summaryrefslogtreecommitdiff
diff options
context:
space:
mode:
-rw-r--r--42746-0.txt (renamed from 42746-8.txt)1051
-rw-r--r--42746-8.zipbin136229 -> 0 bytes
-rw-r--r--42746-h.zipbin275501 -> 0 bytes
-rw-r--r--42746-h/42746-h.htm417
4 files changed, 334 insertions, 1134 deletions
diff --git a/42746-8.txt b/42746-0.txt
index 18d24f9..72409b8 100644
--- a/42746-8.txt
+++ b/42746-0.txt
@@ -1,36 +1,4 @@
-The Project Gutenberg EBook of Granida, by P. C. Hooft
-
-This eBook is for the use of anyone anywhere at no cost and with
-almost no restrictions whatsoever. You may copy it, give it away or
-re-use it under the terms of the Project Gutenberg License included
-with this eBook or online at www.gutenberg.org
-
-
-Title: Granida
-
-Author: P. C. Hooft
-
-Release Date: May 20, 2013 [EBook #42746]
-
-Language: Dutch
-
-Character set encoding: ISO-8859-1
-
-*** START OF THIS PROJECT GUTENBERG EBOOK GRANIDA ***
-
-
-
-
-Produced by Jeroen Hellingman and the Online Distributed
-Proofreading Team at http://www.pgdp.net/ for Project
-Gutenberg.
-
-
-
-
-
-
-
+*** START OF THE PROJECT GUTENBERG EBOOK 42746 ***
P.C. HOOFT'S GRANIDA
@@ -92,7 +60,7 @@ maatschappij zonder zedelijk bewustzijn, eindigt altijd met een
afkeer van haar bestaan en ontvlucht dan haar eigen wereld, om in
de oorden der phantazie het verbeuzeld geluk en den weggesmeten
vrede te zoeken. Zoo is het het Romeinsche Keizerrijk gegaan,
-zoo ging het in de XVde en de XVIde eeuw in Italië. De Litteratuur
+zoo ging het in de XVde en de XVIde eeuw in Italië. De Litteratuur
der Renaissance was een litteratuur der hoogere standen, en, gelijk
altijd, hierin spiegelde het leven zich met kleur en licht en schaduw
af. Ongodsdienstig en onzedelijk als zij was, getuigde ze ook van de
@@ -112,13 +80,13 @@ Hier handelen wij enkel over de Pastorale (Herdersdrama).
De Renaissance-litteratuur was een reproductie van de Romeinsche
Letteren hoofdzakelijk, zelf navolging van Grieksche modellen. Ook
-de Pastorale is van antieken bodem. THEOCRITUS (± 270 v. Chr.) had
+de Pastorale is van antieken bodem. THEOCRITUS (± 270 v. Chr.) had
den beurtzang der Siciliaansche Herders een plaats verschaft in de
-Grieksche kunstpoëzie. Meestal dialoogsgewijze, schilderde hij daarin
+Grieksche kunstpoëzie. Meestal dialoogsgewijze, schilderde hij daarin
Idyllen d.i. Tafereeltjes uit het leven van herders, van landlieden,
visschers en kleine burgers. Eerst naar den vorm, daarna ook omdat
de stof aan het leven der lagere standen ontleend was, heetten deze
-Idyllen Bukolische poëzie (boukolos = herder).
+Idyllen Bukolische poëzie (boukolos = herder).
In de Litteratuur van Rome ging zij over.
@@ -133,7 +101,7 @@ zijn teederheid, het sentimenteele kent hij niet. Zijn herders, zijn
burgervrouwen zijn niet meer of minder dan lieden uit het volk. Het is
hem om de werkelijkheid te doen. Hij wordt met eenig recht als Realist
geprezen. De samenleving te ontvluchten, daarvan is bij hem weinig
-sprake. Aan de echtheid der herders van Vergilius moet éér getwijfeld
+sprake. Aan de echtheid der herders van Vergilius moet éér getwijfeld
worden. Hij en zijn tijdgenooten hulden zich hier in een masker van
landelijken eenvoud. Tityrus (Idylle I), ook Menalcas (Idylle V, IX)
is de dichter-zelve. Er wordt niet herdersch, maar hoofsch gesproken;
@@ -151,9 +119,9 @@ kunst bij uitnemendheid geacht. Zelfs de voorloopers van het nieuwe
geestesleven, waarin de middeleeuwen overgingen, hebben zich met de
Ecloga bezig gehouden; ook DANTE liet zich niet onbetuigd: met den naam
Tityrus treedt hij, over zijn Commedia handelend, in den herdersdialoog
-op. PETRARCA († 1374) en BOCCACCIO († 1375) volgden. Het is merkwaardig
+op. PETRARCA († 1374) en BOCCACCIO († 1375) volgden. Het is merkwaardig
dat de realistische schrijver der Decamerone van zoo groote beteekenis
-werd voor de verdere ontwikkeling der herderspoëzie. Boccaccio verbond
+werd voor de verdere ontwikkeling der herderspoëzie. Boccaccio verbond
de Ecloga met het prozaverhaal. In zijn Ninfale d'Ameto schilderen
zeven Nymphen voor den jager Ameto de lotgevallen hunner liefde en
elk zingt haar Ecloga. Eigenaardig is het Platonisch karakter van dit
@@ -170,8 +138,8 @@ en dialogen besluiten zijn twaalf hoofdstukken. Sannazaro zelf
treedt er als Sincero in op, zijn geliefde Carmosina Bonifacia als
Amaranta. Groote vlijt is er aan de schildering van het landschap
besteed. Zestig drukken in honderd jaren spreken duidelijk van den
-invloed dien de Arcadia, twee eeuwen lang, in Italië en daarbuiten,
-op de Idyllische poëzie heeft uitgeoefend. Zij is een overgang tot
+invloed dien de Arcadia, twee eeuwen lang, in Italië en daarbuiten,
+op de Idyllische poëzie heeft uitgeoefend. Zij is een overgang tot
den Herdersroman geweest.
Tegen het laatst der XVde eeuw begon het Bukolische drama. De
@@ -179,7 +147,7 @@ dialogische Ecloge was ietwat dramatisch. Een dramatisch tafereel
is Theocritus' XVde Idylle: De Syracusische vrouwen op het
Adonisfeest. Het ligt in den aard der zaak, dat de Herders het
tooneel eenmaal betreden zouden. De oudste bekende Pastorale is
-POLIZIANO'S Orfeo ± 1480. Dat deze Orpheus tevens het eerste zangspel
+POLIZIANO'S Orfeo ± 1480. Dat deze Orpheus tevens het eerste zangspel
is, is niet maar toevallig. Het Bukolisme was een uitvloeisel van
een hoogst subjectief gemoedsleven. De geheele Renaissance vertoont
een sterk individualistisch karakter. Daarom heeft zij, hoewel het
@@ -187,7 +155,7 @@ Epos als de hoogste kunst vereerend, toch geen eigenlijk Epos voort
kunnen brengen. En ook in het Drama is zij niet gelukkig geweest,
behalve--dat zij de vinder van twee nieuwe genres werd, beide lyrisch
en muzikaal van aard: de Opera en de Pastorale. Pastorale en Opera
-nu vallen in hun oorsprong samen. Want de eerste Pastorale ± 1480 is
+nu vallen in hun oorsprong samen. Want de eerste Pastorale ± 1480 is
een soort Opera en de eerste Opera, RINUCCINI'S Dafne, 1597 is een
soort Pastorale: gedurende de XVIde eeuw was het Herdersspel een der
voorloopers van het Dramma per Musica. Opmerkelijk dat in Spanje de
@@ -200,14 +168,14 @@ vormt het een spel op zichzelve,--deelt echter tevens zijn koloriet
mede aan het geheel. Van dit eenvoudig begin af, ziet men de fabel
steeds ingewikkelder worden. In de XVIde eeuw geraakte de Pastorale
tot zelfstandig bestaan en allengskens tot hooge volkomenheid. De
-Poëzie vierde een harer schoonste triomphen in TORQUATO TASSO'S
-Aminta, 1573. Minder poëtisch, maar als drama, indien al geen
+Poëzie vierde een harer schoonste triomphen in TORQUATO TASSO'S
+Aminta, 1573. Minder poëtisch, maar als drama, indien al geen
volmaakt meesterstuk dan toch het beste wat de Bukolische Litteratuur
heeft opgeleverd, is GUARINI'S Il Pastor fido van 1583. Met groote
vrijmoedigheid gingen andere dichters bij Guarini en Tasso vrijbuiten:
vooral gedurende de XVIIde eeuw, toen de Herder zijn rol ijverig
bleef doorspelen. Geen geringe plaats beslaat dit drama in de
-Letterkundige Geschiedenis van Italië [2]. Over 't algemeen vertoont
+Letterkundige Geschiedenis van Italië [2]. Over 't algemeen vertoont
het eenzelfde karakter. Zijn oorsprong uit het gemoed verraadt
het niet alleen in menigvuldig Koorgezang, in Canzonen, Eclogen en
andere liederen: de taal in haar geheel is er muzikaal-lyrisch. Het
@@ -227,10 +195,10 @@ Aminta en Il Pastor fido. Carino is Guarini; Tirsis Tasso zelve. En
toch was het Herdersspel een verheerlijking van dien Gouden Tijd,
waarvan de Oude Wereld gedroomd had: toen men vrijwillig, zonder
wet, het goede deed. Toch koos de Idyllendichter, zoo hij niet bij
-Theocritus op Sicilië, of in Italië bleef, tot zijn tooneel veelal
+Theocritus op Sicilië, of in Italië bleef, tot zijn tooneel veelal
dat oude landschap, bij de Grieken zelve vermaard om den eenvoud
zijner zeden: dat landschap zonder geschiedenis, zonder wetenschap
-en zonder kunst behalve die der Muziek: Arkadië.
+en zonder kunst behalve die der Muziek: Arkadië.
@@ -247,7 +215,7 @@ een tijd van groote kracht: de tijd onzer manlijke rijpheid: een
tijd van groote doeleinden, van durven en wagen. Wij stonden als
mannen in ons Kalvinisme: ook wij hadden onze zege's op Spitskop. De
natie was burgerlijk. Hecht was de grondslag van burgerlijke zeden,
-waarop het gebouw der Zeven Provinciën verrees. In zijn Houwelick
+waarop het gebouw der Zeven Provinciën verrees. In zijn Houwelick
(1625) heeft de veel gesmade, door slechts weinigen gekende CATS den
codex neergelegd van het toenmalig huisgezin: het huisgezin, dat de
maatschappij-zelve draagt. Een vonnis over Cats uit te spreken, is
@@ -255,7 +223,7 @@ de XVIIde eeuw, de natie in haar besten tijd veroordeelen [4]. De
samenleving nu, waar de wijsgeerige waarnemer zulk een wetboek
uit putten kon, is noch zat, noch sentimenteel geweest. Zatheid
en sentimenteelheid is willoosheid en verveling. Natuurlijke
-gezondheid is handelende kracht. Al heeft echter de Herderspoëzie
+gezondheid is handelende kracht. Al heeft echter de Herderspoëzie
bij ons niet willen tieren, toch neemt zij in onze Letteren een
plaats in: de Renaissanceletteren waren internationaal, ondanks hun
individualisme. Doch juist de geschiedenis der Bukolische Idylle te
@@ -263,7 +231,7 @@ onzent bewijst, dat de Idyllische stemming ons in het Gouden Tijdperk
vreemd was. Een Bukolische kleur draagt onze Litteratuur in de eerste
dertig jaren der XVIIIde eeuw: hoe weinig heeft zij toen voortgebracht,
dat, zich boven 't middelmatige verheffende, van genie getuigt, van
-oorspronkelijk, persoonlijk leven. Vóór 1650 heeft de Italiaansche
+oorspronkelijk, persoonlijk leven. Vóór 1650 heeft de Italiaansche
smaak eigenlijk geen vat op onze dichters kunnen krijgen. Eerst in de
tweede helft der eeuw begon men zich er mee in te laten: het nationaal
karakter was toen aan het verzwakken. Zoo de Pastorale in de dagen van
@@ -271,7 +239,7 @@ krachtigen bloei zelfs door een van Vondel's uitstekendste gewrochten
vertegenwoordigd wordt,--de Leeuwendalers van 1647 is ook het meest
nationale en meest realistische zijner drama's: de onvervalschte
Pastorale echter is realistisch noch Hollandsch. En hoe was VONDEL
-tot het plàn van zijn Landspel gekomen? De Pastorale was overal
+tot het plàn van zijn Landspel gekomen? De Pastorale was overal
elders ook allegorische Feest-vertooning geworden en een Landelijke
Allegorie leek den Dichter de beste vorm om, heugelijk, dramatisch
te vieren den vrede, die het glorierijk einde was van de rampzalige
@@ -285,7 +253,7 @@ Amsterdamsche Muziekkamer: de tijdgenooten hebben op het Romantisch
Pastorel-Musgck-Spel. dat men hier opera-achtig opvoeren zag, weinig
of geen acht geslagen. Eigenaardige beteekenis heeft de Angeniet van
BREDERO, vijf jaren na zijn dood, in 1623 verschenen. Men mag dit stuk
-een zónderling soort van Pastorale noemen,--een Pastorale is het. De
+een zónderling soort van Pastorale noemen,--een Pastorale is het. De
tegenstelling van oprechten eenvoud en verdorven beschaafdheid is er
het thema. Een ongelukkige liefde had den realistischen schilder van
het lagere volksleven indachtig gemaakt, hoe elders in Europa vele
@@ -296,7 +264,7 @@ en talenten stellen, en geeselde er de ontrouwe coquette. Reeds
in 1617 had de Trouwen Batavier van Rodenburg het licht gezien. De
Leeuwendalers was ten deele aan Guarini's Pastor fido, voor een ander
deel aan Tasso's Aminta ontleend. De Batavier is een navolging van den
-Pastor. Vondel's stuk echter speelt in Arcadië: Rodenburg kiest zijn
+Pastor. Vondel's stuk echter speelt in Arcadië: Rodenburg kiest zijn
tooneel in Batavia en stelt den tijd in den tachtigjarigen oorlog,
omtrent 1595 kan men zeggen misschien. Wij vinden er ons in den Haag
en te Leiden verplaatst. Desniettemin is Heereman hoogepriester van
@@ -319,12 +287,12 @@ meegeteld, dan ontbreekt op onze boedellijst, wellicht, nog slechts
de Granida. Zij is van 1605 maar werd in 1615 gedrukt, en juist dit
jaartal is voor ons betoog van belang. Granida is uit de jaren van
onze litterarische voorbereiding en wordt met recht een vrucht van
-HOOFT'S liefde voor Italië genoemd. Rodenburg noemt den Batavier een
+HOOFT'S liefde voor Italië genoemd. Rodenburg noemt den Batavier een
"zestien-jaren-verleden-tijd-verdrijf" en dit voert ons almede naar
het begin der eeuw terug: ook hij had vroegtijdig in het buitenland,
toen aan het Hof van Elizabeth in Engeland, verkeerd. Een kleine
halve eeuw ligt tusschen de Leeuwendalers en deze oefeningen. Wat
-bracht Hooft echter tot de ùitgave van zijn stuk? Daarvan legt hij
+bracht Hooft echter tot de ùitgave van zijn stuk? Daarvan legt hij
rekenschap af in het in handschrift gebleven voorbericht [6], dat hij
er eerst aan toe had willen voegen. Buiten des auteurs weten had men
zijn Achilles en zijn Ariadne voor den dag gehaald en krielend van
@@ -346,7 +314,7 @@ later, en met Tasso's Aminta duurde het tot 1660, later door nog drie
vertalingen gevolgd. Blijkbaar is Rodenburg door het voorbeeld van
Hooft indachtig geworden, dat ook hij nog iets in de lade had: hij
gaf gaarne uit. Beider voortbrengselen dateerden van een vroegeren
-tijd en waren aan het verblijf der dichters in Italië en Engeland
+tijd en waren aan het verblijf der dichters in Italië en Engeland
te danken. Bredero liet zijn wraak weer varen en de uitvoering
van zijn plan verbleef aan zijn vriend Starter. Zijn Angeniet is
niet uit letterkundige liefde tot het genre-zelf ontstaan. [11]
@@ -370,8 +338,8 @@ toekomst van het drama. Reeds waren liederen uit zijn pen gevloeid,
die wedijveren met het beste dat eenig volk ooit gezien heeft. Het
Herdersspel moet nog voleindigd worden, als de dichter begint met zich
een gedenkteeken op te richten, duurzamer dan metaal: een gedenkteeken
-van zijn vroege rijpheid en de manlijke kracht van zijn talent. Vóór
-de Eeuw van FREDERIK HENDRIK daar was, had hij in zijn Lyrische Poëzie
+van zijn vroege rijpheid en de manlijke kracht van zijn talent. Vóór
+de Eeuw van FREDERIK HENDRIK daar was, had hij in zijn Lyrische Poëzie
al van het hoogste bereikt, dat de kunst daarna bereiken mocht: een
onwaardeerbare schat, waarin het vroegste waardig nevens het latere
prijkt. In zijn eerste gedichten gaf Hooft niet slechts beloften:
@@ -382,11 +350,11 @@ Hoofts letterkundige arbeid onderscheidt zich eigenaardig en scherp,
ondanks wezenlijke punten van overeenkomst, niet enkel van Huygens, ook
van Vondel. Vondel en Huygens, ook Cats in een aantal opzichten, zijn
vertegenwoordigers van de nieuwe beschaving die op de middeleeuwen
-gevolgd is en in Italië begon, voortgekomen ten deele uit de
+gevolgd is en in Italië begon, voortgekomen ten deele uit de
herleving van de Klassieke Litteratuur en haar geest. De Nederlandsche
Letteren der XVIIde eeuw zijn in veel opzichten echt nationaal. De
ijverig Katholieke Vondel en de gematigd Calvinistische Huygens zijn
-noch Italiaansch, noch copieën van de Ouden. Het is Nederlandsche
+noch Italiaansch, noch copieën van de Ouden. Het is Nederlandsche
Renaissance. Maar Hooft heeft een kleine Litteratuur opzich-zelve
voortgebracht. Daarin uit zich een gemoeds- en geestesleven,
dat veelszins vreemd was aan de natie. Hooft alleen geeft ons een
@@ -399,20 +367,20 @@ algemeen Humanisme, symbolisch voor hem, dat hij, zoomin als zijn
vader, tot een kerkelijke gemeenschap behoord heeft. Het Calvinisme
noch de Schrift, als levensboek, trok hem aan. Hij gevoelde zich beter
thuis in het gezelschap van Petrarca en Ronsard. Hij was minstens
-even zedelijk als wij; voor 't overige had hij Italië lief en was op
+even zedelijk als wij; voor 't overige had hij Italië lief en was op
zijn wijze Italiaansch. Dit was hij zonder tegen zijn natuur in te
gaan. Hij deed dit ook niet in zijn geschriften. Hij bootste niet
na. Het Zuiden heeft hem aan zichzelf ontdekt, hem opgewekt, hem
sterk gemaakt en gevormd. Ook aan Frankrijk heeft hij verplichtingen,
maar in de Italiaansche Letterkunde zag hij het ideaal bereikt--een
Letterkunde de Oudheid waardig gesticht in de taal van de eigen
-natie. Italië was zijn eigenlijke school. [14]
+natie. Italië was zijn eigenlijke school. [14]
-Het is Hooft, die te onzent, gelijk het in Italië geschied was, naar
+Het is Hooft, die te onzent, gelijk het in Italië geschied was, naar
de modellen der Oudheid, een nieuwe Geschiedbeschrijving toepast,
die de schoonheid met de waarheid vereenigen wil en pragmatischen
samenhang verlangt. Latijnsche schrijvers hadden op uitstekende
-wijze den Brief beoefend. De eerste geesten van Italië vatten die
+wijze den Brief beoefend. De eerste geesten van Italië vatten die
Epistolographie wederom ijverig op. Hooft is het, die bij ons,
met hen, zijn Hollandsche brieven den eisch stelt van kunstwerken
te zijn. Als de Renaissancemannen van den goeden tijd streeft hij
@@ -420,11 +388,11 @@ bovenal naar de preciese en aanschouwelijke voorstelling zijner
gedachten en gewaarwordingen. Hem spreekt het van zelf, dat zijn
Lied, als zijn Sonnet, rijk van gedachte moet zijn en de eenheid
van aanschouwelijkheid en juistheid de schoonheid-zelve is. Al zijn
-Lyrische poëzie verraadt de edele eerzucht van den geroepen kunstenaar,
+Lyrische poëzie verraadt de edele eerzucht van den geroepen kunstenaar,
die scheppen wilde, en scheppen kon.
Maar, zooals aan den vorm, ook aan den geest van zijn minnedicht heeft
-Italië deel,--ook van zijne geschriften in 't algemeen. Wat hij met
+Italië deel,--ook van zijne geschriften in 't algemeen. Wat hij met
de leermeesteressse gemeen heeft, onteert hem gelukkig niet en bewijst
zijn soliditeit en zijn zelfstandig en stoutmoedig oordeel. Het maakt
tevens dat lieden van moderne denkwijze hem verstaan en behagen in
@@ -454,7 +422,7 @@ en zijn vereering van het Goede), zonder uitgewerkt geloof en vurige
aanbidding. Verdraagzaamheid vloeit hier uit voort. Niet Vondel's
Roomsch-zijn, maar zijn onnationale gevolgtrekkingen in 't politieke
veroorzaakten een omkeer in de gezindheid van den Drost. Doch--ook
-Vondel's ijveren was hem tegen de borst. Hij was niet vrij van Egoïsme,
+Vondel's ijveren was hem tegen de borst. Hij was niet vrij van Egoïsme,
hij was verzot op het aangename, hij was Epicuristisch van aanleg en
door studie. Het ideaal van een verstandig man achtte hij in volkomen
rust gelegen. In zijn jeugd mag hij dit wel reeds van zijn ouden vriend
@@ -482,7 +450,7 @@ den vierentwintig-jarigen dichter van Granida was dit te weinig. In
Florence had hij de kunst der Galanterie geleerd en zij was meer bij
hem dan vernissen van in hartelijkheid of reinheid te kort schietende
gezindheid en neiging. Zoo er conventie en manier in steekt, zij staan
-hier in dienst der echte poëzie. De uitheemsche taal der vereering
+hier in dienst der echte poëzie. De uitheemsche taal der vereering
werd hem het natuurlijke middel om zijn eigen vereering van de begaafde
vrouw te uiten: bewonderenswaardig is de gemakkelijkheid waarmede hij
zich deze taal heeft eigen gemaakt. Hij aanbidt in de Geliefde de
@@ -524,7 +492,7 @@ kennen hem aan zijn taal. En ondersteld dat Hooft een vreemd drama
navolgde,--er ware grond voor het vermoeden, dat het den invloed van
zijn eigen denken heeft ondergaan. Bleek het dat die invloed minder
sterk was dan men geneigd was te onderstellen.--de keuze zou getuigenis
-van den vertaler afleggen. Zoo al de overeenkomst van ideeën tusschen
+van den vertaler afleggen. Zoo al de overeenkomst van ideeën tusschen
Hooft's Liederen en zijn herdersspel nog niet de oorspronkelijkheid
van het laatste kon bewijzen, uit den klauw zouden wij den leeuw toch
kennen. Met zekerheid zouden wij zeggen: dit drama moet uit dien
@@ -570,7 +538,7 @@ stelling dat alle menschen voor de rechtbank der Liefde gelijk zijn
dit thema wordt er in behandeld op een wijze, wordt er zoodanig
in veraanschouwelijkt, als wij het nauwelijks van Hooft verwachten
kunnen. Hem kan men de wijsgeerige gedachte, die aan het geheel ten
-grondslag ligt, niet toeëigenen: in de samenleving van Italië is zij
+grondslag ligt, niet toeëigenen: in de samenleving van Italië is zij
opgekomen en was zij thuis; welk alleenloopend pessimist haar in de
Hollandsche maatschappij gevoed mag hebben, Hooft zoomin als Cats,
zoomin als Vondel of Huygens. Dit on-Hollandsche goed in 't oog
@@ -609,7 +577,7 @@ behelpen, gebrek lijdt? Aan allen gemeenschappelijk heeft de Natuur
de aarde als een erfgoed nagelaten.
- O rechten sonder reên! o wetten sonder weten!
+ O rechten sonder reên! o wetten sonder weten!
De boosheid en snoodheid der menschen hebben u voortgebracht! Een
@@ -623,7 +591,7 @@ het eigendom, de diefstal kwam. Recht en wet gingen in haar gevolg:
noodzakelijk kwaad helaas! om boozer te verhoeden [28].
Het is een gewoon verschijnsel, dat beschouwingen als deze opkomen in
-tijden als het Italië der XVIde eeuw beleefde. De verbeelding vormt
+tijden als het Italië der XVIde eeuw beleefde. De verbeelding vormt
zich een tegenbeeld van het bestaande. Uit een dichterlijk brein
rijst een Utopia, een Nergenshuizen, bevolkt met ideale wezens,
die de verpersoonlijking zijn van 't geen de dichter als goed en
@@ -640,11 +608,11 @@ gelooft in een heilige menschheid, onbesmet van misdaad, rein van
leven, die oorlogswapenen noch straffen kende; in een eeuwigen vrede,
waarin eer- noch hebzucht op het leed van den naaste peinsde en de
koningen als wijze patriarchen slechts herders hunner volken waren. De
-Renaissance had deze voorstellingen aan de mythologie en de poëzie
+Renaissance had deze voorstellingen aan de mythologie en de poëzie
der Oudheid ontleend. Ook elders in Europa aanvaardde men ze als
geboekstaafde geschiedenis: de verhalen der Heilige Schrift werkten
-tot hun aannemelijkheid mede. In Italië was het, dat deze phantasieën
-deel gingen uitmaken van het innerlijk leven; poëtische gemoederen,
+tot hun aannemelijkheid mede. In Italië was het, dat deze phantasieën
+deel gingen uitmaken van het innerlijk leven; poëtische gemoederen,
die de werkelijkheid afstootte, spraken er van als van een Verloren
Paradijs, waartoe men terug moest.
@@ -659,7 +627,7 @@ de enkele persoon van Daifilo stelt des dichters Moraal nog niet
voldoende in 't licht. Ook Granida is een belichaming van zijn
Ideaal. Ook de Koning en Tisiphernes. Hij wil zijn tijdgenooten
een spiegel voorhouden: zijn drama is half ontboezeming, half
-tendensstuk. Hij heeft een gewichtige waarheid, méér dan eene, te
+tendensstuk. Hij heeft een gewichtige waarheid, méér dan eene, te
prediken. Doch hij spreekt tot dikke ooren en verharde harten. Hij
roept de kunst te hulpe en plaatst de onbekeerlijken voor het
levende toonbeeld. Hij overdrijft zelfs en vervalt tot de caricatuur,
@@ -684,15 +652,15 @@ zonder nadere aanduiding vermeld. En evenwel is dit herdersspel een
vorstenspiegel. Nooit is in Europa de vrijheid en het recht van den
onderdaan zoo menschonteerend met voeten getreden als toenmaals in
de Italiaansche staten. De schandelijkste tyrannie gaf het land
-aan de meest gewetenlooze politiek prijs. Italië was een chaos,
-ééne zee van onbeschrijflijke verwarring: het was de schuld van
+aan de meest gewetenlooze politiek prijs. Italië was een chaos,
+ééne zee van onbeschrijflijke verwarring: het was de schuld van
haar vorsten. Alles scheen overgeleverd aan een booze macht, aan de
woeste Fortuin als aan den Tyran der Tyrannen. Die Fortuin heet de
dichter: Geluk! het speelzieke, het redelooze en blinde, het dolle,
bulderende Geluk! De vorsten zijn haar speelballen en zij vervolgt
-zelfs den geringe. Wel krijgt men in Granida, evenals bij de Ouden, nù
+zelfs den geringe. Wel krijgt men in Granida, evenals bij de Ouden, nù
den indruk dat de Goden en het Geluk samen regeeren, dan weer dat zij
-afhankelijk zijn, óf het Geluk van de Goden, óf de Goden van het Geluk,
+afhankelijk zijn, óf het Geluk van de Goden, óf de Goden van het Geluk,
maar het is toch wel zeker dat de maker meer de Bulderende gevreesd
dan op de Onsterfelijken vertrouwd heeft. Ostrobas is de Tyran: de
Coningh is de monarch van echt koninklijke roeping, dien de dichter
@@ -711,15 +679,15 @@ dat een edel hart alle andere edele harten beminnen moet [33]; hij
vraagt wat de mensch is, niet naar zijn afkomst en zijn bezittingen:
- Dàts Prinslijck, Daifilo, geen prinslijckheyt begeeren. [34]
+ Dàts Prinslijck, Daifilo, geen prinslijckheyt begeeren. [34]
Geheel anders dan de Koning, braveert en tergt Ostrobas, de goddelooze
geweldenaar, den nijd der Fortuin. [35] Hij is een verachter der
-Godheid. In zijn verwaten snorken (de geïdealiseerde Pyrgopolinices
+Godheid. In zijn verwaten snorken (de geïdealiseerde Pyrgopolinices
uit het blijspel van PLAUTUS) [36] verraadt zich de grenzenlooze
ijdelheid van de menschen der Renaissance. Daifilo (die als een edel
-ridder de Goden vóór den strijd aanroept, wien zijn ideale liefde
+ridder de Goden vóór den strijd aanroept, wien zijn ideale liefde
krachten verleent), is in zijn rustigen moed de aangewezen man om
hem te vernederen: David en Goliath. [37]
@@ -749,7 +717,7 @@ zij de meening des dichters uit.
Granida en Daifilo! Met de beschaafde vrouwen van het tijdvak dat
het herdersspel zag geboren worden, behoort de Princes tot de sekte
-der geëmancipeerden. Zij doet haar zin en bekommert zich niet om het
+der geëmancipeerden. Zij doet haar zin en bekommert zich niet om het
oordeel der wereld. Zij is het kind eener eeuw, die met de overlevering
heeft gebroken en ieder het recht geeft, op eigen hand naar het nieuwe
te zoeken. Granida weet, wat vooroordeelen zijn, hun aard en oorsprong:
@@ -775,7 +743,7 @@ ramps overrompelen", van het speelzieke Geluk, dat met vorstengrootheid
lacht? [44] Granida's scherp oordeel hangt een welsprekend tafereel
van het hofleven op. Met de aangenaamste kleuren maalt haar gevoelig
hart de zaligheid van het herdersbestaan [45]. Reeds lang heeft de
-lezer opgemerkt, welk een overeenkomst er is tusschen de ideeën die
+lezer opgemerkt, welk een overeenkomst er is tusschen de ideeën die
het thema van Hooft's Pastorale blijken en de denkbeelden die zich
in de achttiende eeuw in Rousseau concentreerden. Gij verwondert u
niet meer de stelling te vernemen:
@@ -791,11 +759,11 @@ als een hoogere werkelijkheid: vermaning en voorbeeld! Hier staan
wij nu midden in de nieuwe, ideale wereld. Leg haar niet aan, den
maatstaf van mogelijkheid waarmee wij gewoon zijn te meten. Hier is
het natuurlijk, dat een "groote Coninginne", aan de inspraak des
-harten gehoor gevend, als de stem van een zèkere leidsvrouw, haar
+harten gehoor gevend, als de stem van een zèkere leidsvrouw, haar
staat verwisselt en Harderinne wordt. Het is hier niet ongerijmd,
dat de koning den herder, die om harentwille den prinselijken staat
dien men hem aanbiedt, weigert, aanneemt als pair. Tisiphernes,
-die hem zijn landen òverlaat, behoort inderdaad tot deze wereld.
+die hem zijn landen òverlaat, behoort inderdaad tot deze wereld.
Die beweert, dat Granida zich in haar keus bedriegen zal, vergist
zich. Daifilo zal een voortreffelijk vorst zijn en als echtgenoot
@@ -807,13 +775,13 @@ veraanschouwelijkt. Die opvatting maakt niet slechts deel uit van
het stelsel zijner gedachten--zij kroont het; zonder haar is het meer
dan onvolledig,--het is onvoltooid. Goed komt de mensch uit de hand
des Scheppers, doch hij is nog niet wat hij worden zal. Hij is het
-in beginsel, maar hij moet worden òpgevoed, gròòt gebracht. Zoo hij
+in beginsel, maar hij moet worden òpgevoed, gròòt gebracht. Zoo hij
gelukkig kan zijn in de betamelijke voldoening zijner begeerten,--er is
zaligheid voor hem weggelegd in de kennis en het genot der Goddelijke
Schoonheid. De Liefde nu is in ons drama de paedagogische kracht, die
opleidt tot het Hoogste. Zij is er niet vleeschelijke begeerlijkheid,
maar de onzelfzuchtige drang, met het Schoone en Goddelijke zich te
-vereenigen en één te zijn. Het is er mede als in den Godsdienst met
+vereenigen en één te zijn. Het is er mede als in den Godsdienst met
de Liefde tot God. Als Daifilo door de stralen der Goedheid en der
Schoonheid is getroffen, dan heeft er een plotselinge ommekeer plaats:
hij ontdekt zich-zelven, de herderlijke deugden verdwijnen niet,
@@ -835,8 +803,8 @@ als een herkenning:
In dit soort taal heeft men in de XVde en XVIde eeuw in het Zuiden
-tot de vrouwen gesproken, òf om edele voorstellingen en gevoelens
-in passende vormen te hullen, òf om galant en verheven te zijn. Van
+tot de vrouwen gesproken, òf om edele voorstellingen en gevoelens
+in passende vormen te hullen, òf om galant en verheven te zijn. Van
Daifilo gelooft Granida, moeten ook wij gelooven, dat zijn verhevenheid
niet volslagen zinledig is, en haar offervaardigheid, zonder haar
schande aan te doen, de zijne evenaren mag. [52]
@@ -845,11 +813,11 @@ Wij hebben thans het thema onzer Pastorale uiteengezet. Doch, nog
van een andere zijde eischt zij toelichting. Negatief hebben wij
den tijd van haar ontstaan gezien. Ook het positieve beeld ontbreekt
niet; wij gaan het opmaken uit de handelingen der personen. Is zijn
-omgeving zóó verdorven geweest, hoe zal de auteur zichzelven onbesmet
+omgeving zóó verdorven geweest, hoe zal de auteur zichzelven onbesmet
bewaard hebben! De Renaissance was bodemloos subjectief. Er was geen
bewustzijn van goed en kwaad. Genot en bevrediging der ijdelheid
stonden aan het einde van alle streven. Zijn doel te bereiken was
-deugd. Hieraan toetste men de waarde van doen en laten, aan géén
+deugd. Hieraan toetste men de waarde van doen en laten, aan géén
zedelijk beginsel. Evenzeer subjectief en gevaarlijk echter, hoewel
dan in tegengestelde richting werkend, was de leer der "Klare, naakte
waarheid, door de Natuur in 't redelijk verstand geprent". Tasso sprak
@@ -913,7 +881,7 @@ Wij meenen hem te zien meesmuilen, wanneer de "Coningh" zegt:
verstandt". Meesmuilen, als het verzocht verstand den edelen armen
Tisiphernes op zij komt met: "Mijnheer, u lust de deucht." Ja, het
is uit de comedie gestolen, het is daar onbetaalbaar geweest. Daifilo
-echter hèèft niet gemeesmuild. Hij hàd niets te meesmuilen. Wij kunnen
+echter hèèft niet gemeesmuild. Hij hàd niets te meesmuilen. Wij kunnen
hem nog verwijten dat hij, de eenvoudige herder, van den beginne af
een volleerd hoveling geweest is. Maar gij weet de oorzaak, lezer,
gij weet dat het geheele herderdom der Pastorale een mommevolk is,
@@ -944,7 +912,7 @@ de elegance eener hofconversatie, die roemen mocht op de fijnste
geestesbeschaving: dit eerste bedrijf is trouwens grootendeels
ontleend, maar Hooft heeft zich in die conversatie ook altijd zelf
een meester getoond. Niet om kleine trekken als de reismanie van
-Tisiphernes, die aan het zenuwachtig Italië toen eigen was, ook niet
+Tisiphernes, die aan het zenuwachtig Italië toen eigen was, ook niet
om een bijzonderheid als de niet antieke, merkwaardige voorstelling
der liefde als persoon in het verhaal der voedster, die aan Dante's
Vita Nuova, aan zijn Canzones en Sonnetten herinnert. Dit alles en
@@ -957,7 +925,7 @@ Daifilo, vragen wij, de geestelijke zoon van Pieter Cornelisz wel zijn?
Het door Leendertsz. uitgegeven handschrift stelt Granida in 1605. Toen
althans werd het voltooid, want het is mogelijk, dat het grootste
-gedeelte in 1602 en 1603 ligt. Hooft was toen nog kort uit Italië terug
+gedeelte in 1602 en 1603 ligt. Hooft was toen nog kort uit Italië terug
(1601) en er schijnt ons niet onbelangrijke overeenkomst van gedachten
met de Liederen dier jaren te bestaan (vgl. XXII, XXIII boven). Granida
valt dan samen met zijne liefde voor W.B. en Ida Quekel [60]. In het
@@ -965,7 +933,7 @@ handschrift is het stuk 1 Maart gedateerd. Den 15den Januari 1605
was Brechje Spiegel gestorven. Tusschen 15 Januari en 3 April ligt,
behalve het grafdicht, geen enkel vers. Naar allen schijn [61] heeft
de Dichter afleiding gezocht in 't arbeiden aan zijn Pastorale. Dat
-Hooft zich veel met Herderspoëzie had ingelaten, blijkt uit zijn
+Hooft zich veel met Herderspoëzie had ingelaten, blijkt uit zijn
kennis aan MONTEMAYOR'S roman Diana, uit Don Diegoos clacht, [62]
uit de namen van zijn schoonen. Zijn Galathea [63] is zonder twijfel
de Galatea van den roman van CERVANTES, Chariclea [64] de heldin van
@@ -1001,7 +969,7 @@ Mucedorus dus gekend hebben en hij kan hem hebben leeren kennen door de
Engelsche Komedianten, die het vasteland aan zooveel dramastof geholpen
hebben. Men zou anders aan een gemeenschappelijken oorsprong kunnen
denken. Maar deze onderstelling zou buitendien toch vervallen, omdat
-Mucedòrus (zooals Bolte aanwijst) uit een episode in Philip Sidney's
+Mucedòrus (zooals Bolte aanwijst) uit een episode in Philip Sidney's
roman Arcadia (1590) ontstaan is, en Granida meer annex met Mucedorus
is dan met de Arcadia [69]. De episode in de Arcadia is aldus: De
Thessalische prins Musidorus is verliefd op de prinses Pamela. Hij
@@ -1023,13 +991,13 @@ haar bruidegom bekend, betuigt den herder haar dankbaarheid en verzoekt
hem haar naar 't hof te volgen om zijn belooning daar te ontvangen.
Segasto zendt den kapitein Tremelio af om den herder te
-dooden. Tremelio zoekt Mucedorus op, maar Mucedorus doodt hèm. Segasto
+dooden. Tremelio zoekt Mucedorus op, maar Mucedorus doodt hèm. Segasto
heeft het gevecht gezien en klaagt den herder bij den Koning aan.
Mucedorus wordt voor den Koning gebracht, die hem nog niet kent als den
redder van zijn dochter. Amadine bepleit zijn zaak tegen Segasto. De
Koning schenkt genade omtrent Tremelio en beloont hem met goud en
-zilver. Maar daarnà weet Segasto toch nog zijn verbanning te bewerken.
+zilver. Maar daarnà weet Segasto toch nog zijn verbanning te bewerken.
De herder-prins begeeft zich buiten het Hof. Amadine zoekt hem op. Zij
bekend hem haar liefde; ook hij verklaart zich. Zij wil zijn verbanning
@@ -1053,7 +1021,7 @@ door den Wildeman in 't vechten laat onderrichten, hem daarbij van
Ondertusschen is Segasto met zijn dienaar het paar gaan zoeken,
en zij worden gevonden. Mucedorus laat nu Amadine alsnog de keus,
-en zij kiest hèm. Hij laat nu zijn incognito varen: hij is de zoon
+en zij kiest hèm. Hij laat nu zijn incognito varen: hij is de zoon
des Konings van Valencia. Segasto begrijpt dat zijn kans verloren is
en doet afstand van zijn bruid.
@@ -1070,20 +1038,20 @@ is een groot verschil. Ostrobas, de vreemde prins en mededinger
van Tisiphemes (Segasto), is in Mucedorus zelf de herder en dit
maakt het geheele verhaal tot een ander. Maar dit neemt niet weg,
dat de overeenkomsten zoo treffend zijn, dat het verband onmogelijk
-is te loochenen. Blijkbaar nu is Mucedòrus uit de Arcàdia-episode
+is te loochenen. Blijkbaar nu is Mucedòrus uit de Arcàdia-episode
ontstaan. Voor de Granida zijn wij dus gedwongen onmiddellijke
afhankelijkheid van de Mucedorus-fabel aan te nemen. De prins heeft
zich gesplitst: hij wordt een wezenlijke herder, maar hij blijft
-ook prins en mèdeminnaar in de figuur van Ostrobas, die aan Bremo
+ook prins en mèdeminnaar in de figuur van Ostrobas, die aan Bremo
herinnert, zooals Tisiphernes min of meer aan Segasto. Nu treedt de
herder bij Segasto in dienst en verslaat niet Bremo, die immers ook
een soort medeminnaar was, maar Ostrobas.
De fabel van Granida is een wijziging van de
Mucedorus-fabel. Hemelsbreed verschillend zijn de stukken als
-drama's. Een heel andere is de karakteristiek. In Mucedorus ìs
-nauwelijks karakteristiek. Moraal en philosophie, in Granida zòò hoogst
-opmerkelijk, dat de twijfel van den een òf 't wel van Hooft zou zijn,
+drama's. Een heel andere is de karakteristiek. In Mucedorus ìs
+nauwelijks karakteristiek. Moraal en philosophie, in Granida zòò hoogst
+opmerkelijk, dat de twijfel van den een òf 't wel van Hooft zou zijn,
door een ander misschien beantwoord wordt met een "'t Is juist van
Hooft den philosoof!"--moraal en philosophie ontbreken er geheel:
het is eenvoudig een tooneel-stuk,--een dichterziel, eens menschen
@@ -1096,7 +1064,7 @@ zooals het daar ligt (natuurlijk onder invloed van zijn lectuur van
herders-drama's en herders-romans [70]; en Hooft is het, volgens hem,
die de fabel van Mucedorus wijzigde. Wij voor ons gelooven alsnog
in een, indien niet Italiaansch dan Engelsch of Fransch drama--uit
-den Mucedòrus ontstaan maar tegelijkertijd origineel van het drama
+den Mucedòrus ontstaan maar tegelijkertijd origineel van het drama
Granida. [71]
Leendertz, de Uitgever van Hooft's Gedichten, heeft in den Navorscher
@@ -1115,13 +1083,13 @@ Cephalo is zijn eigen naam in 't Grieksch. Beide die Zangen zijn aan
zijn geliefde Ida Quekels. Wanneer zijn vrijerij met haar aanving en
eindigde, zegt Leendertz (en wij gebruiken nu veel zijn eigen woorden),
weten wij niet. Het eenige gedicht aan haar met een datum is van 23
-Nov. 1603. Voor deze liefde (en na de terugkomst uit Italië, 8 Mei
+Nov. 1603. Voor deze liefde (en na de terugkomst uit Italië, 8 Mei
1601) vallen nog de gedichten aan Galatea, Chariclea en Diana. De
kennismaking met Brechje Spiegels begon na 16 Maart 1604. Wij zullen
-zeker niet verre van de waarheid zijn, indien wij het poëtisch vieren
+zeker niet verre van de waarheid zijn, indien wij het poëtisch vieren
van Ida stellen in de laatste helft van 1603 en de eerste helft van
1604. In dezen tijd zal dan ook Granida grootendeels gedicht zijn en
-zooals "Cephalo" op hèm zag zoo zag, de naam Granida op Ida. Granida
+zooals "Cephalo" op hèm zag zoo zag, de naam Granida op Ida. Granida
werd voltooid 1 Maart 1605. Die liefde was toen goed en wel voorbij
en Ida Quekels ging in Juni 1605 met zijn neef Willem Jansz. Hooft
trouwen: de naam Cephalo was nu al te duidelijk geworden, er moest een
@@ -1131,7 +1099,7 @@ en kreeg zoo "Daiphilo" d.i., naar dezen uitleg. "Ida's Vriend", een
naam die in het rhythme van de verzen "Cephalo" overal kon vervangen
en, voor hem zelven, zijn betrekking tot Ida aan bleef duiden.
-Moet hieruit volgen, dat Granida wèl in zijn geheel het eigen werk
+Moet hieruit volgen, dat Granida wèl in zijn geheel het eigen werk
van Hooft is? Leendertz zelf maakt bezwaar, dat Hooft zich geheel
met den persoon van Daifilo zou vereenzelvigd hebben en ook hij
verwondert zich over deze door en door immoreele schepping. [73] Hij
@@ -1149,7 +1117,7 @@ in de vier volgende Bedrijven, blijft dan iets op zich-zelf staands.
Ons dunkt, dat die bijzonderheid in het handschrift inderdaad
zeer bijzonder is en Leendertz zijn verklaring in hoofdzaak heel
waarschijnlijk. Hoezeer het spelen met namen toen mode was, is algemeen
-uit de Litteratuur bekend. En om in Pastorale poëzie van zijn eigen
+uit de Litteratuur bekend. En om in Pastorale poëzie van zijn eigen
lotgeval te dichten, was almee mode [75]. Op te merken valt nog, dat de
dialoog van Cephalo en Amaryllis in argumentatie en in woorden met die
van Daifilo en Dorilea zoo overeenkomt. Zoo zouden wij dan in Granida
@@ -1164,7 +1132,7 @@ op Hoofts eigen rekening te zetten, daar kan niets tegen zijn.
IV.
-De Lyrische poëzie der Renaissance schittert voor altijd. Het Epos kon
+De Lyrische poëzie der Renaissance schittert voor altijd. Het Epos kon
haar bodem niet voortbrengen. Wel een Hoofsch kunstepos, niet het epos
der middeleeuwen, dat uit het volk voortkomt. Ook voor het Drama zijn
haar dichters bezweken. Zij volgden modellen die drama's heetten zonder
@@ -1173,7 +1141,7 @@ de zedelijke natuurwetten waarvan, voor individuen en maatschappijen,
de uitkomst van den strijd om het bestaan afhangt. Het wezenlijke
drama echter heeft een zedelijken grondslag, het is de voorstelling
van de zedewet in het menschenleven, eener hoofdgedachte des
-dichters. Italië heeft nieuwe dramatische genres geschapen: de Opera,
+dichters. Italië heeft nieuwe dramatische genres geschapen: de Opera,
de Pastorale. Juist zij bewijzen haar onvermogen. Het ondramatische
gaat er vergeefs in het lyrische schuil en de scheur door het hart van
Hooft's Pastorale hebben wij aangewezen. In het Herdersspel maakt het
@@ -1206,7 +1174,7 @@ zijn en hoe bij elkander gekomen. Daarbuiten merken wij nog op,
dat Granida zich onderscheidt door een kloekheid, die al de mannen
beschaamd maakt. Zij wint het zelfs van Daifilo. Zij en haar herder
brengen de handeling te weeg. Granida is, Dorilea niet meegeteld, de
-bestgeslaagde. Dit teekent den poëet, die meer verstand van vrouwen
+bestgeslaagde. Dit teekent den poëet, die meer verstand van vrouwen
dan van mannen had. Zwakke mannen behoeven krachtige vrouwen. Maar ook
"Granida Schoon" is, helaas! niet volmaakt. Beter dan kritiek is het,
te letten op het pathos en de innigheid waarmee de gelieven hun liefde
@@ -1217,7 +1185,7 @@ gevoelen. Dit plaatst ons op het rechte standpunt. Zoo zich ontboezemen
als de prinses en de herder, die nooit in 't gebruik der woorden te
kort schieten; zoo als Tisiphernes nadrukkelijk, en toch niet onwaar,
zijn smart en droefheid klagen; zoo echt snoeven als Ostrobas wien elk
-woord heilige ernst is, dàt verlangden de liefhebbers van litteraire
+woord heilige ernst is, dàt verlangden de liefhebbers van litteraire
kunst toenmaals. Zij waren hoegenaamd niet realistisch, ten minste niet
als er in verzen of door herders gesproken werd. De vorm, de beoefende
vorm die het bewijs der overwonnen moeielijkheid zelf was, die alles
@@ -1228,9 +1196,9 @@ praten allen goed. Ook de Voedster is van de partij. Zij verstaan
het, het juiste, werkende woord op een goede plaats te zetten. Hoe
de dichter zijn taal meester is, dat bewijzen de zangen en reien, die
met de menigvuldige monologen het lyrische in den dialoog versterken;
-Dorilea's lied is een juweel onzer poëzie: er is geen woord te veel
+Dorilea's lied is een juweel onzer poëzie: er is geen woord te veel
en alles is er in gezegd. Zijn er moeielijke plaatsen, men bedenke
-dat litterarische kunst niet als gesneden kòèk behoort genuttigd te
+dat litterarische kunst niet als gesneden kòèk behoort genuttigd te
worden. Ook Muziek en Schilderkunst bestudeert men, vooral als de
kunstenaar boven ons staat, of ons, met of zonder tijd, vreemd is. Elk
dichter van beteekenis, in verzen of proza, heeft het natuurlijk recht,
@@ -1241,7 +1209,7 @@ Studie der taal is de eerste eisch, dien Granida ons overal
stelt. Wij mogen niet eindigen voor de lezer het standpunt betreedt,
dat hij hierbij heeft in te nemen. De historie weder moet ons
leiden. Wij moeten ons herinneren, dat door de Renaissance de
-moderne schrijftalen ontstaan zijn der natiën, die toen deelnamen
+moderne schrijftalen ontstaan zijn der natiën, die toen deelnamen
aan de moderne beschaving. In de middeleeuwen is er geen eigenlijke
algemeene schrijf-, noch omgangstaal, die, in wijden kring, boven
de dialecten staat. Al waren er voor enger kring toongevende centra
@@ -1254,7 +1222,7 @@ groote auteurs op allerwijze met de volkstaal samen, wel zet Cats de
overlevering der middeleeuwen voort en schrijft de taal des volks,
maar ten zelfden dage als onze voorouders de onafhankelijke Republiek
met haar wereldhandel stichten, vormt zich ook het Nederlandsch. Het
-verschijnsel wacht, bij de verschillende natiën, nog op nauwkeurig
+verschijnsel wacht, bij de verschillende natiën, nog op nauwkeurig
onderzoek; ook bij ons moet nog ontzaglijk veel arbeid voorafgaan,
voor aan de geschiedenis van de wording onzer Litteratuurtaal gedacht
kan worden. Met enkele voor de hand liggende punten hebben wij ons
@@ -1276,12 +1244,12 @@ stijlversieringen. Het Latijn oefende hierop grooten invloed. Vooral
ook door haar Rhetorische kunst had Rome geschitterd en heel haar
Letteren droegen een rhetorisch karakter. Dit voerde de Renaissance
tot de vlijtigste studie van figuren, tropen en epitheta. Men beeldde
-zich verkeerde begrippen omtrent den kunstvorm in. Deze moet één zijn
+zich verkeerde begrippen omtrent den kunstvorm in. Deze moet één zijn
met den inhoud. De Renaissance nam den vorm voor iets zelfstandigs. Het
genie hield de groote dichters op den goeden weg. Doch er is ontzettend
gezondigd. Dit formalisme had nog andere oorzaken. Het taalscheppen
werd verleidelijk. Men ging scheppen om het genot van het scheppen. Zoo
-ontstond de Vernuftspoëzie, een internationaal verschijnsel. Naarmate
+ontstond de Vernuftspoëzie, een internationaal verschijnsel. Naarmate
de oorspronkelijke kracht uitgeput raakte, ontaarde dat spelen
met de taal; het werd een krankheidssymptoom. In den goeden tijd
echter was het de liefde, die overdreef, die vertroetelde, die
@@ -1299,12 +1267,12 @@ naar de driehonderd jaar gaat en toen geworden is: wat nu oud wordt,
was toen jong, wat men nu napraat, werd toen gezegd omdat het juist,
aanschouwelijk, weergeven van een aandoening was, wat nu gebondenheid
is, was toen vrijheid. Eerst wanneer men in de taal dier groote eeuw
-de Republiek der Zeven Provinciën gaat voelen, zal men het rechte
+de Republiek der Zeven Provinciën gaat voelen, zal men het rechte
behagen scheppen in het treurspel van Vondel en Hooft. Dan worden
wij een orgaan rijker, trekt een nieuwe werkelijkheid ons oog en
gemoed binnen. Dan hooren wij den krachtigen, nationalen harteslag
in de "Nederlandsche Klassieken". Wij zullen de bladzijden met genie
-geschreven zien. In Granida zult gij de worsteling vernemen, de ééne
+geschreven zien. In Granida zult gij de worsteling vernemen, de ééne
groote worsteling, hier om Geestelijk Eigendom d.i. de Taal, gelijk
ginds om de Vrijheid, het Recht en de Eer.
@@ -1323,17 +1291,17 @@ licht zien. Om te beginnen toont de Schrijver aan dat men op grond van
de naamvormen reeds (Tisiphernes, Ostrobas, Daifilo) 't waarschijnlijk
zou kunnen achten, dat het stuk teruggaat op een ander waarin ook naast
een minnaar Daifilo, een minnaar Tisiphernes en een minnaar Ostrobas
-optreden; ook de voorstelling dat gelijktijdig in Perzië en in 't
+optreden; ook de voorstelling dat gelijktijdig in Perzië en in 't
Parthenrijk een machtig Koning regeert zou op onoorspronkelijkheid
kunnen wijzen. [78] Eigenaardig is nu dat in Granida, in strijd
met de in de Litteratuur der XVIe eeuw heersende opvattingen,
een Koning zich en zijn geslacht gaat vernederen met zijn dochter
-te geven aan een gewonen Herder. [79] Mucedorus (men zie hiervóór
+te geven aan een gewonen Herder. [79] Mucedorus (men zie hiervóór
pag. XXXVII-XXXVIII) is een herder in schijn, hij blijkt een prins
te zijn. Indien Granida ontleend is, dan zou in het oorspronkelijke
Daifilo wel eens een vermomde herder en man van hoogen staat geweest
kunnen zijn. In de dramatische dialoog Diphilo and Granida (men zie
-hiervóór pag. XL de noot) is de herder inderdaad van vorstelijke
+hiervóór pag. XL de noot) is de herder inderdaad van vorstelijke
afkomst. Ook Dr. Kluyver acht dezen dialoog gekonstrueerd uit het
drama dat voorbeeld was voor Hooft's Granida. Er is geen reden dan nog
een verband met de Mucedorus voor dit stuk aan te nemen. Mucedorus is
@@ -1390,7 +1358,7 @@ bashful Lover, dat (pag. 136-137 Neophilologus) op verrassende wijze
op Granida gelijkt. Men zou kunnen gissen, dat zoowel Massinger als
Hooft op dat oudere drama van Diphilo and Granida teruggaan. Hooft
heeft dan den Prins tot een werkelijken herder gemaakt. Zoo had hij
-gelegenheid om motieven van pastorale poëzie te pas te brengen, als
+gelegenheid om motieven van pastorale poëzie te pas te brengen, als
de onschuld van het landleven en den lof van de vervlogen gulden eeuw
der menschheid; hij kon nu ook in het eerste bedrijf het tooneel met
Dorilea er bij maken, dat zoo geheel in zijn stijl is, en waarin hij
@@ -1421,9 +1389,9 @@ goddeliicke; 1545 (ay spijt! (en cundy slapen?). 1593 vrooliicke. Ook
bleef "welckeen" in 345; en de punt achter 627, die C ook heeft
met een komma achter 629. Aan het teeken ' (Daifilo' u, 't, t', 't'
etc.), het teeken ^ en het teeken ,, werd nergens geroerd; ook
-Daifiló voor Daifilo' bleef. Verbeterd werd: 183 'teedre; 270 u;
+Daifiló voor Daifilo' bleef. Verbeterd werd: 183 'teedre; 270 u;
667 verheft'; 1497 wallecht'; 1745 ulie. 1173-1174 is in den tekst
-één doorloopende regel met hoofdletter in 't midden. Gelijk aan den
+één doorloopende regel met hoofdletter in 't midden. Gelijk aan den
tekst is 155, hoewel zeker wel voor "een groot"; 925 hoogh ('T = Et?),
vgl. 1605, 1636. In 1450 is schoonprachtich veranderd in
"schoonpratich" (zie varianten). In 221 plaatste ik voor; dubbele-punt;
@@ -1663,7 +1631,7 @@ DAIFILO.
Weest mijn Brack, doet op* het Wilt
Dat ick jaghe,
Spreyt de haghen, [89]
- En de telghen van elckaêr,
+ En de telghen van elckaêr,
Moghelijck schuylt mijn Nymphe daer.
45 Nymphe soo ras als ghy vermoedt,
@@ -1671,7 +1639,7 @@ DAIFILO.
Loopt ghy schuylen,
Inde Kuylen,
En het diepste van het Woudt,
- Daer ghy met rêen vervaert zijn soudt.
+ Daer ghy met rêen vervaert zijn soudt.
51 Vreesdy [90] niet dat de Satyrs, daer
V eens mochten nemen waer*,
@@ -1776,7 +1744,7 @@ Haer lodderlijcke* treken,
Die soo veel brandts ontsteken.
Dees vlugghe gauwicheydt*,
Daer grijse' aelwaricheydt*,
-Gaet sonder reên op gnorten*,
+Gaet sonder reên op gnorten*,
Dien sal den ouderdoom [99]
Die't al maeckt suf, en loom*,
Zijn vleughels dapper korten. [100]
@@ -1804,7 +1772,7 @@ Sal dese dinghen al haer vrolijckheyt vergaen,
En dees bloeyende jeucht des Werelts, sal verkeeren
In dorren ouderdom, en haer cieraet ontbeeren.
Nochtans, indien dat al
-De Bouwliên* spanden t'samen*,
+De Bouwliên* spanden t'samen*,
En met [108] groot gheschal*,
De Goden bidden quamen,
Dat Donder, Blixem, Windt, en Haghels groot gheweldt
@@ -1932,9 +1900,9 @@ DAIFILO.
GRANIDA.
Schoone Nymph' en hebdy niet ghesien
-Met breydeloose ren, hier eenighe Edelliên
+Met breydeloose ren, hier eenighe Edelliên
Vervolghen een wildt Swijn? weet ghy niet of zy't vinghen?
-Of werwaerts rêên sy op?
+Of werwaerts rêên sy op?
DAIFILO.
@@ -1948,7 +1916,7 @@ U aenschijn noch u stem geensins de menschen slacht. [134]
GRANIDA.
Soo grooten eer voorwaer [135] ick my niet waerdich acht.
-Ick ben Granida' indien't u liên bekent is, hoemen
+Ick ben Granida' indien't u liên bekent is, hoemen
Ten Hove' hoort de Princes des Conings dochter noemen.
Dewijl 's gheselschaps spoor u niet en is bekent,
Soo bid' ick, wijst my doch waer dat ick hier ontrent
@@ -1996,8 +1964,8 @@ Ghy treckt door hongher, en door dorst uyt dranck, en spijs,
De lust van 't Hof ghelockt door soo veel leckernijs;
Het Hof door drincken dorst, en hongher soeckt door 't eeten
En jaecht de lusten voor*, u zijnse toeghesmeten;
-'T lustsoeckend Hof ontvliên de lusten daer 't om slóóft;
-Ghy vollicht de natuyr, wy sien haer over 'thóóft.
+'T lustsoeckend Hof ontvliên de lusten daer 't om slóóft;
+Ghy vollicht de natuyr, wy sien haer over 'thóóft.
Eer sal dit lichaem in een duyster graf vernachten
Beleefden Harder, als my gaen uyt de ghedachten
U weltepasse dienst, en oft ghebeurde, dat
@@ -2116,7 +2084,7 @@ REY VAN IOFFEREN.
Als Prinssen aenghebeden.
405 'T eenvoudich leven haylich*, leydt
- Ghyliên in vreed' en vaylicheydt,
+ Ghyliên in vreed' en vaylicheydt,
Uw vryheyt gaet te boven
De schijn-wellust der Hoven.
@@ -2228,8 +2196,8 @@ En sult my meer sijn raedt doen volghen dan sijn daedt.
DORILEA.
Soo mocht het u wel gaen ghelijck het hem nu gaet,
-Die nae 't verdrach* van soo veel slaverny en [181] snóótheyt,
-Als hy verwachte 't lóón van inghebeelde gróótheyt,
+Die nae 't verdrach* van soo veel slaverny en [181] snóótheyt,
+Als hy verwachte 't lóón van inghebeelde gróótheyt,
Is wijs gheworden dat sijn hoop niet was dan windt;
En klaecht, nu 't ommekomt*, dat hy sich selven vindt
In plaets van een jonck Hoveling
@@ -2258,8 +2226,8 @@ Met vliesen overschaeuwt zijnde mijn ooghen beyde, [186]
By 't rookrich licht eens [187] lamps mijn dromich* leven leyde.
Want als begeerlijckheyt in eyghen lust verblindt,
Die schoonheyts lichaem meer als lichaems schoonheyt mindt,*
-My tot vereenigingh van aertsch met aertsch dee póóghen,
-Doen suyverde'uwe glans de [188] dickheyt* van mijn óóghen,
+My tot vereenigingh van aertsch met aertsch dee póóghen,
+Doen suyverde'uwe glans de [188] dickheyt* van mijn óóghen,
Optreckende' haer ghesicht tot uwaerts, waer door mijn
Siel kennende'* haer waerdy, poocht met haer een te zijn;
Al* sou zy kleene mug, om in glans te verwanderen,
@@ -2301,7 +2269,7 @@ En mach ick u niet zijn, ick sal dan d'uwe wesen.* [198]
TISIPHERNES.
Siet hier de dienaer daer ick my best op vertrouw.
-Daifiló hoort [199] hier.
+Daifiló hoort [199] hier.
DAIFILO.
@@ -2342,14 +2310,14 @@ My loonende (naer eysch van saken uytgherecht)
Met 's Conings hoochste jonst, en de Prinsses ten echt;
Op dat de Persen sien, wie, als des Conings daghen
Verloopen sullen zijn, de groote croon sal draghen.
-De Raedt is al vergaert, 't is tijdt om in te trêên.
+De Raedt is al vergaert, 't is tijdt om in te trêên.
DAIFILO.
-Ayme wat soeticheyt vloeyt my door al mijn lêen!
+Ayme wat soeticheyt vloeyt my door al mijn lêen!
Mijn voorbarighe siel haer wentelt in't verheughen,
Al eer de sinnen haer dat mededeelen meughen,
-En loopt haer bôon voorby onlijdsaem* van vertoef,*
+En loopt haer bôon voorby onlijdsaem* van vertoef,*
Waer door ick vreuchd' gheniet al eer dat ickse proef.
Hemelsche Venus,* [205] drijft mijn tong door uwe goedicheyt*,
Dat ick uytdrucken mach [206] het minst van mijn ootmoedicheyt,*
@@ -2386,7 +2354,7 @@ Maer ick begeer dat ghy in 't vrijen meeghesellen
Komt overeen, wie dat den andren wijeken sal.
Een yder doe den andren [215] blijeken sijne reden,*
De bestgegrondste win, de swackste willich wijck,
-Of dat het lot u schey, zijn uwe rêên ghelijck;
+Of dat het lot u schey, zijn uwe rêên ghelijck;
Soo blijft binnen het rijck in rust, buyten in [216] vreden. [217]
OSTROBAS.
@@ -2417,8 +2385,8 @@ Ghy halve-vrouw, laet mans d'oefning* van 't [224] heerschen houwen.
Maer 't is u om de vrouw: Ghy vindt wel ander vrouwen
Waer mee ghy oeffenen* de troetel-kunste meucht.
Daer ghy u op verstaet, en die ghy van u jeucht
-Met geyle zeden leert bedampt* van wijn en róósen.*
-Sardanapalus komt en wil Atlas [225] verpóósen,*
+Met geyle zeden leert bedampt* van wijn en róósen.*
+Sardanapalus komt en wil Atlas [225] verpóósen,*
O Goden wacht u hals! Ghelijck 't onedel bloedt,
Sulck u hantering* is. Maer ick ben opghevoedt
Onder 't ghekners van 't stael, 't gheberst van helm en swaerden,
@@ -2465,10 +2433,10 @@ Die, (lachens' er niet om) 't u ras sullen verleeren:
Maer ons bysonder* volck rechtvaerdich wy verheeren*,
En met bescheydenheyt* de Coning 't alghemeen:
Dees deuchden houden wy op 't alderhoochst in eeren, [235]
-Die ghy verkeert*, vervreemt van alle recht en reên,
-Soo smadelijck ghewoon met voeten zijt te treên,
+Die ghy verkeert*, vervreemt van alle recht en reên,
+Soo smadelijck ghewoon met voeten zijt te treên,
En moedeloosheyt* noemt een ondeucht inde helden:
-Waer door ten aensien* van u overdwaelsche* zeên*
+Waer door ten aensien* van u overdwaelsche* zeên*
Ghy my en dese, komt voor halve Vrouwen schelden
Maer niet meer als uw dulle gramschaps yl ghewelden. [236]
Vrees ick sonder belul* uw groove [237] lichaems kracht;
@@ -2478,7 +2446,7 @@ Dan of 't ghebeurde, dat [238] ghy my al ommebracht,
Soo souden u nochtans dees Persen kloeck, en moedich*
Niet kennen* voor haer Prins (ken ick haer)* [239] maer verwacht
Van al het Rijck, en elck bysonder wrake bloedich:
-Want syliên nemmermeer sullen het heerschen [240] woedich,
+Want syliên nemmermeer sullen het heerschen [240] woedich,
En u uytheemsche trots lijden in [241] plaets van my,
Noch laten wraeck te doen over een Prinsse goedich*, [242]
Van wiens verdiensten en loflijcke [243] daden, zy
@@ -2487,9 +2455,9 @@ Gunstigher oordelaers* [244] en kenners zijn als ghy.
OSTROBAS.
Een lecker* trotst mijn kracht (wat sal my noch ontmoeten*?)
-En hy leydt niet vertrêên aen mortel van mijn voeten?
+En hy leydt niet vertrêên aen mortel van mijn voeten?
Ostrobas wat u beurt? [245] Ghy dreycht my met ghevaer
-Van uwe wraeck; ick tart de Persen allegaêr.
+Van uwe wraeck; ick tart de Persen allegaêr.
Daer leydt den handtschoen, d'eerst van soo veel onvervaerden
Tast sonder beven aen, en hef hem van der aerden. [246]
Soo lang'er een sal zijn, die my darf teghenstaen*
@@ -2552,7 +2520,7 @@ REY VAN IOFFEREN.
Als ghys' ondanckbaer snoodt
Niet met de voet en stoot,
Maer vorder* sorghen doodt,
- Om 't aengheboôn 't aenvaerden. [259]
+ Om 't aengheboôn 't aenvaerden. [259]
746 Maen, Starren, 's nachts cieraet,
D'eerwaerde* Sonne-straelen,
@@ -2613,7 +2581,7 @@ REY VAN IOFFEREN.
795 Dees salighende deucht*
Op aerden kan doen smaken
Een goddelijcke vreucht,
- Die luttel liên verheucht,
+ Die luttel liên verheucht,
Want meest een yder veucht*
Sich omme sijn gheneucht
Van leur*, of niet te maken.
@@ -2684,7 +2652,7 @@ Door een begeerte van besit ghelijck als zy,
Nae dienst is dat ick tracht, en niet naer heerschappy.
Iuppijn, Princesse waerdich,
Zy voor u sorrechvaerdich,
-En 't heyr van 's hemels Goôn
+En 't heyr van 's hemels Goôn
De wacht van u Persoon.
GRANIDA.
@@ -2693,15 +2661,15 @@ Hoe menich klaecht van liefd' een onbeproefde smarte?*
Dees openbaertse niet daer* hyse voedt in 't harte:
Maer sy ontdeckt haer selfs, en ongheveynsde vlam
Wierd noyt verborghen dat zy niet te voorschijn quam.
-O rechten sonder reên! o wetten sonder weten!
+O rechten sonder reên! o wetten sonder weten!
Met recht mach 't opperst recht wel 't opperst onrecht heten:
Besit van staet, van landt, van gelts ontelbre som,
Dat deylt ghy nae 't gheluck, niet nae de reden om,
Des vaeck, de slechste krijcht [275] hier van de grootste winste,
En die het meeste waert is lijdt* hem met het minste:
-Van d'erfgoên die natuyr ons achterliet ghemeen,
+Van d'erfgoên die natuyr ons achterliet ghemeen,
Deyldy den eenen veel den andren ganslijck geen.
-O rechten sonder reên!
+O rechten sonder reên!
Verkeerder* menschen lust, en snoode schelmerijen,
Hebben u [276] voortghebracht; want in de gulden tijen,
Doen 's werelts kintsheyt soet niet deed, dan sliep, of loech,
@@ -2733,7 +2701,7 @@ TISIPHERNES. DAIFILO.
TISIPHERNES.
-Ghy lieft Granidá, en hebt ten Hove dienst ghenomen
+Ghy lieft Granidá, en hebt ten Hove dienst ghenomen
Om haer te dienen?
DAIFILO.
@@ -2744,7 +2712,7 @@ En door dat middel ick haer dienaer worden souw,
Om te besteden, in alsulcken dienst, mijn jaren,
Daer alle menschen toe docht my, gheschapen waren; [279]
Dat my de reden wijst, kan ick niet laten nae,
-Versuymen't anderliên haer eyghen schuit en schae;*
+Versuymen't anderliên haer eyghen schuit en schae;*
Dies, dat ick voor haer stry, [280] jae sterve, dats mijn leven.
TISIPHERNES.
@@ -2790,7 +2758,7 @@ Maer proev' ick het soo goedt dan niett en eersten?*
DAIFILO.
910 Neen:
-Want hy lijdt meer ghevaers van twee liên, als van een.
+Want hy lijdt meer ghevaers van twee liên, als van een.
En of de wreede Parth niet en was te [282] vernielen,
Als met den onderganck van bey de Vechters sielen;
Want kond 't u baten dat ghy hem ter hellen sondt,
@@ -2805,14 +2773,14 @@ Als met een walscher* raeu, en overdwaels Tyran.
TISIPHERNES.
-Daifiló u reen zijn groot, doet [284] dese wapens* an.
+Daifiló u reen zijn groot, doet [284] dese wapens* an.
De Goden willen* u en my het best verleenen.
DAIFILO.
'T is hooghe tijdt, [285] mijn Heer, vaert wel, ick spoey my heenen.
Op dat my niemandt ken van die ons vechten sien.
-Soo sal ick sonder spraeck 't gheselschap eere biên*.
+Soo sal ick sonder spraeck 't gheselschap eere biên*.
OSTROBAS. DAIFILO. CONINGH.
@@ -2855,8 +2823,8 @@ DAIFILO.
Opperste Goden, en [292] ghy opperste Godin
Granida, die u throon in 't diepst hebt van mijn sin,
-U komt de zeghe toe, oock sult gh'er 't nót af erven,
-En my ist nóts ghenoech om u nót*, nót te derven.
+U komt de zeghe toe, oock sult gh'er 't nót af erven,
+En my ist nóts ghenoech om u nót*, nót te derven.
Wat naeckt u blijde maer, O Tisiphernes, sal
U siele cunnen wel de blijschap draeghen al?
Het sal schier zijn van nood* dat ick u die verberghe,
@@ -3043,7 +3011,7 @@ GRANIDA.
Hy keert. Ayme! Ayme! wat beswaer,*
Cond my quetsen by u, ten waer't het uwe waer?*
Granida dese tijdt* is jonst van Godt verkreghen,
-Dient'er u van. [322] Hy naert. Ick gae beneên hem teghen.
+Dient'er u van. [322] Hy naert. Ick gae beneên hem teghen.
Het swaerste meest moet weghen.
DAIFILO.
@@ -3092,8 +3060,8 @@ Ontdeckt het vryelijck, en antwoordt op mijn vraeghen.
DAIFILO.
Een oprecht hart, mijn Vrouw, derf* van zijn grondt gewaegen.
-Princesse' als my verscheen dat [333] heylsaem* aenschijn schóón,
-Dit seltsaem wesen, dat soo rijcklijck stelt ten tóón
+Princesse' als my verscheen dat [333] heylsaem* aenschijn schóón,
+Dit seltsaem wesen, dat soo rijcklijck stelt ten tóón
De grootheden uws siels, [334] haer hooge' en heussche goedicheyt*,
Haer ernst*, oprechticheyt, bescheydenheyt*, cloeckmoedicheyt,
Had een vierighen Godt mijn hart doe niet gheleert, [335]
@@ -3125,13 +3093,13 @@ Uw uyterlijcke jonst, uw innerlijcke vlammen.
'K en acht geen beuseling van onderscheydt der stammen*,
De deucht* maeckt eedel; u en overtreffet dan
Ter werelt, dat ick weet, geen Prins noch Edelman.
-Daifiló ick heb u lief, en [343] sal u liefd betaelen
+Daifiló ick heb u lief, en [343] sal u liefd betaelen
Het dierste dat [344] ick kan.* De tijdt verbiedt te draelen
In 't openbaeren van mijn onghemeten vier.
Daifilo. dits mijn raedt*, leydt my [345] terstont van hier,
Een Harderinnen kleedt, in plaets van goudt, en zijde,
Ben ick vrolijck ghetroost: Indien ghy u kundt lijden* [346]
-Met my in sulcken staet, soo vliên we' eer dat het daecht.
+Met my in sulcken staet, soo vliên we' eer dat het daecht.
DAIFILO.
@@ -3154,7 +3122,7 @@ Men raekt'er lichtlijck in, maer swaerelijcker uyt.
GRANIDA.
-Daifiló en houdt het mijn [349] voor geen verylt besluyt.
+Daifiló en houdt het mijn [349] voor geen verylt besluyt.
Eer ick met dese saeck dus ver ben voortghetoghen,
Heb ick in juyste schael de dinghen overwoghen.
De Prinsselijcke staet veel nutheyts innebrengt.
@@ -3167,8 +3135,8 @@ Nu kies' icks niet alleen om 't schuwen der verdrieten,
Die my naekende zijn, maer [351] meer, om te ghenieten*
En te vergelden dier uw liefd, die my verwan;
De waerdste vreuchde, die den Hemel deelen* kan:
-Om welcke' in midden 't vyer ick sou te leven dóógen*.
-Maer wat, ick doe 't alree, ghij siet de proef voor óóghen.
+Om welcke' in midden 't vyer ick sou te leven dóógen*.
+Maer wat, ick doe 't alree, ghij siet de proef voor óóghen.
Wat last? wat smarte? wat quellagie soud' op mijn
Hart heften* connen als ick [352] een met u mocht zijn.
Daifilo, hoe dus verbaest*? heeft u dees maer* verslaeghen? [353]
@@ -3187,13 +3155,13 @@ Onscheydelijck, haer trouw-nechtige* dienstboo wesen!
GRANIDA.
-Daifiló, ons corte tijdt moet zijn ghenomen waer*. [358]
+Daifiló, ons corte tijdt moet zijn ghenomen waer*. [358]
Vindy mijn voorslach goedt?
DAIFILO.
Mijn Vrouwe, dat wy daer
-Niet langher op beraên. U voorsicht* heeft veel verder, [359]
+Niet langher op beraên. U voorsicht* heeft veel verder, [359]
Prinsses, en bet ghesien, als uwen slechten Harder. [360]
Wat u belief, gheschie.
@@ -3219,7 +3187,7 @@ Onder soo veel, soo veel [361] cieraden eel en braef*
Van 't vrouwelijck gheslacht, en ist de minste gaef [362]
Des hemels niet, dat sy schielijck [363] een raedt* versinnen,
Die nae veel overleghs, een man, nau soude vinnen.
-Soo ras de Voester had haer teghen-reên gheseyt,
+Soo ras de Voester had haer teghen-reên gheseyt,
Waerense [364] van mijn vrouw wel crachtich wederleyt.
Soo ras de Voester sach dat van verandring spreken
In haer voornemen, was voor steene rootsen preken
@@ -3228,7 +3196,7 @@ Lichst uyt te voeren, in min als een oogenblick,
Listighen raedt [365] bedacht, om soo seer te verblenden
Coning, en heele Hof, dat sy niet eens haer wenden [366]
Souden, om ondersoeck nae de Prinsses te doen. [367]
-De saken zijn bestelt*, en niemant sal vermoên
+De saken zijn bestelt*, en niemant sal vermoên
Hebben op my. Neen, want [368] in 't west noch niet gedaen ,,zijn,
De bruyne* grijnsen* van des hemels vrolijck aenschijn;
Scharp 's uchtens gouden cruyn* in 't oosten schittert, mit
@@ -3248,7 +3216,7 @@ O blosend' Uchtent boet* mijn onrustich ghewach*, [369]
Voorloopster van de Son, Vroemoeder van den dach.
En ghy glinstrende star deckt u verliefde stralen*
Wat eer als u ghewoont, en om weer te verhalen* [370]
-U tijtverlies, soo wilt u 't' avondt liever spoên
+U tijtverlies, soo wilt u 't' avondt liever spoên
Wat vroegher, als u licht mijn beter dienst sal doen:
Stelt u brageeren* uyt soete Godin tot [371] t'avondt,
En neemt soo veel ghy nu te kort komt aen den avond;*
@@ -3269,7 +3237,7 @@ Maer siet haer Voester. Wat of haer dus vroech mach quellen?
DAIFILO.
Misschien, mijn Heer, ist om de staessy* te bestellen*,
-Die teghens uwe koomst moet heerlijk* zijn bereêt.
+Die teghens uwe koomst moet heerlijk* zijn bereêt.
TISIPHERNES.
@@ -3283,7 +3251,7 @@ Mijn Vrouw.
VOESTER.
- O groote Goôn!
+ O groote Goôn!
DAIFILO.
@@ -3332,7 +3300,7 @@ Die d'aertsche sinnen, en vernuft* te boven gaen?
TISIPHERNES.
-O Goön wat sal dit zijn?
+O Goön wat sal dit zijn?
DAIFILO.
@@ -3405,8 +3373,8 @@ Der Godinnen ghekroont met groene lauren telghen. [387]
D'ontspronghen vensters op* en kunnen niet verswelghen
Het helle licht waer van de volle kamer blaekt,*
Vloer, Want, Tapissery*, het welfsel [388] vlammen braeckt
-En alles sonder brandt, niet om [389] vernielen móórdich,
-Maer tot erkentenis des Godtheyts [390] teghenwóórdich.*
+En alles sonder brandt, niet om [389] vernielen móórdich,
+Maer tot erkentenis des Godtheyts [390] teghenwóórdich.*
De Sangsters schicken haer int ronde, en midden in
Den fraeyghevoechden ringh, verheft haer een Godin;
Granid' in als ghelijck; van* welgheschickte leden,
@@ -3425,10 +3393,10 @@ Sy wendt haer tot Granid' en goddelijcke zeden*
Ontsluyten haeren mondt, met dusdanighe reden;
Welck goddelijcke kracht [397]
Diep druckt' in mijn ghedacht*. [398]
-Granidá ontwaeckt, dat rust u buyten slaepe vinde, [399]
+Granidá ontwaeckt, dat rust u buyten slaepe vinde, [399]
Siet hier Minerva die noch inde wiech u minde,* [400]
-En haer ghenaede sandt. Geen mensch valt u te lót,
-Maer in des hemels throon, de Liefd een eewich Gódt.
+En haer ghenaede sandt. Geen mensch valt u te lót,
+Maer in des hemels throon, de Liefd een eewich Gódt.
Uw liefde tot de Liefd, doet Liefd in liefde blaken,
Die kiest u tot sijn Lief; ick sal het huwlijck maken,
Ghy sult de weerliefd zijn, sijn Bruydt, en sijn Godin,
@@ -3450,15 +3418,15 @@ Der neghen Sangsters, daer zy lieflijck onder queelen:
Plecken, daer
Nemmer last kan lust bevlecken.
-Soo ras sy desen sanck met spelen heffen óp*,
-Ontlaskt* sich het Palays tot boven in den tóp,
+Soo ras sy desen sanck met spelen heffen óp*,
+Ontlaskt* sich het Palays tot boven in den tóp,
Het gulde welfsel splijt, en de ghemetste dacken.
Granida voerens' op Olijf en Laurentacken,
Dus singend' hemelwaerts, al hooch, en hoogher heen,
Vervolcht van mijn ghesicht, tot dats' er uyt verdween.
Doe voechden sich 't ghebouw en alles in sijn stede,
Bedaerend'* als ick mee ten langen lesten deede.
-Suffe verbaestheyt van [403] mijn leên allensjens streeck,
+Suffe verbaestheyt van [403] mijn leên allensjens streeck,
Ick rees' en 't geen ick wel besien* had overkeeck.
Granidaes leeghe Coets tuycht dat der oude vrouwen
Ghesichten niet altijt voor droomen zijn te houwen.
@@ -3520,7 +3488,7 @@ Recht of ick my en haer meer goets, als ghy ons, jonde.
Men soeckt; [409] en soomen haer noch doodt noch levend vindt,
Soo neem ick 't blijcklijcxt aen, en houd dat sy besint*
Van een verheven Godt ten hemel is ghevaeren:
-Want de bescheyden* reên, en 't deftighe* verklaren
+Want de bescheyden* reên, en 't deftighe* verklaren
Des Voesters brengen 't mee, wiens troubevonden mondt
Noyt spreken was ghewoon versuft of onghegrondt.
Maer siet de Vrouwen daer, die brenghen nieuwicheden.
@@ -3536,13 +3504,13 @@ Met goddeliicke reuck vervult haer' gansche camer.
CONINGH.
-O gróóte Pallas, noyt was mensch u aenghenaemer*
+O gróóte Pallas, noyt was mensch u aenghenaemer*
Als Perseus door u jonst ghesegend wonderlijck;
En noch ter tijdt op sijn naesaeten in het rijck
'T welck van hem naeme voert, Godinne wijs van raede,*
Ghy duyren laet u jonst, en anhoudt u ghenaede.
Lof seechbare* Godin, Lof hooch verheven Godt
-Eewighe liefde, die [411] van aertsche bruyloft, tót
+Eewighe liefde, die [411] van aertsche bruyloft, tót
Een hemels huwelijck Granida comt verheffen,
Geen danckbaerheyt, geen lof u prijs can overtreffen.*
@@ -3552,15 +3520,15 @@ REY.
Geven dy,
Die u hooghe goetheyts straelen,
Door de dicke wolcken heen,
- Al beneên,
+ Al beneên,
Laet tot opter aerden daelen.
1434 Die op uwe [413] crachten let,*
Ende set
- Boven al op u het óóghe, [414]
+ Boven al op u het óóghe, [414]
Treckt u goetheyt overschoon
Inden throon [415]
- Des besonden hemels hóóghe. [416]
+ Des besonden hemels hóóghe. [416]
1440 Heylich, goedertieren, eel
Zydy heel,
@@ -3699,7 +3667,7 @@ DAIFILO.
TISIPHERNES.
Vertrouwen? ick vertrout nae desen nemmermeer.
-Ick sie wel 't en verheft maer,* om van boven neêr,
+Ick sie wel 't en verheft maer,* om van boven neêr,
Met ysselijcker slach 't verhevene te smijten;
Ghelijck den Arent trots, die [425] niet in stucken rijten
Den Schiltpad yserhardt met felle claeuwen kor,
@@ -3750,7 +3718,7 @@ Mijn Heer soeck het, ghelijck hy 't goedt vindt, te besadigen*.
CONINGH.
Ach luttel wenschend hart! luttel can u [440] beschadighen*.
-Ach wat onttreckt ghy, met begeerlijckheyts verhoên,*
+Ach wat onttreckt ghy, met begeerlijckheyts verhoên,*
Het speelsiecke gheluck al stofs om quaet te doen?
Dats Prinslijck, Daifilo, geen prinslijckheyt begeeren.
@@ -3825,9 +3793,9 @@ Siet hier de naesten wech, dit dient my in te slaen.
GRANIDA.
-1569 Vaert wel scepters, vaert wel, vaert wel verheven thróónen, [453]
+1569 Vaert wel scepters, vaert wel, vaert wel verheven thróónen, [453]
Verheven soo, dat my van uwe steylheyt yst,
-Vaert wel dwingend* ghewaedt, en al te sware [454] cróónen,
+Vaert wel dwingend* ghewaedt, en al te sware [454] cróónen,
Afgoden die met windt uw ydle dienaers spijst.
1573 Uw ydle dienaers ghy duysenderleye noot, breyt*, [455]
@@ -3840,15 +3808,15 @@ Die my te saemen smelt met een lief ander-ick;
Ick laet u warrich Hof, en kies voor soo veel stricken,
Een al veel strengher*, maer och hoe veel soeter strick!
-1581 Bedauwde bloemkens versch, en ghy bloosende [457] róósen
+1581 Bedauwde bloemkens versch, en ghy bloosende [457] róósen
Die uwen mantel groen nu effen open doet,
-Welcoom, en danck dat ghy verquickt mijn amelóósen,
+Welcoom, en danck dat ghy verquickt mijn amelóósen,
En afgepijnden* geest, met uwen aesem soet.
1585 Nu biggelt op het gras, en cruydtjens onbetreden,
Mijn laeuwe traentjens die den dauw soo wel ghelijckt;
Traentjens niet meer [458] van smart, niet meer van bitterheden,
-Maer van een teêr ghemoedt, dat schier van vreucht beswijckt.
+Maer van een teêr ghemoedt, dat schier van vreucht beswijckt.
1589 O boomen schaduw-mildt, ootmoedelijck laet daelen
Uw nygend' hooft, als ghy 't eerwaerdich aenschijn siet,
@@ -3865,7 +3833,7 @@ DAIFILO. GRANIDA.
DAIFILO.
Ach! om mijn vlieghend hart snellijcker [462] te doen spoeyen,
-Hoeftmen geen Vogeltjens noch nieuwe boôn te moeyen,
+Hoeftmen geen Vogeltjens noch nieuwe boôn te moeyen,
De liefde port dat staech, en drijft tot sijn Godin
Mijn eerwaerdighe Vrouw.
@@ -3889,7 +3857,7 @@ GRANIDA.
Ayme, mijn groote vriendt,
D'onwaerdeerlijcke [465] prijs, en uytghenomen* crachten
-Van uwe deuchden deên, dat noyt uyt mijn ghedachten
+Van uwe deuchden deên, dat noyt uyt mijn ghedachten
O Daifilo' u ghedaent van siel en lichaem ghingh,
T'sint ick door 's hemels ionst daer kennis af ontfing.
Het sal voor uw waerdy altyt te luttel vallen,
@@ -3898,7 +3866,7 @@ Wat ick u geven can.
DAIFILO.
En ick u niet met allen,
-Al 't mijn van recht en reên u toegheeygent wart.*
+Al 't mijn van recht en reên u toegheeygent wart.*
Ach mijn Godinne' hoe vol is van u al mijn hart!
GRANIDA.
@@ -3973,7 +3941,7 @@ Verschoont hem, woedt op my den oorspronck van het quaet.
ARTABANUS.
-Granida? jae Granidá. O wonderlijck verraet!
+Granida? jae Granidá. O wonderlijck verraet!
Wy sullen (wilt haer oock met banden vast belaeden)
De Princelijcke siel met beyder bloedt versaeden.
@@ -3990,7 +3958,7 @@ GRANIDA.
ARTABANUS.
-Gef* hem maer, gef hem maer, doot beter als ontvloôn.
+Gef* hem maer, gef hem maer, doot beter als ontvloôn.
GRANIDA.
@@ -4000,7 +3968,7 @@ TISIPHERNES. ARTABANUS. GRANIDA. DAIFILO.
TISIPHERNES.
- Houdt, houdt op wert u gheboôn,
+ Houdt, houdt op wert u gheboôn,
Houdt op, houdt op 't ghekrijs, vechters, en scheydt u drangen*. [474]
ARTABANUS.
@@ -4086,7 +4054,7 @@ Wat oorsaeck inder nacht my daer ontrent mocht jaeghen;
Ghevraeght heb ick ontdeckt [483] van mijn ghemoedt de grondt,
Waer op, o mijn Godin, ghy blijcken liet terstondt
De jonst die ghy my droecht, door dien ghy van te veuren
-De róóck van mijne vlam wel hadt cunnen [484] bespeuren.
+De róóck van mijne vlam wel hadt cunnen [484] bespeuren.
Te laten, boodse my haer Conincklijcke staet,
Om met my naer het landt [485] te trecken op ter daet*;
Onwaerdich kend' ick's my, en hiel de swaricheden
@@ -4095,7 +4063,7 @@ Vertoochden* my haer liefd', en dat zy bet met mijn
Soo cleenen staet, als met een Prins vernoecht souw zijn. [486]
Den Hemel zy ghetuygh van 't gheen dat ick oorkonde*, [487]
Dat ick, tot die tijdt toe, Granid' aen niemant jonde, [488]
-Als u, mijn Heer, want mijn ghedacht dus hóóch niet steegh.
+Als u, mijn Heer, want mijn ghedacht dus hóóch niet steegh.
Maer, doen ick onderrecht van haer, 't ghevoelen creech
Dat dit haer best sou zijn, bestond ick het ten lesten,
(De Goden weten 't) meer om haer, als mijnen besten. [489]
@@ -4238,8 +4206,8 @@ REY VAN IOFFEREN.
'Tgeen den hemel mercklijck drijft.
1807 Lang, al lang ghenoech gheleden,*
- Blijcx ghenoech van vaste tróuw;
- Dat uw overleden* róuw [504]
+ Blijcx ghenoech van vaste tróuw;
+ Dat uw overleden* róuw [504]
Dien tot meerder vrolijckheden.
1811 O gheluck zijdt eenmael sadt,
@@ -4426,7 +4394,7 @@ gebracht gaen op haer wijsen oft sulcken maet datmen 'er lichtlijck
wijsen op stellen kan. De maet der doorgaende regelen is die van
d'Italiaenen ende Franchoijsen, voornaemste tongen der Christenen in
sprekens gebrujck: dewelcke de lanckheit der silben naer de bijclanck
-nemen: ende sijn tot een voorbeeldt wt de voornaemste Poëten hier
+nemen: ende sijn tot een voorbeeldt wt de voornaemste Poëten hier
bij gestelt etlijcke stucken van regelen, sulx als genoech is; want
de rest gaet op gelijcken voet. De lange silben zijn dus geteeckent
-- de corte dus \_/.
@@ -4443,7 +4411,7 @@ Gemeene maet.
TASSO. Col senn' et con la mano
ARIOSTO. Finir quant' ho promesso
BERTAS. Mais tout cela n'est rien
- RONSARD. Mortellement blessé.
+ RONSARD. Mortellement blessé.
Eerste verandering.
@@ -4472,7 +4440,7 @@ Derde verandering.
PETRARCHA. Sotto biondi capei
TASSO. Canto l'arme pietose
ARIOSTO. Senza spad' ad oprar
- BERTAS. Tire l'ir' a l'iré
+ BERTAS. Tire l'ir' a l'iré
RONSARD. Une belle prison.
@@ -4510,7 +4478,7 @@ en hoorende versuchten) neemt het selve op etc.; de bepaling bij
"passeren" nl. "onder het venster" zouden wij b.v. achter "hem"
verwachten; Hooft echter tracht door een relatief den zin nauw aan den
voorafgaanden te verbinden en veroorlooft zich daartoe deze bepaling
-("onder de welcke") vòòr het subject van den geheelen zin te plaatsen.
+("onder de welcke") vòòr het subject van den geheelen zin te plaatsen.
I. 73. "de welcke den eersten--gevangen worden, om opgheoffert te
zijn": dooreenloopen van twee constructies; vgl. de variant.
@@ -4524,8 +4492,8 @@ als de "grammatische" voortzetting van 25-26. Immers in 25 is
"oft" onderstellend, in 26 voorwaardelijk ("en zoo het dan maar
niet uitlekte"), alzoo een dichterlijke samentrekking van twee
ongelijksoortige zinnen: de "logische" voortzetting ware b.v. "dan
-was het nog niet zoo héél erg, want wat een genot zou ik er voor
-gehad hebben--van wat genot zou dit boschje dan kùnnen vertèllen".
+was het nog niet zoo héél erg, want wat een genot zou ik er voor
+gehad hebben--van wat genot zou dit boschje dan kùnnen vertèllen".
28. boelage: vgl. 4-6, en 380 in de Rey van Iofferen. Vergelijking
dezer plaatsen voert ons tot dit resultaat: het onderscheid
@@ -4536,7 +4504,7 @@ waarbij men zich tot standvastige trouw verplicht houdt: boelage is
"vryage sonder meenen". Boelage echter gaat licht te ver en daarom
zoekt D. geestig in 4-6 haar minnespel als vrijage te definieeren:
zij is minder lichtvaardig. Het algemeene begrip van het zinnelijke in
-de liefde ligt in "minne", terwijl "liefde" in Granida op het ideëele
+de liefde ligt in "minne", terwijl "liefde" in Granida op het ideëele
in den omgang der geslachten ziet: een volkomen liefde bestaat er in
't ineenvloeien van minne en liefde. Vrijage en boelage nu zijn beide
"minne"; vrijage is ernstiger gemeend, boelage is spel, schuldig of
@@ -4560,7 +4528,7 @@ weergegeven met: Sijn bruyn zy niet mis-presen, Kraeck-bezien zijn
bruyn, vioolen mede. Bato (in Hoofts treurspel) spreekt (Leendertz
II, 389) de lijkbaar aan met: o baer bekleedt met bruine doecken. Ook
bij R. Garnier: Juifves, 1536 brunissantes soirees; 1788 Vous verrez
-un orage Nous embrunir le jour. Nog heden: à la brune = au déclin du
+un orage Nous embrunir le jour. Nog heden: à la brune = au déclin du
jour.--Vgl. de variant, 819, 1234. Vgl. Bilderdijk.
32b. maar zoo hij mij dan eens niet vond.
@@ -4572,7 +4540,7 @@ in de Middeleeuwen, 653: nu op de Koninkl. Bibliotheek. Le Jeune deelt
het mede, blz. 133, maar vol fouten--zoo onbetrouwbaar mogelijk; hij
maakt b.v. "Wijst mijn brak toch op het wild" van "Weest mijn brack,
doet op het wilt". Sommige bladen van dit H.S., dat de amoureuze
-ontboezemingen van H. Beaumont bevat en verder poëzie-album is (ook
+ontboezemingen van H. Beaumont bevat en verder poëzie-album is (ook
b.v. Hoofts Vluchtighe nimph en het Liedeken van Tobias in Van Manders
Gulde Harpe en het Tweede Amoureus Liedtboeck 1605, 111-113 komen er
beide met varianten in voor)--hebben een jaartal: b.v. 32 r: 1593;
@@ -4580,13 +4548,13 @@ beide met varianten in voor)--hebben een jaartal: b.v. 32 r: 1593;
van de gedichten van Hooft is hier niets uit op te maken. Er is meer
dan eene hand in. Met dezelfde hand geschreven zijn fol. 117-118
Vluchtighe nimph, 118-119 Windeken daer dit bos af drilt, 119-121
-Snelle gedachten staet wat stil dat à la Hooft ook is; nog de drie
+Snelle gedachten staet wat stil dat à la Hooft ook is; nog de drie
liedekens die er op volgen, en het lied fol. 100-103. Met deze hand
heeft veel overeenkomst die van fol. 152-153, gedateerd 1601. Noch
uit schrift noch uit zinspreuken ook is iets te concludeeren. Le
Jeune dateert het "Windeken" zoo maar met 1593 (zie boven).
-85. Nú súldy hier met ghéén een kúsjen óf rákèn: een soort chooljámbe
+85. Nú súldy hier met ghéén een kúsjen óf rákèn: een soort chooljámbe
(d.i. hinkende jambe), 't helsch makende jambische spotvers van 12
syllaben uitloopend op trochee of spondee.
@@ -4595,18 +4563,18 @@ syllaben uitloopend op trochee of spondee.
Men stelle zich voor 't gebaar van Daifilo of hoe een moderne Daifilo
dat zeggen zou, ook in zijn gewoon, ons aller proza: in niet te vlugge,
eer langzame kadans, vinger-dreigend, hoofd-nikkend, eindigend in
-langzaam: óf-rá-kèn; kèn met bij-toon. Hooft kende de chooljambe uit
+langzaam: óf-rá-kèn; kèn met bij-toon. Hooft kende de chooljambe uit
zijn studie en lektuur van de Klassieken (Hipponax, Horatius!). In
de Duitsche Litteratuur zijn er bekende aardige voorbeelden van
-(bij Rückert).
+(bij Rückert).
100. schuw = schu, in rijm op nu, 98. De echte Hollandsche vorm nog
altijd: u vader, zwalu, ru. Vgl. 96-97.
101. groen: Kil. recens; juvenis; groen visch recens
piscis fluviatilis, groen vleesch caro recens; non salita,
-Lat. viridis. Fr. la verte jeunesse: vert se dit du jeune âge que
-l'on compare à la verdure du printemps. (Littré.)
+Lat. viridis. Fr. la verte jeunesse: vert se dit du jeune âge que
+l'on compare à la verdure du printemps. (Littré.)
129. gnorten: Noord-Hollandsche, eigenlijk Westfriesche woordvorm
(gn!) als gnap (netjes, mooi; = knap) e.d. Noord-Hollandsche tongval
@@ -4614,7 +4582,7 @@ l'on compare à la verdure du printemps. (Littré.)
van de taal van Hooft en andere schrijvers.
134. In 't volgende, ook elders in Granida, mooie verzen met
-trochaeïsche en daktylische elementen.--In het rythme verdwijnt
+trochaeïsche en daktylische elementen.--In het rythme verdwijnt
meermalen de laatste syllabe van Daifilo en Granida, maar de apostrofe
die de elisie (uitstooting) van den klinker aanduidt, is dikwijls
vergeten: Daifilo ick is = Daifil'ick. Vgl. 270: Ick ben Granida
@@ -4649,7 +4617,7 @@ voelen werken, die aan den dag leggen, en daar "tierig" en dartel van
worden. Vgl. Bilderdijk, Leendertz, Kollewijn, Slothouwer. Vgl. nature
(Mnl. Wdb., IV, 2202) in den zin van geslachtsdrift: "Die man
verliest [door onmatigheid] sine nature"; en nature in den zin van
-"de genitaliën" (nog in de volkstaal).
+"de genitaliën" (nog in de volkstaal).
217. maar wel: al kan het niet uitspreken, hoezeer het verlangt.
@@ -4688,7 +4656,7 @@ beslommeren: zich met iets beslommeren.
zich met iets bezig houden. Voor heeft hier, zooals ook uit het
verband met 306 blijkt, de nuance van "in de plaats van".
-355. als grootachtbaar geëerd.
+355. als grootachtbaar geëerd.
357. om lieffelijck de Werelt te verbasen: tegenstelling tot 351-352.
@@ -4705,7 +4673,7 @@ Woordenboeken op Hooft): "tygheset" is wat afhangt van het seizoen,
van het seizoen afhankelijk iets (en dat seizoen is de Lente, vgl. in
den dialoog van Daifilo en Dorilea, 205 en vervolgens), terwijl de
menschen die eenmaal buiten de natuur gegaan zijn, ten allen tijde
-door verliefdheid gekweld worden: dààrom ook mag hun lusten hun een
+door verliefdheid gekweld worden: dààrom ook mag hun lusten hun een
wet zijn: de natuur zelf regelt al hun behoeften nog (zie 313).
384. schaduthroons: Woordspel--het woord moet hier ongetwijfeld
@@ -4719,11 +4687,11 @@ die in zijn beschrijving van het Hol van Plato, Hertspieghel III,
70-118, de aardsche dingen, omdat ze niet dan de schaduwbeelden
van werkelijkheid (zie de voorstelling op zijn prent van het "Antrum
Platonicum" van 1604, te vinden in de uitgaven van den Hertspieghel van
-H. Wetstein 1694 en Pieter Vlaming 1723) en dus ijdel, onreëel zijn,
+H. Wetstein 1694 en Pieter Vlaming 1723) en dus ijdel, onreëel zijn,
schaduw-dingen, "schaduw-goed" noemt en de liefde tot deze dingen
"schaduw-min": zoo zegt hij van den gastronoom, dat hij "ghuwt
na schaduw-taart en vla met open mond": de overdrachtelijke en de
-eigenlijke beteekenis zijn hier één, en de prent geeft de etymologie
+eigenlijke beteekenis zijn hier één, en de prent geeft de etymologie
van het woord: men ziet de schaduwen op den muur. Het begrip van de
onwaarde van dingen die maar vleien met wezenlijkheid, wordt elders,
ook bij Spieghel, uitgedrukt met woorden als "valsch", "ijdel",
@@ -4745,7 +4713,7 @@ appel een symbool van liefde. Appels schenken, met appels werpen,
een appel met elkaar eten was liefdesbetuiging; van appelen droomen,
liefdesgeluk. Verliefde vrouwen zenden, volgens Lucianus, aangebeten
appels aan hun beminden. Bij de Atheners beval een wet van Solon de
-pasgehuwde vóór den bruidsnacht een kweeappel te eten. Aphrodite
+pasgehuwde vóór den bruidsnacht een kweeappel te eten. Aphrodite
werd wel met een appel op de hand voorgesteld. In de Idyllen van
Theocritus is dikwijls van de gebruiken sprake, die Hooft in zijn
lied te pas brengt; vgl. vooral Ecl. III, 64.
@@ -4769,7 +4737,7 @@ I, 45-47.--Men vergelijke in Granida 1377 ick rees', 1516 ick coos'.
449a. Argeloosheid die niemand belaagt, bij wie het veilig is.
488. Als zoo menige andere plaats in Granida is ook deze proverbiaal:
-zie de Litteratuur bij Harrebomée, Spreekwdb i.v. hoveling. Bij Roemer
+zie de Litteratuur bij Harrebomée, Spreekwdb i.v. hoveling. Bij Roemer
Visscher, Sinnepoppen 1614, LIX van het Tweede Schock, wordt onder
het opschrift "Jong Hoveling, out schoveling" door een prentje met
een weggeworpen ruiker naast een ruiknr in zijn vaas, aangewezen hoe
@@ -4813,7 +4781,7 @@ van zeer ouden oorsprong is. Bij top, tol, mol gaat de mond verder
open (de kaakhoek is grooter), 't geluid is anders dan bij op, vol,
wol, (Hollanders hebben altijd den klank van op, vol, ze hooren het
verschil niet). Rondom 1600 nu duidden sommige schrijvers 't geluid
-van tol, top aan met het accent. Spieghel had zoo te doen vóórgesteld,
+van tol, top aan met het accent. Spieghel had zoo te doen vóórgesteld,
maar 't werd geen algemeen gebruik. Nu en dan komt het in Hooft's
schrijven nog te voorschijn. Zie over die verschillende o-klinkers en
die onderscheiding het voortreffelijke proefschrift van Dr. K. Kooiman,
@@ -4831,7 +4799,7 @@ albugo) of schil-gezicht".
511. 511-512 bevat de toelichting tot "dat sy niet kan" in 510. "Dat"
in "dat kan zy niet" 511b slaat op "sy wil al willen dat ghy
wilt". 511a; "het" in "soo langh ghy 't haer verbiedt" 512b slaat op
-het één willen zijn, waarvan in deze regels sprake is: "dat sy niet
+het één willen zijn, waarvan in deze regels sprake is: "dat sy niet
kan" 510 is dus aan te vullen met: zonder te sterven. Vgl. Kollewijn,
Slothouwer.
@@ -4845,18 +4813,18 @@ man". Vgl. 526 (se: dien naam; "met dienstbaarheid": tegelijk met
de dienstbaarheid)'
534. "U" is accusatiefvorm in Nominativo. Vgl. "als ik hem was". Zin:
-kan ik niet één zijn met u, dan zal ik tenminste uw eigendom
+kan ik niet één zijn met u, dan zal ik tenminste uw eigendom
zijn. Vgl. 504, 507-508.
-541. 't Rythme is niet: van haere schóónheytsstrael, alsof we hier met
+541. 't Rythme is niet: van haere schóónheytsstrael, alsof we hier met
de samenstelling schoonheidsstraal te doen hadden. Hare schoonheyts
is hier vooropgebrachte tweede naamval: dus = van den straal van
-hare schoonheid; 't rythme is dus: van haere schóónheyts stráél,
+hare schoonheid; 't rythme is dus: van haere schóónheyts stráél,
gelijk accent op schoonheid en straal. Vgl. 913: niet: van bey de,
-Véchterssielen, maar: van bey de Véchters sielen. En 679 waar in Uw
+Véchterssielen, maar: van bey de Véchters sielen. En 679 waar in Uw
groove lichaems kracht niet het woord lichaamskracht bedoeld is:
-'t rythme is: Uw gróóve líchaems krácht, evenzwaar accent op de drie
-syllaben. In 803 is niet te lezen Vriéndenkeur, maar: Vriénden kéúr;
+'t rythme is: Uw gróóve líchaems krácht, evenzwaar accent op de drie
+syllaben. In 803 is niet te lezen Vriéndenkeur, maar: Vriénden kéúr;
vrienden is de vooropgebrachte tweede naamval van 't meervoud.
543. eyndelijck bescheyt: afdoend (definitief) antwoord.
@@ -4899,7 +4867,7 @@ liefde tegenover de zinnelijke stelde. Vgl. 501-505, 774-794,
beteekenis dan nu: een en al genietende bewondering zijn.--572. het
minst: iets, al is het ook nog maar zoo weinig.
-578. heerschappie: viersilbig, 't zij heerschappië, 't zij heer
+578. heerschappie: viersilbig, 't zij heerschappië, 't zij heer
schappije waarover Aant. 970.
605. Arsaces, grondvester van het Parthisch rijk.--Wiens slaat terug
@@ -4912,7 +4880,7 @@ gastmalen der Ouden. Bij hun drinkgelagen bestrooide men ook vloer
en rustbedden met rozen.
630. Wilt gij den koning vervangen? Het is alsof S. (de verwijfde
-laatste koning van Assyrië) A. (den geweldigen titan der Grieksche
+laatste koning van Assyrië) A. (den geweldigen titan der Grieksche
Mythologie die den hemel op zijn schouders torst) wil aflossen.--631:
"Goden past op uw hals, straks stort heel uw Hemel in!"
@@ -4952,7 +4920,7 @@ gesteld zijn.
679. sonder belul: behoort bij kracht; "groove" bij lichaam.
-684. ken ick haer: met eenigen klemtoon op "ick" en mèèr klemtoon op
+684. ken ick haer: met eenigen klemtoon op "ick" en mèèr klemtoon op
"haer" (let op het woordspel)'
690. oordelaers: de tweede syllabe is toonloos, evenals in "oordlen"
@@ -4963,7 +4931,7 @@ gesteld zijn.
722. van dien: "dien" is datief van dat; slaat op "het schoone" 720.
-727-30. Constructie, daaruit ontstaan dat twèè constructies door
+727-30. Constructie, daaruit ontstaan dat twèè constructies door
elkaar gedacht worden (contaminatie): maer leyden moet etc." doet
onderstellen een voorafgaand: waartoe dient het den Herder zoo hoog
te staan, daar gij hem toch niet tot Heer moogt kiezen (--maar uw
@@ -4994,17 +4962,17 @@ der blaas-instrumenten in tegenstelling met de zachte tonen
der teedere d.i. gevoelige, licht bewogen snaren van het
strijk-instrument. Vgl. Pels, Horatius' Dichtkunst (Ed. van de Werken
van N. V. A. 1707, bladz. 17): De plicht der Reije was, het zy ze zong,
-óf speelde Op wind-, of snaartuig.
+óf speelde Op wind-, of snaartuig.
-757. In regel 757 vormt spel en sang-menging één enkel woord:
+757. In regel 757 vormt spel en sang-menging één enkel woord:
spel-en-sang-menging == 't edele mengen van spel-en-sang. Spel en sang
zijn samen het eerste lid van de samenstelling.--Eenigszins anders is
-het met 756. Gerythmeerd moet: Van ménsch of vógels kéél; niet: Van
-mensch of vógelskeel. Fr is hier niet een samengesteld woord; mensch
+het met 756. Gerythmeerd moet: Van ménsch of vógels kéél; niet: Van
+mensch of vógelskeel. Fr is hier niet een samengesteld woord; mensch
of vogels is vooropgeplaatste tweede naamval, vgl. Aant. 541. Rondom
1600 kon mensch wel gelden als genitief, zooals ook vleesch (des
vleesch). gras ("een bloem des gras"), maar waarschijnlijker is
-misschien dat de tweede naamvals-s hier bij mensch of vogel sámen
+misschien dat de tweede naamvals-s hier bij mensch of vogel sámen
behoort (naar Hooft's bedoelen), m. of v. als eenheid genomen; of is
hier vrijwel gelijkwaardig met en.
@@ -5026,7 +4994,7 @@ behoort bij "reucken".
783. "Dees lusten" slaat op str. 2-6; "al deze lusten en duizend
dergelijke, zooveel er zich maar werkzaam toonen en (a.) bevrediging
-vragen (of, b.: zich zòèken te bevredigen), de tallooze manieren
+vragen (of, b.: zich zòèken te bevredigen), de tallooze manieren
waarop wij ons trachten te vermaken en ons eenig geluk trachten te
verzekeren--dat alles moet wijken voor de ideale liefde",--die nu
beschreven wordt. De zin met "als" is hier relatief genomen (==
@@ -5049,7 +5017,7 @@ hij spreekt van zijn landbedijken in "Brittenland", oeffeningh,
als blijkbaar synoniem van ongemak, met de beteekenis "inspanning",
"moeite" (vgl. de oude beteekenissen van arbeid, die van moeien,
bemoeien, van winnen, van labor en chamno). Vgl. nog Verdam,
-Mnl. Wdb. op oefenen. "Handtgebaer" is "bezigheid", "doen"; zóó
+Mnl. Wdb. op oefenen. "Handtgebaer" is "bezigheid", "doen"; zóó
vindt men het meermalen in de Nederl. Hist. en Hendrik de Grote; zie
Oudemans, Wdb. op Hooft. Het is boven weergegeven als: bezig zijn
(om zich te amuseeren). De kracht van "nochtans" 787 is: hoe te
@@ -5060,7 +5028,7 @@ oefenen == "operari", asemen = "leven" en geeft den regel aldus weer:
"als er maar in ons mogen werken, leven".
803. Vrienden als vooropgebrachte tweede naamval. Niet te lezen:
-daer vriéndenkeur maar daer vriénden kéúr.--Vgl. hiervóór Aant. 541.
+daer vriéndenkeur maar daer vriénden kéúr.--Vgl. hiervóór Aant. 541.
824. gheluck: de toevallige uitslag van het tweegevecht.
@@ -5087,19 +5055,19 @@ in ijdele redeneeringen is gelegen?
932. Al verleende Vulcanus het door zijn tooverkunst dubbele hardheid.
-934. Het is niet de zorg voor zijn wapenrusting, die hem ophoudt. Dàcht
+934. Het is niet de zorg voor zijn wapenrusting, die hem ophoudt. Dàcht
hij zoover (nl. aan zijn wapenrusting, om werkelijk tegen mij op te
-treden): als hij maar zoo ver dacht! maar dat dòèt hij niet: Ik acht
+treden): als hij maar zoo ver dacht! maar dat dòèt hij niet: Ik acht
veeleer etc.
-949. ghewenscht: vgl. Lat. optatus, Fr. désiré, Hd. erwünscht.
+949. ghewenscht: vgl. Lat. optatus, Fr. désiré, Hd. erwünscht.
963. 't Zal noodig zijn, dat ik u de blijde maar verberge, opdat de
heftigheid der blijdschap niet te veel verge van uw, door overmatige
vreugd ingenomen hart en uw verteederd gemoed niet te sterk
aantaste. "Van nood" 960 = noodig. "Swack" = sterk aangedaan, week.
-970. heerschappie: d.i. heerschappië, viersilbig, blijkens al de
+970. heerschappie: d.i. heerschappië, viersilbig, blijkens al de
volgende vijfsilbige laatste regels. Dit heerschappie stelt de vraag
aan de orde of het teeken ij in Granida de waarde ie heeft, wat het
oorspronkelijk had. Regel 1045-1047 keeren zije--strijen--Heerschappije
@@ -5108,10 +5076,10 @@ zou 970 i drukfout kunnen zijn voor ij, maar blijkens het Handschrift
(Leendertz II, 175) was het schrijf-afwijking, ouder nog niet verdwenen
schrijfwijs; in 't toenmalige schrijven kan i voor ij staan. In
de i van 970 hebben we geen steun voor de meening dat we zi-je,
-stri-je zouden te lezen hebben. Maar, ook ij hád eenmaal de waarde i
+stri-je zouden te lezen hebben. Maar, ook ij hád eenmaal de waarde i
(ie). Of echter rondom 1600 in Amsterdam nog met ie-klank gesproken
werden de woorden die in 't schrijven ij hadden, dan wel reeds een
-ei-klank gehoord werd (de waarde van 't oude ij-teeken was dan metéén
+ei-klank gehoord werd (de waarde van 't oude ij-teeken was dan metéén
veranderd), daarover zijn de meeningen verdeeld, uitgemaakt is dit
niet. In 't laatste geval zou 't eerste heerschappie, 970, eenvoudig
gelijk 1047 en dus i = ei zijn; in 't eerste zou Hooft's ij-teeken de
@@ -5139,22 +5107,22 @@ naar een anderen kant.
1096a. En al was dat niet zoo.
-1100. Dit vers te lèzen: Daifil'. Hij keert.--Hy keert. Aym' Ayme! Wat
+1100. Dit vers te lèzen: Daifil'. Hij keert.--Hy keert. Aym' Ayme! Wat
beswaer: "Ayme" met toonlooze e.--Toch wel = ai mij.
1102. Geen leed zou mij dan kunnen krenken; tenzij het ook u trof.
1112. Oud-Hollandsch is aan 'n zijde gaan, met het lidw. van
onbepaaldheid; wij zeggen het met het bepalende lidwoord: aan de kant
-gaan. Alzoo een niet = één.
+gaan. Alzoo een niet = één.
1118. Daifilo roept de voester om bijstand: hij begrijpt niet wat
haar scheelt; in haar uitroep is iets dat hem beangst maakt.
1136. u slavernije: u ootmoedig te dienen. Vgl. 1603, 1610.
-1144a. Hoe wel: mogelijk niet te lezen als ons, "hoewel", maar hòè
-wèl = hòè zeer.
+1144a. Hoe wel: mogelijk niet te lezen als ons, "hoewel", maar hòè
+wèl = hòè zeer.
1160a. Zoo duur mogelijk.
@@ -5170,7 +5138,7 @@ jagers-uitroep (bij 't ontdekken van de haas) "waar'k'em
weet!". ("werkenweet") 't zelfde gebruik van waar en zelfde zinsvorm?]
1245. Reeds de Ouden hielden morgenster (Lucifer) en avondster
-(Hesperus) voor één en dezelfde en noemden haar de ster van
+(Hesperus) voor één en dezelfde en noemden haar de ster van
Venus. Hesperus werd in den Griekschen bruilofszang gevierd, als de
geleider van den optocht, die de bruid 's avonds naar het huis van den
bruidegom voerde; vgl. Vergilius, Ecloga VIII, 29, 30: vgl. 1247-1252:
@@ -5185,7 +5153,7 @@ Nimphe laet ons met gheneught Slijten onse jonghe jeught.--1252
identificeert Hooft hier de ster met Venus zelf, en dan is "Godtheyt"
op te vatten als in Aant. 1251 is uitgelegd.
-1250. aen den avondt: òf "a. d. a." is "van avondt"; òf "aent" behoort
+1250. aen den avondt: òf "a. d. a." is "van avondt"; òf "aent" behoort
bij nemen = "nemen van"; (de ww. van nemen, ontvangen, verzoeken,
hebben Mnl. "aan" = "bij": nog in "ontleenen aan", "een voorbeeld
nemen aan" e. d.; vgl. Mnl. Wdb. I, 68-69).
@@ -5204,7 +5172,7 @@ Godin zelve. Vgl. A. 1245.
1289b. van wythgenomen sinnen: van niet alledaagsche enigingen.
1313. 's Nachts rust het lichaam van de vermoeienissen van den dag:
-toch komen de droomen dan, buitentijds, den gèèst kwellen met het
+toch komen de droomen dan, buitentijds, den gèèst kwellen met het
leed en de moeite (arbeid), die over dag het lichaam plagen.
1323. de volle kamer: waar de kamer vol van is en geheel blaakt.
@@ -5214,9 +5182,9 @@ mocht worden.
1331a. Oly-kleurt ghesicht: oogen met den glans der olijf; zie
variant.--H. geeft met dit epitheton het glaukopis (Athene)
-van Homerus weer: welches einen eigenthümlichen leuchtenden Glanz
-der Augen ausdrückt, einen ahnlichen Glanz wie den des Mondes, der
-schimmernden Meeresflache, der Blätter des Oelbaums (Preller, I, 154;
+van Homerus weer: welches einen eigenthümlichen leuchtenden Glanz
+der Augen ausdrückt, einen ahnlichen Glanz wie den des Mondes, der
+schimmernden Meeresflache, der Blätter des Oelbaums (Preller, I, 154;
vgl. ald. de schildering van het uilenoog 155). Dit laatste helpt
op weg: Inderdaad geldt glaukos ook van de elaa, den olijfboom en
zijn vrucht en van het elaion, de olijvenolie. Glaukos staat ook bij
@@ -5229,7 +5197,7 @@ ooch". Dat de Dichter juist op olijfkleurig komt, is begrijpelijk:
Athene staat in de nauwste betrekking tot den olijfboom: op niet
ongewone wijze wordt het attribuut der godes hier, per metonymiam,
in verband gebracht met haar oogen. De jambische maat deed oly-kleurt
-voor olijf-kleurt kiezen; vgl. Six van Chandelier, Poësy 1657: Daar
+voor olijf-kleurt kiezen; vgl. Six van Chandelier, Poësy 1657: Daar
vaart Messias van de oliheuvels top (12); Het zy ontrent het dal van
Josafat,--Of langs den bergh, naa 't blad--Van d'olipruim genoemt,
(104); Hoe springht de bergh en 't olibosch? (Hemelvaartssangh 496);
@@ -5267,7 +5235,7 @@ Cats, Spiegel v.d. Ouden en Nieuwen tijdt, deel I, Liefdes Kortsprake,
staat van de jonge maagd: "Isse teer, swack, en bleyck? denckt datse
bequamer is om het pack der liefden, als om meulesteenen te dragen;
gelooft de Medecijnen en Natuyr-meesters, die hier in klaer spreken, en
-zijn gewoon te seggen: Pasles couleurs, désirs mal accomplis: Vrysters,
+zijn gewoon te seggen: Pasles couleurs, désirs mal accomplis: Vrysters,
't bleyck van uwe wangen Koomt van eenigh soet verlangen; Fille pasle,
Demande le masle: Pleycke verwen, Paren of sterven. Zie nog Taal en
Letteren VII, 209. Granida verkeert in uiterste verliefdheid, Minerva
@@ -5327,9 +5295,9 @@ oorspr. beteekenis van bedaren zou kunnen geweest zijn. In 't Friesch
ook: "terecht komen" immers: "waar is dat bedaard?"
1395. wel geeft den zin de kracht van: 't Is toch niet mogelijk,
-dát kan toch niet, dat Gij mij zoo oud hebt laten worden om....
+dát kan toch niet, dat Gij mij zoo oud hebt laten worden om....
-1411. bescheiden reên: duidelijk verslag.
+1411. bescheiden reên: duidelijk verslag.
1419-1422. mensch = eenig mensch.--In de mythologische geschiedenis
van Perseus komt ook Pallas Athene voor; en Perseus werd ook met het
@@ -5337,8 +5305,8 @@ Perzenrijk in verband gebracht.
1427. u prijs: vgl. 1603 uw minste dienst, 1695 haer dienst: "u", "uw",
"haer" noemen het object in het werk woordelijk begrip, zooals Spagnens
-haet in Huygens Aan de vrije Nederlanden = haat tègen Spanje. In
-1542 kàn sijn wraeck ook ànders opgevat. Vgl. Spaens Heidinnetje,
+haet in Huygens Aan de vrije Nederlanden = haat tègen Spanje. In
+1542 kàn sijn wraeck ook ànders opgevat. Vgl. Spaens Heidinnetje,
Zw. Herdr. I, Aant. 918 en 625.
1434. crachten: de Liefde wordt hier voorgesteld als een god en
@@ -5362,27 +5330,27 @@ niet ik.
1470. Vaetse: d.i. vatse (vaten is vatten): nl. de reden waarom
de Fortuin zoo handelt: zie 1466-1470; vgl. ook 1477: "gij duidt
(legt uit) het doen van het Geluk verkeerd, wilt niet naar reden
-luisteren". In 1466-1470 wordt reden dan in tweeërlei zin genomen,
+luisteren". In 1466-1470 wordt reden dan in tweeërlei zin genomen,
in 1466 nl. is het = ons rede, verstand, redelijkheid, vervolgens
ons reden grond, beteekenissen die beide aan reden eigen waren in de
oudere taal. Bij Hooft, als bij Vondel (vgl. v. Helten Vondel's Taal,
I, 82) is het singulare reden meestal = verstand, rede, billijkheid,
-redeneering, reden, grond (plur. redenen en reên) en het plurale reden
+redeneering, reden, grond (plur. redenen en reên) en het plurale reden
meestal = woorden, redeneering (sing, rede; 't staat bijna altijd in
-'t meerv., dat ook reên luidt). Vgl. nu het Gloss. op rede en reden,
+'t meerv., dat ook reên luidt). Vgl. nu het Gloss. op rede en reden,
de plaatsen aldaar. Toch vindt men 't wel eens andersom. En somtijds
kan men niet eens zeggen met welk van de beide woorden men te doen
heeft, wat z'n oorzaak o.a. ook hierin heeft, dat zoowel reden als
rede de beteekenis van "redeneering" hebben kan, zooals ook wij bij
-redeneering dàn meer aan de woorden, dàn meer aan het redebeleid
-denken, dàn weer niet eigenlijk onderscheiden,--waardoor ook de
+redeneering dàn meer aan de woorden, dàn meer aan het redebeleid
+denken, dàn weer niet eigenlijk onderscheiden,--waardoor ook de
pluralis reden = den singularis reden kan worden. (vgl. 1707). Soms
-kan men te doen hebben met den Infinitief reden (vgl. 1674). Reên 861
+kan men te doen hebben met den Infinitief reden (vgl. 1674). Reên 861
is wel plur. v. reden, grond. Reden 599 kan ook plur. van rede zijn,
dat dan hier de beteekenis van "grond", "aanspraak" = reden heeft.
-1471. Hoe nu toe?: XVIIde-eeuwsche uitdrukking (ook hoe dàn toe?) met
-de kracht van "wat nu?" ("wat dàn?"), "hoe nu?" ("hoe dàn?") [zie
+1471. Hoe nu toe?: XVIIde-eeuwsche uitdrukking (ook hoe dàn toe?) met
+de kracht van "wat nu?" ("wat dàn?"), "hoe nu?" ("hoe dàn?") [zie
1633], "wat moet ik nu?", "wat zal er nu gebeuren?". Hier, 1471,
is men geneigd, met het oog op het antwoord (vgl. ook 1509-1513, te
omschrijven: "waar moet dat naar toe?", "waar moet dat heen?" en met
@@ -5410,7 +5378,7 @@ A. 1520.) Vgl. A. I. 32.
1520. doet behaghen = behaagt; subjekt is "Een lagen harders
rust". Vgl. Mnl. Wdb. i.v. doen (II 234-235). Gewoon in Duitsche
dialekten; vandaar in het volksaardige lied; en bij Heine:
-"Sie--Thät nochmals durch das Fenster sehn"--; bij Zach. Werner:
+"Sie--Thät nochmals durch das Fenster sehn"--; bij Zach. Werner:
"Das grosse, das ich that vom Vater erben"--; Doch war's, als ob
sein Geist sich zwischen uns that schieben". Er is iets voor te
zeggen, dat ook 1730 zoo is op te vatten. Denk aan 't gebruik van
@@ -5423,7 +5391,7 @@ do in t' Engelsch. Vgl. voor het recht verstand van deze vervoeging
Begin Vijfde Bedrijf: De geest van Ostrobas verschijnt aan Artabanus
in den droom. Dit soort verschijning komt ook voor in Hooft's Geraerdt
van Velsen en Bato en in vele stukken van de XVIIde eeuw, ook bij
-Vondel. Vgl. ook Vondel's Sonnet vòòr de Palamedes ('t En leed geen
+Vondel. Vgl. ook Vondel's Sonnet vòòr de Palamedes ('t En leed geen
zeven jaar, etc.)
1561. Vgl. A. 1235, 1331 b.
@@ -5464,8 +5432,8 @@ uit onder Duitschen invloed staande liederen, zeker wel de heele
uitdrukking mijns hertsen bloed, die Hooft hier teeder vindt, goed om
't gevoel van Granida te vertolken.
-1627. wesen heeft den klemtoon, niet Daifílo: of ik 't mogelijk zelf
-niet bèn.
+1627. wesen heeft den klemtoon, niet Daifílo: of ik 't mogelijk zelf
+niet bèn.
1628. Nu toe = pak aan nu, flink: het zelfde aansporende en aanzettende
toe, als dat wij nog hebben in: toe nu, toe dan, toe, toe toe;
@@ -5486,7 +5454,7 @@ gehad.--Zie het Gloss. op werck maeken van.
1727. Bet--waerdich = waardiger: de zin is aan te vullen met "dan
iemand": gij zijt waardiger dan iemand (dan ik zelf ook!) met elkander
-te bezitten, dat wat gij bereid zijt, òm elkander, te ontberen:
+te bezitten, dat wat gij bereid zijt, òm elkander, te ontberen:
't is recht dat etc. Vgl. 1502.
1761. dit huwelijck maken: Inifinitief zonder "te". Vgl. 212, 411,
@@ -5502,8 +5470,8 @@ hem gelukkig om zijn verheffing: doch niet daarom prijzen zij hem
gelukkig, dat een koninklijke staat hem te beurt valt, zij weten te
goed, dat ook Daifilo zelve niet daarin het hemelhoog verheven zoekt
(1767-1768 voorkomt een tegenwerping: wij weten zeer goed dat gij u
-den scepter niet aangenamer dan etc.): maar dìt is het, dat gij in
-onverbrekelijke trouw één wordt met etc.
+den scepter niet aangenamer dan etc.): maar dìt is het, dat gij in
+onverbrekelijke trouw één wordt met etc.
1772. Uitverkoren eigendom.
@@ -5553,7 +5521,7 @@ aendoen, 107.
aengaen, beginnen, 937, 943.
aengheboren, 283.
aenghesien, 355, A.
-aenhòren, 1287.
+aenhòren, 1287.
aenhouden, 1423.
aencleven, 1541.
aenprijsen, 726.
@@ -5701,10 +5669,10 @@ blondt, 145, A.--A. 1331b.
boelage, minnespel, 28. A.
boelen, minnen 1629. A.
boeten, stillen, 771, 1243; lesschen, 1547.
-boôn, A. 569.
+boôn, A. 569.
bootseren, 366.
bouwen, 815.
-bouwliên, landlieden, 154.
+bouwliên, landlieden, 154.
boven (te-) gaan, 1277.
braecken, 1324.
braef, krachtig, 753, A.: vol groote gebeurtenissen, 1175; strijdbaar,
@@ -5727,8 +5695,8 @@ daer, waar, 320, 804; terwijl, 491, 858, 1020; wanneer? 810; =
daet (opter-), dadelijk, terstond, 1705.
dagh, plur. 1200.
dan, maar 265, 369: passim.
-dapperlijcken, 1087: wèl goed.
-dat, zóó, dat, 219, 667, 1318; wanneer dat, 386.
+dapperlijcken, 1087: wèl goed.
+dat, zóó, dat, 219, 667, 1318; wanneer dat, 386.
deel (een-), gedeeltelijk, 410.
deelen, toedeelen, schenken, 1194.
deftich, waardig, imponeerend door overtuiging, 1411.
@@ -5765,7 +5733,7 @@ dompen, 987.
doogen, verdragen, 1195.
-doom, 130.
doorschynigh, 1354.
-doorwaden, doorstróómen, 748. Kil. waeden, vetus. Fland. fluere,
+doorwaden, doorstróómen, 748. Kil. waeden, vetus. Fland. fluere,
effluere.
draelen, 1160.
draghen, toedragen, 1123, 1473; voortbrengen, 591, 294, 873, 959,
@@ -5795,7 +5763,7 @@ eelman, 342.
eenemael (t'-), 207.
eensaem, 1512.
eerbieden, eer bewijzen, 300.
-eere biên, salueeren, 927.
+eere biên, salueeren, 927.
eere (hoog in-) houden, 672.
eerst, 720.
eerstmael, de eerste maal, 1120.
@@ -6058,7 +6026,7 @@ lijden, 39, I.
lijden (hem), genoegen nemen met, 866, 1164.
lijf, lichaam, 1298.
lijckewel, evenwel, 284.
-lodderlijck, verleidelijk, 125; aanvallïg, 373.
+lodderlijck, verleidelijk, 125; aanvallïg, 373.
lofgeklanck, 588.
loflijck, 575.
lock, 160.
@@ -6092,7 +6060,7 @@ mercklijck, klaarblijkelijk, 1806.
middel (door wat-), 19. I.
midden in, 1327.
mijden (sich), zich ontzien, sparen, 1012.
-mijnen, zich toeëigenen, 991.
+mijnen, zich toeëigenen, 991.
mild, 1449.
min, 1518, 1750: nog minder.
min (in-) als een oogenblick, 1228.
@@ -6222,7 +6190,7 @@ opheffen, aanheffen, 1368.
opofferen, 73, I.
oppervoocht, 661.
oppervriendtschap, 1797.
-oprecht, goed, juist, 1005, 1017; 1128: òprecht?
+oprecht, goed, juist, 1005, 1017; 1128: òprecht?
oprekenen, oprakelen, 711.
opset, voornemen, plan, 470, 703.
opsichtich, wat de oogen tot zich trekt, schitterend, 1175.
@@ -6250,7 +6218,7 @@ overweghen, 1184.
Pack, 639.
passen op, letten, acht slaan, op, 547.
peynsachtich, 1510.
-Persen, Perzië, 1861, passim.
+Persen, Perzië, 1861, passim.
persoon: pronominaal: 856.
pijn, plur., 989.
plaats geven, 1466.
@@ -6339,7 +6307,7 @@ schutten, tegenhouden, 1814.
schuwen, 1191.
zede, 426.
seechbaer, de overwinning verleenend, 1424. nikephoros.
-zeên, de wijze van spreken en handelen, manier v. zijn, gezindheid,
+zeên, de wijze van spreken en handelen, manier v. zijn, gezindheid,
karakter, 676, 1341. mores.
segghen (te-) hebben in, 884.
selfs, zelf, 1518: passim.
@@ -6441,7 +6409,7 @@ te pas (wel-), adj. 1121.
teder, verwijfd, 623; niet fleurig, 183; gevoelig, 754, A. 1588.
teerbeweecht, lichtbewogen, 719.
teghendeel (in-) van, 1846.
-teghen-reên, 1223: -sen, 1069; -teecken, 1339; -vryer, 25 I.;
+teghen-reên, 1223: -sen, 1069; -teecken, 1339; -vryer, 25 I.;
-wicht, 1186.
tegenheyt, tegenzin, 1526. 350.
teghenstaen, 697, A.
@@ -6461,7 +6429,7 @@ tyrannije, plur., 1037.
toe (hoe nu-), wat nu? hoe nu? 1471 A., 1633.
toe (nu-), 1628. A.
toedenken, 1774.
-toeëyghenen, 1619.
+toeëyghenen, 1619.
toeghesloten (v.d. zinnen), 1310.
toekomen, 1689.
toelegh, collect.: voornemens, 1482;
@@ -6604,7 +6572,7 @@ druk bedoeld.
[2] Enkele namen althans mogen wij den lezer niet onthouden. Uit de
XVe eeuw kennen wij enkel nog CORREGGIO'S Cefalo. In 1545 voerde
CINTHIO, de schrijver van het beroemde novellenboek Hecatommithi
-zijn satyrdrama Egle op, dat niet ten onrechte èn als Land-, èn
+zijn satyrdrama Egle op, dat niet ten onrechte èn als Land-, èn
als Satyrspel tot de soort gerekend wordt. Tien jaar later volgde
BECCARI'S Il Sagrifizio. Wederom na tien jaar verscheen LOLLIO'S
L'Aretusa, daarop Lo Sfortunato van ARGENTI. ONGARO vormde Aminta
@@ -6614,22 +6582,22 @@ Danza di Venere. De XVIIe eeuw laten wij hier onaangeroerd. Alleen
dit nog: in 1615 waren er al een 80 en voor het jaar 1700 al
meer dan 200 herdersspelen ("aussi absurdes pour la plupart qu'
insipides". Meegedeeld door Vict. Cherbuliez in zijn artikel Le Tasse,
-son centenaire et sa légende, [Revue des deux Mondes, 15 Mei 1895],
+son centenaire et sa légende, [Revue des deux Mondes, 15 Mei 1895],
uit Carducci, Teatro di Torgu. Tasso, edizione critica, 1895).
[3] Maar zie Cherbuliez in zijn aangehaald artikel (naar aanleiding
-van de (toen) nieuwste onderzoekingen omtrent Tasso): Aucun poète
-n'a mieux chanté l'amour idéal, tragique et souverain--; mais ce
-dévot n'était pas pratiquant. Les poètes de sa sorte sont ainsi
+van de (toen) nieuwste onderzoekingen omtrent Tasso): Aucun poète
+n'a mieux chanté l'amour idéal, tragique et souverain--; mais ce
+dévot n'était pas pratiquant. Les poètes de sa sorte sont ainsi
faits que les passions qu'ils peignent le mieux, sont celles qu'ils
-ressentent le moins, et qu'ils voudraient pouvoir ressentir. Ce rêve
+ressentent le moins, et qu'ils voudraient pouvoir ressentir. Ce rêve
les tourmente; ils s'en delivrent en le mettant en vers.--Le Tasse
-est convenu lui-même que sa jeunesse se passa tout entière dans les
-servitudes amoureuses; mais il a dit aussi que, "prompt à s'enflammer,
-excessif dans ses désirs, il était le plus changeant, le plus divers,
-le plus versatile des hommes". En zoo voorts. "Ce poète idéaliste
-n'a connu en réalité d'autre amour que celui qui est l'étoffe de la
-nature, brodée par l'imagination."
+est convenu lui-même que sa jeunesse se passa tout entière dans les
+servitudes amoureuses; mais il a dit aussi que, "prompt à s'enflammer,
+excessif dans ses désirs, il était le plus changeant, le plus divers,
+le plus versatile des hommes". En zoo voorts. "Ce poète idéaliste
+n'a connu en réalité d'autre amour que celui qui est l'étoffe de la
+nature, brodée par l'imagination."
[4] Een eigenaardig verschijnsel in de Literatuurbeschouwing der
XIXde eeuw is het onvermogen om Cats te begrijpen, te zien, te
@@ -6637,7 +6605,7 @@ waardeeren. Hoe moeten wij dit beoordeelen bij Potgieter? Anders
was het bij een man en letterkenner als wijlen J.A.F.L. Baron van
Heeckeren, die 20 jaar geleden Cats zag en beoordeelde als men zien
kan in zijn opstel Vader Cats, meegedeeld in Taal en Letteren V,
-73-106. Een eigen oordeel, tègen Potgieter en Jonckbloet, handhaafde
+73-106. Een eigen oordeel, tègen Potgieter en Jonckbloet, handhaafde
ook een ander man die meetelt: J.T. Oosterman in zijn Lezing Jacob Cats
als Volksdichter verdedigd, 1877. En Halbertsma! Zie ook Dr. A. Kuyper,
Het Calvinisme en de Kunst 31-39, 83-87. Duidelijk merkbaar is het,
@@ -6684,7 +6652,7 @@ zijn liefde voor Madalena Stockmans (1617 en 1618).
[12] Evenwel, Hooft is niet zoo'n uit den hemel gevallen wonder, als
hij, bij onze gebrekkige historiekennis vroeger scheen. Verwey bracht
-(1895) Jonker Jan van der Noot aan 't licht en--"zonder hèm was er geen
+(1895) Jonker Jan van der Noot aan 't licht en--"zonder hèm was er geen
Hooft geweest": "Gedichten van Jonker Jan van der Noot, met Inleiding
en Aanteekeningen. Vgl. Kalff in Gesch. v. d. Nederl. Letteren in
de XVIe eeuw, II.--1906: Vermeylen, Leven en Werken van Jonker Jan
@@ -6694,24 +6662,24 @@ Leidsche Tijdschrift, XVIII (1899).
[13] Het beste over Hooft als vertegenwoordiger der Renaissance,
en over het karakter der Renaissanceletteren is Huet's Hooft's
-Poëzie (Litt. Fantasiën en Kritieken XVIII); Land van Rembrand II,
+Poëzie (Litt. Fantasiën en Kritieken XVIII); Land van Rembrand II,
2; 3, XXX-XXXV; H.C. Poot (Litt. F. en Kr. I). Verder, Kalff,
Gesch. v.d. Nederl. Letteren in de XVIe eeuw; J. te Winkel's
-Bladzijden; A.S. Kok, P.C. Hooft in Venetië en Florence; Verwey in de
+Bladzijden; A.S. Kok, P.C. Hooft in Venetië en Florence; Verwey in de
drie boekjes Hooft, Bredero, R. Visscher-Feitama en in zijn Inleiding
tot Vondel en Gedichten van J. van der Noot; goede opmerkingen in
-Moltzer's opstel in Studiën en Schetsen.--1906: Kalff's Studiën
+Moltzer's opstel in Studiën en Schetsen.--1906: Kalff's Studiën
over Nederlandsche dichters der 17e eeuw, Koopman's opstellen
over Hooft, Vondel e.a. in Taal en Letteren, ten deele verzameld
-in zijn Letterkundige Studiën (Hooft als Allegorist; Vondel als
+in zijn Letterkundige Studiën (Hooft als Allegorist; Vondel als
Christen-synbolist), 1906; Vermeylen's Jan van der Noot; Kalff's
opstellen over Vondel in het Leidsche Tijdschrift, en zijn Literatuur
en Tooneel te Amsterdam in de XVIIe eeuw.
-[14] Over den invloed van Italië op Hooft zie A. S. Kok, P.C. Hooft
-in Venetië en Florence, in Elsevier's Maandschr. 1893.
+[14] Over den invloed van Italië op Hooft zie A. S. Kok, P.C. Hooft
+in Venetië en Florence, in Elsevier's Maandschr. 1893.
-[15] Uit: Toeëigening aan mijn Vrouw. 1605. Leendertz, I 54.
+[15] Uit: Toeëigening aan mijn Vrouw. 1605. Leendertz, I 54.
[16] 1603.
@@ -6765,7 +6733,7 @@ Reizang van de Gouden Eeuw, Bedrijf III.
[35] Vers 618-622; 932-933.
[36] Miles gloriosus. Maar vlg. Graf, Der Miles gloriosus im Englischen
-Drama bis zur Zeit des Bürgerkrieges, 1892.
+Drama bis zur Zeit des Bürgerkrieges, 1892.
[37] I Samuel XVII. Vgl. ook aldaar 34-38 met Granida 938-940.
@@ -6825,7 +6793,7 @@ XIII (1903).
[64] C.B.--M.V.S.--L.W.
[65] Wij lazen het boek-zelve niet, maar kennen het o.a. uit de
-dissertatie van SCHÖNHEER, Jorge de Montemayor und sein Schäferroman
+dissertatie van SCHÖNHEER, Jorge de Montemayor und sein Schäferroman
Die "Siete Libros de la Diana", 1886.
[66] Steunt hierop Leendertz vermoeden Dia =
@@ -6839,14 +6807,14 @@ Pastor fido van Huygens (zie hiervoor XVI, noot) wordt door Jorissen
[67] De eerste druk van dezen Zwolschen Herdruk is van 1890.
-[68] Mucedorus, ein englisches Drama aus Shaksperes Zeit, übersetzt
+[68] Mucedorus, ein englisches Drama aus Shaksperes Zeit, übersetzt
von Ludwig Tieck, herausgeg. von Johannes Bolte, Berlin, 1893. In
zijn oudsten vorm is het nog niet bekend. Er zijn 16 uitgaven, maar
de oudste daarvan, van 1598, is niet de eerste.
[69] Zie Bolte, Inleiding V, X, XI.
-[70] En in het uitgaafje van de Mucedorus-vertaling, èn in het
+[70] En in het uitgaafje van de Mucedorus-vertaling, èn in het
Leidsche Tijdschrift X, 286 noemt Dr. Joh. Bolte de Spaansche
Celestina (met den Pastor fido) als voorbeeld, wat den stijl betreft,
van Granida. Dr. G. Kalff heeft Gesch. v. d. Nederl. Letteren in de
@@ -6857,10 +6825,10 @@ Granida 825 en vervolgens aan den mooien maneschijn in Celestina en
door Granida's onderworpenheid (1601-1605) aan Mellibea, de heldin
in de Celestina herinnerd worden. Maar met de bewering van Dr. Bolte
kunnen wij 't volstrekt niet eens zijn. Wat Mucedorus aangaat, kan
-nog opgemerkt, dat men hier en daar eenigen "ànklang" met Granida
+nog opgemerkt, dat men hier en daar eenigen "ànklang" met Granida
zou kunnen vinden. Niet, waar van Fortuna wordt gesproken of in 't
beschrijven van de Gouden Eeuw (bladz. 44), want 't eene als 't andere
-is in Renaissance-poëzie zeer algemeen. Maar op bladz. 32 de monoloog
+is in Renaissance-poëzie zeer algemeen. Maar op bladz. 32 de monoloog
van Amadine, op bladz. 34 die van Mucedorus (vgl. Granida 1716-1717),
ook in het laatste tooneel (Segasto's optreden) van 't Vierde Bedrijf.
@@ -6888,13 +6856,13 @@ We'l grace our nuptials with some princely sport. Dit documentje lijkt
ons nog al merkwaardig. Is het aan Hooft's Granida ontleend, dan is het
niet meer dan een bijdrage tot de geschiedenis van de litterarische
relaties tusschen Engeland en Nederland. Maar is 't niet iets heel
-bijzonders (ten zij het toeval hier zijn rol speelt en die scène uit
+bijzonders (ten zij het toeval hier zijn rol speelt en die scène uit
het Hollandsche drama, toen het herdertje spelen onder de Engelsche
grootheid zoo mode was, eenvoudig voor een of andere vorstelijke
-bruiloft àldus bewerkt is), dat, terwijl de nàmen van 't stuk van
-Hòòft zijn, de herder net als in Mucedòrus een vermomde prins is? Nu
-is The wits, or Sport upon Sport, een "zweibändige Sammlung von kurzen
-Theaterstücken oder vielmehr Einzelscenen aus beliebten Dramen". Aan
+bruiloft àldus bewerkt is), dat, terwijl de nàmen van 't stuk van
+Hòòft zijn, de herder net als in Mucedòrus een vermomde prins is? Nu
+is The wits, or Sport upon Sport, een "zweibändige Sammlung von kurzen
+Theaterstücken oder vielmehr Einzelscenen aus beliebten Dramen". Aan
zulk een Einzelzcene of aan een soort excerpt doet ook deze dialoog
denken door 't geheel ongemotiveerd vreemd doen van Diphilo. Ziehier
hoe het spel begint: "I once a shepherd was upon the plains, Courting
@@ -6905,7 +6873,7 @@ food the fruit, which grows about the field, My drink those tears, my
eyes with sorrows yield. Though I was once a shepherd princely born,
Yet now I take this course, and life forlorn". Denkt men hier niet
onwillekeurig aan een fragment? aan een fragment van een stuk dat
-wel Granida is, maar niet Hòòfts Granida? En dan zou dit het stuk
+wel Granida is, maar niet Hòòfts Granida? En dan zou dit het stuk
zijn, dat in staat tusschen den Mucedorus en Hooft.--Vgl.: Granida,
uitgeg. door H. Beckering Vinckers (Nederl. Klass., Gulden-editie,
Zaltbommel, Van de Garde en Co.), 1903, de Inleiding XII-XIII. 1906:
@@ -6918,7 +6886,7 @@ of Pastoral Drama in England until 1700 in Englische Studien, 1905.
[74] Leendertz, I, 22-27.--Leendertz merkt hier bij op, dat indien
zijn betoog juist is, de chronologie van zijn editie onjuist is:
-want dan gaan de gedichten aan Diana vòòr die aan Chariclea.
+want dan gaan de gedichten aan Diana vòòr die aan Chariclea.
[75] Vgl. hiervoor, Inleiding VIII, IX, XI, XIV, XXXVI tweede noot.
@@ -7009,7 +6977,7 @@ zeggen niet al te wel over eene.
[109] 159. C spikkelrijke.
-[110] 170. C Deez' mijne schoonigheên, (genomen.
+[110] 170. C Deez' mijne schoonigheên, (genomen.
[111] 178. A als versuft verstockt vervrosen outheit?
@@ -7069,13 +7037,13 @@ en zy wy stoppen 't oor, vaek worden uitgerecht;
[138] 282. C En onze zorghen noyt, door hoogher vluchts verkiezen,
-[139] 285. C de koele schaeuw van deze bruyne blaên.
+[139] 285. C de koele schaeuw van deze bruyne blaên.
[140] 286. C Deez' heuvels vrolijk, en dit heldre.
[141] 289. C woedigheit der.
-[142] 290. 291. C Die de begeerlijkheên der woelend'
+[142] 290. 291. C Die de begeerlijkheên der woelend'
onderzaeten--Bescheilijk matight in zoo veel' versckeide maeten;
[143] 293. A meerder. C meerder.
@@ -7169,7 +7137,7 @@ genomen?--Best volgh ik, en bezie.
[186] 497. C En onder vliezen op mijn ooghen alle beyde,
-[187] 498. C By róókrigh lampenlicht, het.
+[187] 498. C By róókrigh lampenlicht, het.
[188] 502. A Suiverden uwe glans de.
@@ -7334,7 +7302,7 @@ Verdrukt, en overheert.
[266] 821, 823. C 'T gevecht zal morghen maeke'--een' zake,
-[267] 822. C Mê vrouw haer.
+[267] 822. C Mê vrouw haer.
[268] 825. C Van wat bekommeringen,
@@ -7368,7 +7336,7 @@ Verdrukt, en overheert.
[283] 919. C Maer ghy zult erven, Heer, al het.
-[284] 923. C Uw' reên zijn groot. Ik ken 't. Doet.
+[284] 923. C Uw' reên zijn groot. Ik ken 't. Doet.
[285] 925 A 'T is hooge tijt, C Het is hoogh tijdt,
@@ -7435,7 +7403,7 @@ van schaemt.
[315] 1083. C Ik, in wat staet zijn heer zich vinden magh, verstonde.
-[316] 1084. C Ik vliegh, mê vrouw.
+[316] 1084. C Ik vliegh, mê vrouw.
[317] 1091. A in onse siels verstandt.
@@ -7471,7 +7439,7 @@ van schaemt.
[333] 1129. A dit.
-[334] 1131. C De groothêen uwer ziel',
+[334] 1131. C De groothêen uwer ziel',
[335] 1133 C Had toen een vierigh Godt mijn hart noch.
@@ -7513,7 +7481,7 @@ van schaemt.
[354] 1204 C Te klein is mijn gedacht.
-[355] 1205. C Van mijn' ootmoêghe ziel!
+[355] 1205. C Van mijn' ootmoêghe ziel!
[356] 1206. C Doch vaeren eeuw'lijk met der woon' uit my in d'uw!
@@ -7613,7 +7581,7 @@ van schaemt.
[404] 1382. C hier af zy,
-[405] 1392. C O groote Goôn,--my hebben wel.
+[405] 1392. C O groote Goôn,--my hebben wel.
[406] 1394. C daer inne zouw.
@@ -7751,13 +7719,13 @@ hoe dat.
[471] 1638. C. Genoegh bekent.
-[472] 1646. C uw Prins leyt neêrgheslaegen.
+[472] 1646. C uw Prins leyt neêrgheslaegen.
[473] 1562. C Wat ziet ghy Daifilo?
[474] 1660. C Houd op, houd op 't gekrijgh, ghy vechters, scheyd.
-[475] 1661. C Aen 't vliên,--ontzet. Aen 't vliên.
+[475] 1661. C Aen 't vliên,--ontzet. Aen 't vliên.
[476] 1665. C Met all' dien hoop!
@@ -7771,7 +7739,7 @@ hoe dat.
[481] 1692. C En onder 't venster.
-[482] 1698. C vernêerde zich, en
+[482] 1698. C vernêerde zich, en
[483] 1700. A Gevraecht, ontdeckten ick.
@@ -7795,7 +7763,7 @@ hoe dat.
[493] 1728. C Recht, Daifil', is 't, dat ghy geniet het geen.
-[494] 1734. C en ghy haer bruygoôm, van.
+[494] 1734. C en ghy haer bruygoôm, van.
[495] 1734, 1736. C aerde.--waerde, (sic).
@@ -7829,7 +7797,7 @@ hoe dat.
[510] 1843. C Mijn Dochter, wilt u rechten,
-[511] 1844. C. En ryst mêe Daifilo.
+[511] 1844. C. En ryst mêe Daifilo.
[512] 1868. O misdrijf, wil.
@@ -7865,361 +7833,4 @@ aliquam. Facciol.-Forcell. 1831.
End of the Project Gutenberg EBook of Granida, by P. C. Hooft
-*** END OF THIS PROJECT GUTENBERG EBOOK GRANIDA ***
-
-***** This file should be named 42746-8.txt or 42746-8.zip *****
-This and all associated files of various formats will be found in:
- http://www.gutenberg.org/4/2/7/4/42746/
-
-Produced by Jeroen Hellingman and the Online Distributed
-Proofreading Team at http://www.pgdp.net/ for Project
-Gutenberg.
-
-
-Updated editions will replace the previous one--the old editions
-will be renamed.
-
-Creating the works from public domain print editions means that no
-one owns a United States copyright in these works, so the Foundation
-(and you!) can copy and distribute it in the United States without
-permission and without paying copyright royalties. Special rules,
-set forth in the General Terms of Use part of this license, apply to
-copying and distributing Project Gutenberg-tm electronic works to
-protect the PROJECT GUTENBERG-tm concept and trademark. Project
-Gutenberg is a registered trademark, and may not be used if you
-charge for the eBooks, unless you receive specific permission. If you
-do not charge anything for copies of this eBook, complying with the
-rules is very easy. You may use this eBook for nearly any purpose
-such as creation of derivative works, reports, performances and
-research. They may be modified and printed and given away--you may do
-practically ANYTHING with public domain eBooks. Redistribution is
-subject to the trademark license, especially commercial
-redistribution.
-
-
-
-*** START: FULL LICENSE ***
-
-THE FULL PROJECT GUTENBERG LICENSE
-PLEASE READ THIS BEFORE YOU DISTRIBUTE OR USE THIS WORK
-
-To protect the Project Gutenberg-tm mission of promoting the free
-distribution of electronic works, by using or distributing this work
-(or any other work associated in any way with the phrase "Project
-Gutenberg"), you agree to comply with all the terms of the Full Project
-Gutenberg-tm License available with this file or online at
- www.gutenberg.org/license.
-
-
-Section 1. General Terms of Use and Redistributing Project Gutenberg-tm
-electronic works
-
-1.A. By reading or using any part of this Project Gutenberg-tm
-electronic work, you indicate that you have read, understand, agree to
-and accept all the terms of this license and intellectual property
-(trademark/copyright) agreement. If you do not agree to abide by all
-the terms of this agreement, you must cease using and return or destroy
-all copies of Project Gutenberg-tm electronic works in your possession.
-If you paid a fee for obtaining a copy of or access to a Project
-Gutenberg-tm electronic work and you do not agree to be bound by the
-terms of this agreement, you may obtain a refund from the person or
-entity to whom you paid the fee as set forth in paragraph 1.E.8.
-
-1.B. "Project Gutenberg" is a registered trademark. It may only be
-used on or associated in any way with an electronic work by people who
-agree to be bound by the terms of this agreement. There are a few
-things that you can do with most Project Gutenberg-tm electronic works
-even without complying with the full terms of this agreement. See
-paragraph 1.C below. There are a lot of things you can do with Project
-Gutenberg-tm electronic works if you follow the terms of this agreement
-and help preserve free future access to Project Gutenberg-tm electronic
-works. See paragraph 1.E below.
-
-1.C. The Project Gutenberg Literary Archive Foundation ("the Foundation"
-or PGLAF), owns a compilation copyright in the collection of Project
-Gutenberg-tm electronic works. Nearly all the individual works in the
-collection are in the public domain in the United States. If an
-individual work is in the public domain in the United States and you are
-located in the United States, we do not claim a right to prevent you from
-copying, distributing, performing, displaying or creating derivative
-works based on the work as long as all references to Project Gutenberg
-are removed. Of course, we hope that you will support the Project
-Gutenberg-tm mission of promoting free access to electronic works by
-freely sharing Project Gutenberg-tm works in compliance with the terms of
-this agreement for keeping the Project Gutenberg-tm name associated with
-the work. You can easily comply with the terms of this agreement by
-keeping this work in the same format with its attached full Project
-Gutenberg-tm License when you share it without charge with others.
-
-1.D. The copyright laws of the place where you are located also govern
-what you can do with this work. Copyright laws in most countries are in
-a constant state of change. If you are outside the United States, check
-the laws of your country in addition to the terms of this agreement
-before downloading, copying, displaying, performing, distributing or
-creating derivative works based on this work or any other Project
-Gutenberg-tm work. The Foundation makes no representations concerning
-the copyright status of any work in any country outside the United
-States.
-
-1.E. Unless you have removed all references to Project Gutenberg:
-
-1.E.1. The following sentence, with active links to, or other immediate
-access to, the full Project Gutenberg-tm License must appear prominently
-whenever any copy of a Project Gutenberg-tm work (any work on which the
-phrase "Project Gutenberg" appears, or with which the phrase "Project
-Gutenberg" is associated) is accessed, displayed, performed, viewed,
-copied or distributed:
-
-This eBook is for the use of anyone anywhere at no cost and with
-almost no restrictions whatsoever. You may copy it, give it away or
-re-use it under the terms of the Project Gutenberg License included
-with this eBook or online at www.gutenberg.org
-
-1.E.2. If an individual Project Gutenberg-tm electronic work is derived
-from the public domain (does not contain a notice indicating that it is
-posted with permission of the copyright holder), the work can be copied
-and distributed to anyone in the United States without paying any fees
-or charges. If you are redistributing or providing access to a work
-with the phrase "Project Gutenberg" associated with or appearing on the
-work, you must comply either with the requirements of paragraphs 1.E.1
-through 1.E.7 or obtain permission for the use of the work and the
-Project Gutenberg-tm trademark as set forth in paragraphs 1.E.8 or
-1.E.9.
-
-1.E.3. If an individual Project Gutenberg-tm electronic work is posted
-with the permission of the copyright holder, your use and distribution
-must comply with both paragraphs 1.E.1 through 1.E.7 and any additional
-terms imposed by the copyright holder. Additional terms will be linked
-to the Project Gutenberg-tm License for all works posted with the
-permission of the copyright holder found at the beginning of this work.
-
-1.E.4. Do not unlink or detach or remove the full Project Gutenberg-tm
-License terms from this work, or any files containing a part of this
-work or any other work associated with Project Gutenberg-tm.
-
-1.E.5. Do not copy, display, perform, distribute or redistribute this
-electronic work, or any part of this electronic work, without
-prominently displaying the sentence set forth in paragraph 1.E.1 with
-active links or immediate access to the full terms of the Project
-Gutenberg-tm License.
-
-1.E.6. You may convert to and distribute this work in any binary,
-compressed, marked up, nonproprietary or proprietary form, including any
-word processing or hypertext form. However, if you provide access to or
-distribute copies of a Project Gutenberg-tm work in a format other than
-"Plain Vanilla ASCII" or other format used in the official version
-posted on the official Project Gutenberg-tm web site (www.gutenberg.org),
-you must, at no additional cost, fee or expense to the user, provide a
-copy, a means of exporting a copy, or a means of obtaining a copy upon
-request, of the work in its original "Plain Vanilla ASCII" or other
-form. Any alternate format must include the full Project Gutenberg-tm
-License as specified in paragraph 1.E.1.
-
-1.E.7. Do not charge a fee for access to, viewing, displaying,
-performing, copying or distributing any Project Gutenberg-tm works
-unless you comply with paragraph 1.E.8 or 1.E.9.
-
-1.E.8. You may charge a reasonable fee for copies of or providing
-access to or distributing Project Gutenberg-tm electronic works provided
-that
-
-- You pay a royalty fee of 20% of the gross profits you derive from
- the use of Project Gutenberg-tm works calculated using the method
- you already use to calculate your applicable taxes. The fee is
- owed to the owner of the Project Gutenberg-tm trademark, but he
- has agreed to donate royalties under this paragraph to the
- Project Gutenberg Literary Archive Foundation. Royalty payments
- must be paid within 60 days following each date on which you
- prepare (or are legally required to prepare) your periodic tax
- returns. Royalty payments should be clearly marked as such and
- sent to the Project Gutenberg Literary Archive Foundation at the
- address specified in Section 4, "Information about donations to
- the Project Gutenberg Literary Archive Foundation."
-
-- You provide a full refund of any money paid by a user who notifies
- you in writing (or by e-mail) within 30 days of receipt that s/he
- does not agree to the terms of the full Project Gutenberg-tm
- License. You must require such a user to return or
- destroy all copies of the works possessed in a physical medium
- and discontinue all use of and all access to other copies of
- Project Gutenberg-tm works.
-
-- You provide, in accordance with paragraph 1.F.3, a full refund of any
- money paid for a work or a replacement copy, if a defect in the
- electronic work is discovered and reported to you within 90 days
- of receipt of the work.
-
-- You comply with all other terms of this agreement for free
- distribution of Project Gutenberg-tm works.
-
-1.E.9. If you wish to charge a fee or distribute a Project Gutenberg-tm
-electronic work or group of works on different terms than are set
-forth in this agreement, you must obtain permission in writing from
-both the Project Gutenberg Literary Archive Foundation and Michael
-Hart, the owner of the Project Gutenberg-tm trademark. Contact the
-Foundation as set forth in Section 3 below.
-
-1.F.
-
-1.F.1. Project Gutenberg volunteers and employees expend considerable
-effort to identify, do copyright research on, transcribe and proofread
-public domain works in creating the Project Gutenberg-tm
-collection. Despite these efforts, Project Gutenberg-tm electronic
-works, and the medium on which they may be stored, may contain
-"Defects," such as, but not limited to, incomplete, inaccurate or
-corrupt data, transcription errors, a copyright or other intellectual
-property infringement, a defective or damaged disk or other medium, a
-computer virus, or computer codes that damage or cannot be read by
-your equipment.
-
-1.F.2. LIMITED WARRANTY, DISCLAIMER OF DAMAGES - Except for the "Right
-of Replacement or Refund" described in paragraph 1.F.3, the Project
-Gutenberg Literary Archive Foundation, the owner of the Project
-Gutenberg-tm trademark, and any other party distributing a Project
-Gutenberg-tm electronic work under this agreement, disclaim all
-liability to you for damages, costs and expenses, including legal
-fees. YOU AGREE THAT YOU HAVE NO REMEDIES FOR NEGLIGENCE, STRICT
-LIABILITY, BREACH OF WARRANTY OR BREACH OF CONTRACT EXCEPT THOSE
-PROVIDED IN PARAGRAPH 1.F.3. YOU AGREE THAT THE FOUNDATION, THE
-TRADEMARK OWNER, AND ANY DISTRIBUTOR UNDER THIS AGREEMENT WILL NOT BE
-LIABLE TO YOU FOR ACTUAL, DIRECT, INDIRECT, CONSEQUENTIAL, PUNITIVE OR
-INCIDENTAL DAMAGES EVEN IF YOU GIVE NOTICE OF THE POSSIBILITY OF SUCH
-DAMAGE.
-
-1.F.3. LIMITED RIGHT OF REPLACEMENT OR REFUND - If you discover a
-defect in this electronic work within 90 days of receiving it, you can
-receive a refund of the money (if any) you paid for it by sending a
-written explanation to the person you received the work from. If you
-received the work on a physical medium, you must return the medium with
-your written explanation. The person or entity that provided you with
-the defective work may elect to provide a replacement copy in lieu of a
-refund. If you received the work electronically, the person or entity
-providing it to you may choose to give you a second opportunity to
-receive the work electronically in lieu of a refund. If the second copy
-is also defective, you may demand a refund in writing without further
-opportunities to fix the problem.
-
-1.F.4. Except for the limited right of replacement or refund set forth
-in paragraph 1.F.3, this work is provided to you 'AS-IS', WITH NO OTHER
-WARRANTIES OF ANY KIND, EXPRESS OR IMPLIED, INCLUDING BUT NOT LIMITED TO
-WARRANTIES OF MERCHANTABILITY OR FITNESS FOR ANY PURPOSE.
-
-1.F.5. Some states do not allow disclaimers of certain implied
-warranties or the exclusion or limitation of certain types of damages.
-If any disclaimer or limitation set forth in this agreement violates the
-law of the state applicable to this agreement, the agreement shall be
-interpreted to make the maximum disclaimer or limitation permitted by
-the applicable state law. The invalidity or unenforceability of any
-provision of this agreement shall not void the remaining provisions.
-
-1.F.6. INDEMNITY - You agree to indemnify and hold the Foundation, the
-trademark owner, any agent or employee of the Foundation, anyone
-providing copies of Project Gutenberg-tm electronic works in accordance
-with this agreement, and any volunteers associated with the production,
-promotion and distribution of Project Gutenberg-tm electronic works,
-harmless from all liability, costs and expenses, including legal fees,
-that arise directly or indirectly from any of the following which you do
-or cause to occur: (a) distribution of this or any Project Gutenberg-tm
-work, (b) alteration, modification, or additions or deletions to any
-Project Gutenberg-tm work, and (c) any Defect you cause.
-
-
-Section 2. Information about the Mission of Project Gutenberg-tm
-
-Project Gutenberg-tm is synonymous with the free distribution of
-electronic works in formats readable by the widest variety of computers
-including obsolete, old, middle-aged and new computers. It exists
-because of the efforts of hundreds of volunteers and donations from
-people in all walks of life.
-
-Volunteers and financial support to provide volunteers with the
-assistance they need are critical to reaching Project Gutenberg-tm's
-goals and ensuring that the Project Gutenberg-tm collection will
-remain freely available for generations to come. In 2001, the Project
-Gutenberg Literary Archive Foundation was created to provide a secure
-and permanent future for Project Gutenberg-tm and future generations.
-To learn more about the Project Gutenberg Literary Archive Foundation
-and how your efforts and donations can help, see Sections 3 and 4
-and the Foundation information page at www.gutenberg.org
-
-
-Section 3. Information about the Project Gutenberg Literary Archive
-Foundation
-
-The Project Gutenberg Literary Archive Foundation is a non profit
-501(c)(3) educational corporation organized under the laws of the
-state of Mississippi and granted tax exempt status by the Internal
-Revenue Service. The Foundation's EIN or federal tax identification
-number is 64-6221541. Contributions to the Project Gutenberg
-Literary Archive Foundation are tax deductible to the full extent
-permitted by U.S. federal laws and your state's laws.
-
-The Foundation's principal office is located at 4557 Melan Dr. S.
-Fairbanks, AK, 99712., but its volunteers and employees are scattered
-throughout numerous locations. Its business office is located at 809
-North 1500 West, Salt Lake City, UT 84116, (801) 596-1887. Email
-contact links and up to date contact information can be found at the
-Foundation's web site and official page at www.gutenberg.org/contact
-
-For additional contact information:
- Dr. Gregory B. Newby
- Chief Executive and Director
- gbnewby@pglaf.org
-
-Section 4. Information about Donations to the Project Gutenberg
-Literary Archive Foundation
-
-Project Gutenberg-tm depends upon and cannot survive without wide
-spread public support and donations to carry out its mission of
-increasing the number of public domain and licensed works that can be
-freely distributed in machine readable form accessible by the widest
-array of equipment including outdated equipment. Many small donations
-($1 to $5,000) are particularly important to maintaining tax exempt
-status with the IRS.
-
-The Foundation is committed to complying with the laws regulating
-charities and charitable donations in all 50 states of the United
-States. Compliance requirements are not uniform and it takes a
-considerable effort, much paperwork and many fees to meet and keep up
-with these requirements. We do not solicit donations in locations
-where we have not received written confirmation of compliance. To
-SEND DONATIONS or determine the status of compliance for any
-particular state visit www.gutenberg.org/donate
-
-While we cannot and do not solicit contributions from states where we
-have not met the solicitation requirements, we know of no prohibition
-against accepting unsolicited donations from donors in such states who
-approach us with offers to donate.
-
-International donations are gratefully accepted, but we cannot make
-any statements concerning tax treatment of donations received from
-outside the United States. U.S. laws alone swamp our small staff.
-
-Please check the Project Gutenberg Web pages for current donation
-methods and addresses. Donations are accepted in a number of other
-ways including checks, online payments and credit card donations.
-To donate, please visit: www.gutenberg.org/donate
-
-
-Section 5. General Information About Project Gutenberg-tm electronic
-works.
-
-Professor Michael S. Hart was the originator of the Project Gutenberg-tm
-concept of a library of electronic works that could be freely shared
-with anyone. For forty years, he produced and distributed Project
-Gutenberg-tm eBooks with only a loose network of volunteer support.
-
-Project Gutenberg-tm eBooks are often created from several printed
-editions, all of which are confirmed as Public Domain in the U.S.
-unless a copyright notice is included. Thus, we do not necessarily
-keep eBooks in compliance with any particular paper edition.
-
-Most people start at our Web site which has the main PG search facility:
-
- www.gutenberg.org
-
-This Web site includes information about Project Gutenberg-tm,
-including how to make donations to the Project Gutenberg Literary
-Archive Foundation, how to help produce our new eBooks, and how to
-subscribe to our email newsletter to hear about new eBooks.
-
+*** END OF THE PROJECT GUTENBERG EBOOK 42746 ***
diff --git a/42746-8.zip b/42746-8.zip
deleted file mode 100644
index 158cd6d..0000000
--- a/42746-8.zip
+++ /dev/null
Binary files differ
diff --git a/42746-h.zip b/42746-h.zip
deleted file mode 100644
index 6c55e51..0000000
--- a/42746-h.zip
+++ /dev/null
Binary files differ
diff --git a/42746-h/42746-h.htm b/42746-h/42746-h.htm
index c83e047..1a523f1 100644
--- a/42746-h/42746-h.htm
+++ b/42746-h/42746-h.htm
@@ -6,7 +6,7 @@
<meta name="generator" content=
"HTML Tidy for Windows (vers 25 March 2009), see www.w3.org">
<title>Granida</title>
-<meta http-equiv="content-type" content="text/html; charset=us-ascii">
+<meta http-equiv="content-type" content="text/html; charset=UTF-8">
<meta name="generator" content=
"tei2html.xsl, see http://code.google.com/p/tei2html/">
<meta name="author" content=
@@ -851,43 +851,7 @@ text-indent:12em;
</style>
</head>
<body>
-
-
-<pre>
-
-The Project Gutenberg EBook of Granida, by P. C. Hooft
-
-This eBook is for the use of anyone anywhere at no cost and with
-almost no restrictions whatsoever. You may copy it, give it away or
-re-use it under the terms of the Project Gutenberg License included
-with this eBook or online at www.gutenberg.org
-
-
-Title: Granida
-
-Author: P. C. Hooft
-
-Release Date: May 20, 2013 [EBook #42746]
-
-Language: Dutch
-
-Character set encoding: ASCII
-
-*** START OF THIS PROJECT GUTENBERG EBOOK GRANIDA ***
-
-
-
-
-Produced by Jeroen Hellingman and the Online Distributed
-Proofreading Team at http://www.pgdp.net/ for Project
-Gutenberg.
-
-
-
-
-
-
-</pre>
+<div>*** START OF THE PROJECT GUTENBERG EBOOK 42746 ***</div>
<div class="front">
<div class="div1 cover"><span class="pagenum">[<a href=
@@ -12530,381 +12494,6 @@ dat deze links voor u niet werken.</p>
</div>
</div>
-
-
-
-
-
-
-<pre>
-
-
-
-
-
-End of the Project Gutenberg EBook of Granida, by P. C. Hooft
-
-*** END OF THIS PROJECT GUTENBERG EBOOK GRANIDA ***
-
-***** This file should be named 42746-h.htm or 42746-h.zip *****
-This and all associated files of various formats will be found in:
- http://www.gutenberg.org/4/2/7/4/42746/
-
-Produced by Jeroen Hellingman and the Online Distributed
-Proofreading Team at http://www.pgdp.net/ for Project
-Gutenberg.
-
-
-Updated editions will replace the previous one--the old editions
-will be renamed.
-
-Creating the works from public domain print editions means that no
-one owns a United States copyright in these works, so the Foundation
-(and you!) can copy and distribute it in the United States without
-permission and without paying copyright royalties. Special rules,
-set forth in the General Terms of Use part of this license, apply to
-copying and distributing Project Gutenberg-tm electronic works to
-protect the PROJECT GUTENBERG-tm concept and trademark. Project
-Gutenberg is a registered trademark, and may not be used if you
-charge for the eBooks, unless you receive specific permission. If you
-do not charge anything for copies of this eBook, complying with the
-rules is very easy. You may use this eBook for nearly any purpose
-such as creation of derivative works, reports, performances and
-research. They may be modified and printed and given away--you may do
-practically ANYTHING with public domain eBooks. Redistribution is
-subject to the trademark license, especially commercial
-redistribution.
-
-
-
-*** START: FULL LICENSE ***
-
-THE FULL PROJECT GUTENBERG LICENSE
-PLEASE READ THIS BEFORE YOU DISTRIBUTE OR USE THIS WORK
-
-To protect the Project Gutenberg-tm mission of promoting the free
-distribution of electronic works, by using or distributing this work
-(or any other work associated in any way with the phrase "Project
-Gutenberg"), you agree to comply with all the terms of the Full Project
-Gutenberg-tm License available with this file or online at
- www.gutenberg.org/license.
-
-
-Section 1. General Terms of Use and Redistributing Project Gutenberg-tm
-electronic works
-
-1.A. By reading or using any part of this Project Gutenberg-tm
-electronic work, you indicate that you have read, understand, agree to
-and accept all the terms of this license and intellectual property
-(trademark/copyright) agreement. If you do not agree to abide by all
-the terms of this agreement, you must cease using and return or destroy
-all copies of Project Gutenberg-tm electronic works in your possession.
-If you paid a fee for obtaining a copy of or access to a Project
-Gutenberg-tm electronic work and you do not agree to be bound by the
-terms of this agreement, you may obtain a refund from the person or
-entity to whom you paid the fee as set forth in paragraph 1.E.8.
-
-1.B. "Project Gutenberg" is a registered trademark. It may only be
-used on or associated in any way with an electronic work by people who
-agree to be bound by the terms of this agreement. There are a few
-things that you can do with most Project Gutenberg-tm electronic works
-even without complying with the full terms of this agreement. See
-paragraph 1.C below. There are a lot of things you can do with Project
-Gutenberg-tm electronic works if you follow the terms of this agreement
-and help preserve free future access to Project Gutenberg-tm electronic
-works. See paragraph 1.E below.
-
-1.C. The Project Gutenberg Literary Archive Foundation ("the Foundation"
-or PGLAF), owns a compilation copyright in the collection of Project
-Gutenberg-tm electronic works. Nearly all the individual works in the
-collection are in the public domain in the United States. If an
-individual work is in the public domain in the United States and you are
-located in the United States, we do not claim a right to prevent you from
-copying, distributing, performing, displaying or creating derivative
-works based on the work as long as all references to Project Gutenberg
-are removed. Of course, we hope that you will support the Project
-Gutenberg-tm mission of promoting free access to electronic works by
-freely sharing Project Gutenberg-tm works in compliance with the terms of
-this agreement for keeping the Project Gutenberg-tm name associated with
-the work. You can easily comply with the terms of this agreement by
-keeping this work in the same format with its attached full Project
-Gutenberg-tm License when you share it without charge with others.
-
-1.D. The copyright laws of the place where you are located also govern
-what you can do with this work. Copyright laws in most countries are in
-a constant state of change. If you are outside the United States, check
-the laws of your country in addition to the terms of this agreement
-before downloading, copying, displaying, performing, distributing or
-creating derivative works based on this work or any other Project
-Gutenberg-tm work. The Foundation makes no representations concerning
-the copyright status of any work in any country outside the United
-States.
-
-1.E. Unless you have removed all references to Project Gutenberg:
-
-1.E.1. The following sentence, with active links to, or other immediate
-access to, the full Project Gutenberg-tm License must appear prominently
-whenever any copy of a Project Gutenberg-tm work (any work on which the
-phrase "Project Gutenberg" appears, or with which the phrase "Project
-Gutenberg" is associated) is accessed, displayed, performed, viewed,
-copied or distributed:
-
-This eBook is for the use of anyone anywhere at no cost and with
-almost no restrictions whatsoever. You may copy it, give it away or
-re-use it under the terms of the Project Gutenberg License included
-with this eBook or online at www.gutenberg.org
-
-1.E.2. If an individual Project Gutenberg-tm electronic work is derived
-from the public domain (does not contain a notice indicating that it is
-posted with permission of the copyright holder), the work can be copied
-and distributed to anyone in the United States without paying any fees
-or charges. If you are redistributing or providing access to a work
-with the phrase "Project Gutenberg" associated with or appearing on the
-work, you must comply either with the requirements of paragraphs 1.E.1
-through 1.E.7 or obtain permission for the use of the work and the
-Project Gutenberg-tm trademark as set forth in paragraphs 1.E.8 or
-1.E.9.
-
-1.E.3. If an individual Project Gutenberg-tm electronic work is posted
-with the permission of the copyright holder, your use and distribution
-must comply with both paragraphs 1.E.1 through 1.E.7 and any additional
-terms imposed by the copyright holder. Additional terms will be linked
-to the Project Gutenberg-tm License for all works posted with the
-permission of the copyright holder found at the beginning of this work.
-
-1.E.4. Do not unlink or detach or remove the full Project Gutenberg-tm
-License terms from this work, or any files containing a part of this
-work or any other work associated with Project Gutenberg-tm.
-
-1.E.5. Do not copy, display, perform, distribute or redistribute this
-electronic work, or any part of this electronic work, without
-prominently displaying the sentence set forth in paragraph 1.E.1 with
-active links or immediate access to the full terms of the Project
-Gutenberg-tm License.
-
-1.E.6. You may convert to and distribute this work in any binary,
-compressed, marked up, nonproprietary or proprietary form, including any
-word processing or hypertext form. However, if you provide access to or
-distribute copies of a Project Gutenberg-tm work in a format other than
-"Plain Vanilla ASCII" or other format used in the official version
-posted on the official Project Gutenberg-tm web site (www.gutenberg.org),
-you must, at no additional cost, fee or expense to the user, provide a
-copy, a means of exporting a copy, or a means of obtaining a copy upon
-request, of the work in its original "Plain Vanilla ASCII" or other
-form. Any alternate format must include the full Project Gutenberg-tm
-License as specified in paragraph 1.E.1.
-
-1.E.7. Do not charge a fee for access to, viewing, displaying,
-performing, copying or distributing any Project Gutenberg-tm works
-unless you comply with paragraph 1.E.8 or 1.E.9.
-
-1.E.8. You may charge a reasonable fee for copies of or providing
-access to or distributing Project Gutenberg-tm electronic works provided
-that
-
-- You pay a royalty fee of 20% of the gross profits you derive from
- the use of Project Gutenberg-tm works calculated using the method
- you already use to calculate your applicable taxes. The fee is
- owed to the owner of the Project Gutenberg-tm trademark, but he
- has agreed to donate royalties under this paragraph to the
- Project Gutenberg Literary Archive Foundation. Royalty payments
- must be paid within 60 days following each date on which you
- prepare (or are legally required to prepare) your periodic tax
- returns. Royalty payments should be clearly marked as such and
- sent to the Project Gutenberg Literary Archive Foundation at the
- address specified in Section 4, "Information about donations to
- the Project Gutenberg Literary Archive Foundation."
-
-- You provide a full refund of any money paid by a user who notifies
- you in writing (or by e-mail) within 30 days of receipt that s/he
- does not agree to the terms of the full Project Gutenberg-tm
- License. You must require such a user to return or
- destroy all copies of the works possessed in a physical medium
- and discontinue all use of and all access to other copies of
- Project Gutenberg-tm works.
-
-- You provide, in accordance with paragraph 1.F.3, a full refund of any
- money paid for a work or a replacement copy, if a defect in the
- electronic work is discovered and reported to you within 90 days
- of receipt of the work.
-
-- You comply with all other terms of this agreement for free
- distribution of Project Gutenberg-tm works.
-
-1.E.9. If you wish to charge a fee or distribute a Project Gutenberg-tm
-electronic work or group of works on different terms than are set
-forth in this agreement, you must obtain permission in writing from
-both the Project Gutenberg Literary Archive Foundation and Michael
-Hart, the owner of the Project Gutenberg-tm trademark. Contact the
-Foundation as set forth in Section 3 below.
-
-1.F.
-
-1.F.1. Project Gutenberg volunteers and employees expend considerable
-effort to identify, do copyright research on, transcribe and proofread
-public domain works in creating the Project Gutenberg-tm
-collection. Despite these efforts, Project Gutenberg-tm electronic
-works, and the medium on which they may be stored, may contain
-"Defects," such as, but not limited to, incomplete, inaccurate or
-corrupt data, transcription errors, a copyright or other intellectual
-property infringement, a defective or damaged disk or other medium, a
-computer virus, or computer codes that damage or cannot be read by
-your equipment.
-
-1.F.2. LIMITED WARRANTY, DISCLAIMER OF DAMAGES - Except for the "Right
-of Replacement or Refund" described in paragraph 1.F.3, the Project
-Gutenberg Literary Archive Foundation, the owner of the Project
-Gutenberg-tm trademark, and any other party distributing a Project
-Gutenberg-tm electronic work under this agreement, disclaim all
-liability to you for damages, costs and expenses, including legal
-fees. YOU AGREE THAT YOU HAVE NO REMEDIES FOR NEGLIGENCE, STRICT
-LIABILITY, BREACH OF WARRANTY OR BREACH OF CONTRACT EXCEPT THOSE
-PROVIDED IN PARAGRAPH 1.F.3. YOU AGREE THAT THE FOUNDATION, THE
-TRADEMARK OWNER, AND ANY DISTRIBUTOR UNDER THIS AGREEMENT WILL NOT BE
-LIABLE TO YOU FOR ACTUAL, DIRECT, INDIRECT, CONSEQUENTIAL, PUNITIVE OR
-INCIDENTAL DAMAGES EVEN IF YOU GIVE NOTICE OF THE POSSIBILITY OF SUCH
-DAMAGE.
-
-1.F.3. LIMITED RIGHT OF REPLACEMENT OR REFUND - If you discover a
-defect in this electronic work within 90 days of receiving it, you can
-receive a refund of the money (if any) you paid for it by sending a
-written explanation to the person you received the work from. If you
-received the work on a physical medium, you must return the medium with
-your written explanation. The person or entity that provided you with
-the defective work may elect to provide a replacement copy in lieu of a
-refund. If you received the work electronically, the person or entity
-providing it to you may choose to give you a second opportunity to
-receive the work electronically in lieu of a refund. If the second copy
-is also defective, you may demand a refund in writing without further
-opportunities to fix the problem.
-
-1.F.4. Except for the limited right of replacement or refund set forth
-in paragraph 1.F.3, this work is provided to you 'AS-IS', WITH NO OTHER
-WARRANTIES OF ANY KIND, EXPRESS OR IMPLIED, INCLUDING BUT NOT LIMITED TO
-WARRANTIES OF MERCHANTABILITY OR FITNESS FOR ANY PURPOSE.
-
-1.F.5. Some states do not allow disclaimers of certain implied
-warranties or the exclusion or limitation of certain types of damages.
-If any disclaimer or limitation set forth in this agreement violates the
-law of the state applicable to this agreement, the agreement shall be
-interpreted to make the maximum disclaimer or limitation permitted by
-the applicable state law. The invalidity or unenforceability of any
-provision of this agreement shall not void the remaining provisions.
-
-1.F.6. INDEMNITY - You agree to indemnify and hold the Foundation, the
-trademark owner, any agent or employee of the Foundation, anyone
-providing copies of Project Gutenberg-tm electronic works in accordance
-with this agreement, and any volunteers associated with the production,
-promotion and distribution of Project Gutenberg-tm electronic works,
-harmless from all liability, costs and expenses, including legal fees,
-that arise directly or indirectly from any of the following which you do
-or cause to occur: (a) distribution of this or any Project Gutenberg-tm
-work, (b) alteration, modification, or additions or deletions to any
-Project Gutenberg-tm work, and (c) any Defect you cause.
-
-
-Section 2. Information about the Mission of Project Gutenberg-tm
-
-Project Gutenberg-tm is synonymous with the free distribution of
-electronic works in formats readable by the widest variety of computers
-including obsolete, old, middle-aged and new computers. It exists
-because of the efforts of hundreds of volunteers and donations from
-people in all walks of life.
-
-Volunteers and financial support to provide volunteers with the
-assistance they need are critical to reaching Project Gutenberg-tm's
-goals and ensuring that the Project Gutenberg-tm collection will
-remain freely available for generations to come. In 2001, the Project
-Gutenberg Literary Archive Foundation was created to provide a secure
-and permanent future for Project Gutenberg-tm and future generations.
-To learn more about the Project Gutenberg Literary Archive Foundation
-and how your efforts and donations can help, see Sections 3 and 4
-and the Foundation information page at www.gutenberg.org
-
-
-Section 3. Information about the Project Gutenberg Literary Archive
-Foundation
-
-The Project Gutenberg Literary Archive Foundation is a non profit
-501(c)(3) educational corporation organized under the laws of the
-state of Mississippi and granted tax exempt status by the Internal
-Revenue Service. The Foundation's EIN or federal tax identification
-number is 64-6221541. Contributions to the Project Gutenberg
-Literary Archive Foundation are tax deductible to the full extent
-permitted by U.S. federal laws and your state's laws.
-
-The Foundation's principal office is located at 4557 Melan Dr. S.
-Fairbanks, AK, 99712., but its volunteers and employees are scattered
-throughout numerous locations. Its business office is located at 809
-North 1500 West, Salt Lake City, UT 84116, (801) 596-1887. Email
-contact links and up to date contact information can be found at the
-Foundation's web site and official page at www.gutenberg.org/contact
-
-For additional contact information:
- Dr. Gregory B. Newby
- Chief Executive and Director
- gbnewby@pglaf.org
-
-Section 4. Information about Donations to the Project Gutenberg
-Literary Archive Foundation
-
-Project Gutenberg-tm depends upon and cannot survive without wide
-spread public support and donations to carry out its mission of
-increasing the number of public domain and licensed works that can be
-freely distributed in machine readable form accessible by the widest
-array of equipment including outdated equipment. Many small donations
-($1 to $5,000) are particularly important to maintaining tax exempt
-status with the IRS.
-
-The Foundation is committed to complying with the laws regulating
-charities and charitable donations in all 50 states of the United
-States. Compliance requirements are not uniform and it takes a
-considerable effort, much paperwork and many fees to meet and keep up
-with these requirements. We do not solicit donations in locations
-where we have not received written confirmation of compliance. To
-SEND DONATIONS or determine the status of compliance for any
-particular state visit www.gutenberg.org/donate
-
-While we cannot and do not solicit contributions from states where we
-have not met the solicitation requirements, we know of no prohibition
-against accepting unsolicited donations from donors in such states who
-approach us with offers to donate.
-
-International donations are gratefully accepted, but we cannot make
-any statements concerning tax treatment of donations received from
-outside the United States. U.S. laws alone swamp our small staff.
-
-Please check the Project Gutenberg Web pages for current donation
-methods and addresses. Donations are accepted in a number of other
-ways including checks, online payments and credit card donations.
-To donate, please visit: www.gutenberg.org/donate
-
-
-Section 5. General Information About Project Gutenberg-tm electronic
-works.
-
-Professor Michael S. Hart was the originator of the Project Gutenberg-tm
-concept of a library of electronic works that could be freely shared
-with anyone. For forty years, he produced and distributed Project
-Gutenberg-tm eBooks with only a loose network of volunteer support.
-
-Project Gutenberg-tm eBooks are often created from several printed
-editions, all of which are confirmed as Public Domain in the U.S.
-unless a copyright notice is included. Thus, we do not necessarily
-keep eBooks in compliance with any particular paper edition.
-
-Most people start at our Web site which has the main PG search facility:
-
- www.gutenberg.org
-
-This Web site includes information about Project Gutenberg-tm,
-including how to make donations to the Project Gutenberg Literary
-Archive Foundation, how to help produce our new eBooks, and how to
-subscribe to our email newsletter to hear about new eBooks.
-
-
-
-</pre>
-
+<div>*** END OF THE PROJECT GUTENBERG EBOOK 42746 ***</div>
</body>
</html>