diff options
| author | nfenwick <nfenwick@pglaf.org> | 2025-02-05 19:06:46 -0800 |
|---|---|---|
| committer | nfenwick <nfenwick@pglaf.org> | 2025-02-05 19:06:46 -0800 |
| commit | 15618a4b632a8ac1bdd564e2170c481c44d0f97c (patch) | |
| tree | c40c9612612705d41dfa90b510fe8cfffe5dd6da | |
| parent | ad66c13e405d95fce0df0d10a5f6eca8c093422b (diff) | |
| -rw-r--r-- | .gitattributes | 4 | ||||
| -rw-r--r-- | LICENSE.txt | 11 | ||||
| -rw-r--r-- | README.md | 2 | ||||
| -rw-r--r-- | old/51869-8.txt | 5732 | ||||
| -rw-r--r-- | old/51869-8.zip | bin | 116510 -> 0 bytes | |||
| -rw-r--r-- | old/51869-h.zip | bin | 196950 -> 0 bytes | |||
| -rw-r--r-- | old/51869-h/51869-h.htm | 7980 | ||||
| -rw-r--r-- | old/51869-h/images/book.png | bin | 364 -> 0 bytes | |||
| -rw-r--r-- | old/51869-h/images/card.png | bin | 249 -> 0 bytes | |||
| -rw-r--r-- | old/51869-h/images/cover.jpg | bin | 45356 -> 0 bytes | |||
| -rw-r--r-- | old/51869-h/images/external.png | bin | 172 -> 0 bytes | |||
| -rw-r--r-- | old/51869-h/images/logo-wljb.png | bin | 3633 -> 0 bytes | |||
| -rw-r--r-- | old/51869-h/images/titlepage.png | bin | 14093 -> 0 bytes |
13 files changed, 17 insertions, 13712 deletions
diff --git a/.gitattributes b/.gitattributes new file mode 100644 index 0000000..d7b82bc --- /dev/null +++ b/.gitattributes @@ -0,0 +1,4 @@ +*.txt text eol=lf +*.htm text eol=lf +*.html text eol=lf +*.md text eol=lf diff --git a/LICENSE.txt b/LICENSE.txt new file mode 100644 index 0000000..6312041 --- /dev/null +++ b/LICENSE.txt @@ -0,0 +1,11 @@ +This eBook, including all associated images, markup, improvements, +metadata, and any other content or labor, has been confirmed to be +in the PUBLIC DOMAIN IN THE UNITED STATES. + +Procedures for determining public domain status are described in +the "Copyright How-To" at https://www.gutenberg.org. + +No investigation has been made concerning possible copyrights in +jurisdictions other than the United States. Anyone seeking to utilize +this eBook outside of the United States should confirm copyright +status under the laws that apply to them. diff --git a/README.md b/README.md new file mode 100644 index 0000000..fb53f94 --- /dev/null +++ b/README.md @@ -0,0 +1,2 @@ +Project Gutenberg (https://www.gutenberg.org) public repository for +eBook #51869 (https://www.gutenberg.org/ebooks/51869) diff --git a/old/51869-8.txt b/old/51869-8.txt deleted file mode 100644 index f538a04..0000000 --- a/old/51869-8.txt +++ /dev/null @@ -1,5732 +0,0 @@ -The Project Gutenberg EBook of Multatuli, by Lodewijk van Deyssel - -This eBook is for the use of anyone anywhere at no cost and with -almost no restrictions whatsoever. You may copy it, give it away or -re-use it under the terms of the Project Gutenberg License included -with this eBook or online at www.gutenberg.org/license - - -Title: Multatuli - Multatuli en Mr. J van Lennep; Multatuli en de Vrouwen - -Author: Lodewijk van Deyssel - -Release Date: April 26, 2016 [EBook #51869] - -Language: Dutch - -Character set encoding: ISO-8859-1 - -*** START OF THIS PROJECT GUTENBERG EBOOK MULTATULI *** - - - - -Produced by Jeroen Hellingman and the Online Distributed -Proofreading Team at http://www.pgdp.net/ for Project -Gutenberg. - - - - - - - - - MULTATULI - - MULTATULI EN MR. J. VAN LENNEP - MULTATULI EN DE VROUWEN - - - DOOR - A. J. (L. VAN DEYSSEL) - - - TWEEDE HERZIENE DRUK - - - W. L. & J. BRUSSE'S - UITGEVERS-MAATSCHAPPIJ - ROTTERDAM MCMXXII - - - - - - - - - Dit boek bevat mede eene Bibliographische Studie - betreffende K. J. L. Alberdingk Thijm door - Benno J. Stokvis. 31 Augustus 1922 - - - - - - - - -VOORAF - - -Het jaar 1890 is wel een rijk jaar geweest voor boekhandel en -letterkunde; rijk aan voor den boekhandel veelbelovende en te -gelijk--wat maar al te zelden het geval is--voor de letterkunde -interessante uitgaven. Van de in dat jaar verschenen werken, -welke betrekking hebben op de geschiedenis der letterkunde, kan er -ongetwijfeld geen in beteekenis wedijveren met de deelen Brieven [1], -waaraan het ons een genoegen is eene bespreking te kunnen wijden. - -Er zijn drie hoofdsoorten van auteursbrieven. Vooreerst die, waarvan -de schrijvers er naar streven de minste met hun naam geteekende -schrifturen tot vlekkeloos grammatikaal-korrekte stukjes te -fatsoeneeren, waarvan de schrijvers geen onderscheid maken tusschen -hun voor de drukpers en het publiek en hun voor een post-couvert en -een enkelen persoon bestemde bladzijden. Hun eenvoudigste briefjes -zullen glad, netjes en "mooi" zijn als de steeds "aan kant" gehouden -zitkamer eener Hollandsche vrouw, maar zullen ook geen spoor van -de charme eener huiselijk-intieme, ongewild-oprechte en pittoresque -wanorde vertoonen. Het echte intérieur van hun gemoedsleven, bevroren -in keurige spraakkunstvormen,--zij 't ook met de koude pracht van -een ijspaleis,--getoiletteerd met eene onberispelijke punktuatie, -zal voor hun lezers nooit gemakkelijk te betreden en geheel te leeren -kennen zijn. - -De tweede soort auteursbrieven zijn die, wier schrijvers een radikaal -onderscheid maken tusschen gedrukt en ongedrukt. Als deze de pen ter -hand nemen om haar gedurende eenige uren in dienst te stellen van -de drukpers, doen zij hunner gedachte en de uitdrukking daarvan iets -als een officiëel, konventioneel tuig aan, gebruiken alleen algemeen -aangenomen en vaststaande zins- en stijlwendingen, die hun overigens -even gemeenzaam zijn als aan ambtenaren van den Burgerlijken Stand -en aan Geestelijken de formule der huwelijksplechtigheden. Maar, -als ware daar toch iets minder aangenaams in, hoe wreken zij zich op -hunne eigene, in hun schatting verplichte, deftigheid, als, in een -ander gedeelte van den dag, het uur der gemeenzame korrespondentie -heeft geslagen! Dan vermeien zij er zich in, zoo gemakkelijk mogelijk, -ja, meer dan gemakkelijk, achteloos, slordig, zich in hemdsmouwen te -bewegen. Daardoor ontstaat zulk een buitensporig verschil tusschen -hun publieke en hun private geschriften, dat eene vergelijking van -die twee soorten voortbrengselen zou doen wanen, dat men met twee -menschen te doen heeft in plaats van met een en denzelfden. - -De derde soort auteursbrieven gelijken den eerstgenoemden, doch op -omgekeerde wijze. Het zijn de brieven dier schrijvers, die denken, -spreken, boeken schrijven, en brieven schrijven, alles op de zelfde -manier, en wel niet op een vooraf door hen bedachte of aangenomene, -maar alleen zóo, als hun gemoed en geest het hun op 't oogenblik van -'t schrijven zelf ingeeft. Van hen kan men met alle recht zeggen, -dat zij schrijven in den meest ongebonden aller stijlen. Zij bemoeien -zich niet met stijl, zij laten de kompositie van hun stijl geheel -aan de spontane werking hunner stemming over. - -Multatuli behoorde tot deze laatste schrijvers. Behalve dat de toon in -zijn publieke werken hier en daar iets hooger is aangezet, heeft hij -al die werken geschreven alsof het intieme brieven waren. Dát althans -kunnen wij nu met de meeste stelligheid weten. Wij zijn nu in staat -de brieven, de huishoudelijkste en innigste brieven naast de openbare -werken te leggen en te konstateeren: Multatuli heeft nooit kunnen -vermoeden, dat deze brieven eens openbaar zouden worden, hij schreef, -zooals hij dacht, en: zijn ander werk is precies als deze brieven. Ook -in dat andere werk schreef hij dus zooals hij dacht. Deze man heeft -de o. a. door Zola in Musset als zeldzaam geprezen verdienste van -nooit te hebben gelogen. - -Laat ons dus herhalen: nu wij deze brieven bezitten, nu wij dus -zonder zweem van twijfel weten, dat Multatuli zich steeds gaf, -zooals hij was, nú kunnen wij pas degelijk aan de karakteristiek van -zijn persoon arbeiden, zonder vrees dat later eventueel te ontdekken -gegevens onze waardeeringen zouden kunnen beschamen. En daarom zijn -deze Brieven zulk een belangrijke uitgaaf te achten, en daarom behoort -het Nederlandsch publiek mevr. Dekker dankbaar te zijn, dat zij deze -uitgave heeft ondernomen. - - - -Er is een belangrijk verschil in opvatting van hunne taak als -uitgeefster der Brieven hunner echtgenooten tusschen mevr. Dekker -en mevr. Huet, belangrijk en zeer eigenaardig. De koele en effen -brieven van onzen scherpen en kalmen officiëelen kritikus heeft -zijne vrouw ons gegeven, zoo maar, zooals zij daar lagen, zonder -eenig kommentaar, zonder emendaties, als archiefstukken ten behoeve -der letterkundige geschiedenis. De ongedurige, woelige, nooit eens -even bedaarde maar altijd hartstochtelijke epistolaire uitingen van -onzen niet-officiëelen philosoof, romanschrijver en prozadichter, -worden ons voorgelegd als heftige pleidooien in een polemiek, die nog -maar niet wil uitsterven, en mevr. Dekker omgeeft ze van, wikkelt -ze als 't ware in, kommentaren, in even intiemen toon gesteld als -de brieven zelf, en waar zij onophoudelijk zoo nadrukkelijk mogelijk -partij kiest voor haar beminden en vereerden man. Multatuli's vurige -ziel werkt na zijn dood nog na, er komt nog vuur uit zijn graf, deze -brieven zijn als de laatste brandende opwellingen van een vulkaan, -dien men ten onrechte reeds voor geheel uitgeput hield. - - - - - - - - -I. LETTERKUNDIGE BETEEKENIS VAN MULTATULI EN ZIJN WERK - - -Het woord "geniaal" meenen wij te mogen gebruiken in den zin van: -intuïtief in kunst, wetenschap, wijsbegeerte en letterkunde, spontaan -en helderziend in de hooge zaken van den geest. Geniaal is hij, -die plotseling, zonder dat hij 't zelf eigenlijk goed weet, doet -datgene, wat anderen slechts bereiken na lange jaren van oefening en -voorbereiding, vooral indien hij 't dan zelfs nog beter doet dan die -anderen het kunnen. - -Hechten wij deze beteekenis aan het woord, dan is Multatuli een -geniaal man geweest bij uitnemendheid. Niet alleen dat hij nooit -zijn best heeft gedaan om letterkundige te worden, niet alleen dat -hij zelf steeds is blijven beweren geen letterkundige te zijn, maar -hij kwam tot het voortbrengen van letterkundige zaken geheel en al -zonder dat hij 't wist, geheel en al als 't ware buiten zichzelf -om. Hij was een ambtenaar, die meende verongelijkt te zijn; na -vruchteloos alle andere, meer gewone, middelen aangewend te hebben -om in zijn recht hersteld te worden, nam hij nu een middel te baat, -dat hem het uiterste, het eenig overblijvende, en ook ten slotte -het meest afdoende, toescheen; hij wenschte namelijk zijn zaak te -brengen voor de rechtbank der openbare meening. Hij nam dus de pen -ter hand, om: iets te beweren, om: een pleidooi te houden;--en ziet, -toevallig, van-zelf, tegen zijn bedoeling in, schreef zijne pen, door -zijne koude vingers op het Brusselsche zolderkamertje bestuurd, een -fraai letterkundig kunstwerk, een gedicht in proza, vol onstuimige -kunst-elementen van hartstochtelijke welsprekendheid, het beste -Nederlandsche belletristische werk van die jaren. - -Van zijne genialiteit is Multatuli zich bewust geweest, althans -na dat hij Max Havelaar had voltooid. Na de lezing der verschenen -Brieven, is de veronderstelling niet gewaagd, dat gedurende het in -schrift stellen van Max Havelaar de bewust-wording der genialiteit -in Multatuli's binnenste plaats greep. Aandoenlijke bladzijden, -merkwaardige gegevens voor de letterkundige zielkunde tevens, -zijn de over zijn boek handelende passages in de brieven, die hij, -tijdens het opstellen van Max Havelaar, van Brussel uit aan zijn vrouw -schreef. Men neemt er zooveel als de ontroering in waar, die hem zelf -vervulde, bij de dagelijksche verrassingen, die het ontdekken van den -verborgen schat van zijn talent in zijne ziel hem bereidde. Eerst een -enkele regel over zijn Eerlooze (De Bruid daarboven). Deze is nog koel, -maar de zelf-ontdekking begint: "Ik heb idee dat ik daarvan iets maak, -en als ik slaag, schrijf ik meer" (Brieven, 1859, bl. 57). Dit was in -'t begin van September 1859. Een paar weken later was Multatuli reeds -aan Max Havelaar begonnen te werken. Hij had zijn Eerlooze aan een -schouwburgbestuur gezonden en hoopte nu, om zelf moed te hebben om met -schrijven door te gaan, dat de heeren zijn werk zouden goedkeuren. Zie -hier wat hij, ongeveer 20 Sept., er over schrijft: - -"Ik had te meer het antwoord [2] gaarne gehad omdat dit een goeden -invloed hebben zou op mijn werk. Ik ben namelijk sedert vele dagen -bezig met het schrijven van een ding dat misschien wel drie deelen -groot wordt. Nu is het zonderling zooals ik bij dat werk telkens -verander van opinie over het zelve. Ik heb oogenblikken dat ik er mee -tevreden ben en dan weer komt het mij voor als om te verscheuren. Ik -gis een 100 pagina's druk klaar te hebben. Als nu dat van de Eerlooze -gedurende dien tijd marcheerde, zou mij dat wat moed geven. Ik heb den -titel van dat stuk veranderd, het heet nu: De Bruid daarboven! Ik heb -het netjes overgeschreven en laten inbinden, en nu ligt het daar. Is -dat niet verdrietig? Zoo gaat het kassian met alles, hoe ik mij -ook uitsloof. - -Als ik het werk waar ik nu mee bezig ben ten einde brengen kan, zou de -mogelijkheid om er een uitgever voor te vinden, zeker veel afhangen -van de réussite van den Eerlooze. Als dat een beetje opgang maakte -zou men er eerder toe overgaan iets te drukken, dan als de naam des -schrijvers geheel onbekend is. - -Ik ben dikwijls mismoedig, en heb buyen dat ik niets kan -voortbrengen. Ik schrijf zoo weinig omdat ik niets te schrijven heb, -en mijne vingers zijn moe; ik heb er de kramp in. Het is maar jammer -dat ik zelf niet weet of mijn werk wat waarde heeft. Het komt me -telkens zoo onbeduidend voor, en dan weer niet." - -Elders (28 Sept. 1859) heet het, na dat hij van de Vrijmetselaars, -Broeders van 't Rozekruis, door wier bemiddeling hij zijn Bruid -daarboven! op het tooneel wilde beproeven te brengen, o. a. vernomen -had, dat tooneel-besturen zich reeds royaal toonden indien zij een stuk -met vijf-en-twintig gulden betaalden, ook in een brief aan zijne vrouw: - -"... ik wil mijn naam niet op de affiches hebben, want daar men in -Holland, dom genoeg, dikwijls een vooroordeel heeft tegen menschen die -frivole dingen schrijven, en ik misschien later weêr in betrekking -komen zal, daarom wil ik onder een anderen naam gedrukt of gespeeld -worden. Ik noem mij Multatuli, dat is: ik heb veel gedragen. (Deze -mededeeling is niet onbelangrijk, daar het ontstaan van den pseudoniem -er in verklaard wordt.) Welnu, als nu mijn stuk gespeeld wordt,... hoop -ik, niet lang daarna klaar te zijn met mijn boek en als dit dan met den -naam Multatuli in de wereld komt, die als mijn stuk een beetje lukt, -gauw in de gedachten komt, omdat hij zoo vreemd en toch welluidend -klinkt, dan moet dat op mijn boek doen letten. En dat boek, beste -Tine, moet ons er boven op helpen. God geef radikaal. Want al is dan -de letterkunde nog zoo schraal beloond in Holland, ik hoop dat men -voor mijn boek een uitzondering maken zal, omdat het boek zelve eene -uitzondering wezen zal. - -Ik heb u reeds gezegd dat ik zoo dikwijls verander van stemming -daarover, maar sedert den laatsten tijd ben ik er weer zeer mee -ingenomen. Ik kan niet zeggen dat ik hard voortga, maar ik ben daarover -niet zoo verdrietig als gij zoudt meenen, omdat dikwijls als ik niet -kan werken (eerst de kou en nu, na de warmte, weegluizen die mij -'s nachts beletten te rusten en dan ben ik 's morgens zoo heet van -huid en niet dispos) omdat die bezwaren niet van mijn geest komen, -waarvoor ik toen ik aanving bang was... - -Ik ben zeker dat men in recensiën er stukken uit overschrijven zal. En -dat men zeggen zal: Wie is die Multatuli?..." - -De zelf-ontdekking, het langzaam bewustworden der genialiteit, -komt ook fraai uit in regels als deze. Uitvoerige aanhalingen zijn -hier voorzeker niet ongepast, daar het de teederste en edelste -gemoedsbewegingen geldt, die zich in eene menschenziel kunnen voordoen: - -"Ik durf na wat ik zelf weet van Holland en wat Van Hasselt -schrijft, toch beweren dat men mijn boek betalen zal, want ik zal -de lezers aangrijpen zooals ze nooit aangegrepen zijn. Zeg daarvan -niets. (Hoe lief naïef, deze laatste woorden) want men noemt dat -malle verwaandheid... maar ik heb een proef op mijn werk. Als ik -niet gestoord word door uiterlijke dingen, schrijf ik zoo gauw dat -ik over twee dagen er niets meer van weet. Dan lees ik hard op, en -als iets vreemds, wat ik voor weinig tijds maakte, welnu, dat komt -mij dikwijls heel goed voor. - -Nu vraag je wat ik schrijf. Lieve engel 't is zoo'n raar boek. Voor -ik begon liep ik verdrietig rond en bedacht of ik over onze positie en -het infame gouvernement aan den koning zou schrijven... ik merk onder -het schrijven dat ik stof in mijn hoofd heb voor vele boekdeelen... - -... Jij komt ook in mijn boek, ik heb je juist gisterenavond een -ondeugende streek laten uitvoeren, hoor beste lieve Tine, mijn Tine, -je bent mijn lieve hart. Och, ik las je zoo graag wat voor. Ik geloof -waarachtig dat er veel geest in is. Het is vroolijk, koddig, men zal -hoop ik lachen, en dan stuit men op een passage die zeer ernstig is... - -... Ik kan niet goed in weinig woorden uitleggen wat het is. Het -gelijkt naar geen ander boek... - -... Is dat dan niet een gek boek? Ik heb buyen, dat ik mijn werk -afkeur, maar de slotsom is dat het heel goed is. Middelweg is er niet." - -Zoo gaat de schrijver nog lang voort, telkens herhalend, dat het -zoo'n vreemd boek is, dat hij er zijne vrouw zoo graag iets uit -voorlezen zou, of aan haar het afschrift van een hoofdstuk zenden, -als de port maar niet zoo hoog was. - -"... Och, ik wou je zoo graag de aanspraak voorlezen van een nieuw -Assistent-Resident die zijne betrekking aanvaardt. Hij heet Max -Havelaar (dat ben ik)." - -"... Ik vind die passage zoo mooi. Ik heb er zelf bij geschreid. Maar -er liggen vele tranen op mijn handschrift..." - -"... Ja, ik moet schrijver zijn, ik heb wel honderd boeken in mijn -hoofd." (Dit alles in de Brieven, 1859, blz. 60-103 vv.). - - - -Toen Multatuli zich zijner genialiteit volkomen bewust was, heeft -hij zich aan die wetenschap, aan die gevoelswetenschap vastgeklampt -als aan het groote vermogen, dat hem zeker en stellig ééns, als -hij in 't leven bleef, wanneer dan ook, tot hoogen roem, en als -gevolg daarvan tot de hooge positie moest brengen, die hij nooit, -vóor zijn definitief vertrek naar Duitschland althans, gewanhoopt -heeft te zullen bereiken. Aanhoudend zal hij nu in 't vervolg, in -'t openbaar, van zijn genie-zijn (dat hij verwarde met genialiteit) -spreken, zich daarop, en terecht, beroemen, en die genialiteit in zijn -binnenste als 't ware aankweeken en verzorgen als een kostbare plant. - -Men herinnert zich, uit zijn werk, het bezoek aan de Japanners, waar -hij zich aandiende als zijnde een "genie". Op verschillende plaatsen -in de Brieven komt voor, dat hij zijne vrouw mededeelt, haar geen -uitvoerigen brief te kunnen schrijven, omdat hij zich dan te veel -"epancheert," omdat hij dan "leêg" raakt, hetgeen nadeelig is voor -"geest, poëzie en alles." Later, te Amsterdam wonende (Brieven, 2e dl., -1860) noemt hij datzelfde als de reden, waarom zijn vrouw maar niet -vooreerst nog met hem moet komen samenwonen. Dit zou nadeelig zijn -voor zijn werk, daar hij dan tot haar alles zou zeggen, wat hij beter -deed met op te schrijven voor zijne uitgaven. Hij verpleegde dus zijne -genialiteit wèl als eene zorgzame moeder haar eenig en nukkig kindje. - -Een, voor zijne letterkundige ontwikkeling bedenkelijker maatregel, -dien hij met het oog op het zelfde doel toepaste, bestond in zijne -bekende onthouding van lektuur, ten einde zijn oorspronkelijkheid -niet te verliezen, zoo als hij het ongeveer uitdrukt. - -Deze maatregel was dáarom zoo bedenkelijk, om dat die onthouding hem -het eenige middel uit de hand nam, waarmede hij zijn oorspronkelijkheid -zoude hebben kunnen kontroleeren. Hij dacht zoo: ik ben nu geniaal, -ik heb nu eenmaal alles uit mij zelf, als ik dus nu maar voortdurend -de gedachten en sentimenten noteer, die in mij opwellen als in hun -oorsprong-bron, dan zal ik van zelf ook noodzakelijk origineel -blijven. Naar het ons voorkomt, vergiste Multatuli zich met dit -gevoelen. Want niet alleen had hij dan toch vroeger veel gelezen, en -las hij, zij 't ook zeer fragmentarisch, in boeken, in tijdschriften, -in kranten, in brieven zelfs, allerlei zaken, waaruit de geest van zijn -tijd hem moest blijken (een negentiende-eeuwer, die absoluut zich van -lektuur zou spenen is schier ondenkbaar, de lektuur is zijn dagelijksch -voedsel geworden, hij leeft er half van); maar ook, heeft er, door -wat men hoort, door wat men ziet, door de onophoudelijke aanraking -met menschen en dingen een nimmer onderbroken opneming van de tijdziel -in ons plaats, iets als een inzuiging door de poriën des geestes van -den tijd, waarin wij leven, aan welken invloed ook de sterkste mensch -zich niet kan onttrekken. En dit eenmaal gegeven zijnde, wordt het -gevaar duidelijk, dat degene loopt, die zich door zoo min mogelijk -lektuur te onderhouden, voor den invloed van buiten wil bewaren. - -Want terwijl hij, door zoo veel mogelijk kennis te nemen van de -geestes-voortbrengselen zijner tijdgenooten, elke gedachte, elk -gevoel, dat in hem opkomt, kan toetsen aan de reeds bestaande en -volkomen uitgedrukte gedachten en sentimenten, om die te verwerpen, -welke slechts kopieën blijken te zijn en alleen die te aanvaarden en -te bewaren, wier nieuwheid zeker zal wezen; zal hij noodlottigerwijze, -in het tegenovergestelde geval, als hij de kiem eener wijsgeerige -gedachtenreeks of van poëtische samenstelling in zich waarneemt, hetzij -die kiem zonder onmiddellijk aanwijsbare oorzaak in hem zelf geworden -is, hetzij met zijn weten van buiten af tot hem is gekomen, zich aan -den arbeid zetten om uit de kiem zich het werk te doen ontwikkelen, -wat er uit groeien moet, niet wetend, dat een dergelijke ontwikkeling -reeds in hoofd en hart van een ander schrijver heeft plaats gegrepen, -en dat zijn arbeid dus, zonder dat hij 't zelf gissen kan, niet geheel -oorspronkelijk zal zijn. - -Indien men dit goed in 't oog houdt, zal men ontwaren, dat, in de -geschiedenis der letterkunde (letterkunde in den zin van kollectieve -benaming voor wijsbegeerte en kunst genomen) deze twee typen van -schrijvers scherp tegenover elkander uitkomen: de bewust origineelen -en de onbewust onorigineelen. Multatuli meende, dat als hij er zich -maar voor hoedde te behooren tot de bewust onorigineelen, hij van zelf -tot de origineelen gerekend zou kunnen worden, terwijl het denkbeeld -van het bestaan der bewust-(d.i.: ten gevolge van lektuur en kontrôle) -origineelen en de onbewust-(d.i.: door gemis aan lektuur en kontrôle) -onorigineelen niet bij hem is opgekomen. - -Naar onze meening, die wellicht eenigszins gewaagd kan heeten, -moet Multatuli, wat de algemeene wijze van voorstelling in zijne -letterkundige en den inhoud zijner wijsgeerige voortbrengselen aangaat, -tot de onbewust onorigineele schrijvers geacht worden te behooren. - -Het is niet wel mogelijk dit gevoelen nader toe te lichten zonder voor -een oogenblik het onderwerp der letterkundige scholen te behandelen. - -In 't algemeen schijnt men er veel gemakkelijker toe te komen het -bestaan van schilderscholen, dan het bestaan van letterkundige -scholen te erkennen. Het ligt niet in de bedoeling thans de oorzaak -van dat verschijnsel na te sporen. Genoeg zij het het verschijnsel te -konstateeren, bestatigen, zoo als de Vlamingen zeggen. Met de grootste -gemeenzaamheid spreekt men van de Hollandsche zeventiende-eeuwsche -schilderschool, van de schilderschool der Italiaansche Renaissance, van -de Spaansche schilderschool, van de verschillende negentiende-eeuwsche -Fransche schilderscholen, de akademische van David, de romantische -van Delacroix, de naturalistische van Millet, de impressionistische -van Manet, verder van de Duitsche, de Belgische en de Hollandsche -negentiende-eeuwsche schilderschool. - -Maar van letterkunde-scholen, daarvan wil men niet zoo spoedig -weten. Nu is het waar, dat de schilders-ateliers, zoo als men die in de -groote centra der beschaving kent, het idee van school meer plastisch -verwezenlijken en de verbreiding er van dus in de hand werken. Zeker, -de leerlingen zitten daar in grooten getale ter neder, schilderend -of teekenend naar het model, en de meester gaat rond, toeziende, -om zijn goed- en afkeuringen uit te deelen. - -Op deze wijze, zeer zeker, bestaan er geen letterkundige scholen. Er -wordt geen lokaal gebouwd, er worden geene banken getimmerd, er is -geen zwart bord en geen krijt, er zijn geen oorvegen-uitdeelende -meester en vingers-opstekende leerlingen vergaderd. Het woord school, -als men het ter gemeenschappelijke aanduiding van auteurs-groepen -bezigt, wordt niet aanschouwelijk gemaakt door het voorbeeld van een -Fröbel-school of een R. H. B. school. - -Ook bestaat er, bij den aanvang van elke nieuwe litteratuur-periode, -geen school. De "school" is een voorstelling, is de naam eener -rubriceering, die de kritici, de letterkundige geschiedschrijvers, -later in 't leven roepen, om hun taak te vergemakkelijken, hun -overzichten van de gebeurtenissen der tijden te vereenvoudigen. En -er schijnt werkelijk niet de minste reden te bestaan om eerder -van schilderscholen, van philosophische scholen, van geneeskundige -en andere wetenschappelijke scholen te spreken, en alleen niet van -letterkunde-scholen. De school van Shakespeare, de school van Diderot, -de school van Baudelaire,--waarom niet? - -Multatuli was, zoo als men weet,--en dit staat in zeer eigenaardig -verband met zijne opvatting der genialiteit en de gedragslijn, die -de bezitter dier zeldzame gave ten haren opzichte te volgen had, -zoo als wij die boven poogden te schetsen,--een vijand van scholen, -letterkundige of wijsgeerige, vooral ook theologische, welke laatste -hij wel eens met de beide voorgaande verwarde. Hij stond buiten alle -scholen, beweerde hij steeds, ja en bóven alle scholen, dacht hij zelf -daar in stilte bij (wellicht heeft hij 't wel eens uitgesproken tevens) -en verkondigden zijn vergoders luide. Deze meening moet o. i. verworpen -worden. Zij kan onmogelijk worden volgehouden tegenover de duidelijk -sprekende trekken, die zijn werk vertoont, en die hem op onloochenbare -wijze zijn plaats in de literatuurgeschiedenis aanwijzen. Het in de -historie éénige feit, dat een schrijver tot geene school zou behooren, -en tevens geene school heeft gesticht, kan niet geacht worden zich hier -te hebben voorgedaan. Want indien beweerd wordt, dat Multatuli's werk -tot zekere school behoort, zouden de personen, die hem eene matelooze -vereering toedragen, dit wel willen bevestigen, door te zeggen: -ongetwijfeld, ge hebt gelijk, Multatuli's werk behoort tot--want het -heeft den oorsprong gevormd van,--de school van Multatuli. Jawel, -begrepen, maar zoo is de bedoeling niet. De produkten der weinige -navolgers, wier werk eenige grove verwantschap met dat van Multatuli -vertoont, zijn,--hierover bestaat geen verschil van opinie--dermate -onbeteekenend, dat hun bestaan niet de moeite waard is om erkend -te worden. - -Neen, Multatuli's werken behooren, al naar de verscheidenheid van hun -aard, tot verschillende letterkundige-scholen, waarvan de meesters, -of, zoo men wil, de voornaamste vertegenwoordigers, niet moeilijk te -noemen zijn. - -Het is hier niet de plaats om in veel details van vergelijking te -komen, noch om door een abstrakt theoretisch en te algemeen kritisch -vertoog deze bewering uitvoerig te staven, daar het alleen te doen -is om eene omschrijving van Multatuli's genialiteit, in verband met -zijne beteekenis voor de letterkunde. - -Wij willen evenwel eenige voorbeelden noemen. Woutertje Pieterse is -een der beste voortbrengselen van Multatuli's pen. Er worden zelfs -vele lezers gevonden, die Woutertje Pieterse boven de Camera obscura -van Hildebrand verkiezen. Deze novelle wordt geprezen om haar humor -en melancholie, om haar treffend juist weergeven van wat er omgaat -in een jongensziel. De heer Swart vindt in de betrekking tusschen -Woutertje en Juffrouw Laps aanleiding om Multatuli van een overdreven -penchant voor het lubrieke te beschuldigen. Hij vindt dat hieruit -een ziekelijke toestand van de sexueele centra in de hersenen des -schrijvers blijkt. Bij deze inderdaad geheel onverdedigbare meening -willen wij echter niet stil staan. Want, indien men zich aan zulk een -oordeel wilde houden, zoude men om dezelfde reden minstens de helft -der grootste schrijvers van alle tijden als aan dezelfde ziekte lijdend -moeten beschouwen en hunne voornaamste voortbrengselen verwerpen. Wij -scharen ons aan de zijde van hen, die, hun oordeel alleen baseerend -op overwegingen van zuiver letterkundigen aard, Woutertje Pieterse tot -het schilderachtigste en krachtigste, hartigste zouden we haast zeggen, -proza rekenen, dat in deze eeuw in ons land is gemaakt. Doch, bij het -uitspreken van lof, is er meer dan éen voorbehoud te maken. Vooreerst -paste het wel geheel en al in Multatuli's eigenaardig genre om de -novelle als eene causerie in te richten en telkens den draad van -het eigenlijke verhaal, het weefsel der voorstelling, af te breken, -om zich, naar aanleiding van een in het verhaal voorkomend woord, -in beschouwingen van allerlei aard te verdiepen, die met het geval, -waarmede de lezer werd bezig gehouden, eigenlijk niets hoegenaamd -te maken hadden, of ten minste, door op zijn denkvermogen in plaats -van op zijn verbeelding te werken, het genot verstoorden, dat hij -vond in het zich inleven in den toestand, in het medeleven met het -verhaal als ware het een werkelijkheid, waarin hij, de lezer, zelf -was geplaatst; vooreerst dus, al paste deze wijze van doen wel in -Multatuli's intuïtief stelsel, kunnen wij, noch langs den weg van het -gevoel, noch langs dien der redeneering, eene verontschuldiging voor -deze arbitraire handelwijze vinden. En ten anderen--hetgeen ons naar -ons punt van uitgang terugvoert,--is Woutertje Pieterse, in weerwil -harer betrekkelijke oorspronkelijkheid, in weerwil van het feit, -dat de krachtige individualiteit van den schrijver zich hier niet -minder onbetuigd laat dan in welk der overige werken ook, waar men die -ook openslaat, eene novelle pur sang uit de school van Dickens. Men -herinnere zich slechts Woutertje op het kantoor en Woutertje in de -jodenbuurt, om de manier van Dickens, in al haar schilderachtigheid, -haar humor, haar door de aanschouwelijkheid van het proza als 't -ware heendringend vrouwelijk, moederlijk gevoel van medelijden met -de kleinen, zwakken en hulpbehoevenden onder de menschen, te herkennen. - -Multatuli heeft zelf Woutertje Pieterse een "epos" genoemd. Deze -bewering mag evenwel niet als een uitspraak van letterkundige kritiek -opgevat worden. Multatuli schreef haar zoo maar neder, zonder er -verder over na te denken. Hij wilde alleen, door het gebruiken van een -groot, aanzienlijk en geleerd woord, te kennen geven, dat Woutertje -eene zeer bijzondere en mooie verschijning was in de Vaderlandsche -letterkunde. Hierin had hij trouwens het grootste gelijk. Maar een -epos, neen, dát is het niet. Woutertje Pieterse is alleen daarom -reeds veeleer het tegenovergestelde van een epos, wijl het geheel den -hoogen, onpersoonlijken, sereinen, d. i. kalm-zuiveren stijl mist, -die een proza- of dichtstuk tot een epos maakt. Deze novelle derft -ook het langzame en zekere in de kompositie, het egale, gelijkmatig, -harmonieus samengestelde, dat epische kunst pleegt te kenmerken. Het -is een prozawerk met horten en stooten, zeer ongelijk van waarde in de -verschillende gedeelten, gemaakt door een schrijver, die er maar op -los schreef zonder vooraf een plan of schema te beramen niet alleen, -maar ook zonder dat, gelijk b.v. bij George Sand geschiedde, het werk, -gedurende het schrijven, tot een geheel vol evenwicht zich vormde. - -Ongetwijfeld had Multatuli van Dickens, van wiens werken de geheele -Europeesche en Amerikaansche atmosfeer toenmaals was gesatureerd, -veel gelezen en voegde zich bij de leerlingen van den grooten -Engelschman zonder daar zelf iets van te vermoeden, want zoowel uit -zijn eigen intieme uitlatingen daaromtrent in de Brieven, als uit -zijn buitensporige zelfverheffing in zijn voor het publiek bestemd -werk, blijkt, dat hij een critischen blik op zijn eigen arbeid in -'t geheel niet bezat. - -De Multatulianen, voor zoover die van dit opstel kennis mochten nemen, -zullen wellicht beweren (in welke bewering het niet bepaald onmogelijk -is, dat zij het volste gelijk hebben): Multatuli heeft juist nooit -iets van Dickens gelezen. Dit is een bekend antwoord van vrienden van -groote schrijvers, die rangschikking van het voorwerp hunner vereering -in eene letterkundige school als eene mishandeling, of verkleining -ten minste, van hun vereerde beschouwen. Wij zijn echter gevrijwaard -voor het treffen van zulk eene bewering, door onze, eenige bladzijden -vroeger uiteengezette theorie omtrent de onbewuste oorspronkelijkheid. - -Behoort Woutertje Pieterse en in 't algemeen al het realistische -novellistische proza van Multatuli, al het proza waarin hij -beschrijvend optreedt, tot de Engelsche school, zonder dat er -eenige Fransche invloed in is te bespeuren,--in zijn poëtische, -lyrische stukken, hetzij in prozavorm, hetzij in versmaat, worden -sprekende trekken van verwantschap aan de Duitsche letterkunde waar -genomen. Saïdjah's minnelied, Het gebed van den onwetende zijn uit -de Duitsche school, waarin Heine de eerste plaats bekleedt. Het is -dezelfde weemoed, het is dezelfde gevoels-twijfel (in tegenstelling -tot wijsgeerigen twijfel) aan "God", aan het "bestaan van een God", -die de Germaansche poëzie en de Germaansche muziek van vóór de -Wagner-periode, in onvergelijkelijk schoone beelden en geluiden over -de wereld heeft uitgestort. - -Over de oorspronkelijkheid van Multatuli's anti-theologische -denkbeelden behoeft niet uitgeweid te worden. Het voegt niet, om -op deze plaats in vraagstukken van godsdienstleer en wijsbegeerte -zich te verdiepen, en dat Multatuli in dit opzicht aan de wereld een -nieuw stelsel zou hebben geschonken zal trouwens door geen serieus -mensch worden volgehouden. Voltaire, Strauss, Renan, in deze namen -koncentreert zich de historische anti-theologie der laatste anderhalve -eeuw en Multatuli's onuitwischbare verdienste zal het blijven deze -polemiek uiterst talentvol in Nederland te hebben gelokaliseerd. - - - -Nu wij getracht hebben de bewering, dat Multatuli wat "de algemeene -wijze van voorstelling in zijne letterkundige en den inhoud zijner -wijsgeerige voortbrengselen" aangaat, niet bij de schrijvers -geschikt moet worden, in wier persoonlijkheid eene letterkunde -of wijsbegeerte haar oorsprong of kulminatiepunt vindt, door eenig -betoog te rechtvaardigen, rijst de vraag ter beantwoording: waarin -dan wèl Multatuli's originaliteit en dus zijne hooge verdienste en -bijzondere beteekenis voor de letterkunde gelegen is. - -Het antwoord kan niet twijfelachtig zijn: het begrip van het -individualisme van den letterkundigen kunstenaar als zoodanig heeft -Multatuli in de Nederlandsche letterkunde gebracht, en de praktijk -van dat begrip door niets minder of meer te doen dan onze taal te -hervormen, eene ziel te brengen in onze taal en in onze letterkunde, -die, ook door mannen als Busken Huet voor ten doode gedoemd werd -gehouden, onmachtig als zelfs Huet was haar een nieuw leven te geven. - -Naar onze meening zoude men zich Multatuli's eerstgenoemde verdienste, -het essentiëele onderscheid tusschen hem en zijne de pen voerende -tijdgenooten, en daarom tevens zijne essentiëele grootheid, als volgt -kunnen voorstellen. De andere schrijvers, de gewone schrijvers, die -vóór Multatuli's optreden en tijdens zijne gerucht-makende prouesses -aan het woord waren geweest en aan het woord waren, vroegen zich, toen -zij de neiging in zich gevoeld hadden om letterkundigen te worden en -toen de tijd dáar was om aan die neiging gehoor te geven, àf: hoe moet -ik nu doen? op welke wijze is het gebruikelijk letterkundige te zijn, -hoe treedt men in 't algemeen op, hoe denkt men, hoe spreekt men, -hoe schrijft men? hoe wil het vak het? op wat voor manier pleegt het -vak der letterkunde beoefend te worden? Deze menschen beschouwden de -letterkunde als eene soort hofhouding, waarvan zij de manieren en de -étiquette moesten kennen, om er zich behoorlijk te gedragen, anderen, -van minder allooi, beschouwden haar meer als eene boerenkolonie, -waarvan zij de gebruiken en den tongval moesten leeren alvorens zich er -gepast te kunnen voordoen. Niet alzoo Multatuli. Deze voelde zich een -koning in eigen ziel en de étiquette, regelrecht door die gebiedende -ziel voorgeschreven, was de eenige, die hij als wettig erkende: naar -háre voorschriften moest hij zich gedragen, naar háre stem alleen -luisteren. Zijn tongval regelde zich naar zijn harteslag, en de -eenige gebruiken, die zijn pen als eerbiedwaardig had na te komen, -waren de vorstelijke luimen zijner fantasie, en de aanbiddelijke -grillen zijner gemoedsstemmingen. - -Hij vroeg niet naar wat men deed, hoe men dacht, hoe men sprak, -hoe men schreef, hoe men handelde. Hij schreef zooals hij sprak, hij -sprak zooals hij dacht, en hij dacht steeds hartstochtelijk. Zijne -ziel noch zijne taal kon hij kanaliseeren volgens de overgeleverde -stelregelen, zooals de kalme wateren van anderer ziel en taal dat -zoo gemakkelijk en bereidwillig konden. Hij nám geen voorzorgen, hij -nám daarvoor geen maatregelen, maar al had hij ze genomen, ze zouden -vruchteloos gebleven zijn tegen den machtigen drang der ontembare ziel, -die als een breede snel vlietende stroom nú, en dán weder als een -neerdonderende waterval, zich baanbrak door de wetten en konventiën -van de maatschappij zoo wel als van de orthographie, de grammatica -en de syntaxis, vergruizelend en verder in zijn vaart meevoerende -wat waagde hem te weerstaan of hem onwillekeurig in den weg stond. - -Een der beste bladzijden van Multatuli is zijn vermaarde -beschrijving--een gedicht in proza--van de overstrooming van den -Indischen bergvliet, die, ten bate der slachtoffers van die ramp, -als vlugschrift afzonderlijk bij Nijgh te Rotterdam uitgegeven, -hoewel slechts éen vel druks beslaande, in enkele weken in zoo groot -aantal exemplaren werd verkocht, dat de opbrengst dertienhonderd gulden -bedroeg. Welnu, men herleze dit stuk,--het is Multatuli's eigen ziel, -die hij daarin heeft beschreven en geroemd. - -En wat de taal in 't bijzonder aangaat,--de taal is gansch het volk -niet alleen, als omgangsmiddel der gezamenlijke menschen, maar de -taal is ook gansch de ziel als omgangsmiddel van den kunstenaar met -zich zelf--de terugkeer tot de natuur, die overal dermate verlangd -werd, dat dat verlangen zich tot in de meest gemeenzame versregeltjes -kenbaar maakte als - - - Schrijven moet men, zegt papatje, - Even zoo, alsof men praat; - Daarom zeg mij, beste Kaatje, - Nu maar eerst eens hoe 't u gaat!, - - -die terugkeer tot de natuur werd, ten tijde dat Multatuli debuteerde, -meer bezongen en gepredikt dan in praktijk gebracht. En dit wel om de -zeer afdoende reden, dat het maar niet genoeg is naar de stemmen van -binnen te gaan luisteren in plaats van uitsluitend naar de stemmen, -die van buiten komen, maar dat er hiervoor ook stemmen van binnen -moeten zíjn. Ziedaar het vraagstuk. Om in de kunst den terugkeer tot de -natuur, tot de echte en oprechte menschelijke natuur, zoo in praktijk -te brengen dat er eenige beteekenis aan is, moeten in den kunstenaar -twee faktoren aanwezig zijn: een groot fonds van persoonlijkheid -en eene volledige openhartigheid. Nu was het feit, nu wilde de -historische toestand, dat Multatuli's voorgangers en tijdgenooten, -wel zeer ter goeder trouw en vol ijver naar openhartigheid streefden, -naar een nauwkeurig weêrgeven van hun wezenlijke gedachten en innig -gevoel, maar die wezenlijke gedachten waren niet schoon, dat innige -gevoel was niet groot, om dat zij geen groote mannen waren. Daarom -ontbrak de voornaamste faktor: het fonds van groote persoonlijkheid. - -En daarin heeft Multatuli's onuitwischbare, koninklijke verdienste -bestaan: dat hij zelf een groote, gepassioneerde persoonlijkheid was, -dat zijne stem door zijn tijdvak weerklonken heeft als die van een -profeet in de woestijn, en dat hij de schoonste letterkundige kunst -heeft voortgebracht van zijn tijd en van zijn land. - - - - - - - - -II. MULTATULI EN "DE MENSCHEN". - - -Nu wij de plaats omschreven hebben, welke Multatuli, naar onze -opvatting, als openbare persoonlijkheid in de beschavings-geschiedenis -van Nederland inneemt, rust, met groote duidelijkheid aangewezen, -de taak op ons, de compositie van het beeld dat wij begonnen zijn te -schetsen, te vervolledigen, door er de bijzondere trekken aan toe te -voegen, die Multatuli als mensch in het private leven kenmerkten. En -hiertoe bieden de Brieven het niet genoeg te waardeeren materiaal. Zoo -ergens, dan is bij Multatuli de privaat-mensch de aanvulling, de -wederhelft van de publieke persoon. Niet alleen om dat hij steeds -uit zijn omgeving, uit zijn eigen lotgevallen, uit zijn toevallige -omstandigheden en ontmoetingen op reis en te huis, bijna uitsluitend de -stof putte voor zijne artistieke fantasieën en wij dus de geschiedenis, -den oorsprong van zijn kunstwerk in zijn partikulier leven moeten -opsporen; maar ook om dat hij zelf nagenoeg zijn geheele partikuliere -leven, qua historie, qua belang inboezemende, verontwaardiging wekkende -lotgevallen, heeft gepubliceerd, maar niet altijd,--en hierop komt -het aan--met zooveel nauwkeurigheid en algeheele helderheid, dat -omtrent den waren aard zijner ondervindingen bij den lezer niets meer -in het duister bleef. Velen ongetwijfeld zullen pas in deze Brieven -de volkomen opheldering van zoo menigen geestelijken en stoffelijken -toestand in des schrijvers leven vinden, waarnaar zij in de heftige -uitlatingen der Ideën en andere geschriften te vergeefs hebben gezocht. - - - -De vrouwen zijn voorzeker de zachtste, de liefste, de aangenaamste, -in vele gevallen de meest menschelijke, helft der menschheid. Het -is dus allerminst om de vrouwen van deze kategorie van wezens uit te -sluiten, indien wij, na Multatuli in zijne verhouding tot "de menschen" -beschouwd te hebben, gaarne een afzonderlijk hoofdstuk zouden wijden -aan Multatuli's verhouding tot "de vrouwen", en in verband met deze -verklaring moet dus wel de titel der hier aanvangende afdeeling -van dit opstel eene anticipatie schijnen op dien der volgende. Toch -zullen wij er ons op toeleggen dit slechts schijn te doen zijn. Want -het onderscheid moet zijn: dat wij nu Multatuli's bijzondere en -buitensporige persoonlijkheid in haar gevoelens en gedragingen ten -opzichte van de menschen in 't algemeen willen nagaan, om vervolgens -uitsluitend het bijzondere in die persoonlijkheid te overwegen, -dat haar eigen werd zoodra zij speciaal met vrouwen in kontact kwam. - - - -Om een juist denkbeeld van Multatuli's karakter te krijgen, zoo als -het zich in zijn omgang met menschen, in zijn houding tegenover de -maatschappij, openbaarde, toen hij eenmaal een publiek persoon begon -te worden, moeten wij aanvangen met zijn karakter te beschouwen -zoo als het vóor dien tijd was, want het karakter heeft zich wel -niet veranderd, maar heeft zich uitgedijd, en, om zijn latere -ontwikkeling te begrijpen, moet men daarvan de oorzaken in de kiem -naspeuren. Multatuli's karakter, zoo als dat was vóór de verschijning -van zijn eerstuitgekomen werk, den Max Havelaar, heeft de houding -bepaald die de maatschappij, vertegenwoordigd door hare met hem in -betrekking staande leden, tegen hem aannam, en waarvan zijne, latere, -houding weêr de terugslag was. - -Wie was Douwes Dekker vóór dat Multatuli bestond, wat voor een man -was die Douwes Dekker in de waardeering dergenen, die over hem te -oordeelen hadden,--ziedaar de vraag, waarvan de beantwoording het -gedrag der "menschen" jegens hem volkomen zal verklaren. - -De waardeering, waarin Dekker bij de menschen, hier in 't bijzonder -zijne familieleden, bijv. zijn in de Brieven dikwijls genoemden -broeder Jan Dekker en zijn zwager Van Heeckeren van Waliën, stond, -had zich natuurlijk gevormd uit wat zij wisten van zijne handelingen -en gedachten, van de feiten zijns levens, van zijn gedrag als mensch, -ambtenaar, echtgenoot, huisvader. - -Vóór het geweldige feit, het enorme fait accompli zijner -ontslagneming als Assistent-Resident te Lebak, had Dekker (naar uit -de Brieven blijkt) in zijne familie de reputatie van te zijn een -zeer begaafd man, maar tevens wat zonderling, wat heet-hoofdig, -en een slecht financier. Vóór Lebak reeds, lezen wij, waren de -financiëele omstandigheden der familie Douwes Dekker alles behalve -gunstig. Dekker had zelf van huis uit geen geld, hij was gehuwd met -eene onbemiddelde baronesse Van Wijnbergen, hij verdiende in 's lands -dienst wel betrekkelijk veel, maar de verteringen overtroffen steeds -de inkomsten, zoodat men links en rechts in schulden kwam. - -In 1846 was Dekker gehuwd, in 1852 kwam hij met verlof naar Europa, -om in 1855 weder naar Indië terug te keeren. In die drie jaren -verloftijd, dus nog vóór zijn zenuwgestel door zijn ontslag en de -daardoor veroorzaakte ellende den grooten schok had gekregen, toonde -hij reeds, vooral in uitspannings-tijd, slecht met geldelijk beheer -overweg te kunnen; want niet alleen bij zijne vrienden, maar ook bij -zijne Wageningsche tantes, en zelfs bij den hôtelhouder Fuhri in -'s-Gravenhage maakte hij schulden, die in 1856, het jaar van het -ontslag, nog lang niet aangezuiverd waren, want jaren later nog -"maakte", zooals de uitgeefster der Brieven het mededeelt, "Fuhri -het hem daarover lastig." - -Al dat schulden maken wordt natuurlijk in 't algemeen verontschuldigd -door Dekker's stellige en zeer oprechte voornemens om het geleende -geld terug te geven, misschien wel met de rente er bij; het leenen -bij de tantes in 't bijzonder wordt vergoelijkt door het feit, -dat Dekker deze dames geregeld ondersteunde, zoodat hij niet ten -onrechte, maar wel wat weinig delikaat, later beweerde: het was zijn -eigen geld, dat hij van de tantes had geleend; doch het leenen van de -tantes komt aan den anderen kant weer in een minder fraai daglicht, -als men verneemt, dat die tantes zelve uiterst onbemiddeld waren, zoo -onbemiddeld, dat, ter beantwoording van verzoekschriften hunnerzijds, -prins Frederik hun eens vijftig gulden ten geschenke zond, terwijl zij -van het ministerie een gratificatie van zestig gulden ontvingen. De -schuld bij den hôtelhouder is van nog bedenkelijker aard, par ce qu'il -faut laver son linge sale en famille. (Want Dekker was toen nog niet -behoeftig, hij had zijn verlofstraktement). - - - -Zóó was dus de toestand, toen, nadat Dekker 4 Jan. 1856 benoemd was -tot Assistent-Resident, de familie in de lente van dat jaar plotseling -verrast en verbaasd en, ja geërgerd werd door het bericht, dat hij, -in wiens promotie zij zich waarschijnlijk juist zeer verheugde, op 4 -April van die hooge positie had afstand gedaan en uit die lukratieve -betrekking zijn ontslag had genomen. Waarom, dus vroeg men zich in -ontsteltenis af, waarom heeft hij dat gedaan? Was het om elders in -nog betere betrekking te komen, was het om op andere wijze, door het -beginnen eener partikuliere onderneming, zijne levensomstandigheden en -die van zijn gezin nog meer te verbeteren, was het wegens onvermogen, -wegens ziekte? Niets van dat alles. Toen dus de familie de reden -vernam, kon zij, die natuurlijk naar de algemeen in de maatschappij -gangbare begrippen oordeelde, er onmogelijk iets anders van vinden, -dan dat hij, die zoo handelde, rijp was voor de gevangenis of voor het -krankzinnigen-gesticht. Want wát was er gebeurd, wat was de aanleiding -geweest, die Dekker tot dezen stap had gebracht? Hij had eene berisping -van hooger hand ontvangen over Dienstzaken en, meenende zijn plicht -te hebben gedaan, meenende dat zijne superieuren ongelijk hadden en -niet hij, meenende dus dat men een andere wijze van dienen van hem -verlangde dan hij met zijn plichtsbesef kon overeenbrengen, had hij -voor deze moeilijkheid geen andere oplossing geweten dan eenvoudig -uit den Dienst te treden. - -Hij had berisping ontvangen en daarom zijne demissie genomen. De -familie, die wij steeds noemen als vertegenwoordigster der -maatschappij, kon niet anders denken, dan dat Eduard dit uit gekrenkten -trots had gedaan, dat hij, gekrenkt in zijn trots, daarom zich zelf -en zijn vrouw en kinderen tot armoede had gebracht, in het ongeluk -had gestort. Zij kon niet anders denken om drie redenen: ten eerste -zoude zij, als bestaande uit gewone menschen, zich niet hebben kunnen -indenken in den geestestoestand van iemand, die het plichtsbesef op -zulk een eigenaardige heroïeke manier opvatte; ten tweede, al zoude -zij geweten hebben, dat nog heden ten dage individuën met zulke -buitensporige begrippen worden gevonden, had zij toch geen enkelen -grond om te veronderstellen, dat hun familielid Eduard Douwes Dekker, -dien zij wèl echter als zeer hoogmoedig kenden, tot dit slag fanatici -zou behooren; ten derde, al waren zij zich bewust geweest van het -bestaan dezer soort plichtsopvatting en al hadden zij daarbij geweten, -dat die bestond in den geest van Eduard, dan zouden zij toch nog van -meening zijn geweest, dat die plichtsopvatting zich in een geheel ander -gedrag kon uiten dan in het zijne en tot geheel andere handelingen -leiden dan die, welke zij, met leede oogen, hem zagen bedrijven. - - - -Gegeven--dus hooren wij de menschen, zoo de derde der genoemde -beschouwingen de hunne was, redeneeren--gegeven aan den eenen kant, -dat de bevolking van Lebak verkeerd werd behandeld, zoowel tot haar -ongeluk als tot nadeel van Nederland, dat de assistent-resident -dat merkt, dat hij die verkeerde behandeling tracht tegen te gaan, -en over dat trachten berispt wordt van hooger hand in plaats van -aangemoedigd; gegeven aan den anderen kant, dat hij het tegengaan -der verkeerde behandeling, als zijnde plicht, zijn hoogste levenswet -acht, dat hij dus om zijn eenen plicht te volbrengen, zijn anderen -plicht--het gehoorzamen aan zijn meerderen,--zoude moeten verzaken, -dan blijft hem, ook volgens de strengste kasuïstische redeneering, -nog een vierde weg open, behalve de derde (het ontslagnemen), nog -een vierde weg om uit dit dilemma te geraken, de weg dien niet alleen -bijna alle menschen in het gewone leven bewandelen, maar die ook door -buitengewone, dweepzieke personen in zeer bijzondere gevallen, dikwijls -wordt ingeslagen: de weg van het schipperen, van het geven-en-nemen. - -Want--en hierop komt het aan ter waardeering van Dekker's daad, -en hierom kunnen wij de menschen, die zoo oordeelen, niet geheel -ongelijk geven, en in verband hiermede gelooven ook wij dat de -trotschheid wel deugdelijk in het spel is geweest en het zijne er toe -bijdroeg om hier het woord plicht zoo eigenaardig te interpreteeren -(en wij kunnen dit des te eerder doen, daar trotschheid in iemand die -later blijkt zoo eene schoone ziel te hebben, niet afkeurenswaardig, -of althans, naast de groote gewrochte dingen, de moeite der afkeuring -niet waard is),--want, zeggen we, we hebben hier niet te doen met zulk -een lijnrecht afgebakende vraag van plicht of geen plicht, van deugd of -zonde, als waarop, bij voorbeeld, in tijden van godsdienstvervolging, -de Roomsche of de Calvinistische geloovigen te beslissen hadden en -waaraan zich die van dood of leven onmiddellijk verbond. - -De Roomschen, die wij als voorbeeld nemen, moesten hun geloof afzweren -door het plechtig zeggen van eenige woorden; het uitspreken dier -formule was, dus leerde de Paus: de zonde, het volstrekt zondige; de -Calvinisten moesten hun geloof afzweren, het uitspreken der formule -was, dus leerde Calvijn: het volstrekt zondige. Er was hier dus, even -als bij alle bekentenissen op de pijnbank, een nauwkeurig afgeperkte -daad te verrichten of na te laten. Hem, die het deed, wachtte, na -een leven van wroeging, de eeuwige verdoemenis; hem, die het naliet, -wachtte, onmiddellijk, de eeuwige gelukzaligheid. De geheele zaak, de -daad en het doel, bepaalde zich dus tot het uitspreken of verzwijgen -van eenige woorden. - -In Dekker's geval was dat anders. Hij had geen bepaalde daad te -verrichten, die de stem van het geweten verbood. Hij had zijn gedrag -alleen een weinig te wijzigen, om niet alleen zijn vrouw en kinderen -zoo gelukkig te doen blijven als zij waren, maar om tevens,--wat voor -hem dan de hoofdzaak zoude geweest zijn--zijn zaak beter te dienen, -zijn doel beter te bereiken, dat, door het nemen van zijn ontslag, -geheel voor hem verloren ging. Want hij was toen nog niet van plan -de zaak van Indië door openbare geschriften te bepleiten, en, ware -hij op zijn post gebleven, dan zoude hij, wat hij toch onmiddellijk -voorzien kon, de belangen van Nederlanders en Inlanders niet alleen -hebben kunnen blijven bevorderen, maar tevens zou hij, ware de gedachte -ook in dat geval bij hem opgekomen, door boeken en artikelen, aan de -bevordering dier belangen eene meer algemeene uitgebreidheid hebben -kunnen geven. - -Het geval van Multatuli is het best te vergelijken met het geval van -een menschlievend schoolmeester. Veronderstelt dat een onderwijzer -op een armenschool, behalve dat hij de wettelijke voorschriften -ten opzichte der kinderen volbrengt, dien kinderen tevens voedsel -verstrekt voor zijn eigen rekening, hiervoor een gedeelte van zijn -traktement gebruikende. Veronderstelt voorts, dat een lid der bevoegde -autoriteit, het gemeentebestuur of de schoolcommissie, den onderwijzer -aanschrijft daarmede niet voort te gaan door eene, het doet er niet -toe welke, administratieve konsideratie hiertoe gebracht. Moet nu -die onderwijzer, van meening zijnde, dat de kinderen van Staatswege -zouden moeten worden gevoed, en dat hij in elk geval geheel vrij moest -gelaten worden om ze voor zijne rekening te voeden, van meening zijnde, -dat de plicht der menschlievendheid hem die voeding gebiedt,--moet nu -die onderwijzer zijn ontslag nemen en zeggen: anders dienen dan ik -thans dien kan ik niet, zoo doende zijn traktement verliezend, zijn -familie ongelukkig makende, en de kinderen aan de behandelingen van -zijn opvolger blootstellend, die jegens hen wellicht een veel minder -zacht gedrag in praktijk zal brengen dan in het onthouden der niet -voorgeschreven voeding bestaat? Of moet hij op zijn post blijven en -langs een anderen, minder met de inzichten der autoriteiten strijdenden -weg, het harde leven voor de kinderen wat zoeken te verzachten? - - - -Wij wenschen met deze overwegingen te betoogen de redelijkheid van het -oordeel der maatschappij over Multatuli's daad. En daar wij gaarne -het gebeuren van zooveel mogelijk heldenmoedige daden aannemen, om -het genot te kunnen hebben die te bewonderen, willen wij gelooven, wat -niet absoluut zeker is, want hij was zeer opgewonden--dat Multatuli, -op het oogenblik zijner ontslagneming, wist, dat hij zich daardoor -in het ongeluk stortte. Wij erkennen, dat zijn daad dán heldenmoedig -was, maar wij betoogen daarbij, dat die heldenmoedige daad, evenals -die van Van Speyk, voortkwam uit trots, en geenszins uit plichtsbesef -of menschenliefde. - -"De menschen", en natuurlijk zijn familieleden in de eerste plaats, -waren dus--wij herhalen: ook om dat niets nog deed vermoeden dat in den -naar hunne meening dwazen Douwes Dekker de later te ontluiken auteur -Multatuli school--ten hoogste ontstemd tegen den man, die, na eerst -eenigen tijd te Batavia te hebben vertoefd, nu, in het voorjaar van -1857, per landmail over Singapore, Ceylon, Suez, Kaïro en Marseille, -naar Europa kwam om ... ja, waarom eigenlijk, waarom anders dan om -als een avonturier rond te zwerven en hun allerwaarschijnlijkst per -slot van rekening nog tot overlast te worden, terwijl hij zijn in -gezegende-omstandigheden verkeerende vrouw en zijn zoontje te Rembang, -op het goed van zijn broeder Jan, had achtergelaten. - -Het gedrag van Dekker, van zijne aankomst te Marseille af tot zijn -verblijf in Brussel, waar hij een paar jaar later den Max Havelaar -schreef, toe, was in alle opzichten dat van een losbandig levend -avonturier, en niemand, die niet in zijne ziel kon lezen, dus -letterlijk niemand, kon hem bij mogelijkheid voor iets anders houden. - -In plaats van naar zijne familie te reizen, eene betrekking te -zoeken, desnoods, in afwachting van beter, winkelbediende te worden -(wat ook de familie voor iemand, waarvan zij--wij kunnen dit niet -genoeg herhalen--hoegenaamd niet wist dat er een kunstenaar in stak, -beter zou gevonden hebben dan het leven dat hij verkoos te leiden) -begon hij door Europa te zwerven en schijnt ook nogal eens--men houde -ons de details ten goede, die uit de Brieven zijn geput en waarvan -de vermelding noodzakelijk is om een juist en volledig beeld van den -toestand te krijgen--publieke-huizen bezocht te hebben. Althans uit -een bordeel "kocht" hij in dien tijd, zekere Eugenie "los", een vrouw, -die,--naar de naïeve mededeelingen van de uitgeefster der Brieven, -dl. I, blz. 43--"noch zeer jong, noch zeer schoon, maar fatsoenlijk in -voorkomen en manieren," buitendien "eenvoudig, bescheiden en zacht" -was, terwijl Dekker haar "lief" en Eugenie zelf het "een ramp" vond, -dat zij in dat huis "gebonden" was. - -Met deze vrouw reisde Dekker, in den zomer van 1857 (terwijl zijne -vrouw steeds in Indië bij zijn broeder logeerde) tot Straatsburg, -waar zij scheidden, hij, om verder Duitschland in te reizen, zij om in -Fransch land te blijven, waar zij meende, "als française, meer kans -te hebben om een eerbaar middel van bestaan te vinden". Om haar het -bereiken van dit doel gemakkelijk te maken, gaf Dekker haar geld. De -uitgeefster der Brieven gist, in verband met zijn gewone royaliteit, -een "vrij aanzienlijke som" (van het geld, dat waarschijnlijk zijn -broeder Jan hem had voorgeschoten om in Europa een positie te zoeken). - -Nu was Dekker's geld-voorraad zeer verminderd en, tweede stadium der -reis door Europa, een tamelijk natuurlijk gevolg van het eerste, -hij reisde naar Homburg, om daar aan de speelbank zijn fortuin te -beproeven. De uitgeefster der Brieven zegt er van: - -"Multatuli heeft zijn millioenen-studien geschreven, en noemt daarin -de kansrekening zijn lievelingsstudie. Wie dat boek lazen weten dat dit -zoo was. (Ongetwijfeld, als het er in staat.) Hoe juichend begroet hij -daarin de "simple chance" en de "logos, vol van waarachtigheid." Er was -verband tusschen de kansrekening, zijn millioenen-studien, zijn hooge -droomen vol ongemeten eerzucht, zijn "rekenen en mijmeren" waarvan -hij zoo dikwijls sprak, en zijn verder reizen naar Duitschland, -naar Homburg. Ook het oogenblik drong hem. Nog in het bezit van -een weinig geld, maar zonder uitzicht op verdere inkomsten, zag -hij het afzichtelijke fantoom "geldgebrek" dreigend naderen... Nog -had hij genoeg, nog was het tijd om een kans te wagen, en wie weet, -als nu... In 't kort, hij ging naar de speelbank! Maar hij verloor -daar wat hij had, zoo zelfs, dat hij een of twee dagen later zijn -logementsrekening niet kon voldoen. De hôtelhouder maakte het hem -lastig, en door nood gedreven telegrafeerde hij naar Straatsburg, -evenwel vreezende dat Eugenie van daar vertrokken zou zijn, of althans -dat zij haar geld besteed had. Maar neen. Den ochtend na zijn telegram -stond zij voor hem. Zij had nog geen uitgaven van belang gedaan, en -bracht hem nagenoeg al het geld dat hij haar gegeven had, terug. Met -ingenomenheid kon hij in later jaren vertellen, hoe fier zij den -lastigen logementhouder haar bankjes had toegeworpen met een kort: -"payez-vous!"" - -Nu willen wij niet in eene te uitvoerige appreciatie van deze -lotgevallen en handelingen treden. Zoo als zij hier vermeld staan -vernemen de lezers ze op minstens even partijdige wijze voorgesteld, -als de interpretatie dezer zaken door Dekkers familie partijdig -was in tegenovergestelden zin. Het is alleen eene zeer beminnelijke -vooringenomenheid die in al dit gedoe iets anders kan zien dan de lang -niet buitengewone of fijne gebeurtenissen, die een Welt-Umbummler, een -Globetrotter, een kosmopolitisch avonturier, zoo al kunnen overkomen. - -Wij, hedendaagsche lezers, wij de bewonderaars van Multatuli's werken, -wij die in Multatuli den man van prachtigen artistieken aanleg, van -grooten hartstocht en ongemeen talent eeren, wij vinden het thans,--al -naar mate wij alleen nieuwsgierig, of fatsoenlijk maatschappelijk, -of zelf eenigszins meer artiestachtig gestemd zijn,--belangrijk, -betreurenswaardig of aardig, dat een gedeelte der biografie van onzen -grooten schrijver aldus gekleurd is, wij vinden deze dingen interessant -om dat zij plaats hadden met den man, die later de schrijver Multatuli -werd, even zoo als wij er ons voor zouden interesseeren of hij -'s ochtends bij zijn boterham een gekookt of wel een gebakken ei -pleegde te nuttigen; maar wij kunnen die avonturen op zich zelf niet -belangrijk vinden, en--hiermede passen deze zaken in ons betoog--dat -de familie in Holland, wie alleen de brute mededeeling der feiten ter -oore kwam, het zeer schandelijk vond, dat deze echtgenoot en vader met -publieke vrouwen door Europa rondreisde, het geld dat hij gekregen -had om voor zich en zijn gezin eene broodwinning op te sporen, in -bordeelen en aan speelbanken verkwanselde en voortging het type van -"lastig logementhouder" tot een stereotiepe figuur in zijn leven -te maken,--welnu, wie is er, die dit gevoelen der familie niet zeer -natuurlijk zal achten? - -Mevrouw Dekker, de uitgeefster der Brieven, verhaalt, zeiden we, -deze dingen op partijdige wijze. Niet dat zij de feiten onnauwkeurig -opgeeft, maar in den heelen toon van het verhaal is de stem der liefde -waar te nemen, voor wier schoone blindheid wij den meesten eerbied -gevoelen, maar omtrent wie wij, in een historische beschouwing als -deze, ons niet gerechtigd achten te verzwijgen, dat zij in hooge -mate de, aan de liefde trouwens inherente, eigenschap bezit van ook -de minste handelingen der geliefden voor edele en groote daden te -houden, en te meenen, dat de groote en edele geliefde, die onverdiend -ongelukkig is, nu ook, als ware het door de natuur met opzet zoo er -op toegelegd, steeds in aanraking zal komen met andere ongelukkigen, -die zoo al niet groot dan toch óók edel zijn. - -Wij zullen, om den wille der waarheid, eenige nuchtere opmerkingen -wagen aan te voeren, die de feiten in kwestie tot hun zuivere -anekdoten-waarde zullen terugbrengen. In de wereld van speelbanken, -bordeelen, en wat dies meer zij, is de uitgeefster der Brieven -natuurlijk eene vreemdelinge, en al zoude zij, langs den weg der -philanthropie, misschien wel met gevallen-vrouwen in gevangenissen of -elders hebben gesproken, dan toch zoude zij van den waren aard der -bordeelen-wereld niet op de hoogte zijn gebracht. Er zijn gevallen -bekend van geestelijke zusters, die tien jaar en langer vrouwelijke -gevangenen hebben bediend, waarbij eene menigte brutale vrouwspersonen, -die zich niet terughielden alles uit te schreeuwen wat hun in 't -hoofd opkwam; en tóch hadden de zusters, in al dien tijd, van den -eigenlijken aard der toestanden, waaruit het verleden dier vrouwen -bestond, niets begrepen. - -De korte zin dezer lange rede moet de bewering wezen, dat in Dekker's -gedrag, en ook in Eugenie's gedrag, niets bijzonders gevonden -wordt. Dat een leeglooper, die zijne betrekking is kwijtgeraakt, -zijn gezin in Indië achterlaat, in Europa "en garçon" uitstapjes -maakt, publieke huizen bezoekt, en, toevallig veel geld op zak -hebbende, een vrouw, die hem bevalt, uit een bordeel medeneemt, -na hare schuld in dat etablissement te hebben betaald, om met haar -verder te reizen,--hierin is niets bijzonders, hoegenaamd niet. Menig -gezeten burger, thans huisvader en kapitalist vol respektabiliteit, -zal zich uit zijn jeugd, toen hij de periode onder het devies "il -faut que jeunesse se passe" doormaakte, uit eigen ondervinding of van -hooren zeggen dergelijke gevallen herinneren. Ons is iemand bekend, -in wiens studenten-vriendenkring alleen reeds, eertijds drie zulke -"loskoopingen" hebben plaats gehad. - -Dat een avonturen-jager in de grensstad van haar land afscheid neemt -van zijne tijdelijke "mentinee," zooals het plat-Amsterdamsche woord -luidt, dat hij, bepaald eene "toquade" voor die vrouw hebbende en, -gewoon hoe kaler hij is hoe royaler met geld om te springen, haar een -flinken duit als afscheidsgeschenk medegeeft, met de typische vermaning -nu in 't vervolg op het goede pad te blijven,--dit is wederom eene -gebeurtenis, in de annalen der Bohême en der demi-monde zoo frequent -voorkomend als het maar mogelijk is. - -Dat iemand, die in goeden doen is geweest en nu op weg naar -"lager wal", zich aftobt om een snelwerkend middel te vinden, dat -zijn fortuin herstellen zal, bezoeker van de speelbank wordt en de -kansrekening zijn lievelingsstudie noemt,--wij zouden haast vragen: -kan het alledaagscher? De kansrekening, het ploeteren in "systemen", -die onvermijdelijk doen winnen, is de voortdurende bezigheid der -stamgasten van speelbanken. Wie, die ooit de speelzalen in Spa of -Monte-Carlo bezocht, heeft ze niet gezien, de bleeke, reeds bejaarde -vrouwen in donkere kleêren, de magere mannen in versleten plunje, die -echter van goeden kom-af nog getuigt,--of wel pas (na een avond van -winst) in een al te nieuw kostuum gestoken, waarvan de weelderigheid -schrille tegenstelling vormt met hun vervallen gelaatstrekken, -waarin de oogen koortsig gloeien? Wie heeft ze niet zien turen en -mijmeren, en, met zenuwachtige bewegingen, op het vel papier of in hun -zakboekje notities schrijvend en berekeningen makend? Elken dag ziet -men er andere, er zijn er te veel dan dat men ze ook maar zou kunnen -onthouden. (Wij herinneren er nogmaals aan: De millioenen-studiën zijn -een fraai boek; uit het minste en geringste uit Douwes Dekker's leven, -zou de kunstenaar Multatuli later iets schoons weten te distilleeren). - -En wat nu aangaat Eugenie (hoe men al niet tot den rang van historisch -persoon verheven kan raken!): - -Dat een publieke vrouw noch zeer jong noch zeer schoon is, aan zekere -mannen voorkomt lief te zijn, en zich eenvoudig, bescheiden en zacht, -fatsoenlijk in uiterlijk en manieren weet voor te doen,--heeft zij -gemeen met de groote meerderheid van, dat zij het ellendig vindt in -een bordeel gebonden zijn, heeft zij gemeen met voor zoover bekend -is álle hare beroepsgenooten. - -Oppervlakkig zoude men zeggen--alle fatsoenlijke vrouwen zullen dit -dus zeggen--dat de meeste publieke vrouwen, door den afschuwelijken -en betreurenswaardigen toestand van verval waarin hun moreele smaak -verkeert, zoo veranderd zijn, dat zij zich heerlijk tehuis gevoelen in -het kermis-paleis voor beestachtige vermakelijkheden, dat het bordeel -voor hen is; voorts, dat eene vrouw, die eenmaal zich in een bordeel is -gaan vestigen, te diep gezonken is om eenvoudig, bescheiden en zacht en -fatsoenlijk in voorkomen en manieren te zijn. Toch moet dit beslist -ontkend worden. Het is alleen eene konventioneele, oppervlakkige -notie van deze personen en zaken, die de oorsprong dezer meening wezen -kan. Ten huize van een onzer bekenden, een deftig en hoogst ingetogen -levend gezin, is twee jaar lang een werkmeid in dienst geweest,--die, -uit eene andere stad, door een misverstand van personenverwisseling -bij het nemen van informaties, in dien dienst was gekomen--en die -bijzonder in de gunst stond van hare meesteres, welke laatste aan -hare kennissen steeds te vertellen had, dat zij nog nooit met zulk -eene in alle opzichten fatsoenlijke en aanbevelenswaardige dienstbode -te doen had gehad: en deze werkmeid bleek later de vijftien aan de -twee voorafgaande jaren als publieke vrouw in bordeelen te hebben -doorgebracht. En dit is een voorbeeld uit vele. - -Doch, om op de ontleding van Dekker's avontuur terug te komen: Dat -een publieke vrouw zich zoo edelmoedig gedraagt als Eugenie deed -toen zij, op Dekker's telegram, naar Homburg kwam om hem het geld, -dat hij haar gegeven had, en dat zij naar alle waarschijnlijkheid zelf -best gebruiken kon, terug te geven, nu hij zelf in verlegenheid was, -schijnt zeker een nog zeldzamer verschijnsel. Ongetwijfeld komen daden -als deze ook niet zoo veelvuldig voor. Psychologisch echter is dit -feit niet van belang, daar de karakter-eigenschap, waar de handeling -uit voortkwam, de goedhartigheid namelijk, de edelmoedigheid, den -meesten publieken vrouwen eigen is. Leden der hoogere maatschappelijke -standen weten dat zoo niet; onder het volk echter is de goedhartigheid -en hulpvaardigheid van publieke vrouwen spreekwoordelijk bekend. - -Wat nu,--om met deze opmerking de paragraaf over het tweede stadium van -Dekker's reis te besluiten--het toewerpen der bankpapieren betreft, -waarmede Eugenie den hôtelhouder betaalde, wij kunnen dit met Dekker -niet "fier", en zoo heel fatsoenlijk evenmin, vinden. Deze handeling -lijkt ons meer "aanstellerig" dan koninklijk. Ook dat mevrouw Dekker -hôtelhouders, die eenvoudig bij, hun onbekende, gasten op de betaling -der achterstallige rekening aandringen, telkens "lastig" noemt op -eene wijze, alsof zij over bedeljongens sprak, die den voorbijganger -hun lucifers te koop opdringen, achten wij een weinig te studentikoos -voor eene eerwaardige dame, die optreedt als uitgeefster der brieven -van een groot auteur. - - - -Het derde stadium van Dekker's reis bestaat uit zijn tocht naar Brussel -in het najaar van 1857 en zijn verblijf aldaar tot den volgenden -zomer in een kleine herberg, den Prince Belge genaamd, waar hij zeven -maanden den kost schuldig bleef, nu hij geheel van geldelijke middelen -verstoken was. Ook dit gedeelte zijner lotgevallen past geheel in de -loopbaan van een avonturier. "Eerst zijn geld opmaken met publieke -vrouwen en aan speelbanken, daarna, als het geld op is, ergens in een -kleine herberg blijven hangen en teren op den zak van den goedhartigen -waard,--er ontbreekt niets meer aan"--onmogelijk kon de familie in -Holland er anders over denken dan in deze woorden is uitgedrukt. - -Het is zeer jammer, dat mevrouw Dekker uit dezen tijd geen brieven -heeft gepubliceerd, daar die ons verklaard zouden hebben waarom Dekker -niet naar Holland ging en waarom hij niet voortging te trachten het -doel, waarmee hij in Europa gekomen was, te bereiken. - - - -Zoo nu, als wij hier beschreven hebben, ging Dekker voort zich te -gedragen tot het najaar van 1859, steeds niets van zijn hoogere gaven -openbarend en zonderling levend, tot voortdurende ergernis der familie. - -In Januari 1859 schreef hij, van den Prince Belge uit, zijn brief -aan den Gouverneur-Generaal in ruste, eindigend met de woorden: - -"Het verzoek, dat ik Uwer Exc. te doen heb, is dit: de herhaling -mijner bede om dezen brief en de daarbij gevoegde stukken aandachtig te -lezen, en mij wel te willen antwoorden op de vraag of Uwe Exc. daarin -niet aanleiding vindt mij te ondersteunen in de pogingen die ik wil -aanwenden om op de meest eervolle wijze weder te mogen intreden in -Nederlandsch-Indischen dienst. - -Maar, Excellentie, anders dienen dan ik diende te Lebak kan ik niet!" - -Mevrouw Dekker teekent hierbij aan: "De heer Van Twist heeft niet -geantwoord." - -Men kan er zich al weder niet van onthouden het zwijgen van den heer -Van Twist zeer verklaarbaar te vinden. De lezer van Multatuli's -werken,--het is natuurlijk niet uit te maken of juist álle lezers -hierin overeenstemmen--door de vaste overtuiging en den doordringenden -stijl van den kunstenaar dermate overreed, dat hij niet eens de -gelegenheid heeft kalm na te denken, heeft, bij de vele sentimenten -en gevoelens, die Multatuli u dwingt van hem over te nemen, stellig -ook bespeurd het gevoelen, dat de heer Van Twist een slecht mensch -was en het gevoel van bitteren wrevel tegen dien heer. Dit gevoelen -en dit gevoel zal echter tegen latere, onpartijdige overweging niet -bestand blijken. - -Immers, van tweeën één: òf (wat het waarschijnlijkste is) de heer Van -Twist dacht dat hij met een halven gek te doen had en achtte het, -van die veronderstelling uitgaande, niet eens de moeite waard de -waarachtigheid der overgelegde bescheiden te kontroleeren; òf hij had -kennis genomen van Dekker's mededeelingen, hield het voor mogelijk, -dat zij juist waren, hoewel te veel gegeneraliseerd, te voorbarig van -den bijzonderen toestand te Lebak tot een algemeen Nederl.-Indischen -toestand gekonkludeerd, maar achtte het nu zijn plicht niet meer -persoonlijk handelend op te treden, en wenschte bovendien zich niet -in betrekking te stellen met ambtenaren, nog minder met voormalige -ambtenaren, die zich op zulk een zonderlinge, ongeregelde, manier -tot hem wendden. - -Stelt u voor, dat een minister op zijn bureau te werken zit, en dat -een man van de straat het departementsgebouw komt binnengeloopen, -in weêrwil van portiers en klerken binnendringt en den minister -toeroept: Excellentie, daar is onrecht gepleegd, zie eens hier, en -daar, hier heb ik de bewijzen. Elke minister zoude zoo een indringer -antwoorden: vriend, het is mogelijk dat gij gelijk hebt, maar wil u -op de gebruikelijke wijze tot mij wenden, dit is geen manier van doen. - -Stelt u voor, dat een voormalig minister in zijn buitenverblijf zit -te dejeuneeren, en er wordt iemand aangediend, die in de gang reeds -staat te roepen: onrecht gepleegd, daar is onrecht gepleegd, ik moet -den heer des huizes spreken! - -De minister zal zijn huisknecht gelasten dien man den weg naar het hek -te wijzen met de aanmaning zich op de gepaste wijze tot de bevoegde -autoriteit te wenden, indien hij meent verongelijkt te zijn. - -En nu zeggen wij: ook dán, indien de man, die zich indringt, ware -grieven heeft mede te deelen, ook dán, indien werkelijk het grootste -onrecht is gepleegd, zal de minister gelijk hebben met hem de deur te -wijzen, want: nadat hij één persoon op die wijze zou hebben te woord -gestaan, die in zijn recht was, zullen er zich negen-en-negentig -op dezelfde manier aanmelden, wien slechts denkbeeldig onrecht is -geschied. En de minister zou geen oogenblik tijd meer over hebben om -'s lands zaken te bestieren, of, in het buitenplaats-geval, om zich -met zijn voor hem belangrijke partikuliere zaken te bemoeien. - -Het is beter dat aan één mensch onrecht geschiedt dan dat, door -verwaarloozing van 's lands zaken, aan duizenden onrecht zou worden -gedaan. - - - -In het voorjaar van 1858 kwam de heer Jan Dekker van Rembang naar -Europa, bezocht zijn broeder Eduard te Brussel en betaalde de rekening -in den Prince Belge. - -In den herfst van hetzelfde jaar bevond Eduard zich in Cassel, waar -hij Saïdjah's lied in het Maleisch dichtte, veel op de Casseler Aue -wandelde, en bij den... logementhouder en vrienden schulden maakte, -die hij nooit heeft kunnen afdoen. - -In het voorjaar van 1859 kwam zijn vrouw, met twee kinderen en eene -baboe, eveneens naar Europa, en zagen de echtgenooten elkander weder -te Luik. Den zomer van dat jaar, tot in het laatst van Augustus, -vertoefde het gezin in den omtrek van Luik en Maastricht, met name -in het dorp Visé, waar de hoogst onaangename bejegening hen trof, -dat zij van den burgemeester dier gemeente eene aanzegging kregen om -binnen tweemaal vier-en-twintig uur zijn grondgebied te verlaten. Het -was juist kermis in Visé, en de omstandigheid, dat zij er sjofel -uitzagen, geen geld en geen legitimatiepapieren hadden en in kleine -herbergen vertoefden, gevoegd bij de donkere gelaatskleur van een -gedeelte van 't gezin, van de baboe vooral, had de achterdocht van 't -gemeentebestuur opgewekt en was oorzaak, dat zij voor saltimbanques -van verdacht allooi werden gehouden en als zoodanig behandeld. Men -kan begrijpen, hoe zulk een lotgeval den zeer gevoeligen Dekker, -vooral ook wijl de smaad zijne vrouw niet minder trof dan hem zelven, -moest aandoen. Gelukkig woonde te Maastricht eene vriend van Dekker, -de heer J. J. M de Chateleux, dien hij in 1843 had leeren kennen, -toen Dekker Natal verlaten had en te Padang op Sumatra vertoefde; -het krediet van dezen heer, die hem toch al reeds naar de betrekkelijk -helaas geringe krachten van zijn vermogen had bijgestaan, kon hem ook -nu uit den nood redden. Maar weldra raakte ook die bron uitgeput en -den 23sten Augustus 1859 trok het gezin, in den toestand der diepste -armoede, naar Antwerpen, voor welke reis nauwelijks nog het noodige -geld beschikbaar was. - -In Antwerpen was het gezin nog slechts enkele dagen vereenigd. Den -27sten Augustus bleef Dekker alleen met hun koffers en de onbetaalde -rekening in het Hôtel du Temple aldaar achter, terwijl zijne vrouw -met de kinderen en de baboe den laatsten uitweg insloeg, die hun nog -overbleef en op reis ging naar Den Haag, naar hare zuster Henriëtte -van Heeckeren van Waliën. Dit waren, voor zoover wij kunnen nagaan, de -bitterste dagen, die Dekker en de zijnen doorleefden. Want,--inderdaad -deze toestand was vreeselijk--er was letterlijk volstrekt geen -geld meer over, zoodat Dekker's echtgenoote met de haren met ledige -portemonnaie zich op de Rotterdamsche boot inscheepte. Om zich uit -de verlegenheid te redden, had zij--arme vrouw!--een list bedacht, -die gelukte. Zij veinsde namelijk, toen de bootbeambte rondging -om de passagegelden op te halen, met voorgewenden schrik, hare -portemonnaie te hebben vergeten en zeide in Rotterdam hem het geld -te zullen bezorgen. In Rotterdam was een hôtel waar Dekker vroeger -eens gelogeerd had, en toen, daar aangekomen, de bootbeambte mevrouw -Dekker ter aangeduide plaatse vergezelde, leende de logementhouder -haar vijftien gulden om haar passage te betalen en met de haren de -reis naar Den Haag voort te zetten. - -In 's Gravenhage werd zij ten huize harer zuster ontvangen. Men gaf -haar daar "een maal eten", en twintig gulden om de reis voort te zetten -naar Brummen, waar de heer Jan Dekker een buiten, "De Buthe" genaamd, -bewoonde. Tevens liet men haar daar (te 's Gravenhage; wij volgen de -mededeelingen van de uitgeefster der Brieven) een brief aan haar man -schrijven, die geheel tegen haar hart moet geweest zijn, waarin zij hem -de noodzakelijkheid eener scheiding betoogde en hem in overweging gaf -ergens op een schip een betrekking als matroos of hofmeester te zoeken. - -Deze daad van de familie schijnt een oogenblik bijzonder -wreedaardig. Wij herinneren er aan, dat Dekker,--van wiens hoogere -gaven nog niets gebleken was--door zijn gedrag der laatste jaren zich -de allerafschuwelijkste reputatie bij die menschen had gemaakt; voorts -dat de Van Heeckerens geen bloedverwanten van hém waren, alleen van -zijn vrouw; dat zijn persoonlijk lot hun dus nagenoeg onverschillig -was, en zij het als de eenige uitkomst voor hunne zuster moesten -beschouwen, dat zij van zulk een echtgenoot als den haren ontslagen -raakte. Hadd' Dekker nog een vader of moeder gehad, nooit zoude hij -van die eene dergelijke behandeling hebben ondervonden. De hulp, hem -telkens en telkens door zijn broeder Jan verschaft, bewijst dat de -verwanten van zijn kant zich nooit geheel van hem afgekeerd hebben. Die -broeder Jan was zelfs een zeer goedhartig en hulpvaardig mensch. - -Kort na het ontvangen van dezen brief van zijne vrouw, toen hij haar -hare koffers op haar verzoek had nagezonden, dus in het begin van -September 1859, vertrok Dekker van Antwerpen naar Brussel; hij nam -daar weder zijn intrek in den "Prince Belge", de eenige gelegenheid, -waar hij krediet had. Daar voltooide hij in dien tijd zijn Bruid -daarboven en schreef er zijn Max Havelaar. - -De brieven, die den inhoud van het eerste deel der korrespondentie -uitmaken, zijn geschreven in Augustus-November, de allereerste van -Antwerpen, al de overige van Brussel uit. - -Voor zoover uit die Brieven Dekker's geestestoestand, het volkomen -bewust worden in hem van zijn talentvollen aanleg, blijkt, hebben wij -er in het eerste hoofdstuk van dit opstel, de passages uit aangehaald, -die ons voorkwamen de meest welsprekende te zijn. Wat Dekker's overige -stoffelijke, levensomstandigheden betreft, brengen zij ons verder -bijzonderheden, waaruit dezelfde toestand blijkt, dien wij reeds -hebben leeren kennen, toen van zijn eerste verblijf in deze herberg -werd melding gemaakt. - -Het publiek bestond daar uit ondergeschikte beambten van het aan de -overzijde der straat staande postkantoor en uit "mannen in blousen", -die daar hun faro kwamen drinken. Dekker wist zich in het huis zelf -en in de geheele buurt bemind te maken. Pauline, een gevallen vrouw -met haar zuigeling, die daar ook op kosten van den menschlievenden -waard in de herberg habituée was, de slager Deprez en diens gezin, -waren er zijn vrienden. - -Dekker had het er aller-armoedigst. Het koopen van schoenen, van inkt, -van een lampje, waren vraagstukken van belang, die eerst na rijp -beraad konden worden opgelost. Men at in die herberg een "burgerpot"; -naar zijn getuigenis was Dekker hiervan overigens een liefhebber; -als zij wist, dat iets hem goed smaakte, maakte de waardin dat voor -hem klaar. Deze tijd was echter in onze schatting, en ongetwijfeld -ook in zijn eigen schatting, de smartelijkste, maar tegelijk de -schoonste, tijd zijns levens. Men kan hem zich voorstellen daar op dat -zolderkamertje gezeten, de vingers krom getrokken van schrijfkramp en -van kou niet zelden, de oogen ontstoken van het bovenmatig werken, -ten prooi aan de hevigste zenuwopwinding, aan de meest verregaande -exaltatie, en zoo het schoone werk voortbrengend, waarmede hij zich -aan zich zelf en aan zijn land ontdekte. - -Den 14den September reeds had hij zich voor het eerst in letterkundige -betrekking met eenige zijner landgenooten gesteld. Hij was, -door bemiddeling der logemannen van het Rozekruis, met eene -schouwburgdirektie in onderhandeling getreden over de opvoering van -zijn Bruid daarboven. Zes jaar geleden, in zijn verloftijd,--dus -verhaalt de uitgeefster der Brieven--was Dekker te Gorcum in die orde -opgenomen, "en had er in snelle opvolging vele rangen doorloopen -tot hij een der hoogste sporten bereikt had en benoemd was tot -Prins van het Rozekruis". (Arme Prins!) De heer Eduard de Vries, -schouwburg-bestuurder, was Dekker komen spreken. Deze had zich met -het stuk uiterst ingenomen betoond, zich terstond bereid verklaard -tot de opvoering. Maar van droits d'auteur kon voorloopig weinig of -geen sprake zijn. Bij gelegenheid van dat bezoek las Dekker den heer -De Vries eenige bladzijden voor uit Max Havelaar, waardoor de heer De -Vries zeer getroffen werd. Hij ried Dekker evenwel ten sterkste aan -het handschrift naar den koning te zenden, vóór hij tot openbaarmaking -overging. - -Toen Dekker Max Havelaar had voltooid, zond hij het handschrift den -5den November, naar zijne vrouw en broeder te Brummen. Ofschoon zij -het eerst den 9den ontvingen, had hij den 11den 's avonds reeds twee -brieven van zijn vrouw ontvangen, waaruit bleek, dat zij het werk -toen reeds gelezen hadden en er hoog mee ingenomen waren. Aandoenlijk -is de brief, dien Dekker, toen Multatuli geworden, als antwoord -op den haren, den 11den November aan zijne vrouw schreef (1e dl., -blz. 125). Op hare bewering, dat hij haar, in de persoon van Tine, -te veel geprezen had, antwoordde hij bijv.: - -"Neen, neen, waarachtig niet, ik heb u niet in de hoogte -gestoken. Integendeel, je staat veel te veel op den achtergrond. Ik -heb mij dat al verweten, doch ik werd daartoe geleid omdat Max -hoofdpersoon blijven moet (om het doel van 't boek) en voorts dat ik -goed van mijzelf spreek heb ik u vroeger al uitgelegd." - -En verder deze regelen, die de geschiedenis van den Max Havelaar -belangrijk toelichten: - -"Het was mijn plan Jan te verzoeken naar Van Hasselt (de Br. R + die -met Dekker het eerst over De bruid daarboven had gecorrespondeerd) -en Van Lennep te gaan, of naar den eersten alleen, dan krijgt Van -Lennep het ook... - -Maar nu het delicate punt. Als men komt met een boek met de vraag -"wil je dat afkoopen?" dat is chantage, afzetterij. Dat is dus de -bedoeling niet. Ik heb mijn boek geschreven met een dubbel doel: -namelijk verbetering van den boel in Indië, en herstel van mijne -positie. De zaak is dus niet dat ik zeg: geef mij zooveel of zooveel, -dan zwijg ik; want ik meen wat ik op het slot zeg. Ik zal strijden voor -die arme verdrukten, ik heb mij dat nu voor mijn roeping gekozen. De -vromen zouden zeggen dat de Heer mij daartoe dringt, daar hij mij -alle andere uitwegen afsloot. - -Doch dat dubbele doel kan bereikt worden door samengaande maatregelen, -namelijk een hoogst-eervolle benoeming van mij met eene considerans dat -Z. M. mijne wijze van handelen approuveert, en die van het toenmalig -bestuur desavoueert. Dat is eene zedelijke triomf van 't principe, en -eene materieele zegepraal voor mij, die ik, God weet het, noodig heb. - -Van Hasselt is lid van de kamer (Van Lennep ook.) [3] - -Willen zij met Jan samenzweren om mij dien dubbelen triomf te bezorgen, -goed. Doch er moet goed vermeden worden er op te doelen als of ik -voor mij alleen winst vraag. Want behalve dat dit onedel wezen zou, -komt hier nog bij dat ik meer winst behaal door mijn boek te laten -drukken. Jan kan aan Van Hasselt zeggen (niet als bedreiging maar -als eenvoudige waarheid) dat ik mijn boek in 't Fransch, Duitsch en -Engelsch vertalen zal. Als mijn oogen het toelieten was ik al begonnen. - - - -Hoe het zij, ik vind goed dat Jan naar Van Hasselt gaat. Doch dit -staat vast, als Van Hasselt of Van Lennep niet willen of kunnen -bewerken, dat aan mijn dubbel verlangen koninklijk wordt voldaan, -dan zal het gedrukt worden, en als ik daartoe geen geld heb, dan zal -ik het afschrijven en rondzenden in manuscript. Doch in Frankrijk -zal ik de vertaling wel gedrukt kunnen krijgen, en in Duitschland ook." - -Den 20sten November daaraanvolgende kende Dekker het oordeel van -Van Lennep over zijn werk, aan wien Van Hasselt het had gegeven. Hij -schrijft op dien datum: - -"Maar nu ben ik in grooten tweestrijd wat ik doen moet. Jan namelijk -zendt mij f50, en stelt voor het boek aan Rochussen (den toenmaligen -minister van koloniën, opdat die de uitgave nog zou kunnen voorkomen) -te vertoonen. Van Lennep zegt: ik moet zoo dwaas niet zijn het voor -niet aan een boekverkooper te geven. Hij maakt zich sterk een prijs -te bedingen. Nu moet ik kiezen tusschen schrijven in Holland of eene -betrekking in Indië. - -Zooals de zaken nu staan houd ik het er voor dat ik slaag in wat ik -ook kies. - -Maar ik ben in vreeselijken tweestrijd. - -Jan vraagt antwoord met ommegaande en ik kàn van avond niet -antwoorden. Ik wilde u zoo gaarne spreken. De schulden jagen mij naar -Indië, de kinderen houden mij in Europa. Je begrijpt de spanning. - -Ik heb nagedacht. Ik hel over naar Rochussen, doch conditiën: - -1 Resident op Java. Speciaal Passaroeang om mijn schulden te betalen. - -2 Herstel van diensttijd, voor 't pensioen. - -3 Een ruim voorschot. - -4 Ned. Leeuw. - -Doch ik zal deze conditiën niet zeggen, eerst wil ik zien wat hij -biedt." - -Den 22sten November ontving Dekker twee honderd gulden van zijn -broêr, om zijn schuld bij den Brusselschen waard af te doen en naar -Amsterdam te reizen. Den 23sten vertrok hij en kwam dienzelfden dag -te Amsterdam aan. - -Tot zoover de opeenvolging der feiten, die wij thans hebben nagegaan -tot het punt, waar het eerste deel der Brieven en de eerste faze -van Dekker's lijdensgeschiedenis eindigt. Want, al hebben wij -er niet telkens en telkens de aandacht op gevestigd, daar uit de -feiten zelf genoeg het lijden bleek, dat er in gelegen was voor hem, -wiens geschiedenis zij uitmaken, en daar het ons er hier vooral om te -doen was, helder te doen blijken, welken indruk de vijandig gezinde -familieleden en kennissen, die ver af woonden en natuurlijk alleen -oordeelden naar den uiterlijken schijn der dingen, ontvingen; want, -herhalen wij, geleden heeft Dekker in deze jaren waarschijnlijk -meer, dan wie ook, die niet uit eigen ondervinding weet hoe hevig -het doorleven van zulke toestanden menschen van Dekker's geëxalteerd -temperament aandoen, zoude kunnen beseffen. - -Want behalve door het, niemand buiten hem en hem zelf ternauwernood -toen nog bekende, letterkundig talent, onderscheidde Dekker's persoon -in de woeste levensperiode, welke wij hem hebben zien doorloopen, zich -ook nog hierdoor van gewone avonturiers, dat, terwijl deze lieden zich -juist plegen te kenmerken door de grijnslachende onverschilligheid, -waarmede zij alle tegenspoeden doorleven, mits die hun maar geen -onmiddellijke physieke pijn of ongemakken veroorzaken,--Dekker's -buitengewoon zenuwgestel door dat onregelmatig en koortsachtig leven -ten eenenmale werd van streek gebracht. - -Maar,--en zoo keeren wij tot ons uitgangspunt terug--de feiten blijven -de feiten, en niemand, vermoeden wij, die er zich verwonderd over zal -betoonen, dat "de menschen" niet veel goeds, maar alles slechts in -Dekker's gedragingen vonden, van het oogenblik af dat hij zijn vrouw -alleen in Indië achterliet tot dat waarop zij te Brummen vertoefde -en hij in Brussel geheel aan lagerwal was geraakt. - -Twee zaken waren er,--dus zullen sommigen oordeelen,--waardoor -Dekker zich dan toch gunstig van gewone avonturiers onderscheidde en -die in het oog moesten springen; te weten: zijn beminnelijkheid en -edelmoedigheid, èn zijn hoogere geestesaanleg, die wel in de verste -verte niet de allerbuitengewoonste hoogte kon doen vermoeden, waarop -zijn talent later zou schitteren, maar waaruit toch bleek, dat hij, -in den gewonen zin des woords, een begaafd man was. En deze twee -zaken,--dus zal men konkludeeren--zouden het oordeel en de houding -der familie hebben moeten wijzigen. - -Wij zullen repliceeren met eene verwijzing naar hetgeen wij omtrent -publieke vrouwen in 't algemeen in 't midden hebben gebracht. Evenals -publieke vrouwen meestal enkele zeer goede eigenschappen hebben, zijn -de meeste avonturiers daarvan ook niet verstoken, en de eigenaardigheid -van hun bestaan, het voortdurend leven op plaatsen van openbaar -vermaak, het dagelijks den heelen dag luieren in koffiehuizen, -speelzalen en diergelijke, het voortdurend in aanraking zijn met -gezelschappen van menschen van allerlei slag, ontwikkelt de deugden -in hen, die men de eigenaardige deugden van den Gesellschafter -noemen kan: de beminnelijkheid en daaraan verwante goedhartigheid en -edelmoedigheid. Avonturiers b.v. zijn in 't algemeen veel goedhartiger -en edelmoediger dan parvenu's, die zich met verwaande deftigheid -van armen en on gelukkigen afkeeren, dan vele gezeten burgers, -wier deugden eerder in spaarzaamheid, zedelijkheid, zindelijkheid en -stiptheid in handel en wandel bestaan. Avonturiers: drinkers, spelers, -hoereerders, gewoon hun leven te verdeelen of liever verdeeld te zien -in tijdperken van weelde en losbandigheid, en van armoede en gebrek, -tot gewoonte hebbend hun zóo-gewonnen geld dadelijk te verkwisten, -vinden het gooien met groote sommen iets zoo natuurlijks, dat zij -ook in hun aalmoezen-geven buitensporig zijn en zij even graag -een tientje in de hand eens armen doen glijden, als meer bezadigde -menschen daarin een kwartje zouden deponeeren. Dus de edelmoedigheid -in dezen zin maakte Dekker niet tot een uitzondering onder de lieden, -waarmede zijn verwanten hem gelijk stelden. - -En wat de begaafdheid, het vernuftige, aangaat, ook hierin hebben vele -chevaliers d'industrie het tamelijk ver gebracht. Niet alleen heeft -het avontuurlijke leven, het leven van reizen en trekken, van hotels, -koffiehuizen en kroegen, van spoorweg-coupé's, stoombootdekken en -kajuiten, van stadstrammen en dorpsdiligences, het leven in gewesten -van allerlei klimaat en aspekt, het omgaan met menschen van allerlei -ras, stand en karakter, eene dagelijks gevoed wordende ongewone -vatbaarheid voor indrukken in hen doen ontstaan, en een vernuftig -gemak van beweging en konversatie, waardoor eenvoudige lieden worden -overbluft en meer ontwikkelde aangenaam beziggehouden; maar het is of -hun vernuft zich,--daar zij toch allen een vaag besef hebben van de -groote lakune, het gemis aan degelijkheid, in hun leven--bij uitstek -gescherpt heeft op het punt, dat het recht-praten van hun eigen kromme -leven betreft. - -Er bestaat bijna geen min of meer toonbaar avonturier, die u, in -oogenblikken van gemoedelijkheid als zijne stem week wordt en zelfs -zijn oog vochtig, niet fraai en breedvoerig weet uit te leggen, òf dat -hij het slachtoffer is der vervolgingen van het noodlot, dat hij heel -anders terecht had kunnen komen indien alles hem maar niet zoo ware -tegengeloopen, en dat hij zich, door losbandig en onwaardig te leven, -nu wreekt op de meêdoogenloosheid van het leven jegens hem; òf hij -neemt de tegenovergestelde houding aan, en overreedt u, in een kunstig -samengesteld pleidooi, opgeluisterd door geschiedkundige voorbeelden -en spitsvondige redeneeringen, dat zijn manier van leven de slimste, -de beste, de prettigste is. Zij die arbeiden en een goed geregeld -maatschappelijk leven leiden, nu ja, dat zijn de sukkels, de domooren, -hij en de zijnen begrijpen het leven eerst op de goede manier. Wat de -geregelde lieden in een jaar tijds van hoofdbrekens en moeilijk werk -winnen,--wèl, dat wint hij in éen avond aan een speeltafel. Overigens, -leven de meeste aanzienlijken, de hoogst-aanzienlijken, zij die niets -behòeven te doen om den broode, niet even als hij, met alleen een -verschil in de onderdeelen, een verschil van minder of meer; bestaat -niet het leven van vele vorsten en prinsen uit een aaneenschakeling -van vermaken, van reizen en feestvieren, van dansen en jagen en eten -en drinken?... Zoo zijn de redeneeringen dezer menschen. - -Vele avonturiers buitendien maken een aardig gezelschapsvers, zitten -vol woordspelingen en behendige replieken. - -Dus, konkludeeren wij, noch de beminnelijkheid, noch wat men in den -gewonen zin vernuftigheid noemt, kon ten opzichte van Dekker de oogen -der menschen openen en hen in hem iets anders dan een niet van het -type afwijkend avonturier doen zien. - -Er kwam nog bij,--wat in dit geval een buitengewoon gewicht in de -schaal legde, daar Dekkers verwanten van zijn vrouws kant tot de -zeer vrome geloovigen behoorden,--dat hij in hunne schatting een -brutaal godloochenaar was. Hij vereenigde dus in zich ongeveer alle -eigenschappen, die hem in hunne oogen tot het afschuwelijkste individu -moesten maken, dat men zich denken kan. Hij was hun tegenvoeter, in -alles; en omdat hij tot hunne familie behoorde en zij dus beducht -waren dat zijn leelijke reputatie ook hunnen naam zou smetten, -groeide hun afkeer tot haat. - -Doch wij willen dat alles slechts beschouwen als een vraagstuk -ondergeschikt aan dat andere, dat de geheele verhouding van Dekker -tegenover "de menschen" beheerschte, dat de kern vormt van het groote -misverstand van zijn leven, met de behandeling waarvan wij te gelijk in -het tweede deel der Brieven en in de tweede faze van zijn leven komen. - -Wij willen namelijk beweren, dat,--een waarheid die trouwens -duidelijk blijkt uit de houding der familie ná het verschijnen van -Max Havelaar en den door den schrijver verworven naam,--al ware de -familie van den beginne af aan op de hoogte geweest van Dekker's -buitengewone schrijversgaven (iets, dat niets te maken heeft met het -soort vernuftigheid, waarvan wij boven spraken)--zij toch zich niet -wezenlijk anders jegens hem zou gedragen hebben dan zij nu deed. Zij -zou hem dan misschien wel niet matroos of hofmeester op een schip -willen maken, maar toch zou zij zich geheel van hem vervreemd hebben -en God gebeden hem nooit te mogen ontmoeten. - -Voor wij nu verder gaan om deze bewering te staven en toe te lichten, -willen wij den geestestoestand van Dekker zelven beschouwen, zooals -die geworden was in deze jaren van wild leven buiten de Hollandsche -maatschappij, om daardoor des te duidelijker te doen uitkomen het -schrille kontrast tusschen hem aan den eenen en die maatschappij -aan den anderen kant, dat de oorzaak werd der mislukking van zijn -leven. Want zijn leven, hoe vorstelijk geslaagd een gedeelte van het -thans levend geslacht het moge achten,--is mislukt in wat hij zelf -er van had willen maken. Op menige plaats in zijn werk kan men het -bewijs van deze stelling vinden. - -Indien er een schril kontrast bestaat tusschen Multatuli aan den -eenen en de maatschappij aan den anderen kant,--een kontrast ook, -dat weinig minder opvallend is, wordt waargenomen tusschen Dekker's -uiterlijke omstandigheden en het zelf-gevoel in zijn binnenste, in -den tijd van zijn vertrek uit Indië af tot lang na het verschijnen van -Max Havelaar toe. Dit zelf-gevoel zou door de prikkels van buiten al -grooter en grooter worden, tot hij, eenmaal in het publiek getreden, -het geheel van onder zijne beheersching zal hebben verloren en het -te pas en te onpas op de geweldigste wijze zal uiten. - -Was hij naar het uiterlijke een avonturier, behoorde hij -oogenschijnlijk tot een der minst eerbiedwaardige klassen van -personen,--innerlijk gevoelde hij zich groot en verheven boven alle -menschen, innerlijk droeg hij de wetenschap met zich van bij de -meest eerbiedwaardige aller menschen te behooren. Wel was hij zich in -'t minst niet van letterkundige bekwaamheden bewust, wel moest zijn -letterkundige genialiteit nog geheel aan hem zelf ontdekt worden, maar, -juist door de weinige bepaaldheid, door de vaagheid, sterker, droeg -hij het bewustzijn in zich van een kracht, een grootheid, datgene wat -iemand een groot man maakt, eene groote en schoone ziel, te bezitten. - -Nu, met de kracht van de verontwaardiging, met de kracht van het -protest, groeide tegen de verdrukking in, tegen de verdrukking van -den uiterlijken schijn in, het zelf-gevoel in zijn binnenste, dat -later tot zelf-verheerlijking uitdijen zoude, en hoe lager hij zonk -hoe hooger hij zich gevoelde. - -Hij was voortdurend onder vreemdelingen en kon aan niemand openbaren -wat er in hem omging. Hieraan moet het worden toegeschreven, dat -de zelf-verheerlijking in hem vastgroeide hoe langer hoe hechter, -en voor goed onuitroeibaar zou worden. Hij was geheel alleen, van -allen verlaten, daarom klemde hij zich met alle macht vast aan den -eenigen steun die hem overbleef: het geloof aan zich zelf. - -Nu, nu dit zoo was, nu allen hem hadden verlaten, nu hij door -iedereen voor een ellendeling werd gehouden, nu de menschen en de -omstandigheden, nu de geheele wereld om zoo te zeggen tegen hem was -gekeerd en hem verachtte,--nu, zoo kan men zich het spreken der stem in -zijn binnenste voorstellen, nu zou hij ook álles doen en álles zijn, -nu zou er ook niets zijn wat hij niet bereiken zou, nu zou hij tot -de hoogste hoogte klimmen, waartoe ooit menschen waren gekomen, neen, -hooger nog, de grootste droom, die ooit het onderwerp van menschelijke -eerzucht was, zou hij verwezenlijken. - -Wie of wat hem daartoe in staat stelde? Wel hij, hij zelf, zijn -kracht, zijn eigenschap van de grootste aller menschen te zijn, was -'t die hem er toe in staat stelde. En wat dan de nadere aanduiding -was van wat hij eigenlijk doen zou? Wel, hij zou zijn land tot het -beroemdste der landen, hij zou zijn volk tot het gelukkigste der, -tot een voorbeeld voor alle volken maken, en zijn gezin zou hij uit -de diepste ellende tot de hoogste sport van eer en aanzien voeren... - -Zoo bruiste en brandde het in zijn gedachte. - -Het resultaat was, dat hij een schoon letterkundig werk maakte. Nooit -heeft hij een zweem van het vermoeden gehad, dat zijn zelf-gevoel, -zoo ongekontroleerd, zoo in 't wilde weg als het was, uit niets anders -bestond dan uit de universeele grootheidsfantazieën die menschen met -veel artistieken aanleg niet zelden in zich omdragen, en die geheel -verkeerd uitkomen zoodra zij ze bij vergissing eens in de werkelijkheid -beproeven toe te passen. - -Gelijk bekend is, wilde hij later van de letterkundige schoonheid -van Max Havelaar niets hooren. Want,--zoo droomde hij,--een boek, -dat daar voor u ligt, een stapel papier; en ... woorden van lof -daarover uit de monden van menschen, van eenige in burgerkleêren -gestoken menschen, die men zoo nu en dan ontmoet, en voorts in de -kolommen van dagbladen, op de bladzijden van tijdschriften, regels van -zwarte letters op wit papier,--wat was díe realiteit in vergelijking -met die, welke een buitengewoon mensch van zíjn grootheid omgeven -moest! Wat hadden díe zaken uit te staan met de heerschappij en de -glorie, die hem wachtte, hem, Multatuli, den éersten man eener natie, -den wereldhervormer, den machthebber, die zich al zag gedragen in een -gouden draagkoets met purperen gordijnen, voorafgegaan van muzikanten -en zonneschermdragers in scharlaken livrei, met een gevolg van -militairen in schitterende uniformen, omgeven, op eerbiedigen afstand, -van de menigte des volks, hoogen en lagen in aanzien en stand, die -allen hem bewonderende blikken toewierpen en hem liefhadden als hun -weldoener en de beschermheer hunner landen. Wat was er voor verband -tusschen die onnoozele kleinigheden en hem, den toekomstigen vorst, -den onderkoning, die in marmeren paleizen het rijke Insulinde zou -bewonen, nadat hij Amsterdam tot de hoofdstad der wereld zou hebben -gemaakt, die in gebeeldhouwde ledikanten onder troonhemels 's nachts -zou slapen en bij dag loopen over kostbaar ingelegde vloeren tusschen -zijn onderdanigen hofstoet, die des avonds schitterende feesten zou -geven, waarop hij de hoogstgeplaatsten des lands zou nooden en hun dan -wel genadiglijk een oogenblik te woord zou willen staan. Hij zag zijne -zalen reeds prachtig verlicht, stralend van weelde, gevuld met vrouwen -in satijnen gewaden en in bloementooi, gevuld met mannen, wier borsten -glinsterden van ridderkruisen. En rondom in den lande, tot zoover zijn -gebied reikte buiten de balustraden zijner parken, zou nergens gemor -zijn in de woningen der lagere bevolking en geen nijdigen blik zou -hij ooit in de oogen van den minsten zijner onderdanen zien flikkeren, -want zijn edel en wijs beleid zou allen gelukkig hebben gemaakt. - -Dat alles voorzag hij reeds, als, op het geroep van zijn alvermogende -stem, het rechtsgevoel der natie ontwaakt zou zijn en zij als éen man -zou zijn opgestaan om het bittere onrecht den edelsten harer zonen -aangedaan, schitterend te wreken. - -Dat alles voorzag hij, en, als hij om zich heen keek, wat?... Een -armelijke kamer, eenige brieven met volzinnen van ingenomenheid, een -stad, waar bijna niemand op hem lette, op de enkelen na, die hem met -verbazing bekeken of met sympathie begroetten en verder gingen.... Het -was om krankzinnig te worden. - -Deze geestestoestand van Dekker heeft op al het werk van Multatuli -zijn stempel gedrukt. - - - -Beschouwen wij thans de appreciatie, welke de maatschappij, de -maatschappij grosso modo, voor personen als Dekker heeft. Wij spreken -dus niet van het betrekkelijk kleine gedeelte der maatschappij, -dat hooger intellektueel en artistiek ontwikkeld is en een bijna -uitsluitende vereering koestert voor het talent in den mensch. Dit -gedeelte integendeel zonderen wij nadrukkelijk uit, en spreken dan -voor 't overige van de maatschappij in 't algemeen, in haar geheel, -met al hare standen en graden van ontwikkeling. - -De kunst dan staat niet zoo allerhoogst aangeschreven bij die -maatschappij. Het gevoel van Lodewijk den XIVden, de inkarnatie en -verpersoonlijking van het begrip "aanzienlijkheid" in de maatschappij, -voor Molière b.v., dien hij zonder twijfel voor den grootsten -blijspeldichter zijner eeuw hield, en dien hij, ten blijk daarvan, -tot den rang van hof ... kamerdienaar bevorderde,--dat gevoel leeft, -hoezeer ook door de veranderde toestanden gewijzigd en in andere vormen -zich openbarend, nog steeds voort in de hoogere standen, voor zoover -althans hunne kerkschheid de kunst niet geheel en al tot een verboden -artikel voor hen maakt. De vorsten en prinsen, en in hun gevolg de -geld-aristokraten, en in dier gevolg wederom de deftige en minder -deftige burgerij, beschouwen de kunstenaars nog altijd min of meer als -de lieden, wier taak is hun amusement te verschaffen, hun eenigen tijd -aangenaam of lachwekkend bezig te houden, die zij daarvoor betalen, -de musici en muzikanten om hun gehoor streelend aan te doen als zij -aan tafel zitten en zelf de zorg voor het genot van hun verhemelte op -zich hebben moeten nemen (diner), en om hun het dansen gemakkelijk -te maken (bal), om hun een voorwendsel te geven bijeen te komen, de -dames om elkanders toiletten te bewonderen en te benijden, de heeren -om deze dames te courtiseeren en elkander hun dekoraties of andere -voornaamheid te toonen (soirée, koncert); de schilders, zoo al niet om -hun woningen fraaier te verven dan rijtuigschilders daartoe in staat -zijn, dan toch om hun wanden te behangen met kostbaarder voorwerpen dan -Delftsch aardewerk of gobelintapijten; de letterkundige kunstenaars, -ja, het moet gezegd worden, dat deze nog het minst in aanzien staan. - -Vroeger had men aan de hoven den nar, dien geestigheden te zeggen, den -poëet, dien de cither te bespelen en roerende liederen te zingen of te -deklameeren als hunne taak was opgedragen. Zij waren de bedienden, -die met de zorg voor het humeur van den vorst en zijne omgeving -waren belast, zooals anderen in de keuken, met de zorg voor zijn -maag, anderen met het reinigen en optooien zijner vertrekken belast -waren. Heden ten dage treft men, in gewijzigden vorm, hetzelfde -verschijnsel aan, als de gastvrouwen op hunne soirées een dichter -noodigen om het gezelschap wat van zijne verzen voor te dragen en de -liefhebberij-vertooning van een zijner tooneelstukken te leiden. Maar -dat deze gezelschappen, de dragers der algemeene maatschappelijke -opvattingen, den dichter bepaald als hun meerdere beschouwen om zijn -talent, hem als zoodanig de voornaamste plaats in hun midden aanbieden, -hem eeren en eerbiedigen, dit komt niet voor. - -O zeker, er zijn vele uitzonderingen op dezen regel. Het gebeurt wel, -dat menschen, vooral dames, dwepend ingenomen zijn met een schrijver en -hem om zijn talent boven andere menschen stellen in hun hoogachting, -dat vermaarde auteurs aan middagmalen worden genoodigd en hun de -eereplaats aan de zijde der gastvrouw wordt aangeboden. Deze laatste -gevallen zijn vooreerst zeldzaam, in de tweede plaats geldt de eer aan -den auteur bewezen veeleer zijn roem, zijn vermaardheid, en--dit is een -gewichtig punt--de karakterdeugden, die hij moet bezitten naast zijn -talent om zich tot zulk eene vermaardheid te hebben kunnen opwerken. - -In het algemeen kan men zeggen, dat in de maatschappij, in haar -geheel genomen, het letterkundig talent an und für sich zeer weinig -in aanzien staat, en dat het talent in een persoon zonder karakter -zelfs in het geheel niet wordt geëerd. - -"Nu ja,"--dacht of zeide de maatschappij van Douwes Dekker, toen, -wat wij zijn enorm talent noemen, eenmaal gebleken was, "nu ja, veel -talent, veel "macht over de taal," maar overigens een man zonder -karakter, een slecht mensch, die zijn talent misbruikt in dienst -der booze neigingen van zijn hart. Wat heeft men aan een talent, -wat beteekent al talent, indien het niet gebruikt wordt in dienst -van God of van de maatschappij, om er ernstige en stichtelijke werken -mede tot stand te brengen. En wat is een man waard, welke aanspraken -kan een man op onzen eerbied doen gelden, indien hij al mooie boeken -schrijft zoo hij zelf door zijn leven een slecht voorbeeld geeft aan -zijn medemenschen." - -Dus luiden de typisch maatschappelijke redeneeringen over het -talent. Men ziet, wij zijn hier ver van de meer artistieke opvatting, -die het talent als de hoogste en alles overheerschende eigenschap -beschouwt, die het spreekwoord huldigt "le talent excuse tout." - -Ver ook, ja lijnrecht tegenover, de verwachting, waarmede Multatuli -als erkend talent-vol man het openbaar leven in de maatschappij betrad. - -Hij ondervond dus twee ontgoochelingen, die hem des te heviger -aangrepen, naardien in zijn geëxalteerden toestand zijne verwachtingen -zich hooger hadden gespannen. Hij werd niet tot onderkoning -onmiddellijk verheven; maar de maatschappij, zijn talent nu kennend, -behandelde hem zelfs in veel opzichten als een gewoon medeburger, -wiens karakter door velen gewogen en te licht bevonden werd. - -Dit was te veel voor zijn zoo licht ontvlambaar en nu ontvlamd -gemoed. Zoolang hij nog niet getoond had wie hij was, zoolang hij -zijne ziel nog niet had geopenbaard, kon hij ten minste nog denken, -als hij zat te peinzen over al zijne vernederingen: ja, wacht maar, -wacht gij lieden maar, ééns zal ik u beschamen en de wereld versteld -voor mij doen staan, eens zult gij allen naar mij opzien als ik mij -boven u allen zal hebben verheven. - -Doch nu kon dat niet meer, nu ontzonk hem ook de laatste hoop en -troost, in 't groote namelijk, waartegen de verbetering van zijn -levenstoestand in 't kleine niet kon opwegen. Hem bleef niets over -dan groote, woedende bitterheid. Uitlatingen als die in zijne Ideën, -waar hij de geheele natie nu voor een troep schelmen uitmaakt, waren -van deze bitterheid de openbaringen. - -Openbaringen van dien alles beheerschenden wrevel waren ook zijn -zonderlinge en heftige handelwijzen tegenover bijzondere personen. Zijn -prikkelbaarheid had haar toppunt bereikt. - -Beschouwen wij met onpartijdige bedaardheid zijne houding tegenover -zijn broeder Jan Dekker, zooals die vooral in het tweede deel der -Brieven uitkomt. Aan dien broeder had hij voor zoover uit de zeer -volledige gegevens, die nu tot ons gekomen zijn ten duidelijkste -blijkt, groote verplichtingen, terwijl niets er op wijst, dat die -broeder ook aan hem, Eduard, iets te danken zoude hebben gehad. Het -geld, waarvan Dekker te Batavia leefde in 1857, vóór hij naar Europa -vertrok, zal hem wel grootendeels door dien broeder zijn verstrekt; -het was dezelfde broeder, die te Rembang Dekker's gezin bij zich -noodde toen hij eindelijk op reis ging, dezelfde, die, in het voorjaar -van 1858, Dekker's rekening over zeven maanden in het Brusselsche -logement betaalde, zeer waarschijnlijk was 't dezelfde gulle man, -die hem in staat stelde in dat zelfde jaar verder naar Cassel te komen -en daar hem van het noodige voorzag (al kwam Dekker er niet mee toe, -zoodat hij te Cassel andere schulden maakte); dezelfde die, in het -voorjaar van 1859, de passage van Dekker's vrouw en de haren naar -Europa bekostigde; dezelfde die gedurende de tweede helft van 1859 -aan Dekker's gezin weder een gastvrij dak bood op zijn buitengoed -te Brummen; dezelfde eindelijk, die in November 1859, voor de tweede -maal zijne logementsrekening te Brussel voldeed en hem in staat stelde -naar Amsterdam te komen. - -Indien men in het oog wil houden, dat de meeste dezer gewichtige -diensten door den heer Jan Dekker aan zijn broeder bewezen werden, in -een tijd dat deze van zijn hoogere gaven nog niets had doen blijken, -terwijl de heer Jan over de handeling van Dekker's ontslag-nemen geen -ander gevoelen kon hebben dan hetgeen wij als het algemeen gevoelen -der menschen hebben leeren kennen,--dan zal ongetwijfeld een ieder -van meening zijn, dat de heer Jan Dekker een bijzonder goedhartig -en edelmoedig mensch was, Eduard in hem een voortreflijk en hem te -benijden broeder bezat; en het jammer vinden, dat Eduard zich niet in -deze kleinigheid meester kon blijven, dat hij zóó'n broeder ten minste -dan alléén in aanraking liet komen met de beminnelijke zijden van -zijn karakter (waar hij elders, naar wij lezen, zoo mede te woekeren -wist,) zorgvuldig de minder aangename kanten voor hem verbergend, -opdat hij zich daar aan niet stooten kon. - -Reeds uit Brussel schreef Dekker aan zijn vrouw over zijn broeder als -over iemand, die eigenlijk verplicht was hem te onderhouden. "Voor -de tiende maal vraag ik u: hoe denkt Jan toch dat ik leef" (dl. 1, -blz. 133) enz. Reeds in dien tijd, dus vóór het verschijnen van -Max Havelaar, is Dekker verbitterd tegen of allerliefst voor zijn -broeder in zijn uitlatingen. Toen de heer Jan zoo ingenomen was met -Max Havelaar, dat hij in handschrift gelezen had, en Eduard in staat -had gesteld naar Amsterdam te komen, was het tusschen hen tweeën al -"botertje tot den boôm" en schrijft Dekker aan zijne vrouw (dl. 2, -blz. 11 en volgende): - -"Beste beste Tine! Heerlijke tijding! Van avond hier gekomen. Jan -opgezocht in de Variété. Hartelijk en verzoend, en ik kom meê naar -De Buthe......" "Hartelijke ontmoeting, verzoening, afspraak om niet -meer te kibbelen" (tusschen de broeders)... "Jan heeft mij een mooie -overjas gekocht" ... - -Spoedig doet de heer Jan echter al weder dingen, die den opgewonden -Douwes mishagen: "Wat de zending van Jan naar Rochussen aangaat, ze -is compleet mislukt. Toen hij (maar ik vrees niet op de goede manier) -gesproken had over Raad van Indië, was R. opgesprongen. Dát kan mij -niet schelen, maar wat me wel kan schelen is dat Jan zelf die mij, -na mijn uitlegging, had toegestemd dat dit de eenige wijze was om -mij te herstellen, nu ook vond dat ik te veel vraagde. Dus alweer de -ambassadeur die zijn eigen zaak verlaat. - -Van morgen wou hij dat ik vragen zou om directeur te worden van eene -school te Batavia. Dat was juist iets voor mij, zeide hij en dan was -zijn contract gesauveerd! Hij drukt gedurig op zijn contract dat door -mijn hoofdigheid, door mijn te veel vragen kon geknepen worden." - -Mevrouw Dekker teekent hierbij aan, dat de heer Jan een tabakskontrakt -had in Rembang (dat gevaar scheen te kunnen loopen). - -Dekker vervolgt: "Ik laat me niet buigen. Noch door Fuhri (den -'s-Gravenhaagschen hôtelhouder), noch door geldgebrek, noch door -schijnbare schande, noch door Jan. Als jij me afviel zou ik buigen, -maar dat kan niet." - -Betrekkelijk geruimen tijd blijft nu de verhouding tusschen de twee -broeders zoo goed als men maar wenschen kan. Een enkele maal krijgt de -heer Jan nog een standje omdat hij niet spoedig genoeg geld zendt, maar -de vriendschap wordt niet verstoord. 16 Juni 1860, schrijft Dekker, -die toen toevallig in Rotterdam was: "Begrijp eens, Jan is hier, en -alles heel wel. God geve dat het zoo blijft," en dd. 17 Juni: "Jan -is van morgen vertrokken. Wij zijn tot het laatst wèl gebleven. Hij -is uiterst ingenomen met het éclat van M. H., en spreekt er gedurig -van. Het is of hij voelt dat hij mij een beetje respecteeren moet, -omdat de menschen zoo hoog met mij loopen, en ik dus een soort van -renommée van den dag ben." 18 Juni (Dekker's gezin was toen in Brussel, -hij zelf in Amsterdam) begint hij een weinig ontevreden te worden -tegen den heer Jan: "Jan had wel uit den hoek mogen komen. Maar -neen! Allerlei vertellingen over donkere toekomst, enz." Er is -echter eene verontschuldiging: "Nu ontken ik niet dat thans bij de -intrekking van den Vrijen arbeid de zaak beroerd wordt"... Op 2 Juli -hoopte Dekker dat de heer Jan geld zou zenden, "de geest was goed." - -16 Juli was Dekker naar Spa gereisd, plotseling naar het schijnt, -en bevond zich daar weer aan de speelbank. Hij schrijft zijn vrouw -te Brussel, hem duizend francs te zenden. 22 Juli was hij weder te -Amsterdam terug en bericht zijn vrouw de ontvangst van haar brief, -waarin zij hem van haar vergeefsche reis naar "Uccle" verhaalde. De -uitgeefster der Brieven heldert dit geheimzinnige woord op, door -als haar stellig vermoeden te kennen te geven, dat Tine óok naar -Spa was geweest en daar haar geld had verloren. "In zijne en hare -omstandigheden vond Multatuli zoo'n tochtje zoo al niet positief goed -dan toch zeer verschoonbaar." Om echter de zaak verborgen te houden, -ging hij zoover in zijne voorzichtigheid van het woord Uccle, den -naam van een dorp bij Brussel, te gebruiken, als pseudoniem voor het -woord Spa. - -In den loop der korrespondentie vernemen wij nog eenige malen, -dat Dekker den heer Jan verzoekt geld te zenden, zijne vrouw "boven -water te houden," enz. De heer Jan ging voort hem onophoudelijk bij -te staan. Hij deed bijna alle démarches bij den minister Rochussen, -bij vrienden, bij allerlei personen, die Dekker moesten helpen zijn -doel te bereiken. In een niet gedateerden brief, van Augustus 1860, -blijkt echter dat de heer Jan het weder bijna geheel bij zijn broeder -verkorven heeft. Deze schrijft aan Tine: "Ik ga nog eens aan Jan -schrijven en zal probeeren hem uit te leggen dat ik geen partij -kan dienen,..." enz., verder: "In het briefje van Jan dat je mij -toezendt komt voor dat hij zoo blijde is dat ik wil treden in de -voorstellen. Ook aan mij heeft hij iets dergelijks geschreven! Hij -schijnt dus van het komplot te weten en er aan getwijfeld te hebben -dat ik de voorwaarden zou aannemen. Na mij sedert weken te hebben -opgehouden met praatjes komt nu de zaak neer op eene schandelijke -omkooperij. 't Is infaam!" - -Het komplot en de omkooperij, waarvan hier sprake is, hebben betrekking -op de pogingen, die de staatkundige partijen aanwendden om Dekker in -hunne gelederen op te nemen. Dat hij niet wilde weten van de enkel -letterkundige verdienste van Max Havelaar, omdat het boek alleen als -een pleidooi in een zaak, een zaak van landsbestier, moest beschouwd -worden naar zijne opvatting,--en dat hij tévens weigerde in de praktijk -te treden en zich aan te sluiten bij eene partij, die de wijze van -bestuur voorstond, die ook hij zelf de beste achtte,--kwam iedereen, -dus ook den heer Jan, onbegrijpelijk voor. Ons is het nu wel duidelijk, -wat Dekker wenschte: dadelijk eene invloedrijke positie, maar daar -nog nooit iemand op die wijze daartoe gekomen was, begreep men niets -van deze ongeziene wijze van denken en handelen. De heer Jan wilde, -om velerlei redenen, zijn broeder zoo spoedig mogelijk uit den nood -geholpen zien. Reeds bij den aanvang der Havelaar-zaak had hij aan -Eduard geschreven: "om godswil, verschop niets." De heer Bekking had -"het masker" afgeworpen en "medewerking aan zijne partij, dat is de -tabakskontrakten" als voorwaarde voor hulp bedongen. Van zulk een -overeenkomst wilde Dekker niet weten. - -Eene brouille tusschen Dekker en den heer Jan had tegen het eind van -Augustus plaats. - -Hij schrijft (do. 27 Aug.) "... Ieder is meer dan beleefd... behalve -Jan. Hij is hier, en na het ontmoeten dat eerst vriendschappelijk was, -begon hij, of wilde hij weer beginnen te schelden. - -1o. Omdat ik niet had toegegeven in de voorstellen van Bekking. - -2o. Omdat ik aan Cath. en Sietske wat papeterie had cadeau gedaan. - -'t Was in het café restaurant. Veenstra was er bij. - -Ik stond dadelijk op en ging heen. Ik heb hem door Abrahamsz laten -zeggen dat ik niets meer met hem wil te maken hebben, en dat ik hem -verbied zich met mijne zaken te bemoeijen. Uit!" - -In een daarop volgenden brief schijnt hij de ware toedracht der zaak -weêr vergeten te zijn, want hij schrijft: "De hoofdzaak is dat Veenstra -inziet dat Jan verkeerd doet mij in den steek te laten." Of hij moet -de verwijten door den heer Jan hem gedaan gelijk gesteld hebben met -een "in den steek laten." Verder in denzelfden brief schrijft hij, na -van het steeds toenemend succes van Max Havelaar te hebben gewaagd: -"Maar heb ik nu ook niet gelijk, dat ik het schelden van Jan niet -meer verdraag? Bodenheim (die N.B. een woekeraar is) is beleefd en -zelfs hartelijk, en mijn eigen broer is grof. Ik ben er dan ook glad -overheen en verdraag het niet meer." - -In een lateren brief, van 28 September, heet het: "Als ik aan zoo -iets (het schrijven in den Tijdspiegel om geld te verdienen) denk, -kookt het mij dadelijk tegen Jan. Die had mij voor zoo iets moeten -vrijwaren. Kassian, ik hoor nu bepaald dat ze met Mei in Den Haag -gaan wonen, die arme menschen! Liefje, ik vind niet goed dat je Mary -(de echtgenoot van den heer Jan) schrijft. Het zou schijnen alsof -ik weer wou aanknoopen, en dat wil ik niet. Je weet niet hoe Jan mij -traitert. Ik had aan de meisjes A. wat papeterie gegeven (dat hij mij -in een koffiehuis verweten heeft) en kort daarop kreeg ik van Kees -(vader der meisjes A[brahamsz]) een briefje met verzoek aan zijne -kinderen geen geschenken te geven "wijl ik mijn geld beter besteden -kon aan mijn vrouw en kinderen." Dat had Jan mij bezorgd. Ik noem -zoo iets vervloekt laag. - -De zaak staat zoo dat ik niet den minsten twijfel heb om te slagen, -als ik maar van die vervloekte dagelijksche zorg bevrijd was. Zoo'n -Jan die in Den Haag gaat wonen. Hij kan zijn geld beter aan mij -besteden. Maar dat is nu uit. Al wilde hij nu, nu ben ik er moe van." - -Do. 20 Oktober lezen wij nu over deze zaak: "En nu Jan! Ik ben er regt -verdrietig over. Heden nog schreef ik aan Pieter: "Met Jan wil ik niet -meer te doen hebben! Daar blijf ik bij. Dat weet je, en je gaat met hem -naar de opera. Hij heeft mij in een publiek koffiehuis... (enz. over -de papeterie)--dat was zijn geld! En nu neemt gij geld van hem aan! Ik -moet er nu rijp over denken hoe te doen... (nog lang wordt hierover -uitgeweid)... moet ik nu de eerste keer dat ik Jan ontmoet--maar 't -zal niet gebeuren!--hooren dat je van zijn geld naar de komedie bent -geweest? Je wist toch alles. Tine, Tine! Hoe kon je zoo doen! 't Was -mij wel fr. 500 waard geweest als je gezegd hadt: - -"Jan, na alles wat er is voorgevallen heb je het regt verbeurd ons -te helpen!" - -Wij zullen de laatsten zijn om de handeling van het verwijt omtrent -de kleinigheid van het papeterie koopen, in den heer Jan een voorbeeld -van delicatesse te noemen, maar de heer Jan was in 't algemeen ontstemd -tegen zijn broer omdat deze zich niet bij de partij-Bekking c.s. wilde -aansluiten, en verborg daarom ook deze kleine grief niet. Niets -zeldzamer dan zóo edele en kiesche menschen, die diensten bewijzen en -zich zoo gedragen als deed degene, wien zij bewezen werden, hun een -weldaad door ze aan te nemen. Zulke menschen bestaan, maar behooren -tot de groote zeldzaamhed en er is niet de minste reden, om er den -heer Jan een verwijt van te maken, dat hij het zoo buitensporig ver -niet gebracht had in zeldzaamheid van karakter-deugden. Trouwens, daar -moet dan ook van den anderen kant eene hoffelijkheid en bescheidenheid -in het aanvaarden der diensten tegenover staan, die Eduard Dekker -zelf nagenoeg vreemd schijnt geweest te zijn. De zinsnede, waarin -Eduard schrijft, dat Jan (die reeds zooveel voor hem gedaan had) -beter zou doen zijn geld aan Eduard te besteden dan er voor in Den -Haag te gaan wonen, is karakteristiek en licht zoo goed als wij maar -wenschen konden, de trekken onzer karakterschets toe, waar wij, -in verband met de algemeene appreciatie van kunst en talent in de -Maatschappij, Multatuli's ontgoocheling bespraken over het, dat men -hem in vele opzichten als een gewoon sterveling bleef behandelen. - -Van de verhouding tusschen de twee broeders vernemen wij verder in de -tot nu toe verschenen deelen der korrespondentie niets. Waarschijnlijk -zal die wel steeds geen effene, doch eene geaccidenteerde verhouding -zijn gebleven van brouilles en verzoeningen. - - - -Welk een verschil tusschen het eerste deel Brieven en het tweede -deel in 't algemeen! Een verschil dat in den text der gedrukte -bladzijden uitkomt met de helderheid der twee schril kontrasteerende -levensperioden zelf. Is het eerste deel vol van het diepe leed, in -de stilte van het Brusselsche zolderkamertje, als in een kloostercel, -gedragen, waar Dekker's leven slechts zeer weinig uiterlijke afleiding -vond in den omgang met zijn enkele plebejische vrienden daar uit de -buurt; nemen wij in het eerste deel Dekker waar,--onder den zwaren -druk van het wreede leven, dat hem daar opgesloten hield,--in -een tête-à-tête met zijn smart, waarin hij zijn talent als een -lijdensbloem zag ontluiken;--het tweede deel voert hem en ons -plotseling als in de drukte en in het gekrioel van een marktplein; -het is of er in den stijl der Brieven iets is doorgedrongen van het -gedruisch op de Botermarkt, waar Dekker boven den winkel van Lobo, -den Israëlietischen boekverkooper, die ook met een "stalletje" op -de markt zelf was geposteerd, zijn kamer had en zijne geschriften -samenstelde. Uit de eenzaamheid is hij met de grootste snelheid -midden in het woeligste maatschappelijk leven overgeplaatst. Van -onbekend is hij als met tooverslag beroemd geworden, van geschuwd -gezocht, van geminacht hoog-geprezen. Hij komt in betrekking met de -staatkundige partijen, de eene trekt hem hier, de ander daarheen; -binnen eenige maanden tijds worden dertien honderd exemplaren van -zijn Max Havelaar verkocht, overal waar hij zich vertoont, op straat, -in hotels, in publieke vermakelijkheden, wordt hij met belangstellende -nieuwsgierigheid bekeken, vreemden spreken hem aan, een onbekend meisje -in het park, bij eene muziekuitvoering, komt hem haar handje reiken; -van links en rechts wordt hij uitgenoodigd om lezingen te komen houden, -tijdschrift-redaktiën en uitgevers schrijven hem, komen hem opzoeken, -telegrafeeren hem, loopen hem na om eenige bladzijden van zijn hand -voor hun orgaan of hun drukpers machtig te worden. De uitgever Thieme -wil al aanstonds zijn partikuliere briefjes uitgeven, waarmede hij -uitstekende zaken denkt te maken, de bezadigde redakteur van het -Nederlandsch-Indische tijdschrift verzint totaal ongebruikelijke -opschriften om boven de bijdrage van Dekker te plaatsen, die hij -wenscht op te nemen: "Van den genialen Multatuli" zal hij er boven -zetten. Kortom het is, zooals Dekker zelf in de brieven schrijft, -een "rage". - -De persoon met wien Dekker nu in de eerste plaats te doen kreeg en -met wien hij in belangrijke betrekking zou blijven gedurende het -geheele tijdperk, dat wij in het tweede deel der Brieven afgespiegeld -vinden, was de heer mr. J. van Lennep, rijksadvokaat, een der leiders -der oud-konservatieve partij, Amsterdamsch patriciër. Tusschen de -menigte menschen, die wij, als wij in onze verbeelding een résumé -vormen van Dekker's leven uit dezen tijd, hem zien omringen, staat -Van Lennep vooraan; op hem valt het meeste licht. En geen wonder! Van -Lennep toch bezorgde de uitgave van Max Havelaar, stelde Dekker in de -gelegenheid de eerste helft van 't jaar 1860 met zijn gezin als een -rustige tusschen-periode door te brengen, en bleef voortdurend met -hem in relatie over financiën en andere, wellicht nog gewichtiger, -de uitgave rakende zaken. Wij zullen deze geschiedenis, als zijnde -een der belangrijkste perioden in Dekker's leven, volgen zoo als de -Brieven ons geleidelijk met haar bekend maken. Er zal onder meer nog -een deel Brieven verschijnen, getiteld Multatuli en Busken Huet. Nu, -met evenveel recht, had de uitgeefster dit, tweede, deel, kunnen -betitelen: Multatuli en Van Lennep. - - - -Den 23sten Nov. 1859 reisde, gelijk wij gezien hebben, Dekker voor -het eerst van Brussel naar Amsterdam. Reeds had hij van den heer -Jan vernomen, dat Van Lennep met Max Havelaar, door Van Lennep -na Tine en Jan, als de derde begunstigde, in handschrift gelezen, -uiterst ingenomen was. Van Lennep had aan Van Hasselt geschreven: -"In weêrwil van de bleeke inkt, klein schrift, donkere lucht en -toenemende verzwakking mijner oogen, heb ik het boek verslonden, -"pectus est quod disertos facit" en "facit indignatio verbum" worden -ook hier bewaarheid... 't Is een meesterstuk, met zijn gebreken, of -neen, de gebreken, waarover ik klagen zou, zoo 't een gewonen roman -gold, geven in dit werk juist iets meer eigenaardigs, meer verrassends, -meer schokkends aan 't verhaal. 't Is bl.... mooi, ik weet het niet -anders uit te drukken." De heer Jan had aan Eduard geschreven, toen -hij hem deed overkomen: "Hij (v. L.) wil met handen en voeten uwe zaak -voorstaan, en verzekerde mij onuitgenoodigd dat hij al zijn invloed in -uw belang zal aanwenden. Hij zeide mij zijn zoon (aspt. ambt. eerste -klasse) met een en ander bekend te hebben gemaakt, en hem gezegd -te hebben: "Ik wenschte mij die zaak aan te trekken met klem, maar -misschien zal men later u daarvoor donderen." Zijn zoon antwoordde: -"Pak het aan."" - -De eerste brief, dien Dekker uit Amsterdam schreef, aan zijn vrouw, -bevatte deze hoopvolle zinsnede: "Morgen tien uur naar Van Lennep, -die volgens Jan, dol ingenomen is met mijn zaak, en mij absoluut wil -helpen. Dus heerlijke vooruitzigten." En in den tweeden, na het bezoek -bij Van Lennep, heet het: "Maar Van Lennep! Daar ben ik geweest, -en ik kan je niet uitdrukken hoe die man mij ontvangen heeft. 't Is -kompleet een schadeloosstelling voor al de miskenningen. Nooit had -ik op zooiets durven hopen..." enz. - -Dekker begon dus Van Lennep te beschouwen, en Van Lennep begon -zich ook werkelijk te gedragen als: Dekker's beste vriend. In -een brief van 6 Dec. '59 lezen wij dat De Bull, met wien Dekker -ook in konnektie kwam, na den plotseling voorgevallen dood van het -Kamerlid Stolte, Dekker in diens plaats wilde doen verkiezen, en dat -Van Lennep zelfs zoover gegaan was op eigen houtje over Dekker te -spreken met de kiesvereenigingen. Als de voormalige minister Baud, -dien ook Dekker zeer waardeerde, zich bij die gelegenheid niet ook -kandidaat had gesteld, zou Dekker kamerlid of althans kandidaat zijn -geworden. Hij had dit trouwens alleen willen worden om R[ochussen, -den minister] te dwingen hem Raad van Indië te maken (zie 2e dl., -blz. 20). Ten dien einde, om Rochussen te doen voelen dat hij -wakker was en werkte, schreef Dekker toen ook een paar staatkundige -dagbladopstelletjes, die 9 en 10 December in de Amsterdamsche Courant -verschenen en onderteekend waren: "Eduard Douwes Dekker, op verzoek -eervol ontslagen Assistent-Resident." Wij lezen in dezen tijd van de -korrespondentie niet anders dan dat De Bull, Tydeman en vooral Van -Lennep dagelijks voor Dekker in de weer waren. Dato 8 Dec. lezen wij: -"Gister zond ik een brief aan V. L., en hij, die een perfecte kerel is, -zond dien aan R[ochussen] met een flink bijschrift. Hij zegt: "pas op, -vriendje, ik verzeker je dat D. D. een man is, en als je hem wat lang -laat wachten maak je hem ongeduldig en dat raad ik je niet aan."" - -Van Lennep, Hartsen en De Bull (Amsterd. Courant) en Tydeman -(Handelsblad) vertegenwoordigende de twee staatkundige partijen, -wilden allen Dekker in de Kamer hebben. Daarop stelde Baud zich op de -rij, aan wien de eerstgenoemde partij zedelijke verplichtingen had -en dien zij dus, vóór alles, nu moesten steunen. Tydeman was echter -tegen Baud en wilde Dekker als den tegenkandidaat poseeren. Daar -Tydeman echter door Van Lennep zelf zoo voor Dekker was opgewarmd, -vond Dekker het onedelmoedig door met Tydeman mede te gaan Van Lennep -in het vaarwater te zitten. Hij kon dit dus niet doen. - -Reeds bij dezen brief, van 8 December 1859, biedt de uitgeefster ons -een exposé van den toestand, waarop al deze zaken betrekking hebben. - -Van Lennep was een der leiders van de konservatieve partij, waartoe -ook de minister Rochussen behoorde. Door het ministerie, waarvan -ook Rochussen deel uitmaakte, was juist nu echter een spoorwegwet -voorgesteld, waar de Amsterdammers, met o. a. Van Lennep aan 't hoofd, -sterk tegen waren. Van Lennep en De Bull met zijn Amsterdamsche Courant -ageerden dus tegen het ministerie. Toen de zaken juist zóo stonden, -kreeg Van Lennep het handschrift van Max Havelaar in handen. Hij -begreep terstond de portée van dit werk en welke waarde het als wapen -in het arsenaal der ministeriebestrijders hebben kon. Van Lennep's -ingenomenheid met Max Havelaar op zich zelf was oorspronkelijk -oprecht. Maar, "hetzij dan gaandeweg, hetzij reeds terstond" zegt -de uitgeefster der Brieven, kwam bij Van Lennep de gedachte op, Max -Havelaar vooral als strijdmiddel tegen het ministerie te gebruiken. De -uitgeefster gebruikt niet het woord "vooral" maar uit haar toon valt -op te maken, dat zóo toch haar bedoeling is. Wij zijn het daarmede -niet eens. De bespiegelende ingenomenheid van Van Lennep met Max -Havelaar kon zeer goed met zijn inzicht in het praktische nut, dat -het boek voor hem en de zijnen hebben kon, samengaan, zonder dat -het éene in zijne waardeering zwaarder woog dan het andere. Maar -verder is de voorstelling, door de uitgeefster aan de zaak gegeven, -naar ons voorkomt juist,--tot aan de eindkonklusie. Zij zegt dan, dat -Van Lennep, die volgens Dekker's beschrijving een joviaal, aangenaam -mensch was, schik had in den strijd en er dus een soort van schalksch -genoegen in vond den minister Rochussen uit de verte met dat boek, -den M. H., te dreigen. Maar zijne partijgenooten vermaanden hem tot -kalmte en ingetogenheid. Vooral zijn schoonzoon Hartsen, deftig man -van den eersten graad, lid der Eerste Kamer, van wien de uitgeefster -eenigszins ironisch vermeldt, dat hij "ontzaggelijk ingenomen" -met Max Havelaar was, maar ondertusschen het manuscript weken lang -onder zijne berusting hield, zonder aan den schrijver eenig blijk -te geven van geestdrift of waardeering. De spoorwegwet werd in de -Eerste Kamer afgestemd, en de uitgeefster zegt, dat Van Lennep zich -toen "liet sussen". Hij had toen den Max Havelaar niet meer noodig -als wapen tegen het ministerie, hij bezorgde dus wel de uitgaaf van -het boek, "maar in zijn, in 1862 uitgegeven brochure, staat toch met -ronde woorden te lezen, dat het zijn doel was de verspreiding van -het werk te belemmeren." Hieruit zou men dus moeten konkludeeren, -dat, indien de spoorwegwet niet afgestemd geworden ware, Van Lennep -den Max Havelaar uitvoeriger zoude hebben doen verspreiden. Met deze -opvatting kunnen wij ons slechts gedeeltelijk vereenigen. - -Doch wij zeggen met de uitgeefster "later meer daarover", en -willen eerst de geschiedenis van Dekker's betrekking tot Van Lennep -voortzetten waar wij haar geschorst hebben. - -Van Lennep dan, vernemen wij nog, had aan Rochussen geschreven: -"Indië heeft een man noodig en Dekker is die man." Intusschen -maakte Dekker zich steeds zeer bekommerd over de "bijzaken" en -begon de vreeselijke drukte van zijn leven, waaraan hij niet gewoon -was, hem zeer te vermoeien; zoodat wij, do. 10 December, lezen, -dat, nu Rochussen eindelijk geantwoord had in afwijzenden zin op -het voorstel om Dekker Raad van Indië te maken, Dekker er naar -verlangde uit Holland weer weg te komen en in Brussel op zijn gemak -wat te rusten en te werken. 11 Dec., toen hij nog niet wist, wat het -"ontzaggelijk ingenomen" van Hartsen beduidde, wilde hij weer wèl in -Amsterdam blijven, enthousiast als hij was over Van Lennep's brief, -waarin dat oordeel van Hartsen werd medegedeeld. - -Tusschen 11 December 1859 en 11 Januari 1860, vernemen wij nog alleen, -dat de heer Jan een voorloopige bijdrage van vier honderd gulden wil -geven om Dekker in staat te stellen zich met zijn gezin in Brussel -te etablisseeren, waar hij dan door werken zelf verder ook geld zou -verdienen; maar dat Dekker, rekenende met zijn familie vier honderd -gulden per maand noodig te hebben, zich op dié verbintenis alleen niet -durfde verlaten om de expatriëering te ondernemen. Ook hooren we, -dat de heer Hartsen wel duizend gulden op de Max Havelaar-uitgave -zou willen voorschieten, maar dat Dekker dit voorstel repugneerde -daar het zooveel overeenkomst had met "beleenen op pand." - -Vóór den éénigen brief, die uit deze periode beschikbaar was en -waarvan wij hier den inhoud mededeelden, heeft de uitgeefster der -Brieven een aanteekening geplaatst, die, indien men bedenkt in welke -verhouding zij zelve gestaan heeft tot Dekker's eerste echtgenoote, -niet onaardig karakteristiek is, in hoe bezadigde en kroniek-achtige -termen dan ook vervat. "De brieven," schrijft zij, "sluiten nu niet -meer zoo geregeld aan elkaar als vroeger. Eenigen zullen verloren -zijn gegaan, anderen opzettelijk vernietigd. Dit laatste durf ik -veronderstellen omdat ik dikwijls in later jaren heb bijgewoond -(wij wisten niet, dat de dames elkaar zóo intiem hadden gekend, dat -de eene in bijzijn der andere handelingen volbracht, die anders bij -uitstek behooren tot die, ter volvoering waarvan men een oogenblik van -eenzaamheid afwacht) dat Tine een brief van Dek ontvangende, zoodra -zij bemerkte dat er iets in stond wat haar onaangenaam zou aandoen, -dien verscheurde en in de kachel wierp." - -Men kan begrijpen welk een gevoel zulk een handeling van Dekker's -eerste vrouw opwekte in Dekker's tweede vrouw. Zij, die Dekker zoo -vereerde, moet deze handeling wel afgrijselijk hebben gevonden, en -indien, waaraan na haar eigen mededeeling natuurlijk niet te twijfelen -valt, mevrouw Douwes Dekker-Hammink Schepel er in levenden lijve bij -tegenwoordig is geweest, dat mevrouw Douwes Dekker-Van Wijnbergen -Dekkers brieven, als teeken van afschuw, in de kachel wierp zonder ze -gelezen te hebben, mag men wel aannemen, dat al haar wél-opgevoedheid -haar op zoo'n oogenblik ten dienste heeft moeten staan om haar te -beletten als eene furie op hare voorgangster aan te vliegen en haar -de kostbare papieren te ontrukken, die zij snood aan de vernietiging -wilde prijs geven. - -Intusschen moeten wij met de uitgeefster van meening verschillen, -waar zij uit het feit, dat Dekker's eerste echtgenoote, toen de -verhouding tusschen haar en haar man ten uiterste gespannen geworden -was, zijne brieven in woede en verdriet vernielde, het gevolg trekt, -dat Tine zich ook reeds in een vroegere periode, toen de verhouding, -in vergelijking met later, nog weinig te wenschen overliet, zich aan -soortgelijke handelingen zou hebben schuldig gemaakt. Wij gelooven -eerder dat de brieven die hier ontbreken "verloren zijn gegaan", -dan dat zij "opzettelijk vernietigd" zouden zijn. - -De eerstvolgende brief, welken wij nu te lezen krijgen, is van 10 -of 11 Januari 1860. Wij vernemen daaruit, dat Dekker met zijn gezin -den 15en Januari naar Brussel zal gaan, om eenige maanden rust te -genieten. De heer Jan gaf f400 als voorloopig voorschot, waarvan -echter f100 afgetrokken zou worden, naar wij uit den brief meenen te -begrijpen, voor de passage van de baboe, die naar Indië teruggezonden -werd. En de heer Van Lennep--daarom passen deze mededeelingen hier -noodzakelijk in dit historisch overzicht--zou f200 per maand geven, -waarvan echter f50 zou worden afgetrokken ten bate der Wageningsche -tantes. Tijdens Dekker's afwezigheid zoude dan Van Lennep de uitgaaf -van Max Havelaar bezorgen. - -Zeer juist merkt de uitgeefster op, dat het, met het oog op het, later -gevolgde, bekende rechtsgeding tusschen Dekker en Van Lennep, over het -eigendom van Max Havelaar, niet weinig belangrijk geweest zoude zijn, -indien zij ook de tijdens Dekker's verblijf te Brussel in dezen tijd -tusschen hem en Van Lennep gewisselde brieven had kunnen opnemen in de -korrespondentie. Doch de pogingen, in 1871 door Dekker zelf, en nú, -bij de voorbereiding dezer uitgave der Brieven, door de uitgeefster -aangewend, om die brieven machtig te worden, zijn mislukt. Tijdens het -rechtsgeding had Dekker ze, ter vervollediging der geding-bescheiden, -aan zijn advokaat, Mr. J. G. A. Faber, ter hand gesteld. Doch deze heer -wist later niet waar zij gebleven waren, en Mr. Mouthaan, de opvolger -van Mr. Faber, had ze ook niet, bij den overgang van het kantoor, van -dezen overgenomen. Ook de heer Willem van Lennep, zoon van Mr. Jacob, -door de uitgeefster daarnaar gevraagd, kon zich niet herinneren bij -de papieren zijns vaders brieven van Dekker te hebben gevonden. De -uitgeefster neemt dus aan dat die vernietigd zijn. (Zie Br. 2e dl., -blz. 61, 62.) - -Eenige maanden leefde Dekker nu vereenigd met zijn gezin te -Laeken (Brussel). De uitgeefster merkt aan, dat dit een tijd van -betrekkelijke rust voor het gezin was. De uitstapjes, van hier uit -naar Spa ondernomen, hebben wij reeds vermeld. In Mei verscheen de -Havelaar, 14 Juni reisde Dekker terug naar Holland. - -Wij vestigen er de aandacht op, dat Dekker dus, toen de voorbereidende -maatregelen ter uitgave werden genomen en toen de uitgave plaats -had, niet ter plaatse aanwezig was. Wij vestigen hierop nadrukkelijk -de aandacht, omdat Dekker op die wijze verzuimde den persoonlijken -invloed op de wijze van uitgeven te oefenen, waardoor wellicht de -verkeerde praktijken voorkomen hadden kunnen worden, waarover hij zich -later vruchteloos beklaagde. Was deze onthouding van onmiddellijk -persoonlijk beheer niet wijs, niet verstandig,--zij was daarentegen -zeer natuurlijk en verklaarbaar. Dekker had de grootste behoefte aan -rust, na al het tobben en zwerven en de druktes der laatste jaren, -en: Dekker beschouwde Van Lennep als zijn besten vriend en vertrouwde -hem volkomen; dat wil zeggen: vertrouwde volkomen, dat Van Lennep -Dekker's belang begreep, precies zooals Dekker dat zelf begreep, -en dat hij dit op die wijze begrepen belang, zonder eenige andere -konsideratie, tot richtsnoer van zijn handelingen zoude nemen. - -Dekker reisde naar Rotterdam, van waar uit hij de korrespondentie met -zijne vrouw hervatte. Hoofdzakelijk vernemen wij nu vooreerst alleen -Dekker's blijde uitingen over het steeds grooter en grooter wordend, -en hem zelf verbazend, welslagen van zijn werk. Do. 17 Juni (1860) -spreekt Dekker reeds van eene "nationale inschrijving," waar hij -toen zekeren Van Prehw zich aan 't hoofd van wilde zien stellen. Dit -schijnt dus geen denkbeeld van later geweest te zijn, maar tijdens -of even vóor de Havelaar-uitgave bij hem te zijn opgekomen. Waar wij -echter op 't oogenblik, met betrekking tot de kwestie-Van Lennep -meer belang in stellen, is de reeds in dienzelfden brief van 17 -Juni voorkomende uitlating: "Maar uit alles blijkt dat die De R. een -slaapmuts is." Hiermede werd bedoeld: de door Van Lennep voor deze -onderneming aangezochte uitgever De Ruyter. Tels, de hoofdredacteur der -N. Rott. Crt., had namelijk gezegd, dat er nú reeds (na pl. m. vier -weken) een derde druk van het werk had moeten zijn, en Nijgh, de -uitgever der N. Rott. Crt., dat er duizend exemplaren naar Indië -hadden behooren te worden gezonden. - -"Is dat nu niet gloeiend jammer," schrijft Dekker, "dat door zulke -slaperigheid mijn boek minder effect maakt dan het bij een flinken -boekverkooper maken zou? Het is om te schreien. En je begrijpt dat -als de furore eens voorbij is zooals alle fureurs en enthousiasmes -voorbijgaan,--dat het dan te laat is." - -Wij spatiëeren deze laatste woorden. Hierop, zal men zien, komt het -aan, hierop is het geschil tusschen Dekker en Van Lennep gegrondvest; -namelijk op het antwoord, dat de vraag uitlokt: waarvoor het "dan te -laat" zoude zijn. - -Maar wij zien verder. Blz. 71 lezen wij: alles zou goed gaan... "maar -die vervloekte De Ruyter". "Ik klaag bij V. L. steen en been over De -Ruyter. 't Is een ware schande," do. 25 Juni: "Ik begin hoe langer -hoe meer in te zien, dat men wel mijn boek verheft als boek, maar -verder niets. 't Is wel hard!" - -Voortdurend houdt hij zich nu bezig met de recensiën, die -achtereenvolgens de verschillende tijdschriften over Max Havelaar -publiceerden. De brieven aan Tine zijn daar vol van. Hij had toen -nog niet de verachting voor het publiek en de publieke opinie, die -zich langzamerhand van hem zou meester maken. Hij genoot er nog even -kinderlijk als buitensporig van zijn naam overal gedrukt te zien--iets -volstrekt ongewoons--en al de verschillende meeningen en uiteenloopende -waardeeringen over zijn, hem zoo innig van nabij bekend, geesteskind -te lezen. Men kan dit genot vergelijken bij dat van eene moeder, -die een eenig teér bemind zoontje heeft, dat eenige jaren lang met -de uiterste zorg door haar is verpleegd en opgevoed, altijd in het -stille huiselijk intérieur, waar alle leed en elke harde aanraking met -de buitenwereld ver van hem werd gehouden; en die nu, voor het eerst, -hem een kinderpartij laat bezoeken. Hoe leeg voelt zij hare hand als -zij hem loslaat, opdat hij zich alleen en vrij onder de speelgenootjes -zal gaan bewegen. Zie, daar gaat hij, zij kijkt hem na. Ja, hoe kijkt -ze hem nu na, hoe spitst ze nu het oor, om te zien en te hooren, wat -die en wat die en wat die derde zal zeggen van haar schat, van haar -kind! Wèl luistert zij aandachtig naar wat men dáarvan zal zeggen, -en wát dáarvan, wat van zijn oogjes, wat van zijn heele gezichtje, -wat van zijn blonde haar, wat van zijn lieve kleertjes, die zij met -zooveel zorg en oplettendheid heeft gekozen en geschikt... - -Nu, zóo volgde Multatuli de appreciaties, die zijn eerste boek ten -deel vielen. - -De eerste uiting van ontevredenheid tegen Van Lennep treffen wij aan -in een brief van 23 Juni: - -"Van Lennep komt mij voor alsof hij zeggen wil: ik heb het mijne -gedaan! En eigenlijk heeft hij niets gedaan, want als de M. H. het aan -mij verstrekte geld niet dekt, dan is dat de schuld van den beroerden -boekverkooper waar hij mij gebracht heeft." - -De Ruyter had maar dertig ex. van M. H. naar Indië gezonden. "Is -dat niet om te schreien?" roept Dekker uit. "En dan praat V. L. van -ondankbaar [-heid jegens De Ruyter.]" Do. 22 Juli lezen wij: "Ik zoek -geld om baas te worden over de uitgave, want die de R. is ellendig. De -vent heeft geen verstand van de zaak, maar Van Lennep zit mij in den -weg"; 29 Aug.: "Ik ben dol op dien De Ruyter! V. L. is weer in stad -gekomen, maar ik heb hem niet te huis gevonden. 't Is bedroevend!" 1 -Sept. lezen we, dat Dekker nog bij V. L. geweest was, waar allen -hem heel hartelijk ontvingen. Een paar dagen later: "Die vervloekte -zaak met Van Lennep. Nog ben ik daarmee niet klaar." Op 12 Oktober: -"[ik heb] ruzie met Van Lennep" en "Van Lennep is... ja ik weet niet -wat ik er van zeggen moet." Van Lennep had namelijk, eindelijk, na lang -talmen, op Dekker's voortdurend aandringen, dat er van Max Havelaar een -goedkoope uitgaaf zou bezorgd worden, geantwoord: "Wie een huis koopt -heeft het recht het te verbouwen zonder den verkooper te raadplegen." - -Dit antwoord van Van Lennep bracht het tusschen hem en Dekker tot -een uitbarsting. Op 20 Oktober lezen wij: "Misschien zal ik moeten -overgaan tot de treurige noodzakelijkheid om V. L. een proces aan -te doen. Dat zal mij zeer hard vallen. Prof. Veth is het met mij -eens dat hij mij infaam behandeld heeft. De opgang van M. H. stijgt -nog. 't Is ongehoord. De eerste druk is zoo goed als uitverkocht en -V. L. wil de volgende drukken voor zich houden!" 3 November 1860: -"Ik lig overhoop met Van Lennep. Ik moet gelooven dat hij mij bedrogen -heft. 't Is schande." - -13 November vernemen wij dat de kogel door de kerk is in deze lakonieke -woorden: "Proces met Van Lennep." - -Zes maanden later, 15 Mei 1861, werd in dit proces voor de eerste -maal gepleit. - -In een brief van 2 Juni schrijft Dekker: "Proces Van Lennep eerste -instantie, heb ik verloren. Never mind! appel! Ik zal 't behandelen." - -Dekker of zijn advokaat hebben geäppelleerd van het vonnis van de -arrondissementsrechtbank te Amsterdam, en den 22sten Mei 1862 kwam -de zaak voor het provinciaal gerechtshof. - -In het schrijven van 24 Mei 1862 heet het: "Verleden Donderdag heb ik -gepleit voor 't Hof. Had je 't gelezen in de courant? Maar er staat -niets bij, alleen dat ik gepleit heb. Die zaak met V. L. verveelt mij." - -Het Hof heeft toen het vonnis van de Rechtbank bekrachtigd. Wij -teekenen hierbij terstond aan, dat Dekker zich in dit proces misschien -meer dan bij welke gelegenheid ook, door zijn zenuwachtigheid en -ongestadigheid heeft laten beheerschen. Hij verloor het proces in -eerste instantie en keurde de rechterlijke uitspraak goed, omdat het -punt, waar het op aankwam, niet in behandeling was geweest; ja maar, -zeggen wij, als hij wat bedaarder was geweest, zoude hij zelf gezorgd -hebben, van te voren, dat het in behandeling kwam. Maar goed, dit -was dus een afgedane zaak, en hij had besloten te appelleeren. Voor -het provinciaal gerechtshof, een jaar later, pleitte hij zelf. Men -moet naar alle redelijkheid veronderstellen, dat hij persoonlijk -heeft willen pleiten, om des te zekerder te zijn van te overwinnen, -nú zéker te overwinnen. En ziet, toen het op stuk van zaken kwam, -verwaardigde hij zich niet te pleiten, zoodat hij, ten tweeden male, -erkennen moest, dat ook het provinciaal gerechtshof goed had gehandeld -met hem in het ongelijk te stellen. In Idee 289a leest men hierover: - -"Wat mij zelf aangaat, voor 't hof betuigde ik kortelijk dat boek -niet aan den heer V. L. verkocht te hebben. Betoogd, bewezen, gepleit -heb ik niet. Vóór de zitting reeds ontwaarde ik dat de voorzitter -stokdoof was, en bovendien ik wist... kortom, ik was misselijk van -de zaak en dat ben ik nog. Toch voel ik mij verplicht te erkennen -dat het Hof, na mijn dédain om de zaak behoorlijk uit te leggen, -niet anders beslissen kon dan het gedaan heeft." - -Indien men de toedracht dezer zaak goed overweegt, zal men in dit -geval een zoo duidelijk en plastisch mogelijk gegeven vinden van -den voorraad, waaruit de heer Swart Abrahamsz heeft geput, om tot -zijne kenschetsing van Dekker als neurasthenicus te komen. Dit is -zoo echt neurasthenisch mogelijk. Men doorziet den toestand van -hier, daghelder, zoo als hij zich heeft voorgedaan. Dekker was -bepaald voornemens persoonlijk voor het provinciaal gerechtshof -te pleiten. Wie weet of hij zelf geen uitvoerige rede op papier -had geprojekteerd. Maar toen de zitting aanving, had hij bemerkt, -dat de voorzitter hem en zijner zaak antipathiek gezind was, hij -stond daar tegenover lieden, die hij wist dat verreweg zijn minderen -waren, hij las op hun gelaat een dom en onherroepelijk misnoegen -jegens hem,... toen kwam, onwederstaanbaar, een hevige wrevel in -hem op, nooit was het kontrast schriller geweest tusschen hem en de -maatschappij, nooit pijnlijker onmiddellijk merkbaar, schier stoffelijk -voelbaar,... wat! hij de van God gezondene, hij met zijn koninklijke -ziel (in bruisende fantasieën leefden de grootheids-verbeeldingen -in hem op), hij stond hier tegenover ordinaire menschen, die hem -aankeken zooals fatsoenlijke burgermenschen een ploert aankijken in -wiens gezelschap zij genoodzaakt zijn eenige oogenblikken door te -brengen,... en zij, in welke hoedanigheid bevonden zij zich tegenover -hem... als rechters, die hij goedgunstig voor zijn zaak moest trachten -te stemmen... het was te erg, ziet, zij zagen hem aan, minachting -bespeurde hij in hunne fysionomie, als hij gepleit had zouden ze hem -openlijk veroordeelen en... in hun binnenkamers, in hun gezin, wellicht -heimelijk... bespotten... Het was te vreeselijk... déze wrevel kòn hij -niet overwinnen, in zich zelf dacht hij: laten ze naar de weêrlicht -loopen, liever het grootste nadeel, dan déze vernedering! Hij moest -zich nog inhouden om hun geen stoel naar 't hoofd te werpen; het was -al wél; hij beheerschte zich reeds voldoende met hun nog een oogenblik -te woord te willen staan. Maar méer zou hij ook niet doen. - -Zóo stellen wij ons de toedracht dezer zaak voor. Ware Dekker beter -geéquilibreerd geweest, hij hadd' zijn wrevel onderdrukt, hij hadd' -zijn oogen gesloten voor de stemming van het Hof, zooals die op -het gelaat der leden voor zijn scherpzienden blik te lezen stond, -en hij hadd' eene zoo vernuftige rede gehouden, dat hij de rechters -te gelijk in bewondering ontstak voor zijn talent en overtuigde -van de rechtvaardigheid zijner zaak. Maar Dekker kón niet, hij was -een prediker maar geen advokaat, hij had hartstocht maar geen takt, -en hij werd het slachtoffer van de eigenschappen van zijn gestel, -zoo als die zijn gedragingen influenceerden. - -Later, 2 October 1863, heeft Dekker vrede gemaakt met Van Lennep; -de uitgeefster der Brieven vermoedt dat geldverlegenheid hiervoor de -hoofdzakelijke reden is geweest. - -Na de bescheiden betreffende het proces, behelst het 2e deel ten -slotte de brieven van den heer Van Lennep aan Dekker van de jaren -1863-67, waarbij telkens de aan Dekker komende gelden wegens den -verkoop van den Havelaar per assignatie worden overgemaakt. De laatste -brief betreft het voorstel van Dekker, dat De Ruyter het kopierecht -van M. H. zoude verkoopen, hetgeen Van Lennep ontraadt. Een jaar -later, 25 Augustus 1868, overleed Van Lennep; in Augustus 1870 is -het kopierecht werkelijk verkocht, in den zomer van 1871 hebben -de erven van Van Lennep de helft van de opbrengst dier verkooping -(zijnde dit hun geheele aandeel, daar de andere helft den uitgever -toekwam), aan Dekker uitgekeerd. De termen, waarin Dekker, ten einde -het piëteits-gevoel der Erven V. L. jegens hun vader niet te kwetsen, -om die uitkeering vroeg, luidden: het "op welwillende wijze ten -behoeve van den schrijver door wijlen den heer Mr. J. van Lennep -gereserveerde aandeel in den Havelaar." - -De uitgeefster besluit deze episode en het 2e Brievendeel, met deze -woorden: - -"In armoede was de Havelaar ontstaan, en in armoede zocht de gemartelde -schrijver naar een term om bij den eersten verkoop van het copyrecht -van zijn boek, de helft der opbrengst in handen te krijgen. Want òf hem -dat gelukken zou, was, toen hij de woorden samenvoegde, nog een vraag. - -Kassian over hem! - -En over die anderen..." - -De uitgeefster dezer Brieven heeft den beoordeelaar voor een -moeilijk vraagstuk gesteld. Tusschen de regelen bevat dit tweede -deel de uitnoodiging een oordeel uit te spreken in de zaak, welke -ons hier voorgesteld wordt. Het heele boek bevat één doorloopende -aanklacht tegen Van Lennep. Het is alsof er tusschen de nagedachtenis -van Van Lennep en die van Dekker beslist moet worden. Het is eene -beschuldiging van Van Lennep wegens verraad (dit woord wordt in de -Brieven herhaaldelijk gebruikt), verraad aan de vriendschap, die hij -met Dekker had aangegaan, eene beschuldiging, die, in de schatting der -volbloed-Multatulianen zich ongetwijfeld vergroot tot een van verraad -jegens het vaderland, omdat, zoo redeneeren zij, had de Havelaar -uitgewerkt hetgeen Dekker er mede bedoelde, dan zoude Dekker het -bestuur der koloniën of iets dergelijks in handen hebben gekregen -en zou het vaderland tot bloei en grootheid zijn gebracht. Ja, het -jongere, radikale, geslacht in Nederland zal er eene beschuldiging te -meer in zien tegen het oude régime, vertegenwoordigd door een zijner -leiders, Van Lennep. - -Er is echter nog een andere zijde aan dit vraagstuk, en als wij het -van die zijde bezien ontwaren we, dat wij dubbel voorzichtig en vooral -niet voorbarig moeten zijn met het formuleeren eener opinie. Wij -bedoelen: als wij den blik wenden naar Van Lennep's nakomelingen. Al -achten wij, naar onze persoonlijke meening, karakterdeugden van een -sekundair belang waar het de appreciatie van verbijsterend groote -talenten geldt (uitdrukking van Huet),--wij achten Van Lennep, gelijk -reeds werd aangemerkt, volstrekt niet een talent van die grootte -te zijn. Opdat hij eenigszins eene reputatie behoude, moet zijn -karakter onaangetast blijven. Dit meenen wij niet alleen, dit meenen -ongetwijfeld zijne nakomelingen evenzeer, en hij zelf was niet minder -van die meening. 2 October 1863 schrijft Van Lennep aan Multatuli: -".... ik ben herhaaldelijk door u in openbaren druk beschuldigd, -gespeculeerd te hebben op uw boek. Niet voor het publiek, waar ik -mij evenmin aan stoor als gij het doet, maar voor mijn kinderen en -kindskinderen, wien ik gaarne het bewijs wilde nalaten, dat geen -vlek van baatzucht op mij kleeft, verlang ik van u een schriftelijke -retractatie van die beschuldiging." - -Laat ons, voor we ons eene meening over deze zaak vormen, met aandacht -en kalmte nagaan wat er eigenlijk was geschied. Om met juistheid en -volledigheid Dekker's eigen interpretatie der feiten te doen kennen, -zouden wij den brief, waarin hij aan zijn advokaat, Mr. Faber, een -exposé van den toestand geeft, geheel en al moeten aanhalen; doch -wegens de te groote uitgebreidheid van dien brief moeten wij daarvan -afzien. Dit stuk bevat trouwens bijzonderheden over de armoede en het -ongeluk, waarin Dekker verkeerde toen hij tot den heer Van Lennep kwam, -die wel zeer geschikt zijn om den heer Faber een juiste waardeering van -den toestand te geven, naar moreelen maatstaf; maar die ons vooreerst -reeds meer dan bekend zijn en ten andere tot de feiten als zoodanig -niets afdoen. - -Laat ons zien, wat was er gebeurd, waarover liep het proces? - -Toen Dekker in het voorjaar van 1860 in Brussel was gaan wonen met -zijn gezin om eenige rust te genieten, daartoe in staat gesteld door -Van Lennep's voorschot op de opbrengst van Max Havelaar (zoo als de -heer Van Lennep het later volhield), daartoe in staat gesteld door -een voorschot van den heer Van Lennep buiten verband met de eventueele -opbrengst van M. H. (zooals Dekker steeds bleef beweren); toen Dekker -dus in Brussel vertoefde, ontving hij van Van Lennep een schrijven, -waarin de volgende alinea: - -"Om nu met De Ruyter een contract te kunnen maken dien ik bewijs -te hebben, dat ik daartoe recht heb. Noch hij, noch eenig uitgever -zal natuurlijk drukken, veelmin geld geven zonder overdracht van -het copyrecht, en dat kan ik hem niet overdragen, zonder te kunnen -aantoonen dat ik het bezit. Wees daarom zoo goed mij met het adres -aan Sire een stuk op zegel (Belgisch) te zenden, waarbij gij verklaart -mij het copyrecht over het werk, getiteld enz., te hebben afgestaan, -en daarvoor te zijn voldaan naar uw genoegen. Ik kan dan in de -overeenkomst die ik met De Ruyter maak..." - -Dekker voldeed aan dit verlangen door aan Van Lennep de volgende akte -van cessie te zenden: - - - "De ondergeteekende Eduard Douwes Dekker, schrijver van het werkje, - getiteld: Max Havelaar of de koffieveilingen der Nederlandsche - Handelmaatschappij, door Multatuli, verklaart het copyrecht over - gezegd werk te hebben afgestaan aan den heere Mr. J. van Lennep, - zijnde de ondergeteekende daarvoor naar genoegen en volkomen - voldaan. - - Douwes Dekker." - - Brussel, 25 Januari 1860. - - -Toen, in zijn "Vrije Arbeid", Dekker, nadat hij het proces in eerste -instantie verloren had, Van Lennep over deze zaak, "voor de rechtbank -der publieke opinie" daagde en hem nogmaals toeriep dat hij, Dekker, -en niet Van Lennep, eigenaar van den Havelaar was, en o. a. zeide: -"Het voorgeven van den heer Van Lennep dat hij eigenaar was van "'t -copyrecht, is van later datum en van later uitvinding",--antwoordde -Van Lennep hierop in een openbaren Brief aan den heer E. Douwes -Dekker, waarin hij o. a. repliceert:... "Maar zoo werkelijk dat -systeem van latere uitvinding is, dan komt niet mij, maar u zelven -de eer dier uitvinding toe. Reeds op 7 April 1860 schreeft ge mij: -"Het boek behoort u. Mag ik het vertalen?" - -Hiermede hebben wij een beknopt maar volledig overzicht van het geding. - -Nu komt, naar onze meening, de geheele zaak hierop neder: Indien de -heer Van Lennep, Dekker's meening deelende, dat er van den Havelaar -een goedkoope en zooveel mogelijk te verspreiden uitgaaf in de wereld -gezonden moest worden, opdat er zoo iets als een algemeen nationaal -adres met honderdduizenden handteekeningen voorzien, aan de Kamers -der Staten-Generaal of aan den Koning zou gezonden worden, en opdat -er, mocht zulk een adresbeweging zonder de gewenschte uitwerking -blijven, zelfs een burgeroorlog zou losbarsten (zie de brochure Swart -Abrahamsz-Multatuli door F. v. d. Goes), met het doel Dekker tot zulk -een hoogen post te doen bevorderen, dat hij het bestuur der koloniën -naar zijn inzicht kon hervormen;--indien de heer Van Lennep, van die -meening zijnde, met Dekker afgesproken had, dat er een goedkoope -uitgaaf zou komen; en hij later, van meening veranderd zijnde, om -het ministerie te believen, waarmede hij toen op goeden voet was, -de goedkoope uitgaaf heeft tegengehouden, daarvoor gebruik makende -van een eigendomsbewijs, dat hij vroeger voor een formaliteit van -ondergeschikt belang van den schrijver had gekregen;--indien het zóó -met de zaak gesteld is, dan moet de heer Van Lennep veroordeeld worden. - -Maar: zoo is het niet met de zaak gesteld. Wij nemen aan, dat de heer -Van Lennep, omdat hij met het ministerie weêr vrede had gesloten, nu -Max Havelaar eenigszins in zijn macht wilde houden. Wij nemen aan, dat -hij dáarvoor het bewijs van eigendom in handen wilde hebben, dat hij, -om het gemakkelijk te krijgen, aan Dekker een onware doch in Dekker's -belang klinkende reden opgaf, waarom hij het moest hebben,--dan is -hierin wel een zekere veinzerij te bespeuren, maar dan is dat daarom -geen laaghartige bedriegerij, die een klad op iemand's nagedachtenis -kan werpen. - -Wij herhalen: de quaestie is alléen of Van Lennep èn in Dekker's -belang èn in het belang van het nederlandsche volk een goedkoope -uitgaaf wenschelijk achtte, en haar terughield om een bijreden, -in casu om het ministerie te believen. - -Van Lennep schrijft: "In confesso. Dat ik de acte van cessie gevraagd -heb, om met een uitgever een kontrakt te kunnen sluiten, dat is -volkomen waar, en, voeg ik er bij, volkomen natuurlijk." - -De uitgeefster der Brieven repliceert hierop: "Neen, natuurlijk is dat -niet. De heer Van Lennep had hoogstens een volmacht van den auteur -noodig om namens dezen een contract te sluiten met een uitgever. De -heer Van Lennep wist als rechtsgeleerde natuurlijk zeer goed, dat -daartoe geen acte van cessie vereischt werd." - -Zeer wel, dat is ook onze meening. De advokaat Feisser heeft in -zijn brief aan Dekker volkomen gelijk, waar hij aantoont hoe listig -het briefje, waarmede de heer Van Lennep de acte van cessie vroeg, -is opgesteld. Van Lennep wist dat hij met Dekker voorzichtig moest -omgaan, hij vond dat hij Dekker met f1200.- voor de eerste uitgave goed -betaalde (ook al heette het verstrekken dier gelden niet betaling van -het werk), hij wilde de macht over Max Havelaar in handen hebben,--en -nu schreef hij een wat draaierig briefje om dat gedaan te krijgen, -over welk briefje hij zich later vruchteloos poogde te verdedigen,--dat -alles is heel eenvoudig. Daar Van Lennep een goedkoope uitgaaf noch -in het belang van uitgever en schrijver, noch in het belang van het -land achtte te zijn, hield hij die, door listig bedachte middelen, -tegen. De uitgeefster der Brieven had in haar pleidooi eene uiting -van den heer Van Lennep moeten kunnen bijbrengen, waarbij deze heer -zich ten sterkste vóór een goedkoope uitgaaf verklaarde. Dan had zij -haar zaak gewonnen; nú moet zij geacht worden haar, wat de hoofdzaak -betreft, te hebben verloren. - -Er is buitendien iets tegenstrijdigs in Dekker's beweringen. Immers -zijn éene bewering luidt, dat Van Lennep's voorgeven eigenaar van -'t kopierecht te zijn, "van later datum en van later uitvinding" -is; maar indien dát zoo ware, dan zou de beschuldiging als hadde de -heer Van Lennep zijn briefje, waarin hij het cessiebewijs vraagt, -met een niet daarin uitgedrukt doel geschreven, niet kunnen blijven -bestaan. Het beweren eigenaar te zijn was niet van later datum en -het briefje was met eene bijbedoeling geschreven, zóó is de waarheid. - -Ook doet de uitgeefster, op grond van Dekker's eigen mededeelingen -natuurlijk, het voorkomen als hadd' Dekker er zelf geen oogenblik -aan gedacht, dat hij met dat bewijs van cessie af te geven het -eigendomsrecht aan Van Lennep overdroeg. Zelfs Dekker's volzin: -"Het boek behoort u, mag ik het vertalen?" interpreteert zij als volgt: - -"Ik, die Multatuli zoo goed kende in de exuberantie van zijn indrukken -en uitingen, kan me denken hoe hij in April '60, toen nog in de -overmaat van zijn dankbaar en hartelijk gevoel voor Van Lennep, die -vraag stelde met kinderlijk genot. Zeker, daar was een toespeling -in op dat bewijsje van cessie, dat hij gegeven had, zonder erg. Ook -deze vraag was spelerij. Een deftig toestemmend antwoord zou hem zeker -wakker hebben gemaakt, maar nu... hij vond het prettig alle eigendom -weg te werpen. Wat kwam het er ook op aan wien dat boek behoorde? Aan -dien flinken vriend, aan dien trouwen helper Van Lennep, of aan hem, -of aan beide? Wat deed het er toe? Was het niet gelijk? Ja, was 't -niet heerlijk dat boek, zijn boek, de eindvorm van zijn gedragen leed, -zijnen trouwen bondgenoot toe te werpen als behoorde het hem?" - -De uitgeefster heeft gelijk in hare beschouwing, maar ongelijk in de -gevolgtrekking. Zeker, Dekker vond het pleizierig het eigendomsrecht -weg te werpen, daarom deed hij het, en wist zeer goed wat hij -deed. Hij deed het, hij stond het eigendomsrecht af omdat hij meende, -dat Van Lennep juist zoo over zijn (Dekker's) belang dacht en over het -nederlandsche volk als Dekker daar zelf over dacht. Daarin vergiste -hij zich, dit merkte hij toen het te laat was, en toen, in zijn -ontsteltenis, zonder zich precies te herinneren hoe het gegaan was, -riep hij uit, dat hij het eigendomsrecht nooit had afgestaan. - -Nu wij de zaak Multatuli-Van Lennep van naderbij hebben bekeken en -tot een besluit daaromtrent gekomen zijn, blijft ons, ter volledige -kenschetsing van Dekker's toestand, toen hij, in volle levensdrukte, -plotseling "onder de menschen" was geplaatst, de vermelding van eenige -buitensporige bijzonderheden over, die de gedachte doen ontstaan: -met dien Dekker moesten nu ook álle zonderlinge dingen te gelijk -gebeuren. De eerst te vermelden dier gebeurtenissen, moet tevens -dienen om de bewering te staven, dat Dekker nagenoeg voortdurend -zonder nagedachte en zelfbeheersching handelde. - -In Juni 1860, kreeg Dekker, die te Rotterdam vertoefde, een brief van -Van Lennep, waarin deze onder anderen een geval vertelde, dat hem een -dier dagen was overkomen. Hij had namelijk op zekeren dag plotseling -bezoek gekregen van... Barbier, den beroemden dichter der Jambes, die -om staatkundige reden uit Frankrijk verbannen was en nu, hulpbehoevend -zijnde, hulp kwam vragen bij een Hollandschen kollega. Daar Van Lennep, -zooals hij schreef, juist aan tafel was, kon hij tot zijn genoegen den -armen kunstbroeder een kotelet en een glas wijn aanbieden. Bovendien -gaf hij hem wat oude kleeren en eenig reisgeld om verder te gaan. Het -was Barbier's bedoeling zich naar Baden te begeven, waar hij hoopte -vrienden te zullen aantreffen. Toen Dekker dit vernam, begon zijn -bloed te koken. Hij was een vereerder van Barbier, wiens Jambes zijn -lievelingsgedichten waren; in gloed en kracht stelde hij Barbier bóven -Victor Hugo. En dat het voorwerp zijner vurige bewondering een oude -broek zou dragen, kon hij niet velen. Zonder zich te bedenken, zonder -in 't minst onderzoek in te stellen, wist hij dadelijk raad. Hij -vraagt aan Tels, hoofdredakteur der Nieuwe Rotterdamsche Courant, -waar hij hier ergens een lokaal zou kunnen krijgen. Tels verwijst -hem naar het Notarishuis. Dekker brengt daar de zaak in orde en dien -avond verschijnt in de courant eene advertentie, waarin Dekker het -"fatsoenlijk Rotterdamsch publiek" uitnoodigt den volgenden middag in -het Notarishuis bijeen te komen, tegen vrijen toegang. Om twee uur, -den aangegeven tijd, kon Dekker waarnemen dat aan zijne oproeping zoo -goed mogelijk gehoor was gegeven. Er was een volte, waardoor heen hij -zich nauwelijks een weg kon banen. Dekker beklimt het spreekgestoelte, -leest Van Lennep's brief voor zonder den schrijver te noemen, en -zegt: Mijne Heeren, ik kom u vragen u te vereenigen om iets voor dien -armen grooten dichter te doen. Misschien kent gij hem niet. Dan zal -ik zoo vrij zijn u hem te doen kennen. Daarop draagt hij het schoone -fragment uit Barbier voor, waarin deze Napoléon vergelijkt bij een -ruiter die zijn paard dooddrukt: - - - O Corse à cheveux plats, que ta France était belle - Au grand soleil de messidor; - C'était une cavale indomptable et rebelle. - - -De uitgeefster der Brieven geeft dit citaat niet, doch wie kent -deze regelen niet van buiten! Goed; na de voordracht neemt Dekker -afscheid van het publiek. Tels doet hem opmerken, dat hij het ijzer -had moeten smeden terwijl het heet was en van de geestdrift gebruik -maken om een kollekte te houden; maar beiden zijn van gevoelen, dat -dit verzuim nog verholpen kan worden. In de N. Rott. Crt. zal een -bericht worden geplaatst, waarbij het bestuur zich bereid verklaart -giften in ontvangst te nemen, die de menschen, welke onder Dekker's -gehoor zijn geweest, bereid mochten zijn voor het door Dekker besproken -doel af te zonderen. - -Nu keert Dekker terug naar zijn hôtel en een uur later komt er, buiten -adem, een employé der N. Rott. Crt. binnengeloopen. Stotterend brengt -hij uit: mijnheer, wij kunnen dat... dat bericht niet plaatsen. "Wat -drommel wat is er dan met die zaak?" vraagt Dekker. En het bleek -dat Barbier Barbier niet was, maar een valsche Barbier, een listige -oplichter, die in België en Nederland, door zich uit te geven voor den -dichter der Jambes, menigen letterkundige reeds wat geld uit den zak -had geklopt. Het was op een grappige manier uitgelekt. Onze Barbier -had zich namelijk ook vervoegd bij den dichter Bogaers te Rotterdam, -maar deze was ongelukkigerwijze... doof! In plaats van een kotelet, -schrijft Dekker, bood hij Barbier een leitje aan, waarop deze zou -gelieven te schrijven wat hij mede te deelen had. Toen heeft het -schrift en de spelling onzen slimmerik verraden. Het gevolg was, dat -de heer Bogaers informaties nam aan het konsulaat, en dat de valsche -Barbier in allerijl de goede stad Rotterdam van zijn beminnelijke -tegenwoordigheid bevrijdde. - -Dekker maakte dus eigenlijk een mal figuur, maar hij merkte er weinig -van, daar hij niet meer in aanraking kwam met zijn publiek van het -Notarishuis. - -De overige buitensporige bijzonderheden vallen meer voor in Multatuli's -omgang met het schoone geslacht. Daarom zullen wij de behandeling er -van in ons nieuw hoofdstuk opnemen, over: Multatuli en de vrouwen. - - - - - - - - -III. MULTATULI EN DE VROUWEN. - - -Multatuli en Tine, Max Havelaar en Tine,--deze namen klinken ons in -de ooren als die van een paar belangrijke historische personen, als -van een paar figuren uit Homerus' Ilias. Er is zooveel geschreven -en gekeven over het lot en de verhouding dier twee, dat hunne -geschiedenis ons eenigszins een gedeelte der vaderlandsche historie -lijkt te zijn. Kenau Hasselaar, Tine Havelaar,--hun rol was wel zeer -verschillend maar het onderscheid in belangrijkheid niet groot,--voor -ónze ooren. - -Er zijn Multatulianen (of Multatulisten), die het huiselijk leven -van Multatuli en de lotgevallen van zijn gezin tot onderwerp hunner -vrome overwegingen hebben gekozen, zooals de orthodoxe Christenen -het familieleven van Jozef, Maria en Jezus overdenken.... Was -Jozef een goed huisvader?--Voorzeker, want er staat geschreven, -dat Jozef werkte aan de schaafbank. Hij verdiende dus het geld -(of liever: de levensmiddelen) voor zijn gezin. Ieder Christelijk -huisvader moet Jozef als voorbeeld nemen. Enz.... Was Maria een -goede huismoeder?--Voorzeker, want zij verzorgde haar kind, legde -het in windselen om het tegen weer en wind te beschutten. Enz. Iedere -huismoeder moet zich styleeren op het voorbeeld van Maria. - -Er is trouwens grooter verband tusschen de legende omtrent Jozef, Maria -en Jezus en het oordeel, vooral van niet-Multatulisten, over Multatuli -in zijne verhouding tot zijn gezin, dan men oppervlakkig geneigd zoude -zijn te meenen. Immers tot grondslag aan de algemeene misprijzing, die -Multatuli's gedrag tegenover de zijnen heeft ondervonden, ligt niets -anders dan die eeuwenoude Christelijke moraal van het familiebegrip, -die in de tot goddelijk type verheven legende omtrent de Heilige -Familie haar oorsprong heeft gevonden. - -De menschen, die niet Multatulist zijn, keuren éene groote zaak in -hem af, waartoe al de overige in hunne waardeering afkeurenswaardige -handelingen en eigenschappen terug te brengen zijn, namelijk: dat -Multatuli de zijnen heeft verlaten en niet als zijn éerste plicht -beschouwde voor hén te werken. - -De Multatulisten zeggen: hij had iets hoogers te doen, een hoogere -stem riep hem naar elders, ver van de zijnen, hij moest in de -woestijn gaan om tot God (d. i. zijne ziel in haar hoogste uiting) -te komen. De meer matige bewonderaars antwoorden: goed, maar mag men -den naastbijliggenden plicht verzaken om een hoogeren te volbrengen, -mag iemand om met het geld van zijn vader een weeshuis te bouwen, -in eene gemeente waar vele noodlijdende kinderen zijn en waar geen -gesticht is om die op te nemen,--zijn vader vermoorden? - -Multatuli zelf heeft in zijn Ideën meermalen dit vraagstuk -aangeroerd en het voorgesteld als gaf Tine hem gelijk in al zijn -doen en laten. Waar hij in zijne Minnebrieven de verhouding tusschen -man en vrouw bespreekt, zooals die uiterst zelden is, maar zoo als -die altijd zoude móeten zijn, en de vrouw "officieel zelfs.... een -certificaat van onbruikbaarheid" noemt, omdat gehuwde mannen niet -tot de eerste militielichtingen behooren, welke in geval van oorlog -worden opgeroepen--brengt hij er Hector en Andromache bij te pas: - -"Dat was anders in Troje.... zie maar dat afscheid van Hector en -Andromache.... 't hoeveelste boek weet ik niet.... de kleine jongen -wordt bang voor Hectors pluim.... maar Hector gaat.... - ---'t Staat in 't zesde boek, zei de bezoeker, die Doctor in de -Letteren was. - ---Goed, maar Andromache wilde dat hij niet zou gaan.... - ---Dat was infaam van Andromache!... En als 't mij gebeurd was.... maar -zóó iets gebeurt mij niet! Zie hier...." En hij citeert eenige regels -uit een brief van Tine, waarin ze hem schrijft liever met hem te -sterven dan goed te vinden, dat hij zijn denkbeelden, stijl en ziel -zou "verkoopen". - -Wij mogen veilig aannemen, althans uit de tot nu toe uitgegeven Brieven -blijkt nergens het tegendeel, dat Tine van het begin tot het einde, of -liever van het begin tot dicht bij het einde, Multatuli's handelingen -heeft goedgekeurd. Het moet nadrukkelijk gezegd worden, dat dit, ten -minste voor de eerste jaren na het ontslag, als volstrekt zeker mag -worden aangenomen. Want in de Brieven, waarin de geheele toestand, -tot in de minste en intiemste bijzonderheden bloot ligt, is nergens -sprake van eenig verzet van Tine tegen Multatuli's gedrag. En als -zij ook maar heel even er op gezinspeeld had, dat Multatuli niet in -alles volkomen naar haar wensch handelde, zou hij ongetwijfeld in een -stortvloed van verontwaardigde woorden daarop geantwoord hebben. Er is -alleen die eerste brief, door Tine uit 's Gravenhage naar Antwerpen -geschreven, waarin ze hem aanraadt van haar te scheiden en zich als -matroos of hofmeester op een schip te verhuren. Maar onder-aan dien -zelfden brief, schrijft zij, dat zij hem uit "politiek" zoo geschreven -heeft als zij daarin deed. - -Overigens wordt Multatuli's handelwijze ook door Tine's goedkeuring -niet schoon gewasschen. De meeste predikers die een kemelsvel -gingen verslijten in de woestijn, waren niet getrouwd. Jezus, dien -Multatuli steeds als voorbeeld neemt, was niet getrouwd. Kluizenaars -en kloosterlingen hebben altijd geweten, dat de levensstaat, dien zij -wenschten, met het huwelijk niet vereenigbaar was. Zij hebben daarom -bij den aanvang van hun loopbaan gekozen, in de volle wetenschap van -wat zij deden, en dusdoende zijn zij nooit voor het dilemma gekomen, -dat Multatuli's leven heeft beheerscht. - -Maar nu is het ons niet te doen om eene nadere waardeering dezer genoeg -besproken handelwijze, maar alleen om een psychologische kenschetsing -van Multatuli's verhouding tegenover Tine. - -Wat blijkt hieromtrent uit de Brieven? In de Brieven leeren wij wat dit -betreft, Multatuli kennen als een hartelijk echtgenoot en vader. Uit -de hartelijkheid, waarmee hij over zijn kinderen schrijft en nooit -vergeet dat te doen, maakt ons voorstellingsvermogen als van zelve de -gevolgtrekking, dat hij zich met losse vroolijkheid en oningehouden -vriendelijkheid onder de zijnen bewoog als hij thuis was, spelend met -de kinderen als een oudere makker, schertsend met zijne vrouw als een -verknochte vriend. "Dag, pierewieten!" schrijft hij op 't eind van -veel zijner brieven aan zijn tweetal. "Dag, Nonnie en Edu-Max" (dit -laatste een verkorting der samenvoeging van "Eduard", zoo als Dekker -zelf en ook zijn zoontje heette, en "Max", zoo als Dekker's ideaal-type -Havelaar en ook diens zoontje heette); of "kus de pierewieten voor me," -"ziet mijn kèrel zoo bleek?" "kus het menschdom." Het "menschdom" -waren de kinderen. Dekker, vroolijk en uitgelaten van natuur zijnde, -als ten minste de bitterheid van zijn lot hem niet ter neder drukte, -moet een opgewekt en onderhoudend huisgenoot zijn geweest. Men kan -hem zich voorstellen, met zijn levendig en uitdrukkingsvol gezicht, -spelend met de kinderen, hen na-zittend door kamers en portalen, hen -"krijgend" en opheffend hoog in de lucht, lachend van vadertrots en -vadervreugd, als de kleinen juichten en kraaiden. Een anderen keer ging -hij er met een op zijn schouder voor den spiegel staan en zei dan: -"kijk je vader nu eens goed aan, Edu, en dan je zelf ook. Zie je ons -alle bei? Zie je wel, dat je op me lijkt? Nu, wat ik in het leven -heb willen doen, dat moet jij ook zien te doen hoor! En dan hoop ik, -dat je beter zult slagen!" - -Zijn vrouw had hij lief als een zeldzaam goede zuster, met dankbaarheid -en aanhankelijkheid, het eenige wezen op de geheele wereld, waarvan -hij wist dat zij, het gansche leven door, geluk èn leed met hem zou -willen deelen. Hij had haar lief als degene, die altijd in hem geloofd -had en zou blijven gelooven. - -Multatuli was de eerste persoon in deze echtvereeniging. In de -eerste jaren van hun huwelijk beschouwde zijn vrouw hem als een halve -godheid. Gelijk hij later, naar het gerucht wil, door zijne tweede -vrouw zoo goed als ten huwelijk is gevraagd, lijdt het ook geen -twijfel, of het huwelijk met zijn eerste vrouw is tot stand gekomen -en heeft, enkele jaren althans, harmonisch geduurd door dwepende -vereering van de zijde der vrouw en hartelijke toegenegenheid van de -zijde van den man. - -Multatuli heeft niet voor zijne eerste vrouw een van die overweldigende -passiën gehad, zooals de biografieën van dichters en kunstenaars er -soms vermelden, een van die passiën voor een geestelijk geheel gewone -of minder dan gewone vrouw, of voor een geestelijk zéér buitengewone -vrouw, zooals de Mathilde van Heine, die een naaistertje was, of -Mrs. Browning, die eene dichteres is. Hij heeft die ook vóór zijn -huwelijk noch in de allereerste jaren gehad, want nergens wordt in de -intiemste passages der brieven daarop gezinspeeld. Als Tine zich eens -uit gekheid beklaagt over zijn minnekoozerijen met andere vrouwen -of meisjes, dan antwoordt hij, dat zij toch wel weet, dat zij zijn -liefste engel en schat is, en daarmede is alles gezegd. - -Tine schijnt tot die zeer zeldzame vrouwen behoord te hebben, in -wier inborst een groote lijdzaamheid vereenigd met moed en flinkheid -wordt aangetroffen. Tot lang na Dekker's ontslagneming bleef zij -niet alleen alles goedkeuren, ja alles bewonderenswaardig achten, -wat hij verkoos te doen of na te laten, maar door de omstandigheden, -waarmede zij dientengevolge te strijden kreeg, wist zij zich met een -zekere vastberadenheid heen te slaan, die ons niet zelden niet de -grootste waardeering voor haar vervult. - -"C'est un emploi assez difficile que d'être la femme d'un poète," -zegt de Pène, en dat "emploi" heeft Tine met zeldzame volharding en -zeldzaam geduld jaren en jaren volgehouden. Toen zij, als freule Van -Wijnbergen, den begaafden Indischen ambtenaar, die zich bevond aan -het begin van een veel voor de toekomst belovende loopbaan, haar hand -schonk, kon zij van het volgend leven allerlei lotgevallen verwachten, -behalve juist die, welke haar beschoren zouden zijn. Haar man, die als -zoo bekwaam bekend stond, zou spoedig op bevordering kunnen rekenen, -zou al hooger en hooger in rang en aanzien stijgen, zij zouden lieve -kinderen krijgen en door velen worden benijd. O, wel schoon spiegelde -zich de toekomst voor haar af. En mocht het hun al eens tegenloopen, -mocht al het leven niet de zoo hoog gespannen verwachtingen vervullen, -die Dekker zelf koesterde en door zijn beminde reeds spoedig wist te -doen deelen, als hij met zijn levendig woord de toekomst voor haar in -beeld bracht,--ook al bracht Eduard het nooit verder dan Resident, -of zelfs maar Assistent-Resident,--zou haar daaraan weinig gelegen -zijn, want ook in die omstandigheden zou zij, altijd aan de zijde van -den aangebeden man, altijd samen met hun geliefde kinderen, het leven -een hemel op aarde vinden. O, hoe vlekkeloos gelukkig moest het leven -aan het door den geestdriftigen man beminde meisje schijnen! Maar -ach, hoeveel te bitterder moet juist daarom later de vreeselijke, -geheel onvoorziene, teleurstelling voor haar geweest zijn. Er is geen -reden om te veronderstellen dat de eerste huwelijksjaren niet geheel -aan de verwachtingen zouden hebben beantwoord. Integendeel. Al de -voorspellingen en illusiën schenen werkelijkheid te zullen worden. - -Heerlijke uren, onvergetelijke tijden moeten dat geweest zijn--later -vooral onvergetelijk helaas--als, na volbrachte dagtaak, het jeugdige -gezin in de galerij hunner woning van den schoonen avond zat te -genieten, Eduard zijn schoone gedachten en groote droomen aan zijne -gretig luisterende vrouw mededeelend, Tine hem, met een enkel zacht -gesproken woord, altijd gelijk gevend, altijd bewonderend, en ook, -als vrucht der opvoeding door haar man zelf haar gegeven, toonend hem -beter te begrijpen dan wie anders ook daartoe in staat zoude zijn: -en de kleine spring-in-'t-velden, hun schat en hun hoop, spelend aan -hun voeten. Welk een blijde gewaarwording, welk een welkome storing, -als de vader den hoogen ernst zijner woorden onderbroken hoorde door -een lachend, juichend, kraaiend kinderstemmetje. - -Terwijl de onmetelijke hemel zich, als met zoovele flonkerende -edelsteenen, met sterrenmyriaden bezette, terwijl een warme wind, -die de hooge donkere boomen deed wuiven en deinen in de nachtelijke -atmosfeer, de weemoedige klanken van den gamelan uit de dessa's -helderder in hun ooren deed klinken, zag Tine daar haren man bij zich, -het hoofd een weinig naar achteren geleund, en hoorde met juichend -hart de schoone woorden aan, waarin hij zijne droomen voor haar -vertolkte. Zij was meestal met hem alleen, zij zagen weinig menschen -en wat zij van de andere menschen zag en hoorde, hoe werd zij dáardoor -juist het groote onderscheid tusschen die anderen en háar grooten man -gewaar! Hare liefde maakte natuurlijk het onderscheid veel grooter dan -het in werkelijkheid was. De gewoonheid der anderen maakte nu op haar -den indruk van laagheid te zijn, in vergelijking met de buitengewone -hoogheid van haar eenigen beminde. Wat waren die anderen meer dan -kooplieden, schacheraars, zwendelaars, roovers, ja,--had hij zelf het -haar niet geleerd?--die om voor zich een, dikwijls zoo gewonnen zoo -geronnen, rijkdom te verwerven, de arme inlandsche bevolking onrecht -aandeden, verdrukten en aan haar ellendig lot overlieten! Wat waren -zij meer dan spelers en drinkers, die na zoo snel fortuin te hebben -gemaakt, Indië Indië lieten, hun rug toekeerden aan de donkerkleurige -loonslaven, die zij valschelijk door hun godsdienst-leeraars als -broeders deden begroeten, om in hun vaderland van de door afpersing -verworven schatten een weelderig leventje te gaan leiden? En haar man, -haar aangebeden echtgenoot?--Als die zich eens te buiten ging, dan -was 't om zijn door geestdrift en overmatigen arbeid geschokt gemoed -afleiding te geven, dan was 't om zooveel als een veiligheidsklep te -openen voor de overvloedige krachten van zijn buitensporig ontwikkeld -zenuwgestel. Hoe gelukkig moest zij zich niet gevoelen de vrouw te zijn -van een dichter, van een man, van een zóo zeldzaam mensch, die niet -slechts een dichterlijke ziel had, maar die van zijn loopbaan, van -zijn praktisch beheer, een poëem van rechtvaardige wijsheid bedoelde -te maken. Wat de jonge meisjes droomen als zij op haar balkon staan -en de eerste lentegeuren bespeuren in de lucht, wat de jonge meisjes -mijmeren als zij in den zomernacht, op haar vensterkozijn geleund, -de schuchtere verlangens bespieden, die rijzen in hare ziel,--was voor -haar, zeldzaam gelukkige vrouw, werkelijkheid geworden. Zij behoefde -hem niet als eene onwezenlijke gestalte, als een geheimzinnigen, -alleen in de verbeelding bestaanden, minnaar, in stilte te begeeren, -met de zekerheid hem nooit in haar armen te zullen sluiten,--neen, zij -was vereenigd, zij was voor altijd vereenigd, zij was voor het geheele -leven één, met den dichter, met den held, met den koning harer droomen. - -Deze overtuiging, deze gelukkige zekerheid, was zoo vast geworden in -Tine's ziel, was dermate tot een gedeelte van haar zieleleven, tot -een gedeelte van haar bestaan geworden, dat die niet wankelde bij haar -man's ontslagneming en de daaropvolgende jaren van bitteren kommer. Men -kan zeggen, dat het hoogere bestanddeel van hun huwelijk, het huwelijk -in zijn geestelijke beteekenis, voor de hoofdzaak juist hierin bestond, -dat Tine deelde in den grootheidsdroom van haar man. Als Multatuli -later verhaalt hoe hij met woeker oogst hetgeen hij gezaaid had in -de ziel zijner vrouw, moet dat beduiden, dat hij wist hoe eindeloos -trouw Tine hem was toegedaan--in het gelooven, in het steeds blijven -gelooven, aan de glorierijke toekomst, die hen wachtte. Dáardoor had -hij haar in de hoogste beteekenis tot zíjne vrouw gemaakt, dat ook -in háar de schoone dwaasheid had wortel geschoten, even vast als in -hem zelf, die hen het ideaal met de werkelijkheid deed verwarren. - -Zij hadden zoo lang gewacht, nietwaar, op het groote geluk, dat in -aantocht was, zoo vele uren en uren hadden zij het in hun eenzame -woningen in stilte verbeid, dat, toen Multatuli, ten toppunt van -exaltatie, de groote daad deed die hem buiten de werkelijkheid in het -rijk der idealen verplaatste, het ook háar niet anders kon schijnen -of nú was de groote slag geslagen, de tooverslag, die hen tot de -glorie zou brengen, door haar dichter-echtgenoot altijd voorspeld en -voorzien. Zij kende het leven betrekkelijk zoo weinig! Was zij niet -als argeloos jong meisje, in de netten van zijn schoone minnetaal -gevangen, hem in de Indische eenzaamheid gevolgd, toen hij haar -gevraagd had zijne levensgezellin te worden? Had zij niet jaren -lang schier dag aan dag hem de groote, de wondervolle toekomst hooren -prijzen, waarheen het leven hen zonder twijfel voerde?... Men ziet haar -van hier, toen er van Lebak weg verhuisd moest worden, in opgewonden -drukte de toebereidselen tot de afreis makend, het hoofd gebukt over -de open koffers en kisten, de oogen schitterend, de wangen gloeiend, -in de angstig-verheugde zekerheid, dat nú het oogenblik gekomen was -voor de groote reis, die hen brengen zou... ja, waarheen?, waar anders -heen dan in het levenstijdperk van macht en roem, dat haar man op de -plaats zou brengen, die hem toekwam, krachtens zijn hooge gaven en -zeldzamen geest? - -Langzamerhand, zeer langzaam aan, ontwaakte zij uit hare droomen, door -de nawerkingen van de groote botsing waarin zij met de werkelijkheid -waren gekomen; toen zij van haar heer en haar God, ver van haar -aangebeden man, alleen in kommer en verdriet moest leven met de -kinderen, die tevergeefs om hun vader riepen, toen kwam zij zachtjesaan -tot het bittere besef, dat zij in ijdelen waan had verkeerd, dat zij nu -onverbiddelijk de slachtoffers werden van de edele dwaling, waaraan zij -zich hadden overgegeven, dat zij het leven verkéerd hadden begrepen. - -Voorzeker is het hier de plaats de nagedachtenis te eeren van -eene vrouw, die martelares werd door het te ver gedreven schoonste -gevoel, dat eene gehuwde vrouw kan bezielen: het onbeperkte geloof en -vertrouwen in de verwezenlijking van het ideaal, dat haar man zich in -het leven heeft gesteld. Want wat moest Tine nu ondervinden, nu haar -man tot de eenige voor hem mogelijke grootheid inderdaad scheen te -komen! Ziet, nu geschiedde het, nu erkende ieder het buitengewone, -dat zij altijd in hem had gezien, nu was de schat, waarvan zij zoo -lang alléen geweten had, de schat, dien zij alleen zoo lang had -bemind en vereerd, openbaar eigendom geworden. Nu kon een ieder vrij -de bloemen plukken, die zoo lang voor haar alleen hadden gebloeid in -de verborgenheid van haars geliefden ziele-rijkdom. Maar had zíj nu, -in den oogst van erkenning en roem, het aandeel, waarvan hij haar -altijd gesproken had en voorzegd, dat het bijna niet geringer dan het -zijne wezen zou? Al viel de oogst geheel anders en in hun schatting -schraler uit, dan zij hadden verwacht, deelde hij dien nu dan toch ten -minste met haar, opdat hun huwelijk, zij 't op deze onvoorziene wijze, -de bekroning zou geworden, aan wier verschijning zij nimmer hadden -gewanhoopt?... Neen, het tegendeel geschiedde. Nu de tijd dáár was, -nu was hij altijd verre van haar, nu kreeg zij van den schitterenden -maaltijd niets dan de bittere brokken te eten, nu moest zij telkens -in zijne brieven lezen, dat hij niet bij haar kon komen, dat hij -nog wat toeven moest, verre van haar, dat hij alleen zijnde beter -werken kon, dat hij haar aan dit niet kon helpen en aan dát niet, -dat zij zich maar alleen moest zien te behelpen en tevreden te stellen. - -Groot moet het leed van deze vrouw geweest zijn, toen zij langzamerhand -tot de ontdekking kwam, dat haar ziel zich al de huwelijksjaren lang -gevoed had met eene illuzie. Niet in hare waardeering van haren -man was de illuzie gelegen, want al had zijne buitengewoonheid -ook andere uitkomsten dan zij beiden er van hadden verondersteld, -die buitengewoonheid bléek dan toch nu voor de oogen der geheele -wereld. Maar hare illuzie was geweest dat zij in die buitengewoonheid -deelen zou op de dubbele wijze; niet alleen zou zij er met hem de -vruchten van plukken en de blijdschap van hebben, neen, er was nog -een inniger aandeel, dat zij altijd gehoopt had het hare te zullen -kunnen noemen; al durfde zij het zich zelve ternauwernood bekennen, -tóch bewaarde zij die hoop in hare ziel als haar kostbaarst kleinood: -het was de gedachte, dat hij, om buitengewoon te zijn, om met zijne -buitengewoonheid te werken, háar aanwezigheid en hare medewerking -behoefde. Had hij het haar niet dikwijls ingefluisterd, had hij het -haar niet honderd maal verzekerd, dat hij aan haar lieve oogen zijn -beste inspiratiën dankte, dat hij aan haar moedvol woord de volharding -verschuldigd was, die hem in zijn loopbaan zou doen slagen? Hoe -verlangde zij, nu hij het werk, het groote werk, dat werk, waarin -alleen hij toch eigenlijk bleek uit te schitteren, begonnen was, -hoe verlangde zij nu bij hem te zijn. Hoe vurig begeerde zij met -hem te bespreken de bladzijden, die hij dìen dag schrijven zou, -zijne tevredenheid te vernemen over de taak, die was volbracht, -zijne bitterheid te verzachten, als hij eens mocht meenen dat zijn -genius hem minder goed dan gewoonlijk had ter zijde gestaan. - -Hoezeer wenschte zij met hem te wonen onder één dak, met hem de -maaltijden te deelen, met hem gezien te worden ook vooral, op de -wandeling, op de plaatsen van openbaar vermaak! Welk een tintelende -gloed van fierheid zou haar doorstroomd hebben, als zij overal had -mogen hooren fluisteren: kijk, daar loopt de schitterende schrijver -Multatuli met zijn vrouw. En nu, nu zag zij in, dat deze vurige hoop -nooit verwezenlijkt zoude worden... Was het dan niet waar geweest, als -hij haar zijn tweede ik noemde, was het dan maar leugen of vleierij of -zelfbedrog geweest, als hij zoo menigmaal gezegd had, dat zíj alleen -in zijne ziel kon lezen, dat zíj alleen hem begreep! En als zij er -ooit iets toe mocht hebben bijgedragen om hem dat vast geloof in zich -zelf te geven, waaraan hij voor een groot gedeelte te danken had, -dat zijne verve hem nooit in den steek liet, ja, als zij de éenige -was, die daartoe ooit iets bijgedragen had, was zij dan niet als van -zelve de aangewezen persoon om, door voortdurende en onmiddellijke -tegenwoordigheid, te zien wat dat geloof uitwerkte en hoe die verve -hem de meest schitterende resultaten opleverde! - -Tine kwam tot het besef dat haar man haar niet noodig had. Wat de -stoffelijke zijden van het bestaan aanging, was zij hem tot last, -en zij kon dien last niet kompenseeren door hem in het geestelijke -behulpzaam te zijn, want zijn geest bleek juist beter te kunnen werken -buiten haar aanwezigheid. - -Hoe wreed moet het leven haar toegeschenen hebben, als zij haren -kinderen de afwezigheid van hun vader te verklaren had, als de -kleinen, die haar telkens hoorden spreken van vader die dit deed of -vader daar dát meê gebeurd was, haar ietwat angstig de vraag stelden, -waarom vader niet bij hen was, waarom zij vader nimmer zagen! - -Aan deze wetenschap, die zij thans omtrent haren man opdeed, sloot die -andere, wellicht nog pijnlijker, zich onmiddellijk aan, dat haar man -ook nooit den grooten hartstocht voor haar gehad had, waarvan zij zich -altijd gevleid had het voorwerp te zijn. Nu begreep zij het ten volle -en besefte het met groot verdriet, dat hij alleen zich zelf steeds -gezocht had, niet in grof zelfzuchtige beteekenis, maar in zich zelf -zijn Muze, zijne godheid, die hem meer waard was dan alle aardsche -dingen. Zij begreep, dat hij haar had liefgehad, dat hij haar liefhad, -met hartelijke genegenheid, maar geenszins met de onbevredigde passie, -waarvan eene vrouw droomt in den geheimsten schuilhoek harer ziel. - -Ja, hij schreef wel telkenmale aan het einde zijner brieven aan haar: -"Ik verlang dol, ik verlang dol [om bij u te zijn]," maar als dat -verlangen werkelijk zoo onstuimig in zijn binnenste had gewoed, -zou hij, die zich zelf zoo weinig meester was, zich niet hebben -kunnen dwingen van haar gescheiden te leven. Hij zou haar geschreven -hebben: kom Tine, kom bij mij, ik heb het wel niet breed, ik ben -wel klein behuisd, en met de kinderen zal het wel wat lastig zijn, -maar buiten ù kan ik niet! Ik hoop en vertrouw, dat we het met de -kinderen zullen weten te schikken, maar mócht het niet lukken, nu, -dan zullen wij ze ergens uitbesteden of iets dergelijks; liever dàt, -dan uwe tegenwoordigheid te missen. Als ik zoo veel meesterschap over -mij zelf heb, dat ik mij maanden en maanden heb kunnen weêrhouden -naar u toe te snellen niettegenstaande mijn groot verlangen,--nu, -dan zal ik ook, als het moet, mijn neiging om mij tegenover u zóo uit -te storten, dat er niets meer voor mijn pen en inkt te doen blijft, -wel weten te beteugelen. (Immers, dàt was zijn bijzondere reden om -zich niet met zijne vrouw te vereenigen.) - -Dit is een der leelijke zaken in Multatuli's loopbaan, dat hij eenmaal -het huwelijk als levensstaat gekozen hebbende, zich niet verplicht -heeft gevoeld, van die keuze de onvermijdelijke konsequenties te -dragen. - -Heeft Multatuli al niet de groote passie voor de vrouw, voor ééne -vrouw, gekend,--toch had hij in zijn persoon iets dat de vrouwen -sterk aantrok en ook eene onmiskenbare behoefte aan omgang met vrouwen. - -Tot de opvoeding, welke hij zijne eigene vrouw gegeven had, tot -hetgene, wat hij in hare ziel had "gezaaid", behoorden onder andere -de denkbeelden over liefde en godsdienst, tegenovergesteld aan die, -welke zij van huis uit had medegebracht. Want Tine was van huis -uit vroom, in den ouderwetschen, kerkschen zin van het woord. Wij -weten dat niet alleen omdat zij tot eene familie van ouden adel -behoorde, maar van hare zuster Henriëtte van Heeckeren vinden wij -herhaaldelijk vermeld dat zij zoo erg godvruchtig was en steeds maar -riep van Heere! Heere! Nu, zooals de éene zuster, met een kerkschen -man gehuwd zijnde, haar geheele leven gebleven is, zoo zal de andere -natuurlijk ook geweest zijn, vóor zij met een onkerkschen man in het -huwelijk trad. - -Dekker nu veranderde de denkbeelden zijner vrouw over godsdienst en -liefde. Van den godsdienst, zooals hare familieleden die opvatten, -maakte hij haar afkeerig op velerlei manier. Gedurende de eerste jaren -van hun huwelijk was dit zeker vaak het onderwerp van hun gesprek; -maar na de ontslagneming, gedurende zijn lijdensperiode te Brussel -vooral, was meer dan ooit deze zaak aan de orde van den dag in zijn -brieven. Dubbel ergerde hem nu, dat menschen, die altijd van God -en Gods liefde spraken, naar zijn indruk zoo weinig liefde voor hun -evenmensch bleken te hebben. Uitlatingen als de volgende zijn daarom -niet zeldzaam: - -"Geloof me, lieve beste, waar een zeker soort van godsdienst in 't spel -is, is het altijd zoo. 't Is phariseesche huichelarij die altijd een -sabbath bij de hand heeft om 't schaap niet te helpen dat in de groeve -ligt. Ook zij zouden den Christus kruisigen, mits 't maar geschieden -kon onder beschutting van vreemd gezag. Ook zij zouden de handen vies -terugtrekken van tollenaren, slagters en mijn arme Eugénie." - -Toen Tine te Brummen vertoefde, op het buitengoed van den heer Jan -Dekker, had deze haar naar haar geloof gevraagd. Zij schijnt niet -goed geweten te hebben wat daarop te antwoorden, en geantwoord, -dat zij 't zelfde geloofde wat haar man geloofde, maar dat díe -het beter uit kon leggen. Toen moet de heer Jan geantwoord hebben, -dat zij haar man dan maar eens moest verzoeken zich daarover uit -te spreken. En in een zijner brieven uit dien tijd geeft Dekker dan -een geloofsbelijdenis. Hij, die door het minste en geringste hevig -geraakt werd in die maanden vooral, begint echter met te zeggen dat -hij 't een schande vindt dat zijn broeder Jan daarnaar nú juist heeft -gevraagd. De aanleiding voor dat vragen moet geweest zijn dat de -kleine Eduard Dekker, Multatuli's zoon, al spelend gezegd had: "die -stok is onze lieve Heer." Als hij (de kleine Eduard) weêr onder ons -dak is, schrijft Dekker, mag hij zeggen: onze lieve Heer is Grietje -of pierewiet. En op Jan's vragen had Tine moeten antwoorden: "Jan, -mijn plicht is te gelooven wat de man gelooft, die de macht heeft -mijn arme kinderen op straat te zetten. De arme heeft geen recht -op een eigen geloof." Want stond Jan, in deze omstandigheden die -vraag doende, niet gelijk met een Algerijnschen zeeroover, die een -christengevangene vraagt wat hij van Mahomed denkt? Niettegenstaande -dat alles, wilde Multatuli toch wel antwoorden. Zijn vrouw moet -daarover een "opstelletje" hebben, en zij zàl het hebben, ofschoon hij -het liever niet gaf omdat Tine's en zijn geloof zoo negatief is. Hij -vervolgt met te zeggen, dat hun geloof is niet te weten wat zij te -gelooven hebben. Zij zijn nog altijd aan het zoeken, en het eenige, -waarvan zij nagenoeg zeker zijn, is: nooit te zullen vinden. Niet omdat -zij minder goed dan een ander zouden gezocht hebben, maar omdat zij -minder spoedig tevreden zijn met het gevondene. Vervolgens schrijft -hij, dat veel hem zegt dat er een God is, omdat alles niet uit niets -kan voortgekomen zijn; maar daartegenover zegt ook veel hem, dat er -geen God is. Voornamelijk: de volmaaktheid van de natuurwetten, die -aan het heelal iets machinaals geven, dat de gedachte aan Almacht -buitensluit. Vervolgens zoude, indien er een God was, die zich wel -aan hem geopenbaard hebben. Noch onderzoek noch de ingevingen van -zijn hart hebben hem een God geopenbaard. De slotsom is, dat hij niet -weet of er een God is, dat, als hij er is, hij goed moet zijn, dat hij -Multatuli's diensten niet behoeft, dat hij hem dient door te trachten -goed te zijn, en dat hij als eenig richtsnoer daarvoor zijn hart heeft. - -Ziedaar de gedachten, die de lektuur der in dien tijd populaire wijze -van oplossing van het wereldraadsel in Dekkers geest had achtergelaten, -en die hij in zijne vrouw had overgeplant. Met wijsbegeerte of -natuurkunde heeft dat al heel weinig te maken. Het is ongeveer de -formuleering van een atheïsme, zooals elke onkerksche die min of meer -bewust in zich omdraagt. - -Nu rijst de vraag: was het goed van Multatuli gehandeld, hoorde het bij -de nog al kalme liefde, bij de eenvoudig hartelijke toegenegenheid, -welke hij zijne vrouw toedroeg, om haar godsdienst-gevoel te fnuiken -zonder er iets anders voor in de plaats te kunnen geven, dan de vage -redeneeringen eener praktische wijsbegeerte, die nauwelijks een man -tevreden kan stellen? - -Men kan zich tegenwoordig schier niet meer indenken in den toestand der -gemoederen van dien tijd, toen menschen, die tot de meest ontwikkelden -en besten van hun geslacht behoorden, er hun edelste bezigheid in -vonden bij alle mogelijke gelegenheden hartstochtelijk tegen den -godsdienst te ageeren. Er is iets griezeligs, iets al te kouds en -buitensporigs in den spot van een vader, die zijn zoontje leert -spreken met hoonwoorden gericht tot een wezen, dat zooveel honderden -jaren door geheele geslachten, ook van kunstenaars en denkers, als -het meest eerbiedwaardige is beschouwd en behandeld. - -"Kom, Eduardje, zeg nu: die stok is onze lieve Heer"--waarom dat, -zouden wij geneigd zijn te vragen. Wilt gij uw kind buiten den -godsdienst opvoeden, begin dan met er hem in 't geheel niet over -te spreken, doe hem dien naderhand kennen als een historisch -verschijnsel, dat, als oorzaak van honderden daden, waarbij de -ontslagneming te Lebak nog maar kinderspel lijkt, reeds daarom eenigen -eerbied schijnt te verdienen; maar erger niet de geloovige menschen -en daarbij de ongeloovigen van goeden smaak, door kinderlippen te -gewennen godslasteringen te stamelen. Er is iets kinderachtigs en iets -verdachts, iets zwaks eigenlijk gezegd, in dezen hevigen haat tegen een -wezen, dat niet bestaat. Het doet denken aan de grenzenlooze gevoelens -van haat en wrok, die de boerenfamiliën tegen elkander kunnen hebben, -zoodat als de buurman-vijand b.v. een ongelukkige krankzinnige zuster -in huis heeft, de andere buurman zijn kinderen reeds zoo jong mogelijk -leert haar na te roepen: de malle, kijk, daar loopt de malle. - -Doch, wij herhalen, wij die al deze verschijnselen historisch hebben -leeren waardeeren, die ons niet meer van afkeer tegen de bestaande -godsdienstvormen bewust zijn, eenvoudig omdat ze ons op zich zelf -onverschillig zijn geworden, terwijl buitendien hun aspekt ons door -zijn pittoresque eigenschappen artistiek doet genieten,--wij kunnen ons -in den toestand nauwelijks meer denken van iemand, die om zoo te zeggen -pas aan den godsdienst is ontgroeid en nu uit kwaadheid hierover, -dat hij zijn eerste twintig levensjaren zoo onnoozel heeft gedwaald, -aan het voorwerp dier dwaling zooveel als haat heeft gezworen. Het -waren niet alleen de algemeene tijdsomstandigheden, de atheïstische -gedachtenstrooming die over de wereld was gekomen, het waren ook -waarschijnlijk Dekker's bijzondere levensomstandigheden, die, als -een toestand van reaktie, den God-haat in hem hadden doen geboren -geworden. In zijn jeugd was hij vermoedelijk langdurig in aanraking -geweest met menschen, in wier zeden en gewoonten het "Geloof" zich van -zijn minst beminnelijke zijde openbaarde. Men had hem, de wilde natuur, -het opbruisende karakter, wellicht jaren en jaren in bedwang gehouden -door verwijzingen naar allerlei harde leerstukken en onvermurwbare -zedenwetten. Wie weet welke strenge gezichten, welke droge zielen van -in der tijd geduchte katechizeermeesters en schoolvossen nog in zijne -herinnering leefden, die hij of hij wilde of niet naar hartelust moest -verachten en bespotten toen hij eenmaal aan den band ontsprongen was. - -Bedenkelijker dan de spot met den godsdienst, die aan de kinderen -werd geleerd, was het uitroeien van het godsdienstige gevoel uit het -hart van de vrouw. Op zich zelf reeds bedenkelijk, werd het bepaald -huiveringwekkend, toen Dekker aan de vrouw, die hij ontnomen had -wat tot zekeren tijd wellicht haar kostbaarste schat was geweest, -ten slotte niets in de plaats kon geven dan verdriet en ellende. - -Zeker, kunt gij, gehuwd man, als gij ontdekt dat uw vrouw zonderlinge -en voor hare rust en gezondheid gevaarlijke eigenaardigheden heeft, -b.v. een groote vrees voor spoken, voor voorteekenen, of andere -gemeenlijk met den naam van "bijgeloof" aangeduide affekties,--zeker -kunt gij niet beter doen, dan zooveel mogelijk trachten haar die dingen -uit het hoofd te praten. Als uw vrouw dus een nerveus persoontje is, -die het godsdienstig gevoel als een schrik-aanjagende fataliteit in -hare ziel heeft, die het u den heelen dag lastig maakt met allerlei -scrupules en naargeestige gemoedsbezwaren omtrent de eenvoudigste -zaken en voorvallen des levens, die aanhoudend voorstellingen van -"de hel" ontwaart in haar ontstelde verbeelding en weigert u naar -den schouwburg te vergezellen omdat zij den vorigen avond Gods -waarschuwende stem heeft vernomen, die haar dat verboden heeft,--dan -zult gij haar een weldaad bewijzen met het licht der waarheid voor haar -te doen opgaan, en haar, door het ongeloof, de gerustheid des gemoeds -te schenken. Vooral indien gij er zeker van meent te zijn dat er maar -een heel klein of in 't geheel geen lichthoekje zich naast de groote -schaduwen bevindt, die de godsdienst geworpen heeft in de ziel uwer -vrouw; en indien gij 't hoogst waarschijnlijk acht, dat gij steeds, -het geheele leven door, met uwe liefde daar aan hare zijde aanwezig -zult zijn om te voldoen aan de behoefte aan troost en verlichting, -die uw levensgezellin wellicht menigmaal zal gevoelen. - -Maar indien de godsdienst zich meest van hare lichtzijden aan uw -vrouw heeft vertoond, indien zij de gerustheid en de blijdschap haars -levens juist dáaruit voor een groot gedeelte put,--dan zult gij, -al dwaalt zij naar uw meening, u toch twee keer moeten bedenken voor -gij de hand aan die, voor haar schoone, dwaling slaat. - -Multatuli had meer dan één reden, meer redenen dan gewone ongeloovigen -kunnen hebben, om den godsdienst in den boezem zijner vrouw te smoren, -want hij wilde dat daarin geen andere god dan hij zelf zou wonen. Men -vatte dit niet op als dolzinnigen hoogmoed. Hij vond zich zelf, dat -wil zeggen, de groote, nieuwe waarheden in zich zelf en den schoonen, -bezielden vorm, dien hij daaraan wist te geven, een beter, grooter -en meer levende god, dan dien der oude voorstellingen, waarbij zijn -vrouw was opgevoed. - -Hij stond zoo veel boven haar, dat zij zich de wijziging, welke -hij hare denkbeelden wilde doen ondergaan, met gretigheid liet -wèlgevallen. Zooveel hechtte zij niet aan haar godsgevoel en -godsdienstbegrip of zij wilde die wel vaarwel zeggen voor de nieuwe -leer door haar man haar verkondigd. En als zij zich bedrukt voelde -of neerslachtig door ziekte of ander levensleed, zou hij daar dan -niet altijd wezen om haar op te beuren en moed in te spreken; was -zijn trouwe borst niet voor het geheele leven onder haar bereik, -om er haar hoofd tegen te laten rusten als zij moede was? - -Toen Dekker later zijne vrouw aan haar zelve alleen overliet in -allesbehalve heuglijke omstandigheden, zullen er misschien wel -oogenblikken zijn geweest, dat hij er berouw over voelde eertijds den -geloofsboom in haar binnenste te hebben geveld, waaraan zij zich nu in -haar nood had kunnen vastklemmen. Wat moet die vrouw zich ongelukkig -hebben gevoeld! Met hoeveel angst en wanhoop moet zij zich nu het -geloof harer jonge jaren en de vertroostende kracht, die dit in der -tijd voor haar bezat, te binnen hebben gebracht! Daar stond zij nu, -zooveel als met ledige armen! Maar moest zij nu heen, waaraan zich -steunen? De sterke man, in wien alleen zij al haar vertrouwen had -gesteld, had haar verlaten, die steun was onherroepelijk voor haar -verloren gegaan, en tot God kon zij zich niet meer wenden, omdat -hij 't geloof aan dien God uitgeroeid had uit hare ziel. Hoe moet -zij verzucht hebben: ach, kón ik nog maar gelooven, bezat ik het -vertrouwen nog maar in God als in een liefderijk vader, dan was ten -minste de toekomst nu niet voor mij zoo geheel grijs, donker en ledig! - -Had Multatuli het huwelijk en zijne betrekking tot zijn vrouw anders -opgevat, had hij, zij 't met opoffering van de grootere innigheid -in den band, die noodzakelijk moest ontstaan waar ook de innigste -en hoogste gedachten van man en vrouw hun gemeenschappelijk goed -worden,--had hij haar godsdienstige gevoelens ontzien, zoodat die -als een verborgen schat in haar binnenste konden blijven bestaan, -hij zoude later de grievende verwijten nimmer hebben vernomen, die -ongetwijfeld zijn geweten hem op sommige oogenblikken deed. - -In verband met zijne godsdienstige, of liever ongodsdienstige, -begrippen, had Dekker ook zijne opvatting van het huwelijk en de liefde -gewijzigd. Hij had polygamische neigingen; en niet alleen had hij die -"zoo maar" gelijk zoovele gehuwde mannen, maar hij bezat daar allerlei -theorieën en redeneeringen over, die het oude, van het christendom -afkomstige, gevoel daarover in hem moesten dood-praten. Evenals hij -met het godsdienstige had gedaan, wordt het uit verscheidene passages -in de brieven duidelijk, dat hij ook op dit punt de hoogere opvoeding -zijner vrouw op zich had genomen. - -Van de vier relaties, waarvan wij in de brieven hooren: die met -Pauline, die met Eugénie, die met Sietske Abrahamsz, die met het -ongenoemde meisje, dat later een soort oplichtster bleek te zijn,--vier -relaties, waaronder slechts twee, of wellicht maar één, van anders -dan oppervlakkigen aard,--hield hij getrouwelijk zijn vrouw op de -hoogte; zoodat, indien men in aanmerking neemt dat Multatuli bijna -niets deed of hij had een stel redeneeringen ter rechtvaardiging -zijner daden bij de hand, indien men er op let dat hij in 't algemeen -theoretisch zeer ontwikkeld was en alles vastknoopte aan eene theorie, -het meer dan waarschijnlijk wordt, dat hij zijne vrouw had beduid, -dat zij op grond hiervan en op grond dáarvan, het behoorde goed te -keuren indien haar man nog met andere vrouwen intiemen omgang had, -nog andere vrouwen liefhad, dan met haar, en haar alleen. - -Hiermede bevinden wij ons in aanraking met het onderdeel der -korrespondentie, dat vele lezers vermoedelijk minder aangenaam zal -hebben getroffen. Want al hebt ge vrij uw vrouw overreed, dat God niet -bestaat, en dat de verschillende godsdiensten ouderwetsche larie zijn, -waarmede verstandige menschen, die de negentiende-eeuwsche beschaving -mede maken, zich niet meer behooren op te houden, dat dus ook zij van -den godsdienst, waarin zij geboren is en opgegroeid, afstand behoort -te doen,--daarom zoudt gij toch tevergeefs trachten haar ook aan 't -verstand te brengen, dat uit de stelling, dat wij geen God kennen, -die ons een leer- en zedenwet zou hebben geopenbaard, eene andere -stelling afgeleid moet worden, inhoudende dat aan den man een zekere -vrijheid van liefde of keus moet gelaten worden, geheel in strijd met -het oude huwelijksbegrip, waarbij de vrouw een éénig recht op haar -man had, of waarbij ten minste het den man als een eerste plicht was -opgelegd de trouw ongeschonden te handhaven, die hij zijner vrouw -bij den aanvang hunner verbintenis had gezworen of beloofd. - -Het is mogelijk dat menschen, die gevoelen gelijk wij, als -laat-negentiende-eeuwers min of meer een mal figuur maken; het is -mogelijk dat wij, om konsequent te zijn, nu wij het oude geloof aan -één God hebben verlaten, met de geheele levensbeschouwing, die daarvan -afhankelijk was, ook ons begrip omtrent den echt zouden dienen te -wijzigen, en, in samenhang met dat begrip, de sentimenten die er de -uitvloeiselen of de basis van zijn; maar wij kúnnen dat niet, en, -konsequentie of geen konsequentie, daarmede is alles gezegd. Ons -begrip kunnen wij wel wijzigen, met genoegen zelfs indien het iemand -aangenaam kan zijn, maar ons gevóel, zie, dat is een heele andere -zaak, dat kan veel minder gemakkelijk gewijzigd worden. Bewijst -ons nu maar met a plus b, dat het christendom heeft uitgediend, en -dat men dientengevolge, het eene logisch afleidend uit het andere, -tot het besluit moet komen, dat wij de oude christelijke sentimenten -omtrent de heiligheid van het huwelijk en de schoonheid der smettelooze -trouw tusschen man en vrouw moeten laten varen, om vervolgens ook -onze praktijk naar de nieuwe begrippen te regelen, gij zult met de -meest spitsvondige bewijsvoeringen ons gevoel, dat wij als de erfenis -van achttien eeuwen in ons bloed dragen, niet omverpraten. En tot dat -gevoel behoort, dat wij het bepaald wreed, afschuwelijk wreed vinden, -de hand van het koele moderne gezond-verstand te slaan aan de schoone -en teedere bloemen van christelijke huwelijkstrouw, die daar bloeien -op die verborgen plekjes in het hart der vrouw, waar het woord van -den man niet ontwijdend mag binnendringen. - -Wij kunnen niet aannemen, dat Tine in haar hart toegejuicht zou -hebben, dat haar man zich met andere vrouwen afgaf; wij kunnen ons -wel voorstellen, dat zij eene zoo onbegrensde vereering koesterde -voor Multatuli's inzichten, dat zij trachtte, wijl hij het goedvond, -het zelve ook goed te vinden, indien hij haar ontrouw was, maar -ongetwijfeld is haar dit nooit gelukt en deden zijne mededeelingen -over zijn avonturen haar grievend leed, hoezeer ze dit ook voor hem -geheim poogde te houden. - -Indien Multatuli dit zelf niet inzag, moet zulks aan gebrek aan -menschenkennis geweten worden; zag hij het wèl in, dan komt ons zijn -gedrag in dezen geheel en al onverschoonbaar voor. En, alles in -aanmerking genomen, vreezen wij, dat hij 't half en half begreep, -zonder zich volledig van den toestand rekenschap te geven; en nu, -uit een soort van goedig-plagerige dwingelandij, haar geen enkel der -berichten spaarde, die haar wellicht hinderden, maar die haar dan -hinderden tengevolge van eene opvatting, welke zij, om zijnentwil, -reeds lang had behooren prijs te geven. Zoo denken wij ons zijn -standpunt. - -Stelt u voor een man, een echtgenoot, die zijne vrouw in de -kommervolste omstandigheden van hem gescheiden moet doen leven, eerst -in een zeer ver afgelegen land, later nog steeds in een ander land, -op eene dagreize van hem verwijderd, en dat die echtgenoot dan aan zijn -vrouw, die hem liefheeft en aanbidt, onophoudelijk dingen schrijft als -(van vreemde of haar nauwelijks bekende jonge vrouwen schrijvend): -Lieve Tine, beste trouwe Tine, ik heb Pauline weêr gezien, zij had haar -onecht kind op haar schoot... lieve Tine, ik heb vruchteloos gepoogd -Eugénie hier weêr te ontmoeten, je herinnert je, dat is dat meisje dat -ik in der tijd uit een publiek huis heb medegenomen,... lieve Tine, -ik ben verliefd op Sietske Abrahamsz, je weet wel, dat mooie lieve -nichtje van ons... lieve Tine, elken ochtend komt er een meisje bij -mij ontbijten... lieve Tine, ik heb allerlei amourettes, te veel om -te vertellen... Enz. Enz. - -... Je wordt nu wel een opwelling van wrevel daarover gewaar, -lieve Tine, maar herinner je maar, dat wij afgesproken hebben, -dat ik je duidelijk heb gemaakt, dat ik je heb doen inzien: je moet -dat goedvinden, je moet daarin berusten... ik blijf altijd van jóu -het méest houden, dat weet je wel... op die Sietske ben ik puur -verliefd,... die arme Eugénie, je moest haar kennen... neen, neen, -kind, bedwing nu je afkeer; ik, weet je wel, ik, die zoo ontzettend -veel wijzer, rechtvaardiger en beter ben dan jij, die zooveel als je -opvoeder in alles ben geweest, ik zeg je: je moet je meester blijven, -je moet je niet door je gevoel laten medeslepen, maar je verstand -raadplegen; ...ik vertel je opzettelijk zooveel van mijn relatiën met -andere vrouwen om je op de proef te stellen, om te zien of het goede -inzicht niet bij je zal zegevieren,... wees dus nu verstandig en trek -het je niet aan... je zult nog wel meer hooren, gisteren ontmoette -ik nog een dame, die... - -Dit zijn in 't geheel geen citaten, wij bedoelen alleen, dat men dien -geest en dien toon bespeurt in de brieven. En wij willen de vrouw -beklagen, die daaraan blootstond. Ach, met hoeveel bitterheid moet zij -zich later deze korrespondentie herinnerd hebben, toen zij merkte, -dat haar man voor altijd van haar scheiden zou. Dáarvoor had zij -zich dan deze gruwelijke plagerijen getroost, dáarvoor had zij een -vriendelijk gezicht gezet als zij leed gevoelde van binnen, dáarvoor -had zij de stem van haar gevoel gesmoord, wijl zij het hooge verstand -van haar man over haar vrouwelijk gevoel wilde doen zegevieren--om -nu te zien dat hij ten slotte geheel van haar vervreemdde... Wie had -gelijk gehad? Zijn verstand of háar gevoel? O, die stille stem van -binnen had het haar wel altijd gezegd... Zij had altijd, wel flauw, een -wanhopig vermoeden gehad, dat het onvermijdelijk eens zóó worden zou... - - - -Beschouwen wij thans Multatuli in zijne verhouding tot de opeenvolgende -minnaressen, die een plaats konden innemen in zijn hart, dat niet -geheel alleen door Tine ingenomen bleek te zijn. - -Vóór de genegenheid, welke Multatuli opvatte voor mejuffrouw -Hamminck Schepel, die later zijn tweede echtgenoote werd, treffen -wij de meergemelde Eugénie aan, als de eerste en voornaamste -vertegenwoordigster dergenen, die Tine's deelgenooten werden in zijn -omgang en liefde. - -De betrekking van Multatuli met Eugénie hebben wij bekeken: vooreerst -wat aangaat den indruk, dien Multatuli's verwanten en in 't algemeen -de maatschappij daarvan moest ontvangen; vervolgens wat aangaat het -gevoel dat de mededeelingen daaromtrent bij Tine moesten gaande maken; -thans geldt onze overweging het geval op zich zelf, de verklaring van -dezen toestand zooals die zijn aanleiding vond en zich weêrspiegelde -in Multatuli's gemoed zelf. - -Het is ons niet te doen een absoluut en leerstellig standpunt in -te nemen ter beoordeeling van het gedrag van een gehuwd man, die -publieke vrouwen frequenteert of op andere wijze buiten het huwelijk -liefdesbetrekkingen onderhoudt. Dit standpunt zij overgelaten aan -moralisten en staathuishoudkundigen. Wij willen vooropstellen, dat wij -het laakbare in Multatuli's handelwijze thans slechts hierin vinden, -dat hij zijne vrouw van zijn faits et gestes op de hoogte hield, -en haar onzes inziens daardoor ten diepste moest grieven. - -Het is een bekende stelling van den hertog De Richelieu, dat men met -het grootste gemak en zonder gevaar voor onze gemoedsrust meer dan -éene vrouw tegelijk kan beminnen. Maar eene dergelijke stelling kan -alleen ontstaan in het brein van en als psychologische kuriositeit -geformuleerd worden door lieden, die van de liefde eene opvatting -hebben, zooals aan de Bourbonhoven van vóór Lodewijk den XVIden in -zwang was en een paar eeuwen in zwang is gebleven. Zij bedoelden met -het woord liefde, noch de groote passie, die de werkelijkheid voor -hem die haar ondervindt als 't ware van gedaante doet veranderen en -aan het voorwerp der liefde zooveel als een bovennatuurlijken glans -en ook macht verleent, zoodat hij letterlijk door het voorwerp dier -liefde "betooverd" lijkt en dus dat veel gebruikte woord nu tot -eene wezenlijke waarheid maakt; evenmin hadden zij er de innige, -in haar eenvoud groote, trouwe, genegenheid meê voor, zooals het -christendom ons die heeft doen koncipiëeren en die het eigenaardig -huwelijkssentiment is van ons, westersche, monogamische volken; -maar zij bedoelden er meê eene liefde, die wel eenige oppervlakkige -overeenkomst vertoont met de oostersche liefde, maar toch het -eigenaardig beestachtig wilde van den haremwellust mist, en van een -kleiner, een wel fijner, wel beschaafder, maar tegelijk nietiger -opvatting getuigt; zij beschouwden de liefde als een gril, een -caprice, eene toquade, een aangename tijdelijke manie, meer niet; -en inderdaad, indien men haar aldus opvat, is er een reden om, zich -in een tijdverdrijvend spel van intrigue en coquetterie werpend, -meer dan éene vrouw tegelijk te courtiseeren. Of men dan met een dier -verschillende vrouwen toevallig gehuwd is, doet er niet toe; dat is -in zulk een geval een bijkomende omstandigheid zonder beteekenis of -waarde, want van het huwelijk eigenlijk gezegd en de gevoelens van -eerbied, trouw en bescherming, die het in onze ziel onderhoudt, is -daarbij in 't geheel geen sprake meer. Dit is geen werkelijk beminnen, -en meer dan éene vrouw te gelijk waarlijk lief te hebben, past niet -in onze westersche psychologie en is een onmogelijkheid. - -Niet alleen dus, dat Dekker de groote verterende passie niet kende, -maar uit het feit, dat hij, alleen op zijn gemak door Europa reizende, -bordeelen bezocht en langdurige betrekkingen aanknoopte, is op te -maken, dat de hartelijke genegenheid, welke hij koesterde voor zijn -vrouw, er in alle opzichten een was van de allergewoonste soort, -en dat die genegenheid volstrekt geen poëtisch teeder en religieus -karakter in zijn gemoed had aangenomen. - -Als een getrouwd man en garçon uit is met vrienden van vroeger, -en men is wat gemonteerd doordat men den kelder een weinig te veel -heeft aangesproken, en men sukkelt, om het feest voort te zetten, -zulk een huis binnen en vermaakt zich daar tot het krieken van -den ochtend--nu, dát wordt door eenigen als eene vrij vergeeflijke -gebeurtenis beschouwd. De bewoonsters blijven bij haar beroep, men -vermaakt haar en zichzelf, en laat ze wat verdienen. - -Dekker vond het buitendien in beginsel goed: Wat zou het? Genot -is deugd, vermaak is gezond, ieder man, gescheiden van zijn vrouw -levende, heeft daar behoefte aan, het is een hygiënische gymnastiek, -en, de alles beheerschende rechtvaardiging: niemand lijdt er immers -schade door, niemand immers wordt er ook maar een greintje leed door -berokkend. Hij vond het, voor personen zooals hij, zelfs bijzonder -aanbevelenswaardig: omdat het goed is voor publieke vrouwen, die arme, -medelijden-wekkende schepselen, die zoo algemeen veracht worden door -vromen en schijnheiligen, die zoo weinig het voorwerp zijn der elders -dikwijls zoo ruimschoots bestede naastenliefde, die meestal slechts -met gemeene, liederlijke mannen in aanraking komen,--omdat het voor -dezulken heel goed is eens een man te ontmoeten, die haar ten minste -nog als menschen beschouwt, die het oprecht goed met haar meent, haar -een vriendelijk woord zal toespreken en op beschaafde, edele wijze met -haar zal verkeeren. Ja, dus redeneerde hij, geholpen door zijn steeds -dadelijk bij de hand zijnde fantasie, waarschijnlijk door: het was -een weldaad, die hij haar bewees, het was een hoogere plicht, dien hij -vervulde, hij dacht aan vele groote namen uit de wereldgeschiedenis, -wier dragers met courtisanes omgang hadden gehad, hij vergeleek zich, -ook nu weder, met Christus, die immers Maria Magdalena toeliet zijn -voeten te wasschen en vergaf aan de overspelige vrouw. En zoo voorts, -en zoo voorts. - -Dit is alles goed en wel. Wij herhalen, dat wij niet partij wenschen te -kiezen in de beoordeeling van het geval in 't algemeen van een gehuwd -man, die en garçon uitgaat. Er komt altijd belofte-breuk bij te pas, -de breuk namelijk van de belofte, die men zijn vrouw heeft gedaan van -háar alléen tot den dood toe getrouw te zullen zijn. Maar er zijn tal -van argumenten beschikbaar om in zekere gevallen een belofte-breuk -te wettigen, en wij zullen ons niet in eene moralistische uitpluizing -van deze zaken verdiepen. De hoofdzaak is ongetwijfeld, dat er niemand -leed worde gedaan. - -Maar,--hierop willen wij neêrkomen--Dekker wás niet op een -dronkemanspartij en met vrienden uit; hij reisde geheel alleen, en -ging, in koelen bloede, dat zelf in alle opzichten goedvindend, -daarheen. En nu zeggen wij alléén, dat dáaruit blijkt, dat -zijne genegenheid voor zijn vrouw niet van ongemeen teederen aard -was. Immers al deed hij hier geen leed (op dat oogenblik ten minste -niet, later deed hij haar dat wel door zijne op theorie berustende -zonderlinge opvatting van het echtgenootschap, welke hem haar van al -zijn avonturen op de hoogte deed houden), al deed hij háar dus geen -leed, noch Eugénie, en al deed hij zich zelf een genoegen, dus het -tegendeel van leed, en al schijnen dus al de bij het geval betrokken -personen veilig voor leed,--tóch zou hij, ware zijn genegenheid voor -Tine van hoogeren aard geweest, het edelste gevoel in eigen borst -door zoo eene handeling een kwetsuur hebben toegebracht, waarvan de -schrijnende pijn het genoegen dat hij er op andere wijze van had, -ten zeerste beperken moest, zoo al niet geheel vernietigen. - -Want, indien de gehuwde man, die zijn vrouw met vrome trouw bemint, -op de purperen sofa heeft plaats genomen, en daar in eene weelderige -afzondering zich opsluit met eene vreemde, kleurrijk uitgedoste, vrouw, -wier mond met den beroepsglimlach hem tegenlacht, wier oogen, boven de -half weggeblankette vale kringen schel schitteren van de nachtelijke -vreugden, wier adem riekt naar den professioneelen feestwijn van elken -dag--en hij moet dan liefkoozingen ontvangen, en hij moet liefkoozingen -geven, dezelfde, ja werktuiglijk dezelfde liefkoozingen, welke hij -anders in een stillere, meer zedige eenzaamheid alleen voor zijn -eenige vrouw overheeft,--dan komt er een groot, pijnigend, wanhopig -verdriet, en een spijt vol wrok en wrevel in hem op, die hem al het -hier aanwezige ruwe en bonte genot zal vergallen. - -Vooreerst is het de ontwijding der liefde, die een niet onderdrukbaar -gevoel van groote neerslachtigheid over hem zal brengen, waar de -stralen van de schitterende lichtkroon noch het gefonkel van het -door den wijn goud gekleurd kristal iets tegen vermogen. Niet de -ontwijding der liefde, omdat hij leerstellig het huwelijk voor eene -vereening der zielen zou houden, en de vereeniging zonder liefde, -zonder ziel, dus voor eene profanatie van dat huwelijksbegrip; veel -minder eene ontwijding der liefde omdat hij het in beginsel iets -slechts zou vinden, er aan toe te geven zonder dat een geestelijk of -burgerlijk ambtenaar van te voren daartoe een brevet van bevoegdheid -heeft uitgereikt; want wij spreken van een modern gewoon menschelijk -gevoelend man; maar eene ontwijding der liefde omdat hetzelfde wat -alleen waarde en beteekenis scheen te hebben in het verkeer met de -eenige, ziels-vertrouwde, voor het geheele leven uitverkoren éénige -vrouw, hetzelfde, wat een onmisbaar schijnend teeder mysterieus -karakter verkreeg, als de verwezenlijking van lang gekoesterde slechts -half bewuste verlangens, waar het, niet nader ontleed, zich in zoo een -dronkenschap van reine zaligheid voltrok, dat men alleen den indruk -kreeg dat het wezen op zijn innigst met het éénig geliefde wezen één -werd, waarbij het lichaam werd vergeten en het scheen als hoorde men -nu alleen duidelijker elkanders harteklop, als waren de harten nu -slechts op een bijzonder innige wijze tot elkaar genaderd; omdat dit -zelfde, anders een mysterie dat een langzaam gegroeide vervoering -bekroonde, nu zijn hooge charme verliest door de brutaliteit, -waarmede het eenvoudig als pikant tijdverdrijf aangewend blijkt te -kunnen worden. Eene ontwijding der liefde, omdat zij ontnuchtert -van de edelste aller dronkenschappen. Omdat zij van een poëem eene -machinerie maakt, van een visioen een fysiologisch experiment. - -Ten tweede zal het genot van den bovenomschreven echtgenoot -verbitterd worden, omdat zijn verbeelding hem zal beginnen te plagen; -onophoudelijk zal de figuur zijner kuische vrouw zich in zijne -gedachten dringen, als eene die hem zacht droevig zijn schennis -van hun vertrouwelijken omgang verwijt. Hij zal zich het diepe -verdriet voorstellen, dat haar zou vervullen indien zij hem hier -eens zag. Hij zal vergelijkingen gaan maken, hij zal dat móeten, -hoe weinig gaarne hij 't ook doet, zijn geweten zal er hem toe -dwingen,--tusschen zijne vrouw en degene, die thans naast hem is. In -de geheele afschuwelijkheid harer grimeering, van haren weelderigen -verleidingstooi, harer geveinsde lachjes en gespeelde minzaamheid zal -zijn tijdelijke gezellin hem plotseling voor oogen komen; zijn blik zal -zich verscherpen, hij zal achter haar masker van cold-cream en rouge -impérial de sporen van het vroegtijdig jeugd-verlies en der aanhoudend -walgelijke vermoeienissen zien, en hij zal zich verwenschen, dat hij -tot deze sjacheraarster van genoegens gelijkluidende liefde-woorden -sprak als anders slechts de intieme stilte binnen de zedige wanden -van zijn huiselijk geluk van zijn lippen hoorde komen. Hij zal daar, -als een aangeleerde manoeuvre, gebaren zien maken, en ze herkennen -als de zelfde, welke hij als eene argelooze, spontane, naïeve, -kinderlijke beweging heeft gezien. En als hij dan zijn hoed niet -neemt en wegsnelt, is hij een man zonder ziel en zonder smaak, of -liever,--wat wij hier van Multatuli betoogen--bemint hij zijne vrouw -met eene vulgaire koele genegenheid. - -Zien wij nu, hoe Dekker, eenmaal er aan gewend die huizen te -bezoeken, zijne langdurige betrekking met Eugénie tegenover zich zelf -verontschuldigde en tot iets zoo moois maakte, dat bij de overdenking -dier betrekking de edelste neigingen zijner ziel niet uitgesloten -behoefden te blijven. - -'t Moge zijn dat Dekker in lang geen publiek huis bezocht had, toen hij -Eugénie leerde kennen, en dus niet goed besefte, dat hare mededeelingen -overeenkwamen met de gewone praatjes dier zeer tijdelijke geliefden, -die haar bezoeker bijna altijd een in hoofdzaak gelijkluidend verhaal -doen, waarin steeds dezelfde episoden voorkomen: 1o. zijn zij dochters -van boeren of arme werklieden en verleid en ongelukkig gemaakt door -een vrijer, die beloofd had haar te trouwen en aan wiens woorden zij -geloof hadden geslagen; 2o. hebben zij éens, toen zij figurante in -den een of anderen kleinen schouwburg waren, of ook, toen zij het -wilde leven reeds waren begonnen, eene schitterende relatie gehad -met een schatrijk of hoogst voornaam jongmensch, die haar gedurende -eenige maanden als eene prinses heeft doen leven, welke relatie voor -altijd eene glansrijke herinnering bij haar heeft achtergelaten; -3o. zijn zij daarna van het eene huis in het andere gekomen en hebben -nu hetzij de flauwe hoop dat een zéér jonge man nog eens de een of -andere dwaasheid om harentwil zal begaan door haar als maîtresse te -nemen, hetzij de ambitie met een flinken kellner of kappersbediende een -"net" huwelijk aan te gaan, hetzij de hoogere eerzucht zelf eens aan -'t hoofd van een dergelijk etablissement te staan als waaraan zij nu -ondergeschikt zijn verbonden en op hare beurt te kommandeeren;--òf 't -moge zijn, dat Eugénie tot de niet zoo frequent voorkomende vrouwen -van dat slag behoorde, die gouvernante, kamenier of juffrouw van -gezelschap geweest zijn, dat hare konversatie dientengevolge iets -meer gesoigneerd was en zij een weinig betere manieren had, dat bij -haar sterker dan bij hare beroepsgenooten het verlangen sprak om -van het leven aldaar verlost te worden;--zéker is, dat Dekker zich -tot haar aangetrokken gevoelde door de verwantschap die hij tusschen -haar toestand en den zijnen bespeurde. De geheimzinnige sympathie, -die tusschen de rassen van paria's bestaat en door De Goncourt ter -sprake wordt gebracht, waar hij het intieme verkeer van soldaten en -dergelijke vrouwen behandelt in La fille Elisa,--die zelfde sympathie -was het, welke Dekker er toe dreef, zich in een ongewoon intiem kontakt -met Eugénie te begeven. Hij bevond zich daar tegenover eene vrouw van -oorspronkelijk goeden en fatsoenlijken aanleg, die, eigenlijk buiten -hare schuld, en niet alleen buiten hare schuld maar tengevolge van het -uit goedheid, uit edelmoedigheid, toegeven aan eischen, door een man, -dien zij het meest vertrouwde, haar gesteld,--door de maatschappij was -uitgestooten en genoodzaakt met het uitoefenen van een ellendig beroep, -op een niet te avouëeren wijze, in haar onderhoud te voorzien. Nu, was -er dan niet een treffende overeenkomst tusschen haar lotgeval en het -zijne? Was ook hij niet ongelukkig geworden en door de maatschappij -uitgestooten, omdat hij een te goedgeloovig vertrouwen in de leden -dier maatschappij had gesteld? Hij óok had, zonder voorzichtigheid, -zonder om te zien, geluisterd naar de stem van zijn hart, denkend -dat de maatschappij hem daarvoor zou loven en beloonen. - -Hij dacht nu van zich zelf: ik ben goed, de maatschappij is slecht; -ik heb de ware liefde, den waren harteadel; en nu wilde hij samengaan -met die andere verstootene, wijl ook zij de ware liefde, den waren -harteadel had, of althans gehad had, hoezeer die nu ook schuil was -gegaan in hare verworpenheid. - -Dekker vond het in alle opzichten iets schoons en edels om deze vrouw -te beschermen en bij te staan; in die handeling was een protest, -een protest van menschenliefde en zielegrootheid tegen al het laffe, -lauwe en kleinzielige der maatschappelijke opvattingen. - -Behalve eenige zinnelijke liefde, waarvan overigens weinig blijkt, -maar die toch zeer waarschijnlijk met het andere gevoel vermengd was, -was het dus een algemeen, half en half theoretisch, gevoelen, een -revolutionair gevoelen, gericht tegen maatschappelijke denkbeelden, -èn een bijzonder gevoel van medelijden, dat Dekker zich het lot van -Eugénie dermate deed aantrekken. - -Zonder dat hij 't zich ten volle bewust was, werd, zoo stellen wij het -ons voor, het gevoel medelijden in Dekker één met de zinnelijke liefde, -evenals dit bij vele vrouwen het geval is. Vele vrouwen toch, die zich -overgeven aan een man, doen dat veeleer uit goedheid, uit medelijden, -uit zucht om hulp te bieden, dan uit zinnelijke aandrift. Zij willen -dien armen minnaar tevreden stellen, zij willen hem gelukkig maken, -en het besef der voldoening harer eigen zinnen gaat te loor in haar -wetenschap van een groote weldaad te bewijzen, van het hoogste weg -te schenken, van het kostbaarste afstand te doen, waarover zij te -beschikken hebben. Hier neemt de liefde het karakter aan van hoogste -menschlievendheid. - -Dekker vond het geval buitendien interessant. Hij had behoefte, -een koortsige behoefte, aan interessante ontmoetingen en -lotgevallen. Daarom drong hij zich op, dat Eugénie een veel -buitengewoner persoon was, dan zij in werkelijkheid zal geweest zijn, -daarom verfantazeerde hij haar tot een soort heldin, aan wier zijde het -hem voegde te treden. Zij gaf hem eene soortgelijke gewaarwording als -iemand, die voor het eerst in een ver van zijn geboortegrond gelegen -centraalwereldverkeerstation komt, van de zich daar bevindende in -vreemde engelsche reisdracht gestoken gebasaneerde medereizigers -ontvangt. Hij ziet een man met vaste trekken, donkere gelaatskleur, -groote, strenge, zwarte oogen, die zich met een beteuterende kalmte -door wachtzalen en perrons beweegt. Dit moet wel een zeer gewichtig en -belangrijk personage zijn, denkt hij dan. Later blijkt het te wezen -de gewoonste aller scheepskapiteins, die wel zijn beroep goed kent, -maar overigens in niets uitmunt en het heen- en wedervaren tusschen -Europa en Amerika met dezelfde werktuiglijkheid jaar aan jaar verricht, -als een vaderlandsche schoolmeester dagelijks zijn klassen bestuurt. - -Dekker achtte de ontmoeting van Eugénie bepaald een uitnemende -vondst. Hij had nu gezelschap, een in alle opzichten aantrekkelijk -gezelschap, op reis. Wat was daar niet een delicieuze afleiding voor -zijn kommer en zorg in, om met die belang inboezemende fransche dame -op reis te zijn, steeds in vriendschappelijke gesprekken met haar -gewikkeld, haar begeleidend in hotels en stations, haar steunend bij -het instijgen van rijtuigen, bespied, in stilte gelukgewenscht en -benijd door die omstanders, welke iets van de verhouding begrepen! - -Toen Dekker later Tine met Eugénie in kennis bracht, zoodat er, indien -wij onze oogen en de mededeelingen van de uitgeefster der Brieven mogen -gelooven, eenige vriendschap tusschen de vrouwen ontstond en Tine jaren -lang met Eugénie eene briefwisseling onderhield,--toen volvoerde hij -alleen tot de alleruiterste konsequentie, wat zijne theorie hem dwong -in deze dingen goed te vinden. Ons is dit te machtig, wij zouden er -schier benauwd van worden; ons kan dit volkomen ten ondergaan van -het gevoel van waardigheid in de eene der vrouwen niet anders dan -pijnlijk aandoen. - -Uit het feit dier briefwisseling blijkt voorts ten overvloede nog eens -verrassend duidelijk, welk een alles beheerschenden invloed Dekker op -zijne vrouw oefende. Niet dat zij zich tegen haar zin met Eugénie in -verkeer zou hebben begeven, maar dat zij, tegen alle modern Europeesch -vrouwelijk gevoel in, er behagen in vond met de gewezen maîtresse van -haar man om te gaan, bewijst dat haar gevoel zich, door het voortdurend -aanhooren der denkbeelden van haar man, verbazend vervormd had. - -Over Pauline, Dekker's tweede beschermeling, waarvan in de brieven -sprake is, vernemen wij weinig meer dan het volgende (dl. I, blz. 50): - -"En toen ik bij die Pauline kwam, die zich verstout een kind te -hebben vóór 't huwelijk, en toen zij mij zeide dat zij altijd eten -kreeg van de Prince Belge zonder te betalen, omdat "le vieux n'osait -pas refuser, car, voyez vous, il savait bien que vous reviendriez" -en dat dit zoo gelukkig was, want zij zoogde haar kind en had dus -eten noodig... Kijk, dat deed mij toch pleizier dat men eene zoogende -moeder eten had gegeven om mijnentwille." - -Uit deze regelen valt niet rechtstreeks op te maken, dat Dekker met -Pauline intiemen omgang heeft gehad. Wij meenen ook dat hij elders als -iets zots verhaalt, dat iemand gevraagd had of Pauline zijne maîtresse -was. Maar wellicht vond hij alleen het woord maîtresse ten opzichte -van Pauline gebruikt, dwaas of spotte hij om een andere, dergelijke -reden, met die vraag. In aanmerking genomen Dekker's denkwijze over -dit onderwerp en daarbij de eigenaardigheden van Pauline, zooals wij -die uit bovenstaande beschrijving leeren kennen, wint het vermoeden -aan waarschijnlijkheid, dat er tusschen hen meer is voorgevallen -dan de wisseling van een enkelen dankbaarheidshanddruk. Immers, dat -men aan Pauline kosteloos voeding verstrekte, wijl men wel wist, dat -Dekker eens terug zou komen, toont dat er eene innige verstandhouding -tusschen die twee bestond, waarvan de herbergiers-familie wist. - -Pauline behoorde blijkbaar tot de laagste volksklasse. Indien wij dus -mogen veronderstellen, dat er eene relatie tusschen haar en Dekker -bestaan heeft, vinden wij daarin zooveel als een vervolg op en eene -konsequentie van zijne betrekking met Eugénie. In den tijd toch, dat -Dekker met Pauline zou geleefd hebben, in den tijd ook dat hij haar -later weder ontmoette, had hij 't zelf veel armoediger dan gedurende -zijne minnarij met Eugénie. Hij was dus in alle opzichten een trede -lager gegaan. En zeker was hier het medelijden nog meer versmolten -met het andere gevoel. - -Pauline, een geheel onbeschaafde vrouw waarschijnlijk, en die dus -b.v. ook aan haar toilet slechts uiterst geringe zorg besteedde, was -het meest geschikte schepsel, in wier omarming Multatuli zijn groot -verdriet en zijn hevig protest tegen de maatschappij kon uitsnikken. - - - -De derde vriendin van Dekker, die ons weder een trede opwaarts voert -naar een geheel andere schakeering van het verkeer met vrouwen, -is degene, die men niet beter kan aanduiden dan met den naam van -"het stomme ontbijtstertje." - -In een brief van 17 September 1860, schrijft Dekker: "Alle morgen -om negen uur komt er een meisje bij mij ontbijten. Zij mag een uur -blijven, maar niet praten, dat is een komieke geschiedenis." - -Van deze geschiedenis vernemen wij (dl. 1. blz. 151) het volgende: -Dekker liep eens door Amsterdam te kuieren, toen hij op het Damrak -werd aangesproken door een jong, als dame gekleed, meisje, dat hem -vertelde dat zij zoo'n honger had. Zij voegde er bij, dat zij deze -mededeeling aan niemand anders dan aan hem alleen zou durven doen. Hij -gaf er zich op dat oogenblik geen rekenschap van of zij bedoelde, dat -zijn uiterlijk haar zooveel vertrouwen inboezemde of dat zij zijn naam -en reputatie kende. Het was precies iets voor zijn royale, genereuse -natuur, het paste daarbij uitnemend in zijn lust tot weêrstreving -van maatschappelijke gewoonten, om het meisje niet af te schepen met -een zwijgende weigering noch haar het adres van Liefdadigheid naar -Vermogen op te geven, maar om haar welwillend te woord te staan. Hij -had in dat geval ook kunnen volstaan met haar eenig geld in de hand -te stoppen; maar hij vond er al weder eene belangrijke ontmoeting in; -hij wilde wel eens kennis maken met deze ongelukkige, vermoedelijk, -naar hem docht, weder een slachtoffer van de wanverhoudingen der -maatschappij, en, waarschijnlijk om tevens zeker te zijn dat zij hem -niet bedroog, besloot hij haar te vergezellen om haar in de een of -andere gelegenheid naar haar genoegen zich te laten verzadigen. Hij -stak daarom het IJ met haar over en liet haar aan het Tolhuis zich te -goed doen aan broodjes met vleesch. Zij vertelde hem hare geschiedenis: -dat zij, in 's-Gravenhage te huis hoorend, hier tijdelijk een kamer -had gehuurd om zaken voor haar vader te doen, maar dat al haar -geld op was, enz. Het gevolg was, dat hij, die ook op dat oogenblik -geen geld had om dagelijks een middagmaal voor haar te bekostigen, -voor haar wenschte te doen al wat in zijn vermogen was en haar -daarom uitnoodigde elken ochtend op zijn kamer op de Botermarkt te -komen ontbijten. Zij nam dit gretig en dankbaar aan. Nu was echter -het grappige van den toestand, dat Dekker in het begin van den dag -liever geen gesprekken hield (waarschijnlijk wijl hij vreesde zich -dan te veel te epancheeren, zoodat zijn aandacht zich niet genoeg -meer koncentreerde op het schrijfwerk, dat hij wilde verrichten en -hij vreesde zijn kracht te verpraten in plaats van haar alleen voor -zijne schrifturen aan te wenden). Zij kreeg dus verlof bij hem te -komen en een uur te blijven, maar zij mocht geen woord zeggen. Deze -zonderlinge omgang duurde eenige weken. Eindelijk kon Dekker haar het -benoodigde geld verschaffen om naar 's-Gravenhage terug te keeren, -en zij bewees hem hare dankbaarheid, door hem van daar uit een paar -door haar geborduurde pantoffels ten geschenke te zenden. - - -Eenige maanden later ontving Multatuli het bezoek van dien zekeren -dokter in de Letteren, waarvan wij in de Minnebrieven lezen. Om het -in nood verkeerende gezin, waarvoor de dokter zich interesseerde, -te helpen, stond Multatuli toen het voor de Minnebrieven bedongen -honorarium af. Na dien tijd vernam hij dat de dokter in de Letteren -verloofd was met eene dochter uit het gezin, dat hem zooveel belang -inboezemde, en dat hij hem met zijne aanstaande zou komen bezoeken. En -toen Multatuli dat bezoek ontving, toevallig geschoeid met de gemelde -pantoffels, herkende hij in de bruid van den dokter zijn zwijgend -ontbijtstertje. Zij deed, alsof zij hem nog niet kende, bedankte hem -ten zeerste voor wat hij voor hare familie had gedaan en vroeg hem -of zij hem niet eens eene kleine oplettendheid zou mogen bewijzen, -door b.v. 't een of ander voor hem te borduren. "Pantoffels heeft -u al, zie ik" voegde zij er bij. Nu werd Dekker, die op eens het -stellige vermoeden kreeg, dat het meisje zelf, ontevreden met wat zij -persoonlijk van hem had kunnen halen, den dokter op hem had afgestuurd, -boos en dreef zijne bezoekers met zachten dwang de deur uit. Hij wist -zich echter genoeg in te houden om niet te doen merken, dat hij haar -herkende en daarmede eene onaangenaamheid tusschen de twee verloofden -te weeg te brengen, indien de dokter soms van het ontbijten niets -afwist. Ons komt het evenwel waarschijnlijker voor, dat de dokter, -die zich professioneel met de letterkunde bezighield en dus eerder -dan het burgermeisje met Dekker's, uit zijn geschriften blijkend, -medelijdend karakter bekend geweest zal zijn, reeds met het meisje zoo -goed als verloofd was ten tijde dat zij Dekker het eerst aansprak en -dat de dokter haar op Dekker af zal hebben gestuurd, meenende dat een -bede om hulp uit den mond eener vrouw nog zekerder onweêrstaanbaar -voor Multatuli zou wezen dan het verzoek van een litterator. Toen -nu echter de verleende hulp niet aan de verwachtingen beantwoordde, -trok de dokter toch zelf maar de stoute schoenen aan, en slaagde ook -werkelijk, gelijk wij gezien hebben, beter. - - - -De vierde vrouwenfiguur, tot wie Dekker zich, in deze periode -zijns levens, bijzonder aangetrokken gevoelde, was Sietske -Abrahamsz. Wij voegen hier aanstonds bij, dat wij met de bespreking -der genegenheidsbetrekking, welke eenigen tijd tusschen Sietske en -Multatuli bestond, een totaal van de vorige verschillende sfeer van -maatschappelijk verkeer en gemoedsaandoeningen betreden. Daarover -mag geen misverstand mogelijk zijn. Een muur scheidt deze in alle -opzichten reine, ideale, relatie van de zooeven behandelde drie andere. - -Wij keuren er niettemin even sterk, ja nog sterker, om af, dat Dekker -zijne vrouw zoo voortdurend berichten zond over zijne liefde voor -Sietske en Sietske's verliefdheid op hem. Nog sterker keuren wij het -af, omdat, mocht Tine al van Dekker's andere relaties kunnen denken, -dat zij te hoog stond om daarover jaloersch te kunnen worden, dat die -van een soort waren zonder eenige overeenkomst met de liefde welke -haar man aan háar verbond, van een aard, die 't haar onmogelijk maakte -zich zelve te bekennen, dat zij er zich iets van aantrok,--zij over -de betrekking met Sietske onmogelijk zoo kon denken. Sietske was een -allerliefst jong meisje, van den zelfden stand als zij, ja veel wat -Dekker in Tine vóór hun huwelijk gecharmeerd moet hebben, vond hij -nu in Sietske terug. - -Tine had dus dubbel reden om zich door deze genegenheid, juist wijl zij -rein was en volkomen vrij van alle minder edele bedoelingen, juist wijl -het 't bijzondere in Dekker's persoon was, dat Sietske in hem beminde, -gegriefd te gevoelen. Als Dekker's herinnering opleefde, herinnering -aan den lang vervlogen, en nog lánger vervlogen schíjnenden, -zaligen engagementstijd, en hij maakte vergelijkingen, dan moesten -die wel, zonder dat hij zelf misschien zich bewust werd wat daarvan -de oorzaak was, ten voordeele van Sietske uitvallen. Immers Tine -had, de gewone menschelijke liefde, welke van die andere slechts de -grondslag was, daargelaten, in Dekker vereerd den man, die uitmuntend, -die buitengewoon beloofde te wórden, terwijl Sietske in hem liefhad -den man die buitengewoon gebleken was te zíjn. Het kon niet anders -of Dekker moest in Sietske's fysionomie eene wolkelooze bewondering -lezen, die hij bij Tine nimmer had kúnnen waarnemen, omdat de reden -er toe toen nog niet aanwezig was. In der daad zijn er weinig dingen -zoo pijnlijk voor de vrouw, die in eendrachtig huwelijk met haar man -de middaghoogte des levens heeft bereikt, dan te bemerken hoe er zich -eene genegenheid tusschen dien man en een hem vereerend jong meisje -begint te openbaren. Zij toch, zijne vrouw, heeft hem bemind alleen -om zijns zelfs wille, toen hij nog geheel onbekend en onberoemd was; -zij is het leven met hem ingegaan vol moed, hoop en vertrouwen, met -het zeer geprononceerde verlangen alle vreugd, maar ook alle leed met -hem te deelen. En nu de boom zijns levens tot vollen wasdom is gekomen -en vruchten draagt, is 't een jong meisje zooals zij vroeger was, -die, met den blos en den glimlach der jeugd op het gelaat, de hand -uitstrekt om die vruchten te plukken. - -Indien wij voor een oogenblik Multatuli's vrouw en de kinderen -willen vergeten,--het is echter juist de eigenaardigheid van ons -westersch huwelijksbegrip, dat dit zoo ontzettend moeilijk is, -zoo bij uitstek moeilijk ons den man te denken zonder de vrouw, -den vader zonder de kinderen, daar wij gewend zijn den gehuwden man -niet meer als een geheel op zichzelf te beschouwen maar alleen als -een deel van het familiegeheel;--indien wij ons Multatuli denken -als veertigjarig ongehuwd man of als weduwnaar, dan rijst zijne -vriendschapsbetrekking met Sietske voor ons oog als een der teederst -genuanceerde verhoudingen, die tusschen een man en een vrouw kunnen -bestaan, een der schoonste, der fijnste banden, die tusschen die twee -zielen gelegd kunnen worden. - -Deze betrekking staat hoegenaamd niet eenigszins uitvoerig in de -Brieven beschreven, met enkele woorden wordt zij slechts nu en dan -aangeduid: het is als Multatuli aan Tine schrijft, dat Sietske toch -zoo lief is, dat hij "puur verliefd" op haar is, dat zij hem gezegd -heeft om harentwille toch vooral geen greintje minder van Tine te -houden, en aan Tine verlof te vragen háar, Sietske, een weinig te -mogen beminnen; het is als Multatuli aan Tine bericht van het verlof -dat hij, in Tine's naam, aan Sietske gegeven heeft om hem een beetje -lief te hebben; maar door die weinige woorden heen, is het hem, die -nu in den toestand is ingeleefd, mogelijk een kijkje te doen in deze -charmante betrekking. - -Sietske was de dochter van Kees Abrahamsz., de zuster, meenen wij, -van den zelfden Theodoor, die na Dekker's dood een goed gemeend, -weinig letterkundig en zeer geruchtmakend artikel over Dekker zou -schrijven. Zij moet een buitengewoon bekoorlijk meisje geweest zijn, -want bijna iedereen, dus lezen wij, was op haar verliefd. Zij moet -niet zoozeer eene buitengewone schoonheid als wel in de hoogste -mate innemend geweest zijn: bijzonder zachtzinnig, vriendelijk, -vlug, en bovenal begaafd met die echt vrouwelijke en taktvolle -hoffelijkheid, die de wenschen weet te voorkomen der menschen met -wie zij in gezelschap is en een gesprek weet te voeren zóo, dat de -overeenstemming der meeningen geen vervelende eentonigheid wordt en het -verschil in meening geen enkel minder aangenaam oogenblik veroorzaakt. - -Voor Dekker moeten die uren, welke hij in de woning van Sietske's -familie en in haar gezelschap ging doorbrengen, een genot bevat hebben, -waarop hij uren en dagen lang vlaste. - -Zoo eene verhouding, die meer dan vriendschap is en die geen liefde mag -worden, had al het weemoedig aantrekkelijke eener schemering van licht -en donker. Het meisje en de man onderscheiden niet nauwkeurig meer -wat er in hun binnenste omgaat, zij bemerken alleen met zekerheid, -dat het iets heel moois en voor hen heel gelukkigs is. Allerlei -tweestrijd doet zich voor in hun gemoed. Zij durven de liefde niet -aan, zij zijn er bang voor als voor de duisternis, en het heldere, -maar koele, licht van de vriendschap zien zij toch tanen voor hun -innerlijken blik. Dan sluiten zij de oogen om aan de weifeling en aan -de smart van den tweestrijd te ontkomen; maar als zij ze weer openen -zijn de donkere wolken verdwenen en zien zij klaar en stil de sterren -blinken, als de teedere seinlichten der sentimenten tusschen liefde -en vriendschap, in wier glans zij hun omgang mogen koesteren... - -In dezen tijd van dagelijksche onrust en koortsige levenshaast, moeten -de bezoeken aan de woning, waarvan Sietske het bloeiend middelpunt -was, de bekoring als van eene oase op Dekker hebben uitgeoefend. Als -hij de trap opkwam, in eene stemming nog verhit door de moeitevol -ten einde gebrachte dagtaak, hoorde hij reeds hare welluidende -stem, wier klank als eene verfrissching in zijn koortsig binnenste -viel. Een minuut later was hij in hare tegenwoordigheid en had hij -bij de begroeting haar hand, als een bemind vogeltje, in de zijne -gevangen. Hun blikken ontmoetten elkaâr en lazen er weder de blijde -boodschap der innige, der teedere, maar reine verstandhouding. En -dan begonnen de gesprekken. Zij vroeg hem naar zijn werk, met warme -belangstelling, met eene belangstelling welke zich zoo uitte, dat -hij aan ieder woord en aan haar geheelen toon bemerken kon, dat er -niets in voorgewend of overdreven was. - -Sietske's genegenheid voor Dekker was oorspronkelijk ontstaan uit -een zelfden door haar van hem ontvangen indruk, als dien vele vrouwen -van hem hadden ontvangen. Zij was in hem gaan vereeren den zeldzamen, -den éénigen vaderlander met een hartstochtelijke kunstenaarsnatuur, -den man die, voor één groote edelmoedige gedachte, zijn leven en zijn -loopbaan aan volslagen ondergang blootstelde, den man, die zijn geluk -prijsgaf, die al zijn tijd, kracht, moed en werk dienstbaar maakte aan -de najaging van het ideaal, dat hij zich had gesteld. Zij bewonderde -hem als een held, strevend naar het groote, als de figuur, die, meer -dan wie zijner tijdgenooten ook, geschikt was om de rol van Koning -te vervullen in de liefelijke feërieën der schuchtere meisjesdroomen. - -Maar daarna had zich, als een kostbare edelsteen op een gouden sieraad, -de genegenheid, die het gevolg was van hun vertrouwelijk verkeer, -in die nog vage vereering gevoegd. En waar in zulke gevallen de -toenadering van beide kanten komt, bewaarheidt het spreekwoord "nul -n'est grand homme pour son valet de chambre" zich niet. Sietske was -wel niet Dekker's kamermeisje, maar het gezegde beduidt, meenen wij, -dat de aureool, die eene vereering uit de verte om de slapen van -den vereerden heeft gekranst, meest verbleekt door de prozaïsche -ontdekkingen, die de werkelijkheid eener persoonlijke kennismaking -medebrengt. En dit geschiedde hier niet. De bewondering verloor wat er -nog koel en op-een-afstand in was. De vrees, de bedeesdheid verdween, -en eene bewondering vol warme genegenheid stelde zich in de plaats. - -Want Dekker was iemand, wiens persoon de indrukken bevestigde, die -de lezing zijner werken had doen geboren worden. Zijne ziel stond op -zijn gelaat te lezen, zijn hooge natuur wachtte niet op pen en papier -om zich te doen gelden, maar schitterde ook in het gesproken woord, -in de aanhoudende improvisatie van vernuftige gedachten, die zijn -gesprekken waren. - -De genegenheid van Multatuli en Sietske Abrahamsz is in deze drukke -en bonte periode het fijnst gekleurde en liefelijkste lotgeval. En -als wij niet gedwongen waren steeds het droeve beeld van Tine op den -achtergrond van Dekker's leven te zien, zouden wij met nog langduriger -aandacht en meer onvermengde appreciatie in de beschouwing dezer hooge, -mooie betrekking blijven verwijlen. - -In 't algemeen kan men zeggen, dat van de vijf zeer uiteenloopende -betrekkingen met vrouwen, (Tine, Eugénie, Pauline, het ontbijtstertje -en Sietske,) waarin wij Multatuli hebben beschouwd, die met Sietske -de meest ongemeene en meest typische was, omdat hoofdzakelijk -den kunstenaar in Multatuli hare genegenheid gold en omdat hij -in haar eene vertegenwoordigster aantrof van de sympathieën, die -Nederlandsche lezeressen meer nog dan Nederlandsche lezers voor zijn -werken gevoelden. - - - - - - - - -IV. POLEMIEK. KONKLUZIE. - - -Na de verschijning van Multatuli's Brieven zijn er twee geschriften -in het licht gekomen, in welke beide Multatuli's nagedachtenis ten -zeerste is betrokken. Het eene is de brochure, getiteld Multatuli en -Spiritisme ("naar de oorspronkelijke Handschriften uitgegeven door -S. F. W. Roorda van Eysinga, Emeritus Predikant"), het andere is de -brief over de uitgave der korrespondentie zijns vaders door den heer -E. Douwes Dekker Junior, te Sarronno, gepubliceerd in een weekblad, -de Tribune, van 3 Maart 1891. - -De brochure over Multatuli en Spiritisme is een zonderlinge en niet -weinig eigenaardige uitgave. De schrijver daarvan is ... Multatuli, -namelijk Multatuli's "geest", die zich van de hand eens anderen -bedient, om ons zijn laatste producten aan te bieden. Die andere wordt -ons door den uitgever, den heer Roorda van Eysinga, voorgesteld als -"een Nederlander, ernstig beoefenaar van het spiritisme, begaafd -magnetizeur en schrijvend medium." Forster is zijn verdichte naam, -Manstede de pseudoniem van de stad zijner inwoning. Mejuffrouw E. K. is -eene begaafde clairvoyante, met wie hij werkt. - -Indien het waar was, dat de heer Forster het vermogen had om den -geest van Douwes Dekker op te roepen en dien nieuwe gedachten -te doen produceeren, zou dat een zaakje zijn, waarmede de heer -Forster zich schatrijk zou kunnen maken. De heer Forster zal hier -niet tegen aanvoeren, dat hij rijkdom minacht en er dus niet naar -streven zal dien te verwerven, want wilde hij dien rijkdom dan niet -ten zijnen persoonlijken bate aanwenden, dan kon hij, ijveraar voor -het spiritisme als hij zich betoont, dien aanwenden om op groote -schaal propaganda voor het spiritisme te maken, hij kon er voorts -liefdadigheidsinstellingen mede stichten, enz. - -Indien de heer Forster ook nog andere geesten van overleden groote -mannen kon oproepen, zou dat inderdaad in de eerste plaats de meest -reëele onsterfelijkheid aan die mannen verzekeren en zoude op die -wijze de onsterfelijkheid waarvan de dichters steeds gewagen op een -verrassende, geheel onvoorziene, wijze waarheid blijken te zijn; in -de tweede plaats zou ons vaderland zich op deze unieke vinding van -een zijner zonen kunnen verhoovaardigen, en de heer Forster zoude, -als impressario van geesten van gestorven groote mannen, eene reis -om de wereld kunnen doen, die hem weldra eene algemeene vermaardheid -zoude doen verwerven. Hij zou buitendien niet eens voor honoraria of -reiskosten voor de geesten behoeven te zorgen... - -De heer Forster intusschen, wiens goede trouw wij natuurlijk -boven elken zweem van verdenking verheven achten, heeft zeer wel -ingezien, dat hij met deze zaak de waardeering van velen voor het -spiritisme,--waardeering van hen, die in het spiritisme gelooven, -waardeering ook van de eenigszins reaktionaire moderne geleerden, -die het spiritisme wetenschappelijk onderzocht willen zien--aan een -gevaarlijke vuurproef onderwierp, waartegen zij alle kans had niet -bestand te blijken. Immers, men kende Multatuli's zeer van alle andere -geesten verschillenden geest, zoo als die zich tijdens Multatuli's -stoffelijk leven uitte. Men had dus een zeker middel bij de hand -om te kontroleeren, of het werkelijk Multatuli's geest was, die in -den heer Forster sprak en of de heer Forster niet de dupe was der -grappen van den een of anderen schalkschen spotgeest. Hierop is de -heer Forster bedacht geweest en de bezwaren, die tegen zijn stelsel -zouden te berde worden gebracht ten gevolge der voor iederen lezer -der brochure verblindend duidelijke waarheid, dat de in die brochure -zich openbarende geest hoegenaamd niets gemeen heeft met Multatuli's -geest,--die bezwaren heeft hij van te voren meenen te weerleggen door -een werkelijk niet weinig spitsvondig bedachte argumenteering. Het is -de geest van Multatuli zelf, die deze argumenten ten beste geeft. Laat -het u niet verwonderen, zegt hij ongeveer tot zijn medium Forster, -dat gij in wat ik u thans dikteer, mijn eigenaardigen stijl en -uitdrukkingswijze mist. De oorzaak daarvan is, dat ik nu niet meer het -tot mijn stoffelijk omhulsel behoorend instrument tot mijn beschikking -heb, dat mij als mensch diende om mijne gedachten te vertolken. Ik -bedien mij thans van úw hersenen, van úw instrument, vandaar dat -mijn gedachten thans geheel anders klinken dan voorheen. Men moet dit -vergelijken bij een zelfde door zekeren komponist ontworpen melodie, -die op een orgel of piano gespeeld geheel anders klinkt dan op een -viool of fluit. Men behoort dus, zegt de geest, alleen acht te geven -op de essence van het medegedeelde. - -Ons komt het evenwel voor, dat deze argumentatie, in weêrwil harer -oogenschijnlijk bewijzende kracht, geen steek houdt, want juist -de essence, de gedachte op zich zelve, van Multatuli's geest, was -zoo bijzonder en eigenaardig, dat wij haar zouden herkennen van -welk herseninstrument zij zich ook mocht bedienen om tot uiting te -komen. Wij herkennen immers in de geschriften der Multatulianen,--in -die van den heer Engelbert de Chateleux b.v.--onmiddellijk den geest -van Multatuli, hoe zeer van het zijne verschillend het instrument -ook is, dat hem ten gehoore brengt?... De gevolgtrekking ligt voor de -hand, dat, daar juist de essence van hetgeen de aan den heer Forster -verschenen geest vertelt geheel en al verschillend is van de essence -van Multatuli's gedachten, slechts deze twee gevallen mogelijk zijn: -òf de heer Forster is beetgenomen door een dier ondeugende gnomen, -gelijk er zoovelen door het heelal rondzwerven en die zich onder -den naam Douwes Dekker bij hem heeft aangediend, òf de essence van -Multatuli's gedachten is veranderd. En in het laatste geval is het -onmogelijk te kontroleeren of het werkelijk Multatuli is, die zich -aan den heer Forster heeft geopenbaard. - -De geheel éénige gelegenheid om de pretentiën van het spiritisme -te toetsen heeft dus geenerlei resultaat opgeleverd. Als de heer -Forster niet anders tot onze kennis brengt dan eenige ouderwetsche -godsdienstvoorstellingen, vermengd met een weinig natuurkunde, -uit een vulgarisatie-werk opgedaan, en geuit in den eersten stijl -den besten, ons daarbij verzekerende, dat het Multatuli is, die zoo -schrijft met eens anders hand, dat wij hem wel aan niets herkennen, -maar dat Multatuli's algeheele verandering daarvan de oorzaak is, -nu ja, dan heeft hij natuurlijk goed praten. Maak dat nu maar eens uit. - -Daarom zeggen wij: door een vlugschrift als dit wint de bewering -der spiritisten geenszins aan waarschijnlijkheid; doch wordt hare -geloofwaardigheid er integendeel eerder door geschaad dan gebaat. - -De heer Forster schijnt eene benijdenswaardige zekerheid te hebben -omtrent het goed recht van zijn zaak. Hij is zoo zeker van hetgeen -zijne mededeelingen zullen uitwerken, dat hij met eenigen overmoed -de door den geest Douwes Dekker gevulde bladzijden doet voorafgaan -door een uitspraak door Dekker bij zijn leven over het spiritisme -gedaan. Zij is vervat in een brief dien Dekker in 1876 aan den heer -Forster schreef. Hij zegt daarin o.a.: - -"Een schoonzuster van me, die zich geheel en al aan spiritisme wijdde -en die NB. op velerlei gebied 'n heftige tegenstandster van mij was, -zóó zelfs dat ik vele jaren lang taal noch teeken van haar ontving, -schreef me op eens dat "de geesten" (wie weet ik niet) haar gezegd -hadden: - -"Multatuli is 'n apostel der waarheid." - -Ik antwoordde: "in m'n hoedanigheid van apostel der waarheid ontken ik -'t bestaan van geesten." - -Nooit heb ik vernomen hoe "de geesten" zich gered hebben uit het -(cretenser leugenaars-) dilemma, dat hieruit voortspruit." - -En daarna volgen dan de veertig, door Multatuli's geest den heer -Forster voorgezegde, bladzijden, waarin hij bovenstaanden uitval -geheel en al terugneemt en begint met te zeggen, dat het spiritisme -de eenvoudigste zaak ter wereld is en gelijk staat met tweemaal twee -is gelijk vier. Vervolgens beschrijft Multatuli zijn verbranding in -den lijkoven en zijne lotgevallen in hoogere gewesten. Daarbij keurt -hij de meeste zijner levenshandelingen van vroeger nu ten sterkste af -en neemt het meeste terug van al wat hij geschreven heeft. Hij vindt -zijn leven nu één leugen, ééne komedievertooning, en zijne geschriften -zeer slecht van strekking. Toen wij lazen van zijne ontmoeting met -Tine in de geestenwereld, vroegen wij ons onwillekeurig af, hoe het -gaan moet als al de andere geliefde vrouwen daar later ook bij zullen -komen. Van monogamische liefdesbegrippen schijnt in de geestenwereld -ook al heel weinig meer over te blijven. Het einde der mededeelingen -is, dat Multatuli's geest nogmaals geïnkarneerd zal worden en wel in -een jongeling, die goed zal maken wat Multatuli vroeger als volwassen -man misdreven heeft... - -Wij herhalen, wij kunnen in dit alles niet anders zien dan eene -onschuldige tijdpasseering voor goedgeloovige geestenbezweerders. Wel -moge het hun bekomen, zouden wij zeggen. - - - -De brief van den jongen Eduard Douwes Dekker is ook een eigenaardig -dokument. - -Het schijnt wel dat de nagedachtenis van Multatuli een even rumoerig -lot moet hebben als gedurende zijn leven Multatuli's deel is -geweest. Dat wil maar niet tot rust komen. De opschudding door dezen -held met zijn geweldige ziel in het rustige vaderland veroorzaakt, -duurt nog maar steeds voort. - -De jonge Dekker behandelt in dien zeer onbezadigd gestelden brief -zijne stiefmoeder op alles behalve eerbiedige wijze. Hij verhaalt -hoe zijn vader háar alles (!) bij testament gemaakt heeft, dat zij -daarom ook het recht tot de uitgave der Brieven meent te hebben, -dat hij er aan wanhoopt om, mocht hij de zaak voor een Nederlandsche -rechtbank brengen, door de rechters in 't gelijk gesteld te worden, -en dat hij derhalve de zaak maar voor die rechtbank zal brengen, -waarvan zijn vader ook zoo dikwijls gebruik heeft gemaakt, namelijk -de rechtbank der openbare meening. - -Il faut laver son linge sale en famille, zegt het spreekwoord. Zelden -werd dit spreekwoord zoo weinig in toepassing gebracht als door -Dekker's familie, zelden werd een vuile wasch zoo volledig in 't -publiek behandeld. Wij vernemen ook dat Tine's familie "een en al -verontwaardiging" is. Nu, dit is geen wonder, de Van Wijnbergens, -de Van Heeckerens, enz. maken in die Brieven niet juist een bijzonder -luisterrijk figuur. - -Wat echter de voornaamste grief van Multatuli's vereerders tegen de -uitgeefster der Brieven aangaat, luidende dat zij haar man op die -wijze "van zijn voetstuk haalt"--hiermede kan men zich, dunkt ons, -niet vereenigen. Het zoude een weinig soliede voetstuk genoemd moeten -worden, dat smelten zou in het licht door de Brieven op Multatuli's -leven en karakter geworpen. Neen, in deze voelen wij ons genoopt -ons geheel aan de zijde der uitgeefster te scharen, die zeer juist -heeft ingezien, dat het eene zwakke en verwerpelijke vereering is, -een vereering op wier bestaan men niet den minsten prijs behoeft te -stellen,--die door de lektuur der Brieven zou verminderen. Zouden -wij dan omtrent sommige zaken in Multatuli's leven in dwaling moeten -verkeeren of in het onzekere moeten gelaten worden, om Multatuli de -achting en de bewondering te blijven schenken, waarop hij recht heeft -bij de gratie van zijn ontzaglijk talent? Is het niet beter dat wij -hem ook van de klein-menschelijke zijde leeren kennen? Zullen wij -hem niet inniger waardeeren en waarachtiger liefhebben indien wij -den echten mensch in hem zien, die bij al zijn grootheid toch steeds -mensch bleef en als mensch ook zijne zwakheden had;--dan indien wij -hem als een soort van onnatuurlijken half-god moesten beschouwen? - -Neen zeker, de bewondering en liefde, die op halve kennis berusten, -kunnen nooit de ware en aanbevelenswaardige zijn. - -Daarom herhalen wij den bij den aanvang dezer beschouwing aan mevrouw -Douwes Dekker geboren Hamminck Schepel gebrachten dank, voor den -belangrijken dienst, welken zij met de uitgave dezer Brieven aan de -Nederlandsche Letteren heeft bewezen. - - -Jan.-Maart. 1891. - - - - - - - - - Dit boek is voor het eerst verschenen in 1891 bij J. C. Loman Jr. - te Bussum onder den titel Multatuli door A. J. Deze tweede, - herziene, druk werd gezet uit de Gravure letter, gedrukt - op de persen van G. J. Thieme te Nijmegen. De - versiering van band en omslag even als de - schutbladen zijn ontworpen door - S. H. de Roos - - - - - - - - -BIBLIOGRAPHIE BETREFFENDE -K. J. L. ALBERDINGK THIJM -DOOR BENNO J. STOKVIS. - - - - -A. - -ALBERDINGK THIJMS WERKEN - -Chronologisch gerangschikte lijst tot het jaar 1922. - -[Gooi- en Eemlander, Juni of Juli 1880] [4]. - -De eer der Fransche Meesters, 1881--Dietsche Warande N. R., IV, 483. - -Een wederwoord voor Dr. H. J. A. M. Schaepman, 1882--Amsterdam, -Jan D. Brouwer. - -Wederzien, 1883--Amsterdam, Van Langenhuysen [5]. - -Over Literatuur, 1886--Amsterdam, Brinkman & van der Meulen. - -Een Liefde, 1887--Amsterdam, Brinkman [6]. - - 2de druk (zeer belangrijk gewijzigd)--Amsterdam, Scheltema & - Holkema, 1899. - - 3de druk--Amsterdam, Scheltema & Holkema, 1919 (tevens Deel I - der Verzamelde Werken). - -De Kleine Republiek, 1889--Deventer, Beitsma. - - 2de druk 1919--Amsterdam, Scheltema & Holkema (tevens Deel II - der Verzamelde Werken). - -Multatuli, 1891--Bussum, J. C. Loman Jr. - - 2de druk 1922--Rotterdam, W. L. & J. Brusse. - -J. A. Alberdingk Thijm, 1893--Amsterdam, Loman & Funke. - -Akëdysséril (met etsen van Bauer), 1893--Amsterdam, Scheltema & -Holkema [7]. - -Blank en Geel, 1894--Amsterdam, L. J. Veen. - - 2de druk, 1923--Amsterdam, Meulenhoff. - -Verzamelde Opstellen (elf bundels), 1894-1911--Amsterdam, Scheltema -& Holkema. - -Prozastukken, 1895--bij dezelfden. - - Herdruk 1896, als 3de Bund. Verzamelde Opstellen. - -Matthijs Maris-Album, 1896--Haarlem, Kleinmann & Co. - -Bezoek aan den Dom van Keulen, 1899--Haarlem, Enschedé; niet in -den handel. - -De onschuld van den Socialist Van der Goes, 1903--Amsterdam, Scheltema -& Holkema. - -Frans Coenen Jr., 1903--Amsterdam, L. J. Veen. - -Het Rembrandt-Feest (Open brief aan F. Coenen)--De Kroniek, 27 -Mei 1905. - -Verbeeldingen, 1908--Amsterdam, Scheltema & Holkema. - -Over de Bewegingen des Levens--Gedenkboek De Nieuwe Gids, 1910, -pag. XLIII. - -Frank Rozelaar, 1911--Amsterdam, P. N. van Kampen. - -In Memoriam Prof. Mr. H. P. G. Quack, 1917--Niet in den handel. - -De Negentigjarige--Bouwkundig Weekblad, 19 Mei 1917. - -Verzamelde Werken (6 deelen), 1920--Amsterdam, Scheltema & Holkema. - -Verzamelde Werken, Nieuwe Reeks (2 deelen), 1922--Amsterdam, -Em. Querido. - - - -Werk der laatste jaren, 1922--Amsterdam, Meulenhoff. - - - -Tijdschriftpublicaties 1 Jan. 1918-1 Oct. 1922. - - -De Nieuwe Gids. - - Bij "Arti et Amicitiae"--1918, I, 875. - - Letterkundige Kritiek--1918, II, 12. - - Causerie over Haarlem--1918, II, 173, 323, 467. - - Haverman in "Pulchri Studio"--1919, I, 418. - - Futurisme--1920, I, 703. - - Muziek- en Schilderkunst--1920, I, 889. - - De gerestaureerde Hals--1920, I, 895. - - Eenig gephilosopheer--1920, II, 42. - - Van Oudshoorn's "Zondag"--1920, II, 223. - - Frans Mijnssen's "Ida Wahl"--1920, II, 371. - - Proza van J. A. Alberdingk Thijm--1920, II, 655. - - Kleine Boekbeoordeelingen (Top Naeff's "Vriendin", G. van Hulzens - "Aan 't lichtende Strand")--1920, II, 782. - - Kleine Beoordeelingen ("Frühlingserwachen")--1921, I, 277. - - In Memoriam Dr. P. J. H. Cuypers--1921, I, 463. - - Neo-Plasticisme--1921, I, 523. - - In Memoriam Dr. Alphons Diepenbrock--1921, I, 736. - - Over Diepenbrock--1921, II, 677. - - Toorop-Tentoonstelling--1921, II, 692. - - Losse gedachten--1921, II, 934 en 1922, I, 18. - - Einsteins Relativiteitstheorie--1922, I, 153. - - In Memoriam Prof. G. J. P. J. Bolland--1922, I, 305. - - Kleine Beoordeelingen (Marie Schmitz "Marietje")--1922, I, 312. - - Kleine Beoordeelingen (Dr. J. L. Walch "In een laaiende - lente")--1922, I, 492. - - Kleine Beoordeelingen (H. Teirlinck "De wonderbare wereld"; - Rembrandt; De zangeres Joy Mac Arden)--1922, I, 793. - - Felix Timmermans' Anna-Marie--1922, II, 93. - - Kleine Beoordeelingen [De zangeres Joy Mac Arden; - Dostoïevsky]--1922, II, 105. - - Manderscheid in de Eifel, Natuurbeschrijving--1922, II. - - -De Gids. - - Prof. Dr. J. A. Alberdingk Thijm te Mont-lez-Houffalize.--1920, - III, 237. - - In Memoriam Ary Prins.--1922, II, 502. - - -De Beiaard. 1920, II, 25. - - - Een Vioolstruik-avond in 1881. - - -Van onzen Tijd. 1920, 181. - - De Dietsche Warande. - - -De Tijd. 13 Augustus 1920. - - Reconstructie van Thijm's Eetkamer, 1880. - - -Het Algemeen Handelsblad. 12 Augustus 1920, Av. - - Charles Boissevain en J. A. Alberdingk Thijm. - - -De Amsterdammer (Weekblad). 14 Augustus 1920. - - J. A. Alberdingk Thijm en het Weekblad De Amsterdammer. Varia - betreffende Prof. Dr. J. A. Alberdingk Thijm. - - -De Oprechte Haarl. Crt. 29 September 1920, Av. - - De Alberdingk Thijm-Tentoonstelling [8]. - - -Elseviers Maandschrift. - - Uit mijn Gedenkschriften, Londen, 1894.--1922, Deel LXIII, - pag. 110 en 171. - - Uit mijn Gedenkschriften, Laroche, 1884.--1922, Deel LXIV, - pag. 248. - - -De Haagsche Post. - - Manderscheid in de Eifel.--12 Augustus 1922. - - -Groot-Nederland. - - Naar het Dal--1922, II, 381. - - -Voorredenen bij: - - P. C. Boutens, Verzen, 1898--Amsterdam. - - Catalogue de la collection de M. Ph. Zilcken [9], 1902--Den Haag, - Mart. Nijhoff en R. W. P. de Vries. - - Henri Hartog, Sjofelen, 1904--Rotterdam. - - L. J. Baronesse van der Borch, vertaling van Oscar Wilde's "De - Profundis", 1905--Amsterdam. - - Jan Hofker, Gedachten en verbeeldingen, 1906--Amsterdam. - - Philippe Zilcken, Drie maanden in Algerië, 1909--Den Haag. - - H. Laman Trip-de Beaufort, Vondel, 1920--Arnhem. - - Coers Lied--Inleiding tot het textboekje bij de liederen-uitvoering - der Utrechtsche Studenten-Zangvereeniging "Coers' lied" op 20 - Juni 1921. - - Henriette Mooy, Acht dagen, Wieltocht, 1921.--Bussum. - - -Verder verschenen nog: - - Albert Verwey, Ludwig van Deyssel: "Aufsätze über Stefan George - und die jüngste dichterische Bewegung", 1905--Berlin, Karl Schnabel - [10]. - - Of Prose, Transl. by A. Teixeira de Mattos--The London Mercury, - April 1920. - - Prosagedichte von Lodewijk van Deyssel, Uebers. von Benno - J. Stokvis--De Tijdspiegel, 15 Mei 1921. - - Prosagedichte von Lodewijk van Deyssel, Uebers. von Benno - J. Stokvis--Deutsche Wochenzeitung für die Niederlande, 28 Januari, - 4 Februari 1922. - - Prosagedichte von Lodewijk van Deyssel, Einzig - autorisierte Uebersetzung aus dem Holländischen von Benno - J. Stokvis--Leipzig-Amsterdam, 1923. - - - - - -B. - -OVER K. J. L. ALBERDINGK THIJM - -Lijst van tot op October 1922 verschenen beschouwingen. - - -Acket, J. M., "Lodewijk van Deyssel", 1897--Amsterdam, Scheltema & -Holkema (ook: De Gids, 1896, IV, 37). - -Beer, T. H. de, "L. van Deyssel's Wederzien"--De Portefeuille, V, -pag. 33 (cf. pag. 62). - -Beer, T. H. de, "Het boek over Alberdingk Thijm"--De Portefeuille, -XV, pag. 297. - -Boeken, H. J., "Naar aanleiding van Van Deyssel's Vijfden Bundel"--De -Kroniek, VII, 365 (16 November 1901). - -[Boissevain, Ch.], "L. van Deyssel's Verzamelde Opstellen"--Algemeen -Handelsblad, 11 November 1894, Av. - -Brink, J. ten, "Letterkundige stormvlagen" (F. Netscher en L. van -Deyssel)--Weekblad De Amsterdammer, 1886, No. 466 (30 Mei). - -Brom, G., "Lodewijk van Deyssel"--Annuarium R. K. Stud., 1902. - -Brom, G., "Alberdingk Thijm en Van Deyssel"--De Beiaard, 1921, II, 460. - -Coenen, Fr., "De Kleine Republiek" in "Studiën over de -Tachtiger-Beweging"--Groot-Nederland, November 1920. - -Deventer, Ch. M. van, "Lodewijk van Deyssel beschuldigd"--De Kroniek -II, pag. 4 [11]. - -Deventer, Ch. M. van, "Een tweede druk"--Hollandsche Belletrie van -den Dag I, 130; Haarlem, 1901. - -Deventer, Ch. M. van, "Bevangen kritiek"--ibid. II, 54; Haarlem, 1904. - -Deventer, Ch. M. van, "Een geniaal schrijver"--ibid. II, 211. - -Diepenbrock, A., "Over L. van Deyssel"--De Kroniek II, pag. 19. - -Eckeren, G. van, "Lodewijk van Deyssel's Frank Rozelaar"--Den gulden -Winckel 1911, pag. 88. - -Eeden, Fred. van, "Een onzedelijk boek", 1888--Studies I, 28; -Amsterdam 1890. - -Eckeren, G. van, "L. van Deyssel", 1902--Studies IV, 348; Amsterdam -1904. - -Eckeren, G. van, "L. van Deyssel" (De kleine Republiek), 1889--Studies -IV, 363. (passim: Studies IV, 292-379: "Over Woordkunst"). - -Erens, F., "L. van Deyssel" (5de Bund. Verzamelde Opstellen), -1901--Litteraire Wandelingen, pag. 167; Amsterdam 1906. - -Erens, F., "Twee schrijvers" (van Deyssel en Couperus)--Gangen en -Wegen, Bussum 1912. - -Ginneken, Jac. van, Handboek I, 328--Nijmegen, 1913. - -Goes, F. van der, "Over Socialistische Aesthetiek" I, II--Nieuwe Gids, -Jaargang VI, Deel I, pag. 369 en Jaargang VII, Deel II, pag. 113 [12]. - -Gorter, H., "Een Liefde" en "De Kleine Republiek" in "Kritiek op de -Litteraire Beweging van 1880"--De Nieuwe Tijd, III, 603. - -Gouwetor, D. J., "Lodewijk van Deyssel"--School en Leven, V, pag. 23, -42, 52. - -Graaf, A. de, "Ongevraagd pleidooi, Lodewijk van Deyssel verdedigd"--De -Kroniek II, pag. 12. - -Hall, J. N. van, (aankond. "De Kleine Republiek")--De Gids 1889, -I, 177. - -Hall, J. N. van, (aankond. "J. A. Alberdingk Thijm")--ibid. 1893, -II, 550. - -Hall, J. N. van, (aankond. "Eerste Bund. Verzamelde -Opstellen")--ibid. 1894, IV, 550. - -Hall, J. N. van, (aankond. "Blank en Geel")--ibid. 1894, IV, 561. - -Hall, J. N. van, (aankond. "Prozastukken")--ibid. 1895, IV, 572. - -Hall, J. N. Van, (aankond. "Vijfde Bund. Verzamelde -Opstellen")--ibid. 1900, IV, 587. - -Hallema, Anne, "L. van Deyssel's Verbeeldingen"--Groot-Nederland, -1909, II, 230. - -Hamel, A. G. Van, "De vertaling van Akëdysséril"--De Gids, 1897, II, -139 en 1897, II, 567. - -Havelaar, Just., "Lodewijk van Deyssel"--De Gids 1912, IV, 115. - -Heyermans, H., "Eene Antikritiek"--De Jonge Gids, II, pag. 50, 200 -[13]. - -Kloos, W., "Frans Netscher en Lodewijk van Deyssel", 1886.--Nieuwere -Litt. Gesch. I, 182; Amsterdam, 1904. - -Kloos, W., "L. van Deyssel" (Een Liefde), 1888--ibid. II, 87. - -Kloos, W., "L. van Deyssel" (De Kleine Republiek) 1889--ibid. II, 121. - -Kloos, W., "L. van Deyssel's Uit het leven van Frank Roz."--De Nieuwe -Gids 1911, II, 711. - -Kloos, W., "De epische kunst van Van Deyssel"--De Nieuwe Gids 1920, -II, 417. - -Koo, J. De, "Een Liefde en de kritiek"--Weekblad De Amsterdammer, -1888 (Nos 565, 566, 567). - -Koster, Edw. B., "Van Deyssel's jongste boek"--Los en Vast, 1896, -pag. 69. - -Kranendonk, A. G. van, "George Gissings Rycroft en Frank -Roz."--Groot-Nederland 1918, II, 77. - -Langenhuysen, C. L. van, "Waarschuwing of...?" [14]--Het Dompertje -van den ouden Valentijn, 1 Juli 1893. - -Lapidoth, F., "Van Deyssel als Criticus"--Los en Vast, 1894, pag. 417. - -Lohman, Anna de Savornin, "Lodewijk van Deyssel"--Over Boeken en -Schrijvers, pag. 89, Amsterdam, 1903. - -Lohman, Anna de Savornin, "Van Deyssel en Van Nievelt"--ibid. pag. 99. - -Mandele, Egb. C. van der, "Van Deyssel's Een Liefde"--De Tijdspiegel -1920, pag. 182. - -Meester, Johan. de, "Lodewijk van Deyssel"--Woord en Beeld, 1897, -pag. 361. - -Meester, Johan. de, "Lodewijk van Deyssel"--Nw. Rott. Ct., 23 Mei -1911, Av. - -[Netscher, F.], "K. J. L. Alberdingk Thijm"--De Hollandsche Revue, -1903, pag. 687. - -Nouhuys, W. G. van, "Lodewijk van Deyssel"--Studiën en Critieken, -pag. 146; Amsterdam, 1897. - -Nouhuys, W. G. van, "Lodewijk van Deyssel's vierde bundel"--De -Nederl. Spectator, 1899, pag. 202. - -Nouhuys, W. G. van, "Lodewijk van Deyssel's vijfde bundel"--De -Nederl. Spectator, 1901, pag. 54. - -Nouhuys, W. G. van, "L. van Deyssel's Bund. VIII en -IX"--Groot-Nederland, 1906, II, 116. - -Oliveira, E. d', "Lodewijk van Deyssel"--De mannen van 80, pag. 15; -Amsterdam (W. B.), 2de dr. z. j. - -Oude, J. van den [15], "Lodewijk van Deyssel"--Literarische Interludiën -II, 193; Leiden 1902. - -Persijn, J., "Lodewijk van Deyssel"--Dietsche War. en Belfort, 1906, -pag. 85. - -Prinsen, J., "Lodewijk van Deyssel"--Handboek, pag. 686; Den Haag 1916. - -Prinsen, J., "Lodewijk van Deyssel's Verzamelde Werken"--De -Amsterdammer 19 Febr. 1921.--cf. ibid. 4 Maart 1922. - -[Proost, K. F.], "Van Deyssel"--De Hervorming, 6 December 1919. - -[Proost, K. F.], "Van Deyssel's Kunst en Kritiek"--ibid., 2 September -1922. - -Querido, Is., "L. van Deyssel's achtste Bund. Verzamelde Opstellen -en Verbeeldingen"--Letterkundig Leven I, 99; Amsterdam 1916. - -Querido, Is., "L. van Deyssel's negende Bund. Verzamelde -Opstellen"--Studiën I, 187; Amsterdam (W. B.), 2de druk 1910. - -Querido, Is., "L. van Deyssel's elfde Bund. Verzamelde Opstellen"-- -Studiën II, 262; Amsterdam (W. B.), z. j. - -Querido, Is., "Lodewijk van Deyssel"--Geschreven Portretten, pag. 29; -Amsterdam, 1912 (ook: De Ploeg III, 211). - -Querido, Is., "Lodewijk van Deyssel"--Nieuwe Rotterdamsche Courant -21 December 1912--cf. Algemeen Handelsblad 3 Dec. 1921. - -Querido, Is., "Lodewijk van Deyssel"--Het Leven, 6 Februari 1922. - -Querido, Is., "Kunst en Kritiek, door L. van Deyssel"--Algemeen -Handelsblad, 30 September 1922. - -Raaf, K. H. de en J. J. Griss. "Lodewijk van Deyssel"--Zeven Eeuwen -IV, 457; Rotterdam, 1920. - -Reuth, Norbert van, "Lodewijk van Deyssel"--De Katholieke Gids, 1895, -pag. 207 en 1896, pag. 98. - -Reuth, Norbert van, "Lodewijk van Deyssel en nog wat"--De Katholieke -Gids, 1897, pag. 141. - -Ritter, P. H., "Lodewijk van Deyssel"--Serie: Mannen en vrouwen van -beteekenis, deel XLII, afl. 12, Haarlem, 1910--2de druk 1921, Baarn. - -Robbers, H., "L. van Deyssel's zevende bundel"--Elsevier, 1905, -Deel XXIX, pag. 69. - -Robbers, H., "L. van Deyssel's achtste bundel"--ibid., 1906, Deel XXXI, -pag. 213. - -Robbers, H., "L. van Deyssel's Verzam. werken",--ibid., 1920, Deel LX, -pag. 428 en 1921, Deel LXI, pag. 419. - -Robbers, H., De Ned. Litt. na 1880, pag. 30 (en passim)--Amsterdam, -1922. - -Schaepman, H. J. A. M., "Het goed recht der Katholieke Kritiek"--Onze -Wachter, 1882, I, 20. - -Schaepman, H. J. A. M., "Deysseliana"--ibid. pag. 271. - -Schaepman, H. J. A. M., "Nog over de Tooneelkwestie"--ibid. pag. 286. - -Schaepman, H. J. A. M., "Het sterfbed van Bossuet"--ibid. pag. 345. - -Scharten, Carel, "Over Prozakunst"--De krachten der Toekomst, I, 95; -Amsterdam, 1909. - -Scharten, Carel, "L. van Deyssel's Verbeeldingen"--De Gids, 1909, -I, 206. - -Scharten, Carel, "L. van Deyssel's elfde Bund. Verzamelde -Opstellen"--ibid. 1912, I, 569. - -Scharten, Carel, "L. van Deyssel's Frank Roz."--ibid. 1912, I, 361. - -Scharten, Carel, "Van Deyssel de sublieme..."--De Telegraaf, 12 -Augustus 1922. - -[Smit-Kleine, F.], "L. van Deyssel's Over Literatuur"--Nederland, -1886, II, 224. - -Stokvis, Benno J., "Lodewijk van Deyssel"--De Tijdspiegel, 15 April -1921. - -Stokvis, Benno J., "L. van Deyssel, Een samenvattende studie", -1921--Amsterdam. - -Stokvis, Benno J., "Bibliographie Van Deyssel"--Het Boek 1921, -pag. 235 en 373. - -Stokvis, Benno J., "Lodewijk van Deyssel"--Deutsche Wochenzeitung -für die Niederlande, 20 Mei 1922. - -Verwey, Alb., "Mijn meening over L. van Deyssel's roman Een Liefde", -1888 (oorspr. brochure, herdrukt in) De oude strijd, pag. 245; -Amsterdam, 1905. - -Verwey, A., "Frank Rozelaar"--De Beweging, 1911, III, pag. 91. - -Verwey, A., "L. van Deyssel's Prozastukken"--De Kroniek I, pag. 388. - -Veth, J., "Album Thijs Maris"--De Kroniek, VI, 344, (27 October 1900). - -Vooys, C. G. N. de, "K. J. L. Alberdingk Thijm"--Historische Schets -van de Nederl. Letterk. pag. 159; Groningen 8ste druk, 1916. - -Wal, H. van der, "Een opmerking"--De Kroniek, 5 November 1904. - -Wal, H. van der, "L. van Deyssel's Frank Rozelaar"--Groot-Nederland, -1912, I, 129. - -Winkel, J. Te., "L. van Deyssel" in "Letteren en Taal"--Een Halve Eeuw, -gedenkboek Nieuws van den Dag, 1898, II, 309 (en passim). - -Wijck, J. van der, "L. van Deyssel's zevende Bund. Verzamelde -Opstellen"--Onze Eeuw, IV, 4, 469 (1904). - -Wijck, J. van der, "L. van Deyssel's negende Bund. Verzamelde -Opstellen"--Onze Eeuw, VI, 4, 302, (1906). - -Wolfgang, "A. J.'s Multatuli"--De Nederlandche Spectator, 1891, -pag. 344. - - - -Anonieme beschouwingen. - -"L. van Deyssel's over Literatuur"--De Portefeuille, VIII, pag. 97. - -"Van Deyssel's Ommekeer"--Noord en Zuid, XXIII, 219 (cf. XXIV, 156). - -"Vallende sterren"--ibid. XXV, 446. - -"Van Deyssel's Een Liefde"--De Lantaarn, 1 Jan. 1888 [16]. - -"Groote Woorden"--ibid., 1 April 1888 [17]. - -"Een ander inzicht"--ibid., 15 September 1888. - -"J. A. Alberdingk Thijm door A. J."--De Dietsche Warande, 1893, -pag. 417. - -"Waarschuwing"--Het Dompertje van den Ouden Valentijn, 15 Juni 1893. - -"Blank en Geel door A. J."--De Tijdspiegel, 1895, I, 422. - -"Blank en Geel door A. J."--Elseviers Maandschrift, 1895, Deel IX, -pag. 235. - -"Gedurfde Beweringen", in "Terugblik"--Ons Tijdschrift 1907, pag. 176. - -"L. van Deyssel"--Zelfkeur I, 23; Amsterdam (W. B.), 1907. - -"Lodewijk van Deyssel"--De Nieuwe Rotterdamsche Courant, 21 September -1914, Av. - -"L. van Deyssel's Verzamelde Werken"--Het Nieuws van den Dag, 18 -Nov. 1919, Av. - -"Lodewijk van Deyssel"--De Haagsche Post, 25 December 1920. - -"Een zuiveraar onzer cultuur"--Nieuwe Rotterdamsche Courant 10 -Dec. 1921. - -"Van Deyssels Verzamelde Werken, Nieuwe Reeks"--De Haagsche Post, -9 September 1922. - - - -Anonieme beschouwingen in de jaargangen van: - -Nederland. - -"Multatuli door A. J."--1891, III, 366. - -"A. J., J. A. Alberdingk Thijm"--1893, II, 233. - -"A. J., Blank en Geel"--1894, III, 460. - -"L. van Deyssel, Verzamelde Opstellen Bund. II"--1896, III, 505. - -"L. van Deyssel, Verzamelde Opstellen Bund. IV"--1898, III, 502. - -"Een Liefde, 2de druk"--1899, III, 510. - -"L. van Deyssel, Verzamelde Opstellen Bund. V"--1900, III, 498. - -"L. van Deyssel, Verzamelde Opstellen Bund. IX"--1906, III, 126. - -"L. van Deyssel, Verzamelde Opstellen Bund. X"--1908, II, 120. - -"Verbeeldingen door L. van Deyssel"--1908, III, 484. - -"Frank Rozelaar door L. van Deyssel"--1911, III, 118. - -"L. van Deyssel's Elfde Bundel"--1912, I, 235. - - -De Tijdspiegel. - -"L. van Deyssel's Verzamelde Opstellen Bund. I en Een Liefde 2de -druk"--1900, I, 263 (M. S.). - -"L. van Deyssel's Vijfde Bund."--1901, II, 112. - -"Frans Coenen Jr. door L. van Deyssel"--1903, III, 95. - -"L. van Deyssel's Zevende Bund."--1904, III, 463. - -"L. van Deyssel's Negende Bund."--1906, III, 126. - -"L. van Deyssel's Tiende Bund."--1908, II, 215. - -"L. van Deyssel's Verbeeldingen"--1909, I, 313. - -"L.van Deyssel's Elfde Bund."--1912, I, 402 (J.Gr.). - - -Parodieën. - -Ikkink, C. A., "Lodewijk van Deyssel treedt op als acteur"--Een Nacht -vol Dwaasheden, I, 129; Breda, z. j. - -Paap, W. A., "Vincent Haman", 1898--Amsterdam. (2de druk 1908). - - - -Beschouwingen passim belangrijk [18]. - -Adama van Scheltema, C. S., "De grondslagen eener nieuwe poëzie" -(pag. 17, 35, 108, etc. etc.)--Rotterdam, 1907. - -Beer, T. H. de, "Geschiedenis der Nederl. Letteren 1880-1890", -(pag. 63)--Kuilenburg, 1892. - -Binnewiertz, A. M. J. I., "Letterkundige Opstellen I"--Utrecht, 1905. - -Boer, J. de, "De Geestelijke bloei van Holland"--Gedenkboek de Nieuwe -Gids 1910. - -Brink, J. ten, "De oude Garde en de jongste School", II, 9--Amsterdam, -1891. - -Chantepie de la Saussaye, P. D., "Het mystieke in onze nieuwste -letteren"--Geestelijke stroomingen, pag. 346; Haarlem, 2de druk, 1914. - -Erens, F., "De Navolging Christi" (Voorrede, pag. IV)--Amsterdam, 1907. - -Goes, F. van der, "Welke Beweging?"--De Kroniek, 5 Nov., 12 Nov., -26 Nov., 27 Dec. 1904. - -Gorter, H., "Kritiek op de Literaire Beweging van 1880 in Holland"--De -Nieuwe Tijd, II (pag. 214, 215, etc). - -Gorter, H., "School der Poëzie" (Voorrede)--Amsterdam, 1897. - -Hartog, H., "Een eigenwijs Schrijfster" (Anna de Savornin -Lohman)--Brusse, Letterkundige Vlugschriften I, Rotterdam, 1903. - -Hoogstraten, P. F. Th. van, "Pater Jonckbloet over Multatuli"--Studiën -en Kritieken, III, 7; Nijmegen, Malmberg, 1897. - -Jonckbloet, G., "Multatuli" (vooral Hoofdstuk II)--Amsterdam, 1894. - -Kuyper, R., "Het Proletariaat en de Kunst"--Marxistische Beschouwingen -I, pag. 126, 127; Amsterdam, 1920. - -Moltzer, H. E., "Het kunstbegrip der Nieuwe-Gidsschool", 1896--Niet -in den handel. - -Noach, S. M., De Camera en Van Deyssel's Badplaatsschetsen--De Nieuwe -School, 1912, pag. 170. - -Nouhuys, W. G. van, "Het jongste Nederlandsche Proza"--Los en Vast, -1890, pag. 27. - -Poort, H., "Literatuur"--Amsterdam (W. B.), 1918. - -Roland Holst--van der Schalk, H., "Middeneeuwsche en moderne -Mystiek"--De Nieuwe Tijd, III (o. a. pag. 129). - -Roland Holst--van der Schalk, H., "Socialisme en Literatuur" -(pag. 61)--Amsterdam, 2de druk, 1900. - -Valkhoff, P., "Over Vertaalkunst"--De Gids, 1909, II. - -Verhoef, Toon, "Over Socialistische Kunst"--De Socialistische Gids, -1922. - -Walcheren, P. van der Meer de, Kritiek Stokvis, "L. van Deyssel"--De -Nieuwe Eeuw, 10 Dec. 1921. - -Wessem, C. van, "Onze hedendaagsche Letterkunde"--Den Gulden Winckel, -November 1913. - - - - -TOELICHTING - -Ondanks nauwgezetten naspeuringsarbeid blijft een bibliographische -schets als deze, uitteraard steeds voor vervollediging -vatbaar. Opgemerkt zij intusschen, dat naar een bijeenbrengen der -talloos vele kleine dagblad-aankondigingen van publicaties door Van -Deyssel in dit overzicht niet werd getracht. - -De lijst van Van Deyssel's eigen werken is volledig voor zooveel -betreft de opgave van de door hem geschreven boeken en de opsomming -zijner tijdschrift-artikels na het jaar 1918. Het was nog niet mogelijk -een lijst samen te stellen van Van Deyssel's niet in de "Verzamelde -Opstellen" gebundeld jeugd- en later werk: de vele bijdragen in de -eerste jaren van zijn optreden onder allerlei schuilnamen en letters -gepubliceerd in "De Dietsche Warande", "Weekblad De Amsterdammer", -"De Portefeuille" etc., zijn niet in deze Bibliographie te vinden. - - -30 September 1922. - - - - - - - - -INHOUD - - - Vooraf. Bladz. 5 - - I. Letterkundige beteekenis van Multatuli en zijn werk. 11 - II. Multatuli en "De Menschen" 41 - III. Multatuli en de Vrouwen. 167 - IV. Polemiek. Konkluzie. 247 - - Bibliographie betreffende K. J. L. Alberdingk Thijm door - Benno J. Stokvis. I - - - - - - - - -AANTEEKENINGEN - - -[1] Brieven van Multatuli. Bijdragen tot de kennis van zijn -leven. Gerangschikt en toegelicht door Mevr. Douwes Dekker, -geb. Hamminck Schepel. Het ontstaan van den Havelaar, 1859. Amsterdam, -W. Versluys. 1890. Brieven van Multatuli, enz. De Havelaar verschenen, -1860. Amsterdam, W. Versluys, 1890. - -[2] Op zijne aanbieding van den Eerlooze. - -[3] De uitgeefster teekent hierbij aan, dat dit onjuist is. - -[4] Daar alle oude jaargangen van dit blad eenige jaren geleden -verbrand zijn, is het onmogelijk den juisten datum en titel van dit -"ingezonden stuk" (?) op te sporen. - -[5] 30 exemplaren; niet in den handel geweest. - -[6] 550 exemplaren. - -[7] 100 exemplaren. - -[8] Ingezonden stuk. - -[9] "Dont la vente aura lieu les 13e, 14e et 15e mai, 1902". - -[10] Uebersetzt von Fr. Gundolf. - -[11] Polemiek. Van Deventer wordt aangevallen door A. de Graaf -(De Kroniek II, pag. 12). Ook Diepenbrock treedt in het strijdperk -(pag. 19). De Graaf antwoordt (pag. 29). Van Deyssel schrijft "Een -woord van verklaring" (pag. 35). Van Deventer neemt de pen op tegen -Diepenbrock (pag. 36). Ten slotte De Graaf tegen Diepenbrock (pag. 46). - -[12] Naar aanleiding van Van der Goes' vertaling van Bellamy's "In het -jaar 2000" schrijft Van Deyssel "Gedachte, Kunst, Socialisme" (Nieuwe -Gids, Jaarg. VI, I, pag. 249, en Verzamelde Opstellen, Bund. III, -pag. 41). Van der Goes antwoordt met "Over Socialistische Aesthetiek -I", (Nieuwe Gids, l. c. pag. 369). Van Deyssel publiceert daarop -"Socialisme" (Nieuwe Gids, Jaarg. VII, I, pag. 365, en Verzamelde -Opstellen, Bund. III, pag. 275). Ten slotte Van der Goes met -"Socialistische Aesthetiek II" (Nieuwe Gids, Jaarg. VII, II, pag. 113). - -[13] Dit polemiekje tusschen Heyermans en Van Deyssel betreffende den -roman "Diamantstad" is later in het voorbericht tot dat boek opgenomen. - -[14] Naar aanleiding van een anoniem stuk, zie hierna. - -[15] C. van Nievelt. - -[16] Antwoordend ingezonden stuk door Van Deyssel (onder opschrift -"Een Liefde") en repliek door J. H. Rössing: De Lantaarn, 1 Maart 1888. - -[17] cf. Ingezonden stuk, Weekblad De Amsterdammer, 15 Jan. 1888. - -[18] Slechts eenige der meer onbekende, doch belangwekkende, niet -speciaal over Alberdingk Thijm geschreven, maar toch hem behandelende -beschouwingen, zijn hier genoemd. - - - - - -End of the Project Gutenberg EBook of Multatuli, by Lodewijk van Deyssel - -*** END OF THIS PROJECT GUTENBERG EBOOK MULTATULI *** - -***** This file should be named 51869-8.txt or 51869-8.zip ***** -This and all associated files of various formats will be found in: - http://www.gutenberg.org/5/1/8/6/51869/ - -Produced by Jeroen Hellingman and the Online Distributed -Proofreading Team at http://www.pgdp.net/ for Project -Gutenberg. - - -Updated editions will replace the previous one--the old editions -will be renamed. - -Creating the works from public domain print editions means that no -one owns a United States copyright in these works, so the Foundation -(and you!) can copy and distribute it in the United States without -permission and without paying copyright royalties. Special rules, -set forth in the General Terms of Use part of this license, apply to -copying and distributing Project Gutenberg-tm electronic works to -protect the PROJECT GUTENBERG-tm concept and trademark. Project -Gutenberg is a registered trademark, and may not be used if you -charge for the eBooks, unless you receive specific permission. If you -do not charge anything for copies of this eBook, complying with the -rules is very easy. You may use this eBook for nearly any purpose -such as creation of derivative works, reports, performances and -research. They may be modified and printed and given away--you may do -practically ANYTHING with public domain eBooks. Redistribution is -subject to the trademark license, especially commercial -redistribution. - - - -*** START: FULL LICENSE *** - -THE FULL PROJECT GUTENBERG LICENSE -PLEASE READ THIS BEFORE YOU DISTRIBUTE OR USE THIS WORK - -To protect the Project Gutenberg-tm mission of promoting the free -distribution of electronic works, by using or distributing this work -(or any other work associated in any way with the phrase "Project -Gutenberg"), you agree to comply with all the terms of the Full Project -Gutenberg-tm License (available with this file or online at -http://gutenberg.org/license). - - -Section 1. General Terms of Use and Redistributing Project Gutenberg-tm -electronic works - -1.A. By reading or using any part of this Project Gutenberg-tm -electronic work, you indicate that you have read, understand, agree to -and accept all the terms of this license and intellectual property -(trademark/copyright) agreement. If you do not agree to abide by all -the terms of this agreement, you must cease using and return or destroy -all copies of Project Gutenberg-tm electronic works in your possession. -If you paid a fee for obtaining a copy of or access to a Project -Gutenberg-tm electronic work and you do not agree to be bound by the -terms of this agreement, you may obtain a refund from the person or -entity to whom you paid the fee as set forth in paragraph 1.E.8. - -1.B. "Project Gutenberg" is a registered trademark. It may only be -used on or associated in any way with an electronic work by people who -agree to be bound by the terms of this agreement. There are a few -things that you can do with most Project Gutenberg-tm electronic works -even without complying with the full terms of this agreement. See -paragraph 1.C below. There are a lot of things you can do with Project -Gutenberg-tm electronic works if you follow the terms of this agreement -and help preserve free future access to Project Gutenberg-tm electronic -works. See paragraph 1.E below. - -1.C. The Project Gutenberg Literary Archive Foundation ("the Foundation" -or PGLAF), owns a compilation copyright in the collection of Project -Gutenberg-tm electronic works. Nearly all the individual works in the -collection are in the public domain in the United States. If an -individual work is in the public domain in the United States and you are -located in the United States, we do not claim a right to prevent you from -copying, distributing, performing, displaying or creating derivative -works based on the work as long as all references to Project Gutenberg -are removed. Of course, we hope that you will support the Project -Gutenberg-tm mission of promoting free access to electronic works by -freely sharing Project Gutenberg-tm works in compliance with the terms of -this agreement for keeping the Project Gutenberg-tm name associated with -the work. You can easily comply with the terms of this agreement by -keeping this work in the same format with its attached full Project -Gutenberg-tm License when you share it without charge with others. - -1.D. The copyright laws of the place where you are located also govern -what you can do with this work. Copyright laws in most countries are in -a constant state of change. If you are outside the United States, check -the laws of your country in addition to the terms of this agreement -before downloading, copying, displaying, performing, distributing or -creating derivative works based on this work or any other Project -Gutenberg-tm work. The Foundation makes no representations concerning -the copyright status of any work in any country outside the United -States. - -1.E. Unless you have removed all references to Project Gutenberg: - -1.E.1. The following sentence, with active links to, or other immediate -access to, the full Project Gutenberg-tm License must appear prominently -whenever any copy of a Project Gutenberg-tm work (any work on which the -phrase "Project Gutenberg" appears, or with which the phrase "Project -Gutenberg" is associated) is accessed, displayed, performed, viewed, -copied or distributed: - -This eBook is for the use of anyone anywhere at no cost and with -almost no restrictions whatsoever. You may copy it, give it away or -re-use it under the terms of the Project Gutenberg License included -with this eBook or online at www.gutenberg.org/license - -1.E.2. If an individual Project Gutenberg-tm electronic work is derived -from the public domain (does not contain a notice indicating that it is -posted with permission of the copyright holder), the work can be copied -and distributed to anyone in the United States without paying any fees -or charges. If you are redistributing or providing access to a work -with the phrase "Project Gutenberg" associated with or appearing on the -work, you must comply either with the requirements of paragraphs 1.E.1 -through 1.E.7 or obtain permission for the use of the work and the -Project Gutenberg-tm trademark as set forth in paragraphs 1.E.8 or -1.E.9. - -1.E.3. If an individual Project Gutenberg-tm electronic work is posted -with the permission of the copyright holder, your use and distribution -must comply with both paragraphs 1.E.1 through 1.E.7 and any additional -terms imposed by the copyright holder. Additional terms will be linked -to the Project Gutenberg-tm License for all works posted with the -permission of the copyright holder found at the beginning of this work. - -1.E.4. Do not unlink or detach or remove the full Project Gutenberg-tm -License terms from this work, or any files containing a part of this -work or any other work associated with Project Gutenberg-tm. - -1.E.5. Do not copy, display, perform, distribute or redistribute this -electronic work, or any part of this electronic work, without -prominently displaying the sentence set forth in paragraph 1.E.1 with -active links or immediate access to the full terms of the Project -Gutenberg-tm License. - -1.E.6. You may convert to and distribute this work in any binary, -compressed, marked up, nonproprietary or proprietary form, including any -word processing or hypertext form. However, if you provide access to or -distribute copies of a Project Gutenberg-tm work in a format other than -"Plain Vanilla ASCII" or other format used in the official version -posted on the official Project Gutenberg-tm web site (www.gutenberg.org), -you must, at no additional cost, fee or expense to the user, provide a -copy, a means of exporting a copy, or a means of obtaining a copy upon -request, of the work in its original "Plain Vanilla ASCII" or other -form. Any alternate format must include the full Project Gutenberg-tm -License as specified in paragraph 1.E.1. - -1.E.7. Do not charge a fee for access to, viewing, displaying, -performing, copying or distributing any Project Gutenberg-tm works -unless you comply with paragraph 1.E.8 or 1.E.9. - -1.E.8. You may charge a reasonable fee for copies of or providing -access to or distributing Project Gutenberg-tm electronic works provided -that - -- You pay a royalty fee of 20% of the gross profits you derive from - the use of Project Gutenberg-tm works calculated using the method - you already use to calculate your applicable taxes. The fee is - owed to the owner of the Project Gutenberg-tm trademark, but he - has agreed to donate royalties under this paragraph to the - Project Gutenberg Literary Archive Foundation. Royalty payments - must be paid within 60 days following each date on which you - prepare (or are legally required to prepare) your periodic tax - returns. Royalty payments should be clearly marked as such and - sent to the Project Gutenberg Literary Archive Foundation at the - address specified in Section 4, "Information about donations to - the Project Gutenberg Literary Archive Foundation." - -- You provide a full refund of any money paid by a user who notifies - you in writing (or by e-mail) within 30 days of receipt that s/he - does not agree to the terms of the full Project Gutenberg-tm - License. You must require such a user to return or - destroy all copies of the works possessed in a physical medium - and discontinue all use of and all access to other copies of - Project Gutenberg-tm works. - -- You provide, in accordance with paragraph 1.F.3, a full refund of any - money paid for a work or a replacement copy, if a defect in the - electronic work is discovered and reported to you within 90 days - of receipt of the work. - -- You comply with all other terms of this agreement for free - distribution of Project Gutenberg-tm works. - -1.E.9. If you wish to charge a fee or distribute a Project Gutenberg-tm -electronic work or group of works on different terms than are set -forth in this agreement, you must obtain permission in writing from -both the Project Gutenberg Literary Archive Foundation and Michael -Hart, the owner of the Project Gutenberg-tm trademark. Contact the -Foundation as set forth in Section 3 below. - -1.F. - -1.F.1. Project Gutenberg volunteers and employees expend considerable -effort to identify, do copyright research on, transcribe and proofread -public domain works in creating the Project Gutenberg-tm -collection. Despite these efforts, Project Gutenberg-tm electronic -works, and the medium on which they may be stored, may contain -"Defects," such as, but not limited to, incomplete, inaccurate or -corrupt data, transcription errors, a copyright or other intellectual -property infringement, a defective or damaged disk or other medium, a -computer virus, or computer codes that damage or cannot be read by -your equipment. - -1.F.2. LIMITED WARRANTY, DISCLAIMER OF DAMAGES - Except for the "Right -of Replacement or Refund" described in paragraph 1.F.3, the Project -Gutenberg Literary Archive Foundation, the owner of the Project -Gutenberg-tm trademark, and any other party distributing a Project -Gutenberg-tm electronic work under this agreement, disclaim all -liability to you for damages, costs and expenses, including legal -fees. YOU AGREE THAT YOU HAVE NO REMEDIES FOR NEGLIGENCE, STRICT -LIABILITY, BREACH OF WARRANTY OR BREACH OF CONTRACT EXCEPT THOSE -PROVIDED IN PARAGRAPH 1.F.3. YOU AGREE THAT THE FOUNDATION, THE -TRADEMARK OWNER, AND ANY DISTRIBUTOR UNDER THIS AGREEMENT WILL NOT BE -LIABLE TO YOU FOR ACTUAL, DIRECT, INDIRECT, CONSEQUENTIAL, PUNITIVE OR -INCIDENTAL DAMAGES EVEN IF YOU GIVE NOTICE OF THE POSSIBILITY OF SUCH -DAMAGE. - -1.F.3. LIMITED RIGHT OF REPLACEMENT OR REFUND - If you discover a -defect in this electronic work within 90 days of receiving it, you can -receive a refund of the money (if any) you paid for it by sending a -written explanation to the person you received the work from. If you -received the work on a physical medium, you must return the medium with -your written explanation. The person or entity that provided you with -the defective work may elect to provide a replacement copy in lieu of a -refund. If you received the work electronically, the person or entity -providing it to you may choose to give you a second opportunity to -receive the work electronically in lieu of a refund. If the second copy -is also defective, you may demand a refund in writing without further -opportunities to fix the problem. - -1.F.4. Except for the limited right of replacement or refund set forth -in paragraph 1.F.3, this work is provided to you 'AS-IS' WITH NO OTHER -WARRANTIES OF ANY KIND, EXPRESS OR IMPLIED, INCLUDING BUT NOT LIMITED TO -WARRANTIES OF MERCHANTABILITY OR FITNESS FOR ANY PURPOSE. - -1.F.5. Some states do not allow disclaimers of certain implied -warranties or the exclusion or limitation of certain types of damages. -If any disclaimer or limitation set forth in this agreement violates the -law of the state applicable to this agreement, the agreement shall be -interpreted to make the maximum disclaimer or limitation permitted by -the applicable state law. The invalidity or unenforceability of any -provision of this agreement shall not void the remaining provisions. - -1.F.6. INDEMNITY - You agree to indemnify and hold the Foundation, the -trademark owner, any agent or employee of the Foundation, anyone -providing copies of Project Gutenberg-tm electronic works in accordance -with this agreement, and any volunteers associated with the production, -promotion and distribution of Project Gutenberg-tm electronic works, -harmless from all liability, costs and expenses, including legal fees, -that arise directly or indirectly from any of the following which you do -or cause to occur: (a) distribution of this or any Project Gutenberg-tm -work, (b) alteration, modification, or additions or deletions to any -Project Gutenberg-tm work, and (c) any Defect you cause. - - -Section 2. Information about the Mission of Project Gutenberg-tm - -Project Gutenberg-tm is synonymous with the free distribution of -electronic works in formats readable by the widest variety of computers -including obsolete, old, middle-aged and new computers. It exists -because of the efforts of hundreds of volunteers and donations from -people in all walks of life. - -Volunteers and financial support to provide volunteers with the -assistance they need, are critical to reaching Project Gutenberg-tm's -goals and ensuring that the Project Gutenberg-tm collection will -remain freely available for generations to come. In 2001, the Project -Gutenberg Literary Archive Foundation was created to provide a secure -and permanent future for Project Gutenberg-tm and future generations. -To learn more about the Project Gutenberg Literary Archive Foundation -and how your efforts and donations can help, see Sections 3 and 4 -and the Foundation web page at http://www.pglaf.org. - - -Section 3. Information about the Project Gutenberg Literary Archive -Foundation - -The Project Gutenberg Literary Archive Foundation is a non profit -501(c)(3) educational corporation organized under the laws of the -state of Mississippi and granted tax exempt status by the Internal -Revenue Service. The Foundation's EIN or federal tax identification -number is 64-6221541. Its 501(c)(3) letter is posted at -http://pglaf.org/fundraising. Contributions to the Project Gutenberg -Literary Archive Foundation are tax deductible to the full extent -permitted by U.S. federal laws and your state's laws. - -The Foundation's principal office is located at 4557 Melan Dr. S. -Fairbanks, AK, 99712., but its volunteers and employees are scattered -throughout numerous locations. Its business office is located at -809 North 1500 West, Salt Lake City, UT 84116, (801) 596-1887, email -business@pglaf.org. Email contact links and up to date contact -information can be found at the Foundation's web site and official -page at http://pglaf.org - -For additional contact information: - Dr. Gregory B. Newby - Chief Executive and Director - gbnewby@pglaf.org - - -Section 4. Information about Donations to the Project Gutenberg -Literary Archive Foundation - -Project Gutenberg-tm depends upon and cannot survive without wide -spread public support and donations to carry out its mission of -increasing the number of public domain and licensed works that can be -freely distributed in machine readable form accessible by the widest -array of equipment including outdated equipment. Many small donations -($1 to $5,000) are particularly important to maintaining tax exempt -status with the IRS. - -The Foundation is committed to complying with the laws regulating -charities and charitable donations in all 50 states of the United -States. Compliance requirements are not uniform and it takes a -considerable effort, much paperwork and many fees to meet and keep up -with these requirements. We do not solicit donations in locations -where we have not received written confirmation of compliance. To -SEND DONATIONS or determine the status of compliance for any -particular state visit http://pglaf.org - -While we cannot and do not solicit contributions from states where we -have not met the solicitation requirements, we know of no prohibition -against accepting unsolicited donations from donors in such states who -approach us with offers to donate. - -International donations are gratefully accepted, but we cannot make -any statements concerning tax treatment of donations received from -outside the United States. U.S. laws alone swamp our small staff. - -Please check the Project Gutenberg Web pages for current donation -methods and addresses. Donations are accepted in a number of other -ways including checks, online payments and credit card donations. -To donate, please visit: http://pglaf.org/donate - - -Section 5. General Information About Project Gutenberg-tm electronic -works. - -Professor Michael S. Hart is the originator of the Project Gutenberg-tm -concept of a library of electronic works that could be freely shared -with anyone. For thirty years, he produced and distributed Project -Gutenberg-tm eBooks with only a loose network of volunteer support. - - -Project Gutenberg-tm eBooks are often created from several printed -editions, all of which are confirmed as Public Domain in the U.S. -unless a copyright notice is included. Thus, we do not necessarily -keep eBooks in compliance with any particular paper edition. - - -Most people start at our Web site which has the main PG search facility: - - http://www.gutenberg.org - -This Web site includes information about Project Gutenberg-tm, -including how to make donations to the Project Gutenberg Literary -Archive Foundation, how to help produce our new eBooks, and how to -subscribe to our email newsletter to hear about new eBooks. diff --git a/old/51869-8.zip b/old/51869-8.zip Binary files differdeleted file mode 100644 index 534e539..0000000 --- a/old/51869-8.zip +++ /dev/null diff --git a/old/51869-h.zip b/old/51869-h.zip Binary files differdeleted file mode 100644 index 9da9804..0000000 --- a/old/51869-h.zip +++ /dev/null diff --git a/old/51869-h/51869-h.htm b/old/51869-h/51869-h.htm deleted file mode 100644 index d2295ed..0000000 --- a/old/51869-h/51869-h.htm +++ /dev/null @@ -1,7980 +0,0 @@ -<!DOCTYPE html PUBLIC "-//W3C//DTD HTML 4.01 Transitional//EN" -"http://www.w3.org/TR/html4/loose.dtd"> -<!-- This HTML file has been automatically generated from an XML source on 2016-04-25T18:56:12Z. --> -<html lang="nl"> -<head> -<meta name="generator" content= -"HTML Tidy for Windows (vers 25 March 2009), see www.w3.org"> -<title>Multatuli: Multatuli en Mr. J. van Lennep; Multatuli en de -vrouwen</title> -<meta http-equiv="content-type" content="text/html; charset=us-ascii"> -<meta name="generator" content= -"tei2html.xsl, see https://github.com/jhellingman/tei2html"> -<meta name="author" content= -"Lodewijk van Deyssel [Pseud. van Karel Joan Lodewijk Alberdingk Thijm (1864–1952)]"> -<link rel="coverpage" href="images/cover.jpg"> -<link rel="schema.DC" href= -"http://dublincore.org/documents/1998/09/dces/"> -<meta name="DC.Creator" content= -"Lodewijk van Deyssel [Pseud. van Karel Joan Lodewijk Alberdingk Thijm (1864–1952)]"> -<meta name="DC.Title" content= -"Multatuli: Multatuli en Mr. J. van Lennep; Multatuli en de vrouwen"> -<meta name="DC.Language" content="nl-1900"> -<meta name="DC.Format" content="text/html"> -<meta name="DC.Publisher" content="Project Gutenberg"> -<meta name="DC:Subject" content="#####"> -<style type="text/css"> -body { -font-family: "Times New Roman", Times, serif; -font-size: 100%; -line-height: 1.2em; -text-align: left; -} -.div0 { -padding-top: 5.6em; -} -.div1 { -padding-top: 4.8em; -} -.div2 { -padding-top: 3.6em; -} -.div3, .div4, .div5 { -padding-top: 2.4em; -} -h1, h2, h3, h4, h5, h6, .h1, .h2, .h3, .h4 { -clear: both; -font-style: normal; -text-transform: none; -} -h3, .h3 { -font-size: 1.2em; -line-height: 1.2em; -} -h3.label { -font-size: 1em; -line-height: 1.2em; -margin-bottom: 0; -} -h4, .h4 { -font-size: 1em; -line-height: 1.2em; -} -.alignleft { -text-align: left; -} -.alignright { -text-align: right; -} -.alignblock { -text-align: justify; -} -p.tb, hr.tb, .par.tb { -margin-top: 1.6em; -margin-bottom: 1.6em; -margin-left: auto; -margin-right: auto; -text-align: center; -} -p.argument, p.note, p.tocArgument, .par.argument, .par.note, .par.tocArgument -{ -font-size: 0.9em; -line-height: 1.2em; -text-indent: 0; -} -p.argument, p.tocArgument, .par.argument, .par.tocArgument { -margin: 1.58em 10%; -} -.opener, .address { -margin-top: 1.6em; -margin-bottom: 1.6em; -} -.addrline { -margin-top: 0; -margin-bottom: 0; -} -.dateline { -margin-top: 1.6em; -margin-bottom: 1.6em; -text-align: right; -} -.salute { -margin-top: 1.6em; -margin-left: 3.58em; -text-indent: -2em; -} -.signed { -margin-top: 1.6em; -margin-left: 3.58em; -text-indent: -2em; -} -.epigraph { -font-size: 0.9em; -line-height: 1.2em; -width: 60%; -margin-left: auto; -} -.epigraph span.bibl { -display: block; -text-align: right; -} -.trailer { -clear: both; -padding-top: 2.4em; -padding-bottom: 1.6em; -} -span.parnum { -font-weight: bold; -} -.pagenum { -display: inline; -font-size: 70%; -font-style: normal; -margin: 0; -padding: 0; -position: absolute; -right: 1%; -text-align: right; -} -span.corr, span.gap { -border-bottom: 1px dotted red; -} -span.abbr { -border-bottom: 1px dotted gray; -} -span.measure { -border-bottom: 1px dotted green; -} -.ex { -letter-spacing: 0.2em; -} -.sc { -font-variant: small-caps; -} -.uc { -text-transform: uppercase; -} -.tt { -font-family: monospace; -} -.underline { -text-decoration: underline; -} -.overline, .overtilde { -text-decoration: overline; -} -.rm { -font-style: normal; -} -.red { -color: red; -} -hr { -clear: both; -height: 1px; -margin-left: auto; -margin-right: auto; -margin-top: 1em; -text-align: center; -width: 45%; -} -.aligncenter { -text-align: center; -} -h1, h2 { -font-size: 1.44em; -line-height: 1.5em; -} -h1.label, h2.label { -font-size: 1.2em; -line-height: 1.2em; -margin-bottom: 0; -} -h5, h6 { -font-size: 1em; -font-style: italic; -line-height: 1em; -} -p, .par { -text-indent: 0; -} -p.firstlinecaps:first-line, .par.firstlinecaps:first-line { -text-transform: uppercase; -} -.hangq { -text-indent: -0.32em; -} -.hangqq { -text-indent: -0.40em; -} -.hangqqq { -text-indent: -0.71em; -} -p.dropcap:first-letter, .par.dropcap:first-letter { -float: left; -clear: left; -margin: 0em 0.05em 0 0; -padding: 0px; -line-height: 0.8em; -font-size: 420%; -vertical-align: super; -} -p.quote, div.blockquote, div.argument, .par.quote { -font-size: 0.9em; -line-height: 1.2em; -margin: 1.58em 5%; -} -.pagenum a, a.noteref:hover, a.hidden:hover, a.hidden { -text-decoration: none; -} -ul { -list-style-type: none; -} -.advertisment { -background-color: #FFFEE0; -border: black 1px dotted; -color: #000; -margin: 2em 5%; -padding: 1em; -} -.itemGroupTable { -border-collapse: collapse; -margin-left: 0; -} -.itemGroupTable td { -padding: 0; -margin: 0; -vertical-align: middle; -} -.itemGroupBrace { -padding: 0 0.5em !important; -} -.footnotes .body, .footnotes .div1 { -padding: 0; -} -.fnarrow { -color: #AAAAAA; -font-weight: bold; -text-decoration: none; -} -a.noteref, a.pseudonoteref { -font-size: 80%; -text-decoration: none; -vertical-align: 0.25em; -} -.displayfootnote { -display: none; -} -div.footnotes { -font-size: 80%; -margin-top: 1em; -padding: 0; -} -hr.fnsep { -margin-left: 0; -margin-right: 0; -text-align: left; -width: 25%; -} -p.footnote, .par.footnote { -margin-bottom: 0.5em; -margin-top: 0.5em; -} -p.footnote .label, .par.footnote .label { -float: left; -width: 2em; -height: 12pt; -display: block; -} -.marginnote { -font-size: 0.8em; -height: 0; -left: 1%; -line-height: 1.2em; -position: absolute; -text-indent: 0; -width: 14%; -} -.apparatusnote { -text-decoration: none; -} -span.tocPageNum, span.flushright { -position: absolute; -right: 16%; -top: auto; -} -table.tocList { -width: 100%; -margin-left: auto; -margin-right: auto; -border-width: 0; -border-collapse: collapse; -} -td.tocPageNum, td.tocDivNum { -text-align: right; -min-width: 10%; -border-width: 0; -} -td.tocDivNum { -padding-left: 0; -padding-right: 0.5em; -} -td.tocPageNum { -padding-left: 0.5em; -padding-right: 0; -} -td.tocDivTitle { -width: auto; -} -p.tocPart, .par.tocPart { -margin: 1.58em 0%; -font-variant: small-caps; -} -p.tocChapter, .par.tocChapter { -margin: 1.58em 0%; -} -p.tocSection, .par.tocSection { -margin: 0.7em 5%; -} -table.tocList td { -vertical-align: top; -} -table.tocList td.tocPageNum { -vertical-align: bottom; -} -table.inner { -display: inline-table; -border-collapse: collapse; -width: 100%; -} -td.itemNum { -text-align: right; -min-width: 5%; -padding-right: 0.8em; -} -td.innerContainer { -padding: 0; -margin: 0; -} -.index { -font-size: 80%; -} -.indextoc { -text-align: center; -} -.transcribernote { -background-color: #DDE; -border: black 1px dotted; -color: #000; -font-family: sans-serif; -font-size: 80%; -margin: 2em 5%; -padding: 1em; -} -.correctiontable { -width: 75%; -} -.width20 { -width: 20%; -} -.width40 { -width: 40%; -} -p.smallprint, li.smallprint, .par.smallprint { -color: #666666; -font-size: 80%; -} -.titlePage { -border: #DDDDDD 2px solid; -margin: 3em 0% 7em 0%; -padding: 5em 10% 6em 10%; -text-align: center; -} -.titlePage .docTitle { -line-height: 3.5em; -margin: 2em 0% 2em 0%; -font-weight: bold; -} -.titlePage .docTitle .mainTitle { -font-size: 1.8em; -} -.titlePage .docTitle .subTitle, .titlePage .docTitle .seriesTitle, -.titlePage .docTitle .volumeTitle { -font-size: 1.44em; -} -.titlePage .byline { -margin: 2em 0% 2em 0%; -font-size: 1.2em; -line-height: 1.72em; -} -.titlePage .byline .docAuthor { -font-size: 1.2em; -font-weight: bold; -} -.titlePage .figure { -margin: 2em 0% 2em 0%; -margin-left: auto; -margin-right: auto; -} -.titlePage .docImprint { -margin: 4em 0% 0em 0%; -font-size: 1.2em; -line-height: 1.72em; -} -.titlePage .docImprint .docDate { -font-size: 1.2em; -font-weight: bold; -} -div.figure { -text-align: center; -} -.figure { -margin-left: auto; -margin-right: auto; -} -.floatLeft { -float: left; -margin: 10px 10px 10px 0; -} -.floatRight { -float: right; -margin: 10px 0 10px 10px; -} -p.figureHead, .par.figureHead { -font-size: 100%; -text-align: center; -} -.figAnnotation { -font-size: 80%; -position: relative; -margin: 0 auto; -} -.figTopLeft, .figBottomLeft { -float: left; -} -.figTop, .figBottom { -} -.figTopRight, .figBottomRight { -float: right; -} -.figure p, .figure .par { -font-size: 80%; -margin-top: 0; -text-align: center; -} -img { -border-width: 0; -} -td.galleryFigure { -text-align: center; -vertical-align: middle; -} -td.galleryCaption { -text-align: center; -vertical-align: top; -} -.lgouter { -margin-left: auto; -margin-right: auto; -display: table; -} -.lg { -text-align: left; -padding: .5em 0% .5em 0%; -} -.lg h4, .lgouter h4 { -font-weight: normal; -} -.lg .lineNum, .sp .lineNum, .lgouter .lineNum { -color: #777; -font-size: 90%; -left: 16%; -margin: 0; -position: absolute; -text-align: center; -text-indent: 0; -top: auto; -width: 1.75em; -} -p.line, .par.line { -margin: 0 0% 0 0%; -} -span.hemistich { -color: white; -} -.versenum { -font-weight: bold; -} -.speaker { -font-weight: bold; -margin-bottom: 0.4em; -} -.sp .line { -margin: 0 10%; -text-align: left; -} -.castlist, .castitem { -list-style-type: none; -} -.castGroupTable { -border-collapse: collapse; -} -.castGroupTable td { -padding: 0; -margin: 0; -vertical-align: middle; -} -.castGroupBrace { -padding: 0 0.5em !important; -} -table.intralinear { -display: inline-table; -border-collapse: collapse; -} -table.intralinear td { -font-size: small; -text-align: center; -} -table.ditto { -display: inline-table; -border-collapse: collapse; -vertical-align: bottom; -} -table.ditto tr.s { -height: 0; -color: white; -line-height: 0; -} -table.ditto tr.s td { -padding: 0px; -border-style: none; -} -table.ditto tr.d td { -text-align: center; -line-height: 10pt; -border-style: none; -} -body { -padding: 1.58em 16%; -} -.pglink, .catlink, .exlink, .wplink, .biblink, .seclink { -background-repeat: no-repeat; -background-position: right center; -} -.pglink { -background-image: url(images/book.png); -padding-right: 18px; -} -.catlink { -background-image: url(images/card.png); -padding-right: 17px; -} -.exlink, .wplink, .biblink, .seclink { -background-image: url(images/external.png); -padding-right: 13px; -} -.pglink:hover { -background-color: #DCFFDC; -} -.catlink:hover { -background-color: #FFFFDC; -} -.exlink:hover, .wplink:hover, .biblink:hover { -background-color: #FFDCDC; -}body { -background: #FFFFFF; -font-family: "Times New Roman", Times, serif; -} -body, a.hidden { -color: black; -} -h1, .h1 { -padding-bottom: 5em; -} -h1, h2, .h1, .h2 { -text-align: center; -font-variant: small-caps; -font-weight: normal; -} -p.byline { -text-align: center; -font-style: italic; -margin-bottom: 2em; -} -.figureHead, .noteref, .pseudonoteref, .marginnote, p.legend, .versenum -{ -color: #660000; -} -.rightnote, .pagenum, .linenum, .pagenum a { -color: #AAAAAA; -} -a.hidden:hover, a.noteref:hover { -color: red; -} -h1, h2, h3, h4, h5, h6 { -font-weight: normal; -} -table { -margin-left: auto; -margin-right: auto; -} -.tablecaption { -text-align: center; -}.pagenum, .linenum { -speak: none; -} -</style> - -<style type="text/css"> -.subentry { -margin-left: 2em; -} -td.tocPageNum { -min-width: 20%; -} -div.par { -margin-top: 16px; -margin-bottom: 16px; -} -/* CSS rules generated from @rend attributes in TEI file */ -.xd21e95width -{ -width:493px; -} -.xd21e101 -{ -text-align:center; -} -.xd21e106width -{ -width:455px; -} -.xd21e128width -{ -width:153px; -} -.xd21e2201width -{ -width:153px; -} -@media handheld -{ -} -</style> -</head> -<body> - - -<pre> - -The Project Gutenberg EBook of Multatuli, by Lodewijk van Deyssel - -This eBook is for the use of anyone anywhere at no cost and with -almost no restrictions whatsoever. You may copy it, give it away or -re-use it under the terms of the Project Gutenberg License included -with this eBook or online at www.gutenberg.org/license - - -Title: Multatuli - Multatuli en Mr. J van Lennep; Multatuli en de Vrouwen - -Author: Lodewijk van Deyssel - -Release Date: April 26, 2016 [EBook #51869] - -Language: Dutch - -Character set encoding: ASCII - -*** START OF THIS PROJECT GUTENBERG EBOOK MULTATULI *** - - - - -Produced by Jeroen Hellingman and the Online Distributed -Proofreading Team at http://www.pgdp.net/ for Project -Gutenberg. - - - - - - -</pre> - -<div class="front"> -<div class="div1 cover"><span class="pagenum">[<a href= -"#toc">Inhoud</a>]</span> -<div class="divBody"> -<p class="par first"></p> -<div class="figure xd21e95width"><img src="images/cover.jpg" alt= -"Oorspronkelijke voorkant." width="493" height="720"></div> -<p class="par"></p> -</div> -</div> -<div class="div1 frenchtitle"><span class="pagenum">[<a href= -"#toc">Inhoud</a>]</span> -<div class="divBody"> -<p class="par first xd21e101">MULTATULI</p> -</div> -</div> -<div class="div1 titlepage"><span class="pagenum">[<a href= -"#toc">Inhoud</a>]</span> -<div class="divBody"> -<p class="par first"></p> -<div class="figure xd21e106width"><img src="images/titlepage.png" alt= -"Oorspronkelijke titelpagina." width="455" height="720"></div> -<p class="par"></p> -</div> -</div> -<div class="titlePage"> -<div class="docTitle"> -<div class="mainTitle">MULTATULI</div> -<div class="subTitle">MULTATULI EN MR. J. VAN LENNEP</div> -<div class="subTitle">MULTATULI EN DE VROUWEN</div> -</div> -<div class="byline">DOOR<br> -<span class="docAuthor">A. J. (L. VAN DEYSSEL)</span></div> -<div class="docImprint">TWEEDE HERZIENE DRUK<br> -<div class="figure xd21e128width"><img src="images/logo-wljb.png" alt= -"Uitgeverslogo: W. L. & J. B." width="153" height="151"></div> -<br> -W. L. & J. BRUSSE’S<br> -UITGEVERS-MAATSCHAPPIJ<br> -ROTTERDAM MCMXXII</div> -</div> -<p><span class="pagenum">[<a id="pb4" href="#pb4" name= -"pb4">4</a>]</span></p> -<div class="div1 note"><span class="pagenum">[<a href= -"#toc">Inhoud</a>]</span> -<div class="divBody"> -<p class="par first xd21e101">Dit boek bevat mede eene<br> -Bibliographische Studie<br> -betreffende K. J. L. Alberdingk Thijm<br> -door Benno J. Stokvis.<br> -31 Augustus 1922 <span class="pagenum">[<a id="pb5" href="#pb5" name= -"pb5">5</a>]</span></p> -</div> -</div> -<div id="vooraf" class="div1 preface"><span class="pagenum">[<a href= -"#xd21e3818">Inhoud</a>]</span> -<div class="divHead"> -<h2 class="main">VOORAF</h2> -</div> -<div class="divBody"> -<p class="par first">Het jaar 1890 is wel een rijk jaar geweest voor -boekhandel en letterkunde; rijk aan voor den boekhandel veelbelovende -en te gelijk—wat maar al te zelden het geval is—voor de -letterkunde interessante uitgaven. Van de in dat jaar verschenen -werken, welke betrekking hebben op de geschiedenis der letterkunde, kan -er ongetwijfeld geen in beteekenis wedijveren met de deelen -Brieven<a class="noteref" id="xd21e156src" href="#xd21e156" name= -"xd21e156src">1</a>, waaraan het ons een genoegen is eene bespreking te -kunnen wijden.</p> -<p class="par">Er zijn drie hoofdsoorten van auteursbrieven. Vooreerst -die, waarvan de schrijvers er naar streven de minste met hun naam -geteekende schrifturen tot vlekkeloos grammatikaal-korrekte stukjes te -fatsoeneeren, waarvan de schrijvers geen onderscheid maken tusschen hun -voor de drukpers en <span class="pagenum">[<a id="pb6" href="#pb6" -name="pb6">6</a>]</span>het publiek en hun voor een post-couvert en een -enkelen persoon bestemde bladzijden. Hun eenvoudigste briefjes zullen -glad, netjes en „mooi” zijn als de steeds „aan -kant” gehouden zitkamer eener Hollandsche vrouw, maar zullen ook -geen spoor van de charme eener huiselijk-intieme, ongewild-oprechte en -pittoresque wanorde vertoonen. Het echte intérieur van hun -gemoedsleven, bevroren in keurige spraakkunstvormen,—zij ’t -ook met de koude pracht van een ijspaleis,—getoiletteerd met eene -onberispelijke punktuatie, zal voor hun lezers nooit gemakkelijk te -betreden en geheel te leeren kennen zijn.</p> -<p class="par">De tweede soort auteursbrieven zijn die, wier schrijvers -een radikaal onderscheid maken tusschen gedrukt en ongedrukt. Als deze -de pen ter hand nemen om haar gedurende eenige uren in dienst te -stellen van de drukpers, doen zij hunner gedachte en de uitdrukking -daarvan iets als een officiëel, konventioneel tuig aan, gebruiken -alleen algemeen aangenomen en vaststaande zins- en stijlwendingen, die -hun overigens even gemeenzaam zijn als aan ambtenaren van den -<span class="pagenum">[<a id="pb7" href="#pb7" name= -"pb7">7</a>]</span>Burgerlijken Stand en aan Geestelijken de formule -der huwelijksplechtigheden. Maar, als ware daar toch iets minder -aangenaams in, hoe wreken zij zich op hunne eigene, in hun schatting -verplichte, deftigheid, als, in een ander gedeelte van den dag, het uur -der gemeenzame korrespondentie heeft geslagen! Dan vermeien zij er zich -in, zoo gemakkelijk mogelijk, ja, meer dan gemakkelijk, achteloos, -slordig, zich in hemdsmouwen te bewegen. Daardoor ontstaat zulk een -buitensporig verschil tusschen hun publieke en hun private geschriften, -dat eene vergelijking van die twee soorten voortbrengselen zou doen -wanen, dat men met twee menschen te doen heeft in plaats van met een en -denzelfden.</p> -<p class="par">De derde soort auteursbrieven gelijken den -eerstgenoemden, doch op omgekeerde wijze. Het zijn de brieven dier -schrijvers, die denken, spreken, boeken schrijven, en brieven -schrijven, alles op de zelfde manier, en wel niet op een vooraf door -hen bedachte of aangenomene, maar alleen zóo, als hun gemoed en -geest het hun op ’t oogenblik van <span class="pagenum">[<a id= -"pb8" href="#pb8" name="pb8">8</a>]</span>’t schrijven zelf -ingeeft. Van hen kan men met alle recht zeggen, dat zij schrijven in -den meest ongebonden aller stijlen. Zij bemoeien zich niet met stijl, -zij laten de kompositie van hun stijl geheel aan de spontane werking -hunner stemming over.</p> -<p class="par">Multatuli behoorde tot deze laatste schrijvers. Behalve -dat de toon in zijn publieke werken hier en daar iets hooger is -aangezet, heeft hij al die werken geschreven alsof het intieme brieven -waren. Dát althans kunnen wij nu met de meeste stelligheid -weten. Wij zijn nu in staat de brieven, de huishoudelijkste en innigste -brieven naast de openbare werken te leggen en te konstateeren: -Multatuli heeft nooit kunnen vermoeden, dat deze brieven eens openbaar -zouden worden, hij schreef, zooals hij dacht, en: zijn ander werk is -precies als deze brieven. Ook in dat andere werk schreef hij dus zooals -hij dacht. Deze man heeft de o. a. door Zola in Musset als zeldzaam -geprezen verdienste van nooit te hebben gelogen.</p> -<p class="par">Laat ons dus herhalen: nu wij deze brieven bezitten, nu -wij dus zonder zweem van <span class="pagenum">[<a id="pb9" href="#pb9" -name="pb9">9</a>]</span>twijfel weten, dat Multatuli zich steeds gaf, -zooals hij was, nú kunnen wij pas degelijk aan de karakteristiek -van zijn persoon arbeiden, zonder vrees dat later <span class="corr" -id="xd21e177" title="Bron: eventuëel">eventueel</span> te -ontdekken gegevens onze waardeeringen zouden kunnen beschamen. En -daarom zijn deze Brieven zulk een belangrijke uitgaaf te achten, en -daarom behoort het Nederlandsch publiek mevr. Dekker dankbaar te zijn, -dat zij deze uitgave heeft ondernomen.</p> -<p class="tb"></p> -<p class="par"></p> -<p class="par">Er is een belangrijk verschil in opvatting van hunne -taak als uitgeefster der Brieven hunner echtgenooten tusschen mevr. -Dekker en mevr. Huet, belangrijk en zeer eigenaardig. De koele en effen -brieven van onzen scherpen en kalmen officiëelen kritikus heeft -zijne vrouw ons gegeven, zoo maar, zooals zij daar lagen, zonder eenig -kommentaar, zonder emendaties, als archiefstukken ten behoeve der -letterkundige geschiedenis. De ongedurige, woelige, nooit eens even -bedaarde maar altijd hartstochtelijke epistolaire uitingen van onzen -niet-officiëelen philosoof, romanschrijver en prozadichter, worden -ons <span class="pagenum">[<a id="pb10" href="#pb10" name= -"pb10">10</a>]</span>voorgelegd als heftige pleidooien in een polemiek, -die nog maar niet wil uitsterven, en mevr. Dekker omgeeft ze van, -wikkelt ze als ’t ware in, kommentaren, in even intiemen toon -gesteld als de brieven zelf, en waar zij onophoudelijk zoo nadrukkelijk -mogelijk partij kiest voor haar beminden en vereerden man. -Multatuli’s vurige ziel werkt na zijn dood nog na, er komt nog -vuur uit zijn graf, deze brieven zijn als de laatste brandende -opwellingen van een vulkaan, dien men ten onrechte reeds voor geheel -uitgeput hield. <span class="pagenum">[<a id="pb11" href="#pb11" name= -"pb11">11</a>]</span></p> -</div> -<div class="footnotes"> -<hr class="fnsep"> -<div class="footnote-body"> -<p class="par footnote"><span class="label"><a class="noteref" id= -"xd21e156" href="#xd21e156src" name="xd21e156">1</a></span> Brieven van -Multatuli. Bijdragen tot de kennis van zijn leven. Gerangschikt en -toegelicht door Mevr. Douwes Dekker, geb. Hamminck Schepel. Het -ontstaan van den Havelaar, 1859. Amsterdam, W. Versluys. 1890. Brieven -van Multatuli, enz. De Havelaar verschenen, 1860. Amsterdam, W. -Versluys, 1890. <a class="fnarrow" href= -"#xd21e156src">↑</a></p> -</div> -</div> -</div> -</div> -<div class="body"> -<div id="ch1" class="div1 chapter"><span class="pagenum">[<a href= -"#xd21e3828">Inhoud</a>]</span> -<div class="divHead"> -<h2 class="main">I. LETTERKUNDIGE BETEEKENIS VAN MULTATULI EN ZIJN -WERK</h2> -</div> -<div class="divBody"> -<p class="par first">Het woord „geniaal” meenen wij te -mogen gebruiken in den zin van: intuïtief in kunst, wetenschap, -wijsbegeerte en letterkunde, spontaan en helderziend in de hooge zaken -van den geest. Geniaal is hij, die plotseling, zonder dat hij ’t -zelf eigenlijk goed weet, doet datgene, wat anderen slechts bereiken na -lange jaren van oefening en voorbereiding, vooral indien hij ’t -dan zelfs nog beter doet dan die anderen het kunnen.</p> -<p class="par">Hechten wij deze beteekenis aan het woord, dan is -Multatuli een geniaal man geweest bij uitnemendheid. Niet alleen dat -hij nooit zijn best heeft gedaan om letterkundige te worden, niet -alleen dat hij zelf steeds is blijven beweren geen letterkundige te -zijn, maar hij kwam tot het voortbrengen van letterkundige zaken geheel -en al zonder dat hij ’t wist, geheel en al als ’t ware -buiten zichzelf om. Hij was een ambtenaar, die meende verongelijkt te -zijn; na vruchteloos alle andere, meer gewone, middelen aangewend te -hebben om in zijn recht hersteld <span class="pagenum">[<a id="pb12" -href="#pb12" name="pb12">12</a>]</span>te worden, nam hij nu een middel -te baat, dat hem het uiterste, het eenig overblijvende, en ook ten -slotte het meest afdoende, toescheen; hij wenschte namelijk zijn zaak -te brengen voor de rechtbank der openbare meening. Hij nam dus de pen -ter hand, om: iets te beweren, om: een pleidooi te houden;—en -ziet, toevallig, van-zelf, tegen zijn bedoeling in, schreef zijne pen, -door zijne koude vingers op het Brusselsche zolderkamertje bestuurd, -een fraai letterkundig kunstwerk, een gedicht in proza, vol onstuimige -kunst-elementen van hartstochtelijke welsprekendheid, het beste -Nederlandsche belletristische werk van die jaren.</p> -<p class="par">Van zijne genialiteit is Multatuli zich bewust geweest, -althans na dat hij <span class="ex">Max Havelaar</span> had voltooid. -Na de lezing der verschenen <span class="ex">Brieven</span>, is de -veronderstelling niet gewaagd, dat <span class="ex">gedurende het in -schrift stellen</span> van <span class="ex">Max Havelaar de -bewust-wording der genialiteit</span> in Multatuli’s binnenste -plaats greep. Aandoenlijke bladzijden, merkwaardige gegevens voor de -letterkundige zielkunde tevens, <span class="pagenum">[<a id="pb13" -href="#pb13" name="pb13">13</a>]</span>zijn de over zijn boek -handelende passages in de brieven, die hij, tijdens het opstellen van -<span class="ex">Max Havelaar</span>, van Brussel uit aan zijn vrouw -schreef. Men neemt er zooveel als de ontroering in waar, die hem zelf -vervulde, bij de dagelijksche verrassingen, die het ontdekken van den -verborgen schat van zijn talent in zijne ziel hem bereidde. Eerst een -enkele regel over zijn <span class="ex">Eerlooze</span> (<span class= -"ex">De Bruid daarboven</span>). Deze is nog koel, maar de -zelf-ontdekking begint: „Ik heb idee dat ik daarvan iets maak, en -als ik slaag, schrijf ik meer” (<span class="ex">Brieven</span>, -1859, bl. 57). Dit was in ’t begin van September 1859. Een paar -weken later was Multatuli reeds aan <span class="ex">Max -Havelaar</span> begonnen te werken. Hij had zijn <span class= -"ex">Eerlooze</span> aan een schouwburgbestuur gezonden en hoopte nu, -om zelf moed te hebben om met schrijven door te gaan, dat de heeren -zijn werk zouden goedkeuren. Zie hier wat hij, ongeveer 20 Sept., er -over schrijft:</p> -<p class="par">„Ik had te meer het antwoord<a class="noteref" id= -"xd21e234src" href="#xd21e234" name="xd21e234src">1</a> gaarne gehad -omdat dit een goeden invloed hebben <span class="pagenum">[<a id="pb14" -href="#pb14" name="pb14">14</a>]</span>zou op mijn werk. Ik ben -namelijk sedert vele dagen bezig met het schrijven van een ding dat -misschien wel drie deelen groot wordt. Nu is het zonderling zooals ik -bij dat werk telkens verander van opinie over het zelve. Ik heb -oogenblikken dat ik er mee tevreden ben en dan weer komt het mij voor -als om te verscheuren. Ik gis een 100 pagina’s druk klaar te -hebben. Als nu dat van de Eerlooze gedurende dien tijd marcheerde, zou -mij dat wat moed geven. Ik heb den titel van dat stuk veranderd, het -heet nu: De Bruid daarboven! Ik heb het netjes overgeschreven en laten -inbinden, en nu ligt het daar. Is dat niet verdrietig? Zoo gaat het -kassian met alles, hoe ik mij ook uitsloof.</p> -<p class="par">Als ik het werk waar ik nu mee bezig ben ten einde -brengen kan, zou de mogelijkheid om er een uitgever voor te vinden, -zeker veel afhangen van de réussite van den Eerlooze. Als dat -een beetje opgang maakte zou men er eerder toe overgaan iets te -drukken, dan als de naam des schrijvers geheel onbekend is.</p> -<p class="par">Ik ben dikwijls mismoedig, en heb buyen dat ik niets kan -voortbrengen. Ik schrijf zoo <span class="pagenum">[<a id="pb15" href= -"#pb15" name="pb15">15</a>]</span>weinig omdat ik niets te schrijven -heb, en mijne vingers zijn moe; ik heb er de kramp in. Het is maar -jammer dat ik zelf niet weet of mijn werk wat waarde heeft. Het komt me -telkens zoo onbeduidend voor, en dan weer niet.”</p> -<p class="par">Elders (28 Sept. 1859) heet het, na dat hij van de -Vrijmetselaars, Broeders van ’t Rozekruis, door wier bemiddeling -hij zijn <span class="ex">Bruid daarboven!</span> op het tooneel wilde -beproeven te brengen, o. a. vernomen had, dat tooneel-besturen zich -reeds royaal toonden indien zij een stuk met vijf-en-twintig gulden -betaalden, ook in een brief aan zijne vrouw:</p> -<p class="par">„... ik wil mijn naam niet op de affiches hebben, -want daar men in Holland, dom genoeg, dikwijls een vooroordeel heeft -tegen menschen die frivole dingen schrijven, en ik misschien later -weêr in betrekking komen zal, daarom wil ik onder een anderen -naam gedrukt of gespeeld worden. Ik noem mij Multatuli, dat is: ik heb -veel gedragen. (Deze mededeeling is niet onbelangrijk, daar het -ontstaan van den pseudoniem er in verklaard wordt.) Welnu, als nu mijn -stuk <span class="pagenum">[<a id="pb16" href="#pb16" name= -"pb16">16</a>]</span>gespeeld wordt,... hoop ik, niet lang daarna klaar -te zijn met mijn boek en als dit dan met den naam Multatuli in de -wereld komt, die als mijn stuk een beetje lukt, gauw in de gedachten -komt, omdat hij zoo vreemd en toch welluidend klinkt, dan moet dat op -mijn boek doen letten. En dat boek, beste Tine, moet ons er boven op -helpen. God geef radikaal. Want al is dan de letterkunde nog zoo -schraal beloond in Holland, ik hoop dat men voor mijn boek een -uitzondering maken zal, omdat het boek zelve eene uitzondering wezen -zal.</p> -<p class="par">Ik heb u reeds gezegd dat ik zoo dikwijls verander van -stemming daarover, maar sedert den laatsten tijd ben ik er weer zeer -mee ingenomen. Ik kan niet zeggen dat ik hard voortga, maar ik ben -daarover niet zoo verdrietig als gij zoudt meenen, omdat dikwijls als -ik niet kan werken (eerst de kou en nu, na de warmte, weegluizen die -mij ’s nachts beletten te rusten en dan ben ik ’s morgens -zoo heet van huid en niet dispos) omdat die bezwaren niet van mijn -geest komen, waarvoor ik toen ik aanving bang was... <span class= -"pagenum">[<a id="pb17" href="#pb17" name="pb17">17</a>]</span></p> -<p class="par">Ik ben zeker dat men in recensiën er stukken uit -overschrijven zal. En dat men zeggen zal: Wie is die <span class= -"sc">Multatuli</span>?...”</p> -<p class="par">De zelf-ontdekking, het langzaam bewustworden der -genialiteit, komt ook fraai uit in regels als deze. Uitvoerige -aanhalingen zijn hier voorzeker niet ongepast, daar het de teederste en -edelste gemoedsbewegingen geldt, die zich in eene menschenziel kunnen -voordoen:</p> -<p class="par">„Ik durf na wat ik zelf weet van Holland en wat -Van Hasselt schrijft, toch beweren dat men mijn boek betalen zal, want -ik zal de lezers aangrijpen zooals ze nooit aangegrepen zijn. Zeg -daarvan niets. (Hoe lief naïef, deze laatste woorden) want men -noemt dat malle verwaandheid... maar ik heb een proef op mijn werk. Als -ik niet gestoord word door uiterlijke dingen, schrijf ik zoo gauw dat -ik over twee dagen er niets meer van weet. Dan lees ik hard op, en als -iets vreemds, wat ik voor weinig tijds maakte, welnu, dat komt mij -dikwijls heel goed voor.</p> -<p class="par">Nu vraag je wat ik schrijf. Lieve engel <span class= -"pagenum">[<a id="pb18" href="#pb18" name="pb18">18</a>]</span>’t -is zoo’n raar boek. Voor ik begon liep ik verdrietig rond en -bedacht of ik over onze positie en het infame gouvernement aan den -koning zou schrijven... ik merk onder het schrijven dat ik stof in mijn -hoofd heb voor vele boekdeelen...</p> -<p class="par">... Jij komt ook in mijn boek, ik heb je juist -gisterenavond een ondeugende streek laten uitvoeren, hoor beste lieve -Tine, mijn Tine, je bent mijn lieve hart. Och, ik las je zoo graag wat -voor. Ik geloof waarachtig dat er veel geest in is. Het is vroolijk, -koddig, men zal hoop ik lachen, en dan stuit men op een passage die -zeer ernstig is...</p> -<p class="par">... Ik kan niet goed in weinig woorden uitleggen wat het -is. Het gelijkt naar geen ander boek...</p> -<p class="par">... Is dat dan niet een gek boek? Ik heb buyen, dat ik -mijn werk afkeur, maar de slotsom is dat het heel goed is. Middelweg is -er niet.”</p> -<p class="par">Zoo gaat de schrijver nog lang voort, telkens herhalend, -dat het zoo’n vreemd boek is, dat hij er zijne vrouw zoo graag -iets uit voorlezen zou, of aan haar het afschrift van <span class= -"pagenum">[<a id="pb19" href="#pb19" name="pb19">19</a>]</span>een -hoofdstuk zenden, als de port maar niet zoo hoog was.</p> -<p class="par">„... Och, ik wou je zoo graag de aanspraak -voorlezen van een nieuw Assistent-Resident die zijne betrekking -aanvaardt. Hij heet Max Havelaar (dat ben ik).”</p> -<p class="par">„... Ik vind die passage zoo mooi. Ik heb er zelf -bij geschreid. Maar er liggen vele tranen op mijn -handschrift...”</p> -<p class="par">„... Ja, ik moet schrijver zijn, ik heb wel -honderd boeken in mijn hoofd.” (Dit alles in de <span class= -"ex">Brieven</span>, 1859, blz. 60–103 vv.).</p> -<p class="tb"></p> -<p class="par"></p> -<p class="par">Toen Multatuli zich zijner genialiteit volkomen bewust -was, heeft hij zich aan die wetenschap, aan die gevoelswetenschap -vastgeklampt als aan het groote vermogen, dat hem zeker en stellig -ééns, als hij in ’t leven bleef, wanneer dan ook, -tot hoogen roem, en als gevolg daarvan tot de hooge positie moest -brengen, die hij nooit, vóor zijn definitief vertrek naar -Duitschland althans, gewanhoopt heeft te zullen bereiken. Aanhoudend -zal hij nu in ’t vervolg, in ’t openbaar, van zijn -genie-zijn (dat hij verwarde met genialiteit) <span class= -"pagenum">[<a id="pb20" href="#pb20" name="pb20">20</a>]</span>spreken, -zich daarop, en terecht, beroemen, en die genialiteit in zijn binnenste -als ’t ware aankweeken en verzorgen als een kostbare plant.</p> -<p class="par">Men herinnert zich, uit zijn werk, het bezoek aan de -Japanners, waar hij zich aandiende als zijnde een „genie”. -Op verschillende plaatsen in de <span class="ex">Brieven</span> komt -voor, dat hij zijne vrouw mededeelt, haar geen uitvoerigen brief te -kunnen schrijven, omdat hij zich dan te veel „epancheert,” -omdat hij dan „leêg” raakt, hetgeen nadeelig is voor -„geest, poëzie en alles.” Later, te Amsterdam wonende -(<span class="ex">Brieven</span>, 2<sup>e</sup> dl., 1860) noemt hij -datzelfde als de reden, waarom zijn vrouw maar niet vooreerst nog met -hem moet komen samenwonen. Dit zou nadeelig zijn voor zijn werk, daar -hij dan tot haar alles zou zeggen, wat hij beter deed met op te -schrijven voor zijne uitgaven. Hij verpleegde dus zijne genialiteit -wèl als eene zorgzame moeder haar eenig en nukkig kindje.</p> -<p class="par">Een, voor zijne letterkundige ontwikkeling bedenkelijker -maatregel, dien hij met het oog op het zelfde doel toepaste, bestond in -zijne <span class="pagenum">[<a id="pb21" href="#pb21" name= -"pb21">21</a>]</span>bekende onthouding van lektuur, ten einde zijn -oorspronkelijkheid niet te verliezen, zoo als hij het ongeveer -uitdrukt.</p> -<p class="par">Deze maatregel was dáarom zoo bedenkelijk, om dat -die onthouding hem het eenige middel uit de hand nam, waarmede hij zijn -oorspronkelijkheid zoude hebben kunnen kontroleeren. Hij dacht zoo: ik -ben nu geniaal, ik heb nu eenmaal alles uit mij zelf, als ik dus nu -maar voortdurend de gedachten en sentimenten noteer, die in mij -opwellen als in hun oorsprong-bron, dan zal ik van zelf ook -noodzakelijk origineel blijven. Naar het ons voorkomt, vergiste -Multatuli zich met dit gevoelen. Want niet alleen had hij dan toch -vroeger veel gelezen, en las hij, zij ’t ook zeer fragmentarisch, -in boeken, in tijdschriften, in kranten, in brieven zelfs, allerlei -zaken, waaruit de geest van zijn tijd hem moest blijken (een -negentiende-eeuwer, die absoluut zich van lektuur zou spenen is schier -ondenkbaar, de lektuur is zijn dagelijksch voedsel geworden, hij leeft -er half van); maar ook, heeft er, door wat men hoort, door wat men -ziet, door de onophoudelijke aanraking <span class="pagenum">[<a id= -"pb22" href="#pb22" name="pb22">22</a>]</span>met menschen en dingen -een nimmer onderbroken opneming van de tijdziel in ons plaats, iets als -een inzuiging door de poriën des geestes van den tijd, waarin wij -leven, aan welken invloed ook de sterkste mensch zich niet kan -onttrekken. En dit eenmaal gegeven zijnde, wordt het gevaar duidelijk, -dat degene loopt, die zich door zoo min mogelijk lektuur te -onderhouden, voor den invloed van buiten wil bewaren.</p> -<p class="par">Want terwijl hij, door zoo veel mogelijk kennis te nemen -van de geestes-voortbrengselen zijner tijdgenooten, elke gedachte, elk -gevoel, dat in hem opkomt, kan toetsen aan de reeds bestaande en -volkomen uitgedrukte gedachten en sentimenten, om die te verwerpen, -welke slechts kopieën blijken te zijn en alleen die te aanvaarden -en te bewaren, wier nieuwheid zeker zal wezen; zal hij -noodlottigerwijze, in het tegenovergestelde geval, als hij de kiem -eener wijsgeerige gedachtenreeks of van poëtische samenstelling in -zich waarneemt, hetzij die kiem zonder onmiddellijk aanwijsbare oorzaak -in hem zelf geworden is, hetzij met zijn weten van buiten af tot hem -<span class="pagenum">[<a id="pb23" href="#pb23" name= -"pb23">23</a>]</span>is gekomen, zich aan den arbeid zetten om uit de -kiem zich het werk te doen ontwikkelen, wat er uit groeien moet, niet -wetend, dat een dergelijke ontwikkeling reeds in hoofd en hart van een -ander schrijver heeft plaats gegrepen, en dat zijn arbeid dus, -<span class="ex">zonder dat hij ’t zelf gissen kan</span>, -niet geheel oorspronkelijk zal zijn.</p> -<p class="par">Indien men dit goed in ’t oog houdt, zal men -ontwaren, dat, in de geschiedenis der letterkunde (letterkunde in den -zin van kollectieve benaming voor wijsbegeerte en kunst genomen) deze -twee typen van schrijvers scherp tegenover elkander uitkomen: de bewust -origineelen en de onbewust onorigineelen. Multatuli meende, dat als hij -er zich maar voor hoedde te behooren tot de bewust onorigineelen, hij -van zelf tot de origineelen gerekend zou kunnen worden, terwijl het -denkbeeld van het bestaan der bewust-(d.i.: ten gevolge van lektuur en -kontrôle) origineelen en de onbewust-(d.i.: door gemis aan -lektuur en kontrôle) onorigineelen niet bij hem is opgekomen.</p> -<p class="par">Naar onze meening, die wellicht eenigszins <span class= -"pagenum">[<a id="pb24" href="#pb24" name="pb24">24</a>]</span>gewaagd -kan heeten, moet Multatuli, wat de algemeene wijze van voorstelling in -zijne letterkundige en den inhoud zijner wijsgeerige voortbrengselen -aangaat, tot de onbewust onorigineele schrijvers geacht worden te -behooren.</p> -<p class="par">Het is niet wel mogelijk dit gevoelen nader toe te -lichten zonder voor een oogenblik het onderwerp der letterkundige -scholen te behandelen.</p> -<p class="par">In ’t algemeen schijnt men er veel gemakkelijker -toe te komen het bestaan van schilderscholen, dan het bestaan van -letterkundige scholen te erkennen. Het ligt niet in de bedoeling thans -de oorzaak van dat verschijnsel na te sporen. Genoeg zij het het -verschijnsel te konstateeren, bestatigen, zoo als de Vlamingen zeggen. -Met de grootste gemeenzaamheid spreekt men van de Hollandsche -zeventiende-eeuwsche schilderschool, van de schilderschool der -Italiaansche Renaissance, van de Spaansche schilderschool, van de -verschillende negentiende-eeuwsche Fransche schilderscholen, de -akademische van David, de romantische <span class="pagenum">[<a id= -"pb25" href="#pb25" name="pb25">25</a>]</span>van Delacroix, de -naturalistische van Millet, de impressionistische van Manet, verder van -de Duitsche, de Belgische en de Hollandsche negentiende-eeuwsche -<span class="corr" id="xd21e338" title= -"Bron: schìlderschool">schilderschool</span>.</p> -<p class="par">Maar van letterkunde-scholen, daarvan wil men niet zoo -spoedig weten. Nu is het waar, dat de schilders-ateliers, zoo als men -die in de groote centra der beschaving kent, het idee van school meer -plastisch verwezenlijken en de verbreiding er van dus in de hand -werken. Zeker, de leerlingen zitten daar in grooten getale ter neder, -schilderend of teekenend naar het model, en de meester gaat rond, -toeziende, om zijn goed- en afkeuringen uit te deelen.</p> -<p class="par">Op deze wijze, zeer zeker, bestaan er geen letterkundige -scholen. Er wordt geen lokaal gebouwd, er worden geene banken -getimmerd, er is geen zwart bord en geen krijt, er zijn geen -oorvegen-uitdeelende meester en vingers-opstekende leerlingen -vergaderd. Het woord school, als men het ter gemeenschappelijke -aanduiding van auteurs-groepen bezigt, wordt niet aanschouwelijk -gemaakt <span class="pagenum">[<a id="pb26" href="#pb26" name= -"pb26">26</a>]</span>door het voorbeeld van een Fröbel-school of -een R. H. B. school.</p> -<p class="par">Ook bestaat er, bij den aanvang van elke nieuwe -litteratuur-periode, geen school. De „school” is een -voorstelling, is de naam eener rubriceering, die de kritici, de -letterkundige geschiedschrijvers, later in ’t leven roepen, om -hun taak te vergemakkelijken, hun overzichten van de gebeurtenissen der -tijden te vereenvoudigen. En er schijnt werkelijk niet de minste reden -te bestaan om eerder van schilderscholen, van philosophische scholen, -van geneeskundige en andere wetenschappelijke scholen te spreken, en -alleen niet van letterkunde-scholen. De school van Shakespeare, de -school van Diderot, de school van Baudelaire,—waarom niet?</p> -<p class="par">Multatuli was, zoo als men weet,—en dit staat in -zeer eigenaardig verband met zijne opvatting der genialiteit en de -gedragslijn, die de bezitter dier zeldzame gave ten haren opzichte te -volgen had, zoo als wij die boven poogden te schetsen,—een vijand -van scholen, letterkundige of wijsgeerige, vooral ook theologische, -welke laatste hij wel eens met <span class="pagenum">[<a id="pb27" -href="#pb27" name="pb27">27</a>]</span>de beide voorgaande verwarde. -Hij stond buiten alle scholen, beweerde hij steeds, ja en bóven -alle scholen, dacht hij zelf daar in stilte bij (wellicht heeft hij -’t wel eens uitgesproken tevens) en verkondigden zijn vergoders -luide. Deze meening moet o. i. verworpen worden. Zij kan onmogelijk -worden volgehouden tegenover de duidelijk sprekende trekken, die zijn -werk vertoont, en die hem op onloochenbare wijze zijn plaats in de -literatuurgeschiedenis aanwijzen. Het in de historie -éénige feit, dat een schrijver tot geene school zou -behooren, en tevens geene school heeft gesticht, kan niet geacht worden -zich hier te hebben voorgedaan. Want indien beweerd wordt, dat -Multatuli’s werk tot zekere school behoort, zouden de personen, -die hem eene matelooze vereering toedragen, dit wel willen bevestigen, -door te zeggen: ongetwijfeld, ge hebt gelijk, Multatuli’s werk -behoort tot—want het heeft den oorsprong gevormd van,—de -school van Multatuli. Jawel, begrepen, maar zoo is de bedoeling niet. -De produkten der weinige navolgers, <span class="pagenum">[<a id="pb28" -href="#pb28" name="pb28">28</a>]</span>wier werk eenige grove -verwantschap met dat van Multatuli vertoont, zijn,—hierover -bestaat geen verschil van opinie—dermate onbeteekenend, dat hun -bestaan niet de moeite waard is om erkend te worden.</p> -<p class="par">Neen, Multatuli’s werken behooren, al naar de -verscheidenheid van hun aard, tot verschillende letterkundige-scholen, -waarvan de meesters, of, zoo men wil, de voornaamste -vertegenwoordigers, niet moeilijk te noemen zijn.</p> -<p class="par">Het is hier niet de plaats om in veel details van -vergelijking te komen, noch om door een abstrakt theoretisch en te -algemeen kritisch vertoog deze bewering uitvoerig te staven, daar het -alleen te doen is om eene omschrijving van Multatuli’s -genialiteit, in verband met zijne beteekenis voor de letterkunde.</p> -<p class="par">Wij willen evenwel eenige voorbeelden noemen. -<span class="ex">Woutertje Pieterse</span> is een der beste -voortbrengselen van Multatuli’s pen. Er worden zelfs vele lezers -gevonden, die <span class="ex">Woutertje Pieterse</span> boven de -<span class="ex">Camera obscura</span> van Hildebrand verkiezen. Deze -<span class="pagenum">[<a id="pb29" href="#pb29" name= -"pb29">29</a>]</span>novelle wordt geprezen om haar humor en -melancholie, om haar treffend juist weergeven van wat er omgaat in een -jongensziel. De heer Swart vindt in de betrekking tusschen <span class= -"ex">Woutertje</span> en <span class="ex"><span class="corr" id= -"xd21e378" title="Bron: Jufvrouw">Juffrouw</span> Laps</span> -aanleiding om Multatuli van een overdreven <span class= -"ex">penchant</span> voor het lubrieke te beschuldigen. Hij vindt dat -hieruit een ziekelijke toestand van de sexueele centra in de hersenen -des schrijvers blijkt. Bij deze inderdaad geheel onverdedigbare meening -willen wij echter niet stil staan. Want, indien men zich aan zulk een -oordeel wilde houden, zoude men om dezelfde reden minstens de helft der -grootste schrijvers van alle tijden als aan dezelfde ziekte lijdend -moeten beschouwen en hunne voornaamste voortbrengselen verwerpen. Wij -scharen ons aan de zijde van hen, die, hun oordeel alleen baseerend op -overwegingen van zuiver letterkundigen aard, <span class="ex">Woutertje -Pieterse</span> tot het schilderachtigste en krachtigste, hartigste -zouden we haast zeggen, proza rekenen, dat in deze eeuw in ons land is -gemaakt. Doch, bij het uitspreken van lof, is er meer <span class= -"pagenum">[<a id="pb30" href="#pb30" name="pb30">30</a>]</span>dan -éen voorbehoud te maken. Vooreerst paste het wel geheel en al in -Multatuli’s eigenaardig genre om de novelle als eene causerie in -te richten en telkens den draad van het eigenlijke verhaal, het weefsel -der voorstelling, af te breken, om zich, naar aanleiding van een in het -verhaal voorkomend woord, in beschouwingen van allerlei aard te -verdiepen, die met het geval, waarmede de lezer werd bezig gehouden, -eigenlijk niets hoegenaamd te maken hadden, of ten minste, door op zijn -denkvermogen in plaats van op zijn verbeelding te werken, het genot -verstoorden, dat hij vond in het zich inleven in den toestand, in het -medeleven met het verhaal als ware het een werkelijkheid, waarin hij, -de lezer, zelf was geplaatst; vooreerst dus, al paste deze wijze van -doen wel in Multatuli’s intuïtief stelsel, kunnen wij, noch -langs den weg van het gevoel, noch langs dien der redeneering, eene -verontschuldiging voor deze arbitraire handelwijze vinden. En ten -anderen—hetgeen ons naar ons punt van uitgang -terugvoert,—is <span class="ex">Woutertje Pieterse</span>, in -weerwil harer betrekkelijke <span class="pagenum">[<a id="pb31" href= -"#pb31" name="pb31">31</a>]</span>oorspronkelijkheid, in weerwil van -het feit, dat de krachtige individualiteit van den schrijver zich hier -niet minder onbetuigd laat dan in welk der overige werken ook, waar men -die ook openslaat, eene novelle <span class="ex">pur sang</span> uit de -school van Dickens. Men herinnere zich slechts <span class= -"ex">Woutertje</span> op het kantoor en <span class= -"ex">Woutertje</span> in de jodenbuurt, om de manier van Dickens, in al -haar schilderachtigheid, haar humor, haar door de aanschouwelijkheid -van het proza als ’t ware heendringend vrouwelijk, moederlijk -gevoel van medelijden met de kleinen, zwakken en hulpbehoevenden onder -de menschen, te herkennen.</p> -<p class="par">Multatuli heeft zelf <span class="ex">Woutertje -Pieterse</span> een „epos” genoemd. Deze bewering mag -evenwel niet als een uitspraak van letterkundige kritiek opgevat -worden. Multatuli schreef haar zoo maar neder, zonder er verder over na -te denken. Hij wilde alleen, door het gebruiken van een groot, -aanzienlijk en geleerd woord, te kennen geven, dat <span class= -"ex">Woutertje</span> eene zeer bijzondere en mooie verschijning was in -de Vaderlandsche letterkunde. <span class="pagenum">[<a id="pb32" href= -"#pb32" name="pb32">32</a>]</span>Hierin had hij trouwens het grootste -gelijk. Maar een epos, neen, dát is het niet. <span class= -"ex">Woutertje Pieterse</span> is alleen daarom reeds veeleer het -tegenovergestelde van een epos, wijl het geheel den hoogen, -onpersoonlijken, sereinen, d. i. kalm-zuiveren stijl mist, die een -proza- of dichtstuk tot een epos maakt. Deze novelle derft ook het -langzame en zekere in de kompositie, het egale, gelijkmatig, harmonieus -samengestelde, dat epische kunst pleegt te kenmerken. Het is een -prozawerk met horten en stooten, zeer ongelijk van waarde in de -verschillende gedeelten, gemaakt door een schrijver, die er maar op los -schreef zonder vooraf een plan of schema te beramen niet alleen, maar -ook zonder dat, gelijk b.v. bij George Sand geschiedde, het werk, -gedurende het schrijven, tot een geheel vol evenwicht zich vormde.</p> -<p class="par">Ongetwijfeld had Multatuli van Dickens, van wiens werken -de geheele Europeesche en Amerikaansche atmosfeer toenmaals was -gesatureerd, veel gelezen en voegde zich bij de leerlingen van den -grooten Engelschman zonder daar zelf iets van te vermoeden, want -<span class="pagenum">[<a id="pb33" href="#pb33" name= -"pb33">33</a>]</span>zoowel uit zijn eigen intieme uitlatingen -daaromtrent in de <span class="ex">Brieven</span>, als uit zijn -buitensporige zelfverheffing in zijn voor het publiek bestemd werk, -blijkt, dat hij een critischen blik op zijn eigen arbeid in ’t -geheel niet bezat.</p> -<p class="par">De Multatulianen, voor zoover die van dit opstel kennis -mochten nemen, zullen wellicht beweren (in welke bewering het niet -bepaald onmogelijk is, dat zij het volste gelijk hebben): Multatuli -heeft juist nooit iets van Dickens gelezen. Dit is een bekend antwoord -van vrienden van groote schrijvers, die rangschikking van het voorwerp -hunner vereering in eene letterkundige school als eene mishandeling, of -verkleining ten minste, van hun vereerde beschouwen. Wij zijn echter -gevrijwaard voor het treffen van zulk eene bewering, door onze, eenige -bladzijden vroeger uiteengezette theorie omtrent de onbewuste -oorspronkelijkheid.</p> -<p class="par">Behoort <span class="ex">Woutertje Pieterse</span> en in -’t algemeen al het realistische novellistische proza van -Multatuli, al het proza waarin hij <span class= -"ex">beschrijvend</span> optreedt, tot de Engelsche <span class= -"pagenum">[<a id="pb34" href="#pb34" name="pb34">34</a>]</span>school, -zonder dat er eenige Fransche invloed in is te bespeuren,—in zijn -poëtische, lyrische stukken, hetzij in prozavorm, hetzij in -versmaat, worden sprekende trekken van verwantschap aan de Duitsche -letterkunde waar genomen. <span class="ex"><span class="corr" id= -"xd21e438" title="Bron: Saidjah’s">Saïdjah’s</span> -minnelied</span>, <span class="ex">Het gebed van den onwetende</span> -zijn uit de Duitsche school, waarin Heine de eerste plaats bekleedt. -Het is dezelfde weemoed, het is dezelfde gevoels-twijfel (in -tegenstelling tot wijsgeerigen twijfel) aan „God”, aan het -„bestaan van een God”, die de Germaansche poëzie en de -Germaansche muziek van vóór de Wagner-periode, in -onvergelijkelijk schoone beelden en geluiden over de wereld heeft -uitgestort.</p> -<p class="par">Over de oorspronkelijkheid van Multatuli’s -anti-theologische denkbeelden behoeft niet uitgeweid te worden. Het -voegt niet, om op deze plaats in vraagstukken van godsdienstleer en -wijsbegeerte zich te verdiepen, en dat Multatuli in dit opzicht aan de -wereld een nieuw stelsel zou hebben geschonken zal trouwens door geen -serieus mensch worden volgehouden. Voltaire, Strauss, Renan, in -<span class="pagenum">[<a id="pb35" href="#pb35" name= -"pb35">35</a>]</span>deze namen koncentreert zich de historische -anti-theologie der laatste anderhalve eeuw en Multatuli’s -onuitwischbare verdienste zal het blijven deze polemiek uiterst -talentvol in Nederland te hebben gelokaliseerd.</p> -<p class="tb"></p> -<p class="par"></p> -<p class="par">Nu wij getracht hebben de bewering, dat Multatuli wat -„de algemeene wijze van voorstelling in zijne letterkundige en -den inhoud zijner wijsgeerige voortbrengselen” aangaat, niet bij -de schrijvers geschikt moet worden, in wier persoonlijkheid eene -letterkunde of wijsbegeerte haar oorsprong of kulminatiepunt vindt, -door eenig betoog te rechtvaardigen, rijst de vraag ter beantwoording: -waarin dan wèl Multatuli’s originaliteit en dus zijne -hooge verdienste en bijzondere beteekenis voor de letterkunde gelegen -is.</p> -<p class="par">Het antwoord kan niet twijfelachtig zijn: het begrip van -het individualisme van den letterkundigen kunstenaar als zoodanig heeft -Multatuli in de Nederlandsche letterkunde gebracht, en de praktijk van -dat begrip door niets minder of meer te doen dan onze taal te -hervormen, eene ziel te brengen in <span class="pagenum">[<a id="pb36" -href="#pb36" name="pb36">36</a>]</span>onze taal en in onze -letterkunde, die, ook door mannen als Busken Huet voor ten doode -gedoemd werd gehouden, onmachtig als zelfs Huet was haar een nieuw -leven te geven.</p> -<p class="par">Naar onze meening zoude men zich Multatuli’s -eerstgenoemde verdienste, het essentiëele onderscheid tusschen hem -en zijne de pen voerende tijdgenooten, en daarom tevens zijne -essentiëele grootheid, als volgt kunnen voorstellen. De andere -schrijvers, de gewone schrijvers, die vóór -Multatuli’s optreden en tijdens zijne gerucht-makende prouesses -aan het woord waren geweest en aan het woord waren, vroegen zich, toen -zij de neiging in zich gevoeld hadden om letterkundigen te worden en -toen de tijd dáar was om aan die neiging gehoor te geven, -àf: hoe moet ik nu doen? op welke wijze is het gebruikelijk -letterkundige te zijn, hoe treedt <span class="ex">men</span> in -’t algemeen op, hoe denkt <span class="ex">men</span>, hoe -spreekt <span class="ex">men</span>, hoe schrijft <span class= -"ex">men</span>? hoe wil het vak het? op wat voor manier pleegt het vak -der letterkunde beoefend te worden? Deze menschen beschouwden -<span class="pagenum">[<a id="pb37" href="#pb37" name= -"pb37">37</a>]</span>de letterkunde als eene soort hofhouding, waarvan -zij de manieren en de étiquette moesten kennen, om er zich -behoorlijk te gedragen, anderen, van minder allooi, beschouwden haar -meer als eene boerenkolonie, waarvan zij de gebruiken en den tongval -moesten leeren alvorens zich er gepast te kunnen voordoen. Niet alzoo -Multatuli. Deze voelde zich een koning in eigen ziel en de <span class= -"corr" id="xd21e475" title="Bron: etiquette">étiquette</span>, -regelrecht door die gebiedende ziel voorgeschreven, was de eenige, die -hij als wettig erkende: naar háre voorschriften moest hij zich -gedragen, naar háre stem alleen luisteren. Zijn tongval regelde -zich naar zijn harteslag, en de eenige gebruiken, die zijn pen als -eerbiedwaardig had na te komen, waren de vorstelijke luimen zijner -fantasie, en de aanbiddelijke grillen zijner gemoedsstemmingen.</p> -<p class="par">Hij vroeg niet naar wat <span class="ex">men</span> -deed, hoe <span class="ex">men</span> dacht, hoe <span class= -"ex">men</span> sprak, hoe <span class="ex">men</span> schreef, hoe -<span class="ex">men</span> handelde. Hij schreef zooals hij sprak, hij -sprak zooals hij dacht, en hij dacht steeds hartstochtelijk. Zijne ziel -noch zijne taal kon hij kanaliseeren volgens <span class= -"pagenum">[<a id="pb38" href="#pb38" name="pb38">38</a>]</span>de -overgeleverde stelregelen, zooals de kalme wateren van anderer ziel en -taal dat zoo gemakkelijk en bereidwillig konden. Hij nám geen -voorzorgen, hij nám daarvoor geen maatregelen, maar al had hij -ze genomen, ze zouden vruchteloos gebleven zijn tegen den machtigen -drang der ontembare ziel, die als een breede snel vlietende stroom -nú, en dán weder als een neerdonderende waterval, zich -baanbrak door de wetten en konventiën van de maatschappij zoo wel -als van de orthographie, de grammatica en de syntaxis, vergruizelend en -verder in zijn vaart meevoerende wat waagde hem te weerstaan of hem -onwillekeurig in den weg stond.</p> -<p class="par">Een der beste bladzijden van Multatuli is zijn vermaarde -beschrijving—een gedicht in proza—van de overstrooming van -den Indischen bergvliet, die, ten bate der slachtoffers van die ramp, -als vlugschrift afzonderlijk bij Nijgh te Rotterdam uitgegeven, hoewel -slechts éen vel druks beslaande, in enkele weken in zoo groot -aantal exemplaren werd verkocht, dat de opbrengst dertienhonderd -<span class="pagenum">[<a id="pb39" href="#pb39" name= -"pb39">39</a>]</span>gulden bedroeg. Welnu, men herleze dit -stuk,—het is Multatuli’s eigen ziel, die hij daarin heeft -beschreven en geroemd.</p> -<p class="par">En wat de taal in ’t bijzonder aangaat,—de -taal is gansch het volk niet alleen, als omgangsmiddel der gezamenlijke -menschen, maar de taal is ook gansch de ziel als omgangsmiddel van den -kunstenaar met zich zelf—de terugkeer tot de natuur, die overal -dermate verlangd werd, dat dat verlangen zich tot in de meest -gemeenzame versregeltjes kenbaar maakte als</p> -<div class="lgouter"> -<p class="line"><span class="ex">Schrijven moet men</span>, zegt -papatje,</p> -<p class="line"><span class="ex">Even zoo, alsof men praat</span>;</p> -<p class="line">Daarom zeg mij, beste Kaatje,</p> -<p class="line">Nu maar eerst eens hoe ’t u gaat!,</p> -</div> -<p class="par first">die terugkeer tot de natuur werd, ten tijde dat -Multatuli debuteerde, meer bezongen en gepredikt dan in praktijk -gebracht. En dit wel om de zeer afdoende reden, dat het maar niet -genoeg is naar de stemmen van binnen te gaan luisteren in plaats van -uitsluitend naar de stemmen, die van buiten komen, maar dat er hiervoor -ook stemmen van binnen moeten zíjn. Ziedaar het vraagstuk. -<span class="pagenum">[<a id="pb40" href="#pb40" name= -"pb40">40</a>]</span>Om in de kunst den terugkeer tot de natuur, tot de -echte en oprechte menschelijke natuur, zoo in praktijk te brengen dat -er eenige beteekenis aan is, moeten in den kunstenaar twee faktoren -aanwezig zijn: een groot <span class="ex">fonds</span> van -persoonlijkheid en eene volledige openhartigheid. Nu was het feit, nu -wilde de historische toestand, dat Multatuli’s voorgangers en -tijdgenooten, wel zeer ter goeder trouw en vol ijver naar -openhartigheid streefden, naar een nauwkeurig weêrgeven van hun -wezenlijke gedachten en innig gevoel, maar die wezenlijke gedachten -waren niet schoon, dat innige gevoel was niet groot, om dat zij geen -groote mannen waren. Daarom ontbrak de voornaamste faktor: het -<span class="ex">fonds</span> van groote persoonlijkheid.</p> -<p class="par">En daarin heeft Multatuli’s onuitwischbare, -koninklijke verdienste bestaan: dat hij zelf een groote, gepassioneerde -persoonlijkheid was, dat zijne stem door zijn tijdvak weerklonken heeft -als die van een profeet in de woestijn, en dat hij de schoonste -letterkundige kunst heeft voortgebracht van zijn tijd en van zijn land. -<span class="pagenum">[<a id="pb41" href="#pb41" name= -"pb41">41</a>]</span></p> -</div> -<div class="footnotes"> -<hr class="fnsep"> -<div class="footnote-body"> -<p class="par footnote"><span class="label"><a class="noteref" id= -"xd21e234" href="#xd21e234src" name="xd21e234">1</a></span> Op zijne -aanbieding van den <span class="ex">Eerlooze</span>. <a class= -"fnarrow" href="#xd21e234src">↑</a></p> -</div> -</div> -</div> -<div id="ch2" class="div1 chapter"><span class="pagenum">[<a href= -"#xd21e3838">Inhoud</a>]</span> -<div class="divHead"> -<h2 class="main">II. MULTATULI EN „DE MENSCHEN”.</h2> -</div> -<div class="divBody"> -<p class="par first">Nu wij de plaats omschreven hebben, welke -Multatuli, naar onze opvatting, als openbare persoonlijkheid in de -beschavings-geschiedenis van Nederland inneemt, rust, met groote -duidelijkheid aangewezen, de taak op ons, de compositie van het beeld -dat wij begonnen zijn te schetsen, te vervolledigen, door er de -bijzondere trekken aan toe te voegen, die Multatuli als mensch in het -private leven kenmerkten. En hiertoe bieden de <span class= -"ex">Brieven</span> het niet genoeg te waardeeren materiaal. Zoo -ergens, dan is bij Multatuli de privaat-mensch de aanvulling, de -wederhelft van de publieke persoon. Niet alleen om dat hij steeds uit -zijn omgeving, uit zijn eigen lotgevallen, uit zijn toevallige -omstandigheden en ontmoetingen op reis en te huis, bijna uitsluitend de -stof putte voor zijne artistieke <span class="corr" id="xd21e538" -title="Bron: fantasiën">fantasieën</span> en wij dus de -geschiedenis, den oorsprong van zijn kunstwerk in zijn partikulier -leven moeten opsporen; maar ook om dat hij zelf nagenoeg zijn geheele -partikuliere leven, qua historie, qua belang inboezemende, -verontwaardiging <span class="pagenum">[<a id="pb42" href="#pb42" name= -"pb42">42</a>]</span>wekkende lotgevallen, heeft gepubliceerd, maar -niet altijd,—en hierop komt het aan—met zooveel -nauwkeurigheid en algeheele helderheid, dat omtrent den waren aard -zijner ondervindingen bij den lezer niets meer in het duister bleef. -Velen ongetwijfeld zullen pas in deze <span class="ex">Brieven</span> -de volkomen opheldering van zoo menigen geestelijken en stoffelijken -toestand in des schrijvers leven vinden, waarnaar zij in de heftige -uitlatingen der <span class="ex">Ideën</span> en andere -geschriften te vergeefs hebben gezocht.</p> -<p class="tb"></p> -<p class="par"></p> -<p class="par">De vrouwen zijn voorzeker de zachtste, de liefste, de -aangenaamste, in vele gevallen de meest menschelijke, helft der -menschheid. Het is dus allerminst om de vrouwen van deze kategorie van -wezens uit te sluiten, indien wij, na Multatuli in zijne verhouding tot -„de menschen” beschouwd te hebben, gaarne een afzonderlijk -hoofdstuk zouden wijden aan Multatuli’s verhouding tot „de -vrouwen”, en in verband met deze verklaring moet dus wel de titel -der hier aanvangende afdeeling van dit opstel eene <span class= -"pagenum">[<a id="pb43" href="#pb43" name= -"pb43">43</a>]</span>anticipatie schijnen op dien der volgende. Toch -zullen wij er ons op toeleggen dit slechts schijn te doen zijn. Want -het onderscheid moet zijn: dat wij nu Multatuli’s bijzondere en -buitensporige persoonlijkheid in haar gevoelens en gedragingen ten -opzichte van de menschen in ’t algemeen willen nagaan, om -vervolgens uitsluitend het bijzondere in die persoonlijkheid te -overwegen, dat haar eigen werd zoodra zij speciaal met vrouwen in -kontact kwam.</p> -<p class="tb"></p> -<p class="par"></p> -<p class="par">Om een juist denkbeeld van Multatuli’s karakter te -krijgen, zoo als het zich in zijn omgang met menschen, in zijn houding -tegenover de maatschappij, openbaarde, toen hij eenmaal een publiek -persoon begon te worden, moeten wij aanvangen met zijn karakter te -beschouwen zoo als het vóor dien tijd was, want het karakter -heeft zich wel niet veranderd, maar heeft zich uitgedijd, en, om zijn -latere ontwikkeling te begrijpen, moet men daarvan de oorzaken in de -kiem naspeuren. Multatuli’s karakter, zoo als dat was -vóór de verschijning van zijn eerstuitgekomen -<span class="pagenum">[<a id="pb44" href="#pb44" name= -"pb44">44</a>]</span>werk, den <span class="ex">Max Havelaar</span>, -heeft de houding bepaald die de maatschappij, vertegenwoordigd door -hare met hem in betrekking staande leden, tegen hem aannam, en waarvan -zijne, latere, houding weêr de terugslag was.</p> -<p class="par">Wie was Douwes Dekker vóór dat Multatuli -bestond, wat voor een man was die Douwes Dekker in de waardeering -dergenen, die over hem te oordeelen hadden,—ziedaar de vraag, -waarvan de beantwoording het gedrag der „menschen” jegens -hem volkomen zal verklaren.</p> -<p class="par">De waardeering, waarin Dekker bij de menschen, hier in -’t bijzonder zijne familieleden, bijv. zijn in de <span class= -"ex">Brieven</span> dikwijls genoemden broeder Jan Dekker en zijn -zwager Van Heeckeren van Waliën, stond, had zich natuurlijk -gevormd uit wat zij wisten van zijne handelingen en gedachten, van de -feiten zijns levens, van zijn gedrag als mensch, ambtenaar, echtgenoot, -huisvader.</p> -<p class="par">Vóór het geweldige feit, het enorme -<span class="ex" lang="fr">fait accompli</span> zijner ontslagneming -als Assistent-Resident te Lebak, had Dekker (naar <span class= -"pagenum">[<a id="pb45" href="#pb45" name="pb45">45</a>]</span>uit de -<span class="ex">Brieven</span> blijkt) in zijne familie de reputatie -van te zijn een zeer begaafd man, maar tevens wat zonderling, wat -heet-hoofdig, en een slecht financier. Vóór Lebak reeds, -lezen wij, waren de financiëele omstandigheden der familie Douwes -Dekker alles behalve gunstig. Dekker had zelf van huis uit geen geld, -hij was gehuwd met eene onbemiddelde baronesse Van Wijnbergen, hij -verdiende in ’s lands dienst wel betrekkelijk veel, maar de -verteringen overtroffen steeds de inkomsten, zoodat men links en rechts -in schulden kwam.</p> -<p class="par">In 1846 was Dekker gehuwd, in 1852 kwam hij met verlof -naar Europa, om in 1855 weder naar Indië terug te keeren. In die -drie jaren verloftijd, dus nog vóór zijn zenuwgestel door -zijn ontslag en de daardoor veroorzaakte ellende den grooten schok had -gekregen, toonde hij reeds, vooral in uitspannings-tijd, slecht met -geldelijk beheer overweg te kunnen; want niet alleen bij zijne -vrienden, maar ook bij zijne Wageningsche tantes, en zelfs bij den -<span class="corr" id="xd21e584" title= -"Bron: hotelhouder">hôtelhouder</span> Fuhri in -’s-Gravenhage maakte hij schulden, die <span class= -"pagenum">[<a id="pb46" href="#pb46" name="pb46">46</a>]</span>in 1856, -het jaar van het ontslag, nog lang niet aangezuiverd waren, want jaren -later nog „maakte”, zooals de uitgeefster der <span class= -"ex">Brieven</span> het mededeelt, „Fuhri het hem daarover -lastig.”</p> -<p class="par">Al dat schulden maken wordt natuurlijk in ’t -algemeen verontschuldigd door Dekker’s stellige en zeer oprechte -voornemens om het geleende geld terug te geven, misschien wel met de -rente er bij; het leenen bij de tantes in ’t bijzonder wordt -vergoelijkt door het feit, dat Dekker deze dames geregeld ondersteunde, -zoodat hij niet ten onrechte, maar wel wat weinig delikaat, later -beweerde: het was zijn eigen geld, dat hij van de tantes had geleend; -doch het leenen van de tantes komt aan den anderen kant weer in een -minder fraai daglicht, als men verneemt, dat die tantes zelve uiterst -onbemiddeld waren, zoo onbemiddeld, dat, ter beantwoording van -verzoekschriften hunnerzijds, prins Frederik hun eens vijftig gulden -ten geschenke zond, terwijl zij van het ministerie een gratificatie van -zestig gulden ontvingen. De schuld bij den hôtelhouder -<span class="pagenum">[<a id="pb47" href="#pb47" name= -"pb47">47</a>]</span>is van nog bedenkelijker aard, <span lang="fr">par -ce qu’il faut laver son linge sale en famille.</span> (Want -Dekker was toen nog niet behoeftig, hij had zijn -verlofstraktement).</p> -<p class="tb"></p> -<p class="par"></p> -<p class="par">Zóó was dus de toestand, toen, nadat -Dekker 4 Jan. 1856 benoemd was tot Assistent-Resident, de familie in de -lente van dat jaar plotseling verrast en verbaasd en, ja geërgerd -werd door het bericht, dat hij, in wiens promotie zij zich -waarschijnlijk juist zeer verheugde, op 4 April van die hooge positie -had afstand gedaan en uit die lukratieve betrekking zijn ontslag had -genomen. Waarom, dus vroeg men zich in ontsteltenis af, waarom heeft -hij dat gedaan? Was het om elders in nog betere betrekking te komen, -was het om op andere wijze, door het beginnen eener partikuliere -onderneming, zijne levensomstandigheden en die van zijn gezin nog meer -te verbeteren, was het wegens onvermogen, wegens ziekte? Niets van dat -alles. Toen dus de familie de reden vernam, kon zij, die natuurlijk -naar de algemeen in de maatschappij gangbare <span class= -"pagenum">[<a id="pb48" href="#pb48" name= -"pb48">48</a>]</span>begrippen oordeelde, er <span class= -"ex">onmogelijk</span> iets anders van vinden, dan dat hij, die zoo -handelde, rijp was voor de gevangenis of voor het -krankzinnigen-gesticht. Want wát was er gebeurd, wat was de -aanleiding geweest, die Dekker tot dezen stap had gebracht? Hij had -eene berisping van hooger hand ontvangen over Dienstzaken en, meenende -zijn plicht te hebben gedaan, meenende dat zijne superieuren ongelijk -hadden en niet hij, meenende dus dat men een andere wijze van dienen -van hem verlangde dan hij met zijn plichtsbesef kon overeenbrengen, had -hij voor deze moeilijkheid geen andere oplossing geweten dan eenvoudig -uit den Dienst te treden.</p> -<p class="par">Hij had berisping ontvangen en daarom zijne demissie -genomen. De familie, die wij steeds noemen als vertegenwoordigster der -maatschappij, kon niet anders denken, dan dat Eduard dit uit gekrenkten -trots had gedaan, dat hij, gekrenkt in zijn trots, daarom zich zelf en -zijn vrouw en kinderen tot armoede had gebracht, in het ongeluk had -gestort. Zij <span class="ex">kon</span> niet anders denken om drie -<span class="pagenum">[<a id="pb49" href="#pb49" name= -"pb49">49</a>]</span>redenen: ten eerste zoude zij, als bestaande uit -gewone menschen, zich niet hebben kunnen indenken in den -geestestoestand van iemand, die het plichtsbesef op zulk een -eigenaardige heroïeke manier opvatte; ten tweede, al zoude zij -geweten hebben, dat nog heden ten dage individuën met zulke -buitensporige begrippen worden gevonden, had zij toch geen enkelen -grond om te veronderstellen, dat hun familielid Eduard Douwes Dekker, -dien zij wèl echter als zeer hoogmoedig kenden, tot dit slag -fanatici zou behooren; ten derde, al waren zij zich bewust geweest van -het bestaan dezer soort plichtsopvatting en al hadden zij daarbij -geweten, dat die bestond in den geest van Eduard, dan zouden zij toch -nog van meening zijn geweest, dat die plichtsopvatting zich in een -geheel ander gedrag kon uiten dan in het zijne en tot geheel andere -handelingen leiden dan die, welke zij, met leede oogen, hem zagen -bedrijven.</p> -<p class="tb"></p> -<p class="par"></p> -<p class="par">Gegeven—dus hooren wij de menschen, zoo de derde -der genoemde beschouwingen <span class="pagenum">[<a id="pb50" href= -"#pb50" name="pb50">50</a>]</span>de hunne was, -redeneeren—gegeven aan den eenen kant, dat de bevolking van Lebak -verkeerd werd behandeld, zoowel tot haar ongeluk als tot nadeel van -Nederland, dat de assistent-resident dat merkt, dat hij die verkeerde -behandeling tracht tegen te gaan, en over dat trachten berispt wordt -van hooger hand in plaats van aangemoedigd; gegeven aan den anderen -kant, dat hij het tegengaan der verkeerde behandeling, als zijnde -plicht, zijn hoogste levenswet acht, dat hij dus om zijn eenen plicht -te volbrengen, zijn anderen plicht—het gehoorzamen aan zijn -meerderen,—zoude moeten verzaken, dan blijft hem, ook volgens de -strengste kasuïstische redeneering, nog een vierde weg open, -behalve de derde (het ontslagnemen), nog een vierde weg om uit dit -dilemma te geraken, de weg dien niet alleen bijna alle menschen in het -gewone leven bewandelen, maar die ook door buitengewone, dweepzieke -personen in zeer bijzondere gevallen, dikwijls wordt ingeslagen: de weg -van het schipperen, van het geven-en-nemen. <span class= -"pagenum">[<a id="pb51" href="#pb51" name="pb51">51</a>]</span></p> -<p class="par">Want—en hierop komt het aan ter waardeering van -Dekker’s daad, en hierom kunnen wij de menschen, die zoo -oordeelen, niet geheel ongelijk geven, en in verband hiermede gelooven -ook wij dat de trotschheid wel deugdelijk in het spel is geweest en het -zijne er toe bijdroeg om hier het woord plicht zoo eigenaardig te -interpreteeren (en wij kunnen dit des te eerder doen, daar trotschheid -in iemand die later blijkt zoo eene schoone ziel te hebben, niet -afkeurenswaardig, of althans, naast de groote gewrochte dingen, de -moeite der afkeuring niet waard is),—want, zeggen we, we hebben -hier niet te doen met zulk een lijnrecht afgebakende vraag van plicht -of geen plicht, van deugd of zonde, als waarop, bij voorbeeld, in -tijden van godsdienstvervolging, de Roomsche of de Calvinistische -geloovigen te beslissen hadden en waaraan zich die van dood of leven -onmiddellijk verbond.</p> -<p class="par">De Roomschen, die wij als voorbeeld nemen, moesten hun -geloof afzweren door het plechtig zeggen van eenige woorden; het -uitspreken dier formule was, dus leerde <span class="pagenum">[<a id= -"pb52" href="#pb52" name="pb52">52</a>]</span>de Paus: de zonde, het -volstrekt zondige; de Calvinisten moesten hun geloof afzweren, het -uitspreken der formule was, dus leerde Calvijn: het volstrekt zondige. -Er was hier dus, even als bij alle bekentenissen op de pijnbank, een -nauwkeurig afgeperkte daad te verrichten of na te laten. Hem, die het -deed, wachtte, na een leven van wroeging, de eeuwige verdoemenis; hem, -die het naliet, wachtte, onmiddellijk, de eeuwige gelukzaligheid. De -geheele zaak, de daad en het doel, bepaalde zich dus tot het uitspreken -of verzwijgen van eenige woorden.</p> -<p class="par">In Dekker’s geval was dat anders. Hij had geen -bepaalde daad te verrichten, die de stem van het geweten verbood. Hij -had zijn gedrag alleen een weinig te wijzigen, om niet alleen zijn -vrouw en kinderen zoo gelukkig te doen blijven als zij waren, maar om -tevens,—wat voor hem dan de hoofdzaak zoude geweest -zijn—zijn zaak beter te dienen, zijn doel beter te bereiken, dat, -door het nemen van zijn ontslag, geheel voor hem verloren ging. Want -hij was toen nog niet van plan de zaak van Indië door openbare -<span class="pagenum">[<a id="pb53" href="#pb53" name= -"pb53">53</a>]</span>geschriften te bepleiten, en, ware hij op zijn -post gebleven, dan zoude hij, wat hij toch onmiddellijk voorzien kon, -de belangen van Nederlanders en Inlanders niet alleen hebben kunnen -blijven bevorderen, maar tevens zou hij, ware de gedachte ook in dat -geval bij hem opgekomen, door boeken en artikelen, aan de bevordering -dier belangen eene meer algemeene uitgebreidheid hebben kunnen -geven.</p> -<p class="par">Het geval van Multatuli is het best te vergelijken met -het geval van een menschlievend schoolmeester. Veronderstelt dat een -onderwijzer op een armenschool, behalve dat hij de wettelijke -voorschriften ten opzichte der kinderen volbrengt, dien kinderen tevens -voedsel verstrekt voor zijn eigen rekening, hiervoor een gedeelte van -zijn traktement gebruikende. Veronderstelt voorts, dat een lid der -bevoegde autoriteit, het gemeentebestuur of de schoolcommissie, den -onderwijzer aanschrijft daarmede niet voort te gaan door eene, het doet -er niet toe welke, administratieve konsideratie hiertoe gebracht. Moet -nu die onderwijzer, van meening <span class="pagenum">[<a id="pb54" -href="#pb54" name="pb54">54</a>]</span>zijnde, dat de kinderen van -Staatswege zouden moeten worden gevoed, en dat hij in elk geval geheel -vrij moest gelaten worden om ze voor zijne rekening te voeden, van -meening zijnde, dat de plicht der menschlievendheid hem die voeding -gebiedt,—moet nu die onderwijzer zijn ontslag nemen en zeggen: -anders dienen dan ik thans dien kan ik niet, zoo doende zijn traktement -verliezend, zijn familie ongelukkig makende, en de kinderen aan de -behandelingen van zijn opvolger blootstellend, die jegens hen wellicht -een veel minder zacht gedrag in praktijk zal brengen dan in het -onthouden der niet voorgeschreven voeding bestaat? Of moet hij op zijn -post blijven en langs een anderen, minder met de inzichten der -autoriteiten strijdenden weg, het harde leven voor de kinderen wat -zoeken te verzachten?</p> -<p class="tb"></p> -<p class="par"></p> -<p class="par">Wij wenschen met deze overwegingen te betoogen de -redelijkheid van het oordeel der maatschappij over Multatuli’s -daad. En daar wij gaarne het gebeuren van zooveel mogelijk -heldenmoedige daden aannemen, <span class="pagenum">[<a id="pb55" href= -"#pb55" name="pb55">55</a>]</span>om het genot te kunnen hebben die te -bewonderen, willen wij gelooven, wat niet absoluut zeker is, want hij -was zeer opgewonden—dat Multatuli, op het oogenblik zijner -ontslagneming, <span class="ex">wist</span>, dat hij zich daardoor in -het ongeluk stortte. Wij erkennen, dat zijn daad dán -heldenmoedig was, maar wij betoogen daarbij, dat die heldenmoedige -daad, evenals die van Van Speyk, voortkwam uit trots, en geenszins uit -plichtsbesef of menschenliefde.</p> -<p class="par">„De menschen”, en natuurlijk zijn -familieleden in de eerste plaats, waren dus—wij herhalen: ook om -dat niets nog deed vermoeden dat in den naar hunne meening dwazen -Douwes Dekker de later te ontluiken auteur Multatuli school—ten -hoogste ontstemd tegen den man, die, na eerst eenigen tijd te Batavia -te hebben vertoefd, nu, in het voorjaar van 1857, per landmail over -Singapore, Ceylon, Suez, Kaïro en Marseille, naar Europa kwam om -... ja, waarom eigenlijk, waarom anders dan om als een avonturier rond -te zwerven en hun allerwaarschijnlijkst per slot van rekening nog -<span class="pagenum">[<a id="pb56" href="#pb56" name= -"pb56">56</a>]</span>tot overlast te worden, terwijl hij zijn in -gezegende-omstandigheden verkeerende vrouw en zijn zoontje te Rembang, -op het goed van zijn broeder Jan, had achtergelaten.</p> -<p class="par">Het gedrag van Dekker, van zijne aankomst te Marseille -af tot zijn verblijf in Brussel, waar hij een paar jaar later den -<span class="ex">Max Havelaar</span> schreef, toe, was in alle -opzichten dat van een losbandig levend avonturier, en niemand, die niet -in zijne ziel kon lezen, dus letterlijk niemand, kon hem bij -mogelijkheid voor iets anders houden.</p> -<p class="par">In plaats van naar zijne familie te reizen, eene -betrekking te zoeken, desnoods, in afwachting van beter, winkelbediende -te worden (wat ook de familie voor iemand, waarvan zij—wij kunnen -dit niet genoeg herhalen—<span class="ex">hoegenaamd niet -wist</span> dat er een kunstenaar in stak, beter zou gevonden hebben -dan het leven dat hij verkoos te leiden) begon hij door Europa te -zwerven en schijnt ook nogal eens—men houde ons de details ten -goede, die uit de <span class="ex">Brieven</span> zijn geput en waarvan -de vermelding noodzakelijk is <span class="pagenum">[<a id="pb57" href= -"#pb57" name="pb57">57</a>]</span>om een juist en volledig beeld van -den toestand te krijgen—publieke-huizen bezocht te hebben. -Althans uit een bordeel „kocht” hij in dien tijd, zekere -<span class="ex">Eugenie</span> „los”, een vrouw, -die,—naar de naïeve mededeelingen van de uitgeefster der -<span class="ex">Brieven</span>, dl. I, blz. 43—„noch zeer -jong, noch zeer schoon, maar fatsoenlijk in voorkomen en -manieren,” buitendien „eenvoudig, bescheiden en -zacht” was, terwijl Dekker haar „lief” en Eugenie -zelf het „een ramp” vond, dat zij in dat huis -„gebonden” was.</p> -<p class="par">Met deze vrouw reisde Dekker, in den zomer van 1857 -(terwijl zijne vrouw steeds in Indië bij zijn broeder logeerde) -tot Straatsburg, waar zij scheidden, hij, om verder Duitschland in te -reizen, zij om in Fransch land te blijven, waar zij meende, „als -française, meer kans te hebben om een eerbaar middel van bestaan -te vinden”. Om haar het bereiken van dit doel gemakkelijk te -maken, gaf Dekker haar geld. De uitgeefster der <span class= -"ex">Brieven</span> gist, in verband met zijn gewone royaliteit, een -<span class="corr" id="xd21e676" title= -"Niet in bron">„</span>vrij aanzienlijke som” (van het -geld, dat waarschijnlijk zijn broeder <span class="pagenum">[<a id= -"pb58" href="#pb58" name="pb58">58</a>]</span>Jan hem had voorgeschoten -om in Europa een positie te zoeken).</p> -<p class="par">Nu was Dekker’s geld-voorraad zeer verminderd en, -tweede stadium der reis door Europa, een tamelijk natuurlijk gevolg van -het eerste, hij reisde naar Homburg, om daar aan de speelbank zijn -fortuin te beproeven. De uitgeefster der <span class= -"ex">Brieven</span> zegt er van:</p> -<p class="par">„Multatuli heeft zijn millioenen-studien -geschreven, en noemt daarin de kansrekening zijn lievelingsstudie. Wie -dat boek lazen weten dat dit zoo was. (Ongetwijfeld, als het er in -staat.) Hoe juichend begroet hij daarin de „<span lang= -"fr">simple chance</span>” en de „logos, vol van -waarachtigheid.” Er was verband tusschen de kansrekening, zijn -millioenen-studien, zijn hooge droomen vol ongemeten eerzucht, zijn -„rekenen en mijmeren” waarvan hij zoo dikwijls sprak, en -zijn verder reizen naar Duitschland, naar Homburg. Ook het oogenblik -drong hem. Nog in het bezit van een weinig geld, maar zonder uitzicht -op verdere inkomsten, zag hij het afzichtelijke fantoom -„geldgebrek” dreigend <span class="pagenum">[<a id="pb59" -href="#pb59" name="pb59">59</a>]</span>naderen... Nog had hij genoeg, -nog was het tijd om een kans te wagen, en wie weet, als nu... In -’t kort, hij ging naar de speelbank! Maar hij verloor daar wat -hij had, zoo zelfs, dat hij een of twee dagen later zijn -logementsrekening niet kon voldoen. De hôtelhouder maakte het hem -lastig, en door nood gedreven telegrafeerde hij naar Straatsburg, -evenwel vreezende dat Eugenie van daar vertrokken zou zijn, of althans -dat zij haar geld besteed had. Maar neen. Den ochtend na zijn telegram -stond zij voor hem. Zij had nog geen uitgaven van belang gedaan, en -bracht hem nagenoeg al het geld dat hij haar gegeven had, terug. Met -ingenomenheid kon hij in later jaren vertellen, hoe fier zij den -lastigen logementhouder haar bankjes had toegeworpen met een kort: -„<span lang="fr">payez-vous!</span>””</p> -<p class="par">Nu willen wij niet in eene te uitvoerige appreciatie van -deze lotgevallen en handelingen treden. Zoo als zij hier vermeld staan -vernemen de lezers ze op minstens even partijdige wijze voorgesteld, -als de interpretatie dezer zaken door Dekkers familie <span class= -"pagenum">[<a id="pb60" href="#pb60" name= -"pb60">60</a>]</span>partijdig was in tegenovergestelden zin. Het is -alleen eene zeer beminnelijke vooringenomenheid die in al dit gedoe -iets anders kan zien dan de lang niet buitengewone of fijne -gebeurtenissen, die een <span class="ex" lang= -"de">Welt-Umbummler</span>, een <span class="ex">Globetrotter</span>, -een kosmopolitisch avonturier, zoo al kunnen overkomen.</p> -<p class="par">Wij, hedendaagsche lezers, wij de bewonderaars van -Multatuli’s werken, wij die in Multatuli den man van prachtigen -artistieken aanleg, van grooten hartstocht en ongemeen talent eeren, -wij vinden het <span class="ex">thans</span>,—al naar mate wij -alleen nieuwsgierig, of fatsoenlijk maatschappelijk, of zelf eenigszins -meer artiestachtig gestemd zijn,—belangrijk, betreurenswaardig of -aardig, dat een gedeelte der biografie van onzen grooten schrijver -aldus gekleurd is, wij vinden deze dingen interessant om dat zij plaats -hadden met den man, die later de schrijver Multatuli werd, even zoo als -wij er ons voor zouden interesseeren of hij ’s ochtends bij zijn -boterham een gekookt of wel een gebakken ei pleegde te nuttigen; maar -wij kunnen die <span class="pagenum">[<a id="pb61" href="#pb61" name= -"pb61">61</a>]</span>avonturen op <span class="ex">zich zelf</span> -niet belangrijk vinden, en—hiermede passen deze zaken in ons -betoog—dat de familie in Holland, wie alleen de brute mededeeling -der feiten ter oore kwam, het zeer schandelijk vond, dat deze -echtgenoot en vader met publieke vrouwen door Europa rondreisde, het -geld dat hij gekregen had om voor zich en zijn gezin eene broodwinning -op te sporen, in bordeelen en aan speelbanken verkwanselde en voortging -het type van „lastig logementhouder” tot een stereotiepe -figuur in zijn leven te maken,—welnu, wie is er, die dit gevoelen -der familie niet zeer natuurlijk zal achten?</p> -<p class="par">Mevrouw Dekker, de uitgeefster der <span class= -"ex">Brieven</span>, verhaalt, zeiden we, deze dingen op partijdige -wijze. Niet dat zij de feiten onnauwkeurig opgeeft, maar in den heelen -toon van het verhaal is de stem der liefde waar te nemen, voor wier -schoone blindheid wij den meesten eerbied gevoelen, maar omtrent wie -wij, in een historische beschouwing als deze, ons niet gerechtigd -achten te verzwijgen, dat zij in hooge mate de, aan <span class= -"pagenum">[<a id="pb62" href="#pb62" name="pb62">62</a>]</span>de -liefde trouwens inherente, eigenschap bezit van ook de minste -handelingen der geliefden voor edele en groote daden te houden, en te -meenen, dat de groote en edele geliefde, die onverdiend ongelukkig is, -nu ook, als ware het door de natuur met opzet zoo er op toegelegd, -steeds in aanraking zal komen met andere ongelukkigen, die zoo al niet -groot dan toch óók edel zijn.</p> -<p class="par">Wij zullen, om den wille der waarheid, eenige nuchtere -opmerkingen wagen aan te voeren, die de feiten in kwestie tot hun -zuivere anekdoten-waarde zullen terugbrengen. In de wereld van -speelbanken, bordeelen, en wat dies meer zij, is de uitgeefster der -<span class="ex">Brieven</span> natuurlijk eene vreemdelinge, en al -zoude zij, langs den weg der philanthropie, misschien wel met -gevallen-vrouwen in gevangenissen of elders hebben gesproken, dan toch -zoude zij van den waren aard der bordeelen-wereld niet op de hoogte -zijn gebracht. Er zijn gevallen bekend van geestelijke zusters, die -tien jaar en langer vrouwelijke gevangenen hebben bediend, waarbij -<span class="pagenum">[<a id="pb63" href="#pb63" name= -"pb63">63</a>]</span>eene menigte brutale vrouwspersonen, die zich niet -terughielden alles uit te schreeuwen wat hun in ’t hoofd opkwam; -en tóch hadden de zusters, in al dien tijd, van den eigenlijken -aard der toestanden, waaruit het verleden dier vrouwen bestond, niets -begrepen.</p> -<p class="par">De korte zin dezer lange rede moet de bewering wezen, -dat in Dekker’s gedrag, en ook in Eugenie’s gedrag, -<span class="ex">niets bijzonders</span> gevonden wordt. Dat een -leeglooper, die zijne betrekking is kwijtgeraakt, zijn gezin in -Indië achterlaat, in Europa „<span lang="fr">en -garçon</span>” uitstapjes maakt, publieke huizen bezoekt, -en, toevallig veel geld op zak hebbende, een vrouw, die hem bevalt, uit -een bordeel medeneemt, na hare schuld in dat etablissement te hebben -betaald, om met haar verder te reizen,—hierin is niets -bijzonders, hoegenaamd niet. Menig gezeten burger, thans huisvader en -kapitalist vol respektabiliteit, zal zich uit zijn jeugd, toen hij de -periode onder het devies „il faut que jeunesse se passe” -doormaakte, uit eigen ondervinding of van hooren zeggen dergelijke -gevallen herinneren. Ons is iemand bekend, <span class= -"pagenum">[<a id="pb64" href="#pb64" name="pb64">64</a>]</span>in wiens -studenten-vriendenkring alleen reeds, eertijds drie zulke -„loskoopingen” hebben plaats gehad.</p> -<p class="par">Dat een avonturen-jager in de grensstad van haar land -afscheid neemt van zijne tijdelijke „mentinee,” zooals het -plat-Amsterdamsche woord luidt, dat hij, bepaald eene -„toquade” voor die vrouw hebbende en, gewoon hoe kaler hij -is hoe royaler met geld om te springen, haar een flinken duit als -afscheidsgeschenk medegeeft, met de typische vermaning nu in ’t -vervolg op het goede pad te blijven,—dit is wederom eene -gebeurtenis, in de annalen der Bohême en der demi-monde zoo -frequent voorkomend als het maar mogelijk is.</p> -<p class="par">Dat iemand, die in goeden doen is geweest en nu op weg -naar „lager wal”, zich aftobt om een snelwerkend middel te -vinden, dat zijn fortuin herstellen zal, bezoeker van de speelbank -wordt en de kansrekening zijn lievelingsstudie noemt,—wij zouden -haast vragen: kan het alledaagscher? De kansrekening, het ploeteren in -„systemen”, die onvermijdelijk doen winnen, is de -voortdurende <span class="pagenum">[<a id="pb65" href="#pb65" name= -"pb65">65</a>]</span>bezigheid der stamgasten van speelbanken. Wie, die -ooit de speelzalen in Spa of Monte-Carlo bezocht, heeft ze niet gezien, -de bleeke, reeds bejaarde vrouwen in donkere kleêren, de magere -mannen in versleten plunje, die echter van goeden kom-af nog -getuigt,—of wel pas (na een avond van winst) in een al te nieuw -kostuum gestoken, waarvan de weelderigheid schrille tegenstelling vormt -met hun vervallen gelaatstrekken, waarin de oogen koortsig gloeien? Wie -heeft ze niet zien turen en mijmeren, en, met zenuwachtige bewegingen, -op het vel papier of in hun zakboekje notities schrijvend en -berekeningen makend? Elken dag ziet men er andere, er zijn er te veel -dan dat men ze ook maar zou kunnen onthouden. (Wij herinneren er -nogmaals aan: De millioenen-studiën zijn een fraai boek; uit het -minste en geringste uit Douwes Dekker’s leven, zou de kunstenaar -Multatuli later iets schoons weten te distilleeren).</p> -<p class="par">En wat nu aangaat Eugenie (hoe men al niet tot den rang -van historisch persoon verheven kan raken!): <span class= -"pagenum">[<a id="pb66" href="#pb66" name="pb66">66</a>]</span></p> -<p class="par">Dat een publieke vrouw noch zeer jong noch zeer schoon -is, aan zekere mannen voorkomt lief te zijn, en zich eenvoudig, -bescheiden en zacht, fatsoenlijk in uiterlijk en manieren weet voor te -doen,—heeft zij gemeen met de groote meerderheid van, dat zij het -ellendig vindt in een bordeel gebonden zijn, heeft zij gemeen met voor -zoover bekend is álle hare beroepsgenooten.</p> -<p class="par">Oppervlakkig zoude men zeggen—alle fatsoenlijke -vrouwen zullen dit dus zeggen—dat de meeste publieke vrouwen, -door den afschuwelijken en betreurenswaardigen toestand van verval -waarin hun moreele smaak verkeert, zoo veranderd zijn, dat zij zich -heerlijk tehuis gevoelen in het kermis-paleis voor beestachtige -vermakelijkheden, dat het bordeel voor hen is; voorts, dat eene vrouw, -die eenmaal zich in een bordeel is gaan vestigen, te diep gezonken is -om eenvoudig, bescheiden en zacht en fatsoenlijk in voorkomen en -manieren te zijn. Toch moet dit beslist ontkend worden. Het is alleen -eene konventioneele, oppervlakkige notie van deze personen en zaken, -die de <span class="pagenum">[<a id="pb67" href="#pb67" name= -"pb67">67</a>]</span>oorsprong dezer meening wezen kan. Ten huize van -een onzer bekenden, een deftig en hoogst ingetogen levend gezin, is -twee jaar lang een werkmeid in dienst geweest,—die, uit eene -andere stad, door een misverstand van personenverwisseling bij het -nemen van informaties, in dien dienst was gekomen—en die -bijzonder in de gunst stond van hare meesteres, welke laatste aan hare -kennissen steeds te vertellen had, dat zij nog nooit met zulk eene in -alle opzichten fatsoenlijke en aanbevelenswaardige dienstbode te doen -had gehad: en deze werkmeid bleek later de vijftien aan de twee -voorafgaande jaren als publieke vrouw in bordeelen te hebben -doorgebracht. En dit is een voorbeeld uit vele.</p> -<p class="par">Doch, om op de ontleding van Dekker’s avontuur -terug te komen: Dat een publieke vrouw zich zoo edelmoedig gedraagt als -Eugenie deed toen zij, op Dekker’s telegram, naar Homburg kwam om -hem het geld, dat hij haar gegeven had, en dat zij naar alle -waarschijnlijkheid zelf best gebruiken kon, terug te geven, nu hij zelf -in verlegenheid <span class="pagenum">[<a id="pb68" href="#pb68" name= -"pb68">68</a>]</span>was, schijnt zeker een nog zeldzamer verschijnsel. -Ongetwijfeld komen daden als deze ook niet zoo veelvuldig voor. -Psychologisch echter is dit feit niet van belang, daar de -karakter-eigenschap, waar de handeling uit voortkwam, de goedhartigheid -namelijk, de edelmoedigheid, den meesten publieken vrouwen eigen is. -Leden der hoogere maatschappelijke standen weten dat zoo niet; onder -het volk echter is de goedhartigheid en hulpvaardigheid van publieke -vrouwen spreekwoordelijk bekend.</p> -<p class="par">Wat nu,—om met deze opmerking de paragraaf over -het tweede stadium van Dekker’s reis te besluiten—het -toewerpen der bankpapieren betreft, waarmede Eugenie den -hôtelhouder betaalde, wij kunnen dit met Dekker niet -„fier”, en zoo heel fatsoenlijk evenmin, vinden. Deze -handeling lijkt ons meer „aanstellerig” dan koninklijk. Ook -dat mevrouw Dekker hôtelhouders, die eenvoudig bij, hun -onbekende, gasten op de betaling der achterstallige rekening -aandringen, telkens „lastig” noemt op eene wijze, alsof zij -over bedeljongens sprak, die den <span class="pagenum">[<a id="pb69" -href="#pb69" name="pb69">69</a>]</span>voorbijganger hun lucifers te -koop opdringen, achten wij een weinig te studentikoos voor eene -eerwaardige dame, die optreedt als uitgeefster der brieven van een -groot auteur.</p> -<p class="tb"></p> -<p class="par"></p> -<p class="par">Het derde stadium van Dekker’s reis bestaat uit -zijn tocht naar Brussel in het najaar van 1857 en zijn verblijf aldaar -tot den volgenden zomer in een kleine herberg, den <span class= -"ex">Prince Belge</span> genaamd, waar hij zeven maanden den kost -schuldig bleef, nu hij geheel van geldelijke middelen verstoken was. -Ook dit gedeelte zijner lotgevallen past geheel in de loopbaan van een -avonturier. „Eerst zijn geld opmaken met publieke vrouwen en aan -speelbanken, daarna, als het geld op is, ergens in een kleine herberg -blijven hangen en teren op den zak van den goedhartigen waard,—er -ontbreekt niets meer aan”—onmogelijk kon de familie in -Holland er anders over denken dan in deze woorden is uitgedrukt.</p> -<p class="par">Het is zeer jammer, dat mevrouw Dekker uit dezen tijd -geen brieven heeft gepubliceerd, <span class="pagenum">[<a id="pb70" -href="#pb70" name="pb70">70</a>]</span>daar die ons verklaard zouden -hebben waarom Dekker niet naar Holland ging en waarom hij niet -voortging te trachten het doel, waarmee hij in Europa gekomen was, te -bereiken.</p> -<p class="tb"></p> -<p class="par"></p> -<p class="par">Zoo nu, als wij hier beschreven hebben, ging Dekker -voort zich te gedragen tot het najaar van 1859, steeds niets van zijn -hoogere gaven openbarend en zonderling levend, tot voortdurende -ergernis der familie.</p> -<p class="par">In Januari 1859 schreef hij, van den <span class= -"ex">Prince Belge</span> uit, zijn brief aan den Gouverneur-Generaal in -ruste, eindigend met de woorden:</p> -<p class="par">„Het verzoek, dat ik Uwer Exc. te doen heb, is -dit: de herhaling mijner bede om dezen brief en de daarbij gevoegde -stukken aandachtig te lezen, en mij wel te willen antwoorden op de -vraag of Uwe Exc. daarin niet aanleiding vindt mij te ondersteunen in -de pogingen die ik wil aanwenden om op de meest eervolle wijze weder te -mogen intreden in Nederlandsch-Indischen dienst. <span class= -"pagenum">[<a id="pb71" href="#pb71" name="pb71">71</a>]</span></p> -<p class="par"><span class="ex">Maar, Excellentie, anders dienen dan ik -diende te Lebak kan ik niet!</span>”</p> -<p class="par">Mevrouw Dekker teekent hierbij aan: „De heer Van -Twist heeft niet geantwoord.”</p> -<p class="par">Men kan er zich al weder niet van onthouden het zwijgen -van den heer Van Twist zeer verklaarbaar te vinden. De lezer van -Multatuli’s werken,—het is natuurlijk niet uit te maken of -juist álle lezers hierin overeenstemmen—door de vaste -overtuiging en den doordringenden stijl van den kunstenaar dermate -overreed, dat hij niet eens de gelegenheid heeft kalm na te denken, -heeft, bij de vele sentimenten en gevoelens, die Multatuli u dwingt van -hem over te nemen, stellig ook bespeurd het gevoelen, dat de heer Van -Twist een slecht mensch was en het gevoel van bitteren wrevel tegen -dien heer. Dit gevoelen en dit gevoel zal echter tegen latere, -onpartijdige overweging niet bestand blijken.</p> -<p class="par">Immers, van tweeën één: òf -(wat het waarschijnlijkste is) de heer Van Twist dacht dat hij met een -halven gek te doen had en achtte <span class="pagenum">[<a id="pb72" -href="#pb72" name="pb72">72</a>]</span>het, van die veronderstelling -uitgaande, niet eens de moeite waard de waarachtigheid der overgelegde -bescheiden te kontroleeren; òf hij had kennis genomen van -Dekker’s mededeelingen, hield het voor mogelijk, dat zij juist -waren, hoewel te veel gegeneraliseerd, te voorbarig van den bijzonderen -toestand te Lebak tot een algemeen Nederl.-Indischen toestand -gekonkludeerd, maar achtte het nu zijn plicht niet meer persoonlijk -handelend op te treden, en wenschte bovendien zich niet in betrekking -te stellen met ambtenaren, nog minder met voormalige ambtenaren, die -zich op zulk een zonderlinge, ongeregelde, manier tot hem wendden.</p> -<p class="par">Stelt u voor, dat een minister op zijn bureau te werken -zit, en dat een man van de straat het departementsgebouw komt -binnengeloopen, in weêrwil van portiers en klerken binnendringt -en den minister toeroept: Excellentie, daar is onrecht gepleegd, zie -eens hier, en daar, hier heb ik de bewijzen. Elke minister zoude zoo -een indringer antwoorden: vriend, het is mogelijk dat gij gelijk hebt, -maar wil u op de gebruikelijke <span class="pagenum">[<a id="pb73" -href="#pb73" name="pb73">73</a>]</span>wijze tot mij wenden, dit is -geen manier van doen.</p> -<p class="par">Stelt u voor, dat een voormalig minister in zijn -buitenverblijf zit te dejeuneeren, en er wordt iemand aangediend, die -in de gang reeds staat te roepen: onrecht gepleegd, daar is onrecht -gepleegd, ik moet den heer des huizes spreken!</p> -<p class="par">De minister zal zijn huisknecht gelasten dien man den -weg naar het hek te wijzen met de aanmaning zich op de gepaste wijze -tot de bevoegde autoriteit te wenden, indien hij meent verongelijkt te -zijn.</p> -<p class="par">En nu zeggen wij: <span class="ex">ook dán, -indien de man, die zich indringt, ware grieven heeft mede te deelen, -ook dán, indien werkelijk het grootste onrecht is gepleegd, -zal de minister gelijk hebben met hem de deur te wijzen</span>, -<i>want</i>: nadat hij één persoon op die wijze zou -hebben te woord gestaan, die in zijn recht was, zullen er zich -negen-en-negentig op dezelfde manier aanmelden, wien slechts -denkbeeldig onrecht is geschied. En de minister zou geen oogenblik tijd -meer over <span class="pagenum">[<a id="pb74" href="#pb74" name= -"pb74">74</a>]</span>hebben om ’s lands zaken te bestieren, of, -in het buitenplaats-geval, om zich met zijn voor hem belangrijke -partikuliere zaken te bemoeien.</p> -<p class="par">Het is beter dat aan één mensch onrecht -geschiedt dan dat, door verwaarloozing van ’s lands zaken, aan -duizenden onrecht zou worden gedaan.</p> -<p class="tb"></p> -<p class="par"></p> -<p class="par">In het voorjaar van 1858 kwam de heer Jan Dekker van -Rembang naar Europa, bezocht zijn broeder Eduard te Brussel en betaalde -de rekening in den <span class="ex">Prince Belge</span>.</p> -<p class="par">In den herfst van hetzelfde jaar bevond Eduard zich in -Cassel, waar hij Saïdjah’s lied in het Maleisch dichtte, -veel op de Casseler Aue wandelde, en bij den... logementhouder en -vrienden schulden maakte, die hij nooit heeft kunnen afdoen.</p> -<p class="par">In het voorjaar van 1859 kwam zijn vrouw, met twee -kinderen en eene baboe, eveneens naar Europa, en zagen de echtgenooten -elkander weder te Luik. Den zomer van dat jaar, tot in het laatst van -Augustus, vertoefde het gezin in den omtrek van Luik <span class= -"pagenum">[<a id="pb75" href="#pb75" name="pb75">75</a>]</span>en -Maastricht, met name in het dorp Visé, waar de hoogst -onaangename bejegening hen trof, dat zij van den burgemeester dier -gemeente eene aanzegging kregen om binnen tweemaal vier-en-twintig uur -zijn grondgebied te verlaten. Het was juist kermis in Visé, en -de omstandigheid, dat zij er sjofel uitzagen, geen geld en geen -legitimatiepapieren hadden en in kleine herbergen vertoefden, gevoegd -bij de donkere gelaatskleur van een gedeelte van ’t gezin, van de -baboe vooral, had de achterdocht van ’t gemeentebestuur opgewekt -en was oorzaak, dat zij voor saltimbanques van verdacht allooi werden -gehouden en als zoodanig behandeld. Men kan begrijpen, hoe zulk een -lotgeval den zeer gevoeligen Dekker, vooral ook wijl de smaad zijne -vrouw niet minder trof dan hem zelven, moest aandoen. Gelukkig woonde -te Maastricht eene vriend van Dekker, de heer J. J. M de Chateleux, -dien hij in 1843 had leeren kennen, toen Dekker Natal verlaten had en -te Padang op Sumatra vertoefde; het krediet van dezen heer, die hem -toch al reeds naar de betrekkelijk <span class="pagenum">[<a id="pb76" -href="#pb76" name="pb76">76</a>]</span>helaas geringe krachten van zijn -vermogen had bijgestaan, kon hem ook nu uit den nood redden. Maar -weldra raakte ook die bron uitgeput en den 23<sup>sten</sup> Augustus -1859 trok het gezin, in den toestand der diepste armoede, naar -Antwerpen, voor welke reis nauwelijks nog het noodige geld beschikbaar -was.</p> -<p class="par">In Antwerpen was het gezin nog slechts enkele dagen -vereenigd. Den 27<sup>sten</sup> Augustus bleef Dekker alleen met hun -koffers en de onbetaalde rekening in het <span lang="fr">Hôtel du -Temple</span> aldaar achter, terwijl zijne vrouw met de kinderen en de -baboe den laatsten uitweg insloeg, die hun nog overbleef en op reis -ging naar Den Haag, naar hare zuster Henriëtte van Heeckeren van -Waliën. Dit waren, voor zoover wij kunnen nagaan, de bitterste -dagen, die Dekker en de zijnen doorleefden. Want,—inderdaad deze -toestand was vreeselijk—er was letterlijk volstrekt geen geld -meer over, zoodat Dekker’s echtgenoote met de haren met ledige -portemonnaie zich op de Rotterdamsche boot inscheepte. Om zich uit de -verlegenheid te <span class="pagenum">[<a id="pb77" href="#pb77" name= -"pb77">77</a>]</span>redden, had zij—arme vrouw!—een list -bedacht, die gelukte. Zij veinsde namelijk, toen de bootbeambte -rondging om de passagegelden op te halen, met voorgewenden schrik, hare -portemonnaie te hebben vergeten en zeide in Rotterdam hem het geld te -zullen bezorgen. In Rotterdam was een hôtel waar Dekker vroeger -eens gelogeerd had, en toen, daar aangekomen, de bootbeambte mevrouw -Dekker ter aangeduide plaatse vergezelde, leende de logementhouder haar -vijftien gulden om haar passage te betalen en met de haren de reis naar -Den Haag voort te zetten.</p> -<p class="par">In ’s Gravenhage werd zij ten huize harer zuster -ontvangen. Men gaf haar daar „een maal eten”, en twintig -gulden om de reis voort te zetten naar Brummen, waar de heer Jan Dekker -een buiten, „De Buthe” genaamd, bewoonde. Tevens liet men -haar daar (te ’s Gravenhage; wij volgen de mededeelingen van de -uitgeefster der <span class="ex">Brieven</span>) een brief aan haar man -schrijven, die geheel tegen haar hart moet geweest zijn, waarin zij hem -de noodzakelijkheid eener scheiding <span class="pagenum">[<a id="pb78" -href="#pb78" name="pb78">78</a>]</span>betoogde en hem in overweging -gaf ergens op een schip een betrekking als matroos of hofmeester te -zoeken.</p> -<p class="par">Deze daad van de familie schijnt een oogenblik bijzonder -wreedaardig. Wij herinneren er aan, dat Dekker,—van wiens hoogere -gaven nog niets gebleken was—door zijn gedrag der laatste jaren -zich de allerafschuwelijkste reputatie bij die menschen had gemaakt; -voorts dat de Van Heeckerens geen bloedverwanten van hém waren, -alleen van zijn vrouw; dat zijn persoonlijk lot hun dus nagenoeg -onverschillig was, en zij het als de eenige uitkomst voor hunne zuster -moesten beschouwen, dat zij van zulk een echtgenoot als den haren -ontslagen raakte. Hadd’ Dekker nog een vader of moeder gehad, -nooit zoude hij van die eene dergelijke behandeling hebben ondervonden. -De hulp, hem telkens en telkens door zijn broeder Jan verschaft, -bewijst dat de verwanten van zijn kant zich nooit geheel van hem -afgekeerd hebben. Die broeder Jan was zelfs een zeer goedhartig en -hulpvaardig mensch. <span class="pagenum">[<a id="pb79" href="#pb79" -name="pb79">79</a>]</span></p> -<p class="par">Kort na het ontvangen van dezen brief van zijne vrouw, -toen hij haar hare koffers op haar verzoek had nagezonden, dus in het -begin van September 1859, vertrok Dekker van Antwerpen naar Brussel; -hij nam daar weder zijn intrek in den „<span class="ex" lang= -"fr">Prince Belge</span>”, de eenige gelegenheid, waar hij -krediet had. Daar voltooide hij in dien tijd zijn <span class= -"ex">Bruid daarboven</span> en schreef er zijn <span class="ex">Max -Havelaar</span>.</p> -<p class="par">De brieven, die den inhoud van het eerste deel der -korrespondentie uitmaken, zijn geschreven in Augustus-November, de -allereerste van Antwerpen, al de overige van Brussel uit.</p> -<p class="par">Voor zoover uit die Brieven Dekker’s -geestestoestand, het volkomen bewust worden in hem van zijn -talentvollen aanleg, blijkt, hebben wij er in het eerste hoofdstuk van -dit opstel, de passages uit aangehaald, die ons voorkwamen de meest -welsprekende te zijn. Wat Dekker’s overige stoffelijke, -levensomstandigheden betreft, brengen zij ons verder bijzonderheden, -waaruit dezelfde toestand blijkt, dien wij reeds <span class= -"pagenum">[<a id="pb80" href="#pb80" name="pb80">80</a>]</span>hebben -leeren kennen, toen van zijn eerste verblijf in deze herberg werd -melding gemaakt.</p> -<p class="par">Het publiek bestond daar uit ondergeschikte beambten van -het aan de overzijde der straat staande postkantoor en uit -„mannen in blousen”, die daar hun faro kwamen drinken. -Dekker wist zich in het huis zelf en in de geheele buurt bemind te -maken. Pauline, een gevallen vrouw met haar zuigeling, die daar ook op -kosten van den menschlievenden waard in de herberg habituée was, -de slager Deprez en diens gezin, waren er zijn vrienden.</p> -<p class="par">Dekker had het er aller-armoedigst. Het koopen van -schoenen, van inkt, van een lampje, waren vraagstukken van belang, die -eerst na rijp beraad konden worden opgelost. Men at in die herberg een -„burgerpot”; naar zijn getuigenis was Dekker hiervan -overigens een liefhebber; als zij wist, dat iets hem goed smaakte, -maakte de waardin dat voor hem klaar. Deze tijd was echter in onze -schatting, en ongetwijfeld ook in zijn eigen schatting, de -smartelijkste, <span class="pagenum">[<a id="pb81" href="#pb81" name= -"pb81">81</a>]</span>maar tegelijk de schoonste, tijd zijns levens. Men -kan hem zich voorstellen daar op dat zolderkamertje gezeten, de vingers -krom getrokken van schrijfkramp en van kou niet zelden, de oogen -ontstoken van het bovenmatig werken, ten prooi aan de hevigste -zenuwopwinding, aan de meest verregaande exaltatie, en zoo het schoone -werk voortbrengend, waarmede hij zich aan zich zelf en aan zijn land -ontdekte.</p> -<p class="par">Den 14<sup>den</sup> September reeds had hij zich voor -het eerst in letterkundige betrekking met eenige zijner landgenooten -gesteld. Hij was, door bemiddeling der logemannen van het Rozekruis, -met eene schouwburgdirektie in onderhandeling getreden over de -opvoering van zijn <span class="ex">Bruid daarboven</span>. Zes jaar -geleden, in zijn verloftijd,—dus verhaalt de uitgeefster der -Brieven—was Dekker te Gorcum in die orde opgenomen, „en had -er in snelle opvolging vele rangen doorloopen tot hij een der hoogste -sporten bereikt had en benoemd was tot Prins van het Rozekruis”. -(Arme Prins!) De heer Eduard de Vries, schouwburg-bestuurder, -<span class="pagenum">[<a id="pb82" href="#pb82" name= -"pb82">82</a>]</span>was Dekker komen spreken. Deze had zich met het -stuk uiterst ingenomen betoond, zich terstond bereid verklaard tot de -opvoering. Maar van droits d’auteur kon voorloopig weinig of geen -sprake zijn. Bij gelegenheid van dat bezoek las Dekker den heer De -Vries eenige bladzijden voor uit <span class="ex">Max Havelaar</span>, -waardoor de heer De Vries zeer getroffen werd. Hij ried Dekker evenwel -ten sterkste aan het handschrift naar den koning te zenden, -vóór hij tot openbaarmaking overging.</p> -<p class="par">Toen Dekker <span class="ex">Max Havelaar</span> had -voltooid, zond hij het handschrift den 5<sup>den</sup> November, naar -zijne vrouw en broeder te Brummen. Ofschoon zij het eerst den -9<sup>den</sup> ontvingen, had hij den 11<sup>den</sup> ’s avonds -reeds twee brieven van zijn vrouw ontvangen, waaruit bleek, dat zij het -werk toen reeds gelezen hadden en er hoog mee ingenomen waren. -Aandoenlijk is de brief, dien Dekker, toen Multatuli geworden, als -antwoord op den haren, den 11<sup>den</sup> November aan zijne vrouw -schreef (1<sup>e</sup> dl., blz. 125). Op hare bewering, dat hij haar, -in de persoon van <span class="pagenum">[<a id="pb83" href="#pb83" -name="pb83">83</a>]</span>Tine, te veel geprezen had, antwoordde hij -bijv.:</p> -<p class="par">„Neen, neen, waarachtig niet, ik heb u niet in de -hoogte gestoken. Integendeel, je staat veel te veel op den achtergrond. -Ik heb mij dat al verweten, doch ik werd daartoe geleid omdat Max -hoofdpersoon blijven moet (om het doel van ’t boek) en voorts dat -ik goed van mijzelf spreek heb ik u vroeger al uitgelegd.”</p> -<p class="par">En verder deze regelen, die de geschiedenis van den Max -Havelaar belangrijk toelichten:</p> -<p class="par">„Het was mijn plan Jan te verzoeken naar Van -Hasselt (de Br∴ R + die met Dekker het eerst over <span class= -"ex">De bruid daarboven</span> had gecorrespondeerd) en Van Lennep te -gaan, of naar den eersten alleen, dan krijgt Van Lennep het ook...</p> -<p class="par">Maar nu het delicate punt. Als men komt met een boek met -de vraag „wil je dat afkoopen?” dat is chantage, -afzetterij. Dat is dus de bedoeling niet. Ik heb mijn boek geschreven -met een dubbel doel: namelijk verbetering van den boel in Indië, -en herstel van mijne positie. De zaak is dus niet dat <span class= -"pagenum">[<a id="pb84" href="#pb84" name="pb84">84</a>]</span>ik zeg: -geef mij zooveel of zooveel, dan zwijg ik; want ik meen wat ik op het -slot zeg. Ik zal strijden voor die arme verdrukten, ik heb mij dat nu -voor mijn roeping gekozen. De vromen zouden zeggen dat de Heer mij -daartoe dringt, daar hij mij alle andere uitwegen afsloot.</p> -<p class="par">Doch dat dubbele doel kan bereikt worden door -samengaande maatregelen, namelijk een hoogst-eervolle benoeming van mij -met eene considerans dat Z. M. mijne wijze van handelen approuveert, en -die van het toenmalig bestuur desavoueert. Dat is eene zedelijke triomf -van ’t principe, en eene materieele zegepraal voor mij, die ik, -God weet het, noodig heb.</p> -<p class="par">Van Hasselt is lid van de kamer (Van Lennep -ook.)<a class="noteref" id="xd21e937src" href="#xd21e937" name= -"xd21e937src">1</a></p> -<p class="par">Willen zij met Jan samenzweren om mij dien dubbelen -triomf te bezorgen, goed. Doch er moet goed vermeden worden er op te -doelen als of ik voor mij alleen winst vraag. Want behalve dat dit -onedel wezen <span class="pagenum">[<a id="pb85" href="#pb85" name= -"pb85">85</a>]</span>zou, komt hier nog bij dat ik meer winst behaal -door mijn boek te laten drukken. Jan kan aan Van Hasselt zeggen (niet -als bedreiging maar als eenvoudige waarheid) dat ik mijn boek in -’t Fransch, Duitsch en Engelsch vertalen zal. Als mijn oogen het -toelieten was ik al begonnen.</p> -<p class="tb"></p> -<p class="par"></p> -<p class="par">Hoe het zij, ik vind goed dat Jan naar Van Hasselt gaat. -Doch dit staat vast, als Van Hasselt of Van Lennep niet willen of -kunnen bewerken, dat aan mijn dubbel verlangen koninklijk wordt -voldaan, dan zal het gedrukt worden, en als ik daartoe geen geld heb, -dan zal ik het afschrijven en rondzenden in manuscript. Doch in -Frankrijk zal ik de vertaling wel gedrukt kunnen krijgen, en in -Duitschland ook.”</p> -<p class="par">Den 20<sup>sten</sup> November daaraanvolgende kende -Dekker het oordeel van Van Lennep over zijn werk, aan wien Van Hasselt -het had gegeven. Hij schrijft op dien datum:</p> -<p class="par">„Maar nu ben ik in grooten tweestrijd wat ik doen -moet. Jan namelijk zendt mij ƒ50, en stelt voor het boek aan -Rochussen (den <span class="pagenum">[<a id="pb86" href="#pb86" name= -"pb86">86</a>]</span>toenmaligen minister van koloniën, opdat die -de uitgave nog zou kunnen voorkomen) te vertoonen. Van Lennep zegt: ik -moet zoo dwaas niet zijn het voor niet aan een boekverkooper te geven. -Hij maakt zich sterk een prijs te bedingen. Nu moet ik kiezen tusschen -schrijven in Holland of eene betrekking in Indië.</p> -<p class="par">Zooals de zaken nu staan houd ik het er voor dat ik -slaag in wat ik ook kies.</p> -<p class="par">Maar ik ben in vreeselijken tweestrijd.</p> -<p class="par">Jan vraagt antwoord met ommegaande en ik kàn van -avond niet antwoorden. Ik wilde u zoo gaarne spreken. De schulden jagen -mij naar Indië, de kinderen houden mij in Europa. Je begrijpt de -spanning.</p> -<p class="par">Ik heb nagedacht. Ik hel over naar Rochussen, doch -conditiën:</p> -<p class="par">1 Resident op Java. Speciaal Passaroeang om mijn -schulden te betalen.</p> -<p class="par">2 Herstel van diensttijd, voor ’t pensioen.</p> -<p class="par">3 Een ruim voorschot.</p> -<p class="par">4 Ned. Leeuw.</p> -<p class="par">Doch ik zal deze conditiën niet zeggen, eerst wil -ik zien wat hij biedt.” <span class="pagenum">[<a id="pb87" href= -"#pb87" name="pb87">87</a>]</span></p> -<p class="par">Den 22<sup>sten</sup> November ontving Dekker twee -honderd gulden van zijn broêr, om zijn schuld bij den -Brusselschen waard af te doen en naar Amsterdam te reizen. Den -23<sup>sten</sup> vertrok hij en kwam dienzelfden dag te Amsterdam -aan.</p> -<p class="par">Tot zoover de opeenvolging der feiten, die wij thans -hebben nagegaan tot het punt, waar het eerste deel der <span class= -"ex">Brieven</span> en de eerste faze van Dekker’s -lijdensgeschiedenis eindigt. Want, al hebben wij er niet telkens en -telkens de aandacht op gevestigd, daar uit de feiten zelf genoeg het -lijden bleek, dat er in gelegen was voor hem, wiens geschiedenis zij -uitmaken, en daar het ons er hier vooral om te doen was, helder te doen -blijken, welken indruk de vijandig gezinde familieleden en kennissen, -die ver af woonden en natuurlijk alleen oordeelden naar den uiterlijken -schijn der dingen, ontvingen; want, herhalen wij, geleden heeft Dekker -in deze jaren waarschijnlijk meer, dan wie ook, die niet uit eigen -ondervinding weet hoe hevig het doorleven van zulke toestanden menschen -van Dekker’s geëxalteerd <span class="pagenum">[<a id="pb88" -href="#pb88" name="pb88">88</a>]</span>temperament aandoen, zoude -kunnen beseffen.</p> -<p class="par">Want behalve door het, niemand buiten hem en hem zelf -ternauwernood toen nog bekende, letterkundig talent, onderscheidde -Dekker’s persoon in de woeste levensperiode, welke wij hem hebben -zien doorloopen, zich ook nog hierdoor van gewone avonturiers, dat, -terwijl deze lieden zich juist plegen te kenmerken door de -grijnslachende onverschilligheid, waarmede zij alle tegenspoeden -doorleven, mits die hun maar geen onmiddellijke physieke pijn of -ongemakken veroorzaken,—Dekker’s buitengewoon zenuwgestel -door dat onregelmatig en koortsachtig leven ten eenenmale werd van -streek gebracht.</p> -<p class="par">Maar,—en zoo keeren wij tot ons uitgangspunt -terug—de feiten blijven de feiten, en niemand, vermoeden wij, die -er zich verwonderd over zal betoonen, dat „de menschen” -niet veel goeds, maar alles slechts in Dekker’s gedragingen -vonden, van het oogenblik af dat hij zijn vrouw alleen in Indië -achterliet tot dat waarop zij te Brummen <span class="pagenum">[<a id= -"pb89" href="#pb89" name="pb89">89</a>]</span>vertoefde en hij in -Brussel geheel aan lagerwal was geraakt.</p> -<p class="par">Twee zaken waren er,—dus zullen sommigen -oordeelen,—waardoor Dekker zich dan toch gunstig van gewone -avonturiers onderscheidde en die in het oog moesten springen; te weten: -zijn beminnelijkheid en edelmoedigheid, èn zijn hoogere -geestesaanleg, die wel in de verste verte niet de allerbuitengewoonste -hoogte kon doen vermoeden, waarop zijn talent later zou schitteren, -maar waaruit toch bleek, dat hij, in den gewonen zin des woords, een -begaafd man was. En deze twee zaken,—dus zal men -konkludeeren—zouden het oordeel en de houding der familie hebben -moeten wijzigen.</p> -<p class="par">Wij zullen repliceeren met eene verwijzing naar hetgeen -wij omtrent publieke vrouwen in ’t algemeen in ’t midden -hebben gebracht. Evenals publieke vrouwen meestal enkele zeer goede -eigenschappen hebben, zijn de meeste avonturiers daarvan ook niet -verstoken, en de eigenaardigheid van hun bestaan, het voortdurend leven -op plaatsen <span class="pagenum">[<a id="pb90" href="#pb90" name= -"pb90">90</a>]</span>van openbaar vermaak, het dagelijks den heelen dag -luieren in koffiehuizen, speelzalen en diergelijke, het voortdurend in -aanraking zijn met gezelschappen van menschen van allerlei slag, -ontwikkelt de deugden in hen, die men de eigenaardige deugden van den -<span class="ex" lang="de">Gesellschafter</span> noemen kan: de -beminnelijkheid en daaraan verwante goedhartigheid en edelmoedigheid. -Avonturiers b.v. zijn in ’t algemeen veel goedhartiger en -edelmoediger dan parvenu’s, die zich met verwaande deftigheid van -armen en on gelukkigen afkeeren, dan vele gezeten burgers, wier deugden -eerder in spaarzaamheid, zedelijkheid, zindelijkheid en stiptheid in -handel en wandel bestaan. Avonturiers: drinkers, spelers, hoereerders, -gewoon hun leven te verdeelen of liever verdeeld te zien in tijdperken -van weelde en losbandigheid, en van armoede en gebrek, tot gewoonte -hebbend hun zóo-gewonnen geld dadelijk te verkwisten, vinden het -gooien met groote sommen iets zoo natuurlijks, dat zij ook in hun -aalmoezen-geven buitensporig zijn en zij even graag een tientje in de -hand eens armen <span class="pagenum">[<a id="pb91" href="#pb91" name= -"pb91">91</a>]</span>doen glijden, als meer bezadigde menschen daarin -een kwartje zouden deponeeren. Dus de edelmoedigheid in dezen zin -maakte Dekker niet tot een uitzondering onder de lieden, waarmede zijn -verwanten hem gelijk stelden.</p> -<p class="par">En wat de begaafdheid, het vernuftige, aangaat, ook -hierin hebben vele <span class="ex">chevaliers d’industrie</span> -het tamelijk ver gebracht. Niet alleen heeft het avontuurlijke leven, -het leven van reizen en trekken, van hotels, koffiehuizen en kroegen, -van spoorweg-coupé’s, stoombootdekken en kajuiten, van -stadstrammen en dorpsdiligences, het leven in gewesten van allerlei -klimaat en aspekt, het omgaan met menschen van allerlei ras, stand en -karakter, eene dagelijks gevoed wordende ongewone vatbaarheid voor -indrukken in hen doen ontstaan, en een vernuftig gemak van beweging en -konversatie, waardoor eenvoudige lieden worden overbluft en meer -ontwikkelde aangenaam beziggehouden; maar het is of hun vernuft -zich,—daar zij toch allen een vaag besef hebben van de groote -lakune, het gemis aan degelijkheid, <span class="pagenum">[<a id="pb92" -href="#pb92" name="pb92">92</a>]</span>in hun leven—bij uitstek -gescherpt heeft op het punt, dat het recht-praten van hun eigen kromme -leven betreft.</p> -<p class="par">Er bestaat bijna geen min of meer toonbaar avonturier, -die u, in oogenblikken van gemoedelijkheid als zijne stem week wordt en -zelfs zijn oog vochtig, niet fraai en breedvoerig weet uit te leggen, -òf dat hij het slachtoffer is der vervolgingen van het noodlot, -dat hij heel anders terecht had kunnen komen indien alles hem maar niet -zoo ware tegengeloopen, en dat hij zich, door losbandig en onwaardig te -leven, nu wreekt op de meêdoogenloosheid van het leven jegens -hem; òf hij neemt de tegenovergestelde houding aan, en overreedt -u, in een kunstig samengesteld pleidooi, opgeluisterd door -geschiedkundige voorbeelden en spitsvondige redeneeringen, dat zijn -manier van leven de slimste, de beste, de prettigste is. Zij die -arbeiden en een goed geregeld maatschappelijk leven leiden, nu ja, dat -zijn de sukkels, de domooren, hij en de zijnen begrijpen het leven -eerst op de goede manier. Wat de geregelde lieden in een jaar tijds van -hoofdbrekens <span class="pagenum">[<a id="pb93" href="#pb93" name= -"pb93">93</a>]</span>en moeilijk werk winnen,—wèl, dat -wint hij in éen avond aan een speeltafel. Overigens, leven de -meeste aanzienlijken, de hoogst-aanzienlijken, zij die niets -behòeven te doen om den broode, niet even als hij, met alleen -een verschil in de onderdeelen, een verschil van minder of meer; -bestaat niet het leven van vele vorsten en prinsen uit een -aaneenschakeling van vermaken, van reizen en feestvieren, van dansen en -jagen en eten en drinken?... Zoo zijn de redeneeringen dezer -menschen.</p> -<p class="par">Vele avonturiers buitendien maken een aardig -gezelschapsvers, zitten vol woordspelingen en behendige replieken.</p> -<p class="par">Dus, konkludeeren wij, noch de beminnelijkheid, noch wat -men in den gewonen zin vernuftigheid noemt, kon ten opzichte van Dekker -de oogen der menschen openen en hen in hem iets anders dan een niet van -het type afwijkend avonturier doen zien.</p> -<p class="par">Er kwam nog bij,—wat in dit geval een buitengewoon -gewicht in de schaal legde, daar Dekkers verwanten van zijn vrouws -<span class="pagenum">[<a id="pb94" href="#pb94" name= -"pb94">94</a>]</span>kant tot de zeer vrome geloovigen -behoorden,—dat hij in hunne schatting een brutaal godloochenaar -was. Hij vereenigde dus in zich ongeveer alle eigenschappen, die hem in -hunne oogen tot het afschuwelijkste individu moesten maken, dat men -zich denken kan. Hij was hun tegenvoeter, in alles; en omdat hij tot -hunne familie behoorde en zij dus beducht waren dat zijn leelijke -reputatie ook hunnen naam zou smetten, groeide hun afkeer tot haat.</p> -<p class="par">Doch wij willen dat alles slechts beschouwen als een -vraagstuk ondergeschikt aan dat andere, dat de geheele verhouding van -Dekker tegenover „de menschen” beheerschte, dat de kern -vormt van het groote misverstand van zijn leven, met de behandeling -waarvan wij te gelijk in het tweede deel der <span class= -"ex">Brieven</span> en in de tweede faze van zijn leven komen.</p> -<p class="par">Wij willen namelijk beweren, dat,—een waarheid die -trouwens duidelijk blijkt uit de houding der familie ná het -verschijnen van <span class="ex">Max Havelaar</span> en den door den -schrijver verworven naam,—<span class="ex">al ware de -<span class="pagenum">[<a id="pb95" href="#pb95" name= -"pb95">95</a>]</span>familie van den beginne af aan op de hoogte -geweest van Dekker’s buitengewone schrijversgaven</span> (iets, -dat niets te maken heeft met het soort vernuftigheid, waarvan wij boven -spraken)—<span class="ex">zij toch zich niet wezenlijk -anders jegens hem zou gedragen hebben dan zij nu deed</span>. Zij -zou hem dan misschien wel niet matroos of hofmeester op een schip -willen maken, maar toch zou zij zich geheel van hem vervreemd hebben en -God gebeden hem nooit te mogen ontmoeten.</p> -<p class="par">Voor wij nu verder gaan om deze bewering te staven en -toe te lichten, willen wij den geestestoestand van Dekker zelven -beschouwen, zooals die geworden was in deze jaren van wild leven buiten -de Hollandsche maatschappij, om daardoor des te duidelijker te doen -uitkomen het schrille kontrast tusschen hem aan den eenen en die -maatschappij aan den anderen kant, dat de oorzaak werd der mislukking -van zijn leven. Want zijn leven, hoe vorstelijk geslaagd een gedeelte -van het thans levend geslacht het moge achten,—is mislukt in wat -hij zelf er van had willen <span class="pagenum">[<a id="pb96" href= -"#pb96" name="pb96">96</a>]</span>maken. Op menige plaats in zijn werk -kan men het bewijs van deze stelling vinden.</p> -<p class="par">Indien er een schril kontrast bestaat tusschen Multatuli -aan den eenen en de maatschappij aan den anderen kant,—een -kontrast ook, dat weinig minder opvallend is, wordt waargenomen -tusschen Dekker’s uiterlijke omstandigheden en het zelf-gevoel in -zijn binnenste, in den tijd van zijn vertrek uit Indië af tot lang -na het verschijnen van <span class="ex">Max Havelaar</span> toe. Dit -zelf-gevoel zou door de prikkels van buiten al grooter en grooter -worden, tot hij, eenmaal in het publiek getreden, het geheel van onder -zijne beheersching zal hebben verloren en het te pas en te onpas op de -geweldigste wijze zal uiten.</p> -<p class="par">Was hij naar het uiterlijke een avonturier, behoorde hij -oogenschijnlijk tot een der minst eerbiedwaardige klassen van -personen,—innerlijk gevoelde hij zich groot en verheven boven -alle menschen, innerlijk droeg hij de wetenschap met zich van bij de -meest eerbiedwaardige aller menschen te behooren. Wel was hij zich in -’t minst niet van letterkundige <span class="pagenum">[<a id= -"pb97" href="#pb97" name="pb97">97</a>]</span>bekwaamheden bewust, wel -moest zijn letterkundige genialiteit nog geheel aan hem zelf ontdekt -worden, maar, juist door de weinige bepaaldheid, door de vaagheid, -sterker, droeg hij het bewustzijn in zich van een kracht, een -grootheid, datgene wat iemand een groot man maakt, eene groote en -schoone ziel, te bezitten.</p> -<p class="par">Nu, met de kracht van de verontwaardiging, met de kracht -van het protest, groeide tegen de verdrukking in, tegen de verdrukking -van den uiterlijken schijn in, het zelf-gevoel in zijn binnenste, dat -later tot zelf-verheerlijking uitdijen zoude, en hoe lager hij zonk hoe -hooger hij zich gevoelde.</p> -<p class="par">Hij was voortdurend onder vreemdelingen en kon aan -niemand openbaren wat er in hem omging. Hieraan moet het worden -toegeschreven, dat de zelf-verheerlijking in hem vastgroeide hoe langer -hoe hechter, en voor goed onuitroeibaar zou worden. Hij was geheel -alleen, van allen verlaten, daarom klemde hij zich met alle macht vast -aan den eenigen steun die hem overbleef: het geloof aan zich zelf. -<span class="pagenum">[<a id="pb98" href="#pb98" name= -"pb98">98</a>]</span></p> -<p class="par">Nu, nu dit zoo was, nu allen hem hadden verlaten, nu hij -door iedereen voor een ellendeling werd gehouden, nu de menschen en de -omstandigheden, nu de geheele wereld om zoo te zeggen tegen hem was -gekeerd en hem verachtte,—nu, zoo kan men zich het spreken der -stem in zijn binnenste voorstellen, nu zou hij ook álles doen en -álles zijn, nu zou er ook niets zijn wat hij niet bereiken zou, -nu zou hij tot de hoogste hoogte klimmen, waartoe ooit menschen waren -gekomen, neen, hooger nog, de grootste droom, die ooit het onderwerp -van menschelijke eerzucht was, zou hij verwezenlijken.</p> -<p class="par">Wie of wat hem daartoe in staat stelde? Wel hij, hij -zelf, zijn kracht, zijn eigenschap van de grootste aller menschen te -zijn, was ’t die hem er toe in staat stelde. En wat dan de nadere -aanduiding was van wat hij eigenlijk doen zou? Wel, hij zou zijn land -tot het beroemdste der landen, hij zou zijn volk tot het gelukkigste -der, tot een voorbeeld voor alle volken maken, en zijn gezin zou hij -uit de diepste ellende tot de hoogste sport van eer en aanzien -voeren... <span class="pagenum">[<a id="pb99" href="#pb99" name= -"pb99">99</a>]</span></p> -<p class="par">Zoo bruiste en brandde het in zijn gedachte.</p> -<p class="par">Het resultaat was, dat hij een schoon letterkundig werk -maakte. Nooit heeft hij een zweem van het vermoeden gehad, dat zijn -zelf-gevoel, zoo ongekontroleerd, zoo in ’t wilde weg als het -was, uit niets anders bestond dan uit de universeele -grootheidsfantazieën die menschen met veel artistieken aanleg niet -zelden in zich omdragen, en die geheel verkeerd uitkomen zoodra zij ze -bij vergissing eens in de werkelijkheid beproeven toe te passen.</p> -<p class="par">Gelijk bekend is, wilde hij later van de letterkundige -schoonheid van Max Havelaar niets hooren. Want,—zoo droomde -hij,—een boek, dat daar voor u ligt, een stapel papier; en ... -woorden van lof daarover uit de monden van menschen, van eenige in -burgerkleêren gestoken menschen, die men zoo nu en dan ontmoet, -en voorts in de kolommen van dagbladen, op de bladzijden van -tijdschriften, regels van zwarte letters op wit papier,—wat was -díe realiteit in vergelijking met die, welke een <span class= -"pagenum">[<a id="pb100" href="#pb100" name= -"pb100">100</a>]</span>buitengewoon mensch van zíjn grootheid -omgeven moest! Wat hadden díe zaken uit te staan met de -heerschappij en de glorie, die hem wachtte, hem, Multatuli, den -éersten man eener natie, den wereldhervormer, den machthebber, -die zich al zag gedragen in een gouden draagkoets met purperen -gordijnen, voorafgegaan van muzikanten en zonneschermdragers in -scharlaken livrei, met een gevolg van militairen in schitterende -uniformen, omgeven, op eerbiedigen afstand, van de menigte des volks, -hoogen en lagen in aanzien en stand, die allen hem bewonderende blikken -toewierpen en hem liefhadden als hun weldoener en de beschermheer -hunner landen. Wat was er voor verband tusschen die onnoozele -kleinigheden en hem, den toekomstigen vorst, den onderkoning, die in -marmeren paleizen het rijke Insulinde zou bewonen, nadat hij Amsterdam -tot de hoofdstad der wereld zou hebben gemaakt, die in gebeeldhouwde -ledikanten onder troonhemels ’s nachts zou slapen en bij dag -loopen over kostbaar ingelegde vloeren tusschen zijn onderdanigen -hofstoet, die <span class="pagenum">[<a id="pb101" href="#pb101" name= -"pb101">101</a>]</span>des avonds schitterende feesten zou geven, -waarop hij de hoogstgeplaatsten des lands zou nooden en hun dan wel -genadiglijk een oogenblik te woord zou willen staan. Hij zag zijne -zalen reeds prachtig verlicht, stralend van weelde, gevuld met vrouwen -in satijnen gewaden en in bloementooi, gevuld met mannen, wier borsten -glinsterden van ridderkruisen. En rondom in den lande, tot zoover zijn -gebied reikte buiten de balustraden zijner parken, zou nergens gemor -zijn in de woningen der lagere bevolking en geen nijdigen blik zou hij -ooit in de oogen van den minsten zijner onderdanen zien flikkeren, want -zijn edel en wijs beleid zou <span class="ex">allen</span> gelukkig -hebben gemaakt.</p> -<p class="par">Dat alles voorzag hij reeds, als, op het geroep van zijn -alvermogende stem, het rechtsgevoel der natie ontwaakt zou zijn en zij -als éen man zou zijn opgestaan om het bittere onrecht den -edelsten harer zonen aangedaan, schitterend te wreken.</p> -<p class="par">Dat alles voorzag hij, en, als hij om zich heen keek, -wat?... Een armelijke kamer, eenige brieven met volzinnen van -ingenomenheid, <span class="pagenum">[<a id="pb102" href="#pb102" name= -"pb102">102</a>]</span>een stad, waar bijna niemand op hem lette, op de -enkelen na, die hem met verbazing bekeken of met sympathie begroetten -en verder gingen.... Het was om krankzinnig te worden.</p> -<p class="par">Deze geestestoestand van Dekker heeft op al het werk van -Multatuli zijn stempel gedrukt.</p> -<p class="tb"></p> -<p class="par"></p> -<p class="par">Beschouwen wij thans de appreciatie, welke de -maatschappij, de maatschappij <span class="ex">grosso modo</span>, voor -personen als Dekker heeft. Wij spreken dus niet van het betrekkelijk -kleine gedeelte der maatschappij, dat hooger intellektueel en artistiek -ontwikkeld is en een bijna uitsluitende vereering koestert voor het -talent in den mensch. Dit gedeelte integendeel zonderen wij -nadrukkelijk uit, en spreken dan voor ’t overige van de -maatschappij in ’t algemeen, in haar geheel, met al hare standen -en graden van ontwikkeling.</p> -<p class="par">De kunst dan staat niet zoo allerhoogst aangeschreven -bij die maatschappij. Het gevoel van Lodewijk den XIV<sup>den</sup>, de -inkarnatie <span class="pagenum">[<a id="pb103" href="#pb103" name= -"pb103">103</a>]</span>en verpersoonlijking van het begrip -„aanzienlijkheid” in de maatschappij, voor Molière -b.v., dien hij zonder twijfel voor den grootsten blijspeldichter zijner -eeuw hield, en dien hij, ten blijk daarvan, tot den rang van hof ... -kamerdienaar bevorderde,—dat gevoel leeft, hoezeer ook door de -veranderde toestanden gewijzigd en in andere vormen zich openbarend, -nog steeds voort in de hoogere standen, voor zoover althans hunne -kerkschheid de kunst niet geheel en al tot een verboden artikel voor -hen maakt. De vorsten en prinsen, en in hun gevolg de -geld-aristokraten, en in dier gevolg wederom de deftige en minder -deftige burgerij, beschouwen de kunstenaars nog altijd min of meer als -de lieden, wier taak is hun amusement te verschaffen, hun eenigen tijd -aangenaam of lachwekkend bezig te houden, die zij daarvoor betalen, de -musici en muzikanten om hun gehoor streelend aan te doen als zij aan -tafel zitten en zelf de zorg voor het genot van hun verhemelte op zich -hebben moeten nemen (diner), en om hun het dansen gemakkelijk te maken -<span class="pagenum">[<a id="pb104" href="#pb104" name= -"pb104">104</a>]</span>(bal), om hun een voorwendsel te geven bijeen te -komen, de dames om elkanders toiletten te bewonderen en te benijden, de -heeren om deze dames te courtiseeren en elkander hun dekoraties of -andere voornaamheid te toonen (soirée, koncert); de schilders, -zoo al niet om hun woningen fraaier te verven dan rijtuigschilders -daartoe in staat zijn, dan toch om hun wanden te behangen met -kostbaarder voorwerpen dan Delftsch aardewerk of gobelintapijten; de -letterkundige kunstenaars, ja, het moet gezegd worden, dat deze nog het -minst in aanzien staan.</p> -<p class="par">Vroeger had men aan de hoven den nar, dien geestigheden -te zeggen, den poëet, dien de cither te bespelen en roerende -liederen te zingen of te deklameeren als hunne taak was opgedragen. Zij -waren de bedienden, die met de zorg voor het humeur van den vorst en -zijne omgeving waren belast, zooals anderen in de keuken, met de zorg -voor zijn maag, anderen met het reinigen en optooien zijner vertrekken -belast waren. Heden ten dage treft men, in <span class= -"pagenum">[<a id="pb105" href="#pb105" name= -"pb105">105</a>]</span>gewijzigden vorm, hetzelfde verschijnsel aan, -als de gastvrouwen op hunne soirées een dichter noodigen om het -gezelschap wat van zijne verzen voor te dragen en de -liefhebberij-vertooning van een zijner tooneelstukken te leiden. Maar -dat deze gezelschappen, de dragers der algemeene maatschappelijke -opvattingen, den dichter bepaald als hun meerdere beschouwen om zijn -talent, hem als zoodanig de voornaamste plaats in hun midden aanbieden, -hem eeren en eerbiedigen, dit komt niet voor.</p> -<p class="par">O zeker, er zijn vele uitzonderingen op dezen regel. Het -gebeurt wel, dat menschen, vooral dames, dwepend ingenomen zijn met een -schrijver en hem om zijn talent boven andere menschen stellen in hun -hoogachting, dat vermaarde auteurs aan middagmalen worden genoodigd en -hun de eereplaats aan de zijde der gastvrouw wordt aangeboden. Deze -laatste gevallen zijn vooreerst zeldzaam, in de tweede plaats geldt de -eer aan den auteur bewezen veeleer zijn roem, zijn vermaardheid, -en—dit is een gewichtig punt—de <span class= -"ex">karakter</span>deugden, die hij moet <span class="pagenum">[<a id= -"pb106" href="#pb106" name="pb106">106</a>]</span>bezitten naast zijn -talent om zich tot zulk eene vermaardheid te hebben kunnen -opwerken.</p> -<p class="par">In het algemeen kan men zeggen, dat in de maatschappij, -in haar geheel genomen, het letterkundig talent <span class="ex" lang= -"de">an und für sich</span> zeer weinig in aanzien staat, en dat -het talent in een persoon zonder karakter zelfs in het geheel niet -wordt geëerd.</p> -<p class="par">„Nu ja,”—dacht of zeide de -maatschappij van Douwes Dekker, toen, wat wij zijn enorm talent noemen, -eenmaal gebleken was, „nu ja, veel talent, veel „macht over -de taal,” maar overigens een man zonder karakter, een slecht -mensch, die zijn talent misbruikt in dienst der booze neigingen van -zijn hart. Wat heeft men aan een talent, wat beteekent al talent, -indien het niet gebruikt wordt in dienst van God of van de -maatschappij, om er ernstige en stichtelijke werken mede tot stand te -brengen. En wat is een man waard, welke aanspraken kan een man op onzen -eerbied doen gelden, indien hij al mooie boeken schrijft zoo hij zelf -door zijn leven een slecht voorbeeld geeft aan zijn -medemenschen.” <span class="pagenum">[<a id="pb107" href="#pb107" -name="pb107">107</a>]</span></p> -<p class="par">Dus luiden de typisch maatschappelijke redeneeringen -over het talent. Men ziet, wij zijn hier ver van de meer artistieke -opvatting, die het talent als de hoogste en alles overheerschende -eigenschap beschouwt, die het spreekwoord huldigt „<span lang= -"fr">le talent excuse tout</span>.”</p> -<p class="par">Ver ook, ja lijnrecht tegenover, de verwachting, -waarmede Multatuli als erkend talent-vol man het openbaar leven in de -maatschappij betrad.</p> -<p class="par">Hij ondervond dus twee ontgoochelingen, die hem des te -heviger aangrepen, naardien in zijn geëxalteerden toestand zijne -verwachtingen zich hooger hadden gespannen. Hij werd niet tot -onderkoning onmiddellijk verheven; maar de maatschappij, zijn talent nu -kennend, behandelde hem zelfs in veel opzichten als een gewoon -medeburger, wiens karakter door velen gewogen en te licht bevonden -werd.</p> -<p class="par">Dit was te veel voor zijn zoo licht ontvlambaar en nu -ontvlamd gemoed. Zoolang hij nog niet getoond had wie hij was, zoolang -hij zijne ziel nog niet had geopenbaard, <span class="pagenum">[<a id= -"pb108" href="#pb108" name="pb108">108</a>]</span>kon hij ten minste -nog denken, als hij zat te peinzen over al zijne vernederingen: ja, -wacht maar, wacht gij lieden maar, ééns zal ik u -beschamen en de wereld versteld voor mij doen staan, eens zult gij -allen naar mij opzien als ik mij boven u allen zal hebben verheven.</p> -<p class="par">Doch nu kon dat niet meer, nu ontzonk hem ook de laatste -hoop en troost, in ’t groote namelijk, waartegen de verbetering -van zijn levenstoestand in ’t kleine niet kon opwegen. Hem bleef -niets over dan groote, woedende bitterheid. Uitlatingen als die in -zijne Ideën, waar hij de geheele natie nu voor een troep schelmen -uitmaakt, waren van deze bitterheid de openbaringen.</p> -<p class="par">Openbaringen van dien alles beheerschenden wrevel waren -ook zijn zonderlinge en heftige handelwijzen tegenover bijzondere -personen. Zijn prikkelbaarheid had haar toppunt bereikt.</p> -<p class="par">Beschouwen wij met onpartijdige bedaardheid zijne -houding tegenover zijn broeder Jan Dekker, zooals die vooral in het -tweede deel der Brieven uitkomt. Aan dien broeder <span class= -"pagenum">[<a id="pb109" href="#pb109" name="pb109">109</a>]</span>had -hij voor zoover uit de zeer volledige gegevens, die nu tot ons gekomen -zijn ten duidelijkste blijkt, groote verplichtingen, terwijl niets er -op wijst, dat die broeder ook aan hem, Eduard, iets te danken zoude -hebben gehad. Het geld, waarvan Dekker te Batavia leefde in 1857, -vóór hij naar Europa vertrok, zal hem wel grootendeels -door dien broeder zijn verstrekt; het was dezelfde broeder, die te -Rembang Dekker’s gezin bij zich noodde toen hij eindelijk op reis -ging, dezelfde, die, in het voorjaar van 1858, Dekker’s rekening -over zeven maanden in het Brusselsche logement betaalde, zeer -waarschijnlijk was ’t dezelfde gulle man, die hem in staat stelde -in dat zelfde jaar verder naar Cassel te komen en daar hem van het -noodige voorzag (al kwam Dekker er niet mee toe, zoodat hij te Cassel -andere schulden maakte); dezelfde die, in het voorjaar van 1859, de -passage van Dekker’s vrouw en de haren naar Europa bekostigde; -dezelfde die gedurende de tweede helft van 1859 aan Dekker’s -gezin weder een gastvrij dak bood op zijn buitengoed <span class= -"pagenum">[<a id="pb110" href="#pb110" name="pb110">110</a>]</span>te -Brummen; dezelfde eindelijk, die in November 1859, voor de tweede maal -zijne logementsrekening te Brussel voldeed en hem in staat stelde naar -Amsterdam te komen.</p> -<p class="par">Indien men in het oog wil houden, dat de meeste dezer -gewichtige diensten door den heer Jan Dekker aan zijn broeder bewezen -werden, in een tijd dat deze van zijn hoogere gaven nog niets had doen -blijken, terwijl de heer Jan over de handeling van Dekker’s -ontslag-nemen geen ander gevoelen kon hebben dan hetgeen wij als het -algemeen gevoelen der menschen hebben leeren kennen,—dan zal -ongetwijfeld een ieder van meening zijn, dat de heer Jan Dekker een -bijzonder goedhartig en edelmoedig mensch was, Eduard in hem een -voortreflijk en hem te benijden broeder bezat; en het jammer vinden, -dat Eduard zich niet in deze kleinigheid meester kon blijven, dat hij -zóó’n broeder ten minste dan alléén -in aanraking liet komen met de beminnelijke zijden van zijn karakter -(waar hij elders, naar wij lezen, zoo mede te woekeren wist,) -zorgvuldig de minder aangename kanten voor hem verbergend, <span class= -"pagenum">[<a id="pb111" href="#pb111" name= -"pb111">111</a>]</span>opdat hij zich daar aan niet stooten kon.</p> -<p class="par">Reeds uit Brussel schreef Dekker aan zijn vrouw over -zijn broeder als over iemand, die eigenlijk verplicht was hem te -onderhouden. „Voor de tiende maal vraag ik u: hoe denkt Jan toch -dat ik leef” (dl. 1, blz. 133) enz. Reeds in dien tijd, dus -vóór het verschijnen van <span class="ex">Max -Havelaar</span>, is Dekker verbitterd tegen of allerliefst voor zijn -broeder in zijn uitlatingen. Toen de heer Jan zoo ingenomen was met -<span class="ex">Max Havelaar</span>, dat hij in handschrift gelezen -had, en Eduard in staat had gesteld naar Amsterdam te komen, was het -tusschen hen tweeën al „botertje tot den boôm” -en schrijft Dekker aan zijne vrouw (dl. 2, blz. 11 en volgende):</p> -<p class="par">„Beste beste Tine! Heerlijke tijding! Van avond -hier gekomen. Jan opgezocht in de Variété. Hartelijk en -verzoend, en ik kom meê naar De Buthe......” -„Hartelijke ontmoeting, verzoening, afspraak om niet meer te -kibbelen” (tusschen de broeders)... „Jan heeft mij een -mooie overjas gekocht” ...</p> -<p class="par">Spoedig doet de heer Jan echter al weder <span class= -"pagenum">[<a id="pb112" href="#pb112" name= -"pb112">112</a>]</span>dingen, die den opgewonden Douwes mishagen: -„Wat de zending van Jan naar Rochussen aangaat, ze is compleet -mislukt. Toen hij (maar ik vrees niet op de goede manier) gesproken had -over Raad van Indië, was R. opgesprongen. Dát kan mij niet -schelen, maar wat me wel kan schelen is dat Jan zelf die mij, na mijn -uitlegging, had toegestemd dat dit de eenige wijze was om mij te -herstellen, nu ook vond dat ik te veel vraagde. Dus alweer de -ambassadeur die zijn eigen zaak verlaat.</p> -<p class="par">Van morgen wou hij dat ik vragen zou om directeur te -worden van eene school te Batavia. Dat was juist iets voor mij, zeide -hij en dan was zijn contract gesauveerd! Hij drukt gedurig op zijn -contract dat door mijn hoofdigheid, door mijn te veel vragen kon -geknepen worden.”</p> -<p class="par">Mevrouw Dekker teekent hierbij aan, dat de heer Jan een -tabakskontrakt had in Rembang (dat gevaar scheen te kunnen loopen).</p> -<p class="par">Dekker vervolgt: „Ik laat me niet buigen. Noch -door Fuhri (den ’s-Gravenhaagschen hôtelhouder), noch door -geldgebrek, noch <span class="pagenum">[<a id="pb113" href="#pb113" -name="pb113">113</a>]</span>door schijnbare schande, noch door Jan. Als -jij me afviel zou ik buigen, maar dat kan niet.”</p> -<p class="par">Betrekkelijk geruimen tijd blijft nu de verhouding -tusschen de twee broeders zoo goed als men maar wenschen kan. Een -enkele maal krijgt de heer Jan nog een standje omdat hij niet spoedig -genoeg geld zendt, maar de vriendschap wordt niet verstoord. 16 Juni -1860, schrijft Dekker, die toen toevallig in Rotterdam was: -„Begrijp eens, Jan is hier, en alles heel wel. God geve dat het -zoo blijft,” en dd. 17 Juni: „Jan is van morgen vertrokken. -Wij zijn tot het laatst wèl gebleven. Hij is uiterst ingenomen -met het éclat van M. H., en spreekt er gedurig van. Het is of -hij voelt dat hij mij een beetje respecteeren moet, omdat de menschen -zoo hoog met mij loopen, en ik dus een soort van renommée van -den dag ben.” 18 Juni (Dekker’s gezin was toen in Brussel, -hij zelf in Amsterdam) begint hij een weinig ontevreden te worden tegen -den heer Jan: „Jan had wel uit den hoek mogen komen. Maar neen! -Allerlei vertellingen over donkere toekomst, enz.” Er is echter -eene verontschuldiging: <span class="pagenum">[<a id="pb114" href= -"#pb114" name="pb114">114</a>]</span>„Nu ontken ik niet dat thans -bij de intrekking van den Vrijen arbeid de zaak beroerd wordt”... -Op 2 Juli hoopte Dekker dat de heer Jan geld zou zenden, „de -geest was goed.”</p> -<p class="par">16 Juli was Dekker naar Spa gereisd, plotseling naar het -schijnt, en bevond zich daar weer aan de speelbank. Hij schrijft zijn -vrouw te Brussel, hem duizend francs te zenden. 22 Juli was hij weder -te Amsterdam terug en bericht zijn vrouw de ontvangst van haar brief, -waarin zij hem van haar vergeefsche reis naar „<span class= -"ex">Uccle</span>” verhaalde. De uitgeefster der Brieven heldert -dit geheimzinnige woord op, door als haar stellig vermoeden te kennen -te geven, dat <span class="ex">Tine</span> óok naar Spa was -geweest en daar haar geld had verloren. „In zijne en hare -omstandigheden vond Multatuli zoo’n tochtje zoo al niet positief -goed dan toch zeer verschoonbaar.” Om echter de zaak verborgen te -houden, ging hij zoover in zijne voorzichtigheid van het woord -<span class="ex">Uccle</span>, den naam van een dorp bij Brussel, te -gebruiken, als pseudoniem voor het woord <span class="ex">Spa</span>. -<span class="pagenum">[<a id="pb115" href="#pb115" name= -"pb115">115</a>]</span></p> -<p class="par">In den loop der korrespondentie vernemen wij nog eenige -malen, dat Dekker den heer Jan verzoekt geld te zenden, zijne vrouw -„boven water te houden,” enz. De heer Jan ging voort hem -onophoudelijk bij te staan. Hij deed bijna alle démarches bij -den minister Rochussen, bij vrienden, bij allerlei personen, die Dekker -moesten helpen zijn doel te bereiken. In een niet gedateerden brief, -van Augustus 1860, blijkt echter dat de heer Jan het weder bijna geheel -bij zijn broeder verkorven heeft. Deze schrijft aan <span class= -"ex">Tine</span>: „Ik ga nog eens aan Jan schrijven en zal -probeeren hem uit te leggen dat ik geen partij kan dienen,...” -enz., verder: „In het briefje van Jan dat je mij toezendt komt -voor dat hij zoo blijde is dat ik wil treden in de voorstellen. Ook aan -mij heeft hij iets dergelijks geschreven! Hij schijnt dus van het -komplot te weten en er aan getwijfeld te hebben dat ik de voorwaarden -zou aannemen. Na mij sedert weken te hebben opgehouden met praatjes -komt nu de zaak neer op eene schandelijke omkooperij. ’t Is -infaam!” <span class="pagenum">[<a id="pb116" href="#pb116" name= -"pb116">116</a>]</span></p> -<p class="par">Het komplot en de omkooperij, waarvan hier sprake is, -hebben betrekking op de pogingen, die de staatkundige partijen -aanwendden om Dekker in hunne gelederen op te nemen. Dat hij niet wilde -weten van de enkel letterkundige verdienste van <span class="ex">Max -Havelaar</span>, omdat het boek alleen als een pleidooi in een zaak, -een zaak van landsbestier, moest beschouwd worden naar zijne -opvatting,—en dat hij tévens weigerde in de praktijk te -treden en zich aan te sluiten bij eene partij, die de wijze van bestuur -voorstond, die ook hij zelf de beste achtte,—kwam iedereen, dus -ook den heer Jan, onbegrijpelijk voor. Ons is het nu wel duidelijk, wat -Dekker wenschte: dadelijk eene invloedrijke positie, maar daar nog -nooit iemand op die wijze daartoe gekomen was, begreep men niets van -deze ongeziene wijze van denken en handelen. De heer Jan wilde, om -velerlei redenen, zijn broeder zoo spoedig mogelijk uit den nood -geholpen zien. Reeds bij den aanvang der Havelaar-zaak had hij aan -Eduard geschreven: „om godswil, verschop niets.” De heer -Bekking had <span class="pagenum">[<a id="pb117" href="#pb117" name= -"pb117">117</a>]</span>„het masker” afgeworpen en -„medewerking aan zijne partij, dat is de tabakskontrakten” -als voorwaarde voor hulp bedongen. Van zulk een overeenkomst wilde -Dekker niet weten.</p> -<p class="par">Eene brouille tusschen Dekker en den heer Jan had tegen -het eind van Augustus plaats.</p> -<p class="par">Hij schrijft (d<sup>o</sup>. 27 Aug.) „... Ieder -is meer dan beleefd... behalve Jan. Hij is hier, en na het ontmoeten -dat eerst vriendschappelijk was, begon hij, of wilde hij weer beginnen -te schelden.</p> -<p class="par">1<sup>o</sup>. Omdat ik niet had toegegeven in de -voorstellen van Bekking.</p> -<p class="par">2<sup>o</sup>. Omdat ik aan Cath. en Sietske wat -papeterie had cadeau gedaan.</p> -<p class="par">’t Was in het café restaurant. Veenstra was -er bij.</p> -<p class="par">Ik stond dadelijk op en ging heen. Ik heb hem door -Abrahamsz laten zeggen dat ik niets meer met hem wil te maken hebben, -en dat ik hem verbied zich met mijne zaken te bemoeijen. -Uit!”</p> -<p class="par">In een daarop volgenden brief schijnt hij <span class= -"pagenum">[<a id="pb118" href="#pb118" name="pb118">118</a>]</span>de -ware toedracht der zaak weêr vergeten te zijn, want hij schrijft: -„De hoofdzaak is dat Veenstra inziet dat Jan verkeerd doet mij in -den steek te laten.” Of hij moet de verwijten door den heer Jan -hem gedaan gelijk gesteld hebben met een „in den steek -laten.” Verder in denzelfden brief schrijft hij, na van het -steeds toenemend succes van <span class="ex">Max Havelaar</span> te -hebben gewaagd: „Maar heb ik nu ook niet gelijk, dat ik het -schelden van Jan niet meer verdraag? Bodenheim (die N.B. een woekeraar -is) is beleefd en zelfs hartelijk, en mijn eigen broer is grof. Ik ben -er dan ook glad overheen en verdraag het niet meer.”</p> -<p class="par">In een lateren brief, van 28 September, heet het: -„Als ik aan zoo iets (het schrijven in den <span class= -"ex">Tijdspiegel</span> om geld te verdienen) denk, kookt het mij -dadelijk tegen Jan. Die had mij voor zoo iets moeten vrijwaren. -Kassian, ik hoor nu bepaald dat ze met Mei in Den Haag gaan wonen, die -arme menschen! Liefje, ik vind niet goed dat je Mary (de echtgenoot van -den heer Jan) schrijft. Het zou schijnen alsof ik weer wou <span class= -"pagenum">[<a id="pb119" href="#pb119" name= -"pb119">119</a>]</span>aanknoopen, en dat wil ik niet. Je weet niet hoe -Jan mij traitert. Ik had aan de meisjes A. wat papeterie gegeven (dat -hij mij in een koffiehuis verweten heeft) en kort daarop kreeg ik van -Kees (vader der meisjes A[brahamsz]) een briefje met verzoek aan zijne -kinderen geen geschenken te geven „wijl ik mijn geld beter -besteden kon aan mijn vrouw en kinderen.” Dat had Jan mij -bezorgd. Ik noem zoo iets vervloekt laag.</p> -<p class="par">De zaak staat zoo dat ik niet den minsten twijfel heb om -te slagen, als ik maar van die vervloekte dagelijksche zorg bevrijd -was. Zoo’n Jan die in Den Haag gaat wonen. Hij kan zijn geld -beter aan mij besteden. Maar dat is nu uit. Al wilde hij nu, nu ben ik -er moe van.”</p> -<p class="par">D<sup>o</sup>. 20 Oktober lezen wij nu over deze zaak: -„En nu Jan! Ik ben er regt verdrietig over. Heden nog schreef ik -aan Pieter: „Met Jan wil ik niet meer te doen hebben! Daar blijf -ik bij. Dat weet je, en je gaat met hem naar de opera. Hij heeft mij in -een publiek koffiehuis... (enz. over de papeterie)—dat was -<span class="sc">zijn</span> geld! En nu neemt <span class= -"pagenum">[<a id="pb120" href="#pb120" name="pb120">120</a>]</span>gij -geld van hem aan! Ik moet er nu rijp over denken hoe te doen... (nog -lang wordt hierover uitgeweid)... moet ik nu de eerste keer dat ik Jan -ontmoet—maar ’t zal niet gebeuren!—hooren dat je van -zijn geld naar de komedie bent geweest? Je wist toch alles. Tine, Tine! -Hoe kon je zoo doen! ’t Was mij wel fr. 500 waard geweest als je -gezegd hadt:</p> -<p class="par">„Jan, na alles wat er is voorgevallen heb je het -regt verbeurd ons te helpen!”</p> -<p class="par">Wij zullen de laatsten zijn om de handeling van het -verwijt omtrent de kleinigheid van het papeterie koopen, in den heer -Jan een voorbeeld van delicatesse te noemen, maar de heer Jan was in -’t algemeen ontstemd tegen zijn broer omdat deze zich niet bij de -partij-Bekking c.s. wilde aansluiten, en verborg daarom ook deze kleine -grief niet. Niets zeldzamer dan zóo edele en kiesche menschen, -die diensten bewijzen en zich zoo gedragen als deed degene, wien zij -bewezen werden, hun een weldaad door ze aan te nemen. Zulke menschen -bestaan, maar behooren tot de groote zeldzaamhed <span class= -"pagenum">[<a id="pb121" href="#pb121" name="pb121">121</a>]</span>en -er is niet de minste reden, om er den heer Jan een verwijt van te -maken, dat hij het zoo buitensporig ver niet gebracht had in -zeldzaamheid van karakter-deugden. Trouwens, daar moet dan ook van den -anderen kant eene hoffelijkheid en bescheidenheid in het aanvaarden der -diensten tegenover staan, die Eduard Dekker zelf nagenoeg vreemd -schijnt geweest te zijn. De zinsnede, waarin Eduard schrijft, dat Jan -(die reeds zooveel voor hem gedaan had) beter zou doen zijn geld aan -Eduard te besteden dan er voor in Den Haag te gaan wonen, is -karakteristiek en licht zoo goed als wij maar wenschen konden, de -trekken onzer karakterschets toe, waar wij, in verband met de algemeene -appreciatie van kunst en talent in de Maatschappij, Multatuli’s -ontgoocheling bespraken over het, dat men hem in vele opzichten als een -gewoon sterveling bleef behandelen.</p> -<p class="par">Van de verhouding tusschen de twee broeders vernemen wij -verder in de tot nu toe verschenen deelen der korrespondentie niets. -Waarschijnlijk zal die wel steeds geen <span class="pagenum">[<a id= -"pb122" href="#pb122" name="pb122">122</a>]</span>effene, doch eene -geaccidenteerde verhouding zijn gebleven van brouilles en -verzoeningen.</p> -<p class="tb">⁂</p> -<p class="par"></p> -<p class="par">Welk een verschil tusschen het eerste deel Brieven en -het tweede deel in ’t algemeen! Een verschil dat in den text der -gedrukte bladzijden uitkomt met de helderheid der twee schril -kontrasteerende levensperioden zelf. Is het eerste deel vol van het -diepe leed, in de stilte van het Brusselsche zolderkamertje, als in een -kloostercel, gedragen, waar Dekker’s leven slechts zeer weinig -uiterlijke afleiding vond in den omgang met zijn enkele plebejische -vrienden daar uit de buurt; nemen wij in het eerste deel Dekker -waar,—onder den zwaren druk van het wreede leven, dat hem daar -opgesloten hield,—in een tête-à-tête met zijn -smart, waarin hij zijn talent als een lijdensbloem zag -ontluiken;—het tweede deel voert hem en ons plotseling als in de -drukte en in het gekrioel van een marktplein; het is of er in den stijl -der Brieven iets is <span class="pagenum">[<a id="pb123" href="#pb123" -name="pb123">123</a>]</span>doorgedrongen van het gedruisch op de -Botermarkt, waar Dekker boven den winkel van Lobo, den -Israëlietischen boekverkooper, die ook met een -„stalletje” op de markt zelf was geposteerd, zijn kamer had -en zijne geschriften samenstelde. Uit de eenzaamheid is hij met de -grootste snelheid midden in het woeligste maatschappelijk leven -overgeplaatst. Van onbekend is hij als met tooverslag beroemd geworden, -van geschuwd gezocht, van geminacht hoog-geprezen. Hij komt in -betrekking met de staatkundige partijen, de eene trekt hem hier, de -ander daarheen; binnen eenige maanden tijds worden dertien honderd -exemplaren van zijn Max Havelaar verkocht, overal waar hij zich -vertoont, op straat, in hotels, in publieke vermakelijkheden, wordt hij -met belangstellende nieuwsgierigheid bekeken, vreemden spreken hem aan, -een onbekend meisje in het park, bij eene muziekuitvoering, komt hem -haar handje reiken; van links en rechts wordt hij uitgenoodigd om -lezingen te komen houden, tijdschrift-redaktiën en uitgevers -schrijven hem, komen hem opzoeken, <span class="pagenum">[<a id="pb124" -href="#pb124" name="pb124">124</a>]</span>telegrafeeren hem, loopen hem -na om eenige bladzijden van zijn hand voor hun orgaan of hun drukpers -machtig te worden. De uitgever Thieme wil al aanstonds zijn -partikuliere briefjes uitgeven, waarmede hij uitstekende zaken denkt te -maken, de bezadigde redakteur van het Nederlandsch-Indische tijdschrift -verzint totaal ongebruikelijke opschriften om boven de bijdrage van -Dekker te plaatsen, die hij wenscht op te nemen: „Van den -genialen Multatuli” zal hij er boven zetten. Kortom het is, -zooals Dekker zelf in de brieven schrijft, een „rage”.</p> -<p class="par">De persoon met wien Dekker nu in de eerste plaats te -doen kreeg en met wien hij in belangrijke betrekking zou blijven -gedurende het geheele tijdperk, dat wij in het tweede deel der Brieven -afgespiegeld vinden, was de heer mr. J. van Lennep, rijksadvokaat, een -der leiders der oud-konservatieve partij, Amsterdamsch patriciër. -Tusschen de menigte menschen, die wij, als wij in onze verbeelding een -résumé vormen van Dekker’s leven uit dezen tijd, -hem zien omringen, staat Van Lennep vooraan; op hem <span class= -"pagenum">[<a id="pb125" href="#pb125" name="pb125">125</a>]</span>valt -het meeste licht. En geen wonder! Van Lennep toch bezorgde de uitgave -van <span class="ex">Max Havelaar</span>, stelde Dekker in de -gelegenheid de eerste helft van ’t jaar 1860 met zijn gezin als -een rustige tusschen-periode door te brengen, en bleef voortdurend met -hem in relatie over financiën en andere, wellicht nog gewichtiger, -de uitgave rakende zaken. Wij zullen deze geschiedenis, als zijnde een -der belangrijkste perioden in Dekker’s leven, volgen zoo als de -Brieven ons geleidelijk met haar bekend maken. Er zal onder meer nog -een deel Brieven verschijnen, getiteld <span class="ex">Multatuli en -Busken Huet</span>. Nu, met evenveel recht, had de uitgeefster dit, -tweede, deel, kunnen betitelen: <span class="ex">Multatuli</span> en -<span class="ex">Van Lennep</span>.</p> -<p class="tb"></p> -<p class="par"></p> -<p class="par">Den 23<sup>sten</sup> Nov. 1859 reisde, gelijk wij -gezien hebben, Dekker voor het eerst van Brussel naar Amsterdam. Reeds -had hij van den heer Jan vernomen, dat Van Lennep met <span class= -"ex">Max Havelaar</span>, door Van Lennep <span class="pagenum">[<a id= -"pb126" href="#pb126" name="pb126">126</a>]</span>na Tine en Jan, als -de derde begunstigde, in handschrift gelezen, uiterst ingenomen was. -Van Lennep had aan Van Hasselt geschreven: „In weêrwil van -de bleeke inkt, klein schrift, donkere lucht en toenemende verzwakking -mijner oogen, heb ik het boek verslonden, „<span lang="la">pectus -est quod disertos facit</span>” en „<span lang="la">facit -indignatio verbum</span>” worden ook hier bewaarheid... ’t -Is een meesterstuk, met zijn gebreken, of neen, de gebreken, waarover -ik klagen zou, zoo ’t een gewonen roman gold, geven in dit werk -juist iets meer eigenaardigs, meer verrassends, meer schokkends aan -’t verhaal. ’t Is bl.... mooi, ik weet het niet anders uit -te drukken.” De heer Jan had aan Eduard geschreven, toen hij hem -deed overkomen: „Hij (v. L.) wil met handen en voeten uwe zaak -voorstaan, en verzekerde mij onuitgenoodigd dat hij al zijn invloed in -uw belang zal aanwenden. Hij zeide mij zijn zoon (aspt. ambt. eerste -klasse) met een en ander bekend te hebben gemaakt, en hem gezegd te -hebben: „Ik wenschte mij die zaak aan te trekken met klem, maar -misschien zal men later u daarvoor <span class="pagenum">[<a id="pb127" -href="#pb127" name="pb127">127</a>]</span>donderen.” Zijn zoon -antwoordde: „Pak het aan.””</p> -<p class="par">De eerste brief, dien Dekker uit Amsterdam schreef, aan -zijn vrouw, bevatte deze hoopvolle zinsnede: „Morgen tien uur -naar Van Lennep, die volgens Jan, dol ingenomen is met mijn zaak, en -mij absoluut wil helpen. Dus heerlijke vooruitzigten.” En in den -tweeden, na het bezoek bij Van Lennep, heet het: „Maar Van -Lennep! Daar ben ik geweest, en ik kan je niet uitdrukken hoe die man -mij ontvangen heeft. ’t Is kompleet een schadeloosstelling voor -al de miskenningen. Nooit had ik op zooiets durven hopen...” -enz.</p> -<p class="par">Dekker begon dus Van Lennep te beschouwen, en Van Lennep -begon zich ook werkelijk te gedragen als: Dekker’s beste vriend. -In een brief van 6 Dec. ’59 lezen wij dat De Bull, met wien -Dekker ook in konnektie kwam, na den plotseling voorgevallen dood van -het Kamerlid Stolte, Dekker in diens plaats wilde doen verkiezen, en -dat Van Lennep zelfs zoover gegaan was op eigen houtje over Dekker te -spreken met de kiesvereenigingen. Als de voormalige minister -<span class="pagenum">[<a id="pb128" href="#pb128" name= -"pb128">128</a>]</span>Baud, dien ook Dekker zeer waardeerde, zich bij -die gelegenheid niet ook kandidaat had gesteld, zou Dekker kamerlid of -althans kandidaat zijn geworden. Hij had dit trouwens alleen willen -worden om R[ochussen, den minister] te dwingen hem Raad van Indië -te maken (zie 2<sup>e</sup> dl., blz. 20). Ten dien einde, om Rochussen -te doen voelen dat hij wakker was en werkte, schreef Dekker toen ook -een paar staatkundige dagbladopstelletjes, die 9 en 10 December in de -<span class="ex">Amsterdamsche Courant</span> verschenen en -onderteekend waren: „Eduard Douwes Dekker, op verzoek eervol -ontslagen Assistent-Resident.” Wij lezen in dezen tijd van de -korrespondentie niet anders dan dat De Bull, Tydeman en vooral Van -Lennep dagelijks voor Dekker in de weer waren. Dato 8 Dec. lezen wij: -„Gister zond ik een brief aan V. L., en hij, die een perfecte -kerel is, zond dien aan R[ochussen] met een flink bijschrift. Hij zegt: -„pas op, vriendje, ik verzeker je dat D. D. een man is, en als je -hem wat lang laat wachten maak je hem ongeduldig en dat raad ik je niet -aan.”” <span class="pagenum">[<a id="pb129" href="#pb129" -name="pb129">129</a>]</span></p> -<p class="par">Van Lennep, Hartsen en De Bull (Amsterd. Courant) en -Tydeman (Handelsblad) vertegenwoordigende de twee staatkundige -partijen, wilden allen Dekker in de Kamer hebben. Daarop stelde Baud -zich op de rij, aan wien de eerstgenoemde partij zedelijke -verplichtingen had en dien zij dus, vóór alles, nu -moesten steunen. Tydeman was echter tegen Baud en wilde Dekker als den -tegenkandidaat poseeren. Daar Tydeman echter door Van Lennep zelf zoo -voor Dekker was opgewarmd, vond Dekker het onedelmoedig door met -Tydeman mede te gaan Van Lennep in het vaarwater te zitten. Hij kon dit -dus niet doen.</p> -<p class="par">Reeds bij dezen brief, van 8 December 1859, biedt de -uitgeefster ons een exposé van den toestand, waarop al deze -zaken betrekking hebben.</p> -<p class="par">Van Lennep was een der leiders van de konservatieve -partij, waartoe ook de minister Rochussen behoorde. Door het -ministerie, waarvan ook Rochussen deel uitmaakte, was juist nu echter -een spoorwegwet voorgesteld, waar de Amsterdammers, met o. a. -<span class="pagenum">[<a id="pb130" href="#pb130" name= -"pb130">130</a>]</span>Van Lennep aan ’t hoofd, sterk tegen -waren. Van Lennep en De Bull met zijn <span class="ex">Amsterdamsche -Courant</span> ageerden dus tegen het ministerie. Toen de zaken juist -zóo stonden, kreeg Van Lennep het handschrift van <span class= -"ex">Max Havelaar</span> in handen. Hij begreep terstond de -<span class="ex">portée</span> van dit werk en welke waarde het -als wapen in het arsenaal der ministeriebestrijders hebben kon. Van -Lennep’s ingenomenheid met Max Havelaar op zich zelf was -oorspronkelijk oprecht. Maar, „hetzij dan gaandeweg, hetzij reeds -terstond” zegt de uitgeefster der Brieven, kwam bij Van Lennep de -gedachte op, Max Havelaar vooral als strijdmiddel tegen het ministerie -te gebruiken. De uitgeefster gebruikt niet het woord -„vooral” maar uit haar toon valt op te maken, dat -zóo toch haar bedoeling is. Wij zijn het daarmede niet eens. De -bespiegelende ingenomenheid van Van Lennep met Max Havelaar kon zeer -goed met zijn inzicht in het praktische nut, dat het boek voor hem en -de zijnen hebben kon, samengaan, zonder dat het éene in zijne -waardeering <span class="pagenum">[<a id="pb131" href="#pb131" name= -"pb131">131</a>]</span>zwaarder woog dan het andere. Maar verder is de -voorstelling, door de uitgeefster aan de zaak gegeven, naar ons -voorkomt juist,—tot aan de eindkonklusie. Zij zegt dan, dat Van -Lennep, die volgens Dekker’s beschrijving een joviaal, aangenaam -mensch was, schik had in den strijd en er dus een soort van -<span class="corr" id="xd21e1348" title="Bron: schalk">schalksch</span> -genoegen in vond den minister Rochussen uit de verte met dat boek, den -M. H., te dreigen. Maar zijne partijgenooten vermaanden hem tot kalmte -en ingetogenheid. Vooral zijn schoonzoon Hartsen, deftig man van den -eersten graad, lid der Eerste Kamer, van wien de uitgeefster eenigszins -ironisch vermeldt, dat hij „ontzaggelijk ingenomen” met Max -Havelaar was, maar ondertusschen het manuscript weken lang onder zijne -berusting hield, zonder aan den schrijver eenig blijk te geven van -geestdrift of waardeering. De spoorwegwet werd in de Eerste Kamer -afgestemd, en de uitgeefster zegt, dat Van Lennep zich toen „liet -sussen”. Hij had toen den Max Havelaar niet meer noodig als wapen -tegen het ministerie, hij bezorgde dus wel de uitgaaf <span class= -"pagenum">[<a id="pb132" href="#pb132" name="pb132">132</a>]</span>van -het boek, „maar in zijn, in 1862 uitgegeven brochure, staat toch -met ronde woorden te lezen, dat het zijn doel was de verspreiding van -het werk te belemmeren.” Hieruit zou men dus moeten konkludeeren, -dat, indien de spoorwegwet niet afgestemd geworden ware, Van Lennep den -Max Havelaar uitvoeriger zoude hebben doen verspreiden. Met deze -opvatting kunnen wij ons slechts gedeeltelijk vereenigen.</p> -<p class="par">Doch wij zeggen met de uitgeefster „later meer -daarover”, en willen eerst de geschiedenis van Dekker’s -betrekking tot Van Lennep voortzetten waar wij haar geschorst -hebben.</p> -<p class="par">Van Lennep dan, vernemen wij nog, had aan Rochussen -geschreven: „Indië heeft een man noodig en Dekker is die -man.” Intusschen maakte Dekker zich steeds zeer bekommerd over de -„bijzaken” en begon de vreeselijke drukte van zijn leven, -waaraan hij niet gewoon was, hem zeer te vermoeien; zoodat wij, -d<sup>o</sup>. 10 December, lezen, dat, nu Rochussen eindelijk -geantwoord had in afwijzenden zin op het voorstel om <span class= -"pagenum">[<a id="pb133" href="#pb133" name= -"pb133">133</a>]</span>Dekker Raad van Indië te maken, Dekker er -naar verlangde uit Holland weer weg te komen en in Brussel op zijn -gemak wat te rusten en te werken. 11 Dec., toen hij nog niet wist, wat -het „ontzaggelijk ingenomen” van Hartsen beduidde, wilde -hij weer wèl in Amsterdam blijven, enthousiast als hij was over -Van Lennep’s brief, waarin dat oordeel van Hartsen werd -medegedeeld.</p> -<p class="par">Tusschen 11 December 1859 en 11 Januari 1860, vernemen -wij nog alleen, dat de heer Jan een voorloopige bijdrage van vier -honderd gulden wil geven om Dekker in staat te stellen zich met zijn -gezin in Brussel te etablisseeren, waar hij dan door werken zelf verder -ook geld zou verdienen; maar dat Dekker, rekenende met zijn familie -vier honderd gulden per maand noodig te hebben, zich op dié -verbintenis alleen niet durfde verlaten om de expatriëering te -ondernemen. Ook hooren we, dat de heer Hartsen wel duizend gulden op de -<span class="ex">Max Havelaar</span>-uitgave zou willen voorschieten, -maar dat Dekker dit voorstel repugneerde daar het zooveel overeenkomst -had met „beleenen op pand.” <span class="pagenum">[<a id= -"pb134" href="#pb134" name="pb134">134</a>]</span></p> -<p class="par">Vóór den éénigen brief, die -uit deze periode beschikbaar was en waarvan wij hier den inhoud -mededeelden, heeft de uitgeefster der Brieven een aanteekening -geplaatst, die, indien men bedenkt in welke verhouding zij zelve -gestaan heeft tot Dekker’s eerste echtgenoote, niet onaardig -karakteristiek is, in hoe bezadigde en kroniek-achtige termen dan ook -vervat. „De brieven,” schrijft zij, „sluiten nu niet -meer zoo geregeld aan elkaar als vroeger. Eenigen zullen verloren zijn -gegaan, anderen opzettelijk vernietigd. Dit laatste durf ik -veronderstellen omdat ik dikwijls in later jaren heb bijgewoond (wij -wisten niet, dat de dames elkaar zóo intiem hadden gekend, dat -de eene in bijzijn der andere handelingen volbracht, die anders bij -uitstek behooren tot die, ter volvoering waarvan men een oogenblik van -eenzaamheid afwacht) dat Tine een brief van Dek ontvangende, zoodra zij -bemerkte dat er iets in stond wat haar onaangenaam zou aandoen, dien -verscheurde en in de kachel wierp.”</p> -<p class="par">Men kan begrijpen welk een gevoel zulk een handeling van -Dekker’s eerste vrouw <span class="pagenum">[<a id="pb135" href= -"#pb135" name="pb135">135</a>]</span>opwekte in Dekker’s tweede -vrouw. Zij, die Dekker zoo vereerde, moet deze handeling wel -afgrijselijk hebben gevonden, en indien, waaraan na haar eigen -mededeeling natuurlijk niet te twijfelen valt, mevrouw Douwes -Dekker-Hammink Schepel er in levenden lijve bij tegenwoordig is -geweest, dat mevrouw Douwes Dekker-Van Wijnbergen Dekkers brieven, als -teeken van afschuw, in de kachel wierp zonder ze gelezen te hebben, mag -men wel aannemen, dat al haar wél-opgevoedheid haar op -zoo’n oogenblik ten dienste heeft moeten staan om haar te -beletten als eene furie op hare voorgangster aan te vliegen en haar de -kostbare papieren te ontrukken, die zij snood aan de vernietiging wilde -prijs geven.</p> -<p class="par">Intusschen moeten wij met de uitgeefster van meening -verschillen, waar zij uit het feit, dat Dekker’s eerste -echtgenoote, toen de verhouding tusschen haar en haar man ten uiterste -gespannen geworden was, zijne brieven in woede en verdriet vernielde, -het gevolg trekt, dat <span class="ex">Tine</span> zich ook reeds in -een vroegere periode, toen de verhouding, in vergelijking <span class= -"pagenum">[<a id="pb136" href="#pb136" name="pb136">136</a>]</span>met -later, nog weinig te wenschen overliet, zich aan soortgelijke -handelingen zou hebben schuldig gemaakt. Wij gelooven eerder dat de -brieven die hier ontbreken „verloren zijn gegaan”, dan dat -zij „opzettelijk vernietigd” zouden zijn.</p> -<p class="par">De eerstvolgende brief, welken wij nu te lezen krijgen, -is van 10 of 11 Januari 1860. Wij vernemen daaruit, dat Dekker met zijn -gezin den 15<sup>en</sup> Januari naar Brussel zal gaan, om eenige -maanden rust te genieten. De heer Jan gaf ƒ400 als voorloopig -voorschot, waarvan echter ƒ100 afgetrokken zou worden, naar wij -uit den brief meenen te begrijpen, voor de passage van de baboe, die -naar Indië teruggezonden werd. En de heer Van Lennep—daarom -passen deze mededeelingen hier noodzakelijk in dit historisch -overzicht—zou ƒ200 per maand geven, waarvan echter ƒ50 -zou worden afgetrokken ten bate der Wageningsche tantes. Tijdens -Dekker’s afwezigheid zoude dan Van Lennep de uitgaaf van Max -Havelaar bezorgen.</p> -<p class="par">Zeer juist merkt de uitgeefster op, dat het, met het oog -op het, later gevolgde, bekende <span class="pagenum">[<a id="pb137" -href="#pb137" name="pb137">137</a>]</span>rechtsgeding tusschen Dekker -en Van Lennep, over het eigendom van <span class="ex">Max -Havelaar</span>, niet weinig belangrijk geweest zoude zijn, indien zij -ook de tijdens Dekker’s verblijf te Brussel in dezen tijd -tusschen hem en Van Lennep gewisselde brieven had kunnen opnemen in de -korrespondentie. Doch de pogingen, in 1871 door Dekker zelf, en -nú, bij de voorbereiding dezer uitgave der Brieven, door de -uitgeefster aangewend, om die brieven machtig te worden, zijn mislukt. -Tijdens het rechtsgeding had Dekker ze, ter vervollediging der -geding-bescheiden, aan zijn advokaat, Mr. J. G. A. Faber, ter hand -gesteld. Doch deze heer wist later niet waar zij gebleven waren, en Mr. -Mouthaan, de opvolger van Mr. Faber, had ze ook niet, bij den overgang -van het kantoor, van dezen overgenomen. Ook de heer Willem van Lennep, -zoon van Mr. Jacob, door de uitgeefster daarnaar gevraagd, kon zich -niet herinneren bij de papieren zijns vaders brieven van Dekker te -hebben gevonden. De uitgeefster neemt dus aan dat die vernietigd zijn. -(Zie Br. 2<sup>e</sup> dl., blz. 61, 62.) <span class="pagenum">[<a id= -"pb138" href="#pb138" name="pb138">138</a>]</span></p> -<p class="par">Eenige maanden leefde Dekker nu vereenigd met zijn gezin -te Laeken (Brussel). De uitgeefster merkt aan, dat dit een tijd van -betrekkelijke rust voor het gezin was. De uitstapjes, van hier uit naar -Spa ondernomen, hebben wij reeds vermeld. In Mei verscheen de Havelaar, -14 Juni reisde Dekker terug naar Holland.</p> -<p class="par">Wij vestigen er de aandacht op, dat Dekker dus, toen de -voorbereidende maatregelen ter uitgave werden genomen en toen de -uitgave plaats had, niet ter plaatse aanwezig was. Wij vestigen hierop -nadrukkelijk de aandacht, omdat Dekker op die wijze verzuimde den -persoonlijken invloed op de wijze van uitgeven te oefenen, waardoor -wellicht de verkeerde praktijken voorkomen hadden kunnen worden, -waarover hij zich later vruchteloos beklaagde. Was deze onthouding van -onmiddellijk persoonlijk beheer niet wijs, niet verstandig,—zij -was daarentegen zeer natuurlijk en verklaarbaar. Dekker had de grootste -behoefte aan rust, na al het tobben en zwerven en de druktes der -laatste jaren, en: Dekker beschouwde Van Lennep als <span class= -"pagenum">[<a id="pb139" href="#pb139" name="pb139">139</a>]</span>zijn -besten vriend en vertrouwde hem volkomen; dat wil zeggen: vertrouwde -volkomen, dat Van Lennep Dekker’s belang begreep, precies zooals -Dekker dat zelf begreep, en dat hij dit op die wijze begrepen belang, -zonder eenige andere konsideratie, tot richtsnoer van zijn handelingen -zoude nemen.</p> -<p class="par">Dekker reisde naar Rotterdam, van waar uit hij de -korrespondentie met zijne vrouw hervatte. Hoofdzakelijk vernemen wij nu -vooreerst alleen Dekker’s blijde uitingen over het steeds grooter -en grooter wordend, en hem zelf verbazend, welslagen van zijn werk. -D<sup>o</sup>. 17 Juni (1860) spreekt Dekker reeds van eene -„nationale inschrijving,” waar hij toen zekeren Van Prehw -zich aan ’t hoofd van wilde zien stellen. Dit schijnt dus geen -denkbeeld van later geweest te zijn, maar tijdens of even vóor -de <span class="ex">Havelaar</span>-uitgave bij hem te zijn opgekomen. -Waar wij echter op ’t oogenblik, met betrekking tot de -kwestie-Van Lennep meer belang in stellen, is de reeds in dienzelfden -brief van 17 Juni voorkomende uitlating: „Maar uit alles blijkt -dat die De R. een slaapmuts is.” <span class="pagenum">[<a id= -"pb140" href="#pb140" name="pb140">140</a>]</span>Hiermede werd -bedoeld: de door Van Lennep voor deze onderneming aangezochte uitgever -De Ruyter. Tels, de hoofdredacteur der N. Rott. Crt., had namelijk -gezegd, dat er nú reeds (na pl. m. vier weken) een derde druk -van het werk had moeten zijn, en Nijgh, de uitgever der N. Rott. Crt., -dat er duizend exemplaren naar Indië hadden behooren te worden -gezonden.</p> -<p class="par">„Is dat nu niet gloeiend jammer,” schrijft -Dekker, „dat door zulke slaperigheid mijn boek minder effect -maakt dan het bij een flinken boekverkooper maken zou? Het is om te -schreien. En je begrijpt dat als de furore eens voorbij is zooals alle -fureurs en enthousiasmes voorbijgaan,—<span class="ex">dat het -dan te laat is</span>.”</p> -<p class="par">Wij spatiëeren deze laatste woorden. Hierop, zal -men zien, komt het aan, hierop is het geschil tusschen Dekker en Van -Lennep gegrondvest; namelijk op het antwoord, dat de vraag uitlokt: -<span class="ex">waarvoor</span> het „dan te laat” zoude -zijn.</p> -<p class="par">Maar wij zien verder. Blz. 71 lezen wij: alles zou goed -gaan... „maar die vervloekte <span class="pagenum">[<a id="pb141" -href="#pb141" name="pb141">141</a>]</span>De Ruyter”. „Ik -klaag bij V. L. steen en been over De Ruyter. ’t Is een ware -schande,” d<sup>o</sup>. 25 Juni: „Ik begin hoe langer hoe -meer in te zien, dat men wel mijn boek verheft als boek, maar verder -niets. ’t Is wel hard!”</p> -<p class="par">Voortdurend houdt hij zich nu bezig met de -recensiën, die achtereenvolgens de verschillende tijdschriften -over <span class="ex">Max Havelaar</span> publiceerden. De brieven aan -Tine zijn daar vol van. Hij had toen nog niet de verachting voor het -publiek en de publieke opinie, die zich langzamerhand van hem zou -meester maken. Hij genoot er nog even kinderlijk als buitensporig van -zijn naam overal gedrukt te zien—iets volstrekt -ongewoons—en al de verschillende meeningen en uiteenloopende -waardeeringen over zijn, hem zoo innig van nabij bekend, geesteskind te -lezen. Men kan dit genot vergelijken bij dat van eene moeder, die een -eenig teér bemind zoontje heeft, dat eenige jaren lang met de -uiterste zorg door haar is verpleegd en opgevoed, altijd in het stille -huiselijk intérieur, waar alle leed en elke harde aanraking -<span class="pagenum">[<a id="pb142" href="#pb142" name= -"pb142">142</a>]</span>met de buitenwereld ver van hem werd gehouden; -en die nu, voor het eerst, hem een kinderpartij laat bezoeken. Hoe leeg -voelt zij hare hand als zij hem loslaat, opdat hij zich alleen en vrij -onder de speelgenootjes zal gaan bewegen. Zie, daar gaat hij, zij kijkt -hem na. Ja, hoe kijkt ze hem nu na, hoe spitst ze nu het oor, om te -zien en te hooren, wat die en wat die en wat die derde zal zeggen van -haar schat, van haar kind! Wèl luistert zij aandachtig naar wat -men dáarvan zal zeggen, en wát dáarvan, wat van -zijn oogjes, wat van zijn heele gezichtje, wat van zijn blonde haar, -wat van zijn lieve kleertjes, die zij met zooveel zorg en oplettendheid -heeft gekozen en geschikt...</p> -<p class="par">Nu, zóo volgde Multatuli de appreciaties, die -zijn eerste boek ten deel vielen.</p> -<p class="par">De eerste uiting van ontevredenheid tegen Van Lennep -treffen wij aan in een brief van 23 Juni:</p> -<p class="par">„Van Lennep komt mij voor alsof hij zeggen wil: ik -heb het mijne gedaan! En eigenlijk heeft hij niets gedaan, <span class= -"ex">want als de M. H. het aan mij verstrekte geld niet -dekt</span>, <span class="pagenum">[<a id="pb143" href="#pb143" name= -"pb143">143</a>]</span>dan is dat de schuld van den beroerden -boekverkooper waar hij mij gebracht heeft.”</p> -<p class="par">De Ruyter had maar dertig ex. van M. H. naar Indië -gezonden. „Is dat niet om te schreien?” roept Dekker uit. -„En dan praat V. L. van ondankbaar [-heid jegens De -Ruyter.]” D<sup>o</sup>. 22 Juli lezen wij: „Ik zoek geld -om baas te worden over de uitgave, want die de R. is ellendig. De vent -heeft geen verstand van de zaak, maar Van Lennep zit mij in den -weg”; 29 Aug.: „Ik ben dol op dien De Ruyter! V. L. is weer -in stad gekomen, maar ik heb hem niet te huis gevonden. ’t Is -bedroevend!” 1 Sept. lezen we, dat Dekker nog bij V. L. geweest -was, waar allen hem heel hartelijk ontvingen. Een paar dagen later: -„Die vervloekte zaak met Van Lennep. Nog ben ik daarmee niet -klaar.” Op 12 Oktober: „[ik heb] ruzie met Van -Lennep” en „Van Lennep is... ja ik weet niet wat ik er van -zeggen moet.” Van Lennep had namelijk, eindelijk, na lang talmen, -op Dekker’s voortdurend aandringen, dat er van <span class= -"ex">Max Havelaar</span> een goedkoope uitgaaf zou bezorgd worden, -geantwoord: <span class="pagenum">[<a id="pb144" href="#pb144" name= -"pb144">144</a>]</span>„Wie een huis koopt heeft het recht het te -verbouwen zonder den verkooper te raadplegen.”</p> -<p class="par">Dit antwoord van Van Lennep bracht het tusschen hem en -Dekker tot een uitbarsting. Op 20 Oktober lezen wij: „Misschien -zal ik moeten overgaan tot de treurige noodzakelijkheid om V. L. een -proces aan te doen. Dat zal mij zeer hard vallen. Prof. Veth is het met -mij eens dat hij mij infaam behandeld heeft. De opgang van M. H. stijgt -nog. ’t Is ongehoord. De eerste druk is zoo goed als uitverkocht -en V. L. wil de volgende drukken voor zich houden!” 3 November -1860: „Ik lig overhoop met Van Lennep. Ik moet gelooven dat hij -mij bedrogen heft. ’t Is schande.”</p> -<p class="par">13 November vernemen wij dat de kogel door de kerk is in -deze lakonieke woorden: „Proces met Van Lennep.”</p> -<p class="par">Zes maanden later, 15 Mei 1861, werd in dit proces voor -de eerste maal gepleit.</p> -<p class="par">In een brief van 2 Juni schrijft Dekker: „Proces -Van Lennep eerste instantie, heb ik verloren. Never mind! appel! Ik zal -’t behandelen.” <span class="pagenum">[<a id="pb145" href= -"#pb145" name="pb145">145</a>]</span></p> -<p class="par">Dekker of zijn advokaat hebben geäppelleerd van het -vonnis van de arrondissementsrechtbank te Amsterdam, en den -22<sup>sten</sup> Mei 1862 kwam de zaak voor het provinciaal -gerechtshof.</p> -<p class="par">In het schrijven van 24 Mei 1862 heet het: -„Verleden Donderdag heb ik gepleit voor ’t Hof. Had je -’t gelezen in de courant? Maar er staat niets bij, alleen dat ik -gepleit heb. Die zaak met V. L. verveelt mij.”</p> -<p class="par">Het Hof heeft toen het vonnis van de Rechtbank -bekrachtigd. Wij teekenen hierbij terstond aan, dat Dekker zich in dit -proces misschien meer dan bij welke gelegenheid ook, door zijn -zenuwachtigheid en ongestadigheid heeft laten beheerschen. Hij verloor -het proces in eerste instantie en keurde de rechterlijke uitspraak -goed, omdat het punt, waar het op <span class="corr" id="xd21e1479" -title="Bron: aankwan">aankwam</span>, niet in behandeling was geweest; -ja maar, zeggen wij, als hij wat bedaarder was geweest, zoude hij zelf -gezorgd hebben, van te voren, dat het in behandeling kwam. Maar goed, -dit was dus een afgedane zaak, en hij had besloten te appelleeren. Voor -het provinciaal gerechtshof, <span class="pagenum">[<a id="pb146" href= -"#pb146" name="pb146">146</a>]</span>een jaar later, pleitte hij zelf. -Men moet naar alle redelijkheid veronderstellen, dat hij persoonlijk -heeft willen pleiten, om des te zekerder te zijn van te overwinnen, -nú zéker te overwinnen. En ziet, toen het op stuk van -zaken kwam, <span class="ex">verwaardigde hij zich niet te -pleiten</span>, zoodat hij, ten tweeden male, erkennen moest, dat ook -het provinciaal gerechtshof goed had gehandeld met hem in het ongelijk -te stellen. In Idee 289<sup>a</sup> leest men hierover:</p> -<p class="par">„Wat mij zelf aangaat, voor ’t hof betuigde -ik kortelijk dat boek niet aan den heer V. L. verkocht te hebben. -Betoogd, bewezen, gepleit heb ik niet. Vóór de zitting -reeds ontwaarde ik dat de voorzitter stokdoof was, en bovendien ik -wist... kortom, ik was misselijk van de zaak en dat ben ik nog. Toch -voel ik mij verplicht te erkennen dat het Hof, na mijn dédain om -de zaak behoorlijk uit te leggen, niet anders beslissen kon dan het -gedaan heeft.”</p> -<p class="par">Indien men de toedracht dezer zaak goed overweegt, zal -men in dit geval een zoo duidelijk en plastisch mogelijk gegeven vinden -<span class="pagenum">[<a id="pb147" href="#pb147" name= -"pb147">147</a>]</span>van den voorraad, waaruit de heer Swart -Abrahamsz heeft geput, om tot zijne kenschetsing van Dekker als -neurasthenicus te komen. Dit is zoo echt neurasthenisch mogelijk. Men -doorziet den toestand van hier, daghelder, zoo als hij zich heeft -voorgedaan. Dekker was bepaald voornemens persoonlijk voor het -provinciaal gerechtshof te pleiten. Wie weet of hij zelf geen -uitvoerige rede op papier had geprojekteerd. Maar toen de zitting -aanving, had hij bemerkt, dat de voorzitter hem en zijner zaak -antipathiek gezind was, hij stond daar tegenover lieden, die hij wist -dat verreweg zijn minderen waren, hij las op hun gelaat een dom en -onherroepelijk misnoegen jegens hem,... toen kwam, onwederstaanbaar, -een hevige wrevel in hem op, nooit was het kontrast schriller geweest -tusschen hem en de maatschappij, nooit pijnlijker onmiddellijk -merkbaar, schier stoffelijk voelbaar,... wat! hij de van God gezondene, -hij met zijn koninklijke ziel (in bruisende fantasieën leefden de -grootheids-verbeeldingen in hem op), hij stond hier tegenover ordinaire -menschen, die hem aankeken zooals fatsoenlijke <span class= -"pagenum">[<a id="pb148" href="#pb148" name= -"pb148">148</a>]</span>burgermenschen een ploert aankijken in wiens -gezelschap zij genoodzaakt zijn eenige oogenblikken door te brengen,... -en zij, in welke hoedanigheid bevonden zij zich tegenover hem... als -rechters, die hij goedgunstig voor zijn zaak moest trachten te -stemmen... het was te erg, ziet, zij zagen hem aan, minachting -bespeurde hij in hunne fysionomie, als hij gepleit had zouden ze hem -openlijk veroordeelen en... in hun binnenkamers, in hun gezin, wellicht -heimelijk... bespotten... Het was te vreeselijk... déze wrevel -kòn hij niet overwinnen, in zich zelf dacht hij: laten ze naar -de weêrlicht loopen, liever het grootste nadeel, dan déze -vernedering! Hij moest zich nog inhouden om hun geen stoel naar -’t hoofd te werpen; het was al wél; hij beheerschte zich -reeds voldoende met hun nog een oogenblik te woord te willen staan. -Maar méer zou hij ook niet doen.</p> -<p class="par">Zóo stellen wij ons de toedracht dezer zaak voor. -Ware Dekker beter geéquilibreerd geweest, hij hadd’ zijn -wrevel onderdrukt, hij hadd’ zijn oogen gesloten voor de stemming -van het Hof, zooals die op het gelaat der <span class="pagenum">[<a id= -"pb149" href="#pb149" name="pb149">149</a>]</span>leden voor zijn -scherpzienden blik te lezen stond, en hij hadd’ eene zoo -vernuftige rede gehouden, dat hij de rechters te gelijk in bewondering -ontstak voor zijn talent en overtuigde van de rechtvaardigheid zijner -zaak. Maar Dekker kón niet, hij was een prediker maar geen -advokaat, hij had hartstocht maar geen takt, en hij werd het -slachtoffer van de eigenschappen van zijn gestel, zoo als die zijn -gedragingen influenceerden.</p> -<p class="par">Later, 2 October 1863, heeft Dekker vrede gemaakt met -Van Lennep; de uitgeefster der Brieven vermoedt dat geldverlegenheid -hiervoor de hoofdzakelijke reden is geweest.</p> -<p class="par">Na de bescheiden betreffende het proces, behelst het -2<sup>e</sup> deel ten slotte de brieven van den heer Van Lennep aan -Dekker van de jaren 1863–67, waarbij telkens de aan Dekker -komende gelden wegens den verkoop van den <span class= -"ex">Havelaar</span> per assignatie worden overgemaakt. De laatste -brief betreft het voorstel van Dekker, dat De Ruyter het kopierecht van -M. H. zoude verkoopen, hetgeen Van Lennep ontraadt. Een jaar later, 25 -Augustus 1868, overleed Van Lennep; in Augustus <span class= -"pagenum">[<a id="pb150" href="#pb150" name="pb150">150</a>]</span>1870 -is het kopierecht werkelijk verkocht, in den zomer van 1871 hebben de -erven van Van Lennep de helft van de opbrengst dier verkooping (zijnde -dit hun geheele aandeel, daar de andere helft den uitgever toekwam), -aan Dekker uitgekeerd. De termen, waarin Dekker, ten einde het -piëteits-gevoel der Erven V. L. jegens hun vader niet te kwetsen, -om die uitkeering vroeg, luidden: het „op welwillende wijze ten -behoeve van den schrijver door wijlen den heer Mr. J. van Lennep -gereserveerde aandeel in den Havelaar.”</p> -<p class="par">De uitgeefster besluit deze episode en het 2<sup>e</sup> -Brievendeel, met deze woorden:</p> -<p class="par">„In armoede was de Havelaar ontstaan, en in -armoede zocht de gemartelde schrijver naar een term om bij den eersten -verkoop van het copyrecht van zijn boek, de helft der opbrengst in -handen te krijgen. Want òf hem dat gelukken zou, was, toen hij -de woorden samenvoegde, nog een vraag.</p> -<p class="par">Kassian over hem!</p> -<p class="par">En over die anderen...” <span class= -"pagenum">[<a id="pb151" href="#pb151" name="pb151">151</a>]</span></p> -<p class="par">De uitgeefster dezer Brieven heeft den beoordeelaar voor -een moeilijk vraagstuk gesteld. Tusschen de regelen bevat dit tweede -deel de uitnoodiging een oordeel uit te spreken in de zaak, welke ons -hier voorgesteld wordt. Het heele boek bevat één -doorloopende aanklacht tegen Van Lennep. Het is alsof er tusschen de -nagedachtenis van Van Lennep en die van Dekker beslist moet worden. Het -is eene beschuldiging van Van Lennep wegens verraad (dit woord wordt in -de Brieven herhaaldelijk gebruikt), verraad aan de vriendschap, die hij -met Dekker had aangegaan, eene beschuldiging, die, in de schatting der -volbloed-Multatulianen zich ongetwijfeld vergroot tot een van verraad -jegens het vaderland, omdat, zoo redeneeren zij, had de <span class= -"ex">Havelaar</span> uitgewerkt hetgeen Dekker er mede bedoelde, dan -zoude Dekker het bestuur der koloniën of iets dergelijks in handen -hebben gekregen en zou het vaderland tot bloei en grootheid zijn -gebracht. Ja, het jongere, radikale, geslacht in Nederland zal er eene -beschuldiging te meer in zien tegen het oude régime, -vertegenwoordigd <span class="pagenum">[<a id="pb152" href="#pb152" -name="pb152">152</a>]</span>door een zijner leiders, Van Lennep.</p> -<p class="par">Er is echter nog een andere zijde aan dit vraagstuk, en -als wij het van die zijde bezien ontwaren we, dat wij dubbel -voorzichtig en vooral niet voorbarig moeten zijn met het formuleeren -eener opinie. Wij bedoelen: als wij den blik wenden naar Van -Lennep’s nakomelingen. Al achten wij, naar onze persoonlijke -meening, karakterdeugden van een sekundair belang waar het de -appreciatie van <span class="ex">verbijsterend groote</span> -talenten geldt (uitdrukking van Huet),—wij achten Van Lennep, -gelijk reeds werd aangemerkt, volstrekt niet een talent van die grootte -te zijn. Opdat hij eenigszins eene reputatie behoude, moet zijn -karakter onaangetast blijven. Dit meenen wij niet alleen, dit meenen -ongetwijfeld zijne nakomelingen evenzeer, en hij zelf was niet minder -van die meening. 2 October 1863 schrijft Van Lennep aan Multatuli: -„.... ik ben herhaaldelijk door u in openbaren druk beschuldigd, -gespeculeerd te hebben op uw boek. Niet voor het publiek, waar ik mij -evenmin aan stoor als gij het doet, maar voor mijn kinderen en -kindskinderen, <span class="pagenum">[<a id="pb153" href="#pb153" name= -"pb153">153</a>]</span>wien ik gaarne het bewijs wilde nalaten, dat -geen vlek van baatzucht op mij kleeft, verlang ik van u een -schriftelijke retractatie van die beschuldiging.”</p> -<p class="par">Laat ons, voor we ons eene meening over deze zaak -vormen, met aandacht en kalmte nagaan wat er eigenlijk was geschied. Om -met juistheid en volledigheid Dekker’s eigen interpretatie der -feiten te doen kennen, zouden wij den brief, waarin hij aan zijn -advokaat, Mr. Faber, een exposé van den toestand geeft, geheel -en al moeten aanhalen; doch wegens de te groote uitgebreidheid van dien -brief moeten wij daarvan afzien. Dit stuk bevat trouwens bijzonderheden -over de armoede en het ongeluk, waarin Dekker verkeerde toen hij tot -den heer Van Lennep kwam, die wel zeer geschikt zijn om den heer Faber -een juiste waardeering van den toestand te geven, naar moreelen -maatstaf; maar die ons vooreerst reeds meer dan bekend zijn en ten -andere tot de feiten als zoodanig niets afdoen.</p> -<p class="par">Laat ons zien, wat was er gebeurd, waarover liep het -proces? <span class="pagenum">[<a id="pb154" href="#pb154" name= -"pb154">154</a>]</span></p> -<p class="par">Toen Dekker in het voorjaar van 1860 in Brussel was gaan -wonen met zijn gezin om eenige rust te genieten, daartoe in staat -gesteld door Van Lennep’s voorschot op de opbrengst van -<span class="ex">Max Havelaar</span> (zoo als de heer Van Lennep het -later volhield), daartoe in staat gesteld door een voorschot van den -heer Van Lennep buiten verband met de eventueele opbrengst van M. H. -(zooals Dekker steeds bleef beweren); toen Dekker dus in Brussel -vertoefde, ontving hij van Van Lennep een schrijven, waarin de volgende -alinea:</p> -<p class="par">„Om nu met De Ruyter een contract te kunnen maken -dien ik bewijs te hebben, dat ik daartoe recht heb. Noch hij, noch -eenig uitgever zal natuurlijk drukken, veelmin geld geven zonder -overdracht van het copyrecht, en dat kan ik hem niet overdragen, zonder -te kunnen aantoonen dat ik het bezit. Wees daarom zoo goed mij met het -adres aan Sire een stuk op zegel (Belgisch) te zenden, waarbij gij -verklaart mij het copyrecht over het werk, getiteld enz., te hebben -afgestaan, en daarvoor te zijn voldaan naar uw genoegen. <span class= -"pagenum">[<a id="pb155" href="#pb155" name="pb155">155</a>]</span>Ik -kan dan in de overeenkomst die ik met De Ruyter maak...”</p> -<p class="par">Dekker voldeed aan dit verlangen door aan Van Lennep de -volgende akte van cessie te zenden:</p> -<div class="blockquote"> -<p class="par first">„De ondergeteekende Eduard Douwes Dekker, -schrijver van het werkje, getiteld: Max Havelaar of de koffieveilingen -der Nederlandsche Handelmaatschappij, door Multatuli, verklaart het -copyrecht over gezegd werk te hebben afgestaan aan den heere Mr. J. van -Lennep, zijnde de ondergeteekende daarvoor naar genoegen en volkomen -voldaan.</p> -<p class="par signed"><span class="sc">Douwes Dekker.</span>”</p> -<p class="par dateline"><span class="ex">Brussel</span>, 25 Januari -1860.</p> -</div> -<p class="par"></p> -<p class="par">Toen, in zijn „Vrije Arbeid”, Dekker, nadat -hij het proces in eerste instantie verloren had, Van Lennep over deze -zaak, „voor de rechtbank der publieke opinie” daagde en hem -nogmaals toeriep dat hij, Dekker, en niet Van Lennep, eigenaar van den -Havelaar was, en o. a. zeide: „Het voorgeven van den heer Van -Lennep dat hij eigenaar was van <span class="pagenum">[<a id="pb156" -href="#pb156" name="pb156">156</a>]</span>„’t copyrecht, is -van later datum en van later uitvinding”,—antwoordde Van -Lennep hierop in een openbaren Brief aan den heer E. Douwes Dekker, -waarin hij o. a. repliceert:... „Maar zoo werkelijk dat systeem -van latere uitvinding is, dan komt niet mij, maar u zelven de eer dier -uitvinding toe. Reeds op 7 April 1860 schreeft ge mij: -„<span class="sc">Het boek behoort u. Mag ik het -vertalen?</span>”</p> -<p class="par">Hiermede hebben wij een beknopt maar volledig overzicht -van het geding<span class="corr" id="xd21e1578" title= -"Bron: ,">.</span></p> -<p class="par">Nu komt, naar onze meening, de geheele zaak hierop -neder: Indien de heer Van Lennep, Dekker’s meening deelende, dat -er van den Havelaar een goedkoope en zooveel mogelijk te verspreiden -uitgaaf in de wereld gezonden moest worden, opdat er zoo iets als een -algemeen nationaal adres met honderdduizenden handteekeningen voorzien, -aan de Kamers der Staten-Generaal of aan den Koning zou gezonden -worden, en opdat er, mocht zulk een adresbeweging zonder de gewenschte -uitwerking blijven, zelfs een burgeroorlog zou losbarsten (zie de -brochure Swart Abrahamsz-Multatuli <span class="pagenum">[<a id="pb157" -href="#pb157" name="pb157">157</a>]</span>door F. v. d. Goes), met het -doel Dekker tot zulk een hoogen post te doen bevorderen, dat hij het -bestuur der koloniën naar zijn inzicht kon hervormen;—indien -de heer Van Lennep, van die meening zijnde, met Dekker afgesproken had, -dat er een goedkoope uitgaaf zou komen; en hij later, van meening -veranderd zijnde, om het ministerie te believen, waarmede hij toen op -goeden voet was, de goedkoope uitgaaf heeft tegengehouden, daarvoor -gebruik makende van een eigendomsbewijs, dat hij vroeger voor een -formaliteit van ondergeschikt belang van den schrijver had -gekregen;—indien het zóó met de zaak gesteld is, -dan moet de heer Van Lennep veroordeeld worden.</p> -<p class="par">Maar: zoo is het niet met de zaak gesteld. Wij nemen -aan, dat de heer Van Lennep, omdat hij met het ministerie weêr -vrede had gesloten, nu <span class="ex">Max Havelaar</span> eenigszins -in zijn macht wilde houden. Wij nemen aan, dat hij dáarvoor het -bewijs van eigendom in handen wilde hebben, dat hij, om het gemakkelijk -te krijgen, aan Dekker een onware <span class="pagenum">[<a id="pb158" -href="#pb158" name="pb158">158</a>]</span>doch in Dekker’s belang -klinkende reden opgaf, waarom hij het moest hebben,—dan is hierin -wel een zekere veinzerij te bespeuren, maar dan is dat daarom geen -laaghartige bedriegerij, die een klad op iemand’s nagedachtenis -kan werpen.</p> -<p class="par">Wij herhalen: de quaestie is alléen of Van Lennep -èn in Dekker’s belang èn in het belang van het -nederlandsche volk een goedkoope uitgaaf wenschelijk achtte, en haar -terughield om een bijreden, in casu om het ministerie te believen.</p> -<p class="par">Van Lennep schrijft: „In confesso. Dat ik de acte -van cessie gevraagd heb, om met een uitgever een kontrakt te kunnen -sluiten, dat is volkomen waar, en, voeg ik er bij, volkomen -natuurlijk.”</p> -<p class="par">De uitgeefster der Brieven repliceert hierop: -„Neen, natuurlijk is dat niet. De heer Van Lennep had hoogstens -een volmacht van den auteur noodig om namens dezen een contract te -sluiten met een uitgever. De heer Van Lennep wist als rechtsgeleerde -natuurlijk zeer goed, dat daartoe geen acte van cessie vereischt -werd.” <span class="pagenum">[<a id="pb159" href="#pb159" name= -"pb159">159</a>]</span></p> -<p class="par">Zeer wel, dat is ook onze meening. De advokaat Feisser -heeft in zijn brief aan Dekker volkomen gelijk, waar hij aantoont hoe -listig het briefje, waarmede de heer Van Lennep de acte van cessie -vroeg, is opgesteld. Van Lennep wist dat hij met Dekker voorzichtig -moest omgaan, hij vond dat hij Dekker met ƒ1200.– voor de -eerste uitgave goed betaalde (ook al <span class="ex">heette</span> het -verstrekken dier gelden niet betaling van het werk), hij wilde de macht -over <span class="ex">Max Havelaar</span> in handen hebben,—en nu -schreef hij een wat draaierig briefje om dat gedaan te krijgen, over -welk briefje hij zich later vruchteloos poogde te verdedigen,—dat -alles is heel eenvoudig. Daar Van Lennep een goedkoope uitgaaf noch in -het belang van uitgever en schrijver, noch in het belang van het land -achtte te zijn, hield hij die, door listig bedachte middelen, tegen. De -uitgeefster der Brieven had in haar pleidooi eene uiting van den heer -Van Lennep moeten kunnen bijbrengen, waarbij deze heer zich ten -sterkste vóór een goedkoope uitgaaf verklaarde. Dan had -zij haar zaak gewonnen; nú moet zij geacht <span class= -"pagenum">[<a id="pb160" href="#pb160" name= -"pb160">160</a>]</span>worden haar, wat de hoofdzaak betreft, te hebben -verloren.</p> -<p class="par">Er is buitendien iets tegenstrijdigs in Dekker’s -beweringen. Immers zijn éene bewering luidt, dat Van -Lennep’s voorgeven eigenaar van ’t kopierecht te zijn, -„van later datum en van later uitvinding” is; maar indien -dát zoo ware, dan zou de beschuldiging als hadde de heer Van -Lennep zijn briefje, waarin hij het cessiebewijs vraagt, met een niet -daarin uitgedrukt doel geschreven, niet kunnen blijven bestaan. Het -beweren eigenaar te zijn was niet van later datum en het briefje was -met eene bijbedoeling geschreven, zóó is de waarheid.</p> -<p class="par">Ook doet de uitgeefster, op grond van Dekker’s -eigen mededeelingen natuurlijk, het voorkomen als hadd’ Dekker er -zelf geen oogenblik aan gedacht, dat hij met dat bewijs van cessie af -te geven het eigendomsrecht aan Van Lennep overdroeg. Zelfs -Dekker’s volzin: „Het boek behoort u, mag ik het -vertalen?” interpreteert zij als volgt:</p> -<p class="par">„Ik, die Multatuli zoo goed kende in de -exuberantie van zijn indrukken en uitingen, <span class= -"pagenum">[<a id="pb161" href="#pb161" name="pb161">161</a>]</span>kan -me denken hoe hij in April ’60, toen nog in de overmaat van zijn -dankbaar en hartelijk gevoel voor Van Lennep, die vraag stelde met -kinderlijk genot. Zeker, daar was een toespeling in op dat bewijsje van -cessie, dat hij gegeven had, zonder erg. Ook deze vraag was spelerij. -Een deftig toestemmend antwoord zou hem zeker wakker hebben gemaakt, -maar nu... hij vond het prettig alle eigendom weg te werpen. Wat kwam -het er ook op aan wien dat boek behoorde? Aan dien flinken vriend, aan -dien trouwen helper Van Lennep, of aan hem, of aan beide? Wat deed het -er toe? Was het niet gelijk? Ja, was ’t niet heerlijk dat boek, -zijn boek, de eindvorm van zijn gedragen leed, zijnen trouwen -bondgenoot toe te werpen als behoorde het hem?”</p> -<p class="par">De uitgeefster heeft gelijk in hare beschouwing, maar -ongelijk in de gevolgtrekking. Zeker, Dekker vond het pleizierig het -eigendomsrecht weg te werpen, daarom deed hij het, en wist zeer goed -wat hij deed. Hij deed het, hij stond het eigendomsrecht af omdat hij -meende, dat Van Lennep juist <span class="pagenum">[<a id="pb162" href= -"#pb162" name="pb162">162</a>]</span>zoo over zijn (Dekker’s) -belang dacht en over het nederlandsche volk als Dekker daar zelf over -dacht. Daarin vergiste hij zich, dit merkte hij toen het te laat was, -en toen, in zijn ontsteltenis, zonder zich precies te herinneren hoe -het gegaan was, riep hij uit, dat hij het eigendomsrecht nooit had -afgestaan.</p> -<p class="par">Nu wij de zaak Multatuli-Van Lennep van naderbij hebben -bekeken en tot een besluit daaromtrent gekomen zijn, blijft ons, ter -volledige kenschetsing van Dekker’s toestand, toen hij, in volle -levensdrukte, plotseling „onder de menschen” was geplaatst, -de vermelding van eenige buitensporige bijzonderheden over, die de -gedachte doen ontstaan: met dien Dekker moesten nu ook álle -zonderlinge dingen te gelijk gebeuren. De eerst te vermelden dier -gebeurtenissen, moet tevens dienen om de bewering te staven, dat Dekker -nagenoeg voortdurend zonder nagedachte en zelfbeheersching -handelde.</p> -<p class="par">In Juni 1860, kreeg Dekker, die te Rotterdam vertoefde, -een brief van Van Lennep, waarin deze onder anderen een geval vertelde, -<span class="pagenum">[<a id="pb163" href="#pb163" name= -"pb163">163</a>]</span>dat hem een dier dagen was overkomen. Hij had -namelijk op zekeren dag plotseling bezoek gekregen van... Barbier, den -beroemden dichter der <span class="ex">Jambes</span>, die om -staatkundige reden uit Frankrijk verbannen was en nu, hulpbehoevend -zijnde, hulp kwam vragen bij een Hollandschen kollega. Daar Van Lennep, -zooals hij schreef, juist aan tafel was, kon hij tot zijn genoegen den -armen kunstbroeder een kotelet en een glas wijn aanbieden. Bovendien -gaf hij hem wat oude kleeren en eenig reisgeld om verder te gaan. Het -was Barbier’s bedoeling zich naar Baden te begeven, waar hij -hoopte vrienden te zullen aantreffen. Toen Dekker dit vernam, begon -zijn bloed te koken. Hij was een vereerder van Barbier, wiens -<span class="corr" id="xd21e1631" title="Bron: Jamben">Jambes</span> -zijn lievelingsgedichten waren; in gloed en kracht stelde hij Barbier -bóven Victor Hugo. En dat het voorwerp zijner vurige bewondering -een oude broek zou dragen, kon hij niet velen. Zonder zich te bedenken, -zonder in ’t minst onderzoek in te stellen, wist hij dadelijk -raad. Hij vraagt aan Tels, hoofdredakteur der Nieuwe Rotterdamsche -Courant, waar <span class="pagenum">[<a id="pb164" href="#pb164" name= -"pb164">164</a>]</span>hij hier ergens een lokaal zou kunnen krijgen. -Tels verwijst hem naar het Notarishuis. Dekker brengt daar de zaak in -orde en dien avond verschijnt in de courant eene advertentie, waarin -Dekker het „fatsoenlijk Rotterdamsch publiek” uitnoodigt -den volgenden middag in het Notarishuis bijeen te komen, tegen vrijen -toegang. Om twee uur, den aangegeven tijd, kon Dekker waarnemen dat aan -zijne oproeping zoo goed mogelijk gehoor was gegeven. Er was een volte, -waardoor heen hij zich nauwelijks een weg kon banen. Dekker beklimt het -spreekgestoelte, leest Van Lennep’s brief voor zonder den -schrijver te noemen, en zegt: Mijne Heeren, ik kom u vragen u te -vereenigen om iets voor dien armen grooten dichter te doen. Misschien -kent gij hem niet. Dan zal ik zoo vrij zijn u hem te doen kennen. -Daarop draagt hij het schoone fragment uit Barbier voor, waarin deze -Napoléon vergelijkt bij een ruiter die zijn paard dooddrukt:</p> -<div lang="fr" class="lgouter"> -<p class="line">O Corse à cheveux plats, que ta France -était belle</p> -<p class="line">Au grand soleil de messidor;</p> -<p class="line">C’était une cavale indomptable et -rebelle.</p> -</div> -<p><span class="pagenum">[<a id="pb165" href="#pb165" name= -"pb165">165</a>]</span></p> -<p class="par">De uitgeefster der Brieven geeft dit citaat niet, doch -wie kent deze regelen niet van buiten! Goed; na de voordracht neemt -Dekker afscheid van het publiek. Tels doet hem opmerken, dat hij het -ijzer had moeten smeden terwijl het heet was en van de geestdrift -gebruik maken om een kollekte te houden; maar beiden zijn van gevoelen, -dat dit verzuim nog verholpen kan worden. In de N. Rott. Crt. zal een -bericht worden geplaatst, waarbij het bestuur zich bereid verklaart -giften in ontvangst te nemen, die de menschen, welke onder -Dekker’s gehoor zijn geweest, bereid mochten zijn voor het door -Dekker besproken doel af te zonderen.</p> -<p class="par">Nu keert Dekker terug naar zijn hôtel en een uur -later komt er, buiten adem, een employé der N. Rott. Crt. -binnengeloopen. Stotterend brengt hij uit: mijnheer, wij kunnen dat... -dat bericht niet plaatsen. „Wat drommel wat is er dan met die -zaak?” vraagt Dekker. En het bleek dat Barbier Barbier niet was, -maar een valsche Barbier, een listige oplichter, die in België en -Nederland, door zich uit te geven voor den dichter der <span class= -"pagenum">[<a id="pb166" href="#pb166" name= -"pb166">166</a>]</span>Jambes, menigen letterkundige reeds wat geld uit -den zak had geklopt. Het was op een grappige manier uitgelekt. Onze -Barbier had zich namelijk ook vervoegd bij den dichter Bogaers te -Rotterdam, maar deze was ongelukkigerwijze... doof! In plaats van een -kotelet, schrijft Dekker, bood hij Barbier een leitje aan, waarop deze -zou gelieven te schrijven wat hij mede te deelen had. Toen heeft het -schrift en de spelling onzen slimmerik verraden. Het gevolg was, dat de -heer Bogaers informaties nam aan het konsulaat, en dat de valsche -Barbier in allerijl de goede stad Rotterdam van zijn beminnelijke -tegenwoordigheid bevrijdde.</p> -<p class="par">Dekker maakte dus eigenlijk een mal figuur, maar hij -merkte er weinig van, daar hij niet meer in aanraking kwam met zijn -publiek van het Notarishuis.</p> -<p class="par">De overige buitensporige bijzonderheden vallen meer voor -in Multatuli’s omgang met het schoone geslacht. Daarom zullen wij -de behandeling er van in ons nieuw hoofdstuk opnemen, over: Multatuli -en de vrouwen. <span class="pagenum">[<a id="pb167" href="#pb167" name= -"pb167">167</a>]</span></p> -</div> -<div class="footnotes"> -<hr class="fnsep"> -<div class="footnote-body"> -<p class="par footnote"><span class="label"><a class="noteref" id= -"xd21e937" href="#xd21e937src" name="xd21e937">1</a></span> De -uitgeefster teekent hierbij aan, dat dit onjuist is. <a class= -"fnarrow" href="#xd21e937src">↑</a></p> -</div> -</div> -</div> -<div id="ch3" class="div1 chapter"><span class="pagenum">[<a href= -"#xd21e3848">Inhoud</a>]</span> -<div class="divHead"> -<h2 class="main">III. MULTATULI EN DE VROUWEN.</h2> -</div> -<div class="divBody"> -<p class="par first">Multatuli en Tine, Max Havelaar en -Tine,—deze namen klinken ons in de ooren als die van een paar -belangrijke historische personen, als van een paar figuren uit -Homerus’ Ilias. Er is zooveel geschreven en gekeven over het lot -en de verhouding dier twee, dat hunne geschiedenis ons eenigszins een -gedeelte der vaderlandsche historie lijkt te zijn. Kenau Hasselaar, -Tine Havelaar,—hun rol was wel zeer verschillend maar het -onderscheid in belangrijkheid niet groot,—voor ónze -ooren.</p> -<p class="par">Er zijn Multatulianen (of Multatulisten), die het -huiselijk leven van Multatuli en de lotgevallen van zijn gezin tot -onderwerp hunner vrome overwegingen hebben gekozen, zooals de orthodoxe -Christenen het familieleven van Jozef, Maria en Jezus overdenken.... -Was Jozef een goed huisvader?—Voorzeker, want er staat -geschreven, dat Jozef werkte aan de schaafbank. Hij verdiende dus het -geld (of liever: de levensmiddelen) voor zijn gezin. Ieder Christelijk -<span class="pagenum">[<a id="pb168" href="#pb168" name= -"pb168">168</a>]</span>huisvader moet Jozef als voorbeeld nemen. -Enz.... Was Maria een goede huismoeder?—Voorzeker, want zij -verzorgde haar kind, legde het in windselen om het tegen weer en wind -te beschutten. Enz. Iedere huismoeder moet zich styleeren op het -voorbeeld van Maria.</p> -<p class="par">Er is trouwens grooter verband tusschen de legende -omtrent Jozef, Maria en Jezus en het oordeel, vooral van -niet-Multatulisten, over Multatuli in zijne verhouding tot zijn gezin, -dan men oppervlakkig geneigd zoude zijn te meenen. Immers tot grondslag -aan de algemeene misprijzing, die Multatuli’s gedrag tegenover de -zijnen heeft ondervonden, ligt niets anders dan die eeuwenoude -Christelijke moraal van het familiebegrip, die in de tot goddelijk type -verheven legende omtrent de Heilige Familie haar oorsprong heeft -gevonden.</p> -<p class="par">De menschen, die niet Multatulist zijn, keuren -éene groote zaak in hem af, waartoe al de overige in hunne -waardeering afkeurenswaardige handelingen en eigenschappen terug te -brengen zijn, namelijk: dat Multatuli <span class="pagenum">[<a id= -"pb169" href="#pb169" name="pb169">169</a>]</span>de zijnen heeft -verlaten en niet als zijn éerste plicht beschouwde voor -hén te werken.</p> -<p class="par">De Multatulisten zeggen: hij had iets hoogers te doen, -een hoogere stem riep hem naar elders, ver van de zijnen, hij moest in -de woestijn gaan om tot God (d. i. zijne ziel in haar hoogste uiting) -te komen. De meer matige bewonderaars antwoorden: goed, maar mag men -den naastbijliggenden plicht verzaken om een hoogeren te volbrengen, -mag iemand om met het geld van zijn vader een weeshuis te bouwen, in -eene gemeente waar vele noodlijdende kinderen zijn en waar geen -gesticht is om die op te nemen,—zijn vader vermoorden?</p> -<p class="par">Multatuli zelf heeft in zijn Ideën meermalen dit -vraagstuk aangeroerd en het voorgesteld als gaf Tine hem gelijk in al -zijn doen en laten. Waar hij in zijne <span class= -"ex">Minnebrieven</span> de verhouding tusschen man en vrouw bespreekt, -zooals die uiterst zelden is, maar zoo als die altijd zoude -móeten zijn, en de vrouw „officieel zelfs.... een -certificaat van onbruikbaarheid” noemt, omdat gehuwde mannen niet -tot de eerste militielichtingen <span class="pagenum">[<a id="pb170" -href="#pb170" name="pb170">170</a>]</span>behooren, welke in geval van -oorlog worden opgeroepen—brengt hij er Hector en Andromache bij -te pas:</p> -<p class="par">„Dat was anders in Troje.... zie maar dat afscheid -van Hector en Andromache.... ’t hoeveelste boek weet ik niet.... -de kleine jongen wordt bang voor Hectors pluim.... maar Hector -gaat....</p> -<p class="par">—’t Staat in ’t zesde boek, zei de -bezoeker, die Doctor in de Letteren was.</p> -<p class="par">—Goed, maar Andromache wilde dat hij <span class= -"ex">niet</span> zou gaan....</p> -<p class="par">—Dat was infaam van Andromache!... En als ’t -<span class="ex">mij</span> gebeurd was.... maar zóó -iets gebeurt mij <span class="ex">niet</span>! Zie hier....” En -hij citeert eenige regels uit een brief van Tine, waarin ze hem -schrijft liever met hem te sterven dan goed te vinden, dat hij zijn -denkbeelden, stijl en ziel zou „verkoopen”.</p> -<p class="par">Wij mogen veilig aannemen, althans uit de tot nu toe -uitgegeven Brieven blijkt nergens het tegendeel, dat Tine van het begin -tot het einde, of liever van het begin tot dicht bij het einde, -Multatuli’s handelingen heeft goedgekeurd. Het moet nadrukkelijk -<span class="pagenum">[<a id="pb171" href="#pb171" name= -"pb171">171</a>]</span>gezegd worden, dat dit, ten minste voor de -eerste jaren na het ontslag, als volstrekt zeker mag worden aangenomen. -Want in de Brieven, waarin de geheele toestand, tot in de minste en -intiemste bijzonderheden bloot ligt, is nergens sprake van eenig verzet -van Tine tegen Multatuli’s gedrag. En als zij ook maar heel even -er op gezinspeeld had, dat Multatuli niet in alles volkomen naar haar -wensch handelde, zou hij ongetwijfeld in een stortvloed van -verontwaardigde woorden daarop geantwoord hebben. Er is alleen die -eerste brief, door Tine uit ’s Gravenhage naar Antwerpen -geschreven, waarin ze hem aanraadt van haar te scheiden en zich als -matroos of hofmeester op een schip te verhuren. Maar onder-aan dien -zelfden brief, schrijft zij, dat zij hem uit „politiek” zoo -geschreven heeft als zij daarin deed.</p> -<p class="par">Overigens wordt Multatuli’s handelwijze ook door -Tine’s goedkeuring niet schoon gewasschen. De meeste predikers -die een kemelsvel gingen verslijten in de woestijn, waren niet -getrouwd. Jezus, dien Multatuli steeds als voorbeeld neemt, was niet -getrouwd. <span class="pagenum">[<a id="pb172" href="#pb172" name= -"pb172">172</a>]</span>Kluizenaars en kloosterlingen hebben altijd -geweten, dat de levensstaat, dien zij wenschten, met het huwelijk niet -vereenigbaar was. Zij hebben daarom bij den aanvang van hun loopbaan -<span class="ex">gekozen</span>, in de volle wetenschap van wat zij -deden, en dusdoende zijn zij nooit voor het dilemma gekomen, dat -Multatuli’s leven heeft beheerscht.</p> -<p class="par">Maar nu is het ons niet te doen om eene nadere -waardeering dezer genoeg besproken handelwijze, maar alleen om een -psychologische kenschetsing van Multatuli’s verhouding tegenover -Tine.</p> -<p class="par">Wat blijkt hieromtrent uit de Brieven? In de Brieven -leeren wij wat dit betreft, Multatuli kennen als een hartelijk -echtgenoot en vader. Uit de hartelijkheid, waarmee hij over zijn -kinderen schrijft en nooit vergeet dat te doen, maakt ons -voorstellingsvermogen als van zelve de gevolgtrekking, dat hij zich met -losse vroolijkheid en oningehouden vriendelijkheid onder de zijnen -bewoog als hij thuis was, spelend met de kinderen als een oudere -makker, schertsend met zijne vrouw als een verknochte vriend. -„Dag, pierewieten!” <span class="pagenum">[<a id="pb173" -href="#pb173" name="pb173">173</a>]</span>schrijft hij op ’t eind -van veel zijner brieven aan zijn tweetal. „Dag, Nonnie en -Edu-Max” (dit laatste een verkorting der samenvoeging van -„Eduard”, zoo als Dekker zelf en ook zijn zoontje heette, -en „Max”, zoo als Dekker’s ideaal-type Havelaar en -ook diens zoontje heette); of „kus de pierewieten voor me,” -„ziet mijn kèrel zoo bleek?” „kus het -menschdom.” Het „menschdom” waren de kinderen. -Dekker, vroolijk en uitgelaten van natuur zijnde, als ten minste de -bitterheid van zijn lot hem niet ter neder drukte, moet een opgewekt en -onderhoudend huisgenoot zijn geweest. Men kan hem zich voorstellen, met -zijn levendig en uitdrukkingsvol gezicht, spelend met de kinderen, hen -na-zittend door kamers en portalen, hen „krijgend” en -opheffend hoog in de lucht, lachend van vadertrots en vadervreugd, als -de kleinen juichten en kraaiden. Een anderen keer ging hij er met een -op zijn schouder voor den spiegel staan en zei dan: „kijk je -vader nu eens goed aan, Edu, en dan je zelf ook. Zie je ons alle bei? -Zie je wel, dat je op me lijkt? Nu, wat ik in het leven heb willen -doen, dat moet jij <span class="pagenum">[<a id="pb174" href="#pb174" -name="pb174">174</a>]</span>ook zien te doen hoor! En dan hoop ik, dat -je beter zult slagen!”</p> -<p class="par">Zijn vrouw had hij lief als een zeldzaam goede zuster, -met dankbaarheid en aanhankelijkheid, het eenige wezen op de geheele -wereld, waarvan hij wist dat zij, het gansche leven door, geluk -èn <span class="ex">leed</span> met hem zou willen deelen. Hij -had haar lief als degene, die altijd in hem geloofd had en zou blijven -gelooven.</p> -<p class="par">Multatuli was de eerste persoon in deze echtvereeniging. -In de eerste jaren van hun huwelijk beschouwde zijn vrouw hem als een -halve godheid. Gelijk hij later, naar het gerucht wil, door zijne -tweede vrouw zoo goed als ten huwelijk is gevraagd, lijdt het ook geen -twijfel, of het huwelijk met zijn eerste vrouw is tot stand gekomen en -heeft, enkele jaren althans, harmonisch geduurd door dwepende vereering -van de zijde der vrouw en hartelijke toegenegenheid van de zijde van -den man.</p> -<p class="par">Multatuli heeft niet voor zijne eerste vrouw een van die -overweldigende passiën gehad, zooals de biografieën van -dichters en kunstenaars <span class="pagenum">[<a id="pb175" href= -"#pb175" name="pb175">175</a>]</span>er soms vermelden, een van die -passiën voor een geestelijk geheel gewone of minder dan gewone -vrouw, of voor een geestelijk zéér buitengewone vrouw, -zooals de Mathilde van Heine, die een naaistertje was, of Mrs. -Browning, die eene dichteres is. Hij heeft die ook vóór -zijn huwelijk noch in de allereerste jaren gehad, want nergens wordt in -de intiemste passages der brieven daarop gezinspeeld. Als Tine zich -eens uit gekheid beklaagt over zijn minnekoozerijen met andere vrouwen -of meisjes, dan antwoordt hij, dat zij toch wel weet, dat zij zijn -liefste engel en schat is, en daarmede is alles gezegd.</p> -<p class="par">Tine schijnt tot die zeer zeldzame vrouwen behoord te -hebben, in wier inborst een groote lijdzaamheid vereenigd met moed en -flinkheid wordt aangetroffen. Tot lang na Dekker’s ontslagneming -bleef zij niet alleen alles goedkeuren, ja alles bewonderenswaardig -achten, wat hij verkoos te doen of na te laten, maar door de -omstandigheden, waarmede zij dientengevolge te strijden kreeg, wist zij -zich met een zekere vastberadenheid heen te slaan, die <span class= -"pagenum">[<a id="pb176" href="#pb176" name="pb176">176</a>]</span>ons -niet zelden niet de grootste waardeering voor haar vervult.</p> -<p class="par">„<span lang="fr">C’est un emploi assez -difficile que d’être la femme d’un -poète</span>,” zegt de Pène, en dat -„<span lang="fr">emploi</span>” heeft Tine met zeldzame -volharding en zeldzaam geduld jaren en jaren volgehouden. Toen zij, als -freule Van Wijnbergen, den begaafden Indischen ambtenaar, die zich -bevond aan het begin van een veel voor de toekomst belovende loopbaan, -haar hand schonk, kon zij van het volgend leven allerlei lotgevallen -verwachten, behalve juist die, welke haar beschoren zouden zijn. Haar -man, die als zoo bekwaam bekend stond, zou spoedig op bevordering -kunnen rekenen, zou al hooger en hooger in rang en aanzien stijgen, zij -zouden lieve kinderen krijgen en door velen worden benijd. O, wel -schoon spiegelde zich de toekomst voor haar af. En mocht het hun al -eens tegenloopen, mocht al het leven niet de zoo hoog gespannen -verwachtingen vervullen, die Dekker zelf koesterde en door zijn beminde -reeds spoedig wist te doen deelen, als hij met zijn levendig woord de -toekomst voor haar in beeld <span class="pagenum">[<a id="pb177" href= -"#pb177" name="pb177">177</a>]</span>bracht,—ook al bracht Eduard -het nooit verder dan Resident, of zelfs maar -Assistent-Resident,—zou haar daaraan weinig gelegen zijn, want -ook in die omstandigheden zou zij, altijd aan de zijde van den -aangebeden man, altijd samen met hun geliefde kinderen, het leven een -hemel op aarde vinden. O, hoe vlekkeloos gelukkig moest het leven aan -het door den geestdriftigen man beminde meisje schijnen! Maar ach, -hoeveel te bitterder moet juist daarom later de vreeselijke, geheel -onvoorziene, teleurstelling voor haar geweest zijn. Er is geen reden om -te veronderstellen dat de eerste huwelijksjaren niet geheel aan de -verwachtingen zouden hebben beantwoord. Integendeel. Al de -voorspellingen en illusiën schenen werkelijkheid te zullen -worden.</p> -<p class="par">Heerlijke uren, onvergetelijke tijden moeten dat geweest -zijn—later vooral onvergetelijk helaas—als, na volbrachte -dagtaak, het jeugdige gezin in de galerij hunner woning van den -schoonen avond zat te genieten, Eduard zijn schoone gedachten en groote -droomen aan zijne gretig luisterende <span class="pagenum">[<a id= -"pb178" href="#pb178" name="pb178">178</a>]</span>vrouw mededeelend, -Tine hem, met een enkel zacht gesproken woord, altijd gelijk gevend, -altijd bewonderend, en ook, als vrucht der opvoeding door haar man zelf -haar gegeven, toonend hem beter te begrijpen dan wie anders ook daartoe -in staat zoude zijn: en de kleine spring-in-’t-velden, hun schat -en hun hoop, spelend aan hun voeten. Welk een blijde gewaarwording, -welk een welkome storing, als de vader den hoogen ernst zijner woorden -onderbroken hoorde door een lachend, juichend, kraaiend -kinderstemmetje.</p> -<p class="par">Terwijl de onmetelijke hemel zich, als met zoovele -flonkerende edelsteenen, met sterrenmyriaden bezette, terwijl een warme -wind, die de hooge donkere boomen deed wuiven en deinen in de -nachtelijke atmosfeer, de weemoedige klanken van den gamelan uit de -dessa’s helderder in hun ooren deed klinken, zag Tine daar haren -man bij zich, het hoofd een weinig naar achteren geleund, en hoorde met -juichend hart de schoone woorden aan, waarin hij zijne droomen voor -haar vertolkte. Zij was meestal met hem <span class="pagenum">[<a id= -"pb179" href="#pb179" name="pb179">179</a>]</span>alleen, zij zagen -weinig menschen en wat zij van de andere menschen zag en hoorde, hoe -werd zij dáardoor juist het groote onderscheid tusschen die -anderen en háar grooten man gewaar! Hare liefde maakte -natuurlijk het onderscheid veel grooter dan het in werkelijkheid was. -De gewoonheid der anderen maakte nu op haar den indruk van laagheid te -zijn, in vergelijking met de buitengewone hoogheid van haar eenigen -beminde. Wat waren die anderen meer dan kooplieden, schacheraars, -zwendelaars, roovers, ja,—had hij zelf het haar niet -geleerd?—die om voor zich een, dikwijls zoo gewonnen zoo -geronnen, rijkdom te verwerven, de arme inlandsche bevolking onrecht -aandeden, verdrukten en aan haar ellendig lot overlieten! Wat waren zij -meer dan spelers en drinkers, die na zoo snel fortuin te hebben -gemaakt, Indië Indië lieten, hun rug toekeerden aan de -donkerkleurige loonslaven, die zij valschelijk door hun -godsdienst-leeraars als broeders deden begroeten, om in hun vaderland -van de door afpersing verworven schatten een weelderig leventje -<span class="pagenum">[<a id="pb180" href="#pb180" name= -"pb180">180</a>]</span>te gaan leiden? En haar man, haar <span class= -"corr" id="xd21e1752" title="Bron: aange-gebeden">aangebeden</span> -echtgenoot?—Als die zich eens te buiten ging, dan was ’t om -zijn door geestdrift en overmatigen arbeid geschokt gemoed afleiding te -geven, dan was ’t om zooveel als een veiligheidsklep te openen -voor de overvloedige krachten van zijn buitensporig ontwikkeld -zenuwgestel. Hoe gelukkig moest zij zich niet gevoelen de vrouw te zijn -van een dichter, van een man, van een zóo zeldzaam mensch, die -niet slechts een dichterlijke ziel had, maar die van zijn loopbaan, van -zijn praktisch beheer, een poëem van rechtvaardige wijsheid -bedoelde te maken. Wat de jonge meisjes droomen als zij op haar balkon -staan en de eerste lentegeuren bespeuren in de lucht, wat de jonge -meisjes mijmeren als zij in den zomernacht, op haar vensterkozijn -geleund, de schuchtere verlangens bespieden, die rijzen in hare -ziel,—was voor haar, zeldzaam gelukkige vrouw, werkelijkheid -geworden. Zij behoefde hem niet als eene onwezenlijke gestalte, als een -geheimzinnigen, alleen in de verbeelding bestaanden, minnaar, in stilte -te begeeren, met <span class="pagenum">[<a id="pb181" href="#pb181" -name="pb181">181</a>]</span>de zekerheid hem nooit in haar armen te -zullen sluiten,—neen, zij was vereenigd, zij was voor altijd -vereenigd, zij was voor het geheele leven één, met den -dichter, met den held, met den koning harer droomen.</p> -<p class="par">Deze overtuiging, deze gelukkige zekerheid, was zoo vast -geworden in Tine’s ziel, was dermate tot een gedeelte van haar -zieleleven, tot een gedeelte van haar bestaan geworden, dat die niet -wankelde bij haar man’s ontslagneming en de daaropvolgende jaren -van bitteren kommer. Men kan zeggen, dat het hoogere bestanddeel van -hun huwelijk, het huwelijk in zijn geestelijke beteekenis, voor de -hoofdzaak juist hierin bestond, dat Tine deelde in den grootheidsdroom -van haar man. Als Multatuli later verhaalt hoe hij met woeker oogst -hetgeen hij gezaaid had in de ziel zijner vrouw, moet dat beduiden, dat -hij wist hoe eindeloos trouw Tine hem was toegedaan—in het -gelooven, in het steeds blijven gelooven, aan de glorierijke toekomst, -die hen wachtte. Dáardoor had hij haar in de hoogste beteekenis -tot zíjne vrouw gemaakt, dat ook in <span class= -"pagenum">[<a id="pb182" href="#pb182" name= -"pb182">182</a>]</span>háar de schoone dwaasheid had wortel -geschoten, even vast als in hem zelf, die hen het ideaal met de -werkelijkheid deed verwarren.</p> -<p class="par">Zij hadden zoo lang gewacht, nietwaar, op het groote -geluk, dat in aantocht was, zoo vele uren en uren hadden zij het in hun -eenzame woningen in stilte verbeid, dat, toen Multatuli, ten toppunt -van exaltatie, de groote daad deed die hem buiten de werkelijkheid in -het rijk der idealen verplaatste, het ook háar niet anders kon -schijnen of nú was de groote slag geslagen, de tooverslag, die -hen tot de glorie zou brengen, door haar dichter-echtgenoot altijd -voorspeld en voorzien. Zij kende het leven betrekkelijk zoo weinig! Was -zij niet als argeloos jong meisje, in de netten van zijn schoone -minnetaal gevangen, hem in de Indische eenzaamheid gevolgd, toen hij -haar gevraagd had zijne levensgezellin te worden? Had zij niet jaren -lang schier dag aan dag hem de groote, de wondervolle toekomst hooren -prijzen, waarheen het leven hen zonder twijfel voerde?... Men ziet haar -van hier, toen er van Lebak weg verhuisd moest worden, <span class= -"pagenum">[<a id="pb183" href="#pb183" name="pb183">183</a>]</span>in -opgewonden drukte de toebereidselen tot de afreis makend, het hoofd -gebukt over de open koffers en kisten, de oogen schitterend, de wangen -gloeiend, in de angstig-verheugde zekerheid, dat nú het -oogenblik gekomen was voor de groote reis, die hen brengen zou... ja, -waarheen?, waar anders heen dan in het levenstijdperk van macht en -roem, dat haar man op de plaats zou brengen, die hem toekwam, krachtens -zijn hooge gaven en zeldzamen geest?</p> -<p class="par">Langzamerhand, zeer langzaam aan, ontwaakte zij uit hare -droomen, door de nawerkingen van de groote botsing waarin zij met de -werkelijkheid waren gekomen; toen zij van haar heer en haar God, ver -van haar aangebeden man, alleen in kommer en verdriet moest leven met -de kinderen, die tevergeefs om hun vader riepen, toen kwam zij -zachtjesaan tot het bittere besef, dat zij in ijdelen waan had -verkeerd, dat zij nu onverbiddelijk de slachtoffers werden van de edele -dwaling, waaraan zij zich hadden overgegeven, dat zij het leven -verkéerd hadden begrepen. <span class="pagenum">[<a id="pb184" -href="#pb184" name="pb184">184</a>]</span></p> -<p class="par">Voorzeker is het hier de plaats de nagedachtenis te -eeren van eene vrouw, die martelares werd door het te ver gedreven -schoonste gevoel, dat eene gehuwde vrouw kan bezielen: het onbeperkte -geloof en vertrouwen in de verwezenlijking van het ideaal, dat haar man -zich in het leven heeft gesteld. Want wat moest Tine nu ondervinden, nu -haar man tot de eenige voor hem mogelijke grootheid inderdaad scheen te -komen! Ziet, nu geschiedde het, nu erkende ieder het buitengewone, dat -zij altijd in hem had gezien, nu was de schat, waarvan zij zoo lang -alléen geweten had, de schat, dien zij alleen zoo lang had -bemind en vereerd, openbaar eigendom geworden. Nu kon een ieder vrij de -bloemen plukken, die zoo lang voor haar alleen hadden gebloeid in de -verborgenheid van haars geliefden ziele-rijkdom. Maar had zíj -nu, in den oogst van erkenning en roem, het aandeel, waarvan hij haar -altijd gesproken had en voorzegd, dat het bijna niet geringer dan het -zijne wezen zou? Al viel de oogst geheel anders en in hun schatting -schraler uit, dan <span class="pagenum">[<a id="pb185" href="#pb185" -name="pb185">185</a>]</span>zij hadden verwacht, deelde hij dien nu dan -toch ten minste met haar, opdat hun huwelijk, zij ’t op deze -onvoorziene wijze, de bekroning zou geworden, aan wier verschijning zij -nimmer hadden gewanhoopt?... Neen, het tegendeel geschiedde. Nu de tijd -dáár was, nu was hij altijd verre van haar, nu kreeg zij -van den schitterenden maaltijd niets dan de bittere brokken te eten, nu -moest zij telkens in zijne brieven lezen, dat hij niet bij haar kon -komen, dat hij nog wat toeven moest, verre van haar, dat hij alleen -zijnde beter werken kon, dat hij haar aan dit niet kon helpen en aan -dát niet, dat zij zich maar alleen moest zien te behelpen en -tevreden te stellen.</p> -<p class="par">Groot moet het leed van deze vrouw geweest zijn, toen -zij langzamerhand tot de ontdekking kwam, dat haar ziel zich al de -huwelijksjaren lang gevoed had met eene illuzie. Niet in hare -waardeering van haren man was de illuzie gelegen, want al had zijne -buitengewoonheid ook andere uitkomsten dan zij beiden er van hadden -verondersteld, die buitengewoonheid bléek dan toch nu -<span class="pagenum">[<a id="pb186" href="#pb186" name= -"pb186">186</a>]</span>voor de oogen der geheele wereld. Maar hare -illuzie was geweest dat zij in die buitengewoonheid deelen zou op de -dubbele wijze; niet alleen zou zij er met hem de vruchten van plukken -en de blijdschap van hebben, neen, er was nog een inniger aandeel, dat -zij altijd gehoopt had het hare te zullen kunnen noemen; al durfde zij -het zich zelve ternauwernood bekennen, tóch bewaarde zij die -hoop in hare ziel als haar kostbaarst kleinood: het was de gedachte, -dat hij, om buitengewoon te zijn, om met zijne buitengewoonheid te -werken, háar aanwezigheid en hare medewerking behoefde. Had hij -het haar niet dikwijls ingefluisterd, had hij het haar niet honderd -maal verzekerd, dat hij aan haar lieve oogen zijn beste -inspiratiën dankte, dat hij aan haar moedvol woord de volharding -verschuldigd was, die hem in zijn loopbaan zou doen slagen? Hoe -verlangde zij, nu hij het werk, het groote werk, dat werk, waarin -alleen hij toch eigenlijk bleek uit te schitteren, begonnen was, hoe -verlangde zij nu bij hem te zijn. Hoe vurig begeerde zij met hem te -bespreken de <span class="pagenum">[<a id="pb187" href="#pb187" name= -"pb187">187</a>]</span>bladzijden, die hij dìen dag schrijven -zou, zijne tevredenheid te vernemen over de taak, die was volbracht, -zijne bitterheid te verzachten, als hij eens mocht meenen dat zijn -genius hem minder goed dan gewoonlijk had ter zijde gestaan.</p> -<p class="par">Hoezeer wenschte zij met hem te wonen onder -één dak, met hem de maaltijden te deelen, met hem gezien -te worden ook vooral, op de wandeling, op de plaatsen van openbaar -vermaak! Welk een tintelende gloed van fierheid zou haar doorstroomd -hebben, als zij overal had mogen hooren fluisteren: kijk, daar loopt de -schitterende schrijver Multatuli met zijn vrouw. En nu, nu zag zij in, -dat deze vurige hoop nooit verwezenlijkt zoude worden... Was het dan -niet waar geweest, als hij haar zijn tweede ik noemde, was het dan maar -leugen of vleierij of zelfbedrog geweest, als hij zoo menigmaal gezegd -had, dat zíj alleen in zijne ziel kon lezen, dat zíj -alleen hem begreep! En als zij er ooit iets toe mocht hebben -bijgedragen om hem dat vast geloof in zich zelf te geven, waaraan hij -voor een groot <span class="pagenum">[<a id="pb188" href="#pb188" name= -"pb188">188</a>]</span>gedeelte te danken had, dat zijne verve hem -nooit in den steek liet, ja, als zij de éenige was, die daartoe -ooit iets bijgedragen had, was zij dan niet als van zelve de aangewezen -persoon om, door voortdurende en onmiddellijke tegenwoordigheid, te -zien wat dat geloof uitwerkte en hoe die verve hem de meest -schitterende resultaten opleverde!</p> -<p class="par">Tine kwam tot het besef dat haar man haar niet noodig -had. Wat de stoffelijke zijden van het bestaan aanging, was zij hem tot -last, en zij kon dien last niet kompenseeren door hem in het -geestelijke behulpzaam te zijn, want zijn geest bleek juist beter te -kunnen werken buiten haar aanwezigheid.</p> -<p class="par">Hoe wreed moet het leven haar toegeschenen hebben, als -zij haren kinderen de afwezigheid van hun vader te verklaren had, als -de kleinen, die haar telkens hoorden spreken van vader die dit deed of -vader daar dát meê gebeurd was, haar ietwat angstig de -vraag stelden, waarom vader niet bij hen was, waarom zij vader nimmer -zagen!</p> -<p class="par">Aan deze wetenschap, die zij thans omtrent <span class= -"pagenum">[<a id="pb189" href="#pb189" name= -"pb189">189</a>]</span>haren man opdeed, sloot die andere, wellicht nog -pijnlijker, zich onmiddellijk aan, dat haar man ook nooit den grooten -hartstocht voor haar gehad had, waarvan zij zich altijd gevleid had het -voorwerp te zijn. Nu begreep zij het ten volle en besefte het met groot -verdriet, dat hij alleen zich zelf steeds gezocht had, niet in grof -zelfzuchtige beteekenis, maar in zich zelf zijn Muze, zijne godheid, -die hem meer waard was dan alle aardsche dingen. Zij begreep, dat hij -haar had liefgehad, dat hij haar liefhad, met hartelijke genegenheid, -maar geenszins met de onbevredigde passie, waarvan eene vrouw droomt in -den geheimsten schuilhoek harer ziel.</p> -<p class="par">Ja, hij schreef wel telkenmale aan het einde zijner -brieven aan haar: „Ik verlang dol, ik verlang dol [om bij u te -zijn],” maar als dat verlangen werkelijk zoo onstuimig in zijn -binnenste had gewoed, zou hij, die zich zelf zoo weinig meester was, -zich niet hebben kunnen dwingen van haar gescheiden te leven. Hij zou -haar geschreven hebben: kom Tine, kom bij mij, ik heb het wel niet -breed, <span class="pagenum">[<a id="pb190" href="#pb190" name= -"pb190">190</a>]</span>ik ben wel klein behuisd, en met de kinderen zal -het wel wat lastig zijn, maar buiten ù kan ik niet! Ik hoop en -vertrouw, dat we het met de kinderen zullen weten te schikken, maar -mócht het niet lukken, nu, dan zullen wij ze ergens uitbesteden -of iets dergelijks; liever dàt, dan uwe tegenwoordigheid te -missen. Als ik zoo veel meesterschap over mij zelf heb, dat ik mij -maanden en maanden heb kunnen weêrhouden naar u toe te snellen -niettegenstaande mijn groot verlangen,—nu, dan zal ik ook, als -het moet, mijn neiging om mij tegenover u zóo uit te storten, -dat er niets meer voor mijn pen en inkt te doen blijft, wel weten te -beteugelen. (Immers, dàt was zijn bijzondere reden om zich niet -met zijne vrouw te vereenigen.)</p> -<p class="par">Dit is een der leelijke zaken in Multatuli’s -loopbaan, dat hij eenmaal het huwelijk als levensstaat gekozen -hebbende, zich niet verplicht heeft gevoeld, van die keuze de -onvermijdelijke konsequenties te dragen.</p> -<p class="par">Heeft Multatuli al niet de groote passie voor de vrouw, -voor ééne vrouw, gekend,—toch had hij in zijn -persoon iets dat de vrouwen <span class="pagenum">[<a id="pb191" href= -"#pb191" name="pb191">191</a>]</span>sterk aantrok en ook eene -onmiskenbare behoefte aan omgang met vrouwen.</p> -<p class="par">Tot de opvoeding, welke hij zijne eigene vrouw gegeven -had, tot hetgene, wat hij in hare ziel had „gezaaid”, -behoorden onder andere de denkbeelden over liefde en godsdienst, -tegenovergesteld aan die, welke zij van huis uit had medegebracht. Want -Tine was van huis uit vroom, in den ouderwetschen, kerkschen zin van -het woord. Wij weten dat niet alleen omdat zij tot eene familie van -ouden adel behoorde, maar van hare zuster Henriëtte van Heeckeren -vinden wij herhaaldelijk vermeld dat zij zoo erg godvruchtig was en -steeds maar riep van Heere! Heere! Nu, zooals de éene zuster, -met een kerkschen man gehuwd zijnde, haar geheele leven gebleven is, -zoo zal de andere natuurlijk ook geweest zijn, vóor zij met een -onkerkschen man in het huwelijk trad.</p> -<p class="par">Dekker nu veranderde de denkbeelden zijner vrouw over -godsdienst en liefde. Van den godsdienst, zooals hare familieleden die -opvatten, maakte hij haar afkeerig op velerlei manier. Gedurende de -eerste jaren van <span class="pagenum">[<a id="pb192" href="#pb192" -name="pb192">192</a>]</span>hun huwelijk was dit zeker vaak het -onderwerp van hun gesprek; maar na de ontslagneming, gedurende zijn -lijdensperiode te Brussel vooral, was meer dan ooit deze zaak aan de -orde van den dag in zijn brieven. Dubbel ergerde hem nu, dat menschen, -die altijd van God en Gods liefde spraken, naar zijn indruk zoo weinig -liefde voor hun evenmensch bleken te hebben. Uitlatingen als de -volgende zijn daarom niet zeldzaam:</p> -<p class="par">„Geloof me, lieve beste, waar een zeker soort van -godsdienst in ’t spel is, is het altijd zoo. ’t Is -phariseesche huichelarij die altijd een sabbath bij de hand heeft om -’t schaap niet te helpen dat in de groeve ligt. Ook zij zouden -den Christus kruisigen, mits ’t maar geschieden kon onder -beschutting van vreemd gezag. Ook zij zouden de handen vies -terugtrekken van tollenaren, slagters en mijn arme -Eugénie.”</p> -<p class="par">Toen Tine te Brummen vertoefde, op het buitengoed van -den heer Jan Dekker, had deze haar naar haar geloof gevraagd. Zij -schijnt niet goed geweten te hebben wat daarop te antwoorden, en -geantwoord, dat <span class="pagenum">[<a id="pb193" href="#pb193" -name="pb193">193</a>]</span>zij ’t zelfde geloofde wat haar man -geloofde, maar dat díe het beter uit kon leggen. Toen moet de -heer Jan geantwoord hebben, dat zij haar man dan maar eens moest -verzoeken zich daarover uit te spreken. En in een zijner brieven uit -dien tijd geeft Dekker dan een geloofsbelijdenis. Hij, die door het -minste en geringste hevig geraakt werd in die maanden vooral, begint -echter met te zeggen dat hij ’t een schande vindt dat zijn -broeder Jan daarnaar nú juist heeft gevraagd. De aanleiding voor -dat vragen moet geweest zijn dat de kleine Eduard Dekker, -Multatuli’s zoon, al spelend gezegd had: „die stok is onze -lieve Heer.” Als hij (de kleine Eduard) weêr onder ons dak -is, schrijft Dekker, mag hij zeggen: onze lieve Heer is Grietje of -pierewiet. En op Jan’s vragen had Tine moeten antwoorden: -„Jan, mijn plicht is te gelooven wat de man gelooft, die de macht -heeft mijn arme kinderen op straat te zetten. De arme heeft geen recht -op een eigen geloof.” Want stond Jan, in deze omstandigheden die -vraag doende, niet gelijk met een Algerijnschen zeeroover, die een -christengevangene vraagt wat hij van <span class="pagenum">[<a id= -"pb194" href="#pb194" name="pb194">194</a>]</span>Mahomed denkt? -Niettegenstaande dat alles, wilde Multatuli toch wel antwoorden. Zijn -vrouw moet daarover een „opstelletje” hebben, en zij -zàl het hebben, ofschoon hij het liever niet gaf omdat -Tine’s en zijn geloof zoo negatief is. Hij vervolgt met te -zeggen, dat hun geloof is niet te weten wat zij te gelooven hebben. Zij -zijn nog altijd aan het zoeken, en het eenige, waarvan zij nagenoeg -zeker zijn, is: nooit te zullen vinden. Niet omdat zij minder goed dan -een ander zouden gezocht hebben, maar omdat zij minder spoedig tevreden -zijn met het gevondene. Vervolgens schrijft hij, dat veel hem zegt dat -er een God is, omdat alles niet uit niets kan voortgekomen zijn; maar -daartegenover zegt ook veel hem, dat er geen God is. Voornamelijk: de -volmaaktheid van de natuurwetten, die aan het heelal iets machinaals -geven, dat de gedachte aan Almacht buitensluit. Vervolgens zoude, -indien er een God was, die zich wel aan hem geopenbaard hebben. Noch -onderzoek noch de ingevingen van zijn hart hebben hem een God -geopenbaard. De slotsom is, dat hij niet weet of er een God is, dat, -als <span class="pagenum">[<a id="pb195" href="#pb195" name= -"pb195">195</a>]</span>hij er is, hij goed moet zijn, dat hij -Multatuli’s diensten niet behoeft, dat hij hem dient door te -trachten goed te zijn, en dat hij als eenig richtsnoer daarvoor zijn -hart heeft.</p> -<p class="par">Ziedaar de gedachten, die de lektuur der in dien tijd -populaire wijze van oplossing van het wereldraadsel in Dekkers geest -had achtergelaten, en die hij in zijne vrouw had overgeplant. Met -wijsbegeerte of natuurkunde heeft dat al heel weinig te maken. Het is -ongeveer de formuleering van een atheïsme, zooals elke onkerksche -die min of meer bewust in zich omdraagt.</p> -<p class="par">Nu rijst de vraag: was het goed van Multatuli gehandeld, -hoorde het bij de nog al kalme liefde, bij de eenvoudig hartelijke -toegenegenheid, welke hij zijne vrouw toedroeg, om haar -godsdienst-gevoel te fnuiken zonder er iets anders voor in de plaats te -kunnen geven, dan de vage redeneeringen eener praktische wijsbegeerte, -die nauwelijks een man tevreden kan stellen?</p> -<p class="par">Men kan zich tegenwoordig schier niet meer indenken in -den toestand der gemoederen van dien tijd, toen menschen, die tot -<span class="pagenum">[<a id="pb196" href="#pb196" name= -"pb196">196</a>]</span>de meest ontwikkelden en besten van hun geslacht -behoorden, er hun edelste bezigheid in vonden bij alle mogelijke -gelegenheden hartstochtelijk tegen den godsdienst te ageeren. Er is -iets griezeligs, iets al te kouds en buitensporigs in den spot van een -vader, die zijn zoontje leert spreken met hoonwoorden gericht tot een -wezen, dat zooveel honderden jaren door geheele geslachten, ook van -kunstenaars en denkers, als het meest eerbiedwaardige is beschouwd en -behandeld.</p> -<p class="par">„Kom, Eduardje, zeg nu: die stok is onze lieve -Heer”—waarom dat, zouden wij geneigd zijn te vragen. Wilt -gij uw kind buiten den godsdienst opvoeden, begin dan met er hem in -’t geheel niet over te spreken, doe hem dien naderhand kennen als -een historisch verschijnsel, dat, als oorzaak van honderden daden, -waarbij de ontslagneming te Lebak nog maar kinderspel lijkt, reeds -daarom eenigen eerbied schijnt te verdienen; maar erger niet de -geloovige menschen en daarbij de ongeloovigen van goeden smaak, door -kinderlippen te gewennen godslasteringen te stamelen. Er is iets -kinderachtigs en iets <span class="pagenum">[<a id="pb197" href= -"#pb197" name="pb197">197</a>]</span>verdachts, iets zwaks eigenlijk -gezegd, in dezen hevigen haat tegen een wezen, dat niet bestaat. Het -doet denken aan de grenzenlooze gevoelens van haat en wrok, die de -boerenfamiliën tegen elkander kunnen hebben, zoodat als de -buurman-vijand b.v. een ongelukkige krankzinnige zuster in huis heeft, -de andere buurman zijn kinderen reeds zoo jong mogelijk leert haar na -te roepen: de malle, kijk, daar loopt de malle.</p> -<p class="par">Doch, wij herhalen, wij die al deze verschijnselen -historisch hebben leeren waardeeren, die ons niet meer van afkeer tegen -de bestaande godsdienstvormen bewust zijn, eenvoudig omdat ze ons op -zich zelf onverschillig zijn geworden, terwijl buitendien hun aspekt -ons door zijn pittoresque eigenschappen artistiek doet -genieten,—wij kunnen ons in den toestand nauwelijks meer denken -van iemand, die om zoo te zeggen pas aan den godsdienst is ontgroeid en -nu uit kwaadheid hierover, dat hij zijn eerste twintig levensjaren zoo -onnoozel heeft gedwaald, aan het voorwerp dier dwaling zooveel als haat -heeft gezworen. Het waren <span class="pagenum">[<a id="pb198" href= -"#pb198" name="pb198">198</a>]</span>niet alleen de algemeene -tijdsomstandigheden, de atheïstische gedachtenstrooming die over -de wereld was gekomen, het waren ook waarschijnlijk Dekker’s -bijzondere levensomstandigheden, die, als een toestand van reaktie, den -God-haat in hem hadden doen geboren geworden. In zijn jeugd was hij -vermoedelijk langdurig in aanraking geweest met menschen, in wier zeden -en gewoonten het „Geloof” zich van zijn minst beminnelijke -zijde openbaarde. Men had hem, de wilde natuur, het opbruisende -karakter, wellicht jaren en jaren in bedwang gehouden door verwijzingen -naar allerlei harde leerstukken en onvermurwbare zedenwetten. Wie weet -welke strenge gezichten, welke droge zielen van in der tijd geduchte -katechizeermeesters en schoolvossen nog in zijne herinnering leefden, -die hij of hij wilde of niet naar hartelust moest verachten en -bespotten toen hij eenmaal aan den band ontsprongen was.</p> -<p class="par">Bedenkelijker dan de spot met den godsdienst, die aan de -kinderen werd geleerd, was het uitroeien van het godsdienstige gevoel -uit het hart van de vrouw. Op zich <span class="pagenum">[<a id="pb199" -href="#pb199" name="pb199">199</a>]</span>zelf reeds bedenkelijk, werd -het bepaald huiveringwekkend, toen Dekker aan de vrouw, die hij -ontnomen had wat tot zekeren tijd wellicht haar kostbaarste schat was -geweest, ten slotte niets in de plaats kon geven dan verdriet en -ellende.</p> -<p class="par">Zeker, kunt gij, gehuwd man, als gij ontdekt dat uw -vrouw zonderlinge en voor hare rust en gezondheid gevaarlijke -eigenaardigheden heeft, b.v. een groote vrees voor spoken, voor -voorteekenen, of andere gemeenlijk met den naam van -„bijgeloof” aangeduide affekties,—zeker kunt gij niet -beter doen, dan zooveel mogelijk trachten haar die dingen uit het hoofd -te praten. Als uw vrouw dus een nerveus persoontje is, die het -godsdienstig gevoel als een schrik-aanjagende fataliteit in hare ziel -heeft, die het u den heelen dag lastig maakt met allerlei scrupules en -naargeestige gemoedsbezwaren omtrent de eenvoudigste zaken en -voorvallen des levens, die aanhoudend voorstellingen van „de -hel” ontwaart in haar ontstelde verbeelding en weigert u naar den -schouwburg te vergezellen omdat zij den vorigen avond <span class= -"pagenum">[<a id="pb200" href="#pb200" name="pb200">200</a>]</span>Gods -waarschuwende stem heeft vernomen, die haar dat verboden -heeft,—dan zult gij haar een weldaad bewijzen met het licht der -waarheid voor haar te doen opgaan, en haar, door het ongeloof, de -gerustheid des gemoeds te schenken. Vooral indien gij er zeker van -meent te zijn dat er maar een heel klein of in ’t geheel geen -lichthoekje zich naast de groote schaduwen bevindt, die de godsdienst -geworpen heeft in de ziel uwer vrouw; en indien gij ’t hoogst -waarschijnlijk acht, dat gij steeds, het geheele leven door, met uwe -liefde daar aan hare zijde aanwezig zult zijn om te voldoen aan de -behoefte aan troost en verlichting, die uw levensgezellin wellicht -menigmaal zal gevoelen.</p> -<p class="par">Maar indien de godsdienst zich meest van hare -lichtzijden aan uw vrouw heeft vertoond, indien zij de gerustheid en de -blijdschap haars levens juist dáaruit voor een groot gedeelte -put,—dan zult gij, al dwaalt zij naar uw meening, u toch twee -keer moeten bedenken voor gij de hand aan die, voor haar schoone, -dwaling slaat.</p> -<p class="par">Multatuli had meer dan één reden, meer -<span class="pagenum">[<a id="pb201" href="#pb201" name= -"pb201">201</a>]</span>redenen dan gewone ongeloovigen kunnen hebben, -om den godsdienst in den boezem zijner vrouw te smoren, want hij wilde -dat daarin geen andere god dan hij zelf zou wonen. Men vatte dit niet -op als dolzinnigen hoogmoed. Hij vond zich zelf, dat wil zeggen, de -groote, nieuwe waarheden in zich zelf en den schoonen, bezielden vorm, -dien hij daaraan wist te geven, een beter, grooter en meer levende god, -dan dien der oude voorstellingen, waarbij zijn vrouw was opgevoed.</p> -<p class="par">Hij stond zoo veel boven haar, dat zij zich de -wijziging, welke hij hare denkbeelden wilde doen ondergaan, met -gretigheid liet wèlgevallen. Zooveel hechtte zij niet aan haar -godsgevoel en godsdienstbegrip of zij wilde die wel vaarwel zeggen voor -de nieuwe leer door haar man haar verkondigd. En als zij zich bedrukt -voelde of neerslachtig door ziekte of ander levensleed, zou hij daar -dan niet altijd wezen om haar op te beuren en moed in te spreken; was -zijn trouwe borst niet voor het geheele leven onder haar bereik, om er -haar hoofd tegen te laten rusten als zij moede was? <span class= -"pagenum">[<a id="pb202" href="#pb202" name="pb202">202</a>]</span></p> -<p class="par">Toen Dekker later zijne vrouw aan haar zelve alleen -overliet in allesbehalve heuglijke omstandigheden, zullen er misschien -wel oogenblikken zijn geweest, dat hij er berouw over voelde eertijds -den geloofsboom in haar binnenste te hebben geveld, waaraan zij zich nu -in haar nood had kunnen vastklemmen. Wat moet die vrouw zich ongelukkig -hebben gevoeld! Met hoeveel angst en wanhoop moet zij zich nu het -geloof harer jonge jaren en de vertroostende kracht, die dit in der -tijd voor haar bezat, te binnen hebben gebracht! Daar stond zij nu, -zooveel als met ledige armen! Maar moest zij nu heen, waaraan zich -steunen? De sterke man, in wien alleen zij al haar vertrouwen had -gesteld, had haar verlaten, die steun was onherroepelijk voor haar -verloren gegaan, en tot God kon zij zich niet meer wenden, omdat hij -’t geloof aan dien God uitgeroeid had uit hare ziel. Hoe moet zij -verzucht hebben: ach, kón ik nog maar gelooven, bezat ik het -vertrouwen nog maar in God als in een liefderijk vader, dan was ten -minste de toekomst nu niet voor mij zoo geheel grijs, donker en ledig! -<span class="pagenum">[<a id="pb203" href="#pb203" name= -"pb203">203</a>]</span></p> -<p class="par">Had Multatuli het huwelijk en zijne betrekking tot zijn -vrouw anders opgevat, had hij, zij ’t met opoffering van de -grootere innigheid in den band, die noodzakelijk moest ontstaan waar -ook de innigste en hoogste gedachten van man en vrouw hun -gemeenschappelijk goed worden,—had hij haar godsdienstige -gevoelens ontzien, zoodat die als een verborgen schat in haar binnenste -konden blijven bestaan, hij zoude later de grievende verwijten nimmer -hebben vernomen, die ongetwijfeld zijn geweten hem op sommige -oogenblikken deed.</p> -<p class="par">In verband met zijne godsdienstige, of liever -ongodsdienstige, begrippen, had Dekker ook zijne opvatting van het -huwelijk en de liefde gewijzigd. Hij had polygamische neigingen; en -niet alleen had hij die „zoo maar” gelijk zoovele gehuwde -mannen, maar hij bezat daar allerlei theorieën en redeneeringen -over, die het oude, van het christendom afkomstige, gevoel daarover in -hem moesten dood-praten. Evenals hij met het godsdienstige had gedaan, -wordt het uit verscheidene passages in de brieven duidelijk, dat hij -ook op dit punt de <span class="pagenum">[<a id="pb204" href="#pb204" -name="pb204">204</a>]</span>hoogere opvoeding zijner vrouw op zich had -genomen.</p> -<p class="par">Van de vier relaties, waarvan wij in de brieven hooren: -die met Pauline, die met Eugénie, die met Sietske Abrahamsz, die -met het ongenoemde meisje, dat later een soort oplichtster bleek te -zijn,—vier relaties, waaronder slechts twee, of wellicht maar -één, van anders dan oppervlakkigen aard,—hield hij -getrouwelijk zijn vrouw op de hoogte; zoodat, indien men in aanmerking -neemt dat Multatuli bijna niets deed of hij had een stel redeneeringen -ter rechtvaardiging zijner daden bij de hand, indien men er op let dat -hij in ’t algemeen theoretisch zeer ontwikkeld was en alles -vastknoopte aan eene theorie, het meer dan waarschijnlijk wordt, dat -hij zijne vrouw had beduid, dat zij op grond hiervan en op grond -dáarvan, het behoorde goed te keuren indien haar man nog met -andere vrouwen intiemen omgang had, nog andere vrouwen liefhad, dan met -haar, en haar alleen.</p> -<p class="par">Hiermede bevinden wij ons in aanraking met het onderdeel -der korrespondentie, dat vele lezers vermoedelijk minder aangenaam -<span class="pagenum">[<a id="pb205" href="#pb205" name= -"pb205">205</a>]</span>zal hebben getroffen. Want al hebt ge vrij uw -vrouw overreed, dat God niet bestaat, en dat de verschillende -godsdiensten ouderwetsche larie zijn, waarmede verstandige menschen, -die de negentiende-eeuwsche beschaving mede maken, zich niet meer -behooren op te houden, dat dus ook zij van den godsdienst, waarin zij -geboren is en opgegroeid, afstand behoort te doen,—daarom zoudt -gij toch tevergeefs trachten haar ook aan ’t verstand te brengen, -dat uit de stelling, dat wij geen God kennen, die ons een leer- en -zedenwet zou hebben geopenbaard, eene andere stelling afgeleid moet -worden, inhoudende dat aan den man een zekere vrijheid van liefde of -keus moet gelaten worden, geheel in strijd met het oude -huwelijksbegrip, waarbij de vrouw een éénig recht op haar -man had, of waarbij ten minste het den man als een eerste plicht was -opgelegd de trouw ongeschonden te handhaven, die hij zijner vrouw bij -den aanvang hunner verbintenis had gezworen of beloofd.</p> -<p class="par">Het is mogelijk dat menschen, die gevoelen gelijk wij, -als laat-negentiende-eeuwers min <span class="pagenum">[<a id="pb206" -href="#pb206" name="pb206">206</a>]</span>of meer een mal figuur maken; -het is mogelijk dat wij, om konsequent te zijn, nu wij het oude geloof -aan één God hebben verlaten, met de geheele -levensbeschouwing, die daarvan afhankelijk was, ook ons begrip omtrent -den echt zouden dienen te wijzigen, en, in samenhang met dat begrip, de -sentimenten die er de uitvloeiselen of de basis van zijn; maar wij -kúnnen dat niet, en, konsequentie of geen konsequentie, daarmede -is alles gezegd. Ons begrip kunnen wij wel wijzigen, met genoegen zelfs -indien het iemand aangenaam kan zijn, maar ons gevóel, zie, dat -is een heele andere zaak, dat kan veel minder gemakkelijk gewijzigd -worden. Bewijst ons nu maar met a plus b, dat het christendom heeft -uitgediend, en dat men dientengevolge, het eene logisch afleidend uit -het andere, tot het besluit moet komen, dat wij de oude christelijke -sentimenten omtrent de heiligheid van het huwelijk en de schoonheid der -smettelooze trouw tusschen man en vrouw moeten laten varen, om -vervolgens ook onze praktijk naar de nieuwe begrippen te regelen, gij -zult met de meest spitsvondige bewijsvoeringen <span class= -"pagenum">[<a id="pb207" href="#pb207" name="pb207">207</a>]</span>ons -gevoel, dat wij als de erfenis van achttien eeuwen in ons bloed dragen, -niet omverpraten. En tot dat gevoel behoort, dat wij het bepaald wreed, -afschuwelijk wreed vinden, de hand van het koele moderne -gezond-verstand te slaan aan de schoone en teedere bloemen van -christelijke huwelijkstrouw, die daar bloeien op die verborgen plekjes -in het hart der vrouw, waar het woord van den man niet ontwijdend mag -binnendringen.</p> -<p class="par">Wij kunnen niet aannemen, dat Tine in haar hart -toegejuicht zou hebben, dat haar man zich met andere vrouwen afgaf; wij -kunnen ons wel voorstellen, dat zij eene zoo onbegrensde vereering -koesterde voor Multatuli’s inzichten, dat zij <span class= -"ex">trachtte</span>, wijl hij het goedvond, het zelve ook goed te -vinden, indien hij haar ontrouw was, maar ongetwijfeld is haar dit -nooit gelukt en deden zijne mededeelingen over zijn avonturen haar -grievend leed, hoezeer ze dit ook voor hem geheim poogde te houden.</p> -<p class="par">Indien Multatuli dit zelf niet inzag, moet zulks aan -gebrek aan menschenkennis geweten <span class="pagenum">[<a id="pb208" -href="#pb208" name="pb208">208</a>]</span>worden; zag hij het -wèl in, dan komt ons zijn gedrag in dezen geheel en al -onverschoonbaar voor. En, alles in aanmerking genomen, vreezen wij, dat -hij ’t half en half begreep, zonder zich volledig van den -toestand rekenschap te geven; en nu, uit een soort van goedig-plagerige -dwingelandij, haar geen enkel der berichten spaarde, die haar wellicht -hinderden, maar die haar dan hinderden tengevolge van eene opvatting, -welke zij, om zijnentwil, reeds lang had behooren prijs te geven. Zoo -denken wij ons zijn standpunt.</p> -<p class="par">Stelt u voor een man, een echtgenoot, die zijne vrouw in -de kommervolste omstandigheden van hem gescheiden moet doen leven, -eerst in een zeer ver afgelegen land, later nog steeds in een ander -land, op eene dagreize van hem verwijderd, en dat die echtgenoot dan -aan zijn vrouw, die hem liefheeft en aanbidt, onophoudelijk dingen -schrijft als (van vreemde of haar nauwelijks bekende jonge vrouwen -schrijvend): Lieve Tine, beste trouwe Tine, ik heb Pauline weêr -gezien, zij had haar onecht kind op haar schoot... lieve <span class= -"pagenum">[<a id="pb209" href="#pb209" name= -"pb209">209</a>]</span>Tine, ik heb vruchteloos gepoogd Eugénie -hier weêr te ontmoeten, je herinnert je, dat is dat meisje dat ik -in der tijd uit een publiek huis heb medegenomen,... lieve Tine, ik ben -verliefd op Sietske Abrahamsz, je weet wel, dat mooie lieve nichtje van -ons... lieve Tine, elken ochtend komt er een meisje bij mij -ontbijten... lieve Tine, ik heb allerlei amourettes, te veel om te -vertellen... Enz. Enz.</p> -<p class="par">... Je wordt nu wel een opwelling van wrevel daarover -gewaar, lieve Tine, maar herinner je maar, dat wij afgesproken hebben, -dat ik je duidelijk heb gemaakt, dat ik je heb doen inzien: je moet dat -goedvinden, je moet daarin berusten... ik blijf altijd van jóu -het méest houden, dat weet je wel... op die Sietske ben ik puur -verliefd,... die arme Eugénie, je moest haar kennen... neen, -neen, kind, bedwing nu je afkeer; ik, weet je wel, ik, die zoo -ontzettend veel wijzer, rechtvaardiger en beter ben dan jij, die -zooveel als je opvoeder in alles ben geweest, ik zeg je: je moet je -meester blijven, je moet je niet door je gevoel laten medeslepen, maar -je verstand raadplegen; ...ik vertel je opzettelijk <span class= -"pagenum">[<a id="pb210" href="#pb210" name= -"pb210">210</a>]</span>zooveel van mijn relatiën met andere -vrouwen om je op de proef te stellen, om te zien of het goede inzicht -niet bij je zal zegevieren,... wees dus nu verstandig en trek het je -niet aan... je zult nog wel meer hooren, gisteren ontmoette ik nog een -dame, die...</p> -<p class="par">Dit zijn in ’t geheel geen citaten, wij bedoelen -alleen, dat men dien geest en dien toon bespeurt in de brieven. En wij -willen de vrouw beklagen, die daaraan blootstond. Ach, met hoeveel -bitterheid moet zij zich later deze korrespondentie herinnerd hebben, -toen zij merkte, dat haar man voor altijd van haar scheiden zou. -Dáarvoor had zij zich dan deze gruwelijke plagerijen getroost, -dáarvoor had zij een vriendelijk gezicht gezet als zij leed -gevoelde van binnen, dáarvoor had zij de stem van haar gevoel -gesmoord, wijl zij het hooge verstand van haar man over haar vrouwelijk -gevoel wilde doen zegevieren—om nu te zien dat hij ten slotte -geheel van haar vervreemdde... Wie had gelijk gehad? Zijn verstand of -háar gevoel? O, die stille stem van binnen had het haar -<span class="pagenum">[<a id="pb211" href="#pb211" name= -"pb211">211</a>]</span>wel altijd gezegd... Zij had altijd, wel flauw, -een wanhopig vermoeden gehad, dat het onvermijdelijk eens -zóó worden zou...</p> -<p class="tb"></p> -<p class="par"></p> -<p class="par">Beschouwen wij thans Multatuli in zijne verhouding tot -de opeenvolgende minnaressen, die een plaats konden innemen in zijn -hart, dat niet geheel alleen door Tine ingenomen bleek te zijn.</p> -<p class="par">Vóór de genegenheid, welke Multatuli -opvatte voor mejuffrouw Hamminck Schepel, die later zijn tweede -echtgenoote werd, treffen wij de meergemelde Eugénie aan, als de -eerste en voornaamste vertegenwoordigster dergenen, die Tine’s -deelgenooten werden in zijn omgang en liefde.</p> -<p class="par">De betrekking van Multatuli met Eugénie hebben -wij bekeken: vooreerst wat aangaat den indruk, dien Multatuli’s -verwanten en in ’t algemeen de maatschappij daarvan moest -ontvangen; vervolgens wat aangaat het gevoel dat de mededeelingen -daaromtrent bij Tine moesten gaande maken; thans geldt onze overweging -het geval op zich zelf, de verklaring van dezen toestand zooals die -<span class="pagenum">[<a id="pb212" href="#pb212" name= -"pb212">212</a>]</span>zijn aanleiding vond en zich weêrspiegelde -in Multatuli’s gemoed zelf.</p> -<p class="par">Het is ons niet te doen een absoluut en leerstellig -standpunt in te nemen ter beoordeeling van het gedrag van een gehuwd -man, die publieke vrouwen frequenteert of op andere wijze buiten het -huwelijk liefdesbetrekkingen onderhoudt. Dit standpunt zij overgelaten -aan moralisten en staathuishoudkundigen. Wij willen vooropstellen, dat -wij het laakbare in Multatuli’s handelwijze thans slechts hierin -vinden, dat hij zijne vrouw van zijn <span lang="fr">faits et -gestes</span> op de hoogte hield, en haar onzes inziens daardoor ten -diepste moest grieven.</p> -<p class="par">Het is een bekende stelling van den hertog De Richelieu, -dat men met het grootste gemak en zonder gevaar voor onze gemoedsrust -meer dan éene vrouw tegelijk kan beminnen. Maar eene dergelijke -stelling kan alleen ontstaan in het brein van en als psychologische -kuriositeit geformuleerd worden door lieden, die van de liefde eene -opvatting hebben, zooals aan de Bourbonhoven van vóór -Lodewijk den XVI<sup>den</sup> in <span class="pagenum">[<a id="pb213" -href="#pb213" name="pb213">213</a>]</span>zwang was en een paar eeuwen -in zwang is gebleven. Zij bedoelden met het woord liefde, noch de -groote passie, die de werkelijkheid voor hem die haar ondervindt als -’t ware van gedaante doet veranderen en aan het voorwerp der -liefde zooveel als een bovennatuurlijken glans en ook macht verleent, -zoodat hij letterlijk door het voorwerp dier liefde -„betooverd” lijkt en dus dat veel gebruikte woord nu tot -eene wezenlijke waarheid maakt; evenmin hadden zij er de innige, in -haar eenvoud groote, trouwe, genegenheid meê voor, zooals het -christendom ons die heeft doen koncipiëeren en die het eigenaardig -huwelijkssentiment is van ons, westersche, monogamische volken; maar -zij bedoelden er meê eene liefde, die wel eenige oppervlakkige -overeenkomst vertoont met de oostersche liefde, maar toch het -eigenaardig beestachtig wilde van den haremwellust mist, en van een -kleiner, een wel fijner, wel beschaafder, maar tegelijk nietiger -opvatting getuigt; zij beschouwden de liefde als een gril, een caprice, -eene toquade, een aangename tijdelijke manie, <span class= -"pagenum">[<a id="pb214" href="#pb214" name="pb214">214</a>]</span>meer -niet; en inderdaad, indien men haar aldus opvat, is er een reden om, -zich in een tijdverdrijvend spel van intrigue en coquetterie werpend, -meer dan éene vrouw tegelijk te courtiseeren. Of men dan met een -dier verschillende vrouwen toevallig gehuwd is, doet er niet toe; dat -is in zulk een geval een bijkomende omstandigheid zonder beteekenis of -waarde, want van het huwelijk eigenlijk gezegd en de gevoelens van -eerbied, trouw en bescherming, die het in onze ziel onderhoudt, is -daarbij in ’t geheel geen sprake meer. Dit is geen werkelijk -beminnen, en meer dan éene vrouw te gelijk waarlijk lief te -hebben, past niet in onze westersche psychologie en is een -onmogelijkheid.</p> -<p class="par">Niet alleen dus, dat Dekker de groote verterende passie -niet kende, maar uit het feit, dat hij, alleen op zijn gemak door -Europa reizende, bordeelen bezocht en langdurige betrekkingen -aanknoopte, is op te maken, dat de hartelijke genegenheid, welke hij -koesterde voor zijn vrouw, er in alle opzichten een was van de -allergewoonste soort, en <span class="pagenum">[<a id="pb215" href= -"#pb215" name="pb215">215</a>]</span>dat die genegenheid volstrekt geen -poëtisch teeder en religieus karakter in zijn gemoed had -aangenomen.</p> -<p class="par">Als een getrouwd man <span class="ex" lang="fr">en -garçon</span> uit is met vrienden van vroeger, en men is wat -gemonteerd doordat men den kelder een weinig te veel heeft -aangesproken, en men sukkelt, om het feest voort te zetten, zulk een -huis binnen en vermaakt zich daar tot het krieken van den -ochtend—nu, dát wordt door eenigen als eene vrij -vergeeflijke gebeurtenis beschouwd. De bewoonsters blijven bij haar -beroep, men vermaakt haar en zichzelf, en laat ze wat verdienen.</p> -<p class="par">Dekker vond het buitendien in beginsel goed: Wat zou -het? Genot is deugd, vermaak is gezond, ieder man, gescheiden van zijn -vrouw levende, heeft daar behoefte aan, het is een hygiënische -gymnastiek, en, de alles beheerschende rechtvaardiging: niemand lijdt -er immers schade door, niemand immers wordt er ook maar een greintje -leed door berokkend. Hij vond het, voor personen zooals hij, zelfs -bijzonder aanbevelenswaardig: <span class="pagenum">[<a id="pb216" -href="#pb216" name="pb216">216</a>]</span>omdat het goed is voor -publieke vrouwen, die arme, medelijden-wekkende schepselen, die zoo -algemeen veracht worden door vromen en schijnheiligen, die zoo weinig -het voorwerp zijn der elders dikwijls zoo ruimschoots bestede -naastenliefde, die meestal slechts met gemeene, liederlijke mannen in -aanraking komen,—omdat het voor dezulken heel goed is eens een -man te ontmoeten, die haar ten minste nog als menschen beschouwt, die -het oprecht goed met haar meent, haar een vriendelijk woord zal -toespreken en op beschaafde, edele wijze met haar zal verkeeren. Ja, -dus redeneerde hij, geholpen door zijn steeds dadelijk bij de hand -zijnde fantasie, waarschijnlijk door: het was een weldaad, die hij haar -bewees, het was een hoogere plicht, dien hij vervulde, hij dacht aan -vele groote namen uit de wereldgeschiedenis, wier dragers met -courtisanes omgang hadden gehad, hij vergeleek zich, ook nu weder, met -Christus, die immers Maria Magdalena toeliet zijn voeten te wasschen en -vergaf aan de overspelige vrouw. En zoo voorts, en zoo voorts. -<span class="pagenum">[<a id="pb217" href="#pb217" name= -"pb217">217</a>]</span></p> -<p class="par">Dit is alles goed en wel. Wij herhalen, dat wij niet -partij wenschen te kiezen in de beoordeeling van het geval in ’t -algemeen van een gehuwd man, die <span class="ex" lang="fr">en -garçon</span> uitgaat. Er komt altijd belofte-breuk bij te pas, -de breuk namelijk van de belofte, die men zijn vrouw heeft gedaan van -háar alléen tot den dood toe getrouw te zullen zijn. Maar -er zijn tal van argumenten beschikbaar om in zekere gevallen een -belofte-breuk te wettigen, en wij zullen ons niet in eene moralistische -uitpluizing van deze zaken verdiepen. De hoofdzaak is ongetwijfeld, dat -er niemand leed worde gedaan.</p> -<p class="par">Maar,—hierop willen wij -neêrkomen—Dekker wás niet op een dronkemanspartij en -met vrienden uit; hij reisde geheel alleen, en ging, in koelen bloede, -dat zelf in alle opzichten goedvindend, daarheen. En nu zeggen wij -alléén, dat dáaruit blijkt, dat zijne genegenheid -voor zijn vrouw niet van <span class="ex">ongemeen</span> teederen aard -was. Immers al deed hij hier geen leed (op dat oogenblik ten minste -niet, later deed hij haar dat wel door zijne op theorie berustende -zonderlinge opvatting <span class="pagenum">[<a id="pb218" href= -"#pb218" name="pb218">218</a>]</span>van het echtgenootschap, welke hem -haar van al zijn avonturen op de hoogte deed houden), al deed hij -háar dus geen leed, noch Eugénie, en al deed hij zich -zelf een genoegen, dus het tegendeel van leed, en al schijnen dus al de -bij het geval betrokken personen veilig voor leed,—tóch -zou hij, ware zijn genegenheid voor Tine van hoogeren aard geweest, het -edelste gevoel in eigen borst door zoo eene handeling een kwetsuur -hebben toegebracht, waarvan de schrijnende pijn het genoegen dat hij er -op andere wijze van had, ten zeerste beperken moest, zoo al niet geheel -vernietigen.</p> -<p class="par">Want, indien de gehuwde man, die zijn vrouw met vrome -trouw bemint, op de purperen sofa heeft plaats genomen, en daar in eene -weelderige afzondering zich opsluit met eene vreemde, kleurrijk -uitgedoste, vrouw, wier mond met den beroepsglimlach hem tegenlacht, -wier oogen, boven de half weggeblankette vale kringen schel schitteren -van de nachtelijke vreugden, wier adem riekt naar den professioneelen -feestwijn van elken dag—en hij moet dan liefkoozingen ontvangen, -<span class="pagenum">[<a id="pb219" href="#pb219" name= -"pb219">219</a>]</span>en hij moet liefkoozingen geven, dezelfde, ja -werktuiglijk dezelfde liefkoozingen, welke hij anders in een stillere, -meer zedige eenzaamheid alleen voor zijn eenige vrouw -overheeft,—dan komt er een groot, pijnigend, wanhopig verdriet, -en een spijt vol wrok en wrevel in hem op, die hem al het hier -aanwezige ruwe en bonte genot zal vergallen.</p> -<p class="par">Vooreerst is het de ontwijding der liefde, die een niet -onderdrukbaar gevoel van groote neerslachtigheid over hem zal brengen, -waar de stralen van de schitterende lichtkroon noch het gefonkel van -het door den wijn goud gekleurd kristal iets tegen vermogen. Niet de -ontwijding der liefde, omdat hij leerstellig het huwelijk voor eene -vereening der zielen zou houden, en de vereeniging zonder liefde, -zonder ziel, dus voor eene profanatie van dat huwelijksbegrip; veel -minder eene ontwijding der liefde omdat hij het in beginsel iets -slechts zou vinden, er aan toe te geven zonder dat een geestelijk of -burgerlijk ambtenaar van te voren daartoe een brevet van bevoegdheid -heeft uitgereikt; want wij spreken van een modern gewoon menschelijk -<span class="pagenum">[<a id="pb220" href="#pb220" name= -"pb220">220</a>]</span>gevoelend man; maar eene ontwijding der liefde -omdat hetzelfde wat alleen waarde en beteekenis scheen te hebben in het -verkeer met de eenige, ziels-vertrouwde, voor het geheele leven -uitverkoren éénige vrouw, hetzelfde, wat een onmisbaar -schijnend teeder mysterieus karakter verkreeg, als de verwezenlijking -van lang gekoesterde slechts half bewuste verlangens, waar het, niet -nader ontleed, zich in zoo een dronkenschap van reine zaligheid -voltrok, dat men alleen den indruk kreeg dat het wezen op zijn innigst -met het éénig geliefde wezen één werd, -waarbij het lichaam werd vergeten en het scheen als hoorde men nu -alleen duidelijker elkanders harteklop, als waren de harten nu slechts -op een bijzonder innige wijze tot elkaar genaderd; omdat dit zelfde, -anders een mysterie dat een langzaam gegroeide vervoering bekroonde, nu -zijn hooge charme verliest door de brutaliteit, waarmede het eenvoudig -als pikant tijdverdrijf aangewend blijkt te kunnen worden. Eene -ontwijding der liefde, omdat zij ontnuchtert van de edelste aller -dronkenschappen. Omdat zij van een poëem eene <span class= -"pagenum">[<a id="pb221" href="#pb221" name= -"pb221">221</a>]</span>machinerie maakt, van een visioen een -fysiologisch experiment.</p> -<p class="par">Ten tweede zal het genot van den bovenomschreven -echtgenoot verbitterd worden, omdat zijn verbeelding hem zal beginnen -te plagen; onophoudelijk zal de figuur zijner kuische vrouw zich in -zijne gedachten dringen, als eene die hem zacht droevig zijn schennis -van hun vertrouwelijken omgang verwijt. Hij zal zich het diepe verdriet -voorstellen, dat haar zou vervullen indien zij hem hier eens zag. Hij -zal vergelijkingen gaan maken, hij zal dat móeten, hoe weinig -gaarne hij ’t ook doet, zijn geweten zal er hem toe -dwingen,—tusschen zijne vrouw en degene, die thans naast hem is. -In de geheele afschuwelijkheid harer grimeering, van haren weelderigen -verleidingstooi, harer geveinsde lachjes en gespeelde minzaamheid zal -zijn tijdelijke gezellin hem plotseling voor oogen komen; zijn blik zal -zich verscherpen, hij zal achter haar masker van cold-cream en rouge -impérial de sporen van het vroegtijdig jeugd-verlies en der -aanhoudend walgelijke vermoeienissen zien, en hij zal zich verwenschen, -<span class="pagenum">[<a id="pb222" href="#pb222" name= -"pb222">222</a>]</span>dat hij tot deze sjacheraarster van genoegens -gelijkluidende liefde-woorden sprak als anders slechts de intieme -stilte binnen de zedige wanden van zijn huiselijk geluk van zijn lippen -hoorde komen. Hij zal daar, als een aangeleerde manoeuvre, gebaren zien -maken, en ze herkennen als de zelfde, welke hij als eene argelooze, -spontane, naïeve, kinderlijke beweging heeft gezien. En als hij -dan zijn hoed niet neemt en wegsnelt, is hij een man zonder ziel en -zonder smaak, of liever,—wat wij hier van Multatuli -betoogen—bemint hij zijne vrouw met eene vulgaire koele -genegenheid.</p> -<p class="par">Zien wij nu, hoe Dekker, eenmaal er aan gewend die -huizen te bezoeken, zijne langdurige betrekking met Eugénie -tegenover zich zelf verontschuldigde en tot iets zoo moois maakte, dat -bij de overdenking dier betrekking de edelste neigingen zijner ziel -niet uitgesloten behoefden te blijven.</p> -<p class="par">’t Moge zijn dat Dekker in lang geen publiek huis -bezocht had, toen hij Eugénie leerde kennen, en dus niet goed -besefte, dat hare mededeelingen overeenkwamen met de gewone -<span class="pagenum">[<a id="pb223" href="#pb223" name= -"pb223">223</a>]</span>praatjes dier zeer tijdelijke geliefden, die -haar bezoeker bijna altijd een in hoofdzaak gelijkluidend verhaal doen, -waarin steeds dezelfde episoden voorkomen: 1<sup>o</sup>. zijn zij -dochters van boeren of arme werklieden en verleid en ongelukkig gemaakt -door een vrijer, die beloofd had haar te trouwen en aan wiens woorden -zij geloof hadden geslagen; 2<sup>o</sup>. hebben zij éens, toen -zij figurante in den een of anderen kleinen schouwburg waren, of ook, -toen zij het wilde leven reeds waren begonnen, eene schitterende -relatie gehad met een schatrijk of hoogst voornaam jongmensch, die haar -gedurende eenige maanden als eene prinses heeft doen leven, welke -relatie voor altijd eene glansrijke herinnering bij haar heeft -achtergelaten; 3<sup>o</sup>. zijn zij daarna van het eene huis in het -andere gekomen en hebben nu hetzij de flauwe hoop dat een -zéér jonge man nog eens de een of andere dwaasheid om -harentwil zal begaan door haar als maîtresse te nemen, hetzij de -ambitie met een flinken kellner of kappersbediende een -„net” huwelijk aan te gaan, hetzij de hoogere eerzucht zelf -eens aan ’t hoofd van een dergelijk etablissement <span class= -"pagenum">[<a id="pb224" href="#pb224" name="pb224">224</a>]</span>te -staan als waaraan zij nu ondergeschikt zijn verbonden en op hare beurt -te kommandeeren;—òf ’t moge zijn, dat Eugénie -tot de niet zoo frequent voorkomende vrouwen van dat slag behoorde, die -gouvernante, kamenier of juffrouw van gezelschap geweest zijn, dat hare -konversatie dientengevolge iets meer gesoigneerd was en zij een weinig -betere manieren had, dat bij haar sterker dan bij hare beroepsgenooten -het verlangen sprak om van het leven aldaar verlost te -worden;—zéker is, dat Dekker zich tot haar aangetrokken -gevoelde door de verwantschap die hij tusschen haar toestand en den -zijnen bespeurde. De geheimzinnige sympathie, die tusschen de rassen -van paria’s bestaat en door De Goncourt ter sprake wordt -gebracht, waar hij het intieme verkeer van soldaten en dergelijke -vrouwen behandelt in <span class="ex" lang="fr">La fille -Elisa</span>,—die zelfde sympathie was het, welke Dekker er toe -dreef, zich in een ongewoon intiem kontakt met Eugénie te -begeven. Hij bevond zich daar tegenover eene vrouw van oorspronkelijk -goeden en fatsoenlijken aanleg, die, eigenlijk buiten hare schuld, en -niet <span class="pagenum">[<a id="pb225" href="#pb225" name= -"pb225">225</a>]</span>alleen buiten hare schuld maar tengevolge van -het uit goedheid, uit edelmoedigheid, toegeven aan eischen, door een -man, dien zij het meest vertrouwde, haar gesteld,—door de -maatschappij was uitgestooten en genoodzaakt met het uitoefenen van een -ellendig beroep, op een niet te avouëeren wijze, in haar onderhoud -te voorzien. Nu, was er dan niet een treffende overeenkomst tusschen -haar lotgeval en het zijne? Was ook hij niet ongelukkig geworden en -door de maatschappij uitgestooten, omdat hij een te goedgeloovig -vertrouwen in de leden dier maatschappij had gesteld? Hij óok -had, zonder voorzichtigheid, zonder om te zien, geluisterd naar de stem -van zijn hart, denkend dat de maatschappij hem daarvoor zou loven en -beloonen.</p> -<p class="par">Hij dacht nu van zich zelf: ik ben goed, de maatschappij -is slecht; ik heb de ware liefde, den waren harteadel; en nu wilde hij -samengaan met die andere verstootene, wijl ook zij de ware liefde, den -waren harteadel had, of althans gehad had, hoezeer die nu ook schuil -was gegaan in hare verworpenheid. <span class="pagenum">[<a id="pb226" -href="#pb226" name="pb226">226</a>]</span></p> -<p class="par">Dekker vond het in alle opzichten iets schoons en edels -om deze vrouw te beschermen en bij te staan; in die handeling was een -protest, een protest van menschenliefde en zielegrootheid tegen al het -laffe, lauwe en kleinzielige der maatschappelijke opvattingen.</p> -<p class="par">Behalve eenige zinnelijke liefde, waarvan overigens -weinig blijkt, maar die toch zeer waarschijnlijk met het andere gevoel -vermengd was, was het dus een algemeen, half en half theoretisch, -gevoelen, een revolutionair gevoelen, gericht tegen maatschappelijke -denkbeelden, èn een bijzonder gevoel van medelijden, dat Dekker -zich het lot van Eugénie dermate deed aantrekken.</p> -<p class="par">Zonder dat hij ’t zich ten volle bewust was, werd, -zoo stellen wij het ons voor, het gevoel medelijden in Dekker -één met de zinnelijke liefde, evenals dit bij vele -vrouwen het geval is. Vele vrouwen toch, die zich overgeven aan een -man, doen dat veeleer uit goedheid, uit medelijden, uit zucht om hulp -te bieden, dan uit zinnelijke aandrift. Zij willen dien armen minnaar -tevreden <span class="pagenum">[<a id="pb227" href="#pb227" name= -"pb227">227</a>]</span>stellen, zij willen hem gelukkig maken, en het -besef der voldoening harer eigen zinnen gaat te loor in haar wetenschap -van een groote weldaad te bewijzen, van het hoogste weg te schenken, -van het kostbaarste afstand te doen, waarover zij te beschikken hebben. -Hier neemt de liefde het karakter aan van hoogste -menschlievendheid.</p> -<p class="par">Dekker vond het geval buitendien interessant. Hij had -behoefte, een koortsige behoefte, aan interessante ontmoetingen en -lotgevallen. Daarom drong hij zich op, dat Eugénie een veel -buitengewoner persoon was, dan zij in werkelijkheid zal geweest zijn, -daarom verfantazeerde hij haar tot een soort heldin, aan wier zijde het -hem voegde te treden. Zij gaf hem eene soortgelijke gewaarwording als -iemand, die voor het eerst in een ver van zijn geboortegrond gelegen -centraalwereldverkeerstation komt, van de zich daar bevindende in -vreemde engelsche reisdracht gestoken gebasaneerde medereizigers -ontvangt. Hij ziet een man met vaste trekken, donkere gelaatskleur, -groote, strenge, zwarte oogen, die zich met een beteuterende -<span class="pagenum">[<a id="pb228" href="#pb228" name= -"pb228">228</a>]</span>kalmte door wachtzalen en perrons beweegt. Dit -moet wel een zeer gewichtig en belangrijk personage zijn, denkt hij -dan. Later blijkt het te wezen de gewoonste aller scheepskapiteins, die -wel zijn beroep goed kent, maar overigens in niets uitmunt en het heen- -en wedervaren tusschen Europa en Amerika met dezelfde werktuiglijkheid -jaar aan jaar verricht, als een vaderlandsche schoolmeester dagelijks -zijn klassen bestuurt.</p> -<p class="par">Dekker achtte de ontmoeting van Eugénie bepaald -een uitnemende vondst. Hij had nu gezelschap, een in alle opzichten -aantrekkelijk gezelschap, op reis. Wat was daar niet een delicieuze -afleiding voor zijn kommer en zorg in, om met die belang inboezemende -fransche dame op reis te zijn, steeds in vriendschappelijke gesprekken -met haar gewikkeld, haar begeleidend in hotels en stations, haar -steunend bij het instijgen van rijtuigen, bespied, in stilte -gelukgewenscht en benijd door die omstanders, welke iets van de -verhouding begrepen!</p> -<p class="par">Toen Dekker later Tine met Eugénie in kennis -bracht, zoodat er, indien wij onze <span class="pagenum">[<a id="pb229" -href="#pb229" name="pb229">229</a>]</span>oogen en de mededeelingen van -de uitgeefster der Brieven mogen gelooven, eenige vriendschap tusschen -de vrouwen ontstond en Tine jaren lang met Eugénie eene -briefwisseling onderhield,—toen volvoerde hij alleen tot de -alleruiterste konsequentie, wat zijne theorie hem dwong in deze dingen -goed te vinden. Ons is dit te machtig, wij zouden er schier benauwd van -worden; ons kan dit volkomen ten ondergaan van het gevoel van -waardigheid in de eene der vrouwen niet anders dan pijnlijk -aandoen.</p> -<p class="par">Uit het feit dier briefwisseling blijkt voorts ten -overvloede nog eens verrassend duidelijk, welk een alles beheerschenden -invloed Dekker op zijne vrouw oefende. Niet dat zij zich tegen haar zin -met Eugénie in verkeer zou hebben begeven, maar dat zij, tegen -alle modern Europeesch vrouwelijk gevoel in, er behagen in vond met de -gewezen maîtresse van haar man om te gaan, bewijst dat haar -gevoel zich, door het voortdurend aanhooren der denkbeelden van haar -man, verbazend vervormd had. <span class="pagenum">[<a id="pb230" href= -"#pb230" name="pb230">230</a>]</span></p> -<p class="par">Over Pauline, Dekker’s tweede beschermeling, -waarvan in de brieven sprake is, vernemen wij weinig meer dan het -volgende (dl. I, blz. 50):</p> -<p class="par">„En toen ik bij die Pauline kwam, die zich -verstout een kind te hebben vóór ’t huwelijk, en -toen zij mij zeide dat zij altijd eten kreeg van de Prince Belge zonder -te betalen, omdat „<span lang="fr">le vieux n’osait pas -refuser, car, voyez vous, il savait bien que vous -reviendriez</span>” en dat dit zoo gelukkig was, want zij zoogde -haar kind en had dus eten noodig... Kijk, dat deed mij toch pleizier -dat men eene zoogende moeder eten had gegeven om -mijnentwille.”</p> -<p class="par">Uit deze regelen valt niet rechtstreeks op te maken, dat -Dekker met Pauline intiemen omgang heeft gehad. Wij meenen ook dat hij -elders als iets zots verhaalt, dat iemand gevraagd had of Pauline zijne -maîtresse was. Maar wellicht vond hij alleen het woord -maîtresse ten opzichte van Pauline gebruikt, dwaas of spotte hij -om een andere, dergelijke reden, met die vraag. In aanmerking genomen -Dekker’s denkwijze over dit onderwerp <span class= -"pagenum">[<a id="pb231" href="#pb231" name="pb231">231</a>]</span>en -daarbij de eigenaardigheden van Pauline, zooals wij die uit -bovenstaande beschrijving leeren kennen, wint het vermoeden aan -waarschijnlijkheid, dat er tusschen hen meer is voorgevallen dan de -wisseling van een enkelen dankbaarheidshanddruk. Immers, dat men aan -Pauline kosteloos voeding verstrekte, wijl men wel wist, dat Dekker -eens terug zou komen, toont dat er eene innige verstandhouding tusschen -die twee bestond, waarvan de herbergiers-familie wist.</p> -<p class="par">Pauline behoorde blijkbaar tot de laagste volksklasse. -Indien wij dus mogen veronderstellen, dat er eene relatie tusschen haar -en Dekker bestaan heeft, vinden wij daarin zooveel als een vervolg op -en eene konsequentie van zijne betrekking met Eugénie. In den -tijd toch, dat Dekker met Pauline zou geleefd hebben, in den tijd ook -dat hij haar later weder ontmoette, had hij ’t zelf veel -armoediger dan gedurende zijne minnarij met Eugénie. Hij was dus -in alle opzichten een trede lager gegaan. En zeker was hier het -medelijden nog meer versmolten met het andere gevoel. <span class= -"pagenum">[<a id="pb232" href="#pb232" name="pb232">232</a>]</span></p> -<p class="par">Pauline, een geheel onbeschaafde vrouw waarschijnlijk, -en die dus b.v. ook aan haar toilet slechts uiterst geringe zorg -besteedde, was het meest geschikte schepsel, in wier omarming Multatuli -zijn groot verdriet en zijn hevig protest tegen de maatschappij kon -uitsnikken.</p> -<p class="tb"></p> -<p class="par"></p> -<p class="par">De derde vriendin van Dekker, die ons weder een trede -opwaarts voert naar een geheel andere schakeering van het verkeer met -vrouwen, is degene, die men niet beter kan aanduiden dan met den naam -van „het stomme ontbijtstertje.”</p> -<p class="par">In een brief van 17 September 1860, schrijft Dekker: -„Alle morgen om negen uur komt er een meisje bij mij ontbijten. -Zij mag een uur blijven, maar niet praten, dat is een komieke -geschiedenis.”</p> -<p class="par">Van deze geschiedenis vernemen wij (dl. 1. blz. 151) het -volgende: Dekker liep eens door Amsterdam te kuieren, toen hij op het -Damrak werd aangesproken door een jong, als dame gekleed, meisje, dat -hem vertelde dat zij zoo’n honger had. Zij voegde <span class= -"pagenum">[<a id="pb233" href="#pb233" name="pb233">233</a>]</span>er -bij, dat zij deze mededeeling aan niemand anders dan aan hem alleen zou -durven doen. Hij gaf er zich op dat oogenblik geen rekenschap van of -zij bedoelde, dat zijn uiterlijk haar zooveel vertrouwen inboezemde of -dat zij zijn naam en reputatie kende. Het was precies iets voor zijn -royale, genereuse natuur, het paste daarbij uitnemend in zijn lust tot -weêrstreving van maatschappelijke gewoonten, om het meisje niet -af te schepen met een zwijgende weigering noch haar het adres van -<span class="ex">Liefdadigheid naar Vermogen</span> op te geven, maar -om haar welwillend te woord te staan. Hij had in dat geval ook kunnen -volstaan met haar eenig geld in de hand te stoppen; maar hij vond er al -weder eene belangrijke ontmoeting in; hij wilde wel eens kennis maken -met deze ongelukkige, vermoedelijk, naar hem docht, weder een -slachtoffer van de wanverhoudingen der maatschappij, en, waarschijnlijk -om tevens zeker te zijn dat zij hem niet bedroog, besloot hij haar te -vergezellen om haar in de een of andere gelegenheid naar haar genoegen -zich te laten verzadigen. <span class="pagenum">[<a id="pb234" href= -"#pb234" name="pb234">234</a>]</span>Hij stak daarom het IJ met haar -over en liet haar aan het Tolhuis zich te goed doen aan broodjes met -vleesch. Zij vertelde hem hare geschiedenis: dat zij, in -‘s-Gravenhage te huis hoorend, hier tijdelijk een kamer had -gehuurd om zaken voor haar vader te doen, maar dat al haar geld op was, -enz. Het gevolg was, dat hij, die ook op dat oogenblik geen geld had om -dagelijks een middagmaal voor haar te bekostigen, voor haar wenschte te -doen al wat in zijn vermogen was en haar daarom uitnoodigde elken -ochtend op zijn kamer op de Botermarkt te komen ontbijten. Zij nam dit -gretig en dankbaar aan. Nu was echter het grappige van den toestand, -dat Dekker in het begin van den dag liever geen gesprekken hield -(waarschijnlijk wijl hij vreesde zich dan te veel te epancheeren, -zoodat zijn aandacht zich niet genoeg meer koncentreerde op het -schrijfwerk, dat hij wilde verrichten en hij vreesde zijn kracht te -verpraten in plaats van haar alleen voor zijne schrifturen aan te -wenden). Zij kreeg dus verlof bij hem te komen en een uur te -<span class="pagenum">[<a id="pb235" href="#pb235" name= -"pb235">235</a>]</span>blijven, maar zij mocht geen woord zeggen. Deze -zonderlinge omgang duurde eenige weken. Eindelijk kon Dekker haar het -benoodigde geld verschaffen om naar ‘s-Gravenhage terug te -keeren, en zij bewees hem hare dankbaarheid, door hem van daar uit een -paar door haar geborduurde pantoffels ten geschenke te zenden.</p> -<p class="par">Eenige maanden later ontving Multatuli het bezoek van -dien zekeren dokter in de Letteren, waarvan wij in de <span class= -"ex">Minnebrieven</span> lezen. Om het in nood verkeerende gezin, -waarvoor de dokter zich interesseerde, te helpen, stond Multatuli toen -het voor de <span class="ex">Minnebrieven</span> bedongen honorarium -af. Na dien tijd vernam hij dat de dokter in de Letteren verloofd was -met eene dochter uit het gezin, dat hem zooveel belang inboezemde, en -dat hij hem met zijne aanstaande zou komen bezoeken. En toen Multatuli -dat bezoek ontving, toevallig geschoeid met de gemelde pantoffels, -herkende hij in de bruid van den dokter zijn zwijgend ontbijtstertje. -Zij deed, alsof zij hem nog niet kende, bedankte hem ten zeerste voor -wat <span class="pagenum">[<a id="pb236" href="#pb236" name= -"pb236">236</a>]</span>hij voor hare familie had gedaan en vroeg hem of -zij hem niet eens eene kleine oplettendheid zou mogen bewijzen, door -b.v. ’t een of ander voor hem te borduren. „Pantoffels -heeft u al, zie ik” voegde zij er bij. Nu werd Dekker, die op -eens het stellige vermoeden kreeg, dat het meisje zelf, ontevreden met -wat zij persoonlijk van hem had kunnen halen, den dokter op hem had -afgestuurd, boos en dreef zijne bezoekers met zachten dwang de deur -uit. Hij wist zich echter genoeg in te houden om niet te doen merken, -dat hij haar herkende en daarmede eene onaangenaamheid tusschen de twee -verloofden te weeg te brengen, indien de dokter soms van het ontbijten -niets afwist. Ons komt het evenwel waarschijnlijker voor, dat de -dokter, die zich professioneel met de letterkunde bezighield en dus -eerder dan het burgermeisje met Dekker’s, uit zijn geschriften -blijkend, medelijdend karakter bekend geweest zal zijn, reeds met het -meisje zoo goed als verloofd was ten tijde dat zij Dekker het eerst -aansprak en dat de dokter haar op Dekker <span class="pagenum">[<a id= -"pb237" href="#pb237" name="pb237">237</a>]</span>af zal hebben -gestuurd, meenende dat een bede om hulp uit den mond eener vrouw nog -zekerder onweêrstaanbaar voor Multatuli zou wezen dan het verzoek -van een litterator. Toen nu echter de verleende hulp niet aan de -verwachtingen beantwoordde, trok de dokter toch zelf maar de stoute -schoenen aan, en slaagde ook werkelijk, gelijk wij gezien hebben, -beter.</p> -<p class="tb"></p> -<p class="par"></p> -<p class="par">De vierde vrouwenfiguur, tot wie Dekker zich, in deze -periode zijns levens, bijzonder aangetrokken gevoelde, was Sietske -Abrahamsz. Wij voegen hier aanstonds bij, dat wij met de bespreking der -genegenheidsbetrekking, welke eenigen tijd tusschen Sietske en -Multatuli bestond, een totaal van de vorige verschillende sfeer van -maatschappelijk verkeer en gemoedsaandoeningen betreden. Daarover mag -geen misverstand mogelijk zijn. Een muur scheidt deze in alle opzichten -reine, ideale, relatie van de zooeven behandelde drie andere.</p> -<p class="par">Wij keuren er niettemin even sterk, ja nog sterker, om -af, dat Dekker zijne vrouw <span class="pagenum">[<a id="pb238" href= -"#pb238" name="pb238">238</a>]</span>zoo voortdurend berichten zond -over zijne liefde voor Sietske en Sietske’s verliefdheid op hem. -Nog sterker keuren wij het af, omdat, mocht Tine al van Dekker’s -andere relaties kunnen denken, dat zij te hoog stond om daarover -jaloersch te kunnen worden, dat die van een soort waren zonder eenige -overeenkomst met de liefde welke haar man aan háar verbond, van -een aard, die ’t haar onmogelijk maakte zich zelve te bekennen, -dat zij er zich iets van aantrok,—zij over de betrekking met -Sietske onmogelijk zoo kon denken. Sietske was een allerliefst jong -meisje, van den zelfden stand als zij, ja veel wat Dekker in Tine -vóór hun huwelijk gecharmeerd moet hebben, vond hij nu in -Sietske terug.</p> -<p class="par">Tine had dus dubbel reden om zich door deze genegenheid, -juist wijl zij rein was en volkomen vrij van alle minder edele -bedoelingen, juist wijl het ’t bijzondere in Dekker’s -persoon was, dat Sietske in hem beminde, gegriefd te gevoelen. Als -Dekker’s herinnering opleefde, herinnering aan den lang -vervlogen, en nog lánger vervlogen schíjnenden, zaligen -engagementstijd, en hij maakte vergelijkingen, <span class= -"pagenum">[<a id="pb239" href="#pb239" name="pb239">239</a>]</span>dan -moesten die wel, zonder dat hij zelf misschien zich bewust werd wat -daarvan de oorzaak was, ten voordeele van Sietske uitvallen. Immers -Tine had, de gewone menschelijke liefde, welke van die andere slechts -de grondslag was, daargelaten, in Dekker vereerd den man, die -uitmuntend, die buitengewoon beloofde te wórden, terwijl Sietske -in hem liefhad den man die buitengewoon gebleken was te zíjn. -Het kon niet anders of Dekker moest in Sietske’s fysionomie eene -wolkelooze bewondering lezen, die hij bij Tine nimmer had kúnnen -waarnemen, omdat de reden er toe toen nog niet aanwezig was. In der -daad zijn er weinig dingen zoo pijnlijk voor de vrouw, die in -eendrachtig huwelijk met haar man de middaghoogte des levens heeft -bereikt, dan te bemerken hoe er zich eene genegenheid tusschen dien man -en een hem vereerend jong meisje begint te openbaren. Zij toch, zijne -vrouw, heeft hem bemind alleen om zijns zelfs wille, toen hij nog -geheel onbekend en onberoemd was; zij is het leven met hem ingegaan vol -moed, hoop en vertrouwen, met het zeer <span class="pagenum">[<a id= -"pb240" href="#pb240" name="pb240">240</a>]</span>geprononceerde -verlangen alle vreugd, maar ook alle leed met hem te deelen. En nu de -boom zijns levens tot vollen wasdom is gekomen en vruchten draagt, is -’t een jong meisje zooals zij vroeger was, die, met den blos en -den glimlach der jeugd op het gelaat, de hand uitstrekt om die vruchten -te plukken.</p> -<p class="par">Indien wij voor een oogenblik Multatuli’s vrouw en -de kinderen willen vergeten,—het is echter juist de -eigenaardigheid van ons westersch huwelijksbegrip, dat dit zoo -ontzettend moeilijk is, zoo bij uitstek moeilijk ons den man te denken -zonder de vrouw, den vader zonder de kinderen, daar wij gewend zijn den -gehuwden man niet meer als een geheel op zichzelf te beschouwen maar -alleen als een deel van het familiegeheel;—indien wij ons -Multatuli denken als veertigjarig ongehuwd man of als weduwnaar, dan -rijst zijne vriendschapsbetrekking met Sietske voor ons oog als een der -teederst genuanceerde verhoudingen, die tusschen een man en een vrouw -kunnen bestaan, een der schoonste, der fijnste banden, die tusschen die -twee zielen gelegd kunnen worden. <span class="pagenum">[<a id="pb241" -href="#pb241" name="pb241">241</a>]</span></p> -<p class="par">Deze betrekking staat hoegenaamd niet eenigszins -uitvoerig in de Brieven beschreven, met enkele woorden wordt zij -slechts nu en dan aangeduid: het is als Multatuli aan Tine schrijft, -dat Sietske toch zoo lief is, dat hij „puur verliefd” op -haar is, dat zij hem gezegd heeft om harentwille toch vooral geen -greintje minder van Tine te houden, en aan Tine verlof te vragen -háar, Sietske, een weinig te mogen beminnen; het is als -Multatuli aan Tine bericht van het verlof dat hij, in Tine’s -naam, aan Sietske gegeven heeft om hem een beetje lief te hebben; maar -door die weinige woorden heen, is het hem, die nu in den toestand is -ingeleefd, mogelijk een kijkje te doen in deze charmante -betrekking.</p> -<p class="par">Sietske was de dochter van Kees Abrahamsz., de zuster, -meenen wij, van den zelfden Theodoor, die na Dekker’s dood een -goed gemeend, weinig letterkundig en zeer geruchtmakend artikel over -Dekker zou schrijven. Zij moet een buitengewoon bekoorlijk meisje -geweest zijn, want bijna iedereen, dus lezen wij, was op haar verliefd. -Zij moet niet zoozeer eene buitengewone schoonheid <span class= -"pagenum">[<a id="pb242" href="#pb242" name="pb242">242</a>]</span>als -wel in de hoogste mate innemend geweest zijn: bijzonder zachtzinnig, -vriendelijk, vlug, en bovenal begaafd met die echt vrouwelijke en -taktvolle hoffelijkheid, die de wenschen weet te voorkomen der menschen -met wie zij in gezelschap is en een gesprek weet te voeren zóo, -dat de overeenstemming der meeningen geen vervelende eentonigheid wordt -en het verschil in meening geen enkel minder aangenaam oogenblik -veroorzaakt.</p> -<p class="par">Voor Dekker moeten die uren, welke hij in de woning van -Sietske’s familie en in haar gezelschap ging doorbrengen, een -genot bevat hebben, waarop hij uren en dagen lang vlaste.</p> -<p class="par">Zoo eene verhouding, die meer dan vriendschap is en die -geen liefde mag worden, had al het weemoedig aantrekkelijke eener -schemering van licht en donker. Het meisje en de man onderscheiden niet -nauwkeurig meer wat er in hun binnenste omgaat, zij bemerken alleen met -zekerheid, dat het iets heel moois en voor hen heel gelukkigs is. -Allerlei tweestrijd doet zich voor in hun gemoed. Zij durven de liefde -niet aan, zij zijn er bang voor als voor de duisternis, en het -<span class="pagenum">[<a id="pb243" href="#pb243" name= -"pb243">243</a>]</span>heldere, maar koele, licht van de vriendschap -zien zij toch tanen voor hun innerlijken blik. Dan sluiten zij de oogen -om aan de weifeling en aan de smart van den tweestrijd te ontkomen; -maar als zij ze weer openen zijn de donkere wolken verdwenen en zien -zij klaar en stil de sterren blinken, als de teedere seinlichten der -sentimenten tusschen liefde en vriendschap, in wier glans zij hun -omgang mogen koesteren...</p> -<p class="par">In dezen tijd van dagelijksche onrust en koortsige -levenshaast, moeten de bezoeken aan de woning, waarvan Sietske het -bloeiend middelpunt was, de bekoring als van eene oase op Dekker hebben -uitgeoefend. Als hij de trap opkwam, in eene stemming nog verhit door -de moeitevol ten einde gebrachte dagtaak, hoorde hij reeds hare -welluidende stem, wier klank als eene verfrissching in zijn koortsig -binnenste viel. Een minuut later was hij in hare tegenwoordigheid en -had hij bij de begroeting haar hand, als een bemind vogeltje, in de -zijne gevangen. Hun blikken ontmoetten elkaâr en lazen er weder -de blijde boodschap der innige, der teedere, maar <span class= -"pagenum">[<a id="pb244" href="#pb244" name= -"pb244">244</a>]</span>reine verstandhouding. En dan begonnen de -gesprekken. Zij vroeg hem naar zijn werk, met warme belangstelling, met -eene belangstelling welke zich zoo uitte, dat hij aan ieder woord en -aan haar geheelen toon bemerken kon, dat er niets in voorgewend of -overdreven was.</p> -<p class="par">Sietske’s genegenheid voor Dekker was -oorspronkelijk ontstaan uit een zelfden door haar van hem ontvangen -indruk, als dien vele vrouwen van hem hadden ontvangen. Zij was in hem -gaan vereeren den zeldzamen, den éénigen vaderlander met -een hartstochtelijke kunstenaarsnatuur, den man die, voor -één groote edelmoedige gedachte, zijn leven en zijn -loopbaan aan volslagen ondergang blootstelde, den man, die zijn geluk -prijsgaf, die al zijn tijd, kracht, moed en werk dienstbaar maakte aan -de najaging van het ideaal, dat hij zich had gesteld. Zij bewonderde -hem als een held, strevend naar het groote, als de figuur, die, meer -dan wie zijner tijdgenooten ook, geschikt was om de rol van Koning te -vervullen in de liefelijke feërieën der schuchtere -meisjesdroomen. <span class="pagenum">[<a id="pb245" href="#pb245" -name="pb245">245</a>]</span></p> -<p class="par">Maar daarna had zich, als een kostbare edelsteen op een -gouden sieraad, de genegenheid, die het gevolg was van hun -vertrouwelijk verkeer, in die nog vage vereering gevoegd. En waar in -zulke gevallen de toenadering van beide kanten komt, bewaarheidt het -spreekwoord „<span lang="fr">nul n’est grand homme pour son -valet de chambre</span>” zich niet. Sietske was wel niet -Dekker’s kamermeisje, maar het gezegde beduidt, meenen wij, dat -de aureool, die eene vereering uit de verte om de slapen van den -vereerden heeft gekranst, meest verbleekt door de prozaïsche -ontdekkingen, die de werkelijkheid eener persoonlijke kennismaking -medebrengt. En dit geschiedde hier niet. De bewondering verloor wat er -nog koel en op-een-afstand in was. De vrees, de bedeesdheid verdween, -en eene bewondering vol warme genegenheid stelde zich in de plaats.</p> -<p class="par">Want Dekker was iemand, wiens persoon de indrukken -bevestigde, die de lezing zijner werken had doen geboren worden. Zijne -ziel stond op zijn gelaat te lezen, zijn hooge natuur wachtte niet op -pen en papier <span class="pagenum">[<a id="pb246" href="#pb246" name= -"pb246">246</a>]</span>om zich te doen gelden, maar schitterde ook in -het gesproken woord, in de aanhoudende improvisatie van vernuftige -gedachten, die zijn gesprekken waren.</p> -<p class="par">De genegenheid van Multatuli en Sietske Abrahamsz is in -deze drukke en bonte periode het fijnst gekleurde en liefelijkste -lotgeval. En als wij niet gedwongen waren steeds het droeve beeld van -Tine op den achtergrond van Dekker’s leven te zien, zouden wij -met nog langduriger aandacht en meer onvermengde appreciatie in de -beschouwing dezer hooge, mooie betrekking blijven verwijlen.</p> -<p class="par">In ’t algemeen kan men zeggen, dat van de vijf -zeer uiteenloopende betrekkingen met vrouwen, (Tine, Eugénie, -Pauline, het ontbijtstertje en Sietske,) waarin wij Multatuli hebben -beschouwd, die met Sietske de meest ongemeene en meest typische was, -omdat hoofdzakelijk den kunstenaar in Multatuli hare genegenheid gold -en omdat hij in haar eene vertegenwoordigster aantrof van de -sympathieën, die Nederlandsche lezeressen meer nog dan -Nederlandsche lezers voor zijn werken gevoelden. <span class= -"pagenum">[<a id="pb247" href="#pb247" name="pb247">247</a>]</span></p> -</div> -</div> -<div id="ch4" class="div1 chapter"><span class="pagenum">[<a href= -"#xd21e3858">Inhoud</a>]</span> -<div class="divHead"> -<h2 class="main">IV. POLEMIEK. KONKLUZIE.</h2> -</div> -<div class="divBody"> -<p class="par first">Na de verschijning van Multatuli’s Brieven -zijn er twee geschriften in het licht gekomen, in welke beide -Multatuli’s nagedachtenis ten zeerste is betrokken. Het eene is -de brochure, getiteld <span class="ex">Multatuli</span> en <span class= -"ex">Spiritisme</span> („naar de oorspronkelijke Handschriften -uitgegeven door S. F. W. Roorda van Eysinga, Emeritus -Predikant”), het andere is de brief over de uitgave der -korrespondentie zijns vaders door den heer E. Douwes Dekker Junior, te -Sarronno, gepubliceerd in een weekblad, de <span class= -"ex">Tribune</span>, van 3 Maart 1891.</p> -<p class="par">De brochure over Multatuli en Spiritisme is een -zonderlinge en niet weinig eigenaardige uitgave. De schrijver daarvan -is ... Multatuli, namelijk Multatuli’s „geest”, die -zich van de hand eens anderen bedient, om ons zijn laatste producten -aan te bieden. Die andere wordt ons door den uitgever, den heer Roorda -van Eysinga, voorgesteld als „een Nederlander, ernstig beoefenaar -van het spiritisme, begaafd magnetizeur en schrijvend medium.” -Forster is zijn verdichte naam, Manstede de pseudoniem van de stad -<span class="pagenum">[<a id="pb248" href="#pb248" name= -"pb248">248</a>]</span>zijner inwoning. <span class="corr" id= -"xd21e2126" title="Bron: Mejufvrouw">Mejuffrouw</span> E. K. is eene -begaafde clairvoyante, met wie hij werkt.</p> -<p class="par">Indien het waar was, dat de heer Forster het vermogen -had om den geest van Douwes Dekker op te roepen en dien nieuwe -gedachten te doen produceeren, zou dat een zaakje zijn, waarmede de -heer Forster zich schatrijk zou kunnen maken. De heer Forster zal hier -niet tegen aanvoeren, dat hij rijkdom minacht en er dus niet naar -streven zal dien te verwerven, want wilde hij dien rijkdom dan niet ten -zijnen persoonlijken bate aanwenden, dan kon hij, ijveraar voor het -spiritisme als hij zich betoont, dien aanwenden om op groote schaal -propaganda voor het spiritisme te maken, hij kon er voorts -liefdadigheidsinstellingen mede stichten, enz.</p> -<p class="par">Indien de heer Forster ook nog andere geesten van -overleden groote mannen kon oproepen, zou dat inderdaad in de eerste -plaats de meest reëele onsterfelijkheid aan die mannen verzekeren -en zoude op die wijze de onsterfelijkheid waarvan de dichters steeds -gewagen op een verrassende, geheel onvoorziene, wijze waarheid blijken -te zijn; in de <span class="pagenum">[<a id="pb249" href="#pb249" name= -"pb249">249</a>]</span>tweede plaats zou ons vaderland zich op deze -unieke vinding van een zijner zonen kunnen verhoovaardigen, en de heer -Forster zoude, als impressario van geesten van gestorven groote mannen, -eene reis om de wereld kunnen doen, die hem weldra eene algemeene -vermaardheid zoude doen verwerven. Hij zou buitendien niet eens voor -honoraria of reiskosten voor de geesten behoeven te zorgen...</p> -<p class="par">De heer Forster intusschen, wiens goede trouw wij -natuurlijk boven elken zweem van verdenking verheven achten, heeft zeer -wel ingezien, dat hij met deze zaak de waardeering van velen voor het -spiritisme,—waardeering van hen, die in het spiritisme gelooven, -waardeering ook van de eenigszins reaktionaire moderne geleerden, die -het spiritisme wetenschappelijk onderzocht willen zien—aan een -gevaarlijke vuurproef onderwierp, waartegen zij alle kans had niet -bestand te blijken. Immers, men kende Multatuli’s zeer van alle -andere geesten verschillenden geest, zoo als die zich tijdens -Multatuli’s stoffelijk leven uitte. Men had <span class= -"pagenum">[<a id="pb250" href="#pb250" name="pb250">250</a>]</span>dus -een zeker middel bij de hand om te kontroleeren, of het werkelijk -Multatuli’s geest was, die in den heer Forster sprak en of de -heer Forster niet de dupe was der grappen van den een of anderen -schalkschen spotgeest. Hierop is de heer Forster bedacht geweest en de -bezwaren, die tegen zijn stelsel zouden te berde worden gebracht ten -gevolge der voor iederen lezer der brochure verblindend duidelijke -waarheid, dat de in die brochure zich openbarende geest hoegenaamd -niets gemeen heeft met Multatuli’s geest,—die bezwaren -heeft hij van te voren meenen te weerleggen door een werkelijk niet -weinig spitsvondig bedachte argumenteering. Het is de geest van -Multatuli zelf, die deze argumenten ten beste geeft. Laat het u niet -verwonderen, zegt hij ongeveer tot zijn medium Forster, dat gij in wat -ik u thans dikteer, mijn eigenaardigen stijl en uitdrukkingswijze mist. -De oorzaak daarvan is, dat ik nu niet meer het tot mijn stoffelijk -omhulsel behoorend instrument tot mijn beschikking heb, dat mij als -mensch diende om mijne gedachten te vertolken. <span class= -"pagenum">[<a id="pb251" href="#pb251" name="pb251">251</a>]</span>Ik -bedien mij thans van úw hersenen, van úw instrument, -vandaar dat mijn gedachten thans geheel anders klinken dan voorheen. -Men moet dit vergelijken bij een zelfde door zekeren komponist -ontworpen melodie, die op een orgel of piano gespeeld geheel anders -klinkt dan op een viool of fluit. Men behoort dus, zegt de geest, -alleen acht te geven op de essence van het medegedeelde.</p> -<p class="par">Ons komt het evenwel voor, dat deze argumentatie, in -weêrwil harer oogenschijnlijk bewijzende kracht, geen steek -houdt, want juist de essence, de gedachte op zich zelve, van -Multatuli’s geest, was zoo bijzonder en eigenaardig, dat wij haar -zouden herkennen van welk herseninstrument zij zich ook mocht bedienen -om tot uiting te komen. Wij herkennen immers in de geschriften der -Multatulianen,—in die van den heer Engelbert de Chateleux -b.v.—onmiddellijk den geest van Multatuli, hoe zeer van het zijne -verschillend het instrument ook is, dat hem ten gehoore brengt?... De -gevolgtrekking ligt voor de hand, dat, daar juist de essence van -hetgeen de aan den heer Forster verschenen <span class= -"pagenum">[<a id="pb252" href="#pb252" name= -"pb252">252</a>]</span>geest vertelt geheel en al verschillend is van -de essence van Multatuli’s gedachten, slechts deze twee gevallen -mogelijk zijn: òf de heer Forster is beetgenomen door een dier -ondeugende gnomen, gelijk er zoovelen door het heelal rondzwerven en -die zich onder den naam Douwes Dekker bij hem heeft aangediend, -òf de essence van Multatuli’s gedachten is veranderd. En -in het laatste geval is het onmogelijk te kontroleeren of het werkelijk -Multatuli is, die zich aan den heer Forster heeft geopenbaard.</p> -<p class="par">De geheel éénige gelegenheid om de -pretentiën van het spiritisme te toetsen heeft dus geenerlei -resultaat opgeleverd. Als de heer Forster niet anders tot onze kennis -brengt dan eenige ouderwetsche godsdienstvoorstellingen, vermengd met -een weinig natuurkunde, uit een vulgarisatie-werk opgedaan, en geuit in -den eersten stijl den besten, ons daarbij verzekerende, dat het -Multatuli is, die zoo schrijft met eens anders hand, dat wij hem wel -aan niets herkennen, maar dat Multatuli’s algeheele verandering -daarvan de oorzaak is, nu ja, dan heeft hij <span class= -"pagenum">[<a id="pb253" href="#pb253" name= -"pb253">253</a>]</span>natuurlijk goed praten. Maak dat nu maar eens -uit.</p> -<p class="par">Daarom zeggen wij: door een vlugschrift als dit wint de -bewering der spiritisten geenszins aan waarschijnlijkheid; doch wordt -hare geloofwaardigheid er integendeel eerder door geschaad dan -gebaat.</p> -<p class="par">De heer Forster schijnt eene benijdenswaardige zekerheid -te hebben omtrent het goed recht van zijn zaak. Hij is zoo zeker van -hetgeen zijne mededeelingen zullen uitwerken, dat hij met eenigen -overmoed de door den geest Douwes Dekker gevulde bladzijden doet -voorafgaan door een uitspraak door Dekker bij zijn leven over het -spiritisme gedaan. Zij is vervat in een brief dien Dekker in 1876 aan -den heer Forster schreef. Hij zegt daarin o.a.:</p> -<p class="par">„Een schoonzuster van me, die zich geheel en al -aan spiritisme wijdde en die NB. op velerlei gebied ’n heftige -tegenstandster van mij was, zóó zelfs dat ik vele jaren -lang taal noch teeken van haar ontving, schreef me op eens dat -„de geesten” (wie weet ik niet) haar gezegd hadden: -<span class="pagenum">[<a id="pb254" href="#pb254" name= -"pb254">254</a>]</span></p> -<p class="par">„Multatuli is ’n apostel der -waarheid.”</p> -<p class="par">Ik antwoordde: „in m’n hoedanigheid van -apostel der waarheid ontken ik ’t bestaan van geesten.”</p> -<p class="par">Nooit heb ik vernomen hoe „de geesten” zich -gered hebben uit het (cretenser leugenaars-) dilemma, dat hieruit -voortspruit.”</p> -<p class="par">En daarna volgen dan de veertig, door Multatuli’s -geest den heer Forster voorgezegde, bladzijden, waarin hij -bovenstaanden uitval geheel en al terugneemt en begint met te zeggen, -dat het spiritisme de eenvoudigste zaak ter wereld is en gelijk staat -met tweemaal twee is gelijk vier. Vervolgens beschrijft Multatuli zijn -verbranding in den lijkoven en zijne lotgevallen in hoogere gewesten. -Daarbij keurt hij de meeste zijner levenshandelingen van vroeger nu ten -sterkste af en neemt het meeste terug van al wat hij geschreven heeft. -Hij vindt zijn leven nu één leugen, ééne -komedievertooning, en zijne geschriften zeer slecht van strekking. Toen -wij lazen van zijne ontmoeting met Tine in de geestenwereld, vroegen -wij ons onwillekeurig af, hoe het gaan moet als al de andere -<span class="pagenum">[<a id="pb255" href="#pb255" name= -"pb255">255</a>]</span>geliefde vrouwen daar later ook bij zullen -komen. Van monogamische liefdesbegrippen schijnt in de geestenwereld -ook al heel weinig meer over te blijven. Het einde der mededeelingen -is, dat Multatuli’s geest nogmaals geïnkarneerd zal worden -en wel in een jongeling, die goed zal maken wat Multatuli vroeger als -volwassen man misdreven heeft...</p> -<p class="par">Wij herhalen, wij kunnen in dit alles niet anders zien -dan eene onschuldige tijdpasseering voor goedgeloovige -geestenbezweerders. Wel moge het hun bekomen, zouden wij zeggen.</p> -<p class="tb"></p> -<p class="par"></p> -<p class="par">De brief van den jongen Eduard Douwes Dekker is ook een -eigenaardig dokument.</p> -<p class="par">Het schijnt wel dat de nagedachtenis van Multatuli een -even rumoerig lot moet hebben als gedurende zijn leven -Multatuli’s deel is geweest. Dat wil maar niet tot rust komen. De -opschudding door dezen held met zijn geweldige ziel in het rustige -vaderland veroorzaakt, duurt nog maar steeds voort.</p> -<p class="par">De jonge Dekker behandelt in dien zeer onbezadigd -gestelden brief zijne stiefmoeder <span class="pagenum">[<a id="pb256" -href="#pb256" name="pb256">256</a>]</span>op alles behalve eerbiedige -wijze. Hij verhaalt hoe zijn vader háar alles (!) bij testament -gemaakt heeft, dat zij daarom ook het recht tot de uitgave der Brieven -meent te hebben, dat hij er aan wanhoopt om, mocht hij de zaak voor een -Nederlandsche rechtbank brengen, door de rechters in ’t gelijk -gesteld te worden, en dat hij derhalve de zaak maar voor die rechtbank -zal brengen, waarvan zijn vader ook zoo dikwijls gebruik heeft gemaakt, -namelijk de rechtbank der openbare meening.</p> -<p class="par"><span class="ex" lang="fr">Il faut laver son linge sale -en famille</span>, zegt het spreekwoord. Zelden werd dit spreekwoord -zoo weinig in toepassing gebracht als door Dekker’s familie, -zelden werd een vuile wasch zoo volledig in ’t publiek behandeld. -Wij vernemen ook dat Tine’s familie „een en al -verontwaardiging” is. Nu, dit is geen wonder, de Van Wijnbergens, -de Van Heeckerens, enz. maken in die Brieven niet juist een bijzonder -luisterrijk figuur.</p> -<p class="par">Wat echter de voornaamste grief van Multatuli’s -vereerders tegen de uitgeefster <span class="pagenum">[<a id="pb257" -href="#pb257" name="pb257">257</a>]</span>der Brieven aangaat, luidende -dat zij haar man op die wijze „van zijn voetstuk -haalt”—hiermede kan men zich, dunkt ons, niet vereenigen. -Het zoude een weinig soliede voetstuk genoemd moeten worden, dat -smelten zou in het licht door de Brieven op Multatuli’s leven en -karakter geworpen. Neen, in deze voelen wij ons genoopt ons geheel aan -de zijde der uitgeefster te scharen, die zeer juist heeft ingezien, dat -het eene zwakke en verwerpelijke vereering is, een vereering op wier -bestaan men niet den minsten prijs behoeft te stellen,—die door -de lektuur der Brieven zou verminderen. Zouden wij dan omtrent sommige -zaken in Multatuli’s leven in dwaling moeten verkeeren of in het -onzekere moeten gelaten worden, om Multatuli de achting en de -bewondering te blijven schenken, waarop hij recht heeft bij de gratie -van zijn ontzaglijk talent? Is het niet beter dat wij hem ook van de -klein-menschelijke zijde leeren kennen? Zullen wij hem niet inniger -waardeeren en waarachtiger liefhebben indien wij den echten mensch in -hem zien, die bij al zijn <span class="pagenum">[<a id="pb258" href= -"#pb258" name="pb258">258</a>]</span>grootheid toch steeds mensch bleef -en als mensch ook zijne zwakheden had;—dan indien wij hem als een -soort van onnatuurlijken half-god moesten beschouwen?</p> -<p class="par">Neen zeker, de bewondering en liefde, die op halve -kennis berusten, kunnen nooit de ware en aanbevelenswaardige zijn.</p> -<p class="par">Daarom herhalen wij den bij den aanvang dezer -beschouwing aan mevrouw Douwes Dekker geboren Hamminck Schepel -gebrachten dank, voor den belangrijken dienst, welken zij met de -uitgave dezer Brieven aan de Nederlandsche Letteren heeft bewezen.</p> -<p class="par dateline">Jan.–Maart. 1891. <span class= -"pagenum">[<a id="pb260" href="#pb260" name="pb260">260</a>]</span></p> -</div> -</div> -</div> -<div class="back"> -<div class="div1 colophon"><span class="pagenum">[<a href= -"#toc">Inhoud</a>]</span> -<div class="divBody"> -<p class="par first">Dit boek is voor het eerst verschenen in 1891 bij -J. C. Loman Jr. te Bussum onder den titel Multatuli door A. J. Deze -tweede, herziene, druk werd gezet uit de Gravure letter, gedrukt op de -persen van G. J. Thieme te Nijmegen. De versiering van band en omslag -even als de schutbladen zijn ontworpen door S. H. de Roos</p> -<div class="figure xd21e2201width"><img src="images/logo-wljb.png" alt= -"Uitgeverslogo: W. L. & J. B." width="153" height="151"></div> -<p class="par"><span class="pagenum">[<a id="pb261" href="#pb261" name= -"pb261">I</a>]</span></p> -</div> -</div> -<div id="biblio" class="div1 bibliography"><span class= -"pagenum">[<a href="#xd21e3865">Inhoud</a>]</span> -<div class="divHead"> -<h2 class="main">BIBLIOGRAPHIE BETREFFENDE K. J. L. ALBERDINGK THIJM -DOOR BENNO J. STOKVIS.</h2> -<div class="div2 section"><span class="pagenum">[<a href= -"#toc">Inhoud</a>]</span> -<div class="divHead"> -<h3 class="label">A.</h3> -<h3 class="main">ALBERDINGK THIJMS WERKEN</h3> -</div> -<div class="divBody"> -<p class="par first">Chronologisch gerangschikte lijst tot het jaar -1922.</p> -<p class="par">[Gooi- en Eemlander, <i>Juni of Juli</i> 1880]<a class= -"noteref" id="xd21e2221src" href="#xd21e2221" name= -"xd21e2221src">1</a>.</p> -<p class="par">De eer der Fransche Meesters, 1881—<i>Dietsche -Warande N. R.</i>, IV, 483.</p> -<p class="par">Een wederwoord voor Dr. H. J. A. M. Schaepman, -1882—<i>Amsterdam, Jan D. Brouwer</i>.</p> -<p class="par">Wederzien, 1883—<i>Amsterdam, Van -Langenhuysen</i><a class="noteref" id="xd21e2238src" href="#xd21e2238" -name="xd21e2238src">2</a>.</p> -<p class="par">Over Literatuur, 1886—<i>Amsterdam, Brinkman & -van der Meulen</i>.</p> -<p class="par">Een Liefde, 1887—<i>Amsterdam, -Brinkman</i><a class="noteref" id="xd21e2250src" href="#xd21e2250" -name="xd21e2250src">3</a>.</p> -<p class="par subentry">2<sup>de</sup> druk (<i>zeer belangrijk -gewijzigd</i>)—<i>Amsterdam, Scheltema & Holkema</i>, -1899.</p> -<p class="par subentry">3<sup>de</sup> druk—<i>Amsterdam, -Scheltema & Holkema</i>, 1919 (tevens Deel I der Verzamelde -Werken).</p> -<p class="par">De Kleine Republiek, 1889—<i>Deventer, -Beitsma</i>.</p> -<p class="par subentry">2<sup>de</sup> druk 1919—<i>Amsterdam, -Scheltema & Holkema</i> (tevens Deel II der Verzamelde Werken). -<span class="pagenum">[<a id="pb262" href="#pb262" name= -"pb262">II</a>]</span></p> -<p class="par">Multatuli, 1891—<i>Bussum, J. C. Loman Jr.</i></p> -<p class="par subentry">2<sup>de</sup> druk 1922—<i>Rotterdam, W. -L. & J. Brusse</i>.</p> -<p class="par">J. A. Alberdingk Thijm, 1893—<i>Amsterdam, Loman -& Funke</i>.</p> -<p class="par">Akëdysséril (<i>met etsen van Bauer</i>), -1893—<i>Amsterdam, Scheltema & Holkema</i><a class="noteref" -id="xd21e2312src" href="#xd21e2312" name="xd21e2312src">4</a>.</p> -<p class="par">Blank en Geel, 1894—<i>Amsterdam, L. J. -Veen</i>.</p> -<p class="par subentry">2<sup>de</sup> druk, 1923—<i>Amsterdam, -Meulenhoff</i>.</p> -<p class="par">Verzamelde Opstellen (<i>elf bundels</i>), -1894–1911—<i>Amsterdam, Scheltema & Holkema</i>.</p> -<p class="par">Prozastukken, 1895—<i>bij dezelfden</i>.</p> -<p class="par subentry">Herdruk 1896, als 3<sup>de</sup> Bund. -Verzamelde Opstellen.</p> -<p class="par">Matthijs Maris-Album, 1896—<i>Haarlem, Kleinmann -& Co.</i></p> -<p class="par">Bezoek aan den Dom van Keulen, 1899—<i>Haarlem, -Enschedé; niet in den handel</i>.</p> -<p class="par">De onschuld van den Socialist Van der Goes, -1903—<i>Amsterdam, Scheltema & Holkema</i>.</p> -<p class="par">Frans Coenen Jr., 1903—<i>Amsterdam, L. J. -Veen</i>.</p> -<p class="par">Het Rembrandt-Feest (Open brief aan F. -Coenen)—<i>De Kroniek</i>, 27 Mei 1905.</p> -<p class="par">Verbeeldingen, 1908—<i>Amsterdam, Scheltema & -Holkema</i>.</p> -<p class="par">Over de Bewegingen des Levens—<i>Gedenkboek De -Nieuwe Gids</i>, 1910, pag. XLIII.</p> -<p class="par">Frank Rozelaar, 1911—<i>Amsterdam, P. N. van -Kampen</i>.</p> -<p class="par">In Memoriam Prof. Mr. H. P. G. Quack, 1917—<i>Niet -in den handel</i>. <span class="pagenum">[<a id="pb263" href="#pb263" -name="pb263">III</a>]</span></p> -<p class="par">De Negentigjarige—<i>Bouwkundig Weekblad</i>, 19 -Mei 1917.</p> -<p class="par">Verzamelde Werken (<i>6 deelen</i>), -1920—<i>Amsterdam, Scheltema & Holkema</i>.</p> -<p class="par">Verzamelde Werken, Nieuwe Reeks (<i>2 deelen</i>), -1922—<i>Amsterdam, Em. Querido</i>.</p> -<p class="par">Werk der laatste jaren, 1922—<i>Amsterdam, -Meulenhoff</i>.</p> -<p class="par">Tijdschriftpublicaties 1 Jan. 1918–1 Oct. -1922.</p> -<p class="par"><span class="sc">De Nieuwe Gids.</span></p> -<p class="par">Bij „<span lang="la">Arti et -Amicitiae</span>”—1918, I, 875.</p> -<p class="par">Letterkundige Kritiek—1918, II, 12.</p> -<p class="par">Causerie over Haarlem—1918, II, 173, 323, 467.</p> -<p class="par">Haverman in „Pulchri Studio”—1919, I, -418.</p> -<p class="par">Futurisme—1920, I, 703.</p> -<p class="par">Muziek- en Schilderkunst—1920, I, 889.</p> -<p class="par">De gerestaureerde Hals—1920, I, 895.</p> -<p class="par">Eenig gephilosopheer—1920, II, 42.</p> -<p class="par">Van Oudshoorn’s „Zondag”—1920, -II, 223.</p> -<p class="par">Frans Mijnssen’s „Ida -Wahl”—1920, II, 371.</p> -<p class="par">Proza van J. A. Alberdingk Thijm—1920, II, -655.</p> -<p class="par">Kleine Boekbeoordeelingen (<i>Top Naeff’s -„Vriendin”</i>, <i>G. van Hulzens „Aan ’t -lichtende Strand”</i>)—1920, II, 782.</p> -<p class="par">Kleine Beoordeelingen („<i lang= -"de">Frühlingserwachen</i>”)—1921, I, 277.</p> -<p class="par">In Memoriam Dr. P. J. H. Cuypers—1921, I, 463.</p> -<p class="par">Neo-Plasticisme—1921, I, 523. <span class= -"pagenum">[<a id="pb264" href="#pb264" name="pb264">IV</a>]</span></p> -<p class="par">In Memoriam Dr. Alphons Diepenbrock—1921, I, -736.</p> -<p class="par">Over Diepenbrock—1921, II, 677.</p> -<p class="par">Toorop-Tentoonstelling—1921, II, 692.</p> -<p class="par">Losse gedachten—1921, II, 934 en 1922, I, 18.</p> -<p class="par">Einsteins Relativiteitstheorie—1922, I, 153.</p> -<p class="par">In Memoriam Prof. G. J. P. J. Bolland—1922, I, -305.</p> -<p class="par">Kleine Beoordeelingen (<i>Marie Schmitz -„Marietje”</i>)—1922, I, 312.</p> -<p class="par">Kleine Beoordeelingen (<i>Dr. J. L. Walch „In een -laaiende lente”</i>)—1922, I, 492.</p> -<p class="par">Kleine Beoordeelingen (<i>H. Teirlinck „De -wonderbare wereld”</i>; <i>Rembrandt</i>; <i>De zangeres Joy Mac -Arden</i>)—1922, I, 793.</p> -<p class="par">Felix Timmermans’ Anna-Marie—1922, II, -93.</p> -<p class="par">Kleine Beoordeelingen [<i>De zangeres Joy Mac Arden</i>; -<i>Dostoïevsky</i>]—1922, II, 105.</p> -<p class="par">Manderscheid in de Eifel, Natuurbeschrijving—1922, -II.</p> -<p class="par"><span class="sc">De Gids.</span></p> -<p class="par">Prof. Dr. J. A. Alberdingk Thijm te -Mont-lez-Houffalize.—1920, III, 237.</p> -<p class="par">In Memoriam Ary Prins.—1922, II, 502.</p> -<p class="par"><span class="sc">De Beiaard.</span> 1920, II, 25.</p> -<p class="par">Een Vioolstruik-avond in 1881.</p> -<p class="par"><span class="sc">Van onzen Tijd.</span> 1920, 181.</p> -<p class="par">De Dietsche Warande.</p> -<p class="par"><span class="sc">De Tijd.</span> 13 Augustus 1920.</p> -<p class="par">Reconstructie van Thijm’s Eetkamer, 1880. -<span class="pagenum">[<a id="pb265" href="#pb265" name= -"pb265">V</a>]</span> <span class="sc">Het Algemeen Handelsblad.</span> -12 Augustus 1920, Av.</p> -<p class="par">Charles Boissevain en J. A. Alberdingk Thijm.</p> -<p class="par"><span class="sc">De Amsterdammer</span> (Weekblad). 14 -Augustus 1920.</p> -<p class="par">J. A. Alberdingk Thijm en het Weekblad De Amsterdammer. -Varia betreffende Prof. Dr. J. A. Alberdingk Thijm.</p> -<p class="par"><span class="sc">De Oprechte Haarl. Crt.</span> 29 -September 1920, Av.</p> -<p class="par">De Alberdingk Thijm-Tentoonstelling<a class="noteref" -id="xd21e2563src" href="#xd21e2563" name="xd21e2563src">5</a>.</p> -<p class="par"><span class="sc">Elseviers Maandschrift.</span></p> -<p class="par">Uit mijn Gedenkschriften, Londen, 1894.—1922, Deel -LXIII, pag. 110 en 171.</p> -<p class="par">Uit mijn Gedenkschriften, Laroche, 1884.—1922, -Deel LXIV, pag. 248.</p> -<p class="par"><span class="sc">De Haagsche Post.</span></p> -<p class="par">Manderscheid in de Eifel.—12 Augustus 1922.</p> -<p class="par"><span class="sc">Groot-Nederland.</span></p> -<p class="par">Naar het Dal—1922, II, 381.</p> -<p class="par">Voorredenen bij:</p> -<p class="par"><span class="sc">P. C. Boutens</span>, Verzen, -1898—Amsterdam.</p> -<p class="par"><span class="sc" lang="fr">Catalogue de la collection de -M. Ph. Zilcken</span><a class="noteref" id="xd21e2595src" href= -"#xd21e2595" name="xd21e2595src">6</a>, 1902—Den Haag, Mart. -Nijhoff en R. W. P. de Vries.</p> -<p class="par"><span class="sc">Henri Hartog</span>, Sjofelen, -1904—Rotterdam.</p> -<p class="par"><span class="sc">L. J. Baronesse van der Borch</span>, -vertaling van Oscar Wilde’s „De Profundis”, -1905—Amsterdam. <span class="pagenum">[<a id="pb266" href= -"#pb266" name="pb266">VI</a>]</span></p> -<p class="par"><span class="sc">Jan Hofker</span>, Gedachten en -verbeeldingen, 1906—Amsterdam.</p> -<p class="par"><span class="sc">Philippe Zilcken</span>, Drie maanden -in Algerië, 1909—Den Haag.</p> -<p class="par"><span class="sc">H. Laman Trip-de Beaufort</span>, -Vondel, 1920—Arnhem.</p> -<p class="par"><i>Coers Lied</i>—Inleiding tot het textboekje bij -de liederen-uitvoering der Utrechtsche Studenten-Zangvereeniging -„Coers’ lied” op 20 Juni 1921.</p> -<p class="par"><span class="sc">Henriette Mooy</span>, Acht dagen, -Wieltocht, 1921.—Bussum.</p> -<p class="par">Verder verschenen nog:</p> -<p class="par"><span class="sc">Albert Verwey, Ludwig van -Deyssel</span>: „<span lang="de">Aufsätze über Stefan -George und die jüngste dichterische Bewegung”, -1905—Berlin, Karl Schnabel</span><a class="noteref" id= -"xd21e2636src" href="#xd21e2636" name="xd21e2636src">7</a>.</p> -<p lang="en" class="par"><i>Of Prose</i>, Transl. by A. Teixeira de -Mattos—<i>The London Mercury</i>, April 1920.</p> -<p class="par"><i lang="de">Prosagedichte von Lodewijk van Deyssel</i>, -<span lang="de">Uebers. von Benno J. Stokvis</span>—<i>De -Tijdspiegel</i>, 15 Mei 1921.</p> -<p class="par"><i lang="de">Prosagedichte von Lodewijk van Deyssel</i>, -<span lang="de">Uebers. von Benno J. Stokvis—<i>Deutsche -Wochenzeitung für die Niederlande</i></span>, 28 Januari, 4 -Februari 1922.</p> -<p class="par"><i lang="de">Prosagedichte von Lodewijk van Deyssel</i>, -<span lang="de">Einzig autorisierte Uebersetzung aus dem -Holländischen von Benno J. -Stokvis</span>—Leipzig–Amsterdam, 1923. <span class= -"pagenum">[<a id="pb267" href="#pb267" name="pb267">VII</a>]</span></p> -</div> -</div> -<div class="div2 section"><span class="pagenum">[<a href= -"#toc">Inhoud</a>]</span> -<div class="divHead"> -<h3 class="label">B.</h3> -<h3 class="main">OVER K. J. L. ALBERDINGK THIJM</h3> -</div> -<div class="divBody"> -<p class="par first">Lijst van tot op October 1922 verschenen -beschouwingen.</p> -<p class="par"><span class="sc">Acket, J. M.</span>, „Lodewijk -van Deyssel”, 1897—Amsterdam, Scheltema & Holkema (ook: -<i>De Gids</i>, 1896, IV, 37).</p> -<p class="par"><span class="sc">Beer, T. H. de</span>, „L. van -Deyssel’s Wederzien”—<i>De Portefeuille</i>, V, pag. -33 (cf. pag. 62).</p> -<div class="par"> -<table class="ditto"> -<tr class="s"> -<td><span class="sc">Beer,</span></td> -</tr> -<tr class="d"> -<td>„</td> -</tr> -</table> -<table class="ditto"> -<tr class="s"> -<td><span class="sc">T.</span></td> -</tr> -<tr class="d"> -<td>„</td> -</tr> -</table> -<table class="ditto"> -<tr class="s"> -<td><span class="sc">H.</span></td> -</tr> -<tr class="d"> -<td>„</td> -</tr> -</table> -<table class="ditto"> -<tr class="s"> -<td><span class="sc">de</span></td> -</tr> -<tr class="d"> -<td>„</td> -</tr> -</table> -<table class="ditto"> -<tr class="s"> -<td>,</td> -</tr> -</table> -„Het boek over Alberdingk Thijm”—<i>De -Portefeuille</i>, XV, pag. 297.</div> -<p class="par"><span class="sc">Boeken, H. J.</span>, „Naar -aanleiding van Van Deyssel’s Vijfden Bundel”—<i>De -Kroniek</i>, VII, 365 (16 November 1901).</p> -<p class="par">[<span class="sc">Boissevain, Ch.</span>], „L. van -Deyssel’s Verzamelde Opstellen”—<i>Algemeen -Handelsblad</i>, 11 November 1894, Av.</p> -<p class="par"><span class="sc">Brink, J. ten</span>, -„Letterkundige stormvlagen” (F. Netscher en L. van -Deyssel)—<i>Weekblad De Amsterdammer</i>, 1886, No. 466 (30 -Mei).</p> -<p class="par"><span class="sc">Brom, G.</span>, „Lodewijk van -Deyssel”—<i>Annuarium R. K. Stud.</i>, 1902.</p> -<div class="par"> -<table class="ditto"> -<tr class="s"> -<td><span class="sc">Brom,</span></td> -</tr> -<tr class="d"> -<td>„</td> -</tr> -</table> -<table class="ditto"> -<tr class="s"> -<td><span class="sc">G.</span></td> -</tr> -<tr class="d"> -<td>„</td> -</tr> -</table> -<table class="ditto"> -<tr class="s"> -<td>,</td> -</tr> -</table> -„Alberdingk Thijm en Van Deyssel”—<i>De Beiaard</i>, -1921, II, 460.</div> -<p class="par"><span class="sc">Coenen, Fr.</span>, „De Kleine -Republiek” in „Studiën over de -Tachtiger-Beweging”—<i>Groot-Nederland</i>, November 1920. -<span class="pagenum">[<a id="pb268" href="#pb268" name= -"pb268">VIII</a>]</span></p> -<p class="par"><span class="sc">Deventer, Ch. M. van</span>, -„Lodewijk van Deyssel beschuldigd”—<i>De Kroniek</i> -II, pag. 4<a class="noteref" id="xd21e2758src" href="#xd21e2758" name= -"xd21e2758src">8</a>.</p> -<div class="par"> -<table class="ditto"> -<tr class="s"> -<td><span class="sc">Deventer,</span></td> -</tr> -<tr class="d"> -<td>„</td> -</tr> -</table> -<table class="ditto"> -<tr class="s"> -<td><span class="sc">Ch.</span></td> -</tr> -<tr class="d"> -<td>„</td> -</tr> -</table> -<table class="ditto"> -<tr class="s"> -<td><span class="sc">M.</span></td> -</tr> -<tr class="d"> -<td>„</td> -</tr> -</table> -<table class="ditto"> -<tr class="s"> -<td><span class="sc">van</span></td> -</tr> -<tr class="d"> -<td>„</td> -</tr> -</table> -<table class="ditto"> -<tr class="s"> -<td>,</td> -</tr> -</table> -„Een tweede druk”—<i>Hollandsche Belletrie van den -Dag</i> I, 130; Haarlem, 1901.</div> -<div class="par"> -<table class="ditto"> -<tr class="s"> -<td><span class="sc">Deventer,</span></td> -</tr> -<tr class="d"> -<td>„</td> -</tr> -</table> -<table class="ditto"> -<tr class="s"> -<td><span class="sc">Ch.</span></td> -</tr> -<tr class="d"> -<td>„</td> -</tr> -</table> -<table class="ditto"> -<tr class="s"> -<td><span class="sc">M.</span></td> -</tr> -<tr class="d"> -<td>„</td> -</tr> -</table> -<table class="ditto"> -<tr class="s"> -<td><span class="sc">van</span></td> -</tr> -<tr class="d"> -<td>„</td> -</tr> -</table> -<table class="ditto"> -<tr class="s"> -<td>,</td> -</tr> -</table> -„Bevangen kritiek”—ibid. II, 54; Haarlem, 1904.</div> -<div class="par"> -<table class="ditto"> -<tr class="s"> -<td><span class="sc">Deventer,</span></td> -</tr> -<tr class="d"> -<td>„</td> -</tr> -</table> -<table class="ditto"> -<tr class="s"> -<td><span class="sc">Ch.</span></td> -</tr> -<tr class="d"> -<td>„</td> -</tr> -</table> -<table class="ditto"> -<tr class="s"> -<td><span class="sc">M.</span></td> -</tr> -<tr class="d"> -<td>„</td> -</tr> -</table> -<table class="ditto"> -<tr class="s"> -<td><span class="sc">van</span></td> -</tr> -<tr class="d"> -<td>„</td> -</tr> -</table> -<table class="ditto"> -<tr class="s"> -<td>,</td> -</tr> -</table> -„Een geniaal schrijver”—ibid. II, 211.</div> -<p class="par"><span class="sc">Diepenbrock, A.</span>, „Over L. -van Deyssel”—<i>De Kroniek</i> II, pag. 19.</p> -<p class="par"><span class="sc">Eckeren, G. van</span>, „Lodewijk -van Deyssel’s Frank Rozelaar”—<i>Den gulden -Winckel</i> 1911, pag. 88.</p> -<p class="par"><span class="sc">Eeden, Fred. van</span>, „Een -onzedelijk boek”, 1888—<i>Studies</i> I, 28; Amsterdam -1890.</p> -<div class="par"> -<table class="ditto"> -<tr class="s"> -<td><span class="sc">Eckeren,</span></td> -</tr> -<tr class="d"> -<td>„</td> -</tr> -</table> -<table class="ditto"> -<tr class="s"> -<td><span class="sc">G.</span></td> -</tr> -<tr class="d"> -<td>„</td> -</tr> -</table> -<table class="ditto"> -<tr class="s"> -<td><span class="sc">van</span></td> -</tr> -<tr class="d"> -<td>„</td> -</tr> -</table> -<table class="ditto"> -<tr class="s"> -<td>,</td> -</tr> -</table> -„L. van Deyssel”, 1902—<i>Studies</i> IV, 348; -Amsterdam 1904.</div> -<div class="par"> -<table class="ditto"> -<tr class="s"> -<td><span class="sc">Eckeren,</span></td> -</tr> -<tr class="d"> -<td>„</td> -</tr> -</table> -<table class="ditto"> -<tr class="s"> -<td><span class="sc">G.</span></td> -</tr> -<tr class="d"> -<td>„</td> -</tr> -</table> -<table class="ditto"> -<tr class="s"> -<td><span class="sc">van</span></td> -</tr> -<tr class="d"> -<td>„</td> -</tr> -</table> -<table class="ditto"> -<tr class="s"> -<td>,</td> -</tr> -</table> -„L. van Deyssel” (De kleine Republiek), -1889—<i>Studies</i> IV, 363. (passim: <i>Studies</i> IV, -292–379: „Over Woordkunst”).</div> -<p class="par"><span class="sc">Erens, F.</span>, „L. van -Deyssel” (5<sup>de</sup> Bund. Verzamelde Opstellen), -1901—<i>Litteraire Wandelingen</i>, pag. 167; Amsterdam 1906. -<span class="pagenum">[<a id="pb269" href="#pb269" name= -"pb269">IX</a>]</span></p> -<p class="par"><span class="sc">Erens, F.</span>, „Twee -schrijvers” (van Deyssel en Couperus)—<i>Gangen en -Wegen</i>, Bussum 1912.</p> -<p class="par"><span class="sc">Ginneken, Jac. van</span>, -<i>Handboek</i> I, 328—Nijmegen, 1913.</p> -<p class="par"><span class="sc">Goes, F. van der</span>, „Over -Socialistische Aesthetiek” I, II—<i>Nieuwe Gids</i>, -Jaargang VI, Deel I, pag. 369 en Jaargang VII, Deel II, pag. -113<a class="noteref" id="xd21e2860src" href="#xd21e2860" name= -"xd21e2860src">9</a>.</p> -<p class="par"><span class="sc">Gorter, H.</span>, „Een -Liefde” en „De Kleine Republiek” in „Kritiek op -de Litteraire Beweging van 1880”—<i>De Nieuwe Tijd</i>, -III, 603.</p> -<p class="par"><span class="sc">Gouwetor, D. J.</span><span class= -"corr" id="xd21e2885" title="Niet in bron">,</span> „Lodewijk van -Deyssel”—<i>School en Leven</i>, V, pag. 23, 42, 52.</p> -<p class="par"><span class="sc">Graaf, A. de</span>, „Ongevraagd -pleidooi, Lodewijk van Deyssel verdedigd”—<i>De Kroniek</i> -II, pag. 12.</p> -<p class="par"><span class="sc">Hall, J. N. van</span>, (aankond. -„De Kleine Republiek”)—<i>De Gids</i> 1889, I, -177.</p> -<div class="par"> -<table class="ditto"> -<tr class="s"> -<td><span class="sc">Hall,</span></td> -</tr> -<tr class="d"> -<td>„</td> -</tr> -</table> -<table class="ditto"> -<tr class="s"> -<td><span class="sc">J.</span></td> -</tr> -<tr class="d"> -<td>„</td> -</tr> -</table> -<table class="ditto"> -<tr class="s"> -<td><span class="sc">N.</span></td> -</tr> -<tr class="d"> -<td>„</td> -</tr> -</table> -<table class="ditto"> -<tr class="s"> -<td><span class="sc">van</span></td> -</tr> -<tr class="d"> -<td>„</td> -</tr> -</table> -<table class="ditto"> -<tr class="s"> -<td>,</td> -</tr> -</table> -(aankond. „J. A. Alberdingk Thijm”)—ibid. 1893, II, -550.</div> -<div class="par"> -<table class="ditto"> -<tr class="s"> -<td><span class="sc">Hall,</span></td> -</tr> -<tr class="d"> -<td>„</td> -</tr> -</table> -<table class="ditto"> -<tr class="s"> -<td><span class="sc">J.</span></td> -</tr> -<tr class="d"> -<td>„</td> -</tr> -</table> -<table class="ditto"> -<tr class="s"> -<td><span class="sc">N.</span></td> -</tr> -<tr class="d"> -<td>„</td> -</tr> -</table> -<table class="ditto"> -<tr class="s"> -<td><span class="sc">van</span></td> -</tr> -<tr class="d"> -<td>„</td> -</tr> -</table> -<table class="ditto"> -<tr class="s"> -<td>,</td> -</tr> -</table> -(aankond. „Eerste Bund. Verzamelde Opstellen”)—ibid. -1894, IV, 550.</div> -<div class="par"> -<table class="ditto"> -<tr class="s"> -<td><span class="sc">Hall,</span></td> -</tr> -<tr class="d"> -<td>„</td> -</tr> -</table> -<table class="ditto"> -<tr class="s"> -<td><span class="sc">J.</span></td> -</tr> -<tr class="d"> -<td>„</td> -</tr> -</table> -<table class="ditto"> -<tr class="s"> -<td><span class="sc">N.</span></td> -</tr> -<tr class="d"> -<td>„</td> -</tr> -</table> -<table class="ditto"> -<tr class="s"> -<td><span class="sc">van</span></td> -</tr> -<tr class="d"> -<td>„</td> -</tr> -</table> -<table class="ditto"> -<tr class="s"> -<td>,</td> -</tr> -</table> -(aankond. „Blank en Geel”)—ibid. 1894, IV, 561.</div> -<div class="par"> -<table class="ditto"> -<tr class="s"> -<td><span class="sc">Hall,</span></td> -</tr> -<tr class="d"> -<td>„</td> -</tr> -</table> -<table class="ditto"> -<tr class="s"> -<td><span class="sc">J.</span></td> -</tr> -<tr class="d"> -<td>„</td> -</tr> -</table> -<table class="ditto"> -<tr class="s"> -<td><span class="sc">N.</span></td> -</tr> -<tr class="d"> -<td>„</td> -</tr> -</table> -<table class="ditto"> -<tr class="s"> -<td><span class="sc">van</span></td> -</tr> -<tr class="d"> -<td>„</td> -</tr> -</table> -<table class="ditto"> -<tr class="s"> -<td>,</td> -</tr> -</table> -(aankond. „Prozastukken”)—ibid. 1895, IV, 572. -<span class="pagenum">[<a id="pb270" href="#pb270" name= -"pb270">X</a>]</span></div> -<p class="par"><span class="sc">Hall, J. N. Van</span>, (aankond. -„Vijfde Bund. Verzamelde Opstellen”)—ibid. 1900, IV, -587.</p> -<p class="par"><span class="sc">Hallema, Anne</span>, „L. van -Deyssel’s Verbeeldingen”—<i>Groot-Nederland</i>, -1909, II, 230.</p> -<p class="par"><span class="sc">Hamel, A. G. Van</span>, „De -vertaling van Akëdysséril”—<i>De Gids</i>, -1897, II, 139 en 1897, II, 567.</p> -<p class="par"><span class="sc">Havelaar, Just</span>.<span class= -"corr" id="xd21e2953" title="Niet in bron">,</span> „Lodewijk van -Deyssel”—<i>De Gids</i> 1912, IV, 115.</p> -<p class="par"><span class="sc">Heyermans, H.</span>, „Eene -Antikritiek”—<i>De Jonge Gids</i>, II, pag. 50, -200<a class="noteref" id="xd21e2966src" href="#xd21e2966" name= -"xd21e2966src">10</a>.</p> -<p class="par"><span class="sc">Kloos, W.</span>, „Frans Netscher -en Lodewijk van Deyssel”, 1886.—<i>Nieuwere Litt. -Gesch.</i> I, 182; Amsterdam, 1904.</p> -<div class="par"> -<table class="ditto"> -<tr class="s"> -<td><span class="sc">Kloos,</span></td> -</tr> -<tr class="d"> -<td>„</td> -</tr> -</table> -<table class="ditto"> -<tr class="s"> -<td><span class="sc">W.</span></td> -</tr> -<tr class="d"> -<td>„</td> -</tr> -</table> -<table class="ditto"> -<tr class="s"> -<td>,</td> -</tr> -</table> -„L. van Deyssel” (Een Liefde), 1888—ibid. II, -87.</div> -<div class="par"> -<table class="ditto"> -<tr class="s"> -<td><span class="sc">Kloos,</span></td> -</tr> -<tr class="d"> -<td>„</td> -</tr> -</table> -<table class="ditto"> -<tr class="s"> -<td><span class="sc">W.</span></td> -</tr> -<tr class="d"> -<td>„</td> -</tr> -</table> -<table class="ditto"> -<tr class="s"> -<td>,</td> -</tr> -</table> -„L. van Deyssel” (De Kleine Republiek) 1889—ibid. II, -121.</div> -<div class="par"> -<table class="ditto"> -<tr class="s"> -<td><span class="sc">Kloos,</span></td> -</tr> -<tr class="d"> -<td>„</td> -</tr> -</table> -<table class="ditto"> -<tr class="s"> -<td><span class="sc">W.</span></td> -</tr> -<tr class="d"> -<td>„</td> -</tr> -</table> -<table class="ditto"> -<tr class="s"> -<td>,</td> -</tr> -</table> -„L. van Deyssel’s Uit het leven van Frank -Roz.”—<i>De Nieuwe Gids</i> 1911, II, 711.</div> -<div class="par"> -<table class="ditto"> -<tr class="s"> -<td><span class="sc">Kloos,</span></td> -</tr> -<tr class="d"> -<td>„</td> -</tr> -</table> -<table class="ditto"> -<tr class="s"> -<td><span class="sc">W.</span></td> -</tr> -<tr class="d"> -<td>„</td> -</tr> -</table> -<table class="ditto"> -<tr class="s"> -<td>,</td> -</tr> -</table> -„De epische kunst van Van Deyssel”—<i>De Nieuwe -Gids</i> 1920, II, 417.</div> -<p class="par"><span class="sc">Koo, J. De</span>, „Een Liefde en -de kritiek”—<i>Weekblad De Amsterdammer</i>, 1888 -(N<sup>os</sup> 565, 566, 567).</p> -<p class="par"><span class="sc">Koster, Edw. B.</span>, „Van -Deyssel’s jongste boek”—<i>Los en Vast</i>, 1896, -pag. 69.</p> -<p class="par"><span class="sc">Kranendonk, A. G. van</span>, -„George Gissings Rycroft en Frank -Roz.”—<i>Groot-Nederland</i> 1918, II, 77. <span class= -"pagenum">[<a id="pb271" href="#pb271" name="pb271">XI</a>]</span></p> -<p class="par"><span class="sc">Langenhuysen, C. L. van</span>, -„Waarschuwing of...?”<a class="noteref" id="xd21e3039src" -href="#xd21e3039" name="xd21e3039src">11</a>—<i>Het Dompertje van -den ouden Valentijn</i>, 1 Juli 1893.</p> -<p class="par"><span class="sc">Lapidoth, F.</span>, „Van Deyssel -als Criticus”—<i>Los en Vast</i>, 1894, pag. 417.</p> -<p class="par"><span class="sc">Lohman, Anna de Savornin</span>, -„Lodewijk van Deyssel”—<i>Over Boeken en -Schrijvers</i>, pag. 89, Amsterdam, 1903.</p> -<p class="par"><span class="sc">Lohman, Anna de Savornin</span>, -„Van Deyssel en Van Nievelt”—ibid. pag. 99.</p> -<p class="par"><span class="sc">Mandele, Egb. C. van der</span>, -„Van Deyssel’s Een Liefde”—<i>De -Tijdspiegel</i> 1920, pag. 182.</p> -<p class="par"><span class="sc">Meester, Johan. de</span>, -„Lodewijk van Deyssel”—<i>Woord en Beeld</i>, 1897, -pag. 361.</p> -<div class="par"> -<table class="ditto"> -<tr class="s"> -<td><span class="sc">Meester,</span></td> -</tr> -<tr class="d"> -<td>„</td> -</tr> -</table> -<table class="ditto"> -<tr class="s"> -<td><span class="sc">Johan.</span></td> -</tr> -<tr class="d"> -<td>„</td> -</tr> -</table> -<table class="ditto"> -<tr class="s"> -<td><span class="sc">de</span></td> -</tr> -<tr class="d"> -<td>„</td> -</tr> -</table> -<table class="ditto"> -<tr class="s"> -<td>,</td> -</tr> -</table> -„Lodewijk van Deyssel”—<i>Nw. Rott. Ct.</i>, 23 Mei -1911, Av.</div> -<p class="par">[<span class="sc">Netscher, F.</span>], „K. J. L. -Alberdingk Thijm”—<i>De Hollandsche Revue</i>, 1903, pag. -687.</p> -<p class="par"><span class="sc">Nouhuys, W. G. van</span>, -„Lodewijk van Deyssel”—<i>Studiën en -Critieken</i>, pag. 146; Amsterdam, 1897.</p> -<div class="par"> -<table class="ditto"> -<tr class="s"> -<td><span class="sc">Nouhuys,</span></td> -</tr> -<tr class="d"> -<td>„</td> -</tr> -</table> -<table class="ditto"> -<tr class="s"> -<td><span class="sc">W.</span></td> -</tr> -<tr class="d"> -<td>„</td> -</tr> -</table> -<table class="ditto"> -<tr class="s"> -<td><span class="sc">G.</span></td> -</tr> -<tr class="d"> -<td>„</td> -</tr> -</table> -<table class="ditto"> -<tr class="s"> -<td><span class="sc">van</span></td> -</tr> -<tr class="d"> -<td>„</td> -</tr> -</table> -<table class="ditto"> -<tr class="s"> -<td>,</td> -</tr> -</table> -„Lodewijk van Deyssel’s vierde bundel”—<i>De -Nederl. Spectator</i>, 1899, pag. 202.</div> -<div class="par"> -<table class="ditto"> -<tr class="s"> -<td><span class="sc">Nouhuys,</span></td> -</tr> -<tr class="d"> -<td>„</td> -</tr> -</table> -<table class="ditto"> -<tr class="s"> -<td><span class="sc">W.</span></td> -</tr> -<tr class="d"> -<td>„</td> -</tr> -</table> -<table class="ditto"> -<tr class="s"> -<td><span class="sc">G.</span></td> -</tr> -<tr class="d"> -<td>„</td> -</tr> -</table> -<table class="ditto"> -<tr class="s"> -<td><span class="sc">van</span></td> -</tr> -<tr class="d"> -<td>„</td> -</tr> -</table> -<table class="ditto"> -<tr class="s"> -<td>,</td> -</tr> -</table> -„Lodewijk van Deyssel’s vijfde bundel”—<i>De -Nederl. Spectator</i>, 1901, pag. 54. <span class="pagenum">[<a id= -"pb272" href="#pb272" name="pb272">XII</a>]</span></div> -<p class="par"><span class="sc">Nouhuys, W. G. van</span>, „L. -van Deyssel’s Bund. VIII en -IX”—<i>Groot-Nederland</i>, 1906, II, 116.</p> -<p class="par"><span class="sc">Oliveira, E. d’</span>, -„Lodewijk van Deyssel”—<i>De mannen van 80</i>, pag. -15; Amsterdam (W. B.), 2<sup>de</sup> dr. z. j.</p> -<p class="par"><span class="sc">Oude, J. van den</span><a class= -"noteref" id="xd21e3141src" href="#xd21e3141" name= -"xd21e3141src">12</a>, „Lodewijk van -Deyssel”—<i>Literarische Interludiën</i> II, 193; -Leiden 1902.</p> -<p class="par"><span class="sc">Persijn, J.</span>, „Lodewijk van -Deyssel”—<i>Dietsche War. en Belfort</i>, 1906, pag. -85.</p> -<p class="par"><span class="sc">Prinsen, J.</span>, „Lodewijk van -Deyssel”—<i>Handboek</i>, pag. 686; Den Haag 1916.</p> -<div class="par"> -<table class="ditto"> -<tr class="s"> -<td><span class="sc">Prinsen,</span></td> -</tr> -<tr class="d"> -<td>„</td> -</tr> -</table> -<table class="ditto"> -<tr class="s"> -<td><span class="sc">J.</span></td> -</tr> -<tr class="d"> -<td>„</td> -</tr> -</table> -<table class="ditto"> -<tr class="s"> -<td>,</td> -</tr> -</table> -„Lodewijk van Deyssel’s Verzamelde -Werken”—<i>De Amsterdammer</i> 19 Febr. 1921.—cf. -ibid. 4 Maart 1922.</div> -<p class="par">[<span class="sc">Proost, K. F.</span>], „Van -Deyssel”—<i>De Hervorming</i>, 6 December 1919.</p> -<div class="par"> -<table class="ditto"> -<tr class="s"> -<td>[</td> -</tr> -<tr class="d"> -<td>„</td> -</tr> -</table> -<table class="ditto"> -<tr class="s"> -<td><span class="sc">Proost,</span></td> -</tr> -<tr class="d"> -<td>„</td> -</tr> -</table> -<table class="ditto"> -<tr class="s"> -<td><span class="sc">K.</span></td> -</tr> -<tr class="d"> -<td>„</td> -</tr> -</table> -<table class="ditto"> -<tr class="s"> -<td><span class="sc">F.</span></td> -</tr> -<tr class="d"> -<td>„</td> -</tr> -</table> -<table class="ditto"> -<tr class="s"> -<td>],</td> -</tr> -<tr class="d"> -<td>„</td> -</tr> -</table> -„Van Deyssel’s Kunst en Kritiek”—ibid., 2 -September 1922.</div> -<p class="par"><span class="sc">Querido, Is.</span>, „L. van -Deyssel’s achtste Bund. Verzamelde Opstellen en -Verbeeldingen”—<i>Letterkundig Leven</i> I, 99; Amsterdam -1916.</p> -<div class="par"> -<table class="ditto"> -<tr class="s"> -<td><span class="sc">Querido,</span></td> -</tr> -<tr class="d"> -<td>„</td> -</tr> -</table> -<table class="ditto"> -<tr class="s"> -<td><span class="sc">Is.</span></td> -</tr> -<tr class="d"> -<td>„</td> -</tr> -</table> -<table class="ditto"> -<tr class="s"> -<td>,</td> -</tr> -</table> -„L. van Deyssel’s negende Bund. Verzamelde -Opstellen”—<i>Studiën</i> I, 187; Amsterdam (W. B.), -2<sup>de</sup> druk 1910.</div> -<div class="par"> -<table class="ditto"> -<tr class="s"> -<td><span class="sc">Querido,</span></td> -</tr> -<tr class="d"> -<td>„</td> -</tr> -</table> -<table class="ditto"> -<tr class="s"> -<td><span class="sc">Is.</span></td> -</tr> -<tr class="d"> -<td>„</td> -</tr> -</table> -<table class="ditto"> -<tr class="s"> -<td>,</td> -</tr> -</table> -„L. van Deyssel’s elfde Bund. Verzamelde -Opstellen”— <i>Studiën</i> II, 262; Amsterdam (W. B.), -z. j. <span class="pagenum">[<a id="pb273" href="#pb273" name= -"pb273">XIII</a>]</span></div> -<p class="par"><span class="sc">Querido, Is.</span>, „Lodewijk -van Deyssel”—<i>Geschreven Portretten</i>, pag. 29; -Amsterdam, 1912 (ook: <i>De Ploeg</i> III, 211).</p> -<div class="par"> -<table class="ditto"> -<tr class="s"> -<td><span class="sc">Querido,</span></td> -</tr> -<tr class="d"> -<td>„</td> -</tr> -</table> -<table class="ditto"> -<tr class="s"> -<td><span class="sc">Is.</span></td> -</tr> -<tr class="d"> -<td>„</td> -</tr> -</table> -<table class="ditto"> -<tr class="s"> -<td>,</td> -</tr> -</table> -„Lodewijk van Deyssel”—<i>Nieuwe Rotterdamsche -Courant</i> 21 December 1912—cf. <i>Algemeen Handelsblad</i> 3 -Dec. 1921.</div> -<div class="par"> -<table class="ditto"> -<tr class="s"> -<td><span class="sc">Querido,</span></td> -</tr> -<tr class="d"> -<td>„</td> -</tr> -</table> -<table class="ditto"> -<tr class="s"> -<td><span class="sc">Is.</span></td> -</tr> -<tr class="d"> -<td>„</td> -</tr> -</table> -<table class="ditto"> -<tr class="s"> -<td>,</td> -</tr> -</table> -„Lodewijk van Deyssel”—<i>Het Leven</i>, 6 Februari -1922.</div> -<div class="par"> -<table class="ditto"> -<tr class="s"> -<td><span class="sc">Querido,</span></td> -</tr> -<tr class="d"> -<td>„</td> -</tr> -</table> -<table class="ditto"> -<tr class="s"> -<td><span class="sc">Is.</span></td> -</tr> -<tr class="d"> -<td>„</td> -</tr> -</table> -<table class="ditto"> -<tr class="s"> -<td>,</td> -</tr> -</table> -„Kunst en Kritiek, door L. van Deyssel”—<i>Algemeen -Handelsblad</i>, 30 September 1922.</div> -<p class="par"><span class="sc">Raaf, K. H. de</span> en <span class= -"sc">J. J. Griss</span>. „Lodewijk van -Deyssel”—<i>Zeven Eeuwen</i> IV, 457; Rotterdam, 1920.</p> -<p class="par"><span class="sc">Reuth, Norbert van</span>, -„Lodewijk van Deyssel”—<i>De Katholieke Gids</i>, -1895, pag. 207 en 1896, pag. 98.</p> -<div class="par"> -<table class="ditto"> -<tr class="s"> -<td><span class="sc">Reuth,</span></td> -</tr> -<tr class="d"> -<td>„</td> -</tr> -</table> -<table class="ditto"> -<tr class="s"> -<td><span class="sc">Norbert</span></td> -</tr> -<tr class="d"> -<td>„</td> -</tr> -</table> -<table class="ditto"> -<tr class="s"> -<td><span class="sc">van</span></td> -</tr> -<tr class="d"> -<td>„</td> -</tr> -</table> -<table class="ditto"> -<tr class="s"> -<td>,</td> -</tr> -</table> -„Lodewijk van Deyssel en nog wat”—<i>De Katholieke -Gids</i>, 1897, pag. 141.</div> -<p class="par"><span class="sc">Ritter, P. H.</span>, „Lodewijk -van Deyssel”—Serie: <i>Mannen en vrouwen van -beteekenis</i>, deel XLII, afl. 12, Haarlem, 1910—2<sup>de</sup> -druk 1921, Baarn.</p> -<p class="par"><span class="sc">Robbers, H.</span>, „L. van -Deyssel’s zevende bundel”—<i>Elsevier</i>, 1905, Deel -XXIX, pag. 69.</p> -<div class="par"> -<table class="ditto"> -<tr class="s"> -<td><span class="sc">Robbers,</span></td> -</tr> -<tr class="d"> -<td>„</td> -</tr> -</table> -<table class="ditto"> -<tr class="s"> -<td><span class="sc">H.</span></td> -</tr> -<tr class="d"> -<td>„</td> -</tr> -</table> -<table class="ditto"> -<tr class="s"> -<td>,</td> -</tr> -</table> -„L. van Deyssel’s achtste bundel”—ibid., 1906, -Deel XXXI, pag. 213.</div> -<div class="par"> -<table class="ditto"> -<tr class="s"> -<td><span class="sc">Robbers,</span></td> -</tr> -<tr class="d"> -<td>„</td> -</tr> -</table> -<table class="ditto"> -<tr class="s"> -<td><span class="sc">H.</span></td> -</tr> -<tr class="d"> -<td>„</td> -</tr> -</table> -<table class="ditto"> -<tr class="s"> -<td>,</td> -</tr> -</table> -„L. van Deyssel’s Verzam. werken”,—ibid., 1920, -Deel LX, pag. 428 en 1921, Deel LXI, pag. 419. <span class= -"pagenum">[<a id="pb274" href="#pb274" name= -"pb274">XIV</a>]</span></div> -<p class="par"><span class="sc">Robbers, H.</span>, <i>De Ned. Litt. na -1880</i>, pag. 30 (en passim)—Amsterdam, 1922.</p> -<p class="par"><span class="sc">Schaepman, H. J. A. M.</span>, -„Het goed recht der Katholieke Kritiek”—<i>Onze -Wachter</i>, 1882, I, 20.</p> -<div class="par"> -<table class="ditto"> -<tr class="s"> -<td><span class="sc">Schaepman,</span></td> -</tr> -<tr class="d"> -<td>„</td> -</tr> -</table> -<table class="ditto"> -<tr class="s"> -<td><span class="sc">H.</span></td> -</tr> -<tr class="d"> -<td>„</td> -</tr> -</table> -<table class="ditto"> -<tr class="s"> -<td><span class="sc">J.</span></td> -</tr> -<tr class="d"> -<td>„</td> -</tr> -</table> -<table class="ditto"> -<tr class="s"> -<td><span class="sc">A.</span></td> -</tr> -<tr class="d"> -<td>„</td> -</tr> -</table> -<table class="ditto"> -<tr class="s"> -<td><span class="sc">M.</span></td> -</tr> -<tr class="d"> -<td>„</td> -</tr> -</table> -<table class="ditto"> -<tr class="s"> -<td>,</td> -</tr> -</table> -„Deysseliana”—ibid. pag. 271.</div> -<div class="par"> -<table class="ditto"> -<tr class="s"> -<td><span class="sc">Schaepman,</span></td> -</tr> -<tr class="d"> -<td>„</td> -</tr> -</table> -<table class="ditto"> -<tr class="s"> -<td><span class="sc">H.</span></td> -</tr> -<tr class="d"> -<td>„</td> -</tr> -</table> -<table class="ditto"> -<tr class="s"> -<td><span class="sc">J.</span></td> -</tr> -<tr class="d"> -<td>„</td> -</tr> -</table> -<table class="ditto"> -<tr class="s"> -<td><span class="sc">A.</span></td> -</tr> -<tr class="d"> -<td>„</td> -</tr> -</table> -<table class="ditto"> -<tr class="s"> -<td><span class="sc">M.</span></td> -</tr> -<tr class="d"> -<td>„</td> -</tr> -</table> -<table class="ditto"> -<tr class="s"> -<td>,</td> -</tr> -</table> -„Nog over de Tooneelkwestie”—ibid. pag. 286.</div> -<div class="par"> -<table class="ditto"> -<tr class="s"> -<td><span class="sc">Schaepman,</span></td> -</tr> -<tr class="d"> -<td>„</td> -</tr> -</table> -<table class="ditto"> -<tr class="s"> -<td><span class="sc">H.</span></td> -</tr> -<tr class="d"> -<td>„</td> -</tr> -</table> -<table class="ditto"> -<tr class="s"> -<td><span class="sc">J.</span></td> -</tr> -<tr class="d"> -<td>„</td> -</tr> -</table> -<table class="ditto"> -<tr class="s"> -<td><span class="sc">A.</span></td> -</tr> -<tr class="d"> -<td>„</td> -</tr> -</table> -<table class="ditto"> -<tr class="s"> -<td><span class="sc">M.</span></td> -</tr> -<tr class="d"> -<td>„</td> -</tr> -</table> -<table class="ditto"> -<tr class="s"> -<td>,</td> -</tr> -</table> -„Het sterfbed van Bossuet”—ibid. pag. 345.</div> -<p class="par"><span class="sc">Scharten, Carel</span>, „Over -Prozakunst”—<i>De krachten der Toekomst</i>, I, 95; -Amsterdam, 1909.</p> -<div class="par"> -<table class="ditto"> -<tr class="s"> -<td><span class="sc">Scharten,</span></td> -</tr> -<tr class="d"> -<td>„</td> -</tr> -</table> -<table class="ditto"> -<tr class="s"> -<td><span class="sc">Carel</span></td> -</tr> -<tr class="d"> -<td>„</td> -</tr> -</table> -<table class="ditto"> -<tr class="s"> -<td>,</td> -</tr> -</table> -„L. van Deyssel’s Verbeeldingen”—<i>De -Gids</i>, 1909, I, 206.</div> -<div class="par"> -<table class="ditto"> -<tr class="s"> -<td><span class="sc">Scharten,</span></td> -</tr> -<tr class="d"> -<td>„</td> -</tr> -</table> -<table class="ditto"> -<tr class="s"> -<td><span class="sc">Carel</span></td> -</tr> -<tr class="d"> -<td>„</td> -</tr> -</table> -<table class="ditto"> -<tr class="s"> -<td>,</td> -</tr> -</table> -„L. van Deyssel’s<a id="xd21e3366" name="xd21e3366"></a> -elfde Bund. Verzamelde Opstellen”—ibid. 1912, I, 569.</div> -<div class="par"> -<table class="ditto"> -<tr class="s"> -<td><span class="sc">Scharten,</span></td> -</tr> -<tr class="d"> -<td>„</td> -</tr> -</table> -<table class="ditto"> -<tr class="s"> -<td><span class="sc">Carel</span></td> -</tr> -<tr class="d"> -<td>„</td> -</tr> -</table> -<table class="ditto"> -<tr class="s"> -<td>,</td> -</tr> -</table> -„L. van Deyssel’s Frank Roz.”—ibid. 1912, I, -361.</div> -<div class="par"> -<table class="ditto"> -<tr class="s"> -<td><span class="sc">Scharten,</span></td> -</tr> -<tr class="d"> -<td>„</td> -</tr> -</table> -<table class="ditto"> -<tr class="s"> -<td><span class="sc">Carel</span></td> -</tr> -<tr class="d"> -<td>„</td> -</tr> -</table> -<table class="ditto"> -<tr class="s"> -<td>,</td> -</tr> -</table> -„Van Deyssel de sublieme...”—<i>De Telegraaf</i>, 12 -Augustus 1922.</div> -<p class="par">[<span class="sc">Smit-Kleine, F.</span>], „L. van -Deyssel’s Over Literatuur”—<i>Nederland</i>, 1886, -II, 224.</p> -<p class="par"><span class="sc">Stokvis, Benno J.</span>, -„Lodewijk van Deyssel”—<i>De Tijdspiegel</i>, 15 -April 1921.</p> -<div class="par"> -<table class="ditto"> -<tr class="s"> -<td><span class="sc">Stokvis,</span></td> -</tr> -<tr class="d"> -<td>„</td> -</tr> -</table> -<table class="ditto"> -<tr class="s"> -<td><span class="sc">Benno</span></td> -</tr> -<tr class="d"> -<td>„</td> -</tr> -</table> -<table class="ditto"> -<tr class="s"> -<td><span class="sc">J.</span></td> -</tr> -<tr class="d"> -<td>„</td> -</tr> -</table> -<table class="ditto"> -<tr class="s"> -<td>,</td> -</tr> -</table> -„L. van Deyssel, Een samenvattende studie”, -1921—Amsterdam. <span class="pagenum">[<a id="pb275" href= -"#pb275" name="pb275">XV</a>]</span></div> -<p class="par"><span class="sc">Stokvis, Benno J.</span>, -„Bibliographie Van Deyssel”—<i>Het Boek</i> 1921, -pag. 235 en 373.</p> -<div class="par"> -<table class="ditto"> -<tr class="s"> -<td><span class="sc">Stokvis,</span></td> -</tr> -<tr class="d"> -<td>„</td> -</tr> -</table> -<table class="ditto"> -<tr class="s"> -<td><span class="sc">Benno</span></td> -</tr> -<tr class="d"> -<td>„</td> -</tr> -</table> -<table class="ditto"> -<tr class="s"> -<td><span class="sc">J.</span></td> -</tr> -<tr class="d"> -<td>„</td> -</tr> -</table> -<table class="ditto"> -<tr class="s"> -<td>,</td> -</tr> -</table> -„Lodewijk van Deyssel”—<i lang="de">Deutsche -Wochenzeitung für die Niederlande</i>, 20 Mei 1922.</div> -<p class="par"><span class="sc">Verwey, Alb.</span>, „Mijn -meening over L. van Deyssel’s roman Een Liefde”, 1888 -(oorspr. brochure, herdrukt in) <i>De oude strijd</i>, pag. 245; -Amsterdam, 1905.</p> -<p class="par"><span class="sc">Verwey, A.</span>, „Frank -Rozelaar”—<i>De Beweging</i>, 1911, III, pag. 91.</p> -<div class="par"> -<table class="ditto"> -<tr class="s"> -<td><span class="sc">Verwey,</span></td> -</tr> -<tr class="d"> -<td>„</td> -</tr> -</table> -<table class="ditto"> -<tr class="s"> -<td><span class="sc">A.</span></td> -</tr> -<tr class="d"> -<td>„</td> -</tr> -</table> -<table class="ditto"> -<tr class="s"> -<td>,</td> -</tr> -</table> -„L. van Deyssel’s Prozastukken”—<i>De -Kroniek</i> I, pag. 388.</div> -<p class="par"><span class="sc">Veth, J.</span>, „Album Thijs -Maris”—<i>De Kroniek</i>, VI, 344, (27 October 1900).</p> -<p class="par"><span class="sc">Vooys, C. G. N. de</span>, „K. J. -L. Alberdingk Thijm”—<i>Historische Schets van de Nederl. -Letterk.</i> pag. 159; Groningen 8<sup>ste</sup> druk, 1916.</p> -<p class="par"><span class="sc">Wal, H. van der</span>, „Een -opmerking”—<i>De Kroniek</i>, 5 November 1904.</p> -<div class="par"> -<table class="ditto"> -<tr class="s"> -<td><span class="sc">Wal,</span></td> -</tr> -<tr class="d"> -<td>„</td> -</tr> -</table> -<table class="ditto"> -<tr class="s"> -<td><span class="sc">H.</span></td> -</tr> -<tr class="d"> -<td>„</td> -</tr> -</table> -<table class="ditto"> -<tr class="s"> -<td><span class="sc">van</span></td> -</tr> -<tr class="d"> -<td>„</td> -</tr> -</table> -<table class="ditto"> -<tr class="s"> -<td><span class="sc">der</span></td> -</tr> -<tr class="d"> -<td>„</td> -</tr> -</table> -<table class="ditto"> -<tr class="s"> -<td>,</td> -</tr> -</table> -„L. van Deyssel’s Frank -Rozelaar”—<i>Groot-Nederland</i>, 1912, I, 129.</div> -<p class="par"><span class="sc">Winkel, J. Te.</span>, „L. van -Deyssel” in „Letteren en Taal”—<i>Een Halve -Eeuw</i>, gedenkboek Nieuws van den Dag, 1898, II, 309 (en passim).</p> -<p class="par"><span class="sc">Wijck, J. van der</span>, „L. van -Deyssel’s zevende Bund. Verzamelde Opstellen”—<i>Onze -Eeuw</i>, IV, 4, 469 (1904). <span class="pagenum">[<a id="pb276" href= -"#pb276" name="pb276">XVI</a>]</span></p> -<p class="par"><span class="sc">Wijck, J. van der</span>, „L. van -Deyssel’s negende Bund. Verzamelde Opstellen”—<i>Onze -Eeuw</i>, VI, 4, 302, (1906).</p> -<p class="par"><span class="sc">Wolfgang</span>, „A. J.’s -Multatuli”—<i>De Nederlandche Spectator</i>, 1891, pag. -344.</p> -<p class="par">Anonieme beschouwingen.</p> -<p class="par">„L. van Deyssel’s over -Literatuur”—De Portefeuille, VIII, pag. 97.</p> -<p class="par">„Van Deyssel’s Ommekeer”—Noord -en Zuid, XXIII, 219 (cf. XXIV, 156).</p> -<p class="par">„Vallende sterren”—ibid. XXV, 446.</p> -<p class="par">„Van Deyssel’s Een Liefde”—De -Lantaarn, 1 Jan. 1888<a class="noteref" id="xd21e3518src" href= -"#xd21e3518" name="xd21e3518src">13</a>.</p> -<p class="par">„Groote Woorden”—ibid., 1 April -1888<a class="noteref" id="xd21e3527src" href="#xd21e3527" name= -"xd21e3527src">14</a>.</p> -<p class="par">„Een ander inzicht”—ibid., 15 -September 1888.</p> -<p class="par">„J. A. Alberdingk Thijm door A. J.”—De -Dietsche Warande, 1893, pag. 417.</p> -<p class="par">„Waarschuwing”—Het Dompertje van den -Ouden Valentijn, 15 Juni 1893.</p> -<p class="par">„Blank en Geel door A. J.”—De -Tijdspiegel, 1895, I, 422.</p> -<p class="par">„Blank en Geel door A. J.”—Elseviers -Maandschrift, 1895, Deel IX, pag. 235.</p> -<p class="par">„Gedurfde Beweringen”, in -„Terugblik”—Ons Tijdschrift 1907, pag. 176. -<span class="pagenum">[<a id="pb277" href="#pb277" name= -"pb277">XVII</a>]</span></p> -<p class="par">„L. van Deyssel”—Zelfkeur I, 23; -Amsterdam (W. B.), 1907.</p> -<p class="par">„Lodewijk van Deyssel”—De Nieuwe -Rotterdamsche Courant, 21 September 1914, Av.</p> -<p class="par">„L. van Deyssel’s Verzamelde -Werken”—Het Nieuws van den Dag, 18 Nov. 1919, Av.</p> -<p class="par">„Lodewijk van Deyssel”—De Haagsche -Post, 25 December 1920.</p> -<p class="par">„Een zuiveraar onzer cultuur”—Nieuwe -Rotterdamsche Courant 10 Dec. 1921.</p> -<p class="par">„Van Deyssels Verzamelde Werken, Nieuwe -Reeks”—De Haagsche Post, 9 September 1922.</p> -<p class="par">Anonieme beschouwingen in de jaargangen van:</p> -<p class="par"><span class="sc">Nederland</span>.</p> -<p class="par">„Multatuli door A. J.”—1891, III, -366.</p> -<p class="par">„A. J., J. A. Alberdingk Thijm”—1893, -II, 233.</p> -<p class="par">„A. J., Blank en Geel”—1894, III, -460.</p> -<p class="par">„L. van Deyssel, Verzamelde Opstellen Bund. -II”—1896, III, 505.</p> -<p class="par">„L. van Deyssel, Verzamelde Opstellen Bund. -IV”—1898, III, 502.</p> -<p class="par">„Een Liefde, 2<sup>de</sup> -druk”—1899, III, 510.</p> -<p class="par">„L. van Deyssel, Verzamelde Opstellen Bund. -V”—1900, III, 498.</p> -<p class="par">„L. van Deyssel, Verzamelde Opstellen Bund. -IX”—1906, III, 126.</p> -<p class="par">„L. van Deyssel, Verzamelde Opstellen Bund. -X”—1908, II, 120. <span class="pagenum">[<a id="pb278" -href="#pb278" name="pb278">XVIII</a>]</span></p> -<p class="par">„Verbeeldingen door L. van -Deyssel”—1908, III, 484.</p> -<p class="par">„Frank Rozelaar door L. van -Deyssel”—1911, III, 118.</p> -<p class="par">„L. van Deyssel’s Elfde -Bundel”—1912, I, 235.</p> -<p class="par"><span class="sc">De Tijdspiegel.</span></p> -<p class="par">„L. van Deyssel’s Verzamelde Opstellen Bund. -I en Een Liefde 2<sup>de</sup> druk”—1900, I, 263 (M. -S.).</p> -<p class="par">„L. van Deyssel’s Vijfde -Bund.”—1901, II, 112.</p> -<p class="par">„Frans Coenen Jr. door L. van -Deyssel”—1903, III, 95.</p> -<p class="par">„L. van Deyssel’s Zevende -Bund.”—1904, III, 463.</p> -<p class="par">„L. van Deyssel’s Negende -Bund.”—1906, III, 126.</p> -<p class="par">„L. van Deyssel’s Tiende -Bund.”—1908, II, 215.</p> -<p class="par">„L. van Deyssel’s -Verbeeldingen”—1909, I, 313.</p> -<p class="par">„L.van Deyssel’s Elfde -Bund.”—1912, I, 402 (J.Gr.).</p> -<p class="par">Parodieën.</p> -<p class="par"><span class="sc">Ikkink, C. A.</span>, „Lodewijk -van Deyssel treedt op als acteur”—<i>Een Nacht vol -Dwaasheden</i>, I, 129; Breda, z. j.</p> -<p class="par"><span class="sc">Paap, W. A.</span>, „Vincent -Haman”, 1898—Amsterdam. (2<sup>de</sup> druk 1908).</p> -<p class="par">Beschouwingen passim belangrijk<a class="noteref" id= -"xd21e3636src" href="#xd21e3636" name="xd21e3636src">15</a>.</p> -<p class="par"><span class="sc">Adama van Scheltema</span>, C. S., -„De grondslagen eener nieuwe poëzie” (pag. 17, 35, -108, etc. etc.)—Rotterdam, 1907. <span class="pagenum">[<a id= -"pb279" href="#pb279" name="pb279">XIX</a>]</span></p> -<p class="par"><span class="sc">Beer, T. H. de</span>, -„Geschiedenis der Nederl. Letteren 1880–1890”, (pag. -63)—Kuilenburg, 1892.</p> -<p class="par"><span class="sc">Binnewiertz, A. M. J. I.</span>, -„Letterkundige Opstellen I”—Utrecht, 1905.</p> -<p class="par"><span class="sc">Boer, J. de</span>, „De -Geestelijke bloei van Holland”—<i>Gedenkboek de Nieuwe -Gids</i> 1910.</p> -<p class="par"><span class="sc">Brink, J. ten</span>, „De oude -Garde en de jongste School”, II, 9—<span class="corr" id= -"xd21e3664" title="Bron: Amsterdem">Amsterdam</span>, 1891.</p> -<p class="par"><span class="sc">Chantepie de la Saussaye</span>, P. D., -„Het mystieke in onze nieuwste -letteren”—<i>Geestelijke stroomingen</i>, pag. 346; -Haarlem, 2<sup>de</sup> druk, 1914.</p> -<p class="par"><span class="sc">Erens, F.</span>, „De Navolging -Christi” (Voorrede, pag. IV)—Amsterdam, 1907.</p> -<p class="par"><span class="sc">Goes, F. van der</span>, „Welke -Beweging?”—<i>De Kroniek</i>, 5 Nov., 12 Nov., 26 Nov., 27 -Dec. 1904.</p> -<p class="par"><span class="sc">Gorter, H.</span>, „Kritiek op de -Literaire Beweging van 1880 in Holland”—<i>De Nieuwe -Tijd</i>, II (pag. 214, 215, etc).</p> -<p class="par"><span class="sc">Gorter, H.</span>, „School der -Poëzie” (Voorrede)—Amsterdam, 1897.</p> -<p class="par"><span class="sc">Hartog, H.</span>, „Een eigenwijs -Schrijfster” (Anna de Savornin Lohman)—Brusse, -<i>Letterkundige Vlugschriften I</i>, Rotterdam, 1903.</p> -<p class="par"><span class="sc">Hoogstraten, P. F. Th. van</span>, -„Pater Jonckbloet over Multatuli”—<i>Studiën en -Kritieken</i>, III, 7; Nijmegen, Malmberg, 1897.</p> -<p class="par"><span class="sc">Jonckbloet, G.</span>, -„Multatuli” (vooral Hoofdstuk II)—Amsterdam, 1894. -<span class="pagenum">[<a id="pb280" href="#pb280" name= -"pb280">XX</a>]</span></p> -<p class="par"><span class="sc">Kuyper, R.</span>, „Het -Proletariaat en de Kunst”—<i>Marxistische Beschouwingen</i> -I, pag. 126, 127; Amsterdam, 1920.</p> -<p class="par"><span class="sc">Moltzer, H. E.</span>, „Het -kunstbegrip der Nieuwe-Gidsschool”, 1896—Niet in den -handel.</p> -<p class="par"><span class="sc">Noach, S. M.</span>, De Camera en Van -Deyssel’s Badplaatsschetsen—<i>De Nieuwe School</i>, 1912, -pag. 170.</p> -<p class="par"><span class="sc">Nouhuys, W. G. van</span>, „Het -jongste Nederlandsche Proza”—<i>Los en Vast</i>, 1890, pag. -27.</p> -<p class="par"><span class="sc">Poort, H.</span>, -„Literatuur”—Amsterdam (W. B.), 1918.</p> -<p class="par"><span class="sc">Roland Holst—van der Schalk, -H.</span>, „Middeneeuwsche en moderne Mystiek”—<i>De -Nieuwe Tijd</i>, III (o. a. pag. 129).</p> -<p class="par"><span class="sc">Roland Holst—van der Schalk, -H.</span>, „Socialisme en Literatuur” (pag. -61)—Amsterdam, 2<sup>de</sup> druk, 1900.</p> -<p class="par"><span class="sc">Valkhoff, P.</span>, „Over -Vertaalkunst”—<i>De Gids</i>, 1909, II.</p> -<p class="par"><span class="sc">Verhoef, Toon</span>, „Over -Socialistische Kunst”—<i>De Socialistische Gids</i>, -1922.</p> -<p class="par"><span class="sc">Walcheren, P. van der Meer de</span>, -Kritiek Stokvis, „L. van Deyssel”—<i>De Nieuwe -Eeuw</i>, 10 Dec. 1921.</p> -<p class="par"><span class="sc">Wessem, C. van</span>, „Onze -hedendaagsche Letterkunde”—<i>Den Gulden Winckel</i>, -November 1913. <span class="pagenum">[<a id="pb281" href="#pb281" name= -"pb281">XXI</a>]</span></p> -</div> -</div> -<div class="div2 section"><span class="pagenum">[<a href= -"#toc">Inhoud</a>]</span> -<div class="divHead"> -<h3 class="main">TOELICHTING</h3> -</div> -<div class="divBody"> -<p class="par first">Ondanks nauwgezetten naspeuringsarbeid blijft een -bibliographische schets als deze, uitteraard steeds voor vervollediging -vatbaar. Opgemerkt zij intusschen, dat naar een bijeenbrengen der -talloos vele kleine dagblad-aankondigingen van publicaties door Van -Deyssel in dit overzicht niet werd getracht.</p> -<p class="par">De lijst van Van Deyssel’s eigen werken is -volledig voor zooveel betreft de opgave van de door hem geschreven -boeken en de opsomming zijner tijdschrift-artikels na het jaar 1918. -Het was nog niet mogelijk een lijst samen te stellen van Van -Deyssel’s niet in de „<i>Verzamelde Opstellen</i>” -gebundeld jeugd- en later werk: de vele bijdragen in de eerste jaren -van zijn optreden onder allerlei schuilnamen en letters gepubliceerd in -„<i>De Dietsche Warande</i>”, „<i>Weekblad De -Amsterdammer</i>”, „<i>De Portefeuille</i>” etc., -zijn niet in deze Bibliographie te vinden.</p> -<p class="par dateline">30 September 1922.</p> -</div> -</div> -</div> -<div class="footnotes"> -<hr class="fnsep"> -<div class="footnote-body"> -<p class="par footnote"><span class="label"><a class="noteref" id= -"xd21e2221" href="#xd21e2221src" name="xd21e2221">1</a></span> Daar -alle oude jaargangen van dit blad eenige jaren geleden verbrand zijn, -is het onmogelijk den juisten datum en titel van dit „ingezonden -stuk” (?) op te sporen. <a class="fnarrow" href= -"#xd21e2221src">↑</a></p> -<p class="par footnote"><span class="label"><a class="noteref" id= -"xd21e2238" href="#xd21e2238src" name="xd21e2238">2</a></span> 30 -exemplaren; niet in den handel geweest. <a class="fnarrow" href= -"#xd21e2238src">↑</a></p> -<p class="par footnote"><span class="label"><a class="noteref" id= -"xd21e2250" href="#xd21e2250src" name="xd21e2250">3</a></span> 550 -exemplaren. <a class="fnarrow" href="#xd21e2250src">↑</a></p> -<p class="par footnote"><span class="label"><a class="noteref" id= -"xd21e2312" href="#xd21e2312src" name="xd21e2312">4</a></span> 100 -exemplaren. <a class="fnarrow" href="#xd21e2312src">↑</a></p> -<p class="par footnote"><span class="label"><a class="noteref" id= -"xd21e2563" href="#xd21e2563src" name="xd21e2563">5</a></span> -Ingezonden stuk. <a class="fnarrow" href= -"#xd21e2563src">↑</a></p> -<p class="par footnote" lang="fr"><span class="label"><a class= -"noteref" id="xd21e2595" href="#xd21e2595src" name= -"xd21e2595">6</a></span> „Dont la vente aura lieu les 13e, 14e et -15e mai, 1902”. <a class="fnarrow" href= -"#xd21e2595src">↑</a></p> -<p class="par footnote" lang="de"><span class="label"><a class= -"noteref" id="xd21e2636" href="#xd21e2636src" name= -"xd21e2636">7</a></span> Uebersetzt von Fr. Gundolf. <a class= -"fnarrow" href="#xd21e2636src">↑</a></p> -<p class="par footnote"><span class="label"><a class="noteref" id= -"xd21e2758" href="#xd21e2758src" name="xd21e2758">8</a></span> -Polemiek. Van Deventer wordt aangevallen door A. de Graaf (<i>De -Kroniek</i> II, pag. 12). Ook Diepenbrock treedt in het strijdperk -(pag. 19). De Graaf antwoordt (pag. 29). Van Deyssel schrijft -„Een woord van verklaring” (pag. 35). Van Deventer neemt de -pen op tegen Diepenbrock (pag. 36). Ten slotte De Graaf tegen -Diepenbrock (pag. 46). <a class="fnarrow" href= -"#xd21e2758src">↑</a></p> -<p class="par footnote"><span class="label"><a class="noteref" id= -"xd21e2860" href="#xd21e2860src" name="xd21e2860">9</a></span> Naar -aanleiding van Van der Goes’ vertaling van Bellamy’s -„In het jaar 2000” schrijft Van Deyssel „<i>Gedachte, -Kunst, Socialisme</i>” (Nieuwe Gids, Jaarg. VI, I, pag. 249, en -Verzamelde Opstellen, Bund. III, pag. 41). Van der Goes antwoordt met -„<i>Over Socialistische Aesthetiek I</i>”, (Nieuwe Gids, l. -c. pag. 369). Van Deyssel publiceert daarop -„<i>Socialisme</i>” (Nieuwe Gids, Jaarg. VII, I, pag. 365, -en Verzamelde Opstellen, Bund. III, pag. 275). Ten slotte Van der Goes -met „<i>Socialistische Aesthetiek II</i>” (Nieuwe Gids, -Jaarg. VII, II, pag. 113). <a class="fnarrow" href= -"#xd21e2860src">↑</a></p> -<p class="par footnote"><span class="label"><a class="noteref" id= -"xd21e2966" href="#xd21e2966src" name="xd21e2966">10</a></span> Dit -polemiekje tusschen Heyermans en Van Deyssel betreffende den roman -„<i>Diamantstad</i>” is later in het voorbericht tot dat -boek opgenomen. <a class="fnarrow" href= -"#xd21e2966src">↑</a></p> -<p class="par footnote"><span class="label"><a class="noteref" id= -"xd21e3039" href="#xd21e3039src" name="xd21e3039">11</a></span> Naar -aanleiding van een anoniem stuk, zie hierna. <a class="fnarrow" -href="#xd21e3039src">↑</a></p> -<p class="par footnote"><span class="label"><a class="noteref" id= -"xd21e3141" href="#xd21e3141src" name="xd21e3141">12</a></span> C. van -Nievelt. <a class="fnarrow" href="#xd21e3141src">↑</a></p> -<p class="par footnote"><span class="label"><a class="noteref" id= -"xd21e3518" href="#xd21e3518src" name="xd21e3518">13</a></span> -Antwoordend ingezonden stuk door Van Deyssel (onder opschrift -„Een Liefde”) en repliek door J. H. Rössing: <i>De -Lantaarn</i>, 1 Maart 1888. <a class="fnarrow" href= -"#xd21e3518src">↑</a></p> -<p class="par footnote"><span class="label"><a class="noteref" id= -"xd21e3527" href="#xd21e3527src" name="xd21e3527">14</a></span> cf. -Ingezonden stuk, <i>Weekblad De Amsterdammer</i>, 15 Jan. -1888. <a class="fnarrow" href="#xd21e3527src">↑</a></p> -<p class="par footnote"><span class="label"><a class="noteref" id= -"xd21e3636" href="#xd21e3636src" name="xd21e3636">15</a></span> Slechts -eenige der meer onbekende, doch belangwekkende, niet speciaal over -Alberdingk Thijm geschreven, maar toch hem behandelende beschouwingen, -zijn hier genoemd. <a class="fnarrow" href= -"#xd21e3636src">↑</a></p> -</div> -</div> -</div> -<div id="toc" class="div1 contents"><span class="pagenum">[<a href= -"#toc">Inhoud</a>]</span> -<div class="divHead"> -<h2 class="main">INHOUD</h2> -<table class="tocList"> -<tr> -<td class="tocDivNum"></td> -<td class="tocDivTitle" colspan="7"><a href="#vooraf" id="xd21e3818" -name="xd21e3818">Vooraf.</a></td> -<td class="tocPageNum">Bladz. 5</td> -</tr> -<tr> -<td class="tocDivNum">I.</td> -<td class="tocDivTitle" colspan="7"><a href="#ch1" id="xd21e3828" name= -"xd21e3828">Letterkundige beteekenis van Multatuli en zijn -werk.</a></td> -<td class="tocPageNum">Bladz. 11</td> -</tr> -<tr> -<td class="tocDivNum">II.</td> -<td class="tocDivTitle" colspan="7"><a href="#ch2" id="xd21e3838" name= -"xd21e3838">Multatuli en „De Menschen”</a></td> -<td class="tocPageNum">Bladz. 41</td> -</tr> -<tr> -<td class="tocDivNum">III.</td> -<td class="tocDivTitle" colspan="7"><a href="#ch3" id="xd21e3848" name= -"xd21e3848">Multatuli en de Vrouwen.</a></td> -<td class="tocPageNum">Bladz. 167</td> -</tr> -<tr> -<td class="tocDivNum">IV.</td> -<td class="tocDivTitle" colspan="7"><a href="#ch4" id="xd21e3858" name= -"xd21e3858">Polemiek. Konkluzie.</a></td> -<td class="tocPageNum">Bladz. 247</td> -</tr> -<tr> -<td class="tocDivNum"></td> -<td class="tocDivTitle" colspan="7"><a href="#biblio" id="xd21e3865" -name="xd21e3865">Bibliographie betreffende K. J. L. Alberdingk Thijm -door Benno J. Stokvis.</a></td> -<td class="tocPageNum">Bladz. I</td> -</tr> -</table> -</div> -</div> -<div class="transcribernote"> -<h2 class="main">Colofon</h2> -<h3 class="main">Beschikbaarheid</h3> -<p class="par first">Dit eBoek is voor kosteloos gebruik door iedereen -overal, met vrijwel geen beperkingen van welke soort dan ook. U mag het -kopiëren, weggeven of hergebruiken onder de voorwaarden van de -<a class="exlink xd21e41" title="Externe link" href= -"http://www.gutenberg.org/license" rel="license">Project Gutenberg -Licentie</a> bij dit eBoek of on-line op <a class="exlink xd21e41" -title="Externe link" href= -"http://www.gutenberg.org/">www.gutenberg.org</a>.</p> -<p class="par">Dit eBoek is geproduceerd door het on-line -gedistribueerd correctieteam op <a class="exlink xd21e41" title= -"Externe link" href="http://www.pgdp.net/">www.pgdp.net</a>.</p> -<h3 class="main">Codering</h3> -<p class="par first">Dit boek is weergegeven in oorspronkelijke -schrijfwijze. Afgebroken woorden aan het einde van de regel zijn -stilzwijgend hersteld. Kennelijke zetfouten in het origineel zijn -verbeterd. Deze verbeteringen zijn aangegeven in de colofon aan het -einde van dit boek.</p> -<h3 class="main">Documentgeschiedenis</h3> -<ul> -<li>2016-03-25 Begonnen.</li> -</ul> -<h3 class="main">Externe Referenties</h3> -<p>Dit Project Gutenberg eBoek bevat externe referenties. Het kan zijn -dat deze links voor u niet werken.</p> -<h3 class="main">Verbeteringen</h3> -<p>De volgende verbeteringen zijn aangebracht in de tekst:</p> -<table class="correctiontable" summary= -"Overzicht van verbeteringen aangebracht in de tekst."> -<tr> -<th>Bladzijde</th> -<th>Bron</th> -<th>Verbetering</th> -</tr> -<tr> -<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd21e177">9</a></td> -<td class="width40 bottom">eventuëel</td> -<td class="width40 bottom">eventueel</td> -</tr> -<tr> -<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd21e338">25</a></td> -<td class="width40 bottom">schìlderschool</td> -<td class="width40 bottom">schilderschool</td> -</tr> -<tr> -<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd21e378">29</a></td> -<td class="width40 bottom">Jufvrouw</td> -<td class="width40 bottom">Juffrouw</td> -</tr> -<tr> -<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd21e438">34</a></td> -<td class="width40 bottom">Saidjah’s</td> -<td class="width40 bottom">Saïdjah’s</td> -</tr> -<tr> -<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd21e475">37</a></td> -<td class="width40 bottom">etiquette</td> -<td class="width40 bottom">étiquette</td> -</tr> -<tr> -<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd21e538">41</a></td> -<td class="width40 bottom">fantasiën</td> -<td class="width40 bottom">fantasieën</td> -</tr> -<tr> -<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd21e584">45</a></td> -<td class="width40 bottom">hotelhouder</td> -<td class="width40 bottom">hôtelhouder</td> -</tr> -<tr> -<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd21e676">57</a></td> -<td class="width40 bottom">[<i>Niet in bron</i>]</td> -<td class="width40 bottom">„</td> -</tr> -<tr> -<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd21e1348">131</a></td> -<td class="width40 bottom">schalk</td> -<td class="width40 bottom">schalksch</td> -</tr> -<tr> -<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd21e1479">145</a></td> -<td class="width40 bottom">aankwan</td> -<td class="width40 bottom">aankwam</td> -</tr> -<tr> -<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd21e1578">156</a></td> -<td class="width40 bottom">,</td> -<td class="width40 bottom">.</td> -</tr> -<tr> -<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd21e1631">163</a></td> -<td class="width40 bottom">Jamben</td> -<td class="width40 bottom">Jambes</td> -</tr> -<tr> -<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd21e1752">180</a></td> -<td class="width40 bottom">aange-gebeden</td> -<td class="width40 bottom">aangebeden</td> -</tr> -<tr> -<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd21e2126">248</a></td> -<td class="width40 bottom">Mejufvrouw</td> -<td class="width40 bottom">Mejuffrouw</td> -</tr> -<tr> -<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd21e2885">IX</a>, -<a class="pageref" href="#xd21e2953">X</a></td> -<td class="width40 bottom">[<i>Niet in bron</i>]</td> -<td class="width40 bottom">,</td> -</tr> -<tr> -<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd21e3366">XIV</a></td> -<td class="width40 bottom">,</td> -<td class="width40 bottom">[<i>Verwijderd</i>]</td> -</tr> -<tr> -<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd21e3664">XIX</a></td> -<td class="width40 bottom">Amsterdem</td> -<td class="width40 bottom">Amsterdam</td> -</tr> -</table> -</div> -</div> - - - - - - - -<pre> - - - - - -End of the Project Gutenberg EBook of Multatuli, by Lodewijk van Deyssel - -*** END OF THIS PROJECT GUTENBERG EBOOK MULTATULI *** - -***** This file should be named 51869-h.htm or 51869-h.zip ***** -This and all associated files of various formats will be found in: - http://www.gutenberg.org/5/1/8/6/51869/ - -Produced by Jeroen Hellingman and the Online Distributed -Proofreading Team at http://www.pgdp.net/ for Project -Gutenberg. - - -Updated editions will replace the previous one--the old editions -will be renamed. - -Creating the works from public domain print editions means that no -one owns a United States copyright in these works, so the Foundation -(and you!) can copy and distribute it in the United States without -permission and without paying copyright royalties. Special rules, -set forth in the General Terms of Use part of this license, apply to -copying and distributing Project Gutenberg-tm electronic works to -protect the PROJECT GUTENBERG-tm concept and trademark. Project -Gutenberg is a registered trademark, and may not be used if you -charge for the eBooks, unless you receive specific permission. If you -do not charge anything for copies of this eBook, complying with the -rules is very easy. You may use this eBook for nearly any purpose -such as creation of derivative works, reports, performances and -research. They may be modified and printed and given away--you may do -practically ANYTHING with public domain eBooks. Redistribution is -subject to the trademark license, especially commercial -redistribution. - - - -*** START: FULL LICENSE *** - -THE FULL PROJECT GUTENBERG LICENSE -PLEASE READ THIS BEFORE YOU DISTRIBUTE OR USE THIS WORK - -To protect the Project Gutenberg-tm mission of promoting the free -distribution of electronic works, by using or distributing this work -(or any other work associated in any way with the phrase "Project -Gutenberg"), you agree to comply with all the terms of the Full Project -Gutenberg-tm License (available with this file or online at -http://gutenberg.org/license). - - -Section 1. General Terms of Use and Redistributing Project Gutenberg-tm -electronic works - -1.A. By reading or using any part of this Project Gutenberg-tm -electronic work, you indicate that you have read, understand, agree to -and accept all the terms of this license and intellectual property -(trademark/copyright) agreement. If you do not agree to abide by all -the terms of this agreement, you must cease using and return or destroy -all copies of Project Gutenberg-tm electronic works in your possession. -If you paid a fee for obtaining a copy of or access to a Project -Gutenberg-tm electronic work and you do not agree to be bound by the -terms of this agreement, you may obtain a refund from the person or -entity to whom you paid the fee as set forth in paragraph 1.E.8. - -1.B. "Project Gutenberg" is a registered trademark. It may only be -used on or associated in any way with an electronic work by people who -agree to be bound by the terms of this agreement. There are a few -things that you can do with most Project Gutenberg-tm electronic works -even without complying with the full terms of this agreement. See -paragraph 1.C below. There are a lot of things you can do with Project -Gutenberg-tm electronic works if you follow the terms of this agreement -and help preserve free future access to Project Gutenberg-tm electronic -works. See paragraph 1.E below. - -1.C. The Project Gutenberg Literary Archive Foundation ("the Foundation" -or PGLAF), owns a compilation copyright in the collection of Project -Gutenberg-tm electronic works. Nearly all the individual works in the -collection are in the public domain in the United States. If an -individual work is in the public domain in the United States and you are -located in the United States, we do not claim a right to prevent you from -copying, distributing, performing, displaying or creating derivative -works based on the work as long as all references to Project Gutenberg -are removed. Of course, we hope that you will support the Project -Gutenberg-tm mission of promoting free access to electronic works by -freely sharing Project Gutenberg-tm works in compliance with the terms of -this agreement for keeping the Project Gutenberg-tm name associated with -the work. You can easily comply with the terms of this agreement by -keeping this work in the same format with its attached full Project -Gutenberg-tm License when you share it without charge with others. - -1.D. The copyright laws of the place where you are located also govern -what you can do with this work. Copyright laws in most countries are in -a constant state of change. If you are outside the United States, check -the laws of your country in addition to the terms of this agreement -before downloading, copying, displaying, performing, distributing or -creating derivative works based on this work or any other Project -Gutenberg-tm work. The Foundation makes no representations concerning -the copyright status of any work in any country outside the United -States. - -1.E. Unless you have removed all references to Project Gutenberg: - -1.E.1. The following sentence, with active links to, or other immediate -access to, the full Project Gutenberg-tm License must appear prominently -whenever any copy of a Project Gutenberg-tm work (any work on which the -phrase "Project Gutenberg" appears, or with which the phrase "Project -Gutenberg" is associated) is accessed, displayed, performed, viewed, -copied or distributed: - -This eBook is for the use of anyone anywhere at no cost and with -almost no restrictions whatsoever. You may copy it, give it away or -re-use it under the terms of the Project Gutenberg License included -with this eBook or online at www.gutenberg.org/license - -1.E.2. If an individual Project Gutenberg-tm electronic work is derived -from the public domain (does not contain a notice indicating that it is -posted with permission of the copyright holder), the work can be copied -and distributed to anyone in the United States without paying any fees -or charges. If you are redistributing or providing access to a work -with the phrase "Project Gutenberg" associated with or appearing on the -work, you must comply either with the requirements of paragraphs 1.E.1 -through 1.E.7 or obtain permission for the use of the work and the -Project Gutenberg-tm trademark as set forth in paragraphs 1.E.8 or -1.E.9. - -1.E.3. If an individual Project Gutenberg-tm electronic work is posted -with the permission of the copyright holder, your use and distribution -must comply with both paragraphs 1.E.1 through 1.E.7 and any additional -terms imposed by the copyright holder. Additional terms will be linked -to the Project Gutenberg-tm License for all works posted with the -permission of the copyright holder found at the beginning of this work. - -1.E.4. Do not unlink or detach or remove the full Project Gutenberg-tm -License terms from this work, or any files containing a part of this -work or any other work associated with Project Gutenberg-tm. - -1.E.5. Do not copy, display, perform, distribute or redistribute this -electronic work, or any part of this electronic work, without -prominently displaying the sentence set forth in paragraph 1.E.1 with -active links or immediate access to the full terms of the Project -Gutenberg-tm License. - -1.E.6. You may convert to and distribute this work in any binary, -compressed, marked up, nonproprietary or proprietary form, including any -word processing or hypertext form. However, if you provide access to or -distribute copies of a Project Gutenberg-tm work in a format other than -"Plain Vanilla ASCII" or other format used in the official version -posted on the official Project Gutenberg-tm web site (www.gutenberg.org), -you must, at no additional cost, fee or expense to the user, provide a -copy, a means of exporting a copy, or a means of obtaining a copy upon -request, of the work in its original "Plain Vanilla ASCII" or other -form. Any alternate format must include the full Project Gutenberg-tm -License as specified in paragraph 1.E.1. - -1.E.7. Do not charge a fee for access to, viewing, displaying, -performing, copying or distributing any Project Gutenberg-tm works -unless you comply with paragraph 1.E.8 or 1.E.9. - -1.E.8. You may charge a reasonable fee for copies of or providing -access to or distributing Project Gutenberg-tm electronic works provided -that - -- You pay a royalty fee of 20% of the gross profits you derive from - the use of Project Gutenberg-tm works calculated using the method - you already use to calculate your applicable taxes. The fee is - owed to the owner of the Project Gutenberg-tm trademark, but he - has agreed to donate royalties under this paragraph to the - Project Gutenberg Literary Archive Foundation. Royalty payments - must be paid within 60 days following each date on which you - prepare (or are legally required to prepare) your periodic tax - returns. Royalty payments should be clearly marked as such and - sent to the Project Gutenberg Literary Archive Foundation at the - address specified in Section 4, "Information about donations to - the Project Gutenberg Literary Archive Foundation." - -- You provide a full refund of any money paid by a user who notifies - you in writing (or by e-mail) within 30 days of receipt that s/he - does not agree to the terms of the full Project Gutenberg-tm - License. You must require such a user to return or - destroy all copies of the works possessed in a physical medium - and discontinue all use of and all access to other copies of - Project Gutenberg-tm works. - -- You provide, in accordance with paragraph 1.F.3, a full refund of any - money paid for a work or a replacement copy, if a defect in the - electronic work is discovered and reported to you within 90 days - of receipt of the work. - -- You comply with all other terms of this agreement for free - distribution of Project Gutenberg-tm works. - -1.E.9. If you wish to charge a fee or distribute a Project Gutenberg-tm -electronic work or group of works on different terms than are set -forth in this agreement, you must obtain permission in writing from -both the Project Gutenberg Literary Archive Foundation and Michael -Hart, the owner of the Project Gutenberg-tm trademark. Contact the -Foundation as set forth in Section 3 below. - -1.F. - -1.F.1. Project Gutenberg volunteers and employees expend considerable -effort to identify, do copyright research on, transcribe and proofread -public domain works in creating the Project Gutenberg-tm -collection. Despite these efforts, Project Gutenberg-tm electronic -works, and the medium on which they may be stored, may contain -"Defects," such as, but not limited to, incomplete, inaccurate or -corrupt data, transcription errors, a copyright or other intellectual -property infringement, a defective or damaged disk or other medium, a -computer virus, or computer codes that damage or cannot be read by -your equipment. - -1.F.2. LIMITED WARRANTY, DISCLAIMER OF DAMAGES - Except for the "Right -of Replacement or Refund" described in paragraph 1.F.3, the Project -Gutenberg Literary Archive Foundation, the owner of the Project -Gutenberg-tm trademark, and any other party distributing a Project -Gutenberg-tm electronic work under this agreement, disclaim all -liability to you for damages, costs and expenses, including legal -fees. YOU AGREE THAT YOU HAVE NO REMEDIES FOR NEGLIGENCE, STRICT -LIABILITY, BREACH OF WARRANTY OR BREACH OF CONTRACT EXCEPT THOSE -PROVIDED IN PARAGRAPH 1.F.3. YOU AGREE THAT THE FOUNDATION, THE -TRADEMARK OWNER, AND ANY DISTRIBUTOR UNDER THIS AGREEMENT WILL NOT BE -LIABLE TO YOU FOR ACTUAL, DIRECT, INDIRECT, CONSEQUENTIAL, PUNITIVE OR -INCIDENTAL DAMAGES EVEN IF YOU GIVE NOTICE OF THE POSSIBILITY OF SUCH -DAMAGE. - -1.F.3. LIMITED RIGHT OF REPLACEMENT OR REFUND - If you discover a -defect in this electronic work within 90 days of receiving it, you can -receive a refund of the money (if any) you paid for it by sending a -written explanation to the person you received the work from. If you -received the work on a physical medium, you must return the medium with -your written explanation. The person or entity that provided you with -the defective work may elect to provide a replacement copy in lieu of a -refund. If you received the work electronically, the person or entity -providing it to you may choose to give you a second opportunity to -receive the work electronically in lieu of a refund. If the second copy -is also defective, you may demand a refund in writing without further -opportunities to fix the problem. - -1.F.4. Except for the limited right of replacement or refund set forth -in paragraph 1.F.3, this work is provided to you 'AS-IS' WITH NO OTHER -WARRANTIES OF ANY KIND, EXPRESS OR IMPLIED, INCLUDING BUT NOT LIMITED TO -WARRANTIES OF MERCHANTABILITY OR FITNESS FOR ANY PURPOSE. - -1.F.5. Some states do not allow disclaimers of certain implied -warranties or the exclusion or limitation of certain types of damages. -If any disclaimer or limitation set forth in this agreement violates the -law of the state applicable to this agreement, the agreement shall be -interpreted to make the maximum disclaimer or limitation permitted by -the applicable state law. The invalidity or unenforceability of any -provision of this agreement shall not void the remaining provisions. - -1.F.6. INDEMNITY - You agree to indemnify and hold the Foundation, the -trademark owner, any agent or employee of the Foundation, anyone -providing copies of Project Gutenberg-tm electronic works in accordance -with this agreement, and any volunteers associated with the production, -promotion and distribution of Project Gutenberg-tm electronic works, -harmless from all liability, costs and expenses, including legal fees, -that arise directly or indirectly from any of the following which you do -or cause to occur: (a) distribution of this or any Project Gutenberg-tm -work, (b) alteration, modification, or additions or deletions to any -Project Gutenberg-tm work, and (c) any Defect you cause. - - -Section 2. Information about the Mission of Project Gutenberg-tm - -Project Gutenberg-tm is synonymous with the free distribution of -electronic works in formats readable by the widest variety of computers -including obsolete, old, middle-aged and new computers. It exists -because of the efforts of hundreds of volunteers and donations from -people in all walks of life. - -Volunteers and financial support to provide volunteers with the -assistance they need, are critical to reaching Project Gutenberg-tm's -goals and ensuring that the Project Gutenberg-tm collection will -remain freely available for generations to come. In 2001, the Project -Gutenberg Literary Archive Foundation was created to provide a secure -and permanent future for Project Gutenberg-tm and future generations. -To learn more about the Project Gutenberg Literary Archive Foundation -and how your efforts and donations can help, see Sections 3 and 4 -and the Foundation web page at http://www.pglaf.org. - - -Section 3. Information about the Project Gutenberg Literary Archive -Foundation - -The Project Gutenberg Literary Archive Foundation is a non profit -501(c)(3) educational corporation organized under the laws of the -state of Mississippi and granted tax exempt status by the Internal -Revenue Service. The Foundation's EIN or federal tax identification -number is 64-6221541. Its 501(c)(3) letter is posted at -http://pglaf.org/fundraising. Contributions to the Project Gutenberg -Literary Archive Foundation are tax deductible to the full extent -permitted by U.S. federal laws and your state's laws. - -The Foundation's principal office is located at 4557 Melan Dr. S. -Fairbanks, AK, 99712., but its volunteers and employees are scattered -throughout numerous locations. Its business office is located at -809 North 1500 West, Salt Lake City, UT 84116, (801) 596-1887, email -business@pglaf.org. Email contact links and up to date contact -information can be found at the Foundation's web site and official -page at http://pglaf.org - -For additional contact information: - Dr. Gregory B. Newby - Chief Executive and Director - gbnewby@pglaf.org - - -Section 4. Information about Donations to the Project Gutenberg -Literary Archive Foundation - -Project Gutenberg-tm depends upon and cannot survive without wide -spread public support and donations to carry out its mission of -increasing the number of public domain and licensed works that can be -freely distributed in machine readable form accessible by the widest -array of equipment including outdated equipment. Many small donations -($1 to $5,000) are particularly important to maintaining tax exempt -status with the IRS. - -The Foundation is committed to complying with the laws regulating -charities and charitable donations in all 50 states of the United -States. Compliance requirements are not uniform and it takes a -considerable effort, much paperwork and many fees to meet and keep up -with these requirements. We do not solicit donations in locations -where we have not received written confirmation of compliance. To -SEND DONATIONS or determine the status of compliance for any -particular state visit http://pglaf.org - -While we cannot and do not solicit contributions from states where we -have not met the solicitation requirements, we know of no prohibition -against accepting unsolicited donations from donors in such states who -approach us with offers to donate. - -International donations are gratefully accepted, but we cannot make -any statements concerning tax treatment of donations received from -outside the United States. U.S. laws alone swamp our small staff. - -Please check the Project Gutenberg Web pages for current donation -methods and addresses. Donations are accepted in a number of other -ways including checks, online payments and credit card donations. -To donate, please visit: http://pglaf.org/donate - - -Section 5. General Information About Project Gutenberg-tm electronic -works. - -Professor Michael S. Hart is the originator of the Project Gutenberg-tm -concept of a library of electronic works that could be freely shared -with anyone. For thirty years, he produced and distributed Project -Gutenberg-tm eBooks with only a loose network of volunteer support. - - -Project Gutenberg-tm eBooks are often created from several printed -editions, all of which are confirmed as Public Domain in the U.S. -unless a copyright notice is included. Thus, we do not necessarily -keep eBooks in compliance with any particular paper edition. - - -Most people start at our Web site which has the main PG search facility: - - http://www.gutenberg.org - -This Web site includes information about Project Gutenberg-tm, -including how to make donations to the Project Gutenberg Literary -Archive Foundation, how to help produce our new eBooks, and how to -subscribe to our email newsletter to hear about new eBooks. - - -</pre> - -</body> -</html> diff --git a/old/51869-h/images/book.png b/old/51869-h/images/book.png Binary files differdeleted file mode 100644 index 963d165..0000000 --- a/old/51869-h/images/book.png +++ /dev/null diff --git a/old/51869-h/images/card.png b/old/51869-h/images/card.png Binary files differdeleted file mode 100644 index 1ffbe1a..0000000 --- a/old/51869-h/images/card.png +++ /dev/null diff --git a/old/51869-h/images/cover.jpg b/old/51869-h/images/cover.jpg Binary files differdeleted file mode 100644 index 50816c6..0000000 --- a/old/51869-h/images/cover.jpg +++ /dev/null diff --git a/old/51869-h/images/external.png b/old/51869-h/images/external.png Binary files differdeleted file mode 100644 index ba4f205..0000000 --- a/old/51869-h/images/external.png +++ /dev/null diff --git a/old/51869-h/images/logo-wljb.png b/old/51869-h/images/logo-wljb.png Binary files differdeleted file mode 100644 index f267f16..0000000 --- a/old/51869-h/images/logo-wljb.png +++ /dev/null diff --git a/old/51869-h/images/titlepage.png b/old/51869-h/images/titlepage.png Binary files differdeleted file mode 100644 index e59c3e5..0000000 --- a/old/51869-h/images/titlepage.png +++ /dev/null |
