dat
+kost?" De ander sprak: "Handwerk en landbouw kan men niet tegelijk
+uitoefenen."
+
+Mencius ging voort: "Dan is het zeker alleen de regeering des rijks,
+die tegelijk met den akkerbouw kan worden waargenomen? Aanzienlijke
+mannen hebben hunne bezigheden en kleine luiden evenzeer. Ieder
+kan, wat hij noodig heeft, bij de handwerkslieden gereedgemaakt
+vinden. Moest hij daarentegen alles, wat hij noodig heeft, zelf
+maken, zoo moesten allen in het geheele rijk dagelijks op de straat
+rondloopen. Daarom wordt er gezegd: Sommigen arbeiden met het hoofd
+en anderen met de handen.
+
+"Die, welke met hun hoofd arbeiden, regeeren de anderen, en die, welke
+met hun handen arbeiden, worden door de anderen geregeerd. Die, welke
+geregeerd worden, onderhouden hen die regeeren en zij die regeeren,
+worden door de anderen onderhouden. Dat is de rechte verhouding,
+zooals zij overal wordt erkend."
+
+Bij een andere gelegenheid, toen een zijner leerlingen hem vroeg,
+of het recht was dat een geleerde, die geen ambt bekleedde, toch van
+den beheerscher des lands zijn onderhoud ontving, ontwikkelde Mencius
+de volgende inzichten:
+
+"Als er geen ruil plaats vindt tusschen de producten van den arbeid
+en geen ruil tusschen datgene wat de menschen tot stand brengen,
+zoodat de een, met wat hij te veel heeft aanvullen kan, wat den ander
+ontbreekt, dan zal de boer teveel koren en de huisvrouw te veel linnen
+hebben. Als zulk een ruil plaats vindt, dan zullen schrijnwerker,
+timmerman, wagenmaker en radmaker allen hun bestaan vinden. Nu is
+hier een man, die thuis een goed zoon is en buiten het huis diegenen,
+die ouder zijn dan hij met achting behandelt, die er voor waakt dat de
+grondstellingen der oude wijzen voor het gebruik van latere geslachten
+bewaard blijven--zou hij niets voor zijn onderhoud mogen hebben? Hoe
+komt het, dat gij den schrijnwerker en de anderen in eere wilt houden
+en niet hem, die welwillendheid en rechtvaardigheid bewaart?"
+
+De leerling antwoordde: "Het doel des schrijnwerkers en der
+anderen, die de meester vermeld heeft, is: om met hun handwerk hun
+levensonderhoud te verdienen. Is het ook het doel van den edelen man,
+daardoor zijn levensonderhoud te verdienen, dat hij de grondstellingen,
+die de meester vermeldt, beoefent?" "Wat gaat u zijn doel aan," was
+het antwoord. "Hij bewijst de diensten. Hij verdient onderhouden te
+worden en gij onderhoudt hem: En--laat mij u vragen--betaalt gij een
+man voor zijn bedoeling of voor zijn diensten? Voor zijn bedoeling
+misschien? Een man slaat uw dakpannen stuk en maakt de muren van uw
+huis vuil om zijn levensonderhoud te verdienen: zult gij hem inderdaad
+daarvoor betalen?" "Neen," was het antwoord. "Ziet gij," sprak Mencius,
+"niet voor zijn bedoeling betaalt gij een man, maar voor het werk,
+dat hij gedaan heeft."
+
+De algemeene grondstellingen voor het bestuur des lands, zooals
+Mencius die opstelt, zijn niet minder interessant.
+
+"Als een vorst personen van talent en deugd eert, bekwame lieden
+aanstelt, zóó, dat alle ambten door de waardigsten worden vervuld,
+dan zullen alle geleerden aan zijn hof komen.
+
+"Als hij op de marktplaatsen slechts laat betalen voor de plaats, die
+de kramen innemen, maar geen belasting op de waren legt, of wanneer
+hij slechts de marktbepalingen handhaaft zonder kramengeld te vragen,
+dan zullen zich op zijne marktplaatsen de handelaars verdringen.
+
+"Wanneer aan de grenspoorten van een land slechts een persoonlijke
+inspectie van de reizenden plaatsvindt, doch geen douanerechten worden
+geheven, zoo zullen alle reizigers vol verlangen zijn om in dat land
+te reizen.
+
+"Als de boer slechts voor den arbeid op de staatsvelden wordt
+opgeroepen en van zijn eigen velden geen belasting heeft op te
+brengen, dan zullen alle boeren in het land met lust (op hun eigen
+velden) arbeiden. (Het heele land was, althans in theorie, afgedeeld
+in stukken van dezelfde grootte, welke stukken ieder weer in negen
+deelen waren verdeeld. Het middelste dezer velden was staatseigendom:
+het moest door de bezitters der andere acht velden bebouwd worden,
+terwijl de opbrengst daarvan voor het onderhoud van den vorst en de
+kosten van bestuur bestemd was).
+
+"Als hij van de huisvaders (die de bestaande voorschriften vervullen)
+de bijdragen niet int (welke slechts van hen worden geheven, die de
+voorschriften niet vervullen) zoo zullen alle lieden in zijn staat
+willen wonen.
+
+"Als een vorst deze vijf voorschriften opvolgt, zullen de bewoners
+aller naburige staten tot hem als tot een vader opzien. Zulk een vorst
+zal geen vijand hebben en in waarheid een minister des hemels zijn:
+hem moet (als den waardigste) de regeering des rijks ten deel vallen."
+
+Op een andere plaats treedt Mencius op tegen het systeem van
+belasting heffen op het bouwland, dat in zijne dagen, toen de
+vorsten en de regeeringen steeds meer noodig hadden, reeds in alle
+staten was ingevoerd.--"Zulke belastingen" zegt hij, "worden naar
+het gemiddelde van vele jaren berekend en opgesteld. In goede jaren,
+wanneer de oogst rijk is geweest, kan veel genomen worden zonder dat
+het drukkend schijnt, doch in slechte jaren, wanneer de opbrengst den
+arbeid niet vergoedt, moet de belasting toch betaald worden. Als hij,
+die de vader des volks wil zijn (de vorst) de schuld er van draagt,
+dat zorgen geschreven staan op het aangezicht des volks en dat dit,
+als het een jaar heeft gearbeid, niet weet waarmee het zijn ouders
+zal onderhouden en moet zien, hoe aan de middelen te komen om de
+belasting te betalen, totdat ouden en kinderen omkomen in de slooten
+langs den weg, waar blijven dan de vaderlijke betrekkingen tot het
+volk?" "Zij, die van hun levensonderhoud verzekerd zijn, staan vast in
+de deugd: die dit niet zijn, geven zich aan de ondeugd over, en--er
+is geen verkeerdheid, verderf en teugelloosheid, waaraan zij zich
+niet schuldig maken. Als zij dan wegens hun overtredingen vervolgd
+en gestraft worden: is dat niet hun valstrikken zetten: hoe kan zoo
+iets geschieden onder de heerschappij van een welwillend vorst?"
+
+Wat den regel: goed met goed en kwaad met kwaad vergelden, aangaat:
+Confucius en Mencius trekken in dezen één lijn: alleen was sedert de
+dagen van den eerste het getal van hen, die aan de mogelijkheid van
+kwaad met goed te vergelden geloofden, niet onbelangrijk toegenomen.
+
+In den philosoof Mih tih namelijk, over wiens leven weinig bekend is
+(vermoedelijk leefde hij ongeveer 50 jaar na Confucius) had de leer
+der "algemeene liefde" een begaafden en krachtigen verdediger gevonden.
+
+"Het is de taak der wijzen," zoo heet het in een door zijn
+leerlingen uitgegeven werk, "daarvoor te zorgen dat het rijk
+goed wordt geregeerd. Daarom moeten zij weten, waaruit wanorde en
+verwarring ontstaan, want, zonder deze kennis kunnen zij hun taak
+niet vervullen. Wij kunnen hen dus vergelijken met een arts, die
+beproeft de ziekte van eenig persoon te genezen. Daartoe moet deze
+eerst de oorzaak der krankheid doorgronden; dan kan hij met de genezing
+beginnen, terwijl zonder deze kennis zijn pogen tevergeefs zal zijn."
+
+"Het is de taak der wijzen zorg te dragen voor de goede regeering des
+rijks. Zij moeten dus nagaan de oorzaak der verwarring, en wanneer
+zij dat doen zullen zij bemerken, dat deze ligt in het gebrek aan
+wederkeerige liefde.--"
+
+Wanneer een minister en een zoon onkinderlijk (zonder piëteit)
+zich gedragen tegenover zijn heerscher en zijn vader: zoo is dat
+wanorde. Een zoon heeft dan zichzelf lief en heeft zijn vader
+niet lief, aldus doet hij zijn vader onrecht en trekt hij zichzelf
+voor. Een jongere broeder, die den oudere niet liefheeft, een minister
+die zichzelf liefheeft en niet zijnen vorst; zij allen doen den ander
+onrecht en stellen zichzelf op den voorgrond: dit zijn allen gevallen
+van wanorde. Evenzoo als de vader den zoon, de oudere broeder den
+jongere, de vorst den minister minder bevoordeelt dan zichzelven. Hoe
+kunnen zulke dingen voorkomen? Uit gebrek aan wederkeerige liefde. Neem
+het geval van een dief of een roover, het is daarmede juist eveneens
+gesteld. De dief heeft zijn eigen huis lief en niet dat van zijn
+buurman: daarom besteelt hij het huis van zijn buurman ten bate van het
+zijne. Zoo is het ook met den roover. Zoo ook met de hooge ambtenaren,
+die met elkaars familiën in strijd leven, zoo met de vorsten, die
+de staten hunner buren aanvallen. Alle verkeerde verhoudingen in het
+rijk hebben denzelfden oorsprong: gebrek aan wederkeerige liefde.
+
+"Wanneer nu algemeen wederkeerige liefde in het rijk heerschte, wanneer
+de menschen anderen liefhadden zooals zichzelf, zouden dan zulke dingen
+kunnen voorkomen? Zouden er dan dieven en roovers zijn? Wanneer ieder
+het huis van zijn naaste op dezelfde wijze beschouwde als zijn eigen
+huis, zouden dan diefstallen mogelijk zijn? Zouden dan ministers en
+vorsten elkaar wederkeerig bestrijden en beoorlogen?"
+
+Hoe echter dit doel te bereiken? De leerlingen twijfelen aan
+de mogelijkheid, doch Mih tih zegt: "Door algemeene wederkeerige
+liefde en door de ruiling van wederkeerige voordeelen. Ieder moet een
+anderen staat, een andere familie, een ander persoon beschouwen als
+zijn eigen (staat, familie, persoon). Zijn er in de geschiedenis geen
+voorbeelden, dat waar vorsten eenvoudige kleeding, sobere voeding of
+dappere daden beminden, hun ambtenaren hen daarin navolgden? Als dus
+thans de grondregel der algemeene liefde niet heerscht, zoo komt dat
+slechts hierdoor, dat de vraag in de hoogste kringen niet met die
+belangstelling wordt behandeld, welke zij verdient: de vorsten toch
+staan er onverschillig tegenover, inplaats van door lof en belooningen
+de menschen tot uitoefening der algemeene wederkeerige liefde te
+brengen en den tegenstand daartegen door geld- en andere straffen
+te breken. Indien dit geschiedde zou de uitoefening dezer algemeene
+liefde en de ruil van wederkeerige voordeelen alle hindernissen
+overwinnen, evenals het vuur noodzakelijk omhoog gaat en het water
+naar beneden vliet."
+
+Het getuigt voor de vastheid, welke de orthodoxe opvatting van
+kinderlijke liefde in het Chineesche volk zich verworven had, dat
+de verklaring van Mencius, dat allen gelijkelijk lief te hebben de
+bizondere genegenheid tusschen vader en kind niet genoegzaam tot
+haar recht deed komen, voldoende was om het systeem van Mih tih,
+dat in den tijd van Mencius veel ingang reeds had gevonden, geheel
+omver te werpen.
+
+De andere tegenstander, met wien Mencius in het krijt trad, staat van
+ons denken en gevoelen verder af dan Mih tih. Dit was de Taoïstische
+Cynicus Yang Chu, een man, over wiens leven weinig bekend is, zoo
+weinig dat wij zelfs niet weten of hij een tijdgenoot van Confucius of
+van Mencius was. Plaatsen uit Taoïstische geschriften doen ons denken
+aan den tijd van Confucius, doch de heftigheid, waarmede Mencius hem
+bestrijdt pleit voor de meening, dat hij diens tijdgenoot was.
+
+Mencius schrijft aan Yang Chu de grondstelling toe: "Ieder voor zich,"
+en zegt dat een opvolging dezer grondstelling den mensch tot een
+dier maken zou. Doch, in de uitspraken, aan Yang Chu toegeschreven,
+vinden wij dit nergens uitdrukkelijk geleerd. Veeleer schijnt Yang
+Chu een soort van Chineesche Diogenes [136] te zijn geweest, die het
+leven als een onvermijdelijk kwaad beschouwde en diegenen, die zich
+daarvoor veel zorg en moeite gaven, bespotte.
+
+Zuiver philosophisch zijn Mencius' uiteenzettingen over de
+"hartstochtelijke natuur." "Meester," zegt een zijner leerlingen,
+"wanneer gij een hoogen adellijken titel verkreegt en eerste minister
+werd van het vorstendom en het dan zoover bracht, dat uw vorst de
+eerste onder alle vorsten des rijks werd, ja zelfs de keizerlijke
+waardigheid verkreeg, het zou niet te verwonderen zijn: doch, wanneer
+gij in zulk een positie kwaamt, zou uw geest niet onrustig worden?"
+
+Mencius antwoordde: "Neen. Toen ik 40 jaar was (aldus vóór hij zijn
+hervormersloopbaan begon) had ik het evenwicht des geestes gevonden."
+
+"En is er een middel om dat te bereiken?" "Ja." "De een vreest niets:
+noch wonden noch gevaar: al was degene, die hem bedreigde ook in het
+bezit van 10.000 strijdwagens. De ander beproeft zichzelf: vindt hij
+dat hij ongelijk heeft, zoo vreest hij ook den kleinsten man: vindt
+hij het recht aan zijne zijde, zoo zal hij strijden tegen duizenden
+en tienduizenden. De laatste is zeker boven den eerste verheven. De
+philosoof Kau zegt: "wat gij niet in woorden kunt uitdrukken, zoek dat
+niet in uw verstand, wat gij niet vindt in uw verstand, zoek daarnaar
+niet met hartstochtelijke inspanning." Met dit laatste stem ik in,
+doch geenszins, dat men niet in zijn verstand moet zoeken, naar wat
+men met woorden niet uitdrukken kan. Want--de wil is de leidsman der
+hartstochtelijke natuur en deze doordringt en bezielt het lichaam. De
+wil is de heer en de hartstochtelijke natuur is hem onderworpen. Daarom
+zeg ik: "Wees vast van wil, en dwing de hartstochtelijke natuur niet
+tot iets, wat buiten haar aard ligt. Als alleen de wil werkzaam is,
+beheerscht deze de hartstochtelijke natuur, is die laatste daarentegen
+alleen werkzaam, zoo beheerscht zij den wil. De hartstochtelijke
+natuur is grof en sterk. Als zij ongedwongen kan opgroeien en niet
+beleedigd wordt, vervult zij alles tusschen hemel en aarde. Zij is de
+gezellin van rechtschapenheid en verstand: zonder haar is de natuur
+des menschen de verkwijning nabij. Zij komt voort uit de bijeenvoeging
+van vele rechtmatige handelingen en niet uit enkele daarvan. Als
+het verstand niet met haar in overeenstemming is, zoo verdwijnt de
+natuur. Blijkbaar verstaat Mencius onder "hartstochtelijke natuur"
+(letterlijk beteekent het Chineesche woord "wolkachtige damp") den
+nooit rustenden drang tot werkzaamheid, die men juist bij de meest op
+den voorgrond tredende personen vindt. Een drang, die met verstand
+moet samengaan (energie) en die aan den wil onderworpen moet zijn,
+doch waaraan men geen dwang tot iets buiten haar aard mag opleggen.
+
+Het is niet zonder belang om bij wat Mencius hier zegt te vergelijken
+wat de beroemde Fransche psycholoog T. A. Ribot 2300 jaar na hem
+schreef over de "hartstocht" in den boven anderen uitblinkenden
+mensch. Deze dan zegt in zijn werk "Les maladies de la Volonté"
+(de ziekten van den wil) het volgende:
+
+"De meest volkomen samenwerking (van willen en kunnen) is eigen aan de
+krachtigen, de zeer werkzamen: wat ook het terrein hunner werkzaamheid
+zij: men denke aan Cesar, Michel Angelo of Vincentius da Paula. Zij
+wordt in één enkel woord saamgevat als: eenheid, standvastigheid,
+macht. De uitwendige eenheid van hun leven ligt in de eenheid van hun
+doel: altijd nagestreefd, naar gelang van de omstandigheden nieuwe
+medewerking en aanpassing zoekend. Doch deze uitwendige eenheid is
+slechts de uitdrukking der inwendige: die van het karakter. Juist
+omdat zij dezelfde blijven, blijft ook hun doel hetzelfde. Hun
+inwendige drijfkracht is een machtige, onuitroeibare hartstocht, die
+de ideeën in haar dienst neemt. Deze hartstocht: dat is hun wezen,
+dat is de psychische uitdrukking van hun gestel, zooals de natuur dat
+heeft gewrocht. Wat blijft ook alles, dat uit dezen samenhang zich
+verwijdert, als in de schaduw, zonder kracht, onvruchtbaar, vergeten
+als een plant, die slechts op een andere leeft! Zij geven te zien het
+voorbeeld van een leven, dat steeds met zichzelf in overeenstemming
+is, omdat bij hen alles samenwerkt, tot elkaar komt en overeenstemt.
+
+"Zelfs in het gewone leven ontmoet men deze karakters. Doch deze
+doen niet van zich spreken: omdat de verhevenheid van het doel,
+de omstandigheden en vooral de macht van de hartstocht hun ontbrak,
+hebben zij slechts de standvastigheid overgehouden. Onder een anderen
+vorm hebben de groote, in de geschiedenis bekende Stoïci (Epictetus,
+Thraseas; hun grooten wijze laat ik weg, als zijnde slechts een
+"abstract ideaal") dit hooge type van wilskracht bereikt, en wel in
+zijn negatieven vorm--het zelfbedwang--overeenkomstig het beginsel
+der school: Verdraag en onthoud u." Tot zoover Ribot.
+
+Veertig jaren na den dood van Mencius, die in 289 v. C. overleed,
+stortte de Chau-dynastie ineen en in 221 verklaarde de vorst van Tsin,
+die al zijn mededingers had overwonnen, zich tot eersten goddelijken
+keizer van China. Zoo stichtte hij een nieuw rijk op de puinhoopen
+van het oude.
+
+Wat de oude Confuciaansche richting der wijsbegeerte onder hem te
+lijden had en hoe zij onder de Han-dynastie daarentegen weer tot eer,
+aanzien en invloed geraakten, hebben wij reeds vermeld.
+
+
+
+
+
+IV. Lao tsze.
+
+
+Wij komen nu tot de andere richting der Chineesche philosophie,
+de metaphysisch-theosophische. Allereerst handelen wij over haar
+hoofdpersoon Lao tsze. Over hem is niet veel met zekerheid bekend. Hij
+schijnt ongeveer 604 v. C. geboren te zijn. Spoedig na zijn vroeger
+vermelde samenkomst met Confucius [137] heeft hij zijn ambt als
+bewaarder van de archieven der Chau-dynastie in Lo yang neergelegd
+en is naar het westen getrokken, waar hij verdween. De latere sagen,
+welke op hem betrekking hebben en ongetwijfeld eerst na de invoering
+van het Boeddhisme in China ontstonden, zijn nauwelijks de vermelding
+waard. Een vallende ster had zijn moeder bevrucht, die na een tijdperk
+van 81 jaren, in 1321 v. C. het vleeschgeworden hoogste hemelwezen
+uit hare linkerzijde ter wereld bracht. Het kind had bij zijn geboorte
+witte haren en het gezicht van een oud man (vandaar de naam Lao tsze
+= de oude knaap), lange ooren met drie openingen, onregelmatige
+tanden, een vierhoekigen mond, en tien teenen aan elken voet. Ook
+kon het direct spreken en had zijn volle verstand. De opgaven over de
+plaats zijner geboorte zijn waarschijnlijk opzettelijke verzinsels:
+hij zou geboren zijn in het dorp: "Onderdrukte deugd" in de gemeente
+"Wreedheid", in het district "Bitterheid," in den staat "Lijden".
+
+Wat de Taoïstische schrijvers uit den tijd vóór Christus geboorte
+meedeelen over zijn ontmoetingen met Confucius en anderen is zeker
+eveneens verdicht, hoewel de geschiedschrijver Sze ma tsien minstens
+ééne ontmoeting tusschen de beide leiders vermeldt.
+
+Op den weg naar het westen zou Lao tsze eenigen tijd vertoefd hebben
+bij den bevelhebber der Hanku pas en daar, op diens wensch zijn eenig,
+beroemd werk: "Tao-teh-king", het boek van den weg en van de deugd,
+hebben geschreven. Uit de vele citaten in dit werk van "een wijze,
+een oude, een schrijver over den oorlog" volgt dat Lao tsze evenals
+Confucius slechts een bewaarder en verklaarder van de oude leer,
+geen schepper eener nieuwe is geweest.
+
+Een latere schrijver, uit de 1e eeuw, Pan hu (wiens geschiedenis
+der vroegere Han dynastie door zijne zuster Pan Chao is voltooid)
+zegt in zijne levensbeschrijving van Sze ma tsien dat deze meer een
+aanhanger van de leeringen van Hwang en Lao dan van de zes klassieke
+boeken geweest is. Met dien Hwang bedoelt hij voorzeker Hwang ti,
+den zoogenaamden "gelen keizer", de eerste van de vijf voorhistorische
+heerschers, wiens regeering door Chineesche schrijvers wordt gesteld
+ongeveer 2700 v. C. Ook hierin ligt een bewijs, dat men reeds vroeger
+het Taoïsme voor ouder dan Lao tsze hield.
+
+Wat is nu in dit Taoïsme de hoofdzaak? De leer van het Tao. Doch: de
+vraag rijst: Wat is Tao? Is het gelijk aan den logos, het goddelijk
+woord, zooals wij dat kennen b.v. uit het Nieuwe Testament? [138]
+Sommigen, ook von Brandt, meenen dat. Hooren wij eerst eens wat Lao
+tsze en zijn volgelingen er van zeggen.
+
+Lao tsze zegt van Tao: "Het was onbestemd en volkomen, het bestond
+vóór hemel en aarde. Rustig was het en niet te grijpen, alleen en
+onveranderlijk, alles vervullend en onuitputtelijk: de moeder aller
+dingen. Ik weet zijn naam niet en duid het aan als Tao. Ik zoek
+naar zijnen naam en noem het: het groote. Groot zijnde, vloeit het
+steeds voort: het verwijdert zich en keert terug (bij alle wisseling
+hetzelfde?) Daarom is het Tao groot.
+
+"Het Tao bracht één voort: één twee, en twee drie. Drie bracht Alles
+voort. Alles laat achter zich de donkerheid (chaos?) waaruit het
+voortkwam, terwijl de adem van het ledige het in harmonie brengt."
+
+Dat de Jezuïten-zendelingen en ook andere Europeesche schrijvers in
+deze proeve van verklaring van het ontstaan der wereld een zinspeling
+op de drieëenheid meenden te vinden, kan ons geenszins verwonderen. Ook
+voor de Chineesche uitleggers is dit echter een moeilijke plaats:
+vooral omdat op andere plaatsen Tao zelf als "Eén" wordt aangeduid. De
+een tracht zich daarbij te redden, door Tao te laten stremmen en
+zoo den hemel te vormen: de ander maakt uit Eén den aether, waaruit
+alles zijn oorsprong nam, uit wien zich dan Twee, het mannelijk en het
+vrouwelijk beginsel, ontwikkelden, welke dan wederom Drie: d. i. den
+hemel, de aarde en den mensch voortbrachten, terwijl de adem van het
+ledige, de levensadem het Khi of Chi is, dat alles bezielt.
+
+"Wij zien naar Tao en toch zien wij het niet: het is kleurloos. Wij
+hooren er naar en wij hooren het niet, het is zonder geluid,
+wij trachten het te grijpen en kunnen het niet vatten, het is
+onlichamelijk, het kan niet (door woorden) beschreven worden, daarom
+noemen wij het: Eén."
+
+Het feit, dat "kleurloos, zonder geluid, onlichamelijk" in het
+Chineesch luiden: Ji hi wei, heeft Abel de Rémusat en later Victor
+von Strausz en Edkins op het denkbeeld gebracht dat Lao tsze het
+eigenlijk over den Hebreeuwschen J. h. v. h. [139] had, waarover hem
+dan op zijn reis naar het westen Israëlieten zouden hebben gesproken,
+of waarvan hij door naar China gekomen Israëlieten zou hebben
+gehoord. Stanislaus Julien, Legge en bijna alle andere geleerden,
+die van China studie maken bestrijden echter deze meening. Terecht:
+"Jehovah" toch is een verkeerde uitspraak van de vier letters
+"J. h. v. h." Jahve is de juiste, en kan daaruit het Chineesche
+"Ji hi wei" wel ontstaan zijn? Anderen mogen dat beslissen, doch het
+zou zeer merkwaardig zijn, indien Lao tsze den meest persoonlijken
+en lichamelijken aller Semietische goden zou hebben verkozen, om
+daardoor aan te duiden het onlichamelijke, onpersoonlijke Tao. Met
+dat al weten wij echter nog niet recht, wat Tao eigenlijk is. Toch
+meen ik dat wij het door uitspraken, zoowel van Lao tsze als van zijne
+leerlingen genoegzaam kunnen nagaan, iets wat ook voor ons noodig is,
+zullen wij de grondbeginselen van het Taoïsme verstaan. Laten wij
+die dan eens met aandacht beschouwen.
+
+Lao tsze dan zegt o. a.: "Het beeld van Tao bestond vóór God
+zelf. Het Tao is al doordringend; daar is geen plaats, waar het niet
+wordt gevonden. Toch is het zóó fijn, dat het in al zijn volheid in
+een pluisje plantenwol woont. Het doet zon en maan bewegen in haar
+aangewezen banen en geeft leven aan het kleinste insect. Hoewel zonder
+vorm, is het de oorzaak van elken vorm, dien wij zien. Onhoorbaar
+veroorzaakt het ieder geluid, onzichtbaar is het datgene, wat achter
+ieder uitwendig voorwerp in de wereld ligt, onwerkzaam brengt het toch
+ieder verschijnsel voort, dat in de sfeer der schepping voorkomt. Het
+is onpartijdig, onpersoonlijk, zonder hartstocht, het werkt aan zijne
+doeleinden zonder berouw, als het noodlot, toch vloeit het voor allen
+in goedheid over."
+
+Huai nan tsze, een der uitnemendste schrijvers over de Taoïstische
+wijsbegeerte, vraagt: Wat is Tao?
+
+Hij antwoordt: "Tao is wat den hemel draagt en de aarde bedekt, het
+heeft geen palen of grenzen, zijn hoogte kan niet worden gemeten, noch
+zijn diepte gepeild. Het omvat het gansche heelal in zijne omarming
+en verleent zichtbaarheid aan datgene, wat van zichzelf geen gedaante
+heeft.... Het is zoo lenig en fijn dat het alles doordringt, evenals
+het water het slijk. Door Tao zijn de bergen hoog en de afgronden diep,
+gaan de dieren en vliegen de vogels, door Tao schitteren zon en maan en
+gaan de sterren op haar loopbaan voort... Als de voorjaarswind suist,
+valt de regen en alle dingen leven en groeien. De gevederden leggen en
+broeden, de gepelsden (pelsdieren) telen en dragen, planten en boomen
+brengen voort al hun heerlijken rijkdom van blaad'ren, de vogels
+leggen eieren, de dieren brengen jongen voort, geen werkzaamheid is
+naar buiten zichtbaar, toch wordt het werk volbracht. Schaduwachtig
+en onbestemd heeft Tao geen vorm. Onbestemd en schaduwachtig hebben
+zijn hulpbronnen geen einde. Verborgen en duister dwingt het alle
+dingen uit het vormlooze te voorschijn te komen. Overal doordringend
+en alles beheerschend, werkt het nooit te vergeefs."
+
+Een naam voor dit aldoordringende, dit geheimzinnige wezen kenden
+Lao tsze en de zijnen niet. En wij, wij westerlingen? Wat is het
+dat de bloemen doet groeien en het water doet neervlieten, wat den
+stortregen doet vallen en de zon schijnen, wat de sterren leidt in
+haar vlammende banen, de jaargetijden regelt, wat den vlinder met
+prachtige vleugelen versiert; wat doet het warme samentrekken en het
+koude uitzetten, wat geeft den eenen mensch zwart haar en den ander
+rood? In één woord, wat is de oorzaak van ieder verschijnsel rondom
+ons, wat is de drijfveer van het verheven raderwerk, waarvan wij
+een deel uitmaken? Ook wij weten den rechten naam niet en zeggen:
+de natuur. Wij bedoelen dan niet wat voortgebracht is: maar de
+drijfkracht der schepping die voortbrengt (natura naturans).
+
+Tao is dus de natuur. Taoïsme is wijsbegeerte der natuur. Taoïsten
+zijn natuurphilosofen. Laten wij nu zien hoe de Taoïsten hunne
+theorieën ontwikkelen, vooral met het oog op de wording der wereld,
+en hoe zij die voorts toepassen op het gebied van het maatschappelijk
+en staatkundig leven.
+
+Over de ontwikkeling van het zichtbaar heelal weten de Taoïsten ons
+heel wat te vertellen.
+
+"Daar was een tijd", zegt Chwang tsze, "dat alle dingen een begin
+hadden. De tijd, toen er nog geen begin was, had zelf een begin. Er
+was een begin van den tijd, toen de tijd, die geen begin had, niet
+begonnen was. Daar is bestaan en daar is niet-bestaan. In den tijd,
+die geen begin had, bestond Niets--of het Ledige. Toen de tijd, die
+geen begin had, nog niet begonnen was, bestond er ook Niets. Eensklaps:
+daar was Niets, maar men kan niet weten, wat bestaan en niet-bestaan
+aangaat, wat zeker bestond en wat niet."
+
+Onzin zal men zeggen. Doch: ook tegenwoordige wijsgeeren komen
+soms tot een dergelijke uitspraak. Zoo b.v. de Engelsche geleerde
+Proctor. Deze zegt:
+
+"Zij, die dat kunnen, mogen troost vinden in het geloof aan
+een volstrekt ledige ruimte en een volstrekt "onbezetten tijd"
+voorafgaande aan zeker zeer ver verwijderd, doch niet oneindig
+verwijderd tijdperk. Laten zij dit volgens hun geloof dan noemen
+het begin aller dingen. Doch de ledige tijd vóór dat begin kan geen
+begin hebben gehad, tenzij deze ware voorafgegaan door een tijd met
+gebeurtenissen; wat juist met de onderstelling in strijd is. Wij
+vinden geen volstrekt begin als wij terug zien."
+
+Een der uitnemendste, meest geavanceerde leerlingen van Lao tsze,
+Lieh tsze, drukt het dichterlijk aldus uit:
+
+
+Daar is een leven ongeschapen,
+Daar is Eén, die alles verandert, doch bij Wien geen verandering is.
+Alleen het onveranderlijke kan verandering doen komen,
+Dat leven kan slechts voortbrengen.
+Die allesveranderende kan slechts vervormen,
+Daarom duren scheppingen en veranderingen voort
+En gaan deze voortdurende scheppingen en veranderingen altijd door.
+Zij worden gezien in de man'lijke en vrouw'lijke beginselen der natuur,
+Zij zijn openbaar in de vier jaargetijden,
+Het ongeschapene staat als het ware alleen,
+ Het onveranderlijke gaat en komt,
+Zijn duur heeft geen einde,
+Weergaloos en eenig--zijn zijne wegen onnaspeurlijk.
+
+
+Elders zegt dezelfde wijze, dat wij van het oneindige niets weten,
+doch dat hemel en aarde in het groot geheel van het oneindig heelal
+zijn begrepen. "Hoe kunnen wij zeggen", zoo vraagt hij, "of er een
+ongezien heelal is, boven en beneden de kleine wereld, die binnen
+ons bereik is."
+
+Tao, zagen wij, veroorzaakt en doet alles. Daarom komt de vraag in ons
+op, of de Taoïsten een persoonlijk Schepper en zedelijk bestuurder van
+het heelal erkennen, een vraag, die echter gemakkelijker gesteld dan
+beantwoord wordt. Zeker is het, dat er in de Taoïstische classieken
+menigmaal van een wezen, invloed of macht als de Schepper wordt
+gesproken. Ook komt hier en daar het woord "Ti" of God voor. Doch
+deze omschrijvingen zijn zeer vaag, zeer duister en onbestemd,
+terwijl het woord, voor "Schepper" gebezigd, eigenlijk meer
+vervorming of gedaanteverwisseling beduidt. Ook komt niet goed uit,
+welke de verhouding is tusschen dien Schepper en Tao. God en Tao te
+vereenzelvigen gaat ook moeilijk. Tao wordt steeds als onpersoonlijk,
+zonder aandoeningen, voorgesteld. Nergens schijnt er plaats of
+noodzakelijkheid voor een persoonlijk Schepper: Tao doet alles.
+
+Merkwaardig is ook het denkbeeld van evolutie, dat feitelijk
+in het Taoïstische stelsel evengoed als in de tegenwoordige
+natuurphilosophie ligt. Prof. Tyndall beschouwt een nevel als de
+oorsprong aller stoffelijke dingen, de Taoïsten spreken van de
+oorspronkelijke aura (damp), die werd gecondenseerd en verdicht en
+eindelijk een vasten vorm verkreeg, met bepaalde en onderscheiden
+gestalte. Sommige passages uit de wijsbegeerte der Taoïsten waren
+in Haeckel's Scheppingsgeschiedenis niet misplaatst. Beiden schijnen
+het eens met de woorden van Lucretius: "De natuur schijnt alle dingen
+uit zichzelf te doen, zonder tusschenkomst der goden."
+
+Daarom--en de plaatsen, waar van Ti en van een Schepper gesproken
+wordt, getuigen er van--kan de Chineesche wijze toch, evengoed als de
+hedendaagsche moderne theologie, het wereldgebeuren, het werken der
+natuur ten slotte als het zich uiten van God hebben beschouwd. 't Komt
+mij voor, dat dit inderdaad de eenige oplossing is. God kan boven de
+natuur staan en toch alleen in en door haar werken.
+
+Wat nu den mensch betreft, deze wordt door het Taoïsme beschouwd als
+eenvoudig te zijn een deel van het heelal, een stuk van de schepping,
+een openbaring, gelijk alle andere dingen, van het algemeene,
+overal inwonende Tao. Dit is hier niet slechts een wetenschappelijke
+overtuiging of een uiting van bespiegeling alleen. Neen, het is
+een machtige, zedelijke factor, waarin een onderwerping aan onze
+bestemming, een zich moeten voegen naar de wetten der natuur ligt, dat
+onze eerbiedige aandacht verdient. Dat bedenkende beschouwt b.v. ook
+Lieh tsze den dood niet als een koning der verschrikking, maar als
+een onvermijdelijke en welkome verandering, die even natuurlijk is
+als het vallen van een blad of de wisseling der jaargetijden.
+
+"De dood," zegt hij, "is voor het leven, wat weggaan is voor komen. Hoe
+kunnen wij weten, dat hier sterven niet is, elders geboren worden? Hoe
+kunnen wij weten of de menschen, met hun sterken drang naar leven,
+niet zichzelf begoochelen? Hoe kan ik weten, of, indien ik morgen
+sterf, mijn lot niet beter zal zijn, dan toen ik geboren werd in den
+aanvang? O, de menschen kennen de vrees des doods, maar niet zijn
+rust. Hoe goed is het, dat van de oudheid af de dood het algemeen
+lot der menschen was! Het is een rust voor den goeden mensch, een
+ter zijde stellen van den slechte. Dood is als huiswaarts keeren. De
+dooden zijn zij, die huiswaarts zijn gekeerd; wij, die leven, zijn nog
+wandelaars." Heeft dit eenvoudig vertrouwen in de goedheid der natuur
+niet iets treffends? Sluit het zich niet goed aan bij de wijsgeerige
+bespiegeling over Tao zelf? Wat echter brengt het Taoïsme mede in
+het praktische, gewone leven? Spontaneïteit (de eigen, de ware natuur
+volgen), eenvoud, reinheid, vriendelijkheid, in één woord: goedheid.
+
+Spontaneïteit.--De oorspronkelijke aard van ieder mensch is de directe
+gave der natuur--liever nog, een deel van de natuur zelf. Daarom moet
+dit oorspronkelijke zorgvuldig ongeschonden worden gehouden, bewaard
+in zijn zuiverheid. De bewaring der door den hemel ingeplante natuur
+is het groote, voorname doel van den waren Taoïst. Hoe kan hij dit
+bereiken? Door de groote moeder na te volgen. De natuur is spontaan in
+al haar werken: daarom moet de wijze ook zoo handelen: hij moet niet
+handelen met een of ander oogmerk, maar in overeenstemming met zijn
+omgeving, volgens de natuurlijke uitspraak van zijn hart. De natuur
+strijdt nooit, de wijze moet zich dus ook voor strijd wachten. De
+natuur is steeds lijdelijk, de wijze moet dus ook de dingen op hun
+beloop laten en tevreden zijn met hun aanwijzing te volgen. Eerzucht,
+plannen maken, hartstocht, begeerte--belangstelling in uitwendige
+voorwerpen--het is alles een in wanorde brengen, een berooven van
+des menschen oorspronkelijke natuur en moet dus worden veroordeeld.
+
+Zelfs de werkzame beoefening van deugden als: welwillendheid en
+stiptheid wordt ontraden; de natuur heeft geen inspanning noodig om te
+groeien en alles, wat de wijze te doen heeft, is zichzelf met haar in
+overeenstemming te brengen. Alle hartstochten, (plichts)vervullingen,
+die op verstoring of inspanning wijzen heeten bij de Taoïsten: de
+menschelijke natuur, in tegenstelling met de hemelsche of inwonende
+natuur, waarmede de mensch is begaafd.
+
+"Waarom," vraagt Chwang tsze, "deze kunstmatige, menschelijke, geënte
+natuur te ontwikkelen; ontwikkel veeleer die inwonende, natuurlijke
+natuur, die u allen is ingeplant." Huai nan tsze stelt dit vooral
+duidelijk in het licht: "Wat bedoelen wij", zegt hij, "als wij over
+het natuurlijke of ingeplante spreken? Dat wat harmonisch, zuiver,
+eenvoudig, onbezoedeld, onversierd, oprecht, lichtend en onbevlekt is,
+wat nooit van den beginne af aan, eenige vermenging of verbastering
+heeft ondergaan. En wat is het menschelijke of kunstmatige? Dat wat
+vervalscht is met slimheid, verdraaidheid, behendigheid, huichelarij
+en bedrog, wat zich buigt uit inschikkelijkheid voor de wereld en in
+'t oog houdt de gewoonten van den tijd. B.v.: een os heeft horens en
+een gespleten hoef, terwijl het paard wilde manen en een ongespleten
+hoef heeft. Dat is het hemelsche of de (ware) natuur. Als gij echter
+een gebit in den mond van het paard legt en den neus van den os
+doorboort, dat is het menschelijke, het kunstmatige."
+
+Wij begrijpen wat de Taoïsten in dezen bedoelen. Om nu echter dit
+beginsel: overeenstemming met de natuur te verwezenlijken, liever
+gezegd te volgen, is noodig, zich lijdelijk aan de leiding van het
+innerlijk wezen over te geven. Men heeft hiervoor een eigenaardige
+formule, weergegeven door "niet doen, niet uitoefenen", "werkeloosheid,
+absoluut lijdelijk zijn", wellicht het best door: "niet actief zijn."
+
+Men gevoelt dat de consequentie dezer beginselen tot een geheel ander
+optreden op maatschappelijk en staatkundig gebied moest leiden,
+dan dat van Confucius en zijn leerlingen. Daar allerlei schoon
+uitgesponnen regelingen aangeprezen, velerlei bemoeiingen met het heil
+des volks, hier echter veel meer door onthouding allen verlossen van
+het kunstmatige, dat hun ware natuur belet.
+
+Doe nooit iets, zegt de Taoïstische politicus, om het te doen. Doe
+nooit iets dat niet bepaald noodzakelijk is: vergeet niet dat
+het einde der wetgeving is: de wetgeving overbodig te maken. Laat
+de natuur onverhinderd werken, zoowel in het maatschappelijk en
+politiek leven als in de sfeer van physica en moraal: uw onderdanen
+zullen dan tevreden zijn met hun lot, uw koninkrijk vrij van
+samenzweringen, oneenigheden en onheil. Boven alles: doe niets om den
+oorspronkelijken eenvoud te verstoren. Tracht niet om ruwe werktuigen
+door samengestelde machines te vervangen. Zulke verfijning leidt tot
+weelde, luchtkasteelen bouwen, eerzucht en ontevredenheid. De ware
+uitoefening van vernuft in het voortbrengen van werk uitwinnende,
+fijne werktuigen vereischt een hoofd vol plannen. Ontmoedig dus
+kunstmatige nieuwigheden. Het geheim van het geluk ligt in rust,
+eenvoud en tevredenheid, de eenige weg om dit te bereiken is: lichaam,
+hartstochten, verstand en wil in volkomen overeenstemming te brengen
+met de natuur.
+
+Wat Lao tsze dus aanbeveelt is rust, onthouding, bespiegeling. Hij
+zegt o. a.:
+
+De hoogste voortreffelijkheid is aan het water gelijk, want de
+voortreffelijkheid van het water komt hierin uit, dat het allen nuttig
+is en dat het, zonder verzet, de laagste plaats inneemt, die, welke
+aan alle menschen mishaagt. De reden, waarom stroomen en zeeën in
+staat zijn de schatting van alle wateren uit alle dalen te ontvangen,
+ligt hierin, dat zij dieper liggen--daarom zijn zij koningen over hen
+allen. Zoo stelt zich ook de wijze heerscher, die boven de menschen
+staan wil, in zijn woorden beneden hen en wanneer hij wenscht hen
+voor te gaan, stelt hij zijn persoon op den achtergrond.
+
+"Zonder zijn deur uit te gaan, kan men alles begrijpen wat er onder
+den hemel voorvalt: zonder uit zijn venster te zien, aanschouwt men
+het Tao des hemels. Hoe verder men zich van zichzelf verwijdert,
+des te minder weet men.
+
+"Daarom verkregen de wijzen hunne kennis zonder rond te reizen;
+ze gaven aan alle dingen de rechte namen, zonder ze te zien, en
+bereikten hun doel, zonder dat zij zich voornamen dit te bereiken.
+
+"Alles in de natuur keert, na een tijd van werkzaamheid tot zijn
+oorspronkelijken toestand terug, zooals de plant tot haar wortel. Deze
+terugkeer noemen wij den toestand der rust. Deze rust wil zooveel
+zeggen, dat de dingen, die haar bereiken, daardoor te kennen geven,
+dat zij de hun opgelegde taak hebben volbracht. De terugkeer tot
+rust is de algemeene, onveranderlijke wet. Die te kennen is wijsheid,
+die niet te kennen, veroorzaakt wild streven en een droevig einde."
+
+Wat de uitoefening der regeering betreft: slechts in twee punten
+ontmoeten Lao tsze en Confucius en Mencius elkaar: namelijk, in den
+lof der oude tijden en den afkeer van drukkende belastingen.
+
+"Het volk lijdt honger wegens de hooge belastingen, welke door de
+ambtenaren worden verbruikt."
+
+"Het volk is moeilijk te regeeren door den overmatigen regeeringsijver
+der beambten."
+
+"Het volk is onverschillig voor den dood, omdat het zoo hard moet
+werken om zijn levensonderhoud te verdienen."
+
+Komen Lao tsze en zijn beide tegenvoeters in den lof der oudheid en in
+de ontevredenheid over de bestaande toestanden overeen, niet evenwel
+in de middelen tot verbetering. Terwijl Confucius deze vindt in het
+begunstigen van flinke mannen en in gestadig streven en werken,
+beveelt Lao tsze aan: laten begaan en verzorging der stoffelijke
+behoeften. Hij is een besliste vijand van het "regeeren" of misschien
+juister uitgedrukt, van het "te veel regeeren."
+
+"In de oudste tijden, (zegt hij), wist het volk niet dat het geregeerd
+werd. In het daarop volgende tijdperk prees en bewonderde het zijn
+heerschers, daarna vreesde het dezen, eindelijk verachtte het hen. Toen
+de heerschers het vertrouwen in Tao begonnen te verliezen, vloeide
+daaruit voort: gebrek aan vertrouwen van de zijde des volks. Wat
+schenen die eerste heerschers onbeslist: doch door hun terughouding
+toonden zij de beteekenis, die zij aan hunne woorden toekenden. Hun
+werk werd gedaan, hun beramen droeg vruchten, terwijl het volk zeide:
+Wij zijn, die wij zijn door ons zelf.
+
+"Toen het groote Tao niet meer werd betracht, kwamen welwillendheid en
+rechtschapenheid in de mode, daarna wijsheid, sluwheid en huichelarij.
+
+"Toen er niet langer een goede geest (verdraagzaamheid) heerschte
+tusschen de zes graden van bloedverwanten, kwamen er ouderlievende
+zonen, toen de staten en familiën in verwarring geraakten, kwamen er
+loyale ministers op het tooneel.
+
+"Mannen van groote geschiktheid niet op prijs te stellen en niet te
+gebruiken, is het middel om het volk van eerzucht terug te houden;
+voorwerpen, die moeilijk zijn te verkrijgen, niet hoog te schatten,
+is het middel om geen dieven te krijgen; het volk niet te toonen, wat
+zijne begeerten kan opwekken, is het middel om het van uitspattingen
+terug te houden.
+
+"Daarom, indien de wijze de regeering leidt, zorgt hij, dat de
+hoofden leeg zijn en de magen vol, hij verzwakt den wil en versterkt
+de beenderen.
+
+"Hij streeft er steeds naar hen zonder weten en zonder wenschen te
+houden en hen, die wetenschap bezitten, te verhinderen, haar te gaan
+gebruiken. Als men zoo zich van werkzaam optreden onthoudt, heerscht
+er overal goede orde."
+
+Sommige der leeringen in Tao teh king herinneren zoo zeer aan het
+inschrift, dat Confucius in de voorvaderenhal te Lo yang op het beeld
+met den gesloten mond vond, [140] dat men in dit opschrift samenhang
+zou zoeken met het oude Taoïsme van vóór Lao tsze. Men oordeele.
+
+"Laat hem zijn mond en zijn neusgaten gesloten houden, zoo zal hij
+gedurende zijn gansche leven voor moeitevolle inspanning bewaard
+blijven: laat hem zijn mond openhouden en zijn adem verbruiken in de
+zorg voor zijn aangelegenheden: en gedurende zijn gansche leven zal
+hij nooit rustig zijn (zonder zorg).
+
+"Wat rustig blijft, is gemakkelijk te bewaren; eer een zaak hare
+tegenwoordigheid laat merken, kan men zich het best daartegen
+beveiligen: wat breekbaar is, wordt gemakkelijk verbroken, wat gering
+in aantal is, wordt spoedig verstrooid. Men moet handelen, vóór een
+zaak zich opdoet en orde instellen vóór de wanorde is begonnen. Een
+boom, dien men met beide armen kan omvatten, is uit een kleine twijg
+ontstaan, een toren met negen verdiepingen begon met een hoopje aarde,
+een reis van duizend mijlen begint met ééne schrede."
+
+Dat Lao tsze het beginsel: "Vergeldt vijandschap met weldoen"
+voorstaat is reeds vermeld. Over zichzelf spreekt Lao tsze slechts
+op ééne plaats:
+
+"De groote menigte der menschen ziet er tevreden en opgewekt uit, alsof
+zij een feestmaal genoten of in het voorjaar op een toren stonden. Ik
+alleen schijn verdrietig en stil, daar mijn begeerten zich nog niet
+hebben getoond. Ik ben als een kind, dat nog niet heeft gelachen. Ik
+zie er terneergeslagen en droevig uit, als een, die geen tehuis zijn
+eigen noemen kan. De menigte der menschen heeft genoeg en te veel,
+ik alleen schijn alles verloren te hebben. Mijn verstand is dat van
+een dom mensch, ik ben als verward.
+
+"De gewone menschen zien er helder en verstandig uit, ik alleen schijn
+omneveld. Zij zien er uit alsof zij alles kunnen onderscheiden, ik
+alleen ben simpel en verward. Het schijnt mij, als drijf ik rond op
+de zee zonder een plaats, waar ik rusten kan. Ieder heeft iets, waar
+hij zijn werkzaamheid aan wijdt, ik alleen schijn dwaas en onbekwaam
+als een boer van de grenzen. Zoo ben ik alleen van andere menschen
+verschillend, doch ik eer de moeder, die mij voedt (Tao)."
+
+Het is een droefgeestig beeld, dat de oude knaap van zichzelf ontwerpt,
+toch wordt ons hier niet de minst aantrekkelijke zijde van het Taoïsme
+geschilderd; dat opgaan in bespiegeling en dat zich terugtrekken
+uit de wereld, zonder de bijvoeging van wereldsmart en pessimisme,
+die wij in de moderne wijsbegeerte zoo rijkelijk vinden, zonder de
+overdrijving, aan Schopenhauer en zijn school eigen.
+
+Belangrijker en misschien ook verstaanbaarder zullen ons intusschen
+die Taoïsten voorkomen, die meer op de Stoïci, Cynici of Epicuristen
+gelijken, of die van metaphysici aanhangers der tooverij zijn geworden
+en aan het Chineesche keizerlijke hof de rol gespeeld hebben, welk
+tot op het midden der 18e eeuw door menig meester der zwarte kunst
+aan de Europeesche hoven werd uitgeoefend.
+
+
+
+
+
+V. Chwang tsze, Lieh tsze, Yang Chu en de ontaarding van het Taoïsme.
+
+
+Een der belangrijke figuren onder de oudere Taoïsten is Chwang chau,
+gewoonlijk Chwang tsze = de wijsgeer Chwang geheeten, een tijdgenoot
+van Mencius, die hem echter niet noemt, waaruit misschien valt af te
+leiden, dat de mystieke bespiegelingen van Chwang eerst later groote
+aantrekkelijkheid kregen. Hij leefde van de wereld teruggetrokken
+en vele voorbeelden van zijn bijtende geestigheid zijn ons bewaard
+gebleven. Toen de vorst van Tsu boden met rijke gaven tot hem zond om
+hem aan het hof uit te noodigen, waar hij eerste minister kon worden,
+wees Chwang tsze deze aanbiedingen lachend af en zeide: "Duizend ons
+zilver is veel voor mij en een hoogen rang te verkrijgen en minister te
+worden is zeer eervol. Doch hebt gij den os niet gezien, die voor het
+offer aan de grenzen bestemd is? Vele jaren lang wordt hij zorgvuldig
+gevoederd en met kostbare dekken versierd, opdat hij geschikt zij naar
+den grooten tempel te worden gebracht. Maar als de tijd komt dat dit
+geschieden moet, mocht hij liever een klein varkentje wezen, doch dan
+is het te laat. Maak dus dat gij wegkomt en verontreinig mij niet door
+uwe tegenwoordigheid. Ik wil mij liever vermaken en mij over mijn leven
+verheugen in een vuil graf (nl. als bedelaar leven) dan aan de regels
+en beperkingen van eens vorsten hof onderworpen zijn. Ik heb besloten
+nooit een ambt aan te nemen, maar geef er de voorkeur aan mij in mijn
+eigen vrijen wil te verheugen." Zooals deze Chwang tsze leefde, zoo
+stierf hij ook. Aan zijne leerlingen, die hem met alle pracht wilden
+begraven, beval hij zijn lichaam niet te begraven, maar het slechts
+op de aarde te werpen (naar de zeden der oudste Chineezen). "Ik zal
+zoo," sprak hij, "hemel en aarde als doodkist hebben, de zon en de
+maan in plaats van de zinnebeelden van meisteen, de sterren in plaats
+van paarlen en edelsteenen; daarmee zijn immers alle voorbereidingen
+voor mijn teraardebestelling volvoerd, wat wilt gij er aan toevoegen?"
+
+Toen de leerlingen hun bezorgdheid te kennen gaven, dat de kraaien
+en roofvogels zijn lijk zouden opeten, voegde hij er bij: "Boven den
+grond zullen mij de kraaien en de roofvogels verorberen, daar onder
+wormen en insecten; het voor den een weg te nemen en het den ander
+te geven zou maar partijdig schijnen."
+
+Chwang tsze's werk is voor het grootste deel polemiek, gericht tegen
+Confucius en tegen de letterkundigen in het algemeen. Van Chineesche
+zijde hebben sommigen de heftige aanvallen op Confucius, die er
+in voorkomen voor onecht verklaard. Doch deze zijn zoo geheel in
+denzelfden stijl als de andere stukken, dat wij ze gerust aan Chwang
+tsze kunnen toeschrijven.
+
+"Gelijk zoekt gelijk," zeide de oude visscher tot Confucius, en vogels
+met gelijk gezang antwoorden elkaar--dat is de wet des hemels. Waarmee
+gij u bezighoudt, dat zijn de aangelegenheden der menschen. Als de
+keizer, de leenvorsten, de hooge beambten en het volk alles doen wat
+hun betaamt, dan hebben wij een schoon beeld van orde. Als zij zich
+bekommeren om datgene wat buiten hun werkkring ligt, dan ontstaat de
+grootste wanorde. Als de beambten hun zaken behartigen en het volk
+de zijne, dan is er geen ingrijpen in de rechten van anderen.
+
+"Velden die onbebouwd blijven, huizen die water doorlaten, gebrek
+aan kleeding en voeding, belastingen, waar geen geld voor is, geen
+verdraagzaamheid tusschen vrouwen en bijslaapsters, geen orde tusschen
+jong en oud--dat zijn de zorgen van het gemeene volk.
+
+"Ongeschiktheid voor hun ambt, onopmerkzaamheid voor hun zaken,
+oneerlijkheid, zorgeloosheid en luiheid der ondergeschikte beambten,
+gebrek aan verdienste en gevoeligheid en onzekerheid ten opzichte
+van rang en salaris--dat zijn de zorgen der hooge beambten.
+
+"Geen getrouwe ministers aan hun hoven, de stammen in hunne staten in
+opstand, gebrek aan geschiktheid bij hun ambtenaren, slechte inrichting
+der belasting, vertraging in voor- en najaarsbezoeken bij den keizer:
+en diens ongenade, dat zijn de zorgen der leenvorsten.
+
+"Onharmonisch werken der beide elementen van koude en hitte, buiten
+den gewonen tijd des jaars, tot schade van alle dingen, onderdrukking
+en wanorde onder de leenvorsten, twisten en rooftochten dezer vorsten
+tegen elkaar tot schade des volks; slecht geordende ceremoniën en
+muziek, ongenoegzame of uitgeputte bronnen voor de uitgaven; de
+banden van verwantschap verwaarloosd en het volk aan teugellooze
+wanorde overgeleverd--dat zijn de zorgen van den zoon des hemels
+(den keizer) en zijne ministers.
+
+"Gij zijt de keizer niet, ook geen leenman, ook geen minister
+van het keizerlijk hof of van een der staten: en toch neemt
+gij op u, de ceremoniën en de muziek te regelen en u bizonder
+met de betrekkingen van verwantschap bezig te houden, teneinde de
+verschillende volksklassen te verbeteren--is dat niet een bovenmatige
+vermeerdering uwer bezigheden?
+
+"Menschen hebben bovendien gewoonlijk acht gebreken, en bij de leiding
+van zaken dreigen vier fouten, die men niet over het hoofd mag zien.
+
+"De leiding van zaken, die ons niet aangaan, in de hand nemen, is van
+zaken een monopolie maken. Zaken bespreken die ons niet aangaan, noemt
+men babbelzucht. Lieden te leiden, door hen naar den mond te praten,
+is met een vossenstaart kwispelen. Lieden prijzen zonder te zien of dit
+recht of onrecht is, is vleien. Gaarne slecht over de menschen spreken,
+is lasteren. Vrienden en verwanten scheiden, dat is zich verblijden
+in het leed van anderen. Iemand prijzen of in slechten naam brengen,
+zonder dat hij het verdient, is een bewijs van verdorvenheid.
+
+"Dubbelzinnig met de menschen meepraten, zonder zich te bekommeren
+of ze goed of slecht zijn, om zoo hun bedoelingen te weten te komen:
+dat is gevaarlijk zijn. Deze acht gebreken veroorzaken wanorde onder
+alle menschen en brengen hem, die ze bezit, in gevaar. Geen edel
+man zal hem, die ze bezit tot zijn vriend, noch een vorst zulk een
+persoon tot zijn minister maken.
+
+"Om nu te spreken van wat ik de vier gebreken noemde: zij zijn: gaarne
+groote daden doen, veranderen en verwisselen, wat reeds lang bestaat,
+opdat men in den roep komt van iets verdienstelijks te hebben gedaan:
+dat alles is eerzucht. Op alle wijsheid voor zichzelf aanspraak maken,
+zich in alles mengen, terwijl men wat op den weg van anderen ligt, tot
+zich trekt en als zijn werk doet voorkomen; dat is begeerigheid. [141]
+Zijn gebreken zien en die niet veranderen, en als iemand iets wordt
+voorgeslagen, juist zijn eigen weg gaan, is halsstarrigheid. Prijzen,
+die met u overeenkomt, afbreken, die niet met u overeenstemt: dat is
+pralende (zelf)overschatting. Dit zijn de vier fouten. Wie de acht
+gebreken kan afleggen en de vier fouten geen vrijen teugel laat, die
+is zoover, dat hij met het onderricht ontvangen een begin kan maken.
+
+"Confucius zag treurig voor zich en zuchtte. Tweemaal boog hij
+zich, toen richtte hij zich op en sprak: "Tweemalen werd ik uit Lu
+verdreven. Uit Wei moest ik vluchten. De boom, waaronder ik rustte,
+werd in Sung omgehouwen. Ik weet niet, welke fouten ik begaan heb, dat
+ik bij die gelegenheden zoo in een valsch daglicht werd geplaatst en
+zooveel moest lijden." De oude visscher zag hem treurig aan en sprak:
+"Het is zeker moeilijk om u iets te doen begrijpen. Er was eens een
+man, die voor zijn schaduw vreesde en zijn voetstappen niet zien mocht,
+zoodat hij wegliep om beide te ontgaan. Doch, hoe meer hij zijn voeten
+ophief, des te talrijker werden de voetstappen en hoe snel hij ook
+loopen mocht, zijn schaduw volgde hem overal. Hij dacht dat hij te
+langzaam liep, en ging nu uit alle macht loopen zonder op te houden,
+totdat zijn kracht was uitgeput en hij stierf. Hij wist niet, dat,
+indien hij op een schaduwrijke plaats had opgehouden, zijn schaduw
+verdwenen zou zijn en dat, als hij zich niet bewogen had, hij zijn
+voetstappen zou hebben verloren--zijn domheid was werkelijk groot. En
+gij, gij spreekt uw oordeel uit over vragen van welwillendheid en
+rechtschapenheid: gij onderzoekt de punten, waarin overeenstemming
+en verschil is; gij ziet naar de wisseling van beweging en rust en
+omgekeerd; gij zijt de regelen van ontvangen en geven meester geworden;
+gij hebt genegenheid en afkeer verklaard, de grenzen van vreugde
+en droefheid bepaald--en toch hebt gij nauwelijks kunnen ontkomen
+aan de gevaren, die gij straks vermelddet. Als gij u om uzelven
+bekommerdet en uw eigen reinheid behoeddet, terwijl gij eenvoudig
+anderen gaaft wat hun toekwam, dan zoudt gij al deze verwikkelingen
+ontgaan zijn. Doch wanneer gij, zooals gij dat doet, de opvoeding van
+uw eigen persoon verwaarloost en de opvoeding van anderen tot uw doel
+maakt, houdt gij u dan niet bezig met uiterlijkheden (in plaats van
+met uwen inwendigen mensch)?"
+
+Ook Chwang tsze is een lofredenaar der oude tijden.
+
+"De heerschers gingen in oude dagen van het standpunt uit, dat de
+vrucht hunner regeering moest beoordeeld worden naar den toestand,
+waarin het volk zich bevond en dat de schuld van verkeerde resultaten
+bij hen moest worden gezocht; opdat het recht aan de zijde des volks,
+het onrecht aan de hunne zou zijn. Daarom, wanneer ook slechts één
+persoon het leven verloor, trokken zij zich dat aan en berispten
+zichzelf. Nu is het echter niet meer zoo. De heerschers verbergen hun
+eigenlijke bedoelingen en houden voor dom, hen die deze niet raden. Zij
+verlangen wat zeer moeilijk is en veroordeelen hen, die niet wagen
+dit te ondernemen. Zij leggen zware lasten op en bestraffen hen,
+die deze niet kunnen dragen. Zij verlangen dat de menschen ver gaan
+en laten diegenen terechtstellen, die den afstand niet kunnen afleggen.
+
+"Als het volk eenmaal weet dat het beste, wat zij tot stand kunnen
+brengen, toch ongenoegzaam is, dan neemt het tot bedrog zijn
+toevlucht. Als de heerschers dagelijks slechts huichelarij toonen,
+hoe kunnen dan de beambten en het volk het anders maken. Gebrek aan
+kracht brengt huichelarij voort: gebrek aan kennis arglist, gebrek
+aan bezit rooverij. Maar wie zal men in zulk een geval schuldig achten
+aan roof en diefstal?"
+
+Voor Chwang tsze zoowel als voor Lao tsze is de dood het noodzakelijk
+einde des levens en daarom iets, wat niet te betreuren valt. Chwang
+tsze gaat echter verder dan zijn voorgangers, wij vinden althans bij
+hem uitingen, die op het geloof aan een voortbestaan na den dood of
+althans aan een theorie van atomen (die blijven) doet denken.
+
+"Twee kreupelen bezochten samen het graf van den gelen
+keizer. Plotseling braken er zweren onder hun armen uit. Vreest
+gij deze zweren? sprak de een tot den ander. Waarom zou ik vreezen,
+antwoordde deze, het leven is een geleend goed. Het geleende levende
+lichaam is niet meer dan stof. Leven en dood zijn als dag en nacht. Wij
+beiden beschouwden toch juist de graven van hen, die hunne verwisseling
+hadden doorgemaakt, waarom zou het voor mij onaangenaam zijn, als
+mijn wisseling komt?"
+
+Tsze lai lag op het sterfbed, zijn vrouw en zijn kinderen stonden
+rondom hem en klaagden luide. Zijn vriend Tsze li kwam om naar den
+kranke te zien en sprak tot hen:
+
+"Toe, maakt dat gij wegkomt en stoort hem niet, terwijl hij de groote
+wisseling door maakt."
+
+Toen sprak hij tot den stervende: "Groot is waarlijk de Schepper! Wat
+zal hij nu van u maken? Waarheen zal Hij u brengen? Zou Hij van u
+maken de lever van een rat of de vleugel van een insect?"
+
+Tsze lai antwoordde: "Waarheen ook een vader zijn zoon zegt te gaan,
+naar het oosten, westen, zuiden of noorden, hij volgt eenvoudig
+het bevel. De beide elementen (het mannelijke en het vrouwelijke)
+zijn voor den mensch meer dan zijn ouders voor hem zijn. Als dezen
+mijn dood verhaasten en ik onderwierp mij niet gewillig, dan zou ik
+hardnekkig en oproerig zijn. Daar is de groote massa (de natuur). In
+haar vind ik den steun mijns lichaams, mijn leven is onder hare hoede
+in arbeid doorgebracht, mijn ouderdom zoekt gemak in haar, in den
+dood vind ik rust in haar: zij die mijn leven goed heeft gemaakt zal
+ook mijn dood goed maken.
+
+"Daar is een metaalbewerker, die fijn metaal giet. Wanneer nu het
+metaal plotseling uit den smeltkroes omhoog wilde springen en zeggen:
+uit mij moet een zwaard worden--de metaalbewerker zou het zeker voor
+onbehoorlijk houden. Zoo ook, als een vorm in den moederschoot wordt
+gevormd en deze zou zeggen: Ik moet een man worden, de Schepper zou
+hem zeker als onbehoorlijk beschouwen. Als wij eenmaal begrijpen,
+dat aarde en hemel een groote smeltkroes zijn en de Schepper de
+groote werkmeester, waar kunnen wij dan heen moeten gaan, dat niet
+goed voor ons ware? Wij zijn als uit een rustigen sluimer geboren en
+wij sterven tot een rustig ontwaken."
+
+Eens op de reis zag Chwang tsze een ledigen schedel, uitgebleekt,
+maar toch goed behouden. Hij klopte er met zijn rijzweep op en vroeg:
+"Hebt gij, in uwe begeerte naar leven, in de leeringen des verstands
+gefaald en zijt gij zoo hiertoe gekomen? Of heeft u--terwijl gij in
+dienst waart van een ondergaanden staat, de bijl van den scherprechter
+zoover gebracht? Of zijt gij door uw slecht gedrag hier gekomen en hebt
+gij schande over uw ouders, uwe vrouw en uwe kinderen gebracht? Of
+zijt gij van honger en koude omgekomen? Of hebt gij eenvoudig den
+loop uws levens voleindigd?" Na deze vragen, nam hij den schedel
+op en toen hij slapen ging, gebruikte hij hem als hoofdkussen. Te
+middernacht verscheen hem de schedel in den droom en sprak: "Gij
+hebt als een redenaar tot mij gesproken. Alles wat gij gezegd hebt,
+had slechts betrekking op de menschen bij hun leven, zulke dingen
+gelden na den dood niet." "Zoudt gij van de dingen na den dood
+willen hooren?" "Zeker," zeide Chwang tsze, en de schedel vervolgde:
+"In den dood is er geen onderscheid tusschen vorsten en ministers, de
+afwisseling der vier jaargetijden is er niet meer, rustig en ongestoord
+zijn onze jaren, als die des hemels en der aarde. Geen koning aan zijn
+hof heeft grooter vreugde, dan wij hebben." Chwang tsze geloofde hem
+niet en zeide: "Als ik den heer van ons lot kon bewegen, uw lichaam
+met uw beenderen, vleesch en huid weer in het leven te roepen en u
+aan uwe vrouw en uwe kinderen en aan al uwe dorpsgenooten terug te
+geven, zoudt gij dan willen, dat ik dit deed?" De schedel zag hem
+met gefronsd voorhoofd aan en sprak:
+
+"Hoe zou ik prijs geven het genot van mijn koninklijk hof en weer op
+mij nemen den last van het leven onder menschen?"
+
+Menigmaal schijnt Chwang tsze te twijfelen aan zijn eigen bestaan en
+aan de mogelijkheid te gelooven, dat het leven slechts een droom is.
+
+"De schemering vroeg aan de schaduw: Vroeger hebt gij gewandeld en
+nu zijt gij stil, vroeger hebt gij gezeten en nu zijt gij opgestaan:
+waardoor komt het, dat gij zoo ongestadig zijt?" De schaduw antwoordde:
+"Ik wacht op de beweging van iets anders om te doen wat ik doe, en dat
+andere, waarop ik wacht, wacht wederom op iets anders, om te doen,
+wat het doet. Mijn wachten--wacht ik op de schubben eener slang of
+op de vleugelen van een krekel? Ik weet niet, waarom ik eene zaak
+doe en de andere niet doe."
+
+"Eenmaal heb ik, Chwang Chau, gedroomd dat ik een vlinder was, een
+vlinder, die rondvloog en gevoelde, dat hij genoegen had. Ik wist
+niet, dat ik het was. Eensklaps ontwaakte ik en ik was weer mijzelf:
+De ware Chwang Chau. Ik wist niet of het Chwang Chau was, die droomde,
+dat hij een vlinder was of een vlinder, die droomt dat hij nu Chwang
+Chau is. Dat is het geval van de verandering der dingen."
+
+Dit klinkt wel Boeddhistisch [142] maar kan toch niet op Boeddhistische
+invloeden worden teruggebracht: die waren toen nog niet werkzaam. Wel
+volgt er uit, dat ook aan het oude Taoïsme de leer, dat er niets
+werkelijks bestaat, doch dat alles slechts inbeelding is, niet vreemd
+schijnt te zijn.
+
+Nog scherper dan in de werken van Chwang tsze treedt een
+pantheïstisch-fatalistische opvatting in allegorischen vorm op in
+de aan Lieh yu K'ou (gewoonlijk Lieh tsze genoemd) toegeschreven
+boeken. Deze wijsgeer schijnt kort na Confucius geleefd te hebben,
+doch iets naders weten wij van hem niet.
+
+Licius (zoo heet hij in 't Latijn) herhaalt nog uitvoeriger, dat de
+gansche natuur een kringloop is, dat al het geschapene moet vergaan en
+dat slechts het scheppende, het Tao, onvergankelijk voortbestaat. Hij
+oordeelt het dus dwaas over leven en dood bezorgd te zijn, daar
+beiden vooruit bepaald en noodwendig zijn. Verstand en waanzin zijn
+willekeurige, recht en onrecht slechts aangeleerde begrippen, alle
+gevoelens van verwantschap berusten alleen op de opvoeding.
+
+"Een man had een zoon, wiens geest verbijsterd was. Hij begaf zich
+op weg ten einde Confucius om raad te vragen, of deze wellicht geen
+middel tegen deze krankheid kende. Onderweg ontmoet hij Lao tsze,
+wien hij zijn nood klaagt. "Weet gij dan", sprak deze, "dat uw zoon
+werkelijk buiten zijn zinnen is?" Tegenwoordig zijn de begrippen van
+recht en onrecht zoo verward, dat niemand meer weet, wat eigenlijk het
+rechte is. Als alle lieden dachten als uw zoon, dan was niet hij buiten
+zijn zinnen, doch gij. Wie toch kan gevoelens en begrippen zuiver
+voorstellen? Heb ik daartoe nu 't recht, zoo is Confucius buiten zijn
+zinnen, en hoe kan iemand, die het verstand mist het bij een ander
+heelen? Spaar dus uw geld en maak, dat gij weer naar huis komt.
+
+"Een man uit Yin was in Shu opgevoed en keerde als oud man weer naar
+Yin terug. Toen hij op de reis daarheen door het land Tsin kwam,
+zeide een der reisgenooten schertsend: "Dit is nu de hoofdstad van
+het land Yin." De oude kreeg een kleur van ontroering, "Dat zijn
+de veldaltaren uit uwe buurt!" De oude zuchtte diep. "Dat is het
+huis uwer voorvaderen." De oude weende. "Dit zijn de graven uwer
+voorvaderen." De oude weende luid. Toen lachte zijn reisgenoot en
+sprak: "Ik heb slechts in scherts gesproken, dit is het land Tsin." De
+oude schaamde zich zeer. Toen zij nu in het werkelijke land Yin kwamen
+en de oude de stad, de veldaltaren, de woningen en de graven zijner
+voorvaderen werkelijk zag, was zijn ontroering veel minder.
+
+"In het land Ki was een man, wien de bezorgdheid, dat hemel en aarde
+eenmaal ineen zouden storten, geen rust liet. Een zijner vrienden had
+medelijden met zijne ontroering en poogde hem tot kalmte te brengen
+door te zeggen, dat de hemel slechts de bewaarder der lucht was en
+inademen en uitademen den ganschen dag in de ruimte afwisselden.
+
+Doch kunnen, vroeg de ander, zon, maan en sterren niet naar beneden
+vallen? Hoe zou dat mogelijk zijn, antwoordde de vriend, het zijn
+slechts lichten in de bewaarplaats der lucht. Doch wanneer de aarde
+te gronde gaat? "Dat is immers een groote, vastsamengevoegde massa,"
+troostte de vriend, "die door het voortdurend daarop heen en weer
+loopen en trappen nog steeds vaster wordt."
+
+Toen waren beiden tevreden, de een omdat hij zijn zorg had verloren,
+de ander omdat hij zijn vriend tot rust had gebracht.
+
+Tchung lu tsi hoorde wat er voorviel en sprak lachend: Wolken en
+nevel, wind en regen zijn de verzamelingen der lucht en vormen den
+hemel; bergen, heuvels, rivieren, zeeën, metaal, steenen, vuur en hout
+zijn de verzamelingen van het geschapene en vormen de aarde. Weet men
+echter, dat het slechts verzamelingen zijn, zoo weet men ook, dat zij
+te gronde moeten gaan. Hemel en aarde zijn slechts kleine punten in
+de ruimte. Doch van alles wat bestaat zijn zij het grootste. Dat zij
+nu moeilijk tot hun einde en tot uitputting zullen komen is zeker,
+doch evenzoo zeker, dat zij eenmaal gemeenschappelijk te gronde zullen
+gaan. Zou hij, die dezen tijd zal beleven, niet treurig zijn?
+
+Licius echter lachte en sprak: "Het is verkeerd te denken, dat hemel en
+aarde zullen ondergaan, en verkeerd te denken, dat zij niet ondergaan
+zullen. Niemand kan weten, wat geschieden zal, want het leven verstaat
+den dood niet en de dood verstaat het leven niet; het komen ook niet
+het gaan, noch het gaan het komen. Waarom zich daarover te bekommeren?"
+
+"Op de reis naar Wei vond Licius in de struiken een doodsbeen, honderd
+jaar oud; hij riep een leerling, die bij hem was, toonde hem dat en
+zeide: Slechts ik en hij weten, dat wij noch leven, noch dood zijn."
+
+Lieh tsze is ook de eenige bron over Yang Chu, tegen wien Mencius
+zoo beslist optrad en die dus een tijdgenoot van dezen scheen te
+zijn, hoewel Chwang tsze een gesprek tusschen Yang Chu en Lao tsze
+vermeldt. De denkbeelden van Yang Chu, die Lieh tsze weergeeft,
+loopen uit in deze stelling: het leven genieten en den dood niet
+vreezen. De leer van Epicurus en die der Cynici wordt alzoo hier
+verbonden. "Honderd jaar," zegt Yang Chu, "is de uiterste grens des
+levens, die niet een van de duizend bereikt. Veronderstellen wij, dat
+iemand die bereikt; de kinderlijke leeftijd, waarin men op den arm
+wordt gedragen en de ouderdom nemen er wel de helft van in. Wat in
+den slaap wordt verdroomd en van het wakende leven vergeten wordt,
+smart en ziekte, kommer en verdriet, verliezen, zorgen en vrees
+nemen nagenoeg de andere helft in. Wat overblijft vult misschien
+tien jaren. En ook daarin zal nauwelijks één dag te vinden zijn van
+gelukkig zelfvergeten, zonder een schaduw van zorg. Wat is dan des
+menschen leven waard? Wat voor vreugde is er in?
+
+"Zullen wij het prijzen om de vreugde, die eten en drinken, of om het
+genot, dat muziek en schoonheid geven? Maar men kan zich niet altijd
+met deze vreugden vergenoegen, men kan niet steeds met de schoonheid
+zich vermaken en naar de muziek luisteren. Daarbij komt de vrees
+voor straf en de prikkel, die belooningen geven, de drijfkracht door
+eerzucht, de terughouding door wetten uitgeoefend--deze maken dat
+iemand zonder rust zich plaagt om de ijdele lofprijzing van één uur
+en rekent op den roem na den dood. Deze invloeden houden hem, om zoo
+te zeggen, op de wacht tegen alles wat zijn ooren hooren en zijn oogen
+zien, en maken, dat hij altijd zich bekommert of wat hij denkt of doet,
+recht of onrecht is. Zoo verliest hij het ware genot zijner jaren en
+kan zichzelf geen oogenblik laten gaan. Waarin onderscheidt hij zich
+van een misdadiger, in ketenen geklonken in de binnenste kamer der
+gevangenis? De lieden in de hooge oudheid wisten wel, hoe kort het
+leven is en hoe plotseling en volkomen het door den dood kan worden
+afgebroken. Daarom luisterden zij naar de bewegingen huns harten, wezen
+niet terug, wat hun natuurlijk toescheen om lief te hebben, zochten
+geenszins de vreugden te vermijden, die zich aan hen aanboden. Zij
+lieten zich niet van de wijs brengen door de opwindingen van den
+roem: zij genoten het leven, zooals het hun natuurlijk voorkwam, zij
+verzetten zich niet tegen den drang om zich te verheugen, (den drang,
+die in alle dingen woont) en zij bekommerden zich er niet over om
+na den dood beroemd te worden. Zij trachtten straffen te vermijden;
+maar roem en eer, de eerste of de laatste te zijn, lang of kort leven:
+dat alles trokken zij niet in hun berekeningen.
+
+"Waarin de menschen zich onderscheiden, dat is in het leven: waarin
+zij met elkaar overeenkomen, dat is in den dood.
+
+"Zoo lang zij leven is er onderscheid van verstand en domheid,
+beschaving en lompheid. Als zij dood zijn, hebben wij een stinkende,
+bedorven massa, die vergaat--dat is het algemeene lot. Verstand en
+domheid, beschaving en lompheid staan in geen menschen macht: evenmin
+als de toestand van bederf, verrotting en ganschelijk verdwijnen. Noch
+het leven van een mensch noch zijn dood zijn in diens eigen hand:
+zijn verstand en zijn domheid, zijn beschaving en lompheid zijn zijn
+eigen werk niet. Allen zijn geboren en allen sterven: de verstandige
+en de domme, de goede en de slechte. Velen sterven als zij tien jaar
+oud zijn, velen als zij honderd jaar oud zijn. De deugdzame en de
+wijze sterven, de verdorvene en de dwaas sterven. Tijdens hun leven
+waren zij wijze keizers, nu zij dood zijn, zijn het zoovele verrotte
+beenderen; in hun leven waren zij roovers en tyrannen, nu zijn ook
+zij zoovele verrotte beenderen.
+
+"Wie kan onderscheid zien in deze beenderen?
+
+"Daarom, zoolang wij leven, laten wij uit het leven maken het beste,
+dat wij er van kunnen krijgen: wij hebben geen tijd om aan iets na
+den dood te denken."
+
+Wat echter niet het minst in Lieh tsze's werk belang inboezemt is het
+feit, dat hier voor de eerste maal de alchymistisch necromantische
+[143] richting optreedt, die later voor de ontwikkeling van het Taoïsme
+en de rol, die zijne aanhangers aan het keizerlijk hof zouden spelen,
+beslissend zou zijn.
+
+"Aan het hof van keizer Muh van de Chau dynastie (1001-947
+v. C.) verschijnt een uit het westen komende Magiër, die door water en
+vuur, metaal en steen drong, bergen, rivieren en steden verplaatste
+en in de lucht opsteeg. Keizer Muh eerde hem op alle manieren,
+doch de Magiër zag het paleis aan voor een erbarmelijke hut, vond
+het eten der keizerlijke keuken slecht, en de dienstdoende hofdames
+stinkende geiten. Toen liet de keizer hem een nieuw paleis bouwen en
+de schoonste jonkvrouwen opzoeken om hem te bedienen. De Magiër liet
+zich dat welgevallen, doch na korten tijd verzocht hij den keizer
+met hem te reizen: liet dezen zijn rokspand vasthouden en voer met
+hem tot in des Magiërs paleis: in den middenhemel. Dat paleis was van
+goud en zilver gebouwd en met paarlen en kostbare edelsteenen ingelegd.
+
+"De keizer zag van omhoog op zijn paleis, dat er als een leemen
+hut uitzag. Na lange jaren, toen de keizer zijn rijk geheel had
+vergeten, nam de Magiër hem weer mede op een reis en voerde hem naar
+een land, waar men de zon, de maan en de aarde niet meer zag. De
+keizer werd bevreesd en verzocht den Magiër hem weer in zijn land
+terug te brengen. Deze gaf hem een stoot: de keizer meende dat hij
+ontzettend diep viel en--hij ontwaakte en bevond zich bij zijn tafel,
+waar de spijzen nog niet koud geworden waren en de wijn nog in het
+glas stond. [144]
+
+"De keizer vroeg geheel verbaasd wat er geschied was en zijn
+omgeving antwoordde: "Uwe hoogheid was een oogenblik in gedachten
+verzonken." Toen de keizer er den Magiër naar vraagde zeide deze:
+"Ik wandelde met uwen geest, hoe zou dan de vorm zich bewegen?""
+
+Spoedig werd de richting van het Taoïsme, waarvan deze geschiedenis
+een voorbeeld geeft, de heerschende: met ijver zocht men naar het
+middel om goud te maken en naar het elixer des eeuwigen levens: de
+keizers en grooten overlaadden de leermeesters der zwarte kunst met
+goud en eer. Onder Tsin Shi Wang Ti, die de geleerden [145] zoo wreed
+vervolgde, bloeide het Taoïsme zeer. De keizer zocht met de Taoïsten
+naar "den steen der wijzen" en naar de "eilanden der zaligen", die
+natuurlijk ten westen van China moesten liggen. Toen Sü Shi, dien
+de keizer met een groot gevolg van jongelingen en jonkvrouwen had
+uitgezonden om deze eilanden te zoeken, terugkeerde met het bericht,
+dat hij ze wel had gezien, maar ze door tegenwind niet kon bereiken,
+trok de keizer zelf naar Tschifu in Shantung, in de hoop ze van daaruit
+te aanschouwen. Daar doodde hij eigenhandig een grooten haai, die,
+volgens de beweringen der Taoïsten de ontdekking der eilanden zou
+verhinderen. De dood des keizers sloeg aan verdere plannen, die naar
+Japan hem hadden kunnen leiden, den bodem in. Doch, ook dit gebrek
+aan succes schrikte de opvolgers van den "eersten hemelschen keizer"
+niet af: en nog onder menig opvolger verheugden zich de Taoïsten in
+den krachtigsten steun en de grootste waardeering.
+
+Met de toenemende verwatering van het Taoïsme zochten zijn priesters,
+de "doktoren der rede," zooals de zendelingen uit de 17e eeuw hen
+noemden, het steeds minder in de behandeling der wijsgeerige vragen,
+steeds meer in de exploitatie van het bijgeloof. Waar, zooals in
+China overeenkomstig het volksgeloof--zoo veel bovennatuurlijke,
+grootendeels vijandige krachten des menschen rust bedreigen, kan
+het ons niet verwonderen, dat de schare naar middelen omzag om zich
+daarvoor te behoeden of zich daarvan te bevrijden.
+
+Welnu, als overal werden zulke middelen in het geloof gezocht
+èn--in het bijgeloof gevonden. Daarom is het verklaarbaar, dat de
+rol van duivelbanner in China meer aan de Taoïstische dan aan de
+Boeddhistische priesters toevalt en dat de eersten niet slechts volgens
+sagen en legenden, maar ook in het dagelijksch leven gelden als de met
+bovennatuurlijke krachten toegeruste beschermers der geloovigen, welke
+zich tot hen wenden. Hun wapenen zijn: het zwaard en de vliegenwaaier,
+welke beide ook de zinnebeelden zijn van twee der acht onsterfelijken
+(genieën, verheven geesten) door deze secte erkend. Waar nu deze
+priesters niet persoonlijk kunnen optreden, doen zij dit met amuletten
+en tooverspreuken, die, op papier geschreven, en met allerlei zegelen
+voorzien, aan de deuren, vensters en muren worden gehecht, of ook wel
+verbrand, of--in water opgelost--ingenomen worden. Aan het hoofd der
+heksenmeesters en duivelbanners staat de Taoïstische paus, zooals hij
+dikwijls genoemd wordt, Chang Tien Shi d.i. de leermeester des hemels,
+die zijn zwaard van den hemel heeft ontvangen en zijn afstamming,
+althans geestelijk, terug voert tot op den beroemden Taoïstischen
+patriarch Chang Tao ling, die in het jaar 34 n. C. in de provincie
+Chekiang werd geboren en in den ouderdom van 123 jaren ten hemel
+opsteeg om daar in de onsterfelijkheid zich te verheugen. Chang Tao
+ling's nakomelingen, later ook die van zijn leerling Kau Kien Che
+zijn nog steeds in het bezit van het ambt van opperduivelbanner en
+vertegenwoordiger op aarde van de hoogste Taoïstische godheid.
+
+Vele heerschers van vele dynastiën hebben den Taoïstischen paus, den
+Tien Shi, met eer en rijkdom overladen. Hij houdt verblijf, waar zijn
+voorvaderen sedert honderde jaren geleefd hebben: op den Lung hu Shan
+(draken- of tijgerberg) in Kiangsi, en, hoewel de tempel, waar zijn
+paleis was, door de Taipings [146] werd verwoest, is deze toch reeds
+weer in zijn oude heerlijkheid opgebouwd. Een bizonder sieraad zijner
+residentie vormen een groot aantal aarden potten, stevig gesloten,
+met amuletten volgeplakt, waarin hij en zijn voorgangers door hen
+uitgedreven booze geesten hebben gebannen. De gewone Taoïstische
+priester vangt deze vrienden, welke zich in damp veranderen, in
+flesschen op, die hij toekurkt, precies zooals zijn Arabische collega's
+duivelbanners, volgens de "Duizend en Een nacht". De waardigheid van
+"leeraar des hemels" heet zich door "wedergeboorte" voort te zetten,
+evenals bij de geestelijke hoofden der Lamaïstische hiërarchie [147].
+
+In dagen van geestelijke opwinding zooals in 1876 b.v., wanneer
+denkbeeldige wezens hun werk verrichten, aan volwassenen en kinderen
+de pruiken afsnijden, kippen de veeren uitplukken en als incubi [148]
+de menschen plagen en dooden, plegen de Taoïstische duivelbanners
+een gouden oogst binnen te halen en millioenen papieren amuletten te
+verkoopen, waarop berijmde spreuken en onleesbare teekens staan. Van
+1876-77 was er bijna geen huis, waarop geen dergelijke papieren waren
+vastgehecht, ook droegen kinderen en volwassenen die dikwijls om het
+hoofd gewikkeld.
+
+Terwijl de Taoïsten zich alzoo, reeds van den aanvang onzer
+tijdrekening af, altijd meer van de oorspronkelijke leer verwijderden
+en door exploitatie van het verlangen, dat de mensch heeft naar
+zinnelijk en bovenzinnelijk genot, invloed en macht trachtten te
+verkrijgen, bracht de invoering van het Boeddhisme in de eerste eeuw
+onzer tijdrekening een nieuwe, van buiten afkomstige leer in China,
+waartegen de beide inheemsche stroomingen, in 't bizonder echter het
+Confucianisme, zich aanstonds te weer stelden. Daarover een en ander
+in ons volgend hoofdstuk.
+
+
+
+
+
+VI. De "geleerden" tegenover Taoïsme en Boeddhisme.
+
+
+Het zou ons te ver voeren dien strijd in bizonderheden te volgen:
+bovendien werden, gedurende de eeuwen, waarin die strijd werd gevoerd,
+altijd weer dezelfde argumenten door de "geleerden", de aanhangers van
+Confucius en Mencius, herhaald, evenals door hun tegenstanders. Terwijl
+het Boeddhisme aan het Confucianisme verweet, dat het zich slechts
+om dit leven, niet om het hiernamaals bekommerde, bracht dit laatste
+de voorschriften der kinderlijke liefde op den voorgrond. Deze toch
+veroordeelden dat zich van de wereld terugtrekken en de daarmee
+samenhangende verwaarloozing der door de bloedverwantschap opgelegde
+plichten.
+
+Overigens moeten wij ter eere der Chineezen opmerken, dat weliswaar de
+strijd tegen Boeddhisme en Taoïsme soms het karakter eener vervolging
+aannam, doch dat deze vervolgingen nooit dat bloedig karakter droegen,
+waarvan de geschiedenis, zoowel van het Christendom als van het
+Mohammedanisme, zooveel voorbeelden weet aan te wijzen.
+
+Wel werden tempels verwoest, kloosters ontbonden en de bewoners naar
+de familie teruggezonden, doch bloedige offers werden aan de orthodoxe
+leer niet gebracht en ook niet door haar verlangd. Bovendien duurde
+het niet lang of het Confucianisme begon tegenover de eigenaardige
+leerstukken van net Boeddhisme een andere houding aan te nemen dan
+tegenover zijn wijsgeerige zedeleer.
+
+Terwijl het voortging de leerstukken te bestrijden, nam het van de
+wijsgeerige zedeleer heel wat over, zoodat ten slotte zelfs de werken
+van de voornaamste voorstanders van Confucius, zoo vol waren van
+Boeddhistische opvattingen en ideeën, dat men wel toe moet stemmen,
+dat in dit opzicht het Boeddhisme een groote uitwerking had.
+
+Tusschen Han Yü, die voor 1100 jaren de leer van Confucius
+voorstond en Chu hi, die sedert het einde der 13e eeuw officieel als
+vertegenwoordiger der orthodoxe uitlegging wordt beschouwd, bestaat
+een dergelijk onderscheid, als er tusschen de strenge Rabbijnen
+van Jeruzalem en de Alexandrijnsche Joden der nieuwe school bestaan
+heeft. [149] Han Yü komt heftig op tegen het brengen van een reliquie
+van Boeddha in het keizerlijk paleis en vraagt, wat de keizer met het
+oude, halfvergane gebeente moet aanvangen. Hij sluit zijn pleitrede
+hiermede, dat hij het bestaan van de godheid van het Boeddhisme
+loochent en deze oproept om, als bewijs dat zij werkelijk bestaat,
+hem, haren tegenstander te vernietigen. Dezelfde uitdaging als van
+Bradlaugh, den bekenden Engelschen vrijdenker en afgevaardigde in het
+lagerhuis, die den God der Christenen opriep om hem, den godloochenaar,
+te verpletteren. Alleen Bradlaugh vatte, als zoon der democratische
+19e eeuw, de zaak meer dramatisch, openhartig gezegd, dwazer op dan de
+Chinees der 8e eeuw; hij toch stelde zijn eisch in een volksvergadering
+en gaf God slechts vijf minuten om hem te vernietigen.
+
+Wij laten nu volgen een uittreksel uit eene omschrijving van het
+"heilige edict," die weliswaar niet oud is, (uit het begin der
+18e eeuw), maar ons een duidelijk beeld geeft van het oordeel der
+orthodoxie over Taoïsme en Boeddhisme.
+
+"Van ouds, heet het hier, hebben er drie secten bestaan; naast die
+der geleerden, nog die van de Boeddhisten en de Taoïsten. Al het
+spreken der Boeddhistische priesters heeft ten doel: zalig te worden,
+en gelijk aan Boeddha, den stichter van hun godsdienst. Als een zoon
+zijn familie verlaat en priester wordt, zoo zeggen zij, dat negen
+geslachten zijner bloedverwanten zeker zijn in den hemel te komen. Denk
+nu eens een oogenblik na. Waar is Boeddha? Wat is Boeddha? Boeddha
+is het hart. Wat is nadenken over de boeken van Boeddha? Ieder uur
+en ieder oogenblik denken aan de leiding van zijn hart. Is het goed,
+zoo is het Boeddha. Daarom heet ook het eerste boek hunner secte:
+"De weg des harten". De hoofdsom van wat deze weg des harten leert is,
+dat het hart recht moet zijn, niet krom, waar, niet huichelachtig,
+sterk, niet droomerig. Nijd, toorn en begeerten, deze drie fouten
+moeten worden uitgeroeid; alles moet u slechts voorkomen als de bloem
+door een spiegel, als de maan in het water, dan zult gij vrij zijn van
+vrees en zorgen. Dat is: het hart volmaken. Daarom zegt ook Chu tsze
+(Chu hi): de secte van Boeddha bekommert zich, noch om den hemel,
+noch om de aarde, noch om iets anders binnen het heelal, zij denkt
+slechts aan het hart. In die stelling ligt de geheele oorspronkelijke
+leer van Boeddha.
+
+Wat de Taoïsten betreft, zij hechten bizondere waarde aan "den
+steen der wijzen", waarmee zij kwikzilver vast willen maken en lood
+in goud veranderen, draken en tijgers temmen en wie weet wat voor
+verborgenheden nog meer mede bereiden willen. Alles komt echter
+neer op de versterking van de (dierlijke) levenskracht: een paar
+jaar het leven verlengen dat is alles. Daarom zegt Chu tsze ook:
+Waar het de Taoïsten vooral om te doen is, dat is de bewaring van den
+levensgeest. In die stelling ligt de gansche leer van Tao opgesloten.
+
+"Nu is het wel waar, dat de uitnemendsten onder de Boeddhistische
+priesters, die in de kloosters op de beroemde heuvelen wonen en
+het goed verstaan leeringen voor te dragen, alles op één woord: het
+hart terugbrengen en dat de brave doctoren van Tao, die diep in de
+kloven en holen der bergen naar de verkrijging der onsterfelijkheid
+trachten, alles samenvatten in dit ééne: de wedergeboorte des geestes,
+doch, als wij de zaak nu eens goed bekijken, dan zien wij nog wat
+anders. Dat zich terugtrekken in de eenzaamheid, waar noch menschen
+zijn noch de rook van menschelijke woningen is, dat met gekruiste
+beenen in diep stilzwijgen neerzitten, wat is het anders, dan de
+wederkeerige verplichtingen des levens met den wortel uittrekken
+en verwoesten? Verre zij het van ons te denken, dat zij Boeddha
+niet gelijk zouden kunnen worden of den rang der onsterfelijken
+bereiken, doch: als zij dat kunnen, wie heeft sommigen ten hemel
+zien varen en anderen midden op den dag hun vlucht opwaarts zien
+nemen? Dat zijn alles slechts fopperijen. Toch gelooft het domme
+volk alles en laat zich gemakkelijk wat op den mouw spelden. Zie
+maar naar de strenge priesters van Boeddha en de doctoren van Tao,
+die de menschen wedergeboren doen worden: zij allen verstoren--tot
+geen enkel redelijk doel--de betrekkingen des menschelijken levens:
+zij zijn voor de maatschappij nog niet de pluim van een veer waard!
+
+"Hoewel zij echter steeds zelfzuchtig waren en slechts dachten, aan
+wat hun eigen persoon aanging, zoo hadden zij toch in oude tijden
+geenszins de bedoeling om iemand anders te schaden. Nu is echter eene
+klasse van personen onder hen opgestaan, die zonder middel van bestaan
+of tehuis zich op de kloosters verlaten en in den tempel hun woning
+nemen. Deze menschen schermen met den naam Boeddha en bedenken een
+menigte dwaze sprookjes over hemelsche paleizen, onderaardsche holen,
+zielsverhuizing en vergelding. Volgens hen is het allereervolste: een
+priester te voeden en vrijgevig jegens de goden te zijn; zij noemen
+dat: zaaien op den akker der zegeningen! Zij zeggen: "Geef altijd
+en gij zult altijd hebben." En, opdat het volk hen gelooven moge,
+voegen zij er bij: "Veracht de priesters, bespot Boeddha, bespot de
+geboden, weiger vereering aan de goden, geef geen aalmoezen èn--gij
+kunt zeker zijn van in de hel te worden geslingerd. De dondersteen
+zal u treffen, de bliksem u verteren!" Alle soorten van sprookjes en
+geschiedenissen vertellen zij om het volk bang te maken, opdat het
+geloove, zich onderwerpe en betale. Eerst weten zij nog alleen maar den
+lieden hun geld afhandig te maken, ten einde het in hun eigen zak te
+steken. Langzamerhand echter gaan zij tot de grootste onbehoorlijkheden
+over. Zij roepen--hoe zal ik het zeggen--vergaderingen op ter eere
+van den versierden draak, de vrome wees, de reine bloem, waarin zij
+de klokken luiden, de pauken slaan, waarin zij allerlei uitleggen en
+bevelen en mannen en vrouwen te zamen brengen, die dag en nacht niet
+uit elkaar gaan. Nu heet het wel, dat de lieden voor goede doeleinden
+deze vergaderingen bevelen, doch ieder weet, dat het juist omgekeerd
+geschiedt om booze dingen te doen.
+
+"Gij eenvoudig volk kunt het valsche van het ware niet
+onderscheiden! Was niet Boeddha, naar wat de boeken over hem zeggen,
+de eerstgeboren zoon van koning Fan? en toch trok hij zich uit de
+wereld terug en vluchtte geheel alleen op den top der besneeuwde bergen
+om zich aan de deugd te wijden. Wanneer hij voor zijn eigen vader,
+zijn moeder, zijn vrouw en kinderen geen zorg droeg, zijt gij dan
+zoo dwaas nog te meenen, dat hij zorgen zou voor de groote menigte
+en haar zijn wetten en leeringen zou verkondigen?
+
+Het keizerlijk slot, de vertrekken der koningin, de troonzaal en de
+feestzalen, dat alles verachtte hij. Zou het nu niet vreemd zijn,
+als hij in verrukking kwam over de nonnen- en monnikenkloosters, de
+tempels en kerkelijke gebouwen, die gij voor hem opricht? En indien
+er werkelijk (zooals de Taoïsten leeren) een hoogste God in den hemel
+leeft, zou Hij zich dan daar niet kunnen vermaken overeenkomstig Zijn
+eigen smaak, zoudt gij dan voor Hem een lichaam van gesmolten goud
+moeten maken en een huis, waarin Hij wonen kan?
+
+"Al die onzinnige geschiedenissen over vasten en collecten,
+tempelgebouwen en oprichten van beelden, zijn uitvindingen van
+rondzwervende, nietswaardige priesters en monniken om u zand in de
+oogen te strooien. En toch gelooft gij ze en gaat niet slechts zelf
+in de tempels om te bidden en te wierooken, maar laat ook uw vrouwen
+en dochters toe ditzelfde te doen. Met heur haar vol pommade en
+met geblankette aangezichten, in roode kleeren met groene oplegsels
+trekken zij uit om wierook in de tempels te branden en dringen zich
+met Boeddhistische en Taoïstische priesters schouder aan schouder, arm
+aan arm, gestompt door de opdringende menigte. Ik zie er het goede niet
+van in dat zij meenen te doen, in tegendeel, zij doen veel schandelijke
+dingen, die ergernis opwekken en aanleiding geven tot hoon en spot.
+
+"Dan zijn er lieden, die bevreesd, dat hun lieve jongens en meisjes
+niet lang genoeg zullen leven, ze aan den tempel overgeven om priesters
+en priesteressen van Boeddha of Tao te worden, zich inbeeldend dat,
+wanneer zij eenmaal hun huis hebben verlaten en zich aan de voeten
+van grootvader Boeddha hebben neergezet, daardoor zeker hun leven
+zal worden verlengd. Kan men dan, zoo zou ik willen vragen, volhouden
+dat zij, die in onzen tijd priesters van Boeddha of Tao zijn, allen
+den leeftijd van 70 jaar zullen bereiken, en er geen onder hen is,
+die slechts kort leeft?
+
+"Wederom is er nog een andere klasse van bizonder domme lieden, die
+wijl hun ouders krank zijn, zichzelf den goden als offer aanbieden. Zij
+beloven, dat, als hun ouders gezond worden, zij zullen trekken naar
+een heiligen berg om daar te bidden en wierook te verbranden; bij
+iedere schrede zullen zij zich neerwerpen, totdat zij op den top van
+den berg komen, vanwaar zij zich dan naar beneden storten. Indien zij
+daarbij het leven al niet inschieten, armen en beenen breken zij er
+toch bij. Zij zelf zeggen: "Ons eigen leven prijs te geven om dat onzer
+ouders te redden is het grootste bewijs van kinderlijke liefde." De
+omstanders prijzen hen ook als goede kinderen, doch, zij bedenken niet,
+dat op die wijze het lichaam weg werpen, dat zij toch van hunne ouders
+ontvingen, integendeel een zeer onkinderlijk gemoed verraadt.
+
+"Verder zegt gij, dat de Boeddha-vereering zeer voordeelig is, dat,
+als men papieren afbeeldingen van geld verbrandt, geschenken offert en
+vast, uw God Boeddha alle ongeluk van u zal afwenden, uwe zonden zal
+wegnemen, uw geluk vermeerderen en uw leven verlengen zal. Denkt nu
+eens na. Van ouds heet het: De goden zijn goed. Was dit nu met Boeddha
+het geval, hoe kan hij dan begeerig verlangen, dat gij hem met uw
+goudpapier en uwe geschenken zoudt bewegen om u te beschermen? En als
+gij hem geen goudpapier verbrandt en geen gaven op zijn altaar legt zal
+Boeddha op u toornig zijn en zijne straffen u toezenden! Dan is immers
+uw god Boeddha een onwaardige! Neemt nu eens uw districtsrechter. Al
+zoudt gij hem ook nooit hoffelijkheden bewijzen en vleien, toch zal
+hij u, als gij maar goede en vlijtige menschen zijt, die uw plicht
+doet, met groote welwillendheid behandelen. Overtreedt gij echter de
+wetten, pleegt gij daden van geweld en matigt gij u de rechten van
+anderen aan, zoo zal hij, al hebt gij ook allerlei middelen en wegen
+om hem te vleien, toch ontevreden over u zijn en zulk gespuis uit de
+maatschappij weten te verwijderen.
+
+"Gij zegt, dat uwe vereering van Boeddha u vergeving der zonden
+verschaft, doch, stelt nu eens, dat gij in een of ander opzicht de wet
+hebt overtreden en in de rechtszaal verschijnen moet, om uw straf te
+vernemen, meent gij dan, dat de rechter u zal sparen, al roept gij ook
+nog zoo dikwijls, al ware het duizend malen: Genadigste heer rechter?
+
+"Gij wilt echter, om voor ieder geval gedekt te wezen een paar
+Boeddhistische en Taoïstische priesters bij u hebben, opdat zij u de
+heilige boeken voorlezen en u de biecht afnemen: want gij gelooft,
+dat het voorlezen der boeken de ellende verdrijft, geluk aanbrengt en
+het leven verlengt. Maar stel nu eens, dat gij u tevreden stelt met
+de verschillende gedeelten van dit "heilig edict" eenige duizende
+of honderdduizende malen te lezen, zonder daarnaar te handelen,
+meent gij dat de keizer daarover bizonder verrukt zal zijn, u met
+geld beloonen en in het ambt bevorderen zal?"
+
+Tot dusverre dit "heilig edict." We kunnen er uit zien, dat zeven
+eeuwen niet veel hebben veranderd in de opvatting der Chineesche
+geleerden. Doch--terwijl de dogmatische zijde van het Boeddhisme weinig
+genade vond in de oogen der orthodoxe volgelingen van Confucius, heeft
+zich, sedert de Sang-dynastie, in de school van Chu hi, een sterke
+neiging tot Boeddhistische en Taoïstische bespiegelingen vertoond. In
+het bizonder wat betreft vragen over de kosmogonie, het ontstaan
+der wereld. Terwijl de geleerden zich met bespiegelingen over deze
+onderwerpen bezig hielden, wijdden zij zich ook, sinds de 12e eeuw,
+aan de oplossing van vraagstukken, die ons als spel moeten voorkomen,
+doch die daarom niet minder de knapste koppen uit dien tijd in beslag
+namen en daarom althans een korte vermelding verdienen.
+
+Ho tu Loh shu, "het plan van Ho en de rol van Loh", is de Chineesche
+naam voor de mythische overleveringen, waarop blijkbaar "het groote
+plan" van den graaf van Ki berust. Het "groote plan" is de titel
+van een der geschriften van Shu-king, het boek der historische
+opteekeningen, dat in acht afdeelingen voorschriften behelst over
+de wijze, waarop het volk door de volkomenheid van den vorst en de
+daaruit voortvloeiende voortreffelijkheid der regeering gelukkig en
+tevreden kan worden. Dit geschrift werd blijkbaar tegen het einde der
+12e eeuw door den keizer Wu aan den graaf van Ki meegedeeld, welke,
+hoewel door den laatsten heerscher der Shang dynastie ingekerkerd,
+toch de aan dezen gezworen trouw wilde houden en den nieuwen keizer
+niet wilde huldigen. Ja toen hij door dezen in vrijheid werd gesteld,
+vluchtte hij naar Korea, met welk land hem Wu ten slotte zou hebben
+beleend.
+
+In het gedeelte van den commentaar op I-king, dat aan Confucius
+wordt toegeschreven, heet het: De gele rivier (Ho) bracht het plan
+voort en de rivier Loh de rol. In de "gesprekken" zegt Confucius:
+de rivier brengt geen plan meer voort, en op een andere plaats vindt
+men: de rivier bracht het plan van het paard voort.
+
+Naar deze grondslagen fantaseerde Kung Ngan Kwoh, een afstammeling van
+Confucius in het 12e lid, een man die in de 2e eeuw voor Christus bij
+het terugvinden en verklaren der kanonieke geschriften een groote rol
+speelde, de volgende geschiedenis: Een draak (een gevleugeld paard)
+steeg op uit de wateren der gele rivier. Hij vertoonde op zijn rug
+een rangschikking van zinnebeelden, waaruit de (fabel) keizer Fu hi
+het systeem van Pa kwa (acht maal drie letters) afleidde. Ook toonde
+een goddelijke schildpad aan den witten Yü een rol, die beschreven
+was met getallen van uit één tot negen teekens bestaande waaruit dan
+Yü den grondslag zijner negenvoudige wijsbegeerte zou hebben gevormd.
+
+Sedert de dynastie van Han hebben de Chineesche geleerden zich met
+deze beide mystieke openbaringen (het plan en de rol) het hoofd
+gebroken, doch onder de dynastie van Sung werd, voor het eerst
+tijdens de regeering van keizer Hwei Tsung (1106-1125) beproefd om
+die zinnebeelden in beeld te brengen en uit hen de grondslag eener
+diepzinnige of kinderachtige (het oordeel hierover is verschillend)
+philosophie der getallen af te leiden. Eerst onder Sung's regeering
+nam men echter deze quaestie met ernst ter hand en slechts een enkele
+geleerde dier dagen, An yang sin, die van 1017-1072 leefde, heeft het
+gewaagd het bestaan van het paardeplan en de schildpadrol te loochenen.
+
+De volgende eeuwen hielden aan de commentaren van Chu hi [150] en
+zijn school vast; eerst tegen het einde van de 16e eeuw begon zich
+de kritiek daartegen te verheffen, en korten tijd voor den val van
+den laatsten keizer uit de dynastie Ming richtte een aantal van
+beroemde geleerden aan dezen het verzoek om de oudere teksten en
+commentaren aan de staatsexamens ten grondslag te leggen: dat wil
+zeggen den invloed der Boeddhistische en Taoïstische leeringen op
+het staats-Confucianisme te breken.
+
+De met den ondergang der Ming-dynastie en der verovering van China door
+de Mandschoeren gepaard gaande strijd en onrust lieten het denkbeeld
+echter niet tot uitvoering komen, maar het telt nog talrijke aanhangers
+onder de Chineesche letterkundigen, al vindt het ook in den nieuweren
+tijd geen bepaald officieuse uitdrukking in een protest tegen het
+aanhouden der nog steeds als orthodox geldende verklaringen van Chu hi.
+
+De thans in China regeerende Mandschoe-dynastie heeft meer dan
+een harer voorgangsters voor de bewaring en onderhouding van het
+Confucianisme gedaan. Zeker wel omdat zij, door eerbied voor wat
+den Chineezen het dierbaarste is, de vreemde overheersching minder
+drukkend wilde doen schijnen. Zij heeft echter ook meer dan eene der
+vroegere regeeringen het Confucianisme voor haar doeleinden gebruikt
+en zijne leeringen voor staatsdoeleinden pasklaar gemaakt. De sterkste
+uitdrukking vindt deze politiek in het door keizer Kang hi in 1670
+bekend gemaakte "heilige edict", dat in zestien afdeelingen alles
+samenvat, wat de onderdaan heeft in acht te nemen.
+
+De keizer gaf deze verordeningen, toen hij 16 jaar oud was:
+waarschijnlijk daartoe genoopt door het politiek drijven van met het
+Taoïsme samenhangende vereenigingen. Als grond van zijn edict gaf hij
+deze overweging, "dat de zedelijkheid sedert eenigen tijd dagelijks
+was afgenomen en de harten der menschen niet meer dezelfde waren als
+vroeger." Als vader zijns volks wilde hij in weinige stellingen de
+grondregelen aangeven, die zijn leerlingen tot richtsnoer in alle
+betrekkingen des levens moesten dienen en wier opvolging hen zelve
+goed en gelukkig, hem echter tot heerscher van een talrijk, goed
+gevoed en beschaafd volk zou maken.
+
+Het edict moest op den 1en en den 15en van iedere maand overal openlijk
+worden voorgelezen, wat ook thans nog in zooverre geschiedt, dat een
+der afdeelingen wordt voorgelezen, verklaard en uitgelegd. Behalve
+de beambten, die daarbij krachtens hun betrekking tegenwoordig moeten
+zijn, komen er echter gewoonlijk slechts enkele toehoorders.
+
+Bij herhaling heeft men beproefd om bij deze voorlezingen een grooteren
+kring van toehoorders bijeen te brengen; zoo voor eenige jaren in
+Canton, met het doel om de zendelingen tegen te werken.
+
+Iedere afdeeling bestaat uit zeven teekens, van welke de eerste drie
+het voorschrift behelzen, de laatste drie het doel, dat men door de
+opvolging van het geschrift bereikt: een in China zeer gebruikelijke
+verbinding van nuttigheid en leering. Het vierde teeken is in iedere
+afdeeling hetzelfde en beteekent "om" of "opdat".
+
+Van ieder der 16 sententiën schreef keizer Yung Cheng, de zoon
+en opvolger van Kang hi, in 1724 een verklaring, welke bij de
+voorlezingen de plaats van vroegere verklaringen inneemt. Een nog
+uitvoeriger omschrijving werd later in 't licht gegeven door zekeren
+zout-commissaris in Shensi, Wang Yü po geheeten. Deze wordt als een
+waar meesterstuk beschouwd, omdat zij zoo begrijpelijk is en door het
+invlechten van historische voorbeelden, aanhalingen en spreekwoorden
+zoowel leerzaam als onderhoudend mag heeten. De straks aangehaalde
+pleitrede tegen Boeddha en Tao [151] is hier weggelaten. Overigens zijn
+er vele pogingen gedaan om "het heilige edict" populair te maken. In
+1681 gaf zekere districts-magistraat in Anhui, Liang Yen nien,
+een werk uit met 200 platen, welke, evenals de daarbij behoorende
+geschiedenissen bestemd waren om de voorschriften des keizers op te
+helderen en te illustreeren.
+
+In 1879 werd een ander dergelijk werk in Shanghai door een Chineesch
+photographisch instituut gepubliceerd en in Canton bestaat een
+omschrijving van het edict in verzen.
+
+We laten nu, hier en daar een enkele opmerking makend, de verschillende
+sententiën van dit edict volgen:
+
+1. Neemt de kinderlijke en broederlijke plichten in acht, opdat de
+wederkeerige betrekkingen des levens behoorlijk in stand blijven.
+
+2. Acht uw bloedverwanten, opdat gij de voordeelen van een goede
+verstandhouding moogt toonen.
+
+3. Leeft op goeden voet met uw naburen, opdat gij rechtsquaesties
+moogt vermijden. [152]
+
+4. Legt u toe op den landbouw en het kweeken van moerbeiboomen [153]
+om voldoende voeding en kleeding te hebben.
+
+5. Weest spaarzaam om onnuttige uitgaven te vermijden.
+
+6. Houdt de studie der wetenschap in eere, opdat gij de leerlingen
+leidt op den rechten weg.
+
+7. Vernedert valsche leringen, [154] om de ware leer te verhoogen.
+
+8. Verklaart de wetten, om de onwetenden en hardnekkigen te
+waarschuwen.
+
+9. Weest hoffelijk en toegevend om de zeden te verbeteren.
+
+10. Blijft getrouw aan uw eigenlijke bezigheden, opdat de wil des
+volks onveranderlijk zij. [155]
+
+11. Onderwijst de jeugd, opdat zij verhinderd worde kwaad te doen.
+
+12. Laat alle valsche beschuldigingen achterwege, opdat de onschuldigen
+beschermd worden.
+
+13. Waarschuwt allen, geen deserteurs (die het vaandel verlaten)
+bij zich op te nemen, opdat zij niet in hun straf deelen.
+
+14. Betaalt uwe belastingen, opdat gij niet dikwijls gemaand behoeft
+te worden.
+
+15. Vereenigt u tot tien en honderdtallen, om roof en diefstal uit
+te roeien. [156]
+
+16. Weest verdraagzaam jegens elkaar, opdat het leven in achting blijve
+(opdat er bij den strijd geen verwondingen en doodslagen voorvallen.)
+
+Het gezond menschenverstand, dat in de aangehaalde plaatsen, welke uit
+de geschriften van orthodoxe philosofen getrokken zijn, een zoo groote
+plaats beslaat, is, indien men allerlei bluf en versiering, alsmede de
+later eerst opgekomen speculaties van Boeddhisme en Taoïsme er buiten
+rekent, nog altijd de grondslag van de tegenwoordige philosophie, die
+onder den naam van Confucianisme de gansche Chineesche maatschappij,
+van de familie tot den staat toe, doortrekt.
+
+Trots alle bijgeloovige uitwassen, die uit Boeddhisme en Taoïsme
+zijn voortgekomen, of die zich in aansluiting daaraan uit den ouden
+staatsgodsdienst ontwikkelden en die in de hoogste, zoowel als in
+de laagste kringen hunnen invloed doen gelden: ja, officieel worden
+gehuldigd--trots dat alles ligt er toch in het Staats-confucianisme
+een voor familie en staat zeer beschavende macht.
+
+Aan den invloed dezer, zich tegen alle ruwheid en onzedelijkheid
+verzettende leer op de omliggende volken heeft China het te danken
+gehad, dat zijn philosophie tegenover deze volken een zelfde rol
+heeft vervuld, als in Europa de Grieksche en Romeinsche beschaving
+en later het Christendom.
+
+Natuurlijk hebben echter die omliggende volken niet alleen de
+deugden, maar ook de gebreken dezer beschaving overgenomen. Bij
+die gebreken denken wij vooral aan de steeds grootere afsluiting
+van andere geestelijke stroomingen en de daaruit voortvloeiende
+zelfoverschatting, waaruit zich dan de levenlooze onbewegelijkheid
+ontwikkelde, die wij in China, Annam en Korea ontmoeten, en waaraan
+slechts Japan zich--zeker ook omdat het Mongoolsche bloed hier niet
+onvermengd is--heeft ontworsteld.
+
+Welke verwijten men in dezen echter aan de Chineesche philosophie
+moge doen, men mag niet vergeten, dat zij China voor vele droevige
+verschijnselen, die wij in de snel voortgaande westersche beschaving
+opmerken, bewaard heeft.
+
+Men denke aan de inquisitie en het anarchisme, beiden door zoo talrijke
+klassen in het westen verheerlijkt. Voor zulke dingen is China gespaard
+gebleven. Nu moge men zeggen, dat ook in China de praktijk soms niet
+beantwoordde aan de theorie, wij vragen, waar dat geheel het geval
+is en merken op, dat de philosophie van Confucius heeft bereikt,
+wat voor andere stelsels onbereikbaar is gebleven, namelijk dat zij
+niet slechts het eigendom werd van enkele bevoorrechten, maar van de
+geheele volksmassa.
+
+Ook merken wij op, dat het zijn waarde kan hebben om, waar de
+tegenwoordige Europeesche philosophie in een alles afbrekend en
+vergiftigend pessimisme en cynisme ontaardt, zich in zijn zwartgallige,
+onpraktische bespiegeling eens te laten temperen door de wereldwijsheid
+der oude Chineezen, al moge zij wat "huisbakken" zijn.
+
+Waar nu de philosophische leeringen van oude tijden af tot nu toe
+zulk een grooten invloed uitoefenden op de denk- en handelwijze van
+het geheele Chineesche volk en deze zeker ook in de toekomst zullen
+uitoefenen, moeten wij, behalve deze leeringen, ook de werken kennen,
+waarin zij ons zijn bewaard gebleven.
+
+Wij willen daarom, vooral voor hen, die lust mochten hebben op dit
+gebied wat dieper dan de oppervlakte te gaan, een kort overzicht van
+namen, schrijvers, inhoud en ouderdom dier werken geven.
+
+
+
+
+
+VII. De klassieke boeken der Chineezen.
+
+
+De Chineezen spreken gewoonlijk van de "vijf Kings" en de "vier
+Shu's". De eersten zouden wij de vijf groote, de anderen de vier
+kleine klassieken kunnen noemen.
+
+De groote klassieken zijn volgens deze indeeling de volgende:
+
+
+ 1. I-king, het boek der veranderingen.
+ 2. Shu-king, het boek der geschiedkundige aanteekeningen.
+ 3. Shi-king, het boek der liederen.
+ 4. Li-ki, het boek der ceremoniën.
+ 5. Chun-chiu, de kroniek van Confucius met het geschiedkundig
+ verhaal van Tso chiu ming.
+
+
+De kleine klassieken zijn:
+
+
+ 1. Lun-yü, de gesprekken van Confucius.
+ 2. Ta-hio, de groote leer.
+ 3. Chung-yung, het onveranderlijke midden.
+ 4. De werken van Mencius.
+
+
+Noch het getal der werken, noch de boeken, die tot ieder der
+hoofdwerken behooren, noch de bestanddeelen dier kleinere werken of
+hun namen zijn altijd dezelfde geweest; er zijn vijf, zes, negen,
+tien en dertien "kings" geweest. Deze naam "Kings" is eerst sedert
+de dynastie van Han, in de laatste twee eeuwen vóór onze jaartelling
+voor alle boeken gebruikelijk geworden, die men als kanoniek en
+van onwankelbaar gezag beschouwde. Tegenwoordig, onder de Mandschoe
+dynastie, welke sedert 1643 in China heerscht, wordt, behalve van de
+"vijf kings" en de "vier shu's" ook dikwijls van de dertien "klassieke
+werken" gesproken. Deze zijn dan:
+
+
+ 1. Het boek der veranderingen.
+ 2. Het boek der geschiedkundige aanteekeningen.
+ 3. Het boek der liederen.
+ 4. Chau-li, het boek over de staatsinstellingen onder de Chau
+ dynastie.
+ 5. I-li, het boek der gebruiken.
+ 6. Het boek der ceremoniën.
+ 7. De kroniek van Confucius met het geschiedkundig verhaal van
+ Tso chiu ming.
+ 8. Dezelfde kroniek met het geschiedkundig verhaal van Kung yang.
+ 9. Dezelfde kroniek met het geschiedkundig verhaal van Ku liang.
+ 10. De gesprekken van Confucius.
+ 11. De geschriften van Mencius.
+ 12. Hsiao-king, het boek van de kinderlijke liefde.
+ 13. Het oude woordenboek Urhya.
+
+
+Onder die dertien worden niet genoemd de volgende drie werken, die
+echter ook als klassiek gelden:
+
+
+ 14. Ta-hio, de groote leer.
+ 15. Het onveranderlijke midden (Chung yung).
+ 16. De Bamboeboeken.
+
+
+Wat het ontstaan, de schrijvers en voor een deel ook den inhoud
+dezer werken aangaat; daarover zijn bijna evenveel meeningen,
+als er Chineesche critici zijn, die zich met deze vragen hebben
+beziggehouden. Dit is niet te verwonderen, daar bijna geen dezer
+boeken ons ongeschonden is overgeleverd en de tekst dikwijls
+onverstaanbaar is. Wat de een beslist voor waarheid aanneemt,
+wordt door den ander met evenveel beslistheid verworpen. Zelfs de
+gedurende langen tijd als gezaghebbend erkende verklaringen van Chu
+hi en zijne leerlingen in de 12e eeuw, zijn onder de tegenwoordige
+dynastie dikwijls bestreden. Evenwel vertegenwoordigen zij nog altijd
+de geijkte opvatting, waarvan men bij bekendmakingen van staatswege
+uitgaat. De nu volgende opgaven geven de thans vrij algemeen geldende
+opvattingen over de klassieke werken weer.
+
+
+
+1. I-king, het boek der veranderingen.
+
+De I-King is een boek, bestemd om de voor doeleinden van waarzeggerij
+gebruikte, uit heele en gebroken lijnen bestaande 8 trigrammen,
+evenals de daaruit afgeleide 64 hexagrammen te verklaren. [157] Die
+teekenen zelf zijn zeker ouder dan de 12e eeuw voor Christus. De
+korte verklaringen bij de hexagrammen en de uitweidingen over de
+onderdeelen, waaruit deze samengesteld zijn, worden gezegd afkomstig te
+zijn van Wen Wan (1251-1135 v. C.), den vader van den eersten keizer
+der Chau-dynastie en van Chau kung, den broeder van dien eersten
+keizer. De andere tien afdeelingen van het werk worden--waarschijnlijk
+ten onrechte--aan Confucius toegeschreven.
+
+Op een onbevooroordeeld lezer maken de oudste gedeelten van den
+I-king den indruk van een waarzeggersboek van weinig meer waarde
+en beteekenis, dan dergelijke werken gewoonlijk hebben. Eerst in
+het laatste, meer exegetische deel van het werk, wordt beproefd om
+in de oorspronkelijk geomantische verklaringen een philosophische
+beteekenis te leggen. Dit kan ons niet verwonderen, want ook bij
+andere volken zijn alchemie, astrologie en andere zwarte kunsten
+sterk met philosophische symboliek en mystiek dooreengewerkt.
+
+Het belangrijkste gedeelte van het werk, waaraan echter de bekende
+Duitsche wijsgeer Leibnitz een zeker te groote waarde toekende,
+is wel de derde der laatste verhandelingen (afdeeling 5 en 6). Deze
+bevat naast uitvoerige mededeelingen over de wijze van het verklaren
+van teekenen een rijk magazijn van oudheidkundige aanteekeningen en
+bespiegelende wijsbegeerte.
+
+Confucius stelde den I-king zeer hoog. Driemaal moesten de riempjes,
+welke de plankjes bijeenhielden, waarop in zijn exemplaar de tekst was
+ingesneden, worden vernieuwd. Ja, hij placht te zeggen, dat, als hij
+50 jaar aan de studie van I-king kon wijden, hij hopen mocht, daardoor
+zoover gevorderd te zijn, dat hij geen groote gebreken meer bezat.
+
+Terwijl nu Confucius en zijne aanhangers dit werk zoo vereerden, is
+het dubbel merkwaardig, dat ten slotte de Taoïsten zich geheel en al
+van de uitlegging hebben meester gemaakt en dat de thans officieel
+geijkte verklaring van dit werk afkomstig is van den Taoïst Ch'èn
+tw'an. Deze man leefde eenigen tijd aan het hof van Tai tsung,
+den tweeden keizer der Sung dynastie (976-997) en werd door dezen
+geroepen om hem in de geheime wetenschappen te onderrichten. Later
+trok hij zich in de eenzaamheid terug, waar hij ook stierf.
+
+Bij de vernietiging der boeken (van de wijsgeeren) onder keizer
+Tsing Shi Hwangti [158] werd de I-king als op de waarzeggingskunst
+betrekkelijk, verschoond. Toch was een deel van den, zooals wij reeds
+vermeldden, aan Confucius toegeschreven commentaar, verloren gegaan
+en werd dit eerst ongeveer 78-42 v. C. onder tamelijk romantische
+omstandigheden door een meisje teruggevonden in de ruïnen van een
+oud huis.
+
+
+
+2. Shu-king, het boek der geschiedkundige aanteekeningen.
+
+De Shu-king, zooals wij dien thans kennen, bevat de overblijfselen
+van een voorheen veel omvangrijker verzameling van geschiedkundige
+beschrijvingen en documenten uit de jaren 2357-627 v. C. Aan de
+echtheid van de gedeelten welke ongeveer 2197 v. C. en daarna
+zijn geschreven, wordt niet getwijfeld, terwijl met betrekking tot
+de andere, daaraan voorafgaande stukken wordt aangenomen, dat de
+schrijvers uit oudere stukken hebben geput.
+
+De zeer geestvolle en zeker doeltreffende verklaring, door den
+geleerden vrijheer von Richthofen over een van deze oudste stukken, de
+schatting van Yü gegeven, doet zien, dat er in dit werk nog gewichtige
+resultaten zijn te vinden voor diegenen, welke den moed hebben zich
+te bevrijden van de boeien der Chineesche verklaarders, wier opvatting
+gewoonlijk ook door de meeste vreemde vertalers wordt gevolgd.
+
+Wat de geloofwaardigheid van dit werk betreft: Mencius zegt er van,
+dat het veel beter zou zijn, den geheelen Shu-king niet te bezitten,
+dan daaraan onbepaald geloof te slaan. Confucius, wien men ook (ten
+onrechte) dit werk toeschrijft, haalt het telkens aan.
+
+Een deel van den thans als geldig beschouwden tekst wordt door de
+beste critici voor apocrief gehouden. Wat er van over is, bestaat uit
+enkele stukken, die bij de vernietiging der boeken gered en toen op
+eenigszins wonderbare wijze weer aan den dag zijn gebracht.
+
+
+
+3. Shi-king, het boek der liederen.
+
+De bekende geschiedschrijver Sze ma tien schrijft dit werk aan
+Confucius toe, doch zijne verzekering is ongeloofwaardig. Immers
+reeds lang vóór Confucius werden verschillende der hier voorkomende
+liederen met dezelfde namen genoemd, die zij later ook droegen.
+
+Ook de Shi-king ontging in de dagen der Tsin-dynastie de vernietiging
+niet. Doch, daar velen de liederen en gezangen daaruit van buiten
+kenden, werd het boek spoedig weer hersteld.
+
+In zijn tegenwoordige gedaante bestaat het werk uit 305 stukken,
+in vier groote afdeelingen samengevat, van welke de eerste afdeeling
+160 liederen: spotliederen, straatliederen, liefdes- en volksgedichten
+behelst. In de tweede afdeeling zijn 74 feestgezangen, oorspronkelijk
+bestemd voor het keizerlijk hof, doch later ook aan de hoven der
+vorsten gezongen. In de derde afdeeling zijn 31 gezangen, die eveneens
+aan het keizerlijk hof werden voorgedragen en wel, wanneer er feesten
+gegeven werden ter gelegenheid van het bezoek der onderhoorige vorsten,
+terwijl de vierde afdeeling 40 gezangen telt, welke gebruikt werden
+bij de ceremoniën in de hal der voorouders en bij de offers.
+
+Van de liederen oordeelt men, dat er 108 afkomstig zijn van den tijd
+tusschen 1765-1065 v. C., verder 156 van tusschen 1076-696, en de
+rest van af 696-585 v. C. Waarschijnlijk zijn deze opgaven niet ver
+van de waarheid.
+
+De Shi-king bevat vele stukken, die van groote dichterlijke waarde
+zijn. De Chineesche commentatoren hebben echter (evenals ook sommige
+vreemde vertalers), al hun best gedaan om den zin van de mooiste
+stukken te bederven, door deze namelijk ten onrechte als satyren
+op onzedelijke toestanden, of als afschrikwekkende schilderingen te
+gaan beschouwen.
+
+
+
+4. Chau-li, de staatsinrichtingen der Chau-dynastie.
+
+Dit, zooals men aanneemt, door Chau-kung in de 12e eeuw
+v. C. geschreven werk, bestaat in zijn tegenwoordige gedaante
+waarschijnlijk uit eenige oude gedeelten, met latere onechte
+toevoegselen uit den tijd der Han-dynastie vermeerderd. Chau-li
+werd door de Tsin-dynastie met bizonderen haat vervolgd en eerst in
+het jaar 40 v. C. door een der keizerlijke bibliothecarissen weer
+uitgegeven. Deze voegde een der verloren gegane stukken: het boek
+der handwerkers, er nieuw bij.
+
+Het werk behelst een soort hof- of staatskalender der dynastie
+Chau, waarin de verschillende ambten, het getal en de werkkring der
+waardigheidsbekleeders worden vermeld.
+
+
+
+5. I-li, het boek der gebruiken.
+
+Het allereerst vinden wij dit boek aangehaald bij Mencius, in de 4e
+eeuw voor Christus. Toch is het aan geen twijfel onderhevig, of een
+deel van de voorschriften, die men in dit werk vindt over handelwijzen
+bij bizondere gelegenheden, is reeds uit de dagen van Confucius of
+uit nog vroeger tijd afkomstig. Na de vernietiging der boeken kwam
+in de 2e eeuw v. C. een tekst van I-li, spoedig door een tweeden
+gevolgd voor den dag. Uit deze beide teksten is de tegenwoordige
+samengesteld. De titel "I-li" dagteekent uit den tijd der Han-dynastie.
+
+
+
+6. Li-ki, het boek der ceremoniën.
+
+De Li-ki is het derde en jongste der werken, in wier naam het teeken
+"Li" (gebruiken) voorkomt. Terwijl echter de beide andere werken op
+dit gebied, I-li en Chau-li, althans voor een deel zeer oud zijn:
+meer dan 1000 voor C. geschreven--is de Li-ki zeker niet voor de 2e
+eeuw onzer jaartelling voltooid.
+
+Li-ki behelst de oude commentaren over de onderwerpen, in het boek
+I-li behandeld en is, in zijn tegenwoordigen vorm een werk van Tae,
+den jongere. Diens oom, Tae, de oudere, gaf reeds vroeger een werk uit,
+"Ta Tae Li" d. i. de gebruiken van Tae den oudere, geheeten.
+
+Dit laatste boek (van den oom) was onder de dynastie Han niet bizonder
+in tel, doch nieuwere critici hebben het in zijn eer hersteld: het
+bevat namelijk den kalender der Hsia-dynastie, die, indien hij echt
+mocht zijn, ons sterrekundige opgaven geeft van 2000 jaar vóór onze
+jaartelling.
+
+
+
+7. 8. 9. Chun-Chiu, de kroniek van Confucius.
+
+Chun-Chiu beteekent letterlijk: herfst en voorjaar. De bedoeling
+echter is om met die twee jaargetijden het geheele jaar aan te duiden,
+alzoo: jaarboek. Het is een kroniek van het geheele Chineesche rijk
+over 722-484 v. C., geordend volgens de chronologie van den vorst
+van Lu. Deze kroniek wordt, door Mencius het eerst, aan Confucius
+toegeschreven.
+
+Ondanks den buitengewonen lof, dien de Chineesche verklaarders
+voor dit werk hebben, is het een droog, onnauwkeurig en onvolledig
+werk. Indien Confucius de maker van dit werk is, heeft hij daarbij al
+zonderlinge beginselen gevolgd: nl. om personen en feiten, waarmede
+hij niet ingenomen was, eenvoudig weg te laten.
+
+Het dor geraamte dezer kroniek krijgt eerst leven door de drie
+geschiedkundige vertellingen van Tso chiu ming, Kung yang en Ku liang,
+waarvan vooral het eerste verhaal allerlei belangrijke bizonderheden
+bevat.
+
+De verhalen en verklaringen in dit boek zouden mondeling zijn
+overgeleverd en eerst onder de dynastie van Han zijn opgeschreven. Wie
+de commentatoren waren (sommige critici houden deze zelfs voor
+mythische personen) is niet bekend.
+
+
+
+10. Lun-yü, de gesprekken van Confucius.
+
+Blijkbaar is dit boek door de leerlingen van de leerlingen van
+Confucius vervaardigd. Wij bezitten het vrijwel in den vorm, dien het
+in de tweede eeuw v. C. verkreeg of toen bezat. Het bevat allerlei
+antwoorden en uitlatingen van den wijze naar aanleiding van vragen,
+'t zij van zijn leerlingen, 't zij van andere personen. Dit een
+en ander is noch chronologisch, noch op andere wijze geordend. In
+sommige afdeelingen, voornamelijk in de 10e, vinden wij een uitvoerige
+beschrijving van de houding en de gewoonten van Confucius.
+
+
+
+11. De werken van Mencius.
+
+Men is het er niet over eens, wie eigenlijk de schrijver van deze
+boeken is. Sommigen schrijven de zeven afdeelingen, waaruit het
+bestaat, aan Mencius zelven toe, [159] anderen aan zijn leerlingen,
+nog anderen aan beiden gezamenlijk. Bij de vernietiging van de boeken
+schijnen de geschriften van Mencius te zijn gespaard, wellicht omdat
+hierin geleerd werd, dat de keizerlijke waardigheid aan den waardigsten
+toekwam en Mencius daardoor eenigszins partij had gekozen tegen de
+Chau dynastie, die later den troon aan de vorsten van Tsin verloor.
+
+In weerwil van de opmerkzaamheid, die de commentatoren aan Mencius
+wijdden, werden zijn geschriften toch eerst in 1088 n. C. onder de
+klassieken opgenomen en aan hun vervaardiger een plaats in de tempels
+van Confucius aangewezen.
+
+De eerste keizer der Ming dynastie, Hungwu, liet hem echter in 1372
+daaruit weer verwijderen, daar hij ééne plaats in diens werken als een
+onvergeeflijke misdaad tegen de vorstelijke waardigheid aanzag. In die
+plaats wordt namelijk geleerd, dat wanneer een vorst zijn ministers als
+aarde en gras beschouwt, zij hem als een vijand en roover beschouwen
+[160].
+
+Terzelfdertijd, dat de naam van Mencius uit de tempels verwijderd
+werd, maakte men eene verordening, waarin bepaald werd, dat ieder,
+die tegen deze handelwijze bedenking maakte (nl. tegen het verwijderen
+v. Mencius' naam) wegens hoogverraad ter verantwoording zou worden
+geroepen.
+
+De vereerders van den wijze lieten zich echter, met de
+onverschrokkenheid en vrijmoedigheid, die in zulke gevallen dikwijls
+aan Chineezen eigen is, daardoor niet afbrengen van protesten tegen
+den door den keizer bevolen maatregel. Reeds in het volgend jaar werd
+deze ingetrokken, omdat, zooals een nieuwe keizerlijke verordening
+het uitdrukte, Mencius zich door het in 't licht stellen en te niet
+doen van kettersche leeringen een waardig geestverwant van Confucius
+had getoond. Mencius neemt thans onder die beroemde geestverwanten
+van Confucius de vierde, d. i. de laatste plaats in, een plaats,
+die hem in 1530 is aangewezen.
+
+Evenals de gesprekken van Confucius bevatten ook de werken van Mencius
+gesprekken en naast elkaar opgenoemde uitingen en antwoorden van den
+meester. Alleen is hier alles beter geordend.
+
+
+
+12. Hsiao-king, het boek der kinderlijke liefde.
+
+Dit werk behelst gesprekken over het bovengenoemd onderwerp, welke
+tusschen Confucius en een zijner leerlingen zijn gehouden en door
+dien leerling aan een kleinzoon van den wijze, Tsze sze, zouden
+zijn medegedeeld. De aanduiding van dit werk, als het boek der
+kinderlijke liefde is voor den inhoud niet geheel passend, want ook
+andere betrekkingen: als tusschen heer en dienaar (vorst en beambte)
+worden er in besproken. De juiste titel van dit werk zou zijn:
+algemeene plichtsbetrachting op den grondslag van kinderlijke liefde.
+
+Na den ondergang der Tsin dynastie werd een exemplaar van Hsiao-king
+weergevonden, later een tweede. Over de echtheid van dit werk oordeelen
+de critici zeer verschillend.
+
+
+
+13. Het woordenboek Urhya.
+
+Dit werk dagteekent van 500 jaar v. C.; het behelst echter ook
+oudere gedeelten, speciaal uit de 13e eeuw v. C. Gewoonlijk wordt
+als schrijver genoemd Tsze hia, een leerling van Confucius. Het boek
+bestaat uit 19 afdeelingen: de woorden zijn hierin geordend naar de
+verschillende soorten, bv. onder vogels, planten, huisdieren enz. De
+beteekenis van dit boek ligt vooral hierin, dat wij het beschouwen
+kunnen als de eerste vroege poging om orde in het voorhanden materiaal
+te brengen en dat het de uitdrukkingen verklaart, die in de klassieke
+en in andere werken voorkomen.
+
+
+
+14. Ta-hio, de groote leer.
+
+Over den maker van dit boek is niets bekend. De overlevering schrijft
+het toe aan Confucius' kleinzoon. Na den val der Tsin dynastie werd
+dit werk met andere werken teruggevonden. De toen gevonden tekst bleef
+lang de geijkte. Bij een in de 11e eeuw na C. ondernomen onderzoek van
+den tekst bracht men hierin een aantal veranderingen. De voornaamste
+daarvan was, dat als de tweede plicht der vorsten werd gesteld,
+hun volk "op te voeden", in plaats van "lief te hebben", zooals het
+vroeger heette.
+
+
+
+15. Chung-yung, het onveranderlijke midden.
+
+Dit werk wordt algemeen--en waarschijnlijk te recht--toegeschreven aan
+Confucius' kleinzoon. Hoewel enkele critici van een ander gevoelen
+zijn, kunnen wij toch aannemen, dat dit werk vrij volledig tot ons
+is gekomen.
+
+Naar de oude opvatting behooren "de groote leer" en "het
+onveranderlijke midden" bijeen. Een beroemd geleerde uit de 2e eeuw
+zegt daarover het volgende: "Toen Kung kih (d.i. Tsze sze) in nood
+en ellende in Sung leefde, vreesde hij, dat datgene, wat de oude
+wijzen geleerd hadden, later niet meer verstaan zou worden en dat
+alzoo de grondstellingen der oude keizers en vorsten in duigen zouden
+vallen. Daarom vervaardigde hij "de groote leer" als den inslag en het
+"onveranderlijke midden" als de schering.
+
+Inderdaad valt een innerlijke samenhang tusschen deze beide werken,
+die volgens Chu hi in oude tijden den grondslag voor de opvoeding
+der jeugd vormden, geenszins te miskennen.
+
+"De groote leer" onderwijst: "de deugd in daden te toonen, het volk op
+te voeden (of lief te hebben) en in de volkomenheid te blijven." Het
+"onveranderlijke midden" zegt: "Wat de mensch van den hemel ontvangen
+heeft is zijne natuur, wie in overeenstemming met deze handelt,
+wandelt op den weg van den plicht, dit pad te gaan leert de mensch
+door onderwijzing."
+
+Als een roode draad loopt door beide werken de grondstelling, dat
+ieder, in 't bizonder echter de vorst, door zijn voorbeeld kan en
+moet werken, en dat alzoo ieder, die dezen invloed wil uitoefenen,
+eerst zelf naar volkomenheid moet streven, terwijl de rechte weg
+om deze te bereiken, tusschen de beide uitersten ligt, welke moeten
+worden vermeden.
+
+
+
+16. Tshu-shu, de bamboeboeken.
+
+De bamboeboeken, d. w. z. een aantal bamboetafeltjes met daarop 100.000
+teekenen, schijnen in het jaar 279 n. C. gevonden te zijn in het graf
+van koning Sêang van Wei (deze stierf 295 v. C.). Deze tafeltjes,
+die reeds vroeger door ouderdom en vochtigheid veel hadden geleden,
+werden toen neergelegd in de keizerlijke bibliotheek. Een commissie
+van onderzoek, benoemd om er rapport over uit te brengen, ontdekte
+daarin 15 werken, waaronder een afschrift van I-king [161], benevens
+een aantal jaarboeken. Deze laatsten worden dan als de bamboeboeken
+aangeduid.
+
+Deze jaarboeken beginnen met de geschiedenis van China vanaf 3000
+v. C. Over 960-369 v. C. handelen zij over de geschiedenis van het
+vorstendom Tsin. Over 369 v. C.-295 n. C. over die van het vorstendom
+Wei. Met den dood van koning Sêang breekt de geschiedenis dan af.
+
+De beroemde geleerde en staatsman Fu Yü (222-284 n. C.) maakt er
+van gewag, als zoo juist geschied. Toch wordt aan de echtheid der
+bamboeboeken dikwijls getwijfeld. Waarschijnlijk omdat men hier, naast
+historische feiten, ook tal van fabelen en mystieke bespiegelingen
+vindt, die doen denken òf aan oorspronkelijke, sterk-Taoïstische
+invloeden, òf aan eene latere omwerking in dien geest. Eén van de
+in het graf gevonden werken is het reisverhaal van keizer Mu uit de
+dynastie Chau (1001-983 v. C.) Deze zou de westelijke goddelijke
+moeder, Si wang mu, in het Kuenlüngebergte bezocht hebben: de
+fabelachtigste voorvallen worden aangaande het vinden dezer boeken,
+met dag en datum, opgenoemd.
+
+Een werk, dat zich bezig houdt met het leven en met de uitspraken
+van Confucius en dat hoewel zeker apocrief, toch wegens de vele
+overleveringen, welke uit den tijd van zijne vervaardiging, de 3e eeuw
+n. C. afkomstig zijn, in een grooten roep staat, is Kung tsze kia yu
+d.i.: uitspraken van Confucius in den kring zijner leerlingen. Zulk
+een boek bestond reeds vóór het begin onzer jaartelling. Dat oude werk
+is echter verloren gegaan. Wat wij nu hebben is een werk van zekeren
+Wang Suh, die zich de vervaardiger van den bijbehoorenden commentaar
+noemt, doch den tekst, naar hij beweert, van een der nakomelingen
+van Confucius heeft ontvangen.
+
+
+
+Behalve de klassieke boeken of andere, die daartoe min of meer worden
+gerekend, zijn er een groot aantal andere boeken, wier schrijvers,
+hoewel eveneens kanoniek verklaard en met de hoogste titels na hun dood
+vereerd, toch geen plaats hebben gevonden in het orthodoxe Pantheon:
+de tempels van Confucius.
+
+Dit zijn namelijk de geschriften der Taoïsten, een literatuur,
+die zóo grooten invloed op den ontwikkelingsgang der Chineezen
+heeft uitgeoefend, dat wij haar niet onvermeld mogen laten. Wat dien
+invloed betreft: deze werd niet zoozeer uitgeoefend door het zuivere
+Taoïsme, als wel door de latere ziekelijke ontaardingen der leer,
+die feitelijk met de oorspronkelijke slechts in verwijderd verband
+staan. Het hoofdwerk der Taoïstische richting is het: Tao teh king,
+het boek van den weg en van de deugd. Als de vervaardiger daarvan,
+wordt algemeen Li R. beschouwd gewoonlijk Lao tsze genoemd. Deze
+leefde waarschijnlijk tegen het einde der 6e eeuw v. C. en bekleedt
+in het Taoïsme dezelfde plaats als Confucius in de naar hem genoemde
+leer. Beiden waren verklaarders en verbreiders: geen eerste apostelen
+hunner leer. De oude geschriften en overleveringen, waaruit Lao
+tsze putte, zijn echter niet meer aanwezig. Het Tao teh king is vaak
+moeilijk te verstaan, soms geheel onbegrijpelijk en heeft daardoor
+aan uitleggers en vertalers een welkome gelegenheid gegeven om hun
+scherpzinnigheid te toonen.
+
+De oudste commentaar dateert uit de 3e eeuw onzer jaartelling en is
+door Wang Pi gemaakt. Ook aan den bevelhebber der Hanku pas, Yin Hi,
+voor wien naar de legende, Lao tsze het Tao teh king schreef [162],
+wordt een werk, Kwan Yin tze genaamd toegeschreven. In het gedeelte der
+Han kroniek, dat zich met de verschillende boeken bezig houdt, wordt
+dit werk genoemd, zonder dat het echter verder bekend schijnt. Eerst
+in de 12e eeuw komt het plotseling voor den dag als een bezit der
+familie Sun Ting, met een voorrede van Liu Hiang (80-9 v. C.) Dit
+werk is zeer zeker een vervalsching, doch, eene uit oude dagen. Een
+geleerde van beteekenis moet het hebben geschreven.
+
+Twee leerlingen van Lao tsze, Lieh tsze en Chwang tsze, de eerste
+tot de 5e, de ander tot de 4e eeuw voor Christus behoorende, [163]
+hebben eveneens werken nagelaten, die door hunne leerlingen naar
+mondelinge overleveringen zouden zijn opgeschreven. Bij beiden treedt
+de mystiek op den voorgrond, bij Chwang tsze ook een zekere Cynische
+richting. Beide werken hebben hun grooten invloed uitgeoefend om
+het Taoïsme ver van zijn oorspronkelijke koers af te voeren. De
+belangrijkste commentaren op deze twee werken zijn eerst uit de 4e
+eeuw n. C. terwijl hun hoofdinvloed in de 8e eeuw, onder de dynastie
+Tang zich deed gelden.
+
+Een ander belangrijk voorstander van het Taoïsme is Huai Nan Tsze
+[164]. Deze naam is een aangenomene, waaronder prins Liu Negan,
+kleinzoon van den stichter der Han dynastie, schreef. Als ijverig
+aanhanger der Taoïstische leer, in het bizonder van de alchemistische
+richting daarin, verzamelde hij vele honderden van aanhangers en
+zocht met hen naar het elixer der onsterfelijkheid en den steen der
+wijzen. Hij stierf in 112 v. C. door zijn eigen hand, nadat een poging
+om zich van den troon meester te maken was mislukt. Zijn geschriften
+zijn eveneens door Liu Hiang uitgegeven.
+
+De verschillende opgaven, hierboven gedaan, hebben voldoende in het
+licht gesteld, hoe groote gapingen er zijn in de overlevering der
+gewijde teksten, en hoe er vaak eeuwen liggen tusschen de vervaardiging
+der oude teksten zelf en het verschijnen der ons bewaard gebleven,
+onontbeerlijkste commentaren.
+
+De oorzaak van deze, voor de kennis van het oude China en zijn
+philosophische lectuur betreurenswaardige gapingen is tweeërlei: 1e. de
+gebrekkige ontwikkeling van het schrift en het schrijfmateriaal:
+tafeltjes uit bamboe, waar men de teekens met een scherpe stift
+inkraste of instak. 2e. in de door keizer Tsin Shi Hwang ti in 213
+v. C. bevolen vernietiging der meeste klassieke werken, waarbij
+slechts min of meer verminkte exemplaren aan het vuur ontsnapten.
+
+De Chineesche schrijver Sze ma tsien (163-85 v. C.) heeft in zijn
+"historische opteekeningen" het uitvaardigen van het keizerlijk edict,
+dat de vernietiging der boeken en de bewaking der geleerden voorschreef
+zeer dramatisch voorgesteld. In werkelijkheid is zeker deze maatregel
+wel de vrucht van rijp overwegen geweest.
+
+Sze ma tsien dan bericht het volgende:
+
+"In 212 v. C. kwam de keizer van eene reis naar het zuiden terug. Hij
+gaf toen een feest in het paleis, waar ook de 70 groote geleerden (de
+professoren der keizerlijke academie) verschenen en hem begroetten. Een
+der ministers, Chau tsing shin, trad naar voren en sprak: "Vroeger
+was het rijk van Tsin slechts 1000 Li groot, doch uwe hoogheid heeft
+met een kracht en een verstand als van de godheid het gansche rijk tot
+rust gebracht en alle barbaarsche stammen verdreven, zoodat, zoover zon
+en maan schijnen, allen u als gasten hun onderdanigheid betuigen. Gij
+hebt de staten der verschillende vorsten in provinciën en districten
+veranderd, waarin het volk een gezegende rust geniet, vrij van de
+gevaren van den oorlog en van den strijd om de heerschappij. Deze
+toestand zal 10.000 geslachten duren. Nooit, sedert de oudste tijden,
+is iemand in verheven deugd aan uwe hoogheid gelijk geweest."
+
+Deze vleitaal beviel aan den keizer. Toen trad Shun Yu yüe, een
+der grootste geleerden, naar voren en zeide: "de heerschers uit het
+geslacht van Yin (Shang) hebben sedert meer dan duizend jaar hunne
+zonen, jongere broeders en verdienstelijke ministers met bezit en
+macht beleend en vonden zoo bij hen hulp en steun, gelijk ik wel
+vernomen heb. Nu echter heeft uwe hoogheid bezit genomen van alles,
+wat er tusschen de vier zeeën is, en uwe zonen en jongere broeders
+zijn personen zonder gezag. Het gevolg daarvan zal zijn, dat er één
+zal optreden om te doen als de oproermakers in vroegere tijden. Waar
+wilt gij dan, zonder de ondersteuning uwer familie, de hulp vinden,
+die gij dan wellicht noodig hebt? Dat een toestand, die niet op de
+leeringen der oudheid berust, lang kan bestaan, heb ik nog nooit
+gehoord. Tsing staat voor u als een vleier, die de dwalingen van uwe
+majesteit vermeerdert, doch niet als een trouw minister."
+
+De keizer verlangde daarop het oordeel der anderen over deze zaak
+te weten, waarop de eerste minister Li sze sprak: "De vijf keizers
+waren niet allen de een het voorbeeld van den ander, evenmin
+volgden de drie dynastiën elkaars maatregelen na. Ieder had zijn
+eigen regeeringssysteem, niet om wat anders te bedenken, maar omdat
+de veranderde tijden dat eischten. Uwe hoogheid heeft thans den
+grondslag der keizerlijke macht voor 10.000 geslachten gelegd. Dat
+is meer dan een eenvoudig professor kan verstaan. Buitendien spreekt
+Yüe slechts over zaken, die op de drie dynastiën betrekking hebben
+en die als voorbeelden voor u niet geschikt zijn. Vroeger, toen de
+vorsten tegen elkaar streden, zocht ieder hunner geleerden om zich
+heen te verzamelen, nu echter staat het rijk vast en welgegrond en
+de wetten en verordeningen gaan van één hoogste macht uit. Zij, die
+in hun woonplaatsen blijven, behooren hunne krachten aan den landbouw
+te wijden; zij, die geleerden willen zijn, behooren de verschillende
+voorschriften en wetten te bestudeeren. In plaats echter van alzoo
+te handelen, leeren de geleerden niets, dat op den tegenwoordigen
+tijd betrekking heeft: doch bestudeeren de oudheid. Zij gaan voort
+den tegenwoordigen tijd te veroordeelen, het volk op een dwaalspoor
+te brengen en het tot wanorde te verleiden.
+
+"Zelfs al zou mijn leven er gevaar door loopen, moet ik, de eerste
+minister, u dit zeggen. Vroeger, toen het rijk oneenig en vol onrust
+was, was er niemand, die het eenheid kon geven. Daarom stonden de
+vorsten op, ieder beriep zich op het verleden: tot schade van het
+tegenwoordige: allerlei bewegingen zonder grond werden opgesteld:
+de werkelijkheid sloeg men in het aangezicht. Velen pronkten met hun
+eigen wetenschap om te veroordeelen, wat hun vorst beval. En zelfs nu,
+nadat uwe hoogheid het rijk in vaste eenheid heeft gegrondvest, zelfs
+nu prijzen zij hun eigen wetenschap en steken de hoofden bijeen. Zij
+leeren aan het volk wat met de wet in strijd is. Hooren zij dat eene
+verordening zal worden uitgevaardigd, dan begint ieder daarover zijn
+wijsheid uit te kramen. Aan het hof houden zij hun misnoegen vóór
+zich: buiten op de straat schreeuwen zij het uit. Terwijl zij doen,
+alsof zij hun meester prijzen, is toch ieder er trotsch op, zijn
+eigen vreemdsoortige inzichten te hebben. Zoo brengen zij het volk
+tot oproerige woorden. Indien zulke dingen niet verboden worden,
+zal het gezag van uwe majesteit schade lijden en er zullen zich in
+den staat partijschappen vormen. Daarom: verbied ze. Ik verzoek u,
+dat alle kronieken, die in de handen der geschiedschrijvers zijn,
+met uitzondering alleen van die van het huis van Tsin, worden
+verbrand. Eveneens, dat in het gansche rijk allen, die exemplaren
+van den Shi-king of den Shu-king, of van de boeken der 100 scholen
+bezitten, met uitzondering van de professoren der academie, deze aan
+de beambten der districten moeten inleveren, om ze te verbranden. Dat
+voorts allen, die samen over Shu-king of Shi-king spreken, worden
+gevonnist en hun lichaam op de marktplaats worde terechtgesteld,
+dat zij, die het verledene prijzen ten koste van het heden, met al
+hun bloedverwanten worden gedood. Dat beambten, die kennis dragen
+van de overtreding dezer geboden en de overtreders niet aanwijzen,
+worden gestraft evenals de overtreders zelve, en dat, wie zijn boeken
+niet binnen 30 dagen na uitvaardiging dezer verordening heeft verbrand,
+gebrandmerkt wordt en naar den grooten muur wordt gezonden, om daaraan
+vier jaren te arbeiden. De eenige boeken, die men sparen kan, zijn
+die over de geneeskunde, de waarzeggingskunst en den landbouw. Wie
+de wetten wenscht te leeren kennen, kan naar de ambtenaren gaan en
+ze daar vernemen. Het keizerlijk besluit worde alzoo vastgesteld."
+
+Een jaar na de uitvaardiging van het edict werd de toorn des keizers
+opnieuw opgewekt door de vlucht van twee geleerden, die zijn bizondere
+gunstelingen waren geweest. Hij liet dus nauwkeurige nasporingen
+doen, of ook iemand van de geleerden booze woorden over hem gesproken
+had, of het volk tegen hem had opgestookt. Het bleek nu, dat meer
+dan 460 geleerden het verbod hadden overtreden. Zij werden allen,
+tot waarschuwend voorbeeld voor het volk, levend begraven, terwijl
+de wetten, tegenover alle verdachten, met verdubbelde strengheid
+gehandhaafd werden. Deze vervolging der geleerden en verbranding der
+boeken is niet de eenige slag geweest, welke de Chineesche literatuur
+heeft getroffen. Bij den val der Tsin dynastie werd, in den strijd om
+de heerschappij, de hoofdstad des rijks een prooi der vlammen. Deze
+woedden er weken lang en hebben vermoedelijk minstens evenveel, uit
+de verwoesting der klassieken geredde exemplaren vernield, als het den
+Tsin keizer gelukt was te vernietigen. Dergelijke "bibliotheekrampen",
+zooals de Chineezen zeggen, volgden elkaar met korte tusschenpoozen
+op. In de eerste jaren onzer tijdrekening werd bij een opstand de, met
+veel moeite en tijdopoffering bijeengebrachte, 12000 deelen (bundels
+van tafeltjes) tellende, rijksbibliotheek verwoest. Eveneens ging het
+met eene verzameling, door de latere Han dynastie bijeengebracht. Deze
+ging tegen het einde der 2e eeuw n. C. verloren, gedeeltelijk bij een
+brand van het keizerlijk paleis, gedeeltelijk bij de overbrenging van
+het hof naar Schensi en de daarop gevolgde beroeringen. Hetzelfde lot
+deelde in 311 eene door de keizers der dynastie Wei en Tsin aangelegde
+bibliotheek van bijna 30.100 boeken (rollen, want leer en zijde
+hadden toen de plaats van het bamboe ingenomen). Een vijfde groote
+ramp volgde in 554, toen keizer Yuanti in Nanking zijne verzameling
+van 70.000 boeken aan de vlammen prijsgaf.
+
+Dat er nu, trots al deze ongelukken, nog zoo veel van de oude
+literatuur bewaard is, hebben wij te danken aan den wakkeren ijver,
+de lust tot verzamelen en den kritischen geest der Chineesche
+geleerden. Ook werd hun ijver door de belangstelling en de mildheid
+van verschillende heerschers aangespoord. Dat bij de verschillende
+pogingen tot herstel van deels verloren gegane en verminkte teksten
+(want slechts in dezen vorm zijn de brokstukken van vóór-Confuciaansche
+werken tot ons gekomen, wat trouwens ook met menig geschrift uit
+later tijd het geval is), vele vervalschingen zijn voorgekomen kan
+niemand verwonderen, die de voorliefde en den tact van de Chineezen
+voor dergelijke bedriegerijen in iederen tak hunner vaderlandsche
+bedrijven kent. In vele gevallen is het aan de latere kritiek, soms
+echter eerst na eeuwen, gelukt om de vervalschingen te ontdekken en
+de oude, wèl onvolledige, doch minder verdachte teksten weer voor
+den dag te brengen.
+
+Ook in den nieuweren tijd, zelfs na het uitvinden en de algemeene
+toepassing van de boekdrukkunst, is het aantal der verloren gegane
+werken, waarvan men het bestaan nog slechts kent door een titel in een
+catalogus, of door citaten in andere geschriften, zeer belangrijk. De
+reden daarvan ligt voor een goed deel in de vele inwendige onlusten,
+waarbij weinige steden de verwoesting ontgingen. Zoo heeft de bekende
+Taiping-opstand vreeselijke, onherstelbare schade aangericht, terwijl
+bij de verwoesting van het zomerpaleis door de Engelschen in 1860 de
+daarin aanwezige schoone keizerlijke bibliotheek werd vernield. Een
+ander ongeluk is, dat het aantal exemplaren van een werk, door
+overschrijven of drukken verveelvoudigd, vaak zeer beperkt was. Dit
+geldt natuurlijk vooral van grootere werken: handboeken, encyclopaediën
+enz., welke vaak slechts bestemd waren voor een kleinen kring.
+
+In vele gevallen zijn dan de daarvoor afzonderlijk bestemde metalen
+typen gestolen of de gewoonlijk voor het afdrukken bestemde houten
+platen verloren gegaan, vernield, of onbruikbaar geworden en is het
+nooit tot een tweede uitgave gekomen. Ook aan den in China zeer te
+vreezen boekenworm, is de vernieling van vele werken, soms zelfs van
+de houten platen te wijten.
+
+Men behoeft maar eenmaal een blik geslagen te hebben in de bibliotheek
+van een der vele kloosters in den omtrek van Peking, of Dr. Martin's
+beschrijving der bibliotheek van het Hanlin collegium te lezen, om
+zich te kunnen voorstellen, hoe vochtigheid en wormen opruiming hebben
+gehouden onder de letterkundige werken van China en hun vernielingswerk
+nog dagelijks voortzetten. In de kloosterbibliotheken is er onder
+duizend ongeordende, omzwervende deelen niet één, welks bladen niet
+half vergaan of met wormgaten doorboord zijn. En, te oordeelen naar
+den toestand, waarin vele werken, die uit keizerlijke of particuliere
+bibliotheken het licht zagen, zich bevinden, schijnt het in deze
+plaatsen der geleerdheid er ook niet veel beter uit te zien. Veel
+schuld heeft ook het slechte papier en het slordig openmaken, der
+uit los te zamen genaaide bladen bestaande deeltjes. De hoofdoorzaak
+van het verval is echter, dat de verzamelingen niet toegankelijk
+zijn voor het publiek en dat het administratief toezicht ook hier,
+als in zoovele andere gevallen in China, slechts een opzicht in naam
+is. Gevolg daarvan is, dat de boeken zoek raken of op andere wijze te
+gronde gaan, zonder dat iemand roeping gevoelt om ordenend en reddend
+den Augiasstal onderhanden te nemen.
+
+Het ontbreekt niet aan berichten en keizerlijke edicten, doch men laat
+het dikwijls bij fraai klinkende, schoon gevormde zinnen. Hier kan
+men de ware mierenvlijt der letterkundigen, die anders in zoo menig
+opzicht storend op de ontwikkeling van het land hebben ingewerkt,
+niet genoeg prijzen. Aan dien ijver toch is het te danken, dat van
+de letterkundige schatten des lands nog zooveel gered is en behouden
+zal blijven. Zonder dien ijver ware het ons niet mogelijk geweest,
+u de Chineesche philosophie eenigszins te doen kennen. Moge, wat wij
+daarover mededeelden, u tot de overtuiging hebben gebracht, dat ook
+deze Chineesche "denkers" onze aandacht verdienen.
+
+
+
+
+
+
+
+HOOFDSTUK VI.
+
+Het Mazdeïsme.
+
+
+I. Inleiding.
+
+
+Wanneer wij gelezen hebben van de aloude wijsheid der Brahmanen en ons
+daarop hebben verplaatst, in den eigenaardigen, rustig-bepeinzenden
+geest van het Boeddhisme, moet het ons vreemd aandoen, als wij uit
+die Indische wereld van peinzen en bespiegeling ons begeven naar
+het oude Iran, ten einde ons te verdiepen in den godsdienst van
+Zoroaster. Uit een wereld van subtiele droomerijen komen wij dan
+in eens met beide voeten op den bodem der werkelijkheid, uit een
+godsdienst die boven alles den vrede zoekt en allen strijd schuwt,
+komen wij tot een anderen, die strijd, meedoogenloozen strijd als
+een zijner grondbeginselen predikt. En, terwijl Indië den der wereld
+afgestorven kluizenaar of monnik bewondert, is in oud Perzië de kloeke
+huisvader, die met liefde zich aan den landbouw wijdt, de ware dienaar
+des Allerhoogsten. Vruchtbaarheid en leven is hier met den godsdienst
+één, terwijl Indië van den godgewijde onthouding van geslachtelijken
+omgang eischt.
+
+En toch, toch zijn die beide planten, oud-Indië en oud-Perzië, op
+denzelfden bodem gewassen. Beiden zijn ontstaan uit den oud-Arischen
+godsdienst, dien de gemeenschappelijke voorouders beleden, vóór zij
+uiteengingen, de een naar het warme Indië met zijn weelderige natuur,
+uitlokkend tot droomen en peinzen, de ander naar het onvruchtbare Iran,
+[165] waar de mensch wel wat anders had te doen en door noesten vlijt,
+in den strijd tegen de vijandige natuurmachten, zijn levensonderhoud
+aan den bodem moest ontwringen. Daar nu is het Mazdeïsme of de
+oud-Perzische godsdienst ontstaan. In welke landstreek--velen meenen
+in Bactrië--is onzeker. Wij spreken echter maar van oud-Perzischen
+godsdienst, omdat het Mazdeïsme, althans later de godsdienst van de
+Perzen, het meest op den voorgrond tredende der Iranische volken is
+geworden. De naam Mazdeïsme is ontleend aan Mazda, de "Verhevene",
+zooals de hoogste godheid werd genoemd. Over dit Mazdeïsme willen
+wij dus handelen: een niet gemakkelijk onderwerp, omdat wij hier
+weinig bronnen hebben en dan nog veel in die oude bronnen zwaar te
+verstaan is.
+
+Twee namen klinken ons hier tegen: wij lezen van het Zend-Avesta als
+het heilige boek en van Zoroaster den profeet, aan wiens naam dit
+boek is vastgeknoopt. 't Spreekt vanzelf, dat het daarom nog niet van
+zijn eigen hand behoeft te zijn: evenmin als de geheele Koran door
+Mohammed, of alles in de vijf eerste boeken des Ouden Testaments
+door Mozes geschreven is. Toch bestaan er goede redenen om aan te
+nemen, dat althans de Gatha's, oude liederen, die van het Avesta
+een deel uitmaken, van hem zelf afkomstig zijn. Overigens schuilt
+zijne geschiedenis in het duister. Zeker leefde hij vele eeuwen vóór
+Christus en lang vóór Cyrus (6e eeuw vóór C.) Waarschijnlijk was hij
+van aanzienlijke afkomst en gevoelde hij zich innerlijk geroepen als
+hervormer van den godsdienst op te treden. Na zeven jaar in eenzame
+overpeinzingen te hebben doorgebracht, trad hij met kracht tegen
+den afgodendienst op. Eerst bekeert hij enkele familieleden. Straks
+ook koning Vistaçpa. Veel had hij te strijden met den invloed der
+Turaniërs, wier bijgeloovige tooverpraktijken onder zijn volk sterk
+waren doorgedrongen. Doch hij gaf den strijd niet op en predikte zijn
+godsdienst der reinheid, tot hij in Balkh, de hoofdstad des rijks,
+bij een aanval der Turaniërs, om het leven kwam.
+
+Wat het Zend-Avesta betreft,--de naam beteekent wet (avesta) met
+verklaring (zend)--dit boek is eerst sedert 1771, toen het door den
+Franschen geleerde Anquetil du Perron uit Azië werd meegenomen en
+uitgegeven [166], in Europa bekend geworden.
+
+Het werk vormt de overblijfselen van een veel uitgebreider
+godsdienstige lectuur en dagteekent in zijn geheel zeker van minstens
+6 à 7 eeuwen vóór Christus. De meeste stukken zijn zelfs veel ouder.
+
+Evenals het O. T. ons verschillende phasen van ontwikkeling van
+eenzelfden godsdienst, b.v.: het oude Jahvisme, den godsdienst der
+profeten en den wettelijken godsdienst vanaf de dagen van Ezra en
+Nehemia doet zien: ontwikkelingsvormen die wel zeer uiteenloopen,
+doch door één draad zijn verbonden, zoo is het ook hier. Ook in
+het Zend-Avesta vinden wij drie ontwikkelingsvormen van denzelfden
+godsdienst, waarvan de eerste ons toont den nieuwen godsdienst,
+zooals hij gepredikt werd door Zoroaster of zijne school; de tweede
+teekent hem, zooals hij meer in 't practische leven inwerkt, doch
+dan ook door het oud volksgeloof enz. reeds eenigszins verontreinigd
+is en de derde doet hem ons zien als een volksgodsdienst geworden
+geheel en al: èn dus, noodzakelijkerwijze heel wat verschillend van
+de oude grondslagen, maar toch de grondgedachten van het verleden,
+zij het in aarden vaten, in zich dragend.
+
+Van deze phasen behandelen wij alleen de eerste en de derde, omdat wij
+over de tweede slechts zeer weinig bronnen hebben (de jongere Gatha's)
+en het verschil tusschen de eerste en tweede zeer gering is.
+
+Het is te bejammeren, dat, zooals wij boven zeiden, slechts brokstukken
+der oude gewijde literatuur tot ons zijn gekomen, doch wij moeten ons
+tevreden stellen met wat wij bezitten. Een enkele opmerking daarover
+zal hier niet misplaatst zijn.
+
+In de dagen toen Alexander de Groote zijn wereldheerschappij vestigde,
+alzoo in de 4e eeuw vóór Christus schijnt er, volgens geloofwaardige
+berichten, een rijke godsdienstige lectuur te hebben bestaan. Evenwel,
+Alexander de Groote, die aan het Perzische rijk een einde maakte,
+trad ook tegen den oud-Perzischen godsdienst en diens gewijde boeken
+vijandig op. Hij verbrandde deze of zond ze naar zijn rijk. Slechts
+een gedeelte bleef gespaard.
+
+Toen later de Perzen weer eigen koningen bezaten, nl. de dynastie der
+Sassaniden (226-636 n. C.) werd bijeen verzameld, wat overig was. Toen
+bestond het Zend-Avesta uit 21 boeken. Deze waren ook in hoofdzaak nog
+in de 9e eeuw na Christus aanwezig, althans een schrijver uit die dagen
+heeft er 20 in de oorspronkelijke taal voor zich gehad, 19 bovendien
+in een ander dialect, het Pehlewi, dat hij beter verstond. Ook deze
+verzameling is echter verloren: slechts brokstukken zijn er van
+over. De eeuwen hebben dus een geduchte zifting gehouden. Evenwel,
+verschillende gegevens samenvoegende, komen wij tot het besluit,
+dat ons het meest belangrijke bewaard is gebleven.
+
+Wat wij nu nog bezitten, en wat in hoofdzaak reeds door Anquetil du
+Perron is uitgegeven, is het volgende:
+
+1. Yasna, een boek van ritueelen aard, bevattende teksten bij de
+offerhandeling.
+
+2. Vispered (alle heeren) gebezigd bij die offeranden, waarbij "alle
+heeren" worden aangeroepen.
+
+3. Vendidad (wet tegen de daeva's = duivelen) in 22 fargards
+(hoofdstukken).
+
+4. Yasts, offerzangen ter eere van de Yazata's (verheven wezens)
+aan wie 27 van de 30 dagen der maand waren gewijd.
+
+5. Eenige kleinere geschriften; kalenders, gebeden, spreuken,
+gewoonlijk genaamd het Kleine Avesta.
+
+
+
+Deze gedeelten zijn van verschillenden ouderdom, en vertegenwoordigen
+de drie straks genoemde ontwikkelingsphasen van het Mazdeïsme. [167]
+In de Yasna vooral komen de oudste stukken voor, de zoogenaamde Gatha's
+(oude liederen), die ook wat hun taal betreft, van de overige deelen
+verschillen en in wier leer ook sommige denkbeelden en leerstellingen
+van het latere Mazdeïsme niet worden gevonden. Zij klimmen wel tot
+het jaar 1000 vóór onze jaartelling op en leeren ons het Mazdeïsme
+kennen in zijn aanvang en oorspronkelijke zuiverheid.
+
+Wat hebben wij ons nu, aan de hand dezer oude oorkonden en van enkele
+andere berichten van het ontstaan van dezen godsdienst voor te stellen?
+
+We merkten reeds op, dat eenmaal de voorvaderen van Indiërs en Perzen,
+de Ariërs, gelijk zij zich noemden, samenwoonden in de landstreek ten
+noorden van Voor-Indië. Vandaar uit gingen de (latere) Indiërs naar
+het zuiden, de (latere) Perzen of liever Iraniërs, naar het noorden.
+
+De goden, die beiden vóór hunne scheiding vereerden waren dus
+dezelfde. Deze waren o. a. Varuna en Mithra, Yama, of zooals de
+Perzen hem later noemden Yima, den eersten mensch: mythisch koning
+van het oudste menschdom en van het doodenrijk. [168] Ook wisten zij
+toen reeds in hun mythen te gewagen van de worsteling, die er in de
+natuur is tusschen licht en duisternis, al vatten zij dien strijd
+ook nog niet zoozeer als een zedelijken strijd op.
+
+Voorts was het vuur bij hen in hooge eere en kenden zij een soort
+onsterfelijkheidsdrank, waaraan men zich een gewijden roes dronk: een
+middel toch zag men daarin om tot hooger leven, tot bovenmenschelijke
+bezieling te geraken.
+
+De twee--later zoo uiteenloopende stroomen--waren dus eenmaal één. Hoe
+zijn zij later zoo ver van elkaar gekomen? Het antwoord moet luiden:
+bij de Indiërs is, onder de leiding van priesterlijke familiën, de
+godsdienst langzamerhand in een eigenaardige bedding geleid, waarbij
+zij andere godsdiensten, b.v. die van overwonnen volken, in zich
+opnam, door hunne goden een plaats te geven onder de verhevenen. Bij
+de Perzen echter heeft--zeker geruimen tijd na hunne scheiding van
+de vroegere landgenooten--een bepaalde hervorming van den godsdienst
+plaats gehad, een hervorming, die verband hield met een belangrijken
+maatschappelijken overgang: dien van zwervend herder tot gezeten
+landbouwer. Aan deze hervorming is de naam Zoroaster verbonden. Reeds
+deelden wij enkele dingen over zijn leven mee, en merkten wij op,
+dat de Gatha's van hem afkomstig waren. Wij willen nu zien, wat deze
+bezielde profeet aan de menschheid bracht, welke eischen weerklank
+vonden in zijn rein gemoed.
+
+
+
+
+
+II. Het Mazdeïsme der Gatha's.
+
+
+Wat nu leerde deze nieuwe godsdienst? Hij prees aan den dienst van
+Mazda, ook wel Ahura Mazda geheeten, d. i. de wijze heer. Deze wordt
+voorgesteld als de schepper aller dingen, hemelsche en aardsche,
+geestelijke en stoffelijke. "Wie," zoo heet het van hem in een der oude
+liederen, [169] "heeft aan zon en sterren den weg gewezen? Wie maakt,
+dat de maan wast en afneemt? Wie houdt de aarde en de wolken daarboven
+terug van den val? Wie (schiep) de wateren en de boomen? Wie heeft
+aan den wind en den donder snelheid verbonden? Welke kunstenaar heeft
+het licht en de duisternis geschapen, welke kunstenaar den slaap en de
+waakzaamheid? Wie morgen, middag en nacht, die den geest besturen van
+hem, die de orde (den geregelden offerdienst) in acht neemt?... Wie
+schiep in 's vaders gemoed het verlangen naar een zoon?"
+
+Ook de mensch wordt genoemd een schepping Gods. "Van den aanvang af,
+Mazda! hebt gij ons geschapen door uwen geest als levende, zelfbewuste
+en verstandige wezens, hebt gij een lichaam gegeven aan de ziel,
+en daden en leeringen, waarop (de mensch) vrijwillig zijn keuze
+vestigt." [170]
+
+Alles roept Mazda in 't leven: hij schept Vohumano (de goede
+gezindheid), de lieflijke Armaiti (de vroomheid) met Khsathra
+(het ware rijk). [171] Geeft hij dezen als goede geniussen aan den
+mensch (deze drie worden met nog vier anderen in de Gatha's als zijn
+trawanten voorgesteld), hij zorgt ook voor de dieren. En wel in
+de eerste plaats voor de koe. Dit kan ons niet verwonderen, omdat
+dit hèt dier van den landbouw is en de godsdienstige hervorming,
+waarover wij spreken tevens bedoelde de oude Iraniërs tot vrome,
+gezeten, landbouwende huisvaders te maken.
+
+Het oude volksgeloof trouwens eerde reeds de koe. Het wist te
+verhalen, dat de eerstgeschapenen op aarde waren een eenig rund en een
+menschvormig wezen. Beiden werden echter gedood en uit het menschvormig
+wezen kwamen voort de twee eerste menschen, terwijl uit het lichaam
+van den gedooden stier een aantal voedings- en geneeskundige planten
+zich ontwikkelden. Het zaad van den stier echter werd gezuiverd in
+de maan en daaruit kwam voort het eerste runderpaar: vader en moeder
+der geheele dierenwereld. De ziel van het gedoode rund, Géus Urva,
+ging echter ten hemel.
+
+Deze mythe nu wordt door Zoroaster verder uitgewerkt, in een gesprek
+tusschen Géus Urva en hemelsche machten. Daarin klaagt "de ziel van
+het rund" over het geweld, waaraan zij ter prooi is. Géus tasan,
+de schepper van het runderpaar, vraagt dan aan Asa, een van Mazda's
+trawanten, welke ordeningen deze voor het rund heeft ingesteld. Het
+blijkt, dat het nog geen beschermer heeft, geen meester, die het
+voedt en verzorgt. En nu wordt Zarathustra (Zoroaster), als zijn
+beschermer aangesteld: hij zal, door Mazda's geboden te verkondigen,
+het rund beschermen. Zoo treedt de groote profeet als beschermer van
+landbouw en veeteelt op.
+
+Merkwaardig is, dat ook de aarde zelve wordt voorgesteld als een
+koe, de gelukbrengende of gaveschenkende, die besproeid moet worden,
+wil men haar voor het akkerwerk geschikt maken.
+
+Men ziet, hoe nauw landbouw en godsdienst hier verbonden zijn: de
+nauwgezette landbouwer, die goed voor zijn vee is en de aarde naar
+eisch bebouwt vervult daardoor tevens een plicht tegenover Mazda.
+
+Wat Mazda zelf voorts betreft, hij wordt evenals Varuna bij de oude
+Indiërs [172] voorgesteld als de Alziende, die niet bedrogen kan
+worden; de Wachter, wiens oogen bespeuren niet alleen wat in het
+openbaar, maar ook wat in het verborgen beraamd wordt; de Rechter,
+die weet wat menschen zullen doen of gedaan hebben. Hem moet de
+geloovige, de wijze zoowel als de landbouwer, vragen wat het rechte
+is, hem "die rechtvaardig regeerende aan de schepselen de ordeningen
+des rechts voorschrijft."
+
+Mazda is dus is allen deele de groote, eigenlijk de eenige
+god. Dit sluit echter niet uit, dat er naast hem--voornamelijk een
+zestal--hemelsche trawanten voorkomen. Echter moeten wij hierbij
+bedenken: 1e dat Mazda altijd als ver verheven boven deze trawanten
+wordt voorgesteld, 2e dat deze trawanten nauwelijks als personen,
+veeleer als verpersoonlijkte deugden worden voorgesteld.
+
+Wat deze trawanten betreft, in de eerste plaats moet daaronder
+genoemd worden Vohumano = de goede gezindheid. Daarmee wordt bedoeld,
+wat wij noemen: den heiligen geest: door zijn daden groeit Mazda's
+heerschappij, de gemeente der vromen draagt zijn kenteekenen, hij is
+de hemelsche vertegenwoordiger aller wezens.
+
+Dan volgt Asa = hetgeen voegzaam, passend, vroom is. Deze is feitelijk,
+wat wij noemen de goddelijke wereldorde; hij omvat alle plichten
+van den mensch in 't algemeen en in het bizonder die tegenover de
+hemelsche machten. Elken dag schept hij de ordeningen van Vohumano
+(bij den eeredienst). Als vertegenwoordiger van den offerdienst
+(waaraan de Ariërs zoo groote macht en zegen toekenden) is hij de
+grootste vijand der Drukh's (booze geesten), die zijn stichtingen
+vernielen. Een derde hemelgeest, of liever verpersoonlijking, is
+Khsathra, het hemelsche, het ideale rijk, waarin is eerbied voor het
+volmaakte, vergeving van zonden, de woonplaats der hoogste geesten,
+het rijk, waaraan eenmaal de vrome volkomen deel hoopt te hebben,
+hoewel Khsatra's zegeningen ook reeds hier op aarde worden gesmaakt.
+
+Mazda, heet het, schiep Asa door zichzelf, doch Khsatra door Vohumano:
+m. a. w. het ware rijk komt tot stand door den heiligen geest.
+
+Een vierde trawant is Armaiti = de richtig zorgende, ook wel de
+goede aardmoeder genoemd. Zij is de beschermster van den landbouw, de
+dochter van Mazda, die met Géus tasan in zijn hemelsche gemeenschap
+leefde. Mazda gaf haar de keuze, wie zij wilde beschermen; zij koos
+toen: den vromen huisheer, den ijverigen landman.
+
+Met haar komt de ware heerschappij, die een goede woning verzekert,
+den landbouw doet beoefenen en de bloeddorstige vijanden verlamt.
+
+Steeds wordt deze godin nauw met Asa, de ware vroomheid, vereenigd
+gedacht; wier schepping en zetel zij heet. M. a. w. vroomheid en
+landbouw moeten hand aan hand gaan.
+
+Dan volgen twee machten, eigenlijk komen ze in de Gatha's niet
+als personen, slechts als begrippen voor, die onafscheidelijk zijn
+verbonden. Zij zijn Haurvatat en Ameretat. De eerste naam beteekent:
+volkomen heil, de tweede: onsterfelijkheid. Somtijds heeten zij de
+spijzen van Mazda, die hij in zijn rijk aan de vromen schenkt, nadat
+hij hun op aarde kracht en duurzaamheid (de aardsche zegeningen,
+die aan deze hemelsche beantwoorden), heeft geschonken.
+
+Eindelijk hebben wij Sraosa, die nog weinig als genius in de Gatha's
+voorkomt, maar gewoonlijk eenvoudig "gehoorzaamheid" beteekent. Hij
+wordt voorgesteld als de middelaar tusschen hemel en aarde, ook heet
+hij: de weg tot de godheid.
+
+Men ziet, dat de zooeven genoemde geniussen: Vohumano, de goede
+gezindheid; Asa, de vroomheid, Khsatra, het rijk van den goeden
+geest, Armaiti, de richtig zorgende, Haurvatat, het volkomen welzijn,
+Ameretat, de onsterfelijkheid en Sraosa, de gehoorzaamheid, geen
+eigenlijke goden zijn. Hoogstens zijn zij werkingen, openbaringen van
+den éénen hoogsten God, Mazda. Feitelijk en praktisch, zoo zegt Tiele,
+was het oude Mazdeïsme vereering en erkenning van éénen God.
+
+De leer van éénen God.--En--zegt de lezer misschien, de oud-Perzische
+leer is bekend om zijn dualisme, zijn aannemen van twee wereldmachten,
+een goede en een booze: Ahura Mazda en Anro-mainyu. Zeer zeker. Doch
+vooral van het latere Mazdeïsme, zooals het zich in een volgende
+periode ontwikkelde, geldt dit. Hier in de Gatha's vinden wij
+het dualisme nog slechts onvolkomen. Wel wordt er gesproken van
+twee geesten, vahyo = het goede en akem = het slechte, beiden zich
+uitende in denken, spreken en handelen. Beiden zijn echter ten slotte
+aan Mazda, dien men later met den goeden dezer beide geesten zou
+vereenzelvigen, ondergeschikt. Die goede en die booze geest treden met
+elkander in overleg en besluiten elk naar zijn welbehagen te scheppen,
+de een het leven, de ander het niet-leven.
+
+Het slechtste bestaan zou voor de boozen, de leugenaars, het beste voor
+den gerechte, den vrome zijn. De een verkiest nu het kwade te doen,
+de ander het goede te scheppen en met den laatste houden het allen,
+die wenschen Ahura Mazda te behagen.
+
+Van een duivel tegenover den goeden god: Anro-mainyu tegenover Ahura
+Mazda, wordt hier dus nog niet gesproken. Wel worden booze machten
+erkend, die den Algoede bekampen. Doch het slechte heet akem (niets).
+
+Hier is dus wel dualisme, doch: boven alles en allen staat Mazda,
+van wien wordt verzekerd, dat hij de hemelsche kunstenaar is, die
+licht en duisternis, slaap en waakzaamheid, morgen, middag en nacht
+schept. Later zou dit anders worden: alle zedelijk, maar ook alle
+natuurlijk kwaad: d. i. duisternis, slaap, enz. zouden gebracht worden
+tot het gebied van Anro-mainyu, den booze.
+
+Toch: het zou altijd blijven een betrekkelijk dualisme: Anro-mainyu
+zou in macht nooit halen bij Mazda. Evenwel: voor de praktijk lag er
+in dit dualisme een groote kracht, het liet geen transactie toe met
+het kwaad en stelde den mensch in staat om moedig, hoopvol en fier
+den strijd, hem opgelegd, te volstrijden.
+
+Mazda was dus de eenige god.--Doch--onder het Perzische volk was
+vrijwel inheemsch de dienst der daeva's, der oude goden, die men
+reeds vroeger, toen men nog met de Indiërs samenwoonde, vereerde. Die
+vereering wilde men fnuiken: zij toch stond de erkenning van Mazda
+als den volstrekt-Eenigen in den weg. Doch hoe?
+
+In een der oudste teksten vinden wij deze voorstelling: de daeva's
+werden gesteld voor de keuze tusschen de twee oorspronkelijke
+geesten, de goede en de booze, en verklaarden zich voor den
+laatste. M. a. w. hier straalt door, dat ook de daeva's eenmaal vereerd
+werden, doch dat zij, als met de meer geestelijke godsvereering van
+het Mazdeïsme in strijd, werden ter zijde gesteld.
+
+Tweeërlei keus was voorgesteld aan de daeva's, ook aan den mensch. Hij
+kon Mazda en diens profeet Zarathustra volgende, partij kiezen voor
+den goeden geest, of zich scharen aan de zijde van Daeva's en Drukhs,
+de booze machten, waarvan Aesma een der voornaamste is.
+
+Doet hij het eerste, dan gaat zijne ziel bij den dood over de smalle
+brug Çinvat naar de Garo demana, de liederenwoning, waar Mazda met
+zijn trawanten is, waar dezen zich voeden met de spijs en drank der
+onsterfelijken (haurvatat en ameretat), waar Mazda der vromen gebeden
+hoort en verhoort en waar hen het loon wacht, door Zarathustra van
+ouds beloofd.
+
+Geheel anders is het lot van hen, die zich met het rijk des boozen
+verbinden. Ook zij moeten over die brug Çinvat ("de brug van het
+verzamelen"), waar dus allen samenkomen, goeden en boozen. Doch, zij
+bereiken den hemel niet. Zij storten van de brug af in den afgrond
+terneder; sidderend en bevend voor het lot, dat hen als leugendienaars
+wacht. Eeuwige ellende en duisternis is hun bereid, een eindeloos
+gejammer gaat er op van de verdoemden, die door de booze geesten met
+afgrijselijke spijzen worden gevoed.
+
+Zoo heeft er een oordeel plaats, onmiddellijk na den dood. Later
+echter komt een eindoordeel, "de voleinding der wereld" zooals het
+in de oude teksten heet. Dan vervangt Mazda's begeerlijke wereld
+deze gebrekkige, het hoogste goed wordt het deel zijner dienaren,
+het slechte deel krijgen zijn haters dan in alle volheid.
+
+Hoe nu echter moet men Mazda dienen en het rijk des boozen
+weerstaan? Wat zijn de plichten van zijn vereerder? Men moet
+Mazda eeren in gedachten, woorden en daden. Daarbij worden dan
+de gedachten in verband gebracht met Mazda zelven, de woorden
+met Sraosa en Khsatra, de daden met Asa. Vooral op deze laatsten,
+die de gezindheid nog beter doen kennen dan de woorden, wordt de
+nadruk gevestigd. Trouwens het Mazdeïsme is een godsdienst, die
+zoover mogelijk er van afstaat om het heil te zoeken in mystieke
+bespiegeling en stille wereldontvluchting. Werkzaamheid is hier het
+wachtwoord. Door eigen inspanning moet men zijn levensonderhoud zoeken,
+ijverig de aarde bebouwen en door bevordering van het gezeten leven
+Mazda's gebied uitbreiden.
+
+Mazda's gebied: de dorre, onbebouwde wildernis toch behoort tot het
+terrein van de booze geesten. Maar waar de landbouw komt, daar komt
+ook Mazda's rijk. IJverig zorgen voor den vrome en voor de aarde:
+onder het beeld van een heilige koe voorgesteld, worden in éénen
+adem als de plichten van den godsdienstigen mensch genoemd. Men moet
+dus Mazda's dienaar zijn, niet slechts door offers en gebeden, niet
+slechts door betrachting van reinheid naar lichaam en ziel en door
+heilig houden van het gewijde vuur: zijn openbaring, maar ook door
+de aarde te bebouwen, leven en vruchtbaarheid rondom zich te scheppen.
+
+Licht begrijpt men, dat hier aan geen voorkeur voor het ongehuwde leven
+valt te denken: integendeel, het huwelijk is een godsdienstige plicht,
+het zonder echtgenoot zijn een ramp voor de vrouw. Vele kinderen
+zijn een van de grootste zegeningen des hemels. In vele opzichten
+worden wij hier herinnerd aan de wettelijke voorschriften des Ouden
+Testaments. Evenmin als daar is ook hier plaats voor zachtheid jegens
+den vijand. Integendeel: het is plichtmatig het rijk des boozen en
+dus ook zijn dienaars ter neder te werpen. Den leugendienaar, zoo
+heet het, "onderwijze men met het zwaard." Hem te sparen is zondig;
+doet men dat, zoo gaat men zelf op weg naar de woningen des boozen.
+
+Wat den eeredienst betreft: daarin nam het "roode, heete vuur"
+van Mazda, dat heilig gehouden moest worden, de eerste plaats
+in. Ook bracht men offeranden: deze bestonden vooral uit vleesch,
+voorts uit een offerkoek, die Haurvatat en een drank, die Ameretat
+vertegenwoordigde. Gewijde spreuken werden daarbij gesproken,
+offerzangen aangeheven. Daarmee was de priester belast, de priester,
+die van Mazda diens welbehagen leerde.
+
+Zoo ongeveer was het oude Mazdeïsme, een eenvoudige, practische
+godsdienst. Straks zal het zich in sommige opzichten vervormen. Het
+zal, in het practische leven optredend, genoodzaakt zijn, veel van
+den ouden volksgodsdienst weer op te nemen, doch ook: het besef
+Mazda's medestrijder te zijn, zal straks meer ethisch, meer verheven
+worden opgevat. En scherper dan te voren, zal het dualisme aan het
+licht treden, Ahura Mazda en Anro-mainyu komen tegenover elkaar te
+staan, beiden als hoofden van een machtig rijk: toch blijft Mazda
+de machtigste.
+
+
+
+
+
+III. Het Mazdeïsme volgens het jongere Avesta.
+
+
+We leerden den ouden godsdienst van Zarathustra kennen in zijn
+eenvoudigheid; wij hebben ons echter niet voor te stellen, dat hij in
+dien vorm een volksgodsdienst werd. Wanneer verheven denkbeelden zich
+in ruimer kring verbreiden en daar in aanraking komen met allerlei
+bekrompene, oud-ingewortelde opvattingen, dan kan het niet anders,
+of zij boeten in den strijd om 't bestaan iets van hun zuiverheid
+in. Zoo nu is het ook hier gegaan.
+
+De minder ontwikkelden waren gehecht aan den dienst van verschillende
+goden, oud-Arische goden, die eigenlijk bij het Parzisme niet
+behoorden: welnu--er was geen andere weg, dan dezen onder de
+hemelgeesten en medestrijders van Ahura Mazda op te nemen. Zij
+waren gehecht aan godsdienstige gebruiken, oorspronkelijk aan 't
+Parzisme vreemd: men kon niet anders, dan ze met een Zarathustrischen
+ijk voorzien, in het nieuwe geloof opnemen. Anders kon de nieuwe
+godsdienst niet komen tot het hart des volks. Het Christendom heeft
+immers niet anders gedaan? Aldus was de ontwikkeling, of wilt ge,
+verbastering, der oorspronkelijke leer. We willen haar op enkele
+punten beschouwen. We merken daarbij op, dat ook wat wij thans gaan
+geven nog een zeer ouden godsdienst ons voorstelt, zoo zelfs dat het
+Parzisme, zooals dat onder de Achaemeniden (Cyrus en diens opvolgers,
+alzoo circa 535-325) was, als een latere ontwikkeling ook van deze
+opvatting moet worden beschouwd.
+
+Ahura Mazda leerden wij volgens de Gatha's kennen als den hoogsten der
+goden, den schepper van 't heelal. Dat bleef hij ook nu. Alleen worden
+Vohumano en de andere geniussen, die wij reeds leerden kennen, als hem
+ter zijde staande, [173] meer als personen opgevat, dan vroeger het
+geval was. De meesten hunner gelden thans als een soort aartsengelen,
+die met Ahura Mazda te zamen de zeven Amesa-Spenta's worden genoemd
+en de schoonste eerenamen dragen, [174] terwijl dan een gansch
+heirleger minder hooge geesten, de Yazata's (vereeringswaardigen)
+onder hen staan.
+
+Toch is het besef, dat zij ten slotte slechts eigenschappen van den
+eenigen Mazda zijn, niet geheel te loor gegaan. Immers het heet
+dat deze zeven één zijn in zin en in woord en daad, één ook met
+Ahura Mazda, hun aller leermeester. Zij lezen in elkaars binnenste
+en peinzen allen over weldenken, welspreken en weldoen en over Garo
+demana: den hemel. M.a.w. men erkent de éénheid in de veelheid, zij
+zijn openbaringen van de hooge wijsheid Gods, in welke deze gestalte
+verkrijgt. Langzamerhand echter treedt het persoonlijke meer op den
+voorgrond: 't zijn hemelgeesten, en zoo worden ook de vrouwelijke
+Haurvatat en Ameretat als mannelijke wezens voorgesteld.
+
+Sommigen van hen veranderen ook eenigszins van karakter, zoo worden
+b.v. de zooeven genoemde Haurvatat en Ameretat ook de stillers van
+honger en dorst, Armaiti wordt de beschermgeest der aarde. Ook de
+vereering van Sraosa, den middelaar tusschen de hemelwezens en den
+mensch, [175] komt thans in hooge eere. Hij wordt voorgesteld, niet
+slechts als een hemelsch priester, maar ook als een heilsprofeet,
+die de wet van Mazda over de aarde verbreidt en die zorgt, dat de
+onsterfelijke weldoeners, de Amesa-spenta's, hun invloed door de
+wereld doen gelden. Sraosa toch doorloopt met zijn vierspan hemelsche
+paarden, enkel licht zonder schaduw, driemaal daags en driemaal 's
+nachts de menschenwereld. Zijn wapen is het wonderbare, heilzame,
+kracht gevende gebed Ahuna vairya. [176]
+
+Waar men hem gastvrij ontvangt, daar kan geen onheil, leed of verderf
+het huis treffen. Geen booze geest kan hem weerstaan, niemand hunner
+vreest hij, doch allen sidderen voor zijn macht. Veilig kunnen rusten
+de vervolgde vromen, want zijn oog luikt geen slaap, hij staat met
+opgeheven zwaard, ook te middernacht.
+
+Geen wonder dat hem het volksgeloof den waakzamen haan als heilige
+vogel toekende.
+
+Niet alleen echter de Amesa-spenta's en Sraosa worden thans meer
+persoonlijk voorgesteld, neen, er komen ook nieuwe yazata's bij,
+die men voorheen slechts als begrippen kende. Zoo is er b.v. een
+bepaald gebed tot Rasnu, de rechtvaardigste rechtvaardigheid, waarin
+deze wordt voorgesteld als wonende in alle deelen van het heelal,
+van de zeven werelddeelen af tot in het ongeschapen licht en de
+hemelsche paradijzen toe. Zijn wet is de waarheid. De eed is bij hem
+boven alles heilig. Hij houdt met Mithra, den lichtgeest, en Sraosa,
+de wacht bij Çinvat, de brug naar den hemel.
+
+Ook het hemellicht--reeds voor Zarathustra's hervorming in Perzië
+vereerd--wordt thans hoog in aanzien gesteld onder den naam hvarena.
+
+Het is nu echter niet meer zooals voorheen, alleen het natuurlijke
+hemellicht, de glorie, die te middernacht begint neer te dalen naar
+der sterrensfeer en zoo door een heiligen geest aan het licht voor
+zonsopgang, den dageraad, wordt gebracht, om aldus den menschen het
+gezicht te geven en straks naar den Allerhoogste weder te keeren,
+neen, 't is nu vooral ook het goddelijk licht, dat den menschelijken
+geest verheldert, zoodat de mensch anderen kan leiden, wonderbare
+werken volbrengen en zich heerschappij kan verwerven. Eenmaal zelfs
+zal het--bij de voleinding der wereld--de vernieuwing van alle dingen
+en de opstanding der heiligen bewerken.
+
+Dit licht was reeds het deel der oude heilsprofeten van vóór
+Zarathustra, onder anderen van Yima (de Indische Yama), doch het
+valt ook ten deel aan de profeten, die later zullen komen. Ten
+slotte wordt het ten eigendom aan den Heiland (Saosyant), die in de
+toekomst de vernieuwing der wereld tot stand zal brengen. Hvarena
+is dus, wat wij zouden noemen: de hoogere verlichting. Wij merken
+hier tevens op, dat door deze leer van het hvarena op eigenaardige
+wijze uitgesproken wordt, wat wij verstaan onder de continuïteit der
+goddelijke openbaringen: het wordt hier duidelijk gemaakt, dat het
+Mazdeïsme niet van gisteren is. Ook erkent men op treffende wijze,
+dat de volle goddelijke verlichting alleen aan den Verhevene zelf
+toekomt. Men hoore de volgende mythe:
+
+Twee wedijverende geesten, Spenta en Anro mainyu: de goede en de
+booze geest, [177] pogen zich meester te maken van het hvarena. De
+eerste bezigt daartoe Atar, den vuurgod, de ander den draak Azhi
+dahaka. Nu eens is de een voor, dan de ander. Echter ontsnapt aan
+beiden de onbereikbare heerlijkheid: de watergod Apam napat [178]
+verbergt haar in de diepte der mythische zee. Ook deze Atar--de
+god van het huiselijk vuur, het haardvuur--werd veel gediend. Hij,
+die het morgen- en middagmaal voor de vromen kookt, maakt op hun
+offeranden aanspraak. Hij vraagt voedsel bij elk der drie nachtwaken:
+hout, baresmatwijgen en granaattwijgen: zij maken het reine vuur
+welriekend en wijden het. Doch ook bepaalde offergaven worden hem
+gebracht. Naast hem worden nog andere, oud-Arische vuurgoden vereerd:
+Apam napat, het vuur in de hemelsche wateren, m. a. w. de bliksem,
+die ze bevrucht. (Als zoodanig waarschijnlijk heet hij ook, "de
+vrouwenheer".) en Nairyo-Sanha, eveneens tevens een vruchtbaarheidsgod.
+
+Ook Anahita, de groote godin der wateren, wordt in hooge eere
+gehouden. Zij wordt voorgesteld als beheerscheres van een hemelstroom:
+alléén zoo groot als alle wateren, die op aarde vloeien, met duizend
+meren en duizend kanalen, waarvan een reeds genoeg zou zijn om de
+gansche aarde te overstroomen. In elk dier kanalen heeft zij een
+schoon paleis met een welriekende legerstede. Haar vierspan bestiert
+zij zelve: wind, regen, wolken en rijp zijn hare rossen: zij zendt
+op Mazda's bevel regen, sneeuw, hagel en rijp op aarde neer.
+
+Rijk zijn de zegeningen, die zij schenkt van uit haar hoogen hemel. Van
+den hemelberg daalt zij neer, als de vrome haar aanroept. Als
+hemelsch rein water zuivert zij het zaad der mannen en de baarmoeder
+der vrouwen, bevordert de goede geboorten, reinigt de melk en bewerkt
+alzoo de vermeerdering der kudden en van alle rijkdommen. Afgeschilderd
+wordt zij als eene schoone maagd, hoog en krachtig van gestalte, met
+blanke gevulde armen en zwellenden boezem, in prachtig uit bevervellen
+saamgesteld gewaad, een gouden kroon op het hoofd.
+
+Waarschijnlijk was deze Anahita een Oud-Semietische godin, wier
+dienst in West-Azië met ontuchtige praktijken gepaard ging, welke
+echter het Parzisme verre van hare vereering wist te houden. Zoo zien
+wij hoe het Parzisme, waar het op het volk beslag ging leggen, oude,
+meestal Arische, soms ook Semietische goden en godinnen in zich opnam,
+doch hen in overeenstemming wist te brengen met zijn eigen stelsel.
+
+Dit was ook het geval met de zon, de maan en de sterren. Ook deze
+werden door den ouden volksgodsdienst geëerd: door het oorspronkelijk
+Parzisme ter zijde gesteld, doch later opgenomen en in het nieuwe
+stelsel ingevoegd. Daarbij worden dan echter zon en maan eenigszins
+gedegradeerd: zelfstandige machten kunnen zij natuurlijk ook niet meer
+zijn: Ahura Mazda doet de maan wassen en afnemen. Zoodra de maan zich
+vertoont, grijpen de Amesa-spenta's den glans en verdeelen dien over
+de aarde.
+
+Die aan de zon, de schitterende met de snelle paarden offert, hij
+brengt eigenlijk zijne vereering aan Mazda, aan de Amesa-spenta's en
+zijn eigen ziel en hij verheugt alle yazata's: [179] want indien de
+zon, die macht des lichts, niet opging: zouden zij dan in staat zijn
+de booze machten der duisternis, de daeva's te weerstaan?
+
+Wat de sterren betreft--de planeten vereerde men niet, dat waren in
+de oogen der Perzen vijandige machten. Doch wel de vaste sterren:
+die deze bestrijden. En onder hen vooral Tistrya, een ouden volksgod,
+die men met de ster Sirius vereenzelvigde.
+
+Deze Sirius is het, die na de verschroeiende hitte van den zomer den
+weldadigen regen doet neerdalen. In een mythe van het Avesta treedt
+hij geheel als natuurgod op. Eerst als een vijftienjarig jongeling
+[180], gelijk aan den eersten mensch, groot, sterk en helder van
+oogen, daarna als een stier met gouden horens, eindelijk als een wit
+paard met gele ooren en een gouden voorhoofd. In die laatste gestalte
+strijdt hij tegen den daeva Apaosa (veranderd in een zwart bont paard),
+dien hij ten laatste overwint. Dan brengt hij Vourukasa, de hemelzee
+met de wijde oevers, in beweging, zoodat het water naar alle zijden
+stroomt en op de aarde neerdaalt.
+
+M. a. w. Tistrya was oorspronkelijk de hooge hemelgod, die de door
+booze machten vastgehouden wateren bevrijdt. In drie jaargetijden
+voert hij heerschappij: in de lente is hij een krachtig jongeling,
+in den zomer de bevruchtende stier, in den herfst het witte paard,
+dat het donkere zwerk bekampt en overwint.
+
+Dezen god kon men in het dorre Perzië allerminst missen. Hij moest wel
+worden opgenomen in den nieuwen godsdienst: zouden niet de vromen het
+uitblijven van den regen toeschrijven aan het verzuim om den machtigen
+Tistrya vereering te brengen? Zoo wordt dan ook in het Avesta op zijne
+vereering aangedrongen, doch tevens uitdrukkelijk bepaald dat roovers,
+boeleersters en ongeloovigen verre van zijn dienst moeten blijven.
+
+Ook wordt hij, hoe hoog verheven ook als heer van de sterren, toch
+aan Mazda ondergeschikt gemaakt en eene eigenaardige kleur aan zijne
+vereering gegeven, in overeenstemming met het Perzische geloof.
+
+Ook de dienst der oude godin Asi, meestal nu met Asa verbonden,
+herleefde wederom. Geen wonder: zij gold als de godin die de
+vruchtbaarheid verleent. Daarom zijn allen, die den bijslaap niet of
+niet meer kunnen uitoefenen van hare vereering uitgesloten. Eveneens
+ontuchtigen, of die de vrucht afdrijven. En--de grootste zonde in
+hare oogen, is dat men de jonge meisjes lang ongehuwd laat of tot den
+ongehuwden staat veroordeelt. Het moest immers geen moeite kosten den
+dienst van zulk eene godin te doen herleven in een godsdienst, die
+wars van ascese en ongehuwden staat, het eerbaar huiselijk, gezeten
+leven op prijs stelt? Onder de goden, in het Zarathustrisch systeem
+opgenomen, mogen wij vooral Haoma, Hom, zooals hij soms ook genoemd
+wordt, niet vergeten. Wij ontmoetten dien god der onsterfelijkheid
+reeds vroeger in Indië [181] en met verwondering zien we hem ook
+hier wederom verschijnen. Zeer waarschijnlijk is zijn vereering eerst
+opgekomen in zuid-oost Iran, het gedeelte aan Indië grenzende.
+
+Dat hij oorspronkelijk niet in het Mazdeïsme thuisbehoort, blijkt
+uit de volgende mythe. Zarathustra, zoo heet het, reinigt, onder
+het zingen der Gatha's, het vuuraltaar. Daar verschijnt een verheven
+gestalte, waarin de profeet een goddelijk lichtwezen herkent. Wie hij
+is, weet hij echter niet. Haoma maakt zich bekend en deelt hem mede
+dat hij altoos vereerd is door de vromen van den voortijd, wien tot
+loon voor die vereering zulke groote zonen werden geschonken. Ook
+de vader van den profeet noemt hij onder zijn vereerders: hem werd
+de groote Zarathustra geboren. Dan verklaart deze zich bereid de
+voorvaderen te volgen en zingt een loflied, Haoma ter eere. In de
+voorstelling van deze godheid is veel onzekers; nu eens is hij de
+onsterfelijkheidsplant zelve, die het Haomasap levert, dan weer een
+hemelsche personificatie daarvan. De zaak is denkelijk deze: als men
+in den zaligen roes verkeerde, welke door het Haomasap werd gewekt,
+gevoelde men zijn kracht als verdubbeld en erkende daarin de werking
+van een machtigen geest. Die geest was de god Haoma. Later werd hem
+nog meer macht toegekend: hij werd de Levensgever in ruimeren zin. Ook
+drenkt hij de goden en bevochtigt de aarde.
+
+De haomaplant is door de goden geschapen en over de aarde verbreid,
+haar wonderkracht geeft een zalige bedwelming, die geen twist, noch
+nijd veroorzaakt.
+
+Werd alzoo Haoma een god van beteekenis, niet minder was dit met den
+Oost-Arischen lichtgod Mithra het geval. Deze god vertegenwoordigt
+oorspronkelijk den lichthemel bij dag en nacht. Nooit slaapt hij,
+alles aanschouwt hij van uit zijn wachttoren. Met zijn knots
+gewapend--want hij is een krijgsgod--gaat hij rond om alles op te
+merken, wat er op aarde voorvalt. Met gestrengheid bestrijdt hij
+de leugen; een ever met ijzeren klauwen en tanden gaat hem vooraf,
+de vijanden vernietigend. Zijn toorn is vreeselijk, wee, die den
+eed, aan dezen gestrenge gedaan, verbreekt. Mazda zelf, zoo heet
+het, heeft hem geschapen, hem al zijn wonderbare krachten en zijn
+tienduizend oogen gegeven en hem alzoo tot den waakzamen beschermer
+der wereld aangesteld.
+
+Behalve deze oude volksgoden, opgenomen onder de yazata's, de
+vereerenswaardige geesten, spelen in het Parzisme ook een soort
+beschermgeesten, de Fravasi's een vrij belangrijke rol. Zij zijn
+het, die--ongeveer als de beschermengelen van het Roomsch Catholiek
+geloof--de menschen terzijde staan. Elk persoon, elke veldheer of
+koning, ieder huis en dorp heeft zijn beschermgeest. Doch ook zijn
+er myriaden van Fravasi's, die de wacht houden over het gesternte,
+vooral over den grooten beer, die als hoofd der noordelijke sterren
+het dichtst bij de woningen der daeva's staat. Wederom anderen waken
+over het zaad van Zarathustra, dat volgens de Parzische legende
+in een meer wordt bewaard en waaruit eenmaal badende jonkvrouwen
+van een wereldheiland en zijn beide voorloopers zullen zwanger
+worden. Somtijds ook worden de fravasi's voorgesteld als eigenlijk
+de zielen der geloovigen, die voortleven na den dood: oorspronkelijk
+werden deze echter daarvan onderscheiden.
+
+Zoo zien wij dus aan de zijde van Ahura Mazda een heirleger van
+hoogere en lagere hemelwezens, die met hem het rijk des boozen
+bestrijden, machten bij wie de mensch hulp en bescherming kan zoeken
+en die hij overal op zijn levensweg ontmoet. Daartegenover echter
+staat een gansche wereld van booze geesten, met Anro mainyu aan
+het hoofd. Deze staat geenszins met Mazda op ééne lijn, al is hij
+een machtig wederpartijder. Alwetend is hij noch almachtig. Mazda
+zelf kende hij niet, voor hij, bij een poging om in den hemel door te
+dringen, door diens licht werd verblind. Ook de toekomst kent hij niet,
+voordat Mazda hem deze heeft onthuld: eenmaal zal hij al zijn macht
+verliezen, zijn schepselen vernietigd zien en zelf in het niet zinken.
+
+Anro mainyu siddert en beeft, hij en zijn dienaren, als de groote
+profeet, met het Godswoord gewapend, geboren is. Als hij dat verneemt,
+roept hij zijn getrouwen samen bij den ingang der hel en deelt hun mede
+dat de heilige Zarathustra, de geesel der daeva's, de aartsvijand der
+druja's, is geboren, en dat het rijk van verderf, leugen en valschheid
+met den ondergang wordt bedreigd. Hij weet niet, hoe dezen profeet te
+dooden. Later beproeft hij het, als de profeet tot rijperen leeftijd
+gekomen, zijn goddelijke roeping wil gaan vervullen. Hij zendt een
+boozen geest op hem af, doch deze vindt hem bezig het heilig gebed, het
+Ahuna vairya, aan te heffen en de Mazdayasnische geloofsbelijdenis op
+te zeggen. Daartegenover vermag de booze geest niets en teleurgesteld
+keert hij tot zijnen meester terug en verklaart dat de heerlijkheid
+van Mazda te groot is, dan dat de dood macht over hem zou hebben. Nog
+andere pogingen worden in 't werk gesteld, doch Zarathustra, sterk
+met zijn heilig offergereedschap, met Haoma en de woorden van Mazda,
+geeft den strijd niet op, doch geeft te kennen, dat hij liever zou
+te niet gaan dan het geloof afzweren.
+
+Zoo wordt hier het rijk des boozen in zijn machteloosheid
+geschetst. Eveneens ook elders: de booze kan wel de scheppingen van
+Mazda vernielen; de landen, door hem voor zijn aanbidders bestemd
+onbewoonbaar te maken, vermag hij niet; al wat hij kan, is ze door
+zijn tegenscheppingen eenigszins te bederven. Soms schijnt de heer
+des hemels in verlegenheid, doch hij heeft goede machten onder zich,
+waartegen de vijand niets vermag.
+
+Op aarde en voor den mensch is echter de macht van den booze
+zeer geducht. Met alle natuurlijk en zedelijk kwaad staat deze hem
+tegen. Onder zijn helpers is de drukhs Nasus, de demon des bederfs, die
+uit het noorden komt aanvliegen en zich op het lijk van den gestorvene
+zet. Deze werkt samen met den doodsdemon, den beenderenbreker, dien
+men zich in vogelgestalte voorstelde. Ook staan aan Anro mainyu
+ter zijde: Aesma, de nijd, Ahomano, de slechte gezindheid, Tauru,
+de pijniger, Indra, Sauru (= Çarva-Çiva) enz., de beide laatste,
+zoo men ziet Indische goden. Eveneens helpen hem de Pairika's, de
+schoone jonkvrouwen van het verboden genot. Een van haar poogt met haar
+bedwelmend sluimerlied de geheele wereld weer te doen inslapen, zoodra
+de heilige vogel van Sraosa, Parodars, de haan, de wereld heeft wakker
+gemaakt. Ook heeft men een pairika, die de genius der afgoderij zou
+kunnen heeten. Verder de druja's, die de menschen tot vleeschelijke
+gemeenschap verleiden, en met wie men gemeenschap pleegt, indien
+men, zij het onwillekeurig, zichzelf bevlekt. Dan al de daeva's, die
+verblijf houden in het onderaardsche rijk van den booze, "de duistere
+duisternis, uit duisternis gesproten." Tegen al deze machten, door
+Anro mainyu, den moordenaar, den duizenddooder, zooals hij menigmaal
+genoemd wordt, aangevoerd, heeft de mensch nu te strijden. Offers,
+reinigingsplechtigheden, heilige gebeden zijn zijne wapenen.
+
+De mensch heeft er tegen te strijden, zeide ik. Daarop wijst ook
+de plaats, welke hij inneemt in de wereld. Hij staat tusschen beide
+machten, de goede en de booze in. Boven hem toch welft zich de hemel,
+de woning des lichts, onder hem is de diepte der duisternis, hijzelf
+is in het rijk van Vayu [182], in den dampkring. De aarde waarop de
+mensch woont, is in zeven karsvare's (kringen) verdeeld. De middelste
+daarvan is de door de menschheid bewoonde aarde, zij is tevens de
+schitterendste. Men weet, dat ook de Indiërs en de oude Babyloniërs
+zulk een in zeven deelen verdeelde aarde kennen, de Indiërs spreken
+van de zeven dvipa's. Wat de voorstelling omtrent het heelal betreft,
+de oude Perzen kenden twee wereldoceanen: den een in de diepte,
+Puita, den stinkenden d. i. den aardschen oceaan, waarin het water
+uit de hemelzee gereinigd wordt en die met hare zoute, onreine
+wateren onder de gansche aarde doorloopt, den anderen, Vourakasa,
+den hemelschen oceaan daarboven, waaruit Anahita, Tistrya en de
+Fravasi's de hemelwateren uitstorten over de aarde. Voorts nemen zij
+aan, dat een wereldstroom de gansche aarde omgeeft.
+
+Boven de hemelzee is de onzichtbare lichthemel, waar de verheven
+geesten en Mazda wonen. In 't midden daarvan staat de hemelboom,
+waar de planten van alle soorten groeien, welker zaden Mazda laat
+neerdalen in den regen om koren voor den mensch en gras voor het
+nuttig vee te doen groeien. Somtijds zet zich op dien boom de arend
+Saena neer, die, als hij zich neerzet, duizend takken doet afvallen,
+welke weer aangroeien, zoodra hij wegvliegt. Ook kennen de oude
+Perzen een hemelschen berg, een godenberg met twee spitsen. Daar
+zijn der goden paleizen. In den morgen worden deze bergen door de
+zon overschreden en ook de zielen, die ten hemel varen komen hier
+langs. De hoogste spits van dit gebergte is de Taera, het middelpunt
+der wereld, waaromheen zon, maan en sterren draaien.
+
+Men ziet: zuiver mythologische opvattingen. Toch daarnaast staat weer
+veel verhevens. Zoo worden de oneindige tijd, het eeuwige licht en
+de oorspronkelijke duisternis, alsmede de wereld van Asa, als eeuwig
+gedacht. Waarom? Omdat zij boven Mazda zouden staan? Neen, maar
+omdat Mazda van eeuwigheid is en dus ook zijn rijk, zijn geestelijke
+wereldorde, zijn lichtsfeer van eeuwigheid bestaat, evenals de
+oorspronkelijke duisternis, het tegenbeeld dier lichtsfeer. Al het
+andere, zegt het Avesta, mensch en dier en plant, ook de Yazata's,
+heeft Ahura Mazda geschapen.
+
+Wat die schepping betreft, de voorstellingen der oude Perzen hebben
+eenige overeenkomst met het scheppingsverhaal van Genesis I.
+
+Ook de Perzen toch spreken van zes scheppingsdagen, waaraan zij
+zes jaarlijksche feesten, oorspronkelijk landbouwfeesten, hebben
+gewijd. Wat de volgorde betreft, zij is deze: eerst brengt Mazda
+een hemelsche schepping tot stand door [183] het uitspreken van het
+heilige woord, Ahuna Vairya, daarna de aardsche: het uitspansel,
+de wateren, de planten, het vee, de menschen.
+
+We zien dus ook hier weer, dat het oude Parzisme geen zuiver
+dualisme is. Mazda staat boven alles: onder hem staan zijn dienaren:
+amesa-spenta's, yazata's enz., doch ten slotte ook de vijandige geest
+met diens rijk, dat op den duur tegen het zijne niets vermag en welks
+bestrijding de taak van den vrome is. Zoowel door landbouw als door een
+godgewijd leven: beiden toch vloeien ineen, moet deze daartegenover pal
+staan. De strijd tegen natuurlijk en zedelijk kwaad is zijn levenstaak.
+
+Voert hij dien strijd met volharding, dan vindt hij heil in dit,
+zoowel als in een volgend leven. Bij den dood toch wordt des menschen
+lot beslist. Voor de slechten volgt de diepste ellende, de vromen
+ontvangen, voor wat zij hier hebben opgeofferd [184], hiernamaals
+eeuwig loon.
+
+In een der plaatsen uit de Zend-Avesta wordt dit aldus voorgesteld:
+als de mensch gestorven is, strijden de ellendige daeva's om zijn
+bezit: drie nachten lang. Aan het eind van den derden nacht, als
+Mithra den top van den godenberg heeft bereikt en de zon opgaat,
+is de strijd beslist.
+
+De booze daevadienaars worden meegenomen door den daeva Vizaresa
+(den wegsleeper). Doch de andere zielen gaan op het goede pad. Bij
+de brug Çinvat komen de vromen en smeeken om hun deel, voor wat zij
+hier moesten prijsgeven.
+
+Een sterke, sierlijke jonge vrouw verschijnt, een kroon op het hoofd,
+met de honden, die de dooden geleiden. Zij voert de zielen over de
+brug Çinvat en steunt hen. Zoo komen zij in den hemel, waar Mazda
+met zijn heiligen is.
+
+Vohumano rijst van zijn gouden troon en vraagt: "Hoe zijt gij hier
+tot ons gekomen van de vergankelijke tot de onvergankelijke wereld?"
+
+Dit gedeelte behoort tot de oudste teksten; later wist men van de brug
+Çinvat te vertellen, dat deze zoo smal was als een scheermes voor de
+slechten, zoodat deze er afvallen. Hier wordt zij nog uitsluitend:
+als een brug der goden, door de vromen betreden. Ook weten latere
+schrijvers van verschillende hemelen, ten slotte zelfs van een soort
+vagevuur, te gewagen.
+
+De boozen gaan alzoo naar de plaats des verderfs, de dienaars van Mazda
+naar den hemel. Hoe echter dacht men over de toekomst der aarde en
+die der op haar wonende menschheid? Een oude voorstelling is deze: Aan
+het einde van de twaalf duizendjarige perioden der wereldgeschiedenis
+zal Mazda, door de Amesa-Spenta's geholpen, de wereld herscheppen.
+
+Dan zullen de menschen niet meer verouderen of sterven, maar eeuwig
+leven en bloeien. De dooden zullen opstaan, zielen en lichamen worden
+vereenigd en de levenden gaan tot de onsterfelijkheid in, de wereld
+wordt herschapen naar den wil van Mazda in de ordeningen van Asa. Alle
+booze machten worden ten onder gebracht en vernietigd en de oorsprong
+van alle kwaad, Anro mainyu, trekt zich in wanhoop terug.
+
+Deze groote gebeurtenis der tweede schepping wordt reeds door de drie
+voorafgaande wereldeeuwen (van 1000 jaren elk) voorbereid. Elk van
+deze drie tijdperken heeft zijn Saosyant (heiland, Messias). Deze
+drie Messiassen, waarvan de laatste de grootste, de eigenlijke
+wereldvernieuwer is, worden geboren uit het zaad van den grooten
+profeet Zarathustra, sinds eeuwen bewaard in het meer Kasaya, welk
+zaad drie jonge maagden, in het meer badend, in zich opnemen. De
+eerste verlosser heet: de groeiende gerechtigheid, de tweede: de
+groeiende aanbidding, de derde: de belichaamde gerechtigheid.
+
+De laatste heiland aanschouwt met zijn verstandigen zegenenden blik
+de wereld en dit reeds is genoeg om haar onsterfelijk te maken. De
+vromen zijn zijne helpers: zij die, steeds goed in denken, spreken,
+handelen en gelooven, nooit hun woord hebben gebroken. Voor hen te
+zamen neemt de demon Aesma de vlucht. Dan nemen ook de hemellingen
+deel aan den strijd. Asa beslist den slag door de Drukhs: de moeder
+van alle kwaad, de duistere bij uitnemendheid, te dooden. Wel valt
+Akem mano, de booze gezindheid, nog aan, doch Vohumano verslaat
+hem, de waarheid overwint de leugen en Haurvatat en Ameretat maken
+aan honger en dorst voor immer een einde. Anro mainyu moet, zoo wij
+reeds vermeldden, zich machteloos terugtrekken. Over zijn verder lot
+zwijgen de oude teksten. Wel schijnt er ook op den bodem dezer oude
+voorstellingen reeds de gedachte te liggen, in later dagen nog meer
+opzettelijk uitgewerkt, dat ten slotte allen gered worden, omdat
+allen worden geheiligd.
+
+We hebben gezien, wie de oude Perzen boven zich zagen, als bondgenooten
+in den goeden strijd; welke hun tegenstanders waren en wat voor lot
+zij verwachtten van de toekomst.
+
+Ons rest nu nog op hun godsdienstig-zedelijk leven zelf onzen blik te
+vestigen. Achtereenvolgens bespreken wij daartoe: de geestelijkheid,
+den eeredienst en de zedewet.
+
+Wat de eerste betreft, evenals in andere godsdiensten golden ook hier
+de priesters als de voornaamsten, de eersten in stand. Zij werden meest
+atharvans, vuurpriesters genoemd en hunne voornaamste werkzaamheden
+waren: het brengen van offers, vooral van het haoma offer en het
+voeden en vereeren van het heilige vuur. Ook waren er onder hen,
+naar het schijnt, verschillende klassen.
+
+Het komt mij onnoodig voor, om op al die eigenaardigheden van
+priesterschap en eeredienst uitvoerig in te gaan. Een enkele opmerking
+moge volstaan over het haoma-offer en den vuurdienst.
+
+Wat dat eerste betreft, het had ten doel het leven op te wekken en
+te versterken, allereerst bij den offeraar zelf, voorts ook bij de
+geheele natuur, waarbij deze laatste zinnebeeldig werd voorgesteld
+door de baresman (gewijde twijgen) en de wateren. Daarom had de
+heilige handeling hierbij, ook met het oog op dit tweeledig doel,
+tweemaal plaats en mocht de offeraar bij die tweede handeling eerst
+van het haoma drinken, als de daarbij behoorende afdeeling uit de
+heilige boeken geheel was opgezegd. Alles wat bij dit offer te pas
+kwam, had betrekking op het levensonderhoud, zooals: het wijwater,
+de melk, het vleesch, de granaatvrucht, de offerkoekjes. Den offeraar
+geeft het genot van den onsterfelijkheidsdrank deel aan het hemelsche
+leven, doch ook heeft het een geheimzinnige uitwerking op de natuur
+en de hemelmachten. De maaltijd bij het offer was oorspronkelijk een
+gemeenschappelijk maal, waarbij men uitdrukkelijk werd gewaarschuwd
+toch niet onwaardig de gewijde spijzen, de myazda of offerkoekjes, te
+eten. De goden werden, volgens hun rangorde, Mazda en de Amesa-Spenta's
+vooraan, uitgenoodigd bij het offer tegenwoordig te zijn.
+
+Hoe hoog echter het Haoma-offer werd gesteld, toch waren de oude
+atharvans in de eerste plaats vuurpriesters. Het vuur achtten zij
+hoog, het is immers het levensbeginsel van het gansche heelal, het
+leeft in mensch en dier en plant, [185] het daalt in den bliksem
+op aarde neer, het brandt in Mazda's hemel voor zijn aangezicht,
+het is zijn zoon, tevens zijn geest. Heilig was dus het vuur, ook
+dat van den huiselijken haard, doch heilig bovenal het zoogenaamde
+Bahram vuur: het hemelsche vuur onder de menschen, dat door hout
+en reukwerk zorgvuldig werd onderhouden en dat men slechts naderen
+mocht, als men met den heiligen gordel was bekleed. Geen adem mocht
+het verontreinigen, het te blusschen was doodzonde. Onderhouden moest
+het worden door allen, in de eerste nachtwaak door den huisheer, in
+de tweede door den veldarbeider, in de derde roept het vuur Sraosa,
+opdat zijn haan Parodars de menschen wekke, want wie dan de eerste
+is om het heilige vuur te verzorgen, hij gaat het eerst ten hemel
+in. Aan dit heilige vuur moet men andere vuren reinigen. De zorg voor
+dit altaar des heiligen vuurs was niet te vergeefs. Atar, de vuurgod,
+gaf rijken zegen: waar zijn vlammen waaien, zijn geuren stroomen,
+worden duizenden daeva's gedood.
+
+De zorg voor het heilige vuur heeft ten allen tijde de aandacht
+getrokken der buiten het Parzisme staanden: vandaar dat men dikwijls
+ten onrechte van vuuraanbidders spreekt.
+
+In later dagen ging het met het Parzisme als met andere godsdiensten;
+de magie, het geloof aan tooverinvloeden, kwam hoe langer hoe meer
+het terrein van den godsdienst binnen, en zoo had ook het offeren--'t
+zelfde had trouwens in Indië plaats [186]--minder ten doel in de
+nabijheid der hemelwezens te komen en hun zegen te verwerven, dan
+wel macht te verkrijgen over de geesten der duisternis en die af te
+weren. Zoo ontaardde de eerst zoo verheven godsdienst.
+
+De wederom toegelaten oude volksgoden hadden daartoe aanleiding
+gegeven, met hen kwam het oude, bekrompen bijgeloof weer terug.
+
+Doch, wij overschrijden reeds het bestek, waarbinnen wij ons thans
+bewegen: wij willen ten slotte en dit is voor ons niet het minder
+belangrijke, nog een blik werpen op de wet, de religieuze zedewet
+van het Parzisme.
+
+Gewoonlijk heet deze: Daena, dat nu eens door "wet", dan weer door
+"godsdienst" kan vertaald worden. Aan haar wordt groote kracht
+toegekend: zij neemt de zonden weg, doch niet door vergeving maar door
+bestrijding, zij wischt bij den vrome slechte gedachten, woorden en
+daden weg, gelijk de sterke zuidenwind in den dampkring.
+
+Wij merkten reeds op, dat de Zarathustrische godsdienst tevens een
+sociale hervorming was.
+
+Dit nu komt ook hier uit. Tegenover het aan Mazda gewijd, gezeten
+leven van den landbouwer, staat het nomadenleven van den daevadienaar.
+
+Gelijk de bebouwde aarde het terrein is van Mazda, zoo is de woeste
+wildernis dat van zijn tegenstander.
+
+De aarde te bebouwen is volgens deze wetten een der voornaamste
+plichten. De aarde, zoo heet het, is als eene jonge maagd, die een man
+verlangt en, met den geliefde vereenigd, een zoon baart. Zoo ook geeft
+de aarde overvloed, aan wien haar vlijtig bebouwt (bevrucht). Graan
+zaaien is de wet betrachten. Waar de volle halmen zich verheffen,
+daar verdwijnen de daeva's.
+
+De landbouw is de vereering der heilige moeder-aarde. Drie plaatsen
+zijn alzoo het heiligst: waar de vrome zijn huis en erf heeft met
+het heilige vuur, waar hij het meeste koren, voeder en vruchtboomen
+doet groeien en dorre plaatsen besproeit, en: waar het meeste vee
+geboren wordt.
+
+De meest onreine plaatsen zijn: de ingang der hel, waar de daeva's
+vergaderen, de plaatsen waar lijken zijn of holen van aan Anro mainyu
+toebehoorende dieren, zooals slangen, enz. Lijken op te graven en
+holen van Anro mainyu te vernielen zijn dus voor den Mazda dienaar
+heilige plichten.
+
+Van ascese wil men niets weten: om te doen wat Asa voorschrijft zijn
+noodig welgevoede, krachtige mannen. Een spreuk (mathra), die men
+van buiten moest leeren zegt: "Hij die niet eet, heeft geen kracht
+voor het Asa, geen kracht tot den akkerbouw, geen kracht om zonen te
+telen." Daarmee komt overeen wat het Zend-Avesta voorschrijft, dat men
+vóór den bijslaap een gebed doe. Zoo stond men lijnrecht tegenover de
+ascese. Ook vrijwillige armoede, bedelend rondzwerven en zelfkastijding
+worden veroordeeld. "Bij ons", zoo heet het in een later geschrift,
+"is het houden van vasten dit, dat wij vasten van zondigen met onze
+oogen en tongen, onze ooren en handen en voeten--datgene wat in andere
+godsdiensten vasten is door niet te eten, is in onzen godsdienst
+vasten door geen zonden te bedrijven."
+
+Op ijverigen arbeid en vroeg opstaan wordt de nadruk gelegd:
+Parodars, de haan, is de heilige vogel van Sraosa. Doch niet minder
+op eerlijkheid, trouw en waarheid, terwijl ook de kuischheid in hooge
+eere stond. Ook mededeelzaamheid wordt als plicht gesteld: de stem
+van den arme, dien men ongetroost wegzendt, klinkt als een luide
+aanklacht door 't gansch heelal en bereikt den troon des Alwijzen.
+
+Wat de eerlijkheid betreft: eigenaardig heet het in een der teksten
+dat wie zijn schuld niet afdoet een dief is, die roof pleegt aan zijn
+schuldeischer. Ook wordt aangedrongen op het nakomen zijner contracten:
+zelfs de nabestaanden zijn daarvoor solidair aansprakelijk.
+
+Ontucht wordt met strenge straffen bedreigd. Afdrijving der vrucht
+en kindermoord zijn hier ten strengste verboden. Een vader is,
+men ziet dat op dit punt de Perzen ons vooruit waren, verplicht de
+ongehuwde moeder te onderhouden en voor het kind tot diens zevende
+jaar te zorgen. De ontuchtige vrouw is vogelvrij: de ontucht is Anro
+mainyu's geliefde dochter.
+
+Wat betreft de zoogenaamde verwanten-huwelijken (tusschen broeder
+en zuster, ouders en kinderen), later zijn deze bloedschendige
+verbintenissen wèl door de Magiërs aangeprezen, doch in het Avesta
+vinden wij dit niet. Waarschijnlijk zijn zij ontstaan uit de begeerte,
+om het ras zuiver en onvermengd te houden.
+
+Reinheid eischte de Mazdayasnische wet echter niet slechts op zedelijk,
+ook op natuurlijk gebied. Daartoe rekende men allereerst den plicht
+om aarde, water en vuur rein te houden: de drie heilige elementen
+van Mazda. Vandaar dat de oude Perzen hun dooden niet verbrandden,
+dat zou het vuur verontreinigen, noch hen begroeven, dat zou de
+aarde ontheiligen, maar ze neerlegden op een soort torens [187],
+waar ze door roofvogels konden worden verteerd. De alleroudste wijze
+van lijkbezorging was echter deze, dat men het lijk ergens neerlegde
+op zijn eigen kussen of doodslaken, fel beschenen door de zon.
+
+Een lijk begraven is een groote zonde, verbranden echter nog grooter
+kwaad; wie dàt iemand ziet doen, is volgens de wet verplicht den
+overtreder te dooden.
+
+Een veld waar een lijk van een mensch of een hond heeft gelegen, mag
+in geen geval bezaaid worden, voordat het is gereinigd. Een begraven
+lijk moet althans binnen 't jaar opgegraven worden, wie er twee jaar
+mee wacht, begaat een onvergeeflijke zonde.
+
+Tegenover de dierenwereld nemen de Parzisten een geheel andere houding
+aan, dan b.v. de volgelingen van Boeddha. Terwijl toch dezen het leven
+in alle schepselen heilig achten, is het hier plicht om de aan Mazda
+gewijde dieren te beschermen, maar de scheppingen van Anro mainyu
+uit te roeien.
+
+Was het dooden der eerste verboden, toch maakte men uitzondering voor
+dieren, die den mensch tot spijze dienden en bij de offers aan sommige
+yazata's werden ook paarden, kameelen, runderen en kleinvee geslacht.
+
+Waarom nu sommige dieren heilig, andere onrein werden geacht, is vaak
+moeilijk na te gaan. Het nut besliste zeker menigmaal, doch niet
+altijd. Heilig zijn boven alles de koe en de hond. Zoo ook de egel
+en de otter; den laatste hield men voor een soort hond. Ook de kat
+en de uil, de vogel van Vohumano, zijn heilig als bestrijders van
+het ongedierte, dat het graan opeet: de muizen. Eveneens de gier,
+de bekende straatreiniger van het Oosten.
+
+Onrein zijn: slangen, ratten, muizen, mieren, padden, kikvorschen,
+deze moeten worden gedood.
+
+De Perzen schenen, wat de onreinheid betreft, den stelregel
+toegedaan: "het bederf van het beste is het slechtste." Immers
+juist de overblijfselen van een mensch en een hond, en onder
+menschelijke overblijfsels vooral dat van een priester waren
+ten zeerste onrein. Zooveel mogelijk moest men zich daarvoor
+wachten. Verontreiniging was echter, bij de lijkbezorging, niet
+steeds te vermijden. Water, aarde, doch vooral de urine der koe,
+waren de gewone zuiveringsmiddelen. Wie b.v. een lijk had aangeraakt,
+moest een vrij omslachtige reiniging ondergaan, waarbij de priesters
+met besprengingen en gebeden dienst moesten doen.
+
+Zoo was reinheid een strenge eisch, doch om al het ritueele werd het
+innerlijke niet vergeten.
+
+"Reinig u zelf, o gerechte, klinkt het ons tegen; dit toch is in
+de stoffelijke wereld voor ieder de reiniging van deze zijn eigen
+persoonlijkheid, o gerechte, dat hij haar reinige door goede gedachten,
+woorden en daden."
+
+Wat nu de straffen aangaat, door de wet voor de overtreders bepaald,
+meestal waren zij niet gestreng. Slechts op groote onreinheden,
+grove ontucht en ketterij stond de doodstraf, overigens waren het
+lijfstraffen, die den overtreder hier bedreigde; later werden deze
+door geldboeten vervangen.
+
+Men had echter ook geestelijke straffen, waarbij men in meerdere of
+mindere mate van de gemeenschap der vromen was uitgesloten. Een der
+grootste straffen was: de verbanning uit der menschen gedachtenis,
+waarbij men dus werd dood verklaard. De allerzwaarste die: waarbij
+men van de godsdienstige gemeenschap werd uitgesloten en onder smaad
+en gejouw werd weggejaagd. Toch, ook dan nog kon men zich genade
+verwerven: als men namelijk een der felst gehate overtreders doodde.
+
+We hebben hiermede ons overzicht van het oude Mazdeïsme ten einde
+gebracht en het leeren kennen, als een bij uitstek praktischen,
+verstaanbaren godsdienst: althans in zijn hoofdtrekken. We weten
+ook--straks komen wij daarop terug--dat deze godsdienst ook nu nog
+hier en daar in Perzië zelf, maar vooral onder de naar voor-Indië
+uitgewekenen, de zoogenaamde Parsi's, voortleeft. Doch, minder
+gemakkelijk is nog de vraag: waar en wanneer is deze godsdienst
+eigenlijk geldig geweest? Daarover is onder de geleerden veel verschil,
+waarop wij hier niet kunnen ingaan. We volstaan met als ons gevoelen
+mee te deelen dat de Zarathustrische godsdienst, nagenoeg zooals
+wij dien uit het jongere Avesta leerden kennen, de heerschende
+godsdienst is geweest onder Cyrus (558-529 v. C.) en zijne opvolgers,
+de zoogenaamde Achaemeniden. Aan hun rijk maakte Alexander de Groote
+(336-323) een einde en tevens schijnt hij tegen het Mazdeïsme en
+zijn gewijde boeken te hebben gewoed. Het gevolg is geweest dat deze
+godsdienst in diep verval geraakte, al bleef hij in enkele landstreken
+vrij zuiver bewaard. Later echter kwam er een tijd van herleving en
+wel onder de Sassaniden, welk vorstenhuis vanaf 226 n. C. regeerde,
+totdat de Islam zich ook in Perzië vertoonde en Mohammed Zarathustra
+verdrong, toen in 651 het rijk der Sassaniden bezweek.
+
+Toch bleven er eenige weinige getrouwen tot op dezen dag; vooral
+werden de Parzische instellingen en leeringen trouw bewaard door naar
+Indië uitgewekenen, de zoogenaamde Parsi's, welke laatsten zelfs
+trachten hun ouden godsdienst in diens oorspronkelijke zuiverheid
+te herstellen. Naar het mij voorkomt is dit verschijnsel belangrijk
+genoeg, om er nog een oogenblik bij stil te staan en ook aan dit
+nieuwe, herstelde Parzisme nog een enkele bladzijde te wijden.
+
+
+
+
+
+IV. Het "hervormde" Mazdeïsme der tegenwoordige Parsi's.
+
+
+Wij vermeldden reeds, dat er in oude dagen, aan hun godsdienst getrouwe
+Perzen naar Indië uitweken. Gastvrij werden zij daar ontvangen, alleen
+hun wapens moesten zij afleggen, hun kleeding veranderen en geen koeien
+meer dooden. Daar, in Indië, vergaten zij hun taal, ook al konden zij
+nog een enkel gebed in de oude taal uitspreken en werden hun ook in
+het maatschappelijk leven allerlei gewoonten eigen, aan de Hindoes,
+later ook aan de Mohammedanen ontleend. Toch: twee punten van hun oud
+geloof hielden zij vast: er was maar één God, en: een man mocht slechts
+huwen met ééne vrouw. Ook bleven zij hun heilige boeken bewaren.
+
+Het Engelsch bewind gaf hun meer vrijheid en deed de kracht van het
+energieke volk, (de flinkste kooplieden van Bombay zijn allen bijna
+Parsi's) ontwaken. Verder werden zij nog meer wakker geschud uit
+hun verdooving door de werkzaamheid van Christenzendelingen. Toen
+er enkelen van hen voor het Christendom waren gewonnen, begrepen de
+anderen, dat zij--wilde hun godsdienst en gemeente bestaan blijven--wat
+meer voor de godsdienstige opleiding hunner kinderen moesten doen,
+dan hen enkele spreuken en gebeden uit het Zend-Avesta te laten
+leeren in de oorspronkelijke taal, welke zij niet begrepen. De vrucht
+dezer beweging was de uitgave van een Parzischen catechismus, onder
+den titel:
+
+"Eenige vragen en antwoorden om de kinderen van de heilige
+Zarathustrische gemeente bekend te maken met den Mazdeïstischen
+godsdienst. Gesprek tusschen een Zarathustrischen meester en zijn
+leerling."
+
+We halen uit dit werkje een gedeelte aan, vooral om er uit te doen
+zien, hoe de Parsi's hierin trachten terug te keeren tot het oude,
+zuivere geloof, toen het nog niet door den invloed der schare was
+verbasterd.
+
+"Waarin gelooven wij, leden der Zarathustrische gemeente?"
+
+"Wij gelooven slechts in één God, en in niemand behalve in Hem."
+
+"Wie is die ééne God?"
+
+"De God, die de hemelen, de aarde, de engelen, de sterren, de zon,
+de maan, het vuur, het water (of de vier elementen) en alles, wat in
+de twee werelden is "schiep". In dien God gelooven wij, Hem dienen
+wij en vereeren wij, Hem roepen wij aan."
+
+"Gelooven wij niet in eenig ander God?"
+
+"Wie in eenig ander God gelooft, is een ongeloovige; hij zal de
+straffen der hel ondergaan."
+
+"Welke gedaante heeft onze God?"
+
+"Onze God heeft geen gelaat of vorm, kleur noch gestalte, noch een
+bepaalde woonplaats."
+
+"Niemand is aan Hem gelijk. Hij is zoo heerlijk, dat wij Hem niet
+kunnen beschrijven of beoordeelen, noch Hem begrijpen."
+
+"Is daar eenig ding, dat God niet kan scheppen?"
+
+"Ja, daar is één ding, dat God zelf niet kan scheppen."
+
+"Wat dat is, moet gij mij uitleggen."
+
+"God is de Schepper aller dingen, maar indien Hij iets zou willen
+scheppen, dat Hem gelijk ware, Hij zou het niet vermogen. God kan
+geen ander scheppen, Hem zelf gelijk."
+
+"Hoeveel namen zijn er voor God?"
+
+"Men zegt, dat er duizend en één zijn, doch daarvan zijn er nog
+honderd en één overgebleven."
+
+"Waarom zijn daar zoovele namen van God?"
+
+"De namen van God, die zijn natuur weergeven, zijn twee: Yazdan
+(almachtig) en Pauk (heilig). Ook wordt Hij genoemd Hormuzd (de
+hoogste der geesten), Dádár (die gerechtigheid geeft), Purvurdegar
+(voorziener), Purvurtur (beschermer). Door deze namen prijzen wij
+Hem. Er zijn ook vele andere namen, die Zijn goede daden beschrijven."
+
+"Wat is onze godsdienst?"
+
+"Onze godsdienst is: Dienst van God."
+
+"Sedert wanneer ontvingen wij onzen godsdienst?"
+
+"Gods ware profeet--de waarachtige Zurthost (Zoroaster) Asphantaman
+Anoshirwan--bracht ons van Godswege het ware geloof."
+
+"Waarheen moet ik het aangezicht wenden, als ik den heiligen Hormuzd
+vereer?"
+
+"Wij behooren den heiligen rechtvaardigen Hormuzd te vereeren,
+met ons aangezicht gewend naar een zijner scheppingen van licht,
+heerlijkheid en verhevenheid."
+
+"Welke zijn deze voorwerpen?"
+
+"Deze zijn de zon, de maan, de sterren, het vuur, het water en andere
+heerlijke dingen. Naar deze zijne scheppingen wenden wij ons gelaat,
+en beschouwen die als ons "kibleh" [188] omdat God in haar een klein
+deel zijner heerlijkheid heeft neergelegd en zij daarom in de schepping
+meer verheven zijn en geschikt om ons "kibleh" te wezen."
+
+"Welke godsdienst heerschte er in Perzië vóór den tijd van Zurthost?"
+
+"De koningen en het volk waren dienaars van God, doch zij hadden,
+evenals de Hindoe's, beelden van de planeten en afgodsbeelden in
+hun tempels."
+
+"Welke geboden heeft God ons gegeven door zijnen profeet, den verheven
+Zurthost?"
+
+"Vele geboden, doch ik geef u het voornaamste, dat gij u altijd moet
+herinneren en waardoor gij u moet laten leiden:
+
+"God als Eén te erkennen. Den profeet, den verheven Zurthost als
+zijn waren profeet te eeren. Zijn godsdienst en het Avesta, door
+hem gebracht, als ontwijfelbaar waar aan te nemen. Te gelooven in de
+goedheid van God. Geen der geboden van den Mazdeïstischen godsdienst
+ongehoorzaam te zijn. Booze daden vermijden, goede daden verrichten,
+vijfmaal 's daags bidden. Te gelooven in vergelding en gerechtigheid
+op den vierden dag na den dood. [189] Op den hemel te hopen en de
+hel te vreezen. Zonder twijfel te gelooven in den dag der algemeene
+vernietiging en reiniging (van alle zielen, die lijden). Altijd te
+bedenken, dat God doet, wat Hij wil en zal doen, wat Hij wil. Eenig
+lichtend voorwerp aan te zien als wij God aanbidden."
+
+"Als wij eenige zonde begaan, zal onze profeet ons dan behouden?"
+
+"Nooit moeten wij, volgens ons geloof, eenige zonde begaan: onze
+profeet, onze gids in het rechte spoor, heeft ons uitdrukkelijk gezegd:
+"gij zult ontvangen, naar wat gij doet." Onze daden beslissen over
+onzen terugkeer in de andere wereld. Als gij deugdzame en vrome daden
+verricht, zal de hemel uwe vergelding zijn. Als gij zondigt en slechte
+dingen doet, zult gij in de hel worden gestraft. Daar is niemand dan
+God, die u kan redden van de gevolgen uwer zonden. Als iemand een zonde
+begaat, in het geloof dat hij door iemand zal worden gered, zoo zullen,
+zoowel hij, die hem (hierin) bedriegelijk voorgaat, als de bedrogene
+veroordeeld zijn tot op den dag van de voleinding der wereld."
+
+"Welke zijn de dingen, waardoor een mensch gezegend en beweldadigd
+wordt?"
+
+"Door deugdzame daden te doen, mild te geven, voorkomend en need'rig te
+zijn, zachte woorden te spreken, anderen het goede toe te wenschen,
+een rein hart te hebben, kennis te verkrijgen, de waarheid te
+spreken, den toorn te onderdrukken, geduldig te zijn en zichzelf te
+beheerschen, vriendelijk te zijn, schaamte te gevoelen, behoorlijken
+eerbied te toonen voor oud en jong, godsdienstig te zijn, uw ouders en
+leermeesters te eeren. Alle deze deugden zijn de vrienden van goede,
+de vijanden van slechte menschen."
+
+"Door welke dingen gaat een mensch verloren en wordt hij verlaagd?"
+
+"Door onwaarheid spreken, stelen, dobbelen, met booze begeerten eene
+vrouw aanzien, verraad plegen, misleiden, boos zijn, anderen kwaad toe
+wenschen, trotsch zijn, spotten, lui zijn, kwaadspreken, gierig zijn,
+oneerbiedig zijn, onbeschaamd, oploopend zijn, nemen wat eens anders
+eigendom is, wraakzuchtig, onzindelijk, hardnekkig, afgunstig zijn,
+iemand leed berokkenen, bijgeloovig zijn en tegenover anderen booze
+en vijandige daden plegen.
+
+"Dit zijn de vrienden van den slechte, de vijanden van den deugdzame."
+
+Deze catechismus was de eerste poging om godsdienstig onderricht aan
+de jeugd te geven. Ook werden de oude, gewijde boeken in de Gujarati
+taal overgezet, doch: deze vertaling was te letterlijk en daardoor
+onverstaanbaar.
+
+Daarop stichtte in 1849 Dabadhaï Naoroja, (een van de voormannen
+van het nieuw Parzisme, waaraan ik deze mededeelingen ontleen), ten
+einde meer invloed uit te oefenen, met andere jonge mannen scholen
+voor meisjes. Zij noemden zich: "Letterkundige en Wetenschappelijke
+Studentenvereniging." Deze Dabadhaï Naoroja kwam toen juist van de
+academie. Hij en zijne vrienden gaven 's morgens en 's avonds les en
+hadden eerst niet weinig tegen de vooroordeelen van de meerderheid van
+hun volk te strijden. Doch, zij hielden vol; aanzienlijke jongelieden
+kwamen hen helpen en de scholen kwamen tot gevestigden stand.
+
+Ook hield men lezingen en stichtte men een Parzistisch weekblad. In
+1851 werd eene vereeniging gesticht, met den straks genoemden Dabadhaï
+Naoroja als secretaris, die ten doel had het Mazdeïstische geloof
+van Hindoesche en Mohammedaansche toevoegselen te zuiveren en, door
+nauwgezette studie der gewijde boeken, tot zijn oorspronkelijke
+zuiverheid terug te brengen. Deze vereeniging heette "Rahanumai
+Mazdiashná" (gids voor de vereerders van éénen God).
+
+Er was tegen deze vereeniging een groote vijandschap: zelfs werd
+een tegenvereeniging opgericht, die echter spoedig bezweek. Waar het
+echter gold met Hindoesche en Mohammedaansche ceremoniën te breken,
+daar was er groote tegenstand bij de vrouwen, zusters en moeders:
+die toch immers in het huisgezin den toon aangeven. De meisjesschool
+evenwel had ook in dezen groot succes. Daar leerden deze meisjes
+immers dit alles als vooroordeel of bijgeloof kennen. Zij kwamen
+daardoor van zelf in verzet. "Neen, moeder," zeiden zij, de kleine
+schouders ophalend, "dat is ons geloof niet, dat is niet goed, dat
+is bijgeloovig." En--de moeder luisterde naar het kind, als zij naar
+man of broeder niet wilde hooren.
+
+Sedert dien tijd zijn twee geslachten voorbij gegaan. Die kinderen
+zijn nu zelf moeders en zij zetten de aangevangen hervorming voort.
+
+Ook nog een andere belangrijke schrede tot hervorming werd ongeveer
+1853 gedaan. Men weet, dat het oude Parzisme de vrouwen volstrekt
+niet achterstelde. Evenwel, onder vreemden invloed was er ongelijkheid
+gekomen: de vrouwen werden weinig geteld. De straks genoemde leider en
+anderen gingen nu familiesamenkomsten houden en maaltijden, waarbij
+ook de vrouwelijke leden der familie tegenwoordig waren. Inderdaad
+hielp dit. Trouwens men kon zich ook beroepen op de volgende woorden
+van Zarathustra, in de Zend Avesta aangehaald:
+
+"O gij bruiden en bruidegoms, mannen en vrouwen, ik zeg u deze woorden:
+Leeft in éénen geest; doet te zamen uw godsdienstige plichten in
+zuiverheid van gedachte, leeft met elkaar in waarheid en door deze
+dingen zult gij zeker gelukkig worden."
+
+Ook het hebben van meer dan eene vrouw, welk misbruik hier en daar
+was ingeslopen en wel in dezen vorm, dat men zijne vrouw wegzond
+om eene andere te nemen, liet men niet onbestreden. Men wist, met
+eenige moeite, een wet te verkrijgen, waarbij de Parsi's in dezen
+met dezelfde straffen werden bedreigd als de Engelsche onderdanen.
+
+Ook tegen de, volgens Indische zede gebruikelijke, ook onder de Parsi's
+ingeslopen kinderhuwelijken trad men op. En wel met zooveel succes, dat
+ze thans onder hen voornamelijk in Bombay, bijna niet meer voorkomen.
+
+Zoo kwam er dus onder de Parsi's meer belangstelling in hun oude
+geloof. Evenwel, men bleef geenszins bij de letter daarvan hangen.
+
+Onder den invloed van "Rahanumai", de straks genoemde vereeniging, kwam
+men er toe, die oude geschriften meer opzettelijk te onderzoeken. Dit
+leidde tot de volgende resultaten: [190]
+
+Vele boeken, tot nu toe voor kanoniek gehouden, waren dit niet. Met
+uitzondering van de Gatha's gaven de oude boeken niet weer de woorden
+van Zarathustra, noch van zijne leerlingen. Verder: de godsdienst
+van Zarathustra werd uit een radicale hervorming geboren: tegenover
+het polytheïsme predikte deze den dienst van den grooten, verhevenen
+God als het begin en einde van den waren godsdienst. Hij alleen was
+de gever van alles. De oude goden en geesten verwierp de profeet, om
+zich alleen tot God te richten. "U en u alleen", sprak hij, "ziet het
+oog mijner ziel." Het monotheïsme van Zarathustra was ondubbelzinnig,
+eveneens zijne leer van maar eene vrouw te huwen.
+
+De tegenwoordig Parsi studenten houden vol dat, de boeken van het
+Avesta (behalve de Gatha's) door priesters zijn saamgevoegd, die na den
+dood van Zarathustra de oude geesten weer in eere herstelden, zij het
+ook in ondergeschikte positie: die geesten, welke men onderstelde over
+het water, het vuur, de aarde en alle groote scheppingen der natuur te
+regeeren. Ook maakten die priesters, zoo leeren zij, een ritueel en
+ceremoniën, die voor hen het meest voordeelig waren. Voorts maakten
+al de aanroepingen van verschillende geesten geen deel uit van den
+godsdienst van Zarathustra.
+
+Zij--de tegenwoordige beoefenaars der gewijde Perzische
+letterkunde--oordeelen dat de Parsi's moeten terugkeeren tot den
+oorspronkelijken geestelijken, eenvoudigen, zuiveren godsdienst der
+eerste tijden--en dat uit Zarathustra's woorden volgt, dat slechts
+de eeuwige beginselen van de regeering van éénen God, zuiverheid in
+gedachten, woorden en werken voor altijd bindend zijn. Alle gewoonten,
+ritueel en ceremoniën, aangenomen volgens tijdsomstandigheden, plaats
+en beschaving, kunnen veranderd worden, naardat de stoffelijke en
+geestelijke behoeften der gemeenschap dit eischen.
+
+Daarop leggen de tegenwoordige leiders dan ook den vollen
+nadruk. Blijven zij dat doen, dan kan zeker de betrekkelijk kleine
+kring van Parsi's in Indië, 84,000 op 254 millioen, als zij waarlijk
+strijdt voor waarheid, gerechtigheid en deugd toch een in menig
+opzicht heilzamen invloed uitoefenen.
+
+En ook voor ons westerlingen--vaak zoo ver van natuur en waarheid
+verwijderd--kan het niet anders dan gunstig werken om met den
+verhevenen, en toch practischen godsdienst van Zarathustra kennis
+te maken.
+
+Trouwens, de oude Perzen behooren ook tot onze geestelijke voorouders:
+hun leer van den duivel en de opstanding, van het wereldgericht en
+de reiniging der boozen, heeft door het Jodendom heen tot in het
+Christelijk denken zich een plaats verworven. Steeds klaarder komt
+dit door de nieuwere onderzoekingen aan het licht.
+
+Doch hierop leggen wij nu niet den nadruk. Het leven des menschen een
+strijd tegen het booze, waarin God hem ter zijde staat, een strijd,
+die goede vruchten moet en zal dragen, het ware leven geen sombere
+ascese, maar ijverig arbeiden in de maatschappij: geen dwaze verachting
+van de wereld der zinnen, maar heiliging van al het aardsche in den
+geest der gerechtigheid--zie, dat zijn de onsterfelijke waarheden,
+ons door Zarathustra toegeroepen. Houden wij die in eere!
+
+
+
+
+
+
+
+BIBLIOGRAPHIE.
+
+
+G. H. Lamers. De wetenschap van den godsdienst. (Historisch deel),
+in Nieuwe Bijdragen voor Godgeleerdheid en Wijsbegeerte deel VII en
+deel IX.
+
+P. D. Chantepie de la Saussaye. Lehrbuch der
+Religionsgeschichte. Freiburg 1887. J. C. B. Mohr.
+
+P. D. Chantepie de la Saussaye. Vier schetsen uit de
+Godsdienstgeschiedenis. Utrecht. C. H. E. Breijer 1883.
+
+Religious Systems of the World (a collection of
+addresses). London. Swan Sonnenschein & Co. 1901.
+
+Monier Williams. Religious Thought and Life in India. Part I. Vedism,
+Brahmanism and Hinduism. London. John Murray. 1883.
+
+H. Oldenberg. Buddha, sein Leben, seine Lehre, seine
+Gemeinde. Berlin. W. Hertz. 1881.
+
+T. W. Rhys Davids. Buddhism. London 1899. (Society for promoting
+Christian Knowledge).
+
+A. Lillie. Buddha and Buddhism. Edinburgh. T. Clark. 1900.
+
+E. Arnold. Het licht van Azië, vertaald door Dr. H. Meyboom. Amsterdam
+1881.
+
+H. Fielding. De ziel van een volk. (Het Boeddhisme als volksgeloof
+in Burma) vert. door F. Ortt. 's Gravenhage. "Drukkerij Vrede" 1900.
+
+M. von Brandt. Die Chinesische Philosophie und der
+Staatsconfucianismus. Stuttgart. Strecker & Moser 1898.
+
+C. P. Tiele. Geschiedenis van den Godsdienst in de oudheid. Deel II
+(de Iranische volken). Amsterdam. P. N. van Kampen & Zoon 1895.
+
+A. Brodbeck. Zoroaster. Leipzig. W. Friedrich. 1893.
+
+G. de Lafont. Les grandes religions (le Mazdeïsme). Paris Chamuel 1897.
+
+F. Justi. Geschichte des alten Persiens. Berlin. G. Grote. 1879.
+
+
+
+
+
+
+
+INHOUD.
+
+
+ Bladz.
+
+VOORREDE 1-4
+
+
+Het Brahmanisme 5-37
+
+I. Het Brahmanisme; zijn oorsprong, karakter en eigenaardigheden 5-15
+
+ Verhouding van Israëlietischen en Christelijken godsdienst
+ en van Brahmanisme en Boeddhisme.--Pantheïstisch karakter
+ van het Brahmanisme, bij polytheïstisch voorkomen.--Oorsprong
+ van het Brahmanisme. Stamland der oude Indiërs, hun goden en
+ godsvereering, Rishi's, Varuna, Agni, Indra, Surya, verwantschap
+ der goden.--Onsterfelijkheidsgeloof. Yama.--Kastenwezen.--De
+ Veda's.--Ontwikkeling, van den Vedischen godsdienst onder de leiding
+ der Brahmanen, waarde van het offer, zielsverhuizing. Atman,
+ Brahma, het leven van den Brahmaan als leerling, huisvader en
+ kluizenaar.--Opkomst eener philosophisch-ascetische richting, hoe
+ deze zich met het volksgeloof verstond.
+
+II. Brahmaansche godenleer en levensbeschouwing 16-28
+
+ Brahmaansche godenleer, Brahma, Vishnoe en Siva, hun
+ incarnaties, karakter en vereering.--Esoterische opvatting van
+ het Brahmanisme.--Einddoel, waarnaar men streeft.--Vedanta en
+ Sankhya.--Ramayana en Mahabharata, Valmiki, Visvamitra, Yayati.
+ --Op den drempel van het Boeddhisme.
+
+III. Gezuiverd Brahmanisme in den nieuweren tijd
+ (de Brahmo-Samaj) 28-37
+
+ Vroegere pogingen tot hervorming.--Karakter der
+ nieuwere beweging.--Rammohun Roy.--Zijn optreden tegen
+ de afgoderij.--Strijd tegen weduwenverbranding.--Zijn
+ streven. Verhouding tot het Christendom.--Eeredienst.--Stichting
+ der Brahmo Samaj.--Zijn dood.--Debendra-nath.--Zijn
+ beginselverklaring.--Liturgie.--Verdeeldheid.--Vier
+ grondbeginselen.--Voornaamste punten der leer.--Narain Bose.--
+ Keshab Chander Sen.--Zijn doel.--Zijn jeugd.--Toetreding tot de
+ broederschap.--Zijn radicalisme.--Sociale hervormingen, die hij
+ voorstond.--Scheuring en vereeniging der meer vooruitstrevenden
+ in een nieuwe vereeniging.--Program.--Godsdienstoefening.
+ --Mozoomdar.
+
+
+Het Boeddhisme 38-154
+
+I. Het leven van Boeddha tot aan zijn openlijk optreden 38-54
+
+ Het Boeddhisme in het Brahmanisme voorbereid.--Zijn verspreiding.
+ --Zijn uiteenloopende opvatting.--Quaestie over het historische
+ der Boeddha-figuur.--Waarheid en verdichting gemengd.--Boeddha's
+ geboorteplaats.--Wat over zijn jeugd vaststaat.--Zijn wonderbare
+ geboorte.--Asita.--De vier voorteekens.--Voorzorgen van zijn
+ vader.--De vier voorteekenen verschijnen.--Pogingen om de hoogere
+ roeping van Boeddha te vernietigen.--Hemelgeesten sterken hem.--
+ Hij ziet de verleidelijke vrouwen in haar ware gestalte.--Geboorte
+ van Rahula.--Boeddha's strijd.--Zijn besluit.--Zijn vertrek.--Wat
+ Mara hem voortoovert.--Boeddha bij de kluizenaars.--In 't woud.--
+ Einde zijner zelfkastijding.--Zijn vijf leerlingen verlaten hem.--
+ Zijn strijd en overwinning onder den Bo-boom.--Zijn verlichting.
+ --Aarzeling om de leer te prediken.
+
+II. Boeddha als prediker van den weg des heils 54-87
+
+ Boeddha in het wildpark bij Benares.--De vijf vroegere leerlingen.
+ --Prediking van de vier heilige waarheden en van het achtvoudig
+ pad.--Bekeering der vijf asceten.--Van Bimbisara.--Van Sariputta
+ en Mogallana.--Verzet des volks tegen de Boeddhistische ascese.
+ --Boeddha ontmoet zijn vader.--Ziet Yaçodhara terug.--Boeddha in
+ zijn dagelijksch leven.--Gelijkheid in den kring der leerlingen.
+ --Velen van hen zijn aanzienlijken.--Sunita, leerling uit geringen
+ stand.--Boeddhisme een democratische beweging?--Ananda, de meest
+ geliefde leerling.--Devadatta, de verrader.--Leekenvrienden en
+ vriendinnen.--Visakha.--Haar zorg voor monniken en nonnen.--
+ Boeddha's denkbeelden over de vrouw.--Gesprek daarover met Ananda
+ --Nonnen minder dan monniken geacht.--Boeddha's strijd tegen de
+ Brahmanen.--Boeddha over het offeren.--Boeddha tegen
+ zelfkastijding.--Boeddha geen "vrijdenker" of "atheïst".--
+ Getuigenissen daarover.--Boeddha's gesprek met Vasettha over de
+ vereeniging met Brahma.--Boeddha en de schoone zondares.--De
+ vergeldingsleer (Karma).--Aantrekkelijkheid van Boeddha's persoon:
+ zijn figuur geen schepping der verbeelding.--Boeddhistische
+ spreuken.--Boeddha's laatste levensdagen en dood.
+
+III. Boeddha's onderwijs, Boeddhistische redenen en gelijkenissen 87-111
+
+ Waarde in het Boeddhisme aan "de leer" gehecht.--Boeddha's
+ onderwijs vooral tot het verstand gericht.--Rede over den gloed
+ der zinnen. Voor niet-ingewijden opklimming van af het eenvoudige
+ tot het hoogere.--Onderricht door vragen: gesprek met Sona,--
+ Gelijkenis van den waren en verkeerden weg.--Gelijkenis van de
+ vergeving.--Gelijkenis van den godloochenaar.--Gelijkenis van
+ Kisagotami.--Geschiedenis van prins Kunala.--Boeddha op een
+ huwelijksfeest.--Geschiedenis van het meisje Bhadra.--Koning
+ Wessantara.--Koning Bambadat.--De hongerige hond.--Boeddha als
+ vredestichter.--De verloren zoon.--De vrouw aan de bron.--
+ Geschiedenis van Vasavadatta.--Gelijkenis van het brandend huis.
+ --Gesprek met Rahula over valschheid.
+
+IV. Hoofdpunten van Boeddha's leer 111-119
+
+ Hoofdzaak: bevrijding van het lijden.--Schildering der Samsara.
+ --Er is echter verlossing.--Stemming der Boeddhisten in leven en
+ sterven.--"Dorst" de oorzaak van het lijden.--Hoe Boeddha de
+ zielsverhuizing opvatte?--Hoe Nirvana?--De ketterij van Yamaka:
+ conclusie.
+
+V. De weg des heils 119-124
+
+ Stations op den weg des heils.--Rechtschapenheid.--De vijf
+ geboden.--Geestelijke oefening in welwillendheid.--Bekeering
+ van Roja.--Geschiedenis van Sama.--Beheersching der zinnen.--
+ Opmerkzaamheid.--Mara, zijne verzoeking van Boeddha.--Gelijkenis
+ van den schildpad.--Voorsmaak van het hoogste heil hier op aarde:
+ extase.--Boeddha's persoon op den achtergrond.
+
+VI. Het Boeddhisme in de praktijk 124-139
+
+ Boeddhistische monniken geen tusschenpersonen tusschen hemel en
+ aarde.--Geen hiërarchie.--Wie van de (monniken) gemeente zijn
+ uitgesloten.--Opname als monnik (Pabbaja en Upasampada).--De
+ vier gestrenge regelen.--De vier groote verboden.--Gelofte niet
+ voor altijd.--Goede daarin.--Tucht van het publiek.--Dagelijksch
+ leven der monniken.--Onderricht der jeugd.--Aanzien, waarin
+ zij staan.--Biechtsamenkomsten.--Biechtformule (Patimokha).--De
+ regentijd.--Hoe die werd doorgebracht in de oudheid.--Hoe thans
+ in Birma.--In Ceylon.--Voorlezing op Zondag uit de H. S.--Vier
+ heilige plaatsen.--Boeddhistische nonnen.--Haar onderworpenheid
+ aan de monniken.--De vrouwen tegenover Boeddha's leer.--Haar
+ gebed.--Boeddhistische leeken.--Hun levensopvatting. --Afkeer
+ van den oorlog.--Individueele op den voorgrond.--Opvattingen over
+ vergelding en boete.--Hoe zij staan tegenover den dood.--
+ Waardeering der Boeddhistische leer.
+
+VII. De voortgang en ontwikkeling van het Boeddhisme 139-149
+
+ Hoofdpunten, hierbij te bespreken.--Oude concilie's.--Van
+ Rajagriha, Vaisali, Patna.--Açoka.--Zijn opschriften.--Açoka's
+ hervormingen op godsdienstig en maatschappelijk gebied.--Zijn
+ liefde voor den innerlijken godsdienst.--Zijn afkeer van den
+ oorlog.--Bescherming van dieren.--Zorg voor kranke menschen en
+ dieren.--Bepalingen ten gunste der monniken.--Het leven der
+ monniken in zijn dagen.--Godsdienstige feesten.--Zendelingen.
+ --Stupa's.--Concilie van Patna (244).--Heilige teksten.--Drie
+ Pitaka's.
+
+VIII. Uitbreiding en ontaarding van het Boeddhisme 149-154
+
+ Uitbreiding over Ceylon, Birma enz.--Ondergang in Indië.--Oorzaken
+ daarvan.--Het Boeddhisme in Tibet.--Overeenkomst met het
+ Roomsch-Catholicisme.--Beschrijving eener godsdienstoefening in de
+ kathedraal van Lhassa.--Slot.
+
+
+De Chineesche philosophie 155-245
+
+I. Inleiding 155-158
+
+ Hoofddoel van deze uiteenzetting.--Het oude en standvastige der
+ Chineesche beschaving.--De twee hoofdrichtingen der Chineesche
+ philosophie.--Strijd van Confucianisme en Taoïsme.--Overwinning
+ van Confucius.--Vreemde invloeden in het Confucianisme zelf.--Wat
+ aan het Confucianisme het overwicht gaf.--Oud-Chineesche
+ wijsgeer-profeten.--Keizer Wuwang (1110 v. C.)--Zijn fout.
+
+II. Confucius, zijn leven en leer 157-178
+
+ Zijn geboorte, naam, familie.--Zijn jeugd en huwelijk.--Bekleedt
+ verschillende betrekkingen.--Zijn roem.--Confucius' vlucht uit
+ Lu.--Keert terug.--Wordt beambte der stad Chungtu.--Klimt ten
+ slotte tot minister van justitie op.--Valt in ongenade.--In
+ ballingschap.--In 483 in Lu terug.--Zijn dood en laatste
+ woorden.--Eerst lang na zijn dood in eere.--Ten slotte
+ afzonderlijke tempels voor hem.--Ook thans bij de Mandschoe
+ regeering zeer geëerd.--Confucius' leer niet nieuw.--Stelde
+ het ordelijke, regelmatige op den voorgrond.--Afkeer
+ van bespiegeling over 's menschen toekomst.--Confucius'
+ nauwgezetheid en vormelijkheid.--Welken indruk wij van zijn
+ persoon krijgen.--Zijn ontmoeting met Lao-tsze.--Oordeel van
+ Taoïstische werklieden.--Confucius en de roover Kih.--Oordeel
+ van Wang-Chung.--Oordeel zijner leerlingen.--Confucius kind van
+ zijn tijd en volk.--Kritiek van zijn leerling Tsze lu.--Zijn
+ grief, dat hij miskend werd.--Zijn zwakheid.--Zijn leer der
+ wederkeerigheid.--Zichzelf en anderen opvoeden.--Opvatting
+ van gehoorzaamheid.--Kinderlijke liefde begin van alle
+ deugd.--Aanprijzing van zelfopvoeding.--Goed voorbeeld geven.--Zijn
+ ware natuur volgen.--Harmonie bewaren.--Anderen behandelen, zooals
+ men zelf behandeld wil zijn.--Ideaal van den wijze.--Fouten
+ zoeken in zichzelf.--De vijf wederkeerige plichten.--De drie
+ eigenschappen.--Waardoor zij uitgeoefend worden.--Negen regels
+ voor de beheerschers des rijks.--Vorm, waarin Confucius zijne leer
+ kleedt ook niet oorspronkelijk.--Wat Confucius eens op een beeld
+ las in 517 v. Chr.--Verval van Confucius' leer na zijn dood.
+
+III. Mencius 178-190
+
+ Zijn jeugd.--Zorg zijner moeder.--Zijn
+ leerjaren.--Leeraar.--Politiek hervormer.--Mencius'
+ ontgoocheling.--Ambteloos burger.--Zijn
+ dood.--Canonisatie.--Verschillend karakter van Confucius en
+ Mencius.--Mencius' strijd tegen Cynici en Mihisten.--Mencius'
+ democratie.--Zijn erkenning van de waarde der Chineesche
+ beschaving.--Zijn leer der "voorbeschikking".--Acht den
+ mensch van nature goed.--Leer van Han yü en Chu hi over 's
+ menschen natuur.--De vijf en de drie dingen, in strijd met
+ de kinderlijke liefde.--Mencius tegenover de secte van Shin
+ nung.--Erkent de waarde van elken heilzamen arbeid, vooral
+ van dien des wijzen.--Zijn vijf eischen ten opzichte van het
+ staatsbestuur.--Komt op tegen uitbuiting des volks.--Zijn strijd
+ tegen Mih ti's leer der algemeene liefde.--Leer van Mih ti.--Hoe
+ Mencius dit systeem omverwierp.--Mencius' strijd tegen den Taoïst
+ Yang Chu (pessimist).--Mencius' leer over de "hartstocht".--Verwante
+ denkbeelden bij den psycholoog Ribot.
+
+IV. Lao tsze 190-202
+
+ Zijn geboorte.--Latere verdichtselen daarover.--Zijn werk Tao
+ teh king. Ook Lao tsze slechts bewaarder der oude leer.--Het
+ Tao.--Wat daaronder te verstaan?--Iets onpersoonlijks.--Getuigenis
+ van Lao tsze, van Huai nan tsze.--Tao de natuur (natura
+ naturans).--Taoïsten over de wording van het heelal (Chwang
+ tsze).--Vergeleken met hedendaagsche beweringen.--Uitspraak van
+ Lieh tsze over Tao als het ongeschapene.--Verhouding van Tao en
+ God.--Evolutie door de Taoïsten erkend.--Plaats van den mensch in
+ het heelal volgens het Taoïsme.--Beschouwing van den dood.--Van 's
+ menschen roeping.--De "hemelsche" natuur te volgen.--Niet "actief"
+ zijn.--Hoe dit leidde tot ander politiek en sociaal optreden dan
+ van Confucius en de zijnen.--Lao tsze prijst rust en nederigheid
+ aan.--Overeenkomst met Confucius in lof der oudheid en afkeer van
+ druk.--Lao tsze wil weinig regeeren.-- Hoe hij de ontaarding der
+ regeering schetst.--Zijn regeeringsideaal.-- Zijn aanprijzing van
+ rust.--Droefgeestig beeld van zijn eigen persoon.
+
+V. Chwang tsze, Lieh tsze, Yang Chu en de ontaarding van het
+ Taoïsme 202-215
+
+ Chwang tsze en de vorst van Tsu.--Hoe hij begraven wilde
+ worden.--Valt Confucius en diens leer scherp aan.--Waarschuwing
+ tegen acht gebreken en vier fouten.--Keurt af Confucius'
+ rusteloosheid en bemoeizucht met anderen.--Gispt de
+ veeleischendheid der tegenwoordige heerschers.--Chwang tsze
+ over den dood.--Chwang tsze en de schedel.--Zijn besef van het
+ onbevredigende des levens.--Lieh tsze.--Het betrekkelijke der kennis
+ (de krankzinnige).--De man uit Yin (het vergankelijke).--Tchung
+ lu tsi, de man uit Ki en Lieh tsze spreken over het vergaan der
+ wereld.--Lieh tsze over leven en dood (het doodshoofd).--Yang
+ Chu.--Het korte leven dat zooveel droefs heeft.--Onbezorgd
+ genieten.--Keizer Muh en de Magiër.--Keizer Tsin Shi Wang Ti geeft
+ zich aan Taoïstische kunsten over.--De Taoïstische "doktoren der
+ rede" en het bijgeloof.--De Taoïstische paus.--Invloed van het
+ Taoïsme op het volk.
+
+VI. De "geleerden" tegenover Taoïsme en Boeddhisme 215-227
+
+ Argumenten van weerszijden gebezigd.--Het onbloedige der
+ vervolgingen.--Boeddhistische wijsbegeerte ten slotte zelfs
+ in de zedeleer der "geleerden" ingedrongen.--Oud en nieuw
+ Confucianisme.--Het heilige edict (tegenover Tao en Boeddha).--Het
+ groote plan van Ho en de rol van Loh.--Reactie tegen het
+ inkruipen van Taoïstische en Boeddhistische leeringen in het
+ Confucianisme.--De Mandschoe regeering en het Confucianisme.--Het
+ heilige edict, overwegingen, afkondiging, indeeling, verklaringen,
+ pogingen om het populair te maken.--Zijn 16 sententiën.--Waarde
+ van het Staats-Confucianisme.--Schaduwzijde.
+
+VII. De klassieke boeken der Chineezen 227-243
+
+ De vijf groote en de vier kleine klassieken.--De dertien
+ klassieke werken.--Nog drie andere klassieken.--Geijkte
+ verklaringen.--I-king.--Shu-king.--Shi-king.--Chau-li.--I-li.--
+ Li-ki.--Chun Chiu.--Lun-yü.--De werken van Mencius.--Hsiao-king.
+ --Het wonderboek Urhya.--Tahio.--Chung-yung.--Tshu-shu.--Kung
+ tsze kia yu.
+
+ Werken der Taoïsten: Tao teh king.--Commentaren.--Kwan yin
+ tsze.--Werken van Lieh tsze en Chwang tsze.--Liu Ngan (Huai
+ nan tsze).
+
+ Oorzaken der gapingen in de klassieke literatuur.--Vernietiging
+ der boeken door de dynastie Tsin.--Voorstelling van Sze ma
+ tsien.--Latere "bibliotheek-rampen".--Verdienste der Chineesche
+ geleerden.--Vervalschingen.--Schade in den nieuwen tijd.--Slecht
+ onderhoud der bibliotheken.--De ijver der Chineesche letterkundigen
+ te prijzen.--Besluit.
+
+
+Het Mazdeïsme 244-278
+
+I. Inleiding 244-248
+
+ Tegenstelling van den Indischen en den oud-Perzischen
+ godsdienst.--Toch beiden uit één stam.--Moeilijkheid om
+ het Mazdeïsme te beschrijven.--Zend-Avesta.--Zoroaster,
+ historisch?--Anquetil du Perron en het Zend-Avesta.--De drie
+ phasen van het Mazdeïsme.--Alexander de Groote.--De Sassaniden
+ (226-636 n. C.).--Wat van de oude literatuur is gebleven.--De
+ Gatha's, vertegenwoordigen oudste phase.--Gemeenschappelijke goden
+ en vereering bij de voorvaderen van Indiërs en Perzen.--Waardoor
+ later zooveel verschil?--Karakter der Zarathustrische hervorming.
+
+II. Het Mazdëisme der Gatha's 248-254
+
+ Verhevenheid van Ahura Mazda.--De goede geniussen, die hij
+ den mensch schenkt.--Bescherming van de koe, opgedragen
+ aan Zoroaster.--Oude kosmogonische mythe.--De aarde als de
+ gavenschenkende koe.--Mazda als de Alwetende, éénige God.--Mazda's
+ trawanten (geniussen).--Gematigd dualisme.--De daeva's.--Lot
+ van goeden en boozen.--Eindoordeel.--Hoe Mazda moet worden
+ gediend.--Landbouw en huwelijk in hooge eere.--Geen zachtheid
+ tegenover den vijand.--Offeren.--Gewijde spreuken.
+
+III. Het Mazdeïsme volgens het jongere Avesta 254-271
+
+ Waarom en hoe zooveel van het oude volksgeloof weer in
+ den nieuwen godsdienst kwam.--De Amesa-Spenta's, meer
+ zelfstandig.--Sraosa.--Ahuna vairya.--De "rechtvaardigste
+ rechtvaardigheid" en "het hemellicht".--Strijd om het
+ hemellicht.--Atar, god van het vuur.--Apam Napat.--Het
+ hemelvuur.--Anahita.--Zon, maan en sterren.--Planeten als vijandig
+ beschouwd.--Tistrya (Sirius).--Asi.--Haoma.--De roes van den
+ onsterfelijkheidsdrank.--Mithra.--De fravasi's.--Anro mainyu en
+ de booze geesten.--Anro mainyu en Zarathustra.--De helpers van den
+ booze.--De mensch tusschen Mazda en Anro mainyu in.--Voorstelling
+ omtrent heelal en aarde.--De eeuwigheid van Mazda's
+ schepping.--Voorstelling der schepping.--Des menschen levenstaak
+ en dood.--Het toekomstig leven van goeden en boozen. De voleinding
+ der wereld.--De drie Heilanden.--Anro mainyu's nederlaag.--De
+ priesters.--De eeredienst.--Het haoma offer.--De vuurdienst.--De
+ godsdienst in het leven.--Landbouw.--Heilige en onreine
+ plaatsen.--Tegen ascese.--IJverige arbeid.--Eerlijkheid.--Tegen
+ ontucht.--Reinheidseischen.--Heiligheid van vuur, aarde en
+ water.--De dierenwereld.--Plicht tegenover reine en onreine
+ dieren.--Innerlijke reinheid.--Straffen.--Geestelijke straffen.
+
+IV. Het "hervormde" Mazdeïsme der tegenwoordige Parsi's 272-278
+
+ Uitgeweken Perzen in Indië.--Welke twee punten van hun geloof
+ zij vasthielden.--Wat hen wakker maakte.--Strijd met het
+ Christendom.--Nieuwe Zarathustrische catechismus.--Dabadhaï
+ Naoroja.--Scholen.--Lezingen.--Weekblad.--Vereeniging.--Verheffing
+ der vrouw.--Tegen kinder-huwelijk.--Resultaat omtrent de gewijde
+ boeken.--Beteekenis van het Parsisme.
+
+
+
+
+
+
+
+AANTEEKENINGEN
+
+
+[1] M. von Brandt, Die Chinesische philosophie und der
+Staatsconfucianismus. Stuttgart 1898.
+
+[2] Bij Indische of "Zend" woorden heb ik de lettergrepen, die, waar
+onze Hollandsche opvatting anders zou doen vermoeden, lang moeten
+worden uitgesproken, door een liggend streepje gekenmerkt bv. Surya,
+Ramayana enz. Korte lettergrepen zijn, waar noodig door [breve]
+aangewezen, bv. Brahma.
+
+[3] Uit de Atharva. Veta. IV. 16.
+
+[4] Die afscheiding was en is voor een goed deel nog van dien aard dat
+personen van hoogere caste geen huwelijk met die van een lagere mogen
+aangaan. De ongelukkige paria, die uit een onwettige vereeniging van
+personen van verschillende caste wordt geboren, is het uitvaagsel
+der Indische maatschappij. De Brahmanen en Kshatrya's staan als
+"tweemaal geborenen" bovenaan.
+
+[5] Wij zullen echter straks zien, dat er ook in het Brahmanisme een
+theïstische strooming was en nog is.
+
+[6] Man der laagste caste.
+
+[7] Zie blz. 9.
+
+[8] Een secte, eenigszins aan het Boeddhisme verwant.
+
+[9] Het theïsme stelt, tegenover het pantheïsme, het zelfstandig
+bestaan van God, diens persoonlijkheid, op den voorgrond.
+
+[10] Essai sur la legende du Buddha. Paris 1875.
+
+[11] Vleeschwording der godheid, m. a. w. die teekenen zouden toonen
+dat hij een vleeschwording der godheid was.
+
+[12] Een bekend Boeddhistisch geschrift.
+
+[13] M. a. w. een der vroegere openbaringen van de godheid.
+
+[14] God des doods, zie Brahmanisme op blz. 9.
+
+[15] De vijf gehechtheden, hiermede worden bedoeld: lichamelijkheid,
+gewaarwordingen, voorstellingen, neigingen en bewustzijn. De
+bedoeling van dezen eenigszins duisteren zin, uit Boeddhistische
+teksten ontleend, is waarschijnlijk: waar men de vijf gehechtheden
+heeft achtergelaten zal geen ouderdom, ziekte of dood zijn. Waar men
+dus verheven is boven strijd en moeite.
+
+[16] Amrita, letterlijk: levensdrank.
+
+[17] Rishi's, zie Brahmanisme blz. 8.
+
+[18] Jina = iemand, die zijn lagere natuur bedwingt.
+
+[19] Dit ziet op vroegere levens van den Boeddha.
+
+[20] De boom, waaronder Boeddha tot het ware inzicht kwam.
+
+[21] = Levensdrank onsterfelijk.
+
+[22] Jaarlijks stierf de zonnegod als zonnepaard (ons sterrenbeeld
+aries = de ram) om volgens de Indiërs alle vleesch te redden. Vandaar
+ook het paardenoffer.
+
+[23] M. a. w.: Wat is de oorzaak der wedergeboorte?
+
+[24] M. a. w.: Waar de begeerte is gedood, daar wordt men van
+wedergeboorte verlost.
+
+[25] Mahavagga I. 5. 2 enz.
+
+[26] Teeken van eerbied.
+
+[27] Zie blz. 50.
+
+[28] Mahavagga I. 6. 10.
+
+[29] "Voleindigde", titel waarmee Boeddha zichzelf noemde, evenals
+Jezus sprak van "de Zoon des Menschen".
+
+[30] "Nirvana" een woord over welks beteekenis veel verschil is. De
+Boeddhisten duiden er het hoogste heil mee aan, dat boven alle lust
+is verheven.
+
+[31] Hiermee worden bedoeld de vijf elementen, waaruit volgens het
+Boeddhisme de menschelijke persoonlijkheid bestaat. Zij worden ook wel
+genoemd de vijf Skandha's, en zijn: lichamelijkheid, gewaarwordingen,
+voorstellingen, neigingen en bewustzijn.
+
+[32] In den zin van "begeerte".
+
+[33] Hernieuwd bestaan.
+
+[34] Een geijkte formule zijn deze woorden ook thans nog in het
+Boeddhisme.
+
+[35] Feitelijk vormen de Boeddhisten, zooals wij nader zien zullen
+een monnikengemeente, doch ook als leek kon men den verlichte eeren
+en hem volgen op een afstand.
+
+[36] Asceet.
+
+[37] Men zie op blz. 51 en 52 Boeddha's bespiegeling onder den Bo-boom.
+
+[38] getiteld: "De vraag van Upatisa" (een andere naam voor Sariputta.)
+
+[39] Sanjaya's leerlingen.
+
+[40] Rishi's, zie over hen blz. 8.
+
+[41] Volgens het Boeddhistische geschrift "Dhamma pada", een
+verzameling, grootendeels van spreuken.
+
+[42] Jataka: d. w. z. verhalen over vroegere levens.
+
+[43] De leer, de wet.
+
+[44] De Boeddhistische monniken hadden en hebben haar en baard
+afgeschoren.
+
+[45] De oudste naam der Boeddhisten.
+
+[46] Dat later het Boeddhisme de verdrukten hielp verlossen, zullen
+wij zien als wij over koning Açoka handelen.
+
+[47] Zie blz. 63.
+
+[48] d. i. kloosters.
+
+[49] Zie bladz. 58.
+
+[50] Het verhaal over Visakha in Mahavagga. VIII. 15.
+
+[51] Maha Prajapati.
+
+[52] Deze aanhaling zoowel als het thans volgend verhaal naar Digka
+Nikaya.
+
+[53] H. Fielding. De ziel van een volk. (Het Boeddhisme als volksgeloof
+in Burma). vertaald door F. Ortt. 's-Gravenh. 1900.
+
+[54] Volgens Anguttara Nikaya.
+
+[55] Zie blz. 56.
+
+[56] Een Cingaleesch Boeddhistisch geschrift.
+
+[57] Dit is de waarschijnlijke afwerking van dezen niet afloopenden
+zin.
+
+[58] De hooge verlichting in de rede.
+
+[59] Ook Prof. Rhys Davis, die overigens daartoe wel geneigd is,
+erkent het geloof der oude Boeddhisten in een bovennatuurlijke
+kennis, Abhinna, en bovenzinnelijke vermogens, Iddhi. Men zie zijn
+Buddhism. 1899. pag. 174.
+
+[60] Hier wordt geteekend "de kracht van vriendelijke gedachten", ook
+tegenwoordig wel bekend, waarop wij wellicht later nog terugkomen. Men
+zie ook blz. 76.
+
+[61] Dhammapada.
+
+[62] Dhammapada.
+
+[63] Het licht van Azië. vert. door
+Dr. H. U. Meyboom. Amsterdam. 1881. blz. 166, 167.
+
+[64] Zie bladz. 172. a. w.
+
+[65] Bhikshu = bedelaar, Muni = zwijgende, omdat de monniken zwijgend
+rondgingen met hun aalmoezenschaal.
+
+[66] Chineesch spreekwoord.
+
+[67] De boven aangehaalde spreuken zijn aan verschillende
+Boeddhistische geschriften ontleend.
+
+[68] Uit Mahavagga, deze rede zou gericht zijn tot de duizend
+kluizenaars van Uruvela.
+
+[69] Men vergelijke ook op blz. 71 het gesprek met een Brahmaan over
+het ware offer.
+
+[70] Uit Mahavagga.
+
+[71] Uit Doedha-vitakha Sutta.
+
+[72] Naar het water.
+
+[73] Chineesche uitdrukking voor Nirvana.
+
+[74] Soort van vergiftige slang.
+
+[75] Een soort vogel.
+
+[76] Of Iddhi = door haar in "verrukking van zinnen" te brengen.
+
+[77] Letterlijk: oud man, een soort Boeddhistische heilige.
+
+[78] Vrouwenverblijf.
+
+[79] Indische wetboek van voor-Boeddhistischen oorsprong. Thans
+o.a. nog in Birma geëerd.
+
+[80] Lieden die tot geen caste behooren, dus verachtten in de
+maatschappij.
+
+[81] Soort muziekinstrument.
+
+[82] Goudstukken.
+
+[83] nl. Boeddha, Dharma, Sangha: de verlichte, de leer, de gemeente.
+
+[84] Mahayana, groote overtocht, Hinayana, kleine overtocht. Alzoo
+heeten de twee scholen, waarin het oorspronkelijke Boeddhisme zich
+splitste en die beiden hun eigenaardige opvattingen en litteratuur
+bezaten.
+
+[85] Açoka was koning over een deel van Indië in de 3e eeuw voor
+Christus.
+
+[86] Rahat of Arahat: een, die niet meer wederom geboren behoeft
+te worden.
+
+[87] Zie pag. 56.
+
+[88] Samyuttaka Nikaya.
+
+[89] Zie H. Fielding. De ziel van een volk, vertaald door
+F. Ortt. Drukkerij "Vrede" 's-Gravenh. 1900.
+
+[90] Vgl. blz. 112.
+
+[91] Dit Atman beschouwen zij als Brahma in den mensch, het goddelijke
+in ons, vgl. blz. 12, 13.
+
+[92] n.l. diegenen, die als Makhali Gosala, zie blz. 74, gelooven
+dat het ik, na een aantal zielsverhuizingen doorgemaakt te hebben,
+'t zij goed of boos, in den dood ondergaat.
+
+[93] Milinda is de Grieksche koning Menander, die ongeveer 100 jaar
+voor Christus leefde en Indië aan zich onderwierp.
+
+[94] Zie blz. 95 enz.
+
+[95] Uit Dhammapada.
+
+[96] Cariya Pitaka. III. 15.
+
+[97] M. a. w. naar alle vier de windstreken, zie blz. 78, waar
+hetzelfde onderwerp wordt aangeroerd.
+
+[98] Cullavagga. VII. 3.12.
+
+[99] Zie blz. 100, 101.
+
+[100] Kant verhaalt dat hij door deze voortgezette oefening deelen
+van zijn lichaam, die anders niet onder de heerschappij van zijn
+geest stonden, kon beheerschen.
+
+[101] Samyuttaka Nikaya. vol. I fol. gha.
+
+[102] Ook dit verhaal naar Samyuttaka Nikaya. vol. II. fol. ja.
+
+[103] Blz. 324. a. w.
+
+[104] Geen slangendemon in menschengedaante.
+
+[105] Een der oudere monniken, die hem voordraagt.
+
+[106] Waarschijnlijk vertoefden de oudste volgelingen vooral onder
+boomen; doch ook tegenwoordig zijn de kloosters altijd met boomen
+omgeven.
+
+[107] Zeer kleine munt.
+
+[108] M. a. w. zich beroemen op zijn liefde tot een eenzaam,
+bespiegelend leven.
+
+[109] De ziel van een volk blz. 175.
+
+[110] Waarbij een monnik uit de heilige boeken voorleest.
+
+[111] Pitaka's = korven, de drie heilige boekverzamelingen der
+zuidelijke Boeddhisten, waarvan het eerste handelt over Vinaya (de
+orde). Het tweede over Dharma (de leer), het derde over Abhidharma (het
+geloof). Ieder dier afdeelingen bestaat uit tal van geschriften. Vele
+zijn uitgegeven en vertaald in de verzameling "Sacred books of
+the East."
+
+[112] Vlg. op bl. 70 het gesprek met Ananda.
+
+[113] Cullavagga XI. 4.
+
+[114] a. w. blz. 17.
+
+[115] Zie blz. 119.
+
+[116] Fielding a. w. blz. 108 en volg.
+
+[117] Naam, dien Açoka droeg.
+
+[118] Grafteeken, gedenkteeken.
+
+[119] De bedoeling schijnt te zijn dat deze boomen 's nachts de
+monniken tot toevlucht zullen strekken.
+
+[120] Over het laatstgenoemde zie bl. 109-111 van dit werk. Upatishya
+of Upatissa is een andere naam voor Sariputta, zie blz. 58 en 59.
+
+[121] Waarschijnlijk waren er ook olifanten bij, die worden heel wat
+ouder dan menschen.
+
+[122] Zie blz. 118 en 119.
+
+[123] Woorden, die Boeddha zou geuit hebben, toen hem onder den
+Boddhiboom de verlichting ten deel viel.
+
+[124] Zie blz. 126.
+
+[125] deze zijn: 1 geen leven vernietigen. 2 niet stelen. 3 zich
+voor onreinheid wachten. 4 niet liegen. 5 geen bedwelmende dranken
+gebruiken. 6 niet op verboden tijden eten. 7 van dansen, zingen,
+muziek en tooneelvoorstellingen zich onthouden. 8 geen kransen,
+parfumerieën, zalven of sieraden gebruiken. 9 geen hoog of breed bed
+gebruiken. 10 geen goud en zilver aannemen.
+
+[126] Vragen, het ontstaan der wereld betreffende.
+
+[127] Toch had ook deze wijsheid, gelijk wij zien zullen, een
+"metaphysischen grondslag." Goed staatsburger zijn behoort ook tot
+het opvolgen van 's hemels ordeningen.
+
+[128] Daar is thans nog de groote tempel ter eere van Confucius,
+waar den heiligen ouden wijze geschenken worden gebracht.
+
+[129] Wij vergeten daarbij echter het woord niet, dat niemand groot
+is voor zijn kamerdienaar.
+
+[130] Mannen van rang dragen twee zwaarden.
+
+[131] Hsiao-king.
+
+[132] Tahio.
+
+[133] Chung yung.
+
+[134] Daarom offeren ook gesnedenen, die in hun jeugd door de ouders
+verkocht zijn om hen te laten ontmannen, aan de gestorven ouders niet,
+daar dezen hun de vervulling van den plicht der kinderlijke liefde
+onmogelijk gemaakt hebben. Volwassenen, die zichzelf voor dit doel
+verkocht hebben, brengen die offers wel: evenals de Boeddhistische
+(uiteraard ongehuwde) priesters.
+
+[135] De Cynici vormden een wijsgeerige school in het oude
+Griekenland. Zij versmaadden alle beschaving en trachtten naar den
+grootsten eenvoud: men denke aan Diogenes en zijn ton!
+
+[136] Diogenes leefde in de 4e eeuw v. C. Van hem is bekend dat hij den
+strengsten eenvoud betrachtte: een ton was zijn woning. Van Alexander
+den Groote vroeg hij als gunst slechts dat de vorst wat op zijde zou
+gaan om hem niet te berooven van 't genot van den zonneschijn.
+
+[137] Zie blz. 165.
+
+[138] vgl. Ev. n. Johannes, hfdst. I.
+
+[139] "Jehovah". Een juistere uitspraak is Jahve.
+
+[140] Zie blz. 176 enz.
+
+[141] Wij zouden hier eerder "bemoeizucht" verwachten.
+
+[142] of liever Boeddhistisch in den geest van "den grooten overtocht",
+het latere, sceptische Boeddhisme, zie blz. 118 en 119.
+
+[143] Alchimie = het zoeken van den steen der wijzen, necromantie =
+het bezweren der dooden.
+
+[144] Dat de mensch in een droom of onder suggestie in een
+ongelooflijk korten tijd veel kan doorleven is een feit, door nieuwere
+onderzoekingen bevestigd.
+
+[145] De aanhangers van Confucius en Mencius.
+
+[146] de Taipings, die in 1864 van zich deden spreken, wilden de
+Mandschoe dynastie verdrijven en het zuiver Chineesche element op den
+voorgrond stellen. De gansche beweging werd echter in bloed gesmoord.
+
+[147] men zie over het Lamaïsme blz. 150 enz. van dit werk.
+
+[148] incubi zijn geesten, die als mannen met vrouwen den bijslaap
+uitoefenen, succubi zijn geesten, die dit als vrouwen met mannen doen.
+
+[149] deze laatsten wilden wel de Joodsche traditie handhaven, doch
+hadden zeer veel aan de denkbeelden der Grieken ontleend en in hun
+philosophie opgenomen.
+
+[150] de vertegenwoordiger van het "gewijzigde" Confucianisme, zie
+blz. 182, 216 en 221.
+
+[151] Zie blz. 216 enz.
+
+[152] In China zijn geen wettig aangestelde advocaten, daardoor werden
+rechtszaken behandeld door "winkeladvocaten", die niet zeer in eere
+staan, doch bij domme menschen toch maar al te veel invloed hebben. In
+de omschrijving van deze sententie worden zij geducht doorgehaald,
+o. a. dit: heeft men ooit gehoord dat een dezer lieden een natuurlijken
+dood stierf? (m. a. w. zulke ellendelingen treft des hemels straf).
+
+[153] Zooals men weet leeft de zijderups op den moerbeiboom.
+
+[154] Met die valsche leeringen wordt niet alleen op het Taoïsme
+en het Boeddhisme, maar ook op het Christendom, bepaald in zijn
+Roomsch-Katholieken vorm gedoeld. Over het Christendom handelt deze
+omschrijving: "Zelfs de leer van de "secte van den heer des hemels"
+(zoo noemen de Chineezen het R. K. geloof) die over den hemel spreekt
+en over de aarde zwetst en over dingen zonder schaduw en wezen, is
+valsch en bedorven. Dewijl echter de leeraren van dezen godsdienst
+met de sterrekunde bekend zijn en in de wiskunde ervaren, gebruikt de
+regeering hen om den kalender te verbeteren. Dat bewijst echter bij
+lange niet, dat hun godsdienst goed is. Gij moet hen tot geen prijs
+geloof schenken. De wet is streng tegen al deze valsche secten. De
+straf die hen treft is dezelfde als die voor mannelijke en vrouwelijke
+toovenaars is vastgesteld. De regeering heeft deze wet uitgevaardigd om
+het volk te verhinderen kwaad te doen en het aan te moedigen goed te
+doen, van verdorvenheid te wijken en tot de waarheid terug te keeren,
+gevaar te vermijden en rust te verkrijgen."
+
+Deze uitspraak is een van de krachtigste hindernissen, die de
+toelating van het Christendom in den weg staan en misschien nog lang
+zal nawerken.
+
+[155] de bedoeling is deze: iedere klasse heeft hare eigene bezigheid,
+waaraan zij vast moet houden: de geleerde, de landman, de handwerksman,
+de koopman. Doen zij dat niet, dan ontbreekt hun bestendigheid,
+en al arbeiden zij ook den ganschen dag, zoo brengen zij toch niets
+tot stand. Daarom moet ieder vasthouden aan datgene, wat hij eenmaal
+begonnen heeft. Behalve de vier zooeven genoemde klassen zijn er nog
+soldaten--verder nog een klasse van arme lieden, die geen land hebben
+om te bebouwen, geen geld om handel te drijven, en die geen handwerk
+hebben geleerd. Tot dezen wordt hier gezegd: "Gij kunt niet anders
+dan u als daglooners verhuren om in uw levensonderhoud te voorzien,
+uw rug en uw schouders moeten dragen, weest echter eerlijk en vlijtig,
+en noch aan eten noch aan drinken zal het u ontbreken."
+
+[156] Tien of honderd familiën vormen eene vereeniging, die solidair
+voor elkaars medeleden verantwoordelijk is. Zoo worden b.v., als
+iemand een deserteur heeft geherbergd, de vijf huizen rechts en de
+vijf huizen links medegestraft. Toen er in 1891 opstand in Mongolië
+was, werd deze organisatie weer in herinnering gebracht en scherp
+doorgevoerd. In ieder huis moest een tafel zijn, waarop de namen van
+alle bewoners van het huis stonden vermeld.
+
+[157] Trigrammen, uit drie, hexagrammen, uit zes letters bestaande
+teekens, waaraan men een geheimzinnige waarde toekende. Zie ook
+blz. 221 en 222.
+
+[158] 220-205 v. C.
+
+[159] deze leefde van 371-288 v. C.
+
+[160] Zie blz. 180.
+
+[161] zie bladz. 228 enz.
+
+[162] Zie blz. 191.
+
+[163] Zie blz. 202 enz.
+
+[164] Zie blz. 193 enz.
+
+[165] Iran omvat de landstreek tusschen den Indus ten oosten en de
+Tigris en Euphraat ten westen, den Oxus ten noorden en de Perzische
+golf ten zuiden. Perzië en Medië vormen hiervan gedeelten.
+
+[166] Anquetil du Perron. Zend-Avesta, ouvrage de Zoroastre en 3
+vol. 4o, Paris 1771.
+
+[167] zij zijn: de oude Gatha's, de jongere Gatha's en het jonger
+Avesta.
+
+[168] zie bladz. 8 en 9 van dit werk.
+
+[169] Yasna 44, 3-7.
+
+[170] Yasna 31, 11.
+
+[171] Yasna 44. 3, 4, 7.
+
+[172] zie blz. 8.
+
+[173] zie bladz. 250 enz.
+
+[174] Zij zijn dus: Vohumano, Asa, Armaiti, Khsatra, Haurvatat en
+Ameretat.
+
+[175] zie blz. 251.
+
+[176] Dit gebed luidt: Waar het gewenschte (ware) leven is, daar is de
+ordening uit gerechtigheid (Asa), die de daden des levens van vromen
+zin schept en behoort aan Mazda Ahura het rijk, dat hij geschapen
+heeft tot bescherming der vervolgde geloovigen.
+
+[177] Zie blz. 251.
+
+[178] Tevens vuurgod en wel god van het bliksemvuur, dat de
+bovenaardsche wateren doet stroomen.
+
+[179] Hemelsche geesten.
+
+[180] De onderdanen van koning Yima, de menschen der oudheid, werden
+niet ouder dan dien leeftijd: zij hadden een eeuwige jeugd.
+
+[181] Zie Brahmanisme, blz. 8.
+
+[182] Vayua, de god van den dampkring, is slechts aanbiddelijk
+voorzoover hij tot Asa's rijk behoort.
+
+[183] of: na.
+
+[184] In den hier aangehaalden tekst wordt gedacht aan dienaren van
+Mazda, die zelfs hun bebouwde velden en de heilige stroomende wateren
+verlaten om niet met de daevadienaren besmet te worden.
+
+[185] Het zaad en de adem hadden ook hun kracht aan het vuur te
+danken. Bij het gebed hield de Mazda-dienaar een linnen doek voor
+den mond om het "vuur van den adem" zuiver te houden.
+
+[186] Zie Brahmanisme blz. 11.
+
+[187] Dakhma's geheeten.
+
+[188] "Kibleh", letterlijk: het tegenovergestelde, dus: het
+tegenbeeld. We denken hierbij aan een bekend Hervormd Kerkgezang,
+namelijk Gezang 15:1, daar heet het o.a. van de zon: "Zij is de
+spiegel, die ons 't beeld, Van uwe volheid mededeelt En uitlokt
+tot vertrouwen."
+
+[189] Drie dagen lang liet men een lijk geheel onaangeroerd. Volgens
+het Zend-Avesta was eerst daarna de scheiding tusschen lichaam en
+ziel volkomen.
+
+[190] Prof. C. P. Tiele kwam tot dezelfde resultaten in zijn werk
+"Geschiedenis van den Godsdienst in de Oudheid", Deel II. 1ste
+helft. De godsdienst onder de Iranische volken.
+
+
+
+
+
+
+End of the Project Gutenberg EBook of De wijzen van het Oosten, by
+Cornelis Hille Ris Lambers
+
+*** END OF THIS PROJECT GUTENBERG EBOOK DE WIJZEN VAN HET OOSTEN ***
+
+***** This file should be named 39177-8.txt or 39177-8.zip *****
+This and all associated files of various formats will be found in:
+ http://www.gutenberg.org/3/9/1/7/39177/
+
+Produced by the Online Distributed Proofreading Team at
+http://www.pgdp.net/
+
+
+Updated editions will replace the previous one--the old editions
+will be renamed.
+
+Creating the works from public domain print editions means that no
+one owns a United States copyright in these works, so the Foundation
+(and you!) can copy and distribute it in the United States without
+permission and without paying copyright royalties. Special rules,
+set forth in the General Terms of Use part of this license, apply to
+copying and distributing Project Gutenberg-tm electronic works to
+protect the PROJECT GUTENBERG-tm concept and trademark. Project
+Gutenberg is a registered trademark, and may not be used if you
+charge for the eBooks, unless you receive specific permission. If you
+do not charge anything for copies of this eBook, complying with the
+rules is very easy. You may use this eBook for nearly any purpose
+such as creation of derivative works, reports, performances and
+research. They may be modified and printed and given away--you may do
+practically ANYTHING with public domain eBooks. Redistribution is
+subject to the trademark license, especially commercial
+redistribution.
+
+
+
+*** START: FULL LICENSE ***
+
+THE FULL PROJECT GUTENBERG LICENSE
+PLEASE READ THIS BEFORE YOU DISTRIBUTE OR USE THIS WORK
+
+To protect the Project Gutenberg-tm mission of promoting the free
+distribution of electronic works, by using or distributing this work
+(or any other work associated in any way with the phrase "Project
+Gutenberg"), you agree to comply with all the terms of the Full Project
+Gutenberg-tm License (available with this file or online at
+http://gutenberg.org/license).
+
+
+Section 1. General Terms of Use and Redistributing Project Gutenberg-tm
+electronic works
+
+1.A. By reading or using any part of this Project Gutenberg-tm
+electronic work, you indicate that you have read, understand, agree to
+and accept all the terms of this license and intellectual property
+(trademark/copyright) agreement. If you do not agree to abide by all
+the terms of this agreement, you must cease using and return or destroy
+all copies of Project Gutenberg-tm electronic works in your possession.
+If you paid a fee for obtaining a copy of or access to a Project
+Gutenberg-tm electronic work and you do not agree to be bound by the
+terms of this agreement, you may obtain a refund from the person or
+entity to whom you paid the fee as set forth in paragraph 1.E.8.
+
+1.B. "Project Gutenberg" is a registered trademark. It may only be
+used on or associated in any way with an electronic work by people who
+agree to be bound by the terms of this agreement. There are a few
+things that you can do with most Project Gutenberg-tm electronic works
+even without complying with the full terms of this agreement. See
+paragraph 1.C below. There are a lot of things you can do with Project
+Gutenberg-tm electronic works if you follow the terms of this agreement
+and help preserve free future access to Project Gutenberg-tm electronic
+works. See paragraph 1.E below.
+
+1.C. The Project Gutenberg Literary Archive Foundation ("the Foundation"
+or PGLAF), owns a compilation copyright in the collection of Project
+Gutenberg-tm electronic works. Nearly all the individual works in the
+collection are in the public domain in the United States. If an
+individual work is in the public domain in the United States and you are
+located in the United States, we do not claim a right to prevent you from
+copying, distributing, performing, displaying or creating derivative
+works based on the work as long as all references to Project Gutenberg
+are removed. Of course, we hope that you will support the Project
+Gutenberg-tm mission of promoting free access to electronic works by
+freely sharing Project Gutenberg-tm works in compliance with the terms of
+this agreement for keeping the Project Gutenberg-tm name associated with
+the work. You can easily comply with the terms of this agreement by
+keeping this work in the same format with its attached full Project
+Gutenberg-tm License when you share it without charge with others.
+
+1.D. The copyright laws of the place where you are located also govern
+what you can do with this work. Copyright laws in most countries are in
+a constant state of change. If you are outside the United States, check
+the laws of your country in addition to the terms of this agreement
+before downloading, copying, displaying, performing, distributing or
+creating derivative works based on this work or any other Project
+Gutenberg-tm work. The Foundation makes no representations concerning
+the copyright status of any work in any country outside the United
+States.
+
+1.E. Unless you have removed all references to Project Gutenberg:
+
+1.E.1. The following sentence, with active links to, or other immediate
+access to, the full Project Gutenberg-tm License must appear prominently
+whenever any copy of a Project Gutenberg-tm work (any work on which the
+phrase "Project Gutenberg" appears, or with which the phrase "Project
+Gutenberg" is associated) is accessed, displayed, performed, viewed,
+copied or distributed:
+
+This eBook is for the use of anyone anywhere at no cost and with
+almost no restrictions whatsoever. You may copy it, give it away or
+re-use it under the terms of the Project Gutenberg License included
+with this eBook or online at www.gutenberg.org/license
+
+1.E.2. If an individual Project Gutenberg-tm electronic work is derived
+from the public domain (does not contain a notice indicating that it is
+posted with permission of the copyright holder), the work can be copied
+and distributed to anyone in the United States without paying any fees
+or charges. If you are redistributing or providing access to a work
+with the phrase "Project Gutenberg" associated with or appearing on the
+work, you must comply either with the requirements of paragraphs 1.E.1
+through 1.E.7 or obtain permission for the use of the work and the
+Project Gutenberg-tm trademark as set forth in paragraphs 1.E.8 or
+1.E.9.
+
+1.E.3. If an individual Project Gutenberg-tm electronic work is posted
+with the permission of the copyright holder, your use and distribution
+must comply with both paragraphs 1.E.1 through 1.E.7 and any additional
+terms imposed by the copyright holder. Additional terms will be linked
+to the Project Gutenberg-tm License for all works posted with the
+permission of the copyright holder found at the beginning of this work.
+
+1.E.4. Do not unlink or detach or remove the full Project Gutenberg-tm
+License terms from this work, or any files containing a part of this
+work or any other work associated with Project Gutenberg-tm.
+
+1.E.5. Do not copy, display, perform, distribute or redistribute this
+electronic work, or any part of this electronic work, without
+prominently displaying the sentence set forth in paragraph 1.E.1 with
+active links or immediate access to the full terms of the Project
+Gutenberg-tm License.
+
+1.E.6. You may convert to and distribute this work in any binary,
+compressed, marked up, nonproprietary or proprietary form, including any
+word processing or hypertext form. However, if you provide access to or
+distribute copies of a Project Gutenberg-tm work in a format other than
+"Plain Vanilla ASCII" or other format used in the official version
+posted on the official Project Gutenberg-tm web site (www.gutenberg.org),
+you must, at no additional cost, fee or expense to the user, provide a
+copy, a means of exporting a copy, or a means of obtaining a copy upon
+request, of the work in its original "Plain Vanilla ASCII" or other
+form. Any alternate format must include the full Project Gutenberg-tm
+License as specified in paragraph 1.E.1.
+
+1.E.7. Do not charge a fee for access to, viewing, displaying,
+performing, copying or distributing any Project Gutenberg-tm works
+unless you comply with paragraph 1.E.8 or 1.E.9.
+
+1.E.8. You may charge a reasonable fee for copies of or providing
+access to or distributing Project Gutenberg-tm electronic works provided
+that
+
+- You pay a royalty fee of 20% of the gross profits you derive from
+ the use of Project Gutenberg-tm works calculated using the method
+ you already use to calculate your applicable taxes. The fee is
+ owed to the owner of the Project Gutenberg-tm trademark, but he
+ has agreed to donate royalties under this paragraph to the
+ Project Gutenberg Literary Archive Foundation. Royalty payments
+ must be paid within 60 days following each date on which you
+ prepare (or are legally required to prepare) your periodic tax
+ returns. Royalty payments should be clearly marked as such and
+ sent to the Project Gutenberg Literary Archive Foundation at the
+ address specified in Section 4, "Information about donations to
+ the Project Gutenberg Literary Archive Foundation."
+
+- You provide a full refund of any money paid by a user who notifies
+ you in writing (or by e-mail) within 30 days of receipt that s/he
+ does not agree to the terms of the full Project Gutenberg-tm
+ License. You must require such a user to return or
+ destroy all copies of the works possessed in a physical medium
+ and discontinue all use of and all access to other copies of
+ Project Gutenberg-tm works.
+
+- You provide, in accordance with paragraph 1.F.3, a full refund of any
+ money paid for a work or a replacement copy, if a defect in the
+ electronic work is discovered and reported to you within 90 days
+ of receipt of the work.
+
+- You comply with all other terms of this agreement for free
+ distribution of Project Gutenberg-tm works.
+
+1.E.9. If you wish to charge a fee or distribute a Project Gutenberg-tm
+electronic work or group of works on different terms than are set
+forth in this agreement, you must obtain permission in writing from
+both the Project Gutenberg Literary Archive Foundation and Michael
+Hart, the owner of the Project Gutenberg-tm trademark. Contact the
+Foundation as set forth in Section 3 below.
+
+1.F.
+
+1.F.1. Project Gutenberg volunteers and employees expend considerable
+effort to identify, do copyright research on, transcribe and proofread
+public domain works in creating the Project Gutenberg-tm
+collection. Despite these efforts, Project Gutenberg-tm electronic
+works, and the medium on which they may be stored, may contain
+"Defects," such as, but not limited to, incomplete, inaccurate or
+corrupt data, transcription errors, a copyright or other intellectual
+property infringement, a defective or damaged disk or other medium, a
+computer virus, or computer codes that damage or cannot be read by
+your equipment.
+
+1.F.2. LIMITED WARRANTY, DISCLAIMER OF DAMAGES - Except for the "Right
+of Replacement or Refund" described in paragraph 1.F.3, the Project
+Gutenberg Literary Archive Foundation, the owner of the Project
+Gutenberg-tm trademark, and any other party distributing a Project
+Gutenberg-tm electronic work under this agreement, disclaim all
+liability to you for damages, costs and expenses, including legal
+fees. YOU AGREE THAT YOU HAVE NO REMEDIES FOR NEGLIGENCE, STRICT
+LIABILITY, BREACH OF WARRANTY OR BREACH OF CONTRACT EXCEPT THOSE
+PROVIDED IN PARAGRAPH 1.F.3. YOU AGREE THAT THE FOUNDATION, THE
+TRADEMARK OWNER, AND ANY DISTRIBUTOR UNDER THIS AGREEMENT WILL NOT BE
+LIABLE TO YOU FOR ACTUAL, DIRECT, INDIRECT, CONSEQUENTIAL, PUNITIVE OR
+INCIDENTAL DAMAGES EVEN IF YOU GIVE NOTICE OF THE POSSIBILITY OF SUCH
+DAMAGE.
+
+1.F.3. LIMITED RIGHT OF REPLACEMENT OR REFUND - If you discover a
+defect in this electronic work within 90 days of receiving it, you can
+receive a refund of the money (if any) you paid for it by sending a
+written explanation to the person you received the work from. If you
+received the work on a physical medium, you must return the medium with
+your written explanation. The person or entity that provided you with
+the defective work may elect to provide a replacement copy in lieu of a
+refund. If you received the work electronically, the person or entity
+providing it to you may choose to give you a second opportunity to
+receive the work electronically in lieu of a refund. If the second copy
+is also defective, you may demand a refund in writing without further
+opportunities to fix the problem.
+
+1.F.4. Except for the limited right of replacement or refund set forth
+in paragraph 1.F.3, this work is provided to you 'AS-IS' WITH NO OTHER
+WARRANTIES OF ANY KIND, EXPRESS OR IMPLIED, INCLUDING BUT NOT LIMITED TO
+WARRANTIES OF MERCHANTIBILITY OR FITNESS FOR ANY PURPOSE.
+
+1.F.5. Some states do not allow disclaimers of certain implied
+warranties or the exclusion or limitation of certain types of damages.
+If any disclaimer or limitation set forth in this agreement violates the
+law of the state applicable to this agreement, the agreement shall be
+interpreted to make the maximum disclaimer or limitation permitted by
+the applicable state law. The invalidity or unenforceability of any
+provision of this agreement shall not void the remaining provisions.
+
+1.F.6. INDEMNITY - You agree to indemnify and hold the Foundation, the
+trademark owner, any agent or employee of the Foundation, anyone
+providing copies of Project Gutenberg-tm electronic works in accordance
+with this agreement, and any volunteers associated with the production,
+promotion and distribution of Project Gutenberg-tm electronic works,
+harmless from all liability, costs and expenses, including legal fees,
+that arise directly or indirectly from any of the following which you do
+or cause to occur: (a) distribution of this or any Project Gutenberg-tm
+work, (b) alteration, modification, or additions or deletions to any
+Project Gutenberg-tm work, and (c) any Defect you cause.
+
+
+Section 2. Information about the Mission of Project Gutenberg-tm
+
+Project Gutenberg-tm is synonymous with the free distribution of
+electronic works in formats readable by the widest variety of computers
+including obsolete, old, middle-aged and new computers. It exists
+because of the efforts of hundreds of volunteers and donations from
+people in all walks of life.
+
+Volunteers and financial support to provide volunteers with the
+assistance they need, are critical to reaching Project Gutenberg-tm's
+goals and ensuring that the Project Gutenberg-tm collection will
+remain freely available for generations to come. In 2001, the Project
+Gutenberg Literary Archive Foundation was created to provide a secure
+and permanent future for Project Gutenberg-tm and future generations.
+To learn more about the Project Gutenberg Literary Archive Foundation
+and how your efforts and donations can help, see Sections 3 and 4
+and the Foundation web page at http://www.pglaf.org.
+
+
+Section 3. Information about the Project Gutenberg Literary Archive
+Foundation
+
+The Project Gutenberg Literary Archive Foundation is a non profit
+501(c)(3) educational corporation organized under the laws of the
+state of Mississippi and granted tax exempt status by the Internal
+Revenue Service. The Foundation's EIN or federal tax identification
+number is 64-6221541. Its 501(c)(3) letter is posted at
+http://pglaf.org/fundraising. Contributions to the Project Gutenberg
+Literary Archive Foundation are tax deductible to the full extent
+permitted by U.S. federal laws and your state's laws.
+
+The Foundation's principal office is located at 4557 Melan Dr. S.
+Fairbanks, AK, 99712., but its volunteers and employees are scattered
+throughout numerous locations. Its business office is located at
+809 North 1500 West, Salt Lake City, UT 84116, (801) 596-1887, email
+business@pglaf.org. Email contact links and up to date contact
+information can be found at the Foundation's web site and official
+page at http://pglaf.org
+
+For additional contact information:
+ Dr. Gregory B. Newby
+ Chief Executive and Director
+ gbnewby@pglaf.org
+
+
+Section 4. Information about Donations to the Project Gutenberg
+Literary Archive Foundation
+
+Project Gutenberg-tm depends upon and cannot survive without wide
+spread public support and donations to carry out its mission of
+increasing the number of public domain and licensed works that can be
+freely distributed in machine readable form accessible by the widest
+array of equipment including outdated equipment. Many small donations
+($1 to $5,000) are particularly important to maintaining tax exempt
+status with the IRS.
+
+The Foundation is committed to complying with the laws regulating
+charities and charitable donations in all 50 states of the United
+States. Compliance requirements are not uniform and it takes a
+considerable effort, much paperwork and many fees to meet and keep up
+with these requirements. We do not solicit donations in locations
+where we have not received written confirmation of compliance. To
+SEND DONATIONS or determine the status of compliance for any
+particular state visit http://pglaf.org
+
+While we cannot and do not solicit contributions from states where we
+have not met the solicitation requirements, we know of no prohibition
+against accepting unsolicited donations from donors in such states who
+approach us with offers to donate.
+
+International donations are gratefully accepted, but we cannot make
+any statements concerning tax treatment of donations received from
+outside the United States. U.S. laws alone swamp our small staff.
+
+Please check the Project Gutenberg Web pages for current donation
+methods and addresses. Donations are accepted in a number of other
+ways including checks, online payments and credit card donations.
+To donate, please visit: http://pglaf.org/donate
+
+
+Section 5. General Information About Project Gutenberg-tm electronic
+works.
+
+Professor Michael S. Hart is the originator of the Project Gutenberg-tm
+concept of a library of electronic works that could be freely shared
+with anyone. For thirty years, he produced and distributed Project
+Gutenberg-tm eBooks with only a loose network of volunteer support.
+
+
+Project Gutenberg-tm eBooks are often created from several printed
+editions, all of which are confirmed as Public Domain in the U.S.
+unless a copyright notice is included. Thus, we do not necessarily
+keep eBooks in compliance with any particular paper edition.
+
+
+Most people start at our Web site which has the main PG search facility:
+
+ http://www.gutenberg.org
+
+This Web site includes information about Project Gutenberg-tm,
+including how to make donations to the Project Gutenberg Literary
+Archive Foundation, how to help produce our new eBooks, and how to
+subscribe to our email newsletter to hear about new eBooks.
diff --git a/old/2012-03-17-39177-8.zip b/old/2012-03-17-39177-8.zip
new file mode 100644
index 0000000..b45b32d
--- /dev/null
+++ b/old/2012-03-17-39177-8.zip
Binary files differ
diff --git a/old/2012-03-17-39177-h.zip b/old/2012-03-17-39177-h.zip
new file mode 100644
index 0000000..f64c2e6
--- /dev/null
+++ b/old/2012-03-17-39177-h.zip
Binary files differ
diff --git a/old/2012-03-17-39177-h/39177-h.htm b/old/2012-03-17-39177-h/39177-h.htm
new file mode 100644
index 0000000..7218008
--- /dev/null
+++ b/old/2012-03-17-39177-h/39177-h.htm
@@ -0,0 +1,17023 @@
+<!DOCTYPE html PUBLIC "-//W3C//DTD HTML 4.01 Transitional//EN"
+"http://www.w3.org/TR/html4/loose.dtd">
+<!-- This HTML file has been automatically generated from an XML source on 2012-03-17T09:22:38Z. -->
+<html lang="nl-1900">
+<head>
+<meta name="generator" content=
+"HTML Tidy for Windows (vers 25 March 2009), see www.w3.org">
+<title>De Wijzen van het Oosten: Brahmanisme, Boeddhisme, Chineesche
+philosophie, Mazde&iuml;sme</title>
+<meta http-equiv="content-type" content="text/html; charset=us-ascii">
+<meta name="generator" content=
+"tei2html.xsl, see http://code.google.com/p/tei2html/">
+<meta name="author" content=
+"Cornelis Hille Ris Lambers (1865&ndash;1958)">
+<link rel="schema.DC" href=
+"http://dublincore.org/documents/1998/09/dces/">
+<meta name="DC.Creator" content=
+"Cornelis Hille Ris Lambers (1865&ndash;1958)">
+<meta name="DC.Title" content=
+"De Wijzen van het Oosten: Brahmanisme, Boeddhisme, Chineesche philosophie, Mazde&iuml;sme">
+<meta name="DC.Language" content="nl-1900">
+<meta name="DC.Format" content="text/html">
+<meta name="DC.Publisher" content="Project Gutenberg">
+<meta name="DC:Subject" content="Philosophy">
+<meta name="DC:Subject" content="">
+<meta name="DC:Subject" content="Philosophy, Asian">
+<meta name="DC:Subject" content="">
+<meta name="DC:Subject" content="Philosophy, Chinese">
+<meta name="DC:Subject" content="">
+<meta name="DC:Subject" content="Hinduism">
+<meta name="DC:Subject" content="">
+<meta name="DC:Subject" content="Buddhism">
+<meta name="DC:Subject" content="">
+<meta name="DC:Subject" content="Confucianism">
+<meta name="DC:Subject" content="">
+<meta name="DC:Subject" content="Zoroastrianism">
+<meta name="DC:Subject" content="">
+<style type="text/css">
+body
+{
+font: 100%/1.2em "Times New Roman", Times, serif;
+margin: 1.58em 16%;
+text-align: left;
+}
+/* Titlepage */
+.titlePage
+{
+border: #DDDDDD 2px solid;
+margin: 3em 0% 7em 0%;
+padding: 5em 10% 6em 10%;
+text-align: center;
+}
+.titlePage .docTitle
+{
+line-height: 3.5em;
+margin: 2em 0% 2em 0%;
+font-weight: bold;
+}
+.titlePage .docTitle .mainTitle
+{
+font-size: 1.8em;
+}
+.titlePage .docTitle .subTitle, .titlePage .docTitle .seriesTitle, .titlePage .docTitle .volumeTitle
+{
+font-size: 1.44em;
+}
+.titlePage .byline
+{
+margin: 2em 0% 2em 0%;
+font-size:1.2em;
+line-height:1.72em;
+}
+.titlePage .byline .docAuthor
+{
+font-size: 1.2em;
+font-weight: bold;
+}
+.titlePage .figure
+{
+margin: 2em 0% 2em 0%;
+margin-left: auto;
+margin-right: auto;
+}
+.titlePage .docImprint
+{
+margin: 4em 0% 0em 0%;
+font-size: 1.2em;
+line-height: 1.72em;
+}
+.titlePage .docImprint .docDate
+{
+font-size: 1.2em;
+font-weight: bold;
+}
+/* End Titlepage */
+.transcribernote
+{
+background-color:#DDE;
+border:black 1px dotted;
+color:#000;
+font-family:sans-serif;
+font-size:80%;
+margin:2em 5%;
+padding:1em;
+}
+.advertisment
+{
+background-color:#FFFEE0;
+border:black 1px dotted;
+color:#000;
+margin:2em 5%;
+padding:1em;
+}
+.correctiontable
+{
+width: 75%;
+}
+.width20
+{
+width: 20%;
+}
+.width40
+{
+width: 40%;
+}
+.indextoc
+{
+text-align: center;
+}
+.div0
+{
+padding-top: 5.6em;
+}
+.div1
+{
+padding-top: 4.8em;
+}
+.index
+{
+font-size: 80%;
+}
+.div2
+{
+padding-top: 3.6em;
+}
+.div3, .div4, .div5
+{
+padding-top: 2.4em;
+}
+.footnotes .body,
+.footnotes .div1
+{
+padding: 0;
+}
+.apparatusnote
+{
+text-decoration: none;
+}
+table.alignedtext
+{
+border-collapse: collapse;
+}
+table.alignedtext td
+{
+vertical-align: top;
+width: 50%;
+}
+table.alignedtext td.first
+{
+border-width: 0 0.2px 0 0;
+border-color: gray;
+border-style: solid;
+padding-right: 10px;
+}
+table.alignedtext td.second
+{
+padding-left: 10px;
+}
+h1, h2, h3, h4, h5, h6, .h1, .h2, .h3, .h4
+{
+clear: both;
+font-style: normal;
+text-transform: none;
+}
+h3, .h3
+{
+font-size:1.2em;
+line-height:1.2em;
+}
+h3.label
+{
+font-size:1em;
+line-height:1.2em;
+margin-bottom:0;
+}
+h4, .h4
+{
+font-size:1em;
+line-height:1.2em;
+}
+.alignleft
+{
+text-align:left;
+}
+.alignright
+{
+text-align:right;
+}
+.alignblock
+{
+text-align:justify;
+}
+p.tb, hr.tb
+{
+margin-top: 1.6em;
+margin-bottom: 1.6em;
+margin-left: auto;
+margin-right: auto;
+text-align: center;
+}
+p.argument, p.note, p.tocArgument
+{
+font-size:0.9em;
+line-height:1.2em;
+text-indent:0;
+}
+p.argument, p.tocArgument
+{
+margin:1.58em 10%;
+}
+p.tocPart
+{
+margin:1.58em 0%;
+font-variant: small-caps;
+}
+p.tocChapter
+{
+margin:1.58em 0%;
+}
+p.tocSection
+{
+margin:0.7em 5%;
+}
+.opener, .address
+{
+margin-top: 1.6em;
+margin-bottom: 1.6em;
+}
+.addrline
+{
+margin-top: 0;
+margin-bottom: 0;
+}
+.dateline
+{
+margin-top: 1.6em;
+margin-bottom: 1.6em;
+text-align: right;
+}
+.salute
+{
+margin-top: 1.6em;
+margin-left: 3.58em;
+text-indent: -2em;
+}
+.signed
+{
+margin-top: 1.6em;
+margin-left: 3.58em;
+text-indent: -2em;
+}
+.epigraph
+{
+font-size:0.9em;
+line-height:1.2em;
+width: 60%;
+margin-left: auto;
+}
+.epigraph span.bibl
+{
+display: block;
+text-align: right;
+}
+.trailer
+{
+clear: both;
+padding-top: 2.4em;
+padding-bottom: 1.6em;
+}
+.figure
+{
+margin-left: auto;
+margin-right: auto;
+}
+.floatLeft
+{
+float:left;
+margin:10px 10px 10px 0;
+}
+.floatRight
+{
+float:right;
+margin:10px 0 10px 10px;
+}
+p.figureHead
+{
+font-size:100%;
+text-align:center;
+}
+.figAnnotation
+{
+font-size:80%;
+position:relative;
+margin: 0 auto; /* center this */
+}
+.figTopLeft, .figBottomLeft
+{
+float: left;
+}
+.figTop, .figBottom
+{
+}
+.figTopRight, .figBottomRight
+{
+float: right;
+}
+.hangq
+{
+text-indent: -0.35em;
+}
+.hangqq
+{
+text-indent: -0.44em;
+}
+.hangqqq
+{
+text-indent: -0.78em;
+}
+.figure p
+{
+font-size:80%;
+margin-top:0;
+text-align:center;
+}
+img
+{
+border-width:0;
+}
+p.smallprint,li.smallprint
+{
+color:#666666;
+font-size:80%;
+}
+span.parnum
+{
+font-weight: bold;
+}
+.marginnote
+{
+font-size:0.8em;
+height:0;
+left:1%;
+line-height:1.2em;
+position:absolute;
+text-indent:0;
+width:14%;
+}
+.pagenum
+{
+display:inline;
+font-size:70%;
+font-style:normal;
+margin:0;
+padding:0;
+position:absolute;
+right:1%;
+text-align:right;
+}
+a.noteref, a.pseudonoteref
+{
+font-size: 80%;
+text-decoration: none;
+vertical-align: 0.25em;
+}
+.displayfootnote
+{
+display: none;
+}
+div.footnotes
+{
+font-size: 80%;
+margin-top: 1em;
+padding: 0;
+}
+hr.fnsep
+{
+margin-left: 0;
+margin-right: 0;
+text-align: left;
+width: 25%;
+}
+p.footnote
+{
+margin-bottom: 0.5em;
+margin-top: 0.5em;
+}
+p.footnote .label
+{
+float:left;
+width:2em;
+height:12pt;
+display:block;
+}
+/* Tables */
+tr, td, th
+{
+vertical-align: top;
+}
+td.bottom
+{
+vertical-align: bottom;
+}
+td.label, tr.label td
+{
+font-weight: bold;
+}
+td.unit, tr.unit td
+{
+font-style: italic;
+}
+td.sum
+{
+padding-top: 2px; border-top: solid black 1px;
+}
+/* Poetry */
+.lgouter
+{
+margin-left: auto;
+margin-right: auto;
+display:table; /* used to make the block shrink to the actual size */
+}
+.lg
+{
+text-align: left;
+}
+.lg h4, .lgouter h4
+{
+font-weight: normal;
+}
+.lg .linenum, .sp .linenum, .lgouter .linenum
+{
+color:#777;
+font-size:90%;
+left: 16%;
+margin:0;
+position:absolute;
+text-align:center;
+text-indent:0;
+top:auto;
+width:1.75em;
+}
+p.line
+{
+margin: 0 0% 0 0%;
+}
+span.hemistich /* invisible text to achieve visual effect of hemistich indentation. */
+{
+color: white;
+}
+.versenum
+{
+font-weight:bold;
+}
+/* Drama */
+.speaker
+{
+font-weight: bold;
+margin-bottom: 0.4em;
+}
+.sp .line
+{
+margin: 0 10%;
+text-align: left;
+}
+/* End Drama */
+/* right aligned page number in table of contents */
+.tocPagenum, .flushright
+{
+position: absolute;
+right: 16%;
+top: auto;
+}
+table.tocList
+{
+width: 100%;
+margin-left: auto;
+margin-right: auto;
+border-width: 0;
+border-collapse: collapse;
+}
+td.tocPageNum, td.tocDivNum
+{
+text-align: right;
+width: 10%;
+border-width: 0;
+}
+td.tocDivNum
+{
+padding-left: 0;
+padding-right: 0.5em;
+}
+td.tocPageNum
+{
+padding-left: 0.5em;
+padding-right: 0;
+}
+td.tocDivTitle
+{
+width: auto;
+}
+span.corr, span.gap
+{
+border-bottom:1px dotted red;
+}
+span.abbr
+{
+border-bottom:1px dotted gray;
+}
+span.measure
+{
+border-bottom:1px dotted green;
+}
+/* Font Styles and Colors */
+.ex
+{
+letter-spacing: 0.2em;
+}
+.sc
+{
+font-variant: small-caps;
+}
+.uc
+{
+text-transform: uppercase;
+}
+.tt
+{
+font-family: monospace;
+}
+.underline
+{
+text-decoration: underline;
+}
+/* overline is actually a bit too high; overtilde is approximated with overline */
+.overline, .overtilde
+{
+text-decoration: overline;
+}
+.rm
+{
+font-style: normal;
+}
+.red
+{
+color: red;
+}
+/* End Font Styles and Colors */
+hr
+{
+clear:both;
+height:1px;
+margin-left:auto;
+margin-right:auto;
+margin-top:1em;
+text-align:center;
+width:45%;
+}
+.aligncenter, div.figure
+{
+text-align:center;
+}
+h1, h2
+{
+font-size:1.44em;
+line-height:1.5em;
+}
+h1.label, h2.label
+{
+font-size:1.2em;
+line-height:1.2em;
+margin-bottom:0;
+}
+h5, h6
+{
+font-size:1em;
+font-style:italic;
+line-height:1em;
+}
+p
+{
+text-indent:0;
+}
+p.firstlinecaps:first-line
+{
+text-transform: uppercase;
+}
+p.dropcap:first-letter
+{
+float: left;
+clear: left;
+margin: 0em 0.05em 0 0;
+padding: 0px;
+line-height: 0.8em;
+font-size: 420%;
+vertical-align:super;
+}
+.lg
+{
+padding: .5em 0% .5em 0%;
+}
+p.quote,div.blockquote, div.argument
+{
+font-size:0.9em;
+line-height:1.2em;
+margin:1.58em 5%;
+}
+.pagenum a, a.noteref:hover, a.hidden:hover, a.hidden
+{
+text-decoration:none;
+}
+ul { list-style-type: none; }
+.castlist, .castitem { list-style-type: none; }
+/* External Links */
+.pglink, .catlink, .exlink, .wplink, .biblink
+{
+background-repeat: no-repeat;
+background-position: right center;
+}
+.pglink
+{
+background-image: url(images/book.png);
+padding-right: 18px;
+}
+.facslink
+{
+background-image: url(images/page-image.png);
+padding-right: 10px;
+}
+.catlink
+{
+background-image: url(images/card.png);
+padding-right: 17px;
+}
+.exlink, .wplink, .biblink
+{
+background-image: url(images/external.png);
+padding-right: 13px;
+}
+.pglink:hover
+{
+background-color: #DCFFDC;
+}
+.catlink:hover
+{
+background-color: #FFFFDC;
+}
+.exlink:hover, .wplink:hover, .biblink:hover
+{
+background-color: #FFDCDC;
+}
+body
+{
+background: #FFFFFF;
+font-family: "Times New Roman", Times, serif;
+}
+body, a.hidden
+{
+color: black;
+}
+.titlePage
+{
+color: #001FA4;
+font-family: Verdana, Arial, Helvetica, sans-serif;
+}
+h1, h2, h3, h4, h5, h6, .h1, .h2, .h3, .h4
+{
+color: #001FA4;
+font-family: Verdana, Arial, Helvetica, sans-serif;
+}
+p.byline
+{
+font-style: italic;
+margin-bottom: 2em;
+}
+.figureHead, .noteref, .pseudonoteref, .marginnote, p.legend, .versenum, .stage
+{
+color: #001FA4;
+}
+.rightnote, .pagenum, .linenum, .pagenum a
+{
+color: #AAAAAA;
+}
+a.hidden:hover, a.noteref:hover
+{
+color: red;
+}
+p.dropcap:first-letter
+{
+color: #001FA4;
+font-weight: bold;
+}
+sub, sup
+{
+line-height: 0;
+}
+.pagenum, .linenum
+{
+speak: none;
+}
+</style>
+
+<style type="text/css">
+.xd20e117width
+{
+width:561px;
+}
+.xd20e124width
+{
+width:511px;
+}
+.xd20e139width
+{
+width:528px;
+}
+.xd20e158
+{
+text-align:center;
+}
+.xd20e4619
+{
+text-indent:2em;
+}
+</style>
+</head>
+<body>
+
+
+<pre>
+
+Project Gutenberg's De wijzen van het Oosten, by Cornelis Hille Ris Lambers
+
+This eBook is for the use of anyone anywhere at no cost and with
+almost no restrictions whatsoever. You may copy it, give it away or
+re-use it under the terms of the Project Gutenberg License included
+with this eBook or online at www.gutenberg.org/license
+
+
+Title: De wijzen van het Oosten
+ Brahmanisme, Boeddhisme, Chineesche philosophie, Mazdeïsme
+
+Author: Cornelis Hille Ris Lambers
+
+Release Date: March 17, 2012 [EBook #39177]
+
+Language: Dutch
+
+Character set encoding: ASCII
+
+*** START OF THIS PROJECT GUTENBERG EBOOK DE WIJZEN VAN HET OOSTEN ***
+
+
+
+
+Produced by the Online Distributed Proofreading Team at
+http://www.pgdp.net/
+
+
+
+
+
+
+</pre>
+
+<div class="front">
+<div class="div1 cover"><span class="pagenum">[<a href=
+"#toc">Inhoud</a>]</span>
+<div class="divBody">
+<p class="first"></p>
+<div class="figure xd20e117width"><img src="images/front.jpg" alt=
+"Oorspronkelijke voorkant." width="561" height="720"></div>
+</div>
+</div>
+<div class="div1 titlepage"><span class="pagenum">[<a href=
+"#toc">Inhoud</a>]</span>
+<div class="divBody">
+<p class="first"></p>
+<div class="figure xd20e124width"><img src=
+"images/titlepage-series.gif" alt="Oorspronkelijke titelpagina." width=
+"511" height="720"></div>
+</div>
+</div>
+<div class="titlePage">
+<div class="docTitle">
+<div class="mainTitle">De groote denkers der eeuwen.</div>
+</div>
+<div class="docImprint">Algemeene bibliotheek van wijsbegeerte.<br>
+Amsterdam, Cohen Zonen.</div>
+</div>
+<div class="div1 titlepage"><span class="pagenum">[<a href=
+"#toc">Inhoud</a>]</span>
+<div class="divBody">
+<p class="first"></p>
+<div class="figure xd20e139width"><img src="images/titlepage.gif" alt=
+"Oorspronkelijke titelpagina." width="528" height="720"></div>
+</div>
+</div>
+<div class="titlePage">
+<div class="docTitle">
+<div class="mainTitle">De Wijzen van het Oosten.</div>
+<div class="subTitle">Brahmanisme, Boeddhisme, Chineesche Philosophie,
+Mazde&iuml;sme.</div>
+</div>
+<div class="byline">door Dr. <span class="docAuthor">C. Hille Ris
+Lambers</span>.</div>
+<div class="docImprint">Cohen Zonen, Amsterdam.</div>
+</div>
+<div class="div1 frenchtitle"><span class="pagenum">[<a href=
+"#toc">Inhoud</a>]</span>
+<div class="divBody">
+<p class="first xd20e158">De Wijzen van het Oosten. <span class=
+"pagenum">[<a id="pb1" href="#pb1" name="pb1">1</a>]</span></p>
+</div>
+</div>
+<div id="voorrede" class="div1 preface"><span class="pagenum">[<a href=
+"#toc">Inhoud</a>]</span>
+<div class="divHead">
+<h2 class="main">Voorrede.</h2>
+</div>
+<div class="divBody">
+<p class="first">Twee dwalingen heerschen er nog altijd op het gebied
+van godsdienst en wijsbegeerte.</p>
+<p>De eerste is, dat men de wijsbegeerte vijandig stelt tegenover alles
+wat naar godsdienst gelijkt en aan de denkbeelden en voorstellingen,
+uit den godsdienst ontsproten, slechts een mythologische waarde
+toekent.</p>
+<p>De andere is, dat men een of anderen godsdienst, laten wij zeggen
+den Christelijken godsdienst, als den eenig waren, door God zelf
+geopenbaarden beschouwt en van uit dit standpunt met een meelijdende
+glimlach op al de dwaze <span class="corr" id="xd20e170" title=
+"Bron: ide&euml;n">idee&euml;n</span> der heidenen neerziet.</p>
+<p>Beide deze opvattingen zijn vrij algemeen. Doch voor de rechtbank
+der wetenschap laten zij zich geen van beide handhaven. Wie werkelijk
+de moeite neemt verschillende godsdiensten te onderzoeken moet ze wel
+laten varen.</p>
+<p>Als hij zich niet laat verbijsteren door alle wonderlijke godennamen
+en zonderlinge gebruiken, maar tracht door te dringen tot het hart, het
+wezen van eenigen godsdienst, zal hij van zijn tegenstelling tusschen
+godsdienst en wijsbegeerte terugkomen. Hij zal inzien, dat iedere
+godsdienst een antwoord tracht te geven op vragen als: Wie ben ik,
+vanwaar kom ik, waar ga ik heen? Welken weg moet ik volgen in &rsquo;t
+leven? Wat is de wereld, die mij omringt? Dezelfde vragen <span class=
+"abbr" title="met andere woorden"><abbr title="met andere woorden">m.
+a. w.</abbr></span> waarmede ook de wijsbegeerte zich bezig houdt. En
+hij zal, althans in de godsdiensten der meer ontwikkelde <span class=
+"pagenum">[<a id="pb2" href="#pb2" name="pb2">2</a>]</span>volken,
+antwoorden op deze vragen hooren, die wel degelijk verdienen ernstig te
+worden overwogen. Het kan niet missen of zijn onderzoek zal hem leiden
+tot de erkentenis dat er wijsgeerig nadenken is in den godsdienst, maar
+ook dat er godsdienst moet zijn in den wijsgeer.</p>
+<p>Zoo wordt hij dus verlost van het vooroordeel, dat godsdienst en
+wijsbegeerte tegenover elkaar staan.</p>
+<p>Maar&mdash;&rsquo;t kan ook zijn dat een gansch ander vooroordeel in
+hem woont. Dat hij, als Christen geloovige <span class="abbr" title=
+"bijvoorbeeld"><abbr title="bijvoorbeeld">b.v.</abbr></span> met zekere
+minachting neerziet op al dien heidenschen afgodendienst, immers niets
+dan duisternis. Ook dat vooroordeel zal voor zijn onderzoek bezwijken.
+Hij zal&mdash;indien hij althans werkelijk iets in zich opneemt (er
+zijn ook stompe hersenen, die lezen, doch niet verstaan), mo&egrave;ten
+erkennen dat het goddelijk licht niet alleen geblonken heeft in
+Galilea, maar ook in andere landen en onder andere volken. De ziel van
+denkers en wijzen zal spreken tot zijne ziel en hem, misschien eerst
+verbijsteren doch straks verkwikken. En, al moge hij, terecht, zijn
+eigen godsdienst het hoogst blijven stellen, toch zal hij met
+dankbaarheid en waardeering het licht begroeten, overal waar het
+schijnt.</p>
+<p>&rsquo;t Zou mij niet verbazen, indien menig lezer van &bdquo;de
+groote denkers&rdquo;, aan het eind van dit deel genaderd, deze mijne
+opmerkingen volkomen deelt. Me dunkt, dat kan bijna niet anders. Want
+&egrave;n het Brahmanisme, &egrave;n &rsquo;t Boeddhisme, en de oude
+wijsheid van China en van Perzi&euml; staan hoog genoeg om
+vooroordeelen, als ik u daareven schetste, te doen verdwijnen. Ieder
+van die godsdiensten toch brengt een eigenaardige zijde van &rsquo;t
+menschelijk denken en gevoelen op den voorgrond. Het Brahmanisme
+spreekt ons &bdquo;in teekenen en symbolen,&rdquo; van de
+&eacute;&eacute;ne macht die alles bezielt, van het &eacute;&eacute;ne
+leven, dat in alle wezens woont en opwaarts streeft tot volkomen
+loutering. Het Boeddhisme wijst ons op de ellende, waaraan al wat
+bestaat onderworpen is, doch toont ons ook het heilige pad, dat tot
+bevrijding van het lijden kan voeren. Beide oude godsdiensten doen ons
+diep gevoelen, dat geen uiterlijke dingen alleen in staat zijn den
+vrede des gemoeds te schenken.</p>
+<p>Weder andere waarheden zijn het, die ons tegenklinken uit het aloude
+China. We zetten ons aan de voeten van Confucius en die oude wijze
+onderhoudt ons over ons gebrek aan eerbied: eerbied voor de wetten des
+hemels, eerbied voor ouders en grijsaards en roept ons toe dat er van
+onze beschaving <span class="pagenum">[<a id="pb3" href="#pb3" name=
+"pb3">3</a>]</span>niets kan komen, als geen trouw en eerbied ons
+bezielt. Daarnaast doet Lao tsze ons op treffende wijze gevoelen dat
+ook de oude Chineezen liefde en eenvoud kenden als de grondslagen voor
+des menschen geluk. En mochten wij dan door die liefdesprediking wat al
+te weekelijk en te zoetelijk worden gestemd, dan gaan we met onze
+gedachten naar het oude Perzi&euml; en wij hooren ons daar aanbevelen
+den heiligen strijd, den strijd tegen al &rsquo;t booze in de natuur,
+tegen al &rsquo;t verdorvene in de menschenwereld, tegen al &rsquo;t
+onreine in ons eigen leven. En straks, straks zitten wij peinzend stil,
+en wij denken nog eens weer na, wat al die groote denkers van zooveel
+eeuwen dachten. Wonderlijk, dat ieder der systemen zoo groote
+aantrekkelijkheid heeft, dat ieder op zijn beurt ons wil voorkomen als
+de ware wijsheid.</p>
+<p>Wel groote denkers moeten &rsquo;t geweest zijn, die deze
+godsdiensten hebben gesticht, deze onsterfelijke gedachten hebben
+uitgesproken.</p>
+<p>En&mdash;onwillekeurig plaatsen wij ons leven en streven eens in dat
+licht der oudheid. Wij vragen ons af, wat wij nu eigenlijk weten van
+&rsquo;s werelds bestuur en &rsquo;s levens doel en vergelijken nog
+eens die antwoorden, die de oudheid gaf..... Waarlijk, &rsquo;t was
+niet te vergeefs dat wij neerzaten aan de voeten der ouden, dat wij
+trachtten, de soms in zoo wondere vormen gehulde, oostersche wijsheid
+op ons te laten inwerken. Wij gevoelen dat zij ook ons nog licht en
+troost kan schenken.</p>
+<p>Zoo, mijne lezers, hoop ik dat gij gestemd zult zijn, als gij aan
+<span class="corr" id="xd20e202" title="Bron: t">&rsquo;t</span> einde
+van dit werk zijt gekomen.</p>
+<p>Gij vraagt misschien nog: hoe hebt gij, schrijver, deze uwe taak
+opgevat? Mijn antwoord luidt, dat ik uit verschillende bronnen heb
+geput, welke achter in dit werk dan ook worden vermeld. Wat de
+Chineesche wijsbegeerte betreft is mijn arbeid grootendeels eene
+vertaling van het, mijns inziens, voortreffelijke werk van den
+Duitschen geleerde M. von Brandt<a class="noteref" id="xd20e207src"
+href="#xd20e207" name="xd20e207src">1</a>, waarbij ik echter ten
+opzichte van Lao tsze en diens leer mijn eigen weg ben gegaan.</p>
+<p>Mijn hoofddoel was een aanschouwelijk beeld te geven van het
+eigenaardige, dat ieder der straks genoemde godsdiensten kenmerkt, ze
+begrijpelijk te maken, hun schoonheid en wijsheid te doen gevoelen, ook
+voor menschen van een gansch <span class="pagenum">[<a id="pb4" href=
+"#pb4" name="pb4">4</a>]</span>ander ras, een gansch verschillenden
+godsdienst en ver uiteenloopende beschaving. Van harte hoop ik daarin
+niet al te ongelukkig te zijn geslaagd.<a class="noteref" id=
+"xd20e214src" href="#xd20e214" name="xd20e214src">2</a></p>
+<p class="dateline">Juli 1902.</p>
+<p class="signed"><span class="sc">Dr.</span> C. HILLE RIS LAMBERS.
+<span class="pagenum">[<a id="pb5" href="#pb5" name=
+"pb5">5</a>]</span></p>
+</div>
+<div class="footnotes">
+<hr class="fnsep">
+<p class="footnote" lang="de"><span class="label"><a class="noteref"
+id="xd20e207" href="#xd20e207src" name="xd20e207">1</a></span> M. von
+Brandt, Die Chinesische philosophie und der Staatsconfucianismus.
+Stuttgart 1898.</p>
+<p class="footnote"><span class="label"><a class="noteref" id=
+"xd20e214" href="#xd20e214src" name="xd20e214">2</a></span> Bij
+Indische of &bdquo;Zend&rdquo; woorden heb ik de lettergrepen, die,
+waar onze Hollandsche opvatting anders zou doen vermoeden, lang moeten
+worden uitgesproken, door een liggend streepje gekenmerkt bv.
+S&#363;rya, R&#257;m&#257;yana enz. Korte <span class="corr" id=
+"xd20e216" title="Bron: letergrepen">lettergrepen</span> zijn, waar
+noodig door &#728; aangewezen, bv. Brahm&#259;.</p>
+</div>
+</div>
+</div>
+<div class="body">
+<div id="ch1" class="div1 chapter"><span class="pagenum">[<a href=
+"#toc">Inhoud</a>]</span>
+<div class="divHead">
+<h2 class="label">Hoofdstuk I.</h2>
+<h2 class="main">Het Brahmanisme, zijn oorsprong, karakter en
+eigenaardigheden.</h2>
+</div>
+<div class="divBody">
+<p class="first">Wanneer wij den loop eener rivier nagaan, zien we
+eerst een klein beekje, dat van de bergen afdaalt. Langzamerhand
+verbreedt het zich en wordt het tevens kalmer in zijn loop. Wateren van
+verschillende kleur en oorsprong neemt het op, en&mdash;voor het de zee
+bereikt&mdash;splitst zich de machtige stroom vaak in verschillende
+armen.</p>
+<p>Iets dergelijks zien we, wanneer we nagaan den loop van
+verschillende godsdiensten door de wereld. We denken bv. aan den
+godsdienst van Isra&euml;l. Eerst een klein beekje, dat door niets
+toonde dat het een grootere toekomst had dan andere dergelijke beekjes.
+Langzamerhand echter komt het aan &rsquo;t licht dat het kleine beekje
+een groote rivier zal worden: &rsquo;t blijkt dat er in Isra&euml;ls
+godsdienst iets ligt, waardoor hij zich van andere godsdiensten
+kenmerkend onderscheidt. Straks komt het almeer in een vaste bedding:
+oude wetten en verhalen worden saamgevoegd en als heilig beschouwd, een
+priesterstand krijgt de leiding in handen: deze wordt straks
+uitsluitend bevoegd om offers te brengen en verschillende godsdienstige
+verrichtingen te leiden.</p>
+<p>Godsdienstige denkbeelden, van elders ontleend, worden opgenomen en
+z&oacute;&oacute; in &rsquo;t kader ingevoegd dat zij een onbreekbaar
+geheel vormen: evenals de zijrivieren met den grooten stroom. Zoo
+vormde zich uit den oud-Isra&euml;lietischen de Joodsche godsdienst met
+zijn eigenaardigheden: zijn op den voorgrond stellen van de
+&eacute;&eacute;nheid Gods, zijn gehechtheid aan de geheiligde wetten
+en gebruiken, zijn gewijde offers en ceremoni&euml;n.</p>
+<p>Doch daarnaast vloeide straks een machtige zijstroom.</p>
+<p>Onder het oude Isra&euml;l had men de profeten, de verkondigers
+<span class="pagenum">[<a id="pb6" href="#pb6" name=
+"pb6">6</a>]</span>van vrijheid en zelfstandigheid: de mannen die
+opkwamen voor de eischen van het zedelijk en maatschappelijk leven als
+Gods grootste geboden. Ook hunne geschriften waren door de Joodsche
+geleerden opgenomen onder de heilige schriften, doch: hun denkbeelden
+vertegenwoordigden niet de heerschende richting van het Jodendom.
+Straks echter zou Isra&euml;ls grootste zoon ze brengen op den
+voorgrond en ze verder ontwikkelen. Hij verdedigde ze, in heeten strijd
+met de Joodsche schriftgeleerden, tegen wetsgezag en priesterstand
+in&mdash;en uit zijn optreden werd een nieuwe godsdienst geboren: een
+machtige zijarm van de groote rivier spoedde zich voort.</p>
+<p>Waarom deze dingen herinnerd, waar we gaan spreken over een gansch
+anderen godsdienst, uit een gansch ander land? Omdat we hier ongeveer
+&rsquo;t zelfde zien gebeuren. Uit den oorspronkelijken godsdienst toch
+der oude Indi&euml;rs heeft zich als een machtige stroom het
+Brahmanisme ontwikkeld: een godsdienst waarin ook waren bijeengezameld
+gewijde geschriften van vroeger en later tijd, de Veda&rsquo;s, waarin
+ook was opgekomen een priesterstand vol gezag: de Brahmanen.</p>
+<p>Een godsdienst vol voorschriften, wetten, en ceremoni&euml;n.</p>
+<p>Doch in dien godsdienst was ook een nevenstroom: een zoeken van het
+ware levensdoel, niet zoozeer in gewijde vormen en ceremonie&rsquo;s,
+als wel in stille overpeinzing over het leven en in &rsquo;t vrijmaken
+des geestes van de banden der stof. Ook die nevenstroom behoorde tot
+den erkenden, gewijden godsdienst. Maar straks zou die worden geleid in
+een geheel nieuwe bedding. Het Boeddhisme trad met kracht in &rsquo;t
+krijt tegen de uitwendige godsvereering en vond zijn hoogste streven
+hierin, dat het de menschen wilde losmaken uit de begoocheling der
+zinnen, en dat niet door zelfkastijding en offers, maar door een
+gestreng en eenvoudig liefdevol leven. Dat Boeddhisme staat min of meer
+in dezelfde verhouding tot het Brahmanisme als het Christendom tot den
+Isra&euml;lietischen godsdienst. Om het dus goed te verstaan dienen wij
+eerst zijn vader: het Brahmanisme te kennen, een vader, tegen wien het
+wel in verzet kwam, maar met wien het toch wezenlijke karaktertrekken
+gemeen heeft.</p>
+<p>Wat nu is Brahmanisme? De godsdienst, die staat onder de leiding der
+Brahmanen, een afgesloten priesterstand van Indi&euml;. Aanhangers van
+het Brahmanisme&mdash;een godsdienst, door 170 millioen Indi&euml;rs
+beleden&mdash;zijn dus zij die zich in &rsquo;t algemeen aan de leer en
+de voorschriften der priesterschap <span class="pagenum">[<a id="pb7"
+href="#pb7" name="pb7">7</a>]</span>houden en bij godsdienstige
+plechtigheden van hare tusschenkomst gebruik maken. Men denke daarom
+niet dat de geloovigen van dezen godsdienst in alles eens zijn: verre
+van dien. De een&mdash;en dit verschil geldt vooral van het
+Brahmanisme, zooals het nu bestaat&mdash;brengt zijn offers en
+vereering aan deze godheid, de ander aan gene. En ook de wijze, waarop
+de verschillende goden worden vereerd loopt ver uiteen. Toch: er is
+eenheid in de verscheidenheid.</p>
+<p>Alle goden gelden, vooral voor den ontwikkelden Brahmaan, als
+openbaringen van &eacute;&eacute;n alwezen, het Brahm&#259;, dat, zelf
+onnaspeurlijk verheven en onbeschrijflijk, aan alle dingen ten
+grondslag ligt en zich in alles openbaart; in de goden, maar ook in de
+menschen, ja, zelfs in de dieren en planten. Schijnbaar dus een bont
+geschakeerd tafereel van goden, een tooneel van bijgeloovigen
+afgodendienst, toch voor de ingewijden gansch iets anders.</p>
+<p>Al de ontelbare goden, al de groote krachten en werkingen der
+natuur: de wind, de rivieren, de aardbevingen en pestilenti&euml;n,
+voor dezen zijn ze slechts de openbaringen van de aldoordringende
+goddelijke kracht, die in onnoemelijk veel vormen zich doet kennen.</p>
+<p>De mensch zelf is slechts het aarden vat, dat de inwonende Godheid
+in zich houdt (Brahm&#259; is het albezielend goddelijk leven &bdquo;en
+die zijt gij&rdquo;, klinkt een van de spreuken). Die inwonende godheid
+geeft aan de menschheid hare gedachten en de uiting daarvan.</p>
+<p>God is dus eigenlijk de natuur: zoodat als gij de natuur dient:
+&rsquo;t zij de bezielde of de onbezielde, gij eigenlijk God vereert en
+als gij een beeld aanbidt gij het zinnebeeld of de openbaring der
+godheid eert.</p>
+<p>Zoo is dus het Brahmanisme aan de eene zijde een verlichte
+wijsbegeerte: zoo wordt het verstaan door zijn meest ontwikkelde
+aanhangers, terwijl het toch onder zijn wijden mantel alle mogelijke
+bekrompen godsvereering en bijgeloof kan dekken.</p>
+<p>Om deze en andere eigenaardigheden van het Brahmanisme goed te
+begrijpen is het echter wenschelijk, dat wij eerst ons trachten in te
+denken hoe deze godsdienst is ontstaan.</p>
+<p>We gaan met onzen geest terug tot lang vervlogen dagen, tot vele,
+vele eeuwen voor Christus, toen de Ari&euml;rs&mdash;de
+gemeenschappelijke voorvaderen van Indi&euml;rs en Perzen&mdash;als een
+herders- en landbouwvolk ten noorden van het Himalaya gebergte woonden.
+Straks gingen zij, toen hun aantal zich <span class="pagenum">[<a id=
+"pb8" href="#pb8" name="pb8">8</a>]</span>uitbreidde uiteen: sommigen
+trokken naar het westen (de voorvaderen der Perzen), anderen naar het
+zuiden, door de passen van Afghanistan naar Indi&euml;. Toch: een
+vergelijking van den oud-Indischen en den oud-Perzischen godsdienst
+leert ons dat zij eenmaal &eacute;&eacute;n waren.</p>
+<p>Evenals andere volken gevoelden ook de oude Indi&euml;rs dat er
+machten boven hen stonden. Met vrees en vereering zagen zij op naar de
+lucht: den blauwen hemel, de zon, de duisternis en andere
+natuurmachten, van wie hun welzijn afhankelijk was. Overal in de natuur
+bemerkten zij beweging en waar beweging was, daar was ook leven en
+macht. Waren zij niet gedrongen de gunst te zoeken dier bovenaardsche
+machten? En&mdash;moest niet onder die machten &eacute;&eacute;ne de
+hoogste zijn? Vandaar dat zij van den stralenden hemel spraken als van
+den vader des lichts (Dyaus. Pitar) of ook in de alles doordringende
+lucht (Varuna) de tegenwoordigheid speurden van een onzichtbaren
+getuige van al hun daden, bij dag en bij nacht. Ook Agni, de god van
+het vuur, die belangrijke hulp van den mensch: weldadig, maar ook
+verteerend, werd ge&euml;erd.</p>
+<p>Een voorgeschreven vereering van deze en andere goden was er echter
+nog niet. Men bracht hen hulde door lofliederen en gebeden, door
+geschenken van voedsel en drank. En men gaf hun in zijn offers datgene
+wat men zelf het meest op prijs stelde: rijst en boter en vooral het
+vroolijk makende sap van de Somaplant (Sarcostema Viminalis) waaraan
+men voor zijn eigen levenskracht zoo groote waarde toekende. Ieder
+bracht zelf zijn offers en gebeden, naar zijn eigen gevoel hem dat
+ingaf.</p>
+<p>Toch: men kende ook reeds in die oude dagen mannen van verlichting
+en leiding (Rishi&rsquo;s), die het woord der goden hoorden en hun
+goddelijke kennis (Veda) aan anderen overbrachten. Aan hen worden de
+gezangen der Vedische boeken, de gewijde schriften van het Brahmanisme,
+toegeschreven. In de meeste Veda&rsquo;s zijn drie bestanddeelen,
+mantra&rsquo;s-liederen, brahmana&rsquo;s-verhandelingen,
+sutra&rsquo;s-overleveringen. De mantra&rsquo;s vormen de oudste
+gedeelten. Inderdaad verplaatsen ons sommige dezer liederen in die lang
+vervlogen eeuwen en doen zij ons zien dat een diep religieus gevoel in
+de harten dier oude Indi&euml;rs woonde.</p>
+<p>Men hoore b.v. het volgende lied aan Varuna:<a class="noteref" id=
+"xd20e280src" href="#xd20e280" name="xd20e280src">1</a> <span class=
+"pagenum">[<a id="pb9" href="#pb9" name="pb9">9</a>]</span></p>
+<div class="lgouter">
+<p class="line">De machtige Varuna, hoog daarboven, ziet omlaag,</p>
+<p class="line">Op deze werelden, zijn rijksgebied, als dicht
+nabij,</p>
+<p class="line">Als menschen steelsgewijs het kwade doen, hij weet
+het.</p>
+<p class="line">Waar iemand staat, of gaat, of zachtkens
+henensluipt,</p>
+<p class="line">In duistren schuilhoek toeft of in &rsquo;t verborgen
+loert,</p>
+<p class="line">Varuna ziet het en speurt hun bewegen.</p>
+<p class="line">Als twee te zaam een heilloos plan beramen,</p>
+<p class="line">En wanen zich alleen en onbespied, een derde is
+daarbij:</p>
+<p class="line">De koning ziet het al. Ontelbaar in getale</p>
+<p class="line">Gaan zijn gezanten d&rsquo;aarde rond, en duizend
+oogen,</p>
+<p class="line">Zij speuren na wat haar bewoners plegen.</p>
+<p class="line">Wat op de aard bestaat, wat in haar dampkring
+leeft,</p>
+<p class="line">Ja, al wat daar beneden is, des konings blik doorgrondt
+het,</p>
+<p class="line">Hij telt het knippen van des menschen oog.</p>
+<p class="line">En over &rsquo;t gansch heelal werpt hij de
+teerling.</p>
+</div>
+<p class="first">Niet minder treffend zijn vele andere hymnen, aan Agni
+den vuurgod, of aan Indra, den god van den regen, in den Vedischen tijd
+veel vereerd, gericht. Vooral worden Agni, de vuurgod, Indra, de god
+van den regen, en S&#363;riya, de zonnegod, te zamen genoemd als
+regeerende over de aarde, den dampkring en het uitspansel
+daarboven.</p>
+<p>Deze drie werden langzamerhand de hoofdgoden der oude Indi&euml;rs.
+Een merkwaardig verschijnsel echter is, reeds een aandachtige lezing
+van de boven aangehaalde hymne aan Varuna overtuigt ons daarvan, dat
+ieder dier goden telkens weer als de hoogste, bijna als de eenige werd
+geprezen. M. a. w. er lag reeds in den Vedischen godsdienst een zeker
+zoeken naar &eacute;&eacute;ne hoogere macht, boven al de anderen
+verheven. Eveneens vinden wij het onsterfelijkheidsgeloof hier
+uitgesproken, doch niet het latere geloof aan vele geboorten, die de
+mensch moet ondergaan voor hij het hoogste bereikt: dat wil zeggen: met
+de Godheid vereenigd wordt.</p>
+<p>Wij denken b.v. aan de volgende hymne, gericht tot Yama, den eersten
+mensch, die stierf, en daardoor koning werd van het geestenrijk:</p>
+<div class="lgouter">
+<p class="line">Den macht&rsquo;gen koning, Yama, gave en eer
+gebracht,</p>
+<p class="line">Hij was de eerste toch die stierf en die den snellen
+stroom</p>
+<p class="line">Des doods braveerde, d&rsquo;eerste, die den weg ten
+hemel ging</p>
+<p class="line">En and&rsquo;ren welkom heette in &rsquo;t oord der
+heerlijkheid.</p>
+<p class="line">Geen macht kan ons dit thuis, door u veroverd,
+nemen,</p>
+<p class="line">Wij komen koning, ieder die geboren is moet sterven</p>
+<p class="line">En treden op het pad, door u gebaand, waarop in lange
+rijen,</p>
+<p class="line">Geslachten reeds zijn voorgegaan, den weg</p>
+<p class="line">Ook onzer vaad&rsquo;ren. O ziel des dooden, ga dan
+rustig heen,</p>
+<p class="line">Vrees niet dien weg, dien ouden weg te nemen,</p>
+<p class="line">Die tot den God u voert en tot uw zaal&rsquo;ge
+vaad&rsquo;ren, <span class="pagenum">[<a id="pb10" href="#pb10" name=
+"pb10">10</a>]</span></p>
+<p class="line">Bij Hem in heerlijkheid! Vrees voor de honden niet,</p>
+<p class="line">Die met hun viertal oogen &rsquo;t geestenrijk
+behoe&rsquo;n,</p>
+<p class="line">Keer weer naar uw tehuis, o ziel! Uw zonden, uw
+verdriet</p>
+<p class="line">Laat g&rsquo;achter op deez&rsquo; aarde, en gij
+verkrijgt</p>
+<p class="line">Een heerlijke gestalt&rsquo;&mdash;uw&rsquo; oude
+vorm&mdash;verheerlijkt</p>
+<p class="line">En van alle vlek bevrijd.</p>
+</div>
+<p class="first">Zien wij niet uit deze gedichten, dat verheven
+denkbeelden over dood en leven het oude Indi&euml; reeds kenmerkten?
+Doch&mdash;wij willen bij dien oud-Vedischen godsdienst niet langer
+stilstaan. &rsquo;t Was ons enkel te doen om den bodem te doen zien,
+waaruit het Brahmanisme opgroeide.</p>
+<p>Brahmanisme wil eigenlijk zeggen, zooals we reeds vroeger opmerkten:
+godsvereering onder de leiding der Brahmanen. Dus niet een geheel
+nieuwe godsdienst, maar de oude, door een priesterstand in vaste
+bedding geleid.</p>
+<p>Priesters had men natuurlijk reeds in de oude Vedische periode. Ook
+onderscheidde men toen reeds vier verschillende standen: de Brahmanen,
+of priesters, de <span class="corr" id="xd20e366" title=
+"Bron: Kshatry&rsquo;as">Kshatrya&rsquo;s</span> (edelen of
+krijgslieden) de Vaisya&rsquo;s (landbouwers) en de Sudra&rsquo;s
+(werklieden). Doch nu kwam er een afgesloten priesterstand en werden de
+standen beschouwd als casten: scherp afgescheiden groepen<a class=
+"noteref" id="xd20e369src" href="#xd20e369" name="xd20e369src">2</a>.
+De priesters heetten voortgekomen te zijn uit den mond, de krijgslieden
+uit borst en armen, de landbouwers uit het lijf, de werklieden uit de
+voeten der godheid.</p>
+<p>Zoo stonden dus de Brahmanen voorop, zij wisten koningen en volk te
+leiden en op den geheelen godsdienst hun eigenaardig stempel te
+drukken.</p>
+<p>Het eerste wat zij deden was voorzeker de heilige boeken, de
+Veda&rsquo;s, bijeen te verzamelen. Deze zijn vier in getal: de Rig
+Veda (liederen Veda), de Sama Veda (offerzangen Veda), de Yayur-Veda
+(offerspreuken Veda) en de Atharvan-Veda (tooverspreuken Veda). Deze
+boeken nu behelzen bestanddeelen van verschillenden ouderdom en hebben
+ook nog dit eigenaardige dat vele zangen en spreuken in meer dan een
+dier verzamelingen voorkomen.</p>
+<p>Zij vormden voortaan de heilige wetenschap (= Veda), die de
+priesters hadden te bestudeeren en aan de schare bekend <span class=
+"pagenum">[<a id="pb11" href="#pb11" name="pb11">11</a>]</span>te
+maken. Aan hen werden straks de Br&#257;hmana&rsquo;s, godgeleerde en
+ritueele verhandelingen, die gewoonlijk een veel minder verheven geest
+ademen dan de oude Vedische liederen, toegevoegd. Doch ook de
+Upanishads, meer bespiegelende, stichtelijke werken, kregen straks hier
+een plaats.</p>
+<p>Men ziet dat op dit gebied hetzelfde geschiedde wat ook elders onder
+leiding eener macht verkrijgende priesterschap gebeurt: oude verhalen
+en liederen worden te zamen gebracht, en door nieuw bijgevoegde
+stukken, in bepaald priesterlijken geest wordt er een nieuwe stempel op
+gedrukt: het geheel wordt vervolgens een wetboek, waarvan de
+priesterschap de sleutel bezit. Men denke bv. aan de ontwikkeling van
+Isra&euml;ls godsdienst, waarbij precies hetzelfde gebeurde: Ezra en
+andere priesters verzamelden oude wetten en overleveringen: brachten
+nieuwe tot stand in hun geest&mdash;bij wier licht de oude moesten
+worden verklaard en&mdash;gaven dat geheel als wetboek aan het volk.
+Echter niet zooals bij Isra&euml;l mochten in oud-Indi&euml; de leeken
+de wet bestudeeren, dat bleef de taak der Brahmanen, zij alleen waren
+de mannen der heilige wetenschap.</p>
+<p>In welke bedding nu trachtten die mannen der heilige wetenschap den
+volksgodsdienst te leiden? Ik zeg: trachtten te leiden, want de geheele
+leiding van een volksgodsdienst nemen kan geen enkele priesterschap,
+konden ook de Brahmanen niet.</p>
+<p>Allereerst werd de waarde van het offer door hen nog hooger
+verheven. Reeds in den ouden tijd hadden de Indi&euml;rs het denkbeeld
+dat het offer de krachten der bovenaardsche machten sterkte en daardoor
+meewerkte om een goed wereldsch beloop te verzekeren. Langzamerhand
+echter kwam het denkbeeld op dat het offer ook kan strekken om door de
+gunst der versterkte goden een of ander aardsch doelwit te verkrijgen,
+b.v. de geboorte van een zoon, ja, men ging zelfs zoover dat men het
+offer ging beschouwen als een middel om bovenaardsche vermogens
+deelachtig te worden.</p>
+<p>Verder maakte men van de, vroeger eenvoudige, offers zeer
+samengestelde offerplechtigheden. Daarbij werden bepaalde hymnen en
+aanhalingen uit de Veda&rsquo;s gezongen en uitgesproken, en met
+angstvallige nauwkeurigheid werd gewaakt voor ieder onderdeel van het
+ritueel. Sommige offerplechtigheden strekten zich uit over weken, ja
+over jaren: het waren ketenen, van welke iedere schalm nauwkeurig in
+het gelid moest passen, zou het offer gunstige gevolgen hebben. De
+godheid, waaraan men zijn gaven en gebeden wijdde, trad daarbij op
+<span class="pagenum">[<a id="pb12" href="#pb12" name=
+"pb12">12</a>]</span>den achtergrond: doch het volbrengen van
+offerplechtigheden werd beschouwd als een krachtig middel om hen, die
+er aan deelnamen, macht te verleenen in deze en in de toekomende
+wereld.</p>
+<p>Men ging zelfs zoover van het offer (Yajna) zelf voor te stellen als
+een godheid.</p>
+<p>Ja, in sommige plaatsen van de Br&#257;hmana&rsquo;s werd zelfs
+geleerd dat de goden zelf sterfelijk waren, totdat zij door offers den
+dood overwonnen. Ook de mensch kan door offeren van den dood worden
+bevrijd: doch zijn lichamelijk leven moet hij geven als zoenoffer.</p>
+<p>En die verzuimt te offeren moet telkens weer worden wedergeboren,
+moet eindelooze levens doorloopen, om altijd weer zijn lichaam aan de
+goden te offeren. Men hoore de volgende aanhaling uit
+Satapatha-Br&#257;hmana:</p>
+<div class="lgouter">
+<p class="line">De goden leefden steeds in vreeze voor den dood,</p>
+<p class="line">Den machtigen Voleinder. Dus herhaalden</p>
+<p class="line">Zij nauwgezet hun offers telkens weer, tot zij
+<span class="corr" id="xd20e406" title=
+"Bron: onsterflijk">onsterf&rsquo;lijk</span> waren.</p>
+<p class="line">Toen sprak de machtige Voleinder tot de goden:</p>
+<p class="line">Gij hebt uzelf onsterfelijk gemaakt, nu zal de mensch
+beproeven</p>
+<p class="line">Om ook zichzelf van mijne macht &rsquo;t ontslaan.</p>
+<p class="line">Wat wordt mij daarvoor in den mensch vergoed?</p>
+<p class="line">De taal der goden luidde: Voortaan zal niet
+&eacute;&eacute;n</p>
+<p class="line">In &rsquo;t eigen lichaam de onsterf&rsquo;lijkheid
+bereiken.</p>
+<p class="line">Het sterf&rsquo;lijk hulsel blijft uw eigendom, uw
+voedsel</p>
+<p class="line">Zal het zijn in eeuwigheid. Ja, ook die door
+godsdienst&rsquo;ge daden,</p>
+<p class="line">D&rsquo;onsterf&rsquo;lijkheid verwerft, zijn lichaam
+zal hij eerst,</p>
+<p class="line">Aan u ten offer wijden, als uw prijs.</p>
+</div>
+<p class="first">Wij zien in dit gedicht uitgedrukt de eigenaardige
+leer der zoogenaamde zielsverhuizing, aan het Brahmanisme eigen. Wat is
+hare strekking? Wij willen die met een enkel woord in het licht
+stellen.</p>
+<p>Bij onze bespreking van den ouden Vedischen godsdienst: d. w. z. den
+godsdienst, waarvan ons in de oudste gedeelten der Veda&rsquo;s de
+geest is bewaard gebleven, zagen wij reeds dat er zeker streven opkwam
+om &eacute;&eacute;n der vele goden tot oppergod te verheffen: men
+denke b.v. aan de straks aangehaalde hymne, tot Varuna gericht. In den
+oud-Brahmaanschen godsdienst nu kwam men daar omtrent tot klaarder
+besef. Men gevoelde dat er een &bdquo;<a id="xd20e434" name=
+"xd20e434"></a>Geest (&#257;tman)&rdquo; was, boven de kennis der
+zinnen verheven, die alle stoffelijk dingen bezielde en doorademde. Die
+zelfde geest, die de gansche stoffelijke wereld bezielde was het ook
+die trilde in de gedichten der zangers, <span class="pagenum">[<a id=
+"pb13" href="#pb13" name="pb13">13</a>]</span>die bezieling gaf bij
+godsdienstige kennis en gebed. Boven alle persoonlijkheid was hij
+verheven, oneindig en onbeperkt lag hij aan alle dingen ten grondslag
+en woonde hij in &rsquo;t gansch heelal. Ook in den mensch. Was hij
+niet de levensadem, die het lichaam bezielde, woonde hij met zijn
+geheimzinnige tegenwoordigheid niet in ieders geweten? Breidde hij zich
+niet uit in de gansche oneindige ruimte? Daarom gaf men hem den naam:
+Brahm&#259;.<a id="xd20e438" name="xd20e438"></a> Brahm&#259;
+(onzijdig) is dus het wezen, dat aan alle dingen ten grondslag ligt: en
+waarvan ook de mensch een deel is. Al de goden waren evenals de
+menschen slechts openbaringen van die hoogste kracht.</p>
+<p>Wat nu moet het levensdoel zijn van den mensch?</p>
+<p>Om, van al het stoffelijke bevrijd, van alle smet gereinigd geheel,
+in dit Brahm&#259;, in die wereldziel, te verzinken. Hoe echter moet
+dit doel worden bereikt? Wij zagen reeds dat de offers daartoe een
+werkzaam middel werden geacht. Doch, nevens de offers, in sommige
+kringen zelfs met terzijdestelling daarvan, hechtte men in dezen groote
+waarde aan zelfkastijding en aan bespiegelend inkeeren tot zichzelf:
+want komen tot zichzelf, tot zijn diepste wezen, is komen tot
+Brahm&#259;.</p>
+<p>Doch: een enkel menschelijk leven is daarvoor niet genoeg: vele
+levens moet men <span class="corr" id="xd20e447" title=
+"Bron: dooorloopen">doorloopen</span>, telkens weer moet men na een
+overgangstijdperk in hemel of hel, naar gelang van zijn vroeger leven,
+opnieuw worden geboren, altijd op hoogeren trap van zelfverloochening
+en bespiegeling gerakend, zal men eindelijk geheel in de wereldziel
+verzinken. En wee die toegeeft aan booze lusten en geen
+zelfverloochening kent: eindeloos zijn zijne wedergeboorten: hij kan
+zelfs genoodzaakt zijn niet als mensch, maar als dier of plant weer te
+keeren.</p>
+<p>Wie echter als Brahmaan ter wereld komt, in die geheiligde caste het
+levenslicht aanschouwt, hij heeft reeds een goed deel van den
+moeilijken levensgang afgelegd. Hoe moet hij komen tot volkomen
+verlossing?</p>
+<p>Die weg wordt in het wetboek van Manoe zorgvuldig aangewezen. Eerst,
+zoo luidt het hier, is hij een leerling der Brahmanen, met het gewijde
+koord en den gordel bekleed. Een hechte band vereenigt hem met zijn
+leermeester, door wien hij in de heil&rsquo;ge boeken onderwezen wordt.
+Straks is zijn leertijd volbracht en viert hij, bij &rsquo;t brengen
+van zijn eerste offer, het feest zijner wedergeboorte.</p>
+<p>De leerling wordt nu huisvader. Zoo betaalt hij in deze twee eerste
+levensstadi&euml;n de schuld, waarmede hij geboren <span class=
+"pagenum">[<a id="pb14" href="#pb14" name="pb14">14</a>]</span>werd:
+die aan de Rishis (&bdquo;heilige&rdquo; zangers) wier liederen hij
+leerde om ze aan volgende geslachten over te leveren, aan de
+voorvaderen, door nakomelingschap te verwekken om hen offers te
+brengen, aan de goden, aan wie hij zijn eigen offers wijdt. Heeft hij
+deze schulden betaald, dan kan hij het huishoudelijk bestier aan zijn
+zoon, die nu zelf huisvader geworden is, overdragen en zich
+terugtrekken uit het wereldsch gewoel om geheel voor godsdienstige
+overpeinzingen te leven. Boven het offeren is hij dan verheven: door
+het beschouwend leven komt hij straks tot volkomen verlossing. Doch
+slechts dan is hij zoover gevorderd, dat geen nieuwe wedergeboorte hem
+meer wacht, indien hij ook in zijn laatste oogenblikken niet meer over
+de wereldsche dingen, ook maar voor een oogenblik, zijn gedachten laat
+gaan.</p>
+<p>En uit deze leer over de verlossing, waarin aan het ascetische leven
+feitelijk een hoogere waarde wordt toegekend dan aan het offeren, en
+uit die van het Brahm&#259;, het ware wezen, dat onpersoonlijk is en
+aan alle dingen ten grondslag ligt, kunnen wij zien welken
+eigenaardigen weg het Indische denken in het Brahmanisme opging. Het
+onbewuste wordt hier boven het bewuste, het onpersoonlijke boven het
+persoonlijke gesteld. Voorwaar een groote tegenstelling met de
+Westersche godsdienstige ontwikkeling in het <span class="corr" id=
+"xd20e460" title="Bron: christendom">Christendom</span>, waarin God
+geldt als de zelfbewuste, liefhebbende macht, de Vader, en waarin niet
+opgaan in het albeginsel, maar streven naar volmaking, naar steeds
+grootere ontwikkeling der persoonlijkheid, als doelwit wordt
+gesteld.</p>
+<p>M. a. w.: het Brahmanisme is een panthe&iuml;stische: (God = de
+Alziel), het Christendom een the&iuml;stische (God = de Albestuurder)
+godsdienst.<a class="noteref" id="xd20e465src" href="#xd20e465" name=
+"xd20e465src">3</a></p>
+<p>Het Brahmanisme een panthe&iuml;stische godsdienst. Dat schijnt voor
+den oppervlakkigen beschouwer vreemd, want hij bemerkt dat er vele
+goden zijn, aan wie men zijne vereering brengt: men zegt zelfs dat er
+33 millioen goden of goddelijke wezens door dezen godsdienst worden
+erkend. M. a. w.: het Brahmanisme gelijkt veel meer op een
+veelgodendom, dan op de erkenning van &eacute;&eacute;n beginsel, dat
+aan alle dingen ten grondslag ligt.</p>
+<p>Gaan wij echter na de philosophische stroomingen of scholen, die
+zich in het Brahmanisme hebben ontwikkeld, waaronder <span class=
+"pagenum">[<a id="pb15" href="#pb15" name="pb15">15</a>]</span>de
+Ved&#257;nta en de S&#257;nkhya-philosophie de voornaamste zijn, dan
+valt dit &eacute;&eacute;ne, dat zich in alles openbaart, helder in het
+oog. De zaak is feitelijk deze: de Brahmanen hadden te doen met een
+volksgodsdienst, die een groot aantal goden erkende. De minder
+ontwikkelden eensklaps opvoeren tot de hoogte der wijsgeerige
+bespiegeling ging niet aan: het volk was daarvoor niet rijp. Een
+anderen weg moest dus bewandeld en kon ook worden betreden. Al de goden
+waren in &rsquo;t oog van den verlichten Brahmaan openbaringen van het
+eene Alwezen, of liever zinnebeelden, aanwijzingen van die goddelijke
+macht. Welnu, zoo konden zij hunne vereering blijven behouden: wie hen
+diende bracht toch ten slotte zijne vereering aan de groote Macht, die
+zich in alles openbaart. Wie Vishnoe bij voorkeur dient, eert in hem de
+onderhoudende kracht: een der zijden van het Alwezen. Wie voor Rama en
+Krishna, twee volksgoden bij uitnemendheid, zich buigt, hij eert de
+goddelijke vleeschwordingen van den grooten God Vishnoe. Wie voor Siva
+gestrenge boetedoeningen verricht, hij erkent immers de macht die het
+leven afbreekt, doch ook telkens weer vernieuwt? Is niet ook Siva ten
+slotte uit Brahm&#259; voortgevloeid?</p>
+<p>Zoo heeft dus het wijsgeerig denken beslag gelegd op den ouden
+volksgodsdienst, en de schare moge blijven staan bij de verschillende
+goden zonder den symbolischen zin te verstaan, toch: door wie dieper
+doordringt, m. a. w. door de meer ontwikkelden onder de Indi&euml;rs,
+wordt in toenemende mate verstaan dat het opgaan in het alleven de
+eigenlijke zin is van het gansche wonderbare tooverpaleis, door dezen
+godsdienst opgebouwd, met wijsgeerig bestek, op de grondslagen van den
+alouden volksgodsdienst<span class="corr" id="xd20e479" title=
+"Niet in bron">.</span> Wie dus het Brahmanisme goed wil verstaan moet
+zich niet te veel ergeren aan den afgodischen schors, maar doordringen
+tot den innerlijken kern. Als hij dat doet, zal hij zien, dat er
+tusschen het schijnbare veelgodendom en de wijsbegeerte der Brahmanen
+niet zulk een klove bestaat, maar dat tot de schare wordt gesproken in
+gelijkenissen, doch tot de ingewijden vrijuit, dat voor de eersten de
+hoogste waarheid verborgen blijft in het mythologisch kleed, maar dat
+zij voor de anderen soms helder schijnt.</p>
+<p>Om een en ander in &rsquo;t licht te stellen willen wij &egrave;n
+bij de Brahmaansche godenleer &egrave;n bij de Brahmaansche
+wijsbegeerte nog uitvoeriger stilstaan. <span class="pagenum">[<a id=
+"pb16" href="#pb16" name="pb16">16</a>]</span></p>
+</div>
+<div class="footnotes">
+<hr class="fnsep">
+<p class="footnote"><span class="label"><a class="noteref" id=
+"xd20e280" href="#xd20e280src" name="xd20e280">1</a></span> Uit de
+Atharva. Veta. IV. 16.</p>
+<p class="footnote"><span class="label"><a class="noteref" id=
+"xd20e369" href="#xd20e369src" name="xd20e369">2</a></span>
+<span class="corr" id="xd20e370" title="Bron: die">Die</span>
+afscheiding was en is voor een goed deel nog van dien aard dat personen
+van hoogere caste geen huwelijk met die van een lagere mogen aangaan.
+De ongelukkige paria, die uit een onwettige vereeniging van personen
+van verschillende caste wordt geboren, is het uitvaagsel der Indische
+maatschappij. De Brahmanen en Kshatrya&rsquo;s staan als
+&bdquo;tweemaal geborenen&rdquo; bovenaan.</p>
+<p class="footnote"><span class="label"><a class="noteref" id=
+"xd20e465" href="#xd20e465src" name="xd20e465">3</a></span> Wij zullen
+echter straks zien, dat er ook in het Brahmanisme een <span class=
+"corr" id="xd20e467" title="Bron: theistische">the&iuml;stische</span>
+strooming was en nog is.</p>
+</div>
+</div>
+<div id="ch2" class="div1 chapter"><span class="pagenum">[<a href=
+"#toc">Inhoud</a>]</span>
+<div class="divHead">
+<h2 class="label">Hoofdstuk II.</h2>
+<h2 class="main">Brahmaansche godenleer en levensbeschouwing.</h2>
+</div>
+<div class="divBody">
+<p class="first">Brahm&#257;, zoo heet het in de eerste: het volstrekte
+en oneindige, bracht, door Maya (den schijn) beheerscht, <span class=
+"corr" id="xd20e492" title="Bron: Brahm">Brahm&#259;</span> voort. Deze
+manlijke god Brahm&#257; (wel te onderscheiden dus van het
+onpersoonlijke, Brahm&#259;) staat aan het hoofd der schepping. Hij is
+de Schepper, uit wien alle leven is. Doch naast hem staan als de twee
+andere goden der Indische Trimurti (drie&euml;enheid) Vishnoe de
+onderhouder, en Siva, de verwoester. In deze drie personen openbaart
+zich alzoo de godheid. De Oud-Indische dichter Kalidasa drukt het aldus
+uit:</p>
+<div class="lgouter">
+<p class="line">In deze drie personen wordt d&rsquo;&eacute;&eacute;ne
+God gezien,</p>
+<p class="line">Een ieder van hen is de eerste en de laatste</p>
+<p class="line">In rang, niet &eacute;&eacute;n alleen,</p>
+<p class="line">&rsquo;t Zij Brahma, Vishnoe, Siva, ieder van hen
+zij</p>
+<p class="line">De eerste, tweede, derde, in de goddelijke rij.</p>
+</div>
+<p class="first">In de grotten van Elephanta bij Bombay wordt het
+heilige drietal voorgesteld als drie majestueuse hoofden, die uit
+&eacute;&eacute;n lichaam zich verheffen. Ook is de driehoek een
+zinnebeeld hunner eenheid en gelijkwaardigheid.</p>
+<p>Van deze drie goden nu wordt Brahm&#257; het minst vereerd.
+Feitelijk is hij meer een wijsgeerig beeld, ontstaan uit het streven om
+een uitgangspunt te vinden voor het geheele stelsel, dan een godheid,
+die zich werkelijk bekommert om de werking der wereldmachine, die door
+zijn wil in beweging is gebracht. Zijn invloed is te verwijderd, zijn
+werkzaamheid is te weinig omschreven, om indruk te maken op de
+verbeelding der schare, daarom heeft hij ook slechts weinige tempels en
+worden daarentegen in het nieuwere Brahmanisme de beide andere
+hoofdgoden vooral gediend.</p>
+<p>De orthodoxe Hindoes toch zijn hoofdzakelijk verdeeld in vereerders
+van Vishnoe en Siva, twee secten, die elkaar weinig waardeeren. Vishnoe
+is een zeer belangrijke, veel omvattende godheid. Hij is de opperste
+onderhouder aller dingen en zijn vrouw Laksmi is de godin van overvloed
+en vruchtbaarheid. Vishnoe in zijn hoogste openbaring wordt afgebeeld
+als neerzittend in zalige rust: trouwens rust: geen werkzaamheid is, in
+overeenstemming met den geheelen geest der Indi&euml;rs, het
+eigenaardige der hoogste goden. Doch <span class="pagenum">[<a id=
+"pb17" href="#pb17" name="pb17">17</a>]</span>in tegenstelling met den
+verheven Brahm&#257;, kan Vishnoe worden gewekt door de ernstige
+gebeden en offergaven der menschen of der lagere goden, ja, hij kan er
+toe gebracht worden om in de wereld af te dalen en&mdash;op kritieke
+oogenblikken&mdash;de dingen terecht te brengen.</p>
+<p>Die neerdalingen zijn de beroemde vleeschwordingen
+(avat&#257;ra&rsquo;s) van den god, waarin hij groote daden heeft
+gedaan en machtige wonderen heeft verricht. Zijn beroemdste
+vleeschwordingen zijn Rama en Krishna. Rama is een beroemd, met een
+stralenkrans omgeven oorlogsman: de held van het R&#257;m&#257;yana,
+dat beroemde Indische heldendicht. Krishna is een halfgod, wiens dienst
+in sommige deelen van Indi&euml; in hooge eere is, hij wordt uit
+verschillende oogpunten in de Indische godsdienstige litteratuur
+beschouwd en is de held van het tweede beroemde Indische heldendicht,
+het Mah&#257;bh&#257;rata.</p>
+<p>Deze leer der goddelijke vleeschwording is een van de belangrijkste
+leerstukken van het nieuwere Brahmanisme: zij brengt verband in
+verschillende deelen van den godsdienst, de hoogere met de lagere
+vereenigend, de goden uit den hemel naar omlaag voerend om zich met de
+aardsche aangelegenheden in te laten.</p>
+<p>Wilde men zich rekenschap geven van de wonderbare daden van eenig
+beroemd held: de verklaring was, dat de groote god Vishnoe zich in
+zijne gestalte had geopenbaard: zoo verscheen de god, tot verhooging
+van zijn eer, telkens als mensch onder de menschen. Doch: ook van de
+lichamen van dieren nam Vishnoe soms bezit; nu eens ontmoeten wij hem
+als leeuw, dan weer als beer, als visch of als schildpad; wat bij die
+andere vleeschwordingen al heel slecht schijnt te passen. Eerst hoort
+gij dat de goddelijke geest een schitterend krijgsman of een
+wonderdoend heilige bezielde, en gij stemt toe, dat deze opvatting
+redelijk is en geenszins onwaardig. Hoort gij nu echter dat dezelfde
+god is overgegaan in een visch of een schildpad, en onder dien vorm
+wordt vereerd: dan vindt gij dit een onredelijk, ongerijmd geloof.
+Doch: vergeet dan niet dat de panthe&iuml;stische denkwijze: de
+E&eacute;ne, die zich overal openbaart, de grondslag is van al deze
+vleeschwordingen en dat de goddelijke geest immers evenzeer woont in
+een insect als in den grootsten koning!</p>
+<p>Bovendien de Brahmanen hadden goede redenen om de tegenwoordigheid
+van Vishnoe in sommige dierengestalten te erkennen. Men denke aan het
+feit, dat het Brahmanisme in zich opnam&mdash;en nog steeds voortgaat
+in zich op te nemen&mdash;<span class="pagenum">[<a id="pb18" href=
+"#pb18" name="pb18">18</a>]</span>bekeerlingen van de talrijke
+niet-Hindoesche stammen, die daar wonen op de heuvelen en in de
+bosschen van Indi&euml;.</p>
+<p>Dat waren de oorspronkelijke inwoners met hun ruwe vereering van
+allerlei voorwerpen en dieren, die hun belangrijk voorkwamen. Om nu
+deze heidenen in de Hindoesche gemeenschap in te voegen, kende men geen
+beter middel, dan om onder de vele goden ook de door hen vereerden:
+doch gelouterd en verheven, op te nemen. Dit doel nu werd bereikt door
+hun voorwerpen van vereering, eenvoudig als vleeschwordingen van
+Vishnoe te behouden.</p>
+<p>Zoo ging het voorheen, en gaat het ook thans nog. Zekere stam van
+wilde bergbewoners vereerde den beer. Nu is de beer een van
+Vishnoe&rsquo;s vleeschwordingen. Toen nu de bergbewoners in den
+Hindoeschen godsdienst werden ingewijd, lag het voor de hand dat
+Vishnoe in dit dier werd ontdekt: de nieuwe geloovigen hadden enkel te
+verstaan, dat zij vroeger reeds onbewust den grooten God hadden
+gediend. Zeer spoedig ging hun overgang in zijn werk: toch, zonder dat
+wij daarbij kunnen denken aan opzettelijke misleiding. Neen, de
+Brahmanen erkenden dat het voorwerp hunner vereering zekere wonderbare,
+vrees-aanjagende eigenschappen bezat: dat het te recht werd vereerd:
+zij zagen echter verder en hooger dan die uitwendige vereering en
+legden uit dat al deze eigenaardigheden een goddelijke macht aantoonden
+en dus de tegenwoordigheid van de godheid in een nieuwe gedaante
+beteekenden. Zoo zouden zij ook&mdash;verder gevraagd&mdash;zeggen dat
+de god zelf slechts een zichtbare en overtuigende openbaring was van de
+verborgen goddelijke kracht, die alle dingen bezielt. Zoo zouden ook
+alle groote mannen en heiligen beschouwd worden als vermommingen of
+gestalten, door Vishnoe aangenomen om een belangrijke rol te spelen op
+het wereldtooneel.</p>
+<p>Daareven gewaagden wij van Vishnoe&rsquo;s vleeschwordingen, Krishna
+en Rama, waarnaast nog vele anderen te noemen zouden zijn. Toen eens
+zeker Mohammedaan oproer maakte tegen het Engelsch gezag en daarbij een
+aanvankelijk succes had, zeide een Indisch edelman, &rsquo;s mans
+dappere daden vermeldend, dat hij een vleeschwording van Krishna moest
+zijn. Zoo gewagen immers ook Homerus&rsquo; gedichten van goden, die in
+de gedaante van aardsche krijgslieden, meevochten in den strijd, en de
+overleveringen van alle volken zijn vol van wonderbare gedaanten, die
+verschijnen, om hun trouwe dienaars te redden of te verdedigen.
+<span class="pagenum">[<a id="pb19" href="#pb19" name=
+"pb19">19</a>]</span></p>
+<p>Wat Krishna betreft, er zijn minstens tien vleeschwordingen van hem
+bekend, onder welke hij bepaald in sommige beroemde tempels wordt
+gediend; Jaggernauth is eene daarvan. Zijn toegewijde vereerders wijden
+hem hun ziel, hun lichaam en hun goed, doch ik vrees dat zijn voorbeeld
+van vroolijke en verliefde godheid dikwijls tot losbandige praktijken
+bij zijn vereerders leidt.</p>
+<p>Siva vertegenwoordigt een geheel ander beginsel dan Vishnoe. Is deze
+de onderhouder, Siva is de verwoester en opbouwer tevens der
+verschillende levensvormen. De gansche kringloop der bezielde
+schepping, de eeuwige afwisseling van geboorte en dood in de gansche
+natuur, ziedaar zijn regeering. Niet door vleeschwording openbaart hij
+zich, zooals Vishnoe, maar de groote natuurlijke verschijnselen, die
+het leven opbouwen en ontbinden, doen zijn wezen aan de menschheid
+kennen. Hij brengt leven en dood; de plagen en ziekten, die duizenden
+wegsleepen, zijn het teeken zijner werking.</p>
+<p>De natuur schept duizende levensvormen en vernietigt ze weer, zonder
+zich te bekommeren om de verwoesting die zij aanricht. Op
+geheimzinnige, onberekenbare wijze brengt zij voort en verwoest zij.
+&rsquo;t Is Siva, die deze werking uitoefent en altijd weer millioenen
+wezens wegvaagt om ze door nieuwe te vervangen. Die gevreesde macht nu
+gunstig te stemmen is het hoofddoel van Siva&rsquo;s vereerders;
+weinigen begeeren iets van zijn macht te erlangen. In Siva&rsquo;s naam
+worden de strengste onthouding en de wreedste versterving toegepast:
+zelfverminking door ijzeren haken, trotseeren van pijn en honger,
+&rsquo;t voortdurend aannemen van moeilijke houdingen, vasten en
+eenzame overpeinzing behooren tot zijn vereering. Door deze praktijken
+kan zelfs een Sudra,<a class="noteref" id="xd20e538src" href=
+"#xd20e538" name="xd20e538src">1</a> indien hij volhardt, wonderbare
+krachten verkrijgen en de goden dwingen hem te gehoorzamen. De meeste
+broederschappen van Indische devoten en fakirs (rondzwervende
+heiligen), die soms alle kleedij versmaden en geheel Indi&euml;
+rondgaan, behooren tot Siva&rsquo;s volgelingen. In zijn tempel worden
+tallooze offerdieren geslacht, ofschoon men onderstelt dat zelfs
+menschenoffers hem nog onbewogen laten. Hoe dit eigenaardig beeld is
+ontstaan? Niet onwaarschijnlijk zijn, bij de invoering van het
+Brahmanisme, de welwillende, heldhaftige goden der onontwikkelde volken
+in Vishnoe opgegaan en als zijn vleeschwordingen beschouwd, terwijl hun
+ruwe en wreede ceremoni&euml;n, hun vreeselijke <span class=
+"pagenum">[<a id="pb20" href="#pb20" name=
+"pb20">20</a>]</span>verschijningen en demonen bij Siva zijn
+thuisgebracht of bij de goden aan hem onderworpen.</p>
+<p>Bezien wij deze drie&euml;enheid, deze drie goden met hun
+vleeschwordingen, openbaringen en zinnebeelden van populaire zijde, dan
+vormen zij een bontgekleurd veelgodendom. Bezien wij ze, minder
+oppervlakkig, met het oog van den meer ontwikkelden Indi&euml;r, dan
+zien wij ze als beelden van wat de schepping te zien geeft, de
+weldadige en vernietigende invloeden, de kracht, die alles doordringt,
+de eeuwige wisseling van leven en dood, dag en nacht.</p>
+<p>Een Brahmaan, dien gij zoudt willen wijzen op het mythologische
+karakter van al die goden zou u antwoorden, dat hij zich zeer wel
+bewust is dat de godheden slechts de uitwendige figuren, beelden of
+aanwijzingen zijn van de onbegrijpelijke macht, die den achtergrond
+aller dingen vormt. Hij zou u zeggen dat deze mythologie de
+eenvoudigste vorm is, waarin het <span class="corr" id="xd20e547"
+title="Bron: pantheistische">panthe&iuml;stische</span> beginsel der
+goddelijke alomtegenwoordigheid aan het volk kan worden duidelijk
+gemaakt en dat de gewone vereering werkelijk gebracht wordt aan
+openbaringen van de godheid, die zich tot in alle krachten en vormen
+onthult.</p>
+<p>Niet anders is het met de gebeden en offers, den goden gebracht. Men
+zal u verklaren de goden te dienen, omdat dit goed en nuttig is. En
+inderdaad is dit ook dikwerf het doel. Doch: er is toch feitelijk ook
+hier nog iets anders. Diep in het hart van den Hindoe leeft de gedachte
+dat de ziel door verschillende stadi&euml;n van leven, als dier en als
+mensch, moet worden gelouterd, totdat zij eindelijk&mdash;van alle
+begeerte en eigenwilligheid bevrijd&mdash;zich vereenigen kan met het
+hoogste alwezen. Bevrijding&mdash;dat is terugkeer in den oneindigen
+geest&mdash;ziedaar het hoogste goed voor den Indischen vrome en wijze,
+en daartoe werken ook offers en gebeden mede.</p>
+<p>Dit nu blijkt ook, als wij het oog vestigen op de Indische
+bespiegeling over wereld en leven, zooals wij die vinden in de
+Ved&#257;nta en in de S&#257;nkhya school. Er zijn trouwens nog vier
+andere erkende philosophische scholen onder de Hindoe&rsquo;s, doch
+deze zijn de voornaamste, waarom wij, in verband met het kader van dit
+werk, de andere stilzwijgend voorbijgaan. Deze philosophische
+bespiegelingen vinden wij in de Upanishads, gewijde boeken, die de
+verborgen leer der Veda&rsquo;s heeten te verkondigen. Wanneer wij ons
+nu voorstellen dat het hier alleen te doen is om de waarheid te
+doorvorschen, zooals bij de Westersche wijsbegeerte, dan vergissen
+<span class="pagenum">[<a id="pb21" href="#pb21" name=
+"pb21">21</a>]</span>wij ons zeer. Neen, het eigenlijke doel is
+om&mdash;door kennis van geest en stof, wereld en leven&mdash;te komen
+tot bevrijding, tot verlossing van de eindelooze wedergeboorten.</p>
+<p>De Ved&#257;nta leert dat de uitwendige wereld ontstaan is doordat
+Maya (= illusie) Brahm&#259; (den eeuwigen absoluten geest)
+overschaduwde.</p>
+<p>Het geestelijke in den mensch is feitelijk niet slechts een deel van
+Brahm&#259;, maar Brahm&#259; zelf. De werkelijkheid der wereld is
+slechts schijn, en het ware doel van den menschelijken geest moet zijn,
+om, langs den weg van talrijke oefeningen en bespiegelingen, bevrijd
+van het lichaam, de wereld en de gevolgen ook zijner daden, in
+Brahm&#257; te verzinken.</p>
+<p>De S&#257;nkhya-philosophie is minder <span class="corr" id=
+"xd20e563" title="Bron: pantheistisch">panthe&iuml;stisch</span> dan
+wel dualistisch getint. Immers zij leert: van den beginne zijn er twee
+wezens: Prakriti, het vrouwelijk beginsel, de natuur of, om het in
+Westersche taal uit te drukken de oerstof, de oorspronkelijke stof en
+Purusha: de geest, manlijk voorgesteld. Daarmee wordt echter niet
+bedoeld <span class="corr" id="xd20e566" title=
+"Bron: e&eacute;n">&eacute;&eacute;n</span> eeuwige algeest of iets
+dergelijks, maar de geest, wonende in ieder wezen. Ieder levend wezen
+berust op de vereeniging van Prakriti en Purusha. Het doel is nu: den
+geest vrij te maken van de stof. Naar zijn wezen is hij dit feitelijk
+reeds: doch hij moet verlost worden van Prakriti&rsquo;s gemeenschap en
+w&egrave;l door waarachtig inzicht in zichzelf en de aan hem
+tegenovergestelde natuur. Overpeinzing en ascese bewijzen daarbij
+belangrijke diensten. Wie met het Boeddhisme en zijn leer op de hoogte
+is en weet dat ook daar verlossing van alle begeerte het einddoel is,
+zal erkennen dat wij hier met verwante gedachten te doen hebben.</p>
+<p>Het kan ons voorts niet verwonderen, gelet op het eigenaardige
+<span class="corr" id="xd20e571" title=
+"Bron: pantheistisch">panthe&iuml;stisch</span> beginsel, dat het
+geheele Indische denken beheerscht, dat de Ved&#257;nta als de bij
+uitstek rechtzinnige school geldt, zij immers is het meest naar den
+eigenaardig Brahmaanschen grondslag opgebouwd.</p>
+<p>Zoo wordt dan &egrave;n de Brahmaansche godenleer &egrave;n de
+Brahmaansche wijsbegeerte door denzelfden geest bezield. In beiden
+klinkt het u tegen dat het uitwendige leven van weinig waarde is:
+slechts een schouwtooneel tot opvoeding en onderhouding van den geest.
+De uiterlijke wereld is slechts Maya (illusie, droom). Die zelfde geest
+nu komt ons ook weer tegen in de oud-Indische heldendichten, die
+waarschijnlijk niet door Brahmanen zijn gedicht, maar uit den kring der
+Kshatrya&rsquo;s <span class="pagenum">[<a id="pb22" href="#pb22" name=
+"pb22">22</a>]</span>(krijgslieden, edelen) zijn voortgekomen, en die
+voor een goed deel tot de vroegste tijden van het Brahmanisme worden
+teruggebracht. Deze gedichten&mdash;de R&#257;m&#257;yana, waarin de
+lotgevallen van Rama, en de Mah&#257;bhar&#257;ta, waarin die van
+Krishna worden bezongen&mdash;beiden vleeschwordingen van den god
+Vishnoe&mdash;brengen ons in een wonderwereld van sprookjes. Een
+atmosfeer, voor ons westerlingen, vreemd in den eersten oogopslag, maar
+die ons straks toch gemeenzamer wordt, als wij gaan gevoelen dat in die
+zonderlinge lotgevallen der oud-Indische helden en heldinnen zich een
+geest uitspreekt, dien wij zonen van het westen, in menig opzicht
+kunnen deelen. Is toch niet aan onze levensopvatting vaak eigen een
+besef van &rsquo;s levens droeve raadselen, dat ons drijft tot
+medelijden? Bewonderen wij niet vaak de schoonheid en de kunst, toch
+gevoelende dat zij zijn als een droombeeld, dat wij niet kunnen
+bereiken?</p>
+<p>Welnu: die zelfde geest woont ook in de oude Indische po&euml;zie.
+Haar geheimzinnigheid is die van het alleven. Zij ziet in de natuur
+niet de vijandin van de ziel&mdash;zooals de middeneeuwsche Katholieke
+po&euml;zie, die het leven en de natuur ten slotte den rug
+toekeert&mdash;maar zij ziet de gansche zichtbare natuur als den droom
+van de algemeene wereldziel, van die ziel, die alleen werkelijk
+bestaat. En de droomer heeft genot in de beelden die hem voorbijgaan,
+doch een weemoedig genot, want hij voelt dat zij voorbijgaan. De
+Indische po&euml;zie ziet het gewone leven met een mengeling van
+verheven gevoel en medelijden aan, zij weet, dat op de jeugd de
+ouderdom, op het genot de moeheid<span class="corr" id="xd20e580"
+title="Niet in bron">,</span> op de liefde de smart van het verlies, op
+het leven de dood volgt. Wat nu te doen? Hopen op verandering in deze
+noodwendigheden gaat niet aan: maar de ziel moet gebracht worden tot
+zulk een staat van geestelijke belangeloosheid, dat zij niet langer
+bedroefd is over de wisseling en de onvolmaaktheid van alle
+onstoffelijke aardsche dingen.</p>
+<p>Die geest&mdash;dien wij straks in volle ontwikkeling zullen zien
+bij het Boeddhisme&mdash;doordringt ook de oud-Indische po&euml;zie.
+Een enkele proeve moge volstaan.</p>
+<p>We willen u herinneren aan de geschiedenis van Valmiki, den man, van
+wien de Indi&euml;rs onderstellen, dat hij het R&#257;m&#257;yana
+dichtte. Valmiki, zoo lezen wij in dit heldendicht, was een heilig
+kluizenaar, die een leven van stille overpeinzing leidde in de
+eenzaamheid van het woud. Het onderwerp zijner overpeinzing is het leed
+der wereld. De god Brahm&#257; vertelt <span class="pagenum">[<a id=
+"pb23" href="#pb23" name="pb23">23</a>]</span>hem op zekeren dag de
+geschiedenis van Rama. Indien een dichter, zoo peinst Valmiki, deze
+geschiedenis van een volmaakt leven eens in diep gevoelde verzen kon
+bezingen, dat zou de menschen brengen tot een beter, edeler leven. Doch
+hij, Valmiki, is geen dichter. Hoe zal hij iemand vinden, voor deze
+taak berekend? Valmiki moet daarover telkens weer nadenken. Op zekeren
+morgen staat hij aan den oever van een helder water nabij zijn hut,
+waar hij gewoon is de wasschingen te verrichten, die tot de
+godsdienstige plichten van den Brahmaan behooren. En
+zie&mdash;tegenover hem zijn twee reigers. Zij slaan vroolijk met hun
+vleugels, vol onschuldige vreugde over &rsquo;t leven. Eensklaps valt
+een der vogels, door een pijl getroffen, neer, en het zuivere water van
+de plas wordt roodgekleurd. Valmiki is zoo vol medelijden en droefheid,
+dat als een smartkreet uit zijn ziel wordt geperst: een dichtregel over
+den dood van den onschuldigen vogel en de wreedheid van den jager. Er
+is een wonderbare maat en een aandoenlijke muziek in zijn woorden, hij
+moet ze nog eens en nog eens herhalen. Verwonderd wat toch over hem
+gekomen is keert Valmiki terug naar zijn hut. Onderweg ontmoet hij
+Brahm&#257; die hem vraagt of hij een dichter heeft gevonden, waardig
+om de geschiedenis van den volmaakten mensch Rama te vertellen? Valmiki
+wil antwoorden dat hij er geen gevonden heeft. Doch instede van dit
+antwoord komt hem de klacht over den dood van den reiger over de
+lippen, en hij schaamt zich tegenover Brahm&#257;: de God zal denken,
+dat Valmiki hem bespot. Doch glimlachend spreekt Brahm&#257;.</p>
+<p>&bdquo;Gelukkige Valmiki! Om uw medelijden met den reiger hebt gij
+ontvangen de genade van Sarasvati, de godin der po&euml;zie. Ga, en
+zing voor de ooren der wereld het leven van den heiligen
+Rama.&rdquo;</p>
+<p>Valmiki is het type van den heiligen, vromen kluizenaar, zooals hij
+in die heldendichten voorkomt. Doch er komen ook andere kluizenaars in
+voor, menschen, die door wreede zelfkastijding en boetedoening
+tooverkrachten zoeken te verwerven. Deze worden geschilderd als
+gevaarlijke personen, die men moet ontzien. En waar zij in een verhaal
+optreden, komt er altijd een of ander onheil.</p>
+<p>M. a. w. de dichters van deze verheven po&euml;zie&mdash;in dit
+opzicht tolken van de volksmeening&mdash;gevoelden reeds&mdash;wat
+Boeddha later beslist zou uitspreken, dat door vasten en zelfkastijding
+magische krachten verkrijgen, zooals de Brahmanen <span class=
+"pagenum">[<a id="pb24" href="#pb24" name="pb24">24</a>]</span>dat
+aanprijzen, de weg tot verlichting en verheffing der ziel niet kon
+zijn. Merkwaardig komt dit uit in de legende van Rajah Visvamitra.</p>
+<p>Deze is een rijk en machtig heerscher. Zijn vreedzame voorspoed
+begint hem te vervelen en met een groot leger gaat hij op avonturen
+uit. Hij ondervindt niet veel. Ieder is zoo bevreesd voor hem dat hij
+geen enkele twist met iemand krijgt. En overal vraagt hij of men wel
+iemand der levenden kent, zoo machtig als Visvamitra. Overal luidt het
+antwoord ontkennend: noch op de aarde, noch in Swarga (het verblijf
+boven de aarde) bestaat zulk een machtig wezen. Op zekeren dag echter
+ontmoeten zij een vromen bedelaar, en Visvamitra, als godsdienstig
+vorst, geeft hem rijke giften. Daarna volgt de gewone vraag:
+&bdquo;Kent gij iemand, zoo heerlijk en zoo machtig als
+Visvamitra?<span class="corr" id="xd20e599" title=
+"Niet in bron">&rdquo;</span> Het antwoord luidt: <span class="corr"
+id="xd20e602" title="Niet in bron">&bdquo;</span>Waarlijk, gij zijt een
+heerlijk en machtig vorst. Doch ik ken &eacute;&eacute;n mensch bij
+wien uwe heerlijkheid is als rook tegenover de sterke rots: die man is
+de priester Vasistha.&rdquo;</p>
+<p>&bdquo;En, wie is die Vasistha, wiens macht grooter is dan de
+mijne?&rdquo;</p>
+<p>&bdquo;Een eenzaam kluizenaar, die leeft in de diepten van het woud.
+Zijn kleeding is van boombast, hij leeft van wortels en bessen: toch,
+zijn macht is grooter dan die van alle rajahs in de wereld.&rdquo;</p>
+<p>Visvamitra&rsquo;s nieuwsgierigheid is opgewekt: hij besluit den
+merkwaardigen kluizenaar een bezoek te brengen. Met zijn leger gaat hij
+het woud in en ten slotte ontdekt men het eenzame verblijf van
+Vasistha. De rajah wordt zeer vriendelijk ontvangen, zij spreken over
+geestelijke onderwerpen en Visvamitra, zeer gesticht en opgewekt, wil
+heengaan. Doch ongelukkig voor beide partijen, krijgt Vasistha den
+inval om den koning en zijn leger op een feest te vragen.</p>
+<p>Eerst weigert de rajah, beleefd dankend, de uitnoodiging. De vorst
+kan niet begrijpen hoe een kluizenaar, die van wortels en bessen leeft,
+midden in de wildernis een feest kan aanrichten voor een leger.
+Vasistha verzekert echter dat dit voor hem niet moeilijk is. En zie, in
+minder dan geen tijd is er op het gras een feestmaal&mdash;een
+vegetarisch wel te verstaan&mdash;uitgespreid: geroosterd koren,
+suikergoed, gebak, verfrischt door rivieren van gestremde melk. De
+soldaten waren uiterst voldaan en vielen met vreugdekreten op het
+feestmaal aan. Doch de eetlust van den rajah is bedorven: hij kan in
+zijn afgunst niet begrijpen hoe Vasistha in een oogenblik <span class=
+"pagenum">[<a id="pb25" href="#pb25" name=
+"pb25">25</a>]</span>zoo&rsquo;n feest aanricht: zou werkelijk, zooals
+die bedelaar zeide, die kluizenaar grooter macht hebben dan hij? Ten
+slotte verklaart Vasistha zich bereid hem de zaak uit te leggen.
+Mahadeva heeft hem, als belooning voor zijn zelfkastijdingen, de
+wonderkoe Sabala gegeven. Hij behoeft deze koe slechts te melken om te
+verkrijgen wat hij begeert.</p>
+<p>Nu neemt de bitterheid van Visvamitra nog meer toe. &bdquo;Het is
+niet passend&rdquo;&mdash;zoo oordeelt hij &bdquo;dat een heilig
+kluizenaar, die een leven van boete leidt, een schepsel bezit, dat hem
+in zware verzoeking brengt om zijn geloften van vasten en afsterving
+van het aardsche te verbreken. Daarom Vasistha, voor uw zieleheil is
+het beter dat gij mij die wonderbare Sabala schenkt.&rdquo;</p>
+<p>&bdquo;Volstrekt niet<span class="corr" id="xd20e620" title=
+"Niet in bron">,</span>&rdquo; antwoordt Vasistha, <span class="corr"
+id="xd20e623" title="Niet in bron">&bdquo;</span>Sabala geeft mij de
+zuivere boter, die ik voor het offervuur moet gebruiken, hoe zou ik die
+anders verkrijgen in deze wildernis.&rdquo;</p>
+<p>&bdquo;Ik wil in die offerboter trachten te voorzien<span class=
+"corr" id="xd20e628" title="Niet in bron">,</span>&rdquo; sprak rajah
+Visvamitra. &bdquo;Het is een duidelijke verkwisting van de
+tooverkracht der onbevlekte Sabala om die voor zoo&rsquo;n kleinigheid
+te gebruiken. Bovendien: ik ben de meester van deze landstreek en dus
+ook de rechtmatige eigenaar van het vee.<span class="corr" id=
+"xd20e631" title="Niet in bron">&rdquo;</span> Doch: Vasistha wijst
+alle listen en onderhandelingen af. Op het laatst beveelt de rajah de
+soldaten om Sabala mee te nemen: doch Vasistha melkt gauw de wonderkoe
+en verkrijgt een leger, tweemaal zoo groot als dat van Visvamitra.
+Moedeloos en neerslachtig keert deze naar zijn stad en paleis
+terug.</p>
+<p>Hier roept hij alle wijze mannen en Brahmanen tot zich en vraagt hun
+hoe hij Vasistha&rsquo;s trots zal breken en de wonderkoe in zijn bezit
+krijgen.</p>
+<p>De Brahmanen antwoorden: &bdquo;Aardsche wapens, o rajah, helpen u
+tegen Vasistha niet. Om hem te overwinnen moet ge hem bestrijden met
+zijn eigen wapens. Zijn kracht ligt in de verdiensten, die hij zich
+door zijn vroomheid en zelfverloochening verwierf. Kunt gij op
+diezelfde wijze u verdiensten verwerven? Zoo niet: geef dan alle hoop
+op om Sabala te verkrijgen.&rdquo;</p>
+<p>Rajah Visvamitra gevoelt dat het leven geen vreugde meer voor hem
+heeft, zoolang hij Sabala niet bezit. Hij legt zijn koninklijk gewaad
+af, verlaat zijn paleis en stad en begeeft zich naar de wildernis om
+daar door een gestreng leven, der wereld afgestorven, zich krachten als
+die van Vasistha te verwerven. Het zou mij te ver voeren u te verhalen
+welke kwellingen de rajah al niet voor zichzelf uitdacht, of hoeveel
+<span class="pagenum">[<a id="pb26" href="#pb26" name=
+"pb26">26</a>]</span>moed en volharding hij toonde wanneer, tot straf
+voor een oogenblik van vergeten zijner geloften&mdash;al de verdiensten
+die hij door zijn zelfverloochening zich verwierf, wederom verloren
+gingen. De goden, zoo schildert ons het verhaal, bevreesd voor het
+slecht gebruik dat de kluizenaars maken zouden van hun door
+boetedoening verkregen macht, beproeven steeds hen in hun plannen te
+dwarsboomen of door kleine geschenken hen om te koopen opdat de som der
+verdiensten niet te groot en te gevaarlijk zou worden. Zoo werd ook
+Visvamitra beproefd door de goden, doch, hoe ook misleid en ter neer
+geworpen, altijd keert hij met nieuwen ijver tot zijn plan weder! En,
+in &rsquo;t eind <span class="corr" id="xd20e642" title=
+"Bron: truimfeert">triumfeert</span> hij. Hij heeft zich zooveel
+verdiensten verworven dat geen gunst hem kan worden geweigerd. Indra
+zelf komt vriend&rsquo;lijk vragen wat hij begeert. Wij verwachten dat
+hij de vernedering van Vasistha en het bezit van de koe zal verlangen:
+doch neen, alle toorn tegen Vasistha, alle begeerte naar Sabala is
+verdwenen: hij herinnert zich niet eens dat beiden bestaan. Het eenige
+wat hij vraagt is: geestelijke vrijheid en verlossing van alle aardsche
+begeerten.</p>
+<p>Klinkt het in dit zonderling en toch aantrekkelijk verhaal ons niet
+duidelijk tegen: De ware wijze is, die geen begeerten meer kent, en
+wiens ziel is gekomen tot rust en bestendigheid? Wordt ons hier niet
+geleerd dat het ware doel niet is om door zelfkastijding tooverkrachten
+te verkrijgen, maar om te komen tot bevrijding en verlichting?</p>
+<p>We naderen hier den geest van &rsquo;t Boeddhisme, we staan hier op
+den bodem, waarop dit zich ontwikkeld heeft. Nog duidelijker komt dit
+uit in de geschiedenis van rajah Yayati, die wij in het
+Mah&#257;bhar&#257;ta vinden.</p>
+<p>Rajah Yayati heeft het ongeluk om tot vrouw te nemen de dochter van
+een Brahmaan, die met wonderbare tooverkrachten is toegerust. De rajah
+heeft ongenoegen met zijn vrouw, en de Brahmaan, zijn schoonvader, weet
+hem door zijn tooverkracht met een ontijdigen ouderdom te straffen. Zoo
+is hij in den bloei der jeugd in een bevend, waggelend grijsaard
+veranderd, die den Brahmaan smeekt om toch enkele jaren van
+levenskracht, opdat hij afscheid moge nemen van de vreugden van dat
+leven, dat hij zoo gemakkelijk had opgevat, toen hij niet begreep dat
+hij het zoo spoedig zou verliezen.</p>
+<p>De Brahmaan staat toe dat Yayati zijn ouderdom zal verwisselen tegen
+de gelukkige jeugd van een ander, doch voor weinige jaren slechts. Zijn
+die voorbij, dan moet hij <span class="pagenum">[<a id="pb27" href=
+"#pb27" name="pb27">27</a>]</span>wederom zijn straf des ouderdoms
+ondergaan. Na vele jaren van vermoeiend rondzwerven weet rajah Yayati
+den jongsten zijner zonen te overreden om den last van den
+vroegtijdigen ouderdom op zich te nemen en aan zijn vader diens eigen
+jeugd over te doen. De rajah wil nu, in den korten tijd hem gelaten,
+ten volle genieten van alle aardsche vreugde.</p>
+<p>Hij beproeft allereerst de weelde, die den mensch streelt en de
+genietingen der zinnen, dan het avontuurlijk leven van den jager,
+vervolgens de vreugde, die wijsbegeerte en po&euml;zie aan verstand en
+hart schenken. Doch het resultaat is altijd hetzelfde. Hij ondervindt
+dat deze vreugden des levens eigenlijk niet wezenlijk bestaan, maar
+alleen als voorwerp onzer begeerte aantrekkelijk schijnen. Dan keert
+hij terug tot zijn zoon, wien hij teruggeeft zijn jeugd en zijn
+vatbaarheid om te genieten en zelf neemt hij zijn straf wederom op. En
+zijn slotsom is de volgende:</p>
+<p>&bdquo;Ik heb bevonden, dat het voorwerp, dat men begeert nooit de
+begeerte bevredigt, het voedt slechts de vlam, evenals de gereinigde
+boter het offervuur.</p>
+<p><span class="corr" id="xd20e661" title=
+"Niet in bron">&bdquo;</span>Al de rijst, al het koren, al het vee,
+alle schatten, alle beminnelijkste vrouwen die de aarde bevat, zij
+kunnen nooit des menschen begeerte voldoen; daarom is het eenige de
+begeerte zelf te dooden en uit te werpen.</p>
+<p><span class="corr" id="xd20e665" title=
+"Niet in bron">&bdquo;</span>Ik voor mij wil die verterende dorst der
+begeerte van mij afzetten. Neem dus, mijn zoon, uwe jeugd weder, ik zal
+mijn woning nemen in het woud, waar de gazellen verblijf houden en wil
+mijn hart richten op de beschouwing der eeuwige dingen.&rdquo;</p>
+<p>Zoo werd rajah Yayati een kluizenaar. Doch ook nu is zijn
+geestelijke oefening nog onvolledig. Hij volbrengt zware boetedoeningen
+en verkrijgt daardoor het voorrecht om in dit stoffelijk lichaam reeds
+naar Swarga (het verblijf der goden) te mogen opstijgen. Op zekeren dag
+echter geeft de rajah hoog op van zijn verwonderlijke boetedoeningen
+tegenover Indra, den god van het uitspansel. Doch deze bluf berooft hem
+van de verdiensten, die hij zich had verworven en waardoor hij alleen
+in Swarga kon wonen. Aldus moet hij naar beneden dalen; hij blijft nu
+tusschen de hemelsche en aardsche sfeer en wordt daar volmaakt. Want nu
+leert hij dat het belangrijkste feit is, niet w&agrave;&agrave;r iemand
+is, doch w&agrave;t hij is. &bdquo;Noch hier, noch in Swarga noch op de
+aarde, noch in de hel Naraka woon ik, de zetel van mijn wezen is in mij
+zelven.&rdquo; <span class="pagenum">[<a id="pb28" href="#pb28" name=
+"pb28">28</a>]</span></p>
+<p><span class="corr" id="xd20e672" title=
+"Niet in bron">&bdquo;</span>Pijn heb ik niet in mijn macht doch leed
+te gevoelen over mijn pijn kan ik vermijden. Beter dan in Swarga te
+zijn is zijne ziel in lijdzaamheid te bezitten.&rdquo; En als de rajah
+zoo spreekt klinken er triumfkreten om hem heen. Hij heeft de volmaking
+bereikt en Swarga is nu zijn tehuis. Doch rajah Yayati heeft geen
+ongeduldige begeerten naar zijn hemelsch verblijf. Langzaam stijgt hij
+omhoog, bijna onwillig, en nog eens herhaalt hij: &bdquo;Beter dan
+Swarga is zijne ziel te bezitten in lijdzaamheid.&rdquo;</p>
+<p>We komen hier, herhaal ik, als op den drempel van het Boeddhisme.
+Daar verzekert ons de verlichte (Boeddha) dat de mensch niet om den
+hemel te be&euml;rven, noch om de goden te behagen, maar om tot den
+grooten vrede, tot de rust van <span class="corr" id="xd20e677" title=
+"Bron: Nirwana">Nirv&#257;na</span> te komen alle begeerten en
+hartstochten moet afsterven. Komt ook niet in de ziel van Yayati
+datzelfde denkbeeld tot rijpheid?</p>
+<p>Van het Brahmanisme zouden wij hier afscheid kunnen nemen. Wij
+hebben de moeder gevolgd tot op het oogenblik waarop de dochter (het
+Boeddhisme) zal worden geboren, die straks het ouderlijk huis zal
+verlaten.</p>
+<p>Toch, al is het ons vooral om dat Boeddhisme te doen, wij kunnen van
+het oude Brahmanisme hier nog geen afscheid nemen. Niet, omdat wij bij
+al zijn latere lotgevallen en wisselingen willen stilstaan; dat zou ons
+veel te ver voeren. Maar wel, omdat wij nog willen beschouwen het
+streven der Brahmo Sam&#257;j, die trachten hun godsdienst van alle
+bijvoegselen te ontdoen en tot zijn oorspronkelijke zuiverheid terug te
+brengen. Ons volgend hoofdstuk zal daaraan gewijd zijn.</p>
+</div>
+<div class="footnotes">
+<hr class="fnsep">
+<p class="footnote"><span class="label"><a class="noteref" id=
+"xd20e538" href="#xd20e538src" name="xd20e538">1</a></span> Man der
+laagste caste.</p>
+</div>
+</div>
+<div id="ch3" class="div1 chapter"><span class="pagenum">[<a href=
+"#toc">Inhoud</a>]</span>
+<div class="divHead">
+<h2 class="label">Hoofdstuk III.</h2>
+<h2 class="main">Gezuiverd Brahmanisme in den nieuweren tijd<a id=
+"xd20e690" name="xd20e690"></a> (de Brahmo-sam&#257;j.)</h2>
+</div>
+<div class="divBody">
+<p class="first">Reeds in het vorige hoofdstuk wezen wij op het
+eigenaardig karakter van het Brahmanisme, dat, bij allen schijn van
+veelgodendom, toch zoekt naar de &eacute;&eacute;nheid in de veelheid.
+Wij zagen dat dit reeds in overoude dagen den Indischen godsdienst
+<span class="pagenum">[<a id="pb29" href="#pb29" name=
+"pb29">29</a>]</span>kenmerkte, brengen wij ons maar eens te binnen de
+hymne aan Varuna, die wij daar straks<a class="noteref" id=
+"xd20e696src" href="#xd20e696" name="xd20e696src">1</a> aanhaalden. Er
+waren echter kringen en tijdperken, waarin dat vergeten werd, doch dan
+kwam er bijna altijd weer reactie ten gunste van de vereering van
+&eacute;&eacute;n eenig wezen. Zoo had men bijvoorbeeld in de
+12<sup>e</sup>, 13<sup>e</sup>, 15<sup>e</sup> en 16<sup>e</sup> eeuw
+verschillende Vaishnava hervormers, die Vishnoe predikten als den
+&eacute;&eacute;nigen, den hoogsten god. Toch konden deze hervormers,
+vooral door hun leer der avat&#257;ra&rsquo;s, der vleeschwordingen van
+Vishnoe, er niet in slagen het bijgeloof te boven te komen. Als Vishnoe
+nu eens vleesch werd in een held, dan weer in een groot leeraar of in
+een dier, ten einde zijn schepselen te verlossen, dan mochten er in
+deze leer inderdaad verheven gedachten opgesloten liggen, toch moest
+zij leiden tot telkens hernieuwden afgodsdienst.</p>
+<p>In de 16<sup>e</sup> eeuw was er nog een andere, monothe&iuml;stisch
+gekleurde hervorming, die der Kabir panti, welke onder den invloed
+stond van het Mohammedanisme en trachtte Mohammedanen en Hindoe&rsquo;s
+door het gemeenschappelijk geloof in <span class="corr" id="xd20e717"
+title="Bron: e&eacute;nen">&eacute;&eacute;nen</span> God te
+vereenigen. Doch ook deze bereikte haar doel niet: groote strijd
+tusschen de Muzelmannen en de aanhangers van het nieuwe geloof was het
+einde.</p>
+<p>De beweging, waarvan wij thans iets willen meedeelen, was van
+anderen aard. Zij ging en gaat niet om buiten den invloed van het
+Christendom: geboren is zij uit het verlangen naar een reiner geloof,
+bij de meer beschaafden in Indi&euml; gewekt door de aanraking met de
+Engelsche overheerschers.</p>
+<p>R&#257;mmohun Roy, die in het jaar 1774 in het stadje Radhanagar
+geboren werd, kunnen wij noemen als den stichter der Brahmo-sam&#257;j.
+Zijn vader was een Brahmaan van hooge caste, die hem een geleerde
+opvoeding gaf. Zoo kwam het dat de zoon reeds op jeugdigen leeftijd de
+Perzische en Arabische literatuur, den Koran incluis, bestudeerde. Toch
+verloor hij daarbij ook zijn Indische studi&euml;n niet uit het oog.
+Weldra begreep hij dat in de oud-Indische godsdienstige boeken,
+bepaaldelijk in de Bh&#257;gavata Pur&#257;na, waaruit zijn vader hem
+gewend had iederen morgen een hoofdstuk te lezen, veel fabelachtigs
+voorkwam. Wat hem echter sterk aantrok waren de Upanishads, de
+bespiegelingen der oude wijzen over de Veda&rsquo;s.</p>
+<p>De jongeling gaf zijn vrije gevoelens openlijk te kennen in een
+geschrift over de afgoderij, dat hij op <span class="corr" id=
+"xd20e726" title="Bron: 16 jarigen">16-jarigen</span> leeftijd
+<span class="pagenum">[<a id="pb30" href="#pb30" name=
+"pb30">30</a>]</span>uitgaf en dat hem den haat van al zijn
+familiebetrekkingen op den hals haalde. Ja, om de vijandschap, die
+tegen hem ontstaan was moest hij zelfs zijns vaders huis voor een tijd
+verlaten.</p>
+<p>Hij zwierf nu in verschillende streken rond, in Benares bestudeerde
+hij het Mohammedanisme, in Tibet had hij veel besprekingen met
+Boeddhisten. Geen zorg en moeite was hem te groot om de waarheid te
+leeren kennen. Hij las het O. T. in het Hebreeuwsch, den Koran in
+&rsquo;t Arabisch, de Veda&rsquo;s in het Sanskriet, de boeken der
+Boeddhisten (Tripitaka) in het P&#257;li. Hij ging ook zelfs Grieksch
+leeren ten einde het N. T. goed te leeren.</p>
+<p>In 1796 keerde hij weer naar huis terug, de vrede met zijn familie
+werd gesloten en meer dan ooit gaf hij zich nu aan zijn
+Sanskrietstudi&euml;n over. Doch: tegelijk leerde hij met even grooten
+ijver het Engelsch en zocht van de Europeesche maatschappij te leeren.
+Na den dood zijns vaders in 1803 begon hij de dwalingen van het
+Brahmanisme met kracht te bestrijden. Hij trad in Engelsch-Indischen
+staatsdienst en maakte zich daarin bemind bij diegenen, over wie hij
+gesteld was. Ook bij deze praktische werkzaamheden verwaarloosde hij
+echter zijn godsdienstige <span class="corr" id="xd20e735" title=
+"Bron: studi&euml;en">studi&euml;n</span> niet. Een meer nauwgezet
+onderzoek van de Veda&rsquo;s leidde hem tot de denkwijze, dat de oude
+godsdienst der voorvaderen geen afgodendienst was geweest, maar
+vereering van den &eacute;&eacute;nigen God. Ten einde dit in het licht
+te stellen gaf hij verschillende gedeelten van de Veda&rsquo;s, vooral
+van de Upanishad&rsquo;s in het licht.</p>
+<p>Ook bewoog hij zich op praktisch gebied: hij toonde aan dat nergens
+in de Veda&rsquo;s werd voorgeschreven of goedgekeurd dat, zooals in
+Indi&euml; gebruikelijk was, de weduwe zich verbrandt op het lijk van
+haar echtgenoot. De beweging, die hij tegen dit weduwenoffer
+(S&#257;ti) in &rsquo;t leven riep, heeft er toegeleid, dat de
+S&#257;ti in 1829 door de wet in Britsch-Indi&euml; werd
+afgeschaft.</p>
+<p>&rsquo;t Viel hem echter niet gemakkelijk als hervormer op te
+treden, de lieden van zijn eigen caste en kring wendden zich van hem
+af, tegenstanders vielen hem aan. Hij week dus naar Calcutta uit, en
+daar had hij onder de Hindoe&rsquo;s en onder de Jaina&rsquo;s<a class=
+"noteref" id="xd20e742src" href="#xd20e742" name="xd20e742src">2</a>
+grooten invloed. Zijn doel was om zijn landgenooten tot de ware
+<span class="corr" id="xd20e745" title=
+"Bron: monotheistische">monothe&iuml;stische</span> leer van
+Veda&rsquo;s en Upanishad&rsquo;s terug te brengen. <span class=
+"pagenum">[<a id="pb31" href="#pb31" name="pb31">31</a>]</span></p>
+<p>Hier in Calcutta werd daartoe een vereeniging gesticht, &bdquo;de
+geestelijke vereeniging&rdquo; geheeten. De leden waren echter niet
+bestand tegen de voortdurende vijandschap, waarmede zij te strijden
+hadden: &egrave;n&mdash;langzamerhand vielen zij af. Alleen de stichter
+bleef over, doch deze, geenszins ontmoedigd, verdubbelde zijn pogen.
+Ook kwam hij tot meerdere waardeering van het Christendom. De lessen
+van Jezus trokken hem z&oacute;&oacute; aan, dat hij in 1820 een werkje
+uitgaf, getiteld: &bdquo;De voorschriften van Jezus, den gids tot vrede
+en geluk.&rdquo; Hij vond de leer van het Christendom meer in
+overeenstemming met de zedelijke beginselen dan die van andere
+godsdiensten. Evenwel, het orthodoxe Christendom met zijn dogma&rsquo;s
+van drie-eenheid en godheid van Jezus stond hem tegen, en hij wist
+zelfs een zendeling, zekeren Adam, van zijn orthodox geloof te bekeeren
+tot zijn eigen opvatting.</p>
+<p>R&#257;mmohun Roy was van oordeel dat de &eacute;&eacute;ne God der
+waarheid zich overal openbaart. Wat er heiligs en goeds is in de
+Veda&rsquo;s, de geschriften der Christenen, den Koran, het Zend
+Avesta: het is alles aan goddelijke openbaring te danken. Wat
+overeenkomt met het natuurlijk en gezond oordeel van het verstand en
+met het gevoel van het menschelijk hart, dat is waar. De eenige vader
+wil dat wij allen liefhebben, zoo sprak hij, onverschillig hun land,
+caste, kleur of geloof. Men ziet, het was een vrijzinnig geloof. Maar
+was het toch tevens niet echt-Brahmaansch, in alle openbaringsvormen te
+herkennen den geest van den Al-Eene?</p>
+<p>R&#257;mmohun Roy deed wat hij kon om zijn denkbeelden te
+verspreiden. Iederen Zaterdagavond hielden hij of zijn vrienden
+godsdienstige samenkomsten. De dienst was daarbij in vier deelen
+verdeeld: reciteeren uit de Veda&rsquo;s, voorlezen uit de
+Upanishad&rsquo;s, een godsdienstige toespraak, het zingen van
+godsdienstige liederen.</p>
+<p>Ten slotte kon de eerste &bdquo;<span class="corr" id="xd20e758"
+title="Bron: Theistische">The&iuml;stische</span><a class="noteref" id=
+"xd20e760src" href="#xd20e760" name="xd20e760src">3</a>
+Hindoekerk&rdquo; worden gesticht in 1830. Hare leden noemden zich
+Brahmo Sam&#257;j (vereeniging van &bdquo;die in God gelooven&rdquo;).
+Een nieuwe secte wilde hij daarmede niet stichten: wel voorbereiden dat
+Hindoe&rsquo;s, Christenen en <span class="corr" id="xd20e769" title=
+"Bron: Mahomedanen">Mohammedanen</span> zich in den dienst van den
+E&eacute;ne zouden ontmoeten.</p>
+<p>Jammer dat zijn levensdraad zoo spoedig werd afgesneden: hij stierf
+namelijk reeds in 1833, en wel te Bristol in Engeland, <span class=
+"pagenum">[<a id="pb32" href="#pb32" name="pb32">32</a>]</span>waar hij
+een belangrijke politieke opdracht had te vervullen. Hij stierf als
+Brahmaan, zijn bediende omwikkelde zijn lijk met het gewijde koord; bij
+al zijn strijd was toch gebleven de innige gehechtheid aan het oude
+geloof.</p>
+<p>Gelijk men zich voorstellen kan was zijn dood een zware slag voor de
+nieuwe beweging. Zij vond echter weldra een uitnemend leider terug in
+Debendra-n&#257;th. Deze heeft eigenlijk de nieuwe gemeente
+georganiseerd, van welke hij sedert 1841 deel uitmaakte. Hij stelde een
+beginselverklaring der Brahmo Sam&#257;j<a id="xd20e778" name=
+"xd20e778"></a> op. Ieder lid is verplicht:</p>
+<p><span class="corr" id="xd20e781" title=
+"Niet in bron">&bdquo;</span>Zich van afgoderij te onthouden, geen
+geschapen voorbeeld te aanbidden, maar door de liefde van God en door
+het doen van de werken, die Gode aangenaam zijn, te vereeren: den
+grooten God, den Schepper, Onderhouder en Vernietiger, de oorzaak aller
+ontwikkeling, den Ongedeelde, den E&eacute;ne, zooals er geen tweede
+is, een heilig leven te leiden en vergeving te zoeken door de zonde
+vaarwel te zeggen.&rdquo;</p>
+<p>Ook werd een liturgie, uit gebeden, aanroepingen, liederen en
+overdenkingen bestaande, saamgesteld.</p>
+<p>Langzamerhand breidde nu de nieuwe stichting zich uit onder de
+voortreffelijke leiding van Pandit R&#257;m Chandra
+Vidij&#257;-bag-ish, den leeraar der nieuwe gemeente, totdat zij in
+1847 bijna achthonderd leden telde.</p>
+<p>Er kwamen echter moeilijke dagen. Verschil rees omtrent de
+Veda&rsquo;s: waren zij werkelijk boeken van goddelijk, onfeilbaar
+gezag&mdash;&ograve;f waren ook zij vol van dwalingen? Ten slotte werd
+vastgesteld, dat noch Veda&rsquo;s, noch Upanishad&rsquo;s als
+onfeilbare gidsen zouden gelden. Alleen wat met het zuivere
+the&iuml;stische geloof overeenstemde moest worden aanvaard, en dit
+geloof rustte op twee grondslagen: de natuur en het inwendig licht.</p>
+<p>Intusschen verspreidden de &bdquo;in God geloovigen&rdquo; zich ook
+door andere steden en streken van Indi&euml; en gaf Debendra-n&#257;th
+nieuwe kracht en vastheid aan de beweging door de uitgave van zijn
+werk: Brahma Dharma (de the&iuml;stische godsdienst), waarin
+voorkwamen: de vier grondbeginselen van het Indisch The&iuml;sme, de
+straks aangehaalde verklaring en goedgekeurde aanhalingen uit de
+Veda&rsquo;s, de Upanishad&rsquo;s en latere Hindoe werken.</p>
+<p>Die vier grondbeginselen zijn de volgende:</p>
+<p>I In den beginne, voor dit heelal bestond, was het <span class=
+"corr" id="xd20e800" title=
+"Bron: e&egrave;ne">&eacute;&eacute;ne</span> hoogste wezen. Hij heeft
+het gansch heelal geschapen.</p>
+<p>II Hij is eeuwig, verstandig, oneindig, vol van zegeningen,
+<span class="pagenum">[<a id="pb33" href="#pb33" name=
+"pb33">33</a>]</span>zelfgenoegzaam, zonder vorm, eenig, zoodat er geen
+tweede is als Hij, al doordringend, al besturend, al beschermend,
+alwetend, almachtig en onbewegelijk, volmaakt en zonder
+vergelijking.</p>
+<p>III Alleen door hem te dienen, kan het geluk worden verzekerd in
+deze en in de volgende wereld.</p>
+<p>IV Liefde tot Hem en het volbrengen van de werken, die Hij lief
+heeft, vormen zijne vereering.</p>
+<hr class="tb">
+<p>Wie met deze beginselen instemming betuigde kon lid worden van de
+Calcutta Brahmo Sam&#257;j. Wie meer volledig wilde worden ingewijd
+moest de zeven, straks genoemde, verklaringen afleggen.</p>
+<p>Het voornaamste der nieuwe leer was voorts het volgende: &bdquo;Het
+inwendig licht en het boek der natuur vormen den oorspronkelijken
+grondslag van het Brahmaansch geloof, doch de godsdienstige waarheid
+wordt dankbaar aanvaard, zoowel uit ieder gedeelte der oude Hindoesche
+geschriften als uit andere gewijde boeken. God is de hemelsche Vader,
+een persoonlijk wezen met zedelijke eigenschappen. Die God is nimmer
+vleesch geworden, doch Hij draagt zorg voor het heil Zijner schepselen.
+Tot Hem te bidden is niet vergeefs. Berouw is de eenige weg tot
+verzoening, vergeving en verlossing. De mensch is bestemd om ook op
+godsdienstig gebied zich steeds meer te volmaken. Goede werken,
+barmhartigheid, kennis verwerven, bespiegeling en vereering zijn de
+eenige godsdienstige plechtigheden: boetedoeningen en pelgrimstochten
+zijn zonder nut. Het eenige offer is zichzelf Gode te wijden, de eenige
+pelgrimstocht is het gezelschap der goeden te zoeken, de eenige ware
+tempel is het reine hart. Onderscheiding van casten is er
+niet.&rdquo;</p>
+<p>Zoo was het programma, naar men ziet, doortastend genoeg. Toch bleef
+men in de praktijk aan zeer veel van den ouden godsdienst hangen, en
+sommigen, daaronder de invloedrijke leeraar Nar&#257;in Bose stelden
+ook op den voorgrond dat het doel niet moest zijn den ouden godsdienst
+af te breken maar dezen te volmaken.</p>
+<p>Anderen, die sedert 1858 hun geestelijken leidsman vonden in Keshab
+Chandar Sen, oordeelden anders. Zij wilden vooral breken met alles in
+de oude, vastgewortelde maatschappelijke instellingen, wat met hun
+geestelijken godsdienst niet overeenkwam. Men beseft hoe moeilijk deze
+taak was, hoeveel stille en openlijke vijandschap er op dezen weg viel
+te bestrijden, <span class="pagenum">[<a id="pb34" href="#pb34" name=
+"pb34">34</a>]</span>hoeveel misverstand uit den weg te ruimen. Toch,
+Keshab Chandar Sen, toen 20 jaar oud, deinsde er niet voor terug.</p>
+<p>Zijn levensweg was anders geweest dan die van zijn voorganger
+R&#257;mmohun Roy. Eerst opgevoed in een omgeving van Hindoesch
+bijgeloof, ontving hij later in Calcutta een Engelsche opvoeding. Voor
+de Europeesche wetenschap bezweek het oude geloof. Doch zonder
+godsdienstig geloof kon eene natuur als hij niet leven. Hij zocht naar
+betere kennis van God. Op zekeren dag kreeg hij eenige preeken van
+Nar&#257;in Bose in handen en tot zijn verwondering bemerkte hij dat er
+in Calcutta reeds een The&iuml;stische kerk bestond. Aanstonds sloot
+hij zich daarbij aan.</p>
+<p>Weldra nam hij in de broederschap een belangrijke plaats in. Eerst
+werkte hij onder leiding van Debendra-n&#257;th ongeveer vijf jaar
+lang, maar een persoonlijkheid als de zijne moest wel op den voorgrond
+treden.</p>
+<p>Keshab Chandar Sen was met de tot nu toe ingevoerde hervormingen
+niet tevreden. Hij wilde alles wat op casten-verschil wees afgeschaft
+zien. Als een begin op dien weg bepleitte hij dat allen, die de
+godsdienstoefeningen der nieuwe kring leidden, het gewijde hemd,
+waardoor de hoogere casten zich onderscheidden, zouden afleggen.
+Debendra-n&#257;th wilde het zelf wel afdoen, maar zoo&rsquo;n
+verplichting anderen niet opleggen.</p>
+<p>Dit gaf wrijving tusschen de behoudende en de vooruitstrevende
+elementen. Trouwens, dit niet alleen, achtereenvolgens kwamen nog tal
+van hervormingen aan de orde, waarop Keshab Chandar Sen en de zijnen
+aandrongen. Zoo bijvoorbeeld een verandering in de Sr&#257;ddha, of den
+dienst der gestorven voorvaderen, welks ritus niet met de ware
+Brahmaleer omtrent een toekomstig leven overeenkwam. Dan, wijziging van
+het <span class="corr" id="xd20e832" title=
+"Bron: ceremonie&euml;l">ceremonieel</span> bij geboorte, naamgeving en
+lijkverbranding. Verder, een meer gepaste inwijding voor hen, die tot
+de gemeente toetraden.</p>
+<p>Ook wilde men de vrouwen opvoeden en verheffen. Zij werden
+aangemoedigd om toe te treden, velen deden dit en woonden dan den
+dienst bij achter gordijnen of in een afzonderlijk vertrek.</p>
+<p>Dan stelde men aan de orde, hervorming van het huwelijk. Men wilde
+afgeschaft zien de kinderhuwelijken, zoo nauw saamgeweven met Indische
+zeden, maar tot zooveel misbruik en ellende voerend, ook wilde men dat
+de veelwijverij zou worden opgeheven en dat de weduwen vrijheid zouden
+hebben <span class="pagenum">[<a id="pb35" href="#pb35" name=
+"pb35">35</a>]</span>te hertrouwen. Ook wilde men tal van dwaze en
+overtollige ceremoni&euml;n bij het huwelijk afschaffen. Dit ongeveer
+waren de bedoelingen der meer vooruitstrevenden.</p>
+<p>Toch, ook de meer behoudenden, gingen in veel mede. <span class=
+"corr" id="xd20e843" title="Bron: N&#257;rain">Nar&#257;in</span> Bose
+was de eerste om in zijn eigen familie het opnieuw huwen van een weduwe
+toe te laten, waarvoor men hem in zijn geboortedorp haast steenigde.
+Debendra-n&#257;th gaf het voorbeeld door voor grooten eenvoud te
+zorgen bij het huwelijk van zijn tweede dochter, dat op 26 Juli 1861,
+in tegenwoordigheid van tweehonderd geloofsgenooten, plechtig, zonder
+overdreven feestvertoon, werd voltrokken. Dit was de eerste
+huwelijkswijding volgens den ritus der Brahmo Sam&#257;j.</p>
+<p>Keshab Chandar Sen ging echter nog verder. Hij voltrok in 1864 een
+huwelijk tusschen twee personen van verschillende caste: wat
+Debendra-n&#257;th zeer mishaagde.</p>
+<p>Chandar Sen voelde zich onder de Brahmo Sam&#257;j niet recht thuis:
+hij zag nog te veel van den ouden castengeest en van het oude bijgeloof
+en gevoelde de noodzakelijkheid om den bijl te leggen aan den wortel
+van den ouden stam. &rsquo;t Eind was dat er een scheuring ontstond
+tusschen vooruitstrevenden en meer behoudenden. De eersten scheidden
+zich af en stichtten in November 1866 een nieuwe vereeniging: de Brahmo
+Sam&#257;j van Indi&euml; geheeten.</p>
+<p>Haar doel was, zooals Chandar Sen in zijn openingsrede op 11
+November verklaarde, alle Brahma-vereerders in &eacute;&eacute;n
+lichaam te vereenigen en een organisatie over geheel Indi&euml; te
+verkrijgen. In 1869 opende deze nieuwe gemeente haar bedehuis.</p>
+<p>Haar optreden kenmerkte zich door groote godsdienstige
+bezieling.</p>
+<p>Haar programma luidt aldus:</p>
+<p>God is de eerste oorzaak van het heelal. Door Zijn wil schiep Hij
+alle voorwerpen uit niets en onderhoudt Hij deze bij voortduring. Hij
+is Geest, geen stof. Hij is volmaakt, oneindig, almachtig, vol van
+genade en heiligheid. Hij is onze Vader, Beschermer, Meester, Koning en
+Verlosser.</p>
+<p>De ziel is onsterfelijk. De dood is slechts de oplossing van het
+lichaam. Er is geen nieuwe geboorte na den dood: het toekomstig leven
+is een voortzetting en ontwikkeling van het tegenwoordig leven. De
+menschen die nu leven zijn de embryo&rsquo;s van de menschen, die zijn
+zullen.</p>
+<p>De ware (heilige) schriften zijn twee&euml;rlei: het boekdeel der
+natuur en de natuurlijke denkbeelden, in den geest ingeplant. De
+wijsheid, macht en genade van den Schepper staan in het <span class=
+"pagenum">[<a id="pb36" href="#pb36" name="pb36">36</a>]</span>gansche
+heelal beschreven. Alle denkbeelden over onsterfelijkheid en
+zedelijkheid zijn oorspronkelijke overtuigingen, in des menschen zijn
+gegrond.</p>
+<p>God wordt nimmer mensch door een menschelijk lichaam aan te nemen.
+Zijn goddelijkheid woont in ieder mensch en openbaart zich in sommigen
+met groote kracht. Mozes, Jezus Christus, Mohammed, N&#257;nak,
+Cartanya en andere groote leeraren verschenen op bepaalde tijden en
+brachten vele heilsgoederen aan de wereld. Zij mogen aanspraak maken op
+algemeene dankbaarheid en liefde.</p>
+<p>De Brahma godsdienst is verschillend van alle andere
+godsdienststelsels der wereld, toch maakt hij het wezen van allen uit.
+Hij is niet vijandig tegen andere gelooven. Wat daarin waars is,
+aanvaardt hij. Hij is gegrond op het wezen des menschen en is daarom
+eeuwig en algemeen, noch ook beperkt tot leeftijd of landstreek.</p>
+<p>Alle menschen behooren tot &eacute;&eacute;ne broederschap. De
+Brahma godsdienst kent geen onderscheid van hooge en lage caste. Het
+doel van dezen godsdienst is allen tot &eacute;&eacute;n huisgezin te
+vereenigen.</p>
+<p>Er zijn vierderlei plichten: 1. plichten tegenover God, zooals:
+geloof in Hem, liefde, vereering en aanbidding. 2<span class="corr" id=
+"xd20e876" title="Niet in bron">.</span> plichten tegenover onszelf,
+zooals: bewaring van ons lichamelijk welzijn, verkrijging van kennis,
+heiliging der ziel. 3. plichten tegenover anderen, zooals:
+waarachtigheid, rechtvaardigheid, dankbaarheid, het bevorderen van het
+welzijn van alle menschen. 4. plichten tegenover dieren en lagere
+schepselen, zooals vriendelijke behandeling.</p>
+<p>Iedere zondaar moet de gevolgen van zijn eigen zonden dragen, vroeg
+of laat, in dit of in een volgend leven.</p>
+<p>De mensch moet naar heiligheid streven door vereering van God,
+onderdrukking der hartstochten, berouw, de natuur en goede boeken te
+onderzoeken, goed gezelschap te zoeken en in de eenzaamheid te
+overpeinzen. Deze dingen zullen, door de werking van Gods genade, tot
+verlossing leiden. Verlossing is bevrijding der ziel van den wortel van
+het bederf en haar voortdurend groeien in heiligheid. Dit groeien duurt
+tot in eeuwigheid, en de ziel wordt meer en meer goddelijk en gelukkig
+in Hem, die de bron is van oneindige heiligheid en vreugde. Het
+nabijzijn van God is de hemel der Indische The&iuml;sten.</p>
+<p>Naar men ziet zijn hier verscheiden denkbeelden aan het Christendom
+ontleend. Ook de godsdienstoefeningen hebben <span class=
+"pagenum">[<a id="pb37" href="#pb37" name=
+"pb37">37</a>]</span>gewoonlijk op Zondag plaats. Zij zijn ongeveer
+aldus ingericht: eerst een lied, dan een aanroeping van God door den
+leeraar, door een ander lied gevolgd. Vervolgens vereering van God,
+gezongen door de geheele gemeente, voortgezet door den voorzanger
+alleen. Dan eenige minuten van stille overpeinzing en gemeenschap met
+God. Vervolgens wordt, door de geheele gemeente, staande, het volgende
+gebed gesproken:</p>
+<p>&bdquo;Leid ons, o God, van onwaarheid tot waarheid, van duisternis
+tot licht, van dood tot onsterfelijkheid. O, Vader der waarheid,
+openbaar u toch aan ons. Gij zijt genadig, bescherm ons steeds in uwe
+grenzenlooze goedheid. Vrede! Vrede!&rdquo; Dan volgt een gebed voor de
+gansche wereld, door den voorganger alleen, gevolgd door een ander lied
+en door het zeggen van teksten uit Hindoesche en andere gewijde
+schriften. Eindelijk een preek, gevolgd door gebed, zegen en lied.</p>
+<p>Jammer genoeg ontstond er in deze vereeniging in 1878 weer een
+nieuwe scheuring. De uitgetredenen stichtten zich een eigen bedehuis.
+Doch op al de bijzondere lotgevallen der verschillende Indische
+The&iuml;stische groepen in te gaan zou ons te ver voeren. Wij merken
+alleen nog op, dat er reeds in 1883 over Engelsch Indi&euml; 170
+gemeenten bestonden, de een wat meer behoudend, de ander wat meer
+kritisch staande tegenover de Hindoesche overlevering, maar toch allen
+getuigenis afleggend van nieuwen levensgloed. Onder de hoofdleiders
+moeten wij nog noemen Mozoomdar, die eenige jaren geleden op het
+parlement der godsdiensten in Chicago zoo meesleepend wist te
+getuigen.</p>
+<p>Van harte hopen wij dat deze verlichte Indi&euml;rs hun vaderland
+van bijgeloof mogen zuiveren en dat zij de vele schatten, in de gewijde
+boeken van hun volk verborgen, in ruime mate ook tot de westerlingen
+mogen helpen brengen. Want, de tempel der toekomst zal worden
+saamgevoegd uit vele kostelijke steenen, aangebracht uit vele landen.
+<span class="pagenum">[<a id="pb38" href="#pb38" name=
+"pb38">38</a>]</span></p>
+</div>
+<div class="footnotes">
+<hr class="fnsep">
+<p class="footnote"><span class="label"><a class="noteref" id=
+"xd20e696" href="#xd20e696src" name="xd20e696">1</a></span> Zie blz.
+9.</p>
+<p class="footnote"><span class="label"><a class="noteref" id=
+"xd20e742" href="#xd20e742src" name="xd20e742">2</a></span> Een secte,
+eenigszins aan het Boeddhisme verwant.</p>
+<p class="footnote"><span class="label"><a class="noteref" id=
+"xd20e760" href="#xd20e760src" name="xd20e760">3</a></span> Het
+<span class="corr" id="xd20e762" title=
+"Bron: theisme">the&iuml;sme</span> stelt, tegenover het <span class=
+"corr" id="xd20e765" title="Bron: pantheisme">panthe&iuml;sme</span>,
+het zelfstandig bestaan van God, diens persoonlijkheid, op den
+voorgrond.</p>
+</div>
+</div>
+<div id="ch4" class="div1 chapter"><span class="pagenum">[<a href=
+"#toc">Inhoud</a>]</span>
+<div class="divHead">
+<h2 class="label">Hoofdstuk IV.</h2>
+<h2 class="main">Het Boeddhisme.</h2>
+<div id="ch4.1" class="div2 section"><span class="pagenum">[<a href=
+"#toc">Inhoud</a>]</span>
+<div class="divHead">
+<h3 class="main">I. Het leven van Boeddha tot aan zijn openlijk
+optreden.</h3>
+</div>
+<div class="divBody">
+<p class="first">In ons overzicht van het Brahmanisme hebben wij gezien
+hoe er in het oude Indi&euml;, hoe langer hoe meer, gevoeld werd niet
+alleen door verlichte priesters, maar ook door leeken, dat niet in
+offers en uitwendige vereering der goden, doch in het streven naar
+verlossing van alle begeerten, naar onderdrukking van alle hartstocht
+het ware levensdoel kan bestaan. Niet door het streven naar
+bovennatuurlijke krachten, niet door boetedoeningen om eenig aardsch
+voordeel te verkrijgen, maar door, tot zichzelf inkeerende, de
+ongenoegzaamheid van al het aardsche in te zien en dan ook van alle
+begeerte afstand te doen, komt men tot het hoogste heil. Dat werd
+gevoeld door vele eenzame vromen in het stille woud, maar lag ook op
+den bodem van de ziel van het Indische volk; het Boeddhisme zou het
+straks doen doordringen tot een wijden kring.</p>
+<p>Een wijden kring: de godsdienst van den Indische wijze wordt thans
+nog beleden door ongeveer een derde der geheele menschheid. Uit zijn
+oude bakermat, Voor-Indi&euml;, is het voor het grootste gedeelte later
+weer door het Brahmanisme verdrongen. Doch in tal van andere landen
+heeft het zich zeer uitgebreid. Wij noemen onder de voornaamste landen,
+waar deze godsdienst heerscht: Ceylon, Birma, Siam, Annam, Tibet, China
+en Japan.</p>
+<p>Doch, al wordt in al deze landen Boeddha in eere gehouden, er is een
+groot verschil. Het Boeddhisme van Ceylon en Birma is in vele opzichten
+gansch iets anders dan dat van Tibet. &rsquo;t Is er mee als met het
+vrijzinnig-Protestantsch <span class="pagenum">[<a id="pb39" href=
+"#pb39" name="pb39">39</a>]</span>en het Roomsch-Catholiek Christendom.
+Beiden willen Jezus eeren, doch de eersten beschouwen den stichter van
+hun godsdienst als mensch en vinden in &rsquo;t naleven zijner
+levensbeginselen de hoofdzaak. De anderen erkennen hem als een Godheid,
+die door plechtig ceremonieel nog meer wordt gediend dan door
+overpeinzing en betrachting zijner leer. Zoo is het ook met het
+Boeddhisme. Komt ge in Birma, dan hoort ge weinig van Boeddha als
+godheid, maar wordt de beteekenis van zijn strijd en overwinning als
+mensch diep gevoeld. En in een leven van eenvoud en liefde voor al wat
+leeft, drukt men de voetstappen des Meesters. Doch in Tibet heeft
+Boeddha goddelijke eer, ja een plaatsvervanger op aarde, voor wien men
+zich als voor Rome&rsquo;s Paus nederbuigt. Daar worden tal van
+formulier-gebeden voor hem opgezegd, tal van geheimzinnige
+plechtigheden voor hem verricht. De eeredienst is er oneindig
+luisterrijker en samengestelder dan in de zuidelijke landen als Birma
+en Ceylon. En in China en Japan is het Boeddhisme met andere
+godsdiensten als ineengevloeid en heeft daarbij een deel van zijn
+oorspronkelijk karakter ingeboet.</p>
+<p>Doch, dezen godsdienst in al zijn ontwikkelingen en zijwegen te
+volgen ligt niet op onzen weg. &rsquo;t Is ons voornamelijk te doen om
+den geest van den wijze, dien Edwin Arnold niet zonder reden het licht
+van Azi&euml; noemde, te leeren kennen.</p>
+<p>Dat nu is, ofschoon er genoeg over het Boeddhisme geschreven is en
+geschreven wordt, niet zoo gemakkelijk als het schijnt. Allereerst is
+er quaestie over de persoon van den Boeddha. Was hij een historisch
+persoon, of berust zijn gansche levensgeschiedenis, zooals die uit
+vroegere en latere Boeddhistische geschriften wordt gekend, op
+verdichting? Er zijn geleerden, die dit beweerd hebben. De Fransche
+geleerde S&eacute;nart<a class="noteref" id="xd20e915src" href=
+"#xd20e915" name="xd20e915src">1</a> tracht de gansche, in zoo menig
+opzicht aantrekkelijke legende van den Boeddha tot een zonnemythe te
+herleiden, en brengt op vernuftige wijze alle bijzonderheden daarvan
+met deze opvatting in verband.</p>
+<p>Doch: waarschijnlijk is deze opvatting alles behalve. Ten eerste
+omdat gewoonlijk een groote godsdienstige beweging haar oorsprong vindt
+in een krachtige persoonlijkheid, ten tweede, omdat er toch veel
+waarschijnlijks en natuurlijks achter het phantastische der
+levensbeschrijving verborgen ligt. <span class="pagenum">[<a id="pb40"
+href="#pb40" name="pb40">40</a>]</span>En in de derde plaats vooral
+omdat inderdaad de oudste Boeddhistische boeken, die wij bezitten,
+wellicht niet veel langer dan een eeuw na den dood van den stichter van
+dezen godsdienst zijn opgesteld.</p>
+<p>Om nu echter in de Boeddha-legende overal waarheid en verdichting te
+scheiden&mdash;ziedaar een taak, die boven onze krachten ligt. &rsquo;t
+Is er mede als met de levensgeschiedenis van Jezus in de
+Evangeli&euml;n, die ons wel in hoofdzaak het leven van den Meester
+doen kennen, maar ons toch ook vaak in aanraking brengen, niet met wat
+de Meester dacht, maar met wat zijn volgelingen gevoelden. Doch: is ook
+dat niet een sleutel der kennis voor wie een godsdienst wil leeren
+kennen? We kunnen daarom niet beter doen, ten einde in den geest van
+den stichter en zijn godsdienst u in te wijden, dan in de eerste plaats
+een blik te werpen op de levensgeschiedenis van den Verlichte, zooals
+zijn volgelingen in oude dagen ons die verhaalden. We zullen daarbij
+zien dat er dikwijls een eigenaardige overeenkomst is, tusschen wat ons
+van Jezus en van dezen Indischen wijze wordt verhaald.</p>
+<p>Boeddha werd geboren in Kapilavastu: de stad van Kapila, ongeveer
+550 jaar voor Christus. Lang hebben de geleerden getwijfeld of dit wel
+een werkelijke stad is geweest: doch in 1893 vond men, in de
+jungle&rsquo;s van den Tara&iuml;, het machtige woud aan den voet van
+de Himalaya, overblijfselen van een stad, onder slingerplanten en
+boomen verborgen. En daarin een zuil, opgericht door koning
+A&ccedil;oka&mdash;den grooten beschermer van het
+Boeddhisme&mdash;ongeveer 257 voor onze jaartelling, een zuil, die het
+opschrift behelsde:</p>
+<p>&bdquo;Koning Piyadasi (A&ccedil;oka) de beminde der goden, bracht
+hier, toen hij twintig jaar (als koning) gezalfd was, zijne vereering
+en sprak: Hier is Boeddha (de verlichte), S&#257;kya-Muni,
+geboren.&rdquo; En hij zorgde dat een steenen zuil werd opgericht met
+de verklaring er op: &bdquo;Hier is de eerbiedwaardige
+geboren.&rdquo;</p>
+<p>Boeddha, of liever Siddhartha (de eerste naam is feitelijk een
+eeretitel) de verlichte: werd uit aanzienlijke ouders geboren. Het
+geslacht der S&#257;kya&rsquo;s was om zijn ouden adel en zijn rijkdom
+beide beroemd. Latere legenden hebben Boeddha zelfs tot een koningszoon
+gemaakt.</p>
+<p>De moeder van <span class="corr" id="xd20e933" title=
+"Bron: Siddharta">Siddhartha</span>, M&#257;y&#257;, bracht haar zoon
+ter wereld en stierf weinige dagen daarna, zoodat de andere echtgenoote
+van Siddhartha&rsquo;s vader hem verder opvoedde. In Kapilavastu bracht
+hij alzoo zijn jeugd door, daar dwaalde hij <span class=
+"pagenum">[<a id="pb41" href="#pb41" name="pb41">41</a>]</span>rond in
+de schaduwrijke tuinen van zijns vaders paleis. Reeds vroeg trad hij in
+het huwelijk met eene door lichaamsschoon en liefderijk karakter
+uitmuntende bloedverwante, gewoonlijk Ya&ccedil;odhara geheeten, die
+hem een zoon schonk, met name <span class="corr" id="xd20e938" title=
+"Bron: Rahula">R&#257;hula</span>. Dat zijn de bijzonderheden die over
+zijn jeugd vrijwel vaststaan. Ware hij niet werkelijk gehuwd geweest,
+dan zou een latere legende&mdash;in aanmerking genomen dat de ongehuwde
+staat voor de Boeddhistische monniken verplichtend is&mdash;dit nooit
+aangaande hem hebben verdicht.</p>
+<p>De legende weet echter veel meer te verhalen. Zij spreekt van een
+wonderbaren droom, dien M&#257;y&#257; voor de geboorte van haar
+beroemden zoon had: een witte olifant, meer lichtend dan zon en maan,
+naderde haren schoot. De drie werelden (aarde, hemel en hel) zag zij
+verlicht door een groot licht, schijnende in de duisternis, en duizende
+geesten zongen haar lof. Ook werd aan haar echtgenoot bekend gemaakt
+dat de toekomstige Boeddha op aarde zou komen in M&#257;y&#257;&rsquo;s
+schoot. De verlichte was zichtbaar in de moederschoot en toen hij ter
+wereld kwam zongen hemelsche geesten zijn lof. Na vijf dagen werd hem
+een naam gegeven en werd hij in den tempel gebracht. Asita&mdash;een
+heilige kluizenaar&mdash;die de acht magische vermogens had verworven
+en daardoor in den geest kon zien wat in de hemelen gebeurt, wordt daar
+onderricht dat een machtige Boeddha is geboren. Als hij daarna het
+goddelijk geestesoog laat wijden over de wereld ziet hij het kind in
+het paleis, glanzend van zuivere daden, door al de werelden
+vereerd.</p>
+<p>Asita gaat naar het paleis. Hij neemt het kind in zijn armen en
+weent. &bdquo;Waarom deze tranen, heilige man?&rdquo; &bdquo;Ik
+ween,&rdquo; is het antwoord, &bdquo;omdat deze de groote Boeddha zal
+zijn en ik daarvan geen getuige meer kan wezen.&rdquo;</p>
+<p>Merkwaardig is echter het volgende verhaal, dat ons als in
+allegorischen vorm doet lezen in het zieleleven van den toekomstigen
+wereldverlosser.</p>
+<p>Waarzeggers door den koning geraadpleegd, verklaarden:</p>
+<p>De jongeling zal zonder twijfel &ograve;f een koning der koningen of
+een groote Boeddha worden. Als hij bestemd is een groote Boeddha te
+worden, dan zullen vier voorteekenen zijn zending duidelijk maken. Hij
+zal zien:</p>
+<ul>
+<li>1. Een oud man.</li>
+<li>2. Een kranke.</li>
+<li>3. Een lijk.</li>
+<li>4. Een heiligen kluizenaar.</li>
+</ul>
+<p><span class="pagenum">[<a id="pb42" href="#pb42" name=
+"pb42">42</a>]</span></p>
+<p>Indien hij deze vier voorteekens van een avat&#257;ra<a class=
+"noteref" id="xd20e964src" href="#xd20e964" name="xd20e964src">2</a>
+niet ziet, zal hij slechts een aardsche heerscher zijn.</p>
+<p>De koning Suddhodana, die droomen van wereldsche grootheid over zijn
+zoon in &rsquo;t hart koesterde, werd door die laatste verzekering van
+de waarzeggers heel wat gerustgesteld. Hij dacht bij zichzelf: Het zal
+gemakkelijk genoeg zijn om deze vier voorteekenen van den prins verre
+te houden. Hij gaf dus bevel dat er drie prachtige paleizen, de
+schoonste op aarde: het voorjaars-, het zomer- en het winterpaleis,
+zouden worden gebouwd. Zij wedijverden in glans met Vaijayanta, het
+onsterfelijk paleis van Indra zelf.</p>
+<p>Kostelijke paviljoenen werden overal opgetrokken, met prachtige
+voorportalen en gepolijste deuren. Torentjes en kanteelen verhieven
+zich in de lucht. Door sierlijke vensters viel het licht in de
+prachtige vertrekken. Galerijen, balustraden en fijn traliewerk waren
+in overvloed aanwezig. Duizend klokjes klonken op ieder dak. In
+<span class="corr" id="xd20e971" title=
+"Bron: e&eacute;n">&eacute;&eacute;n</span> woord: een beeld als van de
+paleizen in Chineeschen stijl, die naar het schijnt in oud-Indi&euml;
+werden gebouwd. Even prachtig waren de tuinen, waar in koele meren de
+heerlijkste kraanvogels en zwanen zich verlustigden, en waar de
+schoonste boomen geur en schaduw verspreidden. De lucht was vervuld met
+de geur van tube-rozen en jasmijnen.</p>
+<p>Rondom de paleizen van Kapilavastu waren voorts sterke wallen om
+alle ouden van dagen, kranken en kluizenaars te weren en om den prins
+daarbinnen te houden.</p>
+<p>Nog een betere en machtiger bewaking werd te werk gesteld. Toen de
+prins den leeftijd had bereikt om in het huwelijk te treden werd zijn
+paleis met schoone vrouwen bevolkt. Doch, een schok trof den
+koning.</p>
+<p>Dit geschiedde als volgt. De koning had een park aangelegd, nog
+schooner dan de tuin van het zomerhuis. Een ziener had hem verhaald,
+dat, indien hij den prins er toe krijgen kon om dezen tuin te bezien,
+deze daar voor altijd met zijn vrouwen zou willen blijven. Geen taak
+scheen gemakkelijker, en op zekeren dag zou de prins er met zijn wagen
+heenrijden. Groote voorzorgen waren genomen om alle oude menschen, alle
+kranken, alle lijken ver uit zijn gezicht te houden. Een heel leger
+soldaten was er voor opgeroepen, met vlaggen was de stad versierd. De
+weg, waarlangs de prins kwam, was <span class="pagenum">[<a id="pb43"
+href="#pb43" name="pb43">43</a>]</span>met bloemen bestrooid en met
+vazen vol welriekende planten versierd. Prachtige <span class="corr"
+id="xd20e983" title="Bron: guirlanden">guirlandes</span> en sierlijke
+klokjes waren overal opgehangen. Doch zie! toen de prins uitreed zag
+hij eensklaps, bijna onder de wielen van zijn wagen, tusschen de in
+zijde gekleede edelen en de krijgslieden met schilden en speren een
+ongewoon schouwspel. Het was een oud man, afgeleefd en verlamd. Zijn
+aderen en peezen waren zoo gezwollen, dat ze te zien waren, zijn tanden
+klapperden, het gelaat vol rimpels, het hoofd bijna kaal en de weinige
+haren spierwit. Zoo strompelde hij voort, bijna dubbel gebogen, leunend
+op een stok.</p>
+<p>&bdquo;Wat is dit, wagenmenner?&rdquo; riep de prins. &bdquo;Een man
+wiens bloed is opgedroogd en wiens spieren aan zijn lichaam als
+vastgekleefd zijn. Zijn hoofd is wit, zijn tanden slaan tegen elkaar,
+nauwelijks kan hij zich bewegen, zelfs niet met behulp van een
+stok.&rdquo;</p>
+<p>&bdquo;Prins&rdquo; zeide de wagenmenner &bdquo;dit is de ouderdom.
+Zijn zinnen zijn afgestompt, het lijden heeft zijn geest verstoord,
+veracht is hij door zijn naburen. Niet in staat om zichzelf te helpen
+heeft men hem in dit woud aan zijn lot overgelaten.&rdquo;</p>
+<p>&bdquo;Is dit,&rdquo; vroeg de prins &bdquo;een eigenaardigheid van
+zijn familie of is dit de wet der wereld. Zeg mij dat
+spoedig.&rdquo;</p>
+<p>&bdquo;Prins&rdquo; zeide de wagenbestuurder, <span class="corr" id=
+"xd20e994" title="Niet in bron">&bdquo;</span>dit is noch een wet van
+die familie, noch van dit koninkrijk alleen. In ieder wezen wordt de
+jeugd overwonnen door den ouderdom. Uw eigen vader en moeder zullen in
+ouderdom eindigen: ook al uw bloedverwanten. Daar is geen andere weg
+voor de menschheid.&rdquo;</p>
+<p>&bdquo;Dan is de jeugd blind en onwetend,&rdquo; zeide de prins,
+&bdquo;en ziet de toekomst niet. Als dit lichaam het verblijf zal
+worden van den ouderdom, wat heb ik dan aan het vermaak en zijne
+bedwelming? Laat den wagen keeren en breng mij terug naar mijn
+paleis.&rdquo;</p>
+<p>Ontsteltenis was in de harten van alle hovelingen over deze
+onaangename gebeurtenis, en het ergste was, dat niemand de ongelukkige
+oorzaak er van straffen kon. De oude man was nergens te vinden. De
+koning was buiten zichzelf van droefheid. Soldaten werden uit
+verwijderde districten gesommeerd en vier mijlen in het rond werd een
+cordon getrokken om de andere voorteekenen van den prins verwijderd te
+houden. Langzamerhand echter kwam de koning een weinig tot rust.
+&bdquo;Als mijn zoon den tuin des geluks ziet, zal hij nimmer een
+kluizenaar worden,&rdquo; had de koning gezegd, doch een belachelijk
+voorval had zijn plan verstoord. Nogmaals zou <span class=
+"pagenum">[<a id="pb44" href="#pb44" name="pb44">44</a>]</span>het
+echter worden beproefd en de voorzorgen werden ditmaal verdubbeld.</p>
+<p>Was de prins de eerste maal door de oostpoort uit het zomerpaleis
+gegaan, nu ging hij de zuidpoort uit.</p>
+<p>Doch een andere onverwachte gebeurtenis viel er thans voor. Toen de
+prins in zijn wagen uitreed zag hij plotseling vlak bij zich een
+kranke, uitgemergeld, door brandende koorts gekweld. Alleen, zonder dat
+iemand voor hem zorgde, ging hij voort, strompelend, met moeite
+ademhalend.</p>
+<p>&bdquo;Wagenmenner,&rdquo; zeide de prins, &bdquo;wat heeft deze
+man, zoo geel en weerzinwekkend van uiterlijk, zoo stomp van zinnen,
+zoo verdord van leden. Zijn maag hindert hem, met vuil is hij
+bedekt<span class="corr" id="xd20e1009" title="Niet in bron">.</span>
+Nauwelijks kan hij adem halen.&rdquo;</p>
+<p>&bdquo;Prins,&rdquo; hernam de ander, &bdquo;dit is ziekte. Deze
+ongelukkige man is door een ernstige krankheid aangetast. Kracht en
+lust hebben hem verlaten. Hij is zonder vriend, zonder hoop, zonder
+land, zonder toevlucht. De vreeze des doods is voor zijne
+oogen.&rdquo;</p>
+<p>&bdquo;Indien de gezondheid van den mensch,&rdquo; zoo sprak
+Boeddha, &bdquo;slechts het spel is van een droom, en de vrees voor
+toekomstig leed zulk een gestalte kan teweegbrengen, hoe kunnen dan
+wijze menschen, die gezien hebben wat het leven werkelijk is, toegeven
+aan de ijdele genietingen des levens? Keer terug dienaar, en breng mij
+naar mijn paleis.&rdquo; De vertoornde koning, hoorende wat er geschied
+was, gaf bevel dat men den zieken man zou gevangen nemen en straffen,
+doch, in weerwil van een prijs op zijn hoofd en van zoeken overal kon
+men hem niet vinden.</p>
+<p>Een plaats uit de &bdquo;Lalita Vistara&rdquo;<a class="noteref" id=
+"xd20e1019src" href="#xd20e1019" name="xd20e1019src">3</a> geeft deze
+oplossing: de kranke was inderdaad een der geesten uit &bdquo;het
+zuivere verblijf&rdquo; (de hemel van Brahm&#257;) die deze gedaante
+had aangenomen. Die geesten van het &bdquo;zuiver verblijf&rdquo; zijn
+eigenlijk de Boeddha&rsquo;s, die v&oacute;&oacute;r den verlichte
+hebben geleefd: de Boeddha&rsquo;s van het verleden alzoo.<a class=
+"noteref" id="xd20e1022src" href="#xd20e1022" name=
+"xd20e1022src">4</a></p>
+<p>Ook verhaalt een der zuidelijke geschriften dat de wagenmenner onder
+inspiratie sprak, wat inderdaad voor het verhaal zeer goed past, de
+gesprekken van een koetsier zijn niet altijd zoo verheven.</p>
+<p>Het scheen dat een of andere booze invloed koning Suddodhana
+beheerschte, want, onbewogen door het mislukken van <span class=
+"pagenum">[<a id="pb45" href="#pb45" name="pb45">45</a>]</span>zijn
+plan deed hij een derde poging om den prins naar dien tuin van het
+geluk te brengen. Ditmaal ging de weg door de westpoort. Grooter
+voorzorgen dan ooit te voren werden er thans genomen. De keten van
+wachten werd tot op twaalf mijlen van het zomerpaleis uitgezet. Maar
+wederom hielden de Boeddha&rsquo;s der tien horizons den prins tegen.
+Eensklaps was daar een verschijning van een lijkstatie. Een
+(spook)lichaam, naar de gewoonte met modder besmeerd, en met een doek
+bedekt, werd op een baar weggevoerd. (Spook)vrouwen huilden en
+(spook)muzikanten maakten treurmuziek op trommel en fluit. Zonder
+twijfel zongen ook spook-Brahmanen hymnen om het onsterfelijk deel naar
+de woning der vaderen te begeleiden.</p>
+<p>&bdquo;Wat is dit,&rdquo; zeide de prins. &bdquo;Waarom slaan zich
+deze vrouwen op de borst en trekken zij zich de haren uit? Waarom
+bedekken deze goede menschen hun gelaat met het stof der aarde? En die
+vreemde gestalte op de draagbaar, waarom is zij zoo stijf?</p>
+<p>&bdquo;Prins,&rdquo; zeide de ander, &bdquo;dit is de dood. Die
+gestalte, bleek en verstijfd, kan nooit meer gaan en zich bewegen. Zijn
+bewoner is gegaan naar de onbekende verblijven van Yama.<a class=
+"noteref" id="xd20e1035src" href="#xd20e1035" name="xd20e1035src">5</a>
+Zijn vader, zijn moeder, zijn kind, zijn vrouw, allen roepen om hem,
+doch hij kan niet hooren.&rdquo;</p>
+<p>Boeddha werd droef te moede.</p>
+<p>&bdquo;Wee u jeugd, die het spel is voor den ouderdom! Wee u
+gezondheid, die de prooi wordt van vele krankheden! Wee u leven, dat
+als een ademtocht henengaat! Wee u ijd&rsquo;le vermaken, die de
+menschheid bederven. Doch wat de vijf skandha&rsquo;s<a class="noteref"
+id="xd20e1042src" href="#xd20e1042" name="xd20e1042src">6</a> betreft,
+daar zal geen ouderdom, ziekte of dood zijn. Ga terug naar de stad. Ik
+moet de bevrijding tot stand brengen.&rdquo;</p>
+<p>Een vierde maal werd de prins door zijn vader verzocht den tuin des
+geluks te zien. Ditmaal was de keten der wachten zestien mijlen ver in
+den omtrek opgesteld. Door de noorderpoort reed de prins uit. Eensklaps
+zag men op den weg een man, kalm en vriendelijk van uiterlijk, met een
+okergele monnikskap. <span class="pagenum">[<a id="pb46" href="#pb46"
+name="pb46">46</a>]</span></p>
+<p>&bdquo;Wie is deze,&rdquo; vroeg de prins, <span class="corr" id=
+"xd20e1050" title="Niet in bron">&bdquo;</span>zoo vriendelijk en
+vredig van uiterlijk? <a id="xd20e1053" name="xd20e1053"></a>Hij staart
+alsof zijn geest ergens anders vertoeft, en een schaal heeft hij in de
+hand.&rdquo; &bdquo;Prins, dit is het nieuwe leven,&rdquo; sprak de
+wagenmenner. <span class="corr" id="xd20e1055" title=
+"Niet in bron">&bdquo;</span>Deze man is een van diegenen, die op den
+eeuwigen Brahma hun gedachten vestigen. (Brahmacharin). Hij zoekt de
+goddelijke stem en het goddelijk inzicht. De aalmoezenschaal van den
+heiligen bedelaar (bhikshu) draagt hij in de hand. Zijn geest is kalm
+omdat de groote bekoringen van het lager leven hem niet langer kunnen
+kwellen.&rdquo;</p>
+<p>&bdquo;Zulk een leven begeer ik,&rdquo; zeide de prins, &bdquo;de
+lusten van den mensch zijn het zeewater gelijk, zij maken den dorst
+erger in plaats van haar te lesschen. Ik wil het goddelijk inzicht
+bereiken en den mensch onsterfelijkheid<a class="noteref" id=
+"xd20e1060src" href="#xd20e1060" name="xd20e1060src">7</a>
+schenken.&rdquo;</p>
+<p>De koning was buiten zichzelf. Bij iedere poort van het zomerpaleis
+werden vijfhonderd zwaargewapende Sakya&rsquo;s geplaatst. Ketens van
+schildwachten omgaven de opgehoogde en versterkte wallen. Een phalanx
+lieftallige vrouwen, met lansen gewapend, was om het bed van den prins
+geposteerd om hem te bewaken. Alles wat de zinnen kon streelen, zoo
+beval de koning, moest bij voortduring aan den prins worden
+geboden.</p>
+<p>&bdquo;Laat de vrouwen van de zenana (harem) geen oogenblik hun zang
+en spel en vroolijkheid staken. Dat zij schitteren van zijde en
+fonkelen van edelgesteenten.&rdquo;</p>
+<p>Mah&#257; Praj&#257;pat&#299;, de tante, die na den dood van
+koningin M&#257;y&#257; Boeddha had opgevoed, had het opzicht over deze
+lieftallige jonge vrouwen en spoorde ze aan om den prins in een
+&bdquo;gouden kooi&rdquo; in te sluiten.</p>
+<p>Zoo werd Boeddha in verzoeking gebracht. Doch, deden de bewoners van
+Kamalo&ccedil;a (de oorden der lust) hun best, die van
+Brahmalo&ccedil;a (de oorden van den zuiveren geest) lieten, schoon
+ongezien, toch ook hun invloed gevoelen.</p>
+<p>Eens toch, toen de prins rustte op een zijden rustbed en vier of
+vijf bruingekleurde grootoogige Indische meisjes voor hem lieflijk
+zongen, namen zijn oogen eensklaps een vreemden glans aan. Wel zag hij
+nog al de schoone guirlandes en het prachtig traliewerk van de zaal,
+doch &rsquo;t werd dof voor zijn oog. Muziek en stemmen zooals hij
+nooit te voren had gehoord, kwamen nu tot hem als uit de verte. O. a.
+hoorde hij de volgende verzen: <span class="pagenum">[<a id="pb47"
+href="#pb47" name="pb47">47</a>]</span></p>
+<div class="blockquote">
+<p class="first">&bdquo;Machtige steun der menschheid, wandel op het
+pad van de Rishi&rsquo;s<a class="noteref" id="xd20e1079src" href=
+"#xd20e1079" name="xd20e1079src">8</a> van ouds. Ga heen uit deze
+stad!</p>
+<p><span class="corr" id="xd20e1083" title=
+"Niet in bron">&bdquo;</span>Geef op deze troostelooze wereld, als gij
+de onschatbare kennis der Jina&rsquo;s<a class="noteref" id=
+"xd20e1086src" href="#xd20e1086" name="xd20e1086src">9</a> hebt
+verworven, en een volmaakte Boeddha zijt geworden, aan allen den doop
+van het koninkrijk der gerechtigheid.</p>
+<p><span class="corr" id="xd20e1090" title=
+"Niet in bron">&bdquo;</span>Gij, die eens uw voeten, uw handen, uw
+kostbaar lichaam opofferdet, die vaarwel zeidet alle rijkdommen der
+wereld,<a class="noteref" id="xd20e1093src" href="#xd20e1093" name=
+"xd20e1093src">10</a> gij, wiens leven zuiver is, red het vleesch van
+zijne ellenden!</p>
+<p><span class="corr" id="xd20e1097" title=
+"Niet in bron">&bdquo;</span>Wees geduldig als gij smadelijk wordt
+bejegend, o overwinnaar van u zelf! Heer van allen, die op twee voeten
+gaan, ga voort volgens uw zending. Verwin het kwaad en zijn leger.</p>
+<p><span class="corr" id="xd20e1101" title=
+"Niet in bron">&bdquo;</span>Licht der wereld, in vroegere levens hebt
+gij gezegd: Voor de werelden, aan dood en ziekte ter prooi, zal ik een
+toevlucht zijn! Leeuw der menschen, heer van hen, die op twee voeten
+loopen, de tijd voor uw zending is gekomen. Verkrijg onsterfelijke
+waardigheid onder den gewijden B&#333;-boom<a class="noteref" id=
+"xd20e1104src" href="#xd20e1104" name="xd20e1104src">11</a> en geef
+Amrita<a class="noteref" id="xd20e1107src" href="#xd20e1107" name=
+"xd20e1107src">12</a> aan allen.</p>
+<p><span class="corr" id="xd20e1111" title=
+"Niet in bron">&bdquo;</span>Toen gij een koning waart en een
+onbescheiden onderdaan sprak tot u: &bdquo;Geef mij deze landen en
+steden&rdquo;, toen waart gij verheugd en niet bedroefd.</p>
+<p><span class="corr" id="xd20e1115" title=
+"Niet in bron">&bdquo;</span>Toen gij een deugdzaam Rishi waart en een
+wreed koning in woede uwe leden afhieuw, toen vlood in uw doodsangst
+melk uit uw voeten en handen.</p>
+<p><span class="corr" id="xd20e1119" title=
+"Niet in bron">&bdquo;</span>Toen gij als Rishi Syama op een berg
+woonde, en een koning u doorboorde met vergiftige pijlen, hebt gij toen
+dien koning niet vergeven?</p>
+<p><span class="corr" id="xd20e1123" title=
+"Niet in bron">&bdquo;</span>Toen gij de koning der antilopen waart,
+hebt gij toen niet uw vijand, den jager, voor een waterstroom
+beveiligd?</p>
+<p><span class="corr" id="xd20e1127" title=
+"Niet in bron">&bdquo;</span>Toen gij een olifant waart en een jager
+doorboorde u, hebt gij hem niet vergeven en beloond met uwe prachtige
+slagtanden?</p>
+<p><span class="corr" id="xd20e1131" title=
+"Niet in bron">&bdquo;</span>Toen gij een berin waart, hebt gij een man
+gered uit een stroom, door sneeuw hooggezwollen. Gij voeddet hem met
+wortels en vruchten tot hij sterk werd en, toen hij heenging en
+menschen meebracht om u te dooden, gij vergaaft hem. <span class=
+"pagenum">[<a id="pb48" href="#pb48" name="pb48">48</a>]</span></p>
+<p><span class="corr" id="xd20e1137" title=
+"Niet in bron">&bdquo;</span>Eens toen gij het witte paard<a class=
+"noteref" id="xd20e1140src" href="#xd20e1140" name=
+"xd20e1140src">13</a> waart, gingt gij, uit medelijden met het lijden
+der menschen, door den hemel naar de plaats der booze geesten, opdat
+gij hun geluk zoudt verzekeren.</p>
+<p><span class="corr" id="xd20e1144" title=
+"Niet in bron">&bdquo;</span>Vervolgingen zonder tal, smaad en
+herhaalde gevangenis, dood en moord: gij hebt het alles gedragen met
+liefde en geduld, vergevende die &rsquo;t u aandeden.</p>
+<p><span class="corr" id="xd20e1148" title=
+"Niet in bron">&bdquo;</span>Menschen zonder koning kiezen u tot den
+hunne. Leid hen in den weg van Brahma en de tien deugden, opdat, indien
+zij hun metgezellen verlaten, zij allen mogen gaan naar Brahma&rsquo;s
+verblijf.&rdquo;</p>
+</div>
+<p>Door deze verzen, zegt het verhaal, werd de prins vermaand. En
+terwijl de Jina&rsquo;s deze liederen zongen, trachtten schoone
+vrouwen, met bloemen en reukwerk, juweelen en rijke kleeding hem te
+brengen tot aardsche liefde.</p>
+<p>Doch de geesten van het zuiver verblijf ontwerpen nog een nieuw plan
+om hun oogmerken uit te voeren. Zij zorgen dat de prins deze
+verleidelijke vrouwen, deze aanlokselen van M&#257;ra den verzoeker en
+K&#257;ma, den god der liefde ziet in een nieuw licht. Zij bewegen door
+onmerkbaren invloed den prins om de vertrekken der vrouwen te gaan
+bezien als de Jina&rsquo;s ze in een vasten slaap hebben gebracht.</p>
+<p>Alles is in wanorde, de kleederen der vrouwen, heur haar, haar
+sieraden. Sommigen liggen in onbevallige houding op haar rustbedden, of
+hebben een akelig uiterlijk, anderen hoesten of lachen onnoozel in hare
+droomen of ijlen.</p>
+<p>Ook misvormingen en vlekken, die de vrouwelijke list zorgvuldig
+verborg, vallen nu, bij de tooverkunst der geesten, in het oog. De eene
+heeft een miskleurigen hals, de andere een slecht gevormd been, de
+derde een lompen vetten arm. Glimlachen zijn grijnzen, betoovering is
+terugstooting geworden. Plomp liggen zij neer, tusschen al haar
+versiersels, luiten en tamboerijnen.</p>
+<p>Waarlijk, zeide de prins vol afkeer, ik ben op een
+kerkhof<span class="corr" id="xd20e1162" title="Bron: ,">.</span>
+&rsquo;t Wordt hem wee om &rsquo;t harte: nu is de tijd gekomen, om den
+grooten weg te gaan en van al &rsquo;t aardsche zich los te maken.</p>
+<p>Doch hem wacht een zware strijd, een, die echter zijne beslissing
+verhaast. Als hij in den tuin is, waarin hem het <span class=
+"pagenum">[<a id="pb49" href="#pb49" name="pb49">49</a>]</span>vierde
+gezicht (de monnik) is ten deel gevallen, wordt hem geboodschapt dat
+zijn geliefde gade hem een zoon heeft geschonken. Hij zegt
+&bdquo;R&#257;hula is mij geboren, een nieuwe keten is gesmeed.&rdquo;
+Hij gevoelt, hoe moeilijk het nu zal zijn de banden te breken, die hem
+binden aan de zijnen en aan de wereld, die hem omringt en treurig keert
+hij naar huis terug. Doch vreugde is er in het hart van de
+dorpsbewoners over de geboorte van den eersteling, den kleinzoon van
+hun rajah. Onder hun triumfgezang keert Boeddha in Kapilavastu terug.
+Als een zijner nichten van vorstelijken bloede hem op zijn wagen, in
+pracht en heerlijkheid, de stad ziet naderen geeft zij haar gemoed
+lucht in de woorden: &bdquo;Zalig de vader, zalig de moeder, zalig de
+vrouw van zulk een zoon en echtgenoot.&rdquo; De jonge man hoort haar
+woord met aandoening: &bdquo;wel mag zij zeggen,&rdquo; zoo spreekt hij
+bij zichzelven, &bdquo;dat er zaligheid in &rsquo;t moederhart is, als
+zij ziet op het inwendig leven van haar zoon, wel ook is er zaligheid
+in &rsquo;t hart van den vader en van de echtgenoote. Maar vanwaar komt
+de <i>ware</i> vrede voor het hart?&rdquo; En in zijn dankbaarheid, dat
+zij zulke gedachten bij hem heeft opgewekt, geeft hij haar zijn
+paarlsnoer, als het loon voor haar goede leer. Evenwel, zij droomt van
+aardsche liefde, die meent zij, door haar is opgewekt in zijn hart.
+Doch de Boeddha geeft zichzelf op de vraag naar den waren vrede een
+gansch ander antwoord: &bdquo;Als het vuur van de lust is gedoofd, als
+het vuur van den haat en van de verblinding is gebluscht, als ook
+hoogmoed, dwaling en alle zonde en hartstocht is gedoofd, dan vindt het
+harte ware rust.&rdquo;</p>
+<p>Zoo komt het besluit van den Boeddha tot zijn voltooiing.
+V&oacute;&oacute;r hij zijn geliefde vrouw en al het zijne verlaat, wil
+hij zijn kind nog zien. Daar sluimert de lieve moeder, het bed met
+bloemen bestrooid, de hand over het hoofd van haar kindje uitgestrekt.
+Hoe gaarne had hij zijn zoon een oogenblik in de armen genomen, doch
+dan zou ook de teederminnende echtgenoote ontwaken, en hoe dan zijn
+besluit te volvoeren? Aarzelend gaat hij heen, na een laatsten
+liefdevollen blik op de slapenden te hebben geworpen: als hij een
+verlichte (Boeddha) zal geworden zijn, dan wil hij terugkeeren en
+zijnen zoon wederzien.</p>
+<p>Daar buiten wacht zijn wagenmenner Channa met het eed&rsquo;le ros
+Kanthaka en voort gaat het in den duisteren nacht, totdat hij, aan de
+grenzen van zijn rijksgebied, dienaar en paard terugzendt om zich bij
+de monniken aan te sluiten en daar in zelfkastijding den waren vrede te
+zoeken. <span class="pagenum">[<a id="pb50" href="#pb50" name=
+"pb50">50</a>]</span></p>
+<p>Spreekt de waarheid in deze verdichtingen niet tot ons aller hart?
+Voelen wij niet mede voor den eed&rsquo;le wijze, die doorzag de
+vergankelijkheid van al het aardsche en die dorstte naar hooger leven?
+Spreekt tot ons niet die strijd der ziele om een teergeliefde vrouw en
+eenig kind te verlaten voor een toekomst, uit een aardsch oogpunt zoo
+weinig aantrekkelijk?</p>
+<p>Doch, de strijd is niet ten einde. M&#257;ra, de vorst der
+duisternis, laat hem geenszins met rust en toovert hem voor den geest,
+dat hem binnen een week een wereldrijk over alle landen der wereld zal
+worden geschonken als hij zijn onderneming opgeeft. Doch neen, de
+verzoeking vindt geen ingang, &rsquo;t is niet te doen om een aardsch
+rijk. Hij versmaadt de koningskroon. Zijn vrouwen, zijn paleis, zijn
+schatten, alles verlaat hij om in de wildernis te peinzen over de
+goddelijke dingen.</p>
+<p>Doch, M&#257;ra laat slechts af voor een tijd: vroeg of laat zal er
+wel een booze gedachte opkomen in &rsquo;t hart van den vromen
+strijder; dan zal hij hem beheerschen. En, als een schaduw volgt hij
+den wijze. Boeddha dan sluit zich aan bij een groep van kluizenaars,
+die in de holen van een berghelling nabij R&#257;jagriha leven. Niet al
+te ver van de stad verwijderd, leven zij toch in de eenzaamheid van het
+woud. Al&#257;ra en later Udraka, Brahmaansche leeraars, worden thans
+zijne leermeesters, met wie hij vele gesprekken voert. Door een
+voortgezette overpeinzing, waarbij men zich van al &rsquo;t aardsche
+tracht te scheiden, zoo zelfs dat men ten slotte aan niets bepaalds
+denkt, poogt hij zichzelf te brengen tot het eeuwige, tot de rust,
+boven alles verheven. Evenwel, zijn peinzen geeft hem den vrede niet.
+Daarom verlaat hij de kluizenaars om zich geheel alleen in de
+eenzaamheid van het woud aan strenge zelfkastijding en boetedoening
+over te geven.</p>
+<p>Daar zit hij terneder in de diepten van het woud van Uruvel&#257;.
+De tong drukt hij tegen het verhemelte, met geweld de gedachten
+vasthoudend, in zelfkwelling wachtend op het oogenblik dat de
+bovenaardsche verlichting over hem komen zal. Doch zij komt niet. Hij
+worstelt om steeds meer van al &rsquo;t aardsche los te komen, den adem
+houdt hij in, van voedsel onthoudt hij zich. Met bewondering zien vijf
+andere asceten tot hem op. Bij zoo strenge zelfkastijding moet hij het
+licht wel deelachtig worden, straks zullen zij hem volgen op den weg
+der verlossing. Zijn lichaam is door pijn en smart geknakt, tot een
+schaduw van een mensch is hij geworden, doch het doel wordt niet
+bereikt. Eindelijk valt hij flauw en uitgeput <span class=
+"pagenum">[<a id="pb51" href="#pb51" name="pb51">51</a>]</span>neder,
+de leerlingen meenen dat hij dood is, doch hij komt weer bij.</p>
+<p>Thans echter geeft hij zijn zelfkastijding op en gaat naar het meest
+nabijzijnde dorp om voedsel tot zich te nemen. Dat is te veel voor zijn
+leerlingen, in hun oog is hij gevallen van het voetstuk der heiligheid
+en zij, zij laten hem alleen, juist nu zijn wankelend geloof zooveel
+behoefte had aan de trouwe steun en vereering der zijnen.</p>
+<p>Boeddha wandelt voort, tot aan de oevers van de rivier Nairanjara.
+Daar brengt hem de dochter van een landman zijn morgenmaaltijd, een
+schotel melk. Onder de schaduw van een B&#333;-boom (ficus religiosus)
+zet hij zich ter neer. De lange uren van den dag gaan in overpeinzing
+voorbij. Noch het wijsgeerig denken, noch de strenge boetedoeningen
+hebben hem vrede gebracht. Wat heeft hem alles gebaat? M&#257;ra
+toovert hem voor oogen de zoete vreugde van huiselijkheid en liefde,
+van rijkdom en macht: van alles waarvan hij afscheid nam. Hoe
+gemakkelijk kon hij dat alles weer bereiken, hoe hartelijk zou hij
+thuis worden ontvangen. Doch, moest dan al zijn inspanning verloren
+moeite zijn? Was er geen vasten grond om op te bouwen? Zoo streed hij
+een moeilijken strijd, door de overlevering gehuld in het phantastisch
+kleed van een heirleger booze geesten, dat op hem aanviel, terwijl
+hemel en aarde in beweging waren.</p>
+<p>Doch, de strijd bracht de overwinning. Onder den boom der
+verlichting kwam hij in steeds reinere aanschouwing. Al het zinlijke
+verzonk; een gevoel van alles doordringende wetenschap kwam over hem:
+in een alles doorschouwend geestelijk zien bespeurde hij de
+kronkelwegen, die de geesten in hun zielsverhuizing bewandelen; hij zag
+de bron van het lijden en den weg, die tot vernietiging van het lijden
+voerde.</p>
+<p>Nog zeven dagen vertoeft hij onder den heiligen boom; peinzend over
+&rsquo;s levens raadselen, waarvan hij nu de oplossing heeft gevonden.
+En, als hij dan eind&rsquo;lijk opstaat is alles hem volkomen klaar
+geworden. Eindelooze levens zijn het, die hij zelf reeds doorloopen
+heeft, en die ieder mensch doorloopt; in ieder volgend leven maaiend,
+wat hij in vroegere levens heeft gezaaid; totdat hij eindelijk, van
+alle begeerte gereinigd, van allen dorst bevrijd, ingaat tot den
+grooten vrede. Werelden zag hij, eind&rsquo;loos in getal, allen
+beheerscht door eene macht, die wel doet: wie haar gehoorzaamt, wreekt:
+wie haar gebod miskent. Altijd weer in ieder leven het leed, als de
+onontkoombare schaduw van &rsquo;t leven zelf, waaraan men eerst
+ontkomt, indien <span class="pagenum">[<a id="pb52" href="#pb52" name=
+"pb52">52</a>]</span>alle lust is verdoofd, alle begoocheling der
+zinnen is weggenomen en men komt tot Nirv&#257;na, &rsquo;t
+allerhoogste heil, dat tijd noch wisseling kent. In te zien dat men
+niets moet wenschen of begeeren, dat de dorst (Trishna) de bron is van
+alle lijden, dat is de verlossing. En van zijn lippen vloeit het, door
+&rsquo;t gansch heelal verstaan:</p>
+<div class="lgouter">
+<p class="line">Menige existentie heb ik doorloopen.</p>
+<p class="line">Al zoekende, doch vruchteloos,</p>
+<p class="line">Naar den bewerker van den greep.<a class="noteref" id=
+"xd20e1205src" href="#xd20e1205" name="xd20e1205src">14</a></p>
+<p class="line">Smartlijk toch is herhaalde wedergeboorte,</p>
+<p class="line">Veroorzaker van den greep, nu zijt gij ontdekt!</p>
+<p class="line">Geen huis zult gij meer bouwen,</p>
+<p class="line">Al uw ribben zijn gebroken,</p>
+<p class="line">De dekkende spits heeft losgelaten.</p>
+<p class="line">De geest is los geworden,</p>
+<p class="line">De gulzigheid heeft een einde genomen.<a class=
+"noteref" id="xd20e1222src" href="#xd20e1222" name=
+"xd20e1222src">15</a></p>
+</div>
+<p class="first">Zoover nu was de Boeddha gevorderd; aanstonds kon hij
+bereiken den grooten vrede; alle hartstocht, alle begeerte, alle dorst
+naar genot was in hem overwonnen. Waarom thans niet het Nirv&#257;na in
+te gaan?</p>
+<p>Met die vraag kwam nu andermaal de vorst der duisternis tot hem.
+<span class="corr" id="xd20e1229" title=
+"Niet in bron">&bdquo;</span>Nu, Tath&#257;gata (volkomene) is de tijd
+voor u gekomen.&rdquo; Doch de verhevene, antwoordde: <span class=
+"corr" id="xd20e1232" title="Niet in bron">&bdquo;</span>Gij booze, ik
+zal niet ingaan tot den Grooten Vrede, voor ik mij monniken tot
+leerlingen heb gewonnen, die de ware leer verkondigen, en nonnen die
+haar verbreiden. Eerst moet de weg des heils verbreid worden onder alle
+volken en hun worden bekend gemaakt.&rdquo;</p>
+<p>Ziedaar, wat voor den vromen Boeddhist een bron is van vreugde en
+dankbaarheid. Boeddha had, toen hij de verlichte was geworden,
+aanstonds in het Nirv&#257;na kunnen ingaan, toch, uit liefde tot de
+menschen blijft hij leven te midden van het lijden van het aardsch
+bestaan.</p>
+<p>Doch, zou zijn prediking worden verstaan? <a id="xd20e1239" name=
+"xd20e1239"></a>In den geest van den verhevene steeg, toen hij in de
+eenzaamheid vertoefde, deze gedachte op: de diepe waarheid die zoo
+moeilijk is te zien en te verstaan, heb ik erkend; de vredebrengende,
+de verhevene, die alle denken te boven gaat, de beteekenisvolle, die
+alleen de wijze in zich kan opnemen. Door aardsche beweegredenen wordt
+de menschheid gedreven, daarin vindt zij haar grondslag en haar lust.
+Voor die menschheid zal <span class="pagenum">[<a id="pb53" href=
+"#pb53" name="pb53">53</a>]</span>zwaar zijn om te verstaan de wet van
+oorzaak en werkingen, het tot rust komen van iederen levensvorm, het
+losworden van al het aardsche, het uitdooven der begeerte, het ophouden
+van het verlangen, het einde, het Nirv&#257;na. Als ik nu de leer
+verkondig en men mij niet verstaat, dan brengt het mij slechts
+uitputting en moeite.<a class="noteref" id="xd20e1243src" href=
+"#xd20e1243" name="xd20e1243src">16</a></p>
+<p>En, den verhevene kwam telkens voor den geest de volgende
+spreuk:</p>
+<div class="lgouter">
+<p class="line">Waarom der wereld openbaren, wat &rsquo;k in zwaren
+strijd verwierf?</p>
+<p class="line">De waarheid blijft voor die begeeren en haten toch
+verborgenheid,</p>
+<p class="line">Want zij is diep, geheimnisvol, voor groven zin
+bedekt,</p>
+<p class="line">Wien aardsch bedenken &rsquo;t zielelicht verduistert
+kan haar niet aanschouwen.</p>
+</div>
+<p class="first">En het hart van den verhevene was geneigd in rust te
+volharden en de leer niet te prediken. Doch Brahm&#257; Sahampati (de
+hoogste God) zag de gedachten des heiligen en sprak tot zichzelf:
+&bdquo;Ondergaan, ja ondergaan zal de wereld, als het hart des
+volkomenen geneigd is in rust te volharden en de leer niet te
+prediken.&rdquo;</p>
+<p>Toen verliet Brahm&#257; den hoogen heuvel, zoo snel als een man
+zijn arm kromt en stond voor den verhevene. Brahm&#257; ontblootte zijn
+eenen schouder<a class="noteref" id="xd20e1261src" href="#xd20e1261"
+name="xd20e1261src">17</a>, boog de rechterknie ter aarde en sprak tot
+den verhevene aldus:</p>
+<p>&bdquo;Moge de Verhevene, Heer, de leer prediken, moge de Volkomene
+de leer prediken. Er zijn wezens, die rein zijn van het stof der aarde,
+doch, indien zij de prediking der leer niet hooren, gaan zij te gronde,
+zij zullen belijders der leer worden.&rdquo;</p>
+<p>En, vervolgt hij:</p>
+<div class="lgouter">
+<p class="line">Tot nu toe heerschten, in het land van Magadha,</p>
+<p class="line">Onreine zeden, zond&rsquo;ger menschen leer.</p>
+<p class="line">Gij wijz&rsquo;, ontsluit de poort der eeuwigheid.</p>
+<p class="line">Doe hooren<span class="corr" id="xd20e1277" title=
+"Bron: .">,</span> wat gij, zondelooz&rsquo;, erkent,</p>
+<p class="line">Wie staat daar boven op der rotsen kruin,</p>
+<p class="line">Zijn blik gaat verder dan het oog der schaar,</p>
+<p class="line">Zoo stijg, o wijz&rsquo;, omhoog, daar waar</p>
+<p class="line">Der waarheid tempel rijst hoog boven &rsquo;t aardsch
+gewemel,</p>
+<p class="line">En gij, die boven &rsquo;t lijden zijt verheven,</p>
+<p class="line">Zie daar omlaag, de menschheid, door geboort&rsquo; en
+ouderdom gekweld,</p>
+<p class="line">Sta op, o <span class="corr" id="xd20e1294" title=
+"Bron: strijdbre">strijdb&rsquo;re</span> held, ga overwinnend</p>
+<p class="line">De wereld door, gids zonder vlek of feil,</p>
+<p class="line">Verhef uw stem, o heer, want velen zullen hooren.</p>
+</div>
+<p><span class="pagenum">[<a id="pb54" href="#pb54" name=
+"pb54">54</a>]</span></p>
+<p>Die bede wordt tot driemaal herhaald, als Boeddha zijn twijfel
+uitspreekt, of het verkondigen der waarheid niet vruchteloos zal zijn.
+Eindelijk geeft Boeddha toe; hij ziet met zijn oog des lichts de
+wereld, hij aanschouwt daar wezens, wier zielen rein zijn en wier
+zielen niet rein zijn van het stof der wereld, wezens scherp en stomp
+van zinnen, edelen en onedelen, goede en slechte hoorders van zijn
+woorden, velen, die in vrees leven voor het toekomstig leven en voor de
+zonden. En dan spreekt hij tot Brahm&#257;:</p>
+<div class="lgouter">
+<p class="line"><span class="corr" id="xd20e1308" title=
+"Niet in bron">&bdquo;</span>Geopend zij voor allen, de poort der
+eeuwigheid,</p>
+<p class="line">Wie ooren heeft, hij hoore en geloove &rsquo;t
+woord,</p>
+<p class="line">Ik dacht, aan eigen leed, daarom heb ik, o
+Brahm&#257;,</p>
+<p class="line">Het eed&rsquo;le woord nog niet der wereld
+meegedeeld.&rdquo;</p>
+</div>
+<p class="first">Zoo zag dan Brahm&#257;, dat de verhevene zijn bede
+zou vervullen en het woord prediken. Toen boog hij zich voor den
+verhevene, ging eerbiedig rondom hem en verdween.</p>
+<p>Zoo schetst ons de legende, hoe de verlichte tot het vast besluit
+kwam om aan de wereld den weg des heils te verkondigen.</p>
+</div>
+</div>
+<div id="ch4.2" class="div2 section"><span class="pagenum">[<a href=
+"#toc">Inhoud</a>]</span>
+<div class="divHead">
+<h3 class="main">II. Boeddha als prediker van den weg des heils.</h3>
+</div>
+<div class="divBody">
+<p class="first">Hoe Boeddha dit deed, willen wij thans zien. Volgens
+de legende ging hij allereerst naar het woud van Benares, het wildpark
+Isipatana, waar de vijf asceten zich ophielden, die eens zijne
+leerlingen waren, doch zich van hem afkeerden, toen hij, na strenge
+vasten, weer gewoon voedsel ging gebruiken.<a class="noteref" id=
+"xd20e1326src" href="#xd20e1326" name="xd20e1326src">18</a> Uit de
+verte zien de monniken den verhevene naderen. &bdquo;Vrienden&rdquo;,
+zoo zeggen zij tegen elkaar, &bdquo;daar komt de asceet Gautama, die in
+overvloed leeft, en zijn heilig streven heeft opgegeven. Eerbied willen
+wij hem niet bewijzen, wij zullen niet voor hem opstaan, hem niet zijn
+almoezenschaal en zijn opperkleed afnemen, maar wij willen hem een
+plaats inruimen, als hij wil kan hij gaan zitten.&rdquo;<a class=
+"noteref" id="xd20e1329src" href="#xd20e1329" name=
+"xd20e1329src">19</a></p>
+<p>Doch toen de verhevene naderbij kwam, konden de monniken toch niet
+bij dit besluit blijven; zij gingen den verhevene tegemoet, de een
+ontlastte hem van aalmoezenschaal en opperkleed, de ander maakte een
+plaats voor hem gereed, een derde gaf hem water om de voeten te
+wasschen en een bankje om de voeten op neer te zetten. De verhevene
+zette <span class="pagenum">[<a id="pb55" href="#pb55" name=
+"pb55">55</a>]</span>zich neer op de voor hem bestemde plaats en wiesch
+zijne voeten.</p>
+<p>Als zij dan vervolgens hun twijfel te kennen gaven hoe Gautama,
+nadat hij door strengheid en zelfkastijding de volle heerlijkheid van
+het weten en zien van het heilige niet kon bereiken, nu de
+bovenmenschelijke volkomenheid, de volle heerlijkheid van weten en
+erkennen van het heilige zou bereikt hebben bij een leven van
+overvloed, antwoordt de verhevene als volgt:</p>
+<p>&bdquo;De Tath&#257;gata,<a class="noteref" id="xd20e1340src" href=
+"#xd20e1340" name="xd20e1340src">20</a> o monniken, leeft niet in
+overvloed, hij heeft zijn streven niet opgegeven en zich tot den
+overvloed gekeerd. De Tath&#257;gata, monniken, is de heilige, hoogste
+Boeddha. Doet uwe ooren open, o monniken, de verlossing van den dood is
+gevonden, ik onderwijs u, ik predik de leer. Als gij overeenkomstig
+mijn onderwijzing wandelt, zal u binnen een kleinen tijd ten deel
+vallen de hoogste voleindiging van een heilig streven: dat waarom edele
+jongelingen hun huis verlaten, om zonder huis te leven; nog in dit
+leven zult gij de waarheid zelve erkennen en haar zien van aangezicht
+tot aangezicht.&rdquo;</p>
+<p>En, als de verhevene deze redenen nog een paar malen heeft herhaald,
+dan vraagt hij aan de monniken: &bdquo;Erkent gij niet, o monniken, dat
+ik vroeger nooit zoo tot u gesproken heb?<span class="corr" id=
+"xd20e1352" title="Niet in bron">&rdquo;</span> &bdquo;Dat hebt gij
+niet, heer.&rdquo; Na antwoord en wederantwoord leert dan de verlichte
+aldus:</p>
+<p>&bdquo;Twee wegen zijn er, o monniken, waarvan verre moet blijven,
+die een geestelijk leven wil leiden. Welke beide wegen zijn dat? De
+eene weg is een leven van genietingen, overgegeven aan lust en genot,
+dat is min, onedel, ongeestelijk, onwaardig, nietsbeteekenend. De
+andere weg is een leven van zelfpijniging, dat is droevig, onwaardig,
+nietsbeteekenend. Van beide deze wegen, o monniken, is de voleindigde
+ver; hij heeft den weg van het midden leeren kennen, den weg, die het
+oog opent en den geest opent, die tot rust, tot inzicht, tot
+verlichting, tot Nirv&#257;na<a class="noteref" id="xd20e1357src" href=
+"#xd20e1357" name="xd20e1357src">21</a> leidt. En welke, o monniken, is
+deze weg van het midden, dien de Tath&#257;gata heeft erkend, die,
+welke het oog opent en den geest opent, die tot rust, <span class=
+"pagenum">[<a id="pb56" href="#pb56" name="pb56">56</a>]</span>tot
+inzicht, tot verlichting, tot Nirv&#257;na voert? Het is het heilige
+achtvoudige pad, dat wil zeggen: <i>goed inzien</i>, (vrij van
+wangeloof); <i>goed bedoelen</i>, (verheven, den ernstigen man
+waardig); <i>goed spreken</i>, (vriendelijk, openhartig, waar); <i>goed
+handelen</i>, (vreedzaam, eerlijk zijn); <i>goed leven</i>, (zonder een
+levend wezen te deren); <i>goed streven</i>, (door zichzelf in tucht te
+houden); <i>goed gedenken</i>, (waakzaamheid des geestes); <i>goed
+bespiegelen</i>, (zich verdiepen in de mysteri&euml;n des levens). Dit,
+o monniken, is de weg van het midden, dien de voleindigde heeft erkend,
+die het oog en den geest opent, die tot rust, tot inzicht, tot
+verlichting, tot Nirv&#257;na voert.&rdquo;</p>
+<p>Wat nu is het dat tot het betreden van dit achtvoudig pad moet
+dringen? De verlichte wijst zijn vroegere leerlingen op vier heilige
+waarheden: het lijden, de oorzaak van het lijden, de opheffing van het
+lijden, de weg tot de opheffing van het lijden.</p>
+<p>&bdquo;Dit,<a id="xd20e1391" name="xd20e1391"></a> o monniken, is
+<i>de heilige waarheid van het lijden</i>: geboorte is lijden, ouderdom
+is lijden, dood is lijden, met wat men niet liefheeft vereenigd te zijn
+is lijden, van wat men liefheeft gescheiden te zijn is lijden, niet
+verkrijgen wat men begeert is lijden: in &eacute;&eacute;n woord, de
+vijfvoudige<a class="noteref" id="xd20e1396src" href="#xd20e1396" name=
+"xd20e1396src">22</a> gehechtheid is lijden.</p>
+<p><span class="corr" id="xd20e1400" title=
+"Niet in bron">&bdquo;</span>Dit, o monniken, is <i>de heilige waarheid
+van het ontstaan des lijdens</i>: de dorst<a class="noteref" id=
+"xd20e1406src" href="#xd20e1406" name="xd20e1406src">23</a> is het, die
+van wedergeboorte tot wedergeboorte voert, namelijk de dorst naar lust,
+naar worden, naar ontstaan<a class="noteref" id="xd20e1409src" href=
+"#xd20e1409" name="xd20e1409src">24</a>, naar macht.</p>
+<p><span class="corr" id="xd20e1413" title=
+"Niet in bron">&bdquo;</span>Dit, o monniken, is <i>de heilige waarheid
+van de opheffing van het lijden</i>: dien dorst opheffen door geheele
+vernietiging der begeerte; hem varen laten, zich van hem ontdoen, zich
+van hem losmaken, hem geen plaats geven.</p>
+<p><span class="corr" id="xd20e1421" title=
+"Niet in bron">&bdquo;</span>Dit, o monniken, is <i>de heilige waarheid
+van den weg tot opheffing van het lijden</i>: het is het heilige
+achtvoudige pad; d. i. goed inzien (enz.)</p>
+<p><span class="corr" id="xd20e1428" title=
+"Niet in bron">&bdquo;</span>Zoolang ik, o monniken, van deze vier
+heilige waarheden deze ware erkentenis niet had, zoolang wist ik ook
+dat ik nog niet in deze wereld en in die der goden, benevens in de
+wereld van Brahm&#257; en die van M&#257;ra, onder alle wezens, onder
+asceten <span class="pagenum">[<a id="pb57" href="#pb57" name=
+"pb57">57</a>]</span>en Brahmanen, onder goden en menschen, de hoogste
+verlichting bereikt had. Doch nu heb ik die verlichting gevonden
+&egrave;n: onverliesbaar is de verlossing van mijn geest, dit is mijn
+laatste geboorte, voor mij komen er geen nieuwe geboorten
+meer.&rdquo;</p>
+<p>Ziehier de bekende prediking van Benares. Al moge zij wellicht niet
+letterlijk weergeven wat de Meester zelf heeft gesproken, toch vinden
+wij hier de grondlijnen van het oorspronkelijk Boeddhisme. De
+verlossing van het lijden te bereiken door alle begeerte af te sterven,
+zoodat men geen wedergeboorte meer noodig heeft, ziedaar het hoofdpunt,
+waar het op aankomt. Zoolang de mensch lusten en begeerten voedt,
+zoolang werkt zijn leven voort, en moet telkens een nieuwe geboorte
+plaats hebben. Alle lust, alle begeerte uitdooven is het hoogste
+streven, dan wordt men boven alle lijden verheven en gaat tot
+Nirv&#257;na in.</p>
+<p>Het praktische staat dus op den voorgrond. Het leven, zoo erkent de
+verlichte, is noodzakelijk vol van lijden; geboorte, ziekte, dood, het
+beteekent alles lijden. Hoe moet de mensch daarvan verlost worden? Door
+boven alle begeerte verheven te worden, en alzoo aan het leven, dat
+lijden is, te ontkomen. Want, juist de dorst, de begeerte doemt den
+mensch om telkens weer geboren te worden tot nieuw lijden. Is hij van
+alle begeerte bevrijd, dan behoeft hij niet meer te worden geboren: hij
+komt tot Nirv&#257;na. Tot vernietiging? Neen, doch tot een zijn, boven
+al &rsquo;t aardsche verheven. Doch, wij komen hierop nog nader terug,
+wij willen eerst den verlichte nog volgen op zijn verderen
+loopbaan.</p>
+<p>De vijf vroegere metgezellen waren dan de eersten, die zich
+bekeerden. Zij vragen hem om als zijn leerlingen te worden opgenomen.
+&bdquo;Komt hier, o monniken,<span class="corr" id="xd20e1439" title=
+"Niet in bron">&rdquo;</span> luidt dan zijn woord<a class="noteref"
+id="xd20e1442src" href="#xd20e1442" name=
+"xd20e1442src">25</a><span class="corr" id="xd20e1444" title=
+"Niet in bron">,</span> <span class="corr" id="xd20e1447" title=
+"Niet in bron">&bdquo;</span>w&egrave;l verkondigd is de leer, wandelt
+in heiligheid om aan alle lijden een einde te maken.&rdquo; Zoo vormde
+dan Boeddha zijne gemeente. Een nieuwe rede over de onbestendigheid en
+de onwezenlijkheid van al het aardsche bewerkt dan dat de ziel dier
+vijf jongeren den toestand van zondelooze heiligheid bereikt. &bdquo;In
+dien tijd&rdquo;, zoo zegt een oud bericht, <span class="corr" id=
+"xd20e1450" title="Niet in bron">&bdquo;</span>waren er zes heiligen in
+de wereld: Boeddha zelf en deze vijf jongeren.&rdquo;</p>
+<p>Straks echter breidt zich de gemeente uit, al spoedig sluiten zich
+tal van asceten, kluizenaars in de wouden van Uruvel&#257;,
+<span class="pagenum">[<a id="pb58" href="#pb58" name=
+"pb58">58</a>]</span>bij hem aan. Ook koning Bimbis&#257;ra trekt, als
+Boeddha straks zijn hoofdstad R&#257;jagriha genaakt, met een groot
+gevolg den verlichte te gemoet. Hij treedt als leek<a class="noteref"
+id="xd20e1457src" href="#xd20e1457" name="xd20e1457src">26</a> tot de
+geestverwanten van den verhevene toe en blijft zijn leven lang een
+zijner trouwste beschermers.</p>
+<p>Ook werden toen S&#257;riputta en Mogall&#257;na, die beiden later
+ge&euml;erd werden als de twee voornaamste leerlingen, voor de gemeente
+van den Verlichte gewonnen. Beide jongelingen waren van Brahmaansche
+afkomst, en erkenden zekeren S&#257;njaya, een bedelmonnik, als hun
+geestelijk hoofd. Innig was hun vriendschapsverbond, zij hadden elkaar
+beloofd, dat diegene van hen, die het eerst de verlossing van den dood
+bereikte, het den ander aanstonds zou meedeelen.<a id="xd20e1462" name=
+"xd20e1462"></a></p>
+<p>Op zekeren dag zag S&#257;riputta een van Boeddha&rsquo;s
+leerlingen, Assaji geheeten, bezig om in de straten van R&#257;jagriha
+aalmoezen in te zamelen, rustig en waardig, den blik naar den grond
+gericht. Toen hij hem zag dacht hij: &bdquo;Dat is een van de monniken,
+die heilig zijn in de wereld. Ik zal tot hem gaan en hem vragen:
+&bdquo;Vriend, in wiens naam hebt gij de wereld vaarwel gezegd? Wie is
+uw meester en wiens leer erkent gij?&rdquo;<span class="corr" id=
+"xd20e1466" title="Niet in bron">&rdquo;</span> Doch S&#257;riputta
+bedacht: &bdquo;&rsquo;t Is nu niet de rechte tijd om het dezen monnik
+te vragen. Hij gaat langs de huizen en verzamelt aalmoezen. Ik zal hem
+achterna gaan, gelijk men iemand volgt van wien men iets
+begeert.&rdquo; Toen echter de eerwaardige Assaji te R&#257;jagriha
+aalmoezen had ingezameld, nam hij de ontvangen gaven en keerde terug.
+Na de gebruikelijke begroetingen sprak S&#257;riputta tot den
+eerwaardigen Assaji: &bdquo;Uw gelaat, o vriend, staat helder, uw kleur
+is frisch en klaar. In wiens naam hebt gij de wereld vaarwel gezegd en
+wie is uw meester? En wiens leer erkent gij?&rdquo; &bdquo;Mijn meester
+is,&rdquo; luidde het antwoord, &bdquo;de groote Sam&#257;na<a class=
+"noteref" id="xd20e1469src" href="#xd20e1469" name=
+"xd20e1469src">27</a> uit het huis van Sakya, die de wereld is
+ontvloden. In naam van hem, den verhevene, heb ik de wereld verlaten.
+De verhevene is mijn meester en zijne leer erken ik. En wat zegt uw
+meester vriend, en wat leert hij?&rdquo; &bdquo;Ik ben nog een
+nieuweling vriend, nog niet lang heb ik de wereld verlaten, ik ben
+eerst sinds kort tot deze leer en deze orde gekomen. Niet in haar volle
+uitgebreidheid kan ik u de leer verkondigen, maar haar korten zin kan
+ik u zeggen.&rdquo; Toen sprak S&#257;riputta, de bedelmonnik,
+<span class="pagenum">[<a id="pb59" href="#pb59" name=
+"pb59">59</a>]</span>tot den eerwaardigen Assaji: &bdquo;Zoo zij het
+vriend, zeg mij weinig of veel, maar spreek mij van den zin (der leer),
+daarnaar alleen verlang ik, wat wil ik mij veel om de letter
+bekommeren?&rdquo; Toen sprak de eerwaardige Assaji tot S&#257;riputta
+dit woord der leer: &bdquo;De wezens, die uit &eacute;&eacute;ne
+oorzaak vlieten, hun oorsprong leert de voleindigde en het einde dat
+zij nemen: dat is de leer van den grooten Sam&#257;na.&rdquo;<a class=
+"noteref" id="xd20e1474src" href="#xd20e1474" name=
+"xd20e1474src">28</a></p>
+<p>Toen S&#257;riputta deze woorden hoorde ging hem het licht der
+waarheid op, hij begreep dat &bdquo;alles wat aan ontstaan zijn aanzijn
+dankt, ook moet vergaan.&rdquo; Daarom zeide hij tot Assaji: &bdquo;Al
+was de les ook niets anders dan dit, zoo hebt gij toch de plaats
+bereikt, waar geen lijden meer is. Wat in tallooze wereldtijdperken
+niet is gezien, thans is het tot ons gekomen.&rdquo;</p>
+<p>Dan gaat S&#257;riputta tot Mogall&#257;na, zijn vriend. &bdquo;Uw
+gelaat, o vriend, zegt Mogall&#257;na, is helder, uw kleur is frisch en
+klaar. Hebt gij de verlossing van den dood gevonden?&rdquo; Het
+antwoord luidt toestemmend, hij verhaalt van zijne ontmoeting met
+Assaji, en ook aan Mogall&#257;na gaat het licht der waarheid op, het
+reine, wolkelooze. Te vergeefs tracht hun meester S&#257;njaya hen
+tegen te houden. Met groote scharen van asceten gaan zij naar het
+bosch, waar Boeddha woont: S&#257;njaya komt een stroom bloed uit den
+mond. Boeddha ziet de beide jongelingen naderen en verkondigt aan zijne
+omgeving, dat zij de edelsten en besten onder zijne jongeren zullen
+zijn. Beiden ontvangen van Boeddha zelf de wijding.</p>
+<p>Zoo traden velen toe; doch er was ook tegenstand. Hetzelfde oude
+verhaal, waaruit wij deze geschiedenis ontleenden,<a class="noteref"
+id="xd20e1483src" href="#xd20e1483" name="xd20e1483src">29</a> deelt
+ons mede hoe het volk murmureerde: de asceet Gautama, zeiden zij, is
+gekomen om kinderloosheid, om weduwschap, om ondergang der familie te
+brengen. Zij waren bevreesd voor de toekomst, als zoovelen der edelste
+jongelingen tot den verlichte gingen. Geen wonder: waar moest het heen,
+indien de gelofte van kuischheid zoo algemeen werd, met de toekomst des
+volks? De Brahmanen vorderden die kuischheid alleen van de jeugd en den
+ouderdom, maar deze ontrukte aan het maatschappelijk leven de mannen,
+die een gelukkig gezin zouden kunnen stichten.</p>
+<p>Doch, de verlichte liet zich door deze bezwaren niet van zijn doel
+afvoeren. Al schold men hem en de zijnen met de woorden: <span class=
+"pagenum">[<a id="pb60" href="#pb60" name="pb60">60</a>]</span></p>
+<div class="lgouter">
+<p class="line">De groote monnik komt getogen naar Magadha&rsquo;s
+bergstad heen.</p>
+<p class="line">De S&#257;njaya&rsquo;s<a class="noteref" id=
+"xd20e1496src" href="#xd20e1496" name="xd20e1496src">30</a> bekeert hij
+allen, wanneer bekeert hij wel zichzelf?</p>
+</div>
+<p class="first">Zij antwoorden:</p>
+<div class="lgouter">
+<p class="line">De helden, de voleindigden, bekeeren door hun
+waarachtig woord,</p>
+<p class="line">Wie zal smaden, den Verlichte, die bekeert door der
+waarheid macht?</p>
+</div>
+<p class="first">In ieder geval, het Boeddhisme wist zich glansrijk te
+handhaven en nam hand over hand toe.</p>
+<p>Boeddha&rsquo;s bloedverwanten waren niet onbekend gebleven met
+zijne lotwisselingen en zijn vader, Suddodhana, noodigde hem uit om
+zijn geboortestad te bezoeken, opdat hij zijn ouden vader nog eens zou
+zien, voor deze stierf. De verlichte ging dus op weg en nam zijn
+verblijf in een boschje buiten de stad. Daar kwamen zijn vader, zijn
+ooms en anderen hem opzoeken: doch deze laatsten waren niet bizonder
+ingenomen met hun bedelenden stadgenoot: zij namen daarom ook geen
+levensmiddelen voor hem mede, al was dit anders de gewoonte tegenover
+heilige kluizenaars.</p>
+<p>Den volgenden dag ging Gautama, door zijn leerlingen vergezeld, met
+zijn schaal rond om zijn voedsel te bedelen. Eerst wilde hij bij de
+stadspoort gekomen, regelrecht naar het paleis van den rajah gaan; doch
+hij besloot zich aan den gewonen regel te houden, volgens welke een
+bedelaar van huis tot huis gaat. Men begrijpt dat de rajah al spoedig
+vernam dat zijn zoon bedelend door de straten ging: iets wat hem lang
+niet aanstond. Hij haastte zich dezen te gemoet te gaan en sprak:</p>
+<p>&bdquo;Waarom, meester, doet gij ons schande aan door te bedelen om
+uw voedsel? Meent gij dat <i>wij</i> zoovele bedelaars niet kunnen
+voeden?&rdquo; &bdquo;O, groote rajah,&rdquo; was het antwoord,
+&bdquo;dit is de gewoonte van ons allen.&rdquo; &bdquo;Doch,&rdquo;
+luidde het wederantwoord, &bdquo;wij stammen af van een beroemd
+geslacht van krijgslieden en niet &eacute;&eacute;n van hen heeft ooit
+zijn brood gebedeld.&rdquo;</p>
+<p>&bdquo;Gij en uw familie,&rdquo; hernam Gautama, &bdquo;moogt u
+beroemen van koningen af te stammen, mijn geslacht is dat der
+profeten<a class="noteref" id="xd20e1519src" href="#xd20e1519" name=
+"xd20e1519src">31</a> van ouds en zij hebben altijd van aalmoezen
+geleefd, die zij bijeen bedelden. Doch, mijn vader, indien een mensch
+een verborgen schat heeft gevonden, is het zijn eerste plicht om aan
+zijn vader de kostbaarste juweelen aan te bieden.&rdquo; <span class=
+"pagenum">[<a id="pb61" href="#pb61" name=
+"pb61">61</a>]</span>Overeenkomstig dit woord richtte hij zich in de
+volgende verzen tot zijn vader:<a class="noteref" id="xd20e1526src"
+href="#xd20e1526" name="xd20e1526src">32</a></p>
+<div class="lgouter">
+<p class="line">Sta op, vertoef toch niet,</p>
+<p class="line">Betracht het rechte, ware leven,</p>
+<p class="line">Die deugd beoefent, hij vindt rust.</p>
+<p class="line">In dit en in een volgend zijn.</p>
+<p class="line">Volg niet het kwaad!</p>
+<p class="line">Die deugd beoefent, hij vindt rust</p>
+<p class="line">In dit en in een volgend zijn.</p>
+</div>
+<p class="first">Suddhodana antwoordde niet, doch nam de schaal van
+zijn zoon over en leidde dezen het huis binnen, waar de familieleden
+hem hulde brachten. Doch Ya&ccedil;odhara kwam niet. &bdquo;Indien
+ik,<span class="corr" id="xd20e1546" title=
+"Niet in bron">&rdquo;</span> zoo sprak zij, &bdquo;eenige waarde heb
+in zijn oog, dan zal hij zelf komen en kan ik hem beter hier
+begroeten.&rdquo;</p>
+<p>Gautama bemerkte haar afwezigheid, en, gevolgd door twee zijner
+leerlingen ging hij naar de plaats, waar zij zich bevond, nadat hij hun
+eerst had gezegd, dat zij haar niet zouden tegenhouden, indien zij
+trachtte hem te omhelzen, hoewel anders geen lid der orde een vrouw
+mocht aanraken of door haar aangeraakt mocht worden.</p>
+<p>Daar zag zij hem binnentreden, den eens zoo geliefden echtgenoot, nu
+een monnik, in &rsquo;t geel gekleed met gladgeschoren hoofd en
+aangezicht. Zij wist wel dat hij er zoo zou uitzien, doch zij kon zich
+toch niet inhouden. Zij viel op den grond neer, greep zijne voeten en
+barstte in tranen uit. Toen herinnerde zij zich de onoverkomelijke
+kloof tusschen hen beiden, stond op en plaatste zich naast hem.</p>
+<p>De rajah sprak haar aan; hij deelde Gautama mede dat zij hem altijd
+was blijven liefhebben. Alle weelde, die hij zich had ontzegd, had zij
+zichzelve ook onthouden, slechts &eacute;&eacute;n maaltijd nam zij
+iederen dag, en zij sliep niet in een bed, maar op een mat, uitgespreid
+op de vloer. Boeddha schijnt toen niet veel te hebben geantwoord,
+alleen vermelden ons de bronnen dat hij een
+J&#257;taka-geschiedenis<a class="noteref" id="xd20e1556src" href=
+"#xd20e1556" name="xd20e1556src">33</a> verhaalde over haar deugd in
+een vroeger bestaan. Zij werd een ernstig onderzoekster der nieuwe
+leer, en toen Boeddha later, eigenlijk tegen zijn zin, doch door de
+omstandigheden gedwongen, een orde van nonnen instelde, was zijn
+verlaten vrouw een der eerste leden dezer orde. Ook zijn zoon,
+R&#257;hula, en zijn broeder, Nanda, werden als monniken in de orde
+opgenomen. <span class="pagenum">[<a id="pb62" href="#pb62" name=
+"pb62">62</a>]</span></p>
+<p>Overigens vinden wij over dezen tijd van Boeddha&rsquo;s leven, het
+veertigtal jaren tusschen den aanvang zijner prediking en het einde
+zijner loopbaan, wel eenige gesprekken of uitspraken, maar geen
+geregeld verhaal. Toch, een beeld van de wijze waarop de verlichte
+leefde en werkte, kunnen wij ons daaruit wel vormen. Hoe dan hebben wij
+ons het leven van den Meester en zijn leerlingen voor te stellen?
+Allereerst staat vast dat voor hen, zoo goed als voor andere asceten,
+het jaar in twee afwisselende tijdperken was verdeeld; de regentijd,
+waarin men zich rustig in zijn verblijf hield, de zoogenaamde
+&bdquo;was&rdquo;tijd, waarin meer bepaald de leerlingen zelf werden
+onderricht in de moeilijkste deelen der leer, en het overige deel des
+jaars, waarin de verlichte en zijne leerlingen leerend en predikend het
+land doortrokken. Die verdeeling des jaars was door de natuur zelve
+aangewezen en onvermijdelijk; trouwens indien men in den regentijd had
+willen rondtrekken had men dat niet kunnen doen zonder tallooze planten
+en kleine dieren onwillekeurig te dooden: geheel in strijd met de leer
+van den verlichte, die ook het kleinste leven heilig houdt.</p>
+<p>In dien regentijd was de verlichte door tal van jongeren omgeven, en
+de aanzienlijken des lands beijverden zich om voor hem en de zijnen te
+zorgen. Later ging men wederom uiteen en Boeddha en zijn jongeren
+reisden langs de groote wegen, soms door vrienden geherbergd, maar
+gewoonlijk rustend en overnachtend onder de boomen des wouds. Vorsten
+en aanzienlijken waren echter vaak de dakloozen ter wille: zoo vernemen
+wij dat koning Bimbis&#257;ra, van wiens bekeering wij reeds gewag
+maakten, een zijner bosschen of parken, het Veluvana (bamboeswoud) ter
+beschikking stelde van den verlichte, en dat de groote koopman
+<span class="corr" id="xd20e1564" title=
+"Bron: Anathapindika">An&#257;thapindika</span>, hem het nog beroemder
+Jetavana-park schonk: een park, dat naar luid der legende, door dezen
+koopman voor zooveel goud was gekocht, dat het den bodem van het
+gansche terrein kon bedekken.</p>
+<p>Sommige schrijvers stellen zich voor dat ook toen reeds de monniken
+in Vih&#257;ra&rsquo;s, kloosters, woonden. Doch, om verschillende
+redenen is dit niet waarschijnlijk te achten; de propaganda vereischte
+juist personen zonder vast tehuis en oude berichten teekenen ons de
+&bdquo;monniken van Sakya&rdquo; als levende onder de boomen des velds;
+de boomen, waar immers ook voorheen de &bdquo;Rishi&rsquo;s,&rdquo; de
+oude zieners, geacht werden hun openbaringen te ontvangen. Ook
+uitspraken van Megasthenes, <span class="pagenum">[<a id="pb63" href=
+"#pb63" name="pb63">63</a>]</span>een gezant van koning <span class=
+"corr" id="xd20e1571" title="Bron: Selencus">Seleucus</span> Nicator
+van Syri&euml; (302&ndash;298 v. Christus) spreken van Boeddha&rsquo;s
+volgelingen als van personen, die, noch in de steden wonen, noch een
+dak hebben boven hun hoofd, maar die gekleed zijn in boombast, met
+noten zich voeden en water drinken uit de hand. Ook wordt in datzelfde
+bericht van hen gezegd &bdquo;dat zij geen huwelijk kennen, noch
+kinderen verwekken.&rdquo;</p>
+<p>Dus, gansch iets anders dan leven in Vih&#257;ra&rsquo;s. En
+ofschoon nu dat getuigenis betrekking heeft op een tijd, lang na
+Boeddha&rsquo;s dood, mogen wij het er toch voor houden, dat het in de
+dagen van den verlichte niet anders was. Hij toch zeide tot zijn
+volgelingen<span class="corr" id="xd20e1576" title="Bron: .">,</span>
+&bdquo;Een groote plicht rust op u, te werken voor het heil van
+menschen en geesten. Laten wij uiteengaan, ieder in verschillende
+richting, geen twee op hetzelfde pad. Ga en predik Dharma<a class=
+"noteref" id="xd20e1579src" href="#xd20e1579" name=
+"xd20e1579src">34</a>.<span class="corr" id="xd20e1582" title=
+"Niet in bron">&rdquo;</span></p>
+<p>In &bdquo;de twaalf voorschriften&rdquo;, een noordelijke bron, m.
+a. w. ontleend aan een heilige schrift der noordelijke Boeddhisten,
+wordt aan de &bdquo;bedelaarstroep&rdquo; zooals Boeddha zijn
+volgelingen noemde, uitdrukkelijk verboden om een ander dak te hebben
+dan een boom. Hun eenige zitplaats mag de moeder aarde zijn. Hun
+kleeren lompen van de mesthoop of het kerkhof. De boom, die den
+bedelaar beschut, moet liefst op een kerkhof staan. Niet tweemaal mag
+hij slapen onder denzelfden boom.</p>
+<p>Nu is het wel zeker, dat deze &bdquo;twaalf voorschriften&rdquo; een
+strengere ascese vertegenwoordigen dan het oorspronkelijk Boeddhisme,
+doch, de voorstelling dat Boeddha en zijn volgelingen overal in
+sierlijke &bdquo;vih&#257;ra&rsquo;s&rdquo; waren gehuisvest is toch
+zeker niet juist. Mij komt het voor dat zij een zwervend leven leidden,
+in grooten eenvoud, doch niet zoo, dat zij zich aan alle
+maatschappelijk verkeer onttrokken, dat immers noodig was om hun leer
+tot allen te brengen.</p>
+<p>Zoo lezen wij b.v. van aanzienlijken, die den verhevene ter maaltijd
+noodden, van Brahmanen-leerlingen, die in een twistgesprek met den
+beroemden leeraar hun sporen trachtten te verdienen, van tegenstanders,
+die hem strikvragen deden. Daarbij worden zij dan natuurlijk dikwerf
+overwonnen, en menigmaal lezen wij dan hoe zij den verlichte en zijn
+leerlingen het verzoek doen: moge de heer, de verhevene, morgen bij mij
+met zijn leerlingen het middagmaal komen gebruiken. Boeddha geeft door
+zwijgen zijn toestemming te kennen. Is dan den volgenden dag de
+maaltijd gereed, zoo zendt de <span class="pagenum">[<a id="pb64" href=
+"#pb64" name="pb64">64</a>]</span>gastheer een bode met het verzoek:
+&bdquo;het is tijd, heer, de maaltijd is bereid.&rdquo; Daarop neemt
+dan Boeddha zijn aalmoezenschaal en opperkleed en gaat met de zijnen
+ter maaltijd. De gastheer en zijn familie bedienen zelf hun gasten. Is
+de maaltijd <span class="corr" id="xd20e1593" title=
+"Bron: geeindigd">ge&euml;indigd</span>, dan worden de handen
+gewasschen, de gastheer neemt met de zijnen aan Boeddha&rsquo;s zijde
+plaats en deze richt tot hen een woord van vermaning en leering.</p>
+<p>Had men op een dag geen uitnoodiging, dan onderneemt Boeddha zijn
+bedelgang door stad of dorp, nadat eerst de vroege morgenuren in
+geestelijke oefeningen of in het verkeer met de leerlingen zijn
+doorgebracht. Zwijgend ging dan de man, wiens naam door gansch
+Indi&euml; werd genoemd, voor wien koningen bogen, met zijn schaal
+rond, met neergeslagen blik, zonder te spreken afwachtend of men hem
+eenige spijze zou geven. Was die rondgang afgeloopen, dan noodde de
+middag tot rust in de koelte van het woud, totdat de avond aanbrak en
+hij weer onder de menschen optrad, vriend en vijand leerend en
+onderrichtend.</p>
+<p>Zoo gingen de dagen van den verlichte, wiens zwervend leven en
+aanraking met allerlei personen ons telkens aan Jezus doet denken,
+vredig voorbij. Hoe was nu echter het leven van den meester met zijn
+vertrouwden, de leerlingen, die hem vergezelden? Waarschijnlijk
+heerschte er in dien intiemen kring een rustige toon: een stemming van
+kalme goedheid en stille vreugde, die aan der wereld ontvlodenen
+paste.</p>
+<p>In dien kring waren voorts de gewone grenzen der maatschappij
+vrijwel weggewischt. Wie geluisterd had naar het woord (een vaststaande
+formule)<span class="corr" id="xd20e1603" title="Bron: .">,</span>
+&bdquo;Kom, o monnik, w&egrave;l verkondigd is de leer, wandel in
+heiligheid, om aan alle lijden een einde te maken,&rdquo; dat de
+Boeddha tot diegenen richtte, aan wie hij zijne leer had verkondigd,
+wie dus het gele kleed en de tonsuur<a class="noteref" id=
+"xd20e1606src" href="#xd20e1606" name="xd20e1606src">35</a> had
+aangenomen, alle familiebetrekkingen had opgegeven, op geen bezit meer
+aanspraak maakte en strenge kuischheid in acht nam: hij maakte deel uit
+van een gewijden kring, waarin het casten-onderscheid was
+opgeheven.</p>
+<p>Evenals, zeide de verlichte, rivieren hun naam verliezen, als zij
+opgenomen worden in den grooten oceaan, zoo verliezen ook adelijken en
+Brahmanen, Vaisya&rsquo;s en Sudra&rsquo;s hun oude namen, wanneer zij
+voor de leer van den Voleindigde <span class="pagenum">[<a id="pb65"
+href="#pb65" name="pb65">65</a>]</span>hun huis verlaten. Den ouden
+naam en het oude geslacht hebben zij dan achtergelaten, voortaan heeten
+zij slechts &bdquo;asceten, die den zoon van Sakya aanhangen<a class=
+"noteref" id="xd20e1613src" href="#xd20e1613" name=
+"xd20e1613src">36</a>.&rdquo;</p>
+<p>Merkwaardig is in dit opzicht ook het gesprek, dat Boeddha voerde
+met koning Aj&#257;tasattu<span class="corr" id="xd20e1618" title=
+"Niet in bron">.</span> Deze vroeg welk loon ten deel viel aan hem, die
+zijn huis verliet om een geestelijk leven te leiden. In den loop van
+dat gesprek zeide de Verlichte: &bdquo;Indien een slaaf of dienaar des
+konings het gele gewaad aantrekt en als monnik in gedachten, woorden en
+werken onberispelijk leeft, zoudt gij dan zeggen: laat deze man weder
+mijn slaaf en dienaar zijn, die <span class="corr" id="xd20e1621"
+title="Bron: v&oacute;or">v&oacute;&oacute;r</span> mij opstaat en
+n&agrave; mij ter ruste gaat, die op zich neemt wat ik hem gebied, die
+voor mijn genoegen leeft, wat mij aangenaam is spreekt en naar mijn
+gelaat ziet?&rdquo; Toen antwoordde de koning:</p>
+<p>&bdquo;Neen, Heer, ik zou mij voor hem buigen, voor hem opstaan, hem
+uitnoodigen plaats te nemen en hem aanbieden wat hij aan kleeding,
+spijze, beschutting en medicijnen noodig kon hebben; ik zou hem
+beschermen en bewaken, gelijk het behoort.&rdquo;</p>
+<p>Zoo maakte dus het geestelijk gewaad allen gelijk. Toch waren het
+meest de aanzienlijken, die zich onder Boeddha&rsquo;s jongeren lieten
+opnemen; telkens wordt in de oude teksten gesproken van &bdquo;de zonen
+van edele geslachten,&rdquo; die hun huis verlaten om zonder tehuis
+rond te zwerven. Onder Boeddha&rsquo;s leerlingen waren jonge Brahmanen
+als S&#257;riputta, Mogall&#257;na, Kacc&#257;na, adellijken als
+&#256;nanda, R&#257;hula, Amuruddha, zonen van groote kooplieden en
+aanzienlijke beambten, in een woord meest personen, die een zorgvuldige
+opvoeding hadden ontvangen. Dit kan ons niet verwonderen als wij in
+aanmerking nemen dat ook in onze dagen in &rsquo;t algemeen een
+beschouwing van het leven als lijden en kwelling veel meer
+aantrekkelijks heeft voor de aanzienlijken dan voor de eenvoudigen, die
+ondanks al hun ontbering in den grond der zaak toch geneigd zijn en
+blijven het leven als een heilgoed te beschouwen.</p>
+<p>Voor de geringen des volks, de gestaalden in &rsquo;s levens strijd
+was de verkondiging van het smartelijke van alle bestaan niet te vatten
+en was de leer van oorzaak en gevolg niet te begrijpen.</p>
+<p>Toch, indien zij wilden toetreden, zij waren welkom. En, enkelen
+lieten zich opnemen in den kring. In de
+&bdquo;Therag&#257;tha<span class="corr" id="xd20e1632" title=
+"Niet in bron">&rdquo;</span>, (spreuken der oudsten), worden aan den
+&bdquo;oudste&rdquo; Sun&#299;ta <span class="pagenum">[<a id="pb66"
+href="#pb66" name="pb66">66</a>]</span>deze woorden in den mond gelegd:
+&bdquo;Uit een onaanzienlijk geslacht ben ik voortgekomen, ik was arm
+en behoeftig. Nederig was het werk, mij opgelegd, de verwelkte bloemen
+opruimen (uit tempels en paleizen). Ik was door de menschen veracht,
+werd voor gering aangezien en gescholden. Deemoedig betuigde ik aan
+velen mijn eerbied.</p>
+<p><span class="corr" id="xd20e1638" title=
+"Niet in bron">&bdquo;</span>Daar aanschouwde ik Boeddha met zijn
+monniken, zooals hij daar heenging, de held, in de voorname stad van
+Magadha, mijn last wierp ik af om eerbiedig voor hem te buigen. Uit
+erbarmen voor mij bleef hij staan, hij, de hoogste onder de mannen.
+Toen boog ik mij tot aan de voeten des meesters, trad aan zijn zijde en
+verzocht hem, den hoogste onder alle wezens, mij als monnik aan te
+nemen. Toen sprak de genaderijke meester, de erbarmer over de gansche
+wereld: &bdquo;Kom tot mij, monnik,&rdquo; dat was de wijding, die ik
+ontving. (Sun&#299;ta vertelt dan verder, hoe hij zich in het woud
+terugtrok en daar, in peinzen verzonken, de hoogste verlichting
+bereikte, zoodat de goden kwamen en hem vereerden.)</p>
+<p><span class="corr" id="xd20e1642" title=
+"Niet in bron">&bdquo;</span>Toen zag mij de meester, terwijl de goden
+mij omgaven en hij sprak deze woorden: &bdquo;Door heiligen gloed en
+door kuischen wandel, door intooming en zelfbedwang, daardoor wordt men
+tot Brahmaan, dat is het hoogste Brahmanendom.&rdquo;<span class="corr"
+id="xd20e1645" title="Niet in bron">&rdquo;</span></p>
+<p>M. a. w., geen caste stond als zoodanig nader bij het hoogste heil
+dan een andere: de verlichting kon aan allen ten deel vallen, kon ook
+verkregen worden door den geringste des volks. Evenals Paulus
+zeide<span class="corr" id="xd20e1650" title="Niet in bron">:</span>
+&bdquo;in Christus is geen Jood noch Griek, geen slaaf noch
+vrije,&rdquo; zoo ook kon Boeddha zeggen: &bdquo;in den kring der
+monniken is geen Sudra of Vaisya, geen Kshatrya of Brahmaan.&rdquo; Was
+daarom het Boeddhisme een soort democratische beweging? Wie dat meent,
+vergeet dat de ware volgelingen monniken waren, die de maatschappij de
+maatschappij lieten en wie het alleen te doen was om het hoogste heil
+te verwerven. Niet om de verdrukten los te maken uit de ketenen van het
+castewezen, maar om rijk en arm den weg te banen tot het hoogste heil,
+daarom was het bovenal te doen<a class="noteref" id="xd20e1653src"
+href="#xd20e1653" name="xd20e1653src">37</a>. Doch, die dat hoogste
+heil gevonden hadden: zij vormden inderdaad een kring, waarin de oude
+grenzen waren weggewischt, al stonden ook hier, gelijk onvermijdelijk
+is, sommigen op den voorgrond.</p>
+<p>Daareven noemden wij reeds S&#257;riputta en Mogall&#257;na, die
+<span class="pagenum">[<a id="pb67" href="#pb67" name=
+"pb67">67</a>]</span>beiden reeds in den aanvang van Boeddha&rsquo;s
+werkzaamheid werden gewonnen door zijn prediking en die hem trouw
+volgden tot aan hun dood, welke kort voor dien des Meesters intrad.
+Maar vooral ook moeten wij noemen Boeddha&rsquo;s neef &#256;nanda, tot
+wien de verhevene zijn laatste woorden sprak, den discipel, dien hij
+boven allen liefhad. Deze &#256;nanda was het ook, die voor
+Boeddha&rsquo;s persoon en voor zijn levensonderhoud dagelijks
+waakte.</p>
+<p>Een gansch andere rol heeft vervuld Devadatta, &#256;nanda&rsquo;s
+broeder. Dit is de Judas van het Boeddhisme, die den Meester naar het
+leven stond. &rsquo;t Schijnt dat deze leerling, door eerzucht
+gedreven, in plaats van den reeds vergrijsden meester zelf de leiding
+der gemeente in handen wilde hebben. Hij beproefde op allerlei wijze
+den verhevene uit den weg te ruimen. Doch vruchteloos; wonderen bewaren
+het leven des heiligen. Uitgezonden moordenaars worden, als zij Boeddha
+naderen, met vrees en beving geslagen; vriendelijk spreekt hij hen toe
+en zij bekeeren zich tot het geloof. Als een rotsblok Boeddha dreigt te
+verpletteren vangen twee bergspitsen het op: zoodat slechts zijn voet
+wordt gewond. Als een wilde olifant door een nauwe straat op den
+verlichte wordt losgelaten blijft hij, getroffen door de tooverkracht
+van dien &bdquo;vriendelijken denker&rdquo; eensklaps staan en wijkt
+terug.</p>
+<p>Heeft Devadatta werkelijk den verhevene naar &rsquo;t leven gestaan?
+Onwaarschijnlijk is &rsquo;t niet, al bestaat de mogelijkheid dat men
+Devadatta, die hierin van den meester afweek, dat hij veel strengere
+ascetische eischen wilde stellen, ten onrechte dergelijke moordplannen
+heeft toegeschreven.</p>
+<p>Wat die strengere ascese betreft, hij verlangde dat een monnik
+altijd in het woud zijn verblijf zou houden, terwijl Boeddha gaarne in
+de nabijheid van steden en dorpen vertoefde. Ook wilde hij dat een
+monnik slechts leven zou van wat hij op zijn rondgang verzamelde en
+geen uitnoodiging ter maaltijd van vrome leeken zou aannemen. Zijn
+gewaad, meende hij verder, mocht slechts uit opgeraapte lompen zijn
+samengenaaid, enz. Een tijdlang had dit streven eenig succes, doch
+straks leed het geheel en al schipbreuk. Eene legende verhaalt zelfs,
+dat Devadatta levend door de hel werd verslonden. Wij zagen boven
+reeds<a class="noteref" id="xd20e1667src" href="#xd20e1667" name=
+"xd20e1667src">38</a> dat volgens de &bdquo;twaalf voorschriften&rdquo;
+inderdaad eischen, als die welke Devadatta verlangde, aan
+Boeddha&rsquo;s volgelingen werden gesteld en de vraag <span class=
+"pagenum">[<a id="pb68" href="#pb68" name="pb68">68</a>]</span>komt bij
+ons op: Ligt er toch misschien in Devadatta iets van het
+oorspronkelijke Boeddhisme dat men later heeft trachten weg te werken
+en als ondermijning van het gezag des Meesters te doen beschouwen?
+E&eacute;n ding schijnt mij wel waarschijnlijk, namelijk, dat wij ons
+de eerste volgelingen van den Verlichte niet moeten voorstellen als
+rustig levend in hun vih&#257;ras&rsquo;,<a class="noteref" id=
+"xd20e1672src" href="#xd20e1672" name="xd20e1672src">39</a> maar wel
+als zwervers, schamel gekleed, al kunnen wij niet aannemen, dat hun
+gewaad uit opgeraapte lompen <i>moest</i> gemaakt zijn, en evenmin dat
+zij niet ter maaltijd mochten gaan.</p>
+<p>Voor deze opvatting pleit vooral het feit, dat zij, ook nog in de
+dagen van koning A&ccedil;oka, die ongeveer tweehonderd jaar na
+Boeddha&rsquo;s dood leefde, niet als zwijgende monniken in kloosters
+leefden, maar onder boomen, en er hun eer in stelden om zooveel
+mogelijk de onbekeerden door hun woord tot bekeering te brengen.</p>
+<p>De onbekeerden tot bekeering te brengen, dat geschiedde ook in de
+dagen van den verlichte zelf. Doch niet allen traden toe tot den kring
+der jongeren met zijn gestrenge eischen van kuischheid, armoede en
+gehoorzaamheid. Wij zagen dat er ook waren die, als koning
+Bimbis&#257;ra<a class="noteref" id="xd20e1685src" href="#xd20e1685"
+name="xd20e1685src">40</a> hun toevlucht namen bij Boeddha, Dharma,
+Sangha (de Verlichte, de Leer, de Gemeente), zonder hun maatschappelijk
+leven en hun huiselijk bestaan te veranderen. Zij werden de weldoeners
+en verzorgers der monniken; ook zij, als zij wandelden in eenvoud en in
+onderdrukking van aardsche hartstochten en begeerten, konden een stap
+nader komen tot het Nirv&#257;na, het hoogste heil. Zij waren voor de
+Boeddhisten wat Maria en Martha, wat een Nicodemus en Jozef van
+Arimathea waren voor Jezus en de zijnen. Ook waren zij van den aanvang
+af onmisbaar; hoe konden der wereld ontvloden monniken leven zonder
+arbeid, indien geen vrome vrienden en vriendinnen hen verzorgden van de
+nooddruft des levens?</p>
+<p>Onder die leeken-vrienden waren ook vele vrouwen. Als een type dezer
+vrome vriendinnen kunnen wij beschouwen de voortreffelijke
+Vis&#257;kh&#257;, wier beeld ons met zooveel liefde in de
+Boeddhistische overleveringen wordt geteekend. Zij was een rijke
+burgervrouw in S&#257;vatthi, de hoofdstad van het land Kosala: de
+moeder van bloeiende kinderen, de grootmoeder van vele zonen. Algemeen
+ge&euml;erd werd zij bij elken <span class="pagenum">[<a id="pb69"
+href="#pb69" name="pb69">69</a>]</span>maaltijd, bij ieder feest
+genoodigd: haar werden steeds het eerst de spijzen aangeboden, zij werd
+beschouwd als een gast, die geluk aanbrengt.</p>
+<p>In de Mah&#257;vagga vinden wij over haar het volgende verhaal, dat
+ons een aanschouwelijk beeld geeft en ons tevens doet zien, dat ook de
+Boeddhisten het woord verstonden: &bdquo;het is zaliger te geven dan te
+ontvangen.&rdquo;</p>
+<p>Op zekeren dag dan neemt Boeddha zijn maaltijd in het huis van
+Vis&#257;kh&#257;. Na den maaltijd zet deze zich naast hem neer en
+zegt: &bdquo;Acht wenschen verzoek ik van den verhevene.&rdquo;
+&bdquo;De voleindigden, Vis&#257;kh&#257;&rdquo;, luidt het antwoord,
+&bdquo;zijn te verheven om iederen wensch te kunnen vervullen.&rdquo;
+&bdquo;Doch wel wat geoorloofd is, Heer, en wat niet misprezen kan
+worden.&rdquo; &bdquo;Zoo spreek, Vis&#257;kh&#257;.&rdquo;</p>
+<p>&bdquo;Ik wensch, o heer, mijn leven lang de gemeente regengewaden
+te geven, vreemde monniken voedsel te reiken, doorreizende monniken te
+spijzigen, kranke broeders te eten te geven, ziekenverplegers te
+voeden, zieken medicijnen te geven, dagelijks rijstebrij te verdeelen
+en aan de nonnen badgewaden te schenken.&rdquo;</p>
+<p>&bdquo;Waarom vraagt gij, Vis&#257;kh&#257; deze dingen aan den
+voleindigde?&rdquo; Zij geeft daarop rekenschap, waarom zij aan deze
+wenschen zooveel waarde hecht.</p>
+<p>O. a. zegt zij. &bdquo;Een monnik die uit den vreemde komt, kent de
+wegen niet en loopt vermoeid rond om zijn aalmoezen in te zamelen.
+Heeft hij nu echter genoten, wat ik voor deze vreemdelingen bestemmen
+wil, dan kan hij eerst uitrusten en vervolgens, als hij uitgerust is,
+aalmoezen inzamelen. Dit doel, o heer, heb ik in het oog en daarom wil
+ik mijn leven lang de doortrekkende monniken voedsel geven.</p>
+<p><span class="corr" id="xd20e1704" title=
+"Niet in bron">&bdquo;</span>En wederom, heer, een doortrekkende monnik
+zal, als hij zelf zijn voedsel moet zoeken, achterblijven van zijn
+gezelschap of, waar hij rust wilde houden, zal hij moede door de straat
+gaan. Heeft hij echter de spijzen genoten, die ik aan de doortrekkende
+monniken wil schenken, dan zal hij niet achterblijven; waar hij rust
+wil houden zal hij op tijd aankomen en uitgerust zal hij door de
+straten gaan.&rdquo;</p>
+<p>Zoo legt zij vervolgens het doel van al hare acht wenschen uit en de
+verlichte spreekt: &bdquo;Edel, Vis&#257;kh&#257;, edel handelt gij,
+dat gij, naar dezen prijs trachtend, den voleindigde bidt om vervulling
+uwer wenschen. Ik sta u, Vis&#257;kh&#257;, uwe acht wenschen
+toe.&rdquo;</p>
+<p>En dan prijst hij haar met de volgende woorden: <span class=
+"pagenum">[<a id="pb70" href="#pb70" name="pb70">70</a>]</span></p>
+<div class="lgouter">
+<p class="line">Die spijs en drank verleent, van eed&rsquo;le
+blijdschap vol.</p>
+<p class="line">Des heil&rsquo;gen leerling, rijk aan deugden,</p>
+<p class="line">Die zonder afgunst gaven schenkt om &rsquo;t hemelsch
+loon,</p>
+<p class="line">Die smarten stilt, die vreugde steeds verspreidt,</p>
+<p class="line">Verkrijgt des hemels heerlijk lot.</p>
+<p class="line">Zij wandelt voort op &rsquo;t pad des lichts, &rsquo;t
+gepreez&rsquo;ne.</p>
+<p class="line">Van smarten vrij geniet zij langen tijd,</p>
+<p class="line">Het heerlijk loon der goede daad in &rsquo;t zalig
+hemelrijk.</p>
+</div>
+<p class="first">In deze Vis&#257;kh&#257; vonden wij een type van
+vrouwen die, zooals het in het N. Testament zou heeten &bdquo;den Heer
+dienden van hare goederen.&rdquo;<a class="noteref" id="xd20e1731src"
+href="#xd20e1731" name="xd20e1731src">41</a></p>
+<p>Overigens moeten wij niet meenen dat Boeddha de vrouwen hoog stelde,
+al is b.v. in het Boeddhistische Birma de praktijk beter dan de
+theorie. Neen, eene van de leerstukken van het Boeddhisme is dat de
+vrouw, voor zij tot het hoogste heil kan geraken, altijd weer eerst als
+man in de wereld moet komen.</p>
+<p>Toch werd de vrouw in oud-Indi&euml; ge&euml;erd. De afsluiting der
+vrouw van het maatschappelijk leven, door latere zeden gewettigd, was
+ook in het oude Indi&euml; niet zoo sterk. Integendeel, de vrouwen
+namen deel aan het geestelijk leven van hun volk: de edelste dichters
+toonen ons dat het oude Indi&euml; de waarde der vrouw gevoelde en haar
+bewonderde en eerde.</p>
+<p>Boeddha echter vond de vrouwen een gevaar: in haar waren
+verpersoonlijkt alle machten der verleiding, die den geest binden aan
+deze wereld. &bdquo;Ondoorgrondelijk&rdquo; zoo leert de moraal van een
+oude vertelling<span class="corr" id="xd20e1740" title=
+"Niet in bron">,</span> &bdquo;verborgen, als de weg van den visch in
+het water, zoo is het wezen der vrouwen, der uitgeslapen rooverinnen,
+bij wie de waarheid moeilijk is te vinden, voor wie de leugen is als de
+waarheid en de waarheid als de leugen.&rdquo;</p>
+<p>En wat dunkt u van het volgende gesprek van Boeddha en &#256;nanda?
+De laatste vraagt: &bdquo;Hoe zullen wij ons tegenover eene vrouw
+gedragen?&rdquo; &bdquo;Haar aanblik vermijden, &#256;nanda&rdquo;.
+&bdquo;Maar als wij haar toch zien, wat moeten wij dan
+doen?<span class="corr" id="xd20e1745" title=
+"Niet in bron">&rdquo;</span> &bdquo;Niet tot haar spreken,
+&#256;nanda.&rdquo; <span class="corr" id="xd20e1748" title=
+"Niet in bron">&bdquo;</span>En als wij toch tot haar spreken, wat
+dan?&rdquo; &bdquo;Dan moet gij over uzelven waakzaam zijn,
+&#256;nanda.&rdquo; Boeddha ging er dan ook slechts noode&mdash;na
+herhaald aandringen zijner pleegmoeder<a class="noteref" id=
+"xd20e1751src" href="#xd20e1751" name="xd20e1751src">42</a>&mdash;toe
+over om vrouwen als zijne leerlingen in de orde op te nemen, en gaf
+tegen <span class="pagenum">[<a id="pb71" href="#pb71" name=
+"pb71">71</a>]</span>&#256;nanda te kennen, dat het heilige leven en de
+heilige leer zonder vrouwen 1000 jaar, met haar slechts 500 jaar zou
+kunnen bestaan.</p>
+<p>Zoo was Boeddha&rsquo;s geest: en de nonnen stonden ook altijd bij
+de monniken ten achter, zij werden geduld, veel meer ook niet.
+Merkwaardig is het dat ook in den tegenwoordigen tijd tegenover
+tallooze Boeddhistische monniken in Birma&mdash;ieder heeft daar zijn
+klooster&mdash;slechts weinige nonnen worden gevonden. En wel, omdat
+blijkbaar dat strenge en koude haar niet aantrekt. Een vrouw, zegt de
+Boeddhist in Birma ook nog heden, begrijpt het zoo niet. &rsquo;t Kan
+ons niet verwonderen als wij bedenken dat er zoo weinig gemoedelijks in
+dezen godsdienst is, hoe hoog hij overigens moge staan.</p>
+<p>Hebben wij stilgestaan bij Boeddha&rsquo;s vrienden, wij vragen
+thans, met welke vijanden had hij te strijden? Allereerst met de
+priesterlijke Brahmanen, wier instellingen en positie in strijd waren
+met zijn beginselen en die hij geenszins ontzag.</p>
+<p>Openlijk sprak toch de Verlichte het uit, dat hij aan offers geen
+waarde hechtte, ja, dat de deugd der Ah&#299;nsa (eerbied voor het
+leven) het dooden van dieren verbood. Onomwonden kwam hij op tegen den
+waan dat de Brahmaan als zoodanig nader zou staan bij het hoogste heil:
+het achtvoudige pad, dat naar Nirv&#257;na leidde, stond voor iedereen
+open.</p>
+<p>Niet minder verhief hij zich tegen het zweren bij
+schriftgeleerdheid, tegen de meening als ware het genoeg de woorden van
+de Veda&rsquo;s in het hoofd te hebben. <span class="corr" id=
+"xd20e1765" title="Niet in bron">&bdquo;</span>Wie,<span class="corr"
+id="xd20e1768" title="Niet in bron">&rdquo;</span> zeide Boeddha,
+<span class="corr" id="xd20e1771" title="Niet in bron">&bdquo;</span>de
+liederen en spreuken der oude wijzen nabidt en zich dan zelf een wijze
+dunkt, die is even als een slaaf of gering mensch, die zich op de
+plaats stelt, waar de koning tot zijn gevolg sprak, dezelfde woorden
+bezigt en zich nu ook een koning dunkt.&rdquo;<a class="noteref" id=
+"xd20e1774src" href="#xd20e1774" name="xd20e1774src">43</a> De scholier
+gelooft wat de meester gelooft, de meester wat hij van vroegere
+meesters ontvangen heeft.</p>
+<p>We zien hierin hoe hij het autoriteitsgeloof verwierp. Hoe hij over
+het offer dacht, daarvan hebben wij een merkwaardig verhaal, dat aldus
+luidt:</p>
+<p>Boeddha had eens een gesprek met een aanzienlijk Brahmaan, die hem
+vroeg wat de eigenschappen waren van een goed offer. Als antwoord
+verhaalt <span class="corr" id="xd20e1781" title=
+"Bron: Boedha">Boeddha</span> dan de geschiedenis van een wijs en
+gelukkig koning uit oude dagen, die, na vele overwinningen te hebben
+behaald en de heele wereld te hebben <span class="pagenum">[<a id=
+"pb72" href="#pb72" name="pb72">72</a>]</span>veroverd, het besluit nam
+een groot offer aan de goden te brengen. Hij liet zijn huispriester
+komen en vroeg dezen hoe hij zijn voornemen het geschiktst zou
+volvoeren.</p>
+<p>De priester vermaande hem, om v&oacute;&oacute;r zijn offer te
+brengen eerst in zijn rijk rust, welstand en veiligheid te doen wonen.
+Hij gaat dus niet tot het offeren over, voor hij alle schade heeft
+hersteld. En bij zijn offer verwoest men geen levens van bezielde
+wezens, geen rund of schaap wordt geslacht. De dienaren des konings
+doen hun werk bij het offer niet onder tranen en door dwang: vreezend
+voor den stok der opzieners: ieder doet vrijwillig, wat zijn eigen hart
+hem ingeeft. Melk, olie en honig worden aangebracht en zoo wordt het
+offer des konings der godheid geboden.</p>
+<p>Er is echter, zegt Boeddha, nog een hooger en gezegender offer, ook
+gemakkelijk te brengen: als men gaven schenkt aan vrome monniken,
+woonplaatsen verschaft aan Boeddha en zijn gemeente<span class="corr"
+id="xd20e1790" title="Niet in bron">.</span></p>
+<p>En nog hooger offer is het: als men met een geloovig hart bij
+Boeddha, bij de leer en bij de gemeente (Boeddha, Dharma, Sangha) zijn
+toevlucht neemt, als men geen wezen van het leven berooft, leugens en
+bedrog verre van zich houdt.</p>
+<p>Nog hooger offer is het, als men als monnik van vreugde en leed
+beide afscheid neemt en in heilige rust peinzend zich verdiept.</p>
+<p>Het hoogste offer dat een mensch kan brengen en tevens de grootste
+zegen, die hij kan verwerven is echter: als hij de verlossing bereikt
+en de zekerheid krijgt: ik zal niet weer tot deze wereld terugkeeren.
+Dat is de hoogste voleindiging van alles wat offer heet.</p>
+<p>De Brahmaan, die zelf een groot offer had willen brengen en honderde
+dieren daarvoor in gereedheid hield, nam geloovig deze prediking aan en
+sprak: <span class="corr" id="xd20e1801" title=
+"Niet in bron">&bdquo;</span>Ik neem mijn toevlucht bij Boeddha, bij de
+leer en bij de gemeente.&rdquo; &bdquo;De dieren&rdquo;, zoo sprak hij,
+&bdquo;laat ik vrij, mogen zij het groene gras genieten, koel water
+drinken, moge de frissche wind hen omzweven.&rdquo;</p>
+<p>Nam Boeddha het op tegen het brengen van offers, misprees hij den
+castengeest en het gezagsgeloof, niet minder stond hij tegenover vele
+asceten, die in eindelooze zelfkwelling en zelfkastijding den weg des
+heils meenden te bereiken. Hij immers wist uit eigen smartelijke
+ervaring dat zichzelf te kwellen vruchteloos was. Hem was het geworden
+tot een heilige zekerheid, dat geen vasten de aardschgezinde gedachten
+of hartstochten doet verdwijnen. <span class="pagenum">[<a id="pb73"
+href="#pb73" name="pb73">73</a>]</span></p>
+<p>Neen, het werken aan opbouwing van zijn geestelijk leven, het
+trachten naar kennis, dat is het, wat de overwinning geeft en de kracht
+tot dezen goeden strijd vindt men in een leven, dat even ver verwijderd
+is van weelde als van ontbering en zichzelf opgelegde smart. Zoo waren
+de gedachten van Boeddha, die tegenover de ziekelijke afdwalingen van
+het Indische ascetisme op den naam van gezonde opvattingen mogen
+aanspraak maken.</p>
+<p>Boeddha staat hier tegenover zijn tijdgenooten als de man van
+praktijk en gezond verstand. Moeten wij dat echter zoo verstaan, dat
+hij feitelijk alle geloof aan God en een hooger leven als bijgeloof
+verwierp? Sommigen oordeelen zoo en geven ons van Boeddha een beeld als
+van een godloochenaar of minstens een positivist uit langvervlogen
+dagen. Feitelijk, zoo roepen zij ons toe, geloofde Boeddha aan geen God
+en geen volgend leven. Zijn Nirv&#257;na, het einddoel, was eigenlijk
+het ophouden van alle bestaan, zijn God was slechts de eeuwige wet van
+oorzaak en gevolg, waarvan alleen &rsquo;t Nirv&#257;na verlost.</p>
+<p>Wij zullen wellicht later nog uitvoeriger op deze belangrijke punten
+terug komen. Nu merken wij alvast op: 1<sup>e</sup> dat het
+Boeddhistische geschrift, Brahmajala sutta geheeten, waarin vooral
+Boeddha als een soort scepticus optreedt, door vele bevoegde
+beoordeelaars niet gerekend wordt tot de geschriften van het
+oorspronkelijk Boeddhisme, maar van de zoogenaamde Mahayana, (de groote
+overtocht) een latere ontwikkeling (of verbastering?) van
+Boeddha&rsquo;s leer, en dat er een sterk en welgegrond vermoeden
+bestaat, dat de invloed der Mahayana bij meer geschriften, die een
+gelijken indruk van Boeddha ons geven, is in het spel geweest.</p>
+<p>2<sup>e</sup>. dat wij zeer eigenaardige episoden uit
+Boeddha&rsquo;s leven bezitten, waarin een gansch andere geest
+doorstraalt, en waaruit wij de conclusie trekken, dat Boeddha met dat
+komen tot de verlossing, dat hij, zooals wij daareven zagen aanprijst
+als het hoogste offer, niet bedoelt een verlost worden van het bestaan,
+maar het verheven zijn boven het koortsachtige, rustelooze, dat het
+zoeken van het eigen ik aan &rsquo;t leven geeft, een zijn, dat zoo
+verheven is, dat ook Boeddha zich aan geen beschrijving waagt, en dat
+hij het niet vergeleken wil hebben met leven in den meer gewonen zin
+des woords. Willen wij trouwens voor het woord Nirv&#257;na een
+Nederlandsch gewaad zoeken, dan moeten wij bedenken dat het staat,
+geenszins tegenover leven, maar tegenover dorst <span class=
+"pagenum">[<a id="pb74" href="#pb74" name=
+"pb74">74</a>]</span>(trishna) tegenover het begeeren, dat altijd weer
+de ziel verteert en onrustig maakt. En dan drukt het woord dat F.
+Ortt<a class="noteref" id="xd20e1824src" href="#xd20e1824" name=
+"xd20e1824src">44</a> er voor geeft &bdquo;de groote vrede&rdquo;, het
+best Boeddha&rsquo;s gedachten uit.</p>
+<p>Doch laten wij tot bevestiging van onze opvatting Boeddha&rsquo;s
+getuigenis zelve hooren. Boeddha dan verklaart zekeren asceet en
+philosoof Makkhali Gos&#257;la voor den ergsten aller
+dwaalleeraars.<a class="noteref" id="xd20e1829src" href="#xd20e1829"
+name="xd20e1829src">45</a></p>
+<p>Wat nu leerde deze? O. a. dat de mensch geen vrijen wil had. Hij
+zeide namelijk: &bdquo;Er is geen macht (om te handelen), er is geen
+kracht, de mensch heeft geen invloed, alle wezens, alles wat ademt, al
+wat is, al wat leeft is onmachtig, machteloos, krachteloos, door
+toeval, door leiding, door natuur wordt het naar zijn doel
+gevoerd.&rdquo;</p>
+<p>&bdquo;Ieder wezen,&rdquo; leerde deze leeraar verder, &bdquo;maakt
+een bepaald aantal wedergeboorten door, aan wier slot zoowel de dwaas
+als de wijze het einde des lijdens bereikt.&rdquo;</p>
+<p>Had Boeddha z&oacute;&oacute; over diens leer kunnen spreken als hij
+zelf een verkapt loochenaar van God en een hoogere wereld was geweest?
+Immers neen. En wat dunkt u, lezer, van de volgende gelijkenis van den
+verhevene?</p>
+<p>Eens, zoo sprak Boeddha, was daar een blind geboren man, die zeide:
+&bdquo;Ik kan niet gelooven in een wereld van verschijnselen. Kleuren
+die helder of dof zijn bestaan niet. Daar is geen zon, geen maan, geen
+sterren. Niemand heeft daarvan goede getuigenis.&rdquo; Zijn vrienden
+beknorden hem, doch hij herhaalde dezelfde woorden.</p>
+<p>In die dagen was daar een Rishi, die het &bdquo;innerlijk
+gezicht&rdquo; had, hij ontdekte op de helling van de Himalaya vier
+kruiden, die de macht hadden om den man, die blind geboren was te
+genezen. Hij zocht die op, bereidde ze met zijn tanden en diende ze
+toe. Eensklaps riep de blindgeborene: &bdquo;Ik zie kleuren en
+verschijnselen. Ik zie schoone boomen en bloemen. Ik zie de heldere
+zon. Niemand heeft ooit te voren zoo iets aanschouwd.&rdquo;</p>
+<p>Daarop kwam er een heilig man tot den blind geboorne en sprak tot
+hem: &bdquo;Gij zijt ijdel en trotsch en bijna even blind als voorheen.
+Gij ziet de buitenzijde der dingen, niet de binnenzijde. Hij, wiens
+bovennatuurlijke zintuigen zijn ontwaakt ziet de lazuren velden van de
+Boeddha&rsquo;s van het verleden, <span class="pagenum">[<a id="pb75"
+href="#pb75" name="pb75">75</a>]</span>hij hoort hemelsche geluiden op
+vijf yogana&rsquo;s afstand. Ga naar een woestijn, of een woud, of een
+hol in de bergen en overwin uw dorst naar aardsche dingen.&rdquo;</p>
+<p>De blindgeboorne gehoorzaamde en de parabel eindigt met deze
+uitlegging: &bdquo;Boeddha is de oude Rishi, de vier kruiden zijn de
+vier groote waarheden.&rdquo;<a class="noteref" id="xd20e1849src" href=
+"#xd20e1849" name="xd20e1849src">46</a> Hij brengt de menschen van het
+lager leven af en opent de oogen der blinden.</p>
+<p>Wij zien duidelijk hieruit, dat ook het mystieke&mdash;trouwens wij
+mogen hier, gelet op wat de wetenschap in onze dagen leert over
+telepathie, clairvoyance enz. en op wat getuigenissen uit alle eeuwen
+bevestigen, van gezonde mystiek spreken&mdash;bij Boeddha geenszins
+ontbrak en dat het doel dat hij zich met zijn leerlingen voorstelde
+geen ander was dan hen van het aardsche los te maken en tot het hooger
+leven te brengen. In dat denkbeeld worden wij bevestigd door de Samana
+Phala Sutta.<a class="noteref" id="xd20e1854src" href="#xd20e1854"
+name="xd20e1854src">47</a> Daar leert Boeddha ongeveer het
+volgende:</p>
+<p><span class="corr" id="xd20e1858" title=
+"Niet in bron">&bdquo;</span>De mensch heeft een lichaam, saamgesteld
+uit de vier elementen.</p>
+<p><span class="corr" id="xd20e1862" title=
+"Niet in bron">&bdquo;</span>Dit lichaam is de vrucht van de
+vereeniging van zijn vader en van zijn moeder. Het wordt gevoed met
+rijst en meelpap en kan worden verminkt, gekruisigd, vernietigd. In dit
+vergankelijk lichaam is des menschen verstand geketend. De asceet,
+zichzelf dus opgesloten gevoelend, richt zijn geest op het scheppen van
+een vrijer hulsel.</p>
+<p><span class="corr" id="xd20e1866" title=
+"Niet in bron">&bdquo;</span>In gedachten stelt hij zich voor een ander
+lichaam, geschapen naar het beeld van dit stoffelijke, met een vorm,
+organen en leden. Dit lichaam staat tot het stoffelijke als het zwaard
+tot de scheede, of als de slang tot de mand waarin zij is opgesloten.
+De asceet dan, gereinigd en volmaakt, begint bovennatuurlijke krachten
+te ontwikkelen. Hij vindt zich in staat om door materieele hindernissen
+als muren en wallen heen te dringen, hij kan zijn beeld zichtbaar maken
+op meerdere plaatsen te gelijk, hij kan op het water wandelen zonder er
+in te zinken, hij kan door de lucht vliegen als een grootvleugelige
+valk, ja, hij kan deze wereld verlaten en die van Brahm&#257; zelf
+bereiken. Door deze kracht van zijn wil verwerft hij zich nog een ander
+vermogen: evenals de ivoordraaier een olifantstand bewerkt volgens zijn
+phantasie, zoo kan ook hij door zijn gedachten beelden
+oproepen<a class="noteref" id="xd20e1869src" href="#xd20e1869" name=
+"xd20e1869src">48</a>. Hij <span class="pagenum">[<a id="pb76" href=
+"#pb76" name="pb76">76</a>]</span>verkrijgt het vermogen om te hooren
+de geluiden der onzienlijke wereld even duidelijk als die van de
+zienlijke wereld&mdash;ja nog duidelijker. Ook is hij&mdash;door de
+macht van Man&#257;s<a class="noteref" id="xd20e1874src" href=
+"#xd20e1874" name="xd20e1874src">49</a>&mdash;in staat de meest geheime
+gedachten van anderen te lezen en hun karakter te zien. Hij kan zeggen:
+&bdquo;Hier is een geest, door hartstocht bestuurd, daar is een geest,
+die bevrijd is (van de hartstocht). Deze man heeft eed&rsquo;le
+doeleinden, die man heeft geen doel in het oog.&rdquo; Evenals een kind
+zijn oorringen in het water ziet en zegt: &bdquo;Dit zijn mijn
+oorringen&rdquo;, zoo erkent de gereinigde asceet de waarheid. Voorts
+komt dan over hem de gave van het &bdquo;goddelijk gezicht&rdquo; en
+hij omvat met zijn blik al wat menschen doen op aarde en na hun dood en
+wanneer zij wederom geboren zijn. Dan ontsluiert hij de geheimen van
+het heelal en waarom de menschen ongelukkig zijn en hoe hun ongeluk kan
+ophouden.&rdquo;</p>
+<p>Zien wij hierin niet, dat het geenszins aangaat Boeddha voor een
+athe&iuml;stisch gekleurd vrijdenker te houden?<a class="noteref" id=
+"xd20e1879src" href="#xd20e1879" name="xd20e1879src">50</a> Men hoore
+ook het volgende uit de Tevigga Sutta, een ander Cingaleesch werk.</p>
+<p>Toen Boeddha te Manas&#257;kata vertoefde, in het mangowoud, kwamen
+tot hem drie Brahmanen, in de Veda&rsquo;s wel onderwezen, om hem te
+raadplegen over de vereeniging met den eeuwigen Brahm&#257;. Zij vragen
+hem of zij op den rechten weg zijn om die vereeniging te bereiken.
+Boeddha antwoordt niet rechtstreeks. Hij onderstelt een vreemd geval.
+Een man is verliefd geworden op de allerschoonste vrouw van het land.
+Dag en nacht droomt hij van haar, doch, nimmer heeft hij haar
+aanschouwd. Hij weet niet of zij lang is of kort, of zij tot de
+Brahmanen of tot de Sudra&rsquo;s behoort, of zij blank is of bruin,
+zelfs haar naam kent hij niet.</p>
+<p>Dan vraagt hij de Brahmanen of dit verhaal over die vrouw een wijze
+of een dwaze vertelling is. Zij erkennen dat het
+&bdquo;zottepraat&rdquo; is. Boeddha past nu dezelfde redeneering op de
+Brahmanen zelf toe. En de Brahmanen, onderwezen in de drie
+Veda&rsquo;s, moeten bekennen, dat zij Brahm&#257; nimmer hebben
+gezien, niet weten of hij lang is of kort, noch iets wezenlijks omtrent
+hem en dat alles wat zij zeggen over <span class="pagenum">[<a id=
+"pb77" href="#pb77" name="pb77">77</a>]</span>vereeniging met hem,
+dwaze praat is. Zij gaan een trap op, waarin eene kromming is en weten
+niet of zij een woning of een afgrond zullen bereiken. Zij staan op den
+oever eener rivier en roepen den anderen oever op om tot hen te
+komen.</p>
+<p>Was Boeddha de athe&iuml;stische leermeester, dien velen in hem
+zien, dan had hij hier een schoone gelegenheid gehad om zijn inzichten
+te doen kennen. De Brahmanen, had hij dan kunnen zeggen, weten niets
+van Brahm&#257;, om de eenvoudige reden, dat zulk een wezen niet
+bestaat. Doch juist dit doet Boeddha geenszins. Hij tracht te bewijzen
+dat de Brahmanen daarom niets weten van Brahm&#257;, omdat deze zuiver
+geestelijk is en zij zuiver stoffelijk zijn.</p>
+<p>Vijf sluiers, zegt Boeddha, bedekken Brahm&#257; voor het sterfelijk
+oog. Zij zijn:</p>
+<ul>
+<li>1. De sluier van lust en begeerte.</li>
+<li>2. De sluier van boosheid.</li>
+<li>3. De sluier van luiheid en traagheid.</li>
+<li>4. De sluier van trots en eigengerechtigheid.</li>
+<li>5. De sluier van twijfelzucht.</li>
+</ul>
+<p>Dan gaat Boeddha voort en vraagt:</p>
+<p>&bdquo;Bezit Brahm&#257; vrouwen en rijkdom?&rdquo;</p>
+<p>&bdquo;Neen, Gautama&rdquo; antwoordt V&#257;settha de Brahmaan.</p>
+<p>&bdquo;Is zijn geest vol van toorn, of vrij van toorn?&rdquo;</p>
+<p>&bdquo;Vrij van toorn, Gautama.&rdquo;</p>
+<p>&bdquo;Vol van boosheid, of vrij van boosheid?&rdquo;</p>
+<p>&bdquo;Vrij van boosheid, Gautama.&rdquo;</p>
+<p>&bdquo;Is zijn geest bedorven, of zuiver?&rdquo;</p>
+<p>&bdquo;Zuiver, Gautama.&rdquo;</p>
+<p>&bdquo;Heeft hij zelfbeheersching, of niet?&rdquo;</p>
+<p>&bdquo;Hij heeft die, Gautama.&rdquo;</p>
+<p>Dan doet hij de Brahmanen vragen over henzelven:</p>
+<p>&bdquo;Zijn de Brahmanen, geleerd in de drie Veda&rsquo;s, zijn zij
+in het bezit van rijkdom, of zijn zij dat niet?&rdquo;</p>
+<p>&bdquo;Zij zijn het, Gautama.&rdquo;</p>
+<p><span class="corr" id="xd20e1938" title=
+"Niet in bron">&bdquo;</span>Dragen zij iemand een kwaad hart toe, of
+niet<span class="corr" id="xd20e1941" title="Niet in bron">,</span>
+Gautama?&rdquo;</p>
+<p>&bdquo;Zij doen dat, Gautama.&rdquo;</p>
+<p>&bdquo;Zijn zij zuiver van hart of niet?&rdquo;</p>
+<p>&bdquo;Zij zijn het niet, Gautama.&rdquo;</p>
+<p>&bdquo;Hebben zij heerschappij over zichzelf, of niet?&rdquo;</p>
+<p>&bdquo;Zij hebben die niet, Gautama.&rdquo;</p>
+<p>Deze antwoorden stellen, gelijk men begrijpt, in het licht, dat er
+geen vereeniging kan bestaan tusschen zoo verschillende wezens als
+Brahm&#257; en de Brahmanen. Brahm&#257; is vrij <span class=
+"pagenum">[<a id="pb78" href="#pb78" name="pb78">78</a>]</span>van alle
+verkeerdheid, zondeloos, zichzelf meester, dus kan alleen hij, die
+zonder zonde is, hopen met hem in overeenstemming te komen.
+V&#257;settha stelt vervolgens deze vraag: &bdquo;Mij is gezegd
+Gautama, dat de asceet Gautama den weg weet tot den staat van
+vereeniging met Brahm&#257;?&rdquo;</p>
+<p>&bdquo;Ik ken Brahm&#257; V&#257;settha&rdquo;, is Boeddha&rsquo;s
+antwoord, &bdquo;ik ken de wereld van Brahm&#257;, en den weg die er
+heenvoert.&rdquo;</p>
+<p>Daarop vraagt de verootmoedigde, in de drie Veda&rsquo;s onderwezen
+Brahmaan, aan Boeddha: hem den weg te wijzen tot den staat van
+vereeniging met Brahm&#257;.</p>
+<p>Boeddha geeft een uitvoerig antwoord: een scherpe tegenstelling
+makend tusschen het hooge en het lage Brahmanendom, tusschen de
+&bdquo;aan huizen gehechte&rdquo; en de &bdquo;huislooze&rdquo;
+Brahmanen. Die eersten, de huis-Brahmanen, zijn ruw, zinlijk, gierig,
+onoprecht. Om winst beoefenen zij de zwarte kunst, de waarzeggerij en
+bedrog. Zij weten bij koningen gehoor te krijgen, broeden oorlogen uit,
+voorspellen overwinningen, offeren levens op, berooven de armen. Als
+een tegenbeeld daarvan schildert hij den kluizenaar, die alle
+wereldsche dingen heeft verzaakt en zuiver, zichzelf meester, gelukkig
+is.</p>
+<p>Om dit hooger leven aan de menschen te leeren wordt &bdquo;van tijd
+tot tijd een Tath&#257;gatha (voleindigde) in de wereld geboren,
+gezegend en waardig, overvloeiende van kennis, een gids voor dwalende
+stervelingen. Hij ziet aangezicht tot aangezicht het gansch heelal, de
+geesten-wereld van Brahm&#257; en die van <span class="corr" id=
+"xd20e1967" title="Bron: Mara">M&#257;ra</span>, den verzoeker. Hij
+deelt aan anderen zijne kennis mede. De eerste &bdquo;huislooze&rdquo;
+door hem onderricht doet zijn geest een vierde der wereld doordringen
+met erbarming, sympathie en gelijkmoedigheid, verreikend, groot,
+bovenmatig.&rdquo;<a class="noteref" id="xd20e1970src" href=
+"#xd20e1970" name="xd20e1970src">51</a></p>
+<p>&bdquo;Waarlijk, dit is, o V&#257;settha, de weg tot den staat van
+vereeniging met Brahm&#257;&rdquo; en hij verkondigt dat <span class=
+"corr" id="xd20e1975" title="Niet in bron">&bdquo;</span>de Bhikshu of
+Boeddhistische bedelmonnik, die vrij is van toorn, vrij van
+kwaadwilligheid, zuiver van geest, meester over zichzelf, na zijn dood,
+als het lichaam ontbonden is, met Brahm&#257; zal vereenigd
+worden.&rdquo; De Brahmanen gevoelen dan de volle kracht van dit woord.
+Boeddha is in hun oog geen afbreker, maar een behouder van het geloof.
+Hij houdt het met den ouden geestelijken godsdienst tegenover alles
+m&ecirc;esleepende nieuwigheidsleeraars. <span class="pagenum">[<a id=
+"pb79" href="#pb79" name="pb79">79</a>]</span></p>
+<p>&bdquo;Gij hebt overeind gezet, wat was ter neder geworpen&rdquo;
+zeggen zij tot hem.</p>
+<p>Zoo zien wij hier Boeddha als diengene, die den geestelijken
+godsdienst weer opricht, door de Brahmanen onder vormen verstikt,
+evenals Jezus weer opvatte wat door Isra&euml;ls profeten, die de
+eischen des levens op den voorgrond stelden was geleerd, doch door de
+Joodsche schriftgeleerdheid was nedergeworpen.</p>
+<p>Doch hij deed nog meer, dat ons aan Jezus doet denken. Evenals deze
+ons geteekend wordt vol liefde voor gevallenen en verworpenen zoo
+hebben wij ook van het licht van Azi&euml; treffende verhalen, die in
+het licht stellen zijn liefde ook voor ver verdoolden.</p>
+<p>In de Chineesche Dhammapada lezen wij van een schoone zondares, die
+van Boeddha had vernomen en die op weg ging om zijne prediking te
+hooren. Op weg zag zij echter in een bron haar schoon gelaat en zij was
+niet in staat om haar goede voornemen uit te voeren. Toen zij
+terugkeerde, werd zij ingehaald door een andere courtisane, schooner
+nog dan zij zelve, en zij reisden te zamen. Toen zij een oogenblik
+rustten bij een andre bron, werd de vreemdelinge door slaap bevangen en
+legde zij haar hoofd op den schoot van haar medereizigster. Eensklaps
+werd het schoon gelaat wasbleek als een lijk, een walgelijk lokaas voor
+afschuwelijke insecten. De vreemdelinge toch was de groote Boeddha
+zelf, die deze gestalte had aangenomen om de arme Pundar&#299; te
+bekeeren.</p>
+<p>&bdquo;Daar is een schoonheid, die gelijkt op een fraaie kruik met
+vuil gevuld: een schoonheid die aan oogen, neus, mond, lichaam
+toebehoort. Het is die vrouwelijke schoonheid, welke leed brengt,
+huisgezinnen verdeelt, kinderen doodt&rdquo;.</p>
+<p>Deze woorden voorzeker, door den Meester bij een andere gelegenheid
+geuit, geven den zin weder van dit verhaal en drukken den geest des
+Meesters uit.</p>
+<p>Wij zagen reeds dat deze noch aan offers, noch aan zelfkastijding
+waarde hechtte, daar dit de weg niet kon zijn om verlost te worden van
+het lijden.</p>
+<p>Daartegenover legde hij allen nadruk op het streven van den mensch
+zelf. &bdquo;Werk uws zelfs zaligheid&rdquo; dat kan een spreuk wezen
+van Boeddha evengoed als &bdquo;In eigen hand ligt eigen lot.&rdquo;
+Een en ander leert hij dan ook uitdrukkelijk, geen uitwendige
+ceremoni&euml;n kunnen baten, geen geloof of gebed kan het doen, zelf
+moet de mensch den weg bewandelen tot het <span class="pagenum">[<a id=
+"pb80" href="#pb80" name="pb80">80</a>]</span>heil. &bdquo;Ook de
+Tath&#257;gatha&rsquo;s zijn enkel predikers, zelf moet gij een poging
+doen.&rdquo;<a class="noteref" id="xd20e1998src" href="#xd20e1998"
+name="xd20e1998src">52</a></p>
+<p>Nauw in verband met deze meer verhevene opvatting van het heil staat
+zijne erkenning van de onafwendbare gevolgen die het kwaad heeft op des
+menschen persoonlijkheid zelve: slechts onze tijd heeft hem hierin
+ge&euml;venaard. Wel leert Boeddha geen eeuwige straf: ook aan
+Devadatta, den Judas van het Boeddhisme wordt vergiffenis geschonken,
+doch, Boeddha kan de gevolgen van zijn booze daden niet wegnemen, deze
+moeten langzamerhand worden opgeheven in de zuiveringsprocessen van het
+hiernamaals. Boeddha kent niet de theorie dat een dwaze dweeper op zijn
+sterfbed eensklaps de rijke liefde en de verheven kennis van een engel
+zou deelachtig worden. In een volgend leven komt iemand juist in zulk
+een toestand van geest en gemoed, als die waarin hij voordezen
+verkeerde, anders is zijn persoonlijkheid verwoest. Dat noemt men de
+wet der gerechtigheid (Karma).</p>
+<p>Deze leer van Boeddha is grillig verdraaid door sommigen van zijn
+volgelingen, doch zijn eigen woorden zijn snijdend klaar:</p>
+<p>&bdquo;Een fout, welke men bedreven heeft is als melk, die niet op
+&eacute;&eacute;ns zuur wordt. Langzaam en zachtkens, als vuur onder de
+asch zal zij den dwaas verderven. Beide een goede en een slechte daad
+moeten rijp worden en hunne onvermijdelijke vruchten
+voortbrengen.<a class="noteref" id="xd20e2007src" href="#xd20e2007"
+name="xd20e2007src">53</a>&rdquo;</p>
+<p>Hoe Boeddha dit meent, heeft hij aangewezen in een schoone
+gelijkenis. Daarin worden de gevolgen van het kwaad afgebeeld als een
+ijzeren vesting der kwelling en de zonden als schoone vrouwen, die den
+mensch naar dezen zijnen ondergang lokken.</p>
+<p>Alles in dit verhaal doet bij den eersten aanblik denken aan een
+tooversprookje uit de Duizend en Een Nacht (trouwens we zien dikwijls
+diepe waarheden in zulk een po&euml;tischen vorm gehuld door de
+Indi&euml;rs), koel wuiven de palmen van een schoon eiland en in een
+heerlijk paleis wordt de slechte zoon, die naar goud zoekt, door
+vrouwen van bovenaardsche bekoorlijkheid bewaaierd. Hij heeft gesmaakt
+de onwaardige genietingen van K&#257;malo&ccedil;a (de lagere wereld)
+en geniet ze voor een tijd. Van eiland tot eiland gaat de reiziger
+voort, ieder volgend eiland is schooner dan het vorige, maar ieder
+<span class="pagenum">[<a id="pb81" href="#pb81" name=
+"pb81">81</a>]</span>is weer dichter bij de stad der boete, de stad met
+ijzeren muren. Doch: die hem daarheen drijft is geen Ahriman, geen
+duivel: neen, de wet van oorzaak en gevolg drijft hem voort. Evenwel:
+daar is geen duivel, dien Boeddha niet kan verzachten, zelfs tot in de
+hel Av&#299;chi is er geen schuilhoek, waar zijn groote liefde niet kan
+doordringen.</p>
+<p>Elk, zoo laat Edwin Arnold<a class="noteref" id="xd20e2018src" href=
+"#xd20e2018" name="xd20e2018src">54</a>, den Boeddha zeggen, en wij
+nemen die woorden over omdat zij zoo goed zijn geest uitdrukken:</p>
+<div class="lgouter">
+<div class="lg">
+<p class="line">Elk heerscht in eigen kring, zoo mensch als God,</p>
+<p class="line">Want al wat leeft, daarboven, hier omlaag,</p>
+<p class="line">&rsquo;t Zij groot of klein, schept door zijn eigen
+d&acirc;an</p>
+<p class="line">Zijn lot, zijn lust, zijn plaag.</p>
+</div>
+<div class="lg">
+<p class="line">Wat was, bepaalt wat is of worden zal,</p>
+<p class="line">Het beet&rsquo;re, &rsquo;t mind&rsquo;re,
+ontwikkeling, nieuw begin...</p>
+<p class="line">In blijde heem&rsquo;len oogsten d&rsquo;englen
+&rsquo;t loon,</p>
+<p class="line">Van eed&rsquo;le daden in;</p>
+</div>
+<div class="lg">
+<p class="line">In d&rsquo;onderwereld dragen duiv&rsquo;len &rsquo;t
+pak</p>
+<p class="line">Van vroeger boos bedrijf. Het goede, &rsquo;t
+kwaad,</p>
+<p class="line">&rsquo;t Wordt alles door den tijdstroom
+meegevoerd,</p>
+<p class="line">Niets blijft in d&rsquo;eigen staat.</p>
+</div>
+</div>
+<p class="first">en zegt hij later van die wet der gerechtigheid,
+(Karma):<a class="noteref" id="xd20e2051src" href="#xd20e2051" name=
+"xd20e2051src">55</a></p>
+<div class="lgouter">
+<p class="line">Zoo dwingt haar wet ons tot gerechtigheid<span class=
+"corr" id="xd20e2057" title="Niet in bron">.</span></p>
+<p class="line">Niet &eacute;&eacute;n kan haar weerstaan. Volgt haar
+gedwee,</p>
+<p class="line">Liefde is haar innigst wezen en het doel,</p>
+<p class="line">Dat zij beoogt: Volmaking, Rust en Vr&ecirc;e.</p>
+</div>
+<p class="first">Liefde is haar innigst wezen. Zij was ook het innigst
+wezen van den Boeddha. Al zien wij in zijn persoon niet dat
+gemoedsleven dat een Jezus kenmerkt, toch vervult ons de gestalte van
+dien koningszoon, die alle aardsche banden breekt om der menschheid het
+heil te prediken, die vol is van medelijden, met diepen eerbied en wij
+kunnen ons begrijpen dat zijn volgelingen zeiden dat hij was
+&bdquo;God, geopenbaard in de gestalte van barmhartigheid.&rdquo;</p>
+<p>Wij kunnen ons niet voorstellen dat zijn beeld, ons zoo treffend
+geteekend, slechts een mythe zou zijn: er moet een <span class=
+"pagenum">[<a id="pb82" href="#pb82" name="pb82">82</a>]</span>verheven
+karakter zijn geweest om denkbeelden te verkondigen, die zoo ver waren
+verheven boven zijn tijd.</p>
+<p>Nooit verandert zijn verheven welwillendheid. Hij bekeert de
+verdorvenste zondaars. Hij spreekt tot de dochters der zonde. Als hij
+de aarde bezoekt is het licht tot in de diepste der hellen, hij maakt
+duivelen en goede menschen beide gelukkig. Een dwaas beleedigt hem.
+&bdquo;Mijn zoon&rdquo; antwoordt hij &bdquo;beleediging tegen den
+hemel is als speeksel, dat men tegen het uitspansel richt: het keert
+terug op wie het uitwerpt.&rdquo;</p>
+<p>&bdquo;Een Tath&#257;gatha,&rdquo; zegt hij tot zijne leerlingen,
+&bdquo;kan door slechte daden en beleedigingen niet worden vertoornd:
+deze kunnen alleen zijn barmhartigheid en liefde
+verdubbelen.&rdquo;</p>
+<p>Bedenken wij nu daarbij dat het beginsel der vergelding (oog om oog,
+tand om tand) de politiestok was voor de maatschappij van die dagen,
+dat oorlog, plundering en wraak aan geheele kringen eigen waren als
+dagelijksch bedrijf en broodwinning, hoe verheven klinken ons dan tegen
+woorden als deze:</p>
+<p>&bdquo;Slechts door liefde bedwingen wij wrok. Door goed alleen
+overwinnen wij kwaad. De heele wereld vreest geweld. Alle menschen
+beven in tegenwoordigheid van den dood. Doe aan anderen wat gij wilt
+dat zij u zouden doen. Dood niet. Veroorzaak geen dood.</p>
+<p><span class="corr" id="xd20e2082" title=
+"Niet in bron">&bdquo;</span>Zeg geen harde woorden tot uw buurman. Hij
+toch zal u antwoorden in denzelfden toon.</p>
+<p><span class="corr" id="xd20e2086" title=
+"Niet in bron">&bdquo;</span>Zij die zeggen: &bdquo;Ik ben verongelijkt
+en uitgetart, ik ben geslagen en geplunderd&rdquo; zullen nooit
+ophouden te haten.</p>
+<p><span class="corr" id="xd20e2090" title=
+"Niet in bron">&bdquo;</span>Wat de haat in de wereld kan doen ophouden
+is niet de haat, maar de afwezigheid van haat.</p>
+<p><span class="corr" id="xd20e2094" title=
+"Niet in bron">&bdquo;</span>Als gij&mdash;evenals een trompet, die in
+den krijg is vertreden&mdash;geen klagelijk geluid meer voortbrengt,
+dan hebt gij Nirv&#257;na bereikt.</p>
+<p><span class="corr" id="xd20e2098" title=
+"Niet in bron">&bdquo;</span>Stil zal ik misbruik verduren evenals de
+strijd-olifant de pijl van den schutter ontvangt.</p>
+<p><span class="corr" id="xd20e2102" title=
+"Niet in bron">&bdquo;</span>De mensch, die ontwaakt is, gaat niet op
+wraak uit, maar vergeldt met vriendelijkheid zelfs wie hem onrecht
+doet: evenals de sandelboom zijn geur nog meedeelt aan de bijl van den
+houthakker, die hem velt.&rdquo;</p>
+<p>Hebben deze schoone uitspraken vooral betrekking op het kwaad met
+goed vergelden, de volgende die zich op verschillend gebied bewegen
+zijn niet minder merkwaardig.</p>
+<p>&bdquo;De zwanen gaan op het pad der zon. Zij gaan door de lucht,
+dank zij hun wonderbare macht. Zoo gaan de wijzen <span class=
+"pagenum">[<a id="pb83" href="#pb83" name="pb83">83</a>]</span>deze
+wereld uit, als zij M&#257;ra en diens gezelschap hebben
+overwonnen.</p>
+<p><span class="corr" id="xd20e2113" title=
+"Niet in bron">&bdquo;</span>Niet door uitwendige daden is men een
+(waar) asceet (Sam&#257;na).</p>
+<p><span class="corr" id="xd20e2117" title=
+"Niet in bron">&bdquo;</span>Niet de tonsuur maakt van den onopgevoeden
+mensch een Sam&#257;na.</p>
+<p><span class="corr" id="xd20e2121" title=
+"Niet in bron">&bdquo;</span>Geen regenbui van goudstukken kan de lust
+ooit voldoen.</p>
+<p><span class="corr" id="xd20e2125" title=
+"Niet in bron">&bdquo;</span>Een mensch is geen Bhikshu alleen omdat
+hij aalmoezen vroeg, geen Muni<a class="noteref" id="xd20e2128src"
+href="#xd20e2128" name="xd20e2128src">56</a> omdat hij stilzwijgt. Niet
+door discipline en geloften, niet door groote geestelijke kennis, niet
+door alleen te slapen, niet door heilige inspiratie, kan ik die
+vrijheid verkrijgen, welke geen wereldling kent. De ware Sam&#257;na is
+hij, die alle kwaad ter rust heeft gebracht. Indien een mensch in den
+strijd duizend maal duizend man overwint en een ander overwint
+zichzelf, dan is de laatste de grootste overwinnaar.</p>
+<p><span class="corr" id="xd20e2132" title=
+"Niet in bron">&bdquo;</span>Weinigen zijn er die aankomen aan de
+overzijde, de meesten loopen langs den oever heen en weer.</p>
+<p><span class="corr" id="xd20e2136" title=
+"Niet in bron">&bdquo;</span>Laat de dwaas verlangen naar een
+waardelooze reputatie, naar voorrang onder de Bhikshu&rsquo;s, naar
+heerschappij in de kloosters, naar vereering door andere menschen.</p>
+<p><span class="corr" id="xd20e2140" title=
+"Niet in bron">&bdquo;</span>Een bovennatuurlijk persoon wordt niet
+gemakkelijk gevonden. Hij wordt niet overal geboren. Het ras, waaronder
+zulk een wijze geboren wordt, bloeit.</p>
+<p><span class="corr" id="xd20e2144" title=
+"Niet in bron">&bdquo;</span>Roep mij niet uit op den weg alsof ik de
+god Brahm&#257; was.<a class="noteref" id="xd20e2147src" href=
+"#xd20e2147" name="xd20e2147src">57</a> Godsdienst is niets anders dan
+het vermogen om lief te hebben.</p>
+<p><span class="corr" id="xd20e2151" title=
+"Niet in bron">&bdquo;</span>Het huis van Brahm&#257; is waar kinderen
+gehoorzamen aan hun ouders.</p>
+<p><span class="corr" id="xd20e2156" title=
+"Niet in bron">&bdquo;</span>Schoonheid en rijkdom zijn als een mes,
+met honig besmeerd. Het kind zuigt er aan en wondt zich.<a class=
+"noteref" id="xd20e2159src" href="#xd20e2159" name=
+"xd20e2159src">58</a><span class="corr" id="xd20e2161" title=
+"Niet in bron">&rdquo;</span></p>
+<p>Zoo vormen de woorden en daden van Boeddha een schoon geheel, zooals
+hij leerde, zoo leefde hij. En zooals hij leefde, zoo stierf hij
+ook.</p>
+<p>Achttien mijlen oostwaarts van Kapilavastu is thans een nederig
+dorp, geheeten: M&#257;th&#257; Ku&auml;r (de doode prins). Waarom die
+naam? Hwen Thsang, de Chineesche pelgrim, die in de 4<sup>de</sup> eeuw
+Indi&euml; bezocht, kan het ons vertellen. Daar was <span class=
+"pagenum">[<a id="pb84" href="#pb84" name="pb84">84</a>]</span>in zijne
+dagen een &bdquo;doode prins&rdquo; van marmer, rustende onder een
+prachtig tempeldak (canopy), waarvan nog ru&iuml;nen zijn overgebleven.
+Op de plaats van dien tempel stonden 477 jaar voor Christus eenige
+boomen waaronder toen, in doodslaap verstijfd, de &bdquo;beste vriend
+der wereld&rdquo; rustte, zooals de Indi&euml;rs hem noemden. Hooren
+wij, wat een in hoofdzaak betrouwbaar verhaal ons van zijn dood
+meldt.</p>
+<p>Boeddha gaat van <span class="corr" id="xd20e2175" title=
+"Bron: Rajagriha">R&#257;jagriha</span>, de hoofdstad van Magadha-land
+het noorden in. Hij gaat den Ganges over, waar toen juist de
+toekomstige hoofdstad van Indi&euml;, de koningstad Pataliputta werd
+gebouwd. Hij ziet in den geest de toekomstige grootheid dier stad en
+voorspelt deze aan zijn jongeren.</p>
+<p>In het dorp Beluva nabij Vais&#257;li wil hij zijn leerlingen laten
+heengaan om daar in stille eenzaamheid den regentijd door te brengen.
+Doch daar grijpt een smartelijke krankheid hem aan: den dood erkent hij
+als nabij. Nu denkt hij aan zijne jongeren: hij wil Nirv&#257;na niet
+ingaan voor hij tot hen gesproken heeft. Alzoo bedwingt hij zijne
+krankheid en houdt het leven vast. Hij staat op, gaat uit het huis en
+zet zich voor de deur op de plaats, die men hem bereid heeft.
+&#256;nanda spreekt dan tot hem: &bdquo;Ik zie, Heer, dat de verhevene
+beter is en het hem minder moeielijk valt. Mij, Heer, hadden de
+krachten verlaten, ik duizelde, de gedachten vloden heen door de ziekte
+van den verhevene. Doch een troost had ik, Heer, de verhevene zou niet
+in het Nirv&#257;na ingaan, voor hij zijn wil omtrent de gemeente den
+jongeren verkondigd heeft.&rdquo;</p>
+<p>&bdquo;Wat begeert de gemeente der jongeren van mij<span class=
+"corr" id="xd20e2182" title="Niet in bron">,</span> &#256;nanda? Ik heb
+de leer verkondigd en geen verschil gemaakt tusschen binnen en
+buiten.<a id="xd20e2185" name="xd20e2185"></a> Hij die zegt: &bdquo;Ik
+wil heerschen over de gemeente&rdquo; of &bdquo;laat de gemeente mij
+onderworpen zijn,&rdquo; hij moge &#256;nanda, zijn wil verklaren in de
+gemeente... De voleindigde evenwel zegt niet: &bdquo;Ik wil over de
+gemeente heerschen.&rdquo; Ik ben nu afgeleefd, bejaard, een oud man,
+die zijn reis heeft volbracht. Tachtig jaar ben ik oud&mdash;Wees gij,
+&#256;nanda, uw eigen licht, uw eigen toevlucht. Zoek geen andere
+toevlucht. Wie nu, &#256;nanda, of na mijn verscheiden, zijn eigen
+licht zal zijn, zijn eigen toevlucht en geen andere toevlucht zal
+zoeken, hij zal voortaan mijn ware discipel zijn, die het rechte pad
+bewandelt.&rdquo;</p>
+<p>Boeddha laat des avonds alle monniken, die nabij Vais&#257;li wonen
+samenroepen en wijst hen nog eenmaal op de kennis des heils, die hij
+hun predikte, opdat zij daarnaar zouden wandelen en die zouden
+vermeerderen en dan laat hij volgen<span class="corr" id="xd20e2189"
+title="Bron: ;">:</span> <span class="pagenum">[<a id="pb85" href=
+"#pb85" name="pb85">85</a>]</span>&bdquo;Welaan monniken, ik zeg u, al
+het aardsche is der vergankelijkheid onderworpen, worstelt zonder
+ophouden. Over een kleinen tijd breekt het Nirv&#257;na van den
+voleindigde aan, nu over drie maanden zal hij in het Nirv&#257;na
+ingaan.&rdquo;</p>
+<p>En, ging hij voort:</p>
+<div class="blockquote">
+<p class="first">&bdquo;Mijn aanzijn rijpt voor &rsquo;t eind, na is
+mijns levens doel. &rsquo;k Ga heen: Gij blijft nog hier: het oord der
+toevlucht wacht, weest waakzaam steeds, en heilig zij uw wandel.
+Bewaart met kloeken moed, o jong&rsquo;ren, uwen geest.</p>
+<p><span class="corr" id="xd20e2200" title=
+"Niet in bron">&bdquo;</span>Die zonder wank&rsquo;len steeds het woord
+der waarheid volgen.</p>
+<p><span class="corr" id="xd20e2204" title=
+"Niet in bron">&bdquo;</span>Zij komen tot het doel, geboort, en dood
+voorbij<span class="corr" id="xd20e2207" title=
+"Niet in bron">.</span>&rdquo;</p>
+</div>
+<p>Den volgenden dag doet Boeddha nog eenmaal zijn bedelgang door
+Vais&#257;li: ziet voor de laatste maal op de stad terug en begeeft
+zich met vele jongeren op weg naar Kusin&#257;r&#257;, om daar het
+Nirv&#257;na in te gaan.</p>
+<p>Te P&#257;v&#257;&mdash;onderweg&mdash;overvalt hem de krankheid,
+die aan zijn leven een einde zal maken.&mdash;Cunda&mdash;zoo verhaalt
+het oude bericht na&iuml;ef tusschen de afscheidsgesprekken van den
+verlichte door&mdash;Cunda, de zoon van een goudsmid te P&#257;v&#257;
+zette den verhevene zwijnenvleesch voor, ten gevolge waarvan hij ziek
+werd. Moede ging de meester verder, hij baadde zich in de rivier en
+dronk een weinig. Na eenige rust kwam hij te Kusin&#257;r&#257;. Daar
+moest &#256;nanda hem tusschen twee boomen een rustplaats bereiden,
+waarop hij het moede hoofd nederlegde.</p>
+<p>Het was niet de tijd dat de S&#257;laboomen bloeiden, doch deze
+beide waren van onder tot boven met bloesems bedekt.</p>
+<p>Toen sprak de verhevene tot &#256;nanda: &bdquo;Geheel met bloemen
+bedekt, hoewel het de bloeitijd niet is, zijn de beide tweelingsboomen:
+hun bloesems vallen in menigte op het lichaam van den voleindigde:
+hemelsche <span class="corr" id="xd20e2220" title=
+"Bron: melodi&euml;n">melodie&euml;n</span> weerklinken in de lucht om
+hem te eeren.</p>
+<p><span class="corr" id="xd20e2224" title=
+"Niet in bron">&bdquo;</span>Doch den Voleindigde, &#256;nanda, komt
+een andere eer toe, een andere verheerlijking, prijs, vereering,
+eerbied. Ieder monnik &#256;nanda, en iedere non en iedere leek en
+leekenzuster, die in het groote en in het kleine in de waarheid leeft
+en naar de wet leeft en ook in het kleine naar de waarheid wandelt: zij
+zijn het die den voleindigde brengen de hoogste eer, verheerlijking,
+prijs en vereering. Daarom, &#256;nanda, moet gij u oefenen en steeds
+bedenken: wij willen in het groote en het kleine naar de waarheid
+leven, wij willen naar de wet leven en ook in het kleine in de waarheid
+wandelen.&rdquo;</p>
+<p>Weenend ging &#256;nanda het nabijzijnde huis binnen en sprak:
+<span class="pagenum">[<a id="pb86" href="#pb86" name=
+"pb86">86</a>]</span>&bdquo;Ik ben van zonden nog niet vrij, ik heb het
+doel nog niet bereikt, en mijn meester, die zich mijner erbarmde, zal
+in het Nirv&#257;na ingaan.&rdquo;</p>
+<p>Toen zond Boeddha een der leerlingen tot hem: &bdquo;Ga heen,
+leerling, en spreek uit mijn naam tot &#256;nanda: de Meester wil met u
+spreken, &#256;nanda.<span class="corr" id="xd20e2233" title=
+"Niet in bron">&rdquo;</span> Toen ging &#256;nanda tot den Meester,
+boog zich en nam aan zijne zijde plaats. Boeddha echter sprak:
+&bdquo;Niet alzoo, &#256;nanda, klaag niet, jammer niet. Heb ik u niet
+van te voren gezegd, &#256;nanda, dat men scheiden moet van alles wat
+men liefheeft en waarin men zich verheugt? Hoe ware het mogelijk,
+&#256;nanda, dat niet zou vergaan datgene wat geboren, geworden,
+gemaakt, der vergankelijkheid onderworpen is? Dat gaat toch niet. Gij
+echter &#256;nanda, hebt langen tijd den Voleindigde ge&euml;erd, in
+liefde en goedheid, met vreugde zonder valschheid, zonder einde: in
+gedachten, woorden en werken. Gij hebt goed gedaan &#256;nanda, ga
+voort, weldra zult gij van zonden vrij zijn.&rdquo;</p>
+<p>Toen de nacht aanbrak stroomden de edelen van Kusin&#257;r&#257; met
+vrouwen en kinderen naar het bosch om voor het laatst den stervenden
+meester hunne vereering te brengen.</p>
+<p>Subhadra, een andersgezind asceet, die gekomen was om met hem te
+spreken bekeerde zich tot hem als de laatste der geloovigen, die den
+Meester zelven aanschouwden.</p>
+<p>Kort voor zijn heengaan sprak Boeddha nog tot &#256;nanda:
+&bdquo;Wellicht, &#256;nanda, zult gij denken; het woord heeft zijn
+meester verloren, wij hebben geen meester meer. Zoo moet gij niet
+denken, &#256;nanda. De leer, &#256;nanda, en de orde, die ik u geleerd
+en verkondigd heb, dat is uw meester, als ik ben heengegaan.&rdquo;</p>
+<p>En tot de jongeren zeide hij: &bdquo;Welaan, jongeren, ik zeg u:
+vergankelijk is alles wat geworden is, worstelt zonder ophouden (om het
+heil te verkrijgen). Toen ging zijn geest van extase tot extase, door
+alle trappen der vervoering, daarop ging hij tot Nirv&#257;na in. De
+aarde beefde, de donder rolde. En Brahm&#257; sprak:</p>
+<p>&bdquo;Eens leggen alle wezens af lichaamlijkheid, in alle werelden,
+zooals nu Boeddha, de overwinnaar, de meester der wereld, de machtige
+voleindigde, tot Nirv&#257;na is ingegaan.&rdquo;</p>
+<p>De edelen van Kusin&#257;r&#257; kwamen en verbrandden voor de
+poorten der stad het lichaam van Boeddha met alle eer, die aan de
+lijken van koningen placht te geschieden.</p>
+<hr class="tb">
+<p>Zoo wordt ons geschetst het levenseinde van den verhevene.
+<span class="pagenum">[<a id="pb87" href="#pb87" name=
+"pb87">87</a>]</span>We hebben hem aan de hand der oude geschriften
+gevolgd op zijn levens weg. Wij hebben leeren kennen den Boeddha der
+oude legende. Doch niet al te moeilijk schijnt het om uit den Boeddha
+der legende den wijzen Sakyazoon der historie te kennen. Als wij dat
+beproeven, dan komt ons voor den geest een hooggeboren edele, die, met
+aardschen glans en luister omringd, alles daarliet om een oplossing te
+zoeken van de hoogste levensvragen. Een wijze, die alles wat het leven
+lieflijks heeft, verzaakte om te zoeken naar wat voeren kon tot waren
+vrede. Niet in zelfkastijding, noch in overdreven wereldschuwheid vond
+hij dien, maar in het streven om bij een leven, evenver van
+zinnelijkheid als van zelfpijniging, tot uitdooving van alle
+hartstocht, tot opgeven van alle persoonlijke begeerte te komen.</p>
+<p>E&eacute;n, die voorts het licht hem geschonken, niet voor zichzelf
+hield, maar het zooveel in hem was aan anderen bracht, ja daaraan zijn
+gansche leven wijdde en die voor hoog en laag, voor mensch en dier de
+welwillendheid zelve was.</p>
+<p>E&eacute;n, die diep besefte dat geen offers, geen boetedoeningen,
+geen ceremoni&euml;n vrede brengen in de ziel, maar dat er slechts
+vrede en licht te vinden is voor hen, die uit liefde zichzelf ten offer
+geven en alle begeerte en hartstocht weten te overwinnen.</p>
+<p>Geen wonder dat zijn persoon een onuitwischbaren indruk achterliet
+en dat vrome vereering een stralenkrans wond om het hoofd van den
+Sakyazoon.</p>
+</div>
+</div>
+<div id="ch4.3" class="div2 section"><span class="pagenum">[<a href=
+"#toc">Inhoud</a>]</span>
+<div class="divHead">
+<h3 class="main">III. Boeddha&rsquo;s onderwijs, Boeddhistische redenen
+en gelijkenissen.</h3>
+</div>
+<div class="divBody">
+<p class="first">Wij hebben in de vorige hoofdstukken het leven van den
+verlichte u geschetst en daarbij op menige bladzijde, naar ik hoop,
+doen gevoelen, welken geest hem bezielde. Toch willen wij op zijn
+onderwijs nog meer in &rsquo;t bizonder uwe aandacht vestigen: de leer
+was immers naar zijn eigen woord tot &#256;nanda, de Meester voor zijn
+volgelingen, als hij was heengegaan?</p>
+<p>Welnu, dat woord van den Meester is ons voor een goed deel
+overgeleverd al kunnen wij niet overal beslissen, wat aan den Meester,
+wat aan leerlingen te danken is.</p>
+<p>Wat die leer betreft, krijgen wij den indruk, dat zij zich&mdash;in
+onderscheiding van Jezus&rsquo; leer b. v.&mdash;vaak meer tot het
+verstand richtte dan tot het hart. &rsquo;t Is meestal meer een
+<span class="pagenum">[<a id="pb88" href="#pb88" name=
+"pb88">88</a>]</span>klemmend betoog dan een op het gevoel werkend
+beeld. Ja, er is in die betoogen zelfs iets mathematisch, punt voor
+punt wordt uitvoerig en eentonig afgewerkt en langzaam gaat het voort.
+Als een voorbeeld noem ik de volgende rede over den gloed der
+zinnen:<a class="noteref" id="xd20e2272src" href="#xd20e2272" name=
+"xd20e2272src">59</a></p>
+<p>&bdquo;Toen sprak de verhevene tot de jongeren: alles, jongeren,
+staat in vlam. En wat is dit alles, jongeren, dat in vlam staat? Het
+oog, leerlingen, staat in vlam, het erkennen van het zichtbare staat in
+vlam, de aanraking met het zichtbare staat in vlam, het gevoel, dat uit
+de aanraking met het zichtbare voortkomt, staat in vlam: of het vreugde
+of leed is of geen vreugde of leed: ook dit staat in vlam. Door welk
+vuur is het ontvlamd? Door het vuur der begeerte, door het vuur van den
+haat, door het vuur der verblinding is het ontvlamd, door geboorte,
+ouderdom, dood, smarten, klachten, lijden, kommer, vertwijfeling is het
+ontvlamd: Alzoo zeg ik.</p>
+<p><span class="corr" id="xd20e2278" title=
+"Niet in bron">&bdquo;</span>Het oor staat in vlam, het hoorbare staat
+in vlam, het kennen van het hoorbare staat in vlam, de aanraking met
+het hoorbare staat in vlam, het gevoel dat uit de beroering met het
+hoorbare voortkomt, zij het vreugde, zij het leed, zij het geen vreugde
+en geen leed, ook dit staat in vlam. Door welk vuur is het ontvlamd?
+Door het vuur der begeerte, door het vuur van den haat, door het vuur
+der verblinding, door geboorte, ouderdom, dood, smarten,
+klachten<span class="corr" id="xd20e2281" title="Niet in bron">,</span>
+leed, kommer, vertwijfeling is het ontvlamd: alzoo zeg ik.</p>
+<p><span class="corr" id="xd20e2285" title=
+"Niet in bron">&bdquo;</span>De reuk staat in vlammen (dan volgt weer
+dezelfde opsomming)<span class="corr" id="xd20e2288" title=
+"Niet in bron">,</span> de tong staat in vlammen (wederom), het lichaam
+staat in vlammen (wederom)<span class="corr" id="xd20e2291" title=
+"Niet in bron">,</span> de geest staat in vlammen
+(wederom).<span class="corr" id="xd20e2294" title=
+"Niet in bron">&rdquo;</span></p>
+<p>Dan gaat de rede voort: <span class="corr" id="xd20e2299" title=
+"Niet in bron">&bdquo;</span>Dit alzoo inziende (nl. de waarheid van
+het verteerd worden van alles door den vuurgloed der vergankelijkheid)
+wordt een wijze, edele hoorder des woords het oog moede, hij wordt het
+zichtbare moede, hij wordt het kennen van het zichtbare moede, hij
+wordt het gevoel moede, dat uit de aanraking met het zichtbare
+ontstaat, zij het vreugde of leed, of geen vreugde of leed. Hij wordt
+het oor moede (enz.), de reuk moede<span class="corr" id="xd20e2302"
+title="Niet in bron">&rdquo;</span> (enz. enz.) (altijd weer dezelfde
+zinnen).</p>
+<p>En dan eindigt de rede: &bdquo;Terwijl hij deze dingen moede wordt,
+wordt hij vrij van begeerte, van begeerte vrij wordt <span class=
+"pagenum">[<a id="pb89" href="#pb89" name="pb89">89</a>]</span>hij
+verlost, in den verloste is het inzicht: ik ben verlost, vernietigd is
+de wedergeboorte, voleindigd de heiligheid, gedaan de plicht, geen
+terugkeer is er meer tot deze wereld: alzoo is zijn inzicht.&rdquo;</p>
+<p>Voor ons zou een dergelijke toespraak geen groote aantrekkelijkheid
+hebben, doch voor de leerlingen van Boeddha, die aan een dergelijken
+redeneertrant, ook van andere leeraars gewoon waren, was dat een ander
+geval.</p>
+<p>Voor de niet ingewijden sloeg de meester gewoonlijk een eenigszins
+anderen toon aan, dan waren de redeneeringen niet zoo abstract. Zoo
+wordt ons b.v. in de Mah&#257;vagga, hetzelfde werk, waaraan de juist
+vermelde toespraak is ontleend, ook verhaald hoe de verhevene aan
+&bdquo;tachtigduizend dorpsoudsten&rdquo; het woord predikte.
+&bdquo;Hij erkende&rdquo;, heet het daar, in zijn geest de gedachten
+der dorpsoudsten en predikte hun het woord naar de orde, namelijk de
+prediking van het geven, de prediking van de rechtschapenheid, de
+prediking van de hemelen, de verderfelijkheid, ijdelheid, onreinheid
+der lusten, den zegen van het vrijzijn van lust. Toen nu de verhevene
+erkende, dat hunne gedachten goed, ontvankelijk, vrij van hindernissen
+waren, verheven en naar hem toegewend, toen predikte hij hen, wat in
+&rsquo;t bizonder de prediking der Boeddha&rsquo;s is: het lijden, het
+ontstaan van het lijden, de opheffing van het lijden, den weg tot
+opheffing des lijdens. Vervolgens wordt dan geschetst hoe in die
+dorpsoudsten het oog der waarheid opengaat en zij inzien dat
+&bdquo;alles wat aan de wet van het ontstaan onderworpen is, ook aan de
+wet van het vergaan onderworpen is.&rdquo;</p>
+<p>M. a. w. hier wordt ons te zien gegeven, hoe Boeddha van het
+eenvoudige opklimt tot de verborgenheden, tot het wezenlijke, het
+eigenaardige zijner leer. Nu, al mogen wij ook allerminst vaststellen
+dat deze leer alzoo is uitgesproken (die verzameling van 80.000
+dorpsoudsten is althans zeker een fictie) toch kunnen wij aannemen dat
+iets dergelijks aan de leerwijze van den Verlichte is eigen
+geweest<a class="noteref" id="xd20e2316src" href="#xd20e2316" name=
+"xd20e2316src">60</a>.</p>
+<p>Soms ook vinden wij gesprekken, waarin Boeddha uit het dagelijksch
+leven opklimt tot het geestelijke, en wel in dier voege, dat hij zijn
+toehoorder door verschillende vragen langzaam brengt, waar hij hem
+hebben wil: alzoo de methode van Socrates, die ook vooral door vragen
+leerde. <span class="pagenum">[<a id="pb90" href="#pb90" name=
+"pb90">90</a>]</span></p>
+<p>Zoo b.v. een gesprek van den Meester met Son&#257;, een zijner
+leerlingen. Deze Son&#257; had zichzelf tot de uiterste ascese
+gedwongen, doch was ten slotte tot het inzicht gekomen dat zulk een
+streven geen goede vruchten droeg. Hij liep nu gevaar tot het andere
+uiterste over te slaan en terug te keeren tot een leven voor het
+genot.</p>
+<p>Boeddha zegt dan tot hem: &bdquo;Hoe is het Son&#257;, waart gij
+vroeger, voor gij uw huis verliet, met het snarenspel bekend?&rdquo;
+&bdquo;Ja, heer.&rdquo; &bdquo;Wat dunkt u dan Son&#257;, als de snaren
+al te strak zijn gespannen, zal dan de luit den rechten toon geven en
+voor het spel geschikt zijn&rdquo;. &bdquo;Dat zal zij niet,
+Heer.&rdquo; <span class="corr" id="xd20e2326" title=
+"Niet in bron">&bdquo;</span>En wat dunkt u, als bij uwe luit de snaren
+al te slap zijn gespannen, zal dan de luit den rechten toon geven en
+voor bespelen geschikt zijn?<span class="corr" id="xd20e2329" title=
+"Niet in bron">&rdquo;</span> &bdquo;Dat zal zij niet, Heer.&rdquo;
+<span class="corr" id="xd20e2332" title=
+"Niet in bron">&bdquo;</span>Hoe echter, Son&#257;, indien bij uwe luit
+de snaren niet te strak en ook niet te slap gespannen zijn, als zij de
+juiste maat houden, zal dan de luit den rechten toon geven en voor het
+spel geschikt zijn?&rdquo; &bdquo;Ja, heer.&rdquo;</p>
+<p>&bdquo;Zoo ontaardt ook, Son&#257;, de al te sterk gespannen kracht
+in overmaat, en de al te veel overgelaten kracht in slapheid. Daarom
+Son&#257;, voleindig in uzelf het evenwicht uwer kracht en tracht te
+komen tot evenwicht van uw geestelijk vermogen, houd dit doel in
+&rsquo;t oog.&rdquo;<a class="noteref" id="xd20e2337src" href=
+"#xd20e2337" name="xd20e2337src">61</a></p>
+<p>Somtijds vinden wij ook in het onderricht van Boeddha meer
+uitgewerkte gelijkenissen. Enkele daarvan willen wij U medededeelen,
+omdat zij ons zoo goed den geest des meesters doen kennen. We merken
+hierbij echter op, dat zeker niet al deze gelijkenissen van den Meester
+zelf afkomstig zijn.</p>
+<p>Van den verzoeker, die tracht de menschen den weg des heils te doen
+bijster worden en van den verlosser, die hen op den rechten weg
+terugvoert, wordt ons de volgende gelijkenis verhaald, die wij kunnen
+noemen:</p>
+<p class="headinglike"><i>De ware en de verkeerde weg.</i><a class=
+"noteref" id="xd20e2347src" href="#xd20e2347" name=
+"xd20e2347src">62</a></p>
+<p><span class="corr" id="xd20e2351" title=
+"Niet in bron">&bdquo;</span>Wanneer, o jongeren, in het woud, op een
+berghelling, een groote vallei met water is, waarbij een groote kudde
+wild leeft en er komt een man die het wild plagen en ongelukkig maken
+wil, dan sluit deze man den weg,<a class="noteref" id="xd20e2354src"
+href="#xd20e2354" name="xd20e2354src">63</a> die goed, veilig en wel
+begaanbaar is af en opent een verkeerden weg, een <span class=
+"pagenum">[<a id="pb91" href="#pb91" name=
+"pb91">91</a>]</span>moeraspad. Dan zal, o jongeren, die groote kudde
+wild schade lijden en verminderen. Wanneer er nu echter, jongeren, een
+man komt, die tracht naar gedijen, welzijn en heil voor deze groote
+kudde wild: dan maakt deze den goeden weg weer open en vernielt het
+moeraspad. Dan zal, o jongeren, de groote kudde wild voortaan gedijen,
+wassen en toenemen. Een gelijkenis, jongeren, heb ik verteld, om u den
+zin bekend te maken. De zin nu is deze:</p>
+<p><span class="corr" id="xd20e2360" title=
+"Niet in bron">&bdquo;</span>De groote vallei en het water zijn de
+lusten, o jongeren. De groote kudde wild, jongeren, zijn de levende
+wezens. De man, die schade en onheil voor hen tracht te bewerken is
+M&#257;ra, de booze. De verkeerde weg, jongeren, is de achtvoudige
+verkeerde weg, namelijk: verkeerd geloof, verkeerd bedoelen, verkeerd
+woord, verkeerde daad, verkeerd leven, verkeerd streven, verkeerd
+gedenken, verkeerd bespiegelen. De moerasweg, o jongeren, is vreugde en
+begeerte. Het moeraspad, jongeren, is het nietweten. De man, jongeren,
+die naar gedijen, welzijn, heil tracht is de voleindigde, de heilige
+hoogste Boeddha. De zekere, goede weg, die wel te begaan is, is de
+heilige, achtvoudige weg, dat is: goed gelooven, goed bedoelen, goed
+woord, goede daad, goed leven, goed streven, goed gedenken, goed
+bespiegelen. Alzoo, heb ik, o jongeren, den veiligen, goeden weg
+geopend, die wel te begaan is, de valsche weg is toegesloten, het
+moeraspad vernietigd. Alles, jongeren, wat een meester doen moet, die
+naar het heil zijner jongeren tracht, die zich hunner erbarmt: uit
+erbarmen voor u heb ik dat gedaan.&rdquo;</p>
+<p>Dit bovenstaande verhaal kan terecht den naam van gelijkenis dragen,
+wij vinden echter in de oude Boeddhistische boeken ook nog meer
+uitgewerkte verhalen, die wel eenigszins aan gelijkenissen doen denken,
+maar toch nog beter &bdquo;leerzame verhalen&rdquo; kunnen worden
+genoemd. Enkele daarvan, deels van Boeddha, deels van zijn volgelingen
+afkomstig, willen wij hier laten volgen, omdat zij ons den geest van
+zijnen godsdienst zoo goed leeren kennen. Allereerst noemen wij u:</p>
+<p class="headinglike"><i>De gelijkenis van de vergeving.</i></p>
+<p>In een vroeger bestaan was Boeddha de asceet Jin Juh en woonde hij
+in een bosch. &bdquo;Wouden zijn heerlijk&rdquo; verklaarde hij.
+&bdquo;Waar de wereldling geen genoegen vindt, vindt de
+&bdquo;ontwaakte&rdquo; mensch genot.&rdquo;</p>
+<p>In dien tijd was er een koning, Ko Li geheeten, een man <span class=
+"pagenum">[<a id="pb92" href="#pb92" name="pb92">92</a>]</span>van
+wreed, slecht karakter. Op zekeren dag nam deze koning zijn vrouwen met
+zich en ging jagen in het bosch. Vermoeid geworden viel hij in slaap.
+Toen gingen al de vrouwen het bosch in om bloemen te plukken; zij
+kwamen bij de kluis van den asceet Jin Juh en luisterden naar zijn
+onderricht. Na eenigen tijd ontwaakte de koning, en zijn vrouwen
+missende, werd hij jaloersch, trok zijn zwaard en ging haar zoeken.
+Toen hij haar allen zag staan tegenover de kluis van den asceet, werd
+hij zeer toornig.</p>
+<p>&bdquo;Wie zijt gij?&rdquo; sprak de koning.</p>
+<p>&bdquo;Ik ben de asceet Jin Juh.&rdquo;</p>
+<p>&bdquo;Hebt gij alle aardsche hartstochten overwonnen?&rdquo;
+vervolgde de koning. De ander antwoordde dat hij hier was om met zijn
+hartstochten te strijden. <span class="corr" id="xd20e2382" title=
+"Niet in bron">&bdquo;</span>Indien gij &bdquo;Sheung te
+teng&rdquo;<a class="noteref" id="xd20e2385src" href="#xd20e2385" name=
+"xd20e2385src">64</a> niet hebt bereikt, zie ik niet in dat gij beter
+zijt dan de philosophen<span class="corr" id="xd20e2388" title=
+"Niet in bron">,&rdquo;</span> (Fan Fuh) &egrave;n met de wreedheid van
+een Oostersch tyran hakte hij den armen kluizenaar handen en voeten
+af.</p>
+<p>De monarch zag tot zijn verbazing een verheven kalmte op het gelaat
+van den gekwelden asceet en vroeg hem of hij geen toorn gevoelde.</p>
+<p>&bdquo;Neen, koning, en ik zal u eenmaal leeren ook uw dierlijke
+hartstochten te bedwingen. Als ik, in een ander bestaan, Sheung te teng
+bereik, zult gij, o koning, mijn eerste bekeerling zijn.&rdquo;</p>
+<p>In een volgend bestaan werd koning Ko Li de leerling Kaundiliya.</p>
+<p>De hierop volgende geschiedenis is waarschijnlijk een protest van de
+Hinayana (de kleine overtocht, dat wil zeggen het meer oorspronkelijke
+Boeddhisme) tegen de &bdquo;valsche leeraars&rdquo; van de Mahayana (de
+groote overtocht) die het Boeddhisme als een soort athe&iuml;sme gingen
+opvatten. Zij kan genoemd worden:</p>
+<p class="headinglike"><i>De gelijkenis van den godloochenaar.</i></p>
+<p>Angati, de koning van Tirhut, had eene dochter, Ruch&#299;. Eerst
+leefde hij godsdienstig, doch later hoorde hij verkeerde leeraars, die
+verklaarden dat er geen toekomende wereld is en dat de mensch na den
+dood, in water en andere elementen wordt opgelost. Van toen af meende
+hij dat het beter was het tegenwoordige te genieten en werd hij
+wreed.</p>
+<p>Op zekeren dag ging Ruch&#299; tot den koning en vroeg hem
+<span class="pagenum">[<a id="pb93" href="#pb93" name=
+"pb93">93</a>]</span>haar duizend goudstukken te geven, daar het den
+volgenden dag een feestdag was en zij een offer wenschte te brengen. De
+koning antwoordde dat er geen toekomstig leven was, geen vergelding
+voor verdienste. Godsdienstige vormen waren zonder waarde en het was
+beter om van het tegenwoordige leven te genieten.</p>
+<p>Nu had Ruch&#299; het innerlijk gezicht: zij kon dus in haar leven
+teruggaan tot op veertien vroegere bestaansvormen. Dus sprak zij tot
+den koning dat zij vroeger een edelman was geweest, doch een overspeler
+en dat zij nu voor straf slechts een vrouw was. Als verdere straf was
+zij geweest monnik, jonge koe en geit en eens was zij geboren in de hel
+Av&#299;chi. De koning wilde zich niet door eene vrouw laten
+onderrichten en bleef ongeloovig. Toen riep Ruch&#299;, door
+betoovering, een geest te hulp, en Boeddha zelf, in de gedaante van een
+monnik, kwam in de stad. De koning vroeg hem vanwaar hij kwam. De
+monnik antwoordde dat hij uit de andere wereld kwam. De koning zeide
+daarop lachend:</p>
+<p>&bdquo;Als gij van de andere wereld komt, leen mij dan honderd
+goudstukken en als ik naar die wereld ga zal ik er u duizend
+teruggeven.&rdquo;</p>
+<p>Boeddha antwoordde ernstig: &bdquo;Als iemand geld leent moet dat
+zijn aan de rijken, als hij geld geeft aan de armen, is het een gift,
+want de arme kan niet terugbetalen. Daarom kan ik u geen honderd
+goudstukken leenen, want gij zijt arm en berooid.&rdquo;</p>
+<p>&bdquo;Gij spreekt logen&rdquo; was het toornig antwoord des
+konings. &bdquo;Is niet deze gansche rijke stad mijn
+eigendom?&rdquo;</p>
+<p>Boeddha antwoordde: &bdquo;Over korten tijd; o koning, zult gij
+sterven. Kunt gij uw rijkdom meenemen naar de hel? Daar zult gij in
+onuitsprekelijke ellende leven, zonder kleeding, zonder voedsel. Hoe
+kunt gij mij dan mijn schuld betalen?&rdquo; Zoo sprak Boeddha en op
+zijn aangezicht lag een zonderlinge glans, die den koning
+verblindde.</p>
+<p>Ook het volgende verhaal is zeer populair, het heet:</p>
+<p class="headinglike"><i>Boeddha&rsquo;s gelijkenis van
+Kis&#257;gotam&#299;.</i></p>
+<p>Eens leefde er een nederig paar in Sr&#257;vast&#299;. Zij
+verkochten erwten, rijst en houtskool in kleine ondiepe mandjes, door
+een matje tegen de middagzon bedekt. Zij hadden een eenige dochter,
+Kis&#257;gotam&#299;. Op zekeren dag zond haar vader haar het bosch in
+om hout te zoeken. Zij bleef in de jungle bloemen <span class=
+"pagenum">[<a id="pb94" href="#pb94" name="pb94">94</a>]</span>zoeken,
+totdat zij eensklaps van uit het dichte riet de oogen van een
+cheetah<a class="noteref" id="xd20e2430src" href="#xd20e2430" name=
+"xd20e2430src">65</a> op haar gevestigd zag. Zij stierf bijna van
+schrik. Plotseling suisde er iets langs haar en de cheetah lag dood aan
+haar voeten. De pijl was geschoten door een jongeling, als jager in
+dienst bij den Rajah. Spoedig daarna wilde hij trouwen met
+Kis&#257;gotam&#299;, die zeer op hem gesteld was. Doch de ouders, die
+reeds op jaren kwamen zeiden dat zij hun eenige dochter niet konden
+missen.</p>
+<p>Eens ging een blinde man het winkeltje voorbij, hij speelde en zong.
+De oude moeder luisterde en hij zong:</p>
+<p>&bdquo;Zonder een metgezel wordt de Kokila<a class="noteref" id=
+"xd20e2438src" href="#xd20e2438" name="xd20e2438src">66</a> stil op
+haar tak, stil-stil-stil voor altijd.&rdquo;</p>
+<p>Zij bracht dit in verband met hare dochter, die inderdaad kwijnend
+en ziekelijk was geworden na hare teleurstelling en begon zich over
+deze bezorgd te maken. Zoo trad het meisje, na verloop van tijd, door
+den invloed van haar moeder, in het huwelijk. In die dagen richtte een
+wreede tijger verwoestingen aan en doodde vele dorpelingen. De vorst
+beloofde een groote som aan wie den tijger doodde.
+Kis&#257;gotam&#299;&rsquo;s man werd er door verlokt, hij viel den
+tijger aan, maar werd door diens klauw doodelijk gewond.</p>
+<p>De weduwe en een klein kind keerden naar Sr&#257;vast&#299; terug en
+helaas: ze ontmoetten een stoet van weenende vrouwen, die haar ouders
+naar het graf brachten. Een maand later zag men de arme weduwe met een
+dood kind in de armen, telkens klagende. &bdquo;Geef mij een
+geneesmiddel voor mijn arm kind.&rdquo;</p>
+<p>Een antwoordde: &bdquo;Ga naar den Sakyamonnik, den Boeddha<a id=
+"xd20e2447" name="xd20e2447"></a> (verlichte).</p>
+<p>Kis&#257;gotam&#299; ging naar Boeddha&rsquo;s kluis en sprak:
+&bdquo;Heer en meester, kent gij eenig geneesmiddel dat mijn jongen zal
+genezen?&rdquo;</p>
+<p>Boeddha antwoordde: &bdquo;Ik moet een handvol mosterdzaad
+hebben.&rdquo;</p>
+<p>Het meisje beloofde het te bezorgen, maar Boeddha voegde er bij:
+&bdquo;Ik moet mosterdzaad hebben uit een huis, waar geen zoon,
+echtgenoot, ouder of slaaf is gestorven.&rdquo;</p>
+<p>De arme Kis&#257;gotam&#299; ging met haar dood kindje van huis tot
+huis. Medelijdende menschen zeiden<span class="corr" id="xd20e2457"
+title="Bron: .">:</span> &bdquo;Hier is mosterdzaad, neem het.&rdquo;
+Maar als zij vroeg of er geen zoon, of echtgenoot <span class=
+"pagenum">[<a id="pb95" href="#pb95" name="pb95">95</a>]</span>of ouder
+of slaaf in dat huis was gestorven, dan ontving zij ten
+antwoord<span class="corr" id="xd20e2462" title="Bron: .">:</span>
+&bdquo;Vrouw, de levenden zijn weinigen, dooden zijn er velen: tot
+ieder huis komt de dood.&rdquo;</p>
+<p>Ten slotte zat Kis&#257;gotam&#299;, vermoeid en zonder hoop aan den
+weg neer en keek naar de lichten in de steden, die &eacute;&eacute;n
+voor &eacute;&eacute;n werden uitgedoofd. Op dat oogenblik deed
+Boeddha, door de macht van Siddhi<a class="noteref" id="xd20e2467src"
+href="#xd20e2467" name="xd20e2467src">67</a>, haar zijne verschijning
+zien en deze sprak: &bdquo;Alle levende wezens gelijken op deze lampen.
+Zij worden opgestoken en flikkeren dan voor een wijle, daarop heerscht
+de zwarte nacht over allen. De verschijning predikte toen de wet aan
+haar, en volgens de woorden der Chineesche vertaling, bracht hij aan:
+&bdquo;heil en redding, het pad wijzende dat leidt tot de eeuwige
+stad.&rdquo;</p>
+<p class="headinglike"><i>De geschiedenis van prins
+Kun&#257;la.</i></p>
+<p>Koning A&ccedil;oka had een jongetje, wiens oogen zoo schoon waren
+dat zijn vader hem Kun&#257;la noemde: daar is een vogel van dien naam,
+welke onder de rhododendrons en pijnboomen van de Himalaya woont en die
+beroemd is om zijn lieftallige oogen. De jonge prins groeide op en
+ieder sprak over zijn schoonheid in het gansche land des konings. Geen
+vrouw kon hem in de oogen zien, zonder verliefd op hem te worden. Een
+Sthavira<a class="noteref" id="xd20e2478src" href="#xd20e2478" name=
+"xd20e2478src">68</a> sprak eens ernstige woorden tot hem en zeide:
+&bdquo;De trots van het oog mijn zoon, is ijdelheid. Pas op.&rdquo;</p>
+<p>Op jeugdigen leeftijd huwde Kun&#257;la een meisje, K&#257;nchana
+geheeten. Op zekeren dag zag een van de vrouwen des konings den
+jeugdigen echtgenoot en werd wanhopig verliefd op zijn schoone oogen.
+Kun&#257;la was door schrik getroffen.</p>
+<p>&bdquo;Zijt gij niet,&rdquo; sprak hij, <span class="corr" id=
+"xd20e2486" title="Niet in bron">&bdquo;</span>in de zenana<a class=
+"noteref" id="xd20e2489src" href="#xd20e2489" name=
+"xd20e2489src">69</a> van den koning, mijn vader?&rdquo; Dit woord
+veranderde haar liefde in bitteren haat.</p>
+<p>In dien tijd stond de stad Taxila tegen koning A&ccedil;oka op. De
+monarch wilde er aanstonds zelf heengaan, doch de ministers raadden hem
+om prins Kun&#257;la te zenden in zijn plaats. De prins ging naar de
+oproerige stad en wist spoedig de rust te herstellen<span class="corr"
+id="xd20e2494" title="Niet in bron">.</span> Het volk verzekerde hem
+dat zij de afpersingen en onderdrukkingen van des konings beambten
+hadden weerstaan, doch niet den koning zelf. <span class=
+"pagenum">[<a id="pb96" href="#pb96" name="pb96">96</a>]</span></p>
+<p>Niet lang daarna werd de koning door een walgelijke ziekte aangetast
+en moest ten behoeve van zijn zoon afstand doen van den troon. De
+koningin Tishya Rakshit&#257;, dezelfde die den prins zoo haatte, dacht
+in haar hart: &bdquo;Als Kun&#257;la den troon bestijgt ben ik
+verloren.&rdquo;</p>
+<p>Zij beval een slaaf haar een man te brengen, door dezelfde ziekte
+als de koning aangetast. Zij vergiftigde den man en onderzocht hem van
+binnen. Een groote worm voedde zich met zijn ingewand. Zij gaf dien
+worm peper en gember: hij bleef er even gezond bij. Zij gaf hem uien en
+hij stierf.</p>
+<p>Aanstonds ging zij naar den koning en beloofde hem te genezen als
+hij haar een verzoek wilde toestaan. De koning beloofde haar alles te
+geven, wat zij zeggen zou. Zij sprak tot hem: &bdquo;Neem deze ui en
+gij zult beter worden.&rdquo;</p>
+<p>&bdquo;Koningin<span class="corr" id="xd20e2506" title=
+"Niet in bron">,&rdquo;</span> sprak de koning, &bdquo;ik ben een
+Kshatrya en de wet van Manoe<a class="noteref" id="xd20e2509src" href=
+"#xd20e2509" name="xd20e2509src">70</a> verbiedt mij uien te
+eten.&rdquo; De koningin vertelde dat het een geneesmiddel was,
+g&egrave;&egrave;n voedsel. Hij at de ui en werd genezen.</p>
+<p>De koningin verzocht nu, als belooning voor deze genezing, een week
+lang de zaken des konings te mogen besturen. De koning aarzelde, maar
+liet zich overhalen.</p>
+<p>Aanstonds zond de koningin een verzegelde order met &rsquo;s konings
+zegel voorzien, dat prins Kun&#257;la bedelaarskleeren moest dragen en
+zijn oogen moesten worden uitgestoken: een blinde prins immers mag den
+troon niet bestijgen.</p>
+<p>De goede menschen van Taxila waren diep geschokt door dit bevel,
+maar zij zeiden tot elkaar: &bdquo;Als de koning zoo onbarmhartig is
+voor zijn zoon, wat zal hij dan wel doen, als wij hem niet
+gehoorzamen?&rdquo; Eenige Ch&aacute;nd&#257;las<a class="noteref" id=
+"xd20e2518src" href="#xd20e2518" name="xd20e2518src">71</a> werden er
+voor uitgekozen: doch zij hielden veel van den prins en wilden het
+wreed bevel niet uitvoeren. Op het laatst kwam er een afschuwelijke
+kerel, een mensch met wel achttien misvormingen en afwijkingen en rukte
+den prins de oogen uit.</p>
+<p>Weldra was deze als bedelaar op den grooten weg: zijn vrouw,
+K&#257;nchana, was ook bij hem, in lompen gekleed. De arme prins
+herinnerde zich de plechtige woorden van den Sthavira.</p>
+<p>&bdquo;Is niet de buitenwereld&rdquo;, zoo sprak hij tegen zijn
+vrouw &bdquo;slechts een klomp vleesch?&rdquo; <span class=
+"pagenum">[<a id="pb97" href="#pb97" name="pb97">97</a>]</span></p>
+<p>De prins was altijd ziekelijk geweest en om nu in zijn onderhoud te
+voorzien speelde hij op de vin&#257;<a class="noteref" id=
+"xd20e2529src" href="#xd20e2529" name="xd20e2529src">72</a><span class=
+"corr" id="xd20e2531" title="Bron: &rdquo;">.</span> Na vele
+zwerftochten bereikten zij Palibothra (Patna) en kwamen bij het paleis
+des konings. Doch de wachters wierpen de twee vuile bedelaars er uit.
+Ten slotte dringen echter de tonen der vin&#257; tot den koning door.
+&bdquo;Het is mijn zoon,&rdquo; zeide hij. Hij zond beambten uit om hem
+te halen. De koning was verbaasd over den toestand, waarin hij hem
+aantrof. Toen hij te weten kwam wat er gebeurd was riep hij de
+schuldige koningin bij zich en gaf bevel haar levend te verbranden.</p>
+<p>Doch prins Kun&#257;la was een ander mensch geworden. Toen hij,
+zooals hij meende door zijn aardschen vader verlaten was, was hij een
+zoon van Boeddha geworden. Zijn &bdquo;lichamelijk oog&rdquo; was weg,
+doch hij voelde dat zijn &bdquo;geestelijk oog&rdquo; thans voor het
+eerst was geopend. In plaats van de zachte kleederen der hovelingen
+droeg hij nu de lompen van Boeddha&rsquo;s verheven bedelaars.</p>
+<p>Hij wierp zich voor de voeten van zijn vader en smeekte hem der
+koningin het leven te sparen: &bdquo;Ik voel geen haat, geen smart,
+slechts dankbaarheid, dood haar niet.&rdquo;</p>
+<p>A&ccedil;oka, de machtige zonnekoning, was bestemd om heel
+Indi&euml; te regeeren: zijn scepter reikte verder dan dien van den
+groot-Mogol. Hij ook zou eenmaal zijn prachtige paleizen verlaten en
+langs den weg zijn brood bedelen, ook hij werd Bhikshu.</p>
+<p class="headinglike"><i>Een Boeddha op een huwelijksfeest.</i></p>
+<p>Koning Sudarsana was een modelkoning<span class="corr" id=
+"xd20e2546" title="Niet in bron">.</span> In zijn rijk was geen
+doodstraf noch geeseling bekend, geen krijgswapen om te martelen of te
+verderven. Zijne stad, Jambunada, was gebouwd van kristal en kornalijn,
+zilver en goud. Eens bezocht een Boeddha deze plaats.</p>
+<p>Nu was er in die stad een man, die den volgenden dag zou trouwen, en
+hij wenschte gaarne dat de Boeddha bij de plechtigheid tegenwoordig zou
+zijn. Boeddha, die voorbij kwam, las de stille wensch in zijn hart en
+beloofde te komen. De bruidegom was zeer verheugd, hij bestrooide zijn
+huis met bloemen en besprenkelde het met reukwater.</p>
+<p>Den volgenden dag kwam Boeddha, de aalmoezenschaal in de hand, door
+vele leerlingen vergezeld. Toen zij allen op hunne <span class=
+"pagenum">[<a id="pb98" href="#pb98" name="pb98">98</a>]</span>bestemde
+plaatsen zaten, deelde de gastheer allerlei heerlijke spijzen rond, en
+sprak:</p>
+<p>&bdquo;Eet, mijn heer, met al uwe leerlingen, volgens uw
+begeerte.&rdquo;</p>
+<p>Doch nu openbaarde zich een wonder aan de verbaasde blikken van den
+gastheer. Hoewel deze heilige mannen allen zeer smakelijk aten,
+verminderden de gerechten en de dranken niet. Daarop dacht deze bij
+zichzelf: &bdquo;Kon ik maar al mijn bloedverwanten uitnoodigen, ook
+voor hen zou er genoeg zijn.&rdquo;</p>
+<p>Nu geschiedde een tweede wonder: Boeddha las de gedachten van den
+goeden man, en, zonder dat zij uitgenoodigd waren, stroomden alle
+bloedverwanten het huis binnen. Ook zij aten smakelijk van het
+wonderbare voedsel.</p>
+<p>Het behoeft nauwelijks betoog, dat het Chineesche boek Fu. pen.
+hing. tsi. king (door Beal in het Engelsch vertaald) ons vermeldt dat
+al de gasten, nadat zij eenige woorden over Dharma (de leer, de wet)
+van den Tath&#257;gata hadden gehoord, tot voldoening van iedereen
+(behalve misschien van de arme bruid) de gele kleederen gingen
+dragen.</p>
+<hr class="tb">
+<p>De nu volgende geschiedenis is een zeer aantrekkelijke en doet ons
+zien, dat een liefde, die de grenzen dezer wereld overschrijdt en tot
+in het hiernamaals reikt ook in de dagen van S&#257;kya-muni niet
+onbekend was. Zij is getiteld:</p>
+<p class="headinglike"><i>De geschiedenis van het meisje
+Bhadr&#257;.</i></p>
+<p>Toen S&#257;kya-muni een vroeger bestaan doormaakte, noodigde een
+zekere koning S&#363;ryapati den grooten Boeddha D&#299;pan&#772;kara
+uit om zijn rijksgebied te bezien. Om dezen te eeren gaf de koning
+bevel dat zijn onderdanen, binnen een grens van twaalf yogana&rsquo;s
+van de hoofdstad, alle bloemen en reukwerken zouden bewaren voor den
+koning, opdat deze ze aan Boeddha zou schenken. Niemand mocht deze
+gaven houden om ze voor zichzelf aan te bieden.</p>
+<p>S&#257;kya was toen een jonge Brahmaan, Megha geheeten. Hij was,
+ofschoon eerst zestien jaar oud, wel onderwezen in de wet. Hij was
+onvergelijkelijk schoon: zijn lichaam als geel goud, zijn haar
+insgelijks. Zijn stem was zoet en zacht als die van Brahm&#257;. Hij
+kwam in de stad, juist toen deze was versierd met het oog op de komst
+van Boeddha D&#299;pan&#772;kara en ook hij&mdash;die reeds een zeker
+vaag voorgevoel van het Boeddhaschap in zich gevoelde&mdash;besloot aan
+den vleeschgeworden verlichte een offer te brengen. <span class=
+"pagenum">[<a id="pb99" href="#pb99" name="pb99">99</a>]</span></p>
+<p>Hij sprak bij zichzelven: &bdquo;Welke offers zal ik hem brengen?
+Boeddha&rsquo;s houden niet van offers in geld, ik zal hem de schoonste
+bloem geven, die ik kan vinden.&rdquo;</p>
+<p>Hij ging naar een kapper en zocht een fraaie bloem uit, doch de
+kapper wilde haar niet verkoopen. &bdquo;De koning heeft orders
+gegeven, eerbiedwaardig jongeling, dat geen bloemkransen hier in de
+stad mogen worden verkocht, hoe dan ook.&rdquo; Megha kreeg in een
+tweede en derde winkel hetzelfde antwoord.</p>
+<p>Nu zag hij, terwijl hij verder zocht, dat een in &rsquo;t zwart
+gekleed meisje, een waterdraagster, Bhadr&#257; geheeten, stilletjes
+een Utpala-bloem met zeven stelen nam, die in haar wateremmer deed, en
+daarop haar weg vervolgde.</p>
+<p>Megha ging haar tegemoet en sprak &bdquo;wat wilt ge doen met die
+Utpala, die gij in uw wateremmer verstopte? Ik zal u vijfhonderd
+goudstukken geven als gij haar aan mij wilt verkoopen.&rdquo;</p>
+<p>Het meisje was getroffen door de verschijning van den jongen man,
+die er zoo vriendelijk uitzag.</p>
+<p>Zij antwoordde direct: &bdquo;Schoone jongeling, hebt gij niet
+gehoord dat de groote Boeddha D&#299;pan&#772;kara op uitnoodiging van
+den koning zoo aanstonds in de stad zal komen en dat de koning een
+verbod heeft gegeven dat niemand, binnen twaalf yogana&rsquo;s van de
+stad, reukzalf of bloemen aan eenig particulier mag verkoopen,
+aangezien de koning alles zelf wil koopen om het aan den Boeddha aan te
+bieden?</p>
+<p><span class="corr" id="xd20e2594" title=
+"Niet in bron">&bdquo;</span>Nu is er in onze nabijheid een
+kappersvrouw die van mij vijfhonderd geldstukken kreeg en mij daarvoor
+deze bloem met zeven stelen gaf. De reden waarom ik alzoo des konings
+gebod heb overtreden, is dat ik zelf een offer wil brengen aan den
+heiligen man.&rdquo;</p>
+<p>Toen antwoordde Megha: &bdquo;Goed meisje, wat gij hebt gezegd zal u
+dunkt mij het recht geven om van mij vijfhonderd goudstukken aan te
+nemen, waarvoor gij mij dan vijf stelen van de Utpalabloem geeft en er
+twee voor uzelven behoudt.&rdquo;</p>
+<p>Zij antwoordde: &bdquo;Wat wilt gij doen met de bloemen als ik ze
+aan u geef?&rdquo;</p>
+<p>De jonge Brahmaan zeide daarop dat hij ze aan den Boeddha wenschte
+te schenken.</p>
+<p>Nu had dit meisje het innerlijk gezicht en zij zag aan het gelaat
+van den jongeling, dat hij eenmaal de leidsman der menschen zou
+worden.</p>
+<p>Zij sprak: &bdquo;Schoone vreemdeling, eenmaal zult gij een groote
+Boeddha zijn, en wanneer gij mij beloven wilt dat gij tot op
+<span class="pagenum">[<a id="pb100" href="#pb100" name=
+"pb100">100</a>]</span>den dag van uwe verlichting (waarop gij een
+Boeddha wordt) mij bij iedere geboorte tot uw vrouw zult nemen en dat
+wanneer gij Nirv&#257;na bereikt, gij mij als leerling onder uwe
+volgelingen wilt opnemen, dan zal ik u vijf stelen van mijn bloem
+geven.&rdquo;</p>
+<p>De Brahmaan antwoordde dat een asceet al zijn rijkdom moest schenken
+aan zijn metgezellen en dat, indien zij deze regeling goed vond, hij
+haar voor altijd tot vrouw wilde hebben. Zij verkocht hem daarop vijf
+stelen van de Utpala, opdat deze zijn bizondere gift aan den Boeddha
+zouden zijn en begeerde dat zij de andere twee als haar eigen gift zou
+schenken.</p>
+<p>Toen Dipan&#772;kara naderde, vol majesteit, glinsterend als een
+helder meer, werd het geschenk hem toegeworpen en door een wonder
+bleven de bloemen zwevend in de lucht: een canopy (koepeldak) vormend
+boven zijn hoofd.</p>
+<p>Onder de &bdquo;Fan hemelen&rdquo; der Chineezen heet er een Fuh.
+ngai (gelukkige liefde). Laten wij hopen dat daar de lieve Bhikshu
+Bhadr&#257; bij haar geliefden meester is.</p>
+<p class="headinglike"><i>Koning Wessantara.</i></p>
+<p>Eens leefde Boeddha op aarde als koning Wessantara. Zoo
+vriend&rsquo;lijk was hij voor iedereen dat het gerucht ging dat hij
+een besluit had genomen om aan iedereen te geven wat hij verzocht. Hij
+had een liefhebbende vrouw en twee kinderen. Ook had hij een
+betooverden witten olifant.</p>
+<p>Een vreeselijke hongersnood brak in een naburig koninkrijk uit en de
+armen stierven bij duizenden. Acht Brahmanen werden tot koning
+Wessantara gezonden ten einde van hem den witten olifant te verzoeken:
+want een vruchtbare regen valt overal waar een betooverde witte olifant
+zich ophoudt.</p>
+<p>De weldadige koning stond zijn witten olifant af. Dit wekte zoozeer
+den toorn van zijn volk op, dat zij hem afzetten.</p>
+<p>Wessantara gaf nu al zijn rijkdom aan de armen en vertrok in een
+wagen, door twee paarden getrokken. Hij zou naar een groote rots in de
+wildernis gaan, teneinde daar kluizenaar te worden. Op zijn reis
+ontmoet hij twee Brahmanen, die hem om zijn rijtuig verzoeken. Hij
+geeft aan die bede gehoor en de onttroonde koning en koningin leggen de
+rest van den weg te voet af, ieder een kind op den arm. Hun weg leidt
+door het koninkrijk van den vader der koningin. Deze tracht hen van hun
+besluit terug te brengen, doch tevergeefs.</p>
+<p>In dienzelfden tijd leefde een Brahmaan, Jutaka, zeer gelukkig
+<span class="pagenum">[<a id="pb101" href="#pb101" name=
+"pb101">101</a>]</span>met zijn schoone vrouw; totdat op zekeren dag,
+toen de vrouw water putte, jaloersche buren haar gemoed vergiftigden.
+Zij bliezen haar namelijk in dat zij een slavin was en wonden haar zoo
+op, dat zij haar echtgenoot aanviel, hem sloeg en zijn baard uitrukte.
+Ja, zij dreigde zijn huis te verlaten als hij haar geen twee slaven
+verschafte. Zij zeide dat een dwaze koning, Wessantara, in de wildernis
+leefde als asceet. Daar moest hij heengaan en om twee slaven
+verzoeken.</p>
+<p>Zij toch hadden twee kinderen en hadden een gelofte gedaan om geen
+enkel verzoek te weigeren. Jutaka vertrok, doch hij kon niet bij den
+koning komen, daar de vader der koningin er een jager op wacht had
+gezet. Hij toch wist van Wessantara&rsquo;s gelofte en wilde hem voor
+verdere onbeschaamdheden van hebzuchtigen vrijwaren. Jutaka vertelde
+den jager een leugenachtig verhaal en slaagde er in den kluizenaar te
+vinden. Hij vroeg de twee kinderen voor zich als slaaf en Wessantara
+was door zijn eed gebonden ze hem te schenken. Zoo spoedig Jutaka uit
+het gezicht van den koning was, bond hij de koningskinderen stevig met
+koorden vast, doch: hij verdwaalde in de wildernis en kwam in het land
+van &rsquo;s konings schoonvader, die al spoedig het geheele geval had
+vernomen.</p>
+<p>Hij liet den Brahmaan voor zich komen en bood hem voor de
+kleinkinderen hun gewicht in goud. Het eind van den hebzuchtigen
+Brahmaan was ongeveer als dat van Judas: hij richtte van zijn oneerlijk
+verkregen rijkdom een groot feest aan: zijn ingewanden barstten door
+overvulling.</p>
+<p class="headinglike"><i>Koning Bambadat.</i></p>
+<p>Boeddha was in een zijner vroegere geboorten koopman in Benares. Op
+zekeren dag ging hij met zijn vrouw in een rijtuig door de straten van
+R&#257;jagriha, de hoofdstad van koning Bambadat. De vorst zag deze
+vrouw en werd betooverd door hare onvergelijkelijke schoonheid. Hij
+maakte terstond een afschuwelijk listig plan om haar te krijgen.</p>
+<p>Een van zijn ambtenaren werd uitgezonden om stil een juweel van
+groote waarde in het rijtuig van den koopman te laten vallen. De arme
+koopman werd nu gevangen genomen onder beschuldiging van des konings
+kleinood te hebben gestolen. Hij en zijne schoone vrouw werden voor den
+koning gebracht, die met voorgewende belangstelling naar het geval
+hoorde en daarop beval dat de koopman onthoofd en diens vrouw in den
+harem zou worden opgenomen. Koning Bambadat was <span class=
+"pagenum">[<a id="pb102" href="#pb102" name="pb102">102</a>]</span>een
+wreed koning, wiens onderdrukkingen hem den haat zijner onderdanen op
+den hals hadden gehaald.</p>
+<p>De arme koopman werd weggevoerd om onthoofd te worden, maar Indra op
+zijn hemeltroon had het vreeselijk voorval gezien en&mdash;een wonder
+geschiedde. Toen de beul zijn zwaard ophief deden onzichtbare handen
+den koning, die bij de bloedige gebeurtenis tegenwoordig wilde zijn,
+van plaats verwisselen met den koopman, zoodat deze den noodlottigen
+slag ontving. Doch de koopman vond zichzelf eensklaps op den olifant
+gezeten, die den koning naar de gerichtsplaats had gebracht. Deze
+treffende tusschenkomst des hemels verbaasde het verzamelde volk: zij
+riepen den koopman tot hun nieuwen koning uit. Onnoodig er bij te
+voegen dat zijn wijze van regeeren gansch anders was dan die van koning
+Bambadat.</p>
+<p>Vermeld wordt het niet, maar waarschijnlijk was de schoone vrouw het
+meisje Bhadr&#257; van de vorige geschiedenis.</p>
+<p class="headinglike"><i>De hongerige hond.</i></p>
+<p>Eens was daar een slecht koning, Usuratanam geheeten. Deze
+onderdrukte zijn volk zoo vreeselijk, dat Boeddha in den hemel er
+medelijden mee kreeg. Boeddha was toen de god Indra. Hij nam den vorm
+van een jager aan en daalde met den deva M&#257;tali neder: deze als
+een enorm groote hond. Zij traden eensklaps des konings paleis binnen
+en de hond blafte zoo ontzettend, dat het geluid de koninklijke
+gebouwen op zijne grondvesten deed schudden. De verschrikte koning riep
+den jager bij zich en vroeg wat die vreeselijke geluiden hadden te
+beteekenen.</p>
+<p>&bdquo;De hond blaft zoo van den honger&rdquo; zeide de
+jager&mdash;en opnieuw rolde een geluid als van een verren donder door
+het paleis.</p>
+<p>&bdquo;Geef hem eten, geef hem toch eten&rdquo; zeide de verschrikte
+vorst; al het voedsel, dat er was, moest dienen voor het koninklijk
+feestmaal: het werd voor den hond neergezet. Hij at het in een
+oogenblik op en blafte nogmaals met vreeselijke stem. Men haalde meer
+voedsel: alles ten slotte wat in de stad en in de aangrenzende
+provinci&euml;n was. Doch, na korte rust at de onverzadelijke hond
+alles op en begon opnieuw te blaffen. De koning stortte haast ter aarde
+van schrik.</p>
+<p>&bdquo;Zal niets ooit uw hond verzadigen, jager?&rdquo;</p>
+<p>&bdquo;Niets, o koning, dan het vleesch van al zijn
+vijanden.&rdquo;</p>
+<p>&bdquo;En wie zijn zijn vijanden, jager?&rdquo; <span class=
+"pagenum">[<a id="pb103" href="#pb103" name="pb103">103</a>]</span></p>
+<p>&bdquo;Zijn vijanden,&rdquo; hernam de jager &bdquo;zijn zij die
+slechte daden verrichten, die de armen onderdrukken, die oorlog maken,
+die wreed zijn tegenover de dieren der schepping.&rdquo;</p>
+<p>De koning herinnerde zich zijn vele slechte daden en werd door
+schrik en berouw aangegrepen. Daarop maakte Boeddha zich bekend en
+predikte hem en zijn volk de wet der gerechtigheid.</p>
+<p>Daar Mat&#257;li altijd voorkomt als de wagenmenner van Indra ligt
+het voor de hand dit verhaal te beschouwen als een oud-Indisch, in
+Boeddhistischen geest omgewerkt, gelijk trouwens met vele Jataka
+verhalen het geval is. Boeddha is hier eenvoudig voor Indra, den
+oorspronkelijken held van het verhaal, in de plaats gesteld.</p>
+<p class="headinglike"><i>Boeddha als vredestichter.</i></p>
+<p>Twee prinsen waren eens in hevigen twist geraakt over zeker
+kunstmatig, door dijken afgesloten meer. Een vreeselijke oorlog dreigde
+te ontbranden. Eensklaps verscheen Boeddha tusschen de prinsen en hun
+legers en vroeg naar de oorzaak van den strijd<span class="corr" id=
+"xd20e2681" title="Niet in bron">.</span> Toen men hem volkomen had
+ingelicht stelde hij de volgende vragen:</p>
+<p>&bdquo;Zeg mij, koningen, heeft aarde eigenlijke waarde?&rdquo;</p>
+<p>&bdquo;Geen waarde hoegenaamd.&rdquo;</p>
+<p>&bdquo;Heeft water eigenlijke waarde?&rdquo;</p>
+<p>&bdquo;Geen waarde hoegenaamd.&rdquo;</p>
+<p>&bdquo;En het bloed van koningen, heeft dat eigenlijke
+waarde?&rdquo;</p>
+<p>&bdquo;De waarde is daarvan niet te schatten.&rdquo;</p>
+<p>&bdquo;Is het redelijk&rdquo; sprak de Tath&#257;gata &bdquo;dat wat
+van onberekenbare waarde is in rekening wordt gebracht tegen datgene
+wat in het geheel geen waarde heeft?&rdquo;</p>
+<p>De vertoornde vorsten erkenden de wijsheid dezer redenen en gaven
+hun twist op.</p>
+<p class="headinglike"><i>De verloren zoon.</i></p>
+<p>Zeker man had een zoon, die wegreisde naar een ver land. Daar werd
+hij vreeselijk arm. De vader echter werd rijk, hij verzamelde veel goud
+en schatten, hij had veel welgevulde magazijnen en olifanten. Doch hij
+had zijn verloren zoon zeer lief en klaagde heimelijk dat hij niemand
+had aan wien <span class="pagenum">[<a id="pb104" href="#pb104" name=
+"pb104">104</a>]</span>hij zijn paleizen en suverna&rsquo;s<a class=
+"noteref" id="xd20e2709src" href="#xd20e2709" name=
+"xd20e2709src">73</a> bij zijn dood kon achterlaten.</p>
+<p>Na vele jaren kwam de arme man, voedsel en kleeding zoekend, naar de
+streek waar zijn vader groote bezittingen had. Zijn vader zag hem reeds
+van verre en dacht bij zichzelf: &bdquo;Indien ik aanstonds mijn zoon
+weer aanneem, en hem mijn goed en schatten geef, zal ik hem groot leed
+veroorzaken.</p>
+<p><span class="corr" id="xd20e2715" title=
+"Niet in bron">&bdquo;</span>Hij is onwetend en onopgevoed: hij is arm
+en verdrukt. Met iemand van zulke ongelukkige neigingen is het beter
+zijn geest langzamerhand op te voeden. Ik zal hem maken tot een mijner
+huurlingen.&rdquo;</p>
+<p>Daar kwam de zoon, uitgehongerd en in lompen, aan de deur van zijns
+vaders huis. Hij zag een grooten troon en vele hovelingen, die eer
+bewezen aan hem, die op den troon zat. Verschrikt door al die pracht
+vlood hij weer naar den weg terug. &bdquo;Hier&rdquo; zoo sprak hij
+&bdquo;is het huis van den armen man. Als ik in het paleis van den
+koning kom, word ik wellicht in de gevangenis geworpen.&rdquo;</p>
+<p>Toen zond de vader boden naar zijn zoon: deze brachten hem mede,
+ondanks zijn verzet en klagen. Toen hij het huis van zijn vader
+bereikte viel hij flauw van schrik: hij herkende zijn vader niet en
+dacht dat hij een of ander wreede straf zou moeten verduren. De vader
+beval zijn dienaren zachtkens met den ongelukkige te handelen en zond
+twee werklieden van diens eigen levenswijze uit om hem als arbeider op
+het landgoed in dienst te nemen. Zij gaven hem een bezem en een mand en
+lieten hem, tegen dubbel loon de mesthoop opruimen.</p>
+<p>Uit het venster van zijn paleis keek de rijke man naar zijn zoon,
+die daar aan het werk was. Doch op zekeren dag kleedde de vader zich
+als een arm man, overdekte zich met stof en vuil en sprak zijn zoon
+toe: &bdquo;Blijf hier, goede man, en ik zal u van kleeding en voedsel
+voorzien: gij zijt eerlijk en arbeidzaam. Beschouw mij als uw
+vader.&rdquo;</p>
+<p>Na vele jaren voelde de vader zijn einde naderen. Hij riep zijn zoon
+en zijn ambtenaren bij zich en deelde hun het geheim mede, dat hij zoo
+lang had bewaard. De arme man was werkelijk zijn zoon, die hem in
+vroeger dagen had verlaten. Nu deze zich bewust was van zijn vroegeren
+droeven staat, nu hij bekwaam was rijkdom op prijs te stellen en te
+bewaren, wilde hij hem al zijn schatten toevertrouwen. De arme
+<span class="pagenum">[<a id="pb105" href="#pb105" name=
+"pb105">105</a>]</span>man was verbaasd over deze plotselinge ommekeer
+in zijn lot, en verblijd nog eenmaal zijn vader te zien.</p>
+<p>Volgens de &bdquo;Lotus van de Volmaakte wet&rdquo; zijn de
+gelijkenissen van Boeddha omsluierd voor de onwetenden door een
+raadselachtige taal.</p>
+<p>De rijke man van de gelijkenis, met zijn troon vol bloemen en
+juweelen, heet daar de Tath&#257;gata, die al zijn kinderen teeder
+bemint en groote geestelijke schatten voor hen heeft bereid. Doch
+iedere zoon van Tath&#257;gata heeft treurige neigingen. Hij stelt de
+mesthoop boven de paarl mani. Om zulk een mensch te leeren moet de
+Tath&#257;gata lagere dienaren gebruiken, monniken en asceten, om hem
+langzamerhand van de lagere voorwerpen der begeerte af te wennen. Als
+hij zelf spreekt is hij gedwongen veel van zijn gedachten te
+omsluieren, omdat zij niet begrepen zouden worden. Zijn zonen hebben
+geen genoegen in het hooren van geestelijke dingen. Stap voor stap moet
+hun geest worden opgevoed voor hoogere waarheden.</p>
+<p class="headinglike"><i>Gelijkenis van de vrouw aan de bron.</i></p>
+<p>&#256;nanda, de geliefde leerling van Boeddha, was eens dorstig,
+daar hij een verre reis had gemaakt. Bij een bron ontmoette hij een
+meisje, Matanga geheeten en vroeg haar hem wat water te geven. Doch
+daar zij een vrouw van lagere kaste was, vreesde zij een heilig
+Brahmaan te besmetten en weigerde vriendelijk.</p>
+<p>&bdquo;Ik vraag niet naar caste, maar naar water,&rdquo; zeide
+&#256;nanda. Zijn nederigheid won het hart van het meisje.</p>
+<p>Haar moeder was ervaren in liefdesdranken en tooverkunsten en toen
+deze hoorde hoe verliefd haar dochter was, dreef zij haar tooverspel
+met &#256;nanda en bracht hem naar haar hol. Hulpeloos bad deze tot
+Boeddha, die aanstonds verscheen en de booze demonen uitwierp.</p>
+<p>Doch met Matanga was het nog droevig gesteld. Ten slotte besloot zij
+Boeddha zelf op te zoeken en bij hem hulp te vragen.</p>
+<p>De groote geneesmeester, de gedachten van het meisje bemerkende,
+vroeg haar vriendelijk:</p>
+<p>&bdquo;Ondersteld dat gij mijn leerling huwdet, kunt gij hem overal
+volgen?&rdquo; &bdquo;Overal,&rdquo; sprak het meisje. &bdquo;Kunt gij
+zijn kleederen dragen en slapen onder hetzelfde dak?&rdquo; zeide
+Boeddha, zinspelend op de armoede en dakloosheid der onbehuisden.
+<span class="pagenum">[<a id="pb106" href="#pb106" name=
+"pb106">106</a>]</span>Langzamerhand begreep het meisje zijne bedoeling
+en op het laatst nam zij haar toevlucht tot de drie groote
+paarlen.<a class="noteref" id="xd20e2751src" href="#xd20e2751" name=
+"xd20e2751src">74</a></p>
+<p class="headinglike"><i>De geschiedenis van V&#257;savadatta.</i></p>
+<p>Te Mathur&#257; was een courtisane, V&#257;savadatta geheeten. Zij
+werd zeer verliefd op een der toenmalige discipelen van Boeddha,
+Upagupta geheeten, en zond haar dienstbode om hem haar hartstocht
+bekend te maken. Upagupta was jong en zeer schoon. Weldra kwam de
+dienstbode met het volgende raadselachtig antwoord terug:</p>
+<p>&bdquo;De tijd is nog niet gekomen, dat de leerling Upagupta een
+bezoek zal brengen aan de courtisane V&#257;savadatta.&rdquo;</p>
+<p>V&#257;savadatta was over dit antwoord verbaasd. Haar klasse toch
+was toen ter tijd een caste, een georganiseerd lichaam, door den staat
+beschermd en zij leefde in grooten overvloed. Zij was de schoonste
+vrouw in des konings rijk en niet gewoon dat hare liefde werd versmaad.
+Toen haar eerste oogenblikken van heftigheid voorbij waren, bedacht zij
+dat de jonge man arm was. Wederom zond zij haar dienstbode naar
+Upagupta. &bdquo;Zeg hem dat V&#257;savadatta liefde begeert, geen goud
+en paarlen.&rdquo; De dienstbode kwam terug met hetzelfde
+raadselachtige antwoord: &bdquo;De tijd is nog niet gekomen dat de
+leerling Upagupta de courtisane V&#257;savadatta zal
+bezoeken.&rdquo;</p>
+<p>Weinige maanden daarna stond V&#257;savadatta in liefdesbetrekking
+tot het hoofd der kunstenaars van Mathur&#257;. Terwijl deze betrekking
+nog voortduurde kwam een zeer rijk koopman in de stad met vijfhonderd
+paarden, die hij wilde verkoopen. Toen hij hoorde van
+V&#257;savadatta&rsquo;s schoonheid, besloot hij haar op te zoeken en
+werd op haar verliefd. Zijn paarlen en suverna&rsquo;s waren te
+verlokkend voor de hebzuchtige vrouw. Zij vermoordde het hoofd der
+kunstenaars en liet zijn lijk op een mesthoop werpen<span class="corr"
+id="xd20e2766" title="Niet in bron">.</span> Zijn familieleden deden,
+toen zij hem misten, allerlei nasporingen en het lijk werd
+gevonden.</p>
+<p>V&#257;savadatta werd gevangen genomen en voor den koning gebracht.
+Deze gaf bevel dat haar ooren, haar neus, haar handen en haar voeten
+zouden worden afgehouwen en haar lichaam op een kerkhof geworpen. Haar
+dienstbode bleef haar nog ter zijde, want zij was een vriendelijke
+meesteres voor deze geweest. Zij trachtte haar pijn te lenigen en joeg
+de vliegen van het bloedend lichaam weg. <span class="pagenum">[<a id=
+"pb107" href="#pb107" name="pb107">107</a>]</span></p>
+<p>Nu kreeg V&#257;savadatta een derde boodschap van Upagupta:
+&bdquo;De tijd is gekomen dat de leerling Upagupta een bezoek zal
+brengen aan de courtisane V&#257;savadatta.&rdquo; De arme vrouw, in
+wier ziel nog een echo was van de vroegere hartstocht, liet door haar
+dienstbode zorgvuldig haar geschonden leden onder een kleed bedekken:
+de verminkte overblijfsels van vroegere schoonheden. Toen de jonge man
+kwam zeide zij met eenige hartstocht:</p>
+<p>&bdquo;Eens was mijn lichaam geurig als de lotus en bood ik u mijn
+liefde aan. In die dagen was ik bedekt met paarlen en fijn linnen. Nu
+ben ik verminkt en met vuil en bloed bedekt. Mijn handen, mijn voeten,
+mijn ooren, de beul heeft ze afgehouwen.&rdquo;</p>
+<p>De jonge man troostte met groote vriendelijkheid de arme
+V&#257;savadatta in haar doodsstrijd. &bdquo;Zuster, het is niet voor
+mijn genoegen en mijn geluk dat ik tot u kom.&rdquo; Hij wees haar op
+de werkelijke natuur van de bekoorlijkheden, die zij nu betreurde. Hij
+wees er haar op dat zij geen vreugden, doch kwellingen waren gebleken,
+en dat indien onkuischheid, ijdelheid, begeerigheid en moordzucht waren
+afgesneden, zij winst had en geen verlies.</p>
+<p>Hij verhaalde haar van Tath&#257;gata, dien hij op deze aarde had
+zien wandelen, een Tath&#257;gata, die vooral hen die lijden liefheeft.
+Zijn woord bracht vrede in de ziel van V&#257;savadatta. Zij stierf, na
+haar geloof in Boeddha te hebben uitgesproken.</p>
+<p>Geesten voerden haar naar de boeteplaatsen van Devalo&ccedil;a.</p>
+<p class="headinglike"><i>Gelijkenis van het brandend huis<span class=
+"corr" id="xd20e2786" title="Niet in bron">.</span></i></p>
+<p>Daar was eens een oud man, gebrekkig, vervallen, doch zeer rijk. Hij
+bezat veel land en vele goudstukken. Nog meer: hij had een wondergroot
+huis, dat vele sporen vertoonde van den tand des tijds. De gebinten
+waren door de wormen doorknaagd, de pilaren waren vergaan, de galerijen
+vielen naar beneden, het dak was droog en brandbaar. In het huis waren
+vele honderden bedienden en knechten van den ouden man, zoo uitgestrekt
+was de verzameling van oude gebouwen.</p>
+<p>Het huis bezat ongelukkig slechts eene deur. De man was ook de vader
+van vele kinderen, vijf, tien, laten wij zeggen twintig. Op zekeren dag
+rook hij een brandlucht en liep hij zoo spoedig hij kon, de eenige deur
+uit. Tot zijn schrik zag hij dat het dak in vlammen stond, terwijl de
+vergane oude pilaren <span class="corr" id="xd20e2793" title=
+"Bron: e&egrave;n">&eacute;&eacute;n</span> voor <span class="corr" id=
+"xd20e2796" title="Bron: e&egrave;n">&eacute;&eacute;n</span> vuur
+vatten en de gebinten brandden als tonder. Daarbinnen waren zijn
+kinderen, waar hij zoo veel <span class="pagenum">[<a id="pb108" href=
+"#pb108" name="pb108">108</a>]</span>van hield, aan het stoeien en aan
+het spelen met hun speelgoed.</p>
+<p>De beangste vader zeide bij zichzelven: &bdquo;Ik zal het huis
+inloopen en mijn kinderen redden. Ik zal ze in mijn sterke armen nemen.
+Ik zal ze veilig dragen door de vallende gebinten en de brandende
+balken.&rdquo; Doch daar kwam de droeve gedachte bij hem op dat zijn
+kinderen dartel en onwetend waren. &bdquo;Als ik hun zeg dat het huis
+in vlammen staat, zullen zij mij niet begrijpen. Als ik beproef hen te
+grijpen zullen zij rondhollen en beproeven mij te ontsnappen. Helaas!
+en er is toch geen oogenblik te verliezen.&rdquo;</p>
+<p>Eensklaps schoot een heldere gedachte door het brein van den oude.
+&bdquo;Mijn kinderen zijn onwetend,&rdquo; zeide hij bij zichzelf,
+&bdquo;maar zij houden van speelgoed en van blinkende dingen. Ik zal
+hun wat speelgoed beloven, dat zoo mooi is als zij &rsquo;t nooit
+zagen. Dan zullen zij naar mij luisteren.&rdquo;</p>
+<p>De oude man riep nu met luider stem: &bdquo;Kinderen, kinderen, kom
+uit het huis en zie deze mooie stukken speelgoed. Wagens met witte
+ossen er voor, alles goud en klatergoud. Zie die keurige fijne
+antilopen, o, en wat een mooie geiten. Kinderen, kinderen, kom toch
+gauw, of zij zijn allen weer weg.&rdquo;</p>
+<p>Daar kwamen de kinderen met vliegende haast uit den brandenden
+bouwval. Speelgoed was haast het eenige woord dat zij goed begrepen. De
+vader nu was uitermate blij, dat zijn kroost van het gevaar was gered
+en hij bezorgde hun eenige wagentjes, zoo mooi als men ze nooit ziet.
+Ieder wagentje had een koepeldak als een pagode en was met fijn
+traliewerk en klinkende belletjes versierd.</p>
+<p>Het was gemaakt van de zeven kostbare zelfstandigheden. Snoeren van
+glinsterende paarlen hingen er over: Vlaggen en kransen van de
+lieflijkste bloemen. Melkwitte ossen trokken deze wagens. De kinderen
+waren verbaasd toen zij er in zaten.</p>
+<p>Volgens de &bdquo;Witte Lotus van Dharma&rdquo; beteekent deze
+gelijkenis het volgende: De oude man is Tath&#257;gata en zijn kinderen
+zijn de blinde, lijdende kinderen van zonde en hartstocht.
+Tath&#257;gata heeft hen zeer lief en wil hen redden van hun ongeluk.
+Het oude, wondergroote huis, onooglijk, rot, gevaarlijk is het rijk van
+K&#257;ma: het gebied der begeerte, de drie groote werelden van den
+zichtbaren kosmos. Het oude huis staat in brand door het vuur van
+menschelijke hartstochten, haat en lust. Tath&#257;gata wil, in zijn
+oneindig medelijden al zijn geliefde kinderen uit het groot gevaar
+<span class="pagenum">[<a id="pb109" href="#pb109" name=
+"pb109">109</a>]</span>verlossen, maar zij verstaan zijne taal niet.
+Zij denken alleen over mooi speelgoed en kinderlijke vermaken. Als hij
+tot hen spreekt over den grooten innerlijken vrede, die den mensch zijn
+smart doet overwinnen, begrijpen zij hem niet. Spreekt hij tot hen over
+wonderbare, bovennatuurlijke giften, die aan de stervelingen worden
+geschonken, dan zijn zij doof. De wagentjes van klatergoud voor de
+kinderen van Tath&#257;gata bereid, zijn de &bdquo;Groote&rdquo; en de
+&bdquo;Kleine&rdquo; overtocht der Boeddhistische leer.<a class=
+"noteref" id="xd20e2816src" href="#xd20e2816" name=
+"xd20e2816src">75</a></p>
+<p class="headinglike"><i>Het gesprek met R&#257;hula over de
+valschheid.</i></p>
+<p>Koning A&ccedil;oka<a class="noteref" id="xd20e2825src" href=
+"#xd20e2825" name="xd20e2825src">76</a> de groote beschermer van het
+Boeddhisme, die in de 3<sup>e</sup> eeuw v&oacute;&oacute;r Christus
+leefde, heeft verschillende <span class="corr" id="xd20e2834" title=
+"Bron: steen-inscriptie&rsquo;s">steen-inscripties</span> gemaakt. In
+een daarvan noemt hij zeven hoofdwerken (of belangrijke gedeelten) uit
+Boeddha&rsquo;s leer, daaronder dit gesprek. Volgens de vertaling van
+Prof. Beal luidt het aldus:</p>
+<p>&bdquo;In vroeger dagen, v&oacute;&oacute;r R&#257;hula tot de
+hoogste kennis was gekomen, waren zijn woorden (daar zijn natuurlijke
+aard niet zoo verheven was) niet altijd gekenmerkt door liefde tot de
+waarheid.</p>
+<p>Bij zekere gelegenheid beval Boeddha hem te gaan naar de Kientai
+(Ghanda of Ghanta) Vih&#257;ra en daar zijn mond te bewaren en zijn
+gedachten te beheerschen, tevens moest hij nauwgezet de regels van
+gedrag, in de schriften neergelegd, bestudeeren. R&#257;hula, het gebod
+hoorende, betuigde zijn gehoorzaamheid en ging.</p>
+<p>Negentien dagen bracht hij in berouw en boete door. Ten slotte kwam
+Boeddha tot hem. R&#257;hula werd, hem ziende, met blijdschap vervuld
+en boog voor hem met diepen eerbied. Vervolgens ging Boeddha op de voor
+hem bestemde plaats zitten en verzocht aan R&#257;hula hem een bekken
+met water te brengen en zijne voeten te wasschen. Toen dit was
+afgeloopen vroeg Boeddha aan R&#257;hula of dit water nu nog geschikt
+was voor eenig huiselijk gebruik (drinken enz.) R&#257;hula zeide van
+niet: immers het water was vol met stof en onreinheid. Boeddha
+<span class="pagenum">[<a id="pb110" href="#pb110" name=
+"pb110">110</a>]</span>sprak: &bdquo;Dit is ook uw geval: want ofschoon
+gij mijn zoon zijt en de kleinzoon des konings, ofschoon gij alles hebt
+opgegeven om een asceet te worden, toch zijt gij onbekwaam uw tong van
+onwaarheid en de bevlekking van losse praat terug te houden, en zoo
+zijt gij evenals dit besmette water: ongeschikt voor verder
+gebruik.&rdquo;</p>
+<p>Nadat nu het water was weggeworpen, vroeg Boeddha opnieuw of de
+schaal nu geschikt was om drinkwater te bevatten. R&#257;hula
+antwoordde: &bdquo;Neen, want de schaal is nog besmet en onzindelijk en
+kan daarom voor zulk een doel niet worden gebruikt.<span class="corr"
+id="xd20e2847" title="Niet in bron">&rdquo;</span> Daarop antwoordde
+Boeddha: <span class="corr" id="xd20e2850" title=
+"Niet in bron">&bdquo;</span>Zoo is het met u ook. Daar gij uw tong
+niet in toom houdt zijt gij bekend als ongeschikt voor eenig hoog doel,
+al belijdt gij een asceet te zijn.&rdquo;</p>
+<p>Daarop stak Boeddha de ledige schaal aan zijn voet en die
+ronddraaiende vroeg hij aan R&#257;hula of hij niet bang was dat zij
+breken zou.</p>
+<p>R&#257;hula zeide dat hij daarover niet bezorgd was, want de schaal
+was een doodgewone en daarom beteekende zijn verlies weinig.</p>
+<p>&bdquo;Zoo is het met u ook,&rdquo; sprak Boeddha, &bdquo;want al
+zijt gij een asceet, toch zijt gij, daar gij uw tong niet meester zijt,
+bestemd om, als een klein en onbeteekenend ding, een eind&rsquo;looze
+reeks zielsverhuizingen door te maken, een voorwerp van verachting voor
+alle wijzen.&rdquo;</p>
+<p>R&#257;hula schaamde zich diep en nog eens richtte Boeddha zich tot
+hem: &bdquo;Luister, ik zal u eene gelijkenis vertellen. In oude dagen
+was daar een koning over zeker rijk, die een zeer grooten en sterken
+olifant bezat, wel in staat om vijfhonderd kleinere olifanten den baas
+te blijven. Er kwam opstand in een deel van &rsquo;s konings rijk. De
+koning wilde er heen, en haalde de ijzeren wapenrusting van den olifant
+voor den dag. Hij beval den oppasser van den olifant hem de wapens aan
+te doen, te weten: twee scherpgepunte zwaarden aan zijn slagtanden,
+twee zeisen aan zijn ooren, een kromme speer aan iederen poot, een
+ijzeren bal aan zijn staart; verder moesten negen soldaten hem
+begeleiden. De meester van den olifant had er schik in hem zoo
+geharnast te zien en prentte hem in toch vooral zijn slurf goed gekruld
+te houden, wetende dat een pijlschot in het midden daarvan noodlottig
+moest zijn. Doch zie in &rsquo;t midden van het gevecht wond de olifant
+zijn slurf los en wilde er een zwaard mee grijpen. De meester
+verschrikte en na overleg met den koning <span class="pagenum">[<a id=
+"pb111" href="#pb111" name="pb111">111</a>]</span>en zijn ministers,
+werd besloten dat hij niet meer op het oorlogsveld zou worden
+geleid.&rdquo; Boeddha vervolgde: &bdquo;R&#257;hula, wanneer menschen,
+die de negen fouten begaan, alleen hun tong maar bewaarden, zooals deze
+olifant werd geleerd zijn slurf te bewaren: alles zou wel zijn. Laten
+zij zich wachten voor de pijl, die in het midden treft, laten zij hun
+mond gesloten houden, opdat zij niet bij hun dood de ellende van
+toekomstige geboorten in de drie slechte wegen moeten
+doormaken.&rdquo;</p>
+<p>Hij voegde er nog deze versregelen bij:</p>
+<p>&bdquo;Ik ben als de vechtende olifant zonder vrees voor de pijl,
+die in &rsquo;t midden treft. Door oprechtheid en waarheid ontkom ik
+aan de menschen, die de wet niet eerbiedigen. Als de olifant, die, wel
+onderworpen en rustig den koning zijn snuit reikt om hem te bestijgen,
+zoo onder tucht is ook de eerwaardige: ook hij duldt vertrouwend en
+geloovig.&rdquo;</p>
+<p>R&#257;hula, deze woorden hoorende, werd bedroefd over zijn
+achteloosheid in woorden, wijdde zich aan vernieuwde oefening en werd
+aldus een Rahat.<a class="noteref" id="xd20e2870src" href="#xd20e2870"
+name="xd20e2870src">77</a></p>
+<hr class="tb">
+<p>Wij besluiten hiermede de redenen en gelijkenissen, die wij van den
+Boeddha vermeldden: mogen zij niet allen van hem zelf afkomstig zijn,
+zij drukken toch zeker uit den geest zijner leer, zij stellen ons in
+levendig tafereel voor oogen de liefde, de zelfverloochening, het heil,
+door den Meester aangeprezen. Toch oordeelen wij het gewenscht, om, ten
+einde den lezer tot een helder besef te brengen van het eigenaardige
+van Boeddha&rsquo;s streven, de hoofdpunten daarvan nog met een enkel
+woord in het licht te stellen. Wij willen dan daarbij tevens enkele
+quaesties, die zich in het Boeddhisme voordoen, met name die over het
+Nirv&#257;na, opzettelijk onder de oogen zien.</p>
+</div>
+</div>
+<div id="ch4.4" class="div2 section"><span class="pagenum">[<a href=
+"#toc">Inhoud</a>]</span>
+<div class="divHead">
+<h3 class="main">IV. Hoofdpunten van Boeddha&rsquo;s leer.</h3>
+</div>
+<div class="divBody">
+<p class="first">Reeds vroeger<a class="noteref" id="xd20e2882src"
+href="#xd20e2882" name="xd20e2882src">78</a> hebben wij gezien, dat de
+hoofdvraag van het Boeddhisme deze is: Hoe word ik van het lijden
+verlost? Boeddha handelt daarover vooral, waar hij de vier heilige
+waarheden uiteenzet: en over het lijden, zijn ontstaan, zijn opheffing,
+en den weg, die tot opheffing leidt zich uitspreekt. <span class=
+"pagenum">[<a id="pb112" href="#pb112" name="pb112">112</a>]</span>Niet
+allereerst is dus de vraag: hoe moet ik de godheid
+dienen?&mdash;of&mdash;hoe word ik van zonde gereinigd?&mdash;zooals
+bij andere godsdiensten&mdash;maar, hoe word ik bevrijd van het lijden?
+Die vraag staat zoozeer op den voorgrond dat wij in een der
+Sutta&rsquo;s<a class="noteref" id="xd20e2887src" href="#xd20e2887"
+name="xd20e2887src">79</a> als een woord des Meesters vermeld vinden,
+dat er veel meer is dat hij erkend heeft en hen <i>niet</i> verkondigd
+heeft dan wat hij hun w&egrave;l verkondigd heeft. En dat waarom?
+&bdquo;Omdat het o jongeren, u geen gewin brengt, omdat het niet tot
+afkeer van het aardsche, tot ondergang van alle lust, tot ophouden van
+het vergankelijke, tot vrede, tot inzicht, tot verlichting, tot
+Nirv&#257;na voert: daarom heb ik het u niet verkondigd. En wat heb ik
+u verkondigd? Het lijden, het ontstaan van het lijden, de opheffing van
+het lijden, den weg tot opheffing van het lijden.&rdquo;</p>
+<p>Hier hebben wij dus de hoofdzaak der leer. De vraag is nu echter:
+hoe hebben wij deze in bizonderheden te verstaan? Dit schijnt
+gemakkelijk op te lossen, want tal van redenen zijn er in de
+Boeddhistische boeken aan gewijd, maar ...... ze hebben vaak het
+eigenaardige, dat in onze dagen b.v. aan uiteenzettingen over economie
+eigen is: eerst schijnt alles helder, maar langzamerhand komt er een
+nevel voor uw oogen en alles wordt u duister. Zoo nu is het hier. Wij
+willen echter trachten de hoofdzaken te verstaan.</p>
+<p>Allereerst: de waarheid van het lijden. Alles wat leeft is aan
+&rsquo;t lijden onderworpen: geboorte, ouderdom, dood: &rsquo;t is
+alles lijden. Van eeuwigheid af, door vele bestaansvormen heen, gaat de
+wandeling (sams&#259;ra) der levende wezens: door den drang, den dorst
+naar zijn, telkens gedreven tot nieuwe wedergeboorten. Een zee van
+tranen grooter dan de vier groote wereldzee&euml;n is er geweend. En al
+dat lijden is aan het leven noodzakelijk verbonden&mdash;&bdquo;vijf
+dingen zijn er die geen asceet, die geen Brahmaan, die geen god, geen
+M&#257;ra noch Brahm&#257;, noch eenig wezen in de wereld kan bereiken.
+Welke vijf dingen zijn dat? Dat, wat den ouderdom toebehoort niet
+veroudert, wat aan ziekte onderworpen is niet ziek wordt, wat den dood
+toebehoort niet sterve, wat aan verval onderhevig is niet vervalle, dat
+wat vergankelijk is niet verga.</p>
+<p>Al het doen der menschen, die aardsch geluk nastreven loopt op
+lijden uit, niet slechts als hun arbeid tevergeefsch <span class=
+"pagenum">[<a id="pb113" href="#pb113" name="pb113">113</a>]</span>is,
+maar ook als zij het doel bereiken. Hier op aarde ondervonden zij dat
+lijden het gevolg is, en als hun lichaam wordt verbroken, dan worden
+zij in de hel tot nieuwe kwellingen wedergeboren. Of de mensch zijn
+lust volgt, of hij vreugde nastreeft, of hij liefde aankweekt, alles
+brengt lijden met zich als onvermijdelijk gevolg. Tot eindelooze
+wandeling (sams&#259;ra) door een woestijn van leed is de mensch
+veroordeeld.</p>
+<p>Droevige levensbeschouwing? Doch wie meent dat een weemoedige
+stemming het wezen van het Boeddhistische geloof uitmaakt, zou zich
+zeer vergissen. Neen, daar is uitkomst: men kan, alle begeerten
+afstervend, komen tot den grooten vrede, tot de eeuwige rust. De ware
+Boeddhist, die dien vrede in beginsel heeft gevonden, die zich los
+heeft gemaakt van de aarde met haar leed en haar strijd, hij gaat met
+dezelfde vreugde het Nirv&#257;na tegen als de Christen het eeuwige
+leven. Zonder vrees of bekommering leeft hij en sterft hij; de angst
+voor den dood, de gehechtheid aan andere dingen, die den Europeaan
+kenmerkt en hem zooveel leed veroorzaakt is b.v. van de Birmanen zeer
+ver.<a class="noteref" id="xd20e2903src" href="#xd20e2903" name=
+"xd20e2903src">80</a></p>
+<p>Men hoore ook de volgende opmerkingen uit Dhammapada, die dit
+uitdrukken in alle schoonheid en verhevenheid. &bdquo;Wiens zinnen in
+rust zijn, als paarden, getemd door hun bestuurder, wie de trots van
+zich heeft gedaan, wie van onreinheid vrij is, den alzoo voleindigde
+benijden de goden zelven.</p>
+<p><span class="corr" id="xd20e2909" title=
+"Niet in bron">&bdquo;</span>In verheven vreugde leven wij, zonder
+vijand in de wereld der vijandschap, onder vijandige menschen zijn wij
+zonder vijandschap.</p>
+<p><span class="corr" id="xd20e2913" title=
+"Niet in bron">&bdquo;</span>In verheven vreugde leven wij, gezond
+onder de kranken, onder de kranken verkeerend zonder ziekte.</p>
+<p><span class="corr" id="xd20e2917" title=
+"Niet in bron">&bdquo;</span>In verheven vreugde leven wij, zonder naar
+iets te trachten onder hen, die trachten. Onder de menschen die
+trachten leven wij zonder begeerten (trachten).</p>
+<p><span class="corr" id="xd20e2921" title=
+"Niet in bron">&bdquo;</span>In verheven vreugde leven wij, hoewel ons
+niets toebehoort. Vroolijkheid is onze spijze, evenals die der van
+licht stralende goden.</p>
+<p><span class="corr" id="xd20e2926" title=
+"Niet in bron">&bdquo;</span>De monnik, die op een ledige plaats
+vertoeft, wiens ziel vol vrede is, hij geniet bovenmenschelijke
+zaligheid, de waarheid gansch en al doorschouwend.&rdquo;</p>
+<p>Er is dus een uitweg uit het lijden, dat ligt reeds hierin
+opgesloten. Nu zijn echter ontstaan en opheffing van het <span class=
+"pagenum">[<a id="pb114" href="#pb114" name=
+"pb114">114</a>]</span>lijden nauw met elkaar verbonden. Lust en
+begeerte doen het lijden ontstaan, vernietiging van lust en begeerte
+heft het op, zoo zagen wij reeds bij onze vermelding der vier heilige
+waarheden.<a class="noteref" id="xd20e2933src" href="#xd20e2933" name=
+"xd20e2933src">81</a> Lust en begeerte doen het lijden ontstaan, zij
+voeren tot steeds nieuwe begeerten en teleurstellingen, zij doen ons
+volharden in de eindelooze wandeling (sams&#259;ra) van leven tot
+leven. Wie boven alle lust en begeerte verheven wordt, hij behoeft niet
+wederom geboren te worden, maar komt tot het hoogste heil, tot den
+grooten Vrede. Dat was het licht, hetwelk Boeddha onder den vijgeboom
+verkreeg: de dorst, de gulzigheid, was de veroorzaker van de greep (de
+wedergeboorte) en dus vernietiging van dorst (begeerte) het ophouden
+van het lijden, de verlossing, het hoogste heil.</p>
+<p>Wat is nu echter dat hoogste heil en hoe stelde Boeddha zich die
+sams&#259;ra, die eindelooze wandeling van leven tot leven voor?
+Ziedaar twee vragen, die onze aandacht verdienen, omdat zij raken de
+hoofdpunten van den godsdienst en omdat hier geleerden, die van het
+Boeddhisme een studie hebben gemaakt, in hun inzicht ver uiteen
+loopen.</p>
+<p>Zooals men weet werd de leer der zielsverhuizing reeds door de
+Brahmanen gehuldigd. Zij leerden dat in alle schepselen een deel van
+den eeuwigen geest woonde, dat verschillende bestaansvormen doorliep om
+eindelijk, van alle hartstocht en zonde gelouterd, wederom met den
+Algeest (Brahm&#259;) vereenigd te worden. Het stoffelijke was
+vergankelijk, maar het innerlijke onvergankelijk, dit kwam telkens in
+een andere gestalte weer op de wereld terug, en iedere volgende
+bestaansvorm beantwoordde, door de wet van Karma (oorzaak en gevolg)
+aan den voorafgaande. Zoo oogstte de mensch in ieder volgend leven, wat
+hij in een vorig leven had gezaaid. Men zal toestemmen dat zulk een
+leer alleen begrijpelijk is, wanneer er iets blijvends, iets
+geestelijks is, dat telkens den ondergang van het stoffelijk organisme
+overleeft om straks in nieuwe gestalte te verschijnen. Zoo werd het ook
+inderdaad door de Brahmanen opgevat. Zij noemden het wezen, dat van den
+eenen in den anderen bestaansvorm overging, &#257;tman.<a class=
+"noteref" id="xd20e2940src" href="#xd20e2940" name=
+"xd20e2940src">82</a></p>
+<p>Nu vinden wij in de heilige boeken van het Boeddhisme hierover vaak
+een gansche andere leer. Men hoore b.v. het volgende gesprek uit de
+Samyuttaka Nik&#257;ya. Tot Boeddha, <span class="pagenum">[<a id=
+"pb115" href="#pb115" name="pb115">115</a>]</span>lezen wij daar, kwam
+zekere monnik Vachagotta, een aanhanger van een andere secte. Hij sprak
+tot den Verhevene aldus: &bdquo;Wat dunkt u, ge&euml;erde Gautama,
+bestaat het <i>ik</i>?&rdquo; Toen hij zoo sprak, zweeg de Verhevene.
+&bdquo;Hoe dan, Gautama, bestaat het <i>ik</i> niet?&rdquo; Wederom
+zweeg de Verhevene. Toen stond de monnik Vachagotta van zijn zitplaats
+op en ging heen.</p>
+<p>Toen echter de monnik Vachagotta zich verwijderd had, sprak de
+eerwaardige &#256;nanda tot den Verhevene: <span class="corr" id=
+"xd20e2955" title="Niet in bron">&bdquo;</span>Waarom Heer, heeft de
+Verhevene op de vraag, dien de monnik Vachagotta deed, niet
+geantwoord?</p>
+<p><span class="corr" id="xd20e2959" title=
+"Niet in bron">&bdquo;</span>Indien ik, &#256;nanda, toen de monnik
+Vachagotta mij vroeg: Bestaat het <i>ik</i>, geantwoord had: Het
+<i>ik</i> is, zoo zou ik, &#256;nanda, bekrachtigd hebben de leer van
+de Sam&#257;na&rsquo;s en Brahmanen, die aan de onvergankelijkheid
+gelooven. Als ik, &#256;nanda, toen de monnik Vachagotta mij vroeg:
+Bestaat het <i>ik</i> niet? geantwoord had, het <i>ik</i> bestaat niet,
+zoo zou ik bekrachtigd hebben de leer van de <span class="corr" id=
+"xd20e2974" title=
+"Bron: Sam&#257;n&#257;&rsquo;s">Sam&#257;na&rsquo;s</span> en
+Brahmanen, die aan de vernietiging gelooven<a class="noteref" id=
+"xd20e2978src" href="#xd20e2978" name="xd20e2978src">83</a>. Als ik,
+&#256;nanda, toen de monnik Vachagotta mij vraagde: Bestaat het
+<i>ik</i>? geantwoord had: het <i>ik</i> bestaat, had mij dat,
+&#256;nanda, gediend om in hem het inzicht te werken: &bdquo;Alle
+&bdquo;wezens&rdquo; (Dhamna) zijn niet <i>ik</i>&rdquo;? Dat had het
+niet, heer. Als ik echter &#256;nanda, toen de monnik mij vraagde:
+Bestaat het <i>ik</i> niet? geantwoord had: Het <i>ik</i> bestaat niet,
+zoo zou dat nu, &#256;nanda, slechts uitgewerkt hebben dat de monnik
+Vachagotta in nog grootere verwarring was gekomen en denken zou: Mijn
+<i>ik</i>, bestond het vroeger niet? Nu is het echter niet
+meer.&rdquo;</p>
+<p>Men ziet, veel verder wordt de quaestie hier eigenlijk niet
+gebracht. Het is: ja en neen tegelijk. Alleen schijnt toch een soort
+vernietiging het einde. Dit is trouwens ook in overeenstemming met de
+wijze, waarop in tal van andere Boeddhistische teksten het wezen van
+den mensch wordt beschreven. Daar toch is geen sprake van een
+<i>ik</i>, als het inwendig geestelijk wezen, dat door de zintuigen met
+de buitenwereld in gemeenschap staat: neen, de mensch wordt verdeeld in
+vijf skandha&rsquo;s: lichamelijkheid, gewaarwordingen, voorstellingen,
+neigingen en bewustzijn, geen van deze maakt de persoonlijkheid van den
+mensch uit: noch is er iets hoogers, <span class="pagenum">[<a id=
+"pb116" href="#pb116" name="pb116">116</a>]</span>iets centraals, dat
+van al deze dingen de drager of bestuurder is. Hoe kan daarbij van
+eenige zielsverhuizing of van een doorloopen van verschillende
+bestaansvormen sprake zijn? Die vraag schijnt niet gemakkelijk te
+beantwoorden. Een later Boeddhistisch geschrift &bdquo;de vragen van
+Milinda&rdquo;<a class="noteref" id="xd20e3013src" href="#xd20e3013"
+name="xd20e3013src">84</a> geeft een gesprek van dezen koning met den
+Boeddhistischen heilige N&#257;gasena. Deze zegt tot den koning:
+&bdquo;Het is niet hetzelfde wezen en het zijn niet verschillende
+wezens, die in de rij der bestaansvormen elkaar aflossen. De koning
+(wij kunnen hier inkomen!) begrijpt dit niet en zegt: Geef mij een
+gelijkenis. N&#257;gasena houdt daarop het volgend gesprek: &bdquo;Als
+een man, groote koning, een licht aansteekt, zal het niet den nacht
+doorbranden?&rdquo; &bdquo;Ja heer, het zal den nacht
+doorbranden.&rdquo; &bdquo;Nu, groote koning, is de vlam in de eerste
+nachtwake dezelfde als die in de middelste nachtwake?&rdquo;
+&bdquo;Neen, heer.&rdquo; <span class="corr" id="xd20e3016" title=
+"Niet in bron">&bdquo;</span>Hoe dan koning, was het licht in de eerste
+nachtwake een ander, in de tweede weer een ander, in de derde weer een
+ander?&rdquo; &bdquo;Neen Heer, aan dezelfde stof zich voedend, heeft
+het den ganschen nacht gebrand.&rdquo; <span class="corr" id=
+"xd20e3019" title="Niet in bron">&bdquo;</span>Zoo ook, groote koning,
+sluit de keten der wezens ineen, het eene ontstaat, het andere vergaat.
+Zonder aanvang, zonder einde sluit de keten, daarom is het noch
+hetzelfde noch een ander wezen, dat zichten slotte aan het bewustzijn
+voorstelt.&rdquo;</p>
+<p>Volgens het verhaal was koning Milinda met deze en andere dergelijke
+uiteenzettingen voldaan, ons echter voldoen zij weinig; &rsquo;t blijft
+ons raadselachtig, ontastbaar, wat eigenlijk met zulk een Karma is
+bedoeld. Trouwens in andere uiteenzettingen worden wij, ook op dit
+punt, naar huis gezonden met een: &bdquo;de Verhevene heeft dit niet
+geopenbaard, omdat het niet diende tot heil.&rdquo;</p>
+<p>Een Karma, een wet van oorzaak en gevolg, volgens welke goed en
+kwaad zijn vruchten dragen, en ieder menschelijk leven, zooals het nu
+eenmaal is, de noodzakelijke vrucht is van voorafgaande levens en de
+logische voorbereiding van daaropvolgende levens; zeker, dat wordt
+geleerd, maar de band, welke die levens aaneenschakelen kan als er geen
+eigenlijk gezegde <i>ziel</i>, dus ook <i>ziels</i>-verhuizing is, is
+onzichtbaar, onbegrijpelijk.</p>
+<p>Met uiteenzettingen over Nirv&#257;na is het al niet beter gesteld,
+ook daar komen wij niet tot helder besef. Op vele <span class=
+"pagenum">[<a id="pb117" href="#pb117" name=
+"pb117">117</a>]</span>plaatsen zouden wij het woord Nirv&#257;na zeer
+geschikt kunnen vertalen door hemel en schijnt werkelijk Nirv&#257;na
+een soort voortbestaan, voortduring in te sluiten. Elders weer schijnt
+het alsof Nirv&#257;na = het niets, en alsof alleen die leer van het
+niets, wegens haar radicalisme, wat omsluierd wordt voorgedragen. Soms
+ook krijgen wij den indruk dat Nirv&#257;na is: iets onuitsprekelijks,
+boven alle zijn in den gewonen zin verheven.</p>
+<p>Men oordeele. Zekere monnik, Yamaka geheeten, had (we ontleenen ook
+dit gedeelte aan het straks aangehaalde Boeddhistische geschrift) de
+volgende kettersche meening:</p>
+<p>&bdquo;Ik versta de door den Verhevene verkondigde leer zoo, dat een
+monnik, die van zonden vrij is, als zijn lichaam te gronde gaat, der
+vernietiging ten prooi valt, dat hij vergaat, dat hij niet is aan gene
+zijde van den dood.&rdquo;</p>
+<p>We merken op dat, indien vernietiging de eindleer van Boeddha was,
+hier van geen ketterij sprake kan zijn.</p>
+<p>De eerwaardige S&#257;riputta nu gaat den dwalende onderrichten:
+&bdquo;Wat meent gij, vriend Yamaka, is de Tath&#257;gatha
+&eacute;&eacute;n met zijn lichamelijkheid (m. a. w. is zijn lichaam
+zijn ware wezen). Ziet gij het zoo in?&rdquo; &bdquo;Dat doe ik niet,
+vriend.&rdquo;</p>
+<p>&bdquo;Is de Tath&#257;gata &eacute;&eacute;n met zijn
+gewaarwordingen, zijn voorstellingen, zijn neigingen, zijn bewustzijn?
+Ziet gij het zoo in?&rdquo; <span class="corr" id="xd20e3047" title=
+"Niet in bron">&bdquo;</span>Dat doe ik niet, vriend.&rdquo;</p>
+<p><span class="corr" id="xd20e3051" title=
+"Niet in bron">&bdquo;</span>Wat dunkt u, vriend Yamaka, is de
+Voleindigde in de lichamelijkheid (de gewaarwordingen enz.) begrepen?
+Meent gij het zoo?<span class="corr" id="xd20e3054" title=
+"Niet in bron">&rdquo;</span></p>
+<p>&bdquo;Dat doe ik niet, vriend.&rdquo;</p>
+<p>&bdquo;Wat meent gij, vriend Yamaka, zijn lichamelijkheid,
+gewaarwordingen, voorstellingen en bewustzijn (te zamen) de
+Voleindigde? Ziet gij het zoo in?<span class="corr" id="xd20e3061"
+title="Niet in bron">&rdquo; &bdquo;</span>Dat doe ik niet,
+Heer.&rdquo;</p>
+<p>&bdquo;Wat meent gij, vriend Yamaka, is de Voleindigde gescheiden
+van lichamelijkheid, van aandoeningen, voorstellingen, neigingen en
+bewustzijn? Ziet gij het alzoo in?&rdquo; &bdquo;Dat doe ik niet,
+vriend.&rdquo;</p>
+<p>&bdquo;Zoo is dus, vriend Yamaka, reeds in deze wereld de
+Voleindigde voor u niet te begrijpen. Hebt gij dan het recht om te
+spreken: Ik versta de door den Verhevene verkondigde leer
+z&oacute;&oacute;, dat een monnik, die van zonden vrij is, als zijn
+lichaam verbroken wordt, aan de vernietiging ten prooi is; dat het
+vergaat, dat het niet is aan gene zijde des doods?&rdquo;</p>
+<p>Hier wordt m. a. w. dus verkondigd: het Nirv&#257;na is een
+mysterie, boven ons denken verheven. &rsquo;t Is, alsof wij hooren het
+woord van Paulus: &bdquo;Wat geen oog gezien en geen <span class=
+"pagenum">[<a id="pb118" href="#pb118" name="pb118">118</a>]</span>oor
+gehoord heeft, en in geen menschenhart is opgekomen, dat heeft God
+bereid voor hen, die Hem liefhebben.&rdquo;</p>
+<p>De wijzen, zegt een spreuk uit Dhammapada, die geen wezen leed doen,
+die hun lichaam altijd in toom houden, zij wandelen naar de eeuwige
+verblijfplaats. Wie daar is gekomen, weet van geen leed.<a id=
+"xd20e3075" name="xd20e3075"></a></p>
+<p>Wat is nu echter in dezen het oorspronkelijke? De leer: alles keert
+tot niet, de vergelding van leven tot leven zonder een wezen, dat in
+&rsquo;t eene leven misdreef en in &rsquo;t andere gestraft wordt? Of
+zijn dit latere, wijsgeerig gekleurde ontaardingen van het
+oorspronkelijk Boeddhisme? We doen deze vragen met nadruk. En wel om de
+volgende redenen: 1<sup>e</sup><span class="corr" id="xd20e3081" title=
+"Niet in bron">.</span> Hoewel aan de eene zijde geleerd wordt dat
+niets blijvend is, geen wezen voortduurt van leven tot leven, vinden
+wij toch tal van Yataka-verhalen, waarin Boeddha spreekt over de
+levens, die hij vroeger heeft doorgemaakt. Hoe dat, als er volgens het
+Boeddhisme geen blijvend iets is, geen <i>ik</i>, dat van leven tot
+leven overgaat? 2<sup>e</sup>. die zoogenaamd echt Boeddhistische
+zielsverhuizing, een vergelding zonder een wezen, aan wien vergolden
+wordt, schijnt meer een uitvinding der Sophisten dan een leer van een
+volksprediker; 3<sup>e</sup>. ook in die stroomingen van het
+Boeddhisme, waar men zich verre heeft gehouden van allerlei latere
+ontaardingen, heeft men toch die leer van Karma anders opgevat, b. v.
+in Birma zijn er tal van verhalen in omloop over vroegere geboorten.
+Vele kinderen weten daar soms nog een en ander te vertellen over hun
+lotgevallen in een vroeger bestaan. 4<sup>e</sup>. juist die
+Boeddhistische geschriften, zooals b. v. Brahmajala-sutta, waarin zoo
+wonderlijk met ja en neen, bevestiging en ontkenning gerekend wordt,
+zijn waarschijnlijk geen afspiegeling der oude Boeddhistische leer,
+maar hebben den invloed ondergaan van de Mahayana, de school van den
+grooten overtocht. Wat was die Mahayana? Een soort van <span class=
+"corr" id="xd20e3097" title=
+"Bron: atheistisch-gekleurde">athe&iuml;stisch-gekleurde</span>
+wijsbegeerte, die het oorspronkelijk Boeddhisme voor een goed deel
+verdrong, doch ook een krachtige reactie teweegbracht, welke op haar
+beurt het Boeddhisme weer in bijgeloof deed ontaarden.</p>
+<p>Wanneer men ons dus vraagt naar de eigenaardigheden van het
+oorspronkelijk Boeddhisme, meenen wij hieromtrent de volgende punten te
+kunnen vaststellen:</p>
+<p>1. Boeddha stelde op den voorgrond de verlossing van het lijden.
+Deze moest hierin bestaan, dat men, door begeerte en hartstocht in een
+leven van kuischheid, armoede en gehoorzaamheid te overwinnen, tot den
+grooten Vrede geraakte, zoodat men niet wederom geboren behoefde te
+worden. <span class="pagenum">[<a id="pb119" href="#pb119" name=
+"pb119">119</a>]</span></p>
+<p>2. Het oorspronkelijk Boeddhisme was bovenal op het praktische
+gericht, en was evenver van athe&iuml;sme als van vormendienst
+verwijderd.</p>
+<p>3. De leer van een wedergeboorte zonder zielsverhuizing en van
+Nirv&#257;na als vernietiging is niet oud-Boeddhistisch, maar aan de
+Mahayana te danken.</p>
+<p>4. Het Boeddhisme mag niet als volslagen pessimisme worden opgevat,
+omdat het: theoretisch een uitweg predikt uit het lijden en praktisch
+even ver van wereldvergoding als van wereldverachting is
+verwijderd.</p>
+</div>
+</div>
+<div id="ch4.5" class="div2 section"><span class="pagenum">[<a href=
+"#toc">Inhoud</a>]</span>
+<div class="divHead">
+<h3 class="main">V. De weg des heils.</h3>
+</div>
+<div class="divBody">
+<p class="first">We hebben in het vorige hoofdstuk de hoofdzaken der
+Boeddhistische leer in het oog gevat, de menschheid in leed verzonken,
+de uitweg, die naar het Nirv&#257;na voert. De vraag komt nu echter:
+waarlangs voert ons die weg? M. a. w. wij zijn nu aan de behandeling
+van de vierde der heilige waarheden genaderd, de weg, die tot opheffing
+van het lijden voert: Reeds hebben wij vermeld dat de weg tot opheffing
+van het lijden is het heilige achtvoudig pad, dat is: recht geloof,
+recht besluiten, recht woord, rechte daad, recht leven, recht streven,
+recht gedenken, recht bespiegelen.<a id="xd20e3116" name=
+"xd20e3116"></a> Welnu, drie stations zijn er, die wij op dien weg
+achtereenvolgens moeten passeeren, wij kunnen ze noemen:
+rechtschapenheid, bespiegeling (inkeeren tot zichzelf), wijsheid.
+Allereerst dus rechtschapenheid, d. w. z. zich van alles wat boos en
+onrein is verre houden. Deze rechtschapenheid openbaart zich in de
+opvolging der vijf volgende geboden, die niet alleen gelden voor de
+eigentlijke volgelingen, de monniken, maar voor alle vereerders van den
+Boeddha. Zij zijn: 1. geen levend wezen dooden, 2. aan niemands
+eigendom zich vergrijpen, 3. de vrouw van een ander niet
+aanraken<span class="corr" id="xd20e3118" title="Bron: .">,</span> 4.
+geen onwaarheid spreken, 5. geen bedwelmende dranken drinken.</p>
+<p>Wij moeten erkennen, dat inderdaad deze geboden door Boeddha&rsquo;s
+volgelingen zeer nauwgezet worden nageleefd. Niet alleen dat de
+Boeddhistische monnik van een soort zeef voorzien is, opdat hij bij het
+drinken van water niet het leven van een insect vernietige, neen, ook
+de leek, die eerbied heeft voor den Verhevene zal geen dier dooden,
+evenmin zijn vleesch eten. De Birmanen maken slechts voor
+&eacute;&eacute;n soort adder een uitzondering, een die den mensch
+moedwillig aanvalt en waarvan een hunner spreekwoorden zegt: als zij u
+eerst ziet, <span class="pagenum">[<a id="pb120" href="#pb120" name=
+"pb120">120</a>]</span>doodt zij u, als gij haar eerst ziet, doodt gij
+haar. En ook de andere geboden, met name het niet gebruiken van
+bedwelmende dranken, worden streng nagekomen.</p>
+<p>Ook worden zij niet slechts negatief opgevat. De Boeddhist doodt
+niet alleen geen dieren, maar is ook vervuld met liefde voor al wat
+leeft. Zeer op den voorgrond komt ook het vergelden van kwaad met goed,
+men denke b.v. aan de vroeger verhaalde geschiedenis van
+Kun&#257;la.<a class="noteref" id="xd20e3127src" href="#xd20e3127"
+name="xd20e3127src">85</a> Vooral uit practisch oogpunt worden deze
+deugden aanbevolen. &bdquo;Door niet te toornen overwint men den toorn,
+het booze overwint men door het goede, den gierige overwinne men met
+gaven, door waarheid overwinne men den leugenaar.<span class="corr" id=
+"xd20e3130" title="Niet in bron">&rdquo;</span><a class="noteref" id=
+"xd20e3132src" href="#xd20e3132" name="xd20e3132src">86</a></p>
+<p>Welwillendheid wordt door Boeddha op eigenaardige wijze in het
+voorbeeld van zijn eigen leven aanbevolen. Hij zegt<a class="noteref"
+id="xd20e3137src" href="#xd20e3137" name="xd20e3137src">87</a>
+&bdquo;Na den maaltijd, als ik van het aalmoezen verzamelen ben
+teruggekeerd, begeef ik mij naar het woud. Dan stapel ik kruiden en
+grassen opeen en zet mij daarop neder, met gekruiste beenen, het
+lichaam recht opgericht, het gelaat met waakzaam denken omgeven. Zoo
+zit ik daar, terwijl ik de kracht der welwillendheid, die mijn geest
+vervult, zich over &eacute;&eacute;n wereldstreek laat uitstrekken,
+daarna over den tweeden, den derde en vierde,<a class="noteref" id=
+"xd20e3140src" href="#xd20e3140" name="xd20e3140src">88</a> naar boven,
+naar beneden, in schuine richting, naar alle kanten, op alle wegen van
+de gansche wereld laat ik de kracht der welwillendheid, die mijn geest
+vervult, die groote onmetelijke, die van geen haat weet, die naar geen
+schade tracht, zich uitstrekken.&rdquo;</p>
+<p>Aan zulk een geestelijke oefening in welwillendheid wordt een groote
+kracht toegekend, we zouden zeggen: een soort telepathische kracht. Zou
+dat trouwens ook niet zoo zijn, zou niet een mensch, die al zijn
+gedachten op wat rein en goed is concentreert als &rsquo;t ware een
+atmosfeer van liefde rondom zich bewerken? Hebben dat ook geen
+voorbeelden uit den nieuwen tijd bewezen? Doch: laat ons hooren welke
+voorbeelden de Boeddhisten er van verhalen.</p>
+<p>Eens verzoekt &#256;nanda aan den verhevene dat hij Roja, een niet
+voor de leer van Boeddha gewonnen edelman van het huis der
+Malla&rsquo;s, tot het geloof en de orde mocht bekeeren. &bdquo;Dat is
+niet moeilijk voor den voleindigde, o &#256;nanda, om te <span class=
+"pagenum">[<a id="pb121" href="#pb121" name=
+"pb121">121</a>]</span>maken dat Roja de Malla voor dit geloof en deze
+orde gewonnen wordt.&rdquo; Toen richtte de Verhevene op Roja de kracht
+zijner welwillendheid, stond van zijn zitplaats op en ging in het huis.
+En Roja, door den verhevene met de kracht van zijne welwillendheid
+getroffen, ging, evenals een koe, die haar kalfje zoekt, van huis tot
+huis, van monnik tot monnik, vragende: &bdquo;Waar, o eerwaardigen, is
+op het oogenblik de Verhevene, de heilige, hoogste Boeddha? Ik begeer
+hem te zien, den verhevenen, heiligen, hoogsten
+Boeddha.&rdquo;<a class="noteref" id="xd20e3151src" href="#xd20e3151"
+name="xd20e3151src">89</a></p>
+<p>Die kracht der welwillendheid wordt ook aangeprezen tegen slangen en
+wilde dieren. Boeddha verhaalt van een zijner vroegere levens:
+&bdquo;In het woud, op eene berghelling leefde ik, mijn naam was
+S&#257;ma... Leeuwen en tijgers trok ik door de kracht mijner
+welwillendheid tot mij. Omgeven van leeuwen en tijgers, van panters,
+beren en buffels, van gazellen en evers, verbleef ik in het woud. Geen
+dier was voor mij bevreesd en ook ik vreesde voor geen dier. De kracht
+van de welwillendheid is mijn bescherming, zoo blijf ik op de
+berghelling.&rdquo; Doet Boeddha hier niet denken aan Franciscus van
+Assisi, den eenige onder de heiligen der Katholieke Kerk, bij wie zich
+ook zulk een diep gevoel van sympathie, zulk een heilig meegevoelen
+vertoont met al wat leeft?</p>
+<p>Naast de welwillendheid wordt ook zeer den nadruk gelegd op de
+weldadigheid. Zij wordt aangeprezen, niet zoozeer omdat zij anderen tot
+heil is, als wel omdat zij wie haar beoefent verder brengt op den weg
+des heils.</p>
+<p>Men denke b.v. aan de vroeger vermelde geschiedenis van
+Wessantara<a class="noteref" id="xd20e3160src" href="#xd20e3160" name=
+"xd20e3160src">90</a>, waarin deze alles ten offer brengt, doch niet
+voor doeleinden, die ons Westerlingen kunnen bevredigen. Wie, dat is
+hier de kiem der leer, zichzelf het grootste offer oplegt, doet ook de
+grootste stap tot het heil.</p>
+<p>Toch: noch rechtschapenheid, noch welwillendheid, noch weldadigheid
+kunnen er ons brengen. Zij bereiden slechts voor: Eerst wanneer door
+deze deugden het hart is gereinigd, wordt men geschikt om den verderen
+weg des levens te verstaan.</p>
+<p>Weldadigheid, welwillendheid, rechtschapenheid: zij zijn dus niet
+bovenal van gewicht, omdat zij anderen tot heil zijn, maar omdat zij de
+ziel reinigen.</p>
+<p>Ze moeten echter op den weg tot den groote vrede door <span class=
+"pagenum">[<a id="pb122" href="#pb122" name=
+"pb122">122</a>]</span>andere&mdash;nog meer innerlijke
+deugden&mdash;worden gevolgd. Vandaar, dat zich hierbij aansluiten:
+beheersching der zinnen, waakzaamheid, opmerkzaamheid en gemis van
+behoeften. Wat het eerste betreft: daarmede wordt niet zoozeer bedoeld
+een op zijn hoede zijn voor verzoekingen als wel het achtgeven op zijn
+oog, zijn oor, tot zijn ademhalen toe. Denkelijk wordt dit aangeprezen
+als een soort van geestelijke gymnastiek: een oefening om meester te
+worden over al zijn levensverrichtingen.<a class="noteref" id=
+"xd20e3172src" href="#xd20e3172" name="xd20e3172src">91</a></p>
+<p>Wat de opmerkzaamheid aangaat wordt vooral gewaarschuwd tegen
+toegeven aan haat of lust. Als de monnik zoover komt, dat op den weg
+naar het dorp (waar hij rondgaat om aalmoezen te ontvangen) geen lust
+of haat hem bezielt tegen diegenen, die hij zwijgend aanschouwt of
+hoort, dan mag hij zeggen: &bdquo;Zalig de man, die aan het goede zijne
+zinnen gewend heeft.&rdquo; Want aan niets te hechten: in den hemel of
+op aarde: daarom is het te doen.</p>
+<p>Gemakkelijk valt het echter niet om daartoe te geraken: het
+Boeddhisme kent ook een duivel: M&#257;ra. Soms wordt hij voorgesteld
+als een persoonlijk wezen, die Boeddha en zijn rijk bestrijdt: doch bij
+meer wijsgeerig ontwikkelde Boeddhisten geldt hij als de onpersoonlijke
+wereldmacht, die overal lust en begeerte opwekt en daardoor den dood
+werkt.</p>
+<p>Men herinnert zich dat hij ook in de geschiedenis van Boeddha zelf
+een rol speelt. Zijne verzoeking van Boeddha doet soms denken aan die
+van Jezus door den duivel. Evenals deze Jezus het bekoorlijke wil doen
+gevoelen van aardsche macht, zoo komt ook M&#257;ra tot den
+Verhevene.</p>
+<p>&bdquo;Op zekeren tijd, zoo luidt dit verhaal, hield de verhevene in
+het land Kosala in de Himalaya, in een woudhut, verblijf. Toen de
+verhevene zich daar in de eenzaamheid had teruggetrokken, steeg in zijn
+geest deze gedachte op: Voorwaar het is mogelijk als koning met
+gerechtigheid te regeeren, zonder dat men doodt of dooden laat, zonder
+dat men smart lijdt of anderen smart doet lijden.</p>
+<p>Toen zag M&#257;ra, de booze, de gedachten die in den geest van den
+verhevene waren opgekomen. Hij ging naar den verhevene en sprak:
+&bdquo;Moge, o Heer, de verhevene als koning regeeren, moge de
+voleindigde als koning regeeren met gerechtigheid, <span class=
+"pagenum">[<a id="pb123" href="#pb123" name=
+"pb123">123</a>]</span>zonder dat hij doodt of dooden laat, zonder dat
+hij verdrukt of verdrukken laat, zonder dat hij smart lijdt of anderen
+smart toevoegt.&rdquo; Boeddha antwoordt: &bdquo;Wat ziet gij aan mij,
+gij booze, dat gij aldus tot mij spreekt?&rdquo;</p>
+<p>M&#257;ra zegt dan: &bdquo;De verhevene, Heer, heeft de viervoudige
+wondermacht zich eigen gemaakt&mdash;als de verhevene, o Heer, wilde,
+zoo kan hij willen dat de Himalaya, de koning der bergen, tot goud werd
+en&mdash;hij zou tot goud worden.&rdquo; Boeddha wijst hem af: wat baat
+het den wijze of hij een berg van zilver en goud bezit? Wie het lijden
+heeft gezien in zijn oorsprong, hoe kan hij zich wenden tot de
+begeerte? Wie weet dat aardsche zin een boei is in deze wereld (nl. die
+de vrijmaking tegenhoudt) die moge trachten naar wat hem daarvan
+vrijmaakt. Toen zag M&#257;ra, de booze: de verhevene kent mij, de
+voleindigde kent mij&mdash;en mismoedig en bedroefd ging hij
+heen.&mdash;<a class="noteref" id="xd20e3189src" href="#xd20e3189"
+name="xd20e3189src">92</a> Een slot, dat bij dergelijke verhalen over
+M&#257;ra telkens wederkeert.</p>
+<p><span class="corr" id="xd20e3193" title=
+"Niet in bron">&bdquo;</span>Zoo weerstond Boeddha den verzoeker door
+zijne waakzaamheid, zoo moeten ook zijn volgelingen hem weerstaan. Het
+voorbeeld van een schildpad stelt de Meester hun voor oogen. Wij laten
+die gelijkenis hier volgen:</p>
+<p><span class="corr" id="xd20e3197" title=
+"Niet in bron">&bdquo;</span>Er was eens een schildpad, die in den
+avond naar den oever der rivier ging om voedsel te zoeken. Ook een
+jakhals ging des avonds naar de rivier op buit uit. Toen de schildpad
+den jakhals zag, kroop zij in hare schaal en dook zacht en stil in het
+water. De jakhals liep er heen en wachtte dat zij een harer leden uit
+de schaal zou steken. De schildpad verroerde zich niet, de jakhals
+moest het opgeven en ging heen.</p>
+<p><span class="corr" id="xd20e3201" title=
+"Niet in bron">&bdquo;</span>Eveneens, jongeren, loert ook M&#257;ra,
+de booze, voortdurend op u en denkt: Ik wil door uw oog toegang tot u
+verkrijgen, of door uw oor, uw neus, uw tong, uw lichaam of door uw
+gedachten. Daarom, o jongeren, bewaar de poorten uwer zinnen, dan zal
+M&#257;ra van u wijken, hij moet het opgeven, hij vindt geen ingang bij
+u, evenmin als de jakhals bij den schildpad.&rdquo;<a class="noteref"
+id="xd20e3204src" href="#xd20e3204" name="xd20e3204src">93</a></p>
+<p>Zoo staat dan de getrouwe volgeling des verlichten pal; door deugden
+gelouterd, door waakzaamheid gesterkt en beveiligd streeft hij naar het
+einddoel, den grooten vrede. Geen pasklaar gemaakt geloof, geen steunen
+op een verlosser, boven alles eigen krachtsinspanning moet er hem
+brengen. Doch, <span class="pagenum">[<a id="pb124" href="#pb124" name=
+"pb124">124</a>]</span>een voorsmaak van den eeuwigen vrede kan hij
+reeds hier genieten. Als hij alleen terneder zit in het eenzame woud,
+als hij daar zich door inkeeren tot zichzelf losmaakt van lust en booze
+neigingen, losmaakt van vreugde en leed, als ten slotte zijn adem
+ophoudt, dan bereikt hij een toestand, waarin hij al het aardsche is
+ontvloden, vrij van onreinheid, vrij van zonden, vast en
+onwankelbaar.</p>
+<p>In dien toestand wordt alles hem klaarheid. In extase aanschouwt hij
+de wandelingen, die hij in &rsquo;t verleden heeft doorgemaakt, leest
+hij de gedachten van anderen. Hij ziet hoe alles ontstaat en vergaat,
+straks zal hij ook de laatste schrede doen en wordt hij, door het
+ophouden van alle hechten aan het aardsche, van zonde vrij en komt tot
+verlossing en heiligheid.</p>
+<p>Is dat alles slechts&mdash;zooals ook Oldenberg<a class="noteref"
+id="xd20e3216src" href="#xd20e3216" name="xd20e3216src">94</a> het
+voorstelt,&mdash;slechts ziekelijke verbeelding? Wie eenigszins bekend
+is met de verschijnselen van somnambulisme en extase ook in onzen tijd,
+zal dit geenszins beweren, maar zal moeten erkennen, dat er is: een
+geestelijk zien, een hoogere verlichting, die juist dan ons deel wordt,
+als al &rsquo;t aardsche verre van ons is en de wereld der zinnen is
+gesloten, en dat er dus&mdash;ook in deze verzekeringen van het
+Boeddhisme&mdash;een diepe bron van waarheid is verborgen.</p>
+<p>Boeddha zelf treedt op dien weg des heils vrij wel op den
+achtergrond. Hij is niet meer dan het voorbeeld dat den leerling sterkt
+in zijn strijd. Hij is geen Verlosser, die van buiten af zaligheid
+aanbrengt. Neen: hij is de eerste, die worstelend en strijdend het ware
+pad des heils heeft gevonden: anderen volgen. Na hem zullen komen
+andere Boeddha&rsquo;s, die &bdquo;het rad der leer in beweging
+brengen.&rdquo;</p>
+<p>Niet zijn persoon maakt zalig, maar zijn leer: die, zoo sprak hij
+stervend tot &#256;nanda, is de Meester als ik ben heengegaan. Als zij
+die volgen, zullen ook ook zij eenmaal komen tot den Grooten Vrede, die
+voor allen bereid is, maar die slechts bereikt kan worden waar alle
+hartstocht is gedoofd, waar alle begeeren heeft opgehouden.</p>
+</div>
+</div>
+<div id="ch4.6" class="div2 section"><span class="pagenum">[<a href=
+"#toc">Inhoud</a>]</span>
+<div class="divHead">
+<h3 class="main">VI. Het Boeddhisme in de praktijk.</h3>
+</div>
+<div class="divBody">
+<p class="first">Reeds vroeger hebben wij er over gesproken dat de
+gemeente van Boeddha feitelijk een monnikengemeente is: zoodat
+<span class="pagenum">[<a id="pb125" href="#pb125" name=
+"pb125">125</a>]</span>wie ernstig naar het licht tracht, monnik moet
+worden.</p>
+<p>Dat monnikendom is echter gansch iets anders, dan wij Westerlingen
+zouden denken. Een monnik: onwillekeurig denken wij dan aan de
+Roomsch-Catholieke monniken, personen, die evenals de geheele
+priesterschap met een wijding zijn bekleed, waardoor zij als
+tusschenpersonen gelden tusschen God en den mensch. Zoo iets vinden
+wij, waar het Boeddhisme ook maar eenigszins zuiver is bewaard
+gebleven, niet. Hun monniken deelen geen Sacramenten uit, dragen geen
+sleutelen van hemel en hel: zelf moet de mensch de weg des heils zoeken
+en vinden. Aan niemand heeft in de oogen van Boeddha&rsquo;s
+volgelingen de Allerhoogste zijn gezag in handen gegeven: Hij werkt
+door eeuwige wetten: zijn wil is kenbaar in de wet van oorzaak en
+gevolg, die iedereen kan verstaan. De monniken vormen eenvoudig een
+vrije broederschap, welke ten doel heeft den weg te volgen, die tot de
+bevrijding leidt.</p>
+<p>Zoo was het van den aanvang af. Niet lang na den dood des Verhevenen
+vroeg een minister van koning <span class="corr" id="xd20e3234" title=
+"Bron: Ajatasattu">Aj&#257;tasattu</span> aan &#256;nanda: &bdquo;Is,
+vereerde &#256;nanda, een bepaalde monnik door den vereerde aangewezen,
+van wien hij gezegd heeft: deze zal na mijn dood uw toevlucht
+zijn?&rdquo;</p>
+<p>&#256;nanda antwoordde ontkennend. &bdquo;Heeft dan,&rdquo;
+vervolgde de minister, &bdquo;de gemeente een bepaalden monnik benoemd,
+heeft een aantal oudsten van hem verordend: &bdquo;Hij zal na den dood
+des Verhevenen onze toevlucht zijn?&rdquo; Ook nu antwoordde
+&#256;nanda ontkennend. En de ander vervolgt: &bdquo;Wanneer het u aan
+een toevlucht ontbreekt, vereerde &#256;nanda, hoe is er dan eenheid
+onder u?<span class="corr" id="xd20e3239" title="Bron: ">&rdquo;
+&bdquo;</span>Het ontbreekt ons niet aan een toevlucht, o Brahmaan, wij
+hebben een toevlucht, de leer.&rdquo;</p>
+<p>M.a.w. geen hi&euml;rarchie of iets dergelijks. Zoo was het
+voorheen, zoo is het nog onder Boeddha&rsquo;s volgelingen. En in
+weerwil (of juist daardoor?) daarvan is der monniken leven van de dagen
+van den Verlichte af tot nu toe vrijwel hetzelfde gebleven. Als wij
+vergelijken, wat Fielding vertelt over de monniken van het tegenwoordig
+Boeddhisme in Birma en Oldenberg over die van de eerste tijden, dan
+schijnt bijna alles hier zuiver bewaard te zijn gebleven.</p>
+<p>We willen u dan over der monniken eigenaardig leven een en ander
+meedeelen. In de eerste plaats merken wij op, dat, in het algemeen, de
+toegang tot de gemeente (Sangha) voor ieder openstaat. <span class=
+"pagenum">[<a id="pb126" href="#pb126" name="pb126">126</a>]</span></p>
+<p>&bdquo;Geopend zij voor allen de poort der eeuwigheid, wie ooren
+heeft, hij hoore en geloove &rsquo;t woord.&rdquo;</p>
+<p>Toch wordt voor sommigen een uitzondering gemaakt. B.v. voor die aan
+ernstige lichaamsgebreken of krankheden lijden, voor zware misdadigers,
+voor soldaten, schuldenaars en lijfeigenen, niet omdat deze laatste
+drie minder geacht werden, maar omdat hier de rechten van derden zouden
+worden verkort. Voorts mochten zonen niet in de orde gaan zonder
+toestemming der ouders en konden kinderen eerst met het 12<sup>e</sup>
+jaar voorloopig, met hun 20<sup>e</sup> jaar vol lid worden. Voorloopig
+en vol lid, bij jeugdigen van jaren kan dat eerst na eenige jaren op
+elkaar volgen. Bij ouderen volgt de voorloopige opname als lid en de
+erkenning als vol medelid spoedig op elkaar. De eerste wijding heet
+Pabb&#257;ja (het uitgaan, n.l. uit de wereld), de tweede
+Upasampad&#257; (het inkomen).</p>
+<p>Bij de eerste treedt enkel de candidaat zelf handelend op, bij de
+tweede is het de gemeente, die hem opneemt. Een en ander ging en gaat
+nog in hoofdzaak aldus in zijn werk. De candidaat verklaart bij het
+<span class="corr" id="xd20e3259" title=
+"Bron: Pabbaj&#257;">Pabb&#257;ja</span>, dat hij deel wil uitmaken van
+de gemeente, eene verklaring, die ook een oudere monnik voor hem doen
+kan. Hij trekt daarop het <span class="corr" id="xd20e3262" title=
+"Bron: geheele">gele</span> gewaad aan, laat zich haar en baard scheren
+en spreekt tot de andere monnik(en): &bdquo;Ik neem mijn toevlucht bij
+Boeddha. Ik neem mijn toevlucht bij Dharma (de leer). Ik neem mijn
+toevlucht bij Sangha (de gemeente).&rdquo;</p>
+<p>Daarop volgt dan later, soms al spoedig, de eigenlijke opname,
+waardoor hij dus vol gemeentelid wordt.</p>
+<p>Dit gaat ongeveer in deze voege. Voor de verzamelde monniken spreekt
+de candidaat: &bdquo;Ik bid de gemeente, eerwaardigen, om de wijding.
+Moge de gemeente, eerwaardigen, mij tot zich opheffen, moge zij zich
+mijner erbarmen. Ten tweede en ten derde male verzoek ik de gemeente,
+eerwaardigen, om de wijding. Moge de gemeente, eerwaardigen, mij tot
+zich opheffen, moge zij zich mijner erbarmen. Dan volgt een soort
+verhoor. Er wordt gevraagd: &bdquo;Hoort gij mij N......? Nu is de tijd
+voor u gekomen om waar en recht te spreken. Ik vraag u, hoe het met u
+is. Wat zoo is moet gij van zeggen: het is zoo, wat niet zoo is,
+daarvan moet gij zeggen: het is niet zoo. Zijt gij met een der volgende
+ziekten behept: melaatschheid, kropgezwel, witte uitslag, tering,
+vallende ziekte? Zijt gij een mensch?<a class="noteref" id=
+"xd20e3270src" href="#xd20e3270" name="xd20e3270src">95</a> Zijt gij
+een man? Zijt gij uw eigen heer? <span class="pagenum">[<a id="pb127"
+href="#pb127" name="pb127">127</a>]</span>Hebt gij schulden? Staat gij
+niet in koninklijken dienst? Hebt gij verlof van vader en moeder? Zijt
+gij volle twintig jaar oud? Hebt gij de aalmoezenschaal en de
+kleederen? Hoe heet gij? Hoe heet uw leermeester?&rdquo;</p>
+<p>Is nu het antwoord op al deze vragen bevredigend, dan wordt tot
+driemaal toe aan de gemeente het verzoek overgebracht hem de wijding te
+geven. &bdquo;De gemeente hoore mij, eerwaardigen. Hier N..... wenscht
+als leerling van N. N.<a class="noteref" id="xd20e3277src" href=
+"#xd20e3277" name="xd20e3277src">96</a> de wijding te ontvangen. Hij is
+vrij van verhindering. Hij heeft een aalmoezenschaal en de
+kleedingstukken. N. vraagt de gemeente om wijding met N. N. als zijn
+leermeester. De gemeente verleent aan N. de ordening met N. N. als
+leermeester. Wie van de eerwaardigen er voor stemt dat aan N. de
+wijding wordt gegeven met N. N. als leermeester, die zwijge, wie er
+tegen is, spreke.&rdquo;</p>
+<p>Komt na drievoudige herhaling geen tegenspraak, dan is de candidaat
+aangenomen en het heet: &bdquo;N. heeft van de gemeente de wijding
+ontvangen met N. N. als zijn leermeester. De gemeente is er voor, zij
+zwijgt, alzoo neem ik dit aan.&rdquo;</p>
+<p>Nu stelt men, door de schaduw te meten, den tijd vast, waarop de
+candidaat is opgenomen en deelt hem vervolgens mede de vier regelen der
+gestrengheid in het uiterlijk leven, luidende aldus:</p>
+<p>&bdquo;De spijs van hem, die uit het huis naar het leven zonder
+tehuis is gegaan, zullen zijn de beten, die hij door bedelen verkrijgt.
+Zijn gewaad zal gemaakt zijn uit de lompen, die hij verzamelt. Zijn
+legerstede zal zijn onder de boomen des wouds.<a class="noteref" id=
+"xd20e3286src" href="#xd20e3286" name="xd20e3286src">97</a> Zijn
+medicijn zal zijn de stinkende urine van vee.&rdquo; Bereiden vrome
+leeken hem een maal: verleenen zij hem kleeding, onderdak,
+geneesmiddelen: &rsquo;t is niet verboden die aan te nemen, doch de
+rechte en wettige levenswijze van den monnik is deze gestrengheid van
+het bedelaarsleven. Dan worden hem meegedeeld de vier groote verboden,
+door welke te overtreden een monnik zichzelf uit de gemeente
+uitstoot:</p>
+<p>1. &bdquo;Een geordende monnik mag geen geslachtsomgang hebben, ook
+niet met een dier. De monnik, die geslachtsomgang heeft, is geen monnik
+meer, hij is geen leerling van <span class="pagenum">[<a id="pb128"
+href="#pb128" name="pb128">128</a>]</span>den zoon van S&#257;kya.
+Evenals een mensch, wien het hoofd is afgeslagen, met den romp niet
+leven kan, zoo is ook een monnik, die geslachtsomgang heeft, geen
+monnik meer, geen leerling van den zoon van S&#257;kya. Daarvan moet
+gij uw leven lang u verre houden.&rdquo;</p>
+<p>2. &bdquo;Een geordende monnik mag niet nemen wat hem niet gegeven
+is (wat men diefstal noemt) ook geen grashalm. De monnik, die een
+p&#257;da<a class="noteref" id="xd20e3295src" href="#xd20e3295" name=
+"xd20e3295src">98</a> of de waarde van een p&#257;da of meer dan een
+p&#257;da ongegeven neemt (wat men diefstal noemt) is geen monnik meer:
+hij is geen leerling van den zoon van S&#257;kya. Evenals een dor blad,
+dat van den stengel is losgegaan, niet meer groenen kan, zoo is ook een
+monnik, die een p&#257;da of de waarde van een p&#257;da of meer
+ongegeven neemt (wat men diefstal noemt) geen monnik meer: hij is geen
+leerling van den zoon van S&#257;kya. Daarvan moet gij uw leven lang u
+ver houden.&rdquo;</p>
+<p>3. &bdquo;Een geordende monnik mag niet wetens een dier van het
+leven berooven, ook geen worm zelfs of mier. De monnik, die wetens een
+menschelijk wezen van het leven berooft, zij het dat hij een ongeboren
+kind doodt, is geen monnik meer, hij is geen leerling van den zoon van
+den S&#257;kya. Evenals een groote steen, dien men in twee deelen heeft
+gespleten, niet meer tot &eacute;&eacute;n kan worden gemaakt, zoo is
+ook enz.&rdquo;</p>
+<p>4. &bdquo;Een geordend monnik mag zich niet beroemen op
+bovenmenschelijke volkomenheid, mag zelfs niet zeggen: &bdquo;Gaarne
+vertoef ik in een ledig huis.&rdquo;<a class="noteref" id=
+"xd20e3302src" href="#xd20e3302" name="xd20e3302src">99</a></p>
+<p>&bdquo;De monnik, die met booze bedoeling en uit begeerlijkheid zich
+leugenachtig op bovenmenschelijke volkomenheid beroemt, zij het een
+toestand van verzonkenheid, van verrukking, van tot zichzelf inkeeren
+(concentratie), van verheffing of van het pad der verlossing, of van de
+vrucht der verlossing, hij is geen monnik meer, hij is geen leerling
+van den zoon van S&#257;kya. Evenals een afgehouwen palmboom niet meer
+groeien kan enz.&rdquo;</p>
+<p>Met de voorlezing dezer vier groote verboden is de ordening
+ge&euml;indigd. Men ziet, dat alle voorzorgen worden genomen, om
+onwaardigen te weren en moeilijkheden te voorkomen, doch, van werken op
+het gevoel, van mystiek is men hier verre verwijderd. <span class=
+"pagenum">[<a id="pb129" href="#pb129" name="pb129">129</a>]</span></p>
+<p>Het is dan ook geen wijding in een geestelijken stand, die een
+onverliesbaar karakter verleent, het is de vrije aansluiting bij eene
+broederschap, die men ook weer verlaten kan.</p>
+<p>Dit juist maakt dat in het Boeddhistische monnikendom niet die
+groote, donkere vlekken zijn te zien, welke de ascese overal met zich
+brengt. Wordt een monnik de drang naar de wereld te sterk, valt hem de
+strijd tegen de zinlijke neigingen zijner natuur te zwaar, welnu: niets
+belet hem heen te gaan.</p>
+<p>Het is beter, &bdquo;de geestelijke oefening vaarwel te zeggen en
+zijn zwakheid te erkennen,&rdquo; dan als geestelijke te zondigen.</p>
+<p>Zondigt echter de monnik tegen de hoofdgeboden, dan kan hij door de
+gemeenschap worden uitgestooten. Iets wat echter niet veelmalen
+geschiedt, daar een monnik, die tegen zijn regels handelt, zoozeer door
+het publiek wordt veracht (een publiek dat zijn aalmoezenschaal dan
+niet met voedsel vult) dat hij vanzelf tot heengaan is gedrongen.</p>
+<p>Hebben wij gezien hoe de monniken worden opgenomen, aan welke
+verplichtingen zij moeten beantwoorden: wij werpen thans een blik op
+hun dagelijksch leven.</p>
+<p>We merkten reeds op dat het leven der monniken zich door eenvoud
+moet kenmerken: doch, niet zoo dat het in overdreven gestrengheid
+ontaardt.</p>
+<p>Dit komt in alles uit. Eenvoudig zijn ook tegenwoordig in
+Birma&mdash;een land, waar het Boeddhisme vrij zuiver de oude
+traditi&euml;n heeft bewaard&mdash;de kloostergebouwen doch vriendelijk
+door boomen omgeven. Naast het klooster vindt men pagoden:
+koepelvormige verhevenheden, die het graf van den meester voorstellen:
+waarbij men nederknielt om gedeelten uit de heilige boeken op te
+zeggen: soms reeds in den vroegen morgen, als het nauwelijks dag
+is.</p>
+<p>Binnen in het klooster, dat meestal niet heel groot is en van hout
+gebouwd, ziet men een beeld van den Verlichte, doch van hem alleen:
+andere heiligen kent men niet. Verder gewone dingen voor huiselijk
+gebruik, soms enkele boeken. Want eigendom mag een monnik niet
+bezitten: geen geld of goed, geen artikelen van weelde.</p>
+<p>Iederen morgen doen de monniken&mdash;bij ieder dorp in Birma is een
+klooster&mdash;hun rondgang door het dorp. Den blik op den grond
+geslagen, de aalmoezenschaal in de hand, gaan zij van huis tot huis,
+zwijgend staan zij een oogenblik voor de deur, en als zij voedsel
+ontvangen&mdash;geld mogen zij <span class="pagenum">[<a id="pb130"
+href="#pb130" name="pb130">130</a>]</span>onder geen beding
+aannemen&mdash;gaan zij zwijgend weer verder. Voor den middag zijn ze
+weer in &rsquo;t klooster terug. Dan volgt de maaltijd: waarbij dan het
+&rsquo;s morgens verzamelde: meestal rijst, wordt gebruikt. Dat is de
+eenige maaltijd: op andere tijden voedsel te gebruiken is den monnik
+niet geoorloofd.</p>
+<p>Na den maaltijd mogen de monniken zich niet meer naar het dorp
+begeven, wel mogen zij in hun klooster personen ontvangen. Trouwens:
+dat moet wel, in Birma toch is ook het onderricht der jeugd geheel in
+handen van de monniken. Deze zijn het, die haar leeren lezen en
+schrijven en haar gedeelten uit de heilige boeken van buiten doen
+leeren. Voorts is ook een groot deel van den dag aan lezen en overwegen
+van de heilige boeken en aan stille overpeinzing gewijd. Arbeid in den
+gewonen zin des woords: arbeid der handen wordt echter door de monniken
+niet verricht, bedelen is hun onderhoud. Die bedelaars staan echter, al
+bemoeien zij zich noch met de politiek, noch met de
+regeering&mdash;tenzij om soms voor verdrukten te pleiten&mdash;in
+hooge eer. Met &bdquo;heer&rdquo; worden zij aangesproken, ook door de
+voornaamsten des lands. En als een aanzienlijk man een monnik ontmoet
+zal hij de knie buigen en den monnik laten voorbijgaan.</p>
+<p>Zoo gaat het dagelijksch leven der monniken in stilte en kalmte
+voorbij. Slechts enkele malen wordt de eentonigheid daarvan onderbroken
+door dat zij ter maaltijd worden uitgenoodigd en ook door 14 daagsche
+biechtsamenkomsten. Die biechtsamenkomsten dateeren van oude dagen, de
+biechtformule Patim&#333;kha is ook zeer oud, wij vermelden die straks.
+Deze samenkomsten dan hebben plaats met vollen maan en met nieuwen
+maan, op den vastendag, een dag, die dezen naam heeft van ouds, maar
+waarop inderdaad door de Boeddhisten niet gevast wordt.</p>
+<p>Op deze samenkomsten, waartoe de oudste monnik uit een distrikt de
+monniken oproept, komen alle monniken in een der kloosters bijeen.
+Niemand mag afwezig blijven: voor krankzinnigen en kranken moet een der
+andere broeders verklaren dat zij rein zijn. Kan niemand die verklaring
+afleggen, dan draagt men den zieke in zijn stoel ter vergadering, of:
+men komt bij zijn bed tezamen. Doch nooit mag deze heilige vergadering
+onvoltallig zijn.</p>
+<p>Bij &rsquo;t licht der fakkels&mdash;de vergadering heeft in den
+avond plaats&mdash;nemen alle monniken op hunne bestemde plaatsen
+zitting. Geen leek, candidaat of non mag hierbij tegenwoordig zijn.
+Daarop draagt &eacute;&eacute;n der monniken, bij voorkeur de oudste,
+de Patim&#333;kha voor: de biechtformule. <span class="pagenum">[<a id=
+"pb131" href="#pb131" name="pb131">131</a>]</span></p>
+<p>Hij spreekt dan aldus: &bdquo;De gemeente, eerwaardigen, moge mij
+hooren. Heden is het vastendag, de 15<sup>e</sup> der halve maand. Als
+de gemeente bereid is moge zij vastendag houden en de biechtformule
+hooren voordragen. Wat moet de gemeente van te voren doen? Spreek de
+verklaring der reinheid uit, gij eerwaardigen. Ik wil de biechtformule
+voordragen.&rdquo;</p>
+<p>De gemeente antwoordt: &bdquo;Wij allen die hier zijn, hooren en
+bedenken deze wel.&rdquo;</p>
+<p>&bdquo;Wie een fout gepleegd heeft<span class="corr" id="xd20e3350"
+title="Niet in bron">,</span>&rdquo; gaat de voordragende
+voort<span class="corr" id="xd20e3353" title="Niet in bron">,</span>
+&bdquo;moge haar bekennen. Wie geen fout heeft moge zwijgen. Uit uw
+zwijgen zou ik afleiden, dat de eerwaardigen rein zijn.&rdquo; Evenals
+een enkel mensch, <span class="corr" id="xd20e3356" title=
+"Bron: waneeer">wanneer</span> hem een vraag is gesteld, antwoorden
+moet, zoo is het ook bij zulk een vergadering, als de vraag driemaal is
+gesteld. Een monnik, die op een driemaal herhaalde vraag een fout, die
+hij gepleegd heeft en die hij zich herinnert, niet bekent, is aan
+leugen, wetens begaan, schuldig. &bdquo;Wetens uitgesproken leugens,
+eerwaardigen, brengen verwoesting, heeft de verhevene gezegd. Daarom
+moet een monnik, die iets misdreven heeft, zich dat herinnert en
+daarvan rein begeert te worden, zijn fout bekennen. Wat hij bekent zal
+hem licht vallen.&rdquo;</p>
+<p>Daarna wordt de biechtformule uitgesproken, eerst worden genoemd de
+vier hoofdzonden<span class="corr" id="xd20e3361" title=
+"Bron: :">,</span> die uitgaan uit de gemeente met zich brengen. Alzoo
+wordt gehandeld over geslachtsgemeenschap, diefstal, moord en de
+aanmatiging van geestelijke volkomenheid. Vervolgens komt de driemaal
+herhaalde vraag: &bdquo;Ik vraag de eerwaardigen: <span class="corr"
+id="xd20e3364" title="Niet in bron">&bdquo;</span>zijt gij van deze
+zonden rein?<span class="corr" id="xd20e3367" title=
+"Niet in bron">&rdquo;</span> <a id="xd20e3370" name=
+"xd20e3370"></a>Ten tweeden maal vraag ik: <span class="corr" id=
+"xd20e3372" title="Niet in bron">&bdquo;</span>Zijt gij rein?&rdquo;
+Ten derden maal vraag ik: <span class="corr" id="xd20e3376" title=
+"Niet in bron">&bdquo;</span>Zijt gij rein?<span class="corr" id=
+"xd20e3379" title="Niet in bron">&rdquo;</span> Als alles zwijgt is het
+antwoord: <span class="corr" id="xd20e3382" title=
+"Niet in bron">&bdquo;</span>Rein zijn hieraan de eerwaardigen, daarom
+zwijgen zij, aldus neem ik dit aan.<span class="corr" id="xd20e3385"
+title="Niet in bron">&rdquo;</span>&rdquo;</p>
+<p>Daarop worden andere zonden opgenoemd: zulke, die een terugzetting
+met zich brengen; vervolgens andere, die door de bekentenis zelve
+kunnen worden verzoend. Wel twee honderd verschillende artikelen, die
+zich over het geheele leven uitstrekken worden dan opgesomd. Daarin
+wordt tot in kleinigheden afgedaald, doch ook kleinigheden hebben soms
+groote beteekenis. Zoo ging het in oude dagen onder Boeddha&rsquo;s
+volgelingen, zoo gaat het nog.</p>
+<p>Een bizondere, eigenaardige beteekenis had, reeds van oude dagen af,
+de regentijd, die in Indi&euml; ongeveer van Juni tot October duurt.
+Die tijd was voor reizend prediken ongeschikt en werd dus doorgebracht
+in stille teruggetrokkenheid. Was hij ten einde, dan kwamen de
+leerlingen plechtig te zamen. Allen <span class="pagenum">[<a id=
+"pb132" href="#pb132" name="pb132">132</a>]</span>zaten zij neder, in
+eerbiedige houding op den grond, met gevouwen handen hun medebroeder
+smeekend, om, indien hij in dien tijd een schuld had begaan, deze te
+noemen. &bdquo;Ik noodig,&rdquo; zoo heet het, &bdquo;de gemeente uit,
+om, indien gij iets van mij gezien of gehoord hebt, of verdenking tegen
+mij koestert, erbarmen met mij te hebben en te spreken, als ik het
+inzie, zal ik er boete voor doen.&rdquo;</p>
+<p>Zoo was in oude dagen die regentijd een tijd voor godsdienstige
+bespiegeling en inkeer tot zichzelf. En&mdash;zoo is het ook nu nog. In
+Birma is dat nog de tijd, zooals Fielding<a class="noteref" id=
+"xd20e3396src" href="#xd20e3396" name="xd20e3396src">100</a> het
+uitdrukt, om den grond te bereiden voor het gewas, de zielen voor de
+eeuwigheid. Dan leven ook vele leeken op de wijze der monniken. Zij
+eten voor den middag en onthouden zich van tabak. Geen spelen zijn er
+dan, geen huwelijken worden er gesloten. Ook worden dan de
+zondagsbijeenkomsten<a class="noteref" id="xd20e3399src" href=
+"#xd20e3399" name="xd20e3399src">101</a> veel talrijker bezocht dan
+anders.</p>
+<p>In Ceylon brengt ook de &bdquo;wastijd&rdquo; eigenaardige gebruiken
+met zich. De monniken verlaten hun gewone huizen en leven in kleine
+hutten, door de boeren daarvoor opzettelijk gebouwd. Zij houden dan een
+reeks diensten, bestaande in voorlezingen uit de
+Pitaka&rsquo;s,<a class="noteref" id="xd20e3404src" href="#xd20e3404"
+name="xd20e3404src">102</a> de heilige boeken, waarnaar dan oud en
+jong, arm en rijk komt luisteren. Onder de boomen wordt een platform
+opgericht: overdekt, doch aan de kanten open, en met kleeden en bloemen
+versierd. Daaromheen zitten allen dan aandachtig neder, en vooral naar
+de lezing der Yataka&rsquo;s, de vroegere levens van Boeddha, wordt met
+groote belangstelling gehoord.</p>
+<p>Overigens wordt in de meeste Boeddhistische streken aan wat wij
+prediken zouden noemen weinig of niet gedaan. Wel komt in Birma des
+Zondags veelal een monnik in een rusthuis&mdash;overal heeft men daar
+rusthuizen langs de wegen, meest door milddadigheid ten behoeve van het
+publiek geschonken&mdash;een gedeelte uit de heilige boeken
+voorlezen.</p>
+<p>Een soort predik- of priesterambt bekleedt echter de Boeddhistische
+monnik niet: niemand denkt er b.v. in Birma aan een monnik bij een
+stervende te roepen, om b.v. gebeden te <span class="pagenum">[<a id=
+"pb133" href="#pb133" name="pb133">133</a>]</span>zeggen. Het zijn dan
+ook geen tusschenpersonen tusschen God en den mensch, maar personen,
+die, in vrije broederschap den weg bewandelen, die tot den grooten
+vrede voert. Ook hun godsvereering is zeer eenvoudig: althans wanneer
+we daar laten het Boeddhisme, zooals het in Tibet optreedt, waar het
+geheel en al&mdash;beter kunnen wij het niet met een enkel woord
+uitdrukken&mdash;tot een Roomsch-Catholiek gekleurd Boeddhisme is
+geworden, met een paus, offers, plechtige, geheimzinnige ceremonies
+enz. Maar dat vertegenwoordigt allerminst den eigenlijken geest van
+dezen godsdienst.</p>
+<p>De monnik in Birma bepaalt zich tot het uitspreken van gewijde
+teksten bij de pagode, waarin vooral de erkentenis dat alles ellende en
+verdriet is op den voorgrond treedt. Ook bij de godsdienstige feesten
+aldaar&mdash;het groote godsdienstige feest heeft plaats na den
+regentijd&mdash;is er weinig ander ceremonieel. Monniken en leeken
+komen in de pagodes bidden, bloemen en geschenken worden aan de
+monniken gegeven, de klokjes der groote pagoden luiden met
+vriendelijken klank: doch niets van een statigen eeredienst, die
+trouwens in het kader van het Boeddhisme niet zou passen.</p>
+<p>Wel werden reeds vroeg in eere gehouden vier heilige plaatsen, met
+den stichter van den godsdienst in verband staande: de plaats waar
+Boeddha is geboren, die waar hem de hoogste verlichting ten deel viel,
+die waar hij het &bdquo;rad der gerechtigheid draaide&rdquo; m. a. w.
+het eerst predikte, die waar hij het Nirv&#257;na inging.</p>
+<p>We spraken tot nu toe enkel over monniken, doch er zijn ook
+Boeddhistische nonnen&mdash;hoewel veel minder in getal: de vrouwen
+hebben daarin geen lust, al ontbreekt het hun overigens geenszins aan
+godsdienstige belangstelling. Is het soms ook omdat de nonnen zoover
+beneden de monniken zijn gesteld? Boeddha zelf had trouwens geen lust
+om een nonnenorde in &rsquo;t leven te roepen,<a class="noteref" id=
+"xd20e3426src" href="#xd20e3426" name="xd20e3426src">103</a> maar werd
+door de omstandigheden daartoe gedwongen.</p>
+<p>Wat de nonnen betreft, van haar heet het o. a. &bdquo;Een non, al is
+zij ook sinds honderd jaar geordend, moet iederen monnik, al is deze
+eerst dien dag geordend, de eerbiedige begroeting brengen, voor hem
+opstaan, de gevouwen handen verheffen, hem naar behooren eeren. Deze
+ordening moet zij achten, heilig houden, bewaren, eeren, en haar leven
+lang niet overtreden.&rdquo;<a class="noteref" id="xd20e3431src" href=
+"#xd20e3431" name="xd20e3431src">104</a> <span class="pagenum">[<a id=
+"pb134" href="#pb134" name="pb134">134</a>]</span></p>
+<p>In hetzelfde geschrift wordt haar ook voorgeschreven dat zij den
+regentijd niet mogen doorbrengen in een distrikt, waar zich geen
+monniken bevinden, dat zij iedere halve maand de monniken over de
+biecht moeten raadplegen en hun om de prediking van het heilige woord
+verzoeken.</p>
+<p>Ook bij het zelfonderzoek na den regentijd moeten zij de monniken
+door een bode doen vragen of dezen niets hebben in te brengen, enz.</p>
+<p>M. a. w. de nonnen hebben zeer weinig in te brengen.</p>
+<p>Moeten de nonnen dus in alles de monniken raadplegen, toch moet een
+strenge scheiding bewaard blijven. Geen monnik, die voor de nonnen moet
+prediken mag hun huis betreden, behalve indien hij eene kranke moet
+toespreken. Geen monnik mag met een non op weg zijn, op een schip zijn,
+naast haar zitten zonder getuigen.</p>
+<p>Nog verdient de aandacht dat de nonnen niet&mdash;zooals monniken in
+Boeddhistische landen soms doen&mdash;mogen leven in de eenzaamheid van
+het woud.</p>
+<p>Komen die geboden alleen voor uit het denkbeeld van de
+&bdquo;minderwaardigheid&rdquo; der vrouw? Ja en neen. Neen voorzoover
+het een groote dwaling zou zijn om te meenen dat de vrouwen in landen
+waar het Boeddhisme zuiver wordt beleden een soort slavinnen zouden
+zijn, dat is althans in Birma volstrekt niet het geval: de vrouw heeft
+daar in het burgerlijke gelijke rechten schier als de man.</p>
+<p>De Birmaan zegt echter van de vrouw ten opzichte van zijn
+godsdienst: de vrouw begrijpt het zoo niet.&mdash;En&mdash;dat is het
+ook. De vrouwen in Birma zijn van een zachte, teeder- hartstochtelijke,
+liefhebbende natuur; hun vrouwelijk gemoedsleven komt feitelijk in
+verzet tegen sommige artikelen van hun geloof. Zij hebben een groote
+bewondering voor Ya&ccedil;odhar&#257;, de vrouw van den Verlichte. Die
+was godsdienstig, maar &rsquo;t brak haar hart, dat zij scheiden moest
+van haar geliefde: dat k&ograve;n zij niet begrijpen. Zoo nu zijn de
+vrouwen in Birma nog. Zij werken mede met alle macht om bedwelmende
+dranken en het dooden van dieren tegen te gaan. Zij volgen nauwgezet de
+voorschriften van den godsdienst op: maar, zegt Fielding, indien de
+godsdienst haar zegt: &bdquo;Verlaat al wat gij liefhebt, alles waaraan
+uw hart gehecht is, want het is ijdel: zie het licht en bereid uwe ziel
+voor den Grooten Vrede,&rdquo; dan deinzen zij terug: &bdquo;Heer, dat
+kunnen wij niet, het zou te vreeselijk voor ons zijn.&rdquo;</p>
+<p>Een man die in Birma afstand doet van de wereld wordt <span class=
+"pagenum">[<a id="pb135" href="#pb135" name=
+"pb135">135</a>]</span>geprezen, een vrouw niet. Ook bij de vrouwen
+zijn nonnen niet in aanzien, wie tot den Groote Vrede zal komen moet
+eerst als man worden wedergeboren.</p>
+<p>Der vrouwen gemoed teekent echter een zeker protest aan tegen de
+hardheid der Boeddhistische leer.</p>
+<p>Dat blijkt ook bij &rsquo;t gebed: Bidden&mdash;dat is voor den
+Boeddhist geenszins spreken tot God, opdat hij wenschen verhoore: neen,
+bidden is overpeinzen van den weg des heils: is zich vertrouwd maken
+met de eeuwige wetten der gerechtigheid. Er wordt niet gebeden, om den
+Boeddha goed te doen, maar om de liefde tot hem op te wekken in
+&rsquo;t hart.</p>
+<p>Toch: Boeddhistische vrouwen bidden soms anders. Fielding
+verhaalt:<a class="noteref" id="xd20e3460src" href="#xd20e3460" name=
+"xd20e3460src">105</a> &bdquo;Ik herinner mij dat ik eens op het terras
+van een beroemde pagode stond, de gouden torenspits voor mij en
+gebeeldhouwde altaren rondom en daar een vrouw zag liggen, haar
+aangezicht naar de pagode gekeerd. Zij bad vurig, z&oacute;&oacute;
+vurig dat haar woorden verstaanbaar waren, want zij stoorde zich aan
+niemand, zoo bedroefd was zij; en wat zij vroeg was dit: dat haar kind,
+haar kleintje niet sterven zou. Zij hield het kleine kindje in haar
+armen, en als zij er naar keek waren haar oogen vol tranen. Want het
+was heel ziek, de ledematen waren niets dan vel en been, met dikke
+knie&euml;n en ellebogen, en het gezichtje was geheel uitgeteerd. Het
+was zelfs te zwak om belang te stellen in al de nieuwe dingen rondom:
+het opende alleen nu en dan ternauwernood even de vermoeide oogjes.</p>
+<p>&bdquo;Geef dat hij herstelle, geef dat hij gezond worde,&rdquo;
+riep de vrouw telkens weer.</p>
+<p>Tot wien smeekte zij? Ik weet het niet.</p>
+<p><span class="corr" id="xd20e3468" title=
+"Niet in bron">&bdquo;</span>Mijn heer, er moet wel iemand zijn.
+Iemand. Een geest, die &rsquo;t hooren kan. Wie weet het? Er zal toch
+wel iemand mij helpen? De menschen zouden mij helpen, als zij konden,
+maar zij kunnen niet; er moet toch wel iemand zijn?&rdquo;</p>
+<p>Zoo bidden Boeddhistische vrouwen meermalen. &bdquo;Vrouwen&rdquo;
+zeggen de <span class="corr" id="xd20e3473" title=
+"Bron: monnikken">monniken</span> &bdquo;begrijpen het
+nooit&mdash;&rdquo;</p>
+<p>Hebben wij hier niet op treffende wijze het liefderijk hart van de
+vrouw, dat niet tevreden is met eenige wetten, die alles besturen, dat
+niet, ook niet voor een hoog ideaal, scheiden wil van wien zij innig
+liefheeft? En&mdash;hoe hoog wij Boeddha stellen: brengt dit toch niet
+aan &rsquo;t licht dat er in zijn godsdienst is, ik zeg niet gemis van
+welwillendheid, maar van warmte? <span class="pagenum">[<a id="pb136"
+href="#pb136" name="pb136">136</a>]</span></p>
+<p>Ongemerkt zijn wij zoo van de monniken gekomen tot de leeken.
+Eigenlijk zijn dezen geen lid der gemeente, de gemeente is er eene van
+monniken. Toch: zij zijn onderwezen in de leer van den Verlichte, zij
+nemen bij hem en zijne leer hunne toevlucht, de vijf geboden<a class=
+"noteref" id="xd20e3481src" href="#xd20e3481" name=
+"xd20e3481src">106</a> zijn hun heilig.</p>
+<p>Doch een soort lidmaatschap van een kerk hebben zij niet. De eenige
+censuur die over hen wordt uitgeoefend is deze: dat de monniken geen
+gaven van hen aannemen als zij zich zeer hebben vergrepen.</p>
+<p>Hoe openbaart zich het Boeddhisme bij de leeken? O. a. hierin dat
+zij den regentijd in &rsquo;t bizonder, gelijk wij reeds zagen, wijden
+aan godsdienstoefeningen, ook dat zij des Zondags&mdash;vooral ook in
+den regentijd&mdash;in rusthuizen samenkomen, daar komt somtijds dan
+ook een monnik een gedeelte uit de heilige boeken voorlezen, om dan
+telkens weer peinzend te herhalen en te overdenken, dat het leven
+slechts is &bdquo;ellende, moeite, verdriet.&rdquo;</p>
+<p>Of zij daarom overigens zoo terneergedrukt zijn? Neen. Hun leven
+gaat gewoonlijk voort in kalme onbezorgdheid. Jacht naar rijkdom is met
+name den Birmaan geenszins eigen. Heeft hij zich eenig fortuin
+vergaderd, dan laat hij rusthuizen inrichten, pagoden versieren,
+kloosters bouwen en dergelijke. Van ons Westersch sparen en garen weet
+hij niet af. Waartoe zou hij het doen? Waarom zich &rsquo;t leven
+moeilijk te maken? Zij hebben voorts weinig behoeften, hun leven
+is&mdash;in overeenstemming met den geest van hun
+godsdienst&mdash;evenver van weelde als van zelfkastijding.</p>
+<p>Als wij Birma en zijn bewoners beschouwen, dan moeten wij erkennen
+dat de Boeddhisten&mdash;hier heb ik ook op de leeken het
+oog&mdash;meer van hun geloof in het leven terecht brengen dan de
+Christenen van het hunne. Is dat omdat het geloof beter is? Neen, maar
+omdat het Christendom, zooals wij het vaak opvatten, veel verder
+afstaat van het eigenlijke Christendom, dan der Birmanen Boeddhisme van
+den geest des Verlichten.</p>
+<p>In de eerste plaats is hun geloof praktisch. Boeddha sprak weinig of
+niet over God, niet omdat hij niet in Hem geloofde, maar omdat hij bij
+voorkeur niet verder ging dan zijn waarneming, die slechts kon komen
+tot de wet der gerechtigheid. Zoo doen ook zijn volgelingen. &rsquo;t
+Is den monniken zelfs ongeoorloofd <span class="pagenum">[<a id="pb137"
+href="#pb137" name="pb137">137</a>]</span>zich met het bovennatuurlijke
+in te laten en het ligt ook niet zeer in den geest der leeken.</p>
+<p>Wat hun levensopvatting betreft: liefde en medelijden wordt onder
+hen aangetroffen, de oorlog is in hun oog een gruwel, &rsquo;t kan niet
+in hen opkomen die met Boeddha of het Nirv&#257;na te verbinden, zooals
+soms de Christenen doen, die vaandels &bdquo;wijden&rdquo; en den God
+der heirscharen aanroepen, terwijl Jezus sprak: &bdquo;die het zwaard
+nemen zullen door het zwaard vergaan.&rdquo; Goede soldaten vormt het
+Boeddhisme niet, ook daarom niet, omdat het denkbeeld van discipline in
+strijd is met hun: &bdquo;ieder werkt zijn eigen heil&rdquo;.</p>
+<p>Dat individueele toont zich ook op andere wijze eigenaardig. Als gij
+een weg betreedt, die u straks over een wrakke brug voert, zal niemand
+u waarschuwen. Als gij in het water u werpt, zal niemand u redden tegen
+uw zin, als gij niet om hulp roept: ongevraagde raad geldt voor
+heerschzucht.</p>
+<p>Dat zelfde individueele treedt ook in hun leer over straf en boete
+op den voorgrond. Van Boeddha heeft men geen godheid gemaakt die de
+straf voor anderen onderging. Geen plaats is hier ook voor vergeving in
+den alledaagschen zin: de gevolgen van het kwaad moet ieder boeten, dat
+is een eeuwige wet, een onontkoombaar iets. Doch wie geboet heeft,
+heeft ook zijn straf ondergaan, en is er niet minder, doch beter
+om.</p>
+<p>Hoe men dat anders&mdash;en naar mij voorkomt beter begrijpt dan
+wij&mdash;kwam uit in de volgende gebeurtenis, die eenige jaren geleden
+in Rangoon geschiedde.<a class="noteref" id="xd20e3505src" href=
+"#xd20e3505" name="xd20e3505src">107</a></p>
+<p>Een Engelsch officier verloor eenige banknoten. Het bleek dat een
+der bedienden ze gestolen had: hij werd gearresteerd en bekende. De
+officier had gaarne de aanklacht ingetrokken, doch dat kon niet. De
+jongen werd gestraft, ofschoon zijn meester hem gaarne &bdquo;de
+schande der gevangenis&rdquo; had bespaard.</p>
+<p>Zes maanden werd hij opgesloten. De meester vergat het geval, doch,
+na &rsquo;t eindigen van den straftijd kwam de jongen, blij en
+opgewekt, bij zijn meester terug.</p>
+<p>Hij vond dat het vanzelf sprak dat hij weer in dienst zou worden
+genomen. Hij had immers zijn straf nu ondergaan!</p>
+<p>De ander wilde hem echter niet weer hebben, hij had &bdquo;in de
+gevangenis gezeten&rdquo;. En&mdash;of de jongen sprak&mdash;dat hij
+&bdquo;langen tijd&rdquo; was gestraft geweest, het mocht niet
+baten.</p>
+<p>Wie had hier zuiverder moraal? De Boeddhist of de Christen?
+<span class="pagenum">[<a id="pb138" href="#pb138" name=
+"pb138">138</a>]</span>&rsquo;t Kan dunkt me aan geen twijfel
+onderhevig zijn, maar &rsquo;t bewijst wel dat de Christenen hun eigen
+geloof, althans de zoo bekende gelijkenis van den verloren zoon, nog
+maar slecht verstaan.</p>
+<p>Voor ons verbasterd inzicht is straf slechts een vernedering, die
+wij liefst ons zelf en anderen moeten besparen, voor den ander was zij
+boete: reiniging der ziel&mdash;in overeenstemming immers met zijn
+geloof, dat ons de wet der gerechtigheid leert, die ons door lijden ten
+slotte voert tot den Grooten Vrede.</p>
+<p>Als wij dit indenken, begrijpen wij ook beter het merkwaardige
+verschijnsel, dat zelfs aanvoerders van rooverbenden, op wier hoofd een
+prijs is gesteld, zich vaak vrijwillig bij den rechter komen aanmelden.
+De straf moet immers strekken tot heil?</p>
+<p>Dat is het, wat hen ook vrede geeft in &rsquo;t aangezicht des
+doods. Geen eeuwige hel, geen hemel, die zich direct voor hen opent,
+gaan zij tegemoet, doch hun volgend leven hangt af van het
+tegenwoordige: de hemel is voor den zondaar gesloten, doch niet voor
+eeuwig. Eenmaal zullen allen, nadat zij wijsheid geleerd hebben uit het
+lijden, tot den Grooten Vrede komen.</p>
+<p>Wanneer een Birmaan stervende is komen geen monniken gebeden zeggen:
+ook spreken geen bloedverwanten of vrienden met hem over &rsquo;t
+hiernamaals. Wat dan? Een vriend zal komen en hem zeggen: Denk aan de
+goede daden, die gij gedaan hebt: en die zal hij herinneren, opdat de
+oude van dagen bij die vriendlijke herinneringen straks zacht
+insluimert. Is dat geen troost voor &rsquo;t menschenhart? Ook gelooft
+men in Birma dat, wanneer de mensch sterft, zijn geheele leven met al
+zijn onderdeelen voor zijn oogen komt als een landschap, dat in den
+donkren nacht door een bliksemstraal eensklaps geheel verlicht
+wordt.</p>
+<p>En&mdash;dit geloof rust&mdash;in &rsquo;t voorbijgaan merk ik dat
+op&mdash;inderdaad op goede gronden: met name personen die den dood
+door verdrinking nabij waren hebben van zichzelf iets dergelijks
+getuigd, gelijk vele westersche waarnemingen uitwijzen.</p>
+<p>Moeten wij ten slotte niet dankbaar erkennen dat ook het licht van
+Azi&euml; een schoon en heerlijk schijnsel geeft voor der menschen
+voet, ook al zijn we niet blind voor zijn eenzijdige kleur? En is niet
+dit vooral de groote kracht van de Boeddhistische leer, dat wel het
+kwaad in zijn boosheid, het goede <span class="pagenum">[<a id="pb139"
+href="#pb139" name="pb139">139</a>]</span>in zijn heerlijkheid wordt
+erkend, maar dat alle loonzucht hier over boord is geworpen en men in
+stede van een uitwendige vergelding erkent een eeuwige, onwankelbare
+ordening, die rust en vrede geeft aan &rsquo;t hart, dat uitgaat naar
+liefde en plicht, doch duisternis aan wie haten en onrecht doen?</p>
+<p>Geen godsdienst kunnen wij ons voorstellen, geschikt voor de
+kinderen van ons geslacht, of in deze dingen moet hij bij Boeddha ter
+schole gaan.</p>
+</div>
+</div>
+<div id="ch4.7" class="div2 section"><span class="pagenum">[<a href=
+"#toc">Inhoud</a>]</span>
+<div class="divHead">
+<h3 class="main"><span class="corr" id="xd20e3539" title=
+"Niet in bron">VII.</span> De voortgang en ontwikkeling van het
+Boeddhisme.</h3>
+</div>
+<div class="divBody">
+<p class="first">Wanneer wij het hier genoemde onderwerp wilden
+behandelen in alle uitvoerigheid, zouden wij nog wel een gansch lijvig
+boekdeel daaraan kunnen wijden. We zouden dan moeten spreken over
+verschillende secten, die in de schoot van het Boeddhisme ontstonden,
+over al de landen, waarheen het zich uitbreidde, en de wijziging, die
+het daarbij soms onderging. Dat alles zou ons echter te ver voeren en
+niet passen bij het kader van dit werk. Toch zijn een paar dingen uit
+de geschiedenis van het Boeddhisme voor ons van zooveel belang, dat wij
+daarover niet willen zwijgen. En wel: de verschillende oude
+kerkvergaderingen, het vormen van de verzameling der Heilige Schriften,
+het optreden van het Boeddhisme als door den staat beschermde
+godsdienst onder A&ccedil;oka, en ten slotte met een enkel woord: de
+uitbreiding van het Boeddhisme in andere landen en zijn ondergang in
+Indi&euml;.</p>
+<p>Allereerst dan over de oude concilies. Drie worden ons genoemd: dat
+van R&#257;jagriha, van Vais&#257;li en van Patna. Het eerste zou
+gehouden zijn, aldus verhaalt Buddaghosa, een soort Boeddhistische
+kerkvader, nabij R&#257;jagriha. Daar toch waren achttien groote
+kloosters, met monniken gevuld. Men verzocht dus van hunnentwege aan
+den koning van R&#257;jagriha, of hij een groot hol in de bergen ten
+hunnen behoeve voor die vergadering wilde inrichten.</p>
+<p>De koning, zoo gaat het verhaal voort, was daartoe volkomen bereid.
+Alles werd keurig in gereedheid gebracht: er waren vijfhonderd bekleede
+zitplaatsen voor de monniken, een spreekgestoelte voor den
+voorzitter.</p>
+<p>Twee maanden lang had men daarmede werk. De monniken werden
+uitgenoodigd en kwamen bijeen&mdash;&rsquo;t was in den wastijd. Eerst
+bestond de vergadering niet uit het volle getal: er waren er 499,
+&#256;nanda had niet verkregen de Prajn&#257; Par&#257;mit&#257;, de
+kennis der onzienlijke wereld. Dus was &eacute;&eacute;n zetel vacant.
+Doch, toen &#256;nanda des nachts peinsde, kwamen de <span class=
+"pagenum">[<a id="pb140" href="#pb140" name=
+"pb140">140</a>]</span>wonderbare krachten over hem: en&mdash;door den
+vloer heen bereikte hij den zetel, voor hem gereed gehouden.</p>
+<p>Kasyapa was voorzitter en noodigde Upali uit om voor te dragen de
+regelen, door Boeddha over de orde gegeven (Vinaya). Upali zat in de
+preekstoel, voor Boeddha bestemd, met den ivoren waaier in de hand. De
+monniken zongen na wat men hun voordroeg.</p>
+<p>Daarna kwam &#256;nanda in het spreekgestoelte en droeg de
+uitspraken over de leer (Dharma) voor. Het eerste der Sutra&rsquo;s,
+door &#256;nanda voorgedragen, was Brahmajala Sutra.</p>
+<p>Nu zijn de volgende punten zeer merkwaardig: in het jaar 16 v. C.
+had ook een concilie plaats, naar de faam zegt van 500 monniken. Er
+waren er slechts 499, &eacute;&eacute;n was uitgesloten, doch verricht
+een wonder en wordt chef.</p>
+<p>Dit concilie was bijeengeroepen door koning Kanishka, die over een
+groot deel van Indi&euml; toen regeerde. En&mdash;naar het schijnt,
+heeft hier de, later zich vormende, Mahayana school, eene overwinning
+behaald op het meer oorspronkelijk Boeddhisme. Nu rekenen sommige
+geleerden het Brahmajala sutra ook tot de boeken dezer school, naar mij
+voorkomt terecht; omdat het niet den geest van het oorspronkelijke
+Boeddhisme ademt.</p>
+<p>En ook op dit concilie hield men zich bezig met de heilige boeken,
+met name om daarop commentaren te maken en wel op de Sutra&rsquo;s, de
+Vinaya en de <span class="corr" id="xd20e3562" title=
+"Bron: Abhidarma">Abhidharma</span>: welke drie ook volgens de
+zuidelijke Boeddhisten den heiligen canon vormen. Het ligt dus mijns
+inziens voor de hand, dat dit heele concilie van R&#257;jagriha niets
+anders is dan een poging om&mdash;wat later gesanctioneerd
+werd&mdash;de goedkeuring der oudheid te geven door het reeds kort na
+Boeddha&rsquo;s dood geldig te maken.</p>
+<p>Even onzeker schijnt wat verhaald wordt over het tweede concilie,
+dat ongeveer 100 jaar later gehouden werd. Meer op vasten grond komen
+wij echter bij het 3<sup>e</sup>, dat van Patna, dat ongeveer het jaar
+244 in Patna werd gehouden, in de dagen van koning A&ccedil;oka.
+Waarschijnlijk is daar met de verzameling der heilige boeken een begin
+gemaakt. Over A&ccedil;oka en zijn werken willen wij echter uitvoeriger
+spreken, omdat het hier een vorst geldt, die het Boeddhisme met groote
+kracht heeft bevorderd en wiens naam nog immer door de gansche
+Boeddhistische wereld een goeden klank heeft. Zooals bekend is drong
+Alexander de Groote in de 4<sup>e</sup> eeuw v&oacute;&oacute;r onze
+jaartelling zegevierend tot in Indi&euml; door. In die dagen was
+Magadha de hoofdstad geworden van een vrij groot koninkrijk, dat echter
+voor de macht van Alexanders wapenen moest bukken. <span class=
+"pagenum">[<a id="pb141" href="#pb141" name="pb141">141</a>]</span></p>
+<p>Een avonturier, uit de handen van den koning van Magadha ontsnapt,
+zocht bij Alexander zijn toevlucht. Deze rebel vergaderde de stammen
+van den Pendsjab rondom zich en&mdash;toen in 315 v. C. de koning van
+Magadha werd vermoord, plaatste hij zich op diens troon. De Grieken
+verjoeg hij uit Indi&euml;. Deze troonsbeklimming was zeer merkwaardig,
+omdat zij bewees dat de oude Indische maatschappij voorbij ging:
+Chandragupta toch was een man van lage caste, evenals zijn
+partijgenooten. Juist in die dagen kwam het Boeddhisme op en nam snel
+in invloed toe. Waarschijnlijk begunstigden reeds Chandragupta en zijn
+zoon dit nieuwe geloof. Zeker is het dat zijn kleinzoon, A&ccedil;oka,
+er toe over ging en de groote koning der Boeddhisten werd. Hij was
+inderdaad de Dharma Raj (koning der gerechtigheid), waarvan Boeddha,
+toen hij in 520 v. C. onder een vijgeboom zat, had gedroomd.</p>
+<p>A&ccedil;oka, die 24 jaren telde, toen hij den troon beklom, was
+eerst een vroom Brahmaan, die 50.000 Brahmanen dagelijks voedde. Ook
+was hij zeker een dapper en bekwaam krijgsman; althans hij veroverde
+een groot deel van Indi&euml;. Zekere monnik Nigrauda bekeerde hem tot
+het Boeddhisme. De koning werd daarvoor nu een groot ijveraar
+en&mdash;tal van inschriften<span class="corr" id="xd20e3579" title=
+"Bron: &mdash;">,</span> door hem in rotsen en steenen gebeiteld in
+bijna alle streken van Indi&euml;&mdash;leggen er getuigenis van af,
+hoe ernstig hij zijn taak opvatte om de nieuwe leer ingang te doen
+vinden en in het maatschappelijk leven de hervormingen in te voeren,
+die zij eischte. Deze inschriften zijn ook in ander opzicht voor ons
+van groote waarde. Immers de ouderdom der boeken staat niet altijd vast
+en&mdash;volgens nagenoeg eenstemmig oordeel der geleerden&mdash;stond
+A&ccedil;oka&rsquo;s Boeddhisme vrij dicht bij het oorspronkelijk. Zij
+zijn grootendeels uitgegeven en alzoo onder het bereik der geleerde
+wereld gebracht.</p>
+<p>We willen er enkele van aanhalen, die ons doen zien welke
+denkbeelden over God en toekomstig leven door den beroemden koning
+werden gekoesterd.</p>
+<p>&bdquo;Veel te verlangen naar de dingen (dezes levens) is
+ongehoorzaamheid, zoo herhaal ik: (ongehoorzaamheid) is ook de (altijd)
+werkzame zucht naar grondgebied bij een vorst, die den hemel wil
+gewinnen. Belijd God (Is&#257;na) en geloof in Hem, die het waardig
+voorwerp der gehoorzaamheid is. Want gij zult geen middelen vinden om
+den hemel te winnen, aan dit geloof gelijk. O, streef er naar om dit
+onschatbare kleinood te verkrijgen.&rdquo;</p>
+<p>&bdquo;Aldus spreekt koning Dev&#257;nampiya <span class="corr" id=
+"xd20e3588" title="Bron: Pyadasi">Piyadasi</span> (de door de
+<span class="pagenum">[<a id="pb142" href="#pb142" name=
+"pb142">142</a>]</span>goden geliefde<a class="noteref" id=
+"xd20e3593src" href="#xd20e3593" name=
+"xd20e3593src">108</a><span class="corr" id="xd20e3595" title=
+"Niet in bron">)</span>: Het tegenwoordig oogenblik en het verleden
+zijn onder dezelfde vurige hoop voorbijgegaan: Hoe zal door de
+bekeering van den koninklijk geboorne de godsdienst worden uitgebreid?
+Als deze zoo toeneemt door de bekeering van de laaggeborenen, hoe zal
+hij dan toenemen als de <span class="corr" id="xd20e3598" title=
+"Bron: hooggebooornen">hooggeborenen</span> overtuigd worden? Overal
+waar de naam van God in eere is, waarlijk daar is godsdienst.</p>
+<p>&bdquo;Aldus sprak Dev&#257;nampiya Piyadasi: Daarom heb ik van dit
+oogenblik af gezorgd dat er godsdienstige redenen werden gehouden, ik
+heb godsdienstige plichten aangewezen, opdat de menschen daarna
+luisterend, er toe gebracht worden het rechte pad te volgen en eere te
+geven aan God.<span class="corr" id="xd20e3603" title=
+"Niet in bron">&rdquo;</span></p>
+<p>Ook over een volgend leven laat A&ccedil;oka zich uit: &bdquo;Al de
+moed (heet het elders) dien Piyadasi, de geliefde der goden, heeft
+getoond is ten opzichte van een volgend leven. Aardsche roem brengt
+weinig voordeel, doch veroorzaakt integendeel, verlies van deugd.</p>
+<p><span class="corr" id="xd20e3609" title=
+"Niet in bron">&bdquo;</span>Voor den hemel te werken is moeilijk voor
+een boer en voor een prins: tenzij zij met uiterste krachtsinspanning
+alles opgeven.</p>
+<p><span class="corr" id="xd20e3613" title=
+"Niet in bron">&bdquo;</span>Mogen mijne liefhebbende onderdanen geluk
+verkrijgen in deze en in een volgende wereld.</p>
+<p><span class="corr" id="xd20e3617" title=
+"Niet in bron">&bdquo;</span>De beminde der goden spreekt aldus: Meer
+dan twee en dertig en een half jaar lang ben ik een hoorder der wet
+geweest, doch ik beijverde mij niet met alle inspanning. De goden, die
+voor dien tijd in Jambudv&#299;pa als ware goden werden beschouwd zijn
+nu afgezworen... Een klein (eenvoudig) man, die zichzelf wat oefent kan
+voor zichzelf groote hemelsche zegen verwerven, en met dat doel is deze
+prediking uitgesproken. Beide, grooten (hoogen) en kleinen moeten zich
+oefenen en zullen ten slotte (ware) kennis verkrijgen. En deze wijze
+van handelen zal wat zijn? Van groote gevolgen. Want het geestelijk
+goed zal groeien, en zal steeds sneller groeien, ten slotte zal het
+telkens met de helft worden vermeerderd.<span class="corr" id=
+"xd20e3620" title="Niet in bron">&rdquo;</span></p>
+<p>&bdquo;Deze prediking is gehouden door hem die is heengegaan. Twee
+honderd vijftig jaren zijn er verloopen na het vertrek van den
+leeraar.&rdquo;</p>
+<p>Alles in deze opschriften moge niet geheel duidelijk zijn, zooveel
+is toch wel zeker, dat het Boeddhisme van A&ccedil;oka allerminst een
+soort <span class="corr" id="xd20e3628" title=
+"Bron: athe&#299;sme">athe&iuml;sme</span> mocht heeten. Een en ander
+stemt overeen met wat wij reeds vroeger opmerkten, b.v. <span class=
+"pagenum">[<a id="pb143" href="#pb143" name="pb143">143</a>]</span>dat
+de oude Boeddhisten zich Brahmacharin, vereerders van Brahm&#257;
+noemden en dat in een gesprek met de Brahmanen Boeddha niet zegt:
+Brahm&#257; vereeren is onzin, maar wel: uw uitwendige vereering van
+Brahm&#257; deugt niet.</p>
+<p>Doch, wij komen tot A&ccedil;oka terug. Deze vergenoegde zich niet
+met in edicten het Boeddhisme aan te prijzen, neen, hij trachtte de
+beginselen van het nieuwe geloof ook in staat en maatschappij door te
+voeren. Terecht kan men van hem zeggen, dat hij Wilberforce vooruit was
+in den strijd tegen de slavernij, Tolsto&iuml; in zijn begeerte om het
+zwaard weg te werpen, Rousseau en Fichte in hun wensch om den
+innerlijken godsdienst aller eigendom te maken. Ook is treffend zijn
+zorg voor de dieren. We willen u, aan de hand der opschriften zelve
+laten zien, hoeveel A&ccedil;oka tot stand bracht.</p>
+<p>Wat betreft zijn belangstelling in den inwendigen godsdienst denken
+wij b.v. aan het volgende inschrift: <span class="corr" id="xd20e3637"
+title="Niet in bron">&bdquo;</span>Piyadasi, de vriend der goden, hecht
+minder waarde aan aalmoezen en uitwendige plechtigheden, dan aan het
+bevorderen van den bloei van den inwendigen godsdienst.&rdquo;</p>
+<p>&bdquo;Voortgang in Dharma (de ware leer, de deugd) kan op
+twee&euml;rlei wijze worden verkregen, door vormelijke regels, en door
+de gevoelens, welke deze opwekken in het hart. In dezen dubbelen
+invloed heeft de eerste een zeer geringe waarde, de innerlijke
+opwekking is slechts in waarheid belangrijk.&rdquo;</p>
+<p>Wat zijn afkeer van den oorlog betreft denken wij aan deze
+inscriptie:</p>
+<p>&bdquo;Piyadasi, de vriend der Devas, (goden) stelt alleen op prijs
+den oogst van het volgend leven. Daarom alleen is deze inscriptie
+gegrift, opdat onze zonen en kleinzonen geen nieuwe veroveringen zouden
+maken. Laten zij niet denken dat veroveringen met het zwaard den naam
+verovering verdienen. Laten zij zien den ondergang, de verwarring, de
+hartstocht die zij medebrengen. Ware veroveringen zijn alleen die van
+Dharma.&rdquo;</p>
+<p>A&ccedil;oka zorgde voor mensch en dier, hij maakte aan
+slavenmishandeling een einde, verbrak de slavenketenen der menschen,
+zorgde voor reizigers en monniken op liefderijke wijze.</p>
+<p>Hierover vermelden de opschriften het volgende:</p>
+<p>&bdquo;Vroeger werden, in de groote eetzaal en den tempel van koning
+Piyadasi, den vriend der goden, dagelijks honderd duizende dieren
+geslacht om tot voedsel te strekken met hun vleesch .... doch nu
+weerklinkt telkens weer het koor dat voortaan geen dier meer zal worden
+ter dood gebracht. <span class="pagenum">[<a id="pb144" href="#pb144"
+name="pb144">144</a>]</span></p>
+<p>Als een mensch onderworpen is aan slavernij en slechte behandeling,
+zal hij van dit oogenblik af door den koning van deze en andere
+gevangenschap worden bevrijd. Vele menschen in deze streken kwijnen in
+de gevangenis, daarom was de St&#363;pa<a class="noteref" id=
+"xd20e3655src" href="#xd20e3655" name="xd20e3655src">109</a>, die de
+bevelen des konings bevat, zeer noodig.</p>
+<p>Overal is gevestigd het dubbele systeem van geneeskundige hulp van
+koning Piyadasi, medische hulp voor menschen en medische hulp voor
+dieren... En waar er geen voorraad is (van kruiden), in al deze
+plaatsen moeten deze worden geplant en gedroogd, zoowel wortels als
+kruiden. Overal waar er geen voorraad van is, moeten zij worden
+aangebracht en geplant. En aan de groote wegen moeten bronnen worden
+gegraven en boomen geplant, tot het welzijn van mensch en dier.</p>
+<p>In sommige Boeddhistische landen zijn de kloosters ook tegenwoordig
+de eenige plaatsen waar men logeeren kan, en de monniken de eenige
+dokters. Waarschijnlijk is dus ook hier gedacht aan boomen, die geplant
+moeten worden bij de Saughar&#257;ma, zooals het toen heette.
+Saughar&#257;ma = tuin der monniken, terwijl deze zelf toen
+Pavajit&#257;ni&rsquo;s (huisloozen) heetten tegenover de
+Gahath&#257;ni (die een huishouden hebben) waarmee waarschijnlijk de
+Brahmanen bedoeld worden.</p>
+<p>Doen dus reeds deze aanhalingen vermoeden dat in die dagen de
+monniken meer onder boomen, dan wel in huizen woonden, de volgende
+uitspraak van A&ccedil;oka komt daarmede overeen.</p>
+<p>&bdquo;Wanneer godvruchtigen zullen verblijven bij den heiligen
+vijgeboom, of daaromheen rondwandelen ten einde vrome verrichtingen te
+volbrengen, zal het een voordeel en een genoegen voor de landstreek en
+hare bewoners zijn om geschenken hun aan te bieden, en overeenkomstig
+hun edelmoedigheid en anderszins, zullen zij voorspoed of tegenspoed
+genieten. Zij zullen dankbaar zijn voor de komst van het geloof. Wat
+dorpen of hun inwoners voor de zaak van den godsdienst mogen geven of
+in stand houden, de gewijden (monniken enz.) zullen het zelfde
+ontvangen, en, ten voorbeelde van mijn volk zullen zij gestreng in de
+eenzaamheid leven. En eveneens zullen de gewijden, welke zegeningen zij
+ook uitspreken, daarin overvloedig zijn.</p>
+<p><span class="corr" id="xd20e3668" title=
+"Niet in bron">&bdquo;</span>Voorts zal het volk in den nacht<a class=
+"noteref" id="xd20e3671src" href="#xd20e3671" name=
+"xd20e3671src">110</a> tot toevlucht hebben den <span class=
+"pagenum">[<a id="pb145" href="#pb145" name=
+"pb145">145</a>]</span>grooten myrobolanpruimenboom (Terminalia
+chebula) en den heiligen vijgeboom. Mijn volk zal den grooten
+myrobolanboom vermeerderen. En daar mijn godvruchtigen dit doen voor
+het genoegen en het welzijn van het dorp, waar zij verblijven, mogen
+zij rondom den schoonen en heiligen vijgeboom een liefelijk verblijf
+hebben bij het volbrengen van vrome daden.&rdquo;</p>
+<p>Wij hebben hier nog niet de kloosters alzoo, doch: een
+overgangsvorm. Terwijl in den eersten tijd Boeddha&rsquo;s monniken
+twee aan twee uitgingen ter bekeering, zien wij hen nu meer bepaalde
+woonplaatsen innemen in de nabijheid van eenig dorp. Straks komen zij
+in kloosters, in gebouwen te wonen.</p>
+<p>We kunnen echter, met het oog op de toestanden in
+A&ccedil;oka&rsquo;s tijd, dezen overgang zeer goed begrijpen.</p>
+<p>A&ccedil;oka toch had Indi&euml; veroverd, en had nu noodig een
+leger van verlichte monniken ten einde zijn rijk voor het Boeddhisme te
+winnen. Dat groote leger moest worden gevoed: vandaar dat aan dorpen en
+steden werd opgedragen voor de monniken te zorgen: ook nu nog een
+geliefkoosde taak der leeken in Boeddhistische landen. Vandaar ook de
+zoo uitgebreide aanplantingen van mango&rsquo;s, bananen enz. Ook van
+de planting van deze boomsoorten wordt in een der edicten van
+A&ccedil;oka gesproken.</p>
+<p>Uit deze opschriften blijkt voorts dat er drie jaarlijksche groote
+feesten waren in die oude dagen, wier datum in verband met de maan werd
+vastgesteld, feesten, waarbij olifanten, toortsen, optochten enz. te
+pas kwamen. Tempels schenen er toen nog niet te zijn, de godsdienstige
+plechtigheden hadden plaats in tempels van ongekorven hout met de
+sterren als lampen. A&ccedil;oka deed wat hij kon om het Boeddhisme uit
+te breiden, en, al gingen de monniken in die dagen ook reeds zwijgend
+rond, toch waren zij waarschijnlijk overigens niet zoo gesloten, hun
+taak toch was: propaganda maken voor het nieuwe geloof, waarbij hun
+echter werd ingeprent vriendelijk en meegaand te zijn tegen de
+&bdquo;ketters.&rdquo; Door zulke verzoenende manieren zullen zelfs de
+ketters gunstig worden gestemd en zulk een gedrag zal het aantal
+bekeerlingen doen toenemen.<a id="xd20e3684" name="xd20e3684"></a></p>
+<p>Dat het echter toch propaganda moest zijn, blijkt uit het volgende
+in een der edicten:</p>
+<p>&bdquo;Sinds langen tijd zijn er geen dienaars van den godsdienst
+geweest, die, zich bewegende onder de ongeloovigen, hen met een
+overstrooming van godsdienst overstelpten, met een <span class=
+"pagenum">[<a id="pb146" href="#pb146" name=
+"pb146">146</a>]</span>overvloed van heilige leeringen. Door Cambodja,
+G&#257;ndh&#257;ra, Surasthra, Petenica en elders zijn er nu aangewezen
+(als zendelingen), die hun weg vinden tot op de uiterste grenzen der
+barbaarsche landen, voor het heil van allen. Omgaande zoowel met de
+gevreesden als met de geachten, in Pataliputra zoowel als in vreemde
+plaatsen, betere dingen leerende, zullen zij overal
+doordringen.&rdquo;</p>
+<p>Zoo zwerven dus A&ccedil;oka&rsquo;s monniken als echte huisloozen
+(pavajit&#257;ni) overal rond om hun nieuw Evangelie te brengen.</p>
+<p>Ook voor het uitwendige van den godsdienst deed A&ccedil;oka veel.
+Hij bouwde vier st&#363;pa&rsquo;s (grafheuvels) ter eere van den
+Verlichte: &eacute;&eacute;n op de plaats, waar de Verlichte was
+geboren, &eacute;&eacute;n waar hij de verlichting deelachtig werd,
+&eacute;&eacute;n te Benares, waar hij het eerst predikte,
+&eacute;&eacute;n te Kusin&#257;r&#257;, waar hij het Nirv&#257;na
+inging.</p>
+<p>Men weet welke gedachten men over de st&#363;pa&rsquo;s had. Een
+dood man was volgens de oude Indi&euml;rs (en nog is er iets van dat
+geloof over) machtiger dan een levend persoon. Meestal stelde men zich
+voor dat zijne kracht zich openbaarde, waar zijn lijk rustte, en men
+groef zelfs daarbij heilige vijvers, waar een buitengewone versterking
+den vereerders der heiligen ten deel viel. Over het graf bouwde men dan
+een koepeldak, daar vereerde men de dooden en bracht hun offers. Zoo nu
+deed men met Boeddha ook. In eene oude Chineesche Boeddhistische
+liturgie heet het: <span class="corr" id="xd20e3699" title=
+"Niet in bron">&bdquo;</span>Ik beschouw het gewijde altaar als eene
+koninklijk edelgesteente, waarbij de schaduw (geest) van S&#257;kya
+Tath&#257;gata verschijnt.&rdquo;</p>
+<p>Zoo dacht men dus, bij de vereering der st&#363;pa&rsquo;s in
+gemeenschap te komen met Boeddha. Eer kunnen wij dus zeggen dat er in
+A&ccedil;oka&rsquo;s Boeddhisme eenig bijgeloof was, dan dat wij hem
+beschuldigen van een soort athe&iuml;sme, als hoedanig sommige
+geleerden het oorspronkelijk Boeddhisme willen opvatten.</p>
+<p>A&ccedil;oka deed nog iets anders van groote beteekenis. Hij riep
+een kerkvergadering te Patna bijeen in het jaar 244 v. C. waarop vooral
+over de gewijde boeken werd gehandeld. Naar het schijnt werd het
+volgende (blijkens een der opschriften des konings) vastgesteld:</p>
+<p>&bdquo;Het is wel bekend, heeren, hoe ver mijn eerbied en mijn
+geloof in Boeddha, Dharma en Sangha gaan. Alles wat onze heer Boeddha
+heeft gesproken is w&egrave;l gesproken. Daarom, heeren, moet het
+inderdaad worden beschouwd als van onbetwistbaar gezag. Zoo zal het
+ware geloof lang duren. Alzoo<span class="corr" id="xd20e3708" title=
+"Bron: .">,</span> mijne heeren, eer ik met de hoogste vereering deze
+godsdienstige werken: <span class="pagenum">[<a id="pb147" href=
+"#pb147" name="pb147">147</a>]</span>Vinayasamaka (lessen in
+discipline)<span class="corr" id="xd20e3713" title=
+"Niet in bron">,</span> Aryavasas (de bovennatuurlijke krachten der
+Arya&rsquo;s), An&#257;gatabhayas (de verschrikkingen der toekomst),
+Munig&#257;thas (het leven van Boeddha in versmaat), Upatisapasina (de
+vragen van Upatishya), Moneyas&#363;ta (de S&#363;tra van het innerlijk
+leven) en de vermaning tot R&#257;hula over valschheid, uitgesproken
+door onzen heer Boeddha<a class="noteref" id="xd20e3716src" href=
+"#xd20e3716" name="xd20e3716src">111</a>. Deze godsdienstige werken,
+heeren, wil ik dat de monniken en nonnen, ter bevordering van hun
+invloed ten goede, voortdurend zullen bestudeeren en zich
+herinneren.&rdquo;</p>
+<p>Sommige geleerden beschouwen dit als een uittreksel, waarin
+A&ccedil;oka de voornaamste stukken uit een, toen reeds bestaanden
+canon opnoemt, zoo b. v. Rhys Davis. Anderen meenen, dat juist het
+concilie van Patna, waarvan dit ontwerp de besluiten meedeelt, op
+aansporen van den koning een aanvang maakte met den canon. Mij komt
+deze laatste meening waarschijnlijk voor. De zeven hier genoemde
+geschriften zijn allen bekend. Wat de vragen van Upatishya aangaat, dat
+dit geschrift hier voorkomt is niet onbelangrijk. Immers wat is de
+vraag die Upatishya bezighoudt? Hij ziet van een heuveltop een feest,
+waarop zeer velen zich vermaken. Eensklaps overvalt hem de gedachte:
+over twee honderd jaren zullen alle deze levende wezens een prooi zijn
+van den dood.<a class="noteref" id="xd20e3721src" href="#xd20e3721"
+name="xd20e3721src">112</a> Indien daar is een beginsel van
+verwoesting, kan daar dan niet evengoed een beginsel van leven zijn?
+Niemand kan deze vraag beantwoorden, doch Athadzi loste hem deze op
+door hem Boeddha&rsquo;s Dharma te leeren. Doet niet ook het opnemen
+van dit geschrift ons vermoeden dat het oorspronkelijk Boeddhisme niet
+de ultra pessimistische leer was, die sommigen er van willen maken?</p>
+<p>A&ccedil;oka was dus de man, die, door het bijeenroepen eener groote
+vergadering, welke de bovengenoemde geschriften ijkte, den grondslag
+legde tot de gansche, vrij omvangrijke Boeddhistische gewijde
+literatuur. De hoofdzaak daarvan vormen de drie Pitaka&rsquo;s
+(korven), welke onder dien naam door de zuidelijke Boeddhisten voor
+heilig en oud worden gehouden, doch wier boeken ook bij de meeste
+andere Boeddhisten in eere zijn. Deze drie korven bevatten tal van
+geschriften: de eerste korf bevat Vinaya (de tucht), de tweede Dharma
+(de <span class="pagenum">[<a id="pb148" href="#pb148" name=
+"pb148">148</a>]</span>leer), de derde Abhidharma (het
+bovennatuurlijke). Een groot deel dezer gewijde geschriften is
+tegenwoordig uitgegeven in de serie: <span lang="en">Sacred Books of
+the East</span> (gewijde boeken van het oosten.)</p>
+<p>In het eerste gedeelte komt o. a. voor de vroeger reeds besproken
+Patim&#333;kha (biechtrede), in het tweede o. a. Dhammapada, een
+verzameling van schoone spreuken en Jataka&rsquo;s, verhalen over
+vroegere levens van Boeddha, een rijke bron van oud-Indisch denken en
+gevoelen.</p>
+<p>Onder de Boeddhistische werken buiten deze drie Pitaka&rsquo;s
+kunnen wij vooral noemen het &bdquo;Lalita Vistara,&rdquo; waarin wij
+de levensgeschiedenis van Boeddha in romantischen vorm vinden
+meegedeeld. Langzamerhand zijn deze boeken bij elkaar gekomen en door
+de Boeddhisten in hooge waarde erkend.</p>
+<p>Doch wij keeren na deze uitweiding tot A&ccedil;oka terug. Hij
+maakte blijkbaar met de doorvoering der Boeddhistische beginselen
+vollen ernst. In een zijner edicten heet het &bdquo;dat er nooit in
+eenig vroeger tijdperk een systeem van onderwijs, toepasselijk op
+iederen tijd en iedere daad is geweest, als wat nu door mij is
+ingericht.&rdquo;</p>
+<p>In een ander stuk heet het: &bdquo;De voornaamste middelen die ik u
+verschaft heb om dit uit te werken zijn de instructies, die ik u
+gegeven heb. Gij zijt gesteld over honderde en duizende menschelijke
+wezens om te winnen de liefde der welgezinden. Ieder mensch is mijn
+kind, en mijn wil is dat mijne kinderen allen mogelijken voorspoed
+mogen genieten in deze wereld en geluk in de volgende. Ik heb dezelfde
+begeerte voor alle menschen.&rdquo;</p>
+<p>Deze laatste order gaf hij aan zijne rajuka&rsquo;s, waarschijnlijk
+leekenbeambten: zij moesten dus, evenals de monniken, werken voor de
+uitbreiding van den nieuwen godsdienst. Waarschijnlijk echter heeft hij
+door een en ander den grondslag gelegd voor de latere <span class=
+"corr" id="xd20e3742" title="Bron: hierarchie">hi&euml;rarchie</span>
+in sommige Boeddhistische landen, die zooveel overeenkomst heeft met de
+<span class="corr" id="xd20e3745" title=
+"Bron: Roomsch-Katholieke">Roomsch-Catholieke</span>
+priesterheerschappij. Doch: daar mogen wij hem de schuld niet van
+geven. Als wij nagaan wat A&ccedil;oka wilde, dan moeten wij dezen
+Constantijn van het Boeddhisme bewonderen, die&mdash;geheel anders dan
+de Christelijke Constantijn&mdash;niet uit politieke, maar uit
+<span class="corr" id="xd20e3748" title=
+"Bron: religieuse">religieuze</span> en zedelijke overwegingen handelde
+en zijn beste krachten inspande om de zijns inziens ware beginselen van
+het nieuwe geloof te doen doorwerken in zijn rijk. Geen wonder dat hij
+in hooge eere staat bij de volgelingen van Boeddha. <span class=
+"pagenum">[<a id="pb149" href="#pb149" name="pb149">149</a>]</span></p>
+</div>
+</div>
+<div id="ch4.8" class="div2 section"><span class="pagenum">[<a href=
+"#toc">Inhoud</a>]</span>
+<div class="divHead">
+<h3 class="main">VIII. Uitbreiding en ontaarding van het
+Boeddhisme.</h3>
+</div>
+<div class="divBody">
+<p class="first">A&ccedil;oka zond zendelingen uit naar verschillende
+oorden, ten einde overal voor het Boeddhisme propaganda te maken. O. a.
+ging zijn zoon Mahinda naar Ceylon, een eiland dat ook nu nog aan het
+Boeddhisme getrouw is. Vandaar uit is het weer naar Birma, Siam en Java
+verbreid. In Birma deed het 450 jaar na C. zijn intocht. Op Java had
+het in de 13<sup>e</sup> eeuw een grooten bloei bereikt, toen toch werd
+daar de beroemde Boro-Boedoer, een groote Boeddhistische tempel,
+gebouwd, waarvan de ru&iuml;nen nog thans <span class="corr" id=
+"xd20e3760" title="Bron: lieders">ieders</span> verbazing wekken. Later
+werd het daar door den Islam geheel verdrongen.</p>
+<p>In al deze streken hield men zich vooral aan de straks reeds
+genoemde drie Pitaka&rsquo;s. En zoo is dan ook in Birma en Siam het
+Boeddhisme vrij zuiver bewaard gebleven. Het moge al ondergaan hebben
+den invloed der Mahayana<a class="noteref" id="xd20e3765src" href=
+"#xd20e3765" name="xd20e3765src">113</a>, die het nieuwe geloof
+pessimistischer en minder religieus opvatte dan de stichter, aan
+Boeddha&rsquo;s leer geheel vreemde leeringen zijn hier niet
+ingeslopen.</p>
+<p>In Indi&euml; heeft het zich nog eenige eeuwen na Christus
+gehandhaafd, doch ongeveer de 12<sup>e</sup> eeuw was het bijna overal
+door het Brahmanisme verdrongen. Vanwaar dit verschijnsel? Er een
+uitvoerig antwoord op te geven, zou vele bladzijden vereischen en ook
+vallen buiten het kader van dezen arbeid. Alleen komt het mij voor dat
+ontaarding van de oorspronkelijke beginselen hierop invloed had. Wat
+die ontaarding betreft, zij moet allereerst gezocht worden in de
+zooeven genoemde Mahayana, de school van den grooten overtocht, die
+feitelijk den Allerhoogste onttroonde en leerde dat Boeddha zelf was
+vernietigd en uit niets en tot niets de weg was voor allen.</p>
+<p>Die Mahayana heeft in Indi&euml; ten gevolge gehad dat een reactie
+opkwam, die ten slotte van de oorspronkelijk zedelijke religie een
+magische maakte en veel uit het oude Brahmanisme weer opnam. Beide deze
+invloeden hebben het hunne gedaan om het Boeddhisme te ondermijnen en
+de overwinning van het Brahmanisme te verzekeren in het grootste
+gedeelte van Indi&euml;.</p>
+<p>Daarbuiten echter heeft het zich krachtig gehandhaafd, niet alleen
+in Birma en Siam, alsook op het eiland Ceylon, maar is het zelfs
+doorgedrongen in Tibet, in China en in Japan. In Ceylon, Birma en Siam
+bleef het, zoo wij reeds opmerkten, vrij zuiver bewaard, terwijl het
+zich in China en Japan met andere <span class="pagenum">[<a id="pb150"
+href="#pb150" name="pb150">150</a>]</span>godsdiensten vermengde. Wat
+de tegenwoordige Chineezen betreft, uit drie bronnen is afgeleid hun
+geestelijk leven: Kong tsze, Lao tsze en Boeddha. Bij de Japanners is
+het Boeddhisme met den ouden volksgodsdienst, het Shinto&iuml;sme,
+samengesmolten.</p>
+<p>Zeer merkwaardig is echter de ontaarding van het Boeddhisme in
+Tibet. Daar kwam het in een onbeschaafd land, onder een ruw volk:
+&rsquo;t gevolg was dat de geestelijke godsdienst hier slechts ingang
+kon vinden in verbasterden vorm.</p>
+<p>Hetzelfde geschiedde, zoo men weet, met het Christendom, dat is
+ontwikkeld tot Roomsch-Catholicisme door dezelfde invloeden: omdat het
+alleen als een godsdienst van gezag de heidenen kon winnen. &rsquo;t Is
+voorts merkwaardig zoo groot als de overeenkomst is tusschen het
+Tibetaansch Boeddhisme en het Roomsch-Catholieke Christendom.</p>
+<p>Naar men weet gelooft de Roomsch-Catholieke kerk dat de geest van
+Christus all&eacute;&eacute;n in hare kerk woont, op bizondere wijze
+die kerk bestuurt en dat deze geest hare priesters en vooral haren paus
+bezielt. Zoo nu denken de Tibetaansche Boeddhisten er ook over. Zij
+gelooven aan Avalokitesvara, den geest van Boeddha, die in de kerk
+woont. De naam Avalokitesvara beteekent: de Heer, die van omhoog
+nederziet.</p>
+<p>Behalve Avalokitesvara hebben zij nog een aantal andere
+Boeddha&rsquo;s die in den hemel leven, anderen, die op de aarde leven
+of geleefd hebben enz. Ten slotte kwamen zij zelfs tot
+&#256;di-Boeddha: den eersten Boeddha, uit wien dan de andere
+Boeddha&rsquo;s en met hem de werelden emaneerden. Uit &#256;di-Boeddha
+waren namelijk&mdash;na vijf meditati&euml;n van dezen&mdash;de vijf
+Dhyani-Boeddha&rsquo;s gevloeid, de beheerschers van bovenaardsche
+gewesten, uit dezen wederom de bij hen behoorende Bodhisatwa&rsquo;s
+(toekomstige Boeddha&rsquo;s), en&mdash;ieder van hen deed uit zich
+voortkomen een gansche wereld. De tegenwoordige is dan een maaksel van
+Avalokitesvara. Daarmee ging gepaard een ontaarden van den godsdienst
+in magische formules en uiterlijke vormen. Woorden kwamen boven daden.
+Iedere Tibetaan heeft een rozenkrans van 108 kralen om daarmee zijn
+goede woorden te tellen: vooral vele woorden moeten het zijn.</p>
+<p>Ja, om zegeningen te verkrijgen van al de hemelsche wezens, waarmede
+zijne verbeelding de wereld bevolkt, heeft de Tibetaan zelfs
+gebedsmolens of wielen: met heilige spreuken beplakt. Tibet is er vol
+van: zij staan bij iederen weg, in elke straat.</p>
+<p>Dan heeft men ook lange staken, waaraan vlaggen zijn bevestigd,
+<span class="pagenum">[<a id="pb151" href="#pb151" name=
+"pb151">151</a>]</span>waarop het heilige woord: Om Mani Padme Hum (het
+juweel is in de lotus d. i.: de zelfscheppende kracht is in de
+wereld<a class="noteref" id="xd20e3794src" href="#xd20e3794" name=
+"xd20e3794src">114</a><span class="corr" id="xd20e3796" title=
+"Niet in bron">)</span>. Telkens als die spreuk bij een windvlaag ten
+hemel wijst, wordt een gebed opgezonden.</p>
+<p>Wij zagen dat volgens de Boeddhisten Avalokitesvara in de gemeente
+woont. Boven alles echter woont deze in den Dalai-Lama, den
+Boeddhistischen paus in Tibet, en de chutuktu&rsquo;s, zooveel als zijn
+kardinalen. Deze paus is &#256;di-Boeddha&rsquo;s plaatsvervanger op
+aarde, onfeilbaar is hij niet alleen, maar ook is hij wereldlijk vorst
+over Tibet, evenals voorheen de paus overeen deel der Christenheid.</p>
+<p>Dat de overeenkomst met Rome groot is, is door tal van Roomsche
+zendelingen erkend, sommigen van hen gingen zoover, dat zij zeiden: de
+duivel heeft hier het werk van God nagemaakt.</p>
+<p>De eerwaarde pater <span class="corr" id="xd20e3805" title=
+"Bron: Disderi">Desideri</span>, die in het jaar 1714 Tibet bezocht,
+zegt: &bdquo;De lama&rsquo;s hebben eene tonsuur evenals onze priesters
+en zijn tot levenslangen ongehuwden staat verplicht. Zij bestudeeren
+hunne geschriften in een taal en in letters, die van de gewone teekens
+verschillen. Zij zeggen gebeden in koor. Zij dienen den tempel, bieden
+offeranden aan en houden de lampen altijd brandende. Aan God offeren
+zij koren en gerst, deeg en water in kleine vazen, die zeer schoon
+worden gehouden. Het voedsel dat alzoo geofferd wordt, beschouwen zij
+als gewijd, en zij eten het.&rdquo;</p>
+<p>Ook zekere pater <span class="corr" id="xd20e3810" title=
+"Bron: Gr&uuml;eber">Grueber</span>, die in 1661 Tibet doorreisde, was
+er door getroffen. &bdquo;Hij merkte op, dat de kleedij der
+lama&rsquo;s overeenkwam met die, welke ons in oude schilderstukken van
+de Apostelen is overgeleverd. Ten tweede, dat de tucht der kloosters en
+der verschillende priesterklassen zeer gelijkt op die der Roomsche
+kerk. In de derde plaats, dat het denkbeeld van een vleeschwording
+evenals het geloof aan paradijs en vagevuur aan beiden gemeen is. In de
+vierde plaats merkte hij op dat zij offers gaven en aalmoezen, diensten
+hielden en gebeden opzeiden voor de dooden, evenals de <span class=
+"corr" id="xd20e3813" title=
+"Bron: Roomsch-Katholieken">Roomsch-Catholieken</span>. In de vijfde
+plaats, hadden zij nabij Lhassa kloosters, door dertig duizend monniken
+en nonnen bewoond, welke allen, behalve nog andere geloften, die van
+armoede, gehoorzaamheid en kuischheid aflegden: evenals de Roomsche. In
+de zesde plaats hadden zij biechtvaders, die van de hoogere
+lama&rsquo;s <span class="pagenum">[<a id="pb152" href="#pb152" name=
+"pb152">152</a>]</span>of bisschoppen hun bevoegdheid ontvingen en die
+daardoor de macht hadden de biecht te hooren, boetedoeningen op te
+leggen en absolutie te geven. Ook hadden zij de gewoonte gewijd water
+te gebruiken, bij hun diensten om beurten te zingen, voor de dooden te
+bidden.&rdquo;</p>
+<p>Gemelde pater meende daarom, dat dit alles niet mogelijk was, tenzij
+de oude boeken der lama&rsquo;s den invloed van het Christendom hadden
+ondergaan. Wij kunnen dit gevoelen niet deelen: veeleer komt het ons
+voor dat aan het omgekeerde is te denken. Doch: dit punt hier te
+behandelen, hoe belangrijk het zij, (want er is inderdaad
+overeenstemming tusschen de persoon, de legende, de latere ontwikkeling
+der leer bij Christus en Boeddha) ligt niet op onzen weg. Alleen willen
+wij nog een beschrijving geven van een godsdienstoefening, zooals men
+die houdt in den hoofdtempel van het Tibetaansche Boeddhisme, de
+kathedraal te Lhassa.</p>
+<p>&bdquo;Door een ruime hal, waarin men gewijd water en rozenkransen
+kan koopen, en waar vier beelden der aartsengelen staan, komt men den
+tempel binnen. De muren zijn bedekt met ruw bewerkte schilderijen uit
+de legende van Boeddha. Het dak wordt gedragen door zes zware pilaren,
+met snijwerk versierd. De kerk zelf is een lang schip: door twee rijen
+pilaren van twee zijvleugels en door zilveren opengewerkte schermen van
+twee groote koren gescheiden. In ieder dier zijvleugels zijn veertien
+kapellen. Aan het einde der kerk is de heilige plaats, bevattend
+vijftien tafels, met juweelen voorzien, met mystieke zinnebeelden van
+Sang-S&#257;ra en andere scheppingen van Boeddhistische metaphysica. In
+de verste nis bevindt zich in een overwelfde ruimte het beeld van den
+vergoodden Gautama Boeddha.</p>
+<p><span class="corr" id="xd20e3823" title=
+"Niet in bron">&bdquo;</span>Ter linkerzijde daarvoor is de troon van
+den Dalai-Lama, ter rechterzijde van den Pantschen Lama. Daarbij, in
+rangorde, langzaam in glans verminderend, de zetels der
+Chutuktu&rsquo;s (kardinalen), abten en der achttien orden van de
+lagere geestelijkheid.</p>
+<p><span class="corr" id="xd20e3827" title=
+"Niet in bron">&bdquo;</span>Tegenover het beeld is het hoog altaar of
+de offertafel: verscheiden treden boven de vloer; met trappen
+toegankelijk. Op de bovenste trappen staan gouden, zilveren en steenen
+beelden, op de lagere trappen klokken, lampen, wierookhouders en andere
+gewijde gereedschappen.</p>
+<p><span class="corr" id="xd20e3831" title=
+"Niet in bron">&bdquo;</span>Op het geluid van een hoorn of trompet
+verzamelt zich de geestelijkheid in den ingang (de straks genoemde hal)
+in ambtsgewaad. Bij het derde trompetgeschal zet de stoet zich in
+beweging, <span class="pagenum">[<a id="pb153" href="#pb153" name=
+"pb153">153</a>]</span>met den levenden Boeddha aan het hoofd. Als deze
+levende Boeddha op zijn troon is gezeten buigt ieder der priesters
+driemaal voor hem en gaat dan met gekruiste beenen op den divan zitten,
+overeenkomstig zijn rang. Een bel klinkt en allen zeggen op: de drie
+toevluchten,<a class="noteref" id="xd20e3836src" href="#xd20e3836"
+name="xd20e3836src">115</a> de tien voorschriften<a class="noteref" id=
+"xd20e3839src" href="#xd20e3839" name="xd20e3839src">116</a> en andere
+formules. Na eenige stilte gaat wederom de bel en langere stukken uit
+de heilige boeken worden door de priesters in koor gezongen. Als het
+een feestdag is, wordt het hoogtepunt van den dienst bereikt in het
+Tuisol, of gebed voor heiliging, als de offers zijn gezegend.</p>
+<p><span class="corr" id="xd20e3846" title=
+"Niet in bron">&bdquo;</span>Een bel klinkt, en al de monniken heffen
+luide een gebedshymne aan, waarin gevraagd wordt dat de geesten van al
+de Boeddha&rsquo;s mogen tegenwoordig zijn.</p>
+<p><span class="corr" id="xd20e3851" title=
+"Niet in bron">&bdquo;</span>Een van hen heft boven zijn hoofd een
+spiegel, naar het schijnt om hierop het beeld van den geest op te
+vangen, als deze verschijnt; een tweede heft een drinkkan op, een derde
+een mystiek zinnebeeld van de wereld, een vierde een schaal<span class=
+"corr" id="xd20e3854" title="Bron: :">;</span> en nog andere geheiligde
+gereedschappen en mystieke symbolen.</p>
+<p><span class="corr" id="xd20e3858" title=
+"Niet in bron">&bdquo;</span>Onderwijl worden de stemmen der zangers en
+het geluid van bellen, trommels en trompetten al sterker, en de kerk
+wordt met wierookwalmen vervuld.</p>
+<p><span class="corr" id="xd20e3862" title=
+"Niet in bron">&bdquo;</span>De monnik met de drinkkan werpt
+herhaaldelijk water, met suiker en saffraan vermengd, over den spiegel.
+Het water vloeit over den spiegel naar het zinnebeeld der wereld en
+wordt beneden in een schaal opgevangen. Telkens na gebruik wordt de
+spiegel met een zijden doek afgeveegd.</p>
+<p><span class="corr" id="xd20e3866" title=
+"Niet in bron">&bdquo;</span>Het mengsel wordt nu in een andere kruik
+gedaan: enkele droppels bevochtigen de handen der dienstdoende monniken
+die er de kroon van hun geschoren kruin, hun voorhoofd en hun borst mee
+aanraken. Eerbiedig slikt hij dan de overblijvende droppels in, en zoo
+doende, meent hij op mystieke wijze deel te verkrijgen aan het
+goddelijk wezen, welks beeld opgevangen is op den spiegel, waarover het
+water is geloopen.&rdquo;</p>
+<p>Tot zoover over het Lama&iuml;sme. Wat een afstand scheidt ons hier
+van den verheven stichter zelf, die, wars van ceremoni&euml;n
+<span class="pagenum">[<a id="pb154" href="#pb154" name=
+"pb154">154</a>]</span>en plechtigheid, door zelfverzaking en
+overpeinzing den weg vond tot den grooten Vrede. Helaas, dat ditzelfde
+verschijnsel ons overal treft, welken godsdienst wij ook beschouwen:
+straks zullen wij het ook elders zien. Doch: k&agrave;n dat anders? Kan
+een frissche bergstroom zuiver blijven tusschen vuile moerassen? Kan
+het reine denken, het zuiver gevoelen blijven wonen in een onreine,
+gebrekkige menschheid?</p>
+<p>Hoe hooger dan ook de volken stonden, des te meer wordt de zuivere
+geest bewaard: meer is er van Boeddha&rsquo;s geest gebleven in Birma
+dan in <span class="corr" id="xd20e3875" title=
+"Bron: Thibet">Tibet</span>. Toch: de schat is er nog wel, ook in dat
+laatste land, al wordt zij daar opgeborgen in aarden vaten die er niet
+bij passen. Niet te vergeefs leefden de groote denkers en strijders der
+menschheid. <span class="pagenum">[<a id="pb155" href="#pb155" name=
+"pb155">155</a>]</span></p>
+</div>
+</div>
+</div>
+<div class="footnotes">
+<hr class="fnsep">
+<p class="footnote" lang="fr"><span class="label"><a class="noteref"
+id="xd20e915" href="#xd20e915src" name="xd20e915">1</a></span> Essai
+sur la legende du Buddha. Paris 1875.</p>
+<p class="footnote"><span class="label"><a class="noteref" id=
+"xd20e964" href="#xd20e964src" name="xd20e964">2</a></span>
+Vleeschwording der godheid, m. a. w. die teekenen zouden toonen dat hij
+een vleeschwording der godheid was.</p>
+<p class="footnote"><span class="label"><a class="noteref" id=
+"xd20e1019" href="#xd20e1019src" name="xd20e1019">3</a></span> Een
+bekend Boeddhistisch geschrift.</p>
+<p class="footnote"><span class="label"><a class="noteref" id=
+"xd20e1022" href="#xd20e1022src" name="xd20e1022">4</a></span> M. a. w.
+een der vroegere openbaringen van de godheid.</p>
+<p class="footnote"><span class="label"><a class="noteref" id=
+"xd20e1035" href="#xd20e1035src" name="xd20e1035">5</a></span> God des
+doods, zie Brahmanisme op blz. 9.</p>
+<p class="footnote"><span class="label"><a class="noteref" id=
+"xd20e1042" href="#xd20e1042src" name="xd20e1042">6</a></span> De vijf
+gehechtheden, hiermede worden bedoeld: lichamelijkheid,
+gewaarwordingen, voorstellingen, neigingen en bewustzijn. De bedoeling
+van dezen eenigszins duisteren zin, uit Boeddhistische teksten
+ontleend, is waarschijnlijk: waar men de vijf gehechtheden heeft
+achtergelaten zal geen ouderdom, ziekte of dood zijn. Waar men dus
+verheven is boven strijd en moeite.</p>
+<p class="footnote"><span class="label"><a class="noteref" id=
+"xd20e1060" href="#xd20e1060src" name="xd20e1060">7</a></span> Amrita,
+letterlijk: levensdrank.</p>
+<p class="footnote"><span class="label"><a class="noteref" id=
+"xd20e1079" href="#xd20e1079src" name="xd20e1079">8</a></span>
+Rishi&rsquo;s, zie Brahmanisme blz. 8.</p>
+<p class="footnote"><span class="label"><a class="noteref" id=
+"xd20e1086" href="#xd20e1086src" name="xd20e1086">9</a></span> Jina =
+iemand, die zijn lagere natuur bedwingt.</p>
+<p class="footnote"><span class="label"><a class="noteref" id=
+"xd20e1093" href="#xd20e1093src" name="xd20e1093">10</a></span> Dit
+ziet op vroegere levens van den Boeddha.</p>
+<p class="footnote"><span class="label"><a class="noteref" id=
+"xd20e1104" href="#xd20e1104src" name="xd20e1104">11</a></span> De
+boom, waaronder Boeddha tot het ware inzicht kwam.</p>
+<p class="footnote"><span class="label"><a class="noteref" id=
+"xd20e1107" href="#xd20e1107src" name="xd20e1107">12</a></span> =
+Levensdrank onsterfelijk.</p>
+<p class="footnote"><span class="label"><a class="noteref" id=
+"xd20e1140" href="#xd20e1140src" name="xd20e1140">13</a></span>
+Jaarlijks stierf de zonnegod als zonnepaard (ons sterrenbeeld aries =
+de ram) om volgens de Indi&euml;rs alle vleesch te redden. Vandaar ook
+het paardenoffer.</p>
+<p class="footnote"><span class="label"><a class="noteref" id=
+"xd20e1205" href="#xd20e1205src" name="xd20e1205">14</a></span> M. a.
+w.: Wat is de oorzaak der wedergeboorte?</p>
+<p class="footnote"><span class="label"><a class="noteref" id=
+"xd20e1222" href="#xd20e1222src" name="xd20e1222">15</a></span> M. a.
+w.: Waar de begeerte is gedood, daar wordt men van wedergeboorte
+verlost.</p>
+<p class="footnote"><span class="label"><a class="noteref" id=
+"xd20e1243" href="#xd20e1243src" name="xd20e1243">16</a></span>
+Mah&#257;vagga I. 5. 2 enz.</p>
+<p class="footnote"><span class="label"><a class="noteref" id=
+"xd20e1261" href="#xd20e1261src" name="xd20e1261">17</a></span> Teeken
+van eerbied.</p>
+<p class="footnote"><span class="label"><a class="noteref" id=
+"xd20e1326" href="#xd20e1326src" name="xd20e1326">18</a></span> Zie
+blz. 50.</p>
+<p class="footnote"><span class="label"><a class="noteref" id=
+"xd20e1329" href="#xd20e1329src" name="xd20e1329">19</a></span>
+Mah&#257;vagga I. 6. 10.</p>
+<p class="footnote"><span class="label"><a class="noteref" id=
+"xd20e1340" href="#xd20e1340src" name="xd20e1340">20</a></span>
+&bdquo;Voleindigde&rdquo;<span class="corr" id="xd20e1342" title=
+"Niet in bron">,</span> titel <a id="xd20e1345" name=
+"xd20e1345"></a>waarmee Boeddha<a id="xd20e1347" name="xd20e1347"></a>
+zichzelf noemde, evenals Jezus sprak van &bdquo;de Zoon des
+Menschen&rdquo;.</p>
+<p class="footnote"><span class="label"><a class="noteref" id=
+"xd20e1357" href="#xd20e1357src" name="xd20e1357">21</a></span>
+&bdquo;Nirv&#257;na&rdquo; een woord over welks beteekenis veel
+verschil is. De Boeddhisten duiden er het hoogste heil mee aan, dat
+boven alle lust is verheven.</p>
+<p class="footnote"><span class="label"><a class="noteref" id=
+"xd20e1396" href="#xd20e1396src" name="xd20e1396">22</a></span> Hiermee
+worden bedoeld de vijf elementen, waaruit volgens het Boeddhisme de
+menschelijke persoonlijkheid bestaat. Zij worden ook wel genoemd de
+vijf Skandha&rsquo;s, en zijn: lichamelijkheid, gewaarwordingen,
+voorstellingen, neigingen en bewustzijn.</p>
+<p class="footnote"><span class="label"><a class="noteref" id=
+"xd20e1406" href="#xd20e1406src" name="xd20e1406">23</a></span> In den
+zin van &bdquo;begeerte&rdquo;.</p>
+<p class="footnote"><span class="label"><a class="noteref" id=
+"xd20e1409" href="#xd20e1409src" name="xd20e1409">24</a></span>
+Hernieuwd bestaan.</p>
+<p class="footnote"><span class="label"><a class="noteref" id=
+"xd20e1442" href="#xd20e1442src" name="xd20e1442">25</a></span> Een
+geijkte formule zijn deze woorden ook thans nog in het Boeddhisme.</p>
+<p class="footnote"><span class="label"><a class="noteref" id=
+"xd20e1457" href="#xd20e1457src" name="xd20e1457">26</a></span>
+Feitelijk vormen de Boeddhisten, zooals wij nader zien zullen een
+monnikengemeente, doch ook als leek kon men den verlichte eeren en hem
+volgen op een afstand.</p>
+<p class="footnote"><span class="label"><a class="noteref" id=
+"xd20e1469" href="#xd20e1469src" name="xd20e1469">27</a></span>
+Asceet.</p>
+<p class="footnote"><span class="label"><a class="noteref" id=
+"xd20e1474" href="#xd20e1474src" name="xd20e1474">28</a></span> Men zie
+op blz. 51 en 52 Boeddha&rsquo;s bespiegeling onder den
+B&#333;-boom.</p>
+<p class="footnote"><span class="label"><a class="noteref" id=
+"xd20e1483" href="#xd20e1483src" name="xd20e1483">29</a></span>
+getiteld: &bdquo;De vraag van Upatisa&rdquo; (een andere naam voor
+S&#257;riputta.)</p>
+<p class="footnote"><span class="label"><a class="noteref" id=
+"xd20e1496" href="#xd20e1496src" name="xd20e1496">30</a></span>
+S&#257;njaya&rsquo;s leerlingen.</p>
+<p class="footnote"><span class="label"><a class="noteref" id=
+"xd20e1519" href="#xd20e1519src" name="xd20e1519">31</a></span>
+<span class="corr" id="xd20e1520" title=
+"Bron: Rishis">Rishi&rsquo;s</span>, zie over hen blz. 8.</p>
+<p class="footnote"><span class="label"><a class="noteref" id=
+"xd20e1526" href="#xd20e1526src" name="xd20e1526">32</a></span> Volgens
+het Boeddhistische geschrift &bdquo;Dhamma pada&rdquo;, een
+verzameling, grootendeels van spreuken.</p>
+<p class="footnote"><span class="label"><a class="noteref" id=
+"xd20e1556" href="#xd20e1556src" name="xd20e1556">33</a></span>
+J&#257;taka: d. w. z. verhalen over vroegere levens.</p>
+<p class="footnote"><span class="label"><a class="noteref" id=
+"xd20e1579" href="#xd20e1579src" name="xd20e1579">34</a></span> De
+leer, de wet.</p>
+<p class="footnote"><span class="label"><a class="noteref" id=
+"xd20e1606" href="#xd20e1606src" name="xd20e1606">35</a></span> De
+Boeddhistische monniken hadden en hebben haar en baard afgeschoren.</p>
+<p class="footnote"><span class="label"><a class="noteref" id=
+"xd20e1613" href="#xd20e1613src" name="xd20e1613">36</a></span> De
+oudste naam der Boeddhisten.</p>
+<p class="footnote"><span class="label"><a class="noteref" id=
+"xd20e1653" href="#xd20e1653src" name="xd20e1653">37</a></span> Dat
+later het Boeddhisme de verdrukten hielp verlossen, zullen wij zien als
+wij over koning A&ccedil;oka handelen.</p>
+<p class="footnote"><span class="label"><a class="noteref" id=
+"xd20e1667" href="#xd20e1667src" name="xd20e1667">38</a></span> Zie
+blz. 63.</p>
+<p class="footnote"><span class="label"><a class="noteref" id=
+"xd20e1672" href="#xd20e1672src" name="xd20e1672">39</a></span>
+d<span class="corr" id="xd20e1674" title="Niet in bron">.</span> i.
+kloosters.</p>
+<p class="footnote"><span class="label"><a class="noteref" id=
+"xd20e1685" href="#xd20e1685src" name="xd20e1685">40</a></span> Zie
+bladz. 58.</p>
+<p class="footnote"><span class="label"><a class="noteref" id=
+"xd20e1731" href="#xd20e1731src" name="xd20e1731">41</a></span> Het
+verhaal over Vis&#257;kh&#257; in Mah&#257;vagga. VIII. 15.</p>
+<p class="footnote"><span class="label"><a class="noteref" id=
+"xd20e1751" href="#xd20e1751src" name="xd20e1751">42</a></span>
+Mah&#257; Praj&#257;pat&#299;.</p>
+<p class="footnote"><span class="label"><a class="noteref" id=
+"xd20e1774" href="#xd20e1774src" name="xd20e1774">43</a></span> Deze
+aanhaling zoowel als het thans volgend verhaal naar D&#299;gka
+Nik&#257;ya.</p>
+<p class="footnote"><span class="label"><a class="noteref" id=
+"xd20e1824" href="#xd20e1824src" name="xd20e1824">44</a></span> H.
+Fielding. De ziel van een volk. (Het Boeddhisme als volksgeloof in
+Burma). vertaald door F. Ortt. &rsquo;s-Gravenh. 1900.</p>
+<p class="footnote"><span class="label"><a class="noteref" id=
+"xd20e1829" href="#xd20e1829src" name="xd20e1829">45</a></span> Volgens
+Anguttara Nik&#257;ya.</p>
+<p class="footnote"><span class="label"><a class="noteref" id=
+"xd20e1849" href="#xd20e1849src" name="xd20e1849">46</a></span> Zie
+blz. 56.</p>
+<p class="footnote"><span class="label"><a class="noteref" id=
+"xd20e1854" href="#xd20e1854src" name="xd20e1854">47</a></span> Een
+Cingaleesch Boeddhistisch geschrift.</p>
+<p class="footnote"><span class="label"><a class="noteref" id=
+"xd20e1869" href="#xd20e1869src" name="xd20e1869">48</a></span> Dit is
+de waarschijnlijke afwerking van dezen niet afloopenden zin.</p>
+<p class="footnote"><span class="label"><a class="noteref" id=
+"xd20e1874" href="#xd20e1874src" name="xd20e1874">49</a></span> De
+hooge verlichting in de rede.</p>
+<p class="footnote"><span class="label"><a class="noteref" id=
+"xd20e1879" href="#xd20e1879src" name="xd20e1879">50</a></span> Ook
+Prof. Rhys Davis, die overigens daartoe wel geneigd is, erkent het
+geloof der oude Boeddhisten in een bovennatuurlijke kennis,
+Abhinn&#257;, en bovenzinnelijke vermogens, Iddhi. Men zie zijn
+<span lang="en">Buddhism</span>. 1899. pag. 174.</p>
+<p class="footnote"><span class="label"><a class="noteref" id=
+"xd20e1970" href="#xd20e1970src" name="xd20e1970">51</a></span> Hier
+wordt geteekend &bdquo;de kracht van vriendelijke gedachten&rdquo;, ook
+tegenwoordig wel bekend, waarop wij wellicht later nog terugkomen. Men
+zie ook blz. 76.</p>
+<p class="footnote"><span class="label"><a class="noteref" id=
+"xd20e1998" href="#xd20e1998src" name="xd20e1998">52</a></span>
+Dhammapada.</p>
+<p class="footnote"><span class="label"><a class="noteref" id=
+"xd20e2007" href="#xd20e2007src" name="xd20e2007">53</a></span>
+Dhammapada.</p>
+<p class="footnote"><span class="label"><a class="noteref" id=
+"xd20e2018" href="#xd20e2018src" name="xd20e2018">54</a></span> Het
+licht van Azi&euml;. vert. door Dr. H. U. Meyboom. Amsterdam. 1881.
+blz. 166, 167.</p>
+<p class="footnote"><span class="label"><a class="noteref" id=
+"xd20e2051" href="#xd20e2051src" name="xd20e2051">55</a></span> Zie
+bladz. 172. a. w.</p>
+<p class="footnote"><span class="label"><a class="noteref" id=
+"xd20e2128" href="#xd20e2128src" name="xd20e2128">56</a></span> Bhikshu
+= bedelaar, Muni = zwijgende, omdat de monniken zwijgend rondgingen met
+hun aalmoezenschaal.</p>
+<p class="footnote"><span class="label"><a class="noteref" id=
+"xd20e2147" href="#xd20e2147src" name="xd20e2147">57</a></span>
+Chineesch spreekwoord.</p>
+<p class="footnote"><span class="label"><a class="noteref" id=
+"xd20e2159" href="#xd20e2159src" name="xd20e2159">58</a></span> De
+boven aangehaalde spreuken zijn aan verschillende Boeddhistische
+geschriften ontleend.</p>
+<p class="footnote"><span class="label"><a class="noteref" id=
+"xd20e2272" href="#xd20e2272src" name="xd20e2272">59</a></span> Uit
+Mah&#257;vagga, deze rede zou gericht zijn tot de duizend kluizenaars
+van Uruvel&#257;.</p>
+<p class="footnote"><span class="label"><a class="noteref" id=
+"xd20e2316" href="#xd20e2316src" name="xd20e2316">60</a></span> Men
+vergelijke ook op blz. 71 het gesprek met een Brahmaan over het ware
+offer.</p>
+<p class="footnote"><span class="label"><a class="noteref" id=
+"xd20e2337" href="#xd20e2337src" name="xd20e2337">61</a></span> Uit
+Mah&#257;vagga.</p>
+<p class="footnote"><span class="label"><a class="noteref" id=
+"xd20e2347" href="#xd20e2347src" name="xd20e2347">62</a></span> Uit
+Doedh&#257;-vitakha Sutta.</p>
+<p class="footnote"><span class="label"><a class="noteref" id=
+"xd20e2354" href="#xd20e2354src" name="xd20e2354">63</a></span> Naar
+het water.</p>
+<p class="footnote"><span class="label"><a class="noteref" id=
+"xd20e2385" href="#xd20e2385src" name="xd20e2385">64</a></span>
+Chineesche uitdrukking voor Nirv&#257;na.</p>
+<p class="footnote"><span class="label"><a class="noteref" id=
+"xd20e2430" href="#xd20e2430src" name="xd20e2430">65</a></span> Soort
+van vergiftige slang.</p>
+<p class="footnote"><span class="label"><a class="noteref" id=
+"xd20e2438" href="#xd20e2438src" name="xd20e2438">66</a></span> Een
+soort vogel.</p>
+<p class="footnote"><span class="label"><a class="noteref" id=
+"xd20e2467" href="#xd20e2467src" name="xd20e2467">67</a></span> Of
+Iddhi = door haar in &bdquo;verrukking van zinnen&rdquo; te
+brengen<span class="corr" id="xd20e2469" title=
+"Niet in bron">.</span></p>
+<p class="footnote"><span class="label"><a class="noteref" id=
+"xd20e2478" href="#xd20e2478src" name="xd20e2478">68</a></span>
+Letterlijk: oud man, een soort Boeddhistische heilige.</p>
+<p class="footnote"><span class="label"><a class="noteref" id=
+"xd20e2489" href="#xd20e2489src" name="xd20e2489">69</a></span>
+Vrouwenverblijf.</p>
+<p class="footnote"><span class="label"><a class="noteref" id=
+"xd20e2509" href="#xd20e2509src" name="xd20e2509">70</a></span>
+Indische wetboek van voor-Boeddhistischen oorsprong. Thans o.a. nog in
+Birma ge&euml;erd.</p>
+<p class="footnote"><span class="label"><a class="noteref" id=
+"xd20e2518" href="#xd20e2518src" name="xd20e2518">71</a></span> Lieden
+die tot geen caste behooren, dus verachtten in de maatschappij.</p>
+<p class="footnote"><span class="label"><a class="noteref" id=
+"xd20e2529" href="#xd20e2529src" name="xd20e2529">72</a></span> Soort
+muziekinstrument.</p>
+<p class="footnote"><span class="label"><a class="noteref" id=
+"xd20e2709" href="#xd20e2709src" name="xd20e2709">73</a></span>
+Goudstukken.</p>
+<p class="footnote"><span class="label"><a class="noteref" id=
+"xd20e2751" href="#xd20e2751src" name="xd20e2751">74</a></span> nl.
+Boeddha, Dharma, Sangha: de verlichte, de leer, de gemeente.</p>
+<p class="footnote"><span class="label"><a class="noteref" id=
+"xd20e2816" href="#xd20e2816src" name="xd20e2816">75</a></span>
+Mahayana, groote overtocht, Hinayana, kleine overtocht. Alzoo heeten de
+twee scholen, waarin het oorspronkelijke Boeddhisme zich splitste en
+die beiden hun eigenaardige opvattingen en litteratuur bezaten.</p>
+<p class="footnote"><span class="label"><a class="noteref" id=
+"xd20e2825" href="#xd20e2825src" name="xd20e2825">76</a></span>
+A&ccedil;oka was koning over een deel van Indi&euml; in de
+3<sup>e</sup> eeuw voor Christus.</p>
+<p class="footnote"><span class="label"><a class="noteref" id=
+"xd20e2870" href="#xd20e2870src" name="xd20e2870">77</a></span> Rahat
+of Arahat: een, die niet meer wederom geboren behoeft te worden.</p>
+<p class="footnote"><span class="label"><a class="noteref" id=
+"xd20e2882" href="#xd20e2882src" name="xd20e2882">78</a></span> Zie
+pag. 56.</p>
+<p class="footnote"><span class="label"><a class="noteref" id=
+"xd20e2887" href="#xd20e2887src" name="xd20e2887">79</a></span>
+Samyuttaka Nik&#257;ya.</p>
+<p class="footnote"><span class="label"><a class="noteref" id=
+"xd20e2903" href="#xd20e2903src" name="xd20e2903">80</a></span> Zie H.
+Fielding. De ziel van een volk, vertaald door F. Ortt. Drukkerij
+&bdquo;Vrede&rdquo; &rsquo;s-Gravenh. 1900.</p>
+<p class="footnote"><span class="label"><a class="noteref" id=
+"xd20e2933" href="#xd20e2933src" name="xd20e2933">81</a></span> Vgl.
+blz. 112.</p>
+<p class="footnote"><span class="label"><a class="noteref" id=
+"xd20e2940" href="#xd20e2940src" name="xd20e2940">82</a></span> Dit
+&#256;tman beschouwen zij als Brahm&#257; in den mensch, het goddelijke
+in ons, vgl. blz. 12, 13.</p>
+<p class="footnote"><span class="label"><a class="noteref" id=
+"xd20e2978" href="#xd20e2978src" name="xd20e2978">83</a></span> n.l.
+diegenen, die als Makhali Gos&#257;la, zie blz. <span class="corr" id=
+"xd20e2980" title="Niet in bron">74</span>, gelooven dat het <i>ik</i>,
+na een aantal zielsverhuizingen doorgemaakt te hebben, &rsquo;t zij
+goed of boos, in den dood ondergaat.</p>
+<p class="footnote"><span class="label"><a class="noteref" id=
+"xd20e3013" href="#xd20e3013src" name="xd20e3013">84</a></span> Milinda
+is de Grieksche koning Menander, die ongeveer 100 jaar voor Christus
+leefde en Indi&euml; aan zich onderwierp.</p>
+<p class="footnote"><span class="label"><a class="noteref" id=
+"xd20e3127" href="#xd20e3127src" name="xd20e3127">85</a></span> Zie
+blz. 95 enz.</p>
+<p class="footnote"><span class="label"><a class="noteref" id=
+"xd20e3132" href="#xd20e3132src" name="xd20e3132">86</a></span> Uit
+Dhammapada.</p>
+<p class="footnote"><span class="label"><a class="noteref" id=
+"xd20e3137" href="#xd20e3137src" name="xd20e3137">87</a></span>
+Cariy&#257; Pitaka. III. 15.</p>
+<p class="footnote"><span class="label"><a class="noteref" id=
+"xd20e3140" href="#xd20e3140src" name="xd20e3140">88</a></span>
+<span class="corr" id="xd20e3141" title="Bron: m. a. w.">M. a.
+w.</span> naar alle vier de windstreken, zie blz. 78, waar hetzelfde
+onderwerp wordt aangeroerd.</p>
+<p class="footnote"><span class="label"><a class="noteref" id=
+"xd20e3151" href="#xd20e3151src" name="xd20e3151">89</a></span>
+Cullavagga. VII. 3.12.</p>
+<p class="footnote"><span class="label"><a class="noteref" id=
+"xd20e3160" href="#xd20e3160src" name="xd20e3160">90</a></span> Zie
+blz. 100, 101.</p>
+<p class="footnote"><span class="label"><a class="noteref" id=
+"xd20e3172" href="#xd20e3172src" name="xd20e3172">91</a></span> Kant
+verhaalt dat hij door deze voortgezette oefening deelen van zijn
+lichaam, die anders niet onder de heerschappij van zijn geest stonden,
+kon beheerschen.</p>
+<p class="footnote"><span class="label"><a class="noteref" id=
+"xd20e3189" href="#xd20e3189src" name="xd20e3189">92</a></span>
+Samyuttaka Nik&#257;ya. vol. I fol. gh&#257;.</p>
+<p class="footnote"><span class="label"><a class="noteref" id=
+"xd20e3204" href="#xd20e3204src" name="xd20e3204">93</a></span> Ook dit
+verhaal naar Samyuttaka Nik&#257;ya. vol. II. fol. ja.</p>
+<p class="footnote"><span class="label"><a class="noteref" id=
+"xd20e3216" href="#xd20e3216src" name="xd20e3216">94</a></span> Blz.
+324. a. w.</p>
+<p class="footnote"><span class="label"><a class="noteref" id=
+"xd20e3270" href="#xd20e3270src" name="xd20e3270">95</a></span> Geen
+slangendemon in menschengedaante.</p>
+<p class="footnote"><span class="label"><a class="noteref" id=
+"xd20e3277" href="#xd20e3277src" name="xd20e3277">96</a></span> Een der
+oudere monniken, die hem voordraagt.</p>
+<p class="footnote"><span class="label"><a class="noteref" id=
+"xd20e3286" href="#xd20e3286src" name="xd20e3286">97</a></span>
+Waarschijnlijk vertoefden de oudste volgelingen vooral onder boomen;
+doch ook tegenwoordig zijn de kloosters altijd met boomen omgeven.</p>
+<p class="footnote"><span class="label"><a class="noteref" id=
+"xd20e3295" href="#xd20e3295src" name="xd20e3295">98</a></span> Zeer
+kleine munt.</p>
+<p class="footnote"><span class="label"><a class="noteref" id=
+"xd20e3302" href="#xd20e3302src" name="xd20e3302">99</a></span> M. a.
+w. zich beroemen op zijn liefde tot een eenzaam, bespiegelend
+leven.</p>
+<p class="footnote"><span class="label"><a class="noteref" id=
+"xd20e3396" href="#xd20e3396src" name="xd20e3396">100</a></span> De
+ziel van een volk blz. 175.</p>
+<p class="footnote"><span class="label"><a class="noteref" id=
+"xd20e3399" href="#xd20e3399src" name="xd20e3399">101</a></span>
+Waarbij een monnik uit de heilige boeken voorleest.</p>
+<p class="footnote"><span class="label"><a class="noteref" id=
+"xd20e3404" href="#xd20e3404src" name="xd20e3404">102</a></span>
+Pitaka&rsquo;s = korven, de drie heilige boekverzamelingen der
+zuidelijke Boeddhisten, waarvan het eerste handelt over Vinaya (de
+orde). Het tweede over Dharma (de leer), het derde over <span class=
+"corr" id="xd20e3406" title="Bron: Abhi-dharma">Abhidharma</span> (het
+geloof). Ieder dier afdeelingen bestaat uit tal van geschriften. Vele
+zijn uitgegeven en vertaald in de verzameling &bdquo;<span lang=
+"en">Sacred books of the East</span>.&rdquo;</p>
+<p class="footnote"><span class="label"><a class="noteref" id=
+"xd20e3426" href="#xd20e3426src" name="xd20e3426">103</a></span> Vlg.
+op bl. 70 het gesprek met &#256;nanda.</p>
+<p class="footnote"><span class="label"><a class="noteref" id=
+"xd20e3431" href="#xd20e3431src" name="xd20e3431">104</a></span>
+Cullavagga XI. 4.</p>
+<p class="footnote"><span class="label"><a class="noteref" id=
+"xd20e3460" href="#xd20e3460src" name="xd20e3460">105</a></span> a. w.
+blz. 17.</p>
+<p class="footnote"><span class="label"><a class="noteref" id=
+"xd20e3481" href="#xd20e3481src" name="xd20e3481">106</a></span> Zie
+blz. 119.</p>
+<p class="footnote"><span class="label"><a class="noteref" id=
+"xd20e3505" href="#xd20e3505src" name="xd20e3505">107</a></span>
+Fielding a. w. blz. 108 en volg.</p>
+<p class="footnote"><span class="label"><a class="noteref" id=
+"xd20e3593" href="#xd20e3593src" name="xd20e3593">108</a></span> Naam,
+dien A&ccedil;oka droeg.</p>
+<p class="footnote"><span class="label"><a class="noteref" id=
+"xd20e3655" href="#xd20e3655src" name="xd20e3655">109</a></span>
+Grafteeken, gedenkteeken.</p>
+<p class="footnote"><span class="label"><a class="noteref" id=
+"xd20e3671" href="#xd20e3671src" name="xd20e3671">110</a></span> De
+bedoeling schijnt te zijn dat deze boomen &rsquo;s nachts de monniken
+tot toevlucht zullen strekken.</p>
+<p class="footnote"><span class="label"><a class="noteref" id=
+"xd20e3716" href="#xd20e3716src" name="xd20e3716">111</a></span> Over
+het laatstgenoemde zie bl. 109&ndash;111 van dit werk. Upatishya of
+Upatissa is een andere naam voor S&#257;riputta, zie blz. 58 en 59.</p>
+<p class="footnote"><span class="label"><a class="noteref" id=
+"xd20e3721" href="#xd20e3721src" name="xd20e3721">112</a></span>
+Waarschijnlijk waren er ook olifanten bij, die worden heel wat ouder
+dan menschen.</p>
+<p class="footnote"><span class="label"><a class="noteref" id=
+"xd20e3765" href="#xd20e3765src" name="xd20e3765">113</a></span> Zie
+blz. 118 en 119.</p>
+<p class="footnote"><span class="label"><a class="noteref" id=
+"xd20e3794" href="#xd20e3794src" name="xd20e3794">114</a></span>
+Woorden, die Boeddha zou geuit hebben, toen hem onder den Boddhiboom de
+verlichting ten deel viel.</p>
+<p class="footnote"><span class="label"><a class="noteref" id=
+"xd20e3836" href="#xd20e3836src" name="xd20e3836">115</a></span> Zie
+blz. 126.</p>
+<p class="footnote"><span class="label"><a class="noteref" id=
+"xd20e3839" href="#xd20e3839src" name="xd20e3839">116</a></span> deze
+zijn: 1 geen leven vernietigen. 2 niet stelen. 3 zich voor onreinheid
+wachten. 4 niet liegen. 5 geen bedwelmende dranken gebruiken. 6 niet op
+verboden tijden eten. 7 van dansen, zingen, muziek en
+tooneelvoorstellingen zich onthouden. 8 geen kransen, <span class=
+"corr" id="xd20e3841" title=
+"Bron: parfumeri&euml;n">parfumerie&euml;n</span>, zalven of sieraden
+gebruiken. 9 geen hoog of breed bed gebruiken. 10 geen goud en zilver
+aannemen.</p>
+</div>
+</div>
+<div id="ch5" class="div1 chapter"><span class="pagenum">[<a href=
+"#toc">Inhoud</a>]</span>
+<div class="divHead">
+<h2 class="label">Hoofdstuk <span class="corr" id="xd20e3882" title=
+"Bron: III">V</span>.</h2>
+<h2 class="main">De Chineesche Philosophie.</h2>
+<div id="ch5.1" class="div2 section"><span class="pagenum">[<a href=
+"#toc">Inhoud</a>]</span>
+<div class="divHead">
+<h3 class="main">I. Inleiding.</h3>
+</div>
+<div class="divBody">
+<p class="first">Het doel van dit geschrift is juist niet om eene
+volledige geschiedenis der Chineesche philosophie te geven of al de
+vraagstukken, welke deze heeft trachten op te lossen onder het oog te
+zien. Daartoe toch zouden zeer uitvoerige, boekdeelen vullende
+uiteenzettingen, noodig zijn, die van het geduld van den lezer te veel
+zouden vergen. De bedoeling is op beknopte en verstaanbare wijze te
+schilderen het eigenaardige der Chineesche philosophie en hoe zij op de
+ontwikkeling van het Chineesche volk heeft gewerkt.</p>
+<p>In hoeverre in oude tijden Turanische of Arische invloeden zich in
+China hebben doen gelden, en vanwaar de sporen van de&iuml;sme komen,
+die men in den ouden staatsgodsdienst ontwijfelbaar vindt, is hierbij
+van minder belang. Gewichtiger en belangrijker is het feit, dat de
+beschaving van het Chineesche volk, zooals wij die voor het eerst in
+historische tijden ontmoeten, aanstonds iets van ouds gevestigds, iets
+afgewerkts, afgeronds heeft: waarvan wij den aanvang niet kunnen
+ontdekken, en die zich wel duizend jaar lang, tot aan den intocht van
+het Boeddhisme vrijwel onveranderd heeft gehandhaafd.</p>
+<p>Wel vindt men ook in China sagen over oude dagen, waarin het volk
+&rsquo;s winters in holen, &rsquo;s zomers in een soort nesten in
+boomen leefde, waarin het gebruik van het vuur onbekend was en de
+bewoners nog niet geleerd hadden visschen en vogels te vangen: doch wat
+op dezen, ook naar Chineesche opvatting voorhistorischen tijd
+betrekking heeft, vinden wij in latere werken, niet als een herinnering
+aan een vaststaande traditie, maar aan legenden, van onheugelijke
+tijden bestaande.</p>
+<p>Wat de standvastigheid der Chineesche zeden betreft, noemen
+<span class="pagenum">[<a id="pb156" href="#pb156" name=
+"pb156">156</a>]</span>wij het feit, dat de offergereedschappen uit den
+tijd der Hsia dynastie evenzoo gevormd zijn als die uit den laatsten
+tijd der Chau-dynastie, hoewel twintig eeuwen beide dynasti&euml;n
+scheiden. Ook bleven de ceremoni&euml;n, gebruiken en zeden in
+godsdienst, wijsbegeerte en zedeleer gedurende dien tijd onveranderd.
+Hieruit leide men echter niet af dat de geest van het Chineesche volk
+al dien tijd rustte, integendeel: zelden is er een tijd geweest, waarin
+het Chineesche volk meer geestelijk leven ontwikkelde dan van de
+6<sup>e</sup> tot de 4<sup>e</sup> eeuw voor Christus. Doch: dit
+geestesleven openbaarde zich vooral in het bewaren, verklaren en
+uitwerken van wat eenmaal overgeleverd was. Het was meer om uitleggen
+te doen dan om iets nieuws in het leven te roepen.</p>
+<p>De Chineesche philosophie heeft, gelijk wij dat ook bijna overal
+elders zien, van af de oudste tijden zich in twee richtingen
+ontwikkeld. De eene, waarvan Lao tsze als vertegenwoordiger mag gelden,
+bewoog zich in metaphysisch-theosophische richting, de andere, waarvan
+Confucius als hoofd wordt erkend, in ethisch-materialistische,
+of&mdash;juister uitgedrukt, ethisch-politische richting. In het
+stelsel van Lao tsze of Li R (het Tao&iuml;sme) treedt op den voorgrond
+<span class="corr" id="xd20e3908" title=
+"Niet in bron">&bdquo;</span><i>het inwendig licht</i>,&rdquo; dat
+&rsquo;s menschen leven moet leiden, in dat van Confucius <i>de
+verschillende verhoudingen</i>: tot ouders, familie, staat enz. die
+&rsquo;s menschen plichten bepalen.</p>
+<p>Wij zouden echter verkeerd doen ons Lao tsze en Confucius voor te
+stellen als stichters eener nieuwe leer: beiden deden niets anders dan
+de leer van vroegere gezaghebbenden overleveren, wier uitspraken lang
+voor hun tijd de bron der Chineesche wijsheid vormden.</p>
+<p>Uit den langen strijd tegen het Tao&iuml;sme, een strijd die sedert
+het begin onzer jaartelling ook tegen het van elders ingevoerd
+Boeddhisme was gekant, is ten slotte het Confucianisme als overwinnaar
+te voorschijn getreden. Nog heden is dit: evenals reeds voor
+tweeduizend jaren, de orthodoxe richting: haar aanhangers hebben in den
+loop der eeuwen de regeering des volks verkregen. Toch: ook deze
+richting van de Chineesche philosophie heeft zich niet vrij kunnen
+houden van allerlei, aan het gebied van den godsdienst ontleende,
+vreemde bijvoegselen. De oude rijksgodsdienst: een uit het Shamanisme
+ontstane vermenging van natuur-, geesten-, helden- en
+vooroudervereering: die bij de voornamen in een aantal ambtelijke
+ceremoni&euml;n<span class="corr" id="xd20e3920" title=
+"Niet in bron">,</span> bij het volk in grof bijgeloof verloopt, heeft
+vooral omtrent de vooroudervereering op deze philosophie invloed
+<span class="pagenum">[<a id="pb157" href="#pb157" name=
+"pb157">157</a>]</span>uitgeoefend, terwijl ten opzichte van
+kosmogonische<a class="noteref" id="xd20e3925src" href="#xd20e3925"
+name="xd20e3925src">1</a> en dergelijke vragen, Boeddhistische en
+Tao&iuml;stische invloeden zich hebben doen gelden: de laatste vooral
+sedert de 12<sup>e</sup> eeuw na Christus.</p>
+<p>Men zal zich wellicht verwonderen dat Boeddhistische en
+Tao&iuml;stische invloeden hier werkzaam konden zijn: waar zij van de
+zijde van de gevestigde leer zooveel vervolging moesten ondergaan. Men
+bedenke echter dat het bij deze vervolgingen minder te doen was om de
+onderdrukking of <span class="corr" id="xd20e3933" title=
+"Bron: uitroe&iuml;ing">uitroeiing</span> van dogmatische ketterijen,
+dan wel om den staatkundigen invloed, welken de priesters van beide
+secten trachtten te verkrijgen, tegen te gaan en vooral om het
+grondbeginsel van het Confucianisme: de voortplanting der familie, die
+door het geweldig toenemen der kloosters bedreigd werd, staande te
+houden. Wat de kloosters betreft: er waren er b. v. in 845 n. C. 4600
+met nog 40,000 kleinere stichtingen: terwijl toen het aantal monniken
+en nonnen 260,000 beliep.</p>
+<p>Wat heeft aan het Confucianisme nu het overwicht gegeven? Zeker in
+de eerste plaats dat het&mdash;<span class="corr" id="xd20e3938" title=
+"Bron: inplaats">in plaats</span> van den eisch om de wereld te
+verlaten en in mystieke bespiegeling op te gaan, een eisch, dien
+Tao&iuml;sme en Boeddhisme stelden&mdash;deelname aan de praktische
+eischen des levens aanbeval en daarvoor aanzien en eer als belooning
+stelde. Tegenover deze leeringen van Lao tsze en Boeddha stond dus de
+leer van Confucius als &bdquo;wereldwijsheid&rdquo;&mdash;een
+levensrichting, die voor den praktischen Chinees groote
+aantrekkelijkheid moest bezitten.<a class="noteref" id="xd20e3941src"
+href="#xd20e3941" name="xd20e3941src">2</a></p>
+<p>Lang voor Confucius en lang na hem waren er in China personen, die
+men met de Brahmaansche en Boeddhistische wijzen, met de Joodsche
+profeten en met de Grieksche wijsgeeren kan vergelijken. Half rhetoren,
+half politici, trokken zij in de kleine vorstendommen van hof tot hof,
+menigmaal met een tot duizenden aangroeiend gevolg van leerlingen.
+Terwijl zij, leerend en afkeurend, zich zeer op hun wijsheid lieten
+voorstaan, waren zij vaak voor de vorsten, dikwijls ook voor het volk,
+lastige menschen. Voor de praktische staatslieden waren zij een gruwel
+en een spot. Daar hun zelden belangrijke posten waren toevertrouwd ging
+hun gezag en invloed <span class="pagenum">[<a id="pb158" href="#pb158"
+name="pb158">158</a>]</span>meestal spoedig door de kuiperijen der
+beambten en adellijke famili&euml;n, die in ieder der leenstaatjes,
+waaruit het groote rijk bestond, om den voorrang kampten, te gronde. De
+dynastie van Shang, die van ongeveer 1766 v. C. in China had
+geheerscht, was in 1122 v. C. door die van Chau omvergeworpen. Wuwang,
+de eerste koning uit dit nieuwe geslacht, die ongeveer te gelijk met
+den Isra&euml;lietischen koning Saul (1110 v<span class="corr" id=
+"xd20e3948" title="Bron: ,">.</span> C.) den troon besteeg, was een
+geleerde, vrome en dappere vorst, maar hij beging de fout (misschien
+echter door den staatkundigen toestand gedwongen) het groote rijk, dat
+vroeger slechts &eacute;&eacute;n heer, den keizer, gekend had, in een
+aantal leenstaten van verschillende grootte en macht (er waren er
+tusschen de 40 en 125 in verschillende tijden) te verdeelen. Voor den
+keizer bleef slechts een onbeduidend gebied bewaard. De nadeelige
+gevolgen van dezen maatregel bleven niet uit: de leenheeren hadden
+voortdurend strijd met elkaar, de zwakke keizers konden er geen orde
+onder houden, het rijk gaf een beeld van de grootste verwarring te
+aanschouwen. Ieder landsheer, groot en klein, dacht er slechts aan zijn
+gebied en zijn macht te vergrooten ten koste van zijn buurman. En in
+den kring der staatjes zelve leefden de voorname beambten, de adellijke
+famili&euml;n en de politieke partijen in voortdurende twisten. In
+&rsquo;t kort: een beeld, zooals het Duitsche rijk niet zoo heel lang
+geleden nog te zien gaf.</p>
+</div>
+</div>
+<div id="ch5.2" class="div2 section"><span class="pagenum">[<a href=
+"#toc">Inhoud</a>]</span>
+<div class="divHead">
+<h3 class="main">II. Confucius, zijn leven en leer.</h3>
+</div>
+<div class="divBody">
+<p class="first">Wij merkten in het vorige hoofdstuk op welk een
+grooten, hoewel ongunstigen invloed de maatregel van keizer Wuwang wel
+had, een invloed, die eeuwen voortwerkte, en die zich ook nog krachtig
+deed gelden in de dagen toen de bekende Chineesche wijze Confucius
+geboren werd. Deze zag het levenslicht in 550 v. C. Zijn vaderland was
+het hertogdom Lu, gelegen in het tegenwoordige Shantung, een der straks
+vermelde kleine vorstendommen. De Chineezen noemen hem Kung-Kiu.</p>
+<p>Confucius is een Latijnsche bewerking van het Chineesche
+Kung-fu-tsze. Deze laatste naam is samengesteld uit den familie-naam
+&bdquo;Kung&rdquo;, de aanduiding van rang van hooge beambte
+&bdquo;(Ta) fu&rdquo; en de toevoeging<a id="xd20e3958" name=
+"xd20e3958"></a> &bdquo;Tsze&rdquo; = leermeester. &bdquo;Kiu&rdquo;
+beteekent heuvel en heeft betrekking op een uitwas, dien Confucius op
+het hoofd had, of op den vorm van zijn hoofd. <span class=
+"pagenum">[<a id="pb159" href="#pb159" name="pb159">159</a>]</span></p>
+<p>Confucius&rsquo; familie stamde uit het keizerlijk geslacht der
+Shang. Zijn voorvaderen waren vorsten van Sung geweest onder de
+dynastie van Chau, en wel in het oostelijk deel van het tegenwoordige
+Honan. De jongere tak dezer familie, waartoe Confucius behoorde, had
+den bijnaam Kung aangenomen en was tegen het einde van de 8<sup>e</sup>
+eeuw naar Lu getrokken. Daar was zijn grootvader commandant van een
+stad geweest en had zijn vader zich als soldaat door groote
+lichaamskracht en dapperheid onderscheiden. Confucius was geboren uit
+het tweede huwelijk zijns vaders, door dezen op hoogen leeftijd met de
+dochter van een buurman gesloten: volgens sommigen was hij slechts de
+zoon van eene bijzit.</p>
+<p>De legende van later dagen heeft zijn geboorte met allerlei
+wonderbare voorspellingen en verschijningen, met het optreden van een
+draak, geni&euml;n enz. opgesierd.</p>
+<p>Over de jeugd van Confucius weten wij weinig: drie jaren na zijn
+geboorte stierf zijn vader, op zijn negentiende jaar trouwde hij. Zijn
+huwelijk was niet gelukkig: hij liet zich later van zijne vrouw
+scheiden: misschien had deze ook wel redenen van ontevredenheid. Hoe
+dit zij, een jaar na zijn huwelijk werd zijn zoon Li (karper) geboren,
+zoo genoemd, omdat de hertog van Lu bij deze gelegenheid aan den vader
+eenige karpers zond. In dienzelfden tijd werd Confucius tot opziener
+der korenmagazijnen benoemd, een jaar later met het beheer van
+staatslanderijen belast: naar het schijnt waren dit onbeteekenende
+betrekkingen.</p>
+<p>Kort daarop begon Confucius zijn werkzaamheid als leeraar. Hij
+verzamelde een aantal leerlingen rondom zich, wier
+schoolgeld&mdash;geschenken, naar Chineesche opvatting&mdash;tot zijn
+<span class="corr" id="xd20e3972" title=
+"Bron: levens onderhoud">levensonderhoud</span> dienden.</p>
+<p>Behalve met dit onderwijs en zijn ambt hield hij zich vooral bezig
+met de bestudeering der oude ceremoni&euml;n en der oude muziek. In
+beide deze takken der philosophie (de Chinees brengt ze hieronder
+thuis) kreeg hij weldra zulk een groote roep van geleerdheid, dat vanaf
+het jaar 517 een aantal jongelieden uit de aanzienlijkste famili&euml;n
+des lands onder zijne leiding deze wetenschappen kwamen bestudeeren.
+Dit verhoogde zijn aanzien en maakte het hem mogelijk een reeds lang
+gekoesterden wensch te vervullen door aan de keizerlijke hoofdstad Lo
+Yang in Honan een bezoek te brengen. Hij maakte zich daar het verblijf
+ten nutte door de groote rijkstempels des hemels en der aarde te
+bezoeken, en zich met de ceremoni&euml;n van het keizerlijk hof op de
+hoogte te stellen. In dien <span class="pagenum">[<a id="pb160" href=
+"#pb160" name="pb160">160</a>]</span>tijd schijnt hij ook zijn bekende
+ontmoeting met zijn ouderen tijdgenoot Lao tsze gehad te hebben, die
+toen opziener der schatkamers in Lo yang was. Nog in hetzelfde jaar
+keerde Confucius naar Lu terug. Zijn beroemdheid nam, misschien ook
+door deze reis, van dag tot dag toe: zoo, dat hij zelfs tot 3000
+leerlingen rondom zich verzamelde.</p>
+<p>Evenwel, de staatkundige toestand in Lu maakte het hem weldra
+onmogelijk daar langer te vertoeven. In 516 v. C. kwam het tot
+openlijke vijandelijkheden tusschen het vorstenhuis en drie daaraan
+verwante families, die van Ki, Shuh en Mang. Van die eerste familie
+(Ki) schijnt Confucius (als cli&euml;nt) afhankelijk te zijn geweest.
+Het eind van den strijd was de nederlaag van den hertog. Deze vluchtte
+naar het naburige vorstendom Ts&eacute; en werd door Confucius
+gevolgd.</p>
+<p>Hoewel de hertog van Ts&eacute;<a id="xd20e3983" name=
+"xd20e3983"></a> hem zeer genegen was, bleek toch de tegenstand van de
+mannen, die in het hertogdom aan het roer stonden, krachtig genoeg om
+hem daar uit den staatsdienst te houden. Na een jaar keerde hij dan ook
+weer naar Lu terug, waar hij 15 jaar doorbracht zonder een ambt te
+kunnen verkrijgen. Zijn vaderland werd in dien tijd door den strijd der
+partijen verscheurd. Eerst door de verdrijving van een der voornaamste
+onruststokers kwam er althans een weinig rust. In 500 v. C. werd
+Confucius tot eerste beambte der stad Chungtu benoemd. De daarop door
+hem ingevoerde hervormingen trokken algemeen de aandacht en zoo werd
+hij vervolgens tot assistent van den hoofdopzichter van publieke
+gebouwen, en kort daarna tot minister van justitie benoemd. Ook in dit
+ambt bracht hij treffende dingen tot stand, zoodat naburige vorsten,
+wien de bloei van Lu jaloersch en tegelijk bezorgd maakte, er op uit
+waren hem zijn post te doen verliezen. Dit gelukte ook: zij zonden den
+hertog zestig schoone meisjes, danseressen en zangeressen ten
+geschenke, die den hertog geheel in hare lieflijke striknetten
+verwarden en zijn aandacht van de regeeringszaken wisten af te leiden.
+Bedroefd en ge&euml;rgerd verliet hij zijn vaderland. Dertien jaar lang
+trok hij, onder allerlei ontberingen, van de eene plaats naar de andere
+zonder ergens een open oor voor zijn plannen te vinden.</p>
+<p>Zoo verhaalt de oude overlevering. Denkelijk is zij niet geheel
+juist. Bij andere gelegenheden was Confucius niet zoo fijngevoelig als
+hij ons hier wordt voorgesteld. Het waarschijnlijkste is dat de familie
+Ki, die Confucius aan ambten en waardigheden geholpen had, op hem als
+een willig werktuig <span class="pagenum">[<a id="pb161" href="#pb161"
+name="pb161">161</a>]</span>hunner partij had gerekend en zeer
+ontgoocheld was, toen Confucius het ondernam de macht der groote
+leenheeren in het vorstendom te knotten en hun versterkte steden te
+slechten: de plaatsen van waaruit zij den beheerscher des lands
+trotseerden. Waarschijnlijk moest Confucius meer wijken voor
+fijngesponnen intriges dan voor uitwendige macht. Zijn ballingschap zal
+wel geen geheel vrijwillige zijn geweest. De invloed der familie Ki
+heeft hem voorzeker langen tijd den terugkeer in het vaderland
+onmogelijk gemaakt en dien eerst toegelaten, toen men van den
+afgeleefden grijsaard niets meer te vreezen had.</p>
+<p>In 483 keerde Confucius naar Lu terug. Daar werd zijn tijd door
+onderwijs geven en letterkundige bezigheden in beslag genomen, totdat
+hij in 478 v. C. op <span class="corr" id="xd20e3992" title=
+"Bron: 73 jarigen">73-jarigen</span> leeftijd stierf, verbitterd door
+het vruchtelooze van al zijn bemoeiingen, het onvervuld blijven zijner
+verwachtingen. Zijn laatste woorden tot zijn leerling Tsze kung waren:
+&bdquo;Geen wijze heerscher verschijnt, niemand in het gansche rijk wil
+mij als raadsman hebben, mijn tijd om te sterven is gekomen.&rdquo;
+Zijn leerlingen begroeven hem in K&rsquo;hufuhsien,<a class="noteref"
+id="xd20e3995src" href="#xd20e3995" name="xd20e3995src">3</a> in het
+tegenwoordige Shantung. Drie jaar lang treurden zij bij zijn graf, waar
+zij zich, naar Chineesche zeden, hutten oprichtten.</p>
+<p>&bdquo;Na den dood van Confucius,&rdquo; zoo heet het in de
+geschiedenis der Han-dynastie (210 v. C.&ndash;24 n. C.) &bdquo;was het
+met zijn leer gedaan en nadat zijn zeventig (voornaamste?) leerlingen
+waren heengegaan, werd zijn leer bedorven (verbasterd). Er waren een
+groot getal verschillende teksten van de jaarboeken, van het
+liederenboek en van het boek der veranderingen en gedurende de verwarde
+toestanden en twisten der verschillende staten (480&ndash;221 v. C.)
+raakten waarheid en leugen nog meer met elkaar in strijd en in de leer
+der verschillende geleerden heerschte groote verwarring. Toen kwam het
+ongeluk, door de Tsin-dynastie (220&ndash;205 v. C.) veroorzaakt: deze
+bewerkte namelijk dat de boeken der geleerden met vuur werden verbrand,
+opdat het volk onwetend zou worden gehouden. Langzamerhand echter kreeg
+de Han-dynastie de macht in het rijk. Deze spande zich in om de schade
+te herstellen, die de Tsin-dynastie had veroorzaakt. Tafels en plankjes
+(waarop men in oude dagen teekens insneed of inkerfde) zocht men bijeen
+en de (klassieke) boeken werden verzameld.&rdquo; <span class=
+"pagenum">[<a id="pb162" href="#pb162" name="pb162">162</a>]</span></p>
+<p>In denzelfden tijd werd Confucius door de rijksregeering: d. w. z.
+door den vertegenwoordiger daarvan, den keizer, <span class="corr" id=
+"xd20e4003" title="Bron: offici&euml;el">officieel</span> erkend (n.l.
+als vereerenswaardig).</p>
+<p>Reeds vroeger&mdash;na zijn dood&mdash;was hem ter eere door den
+hertog van Lu een tempel gebouwd, waarin viermaal per jaar offers
+moesten worden gebracht. Doch hoewel in 194 v. C. de grondvester der
+Han-dynastie, toen hij door Lu reisde, dezen tempel bezocht en er een
+os liet offeren, duurde het toch tot het jaar 1 n. C., eer keizer Ping
+aan Confucius een onsterfelijken eeretitel verleende en tot 57 n. C.
+voor offers aan hem in alle keizerlijke en rijksscholen werden
+ingevoerd. Deze vereering deelde Confucius tot het jaar 609 n. C. met
+den hertog van Chau, Chau-Kung, den broeder van den eersten keizer van
+dienzelfden naam. Eerst na dien tijd werden voor Confucius
+afzonderlijke tempels opgericht en vanaf 628 werd hij alleen vereerd.
+De officieele eeretitel, dien hij nu bezit: &bdquo;Kung, de oude
+leeraar, de volkomen wijze&rdquo; dateert eerst uit het jaar 1657 en is
+hem verleend door den eersten keizer der nu nog regeerende
+Mandschoe-dynastie. Deze heeft meer dan &eacute;&eacute;ne der
+voorgaande dynasti&euml;n voor het aandenken en de vereering des
+meesters gedaan: zeker wel in het juiste besef daardoor voor het
+Chineesche volk haar vreemde heerschappij wat minder drukkend te
+maken.</p>
+<p>Zooals wij reeds opmerkten leerde Confucius niets nieuws: hij
+verklaarde slechts de leer, die van oudsher geldig was en beriep zich
+daarop bij alle gelegenheden. Ja, het is wellicht juist aan dit
+onpersoonlijk karakter zijner leer toe te schrijven, dat deze gedurende
+zooveel eeuwen zulk een invloed op het volk kon uitoefenen.</p>
+<p>Confucius en zijne leerlingen, navolgers en commentatoren waren
+slechts de bewaarders eener traditie, die sedert langen tijd in het
+bewustzijn van het Chineesche volk als met ankers was vastgemaakt.</p>
+<p>Wat Confucius leerde kan men het best samenvatten in deze stelling:
+wie anderen wil opvoeden moet allereerst zichzelf opvoeden, m. a. w.
+een opvoedkundige opvatting van het Grieksche: &bdquo;Ken u
+zelf,&rdquo; maar&mdash;tegelijk een onmiskenbare vooruitgang: want
+zelfkennis heeft dan alleen waarde, als zij het begin van beterschap
+is.</p>
+<p>&bdquo;Confucius sprak met voorliefde van het gewone, regelmatige en
+niet van het ongewone of buitengewone; hij sprak van wat men door vlijt
+en daarop berustende kracht verkrijgen kon; maar niet van wat men door
+overmacht kon bereiken. <span class="pagenum">[<a id="pb163" href=
+"#pb163" name="pb163">163</a>]</span>Hij sprak van toestanden van orde
+en niet van toestanden van regeeringloosheid met kuiperijen, die
+daarbij voorkomen, hij sprak van menschelijke en niet van bovenaardsche
+dingen. Hij leerde verstaan de grondstellingen, in de schriften der
+ouden vervat en hoe daar naar te handelen, de zedeleer van het hart en
+hoe aan de zedelijke beginselen getrouw te blijven.&rdquo;</p>
+<p>Aldus omschrijft een uitlegger zijner werken een plaats uit zijne
+&bdquo;Gesprekken&rdquo;, die treffend de leerwijze van Confucius in
+het licht stelt.</p>
+<p>Bizonder eigenaardig is in Confucius de afkeer om zich in te laten
+met wat betrekking heeft op de onbekende toekomst des menschen aan gene
+zijde des grafs.</p>
+<p>&bdquo;Gij kunt de levenden niet dienen, hoe zult gij de geesten
+dienen,&rdquo; antwoordt hij aan een zijner leerlingen en als deze nog
+verder op het onderwerp wil ingaan, zegt hij: &bdquo;Gij kent het leven
+nog niet, hoe kunt gij iets weten over den dood?&rdquo; De oude
+uitleggers verklaren deze plaats zoo, dat Confucius den leerling geen
+ander antwoord gegeven heeft, &bdquo;wijl geesten en dood
+onbegrijpelijke dingen zijn en het de moeite niet loont daarover te
+spreken.&rdquo;</p>
+<p>Het 10<sup>e</sup> boek der &bdquo;Gesprekken&rdquo; behelst een
+vrij uitvoerige schilderij van de gewoonten en de houding des wijzen,
+doch: zooals Dr. Legge, de vertaler van de klassieke werken der
+Chineezen, zegt: &bdquo;Confucius is als wijsgeer voor mij gedaald,
+sedert ik hem in zijn huisjasje, zijn bed en zijn reiswagen gezien
+heb.&rdquo;<a class="noteref" id="xd20e4030src" href="#xd20e4030" name=
+"xd20e4030src">4</a></p>
+<p>Toch heeft die pijnlijke zorgvuldigheid, waarmede zijn leerlingen
+ook de kleinste nietigheden uit de gewoonten huns meesters opteekenden,
+een voordeel: zij bewijst ons, hoe behoudend de Chineezen zijn, zelfs
+in de <span class="corr" id="xd20e4035" title=
+"Bron: onbeduidenste">onbeduidendste</span> uiterlijkheden, daar veel
+van de toen beschreven gebruiken nog zoo bestaan.</p>
+<p>Zoo wordt op een plaats verteld hoe Confucius deed, wanneer hij op
+bevel van den vorst een bezoeker moest ontvangen: &bdquo;Hij ijlde
+vooruit, de armen opgeheven als de vleugels van een vogel.&rdquo;
+Hetzelfde ceremonieel heerscht thans nog aan het Chineesche hof: de
+vreemde gezanten, die de keizer van China in 1874 en later ontving,
+zouden het kunnen getuigen.</p>
+<p>&bdquo;Bleef hij in de poort staan, zoo deed hij dit niet in het
+midden van het pad, en bij het in- en uitgaan trad hij niet op den
+drempel.&rdquo; <span class="pagenum">[<a id="pb164" href="#pb164"
+name="pb164">164</a>]</span></p>
+<p>De weg onder iedere poort was in oude tijden door een paal in twee
+deelen gescheiden: voor het in- en voor het uitgaan. Het midden van
+ieder dezer twee wegen mocht slechts de vorst gebruiken. Tegenwoordig
+zijn er in de keizerlijke paleizen en vertrekken bijna overal
+verscheidene poorten en deuren: drie tot vijf, waarvan de middelste
+alleen voor den keizer dient en door niemand anders betreden mag
+worden. Waar slechts &eacute;&eacute;n poort of deur is, zooals bv. in
+de hal, die tegenwoordig voor de audienti&euml;n der vreemde gezanten
+gebruikt wordt, wil de etiquette, dat het in- en uitgaan niet precies
+door het midden plaats heeft. In tuinen en op begraafplaatsen van
+keizers of prinsen is het middelste gedeelte van de middelste trap, die
+tot de hal of den tempel voert, dikwijls met groote platen marmer
+bedekt, waarop zich in <span class="corr" id="xd20e4045" title=
+"Bron: relief">reli&euml;f</span> bewerkte draken bevinden. Zoo is het
+betreden daarvan onmogelijk gemaakt: en terwijl de dragers rechts en
+links de trappen opgaan, zweeft slechts de draagstoel of de doodkist
+over het midden van de trap.</p>
+<p>Wat het betreden van den drempel aangaat, dit geldt, evenals in oude
+tijden, ook nu nog voor onbeleefd en de bewoners van het huis onheil
+aanbrengend. Bij audienti&euml;n des keizers wordt dan ook aan de
+gezanten uitdrukkelijk verzocht, het betreden van den, bijna een voet
+hoogen, zeer smallen drempel te vermijden. In Japan werd het ook tot
+voor weinige jaren als een grof vergrijp beschouwd: als een
+beleediging, die onder mannen met twee zwaarden,<a class="noteref" id=
+"xd20e4050src" href="#xd20e4050" name="xd20e4050src">5</a> slechts door
+bloed kon worden uitgewischt. Den voet op iemands drempel zetten,
+beteekende hetzelfde als hem den heer des huizes op het hoofd
+zetten.</p>
+<p>Het beeld van Confucius, dat ons uit de over hem bewaarde berichten
+tegenkomt, is niet zeer aantrekkelijk. Wij zien voor ons een oudachtig
+humeurig heer, wien &rsquo;t echter aan geestigheid niet ontbreekt: een
+man, pijnlijk afgemeten in kleeding, gedrag en gewoonten, die alles
+weet en alles kan en nooit eene gelegenheid laat voorbijgaan om zijn
+medemensch vol zalving te doen gevoelen, dat hij het beter weet dan
+deze.</p>
+<p>We aanschouwen een professor, die met de dooden op een vrij goeden
+voet staat: hen immers kan hij kritiseeren en aanhalen, zonder dat zij
+hem tegenspreken: doch die het den levenden niet vergeeft, dat de
+geschiedenis zich niet afspeelt volgens het door hem gesponnen schema
+en dat hij niet geroepen <span class="pagenum">[<a id="pb165" href=
+"#pb165" name="pb165">165</a>]</span>wordt om de wereld weer in zijn
+kader terug te brengen. Daarom knaagt hij aan alles, wat anderen doen
+of nalaten: zou hij zich in alles willen mengen, als die anderen het
+maar toelieten en wordt hij door de gedwongen rust, door de tweespalt
+tusschen zijn willen en niet vermogen, tegen anderen en ten slotte
+tegen zichzelf verbitterd.</p>
+<p>Zulk een oordeel schijnt hard, maar het werd reeds geveld door zijn
+tijdgenooten en door hen die kort na hem leefden. Echter bedenke men
+dat zijn tegenstanders het velden en dus wellicht wat overdreven.</p>
+<p>In het boek Sze ma tsien wordt, van Tao&iuml;stische zijde, dus door
+de aanhangers van Lao tsze, gehandeld over een samenkomst tusschen Lao
+tsze en Confucius. Daarbij zegt de eerste&mdash;oudere tijdgenoot van
+Confucius&mdash;tot den laatste, die hem vermoedelijk verveeld had met
+citaten uit het leven der oude wijzen en met zijn betoog over het nut
+van uitwendige ceremoni&euml;n voor de innerlijke ontwikkeling des
+menschen: &bdquo;De lieden, waarover gij zoo veel spreekt, zijn reeds
+lang dood en hun gebeente is vergaan, slechts hun woorden klinken na.
+Als de tijd van den wijze is gekomen, spreekt hij: is die er niet, dan
+weet hij te zwijgen. Ik heb gehoord dat een goed koopman, ook als hij
+zijn schuur met schatten gevuld heeft zich toch als arm voordoet en dat
+de wijze zijne wijsheid te verbergen weet. Leg af uwen hoogmoed en uwe
+begeerten, uw uitwendigen schijn en uw wilde plannen. Dat alles is voor
+u zonder nut. Dat is het eenige, wat ik u te zeggen heb.&rdquo;</p>
+<p>Op een plaats in de &bdquo;Gesprekken&rdquo; wordt verteld hoe
+Confucius, toen hij eens voor een rivier was gekomen, die hij moest
+overtrekken, een zijner leerlingen naar twee lieden zond, die daar in
+het veld werkten, om te vernemen waar men den stroom het best kon
+doorwaden.</p>
+<p>De arbeiders waren asceten (Tao&iuml;sten) die zich van de wereld
+teruggetrokken hadden. Een van hen vroeg, wie de man in den wagen was,
+die ingelicht wilde worden. De leerling noemde den naam van Confucius.
+&bdquo;Kung-kiu uit Lu? die kent de voorde&rdquo; (m. a. w. die weet
+immers alles, dus ook dit) sprak hij, keerde zich om en werkte voort.
+De andere arbeider was minder kort aangebonden, doch niet
+vriendelijker. &bdquo;Gij zijt een leerling van Confucius? Wanorde
+bedekt als een gezwollen rivier het gansche land en wie zal dat, u en
+hem ter wille, veranderen? Waarom wilt gij iemand volgen, die slechts
+hier en daar de wanorde uit den weg gaat (zinspeling op het rondtrekken
+<span class="pagenum">[<a id="pb166" href="#pb166" name=
+"pb166">166</a>]</span>van Confucius van het &eacute;&eacute;ne land
+naar het andere) en niet een, die zich geheel en al van de wereld
+terugtrekt? Zoo sprak deze en ging weer aan zijn werk.</p>
+<p>In de werken van Chwang-tsze komt Confucius er nog slechter af. Daar
+komt een stuk in voor, getiteld &bdquo;De roover Kih&rdquo;, waarin
+verteld wordt hoe Confucius zich in het leger van dezen rooverhoofdman
+begaf om hem van zijn booze wegen terug te brengen, doch door dezen
+zeer slecht werd ontvangen. De roover toch zeide:</p>
+<p>&bdquo;Gij geeft vele redeneeringen ten beste en praat maar door, u
+beroepend op de oude wijzen, zonder dat daarvoor reden is. Hoe meer gij
+spreekt, des te meer onzin komt er voor den dag. Gij voedt u, zonder te
+ploegen, gij kleedt u, zonder te weven, uw lippen staan niet stil en uw
+tong gaat als een trommelstok. Gij beslist maar wat recht en onrecht is
+en brengt daardoor alle vorsten des rijks op verkeerde wegen. Gij geeft
+aanleiding dat de geleerden zich niet bemoeien met wat hun eigenlijke
+taak is. Gij praat over kinderlijke liefde en broederlijken plicht en
+zijt toch steeds onafscheidelijk van de vorsten des rijks, de
+aanzienlijken en adellijken... Gij wilt de oude leeringen van W en Wang
+(die nergens goed voor waren) weer opflikken en gij beweert van alle
+mogelijke dingen, dat zij kunnen dienen voor de onderwijzing der
+komende geslachten. Met uw bizonder gewaad en uw nauwen gordel, met uw
+bedriegelijke redenen en huichelachtig gedrag verleidt gij de vorsten
+der staten en streeft gij naar rijkdom en eer. Een grooter roover dan
+gij is er niet: waarom noemt men u niet den roover Kiu, in plaats van
+mij den roover Kih?... Gij noemt u een man van talent: een wijze!
+Tweemaal heeft men u uit Lu weggejaagd, uit Wei moest gij vluchten, in
+T&rsquo;si kreeg men u te pakken en in Ch&rsquo;en en Ts&rsquo;ai
+hielden de soldaten u omsingeld. Voor u is er in het rijk geen plaats
+meer, waar gij uw hoofd rustig kunt neerleggen. Uwe leeringen dragen er
+schuld aan, dat uw leerling Tsze lu is terechtgesteld en zijn
+gevierendeeld lichaam boven de poort van Wei is gehangen. Gij kunt noch
+uzelf noch anderen voor onheil bewaren, wat kan uwe leer dan voor
+waarde hebben?&rdquo;</p>
+<p>Ook andere leeraars, niet behoorende tot de Tao&iuml;stische
+richting, hebben Confucius scherp aangevallen, zooals bv. in de eerste
+eeuw n. C. de beroemde Wang-Chung, die voor de oorspronkelijkste en
+scherpzinnigste van alle Chineesche wijsgeeren doorgaat en wiens talent
+en beteekenis zelfs door de <span class="pagenum">[<a id="pb167" href=
+"#pb167" name="pb167">167</a>]</span>Chineesche orthodoxie wordt
+erkend, al halen zij ook afkeurend de schouders op over den
+buitengewonen ijver en de grenzenlooze vermetelheid waarmede deze
+denker blootlegt en veroordeelt wat hij noemt de overdrijvingen en
+verzinsels van Confucius en Mencius.</p>
+<p>Tegenover al die afkeurende oordeelvellingen laten wij hier volgen
+een plaats uit het &bdquo;Onveranderlijk midden&rdquo; die ons doet
+zien hoe de leerlingen over hem dachten. Deze lofzang, want een lofzang
+is het, die hier wordt aangeheven, geeft ons tegelijk te zien wat de
+Chinees onder een &bdquo;volmaakte wijze&rdquo; verstaat en wat
+Confucius ook thans nog voor hem is.</p>
+<p>&bdquo;Confucius leverde de leeringen van de keizers Yao en Shun aan
+het nageslacht over, als waren deze (keizers) zijn voorvaderen geweest.
+Hij verklaarde de instellingen van Wen en Wu (de stichters der
+Chau-dynastie) die hij zichzelf tot voorbeeld had gesteld. Naar boven
+was hij in harmonische overeenstemming met de eeuwige bewegingen des
+hemels, beneden stond hij vast als de aarde.</p>
+<p>&bdquo;Wel mag men hem vergelijken met den hemel en de aarde, die
+alles dragen en behouden, alles beschaduwen en beveiligen. Hij is als
+de vier jaargetijden in hun wisselenden loop, als de zon en de maan met
+haar elkaar afwisselend licht.</p>
+<p>&bdquo;Alles (in het wereldgeheel) bestaat naast elkander, zonder
+dat het een het ander schade doet. De loop der jaargetijden, van de zon
+en de maan gaat voort, zonder dat zij elkaar hinderen. De kleinere
+krachten (der natuur) zijn als de stroomingen der rivieren, de grootere
+openbaren zich in groote veranderingen (omkeeringen). Dat is het wat
+hemel en aarde zoo groot maakt (de harmonie der sferen?)</p>
+<p>&bdquo;Hij slechts, die alle goede en wijze eigenschappen bezit, die
+onder den hemel kunnen bestaan, toont zich vlug in het begrijpen,
+helder in het onderscheiden, voorzichtig in het als waarheid aannemen,
+alomvattend in het weten, geschapen om te heerschen, edel van hart en
+grootmoedig, welwillend en mild, voorzichtig, opwekkend, krachtig, vast
+en volhardend, behoudend wat hij heeft verkregen, vast, de juiste
+grenzen bewarend, ernstig, nooit afwijkend van &rsquo;t (rechte) pad,
+zonder gebrek (correct), eerbied afdwingend, volkomen, scherp van
+inzicht, scherpzinnig en doordringend, bekwaam om (goed en kwaad) te
+onderscheiden.</p>
+<p>&bdquo;Alomvattend is hij en ruim, diep en nooit rustend, als een
+bron (die altijd vloeit) ter rechter tijd zijn deugden openbarend.
+<span class="pagenum">[<a id="pb168" href="#pb168" name=
+"pb168">168</a>]</span></p>
+<p>&bdquo;Alomvattend is hij en ruim, hij is als de hemel. Diep en
+nooit rustend als de bron, is hij (ondoorgrondelijk) als de afgrond.
+Hij verschijnt, en allen vereeren hem, hij spreekt, en allen gelooven
+hem, hij handelt en allen bewonderen hem! Daarom gaat zijn roem over
+het gansche rijk en dringt door tot de verste barbaren. Zoover schepen
+en menschen komen en des menschen kracht reikt, zoover de hemel zich
+welft en de aarde draagt, zoover zon en maan schijnen, rijp en dauw
+nedervallen: zoover heeft hem alles lief en eert hem, wat bloed en adem
+heeft. Daarom zegt men: Hij is als de hemel.&rdquo;</p>
+<p>&bdquo;Slechts hij, die de grootste reinheid bezit, welke onder den
+hemel mogelijk is, kan de onveranderlijke betrekkingen regelen tusschen
+de menschen onderling, de groote deugden, die den grondslag vormen,
+vaststellen en de krachten des hemels en der aarde die alles nieuw
+vormen en voeden erkennen; zou zulk een persoon steunen op een wezen of
+een ding, dat buiten hem ligt?<span class="corr" id="xd20e4096" title=
+"Niet in bron">&rdquo;</span></p>
+<p>&bdquo;Noem hem den idealen man: want hoe streeft hij naar ernst.
+Noem hem afgrond, want hij is diep. Noem hem hemel, want hij is
+ruim.&rdquo;</p>
+<p>&bdquo;Wie anders kan hem begrijpen dan die vlug is in &rsquo;t
+bevatten, klaar in &rsquo;t onderscheiden, ruim van blik in &rsquo;t
+erkennen, alomvattend in &rsquo;t weten, die alle hemelsche deugden
+bezit (die n.l. aan hem gelijk is).<span class="corr" id="xd20e4103"
+title="Niet in bron">&rdquo;</span></p>
+<p>Het zou zeer verkeerd zijn Confucius te meten met een hedendaagschen
+of een christelijken maatstaf. Hij was een zoon van zijn tijd:
+saamgegroeid met de inzichten en opvattingen, daaraan eigen, staande op
+den bodem der toenmalige moraal. Ook was hij persoonlijk niet vrij van
+zwakheden en gebreken, die hem bij herhaling vermaningen en
+waarschuwingen bezorgden, althans van &eacute;&eacute;n zijner
+leerlingen, Tsze lu. Deze trad bij meer dan eene gelegenheid als de
+ware ridder op. Confucius had steeds geijverd tegen oproerige
+onderdanen en beambten: toch was tweemaal de waarschuwende stem van
+Tsze lu noodig om den in al zijn droomen en verwachtingen van
+staatkundig en sociaal hervormer teleurgestelden man, te verhinderen om
+ontrouw te worden aan zijn eigen leer.</p>
+<p>&bdquo;Ja,&rdquo; roept hij eens uit, als Tsze lu hem de tegenspraak
+doet gevoelen, die er tusschen zijn woorden en zijn daden zou liggen,
+&bdquo;ja, ik heb gezegd dat een edel man zich niet inlaat met hen die
+kwaad doen; maar zegt men niet: wat werkelijk hard is kan geslepen
+worden zonder dunner te worden en wat werkelijk <span class=
+"pagenum">[<a id="pb169" href="#pb169" name="pb169">169</a>]</span>wit
+is kan in een donkere vloeistof gedompeld worden zonder dat het zwart
+wordt? Ben ik dan een bittere komkommer? Hoe kan ik er voor bewaard
+blijven gegeten te worden?&rdquo; Bij een andere gelegenheid, als een
+oproermaker hem tot zich roept, zegt hij: &bdquo;Het moet toch een
+reden hebben, dat hij mij bij zich verzoekt! Als iemand mij maar
+gebruiken kon, hoe zou ik een ander westelijk Chau tot stand
+brengen!<span class="corr" id="xd20e4112" title=
+"Niet in bron">&rdquo;</span> (Chau was het vaderland der regeerende
+dynastie en in oude tijden het voorbeeld van een goed bestuurden,
+gelukkigen staat).</p>
+<p>De zucht om een politieke rol te spelen, schijnt van alle zwakheden
+van Confucius, die de overlevering ons meedeelt, de grondslag te zijn
+geweest. Zoo b.v. toen hij er toe kwam om in het gevolg van den vorst
+van Wei en diens slecht te boek staande vrouw door de straten der
+hoofdstad te rijden en het volk hem nariep: &bdquo;Ondeugd voorop en
+deugd achteraan&rdquo;, of&mdash;toen diezelfde dame hem in
+audi&euml;ntie ontving en hij zich tegenover Tsze lu met de woorden
+&bdquo;Waarin ik tekort geschoten ben moge de hemel mij
+straffen,&rdquo; rechtvaardigde. Toen hij den eed brak, dien hij aan
+den commandant van Pu had gedaan, om niet naar Wei te gaan, zeide hij
+tot zijn verontschuldiging: &bdquo;Het was een gedwongen eed, zulk een
+hooren de geesten niet.<span class="corr" id="xd20e4117" title=
+"Niet in bron">&rdquo;</span></p>
+<p>In den tijd van Confucius en nog lang daarna heerschte in China de
+bloedwraak.</p>
+<p>&bdquo;Met den moordenaar zijns vaders mag de zoon niet onder
+denzelfden hemel leven, tegen den moordenaar zijns broeders moet een
+man nooit naar huis terug behoeven te gaan om een wapen te halen, met
+den moordenaar van een vriend mag een man niet in denzelfden staat
+wonen<span class="corr" id="xd20e4124" title="Bron: .">,</span>&rdquo;
+heet het in het boek der gebruiken, en deze voorschriften heeft
+Confucius uitdrukkelijk bekrachtigd.</p>
+<p>Bij den regel, dat de zoon op een mat van gras moest slapen, met
+zijn schild als hoofdkussen, totdat hij den moordenaar zijns vaders had
+gedood; dat hij op de marktplaats en aan het hof het wapen steeds bij
+de hand moest hebben om hem te treffen, heeft de zin, dat men anderen
+niet doen moet, wat men niet wil dat zij u aandoen een buitengewoon
+praktische beteekenis. Het kan ons dan ook niet verwonderen, dat, als
+een zijner leerlingen vraagt, of er geen woord is, dat als regel voor
+de verhoudingen van het gansche leven kan dienen, hij dezen antwoordt:
+&bdquo;Is niet <i>wederkeerigheid</i> zulk een woord? Dat het verder
+strekkend beginsel: kwaad <span class="pagenum">[<a id="pb170" href=
+"#pb170" name="pb170">170</a>]</span>met goed vergelden, ontbreekt, is
+wel natuurlijk: een ander leerling kreeg dan ook op een vraag, hierop
+betrekkelijk, ten antwoord: &bdquo;En waarmee zal men dan goed
+vergelden? Vergeldt het booze met rechtvaardigheid en goed met
+goed.&rdquo; Het komt geheel en al overeen met de strenge opvatting van
+den wijze, dat op een andere plaats hem, die anders handelt (kwaad met
+goed dus vergeldt) vrees als beweegreden wordt toegeschreven.</p>
+<p>In de positieve zedeleer van Confucius kon deze mildere opvatting
+geen plaats vinden: wel in de theosophie van <span class="corr" id=
+"xd20e4136" title="Bron: Lao-tsze">Lao tsze</span>, gelijk dan ook het
+beginsel &bdquo;Vergeldt kwaad met goed,&rdquo; in den Tao-teh-king
+voorkomt.</p>
+<p>De leer welke Confucius verkondigde en verklaarde laat zich in
+&rsquo;t wezenlijke hierin samenvatten (zooals wij reeds opmerkten) dat
+ieder zichzelf moet opvoeden om anderen, die hem door leeftijd en
+positie ondergeschikt zijn, te kunnen opvoeden. Terwijl dus voor den
+een het opvoeden en het bevelen tot plicht wordt gemaakt, wordt den
+ander gehoorzaamheid ingescherpt: doch geen absolute, die in ieder
+geval moet worden betracht: de zoon toch zoowel als de ambtenaar moeten
+hun vader of vorst als hij afdwaalt, terugvoeren op het pad der
+deugd.</p>
+<p>&bdquo;Hoe zal men een vorst dienen,&rdquo; vraagt Tsze lu en
+Confucius antwoordt: &bdquo;Bedrieg hem niet en wederspreek hem in
+&rsquo;t aangezicht.&rdquo; Op de vraag, of een zoon in elk geval het
+bevel zijns vaders moet gehoorzamen antwoordt Confucius: &bdquo;Wat
+zijn dat voor redenen! Als in oude tijden een keizer al geen goede
+grondbeginselen had, doch zeven ministers, die hem waarschuwden, dan
+verloor hij het rijk niet. Als een leenvorst vijf zulke ministers had
+ging zijn huis niet onder. Als een geleerde een vriend had, die hem
+waarschuwde, zoo behield hij zijn goeden naam en als een vader een zoon
+had, die hem de dingen die verkeerd waren bevolen, onder het oog
+bracht, zoo deed hij niets dat onrechtvaardig was. Daarom, indien er
+gevaar is dat er onrecht zal worden gepleegd, mag een zoon niet
+aarzelen dit zijn vader, noch een minister dit zijn vorst onder het oog
+te brengen. Wanneer het aldus plicht is reeds tegen onrecht, dat nog
+staat te geschieden, op te treden, zou het dan kinderlijk zijn om een
+bevel zijns vaders, dat onrecht in zich sluit, te
+gehoorzamen?&rdquo;</p>
+<p>Het &bdquo;Boek der kinderlijke liefde,&rdquo;<a class="noteref" id=
+"xd20e4146src" href="#xd20e4146" name="xd20e4146src">6</a> &bdquo;De
+groote leer,&rdquo;<a class="noteref" id="xd20e4149src" href=
+"#xd20e4149" name="xd20e4149src">7</a> <span class="pagenum">[<a id=
+"pb171" href="#pb171" name="pb171">171</a>]</span>en &bdquo;Het
+onveranderlijke midden,&rdquo;<a class="noteref" id="xd20e4154src"
+href="#xd20e4154" name="xd20e4154src">8</a> behelzen de grondstellingen
+der leer van Confucius in meer geordenden en samenhangenden vorm, dan
+dit in de &bdquo;Gesprekken en uitingen&rdquo; het geval is. Eenige
+aanhalingen uit deze drie werken zullen zeker bijdragen tot recht
+verstand der leer van Confucius.</p>
+<p>&bdquo;De kinderlijke liefde is de wortel van iedere deugd, waaruit
+de volkomendheid voortkomt.</p>
+<p>&bdquo;Het lichaam (tot op de huid en de haren toe), dat men van
+zijn ouders ontvangen heeft niet te beschadigen, is de aanvang der
+kinderlijke liefde,<a class="noteref" id="xd20e4161src" href=
+"#xd20e4161" name="xd20e4161src">9</a> zich (geestelijk) te volmaken en
+overeenkomstig (die volmaking) te handelen en zijn naam aan toekomstige
+geslachten over te leveren, opdat de ouders ge&euml;erd worden: dat is
+de voleindiging der kinderlijke liefde.<a id="xd20e4167" name=
+"xd20e4167"></a></p>
+<p>&bdquo;Want kinderlijke liefde begint met de ouders te dienen, de
+dienst van den vorst is het midden, voor nakomelingschap zorg te dragen
+is het einde.</p>
+<p>Wat &bdquo;De groote leer&rdquo; onderwijst is: de deugd te
+beoefenen, het volk op te voeden, in de volkomenheid te volharden.</p>
+<p>&bdquo;Ieder ding heeft zijn wortelen en zijn takken, ieder streven
+zijn begin en zijn doel: te weten wat begin en doel zijn, dat is de
+beteekenis der &bdquo;Groote leer&rdquo; te verstaan.</p>
+<p>&bdquo;In oude dagen schiepen zij, die wenschten dat de deugd
+beoefend werd in het gansche land, eerst orde, ieder in zijn eigen
+gebied (leenvorstendom<span class="corr" id="xd20e4177" title=
+"Bron: .)">).</span> Om dit te bereiken schiepen zij orde in hunne
+famili&euml;n en om die te verkrijgen streefden zij er naar zichzelf te
+volmaken. Om zich te volmaken reinigden zij hunne harten en om die
+loutering te verkrijgen streefden zij naar kennis van hun eigen geest.
+Om zelfkennis te verkrijgen, trachtten zij hun wetenschap te
+vermeerderen en die vermeerdering werd door het onderzoeken van alle
+dingen aangebracht.</p>
+<p>&bdquo;Van den keizer af tot de groote volksmassa toe: ieder moet de
+reiniging van het eigen ik als de wortel van al het andere beschouwen.
+Wordt de wortel verwaarloosd, zoo kan niets, wat uit haar voorkomt,
+goed zijn: het is nog nooit <span class="pagenum">[<a id="pb172" href=
+"#pb172" name="pb172">172</a>]</span>voorgekomen, dat iemand voor
+geringe zaken groote opmerkzaamheid en tegelijk voor gewichtige zaken
+geringe opmerkzaamheid had (m. a. w. die in het kleine getrouw is, zal
+ook in het groote getrouw zijn). &bdquo;Wat bedoeld wordt met:
+&bdquo;Het geluk en de vrede des rijks hangen van de regeering der
+staten af&rdquo; is dit: &bdquo;Als de vorst zeer oude lieden
+behandelt, zooals dat behoort, zal er in het volk kinderlijke liefde
+heerschen, als hij de ouden zoo behandelt, zal men broederlijk zich
+voegen naar elkaar, als hij de jongeren en zwakken liefdevol behandelt
+zal het volk datzelfde doen. Zoo heeft de heerscher een maatstaf,
+waarmede hij als met een winkelhaak zijn gedrag kan afmeten.</p>
+<p>&bdquo;Wat een man bij die over hem gesteld zijn niet bevalt, moet
+hij ook tegenover zijn ondergeschikten niet doen; wat hem bij zijn
+ondergeschikten niet bevalt, zal hij niet doen tegenover zijne
+meerderen; wat hij niet van den rechterkant ontvangen wil zal hij aan
+den linker niet geven, wat hij van den linker niet ontvangen wil aan
+den rechterkant niet.</p>
+<p>&bdquo;Daar is ook een middel om den welstand des lands te
+bevorderen: veel voortbrengers, weinig verteerders. Laat er heerschen
+werkzaamheid in het voortbrengen, en spaarzaamheid in het gebruik, dan
+zal de voorraad altijd voldoende zijn.</p>
+<p>&bdquo;Wat de mensch van den hemel ontvangen heeft is de (goede
+ware) natuur; wie in overeenstemming met deze natuur handelt, wandelt
+op het pad van den plicht; dit pad te betreden leert de mensch door
+onderwijzing.</p>
+<p>&bdquo;Het pad mag ook niet voor een oogenblik verlaten worden, kon
+het (nl. zonder schade) verlaten worden, dan was het niet het (rechte)
+pad. Daarom wacht de hoogere mensch niet om voorzichtig te zijn tot hij
+(iets) ziet, en om bezorgd te zijn tot hij (iets) hoort.</p>
+<p>&bdquo;Niets is meer zichtbaar dan wat verborgen is, niets in het
+oog vallender, dan wat onbeduidend is, daarom waakt de hoogere mensch
+over zichzelf, als hij alleen is.</p>
+<p>&bdquo;Als noch vergenoegdheid, noch ergernis, noch kommer, noch
+vreugde zich laten gelden, dan kan men wel zeggen, dat de geest zich in
+een toestand van evenwicht bevindt. Zijn deze gevoelens echter opgewekt
+en werken zij in juiste maat en verhouding, zoo ontstaat daaruit, wat
+men harmonie kan noemen. Dit evenwicht is de wortel, waaruit alle
+menschelijke handelingen in de wereld voortkomen, deze harmonie is de
+weg, dien allen moeten inslaan. Waar evenwicht en harmonie in
+volkomenheid heerschen is er orde in <span class="pagenum">[<a id=
+"pb173" href="#pb173" name="pb173">173</a>]</span>hemel en op aarde en
+alles zal gevoed worden en gedijen.</p>
+<p>&bdquo;Vier plichten heeft de wijze te betrachten, die ik nog niet
+geleerd heb te vervullen (zoo voegt de schrijver er bij): mijn vader te
+dienen, zooals ik wenschen zou dat mijn zoon mij diende, mijn vorst te
+dienen, zooals ik wenschen zou, dat mijn beambten mij dienden, mijn
+ouderen broeder te dienen, zooals ik wenschen zou, dat mijn jongere
+broeder mij diende; jegens mijn vriend te handelen, zooals ik wenschen
+zou dat hij jegens mij handelde, (de vijfde betrekking, die tusschen
+echtgenooten, is hier weggelaten, wellicht omdat noch Confucius, noch
+zijn kleinzoon, aan wien het &bdquo;Onveranderlijke midden&rdquo; wordt
+toegeschreven, in hun huwelijken gelukkig waren: beiden toch hebben
+zich van hunne vrouwen gescheiden).</p>
+<p><span class="corr" id="xd20e4202" title=
+"Niet in bron">&bdquo;</span>De wijze doet, wat aan de plaats, die hij
+inneemt, past: hij wenscht zich daarboven niet te verheffen. Rijk en
+ge&euml;erd doet hij, wat een rijk en ge&euml;erd man betaamt, arm en
+eenvoudig doet hij, wat den arme en eenvoudige betaamt. Is hij door
+barbaren omgeven: hij doet wat aan den toestand past, is hij door
+kommer en zorgen geplaagd, hij handelt overeenkomstig zijn toestand:
+altijd blijft hij zichzelf.</p>
+<p>&bdquo;Is hij in een hoogen rang, hij behandelt zijn ondergeschikten
+niet met verachting, is hij een ondergeschikte, zoo zoekt hij geenszins
+de gunst zijner meerderen te bejagen: hij regelt zich zelf en verwacht
+niets van anderen, zoo vermijdt hij teleurstellingen: hij maakt den
+hemel geen verwijten, noch wordt op de menschen verbitterd.</p>
+<p>&bdquo;Zoo verwacht de wijze, rustig en vroolijk, wat de hemel
+besluiten wil, de gewone mensch echter wandelt op een gevaarlijken weg
+en ziet naar gunstige gelegenheden uit.</p>
+<p>&bdquo;De meester (Confucius) zegt: Bij het boogschieten hebben wij,
+wat aan de houding des wijzen beantwoordt. Als de schutter het doel
+heeft gemist, draait hij zich om en zoekt de oorzaak van het mislukken
+bij zichzelf.</p>
+<p>&bdquo;Met de rechte mannen (aan het hoofd) gedijt de regeering;
+evenals de plantengroei uit de aarde voortkomt en de bijen de jonge
+larven verplegen en tot bijen opvoeden: zoo voeden de regeerders het
+volk op.</p>
+<p>&bdquo;Het geheim eener goede regeering is: de rechte mannen te
+vinden: ze te vinden hangt van het karakter des heerschers af; het
+karakter wordt door plichtsvervulling gevormd en deze plichtsvervulling
+wordt verlicht en gesterkt door liefde tot welwillendheid.</p>
+<p>&bdquo;De wederkeerige plichten, die alle menschen tegenover
+<span class="pagenum">[<a id="pb174" href="#pb174" name=
+"pb174">174</a>]</span>elkaar hebben, zijn vijf in getal, de
+eigenschappen waardoor zij uitgeoefend worden zijn er drie.</p>
+<p>&bdquo;Deze plichten zijn: die tusschen vorst en minister, tusschen
+vader en zoon, tusschen man en vrouw, tusschen ouderen en jongeren
+broeder en tusschen vrienden.</p>
+<p><span class="corr" id="xd20e4223" title=
+"Niet in bron">&bdquo;</span>Dit zijn de plichten der wederkeerige
+betrekking, die ieder heeft te vervullen. De drie eigenschappen echter
+zijn; weten, willen en kunnen, welke ieder moet bezitten. Dat, waardoor
+deze eigenschappen de vervulling der plichten mogelijk maken is:
+ernstig streven.</p>
+<p>&bdquo;Eenigen worden met de kennis dezer plichten geboren, anderen
+verwerven deze kennis door navorschen, nog anderen nadat zij hun
+onwetendheid op smartelijke wijze hebben ondervonden. Doch wanneer de
+kennis eenmaal verworven is, is het onverschillig, op welken weg zij
+verkregen werd. Eenigen oefenen de plichten uit, zonder moeite, als
+iets dat vanzelf spreekt, anderen om daaruit voordeel te trekken; voor
+wederom anderen is aan de uitoefening groote moeite verbonden. Doch
+wanneer zij slechts uitgeoefend worden, komt dit op hetzelfde neer.</p>
+<p>&bdquo;De meester sprak: Leeren willen komt het weten zeer nabij;
+zich ernstig bemoeien het willen; zich (over iets dat verkeerd ging)
+schamen het kunnen.</p>
+<p>&bdquo;Hij, die deze drie dingen kan, is in staat zichzelf te
+volmaken: wie zich zelf volmaken kan, kan anderen beheerschen, wie
+anderen beheerschen kan, kan het rijk regeeren met al zijne staten en
+famili&euml;n.</p>
+<p>&bdquo;De beheerschers des rijks hebben negen regels te volgen:
+zichzelf te volmaken, deugdzame en talentvolle mannen te eeren, hun
+bloedverwanten lief te hebben, hun ministers te achten, alle beambten
+vriend&rsquo;lijk te behandelen, het volk als hunne kinderen te
+beschouwen, handwerkslieden aan te moedigen, vreemden met zorg en de
+vorsten der leenstaten met welwillendheid te behandelen. Zichzelf te
+beproeven en te reinigen, acht te geven op zijne kleeding en op zijne
+bewegingen, dat zij beantwoorden aan de voorschriften der
+betamelijkheid: dat is de wijze waarop de heerscher zich moet volmaken.
+Overtreders moet hij afwijzen en zichzelf voor de verzoekingen der
+schoonheid bewaren. Rijkdom te verachten en deugd te eeren, dat is de
+wijze, waarop men mannen van waarde en van talenten aanmoedigt: hun
+eereplaatsen en inkomsten te geven, met hen te deelen in wat hun
+behaagt en hun mishaagt, dat zijn de middelen om aan zijne
+bloedverwanten <span class="pagenum">[<a id="pb175" href="#pb175" name=
+"pb175">175</a>]</span>te leeren u lief te hebben. Den ministers
+talrijke ambtenaren ter beschikking te geven en hun veel opdrachten toe
+te vertrouwen, dat is de weg om de ministers aan te sporen. De weg om
+de groote menigte ambtenaren aan te moedigen is: hun vertrouwen
+schenken en goed bezoldigen. Die om het volk moed in te storten is:
+hunnen dienst slechts te vorderen ter rechter tijd en de eischen licht
+te maken. De weg om de handwerkslieden aan te sporen is: hen dagelijks
+op de proef te stellen, hen maandelijks prijsvragen te laten oplossen
+en hen daarbij te laten uitvoeren, wat aan hun neiging beantwoordt.</p>
+<p><span class="corr" id="xd20e4237" title=
+"Niet in bron">&bdquo;</span>Menschen uit vreemde landen met tact te
+behandelen, dat is: hen bij het afscheid te begeleiden en bij aankomst
+hen tegemoet te gaan, de goeden onder hen te prijzen en de zwakken te
+verschoonen.</p>
+<p><span class="corr" id="xd20e4241" title=
+"Niet in bron">&bdquo;</span>Famili&euml;n, wier nakomelingschap in de
+rechte lijn is te gronde gegaan weer herstellen en leenstaten, die
+onder zijn gegaan, opnieuw grondvesten, rust herstellen in staten,
+waarin onrust heerscht, die te ondersteunen, waarin gevaar dreigt,
+bepaalde tijden hebben voor de ontvangst van vorsten en hun afgezanten
+bij het hof, hen na rijkelijk onthaal weer laten gaan, hen welkom
+heeten, ook als zij met geringe gaven komen: dat is de vorsten der
+staten liefhebben.</p>
+<p>&bdquo;Allen, wien de regeering des rijks ten deel valt, hebben deze
+negen regelen te betrachten en het middel, waardoor zij ten uitvoer
+kunnen worden gebracht, is ernstig streven.&rdquo;</p>
+<p>Zooals men ziet, het zijn regelen van wereldwijsheid, die Confucius
+en zijne leerlingen na hem onderwezen; de kunst een goed huisvader,
+beambte, minister, vorst en keizer te worden, den plicht van zijn eigen
+betrekking te vervullen en toe te zien, dat anderen dit eveneens doen.
+Het is een soort huisbakken wijsbegeerte, die begint met de liefde van
+het kind tot den vader en eindigt met de liefde des keizers tot zijn
+volk. Soms is zij niet al te klaar in haar grondslag en ontwikkeling
+(de vertalers en uitleggers van den grondtekst kunnen daar echter ook
+wel schuld aan hebben) maar verstaanbaar genoeg toch om ons te toonen
+hoe de Chineezen dachten en nog denken. De straks aangehaalde
+uitspraken toch komen telkens weer terug: niet alleen in philosophische
+verhandelingen, maar ook in staatsstukken, ambtelijke en particuliere
+brieven. Daarom juist is eenige, zij het ook oppervlakkige kennis der
+Chineesche philosophie voor ieder noodig, <span class="pagenum">[<a id=
+"pb176" href="#pb176" name="pb176">176</a>]</span>die inzicht wil
+verkrijgen in den tegenwoordigen toestand van China.</p>
+<p>Even zoo min als Confucius de schepper was van de door hem
+voorgedragen leer is de beknopte, spreukmatige, soms eenigszins
+mystieke vorm, waarin deze leer ons bewaard gebleven is, eene
+uitvinding van hem en van zijne leerlingen. Deze bestond reeds van ouds
+en schijnt de vorm geweest te zijn, waarin men in China steeds de
+leeringen der wereldwijsheid placht te kleeden.</p>
+<p>Toen Confucius in 517 v. C. Lo yang bezocht, zag hij daar, in de
+voorvaderengalerij van het keizerlijk paleis, de gouden beeldzuil van
+een man, wiens lippen met drie naalden waren saamgehecht en op wiens
+rug het volgende opschrift stond:</p>
+<p>&bdquo;In oude tijden spraken de menschen weinig. Het zou goed zijn
+hen na te volgen; want zij, die veel spreken, zijn er zeker van veel te
+zeggen, dat beter onuitgesproken ware gebleven.</p>
+<p>&bdquo;Ieder zal arbeiden in verband met wat hij noodig heeft. Als
+hij boven zijn kracht werkt, zal hij slechts zijn zorgen en zijn
+teleurstellingen vermeerderen. Zelfs in datgene wat de mensch (denkend)
+nastreeft, moet hij maat houden.</p>
+<p>&bdquo;Denk niet te veel om verstrooiing of rust: wie dat doet zal
+geen van beide verkrijgen.</p>
+<p>&bdquo;Doe niet wat u wellicht vroeger of later berouwen kan gedaan
+te hebben.</p>
+<p>&bdquo;Laat niet na een gebrek te verhelpen, omdat het klein is. Het
+moge in den aanvang klein zijn, straks gaat het misschien aan het
+groeien, totdat het u er onder brengt.</p>
+<p>&bdquo;Als iemand nalaat tegen kleine ongerechtigheden op te treden,
+zal hij weldra in het geval verkeeren van tegen groot onrecht te moeten
+strijden.</p>
+<p>&bdquo;Wees behoedzaam met uw woorden zoowel als met uw handelingen.
+Geloof niet dat niemand u ziet en hoort, omdat gij alleen zijt maar
+denk er aan dat de geesten overal zijn.</p>
+<p>&bdquo;Een huis kan verwoest worden door een smeulend vuur, terwijl
+een groote vlam licht wordt bemerkt en uitgebluscht. Een stroom wordt
+gevormd door het water van vele beken, een strik, die zoo sterk is, dat
+hij niet licht wordt gebroken, bestaat uit vele draden.</p>
+<p>&bdquo;Een spruit, wier wortels nog niet diep zijn doorgedrongen,
+kan licht worden uitgetrokken: is het haar toegestaan een boom te
+worden, dan moet men naar de bijl grijpen. <span class=
+"pagenum">[<a id="pb177" href="#pb177" name="pb177">177</a>]</span></p>
+<p>&bdquo;Uit den mond van een mensch kunnen scherpe pijlen komen die
+verwonden en gloeiende kolen, die verbranden: hoedt u dus, dat zulken
+uit uwen mond niet uitgaan om anderen te schaden.</p>
+<p>&bdquo;Geloof niet dat, wijl gij in het volle bezit uwer kracht
+zijt, gij zonder gevaar waagstukken kunt ondernemen; er is niemand, hoe
+sterk hij ook moge zijn, die niet iemand vinden kan, sterker dan hij,
+die hem op den grond werpt.</p>
+<p>&bdquo;Een oproermaker, die geen rechtvaardigen grond (voor zijn
+verzet) heeft, zinkt tot op het laagste peil der maatschappij neer,
+doch een onrechtvaardig heerscher wekt ontevredenheid op, terwijl de
+voorzichtige willig gehoorzaamd wordt.</p>
+<p>&bdquo;De massa der menschen, het volk, gelijk men het gewoonlijk
+aantreft, heeft weinig doorzicht, noch weet met het onbekende te
+rekenen. Alzoo kunnen zij slechts de leiding van anderen volgen.
+Daarom, wanneer zij dikwijls met diegenen in aanraking komen, die
+voorzichtig, deugdzaam en verstandig zijn, die goede zeden volgen, dan
+zullen zij onmerkbaar er toe komen dezulken na te volgen en zoo ook
+wederkeerig anderen tot een voorbeeld worden.</p>
+<p>&bdquo;Mijn mond is gesloten, ik kan niet spreken. Het is vergeefs
+mij te vragen, ik kan uwen twijfel niet wegnemen en zelf heb ik niets
+te vragen. Wanneer ook datgene wat ik leer een raadsel schijnt, is het
+daarom toch niet minder waar. Ik sta boven u en toch kan niemand iets
+tegen mij hebben, welk sterveling kan dit van zichzelf zeggen?</p>
+<p>&bdquo;Vergeet niet dat de hemel geen gunstelingen kent, doch
+tegenover allen even rechtvaardig is.</p>
+<p>&bdquo;Hoe vol ook de zee moge zijn, de stroomen gaan voort daarin
+zich uit te storten, zonder dat zij haar grenzen uitbreidt.</p>
+<p><span class="corr" id="xd20e4290" title=
+"Niet in bron">&bdquo;</span>Overlegt zorgvuldig alles, wat ik u gezegd
+heb, en ik zal niet vergeefs hebben gesproken.&rdquo;</p>
+<p>Toen Confucius dit inschrift las, wendde hij zich tot zijn
+begeleiders en zeide, dat dit in weinige woorden alles behelsde, wat
+voor de menschen het nuttigste was te weten, en dat, wie dit ter harte
+nam en navolgde, niet ver van de volkomenheid zou zijn, waarnaar
+iedereen streven moest. Dat het van invloed geweest is op zijne
+opvatting der philosophische vraagstukken is ontwijfelbaar.</p>
+<p>&bdquo;Na den dood van Confucius was het met zijne leer gedaan en
+nadat zijne leerlingen gestorven waren, werd deze verbasterd&rdquo;,
+zoo bericht men ons. De onrustige tijden hebben daartoe zeker het hunne
+bijgedragen: de Chau dynastie gaat <span class="pagenum">[<a id="pb178"
+href="#pb178" name="pb178">178</a>]</span>onder zwakke en bedorven
+heerschers haar einde tegemoet, vele der kleine vorstendommen
+verdwijnen in den voortdurenden strijd tusschen de leenvorsten
+onderling, of worden, hoewel zij hun naam behouden, toch feitelijk door
+machtige naburen opgeslokt; de groote staten kampen onder elkaar om de
+opperheerschappij; het besef, dat, wie het ten slotte wint, de
+keizerskroon zal verwerven, komt hoe langer hoe sterker op; het geloof
+aan de oude waarheden en beginselen is geschokt, dwaalleeringen
+(althans in het oog der orthodoxie) duiken overal op: zoowel ten
+opzichte van de regeering als van de wijsbegeerte: het gezag van
+Confucius wordt op zij gezet.</p>
+<p>Daar komt eensklaps een kampvechter in het krijt, een leerling, die
+den meester bijna evenaart en met geweldige kracht de banier der
+orthodoxe philosophie weer opheft. Over hem willen we thans
+spreken.</p>
+</div>
+</div>
+<div id="ch5.3" class="div2 section"><span class="pagenum">[<a href=
+"#toc">Inhoud</a>]</span>
+<div class="divHead">
+<h3 class="main">III. Mencius.</h3>
+</div>
+<div class="divBody">
+<p class="first">Meng (Mang) k&oacute; of Meng tsze=de wijsgeer Meng,
+verlatijnscht tot Mencius, werd in het jaar 371 v. C. als afstammeling
+van de drie groote famili&euml;n van Lu geboren: een geslacht dat in de
+dagen van Confucius om de heerschappij in den staat had gestreden, maar
+sedert verarmd en gedaald was. Zijn vader schijnt vroeg gestorven te
+zijn: in ieder geval heeft hij geen invloed op de opvoeding en de
+ontwikkeling van zijn zoon uitgeoefend: des te meer echter de moeder,
+wier aandenken nog heden onder het volk voortleeft, als die van een
+voorbeeld voor alle moeders. Zij zorgde, dat haar zoon in een goede
+omgeving verkeerde en goed werd onderricht, spoorde hem door raad en
+voorbeeld tot vlijt aan en bleef ook in zijn latere levensjaren (zij
+stierf, toen Mencius reeds de 50 overschreden had) zijn trouwe
+raadgeefster en steun. Toen haar zoon, dien zij op zijne rondzwervingen
+vergezeld had, zijn ambt in het vorstendom Tsi wilde opgeven, doch om
+harentwille aarzelde, moedigde zij hem zelf aan zijn eigen beter
+inzicht te volgen en bracht zoo het oude voorschrift in toepassing, dat
+de moeder haar zoon gehoorzaam moet zijn.</p>
+<p>Over de leerjaren van Mencius is niet veel bekend: hij schijnt een
+leerling van Confucius&rsquo; kleinzoon te zijn geweest. In zijn
+vaderland (de leenstaat, waar hij thuis behoorde) verzamelde hij een
+groot aantal leerlingen rondom zich, in wier midden hij leefde en
+werkte en die, zooals de gewoonte het toen medebracht, te zamen naar
+hun krachten en middelen voor zijn levensonderhoud zorgden. Die rustige
+leeraarsloopbaan <span class="pagenum">[<a id="pb179" href="#pb179"
+name="pb179">179</a>]</span>schijnt hem echter niet bevredigd te hebben
+en in 331, toen hij 40 jaar was geworden, trok hij met eenigen zijner
+leerlingen er op uit om aan de hoven der kleine vorstendommen
+allereerst, zijn loopbaan als politiek hervormer te beginnen. De tijd
+scheen voor een dergelijke onderneming, door een zelfbewust man op touw
+gezet, gunstig te wezen en het ontbrak Mencius noch aan zelfbewustzijn,
+noch aan den moed om vrijuit te spreken. De voortdurende twisten,
+waarin de kleine vorstendommen nu eens onderling, dan eens met het
+machtige, opbloeiende Tsin verkeerden (want het centraal gezag, het
+keizerschap, was feitelijk nog slechts een naam) had aan een menigte
+politieke avonturiers de deur geopend tot de hoogste waardigheden en de
+invloedrijkste ambten. Nog maar weinige jaren geleden, in 333, was het
+een hunner, Suts&rsquo;in gelukt, de meest beteekenende politieke daad
+van dien tijd: den bond der zes staten Yen, Chao, Han, Wei, Tsi en Tsu,
+tegenover Tsin tot stand te brengen. Welnu, wat Suts&rsquo;in en
+anderen mogelijk was geweest, kon den met volle verachting voor de
+politieke avonturiers bezielden Mencius niet onbereikbaar voorkomen.
+Waarom zou hij, die met een gansche schat van geleerdheid was toegerust
+en die geen eigenbelang, maar edele doeleinden nastreefde, niet kunnen
+verkrijgen, wat aan die lieden welke van hof tot hof trokken en zich
+aan den meestbiedende aanboden, mogelijk toescheen? Zoo trok hij in 331
+naar den naburigen staat Ts&eacute;, en nadat hij daar tot 323 zonder
+veel succes een staatsambt had bekleed, naar Sung, Su, Tao, Tang, Leang
+en van 318 tot 311 ten tweeden male naar Ts&eacute;. Eindelijk keerde
+hij, ontmoedigd en ontgoocheld, na vele mislukte pogingen, in 309 naar
+Lu terug. Daar leefde hij nog 20 jaren als ambteloos burger voort,
+slechts in beslag genomen door zijn onderricht geven en de voltooiing
+zijner werken. Hij stierf in 289 v. C., vergeten en zonder dat zijn
+heengaan ontroering wekte, tenzij bij zijn naaste leerlingen. Wel werd
+zijn waarde reeds door de schrijvers der 2<sup>e</sup> eeuw v. C.
+erkend, welke alleen Confucius boven hem stelden, doch nog 1300 jaren
+gingen voorbij, eer hij de keizerlijke canonisatie verkreeg en in
+Confucius&rsquo; tempels een plaats vond.</p>
+<p>Mencius was een veel strenger man dan Confucius: de humor van dezen
+wijsgeer, die zich er over vermaken kon, dat een boer van hem, die
+juist op de vlucht was, zeide, dat hij er uitzag als een verloopen
+hond, was Mencius vreemd. Heerschzuchtig en strijdvaardig, laat Mencius
+de grootste aanspraken <span class="pagenum">[<a id="pb180" href=
+"#pb180" name="pb180">180</a>]</span>gelden tegenover vorsten en
+staatslieden, die hem hoffelijk tegemoet komen. Dikwijls zondigt hij,
+terwijl hij toch plan heeft zichzelf niet te vergeten, niet slechts
+tegen de regelen der etiquette, maar ook tegen die der hoffelijkheid.
+Toch verhindert hem dit niet rijke geschenken van vorsten aan te nemen
+en met een groot gevolg van menschen en rijtuigen op hunne kosten in
+het land om te trekken. Hij is een strijder, die met grooten ijver
+tegen alle leeringen in het krijt treedt, welke hem niet orthodox
+toeschijnen, een sociaal politicus, die den regel &bdquo;Alles voor het
+volk&rdquo; met een energie en een openhartigheid voorstaat, die aan
+den zachteren, meer bedachtzamen Confucius vreemd was.</p>
+<p>Ook zuiver philosophische vragen, zooals die van de natuur der
+menschen, lichtte hij met veel meer beslistheid en uitvoerigheid toe
+dan Confucius<span class="corr" id="xd20e4319" title="Bron: .">,</span>
+die zich meestal met een eenvoudige bevestiging vergenoegde. Ook
+tegenover een soort Cynische richting,<a class="noteref" id=
+"xd20e4322src" href="#xd20e4322" name="xd20e4322src">10</a> die zich
+naast of nevens het Tao&iuml;sme steeds meer deed gelden en tegen de
+meer humane richting der Mihisten trad hij met groote beslistheid
+op.</p>
+<p>De veranderde tijdsomstandigheden brachten voorzeker mede, dat de
+persoonlijke houding en de leerwijze van Mencius een andere was dan die
+van zijn voorganger. Ook is het een feit, dat de dwalingen, die Mencius
+meende te moeten bestrijden, zich eerst na den dood van Confucius
+hadden ontwikkeld. De werken van Mencius leveren het bewijs, dat vele
+der vragen en problemen, die ons thans zoo telkens weer bezighouden,
+reeds toen aan de orde waren. Ook was het gevolg van den strijd
+dikwijls als nu: dat ieder op zijn eigen standpunt bleef staan.</p>
+<p>&bdquo;Het volk&rdquo; zegt Mencius, &bdquo;is het belangrijkste
+element in een land, dan volgen de godheden van akker en koren: de
+vorst is het minst gewichtig.&rdquo; Bij een andere gelegenheid zegt
+Mencius tegen den vorst &bdquo;Wanneer een heerscher zijn ministers als
+zijn handen en voeten beschouwt, zoo zien zij hem voor hun hart en hun
+maag aan. Als hij hen beschouwt als zijn paarden en honden, dan zien
+zij hem voor een gewoon mensch aan (iemand, die geen eerbied verdient).
+Ziet hij hen aan als aarde en gras (waarop men treedt en dat men
+afmaait) dan zien zij hem voor een roover en vijand aan.&rdquo;
+<span class="pagenum">[<a id="pb181" href="#pb181" name=
+"pb181">181</a>]</span></p>
+<p>Deze opvatting van de plaats en de plichten der hoogste
+staatsbeambten staat niet in tegenspraak met het goddelijk recht der
+vorsten, zooals de oude schriften dit erkennen.</p>
+<p>&bdquo;De hemel&rdquo; zoo zegt het boek der geschiedkundige
+aanteekeningen, <span class="corr" id="xd20e4336" title=
+"Niet in bron">&bdquo;</span>schiep, nadat hij het gewone volk had
+geschapen, heerschers en onderwijzers voor hen, opdat dezen God ter
+zijde zouden staan, en gaf hun macht en eer in het land.&rdquo;</p>
+<p>Doch op een andere plaats in hetzelfde werk staat: &bdquo;De hemel
+ziet, zooals mijn volk ziet, de hemel hoort, zooals mijn volk
+hoort.&rdquo; Mencius verklaart dit door te zeggen: &bdquo;De hemel
+spreekt niet.&rdquo; Als hij, wien de heerschappij ten deel viel, deze
+op goede wijze voert, is dat een bewijs, dat de hemel hem deze heeft
+toevertrouwd. Voert hij die slecht, zoo zal er iemand opstaan, (door
+den hemel daartoe geroepen), die ze hem ontneemt. Zoo wierp de
+grondvester der Chau-dynastie den laatsten, onwaardigen heerscher van
+het huis Shan van den troon en toonde zich daardoor een werktuig des
+hemels en Mencius aarzelt niet, koning S&uuml;en op te dragen diens
+voorbeeld te volgen en de Chau-dynastie omver te werpen, die zich den
+troon onwaardig toonde.</p>
+<p>Dat een man, die zulke grondstellingen zonder terughouding uitsprak,
+door de vorsten van zijn tijd en van later dagen niet bizonder geliefd
+werd, kan men begrijpen. Toch: de door hem verkondigde beginselen
+hebben niet weinig er toe bijgedragen om de vorsten, die over China
+regeerden, een teugel aan te leggen en hen tot een rekenen met de
+belangen des volks te nopen, waarvan anders zeker geen sprake ware
+geweest.</p>
+<p>Een andere uiting van Mencius ligt hun, die tegenwoordig China
+regeeren, nog altijd na aan &rsquo;t hart en vormt een van de
+gewichtigste argumenten, die het aannemen van vreemde opvattingen in
+den weg staan.</p>
+<p>Hij zeide namelijk: &bdquo;Ik heb wel gehoord van lieden, die de
+gebruiken van ons groote land aanwendden om barbaren te verbeteren,
+doch nog nooit, dat iemand door barbaren verbeterd werd.&rdquo;
+En&mdash;in de oogen der orthodoxe Chineezen zijn ook nog heden alle
+vreemdelingen barbaren.</p>
+<p>Van de theorie van het vorst zijn &bdquo;door Gods genade&rdquo; is
+die der &bdquo;voorbeschikking&rdquo; in het algemeen onafscheidelijk.
+Ook Mencius erkent die laatste, doch met deze reserve, dat niets, wat
+uit slechtheid of uit onvoorzichtigheid voortkomt, als door den hemel
+voorbeschikt moet worden erkend. Zoo staat hij een soort getemperd
+fatalisme voor: getemperd namelijk <span class="pagenum">[<a id="pb182"
+href="#pb182" name="pb182">182</a>]</span>door deze overtuiging, dat de
+hemel niets verkeerds kan verordenen. Hij zegt: &bdquo;Alles is een
+beschikking (des hemels) en de mensch moet deemoedig ontvangen, wat
+daaraan kan worden toegeschreven. Daarom zal hij, die weet wat de
+voorbeschikking des hemels beduidt, zich niet begeven bij een muur, die
+op omvallen staat.&mdash;De dood, dien men vindt bij de vervulling van
+zijn plicht, kan men gevoegelijk toeschrijven aan de beschikking des
+hemels, de dood in handboeien en ketenen (die van een misdadiger) kan
+niet als een vooruitbeschikte worden beschouwd.&rdquo;</p>
+<p>De vraag, of de mensch van natuur goed of slecht is, heeft de
+Chineezen veel bezig gehouden. Confucius en Mencius, de laatste echter
+veel uitvoeriger en meer opzettelijk, oordeelen beiden dat de mensch
+oorspronkelijk goed is. S&uuml;n kw&rsquo;ang, die in de 3<sup>e</sup>
+eeuw v. C. leefde, meent dat de oorspronkelijke natuur van den mensch
+slecht is en slechts door opvoeding goed wordt. Han-Y&uuml;
+(768&ndash;824 n. C.) oordeelt dat de natuur des menschen
+drie&euml;rlei kan zijn: een goede, tusschenbeide of slechte. De
+middelste, die de kiemen voor het goede bevat, kan naar beide zijden
+ontwikkeld worden. Deze opvatting bleef de toongevende, totdat Chuhi
+(1130&ndash;1200) weer terugkwam op de oude grondstelling dat de natuur
+des menschen goed was. Deze opvatting, ofschoon dikwijls betwist, is
+sedert dien tijd de <span class="corr" id="xd20e4357" title=
+"Bron: offici&euml;el">officieel</span> geijkte gebleven.</p>
+<p>In de behandeling van de quaestie der kinderlijke liefde staat
+Mencius geheel op het standpunt van Confucius.</p>
+<p>&bdquo;Vijf dingen<span class="corr" id="xd20e4364" title=
+"Niet in bron">,</span>&rdquo; zegt Mencius &bdquo;worden naar de
+algemeene opvatting als onkinderlijk beschouwd: traagheid in het
+gebruik zijner leden, hasard en schaakspelen en drinken, streven naar
+geld en goed en zelfzuchtige neiging tot vrouw en kinderen, zoodat men
+niet voor het onderhoud zijner ouders zorgt, de lust zijner oogen en
+ooren volgen, zoodat men zijn ouders in schande brengt en twistziek en
+strijdzuchtig zijn, zoodat men hen aan gevaren blootstelt.&rdquo;</p>
+<p>Op een andere plaats zegt hij: &bdquo;Drie dingen zijn onkinderlijk,
+geen nakomelingschap te hebben is het ergste van alle.&rdquo; Meer
+belangrijk zijn voor ons echter zijn sociaal-politieke inzichten en
+zijn polemisch optreden: de omverwerping van valsche leeringen, zooals
+de Chinees dat noemt.</p>
+<p>Reeds in de dagen van Mencius waren er lieden, die de maatschappij
+voor verdorven hielden en in den terugkeer tot den alouden eenvoud van
+zeden den eenigen weg ter ontkoming zagen. Zoo was er een secte, die
+zich voor haar leer <span class="pagenum">[<a id="pb183" href="#pb183"
+name="pb183">183</a>]</span>beriep op Shin nung, den &bdquo;wonderbaren
+landman&rdquo; den tweeden der voorhistorische, mythische keizers, die
+in het &bdquo;Boek der veranderingen&rdquo; als de vader van den
+landbouw wordt ge&euml;erd. Deze eischte, dat de mensch in het algemeen
+en de vorst in het bizonder zich zelf het voedsel moest verschaffen: d.
+w. z. zelf zaaien, oogsten en koken moest. Aanhangers dezer secte waren
+naar Tang gekomen, waar Mencius zich juist ophield en de vorst van Tang
+de proef nam, om aan ieder der onderdanen, onverschillig van welken
+rang of stand, een veld van gelijke grootte ter beschikking te stellen,
+dat onveranderlijk en ondeelbaar op den oudsten zoon zou overgaan,
+terwijl aan de jongere zonen, zoodra zij 16 jaar oud werden, eveneens
+groote velden ten deel zouden vallen. De aanhangers van Shin nung, die
+naar Tang gekomen waren, lieten zich hunne velden toedeelen, doch
+maakten onder elkaar hun opmerkingen<span class="corr" id="xd20e4373"
+title="Niet in bron">.</span></p>
+<p>&bdquo;Wijze en bekwame vorsten,&rdquo; zoo zeiden zij,
+&bdquo;moesten evengoed als hun volk en tegelijk met dat volk den grond
+bebouwen en de vrucht (van hun arbeid) eten. Hun morgen- en
+avondmaaltijd moesten zij (zelf) bereiden en tegelijk de
+regeeringszaken behartigen. De vorst van Tang echter, die overigens
+vele goede eigenschappen bezat, had korenschuren, schatkamers en
+arsenalen. Dat was immers het volk een last opleggen? Hoe kon men hem
+een waardig en deugdzaam vorst noemen?&rdquo;</p>
+<p>Mencius nam een der ontevredenen onderhanden.</p>
+<p>&bdquo;Heer Hiu (zoo heette het hoofd van het gezelschap) zaait zijn
+koren immers zelf en eet wat hij oogst?&rdquo; &bdquo;Ja,&rdquo; was
+het antwoord. &bdquo;En hij weeft linnen en draagt wat hij gemaakt
+heeft?&rdquo;</p>
+<p>&bdquo;Neen, zijn kleeren waren van vilt.&rdquo; &bdquo;Draagt hij
+een muts?&rdquo; &bdquo;Ja.&rdquo; &bdquo;Een zelf geweven?&rdquo;
+&bdquo;Neen, die ruilt hij voor koren.&rdquo; &bdquo;Waarom weeft hij
+die niet zelf?&rdquo; &bdquo;Dat zou hem te veel tijd kosten bij zijn
+werk om den grond te bebouwen.&rdquo; &bdquo;Kookt hij zijn eten in
+(metalen) potten en steenen pannen en ploegt hij met een ijzeren
+ploegschaar?&rdquo; &bdquo;Ja.&rdquo; &bdquo;Maakt hij dat alles
+zelf?&rdquo;</p>
+<p>&bdquo;Neen, hij ruilt het tegen koren in.&rdquo;</p>
+<p>Toen sprak Mencius: &bdquo;Zulke dingen tegen koren inruilen, is
+niet den pottenbakker en metaalbewerker verdrukken, noch ook verdrukken
+de pottenbakkers en metaalbewerkers den landman, als zij de door hen
+vervaardigde artikelen tegen metalen omruilen. Voorts, waarom speelt
+Hiu niet voor pottenbakker en metaalbewerker en maakt hij zelf alles
+wat hij noodig heeft? Waarom gaat hij rond en handelt en ruilt met
+<span class="pagenum">[<a id="pb184" href="#pb184" name=
+"pb184">184</a>]</span>de handwerkslieden, waarom rekent hij niet de
+moeite, die hem dat kost?&rdquo; De ander sprak<span class="corr" id=
+"xd20e4391" title="Niet in bron">:</span> &bdquo;Handwerk en landbouw
+kan men niet tegelijk uitoefenen.&rdquo;</p>
+<p>Mencius ging voort: &bdquo;Dan is het zeker alleen de regeering des
+rijks, die tegelijk met den akkerbouw kan worden waargenomen?
+Aanzienlijke mannen hebben hunne bezigheden en kleine luiden evenzeer.
+Ieder kan, wat hij noodig heeft, bij de handwerkslieden gereedgemaakt
+vinden. Moest hij daarentegen alles, wat hij noodig heeft, zelf maken,
+zoo moesten allen in het geheele rijk dagelijks op de straat
+rondloopen. Daarom wordt er gezegd: Sommigen arbeiden met het hoofd en
+anderen met de handen.</p>
+<p><span class="corr" id="xd20e4397" title=
+"Niet in bron">&bdquo;</span>Die, welke met hun hoofd arbeiden,
+regeeren de anderen, en die, welke met hun handen arbeiden, worden door
+de anderen geregeerd. Die, welke geregeerd worden, onderhouden hen die
+regeeren en zij die regeeren, worden door de anderen onderhouden. Dat
+is de rechte verhouding, zooals zij overal wordt erkend.&rdquo;</p>
+<p>Bij een andere gelegenheid, toen een zijner leerlingen hem vroeg, of
+het recht was dat een geleerde, die geen ambt bekleedde, toch van den
+beheerscher des lands zijn onderhoud ontving, ontwikkelde Mencius de
+volgende inzichten:</p>
+<p>&bdquo;Als er geen ruil plaats vindt tusschen de producten van den
+arbeid en geen ruil tusschen datgene wat de menschen tot stand brengen,
+zoodat de een, met wat hij te veel heeft aanvullen kan, wat den ander
+ontbreekt, dan zal de boer teveel koren en de huisvrouw te veel linnen
+hebben. Als zulk een ruil plaats vindt, dan zullen schrijnwerker,
+timmerman, wagenmaker en radmaker allen hun bestaan vinden. Nu is hier
+een man, die thuis een goed zoon is en buiten het huis diegenen, die
+ouder zijn dan hij met achting behandelt, die er voor waakt dat de
+grondstellingen der oude wijzen voor het gebruik van latere geslachten
+bewaard blijven&mdash;zou hij niets voor zijn onderhoud mogen hebben?
+Hoe komt het, dat gij den schrijnwerker en de anderen in eere wilt
+houden en niet hem, die welwillendheid en rechtvaardigheid
+bewaart?&rdquo;</p>
+<p>De leerling antwoordde: &bdquo;Het doel des schrijnwerkers en der
+anderen, die de meester vermeld heeft, is: om met hun handwerk hun
+levensonderhoud te verdienen. Is het ook het doel van den edelen man,
+daardoor zijn levensonderhoud te verdienen, dat hij de grondstellingen,
+die de meester vermeldt, beoefent?&rdquo; &bdquo;Wat gaat u zijn doel
+aan,&rdquo; was het antwoord. &bdquo;Hij bewijst de diensten. Hij
+verdient onderhouden te worden en <span class="pagenum">[<a id="pb185"
+href="#pb185" name="pb185">185</a>]</span>gij onderhoudt hem:
+En&mdash;laat mij u vragen&mdash;betaalt gij een man voor zijn
+bedoeling of voor zijn diensten? Voor zijn bedoeling misschien? Een man
+slaat uw dakpannen stuk en maakt de muren van uw huis vuil om zijn
+levensonderhoud te verdienen: zult gij hem inderdaad daarvoor
+betalen?&rdquo; &bdquo;Neen,&rdquo; was het antwoord. &bdquo;Ziet
+gij,&rdquo; sprak Mencius<span class="corr" id="xd20e4408" title=
+"Niet in bron">,</span> &bdquo;niet voor zijn bedoeling betaalt gij een
+man, maar voor het werk, dat hij gedaan heeft.&rdquo;</p>
+<p>De algemeene grondstellingen voor het bestuur des lands, zooals
+Mencius die opstelt, zijn niet minder interessant.</p>
+<p>&bdquo;Als een vorst personen van talent en deugd eert, bekwame
+lieden aanstelt, z&oacute;&oacute;, dat alle ambten door de waardigsten
+worden vervuld, dan zullen alle geleerden aan zijn hof
+komen<span class="corr" id="xd20e4415" title=
+"Niet in bron">.</span></p>
+<p>&bdquo;Als hij op de marktplaatsen slechts laat betalen voor de
+plaats, die de kramen innemen, maar geen belasting op de waren legt, of
+wanneer hij slechts de marktbepalingen handhaaft zonder kramengeld te
+vragen, dan zullen zich op zijne marktplaatsen de handelaars
+verdringen.</p>
+<p>&bdquo;Wanneer aan de grenspoorten van een land slechts een
+persoonlijke inspectie van de reizenden plaatsvindt, doch geen
+douanerechten worden geheven, zoo zullen alle reizigers vol verlangen
+zijn om in dat land te reizen.</p>
+<p>&bdquo;Als de boer slechts voor den arbeid op de staatsvelden wordt
+opgeroepen en van zijn eigen velden geen belasting heeft op te brengen,
+dan zullen alle boeren in het land met lust (op hun eigen velden)
+arbeiden. (Het heele land was, althans in theorie, afgedeeld in stukken
+van dezelfde grootte, welke stukken ieder weer in negen deelen waren
+verdeeld. Het middelste dezer velden was staatseigendom: het moest door
+de bezitters der andere acht velden bebouwd worden, terwijl de
+opbrengst daarvan voor het onderhoud van den vorst en de kosten van
+bestuur bestemd was).</p>
+<p>&bdquo;Als hij van de huisvaders (die de bestaande voorschriften
+vervullen) de bijdragen niet int (welke slechts van hen worden geheven,
+die de voorschriften niet vervullen) zoo zullen alle lieden in zijn
+staat willen wonen.</p>
+<p>&bdquo;Als een vorst deze vijf voorschriften opvolgt, zullen de
+bewoners aller naburige staten tot hem als tot een vader opzien. Zulk
+een vorst zal geen vijand hebben en in waarheid een minister des hemels
+zijn: hem moet (als den waardigste<span class="corr" id="xd20e4429"
+title="Bron: ;">)</span> de regeering des rijks ten deel
+vallen.&rdquo;</p>
+<p>Op een andere plaats treedt Mencius op tegen het systeem van
+belasting heffen op het bouwland, dat in zijne dagen, toen <span class=
+"pagenum">[<a id="pb186" href="#pb186" name="pb186">186</a>]</span>de
+vorsten en de regeeringen steeds meer noodig hadden, reeds in alle
+staten was ingevoerd.&mdash;&bdquo;Zulke belastingen&rdquo; zegt hij,
+&bdquo;worden naar het gemiddelde van vele jaren berekend en opgesteld.
+In goede jaren, wanneer de oogst rijk is geweest, kan veel genomen
+worden zonder dat het drukkend schijnt, doch in slechte jaren, wanneer
+de opbrengst den arbeid niet vergoedt, moet de belasting toch betaald
+worden. Als hij, die de vader des volks wil zijn (de vorst) de schuld
+er van draagt, dat zorgen geschreven staan op het aangezicht des volks
+en dat dit, als het een jaar heeft gearbeid, niet weet waarmee het zijn
+ouders zal onderhouden en moet zien, hoe aan de middelen te komen om de
+belasting te betalen, totdat ouden en kinderen omkomen in de slooten
+langs den weg, waar blijven dan de vaderlijke betrekkingen tot het
+volk?<span class="corr" id="xd20e4436" title=
+"Niet in bron">&rdquo;</span> &bdquo;Zij, die van hun levensonderhoud
+verzekerd zijn, staan vast in de deugd: die dit niet zijn, geven zich
+aan de ondeugd over, en&mdash;er is geen verkeerdheid, verderf en
+teugelloosheid, waaraan zij zich niet schuldig maken. Als zij dan
+wegens hun overtredingen vervolgd en gestraft worden: is dat niet hun
+valstrikken zetten: hoe kan zoo iets geschieden onder de heerschappij
+van een welwillend vorst?&rdquo;</p>
+<p>Wat den regel: goed met goed en kwaad met kwaad vergelden, aangaat:
+Confucius en Mencius trekken in dezen &eacute;&eacute;n lijn: alleen
+was sedert de dagen van den eerste het getal van hen, die aan de
+mogelijkheid van kwaad met goed te vergelden geloofden, niet
+onbelangrijk toegenomen.</p>
+<p>In den philosoof Mih tih namelijk, over wiens leven weinig bekend is
+(vermoedelijk leefde hij ongeveer 50 jaar na Confucius) had de leer der
+&bdquo;algemeene liefde&rdquo; een begaafden en krachtigen verdediger
+gevonden.</p>
+<p>&bdquo;Het is de taak der wijzen,&rdquo; zoo heet het in een door
+zijn leerlingen uitgegeven werk, &bdquo;daarvoor te zorgen dat het rijk
+goed wordt geregeerd. Daarom moeten zij weten, waaruit wanorde en
+verwarring ontstaan, want, zonder deze kennis kunnen zij hun taak niet
+vervullen. Wij kunnen hen dus vergelijken met een arts, die beproeft de
+ziekte van eenig persoon te genezen. Daartoe moet deze eerst de oorzaak
+der krankheid doorgronden; dan kan hij met de genezing beginnen,
+terwijl zonder deze kennis zijn pogen tevergeefs zal zijn.&rdquo;</p>
+<p>&bdquo;Het is de taak der wijzen zorg te dragen voor de goede
+regeering des rijks. Zij moeten dus nagaan de oorzaak der verwarring,
+en wanneer zij dat doen zullen zij bemerken, dat deze ligt in het
+gebrek aan wederkeerige liefde.&mdash;<span class="corr" id="xd20e4447"
+title="Niet in bron">&rdquo;</span> <span class="pagenum">[<a id=
+"pb187" href="#pb187" name="pb187">187</a>]</span></p>
+<p>Wanneer een minister en een zoon onkinderlijk (zonder pi&euml;teit)
+zich gedragen tegenover zijn heerscher en zijn vader: zoo is dat
+wanorde. Een zoon heeft dan zichzelf lief en heeft zijn vader niet
+lief, aldus doet hij zijn vader onrecht en trekt hij zichzelf voor. Een
+jongere broeder, die den oudere niet liefheeft, een minister die
+zichzelf liefheeft en niet zijnen vorst; zij allen doen den ander
+onrecht en stellen zichzelf op den voorgrond: dit zijn allen gevallen
+van wanorde. Evenzoo als de vader den zoon, de oudere broeder den
+jongere, de vorst den minister minder bevoordeelt dan zichzelven. Hoe
+kunnen zulke dingen voorkomen? Uit gebrek aan wederkeerige liefde. Neem
+het geval van een dief of een roover, het is daarmede juist eveneens
+gesteld. De dief heeft zijn eigen huis lief en niet dat van zijn
+buurman: daarom besteelt hij het huis van zijn buurman ten bate van het
+zijne. Zoo is het ook met den roover. Zoo ook met de hooge ambtenaren,
+die met elkaars famili&euml;n in strijd leven, zoo met de vorsten, die
+de staten hunner buren aanvallen. Alle verkeerde verhoudingen in het
+rijk hebben denzelfden oorsprong: gebrek aan wederkeerige liefde.</p>
+<p>&bdquo;Wanneer nu algemeen wederkeerige liefde in het rijk
+heerschte, wanneer de menschen anderen liefhadden zooals zichzelf,
+zouden dan zulke dingen kunnen voorkomen? Zouden er dan dieven en
+roovers zijn? Wanneer ieder het huis van zijn naaste op dezelfde wijze
+beschouwde als zijn eigen huis, zouden dan diefstallen mogelijk zijn?
+Zouden dan ministers en vorsten elkaar wederkeerig bestrijden en
+beoorlogen?&rdquo;</p>
+<p>Hoe echter dit doel te bereiken? De leerlingen twijfelen aan de
+mogelijkheid, doch Mih tih zegt: &bdquo;Door algemeene wederkeerige
+liefde en door de ruiling van wederkeerige voordeelen. Ieder moet een
+anderen staat, een andere familie, een ander persoon beschouwen als
+zijn eigen (staat, familie, persoon). Zijn er in de geschiedenis geen
+voorbeelden, dat waar vorsten eenvoudige kleeding, sobere voeding of
+dappere daden beminden, hun ambtenaren hen daarin navolgden? Als dus
+thans de grondregel der algemeene liefde niet heerscht, zoo komt dat
+slechts hierdoor, dat de vraag in de hoogste kringen niet met die
+belangstelling wordt behandeld, welke zij verdient: de vorsten toch
+staan er onverschillig tegenover, inplaats van door lof en belooningen
+de menschen tot uitoefening der algemeene wederkeerige liefde te
+brengen en den tegenstand daartegen door geld- en andere straffen te
+breken. Indien dit geschiedde zou de uitoefening dezer algemeene
+<span class="pagenum">[<a id="pb188" href="#pb188" name=
+"pb188">188</a>]</span>liefde en de ruil van wederkeerige voordeelen
+alle hindernissen overwinnen, evenals het vuur noodzakelijk omhoog gaat
+en het water naar beneden vliet.&rdquo;</p>
+<p>Het getuigt voor de vastheid, welke de orthodoxe opvatting van
+kinderlijke liefde in het Chineesche volk zich verworven had, dat de
+verklaring van Mencius, dat allen gelijkelijk lief te hebben de
+bizondere genegenheid tusschen vader en kind niet genoegzaam tot haar
+recht deed komen, voldoende was om het systeem van Mih tih, dat in den
+tijd van Mencius veel ingang reeds had gevonden, geheel omver te
+werpen.</p>
+<p>De andere tegenstander, met wien Mencius in het krijt trad, staat
+van ons denken en gevoelen verder af dan Mih tih. Dit was de
+Tao&iuml;stische Cynicus Yang Chu, een man, over wiens leven weinig
+bekend is, zoo weinig dat wij zelfs niet weten of hij een tijdgenoot
+van Confucius of van Mencius was. Plaatsen uit Tao&iuml;stische
+geschriften doen ons denken aan den tijd van Confucius, doch de
+heftigheid, waarmede Mencius hem bestrijdt pleit voor de meening, dat
+hij diens tijdgenoot was.</p>
+<p>Mencius schrijft aan Yang Chu de grondstelling toe: &bdquo;Ieder
+voor zich,&rdquo; en zegt dat een opvolging dezer grondstelling den
+mensch tot een dier maken zou. Doch, in de uitspraken, aan Yang Chu
+toegeschreven, vinden wij dit nergens uitdrukkelijk geleerd. Veeleer
+schijnt Yang Chu een soort van Chineesche Diogenes<a class="noteref"
+id="xd20e4466src" href="#xd20e4466" name="xd20e4466src">11</a> te zijn
+geweest, die het leven als een onvermijdelijk kwaad beschouwde en
+diegenen, die zich daarvoor veel zorg en moeite gaven, bespotte.</p>
+<p>Zuiver philosophisch zijn Mencius&rsquo; uiteenzettingen over de
+&bdquo;hartstochtelijke natuur.&rdquo; &bdquo;Meester,&rdquo; zegt een
+zijner leerlingen, &bdquo;wanneer gij een hoogen adellijken titel
+verkreegt en eerste minister werd van het vorstendom en het dan zoover
+bracht, dat uw vorst de eerste onder alle vorsten des rijks werd, ja
+zelfs de keizerlijke waardigheid verkreeg, het zou niet te verwonderen
+zijn: doch, wanneer gij in zulk een positie kwaamt, zou uw geest niet
+onrustig worden?<span class="corr" id="xd20e4474" title=
+"Niet in bron">&rdquo;</span></p>
+<p>Mencius antwoordde: &bdquo;Neen. Toen ik 40 jaar was (aldus
+<span class="corr" id="xd20e4479" title=
+"Bron: v&oacute;or">v&oacute;&oacute;r</span> hij zijn
+hervormersloopbaan begon) had ik het evenwicht des geestes
+gevonden.&rdquo; <span class="pagenum">[<a id="pb189" href="#pb189"
+name="pb189">189</a>]</span></p>
+<p>&bdquo;En is er een middel om dat te bereiken?&rdquo;
+&bdquo;Ja.&rdquo; &bdquo;De een vreest niets: noch wonden noch gevaar:
+al was degene, die hem bedreigde ook in het bezit van 10.000
+strijdwagens. De ander beproeft zichzelf: vindt hij dat hij ongelijk
+heeft, zoo vreest hij ook den kleinsten man: vindt hij het recht aan
+zijne zijde, zoo zal hij strijden tegen duizenden en tienduizenden. De
+laatste is zeker boven den eerste verheven. De philosoof Kau zegt:
+&bdquo;wat gij niet in woorden kunt uitdrukken, zoek dat niet in uw
+verstand, wat gij niet vindt in uw verstand, zoek daarnaar niet met
+hartstochtelijke inspanning.&rdquo; Met dit laatste stem ik in, doch
+geenszins, dat men niet in zijn verstand moet zoeken, naar wat men met
+woorden niet uitdrukken kan. Want&mdash;de wil is de leidsman der
+hartstochtelijke natuur en deze doordringt en bezielt het lichaam. De
+wil is de heer en de hartstochtelijke natuur is hem onderworpen. Daarom
+zeg ik: &bdquo;Wees vast van wil, en dwing de hartstochtelijke natuur
+niet tot iets, wat buiten haar aard ligt. Als alleen de wil werkzaam
+is, beheerscht deze de hartstochtelijke natuur, is die laatste
+daarentegen alleen werkzaam, zoo beheerscht zij den wil. De
+hartstochtelijke natuur is grof en sterk. Als zij ongedwongen kan
+opgroeien en niet beleedigd wordt, vervult zij alles tusschen hemel en
+aarde. Zij is de gezellin van rechtschapenheid en verstand: zonder haar
+is de natuur des menschen de verkwijning nabij. Zij komt voort uit de
+bijeenvoeging van vele rechtmatige handelingen en niet uit enkele
+daarvan. Als het verstand niet met haar in overeenstemming is, zoo
+verdwijnt de natuur. Blijkbaar verstaat Mencius onder
+&bdquo;hartstochtelijke natuur&rdquo; (letterlijk beteekent het
+Chineesche woord &bdquo;wolkachtige damp&rdquo;) den nooit rustenden
+drang tot werkzaamheid, die men juist bij de meest op den voorgrond
+tredende personen vindt. Een drang, die met verstand moet samengaan
+(energie) en die aan den wil onderworpen moet zijn, doch waaraan men
+geen dwang tot iets buiten haar aard mag opleggen.</p>
+<p>Het is niet zonder belang om bij wat Mencius hier zegt te
+vergelijken wat de beroemde Fransche psycholoog T. A. Ribot 2300 jaar
+na hem schreef over de &bdquo;hartstocht&rdquo; in den boven anderen
+uitblinkenden mensch. Deze dan zegt in zijn werk &bdquo;Les maladies de
+la Volont&eacute;&rdquo; (de ziekten van den wil) het volgende:</p>
+<p>&bdquo;De meest volkomen samenwerking (van willen en kunnen) is
+eigen aan de krachtigen, de zeer werkzamen: wat ook het terrein hunner
+werkzaamheid zij: men denke aan Cesar, Michel <span class=
+"pagenum">[<a id="pb190" href="#pb190" name=
+"pb190">190</a>]</span>Angelo of Vincentius da Paula. Zij wordt in
+&eacute;&eacute;n enkel woord saamgevat als: eenheid, standvastigheid,
+macht. De uitwendige eenheid van hun leven ligt in de eenheid van hun
+doel: altijd nagestreefd, naar gelang van de omstandigheden nieuwe
+medewerking en aanpassing zoekend. Doch deze uitwendige eenheid is
+slechts de uitdrukking der inwendige: die van het karakter. Juist omdat
+zij dezelfde blijven, blijft ook hun doel hetzelfde. Hun inwendige
+drijfkracht is een machtige, onuitroeibare hartstocht, die de
+idee&euml;n in haar dienst neemt. Deze hartstocht: dat is hun wezen,
+dat is de psychische uitdrukking van hun gestel, zooals de natuur dat
+heeft gewrocht. Wat blijft ook alles, dat uit dezen samenhang zich
+verwijdert, als in de schaduw, zonder kracht, onvruchtbaar, vergeten
+als een plant, die slechts op een andere leeft! Zij geven te zien het
+voorbeeld van een leven, dat steeds met zichzelf in overeenstemming is,
+omdat bij hen alles samenwerkt, tot elkaar komt en overeenstemt.</p>
+<p><span class="corr" id="xd20e4492" title=
+"Niet in bron">&bdquo;</span>Zelfs in het gewone leven ontmoet men deze
+karakters. Doch deze doen niet van zich spreken: omdat de verhevenheid
+van het doel, de omstandigheden en vooral de macht van de hartstocht
+hun ontbrak, hebben zij slechts de standvastigheid overgehouden. Onder
+een anderen vorm hebben de groote, in de geschiedenis bekende
+Sto&iuml;ci (Epictetus, Thraseas; hun grooten wijze laat ik weg, als
+zijnde slechts een &bdquo;abstract ideaal<span class="corr" id=
+"xd20e4495" title="Niet in bron">&rdquo;</span>) dit hooge type van
+wilskracht bereikt, en wel in zijn negatieven vorm&mdash;het
+zelfbedwang&mdash;overeenkomstig het beginsel der school: Verdraag en
+onthoud u.&rdquo; Tot zoover Ribot.</p>
+<p>Veertig jaren na den dood van Mencius, die in 289 v. C. overleed,
+stortte de Chau-dynastie ineen en in 221 verklaarde de vorst van Tsin,
+die al zijn mededingers had overwonnen, zich tot eersten goddelijken
+keizer van China. Zoo stichtte hij een nieuw rijk op de puinhoopen van
+het oude.</p>
+<p>Wat de oude Confuciaansche richting der wijsbegeerte onder hem te
+lijden had en hoe zij onder de Han-dynastie daarentegen weer tot eer,
+aanzien en invloed geraakten, hebben wij reeds vermeld.</p>
+</div>
+</div>
+<div id="ch5.4" class="div2 section"><span class="pagenum">[<a href=
+"#toc">Inhoud</a>]</span>
+<div class="divHead">
+<h3 class="main">IV. Lao tsze.</h3>
+</div>
+<div class="divBody">
+<p class="first">Wij komen nu tot de andere richting der Chineesche
+philosophie, de metaphysisch-theosophische. Allereerst handelen wij
+over haar hoofdpersoon Lao tsze. Over hem is niet veel met zekerheid
+bekend. Hij schijnt ongeveer 604 v. C. geboren te <span class=
+"pagenum">[<a id="pb191" href="#pb191" name=
+"pb191">191</a>]</span>zijn. Spoedig na zijn vroeger vermelde
+samenkomst met Confucius<a class="noteref" id="xd20e4510src" href=
+"#xd20e4510" name="xd20e4510src">12</a> heeft hij zijn ambt als
+bewaarder van de archieven der Chau-dynastie in Lo yang neergelegd en
+is naar het westen getrokken, waar hij verdween. De latere sagen, welke
+op hem betrekking hebben en ongetwijfeld eerst na de invoering van het
+Boeddhisme in China ontstonden, zijn nauwelijks de vermelding waard.
+Een vallende ster had zijn moeder bevrucht, die na een tijdperk van 81
+jaren, in 1321 v. C. het vleeschgeworden hoogste hemelwezen uit hare
+linkerzijde ter wereld bracht. Het kind had bij zijn geboorte witte
+haren en het gezicht van een oud man (vandaar de naam Lao tsze = de
+oude knaap)<span class="corr" id="xd20e4513" title=
+"Niet in bron">,</span> lange ooren met drie openingen, onregelmatige
+tanden, een vierhoekigen mond, en tien teenen aan elken voet. Ook kon
+het direct spreken en had zijn volle verstand. De opgaven over de
+plaats zijner geboorte zijn waarschijnlijk opzettelijke verzinsels: hij
+zou geboren zijn in het dorp: &bdquo;Onderdrukte deugd&rdquo; in de
+gemeente &bdquo;Wreedheid&rdquo;, in het district
+&bdquo;Bitterheid,&rdquo; in den staat &bdquo;Lijden&rdquo;.</p>
+<p>Wat de Tao&iuml;stische schrijvers uit den tijd <span class="corr"
+id="xd20e4518" title="Bron: voor">v&oacute;&oacute;r</span> Christus
+geboorte meedeelen over zijn ontmoetingen met Confucius en anderen is
+zeker eveneens verdicht, hoewel de geschiedschrijver Sze ma tsien
+minstens &eacute;&eacute;ne ontmoeting tusschen de beide leiders
+vermeldt.</p>
+<p>Op den weg naar het westen zou Lao tsze eenigen tijd vertoefd hebben
+bij den bevelhebber der Hanku pas en daar, op diens wensch zijn eenig,
+beroemd werk: &bdquo;Tao-teh-king&rdquo;, het boek van den weg en van
+de deugd, hebben geschreven. Uit de vele citaten in dit werk van
+&bdquo;een wijze, een oude, een schrijver over den oorlog&rdquo; volgt
+dat Lao tsze evenals Confucius slechts een bewaarder en verklaarder van
+de oude leer, geen schepper eener nieuwe is geweest.</p>
+<p>Een latere schrijver, uit de 1<sup>e</sup> eeuw, Pan hu (wiens
+geschiedenis der vroegere Han dynastie door zijne zuster Pan Chao is
+voltooid) zegt in zijne levensbeschrijving van Sze ma tsien dat deze
+meer een aanhanger van de leeringen van Hwang en Lao dan van de zes
+klassieke boeken geweest is. Met dien Hwang bedoelt hij voorzeker Hwang
+ti, den zoogenaamden &bdquo;gelen keizer&rdquo;, de eerste van de vijf
+voorhistorische heerschers, wiens regeering door Chineesche schrijvers
+wordt gesteld ongeveer 2700 v. C. Ook hierin ligt een bewijs, dat men
+reeds <span class="pagenum">[<a id="pb192" href="#pb192" name=
+"pb192">192</a>]</span>vroeger het Tao&iuml;sme voor ouder dan Lao tsze
+hield.</p>
+<p>Wat is nu in dit Tao&iuml;sme de hoofdzaak? De leer van het Tao.
+Doch: de vraag rijst: Wat is Tao? Is het gelijk aan den logos, het
+goddelijk woord, zooals wij dat kennen b.v. uit het Nieuwe
+Testament?<a class="noteref" id="xd20e4532src" href="#xd20e4532" name=
+"xd20e4532src">13</a> Sommigen, ook von Brandt, meenen dat. Hooren wij
+eerst eens wat Lao tsze en zijn volgelingen er van zeggen.</p>
+<p>Lao tsze zegt van Tao: &bdquo;Het was onbestemd en volkomen, het
+bestond v&oacute;&oacute;r hemel en aarde. Rustig was het en niet te
+grijpen, alleen en onveranderlijk, alles vervullend en onuitputtelijk:
+de moeder aller dingen. Ik weet zijn naam niet en duid het aan als Tao.
+Ik zoek naar zijnen naam en noem het: het groote. Groot zijnde, vloeit
+het steeds voort: het verwijdert zich en keert terug (bij alle
+wisseling hetzelfde?) Daarom is het Tao groot.</p>
+<p>&bdquo;Het Tao bracht &eacute;&eacute;n voort: &eacute;&eacute;n
+twee, en twee drie. Drie bracht Alles voort. Alles laat achter zich de
+donkerheid (chaos?) waaruit het voortkwam, terwijl de adem van het
+ledige het in harmonie brengt.&rdquo;</p>
+<p>Dat de <span class="corr" id="xd20e4543" title=
+"Bron: Jezuiten-zendelingen">Jezu&iuml;ten-zendelingen</span> en ook
+andere Europeesche schrijvers in deze proeve van verklaring van het
+ontstaan der wereld een zinspeling op de drie&euml;enheid meenden te
+vinden, kan ons geenszins verwonderen. Ook voor de Chineesche
+uitleggers is dit echter een moeilijke plaats: vooral omdat op andere
+plaatsen Tao zelf als &bdquo;E&eacute;n&rdquo; wordt aangeduid. De een
+tracht zich daarbij te redden, door Tao te laten stremmen en zoo den
+hemel te vormen: de ander maakt uit E&eacute;n den aether, waaruit
+alles zijn oorsprong nam, uit wien zich dan Twee, het mannelijk en het
+vrouwelijk beginsel, ontwikkelden, welke dan wederom Drie: d. i. den
+hemel, de aarde en den mensch voortbrachten, terwijl de adem van het
+ledige, de levensadem het Khi of Chi is, dat alles bezielt.</p>
+<p>&bdquo;Wij zien naar Tao en toch zien wij het niet: het is
+<i>kleurloos</i>. Wij hooren er naar en wij hooren het niet, het is
+<i>zonder geluid</i>, wij trachten het te grijpen en kunnen het niet
+vatten, het is <i>onlichamelijk</i>, het kan niet (door woorden)
+beschreven worden, daarom noemen wij het: E&eacute;n.&rdquo;</p>
+<p>Het feit, dat &bdquo;kleurloos, zonder geluid, onlichamelijk&rdquo;
+in het Chineesch luiden: Ji hi wei, heeft Abel de R&eacute;musat en
+later Victor von Strausz en Edkins op het denkbeeld gebracht
+<span class="pagenum">[<a id="pb193" href="#pb193" name=
+"pb193">193</a>]</span>dat Lao tsze het eigenlijk over den
+Hebreeuwschen J. h. v. h.<a class="noteref" id="xd20e4561src" href=
+"#xd20e4561" name="xd20e4561src">14</a> had, waarover hem dan op zijn
+reis naar het westen Isra&euml;lieten zouden hebben gesproken, of
+waarvan hij door naar China gekomen Isra&euml;lieten zou hebben
+gehoord. Stanislaus Julien, Legge en bijna alle andere geleerden, die
+van China studie maken bestrijden echter deze meening. Terecht:
+&bdquo;Jehovah&rdquo; toch is een verkeerde uitspraak van de vier
+letters &bdquo;J. h. v. h.&rdquo; Jahve is de juiste, en kan daaruit
+het Chineesche &bdquo;Ji hi wei&rdquo; wel ontstaan zijn? Anderen mogen
+dat beslissen, doch het zou zeer merkwaardig zijn, indien Lao tsze den
+meest persoonlijken en lichamelijken aller Semietische goden zou hebben
+verkozen, om daardoor aan te duiden het onlichamelijke, onpersoonlijke
+Tao. Met dat al weten wij echter nog niet recht, wat Tao eigenlijk is.
+Toch meen ik dat wij het door uitspraken, zoowel van Lao tsze als van
+zijne leerlingen genoegzaam kunnen nagaan, iets wat ook voor ons noodig
+is, zullen wij de grondbeginselen van het Tao&iuml;sme verstaan. Laten
+wij die dan eens met aandacht beschouwen.</p>
+<p>Lao tsze dan zegt o. a.: <span class="corr" id="xd20e4567" title=
+"Niet in bron">&bdquo;</span>Het beeld van Tao bestond
+v&oacute;&oacute;r God zelf. Het Tao is al doordringend; daar is geen
+plaats, waar het niet wordt gevonden. Toch is het z&oacute;&oacute;
+fijn, dat het in al zijn volheid in een pluisje plantenwol woont. Het
+doet zon en maan bewegen in haar aangewezen banen en geeft leven aan
+het kleinste insect. Hoewel zonder vorm, is het de oorzaak van elken
+vorm, dien wij zien. Onhoorbaar veroorzaakt het ieder geluid,
+onzichtbaar is het datgene, wat achter ieder uitwendig voorwerp in de
+wereld ligt, onwerkzaam brengt het toch ieder verschijnsel voort, dat
+in de sfeer der schepping voorkomt. Het is onpartijdig, onpersoonlijk,
+zonder hartstocht, het werkt aan zijne doeleinden zonder berouw, als
+het noodlot, toch vloeit het voor allen in goedheid over.&rdquo;</p>
+<p>Huai nan tsze, een der uitnemendste schrijvers over de
+Tao&iuml;stische wijsbegeerte, vraagt: Wat is Tao?</p>
+<p>Hij antwoordt: &bdquo;Tao is wat den hemel draagt en de aarde
+bedekt, het heeft geen palen of grenzen, zijn hoogte kan niet worden
+gemeten, noch zijn diepte gepeild. Het omvat het gansche heelal in
+zijne omarming en verleent zichtbaarheid aan datgene, wat van zichzelf
+geen gedaante heeft.... Het is zoo lenig en fijn dat het alles
+doordringt, evenals het water het slijk. Door Tao zijn de bergen hoog
+en de afgronden diep, gaan de dieren en vliegen de vogels, door Tao
+schitteren zon <span class="pagenum">[<a id="pb194" href="#pb194" name=
+"pb194">194</a>]</span>en maan en gaan de sterren op haar loopbaan
+voort... Als de voorjaarswind suist, valt de regen en alle dingen leven
+en groeien. De gevederden leggen en broeden, de gepelsden (pelsdieren)
+telen en dragen, planten en boomen brengen voort al hun heerlijken
+rijkdom van blaad&rsquo;ren, de vogels leggen eieren, de dieren brengen
+jongen voort, geen werkzaamheid is naar buiten zichtbaar, toch wordt
+het werk volbracht. Schaduwachtig en onbestemd heeft Tao geen vorm.
+Onbestemd en schaduwachtig hebben zijn hulpbronnen geen einde.
+Verborgen en duister dwingt het alle dingen uit het vormlooze te
+voorschijn te komen. Overal doordringend en alles beheerschend, werkt
+het nooit te vergeefs.&rdquo;</p>
+<p>Een naam voor dit aldoordringende, dit geheimzinnige wezen kenden
+Lao tsze en de zijnen niet. En wij, wij westerlingen? Wat is het dat de
+bloemen doet groeien en het water doet neervlieten, wat den stortregen
+doet vallen en de zon schijnen, wat de sterren leidt in haar vlammende
+banen, de jaargetijden regelt, wat den vlinder met prachtige vleugelen
+versiert; wat doet het warme samentrekken en het koude uitzetten, wat
+geeft den eenen mensch zwart haar en den ander rood? In
+&eacute;&eacute;n woord, wat is de oorzaak van ieder verschijnsel
+rondom ons, wat is de drijfveer van het verheven raderwerk, waarvan wij
+een deel uitmaken? Ook wij weten den rechten naam niet en zeggen: de
+<i>natuur</i>. Wij bedoelen dan niet wat voortgebracht is: maar de
+drijfkracht der schepping die voortbrengt (natura naturans).</p>
+<p>Tao is dus de natuur. Tao&iuml;sme is wijsbegeerte der natuur.
+Tao&iuml;sten zijn natuurphilosofen. Laten wij nu zien hoe de
+Tao&iuml;sten hunne theorie&euml;n ontwikkelen, vooral met het oog op
+de wording der wereld, en hoe zij die voorts toepassen op het gebied
+van het maatschappelijk en staatkundig leven.</p>
+<p>Over de ontwikkeling van het zichtbaar heelal weten de Tao&iuml;sten
+ons heel wat te vertellen.</p>
+<p>&bdquo;Daar was een tijd&rdquo;, zegt Chwang tsze, &bdquo;dat alle
+dingen een begin hadden. De tijd, toen er nog geen begin was, had zelf
+een begin. Er was een begin van den tijd, toen de tijd, die geen begin
+had, niet begonnen was. Daar is bestaan en daar is niet-bestaan. In den
+tijd, die geen begin had, bestond Niets&mdash;of het Ledige. Toen de
+tijd, die geen begin had, nog niet begonnen was, bestond er ook Niets.
+Eensklaps: daar was Niets, maar men kan niet weten, wat bestaan en
+niet-bestaan aangaat, wat zeker bestond en wat niet.&rdquo;</p>
+<p>Onzin zal men zeggen. Doch: ook tegenwoordige wijsgeeren
+<span class="pagenum">[<a id="pb195" href="#pb195" name=
+"pb195">195</a>]</span>komen soms tot een dergelijke uitspraak. Zoo
+b.v. de Engelsche geleerde Proctor. Deze zegt:</p>
+<p>&bdquo;Zij, die dat kunnen, mogen troost vinden in het geloof aan
+een volstrekt ledige ruimte en een volstrekt &bdquo;onbezetten
+tijd&rdquo; voorafgaande aan zeker zeer ver verwijderd, doch niet
+oneindig verwijderd tijdperk. Laten zij dit volgens hun geloof dan
+noemen het begin aller dingen. Doch de ledige tijd v&oacute;&oacute;r
+dat begin kan geen begin hebben gehad, tenzij deze ware voorafgegaan
+door een tijd <i>met</i> gebeurtenissen; wat juist met de onderstelling
+in strijd is. Wij vinden geen volstrekt begin als wij terug
+zien.&rdquo;</p>
+<p>Een der uitnemendste, meest geavanceerde leerlingen van Lao tsze,
+Lieh tsze, drukt het dichterlijk aldus uit:</p>
+<div class="lgouter">
+<p class="line">Daar is een leven ongeschapen,</p>
+<p class="line">Daar is E&eacute;n, die alles verandert, doch bij Wien
+geen verandering is.</p>
+<p class="line">Alleen het onveranderlijke kan verandering doen
+komen,</p>
+<p class="line">Dat leven kan slechts voortbrengen.</p>
+<p class="line">Die allesveranderende kan slechts vervormen,</p>
+<p class="line">Daarom duren scheppingen en veranderingen voort</p>
+<p class="line">En gaan deze voortdurende scheppingen en veranderingen
+altijd door.</p>
+<p class="line">Zij worden gezien in de man&rsquo;lijke en
+vrouw&rsquo;lijke beginselen der natuur,</p>
+<p class="line">Zij zijn openbaar in de vier jaargetijden,</p>
+<p class="line">Het ongeschapene staat als het ware alleen,</p>
+<p class="line xd20e4619">Het onveranderlijke gaat en komt,</p>
+<p class="line">Zijn duur heeft geen einde,</p>
+<p class="line">Weergaloos en eenig&mdash;zijn zijne wegen
+onnaspeurlijk.</p>
+</div>
+<p class="first">Elders zegt dezelfde wijze, dat wij van het oneindige
+niets weten, doch dat hemel en aarde in het groot geheel van het
+oneindig heelal zijn begrepen. &bdquo;Hoe kunnen wij zeggen&rdquo;, zoo
+vraagt hij, &bdquo;of er een ongezien heelal is, boven en beneden de
+kleine wereld, die binnen ons bereik is.&rdquo;</p>
+<p>Tao, zagen wij, veroorzaakt en doet alles. Daarom komt de vraag in
+ons op, of de Tao&iuml;sten een persoonlijk Schepper en zedelijk
+bestuurder van het heelal erkennen, een vraag, die echter gemakkelijker
+gesteld dan beantwoord wordt. Zeker is het, dat er in de
+Tao&iuml;stische classieken menigmaal van een wezen, invloed of macht
+als de Schepper wordt gesproken. Ook komt hier en daar het woord
+&bdquo;Ti&rdquo; of God voor. Doch deze omschrijvingen zijn zeer vaag,
+zeer duister en onbestemd, terwijl het woord, voor
+&bdquo;Schepper&rdquo; gebezigd, eigenlijk meer vervorming of
+gedaanteverwisseling beduidt. Ook komt niet goed uit, welke de
+verhouding is tusschen dien Schepper en Tao. God en Tao te
+vereenzelvigen gaat ook moeilijk. Tao <span class="pagenum">[<a id=
+"pb196" href="#pb196" name="pb196">196</a>]</span>wordt steeds als
+onpersoonlijk, zonder aandoeningen, voorgesteld. Nergens schijnt er
+plaats of noodzakelijkheid voor een persoonlijk Schepper: Tao doet
+alles.</p>
+<p>Merkwaardig is ook het denkbeeld van evolutie, dat feitelijk in het
+Tao&iuml;stische stelsel evengoed als in de tegenwoordige
+natuurphilosophie ligt. Prof. Tyndall beschouwt een nevel als de
+oorsprong aller stoffelijke dingen, de Tao&iuml;sten spreken van de
+oorspronkelijke aura (damp), die werd gecondenseerd en verdicht en
+eindelijk een vasten vorm verkreeg, met bepaalde en onderscheiden
+gestalte. Sommige passages uit de wijsbegeerte der Tao&iuml;sten waren
+in Haeckel&rsquo;s Scheppingsgeschiedenis niet misplaatst. Beiden
+schijnen het eens met de woorden van Lucretius: &bdquo;De natuur
+schijnt alle dingen uit zichzelf te doen, zonder tusschenkomst der
+goden.&rdquo;</p>
+<p>Daarom&mdash;en de plaatsen, waar van Ti en van een Schepper
+gesproken wordt, getuigen er van&mdash;kan de Chineesche wijze toch,
+evengoed als de hedendaagsche moderne theologie, het wereldgebeuren,
+het werken der natuur ten slotte als het zich uiten van God hebben
+beschouwd. &rsquo;t Komt mij voor, dat dit inderdaad de eenige
+oplossing is. God kan boven de natuur staan en toch alleen in en door
+haar werken.</p>
+<p>Wat nu den mensch betreft, deze wordt door het Tao&iuml;sme
+beschouwd als eenvoudig te zijn een deel van het heelal, een stuk van
+de schepping, een openbaring, gelijk alle andere dingen, van het
+algemeene, overal inwonende Tao. Dit is hier niet slechts een
+wetenschappelijke overtuiging of een uiting van bespiegeling alleen.
+Neen, het is een machtige, zedelijke factor, waarin een onderwerping
+aan onze bestemming, een zich moeten voegen naar de wetten der natuur
+ligt, dat onze eerbiedige aandacht verdient. Dat bedenkende beschouwt
+b.v. ook Lieh tsze den dood niet als een koning der verschrikking, maar
+als een onvermijdelijke en welkome verandering, die even natuurlijk is
+als het vallen van een blad of de wisseling der jaargetijden.</p>
+<p>&bdquo;De dood,&rdquo; zegt hij, &bdquo;is voor het leven, wat
+weggaan is voor komen. Hoe kunnen wij weten, dat <i>hier</i> sterven
+niet is, <i>elders</i> geboren worden? Hoe kunnen wij weten of de
+menschen, met hun sterken drang naar leven, niet zichzelf begoochelen?
+Hoe kan ik weten, of, indien ik morgen sterf, mijn lot niet beter zal
+zijn, dan toen ik geboren werd in den aanvang? O, de menschen kennen de
+vrees des doods, maar niet zijn rust. Hoe goed is het, dat van de
+oudheid af de dood het algemeen lot der menschen was! Het is een rust
+voor den <span class="pagenum">[<a id="pb197" href="#pb197" name=
+"pb197">197</a>]</span>goeden mensch, een ter zijde stellen van den
+slechte. Dood is als huiswaarts keeren. De dooden zijn zij, die
+huiswaarts zijn gekeerd; wij, die leven, zijn nog wandelaars.&rdquo;
+Heeft dit eenvoudig vertrouwen in de goedheid der natuur niet iets
+treffends? Sluit het zich niet goed aan bij de wijsgeerige bespiegeling
+over Tao zelf? Wat echter brengt het Tao&iuml;sme mede in het
+praktische, gewone leven? Spontane&iuml;teit (de eigen, de ware natuur
+volgen), eenvoud, reinheid, vriendelijkheid, in &eacute;&eacute;n
+woord: goedheid.</p>
+<p><span class="corr" id="xd20e4650" title=
+"Bron: Spontan&euml;iteit">Spontane&iuml;teit</span>.&mdash;De
+oorspronkelijke aard van ieder mensch is de directe gave der
+natuur&mdash;liever nog, een deel van de natuur zelf. Daarom moet dit
+oorspronkelijke zorgvuldig ongeschonden worden gehouden, bewaard in
+zijn zuiverheid. De bewaring der door den hemel ingeplante natuur is
+het groote, voorname doel van den waren Tao&iuml;st. Hoe kan hij dit
+bereiken? Door de groote moeder na te volgen. De natuur is spontaan in
+al haar werken: daarom moet de wijze ook zoo handelen: hij moet niet
+handelen met een of ander oogmerk, maar in overeenstemming met zijn
+omgeving, volgens de natuurlijke uitspraak van zijn hart. De natuur
+strijdt nooit, de wijze moet zich dus ook voor strijd wachten. De
+natuur is steeds lijdelijk, de wijze moet dus ook de dingen op hun
+beloop laten en tevreden zijn met hun aanwijzing te volgen. Eerzucht,
+plannen maken, hartstocht, begeerte&mdash;belangstelling in uitwendige
+voorwerpen&mdash;het is alles een in wanorde brengen, een berooven van
+des menschen oorspronkelijke natuur en moet dus worden veroordeeld.</p>
+<p>Zelfs de werkzame beoefening van deugden als: welwillendheid en
+stiptheid wordt ontraden; de natuur heeft geen inspanning noodig om te
+groeien en alles, wat de wijze te doen heeft, is zichzelf met haar in
+overeenstemming te brengen. Alle hartstochten, (plichts)vervullingen,
+die op verstoring of inspanning wijzen heeten bij de Tao&iuml;sten: de
+menschelijke natuur, in tegenstelling met de hemelsche of inwonende
+natuur, waarmede de mensch is begaafd.</p>
+<p>&bdquo;Waarom,&rdquo; vraagt Chwang tsze, &bdquo;deze kunstmatige,
+menschelijke, ge&euml;nte natuur te ontwikkelen; ontwikkel veeleer die
+inwonende, natuurlijke natuur, die u allen is ingeplant.&rdquo; Huai
+nan tsze stelt dit vooral duidelijk in het licht: &bdquo;Wat bedoelen
+wij&rdquo;, zegt hij, &bdquo;als wij over het natuurlijke of ingeplante
+spreken? Dat wat harmonisch, zuiver, eenvoudig, onbezoedeld,
+onversierd, oprecht, lichtend en onbevlekt is, wat nooit van den
+beginne <span class="corr" id="xd20e4657" title="Bron: afaan">af
+aan</span>, eenige vermenging of verbastering heeft ondergaan.
+<span class="pagenum">[<a id="pb198" href="#pb198" name=
+"pb198">198</a>]</span>En wat is het menschelijke of kunstmatige? Dat
+wat vervalscht is met slimheid, verdraaidheid, behendigheid,
+huichelarij en bedrog, wat zich buigt uit inschikkelijkheid voor de
+wereld en in &rsquo;t oog houdt de gewoonten van den tijd. B.v.: een os
+heeft horens en een gespleten hoef, terwijl het paard wilde manen en
+een ongespleten hoef heeft. Dat is het hemelsche of de (ware) natuur.
+Als gij echter een gebit in den mond van het paard legt en den neus van
+den os doorboort, dat is het menschelijke, het kunstmatige.&rdquo;</p>
+<p>Wij begrijpen wat de Tao&iuml;sten in dezen bedoelen. Om nu echter
+dit beginsel<span class="corr" id="xd20e4664" title="Bron: ;">:</span>
+overeenstemming met de natuur te verwezenlijken, liever gezegd te
+volgen, is noodig, zich lijdelijk aan de leiding van het innerlijk
+wezen <span class="corr" id="xd20e4667" title="Bron: overgeven">over te
+geven</span>. Men heeft hiervoor een eigenaardige formule, weergegeven
+door &bdquo;niet doen, niet uitoefenen&rdquo;, &bdquo;werkeloosheid,
+absoluut lijdelijk zijn&rdquo;, wellicht het best door: &bdquo;niet
+actief zijn.&rdquo;</p>
+<p>Men gevoelt dat de consequentie dezer beginselen tot een geheel
+ander optreden op maatschappelijk en staatkundig gebied moest leiden,
+dan dat van Confucius en zijn leerlingen. Daar allerlei schoon
+uitgesponnen regelingen aangeprezen, velerlei <span class="corr" id=
+"xd20e4672" title="Bron: bemoei&iuml;ngen">bemoeiingen</span> met het
+heil des volks, hier echter veel meer door onthouding allen verlossen
+van het kunstmatige, dat hun ware natuur belet.</p>
+<p>Doe nooit iets, zegt de Tao&iuml;stische politicus, om het te doen.
+Doe nooit iets dat niet bepaald noodzakelijk is: vergeet niet dat het
+einde der wetgeving is: de wetgeving overbodig te maken. Laat de natuur
+onverhinderd werken, zoowel in het maatschappelijk en politiek leven
+als in de sfeer van physica en moraal: uw onderdanen zullen dan
+tevreden zijn met hun lot, uw koninkrijk vrij van samenzweringen,
+oneenigheden en onheil. Boven alles: doe niets om den oorspronkelijken
+eenvoud te verstoren. Tracht niet om ruwe werktuigen door samengestelde
+machines te vervangen. Zulke verfijning leidt tot weelde,
+luchtkasteelen bouwen, eerzucht en ontevredenheid. De ware uitoefening
+van vernuft in het voortbrengen van werk uitwinnende, fijne werktuigen
+vereischt een hoofd vol plannen. Ontmoedig dus kunstmatige
+nieuwigheden. Het geheim van het geluk ligt in rust, eenvoud en
+tevredenheid, de eenige weg om dit te bereiken is: lichaam,
+hartstochten, verstand en wil in volkomen overeenstemming te brengen
+met de natuur.</p>
+<p>Wat Lao tsze dus aanbeveelt is rust, onthouding, bespiegeling. Hij
+zegt o. a.: <span class="pagenum">[<a id="pb199" href="#pb199" name=
+"pb199">199</a>]</span></p>
+<p>De hoogste voortreffelijkheid is aan het water gelijk, want de
+voortreffelijkheid van het water komt hierin uit, dat het allen nuttig
+is en dat het, zonder verzet, de laagste plaats inneemt, die, welke aan
+alle menschen mishaagt. De reden, waarom stroomen en zee&euml;n in
+staat zijn de schatting van alle wateren uit alle dalen te ontvangen,
+ligt hierin, dat zij dieper liggen&mdash;daarom zijn zij koningen over
+hen allen. Zoo stelt zich ook de wijze heerscher, die boven de menschen
+staan wil, in zijn woorden beneden hen en wanneer hij wenscht hen voor
+te gaan, stelt hij zijn persoon op den achtergrond.</p>
+<p>&bdquo;Zonder zijn deur uit te gaan, kan men alles begrijpen wat er
+onder den hemel voorvalt: zonder uit zijn venster te zien, aanschouwt
+men het Tao des hemels. Hoe verder men zich van zichzelf verwijdert,
+des te minder weet men.</p>
+<p>&bdquo;Daarom verkregen de wijzen hunne kennis zonder rond te
+reizen; ze gaven aan alle dingen de rechte namen, zonder ze te zien, en
+bereikten hun doel, zonder dat zij zich voornamen dit te bereiken.</p>
+<p>&bdquo;Alles in de natuur keert, na een tijd van werkzaamheid tot
+zijn oorspronkelijken toestand terug, zooals de plant tot haar wortel.
+Deze terugkeer noemen wij den toestand der rust. Deze rust wil zooveel
+zeggen, dat de dingen, die haar bereiken, daardoor te kennen geven, dat
+zij de hun opgelegde taak hebben volbracht. De terugkeer tot rust is de
+algemeene, onveranderlijke wet. Die te kennen is wijsheid, die niet te
+kennen, veroorzaakt wild streven en een droevig einde.&rdquo;</p>
+<p>Wat de uitoefening der regeering betreft: slechts in twee punten
+ontmoeten Lao tsze en Confucius en Mencius elkaar: namelijk, in den lof
+der oude tijden en den afkeer van drukkende belastingen.</p>
+<p>&bdquo;Het volk lijdt honger wegens de hooge belastingen, welke door
+de ambtenaren worden verbruikt.&rdquo;</p>
+<p>&bdquo;Het volk is moeilijk te regeeren door den overmatigen
+regeeringsijver der beambten.&rdquo;</p>
+<p>&bdquo;Het volk is onverschillig voor den dood, omdat het zoo hard
+moet werken om zijn levensonderhoud te verdienen.&rdquo;</p>
+<p>Komen Lao tsze en zijn beide tegenvoeters in den lof der oudheid en
+in de ontevredenheid over de bestaande toestanden overeen, niet evenwel
+in de middelen tot verbetering. Terwijl Confucius deze vindt in het
+begunstigen van flinke mannen en in gestadig streven en werken, beveelt
+<span class="corr" id="xd20e4699" title="Bron: Laotsze">Lao tsze</span>
+aan: laten begaan en verzorging der stoffelijke behoeften. Hij is een
+besliste vijand van het &bdquo;regeeren&rdquo; of misschien juister
+uitgedrukt, van het &bdquo;te veel regeeren.&rdquo; <span class=
+"pagenum">[<a id="pb200" href="#pb200" name="pb200">200</a>]</span></p>
+<p>&bdquo;In de oudste tijden, (zegt hij), wist het volk niet dat het
+geregeerd werd. In het daarop volgende tijdperk prees en bewonderde het
+zijn heerschers, daarna vreesde het dezen, eindelijk verachtte het hen.
+Toen de heerschers het vertrouwen in Tao begonnen te verliezen, vloeide
+daaruit voort: gebrek aan vertrouwen van de zijde des volks. Wat
+schenen die eerste heerschers onbeslist: doch door hun terughouding
+toonden zij de beteekenis, die zij aan hunne woorden toekenden. Hun
+werk werd gedaan, hun beramen droeg vruchten, terwijl het volk zeide:
+Wij zijn, die wij zijn door ons zelf.</p>
+<p>&bdquo;Toen het groote Tao niet meer werd betracht, kwamen
+welwillendheid en rechtschapenheid in de mode, daarna wijsheid,
+sluwheid en huichelarij.</p>
+<p>&bdquo;Toen er niet langer een goede geest (verdraagzaamheid)
+heerschte tusschen de zes graden van bloedverwanten, kwamen er
+ouderlievende zonen, toen de staten en famili&euml;n in verwarring
+geraakten, kwamen er loyale ministers op het tooneel.</p>
+<p>&bdquo;Mannen van groote geschiktheid niet op prijs te stellen en
+niet te gebruiken, is het middel om het volk van eerzucht terug te
+houden; voorwerpen, die moeilijk zijn te verkrijgen, niet hoog te
+schatten, is het middel om geen dieven te krijgen; het volk niet te
+toonen, wat zijne begeerten kan opwekken, is het middel om het van
+uitspattingen terug te houden.</p>
+<p>&bdquo;Daarom, indien de wijze de regeering leidt, zorgt hij, dat de
+hoofden leeg zijn en de magen vol, hij verzwakt den wil en versterkt de
+beenderen.</p>
+<p>&bdquo;Hij streeft er steeds naar hen zonder weten en zonder
+wenschen te houden en hen, die wetenschap bezitten, te verhinderen,
+haar te gaan gebruiken. Als men zoo zich van werkzaam optreden
+onthoudt, heerscht er overal goede orde.&rdquo;</p>
+<p>Sommige der leeringen in Tao teh king herinneren zoo zeer aan het
+inschrift, dat Confucius in de <span class="corr" id="xd20e4718" title=
+"Bron: voorvaderen hal">voorvaderenhal</span> te Lo yang op het beeld
+met den gesloten mond vond,<a class="noteref" id="xd20e4721src" href=
+"#xd20e4721" name="xd20e4721src">15</a> dat men in dit opschrift
+samenhang zou zoeken met het oude Tao&iuml;sme van v&oacute;&oacute;r
+Lao tsze. Men oordeele.</p>
+<p>&bdquo;Laat hem zijn mond en zijn neusgaten gesloten houden, zoo zal
+hij gedurende zijn gansche leven voor moeitevolle inspanning bewaard
+blijven: laat hem zijn mond openhouden en zijn adem verbruiken in de
+zorg voor zijn aangelegenheden: <span class="pagenum">[<a id="pb201"
+href="#pb201" name="pb201">201</a>]</span>en gedurende zijn gansche
+leven zal hij nooit rustig zijn (zonder zorg).</p>
+<p>&bdquo;Wat rustig blijft, is gemakkelijk te bewaren; eer een zaak
+hare tegenwoordigheid laat merken, kan men zich het best daartegen
+beveiligen: wat breekbaar is, wordt gemakkelijk verbroken, wat gering
+in aantal is, wordt spoedig verstrooid. Men moet handelen,
+v&oacute;&oacute;r een zaak zich opdoet en orde instellen
+v&oacute;&oacute;r de wanorde is begonnen. Een boom, dien men met beide
+armen kan omvatten, is uit een kleine twijg ontstaan, een toren met
+negen verdiepingen begon met een hoopje aarde, een reis van duizend
+mijlen begint met &eacute;&eacute;ne schrede.&rdquo;</p>
+<p>Dat Lao tsze het beginsel: &bdquo;Vergeldt vijandschap met
+weldoen&rdquo; voorstaat is reeds vermeld. Over zichzelf spreekt Lao
+tsze slechts op &eacute;&eacute;ne plaats:</p>
+<p>&bdquo;De groote menigte der menschen ziet er tevreden en opgewekt
+uit, alsof zij een feestmaal genoten of in het voorjaar op een toren
+stonden. Ik alleen schijn verdrietig en stil, daar mijn begeerten zich
+nog niet hebben getoond. Ik ben als een kind, dat nog niet heeft
+gelachen. Ik zie er terneergeslagen en droevig uit, als een, die geen
+tehuis zijn eigen noemen kan. De menigte der menschen heeft genoeg en
+te veel, ik alleen schijn alles verloren te hebben. Mijn verstand is
+dat van een dom mensch, ik ben als verward.</p>
+<p>&bdquo;De gewone menschen zien er helder en verstandig uit, ik
+alleen schijn omneveld. Zij zien er uit alsof zij alles kunnen
+onderscheiden, ik alleen ben simpel en verward. Het schijnt mij, als
+drijf ik rond op de zee zonder een plaats, waar ik rusten kan. Ieder
+heeft iets, waar hij zijn werkzaamheid aan wijdt, ik alleen schijn
+dwaas en onbekwaam als een boer van de grenzen. Zoo ben ik alleen van
+andere menschen verschillend, doch ik eer de moeder, die mij voedt
+(Tao).&rdquo;</p>
+<p>Het is een droefgeestig beeld, dat de oude knaap van zichzelf
+ontwerpt, toch wordt ons hier niet de minst aantrekkelijke zijde van
+het Tao&iuml;sme geschilderd; dat opgaan in bespiegeling en dat zich
+terugtrekken uit de wereld, zonder de bijvoeging van wereldsmart en
+pessimisme, die wij in de moderne wijsbegeerte zoo rijkelijk vinden,
+zonder de overdrijving, aan Schopenhauer en zijn school eigen.</p>
+<p>Belangrijker en misschien ook verstaanbaarder zullen ons intusschen
+die Tao&iuml;sten voorkomen, die meer op de Sto&iuml;ci, Cynici of
+Epicuristen gelijken, of die van metaphysici aanhangers der tooverij
+zijn geworden en aan het Chineesche keizerlijke hof de rol gespeeld
+hebben, welk tot op het midden <span class="pagenum">[<a id="pb202"
+href="#pb202" name="pb202">202</a>]</span>der 18<sup>e</sup> eeuw door
+menig meester der zwarte kunst aan de Europeesche hoven werd
+uitgeoefend.</p>
+</div>
+</div>
+<div id="ch5.5" class="div2 section"><span class="pagenum">[<a href=
+"#toc">Inhoud</a>]</span>
+<div class="divHead">
+<h3 class="main"><span class="corr" id="xd20e4751" title=
+"Bron: v">V</span>. Chwang tsze, Lieh tsze, Yang Chu en de ontaarding
+van het Tao&iuml;sme.</h3>
+</div>
+<div class="divBody">
+<p class="first">Een der belangrijke figuren onder de oudere
+Tao&iuml;sten is Chwang chau, gewoonlijk Chwang tsze = de wijsgeer
+Chwang geheeten, een tijdgenoot van Mencius, die hem echter niet noemt,
+waaruit misschien valt af te leiden, dat de mystieke bespiegelingen van
+Chwang eerst later groote aantrekkelijkheid kregen. Hij leefde van de
+wereld teruggetrokken en vele voorbeelden van zijn bijtende geestigheid
+zijn ons bewaard gebleven. Toen de vorst van Tsu boden met rijke gaven
+tot hem zond om hem aan het hof uit te noodigen, waar hij eerste
+minister kon worden, wees Chwang tsze deze aanbiedingen lachend af en
+zeide: &bdquo;Duizend ons zilver is veel voor mij en een hoogen rang te
+verkrijgen en minister te worden is zeer eervol. Doch hebt gij den os
+niet gezien, die voor het offer aan de grenzen bestemd is? Vele jaren
+lang wordt hij zorgvuldig gevoederd en met kostbare dekken versierd,
+opdat hij geschikt zij naar den grooten tempel te worden gebracht. Maar
+als de tijd komt dat dit geschieden moet, mocht hij liever een klein
+varkentje wezen, doch dan is het te laat. Maak dus dat gij wegkomt en
+verontreinig mij niet door uwe tegenwoordigheid. Ik wil mij liever
+vermaken en mij over mijn leven verheugen in een vuil graf (nl. als
+bedelaar leven) dan aan de regels en beperkingen van eens vorsten hof
+onderworpen zijn. Ik heb besloten nooit een ambt aan te nemen, maar
+geef er de voorkeur aan mij in mijn eigen vrijen wil te
+verheugen.&rdquo; Zooals deze Chwang tsze leefde, zoo stierf hij ook.
+Aan zijne leerlingen, die hem met alle pracht wilden begraven, beval
+hij zijn lichaam niet te begraven, maar het slechts op de aarde te
+werpen (naar de zeden der oudste Chineezen). &bdquo;Ik zal zoo,&rdquo;
+sprak hij, &bdquo;hemel en aarde als doodkist hebben, de zon en de maan
+in plaats van de zinnebeelden van meisteen, de sterren in plaats van
+paarlen en edelsteenen; daarmee zijn immers alle voorbereidingen voor
+mijn teraardebestelling volvoerd, wat wilt gij er aan
+toevoegen?&rdquo;</p>
+<p>Toen de leerlingen hun bezorgdheid te kennen gaven, dat de kraaien
+en roofvogels zijn lijk zouden opeten, voegde hij er bij: &bdquo;Boven
+den grond zullen mij de kraaien en de roofvogels verorberen, daar onder
+wormen en insecten; het voor <span class="pagenum">[<a id="pb203" href=
+"#pb203" name="pb203">203</a>]</span>den een weg te nemen en het den
+ander te geven zou maar partijdig schijnen.&rdquo;</p>
+<p>Chwang tsze&rsquo;s werk is voor het grootste deel polemiek, gericht
+tegen Confucius en tegen de letterkundigen in het algemeen. Van
+Chineesche zijde hebben sommigen de heftige aanvallen op Confucius, die
+er in voorkomen voor onecht verklaard. Doch deze zijn zoo geheel in
+denzelfden stijl als de andere stukken, dat wij ze gerust aan Chwang
+tsze kunnen toeschrijven.</p>
+<p>&bdquo;Gelijk zoekt gelijk,&rdquo; zeide de oude visscher tot
+Confucius, en vogels met gelijk gezang antwoorden elkaar&mdash;dat is
+de wet des hemels. Waarmee gij u bezighoudt, dat zijn de
+aangelegenheden der menschen. Als de keizer, de leenvorsten, de hooge
+beambten en het volk alles doen wat hun betaamt, dan hebben wij een
+schoon beeld van orde. Als zij zich bekommeren om datgene wat buiten
+hun werkkring ligt, dan ontstaat de grootste wanorde. Als de beambten
+hun zaken behartigen en het volk de zijne, dan is er geen ingrijpen in
+de rechten van anderen.</p>
+<p>&bdquo;Velden die onbebouwd blijven, huizen die water doorlaten,
+gebrek aan kleeding en voeding, belastingen, waar geen geld voor is,
+geen verdraagzaamheid tusschen vrouwen en bijslaapsters, geen orde
+tusschen jong en oud&mdash;dat zijn de zorgen van het gemeene volk.</p>
+<p>&bdquo;Ongeschiktheid voor hun ambt, onopmerkzaamheid voor hun
+zaken, oneerlijkheid, zorgeloosheid en luiheid der ondergeschikte
+beambten, gebrek aan verdienste en gevoeligheid en onzekerheid ten
+opzichte van rang en salaris&mdash;dat zijn de zorgen der hooge
+beambten.</p>
+<p>&bdquo;Geen getrouwe ministers aan hun hoven, de stammen in hunne
+staten in opstand, gebrek aan geschiktheid bij hun ambtenaren, slechte
+inrichting der belasting, vertraging in voor- en najaarsbezoeken bij
+den keizer: en diens ongenade, dat zijn de zorgen der leenvorsten.</p>
+<p>&bdquo;Onharmonisch werken der beide elementen van koude en hitte,
+buiten den gewonen tijd des jaars, tot schade van alle dingen,
+onderdrukking en wanorde onder de leenvorsten, twisten en rooftochten
+dezer vorsten tegen elkaar tot schade des volks; slecht geordende
+<span class="corr" id="xd20e4772" title=
+"Bron: ceremonie&euml;n">ceremoni&euml;n</span> en muziek, ongenoegzame
+of uitgeputte bronnen voor de uitgaven; de banden van verwantschap
+verwaarloosd en het volk aan teugellooze wanorde overgeleverd&mdash;dat
+zijn de zorgen van den zoon des hemels (den keizer) en zijne ministers.
+<span class="pagenum">[<a id="pb204" href="#pb204" name=
+"pb204">204</a>]</span></p>
+<p>&bdquo;Gij zijt de keizer niet, ook geen leenman, ook geen minister
+van het keizerlijk hof of van een der staten: en toch neemt gij op u,
+de <span class="corr" id="xd20e4778" title=
+"Bron: ceremonie&euml;n">ceremoni&euml;n</span> en de muziek te regelen
+en u bizonder met de betrekkingen van verwantschap bezig te houden,
+teneinde de verschillende volksklassen te verbeteren&mdash;is dat niet
+een bovenmatige vermeerdering uwer bezigheden?</p>
+<p>&bdquo;Menschen hebben bovendien gewoonlijk acht gebreken, en bij de
+leiding van zaken dreigen vier fouten, die men niet over het hoofd mag
+zien.</p>
+<p>&bdquo;De leiding van zaken, die ons niet aangaan, in de hand nemen,
+is van zaken een monopolie maken. Zaken bespreken die ons niet aangaan,
+noemt men babbelzucht. Lieden te leiden, door hen naar den mond te
+praten, is met een vossenstaart kwispelen. Lieden prijzen zonder te
+zien of dit recht of onrecht is, is vleien. Gaarne slecht over de
+menschen spreken, is lasteren. Vrienden en verwanten scheiden, dat is
+zich verblijden in het leed van anderen. Iemand prijzen of in slechten
+naam brengen, zonder dat hij het verdient, is een bewijs van
+verdorvenheid.</p>
+<p><span class="corr" id="xd20e4787" title=
+"Niet in bron">&bdquo;</span>Dubbelzinnig met de menschen meepraten,
+zonder zich te bekommeren of ze goed of slecht zijn, om zoo hun
+bedoelingen te weten te komen: dat is gevaarlijk zijn. Deze acht
+gebreken veroorzaken wanorde onder alle menschen en brengen hem, die ze
+bezit, in gevaar. Geen edel man zal hem, die ze bezit tot zijn vriend,
+noch een vorst zulk een persoon tot zijn minister maken.</p>
+<p>&bdquo;Om nu te spreken van wat ik de vier gebreken noemde: zij
+zijn: gaarne groote daden doen, veranderen en verwisselen, wat reeds
+lang bestaat, opdat men in den roep komt van iets verdienstelijks te
+hebben gedaan: dat alles is eerzucht. Op alle wijsheid voor zichzelf
+aanspraak maken, zich in alles mengen, terwijl men wat op den weg van
+anderen ligt, tot zich trekt en als zijn werk doet voorkomen; dat is
+begeerigheid.<a class="noteref" id="xd20e4792src" href="#xd20e4792"
+name="xd20e4792src">16</a> Zijn gebreken zien en die niet veranderen,
+en als iemand iets wordt voorgeslagen, juist zijn eigen weg gaan, is
+halsstarrigheid. Prijzen, die met u overeenkomt, afbreken, die niet met
+u overeenstemt: dat is pralende (zelf)overschatting. Dit zijn de vier
+fouten. Wie de acht gebreken kan afleggen en de vier fouten geen vrijen
+teugel laat, die is zoover, dat hij met het onderricht ontvangen een
+begin kan maken.</p>
+<p>&bdquo;Confucius zag treurig voor zich en zuchtte. Tweemaal
+<span class="pagenum">[<a id="pb205" href="#pb205" name=
+"pb205">205</a>]</span>boog hij zich, toen richtte hij zich op en
+sprak: &bdquo;Tweemalen werd ik uit Lu verdreven. Uit Wei moest ik
+vluchten. De boom, waaronder ik rustte, werd in Sung omgehouwen. Ik
+weet niet, welke fouten ik begaan heb, dat ik bij die gelegenheden zoo
+in een valsch daglicht werd geplaatst en zooveel moest lijden.&rdquo;
+De oude visscher zag hem treurig aan en sprak: &bdquo;Het is zeker
+moeilijk om u iets te doen begrijpen. Er was eens een man, die voor
+zijn schaduw vreesde en zijn voetstappen niet zien mocht, zoodat hij
+wegliep om beide te ontgaan. Doch, hoe meer hij zijn voeten ophief, des
+te talrijker werden de voetstappen en hoe snel hij ook loopen mocht,
+zijn schaduw volgde hem overal. Hij dacht dat hij te langzaam liep, en
+ging nu uit alle macht loopen zonder op te houden, totdat zijn kracht
+was uitgeput en hij stierf. Hij wist niet, dat, indien hij op een
+schaduwrijke plaats had opgehouden, zijn schaduw verdwenen zou zijn en
+dat, als hij zich niet bewogen had, hij zijn voetstappen zou hebben
+verloren&mdash;zijn domheid was werkelijk groot. En gij, gij spreekt uw
+oordeel uit over vragen van welwillendheid en rechtschapenheid: gij
+onderzoekt de punten, waarin overeenstemming en verschil is; gij ziet
+naar de wisseling van beweging en rust en omgekeerd; gij zijt de
+regelen van ontvangen en geven meester geworden; gij hebt genegenheid
+en afkeer verklaard, de grenzen van vreugde en droefheid
+bepaald&mdash;en toch hebt gij nauwelijks kunnen ontkomen aan de
+gevaren, die gij straks vermelddet. Als gij u om uzelven bekommerdet en
+uw eigen reinheid behoeddet, terwijl gij eenvoudig anderen gaaft wat
+hun toekwam, dan zoudt gij al deze verwikkelingen ontgaan zijn. Doch
+wanneer gij, zooals gij dat doet, de opvoeding van uw eigen persoon
+verwaarloost en de opvoeding van anderen tot uw doel maakt, houdt gij u
+dan niet bezig met uiterlijkheden (<span class="corr" id="xd20e4799"
+title="Bron: inplaats">in plaats</span> van met uwen inwendigen
+mensch)?&rdquo;</p>
+<p>Ook Chwang tsze is een lofredenaar der oude tijden.</p>
+<p>&bdquo;De heerschers gingen in oude dagen van het standpunt uit, dat
+de vrucht hunner regeering moest beoordeeld worden naar den toestand,
+waarin het volk zich bevond en dat de schuld van verkeerde resultaten
+bij hen moest worden gezocht; opdat het recht aan de zijde des volks,
+het onrecht aan de hunne zou zijn. Daarom, wanneer ook slechts
+&eacute;&eacute;n persoon het leven verloor, trokken zij zich dat aan
+en berispten zichzelf. Nu is het echter niet meer zoo. De heerschers
+verbergen hun eigenlijke bedoelingen en houden voor dom, hen die
+<span class="pagenum">[<a id="pb206" href="#pb206" name=
+"pb206">206</a>]</span>deze niet raden. Zij verlangen wat zeer moeilijk
+is en veroordeelen hen, die niet wagen dit te ondernemen. Zij leggen
+zware lasten op en bestraffen hen, die deze niet kunnen dragen. Zij
+verlangen dat de menschen ver gaan en laten diegenen terechtstellen,
+die den afstand niet kunnen afleggen.</p>
+<p>&bdquo;Als het volk eenmaal weet dat het beste, wat zij tot stand
+kunnen brengen, toch ongenoegzaam is, dan neemt het tot bedrog zijn
+toevlucht. Als de heerschers dagelijks slechts huichelarij toonen, hoe
+kunnen dan de beambten en het volk het anders maken. Gebrek aan kracht
+brengt huichelarij voort: gebrek aan kennis arglist, gebrek aan bezit
+rooverij. Maar wie zal men in zulk een geval schuldig achten aan roof
+en diefstal?&rdquo;</p>
+<p>Voor Chwang tsze zoowel als voor Lao tsze is de dood het
+noodzakelijk einde des levens en daarom iets, wat niet te betreuren
+valt. Chwang tsze gaat echter verder dan zijn voorgangers, wij vinden
+althans bij hem uitingen, die op het geloof aan een voortbestaan na den
+dood of althans aan een theorie van atomen (die blijven) doet
+denken.</p>
+<p>&bdquo;Twee kreupelen bezochten samen het graf van den gelen keizer.
+Plotseling braken er zweren onder hun armen uit. Vreest gij deze
+zweren? sprak de een tot den ander. Waarom zou ik vreezen, antwoordde
+deze, het leven is een geleend goed. Het geleende levende lichaam is
+niet meer dan stof. Leven en dood zijn als dag en nacht. Wij beiden
+beschouwden toch juist de graven van hen, die hunne verwisseling hadden
+doorgemaakt, waarom zou het voor mij onaangenaam zijn, als mijn
+wisseling komt?&rdquo;</p>
+<p>Tsze lai lag op het sterfbed, zijn vrouw en zijn kinderen stonden
+rondom hem en klaagden luide. Zijn vriend Tsze li kwam om naar den
+kranke te zien en sprak tot hen:</p>
+<p>&bdquo;Toe, maakt dat gij wegkomt en stoort hem niet, terwijl hij de
+groote wisseling door maakt.&rdquo;</p>
+<p>Toen sprak hij tot den stervende: &bdquo;Groot is waarlijk de
+Schepper! Wat zal hij nu van u maken? Waarheen zal Hij u brengen? Zou
+Hij van u maken de lever van een rat of de vleugel van een
+insect?&rdquo;</p>
+<p>Tsze lai antwoordde: &bdquo;Waarheen ook een vader zijn zoon zegt te
+gaan, naar het oosten, westen, zuiden of noorden, hij volgt eenvoudig
+het bevel. De beide elementen (het mannelijke en het vrouwelijke) zijn
+voor den mensch meer dan zijn ouders voor hem zijn. Als dezen mijn dood
+verhaasten en ik onderwierp mij niet gewillig, dan zou ik hardnekkig en
+oproerig zijn. <span class="pagenum">[<a id="pb207" href="#pb207" name=
+"pb207">207</a>]</span>Daar is de groote massa (de natuur). In haar
+vind ik den steun mijns lichaams, mijn leven is onder hare hoede in
+arbeid doorgebracht, mijn ouderdom zoekt gemak in haar, in den dood
+vind ik rust in haar: zij die mijn leven goed heeft gemaakt zal ook
+mijn dood goed maken.<a id="xd20e4825" name="xd20e4825"></a></p>
+<p>&bdquo;Daar is een metaalbewerker, die fijn metaal giet. Wanneer nu
+het metaal plotseling uit den smeltkroes omhoog wilde springen en
+zeggen: uit mij moet een zwaard worden&mdash;de metaalbewerker zou het
+zeker voor onbehoorlijk houden. Zoo ook, als een vorm in den
+moederschoot wordt gevormd en deze zou zeggen: Ik moet een man worden,
+de Schepper zou hem zeker als onbehoorlijk beschouwen. Als wij eenmaal
+begrijpen, dat aarde en hemel een groote smeltkroes zijn en de Schepper
+de groote werkmeester, waar kunnen wij dan heen moeten gaan, dat niet
+goed voor ons ware? Wij zijn als uit een rustigen sluimer geboren en
+wij sterven tot een rustig ontwaken.&rdquo;</p>
+<p>Eens op de reis zag Chwang tsze een ledigen schedel, uitgebleekt,
+maar toch goed behouden. Hij klopte er met zijn rijzweep op en vroeg:
+&bdquo;Hebt gij, in uwe begeerte naar leven, in de leeringen des
+verstands gefaald en zijt gij zoo hiertoe gekomen? Of heeft
+u&mdash;terwijl gij in dienst waart van een ondergaanden staat, de bijl
+van den scherprechter zoover gebracht? Of zijt gij door uw slecht
+gedrag hier gekomen en hebt gij schande over uw ouders, uwe vrouw en
+uwe kinderen gebracht? Of zijt gij van honger en koude omgekomen? Of
+hebt gij eenvoudig den loop uws levens voleindigd?&rdquo; Na deze
+vragen, nam hij den schedel op en toen hij slapen ging, gebruikte hij
+hem als hoofdkussen. Te middernacht verscheen hem de schedel in den
+droom en sprak: &bdquo;Gij hebt als een redenaar tot mij gesproken.
+Alles wat gij gezegd hebt, had slechts betrekking op de menschen bij
+hun leven, zulke dingen gelden na den dood niet.&rdquo; &bdquo;Zoudt
+gij van de dingen na den dood willen hooren?&rdquo;
+&bdquo;Zeker,&rdquo; zeide Chwang tsze, en de schedel vervolgde:
+&bdquo;In den dood is er geen onderscheid tusschen vorsten en
+ministers, de afwisseling der vier jaargetijden is er niet meer, rustig
+en ongestoord zijn onze jaren, als die des hemels en der aarde. Geen
+koning aan zijn hof heeft grooter vreugde, dan wij hebben.&rdquo;
+Chwang tsze geloofde hem niet en zeide: &bdquo;Als ik den heer van ons
+lot kon bewegen, uw lichaam met uw beenderen, vleesch en huid weer in
+het leven te roepen en u aan uwe vrouw en uwe kinderen en aan al uwe
+dorpsgenooten terug te geven, zoudt gij dan willen, dat ik dit
+deed?&rdquo; De schedel zag hem met gefronsd voorhoofd aan en sprak:
+<span class="pagenum">[<a id="pb208" href="#pb208" name=
+"pb208">208</a>]</span></p>
+<p>&bdquo;Hoe zou ik prijs geven het genot van mijn koninklijk hof en
+weer op mij nemen den last van het leven onder menschen?&rdquo;</p>
+<p>Menigmaal schijnt Chwang tsze te twijfelen aan zijn eigen bestaan en
+aan de mogelijkheid te gelooven, dat het leven slechts een droom
+is.</p>
+<p>&bdquo;De schemering vroeg aan de schaduw: Vroeger hebt gij
+gewandeld en nu zijt gij stil, vroeger hebt gij gezeten en nu zijt gij
+opgestaan: waardoor komt het, dat gij zoo ongestadig zijt?&rdquo; De
+schaduw antwoordde: &bdquo;Ik wacht op de beweging van iets anders om
+te doen wat ik doe, en dat andere, waarop ik wacht, wacht wederom op
+iets anders, om te doen, wat het doet. Mijn wachten&mdash;wacht ik op
+de schubben eener slang of op de vleugelen van een krekel? Ik weet
+niet, waarom ik eene zaak doe en de andere niet doe.&rdquo;</p>
+<p>&bdquo;Eenmaal heb ik, Chwang Chau, gedroomd dat ik een vlinder was,
+een vlinder, die rondvloog en gevoelde, dat hij genoegen had. Ik wist
+niet, dat ik het was. Eensklaps ontwaakte ik en ik was weer mijzelf: De
+ware Chwang Chau. Ik wist niet of het Chwang Chau was, die droomde, dat
+hij een vlinder was of een vlinder, die droomt dat hij nu Chwang Chau
+is. Dat is het geval van de verandering der dingen.<span class="corr"
+id="xd20e4840" title="Niet in bron">&rdquo;</span></p>
+<p>Dit klinkt wel Boeddhistisch<a class="noteref" id="xd20e4845src"
+href="#xd20e4845" name="xd20e4845src">17</a> maar kan toch niet op
+Boeddhistische invloeden worden teruggebracht: die waren toen nog niet
+werkzaam. Wel volgt er uit, dat ook aan het oude Tao&iuml;sme de leer,
+dat er niets werkelijks bestaat, doch dat alles slechts inbeelding is,
+niet vreemd schijnt te zijn.</p>
+<p>Nog scherper dan in de werken van Chwang tsze treedt een
+panthe&iuml;stisch-fatalistische opvatting in allegorischen vorm op in
+de aan Lieh yu K&rsquo;ou (gewoonlijk Lieh tsze genoemd) toegeschreven
+boeken. Deze wijsgeer schijnt kort na Confucius geleefd te hebben, doch
+iets naders weten wij van hem niet.</p>
+<p>Licius (zoo heet hij in &rsquo;t Latijn) herhaalt nog uitvoeriger,
+dat de gansche natuur een kringloop is, dat al het geschapene moet
+vergaan en dat slechts het scheppende, het Tao, onvergankelijk
+voortbestaat. Hij oordeelt het dus dwaas over leven en dood bezorgd te
+zijn, daar beiden vooruit bepaald en noodwendig zijn. Verstand en
+waanzin zijn willekeurige, recht en onrecht slechts aangeleerde
+begrippen, alle gevoelens van verwantschap berusten alleen op de
+opvoeding. <span class="pagenum">[<a id="pb209" href="#pb209" name=
+"pb209">209</a>]</span></p>
+<p>&bdquo;Een man had een zoon, wiens geest verbijsterd was. Hij begaf
+zich op weg ten einde Confucius om raad te vragen, of deze wellicht
+geen middel tegen deze krankheid kende. Onderweg ontmoet hij Lao tsze,
+wien hij zijn nood klaagt. &bdquo;Weet gij dan&rdquo;, sprak deze,
+&bdquo;dat uw zoon werkelijk buiten zijn zinnen is?&rdquo; Tegenwoordig
+zijn de begrippen van recht en onrecht zoo verward, dat niemand meer
+weet, wat eigenlijk het rechte is. Als alle lieden dachten als uw zoon,
+dan was niet hij buiten zijn zinnen, doch gij. Wie toch kan gevoelens
+en begrippen zuiver voorstellen? Heb ik daartoe nu &rsquo;t recht, zoo
+is Confucius buiten zijn zinnen, en hoe kan iemand, die het verstand
+mist het bij een ander heelen? Spaar dus uw geld en maak, dat gij weer
+naar huis komt.</p>
+<p>&bdquo;Een man uit Yin was in Shu opgevoed en keerde als oud man
+weer naar Yin terug. Toen hij op de reis daarheen door het land Tsin
+kwam, zeide een der reisgenooten schertsend: &bdquo;Dit is nu de
+hoofdstad van het land Yin.&rdquo; De oude kreeg een kleur van
+ontroering, &bdquo;Dat zijn de veldaltaren uit uwe buurt!&rdquo; De
+oude zuchtte diep. &bdquo;Dat is het huis uwer voorvaderen.&rdquo; De
+oude weende. &bdquo;Dit zijn de graven uwer voorvaderen.&rdquo; De oude
+weende luid. Toen lachte zijn reisgenoot en sprak: &bdquo;Ik heb
+slechts in scherts gesproken, dit is het land Tsin.&rdquo; De oude
+schaamde zich zeer. Toen zij nu in het werkelijke land Yin kwamen en de
+oude de stad, de veldaltaren, de woningen en de graven zijner
+voorvaderen werkelijk zag, was zijn ontroering veel minder.</p>
+<p>&bdquo;In het land Ki was een man, wien de bezorgdheid, dat hemel en
+aarde eenmaal ineen zouden storten, geen rust liet. Een zijner vrienden
+had medelijden met zijne ontroering en poogde hem tot kalmte te brengen
+door te zeggen, dat de hemel slechts de bewaarder der lucht was en
+inademen en uitademen den ganschen dag in de ruimte afwisselden.</p>
+<p>Doch kunnen, vroeg de ander, zon, maan en sterren niet naar beneden
+vallen? Hoe zou dat mogelijk zijn, antwoordde de vriend, het zijn
+slechts lichten in de bewaarplaats der lucht. Doch wanneer de aarde te
+gronde gaat? &bdquo;Dat is immers een groote, vastsamengevoegde
+massa,&rdquo; troostte de vriend, &bdquo;die door het voortdurend
+daarop heen en weer loopen en trappen nog steeds vaster
+wordt.&rdquo;</p>
+<p>Toen waren beiden tevreden, de een omdat hij zijn zorg had verloren,
+de ander omdat hij zijn vriend tot rust had gebracht.</p>
+<p>Tchung lu tsi hoorde wat er voorviel en sprak lachend: <span class=
+"pagenum">[<a id="pb210" href="#pb210" name=
+"pb210">210</a>]</span>Wolken en nevel, wind en regen zijn de
+verzamelingen der lucht en vormen den hemel; bergen, heuvels, rivieren,
+zee&euml;n, metaal, steenen, vuur en hout zijn de verzamelingen van het
+geschapene en vormen de aarde. Weet men echter, dat het slechts
+verzamelingen zijn, zoo weet men ook, dat zij te gronde moeten gaan.
+Hemel en aarde zijn slechts kleine punten in de ruimte. Doch van alles
+wat bestaat zijn zij het grootste. Dat zij nu moeilijk tot hun einde en
+tot uitputting zullen komen is zeker, doch evenzoo zeker, dat zij
+eenmaal gemeenschappelijk te gronde zullen gaan. Zou hij, die dezen
+tijd zal beleven, niet treurig zijn?</p>
+<p>Licius echter lachte en sprak: &bdquo;Het is verkeerd te denken, dat
+hemel en aarde zullen ondergaan, en verkeerd te denken, dat zij niet
+ondergaan zullen. Niemand kan weten, wat geschieden zal, want het leven
+verstaat den dood niet en de dood verstaat het leven niet; het komen
+ook niet het gaan, noch het gaan het komen. Waarom zich daarover te
+bekommeren?&rdquo;</p>
+<p>&bdquo;Op de reis naar Wei vond Licius in de struiken een doodsbeen,
+honderd jaar oud; hij riep een leerling, die bij hem was, toonde hem
+dat en zeide: Slechts ik en hij weten, dat wij noch leven, noch dood
+zijn.&rdquo;</p>
+<p>Lieh tsze is ook de eenige bron over Yang Chu, tegen wien Mencius
+zoo beslist optrad en die dus een tijdgenoot van dezen scheen te zijn,
+hoewel Chwang tsze een gesprek tusschen Yang Chu en Lao tsze vermeldt.
+De denkbeelden van Yang Chu, die Lieh tsze weergeeft, loopen uit in
+deze stelling: het leven genieten en den dood niet vreezen. De leer van
+Epicurus en die der Cynici wordt alzoo hier verbonden. &bdquo;Honderd
+jaar,<span class="corr" id="xd20e4874" title=
+"Niet in bron">&rdquo;</span> zegt Yang Chu, <span class="corr" id=
+"xd20e4877" title="Niet in bron">&bdquo;</span>is de uiterste grens des
+levens, die niet een van de duizend bereikt. Veronderstellen wij, dat
+iemand die bereikt; de kinderlijke leeftijd, waarin men op den arm
+wordt gedragen en de ouderdom nemen er wel de helft van in. Wat in den
+slaap wordt verdroomd en van het wakende leven vergeten wordt, smart en
+ziekte, kommer en verdriet, verliezen, zorgen en vrees nemen nagenoeg
+de andere helft in. Wat overblijft vult misschien tien jaren. En ook
+daarin zal nauwelijks &eacute;&eacute;n dag te vinden zijn van gelukkig
+zelfvergeten, zonder een schaduw van zorg. Wat is dan des menschen
+leven waard? Wat voor vreugde is er in?</p>
+<p><span class="corr" id="xd20e4881" title=
+"Niet in bron">&bdquo;</span>Zullen wij het prijzen om de vreugde, die
+eten en drinken, of om het genot, dat muziek en schoonheid geven? Maar
+men kan zich niet altijd met deze vreugden vergenoegen, men kan niet
+steeds met de schoonheid zich vermaken <span class="pagenum">[<a id=
+"pb211" href="#pb211" name="pb211">211</a>]</span>en naar de muziek
+luisteren. Daarbij komt de vrees voor straf en de prikkel, die
+belooningen geven, de drijfkracht door eerzucht, de terughouding door
+wetten uitgeoefend&mdash;deze maken dat iemand zonder rust zich plaagt
+om de ijdele lofprijzing van &eacute;&eacute;n uur en rekent op den
+roem na den dood. Deze invloeden houden hem, om zoo te zeggen, op de
+wacht tegen alles wat zijn ooren hooren en zijn oogen zien, en maken,
+dat hij altijd zich bekommert of wat hij denkt of doet, recht of
+onrecht is. Zoo verliest hij het ware genot zijner jaren en kan
+zichzelf geen oogenblik laten gaan. Waarin onderscheidt hij zich van
+een misdadiger, in ketenen geklonken in de binnenste kamer der
+gevangenis? De lieden in de hooge oudheid wisten wel, hoe kort het
+leven is en hoe plotseling en volkomen het door den dood kan worden
+afgebroken. Daarom luisterden zij naar de bewegingen huns harten, wezen
+niet terug, wat hun natuurlijk toescheen om lief te hebben, zochten
+geenszins de vreugden te vermijden, die zich aan hen aanboden. Zij
+lieten zich niet van de wijs brengen door de opwindingen van den roem:
+zij genoten het leven, zooals het hun natuurlijk voorkwam, zij
+verzetten zich niet tegen den drang om zich te verheugen, (den drang,
+die in alle dingen woont) en zij bekommerden zich er niet over om na
+den dood beroemd te worden. Zij trachtten straffen te vermijden; maar
+roem en eer, de eerste of de laatste te zijn, lang of kort leven: dat
+alles trokken zij niet in hun berekeningen.</p>
+<p>&bdquo;Waarin de menschen zich onderscheiden, dat is in het leven:
+waarin zij met elkaar overeenkomen, dat is in den dood.</p>
+<p><span class="corr" id="xd20e4890" title=
+"Niet in bron">&bdquo;</span>Zoo lang zij leven is er onderscheid van
+verstand en domheid, beschaving en lompheid. Als zij dood zijn, hebben
+wij een stinkende, bedorven massa, die vergaat&mdash;dat is het
+algemeene lot. Verstand en domheid, beschaving en lompheid staan in
+geen menschen macht: evenmin als de toestand van bederf, verrotting en
+ganschelijk verdwijnen. Noch het leven van een mensch noch zijn dood
+zijn in diens eigen hand: zijn verstand en zijn domheid, zijn
+beschaving en lompheid zijn zijn eigen werk niet. Allen zijn geboren en
+allen sterven: de verstandige en de domme, de goede en de slechte.
+Velen sterven als zij tien jaar oud zijn, velen als zij honderd jaar
+oud zijn. De deugdzame en de wijze sterven, de verdorvene en de dwaas
+sterven. Tijdens hun leven waren zij wijze keizers, nu zij dood zijn,
+zijn het zoovele verrotte beenderen; in hun leven waren zij roovers en
+tyrannen, nu zijn ook zij zoovele verrotte beenderen. <span class=
+"pagenum">[<a id="pb212" href="#pb212" name="pb212">212</a>]</span></p>
+<p><span class="corr" id="xd20e4895" title=
+"Niet in bron">&bdquo;</span>Wie kan onderscheid zien in deze
+beenderen?</p>
+<p><span class="corr" id="xd20e4899" title=
+"Niet in bron">&bdquo;</span>Daarom, zoolang wij leven, laten wij uit
+het leven maken het beste, dat wij er van kunnen krijgen: wij hebben
+geen tijd om aan iets na den dood te denken.&rdquo;</p>
+<p>Wat echter niet het minst in Lieh tsze&rsquo;s werk belang inboezemt
+is het feit, dat hier voor de eerste maal de alchymistisch
+necromantische<a class="noteref" id="xd20e4904src" href="#xd20e4904"
+name="xd20e4904src">18</a> richting optreedt, die later voor de
+ontwikkeling van het Tao&iuml;sme en de rol, die zijne aanhangers aan
+het keizerlijk hof zouden spelen, beslissend zou zijn.</p>
+<p>&bdquo;Aan het hof van keizer Muh van de Chau dynastie
+(1001&ndash;947 v. C.) verschijnt een uit het westen komende
+Magi&euml;r, die door water en vuur, metaal en steen drong, bergen,
+rivieren en steden verplaatste en in de lucht opsteeg. Keizer Muh eerde
+hem op alle manieren, doch de Magi&euml;r zag het paleis aan voor een
+erbarmelijke hut, vond het eten der keizerlijke keuken slecht, en de
+dienstdoende hofdames stinkende geiten. Toen liet de keizer hem een
+nieuw paleis bouwen en de schoonste jonkvrouwen opzoeken om hem te
+bedienen. De Magi&euml;r liet zich dat welgevallen, doch na korten tijd
+verzocht hij den keizer met hem te reizen: liet dezen zijn rokspand
+vasthouden en voer met hem tot in des Magi&euml;rs paleis: in den
+middenhemel. Dat paleis was van goud en zilver gebouwd en met paarlen
+en kostbare edelsteenen ingelegd.</p>
+<p><span class="corr" id="xd20e4910" title=
+"Niet in bron">&bdquo;</span>De keizer zag van omhoog op zijn paleis,
+dat er als een leemen hut uitzag. Na lange jaren, toen de keizer zijn
+rijk geheel had vergeten, nam de Magi&euml;r hem weer mede op een reis
+en voerde hem naar een land, waar men de zon, de maan en de aarde niet
+meer zag. De keizer werd bevreesd en verzocht den Magi&euml;r hem weer
+in zijn land terug te brengen. Deze gaf hem een stoot: de keizer meende
+dat hij ontzettend diep viel en&mdash;hij ontwaakte en bevond zich bij
+zijn tafel, waar de spijzen nog niet koud geworden waren en de wijn nog
+in het glas stond.<a class="noteref" id="xd20e4913src" href=
+"#xd20e4913" name="xd20e4913src">19</a></p>
+<p><span class="corr" id="xd20e4917" title=
+"Niet in bron">&bdquo;</span>De keizer vroeg geheel verbaasd wat er
+geschied was en zijn omgeving antwoordde: &bdquo;Uwe hoogheid was een
+oogenblik in gedachten verzonken.&rdquo; Toen de keizer er den
+<span class="corr" id="xd20e4920" title=
+"Bron: Magier">Magi&euml;r</span> naar vraagde zeide deze: &bdquo;Ik
+wandelde met uwen geest, hoe zou dan de vorm zich
+bewegen?&rdquo;<span class="corr" id="xd20e4923" title=
+"Niet in bron">&rdquo;</span> <span class="pagenum">[<a id="pb213"
+href="#pb213" name="pb213">213</a>]</span></p>
+<p>Spoedig werd de richting van het Tao&iuml;sme, waarvan deze
+geschiedenis een voorbeeld geeft, de heerschende: met ijver zocht men
+naar het middel om goud te maken en naar het elixer des eeuwigen
+levens: de keizers en grooten overlaadden de leermeesters der zwarte
+kunst met goud en eer. Onder Tsin Shi Wang Ti, die de
+geleerden<a class="noteref" id="xd20e4929src" href="#xd20e4929" name=
+"xd20e4929src">20</a> zoo wreed vervolgde, bloeide het Tao&iuml;sme
+zeer. De keizer zocht met de Tao&iuml;sten naar &bdquo;den steen der
+wijzen&rdquo; en naar de &bdquo;eilanden der zaligen&rdquo;<span class=
+"corr" id="xd20e4932" title="Niet in bron">,</span> die natuurlijk ten
+westen van China moesten liggen. Toen S&uuml; Shi, dien de keizer met
+een groot gevolg van jongelingen en jonkvrouwen had uitgezonden om deze
+eilanden te zoeken, terugkeerde met het bericht, dat hij ze wel had
+gezien, maar ze door tegenwind niet kon bereiken, trok de keizer zelf
+naar Tschifu in Shantung, in de hoop ze van daaruit te aanschouwen.
+Daar doodde hij eigenhandig een grooten haai, die, volgens de
+beweringen der Tao&iuml;sten de ontdekking der eilanden zou
+verhinderen. De dood des keizers sloeg aan verdere plannen, die naar
+Japan hem hadden kunnen leiden, den bodem in. Doch, ook dit gebrek aan
+succes schrikte de opvolgers van den &bdquo;eersten hemelschen
+keizer&rdquo; niet af: en nog onder menig opvolger verheugden zich de
+Tao&iuml;sten in den krachtigsten steun en de grootste waardeering.</p>
+<p>Met de toenemende verwatering van het Tao&iuml;sme zochten zijn
+priesters, de &bdquo;doktoren der rede,&rdquo; zooals de zendelingen
+uit de 17<sup>e</sup> eeuw hen noemden, het steeds minder in de
+behandeling der wijsgeerige vragen, steeds meer in de exploitatie van
+het bijgeloof. Waar, zooals in China overeenkomstig het
+volksgeloof&mdash;zoo veel bovennatuurlijke, grootendeels vijandige
+krachten des menschen rust bedreigen, kan het ons niet verwonderen, dat
+de schare naar middelen omzag om zich daarvoor te behoeden of zich
+daarvan te bevrijden.</p>
+<p>Welnu, als overal werden zulke middelen in het geloof gezocht
+&egrave;n&mdash;in het bijgeloof gevonden. Daarom is het verklaarbaar,
+dat de rol van duivelbanner in China meer aan de Tao&iuml;stische dan
+aan de Boeddhistische priesters toevalt en dat de eersten niet slechts
+volgens sagen en legenden, maar ook in het dagelijksch leven gelden als
+de met bovennatuurlijke krachten toegeruste beschermers der geloovigen,
+welke zich tot hen wenden. Hun wapenen zijn: het zwaard en de
+vliegenwaaier, welke beide ook de zinnebeelden zijn van twee der acht
+onsterfelijken (genie&euml;n, verheven geesten) <span class=
+"pagenum">[<a id="pb214" href="#pb214" name="pb214">214</a>]</span>door
+deze secte erkend. Waar nu deze priesters niet persoonlijk kunnen
+optreden, doen zij dit met amuletten en tooverspreuken, die, op papier
+geschreven, en met allerlei zegelen voorzien, aan de deuren, vensters
+en muren worden gehecht, of ook wel verbrand, of&mdash;in water
+opgelost&mdash;ingenomen worden. Aan het hoofd der heksenmeesters en
+duivelbanners staat de Tao&iuml;stische paus, zooals hij dikwijls
+genoemd wordt, Chang Tien Shi d.i. de leermeester des hemels, die zijn
+zwaard van den hemel heeft ontvangen en zijn afstamming, althans
+geestelijk, terug voert tot op den beroemden Tao&iuml;stischen
+patriarch Chang Tao ling, die in het jaar 34 n. C. in de provincie
+Chekiang werd geboren en in den ouderdom van 123 jaren ten hemel
+opsteeg om daar in de onsterfelijkheid zich te verheugen. Chang Tao
+ling&rsquo;s nakomelingen, later ook die van zijn leerling Kau Kien Che
+zijn nog steeds in het bezit van het ambt van opperduivelbanner en
+vertegenwoordiger op aarde van de hoogste Tao&iuml;stische godheid.</p>
+<p>Vele heerschers van vele dynasti&euml;n hebben den Tao&iuml;stischen
+paus, den Tien <span class="corr" id="xd20e4946" title=
+"Bron: shi">Shi</span>, met eer en rijkdom overladen. Hij houdt
+verblijf, waar zijn voorvaderen sedert honderde jaren geleefd hebben:
+op den Lung hu Shan (draken<span class="corr" id="xd20e4949" title=
+"Niet in bron">-</span> of tijgerberg) in Kiangsi, en, hoewel de
+tempel, waar zijn paleis was, door de Taipings<a class="noteref" id=
+"xd20e4952src" href="#xd20e4952" name="xd20e4952src">21</a> werd
+verwoest, is deze toch reeds weer in zijn oude heerlijkheid opgebouwd.
+Een bizonder sieraad zijner residentie vormen een groot aantal aarden
+potten, stevig gesloten, met amuletten volgeplakt, waarin hij en zijn
+voorgangers door hen uitgedreven booze geesten hebben gebannen. De
+gewone Tao&iuml;stische priester vangt deze vrienden, welke zich in
+damp veranderen, in flesschen op, die hij toekurkt, precies zooals zijn
+Arabische collega&rsquo;s duivelbanners, volgens de &bdquo;Duizend en
+Een nacht&rdquo;. De waardigheid van &bdquo;leeraar des hemels&rdquo;
+heet zich door &bdquo;wedergeboorte&rdquo; voort te zetten, evenals bij
+de geestelijke hoofden der Lama&iuml;stische hi&euml;rarchie<a class=
+"noteref" id="xd20e4955src" href="#xd20e4955" name=
+"xd20e4955src">22</a>.</p>
+<p>In dagen van geestelijke opwinding zooals in 1876 b.v., wanneer
+denkbeeldige wezens hun werk verrichten, aan volwassenen en kinderen de
+pruiken afsnijden, kippen de veeren uitplukken en als incubi<a class=
+"noteref" id="xd20e4964src" href="#xd20e4964" name=
+"xd20e4964src">23</a> de menschen plagen en dooden, plegen de
+Tao&iuml;stische <span class="pagenum">[<a id="pb215" href="#pb215"
+name="pb215">215</a>]</span>duivelbanners een gouden oogst binnen te
+halen en millioenen papieren amuletten te verkoopen, waarop berijmde
+spreuken en onleesbare teekens staan. Van 1876&ndash;77 was er bijna
+geen huis, waarop geen dergelijke papieren waren vastgehecht, ook
+droegen kinderen en volwassenen die dikwijls om het hoofd
+gewikkeld.</p>
+<p>Terwijl de Tao&iuml;sten zich alzoo, reeds van den aanvang onzer
+tijdrekening af, altijd meer van de oorspronkelijke leer verwijderden
+en door exploitatie van het verlangen, dat de mensch heeft naar
+zinnelijk en bovenzinnelijk genot, invloed en macht trachtten te
+verkrijgen, bracht de invoering van het Boeddhisme in de eerste eeuw
+onzer tijdrekening een nieuwe, van buiten afkomstige leer in China,
+waartegen de beide inheemsche stroomingen, in &rsquo;t bizonder echter
+het Confucianisme, zich aanstonds te weer stelden. Daarover een en
+ander in ons volgend hoofdstuk.</p>
+</div>
+</div>
+<div id="ch5.6" class="div2 section"><span class="pagenum">[<a href=
+"#toc">Inhoud</a>]</span>
+<div class="divHead">
+<h3 class="main">VI. De &bdquo;geleerden&rdquo; tegenover Tao&iuml;sme
+en Boeddhisme.</h3>
+</div>
+<div class="divBody">
+<p class="first">Het zou ons te ver voeren dien strijd in bizonderheden
+te volgen: bovendien werden, gedurende de eeuwen, waarin die strijd
+werd gevoerd, altijd weer dezelfde argumenten door de
+&bdquo;geleerden&rdquo;, de aanhangers van Confucius en Mencius,
+herhaald, evenals door hun tegenstanders. Terwijl het Boeddhisme aan
+het Confucianisme verweet, dat het zich slechts om dit leven, niet om
+het hiernamaals bekommerde, bracht dit laatste de voorschriften der
+kinderlijke liefde op den voorgrond. Deze toch veroordeelden dat zich
+van de wereld terugtrekken en de daarmee samenhangende verwaarloozing
+der door de bloedverwantschap opgelegde plichten.</p>
+<p>Overigens moeten wij ter eere der Chineezen opmerken, dat weliswaar
+de strijd tegen Boeddhisme en Tao&iuml;sme soms het karakter eener
+vervolging aannam, doch dat deze vervolgingen nooit dat bloedig
+karakter droegen, waarvan de geschiedenis, zoowel van het Christendom
+als van het Mohammedanisme, zooveel voorbeelden weet aan te wijzen.</p>
+<p>Wel werden tempels verwoest, kloosters ontbonden en de bewoners naar
+de familie teruggezonden, doch bloedige offers werden aan de orthodoxe
+leer niet gebracht en ook niet door haar verlangd. Bovendien duurde het
+niet lang of het Confucianisme begon tegenover de eigenaardige
+leerstukken van net Boeddhisme een andere houding aan te nemen dan
+tegenover zijn wijsgeerige zedeleer. <span class="pagenum">[<a id=
+"pb216" href="#pb216" name="pb216">216</a>]</span></p>
+<p>Terwijl het voortging de leerstukken te bestrijden, nam het van de
+wijsgeerige zedeleer heel wat over, zoodat ten slotte zelfs de werken
+van de voornaamste voorstanders van Confucius, zoo vol waren van
+Boeddhistische opvattingen en idee&euml;n, dat men wel toe moet
+stemmen, dat in dit opzicht het Boeddhisme een groote uitwerking
+had.</p>
+<p>Tusschen Han Y&uuml;, die voor 1100 jaren de leer van Confucius
+voorstond en Chu hi, die sedert het einde der 13<sup>e</sup> eeuw
+officieel als vertegenwoordiger der orthodoxe uitlegging wordt
+beschouwd, bestaat een dergelijk onderscheid, als er tusschen de
+strenge Rabbijnen van Jeruzalem en de Alexandrijnsche Joden der nieuwe
+school bestaan heeft.<a class="noteref" id="xd20e4988src" href=
+"#xd20e4988" name="xd20e4988src">24</a> Han Y&uuml; komt heftig op
+tegen het brengen van een reliquie van Boeddha in het keizerlijk paleis
+en vraagt, wat de keizer met het oude, halfvergane gebeente moet
+aanvangen. Hij sluit zijn pleitrede hiermede, dat hij het bestaan van
+de godheid van het Boeddhisme loochent en deze oproept om, als bewijs
+dat zij werkelijk bestaat, hem, haren tegenstander te vernietigen.
+Dezelfde uitdaging als van Bradlaugh, den bekenden Engelschen
+vrijdenker en afgevaardigde in het lagerhuis, die den God der
+Christenen opriep om hem, den godloochenaar, te verpletteren. Alleen
+Bradlaugh vatte, als zoon der democratische 19<sup>e</sup> eeuw, de
+zaak meer dramatisch, openhartig gezegd, dwazer op dan de Chinees der
+8<sup>e</sup> eeuw; hij toch stelde zijn eisch in een volksvergadering
+en gaf God slechts vijf minuten om hem te vernietigen.</p>
+<p>Wij laten nu volgen een uittreksel uit eene omschrijving van het
+&bdquo;heilige edict,&rdquo; die weliswaar niet oud is, (uit het begin
+der 18<sup>e</sup> eeuw), maar ons een duidelijk beeld geeft van het
+oordeel der orthodoxie over Tao&iuml;sme en Boeddhisme.</p>
+<p>&bdquo;Van ouds, heet het hier, hebben er drie secten bestaan; naast
+die der geleerden, nog die van de Boeddhisten en de Tao&iuml;sten. Al
+het spreken der Boeddhistische priesters heeft ten doel: zalig te
+worden, en gelijk aan Boeddha, den stichter van hun godsdienst. Als een
+zoon zijn familie verlaat en priester wordt, zoo zeggen zij, dat negen
+geslachten zijner bloedverwanten zeker zijn in den hemel te komen. Denk
+nu eens een oogenblik na. Waar is Boeddha? Wat is Boeddha? Boeddha is
+het hart. Wat is nadenken over de boeken van Boeddha? <span class=
+"pagenum">[<a id="pb217" href="#pb217" name=
+"pb217">217</a>]</span>Ieder uur en ieder oogenblik denken aan de
+leiding van zijn hart. Is het goed, zoo is het Boeddha. Daarom heet ook
+het eerste boek hunner secte: &bdquo;De weg des harten&rdquo;. De
+hoofdsom van wat deze weg des harten leert is, dat het hart recht moet
+zijn, niet krom, waar, niet huichelachtig, sterk, niet droomerig. Nijd,
+toorn en begeerten, deze drie fouten moeten worden uitgeroeid; alles
+moet u slechts voorkomen als de bloem door een spiegel, als de maan in
+het water, dan zult gij vrij zijn van vrees en zorgen. Dat is: het hart
+volmaken. Daarom zegt ook Chu tsze (Chu hi): de secte van Boeddha
+bekommert zich, noch om den hemel, noch om de aarde, noch om iets
+anders binnen het heelal, zij denkt slechts aan het hart. In die
+stelling ligt de geheele oorspronkelijke leer van Boeddha.</p>
+<p>Wat de Tao&iuml;sten betreft, zij hechten bizondere waarde aan
+&bdquo;den steen der wijzen&rdquo;, waarmee zij kwikzilver vast willen
+maken en lood in goud veranderen, draken en tijgers temmen en wie weet
+wat voor verborgenheden nog meer mede bereiden willen. Alles komt
+echter neer op de versterking van de (dierlijke) levenskracht: een paar
+jaar het leven verlengen dat is alles. Daarom zegt Chu tsze ook: Waar
+het de Tao&iuml;sten vooral om te doen is, dat is de bewaring van den
+levensgeest. In die stelling ligt de gansche leer van Tao
+opgesloten.</p>
+<p>&bdquo;Nu is het wel waar, dat de <span class="corr" id="xd20e5010"
+title="Bron: uitnemensten">uitnemendsten</span> onder de Boeddhistische
+priesters, die in de kloosters op de beroemde heuvelen wonen en het
+goed verstaan leeringen voor te dragen, alles op &eacute;&eacute;n
+woord: het hart terugbrengen en dat de brave doctoren van Tao, die diep
+in de kloven en holen der bergen naar de verkrijging der
+onsterfelijkheid trachten, alles samenvatten in dit &eacute;&eacute;ne:
+de wedergeboorte des geestes, doch, als wij de zaak nu eens goed
+bekijken, dan zien wij nog wat anders. Dat zich terugtrekken in de
+eenzaamheid, waar noch menschen zijn noch de rook van menschelijke
+woningen is, dat met gekruiste beenen in diep stilzwijgen neerzitten,
+wat is het anders, dan de wederkeerige verplichtingen des levens met
+den wortel uittrekken en verwoesten? Verre zij het van ons te denken,
+dat zij Boeddha niet gelijk zouden kunnen worden of den rang der
+onsterfelijken bereiken, doch: als zij dat kunnen, wie heeft sommigen
+ten hemel zien varen en anderen midden op den dag hun vlucht opwaarts
+zien nemen? Dat zijn alles slechts fopperijen. Toch gelooft het domme
+volk alles en laat zich gemakkelijk wat op den mouw spelden. Zie maar
+naar de strenge priesters van Boeddha en de doctoren van Tao, die de
+menschen wedergeboren doen worden: zij allen verstoren&mdash;tot geen
+<span class="pagenum">[<a id="pb218" href="#pb218" name=
+"pb218">218</a>]</span><span class="corr" id="xd20e5014" title=
+"Bron: enkelredelijk">enkel redelijk</span> doel&mdash;de betrekkingen
+des menschelijken levens: zij zijn voor de maatschappij nog niet de
+pluim van een veer waard!</p>
+<p>&bdquo;Hoewel zij echter steeds zelfzuchtig waren en slechts
+dachten, aan wat hun eigen persoon aanging, zoo hadden zij toch in oude
+tijden geenszins de bedoeling om iemand anders te schaden. Nu is echter
+eene klasse van personen onder hen opgestaan, die zonder middel van
+bestaan of tehuis zich op de kloosters verlaten en in den tempel hun
+woning nemen. Deze menschen schermen met den naam Boeddha en bedenken
+een menigte dwaze sprookjes over hemelsche paleizen, onderaardsche
+holen, zielsverhuizing en vergelding. Volgens hen is het
+allereervolste: een priester te voeden en vrijgevig jegens de goden te
+zijn; zij noemen dat: zaaien op den akker der zegeningen! Zij zeggen:
+&bdquo;Geef altijd en gij zult altijd hebben.&rdquo; En, opdat het volk
+hen gelooven moge, voegen zij er bij: &bdquo;Veracht de priesters,
+bespot Boeddha, bespot de geboden, weiger vereering aan de goden, geef
+geen aalmoezen &egrave;n&mdash;gij kunt zeker zijn van in de hel te
+worden geslingerd. De dondersteen zal u treffen, de bliksem u
+verteren!&rdquo; Alle soorten van sprookjes en geschiedenissen
+vertellen zij om het volk bang te maken, opdat het geloove, zich
+onderwerpe en betale. Eerst weten zij nog alleen maar den lieden hun
+geld afhandig te maken, ten einde het in hun eigen zak te steken.
+Langzamerhand echter gaan zij tot de grootste onbehoorlijkheden over.
+Zij roepen&mdash;hoe zal ik het zeggen&mdash;vergaderingen op ter eere
+van den versierden draak, de vrome wees, de reine bloem, waarin zij de
+klokken luiden, de pauken slaan, waarin zij allerlei uitleggen en
+bevelen en mannen en vrouwen te zamen brengen, die dag en nacht niet
+uit elkaar gaan. Nu heet het wel, dat de lieden voor goede doeleinden
+deze vergaderingen bevelen, doch ieder weet, dat het juist omgekeerd
+geschiedt om booze dingen te doen.</p>
+<p>&bdquo;Gij eenvoudig volk kunt het valsche van het ware niet
+onderscheiden! Was niet Boeddha, naar wat de boeken over hem zeggen, de
+eerstgeboren zoon van koning Fan? en toch trok hij zich uit de wereld
+terug en vluchtte geheel alleen op den top der besneeuwde bergen om
+zich aan de deugd te wijden. Wanneer hij voor zijn eigen vader, zijn
+moeder, zijn vrouw en kinderen geen zorg droeg, zijt gij dan zoo dwaas
+nog te meenen, dat hij zorgen zou voor de groote menigte en haar zijn
+wetten en leeringen zou verkondigen?</p>
+<p>Het keizerlijk slot, de vertrekken der koningin, de troonzaal
+<span class="pagenum">[<a id="pb219" href="#pb219" name=
+"pb219">219</a>]</span>en de feestzalen, dat alles verachtte hij. Zou
+het nu niet vreemd zijn, als hij in verrukking kwam over de
+nonnen<span class="corr" id="xd20e5026" title="Niet in bron">-</span>
+en monnikenkloosters, de tempels en kerkelijke gebouwen, die gij voor
+hem opricht? En indien er werkelijk (zooals de Tao&iuml;sten leeren)
+een <i>hoogste</i> God in den hemel leeft, zou Hij zich dan daar niet
+kunnen vermaken overeenkomstig Zijn eigen smaak, zoudt gij dan voor Hem
+een lichaam van gesmolten goud moeten maken en een huis, waarin Hij
+wonen kan?</p>
+<p>&bdquo;Al die onzinnige geschiedenissen over vasten en collecten,
+tempelgebouwen en oprichten van beelden, zijn uitvindingen van
+rondzwervende, nietswaardige priesters en monniken om u zand in de
+oogen te strooien. En toch gelooft gij ze en gaat niet slechts zelf in
+de tempels om te bidden en te wierooken, maar laat ook uw vrouwen en
+dochters toe ditzelfde te doen. Met heur haar vol pommade en met
+geblankette aangezichten, in roode kleeren met groene oplegsels trekken
+zij uit om wierook in de tempels te branden en dringen zich met
+Boeddhistische en Tao&iuml;stische priesters schouder aan schouder, arm
+aan arm, gestompt door de opdringende menigte. Ik zie er het goede niet
+van in dat zij meenen te doen, in tegendeel, zij doen veel schandelijke
+dingen, die ergernis opwekken en aanleiding geven tot hoon en spot.</p>
+<p>&bdquo;Dan zijn er lieden, die bevreesd, dat hun lieve jongens en
+meisjes niet lang genoeg zullen leven, ze aan den tempel overgeven om
+priesters en priesteressen van Boeddha of Tao te worden, zich
+inbeeldend dat, wanneer zij eenmaal hun huis hebben verlaten en zich
+aan de voeten van grootvader Boeddha hebben neergezet, daardoor zeker
+hun leven zal worden verlengd. Kan men dan, zoo zou ik willen vragen,
+volhouden dat zij, die in onzen tijd priesters van Boeddha of Tao zijn,
+allen den leeftijd van 70 jaar zullen bereiken, en er geen onder hen
+is, die slechts kort leeft?</p>
+<p>&bdquo;Wederom is er nog een andere klasse van bizonder domme
+lieden, die wijl hun ouders krank zijn, zichzelf den goden als offer
+aanbieden. Zij beloven, dat, als hun ouders gezond worden, zij zullen
+trekken naar een heiligen berg om daar te bidden en wierook te
+verbranden; bij iedere schrede zullen zij zich neerwerpen, totdat zij
+op den top van den berg komen, vanwaar zij zich dan naar beneden
+storten. Indien zij daarbij het leven al niet inschieten, armen en
+beenen breken zij er toch bij. Zij zelf zeggen: &bdquo;Ons eigen leven
+prijs te geven om dat onzer ouders te redden is het grootste bewijs van
+kinderlijke <span class="pagenum">[<a id="pb220" href="#pb220" name=
+"pb220">220</a>]</span>liefde.&rdquo; De omstanders prijzen hen ook als
+goede kinderen, doch, zij bedenken niet, dat op die wijze het lichaam
+weg werpen, dat zij toch van hunne ouders ontvingen, integendeel een
+zeer onkinderlijk gemoed verraadt.</p>
+<p>&bdquo;Verder zegt gij, dat de Boeddha-vereering zeer voordeelig is,
+dat, als men papieren afbeeldingen van geld verbrandt, geschenken
+offert en vast, uw God Boeddha alle ongeluk van u zal afwenden, uwe
+zonden zal wegnemen, uw geluk vermeerderen en uw leven verlengen zal.
+Denkt nu eens na. Van ouds heet het: De goden zijn goed. Was dit nu met
+Boeddha het geval, hoe kan hij dan begeerig verlangen, dat gij hem met
+uw goudpapier en uwe geschenken zoudt bewegen om u te beschermen? En
+als gij hem geen goudpapier verbrandt en geen gaven op zijn altaar legt
+zal Boeddha op u toornig zijn en zijne straffen u toezenden! Dan is
+immers uw god Boeddha een onwaardige! Neemt nu eens uw
+districtsrechter. Al zoudt gij hem ook nooit hoffelijkheden bewijzen en
+vleien, toch zal hij u, als gij maar goede en vlijtige menschen zijt,
+die uw plicht doet, met groote welwillendheid behandelen. Overtreedt
+gij echter de wetten, pleegt gij daden van geweld en matigt gij u de
+rechten van anderen aan, zoo zal hij, al hebt gij ook allerlei middelen
+en wegen om hem te vleien, toch ontevreden over u zijn en zulk gespuis
+uit de maatschappij weten te verwijderen.</p>
+<p>&bdquo;Gij zegt, dat uwe vereering van Boeddha u vergeving der
+zonden verschaft, doch, stelt nu eens, dat gij in een of ander opzicht
+de wet hebt overtreden en in de rechtszaal verschijnen moet, om uw
+straf te vernemen, meent gij dan, dat de rechter u zal sparen, al roept
+gij ook nog zoo dikwijls, al ware het duizend malen: Genadigste heer
+rechter?</p>
+<p>&bdquo;Gij wilt echter, om voor ieder geval gedekt te wezen een paar
+Boeddhistische en Tao&iuml;stische priesters bij u hebben, opdat zij u
+de heilige boeken voorlezen en u de biecht afnemen: want gij gelooft,
+dat het voorlezen der boeken de ellende verdrijft, geluk aanbrengt en
+het leven verlengt. Maar stel nu eens, dat gij u tevreden stelt met de
+verschillende gedeelten van dit &bdquo;heilig edict&rdquo; eenige
+duizende of honderdduizende malen te lezen, zonder daarnaar te
+handelen, meent gij dat de keizer daarover bizonder verrukt zal zijn, u
+met geld beloonen en in het ambt bevorderen zal?&rdquo;</p>
+<p>Tot dusverre dit &bdquo;heilig edict.&rdquo; We kunnen er uit zien,
+dat zeven eeuwen niet veel hebben veranderd in de opvatting der
+Chineesche geleerden. Doch&mdash;terwijl de dogmatische zijde
+<span class="pagenum">[<a id="pb221" href="#pb221" name=
+"pb221">221</a>]</span>van het Boeddhisme weinig genade vond in de
+oogen der orthodoxe volgelingen van Confucius, heeft zich, sedert de
+Sang-dynastie, in de school van Chu hi, een sterke neiging tot
+Boeddhistische en Tao&iuml;stische bespiegelingen vertoond. In het
+bizonder wat betreft vragen over de kosmogonie, het ontstaan der
+wereld. Terwijl de geleerden zich met bespiegelingen over deze
+onderwerpen bezig hielden, wijdden zij zich ook, sinds de
+12<sup>e</sup> eeuw, aan de oplossing van vraagstukken, die ons als
+spel moeten voorkomen, doch die daarom niet minder de knapste koppen
+uit dien tijd in beslag namen en daarom althans een korte vermelding
+verdienen.</p>
+<p>Ho tu Loh shu, &bdquo;het plan van Ho en de rol van Loh&rdquo;, is
+de Chineesche naam voor de mythische overleveringen, waarop blijkbaar
+&bdquo;het groote plan&rdquo; van den graaf van Ki berust. Het
+&bdquo;groote plan&rdquo; is de titel van een der geschriften van
+<span class="corr" id="xd20e5055" title=
+"Bron: Shu king">Shu-king</span>, het boek der historische
+opteekeningen, dat in acht afdeelingen voorschriften behelst over de
+wijze, waarop het volk door de volkomenheid van den vorst en de daaruit
+voortvloeiende voortreffelijkheid der regeering gelukkig en tevreden
+kan worden. Dit geschrift werd blijkbaar tegen het einde der
+12<sup>e</sup> eeuw door den keizer Wu aan den graaf van Ki meegedeeld,
+welke, hoewel door den laatsten heerscher der Shang dynastie
+ingekerkerd, toch de aan dezen gezworen trouw wilde houden en den
+nieuwen keizer niet wilde huldigen. Ja toen hij door dezen in vrijheid
+werd gesteld, vluchtte hij naar Korea, met welk land hem Wu ten slotte
+zou hebben beleend.</p>
+<p>In het gedeelte van den commentaar op <span class="corr" id=
+"xd20e5063" title="Bron: Iking">I-king</span>, dat aan Confucius wordt
+toegeschreven, heet het: De gele rivier (Ho) bracht het plan voort en
+de rivier Loh de rol. In de &bdquo;gesprekken&rdquo; zegt Confucius: de
+rivier brengt geen plan meer voort, en op een andere plaats vindt men:
+de rivier bracht het plan van het paard voort.</p>
+<p>Naar deze grondslagen fantaseerde Kung Ngan Kwoh, een afstammeling
+van Confucius in het 12<sup>e</sup> lid, een man die in de
+2<sup>e</sup> eeuw voor Christus bij het terugvinden en verklaren der
+kanonieke geschriften een groote rol speelde, de volgende geschiedenis:
+Een draak (een gevleugeld paard) steeg op uit de wateren der gele
+rivier. Hij vertoonde op zijn rug een rangschikking van zinnebeelden,
+waaruit de (fabel) keizer Fu hi het systeem van Pa kwa (acht maal drie
+letters) afleidde. Ook toonde een goddelijke schildpad aan den witten
+Y&uuml; een rol, die beschreven was met getallen van uit
+&eacute;&eacute;n tot negen <span class="pagenum">[<a id="pb222" href=
+"#pb222" name="pb222">222</a>]</span>teekens bestaande waaruit dan
+Y&uuml; den grondslag zijner negenvoudige wijsbegeerte zou hebben
+gevormd.</p>
+<p>Sedert de dynastie van Han hebben de Chineesche geleerden zich met
+deze beide mystieke openbaringen (het plan en de rol) het hoofd
+gebroken, doch onder de dynastie van Sung werd, voor het eerst tijdens
+de regeering van keizer Hwei Tsung (1106&ndash;1125) beproefd om die
+zinnebeelden in beeld te brengen en uit hen de grondslag eener
+diepzinnige of kinderachtige (het oordeel hierover is verschillend)
+philosophie der getallen af te leiden. Eerst onder Sung&rsquo;s
+regeering nam men echter deze quaestie met ernst ter hand en slechts
+een enkele geleerde dier dagen, An yang sin, die van 1017&ndash;1072
+leefde, heeft het gewaagd het bestaan van het paardeplan en de
+schildpadrol te loochenen.</p>
+<p>De volgende eeuwen hielden aan de commentaren van Chu hi<a class=
+"noteref" id="xd20e5081src" href="#xd20e5081" name=
+"xd20e5081src">25</a> en zijn school vast; eerst tegen het einde van de
+16<sup>e</sup> eeuw begon zich de kritiek daartegen te verheffen, en
+korten tijd voor den val van den laatsten keizer uit de dynastie Ming
+richtte een aantal van beroemde geleerden aan dezen het verzoek om de
+oudere teksten en commentaren aan de staatsexamens ten grondslag te
+leggen: dat wil zeggen den invloed der Boeddhistische en
+Tao&iuml;stische leeringen op het staats-Confucianisme te breken.</p>
+<p>De met den ondergang der Ming-dynastie en der verovering van China
+door de Mandschoeren gepaard gaande strijd en onrust lieten het
+denkbeeld echter niet tot uitvoering komen, maar het telt nog talrijke
+aanhangers onder de Chineesche letterkundigen, al vindt het ook in den
+nieuweren tijd geen bepaald officieuse uitdrukking in een protest tegen
+het aanhouden der nog steeds als orthodox geldende verklaringen van Chu
+hi.</p>
+<p>De thans in China regeerende Mandschoe-dynastie heeft meer dan een
+harer voorgangsters voor de bewaring en onderhouding van het
+Confucianisme gedaan. Zeker wel omdat zij, door eerbied voor wat den
+Chineezen het dierbaarste is, de vreemde overheersching minder drukkend
+wilde doen schijnen<span class="corr" id="xd20e5094" title=
+"Bron: ,">.</span> Zij heeft echter ook meer dan eene der vroegere
+regeeringen het Confucianisme voor haar doeleinden gebruikt en zijne
+leeringen voor staatsdoeleinden pasklaar gemaakt. De sterkste
+uitdrukking vindt deze politiek in het door keizer Kang hi in
+<span class="pagenum">[<a id="pb223" href="#pb223" name=
+"pb223">223</a>]</span>1670 bekend gemaakte &bdquo;heilige
+edict&rdquo;, dat in zestien afdeelingen alles samenvat, wat de
+onderdaan heeft in acht te nemen.</p>
+<p>De keizer gaf deze verordeningen, toen hij 16 jaar oud was:
+waarschijnlijk daartoe genoopt door het politiek drijven van met het
+Tao&iuml;sme samenhangende vereenigingen. Als grond van zijn edict gaf
+hij deze overweging, &bdquo;dat de zedelijkheid sedert eenigen tijd
+dagelijks was afgenomen en de harten der menschen niet meer dezelfde
+waren als vroeger.<span class="corr" id="xd20e5101" title=
+"Niet in bron">&rdquo;</span> Als vader zijns volks wilde hij in
+weinige stellingen de grondregelen aangeven, die zijn leerlingen tot
+richtsnoer in alle betrekkingen des levens moesten dienen en wier
+opvolging hen zelve goed en gelukkig, hem echter tot heerscher van een
+talrijk, goed gevoed en beschaafd volk zou maken.</p>
+<p>Het edict moest op den 1<sup>en</sup> en den 15<sup>en</sup> van
+iedere maand overal openlijk worden voorgelezen, wat ook thans nog in
+zooverre geschiedt, dat een der afdeelingen wordt voorgelezen,
+verklaard en uitgelegd. Behalve de beambten, die daarbij krachtens hun
+betrekking tegenwoordig moeten zijn, komen er echter gewoonlijk slechts
+enkele toehoorders.</p>
+<p>Bij herhaling heeft men beproefd om bij deze voorlezingen een
+grooteren kring van toehoorders bijeen te brengen; zoo voor eenige
+jaren in Canton, met het doel om de zendelingen tegen te werken.</p>
+<p>Iedere afdeeling bestaat uit zeven teekens, van welke de eerste drie
+het voorschrift behelzen, de laatste drie het doel, dat men door de
+opvolging van het geschrift bereikt: een in China zeer gebruikelijke
+verbinding van nuttigheid en leering. Het vierde teeken is in iedere
+afdeeling hetzelfde en beteekent &bdquo;om&rdquo; of
+&bdquo;opdat&rdquo;.</p>
+<p>Van ieder der 16 sententi&euml;n schreef keizer Yung Cheng, de zoon
+en opvolger van Kang hi, in 1724 een verklaring, welke bij de
+voorlezingen de plaats van vroegere verklaringen inneemt. Een nog
+uitvoeriger omschrijving werd later in &rsquo;t licht gegeven door
+zekeren zout-commissaris in Shensi, Wang Y&uuml; po geheeten. Deze
+wordt als een waar meesterstuk beschouwd, omdat zij zoo begrijpelijk is
+en door het invlechten van historische voorbeelden, aanhalingen en
+spreekwoorden zoowel leerzaam als onderhoudend mag heeten. De straks
+aangehaalde pleitrede tegen Boeddha en Tao<a class="noteref" id=
+"xd20e5118src" href="#xd20e5118" name="xd20e5118src">26</a> is hier
+weggelaten. Overigens zijn er vele pogingen gedaan om &bdquo;het
+heilige edict&rdquo; populair te maken. In 1681 gaf zekere
+districts-magistraat in Anhui, <span class="pagenum">[<a id="pb224"
+href="#pb224" name="pb224">224</a>]</span>Liang Yen nien, een werk uit
+met 200 platen, welke, evenals de daarbij behoorende geschiedenissen
+bestemd waren om de voorschriften des keizers op te helderen en te
+illustreeren.</p>
+<p>In 1879 werd een ander dergelijk werk in Shanghai door een Chineesch
+photographisch instituut gepubliceerd en in Canton bestaat een
+omschrijving van het edict in verzen.</p>
+<p>We laten nu, hier en daar een enkele opmerking makend, de
+verschillende sententi&euml;n van dit edict volgen:</p>
+<p>1. Neemt de kinderlijke en broederlijke plichten in acht, opdat de
+wederkeerige betrekkingen des levens behoorlijk in stand blijven.</p>
+<p>2. Acht uw bloedverwanten, opdat gij de voordeelen van een goede
+verstandhouding moogt toonen.</p>
+<p>3. Leeft op goeden voet met uw naburen, opdat gij rechtsquaesties
+moogt vermijden.<a class="noteref" id="xd20e5134src" href="#xd20e5134"
+name="xd20e5134src">27</a></p>
+<p>4. Legt u toe op den landbouw en het kweeken van
+moerbeiboomen<a class="noteref" id="xd20e5139src" href="#xd20e5139"
+name="xd20e5139src">28</a> om voldoende voeding en kleeding te
+hebben.</p>
+<p>5. Weest spaarzaam om onnuttige uitgaven te vermijden.</p>
+<p>6. Houdt de studie der wetenschap in eere, opdat gij de leerlingen
+leidt op den rechten weg.</p>
+<p>7. Vernedert valsche leringen,<a class="noteref" id="xd20e5148src"
+href="#xd20e5148" name="xd20e5148src">29</a> om de ware leer te
+verhoogen. <span class="pagenum">[<a id="pb225" href="#pb225" name=
+"pb225">225</a>]</span></p>
+<p>8. Verklaart de wetten, om de onwetenden en hardnekkigen te
+waarschuwen.</p>
+<p>9. Weest hoffelijk en toegevend om de zeden te verbeteren.</p>
+<p>10. Blijft getrouw aan uw eigenlijke bezigheden, opdat de wil des
+volks onveranderlijk zij.<a class="noteref" id="xd20e5162src" href=
+"#xd20e5162" name="xd20e5162src">30</a></p>
+<p>11. Onderwijst de jeugd, opdat zij verhinderd worde kwaad te
+doen.</p>
+<p>12. Laat alle valsche beschuldigingen achterwege, opdat de
+onschuldigen beschermd worden.</p>
+<p>13. Waarschuwt allen, geen deserteurs (die het vaandel verlaten) bij
+zich op te nemen, opdat zij niet in hun straf deelen.</p>
+<p>14. Betaalt uwe belastingen, opdat gij niet dikwijls gemaand behoeft
+te worden.</p>
+<p>15. Vereenigt u tot tien en honderdtallen, om roof en diefstal uit
+te roeien.<a class="noteref" id="xd20e5179src" href="#xd20e5179" name=
+"xd20e5179src">31</a></p>
+<p>16. Weest verdraagzaam jegens elkaar, opdat het leven in achting
+blijve (opdat er bij den strijd geen verwondingen en doodslagen
+voorvallen.)</p>
+<p>Het gezond menschenverstand, dat in de aangehaalde plaatsen, welke
+uit de geschriften van orthodoxe philosofen getrokken zijn, een zoo
+groote plaats beslaat, is, indien men allerlei bluf en versiering,
+alsmede de later eerst opgekomen speculaties van Boeddhisme en
+Tao&iuml;sme er buiten rekent, nog altijd de grondslag <span class=
+"pagenum">[<a id="pb226" href="#pb226" name="pb226">226</a>]</span>van
+de tegenwoordige philosophie, die onder den naam van Confucianisme de
+gansche Chineesche maatschappij, van de familie tot den staat toe,
+doortrekt.</p>
+<p>Trots alle bijgeloovige uitwassen, die uit Boeddhisme en
+Tao&iuml;sme zijn voortgekomen, of die zich in aansluiting daaraan uit
+den ouden staatsgodsdienst ontwikkelden en die in de hoogste, zoowel
+als in de laagste kringen hunnen invloed doen gelden: ja, officieel
+worden gehuldigd&mdash;trots dat alles ligt er toch in het
+Staats-confucianisme een voor familie en staat zeer beschavende
+macht.</p>
+<p>Aan den invloed dezer, zich tegen alle ruwheid en onzedelijkheid
+verzettende leer op de omliggende volken heeft China het te danken
+gehad, dat zijn philosophie tegenover deze volken een zelfde rol heeft
+vervuld, als in Europa de Grieksche en Romeinsche beschaving en later
+het Christendom.</p>
+<p>Natuurlijk hebben echter die omliggende volken niet alleen de
+deugden, maar ook de gebreken dezer beschaving overgenomen. Bij die
+gebreken denken wij vooral aan de steeds grootere afsluiting van andere
+geestelijke stroomingen en de daaruit voortvloeiende zelfoverschatting,
+waaruit zich dan de levenlooze onbewegelijkheid ontwikkelde, die wij in
+China, Annam en Korea ontmoeten, en waaraan slechts Japan
+zich&mdash;zeker ook omdat het Mongoolsche bloed hier niet onvermengd
+is&mdash;heeft ontworsteld.</p>
+<p>Welke verwijten men in dezen echter aan de Chineesche philosophie
+moge doen, men mag niet vergeten, dat zij China voor vele droevige
+verschijnselen, die wij in de snel voortgaande westersche beschaving
+opmerken, bewaard heeft.</p>
+<p>Men denke aan de inquisitie en het anarchisme, beiden door zoo
+talrijke klassen in het westen verheerlijkt. Voor zulke dingen is China
+gespaard gebleven. Nu moge men zeggen, dat ook in China de praktijk
+soms niet beantwoordde aan de theorie, wij vragen, waar dat geheel het
+geval is en merken op, dat de philosophie van Confucius heeft bereikt,
+wat voor andere stelsels onbereikbaar is gebleven, namelijk dat zij
+niet slechts het eigendom werd van enkele bevoorrechten, maar van de
+geheele volksmassa.</p>
+<p>Ook merken wij op, dat het zijn waarde kan hebben om, waar de
+tegenwoordige Europeesche philosophie in een alles afbrekend en
+vergiftigend pessimisme en cynisme ontaardt, zich in zijn zwartgallige,
+onpraktische bespiegeling eens te laten temperen door de wereldwijsheid
+der oude Chineezen, al moge zij wat &bdquo;huisbakken&rdquo; zijn.
+<span class="pagenum">[<a id="pb227" href="#pb227" name=
+"pb227">227</a>]</span></p>
+<p>Waar nu de philosophische leeringen van oude tijden af tot nu toe
+zulk een grooten invloed uitoefenden op de denk- en handelwijze van het
+geheele Chineesche volk en deze zeker ook in de toekomst zullen
+uitoefenen, moeten wij, behalve deze leeringen, ook de werken kennen,
+waarin zij ons zijn bewaard gebleven.</p>
+<p>Wij willen daarom, vooral voor hen, die lust mochten hebben op dit
+gebied wat dieper dan de oppervlakte te gaan, een kort overzicht van
+namen, schrijvers, inhoud en ouderdom dier werken geven.</p>
+</div>
+</div>
+<div id="ch5.7" class="div2 section"><span class="pagenum">[<a href=
+"#toc">Inhoud</a>]</span>
+<div class="divHead">
+<h3 class="main">VII. De klassieke boeken der Chineezen.</h3>
+</div>
+<div class="divBody">
+<p class="first">De Chineezen spreken gewoonlijk van de &bdquo;vijf
+Kings&rdquo; en de &bdquo;vier Shu&rsquo;s&rdquo;. De eersten zouden
+wij de vijf groote, de anderen de vier kleine klassieken kunnen
+noemen.</p>
+<p>De groote klassieken zijn volgens deze indeeling de volgende:</p>
+<ul>
+<li>1. <i>I-king</i>, het boek der veranderingen.</li>
+<li>2. <i>Shu-king</i>, het boek der geschiedkundige
+aanteekeningen.</li>
+<li>3. <i>Shi-king</i>, het boek der liederen.</li>
+<li>4. <i>Li-ki</i>, het boek der ceremoni&euml;n.</li>
+<li>5. <i>Chun-chiu</i>, de kroniek van Confucius met het
+geschiedkundig verhaal van Tso chiu ming.</li>
+</ul>
+<p>De kleine klassieken zijn:</p>
+<ul>
+<li>1. <i>Lun-y&uuml;</i>, de gesprekken van Confucius.</li>
+<li>2. <i>Ta-hio</i>, de groote leer.</li>
+<li>3. <i>Chung-yung</i>, het <span class="corr" id="xd20e5258" title=
+"Bron: overanderlijke">onveranderlijke</span> midden.</li>
+<li>4. De werken van Mencius.</li>
+</ul>
+<p>Noch het getal der werken, noch de boeken, die tot ieder der
+hoofdwerken behooren, noch de bestanddeelen dier kleinere werken of hun
+namen zijn altijd dezelfde geweest; er zijn vijf, zes, negen, tien en
+dertien &bdquo;kings&rdquo; geweest. Deze naam &bdquo;Kings&rdquo; is
+eerst sedert de dynastie van Han, in de laatste twee eeuwen
+<span class="corr" id="xd20e5266" title=
+"Bron: v&oacute;or">v&oacute;&oacute;r</span> onze jaartelling voor
+alle boeken gebruikelijk geworden, die men als kanoniek en van
+onwankelbaar gezag beschouwde. Tegenwoordig, onder de Mandschoe
+dynastie, welke sedert 1643 in China heerscht, wordt, behalve van de
+&bdquo;vijf kings&rdquo; en de &bdquo;vier shu&rsquo;s&rdquo; ook
+dikwijls van de dertien &bdquo;klassieke werken&rdquo; gesproken. Deze
+zijn dan: <span class="pagenum">[<a id="pb228" href="#pb228" name=
+"pb228">228</a>]</span></p>
+<ul>
+<li>1. Het boek der veranderingen.</li>
+<li>2. Het boek der geschiedkundige aanteekeningen.</li>
+<li>3. Het boek der liederen.</li>
+<li>4. <i>Chau-li</i>, het boek over de staatsinstellingen onder de
+Chau dynastie.</li>
+<li>5. <i>I-li</i>, het boek der gebruiken.</li>
+<li>6. Het boek der ceremoni&euml;n.</li>
+<li>7. De kroniek van Confucius met het geschiedkundig verhaal van Tso
+chiu ming.</li>
+<li>8. Dezelfde kroniek met het geschiedkundig verhaal van Kung
+yang.</li>
+<li>9. Dezelfde kroniek met het geschiedkundig verhaal van Ku
+liang.</li>
+<li>10. De gesprekken van Confucius.</li>
+<li>11. De geschriften van Mencius.</li>
+<li>12. <i>Hsiao-king</i>, het boek van de kinderlijke liefde.</li>
+<li>13. Het oude woordenboek <i>Urhya</i>.</li>
+</ul>
+<p>Onder die dertien worden niet genoemd de volgende drie werken, die
+echter ook als klassiek gelden:</p>
+<ul>
+<li>14. <i>Ta-hio</i>, de groote leer.</li>
+<li>15. Het onveranderlijke midden (Chung yung).</li>
+<li>16. De <i>Bamboeboeken</i>.</li>
+</ul>
+<p>Wat het ontstaan, de schrijvers en voor een deel ook den inhoud
+dezer werken aangaat; daarover zijn bijna evenveel meeningen, als er
+Chineesche critici zijn, die zich met deze vragen hebben beziggehouden.
+Dit is niet te verwonderen, daar bijna geen dezer boeken ons
+ongeschonden is overgeleverd en de tekst dikwijls <span class="corr"
+id="xd20e5330" title="Bron: overstaanbaar">onverstaanbaar</span> is.
+Wat de een beslist voor waarheid aanneemt, wordt door den ander met
+evenveel beslistheid verworpen. Zelfs de gedurende langen tijd als
+gezaghebbend erkende verklaringen van Chu hi en zijne leerlingen in de
+12<sup>e</sup> eeuw, zijn onder de tegenwoordige dynastie dikwijls
+bestreden. Evenwel vertegenwoordigen zij nog altijd de geijkte
+opvatting, waarvan men bij bekendmakingen van staatswege uitgaat. De nu
+volgende opgaven geven de thans vrij algemeen geldende opvattingen over
+de klassieke werken weer.</p>
+<div class="div3 subsection">
+<div class="divHead">
+<h4 class="main"><span class="corr" id="xd20e5338" title=
+"Niet in bron">1.</span> I-king, het boek der veranderingen.</h4>
+</div>
+<div class="divBody">
+<p class="first">De I-King is een boek, bestemd om de voor doeleinden
+van waarzeggerij gebruikte, uit heele en gebroken lijnen bestaande
+<span class="pagenum">[<a id="pb229" href="#pb229" name=
+"pb229">229</a>]</span>8 trigrammen, evenals de daaruit afgeleide 64
+hexagrammen te verklaren.<a class="noteref" id="xd20e5345src" href=
+"#xd20e5345" name="xd20e5345src">32</a> Die teekenen zelf zijn zeker
+ouder dan de 12<sup>e</sup> eeuw voor Christus. De korte verklaringen
+bij de hexagrammen en de uitweidingen over de onderdeelen, waaruit deze
+samengesteld zijn, worden gezegd afkomstig te zijn van Wen Wan
+(1251&ndash;1135 v. C.), den vader van den eersten keizer der
+Chau-dynastie en van Chau kung, den broeder van dien eersten keizer. De
+andere tien afdeelingen van het werk worden&mdash;waarschijnlijk ten
+onrechte&mdash;aan Confucius toegeschreven.</p>
+<p>Op een onbevooroordeeld lezer maken de oudste gedeelten van den
+I-king den indruk van een waarzeggersboek van weinig meer waarde en
+beteekenis, dan dergelijke werken gewoonlijk hebben. Eerst in het
+laatste, meer exegetische deel van het werk, wordt beproefd om in de
+oorspronkelijk geomantische verklaringen een philosophische beteekenis
+te leggen. Dit kan ons niet verwonderen, want ook bij andere volken
+zijn alchemie, astrologie en andere zwarte kunsten sterk met
+philosophische symboliek en mystiek dooreengewerkt.</p>
+<p>Het belangrijkste gedeelte van het werk, waaraan echter de bekende
+Duitsche wijsgeer Leibnitz een zeker te groote waarde toekende, is wel
+de derde der laatste verhandelingen (afdeeling 5 en 6). Deze bevat
+naast uitvoerige mededeelingen over de wijze van het verklaren van
+teekenen een rijk magazijn van oudheidkundige aanteekeningen en
+bespiegelende wijsbegeerte.</p>
+<p>Confucius stelde den I-king zeer hoog. Driemaal moesten de riempjes,
+welke de plankjes bijeenhielden, waarop in zijn exemplaar de tekst was
+ingesneden, worden vernieuwd. Ja, hij placht te zeggen, dat, als hij 50
+jaar aan de studie van I-king kon wijden, hij hopen mocht, daardoor
+zoover gevorderd te zijn, dat hij geen groote gebreken meer bezat.</p>
+<p>Terwijl nu Confucius en zijne aanhangers dit werk zoo vereerden, is
+het dubbel merkwaardig, dat ten slotte de Tao&iuml;sten zich geheel en
+al van de uitlegging hebben meester gemaakt en dat de thans
+<span class="corr" id="xd20e5359" title=
+"Bron: offici&euml;el">officieel</span> geijkte verklaring van dit werk
+afkomstig is van den Tao&iuml;st Ch&rsquo;&egrave;n tw&rsquo;an. Deze
+man leefde eenigen tijd aan het hof van Tai tsung, den tweeden keizer
+der Sung dynastie (976&ndash;997) en werd door dezen geroepen om hem in
+de geheime wetenschappen te onderrichten. <span class="pagenum">[<a id=
+"pb230" href="#pb230" name="pb230">230</a>]</span>Later trok hij zich
+in de eenzaamheid terug, waar hij ook stierf.</p>
+<p>Bij de vernietiging der boeken (van de wijsgeeren) onder keizer
+Tsing Shi Hwangti<a class="noteref" id="xd20e5366src" href="#xd20e5366"
+name="xd20e5366src">33</a> werd de I-king als op de waarzeggingskunst
+betrekkelijk, verschoond. Toch was een deel van den, zooals wij reeds
+vermeldden, aan Confucius toegeschreven commentaar, verloren gegaan en
+werd dit eerst ongeveer 78&ndash;42 v. C. onder tamelijk romantische
+omstandigheden door een meisje teruggevonden in de ru&iuml;nen van een
+oud huis.</p>
+</div>
+</div>
+<div class="div3 subsection">
+<div class="divHead">
+<h4 class="main">2. Shu-king, het boek der geschiedkundige
+aanteekeningen.</h4>
+</div>
+<div class="divBody">
+<p class="first">De Shu-king, zooals wij dien thans kennen, bevat de
+overblijfselen van een voorheen veel omvangrijker verzameling van
+geschiedkundige beschrijvingen en documenten uit de jaren
+2357&ndash;627 v. C. Aan de echtheid van de gedeelten welke ongeveer
+2197 v. C. en daarna zijn geschreven, wordt niet getwijfeld, terwijl
+met betrekking tot de andere, daaraan voorafgaande stukken wordt
+aangenomen, dat de schrijvers uit oudere stukken hebben geput.</p>
+<p>De zeer geestvolle en zeker doeltreffende verklaring, door den
+geleerden vrijheer von Richthofen over een van deze oudste stukken, de
+schatting van Y&uuml; gegeven, doet zien, dat er in dit werk nog
+gewichtige resultaten zijn te vinden voor diegenen, welke den moed
+hebben zich te bevrijden van de boeien der Chineesche verklaarders,
+wier opvatting gewoonlijk ook door de meeste vreemde vertalers wordt
+gevolgd.</p>
+<p>Wat de geloofwaardigheid van dit werk betreft: Mencius zegt er van,
+dat het veel beter zou zijn, den geheelen Shu-king niet te bezitten,
+dan daaraan onbepaald geloof te slaan. Confucius, wien men ook (ten
+onrechte) dit werk toeschrijft, haalt het telkens aan.</p>
+<p>Een deel van den thans als geldig beschouwden tekst wordt door de
+beste critici voor apocrief gehouden. Wat er van over is, bestaat uit
+enkele stukken, die bij de vernietiging der boeken gered en toen op
+eenigszins wonderbare wijze weer aan den dag zijn gebracht.</p>
+</div>
+</div>
+<div class="div3 subsection">
+<div class="divHead">
+<h4 class="main">3. Shi-king, het boek der liederen.</h4>
+</div>
+<div class="divBody">
+<p class="first">De bekende geschiedschrijver Sze ma tien schrijft dit
+werk aan Confucius toe, doch zijne verzekering is ongeloofwaardig.
+<span class="pagenum">[<a id="pb231" href="#pb231" name=
+"pb231">231</a>]</span>Immers reeds lang <span class="corr" id=
+"xd20e5387" title="Bron: v&oacute;or">v&oacute;&oacute;r</span>
+Confucius werden verschillende der hier voorkomende <span class="corr"
+id="xd20e5390" title="Bron: liede ren">liederen</span> met dezelfde
+namen genoemd, die zij later ook droegen.</p>
+<p>Ook de Shi-king ontging in de dagen der Tsin-dynastie de
+vernietiging niet. Doch, daar velen de liederen en gezangen daaruit van
+buiten kenden, werd het boek spoedig weer hersteld.</p>
+<p>In zijn tegenwoordige gedaante bestaat het werk uit 305 stukken, in
+vier groote afdeelingen samengevat, van welke de eerste afdeeling 160
+liederen: spotliederen, straatliederen, liefdes- en volksgedichten
+behelst. In de tweede afdeeling zijn 74 feestgezangen, oorspronkelijk
+bestemd voor het keizerlijk hof, doch later ook aan de hoven der
+vorsten gezongen. In de derde afdeeling zijn 31 gezangen, die eveneens
+aan het keizerlijk hof werden voorgedragen en wel, wanneer er feesten
+gegeven werden ter gelegenheid van het bezoek der onderhoorige vorsten,
+terwijl de vierde afdeeling 40 gezangen telt, welke gebruikt werden bij
+de ceremoni&euml;n in de hal der voorouders en bij de offers.</p>
+<p>Van de liederen oordeelt men, dat er 108 afkomstig zijn van den tijd
+tusschen 1765&ndash;1065 v. C., verder 156 van tusschen 1076&ndash;696,
+en de rest van af 696&ndash;585 v. C. Waarschijnlijk zijn deze opgaven
+niet ver van de waarheid.</p>
+<p>De Shi-king bevat vele stukken, die van groote dichterlijke waarde
+zijn. De Chineesche commentatoren hebben echter (evenals ook sommige
+vreemde vertalers), al hun best gedaan om den zin van de mooiste
+stukken te bederven, door deze namelijk ten onrechte als satyren op
+onzedelijke toestanden, of als afschrikwekkende schilderingen te gaan
+beschouwen.</p>
+</div>
+</div>
+<div class="div3 subsection">
+<div class="divHead">
+<h4 class="main">4. Chau-li, de staatsinrichtingen der
+Chau-dynastie.</h4>
+</div>
+<div class="divBody">
+<p class="first">Dit, zooals men aanneemt, door Chau-kung in de
+12<sup>e</sup> eeuw v. C. geschreven werk, bestaat in zijn
+tegenwoordige gedaante waarschijnlijk uit eenige oude gedeelten, met
+latere onechte toevoegselen uit den tijd der Han-dynastie vermeerderd.
+Chau-li werd door de Tsin-dynastie met bizonderen haat vervolgd en
+eerst in het jaar 40 v. C. door een der keizerlijke bibliothecarissen
+weer uitgegeven. Deze voegde een der verloren gegane stukken: het boek
+der handwerkers, er nieuw bij.</p>
+<p>Het werk behelst een soort hof- of staatskalender der dynastie Chau,
+waarin de verschillende ambten, het getal en de werkkring der
+waardigheidsbekleeders worden vermeld. <span class="pagenum">[<a id=
+"pb232" href="#pb232" name="pb232">232</a>]</span></p>
+</div>
+</div>
+<div class="div3 subsection">
+<div class="divHead">
+<h4 class="main">5. I-li, het boek der gebruiken.</h4>
+</div>
+<div class="divBody">
+<p class="first">Het allereerst vinden wij dit boek aangehaald bij
+Mencius, in de 4<sup>e</sup> eeuw voor Christus. Toch is het aan geen
+twijfel onderhevig, of een deel van de voorschriften, die men in dit
+werk vindt over handelwijzen bij bizondere gelegenheden, is reeds uit
+de dagen van Confucius of uit nog vroeger tijd afkomstig. Na de
+vernietiging der boeken kwam in de 2<sup>e</sup> eeuw v. C. een tekst
+van I-li, spoedig door een tweeden gevolgd voor den dag. Uit deze beide
+teksten is de tegenwoordige samengesteld. De titel &bdquo;I-li&rdquo;
+dagteekent uit den tijd der Han-dynastie.</p>
+</div>
+</div>
+<div class="div3 subsection">
+<div class="divHead">
+<h4 class="main">6. Li-ki, het boek der ceremoni&euml;n.</h4>
+</div>
+<div class="divBody">
+<p class="first">De Li-ki is het derde en jongste der werken, in wier
+naam het teeken &bdquo;Li&rdquo; (gebruiken) voorkomt. Terwijl echter
+de beide andere werken op dit gebied, I-li en Chau-li, althans voor een
+deel zeer oud zijn: meer dan 1000 voor C. geschreven&mdash;is de Li-ki
+zeker niet voor de 2<sup>e</sup> eeuw onzer jaartelling voltooid.</p>
+<p>Li-ki behelst de oude commentaren over de onderwerpen, in het boek
+I-li behandeld en is, in zijn tegenwoordigen vorm een werk van
+Ta&#275;, den jongere. Diens oom, Ta&#275;, de oudere, gaf reeds
+vroeger een werk uit, &bdquo;Ta Ta&#275; Li&rdquo; d. i. de gebruiken
+van Ta&#275; den oudere, geheeten.</p>
+<p>Dit laatste boek (van den oom) was onder de dynastie Han niet
+bizonder in tel, doch nieuwere critici hebben het in zijn eer hersteld:
+het bevat namelijk den kalender der Hsia-dynastie, die, indien hij echt
+mocht zijn, ons sterrekundige opgaven geeft van 2000 jaar <span class=
+"corr" id="xd20e5436" title=
+"Bron: v&oacute;or">v&oacute;&oacute;r</span> onze jaartelling.</p>
+</div>
+</div>
+<div class="div3 subsection">
+<div class="divHead">
+<h4 class="main">7. 8. 9. Chun-Chiu, de kroniek van Confucius.</h4>
+</div>
+<div class="divBody">
+<p class="first">Chun-Chiu beteekent letterlijk: herfst en voorjaar. De
+bedoeling echter is om met die twee jaargetijden het geheele jaar aan
+te duiden, alzoo: jaarboek. Het is een kroniek van het geheele
+Chineesche rijk over 722&ndash;484 v. C., geordend volgens de
+chronologie van den vorst van Lu. Deze kroniek wordt, door Mencius het
+eerst, aan Confucius toegeschreven.</p>
+<p>Ondanks den buitengewonen lof, dien de Chineesche verklaarders voor
+dit werk hebben, is het een droog, onnauwkeurig en onvolledig werk.
+Indien Confucius de maker van dit werk is, heeft hij daarbij al
+zonderlinge beginselen gevolgd: nl. om <span class="pagenum">[<a id=
+"pb233" href="#pb233" name="pb233">233</a>]</span>personen en feiten,
+waarmede hij niet ingenomen was, eenvoudig weg te laten.</p>
+<p>Het dor geraamte dezer kroniek krijgt eerst leven door de drie
+geschiedkundige vertellingen van Tso chiu ming, Kung yang en Ku liang,
+waarvan vooral het eerste verhaal allerlei belangrijke bizonderheden
+bevat.</p>
+<p>De verhalen en verklaringen in dit boek zouden mondeling zijn
+overgeleverd en eerst onder de dynastie van Han zijn opgeschreven. Wie
+de commentatoren waren (sommige critici houden deze zelfs voor
+mythische personen) is niet bekend.</p>
+</div>
+</div>
+<div class="div3 subsection">
+<div class="divHead">
+<h4 class="main">10. Lun-y&uuml;, de gesprekken van Confucius.</h4>
+</div>
+<div class="divBody">
+<p class="first">Blijkbaar is dit boek door de leerlingen van de
+leerlingen van Confucius vervaardigd. Wij bezitten het vrijwel in den
+vorm, dien het in de tweede eeuw v. C. verkreeg of toen bezat. Het
+bevat allerlei antwoorden en uitlatingen van den wijze naar aanleiding
+van vragen, &rsquo;t zij van zijn leerlingen, &rsquo;t zij van andere
+personen. Dit een en ander is noch chronologisch, noch op andere wijze
+geordend. In sommige afdeelingen, voornamelijk in de 10<sup>e</sup>,
+vinden wij een uitvoerige beschrijving van de houding en de gewoonten
+van Confucius.</p>
+</div>
+</div>
+<div class="div3 subsection">
+<div class="divHead">
+<h4 class="main">11. De werken van Mencius.</h4>
+</div>
+<div class="divBody">
+<p class="first">Men is het er niet over eens, wie eigenlijk de
+schrijver van deze boeken is. Sommigen schrijven de zeven afdeelingen,
+waaruit het bestaat, aan Mencius zelven toe,<a class="noteref" id=
+"xd20e5465src" href="#xd20e5465" name="xd20e5465src">34</a> anderen aan
+zijn leerlingen, nog anderen aan beiden gezamenlijk. Bij de
+vernietiging van de boeken schijnen de geschriften van Mencius te zijn
+gespaard, wellicht omdat hierin geleerd werd, dat de keizerlijke
+waardigheid aan den waardigsten toekwam en Mencius daardoor eenigszins
+partij had gekozen tegen de Chau dynastie, die later den troon aan de
+vorsten van Tsin verloor.</p>
+<p>In weerwil van de opmerkzaamheid, die de commentatoren aan Mencius
+wijdden, werden zijn geschriften toch eerst in 1088 n. C. onder de
+klassieken opgenomen en aan hun vervaardiger een plaats in de tempels
+van Confucius aangewezen.</p>
+<p>De eerste keizer der Ming dynastie, Hungwu, liet hem echter in 1372
+daaruit weer verwijderen, daar hij &eacute;&eacute;ne plaats in diens
+werken als een onvergeeflijke misdaad tegen de vorstelijke <span class=
+"pagenum">[<a id="pb234" href="#pb234" name=
+"pb234">234</a>]</span>waardigheid aanzag. In die plaats wordt namelijk
+geleerd, dat wanneer een vorst zijn ministers als aarde en gras
+beschouwt, zij hem als een vijand en roover beschouwen<a class=
+"noteref" id="xd20e5474src" href="#xd20e5474" name=
+"xd20e5474src">35</a>.</p>
+<p>Terzelfdertijd, dat de naam van Mencius uit de tempels verwijderd
+werd, maakte men eene verordening, waarin bepaald werd, dat ieder, die
+tegen deze handelwijze bedenking maakte (nl. tegen het verwijderen v.
+Mencius&rsquo; naam) wegens hoogverraad ter verantwoording zou worden
+geroepen.</p>
+<p>De vereerders van den wijze lieten zich echter, met de
+onverschrokkenheid en vrijmoedigheid, die in zulke gevallen dikwijls
+aan Chineezen eigen is, daardoor niet afbrengen van protesten tegen den
+door den keizer bevolen maatregel. Reeds in het volgend jaar werd deze
+ingetrokken, omdat, zooals een nieuwe keizerlijke verordening het
+uitdrukte, Mencius zich door het in &rsquo;t licht stellen en te niet
+doen van kettersche leeringen een waardig geestverwant van Confucius
+had getoond. Mencius neemt thans onder die beroemde geestverwanten van
+Confucius de vierde, d. i. de laatste plaats in, een plaats, die hem in
+1530 is aangewezen.</p>
+<p>Evenals de gesprekken van Confucius bevatten ook de werken van
+Mencius gesprekken en naast elkaar opgenoemde uitingen en antwoorden
+van den meester. Alleen is hier alles beter geordend.</p>
+</div>
+</div>
+<div class="div3 subsection">
+<div class="divHead">
+<h4 class="main">12. Hsiao-king, het boek der kinderlijke liefde.</h4>
+</div>
+<div class="divBody">
+<p class="first">Dit werk behelst gesprekken over het bovengenoemd
+onderwerp, welke tusschen Confucius en een zijner leerlingen zijn
+gehouden en door dien leerling aan een kleinzoon van den wijze, Tsze
+sze, zouden zijn medegedeeld. De aanduiding van dit werk, als het boek
+der kinderlijke liefde is voor den inhoud niet geheel passend, want ook
+andere betrekkingen: als tusschen heer en dienaar (vorst en beambte)
+worden er in besproken. De juiste titel van dit werk zou zijn:
+algemeene plichtsbetrachting op den grondslag van kinderlijke
+liefde.</p>
+<p>Na den ondergang der Tsin dynastie werd een exemplaar van Hsiao-king
+weergevonden, later een tweede. Over de echtheid van dit werk oordeelen
+de critici zeer verschillend.</p>
+</div>
+</div>
+<div class="div3 subsection">
+<div class="divHead">
+<h4 class="main">13. Het woordenboek Urhya.</h4>
+</div>
+<div class="divBody">
+<p class="first">Dit werk dagteekent van 500 jaar v. C.; het behelst
+echter <span class="pagenum">[<a id="pb235" href="#pb235" name=
+"pb235">235</a>]</span>ook oudere gedeelten, speciaal uit de
+13<sup>e</sup> eeuw v. C. Gewoonlijk wordt als schrijver genoemd Tsze
+hia, een leerling van Confucius. Het boek bestaat uit 19 afdeelingen:
+de woorden zijn hierin geordend naar de verschillende soorten, bv.
+onder vogels, planten, huisdieren enz. De beteekenis van dit boek ligt
+vooral hierin, dat wij het beschouwen kunnen als de eerste vroege
+poging om orde in het voorhanden materiaal te brengen en dat het de
+uitdrukkingen verklaart, die in de klassieke en in andere werken
+voorkomen.</p>
+</div>
+</div>
+<div class="div3 subsection">
+<div class="divHead">
+<h4 class="main">14. Ta-hio, de groote leer.</h4>
+</div>
+<div class="divBody">
+<p class="first">Over den maker van dit boek is niets bekend. De
+overlevering schrijft het toe aan Confucius&rsquo; kleinzoon. Na den
+val der Tsin dynastie werd dit werk met andere werken teruggevonden. De
+toen gevonden tekst bleef lang de geijkte. Bij een in de 11<sup>e</sup>
+eeuw na C. ondernomen onderzoek van den tekst bracht men hierin een
+aantal veranderingen. De voornaamste daarvan was, dat als de tweede
+plicht der vorsten werd gesteld, hun volk &bdquo;op te voeden&rdquo;,
+in plaats van &bdquo;lief te hebben&rdquo;, zooals het vroeger
+heette.</p>
+</div>
+</div>
+<div class="div3 subsection">
+<div class="divHead">
+<h4 class="main">15. Chung-yung, het onveranderlijke midden.</h4>
+</div>
+<div class="divBody">
+<p class="first">Dit werk wordt algemeen&mdash;en waarschijnlijk te
+recht&mdash;toegeschreven aan Confucius&rsquo; kleinzoon. Hoewel enkele
+critici van een ander gevoelen zijn, kunnen wij toch aannemen, dat dit
+werk vrij volledig tot ons is gekomen.</p>
+<p>Naar de oude opvatting behooren<a id="xd20e5515" name=
+"xd20e5515"></a> &bdquo;de groote leer&rdquo; en &bdquo;het
+onveranderlijke midden&rdquo; bijeen. Een beroemd geleerde uit de
+2<sup>e</sup> eeuw zegt daarover het volgende: &bdquo;Toen Kung kih
+(d.i. Tsze sze) in nood en ellende in Sung leefde, vreesde hij, dat
+datgene, wat de oude wijzen geleerd hadden, later niet meer verstaan
+zou worden en dat alzoo de grondstellingen der oude keizers en vorsten
+in duigen zouden vallen. Daarom vervaardigde hij &bdquo;de groote
+leer&rdquo; als den inslag en het &bdquo;onveranderlijke midden&rdquo;
+als de schering.</p>
+<p>Inderdaad valt een innerlijke samenhang tusschen deze beide werken,
+die volgens Chu hi in oude tijden den grondslag voor de opvoeding der
+jeugd vormden, geenszins te miskennen.</p>
+<p>&bdquo;De groote leer&rdquo; onderwijst: &bdquo;de deugd in daden te
+toonen, het volk op te voeden (of lief te hebben) en in de volkomenheid
+te blijven.&rdquo; Het &bdquo;onveranderlijke midden&rdquo; zegt:
+&bdquo;Wat <span class="pagenum">[<a id="pb236" href="#pb236" name=
+"pb236">236</a>]</span>de mensch van den hemel ontvangen heeft is zijne
+natuur, wie in overeenstemming met deze handelt, wandelt op den weg van
+den plicht, dit pad te gaan leert de mensch door
+onderwijzing.&rdquo;</p>
+<p>Als een roode draad loopt door beide werken de grondstelling, dat
+ieder, in &rsquo;t bizonder echter de vorst, door zijn voorbeeld kan en
+moet werken, en dat alzoo ieder, die dezen invloed wil uitoefenen,
+eerst zelf naar volkomenheid moet streven, terwijl de rechte weg om
+deze te bereiken, tusschen de beide uitersten ligt, welke moeten worden
+vermeden.</p>
+</div>
+</div>
+<div class="div3 subsection">
+<div class="divHead">
+<h4 class="main">16. Tshu-shu, de bamboeboeken.</h4>
+</div>
+<div class="divBody">
+<p class="first">De bamboeboeken, d. w. z. een aantal bamboetafeltjes
+met daarop 100.000 teekenen, schijnen in het jaar 279 n. C. gevonden te
+zijn in het graf van koning S&ecirc;ang van Wei (deze stierf 295 v.
+C.). Deze tafeltjes, die reeds vroeger door ouderdom en vochtigheid
+veel hadden geleden, werden toen neergelegd in de keizerlijke
+bibliotheek. Een commissie van onderzoek, benoemd om er rapport over
+uit te brengen, ontdekte daarin 15 werken, waaronder een afschrift van
+I-king<a class="noteref" id="xd20e5533src" href="#xd20e5533" name=
+"xd20e5533src">36</a>, benevens een aantal jaarboeken. Deze laatsten
+worden dan als de bamboeboeken aangeduid.</p>
+<p>Deze jaarboeken beginnen met de geschiedenis van China vanaf 3000 v.
+C. Over 960&ndash;369 v. C. handelen zij over de geschiedenis van het
+vorstendom Tsin. Over 369 v. C.&ndash;295 n. C. over die van het
+vorstendom Wei. Met den dood van koning S&ecirc;ang breekt de
+geschiedenis dan af.</p>
+<p>De beroemde geleerde en staatsman Fu Y&uuml; (222&ndash;284 n. C.)
+maakt er van gewag, als zoo juist geschied. Toch wordt aan de echtheid
+der bamboeboeken dikwijls getwijfeld. Waarschijnlijk omdat men hier,
+naast historische feiten, ook tal van fabelen en mystieke
+bespiegelingen vindt, die doen denken &ograve;f aan oorspronkelijke,
+sterk-Tao&iuml;stische invloeden, &ograve;f aan eene latere omwerking
+in dien geest. E&eacute;n van de in het graf gevonden werken is het
+reisverhaal van keizer Mu uit de dynastie Chau (1001&ndash;983 v. C.)
+Deze zou de westelijke goddelijke moeder, Si wang mu, in het
+Kuenl&uuml;ngebergte bezocht hebben: de fabelachtigste voorvallen
+worden aangaande het vinden dezer boeken, met dag en datum, opgenoemd.
+<span class="pagenum">[<a id="pb237" href="#pb237" name=
+"pb237">237</a>]</span></p>
+<p>Een werk, dat zich bezig houdt met het leven en met de uitspraken
+van Confucius en dat hoewel zeker apocrief, toch wegens de vele
+overleveringen, welke uit den tijd van zijne vervaardiging, de
+3<sup>e</sup> eeuw n. C. afkomstig zijn, in een grooten roep staat, is
+Kung tsze kia yu d.i.: uitspraken van Confucius in den kring zijner
+leerlingen. Zulk een boek bestond reeds <span class="corr" id=
+"xd20e5546" title="Bron: v&oacute;or">v&oacute;&oacute;r</span> het
+begin onzer jaartelling. Dat oude werk is echter verloren gegaan. Wat
+wij nu hebben is een werk van zekeren Wang Suh, die zich de
+vervaardiger van den bijbehoorenden commentaar noemt, doch den tekst,
+naar hij beweert, van een der nakomelingen van Confucius heeft
+ontvangen.</p>
+<hr class="tb">
+<p>Behalve de klassieke boeken of andere, die daartoe min of meer
+worden gerekend, zijn er een groot aantal andere boeken, wier
+schrijvers, hoewel eveneens kanoniek verklaard en met de hoogste titels
+na hun dood vereerd, toch geen plaats hebben gevonden in het orthodoxe
+Pantheon: de tempels van Confucius.</p>
+<p>Dit zijn namelijk de geschriften der Tao&iuml;sten, een literatuur,
+die z&oacute;o grooten invloed op den ontwikkelingsgang der Chineezen
+heeft uitgeoefend, dat wij haar niet onvermeld mogen laten. Wat dien
+invloed betreft: deze werd niet zoozeer uitgeoefend door het zuivere
+Tao&iuml;sme, als wel door de latere ziekelijke ontaardingen der leer,
+die feitelijk met de oorspronkelijke slechts in verwijderd verband
+staan. Het hoofdwerk der Tao&iuml;stische richting is het: Tao teh
+king, het boek van den weg en van de deugd. Als de vervaardiger
+daarvan, wordt algemeen Li R. beschouwd gewoonlijk Lao tsze genoemd.
+Deze leefde waarschijnlijk tegen het einde der 6<sup>e</sup> eeuw v. C.
+en bekleedt in het Tao&iuml;sme dezelfde plaats als Confucius in de
+naar hem genoemde leer. Beiden waren verklaarders en verbreiders: geen
+eerste apostelen hunner leer. De oude geschriften en overleveringen,
+waaruit Lao tsze putte, zijn echter niet meer aanwezig. Het Tao teh
+king is vaak moeilijk te verstaan, soms geheel onbegrijpelijk en heeft
+daardoor aan uitleggers en vertalers een welkome gelegenheid gegeven om
+hun scherpzinnigheid te toonen.</p>
+<p>De oudste commentaar dateert uit de 3<sup>e</sup> eeuw onzer
+jaartelling en is door Wang Pi gemaakt. Ook aan den bevelhebber der
+Hanku pas, Yin Hi, voor wien naar de legende, Lao tsze het Tao teh king
+schreef<a class="noteref" id="xd20e5563src" href="#xd20e5563" name=
+"xd20e5563src">37</a>, wordt een werk, Kwan Yin tze genaamd
+toegeschreven. In het gedeelte der Han kroniek, dat zich met
+<span class="pagenum">[<a id="pb238" href="#pb238" name=
+"pb238">238</a>]</span>de verschillende boeken bezig houdt, wordt dit
+werk genoemd, zonder dat het echter verder bekend schijnt. Eerst in de
+12<sup>e</sup> eeuw komt het plotseling voor den dag als een bezit der
+familie Sun Ting, met een voorrede van Liu Hiang (80&ndash;9 v. C.) Dit
+werk is zeer zeker een vervalsching, doch, eene uit oude dagen. Een
+geleerde van beteekenis moet het hebben geschreven.</p>
+<p>Twee leerlingen van Lao tsze, Lieh tsze en Chwang tsze, de eerste
+tot de 5<sup>e</sup>, de ander tot de 4<sup>e</sup> eeuw voor Christus
+behoorende,<a class="noteref" id="xd20e5579src" href="#xd20e5579" name=
+"xd20e5579src">38</a> hebben eveneens werken nagelaten, die door hunne
+leerlingen naar mondelinge overleveringen zouden zijn opgeschreven. Bij
+beiden treedt de mystiek op den voorgrond, bij Chwang tsze ook een
+zekere Cynische richting. Beide werken hebben hun grooten invloed
+uitgeoefend om het Tao&iuml;sme ver van zijn oorspronkelijke koers af
+te voeren. De belangrijkste commentaren op deze twee werken zijn eerst
+uit de 4<sup>e</sup> eeuw n. C. terwijl hun hoofdinvloed in de
+8<sup>e</sup> eeuw, onder de dynastie Tang zich deed gelden.</p>
+<p>Een ander belangrijk voorstander van het Tao&iuml;sme is Huai Nan
+Tsze<a class="noteref" id="xd20e5590src" href="#xd20e5590" name=
+"xd20e5590src">39</a>. Deze naam is een aangenomene, waaronder prins
+Liu Negan, kleinzoon van den stichter der Han dynastie, schreef. Als
+ijverig aanhanger der Tao&iuml;stische leer, in het bizonder van de
+alchemistische richting daarin, verzamelde hij vele honderden van
+aanhangers en zocht met hen naar het elixer der onsterfelijkheid en den
+steen der wijzen. Hij stierf in 112 v. C. door zijn eigen hand, nadat
+een poging om zich van den troon meester te maken was mislukt. Zijn
+geschriften zijn eveneens door Liu Hiang uitgegeven.</p>
+<p>De verschillende opgaven, hierboven gedaan, hebben voldoende in het
+licht gesteld, hoe groote gapingen er zijn in de overlevering der
+gewijde teksten, en hoe er vaak eeuwen liggen tusschen de vervaardiging
+der oude teksten zelf en het verschijnen der ons bewaard gebleven,
+onontbeerlijkste commentaren.</p>
+<p>De oorzaak van deze, voor de kennis van het oude China en zijn
+philosophische lectuur betreurenswaardige gapingen is twee&euml;rlei:
+1<sup>e</sup>. de gebrekkige ontwikkeling van het schrift en het
+schrijfmateriaal: tafeltjes uit bamboe, waar men de teekens met een
+scherpe stift inkraste of instak. 2<sup>e</sup>. in de door keizer Tsin
+Shi Hwang ti in 213 v. C. bevolen vernietiging der meeste klassieke
+werken, waarbij slechts min of meer verminkte exemplaren aan het vuur
+ontsnapten. <span class="pagenum">[<a id="pb239" href="#pb239" name=
+"pb239">239</a>]</span></p>
+<p>De Chineesche schrijver Sze ma tsien (163&ndash;85 v. C.) heeft in
+zijn &bdquo;historische opteekeningen&rdquo; het uitvaardigen van het
+keizerlijk edict, dat de vernietiging der boeken en de bewaking der
+geleerden voorschreef zeer dramatisch voorgesteld. In werkelijkheid is
+zeker deze maatregel wel de vrucht van rijp overwegen geweest.</p>
+<p>Sze ma tsien dan bericht het volgende:</p>
+<p>&bdquo;In 212 v. C. kwam de keizer van eene reis naar het zuiden
+terug. Hij gaf toen een feest in het paleis, waar ook de 70 groote
+geleerden (de professoren der keizerlijke academie) verschenen en hem
+begroetten. Een der ministers, Chau tsing shin, trad naar voren en
+sprak: &bdquo;Vroeger was het rijk van Tsin slechts 1000 Li groot, doch
+uwe hoogheid heeft met een kracht en een verstand als van de godheid
+het gansche rijk tot rust gebracht en alle barbaarsche stammen
+verdreven, zoodat, zoover zon en maan schijnen, allen u als gasten hun
+onderdanigheid betuigen. Gij hebt de staten der verschillende vorsten
+in provinci&euml;n en districten veranderd, waarin het volk een
+gezegende rust geniet, vrij van de gevaren van den oorlog en van den
+strijd om de heerschappij. Deze toestand zal 10.000 geslachten duren.
+Nooit, sedert de oudste tijden, is iemand in verheven deugd aan uwe
+hoogheid gelijk geweest.&rdquo;</p>
+<p>Deze vleitaal beviel aan den keizer. Toen trad Shun Yu y&uuml;e, een
+der grootste geleerden, naar voren en zeide: <span class="corr" id=
+"xd20e5613" title="Niet in bron">&bdquo;</span>de heerschers uit het
+geslacht van Yin (Shang) hebben sedert meer dan duizend jaar hunne
+zonen, jongere broeders en verdienstelijke ministers met bezit en macht
+beleend en vonden zoo bij hen hulp en steun, gelijk ik wel vernomen
+heb. Nu echter heeft uwe hoogheid bezit genomen van alles, wat er
+tusschen de vier zee&euml;n is, en uwe zonen en jongere broeders zijn
+personen zonder gezag. Het gevolg daarvan zal zijn, dat er
+&eacute;&eacute;n zal optreden om te doen als de oproermakers in
+vroegere tijden. Waar wilt gij dan, zonder de ondersteuning uwer
+familie, de hulp vinden, die gij dan wellicht noodig hebt? Dat een
+toestand, die niet op de leeringen der oudheid berust, lang kan
+bestaan, heb ik nog nooit gehoord. Tsing staat voor u als een vleier,
+die de dwalingen van uwe majesteit vermeerdert, doch niet als een trouw
+minister.<span class="corr" id="xd20e5616" title=
+"Niet in bron">&rdquo;</span></p>
+<p>De keizer verlangde daarop het oordeel der anderen over deze zaak te
+weten, waarop de eerste minister Li sze sprak: <span class="corr" id=
+"xd20e5621" title="Niet in bron">&bdquo;</span>De vijf keizers waren
+niet allen de een het voorbeeld van den ander, evenmin volgden de drie
+dynasti&euml;n elkaars maatregelen na. Ieder had zijn eigen
+regeeringssysteem, niet om <span class="pagenum">[<a id="pb240" href=
+"#pb240" name="pb240">240</a>]</span>wat anders te bedenken, maar omdat
+de veranderde tijden dat eischten. Uwe hoogheid heeft thans den
+grondslag der keizerlijke macht voor 10.000 geslachten gelegd. Dat is
+meer dan een eenvoudig professor kan verstaan. Buitendien spreekt
+Y&uuml;e slechts over zaken, die op de drie dynasti&euml;n betrekking
+hebben en die als voorbeelden voor u niet geschikt zijn. Vroeger, toen
+de vorsten tegen elkaar streden, zocht ieder hunner geleerden om zich
+heen te verzamelen, nu echter staat het rijk vast en welgegrond en de
+wetten en verordeningen gaan van &eacute;&eacute;n hoogste macht uit.
+Zij, die in hun woonplaatsen blijven, behooren hunne krachten aan den
+landbouw te wijden<span class="corr" id="xd20e5626" title=
+"Bron: ,">;</span> zij, die geleerden willen zijn, behooren de
+verschillende voorschriften en wetten te bestudeeren. In plaats echter
+van alzoo te handelen, leeren de geleerden niets, dat op den
+tegenwoordigen tijd betrekking heeft: doch bestudeeren de oudheid. Zij
+gaan voort den tegenwoordigen tijd te veroordeelen, het volk op een
+dwaalspoor te brengen en het tot wanorde te verleiden.</p>
+<p><span class="corr" id="xd20e5630" title=
+"Niet in bron">&bdquo;</span>Zelfs al zou mijn leven er gevaar door
+loopen, moet ik, de eerste minister, u dit zeggen. Vroeger, toen het
+rijk oneenig en vol onrust was, was er niemand, die het eenheid kon
+geven. Daarom stonden de vorsten op, ieder beriep zich op het verleden:
+tot schade van het tegenwoordige: allerlei bewegingen zonder grond
+werden opgesteld: de werkelijkheid sloeg men in het aangezicht. Velen
+pronkten met hun eigen wetenschap om te veroordeelen, wat hun vorst
+beval. En zelfs nu, nadat uwe hoogheid het rijk in vaste eenheid heeft
+gegrondvest, zelfs nu prijzen zij hun eigen wetenschap en steken de
+hoofden bijeen. Zij leeren aan het volk wat met de wet in strijd is.
+Hooren zij dat eene verordening zal worden uitgevaardigd, dan begint
+ieder daarover zijn wijsheid uit te kramen. Aan het hof houden zij hun
+misnoegen <span class="corr" id="xd20e5633" title=
+"Bron: vo&ograve;r">v&oacute;&oacute;r</span> zich: buiten op de straat
+schreeuwen zij het uit. Terwijl zij doen, alsof zij hun meester
+prijzen, is toch ieder er trotsch op, zijn eigen vreemdsoortige
+inzichten te hebben. Zoo brengen zij het volk tot oproerige woorden.
+Indien zulke dingen niet verboden worden, zal het gezag van uwe
+majesteit schade lijden en er zullen zich in den staat partijschappen
+vormen. Daarom: verbied ze. Ik verzoek u, dat alle kronieken, die in de
+handen der geschiedschrijvers zijn, met uitzondering alleen van die van
+het huis van Tsin, worden verbrand. Eveneens, dat in het gansche rijk
+allen, die exemplaren van den Shi-king of den Shu-king, of van de
+boeken der 100 scholen bezitten, met uitzondering <span class=
+"pagenum">[<a id="pb241" href="#pb241" name="pb241">241</a>]</span>van
+de professoren der academie, deze aan de beambten der districten moeten
+inleveren, om ze te verbranden. Dat voorts allen, die samen over
+<span class="corr" id="xd20e5638" title=
+"Bron: Shu king">Shu-king</span> of <span class="corr" id="xd20e5641"
+title="Bron: Shi king">Shi-king</span> spreken, worden gevonnist en hun
+lichaam op de marktplaats worde terechtgesteld, dat zij, die het
+verledene prijzen ten koste van het heden, met al hun bloedverwanten
+worden gedood. Dat beambten, die kennis dragen van de overtreding dezer
+geboden en de overtreders niet aanwijzen, worden gestraft evenals de
+overtreders zelve, en dat, wie zijn boeken niet binnen 30 dagen na
+uitvaardiging dezer verordening heeft verbrand, gebrandmerkt wordt en
+naar den grooten muur wordt gezonden, om daaraan vier jaren te
+arbeiden. De eenige boeken, die men sparen kan, zijn die over de
+geneeskunde, de waarzeggingskunst en den landbouw. Wie de wetten
+wenscht te leeren kennen, kan naar de ambtenaren gaan en ze daar
+vernemen. Het keizerlijk besluit worde alzoo vastgesteld.&rdquo;</p>
+<p>Een jaar na de uitvaardiging van het edict werd de toorn des keizers
+opnieuw opgewekt door de vlucht van twee geleerden, die zijn bizondere
+gunstelingen waren geweest. Hij liet dus nauwkeurige nasporingen doen,
+of ook iemand van de geleerden booze woorden over hem gesproken had, of
+het volk tegen hem had opgestookt. Het bleek nu, dat meer dan 460
+geleerden het verbod hadden overtreden. Zij werden allen, tot
+waarschuwend voorbeeld voor het volk, levend begraven, terwijl de
+wetten, tegenover alle verdachten, met verdubbelde strengheid
+gehandhaafd werden. Deze vervolging der geleerden en verbranding der
+boeken is niet de eenige slag geweest, welke de Chineesche literatuur
+heeft getroffen. Bij den val der Tsin dynastie werd, in den strijd om
+de heerschappij, de hoofdstad des rijks een prooi der vlammen. Deze
+woedden er weken lang en hebben vermoedelijk minstens evenveel, uit de
+verwoesting der klassieken geredde exemplaren vernield, als het den
+Tsin keizer gelukt was te vernietigen. Dergelijke
+&bdquo;bibliotheekrampen&rdquo;, zooals de Chineezen zeggen, volgden
+elkaar met korte tusschenpoozen op. In de eerste jaren onzer
+tijdrekening werd bij een opstand de, met veel moeite en tijdopoffering
+bijeengebrachte, 12000 deelen (bundels van tafeltjes) tellende,
+rijksbibliotheek verwoest. Eveneens ging het met eene verzameling, door
+de latere Han dynastie bijeengebracht. Deze ging tegen het einde der
+2<sup>e</sup> eeuw n. C. verloren, gedeeltelijk bij een brand van het
+keizerlijk paleis, gedeeltelijk bij de overbrenging van het hof naar
+Schensi en de daarop gevolgde beroeringen. Hetzelfde lot deelde in 311
+<span class="pagenum">[<a id="pb242" href="#pb242" name=
+"pb242">242</a>]</span>eene door de keizers der dynastie Wei en Tsin
+aangelegde bibliotheek van bijna 30.100 boeken (rollen, want leer en
+zijde hadden toen de plaats van het bamboe ingenomen). Een vijfde
+groote ramp volgde in 554, toen keizer Yuanti in Nanking zijne
+verzameling van 70.000 boeken aan de vlammen prijsgaf.</p>
+<p>Dat er nu, trots al deze ongelukken, nog zoo veel van de oude
+literatuur bewaard is, hebben wij te danken aan den wakkeren ijver, de
+lust tot verzamelen en den kritischen geest der Chineesche geleerden.
+Ook werd hun ijver door de belangstelling en de mildheid van
+verschillende heerschers aangespoord. Dat bij de verschillende pogingen
+tot herstel van deels verloren gegane en verminkte teksten (want
+slechts in dezen vorm zijn de brokstukken van <span class="corr" id=
+"xd20e5653" title=
+"Bron: v&oacute;or-Confuciaansche">v&oacute;&oacute;r-Confuciaansche</span>
+werken tot ons gekomen, wat trouwens ook met menig geschrift uit later
+tijd het geval is), vele vervalschingen zijn voorgekomen kan niemand
+verwonderen, die de voorliefde en den tact van de Chineezen voor
+dergelijke bedriegerijen in iederen tak hunner vaderlandsche bedrijven
+kent. In vele gevallen is het aan de latere kritiek, soms echter eerst
+na eeuwen, gelukt om de vervalschingen te ontdekken en de oude,
+w&egrave;l onvolledige, doch minder verdachte teksten weer voor den dag
+te brengen.</p>
+<p>Ook in den nieuweren tijd, zelfs na het uitvinden en de algemeene
+toepassing van de boekdrukkunst, is het aantal der verloren gegane
+werken, waarvan men het bestaan nog slechts kent door een titel in een
+catalogus, of door citaten in andere geschriften, zeer belangrijk. De
+reden daarvan ligt voor een goed deel in de vele inwendige onlusten,
+waarbij weinige steden de verwoesting ontgingen. Zoo heeft de bekende
+Taiping-opstand vreeselijke, onherstelbare schade aangericht, terwijl
+bij de verwoesting van het zomerpaleis door de Engelschen in 1860 de
+daarin aanwezige schoone keizerlijke bibliotheek werd vernield. Een
+ander ongeluk is, dat het aantal exemplaren van een werk, door
+overschrijven of drukken verveelvoudigd, vaak zeer beperkt was. Dit
+geldt natuurlijk vooral van grootere werken: handboeken,
+encyclopaedi&euml;n enz., welke vaak slechts bestemd waren voor een
+kleinen kring.</p>
+<p>In vele gevallen zijn dan de daarvoor afzonderlijk bestemde metalen
+typen gestolen of de gewoonlijk voor het afdrukken bestemde houten
+platen verloren gegaan, vernield, of onbruikbaar geworden en is het
+nooit tot een tweede uitgave gekomen. Ook aan den in China zeer te
+vreezen boekenworm, is de vernieling van vele werken, soms zelfs van de
+houten platen te wijten. <span class="pagenum">[<a id="pb243" href=
+"#pb243" name="pb243">243</a>]</span></p>
+<p>Men behoeft maar eenmaal een blik geslagen te hebben in de
+bibliotheek van een der vele kloosters in den omtrek van Peking, of Dr.
+Martin&rsquo;s beschrijving der bibliotheek van het Hanlin collegium te
+lezen, om zich te kunnen voorstellen, hoe vochtigheid en wormen
+opruiming hebben gehouden onder de letterkundige werken van China en
+hun vernielingswerk nog dagelijks voortzetten. In de
+kloosterbibliotheken is er onder duizend ongeordende, omzwervende
+deelen niet &eacute;&eacute;n, welks bladen niet half vergaan of met
+wormgaten doorboord zijn. En, te oordeelen naar den toestand, waarin
+vele werken, die uit keizerlijke of particuliere bibliotheken het licht
+zagen, zich bevinden, schijnt het in deze plaatsen<a id="xd20e5664"
+name="xd20e5664"></a> der geleerdheid er ook niet veel beter uit te
+zien. Veel schuld heeft ook het slechte papier en het slordig
+openmaken, der uit los te zamen genaaide bladen bestaande deeltjes. De
+hoofdoorzaak van het verval is echter, dat de verzamelingen niet
+toegankelijk zijn voor het publiek en dat het administratief toezicht
+ook hier, als in zoovele andere gevallen in China, slechts een opzicht
+in naam is. Gevolg daarvan is, dat de boeken zoek raken of op andere
+wijze te gronde gaan, zonder dat iemand roeping gevoelt om ordenend en
+reddend den Augiasstal onderhanden te nemen.</p>
+<p>Het ontbreekt niet aan berichten en keizerlijke edicten, doch men
+laat het dikwijls bij fraai klinkende, schoon gevormde zinnen. Hier kan
+men de ware mierenvlijt der letterkundigen, die anders in zoo menig
+opzicht storend op de ontwikkeling van het land hebben ingewerkt, niet
+genoeg prijzen. Aan dien ijver toch is het te danken, dat van de
+letterkundige schatten des lands nog zooveel gered is en behouden zal
+blijven. Zonder dien ijver ware het ons niet mogelijk geweest, u de
+Chineesche philosophie eenigszins te doen kennen. Moge, wat wij
+daarover mededeelden, u tot de overtuiging hebben gebracht, dat ook
+deze Chineesche &bdquo;denkers&rdquo; onze aandacht verdienen.
+<span class="pagenum">[<a id="pb244" href="#pb244" name=
+"pb244">244</a>]</span></p>
+</div>
+</div>
+</div>
+</div>
+</div>
+<div class="footnotes">
+<hr class="fnsep">
+<p class="footnote"><span class="label"><a class="noteref" id=
+"xd20e3925" href="#xd20e3925src" name="xd20e3925">1</a></span> Vragen,
+het ontstaan der wereld betreffende.</p>
+<p class="footnote"><span class="label"><a class="noteref" id=
+"xd20e3941" href="#xd20e3941src" name="xd20e3941">2</a></span> Toch had
+ook deze wijsheid, gelijk wij zien zullen, een &bdquo;metaphysischen
+grondslag.&rdquo; Goed staatsburger zijn behoort ook tot het opvolgen
+van &rsquo;s hemels ordeningen.</p>
+<p class="footnote"><span class="label"><a class="noteref" id=
+"xd20e3995" href="#xd20e3995src" name="xd20e3995">3</a></span> Daar is
+thans nog de groote tempel ter eere van Confucius, waar den heiligen
+ouden wijze geschenken worden gebracht.</p>
+<p class="footnote"><span class="label"><a class="noteref" id=
+"xd20e4030" href="#xd20e4030src" name="xd20e4030">4</a></span> Wij
+vergeten daarbij echter het woord niet, dat niemand groot is voor zijn
+kamerdienaar.</p>
+<p class="footnote"><span class="label"><a class="noteref" id=
+"xd20e4050" href="#xd20e4050src" name="xd20e4050">5</a></span> Mannen
+van rang dragen twee zwaarden.</p>
+<p class="footnote"><span class="label"><a class="noteref" id=
+"xd20e4146" href="#xd20e4146src" name="xd20e4146">6</a></span>
+Hsiao-king.</p>
+<p class="footnote"><span class="label"><a class="noteref" id=
+"xd20e4149" href="#xd20e4149src" name="xd20e4149">7</a></span>
+Tahio.</p>
+<p class="footnote"><span class="label"><a class="noteref" id=
+"xd20e4154" href="#xd20e4154src" name="xd20e4154">8</a></span> Chung
+yung.</p>
+<p class="footnote"><span class="label"><a class="noteref" id=
+"xd20e4161" href="#xd20e4161src" name="xd20e4161">9</a></span> Daarom
+offeren ook gesnedenen, die in hun jeugd door de ouders verkocht zijn
+om hen te laten ontmannen, aan de gestorven ouders niet, daar dezen hun
+de vervulling van den plicht der kinderlijke liefde onmogelijk gemaakt
+hebben. Volwassenen, die zichzelf voor dit doel verkocht hebben,
+brengen die offers wel: evenals de Boeddhistische (<span class="corr"
+id="xd20e4163" title="Bron: uitteraard">uiteraard</span> ongehuwde)
+priesters.</p>
+<p class="footnote"><span class="label"><a class="noteref" id=
+"xd20e4322" href="#xd20e4322src" name="xd20e4322">10</a></span>
+<span class="corr" id="xd20e4323" title="Bron: de">De</span> Cynici
+vormden een wijsgeerige school in het oude Griekenland. Zij versmaadden
+alle beschaving en trachtten naar den grootsten eenvoud: men denke aan
+Diogenes en zijn ton!</p>
+<p class="footnote"><span class="label"><a class="noteref" id=
+"xd20e4466" href="#xd20e4466src" name="xd20e4466">11</a></span>
+Diogenes leefde in de 4<sup>e</sup> eeuw v. C. Van hem is bekend dat
+hij den strengsten eenvoud betrachtte: een ton was zijn woning. Van
+Alexander den Groote vroeg hij als gunst slechts dat de vorst wat op
+zijde zou gaan om hem niet te berooven van &rsquo;t genot van den
+zonneschijn.</p>
+<p class="footnote"><span class="label"><a class="noteref" id=
+"xd20e4510" href="#xd20e4510src" name="xd20e4510">12</a></span> Zie
+blz. 165.</p>
+<p class="footnote"><span class="label"><a class="noteref" id=
+"xd20e4532" href="#xd20e4532src" name="xd20e4532">13</a></span> vgl.
+<a class="biblink xd20e34" title=
+"Link naar geciteerde plaats in de Bijbel" href=
+"http://www.biblegateway.com/passage/?search=John%201&amp;version=HTB">Ev.
+n. Johannes, hfdst. I.</a></p>
+<p class="footnote"><span class="label"><a class="noteref" id=
+"xd20e4561" href="#xd20e4561src" name="xd20e4561">14</a></span>
+&bdquo;Jehovah&rdquo;. Een juistere uitspraak is Jahve.</p>
+<p class="footnote"><span class="label"><a class="noteref" id=
+"xd20e4721" href="#xd20e4721src" name="xd20e4721">15</a></span> Zie
+blz. <a href="#pb176" class="pageref">176</a> enz.</p>
+<p class="footnote"><span class="label"><a class="noteref" id=
+"xd20e4792" href="#xd20e4792src" name="xd20e4792">16</a></span> Wij
+zouden hier eerder &bdquo;bemoeizucht&rdquo; verwachten.</p>
+<p class="footnote"><span class="label"><a class="noteref" id=
+"xd20e4845" href="#xd20e4845src" name="xd20e4845">17</a></span> of
+liever Boeddhistisch in den geest van &bdquo;den grooten
+overtocht&rdquo;, het latere, sceptische Boeddhisme, zie blz. 118 en
+119.</p>
+<p class="footnote"><span class="label"><a class="noteref" id=
+"xd20e4904" href="#xd20e4904src" name="xd20e4904">18</a></span>
+Alchimie = het zoeken van den steen der wijzen, necromantie = het
+bezweren der dooden.</p>
+<p class="footnote"><span class="label"><a class="noteref" id=
+"xd20e4913" href="#xd20e4913src" name="xd20e4913">19</a></span> Dat de
+mensch in een droom of onder suggestie in een ongelooflijk korten tijd
+veel kan doorleven is een feit, door nieuwere onderzoekingen
+bevestigd.</p>
+<p class="footnote"><span class="label"><a class="noteref" id=
+"xd20e4929" href="#xd20e4929src" name="xd20e4929">20</a></span> De
+aanhangers van Confucius en Mencius.</p>
+<p class="footnote"><span class="label"><a class="noteref" id=
+"xd20e4952" href="#xd20e4952src" name="xd20e4952">21</a></span> de
+Taipings, die in 1864 van zich deden spreken, wilden de Mandschoe
+dynastie verdrijven en het zuiver Chineesche element op den voorgrond
+stellen. De gansche beweging werd echter in bloed gesmoord.</p>
+<p class="footnote"><span class="label"><a class="noteref" id=
+"xd20e4955" href="#xd20e4955src" name="xd20e4955">22</a></span> men zie
+over het <span class="corr" id="xd20e4957" title=
+"Bron: Lamaisme">Lama&iuml;sme</span> blz. 150 enz. van dit werk.</p>
+<p class="footnote"><span class="label"><a class="noteref" id=
+"xd20e4964" href="#xd20e4964src" name="xd20e4964">23</a></span> incubi
+zijn geesten, die als mannen met vrouwen den bijslaap uitoefenen,
+succubi zijn geesten, die dit als vrouwen met mannen doen.</p>
+<p class="footnote"><span class="label"><a class="noteref" id=
+"xd20e4988" href="#xd20e4988src" name="xd20e4988">24</a></span> deze
+laatsten wilden wel de Joodsche traditie handhaven, doch hadden zeer
+veel aan de denkbeelden der Grieken ontleend en in hun philosophie
+opgenomen.</p>
+<p class="footnote"><span class="label"><a class="noteref" id=
+"xd20e5081" href="#xd20e5081src" name="xd20e5081">25</a></span> de
+vertegenwoordiger van het &bdquo;gewijzigde<span class="corr" id=
+"xd20e5083" title="Niet in bron">&rdquo;</span> Confucianisme, zie blz.
+182, 216 en 221.</p>
+<p class="footnote"><span class="label"><a class="noteref" id=
+"xd20e5118" href="#xd20e5118src" name="xd20e5118">26</a></span> Zie
+blz. 216 enz.</p>
+<p class="footnote"><span class="label"><a class="noteref" id=
+"xd20e5134" href="#xd20e5134src" name="xd20e5134">27</a></span> In
+China zijn geen wettig aangestelde advocaten, daardoor werden
+rechtszaken behandeld door &bdquo;winkeladvocaten&rdquo;, die niet zeer
+in eere staan, doch bij domme menschen toch maar al te veel invloed
+hebben. In de omschrijving van deze sententie worden zij geducht
+doorgehaald, o. a. dit: heeft men ooit gehoord dat een dezer lieden een
+natuurlijken dood stierf? (m. a. w. zulke ellendelingen treft des
+hemels straf).</p>
+<p class="footnote"><span class="label"><a class="noteref" id=
+"xd20e5139" href="#xd20e5139src" name="xd20e5139">28</a></span> Zooals
+men weet leeft de zijderups op den moerbeiboom.</p>
+<p class="footnote"><span class="label"><a class="noteref" id=
+"xd20e5148" href="#xd20e5148src" name="xd20e5148">29</a></span> Met die
+valsche leeringen wordt niet alleen op het Tao&iuml;sme en het
+Boeddhisme, maar ook op het Christendom, bepaald in zijn
+Roomsch-Katholieken vorm gedoeld. Over het Christendom handelt deze
+omschrijving: &bdquo;Zelfs de leer van de &bdquo;secte van den heer des
+hemels&rdquo; (zoo noemen de Chineezen het R. K. geloof) die over den
+hemel spreekt en over de aarde zwetst en over dingen zonder schaduw en
+wezen, is valsch en bedorven. Dewijl echter de leeraren van dezen
+godsdienst met de sterrekunde bekend zijn en in de wiskunde ervaren,
+gebruikt de regeering hen om den kalender te verbeteren. Dat bewijst
+echter bij lange niet, dat hun godsdienst goed is. Gij moet hen tot
+geen prijs geloof schenken. De wet is streng tegen al deze valsche
+secten. De straf die hen treft is dezelfde als die voor mannelijke en
+vrouwelijke toovenaars is vastgesteld. De regeering heeft deze wet
+uitgevaardigd om het volk te verhinderen kwaad te doen en het aan te
+moedigen goed te doen, van verdorvenheid te wijken en tot de waarheid
+terug te keeren, gevaar te vermijden en rust te verkrijgen.&rdquo;</p>
+<p class="footnote">Deze uitspraak is een van de krachtigste
+hindernissen, die de toelating van het Christendom in den weg staan en
+misschien nog lang zal nawerken.</p>
+<p class="footnote"><span class="label"><a class="noteref" id=
+"xd20e5162" href="#xd20e5162src" name="xd20e5162">30</a></span> de
+bedoeling is deze: iedere klasse heeft hare eigene bezigheid, waaraan
+zij vast moet houden: de geleerde, de landman, de handwerksman, de
+koopman. Doen zij dat niet, dan ontbreekt hun bestendigheid, en al
+arbeiden zij ook den ganschen dag, zoo brengen zij toch niets tot
+stand. Daarom moet ieder vasthouden aan datgene, wat hij eenmaal
+begonnen heeft. Behalve de vier zooeven genoemde klassen zijn er nog
+soldaten&mdash;verder nog een klasse van arme lieden, die geen land
+hebben om te bebouwen, geen geld om handel te drijven, en die geen
+handwerk hebben geleerd. Tot dezen wordt hier gezegd: <span class=
+"corr" id="xd20e5164" title="Niet in bron">&bdquo;</span>Gij kunt niet
+anders dan u als daglooners verhuren om in uw levensonderhoud te
+voorzien, uw rug en uw schouders moeten dragen, weest echter eerlijk en
+vlijtig, en noch aan eten noch aan drinken zal het u
+ontbreken.&rdquo;</p>
+<p class="footnote"><span class="label"><a class="noteref" id=
+"xd20e5179" href="#xd20e5179src" name="xd20e5179">31</a></span> Tien of
+honderd famili&euml;n vormen eene vereeniging, die solidair voor
+elkaars medeleden verantwoordelijk is. Zoo worden b.v., als iemand een
+deserteur heeft geherbergd, de vijf huizen rechts en de vijf huizen
+links medegestraft. Toen er in 1891 opstand in Mongoli&euml; was, werd
+deze organisatie weer in herinnering gebracht en scherp doorgevoerd. In
+ieder huis moest een tafel zijn, waarop de namen van alle bewoners van
+het huis stonden vermeld.</p>
+<p class="footnote"><span class="label"><a class="noteref" id=
+"xd20e5345" href="#xd20e5345src" name="xd20e5345">32</a></span>
+Trigrammen, uit drie, hexagrammen, uit zes letters bestaande teekens,
+waaraan men een geheimzinnige waarde toekende. Zie ook blz. 221 en
+222.</p>
+<p class="footnote"><span class="label"><a class="noteref" id=
+"xd20e5366" href="#xd20e5366src" name="xd20e5366">33</a></span>
+220&ndash;205 v. C.</p>
+<p class="footnote"><span class="label"><a class="noteref" id=
+"xd20e5465" href="#xd20e5465src" name="xd20e5465">34</a></span> deze
+leefde van 371&ndash;288 v. C.</p>
+<p class="footnote"><span class="label"><a class="noteref" id=
+"xd20e5474" href="#xd20e5474src" name="xd20e5474">35</a></span> Zie
+blz. 180.</p>
+<p class="footnote"><span class="label"><a class="noteref" id=
+"xd20e5533" href="#xd20e5533src" name="xd20e5533">36</a></span> zie
+bladz. 228 enz.</p>
+<p class="footnote"><span class="label"><a class="noteref" id=
+"xd20e5563" href="#xd20e5563src" name="xd20e5563">37</a></span> Zie
+blz. 191.</p>
+<p class="footnote"><span class="label"><a class="noteref" id=
+"xd20e5579" href="#xd20e5579src" name="xd20e5579">38</a></span> Zie
+blz. 202 enz.</p>
+<p class="footnote"><span class="label"><a class="noteref" id=
+"xd20e5590" href="#xd20e5590src" name="xd20e5590">39</a></span> Zie
+blz. 193 enz.</p>
+</div>
+</div>
+<div id="ch6" class="div1 chapter"><span class="pagenum">[<a href=
+"#toc">Inhoud</a>]</span>
+<div class="divHead">
+<h2 class="label">Hoofdstuk <span class="corr" id="xd20e5672" title=
+"Bron: IV">VI</span>.</h2>
+<h2 class="main"><a id="xd20e5676" name="xd20e5676"></a>Het
+Mazde&iuml;sme.</h2>
+<div id="ch6.1" class="div2 section"><span class="pagenum">[<a href=
+"#toc">Inhoud</a>]</span>
+<div class="divHead">
+<h3 class="main">I. Inleiding.</h3>
+</div>
+<div class="divBody">
+<p class="first">Wanneer wij gelezen hebben van de aloude wijsheid der
+Brahmanen en ons daarop hebben verplaatst, in den eigenaardigen,
+rustig-bepeinzenden geest van het Boeddhisme, moet het ons vreemd
+aandoen, als wij uit die Indische wereld van peinzen en bespiegeling
+ons begeven naar het oude Iran, ten einde ons te verdiepen in den
+godsdienst van Zoroaster. Uit een wereld van subtiele droomerijen komen
+wij dan in eens met beide voeten op den bodem der werkelijkheid, uit
+een godsdienst die boven alles den vrede zoekt en allen strijd schuwt,
+komen wij tot een anderen, die strijd, meedoogenloozen strijd als een
+zijner grondbeginselen predikt. En, terwijl Indi&euml; den der wereld
+afgestorven kluizenaar of monnik bewondert, is in oud Perzi&euml; de
+kloeke huisvader, die met liefde zich aan den landbouw wijdt, de ware
+dienaar des Allerhoogsten. Vruchtbaarheid en leven is hier met den
+godsdienst &eacute;&eacute;n, terwijl Indi&euml; van den godgewijde
+onthouding van geslachtelijken omgang eischt.</p>
+<p>En toch, toch zijn die beide planten, oud-Indi&euml; en
+oud-Perzi&euml;, op denzelfden bodem gewassen. Beiden zijn ontstaan uit
+den oud-Arischen godsdienst, dien de gemeenschappelijke voorouders
+beleden, v&oacute;&oacute;r zij uiteengingen, de een naar het warme
+Indi&euml; met zijn weelderige natuur, uitlokkend tot droomen en
+peinzen, de ander naar het onvruchtbare Iran,<a class="noteref" id=
+"xd20e5685src" href="#xd20e5685" name="xd20e5685src">1</a> waar de
+mensch wel wat anders had te doen en door noesten vlijt, in den strijd
+tegen de <span class="pagenum">[<a id="pb245" href="#pb245" name=
+"pb245">245</a>]</span>vijandige natuurmachten, zijn levensonderhoud
+aan den bodem moest ontwringen. Daar nu is het Mazde&iuml;sme of de
+oud-Perzische godsdienst ontstaan. In welke landstreek&mdash;velen
+meenen in Bactri&euml;&mdash;is onzeker. Wij spreken echter maar van
+oud-Perzischen godsdienst, omdat het Mazde&iuml;sme, althans later de
+godsdienst van de Perzen, het meest op den voorgrond tredende der
+Iranische volken is geworden. De naam Mazde&iuml;sme is ontleend aan
+Mazda, de &bdquo;Verhevene&rdquo;, zooals de hoogste godheid werd
+genoemd. Over dit Mazde&iuml;sme willen wij dus handelen: een niet
+gemakkelijk onderwerp, omdat wij hier weinig bronnen hebben en dan nog
+veel in die oude bronnen zwaar te verstaan is.</p>
+<p>Twee namen klinken ons hier tegen: wij lezen van het Zend-Avesta als
+het heilige boek en van Zoroaster den profeet, aan wiens naam dit boek
+is vastgeknoopt. &rsquo;t Spreekt vanzelf, dat het daarom nog niet van
+zijn eigen hand behoeft te zijn: evenmin als de geheele Koran door
+Mohammed, of alles in de vijf eerste boeken des Ouden Testaments door
+Mozes geschreven is. Toch bestaan er goede redenen om aan te nemen, dat
+althans de G&#257;tha&rsquo;s, oude liederen, die van het Avesta een
+deel uitmaken, van hem zelf afkomstig zijn. Overigens schuilt zijne
+geschiedenis in het duister. Zeker leefde hij vele eeuwen
+v&oacute;&oacute;r Christus en lang v&oacute;&oacute;r Cyrus
+(6<sup>e</sup> eeuw v&oacute;&oacute;r C.) Waarschijnlijk was hij van
+aanzienlijke afkomst en gevoelde hij zich innerlijk geroepen als
+hervormer van den godsdienst op te treden. Na zeven jaar in eenzame
+overpeinzingen te hebben doorgebracht, trad hij met kracht tegen den
+afgodendienst op. Eerst bekeert hij enkele familieleden. Straks ook
+koning Vista&ccedil;p&#257;. Veel had hij te strijden met den invloed
+der Turani&euml;rs, wier bijgeloovige tooverpraktijken onder zijn volk
+sterk waren doorgedrongen. Doch hij gaf den strijd niet op en predikte
+zijn godsdienst der reinheid, tot hij in Balkh, de hoofdstad des rijks,
+bij een aanval der Turani&euml;rs, om het leven kwam.</p>
+<p>Wat het Zend-Avesta betreft,<span class="corr" id="xd20e5697" title=
+"Bron: (">&mdash;</span>de naam beteekent <i>wet</i> (avesta) met
+<i>verklaring</i> (zend)&mdash;dit boek is eerst sedert 1771, toen het
+door den Franschen geleerde Anquetil du Perron uit Azi&euml; werd
+meegenomen en uitgegeven<a class="noteref" id="xd20e5706src" href=
+"#xd20e5706" name="xd20e5706src">2</a>, in Europa bekend geworden.</p>
+<p>Het werk vormt de overblijfselen van een veel uitgebreider
+godsdienstige lectuur en dagteekent in zijn geheel zeker van minstens 6
+&agrave; 7 eeuwen v&oacute;&oacute;r Christus. De meeste stukken zijn
+zelfs veel ouder. <span class="pagenum">[<a id="pb246" href="#pb246"
+name="pb246">246</a>]</span></p>
+<p>Evenals het O. T. ons verschillende phasen van ontwikkeling van
+eenzelfden godsdienst, b.v.: het oude Jahvisme, den godsdienst der
+profeten en den wettelijken godsdienst vanaf de dagen van Ezra en
+Nehemia doet zien: ontwikkelingsvormen die wel zeer uiteenloopen, doch
+door &eacute;&eacute;n draad zijn verbonden, zoo is het ook hier. Ook
+in het Zend-Avesta vinden wij drie ontwikkelingsvormen van denzelfden
+godsdienst, waarvan de eerste ons toont den nieuwen godsdienst, zooals
+hij gepredikt werd door Zoroaster of zijne school; de tweede teekent
+hem, zooals hij meer in &rsquo;t practische leven inwerkt, doch dan ook
+door het oud volksgeloof enz. reeds eenigszins verontreinigd is en de
+derde doet hem ons zien als een volksgodsdienst geworden geheel en al:
+&egrave;n dus, noodzakelijkerwijze heel wat verschillend van de oude
+grondslagen, maar toch de grondgedachten van het verleden, zij het in
+aarden vaten, in zich dragend.</p>
+<p>Van deze phasen behandelen wij alleen de eerste en de derde, omdat
+wij over de tweede slechts zeer weinig bronnen hebben (de jongere
+G&#257;tha&rsquo;s) en het verschil tusschen de eerste en tweede zeer
+gering is.</p>
+<p>Het is te bejammeren, dat, zooals wij boven zeiden, slechts
+brokstukken der oude gewijde literatuur tot ons zijn gekomen, doch wij
+moeten ons tevreden stellen met wat wij bezitten. Een enkele opmerking
+daarover zal hier niet misplaatst zijn.</p>
+<p>In de dagen toen Alexander de Groote zijn wereldheerschappij
+vestigde, alzoo in de 4<sup>e</sup> eeuw <span class="corr" id=
+"xd20e5728" title="Bron: voor">v&oacute;&oacute;r</span> Christus
+schijnt er, volgens geloofwaardige berichten, een rijke godsdienstige
+lectuur te hebben bestaan. Evenwel, Alexander de Groote, die aan het
+Perzische rijk een einde maakte, trad ook tegen den oud-Perzischen
+godsdienst en diens gewijde boeken vijandig op. Hij verbrandde deze of
+zond ze naar zijn rijk. Slechts een gedeelte bleef gespaard.</p>
+<p>Toen later de Perzen weer eigen koningen bezaten, nl. de dynastie
+der Sassaniden (226&ndash;636 n. C.) werd bijeen verzameld, wat overig
+was. Toen bestond het Zend-Avesta uit 21 boeken. Deze waren ook in
+hoofdzaak nog in de 9<sup>e</sup> eeuw na Christus aanwezig, althans
+een schrijver uit die dagen heeft er 20 in de oorspronkelijke taal voor
+zich gehad, 19 bovendien in een ander dialect, het Pehlewi, dat hij
+beter verstond. Ook deze verzameling is echter verloren: slechts
+brokstukken zijn er van over. De eeuwen hebben dus een geduchte zifting
+gehouden. Evenwel, verschillende gegevens samenvoegende, komen wij tot
+het besluit, dat ons het meest belangrijke bewaard is gebleven.
+<span class="pagenum">[<a id="pb247" href="#pb247" name=
+"pb247">247</a>]</span></p>
+<p>Wat wij nu nog bezitten, en wat in hoofdzaak reeds door Anquetil du
+Perron is uitgegeven, is het volgende:</p>
+<p>1. Yasna, een boek van ritueelen aard, bevattende teksten bij de
+offerhandeling.</p>
+<p>2. Visp&#275;red (alle heeren) gebezigd bij die offeranden, waarbij
+&bdquo;alle heeren&rdquo; worden aangeroepen.</p>
+<p>3. Vend&#299;d&#257;d (wet tegen de da&#275;va&rsquo;s = duivelen)
+in 22 fargards (hoofdstukken).</p>
+<p>4. Yasts, offerzangen ter eere van de Yazata&rsquo;s (verheven
+wezens) aan wie 27 van de 30 dagen der maand waren gewijd.</p>
+<p>5. Eenige kleinere geschriften; kalenders, gebeden, spreuken,
+gewoonlijk genaamd het Kleine Avesta.</p>
+<hr class="tb">
+<p>Deze gedeelten zijn van verschillenden ouderdom, en
+vertegenwoordigen de drie straks genoemde ontwikkelingsphasen van het
+Mazde&iuml;sme.<a class="noteref" id="xd20e5754src" href="#xd20e5754"
+name="xd20e5754src">3</a> In de Yasna vooral komen de oudste stukken
+voor, de zoogenaamde G&#257;tha&rsquo;s (oude liederen), die ook wat
+hun taal betreft, van de overige deelen verschillen en in wier leer ook
+sommige denkbeelden en leerstellingen van het latere Mazde&iuml;sme
+niet worden gevonden. Zij klimmen wel tot het jaar 1000 <span class=
+"corr" id="xd20e5757" title="Bron: voor">v&oacute;&oacute;r</span> onze
+jaartelling op en leeren ons het Mazde&iuml;sme kennen in zijn aanvang
+en oorspronkelijke zuiverheid.</p>
+<p>Wat hebben wij ons nu, aan de hand dezer oude oorkonden en van
+enkele andere berichten van het ontstaan van dezen godsdienst voor te
+stellen?</p>
+<p>We merkten reeds op, dat eenmaal de voorvaderen van Indi&euml;rs en
+Perzen, de Ari&euml;rs, gelijk zij zich noemden, samenwoonden in de
+landstreek ten noorden van Voor-Indi&euml;. Vandaar uit gingen de
+(latere) Indi&euml;rs naar het zuiden, de (latere) Perzen of liever
+Irani&euml;rs, naar het noorden.</p>
+<p>De goden, die beiden v&oacute;&oacute;r hunne scheiding vereerden
+waren dus dezelfde. Deze waren o. a. Varuna en <span class="corr" id=
+"xd20e5766" title="Bron: Mitra">Mithra</span>, Yama, of zooals de
+Perzen hem later noemden Yima, den eersten mensch: mythisch koning van
+het oudste menschdom en van het doodenrijk.<a class="noteref" id=
+"xd20e5769src" href="#xd20e5769" name="xd20e5769src">4</a> Ook wisten
+zij toen reeds in hun mythen te gewagen van de worsteling, die er in de
+natuur is tusschen licht en duisternis, al vatten zij dien strijd ook
+nog niet zoozeer als een zedelijken strijd op.</p>
+<p>Voorts was het vuur bij hen in hooge eere en kenden zij een soort
+onsterfelijkheidsdrank, waaraan men zich een gewijden <span class=
+"pagenum">[<a id="pb248" href="#pb248" name="pb248">248</a>]</span>roes
+dronk: een middel toch zag men daarin om tot hooger leven, tot
+bovenmenschelijke bezieling te geraken.</p>
+<p>De twee&mdash;later zoo uiteenloopende stroomen&mdash;waren dus
+eenmaal &eacute;&eacute;n. Hoe zijn zij later zoo ver van elkaar
+gekomen? Het antwoord moet luiden: bij de Indi&euml;rs is, onder de
+leiding van priesterlijke famili&euml;n, de godsdienst langzamerhand in
+een eigenaardige bedding geleid, waarbij zij andere godsdiensten, b.v.
+die van overwonnen volken, in zich opnam, door hunne goden een plaats
+te geven onder de verhevenen. Bij de Perzen echter heeft&mdash;zeker
+geruimen tijd na hunne scheiding van de vroegere landgenooten&mdash;een
+bepaalde hervorming van den godsdienst plaats gehad, een hervorming,
+die verband hield met een belangrijken maatschappelijken overgang: dien
+van zwervend herder tot gezeten landbouwer. Aan deze hervorming is de
+naam Zoroaster verbonden. Reeds deelden wij enkele dingen over zijn
+leven mee, en merkten wij op, dat de G&#257;tha&rsquo;s van hem
+afkomstig waren. Wij willen nu zien, wat deze bezielde profeet aan de
+menschheid bracht, welke eischen weerklank vonden in zijn rein
+gemoed.</p>
+</div>
+</div>
+<div id="ch6.2" class="div2 section"><span class="pagenum">[<a href=
+"#toc">Inhoud</a>]</span>
+<div class="divHead">
+<h3 class="main">II. Het Mazde&iuml;sme der <span class="corr" id=
+"xd20e5782" title="Bron: Gatha&rsquo;s">G&#257;tha&rsquo;s</span>.</h3>
+</div>
+<div class="divBody">
+<p class="first">Wat nu leerde deze nieuwe godsdienst? Hij prees aan
+den dienst van Mazda, ook wel <span class="corr" id="xd20e5787" title=
+"Bron: Ahura-Mazda">Ahura Mazda</span> geheeten, d. i. de wijze heer.
+Deze wordt voorgesteld als de schepper aller dingen, hemelsche en
+aardsche, geestelijke en stoffelijke. &bdquo;Wie,&rdquo; zoo heet het
+van hem in een der oude liederen,<a class="noteref" id="xd20e5790src"
+href="#xd20e5790" name="xd20e5790src">5</a> <span class="corr" id=
+"xd20e5793" title="Niet in bron">&bdquo;</span>heeft aan zon en sterren
+den weg gewezen? Wie maakt, dat de maan wast en afneemt? Wie houdt de
+aarde en de wolken daarboven terug van den val? Wie (schiep) de wateren
+en de boomen? Wie heeft aan den wind en den donder snelheid verbonden?
+Welke kunstenaar heeft het licht en de duisternis geschapen, welke
+kunstenaar den slaap en de waakzaamheid? Wie morgen, middag en nacht,
+die den geest besturen van hem, die de orde (den geregelden
+offerdienst) in acht neemt?... Wie schiep in &rsquo;s vaders gemoed het
+verlangen naar een zoon?&rdquo;</p>
+<p>Ook de mensch wordt genoemd een schepping Gods. &bdquo;Van den
+aanvang af, Mazda! hebt gij ons geschapen door uwen geest als levende,
+zelfbewuste en verstandige wezens, hebt gij een lichaam gegeven aan de
+ziel, en daden en leeringen, waarop (de mensch) vrijwillig zijn keuze
+vestigt.<span class="corr" id="xd20e5798" title=
+"Niet in bron">&rdquo;</span><a class="noteref" id="xd20e5800src" href=
+"#xd20e5800" name="xd20e5800src">6</a> <span class="pagenum">[<a id=
+"pb249" href="#pb249" name="pb249">249</a>]</span></p>
+<p>Alles roept Mazda in &rsquo;t leven: hij schept Vohuman&#333; (de
+goede gezindheid), de lieflijke Armaiti (de vroomheid) met Khsathra
+(het ware rijk).<a class="noteref" id="xd20e5806src" href="#xd20e5806"
+name="xd20e5806src">7</a> Geeft hij dezen als goede geniussen aan den
+mensch (deze drie worden met nog vier anderen in de G&#257;tha&rsquo;s
+als zijn trawanten voorgesteld), hij zorgt ook voor de dieren. En wel
+in de eerste plaats voor de koe. Dit kan ons niet verwonderen, omdat
+dit h&egrave;t dier van den landbouw is en de godsdienstige hervorming,
+waarover wij spreken tevens bedoelde de oude Irani&euml;rs tot vrome,
+gezeten, landbouwende huisvaders te maken.</p>
+<p>Het oude volksgeloof trouwens eerde reeds de koe. Het wist te
+verhalen, dat de eerstgeschapenen op aarde waren een eenig rund en een
+menschvormig wezen. Beiden werden echter gedood en uit het menschvormig
+wezen kwamen voort de twee eerste menschen, terwijl uit het lichaam van
+den gedooden stier een aantal voedings- en geneeskundige planten zich
+ontwikkelden. Het zaad van den stier echter werd gezuiverd in de maan
+en daaruit kwam voort het eerste runderpaar: vader en moeder der
+geheele dierenwereld. De ziel van het gedoode rund, G&eacute;us Urva,
+ging echter ten hemel.</p>
+<p>Deze mythe nu wordt door Zoroaster verder uitgewerkt, in een gesprek
+tusschen G&eacute;us Urva en hemelsche machten. Daarin klaagt &bdquo;de
+ziel van het rund&rdquo; over het geweld, waaraan zij ter prooi is.
+G&eacute;us tasan, de schepper van het runderpaar, vraagt dan aan Asa,
+een van Mazda&rsquo;s trawanten, welke ordeningen deze voor het rund
+heeft ingesteld. Het blijkt, dat het nog geen beschermer heeft, geen
+meester, die het voedt en verzorgt. En nu wordt Zarathustra
+(Zoroaster), als zijn beschermer aangesteld: hij zal, door
+Mazda&rsquo;s geboden te verkondigen, het rund beschermen. Zoo treedt
+de groote profeet als beschermer van landbouw en veeteelt op.</p>
+<p>Merkwaardig is, dat ook de aarde zelve wordt voorgesteld als een
+koe, de gelukbrengende of gaveschenkende, die besproeid moet worden,
+wil men haar voor het akkerwerk geschikt maken.</p>
+<p>Men ziet, hoe nauw landbouw en godsdienst hier verbonden zijn: de
+nauwgezette landbouwer, die goed voor zijn vee is en de aarde naar
+eisch bebouwt vervult daardoor tevens een plicht tegenover Mazda.</p>
+<p>Wat Mazda zelf voorts betreft, hij wordt evenals Varuna bij de oude
+Indi&euml;rs<a class="noteref" id="xd20e5819src" href="#xd20e5819"
+name="xd20e5819src">8</a> voorgesteld als de Alziende, die niet
+<span class="pagenum">[<a id="pb250" href="#pb250" name=
+"pb250">250</a>]</span>bedrogen kan worden; de Wachter, wiens oogen
+bespeuren niet alleen wat in het openbaar, maar ook wat in het
+verborgen beraamd wordt; de Rechter, die weet wat menschen zullen doen
+of gedaan hebben. Hem moet de geloovige, de wijze zoowel als de
+landbouwer, vragen wat het rechte is, hem &bdquo;die rechtvaardig
+regeerende aan de schepselen de ordeningen des rechts
+voorschrijft.&rdquo;</p>
+<p>Mazda is dus is allen deele de groote, eigenlijk de eenige god. Dit
+sluit echter niet uit, dat er naast hem&mdash;voornamelijk een
+zestal&mdash;hemelsche trawanten voorkomen. Echter moeten wij hierbij
+bedenken: 1<sup>e</sup> dat Mazda altijd als ver verheven boven deze
+trawanten wordt voorgesteld, 2<sup>e</sup> dat deze trawanten
+nauwelijks als personen, veeleer als verpersoonlijkte deugden worden
+voorgesteld.</p>
+<p>Wat deze trawanten betreft, in de eerste plaats moet daaronder
+genoemd worden Vohuman&#333; = de goede gezindheid. Daarmee wordt
+bedoeld, wat wij noemen: den heiligen geest: door zijn daden groeit
+Mazda&rsquo;s heerschappij, de gemeente der vromen draagt zijn
+kenteekenen, hij is de hemelsche vertegenwoordiger aller wezens.</p>
+<p>Dan volgt Asa = hetgeen voegzaam, passend, vroom is. Deze is
+feitelijk, wat wij noemen de goddelijke wereldorde; hij omvat alle
+plichten van den mensch in &rsquo;t algemeen en in het bizonder die
+tegenover de hemelsche machten. Elken dag schept hij de ordeningen van
+<a id="xd20e5837" name="xd20e5837"></a>Vohuman&#333; (bij den
+eeredienst). Als vertegenwoordiger van den offerdienst (waaraan de
+Ari&euml;rs zoo groote macht en zegen toekenden) is hij de grootste
+vijand der Drukh&rsquo;s (booze geesten), die zijn stichtingen
+vernielen. Een derde hemelgeest, of liever verpersoonlijking, is
+Khsathra, het hemelsche, het ideale rijk, waarin is eerbied voor het
+volmaakte, vergeving van zonden, de woonplaats der hoogste geesten, het
+rijk, waaraan eenmaal de vrome volkomen deel hoopt te hebben, hoewel
+Khsatra&rsquo;s zegeningen ook reeds hier op aarde worden gesmaakt.</p>
+<p>Mazda, heet het, schiep Asa door zichzelf, doch Khsatra door
+Vohuman&#333;: m. a. w. het ware rijk komt tot stand door den heiligen
+geest.</p>
+<p>Een vierde trawant is Armaiti = de richtig zorgende, ook wel de
+goede aardmoeder genoemd. Zij is de beschermster van den landbouw, de
+dochter van Mazda, die met G&eacute;us tasan in zijn hemelsche
+gemeenschap leefde. Mazda gaf haar de keuze, wie zij wilde beschermen;
+zij koos toen: den vromen huisheer, den ijverigen landman. <span class=
+"pagenum">[<a id="pb251" href="#pb251" name="pb251">251</a>]</span></p>
+<p>Met haar komt de ware heerschappij, die een goede woning verzekert,
+den landbouw doet beoefenen en de bloeddorstige vijanden verlamt.</p>
+<p>Steeds wordt deze godin nauw met Asa, de ware vroomheid, vereenigd
+gedacht; wier schepping en zetel zij heet. M. a. w. vroomheid en
+landbouw moeten hand aan hand gaan.</p>
+<p>Dan volgen twee machten, eigenlijk komen ze in de G&#257;tha&rsquo;s
+niet als personen, slechts als begrippen voor, die onafscheidelijk zijn
+verbonden. Zij zijn Haurvat&#257;t en Ameret&#257;t. De eerste naam
+beteekent: volkomen heil, de tweede: onsterfelijkheid. Somtijds heeten
+zij de spijzen van Mazda, die hij in zijn rijk aan de vromen schenkt,
+nadat hij hun op aarde kracht en duurzaamheid<a id="xd20e5850" name=
+"xd20e5850"></a> (de aardsche zegeningen, die aan deze hemelsche
+beantwoorden), heeft geschonken.</p>
+<p>Eindelijk hebben wij Sraosa, die nog weinig als genius in de
+G&#257;tha&rsquo;s voorkomt, maar gewoonlijk eenvoudig
+&bdquo;gehoorzaamheid&rdquo; beteekent. Hij wordt voorgesteld als de
+middelaar tusschen hemel en aarde, ook heet hij: de weg tot de
+godheid.</p>
+<p>Men ziet, dat de zooeven genoemde geniussen: Vohuman&#333;, de goede
+gezindheid; Asa, de vroomheid, Khsatra, het rijk van den goeden geest,
+Armaiti, de richtig zorgende, Haurvat&#257;t, het volkomen welzijn,
+Ameret&#257;t, de onsterfelijkheid en Sraosa, de gehoorzaamheid, geen
+eigenlijke goden zijn. Hoogstens zijn zij werkingen, openbaringen van
+den &eacute;&eacute;nen hoogsten God, Mazda. Feitelijk en praktisch,
+zoo zegt Tiele, was het oude Mazde&iuml;sme vereering en erkenning van
+&eacute;&eacute;nen God.</p>
+<p>De leer van &eacute;&eacute;nen God.&mdash;En&mdash;zegt de lezer
+misschien, de oud-Perzische leer is bekend om zijn dualisme, zijn
+aannemen van twee wereldmachten, een goede en een booze: <span class=
+"corr" id="xd20e5861" title="Bron: Ahura-Mazda">Ahura Mazda</span> en
+Anr&#333;-mainyu. Zeer zeker. Doch vooral van het latere
+Mazde&iuml;sme, zooals het zich in een volgende periode ontwikkelde,
+geldt dit. Hier in de G&#257;tha&rsquo;s vinden wij het dualisme nog
+slechts onvolkomen. Wel wordt er gesproken van twee geesten, vahyo =
+het goede en akem = het slechte, beiden zich uitende in denken, spreken
+en handelen. Beiden zijn echter ten slotte aan Mazda, dien men later
+met den goeden dezer beide geesten zou vereenzelvigen, ondergeschikt.
+Die goede en die booze geest treden met elkander in overleg en
+besluiten elk naar zijn welbehagen te scheppen, de een het leven, de
+ander het niet-leven.</p>
+<p>Het slechtste bestaan zou voor de boozen, de leugenaars,
+<span class="pagenum">[<a id="pb252" href="#pb252" name=
+"pb252">252</a>]</span>het beste voor den gerechte, den vrome zijn. De
+een verkiest nu het kwade te doen, de ander het goede te scheppen en
+met den laatste houden het allen, die wenschen Ahura Mazda te
+behagen.</p>
+<p>Van een duivel tegenover den goeden god: Anr&#333;-mainyu tegenover
+Ahura Mazda, wordt hier dus nog niet gesproken. Wel worden booze
+machten erkend, die den Algoede bekampen. Doch het slechte heet akem
+(niets).</p>
+<p>Hier is dus wel dualisme, doch: boven alles en allen staat Mazda,
+van wien wordt verzekerd, dat hij de hemelsche kunstenaar is, die licht
+en duisternis, slaap en waakzaamheid, morgen, middag en nacht schept.
+Later zou dit anders worden: alle zedelijk, maar ook alle natuurlijk
+kwaad: d. i. duisternis, slaap, enz. zouden gebracht worden tot het
+gebied van Anr&#333;-mainyu, den booze.</p>
+<p>Toch: het zou altijd blijven een betrekkelijk dualisme: <span class=
+"corr" id="xd20e5875" title=
+"Bron: Anr&#333;-mainyus">Anr&#333;-mainyu</span> zou in macht nooit
+halen bij Mazda. Evenwel: voor de praktijk lag er in dit dualisme een
+groote kracht, het liet geen transactie toe met het kwaad en stelde den
+mensch in staat om moedig, hoopvol en fier den strijd, hem opgelegd, te
+volstrijden.</p>
+<p>Mazda was dus de eenige god.&mdash;Doch&mdash;onder het Perzische
+volk was vrijwel inheemsch de dienst der da&#275;va&rsquo;s, der oude
+goden, die men reeds vroeger, toen men nog met de Indi&euml;rs
+samenwoonde, vereerde. Die vereering wilde men fnuiken: zij toch stond
+de erkenning van Mazda als den volstrekt-Eenigen in den weg. Doch
+hoe?</p>
+<p>In een der oudste teksten vinden wij deze voorstelling: de
+da&#275;va&rsquo;s werden gesteld voor de keuze tusschen de twee
+oorspronkelijke geesten, de goede en de booze, en verklaarden zich voor
+den laatste. M. a. w. hier straalt door, dat ook de da&#275;va&rsquo;s
+eenmaal vereerd werden, doch dat zij, als met de meer geestelijke
+godsvereering van het Mazde&iuml;sme in strijd, werden ter zijde
+gesteld.</p>
+<p>Twee&euml;rlei keus was voorgesteld aan de da&#275;va&rsquo;s, ook
+aan den mensch. Hij kon Mazda en diens profeet Zarathustra volgende,
+partij kiezen voor den goeden geest, of zich scharen aan de zijde van
+Da&#275;va&rsquo;s en <span class="corr" id="xd20e5884" title=
+"Bron: Druhks">Drukhs</span>, de booze machten, waarvan A&#275;sma een
+der voornaamste is.</p>
+<p>Doet hij het eerste, dan gaat zijne ziel bij den dood over de smalle
+brug &Ccedil;invat naar de Gar&#333; dem&#257;na, de liederenwoning,
+waar Mazda met zijn trawanten is, waar dezen zich voeden met de spijs
+en drank der onsterfelijken (haurvat&#257;t en ameret&#257;t),
+<span class="pagenum">[<a id="pb253" href="#pb253" name=
+"pb253">253</a>]</span>waar Mazda der vromen gebeden hoort en verhoort
+en waar hen het loon wacht, door Zarathustra van ouds beloofd.</p>
+<p>Geheel anders is het lot van hen, die zich met het rijk des boozen
+verbinden. Ook zij moeten over die brug &Ccedil;invat (&bdquo;de brug
+van het verzamelen<span class="corr" id="xd20e5893" title=
+"Niet in bron">&rdquo;</span>), waar dus allen samenkomen, goeden en
+boozen. Doch, zij bereiken den hemel niet. Zij storten van de brug af
+in den afgrond terneder; sidderend en bevend voor het lot, dat hen als
+leugendienaars wacht. Eeuwige ellende en duisternis is hun bereid, een
+eindeloos gejammer gaat er op van de verdoemden, die door de booze
+geesten met afgrijselijke spijzen worden gevoed.</p>
+<p>Zoo heeft er een oordeel plaats, onmiddellijk na den dood. Later
+echter komt een eindoordeel, &bdquo;de voleinding der wereld&rdquo;
+zooals het in de oude teksten heet. Dan vervangt Mazda&rsquo;s
+begeerlijke wereld deze gebrekkige, het hoogste goed wordt het deel
+zijner dienaren, het slechte deel krijgen zijn haters dan in alle
+volheid.</p>
+<p>Hoe nu echter moet men Mazda dienen en het rijk des boozen
+weerstaan? Wat zijn de plichten van zijn vereerder? Men moet Mazda
+eeren in gedachten, woorden en daden. Daarbij worden dan de gedachten
+in verband gebracht met Mazda zelven, de woorden met Sraosa en Khsatra,
+de daden met Asa. Vooral op deze laatsten, die de gezindheid nog beter
+doen kennen dan de woorden, wordt de nadruk gevestigd. Trouwens het
+Mazde&iuml;sme is een godsdienst, die zoover mogelijk er van afstaat om
+het heil te zoeken in mystieke bespiegeling en stille
+wereldontvluchting. Werkzaamheid is hier het wachtwoord. Door eigen
+inspanning moet men zijn levensonderhoud zoeken, ijverig de aarde
+bebouwen en door bevordering van het gezeten leven Mazda&rsquo;s gebied
+uitbreiden.</p>
+<p>Mazda&rsquo;s gebied: de dorre, onbebouwde wildernis toch behoort
+tot het terrein van de booze geesten. Maar waar de landbouw komt, daar
+komt ook Mazda&rsquo;s rijk. IJverig zorgen voor den vrome en voor de
+aarde: onder het beeld van een heilige koe voorgesteld, worden in
+&eacute;&eacute;nen adem als de plichten van den godsdienstigen mensch
+genoemd. Men moet dus Mazda&rsquo;s dienaar zijn, niet slechts door
+offers en gebeden, niet slechts door betrachting van reinheid naar
+lichaam en ziel en door heilig houden van het gewijde vuur: zijn
+openbaring, maar ook door de aarde te bebouwen, leven en vruchtbaarheid
+rondom zich te scheppen.</p>
+<p>Licht begrijpt men, dat hier aan geen voorkeur voor het ongehuwde
+leven valt te denken: integendeel, het huwelijk <span class=
+"pagenum">[<a id="pb254" href="#pb254" name="pb254">254</a>]</span>is
+een godsdienstige plicht, het zonder echtgenoot zijn een ramp voor de
+vrouw. Vele kinderen zijn een van de grootste zegeningen des hemels. In
+vele opzichten worden wij hier herinnerd aan de wettelijke
+voorschriften des Ouden Testaments. Evenmin als daar is ook hier plaats
+voor zachtheid jegens den vijand. Integendeel: het is plichtmatig het
+rijk des boozen en dus ook zijn dienaars ter neder te werpen. Den
+leugendienaar, zoo heet het, &bdquo;onderwijze men met het
+zwaard.&rdquo; Hem te sparen is zondig; doet men dat, zoo gaat men zelf
+op weg naar de woningen des boozen.</p>
+<p>Wat den eeredienst betreft: daarin nam het &bdquo;roode, heete
+vuur&rdquo; van Mazda, dat heilig gehouden moest worden, de eerste
+plaats in. Ook bracht men offeranden: deze bestonden vooral uit
+vleesch, voorts uit een offerkoek, die Haurvat&#257;t en een drank, die
+Ameret&#257;t vertegenwoordigde. Gewijde spreuken werden daarbij
+gesproken, offerzangen aangeheven. Daarmee was de priester belast, de
+priester, die van Mazda diens welbehagen leerde.</p>
+<p>Zoo ongeveer was het oude Mazde&iuml;sme, een eenvoudige, practische
+godsdienst. Straks zal het zich in sommige opzichten vervormen. Het
+zal, in het practische leven optredend, genoodzaakt zijn, veel van den
+ouden volksgodsdienst weer op te nemen, doch ook: het besef
+Mazda&rsquo;s medestrijder te zijn, zal straks meer ethisch, meer
+verheven worden opgevat. En scherper dan te voren, zal het dualisme aan
+het licht treden, <span class="corr" id="xd20e5911" title=
+"Bron: Ahurmazda">Ahura Mazda</span> en Anr&#333;-mainyu komen
+tegenover elkaar te staan, beiden als hoofden van een machtig rijk:
+toch blijft Mazda de machtigste.</p>
+</div>
+</div>
+<div id="ch6.3" class="div2 section"><span class="pagenum">[<a href=
+"#toc">Inhoud</a>]</span>
+<div class="divHead">
+<h3 class="main">III. Het Mazde&iuml;sme volgens het jongere
+Avesta.</h3>
+</div>
+<div class="divBody">
+<p class="first">We leerden den ouden godsdienst van Zarathustra kennen
+in zijn eenvoudigheid; wij hebben ons echter niet voor te stellen, dat
+hij in dien vorm een volksgodsdienst werd. Wanneer verheven denkbeelden
+zich in ruimer kring verbreiden en daar in aanraking komen met allerlei
+bekrompene, oud-ingewortelde opvattingen, dan kan het niet anders, of
+zij boeten in den strijd om &rsquo;t bestaan iets van hun zuiverheid
+in. Zoo nu is het ook hier gegaan.</p>
+<p>De minder ontwikkelden waren gehecht aan den dienst van
+verschillende goden, oud-Arische goden, die eigenlijk bij het Parzisme
+niet behoorden: welnu&mdash;er was geen andere weg, dan dezen onder de
+hemelgeesten en medestrijders van Ahura Mazda op te nemen. Zij waren
+gehecht aan godsdienstige <span class="pagenum">[<a id="pb255" href=
+"#pb255" name="pb255">255</a>]</span>gebruiken, oorspronkelijk aan
+&rsquo;t Parzisme vreemd: men kon niet anders, dan ze met een
+<span class="corr" id="xd20e5923" title=
+"Bron: Zarathustischen">Zarathustrischen</span> ijk voorzien, in het
+nieuwe geloof opnemen. Anders kon de nieuwe godsdienst niet komen tot
+het hart des volks. Het Christendom heeft immers niet anders gedaan?
+Aldus was de ontwikkeling, of wilt ge, verbastering, der
+oorspronkelijke leer. We willen haar op enkele punten beschouwen. We
+merken daarbij op, dat ook wat wij thans gaan geven nog een zeer ouden
+godsdienst ons voorstelt, zoo zelfs dat het Parzisme, zooals dat onder
+de Achaemeniden (Cyrus en diens opvolgers, alzoo circa 535&ndash;325)
+was, als een latere ontwikkeling ook van deze opvatting moet worden
+beschouwd.</p>
+<p>Ahura Mazda leerden wij volgens de G&#257;tha&rsquo;s kennen als den
+hoogsten der goden, den schepper van &rsquo;t heelal. Dat bleef hij ook
+nu. Alleen worden Vohuman&#333; en de andere geniussen, die wij reeds
+leerden kennen, als hem ter zijde staande,<a class="noteref" id=
+"xd20e5928src" href="#xd20e5928" name="xd20e5928src">9</a> meer als
+personen opgevat, dan vroeger het geval was. De meesten hunner gelden
+thans als een soort aartsengelen, die met Ahura Mazda te zamen de zeven
+<span class="corr" id="xd20e5931" title=
+"Bron: Amesa Spenta&rsquo;s">Amesa-Spenta&rsquo;s</span> worden genoemd
+en de schoonste eerenamen dragen,<a class="noteref" id="xd20e5934src"
+href="#xd20e5934" name="xd20e5934src">10</a> terwijl dan een gansch
+heirleger minder hooge geesten, de Yazata&rsquo;s (vereeringswaardigen)
+onder hen staan.</p>
+<p>Toch is het besef, dat zij ten slotte slechts eigenschappen van den
+eenigen Mazda zijn, niet geheel te loor gegaan. Immers het heet dat
+deze zeven &eacute;&eacute;n zijn in zin en in woord en daad,
+&eacute;&eacute;n ook met Ahura Mazda, hun aller leermeester. Zij lezen
+in elkaars binnenste en peinzen allen over weldenken, welspreken en
+weldoen en over Gar&#333; dem&#257;na: den hemel. M.a.w. men erkent de
+<span class="corr" id="xd20e5939" title=
+"Bron: &eacute;enheid">&eacute;&eacute;nheid</span> in de veelheid, zij
+zijn openbaringen van de hooge wijsheid Gods, in welke deze gestalte
+verkrijgt. Langzamerhand echter treedt het persoonlijke meer op den
+voorgrond: &rsquo;t zijn hemelgeesten, en zoo worden ook de vrouwelijke
+Haurvat&#257;t en Ameret&#257;t als mannelijke wezens voorgesteld.</p>
+<p>Sommigen van hen veranderen ook eenigszins van karakter, zoo worden
+b.v. de zooeven genoemde Haurvat&#257;t en Ameret&#257;t ook de
+stillers van honger en dorst, Armaiti wordt de beschermgeest der aarde.
+Ook de vereering van Sraosa, den middelaar tusschen de hemelwezens en
+den mensch,<a class="noteref" id="xd20e5944src" href="#xd20e5944" name=
+"xd20e5944src">11</a> komt thans in hooge <span class="pagenum">[<a id=
+"pb256" href="#pb256" name="pb256">256</a>]</span>eere. Hij wordt
+voorgesteld, niet slechts als een hemelsch priester, maar ook als een
+heilsprofeet, die de wet van Mazda over de aarde verbreidt en die
+zorgt, dat de onsterfelijke weldoeners, de <span class="corr" id=
+"xd20e5949" title=
+"Bron: Amesa spenta&rsquo;s">Amesa-spenta&rsquo;s</span>, hun invloed
+door de wereld doen gelden. Sraosa toch doorloopt met zijn vierspan
+hemelsche paarden, enkel licht zonder schaduw, driemaal daags en
+driemaal &rsquo;s nachts de menschenwereld. Zijn wapen is het
+wonderbare, heilzame, kracht gevende gebed Ahuna vairya.<a class=
+"noteref" id="xd20e5952src" href="#xd20e5952" name=
+"xd20e5952src">12</a></p>
+<p>Waar men hem gastvrij ontvangt, daar kan geen onheil, leed of
+verderf het huis treffen. Geen booze geest kan hem weerstaan, niemand
+hunner vreest hij, doch allen sidderen voor zijn macht. Veilig kunnen
+rusten de vervolgde vromen, want zijn oog luikt geen slaap, hij staat
+met opgeheven zwaard, ook te middernacht.</p>
+<p>Geen wonder dat hem het volksgeloof den waakzamen haan als heilige
+vogel toekende.</p>
+<p>Niet alleen echter de Amesa-spenta&rsquo;s en Sraosa worden thans
+meer persoonlijk voorgesteld, neen, er komen ook nieuwe yazata&rsquo;s
+bij, die men voorheen slechts als begrippen kende. Zoo is er b.v. een
+bepaald gebed tot Rasnu, de rechtvaardigste rechtvaardigheid, waarin
+deze wordt voorgesteld als wonende in alle deelen van het heelal, van
+de zeven werelddeelen af tot in het ongeschapen licht en de hemelsche
+paradijzen toe. Zijn wet is de waarheid. De eed is bij hem boven alles
+heilig. Hij houdt met Mithra, den lichtgeest, en Sraosa, de wacht bij
+&Ccedil;invat, de brug naar den hemel.</p>
+<p>Ook het hemellicht&mdash;reeds voor Zarathustra&rsquo;s hervorming
+in Perzi&euml; vereerd&mdash;wordt thans hoog in aanzien gesteld onder
+den naam hvarena.</p>
+<p>Het is nu echter niet meer zooals voorheen, alleen het natuurlijke
+hemellicht, de glorie, die te middernacht begint neer te dalen naar der
+sterrensfeer en zoo door een heiligen geest aan het licht voor
+zonsopgang, den dageraad, wordt gebracht, om aldus den menschen het
+gezicht te geven en straks naar den Allerhoogste weder te keeren, neen,
+&rsquo;t is nu vooral ook het goddelijk licht, dat den menschelijken
+geest verheldert, zoodat de mensch anderen kan leiden, wonderbare
+werken volbrengen en zich heerschappij kan verwerven. Eenmaal
+<span class="pagenum">[<a id="pb257" href="#pb257" name=
+"pb257">257</a>]</span>zelfs zal het&mdash;bij de voleinding der
+wereld&mdash;de vernieuwing van alle dingen en de opstanding der
+heiligen bewerken.</p>
+<p>Dit licht was reeds het deel der oude heilsprofeten van <span class=
+"corr" id="xd20e5970" title=
+"Bron: v&oacute;or">v&oacute;&oacute;r</span> Zarathustra, onder
+anderen van Yima (de Indische Yama), doch het valt ook ten deel aan de
+profeten, die later zullen komen. Ten slotte wordt het ten eigendom aan
+den Heiland (Sa&#333;syant), die in de toekomst de vernieuwing der
+wereld tot stand zal brengen. Hvarena is dus, wat wij zouden noemen: de
+hoogere verlichting. Wij merken hier tevens op, dat door deze leer van
+het hvarena op eigenaardige wijze uitgesproken wordt, wat wij verstaan
+onder de continu&iuml;teit der goddelijke openbaringen: het wordt hier
+duidelijk gemaakt, dat het Mazde&iuml;sme niet van gisteren is. Ook
+erkent men op treffende wijze, dat de volle goddelijke verlichting
+alleen aan den Verhevene zelf toekomt. Men hoore de volgende mythe:</p>
+<p>Twee wedijverende geesten, Spenta en Anr&#333; mainyu: de goede en
+de booze geest,<a class="noteref" id="xd20e5975src" href="#xd20e5975"
+name="xd20e5975src">13</a> pogen zich meester te maken van het hvarena.
+De eerste bezigt daartoe Atar, den vuurgod, de ander den draak Azhi
+dah&#257;ka. Nu eens is de een voor, dan de ander. Echter ontsnapt aan
+beiden de onbereikbare heerlijkheid: de watergod Ap&#257;m
+nap&#257;t<a class="noteref" id="xd20e5978src" href="#xd20e5978" name=
+"xd20e5978src">14</a> verbergt haar in de diepte der mythische zee. Ook
+deze Atar&mdash;de god van het huiselijk vuur, het haardvuur&mdash;werd
+veel gediend. Hij, die het morgen- en middagmaal voor de vromen kookt,
+maakt op hun offeranden aanspraak. Hij vraagt voedsel bij elk der drie
+nachtwaken: hout, baresmatwijgen en granaattwijgen: zij maken het reine
+vuur welriekend en wijden het. Doch ook bepaalde offergaven worden hem
+gebracht. Naast hem worden nog andere, oud-Arische vuurgoden vereerd:
+Ap&#257;m nap&#257;t, het vuur in de hemelsche wateren, m. a. w. de
+bliksem, die ze bevrucht. (Als zoodanig waarschijnlijk heet hij ook,
+&bdquo;de vrouwenheer&rdquo;.) en Nairy&#333;-Sanha, eveneens tevens
+een vruchtbaarheidsgod.</p>
+<p>Ook Anahita, de groote godin der wateren, wordt in hooge eere
+gehouden. Zij wordt voorgesteld als beheerscheres van een hemelstroom:
+<span class="corr" id="xd20e5986" title=
+"Bron: all&eacute;en">all&eacute;&eacute;n</span> zoo groot als alle
+wateren, die op aarde vloeien, met duizend meren en duizend kanalen,
+waarvan een reeds genoeg zou zijn om de gansche aarde te <span class=
+"pagenum">[<a id="pb258" href="#pb258" name=
+"pb258">258</a>]</span>overstroomen. In elk dier kanalen heeft zij een
+schoon paleis met een welriekende legerstede. Haar vierspan bestiert
+zij zelve: wind, regen, wolken en rijp zijn hare rossen: zij zendt op
+Mazda&rsquo;s bevel regen, sneeuw, hagel en rijp op aarde neer.</p>
+<p>Rijk zijn de zegeningen, die zij schenkt van uit haar hoogen hemel.
+Van den hemelberg daalt zij neer, als de vrome haar aanroept. Als
+hemelsch rein water zuivert zij het zaad der mannen en de baarmoeder
+der vrouwen, bevordert de goede geboorten, reinigt de melk en bewerkt
+alzoo de vermeerdering der kudden en van alle rijkdommen. Afgeschilderd
+wordt zij als eene schoone maagd, hoog en krachtig van gestalte, met
+blanke gevulde armen en zwellenden boezem, in prachtig uit bevervellen
+saamgesteld gewaad, een gouden kroon op het hoofd.</p>
+<p>Waarschijnlijk was deze Anahita een Oud-Semietische godin, wier
+dienst in West-Azi&euml; met ontuchtige praktijken gepaard ging, welke
+echter het Parzisme verre van hare vereering wist te houden. Zoo zien
+wij hoe het Parzisme, waar het op het volk beslag ging leggen, oude,
+meestal Arische, soms ook Semietische goden en godinnen in zich opnam,
+doch hen in overeenstemming wist te brengen met zijn eigen stelsel.</p>
+<p>Dit was ook het geval met de zon, de maan en de sterren. Ook deze
+werden door den ouden volksgodsdienst ge&euml;erd: door het
+oorspronkelijk Parzisme ter zijde gesteld, doch later opgenomen en in
+het nieuwe stelsel ingevoegd. Daarbij worden dan echter zon en maan
+eenigszins gedegradeerd: zelfstandige machten kunnen zij natuurlijk ook
+niet meer zijn: Ahura Mazda doet de maan wassen en afnemen. Zoodra de
+maan zich vertoont, grijpen de Amesa-spenta&rsquo;s den glans en
+verdeelen dien over de aarde.</p>
+<p>Die aan de zon, de schitterende met de snelle paarden offert, hij
+brengt eigenlijk zijne vereering aan Mazda, aan de <span class="corr"
+id="xd20e5999" title=
+"Bron: Amesa spenta&rsquo;s">Amesa-spenta&rsquo;s</span> en zijn eigen
+ziel en hij verheugt alle yazata&rsquo;s:<a class="noteref" id=
+"xd20e6002src" href="#xd20e6002" name="xd20e6002src">15</a> want indien
+de zon, die macht des lichts, niet opging: zouden zij dan in staat zijn
+de booze machten der duisternis, de <span class="corr" id="xd20e6005"
+title="Bron: da&#275;v&rsquo;as">da&#275;va&rsquo;s</span> te
+weerstaan?</p>
+<p>Wat de sterren betreft&mdash;de planeten vereerde men niet, dat
+waren in de oogen der Perzen vijandige machten. Doch wel de vaste
+sterren: die deze bestrijden. En onder hen vooral Tistrya, een ouden
+volksgod, die men met de ster Sirius vereenzelvigde.</p>
+<p>Deze Sirius is het, die na de verschroeiende hitte van den
+<span class="pagenum">[<a id="pb259" href="#pb259" name=
+"pb259">259</a>]</span>zomer den weldadigen regen doet neerdalen. In
+een mythe van het Avesta treedt hij geheel als natuurgod op. Eerst als
+een vijftienjarig jongeling<a class="noteref" id="xd20e6014src" href=
+"#xd20e6014" name="xd20e6014src">16</a>, gelijk aan den eersten mensch,
+groot, sterk en helder van oogen, daarna als een stier met gouden
+horens, eindelijk als een wit paard met gele ooren en een gouden
+voorhoofd. In die laatste gestalte strijdt hij tegen den da&#275;va
+Apaosa (veranderd in een zwart bont paard), dien hij ten laatste
+overwint. Dan brengt hij Vourukasa, de hemelzee met de wijde oevers, in
+beweging, zoodat het water naar alle zijden stroomt en op de aarde
+neerdaalt.</p>
+<p>M. a. w. Tistrya was oorspronkelijk de hooge hemelgod, die de door
+booze machten vastgehouden wateren bevrijdt. In drie jaargetijden voert
+hij heerschappij: in de lente is hij een krachtig jongeling, in den
+zomer de bevruchtende stier, in den herfst het witte paard, dat het
+donkere zwerk bekampt en overwint.</p>
+<p>Dezen god kon men in het dorre Perzi&euml; allerminst missen. Hij
+moest wel worden opgenomen in den nieuwen godsdienst: zouden niet de
+vromen het uitblijven van den regen toeschrijven aan het verzuim om den
+machtigen Tistrya vereering te brengen? Zoo wordt dan ook in het Avesta
+op zijne vereering aangedrongen, doch tevens uitdrukkelijk bepaald dat
+roovers, boeleersters en ongeloovigen verre van zijn dienst moeten
+blijven.</p>
+<p>Ook wordt hij, hoe hoog verheven ook als heer van de sterren, toch
+aan Mazda ondergeschikt gemaakt en eene eigenaardige kleur aan zijne
+vereering gegeven, in overeenstemming met het Perzische geloof.</p>
+<p>Ook de dienst der oude godin Asi, meestal nu met Asa verbonden,
+herleefde wederom. Geen wonder: zij gold als de godin die de
+vruchtbaarheid verleent. Daarom zijn allen, die den bijslaap niet of
+niet meer kunnen uitoefenen van hare vereering uitgesloten. Eveneens
+ontuchtigen, of die de vrucht afdrijven. En&mdash;de grootste zonde in
+hare oogen, is dat men de jonge meisjes lang ongehuwd laat of tot den
+ongehuwden staat veroordeelt. Het moest immers geen moeite kosten den
+dienst van zulk eene godin te doen herleven in een godsdienst, die wars
+van ascese en ongehuwden staat, het eerbaar huiselijk, gezeten leven op
+prijs stelt? Onder de goden, in het <span class="corr" id="xd20e6026"
+title="Bron: Zarathustisch">Zarathustrisch</span> systeem opgenomen,
+mogen wij vooral Haoma, <span class="pagenum">[<a id="pb260" href=
+"#pb260" name="pb260">260</a>]</span>Hom, zooals hij soms ook genoemd
+wordt, niet vergeten. Wij ontmoetten dien god der onsterfelijkheid
+reeds vroeger in Indi&euml;<a class="noteref" id="xd20e6031src" href=
+"#xd20e6031" name="xd20e6031src">17</a> en met verwondering zien we hem
+ook hier wederom verschijnen. Zeer waarschijnlijk is zijn vereering
+eerst opgekomen in zuid-oost Iran, het gedeelte aan Indi&euml;
+grenzende.</p>
+<p>Dat hij oorspronkelijk niet in het Mazde&iuml;sme thuisbehoort,
+blijkt uit de volgende mythe. Zarathustra, zoo heet het, reinigt, onder
+het zingen der G&#257;tha&rsquo;s, het vuuraltaar. Daar verschijnt een
+verheven gestalte, waarin de profeet een goddelijk lichtwezen herkent.
+Wie hij is, weet hij echter niet. Haoma maakt zich bekend en deelt hem
+mede dat hij altoos vereerd is door de vromen van den voortijd, wien
+tot loon voor die vereering zulke groote zonen werden geschonken. Ook
+de vader van den profeet noemt hij onder zijn vereerders: hem werd de
+groote Zarathustra geboren. Dan verklaart deze zich bereid de
+voorvaderen te volgen en zingt een loflied, Haoma ter eere. In de
+voorstelling van deze godheid is veel onzekers; nu eens is hij de
+onsterfelijkheidsplant zelve, die het Haomasap levert, dan weer een
+hemelsche personificatie daarvan. De zaak is denkelijk deze: als men in
+den zaligen roes verkeerde, welke door het Haomasap werd gewekt,
+gevoelde men zijn kracht als verdubbeld en erkende daarin de werking
+van een machtigen geest. Die geest was de god Haoma. Later werd hem nog
+meer macht toegekend: hij werd de Levensgever in ruimeren zin. Ook
+drenkt hij de goden en bevochtigt de aarde.</p>
+<p>De haomaplant is door de goden geschapen en over de aarde verbreid,
+haar wonderkracht geeft een zalige bedwelming, die geen twist, noch
+nijd veroorzaakt.</p>
+<p>Werd alzoo Haoma een god van beteekenis, niet minder was dit met den
+Oost-Arischen lichtgod Mithra het geval. Deze god vertegenwoordigt
+oorspronkelijk den lichthemel bij dag en nacht. Nooit slaapt hij, alles
+aanschouwt hij van uit zijn wachttoren. Met zijn knots
+gewapend&mdash;want hij is een krijgsgod&mdash;gaat hij rond om alles
+op te merken, wat er op aarde voorvalt. Met gestrengheid bestrijdt hij
+de leugen; een ever met ijzeren klauwen en tanden gaat hem vooraf, de
+vijanden vernietigend. Zijn toorn is vreeselijk, wee, die den eed, aan
+dezen gestrenge gedaan, verbreekt. Mazda zelf, zoo heet het, heeft hem
+geschapen, hem al zijn wonderbare krachten <span class=
+"pagenum">[<a id="pb261" href="#pb261" name="pb261">261</a>]</span>en
+zijn tienduizend oogen gegeven en hem alzoo tot den waakzamen
+beschermer der wereld aangesteld.</p>
+<p>Behalve deze oude volksgoden, opgenomen onder de yazata&rsquo;s, de
+vereerenswaardige geesten, spelen in het Parzisme ook een soort
+beschermgeesten, de Fravasi&rsquo;s een vrij belangrijke rol. Zij zijn
+het, die&mdash;ongeveer als de beschermengelen van het Roomsch
+Catholiek geloof&mdash;de menschen terzijde staan. Elk persoon, elke
+veldheer of koning, ieder huis en dorp heeft zijn beschermgeest. Doch
+ook zijn er myriaden van Fravasi&rsquo;s, die de wacht houden over het
+gesternte, vooral over den grooten beer, die als hoofd der noordelijke
+sterren het dichtst bij de woningen der da&#275;va&rsquo;s staat.
+Wederom anderen waken over het zaad van Zarathustra, dat volgens de
+Parzische legende in een meer wordt bewaard en waaruit eenmaal badende
+jonkvrouwen van een wereldheiland en zijn beide voorloopers zullen
+zwanger worden. Somtijds ook worden de fravasi&rsquo;s voorgesteld als
+eigenlijk de zielen der geloovigen, die voortleven na den dood:
+oorspronkelijk werden deze echter daarvan onderscheiden.</p>
+<p>Zoo zien wij dus aan de zijde van Ahura Mazda een heirleger van
+hoogere en lagere hemelwezens, die met hem het rijk des boozen
+bestrijden, machten bij wie de mensch hulp en bescherming kan zoeken en
+die hij overal op zijn levensweg ontmoet. Daartegenover echter staat
+een gansche wereld van booze geesten, met Anr&#333; mainyu aan het
+hoofd. Deze staat geenszins met Mazda op &eacute;&eacute;ne lijn, al is
+hij een machtig wederpartijder. Alwetend is hij noch almachtig. Mazda
+zelf kende hij niet, voor hij, bij een poging om in den hemel door te
+dringen, door diens licht werd verblind. Ook de toekomst kent hij niet,
+voordat Mazda hem deze heeft onthuld: eenmaal zal hij al zijn macht
+verliezen, zijn schepselen vernietigd zien en zelf in het niet
+zinken.</p>
+<p>Anr&#333; mainyu siddert en beeft, hij en zijn dienaren, als de
+groote profeet, met het Godswoord gewapend, geboren is. Als hij dat
+verneemt, roept hij zijn getrouwen samen bij den ingang der hel en
+deelt hun mede dat de heilige Zarathustra, de geesel der
+da&#275;va&rsquo;s, de aartsvijand der druja&rsquo;s, is geboren, en
+dat het rijk van verderf, leugen en valschheid met den ondergang wordt
+bedreigd. Hij weet niet, hoe dezen profeet te dooden. Later beproeft
+hij het, als de profeet tot rijperen leeftijd gekomen, zijn goddelijke
+roeping wil gaan vervullen. Hij zendt een boozen geest op hem af, doch
+deze vindt hem bezig het heilig gebed, het Ahuna vairya, aan te heffen
+en de Mazdayasnische <span class="pagenum">[<a id="pb262" href="#pb262"
+name="pb262">262</a>]</span>geloofsbelijdenis op te zeggen.
+Daartegenover vermag de booze geest niets en teleurgesteld keert hij
+tot zijnen meester terug en verklaart dat de heerlijkheid van Mazda te
+groot is, dan dat de dood macht over hem zou hebben. Nog andere
+pogingen worden in &rsquo;t werk gesteld, doch Zarathustra, sterk met
+zijn heilig offergereedschap, met Haoma en de woorden van Mazda, geeft
+den strijd niet op, doch geeft te kennen, dat hij liever zou te niet
+gaan dan het geloof afzweren.</p>
+<p>Zoo wordt hier het rijk des boozen in zijn machteloosheid geschetst.
+Eveneens ook elders: de booze kan wel de scheppingen van Mazda
+vernielen; de landen, door hem voor zijn aanbidders bestemd
+onbewoonbaar te maken, vermag hij niet; al wat hij kan, is ze door zijn
+tegenscheppingen eenigszins te bederven. Soms schijnt de heer des
+hemels in verlegenheid, doch hij heeft goede machten onder zich,
+waartegen de vijand niets vermag.</p>
+<p>Op aarde en voor den mensch is echter de macht van den booze zeer
+geducht. Met alle natuurlijk en zedelijk kwaad staat deze hem tegen.
+Onder zijn helpers is de drukhs Nasus, de demon des bederfs, die uit
+het noorden komt aanvliegen en zich op het lijk van den gestorvene zet.
+Deze werkt samen met den doodsdemon, den beenderenbreker, dien men zich
+in vogelgestalte voorstelde. Ook staan aan Anr&#333; <span class="corr"
+id="xd20e6057" title="Bron: mainyus">mainyu</span> ter zijde:
+A&#275;sma<span class="corr" id="xd20e6060" title=
+"Niet in bron">,</span> de nijd, Ah&#333;man&#333;, de slechte
+gezindheid, Tauru, de pijniger, Indra, Sauru (=
+&Ccedil;arva-&Ccedil;iva) enz., de beide laatste, zoo men ziet Indische
+goden. Eveneens helpen hem de Pairika&rsquo;s, de schoone jonkvrouwen
+van het verboden genot. Een van haar poogt met haar bedwelmend
+sluimerlied de geheele wereld weer te doen inslapen, zoodra de heilige
+vogel van Sraosa, Par&#333;dars, de haan, de wereld heeft wakker
+gemaakt. Ook heeft men een pairika, die de genius der afgoderij zou
+kunnen heeten. Verder de druja&rsquo;s, die de menschen tot
+vleeschelijke gemeenschap verleiden, en met wie men gemeenschap pleegt,
+indien men, zij het onwillekeurig, zichzelf bevlekt. Dan al de
+da&#275;va&rsquo;s, die verblijf houden in het onderaardsche rijk van
+den booze, &bdquo;de duistere duisternis, uit duisternis
+gesproten.&rdquo; Tegen al deze machten, door Anr&#333; mainyu, den
+moordenaar, den duizenddooder, zooals hij menigmaal genoemd wordt,
+aangevoerd, heeft de mensch nu te strijden. Offers,
+reinigingsplechtigheden, heilige gebeden zijn zijne wapenen.</p>
+<p>De mensch heeft er tegen te strijden, zeide ik. Daarop wijst ook de
+plaats, welke hij inneemt in de wereld. Hij staat tusschen beide
+machten, de goede en de booze in. Boven <span class="pagenum">[<a id=
+"pb263" href="#pb263" name="pb263">263</a>]</span>hem toch welft zich
+de hemel, de woning des lichts, onder hem is de diepte der duisternis,
+hijzelf is in het rijk van Vayu<a class="noteref" id="xd20e6067src"
+href="#xd20e6067" name="xd20e6067src">18</a>, in den dampkring. De
+aarde waarop de mensch woont, is in zeven karsvare&rsquo;s (kringen)
+verdeeld. De middelste daarvan is de door de menschheid bewoonde aarde,
+zij is tevens de schitterendste. Men weet, dat ook de Indi&euml;rs en
+de oude Babyloni&euml;rs zulk een in zeven deelen verdeelde aarde
+kennen, de Indi&euml;rs spreken van de zeven dvipa&rsquo;s. Wat de
+voorstelling omtrent het heelal betreft, de oude Perzen kenden twee
+wereldoceanen: den een in de diepte, Puita, den stinkenden d. i. den
+aardschen oceaan, waarin het water uit de hemelzee gereinigd wordt en
+die met hare zoute, onreine wateren onder de gansche aarde doorloopt,
+den anderen, Vourakasa, den hemelschen oceaan daarboven, waaruit
+Anahita, Tistrya en de Fravasi&rsquo;s de hemelwateren uitstorten over
+de aarde. Voorts nemen zij aan, dat een wereldstroom de gansche aarde
+omgeeft.</p>
+<p>Boven de hemelzee is de onzichtbare lichthemel, waar de verheven
+geesten en Mazda wonen. In &rsquo;t midden daarvan staat de hemelboom,
+waar de planten van alle soorten groeien, welker zaden Mazda laat
+neerdalen in den regen om koren voor den mensch en gras voor het nuttig
+vee te doen groeien. Somtijds zet zich op dien boom de arend Sa&#275;na
+neer, die, als hij zich neerzet, duizend takken doet afvallen, welke
+weer aangroeien, zoodra hij wegvliegt. Ook kennen de oude Perzen een
+hemelschen berg, een godenberg met twee spitsen. Daar zijn der goden
+paleizen. In den morgen worden deze bergen door de zon overschreden en
+ook de zielen, die ten hemel varen komen hier langs. De hoogste spits
+van dit gebergte is de Ta&#275;ra, het middelpunt der wereld,
+waaromheen zon, maan en sterren draaien.</p>
+<p>Men ziet: zuiver mythologische opvattingen. Toch daarnaast staat
+weer veel verhevens. Zoo worden de oneindige tijd, het eeuwige licht en
+de oorspronkelijke duisternis, alsmede de wereld van Asa, als eeuwig
+gedacht. Waarom? Omdat zij boven Mazda zouden staan? Neen, maar omdat
+Mazda van eeuwigheid is en dus ook zijn rijk, zijn geestelijke
+wereldorde, zijn lichtsfeer van eeuwigheid bestaat, evenals de
+oorspronkelijke duisternis, het tegenbeeld dier <span class="corr" id=
+"xd20e6075" title="Bron: lichtssfeer">lichtsfeer</span>. Al het andere,
+zegt het Avesta, mensch en dier en plant, ook de Yazata&rsquo;s, heeft
+Ahura Mazda geschapen. <span class="pagenum">[<a id="pb264" href=
+"#pb264" name="pb264">264</a>]</span></p>
+<p>Wat die schepping betreft, de voorstellingen der oude Perzen hebben
+eenige overeenkomst met het scheppingsverhaal van Genesis I.</p>
+<p>Ook de Perzen toch spreken van zes scheppingsdagen, waaraan zij zes
+jaarlijksche feesten, oorspronkelijk landbouwfeesten, hebben gewijd.
+Wat de volgorde betreft, zij is deze: eerst brengt Mazda een hemelsche
+schepping tot stand door<a class="noteref" id="xd20e6083src" href=
+"#xd20e6083" name="xd20e6083src">19</a> het uitspreken van het heilige
+woord, Ahuna Vairya, daarna de aardsche: het uitspansel, de wateren, de
+planten, het vee, de menschen.</p>
+<p>We zien dus ook hier weer, dat het oude Parzisme geen zuiver
+dualisme is. Mazda staat boven alles: onder hem staan zijn dienaren:
+amesa-spenta&rsquo;s, yazata&rsquo;s enz., doch ten slotte ook de
+vijandige geest met diens rijk, dat op den duur tegen het zijne niets
+vermag en welks bestrijding de taak van den vrome is. Zoowel door
+landbouw als door een godgewijd leven: beiden toch vloeien ineen, moet
+deze daartegenover pal staan. De strijd tegen natuurlijk en zedelijk
+kwaad is zijn levenstaak.</p>
+<p>Voert hij dien strijd met volharding, dan vindt hij heil in dit,
+zoowel als in een volgend leven. Bij den dood toch wordt des menschen
+lot beslist. Voor de slechten volgt de diepste ellende, de vromen
+ontvangen, voor wat zij hier hebben opgeofferd<a class="noteref" id=
+"xd20e6090src" href="#xd20e6090" name="xd20e6090src">20</a>,
+hiernamaals eeuwig loon.<a id="xd20e6093" name="xd20e6093"></a></p>
+<p>In een der plaatsen uit de Zend-Avesta wordt dit aldus voorgesteld:
+als de mensch gestorven is, strijden de ellendige da&#275;va&rsquo;s om
+zijn bezit: drie nachten lang. Aan het eind van den derden nacht, als
+Mithra den top van den godenberg heeft bereikt en de zon opgaat, is de
+strijd beslist.</p>
+<p>De booze da&#275;vadienaars worden meegenomen door den da&#275;va
+Vizaresa (den wegsleeper). Doch de andere zielen gaan op het goede pad.
+Bij de brug &Ccedil;invat komen de vromen en smeeken om hun deel, voor
+wat zij hier moesten prijsgeven.</p>
+<p>Een sterke, sierlijke jonge vrouw verschijnt, een kroon op het
+hoofd, met de honden, die de dooden geleiden. Zij voert de zielen over
+de brug &Ccedil;invat en steunt hen. Zoo komen zij in den hemel, waar
+Mazda met zijn heiligen is.</p>
+<p>Vohuman&#333; rijst van zijn gouden troon en vraagt: &bdquo;Hoe zijt
+gij hier tot ons gekomen van de vergankelijke tot de onvergankelijke
+wereld?&rdquo; <span class="pagenum">[<a id="pb265" href="#pb265" name=
+"pb265">265</a>]</span></p>
+<p>Dit gedeelte behoort tot de oudste teksten; later wist men van de
+brug &Ccedil;invat te vertellen, dat deze zoo smal was als een
+scheermes voor de slechten, zoodat deze er afvallen. Hier wordt zij nog
+uitsluitend: als een brug der goden, door de vromen betreden. Ook weten
+latere schrijvers van verschillende hemelen, ten slotte zelfs van een
+soort vagevuur, te gewagen.</p>
+<p>De boozen gaan alzoo naar de plaats des verderfs, de dienaars van
+Mazda naar den hemel. Hoe echter dacht men over de toekomst der aarde
+en die der op haar wonende menschheid? Een oude voorstelling is deze:
+Aan het einde van de twaalf duizendjarige perioden der
+wereldgeschiedenis zal Mazda, door de Amesa-Spenta&rsquo;s geholpen, de
+wereld herscheppen.</p>
+<p>Dan zullen de menschen niet meer verouderen of sterven, maar eeuwig
+leven en bloeien. De dooden zullen opstaan, zielen en lichamen worden
+vereenigd en de levenden gaan tot de onsterfelijkheid in, de wereld
+wordt herschapen naar den wil van Mazda in de ordeningen van Asa. Alle
+booze machten worden ten onder gebracht en vernietigd en de oorsprong
+van alle kwaad, Anr&#333; mainyu, trekt zich in wanhoop terug.</p>
+<p>Deze groote gebeurtenis der tweede schepping wordt reeds door de
+drie voorafgaande wereldeeuwen (van 1000 jaren elk) voorbereid. Elk van
+deze drie tijdperken heeft zijn Saosyant (heiland, Messias). Deze drie
+Messiassen, waarvan de laatste de grootste, de eigenlijke
+wereldvernieuwer is, worden geboren uit het zaad van den grooten
+profeet Zarathustra, sinds eeuwen bewaard in het meer Kasaya, welk zaad
+drie jonge maagden, in het meer badend, in zich opnemen. De eerste
+verlosser heet: de groeiende gerechtigheid, de tweede: de groeiende
+aanbidding, de derde: de belichaamde gerechtigheid.</p>
+<p>De laatste heiland aanschouwt met zijn verstandigen zegenenden blik
+de wereld en dit reeds is genoeg om haar onsterfelijk te maken. De
+vromen zijn zijne helpers: zij die, steeds goed in denken, spreken,
+handelen en gelooven, nooit hun woord hebben gebroken. Voor hen te
+zamen neemt de demon A&#275;sma de vlucht. Dan nemen ook de hemellingen
+deel aan den strijd. Asa beslist den slag door de Drukhs: de moeder van
+alle kwaad, de duistere bij uitnemendheid, te dooden. Wel valt Akem
+man&#333;, de booze gezindheid, nog aan, doch Vohuman&#333; verslaat
+hem, de waarheid overwint de leugen en Haurvat&#257;t en Ameret&#257;t
+maken aan honger en dorst voor immer een einde. Anr&#333; mainyu moet,
+zoo wij reeds vermeldden, zich machteloos terugtrekken. Over zijn
+verder lot zwijgen de oude teksten. <span class="pagenum">[<a id=
+"pb266" href="#pb266" name="pb266">266</a>]</span>Wel schijnt er ook op
+den bodem dezer oude voorstellingen reeds de gedachte te liggen, in
+later dagen nog meer opzettelijk uitgewerkt, dat ten slotte allen gered
+worden, omdat allen worden geheiligd.</p>
+<p>We hebben gezien, wie de oude Perzen boven zich zagen, als
+bondgenooten in den goeden strijd; welke hun tegenstanders waren en wat
+voor lot zij verwachtten van de toekomst.</p>
+<p>Ons rest nu nog op hun godsdienstig-zedelijk leven zelf onzen blik
+te vestigen. Achtereenvolgens bespreken wij daartoe: de geestelijkheid,
+den eeredienst en de zedewet.</p>
+<p>Wat de eerste betreft, evenals in andere godsdiensten golden ook
+hier de priesters als de voornaamsten, de eersten in stand. Zij werden
+meest atharvans, vuurpriesters genoemd en hunne voornaamste
+werkzaamheden waren: het brengen van offers, vooral van het haoma offer
+en het voeden en vereeren van het heilige vuur. Ook waren er onder hen,
+naar het schijnt, verschillende klassen.</p>
+<p>Het komt mij onnoodig voor, om op al die eigenaardigheden van
+priesterschap en eeredienst uitvoerig in te gaan. Een enkele opmerking
+moge volstaan over het haoma-offer en den vuurdienst.</p>
+<p>Wat dat eerste betreft, het had ten doel het leven op te wekken en
+te versterken, allereerst bij den offeraar zelf, voorts ook bij de
+geheele natuur, waarbij deze laatste zinnebeeldig werd voorgesteld door
+de baresman (gewijde twijgen) en de wateren. Daarom had de heilige
+handeling hierbij, ook met het oog op dit tweeledig doel, tweemaal
+plaats en mocht de offeraar bij die tweede handeling eerst van het
+haoma drinken, als de daarbij behoorende afdeeling uit de heilige
+boeken geheel was opgezegd. Alles wat bij dit offer te pas kwam, had
+betrekking op het levensonderhoud, zooals: het wijwater, de melk, het
+vleesch, de granaatvrucht, de offerkoekjes. Den offeraar geeft het
+genot van den onsterfelijkheidsdrank deel aan het hemelsche leven, doch
+ook heeft het een geheimzinnige uitwerking op de natuur en de
+hemelmachten. De maaltijd bij het offer was oorspronkelijk een
+gemeenschappelijk maal, waarbij men uitdrukkelijk werd gewaarschuwd
+toch niet onwaardig de gewijde spijzen, de myazda of offerkoekjes, te
+eten. De goden werden, volgens hun rangorde, Mazda en de <span class=
+"corr" id="xd20e6127" title=
+"Bron: Amesa Spenta&rsquo;s">Amesa-Spenta&rsquo;s</span> vooraan,
+uitgenoodigd bij het offer tegenwoordig te zijn.</p>
+<p>Hoe hoog echter het Haoma-offer werd gesteld, toch waren de oude
+atharvans in de eerste plaats vuurpriesters. Het vuur <span class=
+"pagenum">[<a id="pb267" href="#pb267" name=
+"pb267">267</a>]</span>achtten zij hoog, het is immers het
+levensbeginsel van het gansche heelal, het leeft in mensch en dier en
+plant,<a class="noteref" id="xd20e6134src" href="#xd20e6134" name=
+"xd20e6134src">21</a> het daalt in den bliksem op aarde neer, het
+brandt in Mazda&rsquo;s hemel voor zijn aangezicht, het is zijn zoon,
+tevens zijn geest. Heilig was dus het vuur, ook dat van den huiselijken
+haard, doch heilig bovenal het zoogenaamde Bahr&#257;m vuur: het
+hemelsche vuur onder de menschen, dat door hout en reukwerk zorgvuldig
+werd onderhouden en dat men slechts naderen mocht, als men met den
+heiligen gordel was bekleed. Geen adem mocht het verontreinigen, het te
+blusschen was doodzonde. Onderhouden moest het worden door allen, in de
+eerste nachtwaak door den huisheer, in de tweede door den veldarbeider,
+in de derde roept het vuur Sraosa, opdat zijn haan Par&#333;dars de
+menschen wekke, want wie dan de eerste is om het heilige vuur te
+verzorgen, hij gaat het eerst ten hemel in. Aan dit heilige vuur moet
+men andere vuren reinigen. De zorg voor dit altaar des heiligen vuurs
+was niet te vergeefs. Atar, de vuurgod, gaf rijken zegen: waar zijn
+vlammen waaien, zijn geuren stroomen, worden duizenden
+da&#275;va&rsquo;s gedood.</p>
+<p>De zorg voor het heilige vuur heeft ten allen tijde de aandacht
+getrokken der buiten het Parzisme staanden: vandaar dat men dikwijls
+ten onrechte van vuuraanbidders spreekt.</p>
+<p>In later dagen ging het met het Parzisme als met andere
+godsdiensten; de magie, het geloof aan tooverinvloeden, kwam hoe langer
+hoe meer het terrein van den godsdienst binnen, en zoo had ook het
+offeren&mdash;<span class="corr" id="xd20e6142" title=
+"Bron: &rsquo;tzelfde">&rsquo;t zelfde</span> had trouwens in
+Indi&euml; plaats<a class="noteref" id="xd20e6145src" href="#xd20e6145"
+name="xd20e6145src">22</a>&mdash;minder ten doel in de nabijheid der
+hemelwezens te komen en hun zegen te verwerven, dan wel macht te
+verkrijgen over de geesten der duisternis en die af te weren. Zoo
+ontaardde de eerst zoo verheven godsdienst.</p>
+<p>De wederom toegelaten oude volksgoden hadden daartoe aanleiding
+gegeven, met hen kwam het oude, bekrompen bijgeloof weer terug.</p>
+<p>Doch, wij overschrijden reeds het bestek, waarbinnen wij ons thans
+bewegen: wij willen ten slotte en dit is voor ons niet het minder
+belangrijke, nog een blik werpen op de wet, de religieuze zedewet van
+het Parzisme.</p>
+<p>Gewoonlijk heet deze: Da&#275;na, dat nu eens door
+&bdquo;wet&rdquo;, dan <span class="pagenum">[<a id="pb268" href=
+"#pb268" name="pb268">268</a>]</span>weer door &bdquo;godsdienst&rdquo;
+kan vertaald worden. Aan haar wordt groote kracht toegekend: zij neemt
+de zonden weg, doch niet door vergeving maar door bestrijding, zij
+wischt bij den vrome slechte gedachten, woorden en daden weg, gelijk de
+sterke zuidenwind in den dampkring.</p>
+<p>Wij merkten reeds op, dat de Zarathustrische godsdienst tevens een
+sociale hervorming was.</p>
+<p>Dit nu komt ook hier uit. Tegenover het aan Mazda gewijd, gezeten
+leven van den landbouwer, staat het <span class="corr" id="xd20e6160"
+title="Bron: nomaden leven">nomadenleven</span> van den
+da&#275;vadienaar.</p>
+<p>Gelijk de bebouwde aarde het terrein is van Mazda, zoo is de woeste
+wildernis dat van zijn tegenstander.</p>
+<p>De aarde te bebouwen is volgens deze wetten een der voornaamste
+plichten. De aarde, zoo heet het, is als eene jonge maagd, die een man
+verlangt en, met den geliefde vereenigd, een zoon baart. Zoo ook geeft
+de aarde overvloed, aan wien haar vlijtig bebouwt (bevrucht<span class=
+"corr" id="xd20e6167" title="Bron: .)">).</span> Graan zaaien is de wet
+betrachten. Waar de volle halmen zich verheffen, daar verdwijnen de
+da&#275;va&rsquo;s.</p>
+<p>De landbouw is de vereering der heilige moeder-aarde. Drie plaatsen
+zijn alzoo het heiligst: waar de vrome zijn huis en erf heeft met het
+heilige vuur, waar hij het meeste koren, voeder en vruchtboomen doet
+groeien en dorre plaatsen besproeit, en: waar het meeste vee geboren
+wordt.</p>
+<p>De meest onreine plaatsen zijn: de ingang der hel, waar de
+da&#275;va&rsquo;s vergaderen, de plaatsen waar lijken zijn of holen
+van aan Anr&#333; mainyu toebehoorende dieren, zooals slangen, enz.
+Lijken op te graven en holen van Anr&#333; mainyu te vernielen zijn dus
+voor den Mazda dienaar heilige plichten.</p>
+<p>Van ascese wil men niets weten: om te doen wat Asa voorschrijft zijn
+noodig welgevoede, krachtige mannen. Een spreuk (mathra), die men van
+buiten moest leeren zegt: <span class="corr" id="xd20e6176" title=
+"Niet in bron">&bdquo;</span>Hij die niet eet, heeft geen kracht voor
+het Asa, geen kracht tot den akkerbouw, geen kracht om zonen te
+telen.&rdquo; Daarmee komt overeen wat het Zend-Avesta voorschrijft,
+dat men v&oacute;&oacute;r den bijslaap een gebed doe. Zoo stond men
+lijnrecht tegenover de ascese. Ook vrijwillige armoede, bedelend
+rondzwerven en zelfkastijding worden veroordeeld. &bdquo;Bij
+ons&rdquo;, zoo heet het in een later geschrift, &bdquo;is het houden
+van vasten dit, dat wij vasten van zondigen met onze oogen en tongen,
+onze ooren en handen en voeten&mdash;datgene wat in andere godsdiensten
+vasten is door niet te eten, is in onzen godsdienst vasten door geen
+zonden te bedrijven.&rdquo; <span class="pagenum">[<a id="pb269" href=
+"#pb269" name="pb269">269</a>]</span></p>
+<p>Op ijverigen arbeid en vroeg opstaan wordt de nadruk gelegd:
+Par&#333;dars, de haan, is de heilige vogel van Sraosa. Doch niet
+minder op eerlijkheid, trouw en waarheid, terwijl ook de kuischheid in
+hooge eere stond. Ook mededeelzaamheid wordt als plicht gesteld: de
+stem van den arme, dien men ongetroost wegzendt, klinkt als een luide
+aanklacht door &rsquo;t gansch heelal en bereikt den troon des
+Alwijzen.</p>
+<p>Wat de eerlijkheid betreft: eigenaardig heet het in een der teksten
+dat wie zijn schuld niet afdoet een dief is, die roof pleegt aan zijn
+schuldeischer. Ook wordt aangedrongen op het nakomen zijner contracten:
+zelfs de nabestaanden zijn daarvoor solidair aansprakelijk.</p>
+<p>Ontucht wordt met strenge straffen bedreigd. Afdrijving der vrucht
+en kindermoord zijn hier ten strengste verboden. Een vader is, men ziet
+dat op dit punt de Perzen ons vooruit waren, verplicht de ongehuwde
+moeder te onderhouden en voor het kind tot diens zevende jaar te
+zorgen. De ontuchtige vrouw is vogelvrij: de ontucht is Anr&#333;
+mainyu&rsquo;s geliefde dochter.</p>
+<p>Wat betreft de zoogenaamde verwanten-huwelijken (tusschen broeder en
+zuster, ouders en kinderen), later zijn deze bloedschendige
+verbintenissen w&egrave;l door de Magi&euml;rs aangeprezen, doch in het
+Avesta vinden wij dit niet. Waarschijnlijk zijn zij ontstaan uit de
+begeerte, om het ras zuiver en onvermengd te houden.</p>
+<p>Reinheid eischte de Mazdayasnische wet echter niet slechts op
+zedelijk, ook op natuurlijk gebied. Daartoe rekende men allereerst den
+plicht om aarde, water en vuur rein te houden: de drie heilige
+elementen van Mazda. Vandaar dat de oude Perzen hun dooden niet
+verbrandden, dat zou het vuur verontreinigen, noch hen begroeven, dat
+zou de aarde ontheiligen, maar ze neerlegden op een soort
+torens<a class="noteref" id="xd20e6191src" href="#xd20e6191" name=
+"xd20e6191src">23</a>, waar ze door roofvogels konden worden verteerd.
+De alleroudste wijze van lijkbezorging was echter deze, dat men het
+lijk ergens neerlegde op zijn eigen kussen of doodslaken, fel beschenen
+door de zon.</p>
+<p>Een lijk begraven is een groote zonde, verbranden echter nog grooter
+kwaad; wie d&agrave;t iemand ziet doen, is volgens de wet verplicht den
+overtreder te dooden.</p>
+<p>Een veld waar een lijk van een mensch of een hond heeft <span class=
+"pagenum">[<a id="pb270" href="#pb270" name=
+"pb270">270</a>]</span>gelegen, mag in geen geval bezaaid worden,
+voordat het is gereinigd. Een begraven lijk moet althans binnen
+&rsquo;t jaar opgegraven worden, wie er twee jaar mee wacht, begaat een
+onvergeeflijke zonde.</p>
+<p>Tegenover de dierenwereld nemen de Parzisten een geheel andere
+houding aan, dan b.v. de volgelingen van Boeddha. Terwijl toch dezen
+het leven in alle schepselen heilig achten, is het hier plicht om de
+aan Mazda gewijde dieren te beschermen, maar de scheppingen van
+Anr&#333; mainyu uit te roeien.</p>
+<p>Was het dooden der eerste verboden, toch maakte men uitzondering
+voor dieren, die den mensch tot spijze dienden en bij de offers aan
+sommige yazata&rsquo;s werden ook paarden, kameelen, runderen en
+kleinvee geslacht.</p>
+<p>Waarom nu sommige dieren heilig, andere onrein werden geacht, is
+vaak moeilijk na te gaan. Het nut besliste zeker menigmaal, doch niet
+altijd. Heilig zijn boven alles de koe en de hond. Zoo ook de egel en
+de otter; den laatste hield men voor een soort hond. Ook de kat en de
+uil, de vogel van Vohuman&#333;, zijn heilig als bestrijders van het
+ongedierte, dat het graan opeet: de muizen. Eveneens de gier, de
+bekende straatreiniger van het Oosten.</p>
+<p>Onrein zijn: slangen, ratten, muizen, mieren, padden, kikvorschen,
+deze moeten worden gedood.</p>
+<p>De Perzen schenen, wat de onreinheid betreft, den stelregel
+toegedaan: &bdquo;het bederf van het beste is het slechtste.&rdquo;
+Immers juist de overblijfselen van een mensch en een hond, en onder
+menschelijke overblijfsels vooral dat van een priester waren ten
+zeerste onrein. Zooveel mogelijk moest men zich daarvoor wachten.
+Verontreiniging was echter, bij de lijkbezorging, niet steeds te
+vermijden. Water, aarde, doch vooral de urine der koe, waren de gewone
+zuiveringsmiddelen. Wie b.v. een lijk had aangeraakt, moest een vrij
+omslachtige reiniging ondergaan, waarbij de priesters met besprengingen
+en gebeden dienst moesten doen.</p>
+<p>Zoo was reinheid een strenge eisch, doch om al het ritueele werd het
+innerlijke niet vergeten.</p>
+<p>&bdquo;Reinig u zelf, o gerechte, klinkt het ons tegen; dit toch is
+in de stoffelijke wereld voor ieder de reiniging van deze zijn eigen
+persoonlijkheid, o gerechte, dat hij haar reinige door goede gedachten,
+woorden en daden.&rdquo;</p>
+<p>Wat nu de straffen aangaat, door de wet voor de overtreders bepaald,
+meestal waren zij niet gestreng. Slechts op groote onreinheden, grove
+ontucht en ketterij stond de doodstraf, <span class="pagenum">[<a id=
+"pb271" href="#pb271" name="pb271">271</a>]</span>overigens waren het
+lijfstraffen, die den overtreder hier bedreigde; later werden deze door
+geldboeten vervangen.</p>
+<p>Men had echter ook geestelijke straffen, waarbij men in meerdere of
+mindere mate van de gemeenschap der vromen was uitgesloten. Een der
+grootste straffen was: de verbanning uit der menschen gedachtenis,
+waarbij men dus werd dood verklaard. De allerzwaarste die: waarbij men
+van de godsdienstige gemeenschap werd uitgesloten en onder smaad en
+gejouw werd weggejaagd. Toch, ook dan nog kon men zich genade
+verwerven: als men namelijk een der felst gehate overtreders
+doodde.</p>
+<p>We hebben hiermede ons overzicht van het oude Mazde&iuml;sme ten
+einde gebracht en het leeren kennen, als een bij uitstek praktischen,
+verstaanbaren godsdienst: althans in zijn hoofdtrekken. We weten
+ook&mdash;straks komen wij daarop terug&mdash;dat deze godsdienst ook
+nu nog hier en daar in Perzi&euml; zelf, maar vooral onder de naar
+voor-Indi&euml; uitgewekenen, de zoogenaamde Parsi&rsquo;s, voortleeft.
+Doch, minder gemakkelijk is nog de vraag: waar en wanneer is deze
+godsdienst eigenlijk geldig geweest? Daarover is onder de geleerden
+veel verschil, waarop wij hier niet kunnen ingaan. We volstaan met als
+ons gevoelen mee te deelen dat de Zarathustrische godsdienst, nagenoeg
+zooals wij dien uit het jongere Avesta leerden kennen, de heerschende
+godsdienst is geweest onder Cyrus (558&ndash;529 v. C.) en zijne
+opvolgers, de zoogenaamde Achaemeniden. Aan hun rijk maakte Alexander
+de Groote (336&ndash;323) een einde en tevens schijnt hij tegen het
+Mazde&iuml;sme en zijn gewijde boeken te hebben gewoed. Het gevolg is
+geweest dat deze godsdienst in diep verval geraakte, al bleef hij in
+enkele landstreken vrij zuiver bewaard. Later echter kwam er een tijd
+van herleving en wel onder de Sassaniden, welk vorstenhuis vanaf 226 n.
+C. regeerde, totdat de Islam zich ook in Perzi&euml; vertoonde en
+Mohammed Zarathustra verdrong, toen in 651 het rijk der Sassaniden
+bezweek.</p>
+<p>Toch bleven er eenige weinige getrouwen tot op dezen dag; vooral
+werden de Parzische instellingen en leeringen trouw bewaard door naar
+Indi&euml; uitgewekenen, de zoogenaamde Parsi&rsquo;s, welke laatsten
+zelfs trachten hun ouden godsdienst in diens oorspronkelijke zuiverheid
+te herstellen. Naar het mij voorkomt is dit verschijnsel belangrijk
+genoeg, om er nog een oogenblik bij stil te staan en ook aan dit
+nieuwe, herstelde Parzisme nog een enkele bladzijde te wijden.
+<span class="pagenum">[<a id="pb272" href="#pb272" name=
+"pb272">272</a>]</span></p>
+</div>
+</div>
+<div id="ch6.4" class="div2 section"><span class="pagenum">[<a href=
+"#toc">Inhoud</a>]</span>
+<div class="divHead">
+<h3 class="main"><span class="corr" id="xd20e6228" title=
+"Bron: III">IV</span>. Het &bdquo;hervormde&rdquo; Mazde&iuml;sme der
+tegenwoordige Parsi&rsquo;s.</h3>
+</div>
+<div class="divBody">
+<p class="first">Wij vermeldden reeds, dat er in oude dagen, aan hun
+godsdienst getrouwe Perzen naar Indi&euml; uitweken. Gastvrij werden
+zij daar ontvangen, alleen hun wapens moesten zij afleggen, hun
+kleeding veranderen en geen koeien meer dooden. Daar, in Indi&euml;,
+vergaten zij hun taal, ook al konden zij nog een enkel gebed in de oude
+taal uitspreken en werden hun ook in het maatschappelijk leven allerlei
+gewoonten eigen, aan de Hindoes, later ook aan de Mohammedanen
+ontleend. Toch: twee punten van hun oud geloof hielden zij vast: er was
+maar &eacute;&eacute;n God, en: een man mocht slechts huwen met
+&eacute;&eacute;ne vrouw. Ook bleven zij hun heilige boeken
+bewaren.</p>
+<p>Het Engelsch bewind gaf hun meer vrijheid en deed de kracht van het
+energieke volk, (de flinkste kooplieden van Bombay zijn allen bijna
+Parsi&rsquo;s) ontwaken. Verder werden zij nog meer wakker geschud uit
+hun verdooving door de werkzaamheid van Christenzendelingen. Toen er
+enkelen van hen voor het Christendom waren gewonnen, begrepen de
+anderen, dat zij&mdash;wilde hun godsdienst en gemeente bestaan
+blijven&mdash;wat meer voor de godsdienstige opleiding hunner kinderen
+moesten doen, dan hen enkele spreuken en gebeden uit het Zend-Avesta te
+laten leeren in de oorspronkelijke taal, welke zij niet begrepen. De
+vrucht dezer beweging was de uitgave van een Parzischen catechismus,
+onder den titel:</p>
+<p>&bdquo;Eenige vragen en antwoorden om de kinderen van de heilige
+Zarathustrische gemeente bekend te maken met den Mazde&iuml;stischen
+godsdienst. Gesprek tusschen een Zarathustrischen meester en zijn
+leerling.&rdquo;</p>
+<p>We halen uit dit werkje een gedeelte aan, vooral om er uit te doen
+zien, hoe de Parsi&rsquo;s hierin trachten terug te keeren tot het
+oude, zuivere geloof, toen het nog niet door den invloed der schare was
+verbasterd.</p>
+<p>&bdquo;Waarin gelooven wij, leden der Zarathustrische
+gemeente?&rdquo;</p>
+<p>&bdquo;Wij gelooven slechts in &eacute;&eacute;n God, en in niemand
+behalve in Hem.&rdquo;</p>
+<p>&bdquo;Wie is die &eacute;&eacute;ne God?&rdquo;</p>
+<p>&bdquo;De God, die de hemelen, de aarde, de engelen, de sterren, de
+zon, de maan, het vuur, het water (of de vier elementen) en alles, wat
+in de twee werelden is &bdquo;schiep&rdquo;. In dien God gelooven wij,
+Hem dienen wij en vereeren wij, Hem roepen wij aan.&rdquo;</p>
+<p>&bdquo;Gelooven wij niet in eenig ander God?&rdquo; <span class=
+"pagenum">[<a id="pb273" href="#pb273" name="pb273">273</a>]</span></p>
+<p><span class="corr" id="xd20e6251" title=
+"Niet in bron">&bdquo;</span>Wie in eenig ander God gelooft, is een
+ongeloovige; hij zal de straffen der hel ondergaan.<span class="corr"
+id="xd20e6254" title="Niet in bron">&rdquo;</span></p>
+<p><span class="corr" id="xd20e6259" title=
+"Niet in bron">&bdquo;</span>Welke gedaante heeft onze God?<span class=
+"corr" id="xd20e6262" title="Niet in bron">&rdquo;</span></p>
+<p><span class="corr" id="xd20e6266" title=
+"Niet in bron">&bdquo;</span>Onze God heeft geen gelaat of vorm, kleur
+noch gestalte, noch een bepaalde woonplaats.<span class="corr" id=
+"xd20e6269" title="Niet in bron">&rdquo;</span></p>
+<p><span class="corr" id="xd20e6273" title=
+"Niet in bron">&bdquo;</span>Niemand is aan Hem gelijk. Hij is zoo
+heerlijk, dat wij Hem niet kunnen beschrijven of beoordeelen, noch Hem
+begrijpen.<span class="corr" id="xd20e6276" title=
+"Niet in bron">&rdquo;</span></p>
+<p><span class="corr" id="xd20e6280" title=
+"Niet in bron">&bdquo;</span>Is daar eenig ding, dat God niet kan
+scheppen?<span class="corr" id="xd20e6283" title=
+"Niet in bron">&rdquo;</span></p>
+<p><span class="corr" id="xd20e6287" title=
+"Niet in bron">&bdquo;</span>Ja, daar is &eacute;&eacute;n ding, dat
+God zelf niet kan scheppen.<span class="corr" id="xd20e6290" title=
+"Niet in bron">&rdquo;</span></p>
+<p><span class="corr" id="xd20e6294" title=
+"Niet in bron">&bdquo;</span>Wat dat is, moet gij mij
+uitleggen.<span class="corr" id="xd20e6297" title=
+"Niet in bron">&rdquo;</span></p>
+<p><span class="corr" id="xd20e6301" title=
+"Niet in bron">&bdquo;</span>God is de Schepper aller dingen, maar
+indien Hij iets zou willen scheppen, dat Hem gelijk ware, Hij zou het
+niet vermogen. God kan geen ander scheppen, Hem zelf
+gelijk.<span class="corr" id="xd20e6304" title=
+"Niet in bron">&rdquo;</span></p>
+<p><span class="corr" id="xd20e6308" title=
+"Niet in bron">&bdquo;</span>Hoeveel namen zijn er voor
+God?<span class="corr" id="xd20e6311" title=
+"Niet in bron">&rdquo;</span></p>
+<p><span class="corr" id="xd20e6315" title=
+"Niet in bron">&bdquo;</span>Men zegt, dat er duizend en
+&eacute;&eacute;n zijn, doch daarvan zijn er nog honderd en
+&eacute;&eacute;n overgebleven.<span class="corr" id="xd20e6318" title=
+"Niet in bron">&rdquo;</span></p>
+<p><span class="corr" id="xd20e6322" title=
+"Niet in bron">&bdquo;</span>Waarom zijn daar zoovele namen van
+God?<span class="corr" id="xd20e6325" title=
+"Niet in bron">&rdquo;</span></p>
+<p><span class="corr" id="xd20e6329" title=
+"Niet in bron">&bdquo;</span>De namen van God, die zijn natuur
+weergeven, zijn twee: Yazdan (almachtig) en Pauk (heilig). Ook wordt
+Hij genoemd Hormuzd (de hoogste der geesten), D&aacute;d&aacute;r (die
+gerechtigheid geeft), Purvurdegar (voorziener), Purvurtur (beschermer).
+Door deze namen prijzen wij Hem. Er zijn ook vele andere namen, die
+Zijn goede daden beschrijven.<span class="corr" id="xd20e6332" title=
+"Niet in bron">&rdquo;</span></p>
+<p><span class="corr" id="xd20e6337" title=
+"Niet in bron">&bdquo;</span>Wat is onze godsdienst?<span class="corr"
+id="xd20e6340" title="Niet in bron">&rdquo;</span></p>
+<p><span class="corr" id="xd20e6344" title=
+"Niet in bron">&bdquo;</span>Onze godsdienst is: Dienst van
+God.<span class="corr" id="xd20e6347" title=
+"Niet in bron">&rdquo;</span></p>
+<p><span class="corr" id="xd20e6351" title=
+"Niet in bron">&bdquo;</span>Sedert wanneer ontvingen wij onzen
+godsdienst?<span class="corr" id="xd20e6354" title=
+"Niet in bron">&rdquo;</span></p>
+<p><span class="corr" id="xd20e6358" title=
+"Niet in bron">&bdquo;</span>Gods ware profeet&mdash;de waarachtige
+Zurthost (Zoroaster) Asphantam&#257;n Anoshirw&#257;n&mdash;bracht ons
+van Godswege het ware geloof.<span class="corr" id="xd20e6361" title=
+"Niet in bron">&rdquo;</span></p>
+<p><span class="corr" id="xd20e6365" title=
+"Niet in bron">&bdquo;</span>Waarheen moet ik het aangezicht wenden,
+als ik den heiligen Hormuzd vereer?<span class="corr" id="xd20e6368"
+title="Niet in bron">&rdquo;</span></p>
+<p><span class="corr" id="xd20e6372" title=
+"Niet in bron">&bdquo;</span>Wij behooren den heiligen rechtvaardigen
+Hormuzd te vereeren, met ons aangezicht gewend naar een zijner
+scheppingen van licht, heerlijkheid en verhevenheid.<span class="corr"
+id="xd20e6375" title="Niet in bron">&rdquo;</span></p>
+<p><span class="corr" id="xd20e6379" title=
+"Niet in bron">&bdquo;</span>Welke zijn deze voorwerpen?<span class=
+"corr" id="xd20e6382" title="Niet in bron">&rdquo;</span></p>
+<p><span class="corr" id="xd20e6386" title=
+"Niet in bron">&bdquo;</span>Deze zijn de zon, de maan, de sterren, het
+vuur, het water en andere heerlijke dingen. Naar deze zijne scheppingen
+wenden wij ons gelaat, en beschouwen die als ons
+&bdquo;kibleh&rdquo;<a class="noteref" id="xd20e6389src" href=
+"#xd20e6389" name="xd20e6389src">24</a> omdat <span class=
+"pagenum">[<a id="pb274" href="#pb274" name="pb274">274</a>]</span>God
+in haar een klein deel zijner heerlijkheid heeft neergelegd en zij
+daarom in de schepping meer verheven zijn en geschikt om ons
+&bdquo;kibleh&rdquo; te wezen.<span class="corr" id="xd20e6394" title=
+"Niet in bron">&rdquo;</span></p>
+<p><span class="corr" id="xd20e6398" title=
+"Niet in bron">&bdquo;</span>Welke godsdienst heerschte er in
+Perzi&euml; v&oacute;&oacute;r den tijd van Zurthost?<span class="corr"
+id="xd20e6401" title="Niet in bron">&rdquo;</span></p>
+<p><span class="corr" id="xd20e6405" title=
+"Niet in bron">&bdquo;</span>De koningen en het volk waren dienaars van
+God, doch zij hadden, evenals de Hindoe&rsquo;s, beelden van de
+planeten en afgodsbeelden in hun tempels.<span class="corr" id=
+"xd20e6408" title="Niet in bron">&rdquo;</span></p>
+<p><span class="corr" id="xd20e6412" title=
+"Niet in bron">&bdquo;</span>Welke geboden heeft God ons gegeven door
+zijnen profeet, den verheven Zurthost?<span class="corr" id="xd20e6415"
+title="Niet in bron">&rdquo;</span></p>
+<p><span class="corr" id="xd20e6420" title=
+"Niet in bron">&bdquo;</span>Vele geboden, doch ik geef u het
+voornaamste, dat gij u altijd moet herinneren en waardoor gij u moet
+laten leiden:</p>
+<p><span class="corr" id="xd20e6424" title=
+"Niet in bron">&bdquo;</span>God als E&eacute;n te erkennen. Den
+profeet, den verheven Zurthost als zijn waren profeet te eeren. Zijn
+godsdienst en het Avesta, door hem gebracht, als ontwijfelbaar waar aan
+te nemen. Te gelooven in de goedheid van God. Geen der geboden van den
+Mazde&iuml;stischen godsdienst ongehoorzaam te zijn. Booze daden
+vermijden, goede daden verrichten, vijfmaal &rsquo;s daags bidden. Te
+gelooven in vergelding en gerechtigheid op den vierden dag na den
+dood.<a class="noteref" id="xd20e6427src" href="#xd20e6427" name=
+"xd20e6427src">25</a> Op den hemel te hopen en de hel te vreezen.
+Zonder twijfel te gelooven in den dag der algemeene vernietiging en
+reiniging (van alle zielen, die lijden). Altijd te bedenken, dat God
+doet, wat Hij wil en zal doen, wat Hij wil. Eenig lichtend voorwerp aan
+te zien als wij God aanbidden.<span class="corr" id="xd20e6430" title=
+"Niet in bron">&rdquo;</span></p>
+<p><span class="corr" id="xd20e6434" title=
+"Niet in bron">&bdquo;</span>Als wij eenige zonde begaan, zal onze
+profeet ons dan behouden?<span class="corr" id="xd20e6437" title=
+"Niet in bron">&rdquo;</span></p>
+<p><span class="corr" id="xd20e6441" title=
+"Niet in bron">&bdquo;</span>Nooit moeten wij, volgens ons geloof,
+eenige zonde begaan: onze profeet, onze gids in het rechte spoor, heeft
+ons uitdrukkelijk gezegd: &bdquo;gij zult ontvangen, naar wat gij
+doet.&rdquo; Onze daden beslissen over onzen terugkeer in de andere
+wereld. Als gij deugdzame en vrome daden verricht, zal de hemel uwe
+vergelding zijn. Als gij zondigt en slechte dingen doet, zult gij in de
+hel worden gestraft. Daar is niemand dan God, die u kan redden van de
+gevolgen uwer zonden. Als iemand een zonde begaat, in het geloof dat
+hij door iemand zal worden gered, zoo zullen, zoowel hij, die hem
+(hierin) bedriegelijk voorgaat, als de bedrogene veroordeeld zijn tot
+op den dag van de voleinding der wereld.<span class="corr" id=
+"xd20e6444" title="Niet in bron">&rdquo;</span> <span class=
+"pagenum">[<a id="pb275" href="#pb275" name="pb275">275</a>]</span></p>
+<p><span class="corr" id="xd20e6449" title=
+"Niet in bron">&bdquo;</span>Welke zijn de dingen, waardoor een mensch
+gezegend en beweldadigd wordt?<span class="corr" id="xd20e6452" title=
+"Niet in bron">&rdquo;</span></p>
+<p><span class="corr" id="xd20e6456" title=
+"Niet in bron">&bdquo;</span>Door deugdzame daden te doen, mild te
+geven, voorkomend en need&rsquo;rig te zijn, zachte woorden te spreken,
+anderen het goede toe te wenschen, een rein hart te hebben, kennis te
+verkrijgen, de waarheid te spreken, den toorn te onderdrukken, geduldig
+te zijn en zichzelf te beheerschen, vriendelijk te zijn, schaamte te
+gevoelen, behoorlijken eerbied te toonen voor oud en jong, godsdienstig
+te zijn, uw ouders en leermeesters te eeren. Alle deze deugden zijn de
+vrienden van goede, de vijanden van slechte menschen.<span class="corr"
+id="xd20e6459" title="Niet in bron">&rdquo;</span></p>
+<p><span class="corr" id="xd20e6463" title=
+"Niet in bron">&bdquo;</span>Door welke dingen gaat een mensch verloren
+en wordt hij verlaagd?<span class="corr" id="xd20e6466" title=
+"Niet in bron">&rdquo;</span></p>
+<p><span class="corr" id="xd20e6470" title=
+"Niet in bron">&bdquo;</span>Door onwaarheid spreken, stelen, dobbelen,
+met booze begeerten eene vrouw aanzien, verraad plegen, misleiden, boos
+zijn, anderen kwaad toe wenschen, trotsch zijn, spotten, lui zijn,
+kwaadspreken, gierig zijn, oneerbiedig zijn, onbeschaamd, oploopend
+zijn, nemen wat eens anders eigendom is, wraakzuchtig, onzindelijk,
+hardnekkig, afgunstig zijn, iemand leed berokkenen, bijgeloovig zijn en
+tegenover anderen booze en vijandige daden plegen.</p>
+<p><span class="corr" id="xd20e6474" title=
+"Niet in bron">&bdquo;</span>Dit zijn de vrienden van den slechte, de
+vijanden van den deugdzame.&rdquo;</p>
+<p>Deze catechismus was de eerste poging om godsdienstig onderricht aan
+de jeugd te geven. Ook werden de oude, gewijde boeken in de Gujarati
+taal overgezet, doch: deze vertaling was te letterlijk en daardoor
+onverstaanbaar.</p>
+<p>Daarop stichtte in 1849 Dabadha&iuml; Naoroja, (een van de
+voormannen van het nieuw Parzisme, waaraan ik deze mededeelingen
+ontleen), ten einde meer invloed uit te oefenen, met andere jonge
+mannen scholen voor meisjes. Zij noemden zich: &bdquo;Letterkundige en
+Wetenschappelijke Studentenvereniging.&rdquo; Deze Dabadha&iuml;
+Naoroja kwam toen juist van de academie. Hij en zijne vrienden gaven
+&rsquo;s morgens en &rsquo;s avonds les en hadden eerst niet weinig
+tegen de vooroordeelen van de meerderheid van hun volk te strijden.
+Doch, zij hielden vol; aanzienlijke jongelieden kwamen hen helpen en de
+scholen kwamen tot gevestigden stand.</p>
+<p>Ook hield men lezingen en stichtte men een Parzistisch weekblad. In
+1851 werd eene vereeniging gesticht, met den straks genoemden
+Dabadha&iuml; Naoroja als secretaris, die ten doel had het
+Mazde&iuml;stische geloof van Hindoesche en Mohammedaansche
+toevoegselen te zuiveren en, door nauwgezette studie <span class=
+"pagenum">[<a id="pb276" href="#pb276" name="pb276">276</a>]</span>der
+gewijde boeken, tot zijn oorspronkelijke zuiverheid terug te brengen.
+Deze vereeniging heette &bdquo;Rahanumai Mazdiashn&aacute;<span class=
+"corr" id="xd20e6486" title="Niet in bron">&rdquo;</span> (gids voor de
+vereerders van &eacute;&eacute;nen God).</p>
+<p>Er was tegen deze vereeniging een groote vijandschap: zelfs werd een
+tegenvereeniging opgericht, die echter spoedig bezweek. Waar het echter
+gold met Hindoesche en Mohammedaansche ceremoni&euml;n te breken, daar
+was er groote tegenstand bij de vrouwen, zusters en moeders: die toch
+immers in het huisgezin den toon aangeven. De meisjesschool evenwel had
+ook in dezen groot succes. Daar leerden deze meisjes immers dit alles
+als vooroordeel of bijgeloof kennen. Zij kwamen daardoor van zelf in
+verzet. &bdquo;Neen, moeder,&rdquo; zeiden zij, de kleine schouders
+ophalend, &bdquo;dat is ons geloof niet, dat is niet goed, dat is
+bijgeloovig.&rdquo; En&mdash;de moeder luisterde naar het kind, als zij
+naar man of broeder niet wilde hooren.</p>
+<p>Sedert dien tijd zijn twee geslachten voorbij gegaan. Die kinderen
+zijn nu zelf moeders en zij zetten de aangevangen hervorming voort.</p>
+<p>Ook nog een andere belangrijke schrede tot hervorming werd ongeveer
+1853 gedaan. Men weet, dat het oude Parzisme de vrouwen volstrekt niet
+achterstelde. Evenwel, onder vreemden invloed was er ongelijkheid
+gekomen: de vrouwen werden weinig geteld. De straks genoemde leider en
+anderen gingen nu familiesamenkomsten houden en maaltijden, waarbij ook
+de vrouwelijke leden der familie tegenwoordig waren. Inderdaad hielp
+dit. Trouwens men kon zich ook beroepen op de volgende woorden van
+Zarathustra, in de Zend Avesta aangehaald:</p>
+<p>&bdquo;O gij bruiden en bruidegoms, mannen en vrouwen, ik zeg u deze
+woorden: Leeft in &eacute;&eacute;nen geest; doet te zamen uw
+godsdienstige plichten in zuiverheid van gedachte, leeft met elkaar in
+waarheid en door deze dingen zult gij zeker gelukkig worden.&rdquo;</p>
+<p>Ook het hebben van meer dan eene vrouw, welk misbruik hier en daar
+was ingeslopen en wel in dezen vorm, dat men zijne vrouw wegzond om
+eene andere te nemen, liet men niet onbestreden. Men wist, met eenige
+moeite, een wet te verkrijgen, waarbij de Parsi&rsquo;s in dezen met
+dezelfde straffen werden bedreigd als de Engelsche onderdanen.</p>
+<p>Ook tegen de, volgens Indische zede gebruikelijke, ook onder de
+Parsi&rsquo;s ingeslopen kinderhuwelijken trad men op. En wel met
+zooveel succes, dat ze thans onder hen voornamelijk in Bombay, bijna
+niet meer voorkomen.</p>
+<p>Zoo kwam er dus onder de Parsi&rsquo;s meer belangstelling in
+<span class="pagenum">[<a id="pb277" href="#pb277" name=
+"pb277">277</a>]</span>hun oude geloof. Evenwel, men bleef geenszins
+bij de letter daarvan hangen.</p>
+<p>Onder den invloed van &bdquo;Rahanumai&rdquo;, de straks genoemde
+vereeniging, kwam men er toe, die oude geschriften meer opzettelijk te
+onderzoeken. Dit leidde tot de volgende resultaten:<a class="noteref"
+id="xd20e6507src" href="#xd20e6507" name="xd20e6507src">26</a></p>
+<p>Vele boeken, tot nu toe voor kanoniek gehouden, waren dit niet. Met
+uitzondering van de G&#257;tha&rsquo;s gaven de oude boeken niet weer
+de woorden van Zarathustra, noch van zijne leerlingen. Verder: de
+godsdienst van Zarathustra werd uit een radicale hervorming geboren:
+tegenover het <span class="corr" id="xd20e6518" title=
+"Bron: polytheisme">polythe&iuml;sme</span> predikte deze den dienst
+van den grooten, verhevenen God als het begin en einde van den waren
+godsdienst. Hij alleen was de gever van alles. De oude goden en geesten
+verwierp de profeet, om zich alleen tot God te richten. &bdquo;U en u
+alleen&rdquo;, sprak hij, &bdquo;ziet het oog mijner ziel.&rdquo; Het
+monothe&iuml;sme van Zarathustra was ondubbelzinnig, eveneens zijne
+leer van maar eene vrouw te huwen.</p>
+<p>De tegenwoordig Parsi studenten houden vol dat, de boeken van het
+Avesta (behalve de G&#257;tha&rsquo;s) door priesters zijn saamgevoegd,
+die na den dood van Zarathustra de oude geesten weer in eere
+herstelden, zij het ook in ondergeschikte positie: die geesten, welke
+men onderstelde over het water, het vuur, de aarde en alle groote
+scheppingen der natuur te regeeren. Ook maakten die priesters, zoo
+leeren zij, een ritueel en ceremoni&euml;n, die voor hen het meest
+voordeelig waren. Voorts maakten al de aanroepingen van verschillende
+geesten geen deel uit van den godsdienst van Zarathustra.</p>
+<p>Zij&mdash;de tegenwoordige beoefenaars der gewijde Perzische
+letterkunde&mdash;oordeelen dat de Parsi&rsquo;s moeten terugkeeren tot
+den oorspronkelijken geestelijken, eenvoudigen, zuiveren godsdienst der
+eerste tijden&mdash;en dat uit Zarathustra&rsquo;s woorden volgt, dat
+slechts de eeuwige beginselen van de regeering van &eacute;&eacute;nen
+God, zuiverheid in gedachten, woorden en werken voor altijd bindend
+zijn. Alle gewoonten, ritueel en ceremoni&euml;n, aangenomen volgens
+tijdsomstandigheden, plaats en beschaving, kunnen veranderd worden,
+naardat de stoffelijke en geestelijke behoeften der gemeenschap dit
+eischen.</p>
+<p>Daarop leggen de tegenwoordige leiders dan ook den vollen
+<span class="pagenum">[<a id="pb278" href="#pb278" name=
+"pb278">278</a>]</span>nadruk. Blijven zij dat doen, dan kan zeker de
+betrekkelijk kleine kring van Parsi&rsquo;s in Indi&euml;, 84,000 op
+254 <span class="corr" id="xd20e6530" title=
+"Bron: milioen">millioen</span>, als zij waarlijk strijdt voor
+waarheid, gerechtigheid en deugd toch een in menig opzicht heilzamen
+invloed uitoefenen.</p>
+<p>En ook voor ons westerlingen&mdash;vaak zoo ver van natuur en
+waarheid verwijderd&mdash;kan het niet anders dan gunstig werken om met
+den verhevenen, en toch practischen godsdienst van Zarathustra kennis
+te maken.</p>
+<p>Trouwens, de oude Perzen behooren ook tot onze geestelijke
+voorouders: hun leer van den duivel en de opstanding, van het
+wereldgericht en de reiniging der boozen, heeft door het Jodendom heen
+tot in het Christelijk denken zich een plaats verworven. Steeds
+klaarder komt dit door de nieuwere onderzoekingen aan het licht.</p>
+<p>Doch hierop leggen wij nu niet den nadruk. Het leven des menschen
+een strijd tegen het booze, waarin God hem ter zijde staat, een strijd,
+die goede vruchten moet en zal dragen, het ware leven geen sombere
+ascese, maar ijverig arbeiden in de maatschappij: geen dwaze verachting
+van de wereld der zinnen, maar heiliging van al het aardsche in den
+geest der gerechtigheid&mdash;zie, dat zijn de onsterfelijke waarheden,
+ons door Zarathustra toegeroepen. Houden wij die in eere! <span class=
+"pagenum">[<a id="pb279" href="#pb279" name="pb279">279</a>]</span></p>
+</div>
+</div>
+</div>
+<div class="footnotes">
+<hr class="fnsep">
+<p class="footnote"><span class="label"><a class="noteref" id=
+"xd20e5685" href="#xd20e5685src" name="xd20e5685">1</a></span> Iran
+omvat de landstreek tusschen den Indus ten oosten en de Tigris en
+Euphraat ten westen, den Oxus ten noorden en de Perzische golf ten
+zuiden. Perzi&euml; en Medi&euml; vormen hiervan gedeelten.</p>
+<p class="footnote" lang="fr"><span class="label"><a class="noteref"
+id="xd20e5706" href="#xd20e5706src" name="xd20e5706">2</a></span>
+Anquetil du Perron. Zend-Avesta, ouvrage de Zoroastre en 3 vol.
+4<sup>o</sup><span class="corr" id="xd20e5710" title=
+"Niet in bron">,</span> Paris 1771.</p>
+<p class="footnote"><span class="label"><a class="noteref" id=
+"xd20e5754" href="#xd20e5754src" name="xd20e5754">3</a></span> zij
+zijn: de oude G&#257;tha&rsquo;s, de jongere G&#257;tha&rsquo;s en het
+jonger Avesta.</p>
+<p class="footnote"><span class="label"><a class="noteref" id=
+"xd20e5769" href="#xd20e5769src" name="xd20e5769">4</a></span> zie
+bladz. 8 en 9 van dit werk.</p>
+<p class="footnote"><span class="label"><a class="noteref" id=
+"xd20e5790" href="#xd20e5790src" name="xd20e5790">5</a></span> Yasna
+44, 3&ndash;7.</p>
+<p class="footnote"><span class="label"><a class="noteref" id=
+"xd20e5800" href="#xd20e5800src" name="xd20e5800">6</a></span> Yasna
+31, 11.</p>
+<p class="footnote"><span class="label"><a class="noteref" id=
+"xd20e5806" href="#xd20e5806src" name="xd20e5806">7</a></span> Yasna
+44. 3, 4, 7.</p>
+<p class="footnote"><span class="label"><a class="noteref" id=
+"xd20e5819" href="#xd20e5819src" name="xd20e5819">8</a></span> zie blz.
+8.</p>
+<p class="footnote"><span class="label"><a class="noteref" id=
+"xd20e5928" href="#xd20e5928src" name="xd20e5928">9</a></span> zie
+bladz. 250 enz.</p>
+<p class="footnote"><span class="label"><a class="noteref" id=
+"xd20e5934" href="#xd20e5934src" name="xd20e5934">10</a></span> Zij
+zijn dus: Vohuman&#333;, Asa, Armaiti, Khsatra, Haurvat&#257;t en
+Ameret&#257;t.</p>
+<p class="footnote"><span class="label"><a class="noteref" id=
+"xd20e5944" href="#xd20e5944src" name="xd20e5944">11</a></span> zie
+blz. 251.</p>
+<p class="footnote"><span class="label"><a class="noteref" id=
+"xd20e5952" href="#xd20e5952src" name="xd20e5952">12</a></span> Dit
+gebed luidt: Waar het gewenschte (ware) leven is, daar is de ordening
+uit gerechtigheid (Asa), die de daden des levens van vromen zin schept
+en behoort aan Mazda Ahura het rijk, dat hij geschapen heeft tot
+bescherming der vervolgde geloovigen.</p>
+<p class="footnote"><span class="label"><a class="noteref" id=
+"xd20e5975" href="#xd20e5975src" name="xd20e5975">13</a></span> Zie
+blz. 251.</p>
+<p class="footnote"><span class="label"><a class="noteref" id=
+"xd20e5978" href="#xd20e5978src" name="xd20e5978">14</a></span> Tevens
+vuurgod en wel god van het bliksemvuur, dat de bovenaardsche wateren
+doet stroomen.</p>
+<p class="footnote"><span class="label"><a class="noteref" id=
+"xd20e6002" href="#xd20e6002src" name="xd20e6002">15</a></span>
+Hemelsche geesten.</p>
+<p class="footnote"><span class="label"><a class="noteref" id=
+"xd20e6014" href="#xd20e6014src" name="xd20e6014">16</a></span> De
+onderdanen van koning Yima, de menschen der oudheid, werden niet ouder
+dan dien leeftijd: zij hadden een eeuwige jeugd.</p>
+<p class="footnote"><span class="label"><a class="noteref" id=
+"xd20e6031" href="#xd20e6031src" name="xd20e6031">17</a></span> Zie
+Brahmanisme<span class="corr" id="xd20e6033" title="Bron: .">,</span>
+blz. 8.</p>
+<p class="footnote"><span class="label"><a class="noteref" id=
+"xd20e6067" href="#xd20e6067src" name="xd20e6067">18</a></span> Vayua,
+de god van den dampkring, is slechts aanbiddelijk voorzoover hij tot
+Asa&rsquo;s rijk behoort.</p>
+<p class="footnote"><span class="label"><a class="noteref" id=
+"xd20e6083" href="#xd20e6083src" name="xd20e6083">19</a></span> of:
+na.</p>
+<p class="footnote"><span class="label"><a class="noteref" id=
+"xd20e6090" href="#xd20e6090src" name="xd20e6090">20</a></span> In den
+hier aangehaalden tekst wordt gedacht aan dienaren van Mazda, die zelfs
+hun bebouwde velden en de heilige stroomende wateren verlaten om niet
+met de da&#275;vadienaren besmet te worden.</p>
+<p class="footnote"><span class="label"><a class="noteref" id=
+"xd20e6134" href="#xd20e6134src" name="xd20e6134">21</a></span> Het
+zaad en de adem hadden ook hun kracht aan het vuur te danken. Bij het
+gebed hield de Mazda-dienaar een linnen doek voor den mond om het
+&bdquo;vuur van den adem&rdquo; zuiver te houden.</p>
+<p class="footnote"><span class="label"><a class="noteref" id=
+"xd20e6145" href="#xd20e6145src" name="xd20e6145">22</a></span> Zie
+Brahmanisme blz. 11.</p>
+<p class="footnote"><span class="label"><a class="noteref" id=
+"xd20e6191" href="#xd20e6191src" name="xd20e6191">23</a></span>
+Dakhma&rsquo;s geheeten.</p>
+<p class="footnote"><span class="label"><a class="noteref" id=
+"xd20e6389" href="#xd20e6389src" name="xd20e6389">24</a></span>
+&bdquo;Kibleh&rdquo;, letterlijk: het tegenovergestelde, dus: het
+tegenbeeld. We denken hierbij aan een bekend Hervormd Kerkgezang,
+namelijk Gezang 15:1, daar heet het o.a. van de zon: &bdquo;Zij is de
+spiegel, die ons &rsquo;t beeld, Van uwe volheid mededeelt En uitlokt
+tot vertrouwen.&rdquo;</p>
+<p class="footnote"><span class="label"><a class="noteref" id=
+"xd20e6427" href="#xd20e6427src" name="xd20e6427">25</a></span> Drie
+dagen lang liet men een lijk geheel onaangeroerd. Volgens het
+Zend-Avesta was eerst daarna de scheiding tusschen lichaam en ziel
+volkomen.</p>
+<p class="footnote"><span class="label"><a class="noteref" id=
+"xd20e6507" href="#xd20e6507src" name="xd20e6507">26</a></span> Prof.
+C. P. Tiele kwam tot dezelfde resultaten in zijn werk
+&bdquo;Geschiedenis van den Godsdienst in de Oudheid<span class="corr"
+id="xd20e6509" title="Niet in bron">&rdquo;</span>, Deel II.
+1<sup>ste</sup> helft. De godsdienst onder de Iranische volken.</p>
+</div>
+</div>
+</div>
+<div class="back">
+<div class="div1 bibliography"><span class="pagenum">[<a href=
+"#toc">Inhoud</a>]</span>
+<div class="divHead">
+<h2 class="main">Bibliographie.</h2>
+</div>
+<div class="divBody">
+<p class="first"><span class="sc">G. H. Lamers</span>. De wetenschap
+van den godsdienst. (Historisch deel), in Nieuwe Bijdragen voor
+Godgeleerdheid en Wijsbegeerte deel VII en deel IX.</p>
+<p lang="de"><span class="sc" lang="fr">P. D. Chantepie de la
+Saussaye</span>. Lehrbuch der <span class="corr" id="xd20e6552" title=
+"Bron: Religions geschichte">Religionsgeschichte</span>. Freiburg 1887.
+J. C. B. Mohr.</p>
+<p><span class="sc" lang="fr">P. D. Chantepie de la Saussaye</span>.
+Vier schetsen uit de Godsdienstgeschiedenis. Utrecht. C. H. E. Breijer
+1883.</p>
+<p lang="en">Religious Systems of the World (a collection of
+<span class="corr" id="xd20e6561" title=
+"Bron: adresses">addresses</span>)<span class="corr" id="xd20e6564"
+title="Bron: ,">.</span> London. Swan Sonnenschein &amp; Co. 1901.</p>
+<p lang="en"><span class="sc">Monier Williams</span>. Religious Thought
+and Life in India. Part I. Vedism, Brahmanism and Hinduism. London.
+John Murray. 1883.</p>
+<p lang="de"><span class="sc">H. Oldenberg</span>. Buddha, sein Leben,
+seine Lehre, seine Gemeinde. Berlin. W. Hertz. 1881.</p>
+<p lang="en"><span class="sc">T. W. <span class="corr" id="xd20e6578"
+title="Bron: Rhijs">Rhys</span> Davids</span>. Buddhism. London 1899.
+(Society for promoting Christian Knowledge).</p>
+<p lang="en"><span class="sc">A. Lillie</span>. Buddha and Buddhism.
+Edinburgh. T. Clark. 1900.</p>
+<p><span class="sc">E. Arnold</span>. Het licht van Azi&euml;, vertaald
+door Dr. H. Meyboom. Amsterdam 1881.</p>
+<p><span class="sc">H. Fielding</span>. De ziel van een volk. (Het
+Boeddhisme als volksgeloof in Burma) vert. door F. Ortt. &rsquo;s
+Gravenhage. &bdquo;Drukkerij Vrede&rdquo; 1900.</p>
+<p lang="de"><span class="sc">M. von Brandt</span>. Die Chinesische
+<span class="corr" id="xd20e6599" title=
+"Bron: philosophie">Philosophie</span> und der Staatsconfucianismus.
+Stuttgart. Strecker &amp; Moser 1898.</p>
+<p><span class="sc">C. P. Tiele</span>. Geschiedenis van den Godsdienst
+in de oudheid. Deel II (de Iranische volken). Amsterdam. P. N. van
+Kampen &amp; Zoon 1895.</p>
+<p lang="de"><span class="sc">A. Brodbeck</span>. Zoroaster. Leipzig.
+W. Friedrich. 1893.</p>
+<p lang="fr"><span class="sc">G. de Lafont</span>. Les grandes
+religions (le Mazde&iuml;sme). Paris Chamuel 1897.</p>
+<p lang="de"><span class="sc">F. Justi</span>. Geschichte des alten
+Persiens<span class="corr" id="xd20e6618" title="Niet in bron">.</span>
+Berlin. G. Grote. 1879. <span class="pagenum">[<a id="pb280" href=
+"#pb280" name="pb280">280</a>]</span></p>
+</div>
+</div>
+<div id="toc" class="div1 contents"><span class="pagenum">[<a href=
+"#toc">Inhoud</a>]</span>
+<div class="divHead">
+<h2 class="main">Inhoud.</h2>
+</div>
+<div class="divBody">
+<p class="first">&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp; <span class=
+"tocPagenum">Bladz.</span></p>
+<p><a href="#voorrede">VOORREDE</a> &nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;
+<span class="tocPagenum">1&ndash;4</span></p>
+<p><b><a href="#ch1">Het Brahmanisme</a></b> &nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;
+<span class="tocPagenum">5&ndash;37</span></p>
+<p>I. <i><a href="#ch1">Het Brahmanisme; zijn oorsprong, karakter en
+eigenaardigheden</a></i> &nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp; <span class=
+"tocPagenum">5&ndash;15</span></p>
+<p class="tocArgument">Verhouding van Isra&euml;lietischen en
+Christelijken godsdienst en van Brahmanisme en
+Boeddhisme.&mdash;Panthe&iuml;stisch karakter van het Brahmanisme, bij
+polythe&iuml;stisch voorkomen.&mdash;Oorsprong van het Brahmanisme.
+Stamland der oude Indi&euml;rs, hun goden en godsvereering,
+Rishi&rsquo;s, Varuna, Agni, Indra, S&#363;rya, verwantschap der
+goden.&mdash;Onsterfelijkheidsgeloof. Yama.&mdash;Kastenwezen.&mdash;De
+Veda&rsquo;s.&mdash;Ontwikkeling, van den Vedischen godsdienst onder de
+leiding der Brahmanen, waarde van het offer, zielsverhuizing.
+&#256;tman, Brahm&#257;, het leven van den Brahmaan als leerling,
+huisvader en kluizenaar.&mdash;Opkomst eener philosophisch-ascetische
+richting, hoe deze zich met het volksgeloof verstond.</p>
+<p>II. <i><a href="#ch2">Brahmaansche godenleer en
+levensbeschouwing</a></i> &nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp; <span class=
+"tocPagenum">16&ndash;28</span></p>
+<p class="tocArgument">Brahmaansche godenleer, Brahma, Vishnoe en Siva,
+hun incarnaties, karakter en vereering.&mdash;Esoterische opvatting van
+het Brahmanisme.&mdash;Einddoel, waarnaar men
+streeft.&mdash;Ved&#257;nta en S&#257;nkhya.&mdash;<span class="corr"
+id="xd20e6667" title=
+"Bron: Ram&#257;y&#257;na">R&#257;m&#257;yana</span> en <span class=
+"corr" id="xd20e6670" title=
+"Bron: Mah&#257;bhr&#257;ta">Mah&#257;bh&#257;rata</span>, Valmiki,
+Visvamitra, Yayati.&mdash;Op den drempel van het Boeddhisme.</p>
+<p>III. <i><a href="#ch3">Gezuiverd Brahmanisme in den nieuweren tijd
+(de Brahmo-Sam&#257;j)</a></i> &nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp; <span class=
+"tocPagenum">28&ndash;37</span></p>
+<p class="tocArgument">Vroegere pogingen tot hervorming.&mdash;Karakter
+der nieuwere beweging.&mdash;R&#257;mmohun Roy.&mdash;Zijn optreden
+tegen de <span class="pagenum">[<a id="pb281" href="#pb281" name=
+"pb281">281</a>]</span>afgoderij.&mdash;Strijd tegen
+weduwenverbranding.&mdash;Zijn streven. Verhouding tot het
+Christendom.&mdash;Eeredienst.&mdash;Stichting der Brahmo
+Sam&#257;j.&mdash;Zijn dood.&mdash;Debendra-n&#257;th.&mdash;Zijn
+beginselverklaring.&mdash;Liturgie.&mdash;Verdeeldheid.&mdash;Vier
+grondbeginselen.&mdash;Voornaamste punten der leer.&mdash;Nar&#257;in
+Bose.&mdash;Keshab Chander Sen.&mdash;Zijn doel.&mdash;Zijn
+jeugd.&mdash;Toetreding tot de broederschap.&mdash;Zijn
+radicalisme.&mdash;Sociale hervormingen, die hij
+voorstond.&mdash;Scheuring en vereeniging der meer vooruitstrevenden in
+een nieuwe
+vereeniging.&mdash;Program.&mdash;Godsdienstoefening.&mdash;Mozoomdar.</p>
+<p><b><a href="#ch4">Het Boeddhisme</a></b> &nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;
+<span class="tocPagenum">38&ndash;154</span></p>
+<p>I. <i><a href="#ch4.1">Het leven van Boeddha tot aan zijn openlijk
+optreden</a></i> &nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp; <span class=
+"tocPagenum">38&ndash;54</span></p>
+<p class="tocArgument">Het Boeddhisme in het Brahmanisme
+voorbereid.&mdash;Zijn verspreiding.&mdash;Zijn uiteenloopende
+opvatting.&mdash;Quaestie over het historische der
+Boeddha-figuur.&mdash;Waarheid en verdichting
+gemengd.&mdash;Boeddha&rsquo;s geboorteplaats.&mdash;Wat over zijn
+jeugd vaststaat.&mdash;Zijn wonderbare geboorte.&mdash;Asita.&mdash;De
+vier voorteekens.&mdash;Voorzorgen van zijn vader.&mdash;De vier
+voorteekenen verschijnen.&mdash;Pogingen om de hoogere roeping van
+Boeddha te vernietigen.&mdash;Hemelgeesten sterken hem.&mdash;Hij ziet
+de verleidelijke vrouwen in haar ware gestalte.&mdash;Geboorte van
+R&#257;hula.&mdash;Boeddha&rsquo;s strijd.&mdash;Zijn
+besluit.&mdash;Zijn vertrek.&mdash;Wat M&#257;ra hem
+voortoovert.&mdash;Boeddha bij de kluizenaars.&mdash;In &rsquo;t
+woud.&mdash;Einde zijner zelfkastijding.&mdash;Zijn vijf leerlingen
+verlaten hem.&mdash;Zijn strijd en overwinning onder den
+B&#333;-boom.&mdash;Zijn verlichting.&mdash;Aarzeling om de leer te
+prediken.</p>
+<p>II. <i><a href="#ch4.2">Boeddha als prediker van den weg des
+heils</a></i> &nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp; <span class=
+"tocPagenum">54&ndash;87</span></p>
+<p class="tocArgument">Boeddha in het wildpark bij Benares.&mdash;De
+vijf vroegere leerlingen.&mdash;Prediking van de vier heilige waarheden
+en van het achtvoudig pad.&mdash;Bekeering der vijf asceten.&mdash;Van
+Bimbis&#257;ra.&mdash;Van S&#257;riputta en
+Mogall&#257;na.&mdash;Verzet des volks tegen de Boeddhistische
+ascese.&mdash;Boeddha ontmoet zijn vader.&mdash;Ziet
+Ya&ccedil;odhar&#257; terug.&mdash;Boeddha in zijn <span class=
+"pagenum">[<a id="pb282" href="#pb282" name=
+"pb282">282</a>]</span>dagelijksch leven.&mdash;Gelijkheid in den kring
+der leerlingen.&mdash;Velen van hen zijn
+aanzienlijken.&mdash;Sun&#299;ta, leerling uit geringen
+stand.&mdash;Boeddhisme een democratische beweging?&mdash;&#256;nanda,
+de meest geliefde leerling.&mdash;Devadatta, de
+verrader.&mdash;Leekenvrienden en vriendinnen.&mdash;<span class="corr"
+id="xd20e6719" title=
+"Bron: Visakh&#257;">Vis&#257;kh&#257;</span>.&mdash;Haar zorg voor
+monniken en nonnen.&mdash;Boeddha&rsquo;s denkbeelden over de
+vrouw.&mdash;Gesprek daarover met &#256;nanda&mdash;Nonnen minder dan
+monniken geacht.&mdash;Boeddha&rsquo;s strijd tegen de
+Brahmanen.&mdash;Boeddha over het offeren.&mdash;Boeddha tegen
+zelfkastijding.&mdash;Boeddha geen &bdquo;vrijdenker&rdquo; of
+&bdquo;athe&iuml;st&rdquo;.&mdash;Getuigenissen
+daarover.&mdash;Boeddha&rsquo;s gesprek met V&#257;settha over de
+vereeniging met Brahm&#257;.&mdash;Boeddha en de schoone
+zondares.&mdash;De vergeldingsleer (Karma).&mdash;Aantrekkelijkheid van
+Boeddha&rsquo;s persoon: zijn figuur geen schepping der
+verbeelding.&mdash;Boeddhistische spreuken.&mdash;Boeddha&rsquo;s
+laatste levensdagen en dood.</p>
+<p>III. <i><a href="#ch4.3">Boeddha&rsquo;s onderwijs, Boeddhistische
+redenen en gelijkenissen</a></i> &nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp; <span class=
+"tocPagenum">87&ndash;111</span></p>
+<p class="tocArgument">Waarde in het Boeddhisme aan &bdquo;de
+leer&rdquo; gehecht.&mdash;Boeddha&rsquo;s onderwijs vooral tot het
+verstand gericht.&mdash;Rede over den gloed der zinnen. Voor
+niet-ingewijden opklimming van af het eenvoudige tot het
+hoogere.&mdash;Onderricht door vragen: gesprek met
+Son&#257;,&mdash;Gelijkenis van den waren en verkeerden
+weg.&mdash;Gelijkenis van de vergeving.&mdash;Gelijkenis van den
+godloochenaar.&mdash;Gelijkenis van
+Kis&#257;gotam&#299;.&mdash;Geschiedenis van prins
+Kun&#257;la.&mdash;Boeddha op een huwelijksfeest.&mdash;Geschiedenis
+van het meisje Bhadr&#257;.&mdash;Koning Wessantara.&mdash;Koning
+Bambadat.&mdash;De hongerige hond.&mdash;Boeddha als
+vredestichter.&mdash;De verloren zoon.&mdash;De vrouw aan de
+bron.&mdash;Geschiedenis van V&#257;savadatta.&mdash;Gelijkenis van het
+brandend huis.&mdash;Gesprek met R&#257;hula over valschheid.</p>
+<p>IV. <i><a href="#ch4.4">Hoofdpunten van Boeddha&rsquo;s leer</a></i>
+&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp; <span class=
+"tocPagenum">111&ndash;119</span></p>
+<p class="tocArgument">Hoofdzaak: bevrijding van het
+lijden.&mdash;Schildering der Sams&#259;ra.&mdash;Er is echter
+verlossing.&mdash;Stemming der Boeddhisten in leven en
+sterven.&mdash;&bdquo;Dorst&rdquo; de oorzaak van het lijden.&mdash;Hoe
+Boeddha de zielsverhuizing opvatte?&mdash;Hoe Nirv&#257;na?&mdash;De
+ketterij van Yamaka: conclusie. <span class="pagenum">[<a id="pb283"
+href="#pb283" name="pb283">283</a>]</span></p>
+<p>V. <i><a href="#ch4.5">De weg des heils</a></i>
+&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp; <span class=
+"tocPagenum">119&ndash;124</span></p>
+<p class="tocArgument">Stations op den weg des
+heils.&mdash;Rechtschapenheid.&mdash;De vijf geboden.&mdash;Geestelijke
+oefening in welwillendheid.&mdash;Bekeering van
+Roja.&mdash;Geschiedenis van S&#257;ma.&mdash;Beheersching der
+zinnen.&mdash;Opmerkzaamheid.&mdash;M&#257;ra, zijne verzoeking van
+Boeddha.&mdash;Gelijkenis van den schildpad.&mdash;Voorsmaak van het
+hoogste heil hier op aarde: extase.&mdash;Boeddha&rsquo;s persoon op
+den achtergrond.</p>
+<p>VI. <i><a href="#ch4.6">Het Boeddhisme in de praktijk</a></i>
+&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp; <span class=
+"tocPagenum">124&ndash;139</span></p>
+<p class="tocArgument">Boeddhistische monniken geen tusschenpersonen
+tusschen hemel en aarde.&mdash;Geen hi&euml;rarchie.&mdash;Wie van de
+(monniken) gemeente zijn uitgesloten.&mdash;Opname als monnik
+(Pabb&#257;ja en Upasampad&#257;).&mdash;De vier gestrenge
+regelen.&mdash;De vier groote verboden.&mdash;Gelofte niet voor
+altijd.&mdash;Goede daarin.&mdash;Tucht van het
+publiek.&mdash;Dagelijksch leven der monniken.&mdash;Onderricht der
+jeugd.&mdash;Aanzien, waarin zij
+staan.&mdash;Biechtsamenkomsten.&mdash;Biechtformule
+(Patim&#333;kha).&mdash;De regentijd.&mdash;Hoe die werd doorgebracht
+in de oudheid.&mdash;Hoe thans in Birma.&mdash;In
+Ceylon.&mdash;Voorlezing op Zondag uit de H. S.&mdash;Vier heilige
+plaatsen.&mdash;Boeddhistische nonnen.&mdash;Haar onderworpenheid aan
+de monniken.&mdash;De vrouwen tegenover Boeddha&rsquo;s
+leer.&mdash;Haar gebed.&mdash;Boeddhistische leeken.&mdash;Hun
+levensopvatting. &mdash;Afkeer van den oorlog.&mdash;Individueele op
+den voorgrond.&mdash;Opvattingen over vergelding en boete.&mdash;Hoe
+zij staan tegenover den dood.&mdash;Waardeering der Boeddhistische
+leer.</p>
+<p>VII. <i><a href="#ch4.7">De voortgang en ontwikkeling van het
+Boeddhisme</a></i> &nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp; <span class=
+"tocPagenum">139&ndash;149</span></p>
+<p class="tocArgument">Hoofdpunten, hierbij te bespreken.&mdash;Oude
+concilie&rsquo;s.&mdash;Van R&#257;jagriha, Vais&#257;li,
+Patna.&mdash;A&ccedil;oka.&mdash;Zijn
+opschriften.&mdash;A&ccedil;oka&rsquo;s hervormingen op godsdienstig en
+maatschappelijk gebied.&mdash;Zijn liefde voor den innerlijken
+godsdienst.&mdash;Zijn afkeer van den oorlog.&mdash;Bescherming van
+dieren.&mdash;Zorg voor kranke menschen en dieren.&mdash;Bepalingen ten
+gunste der monniken.&mdash;Het leven der monniken in zijn
+dagen.&mdash;Godsdienstige
+feesten.&mdash;Zendelingen.&mdash;St&#363;pa&rsquo;s.&mdash;Concilie
+van Patna (244).&mdash;Heilige teksten.&mdash;Drie Pitaka&rsquo;s.
+<span class="pagenum">[<a id="pb284" href="#pb284" name=
+"pb284">284</a>]</span></p>
+<p>VIII. <i><a href="#ch4.8">Uitbreiding en ontaarding van het
+Boeddhisme</a></i> &nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp; <span class=
+"tocPagenum">149&ndash;154</span></p>
+<p class="tocArgument">Uitbreiding over Ceylon, Birma
+enz.&mdash;Ondergang in Indi&euml;.&mdash;Oorzaken daarvan.&mdash;Het
+Boeddhisme in Tibet.&mdash;Overeenkomst met het
+Roomsch-Catholicisme.&mdash;Beschrijving eener godsdienstoefening in de
+kathedraal van Lhassa.&mdash;Slot.</p>
+<p><b><a href="#ch5">De Chineesche philosophie</a></b>
+&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp; <span class=
+"tocPagenum">155&ndash;245</span></p>
+<p>I. <i><a href="#ch5.1">Inleiding</a></i> &nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;
+<span class="tocPagenum">155&ndash;158</span></p>
+<p class="tocArgument">Hoofddoel van deze uiteenzetting.&mdash;Het oude
+en standvastige der Chineesche beschaving.&mdash;De twee
+hoofdrichtingen der Chineesche philosophie.&mdash;Strijd van
+Confucianisme en Tao&iuml;sme.&mdash;Overwinning van
+Confucius.&mdash;Vreemde invloeden in het Confucianisme zelf.&mdash;Wat
+aan het Confucianisme het overwicht gaf.&mdash;Oud-Chineesche
+wijsgeer-profeten.&mdash;Keizer Wuwang (1110 v. C.)&mdash;Zijn
+fout.</p>
+<p>II. <i><a href="#ch5.2">Confucius, zijn leven en leer</a></i>
+&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp; <span class=
+"tocPagenum">157&ndash;178</span></p>
+<p class="tocArgument">Zijn geboorte, naam, familie.&mdash;Zijn jeugd
+en huwelijk.&mdash;Bekleedt verschillende betrekkingen.&mdash;Zijn
+roem.&mdash;Confucius&rsquo; vlucht uit Lu.&mdash;Keert
+terug.&mdash;Wordt beambte der stad Chungtu.&mdash;Klimt ten slotte tot
+minister van justitie op.&mdash;Valt in ongenade.&mdash;In
+ballingschap.&mdash;In 483 in Lu terug.&mdash;Zijn dood en laatste
+woorden.&mdash;Eerst lang na zijn dood in eere.&mdash;Ten slotte
+afzonderlijke tempels voor hem.&mdash;Ook thans bij de Mandschoe
+regeering zeer ge&euml;erd.&mdash;Confucius&rsquo; leer niet
+nieuw.&mdash;Stelde het ordelijke, regelmatige op den
+voorgrond.&mdash;Afkeer van bespiegeling over &rsquo;s menschen
+toekomst.&mdash;Confucius&rsquo; nauwgezetheid en
+vormelijkheid.&mdash;Welken indruk wij van zijn persoon
+krijgen.&mdash;Zijn ontmoeting met Lao-tsze.&mdash;Oordeel van
+Tao&iuml;stische werklieden.&mdash;Confucius en de roover
+Kih.&mdash;Oordeel van Wang-Chung.&mdash;Oordeel zijner
+leerlingen.&mdash;Confucius kind van zijn tijd en volk.&mdash;Kritiek
+van zijn leerling Tsze lu.&mdash;Zijn grief, dat hij miskend
+werd.&mdash;Zijn zwakheid.&mdash;Zijn leer der
+wederkeerigheid.&mdash;Zichzelf en anderen opvoeden.&mdash;Opvatting
+<span class="pagenum">[<a id="pb285" href="#pb285" name=
+"pb285">285</a>]</span>van gehoorzaamheid.&mdash;Kinderlijke liefde
+begin van alle deugd.&mdash;Aanprijzing van zelfopvoeding.&mdash;Goed
+voorbeeld geven.&mdash;Zijn ware natuur volgen.&mdash;Harmonie
+bewaren.&mdash;Anderen behandelen, zooals men zelf behandeld wil
+zijn.&mdash;Ideaal van den wijze.&mdash;Fouten zoeken in
+zichzelf.&mdash;De vijf wederkeerige plichten.&mdash;De drie
+eigenschappen.&mdash;Waardoor zij uitgeoefend worden.&mdash;Negen
+regels voor de beheerschers des rijks.&mdash;Vorm, waarin Confucius
+zijne leer kleedt ook niet oorspronkelijk.&mdash;Wat Confucius eens op
+een beeld las in 517 v. Chr.&mdash;Verval van Confucius&rsquo; leer na
+zijn dood.</p>
+<p>III. <i><a href="#ch5.3">Mencius</a></i> &nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;
+<span class="tocPagenum">178&ndash;190<a id="xd20e6831" name=
+"xd20e6831"></a></span></p>
+<p class="tocArgument">Zijn jeugd.&mdash;Zorg zijner moeder.&mdash;Zijn
+leerjaren.&mdash;Leeraar.&mdash;Politiek
+hervormer.&mdash;Mencius&rsquo; ontgoocheling.&mdash;Ambteloos
+burger.&mdash;Zijn dood.&mdash;Canonisatie.&mdash;Verschillend karakter
+van Confucius en Mencius.&mdash;Mencius&rsquo; strijd tegen Cynici en
+Mihisten.&mdash;Mencius&rsquo; democratie.&mdash;Zijn erkenning van de
+waarde der Chineesche beschaving.&mdash;Zijn leer der
+&bdquo;voorbeschikking&rdquo;.&mdash;Acht den mensch van nature
+goed.&mdash;Leer van Han y&uuml; en Chu hi over &rsquo;s menschen
+natuur.&mdash;De vijf en de drie dingen, in strijd met de kinderlijke
+liefde.&mdash;Mencius tegenover de secte van Shin nung.&mdash;Erkent de
+waarde van elken heilzamen arbeid, vooral van dien des
+wijzen.&mdash;Zijn vijf eischen ten opzichte van het
+staatsbestuur.&mdash;Komt op tegen uitbuiting des volks.&mdash;Zijn
+strijd tegen Mih ti&rsquo;s leer der algemeene liefde.&mdash;Leer van
+Mih ti.&mdash;Hoe Mencius dit systeem omverwierp.&mdash;Mencius&rsquo;
+strijd tegen den Tao&iuml;st Yang Chu (pessimist).&mdash;Mencius&rsquo;
+leer over de &bdquo;hartstocht&rdquo;.&mdash;Verwante denkbeelden bij
+den psycholoog Ribot.</p>
+<p>IV. <i><a href="#ch5.4">Lao tsze</a></i> &nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;
+<span class="tocPagenum">190&ndash;202<a id="xd20e6844" name=
+"xd20e6844"></a></span></p>
+<p class="tocArgument">Zijn geboorte.&mdash;Latere verdichtselen
+daarover.&mdash;Zijn werk Tao teh king. Ook Lao tsze slechts bewaarder
+der oude leer.&mdash;Het Tao.&mdash;Wat daaronder te
+verstaan?&mdash;Iets onpersoonlijks.&mdash;Getuigenis van Lao tsze, van
+Huai nan tsze.&mdash;Tao de natuur (natura
+naturans).&mdash;Tao&iuml;sten over de wording van het heelal (Chwang
+tsze).&mdash;Vergeleken met hedendaagsche beweringen.&mdash;Uitspraak
+van Lieh tsze over Tao als het ongeschapene.&mdash;Verhouding van Tao
+en God.&mdash;Evolutie <span class="pagenum">[<a id="pb286" href=
+"#pb286" name="pb286">286</a>]</span>door de Tao&iuml;sten
+erkend.&mdash;Plaats van den mensch in het heelal volgens het
+Tao&iuml;sme.&mdash;Beschouwing van den dood.&mdash;Van &rsquo;s
+menschen roeping.&mdash;De &bdquo;hemelsche&rdquo; natuur te
+volgen.&mdash;Niet &bdquo;actief&rdquo; zijn.&mdash;Hoe dit leidde tot
+ander politiek en sociaal optreden dan van Confucius en de
+zijnen.&mdash;Lao tsze prijst rust en nederigheid
+aan.&mdash;Overeenkomst met Confucius in lof der oudheid en afkeer van
+druk.&mdash;Lao tsze wil weinig regeeren.&mdash; Hoe hij de ontaarding
+der regeering schetst.&mdash;Zijn regeeringsideaal.&mdash; Zijn
+aanprijzing van rust.&mdash;Droefgeestig beeld van zijn eigen
+persoon.</p>
+<p>V. <i><a href="#ch5.5">Chwang tsze, Lieh tsze, Yang Chu en de
+ontaarding van het Tao&iuml;sme</a></i> &nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;
+<span class="tocPagenum">202&ndash;215</span></p>
+<p class="tocArgument">Chwang tsze en de vorst van Tsu.&mdash;Hoe hij
+begraven wilde worden.&mdash;Valt Confucius en diens leer scherp
+aan.&mdash;Waarschuwing tegen acht gebreken en vier fouten.&mdash;Keurt
+af Confucius&rsquo; rusteloosheid en bemoeizucht met
+anderen.&mdash;Gispt de veeleischendheid der tegenwoordige
+heerschers.&mdash;Chwang tsze over den dood.&mdash;Chwang tsze en de
+schedel.&mdash;Zijn besef van het onbevredigende des levens<span class=
+"corr" id="xd20e6861" title="Niet in bron">.</span>&mdash;Lieh
+tsze.&mdash;Het betrekkelijke der kennis (de krankzinnige).&mdash;De
+man uit Yin (het vergankelijke).&mdash;Tchung lu tsi, de man uit Ki en
+Lieh tsze spreken over het vergaan der wereld.&mdash;Lieh tsze over
+leven en dood (het doodshoofd).&mdash;Yang Chu<span class="corr" id=
+"xd20e6864" title="Niet in bron">.</span>&mdash;Het korte leven dat
+zooveel droefs heeft.&mdash;Onbezorgd genieten.&mdash;Keizer Muh en de
+Magi&euml;r.&mdash;Keizer Tsin Shi Wang Ti geeft zich aan
+Tao&iuml;stische kunsten over.&mdash;De Tao&iuml;stische
+&bdquo;doktoren der rede&rdquo; en het bijgeloof.&mdash;De
+Tao&iuml;stische paus.&mdash;Invloed van het Tao&iuml;sme op het
+volk.</p>
+<p>VI. <i><a href="#ch5.6">De &bdquo;geleerden&rdquo; tegenover
+Tao&iuml;sme en Boeddhisme</a></i> &nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;
+<span class="tocPagenum">215&ndash;227</span></p>
+<p class="tocArgument">Argumenten van weerszijden gebezigd.&mdash;Het
+onbloedige der vervolgingen.&mdash;Boeddhistische wijsbegeerte ten
+slotte zelfs in de zedeleer der &bdquo;geleerden&rdquo;
+ingedrongen.&mdash;Oud en nieuw Confucianisme.&mdash;Het heilige edict
+(tegenover Tao en Boeddha).&mdash;Het groote plan van Ho en de rol van
+Loh.&mdash;Reactie tegen het inkruipen van Tao&iuml;stische en
+Boeddhistische leeringen in het Confucianisme.&mdash;De Mandschoe
+regeering en het Confucianisme.&mdash;Het heilige edict, overwegingen,
+afkondiging, indeeling, verklaringen, pogingen om het populair te
+maken.&mdash;Zijn 16 sententi&euml;n.&mdash;Waarde van het
+Staats-Confucianisme.&mdash;Schaduwzijde. <span class="pagenum">[<a id=
+"pb287" href="#pb287" name="pb287">287</a>]</span></p>
+<p>VII. <i><a href="#ch5.7">De klassieke boeken der Chineezen</a></i>
+&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp; <span class=
+"tocPagenum">227&ndash;243</span></p>
+<p class="tocArgument">De vijf groote en de vier kleine
+klassieken.&mdash;De dertien klassieke werken.&mdash;Nog drie andere
+klassieken.&mdash;Geijkte
+verklaringen.&mdash;I-king.&mdash;Shu-king.&mdash;Shi-king.&mdash;Chau-li.&mdash;I-li.&mdash;Li-ki.&mdash;Chun
+Chiu.&mdash;Lun-y&uuml;.&mdash;De werken van
+Mencius.&mdash;Hsiao-king.&mdash;Het wonderboek
+Urhya.&mdash;Tahio.&mdash;Chung-yung.&mdash;Tshu-shu.&mdash;Kung tsze
+kia yu.</p>
+<p class="tocArgument">Werken der Tao&iuml;sten: Tao teh
+king.&mdash;Commentaren.&mdash;Kwan yin tsze.&mdash;Werken van Lieh
+tsze en Chwang tsze.&mdash;Liu Ngan (Huai nan tsze).</p>
+<p class="tocArgument">Oorzaken der gapingen in de klassieke
+literatuur.&mdash;Vernietiging der boeken door de dynastie
+Tsin.&mdash;Voorstelling van Sze ma tsien.&mdash;Latere
+&bdquo;bibliotheek-rampen&rdquo;.&mdash;Verdienste der Chineesche
+geleerden.&mdash;Vervalschingen.&mdash;Schade in den nieuwen
+tijd.&mdash;Slecht onderhoud der bibliotheken.&mdash;De ijver der
+Chineesche letterkundigen te prijzen.&mdash;Besluit.</p>
+<p><b><a href="#ch6">Het Mazde&iuml;sme</a></b>
+&nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp; <span class=
+"tocPagenum">244&ndash;278</span></p>
+<p>I. <i><a href="#ch6.1">Inleiding</a></i> &nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;
+<span class="tocPagenum">244&ndash;248</span></p>
+<p class="tocArgument">Tegenstelling van den Indischen en den
+oud-Perzischen godsdienst.&mdash;Toch beiden uit &eacute;&eacute;n
+stam.&mdash;Moeilijkheid om het Mazde&iuml;sme te
+beschrijven.&mdash;Zend-Avesta.&mdash;Zoroaster,
+historisch?&mdash;Anquetil du Perron en het Zend-Avesta.&mdash;De drie
+phasen van het Mazde&iuml;sme.&mdash;Alexander de Groote.&mdash;De
+Sassaniden (226&ndash;636 n. C.).&mdash;Wat van de oude literatuur is
+gebleven.&mdash;De G&#257;tha&rsquo;s, vertegenwoordigen oudste
+phase.&mdash;Gemeenschappelijke goden en vereering bij de voorvaderen
+van Indi&euml;rs en Perzen.&mdash;Waardoor later zooveel
+verschil?&mdash;Karakter der Zarathustrische hervorming.</p>
+<p>II. <i><a href="#ch6.2">Het Mazd&euml;isme der
+G&#257;tha&rsquo;s</a></i> &nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp; <span class=
+"tocPagenum">248&ndash;254</span></p>
+<p class="tocArgument">Verhevenheid van Ahura Mazda.&mdash;De goede
+geniussen, die hij den mensch schenkt.&mdash;Bescherming van de koe,
+opgedragen aan Zoroaster.&mdash;Oude kosmogonische mythe.&mdash;De
+aarde als de gavenschenkende koe.&mdash;Mazda als de Alwetende,
+<span class="pagenum">[<a id="pb288" href="#pb288" name=
+"pb288">288</a>]</span>&eacute;&eacute;nige God.&mdash;Mazda&rsquo;s
+trawanten (geniussen).&mdash;Gematigd dualisme.&mdash;De
+da&#275;va&rsquo;s.&mdash;Lot van goeden en
+boozen.&mdash;Eindoordeel.&mdash;Hoe Mazda moet worden
+gediend.&mdash;Landbouw en huwelijk in hooge eere.&mdash;Geen zachtheid
+tegenover den vijand.&mdash;Offeren.&mdash;Gewijde spreuken.</p>
+<p>III. <i><a href="#ch6.3">Het Mazde&iuml;sme volgens het jongere
+Avesta</a></i> &nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp; <span class=
+"tocPagenum">254&ndash;271</span></p>
+<p class="tocArgument">Waarom en hoe zooveel van het oude volksgeloof
+weer in den nieuwen godsdienst kwam.&mdash;De <span class="corr" id=
+"xd20e6938" title=
+"Bron: Amesa Spenta&rsquo;s">Amesa-Spenta&rsquo;s</span>, meer
+zelfstandig.&mdash;Sraosa.&mdash;Ahuna vairya.&mdash;De
+&bdquo;rechtvaardigste rechtvaardigheid&rdquo; en &bdquo;het
+hemellicht&rdquo;.&mdash;Strijd om het hemellicht.&mdash;Atar, god van
+het vuur.&mdash;Ap&#257;m Nap&#257;t.&mdash;Het
+hemelvuur.&mdash;Anahita.&mdash;Zon, maan en sterren.&mdash;Planeten
+als vijandig beschouwd.&mdash;Tistrya
+(Sirius).&mdash;Asi.&mdash;Haoma.&mdash;De roes van den
+onsterfelijkheidsdrank.&mdash;Mithra<span class="corr" id="xd20e6941"
+title="Niet in bron">.</span>&mdash;De fravasi&rsquo;s.&mdash;Anr&#333;
+mainyu en de booze geesten.&mdash;Anr&#333; mainyu en
+Zarathustra.&mdash;De helpers van den booze.&mdash;De mensch tusschen
+Mazda en Anr&#333; mainyu in.&mdash;Voorstelling omtrent heelal en
+aarde.&mdash;De eeuwigheid van Mazda&rsquo;s
+schepping.&mdash;Voorstelling der schepping.&mdash;Des menschen
+levenstaak en dood.&mdash;Het toekomstig leven van goeden en boozen. De
+voleinding der wereld.&mdash;De drie Heilanden.&mdash;Anr&#333;
+mainyu&rsquo;s nederlaag.&mdash;De priesters.&mdash;De
+eeredienst.&mdash;Het haoma offer.&mdash;De vuurdienst.&mdash;De
+godsdienst in het leven.&mdash;Landbouw.&mdash;Heilige en onreine
+plaatsen.&mdash;Tegen ascese.&mdash;IJverige
+arbeid.&mdash;Eerlijkheid.&mdash;Tegen
+ontucht.&mdash;Reinheidseischen.&mdash;Heiligheid van vuur, aarde en
+water.&mdash;De dierenwereld.&mdash;Plicht tegenover reine en onreine
+dieren.&mdash;Innerlijke reinheid.&mdash;Straffen.&mdash;Geestelijke
+straffen.</p>
+<p>IV. <i><a href="#ch6.4">Het &bdquo;hervormde&rdquo; Mazde&iuml;sme
+der tegenwoordige Parsi&rsquo;s</a></i> &nbsp;&nbsp;&nbsp;&nbsp;
+<span class="tocPagenum">272&ndash;278</span></p>
+<p class="tocArgument">Uitgeweken Perzen in Indi&euml;.&mdash;Welke
+twee punten van hun geloof zij vasthielden.&mdash;Wat hen wakker
+maakte.&mdash;Strijd met het Christendom.&mdash;Nieuwe Zarathustrische
+catechismus.&mdash;Dabadha&iuml;
+Naoroja.&mdash;Scholen.&mdash;Lezingen.&mdash;Weekblad.&mdash;Vereeniging.&mdash;Verheffing
+der vrouw.&mdash;Tegen kinder-huwelijk.&mdash;Resultaat omtrent de
+gewijde boeken.&mdash;Beteekenis van het Parsisme. <span class=
+"pagenum">[<a id="pb289" href="#pb289" name="pb289">289</a>]</span></p>
+</div>
+</div>
+<div class="div1 index"><span class="pagenum">[<a href=
+"#toc">Inhoud</a>]</span>
+<div class="divHead">
+<h2 class="main">Register.</h2>
+<div class="div2 letter"><span class="pagenum">[<a href=
+"#toc">Inhoud</a>]</span>
+<div class="divHead">
+<h3 class="main">A.</h3>
+</div>
+<div class="divBody">
+<p class="first"><span class="corr" id="xd20e6963" title=
+"Bron: Abhi-dharma">Abhidharma</span>, deel der Pitaka&rsquo;s,
+<a href="#pb132" class="pageref">132</a>, <a href="#pb140" class=
+"pageref">140</a>, <a href="#pb148" class="pageref">148</a>.</p>
+<p>Abhinn&#257;, bovennatuurlijke kennis, <a href="#pb76" class=
+"pageref">76</a>.</p>
+<p>Achaemeniden, Perzische dynastie, <a href="#pb255" class=
+"pageref">255</a>, <a href="#pb271" class="pageref">271</a>.</p>
+<p>A&ccedil;oka, Boeddhistisch koning, <a href="#pb40" class=
+"pageref">40</a>, <a href="#pb68" class="pageref">68</a>, <a href=
+"#pb95" class="pageref">95</a>, <a href="#pb97" class="pageref">97</a>,
+<a href="#pb139" class="pageref">139</a>, <a href="#pb140" class=
+"pageref">140</a> tot <a href="#pb149" class="pageref">149</a>.</p>
+<p>Adam, zendeling, <a href="#pb31" class="pageref">31</a>.</p>
+<p><span class="corr" id="xd20e7018" title=
+"Bron: Adi-Boeddha">&#256;di-Boeddha</span>, godheid, <a href="#pb150"
+class="pageref">150</a>.</p>
+<p>A&#275;sma, booze geest, <a href="#pb252" class="pageref">252</a>,
+<a href="#pb262" class="pageref">262</a>, <a href="#pb265" class=
+"pageref">265</a>.</p>
+<p>Afghanistan, land, <a href="#pb8" class="pageref">8</a>.</p>
+<p>Agni, vuurgod, <a href="#pb8" class="pageref">8</a>.</p>
+<p>Ah&#299;nsa, eerbied voor het leven, <a href="#pb71" class=
+"pageref">71</a>.</p>
+<p>Ah&#333;man&#333;, booze geest, <a href="#pb262" class=
+"pageref">262</a>.</p>
+<p>Ahriman (zie Anr&#333; mainyu), <a href="#pb81" class=
+"pageref">81</a>.</p>
+<p>Ahuna Vairya, gebed der Mazde&euml;rs, <a href="#pb256" class=
+"pageref">256</a>, <a href="#pb261" class="pageref">261</a>, <a href=
+"#pb264" class="pageref">264</a>.</p>
+<p>Ahura Mazda, hoogste godheid der Perzen, <a href="#pb245" class=
+"pageref">245</a>, <a href="#pb248" class="pageref">248</a>, <a href=
+"#pb249" class="pageref">249</a>, <a href="#pb250" class=
+"pageref">250</a>, <a href="#pb251" class="pageref">251</a>, <a href=
+"#pb252" class="pageref">252</a> tot <a href="#pb258" class=
+"pageref">258</a>, <a href="#pb260" class="pageref">260</a>, <a href=
+"#pb261" class="pageref">261</a>, <a href="#pb262" class=
+"pageref">262</a>, <a href="#pb263" class="pageref">263</a>, <a href=
+"#pb264" class="pageref">264</a>, <a href="#pb265" class=
+"pageref">265</a>, <a href="#pb266" class="pageref">266</a>, <a href=
+"#pb267" class="pageref">267</a>, <a href="#pb268" class=
+"pageref">268</a>, <a href="#pb269" class="pageref">269</a>, <a href=
+"#pb270" class="pageref">270</a>, <a href="#pb273" class=
+"pageref">273</a>.</p>
+<p>Aj&#257;tasattu, koning, <a href="#pb65" class="pageref">65</a>,
+<a href="#pb125" class="pageref">125</a>.</p>
+<p>Akem, het slechte <a href="#pb251" class="pageref">251</a>, <a href=
+"#pb252" class="pageref">252</a>.</p>
+<p>Akem man&#333;, de booze gezindheid, <a href="#pb265" class=
+"pageref">265</a>.</p>
+<p>Al&#257;ra, leermeester van Boeddha, <a href="#pb50" class=
+"pageref">50</a>.</p>
+<p>Alexander de Groote, <a href="#pb140" class="pageref">140</a>,
+<a href="#pb141" class="pageref">141</a>, <a href="#pb246" class=
+"pageref">246</a>, <a href="#pb271" class="pageref">271</a>.</p>
+<p>Ameret&#257;t, genius der onsterfelijkheid, <a href="#pb251" class=
+"pageref">251</a>, <a href="#pb253" class="pageref">253</a>, <a href=
+"#pb254" class="pageref">254</a>, <a href="#pb265" class=
+"pageref">265</a>.</p>
+<p>Amesa-Spenta&rsquo;s, trawanten van Mazda, <a href="#pb255" class=
+"pageref">255</a>, <a href="#pb256" class="pageref">256</a>, <a href=
+"#pb258" class="pageref">258</a>, <a href="#pb264" class=
+"pageref">264</a>, <a href="#pb265" class="pageref">265</a>, <a href=
+"#pb266" class="pageref">266</a>.</p>
+<p>Amrita, onsterfelijkheidsdrank<span class="corr" id="xd20e7212"
+title="Niet in bron">,</span> <a href="#pb46" class="pageref">46</a>,
+<a href="#pb47" class="pageref">47</a>.</p>
+<p>Amuruddha, leerling van Boeddha, <a href="#pb65" class=
+"pageref">65</a>.</p>
+<p><span class="corr" id="xd20e7227" title=
+"Bron: Anagatabhayas">An&#257;gatabhayas</span>, Boeddhistisch werk,
+<a href="#pb147" class="pageref">147</a>.</p>
+<p>Anahita, godin der wateren, <a href="#pb257" class=
+"pageref">257</a>, <a href="#pb263" class="pageref">263</a>.</p>
+<p>&#256;nanda, leerling van Boeddha, <a href="#pb65" class=
+"pageref">65</a>, <a href="#pb67" class="pageref">67</a>, <a href=
+"#pb70" class="pageref">70</a>, <a href="#pb71" class="pageref">71</a>,
+<a href="#pb84" class="pageref">84</a>, <a href="#pb85" class=
+"pageref">85</a>, <a href="#pb105" class="pageref">105</a>, <a href=
+"#pb115" class="pageref">115</a>, <a href="#pb120" class=
+"pageref">120</a>, <a href="#pb124" class="pageref">124</a>, <a href=
+"#pb125" class="pageref">125</a>, <a href="#pb133" class=
+"pageref">133</a>, <a href="#pb139" class="pageref">139</a>, <a href=
+"#pb140" class="pageref">140</a>.</p>
+<p>An&#257;thapindika, koopman, <a href="#pb62" class=
+"pageref">62</a>.</p>
+<p>Angati, koning, <a href="#pb92" class="pageref">92</a>.</p>
+<p>Anguttura Nik&#257;ya, Boeddhistisch geschrift, <a href="#pb74"
+class="pageref">74</a>.</p>
+<p>Anhui, district, <a href="#pb223" class="pageref">223</a>.</p>
+<p>Annam, land, <a href="#pb38" class="pageref">38</a>, <a href=
+"#pb226" class="pageref">226</a>.</p>
+<p>Anquetil du Perron, geleerde, <a href="#pb245" class=
+"pageref">245</a>, <a href="#pb247" class="pageref">247</a>.</p>
+<p>Anr&#333; mainyu, duivel, <a href="#pb251" class="pageref">251</a>,
+<a href="#pb252" class="pageref">252</a>, <a href="#pb254" class=
+"pageref">254</a>, <a href="#pb257" class="pageref">257</a>, <a href=
+"#pb261" class="pageref">261</a>, <a href="#pb262" class=
+"pageref">262</a>, <a href="#pb265" class="pageref">265</a>, <a href=
+"#pb268" class="pageref">268</a>, <a href="#pb269" class=
+"pageref">269</a>, <a href="#pb270" class="pageref">270</a>.
+<span class="pagenum">[<a id="pb290" href="#pb290" name=
+"pb290">290</a>]</span></p>
+<p>An yang sin, wijze, <a href="#pb222" class="pageref">222</a>.</p>
+<p>Ap&#257;m nap&#257;t, vuurgod, <a href="#pb257" class=
+"pageref">257</a>.</p>
+<p>Apaosa, booze geest, <a href="#pb259" class="pageref">259</a>.</p>
+<p>Arahat, die hoogere volmaking deelachtig is, <a href="#pb111" class=
+"pageref">111</a>.</p>
+<p>Ari&euml;rs, voorouders van Indi&euml;rs en Perzen, <a href="#pb7"
+class="pageref">7</a>, <a href="#pb155" class="pageref">155</a>,
+<a href="#pb247" class="pageref">247</a>, <a href="#pb250" class=
+"pageref">250</a>.</p>
+<p>Armaiti, genius der vroomheid, <a href="#pb249" class=
+"pageref">249</a>, <a href="#pb250" class="pageref">250</a>, <a href=
+"#pb251" class="pageref">251</a>, <a href="#pb255" class=
+"pageref">255</a>.</p>
+<p>Arnold (Edwin) schrijver, <a href="#pb39" class="pageref">39</a>,
+<a href="#pb81" class="pageref">81</a>.</p>
+<p>Aryavasas, Boeddhistisch werk <a href="#pb147" class=
+"pageref">147</a>.</p>
+<p>Asa, genius van &bdquo;het voegzame&rdquo;, <a href="#pb249" class=
+"pageref">249</a>, <a href="#pb250" class="pageref">250</a>, <a href=
+"#pb251" class="pageref">251</a>, <a href="#pb253" class=
+"pageref">253</a>, <a href="#pb255" class="pageref">255</a>, <a href=
+"#pb256" class="pageref">256</a>, <a href="#pb259" class=
+"pageref">259</a>, <a href="#pb263" class="pageref">263</a>, <a href=
+"#pb265" class="pageref">265</a>, <a href="#pb269" class=
+"pageref">269</a>.</p>
+<p>Asi, godin, <a href="#pb259" class="pageref">259</a>.</p>
+<p>Asita, Boeddhistische &bdquo;Simeon&rdquo;, <a href="#pb41" class=
+"pageref">41</a>.</p>
+<p>Assaji, leerling van Boeddha, <a href="#pb58" class=
+"pageref">58</a>, <a href="#pb59" class="pageref">59</a>.</p>
+<p>Atar, vuurgod, <a href="#pb257" class="pageref">257</a>, <a href=
+"#pb267" class="pageref">267</a>.</p>
+<p>Athadzi, monnik, <a href="#pb147" class="pageref">147</a>.</p>
+<p>Atharvans, vuurpriesters, <a href="#pb266" class=
+"pageref">266</a>.</p>
+<p>Atharvan Veda, boek der veda&rsquo;s, <a href="#pb10" class=
+"pageref">10</a>.</p>
+<p>&#256;tman, geest, <a href="#pb12" class="pageref">12</a>.</p>
+<p>Avat&#257;ra, vleeschwording eener godheid, <a href="#pb17" class=
+"pageref">17</a>, <a href="#pb42" class="pageref">42</a>.</p>
+<p><span class="corr" id="xd20e7509" title=
+"Bron: Avichi">Av&#299;chi</span>, hel, <a href="#pb81" class=
+"pageref">81</a>, <a href="#pb93" class="pageref">93</a>.</p>
+<p>Avalokitesvara, geest van Boeddha, godheid, <a href="#pb150" class=
+"pageref">150</a>, <a href="#pb151" class="pageref">151</a>.</p>
+<p>Azhi dah&#257;ka, draak, <a href="#pb257" class=
+"pageref">257</a>.</p>
+</div>
+</div>
+<div class="div2 letter"><span class="pagenum">[<a href=
+"#toc">Inhoud</a>]</span>
+<div class="divHead">
+<h3 class="main">B.</h3>
+</div>
+<div class="divBody">
+<p class="first">Babyloni&euml;rs, <a href="#pb263" class=
+"pageref">263</a>.</p>
+<p>Bactri&euml;, land, <a href="#pb245" class="pageref">245</a>.</p>
+<p>Bahr&#257;m vuur, (het heilige) <a href="#pb267" class=
+"pageref">267</a>.</p>
+<p>Balkh, stad, <a href="#pb245" class="pageref">245</a>.</p>
+<p>Bambadat, koning, <a href="#pb101" class="pageref">101</a>, <a href=
+"#pb102" class="pageref">102</a>.</p>
+<p>Bamboeboeken (Tshu-shu), <a href="#pb228" class="pageref">228</a>,
+<a href="#pb236" class="pageref">236</a>.</p>
+<p>Beluva, dorp, <a href="#pb84" class="pageref">84</a>.</p>
+<p>Benares, stad, <a href="#pb30" class="pageref">30</a>, <a href=
+"#pb54" class="pageref">54</a>, <a href="#pb57" class="pageref">57</a>,
+<a href="#pb101" class="pageref">101</a>, <a href="#pb146" class=
+"pageref">146</a>.</p>
+<p>Bhadr&#257;, meisje, <a href="#pb98" class="pageref">98</a>,
+<a href="#pb99" class="pageref">99</a>, <a href="#pb100" class=
+"pageref">100</a>, <a href="#pb102" class="pageref">102</a>.</p>
+<p>Bh&#257;gavata Pur&#257;na, gewijd geschrift, <a href="#pb29" class=
+"pageref">29</a>.</p>
+<p>Bhikshu, Boeddhistisch monnik, <a href="#pb83" class=
+"pageref">83</a>.</p>
+<p>Bimbis&#257;ra, koning, <a href="#pb58" class="pageref">58</a>,
+<a href="#pb62" class="pageref">62</a>, <a href="#pb68" class=
+"pageref">68</a>.</p>
+<p>Birma, land, <a href="#pb38" class="pageref">38</a>, <a href="#pb39"
+class="pageref">39</a>, <a href="#pb70" class="pageref">70</a>,
+<a href="#pb71" class="pageref">71</a>, <a href="#pb74" class=
+"pageref">74</a>, <a href="#pb96" class="pageref">96</a>, <a href=
+"#pb118" class="pageref">118</a>, <a href="#pb129" class=
+"pageref">129</a>, <a href="#pb130" class="pageref">130</a>, <a href=
+"#pb132" class="pageref">132</a>, <a href="#pb133" class=
+"pageref">133</a>, <a href="#pb134" class="pageref">134</a>, <a href=
+"#pb136" class="pageref">136</a>, <a href="#pb149" class=
+"pageref">149</a>, <a href="#pb154" class="pageref">154</a>.</p>
+<p>B&#333;-boom, (boom der verlichting), <a href="#pb51" class=
+"pageref">51</a>, <a href="#pb59" class="pageref">59</a>, <a href=
+"#pb151" class="pageref">151</a><span class="corr" id="xd20e7687"
+title="Bron: ,">.</span></p>
+<p>Bodhisatwa&rsquo;s, toekomstige Boeddha&rsquo;s, <a href="#pb150"
+class="pageref">150</a>.</p>
+<p>Boeddha, <a href="#pb23" class="pageref">23</a>, <a href="#pb28"
+class="pageref">28</a>, <a href="#pb38" class="pageref">38</a> tot
+<a href="#pb154" class="pageref">154</a>, <a href="#pb157" class=
+"pageref">157</a>, <a href="#pb216" class="pageref">216</a> tot
+<a href="#pb220" class="pageref">220</a>, <a href="#pb223" class=
+"pageref">223</a>, <a href="#pb270" class="pageref">270</a>.</p>
+<p>Boeddha D&#299;pankara, <a href="#pb98" class="pageref">98</a>,
+<a href="#pb99" class="pageref">99</a>, <a href="#pb100" class=
+"pageref">100</a>.</p>
+<p>Boeddhisme, <a href="#pb2" class="pageref">2</a>, <a href="#pb28"
+class="pageref">28</a>, <a href="#pb30" class="pageref">30</a>,
+<a href="#pb38" class="pageref">38</a> tot <a href="#pb154" class=
+"pageref">154</a>, <a href="#pb155" class="pageref">155</a> tot
+<a href="#pb157" class="pageref">157</a>, <a href="#pb171" class=
+"pageref">171</a>, <a href="#pb191" class="pageref">191</a>, <a href=
+"#pb208" class="pageref">208</a>, <a href="#pb215" class=
+"pageref">215</a> tot <a href="#pb220" class="pageref">220</a>,
+<a href="#pb224" class="pageref">224</a>, <a href="#pb226" class=
+"pageref">226</a>, <a href="#pb244" class="pageref">244</a>.</p>
+<p>Bombay, stad, <a href="#pb16" class="pageref">16</a>, <a href=
+"#pb272" class="pageref">272</a>, <a href="#pb276" class=
+"pageref">276</a>.</p>
+<p>Boro-boedoer, tempel op Java, <a href="#pb149" class=
+"pageref">149</a>.</p>
+<p>Bradlaugh, athe&iuml;st, <a href="#pb216" class=
+"pageref">216</a>.</p>
+<p>Brahm&#259;, het eeuwige, permanente, <a href="#pb7" class=
+"pageref">7</a>, <a href="#pb13" class="pageref">13</a>, <a href=
+"#pb14" class="pageref">14</a>, <a href="#pb15" class="pageref">15</a>,
+<a href="#pb16" class="pageref">16</a>, <a href="#pb21" class=
+"pageref">21</a>, <a href="#pb114" class="pageref">114</a>.</p>
+<p>Brahm&#257;, hoogste godheid, <a href="#pb16" class=
+"pageref">16</a>, <a href="#pb17" class="pageref">17</a>, <a href=
+"#pb21" class="pageref">21</a>, <a href="#pb23" class="pageref">23</a>,
+<a href="#pb44" class="pageref">44</a>, <a href="#pb46" class=
+"pageref">46</a>, <a href="#pb47" class="pageref">47</a>, <a href=
+"#pb53" class="pageref">53</a>, <a href="#pb54" class="pageref">54</a>,
+<a href="#pb56" class="pageref">56</a>, <a href="#pb75" class=
+"pageref">75</a>, <a href="#pb76" class="pageref">76</a>, <a href=
+"#pb77" class="pageref">77</a>, <a href="#pb78" class="pageref">78</a>,
+<a href="#pb83" class="pageref">83</a>, <a href="#pb112" class=
+"pageref">112</a>, <a href="#pb143" class="pageref">143</a>.</p>
+<p>Brahmacharin, zoeker van Brahm&#257;, <a href="#pb46" class=
+"pageref">46</a>.</p>
+<p>Brahma Dharma, werk van Debendra-n&#257;th, <a href="#pb32" class=
+"pageref">32</a>.</p>
+<p>Brahmajala sutta, Mahayana geschrift, <a href="#pb73" class=
+"pageref">73</a>, <a href="#pb118" class="pageref">118</a>, <a href=
+"#pb140" class="pageref">140</a>.</p>
+<p>Brahmalo&ccedil;a, hemel, <a href="#pb46" class=
+"pageref">46</a>.</p>
+<p>Brahmana&rsquo;s, verhandelingen bij de Veda&rsquo;s <a href="#pb8"
+class="pageref">8</a>, <a href="#pb11" class="pageref">11</a>, <a href=
+"#pb12" class="pageref">12</a>.</p>
+<p>Brahmanen, priesterkaste, <a href="#pb6" class="pageref">6</a>,
+<a href="#pb10" class="pageref">10</a>, <a href="#pb11" class=
+"pageref">11</a>, <a href="#pb13" class="pageref">13</a>, <a href=
+"#pb15" class="pageref">15</a>, <a href="#pb25" class="pageref">25</a>,
+<a href="#pb26" class="pageref">26</a>, <a href="#pb29" class=
+"pageref">29</a>, <span class="pagenum">[<a id="pb291" href="#pb291"
+name="pb291">291</a>]</span>31, <a href="#pb32" class="pageref">32</a>,
+<a href="#pb50" class="pageref">50</a>, <a href="#pb57" class=
+"pageref">57</a>, <a href="#pb59" class="pageref">59</a>, <a href=
+"#pb63" class="pageref">63</a>, <a href="#pb66" class="pageref">66</a>,
+<a href="#pb71" class="pageref">71</a>, <a href="#pb72" class=
+"pageref">72</a>, <a href="#pb77" class="pageref">77</a>, <a href=
+"#pb78" class="pageref">78</a>, <a href="#pb79" class="pageref">79</a>,
+<a href="#pb89" class="pageref">89</a>, <a href="#pb98" class=
+"pageref">98</a>, <a href="#pb99" class="pageref">99</a>, <a href=
+"#pb100" class="pageref">100</a>, <a href="#pb101" class=
+"pageref">101</a>, <a href="#pb112" class="pageref">112</a>, <a href=
+"#pb125" class="pageref">125</a>, <a href="#pb144" class=
+"pageref">144</a>, <a href="#pb157" class="pageref">157</a>, <a href=
+"#pb244" class="pageref">244</a>.</p>
+<p>Brahmanisme, <a href="#pb2" class="pageref">2</a>, <a href="#pb5"
+class="pageref">5</a> tot <a href="#pb37" class="pageref">37</a>,
+<a href="#pb38" class="pageref">38</a>, <a href="#pb149" class=
+"pageref">149</a>.</p>
+<p>Brahm&#257; Sahampati (titel van Brahm&#257;), <a href="#pb53"
+class="pageref">53</a>.</p>
+<p>Brahmo Sam&#257;j, vrijzinnig-Brahmaansche vereeniging, <a href=
+"#pb28" class="pageref">28</a>, <a href="#pb29" class="pageref">29</a>
+tot <a href="#pb37" class="pageref">37</a>.</p>
+<p>Brandt, (M. von), <a href="#pb3" class="pageref">3</a>.</p>
+<p>Bristol, stad, <a href="#pb31" class="pageref">31</a>.</p>
+<p>Buddaghosa, Boeddhistisch kerkvader, <a href="#pb139" class=
+"pageref">139</a>.</p>
+</div>
+</div>
+<div class="div2 letter"><span class="pagenum">[<a href=
+"#toc">Inhoud</a>]</span>
+<div class="divHead">
+<h3 class="main">C.</h3>
+</div>
+<div class="divBody">
+<p class="first">Calcutta, stad, <a href="#pb30" class=
+"pageref">30</a>, <a href="#pb31" class="pageref">31</a>, <a href=
+"#pb33" class="pageref">33</a>.</p>
+<p>Cambodja, land, <a href="#pb146" class="pageref">146</a>.</p>
+<p>Canton, stad, <a href="#pb223" class="pageref">223</a>, <a href=
+"#pb224" class="pageref">224</a>.</p>
+<p>&Ccedil;arva-&Ccedil;iva, booze geest, <a href="#pb262" class=
+"pageref">262</a>.</p>
+<p>Cary&#257; Pitaka, Boeddhistisch geschrift, <a href="#pb120" class=
+"pageref">120</a>.</p>
+<p>Cartanya, Indisch hervormer, <a href="#pb36" class=
+"pageref">36</a>.</p>
+<p>Cesar, keizer, <a href="#pb189" class="pageref">189</a>.</p>
+<p>Ceylon, eiland, <a href="#pb38" class="pageref">38</a>, <a href=
+"#pb39" class="pageref">39</a>, <a href="#pb132" class=
+"pageref">132</a>, <a href="#pb149" class="pageref">149</a>.</p>
+<p>Ch&aacute;nd&#257;la&rsquo;s, lieden zonder caste, <a href="#pb96"
+class="pageref">96</a>.</p>
+<p>Chandragupta, koning, <a href="#pb141" class="pageref">141</a>.</p>
+<p>Chang Tao ling, Tao&iuml;stisch patriarch, <a href="#pb214" class=
+"pageref">214</a>.</p>
+<p>Chang Tien Shi, Tao&iuml;stisch paus, <a href="#pb214" class=
+"pageref">214</a>.</p>
+<p>Channa, Boeddha&rsquo;s wagenmenner, <a href="#pb49" class=
+"pageref">49</a>.</p>
+<p>Chao, vorstendom, <a href="#pb179" class="pageref">179</a>.</p>
+<p>Chau-dynastie, <a href="#pb156" class="pageref">156</a>, <a href=
+"#pb158" class="pageref">158</a>, <a href="#pb159" class=
+"pageref">159</a>, <a href="#pb167" class="pageref">167</a>, <a href=
+"#pb169" class="pageref">169</a>, <a href="#pb177" class=
+"pageref">177</a>, <a href="#pb181" class="pageref">181</a>, <a href=
+"#pb190" class="pageref">190</a>, <a href="#pb191" class=
+"pageref">191</a>, <a href="#pb229" class="pageref">229</a>, <a href=
+"#pb233" class="pageref">233</a>, <a href="#pb236" class=
+"pageref">236</a>.</p>
+<p>Chau kung, hertog van Chau, <a href="#pb162" class=
+"pageref">162</a>, <a href="#pb229" class="pageref">229</a>, <a href=
+"#pb231" class="pageref">231</a>.</p>
+<p>Chau li, Chineesch werk, <a href="#pb228" class="pageref">228</a>,
+<a href="#pb231" class="pageref">231</a>, <a href="#pb232" class=
+"pageref">232</a>.</p>
+<p>Chau tsing shin, minister, <a href="#pb239" class=
+"pageref">239</a>.</p>
+<p>Chekiang, provincie, <a href="#pb214" class="pageref">214</a>.</p>
+<p>Ch&egrave;n, stad, <a href="#pb166" class="pageref">166</a>.</p>
+<p>Ch&rsquo;&egrave;n tw&rsquo;an, commentator, <a href="#pb229" class=
+"pageref">229</a>.</p>
+<p>China, <a href="#pb2" class="pageref">2</a>, <a href="#pb38" class=
+"pageref">38</a>, <a href="#pb39" class="pageref">39</a>, <a href=
+"#pb149" class="pageref">149</a>, <a href="#pb154" class=
+"pageref">154</a> tot <a href="#pb244" class="pageref">244</a>.</p>
+<p>Christus (zie Jezus).</p>
+<p>Chu hi (zie Chu tsze).</p>
+<p>Chung chiu, Chineesch werk, <a href="#pb227" class=
+"pageref">227</a>, <a href="#pb232" class="pageref">232</a>, <a href=
+"#pb233" class="pageref">233</a>.</p>
+<p>Chungtu, stad, <a href="#pb160" class="pageref">160</a>.</p>
+<p>Chung Yung, Chineesch werk, <a href="#pb171" class=
+"pageref">171</a>, <a href="#pb227" class="pageref">227</a>, <a href=
+"#pb228" class="pageref">228</a>, <a href="#pb235" class=
+"pageref">235</a>, <a href="#pb236" class="pageref">236</a>.</p>
+<p>Chu tsze, wijsgeer, <a href="#pb182" class="pageref">182</a>,
+<a href="#pb216" class="pageref">216</a>, <a href="#pb217" class=
+"pageref">217</a>, <a href="#pb221" class="pageref">221</a>, <a href=
+"#pb222" class="pageref">222</a>, <a href="#pb235" class=
+"pageref">235</a>.</p>
+<p>Chutuktu&rsquo;s, Tibetaansch-Boeddhistische kardinalen, <a href=
+"#pb153" class="pageref">153</a>.</p>
+<p>Chwang tsze, Chineesche wijze, <a href="#pb166" class=
+"pageref">166</a>, <a href="#pb194" class="pageref">194</a>, <a href=
+"#pb197" class="pageref">197</a>, <a href="#pb202" class=
+"pageref">202</a> tot <a href="#pb208" class="pageref">208</a>,
+<a href="#pb238" class="pageref">238</a>. &Ccedil;invat, hemelbrug,
+<a href="#pb253" class="pageref">253</a>, <a href="#pb264" class=
+"pageref">264</a>, <a href="#pb265" class="pageref">265</a>.</p>
+<p>Confucius, wijze, <a href="#pb2" class="pageref">2</a>, <a href=
+"#pb150" class="pageref">150</a>, <a href="#pb156" class=
+"pageref">156</a>, <a href="#pb157" class="pageref">157</a>, <a href=
+"#pb158" class="pageref">158</a> tot <a href="#pb178" class=
+"pageref">178</a>, <a href="#pb179" class="pageref">179</a>, <a href=
+"#pb180" class="pageref">180</a>, <a href="#pb186" class=
+"pageref">186</a>, <a href="#pb188" class="pageref">188</a>, <a href=
+"#pb191" class="pageref">191</a>, <a href="#pb198" class=
+"pageref">198</a>, <a href="#pb199" class="pageref">199</a>, <a href=
+"#pb200" class="pageref">200</a>, <a href="#pb203" class=
+"pageref">203</a>, <a href="#pb204" class="pageref">204</a>, <a href=
+"#pb209" class="pageref">209</a>, <a href="#pb213" class=
+"pageref">213</a>, <a href="#pb215" class="pageref">215</a>, <a href=
+"#pb216" class="pageref">216</a>, <a href="#pb221" class=
+"pageref">221</a>, <a href="#pb222" class="pageref">222</a>, <a href=
+"#pb226" class="pageref">226</a>, <a href="#pb227" class=
+"pageref">227</a>, <a href="#pb228" class="pageref">228</a>, <a href=
+"#pb229" class="pageref">229</a>, <a href="#pb230" class=
+"pageref">230</a>, <a href="#pb232" class="pageref">232</a>, <a href=
+"#pb233" class="pageref">233</a>, <a href="#pb234" class=
+"pageref">234</a>, <a href="#pb235" class="pageref">235</a>, <a href=
+"#pb236" class="pageref">236</a>.</p>
+<p>Cullavagga, Boeddhistisch geschrift, <a href="#pb121" class=
+"pageref">121</a>, <a href="#pb133" class="pageref">133</a>.</p>
+<p>Cunda, leerling van Boeddha, <a href="#pb85" class=
+"pageref">85</a>.</p>
+<p>Cynici (in China), <a href="#pb180" class="pageref">180</a>,
+<a href="#pb188" class="pageref">188</a>, <a href="#pb202" class=
+"pageref">202</a>, <a href="#pb210" class="pageref">210</a>.</p>
+<p>Cyrus, koning van Perzi&euml;, <a href="#pb245" class=
+"pageref">245</a>, <a href="#pb255" class="pageref">255</a>, <a href=
+"#pb271" class="pageref">271</a>.</p>
+</div>
+</div>
+<div class="div2 letter"><span class="pagenum">[<a href=
+"#toc">Inhoud</a>]</span>
+<div class="divHead">
+<h3 class="main">D.</h3>
+</div>
+<div class="divBody">
+<p class="first">Dabadh&#257;i Naoroja, Perzisch hervormer, <a href=
+"#pb275" class="pageref">275</a>.</p>
+<p>Da&#275;na, de godsdienst (der Mazde&euml;rs), <a href="#pb267"
+class="pageref">267</a>. <span class="pagenum">[<a id="pb292" href=
+"#pb292" name="pb292">292</a>]</span></p>
+<p>Da&#275;va&rsquo;s, booze geesten, <a href="#pb252" class=
+"pageref">252</a>, <a href="#pb258" class="pageref">258</a>, <a href=
+"#pb261" class="pageref">261</a>, <a href="#pb262" class=
+"pageref">262</a>, <a href="#pb267" class="pageref">267</a>, <a href=
+"#pb269" class="pageref">269</a>.</p>
+<p>Dakhma&rsquo;s, lijkentorens, <a href="#pb269" class=
+"pageref">269</a>.</p>
+<p>Dala&iuml; Lama, Boeddhistisch paus, <a href="#pb151" class=
+"pageref">151</a>, <a href="#pb152" class="pageref">152</a>.</p>
+<p>Debendra-n&#257;th, Brahmaansch hervormer, <a href="#pb32" class=
+"pageref">32</a>, <a href="#pb35" class="pageref">35</a>.</p>
+<p>Devadatta, Judas der Boeddhisten, <a href="#pb67" class=
+"pageref">67</a>, <a href="#pb68" class="pageref">68</a>, <a href=
+"#pb80" class="pageref">80</a>.</p>
+<p>Devalo&ccedil;a, vagevuur, <a href="#pb107" class=
+"pageref">107</a>.</p>
+<p>Dhamma pada, Boeddhistisch spreukenboek, <a href="#pb61" class=
+"pageref">61</a>, <a href="#pb80" class="pageref">80</a>, <a href=
+"#pb113" class="pageref">113</a>, <a href="#pb118" class=
+"pageref">118</a>, <a href="#pb120" class="pageref">120</a>, <a href=
+"#pb148" class="pageref">148</a>.</p>
+<p>Dhammapada (Chineesche), <a href="#pb79" class="pageref">79</a>.</p>
+<p>Dharma, de (Boeddhistische) leer, <a href="#pb63" class=
+"pageref">63</a>, <a href="#pb68" class="pageref">68</a>, <a href=
+"#pb72" class="pageref">72</a>, <a href="#pb98" class="pageref">98</a>,
+<a href="#pb106" class="pageref">106</a>, <a href="#pb126" class=
+"pageref">126</a>, <a href="#pb132" class="pageref">132</a>, <a href=
+"#pb140" class="pageref">140</a>, <a href="#pb143" class=
+"pageref">143</a>, <a href="#pb146" class="pageref">146</a>, <a href=
+"#pb147" class="pageref">147</a>.</p>
+<p>Dhyani Boeddha&rsquo;s, hemelsche Boeddha&rsquo;s, <a href="#pb150"
+class="pageref">150</a>.</p>
+<p>D&#299;gka Nik&#257;ya, Boeddhistisch geschrift, <a href="#pb71"
+class="pageref">71</a>.</p>
+<p>Diogenes, <a href="#pb180" class="pageref">180</a>, <a href="#pb188"
+class="pageref">188</a>.</p>
+<p>D&#299;pan&#772;kara (Boeddha), <a href="#pb98" class=
+"pageref">98</a>, <a href="#pb99" class="pageref">99</a>, <a href=
+"#pb100" class="pageref">100</a>.</p>
+<p>Disderi, pater, <a href="#pb151" class="pageref">151</a>, <a href=
+"#pb152" class="pageref">152</a>.</p>
+<p>Doedh&#257;-vitakha Sutta, Boeddhistisch geschrift, <a href="#pb90"
+class="pageref">90</a>.</p>
+<p>Druja&rsquo;s, booze geesten, <a href="#pb261" class=
+"pageref">261</a>, <a href="#pb262" class="pageref">262</a>.</p>
+<p>Drukhs, booze geest, <a href="#pb250" class="pageref">250</a>,
+<a href="#pb252" class="pageref">252</a>, <a href="#pb265" class=
+"pageref">265</a>.</p>
+<p>Dvipas, deelen der wereld, <a href="#pb263" class=
+"pageref">263</a>.</p>
+<p>Dyaus Pitar, Vedische godheid<span class="corr" id="xd20e8703"
+title="Bron: .">,</span> <a href="#pb8" class="pageref">8</a>.</p>
+</div>
+</div>
+<div class="div2 letter"><span class="pagenum">[<a href=
+"#toc">Inhoud</a>]</span>
+<div class="divHead">
+<h3 class="main">E.</h3>
+</div>
+<div class="divBody">
+<p class="first">Edkins, schrijver, <a href="#pb192" class=
+"pageref">192</a>.</p>
+<p>Elephanta (grotten van), <a href="#pb38" class="pageref">38</a>.</p>
+<p>Epictetus, wijsgeer, <a href="#pb190" class="pageref">190</a>.</p>
+<p>Epicuristen, wijsgeerige school, <a href="#pb201" class=
+"pageref">201</a>, <a href="#pb210" class="pageref">210</a>.</p>
+<p>Euphraat, rivier, <a href="#pb244" class="pageref">244</a>.</p>
+<p>Ezra, schriftgeleerde, <a href="#pb11" class="pageref">11</a>,
+<a href="#pb246" class="pageref">246</a>.</p>
+</div>
+</div>
+<div class="div2 letter"><span class="pagenum">[<a href=
+"#toc">Inhoud</a>]</span>
+<div class="divHead">
+<h3 class="main">F.</h3>
+</div>
+<div class="divBody">
+<p class="first">Fakir, Indische heilige, <a href="#pb19" class=
+"pageref">19</a>.</p>
+<p>Fichte, wijsgeer, <a href="#pb143" class="pageref">143</a>.</p>
+<p>Fielding (H.). schrijver, <a href="#pb74" class="pageref">74</a>,
+<a href="#pb113" class="pageref">113</a>, <a href="#pb125" class=
+"pageref">125</a>, <a href="#pb132" class="pageref">132</a>, <a href=
+"#pb134" class="pageref">134</a>.</p>
+<p>Franciscus van Assisi, R. K. heilige, <a href="#pb121" class=
+"pageref">121</a>.</p>
+<p>Fravasi&rsquo;s, beschermengelen, <a href="#pb261" class=
+"pageref">261</a>, <a href="#pb263" class="pageref">263</a>.</p>
+<p>Fu hi, keizer<span class="corr" id="xd20e8793" title=
+"Niet in bron">,</span> <a href="#pb221" class="pageref">221</a>.</p>
+<p>Fu Y&uuml;, staatsman, <a href="#pb236" class="pageref">236</a>.</p>
+<p>Fu pen hing tsi hing, Chineesch Boeddhistisch werk, <a href="#pb98"
+class="pageref">98</a>.</p>
+</div>
+</div>
+<div class="div2 letter"><span class="pagenum">[<a href=
+"#toc">Inhoud</a>]</span>
+<div class="divHead">
+<h3 class="main">G.</h3>
+</div>
+<div class="divBody">
+<p class="first">Gahath&#257;ni, (huishouden bezittend), titel der
+Brahmanen<span class="corr" id="xd20e8814" title="Bron: .">,</span>
+<a href="#pb144" class="pageref">144</a>.</p>
+<p>Galilea, <a href="#pb2" class="pageref">2</a>.</p>
+<p>G&#257;ndh&#257;ra, land, <a href="#pb146" class=
+"pageref">146</a>.</p>
+<p>Ganges, rivier, <a href="#pb84" class="pageref">84</a>.</p>
+<p>Gar&#333; dem&#257;na, &bdquo;liederenwoning&rdquo;, hemel, <a href=
+"#pb252" class="pageref">252</a>, <a href="#pb255" class=
+"pageref">255</a>.</p>
+<p>G&#257;tha&rsquo;s, oude liederen in het Avesta, <a href="#pb245"
+class="pageref">245</a>, <a href="#pb246" class="pageref">246</a>,
+<a href="#pb247" class="pageref">247</a>, <a href="#pb248" class=
+"pageref">248</a>, <a href="#pb249" class="pageref">249</a>, <a href=
+"#pb251" class="pageref">251</a>, <a href="#pb255" class=
+"pageref">255</a>, <a href="#pb260" class="pageref">260</a>, <a href=
+"#pb277" class="pageref">277</a>.</p>
+<p>Gautama, zie Boeddha.</p>
+<p>Genesis, <a href="#pb264" class="pageref">264</a>.</p>
+<p>G&eacute;us tasan, schepper van het rund, <a href="#pb249" class=
+"pageref">249</a>, <a href="#pb250" class="pageref">250</a>.</p>
+<p>G&eacute;us urva, ziel der koe, <a href="#pb249" class=
+"pageref">249</a>.</p>
+<p>Grueber, pater, <a href="#pb151" class="pageref">151</a>.</p>
+<p>Gujarati, taal, <a href="#pb275" class="pageref">275</a>.</p>
+</div>
+</div>
+<div class="div2 letter"><span class="pagenum">[<a href=
+"#toc">Inhoud</a>]</span>
+<div class="divHead">
+<h3 class="main">H.</h3>
+</div>
+<div class="divBody">
+<p class="first">Haoma, onsterfelijkheidsdrank of god, <a href="#pb8"
+class="pageref">8</a>, <a href="#pb247" class="pageref">247</a>,
+<a href="#pb259" class="pageref">259</a>, <a href="#pb260" class=
+"pageref">260</a>, <a href="#pb262" class="pageref">262</a>, <a href=
+"#pb266" class="pageref">266</a>.</p>
+<p>Han, dynastie, <a href="#pb161" class="pageref">161</a>, <a href=
+"#pb162" class="pageref">162</a>, <a href="#pb190" class=
+"pageref">190</a>, <span class="pagenum">[<a id="pb293" href="#pb293"
+name="pb293">293</a>]</span>191, <a href="#pb222" class=
+"pageref">222</a>, <a href="#pb227" class="pageref">227</a>, <a href=
+"#pb232" class="pageref">232</a>, <a href="#pb238" class=
+"pageref">238</a>, <a href="#pb241" class="pageref">241</a>.</p>
+<p>Han, vorstendom, <a href="#pb179" class="pageref">179</a>.</p>
+<p>Hanku, bergpas, <a href="#pb191" class="pageref">191</a>.</p>
+<p>Hanlin, college, <a href="#pb243" class="pageref">243</a>.</p>
+<p>Han y&uuml;, wijsgeer, <a href="#pb182" class="pageref">182</a>,
+<a href="#pb216" class="pageref">216</a>.</p>
+<p>Haurvat&#257;t, (genius van) volkomen heil, <a href="#pb251" class=
+"pageref">251</a>, <a href="#pb252" class="pageref">252</a>, <a href=
+"#pb254" class="pageref">254</a>, <a href="#pb255" class=
+"pageref">255</a>, <a href="#pb265" class="pageref">265</a>.</p>
+<p>Himalaya, gebergte, <a href="#pb7" class="pageref">7</a>, <a href=
+"#pb40" class="pageref">40</a>, <a href="#pb74" class="pageref">74</a>,
+<a href="#pb122" class="pageref">122</a>, <a href="#pb123" class=
+"pageref">123</a>.</p>
+<p>Hinayana, (kleine overtocht), Boeddhistische secte, <a href="#pb92"
+class="pageref">92</a>, <a href="#pb109" class="pageref">109</a>.</p>
+<p>Hiu, aanhanger van Shin nung, <a href="#pb183" class=
+"pageref">183</a>, <a href="#pb184" class="pageref">184</a>.</p>
+<p>Homerus, <a href="#pb18" class="pageref">18</a>.</p>
+<p>Honan, stad<span class="corr" id="xd20e9038" title=
+"Niet in bron">,</span> <a href="#pb159" class="pageref">159</a>.</p>
+<p>Ho tu Loh shu (plan van Ho en rol van Loh), <a href="#pb221" class=
+"pageref">221</a>.</p>
+<p>Hsia, dynastie, <a href="#pb156" class="pageref">156</a>, <a href=
+"#pb232" class="pageref">232</a>.</p>
+<p>Hsiao king, Chineesch werk, <a href="#pb170" class=
+"pageref">170</a>, <a href="#pb228" class="pageref">228</a>, <a href=
+"#pb234" class="pageref">234</a>.</p>
+<p>Huai nan tsze, Chineesch wijsgeer <a href="#pb193" class=
+"pageref">193</a>, <a href="#pb238" class="pageref">238</a>.</p>
+<p>Hungwu, keizer, <a href="#pb233" class="pageref">233</a>.</p>
+<p>Hvarena, hooge verlichting, <a href="#pb256" class=
+"pageref">256</a>, <a href="#pb257" class="pageref">257</a>.</p>
+<p>Hwang ti, &bdquo;de gele keizer&rdquo;, <a href="#pb191" class=
+"pageref">191</a>.</p>
+<p>Hwen Thsang, Chineesch Boeddhist, <a href="#pb4" class=
+"pageref">4</a><sup>e</sup> eeuw n. C., <a href="#pb83" class=
+"pageref">83</a>.</p>
+<p>Hwei Tsung, keizer, <a href="#pb222" class="pageref">222</a>.</p>
+</div>
+</div>
+<div class="div2 letter"><span class="pagenum">[<a href=
+"#toc">Inhoud</a>]</span>
+<div class="divHead">
+<h3 class="main">I.</h3>
+</div>
+<div class="divBody">
+<p class="first">Iddhi, bovennatuurlijke vermogens, <a href="#pb76"
+class="pageref">76</a>, <a href="#pb95" class="pageref">95</a>.</p>
+<p>I-king, Chineesch werk, <a href="#pb221" class="pageref">221</a>,
+<a href="#pb227" class="pageref">227</a> tot <a href="#pb230" class=
+"pageref">230</a>, <a href="#pb236" class="pageref">236</a>.</p>
+<p>I-li, Chineesch werk, <a href="#pb228" class="pageref">228</a>,
+<a href="#pb232" class="pageref">232</a>.</p>
+<p>Indi&euml;, land, <a href="#pb8" class="pageref">8</a>, <a href=
+"#pb18" class="pageref">18</a>, <a href="#pb29" class="pageref">29</a>,
+<a href="#pb30" class="pageref">30</a>, <a href="#pb42" class=
+"pageref">42</a>, <a href="#pb70" class="pageref">70</a>, <a href=
+"#pb84" class="pageref">84</a>, <a href="#pb131" class=
+"pageref">131</a>, <a href="#pb141" class="pageref">141</a>, <a href=
+"#pb145" class="pageref">145</a>, <a href="#pb149" class=
+"pageref">149</a>, <a href="#pb247" class="pageref">247</a>, <a href=
+"#pb250" class="pageref">250</a>, <a href="#pb267" class=
+"pageref">267</a>, <a href="#pb272" class="pageref">272</a>.</p>
+<p>Indra, godheid, <a href="#pb9" class="pageref">9</a>, <a href=
+"#pb26" class="pageref">26</a>, <a href="#pb42" class="pageref">42</a>,
+<a href="#pb102" class="pageref">102</a><span class="corr" id=
+"xd20e9204" title="Bron: .">,</span> <a href="#pb103" class=
+"pageref">103</a>, <a href="#pb262" class="pageref">262</a>.</p>
+<p>Indus, rivier, <a href="#pb244" class="pageref">244</a>.</p>
+<p>Iran, land, <a href="#pb244" class="pageref">244</a>, <a href=
+"#pb260" class="pageref">260</a>.</p>
+<p>Irani&euml;rs, <a href="#pb247" class="pageref">247</a>, <a href=
+"#pb249" class="pageref">249</a>.</p>
+<p>Isipatana, wildpark bij Benares, <a href="#pb54" class=
+"pageref">54</a>.</p>
+<p>Islam, <a href="#pb271" class="pageref">271</a>.</p>
+<p>Isra&euml;l, (godsdienst van) <a href="#pb5" class="pageref">5</a>,
+<a href="#pb6" class="pageref">6</a>, <a href="#pb11" class=
+"pageref">11</a>.</p>
+</div>
+</div>
+<div class="div2 letter"><span class="pagenum">[<a href=
+"#toc">Inhoud</a>]</span>
+<div class="divHead">
+<h3 class="main">J.</h3>
+</div>
+<div class="divBody">
+<p class="first">Jaggernauth, godheid, <a href="#pb19" class=
+"pageref">19</a>.</p>
+<p>J&aacute;hve, godennaam, <a href="#pb193" class="pageref">193</a>,
+<a href="#pb194" class="pageref">194</a>.</p>
+<p>Jahvisme, <a href="#pb246" class="pageref">246</a>.</p>
+<p>Ja&iuml;na&rsquo;s, godsdienstige secte, <a href="#pb30" class=
+"pageref">30</a>.</p>
+<p>Jambudv&#299;pa, rijk van A&ccedil;oka, <a href="#pb142" class=
+"pageref">142</a>.</p>
+<p>Jambunada, stad, <a href="#pb97" class="pageref">97</a>.</p>
+<p>Japan, land, <a href="#pb38" class="pageref">38</a>, <a href="#pb39"
+class="pageref">39</a>, <a href="#pb149" class="pageref">149</a>,
+<a href="#pb150" class="pageref">150</a>, <a href="#pb213" class=
+"pageref">213</a>, <a href="#pb226" class="pageref">226</a>.</p>
+<p>Jataka&rsquo;s, geschiedenissen over Boeddha&rsquo;s vroegere
+levens, <a href="#pb61" class="pageref">61</a>, <a href="#pb103" class=
+"pageref">103</a>, <a href="#pb104" class="pageref">104</a>, <a href=
+"#pb118" class="pageref">118</a>, <a href="#pb132" class=
+"pageref">132</a>, <a href="#pb148" class="pageref">148</a>.</p>
+<p>Java, eiland, <a href="#pb149" class="pageref">149</a>.</p>
+<p>Jetavana, park, <a href="#pb62" class="pageref">62</a>.</p>
+<p>Jezus, <a href="#pb31" class="pageref">31</a>, <a href="#pb36"
+class="pageref">36</a>, <a href="#pb39" class="pageref">39</a>,
+<a href="#pb40" class="pageref">40</a>, <a href="#pb55" class=
+"pageref">55</a>, <a href="#pb64" class="pageref">64</a>, <a href=
+"#pb66" class="pageref">66</a>, <a href="#pb68" class="pageref">68</a>,
+<a href="#pb79" class="pageref">79</a>, <a href="#pb81" class=
+"pageref">81</a>, <a href="#pb84" class="pageref">84</a>, <a href=
+"#pb87" class="pageref">87</a>, <a href="#pb122" class=
+"pageref">122</a>, <a href="#pb137" class="pageref">137</a>.</p>
+<p>Jezu&iuml;ten, <a href="#pb192" class="pageref">192</a>.</p>
+<p>Jina, zelfbedwinger, <a href="#pb47" class="pageref">47</a>,
+<a href="#pb48" class="pageref">48</a>.</p>
+<p>Jin Juh, asceet, <a href="#pb91" class="pageref">91</a>, <a href=
+"#pb92" class="pageref">92</a>.</p>
+<p>Jozef van Arimathea, <a href="#pb68" class="pageref">68</a>.</p>
+<p>Jutaka, Brahmaan, <a href="#pb100" class="pageref">100</a>, <a href=
+"#pb101" class="pageref">101</a>.</p>
+</div>
+</div>
+<div class="div2 letter"><span class="pagenum">[<a href=
+"#toc">Inhoud</a>]</span>
+<div class="divHead">
+<h3 class="main">K.</h3>
+</div>
+<div class="divBody">
+<p class="first">Kabir panti, monothe&iuml;stische hervormers, <a href=
+"#pb29" class="pageref">29</a>.</p>
+<p>Kacc&#257;na, leerling van Boeddha, <a href="#pb65" class=
+"pageref">65</a>.</p>
+<p>Kalidasa, dichter<span class="corr" id="xd20e9442" title=
+"Bron: .">,</span> <a href="#pb16" class="pageref">16</a>.</p>
+<p>K&#257;ma, godheid, <a href="#pb48" class="pageref">48</a>, <a href=
+"#pb108" class="pageref">108</a>.</p>
+<p>Kamalo&ccedil;a, oorden der lust, <a href="#pb46" class=
+"pageref">46</a>, <a href="#pb80" class="pageref">80</a>.</p>
+<p>K&#257;nchana, vrouw, <a href="#pb95" class="pageref">95</a>,
+<a href="#pb96" class="pageref">96</a>.</p>
+<p>Kang hi, keizer, <a href="#pb222" class="pageref">222</a>.</p>
+<p>Kanishka, koning, <a href="#pb140" class="pageref">140</a>.
+<span class="pagenum">[<a id="pb294" href="#pb294" name=
+"pb294">294</a>]</span></p>
+<p>Kanthaka, paard van Boeddha, <a href="#pb49" class=
+"pageref">49</a>.</p>
+<p>Kapila Vastu, stad, geboorteplaats van Boeddha<span class="corr" id=
+"xd20e9491" title="Niet in bron">,</span> <a href="#pb40" class=
+"pageref">40</a>, <a href="#pb42" class="pageref">42</a>, <a href=
+"#pb49" class="pageref">49</a>, <a href="#pb83" class=
+"pageref">83</a>.</p>
+<p>Karma, wet der gerechtigheid, <a href="#pb80" class=
+"pageref">80</a>, <a href="#pb81" class="pageref">81</a>, <a href=
+"#pb114" class="pageref">114</a>, <a href="#pb116" class=
+"pageref">116</a>, <a href="#pb118" class="pageref">118</a>.</p>
+<p>Karsvare&rsquo;s (zeven) werelddeelen, <a href="#pb263" class=
+"pageref">263</a>.</p>
+<p>Kasaya, mythisch meer, <a href="#pb265" class="pageref">265</a>.</p>
+<p>Kasyapa, monnik, <a href="#pb140" class="pageref">140</a>.</p>
+<p>Kau, wijsgeer, <a href="#pb189" class="pageref">189</a>.</p>
+<p>Kau Kien Che, Tao&iuml;st, <a href="#pb214" class=
+"pageref">214</a>.</p>
+<p>Kaundiliya, leerling van Boeddha, <a href="#pb92" class=
+"pageref">92</a>.</p>
+<p>Keshab Chander Sen, Brahmaansch hervormer, <a href="#pb33" class=
+"pageref">33</a> tot <a href="#pb35" class="pageref">35</a>.</p>
+<p>Khsatra, genius, &bdquo;het ware rijk,&rdquo; <a href="#pb249"
+class="pageref">249</a>, <a href="#pb250" class="pageref">250</a>,
+<a href="#pb251" class="pageref">251</a>, <a href="#pb253" class=
+"pageref">253</a>, <a href="#pb255" class="pageref">255</a>.</p>
+<p>K&rsquo;hufu hsien, plaats, waar Confucius werd begraven, <a href=
+"#pb161" class="pageref">161</a>.</p>
+<p>Ki, familie, <a href="#pb160" class="pageref">160</a>, <a href=
+"#pb161" class="pageref">161</a>, <a href="#pb221" class=
+"pageref">221</a>.</p>
+<p>Kiangsi, landstreek, <a href="#pb214" class="pageref">214</a>.</p>
+<p>Kibleh, beeld van God, <a href="#pb273" class="pageref">273</a>.</p>
+<p>Kienta&iuml; Vih&#257;ra, klooster, <a href="#pb109" class=
+"pageref">109</a>.</p>
+<p>Kin, roover, <a href="#pb166" class="pageref">166</a>.</p>
+<p>King&rsquo;s (de vijf) heilige boeken, <a href="#pb227" class=
+"pageref">227</a>.</p>
+<p>Kis&#257;gotam&#299;, meisje, <a href="#pb93" class=
+"pageref">93</a>, <a href="#pb94" class="pageref">94</a>.</p>
+<p>Ko li, koning, <a href="#pb91" class="pageref">91</a>, <a href=
+"#pb92" class="pageref">92</a>.</p>
+<p>Kong-tse, zie Confucius.</p>
+<p>Koran, <a href="#pb29" class="pageref">29</a>, <a href="#pb30"
+class="pageref">30</a>, <a href="#pb31" class="pageref">31</a>,
+<a href="#pb245" class="pageref">245</a>.</p>
+<p>Korea, <a href="#pb221" class="pageref">221</a>, <a href="#pb226"
+class="pageref">226</a>.</p>
+<p>Kosala, landschap in Indi&euml;, <a href="#pb68" class=
+"pageref">68</a>, <a href="#pb122" class="pageref">122</a>.</p>
+<p>Krishna, godheid, <a href="#pb15" class="pageref">15</a>, <a href=
+"#pb17" class="pageref">17</a>, <a href="#pb18" class="pageref">18</a>,
+<a href="#pb19" class="pageref">19</a>, <a href="#pb22" class=
+"pageref">22</a>.</p>
+<p>Kshatrya&rsquo;s (caste der) krijgslieden of adellijken, <a href=
+"#pb10" class="pageref">10</a>, <a href="#pb21" class="pageref">21</a>,
+<a href="#pb64" class="pageref">64</a>, <a href="#pb66" class=
+"pageref">66</a>.</p>
+<p>Ku en l&uuml;en, gebergte, <a href="#pb236" class=
+"pageref">236</a>.</p>
+<p>Ku liang, (verhaal van), <a href="#pb233" class=
+"pageref">233</a>.</p>
+<p>Kun&#257;la, prins, <a href="#pb95" class="pageref">95</a>, <a href=
+"#pb96" class="pageref">96</a>, <a href="#pb97" class="pageref">97</a>,
+<a href="#pb120" class="pageref">120</a>.</p>
+<p>Kung fu tsze, zie Confucius.</p>
+<p>Kung kih, zie Tsze sze.</p>
+<p>Kung kiu, zie Confucius.</p>
+<p>Kung Ngan Kwoh, wijsgeer, <a href="#pb221" class=
+"pageref">221</a>.</p>
+<p>Kung tsze kia yu, werk van Confucius, <a href="#pb237" class=
+"pageref">237</a>.</p>
+<p>Kung yang (verhaal van)<span class="corr" id="xd20e9743" title=
+"Niet in bron">,</span> <a href="#pb228" class="pageref">228</a>.</p>
+<p>Kusin&#257;r&#257;, dorp waar Boeddha stierf, <a href="#pb85" class=
+"pageref">85</a>, <a href="#pb86" class="pageref">86</a>, <a href=
+"#pb146" class="pageref">146</a>.</p>
+<p>Kwan Yin tsze, Chineesch werk, <a href="#pb237" class=
+"pageref">237</a>.</p>
+</div>
+</div>
+<div class="div2 letter"><span class="pagenum">[<a href=
+"#toc">Inhoud</a>]</span>
+<div class="divHead">
+<h3 class="main">L.</h3>
+</div>
+<div class="divBody">
+<p class="first">Laksmi, vrouw van Vishnoe, <a href="#pb16" class=
+"pageref">16</a>.</p>
+<p>Lalita Vistara, levensbeschrijving van Boeddha, <a href="#pb44"
+class="pageref">44</a>, <a href="#pb148" class="pageref">148</a>.</p>
+<p>Lama&iuml;sme, <a href="#pb149" class="pageref">149</a> tot <a href=
+"#pb154" class="pageref">154</a>, <a href="#pb214" class=
+"pageref">214</a>.</p>
+<p>Lao tsze, wijze, <a href="#pb3" class="pageref">3</a>, <a href=
+"#pb150" class="pageref">150</a>, <a href="#pb156" class=
+"pageref">156</a>, <a href="#pb157" class="pageref">157</a>, <a href=
+"#pb160" class="pageref">160</a>, <a href="#pb165" class=
+"pageref">165</a>, <a href="#pb170" class="pageref">170</a>, <a href=
+"#pb190" class="pageref">190</a> tot <a href="#pb202" class=
+"pageref">202</a>, <a href="#pb209" class="pageref">209</a>, <a href=
+"#pb237" class="pageref">237</a>, <a href="#pb238" class=
+"pageref">238</a>.</p>
+<p>Leang, vorstendom, <a href="#pb179" class="pageref">179</a>.</p>
+<p>Legge (Dr.), Chinoloog, <a href="#pb163" class="pageref">163</a>,
+<a href="#pb193" class="pageref">193</a>.</p>
+<p>Leibnitz, wijsgeer, <a href="#pb229" class="pageref">229</a>.</p>
+<p>Lhassa, hoofdstad van Tibet, <a href="#pb151" class=
+"pageref">151</a>, <a href="#pb152" class="pageref">152</a>.</p>
+<p>Li, zoon van Confucius, <a href="#pb159" class=
+"pageref">159</a>.</p>
+<p>Leang yen nien, uitgever van het &bdquo;heilig edict&rdquo;,
+<a href="#pb224" class="pageref">224</a>.</p>
+<p>Lieh tsze, wijsgeer, <a href="#pb195" class="pageref">195</a>,
+<a href="#pb197" class="pageref">197</a>, <a href="#pb202" class=
+"pageref">202</a>, <a href="#pb208" class="pageref">208</a> tot
+<a href="#pb212" class="pageref">212</a>, <a href="#pb238" class=
+"pageref">238</a>.</p>
+<p>Li ki, Chineesch werk, <a href="#pb227" class="pageref">227</a>,
+<a href="#pb232" class="pageref">232</a>.</p>
+<p>Li R, zie Lao tsze.</p>
+<p>Li sze, minister, <a href="#pb239" class="pageref">239</a>.</p>
+<p>Liu Hiang, schrijver, <a href="#pb238" class="pageref">238</a>.</p>
+<p>Liu Ngan (zie Huai nan tsze).</p>
+<p>Lotus (witte van Dharma), <a href="#pb105" class="pageref">105</a>.
+<span class="pagenum">[<a id="pb295" href="#pb295" name=
+"pb295">295</a>]</span>Boeddhistisch werk, <a href="#pb105" class=
+"pageref">105</a>, <a href="#pb108" class="pageref">108</a>.</p>
+<p>Lo yang, stad, <a href="#pb159" class="pageref">159</a>, <a href=
+"#pb160" class="pageref">160</a>, <a href="#pb176" class=
+"pageref">176</a>, <a href="#pb191" class="pageref">191</a>, <a href=
+"#pb200" class="pageref">200</a>.</p>
+<p>Lu, hertogdom, <a href="#pb158" class="pageref">158</a>, <a href=
+"#pb159" class="pageref">159</a>, <a href="#pb160" class=
+"pageref">160</a>, <a href="#pb161" class="pageref">161</a>, <a href=
+"#pb162" class="pageref">162</a>, <a href="#pb165" class=
+"pageref">165</a>, <a href="#pb166" class="pageref">166</a>, <a href=
+"#pb178" class="pageref">178</a>, <a href="#pb179" class=
+"pageref">179</a>, <a href="#pb205" class="pageref">205</a>, <a href=
+"#pb232" class="pageref">232</a>.</p>
+<p>Lung hu Shan, drakenberg, <a href="#pb214" class=
+"pageref">214</a>.</p>
+<p>Lung y&uuml;, Chineesch werk, <a href="#pb227" class=
+"pageref">227</a>, <a href="#pb233" class="pageref">233</a>.</p>
+</div>
+</div>
+<div class="div2 letter"><span class="pagenum">[<a href=
+"#toc">Inhoud</a>]</span>
+<div class="divHead">
+<h3 class="main">M.</h3>
+</div>
+<div class="divBody">
+<p class="first">Magadha, stad, <a href="#pb53" class="pageref">53</a>,
+<a href="#pb60" class="pageref">60</a>, <a href="#pb66" class=
+"pageref">66</a>, <a href="#pb84" class="pageref">84</a>, <a href=
+"#pb140" class="pageref">140</a>, <a href="#pb141" class=
+"pageref">141</a>.</p>
+<p>Mah&#257;bh&#257;rata, heldendicht, <a href="#pb17" class=
+"pageref">17</a>, <a href="#pb21" class="pageref">21</a>, <a href=
+"#pb22" class="pageref">22</a>, <a href="#pb26" class=
+"pageref">26</a>.</p>
+<p>Mahadeva, groote god, <a href="#pb25" class="pageref">25</a>.</p>
+<p><span class="corr" id="xd20e10036" title=
+"Bron: Maha">Mah&#257;</span> praj&#257;pat&#299;, tante van Boeddha,
+<a href="#pb46" class="pageref">46</a>, <a href="#pb70" class=
+"pageref">70</a>.</p>
+<p>Mah&#257;vagga, Boeddhistisch werk, <a href="#pb53" class=
+"pageref">53</a>, <a href="#pb69" class="pageref">69</a>, <a href=
+"#pb70" class="pageref">70</a>, <a href="#pb88" class="pageref">88</a>,
+<a href="#pb89" class="pageref">89</a>, <a href="#pb90" class=
+"pageref">90</a>.</p>
+<p>Mahayana &bdquo;groote overtocht&rdquo;, Boeddhistische secte,
+<a href="#pb92" class="pageref">92</a>, <a href="#pb109" class=
+"pageref">109</a>, <a href="#pb118" class="pageref">118</a>, <a href=
+"#pb119" class="pageref">119</a>, <a href="#pb140" class=
+"pageref">140</a>, <a href="#pb149" class="pageref">149</a>, <a href=
+"#pb208" class="pageref">208</a>.</p>
+<p>Mahinda, zoon v. A&ccedil;oka, <a href="#pb149" class=
+"pageref">149</a>.</p>
+<p>Makhali Gos&#257;la, wijsgeer, <a href="#pb74" class=
+"pageref">74</a>, <a href="#pb115" class="pageref">115</a>.</p>
+<p>Man&#257;s, de verlichting in de rede, <a href="#pb76" class=
+"pageref">76</a>.</p>
+<p>Manas&#257;kata, stad, <a href="#pb76" class="pageref">76</a>.</p>
+<p>Mandschoe dynastie, <a href="#pb162" class="pageref">162</a>,
+<a href="#pb214" class="pageref">214</a>, <a href="#pb222" class=
+"pageref">222</a>, <a href="#pb227" class="pageref">227</a>.</p>
+<p>Mang, familie, <a href="#pb160" class="pageref">160</a>.</p>
+<p>Manoe, (wetboek van), <a href="#pb13" class="pageref">13</a>,
+<a href="#pb96" class="pageref">96</a>.</p>
+<p>Mantra&rsquo;s, deel der Veda&rsquo;s, <a href="#pb8" class=
+"pageref">8</a>.</p>
+<p>M&#257;ra, de booze, <a href="#pb48" class="pageref">48</a>,
+<a href="#pb50" class="pageref">50</a>, <a href="#pb51" class=
+"pageref">51</a>, <a href="#pb56" class="pageref">56</a>, <a href=
+"#pb78" class="pageref">78</a>, <a href="#pb83" class="pageref">83</a>,
+<a href="#pb91" class="pageref">91</a>, <a href="#pb112" class=
+"pageref">112</a>, <a href="#pb122" class="pageref">122</a>, <a href=
+"#pb123" class="pageref">123</a>.</p>
+<p>Maria (van Bethani&euml;) <a href="#pb68" class=
+"pageref">68</a>.</p>
+<p>Martha (van Bethani&euml;), <a href="#pb68" class=
+"pageref">68</a>.</p>
+<p>Martin, Dr. geleerde, <a href="#pb243" class="pageref">243</a>.</p>
+<p>Matali, <span class="corr" id="xd20e10196" title=
+"Bron: daeva">da&#275;va</span>, <a href="#pb102" class=
+"pageref">102</a>, <a href="#pb103" class="pageref">103</a>.</p>
+<p>Matanga, <a href="#pb105" class="pageref">105</a>, <a href="#pb106"
+class="pageref">106</a>.</p>
+<p>M&#257;th&#257; ku&auml;r, (de doode prins), gehucht <a href="#pb83"
+class="pageref">83</a>.</p>
+<p>Math&#363;ra, plaats, <a href="#pb106" class="pageref">106</a>.</p>
+<p>Mazda, (zie Ahura Mazda).</p>
+<p>Mazde&iuml;sme, <a href="#pb244" class="pageref">244</a> tot
+<a href="#pb278" class="pageref">278</a>.</p>
+<p>M&#257;y&#257;, moeder van Boeddha, <a href="#pb40" class=
+"pageref">40</a>, <a href="#pb41" class="pageref">41</a>, <a href=
+"#pb46" class="pageref">46</a>.</p>
+<p>Maya &bdquo;wereld van schijn&rdquo;, <a href="#pb21" class=
+"pageref">21</a>.</p>
+<p>Medi&euml;, land, <a href="#pb244" class="pageref">244</a>.</p>
+<p>Megasthenes, gezant van Seleucus Nicator, <a href="#pb62" class=
+"pageref">62</a>.</p>
+<p>Megha, Brahmaan, <a href="#pb98" class="pageref">98</a>, <a href=
+"#pb99" class="pageref">99</a>, <a href="#pb100" class=
+"pageref">100</a>.</p>
+<p>Menander, zie Milinda.</p>
+<p>Mencius, wijze, <a href="#pb167" class="pageref">167</a>, <a href=
+"#pb178" class="pageref">178</a> tot <a href="#pb190" class=
+"pageref">190</a>, <a href="#pb199" class="pageref">199</a>, <a href=
+"#pb202" class="pageref">202</a>, <a href="#pb210" class=
+"pageref">210</a>, <a href="#pb213" class="pageref">213</a>, <a href=
+"#pb215" class="pageref">215</a>, <a href="#pb227" class=
+"pageref">227</a>, <a href="#pb228" class="pageref">228</a>, <a href=
+"#pb230" class="pageref">230</a>, <a href="#pb231" class=
+"pageref">231</a>, <a href="#pb232" class="pageref">232</a>, <a href=
+"#pb233" class="pageref">233</a>, <a href="#pb234" class=
+"pageref">234</a>.</p>
+<p>Meyboom, (H. U.) schrijver, <a href="#pb81" class=
+"pageref">81</a>.</p>
+<p>Michel Angelo, <a href="#pb190" class="pageref">190</a>.</p>
+<p>Mihisten, secte, <a href="#pb180" class="pageref">180</a>.</p>
+<p>Mih ti, wijsgeer, <a href="#pb186" class="pageref">186</a>, <a href=
+"#pb187" class="pageref">187</a>, <a href="#pb188" class=
+"pageref">188</a>.</p>
+<p>Milinda, (vragen van) Boeddhistisch geschrift, <a href="#pb116"
+class="pageref">116</a>.</p>
+<p>Ming, dynastie <a href="#pb222" class="pageref">222</a>, <a href=
+"#pb233" class="pageref">233</a>.</p>
+<p>Mithra, godin, <a href="#pb247" class="pageref">247</a>, <a href=
+"#pb256" class="pageref">256</a>, <a href="#pb260" class=
+"pageref">260</a>, <a href="#pb264" class="pageref">264</a>.</p>
+<p>Mogall&#257;na, leerling van Boeddha, <a href="#pb58" class=
+"pageref">58</a>, <a href="#pb59" class="pageref">59</a>, <a href=
+"#pb65" class="pageref">65</a>, <a href="#pb66" class=
+"pageref">66</a>.</p>
+<p>Mohammed, <a href="#pb36" class="pageref">36</a>, <a href="#pb245"
+class="pageref">245</a>.</p>
+<p>Mohammedanisme, <a href="#pb29" class="pageref">29</a>, <a href=
+"#pb30" class="pageref">30</a>, <a href="#pb271" class=
+"pageref">271</a>, <a href="#pb272" class="pageref">272</a>, <a href=
+"#pb273" class="pageref">273</a>, <a href="#pb276" class=
+"pageref">276</a>.</p>
+<p>Moneyas&#363;ta, Boeddhistisch geschrift, <a href="#pb147" class=
+"pageref">147</a>.</p>
+<p>Mozes, <a href="#pb36" class="pageref">36</a>, <a href="#pb245"
+class="pageref">245</a>.</p>
+<p>Mozoomdar, Brahmaansch hervormer, <a href="#pb37" class=
+"pageref">37</a><span class="corr" id="xd20e10437" title=
+"Bron: ,">.</span></p>
+<p>Muh, keizer, <a href="#pb212" class="pageref">212</a>, <a href=
+"#pb236" class="pageref">236</a>.</p>
+<p>Muni (= zwijgende) monnik, <a href="#pb83" class="pageref">83</a>.
+<span class="pagenum">[<a id="pb296" href="#pb296" name=
+"pb296">296</a>]</span></p>
+<p>Munig&#257;thas, leven van Boeddha in versmaat, <a href="#pb147"
+class="pageref">147</a>.</p>
+</div>
+</div>
+<div class="div2 letter"><span class="pagenum">[<a href=
+"#toc">Inhoud</a>]</span>
+<div class="divHead">
+<h3 class="main">N.</h3>
+</div>
+<div class="divBody">
+<p class="first">N&#257;gasena, <a href="#pb116" class=
+"pageref">116</a>.</p>
+<p>Nairanjara, rivier, <a href="#pb51" class="pageref">51</a>.</p>
+<p>Nairy&#333;-sanha, vruchtbaarheidsgod, <a href="#pb257" class=
+"pageref">257</a>.</p>
+<p>N&#257;nak, hervormer, <a href="#pb36" class="pageref">36</a>.</p>
+<p>Nanda, broeder van Boeddha, <a href="#pb61" class=
+"pageref">61</a>.</p>
+<p>Nanking, stad, <a href="#pb242" class="pageref">242</a>.</p>
+<p>Nar&#257;in Bose, Brahmaansch hervormer, <a href="#pb33" class=
+"pageref">33</a>, <a href="#pb35" class="pageref">35</a>.</p>
+<p>Naraka, hel, <a href="#pb27" class="pageref">27</a>.</p>
+<p>Nasus, booze geest, <a href="#pb262" class="pageref">262</a>.</p>
+<p>Nehemia, landvoogd, <a href="#pb246" class="pageref">246</a>.</p>
+<p>Nicodemus, <a href="#pb68" class="pageref">68</a>.</p>
+<p>Nigrauda, monnik, <a href="#pb141" class="pageref">141</a>.</p>
+<p>Nieuwe Testament, <a href="#pb70" class="pageref">70</a>, <a href=
+"#pb192" class="pageref">192</a>.</p>
+<p>Nirv&#257;na, <a href="#pb28" class="pageref">28</a>, <a href=
+"#pb52" class="pageref">52</a>, <a href="#pb53" class="pageref">53</a>,
+<a href="#pb55" class="pageref">55</a>, <a href="#pb56" class=
+"pageref">56</a>, <a href="#pb57" class="pageref">57</a>, <a href=
+"#pb68" class="pageref">68</a>, <a href="#pb71" class="pageref">71</a>,
+<a href="#pb72" class="pageref">72</a>, <a href="#pb82" class=
+"pageref">82</a>, <a href="#pb84" class="pageref">84</a>, <a href=
+"#pb85" class="pageref">85</a>, <a href="#pb86" class="pageref">86</a>,
+<a href="#pb92" class="pageref">92</a>, <a href="#pb111" class=
+"pageref">111</a>, <a href="#pb112" class="pageref">112</a>, <a href=
+"#pb113" class="pageref">113</a>, <a href="#pb116" class=
+"pageref">116</a>, <a href="#pb117" class="pageref">117</a>, <a href=
+"#pb118" class="pageref">118</a>, <a href="#pb119" class=
+"pageref">119</a>, <a href="#pb133" class="pageref">133</a>, <a href=
+"#pb137" class="pageref">137</a>.</p>
+</div>
+</div>
+<div class="div2 letter"><span class="pagenum">[<a href=
+"#toc">Inhoud</a>]</span>
+<div class="divHead">
+<h3 class="main">O.</h3>
+</div>
+<div class="divBody">
+<p class="first">Oldenberg, schrijver, <a href="#pb124" class=
+"pageref">124</a>, <a href="#pb125" class="pageref">125</a>.</p>
+<p>Om Mani Padme Om, tooverformule, <a href="#pb151" class=
+"pageref">151</a>.</p>
+<p>Ormuzd (zie Mazda).</p>
+<p>Ortt, (F.) schrijver, <a href="#pb74" class="pageref">74</a>,
+<a href="#pb113" class="pageref">113</a>.</p>
+<p>Oude Testament, <a href="#pb245" class="pageref">245</a>, <a href=
+"#pb246" class="pageref">246</a>, <a href="#pb254" class=
+"pageref">254</a>.</p>
+<p>Oxus, rivier, <a href="#pb244" class="pageref">244</a>.</p>
+</div>
+</div>
+<div class="div2 letter"><span class="pagenum">[<a href=
+"#toc">Inhoud</a>]</span>
+<div class="divHead">
+<h3 class="main">P.</h3>
+</div>
+<div class="divBody">
+<p class="first">Pabbaj&#257;, inwijding der monniken, <a href="#pb126"
+class="pageref">126</a>.</p>
+<p>Pairika&rsquo;s, helpsters van Anr&#333; mainyu, <a href="#pb262"
+class="pageref">262</a>.</p>
+<p>Palibothra (zie Patna).</p>
+<p>P&#257;li, oude taal van een deel van Indi&euml;, <a href="#pb30"
+class="pageref">30</a>.</p>
+<p>Pan chao, Chineesch geschiedschrijfster, <a href="#pb191" class=
+"pageref">191</a>.</p>
+<p>Pandit R&#257;m Chandra Vidij&#257; bag-ish, Brahmaansch hervormer,
+<a href="#pb32" class="pageref">32</a>.</p>
+<p>Pan hu, Chineesch geschiedschrijver, <a href="#pb191" class=
+"pageref">191</a>.</p>
+<p>Pantschen Lama, hooge Tibetaansche geestelijke, <a href="#pb152"
+class="pageref">152</a>.</p>
+<p>Par&#333;dars, de (heilige) haan<span class="corr" id="xd20e10693"
+title="Niet in bron">,</span> <a href="#pb262" class="pageref">262</a>,
+<a href="#pb266" class="pageref">266</a>.</p>
+<p>P&#257;taliputta, stad, <a href="#pb84" class="pageref">84</a>,
+<a href="#pb146" class="pageref">146</a>.</p>
+<p>Patim&#333;kha, biechtformule, <a href="#pb130" class=
+"pageref">130</a>, <a href="#pb131" class="pageref">131</a>, <a href=
+"#pb148" class="pageref">148</a>.</p>
+<p>Patna, stad, <a href="#pb97" class="pageref">97</a>, <a href=
+"#pb139" class="pageref">139</a>, <a href="#pb140" class=
+"pageref">140</a>, <a href="#pb146" class="pageref">146</a>, <a href=
+"#pb147" class="pageref">147</a>.</p>
+<p>P&#257;v&#257;, dorp, <a href="#pb85" class="pageref">85</a>.</p>
+<p>Paulus (van Tarsen), <a href="#pb66" class="pageref">66</a>,
+<a href="#pb117" class="pageref">117</a>, <a href="#pb118" class=
+"pageref">118</a>.</p>
+<p>Pavajit&#257;ni (= huisloozen)<span class="corr" id="xd20e10757"
+title="Bron: .">,</span> Boeddhistische monniken, <a href="#pb144"
+class="pageref">144</a>.</p>
+<p>Pehlewi, Oud-Perzische taal, <a href="#pb246" class=
+"pageref">246</a>.</p>
+<p>Peking, stad, <a href="#pb243" class="pageref">243</a>.</p>
+<p>Pendsjab, land <a href="#pb141" class="pageref">141</a>.</p>
+<p>Perzi&euml;, land, <a href="#pb244" class="pageref">244</a> tot
+<a href="#pb278" class="pageref">278</a>.</p>
+<p>Perzische golf, <a href="#pb245" class="pageref">245</a>.</p>
+<p>Petenica, land, <a href="#pb146" class="pageref">146</a>.</p>
+<p>Ping, keizer, <a href="#pb162" class="pageref">162</a>.</p>
+<p>Pitaka&rsquo;s (de drie), Boeddhistische H. S.<span class="corr" id=
+"xd20e10804" title="Niet in bron">,</span> <a href="#pb30" class=
+"pageref">30</a>, <a href="#pb132" class="pageref">132</a>, <a href=
+"#pb147" class="pageref">147</a>, <a href="#pb149" class=
+"pageref">149</a>.</p>
+<p>Piyadasi (zie A&ccedil;oka), <a href="#pb40" class=
+"pageref">40</a>.</p>
+<p>Prajn&#257; Paramit&#257;, kennis der onzienlijke wereld, <a href=
+"#pb139" class="pageref">139</a>.</p>
+<p>Prakriti, vrouwelijk beginsel, <a href="#pb21" class=
+"pageref">21</a>.</p>
+<p>Proctor, geleerde, <a href="#pb195" class="pageref">195</a>.</p>
+<p>Protestantisme, <a href="#pb38" class="pageref">38</a>. <span class=
+"pagenum">[<a id="pb297" href="#pb297" name="pb297">297</a>]</span></p>
+<p>Puita (= de stinkende) zee, <a href="#pb263" class=
+"pageref">263</a>.</p>
+<p>Pundar&#299;, vrouw, <a href="#pb79" class="pageref">79</a>.</p>
+<p>Purusha, mannelijk beginsel, <a href="#pb21" class=
+"pageref">21</a>.</p>
+</div>
+</div>
+<div class="div2 letter"><span class="pagenum">[<a href=
+"#toc">Inhoud</a>]</span>
+<div class="divHead">
+<h3 class="main">R.</h3>
+</div>
+<div class="divBody">
+<p class="first">Radhanagar, <a href="#pb29" class=
+"pageref">29</a>.</p>
+<p>R&#257;hula, zoon van Boeddha, <a href="#pb41" class=
+"pageref">41</a>, <a href="#pb49" class="pageref">49</a>, <a href=
+"#pb61" class="pageref">61</a>, <a href="#pb65" class="pageref">65</a>,
+<a href="#pb109" class="pageref">109</a>, <a href="#pb110" class=
+"pageref">110</a>, <a href="#pb111" class="pageref">111</a>.</p>
+<p>R&#257;jagriha, stad, <a href="#pb50" class="pageref">50</a>,
+<a href="#pb58" class="pageref">58</a>, <a href="#pb101" class=
+"pageref">101</a>, <a href="#pb139" class="pageref">139</a>, <a href=
+"#pb140" class="pageref">140</a>.</p>
+<p>Rama, godheid, <a href="#pb15" class="pageref">15</a>, <a href=
+"#pb17" class="pageref">17</a>, <a href="#pb18" class="pageref">18</a>,
+<a href="#pb23" class="pageref">23</a>.</p>
+<p>R&#257;m&#257;yana, Indisch heldendicht, <a href="#pb17" class=
+"pageref">17</a>, <a href="#pb22" class="pageref">22</a>, <a href=
+"#pb23" class="pageref">23</a>.</p>
+<p>R&#257;mmohun Roy, Brahmaansch hervormer<span class="corr" id=
+"xd20e10937" title="Bron: .">,</span> <a href="#pb29" class=
+"pageref">29</a>, <a href="#pb32" class="pageref">32</a>, <a href=
+"#pb33" class="pageref">33</a>.</p>
+<p>Rangoon, stad, <a href="#pb137" class="pageref">137</a>.</p>
+<p>Rasnu, godheid, <a href="#pb256" class="pageref">256</a>.</p>
+<p>R&eacute;musat, A. de, schrijver, <a href="#pb192" class=
+"pageref">192</a>.</p>
+<p>Rhys Davis, schrijver, <a href="#pb147" class="pageref">147</a>.</p>
+<p>Ribot, psycholoog, <a href="#pb189" class="pageref">189</a>,
+<a href="#pb190" class="pageref">190</a>.</p>
+<p>Richthofen (vrijheer von)<span class="corr" id="xd20e10980" title=
+"Niet in bron">,</span> <a href="#pb230" class="pageref">230</a>.</p>
+<p>Rig Veda, deel der Veda&rsquo;s, <a href="#pb10" class=
+"pageref">10</a>.</p>
+<p>Rishi&rsquo;s (= zieners), profeten, <a href="#pb8" class=
+"pageref">8</a>, <a href="#pb14" class="pageref">14</a>, <a href=
+"#pb47" class="pageref">47</a>, <a href="#pb62" class="pageref">62</a>,
+<a href="#pb74" class="pageref">74</a>, <a href="#pb75" class=
+"pageref">75</a>.</p>
+<p>Roja (de Malla) adellijke, <a href="#pb120" class="pageref">120</a>,
+<a href="#pb121" class="pageref">121</a>.</p>
+<p>Roomsch Catholicisme, <a href="#pb39" class="pageref">39</a>,
+<a href="#pb125" class="pageref">125</a>, <a href="#pb133" class=
+"pageref">133</a>, <a href="#pb148" class="pageref">148</a>, <a href=
+"#pb150" class="pageref">150</a>, <a href="#pb151" class=
+"pageref">151</a>, <a href="#pb224" class="pageref">224</a>, <a href=
+"#pb261" class="pageref">261</a>.</p>
+<p>Rousseau (J. J.), wijsgeer, <a href="#pb143" class=
+"pageref">143</a>.</p>
+<p>Ruch&#299;, dochter van Angati, <a href="#pb92" class=
+"pageref">92</a>, <a href="#pb93" class="pageref">93</a>.</p>
+<p>Ruhanumai Mazdiashn&#257;, Parzische vereeniging, <a href="#pb276"
+class="pageref">276</a>.</p>
+</div>
+</div>
+<div class="div2 letter"><span class="pagenum">[<a href=
+"#toc">Inhoud</a>]</span>
+<div class="divHead">
+<h3 class="main">S.</h3>
+</div>
+<div class="divBody">
+<p class="first">Sabala, wonderkoe, <a href="#pb25" class=
+"pageref">25</a>, <a href="#pb26" class="pageref">26</a>.</p>
+<p>Sa&#275;na, hemelsche arend, <a href="#pb263" class=
+"pageref">263</a>.</p>
+<p>Sakya&rsquo;s, stam, <a href="#pb40" class="pageref">40</a>,
+<a href="#pb46" class="pageref">46</a>.</p>
+<p>S&#257;kya Muni, (zie Boeddha).</p>
+<p>S&#257;ma, (Boeddha als) kluizenaar, <a href="#pb121" class=
+"pageref">121</a>.</p>
+<p>Sam&#257;na, asceet, <a href="#pb83" class="pageref">83</a>.</p>
+<p>Samana Phala Sutta, Cingaleesch Boeddhistisch werk<span class="corr"
+id="xd20e11103" title="Niet in bron">,</span> <a href="#pb75" class=
+"pageref">75</a>.</p>
+<p>Sama Veda, deel der Veda&rsquo;s, <a href="#pb10" class=
+"pageref">10</a>.</p>
+<p>Sams&#257;ra, (= wandeling), <a href="#pb112" class=
+"pageref">112</a>, <a href="#pb114" class="pageref">114</a>.</p>
+<p>Samyuttaka Nik&#257;ya, Boeddhistisch geschrift, <a href="#pb112"
+class="pageref">112</a>, <a href="#pb114" class="pageref">114</a>,
+<a href="#pb123" class="pageref">123</a>.</p>
+<p>Sang-dynastie, <a href="#pb221" class="pageref">221</a>.</p>
+<p>Sangha, (gemeente), <a href="#pb68" class="pageref">68</a>, <a href=
+"#pb73" class="pageref">73</a>, <a href="#pb106" class=
+"pageref">106</a>, <a href="#pb125" class="pageref">125</a>, <a href=
+"#pb128" class="pageref">128</a>, <a href="#pb146" class=
+"pageref">146</a>.</p>
+<p>Sangh&#257;rama, monnikentuin, <a href="#pb144" class=
+"pageref">144</a>.</p>
+<p>S&#257;njaya, wijsgeer, <a href="#pb59" class="pageref">59</a>,
+<a href="#pb60" class="pageref">60</a>.</p>
+<p>S&#257;nkhya, wijsgeerige school, <a href="#pb15" class=
+"pageref">15</a>, <a href="#pb20" class="pageref">20</a>, <a href=
+"#pb21" class="pageref">21</a>.</p>
+<p><span class="corr" id="xd20e11185" title=
+"Bron: Sanscriet">Sanskriet</span>, oud-Indische taal, <a href="#pb30"
+class="pageref">30</a>.</p>
+<p>Saosyant, heiland, <a href="#pb257" class="pageref">257</a>,
+<a href="#pb265" class="pageref">265</a>.</p>
+<p>Sarasvati, godin der po&euml;zie, <a href="#pb23" class=
+"pageref">23</a>.</p>
+<p>S&#257;riputta, leerling van Boeddha, <a href="#pb58" class=
+"pageref">58</a>, <a href="#pb59" class="pageref">59</a>, <a href=
+"#pb65" class="pageref">65</a>, <a href="#pb66" class="pageref">66</a>,
+<a href="#pb117" class="pageref">117</a>.</p>
+<p>Sassaniden, (dynastie der), <a href="#pb246" class=
+"pageref">246</a>, <a href="#pb271" class="pageref">271</a>.</p>
+<p>Satapatha Br&#257;hmana, geschrift, <a href="#pb12" class=
+"pageref">12</a>.</p>
+<p>S&#257;ti, weduwenoffer, <a href="#pb30" class="pageref">30</a>.</p>
+<p>Saul, koning, <a href="#pb158" class="pageref">158</a>.</p>
+<p>Sauru, booze geest, <a href="#pb262" class="pageref">262</a>.</p>
+<p>S&#257;vatthi, stad, <a href="#pb68" class="pageref">68</a>.</p>
+<p>Schopenhauer, wijsgeer, <a href="#pb201" class=
+"pageref">201</a>.</p>
+<p>S&#275;ang, keizer, <a href="#pb236" class="pageref">236</a>.</p>
+<p>Seleucus Nicator, koning, <a href="#pb63" class=
+"pageref">63</a>.</p>
+<p>S&eacute;nart, geleerde, <a href="#pb39" class="pageref">39</a>.</p>
+<p>Shamanisme, godsdienst, <a href="#pb156" class=
+"pageref">156</a>.</p>
+<p>Shan, dynastie, <a href="#pb181" class="pageref">181</a>.</p>
+<p>Shang, dynastie, <a href="#pb158" class="pageref">158</a>, <a href=
+"#pb159" class="pageref">159</a>, <a href="#pb221" class=
+"pageref">221</a>, <a href="#pb239" class="pageref">239</a>.</p>
+<p>Shanghai, stad, <a href="#pb224" class="pageref">224</a>.</p>
+<p>Shantung, landstreek, <a href="#pb158" class="pageref">158</a>,
+<a href="#pb161" class="pageref">161</a>, <a href="#pb213" class=
+"pageref">213</a>. <span class="pagenum">[<a id="pb298" href="#pb298"
+name="pb298">298</a>]</span></p>
+<p>Shen-si, stad, <a href="#pb223" class="pageref">223</a>, <a href=
+"#pb241" class="pageref">241</a>.</p>
+<p>Sheung te teng (= Nirv&#257;na)<span class="corr" id="xd20e11328"
+title="Niet in bron">,</span> <a href="#pb92" class=
+"pageref">92</a>.</p>
+<p>Shi-king, Chineesch werk, <a href="#pb227" class="pageref">227</a>,
+<a href="#pb230" class="pageref">230</a>, <a href="#pb231" class=
+"pageref">231</a>, <a href="#pb240" class="pageref">240</a>, <a href=
+"#pb241" class="pageref">241</a>.</p>
+<p>Shin nung (secte van)<span class="corr" id="xd20e11353" title=
+"Niet in bron">,</span> <a href="#pb183" class="pageref">183</a>.</p>
+<p>Shinto&iuml;sme, Japansche volksgodsdienst, <a href="#pb150" class=
+"pageref">150</a>.</p>
+<p>Shuh, familie, <a href="#pb160" class="pageref">160</a>.</p>
+<p><span class="corr" id="xd20e11370" title=
+"Bron: Shu king">Shu-king</span>, Chineesch werk, <a href="#pb221"
+class="pageref">221</a>, <a href="#pb227" class="pageref">227</a>,
+<a href="#pb230" class="pageref">230</a>, <a href="#pb240" class=
+"pageref">240</a>, <a href="#pb241" class="pageref">241</a>.</p>
+<p>Shun keizer, <a href="#pb167" class="pageref">167</a>.</p>
+<p>Shin Yu Y&uuml;e, geleerde, <a href="#pb239" class=
+"pageref">239</a>.</p>
+<p>Shu&rsquo;s (de vier), heilige boeken<span class="corr" id=
+"xd20e11401" title="Bron: .">,</span> <a href="#pb227" class=
+"pageref">227</a>.</p>
+<p>Siam, land, <a href="#pb38" class="pageref">38</a>, <a href="#pb149"
+class="pageref">149</a>.</p>
+<p><span class="corr" id="xd20e11416" title=
+"Bron: Siddharta">Siddhartha</span> (zie Boeddha).</p>
+<p>Si wang mu, mythisch wezen, <a href="#pb236" class=
+"pageref">236</a>.</p>
+<p>Siva, godheid, <a href="#pb15" class="pageref">15</a>, <a href=
+"#pb16" class="pageref">16</a>, <a href="#pb19" class="pageref">19</a>,
+<a href="#pb20" class="pageref">20</a>.</p>
+<p>Skandha&rsquo;s, (de vijf) van den mensch, <a href="#pb45" class=
+"pageref">45</a>, <a href="#pb57" class="pageref">57</a>, <a href=
+"#pb115" class="pageref">115</a>.</p>
+<p>Socrates, wijsgeer, <a href="#pb89" class="pageref">89</a>.</p>
+<p>Soma (zie Haoma).</p>
+<p>Somaplant, <a href="#pb8" class="pageref">8</a>.</p>
+<p>Son&#257;, leerling van Boeddha, <a href="#pb90" class=
+"pageref">90</a>.</p>
+<p>Spenta, goede geest, <a href="#pb257" class="pageref">257</a>.</p>
+<p>Sr&#257;dda, vereering der voorvaderen, <a href="#pb34" class=
+"pageref">34</a>.</p>
+<p>Sraosa, genius, <a href="#pb251" class="pageref">251</a>, <a href=
+"#pb253" class="pageref">253</a>, <a href="#pb255" class=
+"pageref">255</a>, <a href="#pb262" class="pageref">262</a>, <a href=
+"#pb266" class="pageref">266</a>.</p>
+<p>Sr&#257;vasti, <a href="#pb93" class="pageref">93</a>, <a href=
+"#pb94" class="pageref">94</a>.</p>
+<p>Stanislaus Julien, geleerde, <a href="#pb193" class=
+"pageref">193</a>.</p>
+<p>Sto&iuml;ci, wijsgeeren, <a href="#pb190" class="pageref">190</a>,
+<a href="#pb201" class="pageref">201</a>.</p>
+<p>Strausz, Victor von, schrijver, <a href="#pb192" class=
+"pageref">192</a>.</p>
+<p>Su, vorstendom, <a href="#pb179" class="pageref">179</a>.</p>
+<p>Subhadra, asceet, <a href="#pb86" class="pageref">86</a>.</p>
+<p>Sudarsana, koning, <a href="#pb97" class="pageref">97</a>.</p>
+<p>Suddhodana, koning, vader van Boeddha, <a href="#pb42" class=
+"pageref">42</a>, <a href="#pb44" class="pageref">44</a>, <a href=
+"#pb60" class="pageref">60</a>, <a href="#pb61" class=
+"pageref">61</a>.</p>
+<p>Sudra&rsquo;s, laagste caste, <a href="#pb10" class=
+"pageref">10</a>, <a href="#pb19" class="pageref">19</a>, <a href=
+"#pb64" class="pageref">64</a>, <a href="#pb66" class="pageref">66</a>,
+<a href="#pb76" class="pageref">76</a>.</p>
+<p>Su&euml;n, koning, <a href="#pb181" class="pageref">181</a>.</p>
+<p>Sung, vorstendom, <a href="#pb179" class="pageref">179</a>, <a href=
+"#pb205" class="pageref">205</a>, <a href="#pb235" class=
+"pageref">235</a>.</p>
+<p>Sung, dynastie, <a href="#pb222" class="pageref">222</a>, <a href=
+"#pb229" class="pageref">229</a>.</p>
+<p>Sun&#299;ta, leerling van Boeddha, <a href="#pb65" class=
+"pageref">65</a>, <a href="#pb66" class="pageref">66</a>.</p>
+<p>S&uuml;n kw&rsquo;ang, wijsgeer, <a href="#pb182" class=
+"pageref">182</a>.</p>
+<p>Sun Ting, familie, <a href="#pb238" class="pageref">238</a>.</p>
+<p>Surasthra, landstreek, <a href="#pb146" class="pageref">146</a>.</p>
+<p>S&#363;rya, zonnegod, <a href="#pb9" class="pageref">9</a>.</p>
+<p>S&uuml; shi, Tao&iuml;st, <a href="#pb213" class=
+"pageref">213</a>.</p>
+<p>S&#363;ryapati, koning, <a href="#pb98" class="pageref">98</a>.</p>
+<p>Sutra&rsquo;s, overleveringen, deel der Veda&rsquo;s, <a href="#pb8"
+class="pageref">8</a>.</p>
+<p>Sutra&rsquo;s, Boeddhistische, <a href="#pb140" class=
+"pageref">140</a>.</p>
+<p>Su tsin, vorst, <a href="#pb179" class="pageref">179</a>.</p>
+<p>Swarga, hemel<span class="corr" id="xd20e11647" title=
+"Bron: .">,</span> <a href="#pb24" class="pageref">24</a>, <a href=
+"#pb27" class="pageref">27</a>, <a href="#pb28" class=
+"pageref">28</a>.</p>
+<p>Syama, rishi of profeet, <a href="#pb47" class="pageref">47</a>.</p>
+<p>Sze ma tsien, Chineesch schrijver, <a href="#pb165" class=
+"pageref">165</a>, <a href="#pb191" class="pageref">191</a>, <a href=
+"#pb239" class="pageref">239</a>.</p>
+</div>
+</div>
+<div class="div2 letter"><span class="pagenum">[<a href=
+"#toc">Inhoud</a>]</span>
+<div class="divHead">
+<h3 class="main">T.</h3>
+</div>
+<div class="divBody">
+<p class="first">Ta&#275;, schrijver, <a href="#pb232" class=
+"pageref">232</a>.</p>
+<p>Ta&#275;ra, middelpunt der wereld, <a href="#pb263" class=
+"pageref">263</a>.</p>
+<p>Tahio, Chineesch werk, <a href="#pb170" class="pageref">170</a>,
+<a href="#pb227" class="pageref">227</a>, <a href="#pb228" class=
+"pageref">228</a>, <a href="#pb235" class="pageref">235</a>.</p>
+<p>Taiping&rsquo;s, secte <a href="#pb214" class="pageref">214</a>,
+<a href="#pb242" class="pageref">242</a>.</p>
+<p>Tai tsung, keizer, <a href="#pb229" class="pageref">229</a>.</p>
+<p>Tang, dynastie, <a href="#pb238" class="pageref">238</a>.</p>
+<p>Tang, hertogdom, <a href="#pb179" class="pageref">179</a>, <a href=
+"#pb183" class="pageref">183</a>.</p>
+<p>Tao, wijsgeerig begrip, <a href="#pb192" class="pageref">192</a> tot
+<a href="#pb202" class="pageref">202</a>, <a href="#pb217" class=
+"pageref">217</a>, <a href="#pb219" class="pageref">219</a>, <a href=
+"#pb223" class="pageref">223</a>.</p>
+<p>Tao, hertogdom, <a href="#pb179" class="pageref">179</a>.</p>
+<p>Tao&iuml;sme, <a href="#pb156" class="pageref">156</a>, <a href=
+"#pb157" class="pageref">157</a>, <a href="#pb165" class=
+"pageref">165</a>, <a href="#pb166" class="pageref">166</a>, <a href=
+"#pb180" class="pageref">180</a>, <a href="#pb188" class=
+"pageref">188</a>, <a href="#pb190" class="pageref">190</a> tot
+<a href="#pb215" class="pageref">215</a>, <a href="#pb216" class=
+"pageref">216</a><a id="xd20e11779" name="xd20e11779"></a> tot <a href=
+"#pb220" class="pageref">220</a>, <a href="#pb224" class=
+"pageref">224</a>, <a href="#pb226" class="pageref">226</a>, <a href=
+"#pb229" class="pageref">229</a>, <a href="#pb236" class=
+"pageref">236</a>, <a href="#pb237" class="pageref">237</a>, <a href=
+"#pb238" class="pageref">238</a>.</p>
+<p>Tao teh king, Chineesch werk, <a href="#pb170" class=
+"pageref">170</a>, <a href="#pb191" class="pageref">191</a>, <a href=
+"#pb200" class="pageref">200</a>, <a href="#pb237" class=
+"pageref">237</a>.</p>
+<p>Tara&iuml;, wildernis, <a href="#pb40" class="pageref">40</a>.</p>
+<p>Tath&#257;gata, (zie Boeddha).</p>
+<p>Tauru, booze geest, <a href="#pb262" class="pageref">262</a>.</p>
+<p>Taxila, stad, <a href="#pb95" class="pageref">95</a>. <span class=
+"pagenum">[<a id="pb299" href="#pb299" name="pb299">299</a>]</span></p>
+<p>Tchung lu tsi, wijsgeer, <a href="#pb209" class=
+"pageref">209</a>.</p>
+<p>Tevigga Sutta, Cingaleesch Boeddhistisch geschrift, <a href="#pb76"
+class="pageref">76</a>.</p>
+<p>Therag&#257;th&#257; (spreuken der oudsten), Boeddhistisch
+geschrift, <a href="#pb65" class="pageref">65</a>.</p>
+<p>Thraseas, wijsgeer, <a href="#pb190" class="pageref">190</a>.</p>
+<p>Ti, God, <a href="#pb195" class="pageref">195</a>, <a href="#pb196"
+class="pageref">196</a>.</p>
+<p>Tibet, land, <a href="#pb30" class="pageref">30</a>, <a href="#pb38"
+class="pageref">38</a>, <a href="#pb39" class="pageref">39</a>,
+<a href="#pb133" class="pageref">133</a>, <a href="#pb149" class=
+"pageref">149</a> tot <a href="#pb154" class="pageref">154</a>.</p>
+<p>Tiele (C. P.)<span class="corr" id="xd20e11889" title=
+"Niet in bron">,</span> <a href="#pb251" class="pageref">251</a>,
+<a href="#pb277" class="pageref">277</a>.</p>
+<p>Tigris, rivier, <a href="#pb244" class="pageref">244</a>.</p>
+<p>Tirhut, koninkrijk, <a href="#pb92" class="pageref">92</a>.</p>
+<p>Tishya Rakshit&#257;, koningin, <a href="#pb96" class=
+"pageref">96</a>, <a href="#pb97" class="pageref">97</a>.</p>
+<p>Tistrya, hemelgod, Sirius, <a href="#pb258" class="pageref">258</a>,
+<a href="#pb259" class="pageref">259</a>, <a href="#pb263" class=
+"pageref">263</a>.</p>
+<p>Tolsto&iuml;, (L.), schrijver, <a href="#pb143" class=
+"pageref">143</a>.</p>
+<p>Trimurti, drie&euml;enheid, <a href="#pb16" class=
+"pageref">16</a>.</p>
+<p>Tripitaka, (zie Pitaka&rsquo;s), <a href="#pb30" class=
+"pageref">30</a>.</p>
+<p>Trishna, dorst, begeerte, <a href="#pb52" class=
+"pageref">52</a>.</p>
+<p>Tsai, stad, <a href="#pb166" class="pageref">166</a>.</p>
+<p>Ts&eacute;, (hertog van) <a href="#pb160" class="pageref">160</a>,
+<a href="#pb179" class="pageref">179</a>.</p>
+<p>Tsze sze, wijze<span class="corr" id="xd20e11963" title=
+"Niet in bron">,</span> <a href="#pb235" class="pageref">235</a>.</p>
+<p>Tshu shu, Chineesch werk, zie Bamboeboeken.</p>
+<p>Tschifu, stad, <a href="#pb213" class="pageref">213</a>.</p>
+<p>Tsze hia, leerling van Confucius, <a href="#pb235" class=
+"pageref">235</a>.</p>
+<p>T&rsquo;si, vorstendom, <a href="#pb166" class="pageref">166</a>,
+<a href="#pb178" class="pageref">178</a>.</p>
+<p>Tsin, dynastie, <a href="#pb161" class="pageref">161</a>, <a href=
+"#pb190" class="pageref">190</a>, <a href="#pb231" class=
+"pageref">231</a>, <a href="#pb233" class="pageref">233</a>, <a href=
+"#pb234" class="pageref">234</a>, <a href="#pb235" class=
+"pageref">235</a>, <a href="#pb236" class="pageref">236</a>, <a href=
+"#pb239" class="pageref">239</a>, <a href="#pb240" class=
+"pageref">240</a>, <a href="#pb241" class="pageref">241</a>, <a href=
+"#pb242" class="pageref">242</a>.</p>
+<p>Tsin, vorstendom, <a href="#pb179" class="pageref">179</a>.</p>
+<p>Tsin Shi Wang Ti, keizer, <a href="#pb213" class="pageref">213</a>,
+<a href="#pb230" class="pageref">230</a>, <a href="#pb238" class=
+"pageref">238</a>.</p>
+<p>Tso chiu ming, (verhaal van), <a href="#pb227" class=
+"pageref">227</a>, <a href="#pb228" class="pageref">228</a>, <a href=
+"#pb233" class="pageref">233</a>.</p>
+<p>Tsu, vorstendom, <a href="#pb179" class="pageref">179</a>.</p>
+<p>Tsze kung, leerling van Confucius, <a href="#pb161" class=
+"pageref">161</a>.</p>
+<p>Tsze lai en Tsze li, (geschiedenis van), <a href="#pb206" class=
+"pageref">206</a>.</p>
+<p>Tsze lu, leerling van Confucius, <a href="#pb168" class=
+"pageref">168</a>, <a href="#pb169" class="pageref">169</a>, <a href=
+"#pb170" class="pageref">170</a>.</p>
+<p>Tuisol, gebed, <a href="#pb153" class="pageref">153</a>.</p>
+<p>Turani&euml;rs, volksstam, <a href="#pb155" class="pageref">155</a>,
+<a href="#pb245" class="pageref">245</a>.</p>
+<p>Tyndall, professor, <a href="#pb197" class="pageref">197</a>.</p>
+</div>
+</div>
+<div class="div2 letter"><span class="pagenum">[<a href=
+"#toc">Inhoud</a>]</span>
+<div class="divHead">
+<h3 class="main">U.</h3>
+</div>
+<div class="divBody">
+<p class="first">Udraka, leermeester van Boeddha, <a href="#pb50"
+class="pageref">50</a>.</p>
+<p>Upagupta, <a href="#pb106" class="pageref">106</a>, <a href="#pb107"
+class="pageref">107</a>.</p>
+<p>Up&#257;li, monnik, <a href="#pb140" class="pageref">140</a>.</p>
+<p>Upanishad&rsquo;s, boeken van bespiegelenden aard, <a href="#pb11"
+class="pageref">11</a>, <a href="#pb20" class="pageref">20</a>,
+<a href="#pb29" class="pageref">29</a>, <a href="#pb30" class=
+"pageref">30</a>, <a href="#pb31" class="pageref">31</a>, <a href=
+"#pb32" class="pageref">32</a>.</p>
+<p>Upasampad&#257;, inwijding der monniken, <a href="#pb126" class=
+"pageref">126</a>.</p>
+<p>Upatissa, (zie S&#257;riputta).</p>
+<p>Upatisapasina, (vragen van Upatissa), Boeddhistisch
+geschrift<span class="corr" id="xd20e12148" title=
+"Niet in bron">,</span> <a href="#pb147" class="pageref">147</a>.</p>
+<p>Urhya, Chineesch woordenboek, <a href="#pb228" class=
+"pageref">228</a>.</p>
+<p>Uruvel&#257;, (woud van) <a href="#pb50" class="pageref">50</a>,
+<a href="#pb57" class="pageref">57</a>, <a href="#pb88" class=
+"pageref">88</a>.</p>
+<p>Usuratanam, koning, <a href="#pb102" class="pageref">102</a>,
+<a href="#pb103" class="pageref">103</a>.</p>
+</div>
+</div>
+<div class="div2 letter"><span class="pagenum">[<a href=
+"#toc">Inhoud</a>]</span>
+<div class="divHead">
+<h3 class="main">V.</h3>
+</div>
+<div class="divBody">
+<p class="first">Vachagotta, monnik, <a href="#pb115" class=
+"pageref">115</a>.</p>
+<p>Vahyo = het goede, <a href="#pb251" class="pageref">251</a>.</p>
+<p>Vaijayanta, paleis, <a href="#pb42" class="pageref">42</a>.</p>
+<p>Vais&#257;li, dorp, <a href="#pb84" class="pageref">84</a>, <a href=
+"#pb139" class="pageref">139</a>.</p>
+<p>Vaishnava&rsquo;s, vereerders van Vishnoe, <a href="#pb29" class=
+"pageref">29</a>.</p>
+<p>Vaisya&rsquo;s, (caste der), <a href="#pb10" class="pageref">10</a>,
+<a href="#pb64" class="pageref">64</a>, <a href="#pb66" class=
+"pageref">66</a>.</p>
+<p>Valmiki, kluizenaar, <a href="#pb22" class="pageref">22</a>,
+<a href="#pb23" class="pageref">23</a>.</p>
+<p>Varuna, godheid, <a href="#pb8" class="pageref">8</a>, <a href=
+"#pb247" class="pageref">247</a>, <a href="#pb250" class=
+"pageref">250</a>.</p>
+<p>V&#257;savadetta, <a href="#pb106" class="pageref">106</a>, <a href=
+"#pb107" class="pageref">107</a>.</p>
+<p>V&#257;settha, Brahmaan, <a href="#pb77" class="pageref">77</a>,
+<a href="#pb78" class="pageref">78</a>.</p>
+<p>Vasistha, kluizenaar, <a href="#pb24" class="pageref">24</a>,
+<a href="#pb25" class="pageref">25</a>, <a href="#pb26" class=
+"pageref">26</a>.</p>
+<p>Vayu, godheid van den dampkring, <a href="#pb263" class=
+"pageref">263</a>. <span class="pagenum">[<a id="pb300" href="#pb300"
+name="pb300">300</a>]</span></p>
+<p>Ved&#257;nta, wijsgeerige school, <a href="#pb15" class=
+"pageref">15</a>, <a href="#pb20" class="pageref">20</a>, <a href=
+"#pb21" class="pageref">21</a>.</p>
+<p>Veda&rsquo;s, H. S. der Brahmanen, <a href="#pb6" class=
+"pageref">6</a>, <a href="#pb10" class="pageref">10</a>, <a href=
+"#pb11" class="pageref">11</a>, <a href="#pb20" class="pageref">20</a>,
+<a href="#pb29" class="pageref">29</a>, <a href="#pb30" class=
+"pageref">30</a>, <a href="#pb31" class="pageref">31</a>, <a href=
+"#pb32" class="pageref">32</a>, <a href="#pb71" class="pageref">71</a>,
+<a href="#pb76" class="pageref">76</a>, <a href="#pb78" class=
+"pageref">78</a>.</p>
+<p>Veluvana, park, <a href="#pb62" class="pageref">62</a>.</p>
+<p>Vend&#299;dad, gedeelte van het Avesta, <a href="#pb247" class=
+"pageref">247</a>.</p>
+<p>Vih&#257;ra, klooster, <a href="#pb62" class="pageref">62</a>,
+<a href="#pb63" class="pageref">63</a>.</p>
+<p>Vinaya, deel der Pitaka&rsquo;s, <a href="#pb132" class=
+"pageref">132</a>, <a href="#pb140" class="pageref">140</a>, <a href=
+"#pb147" class="pageref">147</a>.</p>
+<p>Vinaya Samaka, Boeddhistisch werk<span class="corr" id="xd20e12352"
+title="Bron: .">,</span> <a href="#pb147" class="pageref">147</a>.</p>
+<p>Vincentius da Paula, <a href="#pb190" class="pageref">190</a>.</p>
+<p>Vis&#257;kh&#257;, vereerster van Boeddha, <a href="#pb68" class=
+"pageref">68</a>, <a href="#pb69" class="pageref">69</a>, <a href=
+"#pb70" class="pageref">70</a>.</p>
+<p>Vishnoe, godheid, <a href="#pb15" class="pageref">15</a>, <a href=
+"#pb16" class="pageref">16</a>, <a href="#pb17" class="pageref">17</a>,
+<a href="#pb18" class="pageref">18</a>, <a href="#pb19" class=
+"pageref">19</a>, <a href="#pb22" class="pageref">22</a>, <a href=
+"#pb29" class="pageref">29</a>.</p>
+<p>Visp&#275;red, gedeelte van het Avesta, <a href="#pb247" class=
+"pageref">247</a>.</p>
+<p>Vista&ccedil;p&#257;, koning, <a href="#pb245" class=
+"pageref">245</a>.</p>
+<p>Visvamitra <a href="#pb24" class="pageref">24</a>, <a href="#pb25"
+class="pageref">25</a>, <a href="#pb26" class="pageref">26</a>.</p>
+<p>Vizaresa, demon, <a href="#pb264" class="pageref">264</a>.</p>
+<p>Vohuman&#333;, genius &bdquo;goede gezindheid&rdquo;, <a href=
+"#pb249" class="pageref">249</a>, <a href="#pb250" class=
+"pageref">250</a>, <a href="#pb251" class="pageref">251</a>, <a href=
+"#pb255" class="pageref">255</a>, <a href="#pb264" class=
+"pageref">264</a>, <a href="#pb265" class="pageref">265</a>, <a href=
+"#pb270" class="pageref">270</a>.</p>
+<p>Vourukasa, hemelzee, <a href="#pb259" class="pageref">259</a>,
+<a href="#pb263" class="pageref">263</a>.</p>
+</div>
+</div>
+<div class="div2 letter"><span class="pagenum">[<a href=
+"#toc">Inhoud</a>]</span>
+<div class="divHead">
+<h3 class="main">W.</h3>
+</div>
+<div class="divBody">
+<p class="first">Wang chung, wijze, <a href="#pb166" class=
+"pageref">166</a>.</p>
+<p>Wang Y&uuml; Po, commentator, <a href="#pb223" class=
+"pageref">223</a>.</p>
+<p>Wang pi, commentator, <a href="#pb237" class="pageref">237</a>.</p>
+<p>Wang suh, commentator, <a href="#pb237" class="pageref">237</a>.</p>
+<p>Wei, (vorst van), <a href="#pb166" class="pageref">166</a>, <a href=
+"#pb169" class="pageref">169</a>, <a href="#pb179" class=
+"pageref">179</a>, <a href="#pb205" class="pageref">205</a>, <a href=
+"#pb236" class="pageref">236</a>, <a href="#pb242" class=
+"pageref">242</a>.</p>
+<p>Wen en Wu, stichters der Chau dynastie, <a href="#pb167" class=
+"pageref">167</a>.</p>
+<p>Wen Wang, Chineesche dynastie, <a href="#pb166" class=
+"pageref">166</a>, <a href="#pb229" class="pageref">229</a>.</p>
+<p>Wessantara, koning, <a href="#pb100" class="pageref">100</a>,
+<a href="#pb101" class="pageref">101</a>, <a href="#pb121" class=
+"pageref">121</a>.</p>
+<p>Wilberforce, ijveraar tegen de slavernij, <a href="#pb143" class=
+"pageref">143</a>.</p>
+<p>Wu, keizer, <a href="#pb221" class="pageref">221</a>.</p>
+<p>Wuwang, keizer, <a href="#pb158" class="pageref">158</a>.</p>
+</div>
+</div>
+<div class="div2 letter"><span class="pagenum">[<a href=
+"#toc">Inhoud</a>]</span>
+<div class="divHead">
+<h3 class="main">Y.</h3>
+</div>
+<div class="divBody">
+<p class="first">Ya&ccedil;odhar&#257;, vrouw van Boeddha, <a href=
+"#pb41" class="pageref">41</a>, <a href="#pb49" class="pageref">49</a>,
+<a href="#pb61" class="pageref">61</a>, <a href="#pb134" class=
+"pageref">134</a>.</p>
+<p>Yajna, (offer), <a href="#pb12" class="pageref">12</a>.</p>
+<p>Yajur Veda, deel der Veda&rsquo;s, <a href="#pb10" class=
+"pageref">10</a>.</p>
+<p>Yama, (Yima), eerste mensch, koning van het doodenrijk, <a href=
+"#pb9" class="pageref">9</a>, <a href="#pb45" class="pageref">45</a>,
+<a href="#pb247" class="pageref">247</a>, <a href="#pb257" class=
+"pageref">257</a>, <a href="#pb259" class="pageref">259</a>.</p>
+<p>Yamaka, leerling van Boeddha, <a href="#pb117" class=
+"pageref">117</a>.</p>
+<p>Yang chu, wijsgeer, <a href="#pb188" class="pageref">188</a>,
+<a href="#pb202" class="pageref">202</a>, <a href="#pb210" class=
+"pageref">210</a> tot <a href="#pb212" class="pageref">212</a>.</p>
+<p>Yao, keizer, <a href="#pb166" class="pageref">166</a>.</p>
+<p>Yasna, gedeelte van het Avesta, <a href="#pb247" class=
+"pageref">247</a>, <a href="#pb248" class="pageref">248</a>.</p>
+<p>Yast&rsquo;s, offerzangen uit het Avesta, <a href="#pb247" class=
+"pageref">247</a>.</p>
+<p>Yayati, <a href="#pb26" class="pageref">26</a>, <a href="#pb27"
+class="pageref">27</a>, <a href="#pb28" class="pageref">28</a>.</p>
+<p>Yazata&rsquo;s, verheven wezens, <a href="#pb255" class=
+"pageref">255</a>, <a href="#pb258" class="pageref">258</a>, <a href=
+"#pb263" class="pageref">263</a>, <a href="#pb264" class=
+"pageref">264</a>.</p>
+<p>Yen, staat, <a href="#pb179" class="pageref">179</a>.</p>
+<p>Yin hi, schrijver, <a href="#pb237" class="pageref">237</a>.</p>
+<p>Yuanti, keizer, <a href="#pb242" class="pageref">242</a>.</p>
+<p>Yung cheng, keizer, <a href="#pb223" class="pageref">223</a>.</p>
+</div>
+</div>
+<div class="div2 letter"><span class="pagenum">[<a href=
+"#toc">Inhoud</a>]</span>
+<div class="divHead">
+<h3 class="main">Z.</h3>
+</div>
+<div class="divBody">
+<p class="first">Zarathustra, <a href="#pb244" class="pageref">244</a>,
+<a href="#pb246" class="pageref">246</a>, <a href="#pb247" class=
+"pageref">247</a>, <a href="#pb249" class="pageref">249</a>, <a href=
+"#pb252" class="pageref">252</a>, <a href="#pb253" class=
+"pageref">253</a>, <a href="#pb254" class="pageref">254</a>, <a href=
+"#pb256" class="pageref">256</a>, <a href="#pb257" class=
+"pageref">257</a>, <a href="#pb260" class="pageref">260</a>, <a href=
+"#pb261" class="pageref">261</a>, <a href="#pb262" class=
+"pageref">262</a>, <a href="#pb265" class="pageref">265</a>, <a href=
+"#pb271" class="pageref">271</a>, <a href="#pb273" class=
+"pageref">273</a>, <a href="#pb274" class="pageref">274</a>, <a href=
+"#pb276" class="pageref">276</a>, <a href="#pb277" class=
+"pageref">277</a>, <a href="#pb278" class="pageref">278</a>.</p>
+<p>Zend-Avesta, H. S. <a href="#pb31" class="pageref">31</a>, <a href=
+"#pb245" class="pageref">245</a>, <a href="#pb246" class=
+"pageref">246</a>, <a href="#pb247" class="pageref">247</a>, <a href=
+"#pb254" class="pageref">254</a>, <a href="#pb259" class=
+"pageref">259</a>, <a href="#pb264" class="pageref">264</a>, <a href=
+"#pb268" class="pageref">268</a>, <a href="#pb271" class=
+"pageref">271</a>, <a href="#pb272" class="pageref">272</a>, <a href=
+"#pb274" class="pageref">274</a>, <a href="#pb276" class=
+"pageref">276</a>.</p>
+<p>Zoroaster, zie Zarathustra.</p>
+<p>Zurthost (zie Zarathustra).</p>
+</div>
+</div>
+</div>
+</div>
+<div class="transcribernote">
+<h2 class="main">Colofon</h2>
+<h3 class="main">Beschikbaarheid</h3>
+<p class="first">Dit eBoek is voor kosteloos gebruik door iedereen
+overal, met vrijwel geen beperkingen van welke soort dan ook. U mag het
+kopi&euml;ren, weggeven of hergebruiken onder de voorwaarden van de
+<a class="exlink xd20e34" title="Externe link" href=
+"http://www.gutenberg.org/license" rel="license">Project Gutenberg
+Licentie</a> bij dit eBoek of on-line op <a class="exlink xd20e34"
+title="Externe link" href=
+"http://www.gutenberg.org/">www.gutenberg.org</a>.</p>
+<p>Dit eBoek is geproduceerd door het on-line gedistribueerd correctie
+team op <a class="exlink xd20e34" title="Externe link" href=
+"http://www.pgdp.net/">www.pgdp.net</a>.</p>
+<p>Gerelateerde WorldCat catalogus pagina: <a class="catlink" href=
+"http://www.worldcat.org/oclc/26908206">26908206</a>.</p>
+<h3 class="main">Codering</h3>
+<p class="first">Dit bestand is in een verouderde spelling. Er is geen
+poging gedaan de tekst te moderniseren. Afgebroken woorden aan het
+einde van de regel zijn stilzwijgend hersteld. Kennelijke zetfouten in
+het origineel zijn gecorrigeerd. Dergelijke correcties zijn gemarkeerd
+met het corr-element.</p>
+<p>Een aantal variaties in het gebruik van accenten is stilzwijgend
+consistent gemaakt. Ontbrekende aanhalingstekens zijn toegevoegd.</p>
+<h3 class="main">Documentgeschiedenis</h3>
+<ul>
+<li>2011-09-06 Begonnen.</li>
+</ul>
+<h3 class="main">Externe Referenties</h3>
+<p>Dit Project Gutenberg eBoek bevat externe referenties. Het kan zijn
+dat deze links voor u niet werken.</p>
+<h3 class="main">Verbeteringen</h3>
+<p>De volgende verbeteringen zijn aangebracht in de tekst:</p>
+<table class="correctiontable" summary=
+"Overzicht van verbeteringen aangebracht in de tekst.">
+<tr>
+<th>Bladzijde</th>
+<th>Bron</th>
+<th>Verbetering</th>
+</tr>
+<tr>
+<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd20e170">1</a></td>
+<td class="width40 bottom">ide&euml;n</td>
+<td class="width40 bottom">idee&euml;n</td>
+</tr>
+<tr>
+<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd20e202">3</a></td>
+<td class="width40 bottom">t</td>
+<td class="width40 bottom">&rsquo;t</td>
+</tr>
+<tr>
+<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd20e216">4</a></td>
+<td class="width40 bottom">letergrepen</td>
+<td class="width40 bottom">lettergrepen</td>
+</tr>
+<tr>
+<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd20e366">10</a></td>
+<td class="width40 bottom">Kshatry&rsquo;as</td>
+<td class="width40 bottom">Kshatrya&rsquo;s</td>
+</tr>
+<tr>
+<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd20e370">10</a></td>
+<td class="width40 bottom">die</td>
+<td class="width40 bottom">Die</td>
+</tr>
+<tr>
+<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd20e406">12</a></td>
+<td class="width40 bottom">onsterflijk</td>
+<td class="width40 bottom">onsterf&rsquo;lijk</td>
+</tr>
+<tr>
+<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd20e434">12</a></td>
+<td class="width40 bottom">(</td>
+<td class="width40 bottom">[<i>Verwijderd</i>]</td>
+</tr>
+<tr>
+<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd20e438">13</a>,
+<a class="pageref" href="#xd20e778">32</a></td>
+<td class="width40 bottom">1)</td>
+<td class="width40 bottom">[<i>Verwijderd</i>]</td>
+</tr>
+<tr>
+<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd20e447">13</a></td>
+<td class="width40 bottom">dooorloopen</td>
+<td class="width40 bottom">doorloopen</td>
+</tr>
+<tr>
+<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd20e460">14</a></td>
+<td class="width40 bottom">christendom</td>
+<td class="width40 bottom">Christendom</td>
+</tr>
+<tr>
+<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd20e467">14</a></td>
+<td class="width40 bottom">theistische</td>
+<td class="width40 bottom">the&iuml;stische</td>
+</tr>
+<tr>
+<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd20e479">15</a>,
+<a class="pageref" href="#xd20e876">36</a>, <a class="pageref" href=
+"#xd20e1009">44</a>, <a class="pageref" href="#xd20e1618">65</a>,
+<a class="pageref" href="#xd20e1674">68</a>, <a class="pageref" href=
+"#xd20e1790">72</a>, <a class="pageref" href="#xd20e2057">81</a>,
+<a class="pageref" href="#xd20e2207">85</a>, <a class="pageref" href=
+"#xd20e2469">95</a>, <a class="pageref" href="#xd20e2494">95</a>,
+<a class="pageref" href="#xd20e2546">97</a>, <a class="pageref" href=
+"#xd20e2681">103</a>, <a class="pageref" href="#xd20e2766">106</a>,
+<a class="pageref" href="#xd20e2786">107</a>, <a class="pageref" href=
+"#xd20e3081">118</a>, <a class="pageref" href="#xd20e4373">183</a>,
+<a class="pageref" href="#xd20e4415">185</a>, <a class="pageref" href=
+"#xd20e6618">279</a>, <a class="pageref" href="#xd20e6861">286</a>,
+<a class="pageref" href="#xd20e6864">286</a>, <a class="pageref" href=
+"#xd20e6941">288</a></td>
+<td class="width40 bottom">[<i>Niet in bron</i>]</td>
+<td class="width40 bottom">.</td>
+</tr>
+<tr>
+<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd20e492">16</a></td>
+<td class="width40 bottom">Brahm</td>
+<td class="width40 bottom">Brahm&#259;</td>
+</tr>
+<tr>
+<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd20e547">20</a></td>
+<td class="width40 bottom">pantheistische</td>
+<td class="width40 bottom">panthe&iuml;stische</td>
+</tr>
+<tr>
+<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd20e563">21</a>,
+<a class="pageref" href="#xd20e571">21</a></td>
+<td class="width40 bottom">pantheistisch</td>
+<td class="width40 bottom">panthe&iuml;stisch</td>
+</tr>
+<tr>
+<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd20e566">21</a>,
+<a class="pageref" href="#xd20e971">42</a></td>
+<td class="width40 bottom">e&eacute;n</td>
+<td class="width40 bottom">&eacute;&eacute;n</td>
+</tr>
+<tr>
+<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd20e580">22</a>,
+<a class="pageref" href="#xd20e620">25</a>, <a class="pageref" href=
+"#xd20e628">25</a>, <a class="pageref" href="#xd20e1342">55</a>,
+<a class="pageref" href="#xd20e1444">57</a>, <a class="pageref" href=
+"#xd20e1740">70</a>, <a class="pageref" href="#xd20e1941">77</a>,
+<a class="pageref" href="#xd20e2182">84</a>, <a class="pageref" href=
+"#xd20e2281">88</a>, <a class="pageref" href="#xd20e2288">88</a>,
+<a class="pageref" href="#xd20e2291">88</a>, <a class="pageref" href=
+"#xd20e3350">131</a>, <a class="pageref" href="#xd20e3353">131</a>,
+<a class="pageref" href="#xd20e3713">147</a>, <a class="pageref" href=
+"#xd20e3920">156</a>, <a class="pageref" href="#xd20e4364">182</a>,
+<a class="pageref" href="#xd20e4408">185</a>, <a class="pageref" href=
+"#xd20e4513">191</a>, <a class="pageref" href="#xd20e4932">213</a>,
+<a class="pageref" href="#xd20e5710">245</a>, <a class="pageref" href=
+"#xd20e6060">262</a>, <a class="pageref" href="#xd20e7212">289</a>,
+<a class="pageref" href="#xd20e8793">292</a>, <a class="pageref" href=
+"#xd20e9038">293</a>, <a class="pageref" href="#xd20e9491">294</a>,
+<a class="pageref" href="#xd20e9743">294</a>, <a class="pageref" href=
+"#xd20e10693">296</a>, <a class="pageref" href="#xd20e10804">296</a>,
+<a class="pageref" href="#xd20e10980">297</a>, <a class="pageref" href=
+"#xd20e11103">297</a>, <a class="pageref" href="#xd20e11328">298</a>,
+<a class="pageref" href="#xd20e11353">298</a>, <a class="pageref" href=
+"#xd20e11889">299</a>, <a class="pageref" href="#xd20e11963">299</a>,
+<a class="pageref" href="#xd20e12148">299</a></td>
+<td class="width40 bottom">[<i>Niet in bron</i>]</td>
+<td class="width40 bottom">,</td>
+</tr>
+<tr>
+<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd20e599">24</a>,
+<a class="pageref" href="#xd20e631">25</a>, <a class="pageref" href=
+"#xd20e1352">55</a>, <a class="pageref" href="#xd20e1439">57</a>,
+<a class="pageref" href="#xd20e1466">58</a>, <a class="pageref" href=
+"#xd20e1546">61</a>, <a class="pageref" href="#xd20e1582">63</a>,
+<a class="pageref" href="#xd20e1632">65</a>, <a class="pageref" href=
+"#xd20e1645">66</a>, <a class="pageref" href="#xd20e1745">70</a>,
+<a class="pageref" href="#xd20e1768">71</a>, <a class="pageref" href=
+"#xd20e2161">83</a>, <a class="pageref" href="#xd20e2233">86</a>,
+<a class="pageref" href="#xd20e2294">88</a>, <a class="pageref" href=
+"#xd20e2302">88</a>, <a class="pageref" href="#xd20e2329">90</a>,
+<a class="pageref" href="#xd20e2847">110</a>, <a class="pageref" href=
+"#xd20e3054">117</a>, <a class="pageref" href="#xd20e3130">120</a>,
+<a class="pageref" href="#xd20e3367">131</a>, <a class="pageref" href=
+"#xd20e3379">131</a>, <a class="pageref" href="#xd20e3385">131</a>,
+<a class="pageref" href="#xd20e3603">142</a>, <a class="pageref" href=
+"#xd20e3620">142</a>, <a class="pageref" href="#xd20e4096">168</a>,
+<a class="pageref" href="#xd20e4103">168</a>, <a class="pageref" href=
+"#xd20e4112">169</a>, <a class="pageref" href="#xd20e4117">169</a>,
+<a class="pageref" href="#xd20e4436">186</a>, <a class="pageref" href=
+"#xd20e4447">186</a>, <a class="pageref" href="#xd20e4474">188</a>,
+<a class="pageref" href="#xd20e4495">190</a>, <a class="pageref" href=
+"#xd20e4840">208</a>, <a class="pageref" href="#xd20e4874">210</a>,
+<a class="pageref" href="#xd20e4923">212</a>, <a class="pageref" href=
+"#xd20e5083">222</a>, <a class="pageref" href="#xd20e5101">223</a>,
+<a class="pageref" href="#xd20e5616">239</a>, <a class="pageref" href=
+"#xd20e5798">248</a>, <a class="pageref" href="#xd20e5893">253</a>,
+<a class="pageref" href="#xd20e6254">273</a>, <a class="pageref" href=
+"#xd20e6262">273</a>, <a class="pageref" href="#xd20e6269">273</a>,
+<a class="pageref" href="#xd20e6276">273</a>, <a class="pageref" href=
+"#xd20e6283">273</a>, <a class="pageref" href="#xd20e6290">273</a>,
+<a class="pageref" href="#xd20e6297">273</a>, <a class="pageref" href=
+"#xd20e6304">273</a>, <a class="pageref" href="#xd20e6311">273</a>,
+<a class="pageref" href="#xd20e6318">273</a>, <a class="pageref" href=
+"#xd20e6325">273</a>, <a class="pageref" href="#xd20e6332">273</a>,
+<a class="pageref" href="#xd20e6340">273</a>, <a class="pageref" href=
+"#xd20e6347">273</a>, <a class="pageref" href="#xd20e6354">273</a>,
+<a class="pageref" href="#xd20e6361">273</a>, <a class="pageref" href=
+"#xd20e6368">273</a>, <a class="pageref" href="#xd20e6375">273</a>,
+<a class="pageref" href="#xd20e6382">273</a>, <a class="pageref" href=
+"#xd20e6394">274</a>, <a class="pageref" href="#xd20e6401">274</a>,
+<a class="pageref" href="#xd20e6408">274</a>, <a class="pageref" href=
+"#xd20e6415">274</a>, <a class="pageref" href="#xd20e6430">274</a>,
+<a class="pageref" href="#xd20e6437">274</a>, <a class="pageref" href=
+"#xd20e6444">274</a>, <a class="pageref" href="#xd20e6452">275</a>,
+<a class="pageref" href="#xd20e6459">275</a>, <a class="pageref" href=
+"#xd20e6466">275</a>, <a class="pageref" href="#xd20e6486">276</a>,
+<a class="pageref" href="#xd20e6509">277</a></td>
+<td class="width40 bottom">[<i>Niet in bron</i>]</td>
+<td class="width40 bottom">&rdquo;</td>
+</tr>
+<tr>
+<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd20e602">24</a>,
+<a class="pageref" href="#xd20e623">25</a>, <a class="pageref" href=
+"#xd20e661">27</a>, <a class="pageref" href="#xd20e665">27</a>,
+<a class="pageref" href="#xd20e672">28</a>, <a class="pageref" href=
+"#xd20e781">32</a>, <a class="pageref" href="#xd20e994">43</a>,
+<a class="pageref" href="#xd20e1050">46</a>, <a class="pageref" href=
+"#xd20e1055">46</a>, <a class="pageref" href="#xd20e1083">47</a>,
+<a class="pageref" href="#xd20e1090">47</a>, <a class="pageref" href=
+"#xd20e1097">47</a>, <a class="pageref" href="#xd20e1101">47</a>,
+<a class="pageref" href="#xd20e1111">47</a>, <a class="pageref" href=
+"#xd20e1115">47</a>, <a class="pageref" href="#xd20e1119">47</a>,
+<a class="pageref" href="#xd20e1123">47</a>, <a class="pageref" href=
+"#xd20e1127">47</a>, <a class="pageref" href="#xd20e1131">47</a>,
+<a class="pageref" href="#xd20e1137">48</a>, <a class="pageref" href=
+"#xd20e1144">48</a>, <a class="pageref" href="#xd20e1148">48</a>,
+<a class="pageref" href="#xd20e1229">52</a>, <a class="pageref" href=
+"#xd20e1232">52</a>, <a class="pageref" href="#xd20e1308">54</a>,
+<a class="pageref" href="#xd20e1400">56</a>, <a class="pageref" href=
+"#xd20e1413">56</a>, <a class="pageref" href="#xd20e1421">56</a>,
+<a class="pageref" href="#xd20e1428">56</a>, <a class="pageref" href=
+"#xd20e1447">57</a>, <a class="pageref" href="#xd20e1450">57</a>,
+<a class="pageref" href="#xd20e1638">66</a>, <a class="pageref" href=
+"#xd20e1642">66</a>, <a class="pageref" href="#xd20e1704">69</a>,
+<a class="pageref" href="#xd20e1748">70</a>, <a class="pageref" href=
+"#xd20e1765">71</a>, <a class="pageref" href="#xd20e1771">71</a>,
+<a class="pageref" href="#xd20e1801">72</a>, <a class="pageref" href=
+"#xd20e1858">75</a>, <a class="pageref" href="#xd20e1862">75</a>,
+<a class="pageref" href="#xd20e1866">75</a>, <a class="pageref" href=
+"#xd20e1938">77</a>, <a class="pageref" href="#xd20e1975">78</a>,
+<a class="pageref" href="#xd20e2082">82</a>, <a class="pageref" href=
+"#xd20e2086">82</a>, <a class="pageref" href="#xd20e2090">82</a>,
+<a class="pageref" href="#xd20e2094">82</a>, <a class="pageref" href=
+"#xd20e2098">82</a>, <a class="pageref" href="#xd20e2102">82</a>,
+<a class="pageref" href="#xd20e2113">83</a>, <a class="pageref" href=
+"#xd20e2117">83</a>, <a class="pageref" href="#xd20e2121">83</a>,
+<a class="pageref" href="#xd20e2125">83</a>, <a class="pageref" href=
+"#xd20e2132">83</a>, <a class="pageref" href="#xd20e2136">83</a>,
+<a class="pageref" href="#xd20e2140">83</a>, <a class="pageref" href=
+"#xd20e2144">83</a>, <a class="pageref" href="#xd20e2151">83</a>,
+<a class="pageref" href="#xd20e2156">83</a>, <a class="pageref" href=
+"#xd20e2200">85</a>, <a class="pageref" href="#xd20e2204">85</a>,
+<a class="pageref" href="#xd20e2224">85</a>, <a class="pageref" href=
+"#xd20e2278">88</a>, <a class="pageref" href="#xd20e2285">88</a>,
+<a class="pageref" href="#xd20e2299">88</a>, <a class="pageref" href=
+"#xd20e2326">90</a>, <a class="pageref" href="#xd20e2332">90</a>,
+<a class="pageref" href="#xd20e2351">90</a>, <a class="pageref" href=
+"#xd20e2360">91</a>, <a class="pageref" href="#xd20e2382">92</a>,
+<a class="pageref" href="#xd20e2486">95</a>, <a class="pageref" href=
+"#xd20e2594">99</a>, <a class="pageref" href="#xd20e2715">104</a>,
+<a class="pageref" href="#xd20e2850">110</a>, <a class="pageref" href=
+"#xd20e2909">113</a>, <a class="pageref" href="#xd20e2913">113</a>,
+<a class="pageref" href="#xd20e2917">113</a>, <a class="pageref" href=
+"#xd20e2921">113</a>, <a class="pageref" href="#xd20e2926">113</a>,
+<a class="pageref" href="#xd20e2955">115</a>, <a class="pageref" href=
+"#xd20e2959">115</a>, <a class="pageref" href="#xd20e3016">116</a>,
+<a class="pageref" href="#xd20e3019">116</a>, <a class="pageref" href=
+"#xd20e3047">117</a>, <a class="pageref" href="#xd20e3051">117</a>,
+<a class="pageref" href="#xd20e3193">123</a>, <a class="pageref" href=
+"#xd20e3197">123</a>, <a class="pageref" href="#xd20e3201">123</a>,
+<a class="pageref" href="#xd20e3364">131</a>, <a class="pageref" href=
+"#xd20e3372">131</a>, <a class="pageref" href="#xd20e3376">131</a>,
+<a class="pageref" href="#xd20e3382">131</a>, <a class="pageref" href=
+"#xd20e3468">135</a>, <a class="pageref" href="#xd20e3609">142</a>,
+<a class="pageref" href="#xd20e3613">142</a>, <a class="pageref" href=
+"#xd20e3617">142</a>, <a class="pageref" href="#xd20e3637">143</a>,
+<a class="pageref" href="#xd20e3668">144</a>, <a class="pageref" href=
+"#xd20e3699">146</a>, <a class="pageref" href="#xd20e3823">152</a>,
+<a class="pageref" href="#xd20e3827">152</a>, <a class="pageref" href=
+"#xd20e3831">152</a>, <a class="pageref" href="#xd20e3846">153</a>,
+<a class="pageref" href="#xd20e3851">153</a>, <a class="pageref" href=
+"#xd20e3858">153</a>, <a class="pageref" href="#xd20e3862">153</a>,
+<a class="pageref" href="#xd20e3866">153</a>, <a class="pageref" href=
+"#xd20e3908">156</a>, <a class="pageref" href="#xd20e4202">173</a>,
+<a class="pageref" href="#xd20e4223">174</a>, <a class="pageref" href=
+"#xd20e4237">175</a>, <a class="pageref" href="#xd20e4241">175</a>,
+<a class="pageref" href="#xd20e4290">177</a>, <a class="pageref" href=
+"#xd20e4336">181</a>, <a class="pageref" href="#xd20e4397">184</a>,
+<a class="pageref" href="#xd20e4492">190</a>, <a class="pageref" href=
+"#xd20e4567">193</a>, <a class="pageref" href="#xd20e4787">204</a>,
+<a class="pageref" href="#xd20e4877">210</a>, <a class="pageref" href=
+"#xd20e4881">210</a>, <a class="pageref" href="#xd20e4890">211</a>,
+<a class="pageref" href="#xd20e4895">212</a>, <a class="pageref" href=
+"#xd20e4899">212</a>, <a class="pageref" href="#xd20e4910">212</a>,
+<a class="pageref" href="#xd20e4917">212</a>, <a class="pageref" href=
+"#xd20e5164">225</a>, <a class="pageref" href="#xd20e5613">239</a>,
+<a class="pageref" href="#xd20e5621">239</a>, <a class="pageref" href=
+"#xd20e5630">240</a>, <a class="pageref" href="#xd20e5793">248</a>,
+<a class="pageref" href="#xd20e6176">268</a>, <a class="pageref" href=
+"#xd20e6251">273</a>, <a class="pageref" href="#xd20e6259">273</a>,
+<a class="pageref" href="#xd20e6266">273</a>, <a class="pageref" href=
+"#xd20e6273">273</a>, <a class="pageref" href="#xd20e6280">273</a>,
+<a class="pageref" href="#xd20e6287">273</a>, <a class="pageref" href=
+"#xd20e6294">273</a>, <a class="pageref" href="#xd20e6301">273</a>,
+<a class="pageref" href="#xd20e6308">273</a>, <a class="pageref" href=
+"#xd20e6315">273</a>, <a class="pageref" href="#xd20e6322">273</a>,
+<a class="pageref" href="#xd20e6329">273</a>, <a class="pageref" href=
+"#xd20e6337">273</a>, <a class="pageref" href="#xd20e6344">273</a>,
+<a class="pageref" href="#xd20e6351">273</a>, <a class="pageref" href=
+"#xd20e6358">273</a>, <a class="pageref" href="#xd20e6365">273</a>,
+<a class="pageref" href="#xd20e6372">273</a>, <a class="pageref" href=
+"#xd20e6379">273</a>, <a class="pageref" href="#xd20e6386">273</a>,
+<a class="pageref" href="#xd20e6398">274</a>, <a class="pageref" href=
+"#xd20e6405">274</a>, <a class="pageref" href="#xd20e6412">274</a>,
+<a class="pageref" href="#xd20e6420">274</a>, <a class="pageref" href=
+"#xd20e6424">274</a>, <a class="pageref" href="#xd20e6434">274</a>,
+<a class="pageref" href="#xd20e6441">274</a>, <a class="pageref" href=
+"#xd20e6449">275</a>, <a class="pageref" href="#xd20e6456">275</a>,
+<a class="pageref" href="#xd20e6463">275</a>, <a class="pageref" href=
+"#xd20e6470">275</a>, <a class="pageref" href="#xd20e6474">275</a></td>
+<td class="width40 bottom">[<i>Niet in bron</i>]</td>
+<td class="width40 bottom">&bdquo;</td>
+</tr>
+<tr>
+<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd20e642">26</a></td>
+<td class="width40 bottom">truimfeert</td>
+<td class="width40 bottom">triumfeert</td>
+</tr>
+<tr>
+<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd20e677">28</a></td>
+<td class="width40 bottom">Nirwana</td>
+<td class="width40 bottom">Nirv&#257;na</td>
+</tr>
+<tr>
+<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd20e690">28</a>,
+<a class="pageref" href="#xd20e3958">158</a>, <a class="pageref" href=
+"#xd20e6831">285</a>, <a class="pageref" href="#xd20e6844">285</a></td>
+<td class="width40 bottom">.</td>
+<td class="width40 bottom">[<i>Verwijderd</i>]</td>
+</tr>
+<tr>
+<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd20e717">29</a></td>
+<td class="width40 bottom">e&eacute;nen</td>
+<td class="width40 bottom">&eacute;&eacute;nen</td>
+</tr>
+<tr>
+<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd20e726">29</a></td>
+<td class="width40 bottom">16 jarigen</td>
+<td class="width40 bottom">16-jarigen</td>
+</tr>
+<tr>
+<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd20e735">30</a></td>
+<td class="width40 bottom">studi&euml;en</td>
+<td class="width40 bottom">studi&euml;n</td>
+</tr>
+<tr>
+<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd20e745">30</a></td>
+<td class="width40 bottom">monotheistische</td>
+<td class="width40 bottom">monothe&iuml;stische</td>
+</tr>
+<tr>
+<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd20e758">31</a></td>
+<td class="width40 bottom">Theistische</td>
+<td class="width40 bottom">The&iuml;stische</td>
+</tr>
+<tr>
+<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd20e762">31</a></td>
+<td class="width40 bottom">theisme</td>
+<td class="width40 bottom">the&iuml;sme</td>
+</tr>
+<tr>
+<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd20e765">31</a></td>
+<td class="width40 bottom">pantheisme</td>
+<td class="width40 bottom">panthe&iuml;sme</td>
+</tr>
+<tr>
+<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd20e769">31</a></td>
+<td class="width40 bottom">Mahomedanen</td>
+<td class="width40 bottom">Mohammedanen</td>
+</tr>
+<tr>
+<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd20e800">32</a></td>
+<td class="width40 bottom">e&egrave;ne</td>
+<td class="width40 bottom">&eacute;&eacute;ne</td>
+</tr>
+<tr>
+<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd20e832">34</a></td>
+<td class="width40 bottom">ceremonie&euml;l</td>
+<td class="width40 bottom">ceremonieel</td>
+</tr>
+<tr>
+<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd20e843">35</a></td>
+<td class="width40 bottom">N&#257;rain</td>
+<td class="width40 bottom">Nar&#257;in</td>
+</tr>
+<tr>
+<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd20e933">40</a>,
+<a class="pageref" href="#xd20e11416">298</a></td>
+<td class="width40 bottom">Siddharta</td>
+<td class="width40 bottom">Siddhartha</td>
+</tr>
+<tr>
+<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd20e938">41</a></td>
+<td class="width40 bottom">Rahula</td>
+<td class="width40 bottom">R&#257;hula</td>
+</tr>
+<tr>
+<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd20e983">43</a></td>
+<td class="width40 bottom">guirlanden</td>
+<td class="width40 bottom">guirlandes</td>
+</tr>
+<tr>
+<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd20e1053">46</a>,
+<a class="pageref" href="#xd20e1239">52</a>, <a class="pageref" href=
+"#xd20e1345">55</a>, <a class="pageref" href="#xd20e3370">131</a>,
+<a class="pageref" href="#xd20e5837">250</a></td>
+<td class="width40 bottom">&bdquo;</td>
+<td class="width40 bottom">[<i>Verwijderd</i>]</td>
+</tr>
+<tr>
+<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd20e1162">48</a>,
+<a class="pageref" href="#xd20e3948">158</a>, <a class="pageref" href=
+"#xd20e5094">222</a>, <a class="pageref" href="#xd20e6564">279</a>,
+<a class="pageref" href="#xd20e7687">290</a>, <a class="pageref" href=
+"#xd20e10437">295</a></td>
+<td class="width40 bottom">,</td>
+<td class="width40 bottom">.</td>
+</tr>
+<tr>
+<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd20e1277">53</a>,
+<a class="pageref" href="#xd20e1576">63</a>, <a class="pageref" href=
+"#xd20e1603">64</a>, <a class="pageref" href="#xd20e3118">119</a>,
+<a class="pageref" href="#xd20e3708">146</a>, <a class="pageref" href=
+"#xd20e4124">169</a>, <a class="pageref" href="#xd20e4319">180</a>,
+<a class="pageref" href="#xd20e6033">260</a>, <a class="pageref" href=
+"#xd20e8703">292</a>, <a class="pageref" href="#xd20e8814">292</a>,
+<a class="pageref" href="#xd20e9204">293</a>, <a class="pageref" href=
+"#xd20e9442">293</a>, <a class="pageref" href="#xd20e10757">296</a>,
+<a class="pageref" href="#xd20e10937">297</a>, <a class="pageref" href=
+"#xd20e11401">298</a>, <a class="pageref" href="#xd20e11647">298</a>,
+<a class="pageref" href="#xd20e12352">300</a></td>
+<td class="width40 bottom">.</td>
+<td class="width40 bottom">,</td>
+</tr>
+<tr>
+<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd20e1294">53</a></td>
+<td class="width40 bottom">strijdbre</td>
+<td class="width40 bottom">strijdb&rsquo;re</td>
+</tr>
+<tr>
+<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd20e1347">55</a>,
+<a class="pageref" href="#xd20e1391">56</a>, <a class="pageref" href=
+"#xd20e1462">58</a>, <a class="pageref" href="#xd20e2185">84</a>,
+<a class="pageref" href="#xd20e3075">118</a>, <a class="pageref" href=
+"#xd20e3116">119</a>, <a class="pageref" href="#xd20e3684">145</a>,
+<a class="pageref" href="#xd20e4167">171</a>, <a class="pageref" href=
+"#xd20e4825">207</a>, <a class="pageref" href="#xd20e6093">264</a></td>
+<td class="width40 bottom">&rdquo;</td>
+<td class="width40 bottom">[<i>Verwijderd</i>]</td>
+</tr>
+<tr>
+<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd20e1520">60</a></td>
+<td class="width40 bottom">Rishis</td>
+<td class="width40 bottom">Rishi&rsquo;s</td>
+</tr>
+<tr>
+<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd20e1564">62</a></td>
+<td class="width40 bottom">Anathapindika</td>
+<td class="width40 bottom">An&#257;thapindika</td>
+</tr>
+<tr>
+<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd20e1571">63</a></td>
+<td class="width40 bottom">Selencus</td>
+<td class="width40 bottom">Seleucus</td>
+</tr>
+<tr>
+<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd20e1593">64</a></td>
+<td class="width40 bottom">geeindigd</td>
+<td class="width40 bottom">ge&euml;indigd</td>
+</tr>
+<tr>
+<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd20e1621">65</a>,
+<a class="pageref" href="#xd20e4479">188</a>, <a class="pageref" href=
+"#xd20e5266">227</a>, <a class="pageref" href="#xd20e5387">231</a>,
+<a class="pageref" href="#xd20e5436">232</a>, <a class="pageref" href=
+"#xd20e5546">237</a>, <a class="pageref" href="#xd20e5970">257</a></td>
+<td class="width40 bottom">v&oacute;or</td>
+<td class="width40 bottom">v&oacute;&oacute;r</td>
+</tr>
+<tr>
+<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd20e1650">66</a>,
+<a class="pageref" href="#xd20e4391">184</a></td>
+<td class="width40 bottom">[<i>Niet in bron</i>]</td>
+<td class="width40 bottom">:</td>
+</tr>
+<tr>
+<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd20e1781">71</a></td>
+<td class="width40 bottom">Boedha</td>
+<td class="width40 bottom">Boeddha</td>
+</tr>
+<tr>
+<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd20e1967">78</a></td>
+<td class="width40 bottom">Mara</td>
+<td class="width40 bottom">M&#257;ra</td>
+</tr>
+<tr>
+<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd20e2175">84</a></td>
+<td class="width40 bottom">Rajagriha</td>
+<td class="width40 bottom">R&#257;jagriha</td>
+</tr>
+<tr>
+<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd20e2189">84</a>,
+<a class="pageref" href="#xd20e4664">198</a></td>
+<td class="width40 bottom">;</td>
+<td class="width40 bottom">:</td>
+</tr>
+<tr>
+<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd20e2220">85</a></td>
+<td class="width40 bottom">melodi&euml;n</td>
+<td class="width40 bottom">melodie&euml;n</td>
+</tr>
+<tr>
+<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd20e2388">92</a>,
+<a class="pageref" href="#xd20e2506">96</a></td>
+<td class="width40 bottom">[<i>Niet in bron</i>]</td>
+<td class="width40 bottom">,&rdquo;</td>
+</tr>
+<tr>
+<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd20e2447">94</a>,
+<a class="pageref" href="#xd20e3983">160</a>, <a class="pageref" href=
+"#xd20e5515">235</a>, <a class="pageref" href="#xd20e5664">243</a>,
+<a class="pageref" href="#xd20e5850">251</a>, <a class="pageref" href=
+"#xd20e11779">298</a></td>
+<td class="width40 bottom">,</td>
+<td class="width40 bottom">[<i>Verwijderd</i>]</td>
+</tr>
+<tr>
+<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd20e2457">94</a>,
+<a class="pageref" href="#xd20e2462">95</a></td>
+<td class="width40 bottom">.</td>
+<td class="width40 bottom">:</td>
+</tr>
+<tr>
+<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd20e2531">97</a></td>
+<td class="width40 bottom">&rdquo;</td>
+<td class="width40 bottom">.</td>
+</tr>
+<tr>
+<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd20e2793">107</a>,
+<a class="pageref" href="#xd20e2796">107</a></td>
+<td class="width40 bottom">e&egrave;n</td>
+<td class="width40 bottom">&eacute;&eacute;n</td>
+</tr>
+<tr>
+<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd20e2834">109</a></td>
+<td class="width40 bottom">steen-inscriptie&rsquo;s</td>
+<td class="width40 bottom">steen-inscripties</td>
+</tr>
+<tr>
+<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd20e2974">115</a></td>
+<td class="width40 bottom">Sam&#257;n&#257;&rsquo;s</td>
+<td class="width40 bottom">Sam&#257;na&rsquo;s</td>
+</tr>
+<tr>
+<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd20e2980">115</a></td>
+<td class="width40 bottom">[<i>Niet in bron</i>]</td>
+<td class="width40 bottom">74</td>
+</tr>
+<tr>
+<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd20e3061">117</a></td>
+<td class="width40 bottom">[<i>Niet in bron</i>]</td>
+<td class="width40 bottom">&rdquo; &bdquo;</td>
+</tr>
+<tr>
+<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd20e3097">118</a></td>
+<td class="width40 bottom">atheistisch-gekleurde</td>
+<td class="width40 bottom">athe&iuml;stisch-gekleurde</td>
+</tr>
+<tr>
+<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd20e3141">120</a></td>
+<td class="width40 bottom">m. a. w.</td>
+<td class="width40 bottom">M. a. w.</td>
+</tr>
+<tr>
+<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd20e3234">125</a></td>
+<td class="width40 bottom">Ajatasattu</td>
+<td class="width40 bottom">Aj&#257;tasattu</td>
+</tr>
+<tr>
+<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd20e3239">125</a></td>
+<td class="width40 bottom"></td>
+<td class="width40 bottom">&rdquo; &bdquo;</td>
+</tr>
+<tr>
+<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd20e3259">126</a></td>
+<td class="width40 bottom">Pabbaj&#257;</td>
+<td class="width40 bottom">Pabb&#257;ja</td>
+</tr>
+<tr>
+<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd20e3262">126</a></td>
+<td class="width40 bottom">geheele</td>
+<td class="width40 bottom">gele</td>
+</tr>
+<tr>
+<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd20e3356">131</a></td>
+<td class="width40 bottom">waneeer</td>
+<td class="width40 bottom">wanneer</td>
+</tr>
+<tr>
+<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd20e3361">131</a></td>
+<td class="width40 bottom">:</td>
+<td class="width40 bottom">,</td>
+</tr>
+<tr>
+<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd20e3406">132</a>,
+<a class="pageref" href="#xd20e6963">289</a></td>
+<td class="width40 bottom">Abhi-dharma</td>
+<td class="width40 bottom">Abhidharma</td>
+</tr>
+<tr>
+<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd20e3473">135</a></td>
+<td class="width40 bottom">monnikken</td>
+<td class="width40 bottom">monniken</td>
+</tr>
+<tr>
+<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd20e3539">139</a></td>
+<td class="width40 bottom">[<i>Niet in bron</i>]</td>
+<td class="width40 bottom">VII.</td>
+</tr>
+<tr>
+<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd20e3562">140</a></td>
+<td class="width40 bottom">Abhidarma</td>
+<td class="width40 bottom">Abhidharma</td>
+</tr>
+<tr>
+<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd20e3579">141</a></td>
+<td class="width40 bottom">&mdash;</td>
+<td class="width40 bottom">,</td>
+</tr>
+<tr>
+<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd20e3588">141</a></td>
+<td class="width40 bottom">Pyadasi</td>
+<td class="width40 bottom">Piyadasi</td>
+</tr>
+<tr>
+<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd20e3595">142</a>,
+<a class="pageref" href="#xd20e3796">151</a></td>
+<td class="width40 bottom">[<i>Niet in bron</i>]</td>
+<td class="width40 bottom">)</td>
+</tr>
+<tr>
+<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd20e3598">142</a></td>
+<td class="width40 bottom">hooggebooornen</td>
+<td class="width40 bottom">hooggeborenen</td>
+</tr>
+<tr>
+<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd20e3628">142</a></td>
+<td class="width40 bottom">athe&#299;sme</td>
+<td class="width40 bottom">athe&iuml;sme</td>
+</tr>
+<tr>
+<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd20e3742">148</a></td>
+<td class="width40 bottom">hierarchie</td>
+<td class="width40 bottom">hi&euml;rarchie</td>
+</tr>
+<tr>
+<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd20e3745">148</a></td>
+<td class="width40 bottom">Roomsch-Katholieke</td>
+<td class="width40 bottom">Roomsch-Catholieke</td>
+</tr>
+<tr>
+<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd20e3748">148</a></td>
+<td class="width40 bottom">religieuse</td>
+<td class="width40 bottom">religieuze</td>
+</tr>
+<tr>
+<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd20e3760">149</a></td>
+<td class="width40 bottom">lieders</td>
+<td class="width40 bottom">ieders</td>
+</tr>
+<tr>
+<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd20e3805">151</a></td>
+<td class="width40 bottom">Disderi</td>
+<td class="width40 bottom">Desideri</td>
+</tr>
+<tr>
+<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd20e3810">151</a></td>
+<td class="width40 bottom">Gr&uuml;eber</td>
+<td class="width40 bottom">Grueber</td>
+</tr>
+<tr>
+<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd20e3813">151</a></td>
+<td class="width40 bottom">Roomsch-Katholieken</td>
+<td class="width40 bottom">Roomsch-Catholieken</td>
+</tr>
+<tr>
+<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd20e3841">153</a></td>
+<td class="width40 bottom">parfumeri&euml;n</td>
+<td class="width40 bottom">parfumerie&euml;n</td>
+</tr>
+<tr>
+<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd20e3854">153</a></td>
+<td class="width40 bottom">:</td>
+<td class="width40 bottom">;</td>
+</tr>
+<tr>
+<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd20e3875">154</a></td>
+<td class="width40 bottom">Thibet</td>
+<td class="width40 bottom">Tibet</td>
+</tr>
+<tr>
+<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd20e3882">155</a></td>
+<td class="width40 bottom">III</td>
+<td class="width40 bottom">V</td>
+</tr>
+<tr>
+<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd20e3933">157</a></td>
+<td class="width40 bottom">uitroe&iuml;ing</td>
+<td class="width40 bottom">uitroeiing</td>
+</tr>
+<tr>
+<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd20e3938">157</a>,
+<a class="pageref" href="#xd20e4799">205</a></td>
+<td class="width40 bottom">inplaats</td>
+<td class="width40 bottom">in plaats</td>
+</tr>
+<tr>
+<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd20e3972">159</a></td>
+<td class="width40 bottom">levens onderhoud</td>
+<td class="width40 bottom">levensonderhoud</td>
+</tr>
+<tr>
+<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd20e3992">161</a></td>
+<td class="width40 bottom">73 jarigen</td>
+<td class="width40 bottom">73-jarigen</td>
+</tr>
+<tr>
+<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd20e4003">162</a>,
+<a class="pageref" href="#xd20e4357">182</a>, <a class="pageref" href=
+"#xd20e5359">229</a></td>
+<td class="width40 bottom">offici&euml;el</td>
+<td class="width40 bottom">officieel</td>
+</tr>
+<tr>
+<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd20e4035">163</a></td>
+<td class="width40 bottom">onbeduidenste</td>
+<td class="width40 bottom">onbeduidendste</td>
+</tr>
+<tr>
+<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd20e4045">164</a></td>
+<td class="width40 bottom">relief</td>
+<td class="width40 bottom">reli&euml;f</td>
+</tr>
+<tr>
+<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd20e4136">170</a></td>
+<td class="width40 bottom">Lao-tsze</td>
+<td class="width40 bottom">Lao tsze</td>
+</tr>
+<tr>
+<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd20e4163">171</a></td>
+<td class="width40 bottom">uitteraard</td>
+<td class="width40 bottom">uiteraard</td>
+</tr>
+<tr>
+<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd20e4177">171</a>,
+<a class="pageref" href="#xd20e6167">268</a></td>
+<td class="width40 bottom">.)</td>
+<td class="width40 bottom">).</td>
+</tr>
+<tr>
+<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd20e4323">180</a></td>
+<td class="width40 bottom">de</td>
+<td class="width40 bottom">De</td>
+</tr>
+<tr>
+<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd20e4429">185</a></td>
+<td class="width40 bottom">;</td>
+<td class="width40 bottom">)</td>
+</tr>
+<tr>
+<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd20e4518">191</a>,
+<a class="pageref" href="#xd20e5728">246</a>, <a class="pageref" href=
+"#xd20e5757">247</a></td>
+<td class="width40 bottom">voor</td>
+<td class="width40 bottom">v&oacute;&oacute;r</td>
+</tr>
+<tr>
+<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd20e4543">192</a></td>
+<td class="width40 bottom">Jezuiten-zendelingen</td>
+<td class="width40 bottom">Jezu&iuml;ten-zendelingen</td>
+</tr>
+<tr>
+<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd20e4650">197</a></td>
+<td class="width40 bottom">Spontan&euml;iteit</td>
+<td class="width40 bottom">Spontane&iuml;teit</td>
+</tr>
+<tr>
+<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd20e4657">197</a></td>
+<td class="width40 bottom">afaan</td>
+<td class="width40 bottom">af aan</td>
+</tr>
+<tr>
+<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd20e4667">198</a></td>
+<td class="width40 bottom">overgeven</td>
+<td class="width40 bottom">over te geven</td>
+</tr>
+<tr>
+<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd20e4672">198</a></td>
+<td class="width40 bottom">bemoei&iuml;ngen</td>
+<td class="width40 bottom">bemoeiingen</td>
+</tr>
+<tr>
+<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd20e4699">199</a></td>
+<td class="width40 bottom">Laotsze</td>
+<td class="width40 bottom">Lao tsze</td>
+</tr>
+<tr>
+<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd20e4718">200</a></td>
+<td class="width40 bottom">voorvaderen hal</td>
+<td class="width40 bottom">voorvaderenhal</td>
+</tr>
+<tr>
+<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd20e4751">202</a></td>
+<td class="width40 bottom">v</td>
+<td class="width40 bottom">V</td>
+</tr>
+<tr>
+<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd20e4772">203</a>,
+<a class="pageref" href="#xd20e4778">204</a></td>
+<td class="width40 bottom">ceremonie&euml;n</td>
+<td class="width40 bottom">ceremoni&euml;n</td>
+</tr>
+<tr>
+<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd20e4920">212</a></td>
+<td class="width40 bottom">Magier</td>
+<td class="width40 bottom">Magi&euml;r</td>
+</tr>
+<tr>
+<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd20e4946">214</a></td>
+<td class="width40 bottom">shi</td>
+<td class="width40 bottom">Shi</td>
+</tr>
+<tr>
+<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd20e4949">214</a>,
+<a class="pageref" href="#xd20e5026">219</a></td>
+<td class="width40 bottom">[<i>Niet in bron</i>]</td>
+<td class="width40 bottom">-</td>
+</tr>
+<tr>
+<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd20e4957">214</a></td>
+<td class="width40 bottom">Lamaisme</td>
+<td class="width40 bottom">Lama&iuml;sme</td>
+</tr>
+<tr>
+<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd20e5010">217</a></td>
+<td class="width40 bottom">uitnemensten</td>
+<td class="width40 bottom">uitnemendsten</td>
+</tr>
+<tr>
+<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd20e5014">218</a></td>
+<td class="width40 bottom">enkelredelijk</td>
+<td class="width40 bottom">enkel redelijk</td>
+</tr>
+<tr>
+<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd20e5055">221</a>,
+<a class="pageref" href="#xd20e5638">241</a>, <a class="pageref" href=
+"#xd20e11370">298</a></td>
+<td class="width40 bottom">Shu king</td>
+<td class="width40 bottom">Shu-king</td>
+</tr>
+<tr>
+<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd20e5063">221</a></td>
+<td class="width40 bottom">Iking</td>
+<td class="width40 bottom">I-king</td>
+</tr>
+<tr>
+<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd20e5258">227</a></td>
+<td class="width40 bottom">overanderlijke</td>
+<td class="width40 bottom">onveranderlijke</td>
+</tr>
+<tr>
+<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd20e5330">228</a></td>
+<td class="width40 bottom">overstaanbaar</td>
+<td class="width40 bottom">onverstaanbaar</td>
+</tr>
+<tr>
+<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd20e5338">228</a></td>
+<td class="width40 bottom">[<i>Niet in bron</i>]</td>
+<td class="width40 bottom">1.</td>
+</tr>
+<tr>
+<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd20e5390">231</a></td>
+<td class="width40 bottom">liede ren</td>
+<td class="width40 bottom">liederen</td>
+</tr>
+<tr>
+<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd20e5626">240</a></td>
+<td class="width40 bottom">,</td>
+<td class="width40 bottom">;</td>
+</tr>
+<tr>
+<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd20e5633">240</a></td>
+<td class="width40 bottom">vo&ograve;r</td>
+<td class="width40 bottom">v&oacute;&oacute;r</td>
+</tr>
+<tr>
+<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd20e5641">241</a></td>
+<td class="width40 bottom">Shi king</td>
+<td class="width40 bottom">Shi-king</td>
+</tr>
+<tr>
+<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd20e5653">242</a></td>
+<td class="width40 bottom">v&oacute;or-Confuciaansche</td>
+<td class="width40 bottom">v&oacute;&oacute;r-Confuciaansche</td>
+</tr>
+<tr>
+<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd20e5672">244</a></td>
+<td class="width40 bottom">IV</td>
+<td class="width40 bottom">VI</td>
+</tr>
+<tr>
+<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd20e5676">244</a></td>
+<td class="width40 bottom">IV.</td>
+<td class="width40 bottom">[<i>Verwijderd</i>]</td>
+</tr>
+<tr>
+<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd20e5697">245</a></td>
+<td class="width40 bottom">(</td>
+<td class="width40 bottom">&mdash;</td>
+</tr>
+<tr>
+<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd20e5766">247</a></td>
+<td class="width40 bottom">Mitra</td>
+<td class="width40 bottom">Mithra</td>
+</tr>
+<tr>
+<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd20e5782">248</a></td>
+<td class="width40 bottom">Gatha&rsquo;s</td>
+<td class="width40 bottom">G&#257;tha&rsquo;s</td>
+</tr>
+<tr>
+<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd20e5787">248</a>,
+<a class="pageref" href="#xd20e5861">251</a></td>
+<td class="width40 bottom">Ahura-Mazda</td>
+<td class="width40 bottom">Ahura Mazda</td>
+</tr>
+<tr>
+<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd20e5875">252</a></td>
+<td class="width40 bottom">Anr&#333;-mainyus</td>
+<td class="width40 bottom">Anr&#333;-mainyu</td>
+</tr>
+<tr>
+<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd20e5884">252</a></td>
+<td class="width40 bottom">Druhks</td>
+<td class="width40 bottom">Drukhs</td>
+</tr>
+<tr>
+<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd20e5911">254</a></td>
+<td class="width40 bottom">Ahurmazda</td>
+<td class="width40 bottom">Ahura Mazda</td>
+</tr>
+<tr>
+<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd20e5923">255</a></td>
+<td class="width40 bottom">Zarathustischen</td>
+<td class="width40 bottom">Zarathustrischen</td>
+</tr>
+<tr>
+<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd20e5931">255</a>,
+<a class="pageref" href="#xd20e6127">266</a>, <a class="pageref" href=
+"#xd20e6938">288</a></td>
+<td class="width40 bottom">Amesa Spenta&rsquo;s</td>
+<td class="width40 bottom">Amesa-Spenta&rsquo;s</td>
+</tr>
+<tr>
+<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd20e5939">255</a></td>
+<td class="width40 bottom">&eacute;enheid</td>
+<td class="width40 bottom">&eacute;&eacute;nheid</td>
+</tr>
+<tr>
+<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd20e5949">256</a>,
+<a class="pageref" href="#xd20e5999">258</a></td>
+<td class="width40 bottom">Amesa spenta&rsquo;s</td>
+<td class="width40 bottom">Amesa-spenta&rsquo;s</td>
+</tr>
+<tr>
+<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd20e5986">257</a></td>
+<td class="width40 bottom">all&eacute;en</td>
+<td class="width40 bottom">all&eacute;&eacute;n</td>
+</tr>
+<tr>
+<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd20e6005">258</a></td>
+<td class="width40 bottom">da&#275;v&rsquo;as</td>
+<td class="width40 bottom">da&#275;va&rsquo;s</td>
+</tr>
+<tr>
+<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd20e6026">259</a></td>
+<td class="width40 bottom">Zarathustisch</td>
+<td class="width40 bottom">Zarathustrisch</td>
+</tr>
+<tr>
+<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd20e6057">262</a></td>
+<td class="width40 bottom">mainyus</td>
+<td class="width40 bottom">mainyu</td>
+</tr>
+<tr>
+<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd20e6075">263</a></td>
+<td class="width40 bottom">lichtssfeer</td>
+<td class="width40 bottom">lichtsfeer</td>
+</tr>
+<tr>
+<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd20e6142">267</a></td>
+<td class="width40 bottom">&rsquo;tzelfde</td>
+<td class="width40 bottom">&rsquo;t zelfde</td>
+</tr>
+<tr>
+<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd20e6160">268</a></td>
+<td class="width40 bottom">nomaden leven</td>
+<td class="width40 bottom">nomadenleven</td>
+</tr>
+<tr>
+<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd20e6228">272</a></td>
+<td class="width40 bottom">III</td>
+<td class="width40 bottom">IV</td>
+</tr>
+<tr>
+<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd20e6518">277</a></td>
+<td class="width40 bottom">polytheisme</td>
+<td class="width40 bottom">polythe&iuml;sme</td>
+</tr>
+<tr>
+<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd20e6530">278</a></td>
+<td class="width40 bottom">milioen</td>
+<td class="width40 bottom">millioen</td>
+</tr>
+<tr>
+<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd20e6552">279</a></td>
+<td class="width40 bottom">Religions geschichte</td>
+<td class="width40 bottom">Religionsgeschichte</td>
+</tr>
+<tr>
+<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd20e6561">279</a></td>
+<td class="width40 bottom">adresses</td>
+<td class="width40 bottom">addresses</td>
+</tr>
+<tr>
+<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd20e6578">279</a></td>
+<td class="width40 bottom">Rhijs</td>
+<td class="width40 bottom">Rhys</td>
+</tr>
+<tr>
+<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd20e6599">279</a></td>
+<td class="width40 bottom">philosophie</td>
+<td class="width40 bottom">Philosophie</td>
+</tr>
+<tr>
+<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd20e6667">280</a></td>
+<td class="width40 bottom">Ram&#257;y&#257;na</td>
+<td class="width40 bottom">R&#257;m&#257;yana</td>
+</tr>
+<tr>
+<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd20e6670">280</a></td>
+<td class="width40 bottom">Mah&#257;bhr&#257;ta</td>
+<td class="width40 bottom">Mah&#257;bh&#257;rata</td>
+</tr>
+<tr>
+<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd20e6719">282</a></td>
+<td class="width40 bottom">Visakh&#257;</td>
+<td class="width40 bottom">Vis&#257;kh&#257;</td>
+</tr>
+<tr>
+<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd20e7018">289</a></td>
+<td class="width40 bottom">Adi-Boeddha</td>
+<td class="width40 bottom">&#256;di-Boeddha</td>
+</tr>
+<tr>
+<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd20e7227">289</a></td>
+<td class="width40 bottom">Anagatabhayas</td>
+<td class="width40 bottom">An&#257;gatabhayas</td>
+</tr>
+<tr>
+<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd20e7509">290</a></td>
+<td class="width40 bottom">Avichi</td>
+<td class="width40 bottom">Av&#299;chi</td>
+</tr>
+<tr>
+<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd20e10036">295</a></td>
+<td class="width40 bottom">Maha</td>
+<td class="width40 bottom">Mah&#257;</td>
+</tr>
+<tr>
+<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd20e10196">295</a></td>
+<td class="width40 bottom">daeva</td>
+<td class="width40 bottom">da&#275;va</td>
+</tr>
+<tr>
+<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd20e11185">297</a></td>
+<td class="width40 bottom">Sanscriet</td>
+<td class="width40 bottom">Sanskriet</td>
+</tr>
+</table>
+</div>
+</div>
+
+
+
+
+
+
+
+<pre>
+
+
+
+
+
+End of the Project Gutenberg EBook of De wijzen van het Oosten, by
+Cornelis Hille Ris Lambers
+
+*** END OF THIS PROJECT GUTENBERG EBOOK DE WIJZEN VAN HET OOSTEN ***
+
+***** This file should be named 39177-h.htm or 39177-h.zip *****
+This and all associated files of various formats will be found in:
+ http://www.gutenberg.org/3/9/1/7/39177/
+
+Produced by the Online Distributed Proofreading Team at
+http://www.pgdp.net/
+
+
+Updated editions will replace the previous one--the old editions
+will be renamed.
+
+Creating the works from public domain print editions means that no
+one owns a United States copyright in these works, so the Foundation
+(and you!) can copy and distribute it in the United States without
+permission and without paying copyright royalties. Special rules,
+set forth in the General Terms of Use part of this license, apply to
+copying and distributing Project Gutenberg-tm electronic works to
+protect the PROJECT GUTENBERG-tm concept and trademark. Project
+Gutenberg is a registered trademark, and may not be used if you
+charge for the eBooks, unless you receive specific permission. If you
+do not charge anything for copies of this eBook, complying with the
+rules is very easy. You may use this eBook for nearly any purpose
+such as creation of derivative works, reports, performances and
+research. They may be modified and printed and given away--you may do
+practically ANYTHING with public domain eBooks. Redistribution is
+subject to the trademark license, especially commercial
+redistribution.
+
+
+
+*** START: FULL LICENSE ***
+
+THE FULL PROJECT GUTENBERG LICENSE
+PLEASE READ THIS BEFORE YOU DISTRIBUTE OR USE THIS WORK
+
+To protect the Project Gutenberg-tm mission of promoting the free
+distribution of electronic works, by using or distributing this work
+(or any other work associated in any way with the phrase "Project
+Gutenberg"), you agree to comply with all the terms of the Full Project
+Gutenberg-tm License (available with this file or online at
+http://gutenberg.org/license).
+
+
+Section 1. General Terms of Use and Redistributing Project Gutenberg-tm
+electronic works
+
+1.A. By reading or using any part of this Project Gutenberg-tm
+electronic work, you indicate that you have read, understand, agree to
+and accept all the terms of this license and intellectual property
+(trademark/copyright) agreement. If you do not agree to abide by all
+the terms of this agreement, you must cease using and return or destroy
+all copies of Project Gutenberg-tm electronic works in your possession.
+If you paid a fee for obtaining a copy of or access to a Project
+Gutenberg-tm electronic work and you do not agree to be bound by the
+terms of this agreement, you may obtain a refund from the person or
+entity to whom you paid the fee as set forth in paragraph 1.E.8.
+
+1.B. "Project Gutenberg" is a registered trademark. It may only be
+used on or associated in any way with an electronic work by people who
+agree to be bound by the terms of this agreement. There are a few
+things that you can do with most Project Gutenberg-tm electronic works
+even without complying with the full terms of this agreement. See
+paragraph 1.C below. There are a lot of things you can do with Project
+Gutenberg-tm electronic works if you follow the terms of this agreement
+and help preserve free future access to Project Gutenberg-tm electronic
+works. See paragraph 1.E below.
+
+1.C. The Project Gutenberg Literary Archive Foundation ("the Foundation"
+or PGLAF), owns a compilation copyright in the collection of Project
+Gutenberg-tm electronic works. Nearly all the individual works in the
+collection are in the public domain in the United States. If an
+individual work is in the public domain in the United States and you are
+located in the United States, we do not claim a right to prevent you from
+copying, distributing, performing, displaying or creating derivative
+works based on the work as long as all references to Project Gutenberg
+are removed. Of course, we hope that you will support the Project
+Gutenberg-tm mission of promoting free access to electronic works by
+freely sharing Project Gutenberg-tm works in compliance with the terms of
+this agreement for keeping the Project Gutenberg-tm name associated with
+the work. You can easily comply with the terms of this agreement by
+keeping this work in the same format with its attached full Project
+Gutenberg-tm License when you share it without charge with others.
+
+1.D. The copyright laws of the place where you are located also govern
+what you can do with this work. Copyright laws in most countries are in
+a constant state of change. If you are outside the United States, check
+the laws of your country in addition to the terms of this agreement
+before downloading, copying, displaying, performing, distributing or
+creating derivative works based on this work or any other Project
+Gutenberg-tm work. The Foundation makes no representations concerning
+the copyright status of any work in any country outside the United
+States.
+
+1.E. Unless you have removed all references to Project Gutenberg:
+
+1.E.1. The following sentence, with active links to, or other immediate
+access to, the full Project Gutenberg-tm License must appear prominently
+whenever any copy of a Project Gutenberg-tm work (any work on which the
+phrase "Project Gutenberg" appears, or with which the phrase "Project
+Gutenberg" is associated) is accessed, displayed, performed, viewed,
+copied or distributed:
+
+This eBook is for the use of anyone anywhere at no cost and with
+almost no restrictions whatsoever. You may copy it, give it away or
+re-use it under the terms of the Project Gutenberg License included
+with this eBook or online at www.gutenberg.org/license
+
+1.E.2. If an individual Project Gutenberg-tm electronic work is derived
+from the public domain (does not contain a notice indicating that it is
+posted with permission of the copyright holder), the work can be copied
+and distributed to anyone in the United States without paying any fees
+or charges. If you are redistributing or providing access to a work
+with the phrase "Project Gutenberg" associated with or appearing on the
+work, you must comply either with the requirements of paragraphs 1.E.1
+through 1.E.7 or obtain permission for the use of the work and the
+Project Gutenberg-tm trademark as set forth in paragraphs 1.E.8 or
+1.E.9.
+
+1.E.3. If an individual Project Gutenberg-tm electronic work is posted
+with the permission of the copyright holder, your use and distribution
+must comply with both paragraphs 1.E.1 through 1.E.7 and any additional
+terms imposed by the copyright holder. Additional terms will be linked
+to the Project Gutenberg-tm License for all works posted with the
+permission of the copyright holder found at the beginning of this work.
+
+1.E.4. Do not unlink or detach or remove the full Project Gutenberg-tm
+License terms from this work, or any files containing a part of this
+work or any other work associated with Project Gutenberg-tm.
+
+1.E.5. Do not copy, display, perform, distribute or redistribute this
+electronic work, or any part of this electronic work, without
+prominently displaying the sentence set forth in paragraph 1.E.1 with
+active links or immediate access to the full terms of the Project
+Gutenberg-tm License.
+
+1.E.6. You may convert to and distribute this work in any binary,
+compressed, marked up, nonproprietary or proprietary form, including any
+word processing or hypertext form. However, if you provide access to or
+distribute copies of a Project Gutenberg-tm work in a format other than
+"Plain Vanilla ASCII" or other format used in the official version
+posted on the official Project Gutenberg-tm web site (www.gutenberg.org),
+you must, at no additional cost, fee or expense to the user, provide a
+copy, a means of exporting a copy, or a means of obtaining a copy upon
+request, of the work in its original "Plain Vanilla ASCII" or other
+form. Any alternate format must include the full Project Gutenberg-tm
+License as specified in paragraph 1.E.1.
+
+1.E.7. Do not charge a fee for access to, viewing, displaying,
+performing, copying or distributing any Project Gutenberg-tm works
+unless you comply with paragraph 1.E.8 or 1.E.9.
+
+1.E.8. You may charge a reasonable fee for copies of or providing
+access to or distributing Project Gutenberg-tm electronic works provided
+that
+
+- You pay a royalty fee of 20% of the gross profits you derive from
+ the use of Project Gutenberg-tm works calculated using the method
+ you already use to calculate your applicable taxes. The fee is
+ owed to the owner of the Project Gutenberg-tm trademark, but he
+ has agreed to donate royalties under this paragraph to the
+ Project Gutenberg Literary Archive Foundation. Royalty payments
+ must be paid within 60 days following each date on which you
+ prepare (or are legally required to prepare) your periodic tax
+ returns. Royalty payments should be clearly marked as such and
+ sent to the Project Gutenberg Literary Archive Foundation at the
+ address specified in Section 4, "Information about donations to
+ the Project Gutenberg Literary Archive Foundation."
+
+- You provide a full refund of any money paid by a user who notifies
+ you in writing (or by e-mail) within 30 days of receipt that s/he
+ does not agree to the terms of the full Project Gutenberg-tm
+ License. You must require such a user to return or
+ destroy all copies of the works possessed in a physical medium
+ and discontinue all use of and all access to other copies of
+ Project Gutenberg-tm works.
+
+- You provide, in accordance with paragraph 1.F.3, a full refund of any
+ money paid for a work or a replacement copy, if a defect in the
+ electronic work is discovered and reported to you within 90 days
+ of receipt of the work.
+
+- You comply with all other terms of this agreement for free
+ distribution of Project Gutenberg-tm works.
+
+1.E.9. If you wish to charge a fee or distribute a Project Gutenberg-tm
+electronic work or group of works on different terms than are set
+forth in this agreement, you must obtain permission in writing from
+both the Project Gutenberg Literary Archive Foundation and Michael
+Hart, the owner of the Project Gutenberg-tm trademark. Contact the
+Foundation as set forth in Section 3 below.
+
+1.F.
+
+1.F.1. Project Gutenberg volunteers and employees expend considerable
+effort to identify, do copyright research on, transcribe and proofread
+public domain works in creating the Project Gutenberg-tm
+collection. Despite these efforts, Project Gutenberg-tm electronic
+works, and the medium on which they may be stored, may contain
+"Defects," such as, but not limited to, incomplete, inaccurate or
+corrupt data, transcription errors, a copyright or other intellectual
+property infringement, a defective or damaged disk or other medium, a
+computer virus, or computer codes that damage or cannot be read by
+your equipment.
+
+1.F.2. LIMITED WARRANTY, DISCLAIMER OF DAMAGES - Except for the "Right
+of Replacement or Refund" described in paragraph 1.F.3, the Project
+Gutenberg Literary Archive Foundation, the owner of the Project
+Gutenberg-tm trademark, and any other party distributing a Project
+Gutenberg-tm electronic work under this agreement, disclaim all
+liability to you for damages, costs and expenses, including legal
+fees. YOU AGREE THAT YOU HAVE NO REMEDIES FOR NEGLIGENCE, STRICT
+LIABILITY, BREACH OF WARRANTY OR BREACH OF CONTRACT EXCEPT THOSE
+PROVIDED IN PARAGRAPH 1.F.3. YOU AGREE THAT THE FOUNDATION, THE
+TRADEMARK OWNER, AND ANY DISTRIBUTOR UNDER THIS AGREEMENT WILL NOT BE
+LIABLE TO YOU FOR ACTUAL, DIRECT, INDIRECT, CONSEQUENTIAL, PUNITIVE OR
+INCIDENTAL DAMAGES EVEN IF YOU GIVE NOTICE OF THE POSSIBILITY OF SUCH
+DAMAGE.
+
+1.F.3. LIMITED RIGHT OF REPLACEMENT OR REFUND - If you discover a
+defect in this electronic work within 90 days of receiving it, you can
+receive a refund of the money (if any) you paid for it by sending a
+written explanation to the person you received the work from. If you
+received the work on a physical medium, you must return the medium with
+your written explanation. The person or entity that provided you with
+the defective work may elect to provide a replacement copy in lieu of a
+refund. If you received the work electronically, the person or entity
+providing it to you may choose to give you a second opportunity to
+receive the work electronically in lieu of a refund. If the second copy
+is also defective, you may demand a refund in writing without further
+opportunities to fix the problem.
+
+1.F.4. Except for the limited right of replacement or refund set forth
+in paragraph 1.F.3, this work is provided to you 'AS-IS' WITH NO OTHER
+WARRANTIES OF ANY KIND, EXPRESS OR IMPLIED, INCLUDING BUT NOT LIMITED TO
+WARRANTIES OF MERCHANTIBILITY OR FITNESS FOR ANY PURPOSE.
+
+1.F.5. Some states do not allow disclaimers of certain implied
+warranties or the exclusion or limitation of certain types of damages.
+If any disclaimer or limitation set forth in this agreement violates the
+law of the state applicable to this agreement, the agreement shall be
+interpreted to make the maximum disclaimer or limitation permitted by
+the applicable state law. The invalidity or unenforceability of any
+provision of this agreement shall not void the remaining provisions.
+
+1.F.6. INDEMNITY - You agree to indemnify and hold the Foundation, the
+trademark owner, any agent or employee of the Foundation, anyone
+providing copies of Project Gutenberg-tm electronic works in accordance
+with this agreement, and any volunteers associated with the production,
+promotion and distribution of Project Gutenberg-tm electronic works,
+harmless from all liability, costs and expenses, including legal fees,
+that arise directly or indirectly from any of the following which you do
+or cause to occur: (a) distribution of this or any Project Gutenberg-tm
+work, (b) alteration, modification, or additions or deletions to any
+Project Gutenberg-tm work, and (c) any Defect you cause.
+
+
+Section 2. Information about the Mission of Project Gutenberg-tm
+
+Project Gutenberg-tm is synonymous with the free distribution of
+electronic works in formats readable by the widest variety of computers
+including obsolete, old, middle-aged and new computers. It exists
+because of the efforts of hundreds of volunteers and donations from
+people in all walks of life.
+
+Volunteers and financial support to provide volunteers with the
+assistance they need, are critical to reaching Project Gutenberg-tm's
+goals and ensuring that the Project Gutenberg-tm collection will
+remain freely available for generations to come. In 2001, the Project
+Gutenberg Literary Archive Foundation was created to provide a secure
+and permanent future for Project Gutenberg-tm and future generations.
+To learn more about the Project Gutenberg Literary Archive Foundation
+and how your efforts and donations can help, see Sections 3 and 4
+and the Foundation web page at http://www.pglaf.org.
+
+
+Section 3. Information about the Project Gutenberg Literary Archive
+Foundation
+
+The Project Gutenberg Literary Archive Foundation is a non profit
+501(c)(3) educational corporation organized under the laws of the
+state of Mississippi and granted tax exempt status by the Internal
+Revenue Service. The Foundation's EIN or federal tax identification
+number is 64-6221541. Its 501(c)(3) letter is posted at
+http://pglaf.org/fundraising. Contributions to the Project Gutenberg
+Literary Archive Foundation are tax deductible to the full extent
+permitted by U.S. federal laws and your state's laws.
+
+The Foundation's principal office is located at 4557 Melan Dr. S.
+Fairbanks, AK, 99712., but its volunteers and employees are scattered
+throughout numerous locations. Its business office is located at
+809 North 1500 West, Salt Lake City, UT 84116, (801) 596-1887, email
+business@pglaf.org. Email contact links and up to date contact
+information can be found at the Foundation's web site and official
+page at http://pglaf.org
+
+For additional contact information:
+ Dr. Gregory B. Newby
+ Chief Executive and Director
+ gbnewby@pglaf.org
+
+
+Section 4. Information about Donations to the Project Gutenberg
+Literary Archive Foundation
+
+Project Gutenberg-tm depends upon and cannot survive without wide
+spread public support and donations to carry out its mission of
+increasing the number of public domain and licensed works that can be
+freely distributed in machine readable form accessible by the widest
+array of equipment including outdated equipment. Many small donations
+($1 to $5,000) are particularly important to maintaining tax exempt
+status with the IRS.
+
+The Foundation is committed to complying with the laws regulating
+charities and charitable donations in all 50 states of the United
+States. Compliance requirements are not uniform and it takes a
+considerable effort, much paperwork and many fees to meet and keep up
+with these requirements. We do not solicit donations in locations
+where we have not received written confirmation of compliance. To
+SEND DONATIONS or determine the status of compliance for any
+particular state visit http://pglaf.org
+
+While we cannot and do not solicit contributions from states where we
+have not met the solicitation requirements, we know of no prohibition
+against accepting unsolicited donations from donors in such states who
+approach us with offers to donate.
+
+International donations are gratefully accepted, but we cannot make
+any statements concerning tax treatment of donations received from
+outside the United States. U.S. laws alone swamp our small staff.
+
+Please check the Project Gutenberg Web pages for current donation
+methods and addresses. Donations are accepted in a number of other
+ways including checks, online payments and credit card donations.
+To donate, please visit: http://pglaf.org/donate
+
+
+Section 5. General Information About Project Gutenberg-tm electronic
+works.
+
+Professor Michael S. Hart is the originator of the Project Gutenberg-tm
+concept of a library of electronic works that could be freely shared
+with anyone. For thirty years, he produced and distributed Project
+Gutenberg-tm eBooks with only a loose network of volunteer support.
+
+
+Project Gutenberg-tm eBooks are often created from several printed
+editions, all of which are confirmed as Public Domain in the U.S.
+unless a copyright notice is included. Thus, we do not necessarily
+keep eBooks in compliance with any particular paper edition.
+
+
+Most people start at our Web site which has the main PG search facility:
+
+ http://www.gutenberg.org
+
+This Web site includes information about Project Gutenberg-tm,
+including how to make donations to the Project Gutenberg Literary
+Archive Foundation, how to help produce our new eBooks, and how to
+subscribe to our email newsletter to hear about new eBooks.
+
+
+</pre>
+
+</body>
+</html>
diff --git a/old/2012-03-17-39177-h/images/book.png b/old/2012-03-17-39177-h/images/book.png
new file mode 100644
index 0000000..8c9ee4f
--- /dev/null
+++ b/old/2012-03-17-39177-h/images/book.png
Binary files differ
diff --git a/old/2012-03-17-39177-h/images/card.png b/old/2012-03-17-39177-h/images/card.png
new file mode 100644
index 0000000..1ffbe1a
--- /dev/null
+++ b/old/2012-03-17-39177-h/images/card.png
Binary files differ
diff --git a/old/2012-03-17-39177-h/images/external.png b/old/2012-03-17-39177-h/images/external.png
new file mode 100644
index 0000000..ba4f205
--- /dev/null
+++ b/old/2012-03-17-39177-h/images/external.png
Binary files differ
diff --git a/old/2012-03-17-39177-h/images/front.jpg b/old/2012-03-17-39177-h/images/front.jpg
new file mode 100644
index 0000000..42a060b
--- /dev/null
+++ b/old/2012-03-17-39177-h/images/front.jpg
Binary files differ
diff --git a/old/2012-03-17-39177-h/images/titlepage-series.gif b/old/2012-03-17-39177-h/images/titlepage-series.gif
new file mode 100644
index 0000000..ce11e51
--- /dev/null
+++ b/old/2012-03-17-39177-h/images/titlepage-series.gif
Binary files differ
diff --git a/old/2012-03-17-39177-h/images/titlepage.gif b/old/2012-03-17-39177-h/images/titlepage.gif
new file mode 100644
index 0000000..199cf20
--- /dev/null
+++ b/old/2012-03-17-39177-h/images/titlepage.gif
Binary files differ