diff options
| -rw-r--r-- | .gitattributes | 4 | ||||
| -rw-r--r-- | LICENSE.txt | 11 | ||||
| -rw-r--r-- | README.md | 2 | ||||
| -rw-r--r-- | old/53612-8.txt | 10165 | ||||
| -rw-r--r-- | old/53612-8.zip | bin | 164288 -> 0 bytes | |||
| -rw-r--r-- | old/53612-h.zip | bin | 304347 -> 0 bytes | |||
| -rw-r--r-- | old/53612-h/53612-h.htm | 10781 | ||||
| -rw-r--r-- | old/53612-h/images/book.png | bin | 218 -> 0 bytes | |||
| -rw-r--r-- | old/53612-h/images/card.png | bin | 249 -> 0 bytes | |||
| -rw-r--r-- | old/53612-h/images/cover.jpg | bin | 47383 -> 0 bytes | |||
| -rw-r--r-- | old/53612-h/images/external.png | bin | 172 -> 0 bytes | |||
| -rw-r--r-- | old/53612-h/images/frontispiece.jpg | bin | 43590 -> 0 bytes | |||
| -rw-r--r-- | old/53612-h/images/titlepage.png | bin | 20202 -> 0 bytes |
13 files changed, 17 insertions, 20946 deletions
diff --git a/.gitattributes b/.gitattributes new file mode 100644 index 0000000..d7b82bc --- /dev/null +++ b/.gitattributes @@ -0,0 +1,4 @@ +*.txt text eol=lf +*.htm text eol=lf +*.html text eol=lf +*.md text eol=lf diff --git a/LICENSE.txt b/LICENSE.txt new file mode 100644 index 0000000..6312041 --- /dev/null +++ b/LICENSE.txt @@ -0,0 +1,11 @@ +This eBook, including all associated images, markup, improvements, +metadata, and any other content or labor, has been confirmed to be +in the PUBLIC DOMAIN IN THE UNITED STATES. + +Procedures for determining public domain status are described in +the "Copyright How-To" at https://www.gutenberg.org. + +No investigation has been made concerning possible copyrights in +jurisdictions other than the United States. Anyone seeking to utilize +this eBook outside of the United States should confirm copyright +status under the laws that apply to them. diff --git a/README.md b/README.md new file mode 100644 index 0000000..874a73c --- /dev/null +++ b/README.md @@ -0,0 +1,2 @@ +Project Gutenberg (https://www.gutenberg.org) public repository for +eBook #53612 (https://www.gutenberg.org/ebooks/53612) diff --git a/old/53612-8.txt b/old/53612-8.txt deleted file mode 100644 index fd666a5..0000000 --- a/old/53612-8.txt +++ /dev/null @@ -1,10165 +0,0 @@ -The Project Gutenberg EBook of Vaders en Zonen, by Ivan Toergenev - -This eBook is for the use of anyone anywhere in the United States and most -other parts of the world at no cost and with almost no restrictions -whatsoever. You may copy it, give it away or re-use it under the terms of -the Project Gutenberg License included with this eBook or online at -www.gutenberg.org. If you are not located in the United States, you'll have -to check the laws of the country where you are located before using this ebook. - -Title: Vaders en Zonen - -Author: Ivan Toergenev - -Release Date: November 26, 2016 [EBook #53612] - -Language: Dutch - -Character set encoding: ISO-8859-1 - -*** START OF THIS PROJECT GUTENBERG EBOOK VADERS EN ZONEN *** - - - - -Produced by Jeroen Hellingman and the Online Distributed -Proofreading Team at http://www.pgdp.net/ for Project -Gutenberg. - - - - - - - - - - DE MEULENHOFF-EDITIE - - EEN ALGEMEENE BIBLIOTHEEK - - - - UITGEGEVEN DOOR J. M. MEULENHOFF - TE AMSTERDAM IN HET JAAR MCMXVIII - - - - - - - - - VADERS EN ZONEN - - ROMAN - - DOOR - - IVAN TOERGENEF - - IN EEN NIEUWE VERTALING UIT HET RUSSISCH - MET EEN OVERZICHT EN EEN NAWOORD VAN - - ARN. SAALBORN - - - - UITGEGEVEN DOOR J. M. MEULENHOFF - TE AMSTERDAM AAN HET DAMRAK 88 - - - - - - - - -IVAN TOERGENEF. - - -Toergenefs vader was overste in een kurassiersregiment te Orel, -afstammeling van een oud-adellijk geslacht, en gehuwd met de -dochter van een zeer rijk grondbezitter. Alle vereischten tot een -echt-Russische "heerenziel" zijn dus aanwezig bij den jongen Ivan, -die de eerste jaren van zijn leven op het moederlijk landgoed -in de omgeving van Mtsensk (goev. Orlof) doorbrengt, omgeven door -lijfeigenen en slaven. In 1822 onderneemt de familie een groote reis -door Duitschland, Zwitserland en Frankrijk, waarbij de vader een -kleine hofhouding van lijfeigenen met zich voert. Terug in Rusland -vestigt men zich in Spask, als landedellieden. Het "Adelsnest" is -gebouwd, en Ivan groeit hier op, onder de leiding van Zwitsersche en -Duitsche goeverneurs, die hem en zijn broeder Nikolaas vooral Fransch -en Duitsch moeten leeren. Het Russisch speelt een zeer ondergeschikte -rol. In de geheimen der Russische taal en letterkunde wordt de jongen -ingewijd door een lijfeigen kamerdienaar van zijn moeder, die hem in -gestolen uren voorleest uit oude epische gedichten. De oud-overste -en zijn vrouw waren hard en despotisch tegenover de leermeesters -hunner kinderen. Eens wierp de vader een goeverneur voor de oogen -der jongens de trappen af, omdat zijn houding hem niet aanstond. Het -huispersoneel wordt geslagen en dit zijn de eerste indrukken, welke de -jonge schrijver van de maatschappelijke verhoudingen in zich opneemt. - -Sedert 1834 in de hoofdstad, bestudeert Ivan de classieken onder -leiding van Duitsche professoren, in 1837 wordt hij candidaat en -gaat hij "schrijven". Zijn eerste werk is een slaafsche navolging -van Byrons Manfred. - -Thans echter gevoelt hij, dat Rusland hem niet bevredigen kan. Zijn -wetensdrang drijft hem naar Duitschland en Italië. Tusschen 1838-47 -zien we hem de colleges volgen o. a. van de Berlijnsche professoren -Hegel en Ranke en weldra rukt hij zich, ten minste theoretisch, -los van het donkere Rusland, van het leven der Russische adellijke -grondbezitters vooral. "Ik stortte mij in de zee van het W.-europeesche -leven en werd een westerling, wat ik sedert altijd gebleven ben." - -Toch werd hij weldra medewerker aan de Sovremenik (Tijdgenoot) en de -in dit blad gepubliceerde novellen maakten hem in korten tijd bekend -en bemind bij het Russische publiek, (vooral De Aanteekeningen van -een Jager). - -Deze jonge roem kon hem echter niet met Rusland verzoenen en hij -ging weer buitenslands. Maar de dood zijner moeder (1850) drong hem -naar zijn landgoed terug te keeren, dat hij sedert met zijn broeder -beheerde. Zijn eerste daad was, de lijfeigen-boeren vrij te maken. - -In 1852 verscheen zijn Brief over den dood van Gogel, naar aanleiding -waarvan de censor hem een maand gevangenisstraf bezorgde, omdat... deze -heer niet hield van Gogel...! In de pers heette hij den eerstvolgenden -tijd... "de bekende schrijver". Men durfde zijn naam niet noemen! - -Dit is typisch het Rusland van Nikolaas I! - -In Petersburg ontmoette hij de zangeres Pauline Viardo-Garsia, die -een groote, maar geen tragische rol in zijn leven heeft gespeeld. In -haar familie opgenomen, hechtte hij zich spoedig en bleef levenslang -jonggezel, trouw blijvend aan deze zijn eerste liefde. Met deze familie -reisde hij veel en woonde beurtelings in Baden-Baden, Parijs of Rome. - -In de eerstvolgende jaren verschijnen zijn beste werken. "Roedin", als -zoo veel Russische romanfiguren een halve held, die de konsekwenties -van zijn theorieën, zijn ideaal of zijn liefde niet aandurft en -voor de daad terugschrikt; Asja, de vreemde meisjesfiguur, en het -Adelsnest van 1859, waarin Lisa, de liefhebbende, geduldig wachtende -vrouw, ook door Poesjkiens Tatjana vereeuwigd in heerlijken glans van -vertrouwende liefde [1] en Lawretski, weer de halve-held, die zich -en haar ongelukkig maakt door zijn halfheid. Ook Eerste Liefde is -van dezen tijd. In 1861 verscheen zijn eerste groote roman Vaders en -Zonen in een Russisch Tijdschrift, een gebeurtenis en een omwenteling -in zijn leven. Van alle zijden aangevallen, zoowel van conservatieve, -als van vooruitstrevende, had hij het bewustzijn, hier iets gedaan te -hebben voor zijn land, maar voelde zich zóó teleurgesteld door allerlei -tegenstand, dat hij met het plan omging, de pen neer te leggen. - -Pauline Viardo was intusschen een wijd-vermaarde zangleerares geworden -te Baden-Baden, waar Toergenef een villa liet bouwen. Hij dichtte hier -libretto's, waarvoor Pauline muziek schreef en die vaudevilles werden -te hunnen huize opgevoerd. Beroemde gasten, zelfs gekroonde hoofden, -bezochten de soirées, welke hier werden gegeven. - -Maart 1867 verscheen Dim (Rook), een boek, voor welks personen -Toergenef vele voorbeelden in Baden had aangetroffen. Verwijten -bleven wederom niet uit. Men verklaarde, dat de auteur het Russische -wezen niet meer begreep. Maar Toergenef liet de critiek rustig -over zich gaan en arbeidde vlijtig voort. Vele novellen verschenen, -o. a. Koning Lear der Steppe, Vorst Tropman, (de beschrijving van de -laatste oogenblikken van een ter dood veroordeelde) e. a. - -Met het uitbreken van den Fransch-Duitschen oorlog, verkochten -Toergenef en de Viardo's hun eigendommen in Baden en trokken naar -Parijs, al bleven Toergenefs sympathieën voorloopig zeer stellig -aan de zijde van Duitsche kunst en Duitsch leven. Maar weldra is hij -in Parijs de vriend van Flaubert en de Goncourts, en helpt Zola en -Maupassant vooruit. - -1877 verscheen Nof (Het Nieuwe) een boek, waarin hij de nieuwe -denkbeelden der jonge menschen dier dagen, zoowel in Rusland als -in het Buitenland schetste. Het gaat om de bevrijding van het -volk, maar zooals gewoonlijk is de held niet opgewassen tegen den -strijd. Machteloos wordt hij het slachtoffer van zijn machteloos -ideaal. Verontwaardiging was wederom de houding van het Russische -publiek. Hij besloot nogmaals, niet meer te schrijven en hield dat -drie jaar vol, tot een reis naar zijn vaderland hem bewees, hoe lief -de Russen hun schrijver hadden. Zijn gezondheidstoestand ging sinds -1881 achteruit, en in Augustus 1883 overleed hij in zijn villa te -Bongival bij Parijs. Zijn lijk werd in Petersburg ter aarde besteld -in tegenwoordigheid van tallooze belangstellenden. - -Heel anders dus als het leven van een Nekrassof, een Dostojefski -verloopt zijn leven in de zorgelooze weelde der Europeesche -hoofdsteden. Maar nooit verloochent zich ook in hem, "de Russische -ziel", de Russische kunstenaar, zoeker naar waarheid, mee-lijdende -mensch, teeder-ontroerde melancholicus, diep-overtuigd van de -menschelijke onmacht. De adel echter, die hij van zijn geslacht heeft -geërfd, uit zich in den altijd harmonischen bouw en wel-verzorgden -stijl zijner romans en novellen. Ook in dit opzicht dus onderscheidt -hij zich van de groote mannen-uit-het-volk. - - - - - - - - -I. - - ---En, Peter, zie je nog niets? vroeg den twintigsten Mei 1859 op -den ... straatweg een man van 45 jaren, die een overjas en geruite -broek droeg en blootshoofds en bestoft voor de deur eener herberg -stond. Zijn knecht, jong en flink, had ronde wangen, kleine fletse -oogen en een ronde kin met kleurloos dons bedekt, en verried met zijn -gepommadeerde haren, zijn steenen oorringen, zijn weloverwogen gebaren, -den mensch eener nieuwe, vooruitstrevende generatie. Beleefdheidshalve -keek hij nog al onverschillig den straatweg af en antwoordde afgemeten: - ---Er is volstrekt niets te zien! - ---Zie je niets? vroeg de heer. - ---Volstrekt niets, herhaalde de ander. - -De heer zuchtte en ging op de bank zitten. Wij zullen hem den lezer -voorstellen, terwijl hij daar zoo zit met over elkaar geslagen beenen -en zijn blikken peinzend weiden laat. - -Hij heet Nikolaas Petrowitsj Kirsanof en bezit een goed stuk land -met twee honderd boeren, ongeveer vijftien werst van de herberg -verwijderd. Daar heeft hij een pachthoeve (zooals hij dat gaarne -noemt sedert de nieuwe regeling met de boeren) die een tweeduizend -desjatien omvat. Zijn vader, een van onze generaals van 1812, een -man zonder veel beschaving, ruw, een echte Rus, maar niet slecht, -had zijn leven lang geluierd. Brigade- en later divisie-commandant, -woonde hij meestal in de provincie, waar hij in zijn dorp een vrij -belangrijke rol speelde. - -Nikolaas Petrowitsj was in Zuid-Rusland geboren, evenals zijn -oudere broeder Paul, over wien we later zullen spreken. Tot zijn -veertiende levensjaar was hij opgevoed door goeverneurs, en hoe minder -geld aan die opvoeding besteed werd, des te aangenamer was het den -generaal. Slaafs-welwillende adjudanten en andere baantjes-bekleeders, -behoorend bij den generalen staf, vormden zijn omgeving. - -Zijn moeder, uit de familie Koliazin en die als meisje Agatha heette, -had sedert haar huwelijk den naam Agathokleja Koezminisjna Kirsanova -aangenomen en onderscheidde zich bij haar optreden in niets van andere -hoofdofficiersvrouwen. Zij droeg prachtige hoeden, ruischende zijden -kleeren, trad in de kerk altijd het eerst naar voren om het kruis te -kussen, praatte veel en druk, reikte iederen morgen haar kinderen -de hand tot een kus en gaf hun iederen avond haar zegen, kortom, -ze leefde voor haar genoegen. - -Ofschoon Nikolaas Petrowitsj, als de zoon van een generaal niet -uitmuntte door dapperheid, werd hij toch evenals zijn broeder Paul -bestemd voor den militairen dienst. Maar op den dag, dat hij bij zijn -regiment ingelijfd zou worden, brak hij een been, bracht twee maanden -door te bed en hinkte sedert zijn leven lang. De vader moest afzien van -zijn militaire plannen en plaatste hem in den civielen dienst. Hij -bracht hem naar St. Petersburg, zoodra hij zijn achttiende jaar -had voltooid en liet hem de universiteit bezoeken. In hetzelfde jaar -verwierf zijn broeder den officiersrang in een garderegiment. De jonge -lieden betrokken eenzelfde woning onder het lichte toezicht van een oom -van moeders zijde, Ilja [2] Koljazin, een hooggeplaatst ambtenaar. De -vader was teruggekeerd tot zijn divisie en zijn echtgenoote en nu -en dan zond hij zijn zoons kwarto vellen grijs papier beschreven met -een handschrift vol sierlijke krullen. Aan het slot van deze epistels -las men in een zorgvuldig omcirkelde handteekening de woorden: "Peter -Kirsanof, generaal-majoor." In 't jaar 1835 verliet Nikolaas Petrowitsj -de universiteit als candidaat en in datzelfde jaar verhuisde generaal -Kirsanof, die na een onverwachte inspectie pensioen gekregen had, -voor goed naar Petersburg met zijn vrouw. Hij huurde een huis bij -den Taurischen Tuin en werd opgenomen in de Engelsche Club, maar -plotseling overleed hij aan een beroerte. Agathokleja Koezminisjna -volgde hem spoedig in het graf, zij vermocht zich niet te schikken in -het doffe hoofdstadsleven. Het verdriet, als 't ware ontslagen te zijn, -knakte haar ten slotte. Nikolaas Petrowitsj echter was, nog vóor den -dood zijner ouders en tot hun bittere teleurstelling verliefd geworden -op de dochter van den beambte Prepolovenski, bij wien hij inwoonde, -een lief en zooals gezegd werd, een ontwikkeld meisje: zij las in de -tijdschriften de ernstige artikelen in de afdeeling: wetenschap. Hij -trouwde haar, zoodra de treurtijd voorbij was, liet zijn betrekking aan -het ministerie der domeinen, welke hij door voorspraak van zijn vader -gekregen had, in den steek en gelukzalig trok hij met zijn Masja eerst -naar een landhuis van het Boschkundig Instituut, later naar de stad -in een kleine, aardige woning met een killen salon en goed onderhouden -trap, eindelijk echter vestigde hij zich op het land, en daar werd hem -zijn zoon Arkadiej geboren. De echtgenooten leefden goed en rustig, -zij lieten elkander nooit alleen, lazen gezamenlijk, speelden samen -quatre-main, en zongen duetten. Zij kweekte bloemen en zorgde voor -het pluimvee. Hij ging bij tijd en wijle op jacht en hield zich bezig -met landbouw. En Arkadiej groeide en groeide even welgemoed en rustig. - -Tien jaren gingen als een droom voorbij. In het jaar 1847 overleed -de vrouw. Hij trok zich dien slag zoozeer aan, dat hij in enkele -weken grijs werd. Hij maakte toebereidselen voor een buitenlandsche -reis, want hij wilde vergeten, toen het jaar '48 reizen onmogelijk -maakte. Hij keerde gedwongen naar zijn land terug, leefde langen tijd -in niets doen en begon eindelijk aan agrarische reorganisatie. In -1855 zond hij zijn zoon naar de universiteit, woonde drie winters met -hem samen in Petersburg, ging weinig uit en hield zich veel bezig -met de jonge vrienden van Arkadiej. Den winter daarop kon hij niet -komen en wij zien hem in Mei 1859, reeds geheel grijs, vadzig, min -of meer gebogen. Hij wacht zijn zoon, die, evenals hij zelf weleer, -den titel van candidaat heeft verworven. - -De bediende was uit fijngevoeligheid of omdat hij wellicht niet onder -de oogen van zijn meester wilde blijven, naar binnen gegaan en had -zijn pijp gestopt. - -Nikolaas Petrowitsj liet het hoofd hangen en begon naar de oude -treden van de stoep te staren: een groote, bonte kip stapte -op en neer, krachtig met haar lange gele pooten; een vuile kat -begluurde haar niet zeer vriendschappelijk van af de leuning, -waarop zij zat. De zon stak. Uit het half-donkere vertrek, vlak -achter den ingang der herberg gelegen, kwam de geur van versch -gebakken roggebrood. Onze Nikolaas Petrowitsj begon te droomen. "Mijn -jongen... candidaat... Arkasja..." Onophoudelijk gingen hem die woorden -door het hoofd. Hij trachtte te denken aan den een of anderen vriend -en wederom keerde dat eene terug. Hij dacht aan zijn vrouw... "zij -heeft niet gewacht," fluisterde hij weemoedig. Een groote, blauwgrijze -duif streek neer op den weg en trippelde naar een waterplas bij den -put. Nikolaas Petrowitsj keek hiernaar, maar zijn oor vernam reeds -in de verte het geluid van een reiskoets. - ---Dat zouden ze wel kunnen zijn, meende de knecht, terwijl hij uit -de deur te voorschijn kwam. - -Nikolaas Petrowitsj sprong op en tuurde den weg af. Daar verscheen een -tarantas, bespannen met drie paarden. In den wagen onderscheidde hij de -klep van een studentenpet en de bekende trekken van een geliefd gelaat. - ---Arkasja! Arkasja! riep Kirsanof en stormde met opgeheven armen -vooruit. Enkele oogenblikken later kusten zijn lippen reeds de -baardlooze, door de zon gebruinde, bestofte wangen van den jongen -candidaat. - - - - - - - - -II. - - ---Laat ik me eerst wat opknappen, papaatje, zei Arkadiej met een -ietwat door de reis vermoeide, maar welluidende, jonge stem, terwijl -hij de vaderlijke liefkoozingen met blijdschap beantwoordde,--ik maak -u heelemaal stoffig! - ---Dat is niets, dat is niets, antwoordde Nikolaas Petrowitsj met -een gevoeligen glimlach en tweemaal sloeg hij met de hand den kraag -van de jas van zijn zoon en van zijn eigen overjas af.--Laat je eens -bekijken, laat je eens bekijken, ging hij voort, deed eenige passen -achteruit, liep toen haastig naar het posthuis, en riep: "Vooruit, -vooruit, de paarden!" - -Nikolaas Petrowitsj scheen meer opgewonden dan zijn zoon. Hij was -zeer onrustig en scheen ergens bang voor. Arkadiej hield hem staande. - ---Papaatje, zei hij, mag ik je mijn lieven vriend Bazarof voorstellen, -over wien ik je zoo dikwijls geschreven heb? Hij is zoo vriendelijk, -eenigen tijd bij ons door te willen brengen. - -Kirsanof keerde zich haastig om en trad toe op een man van groote -gestalte, in een langen mantel met kwasten gehuld, die op dat -oogenblik uit de reiskoets stapte. Hij schudde hem krachtig, zijn -breede, roode hand, die deze hem niet dadelijk had toegestoken. - ---Van harte gaarne, zei hij, ik ben verheugd over uw goed voornemen, -ons te bezoeken. Mag ik zoo vrij zijn, u te vragen naar uw en uws -vaders naam? - ---Jevgeni Wassiljef, antwoordde Bazarof, met trage, maar forsche -stem en den kraag van zijn mantel neerslaande, toonde hij Nikolaas -Petrowitsj zijn geheele gezicht. Langwerpig en mager, met een breed -voorhoofd, een neus, van boven breed, naar onderen spits toeloopend, -groote groenachtige oogen en lange bakkebaarden van twijfelachtige -kleur; een rustige glimlach verlevendigde zijn gezicht, dat -zelfvertrouwen en intelligentie uitdrukte. - ---Ik hoop, mijn beste Jevgeni Wassilitsj, dat ge u niet vervelen zult -bij ons, ging Nikolaas Petrowitsj voort. - -De dunne lippen van Bazarof gingen nauwelijks open, maar hij antwoordde -niet en nam alleen even zijn muts af. Zijn kastanjebruin haar, lang -en dicht, liet de machtige welving van zijn breed voorhoofd open. - ---Nu dan, Arkadiej, vroeg Nikolaas Petrowitsj weer aan zijn zoon, -zullen we dadelijk de paarden laten inspannen of wil jullie eerst -wat uitrusten? - ---Thuis zullen we rusten, papaatje, laat maar inspannen. - ---Dadelijk, dadelijk, antwoordde de vader.--He, Peter, hoor je? Maak, -dat we vlug wegkunnen, broedertje! - -Peter, die in zijn hoedanigheid van voorbeeldig dienaar, niet de hand -zijns meesters was komen kussen, maar hem slechts van verre gegroet -had, verdween schielijk achter de staldeuren. - ---Ik ben hier met een rijtuig, maar voor jouw reiskoets zal er ook -wel een driespan zijn, zei Nikolaas Petrowitsj bezorgd; intusschen -dronk Arkadiej water uit een ijzeren kroes, hem door de waardin van -het posthuis gebracht, maar Bazarof stopte zijn pijp en stapte op -den koetsier toe, die bezig was, de paarden uit te spannen. - ---En, ging hij voort, er zijn maar twee plaatsen in mijn rijtuig en -nu weet ik niet, hoe je vriend... - ---Hij gaat in de tarantas, antwoordde Arkadiej half-luid. Maak u -over hem alstublieft niet ongerust. Hij is een flinke jongen, heel -eenvoudig, u zult zien. - -De koetsier van Nikolaas Petrowitsj kwam met de paarden. - ---Vooruit, haast je wat, dikkop! riep Bazarof den koetsier toe. - ---Hoor je, Mitioecha, zei een ander postiljon, die op eenigen afstand -met zijn handen in de zakken van zijn pelsjas stond.--Hoe heeft de -heer je genoemd? Dikkop! Dat ben je ook! - -Mitioecha nam alleen maar zijn muts af en trok het zweetende -middenpaard aan den teugel. - ---Vlug, vlug, jongens, help eens een handje, riep Nikolaas Petrowitsj, -er zal wel een borrel overschieten! - -Enkele minuten en de paarden waren ingespannen. De vader stapte met -zijn zoon in het rijtuig. Peter sprong op den bok. Bazarof ging in -de reiskoets, leunde het hoofd tegen een lederen kussen en weg reden -de beide equipages. - - - - - - - - -III. - - ---Zoo ben je dan eindelijk candidaat en op weg naar huis, sprak -Nikolaas Petrowitsj, klopte hem nu eens op de knieën, dan weer op -zijn schouders. - ---Eindelijk! - ---Hoe is 't met oom? Gezond? vroeg Arkadiej, die, niettegenstaande -zijn oprechte, bijna kinderlijke blijdschap, liever een wat kalmer -toon in het gesprek zag aangenomen. - ---Hij is wel. Hij had eerst met mij mee willen gaan jou tegemoet -rijden. Maar hij is van plan veranderd. - ---Hebt u lang op mij gewacht? vroeg Arkadiej. - ---Ja, bijna vijf uur. - ---Beste papaatje! - -Arkadiej keerde zich levendig tot zijn vader en drukte hem een kus -op de wang. Nikolaas Petrowitsj glimlachte even. - ---Je zult zien, wat voor een paard ik voor je heb, zei hij. Je zult -zien. En je kamer is opnieuw behangen. - ---Is er ook een kamer voor Bazarof? - ---Voor hem zal ook een kamer gevonden worden. - ---Wees vriendelijk tegen hem, papa. Ik kan u niet zeggen hoe ik op -zijn vriendschap gesteld ben. - ---Ken je hem al lang? - ---Nog niet lang. - ---Daarom heb ik hem den laatsten winter niet gezien. Wat doet hij -alzoo? - ---Zijn hoofdvak is natuurwetenschappen. Maar hij weet alles. Het -volgend jaar zal hij zijn doctorsgraad halen. - ---Aha, hij studeert dus medicijnen, antwoordde Nikolaas Petrowitsj -en zweeg toen. - ---Peter, riep hij dezen toe en wees met de hand, gaan daar niet van -onze boeren? - -Peter keek den kant uit, die zijn heer hem gewezen had. Eenige -karren, met paarden zonder toom ervoor, reden snel langs een smallen -landweg. Op elke kar zaten een of twee boeren met de pelzen open. - ---Ja waarachtig, antwoordde Peter. - ---Waar gaan die naar toe? Naar stad soms? - ---Waarschijnlijk wel naar stad. Naar de kroeg, zei hij op verachtenden -toon, en wendde zich tot den koetsier, als om zich op hem te -beroepen. Maar deze roerde zich niet, hij was een man van het oude -regiem en niet toegankelijk voor de nieuwe denkbeelden. - ---De boeren veroorzaken mij veel zorg dit jaar, sprak Nikolaas -Petrowitsj, en keerde zich tot zijn zoon. Ze betalen hun pacht -niet. Wat zou jij doen? - ---Bent u tevreden met de loonarbeiders? - ---Ja, antwoordde Nikolaas Petrowitsj tusschen de tanden door. Maar -ze worden opgestookt, dat is de kwaal. En dan werken ze niet met den -echten ijver. En vernielen de spannen der paarden. Zij ploegen ook, -maar hoe? Er is gemalen. Meel zal er wel zijn. Doe jij tegenwoordig -soms aan landbouw? - ---Er is hier geen schaduw, dat is jammer, zei Arkadiej zonder op de -laatste vraag te antwoorden. - ---Ik heb aan de noordzijde boven het balkon een groote markies -laten aanbrengen, antwoordde Nikolaas Petrowitsj, we kunnen nu in de -buitenlucht eten. - ---Dat zal wel erg op een villa lijken. Maar dat is het minste. Wat is -de lucht hier zuiver! Wat ruikt dat heerlijk. Werkelijk, ik geloof, -dat het nergens ter wereld zoo ruikt, als in deze streken. En dan -die hemel hier... - -Arkadiej zweeg plotseling, wierp een steelschen blik achter zich en -hield zich stil. - ---Natuurlijk, antwoordde Nikolaas Petrowitsj, je bent hier geboren -en dus moet alles je hier bizonder... - ---Nu, papaatje, dat is vrijwel onverschillig, waar iemand geboren is. - ---Maar... - ---Neen, dat doet er werkelijk niet toe. - -Nikolaas Petrowitsj keek zijn zoon van terzijde aan en het voertuig -legde een halve werst af, voordat zij het gesprek hervatten. - ---Ik herinner mij niet, of ik je geschreven heb, begon Nikolaas -Petrowitsj, dat je oude min, Jegorovna gestorven is. - ---Is het waar? Het arme oudje! En Prokofitsj, leeft nog? - ---Die leeft nog en is volstrekt niet veranderd. Hij bromt nog als -van ouds. Waarschijnlijk zul je geen groote verandering aantreffen -op Marjino. - ---Hebt u nog denzelfden opzichter? - ---Nee, hierin heb ik verandering gebracht. Ik besloot, niet langer -vrijgelaten, gewezen-lijfeigenen in dienst te houden, of tenminste -hun geen verantwoordelijke posten te geven. - -Arkadiej wees met de oogen naar Peter. - ---Il est libre. En effet, fluisterde Nikolaas Petrowitsj. Maar hij -is kamerdienaar! Ik heb nu een opzichter uit den burgerstand [3], -een degelijk man, naar mij schijnt. Ik geef hem tweehonderd roebel -per jaar. Overigens, ging Nikolaas Petrowitsj voort, voorhoofd en -wenkbrauwen met de hand aanrakend, wat bij hem altijd een teeken -was van innerlijke verlegenheid, ik heb je al gezegd, dat je geen -veranderingen op Marjino zult aantreffen. Dat is evenwel niet heelemaal -juist. Ik meen je te moeten zeggen, ofschoon... - -Hij hield een oogenblik op en ging vervolgens voort in de Fransche -taal: - ---Een streng moralist zou mijn oprechtheid zeker onpassend vinden, -maar in de eerste plaats, kan het niet verborgen blijven, in de -tweede plaats weet je wel, dat ik altijd mijn bizondere opvattingen -had omtrent de betrekkingen tusschen vader en zoon. Overigens heb je -ten slotte het recht mij te veroordeelen. Op mijn leeftijd... kortom, -dit... dat meisje, over wie je waarschijnlijk veel hebt hooren -spreken... - ---Fenitsjka? vroeg Arkadiej vrijmoedig. - -Nikolaas Petrowitsj bloosde even. - ---Spreek den naam alsjeblieft niet zoo luid... Nu, ja, ze woont nu bij -me. Ik heb twee kleine kamertjes in huis voor haar ingericht. Overigens -kan alles nog veranderd worden. - -- Maar waarom, papaatje, waarom? - ---Je vriend zal bij ons logeeren;... wat moeilijk... - ---Maak u omtrent Bazarof niet ongerust. Hij is over al die dingen heen. - ---Ook voor jou ten slotte, zei Nikolaas Petrowitsj. De vleugel is in -slechten toestand. - ---Neem me niet kwalijk papaatje, je schijnt je te willen -verontschuldigen. Zoo nauw hoeft u het niet te nemen. - ---Dat moest ik juist wel, antwoordde Nikolaas Petrowitsj, die meer -en meer bloosde. - ---Schei uit, papaatje, schei uit alsjeblieft! glimlachte Arkadiej.--Je -voor zoo iets verontschuldigen! dacht hij en een gevoel van teedere -genegenheid voor dien zwakken en goeden vader, vermengd met een zeker -overwicht aan moreele kracht ontwaakte in zijn ziel. - ---Laten we ophouden hierover, zei hij nog eens, onwillekeurig genietend -van het bewustzijn van eigen geestelijke vrijheid. - -Nikolaas Petrowitsj keek naar hem door de vingers van zijn hand, -waarmede hij voortging, zijn voorhoofd te wrijven, en iets stak hem -in het hart... Maar hij klaagde zich zelve aan. - ---Hier beginnen onze velden, sprak hij na een lange poos van zwijgen. - ---Maar dat woud daar vóór, hoort dat ook van ons? vroeg Arkadiej. - ---Ja, dat is van ons. Maar ik heb het verkocht. Dit jaar nog zal -het verdwijnen. - ---Waarom hebt u dat verkocht? - ---Ik had geld noodig. En buitendien al dit land komt weldra aan -de boeren. - ---Aan die, welke geen pacht betalen? - ---Dat is hun zaak. Maar ten slotte zullen ze wel wat betalen. - ---Jammer van het woud, zei Arkadiej en keek in het rond. - -De streek, waar ze doorheen reden, was niet bizonder -schilderachtig. Velden, alles velden, zich uitstrekkend tot den -horizon, zachtjes stijgend en dan weer dalend. Hier en daar kleine -boschjes; en begroeid met verschillende soorten laag struikgewas, -strekten zich ravijnen uit, herinnerend aan de afbeeldingen op de -oude kaarten uit den tijd van Catharina. Men stootte ook op beekjes -met kale oevers of op vijvers met afgebrokkelde randen en dorpen met -lage hutten onder donkere uitgerafelde rieten daken; en ellendige -dorschschuren met wanden van gevlochten takken en gapende openingen; -kerken, sommige van baksteen met afschilferend pleisterwerk, andere -van hout met scheefstaande kruisen en verwaarloosde doodenakkers. - -Het hart van Arkadiej werd min of meer beklemd. - -Alsof het met opzet geschiedde, waren alle boeren, die zij tegenkwamen, -ongelukkig van uiterlijk, op stumperige paardjes. De wilgen langs den -straatweg schenen wel bedelaars met hare kale stammen en afgesneden -takken. Koeien, slecht verzorgd, mager en schuw, graasden hongerig -langs de slooten. Men zou kunnen denken, dat ze met schrik ontkomen -waren aan roofzuchtige klauwen en te midden van de jonge lentepracht -herinnerden die arme dieren aan den onbarmhartigen, eindeloozen winter -met zijn vorst en sneeuwstormen. - ---Neen, peinsde Arkadiej, dat is geen rijk land, geen welstand, -geen spoor van arbeid en vlijt. Zoo kan het niet blijven. Daar moet -verandering in komen... maar hoe?... - -Het voorjaar intusschen groende rondom. Onder den teederen adem -van een luwen wind scheen alles te zwellen, het glansde aan boomen, -bosschen, velden. Overal klonken zonder ophouden de lange trillers -der leeuweriken, kieviten zweefden roepend boven de vochtige weilanden -of stapten rustig over de donkere aardkluiten. Kraaien met hun zwart -gevederte scherp afstekend tegen het zachte groen, vertoonden zich hier -en daar, alleen in de rogge, waren ze moeilijker te onderscheiden, -alleen wanneer hun zwarte koppen boven de golvende arenzee kwamen -uitsteken. Arkadiej bewonderde dit alles en zijn ernstige gedachten -vervluchtigden langzamerhand. Hij ontdeed zich van zijn mantel en keek -naar zijn vader zoo opgeruimd en kinderlijk, dat deze niet nalaten -kon hem nogmaals te omhelzen. - ---Zoodra we dien heuvel voorbij zijn, kunnen we het huis zien liggen, -zei hij. We zullen elkaar wel begrijpen, jongen. Jij helpt ons het -goed beheeren, als je lust hebt en het je niet verveelt. We moeten -elkander goed leeren kennen, ons nauw aaneensluiten, is 't niet? - ---Zeer zeker, antwoordde Arkadiej,--wat een heerlijke dag! - ---Ter eere van jouw komst, mijn jongen. Ja, de lente staat nu op -haar mooist. Trouwens, het gaat mij als Poesjkien. Herinner je je, -Jevgeni Onegin: - - - Hoe weemoedig maakt gij mij, - Lente, lentetijd van liefde, - Hoe... - - ---Arkadiej!--klonk Bazarofs stem uit den tarantas, stuur me -lucifers. Ik kan mijn pijp niet aankrijgen! - -Nikolaas Petrowitsj zweeg en Arkadiej, die met eenige bevreemding, -maar niet zonder belangstelling geluisterd had, haastte zich Peter -met een zilveren doosje naar Bazarof te sturen. - ---Wil je een sigaar? vroeg deze. - ---Graag, antwoordde Arkadiej. - -Peter bracht met het doosje een dikke, zwarte sigaar mede terug, die -Arkadiej dadelijk opstak, maar die zoo zwaar rookte, dat Kirsanof, -die nog nooit gerookt had, het hoofd afwendde, zonder echter zijn zoon, -dien hij niet wilde storen, zijn tegenzin te toonen. - -Een kwartier later hielden de beide voertuigen stil voor het bordes -van een houten, nog nieuw huis met grijs bepleisterde muren en -rood-ijzeren dak. - -Dit was Marjino, ook wel het nieuwe Erf of door de boeren het Oude -mannenhuis genoemd. - - - - - - - - -IV. - - -De aankomst der heeren veroorzaakte niet dien samenloop van -huisbedienden, zooals dat vroeger het geval was. Een klein, twaalfjarig -meisje kwam aan de deur en kort daarop een jongen, in grijze livrei -met witte knoopen, die nog al op Peter leek. Dit was de bediende van -Paul Petrowitsj. Zonder te spreken opende hij het portier en sloeg het -spatleder van de tarantas neer. Kirsanof, zijn zoon en Bazarof liepen -door een donker, slecht gemeubeld vertrek, in welks achtergrond een -oogenblik de gestalte van een jonge vrouw zichtbaar werd. - -Toen leidde hij zijn gasten binnen in een naar den laatsten smaak -ingerichte kamer. - ---Daar zijn we dan! zei Kirsanof, nam zijn muts af en schudde zijn -haren. Nu zullen we eens wat eten en dan uitrusten. - ---Daar voel ik veel voor, antwoordde Bazarof, rekte zich uit en liet -zich op de sofa vallen. - ---Ja, ja, gauw het avondeten! riep Kirsanof en stampte met den voet -op den grond, zonder eigenlijk te weten, waarom. - ---Daar komt juist Prokofitsj aan! - -Een magere man, een zestiger, met wit haar en een donker gezicht was -binnen gekomen. Hij droeg een kastanjebruinen rok met koperen knoopen -en een rose-rood doekje om den hals. Hij kuste Arkadiej de hand, -begroette Bazarof en vatte, met de handen op den rug, bij de deur post. - ---Daar hebben we hem dan, Prokofitsj, sprak Nikolaas Petrowitsj hem -toe. Eindelijk hebben we hem dan weer. En, hoe vind je hem? - ---In allerbeste conditie! antwoordde de oude man glimlachend. Maar -onmiddellijk trok hij zijn wenkbrauwen samen en zette weer een -ernstig gezicht. - ---Zal ik de tafel dekken? vroeg hij gewichtig. - ---Ja, maar zou Jevgenij Wassiljewitsj niet eerst een oogenblik naar -zijn kamer willen gaan? - ---Nee, dank u. Maar u wilt misschien wel zoo goed zijn mijn koffertje -en dit vod daar heen te laten brengen? vroeg hij, terwijl hij zijn -mantel uittrok. - ---Natuurlijk. Prokofitsj, neem de jas van mijnheer mee. - -De oude kamerdienaar nam het vod met eenige verbazing aan, hield het -boven zijn hoofd en ging op zijn teenen heen. - ---En wil jij niet eerst je kamer zien, Arkadiej? - ---Ja, ik zou me wel graag wat willen wasschen, antwoordde deze. Maar -toen hij naar de deur ging, kwam er een man binnen, die een engelsch -pak van donkere kleur, een modieuze das en lage lakschoenen droeg. Het -was Paul Petrowitsj. Hij scheen een vijf en veertig jaar. Zijn -kort geknipte haren waren grijs, maar glanzend; de trekken in zijn -jeugdig-glad gelaat, zeer regelmatig en fijn geteekend. Men kon zien, -dat hij een opvallend, mannelijk-schoon gehad moest hebben en zijn -donkere, ovaal-vormige oogen, vochtig-glanzend, trokken onmiddellijk -de aandacht. In zijn elegante verschijning leefde nog dat jeugdig -harmonische en iets edel-om-hoog-willends, dat de zwaarheid der aarde -niet schijnt te kennen en gewoonlijk met het twintigste jaar verdwijnt. - -Paul nam zijn wel-verzorgde hand met de roze nagels, een hand, welker -schoonheid werd verhoogd door blinkend witte manchetten, waaraan -opalen knoopen, uit den broekzak en stak haar zijn neef toe. En na -deze Europeesche shake-handsformaliteit gaf hij hem op Russische wijze -drie kussen, dat wil zeggen, hij raakte met zijn geparfumeerde snor -driemaal de wang van den ander en zei: - ---Welkom. - -Zijn broeder stelde hem aan Bazarof voor, wien hij echter niet de -hand reikte, hij boog nauwelijks even licht het hoofd. - ---Ik dacht al, dat jullie niet meer zouden komen vandaag, zeide hij -met hooge, aangename stem, toonde daarbij zijn blanke, mooie tanden -en wiegde lichtelijk in de heupen. - ---Is jullie iets overkomen onderweg? - ---Ons is niets overkomen, antwoordde Arkadiej. Maar we hebben het -op ons gemak gedaan. Maar nu hebben we honger als de wolven. Laat -Prokofitsj wat voortmaken, papa. Ik ben dadelijk terug. - ---Wacht, ik ga met je mee, riep Bazarof en sprong van de sofa op. En -de jonge lieden gingen de kamer uit. - ---Wie is die man? vroeg Paul Petrowitsj. - ---Een vriend van Arkadiej. Een zeer intelligent mensch, zooals -hij zegt. - ---Blijft hij hier logeeren? - ---Ja. - ---Die ongelikte beer? - ---Waarschijnlijk. - -Paul trommelde met zijn vingers op de tafel. - ---Ik vind, dat Arkadiej s'est dégourdi, ging hij voort. Het doet me -genoegen, hem weer eens te zien. - -Het eten verliep vrijwel in stilte. Bazarof sprak nagenoeg niet, -maar at des te meer. Kirsanof vertelde allerlei voorvallen uit -zijn pachtersleven, zooals hij het noemde, en gaf zijn denkbeelden -ten beste over de maatregelen, die de regeering ten opzichte der -maatschappelijke kwesties had te nemen. Paul, die nooit at 's avonds, -liep langzaam op en neer, dronk nu en dan een teug wijn uit een klein -glas en antwoordde maar heel zelden met een enkel: Hm! Zoo! Ja... - -Arkadiej vertelde nieuwtjes uit Petersburg, hij voelde zich wat -verlegen. Hij gebruikte onnoodig lange zinnen, vermeed het woord papa -uit te spreken en verving het zelfs soms door "Vader." Maar aarzelend -en nauwelijks verstaanbaar. Met gemaakte onverschilligheid schonk hij -zich veel meer wijn in dan hem smaakte en achtte het zijn plicht, -ook zooveel te drinken. Prokofitsj verloor hem niet uit het oog en -bewoog voortdurend de lippen, alsof hij kauwde. Bijna dadelijk na -het avondeten, ging men uiteen. - ---Weet je, die oom van jou is een rare. snijboon! zei Bazarof, die -op Arkadiej's bed was gaan zitten en een kort pijpje rookte. - ---Zoo een dandy op het platte land, dat is zeldzaam! En die nagels. Die -zouden naar een tentoonstelling kunnen! - ---Weet je niet, dat hij een veroveraar was in zijn tijd? antwoordde -Arkadiej. Ik heb je eens zijn geschiedenis verteld. Hij was een -betooverend man en bracht alle vrouwen het hoofd op hol. - ---Dat is het dus. Hij leeft nog in de herinnering aan dien -tijd. Jammer, dat hier geen veroveringen te maken zijn. Ik kan er -niet genoeg van krijgen, hem te bestudeeren. Wat een boord! Lijkt -wel van marmer! En zoo fijn geschoren! Weet je wel, dat dat eigenlijk -erg belachelijk is? - ---Dat geef ik toe, maar hij is toch een uitmuntend mensch. - ---Een echt stuk antiquiteit. Je vader, dat is een kerel! alleen moest -hij niet zooveel gedichten lezen. Hij zal wel niet veel begrijpen -van argricultuur. Maar 't is een braaf man! - ---Mijn vader is een zeldzaam mensch. - ---Heb je gemerkt, hoe verlegen hij was? Arkadiej hief het hoofd op, -om te bewijzen, dat hij het niet was. - ---Een eigenaardig slag menschen, die grijsharige romantici. Ze -hechten zooveel gewicht aan hun zenuwstelsel, dat het evenwicht -verloren gaat. Maar laten we nu gaan slapen. Ik heb wel een engelsche -waschtafel in mijn kamer. Maar de deur sluit niet goed. Maar dat is -minder. Die Engelsche waschinrichting is tenminste een vooruitgang. - -Bazarof ging en Arkadiej gevoelde zich diep-behagelijk. Het is goed, -te slapen onder vaders dak, in het welbekende, oude bed, onder dekens, -die bevriende handen hebben genaaid, teedere, nooit vermoeide handen -van een zoogster, die het kind heeft groot gebracht. Arkadiej dacht -aan Jegorovna en wenschte haar de eeuwige gelukzaligheid. Bidden deed -hij echter niet. - -De jonge menschen sliepen weldra. Andere bewoners van het huis evenwel -niet. De komst van Arkadiej had Kirsanof ten zeerste opgewonden. Hij -ging wel te bed, maar liet het licht branden. Het hoofd op den arm -gesteund, lag hij peinzend, langen tijd. - -Zijn broeder bleef in een grooten leunstoel tot na middernacht -bij het kolenvuur zitten. Hij had zich niet uitgekleed, alleen de -lakschoenen waren vervangen door roode, chineesche muilen. Hij had -het laatste deel van Galignani in de hand, maar las niet. Zijn oogen -droomden naar het kolenvuur, waar een vage vlam flakkerde. God weet, -wat hij dacht. Maar het was niet alleen het verleden. Iets sombers, -in zich gekeerds lag over zijn wezen... - -En in een klein kamertje, aan de achterzijde van het huis, zat een -jonge vrouw, Fenitsjka, een blauw manteltje om en een witten doek -over het hoofd. Ofschoon ze zich nauwelijks wakker kon houden, was -haar aandacht gericht op een half-openstaande deur, waardoor een -bedje te zien was, met een slapend kind, dat gelijkmatig adem haalde. - - - - - - - - -V. - - -Bazarof was het eerst wakker den volgenden morgen en ging weldra -naar buiten. - ---Mooi is het land bepaald niet, dacht hij. Toen Kirsanof zijn boeren -vrij gemaakt had, hield hij voor zich ongeveer vier desjatienen -vlak en onbebouwd terrein. Hierop zette hij zijn huis en de andere -gebouwen. Terzijde liet hij een tuin aanleggen met een vijver en twee -bronnen. Maar de boomen wilden niet goed, de vijver slibde dicht en -de bronnen hadden te groot zoutgehalte. Alleen was er een prieel van -vlierstruiken en acacia's, die wel eenigen schaduw gaven, en nu was -men gewoon, daar te middagmalen en thee te drinken. Bazarof doorliep -haastig alle paden van den tuin, bezichtigde hoenderhof en stal, -trof twee erfknechtjes, met wie hij dadelijk kennis maakte en nam hen -mee naar een poel, op eenigen afstand van het huis, om kikvorschen -te vangen. - ---Waar hebt u die voor noodig, heer? vroeg een van de jongens. - ---Dat zal ik je zeggen, antwoordde Bazarof, die de bizondere gave -bezat, menschen uit het volk vertrouwen in te boezemen, ofschoon hij -hen toch, nauw merkbaar, op een afstand wist te houden. - ---Ik snijd de beesten open, om te zien, wat daar van binnen -gebeurt. Wij zijn ook zulke kikvorschen, jij en ik, maar dan op twee -beenen. En zoo leer ik dus, wat er bij ons van binnen gebeurt. - ---En waarom wilt u dat weten? - ---Om me niet te vergissen, wanneer jij ziek wordt en ik je helpen moet. - ---Bent u dan een dokter? - ---Ja. - ---Waska, hoor je dat? De heer zegt, dat wij kikvorschen zijn! - ---Ik ben bang voor kikvorschen, antwoordde Waska. Hij was nog heel -jong, een jaar of zeven, liep blootsvoets, had wit vlashaar en droeg -een buis van grof, grauw doek. - ---Waarom zou je bang voor ze zijn? Ze bijten toch niet? Vooruit, -filosofen, het water in! - -Kort na Bazarofs uitgaan, ontwaakte ook Kirsanof en stond op. Hij ging -naar Arkadiej's kamer. Deze was reeds gekleed. Vader en zoon betraden -het terras. Een stoomende samowar stond gereed onder de marquise. Het -kleine meisje, dat den vorigen dag de heeren had opgewacht, kwam met -fijne stem meedeelen: - ---Fedosia Nikolajevna voelt zich niet wel en laat vragen, of u de -thee zelf klaar wilt maken, of dat ze Doeniasja zal sturen? - ---We zullen hem zelf klaar maken, antwoordde Kirsanof snel. Wat wil -je liever, Arkadiej, room of citroen? - ---Room liever, zei Arkadiej en na een oogenblik, ging hij voort op -vragenden toon: - ---Papa?... - -Nikolaas Petrowitsj keek zijn zoon eenigszins verlegen aan. - ---Wat is er? vroeg hij. - -Arkadiej sloeg de oogen neer. - ---Neem me niet kwalijk, papa, als mijn vraag u onaangenaam is. Maar -uw openhartigheid van gisteren, geeft mij het recht, ook openhartig -te zijn. Zult u niet boos zijn? - ---Spreek maar... - ---U moedigt me aan... Als Fe... als zij niet komt voor de thee, -ben ik daar de schuld van? - -Kirsanof wendde het hoofd af. - ---Misschien, antwoordde hij. Ze denkt... ze schaamt zich... - -Arkadiej wierp een snellen blik naar zijn vader. - ---Dan heeft ze groot ongelijk, antwoordde hij. U kent mijn -opvattingen. Het zou mij bizonder onaangenaam zijn, indien ik ook maar -de minste stoornis te weeg zou brengen in uw levenswijs. Buitendien -weet ik, dat u geen slechte keus hebt gedaan, en dat zij het ook -verdient, onder uw dak te leven, wanneer u haar dat hebt toegestaan. En -verder is de zoon niet de rechter over zijn vader, allerminst een -vader als u, die mijn vrijheid nooit in eenig opzicht hebt beperkt... - -Arkadiej had de eerste woorden met bevende stem gesproken. Hij vond -zich zelf edelmoedig en toch voelde hij tevens, dat het den schijn -had, alsof hij zijn vader de les las. Maar wij geven ons gaarne aan -de betoovering der eigen stem over en Arkadiej droeg het einde van -zijn speech voor met overtuiging en zelfs min of meer rhetorisch. - ---Dank je, mijn jongen, antwoordde Nikolaas Petrowitsj met -onderdrukte stem, terwijl hij met de hand over voorhoofd en oogen -streek.--Je vermoedens zijn gegrond. Als dat meisje niet zekere goede -eigenschappen bezat... Het is meer dan een gril... het brengt me -wel wat in verlegenheid, over die dingen met jou te spreken, maar je -zult begrijpen, dat het haar wel heel moeilijk moest vallen, vandaag, -de eerste dag van je verblijf ten onzent, te verschijnen. - ---Als dat zoo is, zal ik zelf naar haar toe gaan, riep Arkadiej -in een nieuwe opwelling van edelmoedigheid. En hij sprong op van -zijn stoel.--Ik zal haar zeggen, dat ze zich voor mij niet behoeft -te schamen. - ---Dat gaat niet, antwoordde de ander en stond ook op.--Doe me het -genoegen en ga niet... het kan niet... er is... ik heb het je nog -niet kunnen zeggen... - -Maar de zoon luisterde al niet meer. Hij had het terras -verlaten. Kirsanof volgde hem met de oogen en zonk toen -angstig-onrustig in zijn stoel terug. Zijn hart klopte heftig. Het -was niet uit te maken, of hem die eigenaardige verhouding, die -een verwijdering kon brengen tusschen vader en zoon, duidelijk tot -bewustzijn kwam... had Arkadiej niet onkundig moeten blijven omtrent -den toestand, en had hij geen reden, zich zelfverwijten te doen om -zijn zwakheid? Al deze gedachten woelden dooreen in zijn brein. De -roode vlekken op zijn voorhoofd werden feller, en zijn hart klopte -hinderlijk. - -Toen verscheen Arkadiej weer op het terras met snelle schreden. - ---We hebben kennis gemaakt, vader! riep hij triumfeerend en teeder -tegelijk.--Fedosia Nikolajevna voelt zich werkelijk niet wel en zal -straks komen. Maar waarom hebt u me niet dadelijk gezegd, dat ik een -broertje heb? Ik zou het dadelijk gekust hebben met dezelfde vreugde, -als daar even! - -Nikolaas Petrowitsj wilde antwoorden, opstaan en de armen -uitstrekken. Arkadiej viel hem om den hals. - ---Nog niet genoeg omhelsd? riep Pauls stem achter hen. - -Zijn komst was vader en zoon zeer welkom. Het is ons niet zelden -aangenaam, wanneer van buiten af een einde gemaakt wordt aan een -roerende situatie. - ---Vind je dat zoo vreemd? vroeg Kirsanof opgewekt.--Na zooveel tijd -komt hij eindelijk terug. Ik heb nog niet eens tijd gehad, hem goed -aan te zien. - ---Ik vind het volstrekt niet vreemd, antwoordde Paul, het gaat mij -evenzoo. - -Arkadiej trad op zijn oom toe, die wederom met zijn geparfumeerde -snor zijn wangen streelde. - -Paul ging zitten. Hij droeg een elegant Engelsch pak; een kleine fez -had hij op het hoofd. Dit hoofddeksel en de losgestrikte das moesten -het ongedwongene van het landleven aanduiden. Zijn stijve gekleurde -boord echter (zoo hoorde het bij zulk een morgencostuum!) omsloot -streng den goedgeschoren hals. - ---Waar is je nieuwe vriend? vroeg hij. - ---Die is al uit. Hij staat gewoonlijk vroeg op. Bekommer u maar niet -om hem. Hij houdt niet van vormelijkheid. - ---Ja, dat schijnt wel. - -Paul smeerde langzaam boter op zijn brood. - ---Denkt hij lang hier te blijven? - ---Dat weet ik niet. Hij is van plan, ook zijn vader op te zoeken. - ---Waar woont die? - ---In ons goevernement, een tachtig werst van hier. Daar heeft hij -een bescheiden landgoed. Hij is oud-officier van gezondheid. - ---Zoo... Den naam ken ik, geloof ik. Herinner jij je niet een dokter -Bazarof, bij de divisie van papa, Nikolaas? - ---Ja, ik meen van wel. - ---Zeker. Dus die dokter is zijn vader, zei Paul.--Maar wat is eigenlijk -de zoon? voegde hij er bedachtzaam bij. - ---Wat hij is? lachte Arkadiej, zal ik u zeggen, wat hij eigenlijk -is, oom? - ---Wees zoo goed, beste neef. - ---Hij is nihilist. - ---Wat? vroeg de vader. Paul hief zijn mes op, waaraan een klontje -boter en zat onbewegelijk. - ---Ja, hij is nihilist, herhaalde Arkadiej. - ---Nihilist! zeide Kirsanof, dat woord moet afgeleid zijn van het -Latijnsche nihil, dat beduidt niets en dat is dus iemand, die niets -erkennen wil, voor zoover ik het begrijpen kan. - ---Of liever, die niets eerbiedigt, zei Paul, die weer zijn boterham -aan het smeren was. - ---Iemand, die alles beschouwt van een critisch standpunt, antwoordde -de zoon. - ---Komt dat niet op hetzelfde neer? vroeg de oom. - ---Volstrekt niet. Een nihilist is een mensch, die voor geen enkele -autoriteit buigt, die geen beginsel aanvaardt zonder het critisch -onderzocht te hebben, al wordt het ook algemeen aangenomen. - ---En daarmee ben jij het eens? Is dat juist? vroeg de oom. - ---Zooals men het opvat, er zijn menschen, die zich daar gemakkelijk -in kunnen denken, anderen weer niet. - ---Zoo? Nu, dat gaat mijn begrip te boven. Wij, ouderwetsche menschen -zijn van oordeel, dat men sommige principes (Paul sprak dit woord -in Franschen tongval, nasaal uit) moet accepteeren, zonder critisch -onderzoek, zooals jij dat noemt. Vous avez changé tout cela. Geluk er -mee! [4] Wij ouderen, zullen ons ermee tevreden stellen, jullie... hoe -zei je ook, te bewonderen! - ---Nihilisten! antwoordde Arkadiej en beklemtoonde iedere lettergreep. - ---Ja, wij hadden in onzen tijd Hegelianen. Nu zijn het Nihilisten. [5] -Wij zullen zien, hoe jullie dat klaar speelt, in het luchtledige, -in het niets te leven. Maar, beste broeder, wil je nu eens bellen? Ik -zou mijn chocolade willen gebruiken! - -Nikolaas Petrowitsj belde en riep: Doeniasja! - -Maar in plaats van deze verscheen Fenitsjka zelf, een jonge vrouw -van een drie en twintig jaar, blank en mollig, met zwarte haren -en donkere oogen. Haar lippen rood en vol, als bij een kind, en -haar handen fijn en welgevormd. Ze droeg een katoenen japon en een -blauwen, erg-nieuwen halsdoek over haar ronde schouders. Een groote -kop chocolade kwam ze brengen. Terwijl ze die voor Paul neerzette, -scheen ze erg zenuwachtig en de fijne gezichtshuid kleurde rood. Ze -sloeg de oogen neer en bleef staan bij de tafel, waarop ze met de -vingertoppen steunde. Ze scheen beschaamd over haar aanwezigheid, -die ze toch voelde als iets noodzakelijks. - -Paul fronste de wenkbrauwen, Nikolaas was geheel in de war. - ---Morgen, Fenitsjka, mompelde hij ten slotte. - ---Goeden morgen, antwoordde ze, niet hard, maar wel-luidend. Toen -ging ze langzaam weg na een steelschen blik naar Akadiej, door dezen -vriendelijk glimlachend beantwoord. Ze wiegde ietwat in de heupen -bij het loopen, maar dat stond aardig. - -Toen ze weg was, zwegen allen op het terras. Paul dronk zijn -chocolade. Langzaam hief hij het hoofd. - ---Daar heb je mijnheer de nihilist, wien het eindelijk eens behaagt -te verschijnen! zei hij zacht. - -En werkelijk kwam Bazarof, over de perken heen, door den tuin -aangestapt. Zijn overjas en linnen broek bemodderd, een moerasplant -om den ouden, slappen hoed geslingerd. In de rechter hand hield hij -een zakje, waarin iets scheen te bewegen. Met groote stappen liep -hij op het terras toe, boog even het hoofd en sprak: - ---Morgen, heeren, neemt u me niet kwalijk, als ik wat laat kom thee -drinken. Ik ben in een oogenblik terug. Ik moet eerst even mijn -gevangene verzorgen. - ---Zijn dat bloedegels? vroeg Paul. - ---Nee, kikvorschen. - ---Wilt u die eten of laten paren? - ---Ik heb ze noodig voor experimenten, antwoordde hij onverschillig -en verdween in huis. - ---Waarschijnlijk vivisectie, zei Paul.--Hij gelooft niet aan beginsels, -maar wel aan kikvorschen. - -Arkadiej keek zijn oom medelijdend aan en Kirsanof trok nauw merkbaar -de schouders op. Paul begreep trouwens, dat zijn geestigheid mislukt -was en begon over landbouwzaken te spreken, vertelde, dat de nieuwe -opzichter over Foka geklaagd had, een boeren-arbeider, met wien hij -niet kon opschieten. Een soort Ezopus, zei de opzichter, voor wien -iedereen een kruis slaat, onbruikbaar bij het werk, en die er telkens -tusschen uit gaat... - - - - - - - - -VI. - - -Bazarof kwam terug, ging zitten en begon thee te drinken, alsof hij -van plan was, geen droppel in den samowar te laten. De beide broeders -keken zwijgend toe, terwijl Arkadiej van zijn kant hen beschouwde. - ---Bent u ver geweest? vroeg Nikolaas eindelijk. - ---Tot aan een soort moeras, in de buurt van uw populierenbosch. Daar -vlogen een stuk of wat snippen op, die kun je schieten, Arkadiej. - ---Jaagt u zelf niet? - ---Nee. - ---Doet u hoofdzakelijk aan natuurkunde? vroeg Paul. - ---Ja, natuurkunde en trouwens alle natuurwetenschappen. - ---Men zegt, dat de Germanen groote dingen gedaan hebben in die vakken, -de laatste jaren. - ---Ja, hierin zijn de Duitschers onze meesters, antwoordde Bazarof -onverschillig. - -Paul had met ironische bedoeling van Germanen gesproken, maar het -had geenerlei uitwerking. - ---U koestert zeker groote vereering voor de Duitschers? ging hij -met gedwongen beleefdheid voort. Hij voelde diep in zich verzet -opkomen. Zijn aristocraten-natuur kon Bazarofs vrije manier van -optreden niet verdragen. Die dokterszoon toonde niet alleen niet -de minste verlegenheid, maar antwoordde zelfs grof en onbeleefd, -de toon van zijn stem had iets, dat naar onbeschaamdheid zweemde. - ---De geleerden van dat land zijn verdienstelijke mannen, zei Bazarof. - ---Zeker. Waarschijnlijk hebt u een minder vleiend oordeel over de -Russische geleerden. - ---Niet onmogelijk. - ---Deze onpartijdigheid doet u eer aan, zei Paul en richtte zich op, -het hoofd min of meer in den nek.--Buitendien heeft Arkadiej ons -al verteld, dat u geenerlei autoriteit erkent in wetenschappelijke -kwesties. Hoe is dat te rijmen met uw uitspraak van zooeven? Is het -waar, dat u geen autoriteit erkent? - ---Waarom zou ik? Waaraan zou ik gelooven? Bewijst men mij iets op -afdoende wijs, dan geef ik me gewonnen. Voilà tout. - ---En dus zeggen de Duitschers alleen maar verstandige dingen? vroeg -Paul en zijn gezicht nam een uitdrukking aan van volkomen -onverschilligheid en gevoelloosheid, alsof hij immuun geworden was -tegen menschelijke ontroeringen. - ---Niet altijd, antwoordde Bazarof, met ingehouden geeuw, alsof hij -te kennen wilde geven, dat hem die woordenwisseling begon te vervelen. - -Paul keek Arkadiej aan met een blik die scheen te zeggen: bizonder -beleefd is je vriend niet! - ---Wat mij betreft, ging hij niet zonder inspanning voort, ik geef -bescheidenlijk toe, dat ik niet houd van de Duitsche heeren. Ik bedoel -de echte Duitschers en niet de Duitsche Russen. Vroeger waren ze nog -te dulden, ze hadden beroemde namen: Schiller, Goethe. Mijn broeder -vereert die dichters buitengewoon. Maar tegenwoordig zie ik niets -als chemici en materialisten onder hen. - ---Een goed chemicus is meer waard dan de beste dichter! zei Bazarof. - ---Inderdaad? antwoordde Paul en trok de wenkbrauwen op, de kunst is -dus waardeloos voor u? - ---Behalve de kunst geld te verdienen en hemorrhoïden kwijt te raken, -riep Bazarof uit met een verachtenden glimlach. - ---Heel aardig. U gelieft te schertsen; dat staat gelijk met een -volkomen negatie, goed. U gelooft dus niet in de wetenschap? - ---Ik had reeds de eer, u te zeggen, dat ik aan volstrekt niets -geloof. Wat verstaat u onder het begrip wetenschap in het algemeen? Er -zijn wetenschappen zooals er ambachten zijn en beroepen. Een wetenschap -zooals u dat bedoelt, bestaat niet. - ---In orde. U ontkent zeker ook alle andere beginselen, waarop onze -maatschappelijke inrichting steunt? - ---Is dat soms bedoeld als een politiek verhoor? vroeg Bazarof. - -Paul werd wat bleek. Nikolaas vond het een geschikte gelegenheid, -zich in het gesprek te mengen: - ---We zullen later over deze kwesties uitvoeriger spreken, mijn beste -Jevgenij Wassiljewitsj. U zult ons dan al uw denkbeelden uiteen zetten -en wij u de onze. Wat mij betreft, het doet mij genoegen te hooren, -dat u aan natuurwetenschappen doet. Ik hoor dat Liebig merkwaardige -ontdekkingen heeft gedaan omtrent de behandeling van den grond. U -zoudt me in dit opzicht veel kunnen helpen en goeden raad geven. - ---Heel graag, Nikolaas Petrowitsj. Maar laten we Liebig rusten. Aleer -men een boek opslaat, moet men kunnen lezen, en wij kennen nog niet -eens het ABW... - ---Dat is wèl nihilistisch! dacht Nikolaas en hij antwoordde:--Kan zijn, -maar ik zal toch zoo vrij zijn, u te vragen bij gelegenheid... Maar -moeten we niet met den opzichter spreken, Paul Petrowitsj? - -Paul stond op. - ---Ja, zei hij, maar tot niemand in het bizonder. Het is ongelukkig, -jaren lang op het land te wonen, ver van alle groote geesten. Men -verboert zoo langzamerhand. Men doet zijn best, het geleerde niet te -vergeten, maar op een dag komt men tot de ontdekking, dat het toch -alles dwaasheid is, waar een ontwikkeld man zich niet meer mee bezig -houdt! De jeugd schijnt bepaald veel ontwikkelder dan de ouderen. - -Paul keerde zich langzaam op de hakken om en verwijderde zich met -afgemeten schreden. Zijn broeder volgde. - ---Is hij altijd van die kracht? vroeg Bazarof koel. - ---Hoor eens, Jevgenij, antwoordde Arkadiej, je bent te ruw tegen hem -geweest. Je hebt hem beleedigd. - ---Zou je denken? Je moet ze misschien sparen, die -land-aristocraten. Dat alles is pure eigenliefde, ingebeeldheden, -herinneringen aan den veroveraarstijd. Waarom is hij niet in Petersburg -gebleven om zijn rol daar verder te spelen? Hij voelde zich immers -geroepen? Maar God zal hem zegenen! Ik heb een zeldzame soort dyticus -marginatus gevonden, die zal ik je laten zien. - ---Ik heb je zijn geschiedenis beloofd. - ---Wiens geschiedenis? Van den kever? - ---Och wat, de geschiedenis van mijn oom. Je zult zien, dat hij niet -de man is, voor wien jij hem houdt. Je moest hem eerder beklagen, -dan hem belachelijk maken. - ---Wel mogelijk. Maar waarom verdedig je hem zoo? - ---Men moet rechtvaardig zijn, Jevgenij. - ---Ik zou niet weten, waarom. - ---Schei nu uit, en luister. - -Arkadiej vertelde zijn vriend de geschiedenis van zijn oom. De lezer -vindt haar hieronder. - - - - - - - - -VII. - - -Paul Petrowitsj Kirsanof had zijn prilste jeugd onder het vaderlijk dak -doorgebracht, samen met zijn broeder. Toen was hij in het pagekorps -gekomen. Van opvallende schoonheid, zelfbewust, wat belachelijk en -licht ironisch, moest hij bij ieder in den smaak vallen. - -Als officier kwam hij in de groote wereld. Met open armen overal -ontvangen, liet hij zich gaan, maakte een verkeerd gebruik van zijn -goede eigenschappen, beging allerlei dwaasheden, die hem echter in -geen enkel opzicht schaadden. De vrouwen verafgoodden hem, de mannen -noemden hem een fat, maar benijdden hem in stilte. Hij leefde nog -altijd samen met zijn broeder, van wien hij veel hield, ofschoon deze -in geenen deele op hem leek. Nikolaas Petrowitsj hinkte een weinig, -had ook wel een aangenaam, maar een ernstig gezicht, zachte, wazige -oogen en dun haar. Hij was langzaam, las veel en meed de menschen. Paul -was des avonds nooit thuis. Door het in de mode brengen van gymnastiek -had hij den roep van vlugheid en kracht verworven, maar lezen deed -hij niet veel meer dan een vijf, zes fransche boeken. Op zijn acht -en twintigste jaar was hij kapitein en had een schitterende loopbaan -voor zich, toen alles plotseling anders werd. - -In dezen tijd liet zich in Petersburg nu en dan een zekere vorstin -R. zien, gehuwd met een man van opvoeding, maar wat geborneerd, en -zonder kinderen. De vorstin ging op zekeren dag op reis, voor langen -tijd, keerde onverwachts terug en gedroeg zich sedert nog al opvallend; -men oordeelde haar lichtzinnig en een kokette, ze deed mee aan alle -feesten, hartstochtelijk, danste tot het laatste oogenblik door, -liet zich gaan met jonge mannen, die ze vóór het diner in schemerlicht -ontving, maar bracht haar nachten biddend en weenend door, zonder rust -te kunnen vinden. Dikwijls bleef ze tot het aanbreken van den dag, -aan angst en smart ter prooi, in haar kamer, bleek en koud gebogen -over een of ander heilig boek. Maar overdag was ze weer de elegante -vrouw-van-de-wereld, legde bezoeken af, ontving, lachte en gaf zich -aan alle verstrooiingen der groote stad gedachteloos over. Zij was een -edele verschijning, het haar blond en zwaar als goud; toch werd ze niet -tot de schoonheden gerekend. Want in haar gezicht waren alleen de oogen -mooi, en misschien is zelfs dit te veel gezegd. Want het waren kleine, -grijze oogen, maar zeldzaam levend en diep, overmoedig-zorgeloos en -troosteloos-droomend, raadselachtig en betooverend. Iets ongewoons -leefde in die oogen, ook bij het gewoonste dag-gesprek. Haar kleeding -was ook altijd opvallend. - -Paul ontmoette haar op een bal, danste met haar een mazurka, waarbij -ze niets bizonders sprak, maar sedert was het met zijn gemoedsrust -gedaan. Gewend aan gemakkelijke overwinningen, ging het ook nu -voorspoedig, maar ditmaal maakte hem de snelheid der overwinning -niet onverschillig. Integendeel, die vrouw wist hem steeds vaster -te binden, misschien wel doordat ze ook in oogenblikken van volkomen -overgave, een zekere onbegrepenheid, een raadsel achter hield. Het was, -of bovennatuurlijke krachten haar beheerschten, naar welgevallen, -alsof haar lang niet superieure persoonlijkheid niet in staat was, -zich te bevrijden, in sterken strijd. Heel haar wezen scheen vol -tegenstrijdigheden. Ze schreef brieven aan een man, dien ze nauwelijks -kende, waardoor ze vermoedens van haar echtgenoot en de wereld -moest opwekken. Ze had lief, maar met een geheimzinnig voorbehoud, -een vreemde smartelijkheid. Ze lachte en vermaakte zich niet met -den uitverkorene, maar keek en luisterde naar hem met een soort -diepe verwondering. Veelal en dan onverwachts werd die verwondering -tot stillen schrik, en in haar trekken trok dan een sombere, wilde -angst. Ze sloot zich op, en de kamenier, die luisterde, hoorde een -dof steunen. Herhaaldelijk na een teeder samenzijn met haar, gevoelde -Paul dat bittere, dat het mislukken, het einde eener liefde aankondigt. - ---Heb ik niet alles verkregen, wat ik wilde? vroeg hij zich zelf dan -af en toch was het hem wee te moede. Eens gaf hij haar een ring met -een steen, waarin een sfinx gegraveerd was. - ---Wat is dat? vroeg ze, een sfinx? - ---Ja, en die sfinx ben jij... - ---Ik? en ze keek hem aan met dien vreemden blik,... ik gevoel me -daardoor gevleid... en ze glimlachte vaag. - -Paul leed, zoolang hij haar liefhad. En toen ze onverschillig -begon te worden (dit gebeurde al spoedig) verloor hij bijna zijn -verstand. Wanhoop en ijverzucht verteerden hem, hij liet haar -geen rust, vervolgde haar overal. Ze ging op reis, moe van zijn -aandringen. Paul ging uit den dienst, ten spijt van het smeeken -van zijn vrienden, den raad zijner meerderen, en volgde haar. Zoo -reisde hij vier jaar lang in vreemde landen, nu eens samen met haar, -dan weer haar ontloopend, met het vaste voornemen haar nooit weer -te zien. Hij schaamde zich over zijn zwakheid, vervloekte die, maar -het hielp niet. Hij kon het beeld dezer vrouw, dat magische beeld, -niet vergeten. In Baden scheen alles weer goed. Haar liefde bloeide -schooner dan ooit. Maar dat duurde geen maand. De vlam doofde en -nu voor goed. Paul voorzag de breuk en wilde tenminste haar vriend -blijven, alsof dat mogelijk is met zulk een vrouw. Ze ging ongemerkt -weg uit Baden, ontvluchtte, meed hem sedert. Paul kwam in Rusland terug -en trachtte vergeefs zijn oude levenswijze te hervatten. Als door -een slang gestoken, doolde hij van plaats tot plaats, kon geen rust -vinden, ging weer op reis; toch bezocht hij de salons en bleef homme -du monde. Zijn ijdelheid kon zich streelen met twee of drie nieuwe -veroveringen; maar eigenlijk wanhoopte hij aan zich zelf en aan de -menschen en stelde in niets meer belang. Hij werd vroeg oud, grijs, -en begon zijn avonden in de club door te brengen, waar hij, bitter -en verveeld, mee deed in het gesprek, onverschillig en norsch. Hij -dacht natuurlijk niet aan trouwen. Zoo gingen verwonderlijk snel tien -nuttelooze, leege jaren voorbij. - -Nergens vergaat de tijd sneller dan in Rusland, behalve dan in de -gevangenis. Op een avond, terwijl hij in de club dineerde, hoorde hij, -dat vorstin R. in Parijs gestorven was in een toestand, die aan waanzin -grensde. Hij stond op en liep langen tijd door de zalen heen en weer, -bleef staan staren bij de speeltafels. Op het gewone uur keerde hij -huiswaarts. Kort daarop ontving hij een pakje met den ring, dien hij -haar eens gegeven had. Ze had een kruis getrokken over de sfinx met -de opdracht, Paul te zeggen, dat dit de oplossing van het raadsel was. - -Dit was gebeurd in het begin van het jaar 1848, denzelfden tijd, toen -Nikolaas Petrowitsj na het verlies van zijn vrouw naar Petersburg was -gekomen. Paul had zijn broeder, sedert diens verblijf op het land -nauwelijks gezien. Hij was getrouwd in den eersten tijd van Pauls -vriendschap met de vorstin. Na zijn terugkomst uit het buitenland had -Paul zijn broeder wel bezocht en zich voorgenomen, eenige maanden bij -hem door te brengen, maar na een week was hij reeds vertrokken. Hun -denkbeelden liepen toenmaals te zeer uiteen. Dit was in '48 anders -geworden. Nikolaas was weduwnaar geworden en Paul op zijn manier -eveneens! Kirsanof had een geregeld leven geleid, zijn zoon groeide -onder zijn oogen op. Maar Paul ging als jonggezel dat beklagenswaardige -tijdperk des levens tegemoet, waarin de jeugd voorbij en de ouderdom -nog niet gekomen is, waarin hoop en hopeloosheid zooveel op elkander -lijken. Vooral voor Paul moest deze tijd bizonder smartelijk zijn. Met -zijn verleden had hij alles verloren. En hij trachtte te vergeten... - ---Ik noodig je niet meer uit, op Marjino te komen, zei Kirsanof tot -hem, (die naam was een herinnering aan zijn vrouw).--Je verveelde je -daar al bij Maria's leven, dus nu nog veel meer! - ---Ik was toen zoo onrustig en dwaas, antwoordde Paul. Nu ben ik rustig -en misschien wijzer. Als je het goed vindt, wil ik met je meegaan en -voorgoed bij je blijven wonen. - -Nikolaas omhelsde zijn broeder als eenig antwoord. Maar het duurde nog -anderhalf jaar, eer Paul uitvoering gaf aan zijn besluit. Maar toen hij -er eenmaal zat, ging hij niet meer weg, ook niet in de wintermaanden, -die Nikolaas bij zijn zoon in Petersburg doorbracht. Hij las veel, -vooral Engelsche boeken, en zijn geheele levenshouding kreeg een -Engelsch stempel. Hij ging zelden op bezoek bij de naburige eigenaars -en bezocht alleen soms de kiesvergaderingen, waar hij meestal zweeg -en alleen met liberale denkbeelden en grapjes de conservatieve -grondeigenaren schrik aanjoeg, zonder zich overigens modern te -gevoelen. Men verweet hem hoogmoedigheid, maar achtte hem terwille -van zijn aristocratische manieren en het geluk, dat hij altijd bij -vrouwen had gehad, terwille van zijn goeden smaak in kleeding en -omdat hij altijd de mooiste kamers in de eerste hotels bewoonde, -van fijn eten hield en eens zelfs met Wellington bij Louis Philippe -had gedineerd, omdat hij op reis altijd een zilver nécessaire en -een badapparaat bij zich had, omdat hij goede, zeer gedistingeerde -parfums gebruikte, uitnemend whist speelde en toch altijd verloor, -en tenslotte omdat hij volkomen betrouwbaar was. De dames van het -goevernement vonden hem een zeer aantrekkelijk melancholicus, maar -hij nam volstrekt geen notitie van haar. - ---Je zult me toegeven, Jevgenij, zei Arkadiej, dat je mijn oom verkeerd -beoordeeld hebt. Ik wil niet spreken van de vele diensten, die hij -mijn vader bewezen heeft. Menigmaal gaf hij hem al zijn beschikbaar -geld (ze bezitten het goed gemeenschappelijk). En ik verzeker je, -dat hij voor iedereen de welwillendheid zelve is, dat hij het altijd -voor de boeren opneemt, ofschoon hij nooit met hen omgaat zonder eau -de cologne te gebruiken. - ---Dat zijn de zenuwen, antwoordde Bazarof. - ---Kan zijn. Maar hij heeft een goed hart. Hij is ook een man van -geest. En dikwijls heeft hij me goeden raad gegeven, vooral met -betrekking tot de vrouwen. - ---Aha. Na svojem malakje obzjogsja, na tsjoezjoejoe wadoe doejet. [6] -Dat kennen we! - ---Hij is heel ongelukkig, dat is zeker. Het zou niet goed zijn, -hem daarover hard te vallen, ging Arkadiej voort. - ---Wie doet dat dan? Maar ik beweer toch, antwoordde Bazarof, -dat een man, die zijn leven op één enkele kaart van "Hartenvrouw" -heeft gezet en als hij die kaart verliest, zich dat zoo aantrekt, dat -hij voor niets meer deugt, geen man is, geen wezen van het mannelijk -geslacht. Je zegt, dat hij ongelukkig is, jij zult dat wel beter weten, -maar zijn dwaasheid heeft hij nog niet overwonnen. Ik ben overtuigd, -dat hij zich voortreffelijk vindt, omdat hij Galignani leest en nu -en dan een boer tegen een tuchtiging beschermt. - ---Vergeet de opvoeding niet, die hij genoten heeft, den tijd, waarin -hij jong was; antwoordde Arkadiej. - ---Zijn opvoeding? riep Bazarof uit, een man moet zich zelf opvoeden, -zooals ik heb gedaan. En wat den tijd betreft, waarom moet ik van -den tijd afhankelijk zijn? Die moet juist van mij afhangen. Nee, ik -zie niets als zwakheid en halfheid in dat alles. En dan, wat is dat -voor onzin, die zoogenaamde mysterieuze betrekkingen tusschen man en -vrouw? Wij physiologen weten wel beter! Bestudeer het oog en zeg me, -of je daar iets vindt van dat raadselachtige, waarvan je sprak. Dat -is romantiek, gezeur, praatjes. Laat ons liever eens naar mijn kever -gaan kijken. - -Daarmede gingen zij naar Bazarofs kamer, waar een medisch-chirurgische -lucht zich mengde met slechten tabaksrook. - - - - - - - - -VIII. - - -Paul bleef niet lang tegenwoordig bij het gesprek van zijn broeder -met den opzichter. Deze, een man van hooge gestalte, mager, sluwe -oogen, honig-zoete vleistem, antwoordde op de woorden van Kirsanof -met een stereotiep: zeer zeker, zonder twijfel! en hield niet op -de boeren voor drinkebroers en dieven uit te schelden. Het nieuwe -bedrijfssysteem werkte nog niet glad, maar Kirsanof liet zich daardoor -niet afschrikken, al zuchtte hij ook en peinsde, peinsde... Hij -begreep wel, dat de zaak niet loopen kon zonder geld en geld was -het juist, wat hem ontbrak. Arkadiej had de waarheid gezegd: Paul -Petrowitsj had zijn broeder meer dan eens geholpen; meer dan eens, -als hij zag, hoe deze zich vergeefs inspande, middelen te vinden, -was hij langzaam naar het venster gegaan en had gefluisterd: - ---Mais je puis vous donner de l'argent. - -En dat had hij ook dikwijls gedaan. Maar ditmaal stond hij er zelf -slecht voor en daarom was hij maar liever weggegaan. Huishoudelijke -uiteenzettingen waren hem trouwens altijd onaangenaam. En buitendien -was hij van oordeel, dat Kirsanof, hoezeer hij ook zijn best deed, -de zaken verkeerd aanpakte, maar zelf was hij niet in staat te zeggen, -hoe het dan wèl moest. Mijn broeder is niet practisch, zei hij dan. Hij -wordt bedrogen. - -Nikolaas echter had een hoog denkbeeld van Pauls inzicht en vroeg -hem altijd om raad. - ---Ik ben een besluiteloos, zwak man zonder ervaring, zei hij dan; -jij hebt in de wereld geleefd, jij kent de menschen, je hebt een -adelaarsblik. - -Zonder te antwoorden, draaide Paul zich dan om, maar deed niets om -zijn broeder tot andere gedachten te brengen. - -Ook ditmaal liet hij hem aan zijn lot over en liep door de gang. Voor -een kleine deur bleef hij staan, scheen een oogenblik te aarzelen, -streek zijn snor op en klopte zachtjes. - ---Wie daar? Binnen, zei Fenitsjka. - ---Ik, antwoordde Paul en trad binnen. Fenitsjka sprong op, het kind -in den arm, dat zij dadelijk overgaf aan een meisje, dat ermede -heenging. Zelf haastte zij zich, haar halsdoek in orde te brengen. - ---Vergeef me, als ik stoor, zei Paul, zonder haar aan te zien, ik -wilde alleen vragen... er gaat vandaag, geloof ik, iemand naar de -stad... ik had graag groenen thee. - ---Hoeveel wilt u? vroeg Fenitsjka. - ---Een half pond is genoeg.--Het is hier veranderd, als ik me niet -vergis, ging hij voort en keek rond, terwijl zijn blik ook langs -Fenitsjka ging.--Ik bedoel de gordijnen, zei hij, daar ze hem blijkbaar -niet begreep. - ---Ja. Nikolaas Petrowitsj gaf ze me cadeau. Maar ze hangen allang. - ---Het is ook allang geleden, sedert ik hier was. Het is hier nu aardig. - ---Dank zij Nikolaas Petrowitsj, antwoordde zij zacht. - ---Vind je het hier prettiger, dan in je vorige woning op het erf? vroeg -hij vriendelijk, maar bleef ernstig. - ---O ja, veel prettiger. - ---Wie woont nu in die oude kamers? - ---De waschvrouwen. - ---O! - -Paul zweeg. Nu zal hij wel gaan, dacht Fenitsjka. Maar hij ging niet, -en zij bleef stil staan voor hem en speelde verlegen met haar vingers. - ---Waarom liet je den kleine wegbrengen? vroeg hij eindelijk. Ik houd -van kinderen. Laat hem eens zien. - -Fenitsjka bloosde van verlegenheid en blijdschap. Ze was bang voor -Paul. Hij sprak maar zelden met haar. - ---Doeniasja! riep ze. Brengt u Mitia eens binnen. Maar nee, wacht -even. Hij moet eerst verkleed worden. (Ze tutoyeerde niemand in huis.) - -En ze ging naar de zijkamer. - ---Dat is niet noodig, riep Paul haar na. - ---Het duurt niet lang, antwoordde ze en verdween. - -Paul, alleen, keek nu aandachtig rond. De kleine kamer was uittermate -zindelijk. Het rook naar kamille en pepermunt, vermengd met een -lucht van olie, want de vloer was opnieuw geverfd. Langs de wanden -stonden stoelen met liervormige ruggen, die de oude generaal van zijn -laatsten veldtocht in Polen had meegebracht. In een hoek stond een -bed met katoenen gordijn, daarnaast een koffer met ijzeren beslag en -gewelfd deksel. In den anderen hoek brandde een koperen lampje voor -een groote en sombere beeltenis van den H. Nikolaas. Een klein ei van -porselein hing aan een rood koordje op de borst van den Heilige. Op -de vensterbanken stonden goed gesloten potten met ingemaakte vruchten -van het vorig jaar. Fenitsjka had zelf met groote letters daarop -geschreven Zwarte Bessen. Kirsanof hield verreweg het meest van deze -vrucht. Aan de zoldering hing aan een lang koord een vogelkooi, waarin -een groen sijsje, dat onophoudelijk rondsprong en zong, zoodat de -kooi in zwevende beweging was en er voordurend zaadkorrels met lichte -geluidjes op den vloer vielen. Aan den wand tusschen de twee vensters -hingen boven een commode verscheiden beeltenissen van Kirsanof in -diverse houdingen, door een rondtrekkend kunstenaar vervaardigd. Ook -een portret van Fenitsjka hing daar, een gezicht zonder oogen, met een -gedwongen lachje, meer was niet te onderscheiden. Boven dit portret -fronste generaal Jermolof, in dolman, donkere wenkbrauwen en keek naar -de verre bergen van den Kaukasus. Zijn voorhoofd werd overschaduwd door -een zijden schoentje voor spelden, aan denzelfden spijker gehangen. - -Vijf minuten ongeveer duurde het geluid van voetstappen en stemmen -in het zijvertrek. Paul nam intusschen een beduimeld boek van de -commode. Het was een deel van Massalski's roman: De Strelitsen. Terwijl -hij erin bladerde, ging de deur open en Fenitsjka trad binnen, -Mitia op den arm. Het kind droeg een rood, aan den hals gefestoneerd -hemdje. Zijn moeder had hem gewasschen en gekamd, hij blies hardop, -zwaaide met armen en beentjes, zooals gezonde kinderen doen. Zijn mooie -hemdje miste de uitwerking niet op zijn humeur, want zijn vol-rond -gezichtje drukte hoogste tevredenheid uit. Fenitsjka had ook zichzelf -niet vergeten, het haar herzien en een ander kraagje omgedaan. Dat was -overigens overbodig. Want is er iets aantrekkelijkers dan een mooie, -jonge moeder met haar gezond kind op den arm? - ---Wat een jongen! zei Paul vriendelijk en streelde Mitia's kin met de -nagelpunt van zijn rechter wijsvinger. Het kind keek naar het sijsje -en begon te lachen. - ---Dat is oom, zei Fenitsjka, boog het hoofd naar den jongen en wiegde -hem zachtjes, terwijl Doeniasja gauw een welriekend rook-kaarsje op -een koper muntje onder het venster zette. - ---Hoe oud is-ie? vroeg Paul. - ---Zes maanden. De elfde wordt hij zeven. - ---Is het niet acht, Fedosia Nikolajevna? waagde Doeniasja op te merken. - ---Nee, zeven, heel zeker. - -Het kind keek naar den koffer, lachte en greep plotseling met het -geheele handje zijn moeder bij neus en lippen. - ---Ondeugd, zei Fenitsjka en liet hem begaan. - ---Hij lijkt op mijn broeder, zei Paul. - ---Op wien zou hij anders lijken? dacht zij. - ---Ja, ging Paul voort, alsof hij met zich zelf gesproken had, de -gelijkenis is frappant. - -Hij beschouwde Fenitsjka oplettend, bijna treurig. - ---Dat is oom, herhaalde zij, bijna onhoorbaar. - ---Kijk, Paul, jij hier! klonk opeens de stem van Kirsanof. Paul -wendde zich om. Er kwamen harde trekken op zijn gezicht. Maar er lag -zooveel geluk en dankbaarheid in de oogen van zijn broeder, dat het -hem onmogelijk was, anders dan met een glimlach te antwoorden. - ---Je jongen is prachtig, zei hij en keek op zijn horloge. Ik was -binnengegaan om thee te bestellen. - -Daarop verliet hij de kamer met zijn gewone onverschilligheid. - ---Is hij uit zich zelf gekomen? vroeg Kirsanof. - ---Ja, hij klopte aan en kwam binnen. - ---En Arkasja, is die sedert niet bij je geweest? - ---Nee; zou het misschien niet beter zijn, als ik mijn oude kamer weer -betrok, Nikolaas Petrowitsj? - ---Waarom? - ---Ik geloof, dat het goed zou zijn voor den eersten tijd. - ---Nee... nee, antwoordde Nikolaas aarzelend. In ieder geval is het -nu te laat;--dag, dikkerd, ging hij plotseling voort, levendig en -kuste het kind; toen boog hij over de hand, die Mitia vasthield en -kuste die, melk-wit afstekend van het roode kinderhemdje. - ---Wat doet u, Nikolaas Petrowitsj? fluisterde zij en sloeg de oogen -neer, maar keek hem toen weer aan. - -Betooverend was die blik, als ze van onder af, naief en teer -glimlachend iemand aanzag. - -Kirsanof had haar zóó leeren kennen. - -Voor drie jaren moest hij den nacht doorbrengen in de herberg van een -klein dorpje, vrij ver van zijn woonplaats verwijderd. Al dadelijk -viel hem de helderheid van het linnen en de reinheid in de kamer -op. Zou de vrouw een Duitsche zijn? dacht hij. Maar ze was een Russin -van een vijftig jaar, goed gekleed, een intelligent, zacht gezicht en -ernstig. Hij praatte met haar bij de thee en ze beviel hem goed. Hij -had zich pas ingericht in zijn nieuwe huis en zocht vrije bedienden, -omdat hij geen lijfeigenen meer wilde. De herbergierster klaagde -over de weinig reizigers, de slechte tijden. Hij bood haar een -huishoudstersplaats in zijn huis aan en zij sloeg toe. Haar man was -reeds lang gestorven, ze had een dochter, Fenitsjka. Drie weken later -kwam Arina Sawisjna met haar dochter in Marjino en werd in den vleugel -van het huis ondergebracht. Het geluk was Kirsanof mee geweest. Arina -bleek een voortreffelijke huishoudster. Niemand bemoeide zich toen -met Fenitsjka, die al zeventien jaar oud was. Ze leefde stil als -een muisje in haar holletje. Alleen Zondags in de kerk kon Nikolaas -het fijne profiel van een teer meisjesgezicht opmerken. Zoo ging een -jaar voorbij. - -Toen verscheen op een morgen Arina in Kirsanofs werkkamer, groette -hem eerbiedig naar gewoonte en vroeg, of hij geen middel wist, haar -dochter te helpen, die een vonk in haar oog had gekregen. Nikolaas -Petrowitsj speelde, als alle landgoedeigenaren den huisdokter en -bezat een homoeopathische apotheek. Hij liet onmiddellijk Fenitsjka -roepen. Toen deze hoorde, dat de heer haar geroepen had, schrok -ze heftig, maar ging met haar moeder mee. Kirsanof bracht haar -bij het raam en nam het hoofd tusschen beide handen, onderzocht het -rood-ontstoken oog en schreef omslagen voor met een water, dat hij zelf -had toebereid. Daarop scheurde hij een lap van zijn zakdoek en liet -zien, hoe het gedaan moest worden. Fenitsjka wilde nu weg, maar Arina -riep: Geef den heer een handkus, domkopje! Kirsanof liet dat niet toe, -maar kuste haar, in eigenaardige verwarring op het voorhoofd, terwijl -zij voor hem boog. Het oog was weldra genezen, maar den indruk, dien -zij op Kirsanof had gemaakt, niet zoo spoedig uitgewischt. Hij dacht -nog altijd, die zijdezachte haren tusschen de vingers te hebben, dat -bleek-blanke, schuchter-onschuldige gezichtje te zien en dien half-open -mond met de kleine parel-fonkelende tanden. Sedert lette hij met veel -meer aandacht op haar, Zondags in de kerk, en zocht gelegenheid, met -haar te spreken. In 't begin bleef ze schuw-teruggetrokken. En toen ze -hem eens 's avonds op het smalle paadje tusschen roggevelden ontmoette, -wierp ze zich in het golvende graan, om niet gezien te worden. Maar hij -zag haar hoofdje tusschen de aren door en riep haar vriendelijk toe: - ---Goeien avond, Fenitsjka, ik zal niet bijten. - ---Goeien avond, fluisterde ze en bleef als een wild diertje in haar -schuilhoek. - -Langzamerhand werd ze minder angstig. Haar moeder stierf aan de -cholera. Wat moest ze nu beginnen? Ordelievendheid en gezond verstand -had ze meegekregen van Arina, maar ze was zoo jong, zoo alleen, -en Nikolaas scheen zoo goed, zoo vol piëteit... - -En wat volgde, behoeven we niet te vertellen. - ---En mijn broeder is dus zoo maar binnen gekomen? - ---Ja. - ---Zoo, dat is goed. Laat me Mitia eens vasthouden. - -En Nikolaas Petrowitsj zwaaide zijn zoon tot aan de zoldering op, -tot groot plezier van het kind, maar tot angst van zijn moeder, -die met uitgestrekte armen telkens naar zijn bloote beentjes greep. - -Paul had zich teruggetrokken in zijn smaakvolle kamer, een fraai -behangen vertrek met een wapenrek boven een perzisch tapijt, -notenhouten meubels met donker-groen trijp, eiken boekekast in -renaissance stijl, bronzen beelden op rijk bureau ministre en marmeren -schoorsteenmantel. Hij wierp zich op den divan, handen onder het hoofd, -en bleef met een blik van wanhoop bijna voor zich uitstaren. Plotseling -stond hij op, schoof de zware gordijnen dicht, waarschijnlijk om de -uitdrukking van zijn gezicht in donker te verbergen en strekte zich -weer op den divan uit. - - - - - - - - -IX. - - -Dienzelfden dag leerde ook Bazarof Fenitsjka kennen. Hij liep met -Arkadiej in den tuin en legde hem uit, waarom sommige boomen en vooral -enkele jonge eiken niet wilden opschieten. - ---Hier moesten meer dennen en populieren staan of linden, maar dan -ook veel meer aarde. Het prieel daar staat goed, want acacia's en -vlier zijn goede kinderen. Die hebben geen verzorging noodig. Stil, -is daar niet iemand in het prieel? - -Het was Fenitsjka met Doeniasja en Mitia. Bazarof bleef staan en -Arkadiej groette haar als een goede kennis. - ---Wie is dat? vroeg Bazarof, toen ze wat verderop waren, die is -niet kwaad! - ---Wie bedoel je? - ---Wat een vraag, daar was toch maar één mooi! - -Arkadiej vertelde hem nu met weinig woorden, maar niet zonder -verlegenheid Fenitsjka's positie in huis. - ---Aha, je vader schijnt van lekkere hapjes te houden. Hij bevalt -me. Een beste kerel. Maar ik wil kennis maken--en daarmee keerde hij -naar het boschje om. - ---Eugène, wees verstandig, ik smeek je, riep Arkadiej hem verschrikt -na. - ---Hou je gemak, antwoordde Bazarof, ik ken de wereld. - -Daarmee naderde hij Fenitsjka en nam zijn hoed af. - ---Mag ik me even voorstellen? begon hij lachend. Ik ben een vriend -van Arkadiej en een zeer vredelievend man. - -Fenitsjka keek hem aan, zonder te antwoorden. - ---Wat een lief kind, ging hij voort. Stel u gerust, ik heb nog nooit -iemand ongeluk gebracht. Waarom zijn zijn wangetjes zoo rood? Komen -de tanden door? - ---Ja, antwoordde Fenitsjka.--Hij heeft al vier en het tandvleesch is -weer ontstoken. - ---Laat mij eens zien. Wees maar niet bang, ik ben medicus. Bazarof nam -het kind op den arm. Zonder verzet of angst liet Mitia dit gebeuren, -tot verwondering der beide vrouwen. - ---Ik zie het al, hindert niet. Hij krijgt prachtige tanden. Als hij -wat heeft, laat u mij dan maar roepen. Voelt u u zelf goed? - ---Ja goddank. - ---Gezondheid is ook het kostbaarst bezit. En u? vroeg hij Doeniasja. - -Doeniasja, thuis een stil meisje, maar buitenshuis uitgelaten, -barstte in lachen uit. - ---Zoo is 't goed. Hier, neem uw dikzak maar weer over. - -Fenitsjka nam het kind. - ---Wat was hij stil bij u, zei ze zacht. - ---Alle kinderen zijn zoo bij mij. Daar bezit ik een geheim middel voor! - ---Kinderen voelen dadelijk, of iemand van ze houdt, zei Doeniasja. - ---Dat is zoo, vond Fenitsjka.--Mitia wil niet bij iedereen. - ---Zou hij ook graag bij mij komen? vroeg Arkadiej, die op eenigen -afstand stond. - -Maar toen hij Mitia op den arm wilde nemen, draaide het kind zijn -hoofdje af en begon te schreeuwen, waardoor Fenitsjka verlegen werd. - ---Een ander maal dan, hij is nog niet aan mij gewend, zei Arkadiej -goedig en de beide vrienden gingen verder. - ---Hoe zeg je, dat ze heet? vroeg Bazarof. - ---Fenitsjka--Fedosia, antwoordde Arkadiej. - ---En haar oudernaam? Het kan nooit kwaad, dien ook te kennen. - ---Nikolajevna. - ---Bene. Ze is gelukkig niet al te verlegen. Dat vinden sommigen niet -goed. Onzin. Waarom zou ze verlegen zijn? Ze is moeder! En dus in -haar recht. - ---Zeker, zei Arkadiej, maar mijn vader? - ---Die ook. - ---Dat ben ik niet heelemaal met je eens. - ---Om de verdeeling van de erfenis? - ---Schaam je je niet, zóo van me te denken? riep Arkadiej -verontwaardigd. Van dit standpunt verwijt ik hem niets. Maar hij had -haar moeten trouwen.... - ---Kom, kom, wat een zielenadel! Het huwelijk heeft dus nog zin voor -jou! Dat had ik niet van je gedacht. - -Het gesprek stokte en zij liepen zwijgend voort. - ---Ik heb het landgoed van je vader terdeeg bekeken, zei Bazarof. Het -trekvee verkeert in slechte conditie en de paarden eveneens. En -zoo staat het ook met de opstallen en de werklui schijnen ware -luilakken. Jullie opzichter is een doerak of een idioot. Ik ben het -over hem met me zelf nog niet eens. - ---Je bent bizonder streng vandaag. - ---En jullie brave boeren zullen je vader nog wat te stellen geven. Dat -zie ik aankomen. Je kent het spreekwoord: Roeski moezjiek, Boga -slonajet! [7] - ---Ik begin te gelooven, dat oom gelijk heeft. Je hebt een slecht -denkbeeld van de Russen. - ---En terecht! De eenige verdienste van den Rus bestaat hierin, dat -hij een slechten dunk van zich zelf heeft. En dat kan hem dan verder -niet schelen! Het is veel belangrijker te weten, dat tweemaal twee -vier is. De rest heeft niets te beteekenen! - ---Wat? Ook de natuur dus niet? antwoordde Arkadiej en liet zijn blik -weiden over de bonte velden, die baadden in het zachte licht der -ondergaande zon. - ---Ook de natuur heeft niets te beteekenen in dien zin, die jij haar -op het oogenblik geeft. De natuur is geen tempel, maar een werkplaats -en de mensch is de werkman. - -Opeens werd hun oor getroffen door de gedragen tonen van een cello van -uit het huis. De speler legde gevoel in zijn spel, maar nog ongeoefend -klonk Schuberts Erwartung, en deze zoete melodie doordrong de lucht -als honinggeur. - ---Wat is dat? vroeg Bazarof verwonderd. - ---Dat is mijn vader. - ---Speelt je vader cello? - ---Ja. - ---Hoe oud is hij dan? - ---Vier en veertig. - -Bazarof barstte in lachen uit. - ---Waarom lach je? - ---Hè? Een man van vier en veertig jaar, een pater familias in het -goevernement speelt cello...? - -Bazarof lachte nog luider. - -Maar Arkadiej was het onmogelijk in deze vreugde te deelen, hoe groot -zijn eerbied ook voor den leermeester was. - - - - - - - - -X. - - -Zoo verliepen twee weken. Het leven der menschen op Marjino ging -eentonig voort. Arkadiej leefde als sybariet, Bazarof werkte. Men -was gewoon geraakt aan zijn kort-aangebonden woord. Fenitsjka had -zooveel vertrouwen in hem gekregen, dat ze hem eens in den nacht -liet wekken, toen Mitia krampen had. Bazarof kwam, bleef twee uren, -lachte, gaapte beurtelings en hielp het kind. Alleen Paul haatte en -verachtte Bazarof uit het diepst van zijn hart; in zijn oogen was -hij onbeschaamd, aanmatigend cynicus, een plebejer, die hem, Paul -Kirsanof, weinig eer bewees en misschien wel de vermetelheid had, -hem te minachten; zijn broeder Nikolaas was eigenlijk een weinig -bang voor den nihilist en betwijfelde, of hij wel een goeden invloed -had op Arkadiej. Maar hij hoorde hem met genoegen aan en was gaarne -tegenwoordig bij zijn chemische en physische experimenten. Bazarof had -een microscoop meegebracht en kon daarmee urenlang bezig zijn. Ook de -bedienden hadden zich aan hem gewend, ofschoon hij hen vrijwel uit -de hoogte behandelde. Ze zagen meer een gelijke, dan een "heer" in -hem. Doeniasja giegelde graag met hem en knipoogde dan veelbeteekenend, -als ze langs hem kwam. Peter, ingebeeld en dom, met een altijd erg -bezorgd gezicht, dat toch vriendelijk stond, terwijl hij ook schrijven -kon en netjes voor den dag kwam, begon te glimlachen, zoodra Bazarof -een vriendelijkheid tegen hem zei. De jongste bedienden liepen hem -na als honden. De oude Prokofitsj was de eenige, die niet van hem -hield. Hij bediende hem aan tafel met zichtbaren tegenzin, noemde hem -lomperd en beweerde, dat hij met zijn lange bakkebaarden wel wat van -een everzwijn had. Prokofitsj was op zijn manier ook een aristocraat, -evenals Paul. - -Het waren de mooiste dagen van het jaar, de eerste dagen van -Juni. Heerlijk weer. Wel was de cholera gesignaleerd, maar de -bewoners van het goevernement waren daaraan gewoon. Bazarof stond 's -morgens vroeg op en doolde twee, drie werst in het rond, niet om te -wandelen, want daar hield hij niet van, maar om planten en insekten -te zoeken. Soms ging Arkadiej met hem mee. Nu en dan ontstond er -verschil van meening tusschen de vrienden en gewoonlijk was Akadiej -de overwonnene, ofschoon hij veel meer sprak dan de ander. Eens, -toen ze lang wegbleven, liep Nikolaas Petrowitsj hun tegemoet. Bij -het boschje hoorde hij hun stemmen. Zij konden hem niet zien. - ---Je kent mijn vader niet, zei Akadiej. Nikolaas Petrowitsj stond -onbewegelijk. - ---Je vader is een beste man, antwoordde Bazarof, maar hij is rijp -voor de rommelkamer, hij heeft uitgediend, zijn lied is uit. - -Nikolaas Petrowitsj luisterde, Arkadiej zweeg. De "uitgediende" bleef -nog eenige oogenblikken, waar hij stond, toen sloop hij huiswaarts. - ---Ik let eens op, wat hij zoo al uitvoert, hij leest nu al drie dagen -Poesjkin, zei Bazarof, zeg hem toch eens dat dat kinderachtig is. Hij -is geen jongen meer en moest al dien onzin verbranden. Wie stelt nu -nog belang in romantiek en poëzie? Geef hem een goed boek te lezen. - ---Wat bijvoorbeeld? vroeg Arkadiej. - ---Begin met "Kracht en Stof" van Büchner. - ---Daar heb ik ook al aan gedacht, antwoordde Arkadiej, het boek is -gemakkelijk te begrijpen. - ---Zoo is dan ons vonnis geveld, zei Nikolaas Petrowitsj dien avond -tegen zijn broeder, wij zijn rijp voor de prullemand, ons lied is -uit. Bazarof heeft misschien gelijk. Waarom me dat nu zoo spijt, ik -had juist gehoopt, mij enger aan te sluiten bij Arkadiej en nu zie ik, -hoezeer ik ten achter ben, hij heeft mij ingehaald en we begrijpen -elkaar niet meer. - ---In hoeverre heeft hij je ingehaald en waarin onderscheidt hij zich -dan zooveel van ons? riep Paul ongeduldig.--Die nihilist heeft hem -dat allemaal in zijn hoofd gepraat. Die sinjeur is onverdragelijk. Ik -ben overtuigd, dat hij met zijn kikvorschen nog niets begrijpt van -natuurkunde. - ---Nee, nu vergis je je toch. Intelligent en op de hoogte is hij! - ---En die inbeelding, onuitstaanbaar! - ---Ingebeeld is hij, dat geef ik toe. Dat schijnt onvermijdelijk. Maar -één ding is me te erg. Ik doe mijn best, met mijn tijd mee te gaan, ik -heb mijn boeren een menschwaardig bestaan verschaft, een pachtsysteem -ingericht, waarom ze me "den roode" noemen in het goevernement, -ik lees, studeer, doe wat ik kan en toch moet nu mijn lied uit -zijn! Onmogelijk is het niet, misschien hebben ze gelijk. - ---Hoe zoo? - ---Ik zit vandaag Poesjkin te lezen. Ik wil juist met "de Zigeuners" -beginnen. Daar komt Arkadiej zachtjes en als deelnemend aansluipen, -neemt me stil het boek weg en geeft me er een ander, een Duitsch boek, -voor in de plaats. Dan glimlacht hij en gaat, met Poesjkin, heen. - ---En wat voor een boek heeft hij je gegeven? - ---Hier is het. - -En Nikolaas Petrowitsj haalde uit zijn achterzak den negenden druk -van Büchners veelbesproken boek voor den dag. - -Paul bladerde er in. - ---Hm,... Arkadiej is dus bezig, je op te voeden! Heb je gelezen? - ---Ik ben begonnen. - ---En...? - ---Of ik ben een stomkop, of de schrijver is niet wijs. Maar het zal -wel aan mij liggen. - ---Ken je je Duitsch nog? - ---Zeker. - -Paul draaide het boek in de hand en keek zijn broeder aan. Beiden -zwegen. - ---Apropos, zei Nikolaas Petrowitsj, die over iets anders wilde -beginnen. Ik heb een brief van Koliazin. - ---Van Mathias Ilitsj? - ---Ja. Hij wil het gouvernement inspecteeren. Een man van gewicht. Hij -schrijft, dat hij ons als familie graag bij zich wil zien en noodigt -ons, jou en Arkadiej uit naar de stad. - ---Denk je te gaan? vroeg Paul. - ---Nee, en jij? - ---Ik ook niet. Ik zie er niets in, terwille van zijn mooie oogen -een reis van vijftig werst te ondernemen. Mathieu wil zich in zijn -volle glorie toonen! Laat hij tevreden zijn met den wierook van zijn -ambtenaren. Hij is dus geheimraad! Wat een eer! Als ik in dienst -gebleven was en de keten der ellende langer had gedragen was ik nu -luitenant-generaal. Maar wij zijn immers rommel. - ---Ja, broeder. Het wordt tijd onze doodkisten te bestellen en de -armen over de borst te vouwen, zei Nikolaas Petrowitsj zuchtend. - ---Wat mij betreft, antwoordde Paul, ik geef me zoo gauw niet over. Ik -wil nog eens vechten met dien fraaien dokter. Reken daarop. - -Dat gebeurde nog dienzefden middag bij de thee. Paul was al opgewonden -en slagvaardig in den salon gekomen. Hij wachtte alleen nog het -oogenblik van den aanval af. Maar hij moest lang wachten. Bazarof sprak -als gewoonlijk niet veel in tegenwoordigheid "der oude Kirsanofs", -zooals hij de broeders noemde. Buitendien was hij uit zijn humeur -en dronk de eene kop na de andere in diep stilzwijgen. Paul werd -ongeduldig. Eindelijk deed zich een gelegenheid voor. Men sprak over -een eigenaar uit den omtrek. - ---Dat is een idioot, een aristocraat-van-niets, zei Bazarof kalm. Hij -kende hem van Petersburg. - ---Veroorloof mij de vraag, wendde Paul zich met sidderende lippen tot -hem, of volgens uw meening de woorden idioot en aristocraat dezelfde -beteekenis hebben. - ---Ik heb gezegd aristocraat-van-niets, antwoordde Bazarof en dronk -onverschillig zijn thee. - ---Juist, en ik vermoed, dat aristocraat en aristocraat-van-niets -voor u hetzelfde zijn. Ik wensch u te doen opmerken, dat dit voor mij -niet het geval is. Ik meen te mogen zeggen, dat ik beschouwd word als -een liberaal man, die den vooruitgang weet te waardeeren. En ik heb -achting voor de aristocraten, de echte aristocraten. Denkt u maar -eens, aan de Engelsche aristocraten, mijn beste heer (Bazarof keek -hem nu aan). Zij laten niets van hun rechten vallen en eerbiedigen -toch de anderen. Zij eischen op, wat men hun schuldig is en blijven -nooit in gebreke ten opzichte van wat zij anderen schuldig zijn. De -aristocratie was het, die Engeland groot en vrij heeft gemaakt. Zij -is Engelands trouwste steunpilaar. - ---Dat is oud nieuws, al zoo vaak gehoord, antwoordde Bazarof, wat -wilt u daarmee zeggen? - ---Ik wil daarmee bewijzen, mijn beste heer, dat zonder het gevoel van -eigenwaarde, zonder eerbied voor zich zelf--gevoelens, eigen aan het -wezen der aristocratie--elke solide grondslag voor het bien public -zou ontbreken. De individu, de persoonlijkheid, dat is de hoofdzaak, -mijn beste heer. De persoonlijkheid moet vast staan, als een rots, -want alles rust op deze basis. Ik weet wel, dat u mijn manieren, mijn -kleeding, mijn gewoonten belachelijk vindt. Maar dit alles komt voort -uit de achting, die men zich zelf verschuldigd is, uit plichtsgevoel, -ja mijnheer, uit plichtsgevoel, ik leef hier achteraf in de provincie, -maar daarom verwaarloos ik mijzelf nog niet, ik eerbiedig in mij zelf -den mensch. - ---Neemt u me niet kwalijk, Paul Petrowitsj, antwoordde Bazarof, -u zegt, dat u uzelf eerbiedigt en toch zit u daar met over elkaar -geslagen armen. Wat heeft het bien public daaraan? Ook zonder die -achting voor uzelf, zou u niet anders "handelen." - -Paul Petrowitsj verbleekte. - ---Dat is een heel andere kwestie, antwoordde hij, ik gevoel niet den -minsten lust, u te verklaren, waarom ik hier zit met over elkaar -geslagen armen, zooals u gelieft te zeggen. Ik wilde mij ertoe -bepalen, u eraan te herinneren, dat de aristocratie op een principe -berust en dat alleen niet moreele of onbeteekenende lieden zonder -principes kunnen leven. Ik heb dit reeds mijn neef gezegd, den dag -na zijn aankomst en herhaal het hier nog eens voor u. Is het niet -zoo, Nikolaas? - -Nikolaas Petrowitsj knikte toestemmend. - ---Aristocratie, liberalisme, principes! herhaalde Bazarof, wat een -overbodige vreemde woorden. Een echte Rus zou ze niet cadeau willen -hebben. - ---Wat zou die dan willen volgens uw meening? Volgens u staan wij -buiten de cultuur en haar wetten. Dat is toch wat veel gezegd. De -logica der geschiedenis eischt... - ---Wat moeten we met die logica? Die kunnen we best missen. - ---Wat? - ---U hebt toch ook geen logica noodig, om een boterham te eten, als -u trek hebt. Wat hebben we aan al die abstracties? - -Paul hief zijn handen op. - ---Wij begrijpen dat niet meer! U beschimpt het Russische volk. Ik -begrijp niet, hoe het mogelijk is, principes, en de wetten der logica -te verloochenen. Waardoor laat u u dan leiden in het leven? - ---Ik heb u al gezegd, beste oom, zei Arkadiej, dat wij geen autoriteit -erkennen. - ---Onze daden worden alleen beheerscht door de eischen van wat nuttig -is, van wat wij als nuttig beschouwen, zei Bazarof, het schijnt ons -tegenwoordig nuttig te ontkennen en dus ontkennen wij. - ---Alles? - ---Volstrekt alles. - ---Niet alleen kunst, poëzie, maar ook... - ---Alles, herhaalde Bazarof met groote kalmte. - -Paul keek hem vast in de oogen. Dit antwoord had hij niet -verwacht. Arkadiej werd rood van vreugde. - ---Pardon, pardon, zei Nikolaas Petrowitsj, jullie ontkennen alles, -of, liever, jullie breken alles af, maar men moet toch ook opbouwen. - ---Dat gaat ons niet aan, eerst moet schoon schip worden gemaakt. - ---De toestand van het volk eischt dat, voegde Arkadiej er ernstig -aan toe. We hebben een plicht te vervullen. We hebben niet het recht, -ons over te geven aan de bevrediging van een persoonlijk egoïsme. - -Die laatste zinsnede beviel Bazarof niet. Dat rook naar filosofie, -d. i. naar romantiek, want ook de wijsbegeerte noemde hij zoo. Hij -vond het echter niet geschikt, zijn discipel tegen te spreken. - ---Nee, nee, riep Paul opgewonden, ik wil niet gelooven, dat jullie een -juiste meening hebt over de Russen, dat jullie de eischen en diepste -wenschen van het volk begrijpt. Neen! Het Russische volk is anders -als u dat voorstelt. Het heeft een heilige vereering voor de traditie, -het is patriarchaal, het kan niet leven zonder geloof... - ---Ik zal niet probeeren, u tegen te spreken, antwoordde Bazarof, -ik wil zelfs toegeven, dat u ditmaal gelijk hebt. - ---Maar als ik gelijk heb... - ---Dan is daarmee nog niets bewezen. - ---Volstrekt niets, herhaalde Arkadiej met de zekerheid van een ervaren -schaker, die een gevaarlijken zet van zijn tegenpartij voorziet en -zich daardoor niet laat afschrikken. - ---Waarom zou dat niets bewijzen? vroeg Paul verwonderd.--U scheidt -u dus af van uw volk! - ---En als dat zoo was? Het gelooft, dat de profeet Elias door den -hemel gaat, wanneer het dondert. Moet ik dit daarom ook gelooven? Maar -buitendien, u zegt, dat het volk Russisch is? Ben ik dan niet Russisch? - ---Neen, na al wat u gezegd hebt, bent u geen Rus. - ---Mijn grootvader liep achter den ploeg, antwoordde Bazarof trotsch, -vraagt u den eersten den besten van uw boeren, wien hij eerder als -landgenoot erkent, u of mij? U kunt niet eens met hen spreken. - ---En u kunt met hem spreken, en veracht hem daarbij. - ---Waarom niet, als hij niet beter verdient? U hebt bezwaren tegen mijn -denkbeelden, maar wie zegt u, dat dat moderne grillen zijn? Waarom -kunnen zij niet juist voortkomen uit den geest van dit volk, dat zoo -door u verdedigd wordt? - ---Kom, kom. De nihilisten zijn zeker iets noodzakelijks! - ---Dat doet er niet toe. Het is niet aan ons, daarover te oordeelen. U -gaat immers ook niet van de meening uit, dat ze zonder beteekenis zijn? - ---Heeren, heeren, alstublieft geen persoonlijkheden, riep Nikolaas -Petrowitsj en stond op. - -Paul glimlachte, legde zijn broeder de hand op den schouder en duwde -hem weer op zijn stoel. - ---Kalm aan, zei hij, ik zal mijzelf niet te buiten gaan juist -doordat ik dat gevoel van eigenwaarde bezit, dat deze heer zoo -bespot... mijnheer de dokter! ging hij voort tot Bazarof: - ---U denkt zeker, dat uw standpunt nieuw is. Ten onrechte. Het -materialisme heeft al meer dan eens dienst gedaan en bleek altijd -onbevredigend. - ---Alweer een vreemd woord, antwoordde Bazarof. Hij begon zich te -ergeren en zijn gezicht werd koperkleurig.--Voor alles zeg ik, dat -wij niet preeken. - ---Wat doet u dan? - ---Dat zal ik u zeggen. Eerst hebben wij gesproken over die booswichten -van ambtenaren, dat er geen wegen zijn, geen handel, geen goede -rechtspraak. - ---Ja, jullie zijn verklikkers. Ik ben het grootendeels wel eens met -jullie kritiek, maar... - ---Verder hebben we begrepen, dat het niets geeft, te praten -over onze schrijnende wonden, want dat loopt toch maar uit op -ordinair doctrinarisme; wij zijn overtuigd, dat onze leiders, onze -"verklikkers", niets behoorlijks presteerden, behalve dwaasheden, -als l'art pour l'art, het idee van de scheppende kracht, die hun zelf -onbewust was, parlementarisme, de noodzakelijkheid van advocaten -enzoovoort, terwijl we aan ons dagelijksch brood moesten denken, -terwijl het zotste bijgeloof ons gezond verstand verstikt, terwijl -al onze naamlooze vennootschappen over den kop gaan, omdat er geen -eerlijke lui te vinden zijn, terwijl de opheffing der lijfeigenschap, -waar de regeering zich zoo druk mee maakt, ten slotte geen goeds -doet, omdat de boer nu zich zelf bestelen kan, naar de kroeg loopt -en vergif zuipt. - ---Juist, antwoordde Paul, juist zoo! Dat heb jullie dus allemaal -ontdekt en bent toch niet van plan, iets ernstigs te ondernemen. - ---Zeker zijn we dat van plan, begon Bazarof, maar hield plotseling -op, zich zelf verwijtend, dat hij zooveel woorden verspild had aan -dezen aristocraat. - ---En jullie schelden dus voorloopig alleen maar! - ---Wij schelden ook. - ---En dat heet dan nihilisme? - ---Ja, dat heet nihilisme, herhaalde Bazarof, maar op zeer uitdagenden -toon. - -Paul knipte eenigszins met de oogleden. - ---Juist zoo, zei hij met vreemdrustige stem.--Het nihilisme wil dus -alles genezen en jullie zijn onze redders, onze helden. Prachtig! Maar -waarom schimp jullie dan zoo op de anderen die volgens jullie praters -zijn? praat jullie soms niet? - ---Als wij ons iets te verwijten hebben, dan is het zeker niet -dit! antwoordde Bazarof tusschen zijn tanden. - ---Verbeeldt jullie je dan werkelijk te handelen of ook maar eenige -daad voor te bereiden? - -Bazarof zweeg. Paul beefde. - ---Hm. Handelen! Omverwerpen! ging hij voort.--Maar hoe kan men -omverwerpen, zonder te weten waartoe? - ---Wij werpen omver, omdat wij een kracht zijn, zei Arkadiej pathetisch. - -Paul zag hem aan en glimlachte. - ---Zeker, een kracht hoeft ook geen rekenschap af te leggen, ging -Arkadiej voort en rekte zich hoog-op. - ---Dwaas! riep Paul, niet in staat, zich langer te beheerschen. Als -je tenminste maar rekenschap wilde geven van wat je wilt beweren met -die belachelijke fraze! Dat is toch te gek! Daar is engelengeduld voor -noodig, om dat allemaal te dulden! Kracht! Die hebben de Kalmukken en -de Mongolen ook. Maar wat hebben wij eraan? De beschaving moet ons een -dierbaar bezit zijn. Ja, heertjes, de vruchten der beschaving. En -zeg me niet, dat die vruchten geen waarde hebben. De slechtste -schilder, een barbouilleur, de armzaligste vedelaar, die een paar -kopeken krijgt voor een heelen avond, zijn nuttiger dan jullie, omdat -zij vertegenwoordigers zijn van de beschaving en niet van de brute -kracht der Mongolen. Jullie verbeeldt je, vooruitstrevend te zijn, -maar je hoort thuis in een Kalmukkentent. Kracht! Bedenk toch eens, -heeren van de kracht, dat jullie misschien met zijn vieren bent, -terwijl de anderen bij millioenen te tellen zijn en dat die jullie -niet zullen toestaan, hun heiligst geloof met voeten te treden. Ze -zullen jullie verpletteren! - ---Als ze ons verpletteren, dan zal dat wel goed zijn, antwoordde -Bazarof. Maar dat heeft mijn grootmoeder al verteld. Wij zijn veel -talrijker, dan u denkt! - ---Hoopt u dan werkelijk, het heele volk te bekeeren? - ---U moest weten, dat een kopekekaars voldoende is, om heel Moskou in -brand te steken [8], antwoordde Bazarof. - ---Juist. Eerst een bijna satanische overmoed, dan domheid. Kijk nu, -daarmee tracht men de jeugd te verleiden. Daarmee worden de onervaren -gemoederen van zulke jongeren op hol gejaagd. Daar zit er zoo één -voor ons. (Arkadiej keerde zich somber af). En het gif vreet verder -en verder. Ik liet me vertellen, dat onze schilders in Rome geen -voet meer in het Vatikaan zetten. Ze noemen Rafael een stumper, -alleen omdat hij als autoriteit geldt, en toch zijn zij, die hem zoo -noemen, de machteloosheid in persoon! Hun fantazie reikt niet verder -dan het bekende "Jonge meisje aan de bron". En ook dat lijkt nog naar -niets. En zulke menschen worden door jullie gewaardeerd? - ---Ik voor mij geef geen kopeke om Rafaël, antwoordde Bazarof. En de -anderen zijn niet veel beter. - ---Bravo! Bravo! Hoor je dat, Arkadiej? Zoo drukt men zich tegenwoordig -uit! O, ik begrijp wel, waarom zij zich aan jullie vastklampen. Anders -moesten ze immers zien wat te leeren. Want voor domkoppen willen ze -niet doorgaan. En nu kunnen ze eenvoudig zeggen: 't is immers toch -allemaal onzin. U hebt reden, trotsch te zijn en gelukkig! Eerst -waren jullie stumperds, maar nu zijn jullie nihilisten! - ---U schijnt het begrip der persoonlijke waardigheid, waarvan u -zooveel ophef maakte, wel eenigszins te verwaarloozen, antwoordde -Bazarof kalm, terwijl Arkadiej bloosde van verontwaardiging en zijn -voorhoofd fronste. - ---We hebben ons te ver laten voeren en ik geloof, dat we beter doen, -hier maar op te houden Ik zou me gewonnen geven, als u me maar éen -enkele instelling in onze maatschappij zoudt kunnen aanwijzen, die -niet met bekwamen spoed en zonder erbarmen afgemaakt moest worden. - ---Tallooze zou ik u kunnen noemen, tallooze, riep Paul. Neem -bijvoorbeeld de dorpseenheid. - -Een kille glimlach vloog over Bazarofs gezicht. - ---Over ons dorpswezen moest u liever eens met uw broeder spreken, -antwoordde hij. Hij weet beter dan ik, wat te zeggen van het -gemeenschapsgevoel der boeren, hun "matigheidsvereenigingen" en -dergelijke grappen meer. - ---En de familie, de familie zooals die nog bij het landvolk bestaat! - ---Dat is weer een onderwerp, waarop u maar liever niet moest -doorgaan. Volgt u mijn raad, Paul Petrowitsj, en denk daar eens een -paar dagen over na. Zoo dadelijk zult u wel niets weten. Ga eens al -onze standen één voor één na. Intusschen zullen Arkadiej en ik... - ---Alles belachelijk maken, viel Paul hem in de rede. - ---Neen, wij zullen ons tevreden stellen met het onderzoeken van -kikvorschen. Ga je mee, Arkadiej! Tot ziens, heeren! - -De vrienden gingen heen. Paul bleef met zijn broeder alleen, zij -keken elkaar zwijgend aan. Toen begon Paul eindelijk: - ---Zoover is het dus al met onze jeugd! Dat zijn onze opvolgers! - ---Onze opvolgers! herhaalde Kirsanof en zuchtte diep. Hij had al -dien tijd als op heete kolen gezeten en slechts nu en dan zijn zoon -meewarig aangekeken. - ---Weet je, waar me dat alles aan doet denken, broeder? Eens op een -avond had ik woorden met moeder. Nog al heftig. Ze schreeuwde en -wilde niet naar mij luisteren. Eindelijk zei ik: u kunt me niet -begrijpen, wij zijn van twee verschillende generaties! Die woorden -deden haar pijn. Maar ze zei: Wat is daaraan te doen? Het is hard, -maar we moeten het dragen. En zoo komen nu ook onze kinderen zeggen: -jullie bent van een ander geslacht. Slik de pil! - ---Je bent te bescheiden, te goed, antwoordde Paul, ik ben overtuigd, -dat wij gelijk hebben en niet de kinderen, al klinkt onze taal een -beetje ouderwetsch en al bezitten wij niet de zelfoverschatting -der jongeren... Buitendien zijn ze zoo onecht. Vraag aan tafel: -wilt u rooden of witten wijn? En ze antwoorden: Ik drink principieel -rooden! en dat met een gewichtigheid, alsof het heil der menschheid -daarvan afhing! - ---Wilt u geen thee meer? vroeg Fenitsjka door de half-open deur. Ze -had gedurende de woordenwisseling niet binnen willen komen. - ---Nee, neem den samowaar maar weg, antwoordde Nikolaas, stond op en -verliet den salon. Paul zei kort bonsoir en zocht zijn kamer op. - - - - - - - - -XI. - - -Een half uur later ging Nikolaas den tuin in naar zijn geliefd boschje, -zware gedachten kwelden hem. Voor het eerst had hij de kloof overzien, -die hem van zijn zoon scheidde. Hij vreesde, dat die met den dag wijder -zou worden. Zijn verblijf in Petersburg, zijn lezen van de nieuwe -werken had dus niet gebaat. Vergeefs dus had hij geluisterd naar de -gesprekken der jongeren. Vergeefs getracht, in hun gedachteleven door -te dringen. Mijn broeder beweert, dat wij gelijk hebben, dacht hij, -en inderdaad, afgezien van alle eigenliefde, schijnen zij verder -van de waarheid dan wij. En toch, zij hebben iets, dat wij missen, -een zeker overwicht, een kracht... Zou dat de jeugd zijn? Neen, niet -alleen. Hun overwicht ligt hierin, dat ze minder belast zijn met de -tradities der heeren. - -Ze verachten de poëzie! zei hij tot zich zelf en schudde het -hoofd.--Niets voelen voor kunst, voor de natuur?... Hij keek om zich -heen, alsof hij wilde begrijpen, hoe het mogelijk was, dat men de -natuur niet liefhebben kon. De schemering viel. De zon was achter een -populieren boschje verborgen, dit stond een halve werst van den tuin -verwijderd en wierp lange schaduwen over het land. Een boer draafde -op een schimmel het pad langs den woudrand af. Hij was scherp te zien, -zelfs een anderskleurige lap op den schouder van zijn kaftan. De beenen -van het paard bewogen in aangenamen regelmaat en sierlijk. De stralen -der zon drongen door het loof en tintten de boomen met warmen toon, -zoodat het hooge, stille sparren geleken en de hemel stond bleek-rozig, -strak over het land. De zwaluwen vlogen heel hoog, wind was er bijna -niet. Wat late bijen zoemden zwakjes, slaperig langs de vlierbloesems -en een zwerm muggen danste boven een eenzaam-uitstekenden tak. - ---Hoe heerlijk, mijn God, dacht hij, en geliefde verzen, wilden hem -over de lippen komen, maar hij dacht aan zijn zoon, aan "Kracht en -Stof" en hield zich stil. Toch bleef hij zitten en gaf zich over -aan het teedere, droeve genot van eenzaam droomen. Het landleven -had hem dat geleerd... Hoelang was het nu geleden, dat hij in die -herberg aan den straatweg wachtte op zijn zoon, en hoeveel was er -veranderd sedert dien? Toen kende hij nog niet zijn verhouding tot den -zoon... en nu... ja... Het beeld van zijn vrouw verscheen voor hem, -niet zooals zij in haar laatste jaren was geweest, goede, opgeruimde, -welwillende huisvrouw, maar als jong meisje, slank, met vragenden blik, -onschuldig, het haar in dikke vlechten, zooals hij haar voor de eerste -maal had gezien, toen hij college liep. Toen hij haar ontmoette op de -trap van het huis, waar hij woonde, stootte hij haar en zei verlegen: -pardon, monsieur... Zij glimlachte, en liep opeens, als verschrikt, -hard weg. Maar op het portaal keek ze hem even aan, ernstig en kreeg -een kleur. En het aarzelende samenzijn begon, de halve woorden, -lachjes, de uren van twijfel en wanhoop, de uren van zaligheid en -eindelijk het overstelpende, dronken makende geluk... wat was van dit -alles geworden? Zij werd zijn vrouw, hij was gelukkig, als weinigen op -aarde... maar toch... niets is te vergelijken met die eerste heilige -oogenblikken... waarom kunnen die niet duren... tot aan den dood?... - -Hij trachtte niet verder te weven aan deze gedachte. Vasthouden wilde -hij dien tijd met sterker banden dan die der herinnering. Hij wilde -haar weer naast zich weten, haar adem voelen, haar wangen streelen, -en bijna was het, of boven zijn hoofd haar... - ---Nikolaas Petrowitsj, vleide Fenitsjka's stem naast hem, waar ben -je toch? - -Hij trilde plotseling. Geen berouw of schaamte was dat gevoel, hij had -er nooit aan gedacht, vergelijkingen te maken tusschen zijn vrouw en -Fenitsjka. Maar het was pijnlijk, dat zij nu juist komen moest. Haar -stem herinnerde hem zijn grijze haren, zijn vroeg-oud zijn, zijn -tegenwoordigen toestand, en de droomwereld, waarin hij zich had laten -gaan op de bleeke nevels van het verleden, vervaagde en verdween. - ---Ik zit hier, antwoordde hij, ik kom dadelijk, ga maar vast... - -Dat zijn nu de tradities der heeren, van zooeven, dacht hij. - -Fenitsjka keek eerst nog in het boschje en verwijderde zich toen. Nu -bemerkte hij pas, dat de nacht hem overrompeld had. Rondom was het -donker en stil en Fenitsjka's gezichtje was zoo bleek en teer geweest, -die enkele oogenblikken. Hij stond op, om naar huis te gaan. Maar zijn -bewogen hart was nog niet tot rust gekomen en langzaam liep hij heen en -weer in den tuin, keek nu eens omlaag, dan weer omhoog naar den hemel, -die vol sterren stond. Langen tijd ging hij zoo, tot hij moe werd, -en kon niet tot rust geraken. Wat zou Bazarof hem uitgelachen hebben, -als hij hem zoo had gezien! Ook zijn zoon zou hem hebben bespot. Zijn -oogen stonden vol tranen en hij bleef weenen, weenen, waarom?... dat -was toch schandelijk voor een man van veertig jaar, een landeigenaar -en landbouwkundige, veel, veel erger dan cellospelen... Nikolaas -Petrowitsj doolde, doolde en kon niet besluiten, naar huis te gaan, -het huis, dat hem vriendelijk wenkte met zijn verlichte vensters. Hij -kon den moed niet vinden, den donkeren tuin te verlaten, de koele -lucht, die zijn voorhoofd streelde, deze teer-droeve stemming... - -Daar trad Paul Petrowitsj op hem toe. - ---Wat doe je toch? vroeg hij, je bent bleek als een spook. Voel je -je ziek? Je moest naar bed gaan. - -Nikolaas sprak hem van zijn gedachten en gevoelens en ging in -huis. Paul bleef in den tuin. Ook hij begon te peinzen en sloeg -de oogen ten hemel. Maar hij was geen romanticus. Zijn oogen -weerspiegelden koel en klaar de sterren, geen tranen, geen droomen, -die niet bij zijn hartstochtelijk wezen pasten. Hij was een man van -de daad, van het proza, hoe gevoelig ook voor teere dingen, vijandig -gezind aan de menschen, op de manier der Fransche misanthropische -ziel... - ---Weet je wat? ik heb een idee, zei Bazarof dienzelfden avond tegen -zijn vriend. Je vader vertelde, dat hij een uitnoodiging ontvangen -had van jullie neef. Hij wil niet gaan. Hoe zou je erover denken als -wij eens gingen?... Voor jou is de invitatie ook. Je ziet, hoe het -hier gesteld is. De reis zal ons goed doen. Wij zien de stad. Het -kost ons hoogstens een dag of zes. - ---En kom je dan weer mee terug? - ---Nee, ik moet naar mijn vader. Hij woont een dertig werst van -de stad. Ik heb de ouwelui in lang niet gezien. Ik moet hun dat -genoegen eens doen. Het zijn beste menschen en mijn vader is een -grappenmaker. En bovendien ben ik eenig kind. - ---Blijf je lang? - ---Ik denk het niet. Ik zal me daar wel vervelen. - ---Kom je op de terugreis dan nog langs? - ---Dat hangt van er af. Ik weet nog niet. En? Hoe denk je er over? Goed? - ---Goed, antwoordde Arkadiej, onverschillig. - -Eigenlijk was hij zeer tevreden met den voorslag van zijn vriend. Maar -hij wilde het niet laten merken. Dat hoorde zoo voor een echten -nihilist. - -Den dag daarop reisden zij naar de stad. - -Op Marjino vonden de jonge menschen hun afwezigheid -onaangenaam. Doeniasja weende zelfs. Maar "de ouden" zooals Bazarof -hen noemde, herademden. - - - - - - - - -XII. - - -Goeverneur van de stad *., waar beide vrienden heen gingen, was een -jonge man, die, zooals zulks in Rusland dikwijls het geval is, tegelijk -vooruitstrevend en despoot genoemd kon worden. In het eerste jaar van -zijn ambtsaanvaarding reeds was hij zoo handig geweest, niet alleen met -den oudste van den adel, een gepensioneerden ritmeester-stafofficier, -tevens paardenfokker en zeer gastvrij mensch in conflict te komen, -maar evenzeer met zijn eigen ambtenaren. De geschillen, uit dezen -toestand gerezen, hadden zulk een omvang aangenomen, dat de minister -zich genoopt zag, een man van vertrouwen te zenden, ten einde -de zaken weer vlot te krijgen. De keuze was gevallen op Matthias -Ilitsj Koliazin, de zoon van dien Koliazin, die weleer voogd over de -gebroeders Kirsanof was geweest. Hij was een ambtenaar der jongere -school, ofschoon reeds over de veertig. Hij was echter vast voornemens, -een staatsman te worden en prijkte dan ook reeds met twee sterren op -de borst, waarvan de eene trouwens niet veel te beteekenen had, een -buitenlandsch, weinig geacht ordeteeken. Evenals de goeverneur, gold -hij als een man van den vooruitgang, had reeds grooten invloed, maar -was toch geheel anders als andere ambtenaren van zijn rang. Wel had -hij een zeer grooten dunk van zich zelf en was hij grenzenloos ijdel, -maar zijn manieren waren eenvoudig en er lag iets aangenaams in zijn -blik. Hij luisterde altijd zeer welwillend toe en lachte zoo goedig, -dat men hem bij eerste kennismaking voor "een wonderlijk mensch" -hield. In belangrijke zaken wist hij echter gewetenloos streng op -te treden. - ---Energie is noodzakelijk, placht hij te zeggen, "l'énergie est -la première qualité d'un homme d'état". Toch kon elk min of meer -geslepen ambtenaar hem gemakkelijk om den tuin leiden en werd hij -telkens bedrogen. Matthias Ilitsj maakte veel werk van Guizot en -deed zijn best, ieder, die hem wilde aanhooren, te overtuigen, dat -hij niet tot die bekrompen-achterlijke mannen behoorde, die routine- -en gewoontemenschen, zooals er zoovelen zijn, en dat geen enkele der -groote maatschappelijke bewegingen aan zijn aandacht en belangstelling -ontsnapte. Hij hield van die groote woorden en volgde eveneens de -literaire beweging, maar met een soort superieure minachting, ongeveer -zooals een man op leeftijd het spel van straatjongens gadeslaat. In -facto was Matthias Ilitsj niet zooveel verder dan de staatslieden -uit den tijd van Alexander I, die, wanneer ze 's avonds een soireé -bij mevrouw Swetsjiena moesten bijwonen, 's morgens een hoofdstuk uit -Condillac lazen. Alleen zijn manieren waren wat moderner. Hij was een -handig hoveling, een sluwerd, zonder meer. Van staatszaken begreep -hij weinig, en geest bezat hij niet. Zijn eigen belangen echter waren -hem wel bewust. Hierin kon niemand hem bedriegen en dit is een talent, -waardoor hij toch eenige verdienste had. - -Matthias Ilitsj ontving Arkadiej met welwillendheid, volkomen passend -bij een verlicht ambtenaar van zijn slag; bijna vroolijk ontving hij -hem. De mededeeling echter, dat de beide andere heeren niet zouden -verschijnen, ontstemde hem min of meer. - ---Je papa is altijd een type geweest, zei hij, en liet de kwasten van -zijn fluweelen morgenjas door de vingers glijden. Daarop wendde hij -zich tot een jong ambtenaar in streng toegeknoopt interimsuniform en -snauwde hem af: - ---Wat moet u daar? - -De jonge man, die lang gezwegen had, richtte zich op en keek zijn -meerdere met een uitdrukking van verbazing aan. Matthias Ilitsj -echter deed reeds weer, of hij niet bestond. Onze hoofdambtenaren -houden er wel van, hun ondergeschikten te overbluffen, maar ze doen -dat op verschillende manieren. Een zeer geliefd middel bijvoorbeeld, -a quite favourite, zooals de Engelschman zegt, is dit: de ambtenaar -verstaat plotseling geen enkel woord meer, alsof hij met doofheid -geslagen is. Hij vraagt, welke dag het is. Men antwoordt onderdanig: - ---Vrijdag, Uw Excellentie! - ---Hè, wat? Wat is?--Zei je iets? antwoordt hij dan. - ---Het is vandaag Vrijdag, Uw Excellentie. - ---Hè, wat, wat is er met Vrijdag? Wat voor een Vrijdag? - ---Vrijdag, Uw Excellentie, het is Vrijdag, een weekdag. - ---Wat, ondersta jij je, mij een lesje te willen geven? - -Zulk een hoofdambtenaar was Mathias Ilitsj, ten spijt van zijn -liberale denkbeelden. - ---Ik raad je aan, mijn beste, zei hij tot Arkadiej, den goeverneur -een bezoek te brengen. Je moet me goed begrijpen. Als ik je dien -raad geef, moet je niet denken, dat ik wil, dat je autoriteiten het -hof zoudt maken. Maar de goeverneur is een man van de wereld. En -buitendien zul je toch wel van plan zijn, je in onze kringen te laten -introduceeren. Ik hoop, dat je geen beer bent. De goeverneur geeft -overmorgen een groot bal. - ---Denkt u daar ook heen te gaan? vroeg Arkadiej. - ---Hij geeft het ter mijner eer, zei Mathias Ilitsj op bijna -medelijdenden toon, je danst toch? - ---Ja, maar niet goed. - ---Des te erger voor jou. Er komen een paar mooie vrouwen. En buitendien -is het een schande voor een jongen man, als hij niet kan dansen. Ik -herhaal, ik zeg dat niet uit voorliefde voor het oude, ik vind -volstrekt niet, dat de geest in de beenen zit, maar het byronisme -vind ik belachelijk, dat is overwonnen! - ---Denkt u dan, oom, dat het byronisme... - ---Ik zal je in kennis brengen met onze dames. Ik zal je onder mijn -bescherming nemen, antwoordde Mathias Ilitsj met welwillenden glimlach. - -Een dienaar diende den president der kamer van financiën aan, -een oude man met honig-zoeten blik en ingevallen lippen, die met -de natuur dweepte, vooral in den zomer, wanneer, zooals hij zei, -"het vlijtige bijtje haar dropje zuigt uit elk bloempje." - -Arkadiej trok zich terug. Hij vond Bazarof in het hotel, waar ze -hun intrek genomen hadden en deze liet zich overhalen, mee naar den -goeverneur te gaan. - ---Voor mijn part dan, zei hij, als men den pink gegeven heeft, -moet men ook de heele hand reiken. Wij zijn gekomen om de heeren -grondeigenaren te leeren kennen.--Vooruit dan. - -De goeverneur ontving de jonge lieden vriendelijk, maar hij noodigde -ze niet uit te gaan zitten, en bleef zelf ook staan. Hij had het -altijd gewichtig en druk. Zoodra hij opgestaan was, stak hij zich in -ambtsuniform met nauwsluitende das en gunde zich nauwelijks tijd te -ontbijten, om toch maar niets van zijn zaken te verzuimen. Hij werd -in het goevernement Boerdaloe genoemd; dit was geen toespeling op den -beroemden Franschen prediker, maar werd afgeleid van het woord bourde, -dat praatje beduidt. Hij noodigde Arkadiej en Bazarof op zijn bal, -herhaalde de uitnoodiging eenige minuten later, hield de vrienden -voor broeders en gaf hun den naam Kaisarof. - -Toen ze het huis des goeverneurs verlieten, kwam er een rijtuig aan, -dat plotseling stil hield. Een jonge man van gemiddelde gestalte -sprong eruit en riep "Jevgeni Wassilitsj!" terwijl hij op Bazarof -afkwam. Hij droeg een Poolsche lange jas op de wijze der Slavofielen. - ---Hé, bent u het, mijnheer Sitnikof, zei Bazarof, zonder te blijven -staan. Wat voert u hier? - ---Een toeval, antwoordde hij, keerde zich naar het rijtuig, wenkte -vijf, zes maal met de hand en riep: Volgen! Volgen!--Mijn vader, ging -hij voort, heeft hier zaken en verzocht mij... ik hoorde vandaag, -dat u ook hier bent, en kom juist van uw hotel. (Inderdaad vonden de -vrienden een omgebogen visitekaartje, bij thuiskomst in hun hotel, -met den naam van Sitnikof in latijnsche en slavische letters.) Ik hoop, -dat u nog niet bij den goeverneur bent geweest? - ---Hoopt u van niet? Wij komen er juist vandaan. - ---Dan ga ik er ook heen. Eugène Wassiljewitsj, stel me toch voor aan -dezen heer. - ---Sitnikof--Kirsanof, mompelde Bazarof zonder te blijven staan. - ---Aangenaam, begon Sitnikof, met vriendelijken glimlach tot Arkadiej, -terwijl hij zijn zeer elegante handschoenen uittrok,--ik heb al veel -over u hooren spreken. Ik ben een oud vriend van Eugène Wassiljewitsj -en mag me zelfs zijn leerling noemen. Hem heb ik mijn moderne inzichten -te danken. - -Arkadiej keek den modernen leerling van Bazarof eens aan. Zijn klein, -glad geschoren gezicht en regelmatige trekken drukten iets onrustigs, -ingespannens, maar tegelijk iets geborneerds uit. Zijn oogen keken -star en onvast tegelijk, zelfs zijn korte-droge lach had iets onzekers, -verwards. - ---U zoudt het niet gelooven, ging hij voort, toen Eugène Wassiljewitsj -mij voor de eerste maal verklaarde, dat er geen autoriteit erkend -behoefde te worden, gevoelde ik een blijdschap, een bevrijding, -alsof ik herboren was. Eindelijk een man, dacht ik.--Zeg eens, Eugène -Wassiljewitsj, je moet vooral een dame bezoeken hier, die heelemaal op -jouw hoogte staat en die gelukkig zal zijn kennis met je te maken. Je -moet zeker al van haar gehoord hebben. - ---Wie is het dan? vroeg Bazarof verveeld. - ---Koeksjina, Eudoxia Koeksjina. Een merkwaardige vrouw, geëmancipeerd -in den volsten zin van het woord, een vrouw van den vooruitgang in -ieder opzicht. Laten we dadelijk alle drie naar haar toe gaan, ze -woont hier vlak bij. We drinken bij haar koffie... of heb jullie al -koffie gedronken? - ---Neen. - ---Uitmuntend. Ze leeft natuurlijk gescheiden van haar man en is -onafhankelijk. - ---Is ze mooi? vroeg Bazarof. - ---Nee, dat kan ik niet zeggen. - ---Wat moeten we dan in Gods naam bij haar uitvoeren? - ---Geen grapjes. Ze zal champagne schenken. - ---Hm. De praktische man komt om den hoek kijken. Apropos, doet je -vader nog altijd in brandewijn? - ---Ja, antwoordde Sitnikof, met gedwongen glimlach. Ga jullie mee? - ---Ik weet niet, wat ik zeggen zal... - ---Je wilde immers menschen bestudeeren... zei Arkadiej fluisterend. - ---En gaat u ook mee, meneer Kirsanof? vroeg Sitnikof. We gaan niet -zonder u. - ---We kunnen toch niet zoo met z'n drieën daar in huis komen vallen... - ---Dat hindert niet. Ze is een zeldzame vrouw! - ---We krijgen dan champagne? herhaalde Bazarof. - ---Drie flesschen, riep Sitnikof, ik sta er voor in. - ---Waarmee? - ---Met mijn hoofd. - ---De portemonnaie van papa zou een beter pand zijn. Maar vooruit -dan maar! - - - - - - - - -XIII. - - -Het kleine huis in Russischen stijl, waar Avdotja Nikitisjna of Eudoxia -Koeksjin woonde, stond in een voor kort afgebrande straat. Het is -bekend, dat onze provinciestadjes om de vijf jaar afbranden. Aan -de voordeur was naast een scheef hangend visitekaartje een schel -aangebracht; een juffrouw met een mutsje op, half dienstmeid, half -dame van gezelschap, ontving de heeren in de voorkamer. Een en ander -ten bewijze van den liberalen geest der bewoonster. Sitnikof vroeg -of Avdotja Nikitisjna thuis was. - ---O, bent u het Victor? riep een hooge stem uit de achterkamer.--Kom -binnen! Meteen verdween de juffrouw met het mutsje. - ---Ik ben niet alleen, zei Sitnikof en keek zijn vrienden met een blik -van verstandhouding aan, terwijl hij zijn overjas uitdeed. - ---Dat hindert niet, antwoordde Eudoxia Nikitisjna, kom maar binnen! - -De jonge lieden gehoorzaamden. Het vertrek, dat ze binnentraden, -leek meer een werkkamer dan een salon. Papier, brieven, Russische -tijdschriften, meest onopengesneden, slingerden op stoffige -tafels. Overal half opgerookte sigaren daartusschen. De vrouw des -huizes lag op een leeren sofa. Ze was jong, blond, een kanten doekje -over het hoofd, zware armbanden had ze aan de polsen en haar handen -waren klein met korte vingers. Ze stond op, trok een fluweelen sortie, -met vergeeld hermelijn gevoerd, losjes over de schouders, zei met -iets smachtends in haar stem: - ---Dag Victor, en drukte hem de hand. - ---Bazarof, Kirsanof, zei deze kort, Bazarofs manier van voorstellen -nabootsend. - ---Aangenaam, heeren, antwoordde mevrouw Koeksjin. Ze richtte haar ronde -oogen, waartusschen een heel klein, armzalig, rood wipneusje stond, -op Bazarof, voegde er bij: Ik ken u, en gaf hem ook een hand. Bazarof -vertrok even zijn gezicht. Het onbeduidende gezichtje was niet bepaald -leelijk, maar de uitdrukking was onaangenaam. Men zou willen vragen: -Wat scheelt eraan? Heb je honger? Verveel je je? Ben je bang voor -iets? Ze had evenals Sitnikof het gevoel, alsof er voortdurend -iets knaagde aan haar ziel. Haar bewegingen en manier van spreken -hadden iets haastigs en logs tegelijk. Ze vond zich zelf zeker goed -en eenvoudig, en toch, wat ze ook deed, het had altijd den schijn, -alsof haar plan was, iets anders te doen. - --- Ja, ja, ik ken u Bazarof, herhaalde ze. (Naar de gewoonte der -vrouwen van het land, noemde ze mannen, die ze voor het eerst zag, -bij hun familienaam.) Rookt u? - ---Een sigaar graag, zei Sitnikof, die het zich intusschen gemakkelijk -had gemaakt in een leunstoel, een been over het andere.--Maar u moet -ons ook wat te eten geven. We vergaan van den honger. En laat dan -maar meteen een flesch champagne aanrukken. - ---Sibariet! antwoordde ze lachend. Als ze lachte, zag men het -tandvleesch. Is hij nu geen Sibariet, Bazarof? - ---Ik houd van mijn gemak, zei Sitnikof met waardigheid. Maar daarom -ben ik niet minder liberaal! - ---Jawel, riep Eudoxia, en ze beval het kamermeisje, voor een dejeuner -te zorgen en champagne te brengen. - ---Hoe denkt u daarover? vroeg ze Bazarof, ik weet zeker, dat u het -met mij eens bent! - ---Dan vergist u je, antwoordde deze, een stuk vleesch is beter dan -een stuk brood, zelfs van het standpunt der chemische analyse. - ---Aha. U doet aan chemie. Dat is mijn zwak. Ik heb zelf een soort -lijm uitgevonden. - ---Lijm? U? - ---Ja, weet u, waarvoor? Voor poppen, poppenhoofden. Bizonder -duurzaam. Ik ben practisch. Maar ik ben het nog niet met mezelf -eens. Ik moet Liebig raadplegen. Hebt u in de Moscousche courant -het artikel van Kisljakof over den vrouwenarbeid gelezen? Dat moet -u lezen. U interesseert u immers voor de vrouwenkwestie? En voor de -schoolkwestie ook? En wat doet uw vriend? Hoe heet hij? - -Mevrouw Koeksjin ratelde deze vragen na elkander af met een naïeve -onverschilligheid, zonder eenig antwoord af te wachten. Zoo praten -ook verwende kinderen met hun gouvernante. - ---Ik heet Arkadiej Nikolajwitsj Kirsanof, zei Arkadiej, en doe niets. - -Eudoxia lachte. - ---Dat is alleraardigst. Rookt u niet? Victor, je weet, dat ik boos -op je ben. - ---Waarom? - ---Je begint weer met George Sand te dwepen. Dat is een antiek meubel -en verder niets. Hoe kan iemand haar met Emerson vergelijken? Ze heeft -geen begrip van opvoeding of physiologie of wat ook. Ik ben overtuigd, -dat ze nooit van embryologie gehoord heeft en hoe kunnen we het -tegenwoordig zonder die wetenschap stellen? (Eudoxia spreidde de armen -uit bij deze woorden). Wat heeft Jelisejewitsj een prachtig artikel -over dit onderwerp geschreven! Dat is een genie, die heer. (Eudoxia -zei meestal heer in plaats van man). Bazarof, kom eens bij me zitten -op de sofa. U weet zeker niet, dat ik vreeselijk bang voor u ben. - ---Waarom? U maakt me nieuwsgierig. - ---U bent een gevaarlijk heer. U critiseert alles ter wereld. Maar -mijn hemel, ik spreek als een echte gans. Maar ik ben ook eigenlijk -een gans. Ik beheer mijn goed zelf, maar verbeeld u, mijn opzichter -Jerofej is een type. Hij doet me denken aan Coopers Padvinder. Hij -heeft zoo iets oerwoudachtigs. En nu zit ik voor goed hier in deze -verschrikkelijke stad. Is het niet verschrikkelijk? Maar wat te doen? - ---Het is een stad, als elke andere, antwoordde Bazarof droogjes. - ---De kleinzieligste dingen houden de menschen hier bezig. 't Is -afschuwelijk. Anders was ik den heelen winter in Moscou. Maar de -eerbiedwaardige heer Koeksjin heeft zich daar gevestigd. Buitendien -is Moscou tegenwoordig... ik weet niet... het is allemaal anders -tegenwoordig. Ik zou willen reizen. Verleden jaar was ik ook al van -plan, op reis te gaan. - ---Zeker naar Parijs? vroeg Bazarof. - ---Naar Parijs en Heidelberg. - ---Waarom Heidelberg? - ---Omdat Bunsen daar woont. - -Bazarof wist geen antwoord. - ---Pierre Sapozjnikof... dien kent u toch? - ---Ik heb niet de eer. - ---Hoe is 't mogelijk? Pierre Sapozjnikof. Hij is altijd met Lydia -Chostatova. - ---Die ken ik ook niet. - ---Nu, Sapozjnikof had me zijn reisgezelschap beloofd. Ik heb gelukkig -geen kinderen. Wat zei ik daar? Gelukkig?... Dat doet er ook niet -toe. Eudoxia rolde een sigaret tusschen haar geel geworden vingers, -trok die over haar tong, en begon te rooken. - -Het kamermeisje kwam met het theeblad. - ---Aha, daar is het eten! Wilt u wat gebruiken? Victor, trek de flesch -eens open. Dat behoor jij te kunnen. - ---Kunnen, kunnen, mompelde Sitnikof. - ---Zijn hier ook mooie vrouwen? vroeg Bazarof bij zijn derde glas. - ---Zeker, antwoordde Eudoxia, maar heel onbelangrijk. Mon amie Odintsova -is niet kwaad. Alleen heeft ze een beetje 'n slechte naam... dat -is nu wel niet zoo erg, maar van verheven ideeën, van geest geen -spoor. Ons opvoedingsysteem deugt ook niet. Onze vrouwen hier zijn -slecht opgevoed. - ---U zult ze niet beter maken, zei Sitnikof, de eenige houding is, ze -verachten, en ik veracht ze diep! (Sitnikof hield er van, te verachten, -en hieraan uiting te geven. Hij had het vooral tegen "het geslacht", -zonder te vermoeden, dat hij voorbestemd was, weldra voor zijn vrouw -te kruipen, alleen omdat ze een vorstin Doerdoleosova was.) Er is -niet één, die zich in het gesprek tot onze hoogte kan opheffen, -niet één, die het verdient, dat ernstige mannen als wij zich met -haar bezighouden. - ---Ik zie niet in, waarom zij onze gesprekken behooren te begrijpen, -zei Bazarof. - ---Wie bedoelt u? vroeg Eudoxia. - ---De mooie vrouwen. - ---U bent het dus eens met Proudhon? - -Bazarof richtte zich met verachtende geste op. - ---Ik ben het met niemand eens, ik heb mijn eigen meeningen. - ---Weg met alle autoriteiten! riep Sitnikof, gelukkig, in -tegenwoordigheid van een man, wiens onderdanige dienaar hij was, -eens flink te kunnen optreden. - ---Maar Macauley zelf, zei mevrouw Koeksjin... - ---Weg met Macauley! riep Sitnikof met donderende stem. U neemt het -op voor die zotte vrouwmenschen! - ---Ik strijd volstrekt niet voor de vrouwmenschen, maar voor de rechten -der vrouw, die ik gezworen heb te verdedigen. - ---Weg met... Sitnikof maakte zijn zin niet af. Hij viel zich zelf in -de rede: ik heb niets tegen ze! - ---Ik zie, dat u slavofiel bent! - ---Heelemaal niet. Ik ben geen slavofiel, maar... - ---Jawel u bent slavofiel. U bent het eens met de Domostroi, -(een 17e-eeuwsch werk over huishoudelijke toestanden) nogal -patriarchaal! Het mankeert er nog maar aan, dat u de vrouwen met de -zweep te lijf gaat! - ---Een mooi ding, de zweep, zei Bazarof,--maar we zijn aan den laatsten -droppel. - ---Waarvan? vroeg Eudoxia. - ---Van de champagne, niet van uw bloed. - ---Ik kan het niet verdragen, als men de vrouwen aanvalt, dat is -afschuwelijk. Men moest liever eens het boek van Michelet lezen: -De l'Amour. Een heerlijk werk! Laten we over de liefde spreken, ging -Eudoxia voort en haar hand liet ze smachtend rusten op een kussen. Het -werd plotseling stil in de kamer. - ---Waarom, vroeg Bazarof, over de liefde? Mevrouw Odintsof zal wel -interessanter zijn! Zoo heet ze immers? Wie is ze? - ---Bekoorlijk, bekoorlijk! riep Sitnikof uit, ik zal haar jullie -voorstellen. Ze is geestig, rijk en weduwe. Ongelukkig is ze geestelijk -nog niet volkomen ontwikkeld, ze moest wat meer met onze Eudoxia -omgaan! Ik drink op je gezondheid, Eudoxia! Aanstooten! Et toc, -et toc, et tin, tin tin. Et toc, et toc et tin-tin-tin! - ---Victor, je bent een grappenmaker! - -De maaltijd duurde nog lang. De eene flesch champagne volgde op de -andere. Eudoxia praatte maar door. Sitnikof niet minder. Ze kibbelden -over het huwelijk, of het een vooroordeel was of een misdaad. Ze -behandelden de kwestie, of de menschen met denzelfden aanleg geboren -werden, of niet, en wat eigenlijk individualiteit was. Het kwam -zoover, dat Eudoxia, roode vlekken in het gezicht, met haar nagels -op de ontstemde piano begon te hameren en met heesch geluid eerst -zigeunerliederen zong en toen de romance van Seymour Shiff: Granada -droomt in haren sluimer. - -Sitnikof speelde den minnaar. Hij had een lint om zijn voorhoofd -gebonden. Toen zij de woorden galmde: - - - In mijner kussen heeten gloed - Vereenen zich, lief, onze lippen, - - -kon Arkadiej zich niet langer goed houden: - ---Dat krijgt hier iets van een gekkenhuis, riep hij uit. - -Bazarof had zich ertoe bepaald, nu en dan een spottend woord te -lanceeren en stelde het meest belang in de champagne. Hij gaapte -hardop, stond op en ging weg met Arkadiej, zonder afscheid te -nemen. Maar Sitnikof holde hen achterna. - ---En, vroeg hij, van den één naar den ander ziende, heb ik u niet -gezegd, dat zij een merkwaardige persoonlijkheid is? Dat is een vrouw, -zooals wij er veel moesten hebben. Ze is in haar soort een fenomeen -van hoogere zedelijke orde! - ---Hoort deze inrichting van je vader ook tot die hoogere orde? vroeg -Bazarof en wees op een kroeg, waar ze juist langs kwamen. - -Sitnikof antwoordde met zijn gewonen valschen glimlach. Hij schaamde -zich over zijn afkomst en wist niet, of hij zich gevleid of beleedigd -moest voelen over Bazarofs gemeenzaamheid. - - - - - - - - -XIV. - - -Het bal bij den goeverneur had eenige dagen later plaats. Mathias -Ilitsj bleek inderdaad de koning van het feest. De predwodietjel -[9] verklaarde ieder, die het wilde hooren, dat hij uitsluitend -te zijner eer was gekomen. De goeverneur zelf ging gedurende het -bal, met de grootste nauwgezetheid voort, regeeringszaken af te -handelen. Mathias Ilitsj' opgewekte stemming deed niets af aan den -adel zijner houding. Voor ieder had hij een vriendelijk woord, -voor den een met een nuance van hoogachting, voor den ander min -of meer uit de hoogte. "En vrai chevalier français" overstelpte -hij de dames met beleefdheden en lachte voortdurend in dien fijnen, -geluidloozen toonaard, zooals dat voor een man van aanzien past. Hij -klopte Arkadiej op den schouder en noemde hem duidelijk hoorbaar zijn -besten neef. Bazarof, die een eenigszins kalen rok aan had, mocht zich -gelukkig achten met een verstrooiden, maar welwillenden blik nu en -dan en een minzaam gemompel, waarin alleen den superlatief-uitgang en -het voornaamwoord "ik" verstaanbaar waren. Sitnikof kreeg een vinger -toegestoken, waarbij hij glimlachte zonder hem aan te zien. En zelfs -mevrouw Koeksjin, die zonder crinoline en met vuile handschoenen, -maar met een grooten paradijsvogel in het haar verschenen was, wist -hem een enchanté te ontlokken. Er waren veel menschen en vooral veel -heeren. De gerokte stonden meest tegen de muren, maar de militairen -dansten hartstochtelijk. Onder deze blonk één uit, die zes weken in -Parijs was geweest en derhalve uitdrukkingen als ah! fichtre! pst! mon -bibi! had meegebracht, welke hij dan ook volmaakt, met echt Parijsch -flair uitsprak, hetgeen echter niet verhinderde, dat hij si j'aurais, -in plaats van si j'avais zei en abolument voor "zeer zeker". Hij sprak -dus Russisch-Fransch, waar mee de Franschen, den spot drijven, zoolang -zij ons niet verzekeren, dat wij hun taal spreken comme des anges! - -Arkadiej danste weinig en Bazarof in 't geheel niet. Met Sitnikof -trokken zij zich in een hoekje terug. Deze maakte opmerkingen, die -zoogenaamd scherp waren en glimlachte daarbij verachtend, terwijl -hij uitdagend rondkeek en bizonder met zich zelf ingenomen was. Maar -op een gegeven oogenblik veranderde zijn houding en fluisterde hij -Arkadiej opgewonden toe: - ---Daar is mevrouw Odintsof. - -Arkadiej keek en zag een slanke, in het zwart gekleede vrouw -binnenkomen. Het voorname in haar wezen verraste hem. Haar bloote -armen rondden teêr langs de ranke lichaamslijn, lichte fochsiabloesem -vielen van haar glanzend kapsel over de mooie schouders. Haar klare -oogen waren meer verstandig en rustig dan peinzend. Een blank voorhoofd -welfde zich zacht daarboven. Heel even glimlachte haar mond. Beminlijke -en teedere kracht ademde heel haar wezen. - ---Kent u haar? vroeg Arkadiej. - ---Heel goed. Zal ik u voorstellen? - ---Gaarne... na dezen dans. - -Bazarof merkte mevrouw Odintsof ook op. - ---Wie is die daar? vroeg hij. Dat is heel iets anders als de rest. - -Na den dans bracht Sitnikof Arkadiej bij mevrouw Odintsof. Maar -hij scheen lang niet zoo bevriend met haar als hij gezegd had. Hij -kon niet goed uit zijn woorden komen en zij keek hem met eenige -verbazing aan. Er kwam echter iets vriendelijks in haar gezicht, -toen zij Arkadiej's familienaam hoorde. Ze vroeg, of hij de zoon van -Nikolaas Petrowitsj was. - ---Ja, antwoordde hij. - ---Ik heb uw vader tweemaal gezien en dikwijls over hem hooren -spreken. Ik ben verheugd, u te hebben leeren kennen. - -Op dit oogenblik kwam een adjudant haar vragen voor een quadrille en -ze nam aan. - ---U danst dus? vroeg Arkadiej eerbiedig. - ---Ja, maar waarom denkt u, dat ik niet zou dansen? Vindt u mij te -oud om te dansen? - ---Hoe kunt u dat veronderstellen? Mag ik misschien de volgende mazurka? - -Zij glimlachte. - ---Heel graag, antwoordde ze en keek hem aan zooals gehuwde zusters hun -jongere broeders aankijken. Ze was wat ouder dan Arkadiej. Negen en -twintig. Maar Arkadiej voelde zich in haar tegenwoordigheid als een -jong student, een schooljongen, alsof het verschil in leeftijd nog -veel grooter was. Mathias Ilitsj kwam met majestueus gebaar op haar -toe en begon zijn complimenten. Arkadiej trad terug. Maar volgde -haar met de oogen gedurende den dans. Ze praatte even natuurlijk -met haar danser als met Mathias Ilitsj, en daarbij bewoog ze hoofd -en oogen langzaam van de eene zijde naar de andere. Arkadiej hoorde -haar twee of driemaal zachtjes lachen. Ze had, zooals bijna alle -Russische vrouwen, een misschien wat grooten neus en haar teint was -niet volkomen blank. Toch moest Arkadiej zich zelf bekennen, dat hij -nooit een meer volmaakte schoonheid had gezien. Voortdurend hoorde hij -den toon van haar stem. Hij vond zelfs, dat de plooien van haar kleed -anders vielen als bij andere vrouwen, rijker, meer harmonisch, doordat -al haar bewegingen van zulk een edele, natuurlijke gratie waren. - -Bij de eerste tonen der mazurka beefde Arkadiej. Hij ging naast haar -zitten en omdat hij niet wist, wat te zeggen, streek hij verlegen met -de hand door het haar. Maar dat duurde niet lang. Haar kalmte bracht -hem tot zich zelf. En weldra keuvelde hij onbevangen over zijn oom -en vader, van hun levenswijs in Petersburg en op het land. Mevrouw -Odintsof luisterde met welwillende oplettendheid, terwijl ze haar -waaier op en neer bewoog. Alleen door de komst van cavaliers, die -hun dans verzochten, werden zij nu en dan gestoord. Sitnikof kwam -tweemaal. Daarna keerde zij weer terug en speelde weer met den waaier, -zonder dat eenige opwinding haar borst sneller deed kloppen. En -Arkadiej vertelde verder, gelukkig, haar naast zich te weten, haar -oogen en voorhoofd, haar ernstig, lief gezicht te kunnen zien. Zij -sprak weinig, maar als een vrouw met zekere levenswijsheid. Arkadiej -begreep, dat haar jaren niet zonder ontroeringen waren geweest, -dat ze had leeren nadenken. - ---Wien had u straks bij u, toen Sitnikof u voorstelde? vroeg ze. - ---Hebt u hem opgemerkt? Een typische kop, vindt u niet? Dat is mijn -vriend Bazarof. - -En Arkadiej begon nu over hem te spreken. Hij verviel daarbij in -allerlei bizonderheden en raakte zoo in vuur, dat mevrouw Odintsof -met veel belangstelling naar hem omkeek. Toen was de mazurka -afgeloopen. Het speet Arkadiej, dat hij zich nu verwijderen moest. De -tijd was zoo aangenaam vergaan. Wel had hij voortdurend gevoeld, -dat ze hem met zekere kleinachting behandelde maar hij was daar -dankbaar voor. Want jonge harten voelen zich niet vernederd door de -beschermende welwillendheid eener schoone vrouw. - -De muziek zweeg. - ---Dank u, zei mevrouw Odintsof, en stond op, u hebt beloofd, mij te -bezoeken. Ik hoop, dat u dan uw vriend meebrengt. Ik ben zeer benieuwd, -een man te leeren kennen, die den moed heeft aan niets te gelooven. - -De goeverneur trad op mevrouw Odintsof toe, deelde haar mede, dat -het souper wachtte en bood haar zakelijk den arm. Zij keek bij het -weggaan nog eens naar Arkadiej om en knikte hem glimlachend toe. Hij -boog diep, volgde haar met de oogen, hoe elastisch-elegant die gestalte -in de zwarte zijde--en dacht: ze heeft me allang vergeten! En meteen -kwam een gevoel van vrede door zijn ziel, streelend... - ---En, vroeg Bazarof hem, zoodra hij terug was in hun hoekje, heb -je geluk gehad? Ik heb me laten vertellen, dat die vrouw... nu -ja... Trouwens, de man, die het me verzekerde, kan wel een idioot -zijn. Wat denk jij? Zou ze werkelijk... hm... hm... - ---Ik weet niet, wat je bedoelt met hm, hm, antwoordde Arkadiej. - ---De lieve onschuld! - ---Als 't zoo bedoeld is, begrijp ik je zegsman niet. Mevrouw Odintsof -is charmant, maar zoo koel en stil, dat... - --- Stille wateren hebben diepe gronden, zei Bazarof. Is ze koud? Dat -maakt haar belangrijk. Hou je niet van ijs, en zoo? - ---Dat is best mogelijk, zei Arkadiej, ik wil daar niet over -oordeelen. Maar ze wil kennis met je maken en heeft me gevraagd, -je mee te brengen. - ---Je hebt haar zeker fijne dingen van me verteld. Maar dat neem -ik je niet kwalijk. Maar wie ze ook is, een gewone kokette of een -geëmancipeerde als mevrouw Koeksjin, mooie schouders heeft ze! - -Het cynische in deze woorden deed Arkadiej pijn, maar zooals meestal -gooide hij het over een anderen boeg en verweet zijn vriend iets -geheel anders: - ---Waarom gun je den vrouwen hun recht op denken niet? vroeg hij -fluisterend. - ---Omdat ik gemerkt heb, dat alle vrouwen, die van dat recht gebruik -maken, ware vogelverschrikkers zijn. - -Hiermede eindigde het gesprek. De vrienden gingen weg onmiddellijk -na het souper. Madame Koeksjin wierp hem een boos lachje toe. Zij -hadden haar niet de minste oplettendheid bewezen en haar ijdelheid -was beleedigd. Zij bleef tot het einde en danste nog om vier uur -'s morgens met Sitnikof een polka op parijsche manier. - -En met dit hartverheffende tooneel eindigde het bal bij den goeverneur. - - - - - - - - -XV. - - ---Ik ben nieuwsgierig te zien tot welke klasse van zoogdieren je nieuwe -vriendin hoort, zei Bazarof den volgenden dag tot Arkadiej, terwijl -ze de stoep van het hotel opgingen, waar mevrouw Odintsof woonde.--Ik -weet het niet, maar de zaak schijnt mij niet geheel en al in den haak. - ---Hoe heb ik het nu met je! riep Arkadiej uit, jij werpt je op tot -het verdedigen van een burgerlijke moraal, die... - ---Wat ben je toch een gekke kerel, antwoordde Bazarof onverschillig, -begrijp je niet, dat "niet in den haak" juist het tegendeel -beteekent? Namelijk dat er wel wat te eten zal zijn! Je hebt toch -gezegd, dat ze een verstandig huwelijk gedaan heeft met een ouden -rijkaard. Ik geef niets om praatjes, al neem ik aan, dat ze wel niet -geheel en al zonder grond zullen zijn. - -Arkadiej antwoordde niet en klopte aan de kamerdeur van mevrouw -Odintsof. Een jong bediende in livrei bracht hen in een groot, -slecht gemeubeld vertrek, zooals dat in Russische hôtels garnis -gewoonte is. Alleen stonden hier en daar bloemen. Mevrouw Odintsof -kwam spoedig binnen in morgenkleed. Ze scheen nog jonger in het -morgenlicht. Arkadiej stelde haar aan Bazarof voor en tot zijn -verwondering zag hij, dat zijn vriend in verwarring geraakte, terwijl -zij zoo rustig was als op den avond van het bal. Bazarof gevoelde zelf, -dat zijn onzekerheid zichtbaar werd en dit ergerde hem. - ---Een mooie boel, dacht hij, die vrouw maakt me onrustig, en nadat -hij met een air van onverschilligheid in een leunstoel plaats had -genomen, zooals Sitnikof het hem niet verbeterd zou hebben, begon -hij met overdreven vastheid te praten, terwijl mevrouw Odintsof hem -rustig bleef aanzien. - -Anna Sergejevna Odintsova was de dochter van Sergeej Nikolajevitsj -Loktef, een edelman, bekend door zijn schoonheid, zijn hartstocht voor -het spel en zijn handigheid in geldzaken, die na een schitterend leven, -vijftien jaren lang, in Petersburg en Moscou, door allerlei bedrog en -zwendel hooggehouden, volkomen geruïneerd werd en zich op het land -terugtrok. Hij stierf kort daarop en liet zijn beide dochters Anna -en Katharina, twintig en twaalf jaar oud, een matig inkomen na. Hun -moeder, uit een vervallen vorstelijke familie gesproten, was al eerder, -in den rijken, Petersburgschen tijd van haar echtgenoot gestorven. Bij -den dood van haar vader bevond Anna Loktef zich in zeer moeilijke -omstandigheden. De deftige opvoeding, die ze in Petersburg genoten had, -was geenszins bedoeld voor de huiselijke zorgen, die haar wachtten -in het armzalige provincieplaatsje. Ze kende geen buren en kon dus -bij niemand om raad komen. Haar vader had alle omgang met naburige -eigenaars zorgvuldig gemeden. Hij verachtte hen en zij daarom hem, -ieder op zijn eigen manier. Toch verloor zij den moed niet, schreef -onmiddellijk de zuster harer moeder, vorstin Avdotia Stepanovna Ch., -een kwaadaardige, trotsche, oude, ongehuwde vrouw, wie zij vroeg, -bij haar te komen wonen. De dame kwam en installeerde zich in het -beste gedeelte van het huis. Zij maakte den geheelen dag ruzie -en ging nooit uit zonder het gezelschap van haar eigen bediende, -een stille, tot kamerdienaar afgerichte lijfeigene in een gele -livrei met blauwe omslagen en een driekanten hoed. Anna verdroeg -de grillen van haar tante geduldig, zorgde zoo goed mogelijk voor -de opvoeding van haar zusje en scheen volkomen te berusten in dit -eenzame, leege leven. Maar het lot wilde anders. Een zeer rijk man, -zekere Odintsof, een veertiger, hypochondrisch en zonderling, dik en -grof, maar niet zonder geest en overigens een eenzaam mensch, leerde -haar kennen, werd verliefd en vroeg haar ten huwelijk. Zij stemde -toe. Na een huwelijk van zes jaar stierf hij en vermaakte haar zijn -vermogen. Anna Sergejevna bleef nog een jaar in de provincie; toen -maakte ze met haar zuster een Europeesche reis, die zich echter niet -verder dan Duitschland uitstrekte en keerde weldra naar het geliefde -dorp Nikolskoi, in de buurt van de stad terug. - -Ze bewoonde een ruim landhuis, goed gemeubeld en omgeven door een -grooten tuin met oranjerie. Haar overleden echtgenoot hield van een -leven op grooten voet. Anna Sergejevna verscheen zelden in de stad, -alleen voor geldelijke aangelegenheden. Men hield niet van haar in het -goevernement, haar huwelijk had nog al wat opschudding verwekt. De -booze wereld wist allerlei verhalen, dat ze bij voorbeeld de hand -had gehad in speculaties van haar vader, de buitenlandsche reis moest -als dekmantel dienen en om gevolgen te ontgaan en zoo verder... - ---U begrijpt, zeiden de brave lieden dan, die is al door alle wateren -gewasschen... En een grappenmaker, die een patent op zeker soort -aardigheden meende te hebben, voegde er dan altijd bij: en door de -koperen leidingen ook! Zij wist wel van die praatjes. Maar die deerden -haar allerminst. Ze bezat karaktervastheid en geestelijke vrijheid. - -In haar stoel, de handen over elkaar gevouwen, luisterde ze naar -Bazarofs woorden. Tegen zijn gewoonte was hij nog al spraakzaam -en deed blijkbaar zijn best, haar te imponeeren. Arkadiej merkte -dit zeer duidelijk, maar hij kon niet uitmaken, of zijn toeleg -hem lukte. Zij wist haar gevoelens volkomen te beheerschen en haar -gelaat gaf niets te lezen, als dienzelfden beminnelijken, fijnen -glimlach. Haar verstandige oogen bleven geïnteresseerd, maar deze -oplettendheid werd nooit enthousiasme. Het ongewone wezen van Bazarof -had haar in 't eerst onaangenaam getroffen, zooals een schel geluid -of een sterke geur pijnlijk kunnen zijn; maar toen ze merkte, dat hij -niet onbevangen was, gevoelde ze zich gevleid. Banaliteit was haar -onverdragelijk, en banaal was Bazarof zeker niet. Ongetwijfeld was het -van te voren aldus bestemd, dat Arkadiej van de eene verbazing in de -andere zou vallen. Hij dacht, dat Bazarof met zulk een intelligente -vrouw over zijn denkbeelden en overtuigingen zou spreken. Ze had -immers het verlangen te kennen gegeven, een man te ontmoeten, die -"aan niets meer geloofde". Maar in plaats daarvan sprak Bazarof over -medische, homoeopatische en botanische kwesties. Mevrouw Odintsof had -in de vele uren harer eenzaamheid goede boeken gelezen en sprak mooi -Russisch. Toen ze even de muziek aanraakte, hoorde ze, dat Bazarof -niet hield van kunst in het algemeen en zoo kwam het gesprek weer -op de botanie, ofschoon Arkadiej reeds een verhandeling over het -volkslied gereed had. Mevrouw Odintsof bleef hem als een broeder -behandelen, ze schatte in hem blijkbaar uitsluitend zijn goedigheid -en de vrijmoedigheid van zijn jongen leeftijd. - -Het rustige, afwisselend-levendige gesprek duurde bijna drie uren. Toen -stonden de beide vrienden op, om heen te gaan. Mevrouw Odintsof reikte -beiden haar fijne, blanke hand en zei na eenige aarzeling met een -welwillenden glimlach: - ---Als u niet bang bent, u te vervelen, komt u mij dan eens opzoeken -in Nikolskoi. - ---Denkt u, dat ik mij niet overgelukkig zou achten... begon Arkadiej. - ---En u, monsieur Bazarof? - -Bazarof boog alleen maar en Arkadiej zag tot zijn verwondering, -dat zijn vriend rood werd. - ---En, vroeg hij, toen ze buiten waren, denk je nog altijd, dat ze -hm... hm...? - ---Wie weet? Ze is zoo gesloten, antwoordde Bazarof en na een oogenblik: -Een geboren vorstin! Een prinses! Alleen de kroon op het hoofd -ontbreekt haar. - ---Onze vorstinnen spreken haar moedertaal niet zoo zuiver als zij! - ---Ze heeft een harde school doorloopen, kerel. Ze heeft hetzelfde -geleden als wij. - ---Maar daarom is ze niet minder betooverend, vond Arkadiej. - ---Een heerlijk lichaam! antwoordde Bazarof. Een schitterend exemplaar -voor de operatietafel! - ---Stil toch, Jevgenij, je bent een verschrikkelijk mensch! - ---Wees maar niet boos, teedere ziel! Ik geef immers toe, dat ze van -eerste kwaliteit is. Wij moeten haar opzoeken. - ---Wanneer? - ---Overmorgen, als je wilt. Wat hebben we hier nog te doen? Champagne -drinken met juffrouw Koeksjin? Of de geest van je waarden neef, den -liberalen grootwaardigheidsbekleeder bewonderen? Laten we overmorgen -gaan. Te meer, omdat het vlak bij mijn vader in de buurt is. Nikolskoi -ligt op den weg naar D. - ---Ja. - ---Optime. We moeten geen tijd verliezen. Alleen zwakkelingen -aarzelen. Een pracht van een lichaam! - -Drie dagen later waren de vrienden op weg naar Nikolskoi. Het was een -mooie dag, matige hitte en de goed doorvoede paarden zwiepten met de -gevlochten staarten, Arkadiej keek voor zich uit en lachte zonder te -weten waarom. - ---Wensch me geluk, riep Bazarof plotseling. Het is vandaag 22 Juni, -de dag van mijn beschermheilige. We zullen eens zien, of hij me -beschermt... Ze verwachten me vandaag thuis, zei hij op anderen -toon... ze zullen vergeefs wachten... maar dat hindert niet. - - - - - - - - -XVI. - - -Het huis, dat mevrouw Odintsof bewoonde, lag tegen een open heuvel -dicht bij een steenen kerk met groen dak en witte zuilen, in den -gevel een fresco-voorstelling van de Opstanding in Italiaanschen -stijl. Vooral een door de zon gebruinde welgedane soldaat op den -voorgrond, wekte de bewondering der boeren het meest. Achter de kerk -stonden twee rijen boerenwoningen met schoorsteenen hier en daar boven -de rieten daken uitstekend. Het heerenhuis was gebouwd in denzelfden -stijl als de kerk, den zoogenaamden alexandrijnschen. Het was eveneens -geel geverfd, had ook een groen dak, witte zuilen en een gevel met een -wapen. De goevernementsarchitect had beide gebouwen ontworpen en de -heer Odintsof was hiermede zeer ingenomen, want van die waardelooze -nieuwigheden hield hij niet. Het huis stond te midden van boomen -in den ouden tuin. Een laan met stijf besnoeide dennen voerde naar -den hoofdingang. - -De vrienden troffen in de zijkamer twee forsche livreiknechten, -waarvan de éene den huisbewaarder ging roepen. Deze, een dik man in -zwarten rok, verscheen onverwijld en geleidde de gasten langs een -met breeden looper bekleede trap naar een ruim vertrek, waar reeds -twee bedden en toiletbenoodigdheden aanwezig waren. Het huis bevond -zich in goed onderhouden staat. Overal zindelijk, ordelijk en er hing -iets als van de officieele geur in de ontvangzalen der ministeriën. - ---Anna Sergejevna verzocht u over een half uur beneden te komen, -zei de hofmeester, is er voor het oogenblik nog iets van uw dienst? - ---Heelemaal niets, waardige dienaar, antwoordde Bazarof, behalve -indien u de goedheid zoudt willen hebben, een borrel te laten brengen. - ---Heel wel, antwoordde de hofmeester, eenigszins onthutst, en -verwijderde zich met krakende laarzen. - ---Daar zit lijn in, grand genre! riep Bazarof. Noemen jullie, menschen -van adel, dat niet zoo? Zij is een hertogin, dat moet ik zeggen. - ---Een deftige hertogin, die zoo maar twee aristocraten van ons soort -te logeeren vraagt! zei Arkadiej. - ---Vooral een aristocraat als ik, een dokter in spe, zoon van een dokter -en kleinzoon van een koster. Ik weet niet, of ik je dat al eens heb -gezegd. Maar ik ben de kleinzoon van een koster, net als Speranski, -zei Bazarof minder luid. Maar in ieder geval is onze dame verwend -door de fortuin. En hoe verwend! Moeten we niet onzen rok aantrekken? - -Arkadiej trok alleen maar de schouders op, maar in waarheid gevoelde -hij zich niet bizonder op zijn gemak. Een half uur later ging hij -met Bazarof naar den salon. Dit was een hoog, groot vertrek, zonder -veel smaak overdadig-rijk ingericht. Kostbare, massale meubels, -met traditioneele regelmatigheid langs de wanden opgesteld, met -bruin-goud-doorstikt trijp overtrokken, waren uit Moscou afkomstig. De -heer Odintsofzaliger had ze door bemiddeling van een vriend, een -franschen wijnhandelaar, laten maken. Boven de sofa in het midden hing -het portret van een blonden man met gezwollen gezicht, die nogal boos -op de bezoekers neer keek. - ---Dat moet man zaliger zijn, fluisterde Bazarof zijn vriend in het -oor en hij voegde erbij: zullen we maar weer inpakken? - -Maar op dit oogenblik trad de vrouw des huizes binnen. Ze droeg een -lichtkleurig kleed, het haar had ze glad achter de ooren gekamd, -waardoor ze met het frissche van haar gezicht op een jong meisje leek. - ---Ik ben u dankbaar, dat u woord hebt gehouden, zei ze, ik hoop, dat u -hier eenigen tijd zult blijven. U zult zien, dat het leven hier niet -onaangenaam is. Ik zal u aan mijn zuster voorstellen, ze speelt heel -goed piano. Dat zal u vrijwel onverschillig zijn, mijnheer Bazarof, -maar u houdt geloof ik van muziek, mijnheer Kirsanof. Behalve mijn -zuster is er nog een tante in huis, en éen van onze buren komt wel -eens een spelletje spelen. Zooals u ziet, is ons gezelschap dus niet -groot. Maar wilt u niet gaan zitten? - -Deze kleine "inleiding" werd met volmaakte gemakkelijkheid -voorgedragen. Mevrouw Odintsof scheen de woorden uit het hoofd geleerd -te hebben. Ze begon daarop een gesprek met Arkadiej. Het bleek, dat -haar moeder een intieme vriendin van de zijne was geweest en dat deze -haar vriendin deelgenoot had gemaakt van haar liefde tot Nikolaas -Petrowitsj. Arkadiej sprak vol bewondering van zijn moeder. In dien -tijd bladerde Bazarof in een album. - ---Wat ben ik tam geworden, dacht hij. - -Een mooie windhond met licht-blauw halslint kwam binnen. Zijn nagels -tikten op de parketvloer. Een jong meisje van achttien jaar, met -donkere oogen en zwart haar volgde het dier. Haar gezichtje was niet -volkomen regelmatig, maar had iets treffends. Ze droeg een mandje -vol bloemen. - ---Dat is mijn Katja, zei mevrouw Odintsof en wenkte haar zuster -naderbij. Het meisje kwam dicht bij haar zitten en begon de bloemen -te schikken. De hond, die Fifi heette, maakte kennis met de gasten -éen voor een, kwispelde met zijn krulstaart en drukte zijn kouden -neus tegen hun hand. - ---Heb je die allemaal zelf geplukt? vroeg mevrouw Odintsof. - ---Ja, zei Katja. - ---Komt tante thee drinken? - ---Ze komt dadelijk. - -Bij het spreken glimlachte ze, schuchter, maar met iets opens in haar -blik, terwijl ze met aardige onbeholpenheid van beneden naar boven -keek. Alles aan haar sprak van jeugd: de stem, het lichte dons langs -de wangen, de mat-roode handen en de nog tenger-smalle schouders. Ze -bloosde telkens en haalde haastig en diep adem. - -Mevrouw Odintsof richtte zich tot Bazarof: - ---Dat is alleen beleefdheid, Jevgenij Wassiljewitsj, dat u dat album -zoo oplettend bekijkt. Het kan u volstrekt geen belang inboezemen. Kom -toch bij ons zitten en laten we over het een of ander gaan kibbelen. - -Bazarof kwam. - ---Graag, waarover zullen we het hebben? - ---Dat kan me niet schelen. Ik zeg u vooruit, dat ik van tegenspreken -houd. - ---U? - ---Ja, verwondert u dat? Waarom? - --- Omdat u een koele en rustige natuur hebt, voor zoover ik dat kan -beoordeelen. Wie strijden wil, moet zich ook kunnen laten meesleepen. - ---Hoe hebt u me in zoo korten tijd leeren kennen? U moet in de eerste -plaats weten, dat ik ongeduldig en vasthoudend ben. Vraagt u Katja -maar. En dan laat ik mij heel gemakkelijk meesleepen. - -Bazarof keek haar zwijgend aan. - ---Kan zijn, antwoordde hij, dat zult u beter weten, dan ik. U wilt -dus volstrekt kibbelen? Goed. Ik heb in uw album natuurgezichten van -Saksisch Zwitserland bekeken en u beweert, dat me die onverschillig -zijn. U zei dat, omdat u veronderstelde, dat ik geen gevoel voor -het schoone heb. En daarin hebt u gelijk. Maar die tafereelen konden -mij toch van geologisch standpunt interesseeren, bijvoorbeeld voor -de berg-formaties. - ---Dat geef ik niet toe. Als geoloog zoudt u eerder een boek, een -wetenschappelijk werk raadplegen en geen teekeningen. - ---Een teekening geeft mij met éen oogopslag, wat in een boek tien -bladzijden beschrijving eischt. - -Zij antwoordde niets. - ---U hebt dus geen kunstzin, ging ze voort en leunde met den arm op -de tafel, zoodat haar gezicht dichter bij dat van Bazarof kwam. Hoe -speelt u het klaar zonder dien? - ---Mag ik vragen, waar kunstzin goed voor is? - ---Alleen al, om de menschen te bestudeeren. - -Bazarof glimlachte. - ---In de eerste plaats, ging hij voort, hebben we levenservaring, -in de tweede plaats, moet ik u zeggen, dat ik het volstrekt niet -noodig vind, iedereen te leeren kennen. Alle menschen lijken op -elkaar, naar lichaam en ziel. Iedereen heeft een stel hersens, een -hart, een milt, longen, alles op dezelfde wijze ingericht. En ook de -zoogenaamde psychische eigenschappen zijn vrijwel dezelfde. Er zijn -maar kleine verschillen. Eén enkel exemplaar is genoeg, om de rest te -beoordeelen. De menschen zijn als de boomen in het woud. Geen botanicus -zal het in zijn hoofd krijgen, ze allemaal te gaan bestudeeren. - -Katja, die langzaam met haar bloemen bezig was, keek verwonderd op -naar Bazarof, maar bloosde tot achter de ooren, toen hij zijn sterken, -vrijmoedigen blik op haar richtte. Mevrouw Odintsof schudde het hoofd. - ---De boomen van het woud! herhaalde ze. Er is dus volgens u geen -onderscheid tusschen een goed en een slecht mensch, tusschen dom -en geestig? - ---O zeker! Zooals tusschen gezond en ziek. De longen van een -teringlijder zijn anders als bij u of bij mij. Maar de bouw is -dezelfde. We kennen zoo ten naaste bij de oorzaken van sommige -physieke kwalen. De psychische vinden hun ontstaan in de opvoeding, -in de vele dwaasheden, waarmee men ons het hoofd volstopt, in de -onwijze gesteldheid van ons maatschappelijk rechtssysteem. Gaat u de -maatschappij hervormen en die ziekten zullen verdwijnen. - -Bazarof zei dit alles op een toon, waarin lag: of je me gelooft of -niet, dat is me volkomen onverschillig. Hij streek met zijn lange -vingers door zijn baard en zijn blik doorliep de geheele kamer. - ---En denkt u, dat er geen dommen en slechten meer bestaan, zoodra de -maatschappij hervormd is? vroeg mevrouw Odintsof. - ---Dit staat in ieder geval vast, dat zoodra de maatschappij eenmaal -redelijk is ingericht, het er niets meer toe doet, of een mensch dom -of slim, goed of slecht, is! - ---Ik begrijp wat u bedoelt, de milt zal bij iedereen gelijk zijn! - ---Juist, mevrouw. - -Mevrouw Odintsof wendde zich tot Arkadiej. - ---En hoe denkt u hierover? vroeg ze hem. - ---Ik ben het met Jevgenij eens, antwoordde hij. - -Katja keek hem aan, zoo van onder op. - ---Ik ben verwonderd over u, heeren, zei mevrouw Odintsof. We zullen -op dit alles terugkomen. Ik verwacht tante met de thee. Oude menschen -moeten we sparen. - -Haar tante, vorstin Ch., een kleine, schrale, oude vrouw met een -uitgedroogd gezicht, en strenge, harde oogen, trad binnen, verwaardigde -zich nauwelijks de gasten toe te knikken en zette zich in een breeden, -fluweelen fauteuil, die uitsluitend voor haar bestemd was. Katja -bracht haar een voetkussen, de oude dankte niet eens met een blik, -haar handen bewogen even onder den gelen sjaal, die haar dorre leden -bijna geheel bedekte. Ze hield van het geld en had dan ook goud-gele -linten aan haar kapje. - ---Hoe hebt u geslapen, tante? vroeg mevrouw Odintsof gedwongen. - ---De hond is er nog, antwoordde ze onvriendelijk en toen ze zag, -dat Fifi angstig op haar toe kwam, riep ze: Vort! Vort! - -Katja riep het dier en deed de deur open. De hond sprong vroolijk op -haar toe, daar hij dacht, dat hij uit zou gaan. Maar toen hij zich -in zijn eentje buitengesloten zag, begon hij tegen de deur te krabben -en te keffen. De oude vrouw fronste de wenkbrauwen. Katja wilde gaan. - ---De thee is klaar, zei mevrouw Odintsof. Mag ik u verzoeken, -heeren? Tante, komt u? - -De vorstin stond langzaam op en ging het eerst naar de eetkamer. Een -klein knechtje in kozakkenuniform schoof luidruchtig een grooten stoel -vol kussens bij de tafel en de vorstin ging zitten. Katja, die de -thee schenken moest, bediende haar eerst in een met wapens versierden -kop. De oude vrouw deed honig in haar thee, want het gebruik van -suiker beschouwde ze als een misdaad en buitendien vond ze die te duur, -al kostte het haar geen kopeke. Meteen vroeg ze met een heesche stem: - ---Wat zegt vorst Ivan in zijn brief? - -Niemand antwoordde en de gasten bemerkten al spoedig, dat men met -al dat eerebetoon weinig om haar gaf. Bazarof dacht: die dient als -decoratie, een vorstin, dat staat goed in een salon... - -Na de thee stelde de gastvrouw een wandeling voor. Maar het -begon wat te regenen en men ging terug naar den salon, de vorstin -uitgezonderd. De buurman kwam om zijn partijtje. Hij heette Porfijriej -Platonitsj, een kort, dikbuikig mannetje, kaalhoofdig, met korte -beentjes, die wel op een draaibank gefabriceerd leken. Overigens was -hij een vriendelijk, opgewekt heertje. Anna Sergejevna, die voortdurend -met Bazarof praatte, vroeg hem of hij niet een spelletje préférence -mee wilde doen. Bazarof stemde toe met de opmerking, dat hij zich -oefenen moest in de bezigheden van een plattelandsdokter. - ---Past u maar op, zei Anna Sergejevna, u zult uw meester vinden. En -jij, Katja, moest wat spelen voor Arkadiej Nikolajitsj. Hij houdt -van muziek en wij hooren het dan ook. - -Katja haastte zich niet naar de piano en Arkadiej, die inderdaad -van muziek hield, volgde haar schoorvoetend. Hij dacht, dat mevrouw -Odintsof hem kwijt wilde zijn, en zooals alle jonge lieden van zijn -leeftijd, werd hij aangetast door dat verwarrende, pijnlijke gevoel, -dat de liefde vooraf gaat. Katja sloeg de piano open en vroeg Arkadiej, -zonder hem aan te zien, wat ze zou spelen. - ---Wat u wilt, antwoordde hij onverschillig. - ---Van wat voor muziek houdt u het meest? vroeg ze, zonder omzien. - ---Van de classieke, was zijn antwoord, even onverschillig. - ---Houdt u van Mozart? - ---Ja. - -Katja nam de C-mineur sonate-fantazie. Ze speelde goed, ofschoon haar -voordracht wat stijf en koud was. Ze zat onbewegelijk, keek strak naar -de muziek en hield de lippen op elkaar geklemd. Maar tegen het einde, -kwam er wat blos op haar gezicht, een haarlok liet los en viel over -haar oogen. - -Arkadiej luisterde met genoegen naar het laatste gedeelte der sonate, -waar de heerlijke blijheid eener zingende melodie plotseling gestoord -wordt door de harde kreten eener bijna tragische smart... - -Maar de gedachten, die Mozarts muziek in hem wekten, betrokken zich -geenszins op Katja. Als hij haar zag, dacht hij alleen maar: dat kind -speelt goed en ze is niet onaardig... - -Toen de sonate uit was, vroeg Katja, zonder de handen van de toetsen -te nemen: - ---Is het genoeg? - -Arkadiej antwoordde, dat hij geen misbruik van haar goedheid -wilde maken en begon over Mozart te spreken. Hij vroeg, of zij die -sonate zelf uitgezocht had of dat iemand haar aanbevolen had. Katja -antwoordde met een enkel woord, zakelijk. Zij had zich in zich zelf -teruggetrokken, als een slak in haar huisje. In zulke stemmingen duurde -het lang, eer zij iemand durfde aanzien. Haar gezichtje teekende dan -een uitdrukking van killen trots, ze scheen een klein onbeteekenend -kind. Ze was toch niet inkennig van nature, maar haar zuster, die -haar opvoeding leidde, zonder te begrijpen, wat ze noodig had, had -haar zoo schuw gemaakt. Het eenige wat Arkadiej doen kon, om zich -een dragelijke houding te geven, was, den hond te roepen, wien hij, -goedig, maar leeg glimlachend, den kop streelde. Katja ging weer aan -haar bloemen. - -Bazarof had niet meer geluk. Mevrouw Odintsof speelde goed evenals -Porphyrij Platonitsj. Bazarof verloor en al was het niet veel, -het verlies deed hem onaangenaam aan. Bij het avondeten bracht de -gastvrouw het gesprek weer op de botanie. - ---Zullen we morgenochtend gaan wandelen? vroeg ze Bazarof. Ik zou -graag de latijnsche namen van de veldbloemen en haar eigenschappen -leeren kennen. - ---Waarom wilt u de latijnsche namen weten? vroeg hij. - ---Er moet in alles orde zijn, antwoordde ze. - ---Een bewonderenswaardige vrouw, riep Arkadiej, toen hij met Bazarof -op hun kamer alleen was. - ---Ja, antwoordde Bazarof, ze heeft wel hersens, en ze weet zich -te redden. - ---Hoe bedoel je? - ---Op tweeërlei manier. Ik ben overtuigd, dat ze haar geld uitmuntend -beheert. Als hier iemand bewonderenswaardig is, dan is het de zuster. - ---Wat? Die kleine zwarte heks? - ---Ja, die kleine zwarte heks. Die is intact en frisch, schuw en -stil. Ze verdient, dat men zich met haar bezig houdt. Daar is van te -maken wat je wilt. Terwijl de ander... - -Arkadiej antwoordde niet. En zij gingen slapen, ieder met zijn eigen -gedachten. - -Mevrouw Odintsof dacht ook aan haar gasten dien avond. Bazarofs scherp -oordeel en eenvoud behaagden haar. Hij was nog een nieuw probleem -voor haar en dat maakte nieuwsgierig. - -Zij was een vreemde vrouw. Zonder vooroordeelen, zonder vast geloof -zelfs, schrok ze voor niets terug en kwam toch niet veel verder. Ze -zag scherp in veel dingen, stelde in allerlei belang, zonder dat -iets haar kon bevredigen. Ik weet trouwens niet, of ze wel een -volle bevrediging verlangde. Zij was weetgierig en onverschillig -tegelijk. Haar twijfelen bleef niet zonder sporen, maar werd nooit -zoo sterk, dat haar gemoedsrust geschokt was. Indien ze niet rijk en -onafhankelijk was geweest, zou ze zich wellicht in het levensgewoel -gestort en de hartstochten hebben leeren kennen... - -Maar nu verliep haar leven zonder moeilijkheden, al greep haar -de verveling soms wel aan en ze leefde van dag tot dag, zonder -overhaasting, zonder angst of opgewondenheid. Soms rezen verleidelijke -beelden voor haar vrouw-verlangen op, maar die verdwenen weer, haar -zielsrust werd niet geschokt en zij betreurde niets. Haar verbeelding -overschreed dan de grenzen der gestelde moraal-van-iederen-dag. Maar -zelfs dan vloeide het bloed door haar sterk-rustige, edel-harmonische -leden kalm, als altijd. Dikwijls als ze 's morgens warm en opgewekt -haar geurig bad verliet, kon ze gaan droomen over de ijdelheid aller -dingen, over de vreugdeloosheid, moeiten en lasten des levens. Een -stuwend willen greep haar dan aan, zij voelde verlangen tot daden in -zich ontwaken... een tochtende windstoot langs het half-open venster -was voldoende haar tot huiverende bezinning te brengen, ze was alleen -nog maar boos op den wind en hoopte, dat hij zou gaan liggen. Zooals -alle vrouwen, die niet kunnen liefhebben, verlangde ze altijd iets, -zonder precies te weten wat. Inderdaad verlangde ze niets, ofschoon ze -dacht, alles te verlangen. Ze had haar echtgenoot nauwelijks kunnen -dulden. Uit berekening was ze getrouwd. Indien ze hem niet voor een -goed mensch gehouden had, zou ze zeker niet getrouwd zijn. Maar ze had -zich vergist en had een onbewusten afkeer tegen den man gehouden, dien -ze onrein, lomp, traag, altijd verveeld en krachteloos vond.--Wel had -ze op reis een jongen, knappen Zweed ontmoet, ridderlijk, blauwoogig, -hoog, open van voorhoofd, die een diepen indruk op haar had gemaakt, -maar zonder bezwaren was ze naar Rusland teruggekeerd. - ---Die dokter is een merkwaardig man! dacht ze in haar mooi bed op -kanten kussen, onder zijden deken rustend. Anna Sergejevna had iets -geërfd van haar vaders zin voor weelde. Ze had veel van hem gehouden, -hoe minderwaardig hij ook was, en hij had zijn dochter aanbeden, -vertrouwde haar alles toe, ging met haar om, als met een goeden -vriend en vroeg dikwijls haar raad. Van haar moeder had ze slechts -een vage herinnering. - ---Die dokter is een merkwaardig man! dacht ze weer, rekte zich in -haar bed, glimlachte en legde de armen onder het hoofd. Daarop las -ze enkele pagina's van een slechten franschen roman, liet het boek -vallen en sliep in, blank, rein en koel... - -Na het ontbijt den volgenden morgen ging ze botaniseeren met -Bazarof. Ze kwamen tegen het middagmaal terug. Arkadiej was niet -uitgegaan en had een vol uur met Katja doorgebracht. Hij had zich niet -verveeld. Ze had aangeboden, de sonate van den vorigen avond nog eens -te spelen. Maar toen hij eindelijk mevrouw Odintsof weer zag, kromp -zijn hart onwillekeurig samen. Ze kwam wat vermoeid den tuin door. Haar -wangen met hooger blos, haar oogen glanzend onder den ronden strooien -hoed. De tengere stengel van een paardebloem draaide ze tusschen de -vingers. Haar manteltje was van de schouders op de armen gegleden en -de lange linten van haar hoed golfden over de borst. Bazarof liep met -vasten tred, rustig als altijd, achter haar. Maar aan de uitdrukking -van haar gezicht bemerkte Arkadiej iets, dat hem onaangenaam aandeed. - -Bazarof riep hem een goeden morgen toe en ging naar zijn kamer. - -Mevrouw Odintsof drukte hem verstrooid de hand en liep hem ook voorbij. - ---Goeden morgen? dacht Arkadiej, hebben we elkaar dan nog niet gezien -vandaag?... - - - - - - - - -XVII. - - -De tijd, die nu eens als een vogel vliegt, kruipt dan weer als een -pad. Maar hij is nooit aangenamer, dan wanneer wij niet weten, of -hij snel of langzaam gaat. En zoo gingen voor Bazarof en Arkadiej -veertien dagen ten huize van mevrouw Odintsof om. De regelmaat, die -zij in huis en levenswijze had ingevoerd, droeg hiertoe zeer veel -bij. Zij hield hieraan streng de hand en wanneer het er op aankwam, -ook de anderen ertoe te brengen, trad zij despotisch op. Alles had -zijn vastgestelden tijd. Acht uur des morgens kwam men voor het -ontbijt samen, daarna was ieder vrij tot het tweede ontbijt. De -vrouw des huizes regelde in die uren haar zaken met opzichter, -hofmeester en opperhuishoudster. Vóór het middagmaal vereenigde men -zich wederom om te keuvelen of te lezen. De avonden waren gewijd -aan wandelingen, muziek of spel. Mevrouw Odintsof trok zich tegen -half elf terug, gaf haar orders voor den volgenden dag en legde zich -te ruste. Dit geregelde en min of meer plechtstatige leven behaagde -Bazarof niet bizonder. Hij vond, dat het als langs spoorrails ging. De -livreibedienden, de deftige hofmeesters krenkten zijn democratische -gevoelens. Hij was van oordeel, dat men, om konsekwent te zijn, in rok -en witte das aan tafel moest verschijnen, en deelde deze meening ook -aan de vrouw des huizes mede. Zij liet hem uitspreken en antwoordde: - ---Van uw standpunt schijnt het ook, of ik de slotvoogdesse speel. Maar -men moet hier buiten wel aan een geregeld regime vast houden anders -vallen we reddeloos de verveling ten prooi. En ze ging voort op haar -manier.--Bazarof mompelde iets, maar juist, omdat alles zoo geregeld -ging, was het hem en Arkadiej aangenaam. Overigens waren beiden, -sedert hun komst, veranderd. Bazarof, van wien de gastvrouw merkbaar -meer werk maakte, ofschoon ze het zelden met hem eens was, verloor -langzamerhand zijn gewone kalmte; hij raakte licht opgewonden, sprak -ongaarne, scheen nog al eens in slechte stemming en had nergens rust, -alsof hij door iets werd voortgedreven. Arkadiej, die het er dadelijk -met zich zelf over eens was, dat hij mevrouw Odintsof lief had, gaf -zich willoos over aan een stille zwaarmoedigheid, maar naderde toch -Katja meer en meer, misschien wel juist daardoor: ...Zij voelt niets -voor me... het zij zoo... maar Katja is een lief wezentje, dat mij -niet van zich stooten zal... en zijn hart genoot van het denkbeeld, -edelmoedig te zijn tegenover haar, zooals hij het tegenover zijn vader -was geweest. Katja vermoedde vaag, dat hij misschien troost zocht in -den omgang met haar en ze weigerde hem de zoete bevrediging niet van -een schuchtere, vertrouwende vriendschap, terwijl zij zich ook zelf aan -die gedachte overgaf. Zij spraken niet met elkander in tegenwoordigheid -van mevrouw Odintsof. Katja werd kleiner onder den scherpen blik -van haar zuster en Arkadiej kon in gezelschap van het voorwerp -zijner liefde niet de minste oplettendheid hebben voor derden. Maar -behagelijk gevoelde hij zich slechts in Katja's tegenwoordigheid. Hij -was bescheiden genoeg, zich niet waardig, noch in staat te achten, -mevrouw Odintsof te kunnen bezighouden. Hij werd verward, als hij -alleen met haar was en kon geen woord uitbrengen. Hij was te jong voor -haar. Katja echter behandelde hij voorkomend en als oudere vriend: -zij mocht hem spreken van den indruk, dien muziek, gedichten, romans -en anderen "onzin" op haar hadden gemaakt, waarbij hij niet bemerkte -hoe die onzin hem zelf ontroerde. Katja van haar kant liet hem gaarne -zijn zwaarmoedigheid uitspelen. Arkadiej hoorde bij Katja, Bazarof bij -Anna Sergejevna, vandaar dat beide paren, zoodra ze te zamen waren, -weer van één gingen en vooral op wandelingen weldra in eigen sfeer hun -zaligheid zochten. Katja dweepte met de natuur. Arkadiej eveneens, -al durfde hij dat niet bekennen. Mevrouw Odintsof was onverschillig -tegenover de natuur, zooals ook Bazarof. Dit gescheiden zijn der -beide vrienden had ten gevolge, dat hun vriendschapsband iets van -zijn innigheid verloor. Bazarof sprak niet meer met Arkadiej over hun -gastvrouw, critiseerde zelfs niet haar aristocratische manieren. Hij -bleef Katja prijzen en ried Arkadiej aan, het sentimenteele in haar -wezen wat te temperen. Maar zijn lof was kort, zijn raad zakelijk; hij -sprak niet meer zoo vaak met zijn vriend, hij begon hem te ontloopen, -alsof hij zich voor hem schaamde. Arkadiej bemerkte dat wel, maar -sprak er met niemand over. - -De eigenlijke oorzaak van deze verandering was het gevoel, dat Anna -Sergejevna Bazarof inboezemde, een gevoel, dat hem kwelde en woedend -maakte. Hij zou het echter met een verachtenden glimlach en cynische -spotwoorden geloochend hebben, indien men er ook slechts van verre op -gezinspeeld had. Bazarof hield van de vrouw in het algemeen, achtte -haar schoonheid, maar noemde de ideale of zooals hij zei romantische -liefde dwaasheid en stelde deze ridderlijke gevoelens op één lijn met -physieke afwijkingen en kwalen. Hij verwonderde er zich altijd meer -over, dat men ridder Toggenburg met al de troebadoers en minnezangers -niet in een gekkenhuis had opgesloten.--Wil je een zekere vrouw, -zei hij, tracht haar dan te veroveren. Weigert zij, laat haar dan -loopen en zoek ergens anders. De wereld is groot genoeg... - -Mevrouw Odintsof beviel hem. En alles wakkerde zijn verlangen aan: de -geruchten, die omtrent haar de ronde deden, haar onafhankelijk vrij -leven, de welwillendheid, die ze hem betoonde. Hij voelde evenwel -al spoedig, dat hij bij haar niets bereiken zou en toch miste hij -de kracht, heen te gaan. Zoodra hij aan haar dacht, kwam zijn bloed -in beroering. Dit kon hij wel weer tot bedaren brengen. Maar nog -iets anders voelde hij, waardoor zijn trots in opstand kwam, iets, -waarover hij vroeger altijd gelachen had. - -In zijn gesprekken met haar toonde hij feller dan ooit zijn -afkeer en verachting voor alle romantiek en, alleen, moest hij -bekennen, hoe diezelfde romantische stemmingen met hem speelden. Hij -dwaalde door de wouden, wild de takken, die hem in den weg waren, -afrukkend, en verwenschte haar en zichzelf. Hij liet zich vallen -in hooistapels, sloot de oogen en trachtte te vergeten, te slapen, -maar vergeefs. Telkens kwam dat beeld, of alleen de gedachte van -het beeld, dat die kuische armen hem zouden omvatten, die trotsche -lippen de zijne kussen, die intelligente oogen met overgave rusten -in de zijne... en een duizeling beving hem, hij vergat en dacht het -door... tot machtelooze woede hem tot zichzelf terugbracht. - -Vrouwelijke zwakheid, vrouwelijke gevoeligheden nam hij in zichzelf -waar, alsof de duivel hem beproeven wilde. Soms meende hij, dat zij -haar gedrag veranderde, dat de koelheid week uit haar trotschen blik, -dat misschien... maar dan stampvoette hij en balde de vuisten. - -Toch was zij niet volkomen ongevoelig gebleven. Haar fantazie was door -zijn wezen in beweging gebracht. Hij vervulde haar denkleven. Niet, -dat zij zich verveelde in zijn afwezigheid of met ongeduld zijn komst -verbeidde, maar zijn tegenwoordigheid verhoogde haar levensspanning, -ze was gaarne alleen met hem en luisterde met open belangstelling -naar zijn woord, ook al sprak hij anders als zij voelde, zelfs al -verwaarloosde hij den salontoon. Zij scheen zich zelf te leeren kennen, -door zich aan hem te toetsen. - -Eens, toen hij met haar in den tuin wandelde, deelde hij haar kort -en vrij ruw zijn aanstaand vertrek naar het landgoed van zijn vader -mede. Ze werd bleek, alsof ze een steek in het hart kreeg, en haar -ontroering was zoo groot, dat het haar zelf verwonderde. Ze vroeg -zich af, wat dat beteekenen kon. - -Bazarof had haar dit niet gezegd, om haar op de proef te stellen -en te zien, hoe ze zich gedragen zou. Hij was er de man niet naar, -van zulke middelen gebruik te maken. - -De opzichter van zijn vader, zijn vroegere leermeester Timofeitsj, een -sluw handig man op jaren, met geelachtige haren, een rood gezicht en -kleine tranende oogen had plotseling voor hem gestaan in zijn jas van -grove donkerblauwe stof met den leeren gordel en de geoliede laarzen. - ---Aha, goeden morgen, oudje, riep Bazarof. - ---Goeden morgen, vadertje Jevgenij Wassilitsj, antwoordde de oude -met vriendelijk lachen, dat over zijn geheele gezicht rimpels groef. - ---Wat voert je hierheen? Zoek je mij? - ---Hoe kunt u dat denken? stamelde Timofeitsj. Bazarofs vader had hem -gezegd, vooral niet te laten merken, dat hij hem stuurde.--Ik had zaken -in de stad voor mijnheer uw vader en daar ik hoorde, dat u hier was, -maakte ik een kleinen omweg, om u eens op te zoeken. Anders had ik -u niet lastig gevallen. - ---Lieg niet, antwoordde Bazarof, de weg naar stad gaat toch niet -hier langs. - -Timofeitsj wendde het hoofd af zonder te antwoorden. - ---Hoe is mijn vader? - ---God lof, het gaat hem goed. - ---En mijn moeder? - ---Arina Wassiljevna ook. Gode zij dank. - ---Ze verwachten me, is het niet? - -De oude wendde het hoofd weer af. - ---Ach, Jevgenij Wassilitsj, hoe zouden ze u dan niet verwachten? Geloof -me, het hart bloedt me, als ik uw ouders aanzie... - ---Goed, goed, geen beschrijvingen. Zeg hun, dat ik gauw kom. - ---Dat zal ik, antwoordde Timofeitsj zuchtend en ging. Voor het huis -trok hij zijn muts met beide handen over de ooren, klom in zijn -wagentje en reed in korten draf weg, maar niet in de richting van -de stad. - -Den avond van dien dag zaten Anna Sergejevna en Bazarof in den salon, -terwijl Arkadiej op en neer liep en naar Katja luisterde, die piano -speelde. De tante was naar haar kamer. Ze hield niet van bezoek en van -"zulke aangewaaide moderne jakhalzen" allerminst. Zoolang ze in den -salon zat, was haar humeur dragelijk. Maar tegenover haar kamenier -gaf ze zoodanig lucht aan haar verontwaardiging, dat tournure en -linten op haar hoofd dansten. - -Mevrouw Odintsof wist dat. - ---Hoe kunt u er aan denken, te vertrekken? vroeg ze Bazarof. En -uw belofte? - -Bazarof trilde. - ---Welke belofte? - ---Bent u die vergeten? U wilde mij les geven in chemie. - ---Ongelukkig wacht mijn vader mij. Ik kan niet langer blijven. Maar -leest u Pelouse en Fremy: Notions générales de chémie, dat is een goed -boek en gemakkelijk te begrijpen. U vindt er alles, wat u wilt weten. - ---U zei immers eenige dagen geleden nog, dat een boek nooit de -plaats... ik weet niet precies meer het woord, dat u gebruikte, -maar u begrijpt wel, wat ik bedoel... is het niet? - ---Wat moet ik doen? antwoordde Bazarof. - ---Hier blijven, waarom weggaan? vroeg ze met zachte stem. - -Hij zag haar aan, ze lag achterovergeleund, de armen tot de elboog -bloot over de borst gekruist, het lamplicht, door een papieren kap -getemperd, maakte haar nog bleeker. Ze droeg een lang, wit kleed, dat -wijd, in tallooze fijne plooien haar omhulde. Ook de voeten had ze over -elkaar geslagen, zoodat alleen de punten der schoentjes te zien waren. - ---En waarom zou ik blijven? antwoordde Bazarof. - -Zij bewoog even het hoofd. - ---Hoezoo, waarom? Bevalt het u hier dan niet? Denkt u, dat u hier -niet gemist zult worden? - ---Dat denk ik niet. - ---Dan hebt u ongelijk, antwoordde ze na een oogenblik stilte. Maar -ik geloof u ook niet. U kunt dat onmogelijk meenen. - -Bazarof bleef onbewegelijk en zweeg. - ---Jevgenij Wassiljewitsj, waarom antwoordt u niet? - ---Wat zal ik zeggen? Niemand is het waard, dat hij gemist wordt, -en ik nog minder dan anderen. - ---Waarom? - ---Ik ben een nuchter materialist en niet interessant. En ik kan niet -beminnelijk zijn. - ---Vischt u? - ---Dat is mijn gewoonte niet. U weet toch wel, dat de deftige zijde van -het leven, de zijde, waaraan u zooveel hecht, mij volkomen vreemd is! - -Mevrouw Odintsof beet in haar zakdoek. - ---U moogt denken wat u wilt, maar ik zal me vervelen, als u weg bent. - ---Arkadiej blijft nog, antwoordde Bazarof. - -Mevrouw Odintsof haalde de schouders op. - ---Ik zal me vervelen, herhaalde ze. - ---Denkt u? O, maar dat zal niet lang duren. - ---Waaruit besluit u dat? - ---U hebt zelf gezegd, dat de verveling komt, zoodra de geregelde gang -van zaken onderbroken wordt. Uw leven is zoo voldoende goed geregeld, -dat het voor verveling noch verdriet toegankelijk is. - ---U vindt dus, dat mijn leven volkomen--goed geregeld is en geordend? - ---Dat vind ik. Het zal over eenige minuten tien uur slaan en ik weet -zeker, dat u me weg zult sturen. - ---Neen, ik zal u niet wegsturen. U kunt blijven. Wilt u het raam wat -open zetten?... Het is hier broeiend-warm... - -Bazarof stond op en zette het venster open. Het ging plotseling en -met hard geluid. Hij was er niet op verdacht, dat het zoo gemakkelijk -zou gaan, want zijn handen beefden. De warme, zachte nacht met zijn -diepen hemel was plotseling dichtbij gekomen, de boomen suizelden en -zuiver-teedere geuren zweefden noodend het venster in. - ---Doet u de gordijnen dicht en gaat u zitten, ging zij voort. Ik -wil nog met u praten voor uw vertrek. Vertelt u me van uw leven. U -spreekt nooit over u zelf. - ---Ik spreek liever over nuttige dingen met u. - ---U bent bescheiden. Maar ik zou graag van uw familie, van uw vader -hooren. Voor hem immers gaat u ons verlaten. - -Waarom zegt ze dat allemaal? dacht Bazarof. - ---Dat zou u niet interesseeren, zei hij, juist u niet. Wij zijn -bescheiden luidjes. - ---Ik ben dus een aristocraat, naar uw meening? Hij keek haar aan. - ---Ja, zei hij met nadruk. - -Zij glimlachte. - ---Ik zie, dat u me niet kent, antwoordde ze.--Ofschoon u beweert, -dat alle menschen gelijk zijn en dat men geen moeite hoeft te doen, -hen afzonderlijk te leeren kennen. Eens zal ik u misschien mijn leven -vertellen. Maar nu moet u eerst spreken. - ---U zegt, dat ik u niet ken, antwoordde Bazarof. Dat is -mogelijk. Misschien is iedere mensch een raadsel. U bijvoorbeeld. U -ontvlucht alle gezelschap, menschen vermoeien u. En toch noodigt u -twee studenten uit. Waarom woont u, mooi en verstandig als u bent, -op het land? - ---Wat zegt u daar? vroeg Anna Sergejevna levendig--ik ben... mooi...? - -Bazarof fronste de wenkbrauwen. - ---Dat doet er niet toe, antwoordde hij, onzeker, ik wilde zeggen, -dat ik niet begrijp, waarom u op het land bent gaan wonen. - ---U begrijpt het niet en toch hebt u er voor u zelf de een of andere -verklaring voor gevonden? - ---Ja, ik denk, dat u hier blijft wonen, omdat u van uw gemak houdt, -omdat u verwend bent en u de rest vrijwel onverschillig is. - -Mevrouw Odintsof glimlachte weer. - ---U wilt dus niet toegeven, dat ik in staat zou zijn, mij te laten -leiden door mijn verbeeldingskracht? - ---Misschien uit nieuwsgierigheid, antwoordde hij en keek haar weer -aan. Maar anders niet. - ---Werkelijk, nu begrijp ik, waarom wij hét zoo goed kunnen vinden. Wij -zijn het in dit opzicht vrijwel eens. - ---Wij het goed kunnen vinden?... herhaalde hij dof. - ---Eigenlijk wel. Ik had vergeten, dat u wilde vertrekken. - -Bazarof stond op. De lamp brandde zwak, de kamer was half-donker en -de lucht geurig, want de gordijnen golfden zachtjes heen en weer en -lieten de welige nacht met zijn vreemde, stille geluiden ritselend -binnen. Mevrouw Odintsof zat onbewegelijk. Maar langzaam, langzaam kwam -het over haar en ook Bazarof wist met tergende, lokkende zekerheid, -dat hij alleen was met een jonge, mooie vrouw... - ---Waarheen? vroeg ze gerekt en fluisterend. - -Hij antwoordde niet en liet zich vallen in zijn stoel. - ---U houdt mij dus voor gelukkig en door het lot verwend? ging ze voort -op denzelfden toon en keek naar het venster. En ik ben integendeel -overtuigd, dat ik het recht heb, mij ongelukkig te achten. - ---U ongelukkig? Maar hoe dan? Bent u dan gevoelig voor dwaze praatjes? - -Een trek van misnoegen gleed over haar gezicht. Het verdroot haar, -verkeerd begrepen te zijn. - ---Praatjes kunnen me niet eens aan het lachen brengen, Jevgenij -Wassiljewitsj en ik ben te trotsch, mij daaraan te storen. Ik -ben ongelukkig, omdat het leven niets biedt, dat mij aantrekt, -bekoort, meesleept. U kijkt me verwonderd aan en denkt: daar zit -een aristocratische dame in kant gekleed, op haar fluweelen stoel -en spreekt zoo? Zeker, ik houd van comfort, zooals u dat noemt. En -toch geef ik niets om het leven. En probeer nu die tegendeelen te -combineeren zooals u wilt. U zult dat trouwens allemaal wel romantiek -noemen. - ---U bent gezond, rijk, onafhankelijk, wat wilt u meer, vroeg Bazarof -hoofdschuddend. - ---Wat ik wil? zei ze zuchtend. Ik voel me moe en oud. Het is me, -of ik al heel lang leef. Ik ben oud, herhaalde ze en trok langzaam -den fichu over haar armen. Haar oogen ontmoetten die van Bazarof en -ze bloosde even. - ---Ik heb al zooveel herinneringen achter me. Een schitterend leven in -Petersburg, armoede, de dood van mijn vader, mijn huwelijk, mijn reis -door Duitschland en alles wat daarna nog kwam, tallooze herinneringen, -en geen enkele, waarbij men zou willen droomen... en vóor me een lange -weg, zonder doel noch richting... ik heb geen lust verder te gaan. - ---Heeft het leven geen bekoring meer voor u? vroeg Bazarof. - ---Dat wel, antwoordde ze na een oogenblik peinzen, maar het heeft -me geen bevrediging geschonken. Ik geloof, als ik me met alle kracht -kon vastklampen aan iets... of iemand... - ---U wilt liefhebben, antwoordde hij, en u kunt niet. Dat is uw ongeluk. - -Mevrouw Odintsof speelde met haar fichu. - ---Zou ik werkelijk niet kunnen liefhebben? vroeg ze. - ---Ik betwijfel het. Maar ik had het geen ongeluk moeten noemen. Men -moet medelijden hebben met iemand, wien dit ongeluk overkomt. - ---Welk ongeluk? - ---Liefhebben. - ---Hoe weet u dat? - ---Van hooren zeggen, antwoordde Bazarof bitter. En hij dacht: -je speelt de kokette, je verveelt je, en tot tijdverdrijf maak je -mij gek, maar ik... - -Zijn hart klopte heftig. - ---Buitendien bent u veel te kieschkeurig, voegde hij erbij en speelde -voorovergebogen met de kwasten van den stoel. - ---Misschien. Alles of niets, dat is het, wat ik wil. Een volkomen -over en weer geven van gevoelens. Wanneer ik geef, dan is dat, -om te ontvangen, en dat zonder berouw, zonder voorbehoud. Anders -liever niets. - ---Over het geheel, antwoordde Bazarof, schijnen die voorwaarden niet -onaannemelijk en het verwondert me, dat u nog niet gevonden hebt, -wat u zoekt. - ---U denkt dus, dat er gemakkelijk gelegenheid te vinden is, zulk een -ruil tot stand te brengen? - ---Gemakkelijk? Niet, als men koud overlegt, beredeneert, kiest, kiest -en zich zelf overschat. Wel, als men zich zonder redeneering overgeeft. - ---Waarom zou men zichzelf niet een beetje hoog aanslaan? Waartoe zich -geven, als men niets waard is? - ---Dat is niet het werk van hem, die zich geeft, de ontvanger moet -schatten, wat de ander waard is. De hoofdzaak is, dat men zich weet -te geven. - -Mevrouw Odintsof haalde de schouders op. - ---U zegt dat allemaal, alsof u het aan den lijve ondervonden hadt, -zei ze. - ---Toeval, Anna Sergejevna. Want dergelijke kwesties hooren niet bij -mijn vak. - ---U zoudt u dus weten te geven? - ---Ik weet niet, ik wil mij zelf niet prijzen. Zij antwoordde niet en -Bazarof zweeg. - -Zij hoorden pianomuziek, - ---Wat speelt Katja nog laat, vanavond, zei mevrouw Odintsof. - -Bazarof stond op. - ---Het is werkelijk al laat. U moest gaan slapen. - ---Nog een oogenblik... waarom zoo'n haast? Ik heb u nog eén ding -te zeggen. - ---Wat dan? - ---Een oogenblik, herhaalde ze fluisterend en haar oogen ontmoetten -weer die van Bazarof. Zij keek hem onderzoekend aan. - -Bazarof deed eenige stappen door de kamer, toen liep hij plotseling -op haar toe, zei ruw: Adieu! en drukte haar hand zoo hard, dat ze wel -kon schreeuwen. Zij bracht haar saamgeperste vingers aan den mond en -blies erop. Toen stond ze op en ging naar de deur, alsof ze Bazarof -terug wilde roepen. Een kamenier kwam binnen met een karaf op een -zilveren blad. Mevrouw Odintsof bleef staan, beval haar heen te gaan, -en zette zich weer peinzend in haar stoel. Een haarvlecht viel als -een donkere slang over haar schouder. - -De lamp brandde nog langen tijd in den salon. En mevrouw Odintsof bleef -onbewegelijk zitten. Een enkele maal wreef ze langs haar bloote armen, -toen de nachtlucht merkbaar kil werd. - -Twee uur later kwam Bazarof op zijn kamer. Wilde blik, de haren -verward, de laarzen nat van dauw. Arkadiej zat nog aan tafel, een -boek in de hand en de jas hoog dichtgeknoopt. - ---Slaap je nog niet? vroeg Bazarof gemelijk. - ---Je bent van avond lang gebleven bij Anna Sergejevna, zei Arkadiej, -zonder de vraag te beantwoorden. - ---Ja, net zoo lang als jij piano hebt gespeeld met Katharina -Sergejevna. - ---Ik heb niet gespeeld, antwoordde Arkadiej en zei niets meer. - -Hij voelde zijn oogen vochtig worden maar hij wilde niet weenen in -tegenwoordigheid van zijn vriend, wiens spot hij vreesde. - - - - - - - - -XVIII. - - -Toen mevrouw Odintsof den volgenden morgen kwam ontbijten, zat -Bazarof al over zijn thee gebogen en richtte plotseling zijn oogen -op haar... zij richtte zich tot hem, alsof hij haar gestooten had -en hij meende te bemerken, dat ze nog bleeker zag dan den vorigen -avond. Hij verdween spoedig in zijn kamer en kwam pas bij het tweede -ontbijt terug. Het was een regenachtige morgen. Allen waren in den -salon bijeen. Arkadiej nam het laatste nummer van een tijdschrift -en begon voor te lezen. De vorstin scheen hierover zeer verwonderd, -alsof hij een fout tegen de etikette had begaan, en monsterde hem -met boozen blik, waarop hij echter niet lette. - ---Jevgenij Wassiljewitsj, zei mevrouw Odintsof, wilt u even meegaan -naar mijn kamer, ik wilde u vragen, u noemde gisteren den titel van -een boek... - -Ze stond op en ging naar de deur. De tante keek om zich heen, en haar -gezicht zei duidelijk: kijk, kijk, hoe ik versteld sta! Zij keek weer -naar Arkadiej, maar deze wisselde een snellen blik met Katja, die naast -hem zat, en las overluid verder. Mevrouw Odintsof liep naar haar kamer, -Bazarof volgde met neergeslagen oogen en hoorde het ruischen van het -zijden morgenkleed voor hem... Anna Sergejevna zette zich in denzelfden -stoel als den vorigen avond en ook Bazarof hernam zijn plaats. - ---Hoe heette dat boek? vroeg ze na een oogenblik. - ---Pelouse en Fremy. Notions Générales, antwoordde hij. Maar ik -kan u ook Ganot Handboek der experimenteele physica aanbevelen. De -afbeeldingen zijn meer gedetailleerd en het boek is... - ---Neem me niet kwalijk, Jevgenij Wassiljewitsj, viel ze hem in de -rede, ik heb u niet laten komen, om over handboeken te praten. Ik zou -ons gesprek van gisteravond weer willen hervatten. U ging zoo opeens -weg... het is u toch niet onaangenaam? - ---Ik ben tot uw dienst. Waarover spraken we gisteren ook weer? - -Mevrouw Odintsof keek hem van terzijde aan. - ---Ik geloof, dat we over het geluk spraken. Ik sprak over mijzelf. Maar -ik moet u iets vragen, omdat ik dat woord geluk noemde. Waarom -schijnt het genot van muziek, van een mooien avond, van een intiem -gesprek met iemand, die ons sympathiek is, eigenlijk alleen maar een -belofte, de afglans van een onbekend geluk, dat wellicht ergens wacht, -maar nooit het geluk zelf, nooit een geluk dat we in werkelijkheid -genieten?--Antwoord me hierop... maar misschien kent u dit gevoel in -het geheel niet. - ---Kent u den bekenden versregel: Nur wo wir nicht sind, dort is das -Glück? antwoordde Bazarof. Trouwens u hebt me gisteren gezegd, dat -u geen bevredigd-zijn kent. En verder komen mij inderdaad dergelijke -gedachten nooit in den zin. - ---Vindt u ze belachelijk? - ---Dat niet, maar ik ken dat zoo niet. - ---Ik zou wel willen weten, waaraan u op het oogenblik denkt. - ---Hoe meent u? Ik begrijp u niet. - ---Ik had al zoo lang eens met u willen uitspreken. Ik hoef niet -te zeggen, dat u niet de eerste de beste bent. Dat weet u wel. Op -uw leeftijd heeft men nog een langen weg voor zich. Wat bent u van -plan? Wat verwacht u van de toekomst? Wat is uw doel? En wat gaat er -om in uw binnenste? Met éen woord, wat en wie bent u? - ---U doet me versteld staan, mevrouw. U weet toch, dat ik -natuurwetenschappen beoefen. En wat mij persoonlijk betreft... - ---Ja, wie bent u? - ---Ik had reeds het genoegen, u mee te deelen, dat ik -goevernements-geneesheer hoop te worden. - -Mevrouw Odintsof gaf teekenen, van ongeduld. - ---Waarom spreekt u zoo? zei ze. U gelooft zelf niet, wat u -zegt. Arkadiej had zoo kunnen antwoorden, maar u... - ---Maar waarom zou Arkadiej... - ---Och wat! Zoo een klein arbeidsveld zou u toch nooit -bevredigen. Bekent u niet zelf, dat u niet gelooft in de medische -wetenschap? U met uw zelfgevoel, distrikts-geneesheer? U zegt dat maar, -om mijn vraag te ontloopen. Ik boezem u geen vertrouwen in. Toch geloof -ik, dat ik u zou kunnen begrijpen, Jevgenij Wassiljewitsj. Ik was -zelf arm en vol zelfgevoel zooals u. Ik heb waarschijnlijk hetzelfde -meegemaakt. - ---Dat is goed en wel, Anna Sergejevna, maar ik ben niet gewoon, -anderen mijn hart te openen, u moet me niet kwalijk nemen. En -buitendien bestaat er zulk een kloof tusschen ons... - ---Och kom, zult u me nog eens voor de voeten gooien, dat ik aristocrate -ben? Ik heb u toch zeker wel bewezen... - ---Buitendien, ging Bazarof voort, begrijp ik niet, welk genoegen er -in kan liggen over de toekomst te spreken, die in 't algemeen zoo -weinig met ons te maken heeft. Doet zich een gelegenheid voor, iets -te praesteeren, des te beter, en anders zal het wel het best zijn, -zoo weinig mogelijk onnoodig gepraat te hebben. - ---U noemt vriendschappelijke gedachtenwisseling onnoodige praat. U -acht mij ten slotte als vrouw uw vertrouwen niet waard? U veracht -zoo een beetje het vrouwelijk geslacht! - ---Ik veracht u geenszins, Anna Sergejevna, en dat weet u heel goed. - ---Neen, ik weet niets. Maar het zij zoo. Dat u niet over uw toekomst -wilt spreken, kan ik begrijpen, maar wat er op het oogenblik in -u omgaat... - ---Omgaat? herhaalde Bazarof. Ben ik soms een staat of een -maatschappij? In ieder geval is dat niet erg belangrijk. En buitendien, -moeten wij dan altijd maar luide verkondigen, wat er in ons omgaat? - ---Ik zie niet in, waarom men niet eerlijk uit zou komen voor wat men -op het hart heeft! - ---Zou u dat kunnen? - ---Ja, antwoordde mevrouw Odintsof na een oogenblik. - -Bazarof boog. - ---Dan bent u gelukkiger dan ik, zei hij. - -Anna Sergejevna zag hem aan, alsof ze een verklaring verwachtte. - ---U hebt goed praten, antwoordde zij, maar ik ben toch geneigd, -te gelooven, dat wij elkaar niet vergeefs hebben ontmoet en dat wij -goede vrienden zullen blijven. Ik ben overtuigd, dat uw geslotenheid, -uw... hoe zal ik zeggen... hardheid op den duur verdwijnen zal. - ---U vindt mij dus gesloten... of... hard? - ---Ja. - -Bazarof stond op en ging naar het venster. - ---En u wilt de oorzaken van die geslotenheid leeren kennen, u wilt -weten, wat er in mij omgaat? - ---Ja, antwoordde mevrouw Odintsof, met een ontroering, waarvan ze -zich nog geen rekenschap kon geven. - ---En u zult niet boos worden? - ---Neen! - ---Niet? Bazarof stond met den rug naar haar toe. - ---Weet dan, dat ik u dwaas, krankzinnig lief heb... u hebt mij -gedwongen, het te zeggen. - -Mevrouw Odintsof strekte haar armen. Bazarof drukte zijn voorhoofd -tegen de ruit. Hij had het gevoel van stikken, beefde over al -zijn leden; maar dat was niet de opgewondenheid van prille jeugd, -niet de zalige verrukking eener eerste liefdesbekentenis, dat was -het lijfsverlangen, dat in hem streed, die wilde, heftige kracht, -die op het Booze lijkt en wellicht daarmee verwant is. - -Mevrouw Odintsof gevoelde angst en medelijden tegelijk. - ---Jevgenij Wassiljewitsj, zei ze zacht, en wellicht ongewild lag er -diepe teederheid in haar stem. - -Hij keerde zich om, keek haar aan met verterenden blik en trok haar -bij de handen hartstochtelijk naar zich toe. - -Zij kon zich niet dadelijk losrukken... maar na eenige oogenblikken -was ze gevlucht in den versten hoek der kamer. Hij op haar toe... - ---U hebt me niet begrepen! riep ze met heesche stem. - -Nog een stap en ze zou geschreeuwd hebben. Dat was aan haar houding -duidelijk kenbaar. Bazarof beet zich de lippen en liet haar alleen. - -Een half uur later bracht een kamermeisje haar een briefje van -Bazarof. Daar stond in: "Moet ik vandaag nog vertrekken, of kan ik -tot morgen blijven?" Zij antwoordde: "Waarom vertrekken? Ik heb u -niet begrepen en u hebt mij niet begrepen." Terwijl ze die woorden -opschreef, dacht ze: ik heb me zelf niet begrepen. - -Bij het middagmaal verscheen ze pas. Den geheelen morgen was ze heen -en weer blijven loopen in haar kamer, was nu eens voor den spiegel, -dan weer voor het venster blijven staan, terwijl ze voortdurend haar -hals met een zakdoek afveegde. Ze verbeeldde zich, dat daar een -gloeiend-roode vlek moest zijn. Ze had zich afgevraagd, waarom ze -Bazarof tot die bekentenis gedwongen had en of ze het al niet reeds -lang vermoedde. - -Ik ben schuldig, zei ze hardop, maar wie kan alles vooruitzien? - -Ze werd kalmer-droomend en schrok blozend bij de herinnering aan -Bazarofs wilde blikken, toen hij op haar af was gekomen. - -Of... misschien... zei ze dan weer opeens, bleef staan en schudde haar -lokken. Toen ze in den spiegel haar licht opzij gebogen hoofd zag, -met den geheimzinnigen glimlach in de halfgeloken oogen en op den -half-open mond, ontroerde haar dit beeld, alsof het iets vreemds en -dieps verborg. - ---Neen, neen, zei ze ten slotte, God weet, waartoe dit leiden kan. Met -zoo iets valt niet te spelen. De rust is toch het best op aarde... - -Haar gemoedsrust werd dan ook niet verstoord. Maar ze was droevig -en vergoot zelfs enkele tranen, zonder te weten waarom. Het was -geen gevoel van schaamte of vernederd-zijn, ze voelde zich niet eens -deemoedig geworden. Ze voelde alleen wat schuld. Geleid door allerlei -onduidelijke gevoelens, het bewustzijn van een doelloos vervlietend -leven en het verlangen naar nieuwe ontroeringen, was ze tot een grens -gegaan en toen ze over die grens een blik wierp, had ze geen afgrond, -maar toch leegheid en leelijkheid gezien... - - - - - - - - -XIX. - - -Ofschoon ze haar gevoelens volkomen beheerschte en veel vooroordeelen -overwonnen had, kon ze toch iets pijnlijks niet onderdrukken, -toen ze wederom in de eetkamer kwam. Er had niets bizonders plaats -gedurende den maaltijd. Porphyriej Platonitsj verscheen en vertelde -allerlei aardigheden. Hij was in de stad geweest. Hij had onder ander -nieuws gehoord, dat de goeverneur de ambtenaren uit zijn onmiddellijke -omgeving bevolen had, sporen te dragen, opdat dringende zaken dadelijk -te paard uitgevoerd konden worden. - -Arkadiej praatte zachtjes met Katja en bewees de vorstin-tante, -als volmaakt diplomaat, kleine oplettendheden. Bazarof was stil en -somber. Mevrouw Odintsof keek hem eenige malen tersluiks aan, wanneer -hij zoo met neergeslagen oogen en een alles verachtende strengheid -om zijn lippen scheen te zeggen: Neen, neen, neen! - -Na tafel gingen allen in den tuin. Anna Sergejevna zag, dat Bazarof -haar wilde spreken, liep enkele schreden vooruit en bleef toen -staan. Hij trad op haar toe en zei, nog altijd met neergeslagen oogen -en droeve stem: - ---Ik moet u vergiffenis vragen. U zult zeker heel boos zijn. - ---Neen, ik ben in 't geheel niet boos op u, antwoordde ze, maar ik -ben bedroefd. - ---Des te erger. In ieder geval ben ik voldoende gestraft. Mijn -positie is onmogelijk geworden, dat zult u toegeven. U schreef: -Waarom vertrekken? En ik kan en wil niet blijven. Morgen ga ik weg. - ---Jevgenij Wassiljewitsj, waarom... - ---Waarom ik weg ga? - ---Neen, dat wilde ik niet zeggen. - ---Wat voorbij is, komt niet terug. En vroeg of laat moest dit -gebeuren. U ziet, er blijft mij niets anders over. Onder eén enkele -voorwaarde zou ik nog kunnen blijven. Die voorwaarde zal nooit vervuld -worden. Vergeeft u mijn vermetelheid, maar u hebt mij immers niet -lief en zult mij nooit liefhebben. - -Bazarofs oogen fonkelden even onder de zware wenkbrauwen. - -Anna Sergejevna antwoordde niet, maar ze dacht: die man maakt me bang. - ---Goeden dag! zei Bazarof, alsof hij in haar ziel gelezen had en liep -in de richting van het huis. - -Anna Sergejevna volgde hem langzaam. Ze riep Katja, nam haar arm, -dien ze vasthield. Ze speelde niet mee en glimlachte gedwongen bij elke -gelegenheid. En dit stond slecht bij haar bleek, moe gezicht. Arkadiej -begreep niets van dit alles en vroeg zich, alleen opmerkend, af: -wat beduidt dit toch? Bazarof had zich op zijn kamer opgesloten, -maar kwam bij de thee. Mevrouw Odintsof had hem gaarne vriendelijk -toegesproken, maar ze wist niet, wat te zeggen. Een onverwachte -omstandigheid kwam haar te hulp. Sitnikof werd aangediend. Het is -moeilijk de merkwaardige houding van den jongen "liberaal" bij zijn -entrée de chambre te beschrijven. Met de hem eigen onbeschaamdheid -had hij besloten, een vrouw te bezoeken, die hij nauwelijks kende -en die hem nooit had uitgenoodigd, maar bij wie, zooals hij wist, -twee ontwikkelde vrienden te gast waren. Toch was hij buitengewoon -verlegen en in plaats van zich te ontlasten van zijn uit het hoofd -geleerde complimenten en verontschuldigingen, stotterde hij allerlei -dwaasheid: Eudoxia, dat wilde zeggen: Koeksjin had hem gezonden om -te informeeren naar den gezondheidstoestand van Anna Sergejevna en -Arkadiej Nikolajewitsj had altijd zeer vleiend over Anna Sergejevna -gesproken... Midden in dien onzin bleef hij steken en werd zoo verward -dat hij op zijn hoed ging zitten. Men joeg hem echter niet weg en Anna -Sergejevna stelde hem zelfs voor aan haar tante en zuster en daardoor -kreeg hij langzamerhand zijn tegenwoordigheid van geest terug en ging -door met kletsen. Wanneer de menschelijke domheid verschijnt, kan -dat zijn nut hebben. Zij brengt ontspanning in al te strak gespannen -verhoudingen en te trotsche en ijdele gevoelens herinnert zij eraan, -dat domheid en geest een zelfden oorsprong en veelal gelijkenis -hebben. De verschijning van Sitnikof gaf een rustiger, eenvoudiger -toon aan het leven in huis. Men soupeerde met meer smaak en ging een -half uur vroeger dan gewoonlijk ter ruste. - ---Nu kun je herhalen, zei Arkadiej van uit zijn bed tot Bazarof, die -zich ook gereed maakte voor den nacht, wat je mij eens hebt gezegd: -waarom zoo droevig? Zeker een of anderen heiligen plicht nagekomen? - -De vrienden hadden sedert eenigen tijd de gewoonte, elkander op -dezen zoet-bitteren toon te plagen, hetgeen altijd een bewijs is van -innerlijk verdriet en wantrouwen, dat nog verborgen wil blijven. - ---Ik ga morgen weg naar huis, zei Bazarof. Arkadiej keerde zich om -en leunde op zijn elleboog. Dit bericht verraste hem aangenaam. - ---O, antwoordde hij, ben je daarom zoo down? - ---Veel weten veroorzaakt hoofdpijn, antwoordde Bazarof en gaapte. - ---En Anna Sergejevna? vroeg Arkadiej. - ---Wat zou die? - ---Ik bedoel, laat zij je gaan? - ---Ik ben toch niet in haar dienst! - -Arkadiej zweeg, peinzend en Bazarof keerde zich met het gezicht naar -den muur. Het bleef eenigen tijd stil. - ---Jevgenij, riep Arkadiej opeens. - ---Wat is er? - ---Ik ga morgen met je mee. - -Bazarof antwoordde niet. - ---Ik ga ook naar huis, ging Arkadiej voort, we kunnen samen reizen -tot Chochlof, waar je dan met Fedot verder je reis bepalen kunt. Ik -had graag je ouders leeren kennen, maar ik vrees jou en hun ongelegen -te komen. En dan kom je hoop ik later nog eens bij ons? - ---Mijn bagage staat nog bij jullie, antwoordde Bazarof, zonder om te -keeren. Waarom zou hij de redenen niet vragen van mijn plotseling -besluit? dacht Arkadiej.--Waarom moeten we eigenlijk zoo opeens -weg? Hij zoowel als ik? - -Maar hij vond geen antwoord op die vragen en zijn hart was vol stille -bitterheid. Hij voelde, dat het hem moeilijk zou vallen, dit leven, -waaraan hij nu gewoon was geworden, te veranderen, maar nog moeilijker -scheen het, alleen achter te blijven zonder Bazarof. Er moet iets -gebeurd zijn tusschen hen, dacht hij, maar wat heb ik hier nu nog te -doen, als hij weg is? Zij wil niets van mij weten en dan zou ik het -zeker heelemaal verbruiden... Hij zag Anna Sergejevna's beeld voor -zich, maar dat maakte langzaam plaats voor een ander... - ---Jammer voor Katja, fluisterde hij in zijn kussen en vreemd, er -viel een traan. Plotseling streek hij zich met de hand door het haar -en riep: - ---Wat moest die idioot van een Sitnikof hier doen? - -Bazarof kwam in beweging. - ---Ik zie, dat je nog heel dom bent, zei hij eindelijk. Lui -als Sitnikof kunnen we niet missen. We hebben zulke idioten -volstrekt noodig. Begrijp je me? De goden hebben ander werk als -pottenbakken! [10] - ---Hm! dacht Arkadiej. En voor het eerst zag hij Bazarofs eigenliefde -in haar geheelen omvang. - ---Wij zijn dus goden, jij en ik? Of liever jij! Want ik ben -waarschijnlijk ook wel een idioot, is het niet? - ---Ja, antwoordde Bazarof, jij bent nog dom... - -Mevrouw Odintsof toonde zich niet bijster verrast, toen Arkadiej haar -den volgenden morgen meedeelde, dat hij met Bazarof zou vertrekken. Ze -zag er vermoeid en verstrooid uit. Katja keek hem ernstig aan en zei -niets. De tante maakte een kruis onder haar sjaal zoodanig, dat hij -het moest zien. Sitnikof raakte geheel buiten zichzelve. Hij had een -nieuwen rok aan, die niets van den slavophiel vertoonde. Den vorigen -dag had de knecht, die hem bedienen moest, verwonderd gestaan over -de massa linnengoed, die de nieuwe gast had meegebracht. En nu gingen -zijn vrienden weg! Hij liep angstig en besluiteloos heen en weer als -een gejaagde haas aan den rand van een woud. En geheel onverwachts -verklaarde hij bijna schreeuwend, dat ook hij besloten had, weg te -gaan. Mevrouw Odintsof drong er niet op aan, dat hij zou blijven. - ---Ik heb een gemakkelijk rijtuig, zei de ongelukkige jongeling tot -Arkadiej, ik kan u naar huis brengen. Jevgenij Wassiljewitsj kan dan -uw tarantas nemen. Zoo gaat het gemakkelijk. - ---Hoe komt u erbij? Ons huis ligt niet langs uw weg. Dan moest u een -grooten omweg maken. - ---Dat beteekent niets. Ik heb tijd. En buitendien moet ik voor zaken -in uw buurt zijn. - ---Wodki-zaken? vroeg Arkadiej, op bijna verachtenden toon. - -Maar Sitnikof was zoo onthutst, dat hij niet eens begon te lachen. - ---Ik verzeker u, dat mijn rijtuig bizonder gemakkelijk is, ging hij -voort, en dat er plaats is voor ons allen. - ---Krenkt u den heer Sitnikof niet door te weigeren, zei Anna -Sergejevna. - -Arkadiej keek haar aan en boog het hoofd. - -Na het ontbijt had het vertrek plaats. Bij het afscheid gaf mevrouw -Odintsof Bazarof een hand en zei: - ---Tot ziens, niet waar? - ---Zooals u wilt. - ---Dan zien we elkaar weer. - -Arkadiej ging het eerst en nam plaats in Sitnikofs rijtuig. De -hofmeester hielp hem eerbiedig instappen, maar hij gevoelde lust, -hem te slaan of te weenen. Bazarof ging in den tarantas. Toen ze -in Chochlofsk aangekomen waren, wachtte Arkadiej, tot Fedote, de -herbergier, zijn paarden voor de tarantas had gespannen. Daarop ging -hij naar het voertuig en zei met de vroegere hartelijkheid tot Bazarof: - ---Jevgenij, laat mij meegaan. Ik wil met je mee. - ---Stap maar in, mompelde Bazarof. - -Toen Sitnikof, die fluitend rondliep, die woorden hoorde, sperde -hij den mond van verbazing open. Arkadiej nam rustig zijn koffers, -ging naast Bazarof zitten, groette Sitnikof beleefd en riep: Vooruit! - -De paarden trokken aan en de tarantas was weldra uit het gezicht -verdwenen. Sitnikof, die niet bekomen kon van zijn verbazing, keek den -koetsier grimmig aan, sprong in het rijtuig, riep twee voorbijgaande -boeren toe: zet je mutsen op, ezels! en reed stadwaarts, waar hij -laat aankwam. Den volgenden dag had hij het met madame Koeksjin in -haar salon, over die twee hoogmoedige grove kinkels, die hem zoo maar -in den steek hadden gelaten. - -Arkadiej drukte Bazarof de hand, toen hij naast hem zat en zei -langen tijd geen woord. Bazarof scheen dit zwijgen, dien handdruk te -begrijpen. Den vorigen nacht had hij geslapen, noch gerookt. Reeds -eenige dagen had hij ook weinig gegeten. Zijn somber ingevallen -gezicht teekende zich scherp af onder de reismuts. - ---Geef me een sigaar, zei hij eindelijk,... heb ik een beslagen -tong? kijk eens. - ---Ja, antwoordde Arkadiej. - ---Dacht ik wel... daarom smaakt me die sigaar niet. De machine -loopt niet. - ---Ja, je bent wel veranderd, zei Arkadiej. - ---Heeft niets te beteekenen, zal wel weer goed komen. Alleen voor -de zorgzaamheid van mijn moeder ben ik bang. Als men niet zijn buik -volstopt en tienmaal per dag eet, heeft ze geen rust. Mijn vader is -gelukkig niet zoo. Die kent de wereld en is door de wol geverfd. - ---Niet te rooken! zei hij ergerlijk en gooide de sigaar naar buiten. - ---Ligt jullie goed niet vijf en twintig werst van hier? vroeg Arkadiej. - ---Ja. Maar hier is een wijsgeer, die het ons precies kan zeggen. En -daarbij wees hij naar den boer, die op den bok zat en wien Fedote de -leidsels gegeven had. De wijsgeer antwoordde: - ---Wie weet? De wersten worden hier niet gemeten. - -En daarna sprak hij weer zacht met zijn paard, dat voortdurend den -kop schudde. - ---Ja, ja, zei Bazarof, dat moet ons een leering zijn. Ik geloof, dat -de duivel de hand in het spel heeft. De mensch hangt aan een draad, -ieder oogenblik kan hij in een afgrond storten, die zich voor hem -opent. En daaraan heeft hij nog niet genoeg. Hij bedenkt nog allerlei -domheden, die hem nog ongelukkiger maken. - ---Wat bedoel je? vroeg Arkadiej. - ---Niets. En zoo zeg ik ook zonder bedoeling, dat we ons als ezels -hebben gedragen. Buitendien heb ik opgemerkt, dat zieken, die hun -toestand overzien, altijd beter worden. - ---Ik begrijp je niet goed, antwoordde Arkadiej, ik geloof, dat je -geen reden hebt, je te beklagen. - ---Omdat je mij niet goed begrijpt, zal ik je dit zeggen. Men doet -beter, steenen te kloppen op straat, dan een vrouw ook maar den top -van den kleinen vinger te geven. Dat is allemaal... Bazarof wilde -zijn lievelingswoord romantiek lanceeren, maar hij hield zich in. - ---Je zult me nu niet gelooven, ging hij voort, en toch is het waar, -wat ik zeg. We zijn allebei in vrouwengezelschap verzeild geraakt en -dat leventje beviel ons wel. Maar het is even aangenaam, dit gezelschap -weer te verlaten, als op een heeten dag een koude douche te nemen. Een -man heeft beter te doen, dan zich met zulke dwaasheden afgeven. Een -man moet wild zijn, zei een heel verstandig spaansch spreekwoord. Jij -bijvoorbeeld, vriend, zeg eens, richtte hij zich tot den koetsier, -heb jij een vrouw? - -De boer keek om en toonden den beiden vrienden zijn breed, plat -gezicht. - ---Een vrouw? Zou ik geen vrouw hebben? - ---Sla je haar? - --- Mijn vrouw? Dat hangt er van af.--Zonder reden niet. - ---Natuurlijk niet. En slaat zij jou ook? - -De boer rukte aan den teugel. - ---Wat zegt u, heer? vroeg hij, ik geloof, dat u grappen maakt, heer. - -Die vraag had hem blijkbaar gekrenkt. - ---Hoor je dat? Arkadiej. En toch zijn wij allebei geslagen. Dat hebben -wij ervan, dat we ontwikkelde menschen zijn. - -Arkadiej glimlachte gedwongen, Bazarof keerde zich af en deed de -geheele verdere reis den mond niet meer open. - -De vijf en twintig werst leek Arkadiej vijftig. Het dorp, waar -Bazarofs ouders woonden, werd eindelijk zichtbaar tegen de helling -van een lagen heuvel. Niet ver daar vandaan stond tusschen een groep -jonge berken het heerenhuis met strooien dak. Bij den ingang van het -dorp stonden twee boeren, de mutsen op het hoofd en keven. - ---Je bent een dik zwijn, zei de een tot den ander. - ---En jij bent een varken, en je wijf is een heks, antwoordde de andere. - ---Zulk een lieve vertrouwelijkheid, zei Bazarof, de opgewekte toon -van deze woordenwisseling kan je bewijzen, dat de boeren van mijn -vader niet al te strak gehouden worden. Maar daar heb je hem zelf -al. Hij heeft zeker de schellen gehoord. Hij is het. Ik herken hem -aan zijn figuur. Wat is hij grijs geworden, de arme duivel! - - - - - - - - -XX. - - -Bazarof leunde uit den tarantas. Arkadiej zag over de schouders -van zijn vriend op den stoep van het huis een groot, mager man met -opstaande haren, een kleine wipneus en een oude soldatenjas. Hij -stond wijdbeens, een lange pijp in de hand en knipoogde, alsof hij -zijn oogen tegen de zon wilde beschermen. De paarden hielden stil. - ---Daar ben je dan! riep Bazarofs vader en rookte verder, ofschoon de -pijp tusschen zijn tanden beefde. Kom, stap uit, stap uit, dat ik je -behoorlijk omhelzen kan. - -Hij omarmde den zoon. - ---Jenoesja, Jenoesja! riep een trillende stem uit het huis. De -voordeur ging open en een kleine matrone verscheen in wit kapje en -kort jak. Ze schreeuwde, wankelde en zou gevallen zijn, als Bazarof -haar niet opgevangen had. - -De kleine mollige handen lagen weldra om Bazarofs nek en ze drukte -haar gezicht tegen zijn borst. Alleen onderdrukt snikken was te -hooren. Bazarofs vader knipoogde erger dan in het begin. - ---Nou is het genoeg, Ariesja, hou op, schei nu uit, zei hij eindelijk -en keek Arkadiej aan, die onbewegelijk bij het rijtuig stond. Zelfs de -boer op den bok keerde zich geroerd af.--Dat is niet noodig, hou op, -houd op! - ---Och Wassili Ivanitsj! antwoordde het oudje snikkend, als ik bedenk, -dat hij daar is, onze jongen, onze Jenoesja! - -En zonder hem los te laten, hief zij haar betraande gezicht op, keek -Bazarof met grappig-gelukkige uitdrukking aan en drukte hem nog eens -aan het hart. - ---Nou ja, dat begrijp ik allemaal wel, zei Wassili Ivanitsj, maar laten -we nu naar binnen gaan. Jevgenij heeft een vriend meegebracht. Neemt -u ons niet kwalijk, maar u begrijpt, vrouwelijke zwakheid... een -moederhart... - -De laatste woorden golden Arkadiej, maar ook zijn eigen lippen -trilden. Hij deed zijn best, kalm te blijven, zelfs onverschillig, -maar het ging niet. - -Arkadiej boog het hoofd. - ---Kom moedertje, zei Bazarof, laat ons naar binnen gaan. En hij voerde -de oude vrouw, die in tranen versmolt, naar de ontvangkamer. Hij -zette haar in een gemakkelijken stoel, omhelsde nog eens zijn vader -en stelde hem zijn vriend voor. - ---'t Doet me genoegen, kennis te maken, zei Wassili Ivanitsj, -maar u moet het bij ons voor lief nemen, alles is eenvoudig hier, -militair.--Arina Vlassievna, doe me het pleizier en kom tot jezelf! Dat -is zwakheid! Onze gast zal een mooien indruk van je krijgen. - ---Vadertje, zei de oude, met tranen nog in de stem, ik ken uw voornaam -en uw vadersnaam nog niet. - ---Arkadiej Nikolajevitsj, antwoordde Wassili Ivanovitsj op eenigszins -plechtigen toon. - ---Vergeef mij, domme vrouw, klonk het zwakjes, ze snoot haar neus, -en veegde het eene oog, en daarna het andere af, waarbij ze het -hoofd rechts en links gebogen hield.--Neemt u me niet kwalijk. Ik -had gedacht, te zullen sterven, zonder mijn armen zoon... weergezien -te hebben. - ---En nu hebt u hem weergezien, mevrouw, zei Wassili Ivanovitsj -levendig.--Tanioesjka, heette het nu tegen een twaalfjarig meisje, -dat blootsvoets in een hel-rood katoenen rokje, angstig in de deur -stond te kijken.--Breng de vrouw een glas water op een blaadje, -versta je, en de heeren? ging hij voort op jovialen toon, die wat -van de oude school had, mag ik zoo vrij zijn, u uit te noodigen, -het kabinet van den veteraan binnen te treden? - ---Laat ik je nog eens omhelzen, Jenoesjetsjka, zuchtte Arina -Vlassievna. Bazarof boog over haar heen.--Wat ben je een prachtige -jongen geworden! - ---Dat kan ik niet vinden, antwoordde Wassili Ivanovitsj, maar zooals -de Franschman zegt, een homme fait is hij geworden. En nu van wat -anders, Arina Vlassievna, als je moederhart verzadigd is, moest je -je eens met de spijziging van onze dierbare gasten bezig houden, -want je weet, de nachtegaal leeft niet alleen van zingen! - -De moeder stond op. - ---De tafel is dadelijk gedekt, Wassili Ivanovitsj. Ik zal zelf naar -de keuken gaan en voor het opdoen zorgen. In een oogenblik is alles -in orde. In geen drie jaar heb ik hem gezien, heb ik hem te eten of -te drinken gegeven! Dat is geen kleinigheid. - ---Maak voort, moeder, schaf voor vier, dat je eer van je werk hebt. En -als ik de heeren nu verzoeken mag? Daar is Timofeitsj, Jevgenij, en -wil je verwelkomen. Die zal ook gelukkig zijn, die oude poedel! Is -'t niet Poedel? Wilt u maar volgen, heeren? - -Wassili Ivanovitsj opende de optocht met een gewichtige houding en -slofte met zijn oude pantoffels over den vloer. - -Zijn huis bevatte maar zes kleine kamers. Het vertrek, waarheen hij -zijn jonge vrienden voerde, heette het kabinet. Een zware, houten -tafel, overdekt met bijna zwart berookte papieren, stond tusschen -twee vensters. De wanden waren versierd met Turksche geweren, -Kozakkenzweepen, een sabel, twee groote landkaarten, anatomische -afbeeldingen, een portret van Hufeland, een kroon van haar gevlochten -in een zwarte lijst, en een diploma, ook achter glas. Tusschen twee -enorme boekekasten van berken wortelhout stond een op verschillende -plaatsen gescheurde lederen sofa. Boeken, doozen, opgezette vogels, -reageerbuizen, retorten in vakken ingedeeld. In een hoek der kamer -eindelijk stond een electriseermachine, die blijkbaar geen dienst -meer deed. - ---Ik heb jullie direct gezegd, mijn waarde gasten, zei Wassili -Ivanitsj, dat we hier om zoo te zeggen in bivak leven... - ---Schei toch uit met je excuses, antwoordde Bazarof. Kirsanof weet -heel goed, dat we geen Croesussen zijn en dat we in geen paleis -wonen. De kwestie is, waar we kunnen slapen. - ---Dat komt terecht, Jevgenij, ik heb een fijne kamer in het bijgebouw, -je vriend zal zich daar volkomen thuis voelen. - ---Heb je tijdens mijn afwezigheid een vleugel laten bijbouwen? - ---En of, waar de badkamer is, zei Timofeitsj. - ---Naast de badkamer, viel Wassili Ivanovitsj in de rede, ik zal eens -gaan zien, of alles in orde is. En ga jij intusschen de bagage van de -heeren halen, Timofeitsj. Jij komt natuurlijk in mijn studeerkamer, -Jevgenij: Suum cuique. - ---Een eigenaardig mensch, zei Bazarof, toen zijn vader weg was, -net als jouw vader, maar dan op zijn manier. Hij praat wat te veel. - ---Je moeder schijnt ook een lieve vrouw, zei Arkadiej. - ---Ja, ze is niet kwaad. Je zult zien, wat we te eten krijgen! - ---We verwachtten u niet vandaag, vadertje, zei Timofeitsj, toen hij -den koffer bracht, we hebben geen vleesch. - ---Dan doen we 't zonder vleesch. Waar niets is, heeft de keizer zijn -recht verloren. Armoede is geen schande. - ---Hoeveel boeren heeft je vader? vroeg Arkadiej. - ---Het goed is niet van hem, het is van moeder en ik geloof, dat het -hoogstens vijftien zielen telt. - ---Twee en twintig met verlof, zei Timofeitsj, gekrenkt. - -Zij hoorden het sloffen van de pantoffels en Wassili Ivanovitsj -verscheen weer in zijn kabinet. - ---Nog een minuut of wat en de kamer zal gereed zijn, u te ontvangen, -Arkadiej--Nikolaitsj... zoo heet u toch, als ik me niet vergis, riep -hij uit, en die hier zal u bedienen, zei hij, op een jongen wijzend, -die mede binnengekomen was, hij heet Fedka. - -Fedka had kort geknipt haar, een blauw hemd met gaten door de elbogen -en laarzen, die niet van hem waren. - ---U zult voor lief moeten nemen, zeg ik u nog eens, al wil mijn zoon -het niet hebben. Overigens kan de jongen uitmuntend een pijp stoppen. U -rookt zeker? - ---Ik rook meest sigaren, antwoordde Arkadiej. - ---Daar hebt u gelijk aan. Ik houd ook meer van sigaren. Maar die zijn -hier moeilijk te krijgen, zoo ver van de stad. - ---Schei toch uit met die klaagliederen, zei Bazarof, ga liever op de -sofa zitten en laat me je eens bekijken. - -Wassili Ivanovitsj ging lachend op de sofa zitten. Hij leek op zijn -zoon. Alleen zijn voorhoofd was lager en smaller, zijn mond wat -breeder, ook haalde hij telkens de schouders op, alsof de armsgaten -van zijn jas te nauw waren. Hij knipoogde voortdurend, terwijl zijn -zoon veel vrijer was in zijn bewegingen. - ---Klaagliederen, antwoordde Wassili Ivanitsj, verbeeld je maar niet, -dat ik probeer, het medelijden van je vriend op te wekken. Hij hoeft -niet te denken, dat we hier in de woestijn leven. Ik geloof, dat er -voor een denkend mensch in 't geheel geen woestijn bestaat. In ieder -geval doe ik mijn best, geen mos op me te laten groeien, zooals het -spreekwoord zegt. Ik wil niet bij mijn tijd achterblijven. - -Hij haalde een splinternieuwen, geel-zijden zakdoek voor den dag dien -hij gehaald had, toen hij de kamer van Arkadiej had geïnspecteerd, -en ging voort, terwijl hij met dien zakdoek zwaaide: - ---Ik zal me er niet op beroemen, dat ik de boeren aan me verplicht -heb door hun de helft van het land af te staan, ofschoon me dat -gevoelige verliezen heeft gekost. Ik beschouwde het als mijn plicht, -het gezond verstand zegt, zoo te handelen. Ik begrijp niet, dat alle -grondbezitters het nog niet gedaan hebben. Ik bedoelde straks de -wetenschap en de ontwikkeling in 't algemeen. - ---Daar heb je warempel "De Vriend der Gezondheid" liggen voor 't jaar -'55! zei Bazarof. - ---Een aandenken van een goed vriend, antwoordde Wassili Ivanitsj. En -uitsluitend tegen Arkadiej sprekend, ging hij voort: - ---Wij hebben ook nog wel eenig denkbeeld van de phrenologie! Hij wees -op een kleinen kop van gips, die in een menigte vakjes was ingedeeld, -de namen Schönlein en Rademacher zijn ons niet onbekend. - ---Gelooft men nog aan Rademacher in het goevernement? vroeg Bazarof. - -Wassili Ivanovitsj kuchte. - ---In 't goevernement, herhaalde hij, zeker zullen de heeren meer -van die dingen af weten, dan wij, er is geen denken aan, dat wij u -nog zouden kunnen inhalen. Jullie moeten ons ook opvolgen. Ik weet -nog wel, in onzen tijd vonden we den patholoog Hoffman of Browe met -zijn vitalisme belachelijk, en toch hadden die opgang gemaakt in hun -tijd. Er zal weer een ander geleerde gekomen zijn, om Rademacher te -overtroeven en jullie gelooft in hem, maar over twintig jaar zullen -ze weer over hem spotten. - ---Ik kan je tot je troost zeggen, dat we tegenwoordig over de heele -medische wetenschap lachen en geen enkelen leeraar erkennen. - ---Hoe kan dat? Je studeert toch medicijnen? - ---Jawel, maar het eene sluit het andere niet uit. - -Wassili Ivanovitsj haalde zijn pijp uit, waarin nog wat warme asch. - ---Kan zijn, zei hij, daar wil ik af wezen. Wat ben ik per slot van -rekening? Een gepensioneerde regimentsdokter, voilà tout! En nu ben ik -grondeigenaar geworden. Ik stond bij de brigade van uw grootvader, ja, -ik heb heel wat gezien in mijn leven, alle mogelijke menschen ontmoet -uit alle standen (dit was weer tegen Arkadiej). Ik, zooals ik hier -voor u zit, heb vorst Witgenstein en Joekofski den pols gevoeld. En -de mannen van den veertienden December [11] heb ik gekend in de -Zuid-legers. U begrijpt! - -Wassili Ivanovitsj zette deze woorden kracht bij door veelbeteekenend -de lippen samen te knijpen. - ---Ik heb ze allemaal gekend. Ik kon ze met den vinger aanwijzen. Maar -ik bemoei me niet met dingen, die me niet aangaan. Men doet zijn plicht -en daarmee basta. Ik moet zeggen, dat uw grootvader een krachtig man -was, een echt soldaat! - ---Een echte hark, kom er maar voor uit, viel Bazarof in de rede. - ---Maar Jevgenij, hoe kan je zoo'n woord gebruiken. Dat is -onvergefelijk. 't Is waar, de oude generaal Kirsanof hoorde niet tot... - ---Laat hem maar slapen, antwoordde Bazarof, bij de aankomst zag ik -met genoegen, dat het berkenboschje mooi opgeschoten is! - -Wassili Ivanovitsj raakte plotseling in vuur. - ---Dat is nog niets. Je moet den tuin zien. Ik heb hem zelf -aangelegd. We hebben vruchtboomen, alle mogelijke kleingoed en -geneeskundige kruiden. Jullie hebt goed praten, maar de oude Paracelsus -heeft toch maar groot gelijk: In herbis, verbis et lapidibus... Ik -heb de praktijk opgegeven, zooals je weet. Maar zoo twee, driemaal in -de week gebeurt het nog wel, dat ze me komen raadplegen. Dan kan ik de -menschen toch niet het huis uitjagen. Dikwijls ook arme lui. Want er is -geen dokter in 't dorp. Mijn buurman, de majoor, doet me concurrentie -aan. Ik vraag hem op een dag, of hij gestudeerd heeft. Nee, is zijn -antwoord, maar hij doet het uit naastenliefde. Haha! Uit naastenliefde, -hoe vind je die! Haha! - ---Fedka, stop mijn pijp eens, riep Bazarof ruw. - ---We hebben nog een anderen dokter, zei Wassili Ivanovitsj weer, -maar er lag een zekere angst in zijn stem.--Stel je voor, dat die op -een dag bij een zieke komt, die al ad patres is. De knecht wil hem -niet binnen laten en zegt: we hebben u niet meer noodig. De dokter, -die niet verdacht was op deze mogelijkheid, komt in verwarring en -vraagt: Heeft hij benauwdheden gehad, voor hij stierf? - ---Ja.--Nog al erg?--Ja.--Ah, dat is uitmuntend.--En hij ging weg! Ha -ha! - -De oude man was de eenige, die lachte. Arkadiej glimlachte -beleefdheidshalve, Bazarof blies een rookwolk in de lucht. Het -gesprek duurde ongeveer een uur. Arkadiej ging weer naar zijn kamer, -die feitelijk een bij-badkamer was, maar toch zeer geriefelijk -ingericht. Eindelijk verscheen Tanioesja en zei, dat het eten -gereed was. - -Wassili Ivanovitsj stond het eerst op. - ---Gaat u mee, heeren? En neem me niet kwalijk, als ik u heb zitten -vervelen. Ik hoop, dat mijn vrouw u beter behandelen zal. - -Het maal, ofschoon in der haast toebereid, was inderdaad -uitmuntend. Alleen de wijn liet te wenschen over. De bijna zwarte -sherry, dien Timofeitsj in de stad had gekocht, gaf een nasmaak van -kanipholium en koper. Ook de vliegen waren hinderlijk. Gewoonlijk -had een jong knechtje ze met een boomtak te verdrijven. Maar Wassili -Ivanovitsj had dit ambt opgeheven, ten einde geen kritiek uit te -lokken van de jonge "mannen-van-den-vooruitgang". Arina Vlassievna -had tijd gevonden, toilet te maken. Ze droeg een kapje met linten -en een blauw-gebloemden sjaal. Ze begon weer te schreien, toen ze -haar Jenoesja zag, maar haar echtvriend behoefde haar ditmaal niet -te helpen, ze droogde van zelf haar tranen, ongetwijfeld bang, haar -sjaal te bederven. - -De jonge lui bewezen den maaltijd alle eer. De ouders, die 's middags -al gegeten hadden, deden niet mee. Fedka, die zeer veel last van zijn -laarzen had en een éenoogig vrouwspersoon met mannelijke trekken en die -Anfisoesjka heette, bedienden bij tafel. De laatste vereenigde in haar -persoon de ambten van keldermeester, waschvrouw en hoenderverzorgster. - -Gedurende het eten liep Wassili Ivanovitsj met een van geluk stralend -gezicht in de kamer heen en weer en gaf daarbij bespiegelingen ten -beste over zijn grooten angst betreffende de politiek van Napoleon -III en de duisterheid der Italiaansche kwestie. Arina Vlassievna -scheen Arkadiej in het geheel niet te zien. Ze steunde de kin op de -hand en haar rond gezicht had een merkwaardig goedige uitdrukking -door de kleine, dikke, kersroode lippen en de schoonheidsvlekjes op -haar wangen. Ze had de oogen niet van haar zoon en zuchtte maar. Ze -had dolgraag geweten, hoe lang hij blijven zou. Maar ze durfde niet -vragen. Ze dacht: als hij eens antwoordde: twee dagen... en de schrik -sloeg haar om het hart. Na het gebraad verdween Wassili Ivanovitsj, -maar kwam dadelijk terug met een halve flesch champagne, die hij open -had gemaakt. - ---Al wonen we ook in een wilde streek, zei hij, we kunnen toch wel -wat ter opvroolijking vinden bij belangrijke gelegenheden. - -Hij schonk drie groote en een klein glas in, verklaarde op het welzijn -der dierbare bezoekers te drinken, dronk zijn glas in éen slok leeg -en dwong Arina Vlassievna haar kleine glas geheel te ledigen. Toen de -ingemaakte vruchten verschenen, meende Arkadiej, die zoete spijzen -niet kon verdragen, toch van vier nieuwe soorten te moeten proeven, -te meer, daar Bazarof rondweg weigerde en zijn sigaar opstak. Na het -dessert kwam thee met room, krakelingen en boter. Toen bracht Wassili -Ivanovitsj zijn gasten in den tuin, om van den heerlijken avond te -genieten. Bij een bank fluisterde hij Arkadiej in het oor: - ---Hier zit ik graag te mijmeren en naar den zonsondergang te kijken, -dat gaat goed voor den kluizenaar. Een eind verderop heb ik Jevgenijs -lievelingsboomen geplant. - ---Wat voor boomen? vroeg Bazarof ruw. - ---Nu... acacia's... - -Bazarof gaapte. - ---Ik geloof, dat onze reizigers goed deden, te gaan slapen, zei -Wassili Ivanovitsj. - ---Dat wil zeggen, dat het tijd is, naar bed te gaan, begon Bazarof, -ik vind het goed. Vooruit maar! - -En toen zei hij zijn moeder goeden nacht en kuste haar op het -voorhoofd. Zij sloeg intusschen driemaal een kruis achter zijn -rug. Wassili Ivanovitsj bracht Arkadiej naar zijn kamer en verliet -hem met den wensch, dat hij "dezelfde rust zou genieten als hij in -zijn jeugd had gekend." Inderdaad sliep Arkadiej goed in zijn klein -kamertje. Het rook er naar versche houtkrullen en twee krekeltjes -achter de kachel maakten een zachte, slaapwekkende muziek. Wassili -Ivanovitsj ging naar zijn eigen kabinet, ging bij zijn zoon op bed -zitten, dat wil zeggen op de sofa, en wilde wat praten, maar Bazarof -vroeg hem weg te gaan, omdat hij slaap had, zooals hij zei. Toch deed -hij den geheelen nacht geen oog dicht. Hij liet zijn blikken, hard, -zweven door de duisternis. Jeugdherinneringen hadden geen macht over -hem, maar de droeve ervaringen van den vorigen dag hielden hem nog -altijd bezig. - -Arina Vlassievna lag voor haar Heiligenbeelden te bidden en bleef -toen nog langen tijd bij Anfisoesjka, die als een steenen beeld voor -haar meesteres stond, die ze met haar éene oog aanstaarde, terwijl -ze haar geheimzinnig en langzaam allerlei opmerkingen en vermoedens -omtrent Jevgenij Wassiljewitsj meedeelde. - -Door blijdschap, wijn en tabaksrook was haar brein zoo beneveld, -dat het haar duizelde. Haar man wilde nog met haar praten, maar hij -zag er van af en ging met een berustende handbeweging weg. - -Arina Vlassievna was het type van den kleinen Russischen adel uit -den goeden ouden tijd. Ze had twee eeuwen vroeger, in den tijd van -de grootvorsten van Moscou geboren moeten zijn. Uitermate gevoelig -en innig-vroom, geloofde ze aan voorteekens, voorgevoelens, tooverij -en droomen, aan spotgeesten, huis- en woudgodheden, ongeluk brengende -ontmoetingen, aan "het Booze Oog", aan huismiddeltjes, aan de kracht -van het zout op de altaren op Groenen Donderdag en den aanstaanden -ondergang der wereld. Ze geloofde, dat er een goede boekweitoogst -zou zijn, als de kaarsen in de Paaschnachtmis niet uitgingen, dat de -champignons niet meer groeiden, zoodra de blik des menschen hen trof, -dat de duivel gaarne kwam op plaatsen waar veel water is, en dat alle -Joden een bloedvlek hebben op de borst. Ze was bang voor muizen, -adders, kikvorschen, musschen, bloedegels, den donder, koud water, -tocht, paarden, bokken, roodharige menschen en zwarte katten en vond -krekels en honden onreine schepsels. Ze at kalfsvleesch noch duiven, -kreeft noch kaas, asperges noch hazen, noch watermeloenen (omdat een -opengesneden meloen deed denken aan het afgeslagen hoofd van Johannes -den Dooper) en de gedachte alleen aan oesters, die ze nog nooit had -gezien, deed haar rillen. Ze at graag veel en goed en hield zich streng -aan de vastendagen. Ze sliep tien uur daags. Het eenige boek, dat -ze gelezen had, heette Alexis of de hut in het woud, ze schreef éen, -hoogstens twee brieven in het jaar en kon overheerlijk vruchten inmaken -en groente, ofschoon ze zelf niets deed en zich niet graag bewoog. - -Overigens was ze niet zonder gezond verstand. Ze wist, dat er heeren -zijn om te bevelen en knechten om te gehoorzamen. Ze had dan ook -geen bezwaar tegen de onderdanigheid der bedienden en hun diepe -eerbewijzen. Maar ze behandelde hen met groote zachtzinnigheid, liet -geen bedelaar zonder aalmoes gaan en veroordeelde niemand, zonder -afkeerig te zijn van kletspraatjes. Ze was niet leelijk geweest in -haar jeugd, speelde piano en sprak een beetje Fransch. Maar gedurende -het vele reizen van haar man, met wien ze tegen haar wil was getrouwd, -was ze dik geworden, en had haar muziek en Fransch verleerd. Ze aanbad -haar zoon, maar was erg bang voor hem. Wassili Ivanovitsj beheerde -haar goed en ze liet hem volkomen vrij in dit opzicht. Ze begon te -zuchten, en waaierde zich met haar zakdoek en trok de wenkbrauwen -hoog op, wanneer haar man begon te spreken over hervormingen of over -zijn eigen plannen. Ze was wantrouwend, verwachtte voortdurend een of -ander groot ongeluk en begon te weenen, zoodra ze aan iets droevigs -dacht... Zulke vrouwen beginnen zeldzaam te worden. Misschien moeten -we ons daarover verheugen... - - - -Zoodra Arkadiej was opgestaan, deed hij het venster open en het eerste -wat hij zag was Wassili Ivanovitsj, in chalaat (chambre cloak), een -zakdoek om het middel, aan het werk in den moestuin. Toen hij zijn -jongen gast gewaar werd, leunde hij op zijn schop en riep hem toe: - ---Goeden morgen. Hoe heb je geslapen? - ---Heel goed, antwoordde Arkadiej. - ---Je ziet een soort Cincinnatus voor je, ging de oude man voort, -ik ben bezig met een bed herfstrapen. We leven in een tijd, en ik -beklaag me daar in het geheel niet over, dat ieder de handen uit -de mouw moet steken voor zijn dagelijksch brood. Je kunt je niet op -anderen verlaten. Je moet zelf aanpakken. Jean Jacques Rousseau had -gelijk, al beweren ze ook van niet. Een half uur geleden had u me -aan heel ander werk bezig kunnen zien, mijn beste heer. De boerin -kwam me consulteeren over buikloop. Ik heb haar, hoe zal ik zeggen, -ik heb haar een dosis opium ingegeven. En een andere heb ik een tand -getrokken. Ik had haar willen verdooven met chloroform, maar ze wilde -niet. Natuurlijk doe ik dat allemaal voor niets--en amateur. Maar daar -schaam ik me heelemaal niet voor. Ik ben plebejer, een homo novus, -ik voer geen wapen, zooals mijn teergeliefde echtgenoote... maar zou u -niet eens hier in de schaduw vòòr het ontbijt de frissche morgenlucht -willen inademen? - -Arkadiej kwam naar buiten. - ---Welkom, welkom, ging Wassili Ivanovitsj voort en bracht militair de -hand aan het vettige kalotje op zijn hoofd,--ik weet, dat u de grootste -weelde gewend bent, maar zelfs de grooten dezer aarde versmaden het -niet, een enkele maal in een hut te overnachten. - ---Hoe kunt u mij een groote dezer aarde noemen? riep Arkadiej--en -dan moet ik u beleefd verzoeken, niet te denken, dat ik aan weelde -gewend ben. - ---Jawel, jawel, antwoordde Wassili Ivanovitsj glimlachend,--ik ben -nu wel oud roest, maar ik heb toch genoeg in de wereld rondgekeken, -om een vogel aan zijn veeren te kennen. Ook verbeeld ik me een beetje -psycholoog en gezichtskundige te zijn. Zonder dat zou ik allang -verloren zijn geweest. De menschen zouden me vertrapt hebben, ellendig -aardwormpje, dat ik ben. Ik kom er rond voor uit: de vriendschap, -die er tusschen u en mijn zoon bestaat, doet me oprecht pleizier. Ik -kom juist van hem vandaan. Hij is oudergewoonte vroeg opgestaan en -stroopt den omtrek af. Mag ik u vragen: duurt die vriendschap al lang? - ---Verleden winter hebben we elkaar ontmoet. - ---Ja? Mag ik dan nog een vraag... maar zullen we niet gaan zitten? Mag -ik u met de vrijmoedigheid van een vader vragen, wat u denkt van -mijn zoon? - ---Uw zoon is een van de uitnemendste mannen, die ik ooit ontmoet -heb! antwoordde Arkadiej levendig. - -Wassili Ivanovitsj spalkte zijn oogen wijd open, een lichte blos -kleurde zijn wangen. Hij liet zijn schop vallen. - ---U denkt dus... begon hij weer. - ---Ik ben overtuigd, dat uw zoon een groote toekomst voor zich heeft, -ging Arkadiej voort. Hij zal uw naam beroemd maken. Daarvan was ik -bij onze eerste kennismaking al overtuigd. - ---U zegt?... hè?... kwam er moeilijk uit. Een trotsche glimlach -ontplooide zijn breeden mond en bleef daar. - ---Wilt u weten, hoe we elkaar leerden kennen? - ---Ja... en... - -Arkadiej sprak met nog grooter bewondering over zijn vriend, als op -dien eersten avond met mevrouw Odintsof in de balzaal. - -Wassili Ivanovitsj hoorde toe, snoot zijn neus, verfrommelde zijn -zakdoek met beide handen, kuchte, streek door zijn haar, maar kon -zich eindelijk niet langer inhouden, pakte Arkadiej en kuste hem op -den schouder. - ---U hebt den gelukkigsten mensch van me gemaakt, zei hij en -glimlachte. Ik moet u bekennen, dat ik, dat ik mijn zoon verafgood. Ik -spreek niet van mijn vrouw, zij is moeder en voelt als moeder. Maar ik -durf mijn zoon niet bekennen, hoe ik hem liefheb, want dat zou hem niet -aangenaam zijn. Hij kan zulke ontboezemingen niet verdragen. Sommigen -verwijten hem die karaktervastheid en houden het voor gevoelloosheid -en valschen trots. Maar mannen als hij kunnen niet met dezelfde maat -gemeten worden als gewone stervelingen. Een ander zou in zijn plaats -zijn vaders beurs hebben geplunderd. Maar hij heeft nog nooit een -kopeke te veel gevraagd, dat verzeker ik je! - ---Hij is een onzelfzuchtig, feilloos man, zei Arkadiej. - ---Zooals je zegt een toonbeeld van onzelfzuchtigheid. Wat mij betreft, -ik verafgood hem niet alleen, ik ben ook trotsch op hem en wat -mijn trots het meest streelt is, dat men eens in zijn biografie zal -lezen: hij was de zoon van een eenvoudig officier van gezondheid, die -vroegtijdig zijn talent ontdekte en alles deed voor zijn ontwikkeling, -wat... - -Hij kon niet verder spreken. - -Arkadiej drukte hem de hand. - ---Wat denkt u? vroeg Wassili Ivanovitsj na eenigen tijd, zou hij als -medicus den roem verwerven, dien u hem voorspelt? - ---Zeer zeker niet, al zal hij ook in dit vak tot de geleerdste mannen -behooren. - ---In welk vak denkt u dan, dat hij... - ---Dat is zoo niet te zeggen, maar hij zal een beroemd man zijn. - ---Een beroemd man! herhaalde de vader en gaf zich aan zijn droomen -over. - - - ---Arina Vlassievna laat vragen, of u thee komt drinken, zei -Anfisoesjka, die met een groote schaal frambozen voorbij kwam. - -Wassili Ivanovitsj schrikte op. - ---Is er room bij de frambozen? vroeg hij. - ---Ja, die is er. - ---Maar hij moet goed koud zijn, hoor je. Geneer je niet, Arkadiej -Nikolajitsj, neem nog maar meer. Waar zit Jevgenij zoo lang? - ---Ik zit hier, riep Bazarof van uit Arkadiej's kamer. - -Wassili Ivanovitsj keerde zich snel om. - ---Je wilde je gast zeker verrassen. Maar je komt te laat, amice, -we zijn al een uur aan het praten samen. Kom mee thee drinken, je -moeder wacht ons. Apropos, ik moet je wat vragen. - ---Wat? - ---Er is hier een boer, die aan icterus lijdt. - ---Hij heeft dus geelzucht. - ---Ja, hij heeft een aanval van chronischen en hardnekkigen -icterus. Ik heb hem duizendguldenkruid en hondsgras gegeven. Ook -liet ik hem worteltjes eten en sodawater drinken. Maar dat zijn maar -huismiddeltjes. Hij moet wat sterkers hebben. Je spot wel met de -medicijnen, maar misschien kun je me toch raad geven. - ---Daar kunnen we later over spreken. Laten we eerst thee gaan drinken. - -Wassili Ivanovitsj stond vlug op van de bank en begon te zingen het -lied uit Robert le Diable: - - - De wijn, de wijn, het spel, de meisjes - daar houd, daar houd, daar houd ik van alleen. - - ---Wat een vitaliteit! zei Bazarof en ging van het venster weg. - - - -Het was middag, en drukkend heet, al hing een fijn gordijn van blanke -wolken voor den hemel. Stilte heerschte rondom, alleen de hanen -kraaiden in het dorp, en die gerekte klanken brachten een gevoel van -traagheid en verveling over de menschen. Nu en dan snerpte boven uit -een boom de doordringende schreeuw van een jongen sperwer als een -wreede klacht. - -Arkadiej en Bazarof lagen in de schaduw van een hooimijt uitgestrekt -op een hoop pas afgemaaid gras, dat bij iedere beweging ritselde, -ofschoon het nog groen en geurig was. - ---Die populier, zei Bazarof, herinnert mij aan mijn kindsheid. Hij -staat aan den rand van een droge sloot, die zich gevormd heeft op de -plaats van een vroegere pannenbakkerij. Ik was overtuigd, dat die boom -en die kuil de kracht van een talisman hadden. Ik verveelde me nooit, -als ik daar was. Ik begreep toen nog niet, dat ik me alleen daarom -niet verveelde, omdat ik een kind was. Nu heeft die talisman zijn -beteekenis verloren. - ---Hoeveel jaren heb je hier doorgebracht? vroeg Arkadiej. - ---Twee jaar aan éen stuk. Later kwamen we nu en dan terug. We leidden -een zwerversleven en trokken altijd van de eene stad naar de andere. - ---Staat het huis allang? - ---Ja, mijn grootvader heeft het gebouwd, de vader van mijn moeder. - ---Wat was je grootvader? - ---Dat weet ik waarachtig niet. Ik geloof majoor tweede klasse. Hij -heeft nog onder Soeworof gediend en vertelde altijd, hoe ze over de -Alpen waren getrokken. Hij zal wel flink hebben opgesneden. - ---Hangt daarom het portret van Soeworof in jullie eetkamer? Ik houd -van zulke oude, warme huisjes als dat van jullie. Ze hebben zoo een -eigenaardige lucht. - ---Ja, olie en zeep, antwoordde Bazarof, en al die muggen in die lieve -huisjes, bah! - ---Hebben ze je kort gehouden, vroeger? vroeg Arkadiej na eenig zwijgen. - ---Je kent mijn ouders toch. Het zijn geen menscheneters. - ---Hou je van ze? - ---O ja, Arkadiej. - ---Ze hangen erg aan je. - -Bazarof antwoordde niet. - ---Weet je, waaraan ik denk? vroeg hij eindelijk, terwijl hij de hand -onder zijn hoofd legde. - ---Neen, zeg eens. - ---Ik vind, dat mijn ouders een heerlijk leven hebben. Mijn vader -stelt in alles belang, ofschoon hij over de zestig is. Hij geeft -huismiddeltjes, behandelt zieken, speelt den edelmoedige bij de boeren -en is daarbij gelukkig als een kind. Mijn moeder heeft ook niet te -klagen, ze heeft het zoo druk, zooveel o! en ah!s dat ze geen tijd -heeft, tot zichzelf te komen. En ik... - ---En jij? - ---En ik, ik zeg tegen mezelf: daar lig je nu bij die hooimijt... de -plek, die ik noodig heb, is zoo grenzenloos klein tegenover de groote -ruimte, waar ik niet ben en waar ik niets te beteekenen heb; en de -tijd, die mij geschonken is, is zoo kort tegenover de Eeuwigheid, -waarin ik niet geleefd heb en waarin ik nooit leven zal... en toch -stroomt het bloed in dit niets, in dit stofje werken hersens en willen -nog iets... O, wat een onzin! Wat een dwaasheid. - ---Wat je daar zegt, geldt voor alle menschen... - ---Juist, antwoordde Bazarof, dat bedoel ik ook. Ik wilde zeggen, -dat mijn ouders, die goeierds, zich druk maken over allerlei en geen -oogenblik bedenken, dat ze niets zijn. Ze walgen niet van alles, -terwijl ik alleen nog haat en verveling kan koesteren. - ---Haat? Waarom? - ---Waarom? Wat een vraag! Ben je dan vergeten? - ---Ik weet alles, maar ik geloof niet, dat je dat recht geeft, te -haten. Je bent niet gelukkig, dat geef ik toe. - ---Ha, ha, Arkadiej Nikolajitsj, jij vat de liefde op zooals de meeste -jongelui van onzen tijd. Je lokt het kippetje, klok, klok, klok, -en zoodra het kippetje komt, maak je, dat je wegkomt. Ik doe dat -anders. Maar laten we hierover niet spreken. Als een zaak verloren is, -moet je haar laten loopen. - -Hij keerde zich op een zijde en ging voort: - ---Kijk, een mier, die een half-doode mug voortsleept. Vooruit, oudje, -vooruit! Bekommer je niet om haar tegenstand. In je hoedanigheid van -dier heb je het recht geen erbarmen te kennen. Dat is anders als wij -menschen, die ons vrijwillig laten vernietigen en breken. - ---Je moet niet zoo spreken, Jevgenij, wanneer ben jij gebroken, -zooals je zegt? - -Bazarof hief het hoofd op. - ---Ik kan er trotsch op zijn. Ik heb me niet zelf gebroken. En een -vrouw zal het zeker ook niet kunnen. Basta! Het is gedaan! Je zult -geen woord meer van me hooren over dit onderwerp. - -Beide vrienden lagen eenigen tijd zwijgend. - ---Ja, begon Bazarof toen weer, de mensch is een merkwaardig wezen. Als -je naar het leven kijkt, zoo van terzijde en uit de verte en je ziet, -wat "de vaderen" alzoo uitvoeren, dan lijkt het wel, of alles volmaakt -en gelukkig is. Eet, drink en leef verder zoo geregeld mogelijk, als -je denkt, dat goed voor je is. Maar dat geeft niet. De verveling neemt -je te pakken. Je voelt behoefte, andere menschen te zien, te spreken, -desnoods te vechten met hen, als het maar andere menschen zijn. - ---We moesten het leven zoo kunnen inrichten, dat elk oogenblik zijn -doel en zin had, antwoordde Arkadiej peinzend. - ---Zeker, het is altijd prettig een beteekenis te zoeken, al gebeurt -dat ook ten onrechte. Men zou ten slotte genoegen nemen met alles, -dat geen zin heeft. Maar die kleinigheden, die armzaligheden, dat is -juist het ongeluk! - ---Er zijn geen kleinigheden voor wie ze niet zien wil. - ---Nu heb je een gemeenplaats omgekeerd. - ---Hoe bedoel je? - ---Als je me verzekert, dat de beschaving nuttig is, noem ik dat een -gemeenplaats. Maar als je beweert, dat ze schadelijk is, dan heet -dat een omgekeerde gemeenplaats. Het klinkt wat interessanter, maar -het is precies hetzelfde. - ---Waar wil je de waarheid dan zoeken? - ---Waar? Ik antwoord je als een echo: waar? - ---Je bent zwartgallig, vandaag, kerel. - ---Ja? De zon brandt ook zoo op mijn kop en we hebben zeker te veel -frambozen gegeten. - ---We moesten een dutje doen, zei Arkadiej. - ---Mij goed, maar dan moet je niet zoo naar me kijken. Want we zien -er zoo dom uit, als we slapen. - ---Het schijnt je dus niet onverschillig te zijn, wat men van je denkt? - ---Wat zal ik daarop antwoorden? Een man, die dien naam verdient, moest -zich niet bekommeren om wat men van hem denkt. De echte man is hij, -die anderen niets te denken geeft, maar hen dwingt tot gehoorzamen -of haten! - ---Dat is vreemd, ik haat niemand, zei Arkadiej na een oogenblik. - ---Ik wel. Jij hebt een zachte ziel, kneedbaar als boter, hoe zou jij -kunnen haten? Jij bent bangig, jij mist zelfvertrouwen. - ---En heb jij veel zelfvertrouwen? vroeg Arkadiej,... nòg? Heb je een -hoogen dunk van jezelf? - -Bazarof antwoordde niet dadelijk. - ---Zoodra ik iemand ontmoet, die in mijn tegenwoordigheid niet den -kop laat hangen, zei hij langzaam, zal ik de meening over mijzelf -wijzigen.--Haten?--Maar wacht eens, laatst, toen wij de mooie, ruime -hut van jullie starost [12] voorbijkwamen, heette hij niet Philips, -zei jij: Rusland zal niet eerder zijn ware hoogte bereikt hebben, -voordat de geringe boer zoo een woning heeft en wij moeten er allen -toe bijdragen... Nou, ik haatte onmiddellijk dien boer, voor wiens -welzijn ik mij moet inspannen, zonder dat hij dank-u zegt. En toch, wat -zou ik aan zijn dankbaarheid hebben? Als hij in een mooi huis woont, -ben ik al lang mest voor de brandnetels op het kerkhof. En wat dan? - ---Stil, Jevgenij, als men je aanhoort, vandaag, zou men geneigd zijn, -die lui gelijk te geven, die ons verwijten, dat we geen principes -hebben! - ---Je praat als je waardige oom! Er zijn geen beginsels. Wist je dat nog -niet? Er zijn alleen gevoeligheden. Alles hangt af van gevoeligheden. - ---Hoezoo? - ---Ja. Neem mij bijvoorbeeld. Als de geest van tegenspraak en ontkenning -mij te pakken heeft, dan komt dat door mijn gevoeligheden. Ik -vind het aangenaam, neen te zeggen. Mijn hersens zijn daarop -ingesteld. En daarmee uit! Waarom houd ik van chemie? Waarom hou jij -van appels? Alles door de gevoeligheden. Hier heb je de waarheid en -nooit zullen de menschen dieper komen. We bekennen dat niet graag en -ik zal het ook niet voor de tweede maal zeggen! - ---Van dit standpunt uit, is de deugd dus ook een gevoeligheid. - ---Zeer zeker. - ---Jevgenij! antwoordde Arkadiej, met droefheid in zijn stem. - ---Och kom, smaakt het wat bitter? vroeg Bazarof, neen, mijn beste -kerel, als men besloten heeft, alles omver te maaien, mag men zijn -eigen beenen niet sparen. Maar we hebben nu genoeg gefilozofeerd. De -natuur noodt tot het genot des sluimers, zegt Poesjkien. - ---Dat heeft hij nooit gezegd, antwoordde Arkadiej. - ---Kan zijn, maar als dichter had hij het kunnen of moeten -zeggen. Apropos, is hij niet soldaat geweest? - ---Poesjkien was nooit soldaat. - ---Och kom! Op elke bladzijde roept hij: Te wapen! Te wapen. Voor -Ruslands Eer! - ---Waar haal je al die verzinsels vandaan? Dat noem ik laster! - ---Laster? Och wat! Denk je me bang te maken met dat woord? Wat je ook -voor praatjes van een mensch vertelt, hij verdient nog honderdmaal -meer! - ---Laten we maar gaan slapen, antwoordde Arkadiej gekrenkt. - ---Met genoegen, graag. - -Maar ze konden den slaap niet vatten, een gevoel van vijandigheid was -in hun hart geboren. Na korten tijd sloegen ze de oogen op en keken -elkaar zwijgend aan. - ---Kijk, dat verdorde blad, zei Arkadiej opeens, het raakt los van den -tak, warrelt omlaag, door de lucht, net als een vlindertje. Is dat -niet vreemd? Het droevigste en meest doode lijkt op het zonnigste en -meest levende! - ---Mijn beste vriend Arkadiej Nikolajevitsj, riep Bazarof uit, ik -smeek je in 's hemels naam, praat niet zoo poëtisch! - ---Ik spreek, zooals ik voel... maar dat grenst aan tyrannie! Waarom -zou ik niet zeggen, wat ik denk? - ---Goed. Maar waarom zou ik dan ook niet zeggen, wat ik denk? Ik vind -het onfatsoenlijk, poëtisch te doen! - ---Je vindt het zeker fatsoenlijk, grofheden te debiteeren! - ---Hé, hé, je schijnt vast besloten, de voetsporen van je oom te -drukken. Wat zou die idioot tevreden zijn, als hij je eens hooren kon. - ---Hoe zeg je daar van Paul Petrowitsj? - ---Zooals hij verdient: een idioot. - ---Dat wordt onduldbaar! riep Arkadiej. - ---Aha, de familiezin ontwaakt, zei Bazarof rustig. Ik heb opgemerkt, -dat die diep zit bij de meeste menschen. Ze zijn in staat, afstand -te doen van alles, van hun vooroordeelen zelfs. Maar tóegeven, dat -een broer, die zakdoeken gestolen heeft, een dief is, dat gaat hun -krachten te boven. En natuurlijk, iemand, die mij zoo nauw verwant is, -"mijn" broeder, zou die geen genie zijn? - ---Ik heb een gevoel van rechtvaardigheid en niet van familievereering -gevolgd, antwoordde Arkadiej opgewonden, maar aangezien jij geen orgaan -hebt, geen begrip voor de familie, aangezien jij deze "gevoeligheid" -mist, moest je er liever in 't geheel niet over spreken. - ---Dat wil zeggen: Arkadiej Kirsanof staat te hoog, dan dat ik hem zou -kunnen begrijpen. Ik buig het hoofd en veroordeel mezelf tot zwijgen. - ---Schei toch uit, Jevgenij, we krijgen nog ruzie op die manier. - ---Ja, ik bezweer je, Arkadiej, we zullen ruzie maken, we zullen elkaar -afranselen, tot alle dierlijke warmte vernietigd is! - ---Dat leidt dan tot... - ---Tot vuistslagen! viel Bazarof hem in de rede, waarom ook niet? Hier -op het hooi, in die idyllische omgeving, ver van de wereld en -de menschen, het kon niet beter. Maar jij bent niet tegen mij -opgewassen. Ik zal je bij de strot pakken! - -Bazarof strekte zijn knokige vingers uit. Arkadiej nam glimlachend -een verdedigende houding aan. Maar het gezicht van zijn vriend, het -grijnzen van zijn lippen, het sombere vuur dat in zijn oogen gloeide -was als een dreigement en onwillekeurig werd hij angstig. - ---Eindelijk vind ik jullie dan! riep Wassili Ivanovitsj op dit -oogenblik, die gekleed in een jas van zelfgeweven linnen en een thuis -gefabriceerden strooien hoed voor de vrienden verscheen. - ---Ik heb gezocht en gezocht... Jullie hebt een mooi plekje uitgekozen -en bent daar nuttig bezig den hemel te bekijken... Weet jullie, -dat die houding zoo een bizondere beteekenis heeft? - ---Ik kijk alleen naar den hemel, als ik moet niezen, zei Bazarof -onvriendelijk, en naar Arkadiej toe, zachter: het spijt me, dat hij -tusschen beide gekomen is. - ---Kom, nu is het genoeg, zei Arkadiej en drukte hem steelsgewijze -de hand. - ---Ik zie jullie aan, jonge vrienden, ging Wassili Ivanovitsj voort, -schudde het hoofd en leunde, de handen gevouwen op een stok, dien -hij zelf kunstig spiraalvormig gewonden had en van boven met een -Turkschen kop versierd, - ---Ik zie jullie aan en kan er niet genoeg van krijgen. Hoeveel kracht, -jeugd, talent, kundigheden liggen niet in jullie verborgen... Castor -en Pollux! - ---Mooi! riep Bazarof uit, nu gaat hij aan mythologie doen. Je kunt wel -merken, dat hij in zijn tijd erg knap in het Latijn is geweest. Heb -je nooit de zilveren medaille gekregen voor je schoolwerk? - ---Dioskuren! Dioskuren! herhaalde Wassili Ivanovitsj. - ---Kom, vader, wees toch verstandiger. Wat minder teederheid alsjeblief. - ---Een enkel maal zoo nu en dan is toch zoo erg niet, aarzelde de -oude man. Maar ik ben niet gekomen om jullie complimenten te maken, -maar in de eerste plaats om je mee te deelen, dat we gauw gaan eten -en in de tweede plaats, Jevgenij... je bent een jongen met geest, -je kent de menschen en zult dus weten te vergeven, je moeder wil -dankgebeden voor je aankomst laten houden. Maak je niet ongerust, -dat ik je vragen zal daarbij tegenwoordig te zijn. De ceremonie is -al afgeloopen. Maar Vader Alexis... - ---De priester? - ---Ja, de priester is thuis en zal blijven eten. Ik was er niet op -verdacht en ried het hem ook af. Ik weet niet, hoe dat zoo opeens -gekomen is... hij begreep me zeker niet... en buitendien is Arina -Vlassievna... Maar hij is een verstandig en aangenaam mensch. - ---Ik hoop, dat hij mijn portie niet op zal eten? vroeg Bazarof. - ---O neen, zei Wassili Ivanovitsj en lachte. - ---Meer verlang ik niet. En dan kun je voor mijn part laten mee eten, -wie je wilt! - ---Ik wist wel, dat je boven alle vooroordeelen verheven zoudt zijn. Het -zou ook wel kras zijn, anders. Ik met mijn twee en zestig jaren heb -ze niet eens. (Wassili Ivanovitsj durfde niet bekennen, dat hij die -gebeden even belangrijk vond als zijn vrouw, omdat hij net zoo vroom -was). Maar Vader Alexis wilde je graag leeren kennen. Ik ben overtuigd, -dat hij je mee zal vallen. Hij houdt van een spelletje en, maar dat -blijft onder ons, rookt zelfs zijn pijpje. - ---Nu, na tafel zullen we een partij jeralasj spelen en dan zal ik -jullie al je geld afnemen. - ---Hm, hm, hm, dat zullen we zien, zei grootmoeder altijd. - ---Wilde je soms van zekere bekwaamheden misbruik maken? vroeg Bazarof -met klemtoon. - -Een blos kleurde de bronzen wangen van Wassili Ivanovitsj. - ---Schaam je je niet, Jevgenij? Wat voorbij is, is voorbij. Nu ja, -ik wil wel bekennen dat ik vroeger een hartstochtelijk speler was, -maar dat heb ik duur geboet... Wat is het drukkend vandaag. Mag ik -naast jullie komen zitten of stoor ik soms? - ---Volstrekt niet, antwoordde Arkadiej. - -Wassili Ivanovitsj ging op het gras zitten en begon met iets klagends -in zijn stem: - ---Deze ligplaats herinnert me aan mijn soldatenleven, aan bivak en -ambulance. Dat was ook altijd naast een hooischelf, als er ten minste -éen was in de buurt,--hij zuchtte--och, ik heb vreeselijke dingen -gezien in mijn leven. Ik wil jullie, als je wilt, wat vertellen van -de pestepidemie, die ons in Bessarabië decimeerde. - ---En die je de Wladimirorde bezorgd heeft, zei Bazarof, dat ken ik, -dat ken ik. Maar waarom draag je hem niet? - ---Ik zei je daarnet immers, dat ik geen vooroordeelen heb, antwoordde -Wassili Ivanovitsj verlegen. - -Hij had het roode lintje den vorigen dag pas weggenomen uit zijn -knoopsgat. En begon de episode te vertellen. - ---Zie je hem? Hij is ingeslapen, fluisterde hij plotseling Arkadiej -toe, en wees naar Bazarof, terwijl hij vertrouwelijk knipoogde. - ---Wakker, Jevgenij! riep hij hard, we moeten eten. - - - -Vader Alexis, een krachtige, volle gestalte, met dik, goed verzorgd -haar en een breeden, gestikten gordel om de lila-zijden soutane, -gedroeg zich verstandig en taktvol. Hij begon met den vrienden een -hand te geven, als wist hij, dat zijn zegen hun onverschillig was, -en zonder zijn stand iets te kort te doen, zorgde hij ervoor, niemand -te grieven. Hij aarzelde niet, over het Latijn, dat in de seminariën -gedoceerd werd, lichtelijk te spotten, en nam dadelijk daarop zijn -aartsbisschop in bescherming. Na twee glazen wijn, weigerde hij het -derde. Hij accepteerde de sigaar, die Arkadiej hem aanbood, rookte -echter niet, maar zei, dat hij ze mee wilde nemen. Ook had hij de -onaangename gewoonte, telkens de hand voorzichtig en langzaam naar -het gezicht te brengen, om de vliegen te vangen en herhaaldelijk -sloeg hij ze dan plat. Hij nam aan de speeltafel plaats, zonder -daarbij veel belangstelling te toonen en won ten slotte twee roebel -vijftig-papier van Bazarof. Van berekening in zilver had men nog geen -voorstelling ten huize van Arina Vlassievna. Arina, die nooit speelde, -zat naast haar zoon, de hand tegen de wang, zooals haar gewoonte was, -en stond alleen op, om ververschingen gereed te maken. Ze was bang, -te zeer alleen voor Bazarof oog te hebben, hij moedigde haar trouwens -volstrekt niet aan. Bovendien had Wassili Ivanovitsj haar op het hart -gedrukt, hem niet te lastig te vallen. De jonge lui houden daar niet -van, zei hij. - -Wij mogen niet nalaten te vermelden, dat er niets gespaard was voor -het middagmaal. Timofeitsj was met het aanbreken van den dag naar -stad gegaan, om eerste kwaliteit vleesch te koopen, de oudste knecht -was elders heen gezonden om visch en kreeft te bemachtigen, terwijl -twee en veertig kopeken in koper betaald werd aan de boerenvrouwen -voor eetbare zwammen. - -In Arina's blik, onafgebroken op Bazarof gericht, lag echter niet -alleen teederheid en toewijding, ook een zekere droefheid, vermengd -met angst, nieuwsgierigheid en stil verwijt. - -Maar Bazarof bekommerde zich niet om wat er te lezen was in de oogen -zijner moeder, hij sprak nauwelijks met haar en deed slechts nu en -dan een korte vraag, maar wel vroeg hij, hem haar hand te geven, -in de verwachting, dat dat geluk aanbrengen zou. - -Arina Vlassievna legde haar week tenger handje in de ruwe breede hand -van haar zoon. - ---En, vroeg ze een oogenblik later, helpt het? - ---Het gaat nog slechter, antwoordde hij met een onverschilligen -glimlach. - ---Mijnheer speelt te roekeloos, zei Vader Alexis op meewarigen toon -en streek door zijn mooien baard. - ---Zoo deed Napoleon het, vadertje, zei Wassili Ivanovitsj en speelde -een aas uit. - ---En zoo moet Napoleon op het eiland St. Helena gestorven zijn, -antwoordde Vader Alexis en nam de aas met een troef. - ---Jenoesjenka! Wil je een glas bessenwijn? vroeg Arina Vlassievna -haar zoon. - -Bazarof haalde alleen de schouders even op. - - - -Den volgenden morgen zei hij tegen Arkadiej: - ---Neen, ik moet morgen weer weg. Ik verveel me. Ik zou willen -werken. Maar het is me onmogelijk, iets te doen. Ik wil naar jullie -terug. Ik heb bij jullie al mijn werk gelaten. Bij jullie kan men -tenminste alleen zijn. Maar hier is het den heelen dag: je kunt over -mijn studeerkamer beschikken, daar ben je alleen. Maar zelf laat mijn -vader me geen oogenblik met rust. En ik kan de deur toch niet voor -hem sluiten. Moeder is even lastig. Ik hoor haar voortdurend zuchten -in haar kamer en als ik bij haar ben, weet ik niet wat ik zeggen moet. - ---Ze zal erg bedroefd zijn, als je weggaat, en je vader ook, -antwoordde Arkadiej. - ---Ik kom terug. - ---Wanneer? - ---Als we weer naar Petersburg gaan. - ---Ik heb te doen met je moeder. - ---Waarom? Omdat jij zulke lekkere ingemaakte vruchten van haar krijgt? - -Arkadiej sloeg de oogen neer. - ---Je kent je moeder niet, zei hij. Ze heeft niet alleen een hart -van goud, maar ze is een verstandige vrouw ook. We hebben van morgen -langer dan een half uur samen gepraat en dat was erg onderhoudend en -lang niet dom. - ---Ik was het onderwerp van gesprek? - ---We hebben ook over andere dingen gesproken. - ---Best mogelijk, dat je gelijk hebt. Als toeschouwer zie je die dingen -beter. Als een vrouw in staat is een half uur lang een gesprek gaande -te houden, dan is dat een goed teeken. Maar dat kan mij niet van mijn -plan afbrengen. - ---Ik weet niet, hoe je hun dat zult meedeelen. Zij schijnen te denken, -dat we minstens nog veertien dagen blijven. - ---Dat gaat niet. Buitendien was ik zoo dom, mijn vader te plagen, omdat -hij laatst een boer had laten afranselen en niet ten onrechte. Ja, -met recht, kijk me maar niet zoo aan. 't Was een onverbeterlijke -dief en dronkenlap. Maar mijn vader wist niet, dat ik er alles van -wist. Hij was erg onder den indruk. En daarom is 't een beetje lam, -dat ik hem nu weer verdriet moet doen. Maar wat doet het er ook -toe!... Het zal wel weer overgaan. - -Ofschoon Bazarof dit nog al onverschillig had gezegd, kon hij het -toch niet van zich verkrijgen, eerder over zijn vertrek te spreken -dan op het oogenblik van goeden nacht zeggen in de studeerkamer. Met -bedwongen geeuw, zei hij: - ---Ja, nog wat... ik had bijna vergeten het te zeggen, de paarden -moeten morgen vooruit gebracht worden naar Fedot. - -Wassili Ivanovitsj bleef als versuft staan. - ---Wil Arkadiej Kirsanof ons verlaten? vroeg hij eindelijk. - ---Ja, en ik ga met hem mee. - -Wassili Ivanovitsj schrok terug. - ---Wil je weg? - ---Ja, ik moet werken. Wil je de paarden vooruit sturen? - ---Ja, ja, stotterde de oude man, naar de -wisselplaats... goed... goed... maar... hoe kan dat nou?... - ---Ik moet een paar dagen naar de Kirsanofs. Dan kom ik terug. - ---O? Een paar dagen?... Goed... - -Wassili Ivanovitsj nam zijn zakdoek, snoot en bukte zich bijna tot -den vloer. - ---Goed... ja,... ik zal er voor zorgen. Maar ik hoopte, dat je -langer... dan drie dagen... na drie jaar afwezigheid... het is niet -veel, Jevgenij. - ---Ik zei toch al, dat ik terugkom. Maar het moet nu... - ---Moet... nu ja... Zijn plicht moet men doen. Je wilt de paarden -vooruit hebben? Het is goed, maar we hadden daar niet op gerekend, -je moeder en ik. Ze heeft net bloemen laten halen voor je kamer. - -Wassili Ivanovitsj zei er niet bij, dat hij elken morgen met het -aanbreken van den dag op zijn pantoffels Timofeitsj opzocht en hem -een gescheurd bankbiljet in de hand stopte, dat bestemd was voor -allerlei eetwaren en rooden wijn, waarvan de jongelui zooveel hielden. - ---Er is niets heerlijkers dan de vrijheid, dat is mijn opvatting. Je -moet de menschen niet dwingen, je moet... - -Wassili Ivanovitsj zweeg plotseling en ging naar de deur. - ---We zien elkaar gauw weer, vader, dat beloof ik je. - -Maar Wassili Ivanovitsj keek niet meer om, hij ging de kamer uit. Op -zijn slaapkamer vond hij Arina Vlassievna ingeslapen. Hij bad zachtjes, -om haar niet te storen, maar ze ontwaakte. - ---Ben jij het, Wassili Ivanovitsj? vroeg ze. - ---Ja, moedertje. - ---Kom je van Jenoesja? Ligt hij wel goed op die sofa? Ik heb -Anfisoesjka gezegd, dat ze hem jouw oude veldbed en de nieuwe kussens -moet geven. Ik had hem graag het veeren bed gegeven. Maar hij ligt, -geloof ik, niet graag week. - ---Dat hindert niet, moedertje, hij heeft over niets te klagen. Wees -maar gerust... Heer, vergeef ons onze zonden! bad hij voort. - -Meer zei Wassili Ivanovitsj niet. Hij wilde zijn vrouw het nieuws -niet vertellen. Want het zou haar nachtrust verstoord hebben. - -Den volgenden morgen reisden de jonge lieden af. Alles in huis was -terneergedrukt. Anfisoesjka liet borden vallen, Fedka scheen versuft -en trok zijn laarzen uit. Wassili Ivanovitsj had het nog drukker dan -anders. Hij deed zich geweld aan, zijn verdriet te verbergen, praatte -erg hard-op en deed luidruchtig. Maar zijn gezicht was ingevallen -en hij vermeed het, zijn zoon aan te zien. Arina Vlassievna weende -stil. Ze zou het hoofd geheel verloren hebben, als Wassili Ivanovitsj -haar niet heel in de vroegte een preek gehouden had. - -Maar toen Bazarof zich eindelijk, na herhaalde verzekeringen dat hij -binnen een maand terug zou zijn, uit de armen, die hem vasthielden, -had losgewerkt, en in het rijtuig zat, toen de paarden aanzetten -en het geluid der bellen zich mengde met het kraken der wielen en -verder--verder klonk, toen het niet meer baatte, den tarantas nog -langer na te kijken, toen het stof weer opgetrokken en Timofeitsj, -gebroken, zijn slaapplaats had opgezocht, toen eindelijk de beide -oudjes weer alleen waren in hun huis, dat hun nu nog nauwer en meer -vervallen toescheen, liet Wassili Ivanovitsj, die daareven nog zoo -trotsch en sterk gewuifd had met zijn zakdoek, zich in zijn leunstoel -vallen en het hoofd zinken op de borst... - ---Hij heeft ons verlaten, beefden zijn lippen, verlaten... hij -verveelde zich bij ons. Nu ben ik weer alleen, alleen... alleen... en -hij strekte den wijsvinger van zijn rechterhand uit. - -Arina Vlassievna trad op hem toe, legde haar grijze hoofd tegen zijn -grijs hoofd en zei: - ---Wat is er aan te doen, Wassili? Een kind is als een stuk goed, -dat laat los. Een zoon lijkt op een valk. Het behaagt hem te komen -en hij komt. Hij wil gaan, en hij gaat. Maar wij beiden, jij en ik, -wij zijn twee kleine zwammen in een hollen boom. En zoo leven we naast -elkaar, stilletjes aan. Ik zal jou niet alleen laten en jij zult mij -niet alleen laten en jij zult mij niet verlaten... - -Wassili Ivanovitsj hief zijn hoofd op en drukte haar tegen zich aan, -inniger dan hij het ooit gedaan had, ook, toen zij nog jong waren. - -Ze had hem troost gegeven in zijn oud verdriet. - - - - - - - - -XXI. - - -De twee vrienden spraken geen woord tot aan Fedote's huis. Bazarof -was ontevreden met zich zelf en Arkadiej was ontstemd over zijn -vriend. Die onbestemde droefenis knaagde hem, zooals alleen jonge -menschen dat kennen, wanneer ze hun eerste schreden in het leven doen. - -Toen de paarden verwisseld waren en de koetsier weer op den bok zat, -vroeg hij welke richting, rechts of links, hij rijden moest. - -Arkadiej schrok. Rechts ging het naar de stad en vandaar naar zijn -woning, links naar mevrouw Odintsof. - -Hij keek Bazarof aan. - ---Links, Jevgenij? vroeg hij. - -Bazarof keek hem niet aan. - ---Onzin, mompelde hij. - ---Ik weet, dat het onzin is, antwoordde Arkadiej.--Maar wat zou -dat? Het is niet de eerste dwaasheid, die we begaan. - -Bazarof trok de klep van zijn muts omlaag. - ---Zooals je wilt, zei hij. - ---Hou links! riep Arkadiej den koetsier toe. - -De tarantas reed in de richting van Nikolskoi. De beide vrienden, -eenmaal besloten tot een dwaasheid, zwegen hardnekkiger dan eerst. Zij -schenen woedend. - -Uit de wijze, waarop de hofmeester van mevrouw Odintsof hen op het -bordes ontving, maakten de vrienden dadelijk op, dat zij verkeerd -hadden gehandeld. Het was vrij duidelijk, dat zij volstrekt niet -werden verwacht. Verzocht, in den salon te gaan, moesten ze daar lang -wachten en voelden, dat ze een treurig figuur sloegen. - -Eindelijk verscheen mevrouw Odintsof. Ze sprak hen toe met de haar -eigen wellevendheid, maar scheen verwonderd over hun onverwachte -terugkomst. Uit haar afgemeten woorden en terughoudendheid was evenwel -te merken, dat deze terugkomst haar niet bizonder aangenaam was. Ze -haastten zich dan ook mee te deelen, dat ze op weg waren naar de stad -en maar even in het voorbijkomen waren afgestapt. Haar antwoord sprak -meer van bevreemding. Zij verzocht Arkadiej zijn vader van harentwege -te groeten en zond om haar tante. Deze verscheen, nog al slaperig, -en dit maakte de weinig aantrekkelijke uitdrukking in haar tanig, -verwelkt gezicht nog hatelijker. Katja moest wegens ongesteldheid -haar kamer houden. Arkadiej voelde op dit oogenblik, dat hij niet -alleen om de vrouw des huizes was gekomen. - -Zoo gingen vier uren in vrij onverschilligen gesprektoon voorbij. Anna -Sergejevna sprak of luisterde, zonder te glimlachen. Bij het vertrek -der vrienden scheen haar oude vriendelijkheid teruggekeerd. - ---U moet mij niet onvriendelijk vinden, zei ze, bekommer u daar niet -om en komt u beiden maar spoedig eens terug. - -Bazarof en Arkadiej antwoordden met een buiging, stapten in hun -tarantas en lieten zich onverwijld naar Marjino brengen, waar ze zonder -stoornissen in den avond van den volgenden dag aankwamen. Gedurende -de reis kwam de naam van mevrouw Odintsof niet over hun lippen, -Bazarof bewaarde een hardnekkig stilzwijgen en staarde voor zich uit. - -In Marjino werden ze met open armen ontvangen. - -De lange afwezigheid van zijn zoon was Nikolaas gaan verontrusten. Hij -sprong op, schreeuwde, stampte met de voeten op den vloer, toen -Fenitsjka met stralende oogen kwam zeggen, dat de jonge heeren er -waren. Zelfs Paul was aangenaam verrast en glimlachte vriendelijk, -toen hij de reizigers begroette. Er werd over de reis gesproken, -door Arkadiej verreweg het meest, vooral bij het avondeten, dat -tot na middernacht duurde. Nikolaas had ettelijke flesschen porter -laten komen, afkomstig van Moscou en die smaakte hem zoo goed, -dat zijn wangen purperrood begonnen te gloeien en hij niet ophield -kinderlijk-naïef te lachen. - -Zelfs de bedienden werden aangestoken door de algemeene vroolijkheid. - -Doeniasja liep maar heen en weer en sloeg de deuren hard achter zich -dicht en Peter deed nog tegen drie uur in den nacht vergeefsche -pogingen een kozakkenlied op zijn gitaar te spelen. De snaren -van zijn instrument trilden met weemoedig liefelijke tonen door de -landelijke stilte van den nacht. Maar verder dan de eerste maten kwam -de ontwikkelde kamerdienaar niet. Muzikale en andere talenten had de -natuur hem nu eenmaal ontzegd. - -Toch leefde men niet zonder zorgen op Marjino. En Nikolaas -allerminst. Aan allerlei kleine dingen had hij zich te ergeren, -iederen dag. De gehuurde arbeiders brachten hem voortdurend -in verlegenheid. Sommigen eischten hooger loon en afrekening, -anderen liepen weg met voorschot. Paarden werden ziek, aan de -werktuigen haperde telkens iets en het werk werd slecht gedaan. Een -dorschmachine, die uit Moscou gekomen was, bleek te zwaar voor het -gebruik. Een ander werktuig raakte defect den eersten dag, dat het in -gebruik genomen werd. De veestallen brandden half af door een oude, -half-blinde koeienmeid, die haar zieke koe van de "betoovering" -had willen genezen door gloeiende kolen. Later vertelde ze, dat -de brand ontstaan was, doordat de heer allerlei nieuwigheden, als -kaasbereiding, had ingevoerd. De opzichter werd lui en dik, zooals -iedere Rus, die op den zak van een ander leeft. Hij voerde niets -uit, dan, wanneer Nikolaas in de buurt was, een varken; dat wat ver -van zijn hok was, met een steen te gooien, of kleine, half-naakte -kinderen uit te schelden. Den overigen tijd sliep hij. De boeren, -die pacht moesten betalen, deden het niet en stalen hout. De wakers -vingen soms boerenpaarden op, die aan het grazen waren op de weilanden -van het goed. Nikolaas had tot een geldstraf besloten. Maar nadat -ze eenige dagen op kosten van den heer waren gevoederd, werden ze -gewoonlijk weer teruggegeven. En de verwarring werd nog grooter, -toen de boeren onderling ruzie kregen. Broeders eischten verdeeling, -omdat respectieve echtgenooten het niet onder één dak met elkander -konden vinden. Ieder oogenblik hadden er vechtpartijen plaats in het -dorp. Een troep boeren zag men op een dag, alsof het afgesproken was, -plotseling samenscholen voor het bureau van den opzichter en vandaar -gingen ze met ontevreden gezichten en meerendeels dronken, naar den -heer zelf en verlangden gerechtigheid. Het rumoer en geschreeuw werd -vergroot door het gillen en jammeren van de vrouwen en het vloeken en -dreigen der mannen. De strijd moest bijgelegd worden. Dat ging niet -zonder overschreeuwen tot schor wordens toe en men wist toch, dat al -die inspanning vruchteloos zou zijn. Bij het oogsten waren er geen -handen genoeg. Een vrije boer uit de buurt, die men op zijn eerlijk -gezicht vertrouwde, had zich verbonden arbeiders te leveren tegen -twee roebel per dessatine, maar hield zijn woord niet. De vrouwelijke -arbeidskrachten eischten schandelijk hooge loonen en intusschen begon -het koren uit te vallen. Dezelfde geschiedenis herhaalde zich bij -den hooioogst en alsof dit alles nog niet genoeg ware, verlangde -de voogdijraad onder dreigementen onmiddellijk aanzuivering van -achterstallige rente. - ---Ik houd het niet uit, riep Nikolaas Petrowitsj vertwijfeld. Ik -kan met die menschen onmogelijk gaan vechten en principieel roep -ik de politie er niet bij. Zonder vrees voor straf kan men niets -gedaan krijgen. - ---Du calme, du calme, antwoordde Paul Petrowitsj, maar scheen -intusschen allerminst tevreden met den gang van zaken en streek -peinzend zijn knevel op. - -Bazarof bleef buiten dezen kwesties, trouwens door zijn positie in huis -kon het ook moeilijk anders. Hij had den dag na zijn terugkeer zijn -onderzoekingen met kikvorschen en insekten weer opgevat, zijn chemische -verbindingen, en was geheel in zijn werk verdiept. Arkadiej beschouwde -het als zijn plicht, zijn vader zooal niet te helpen, dan toch zijn -bereidwilligheid te toonen. De huishoudelijke aangelegenheden stonden -hem niet tegen. Hij nam zich zelfs voor, later al zijn krachten te -wijden aan de agricultuur en wat daarmee samenhing. Voorloopig evenwel -was hij met andere dingen vervuld. Tot zijn groote verwondering moest -hij voortdurend aan Nikolskoi denken. Vroeger zou hij de schouders -hebben opgehaald, als iemand hem gezegd had, dat hij zich onder één -dak met Bazarof zou kunnen vervelen. Maar hij verveelde zich inderdaad -onder zulk een dak, nog wel het vaderlijke dak! En wenschte zich ver -weg. Hij maakte lange wandelingen, maar dat hielp niet. - -Eens gedurende een gesprek met zijn vader bleek, dat deze verscheiden, -belangwekkende brieven had bewaard, afkomstig van zijn vrouw, die deze -van de moeder van mevrouw Odintsof had ontvangen. Arkadiej smeekte -ze te mogen lezen. En na veel zoeken haalde Nikolaas Petrowitsj ze -onder papieren te voorschijn en gaf ze zijn zoon. Toen hij die half -verbleekte brieven eenmaal had, voelde hij zich rustiger, alsof hij -eindelijk een doel had gevonden. - ---U beiden, hoort u, heeft ze gezegd. - -Die gedachte kon hij niet vergeten. - ---Ik ga er heen. De duivel zal me halen, ik ga. Maar dan dacht hij -weer aan hun laatste bezoek op Nikolskoi, en de koele ontvangst en -schuchtere angst maakte hem weer besluiteloos. - -Maar ten slotte won het toch dat jeugdige "wie weet"..., het stille -verlangen, zijn geluk te beproeven en zonder helpers of beschermers -te onderzoeken, waartoe men in staat is... - -Geen tien dagen na hun terugkeer op Marjino vertrok Arkadiej onder -het voorwendsel, de inrichting der zondagscholen te bestudeeren naar -stad en van daar naar Nikolskoi. - -De wijze, waarop hij den koetsier tot spoed aanzette, had iets van den -jongen officier, die ten strijde trekt. Blijheid, angst en ongeduld -streden in zijn hart. "Niet nadenken," drong hij zich zelf voortdurend. - -De koetsier, die hem reed, was een geslepen boer, die voor elke kroeg -stil hield met de opmerking, of men den duivel niet wegzuipen moest... - -En als de duivel weggezopen was, klom hij weer op zijn bok en spaarde -zijn paarden niet. - -Eindelijk werd het hooge dak van het welbekende huis zichtbaar. - ---Wat ga ik beginnen? woelde het door zijn brein, maar omkeeren was -niet meer mogelijk. - -De paarden renden in gestrekten draf. De koetsier vuurde ze aan met -schreeuwen en fluiten. - -Reeds dreunde het houten bruggetje onder de paardenhoeven en de -wielen. Daar is de lange dennenlaan, die pal staat als een muur. Een -rose japonnetje wordt zichtbaar tegen het groen, een jong gezichtje -kijkt onder een parasol uit... hij herkent Katja en zij hem. Hij -beveelt stil te houden, springt uit het rijtuig en ijlt haar tegemoet. - ---Bent u het! riep Katja en bloosde lichtelijk, gaat u mee naar mijn -zuster. Ze is hier in den tuin, ze zal blij zijn, u weer te zien. - -Katja geleidde Arkadiej in den tuin. Die ontmoeting beloofde geluk, -dacht hij, dit weerzien vervulde hem met blijdschap, alsof zij een heel -lieve verwante was. Alles ging goed. Geen hofmeester, geen deftigheid, -geen wachten in een stijven salon. Hij zag mevrouw Odintsof aan -het einde van een laan. Zij liep voor hen uit en keerde zich op het -geluid der naderende voetstappen om. Arkadiej stond op het punt, zijn -zeker-voelen te verliezen, maar haar eerste woorden stelden hem gerust: - ---Zoo, vluchteling! zei ze met haar vleiende, evenwichtig-rustige -stem, en liep hem, even knipoogend voor de zon, tegemoet, waar heb -je hem gevonden Katja? - ---Ik kom u iets brengen, wat u zeker niet verwacht, begon hij. - ---U brengt u zelf mee, en dat is de hoofdzaak. - - - - - - - - -XXII. - - -Bazarof begon, nadat hij zijn vriend met woorden van ironische -spijtigheid en wel-begrijpen-waarheen-de-reis-ging, uitgeleide had -gedaan, geheel in zich zelf teruggetrokken te leven, Arbeidswoede -scheen zich van hem meester gemaakt te hebben. Hij redetwistte niet -meer met Paul Petrowitsj, dewijl deze bij zulke gelegenheden al te -aristocratisch deed door niet met woorden, maar met losse klanken -te antwoorden. Eenmaal had Paul zich tot een woordenstrijd met den -nihilist laten verleiden. Dat ging over de rechten van den adel in de -Baltische provincies, een actueele kwestie in die dagen. Maar opeens -had hij een einde aan de discussie gemaakt door de koel-beleefde -opmerking: - ---Wij zullen het nooit eens worden. Ik heb tenminste niet de eer, -u te begrijpen. - ---Dat betwijfel ik, was Bazarofs antwoord, de mensch kan alles -begrijpen: de trillingen van den aether en de wijzigingen, die de -zon ondergaat; maar hij zal nooit begrijpen, dat hij zijn neus op -een andere manier zou kunnen snuiten, dan hij doet. - ---Vindt u dat geestig? antwoordde Paul en ging terzijde. - -Toch kwam hij er toe, Bazarof te vragen, of hij zijn proefnemingen -mocht bijwonen. Zelfs boog hij eens zijn met zeldzame essences -geparfumeerd gezicht over den microscoop, om te zien, hoe een -doorzichtig infusiediertje een groenachtig atoom verslond, dat het met -een soort grijpvingers om en om draaide. Paul Petrowitsj kwam vaker -op Bazarofs kamer dan Nikolaas. Hij zou iederen dag komen, om les te -nemen, zooals hij zei, indien de zaken hem niet elders riepen. Hij -stoorde den jongen natuuronderzoeker allerminst. Hij bleef in een -hoek der kamer, volgde de onderzoekingen zwijgend en oplettend en -veroorloofde zich slechts zelden een bescheiden vraag. Bij middag- -en avondmaaltijd trachtte hij het gesprek op physica, geologie of -chemie te brengen, want alle andere onderwerpen, zelfs landbouwkundige -kwesties, om van politieke in 't geheel niet te spreken, konden twist -of onaangename uiteenzettingen ten gevolge hebben. - -Nikolaas was er zeker van, dat de antipathie van zijn broeder tegen -Bazarof niet verminderd was. Een onbelangrijke omstandigheid bevestigde -hem in die meening. - -De cholera verscheen in het distrikt en had reeds twee bewoners van -Marjino weggerukt. Paul had eens 's nachts een vrij hevigen aanval te -verduren. Hij leed pijnen tot de morgen aanbrak, maar wilde niet de -kunst van Bazarof beproeven. Toen deze hem bezocht en vroeg, waarom -hij hem niet had laten roepen, antwoordde hij nog bleek, maar toch -zorgvuldig gekamd en geschoren: - ---Heb ik u niet eens hooren zeggen, dat u niet gelooft in de -medicijnen? - -Bazarof zette intusschen zijn eenzame onderzoekingen voort. - -Iemand echter was er in huis, voor wie hij wel niet zijn hart opende, -maar wier gezelschap hem toch bijzonder aangenaam was: - -Fenitsjka. - -Hij ontmoette haar meestal 's morgens vroeg in den tuin of bij de -woningen. Hij kwam nooit in haar kamer en zij was één enkel maal aan -zijn deur geweest, om te vragen, of ze Mitia zou mogen baden. Ze -stelde een onbeperkt vertrouwen in hem en gevoelde zich in zijn -tegenwoordigheid vrijer en ongedwongener dan tegenover Nikolaas -Petrowitsj. Het is nog al moeilijk, de oorzaak hiervan aan te -geven. Misschien begreep ze instinctmatig, dat Bazarof niets van den -hoogen heer, van den edele, niets van die hoogheid had, die tegelijk -aantrekt en bang maakt. Hij was in haar oogen een uitmuntend geneesheer -en een goed mensch. In zijn tegenwoordigheid kon ze voortgaan, haar -kind te verzorgen en eens bij een aanval van duizeligheid en hoofdpijn -nam ze uit zijn hand een drankje in. - -Als Nikolaas Petrowitsj er bij was, gedroeg ze zich minder -gemeenzaam tegenover Bazarof, niet uit berekening, maar omdat het zoo -hoorde... Voor Paul gevoelde ze meer angstig ontzag dan ooit. Hij -scheen haar doen en laten sedert eenigen tijd te bespieden en kon -plotseling, als uit den grond opgerezen, in zijn engelsch pak, met -zijn onbewogen gezicht, zijn doordringenden blik en de handen in de -zakken, van achter haar rug te voorschijn komen. - ---Hij kan je zóo laten schrikken, zei ze tegen Doeniasja, en die -antwoordde dan met een zucht, omdat zij aan een anderen gevoellooze -werd herinnerd. En dat was Bazarof, die zonder het te weten, de wreede -tyran van haar hart geworden was. - -Bazarof beantwoordde de vereering van Fenitsjka. Als hij met haar -praatte, kreeg zijn gezicht een andere uitdrukking, vroolijker, -lichter, bijna zacht en tegelijk kwam er iets spottend-vriendelijks -in zijn meestal onverschillige houding. Fenitsjka werd bij den -dag mooier. Er is een tijd voor jonge vrouwen, dat ze zich gaan -ontplooien en openbloeien als de zomerrozen; die tijd was voor -Fenitsjka aangebroken. En alles droeg daartoe bij, zelfs de hitte -van de Julimaand. In haar licht zomerkleedje scheen ze nog blanker -en lichter zelf. De zon bruinde haar niet en de warmte, die men -niet ontloopen kon, gaf haar wangen en ooren een teeder rose, -spreidde over haar wezen een liefelijke matheid en gaf haar oogen -iets smachtend-droomends van een onweerstaanbare teederheid. Ze kon -bijna niet werken, de handen schenen als het ware bij het werk neer -te glijden. Ze kon nauwelijks loopen en klaagde, klaagde maar over -een grappig-lieve machteloosheid. - ---Je moet meer koude baden nemen, zei Nikolaas. Hij had hiertoe een -groot zeildoek laten spannen over éen van de vijvers, die nog niet -geheel opgedroogd was. - ---Och, Nikolaas Petrowitsj, ik ben dood, eer ik aan den vijver kom, -of ik sterf op den terugweg, antwoordde ze dan.--Er is heelemaal geen -schaduw in den tuin. - ---Dat is waar, gaf Nikolaas toe en wreef zijn voorhoofd. - -Op een morgen tegen zeven uur vond Bazarof, van een wandeling -teruggekeerd, Fenitsjka in het vlierboschje, dat reeds uitgebloeid, -maar toch nog groen en frisch aandeed. Zij zat op de bank, een witte -zakdoek over het hoofd. Naast haar lagen roode en witte rozen, nog -bedauwd. Hij wenschte haar goeden morgen. - ---Ah, Jevgenij Wassilitsj, zei ze en hief een punt van den zakdoek op, -om hem aan te zien. Hierbij kwam een arm tot den elleboog bloot. - ---Wat doet u hier? vroeg Bazarof en ging naast haar zitten.--Bloemen? - ---Ja, voor de ontbijttafel. Nikolaas Petrowitsj houdt daar zoo van. - ---Maar we ontbijten toch nog lang niet. Wat een massa bloemen! - ---Ik heb ze daarnet geplukt. Anders is het te heet. Men kan alleen -'s morgens vroeg adem halen. Ik kan die hitte niet meer verdragen. Ik -geloof, dat ik ziek word... - ---Och kom, waar denkt u aan! Laat uw pols eens voelen. - -Bazarof nam haar hand, legde zijn duim op den onder teer-vochtige -huid verborgen polsslagader, maar telde niet eens de rustige slagen. - ---U wordt honderd jaar, zei hij, en liet haar hand los. - ---O, alstublieft niet! riep ze uit. - ---Waarom? Wilt u dan niet graag lang leven? - ---Honderd jaar? Mijn grootmoeder is tachtig jaar geworden en dat was -treurig om te zien, heelemaal zwart, doof, mismaakt, altijd hoesten, -zich zelf tot last. Is dat leven? - ---'t Is dus beter, jong te zijn? - ---Ik zou het wel denken. - ---En zeg nu eens, waarom! - ---Neemt u mij bij voorbeeld. Ik ben nog jong en kan alles doen. Ik ga, -kom, zorg voor mezelf en heb niemand noodig. Is dat niet heerlijk? - ---Mij kan het niet schelen, of ik jong ben of oud. Dat is me -onverschillig. - ---Hoe kunt u dat zeggen, dat u dat onverschillig is! Het is niet -mogelijk, dat u zoo denkt. - ---Oordeel zelf maar, Fedosia Nikolajevna, wat heb ik aan mijn -jong-zijn? Ik leef eenzaam... een vrijgezel... - ---Dat ligt aan u zelf. - ---Dat is niet waar. Niemand bekommert zich om mij. - -Fenitsjka keek hem even aan, maar antwoordde niet. - ---Wat hebt u daar voor een boek? vroeg ze eenige oogenblikken later. - ---Dat is een geleerd boek en moeilijk te begrijpen. - ---U studeert altijd. Verveelt dat niet? U moet toch nu wel alles weten, -denk ik. - ---Dat denk ik niet. Probeer eens te lezen in dat boek. - ---Ik zal er niets van begrijpen. Is het Russisch? vroeg ze, terwijl -ze het boek met beide handen aannam.--Wat is het dik! - ---Ja, het is Russisch. - ---Dat doet er niet toe, ik begrijp het toch niet. - ---Dat weet ik wel. Maar ik wilde u zien lezen. Het puntje van uw neus -beweegt zoo aardig, als u leest. - -Fenitsjka, die begonnen was hardop een verhandeling over creosoot te -lezen, lachte en gaf het boek terug, dat op den grond viel. - ---Ik houd ook van uw lachen, zei Bazarof. - ---Scheidt u toch uit! - ---Ik vind het ook prettig, je te hooren spreken. Dat klinkt als het -gemurmel van een beekje. - -Fenitsjka keerde zich af. - ---Wat bent u toch raar, zei ze en streelde haar bloemen, hoe kunt -u naar mij willen luisteren, u hebt toch al met zooveel geleerde -dames gesproken. - ---Och Fedosia Nikolajevna, alle geleerde dames op de wereld zijn niet -zooveel waard als jouw ellebogen! - ---Wat een onzin! zei Fenitsjka zacht en drukte haar ellebogen in -de zijden. - -Bazarof raapte het boek op. - ---Dat is een medisch boek. Waarom heb je dat op den grond gegooid? - ---Een medisch boek? herhaalde ze en keek hem aan.--Weet u nog, dat -u me droppels gegeven hebt voor Mitja? Sedert slaapt hij als een -roos. Dat dank ik u. U bent goed. - ---Eigenlijk moest ieder doktersadvies betaald worden, glimlachte -Bazarof. Dokters zijn inhalige lui. - -Fenitsjka keek Bazarof aan. Het witte licht over haar gezicht maakte -den gloed in haar oogen dieper. Ze wist niet, of hij schertste of niet. - ---Goed, antwoordde ze.--Maar dan moet ik daarover even spreken met -Nikolaas Petrowitsj. - ---Je denkt dus, dat ik geld wil, hernam Bazarof.--Neen, geld wil ik -niet van je. - ---Wat dan? - ---Raad eens. - ---Ik weet het niet. - ---Dan zal ik het zeggen. Ik wil een van die rozen. - -Fenitsjka begon weer te lachen en klapte in de handen, zoo vreemd -vond ze het verzoek van Bazarof. En tegelijkertijd gevoelde ze zich -zeer gevleid. Bazarof keek haar vast aan. - ---Graag, graag, zei ze en bukte zich, om een bloem uit te zoeken.--Wilt -u een roode of een witte? - ---Een roode, en geen groote. - -Fenitsjka richtte zich weer op. - ---Hier, zei ze, maar meteen trok ze haar hand weer terug, beet op de -lippen, keek rond en luisterde. - ---Wat is er? vroeg Bazarof, is Nikolaas Petrowitsj daar? - ---Neen, hij is op het land. En ik ben ook niet bang voor hem. Maar -Paul Petrowitsj... ik dacht... - ---Ben je dan bang voor Paul Petrowitsj? - ---Hij maakt me bang. Hij spreekt wel niet tegen me, maar hij kan me -zoo vreemd aankijken. U houdt ook niet van hem, wel? Ik herinner me, -dat u altijd met hem kibbelde. Ik wist niet, waarom, maar ik begreep, -dat u hem flink de waarheid zei... zoo... zoo... - -Fenitsjka illustreerde met haar hand, hoe ze zich voorstelde, dat -dit gebeurde. - -Bazarof glimlachte. - ---En zou je me geholpen hebben, als hij mij in het nauw gedreven had? - ---Kan ik u dan helpen? Maar tegen u kunnen ze niet zoo gemakkelijk op. - ---Denk je? Maar ik weet een hand, die mij met één vingerstoot omver -heeft! - ---Wat is dat voor een hand? - ---Dat weet je wel! Hier, ruik die roos eens, heerlijk, hé? - -Fenitsjka boog over de bloem. De zakdoek viel van haar hoofd en toonde -het volle, glanzend-zwarte haar. - ---Ik wil ook ruiken, zei Bazarof, en drukte een krachtigen kus op de -half-open lippen van de jonge vrouw. - -Zij trilde en duwde beide handen tegen Bazarofs borst, maar zwakjes -en hij kon haar nog eens kussen. - -Een droge kuch klonk van achter het struikgewas. Fenitsjka vloog naar -de andere zijde van de bank. - -Paul kwam te voorschijn, groette licht en zei langzaam, met iets -bitter-droevigs in zijn stem: - ---Bent u hier?--en ging verder. - -Fenitsjka raapte haar rozen bijeen en stond op. - ---Dat is vreeselijk voor u, Jevgenij Wassiljewitsj, fluisterde ze en -snelde huiswaarts. - -Bazarof herinnerde zich een dergelijk tooneel, niet lang geleden. Die -herinnering wekte een gevoel van schaamte en zelfverachting in zijn -ziel. Maar toen schudde hij het hoofd, wenschte zich geluk niet zonder -ironie en ging naar zijn kamer. - -Paul verliet den tuin en ging langzaam boschwaarts. Hij bleef lang weg -en toen het ontbijt verscheen, vroeg zijn broeder of hij onwel was, -want zijn gelaat was somber. - ---Je weet, dat ik lijd aan overloop van gal, antwoordde hij kalm. - - - - - - - - -XXIII. - - -Twee uur later werd er aan Bazarofs deur geklopt. - ---Neemt u me niet kwalijk, als ik u stoor in uw geleerde -overpeinzingen, zei Paul Petrowitsj, nam plaats in een stoel bij het -venster en hield de beide handen geleund op een eleganten wandelstok -met knop van elpenbeen (meestal liep hij zonder stok),--maar ik acht -mij verplicht, u vijf minuten van uw tijd te vragen, niet meer. - ---Ik sta geheel ter beschikking, antwoordde Bazarof, niet zonder -een lichte trekking over zijn gezicht, toen hij Paul zijn drempel -zag overschrijden. - ---Vijf minuten zal voldoende zijn. Ik ben gekomen, om u iets te vragen. - ---Een vraag? En die is? - ---Luistert u eens. Toen u hier pas was, toen ik mij nog niet het -genoegen van uw gesprekken ontzegde, was het mij vergund, uw meening -over allerlei dingen te leeren kennen. Maar voor zoover ik mij kan -herinneren, hebt u nooit gezegd, hoe u over het duel denkt, het duel in -'t algemeen. Zou ik u dat eens mogen vragen? - -Bazarof, die zich van zijn werk had opgericht, om Paul aan te hooren, -ging op den tafelrand zitten en sloeg de armen over elkaar. - ---Mijn meening is deze, antwoordde hij, van theoretisch standpunt -beschouwd is het duel een ouderwetsche dwaasheid, practisch schijnt -het me een andere kwestie! - ---Als ik u goed begrijp, wilt u zeggen, dat u in de praktijk uw -theoretische opvatting over het duel ter zijde schuift en niet -zult dulden, dat men u beleedigt, zonder daar genoegdoening voor -te verlangen. - ---U heb mijn gedachten volkomen goed begrepen. - ---Zeer juist. Het verheugt me bizonder te vernemen, dat u de zaak -aldus opvat. Dat maakt een einde aan mijn niet-weten... - ---Uw onzeker-zijn, wilt u zeggen... - ---Dat is hetzelfde, mijnheer. Ik wensch mij alleen zoo duidelijk -mogelijk uit te drukken. Ik ben geen student meer. Uw woorden maken -een zekere droevige noodzakelijkheid overbodig. Ik ben van plan met -u te duelleeren. - -Bazarof sperde zijn oogen open. - ---Met mij? - ---Ja, met u persoonlijk. - ---Op welken grond? Ik begrijp u niet. - ---Ik zou u dat wel kunnen verklaren, antwoordde Paul, maar ik verkies -het niet te doen. Ik vind, dat u hier te veel bent. Ik haat u, Ik -veracht u, en als u dat nog niet genoeg is... - -Pauls oogen fonkelden van woede. Ook Bazarofs blik schoot vonken. - ---Zeer wel, antwoordde Bazarof, ieder verdere verklaring is -overbodig. U bent in een stemming, den gloed van uw adellijken -toorn op mij uit te laten. Ik had kunnen weigeren, u dit genoegen te -verschaffen. Maar ik gun het u. - ---Ik ben u zeer verplicht, antwoordde Paul, ik hoop dus, dat u mijn -uitdaging aanneemt, zonder gedwongen te worden. - ---U bedoelt: met dien stok? zei Bazarof koel,--u hebt volkomen gelijk, -u kunt die moeite sparen, te meer, aangezien dat waarschijnlijk -niet volkomen zonder gevaar voor u zou zijn. Indien u voortgaat, -u als gentleman te gedragen, zal ik van mijn kant de uitdaging als -gentleman aannemen. - ---Goed, zei, Paul en zette zijn stok in een hoek,--we hebben dus alleen -nog de voorwaarden vast te stellen. Maar ik zou u eerst willen vragen, -of u het noodig vindt, een voorwendsel te zoeken tegenover de anderen? - ---Neen dat schijnt me volkomen overbodig. - ---Zoo denk ik er ook over. Ook geloof ik, dat het geen nut heeft, -de ware oorzaak tot dezen tweekamp te onderzoeken. We houden niet -van elkaar, dat is alles. - ---Zeer juist, dat is alles, meer is niet noodig, herhaalde Bazarof -ironisch. - ---Wat de voorwaarden betreft... aangezien we geen getuigen hebben, -hoe zouden we aan getuigen komen? - ---Zeer juist, hoe zouden we aan getuigen komen? - ---Ik veroorloof mij dus, u het volgende te proponeeren. Morgen -ochtend zes uur zullen wij vechten, met revolvers, in het bosch, -tien pas afstand. - ---Op tien pas, goed. We haten elkaar zoo heftig, dat we niet dichter -bij kunnen. - ---Op acht pas, als u wilt. - ---Waarom niet? Gaarne. - ---Wij lossen twee schoten en ter meerdere veiligheid zal ieder van -ons een brief bij zich hebben, waarin verklaard wordt, dat in geval -van dood, men zelf de schuldige is. - ---Deze laatste clausule schijnt mij niet juist, antwoordde -Bazarof.--Dat is te onwaarschijnlijk. Het zou een beetje op een -franschen roman gaan lijken. - ---Misschien hebt u gelijk. Maar u zult toegeven, dat het onaangenaam -is, voor een moordenaar gehouden te worden. - ---Zeer zeker. Maar er is een middel, zich voor die pijnlijke verdenking -te vrijwaren. We zullen geen getuigen hebben in den eigenlijken zin -des woords. Maar iemand kan toch wel als toevallig, bij ons duel -aanwezig zijn. - ---Wien zoudt u daartoe kiezen? - ---Peter bij voorbeeld. - ---Welke Peter? - ---De kamerdienaar van uw broeder. Dat is een man, volkomen op de -hoogte der moderne beschaving, die zijn rol spelen zal geheel en al -comme il faut. - ---Ik geloof, dat u grapjes maakt, waarde heer? - ---In geenen deele, mijnheer. Denkt u eens aan mijn plan en u zult zien, -dat het verstandig en van zelfsprekend is. Ik zal het op mij nemen, -Peter voor te bereiden en hem meebrengen op de plaats des strijds. - ---U gelieft nog altijd te schertsen, zei Paul en stond op.--Maar na -de beminnelijke voorkomendheid, die ge zooeven toonde, mag ik u dat -niet kwalijk nemen. Het is dus afgesproken... hebt u revolvers? - ---Hoe zou ik daaraan komen, Paul Petrowitsj? Ik ben geen krijgsman. - ---Dan bied ik u de mijne aan. Ik heb meer dan vijf jaar geen gebruik -van dit wapen gemaakt en u kunt me gelooven. - ---Deze verzekering stelt me gerust. - -Paul nam zijn stok. - ---En nu, waarde heer, moet ik u alleen nog danken en laat u alleen -met uw studies. Ik heb de eer, u te groeten. - ---Tot ziens, antwoordde Bazarof en geleidde zijn gast tot de deur. Paul -ging, Bazarof bleef aan de deur staan en riep uit: - ---Alle duivels! Dat is heel fraai, maar idioot! Wat een comedie -hebben we daar gespeeld! De honden, die op hun achterpooten gaan -staan, doen het niet beter. Ik had niet kunnen weigeren. Dan had hij -me geslagen en dan... Bazarof verbleekte bij die gedachte, die zijn -trots in opstand bracht... ik had niet anders kunnen doen, dan hem -te worgen als een kat. - -Hij keerde naar zijn microscoop terug, maar hij was opgewonden en de -noodige rust ontbrak. - -... Hij heeft ons gezien, dacht hij, maar zou hij zich dat zoo -aantrekken ter wille van zijn broer?... En dan een kus! Wat steekt daar -achter?... Zou hij zelf verliefd zijn?... Dat moet!... Daar geef ik wat -voor!... Wat een modderpoel allemaal!... Maar ondertusschen... een -mooie geschiedenis... eerst je leven op het spel zetten en dan -vluchten misschien... dan... Arkadiej... en die stommeling van een -vader!... Beroerde geschiedenis... - -De dag verging nog stiller dan gewoonlijk. En Fenitsjka scheen -wel uit de wereld weg, als een muisje in haar hol bleef ze in -haar kamer. Nicolaas liep bezorgd rond, angstig, men had hem -meegedeeld, dat zijn tarwe, waar al zijn hoop op gevestigd was, aan -het broeien was. Pauls ijzige hoffelijkheid drukte op ieder, zelfs -op Prokofitsj. Bazarof begon een brief aan zijn vader, verscheurde -hem weer. - -...ze zullen het wel hooren, als ik dood ga, dacht hij,... maar ik -zal niet dood gaan, ik zal nog wel heel lang op de aarde rondkruipen... - -Hij vroeg Peter, den volgenden morgen met het aanbreken van den dag -bij hem te komen voor een belangrijke zaak. Peter verbeeldde zich, -dat hij mee zou genomen worden naar Petersburg, Bazarof ging laat -naar bed en vreemde droomen kwelden hem... mevrouw Odintsof verscheen -telkens, zij was tegelijk zijn moeder. Een kat met zwarte snorharen -liep achter haar aan en dat katje was Fenitsjka. Hij zag Paul in de -gedaante van een boomstam, maar moest toch met hem vechten... - -Peter wekte hem tegen vier uur. Hij kleedde zich en verliet met hem -het huis. - -De morgen was heerlijk en koeler dan de vorige dagen. Bonte wolkjes -vlokten langs den bleek blauwen hemel. Het loof der boomen was -bedauwd, spinnewebben flonkerden in zilveren draden op het gras. Nog -een glans van het eerste morgenrood lag gespreid over de velden en -de leeuweriken zongen rondom--omhoog. - -Bazarof ging naar het bosch, zette zich in de schaduw en deelde Peter -mee, wat er van hem werd verlangd. De ontwikkelde kamerdienaar werd -vaal-bleek als een doode. Bazarof trachtte hem gerust te stellen door -de verzekering, dat hij niets te doen had, als op een afstand toe te -kijken. Zonder eenige verantwoordelijkheid. - ---Denk intusschen over je gewichtige rol na, voegde Bazarof er bij. - -Peter wrong krampachtig zijn handen, liet het hoofd hangen en begon, -groen van angst, tegen een boom te leunen. - -De straatweg naar Marjino liep langs een bosch. Het stof scheen sedert -den vorigen dag nog door niemand betreden. Bazarof keek onwillekeurig -den weg af, plukte een grashalm en kouwde erop, en fluisterde: Wat -een onzin... - -Hij huiverde eenige malen in den koelen morgen. - -Peter keek hem aan met wanhoop in zijn oogen, maar Bazarof -glimlachte. Hij voelde geen angst. - -Paardenhoeven weerklonken. Een boer verscheen. Hij kwam uit het dorp -en voerde twee paarden, die aan elkander gebonden waren. Toen hij -langs Bazarof kwam, keek hij hem verwonderd aan, zonder naar zijn pet -te grijpen. Dit scheen Peter een slecht voorteeken en verontrustte hem. - -...die kerel is ook vroeg opgestaan, dacht Bazarof, maar doet ten -minste wat nuttigers... - ---Ik geloof, dat mijnheer er aan komt, fluisterde Peter opeens. - -Bazarof keek op en herkende Paul, die haastig de straat af kwam, -in een geruit colbert met witte broek gekleed. Hij droeg een kistje -in een groenen doek onder den arm. - ---Neemt u me niet kwalijk, ik vrees, dat ik u heb laten wachten, -zei hij, Bazarof en daarop Peter groetend, die hij als een soort -sekondant scheen te beschouwen,--ik wilde mijn bediende niet wekken. - ---Goed, goed, antwoordde Bazarof,--wij komen ook pas. - ---Des te beter. - -Paul keek om zich heen. - ---Niemand ziet ons hier. We zullen niet gestoord worden. Zullen we?... - ---Met genoegen. - ---Ik veronderstel, dat u geen nadere verklaringen wenscht? - ---Volstrekt niet. - ---Zoudt u willen laden? vroeg Paul en nam de revolvers uit het etui. - ---Neen, doet u dat zelf. Ik zal den afstand opnemen. Ik heb langere -beenen, zei Bazarof met een venijnig lachje,--éen--twee--drie... - ---Jevgenij Wassiljewitsj, stotterde Peter moeilijk, en sidderde als -een lindeblad,--doe wat u wilt, ik zal op een afstand gaan... - ---Vier--vijf--trek jij je terug, dappere, trek je terug. Je kunt -zelf achter een boom gaan staan en je ooren dichthouden, maar hou -je oogen open. Als er éen van ons valt, hol dan naar hem toe, om hem -te helpen--zes--zeven--acht. - -Bazarof bleef staan. - ---Genoeg zoo? vroeg hij tot Paul gekeerd,--of wilt u nog twee kleine -pasjes? - ---Zooals u wilt, antwoordde deze en deed de tweede kogel in den loop. - ---Dan nog twee passen! - -Bazarof trok een streep in het zand met zijn schoen. - ---Dit is de barrière. Maar, dat is waar, we hebben niet afgesproken, -hoever we ons van den eindstreep zouden opstellen. Dit gewichtige -punt hebben we gisteren niet overwogen. - ---Tien pas, vind ik, antwoordde Paul en hield hem de revolvers -voor,--wilt u mij het genoegen doen te kiezen? - ---Dat genoegen zal ik niet weigeren, maar u moet toegeven, dat dit -duel op het belachelijke af eigenaardig is. Kijkt u eens het gezicht -van onzen sekondant! - ---U schertst nog altijd, antwoordde Paul, ik geef toe, dat deze -ontmoeting nogal eigenaardig is. Maar ik moet u doen opmerken, dat -ik van plan ben, ernstig te duelleeren. A bon entendeur...! Salut! - ---O, ik betwijfel geen oogenblik, dat we van plan zijn elkaar overhoop -te schieten. Maar waarom niet met een glimlach? Laat ons het utile -met het dulce vereenigen. U ziet, als u fransch spreekt, antwoord -ik latijn. - ---Ik vat het ernstig op, antwoordde Paul en ging op zijn plaats. - -Bazarof telde eveneens tien pas af en bleef staan. - ---Bent u gereed? vroeg Paul. - ---Ja. - ---Vooruit dan. - -Bazarof ging langzaam naar voren, Paul eveneens. Hij had de linker -hand in den zak en richtte langzaam zijn revolver... hij mikt precies -op mijn neus, dacht Bazarof,... hij knijpt zijn eene oog dicht, om -goed te schieten, de bandiet!... geen pleizierig gevoel eigenlijk. Ik -zal op zijn horlogeketting mikken... - -Er vloog iets fluitend langs Bazarofs oor en op hetzelfde oogenblik -weerklonk een knal... ik heb het gehoord, dus heb ik niets, kon hij -denken. Hij deed nog een pas en drukte af, zonder te mikken. - -Paul maakte een beweging en voelde naar zijn been. Een straal bloed -kleurde de witte broek. - -Bazarof gooide zijn revolver weg en liep op hem toe. - ---Bent u gewond? vroeg hij. - ---U had het recht, mij tot aan de streep te laten voortgaan, antwoordde -Paul,--de wond heeft niets te beteekenen. Volgens onze afspraak, -hebben wij nog een schot. - ---U moet mij toestaan, het partijtje tot een volgend maal uit te -stellen, antwoordde Bazarof en nam Paul in zijn arm, Paul begon bleek -te worden,--ik ben op het oogenblik niet langer tegenpartij, maar -geneesheer. Ik moet vóór alles de wond onderzoeken. Peter! Peter, -waar zit je? - ---Het is niets... ik heb geen hulp noodig, antwoordde Paul, maar het -spreken begon hem moeilijk te vallen,--... en wij moeten... nog eens... - -Hij wilde zijn snor opstrijken, maar zijn arm viel slap neer, zijn -oogen werden blind en hij viel in onmacht. - ---Dat is sterk, bewusteloos om zoo'n kleinigheid! zei Bazarof -onwillekeurig en strekte Paul op den grond uit,--eens kijken, wat -het is. - -Hij nam zijn zakdoek, stelpte het bloed en onderzocht de -wondranden. Het been is niet geraakt, de kogel is niet diep -ingedrongen, alleen de vastus externus is beleedigd. Over drie weken, -kan hij weer dansen, als hij wil. De moeite waard, daarvoor bewusteloos -te worden. Die nerveuze heeren ook. Wat heeft hij een teere huid! - ---Is de heer dood? vroeg Peter fluisterend en bevend. - ---Ga maar gauw water halen, antwoordde Bazarof en wendde zich om, -je heer leeft langer dan jij en ik. - -Maar de dienaar, scheen niet te begrijpen en bleef onbewegelijk -staan. Intusschen sloeg Paul de oogen weer op. - ---Hij geeft den geest! zei Peter en sloeg een kruis. - ---...U hebt gelijk, wat een belachelijk gezicht, zei de gewonde met -een zwak lachje. - ---Haal water, domoor! riep Bazarof. - ---Het is niet noodig... de duizeling is voorbij... helpt u me -even op... zoo... zoo... als men het schampschot verbindt, kan ik -te voet naar huis, of er kan ook een rijtuig gehaald worden. We -kunnen het hierbij laten, als u wilt. U hebt u gedragen als man van -eer... Vandaag, wel te verstaan. - ---We behoeven niet terug te komen op wat voorbij is, en wat de -toekomst betreft, stel u gerust, ik zal zoo gauw mogelijk maken, dat -ik wegkom. Maar laat me eerst uw been verbinden, de wond is licht, -maar het is toch beter het bloed te stillen. Maar eerst moet ik in -dezen sterveling de zekerheid van zijn bestaan terugroepen. - -Bazarof pakte Peter bij zijn kraag, schudde hem heftig heen en weer -en gelastte hem een rijtuig te halen. - ---Breng mijn broer niet aan het schrikken, zei Paul, en pas op, -dat je geen woord zegt. - -Peter maakte, dat hij wegkwam en intusschen bleven de twee -tegenstanders zonder te spreken, bij elkander zitten. Paul vermeed -het, Bazarof aan te zien. Hij wilde zich niet met hem verzoenen. Hij -verweet zich bijna gebrek aan zelfbeheersching, zijn onhandigheid, -zijn heele optreden in deze zaak, en voelde zeer wel, dat zij op de -gunstigst mogelijke manier was bijgelegd. - -Hij zal ons van zijn tegenwoordigheid verlossen, dacht hij, daarmee -is tenminste iets gewonnen. - -Het wederzijdsche zwijgen begon onaangenaam te worden. Zij wisten -beiden, dat zij elkanders gedachten kenden. Die zekerheid is aangenaam -voor vrienden, maar voor vijanden allerpijnlijkst, vooral wanneer ze -tot geen verklaring komen, noch elkaar kunnen verlaten. - ---Heb ik uw been niet te stijf verbonden? vroeg Bazarof. - ---Neen, volstrekt niet. Het is heel goed zoo, antwoordde Paul -Petrowitsj en na eenige oogenblikken: - ---Het zal niet mogelijk zijn, mijn broeder om den tuin te leiden. Ik -zal hem zeggen, dat we over een politieke kwestie woorden hebben -gekregen. - ---Heel goed, antwoordde Bazarof, u kunt zeggen, dat ik in uw bijzijn -alle Anglomanen beleedigd heb. - ---Juist. Apropos, wat dunkt u, dat deze man van ons zeggen zal? ging -Paul Petrowitsj voort, toen dezelfde boer, die vóór het duel met -zijn paarden voorbij gekomen was, weer langs kwam en nu groette op -het zien van de heeren. - ---Wie weet? antwoordde Bazarof, waarschijnlijk niets. De Russische -boer lijkt op dat geheimzinnig-onbekende, waarvan Anna Radcliffe in -haar boeken spreekt. Niemand kent hem. En hij zich zelf het minst. - ---Denkt u? vroeg Paul Petrowitsj, maar plotseling riep hij: - ---Kijk nu die stomheid van uw Peter! Daar komt hij nu aan met mijn -broer! - -Bazarof keerde zich om en ontwaarde het bleeke gezicht van Nikolaas -in het rijtuig. Hij sprong eruit, eer het stilstond en liep op zijn -broeder toe. - ---Wat beteekent dat? vroeg hij ontdaan.--Jevgenij Wassiljewits, -hoe is dat mogelijk? - ---Het is niets, antwoordde Paul,--het was verkeerd, je te storen. Wij -hebben toegegeven aan een opwelling, van het oogenblik, en ik werd -een klein beetje gestraft, dat is alles. - ---Maar de oorzaak om Gods wil!... - ---Hoe zal ik zeggen? Mijnheer Bazarof sprak in mijn tegenwoordigheid -onbehoorlijk over Sir Robert Peel. Maar ik moet er dadelijk bij voegen, -dat het allemaal mijn schuld was en dat de heer Bazarof zich uiterst -correct heeft gedragen. Ik heb hem uitgedaagd. - ---Ik zie bloed. - ---Dacht je dan dat ik water in mijn aderen had? Ik verzeker je, dat -die kleine aderlating me heel goed zal doen. Is het niet, dokter? Help -me in het rijtuig en haal je geen muizenissen in het hoofd. Morgen -ben ik weer hersteld. Ja, ik heb me zelden zoo goed gevoeld en zoo -opgeruimd. Vooruit koetsier! - -Nikolaas volgde te voet. Bazarof was achtergebleven. - ---Ik verzoek u, mijn broeder in behandeling te nemen, zei Nikolaas -totdat we een geneesheer uit de stad hebben. - -Bazarof boog zwijgend het hoofd. - - - -Een uur later lag Paul Petrowitsj in bed en zijn been was -volgens de regelen der kunst verbonden. Het heele huis was in -opschudding. Fenitsjka was ziek geworden. Nikolaas was wanhopig en -Paul praatte en lachte, vooral met Bazarof. Hij had een batisten hemd -en een morgenjasje aan en een fez opgezet. Hij wilde de gordijnen -niet dicht hebben en klaagde schertsend over den dieët, dien hij zou -moeten houden. - -Tegen den avond kwam er wat koorts en hij kreeg hoofdpijn. Er verscheen -een geneesheer uit de stad. Nikolaas had niet gelet op het verlangen -van zijn broeder en Bazarof zelf had er opgestaan, dat er een collega -geroepen zou worden. Hij was intusschen op zijn kamer gebleven, -zag er geel-bleek en gejaagd uit en bracht den zieke alleen nu en -dan een kort bezoek. Eenige malen ontmoette hij Fenitsjka, die hem -met zekeren angst uit den weg ging. - -De stadsdokter schreef verkoelende dranken voor en bevestigde de -verklaring van Bazarof, dat de wond niets te beteekenen had. Nikolaas -vertelde, dat zijn broeder zich uit onvoorzichtigheid zelf had verwond, -waarop de dokter met een hm antwoordde; maar toen hij op hetzelfde -oogenblik een bankbiljet van vijf en twintig roebel in zijn hand -voelde zei hij: - ---Ja dat gebeurt zoo vaak. - -In het geheele huis ging niemand naar bed. - -Nikolaas sloop telkens op zijn teenen naar de ziekenkamer en verdween -weer op dezelfde wijze. De gewonde sliep soms in, zuchtte zacht, zei -tegen zijn broeder: Couchez-vous en wilde dan drinken. Kirsanof liet -Fenitsjka eenmaal een glas limonade brengen. Paul keek haar strak -aan en dronk het glas leeg. - -Tegen den morgen nam de koorts toe en de zieke begon te ijlen. Hij -sprak zinlooze woorden, opende dan plotseling de oogen en toen hij zijn -broeder bij het bed zag zitten, bezorgd over hem gebogen, vroeg hij: - ---Is het niet, Nikolaas, lijkt Fenitsjka niet op Nelly? - ---Welke Nelly bedoel je? - ---Hoe kan je dat nu vragen? Vorstin R...! Vooral de bovenzij van het -gezicht. C'est de la même famille. - -Nikolaas antwoordde niet, maar was diep verwonderd over de levenskracht -der menschelijke gevoelens... zoo iets komt toch altijd weer terug, -dacht hij. - ---Ik houd zoo van dat eenvoudige kind, zoo eenvoudig... klaagde Paul -en legde een arm onder het hoofd. - ---...ik zal nooit dulden, dat een vlegel haar aanraakt... - -Nikolaas zuchtte. Hij begreep niet, op wien die woorden sloegen. - -Den volgenden morgen kwam Bazarof bij hem. Hij had zijn bagage gepakt -en zijn kikvorschen, vogels en insekten in vrijheid gesteld. - ---U komt afscheid nemen, zei Nikolaas en stond op. - ---Ja. - ---Ik begrijp en geef u volkomen gelijk. Mijn arme broeder heeft zeker -ongelijk gehad en hij is dan ook gestraft. Ik weet het van hem zelf, -dat hij u gedwongen heeft, zoo te handelen, als u gedaan hebt, u hadt -dit duel niet kunnen vermijden. Het heeft min of meer zijn grond in -het diepgaande verschil van uw beider levensbeschouwing. (Nikolaas -Petrowitsj begon minder duidelijk en minder logisch te praten, -hij ademde zwaar). Mijn broeder is prikkelbaar, houdt vast aan oude -ideeën... ik dank God, dat alles nog zoo is afgeloopen. Overigens -heb ik alles gedaan, om te zorgen, dat er niet gesproken wordt over -die zaak. - ---Ik zal u mijn adres geven, en als men er toch wat van wil maken, -dan kunt u mij altijd vinden, zei Bazarof. - ---Ik hoop, dat dit niet noodig zal zijn, Jevgenij Wassiljewitsj. Ik -betreur het ten zeerste, dat uw verblijf in ons huis, zoo een -einde... Ik betreur het des te meer, omdat Arkadiej... - ---Dien zal ik wel zien, viel Bazarof in de rede. Hij hield niet van -dergelijke verklaringen en verontschuldigingen.--In ieder geval verzoek -ik u, hem van mij te groeten en hem mijn leedwezen uit te drukken. - ---En ook ik verzoek u... - -Maar Bazarof wachtte niet op de rest en ging. - -Toen Paul hoorde, dat Bazarof op het punt stond te vertrekken, uitte -hij den wensch, hem nog te zien. Hij gaf hem een hand, maar Bazarof -bleef als gewoonlijk koel. Hij merkte wel, dat Paul den edelmoedige -wilde spelen. - -Van Fenitsjka was het hem niet mogelijk afscheid te nemen. Hij -keek alleen nog eens naar het venster, waar zij zat. Ze scheen -treurig... misschien gaat die wel te gronde... dacht hij... maar -waarom zou ze niet... - -Peter was zoo onder den indruk, dat hij aan Bazarofs schouder bleef -staan schreien, tot deze hem vroeg, of zijn oogen nooit uitgeput -zouden raken? Doeniasja moest den tuin in vluchten, om haar verdriet -te verbergen. Maar de oorzaak van al dit verdriet nam plaats in een -klein rijtuigje, stak een sigaar op en toen hij op vier werst afstand -bij een kromming van den weg het huis der Kirsanofs voor het laatst -zag liggen, spuwde hij op den weg, knarstandde: - - - --Verdomde landjonkers! - - -en hulde zich in zijn mantel. - - - -De toestand van Paul Petrowitsj verbeterde met den dag. Toch bleef -hij nog een week te bed. Hij droeg zijn gevangenschap, zooals hij dat -noemde, geduldig, besteedde een groot gedeelte van den tijd aan zijn -toilet en liet voortdurend met eau de cologne sprenkelen. - -Nikolaas las hem de couranten voor en Fenitsjka bediende hem, zooals -gewoonlijk met bouillon, zachte eieren, thee; maar ze kon zijn kamer -niet binnentreden zonder een innerlijken schrik. - -Iedereen in huis was overstuur door de jeugdige dwaasheid van Paul -Petrowitsj. Alleen Prokofitsj sprak erover met groote gelatenheid en -gemoedsrust. In zijn tijd hadden de heeren zoo dikwijls gevochten, -zei hij, maar altijd onder elkaar en nooit met zulke ploerten, -als die... Zulke individuen liet men in den stal afranselen, als ze -onbeschaamd werden. - -Fenitsjka had geen gewetenswroeging. Maar rustig was ze toch niet, -vooral als ze soms iets van de ware oorzaak begon te vermoeden. En dan -kon Paul Petrowitsj haar zoo vreemd aanzien... ze voelde dien blik -nog, als ze hem den rug toekeerde. Tengevolge van deze onrust, werd -ze magerder en, zooals dat meestal is bij vrouwen van haar leeftijd, -nog mooier. - -Op een morgen had Paul, die zich beter voelde, het bed verlaten en -was op de sofa gaan liggen. Nikolaas kwam vragen, hoe hij geslapen -had en ging vervolgens naar het dorschen kijken. - -Fenitsjka bracht de thee, die ze bij hem neerzette. Toen ze weg wilde -gaan, hield Paul haar tegen: - ---Waarom wil je zoo dadelijk weer weg, Fedosia Nikolajevna? vroeg -hij haar,--heb je iets te doen? - ---Neen... ja... ik moet beneden thee schenken. - ---Dat zal Doeniasja wel doen, als jij er niet bent. Blijf nog wat -bij een armen zieke. En ik wilde ook met je spreken. - -Fenitsjka ging zwijgend op den arm van een leunstoel zitten. - ---Ik wilde je al lang eens vragen, begon Paul en trok aan zijn -snorharen, of je bang voor me bent, en waarom? - ---Wie, ik? - ---Ja, jij. Je kijkt me nooit recht in het gezicht. Je geweten schijnt -niet heelemaal zuiver. - -Fenitsjka bloosde, maar keek hem aan. De uitdrukking van zijn gezicht -was zoo vreemd, dat ze begon te beven. - ---Is je geweten zuiver? vroeg hij haar. - ---Waarom zou het niet zuiver zijn? vroeg ze zacht. - ---Ik weet het niet. Heb je hier iemand in huis te kort gedaan? Mij -zeker niet. Iemand anders? Het lijkt me niet waarschijnlijk. Mijn -broeder? Ook niet, want je houdt van hem... - ---Ja, ik houd van hem. - ---Van ganscher harte? Met lijf en ziel? - ---Ik heb Nikolaas Petrowitsj lief van ganscher harte. - ---Werkelijk? Kijk me eens aan, Fenitsjka (het was voor het eerst, -dat hij haar zoo noemde). Je weet, dat liegen een groote zonde is... - ---Ik lieg niet, Paul Petrowitsj. Als ik niet van Nikolaas Petrowitsj -hield, verdiende ik niet, dat ik leef. - ---En je zou hem voor niemand opgeven? - ---Voor wien zou ik dat doen? - ---Voor wien? Wie weet! Bij voorbeeld, de man, die ons onlangs -verlaten heeft. - -Fenitsjka stond op. - ---In Gods naam, Paul Petrowitsj, waarom plaagt u me zoo? Wat heb ik -u gedaan? Hoe kunt u zoo iets zeggen? - ---Fenitsjka, antwoordde Paul droevig,--ik heb alles gezien... - ---Wat hebt u gezien? - ---Daar in het prieel. - -Fenitsjka bloosde plotseling tot achter de ooren. - ---Kon ik daar wat aan doen? stotterde ze. - -Paul richtte zich op. - ---Voel je je in geen enkel opzicht schuldig? - ---Er is maar één man op de wereld, dien ik lief heb en zal lief hebben, -dat is Nikolaas Petrowitsj, antwoordde ze met plotselinge heftigheid, -ofschoon de tranen haar nog de stem verstikten,--en over wat u gezien -hebt, hoef ik mij geen verwijten te doen, dat kan ik bezweren. Ik -wil liever hier op de plaats dood blijven, dan verdacht worden, -dat ik mijn weldoener zou bedrogen hebben. - -Haar stem werd weer zwak en zij voelde, dat Paul Petrowitsj haar hand -nam en krachtig drukte. - -Ze keek hem aan en schrok heftig. Zijn gezicht was nog bleeker dan -anders, in zijn oogen een zeldzame fonkeling en éen enkele dikke traan, -die over zijn wangen rolde... - ---Fenitsjka, zei hij nauwelijks hoorbaar, heb mijn broer lief, heb -hem lief. Hij is zoo goed en verdient het, dat je hem lief hebt. Geef -hem niet voor niemand in de wereld en luister niet naar de mooie -woorden van anderen. Niets is verschrikkelijker, dan onbeantwoorde -liefde. Blijf hem trouw, mijn armen, goeden Nikolaas! - -Fenitsjka weende niet meer. Ze stond zoo verwonderd, dat ze ook niet -bang meer was. Maar ze kon geen woord meer uitbrengen, toen Paul haar -hand greep en tegen zijn oogen drukte, nog eens greep en krampachtig -snikkend aan zijn lippen bracht... - -...God, dacht ze, zou dat een aanval zijn... - -Ze vermoedde niet, dat het verleden op dit oogenblik pijnigend in -hem openbrak, alles wat zijn hart geleden had, weer trilde en begon -te bloeden. - -De traptreden kraakten onder vlugge voetstappen. Hij stootte haar -van zich en legde zijn hoofd op het kussen. - -De deur ging open en Nikolaas trad binnen, opgewekt, het gezicht frisch -en rood. Mitja, even frisch en rood als hij, danste op zijn arm en -trapte met zijn bloote voetjes tegen de knoopen van zijn vaders jas. - -Fenitsjka ijlde hem tegemoet. Heftig omhelsde ze hem en haar -kind en legde toen haar hoofd tegen zijn schouder. Nikolaas scheen -verrast. Schuw en teruggetrokken als zij was, veroorloofde Fenitsjka -zich nooit dergelijke ontboezemingen in tegenwoordigheid van derden. - ---Wat is er? vroeg hij, zag zijn broeder aan en gaf het kind aan de -moeder over. - ---Je voelt je toch niet minder? vroeg hij zijn broer, en ging naar -hem toe. - -Paul verborg het gezicht in zijn batisten zakdoek. - ---Neen, neen... integendeel... ik voel me veel beter... - ---Je had in bed moeten blijven, zei Nikolaas,--waar ga je heen? vroeg -hij Fenitsjka, maar deze had de deur al achter zich dicht geslagen. - ---Ik kwam je mijn kleinen deugniet eens laten zien. Hij wilde zijn -oom een bezoek brengen. Waarom heeft ze hem nu meegenomen? Maar wat -heb je toch? Is er iets gebeurd tusschen jullie? - ---Broeder! begon Paul Petrowitsj op plechtigen toon. - -Nikolaas beefde. Een gevoel van doodelijken angst kwam over hem, -waarvan hij zich geen rekenschap kon geven. - ---Broeder! herhaalde Paul. Beloof me, het verzoek, dat ik je doen zal, -uit te voeren! - ---Wat wil je, Paul? - ---Iets zeer belangrijks. Je levensgeluk hangt ervan af. Ik heb den -laatsten tijd dikwijls nagedacht over wat ik je nu ga zeggen. Broeder, -doe je plicht, de plicht van een man van eer, en maak een einde aan -de onbehoorlijke verhouding, waarin je leeft, jij vooral, de beste -van alle menschen, broeder! - ---Wat beteekent dat Paul? - ---Trouw Fenitsjka... ze heeft je lief, ze is de moeder van je zoon. - -Kirsanof deed een stap achteruit en sloeg de handen in elkaar. - ---En jij geeft me dien raad, Paul, jij, die zulke huwelijken altijd -gehaat hebt. Jij geeft me dien raad. Weet je wel, dat de eenige reden, -waarom ik niet allang gedaan heb, wat ik als de heiligste plicht -beschouw, eerbied voor jou was?! - ---Dan betreur ik het, dat je dien eerbied zoo ver gedreven hebt, -antwoordde Paul met een droevigen glimlach.--Ik geloof, dat Bazarof -gelijk had, mij een aristocraat te noemen. Ja broeder, het wordt -tijd, dat we eens ophouden, te handelen met het oog op de wereld. Wij -zijn oud en het leven heeft ons bescheiden gemaakt. Laten we al die -dwaasheden afwerpen, laten we onzen plicht doen en dan is het niet -onwaarschijnlijk, dat we het geluk dan op den koop toe krijgen! - -Kirsanof omarmde zijn broeder. - ---Je hebt me de oogen geopend, riep hij uit.--Ik heb je altijd -beschouwd als een goed verstandig man. Ik zie nu dat je ook wijs en -grootmoedig bent. - ---Stil, stil, antwoordde Paul Petrotwitsj.--pas op voor het been van -je grootmoedigen broeder, die met zijn vijftig jaar nog geduelleerd -heeft als een tweede luitenant. Dus afgesproken. Fenitsjka wordt -mijn belle-soeur! - ---Paul, Paul... wat zal Arkadiej zeggen? - ---Arkadiej zal gelukkig zijn, wees daar zeker van. Het huwelijk is -wel tegen zijn principes, maar zijn gelijkheidsgevoel zal gevleid -worden. En wat beteekenen al die verschillen ook, die standen in de -negentiende eeuw! - ---Och Paul, laat mij je nog eens omhelzen, wees maar niet bang, -ik zal je been niet bezeeren! - -De broeders omhelsden elkaar. - ---Zullen we haar je besluit dadelijk meedeelen? vroeg Paul Petrowitsj. - ---Waarom zoo een haast? Heb je hierover gesproken? - ---Gesproken? Quelle idée! - ---Des te beter. Eerst gezond worden. Het loopt zoo een vaart -niet. Eerst rijpelijk overleggen... - ---Maar je bent toch besloten? - ---Zeker, en ik dank je, dat jij me zoover hebt gebracht. Ik laat je -nu alleen. Je moet gaan liggen. Al die opwinding zal je geen goed -doen. We spreken er nog over. Probeer nu te slapen, en dan word je -gauw weer gezond... - -Waarom die dank? dacht Paul, toen hij alleen was... het hangt toch -alleen van hem af. En als hij getrouwd is, ga ik hier vandaan, naar -Dresden of Florence en daar leven, tot ik krepeer... - - - -Paul sprenkelde eau de cologne op zijn voorhoofd en sloot de oogen. In -het helle daglicht, dat de kamer binnenviel, leek zijn fijn, mager -gezicht op het gipsen afgietsel naar een doode. - -En hij was ook werkelijk een doode... - - - - - - - - -XXIV. - - -Katja en Arkadiej zaten in den tuin van Nikolskoi op een bank in de -schaduw van een ouden eschdoorn. Fifi lag naast hen op den grond, in -die bekoorlijke houding van zijn slanke lichaam, welke de Russische -jagers in herinnering aan de grijze waternimf Roesaatsja noemen. - -Arkadiej en Katja zwegen. Hij hield een boek in de hand, half toe -geslagen, zij zocht broodkruimpjes uit haar mandje en strooide ze -voor een groepje musschen, die met de hun eigen durf tjilpend tot -aan haar voeten genaderd waren. - -Een zacht koeltje speelde met de bladeren der boomen, zoodat er gouden -vlekken zonlicht door de laan en over Fifi's rug vielen, terwijl de -beide jonge menschen in schaduw bleven. Zelden slechts kwam er een -lichtstreep, als een vlam over de haren van het meisje. - -Zij zwegen, maar de wijze waarop zij zwegen, de een naast den ander, -beefde van innige harmonie. Zij letten schijnbaar niet op elkaar -en toch was het duidelijk, hoe gelukkig zij met elkanders bijzijn -waren. Zelfs in hun gezicht was verandering gekomen, sedert wij hen -verlieten. Arkadiej was rustiger, Katja meer levend en warmer. - ---Vindt u niet, dat jasen een symbolische naam is? Ik ken geen boom, -die zoo licht en luchtig is. [13] - -Katja keek traag naar boven en antwoordde. - ---Ja. - -En Arkadiej dacht: ze vindt het ten minste niet erg, als ik poëtisch -word. - -Katja keek naar het boek van Arkadiej: - ---Ik houd niet van Heine, zei ze, niet wanneer hij lacht en niet -wanneer hij weent. Ik houd van hem, als hij droevig en droomerig is. - ---En ik houd van hem, als hij lacht, zei Arkadiej. - ---Dat is een overblijfsel van den satirischen kant van uw geest. - -Een overblijfsel, dacht hij, dat moest Bazarof eens hooren... - ---Wacht maar, we zullen u wel veranderen! - ---Wie? U? - ---Ja, mijn zuster, Porphirij Platonitsj, met wien u al niet meer -kibbelt, mijn tante, die u eergisteren naar de kerk geleidde. - ---Dat kon ik niet weigeren. En Anna Sergejevna is het in veel opzichten -eens met Eugenij, zooals u weet. - ---Mijn zuster stond onder zijn invloed, net als u. - ---Net als ik? Hebt u dan gemerkt, dat ik over dien invloed heen ben? - -Katja antwoordde niet. - ---Ik weet, ging hij voort, dat u nooit van hem gehouden hebt. - ---Ik heb geen oordeel over hem. - ---Ja, ziet u, Katharina Sergejevna, zoo dikwijls ik u dat hoor zeggen, -geloof ik u niet. Ik vind, dat niemand boven onze oordeelsmacht uit -gaat. Dat is eenvoudig een uitvlucht. - ---Nu ja, ik geef toe, dat ik hem niet bepaald onaangenaam vind, -maar wij hooren tot twee heel verschillende werelden en ook u hoort -feitelijk niet bij hem. - ---Waarom? - ---Hoe zal ik zeggen... hij is een roofdier, ruw, wild, en u en ik, -wij zijn getemd. - ---Ben ik ook getemd? - -Katja knikte van ja. - -Arkadiej krabde zich achter het oor. - ---Weet u wel, dat dat een beetje beleedigend is, wat u daar zegt, -Katharina Sergejevna? - ---Zou u liever een roofdier willen zijn? - ---Dat niet, maar ik wil sterk en flink zijn. - ---Dat hangt niet van ons zelf af. Uw vriend wil het niet zijn, en -toch is hij het. - --- U denkt dus, dat hij grooten invloed heeft op Anna Sergejevna? - ---Ja, maar niemand houdt dat lang vol, zei ze zacht. - ---Hoe weet u dat? - ---Ze is erg trotsch... of neen, dat bedoel ik niet. Maar ze wil -volstrekt onafhankelijk zijn. - ---Dat willen we allemaal, antwoordde Arkadiej, maar hij dacht: -Waartoe? En Katja dacht hetzelfde. Als jonge menschen veel met elkaar -omgaan, beginnen zij veelal dezelfde gedachten te hebben op dezelfde -oogenblikken. - -Arkadiej glimlachte en zei: - ---Geeft u toe, dat u een beetje bang voor haar bent? - ---Voor wie? - ---Nu... voor haar, antwoordde Arkadiej met een blik van -verstandhouding. - ---En u? vroeg Katja. - ---Ik ook. Let wel, wat ik zeg: ik ook. - -Katja dreigde met den vinger. - ---Dat vind ik vreemd. Mijn zuster was nooit zoo aardig tegen u, -als de laatste dagen. Dat was bij uw eerste bezoek heel anders. - ---Vindt u? - ---Hebt u het dan niet gemerkt? Vindt u dat niet prettig? - -Arkadiej begon te denken: Waaraan heb ik die welwillendheid -verdiend? Omdat ik haar brieven heb meegebracht van haar moeder? - ---En daar zijn wel gronden voor, maar die zeg ik niet... - ---Waarom niet? vroeg hij. - ---Ik zeg ze niet. - ---O, ik weet wel, dat u stijfhoofdig bent. - ---Stijfhoofdig, ja, dat is waar. - ---En u kijkt nog al scherp uit uw oogen. - -Katja keek hem van terzijde aan. - ---Bent u ergens boos over? Waar denkt u aan? - ---Ik vraag me af, hoe u aan dat observeeringstalent komt. U bent zoo -teruggetrokken, zoo wantrouwig... U gaat iedereen uit den weg. - ---Ik ben veel alleen geweest. Dan gaan we nadenken over ons zelf, -tegen onzen wil. Maar u zegt, dat ik iedereen ontvlucht. Hebt u het -recht, dat te zeggen? - -Arkadiej zag haar dankbaar aan. - ---U hebt gelijk, antwoordde hij, maar menschen in uw positie, rijke -menschen, bestudeeren hun omgeving zelden scherp. Door toeval komen -ze soms achter de waarheid, evenals gekroonde hoofden. - ---Maar ik ben niet rijk. - -Arkadiej keek haar verwonderd aan en begreep eerst niet... 't is waar, -dacht hij, het vermogen is van haar zuster... en die gedachte was -haar bizonder aangenaam. - ---Wat hebt u dat goed gezegd, zei hij. - ---Hoe bedoelt u? - ---U hebt dat gezegd zonder gemaakte eenvoudigheid, zonder valsche -schaamte en onechtheid. Ik geloof, dat ieder, die het weet en er voor -uitkomt, dat hij arm is, een zekeren trots moet voelen. - ---Ik heb niets van dien aard gevoeld. Dank zij mijn zuster. Hoe zijn -we zoo opeens over mijn financieelen toestand komen spreken? - ---Nu goed. Maar u zult toch toegeven, dat het gevoel in kwestie, -dat trots u niet geheel vreemd is. - ---Hoe zoo? - ---Zou u bij voorbeeld ertoe kunnen komen, ik hoop, dat mijn vraag u -niet beleedigt, een rijken man te trouwen? - ---Als ik veel van hem hield... maar neen, ik geloof, dat ik hem ook -in dat geval niet zou willen. - ---Ziet u! riep Arkadiej, en waarom niet, als ik vragen mag? - ---Omdat zelfs de volksliederen een ongelijk huwelijk ontraden. - ---U wilt misschien heerschen en... - ---Och neen, waarom? Ik wil zelfs graag gehoorzamen. Maar ongelijkheid -schijnt mij onverdragelijk. Achting voor zich zelf en gehoorzaamheid, -dat begrijp ik, dat kan een geluk zijn. Maar ongelijkheid, -onderworpenheid, dat niet. - ---Dat niet, antwoordde Arkadiej, u hebt niet voor niets hetzelfde -bloed in de aderen als Anna Sergejevna. U hebt denzelfden -onafhankelijkheidszin, maar weet u beter te verbergen. Ik ben -overtuigd, dat u nooit het eerst een liefde bekennen zoudt, hoe -machtig en heilig die ook was. - ---Dat spreekt toch van zelf, zei Katja. - ---U bent ook niet van verstand ontbloot, zooals men dat noemt. En u -hebt minstens evenveel karakter als uw zuster. - ---Vergelijkt u me niet met mijn zuster, haastte Katja zich te -antwoorden,--zij heeft zooveel voor boven mij. Zij heeft alles, -schoonheid, geest,... en u moest dat vooral niet zeggen, Arkadiej -Nikolajitsj, en dan nog wel op zoo ernstigen toon. - ---Wat bedoelt u met dat: U vooral niet? En waarom zou ik niet ernstig -spreken? - ---U spreekt niet in ernst. - ---Denkt u? En als ik nu eens heel zeker was van wat ik zei, als ik -nu eens nog heel veel meer ging zeggen? - ---Ik begrijp u niet... - ---Heusch niet? Dan heb ik uw observatietalent te hoog geschat. - ---Hoezoo? - -Arkadiej antwoordde niet en keek een anderen kant uit. Katja vond -nog wat kruimels voor haar musschen. Maar ze zwaaide te heftig met -haar arm en de vogeltjes vlogen op. - ---Katharina Sergejevna, begon Arkadiej weer,--het zal u wel -onverschillig zijn, maar ik moet u zeggen, dat ik u niet alleen boven -uw zuster stel, maar boven ieder op deze wereld... - -Toen stond hij plotseling op en liep weg, alsof hij van zijn woorden -geschrokken was. - -Katja liet de handen in haar schoot vallen, boog wat voorover en -keek Arkadiej na. Een lichte blos kleurde haar wangen, maar haar mond -glimlachte niet en in haar blik was verwondering. Het was duidelijk, -dat er een gevoel in haar leefde, dat zij nog niet gekend had. - - - ---Ben je alleen? vroeg mevrouw Odintsof, ik dacht dat Arkadiej met -je mee was gegaan. - -Katja keek haar zuster aan, die smaakvol, elegant gekleed, in de -laan stond tegenover haar en met de punt van haar parasol Fifi's -oor aantipte. - ---Ja, alleen, antwoordde Katja. - ---Dat zie ik, lachte haar zuster terug.--Hij is zeker naar zijn kamer. - ---Ja. - ---Heb jullie samen gelezen? - ---Ja. - -Mevrouw Odintsof nam Katja bij den kin en hief haar hoofd tot zich. - ---Heb jullie gekibbeld? - ---Neen, antwoordde Katja en maakte zich zacht los van de hand der -zuster. - ---Wat spreek je ernstig. Ik dacht hem hier te vinden en wilde -een wandeling voorstellen. Die ben ik hem al zoo lang schuldig. Je -schoentjes zijn gekomen. Moet je ze niet eens passen? Ik heb gezien, -dat je ze noodig hebt. De schoenen, die je daar aan hebt, zijn op. Ik -vind, dat je nog al slordig bent in dat opzicht en toch heb je een -mooi gebouwden voet. Je hand is ook mooi, maar wel wat groot. En daarom -moest je meer werk maken van je schoeisel. Je bent niet erg koket. - -Mevrouw Odintsof verwijderde zich en haar fijn morgenkleed ruischte -om haar heen. - -Katja stond op, nam het boek (Heine) en wandelde huiswaarts. Maar ze -paste haar schoentjes niet. - ---Een mooie voet... dacht ze en ging langzaam de treden van het bordes -op, die door de zon warm geworden waren,... hij zal wel gauw aan die -mooie voeten liggen... - -Tegelijk kwam er een gevoel van schaamte in haar en ze liep vlug -in huis. - -Arkadiej ging naar zijn kamer. De hofmeester kwam hem achterop en -deelde mee, dat Bazarof op hem wachtte. - ---Jevgenij! riep hij verschrikt--is mijnheer al lang hier? - ---Op het oogenblik. Maar hij wilde niet bij Anna Sergejevna aangediend -worden en liet zich onmiddellijk naar uw kamer brengen. - ---Zou er een ongeluk gebeurd zijn thuis? dacht hij, ging haastig de -trap op en gooide zijn deur open. - -Zoodra hij Bazarof zag, was hij gerust gesteld, al zou een meer -geoefend oog de innerlijke onrust op het open-flinke, maar wel wat -aangedane gezicht van zijn vriend niet zijn ontgaan. - -Hij zat in de vensterbank, de stoffige mantel om, de pet op. Hij bleef -onbewegelijk zitten, zelfs toen Arkadiej hem om den hals viel en een -uitroep van vreugde niet kon onderdrukken. - ---Dat is een verrassing! Hoe komt dat zoo? riep hij uit en liep heen -en weer door de kamer, als iemand, die wil bewijzen, dat hij in de -wolken is.--Hoe staat het thuis? Is alles goed, iedereen gezond? - ---Alles is goed, maar niet iedereen is gezond, antwoordde -Bazarof.--Houd nu eens je gemak en bezorg me een glas kwas, ga zitten -en luister, wat ik je zoo kort mogelijk, maar naar ik hoop, duidelijk, -heb te vertellen. - -Arkadiej ging zitten en Bazarof vertelde hem de geschiedenis van -het duel met Paul Petrowitsj. Het ontstemde Arkadiej nog al, maar -dat wilde hij niet laten blijken. Hij vroeg alleen, of de wond van -zijn oom niet gevaarlijk was en toen Bazarof antwoordde, dat ze wel -belangwekkend was, maar niet van medisch standpunt, glimlachte hij -gedwongen, en voelde eenige schaamte en schrik. - -Bazarof scheen wel te begrijpen, wat er omging in zijn vriend. - ---Ja, zoo is het, zei hij, als je onder een adellijk dak -woont. Je neemt zelfs die middeleeuwsche gewoonten aan en wordt -een vechtersbaas. Ik ga weer naar mijn oudjes, maar wilde jou die -geschiedenis eerst even komen biechten... zou ik kunnen zeggen, -maar dat zou een leugen en dus een dwaasheid zijn... Ik ben gekomen, -nu ja, de duivel weet waarom! Het is soms wel goed, je zelf bij de -keel te pakken en er uit te smijten. Dat heb ik gedaan. En nu wilde -ik voor het laatst nog eens de plaats zien, waar ik zoo een beetje -wortel begon te schieten. - ---Ik hoop, dat die woorden geen betrekking hebben op mij, vroeg -Arkadiej,--en dat je niet van plan bent, ook van mij afscheid te nemen. - -Bazarof keek hem vast en doordringend aan. - ---Zeg, zou je dat waarachtig wat kunnen schelen? Het wil me zoo -voorkomen, alsof jij al van mij afscheid genomen hebt. Je ziet er zoo -goed verzorgd uit... ik geloof, dat het zaakje met Anna Sergejevna -hier aardig loopt. - ---Welk zaakje? - ---Ben je niet om haar de stad uitgegaan, kameraad? Apropos, hoe staat -het daar met de Zondagscholen? Wilde je soms ontkennen, dat je verliefd -bent? Of heb je de periode van de eerbaarheid al bereikt? - ---Jevgenij, je weet dat ik altijd eerlijk met je geweest ben. Ik -bezweer je en God is mijn getuige, dat je je vergist. - ---Hm. God als getuige... dat is een nieuwe uitdrukking, zei Bazarof -zachter.--Waarom vat je de zaak zoo gewichtig op? Het is mij absoluut -onverschillig. Een romanticus zou zeggen: ik voel, dat onze wegen -hier uiteen gaan. Ik voor mij, zeg alleen maar, dat we genoeg van -elkaar hebben. - ---Jevgenij... - ---Dat is zoo erg niet, kerel.--Men krijgt nog wel genoeg van -andere dingen in het leven. Het is nu een goed oogenblik -van elkaar te gaan. Zoolang ik hier ben, voel ik me zoo -verschrikkelijk-gebroken-van-hart, alsof ik me had volgestopt met -Gogols brieven aan mevrouw de goeverneursvrouw van Kaloega. Ik heb -de paarden niet eens laten uitspannen. - ---Wat denk je wel? Dat gaat zoo niet! - ---Waarom niet? - ---Afgezien van mij, zou mevrouw Odintsof het erg kwalijk nemen als -je zoo weer weg ging. Ik weet zeker, dat ze je wil spreken. - ---Wat dat aangaat, zul je je wel vergissen. - ---Ik weet zeker, dat het zoo is, waarom die leugens? Ben je om haar -gekomen, nu we toch over dit onderwerp spreken? - ---Misschien. Maar je hebt het toch mis. - -Arkadiej had echter gelijk. Mevrouw Odintsof liet hem roepen door den -hofmeester. Bazarof verkleedde zich voor dit bezoek. Zijn nieuwe rok -lag boven in den koffer, zoodat hij gemakkelijk genomen kon worden, -zonder iets in wanorde te brengen. - -Mevrouw Odintsof ontving Bazarof niet in de kamer, waar hij haar zijn -liefde had verklaard, maar in den salon. Ze reikte hem hartelijk haar -vingertoppen, maar had toch iets gedwongens in haar gezicht. - ---Anna Sergejevna, haastte Bazarof zich te zeggen, in de eerste plaats -moet ik u gerust stellen. U ziet een mensch voor u, die weer geheel -tot zich zelf is gekomen en die hoopt, dat anderen zijn misslagen -vergeten hebben. Ik ga op reis voor langen tijd, en al ben ik niet -sentimenteel, zooals u wel weet, zou het mij toch onaangenaam zijn, -te denken, dat u een slechte herinnering... - -Mevrouw Odintsof ademde diep-op, als iemand, die eindelijk den top -van een berg heeft bereikt en een lichte glimlach speelde om haar -mond. Ze reikte Bazarof nogmaals de hand, en toen hij die hand drukte, -beantwoordde ze dien druk. - ---Kto staroë vspomanjèt, tamoë glas won [14]! zei ze,--te meer, -daar ik ook niet geheel zonder schuld ben. Ook ik heb gezondigd, zoo -niet uit behaagzucht, dan toch om andere redenen. We zullen vrienden -blijven, dat alles was maar een droom en wie hecht blijvende waarde -aan een droom? - ---Niemand. Buitendien is de liefde een onecht gevoel. - ---Denkt u? Het doet me genoegen dat te hooren. - -Zoo sprak mevrouw Odintsof, zoo sprak van zijn zijde Bazarof. Ze -geloofden beiden, dat ze oprecht waren. - -In hoeverre waren ze het inderdaad? Dat wisten ze zelf niet en de -auteur kan het evenmin verklaren. Maar het gesprek nam een keer, -die bewees, dat ze elkander hun volle vertrouwen wilden schenken. - -Mevrouw Odintsof vroeg Bazarof, wat hij bij de Kirsanofs had -gedaan. Hij stond op het punt, van zijn duel met Paul Petrowitsj te -spreken. Maar hij liet zich weerhouden door de gedachte, dat ze zou -kunnen denken: hij maakt zich interessant ... en daarom antwoordde hij, -dat hij gewerkt had. - ---En ik, antwoordde mevrouw Odintsof, ik wist met mijn tijd geen raad -en was al van plan, op reis te gaan. Stel u voor. Maar langzamerhand -is het beter geworden. Uw vriend Arkadiej kwam en ik voel me weer in -het rechte spoor, in mijn eigenlijke rol. - ---Wat voor een rol, als ik vragen mag? - ---De rol van tante, goevernante, moeder, hoe u het noemen wilt.--Weet -u wel, dat ik langen tijd, uw intieme vriendschap met Arkadiej niet -begrepen heb? Ik vond hem niet erg belangrijk. Maar ik heb hem leeren -kennen en ik ben overtuigd, dat hij zeer intelligent is... en bovenal -heel jong, heel jong, dat kunnen wij van ons niet zeggen, Jevgenij -Wassiljewitsj. - ---Is hij nog altijd zoo bang voor u? vroeg Bazarof. - ---Was hij dan?... begon Mevrouw Odintsof, maar viel zich zelf in de -rede en ging voort: - ---Hij is veel gezelliger geworden en praat graag met me. Vroeger hield -hij zich altijd op een afstand. Trouwens ik moet bekennen, dat ik zijn -gezelschap ook niet zocht. Katja en hij zijn goede vrienden geworden, - -Bazarof werd ongeduldig, hij dacht: die vrouw kan het huichelen -niet laten. - ---U zegt, dat hij u gemeden heeft, antwoordde hij met een killen -glimlach, maar de schuchtere liefde, die u hem inboezemde, zal nu -toch wel geen geheim meer voor u zijn! - ---Wat? Hij ook! riep Mevrouw Odintsof onwillekeurig. - ---Ja, hij ook, herhaalde Bazarof met een eerbiedige buiging. Is het -mogelijk, dat u het niet gemerkt heeft, en ben ik de eerste, die u -dat nieuws meedeel? - -Mevrouw Odintsof sloeg de oogen neer. - ---U vergist u, zei ze. - ---Ik geloof het niet, maar ik had misschien moeten zwijgen. - -Hij dacht echter: dat zal je leeren huichelen... - ---Waarom zou u daarover niet gesproken hebben? Ik geloof, dat u -te veel waarde hecht aan een voorbijgaande gevoeligheid. Ik begin, -te vermoeden, dat u van overdrijven houdt. - ---Laat ons over iets anders spreken, mevrouw. - ---Waarom? vroeg deze, maar deed meteen, wat haar gevraagd was. - -Ze voelde zich onzeker, onbehagelijk tegenover Bazarof, al had ze -zich ook ingepraat, dat alles vergeten was, zooals ze hem zeide. Bij -het meest onbeduidende woord dat gewisseld werd, zelfs grapjes, kon -ze een gevoel van angst niet onderdrukken. Zoo gaat het op een schip -in volle zee, wanneer de reizigers onbezorgd keuvelen en lachen, -maar bij de geringste onregelmatigheid, bij iets onverwachts of -vreemds teekent zich op aller gezicht een zekere onrust, gevolg van -het bewustzijn van een voortdurend gevaar. - -Mevrouw Odintsof en Bazarof spraken niet lang meer samen. Anna -Sergejevna werd meer en meer ernstig, antwoordde verstrooid, onzeker, -en vroeg hem ten slotte, naar het aangrenzende vertrek te gaan, -waar zij de tante en Katja aantroffen. - ---Waar is Arkadiej Nikolajitsj? vroeg mevrouw Odintsof. Toen ze hoorde -dat hij al een uur weg was, liet ze hem roepen. - -Na lang zoeken overal, vonden ze hem in den tuin op een afgelegen -bank, de kin op de hand gesteund en verzonken in diep gepeins. Zijn -gedachten waren ernstig, maar niet droevig. - -Hij wist, dat mevrouw Odintsof alleen met Bazarof was, maar gevoelde -geen spoor van naijver. Hij zag er opgewekt uit en scheen besloten, -iets te doen, dat hem verheugde en verwonderde tegelijk. - - - - - - - - -XXV. - - -De overleden echtgenoot van mevrouw Odintsof was geen vriend van -nieuwigheden geweest, echter altijd bereid gevolg te geven aan de -"wijze ingevingen van een gelouterden smaak" en daarom had hij in -den tuin tusschen de oranjerie en den vijver een soort grieksche -zuilengalerij van russischen steen laten zetten. De achtermuur van -dit bouwwerk had zes nissen voor standbeelden, die de heer Odintsof -uit het buitenland wilde laten komen. Die standbeelden, zouden de -Eenzaamheid, het Zwijgen, het Peinzen, de Zwaarmoedigheid, de Schaamte -en de Fijngevoeligheid verbeelden. Eén, de Godin van het Zwijgen, een -vinger op de lippen, was aangekomen en opgesteld. Maar den eersten dag -al gooiden jongens haar de neus af en ofschoon een huisschilder op zich -durfde nemen, haar een "tweemaal zoo mooie neus" terug te geven, had de -heer Odintsof het beeld laten wegnemen. Het stond in den hoek van een -dorschvloer tot groote en voortdurende ontsteltenis van bijgeloovige -boerinnen. Sedert jaren was dicht struikgewas aan de voorzijde der -galerij opgeschoten. Alleen de kapiteelen der zuilen staken daar -boven uit. Het was er altijd koel, zelfs op het heetst van den dag. - -Anna Sergejevna hield niet van de galerij, sedert ze er eens een -adder had aangetroffen. Katja kwam er dikwijls zitten op de groote -steenen bank in éen der nissen. In de koele, donkere stilte las of -werkte ze of gaf zich over aan het teedere gevoel, dat de geluidlooze -eenzaamheid in ons wekt, een gevoel, dat ieder kent, omdat het een -vreemde en diepe bekoring heeft, te luisteren naar het machtige -levensgolven om ons heen en binnen ons, altijd door... - -De morgen, na Bazarofs komst, zat Katja op haar lievelingsplekje en -Arkadiej weer naast haar. Ze had er in toegestemd met hem naar de -zuilengalerij te gaan. - -Het was nog een uur vóor het ontbijt, de koelheid van den morgen was -nog niet verjaagd door de heete middagzon. - -Arkadiej's gezicht had dezelfde uitdrukking als den vorigen dag. Katja -scheen onzeker. Haar zuster had haar na de thee apart geroepen en -haar na eenige liefkoozingen, die haar altijd een beetje ongerust -maakten, aangeraden, wat voorzichtiger te zijn in haar houding -tegenover Arkadiej en vooral niet te veel met hem alleen te blijven, -want die veelvuldige gesprekken begonnen tante en de bedienden op te -vallen. Buitendien was Anna Sergejevna niet in haar humeur geweest -en Katja had een gevoel, of ze zich iets te verwijten had. Ze had -dan ook besloten, dat dit de laatste samenkomst zou zijn. - ---Katharina Sergejevna, zei Arkadiej opeens met een niet te beschrijven -vermenging van durf en onzekerheid; sedert ik het geluk heb, onder -één dak met u te wonen, hebben we al over allerlei dingen gesproken, -maar één kwestie toch onaangeroerd gelaten. Een kwestie, die voor mij -van groot gewicht is. U hebt gisteren gehoord, dat ik veranderd ben -(den vragenden blik van Katja zocht en ontweek hij tegelijkertijd). Ik -ben ook werkelijk veranderd in allerlei opzichten en u weet beter, -dan iemand anders, aan wie ik vooral die verandering te danken heb. - ---Ik... U... antwoordde ze. - ---Ik ben niet meer die bescheiden jongen, die ik was, toen ik hier -kwam. Ik heb niet voor niets mijn drie en twintigste jaar achter me. Ik -hoop nog altijd, iets nuttigs te doen voor de maatschappij en al mijn -kracht te wijden aan de... aan de overwinning van de waarheid. Maar -ik zoek mijn ideaal niet meer, waar ik het vroeger zocht. Het ligt -geloof ik veel dichter bij. Vroeger begreep ik mijzelf niet, ik hield -me bezig met problemen, die boven mijn kracht lagen. Eindelijk zijn -me de oogen opengegaan. Door mijn gevoel... ik druk me misschien niet -duidelijk uit, maar ik hoop, dat u mij begrijpt. - -Katja antwoordde niet en keek Arkadiej niet meer aan. - ---Ik geloof, dat het de plicht is van een eerlijk man, ging hij -opgewonden voort--en boven zijn hoofd in de takken van een berkeboom -zong een vink zijn zorgeloos lied,--open en vrijmoedig te zijn -tegenover hen, die... die hem dierbaar zijn... en daarom ben ik -besloten... - -Nu liet zijn welsprekendheid hem in den steek. Hij struikelde over -zijn zinnen, verloor zijn gedachtegang en moest ophouden. Katja bleef -zitten en keek naar den grond. Ze begreep niet, waar hij heen wilde -en toch scheen ze iets te verwachten. - ---Ik zie wel, dat ik u zal verrassen, ging hij voort, toen -hij zijn gedachten weer geordend had.--Vooral, omdat dat gevoel -eenigszins,... wel te verstaan... betrekking heeft... op u. Ik meen -me te herinneren, dat u mij gisteren gebrek aan ernst verweten hebt... - -Hij sprak met het gezicht van een man, die in een moeras geraakt, -voelt dat hij met iedere beweging dieper wegzakt en toch maar vooruit -gaat in de hoop, er weldra doorheen te zijn. - ---Dit verwijt treft jonge menschen dikwijls, zelfs dan, wanneer ze -het niet verdienen... en indien ik meer zelfvertrouwen had... - -Help me dan toch, help me toch, dacht Arkadiej in zijn wanhoop. Maar -Katja bleef roerloos zitten. - ---En als ik mocht hopen... - ---Als ik uw woorden gelooven kan, hoorden zij mevrouw Odintsof -plotseling zeggen met kalme, heldere stem. - -Arkadiej zweeg plotseling en Katja werd bleek. - -Een smal laantje voerde vlak langs de zuilengalerij door het -kreupelhout heen. Mevrouw Odintsof had dit ingeslagen met Bazarof. Ze -was onzichtbaar voor Katja en Arkadiej. Des te duidelijker echter -hoorden ze haar stem en zelfs haar adem. De wandelaars deden nog eenige -stappen en bleven toen, als met opzet, vlak voor de galerij staan. - ---Ziet u, ging mevrouw Odintsof voort,--wij hebben ons vergist -allebei... Wij zijn niet meer in onze eerste jeugd, ik het -minst. Wij hebben geleefd. We zijn moe, we zijn, waarom zal ik het -niet zeggen, allebei ervaren, we hebben elkaar belang ingeboezemd, -onze nieuwsgierigheid werd geprikkeld, en toen... - ---Toen ben ik een ezel geweest, viel Bazarof in de rede. - ---U weet, dat dat niet de oorzaak was van onze breuk. Dit staat vast, -dat we elkaar niet noodig hadden. Wij hadden te veel, hoe zal ik -zeggen, te veel punten van overeenkomst. We zijn geestelijk te nauw -verwant. Dat zagen we niet dadelijk in. Terwijl Arkadiej... - ---Hem had u wel noodig? vroeg Bazarof. - ---Stil, Jevgenij Wassiljewitsj. U beweert, dat ik hem niet -onverschillig was en ik dacht ook inderdaad, dat hij voor mij -voelde. Ik weet, dat ik zijn tante kan zijn, maar ik wil bekennen, -dat ik sedert eenigen tijd nog al eens aan hem denk. Zijn jeugd en -zijn natuurlijkheid hebben een zekere aantrekkelijkheid voor mij. - ---Een zekere tooverkracht. Dat is het woord, dat men in zulke gevallen -gebruikt, antwoordde Bazarof met rustige, doffe stem, waarin even -opkomende wrevel trilde.--Gisteren deed hij nog, of hij van niets -wist. Hij sprak noch van u, noch van uw zuster. Dat is een ernstig -symptoom. - ---Hij is als een broer met Katja, zei mevrouw Odintsof,--en dat vind -ik prettig, al moest ik dergelijke vertrouwelijkheid niet zoo maar -goed vinden. - ---Is het de zuster, die op het oogenblik in u spreekt? vroeg Bazarof -langzaam. - ---Zeker wel, maar waarom blijven we staan? Laten we doorloopen. Wat -een merkwaardig gesprek voeren we daar. Ik had nooit gedacht, dat ik -u zoo iets zou kunnen zeggen. U weet, dat ik een groot vertrouwen in -u heb, al ben ik ook een beetje bang voor u, want ik ben overtuigd, -dat u eigenlijk een goed mensch bent. - ---In de eerste plaats ben ik heelemaal niet goed, in de tweede plaats -ben ik niets meer voor u, en toch zegt u, dat ik goed ben. Dat is -als een krans van bloemen om het hoofd van een doode. - ---Jevgenij Wassiljewitsj, we zijn niet... antwoordde ze. - -Op dit oogenblik werden de woorden door een windvlaag verstrooid. - ---Maar u bent toch vrij? klonk even daarop de stem van Bazarof. Meer -was er niet te verstaan van hun gesprek. Hun stappen verloren zich -meer en meer en het werd weer stil. - -Arkadiej keek naar Katja, ze zat nog in dezelfde houding. Alleen het -hoofd was nog wat meer voorover gebogen. - ---Katharina Sergejevna, zei hij met trillende stem en gevouwen -handen,--ik heb je lief hartstochtelijk, zooals ik het leven lief -heb. En niemand anders op aarde heb ik lief. Jou alleen. Dat wilde ik -je bekennen, en als het antwoord gunstig zou zijn, wilde ik vragen, -of je mijn vrouw... Ik ben niet rijk en tot elk offer bereid... U -antwoordt niet? Gelooft u me niet? Denkt u, dat ik zoo maar wat -zeg? Maar herinner je toch deze laatste dagen. Kun je denken, dat -iets van dat alles, het minste, spoorloos verdwijnen kan? Kijk me -toch aan... zeg één woord, één woord... ik heb je lief... ik heb je -lief... geloof me toch. - -Katja keek hem ernstig en klaar in de oogen, bezon zich lang en zei -toen met heel-vagen glimlach: - ---Ja. - -Arkadiej sprong op. - ---Ja. Je hebt ja gezegd, Katharina Sergejevna. Wat beteekent dat -woord? Beteekent dat, dat je gelooft aan de oprechtheid van mijn -woorden of... of... ik kan het niet uitspreken... - ---Ja! antwoordde ze. - -En ditmaal begreep hij haar. - -Hij nam haar groote, mooie handen en drukte ze aan zijn borst, wist -niet meer van vreugde, dronken, stamelde hij maar: - ---Katja, Katja... - -Zij begon te schreien en lachte onder haar tranen door. - -Wie die tranen in de oogen van een geliefde vrouw niet heeft gezien, -begrijpt niet, hoe zalig het van dankbaarheid en liefde verlangen -dronken mannenhart kan zijn. - - - -Den volgenden morgen liet mevrouw Odintsof Bazarof roepen en toonde -hem met gedwongen glimlach een brief. Het was de brief, waarin Arkadiej -om de hand van Katharina vroeg. - -Bazarof las haastig en moest een opwelling van leedvermaak met moeite -onderdrukken. - ---Prachtig! zei hij.--U beweerde gisteren immers, dat hij broederlijke -genegenheid voor haar koesterde! Wat denkt u te antwoorden? - ---Wat raadt u mij? vroeg mevrouw Odintsof en bleef glimlachen. - ---Ik vind, antwoordde hij, ook lachend en met minder moeite dan -zij,--dat u uw zegen moet geven. Het is een goede partij. Het vermogen -van de Kirsanofs is vrij belangrijk. Arkadiej is eenige zoon en de -vader een braaf man, die geen moeilijkheden in den weg zal leggen. - -Mevrouw Odintsof liep op en neer. Ze werd afwisselend rood en bleek. - ---Vindt u? Ook ik zie geen moeilijkheden. Het doet me genoegen voor -Katja en Arkadiej Nikolajewitsj. Ik zal natuurlijk eerst de toestemming -van zijn vader, afwachten. Die mag hij zelf gaan halen. Maar dit -alles bewijst, dat ik gelijk had, toen ik gisteren zei, dat wij -oud worden, u en ik... En dat ik zoo volstrekt niets heb gemerkt, -ik moest me schamen! - -Mevrouw Odintsof begon te lachen en keerde zich af. - ---De hedendaagsche jeugd is bizonder slim, zei Bazarof. - ---Vaarwel, vervolgde hij na een oogenblik zwijgen.--Ik hoop, dat u -de geheele zaak tot een bevredigend einde zult weten te leiden en -zal mij daarover verheugen... uit de verte. - -Mevrouw Odintsof keek hem opeens aan. - ---Wilt u op reis gaan? Waarom wilt u nu niet blijven? U moet -blijven. Het is zoo aangenaam, met u te praten. 't Is, of men langs -den rand van een afgrond wandelt... Eerst is men bang, maar dan komt -een stoutmoedigheid over ons, die ons zelf verbaast. U moet blijven! - ---Ik weet uw uitnoodiging te waardeeren, evenals uw goede meening over -mijn geringe hoedanigheden. Maar ik vind, dat ik al te lang omga met -menschen, die niet tot mijn wereld behooren. Vliegende visschen houden -het wel een tijdlang uit in de lucht, maar dan vallen ze toch weer -in hun element. Veroorloof mij, in mijn eigen element onder te duiken. - -Mevrouw Odintsof keek hem aan, een bittere glimlach trok over haar -bleek gezicht... die heeft mij lief gehad... dacht zij en reikte hem op -een wijze van welwillend leedwezen de hand. Maar hij had haar begrepen. - ---Neen, zei hij en deed een stap achteruit,--ik ben wel arm, maar -heb toch nog nooit een aalmoes aangenomen. Vaarwel! Het ga u goed. - ---Ik weet zeker, dat dit niet de laatste maal zal zijn, antwoordde -ze niet zonder ontroering. - ---Er kan zooveel gebeuren in de wereld, zei hij, groette nog eens en -verliet de kamer. - - - ---Je denkt dus een eigen nest te bouwen? vroeg Bazarof zijn vriend, -terwijl hij zijn koffer pakte.--Je hebt gelijk. Dat is een goede -gedachte. Alleen had je niet zoo geheimzinnig moeten zijn. Ik had -verwacht, dat je symphatieën een heel anderen kant uit gingen. Was -je zelf niet een beetje verwonderd? - ---Dit had ik in elk geval niet verwacht, toen ik van huis weg ging, -antwoordde Arkadiej,--maar je bent niet oprecht als je zegt: dit is -een goede gedachte. Want ik ken je opvattingen over het huwelijk. - ---Och, mijn beste, antwoordde Bazarof,--zoo spreek je nu! Zie je, wat -ik daar doe? Ik heb hier een leege ruimte in mijn koffer. Die stop -ik vol met hooi, zoo goed als ik kan. Dat moet je ook doen met je -levenskoffer. Die moet je ook vol maken, met al wat je in de handen -komt, als er maar geen plekje leeg blijft. Je moet me niet kwalijk -nemen. Maar herinner je je, hoe ik altijd over Katharina Sergejevna -heb gesproken? Er zijn jonge meisjes, die voor wonderwezens gehouden -worden, alleen omdat ze op het goede oogenblik weten te zuchten. Maar -die van jou zal zich op een andere manier doen gelden en wel zoo, -dat jij haar onderdanige dienaar zult zijn, hetgeen dan ook volkomen -in den haak is. - -Bazarof sloeg de deksel van den koffer dicht en richtte zich op. - ---Nu wil ik je nog eens voor het laatst zeggen, want we scheiden -voor altijd, daarvan moet jij evenzeer overtuigd zijn als ik, je doet -heel verstandig. Ons treurig, armzalig vagebondenleven is niets voor -jou. Daar heb je geen durf en geen hardheid genoeg voor. Maar des te -meer jeugdige moed en jeugdig vuur! En dat is niet voldoende voor het -werk, waaraan wij bezig zijn. En dan komen jullie adellijke heeren -nooit verder dan zekere hooghartige verontwaardiging of edelmoedige -zelfverloochening. En dat heeft niet veel om het lijf. Jullie denken, -groote heeren te zijn, en te staan op de tinnen der menschelijke -volmaaktheid, wanneer jullie je bedienden niet meer slaat. Maar wij -verlangen niets als geslagen te worden en terug te slaan. Het stof, -dat wij opjagen, bezorgt jou een oogontsteking, en ons afval zou jou -maar vuil maken. Je bent nog niet tot onze hoogte opgeklommen. Je -bewondert jezelf en bent gelukkig, als je je iets te verwijten -hebt. Maar wij moeten daar niets van hebben. Wij hebben wat anders -te doen als bewonderen en verwijten. Wij hebben andere mannen noodig -op ons schip. Je bent een beste jongen. Maar toch een heertje, een -liberaal jonkertje en voilà tout, om met je vader te spreken. - ---Ga je voor goed weg? antwoordde Arkadiej droevig,--en is dat alles, -wat je me te zeggen hebt? - -Bazarof krabde zich achter het oor. - ---Ik zou nog wel wat gevoeligs kunnen zeggen, Arkadiej, maar ik -zal het niet doen. Dat zou romantisch zijn, al te zoet. Neem een -goeden raad van mij aan. Trouw zoo gauw mogelijk. Richt je zoo goed -mogelijk in en verwek veel kinderen. Het zullen zeker menschen van -geest worden, omdat ze op het goede oogenblik verschijnen en niet -zooals jij en ik. Maar daar staan de paarden. Vooruit! Ik heb al -afscheid genomen. Kom, nog eens omhelzen? - -Arkadiej omhelsde zijn vriend en leermeester en de tranen stroomden -over zijn wangen. - ---Dat is de jeugd, zei Bazarof,--Maar ik reken op Katharina Sergejevna, -zij zal je troosten! - ---Vaarwel, broeder! klonk het nog van uit het rijtuig. Toen wees -Bazarof naar twee raven, die naast elkaar op het dak van den stal -zaten en zei: - ---Dat is een goed voorbeeld! Volg dat vooral! - ---Wat bedoel je daarmee? vroeg Arkadiej. - ---Ik dacht dat je knapper was in de natuurlijke historie. Weet je -niet, dat de raaf de achtbaarste onder de vogels is? Hij houdt van -het familieleven. Doe als hij! Vaarwel! - -Het rijtuig zette zich in beweging en reed weg. - -Bazarof had gelijk gehad. - -Arkadiej vergat nog dienzelfden avond zijn vriend in vertrouwelijk -gesprek met Katja. Hij begon al de mindere te zijn en Katja was daar -volstrekt niet verwonderd over. - -Den volgenden morgen ging Arkadiej naar Marjino, naar zijn -vader. Mevrouw Odintsof was zoo welwillend, de tante, die op het -bericht van het aanstaande huwelijk een soort huilopwinding over zich -had gekregen, uit het huis te verwijderen. Ze deed dat terwille van -de jonge lieden, die ze toch ook fatsoenshalve liever niet te lang -alleen liet. - -Eerst was ze bang, dat het jonge geluk, haar onaangenaam zou zijn, maar -het tegendeel bleek het geval. Ze stelde belang in "het schouwspel" -en het maakte haar wat zachter gestemd. - -Dit bewustzijn verheugde en bedroefde haar tegelijk. - -...Bazarof heeft gelijk, dacht ze, het is alleen maar nieuwsgierigheid, -belangstellend toeschouwer, die van zijn rust houdt en egoïst is,... - ---Kinderen vroeg ze eens, is het waar, dat liefde een onecht gevoel is? - -Maar Katja en Arkadiej begrepen die vraag niet. Ze gevoelden een -zekere schuwheid voor die vrouw en konden dat gesprek in den tuin -niet vergeten. - -Weldra stond alles in rustige bewogenheid, eenvoudig en licht voor -deze menschen gereed. - - - - - - - - -XXVI. - - -Daar zij hem nog niet hadden verwacht, was de blijdschap van Bazarofs -ouders dubbel, toen hij plotseling voor hen stond. Arina Vlassievna was -zoo buiten zichzelf, dat zij niets deed als heen en weer loopen. Haar -man vergeleek haar op het laatst met een kalkoen. En de omhoog gehouden -sleep van haar huisjapon gaf haar ook werkelijk iets van een vogel. - -Wassili Ivanowitsj liet onophoudelijk een behagelijk gebrom hooren, -terwijl hij aan zijn barnsteenen pijp, die in zijn mondhoek stak, -groote halen deed. Toen ging hij driftig met de vingers achter zijn -boord, omdat de hemdsknoop knelde, draaide die krampachtig rond en -lachte daarbij breed en stil over zijn geheele gezicht. - ---Ik blijf minstens zes weken, oudje, zei Bazarof,--ik wil werken en -hoop, dat je me met rust zult laten. - ---Ik zal je zoo plagen, dat je niet meer weten zult, hoe mijn gezicht -er uitziet! antwoordde Wassili Ivanowitsj. - -En hij hield woord. Toen hij zijn zoon evenals de eerste maal in zijn -studeerkamer had geïnstalleerd, scheen hij zich voor hem te verstoppen -en duldde ook niet, dat zijn vrouw uiting gaf aan haar gevoeligheden. - ---Ik denk wel, dat we Jenoesjenka de eerste keer wat gehinderd hebben, -zei hij,--we moeten verstandiger zijn ditmaal. - -Arina Vlassievna gaf haar man gelijk, maar veel pleizier had ze daar -niet van, want ze zag haar zoon alleen bij de maaltijden en durfde -hem dan nauwelijks aanspreken. - ---Jenoesjenka... begon ze, en voor deze tijd had, zich om te draaien, -zei ze al:...--niets, niets, niets... en speelde met het koord van -haar geldtaschje. Dan ging ze naar Wassili Ivanowitsj en vroeg: - ---Hoe kunnen we te weten komen, wat Jenoesjenka graag eten wil -vanmiddag, sjtsjie [15] of borsj [16]? - ---Waarom heb je hem niet gevraagd? - ---Ik was bang, hem te storen. - -Bazarof hield weldra van zelf op, zich af te zonderen. De werklust -maakte plaats voor een doffe, onrustige verveling. Een vreemde moeheid -kwam over hem, die zich in al zijn bewegingen uitte. Zijn vlugge, -flinke gang verslapte zelfs, hij maakte geen eenzame tochten meer en -begon gezelschap te zoeken. Hij dronk thee in de huiskamer, ging met -zijn vader naar den moestuin en rookte stil zijn pijp. Eens vroeg -hij zelfs naar Vader Alexis. - -Deze verandering verheugde Wassili Ivanowitsj eerst, maar die vreugde -was van korten duur. - ---Jenoesja geeft me te denken, zei hij tegen zijn vrouw. Hij is niet -ontevreden of prikkelbaar, dat zou lang zoo erg niet zijn, maar hij -is gedrukt en treurig en dat maakt me ongerust. Hij spreekt niet, -wordt mager en ziet er niet goed uit. Ik wilde, dat hij maar eens -flink aan het vloeken ging. - ---Och hemel! antwoordde de oude vrouw en zuchtte. Ik wou dat ik hem -een zakje relikwieën om den hals kon hangen. Maar hij wil het niet. - -Wassili Ivanowitsj trachtte herhaaldelijk Bazarof uit te hooren over -zijn werk, zijn gezondheid en Arkadiej. Maar Bazarof antwoordde kort -en zei ten slotte gemelijk: - ---Het is net, of je altijd om mij heen sluipt en me bespiedt. Dat is -nog erger dan vroeger. - ---Stil maar, ik zal het niet meer doen, viel de ongelukkige Wassili -Ivanowitsj snel in de rede. - -Gesprekken over politiek hadden niet meer succes. Toen hij eens naar -aanleiding van de opheffing der lijfeigenschap, de groote kwestie -van den vooruitgang aanroerde, zei Bazarof onverschillig: - ---Toen ik gisteren langs het tuinhek ging, hoorde ik in plaats van -hun oude liederen een paar boeren zich schor schreeuwen.--Daar heb -je den vooruitgang! - -Bazarof ging soms naar het dorp en begon daar op zijn -spottend-sarcastischen toon een gesprek met den eersten den besten -boer: - ---Vertel me toch eens, ze beweren, dat jullie de kracht en de toekomst -van Rusland zijn, dat met jullie een nieuw hoofdstuk begint van -onze geschiedenis. Jullie zult ons de echte taal en de ware wetten -geven. Hoe zit dat toch? - -De boer zei niets, keek hem zonder iets te begrijpen aan, of stotterde, -als het mooi was, zoo iets van: - ---Ja, dat zouden we best kunnen, want bovendien... volgens de wet, -die we hebben... - ---Zeg me toch eens, wat jullie "mir" waard is, vroeg Bazarof. Steunt -die nog altijd op drie visschen? [17] - ---De aarde steunt op drie visschen, antwoordde de boer overtuigd, -en met dien zingenden klank in zijn stem, die iets aartsvaderlijks en -naïefs had,--en iedereen weet, dat de wil van den heer tegenover onze -mir almachtig is, want de heer is onze Vader. Hoe strenger de heer, -des te onderdaniger de boer. - -Toen hij die woorden eens had moeten aanhooren, haalde Bazarof -verachtend de schouders op en liet den boer staan, die kalm zijns -weegs ging. - ---Waarover heeft hij met je gesproken? vroeg hem een andere boer van -middelbaren leeftijd en met een terugstootend uiterlijk, die hem van -zijn deur uit met Bazarof had zien praten. - ---Zeker over de achterstallige pachtgelden? - ---Dat zal wel! antwoordde de eerste, en zijn stem had niets meer van -den patriarchalen zingtoon, maar iets ruws, waaruit geringschatting -spreekt: - ---Hij heeft geleuterd, zijn tong sloeg zeker dubbel. De heeren zijn -allemaal hetzelfde, ze begrijpen er niets van! - ---Hoe zouden ze wat begrijpen? zei de ander, en ze schudden hun koppen, -haalden hun gordels aan en praatten verder over gemeentebelangen. - -En die jonge man vol zelfvertrouwen, die zich met hooghartig -schouderophalen verwijderde, die Bazarof, die zoo goed met de boeren -overweg kon, zooals hij tegenover Paul Petrowitsj had beweerd, -vermoedde zelfs niet, dat diezelfde boeren hem een gek en een -stommeling noemden. - -Eindelijk vond Bazarof een bezigheid, die hem beviel. Eens verbond -Wassili Ivanowitsj een boer, die een beenwond had. De handen van den -ouden man beefden, en het viel hem blijkbaar moeilijk, het verband -te leggen. Bazarof hielp hem. En sedert hielp hij zijn vader geregeld -bij diens geneeskundige bezigheden, maar kon niet nalaten te spotten -over de middelen, die hij zelf voorschreef en den ijver, waarmee -zijn vader die toepaste. Wassili Ivanowitsj liet zich hierdoor echter -niet van zijn stuk brengen en vond die grapjes zelfs wel aardig. Zijn -pijp in den mond en de hand in de zakken van zijn morgenjas luisterde -hij met welgevallen toe. Hoe harder de woorden van zijn zoon waren, -des te genoegelijker lachte hij, zoodat zijn zwarte tanden zichtbaar -werden. Dikwijls herhaalde hij zelfs de dwaze en ongezouten uitvallen -van zijn zoon. Zoo zei hij bijvoorbeeld dagen lang achter elkaar bij -elke gelegenheid: - ---Dat is voor het dessert. - -Alleen, omdat Bazarof die uitdrukking had gebruikt, toen hij hoorde, -dat de oude vrouw naar de vroegmis was. - -En in vertrouwen zei hij tegen zijn vrouw: - ---Goddank, Jenoesja heeft zijn zwaarmoedigheid overwonnen. Hij was -zoo los vandaag! - -Buitendien was hij in de wolken over zulk een flink assistent. De -gedachte alleen gaf hem een gevoel van wilden trots. - ---Ja, ja, heette het tegen een arme boerin, die haar kitsjka ophad -en in de grove jas van haar man gewikkeld was,--ja, ja en hij gaf -haar een glas goulard-water en een potje bilzenkruidzalf,--ja, ja, -je mag God wel danken, dat Hij mijn zoon teruggebracht heeft, nu word -je behandeld volgens de nieuwste en geleerdste methode. De fransche -keizer Napoleon heeft geen beteren dokter! - -De boerin had geklaagd, dat ze een gevoel had, alsof ze met handen -in de hoogte werd getild (woorden, die ze zelf niet nader verklaren -kon.) Ze hoorde Wassili Ivanowitsj aan, maakte een buiging tot op -den grond en haalde drie eieren uit haar omslagdoek te voorschijn -tot betaling. - -Bazarof trok zelfs een tand bij een vreemden koopman. En ofschoon -die tand niets bizonders had, bewaarde Wassili Ivanowitsj hem als -een zeldzaam stuk en zei meermalen, terwijl hij hem liet zien aan -Vader Alexis: - ---Kijk eens, Vader, wat een wortels! Jevgenij moet een krachtige -hand hebben! Ik zag den koopman omhoog tillen, prachtig, ik geloof -waarachtig, een eik zou geen weerstand geboden hebben! - ---Inderdaad verdienstelijk! antwoordde de priester die geen kans -zag op een andere wijze een einde te maken aan de verrukking van den -ouden man. - -Een boer uit den omtrek bracht zijn broer, die aan typhus leed, bij -Wassili Ivanowitsj. De ongelukkige lag stervend op een hoop hooi, -donkere vlekken overdekten zijn lichaam en hij was sedert langen tijd -buiten kennis. - -Wassili Ivanowitsj sprak er zijn spijt over uit, dat hij niet vroeger -gekomen was, en verklaarde, dat hij onmogelijk nog te redden was. En -werkelijk kwam de man niet meer thuis. Hij stierf onderweg in zijn kar. - -Eenigen tijd later kwam Bazarof zijn vader vragen, of hij ook lapis -infernalis voor hem had. - ---Jawel, wat wil je daarmee doen? - ---Om een wond uit te branden. - ---Wie is verwond? Jij? Laat zien de wond. - ---Hier, aan mijn vinger. Ik ben van morgen naar het dorp geweest, -waar die boer aan typhus gestorven is. Ik weet niet waarom, maar men -wilde het lijk openen. En nu had ik die soort operatie lang niet bij -de hand gehad. - ---Ja, en ...? - ---Ik verzocht den distriktsgeneesheer, of ik het mocht doen, en toen -heb ik me gesneden. - -Wassili Ivanowitsj verbleekte, liep, zonder een woord, naar zijn -kamer en kwam met een stuk helschen steen terug. Bazarof wilde ermee -de kamer uit gaan. - ---In 's hemels naam, riep Wassili Ivanowitsj, laat mij dat doen. - -Bazarof glimlachte. - ---Wat een hartstocht voor de praktijk! - ---Maak nu geen grapjes. Laat je vinger zien. De wond is niet groot. Ik -doe je toch niet pijn? - ---Druk maar stevig. - -Wassili Ivanowitsj hield op. - ---Misschien was het beter, met een heet ijzer te branden. Wat denk je? - ---Dat hadden we eerst moeten doen. Nu geeft dat niet meer dan -dit. Trouwens als ik de ziektestof al opgenomen heb, is er geen -middel meer. - ---Wat... geen middel meer? stamelde Wassili Ivanowitsj. - ---Het is al meer dan vier uur geleden, dat ik me gesneden heb. - -Wassili Ivanowitsj drukte de wond weer met den helschen steen. - ---Had de dokter daar dan niets? - ---Neen. - ---Dat is ongeloofelijk. Ieder dokter moet toch lapis hebben. - ---Ja, en je had zijn messen moeten zien! antwoordde Bazarof en ging -de kamer uit. - -Dien avond en den volgenden dag verzon Wassili Ivanowitsj alle -mogelijke voorwendsels, om in de kamer van zijn zoon te komen, -en ofschoon hij niet over de wond sprak en zijn best deed, zoo -onverschillig mogelijk te zijn, lette hij toch scherp op hem -en bestudeerde al zijn bewegingen met zulk een opgewondenheid, -dat Bazarof ongeduldig werd en zou besluiten heen te gaan. Wassili -Ivanowitsj beloofde, niet langer ongerust te zijn, en vooral, toen -Arina Vlassievna, die hij niets meegedeeld had, hem trachtte uit -te hooren, waarom hij zoo opgewonden was en den geheelen nacht niet -had geslapen. - -Twee dagen hield hij vol, al verontrustte hem Bazarofs uitzien meer -en meer. Den derden dag kon hij niet langer zwijgen. - -Zij zaten aan tafel en Bazarof, met neergeslagen oogen, at niets. - ---Waarom eet je niet, Jevgenij? vroeg zijn vader, schijnbaar zoo -zonder bedoeling.--Het schoteltje vind ik heel goed. - ---Ik eet niet, omdat ik geen eetlust heb. - ---Geen eetlust, vroeg hij, en hoofdpijn? - ---Ja, waarom zou ik geen hoofdpijn hebben? - -Arina Vlassievna werd oplettend. - ---Word nu niet dadelijk boos, Jevgenij, zei Wassili Ivanowitsj, -je moet me toestaan, je pols te voelen. - -Bazarof stond op. - ---Ik kan je zoo wel zeggen, dat ik verhooging heb. - ---Heb je ook koude rillingen? - --- Ja. Ik zal wat gaan liggen. Stuur me wat kamillenthee. Ik zal een -kou opgedaan hebben. - ---Daarom heb ik je ook hooren hoesten vannacht, zei Arina Vlassievna. - ---Ik heb kou gevat, herhaalde Bazarof en verliet de kamer. - -Arina Vlassievna zette de thee en Wassili Ivanowitsj liep naar de -zijkamer, waar hij zich aan de haren trok zonder een woord te spreken. - -Bazarof bleef den geheelen verderen dag in bed en bracht den nacht -door in een doffen, afmattenden slaap. - -Toen hij tegen éen uur wakker werd, zag hij bij den flauwen schijn -van het nachtlicht het bleeke gezicht van zijn vader, die aan zijn -bed gezeten was. Hij verzocht hem, te gaan slapen. - -De oude man ging heen, maar kwam dadelijk daarop weer terug en -bleef achter de half-open deur van een kast verborgen, zijn zoon -observeeren. Ook Arina Vlassievna sliep niet, ze kwam telkens aan de -kamerdeur, om naar de ademhaling van haar Jenoesja te luisteren en zich -ervan te vergewissen, dat Wassili Ivanowitsj nog op zijn post was. Ze -kon niets zien als den gebogen rug van haar man, die zich niet bewoog, -maar dat was voldoende, om haar eenigszins gerust te stellen. - -Toen de dag aanbrak, trachtte Bazarof op te staan. Maar een -duizeling beving hem, gevolgd door neusbloedingen en hij ging weer -te bed. Wassili Ivanowitsj hielp hem zwijgend. Arina Vlassievna kwam -en vroeg, hoe het stond. - ---Ik voel me beter, antwoordde hij en keerde zich naar de muur. - -Wassili Ivanowitsj beduidde zijn vrouw met beide handen, dat ze weg -moest gaan. Zij beet op haar lippen, om niet te weenen en ging. - -Het heele huis scheen versomberd. Alle gezichten waren strak en een -vreemde stilte heerschte tot op het erf. Een kraaiende haan, die zich -zeker verwonderde, werd naar het dorp verwijderd. - -Bazarof bleef in bed, het gezicht naar den muur gekeerd. - -Wassili Ivanowitsj sprak hem herhaaldelijk toe, maar zijn vragen -hinderden den zieke en daarom bleef hij maar in zijn leunstoel zitten -en van tijd tot tijd wrong hij alleen zijn handen. Dan ging hij weer -een oogenblik den tuin in en stond strak als een standbeeld. Een -onuitsprekelijke ontzetting scheen hem aangegrepen te hebben. De -uitdrukking van diepste verwondering bleef duidelijk op zijn gezicht -te lezen. Toen ging hij weer naar binnen, naar zijn zoon en liep zijn -vrouw zoo veel mogelijk uit den weg. - -Het gelukte haar eindelijk, hem bij de hand te grijpen en als in een -kramp, bijna dreigend vroeg ze: - ---Wat heeft hij dan? - -Wassili Ivanowitsj trachtte te glimlachen, om haar gerust te stellen, -maar tot zijn eigen verbazing ontwrong zich een harde lach aan zijn -breeden mond. - -'s Morgens al had hij een geneesheer uit de stad laten roepen en hij -wilde het zijn zoon meedeelen, opdat deze hem geen verwijten zou doen -in tegenwoordigheid van een derde. - -Bazarof keerde zich plotseling om, keek zijn vader star aan en vroeg -drinken. - -Wassili Ivanowitsj gaf hem water en maakte van die gelegenheid gebruik, -hem de hand op het voorhoofd te leggen. Dit gloeide. - ---Oude, zei Bazarof langzaam en met harde stem,--dat loopt mis. Ik -heb het gif in mijn lichaam, over een paar dagen zul je me begraven. - -Wassili Ivanowitsj wankelde, alsof hij een zwaren slag tegen de beenen -had gekregen. - ---Wat zeg je daar, jongen, stamelde hij, het is een gewone verkoudheid. - ---Kom, een dokter mag zoo iets niet zeggen, antwoordde hij.--Ik heb -alle verschijnselen van een besmetting. Dat weet je wel. - ---Verschijnselen... van een... o neen... Jevgenij! - ---Wat is dit dan? vroeg hij, stroopte den mouw van zijn hemd op en -liet zijn vader de onheilspellende roodachtige vlekken zien, die zijn -huid bedekten. - -Wassili Ivanowitsj verbleekte. - ---Gesteld... indien ook al... dat zou... een epidemische... - ---Het is pyemie, zei de zoon. - ---Ja, een epidemische besmetting. - ---Pyemie, herhaalde Bazarof beslist en op ruwen toon:--heb je je -dictaatcahiers vergeten? - ---Nu ja, dat kan wel. Maar we zullen je beter maken. - ---Onzin... Laat ons verstandig praten. Ik dacht niet, zoo gauw al te -sterven. Het is een ongeluk, dat, ik geef het toe, niet pleizierig -is. Moeder en jij, jullie zult goed doen, je toevlucht in het geloof te -zoeken, het is een mooie gelegenheid, dat eens op de proef te stellen. - -Hij dronk een slok water.--Ik heb je iets te verzoeken, zoolang mijn -hoofd nog helder is. Morgen of overmorgen, zullen mijn hersens ophouden -te werken. Het kan best zijn, dat ik me nu al niet duidelijk meer -uitdruk. Zoo pas nog dacht ik, dat roodharige honden mij achterna -zaten en jij stond ook te loeren, zooals men op jacht een korhaan -afwacht. Ik voel me net dronken. Kun je me nog begrijpen? - ---Zeker, jongen, je spreekt heel redelijk, zooals altijd. - ---Des te beter. Je hebt gezegd, dat je een dokter hebt laten -halen. Daarmee heb je jezelf een genoegen gedaan. Doe mij nu ook een -genoegen en stuur een ijlbode... - ---Aan Arkadiej Nikolajewitsj, viel de oude man in de rede. - ---Wie is die Arkadiej Nikolajewitsj? vroeg Bazarof, als in een -oogenblik van niet-meer-weten...--o ja, die sijs! Neen, laat die maar -loopen, die is nu een raaf geworden. Zet maar geen groote oogen op. Dit -is nog geen dilirium. Stuur een ijlbode naar Anna Sergejevna Odintsof, -een dame hier in de buurt, (Wassili gaf met het hoofd een teeken dat -hij haar kende). Doe haar weten: Eugenij Bazarof laat haar groeten -en deelt u mede, dat hij stervende is. Begrijp je mij? - ---Het zal gebeuren, maar hoe kun je nu sterven? Jevgenij, jongen, -oordeel zelf. Er is toch nog gerechtigheid in de wereld! - ---Ik begrijp je niet. Maar stuur hem nu weg. - ---Dadelijk en ik zal hem een brief meegeven. - ---Nee, dat hoeft niet. Laat haar maar groeten, dat is genoeg. En nu ga -ik weer naar mijn roode honden. Vreemd, ik wilde aan den dood denken, -maar dat gaat niet. Ik zie een soort nevelvlek, anders niets. - -Hij keerde zich weer moeilijk om en Wassili Ivanovitsj verliet de -kamer. In het vertrek bij zijn vrouw, viel hij voor de Heiligenbeelden -neer. - ---Laat ons bidden, Arina, laat ons God bidden, snikte hij.--onze -zoon sterft! - -De distriktsgeneesheer, dezelfde, die geen lapis had, kwam en ried -aan, een afwachtende houding aan te nemen. En dan sprak hij nog een -paar frazes, die hoop op herstel moesten wekken. - ---U hebt dus menschen gezien in mijn toestand en die niet naar de -Elyzeesche velden zijn vertrokken? vroeg Bazarof en stootte met zijn -voet tegen een zware tafel bij het bed, zoodat deze wankelde. - ---Ik heb nog mijn volle kracht, zei hij, mijn volle kracht, en toch -moet ik sterven. Een grijsaard heeft tenminste tijd gehad om het -leven af te wennen. Maar ik... ontkennen; ontkennen... Ja, ontken -den dood maar eens. Hij ontkent óns. Daarmee is alles gezegd. Ik hoor -weenen daar ginds... en na een oogenblik:... het is mijn moeder, arme -vrouw, voor wien zal ze nu haar heerlijken borsj klaar maken? En jou, -vader, staat ook het huilen nader dan het lachen. Als je christelijk -geloof je niet helpt, probeer het dan met de filosofie, denk aan de -Stoïcijnen. Beweerde je niet filosoof te zijn? - ---Ik filosoof? riep Wassili Ivanowitsj en de tranen stroomden hem -over zijn wangen. - -Bazarofs toestand werd ieder uur erger. De ziekte greep razend snel om -zich heen, zooals gewoonlijk bij dergelijke bloedvergiftigingen. Hij -had nog zijn volle bewustzijn en begreep alles, wat er gesproken -werd. Hij streed nog,--ik wil niet ijlen, dacht hij,... dat is te -gek... En hij balde de vuisten... tien min acht, dat is ...? Wassili -Ivanowitsj liep als een gek in de kamer heen en weer, bedacht allerlei -middelen en dekte in zijn machteloosheid, telkens en telkens weer de -voeten van den zieke toe. - ---Koude omslagen--een braakmiddel--mosterdpleister op de -maag--aderlaten--steunde hij. - -De geneesheer, dien hij verzocht had te blijven, stemde in alles toe, -gaf den zieke limonade te drinken en vroeg zelf iets versterkends en -verwarmends, een borrel. Arina Vlassievna zat op een stoeltje bij -de deur en ging daar alleen vandaan om te bidden. Een paar dagen -geleden had ze haar spiegel laten vallen, en die was gebroken. En -dat beschouwde ze als een slecht voorteeken. Zelfs Anfisoesjka kon -haar geen troostwoord geven. - -Timofeitsj was naar mevrouw Odintsof gegaan. - -De nacht was slecht. De koorts gloeide door zijn lichaam en verteerde -het. Met het aanbreken van den dag kwam wat ontspanning. Hij vroeg -Arina Vlassievna, zijn haar te kammen, kuste haar de hand en slikte -twee lepels thee. Wassili Ivanowitsj kreeg weer wat hoop. - ---Goddank, zei hij herhaaldelijk.--De crisis is voorbij. Dat was -de crisis... - ---Zoo zie je de kracht van een woord, zei Bazarof,--het woord crisis -komt hem in den zin en dat kalmeert hem. Vreemd, de invloed, dien de -woorden hebben op de menschen... Zeg iemand, dat hij een idioot is, -je hoeft hem niet te slaan, en hij is onder den indruk. Wensch hem -geluk met zijn intellect, je hoeft hem geen geld te geven, en hij -voelt zich gelukkig... - -En Wassili Ivanowitsj herinnerde zich gesprekken uit gezonder dagen -en verrukt riep hij: - ---Bravo! Dat is goed gezegd. Bravo! - -En hij deed, of hij in zijn handen klapte. - -Bazarof glimlachte moe. - ---Wat denk je eigenlijk? vroeg hij zijn vader, is de crisis voorbij -of moet ze nog komen? - ---Het gaat beter, dat zie ik en dat verheugt me, antwoordde hij. - ---Gelukkig. Het is goed, als men zich verheugt. Maar is er een -boodschap daar heen? je weet wel... - ---Ja, zeker. - -De rustige oogenblikken duurden niet lang. De aanvallen kwamen -weer. Wassilli Ivanowitsj week niet van het ziekbed. Een vreeselijke -angst scheen hem te kwellen. Hij probeerde telkens te spreken. - ---Jevgenij! riep hij eindelijk,--mijn lieve, goede zoon! - -Deze onverwachte uitroep maakte indruk op Bazarof. Hij bewoog het -hoofd even en trachtte blijkbaar den last, die zijn geest drukte, -af te wentelen, hij zei: - ---Wat, vader? - ---Jevgenij, ging Wassili Ivanowitsj voort en liet zich op de knieën -vallen bij het bed. Maar Bazarof zag het niet, want hij had de oogen -gesloten.--Jevgenij, je voelt je beter en zult met Gods hulp geheel -herstellen. Maar maak van dit oogenblik gebruik en doe wat je moeder -en mij zoo een rust zou geven. Je plicht als Christen. Het valt me -zwaar, je dat te vragen. Maar het zou nog erger zijn... het gaat om -de eeuwigheid, Jevgenij, bedenk dat wel... - -Hij kon niet meer spreken en een vreemd trekken gleed over het gezicht -van den zoon, langzaam en zonderling. Zijn oogen bleven gesloten. - ---Als het jullie rust kan geven, heb ik er niets tegen; zei hij -eindelijk.--Maar dat heeft toch geen haast. Je zei daar toch, dat -het beter met me ging. - ---Beter, zeker, maar wie kan alles weten. Alles hangt af van Gods -wil. En een plicht nakomen... - ---Ik wil nog wachten, zei Bazarof,--je zegt zelf, dat de crisis -begonnen is. En als we ons vergissen, wat hindert dat? Een zieke -krijgt zijn absolutie, ook als hij bewusteloos is... - ---Om 's hemels wil, Eugenij... - ---Ik wil nog wachten. Ik wil eerst slapen. Laat me... En hij legde -het hoofd weer op het kussen. - -De oude man stond op, ging in zijn leunstoel zitten, stutte het hoofd -met de hand en beet zijn nagels stuk... - - - -Het geluid, dat een rijtuig op veeren maakt, dat geluid, dat in de -stilte van het land zoo duidelijk te onderscheiden is, bereikte het -gehoor van den ouden man. Het rollen der lichte wielen, het snuiven -der paarden en het getrappel der hoeven was duidelijk waar te nemen. - -Wassili Ivanowitsj sprong op en haastte zich naar het venster. Een -reiswagen met vier paarden bespannen, reed zijn erf op. Zonder zich -af te vragen, wat dat beteekende en onwillekeurig doortinteld met -een blij gevoel, liep hij naar de deur. - -Een palfrenier sloeg het portier open en een gesluierde vrouw in -zwarten mantel steeg uit. - ---Ik ben mevrouw Odintsof, zei ze,--leeft Eugenij Wassiljewitsj nog? U -bent zijn vader? Ik heb een geneesheer meegebracht. - ---Gods zegen over u! riep Wassili Ivanowitsj, nam haar hand en drukte -die krampachtig aan zijn lippen, terwijl de geneesheer, van wien -mevrouw Odintsof gesproken had, een kleine man met een bril en een -Duitsch gezicht, langzaam den reiswagen verliet. - ---Hij leeft nog, mijn Jenoesja, en nu zal hij gered -worden. Vrouw! Vrouw! Een engel uit den hemel is neergedaald. - ---Wat is er? God! stotterde Arina Vlassievna, die uit de woonkamer -kwam en in het voorvertrek Anna Sergejevna te voet viel en den zoom -van haar rok begon te kussen. - ---Wat doet u? Wat doet u? vroeg mevrouw Odintsof. Maar Arina Vlassievna -hoorde niet en Wassili Ivanowitsj herhaalde maar: Een engel! Een -engel is gekomen! - ---Wo is der Kranke? vroeg de geneesheer blijkbaar ongeduldig. - -Die woorden gaven Wassili Ivanowitsj zijn tegenwoordigheid van -geest terug. - ---Hier, hier. Wilt u mij maar volgen, waarde collega! voegde hij er -in het Duitsch bij en dacht aan zijn vroeger ambt. - ---Ah! zei de ander met een wrang lachje. - -Wassili Ivanowitsj bracht hem in zijn studeerkamer. - ---Hier is een dokter, door Anna Sergejevna Odintsof gezonden, zei hij, -aan het oor van zijn zoon,--en zij zelf is ook hier. - -Bazarof sloeg dadelijk de oogen op. - ---Wat zeg je? - ---Ik zeg, dat Anna Sergejevna Odintsof hier is en dezen geleerden -dokter heeft meegebracht. - -Bazarof zocht met zijn oogen door de kamer. - ---Is ze hier? Ik wil haar zien... - ---Je zult haar zien, Jevgenij, maar we moeten eerst met den dokter -spreken. Ik zal hem het ziekteverloop vertellen, want Sidor Sidoritsj -(de distriktsgeneesheer) is weggegaan. Dan kunnen we consult houden. - -Bazarof keek den Duitscher aan. - ---Goed, maar dan zoo gauw mogelijk. Maar praat geen latijn. Want ik -weet, wat dat beteekent: jam moritur. - ---Mijnheer schijnt Duitsch te kennen, zei de vreemde geneesheer -wederom in het Duitsch. - ---Ikke... aber... spreekt u maar liever Russisch, dat gaat toch beter, -antwoordde Wassili Ivanowitsj. - ---Aha... goed. - -En het consult begon. - -Een kwartier later kwam Anna Sergejevna met Wassili Ivanowitsj -binnen. De dokter had gelegenheid gevonden, haar toe te fluisteren, -dat de toestand hopeloos was. - -Ze keek naar Bazarof en bleef in de deuropening staan, ontsteld door -dat rood-opgezwollen gezicht en die vreemd-zoekende oogen. Een ijzige -kilheid, een beklemmende angst greep haar aan. En de zekerheid, dat -ze iets geheel anders gevoeld zou hebben, als ze van hem gehouden had, -maakte haar machteloos--beschaamd bijna. - ---Dank u, zei hij opgewonden,--ik had het niet gedacht. Dat is goed. We -zien elkaar dus nog eens, zooals u gezegd hebt. - ---Anna Sergejevna heeft de goedheid gehad... - ---Vader, laat ons alleen... Anna Sergejevna, u vindt het goed? Ik -geloof, dat het nu... - -Ze knikte en scheen daarmee te willen zeggen, dat ze niets meer te -vreezen had van een stervende. - -Wassili Ivanowitsj ging heen. - ---Ik dank u, herhaalde Bazarof, dat is een vorstelijke daad. Komen -koningen zoo niet aan het leger van stervenden? - ---Eugenij Wassiljewitsj, ik hoop... - ---Neen, Anna Sergejevna, laten we oprecht zijn. Voor mij is alles -gedaan. Ik ben onder het groote Wiel gekomen. Ziet u wel, dat ik gelijk -had, toen ik van de toekomst niets wilde weten? Sterven is een oude -geschiedenis, en blijft toch altijd nieuw voor iedereen. Tot op het -oogenblik voel ik geen angst, dan zal ik het bewustzijn verliezen en -fff... (hierbij bewoog hij even de hand). Maar wat wilde ik u nog -zeggen? Dat ik u heb liefgehad? Dat had vroeger geen zin en nu nog -veel minder. De liefde is een gevormdheid en mijn eigen vorm is zijn -vervluchtiging nabij. Ik wil u liever zeggen, dat u mooi bent... ja, -zooals ik u hier voor me zie... - -Anna Sergejevna beefde onwillekeurig. - ---Het is niets, maak u niet ongerust... gaat u daar zitten, nee, -niet dichterbij. Mijn ziekte is besmettelijk. - -Anna Sergejevna kwam naar hem toe, snel, door de kamer, en ging zitten -in den leunstoel bij het bed. - ---Die adel, fluisterde Bazarof,--wat is ze nu dichtbij, zoo jong, -zoo sterk, zoo rein in dit smerige hok... vaarwel, leeft u lang, -heel lang, iets beters kan men niet doen en geniet het leven, zoolang -het nog niet te laat is. Ziet u die afschuwelijke vertooning, een -half platgetrapte worm, die nog kronkelt. Ik had gehoopt nog veel te -kunnen doen... Sterven? Ik?... Bah!... Ik heb een opdracht... ik ben -een reus. En de heele opdracht van dien reus is nu alleen nog maar, -behoorlijk te sterven, al kan dat niemand wat schelen... Wat doet -het ertoe?... maar ik wil in een hoek kruipen als een hond. - -Hij zweeg en tastte met de hand naar zijn glas. Anna Sergejevna hielp -hem drinken, ze had handschoenen aan en hield den adem in. - ---U zult me vergeten, ging hij voort, de dooden zijn niets voor de -levenden. Mijn vader zal u vertellen, dat Rusland een man verliest, -die groote waarde had voor het land... Dat is opsnijderij, maar laat -den ouden man zijn illusie... U weet... Voor een kind... - -Tracht u hem en mijn moeder te troosten. In uw wereld -zult u zulke menschen niet aantreffen, al zocht u ze met een -lantarentje... ik... noodig voor Rusland!... Och nee, zeker niet. Maar -wie is dan wel noodig? Een schoenmaker, een kleermaker, een slager, -die verkoopt vleesch... een slager... stil... ik raaskal... dit is -een plank... - -Hij legde de hand op zijn voorhoofd. - -Mevrouw Odintsof boog over hem heen. - ---Eugenij Wassiljewitsj, ik ben er nog... - -Hij nam zijn hand weg en richtte zich plotseling op. - ---Vaarwel! zei hij hardop, en zijn oogen glansden voor de laatste -maal.--Vaarwel... luister... ik heb je toen niet gekust... blaas de -stervende lamp uit, uit... - -Mevrouw Odintsof drukte haar lippen op het voorhoofd van den stervende. - ---Ja... goed... fluisterde hij en zijn hoofd viel terug... nu de -duisternis... - -Mevrouw Odintsof verliet geruischloos de kamer. - - - ---En?... vroeg Wassili Ivanowitsj zacht. - ---Hij is ingeslapen, antwoordde ze nog zachter. - -Bazarof ontwaakte niet meer. Tegen den avond verloor hij het -bewustzijn en des morgens stierf hij. Vader Alexis schonk hem den -laatsten troost. Maar toen de gewijde olie op zijn borst drupte, -ging éen zijner oogen even open, en het was, of bij het zien van -dien priester in zijn ornaat, het rookende wierookvat en de brandende -kaarsen een rillende ontzetting voer over het misvormde gezicht... dit -duurde maar een oogenblik. Toen hij den laatsten snik gegeven had en -het huis in weeklachten jammerde, greep een plotselinge waanzin den -ouden vader aan. - ---Ik heb gezworen, in opstand te komen! schreeuwde hij met schorre -stem. Zijn gezicht stond vertrokken en wild-gloeiend en met gebalde -vuisten, als dreigend, liep hij rond: - ---Ik heb gezworen! En ik zal in opstand komen! Ik zal in opstand... - -Maar Arina Vlassievna, enkel tranen, viel hem om den hals en -beiden lagen voorover op den grond, "als twee lammeren" zooals -Anfisoesjka later vertelde, als twee lammeren, bevangen door de -hitte... tegelijkertijd en zij aan zij vielen ze neer. - -Maar de warmte van den dag vergaat, de avond komt, en dan de nacht, -de nacht, die alle zwaarbeproefden en zielsvermoeiden een stille -rustplaats biedt... - - - - - - - - -XXVII. - - -Zes maanden waren voorbijgegaan en het was winter geworden, een harde -winter met het wreede zwijgen van zijn vriesnachten, het wilde jagen -van zijn sneeuwbuien. - -De takken der boomen glinsteren van rozig rijp, kolommen dikke rook -stijgen uit de schoorsteenen naar den bleeken hemel, stroomen warme -lucht vluchten uit de warme deuren, wanneer die opengaan, de roode -gezichten der voorbijgangers schijnen van steen en de van kou rillende -paarden draven met verdubbelde snelheid. - -Een Januaridag was verstorven. De avondkou verdichtte de stille -lucht nog meer en de bloedroode schemering was haastig heengegaan. De -vensters van het heerenhuis te Marjino werden het een na het ander -verlicht. Prokofitsj dekte met bizondere plechtigheid voor vijf -personen in de eetzaal. Hij was in rok en witte handschoenen. - -Een week te voren waren er twee huwelijken ingezegend in de kleine -kerk van het kerspel. In alle stilte en nagenoeg zonder getuigen. - -Arkadiej was met Katja en Nikolaas met Fenitsjka verbonden en nu -gaf Nikolaas zijn broeder, die voor zaken naar Moscou ging een -afscheidsmaal. - -Anna Sergejevna was ook naar Moscou vertrokken, nadat ze den -jong-gehuwden rijke geschenken had gegeven. - -Het was het derde uur van den middag toen men aan tafel ging. Mitja -bevond zich ook onder de gasten. Er was voor hem al een goevernante -met een kokosjnik van goud-doorstikte zijde. - -Paul Petrowitsj zat tusschen Katja en Fenitsjka. De echtgenooten -zaten naast hun vrouwen. - -Onze oude vrienden waren wel wat veranderd in den laatsten tijd. Zij -waren mooier, of tenminste flinker geworden. Alleen Paul Petrowitsj -zag er magerder uit, maar dit verhoogde den adel van zijn wezen. - -Ook Fenitsjka was niet meer dezelfde. - -In zwart-zijden kleed, een breed fluweelen lint in de haren, een -gouden ketting om den hals, zat ze daar onbewegelijk, eerbiedwaardig, -indrukwekkend, niet alleen voor zich zelf, maar tegenover al de -anderen en ze glimlachte alsof ze zeggen wilde: - ---Neemt u me niet kwalijk, maar ik heb geen schuld... - -Ook de anderen hadden trouwens dien eigenaardigen glimlach om de -lippen, die als om verontschuldiging vraagt. Zij gevoelden zich allen -wat gedrukt, wat droevig en zeer gelukkig. Ieder was buitengewoon -vriendelijk voor zijn buurman, het was, of men afgesproken had, -een goedmoedige comedie van wederzijdsche welwillendheid met elkaar -te spelen. Katja was het stilst en rustigst van allen. Ze gevoelde -zich blijkbaar geheel thuis en Nikolaas scheen al aardig ingenomen -met haar. Hij stond op, het was tegen het einde van den maaltijd, -een glas champagne in de hand en sprak tot Paul Petrowitsj: - ---Je gaat ons verlaten, beste broeder. Wij hopen maar voor korten -tijd. Maar ik kan niet nalaten te zeggen, hoe jammer het is, dat -ik,... dat wij... dat wij Russen geen speech kunnen afsteken. Arkadiej, -neem jij het woord voor mij. - ---Neen, papa, ik ben in 't geheel niet voorbereid. - ---Altijd nog beter dan ik! Nu dan, broeder, laat ik je mogen omarmen, -gewoon weg, en je alles goeds toewenschen. Kom maar zoo gauw mogelijk -weer bij ons terug. - -Paul Petrowitsj omhelsde alle dischgenooten, Mitja incluis. Hij kuste -Fenitsjka buitendien nog de hand, die ze hem nog al onhandig gaf. Toen -dronk hij een tweede glas champagne en riep met een diepen zucht: - --- Weest gelukkig vrienden, farewell! - -Maar dit Engelsche woord hoorde niemand, want ieder was te zeer -ontroerd. - ---Ter nagedachtenis van Bazarof, fluisterde Katja haar man in het -oor en klonk met hem. Maar hij durfde niet op Bazarof te toasten en -drukte haar alleen de hand. - - - -En hiermede is dit verhaal ten einde. - -Misschien wenschen sommige lezers te weten hoe het met de verschillende -personen op het oogenblik gaat. - -Wij komen gaarne aan dit verlangen tegemoet. - -Anna Sergejevna is onlangs getrouwd. Zooals te verwachten was, -een mariage de raison. Haar echtgenoot is een voortreffelijk -rechtsgeleerde, een practisch man, met een krachtigen wil en groot -redenaarstalent. Overigens tamelijk jong, onbesproken, maar ijzig -koele natuur. Hij schijnt voorbestemd een groote rol in de politiek -der volgende jaren te spelen. - -Het is een voorbeeldig huwelijk en waarschijnlijk zullen zij het tot -huiselijk geluk en misschien tot liefde brengen. - -Vorstin K. is overleden en vergeten sedert den dag van haar heengaan. - -Vader en zoon Kirsanof wonen op Marjino. De zaken beginnen beter te -loopen. Arkadiej is een flink landbouwkundige geworden en het landgoed -brengt aanzienlijke rente op. - -Nikolaas Petrowitsj werd tot vrederechter gekozen en komt zijn -ambtelijke plichten met de grootste nauwgezetheid na. Hij bereist -onophoudelijk zijn distrikt, en houdt lange redevoeringen. Want hij -is van oordeel, dat men de boeren moet onderrichten en herhaalt nu -dezelfde kwesties uit den treure. Intusschen gelukt het hem noch de -verlichte heeren edellieden, die over de "(é)mancipation" zwaarwichtig -of zwaarmoedig redeneeren, noch de onontwikkelde heeren, die deze -"mancipation" hartgrondig verwenschen, volkomen tevreden te stellen. - -Dezen zoowel als genen vinden hem te "slap". - -Katharina Sergejevna heeft een zoon en Mitja is al een aardig kereltje, -dat loopen en praten kan. - -Fenitsjka, nu Fedosia Nikolajevna, houdt, behalve van echtgenoot en -kind, van niemand zooveel als van haar schoondochter. Als Katja piano -speelt, wijkt ze niet van haar zijde. - -Ook Peter mogen we niet vergeten. Hij is verdwaasd en in het gevoel -van zijn gewichtigheid opgeblazener dan ooit. Toch heeft hij een vrij -voordeelig huwelijk gesloten. Met de dochter van een tuinbaas uit de -stad, die hem de voorkeur had gegeven boven twee andere mededingers, -omdat die geen horloge hadden en hij niet alleen een horloge, maar -zelfs lakschoenen bezat! - - - -Op het Brühlterras te Dresden kan men des middags tusschen twee en -vier uur, den fashionable wandeltijd, een vijftiger zien wandelen, -geheel grijs, en die jichtig schijnt, maar nog knap en elegant, en -met dat bizondere cachet, dat onmiddellijk den man van de wereld -verraadt. Deze wandelaar is niemand anders als Paul Petrowitsj -Kirsanof. Hij heeft Moscou om gezondheidsredenen verlaten en zich -in Dresden gevestigd, waar hij hoofdzakelijk omgaat met Engelsche -en Russische vreemdelingen. Tegenover de Engelschen gedraagt hij -zich bescheiden, maar altijd waardig. Zij vinden hem min of meer -vervelend, maar zeggen, dat hij een perfect gentleman is. In den -omgang met de Russen gevoelt hij zich meer behagelijk, laat zijn -galgenhumor den vrijen teugel, bespot zich zelf en spaart de anderen -evenmin. Maar er is in zijn houding een prettig aandoend zich laten -gaan en hij komt nooit in botsing met den goeden toon en de waardige -levenshouding. Hij is het buitendien eens met de opvattingen der -slavophielen en zooals men weet wordt deze opvatting in de Russische -beau monde zeer gedistingeerd gevonden. Hij leest geen Russische -boeken, maar op zijn schrijftafel staat een zilveren "lapot" [18] als -aschbak. Russische reizigers bezoeken hem dikwijls. Zoo ook Mathias -Ilitsj Koliazin, die tegenwoordig in de oppositie is, en hem zijn -opwachting kwam maken op een reis door de Boheemsche badplaatsen. De -inwoners van Dresden, met wie hij overigens niet omgaat, schijnen -een soort vereering voor hem te koesteren. - -Niemand kan zoo gemakkelijk als "Baron van Kirsanof" een introductie -krijgen voor de hofkapel, een schouwburgloge of dergelijke. Hij doet -zooveel goed, als hij kan en altijd min of meer zichtbaar. Toch is -het leven hem een last, meer dan hijzelf eigenlijk beseft. Zie bij -voorbeeld, hoe hij in de Russische kerk, tegen een muur geleund staan -kan, een trek van bitterheid om de vastgesloten lippen onbewegelijk, -droomend, en dan opeens het hoofd schudt en bijna onmerkbaar een -kruis slaat. - -Mevrouw Koeksjin heeft ook het dorpsleven vaarwel gezegd. Zij -woont in Heidelberg en studeert niet langer natuurwetenschappen, -maar architectuur en heeft, zooals zij zelf beweert, nieuwe wetten -ontdekt. Zooals vroeger gaat zij met de studenten om en vooral met -jonge Russische chemici en physici, waarvan er zoo veel zijn in -Heidelberg, en die eerst de naïeve Duitsche professoren versteld -doen staan over hun juist oordeel, maar weldra door hun verregaande -luiheid en leegloopen die heeren nog meer verbazen. - -Met twee zulke chemici, die het onderscheid tusschen zuurstof en -stikstof niet kennen, maar alles critiseeren en zeer ingenomen met -zich zelf zijn, maakt Sitnikof Petersburg onveilig en zet zoogenaamd -het "werk" van Bazarof voort in compagnieschap met "den grooten" -Jelisewitsj, en is overtuigd, weldra eveneens een groot man te -zullen zijn. - -Men zegt, dat hij onlangs een pak slaag heeft opgeloopen, maar niet -zonder zich te wreken. In een obscuur blaadje heeft hij in een anoniem -artikel te verstaan gegeven, dat zijn vijand een lammeling was. Zelf -noemt hij dat ironie. Zijn vader bemoeit zich niet met hem, en zijn -vrouw noemt hem een domkop en een "letterkundige". - - - -In een afgelegen hoekje van Rusland ligt een klein kerkhof. Zooals -al onze kerkhoven, treurig om te zien. De greppels erom heen zijn -sedert lang met onkruid begroeid en onzichtbaar. De houten kruisen -zijn voor den tand des tijds bezweken en liggen omvergewaaid, -vergeten. Enkele houden zich nog staande, maar schijnen gebukt te -gaan onder het bemost-groene afdakje, dat ze beschermen moest. De -grafsteenen zijn van hun plaatsen geschoven, alsof iemand ze van -onderen had weggeduwd. Enkele, bijna bladerlooze boomen geven geen -schaduw. Schapen weiden tusschen de zerken. Maar één graf is er, -dat door mensch en dier gespaard schijnt. Alleen de vogels komen en -zingen er iederen morgen, als de dag aanbreekt. Het is omgeven door -een ijzeren hek en twee jonge dennen staan aan de uiteinden. - -Dit is het graf van Jevgenij Bazarof. - -Twee oude menschen, een man en een vrouw, gebogen onder den last der -jaren, komen er dikwijls van uit een dorpje in de omgeving. De een -op de ander steunend komen ze langzaam naar het hekje, knielen neer -en weenen lang en bitter, de oogen op den stommen steen gericht. Ze -spreken een paar woorden, vegen het stof en zand van den steen, -leggen er een dennetak op neer, en beginnen weer te bidden en kunnen -er niet toe komen, deze plaats te verlaten, waar ze dichter bij hun -kind denken te zijn. - -Kunnen hun tranen, hun gebeden vruchteloos zijn? - -Is het mogelijk, dat reine, opofferende liefde niet alvermogend is? - -O... neen... neen.... - -Hoe hartstochtelijk, hoe opstandig een hart ook is geweest, dat nu -rust in een graf, de bloemen, die er bloeien, zien ons liefdevol met -haar onschuldige oogen aan. Ze vertellen ons van de eeuwige rust, -van de rust der in zichzelve harmonische natuur. Ze vertellen ook -van een verzoening en van een leven, dat zonder einde is... - - - - EINDE. - - - - - - - - -NAWOORD. - - ---En hoe vindt u dat boek, Vaders en Zonen? - ---Moeten we het weer over literatuur hebben? Dat is moeilijk te zeggen, -juffrouw, we zijn op het oogenblik in 1918... - ---Wat heeft de tijd met een kunstwerk...? - ---Pardon, niets en alles. Vooral een boek als dit, dat de schreeuw -van een tijd is. En die tijd is lang voorbij, al zult u de antagonie -tusschen aristocraat en plebejer zelden scherper geteekend vinden. - ---Dus... - ---Och, juffrouw, het "moderne" is zoo gauw oud. En de menschen -zijn zoo ondankbaar, zoo vergeetachtig en zoo ingebeeld, vooral de -"moderne". Maar toch leeft dit boek nog met een diep-stroomend, -doorzichtig, gevoelig leven. - ---Echt Russisch. - ---Ja, juffrouw, ik weet, wat u zeggen wilt. Maar drinkt u uw thee -eens op. Nog een koekje? - ---Dank u. Ik bedoelde, in Russische boeken, zijn daar niet altijd -van die rare menschen? - ---Pardon, raar zegt u? Dat had ik niet verwacht. Ja... nee... dat -geloof ik niet. Maar u vindt, dat je in dit boek eigenlijk niet van -die rare menschen ontmoet? Die Bazarof is nog de gekste, noemt zich -een nihilist, gelooft aan geen enkele autoriteit. Dat vindt u niets -vreemd, wel? Overwonnen standpunt. 1918! In Américain zitten ze nog -veel gekker tegenwoordig en met theorieën! Heeft u gezien... - ---Ja. - ---Maar vergeet u niet, dat die Bazarof een eersteling was in -de literatuur. Toergenef heeft voor hem het woord nihilist -uitgevonden. En hebt u gemerkt, hoe de conservatieve edele -landeigenaren daarvan schrokken? Eerstelingen kunnen de menschen -nooit goed verdragen. Vandaar dat Paul Kirsanof met Bazarof duelleert. - ---Wat is het landleven van die Russische heeren fijn geteekend. - ---Ja, zoo eenvoudig-reëel en tegelijk zoo dichterlijk. - ---Zou dat komen, omdat het leven werkelijk zoo dichterlijk is, of -omdat de schrijver het zoo ziet? - --- Een beetje dilettantisch die vraag. Ik denk allebei. Leest u er -den eersten besten kunst-betweter criticus maar op na. Nog een kopje -thee? Maar even inschenken? - ---Dank u. Maar vindt u ook niet, dat een Russisch boek altijd zoo -een eigen atmosfeer heeft, zoo iets anders... - ---Omdat er wel een Russische ziel is, maar geen (west)-europeesche. Ten -minste nu niet. Omstreeks 1800 wel, toen leefde de romantiek. Hebt -u gemerkt, hoe die Russen eigenlijk nog vol-bloed romantici -zijn. Ten minste de ouderen, de "vaders". Bazarof gaat daar als -nihilist d. w. z. materialist tegen te keer. Hij wil immers niet -gevoelig zijn. Hij leest niet Poesjkien, maar Büchner! Heel Europa -is later vermaterializeerd. In West-Europa zijn dat de winkeliers, -de kaaskoopers, de effectenhandelaars, de fabrikanten geworden. - ---De bourgeoisie? - ---Ja, vooral zonder hoofdletter! De Jan Salie van Potgieter, de -Droogstoppel van Multatuli, de Jan Publiek van tegenwoordig. In -Rusland is het heel anders gegaan. Daar heb je geen bourgeoisie, -geen middenstand, geen "ontwikkelde burgerij". - ---Zalig land. - ---Past u op, want de "nette burger" heeft geweldige argumenten, die -zijn bloei schijnen te rechtvaardigen.--In Rusland bleef de romantiek -in den landedelman, met zijn patriarchale tradities, in den boer, -met zijn innige religieuziteit en onderworpenheid aan het gezag, in -den student, die met heel zijn nihilisme en anarchistische neigingen -voor een waarheid strijdt en lijdt, voor een ideaal. Praat, praat en -droomt... daar hebt u de Russische ziel. Maar steekt u een sigaret op, -dan zal ik wat licht maken... zoo... dat is gezelliger... - ---Maar leeft die ziel ook niet in Bazarof's moeder, -fanatiek-bijgeloovig en zoo vol liefde, dat ze haar zoon niet durft -vragen, hoe lang hij blijven wil, uit vrees, dat hij zeggen zal, -ik ga morgen weer weg... - ---Ja, angst voor de machten en overgave aan het ideaal. - ---En dan die vader, zoo zwak, onzeker en vol vertrouwen. En al die -anderen, die zooveel zwaarwichtig redeneeren en zoo weinig doen... Wij -houden toch meer van handelen. - ---In theorie. Maar dikwijls blijft het bij het "houden van". Dat is -immers begrijpelijk en in-menschelijk. En dat is nu ook Russisch: -daar rond voor uitkomen. West-Europa huichelt; de west-europeesche -burger huichelt op zijn kantoor en in zijn salon, op zijn straat en -in zijn schouwburg, overal en altijd. De Rus zegt alles, leeft naar -zijn innerlijkst beleven. Daarom sprak u straks van raar. - ---Dostojefski... - ---Laten we hem laten rusten. Toergenef was zijn tijdgenoot, maar beter -gesitueerd en dus rustiger, blijmoediger. Maar zijn gevoeligheid voor -wat zwak, droevig en teeder is, zijn ironische glimlach voor wat er -onder de menschen beglimlachenswaard is, heeft hij met alle romantici -gemeen. De gevoelens zijn eeuwig, maar de gedachten wisselen. En al -schijnt dit boek een strijdschrift, een uiteenzetting van theorieën, -een tegenover elkander plaatsing van oud en nieuw (zijn tijdgenooten -verweten hem, den draak met het heilige nieuwe te steken!), toch is het -in de eerste plaats een lied van stemmingen, het lied van de Russische -maatschappij in 1860, en weer eens blijkt ons de machteloosheid -en de gevoelsrijkdom van het zuiver-menschelijke. Bazarof is een -tragische figuur, omdat ook hij tot niets komt. Vóor hij aan de daad -toe is, achterhaalt hem de dood. Dit heeft een dieper zin; op zijn -sterfbed fluistert hij zijn bijna-geliefde toe: "een vertrapte worm, -die nog kronkelt. Ik dacht nog veel te doen. Ik had een taak, en -nu heb ik alleen nog maar flink te sterven, al kan dat niemand ook -wat schelen"... En ook hij, de materialist, de cynicus, de afbreker -van al het bestaande, is een armzalig idealist... een mensch... Hij -belichaamt de fataliteit van alle menschelijk streven, de ondergang in -den opgang. En dit is de stille en diepe daad van een kunstenaar, dat -hij altijd weer laat zien, hoe de daad, of zelfs al de wil-tot-de-daad -zichzelf verslindt, opgaat in den onafgebroken stil-ruischenden droom, -die het leven heet. - ---En zijn vriend Arkadiej is niet veel... - ---Nee, de even-prater, de naïeve enthousiast, de middelmatigheid in -persoon, het soort, dat u zoo gewoonlijk ontmoet. - ---Maar de vrouwen? - ---O, de vrouwen, dat is een nieuw hoofdstuk. Maar wilt u niet eens -die mocca krakelingetjes probeeren? - ---Nee, dank u, maar wel graag een sigaret. - ---Alstublieft... ja, dat zullen ze wel een beetje raar vinden, als -ze dat lezen. Die Anna Sergejevna en dat zusje van haar, zijn niet -eens hyst..., o pardon, ik bedoel, niet eens modern. - ---Zoo ouderwetsch. - ---Zoo koel... anæsthesie noemen ze dat meen ik tegenwoordig. En ze -zullen het niet gelooven, als iemand zegt, dat daar diepe krachten -verborgen zijn. Leest u hoofdstuk 18 en 19 en voel, hoe dat innerlijk -trilt en zoekt en huilt van verlangen en schaamte en... onmacht -tot liefde. - ---Niet kunnen lief hebben, dat is vreeselijk. - ---U zucht, juffrouw, ja, dat is wel vreeselijk, maar hier ligt ook de -hoofdoorzaak van het "moderne conflict", van Strindberg af tot wie u -maar wilt uit uw naaste omgeving. Dat hangt samen met de ontwikkeling -van het materialisme en met de "cultuur". Kijk eens, hoe sterk en -mooi Bazarof is in zijn begeeren, hoe eerlijk en gezond, maar "Zij" -is fijn en valsch en gecultiveerde femme du monde. - ---En haar zusje? - ---O, die laat zich gewoon ten huwelijk vragen, en zegt ja, als het -slachtoffer een kwartiertje leugentjes gestotterd heeft. Toergenef -zegt fijntjes: het succes van zulke meisjes hangt af van haar manier -van zuchten op het juiste oogenblik... - ---Maar het meisje van nu is niet meer zoo... - ---Natuurlijk niet, juffrouw, maar zulke domme jongens zijn er ook -niet meer, ten minste... lacht u? - ---Nu ja, omdat u lacht. - ---O... Maar weet u, wat echt niet meer bestaat? Zoo'n Fenitsjka, -dat eenvoudige meisje, dat den ouden Kirsanof haar leven en een kind -gegeven heeft en nu in zijn huis woont er er een zonnetje is... en -toch niet zijn vrouw... Want ze heeft hem zoo innig lief. Is dat -negende hoofdstukje niet een idylle, die aan Herman en Dorothea doet -denken? Noem dat gerust romantische liefde, maar een leelijk woord -duld ik hier niet. Want dat zou een laagheid zijn. - ---Nog één ding, de compositie van den roman is me opgevallen. - ---Eenvoudig, naïef bijna, vond u niet? Zoo eenvoudig, als de -karakters scherp, met duizend fijnheden geteekend zijn en leven, -leven... Toergenef brengt zijn menschen gewoonweg ergens onder dak, -laat ze daar leven en praten en droomen. En als hij nieuwe combinaties -noodig heeft, dan laat hij ze op reis gaan. De paarden draven langs -den weg. Een ander huis verschijnt. En de menschen leven, praten en -droomen weer in een andere verhouding. De menschen handelen niet, -zij worden gehandeld. En dit is erg bekoorlijk... Weet u nog uit -onzen genialen tijd: Man glaubt zu schieben, und man wird geschoben? - ---Ja, die herinneringen,... toen woonde u in een klein kamertje... - ---In de W... straat. - ---En iederen Dinsdagavond... - - - ---Och ja, die Russen zijn wel wijs in hun naïeveteit. Vergeeft u me -die gemeenplaats, maar men dweept tegenwoordig zoo met de Russen... - ---... misschien niet ten onrechte... het is zoo: menschen praten met -elkaar in een kamer, en er komt iets tusschen hen... en dan gaan ze -weg, in een ander huis... en daar zijn ook weer menschen. - ---En dat wordt dan de roman! - ---"Uit het leven". - ---Juist, juffrouw. - ---Weet u niet meer, hoe ik heet? - ---Jawel, maar laten we niet persoonlijk worden... - - - Januari 1918. S. - - - - - - - - -AANTEEKENINGEN - - -[1] Jevgenij Onegin, een roman in verzen van 1825. - -[2] Elias. - -[3] mjesjtsjanien = "klein burger", niet onze "burger". - -[4] Russ.: daj vam Bog zdarovja i generalski tsjin = geef u god -gezondheid en den generaalsrang. - -[5] Russ.: Hegelisti i Nigelisti. - -[6] Russisch spreekwoord: aan zijn eigen melk brandt hij zich, nu -blaast hij koud water. - -[7] De Russische boer verslindt zelfs God. - -[8] Russisch spreekwoord: Ot kopejetsjnoi svjetsji, Moskva sgarjela! - -[9] De oudste, voorzitter, des adels van het goevernement. - -[10] Russisch spreekwoord. - -[11] n.l. 1825: samenzweerders tegen Nicolaas I, de dekabristen. - -[12] Dorpshoofd en -oudste. - -[13] Jasen = esch, jasni = vroolijk, opgewekt. - -[14] Russisch spreekwoord = Wie zich het oude herinnert, dien (moet) -een oog eruit. - -[15] Zuurkoolsoep - -[16] Roode bietensoep. - -[17] Russ. Mir = wereld, en gemeente; er bestaat een traditie, dat -de wereld op drie visschen rust. - -[18] Boerenschoeisel van berkenbast. - - - - - - -End of the Project Gutenberg EBook of Vaders en Zonen, by Ivan Toergenev - -*** END OF THIS PROJECT GUTENBERG EBOOK VADERS EN ZONEN *** - -***** This file should be named 53612-8.txt or 53612-8.zip ***** -This and all associated files of various formats will be found in: - http://www.gutenberg.org/5/3/6/1/53612/ - -Produced by Jeroen Hellingman and the Online Distributed -Proofreading Team at http://www.pgdp.net/ for Project -Gutenberg. - -Updated editions will replace the previous one--the old editions will -be renamed. - -Creating the works from print editions not protected by U.S. copyright -law means that no one owns a United States copyright in these works, -so the Foundation (and you!) can copy and distribute it in the United -States without permission and without paying copyright -royalties. Special rules, set forth in the General Terms of Use part -of this license, apply to copying and distributing Project -Gutenberg-tm electronic works to protect the PROJECT GUTENBERG-tm -concept and trademark. Project Gutenberg is a registered trademark, -and may not be used if you charge for the eBooks, unless you receive -specific permission. If you do not charge anything for copies of this -eBook, complying with the rules is very easy. You may use this eBook -for nearly any purpose such as creation of derivative works, reports, -performances and research. They may be modified and printed and given -away--you may do practically ANYTHING in the United States with eBooks -not protected by U.S. copyright law. Redistribution is subject to the -trademark license, especially commercial redistribution. - -START: FULL LICENSE - -THE FULL PROJECT GUTENBERG LICENSE -PLEASE READ THIS BEFORE YOU DISTRIBUTE OR USE THIS WORK - -To protect the Project Gutenberg-tm mission of promoting the free -distribution of electronic works, by using or distributing this work -(or any other work associated in any way with the phrase "Project -Gutenberg"), you agree to comply with all the terms of the Full -Project Gutenberg-tm License available with this file or online at -www.gutenberg.org/license. - -Section 1. General Terms of Use and Redistributing Project -Gutenberg-tm electronic works - -1.A. By reading or using any part of this Project Gutenberg-tm -electronic work, you indicate that you have read, understand, agree to -and accept all the terms of this license and intellectual property -(trademark/copyright) agreement. If you do not agree to abide by all -the terms of this agreement, you must cease using and return or -destroy all copies of Project Gutenberg-tm electronic works in your -possession. If you paid a fee for obtaining a copy of or access to a -Project Gutenberg-tm electronic work and you do not agree to be bound -by the terms of this agreement, you may obtain a refund from the -person or entity to whom you paid the fee as set forth in paragraph -1.E.8. - -1.B. "Project Gutenberg" is a registered trademark. It may only be -used on or associated in any way with an electronic work by people who -agree to be bound by the terms of this agreement. There are a few -things that you can do with most Project Gutenberg-tm electronic works -even without complying with the full terms of this agreement. See -paragraph 1.C below. There are a lot of things you can do with Project -Gutenberg-tm electronic works if you follow the terms of this -agreement and help preserve free future access to Project Gutenberg-tm -electronic works. See paragraph 1.E below. - -1.C. The Project Gutenberg Literary Archive Foundation ("the -Foundation" or PGLAF), owns a compilation copyright in the collection -of Project Gutenberg-tm electronic works. Nearly all the individual -works in the collection are in the public domain in the United -States. If an individual work is unprotected by copyright law in the -United States and you are located in the United States, we do not -claim a right to prevent you from copying, distributing, performing, -displaying or creating derivative works based on the work as long as -all references to Project Gutenberg are removed. Of course, we hope -that you will support the Project Gutenberg-tm mission of promoting -free access to electronic works by freely sharing Project Gutenberg-tm -works in compliance with the terms of this agreement for keeping the -Project Gutenberg-tm name associated with the work. You can easily -comply with the terms of this agreement by keeping this work in the -same format with its attached full Project Gutenberg-tm License when -you share it without charge with others. - -1.D. The copyright laws of the place where you are located also govern -what you can do with this work. Copyright laws in most countries are -in a constant state of change. If you are outside the United States, -check the laws of your country in addition to the terms of this -agreement before downloading, copying, displaying, performing, -distributing or creating derivative works based on this work or any -other Project Gutenberg-tm work. The Foundation makes no -representations concerning the copyright status of any work in any -country outside the United States. - -1.E. Unless you have removed all references to Project Gutenberg: - -1.E.1. The following sentence, with active links to, or other -immediate access to, the full Project Gutenberg-tm License must appear -prominently whenever any copy of a Project Gutenberg-tm work (any work -on which the phrase "Project Gutenberg" appears, or with which the -phrase "Project Gutenberg" is associated) is accessed, displayed, -performed, viewed, copied or distributed: - - This eBook is for the use of anyone anywhere in the United States and - most other parts of the world at no cost and with almost no - restrictions whatsoever. You may copy it, give it away or re-use it - under the terms of the Project Gutenberg License included with this - eBook or online at www.gutenberg.org. If you are not located in the - United States, you'll have to check the laws of the country where you - are located before using this ebook. - -1.E.2. If an individual Project Gutenberg-tm electronic work is -derived from texts not protected by U.S. copyright law (does not -contain a notice indicating that it is posted with permission of the -copyright holder), the work can be copied and distributed to anyone in -the United States without paying any fees or charges. If you are -redistributing or providing access to a work with the phrase "Project -Gutenberg" associated with or appearing on the work, you must comply -either with the requirements of paragraphs 1.E.1 through 1.E.7 or -obtain permission for the use of the work and the Project Gutenberg-tm -trademark as set forth in paragraphs 1.E.8 or 1.E.9. - -1.E.3. If an individual Project Gutenberg-tm electronic work is posted -with the permission of the copyright holder, your use and distribution -must comply with both paragraphs 1.E.1 through 1.E.7 and any -additional terms imposed by the copyright holder. Additional terms -will be linked to the Project Gutenberg-tm License for all works -posted with the permission of the copyright holder found at the -beginning of this work. - -1.E.4. Do not unlink or detach or remove the full Project Gutenberg-tm -License terms from this work, or any files containing a part of this -work or any other work associated with Project Gutenberg-tm. - -1.E.5. Do not copy, display, perform, distribute or redistribute this -electronic work, or any part of this electronic work, without -prominently displaying the sentence set forth in paragraph 1.E.1 with -active links or immediate access to the full terms of the Project -Gutenberg-tm License. - -1.E.6. You may convert to and distribute this work in any binary, -compressed, marked up, nonproprietary or proprietary form, including -any word processing or hypertext form. However, if you provide access -to or distribute copies of a Project Gutenberg-tm work in a format -other than "Plain Vanilla ASCII" or other format used in the official -version posted on the official Project Gutenberg-tm web site -(www.gutenberg.org), you must, at no additional cost, fee or expense -to the user, provide a copy, a means of exporting a copy, or a means -of obtaining a copy upon request, of the work in its original "Plain -Vanilla ASCII" or other form. Any alternate format must include the -full Project Gutenberg-tm License as specified in paragraph 1.E.1. - -1.E.7. Do not charge a fee for access to, viewing, displaying, -performing, copying or distributing any Project Gutenberg-tm works -unless you comply with paragraph 1.E.8 or 1.E.9. - -1.E.8. You may charge a reasonable fee for copies of or providing -access to or distributing Project Gutenberg-tm electronic works -provided that - -* You pay a royalty fee of 20% of the gross profits you derive from - the use of Project Gutenberg-tm works calculated using the method - you already use to calculate your applicable taxes. The fee is owed - to the owner of the Project Gutenberg-tm trademark, but he has - agreed to donate royalties under this paragraph to the Project - Gutenberg Literary Archive Foundation. Royalty payments must be paid - within 60 days following each date on which you prepare (or are - legally required to prepare) your periodic tax returns. Royalty - payments should be clearly marked as such and sent to the Project - Gutenberg Literary Archive Foundation at the address specified in - Section 4, "Information about donations to the Project Gutenberg - Literary Archive Foundation." - -* You provide a full refund of any money paid by a user who notifies - you in writing (or by e-mail) within 30 days of receipt that s/he - does not agree to the terms of the full Project Gutenberg-tm - License. You must require such a user to return or destroy all - copies of the works possessed in a physical medium and discontinue - all use of and all access to other copies of Project Gutenberg-tm - works. - -* You provide, in accordance with paragraph 1.F.3, a full refund of - any money paid for a work or a replacement copy, if a defect in the - electronic work is discovered and reported to you within 90 days of - receipt of the work. - -* You comply with all other terms of this agreement for free - distribution of Project Gutenberg-tm works. - -1.E.9. If you wish to charge a fee or distribute a Project -Gutenberg-tm electronic work or group of works on different terms than -are set forth in this agreement, you must obtain permission in writing -from both the Project Gutenberg Literary Archive Foundation and The -Project Gutenberg Trademark LLC, the owner of the Project Gutenberg-tm -trademark. Contact the Foundation as set forth in Section 3 below. - -1.F. - -1.F.1. Project Gutenberg volunteers and employees expend considerable -effort to identify, do copyright research on, transcribe and proofread -works not protected by U.S. copyright law in creating the Project -Gutenberg-tm collection. Despite these efforts, Project Gutenberg-tm -electronic works, and the medium on which they may be stored, may -contain "Defects," such as, but not limited to, incomplete, inaccurate -or corrupt data, transcription errors, a copyright or other -intellectual property infringement, a defective or damaged disk or -other medium, a computer virus, or computer codes that damage or -cannot be read by your equipment. - -1.F.2. LIMITED WARRANTY, DISCLAIMER OF DAMAGES - Except for the "Right -of Replacement or Refund" described in paragraph 1.F.3, the Project -Gutenberg Literary Archive Foundation, the owner of the Project -Gutenberg-tm trademark, and any other party distributing a Project -Gutenberg-tm electronic work under this agreement, disclaim all -liability to you for damages, costs and expenses, including legal -fees. YOU AGREE THAT YOU HAVE NO REMEDIES FOR NEGLIGENCE, STRICT -LIABILITY, BREACH OF WARRANTY OR BREACH OF CONTRACT EXCEPT THOSE -PROVIDED IN PARAGRAPH 1.F.3. YOU AGREE THAT THE FOUNDATION, THE -TRADEMARK OWNER, AND ANY DISTRIBUTOR UNDER THIS AGREEMENT WILL NOT BE -LIABLE TO YOU FOR ACTUAL, DIRECT, INDIRECT, CONSEQUENTIAL, PUNITIVE OR -INCIDENTAL DAMAGES EVEN IF YOU GIVE NOTICE OF THE POSSIBILITY OF SUCH -DAMAGE. - -1.F.3. LIMITED RIGHT OF REPLACEMENT OR REFUND - If you discover a -defect in this electronic work within 90 days of receiving it, you can -receive a refund of the money (if any) you paid for it by sending a -written explanation to the person you received the work from. If you -received the work on a physical medium, you must return the medium -with your written explanation. The person or entity that provided you -with the defective work may elect to provide a replacement copy in -lieu of a refund. If you received the work electronically, the person -or entity providing it to you may choose to give you a second -opportunity to receive the work electronically in lieu of a refund. If -the second copy is also defective, you may demand a refund in writing -without further opportunities to fix the problem. - -1.F.4. Except for the limited right of replacement or refund set forth -in paragraph 1.F.3, this work is provided to you 'AS-IS', WITH NO -OTHER WARRANTIES OF ANY KIND, EXPRESS OR IMPLIED, INCLUDING BUT NOT -LIMITED TO WARRANTIES OF MERCHANTABILITY OR FITNESS FOR ANY PURPOSE. - -1.F.5. Some states do not allow disclaimers of certain implied -warranties or the exclusion or limitation of certain types of -damages. If any disclaimer or limitation set forth in this agreement -violates the law of the state applicable to this agreement, the -agreement shall be interpreted to make the maximum disclaimer or -limitation permitted by the applicable state law. The invalidity or -unenforceability of any provision of this agreement shall not void the -remaining provisions. - -1.F.6. INDEMNITY - You agree to indemnify and hold the Foundation, the -trademark owner, any agent or employee of the Foundation, anyone -providing copies of Project Gutenberg-tm electronic works in -accordance with this agreement, and any volunteers associated with the -production, promotion and distribution of Project Gutenberg-tm -electronic works, harmless from all liability, costs and expenses, -including legal fees, that arise directly or indirectly from any of -the following which you do or cause to occur: (a) distribution of this -or any Project Gutenberg-tm work, (b) alteration, modification, or -additions or deletions to any Project Gutenberg-tm work, and (c) any -Defect you cause. - -Section 2. Information about the Mission of Project Gutenberg-tm - -Project Gutenberg-tm is synonymous with the free distribution of -electronic works in formats readable by the widest variety of -computers including obsolete, old, middle-aged and new computers. It -exists because of the efforts of hundreds of volunteers and donations -from people in all walks of life. - -Volunteers and financial support to provide volunteers with the -assistance they need are critical to reaching Project Gutenberg-tm's -goals and ensuring that the Project Gutenberg-tm collection will -remain freely available for generations to come. In 2001, the Project -Gutenberg Literary Archive Foundation was created to provide a secure -and permanent future for Project Gutenberg-tm and future -generations. To learn more about the Project Gutenberg Literary -Archive Foundation and how your efforts and donations can help, see -Sections 3 and 4 and the Foundation information page at -www.gutenberg.org - - - -Section 3. Information about the Project Gutenberg Literary Archive Foundation - -The Project Gutenberg Literary Archive Foundation is a non profit -501(c)(3) educational corporation organized under the laws of the -state of Mississippi and granted tax exempt status by the Internal -Revenue Service. The Foundation's EIN or federal tax identification -number is 64-6221541. Contributions to the Project Gutenberg Literary -Archive Foundation are tax deductible to the full extent permitted by -U.S. federal laws and your state's laws. - -The Foundation's principal office is in Fairbanks, Alaska, with the -mailing address: PO Box 750175, Fairbanks, AK 99775, but its -volunteers and employees are scattered throughout numerous -locations. Its business office is located at 809 North 1500 West, Salt -Lake City, UT 84116, (801) 596-1887. Email contact links and up to -date contact information can be found at the Foundation's web site and -official page at www.gutenberg.org/contact - -For additional contact information: - - Dr. Gregory B. Newby - Chief Executive and Director - gbnewby@pglaf.org - -Section 4. Information about Donations to the Project Gutenberg -Literary Archive Foundation - -Project Gutenberg-tm depends upon and cannot survive without wide -spread public support and donations to carry out its mission of -increasing the number of public domain and licensed works that can be -freely distributed in machine readable form accessible by the widest -array of equipment including outdated equipment. Many small donations -($1 to $5,000) are particularly important to maintaining tax exempt -status with the IRS. - -The Foundation is committed to complying with the laws regulating -charities and charitable donations in all 50 states of the United -States. Compliance requirements are not uniform and it takes a -considerable effort, much paperwork and many fees to meet and keep up -with these requirements. We do not solicit donations in locations -where we have not received written confirmation of compliance. To SEND -DONATIONS or determine the status of compliance for any particular -state visit www.gutenberg.org/donate - -While we cannot and do not solicit contributions from states where we -have not met the solicitation requirements, we know of no prohibition -against accepting unsolicited donations from donors in such states who -approach us with offers to donate. - -International donations are gratefully accepted, but we cannot make -any statements concerning tax treatment of donations received from -outside the United States. U.S. laws alone swamp our small staff. - -Please check the Project Gutenberg Web pages for current donation -methods and addresses. Donations are accepted in a number of other -ways including checks, online payments and credit card donations. To -donate, please visit: www.gutenberg.org/donate - -Section 5. General Information About Project Gutenberg-tm electronic works. - -Professor Michael S. Hart was the originator of the Project -Gutenberg-tm concept of a library of electronic works that could be -freely shared with anyone. For forty years, he produced and -distributed Project Gutenberg-tm eBooks with only a loose network of -volunteer support. - -Project Gutenberg-tm eBooks are often created from several printed -editions, all of which are confirmed as not protected by copyright in -the U.S. unless a copyright notice is included. Thus, we do not -necessarily keep eBooks in compliance with any particular paper -edition. - -Most people start at our Web site which has the main PG search -facility: www.gutenberg.org - -This Web site includes information about Project Gutenberg-tm, -including how to make donations to the Project Gutenberg Literary -Archive Foundation, how to help produce our new eBooks, and how to -subscribe to our email newsletter to hear about new eBooks. - diff --git a/old/53612-8.zip b/old/53612-8.zip Binary files differdeleted file mode 100644 index 65c89f9..0000000 --- a/old/53612-8.zip +++ /dev/null diff --git a/old/53612-h.zip b/old/53612-h.zip Binary files differdeleted file mode 100644 index a598cfe..0000000 --- a/old/53612-h.zip +++ /dev/null diff --git a/old/53612-h/53612-h.htm b/old/53612-h/53612-h.htm deleted file mode 100644 index ada2872..0000000 --- a/old/53612-h/53612-h.htm +++ /dev/null @@ -1,10781 +0,0 @@ -<!DOCTYPE html PUBLIC "-//W3C//DTD HTML 4.01 Transitional//EN" -"http://www.w3.org/TR/html4/loose.dtd"> -<!-- This HTML file has been automatically generated from an XML source on 2016-11-26T19:53:13Z. --> -<html lang="nl"> -<head> -<meta name="generator" content= -"HTML Tidy for Windows (vers 25 March 2009), see www.w3.org"> -<title>Vaders en Zonen</title> -<meta http-equiv="content-type" content="text/html; charset=us-ascii"> -<meta name="generator" content= -"tei2html.xsl, see https://github.com/jhellingman/tei2html"> -<meta name="author" content="Ivan Toergenjev (1818–1883)"> -<link rel="coverpage" href="images/cover.jpg"> -<link rel="schema.DC" href= -"http://dublincore.org/documents/1998/09/dces/"> -<meta name="DC.Creator" content="Ivan Toergenjev (1818–1883)"> -<meta name="DC.Title" content="Vaders en Zonen"> -<meta name="DC.Language" content="nl-1900"> -<meta name="DC.Format" content="text/html"> -<meta name="DC.Publisher" content="Project Gutenberg"> -<meta name="DC:Subject" content="#####"> -<style type="text/css"> -body { -font-family: "Times New Roman", Times, serif; -font-size: 100%; -line-height: 1.2em; -text-align: left; -} -.div0 { -padding-top: 5.6em; -} -.div1 { -padding-top: 4.8em; -} -.div2 { -padding-top: 3.6em; -} -.div3, .div4, .div5 { -padding-top: 2.4em; -} -h1, h2, h3, h4, h5, h6, .h1, .h2, .h3, .h4 { -clear: both; -font-style: normal; -text-transform: none; -} -h3, .h3 { -font-size: 1.2em; -line-height: 1.2em; -} -h3.label { -font-size: 1em; -line-height: 1.2em; -margin-bottom: 0; -} -h4, .h4 { -font-size: 1em; -line-height: 1.2em; -} -.alignleft { -text-align: left; -} -.alignright { -text-align: right; -} -.alignblock { -text-align: justify; -} -p.tb, hr.tb, .par.tb { -margin-top: 1.6em; -margin-bottom: 1.6em; -margin-left: auto; -margin-right: auto; -text-align: center; -} -p.argument, p.note, p.tocArgument, .par.argument, .par.note, .par.tocArgument -{ -font-size: 0.9em; -line-height: 1.2em; -text-indent: 0; -} -p.argument, p.tocArgument, .par.argument, .par.tocArgument { -margin: 1.58em 10%; -} -.opener, .address { -margin-top: 1.6em; -margin-bottom: 1.6em; -} -.addrline { -margin-top: 0; -margin-bottom: 0; -} -.dateline { -margin-top: 1.6em; -margin-bottom: 1.6em; -text-align: right; -} -.salute { -margin-top: 1.6em; -margin-left: 3.58em; -text-indent: -2em; -} -.signed { -margin-top: 1.6em; -margin-left: 3.58em; -text-indent: -2em; -} -.epigraph { -font-size: 0.9em; -line-height: 1.2em; -width: 60%; -margin-left: auto; -} -.epigraph span.bibl { -display: block; -text-align: right; -} -.trailer { -clear: both; -padding-top: 2.4em; -padding-bottom: 1.6em; -} -span.parnum { -font-weight: bold; -} -.pagenum { -display: inline; -font-size: 70%; -font-style: normal; -margin: 0; -padding: 0; -position: absolute; -right: 1%; -text-align: right; -} -span.corr, span.gap { -border-bottom: 1px dotted red; -} -span.abbr { -border-bottom: 1px dotted gray; -} -span.measure { -border-bottom: 1px dotted green; -} -.ex { -letter-spacing: 0.2em; -} -.sc { -font-variant: small-caps; -} -.uc { -text-transform: uppercase; -} -.tt { -font-family: monospace; -} -.underline { -text-decoration: underline; -} -.overline, .overtilde { -text-decoration: overline; -} -.rm { -font-style: normal; -} -.red { -color: red; -} -hr { -clear: both; -height: 1px; -margin-left: auto; -margin-right: auto; -margin-top: 1em; -text-align: center; -width: 45%; -} -.aligncenter { -text-align: center; -} -h1, h2 { -font-size: 1.44em; -line-height: 1.5em; -} -h1.label, h2.label { -font-size: 1.2em; -line-height: 1.2em; -margin-bottom: 0; -} -h5, h6 { -font-size: 1em; -font-style: italic; -line-height: 1em; -} -p, .par { -text-indent: 0; -} -p.firstlinecaps:first-line, .par.firstlinecaps:first-line { -text-transform: uppercase; -} -.hangq { -text-indent: -0.32em; -} -.hangqq { -text-indent: -0.40em; -} -.hangqqq { -text-indent: -0.71em; -} -p.dropcap:first-letter, .par.dropcap:first-letter { -float: left; -clear: left; -margin: 0em 0.05em 0 0; -padding: 0px; -line-height: 0.8em; -font-size: 420%; -vertical-align: super; -} -p.quote, div.blockquote, div.argument, .par.quote { -font-size: 0.9em; -line-height: 1.2em; -margin: 1.58em 5%; -} -.pagenum a, a.noteref:hover, a.hidden:hover, a.hidden { -text-decoration: none; -} -ul { -list-style-type: none; -} -.advertisment { -background-color: #FFFEE0; -border: black 1px dotted; -color: #000; -margin: 2em 5%; -padding: 1em; -} -.itemGroupTable { -border-collapse: collapse; -margin-left: 0; -} -.itemGroupTable td { -padding: 0; -margin: 0; -vertical-align: middle; -} -.itemGroupBrace { -padding: 0 0.5em !important; -} -.footnotes .body, .footnotes .div1 { -padding: 0; -} -.fnarrow { -color: #AAAAAA; -font-weight: bold; -text-decoration: none; -} -a.noteref, a.pseudonoteref { -font-size: 80%; -text-decoration: none; -vertical-align: 0.25em; -} -.displayfootnote { -display: none; -} -div.footnotes { -font-size: 80%; -margin-top: 1em; -padding: 0; -} -hr.fnsep { -margin-left: 0; -margin-right: 0; -text-align: left; -width: 25%; -} -p.footnote, .par.footnote { -margin-bottom: 0.5em; -margin-top: 0.5em; -} -p.footnote .label, .par.footnote .label { -float: left; -width: 2em; -height: 12pt; -display: block; -} -.marginnote { -font-size: 0.8em; -height: 0; -left: 1%; -line-height: 1.2em; -position: absolute; -text-indent: 0; -width: 14%; -} -.apparatusnote { -text-decoration: none; -} -span.tocPageNum, span.flushright { -position: absolute; -right: 16%; -top: auto; -} -table.tocList { -width: 100%; -margin-left: auto; -margin-right: auto; -border-width: 0; -border-collapse: collapse; -} -td.tocPageNum, td.tocDivNum { -text-align: right; -min-width: 10%; -border-width: 0; -} -td.tocDivNum { -padding-left: 0; -padding-right: 0.5em; -} -td.tocPageNum { -padding-left: 0.5em; -padding-right: 0; -} -td.tocDivTitle { -width: auto; -} -p.tocPart, .par.tocPart { -margin: 1.58em 0%; -font-variant: small-caps; -} -p.tocChapter, .par.tocChapter { -margin: 1.58em 0%; -} -p.tocSection, .par.tocSection { -margin: 0.7em 5%; -} -table.tocList td { -vertical-align: top; -} -table.tocList td.tocPageNum { -vertical-align: bottom; -} -table.inner { -display: inline-table; -border-collapse: collapse; -width: 100%; -} -td.itemNum { -text-align: right; -min-width: 5%; -padding-right: 0.8em; -} -td.innerContainer { -padding: 0; -margin: 0; -} -.index { -font-size: 80%; -} -.indextoc { -text-align: center; -} -.transcribernote { -background-color: #DDE; -border: black 1px dotted; -color: #000; -font-family: sans-serif; -font-size: 80%; -margin: 2em 5%; -padding: 1em; -} -.correctiontable { -width: 75%; -} -.width20 { -width: 20%; -} -.width40 { -width: 40%; -} -p.smallprint, li.smallprint, .par.smallprint { -color: #666666; -font-size: 80%; -} -.titlePage { -border: #DDDDDD 2px solid; -margin: 3em 0% 7em 0%; -padding: 5em 10% 6em 10%; -text-align: center; -} -.titlePage .docTitle { -line-height: 3.5em; -margin: 2em 0% 2em 0%; -font-weight: bold; -} -.titlePage .docTitle .mainTitle { -font-size: 1.8em; -} -.titlePage .docTitle .subTitle, .titlePage .docTitle .seriesTitle, -.titlePage .docTitle .volumeTitle { -font-size: 1.44em; -} -.titlePage .byline { -margin: 2em 0% 2em 0%; -font-size: 1.2em; -line-height: 1.72em; -} -.titlePage .byline .docAuthor { -font-size: 1.2em; -font-weight: bold; -} -.titlePage .figure { -margin: 2em 0% 2em 0%; -margin-left: auto; -margin-right: auto; -} -.titlePage .docImprint { -margin: 4em 0% 0em 0%; -font-size: 1.2em; -line-height: 1.72em; -} -.titlePage .docImprint .docDate { -font-size: 1.2em; -font-weight: bold; -} -div.figure { -text-align: center; -} -.figure { -margin-left: auto; -margin-right: auto; -} -.floatLeft { -float: left; -margin: 10px 10px 10px 0; -} -.floatRight { -float: right; -margin: 10px 0 10px 10px; -} -p.figureHead, .par.figureHead { -font-size: 100%; -text-align: center; -} -.figAnnotation { -font-size: 80%; -position: relative; -margin: 0 auto; -} -.figTopLeft, .figBottomLeft { -float: left; -} -.figTop, .figBottom { -} -.figTopRight, .figBottomRight { -float: right; -} -.figure p, .figure .par { -font-size: 80%; -margin-top: 0; -text-align: center; -} -img { -border-width: 0; -} -td.galleryFigure { -text-align: center; -vertical-align: middle; -} -td.galleryCaption { -text-align: center; -vertical-align: top; -} -tr, td, th { -vertical-align: top; -} -tr.bottom, td.bottom, th.bottom { -vertical-align: bottom; -} -td.label, tr.label td { -font-weight: bold; -} -td.unit, tr.unit td { -font-style: italic; -} -span.sum { -padding-top: 2px; -border-top: solid black 1px; -} -table.borderOutside { -border-collapse: collapse; -} -table.borderOutside td { -padding-left: 4px; -padding-right: 4px; -} -table.borderOutside .cellHeadTop, table.borderOutside .cellTop { -border-top: 2px solid black; -} -table.borderOutside .cellHeadBottom { -border-bottom: 1px solid black; -} -table.borderOutside .cellBottom { -border-bottom: 2px solid black; -} -table.borderOutside .cellLeft, table.borderOutside .cellHeadLeft { -border-left: 2px solid black; -} -table.borderOutside .cellRight, table.borderOutside .cellHeadRight { -border-right: 2px solid black; -} -table.verticalBorderInside { -border-collapse: collapse; -} -table.verticalBorderInside td { -padding-left: 4px; -padding-right: 4px; -border-left: 1px solid black; -} -table.verticalBorderInside .cellHeadTop, table.verticalBorderInside .cellTop { -border-top: 2px solid black; -} -table.verticalBorderInside .cellHeadBottom { -border-bottom: 1px solid black; -} -table.verticalBorderInside .cellBottom { -border-bottom: 2px solid black; -} -table.verticalBorderInside .cellLeft, table.verticalBorderInside .cellHeadLeft { -border-left: 0px solid black; -} -table.borderAll { -border-collapse: collapse; -} -table.borderAll td { -padding-left: 4px; -padding-right: 4px; -border: 1px solid black; -} -table.borderAll .cellHeadTop, table.borderAll .cellTop { -border-top: 2px solid black; -} -table.borderAll .cellHeadBottom { -border-bottom: 1px solid black; -} -table.borderAll .cellBottom { -border-bottom: 2px solid black; -} -table.borderAll .cellLeft, table.borderAll .cellHeadLeft { -border-left: 2px solid black; -} -table.borderAll .cellRight, table.borderAll .cellHeadRight { -border-right: 2px solid black; -} -tr.borderTop td, tr.borderTop th, th.borderTop, td.borderTop { -border-top: 1px solid black !important; -} -tr.borderRight td, tr.borderRight th, th.borderRight, td.borderRight { -border-right: 1px solid black !important; -} -tr.borderLeft td, tr.borderLeft th, th.borderLeft, td.borderLeft { -border-left: 1px solid black !important; -} -tr.borderBottom td, tr.borderBottom th, th.borderBottom, td.borderBottom { -border-bottom: 1px solid black !important; -} -tr.borderHorizontal td, tr.borderHorizontal th, th.borderHorizontal, td.borderHorizontal { -border-top: 1px solid black !important; -border-bottom: 1px solid black !important; -} -tr.borderVertical td, tr.borderVertical th, th.borderVertical, td.borderVertical { -border-right: 1px solid black !important; -border-left: 1px solid black !important; -} -tr.borderAll td, tr.borderAll th, th.borderAll, td.borderAll { -border: 1px solid black !important; -} -tr.noBorderTop td, tr.noBorderTop th, th.noBorderTop, td.noBorderTop { -border-top: none !important; -} -tr.noBorderRight td, tr.noBorderRight th, th.noBorderRight, td.noBorderRight { -border-right: none !important; -} -tr.noBorderLeft td, tr.noBorderLeft th, th.noBorderLeft, td.noBorderLeft { -border-left: none !important; -} -tr.noBorderBottom td, tr.noBorderBottom th, th.noBorderBottom, td.noBorderBottom { -border-bottom: none !important; -} -tr.noBorderHorizontal td, tr.noBorderHorizontal th, th.noBorderHorizontal, td.noBorderHorizontal { -border-top: none !important; -border-bottom: none !important; -} -tr.noBorderVertical td, tr.noBorderVertical th, th.noBorderVertical, td.noBorderVertical { -border-right: none !important; -border-left: none !important; -} -tr.borderAll td, tr.borderAll th, th.borderAll, td.noBorderAll { -border: none !important; -} -.cellDoubleUp { -border: 0px solid black !important; -width: 1em; -} -td.alignDecimalIntegerPart { -text-align: right; -border-right: none !important; -padding-right: 0 !important; -margin-right: 0 !important; -} -td.alignDecimalFractionPart { -text-align: left; -border-left: none !important; -padding-left: 0 !important; -margin-left: 0 !important; -} -td.alignDecimalNotNumber { -text-align: center; -} -.lgouter { -margin-left: auto; -margin-right: auto; -display: table; -} -.lg { -text-align: left; -padding: .5em 0% .5em 0%; -} -.lg h4, .lgouter h4 { -font-weight: normal; -} -.lg .lineNum, .sp .lineNum, .lgouter .lineNum { -color: #777; -font-size: 90%; -left: 16%; -margin: 0; -position: absolute; -text-align: center; -text-indent: 0; -top: auto; -width: 1.75em; -} -p.line, .par.line { -margin: 0 0% 0 0%; -} -span.hemistich { -color: white; -} -.versenum { -font-weight: bold; -} -.speaker { -font-weight: bold; -margin-bottom: 0.4em; -} -.sp .line { -margin: 0 10%; -text-align: left; -} -.castlist, .castitem { -list-style-type: none; -} -.castGroupTable { -border-collapse: collapse; -} -.castGroupTable td { -padding: 0; -margin: 0; -vertical-align: middle; -} -.castGroupBrace { -padding: 0 0.5em !important; -} -body { -padding: 1.58em 16%; -} -.pglink, .catlink, .exlink, .wplink, .biblink, .seclink { -background-repeat: no-repeat; -background-position: right center; -} -.pglink { -background-image: url(images/book.png); -padding-right: 18px; -} -.catlink { -background-image: url(images/card.png); -padding-right: 17px; -} -.exlink, .wplink, .biblink, .seclink { -background-image: url(images/external.png); -padding-right: 13px; -} -.pglink:hover { -background-color: #DCFFDC; -} -.catlink:hover { -background-color: #FFFFDC; -} -.exlink:hover, .wplink:hover, .biblink:hover { -background-color: #FFDCDC; -}body { -background: #FFFFFF; -font-family: "Times New Roman", Times, serif; -} -body, a.hidden { -color: black; -} -h1, .h1 { -padding-bottom: 5em; -} -h1, h2, .h1, .h2 { -text-align: center; -font-variant: small-caps; -font-weight: normal; -} -p.byline { -text-align: center; -font-style: italic; -margin-bottom: 2em; -} -.figureHead, .noteref, .pseudonoteref, .marginnote, p.legend, .versenum -{ -color: #660000; -} -.rightnote, .pagenum, .linenum, .pagenum a { -color: #AAAAAA; -} -a.hidden:hover, a.noteref:hover { -color: red; -} -h1, h2, h3, h4, h5, h6 { -font-weight: normal; -} -table { -margin-left: auto; -margin-right: auto; -} -.tablecaption { -text-align: center; -}.pagenum, .linenum { -speak: none; -} -</style> - -<style type="text/css"> -/* CSS rules generated from @rend attributes in TEI file */ -.xd23e6169 -{ -text-align:right; -} -.xd23e6171 -{ -text-align:right;width:4em; -} -.xd23e118width -{ -width:470px; -} -.xd23e140width -{ -width:380px; -} -.xd23e148width -{ -width:439px; -} -.xd23e4588 -{ -text-align:center; -} -.xd23e6003 -{ -text-align:center; -} -.xd23e6164 -{ -font-size:large; -} -@media handheld -{ -} -</style> -</head> -<body> - - -<pre> - -The Project Gutenberg EBook of Vaders en Zonen, by Ivan Toergenev - -This eBook is for the use of anyone anywhere in the United States and most -other parts of the world at no cost and with almost no restrictions -whatsoever. You may copy it, give it away or re-use it under the terms of -the Project Gutenberg License included with this eBook or online at -www.gutenberg.org. If you are not located in the United States, you'll have -to check the laws of the country where you are located before using this ebook. - -Title: Vaders en Zonen - -Author: Ivan Toergenev - -Release Date: November 26, 2016 [EBook #53612] - -Language: Dutch - -Character set encoding: ASCII - -*** START OF THIS PROJECT GUTENBERG EBOOK VADERS EN ZONEN *** - - - - -Produced by Jeroen Hellingman and the Online Distributed -Proofreading Team at http://www.pgdp.net/ for Project -Gutenberg. - - - - - - -</pre> - -<div class="front"> -<div class="div1 cover"><span class="pagenum">[<a href= -"#toc">Inhoud</a>]</span> -<div class="divBody"> -<p class="par first"></p> -<div class="figure xd23e118width"><img src="images/cover.jpg" alt= -"Oorspronkelijke voorkant." width="470" height="720"></div> -<p class="par"></p> -</div> -</div> -<div class="div1 titlepage"><span class="pagenum">[<a href= -"#toc">Inhoud</a>]</span> -<div class="divBody"> -<p class="par first"></p> -</div> -</div> -<div class="titlePage"> -<div class="docTitle"> -<div class="mainTitle">DE MEULENHOFF-EDITIE</div> -<div class="mainTitle">EEN ALGEMEENE BIBLIOTHEEK</div> -</div> -<div class="docImprint">UITGEGEVEN DOOR J. M. MEULENHOFF<br> -TE AMSTERDAM IN HET JAAR MCMXVIII</div> -</div> -<div class="div1 frontispiece"><span class="pagenum">[<a href= -"#toc">Inhoud</a>]</span> -<div class="divBody"> -<p class="par first"></p> -<div class="figure xd23e140width"><img src="images/frontispiece.jpg" -alt="IVAN TOERGENEF" width="380" height="476"> -<p class="figureHead">IVAN TOERGENEF</p> -</div> -<p class="par"></p> -</div> -</div> -<div class="div1 titlepage"><span class="pagenum">[<a href= -"#toc">Inhoud</a>]</span> -<div class="divBody"> -<p class="par first"></p> -<div class="figure xd23e148width"><img src="images/titlepage.png" alt= -"Oorspronkelijke titelpagina." width="439" height="720"></div> -<p class="par"></p> -</div> -</div> -<div class="titlePage"> -<div class="docTitle"> -<div class="mainTitle">VADERS EN ZONEN</div> -<div class="mainTitle">ROMAN</div> -</div> -<div class="byline">DOOR<br> -<span class="docAuthor">IVAN TOERGENEF</span><br> -IN EEN NIEUWE VERTALING UIT HET RUSSISCH<br> -MET EEN OVERZICHT EN EEN NAWOORD VAN<br> -<span class="docAuthor">ARN. SAALBORN</span></div> -<div class="docImprint">UITGEGEVEN DOOR J. M. MEULENHOFF<br> -TE AMSTERDAM AAN HET DAMRAK 88</div> -</div> -<p><span class="pagenum">[<a id="xd23e176" href="#xd23e176" name= -"xd23e176">V</a>]</span></p> -<div id="toergenef" class="div1 introduction"><span class= -"pagenum">[<a href="#toc">Inhoud</a>]</span> -<div class="divHead"> -<h2 class="main">IVAN TOERGENEF.</h2> -</div> -<div class="divBody"> -<p class="par first">Toergenefs vader was overste in een -kurassiersregiment te Orel, afstammeling van een oud-adellijk geslacht, -en gehuwd met de dochter van een zeer rijk grondbezitter. Alle -vereischten tot een echt-Russische „heerenziel” zijn dus -aanwezig bij den jongen Ivan, die de eerste jaren van zijn leven op het -moederlijk landgoed in de omgeving van Mtsensk (goev. Orlof) -doorbrengt, omgeven door lijfeigenen en slaven. In 1822 onderneemt de -familie een groote reis door Duitschland, Zwitserland en Frankrijk, -waarbij de vader een kleine hofhouding van lijfeigenen met zich voert. -Terug in Rusland vestigt men zich in Spask, als landedellieden. Het -„Adelsnest” is gebouwd, en Ivan groeit hier op, onder de -leiding van Zwitsersche en Duitsche goeverneurs, die hem en zijn -broeder Nikolaas vooral Fransch en Duitsch moeten leeren. Het Russisch -speelt een zeer ondergeschikte rol. In de geheimen der Russische taal -en letterkunde wordt de jongen ingewijd door een lijfeigen kamerdienaar -van zijn moeder, die hem in gestolen uren voorleest uit oude epische -gedichten. De oud-overste en zijn vrouw waren hard en despotisch -tegenover de leermeesters hunner kinderen. Eens wierp de vader een -goeverneur voor de oogen der jongens de trappen af, omdat zijn houding -hem niet aanstond. Het huispersoneel wordt geslagen en dit zijn de -eerste indrukken, welke de jonge schrijver van de maatschappelijke -verhoudingen in zich opneemt.</p> -<p class="par">Sedert 1834 in de hoofdstad, bestudeert Ivan de -classieken onder leiding van Duitsche professoren, in 1837 wordt hij -candidaat en gaat hij <span class="pagenum">[<a id="xd23e184" href= -"#xd23e184" name="xd23e184">VI</a>]</span>„schrijven”. Zijn -eerste werk is een slaafsche navolging van Byrons Manfred.</p> -<p class="par">Thans echter gevoelt hij, dat Rusland hem niet -bevredigen kan. Zijn wetensdrang drijft hem naar Duitschland en -Italië. Tusschen 1838–47 zien we hem de colleges volgen o. -a. van de Berlijnsche professoren Hegel en Ranke en weldra rukt hij -zich, ten minste theoretisch, los van het donkere Rusland, van het -leven der Russische adellijke grondbezitters vooral. „Ik stortte -mij in de zee van het W.-europeesche leven en werd een westerling, wat -ik sedert altijd gebleven ben.”</p> -<p class="par">Toch werd hij weldra medewerker aan de Sovremenik -(Tijdgenoot) en de in dit blad gepubliceerde novellen maakten hem in -korten tijd bekend en bemind bij het Russische publiek, (vooral De -Aanteekeningen van een Jager).</p> -<p class="par">Deze jonge roem kon hem echter niet met Rusland -verzoenen en hij ging weer buitenslands. Maar de dood zijner moeder -(1850) drong hem naar zijn landgoed terug te keeren, dat hij sedert met -zijn broeder beheerde. Zijn eerste daad was, de lijfeigen-boeren vrij -te maken.</p> -<p class="par">In 1852 verscheen zijn Brief over den dood van Gogel, -naar aanleiding waarvan de censor hem een maand gevangenisstraf -bezorgde, omdat... deze heer niet hield van Gogel...! In de pers heette -hij den eerstvolgenden tijd... „de bekende schrijver”. Men -durfde zijn naam niet noemen!</p> -<p class="par">Dit is typisch het Rusland van Nikolaas I!</p> -<p class="par">In Petersburg ontmoette hij de zangeres Pauline -Viardo-Garsia, die een groote, maar geen tragische rol in zijn leven -heeft gespeeld. In haar familie opgenomen, hechtte hij zich spoedig en -bleef levenslang jonggezel, trouw blijvend aan deze zijn eerste liefde. -Met deze familie reisde hij veel en woonde beurtelings in Baden-Baden, -Parijs of Rome.</p> -<p class="par">In de eerstvolgende jaren verschijnen zijn beste -<span class="pagenum">[<a id="xd23e200" href="#xd23e200" name= -"xd23e200">VII</a>]</span>werken. „Roedin”, als zoo veel -Russische romanfiguren een halve held, die de konsekwenties van zijn -theorieën, zijn ideaal of zijn liefde niet aandurft en voor de -daad terugschrikt; Asja, de vreemde meisjesfiguur, en het Adelsnest van -1859, waarin Lisa, de liefhebbende, geduldig wachtende vrouw, ook door -Poesjkiens Tatjana vereeuwigd in heerlijken glans van vertrouwende -liefde<a class="noteref" id="xd23e202src" href="#xd23e202" name= -"xd23e202src">1</a> en Lawretski, weer de halve-held, die zich en haar -ongelukkig maakt door zijn halfheid. Ook Eerste Liefde is van dezen -tijd. In 1861 verscheen zijn eerste groote roman Vaders en Zonen in een -Russisch Tijdschrift, een gebeurtenis en een omwenteling in zijn leven. -Van alle zijden aangevallen, zoowel van conservatieve, als van -vooruitstrevende, had hij het bewustzijn, hier iets gedaan te hebben -voor zijn land, maar voelde zich zóó teleurgesteld door -allerlei tegenstand, dat hij met het plan omging, de pen neer te -leggen.</p> -<p class="par">Pauline Viardo was intusschen een wijd-vermaarde -zangleerares geworden te Baden-Baden, waar Toergenef een villa liet -bouwen. Hij dichtte hier libretto’s, waarvoor Pauline muziek -schreef en die vaudevilles werden te hunnen huize opgevoerd. Beroemde -gasten, zelfs gekroonde hoofden, bezochten de soirées, welke -hier werden gegeven.</p> -<p class="par">Maart 1867 verscheen Dim (Rook), een boek, voor welks -personen Toergenef vele voorbeelden in Baden had aangetroffen. -Verwijten bleven wederom niet uit. Men verklaarde, dat de auteur het -Russische wezen niet meer begreep. Maar Toergenef liet de critiek -rustig over zich gaan en arbeidde vlijtig voort. Vele novellen -verschenen, o. a. Koning Lear der Steppe, Vorst Tropman, (de -beschrijving van de laatste oogenblikken van een ter dood veroordeelde) -e. a. <span class="pagenum">[<a id="xd23e210" href="#xd23e210" name= -"xd23e210">VIII</a>]</span></p> -<p class="par">Met het uitbreken van den Fransch-Duitschen oorlog, -verkochten Toergenef en de Viardo’s hun eigendommen in Baden en -trokken naar Parijs, al bleven Toergenefs sympathieën voorloopig -zeer stellig aan de zijde van Duitsche kunst en Duitsch leven. Maar -weldra is hij in Parijs de vriend van Flaubert en de Goncourts, en -helpt Zola en Maupassant vooruit.</p> -<p class="par">1877 verscheen Nof (Het Nieuwe) een boek, waarin hij de -nieuwe denkbeelden der jonge menschen dier dagen, zoowel in Rusland als -in het Buitenland schetste. Het gaat om de bevrijding van het volk, -maar zooals gewoonlijk is de held niet opgewassen tegen den strijd. -Machteloos wordt hij het slachtoffer van zijn machteloos ideaal. -Verontwaardiging was wederom de houding van het Russische publiek. Hij -besloot nogmaals, niet meer te schrijven en hield dat drie jaar vol, -tot een reis naar zijn vaderland hem bewees, hoe lief de Russen hun -schrijver hadden. Zijn gezondheidstoestand ging sinds 1881 achteruit, -en in Augustus 1883 overleed hij in zijn villa te Bongival bij Parijs. -Zijn lijk werd in Petersburg ter aarde besteld in tegenwoordigheid van -tallooze belangstellenden.</p> -<p class="par">Heel anders dus als het leven van een Nekrassof, een -Dostojefski verloopt zijn leven in de zorgelooze weelde der Europeesche -hoofdsteden. Maar nooit verloochent zich ook in hem, „de -Russische ziel”, de Russische kunstenaar, zoeker naar waarheid, -mee-lijdende mensch, teeder-ontroerde melancholicus, diep-overtuigd van -de menschelijke onmacht. De adel echter, die hij van zijn geslacht -heeft geërfd, uit zich in den altijd harmonischen bouw en -wel-verzorgden stijl zijner romans en novellen. Ook in dit opzicht dus -onderscheidt hij zich van de groote mannen-uit-het-volk. <span class= -"pagenum">[<a id="pb1" href="#pb1" name="pb1">1</a>]</span></p> -</div> -<div class="footnotes"> -<hr class="fnsep"> -<div class="footnote-body"> -<p class="par footnote"><span class="label"><a class="noteref" id= -"xd23e202" href="#xd23e202src" name="xd23e202">1</a></span> Jevgenij -Onegin, een roman in verzen van 1825. <a class="fnarrow" href= -"#xd23e202src">↑</a></p> -</div> -</div> -</div> -</div> -<div class="body"> -<div id="ch1" class="div1 chapter"><span class="pagenum">[<a href= -"#toc">Inhoud</a>]</span> -<div class="divHead"> -<h2 class="main">I.</h2> -</div> -<div class="divBody"> -<p class="par first">—En, Peter, zie je nog niets? vroeg den -twintigsten Mei 1859 op den ... straatweg een man van 45 jaren, die een -overjas en geruite broek droeg en blootshoofds en bestoft voor de deur -eener herberg stond. Zijn knecht, jong en flink, had ronde wangen, -kleine fletse oogen en een ronde kin met kleurloos dons bedekt, en -verried met zijn gepommadeerde haren, zijn steenen oorringen, zijn -weloverwogen gebaren, den mensch eener nieuwe, vooruitstrevende -generatie. Beleefdheidshalve keek hij nog al onverschillig den -straatweg af en antwoordde afgemeten:</p> -<p class="par">—Er is volstrekt niets te zien!</p> -<p class="par">—Zie je niets? vroeg de heer.</p> -<p class="par">—Volstrekt niets, herhaalde de ander.</p> -<p class="par">De heer zuchtte en ging op de bank zitten. Wij zullen -hem den lezer voorstellen, terwijl hij daar zoo zit met over elkaar -geslagen beenen en zijn blikken peinzend weiden laat.</p> -<p class="par">Hij heet Nikolaas Petrowitsj Kirsanof en bezit een goed -stuk land met twee honderd boeren, ongeveer vijftien werst van de -herberg verwijderd. <span class="pagenum">[<a id="pb2" href="#pb2" -name="pb2">2</a>]</span>Daar heeft hij een pachthoeve (zooals hij dat -gaarne noemt sedert de nieuwe regeling met de boeren) die een -tweeduizend desjatien omvat. Zijn vader, een van onze generaals van -1812, een man zonder veel beschaving, ruw, een echte Rus, maar niet -slecht, had zijn leven lang geluierd. Brigade- en later -divisie-commandant, woonde hij meestal in de provincie, waar hij in -zijn dorp een vrij belangrijke rol speelde.</p> -<p class="par">Nikolaas Petrowitsj was in Zuid-Rusland geboren, evenals -zijn oudere broeder Paul, over wien we later zullen spreken. Tot zijn -veertiende levensjaar was hij opgevoed door goeverneurs, en hoe minder -geld aan die opvoeding besteed werd, des te aangenamer was het den -generaal. Slaafs-welwillende adjudanten en andere baantjes-bekleeders, -behoorend bij den generalen staf, vormden zijn omgeving.</p> -<p class="par">Zijn moeder, uit de familie Koliazin en die als meisje -Agatha heette, had sedert haar huwelijk den naam Agathokleja -Koezminisjna Kirsanova aangenomen en onderscheidde zich bij haar -optreden in niets van andere hoofdofficiersvrouwen. Zij droeg prachtige -hoeden, ruischende zijden kleeren, trad in de kerk altijd het eerst -naar voren om het kruis te kussen, praatte veel en druk, reikte iederen -morgen haar kinderen de hand tot een kus en gaf hun iederen avond haar -zegen, kortom, ze leefde voor haar genoegen.</p> -<p class="par">Ofschoon Nikolaas Petrowitsj, als de zoon van een -generaal niet uitmuntte door dapperheid, werd hij toch evenals zijn -broeder Paul bestemd voor den militairen dienst. Maar op den dag, dat -hij <span class="pagenum">[<a id="pb3" href="#pb3" name= -"pb3">3</a>]</span>bij zijn regiment ingelijfd zou worden, brak hij een -been, bracht twee maanden door te bed en hinkte sedert zijn leven lang. -De vader moest afzien van zijn militaire plannen en plaatste hem in den -civielen dienst. Hij bracht hem naar St. Petersburg, zoodra hij zijn -achttiende jaar had voltooid en liet hem de universiteit bezoeken. In -hetzelfde jaar verwierf zijn broeder den officiersrang in een -garderegiment. De jonge lieden betrokken eenzelfde woning onder het -lichte toezicht van een oom van moeders zijde, Ilja<a class="noteref" -id="xd23e245src" href="#xd23e245" name="xd23e245src">1</a> Koljazin, -een hooggeplaatst ambtenaar. De vader was teruggekeerd tot zijn divisie -en zijn echtgenoote en nu en dan zond hij zijn zoons kwarto vellen -grijs papier beschreven met een handschrift vol sierlijke krullen. Aan -het slot van deze epistels las men in een zorgvuldig omcirkelde -handteekening de woorden: „Peter Kirsanof, -generaal-majoor.” In ’t jaar 1835 verliet Nikolaas -Petrowitsj de universiteit als candidaat en in datzelfde jaar verhuisde -generaal Kirsanof, die na een onverwachte inspectie pensioen gekregen -had, voor goed naar Petersburg met zijn vrouw. Hij huurde een huis bij -den Taurischen Tuin en werd opgenomen in de Engelsche Club, maar -plotseling overleed hij aan een beroerte. Agathokleja Koezminisjna -volgde hem spoedig in het graf, zij vermocht zich niet te schikken in -het doffe hoofdstadsleven. Het verdriet, als ’t ware ontslagen te -zijn, knakte haar ten slotte. Nikolaas Petrowitsj echter was, nog -vóor den dood zijner ouders en tot hun <span class= -"pagenum">[<a id="pb4" href="#pb4" name="pb4">4</a>]</span>bittere -teleurstelling verliefd geworden op de dochter van den beambte -Prepolovenski, bij wien hij inwoonde, een lief en zooals gezegd werd, -een ontwikkeld meisje: zij las in de tijdschriften de ernstige -artikelen in de afdeeling: wetenschap. Hij trouwde haar, zoodra de -treurtijd voorbij was, liet zijn betrekking aan het ministerie der -domeinen, welke hij door voorspraak van zijn vader gekregen had, in den -steek en gelukzalig trok hij met zijn Masja eerst naar een landhuis van -het Boschkundig Instituut, later naar de stad in een kleine, aardige -woning met een killen salon en goed onderhouden trap, eindelijk echter -vestigde hij zich op het land, en daar werd hem zijn zoon Arkadiej -geboren. De echtgenooten leefden goed en rustig, zij lieten elkander -nooit alleen, lazen gezamenlijk, speelden samen quatre-main, en zongen -duetten. Zij kweekte bloemen en zorgde voor het pluimvee. Hij ging bij -tijd en wijle op jacht en hield zich bezig met landbouw. En Arkadiej -groeide en groeide even welgemoed en rustig.</p> -<p class="par">Tien jaren gingen als een droom voorbij. In het jaar -1847 overleed de vrouw. Hij trok zich dien slag zoozeer aan, dat hij in -enkele weken grijs werd. Hij maakte toebereidselen voor een -buitenlandsche reis, want hij wilde vergeten, toen het jaar ’48 -reizen onmogelijk maakte. Hij keerde gedwongen naar zijn land terug, -leefde langen tijd in niets doen en begon eindelijk aan agrarische -reorganisatie. In 1855 zond hij zijn zoon naar de universiteit, woonde -drie winters met hem samen in Petersburg, ging weinig uit en hield zich -veel bezig met de jonge vrienden van <span class="pagenum">[<a id="pb5" -href="#pb5" name="pb5">5</a>]</span>Arkadiej. Den winter daarop kon hij -niet komen en wij zien hem in Mei 1859, reeds geheel grijs, vadzig, min -of meer gebogen. Hij wacht zijn zoon, die, evenals hij zelf weleer, den -titel van candidaat heeft verworven.</p> -<p class="par">De bediende was uit fijngevoeligheid of omdat hij -wellicht niet onder de oogen van zijn meester wilde blijven, naar -binnen gegaan en had zijn pijp gestopt.</p> -<p class="par">Nikolaas Petrowitsj liet het hoofd hangen en begon naar -de oude treden van de stoep te staren: een groote, bonte kip stapte op -en neer, krachtig met haar lange gele pooten; een vuile kat begluurde -haar niet zeer vriendschappelijk van af de leuning, waarop zij zat. De -zon stak. Uit het half-donkere vertrek, vlak achter den ingang der -herberg gelegen, kwam de geur van versch gebakken roggebrood. Onze -Nikolaas Petrowitsj begon te droomen. „Mijn jongen... -candidaat... Arkasja...” Onophoudelijk gingen hem die woorden -door het hoofd. Hij trachtte te denken aan den een of anderen vriend en -wederom keerde dat eene terug. Hij dacht aan zijn vrouw... „zij -heeft niet gewacht,” fluisterde hij weemoedig. Een groote, -blauwgrijze duif streek neer op den weg en trippelde naar een waterplas -bij den put. Nikolaas Petrowitsj keek hiernaar, maar zijn oor vernam -reeds in de verte het geluid van een reiskoets.</p> -<p class="par">—Dat zouden ze wel kunnen zijn, meende de knecht, -terwijl hij uit de deur te voorschijn kwam.</p> -<p class="par">Nikolaas Petrowitsj sprong op en tuurde den weg af. Daar -verscheen een tarantas, bespannen met drie paarden. In den wagen -onderscheidde <span class="pagenum">[<a id="pb6" href="#pb6" name= -"pb6">6</a>]</span>hij de klep van een studentenpet en de bekende -trekken van een geliefd gelaat.</p> -<p class="par">—Arkasja! Arkasja! riep Kirsanof en stormde met -opgeheven armen vooruit. Enkele oogenblikken later kusten zijn lippen -reeds de baardlooze, door de zon gebruinde, bestofte wangen van den -jongen candidaat.</p> -</div> -<div class="footnotes"> -<hr class="fnsep"> -<div class="footnote-body"> -<p class="par footnote"><span class="label"><a class="noteref" id= -"xd23e245" href="#xd23e245src" name="xd23e245">1</a></span> -Elias. <a class="fnarrow" href="#xd23e245src">↑</a></p> -</div> -</div> -</div> -<div id="ch2" class="div1 chapter"><span class="pagenum">[<a href= -"#toc">Inhoud</a>]</span> -<div class="divHead"> -<h2 class="main">II.</h2> -</div> -<div class="divBody"> -<p class="par first">—Laat ik me eerst wat opknappen, papaatje, -zei Arkadiej met een ietwat door de reis vermoeide, maar welluidende, -jonge stem, terwijl hij de vaderlijke liefkoozingen met blijdschap -beantwoordde,—ik maak u heelemaal stoffig!</p> -<p class="par">—Dat is niets, dat is niets, antwoordde Nikolaas -Petrowitsj met een gevoeligen glimlach en tweemaal sloeg hij met de -hand den kraag van de jas van zijn zoon en van zijn eigen overjas -af.—Laat je eens bekijken, laat je eens bekijken, ging hij voort, -deed eenige passen achteruit, liep toen haastig naar het posthuis, en -riep: „Vooruit, vooruit, de paarden!”</p> -<p class="par">Nikolaas Petrowitsj scheen meer opgewonden dan zijn -zoon. Hij was zeer onrustig en scheen ergens bang voor. Arkadiej hield -hem staande.</p> -<p class="par">—Papaatje, zei hij, mag ik je mijn lieven vriend -Bazarof voorstellen, over wien ik je zoo dikwijls geschreven heb? Hij -is zoo vriendelijk, eenigen tijd bij ons door te willen brengen.</p> -<p class="par">Kirsanof keerde zich haastig om en trad toe op een man -van groote gestalte, in een langen <span class="pagenum">[<a id="pb7" -href="#pb7" name="pb7">7</a>]</span>mantel met kwasten gehuld, die op -dat oogenblik uit de reiskoets stapte. Hij schudde hem krachtig, zijn -breede, roode hand, die deze hem niet dadelijk had toegestoken.</p> -<p class="par">—Van harte gaarne, zei hij, ik ben verheugd over -uw goed voornemen, ons te bezoeken. Mag ik zoo vrij zijn, u te vragen -naar uw en uws vaders naam?</p> -<p class="par">—Jevgeni Wassiljef, antwoordde Bazarof, met trage, -maar forsche stem en den kraag van zijn mantel neerslaande, toonde hij -Nikolaas Petrowitsj zijn geheele gezicht. Langwerpig en mager, met een -breed voorhoofd, een neus, van boven breed, naar onderen spits -toeloopend, groote groenachtige oogen en lange bakkebaarden van -twijfelachtige kleur; een rustige glimlach verlevendigde zijn gezicht, -dat zelfvertrouwen en intelligentie uitdrukte.</p> -<p class="par">—Ik hoop, mijn beste Jevgeni Wassilitsj, dat ge u -niet vervelen zult bij ons, ging Nikolaas Petrowitsj voort.</p> -<p class="par">De dunne lippen van Bazarof gingen nauwelijks open, maar -hij antwoordde niet en nam alleen even zijn muts af. Zijn kastanjebruin -haar, lang en dicht, liet de machtige welving van zijn breed voorhoofd -open.</p> -<p class="par">—Nu dan, Arkadiej, vroeg Nikolaas Petrowitsj weer -aan zijn zoon, zullen we dadelijk de paarden laten inspannen of wil -jullie eerst wat uitrusten?</p> -<p class="par">—Thuis zullen we rusten, papaatje, laat maar -inspannen.</p> -<p class="par">—Dadelijk, dadelijk, antwoordde de -vader.—He, Peter, hoor je? Maak, dat we vlug wegkunnen, -broedertje! <span class="pagenum">[<a id="pb8" href="#pb8" name= -"pb8">8</a>]</span></p> -<p class="par">Peter, die in zijn hoedanigheid van voorbeeldig dienaar, -niet de hand zijns meesters was komen kussen, maar hem slechts van -verre gegroet had, verdween schielijk achter de staldeuren.</p> -<p class="par">—Ik ben hier met een rijtuig, maar voor jouw -reiskoets zal er ook wel een driespan zijn, zei Nikolaas Petrowitsj -bezorgd; intusschen dronk Arkadiej water uit een ijzeren kroes, hem -door de waardin van het posthuis gebracht, maar Bazarof stopte zijn -pijp en stapte op den koetsier toe, die bezig was, de paarden uit te -spannen.</p> -<p class="par">—En, ging hij voort, er zijn maar twee plaatsen in -mijn rijtuig en nu weet ik niet, hoe je vriend...</p> -<p class="par">—Hij gaat in de tarantas, antwoordde Arkadiej -half-luid. Maak u over hem alstublieft niet ongerust. Hij is een flinke -jongen, heel eenvoudig, u zult zien.</p> -<p class="par">De koetsier van Nikolaas Petrowitsj kwam met de -paarden.</p> -<p class="par">—Vooruit, haast je wat, dikkop! riep Bazarof den -koetsier toe.</p> -<p class="par">—Hoor je, Mitioecha, zei een ander postiljon, die -op eenigen afstand met zijn handen in de zakken van zijn pelsjas -stond.—Hoe heeft de heer je genoemd? Dikkop! Dat ben je ook!</p> -<p class="par">Mitioecha nam alleen maar zijn muts af en trok het -zweetende middenpaard aan den teugel.</p> -<p class="par">—Vlug, vlug, jongens, help eens een handje, riep -Nikolaas Petrowitsj, er zal wel een borrel overschieten!</p> -<p class="par">Enkele minuten en de paarden waren ingespannen. De vader -stapte met zijn zoon in het rijtuig. Peter sprong op den bok. Bazarof -ging <span class="pagenum">[<a id="pb9" href="#pb9" name= -"pb9">9</a>]</span>in de reiskoets, leunde het hoofd tegen een lederen -kussen en weg reden de beide equipages.</p> -</div> -</div> -<div id="ch3" class="div1 chapter"><span class="pagenum">[<a href= -"#toc">Inhoud</a>]</span> -<div class="divHead"> -<h2 class="main">III.</h2> -</div> -<div class="divBody"> -<p class="par first">—Zoo ben je dan eindelijk candidaat en op -weg naar huis, sprak Nikolaas Petrowitsj, klopte hem nu eens op de -knieën, dan weer op zijn schouders.</p> -<p class="par">—Eindelijk!</p> -<p class="par">—Hoe is ’t met oom? Gezond? vroeg Arkadiej, -die, niettegenstaande zijn oprechte, bijna kinderlijke blijdschap, -liever een wat kalmer toon in het gesprek zag aangenomen.</p> -<p class="par">—Hij is wel. Hij had eerst met mij mee willen gaan -jou tegemoet rijden. Maar hij is van plan veranderd.</p> -<p class="par">—Hebt u lang op mij gewacht? vroeg Arkadiej.</p> -<p class="par">—Ja, bijna vijf uur.</p> -<p class="par">—Beste papaatje!</p> -<p class="par">Arkadiej keerde zich levendig tot zijn vader en drukte -hem een kus op de wang. Nikolaas Petrowitsj glimlachte even.</p> -<p class="par">—Je zult zien, wat voor een paard ik voor je heb, -zei hij. Je zult zien. En je kamer is opnieuw behangen.</p> -<p class="par">—Is er ook een kamer voor Bazarof?</p> -<p class="par">—Voor hem zal ook een kamer gevonden worden.</p> -<p class="par">—Wees vriendelijk tegen hem, papa. Ik kan -<span class="pagenum">[<a id="pb10" href="#pb10" name= -"pb10">10</a>]</span>u niet zeggen hoe ik op zijn vriendschap gesteld -ben.</p> -<p class="par">—Ken je hem al lang?</p> -<p class="par">—Nog niet lang.</p> -<p class="par">—Daarom heb ik hem den laatsten winter niet -gezien. Wat doet hij alzoo?</p> -<p class="par">—Zijn hoofdvak is natuurwetenschappen. Maar hij -weet alles. Het volgend jaar zal hij zijn doctorsgraad halen.</p> -<p class="par">—Aha, hij studeert dus medicijnen, antwoordde -Nikolaas Petrowitsj en zweeg toen.</p> -<p class="par">—Peter, riep hij dezen toe en wees met de hand, -gaan daar niet van onze boeren?</p> -<p class="par">Peter keek den kant uit, die zijn heer hem gewezen had. -Eenige karren, met paarden zonder toom ervoor, reden snel langs een -smallen landweg. Op elke kar zaten een of twee boeren met de pelzen -open.</p> -<p class="par">—Ja waarachtig, antwoordde Peter.</p> -<p class="par">—Waar gaan die naar toe? Naar stad soms?</p> -<p class="par">—Waarschijnlijk wel naar stad. Naar de kroeg, zei -hij op verachtenden toon, en wendde zich tot den koetsier, als om zich -op hem te beroepen. Maar deze roerde zich niet, hij was een man van het -oude regiem en niet toegankelijk voor de nieuwe denkbeelden.</p> -<p class="par">—De boeren veroorzaken mij veel zorg dit jaar, -sprak Nikolaas Petrowitsj, en keerde zich tot zijn zoon. Ze betalen hun -pacht niet. Wat zou jij doen?</p> -<p class="par">—Bent u tevreden met de loonarbeiders?</p> -<p class="par">—Ja, antwoordde Nikolaas Petrowitsj tusschen de -tanden door. Maar ze worden opgestookt, dat <span class= -"pagenum">[<a id="pb11" href="#pb11" name="pb11">11</a>]</span>is de -kwaal. En dan werken ze niet met den echten ijver. En vernielen de -spannen der paarden. Zij ploegen ook, maar hoe? Er is gemalen. Meel zal -er wel zijn. Doe jij tegenwoordig soms aan landbouw?</p> -<p class="par">—Er is hier geen schaduw, dat is jammer, zei -Arkadiej zonder op de laatste vraag te antwoorden.</p> -<p class="par">—Ik heb aan de noordzijde boven het balkon een -groote markies laten aanbrengen, antwoordde Nikolaas Petrowitsj, we -kunnen nu in de buitenlucht eten.</p> -<p class="par">—Dat zal wel erg op een villa lijken. Maar dat is -het minste. Wat is de lucht hier zuiver! Wat ruikt dat heerlijk. -Werkelijk, ik geloof, dat het nergens ter wereld zoo ruikt, als in deze -streken. En dan die hemel hier...</p> -<p class="par">Arkadiej zweeg plotseling, wierp een steelschen blik -achter zich en hield zich stil.</p> -<p class="par">—Natuurlijk, antwoordde Nikolaas Petrowitsj, je -bent hier geboren en dus moet alles je hier bizonder...</p> -<p class="par">—Nu, papaatje, dat is vrijwel onverschillig, waar -iemand geboren is.</p> -<p class="par">—Maar...</p> -<p class="par">—Neen, dat doet er werkelijk niet toe.</p> -<p class="par">Nikolaas Petrowitsj keek zijn zoon van terzijde aan en -het voertuig legde een halve werst af, voordat zij het gesprek -hervatten.</p> -<p class="par">—Ik herinner mij niet, of ik je geschreven heb, -begon Nikolaas Petrowitsj, dat je oude min, Jegorovna gestorven is.</p> -<p class="par">—Is het waar? Het arme oudje! En Prokofitsj, leeft -nog?</p> -<p class="par">—Die leeft nog en is volstrekt niet veranderd. -<span class="pagenum">[<a id="pb12" href="#pb12" name= -"pb12">12</a>]</span>Hij bromt nog als van ouds. Waarschijnlijk zul je -geen groote verandering aantreffen op Marjino.</p> -<p class="par">—Hebt u nog denzelfden opzichter?</p> -<p class="par">—Nee, hierin heb ik verandering gebracht. Ik -besloot, niet langer vrijgelaten, gewezen-lijfeigenen in dienst te -houden, of tenminste hun geen verantwoordelijke posten te geven.</p> -<p class="par">Arkadiej wees met de oogen naar Peter.</p> -<p class="par">—<span lang="fr">Il est libre. En effet</span>, -fluisterde Nikolaas Petrowitsj. Maar hij is kamerdienaar! Ik heb nu een -opzichter uit den burgerstand<a class="noteref" id="xd23e418src" href= -"#xd23e418" name="xd23e418src">1</a>, een degelijk man, naar mij -schijnt. Ik geef hem tweehonderd roebel per jaar. Overigens, ging -Nikolaas Petrowitsj voort, voorhoofd en wenkbrauwen met de hand -aanrakend, wat bij hem altijd een teeken was van innerlijke -verlegenheid, ik heb je al gezegd, dat je geen veranderingen op Marjino -zult aantreffen. Dat is evenwel niet heelemaal juist. Ik meen je te -moeten zeggen, ofschoon...</p> -<p class="par">Hij hield een oogenblik op en ging vervolgens voort in -de Fransche taal:</p> -<p class="par">—Een streng moralist zou mijn oprechtheid zeker -onpassend vinden, maar in de eerste plaats, kan het niet verborgen -blijven, in de tweede plaats weet je wel, dat ik altijd mijn bizondere -opvattingen had omtrent de betrekkingen tusschen vader en zoon. -Overigens heb je ten slotte het recht mij te veroordeelen. Op mijn -leeftijd... kortom, dit... dat meisje, over wie je waarschijnlijk veel -hebt hooren spreken...</p> -<p class="par">—Fenitsjka? vroeg Arkadiej vrijmoedig. -<span class="pagenum">[<a id="pb13" href="#pb13" name= -"pb13">13</a>]</span></p> -<p class="par">Nikolaas Petrowitsj bloosde even.</p> -<p class="par">—Spreek den naam alsjeblieft niet zoo luid... Nu, -ja, ze woont nu bij me. Ik heb twee kleine kamertjes in huis voor haar -ingericht. Overigens kan alles nog veranderd worden. - Maar waarom, -papaatje, waarom?</p> -<p class="par">—Je vriend zal bij ons logeeren;... wat -moeilijk...</p> -<p class="par">—Maak u omtrent Bazarof niet ongerust. Hij is over -al die dingen heen.</p> -<p class="par">—Ook voor jou ten slotte, zei Nikolaas Petrowitsj. -De vleugel is in slechten toestand.</p> -<p class="par">—Neem me niet kwalijk papaatje, je schijnt je te -willen verontschuldigen. Zoo nauw hoeft u het niet te nemen.</p> -<p class="par">—Dat moest ik juist wel, antwoordde Nikolaas -Petrowitsj, die meer en meer bloosde.</p> -<p class="par">—Schei uit, papaatje, schei uit alsjeblieft! -glimlachte Arkadiej.—Je voor zoo iets verontschuldigen! dacht hij -en een gevoel van teedere genegenheid voor dien zwakken en goeden -vader, vermengd met een zeker overwicht aan moreele kracht ontwaakte in -zijn ziel.</p> -<p class="par">—Laten we ophouden hierover, zei hij nog eens, -onwillekeurig genietend van het bewustzijn van eigen geestelijke -vrijheid.</p> -<p class="par">Nikolaas Petrowitsj keek naar hem door de vingers van -zijn hand, waarmede hij voortging, zijn voorhoofd te wrijven, en iets -stak hem in het hart... Maar hij klaagde zich zelve aan.</p> -<p class="par">—Hier beginnen onze velden, sprak hij na een lange -poos van zwijgen. <span class="pagenum">[<a id="pb14" href="#pb14" -name="pb14">14</a>]</span></p> -<p class="par">—Maar dat woud daar vóór, hoort dat -ook van ons? vroeg Arkadiej.</p> -<p class="par">—Ja, dat is van ons. Maar ik heb het verkocht. Dit -jaar nog zal het verdwijnen.</p> -<p class="par">—Waarom hebt u dat verkocht?</p> -<p class="par">—Ik had geld noodig. En buitendien al dit land -komt weldra aan de boeren.</p> -<p class="par">—Aan die, welke geen pacht betalen?</p> -<p class="par">—Dat is hun zaak. Maar ten slotte zullen ze wel -wat betalen.</p> -<p class="par">—Jammer van het woud, zei Arkadiej en keek in het -rond.</p> -<p class="par">De streek, waar ze doorheen reden, was niet bizonder -schilderachtig. Velden, alles velden, zich uitstrekkend tot den -horizon, zachtjes stijgend en dan weer dalend. Hier en daar kleine -boschjes; en begroeid met verschillende soorten laag struikgewas, -strekten zich ravijnen uit, herinnerend aan de afbeeldingen op de oude -kaarten uit den tijd van Catharina. Men stootte ook op beekjes met kale -oevers of op vijvers met afgebrokkelde randen en dorpen met lage hutten -onder donkere uitgerafelde rieten daken; en ellendige dorschschuren met -wanden van gevlochten takken en gapende openingen; kerken, sommige van -baksteen met afschilferend pleisterwerk, andere van hout met -scheefstaande kruisen en verwaarloosde doodenakkers.</p> -<p class="par">Het hart van Arkadiej werd min of meer beklemd.</p> -<p class="par">Alsof het met opzet geschiedde, waren alle boeren, die -zij tegenkwamen, ongelukkig van uiterlijk, op stumperige paardjes. De -wilgen langs den straatweg schenen wel bedelaars met hare kale -<span class="pagenum">[<a id="pb15" href="#pb15" name= -"pb15">15</a>]</span>stammen en afgesneden takken. Koeien, slecht -verzorgd, mager en schuw, graasden hongerig langs de slooten. Men zou -kunnen denken, dat ze met schrik ontkomen waren aan roofzuchtige -klauwen en te midden van de jonge lentepracht herinnerden die arme -dieren aan den onbarmhartigen, eindeloozen winter met zijn vorst en -sneeuwstormen.</p> -<p class="par">—Neen, peinsde Arkadiej, dat is geen rijk land, -geen welstand, geen spoor van arbeid en vlijt. Zoo kan het niet -blijven. Daar moet verandering in komen... maar hoe?...</p> -<p class="par">Het voorjaar intusschen groende rondom. Onder den -teederen adem van een luwen wind scheen alles te zwellen, het glansde -aan boomen, bosschen, velden. Overal klonken zonder ophouden de lange -trillers der leeuweriken, kieviten zweefden roepend boven de vochtige -weilanden of stapten rustig over de donkere aardkluiten. Kraaien met -hun zwart gevederte scherp afstekend tegen het zachte groen, vertoonden -zich hier en daar, alleen in de rogge, waren ze moeilijker te -onderscheiden, alleen wanneer hun zwarte koppen boven de golvende -arenzee kwamen uitsteken. Arkadiej bewonderde dit alles en zijn -ernstige gedachten vervluchtigden langzamerhand. Hij ontdeed zich van -zijn mantel en keek naar zijn vader zoo opgeruimd en kinderlijk, dat -deze niet nalaten kon hem nogmaals te omhelzen.</p> -<p class="par">—Zoodra we dien heuvel voorbij zijn, kunnen we het -huis zien liggen, zei hij. We zullen elkaar wel begrijpen, jongen. Jij -helpt ons het goed beheeren, als je lust hebt en het je niet verveelt. -<span class="pagenum">[<a id="pb16" href="#pb16" name= -"pb16">16</a>]</span>We moeten elkander goed leeren kennen, ons nauw -aaneensluiten, is ’t niet?</p> -<p class="par">—Zeer zeker, antwoordde Arkadiej,—wat een -heerlijke dag!</p> -<p class="par">—Ter eere van jouw komst, mijn jongen. Ja, de -lente staat nu op haar mooist. Trouwens, het gaat mij als -Poesjkien<span class="corr" id="xd23e490" title="Niet in bron">.</span> -Herinner je je, Jevgeni Onegin:</p> -<div class="lgouter"> -<p class="line">Hoe weemoedig maakt gij mij,</p> -<p class="line">Lente, lentetijd van liefde,</p> -<p class="line">Hoe...</p> -</div> -<p class="par first">—Arkadiej!—klonk Bazarofs stem uit den -tarantas, stuur me lucifers. Ik kan mijn pijp niet aankrijgen!</p> -<p class="par">Nikolaas Petrowitsj zweeg en Arkadiej, die met eenige -bevreemding, maar niet zonder belangstelling geluisterd had, haastte -zich Peter met een zilveren doosje naar Bazarof te sturen.</p> -<p class="par">—Wil je een sigaar? vroeg deze.</p> -<p class="par">—Graag, antwoordde Arkadiej.</p> -<p class="par">Peter bracht met het doosje een dikke, zwarte sigaar -mede terug, die Arkadiej dadelijk opstak, maar die zoo zwaar rookte, -dat Kirsanof, die nog nooit gerookt had, het hoofd afwendde, zonder -echter zijn zoon, dien hij niet wilde storen, zijn tegenzin te -toonen.</p> -<p class="par">Een kwartier later hielden de beide voertuigen stil voor -het bordes van een houten, nog nieuw huis met grijs bepleisterde muren -en rood-ijzeren dak.</p> -<p class="par">Dit was Marjino, ook wel het nieuwe Erf of door de -boeren het Oude mannenhuis genoemd. <span class="pagenum">[<a id="pb17" -href="#pb17" name="pb17">17</a>]</span></p> -</div> -<div class="footnotes"> -<hr class="fnsep"> -<div class="footnote-body"> -<p class="par footnote"><span class="label"><a class="noteref" id= -"xd23e418" href="#xd23e418src" name="xd23e418">1</a></span> <span lang= -"ru-latn">mjesjtsjanien</span> = „klein burger”, niet onze -„burger”. <a class="fnarrow" href= -"#xd23e418src">↑</a></p> -</div> -</div> -</div> -<div id="ch4" class="div1 chapter"><span class="pagenum">[<a href= -"#toc">Inhoud</a>]</span> -<div class="divHead"> -<h2 class="main">IV.</h2> -</div> -<div class="divBody"> -<p class="par first">De aankomst der heeren veroorzaakte niet dien -samenloop van huisbedienden, zooals dat vroeger het geval was. Een -klein, twaalfjarig meisje kwam aan de deur en kort daarop een jongen, -in grijze livrei met witte knoopen, die nog al op Peter leek. Dit was -de bediende van Paul Petrowitsj. Zonder te spreken opende hij het -portier en sloeg het spatleder van de tarantas neer. Kirsanof, zijn -zoon en Bazarof liepen door een donker, slecht gemeubeld vertrek, in -welks achtergrond een oogenblik de gestalte van een jonge vrouw -zichtbaar werd.</p> -<p class="par">Toen leidde hij zijn gasten binnen in een naar den -laatsten smaak ingerichte kamer.</p> -<p class="par">—Daar zijn we dan! zei Kirsanof, nam zijn muts af -en schudde zijn haren. Nu zullen we eens wat eten en dan uitrusten.</p> -<p class="par">—Daar voel ik veel voor, antwoordde Bazarof, rekte -zich uit en liet zich op de sofa vallen.</p> -<p class="par">—Ja, ja, gauw het avondeten! riep Kirsanof en -stampte met den voet op den grond, zonder eigenlijk te weten, -waarom.</p> -<p class="par">—Daar komt juist Prokofitsj aan!</p> -<p class="par">Een magere man, een zestiger, met wit haar en een donker -gezicht was binnen gekomen. Hij droeg een kastanjebruinen rok met -koperen knoopen en een rose-rood doekje om den hals. Hij kuste Arkadiej -de hand, begroette Bazarof en vatte, met de handen op den rug, bij de -deur post.</p> -<p class="par">—Daar hebben we hem dan, Prokofitsj, sprak -<span class="pagenum">[<a id="pb18" href="#pb18" name= -"pb18">18</a>]</span>Nikolaas Petrowitsj hem toe. Eindelijk hebben we -hem dan weer. En, hoe vind je hem?</p> -<p class="par">—In allerbeste conditie! antwoordde de oude man -glimlachend. Maar onmiddellijk trok hij zijn wenkbrauwen samen en zette -weer een ernstig gezicht.</p> -<p class="par">—Zal ik de tafel dekken? vroeg hij gewichtig.</p> -<p class="par">—Ja, maar zou Jevgenij Wassiljewitsj niet eerst -een oogenblik naar zijn kamer willen gaan?</p> -<p class="par">—Nee, dank u. Maar u wilt misschien wel zoo goed -zijn mijn koffertje en dit vod daar heen te laten brengen? vroeg hij, -terwijl hij zijn mantel uittrok.</p> -<p class="par">—Natuurlijk. Prokofitsj, neem de jas van mijnheer -mee.</p> -<p class="par">De oude kamerdienaar nam het vod met eenige verbazing -aan, hield het boven zijn hoofd en ging op zijn teenen heen.</p> -<p class="par">—En wil jij niet eerst je kamer zien, -Arkadiej?</p> -<p class="par">—Ja, ik zou me wel graag wat willen wasschen, -antwoordde deze. Maar toen hij naar de deur ging, kwam er een man -binnen, die een engelsch pak van donkere kleur, een modieuze das en -lage lakschoenen droeg. Het was Paul Petrowitsj. Hij scheen een vijf en -veertig jaar. Zijn kort geknipte haren waren grijs, maar glanzend; de -trekken in zijn jeugdig-glad gelaat, zeer regelmatig en fijn geteekend. -Men kon zien, dat hij een opvallend, mannelijk-schoon gehad moest -hebben en zijn donkere, ovaal-vormige oogen, vochtig-glanzend, trokken -onmiddellijk de aandacht. In zijn elegante verschijning leefde nog dat -jeugdig harmonische en iets edel-om-hoog-willends, <span class= -"pagenum">[<a id="pb19" href="#pb19" name="pb19">19</a>]</span>dat de -zwaarheid der aarde niet schijnt te kennen en gewoonlijk met het -twintigste jaar verdwijnt.</p> -<p class="par">Paul nam zijn wel-verzorgde hand met de roze nagels, een -hand, welker schoonheid werd verhoogd door blinkend witte manchetten, -waaraan opalen knoopen, uit den broekzak en stak haar zijn neef toe. En -na deze Europeesche shake-handsformaliteit gaf hij hem op Russische -wijze drie kussen, dat wil zeggen, hij raakte met zijn geparfumeerde -snor driemaal de wang van den ander en zei:</p> -<p class="par">—Welkom.</p> -<p class="par">Zijn broeder stelde hem aan Bazarof voor, wien hij -echter niet de hand reikte, hij boog nauwelijks even licht het -hoofd.</p> -<p class="par">—Ik dacht al, dat jullie niet meer zouden komen -vandaag, zeide hij met hooge, aangename stem, toonde daarbij zijn -blanke, mooie tanden en wiegde lichtelijk in de heupen.</p> -<p class="par">—Is jullie iets overkomen onderweg?</p> -<p class="par">—Ons is niets overkomen, antwoordde Arkadiej. Maar -we hebben het op ons gemak gedaan. Maar nu hebben we honger als de -wolven. Laat Prokofitsj wat voortmaken, papa. Ik ben dadelijk -terug.</p> -<p class="par">—Wacht, ik ga met je mee, riep Bazarof en sprong -van de sofa op. En de jonge lieden gingen de kamer uit.</p> -<p class="par">—Wie is die man? vroeg Paul Petrowitsj.</p> -<p class="par">—Een vriend van Arkadiej. Een zeer intelligent -mensch, zooals hij zegt.</p> -<p class="par">—Blijft hij hier logeeren?</p> -<p class="par">—Ja. <span class="pagenum">[<a id="pb20" href= -"#pb20" name="pb20">20</a>]</span></p> -<p class="par">—Die ongelikte beer?</p> -<p class="par">—Waarschijnlijk.</p> -<p class="par">Paul trommelde met zijn vingers op de tafel.</p> -<p class="par">—Ik vind, dat Arkadiej <span lang="fr">s’est -dégourdi</span>, ging hij voort. Het doet me genoegen, hem weer -eens te zien.</p> -<p class="par">Het eten verliep vrijwel in stilte. Bazarof sprak -nagenoeg niet, maar at des te meer. Kirsanof vertelde allerlei -voorvallen uit zijn pachtersleven, zooals hij het noemde, en gaf zijn -denkbeelden ten beste over de maatregelen, die de regeering ten -opzichte der maatschappelijke kwesties had te nemen. Paul, die nooit at -’s avonds, liep langzaam op en neer, dronk nu en dan een teug -wijn uit een klein glas en antwoordde maar heel zelden met een enkel: -Hm! Zoo! Ja...</p> -<p class="par">Arkadiej vertelde nieuwtjes uit <span class="corr" id= -"xd23e597" title="Bron: Peterburg">Petersburg</span>, hij voelde zich -wat verlegen. Hij gebruikte onnoodig lange zinnen, vermeed het woord -papa uit te spreken en verving het zelfs soms door „Vader.” -Maar aarzelend en nauwelijks verstaanbaar. Met gemaakte -onverschilligheid schonk hij zich veel meer wijn in dan hem smaakte en -achtte het zijn plicht, ook zooveel te drinken. Prokofitsj verloor hem -niet uit het oog en bewoog voortdurend de lippen, alsof hij kauwde. -Bijna dadelijk na het avondeten, ging men uiteen.</p> -<p class="par">—Weet je, die oom van jou is een rare. snijboon! -zei Bazarof, die op Arkadiej’s bed was gaan zitten en een kort -pijpje rookte.</p> -<p class="par">—Zoo een dandy op het platte land, dat is -zeldzaam! En die nagels. Die zouden naar een tentoonstelling kunnen! -<span class="pagenum">[<a id="pb21" href="#pb21" name= -"pb21">21</a>]</span></p> -<p class="par">—Weet je niet, dat hij een veroveraar was in zijn -tijd? antwoordde Arkadiej. Ik heb je eens zijn geschiedenis verteld. -Hij was een betooverend man en bracht alle vrouwen het hoofd op -hol.</p> -<p class="par">—Dat is het dus. Hij leeft nog in de herinnering -aan dien tijd. Jammer, dat hier geen veroveringen te maken zijn. Ik kan -er niet genoeg van krijgen, hem te bestudeeren. Wat een boord! Lijkt -wel van marmer! En zoo fijn geschoren! Weet je wel, dat dat eigenlijk -erg belachelijk is?</p> -<p class="par">—Dat geef ik toe, maar hij is toch een uitmuntend -mensch.</p> -<p class="par">—Een echt stuk antiquiteit. Je vader, dat is een -kerel! alleen moest hij niet zooveel gedichten lezen. Hij zal wel niet -veel begrijpen van argricultuur. Maar ’t is een braaf man!</p> -<p class="par">—Mijn vader is een zeldzaam mensch.</p> -<p class="par">—Heb je gemerkt, hoe verlegen hij was? Arkadiej -hief het hoofd op, om te bewijzen, dat <i>hij</i> het niet was.</p> -<p class="par">—Een eigenaardig slag menschen, die grijsharige -romantici. Ze hechten zooveel gewicht aan hun zenuwstelsel, dat het -evenwicht verloren gaat. Maar laten we nu gaan slapen. Ik heb wel een -engelsche waschtafel in mijn kamer. Maar de deur sluit niet goed. Maar -dat is minder. Die Engelsche waschinrichting is tenminste een -vooruitgang.</p> -<p class="par">Bazarof ging en Arkadiej gevoelde zich diep-behagelijk. -Het is goed, te slapen onder vaders dak, in het welbekende, oude bed, -onder dekens, die bevriende handen hebben genaaid, teedere, nooit -vermoeide handen van een zoogster, die het kind heeft groot gebracht. -Arkadiej dacht <span class="pagenum">[<a id="pb22" href="#pb22" name= -"pb22">22</a>]</span>aan Jegorovna en wenschte haar de eeuwige -gelukzaligheid. Bidden deed hij echter niet.</p> -<p class="par">De jonge menschen sliepen weldra. Andere bewoners van -het huis evenwel niet. De komst van Arkadiej had Kirsanof ten zeerste -opgewonden. Hij ging wel te bed, maar liet het licht branden. Het hoofd -op den arm gesteund, lag hij peinzend, langen tijd.</p> -<p class="par">Zijn broeder bleef in een grooten leunstoel tot na -middernacht bij het kolenvuur zitten. Hij had zich niet uitgekleed, -alleen de lakschoenen waren vervangen door roode, chineesche muilen. -Hij had het laatste deel van Galignani in de hand, maar las niet. Zijn -oogen droomden naar het kolenvuur, waar een vage vlam flakkerde. God -weet, wat hij dacht. Maar het was niet alleen het verleden. Iets -sombers, in zich gekeerds lag over zijn wezen...</p> -<p class="par">En in een klein kamertje, aan de achterzijde van het -huis, zat een jonge vrouw, Fenitsjka, een blauw manteltje om en een -witten doek over het hoofd. Ofschoon ze zich nauwelijks wakker kon -houden, was haar aandacht gericht op een half-openstaande deur, -waardoor een bedje te zien was, met een slapend kind, dat gelijkmatig -adem haalde. <span class="pagenum">[<a id="pb23" href="#pb23" name= -"pb23">23</a>]</span></p> -</div> -</div> -<div id="ch5" class="div1 chapter"><span class="pagenum">[<a href= -"#toc">Inhoud</a>]</span> -<div class="divHead"> -<h2 class="main">V.</h2> -</div> -<div class="divBody"> -<p class="par first"><span class="corr" id="xd23e639" title= -"Bron: Barazof">Bazarof</span> was het eerst wakker den volgenden -morgen en ging weldra naar buiten.</p> -<p class="par">—Mooi is het land bepaald niet, dacht hij. Toen -Kirsanof zijn boeren vrij gemaakt had, hield hij voor zich ongeveer -vier desjatienen vlak en onbebouwd terrein. Hierop zette hij zijn huis -en de andere gebouwen. Terzijde liet hij een tuin aanleggen met een -vijver en twee bronnen. Maar de boomen wilden niet goed, de vijver -slibde dicht en de bronnen hadden te groot zoutgehalte. Alleen was er -een prieel van vlierstruiken en acacia’s, die wel eenigen schaduw -gaven, en nu was men gewoon, daar te middagmalen en thee te drinken. -Bazarof doorliep haastig alle paden van den tuin, bezichtigde -hoenderhof en stal, trof twee erfknechtjes, met wie hij dadelijk kennis -maakte en nam hen mee naar een poel, op eenigen afstand van het huis, -om kikvorschen te vangen.</p> -<p class="par">—Waar hebt u die voor noodig, heer? vroeg een van -de jongens.</p> -<p class="par">—Dat zal ik je zeggen, antwoordde Bazarof, die de -bizondere gave bezat, menschen uit het volk vertrouwen in te boezemen, -ofschoon hij hen toch, nauw merkbaar, op een afstand wist te -houden.</p> -<p class="par">—Ik snijd de beesten open, om te zien, wat daar -van binnen gebeurt. Wij zijn ook zulke kikvorschen, jij en ik, maar dan -op twee beenen. En zoo leer ik dus, wat er bij ons van binnen gebeurt. -<span class="pagenum">[<a id="pb24" href="#pb24" name= -"pb24">24</a>]</span></p> -<p class="par">—En waarom wilt u dat weten?</p> -<p class="par">—Om me niet te vergissen, wanneer jij ziek wordt -en ik je helpen moet.</p> -<p class="par">—Bent u dan een dokter?</p> -<p class="par">—Ja.</p> -<p class="par">—Waska, hoor je dat? De heer zegt, dat wij -kikvorschen zijn!</p> -<p class="par">—Ik ben bang voor kikvorschen, antwoordde Waska. -Hij was nog heel jong, een jaar of zeven, liep blootsvoets, had wit -vlashaar en droeg een buis van grof, grauw doek.</p> -<p class="par">—Waarom zou je bang voor ze zijn? Ze bijten toch -niet? Vooruit, filosofen, het water in!</p> -<p class="par">Kort na Bazarofs uitgaan, ontwaakte ook Kirsanof en -stond op. Hij ging naar Arkadiej’s kamer. Deze was reeds gekleed. -Vader en zoon betraden het terras. Een stoomende samowar stond gereed -onder de marquise. Het kleine meisje, dat den vorigen dag de heeren had -opgewacht, kwam met fijne stem meedeelen:</p> -<p class="par">—Fedosia Nikolajevna voelt zich niet wel en laat -vragen, of u de thee zelf klaar wilt maken, of dat ze Doeniasja zal -sturen?</p> -<p class="par">—We zullen hem zelf klaar maken, antwoordde -Kirsanof snel. Wat wil je liever, Arkadiej, room of citroen?</p> -<p class="par">—Room liever, zei Arkadiej en na een oogenblik, -ging hij voort op vragenden toon:</p> -<p class="par">—Papa?...</p> -<p class="par">Nikolaas Petrowitsj keek zijn zoon eenigszins verlegen -aan.</p> -<p class="par">—Wat is er? vroeg hij.</p> -<p class="par">Arkadiej sloeg de oogen neer. <span class= -"pagenum">[<a id="pb25" href="#pb25" name="pb25">25</a>]</span></p> -<p class="par">—Neem me niet kwalijk, papa, als mijn vraag u -onaangenaam is. Maar uw openhartigheid van gisteren, geeft mij het -recht, ook openhartig te zijn. Zult u niet boos zijn?</p> -<p class="par">—Spreek maar...</p> -<p class="par">—U moedigt me aan... Als Fe... als <i>zij</i> niet -komt voor de thee, ben ik daar de schuld van?</p> -<p class="par"><span class="corr" id="xd23e694" title= -"Bron: Kirsanoff">Kirsanof</span> wendde het hoofd af.</p> -<p class="par">—Misschien, antwoordde hij. Ze denkt... ze schaamt -zich...</p> -<p class="par">Arkadiej wierp een snellen blik naar zijn vader.</p> -<p class="par">—Dan heeft ze groot ongelijk, antwoordde hij. U -kent mijn opvattingen. Het zou mij bizonder onaangenaam zijn, indien ik -ook maar de minste stoornis te weeg zou brengen in uw levenswijs. -Buitendien weet ik, dat u geen slechte keus hebt gedaan, en dat zij het -ook verdient, onder uw dak te leven, wanneer u haar dat hebt -toegestaan. En verder is de zoon niet de rechter over zijn vader, -allerminst een vader als u, die mijn vrijheid nooit in eenig opzicht -hebt beperkt...</p> -<p class="par">Arkadiej had de eerste woorden met bevende stem -gesproken. Hij vond zich zelf edelmoedig en toch voelde hij tevens, dat -het den schijn had, alsof hij zijn vader de les las. Maar wij geven ons -gaarne aan de betoovering der eigen stem over en Arkadiej droeg het -einde van zijn speech voor met overtuiging en zelfs min of meer -rhetorisch.</p> -<p class="par">—Dank je, mijn jongen, antwoordde Nikolaas -Petrowitsj met onderdrukte stem, terwijl hij met de hand over voorhoofd -en oogen streek.—Je vermoedens zijn gegrond. Als dat meisje niet -zekere goede eigenschappen bezat... Het is meer dan <span class= -"pagenum">[<a id="pb26" href="#pb26" name="pb26">26</a>]</span>een -gril... het brengt me wel wat in verlegenheid, over die dingen met jou -te spreken, maar je zult begrijpen, dat het haar wel heel moeilijk -moest vallen, vandaag, de eerste dag van je verblijf ten onzent, te -verschijnen.</p> -<p class="par">—Als dat zoo is, zal ik zelf naar haar toe gaan, -riep Arkadiej in een nieuwe opwelling van edelmoedigheid. En hij sprong -op van zijn stoel.—Ik zal haar zeggen, dat ze zich voor mij niet -behoeft te schamen.</p> -<p class="par">—Dat gaat niet, antwoordde de ander en stond ook -op.—Doe me het genoegen en ga niet... het kan niet... er is... ik -heb het je nog niet kunnen zeggen...</p> -<p class="par">Maar de zoon luisterde al niet meer. Hij had het terras -verlaten. Kirsanof volgde hem met de oogen en zonk toen -angstig-onrustig in zijn stoel terug. Zijn hart klopte heftig. Het was -niet uit te maken, of hem die eigenaardige verhouding, die een -verwijdering kon brengen tusschen vader en zoon, duidelijk tot -bewustzijn kwam... had Arkadiej niet onkundig moeten blijven omtrent -den toestand, en had hij geen reden, zich zelfverwijten te doen om zijn -zwakheid? Al deze gedachten woelden dooreen in zijn brein. De roode -vlekken op zijn voorhoofd werden feller, en zijn hart klopte -hinderlijk.</p> -<p class="par">Toen verscheen Arkadiej weer op het terras met snelle -schreden.</p> -<p class="par">—We hebben kennis gemaakt, vader! riep hij -triumfeerend en teeder tegelijk.—Fedosia Nikolajevna voelt zich -werkelijk niet wel en zal straks komen. Maar waarom hebt u me niet -<span class="pagenum">[<a id="pb27" href="#pb27" name= -"pb27">27</a>]</span>dadelijk gezegd, dat ik een broertje heb? Ik zou -het dadelijk gekust hebben met dezelfde vreugde, als daar even!</p> -<p class="par">Nikolaas Petrowitsj wilde antwoorden, opstaan en de -armen uitstrekken. Arkadiej viel hem om den hals.</p> -<p class="par">—Nog niet genoeg omhelsd? riep Pauls stem achter -hen.</p> -<p class="par">Zijn komst was vader en zoon zeer welkom. Het is ons -niet zelden aangenaam, wanneer van buiten af een einde gemaakt wordt -aan een roerende situatie.</p> -<p class="par">—Vind je dat zoo vreemd? vroeg Kirsanof -opgewekt.—Na zooveel tijd komt hij eindelijk terug. Ik heb nog -niet eens tijd gehad, hem goed aan te zien.</p> -<p class="par">—Ik vind het volstrekt niet vreemd, antwoordde -Paul, het gaat mij evenzoo.</p> -<p class="par">Arkadiej trad op zijn oom toe, die wederom met zijn -geparfumeerde snor zijn wangen streelde.</p> -<p class="par">Paul ging zitten. Hij droeg een elegant Engelsch pak; -een kleine fez had hij op het hoofd. Dit hoofddeksel en de losgestrikte -das moesten het ongedwongene van het landleven aanduiden. Zijn stijve -gekleurde boord echter (zoo hoorde het bij zulk een morgencostuum!) -omsloot streng den goedgeschoren hals.</p> -<p class="par">—Waar is je nieuwe vriend? vroeg hij.</p> -<p class="par">—Die is al uit. Hij staat gewoonlijk vroeg op. -Bekommer u maar niet om hem. Hij houdt niet van vormelijkheid.</p> -<p class="par">—Ja, dat schijnt wel.</p> -<p class="par">Paul smeerde langzaam boter op zijn brood. <span class= -"pagenum">[<a id="pb28" href="#pb28" name="pb28">28</a>]</span></p> -<p class="par">—Denkt hij lang hier te blijven?</p> -<p class="par">—Dat weet ik niet. Hij is van plan, ook zijn vader -op te zoeken.</p> -<p class="par">—Waar woont die?</p> -<p class="par">—In ons goevernement, een tachtig werst van hier. -Daar heeft hij een bescheiden landgoed. Hij is oud-officier van -gezondheid.</p> -<p class="par">—Zoo... Den naam ken ik, geloof ik. Herinner jij -je niet een dokter Bazarof, bij de divisie van papa, Nikolaas?</p> -<p class="par">—Ja, ik meen van wel.</p> -<p class="par">—Zeker. Dus die dokter is zijn vader, zei -Paul.—Maar wat is eigenlijk de zoon? voegde hij er bedachtzaam -bij.</p> -<p class="par">—Wat hij is? lachte Arkadiej, zal ik u zeggen, wat -hij eigenlijk is, oom?</p> -<p class="par">—Wees zoo goed, beste neef.</p> -<p class="par">—Hij is <i>nihilist</i>.</p> -<p class="par">—Wat? vroeg de vader. Paul hief zijn mes op, -waaraan een klontje boter en zat onbewegelijk.</p> -<p class="par">—Ja, hij is nihilist, herhaalde Arkadiej.</p> -<p class="par">—Nihilist! zeide Kirsanof, dat woord moet afgeleid -zijn van het Latijnsche nihil, dat beduidt niets en dat is dus iemand, -die niets erkennen wil, voor zoover ik het begrijpen kan.</p> -<p class="par">—Of liever, die niets eerbiedigt, zei Paul, die -weer zijn boterham aan het smeren was.</p> -<p class="par">—Iemand, die alles beschouwt van een critisch -standpunt, antwoordde de zoon.</p> -<p class="par">—Komt dat niet op hetzelfde neer? vroeg de -oom.</p> -<p class="par">—Volstrekt niet. Een nihilist is een mensch, die -voor geen enkele autoriteit buigt, die geen <span class= -"pagenum">[<a id="pb29" href="#pb29" name="pb29">29</a>]</span>beginsel -aanvaardt zonder het critisch onderzocht te hebben, al wordt het ook -algemeen aangenomen.</p> -<p class="par">—En daarmee ben jij het eens? Is dat juist? vroeg -de oom.</p> -<p class="par">—Zooals men het opvat, er zijn menschen, die zich -daar gemakkelijk in kunnen denken, anderen weer niet.</p> -<p class="par">—Zoo? Nu, dat gaat mijn begrip te boven. Wij, -ouderwetsche menschen zijn van oordeel, dat men sommige principes (Paul -sprak dit woord in Franschen tongval, nasaal uit) moet accepteeren, -zonder critisch onderzoek, zooals jij dat noemt. <span lang="fr">Vous -avez changé tout cela.</span> Geluk er mee!<a class="noteref" -id="xd23e795src" href="#xd23e795" name="xd23e795src">1</a> Wij ouderen, -zullen ons ermee tevreden stellen, jullie... hoe zei je ook, te -bewonderen!</p> -<p class="par">—Nihilisten! antwoordde Arkadiej en beklemtoonde -iedere lettergreep.</p> -<p class="par">—Ja, wij hadden in onzen tijd Hegelianen. Nu zijn -het Nihilisten.<a class="noteref" id="xd23e806src" href="#xd23e806" -name="xd23e806src">2</a> Wij zullen zien, hoe jullie dat klaar speelt, -in het luchtledige, in het niets te leven. Maar, beste broeder, wil je -nu eens bellen? Ik zou mijn chocolade willen gebruiken!</p> -<p class="par">Nikolaas Petrowitsj belde en riep: Doeniasja!</p> -<p class="par">Maar in plaats van deze verscheen Fenitsjka zelf, een -jonge vrouw van een drie en twintig jaar, blank en mollig, met zwarte -haren en donkere oogen. Haar lippen rood en vol, als bij een kind, en -haar handen fijn en welgevormd. Ze droeg een katoenen japon en een -blauwen, erg-nieuwen <span class="pagenum">[<a id="pb30" href="#pb30" -name="pb30">30</a>]</span>halsdoek over haar ronde schouders. Een -groote kop chocolade kwam ze brengen. Terwijl ze die voor Paul -neerzette, scheen ze erg zenuwachtig en de fijne gezichtshuid kleurde -rood. Ze sloeg de oogen neer en bleef staan bij de tafel, waarop ze met -de vingertoppen steunde. Ze scheen beschaamd over haar aanwezigheid, -die ze toch voelde als iets noodzakelijks.</p> -<p class="par">Paul fronste de wenkbrauwen, Nikolaas was geheel in de -war.</p> -<p class="par">—Morgen, Fenitsjka, mompelde hij ten slotte.</p> -<p class="par">—Goeden morgen, antwoordde ze, niet hard, maar -wel-luidend. Toen ging ze langzaam weg na een steelschen blik naar -Akadiej, door dezen vriendelijk glimlachend beantwoord. Ze wiegde -ietwat in de heupen bij het loopen, maar dat stond aardig.</p> -<p class="par">Toen ze weg was, zwegen allen op het terras. Paul dronk -zijn chocolade. Langzaam hief hij het hoofd.</p> -<p class="par">—Daar heb je mijnheer de nihilist, wien het -eindelijk eens behaagt te verschijnen! zei hij zacht.</p> -<p class="par">En werkelijk kwam Bazarof, over de perken heen, door den -tuin aangestapt. Zijn overjas en linnen broek bemodderd, een -moerasplant om den ouden, slappen hoed geslingerd. In de rechter hand -hield hij een zakje, waarin iets scheen te bewegen. Met groote stappen -liep hij op het terras toe, boog even het hoofd en sprak:</p> -<p class="par">—Morgen, heeren, neemt u me niet kwalijk, als ik -wat laat kom thee drinken. Ik ben in een oogenblik terug. Ik moet eerst -even mijn gevangene verzorgen.</p> -<p class="par">—Zijn dat bloedegels? vroeg Paul.</p> -<p class="par">—Nee, kikvorschen. <span class="pagenum">[<a id= -"pb31" href="#pb31" name="pb31">31</a>]</span></p> -<p class="par">—Wilt u die eten of laten paren?</p> -<p class="par">—Ik heb ze noodig voor experimenten, antwoordde -hij onverschillig en verdween in huis.</p> -<p class="par">—Waarschijnlijk vivisectie, zei Paul.—Hij -gelooft niet aan beginsels, maar wel aan kikvorschen.</p> -<p class="par"><span class="corr" id="xd23e849" title= -"Bron: Akadiej">Arkadiej</span> keek zijn oom medelijdend aan en -Kirsanof trok nauw merkbaar de schouders op. Paul begreep trouwens, dat -zijn geestigheid mislukt was en begon over landbouwzaken te spreken, -vertelde, dat de nieuwe opzichter over Foka geklaagd had, een -boeren-arbeider, met wien hij niet kon opschieten. Een soort Ezopus, -zei de opzichter, voor wien iedereen een kruis slaat, onbruikbaar bij -het werk, en die er telkens tusschen uit gaat...</p> -</div> -<div class="footnotes"> -<hr class="fnsep"> -<div class="footnote-body"> -<p class="par footnote"><span class="label"><a class="noteref" id= -"xd23e795" href="#xd23e795src" name="xd23e795">1</a></span> Russ.: -<span lang="ru-latn">daj vam Bog zdarovja i generalski tsjin</span> = -geef u god gezondheid en den generaalsrang. <a class="fnarrow" -href="#xd23e795src">↑</a></p> -<p class="par footnote"><span class="label"><a class="noteref" id= -"xd23e806" href="#xd23e806src" name="xd23e806">2</a></span> Russ.: -<span lang="ru-latn"><i>He</i>gelisti i -<i>Ni</i>gelisti.</span> <a class="fnarrow" href= -"#xd23e806src">↑</a></p> -</div> -</div> -</div> -<div id="ch6" class="div1 chapter"><span class="pagenum">[<a href= -"#toc">Inhoud</a>]</span> -<div class="divHead"> -<h2 class="main">VI.</h2> -</div> -<div class="divBody"> -<p class="par first">Bazarof kwam terug, ging zitten en begon thee te -drinken, alsof hij van plan was, geen droppel in den samowar te laten. -De beide broeders keken zwijgend toe, terwijl Arkadiej van zijn kant -hen beschouwde.</p> -<p class="par">—Bent u ver geweest? vroeg Nikolaas eindelijk.</p> -<p class="par">—Tot aan een soort moeras, in de buurt van uw -populierenbosch. Daar vlogen een stuk of wat snippen op, die kun je -schieten, Arkadiej.</p> -<p class="par">—Jaagt u zelf niet?</p> -<p class="par">—Nee.</p> -<p class="par">—Doet u hoofdzakelijk aan natuurkunde? vroeg Paul. -<span class="pagenum">[<a id="pb32" href="#pb32" name= -"pb32">32</a>]</span></p> -<p class="par">—Ja, natuurkunde en trouwens alle -natuurwetenschappen.</p> -<p class="par">—Men zegt, dat de Germanen groote dingen gedaan -hebben in die vakken, de laatste jaren.</p> -<p class="par">—Ja, hierin zijn de Duitschers onze meesters, -antwoordde <span class="corr" id="xd23e874" title= -"Bron: Barzarof">Bazarof</span> onverschillig.</p> -<p class="par">Paul had met ironische bedoeling van Germanen gesproken, -maar het had geenerlei uitwerking.</p> -<p class="par">—U koestert zeker groote vereering voor de -Duitschers? ging hij met gedwongen beleefdheid voort. Hij voelde diep -in zich verzet opkomen. Zijn aristocraten-natuur kon Bazarofs vrije -manier van optreden niet verdragen. Die dokterszoon toonde niet alleen -niet de minste verlegenheid, maar antwoordde zelfs grof en onbeleefd, -de toon van zijn stem had iets, dat naar onbeschaamdheid zweemde.</p> -<p class="par">—De geleerden van dat land zijn verdienstelijke -mannen, zei Bazarof.</p> -<p class="par">—Zeker. Waarschijnlijk hebt u een minder vleiend -oordeel over de Russische geleerden.</p> -<p class="par">—Niet onmogelijk.</p> -<p class="par">—Deze onpartijdigheid doet u eer aan, zei Paul en -richtte zich op, het hoofd min of meer in den nek.—Buitendien -heeft <span class="corr" id="xd23e890" title= -"Bron: Akadiej">Arkadiej</span> ons al verteld, dat u geenerlei -autoriteit erkent in wetenschappelijke kwesties. Hoe is dat te rijmen -met uw uitspraak van zooeven? Is het waar, dat u geen autoriteit -erkent?</p> -<p class="par">—Waarom zou ik? Waaraan zou ik gelooven? Bewijst -men mij iets op afdoende wijs, dan geef ik me gewonnen. <span lang= -"fr">Voilà tout</span>.</p> -<p class="par">—En dus zeggen de Duitschers alleen maar -<span class="pagenum">[<a id="pb33" href="#pb33" name= -"pb33">33</a>]</span>verstandige dingen? vroeg Paul en zijn gezicht nam -een uitdrukking aan van volkomen onverschilligheid en gevoelloosheid, -alsof hij immuun geworden was tegen menschelijke ontroeringen.</p> -<p class="par">—Niet altijd, antwoordde Bazarof, met ingehouden -geeuw, alsof hij te kennen wilde geven, dat hem die woordenwisseling -begon te vervelen.</p> -<p class="par">Paul keek Arkadiej aan met een blik die scheen te -zeggen: bizonder beleefd is je vriend niet!</p> -<p class="par">—Wat mij betreft, ging hij niet zonder inspanning -voort, ik geef bescheidenlijk toe, dat ik niet houd van de Duitsche -heeren. Ik bedoel de echte Duitschers en niet de Duitsche Russen. -Vroeger waren ze nog te dulden, ze hadden beroemde namen: Schiller, -Goethe. Mijn broeder vereert die dichters buitengewoon. Maar -tegenwoordig zie ik niets als chemici en materialisten onder hen.</p> -<p class="par">—Een goed chemicus is meer waard dan de beste -dichter! zei Bazarof.</p> -<p class="par">—Inderdaad? antwoordde Paul en trok de wenkbrauwen -op, de kunst is dus waardeloos voor u?</p> -<p class="par">—Behalve de kunst geld te verdienen en -hemorrhoïden kwijt te raken, riep Bazarof uit met een verachtenden -glimlach.</p> -<p class="par">—Heel aardig. U gelieft te schertsen; dat staat -gelijk met een volkomen negatie, goed. U gelooft dus niet in de -wetenschap?</p> -<p class="par">—Ik had reeds de eer, u te zeggen, dat ik aan -volstrekt niets geloof. Wat verstaat u onder het begrip wetenschap in -het algemeen? Er zijn wetenschappen zooals er ambachten zijn en -beroepen. Een wetenschap zooals u dat bedoelt, bestaat niet. -<span class="pagenum">[<a id="pb34" href="#pb34" name= -"pb34">34</a>]</span></p> -<p class="par">—In orde. U ontkent zeker ook alle andere -beginselen, waarop onze maatschappelijke inrichting steunt?</p> -<p class="par">—Is dat soms bedoeld als een politiek verhoor? -vroeg Bazarof.</p> -<p class="par">Paul werd wat bleek. Nikolaas vond het een geschikte -gelegenheid, zich in het gesprek te mengen:</p> -<p class="par">—We zullen later over deze kwesties uitvoeriger -spreken, mijn beste Jevgenij Wassiljewitsj. U zult ons dan al uw -denkbeelden uiteen zetten en wij u de onze. Wat mij betreft, het doet -mij genoegen te hooren, dat u aan natuurwetenschappen doet. Ik hoor dat -Liebig merkwaardige ontdekkingen heeft gedaan omtrent de behandeling -van den grond. U zoudt me in dit opzicht veel kunnen helpen en goeden -raad geven.</p> -<p class="par">—Heel graag, Nikolaas Petrowitsj. Maar laten we -Liebig rusten. Aleer men een boek opslaat, moet men kunnen lezen, en -wij kennen nog niet eens het ABW...</p> -<p class="par">—Dat is wèl nihilistisch! dacht Nikolaas en -hij antwoordde:—Kan zijn, maar ik zal toch zoo vrij zijn, u te -vragen bij gelegenheid... Maar moeten we niet met den opzichter -spreken, Paul Petrowitsj?</p> -<p class="par">Paul stond op.</p> -<p class="par">—Ja, zei hij, maar tot niemand in het bizonder. -Het is ongelukkig, jaren lang op het land te wonen, ver van alle groote -geesten. Men verboert zoo langzamerhand. Men doet zijn best, het -geleerde niet te vergeten, maar op een dag komt men tot de ontdekking, -dat het toch alles dwaasheid <span class="pagenum">[<a id="pb35" href= -"#pb35" name="pb35">35</a>]</span>is, waar een ontwikkeld man zich niet -meer mee bezig houdt! De jeugd schijnt bepaald veel ontwikkelder dan de -ouderen.</p> -<p class="par">Paul keerde zich langzaam op de hakken om en verwijderde -zich met afgemeten schreden. Zijn broeder volgde.</p> -<p class="par">—Is hij altijd van die kracht? vroeg Bazarof -koel.</p> -<p class="par">—Hoor eens, Jevgenij, antwoordde Arkadiej, je bent -te ruw tegen hem geweest. Je hebt hem beleedigd.</p> -<p class="par">—Zou je denken? Je moet ze misschien sparen, die -land-aristocraten. Dat alles is pure eigenliefde, ingebeeldheden, -herinneringen aan den veroveraarstijd. Waarom is hij niet in -<span class="corr" id="xd23e947" title= -"Bron: Peterburg">Petersburg</span> gebleven om zijn rol daar verder te -spelen? Hij voelde zich immers geroepen? Maar God zal hem zegenen! Ik -heb een zeldzame soort <span lang="la">dyticus marginatus</span> -gevonden, die zal ik je laten zien.</p> -<p class="par">—Ik heb je zijn geschiedenis beloofd.</p> -<p class="par">—Wiens geschiedenis? Van den kever?</p> -<p class="par">—Och wat, de geschiedenis van mijn oom. Je zult -zien, dat hij niet de man is, voor wien jij hem houdt. Je moest hem -eerder beklagen, dan hem belachelijk maken.</p> -<p class="par">—Wel mogelijk. Maar waarom verdedig je hem -zoo?</p> -<p class="par">—Men moet rechtvaardig zijn, Jevgenij.</p> -<p class="par">—Ik zou niet weten, waarom.</p> -<p class="par">—Schei nu uit, en luister.</p> -<p class="par">Arkadiej vertelde zijn vriend de geschiedenis van zijn -oom. De lezer vindt haar hieronder. <span class="pagenum">[<a id="pb36" -href="#pb36" name="pb36">36</a>]</span></p> -</div> -</div> -<div id="ch7" class="div1 chapter"><span class="pagenum">[<a href= -"#toc">Inhoud</a>]</span> -<div class="divHead"> -<h2 class="main">VII.</h2> -</div> -<div class="divBody"> -<p class="par first">Paul Petrowitsj Kirsanof had zijn prilste jeugd -onder het vaderlijk dak doorgebracht, samen met zijn broeder. Toen was -hij in het pagekorps gekomen. Van opvallende schoonheid, zelfbewust, -wat belachelijk en licht ironisch, moest hij bij ieder in den smaak -vallen.</p> -<p class="par">Als officier kwam hij in de groote wereld. Met open -armen overal ontvangen, liet hij zich gaan, maakte een verkeerd gebruik -van zijn goede eigenschappen, beging allerlei dwaasheden, die hem -echter in geen enkel opzicht schaadden. De vrouwen verafgoodden hem, de -mannen noemden hem een fat, maar benijdden hem in stilte. Hij leefde -nog altijd samen met zijn broeder, van wien hij veel hield, ofschoon -deze in geenen deele op hem leek. Nikolaas Petrowitsj hinkte een -weinig, had ook wel een aangenaam, maar een ernstig gezicht, zachte, -wazige oogen en dun haar. Hij was langzaam, las veel en meed de -menschen. Paul was des avonds nooit thuis. Door het in de mode brengen -van gymnastiek had hij den roep van vlugheid en kracht verworven, maar -lezen deed hij niet veel meer dan een vijf, zes fransche boeken. Op -zijn acht en twintigste jaar was hij kapitein en had een schitterende -loopbaan voor zich, toen alles plotseling anders werd.</p> -<p class="par">In dezen tijd liet zich in Petersburg nu en dan een -zekere vorstin R. zien, gehuwd met een man van opvoeding, maar wat -geborneerd, en zonder kinderen. De vorstin ging op zekeren dag op reis, -<span class="pagenum">[<a id="pb37" href="#pb37" name= -"pb37">37</a>]</span>voor langen tijd, keerde onverwachts terug en -gedroeg zich sedert nog al opvallend; men oordeelde haar lichtzinnig en -een kokette, ze deed mee aan alle feesten, hartstochtelijk, danste tot -het laatste oogenblik door, liet zich gaan met jonge mannen, die ze -vóór het diner in schemerlicht ontving, maar bracht haar -nachten biddend en weenend door, zonder rust te kunnen vinden. Dikwijls -bleef ze tot het aanbreken van den dag, aan angst en smart ter prooi, -in haar kamer, bleek en koud gebogen over een of ander heilig boek. -Maar overdag was ze weer de elegante vrouw-van-de-wereld, legde -bezoeken af, ontving, lachte en gaf zich aan alle verstrooiingen der -groote stad gedachteloos over. Zij was een edele verschijning, het haar -blond en zwaar als goud; toch werd ze niet tot de schoonheden gerekend. -Want in haar gezicht waren alleen de oogen mooi, en misschien is zelfs -dit te veel gezegd. Want het waren kleine, grijze oogen, maar zeldzaam -levend en diep, overmoedig-zorgeloos en troosteloos-droomend, -raadselachtig en betooverend. Iets ongewoons leefde in die oogen, ook -bij het gewoonste dag-gesprek. Haar kleeding was ook altijd -opvallend.</p> -<p class="par">Paul ontmoette haar op een bal, danste met haar een -mazurka, waarbij ze niets bizonders sprak, maar sedert was het met zijn -gemoedsrust gedaan. Gewend aan gemakkelijke overwinningen, ging het ook -nu voorspoedig, maar ditmaal maakte hem de snelheid der overwinning -niet onverschillig. Integendeel, die vrouw wist hem steeds vaster te -binden, misschien wel doordat ze ook <span class="pagenum">[<a id= -"pb38" href="#pb38" name="pb38">38</a>]</span>in oogenblikken van -volkomen overgave, een zekere onbegrepenheid, een raadsel achter hield. -Het was, of bovennatuurlijke krachten haar beheerschten, naar -welgevallen, alsof haar lang niet superieure persoonlijkheid niet in -staat was, zich te bevrijden, in sterken strijd. Heel haar wezen scheen -vol tegenstrijdigheden. Ze schreef brieven aan een man, dien ze -nauwelijks kende, waardoor ze vermoedens van haar echtgenoot en de -wereld moest opwekken. Ze had lief, maar met een geheimzinnig -voorbehoud, een vreemde smartelijkheid. Ze lachte en vermaakte zich -niet met den uitverkorene, maar keek en luisterde naar hem met een -soort diepe verwondering. Veelal en dan onverwachts werd die -verwondering tot stillen schrik, en in haar trekken trok dan een -sombere, wilde angst. Ze sloot zich op, en de kamenier, die luisterde, -hoorde een dof steunen. Herhaaldelijk na een teeder samenzijn met haar, -gevoelde Paul dat bittere, dat het mislukken, het einde eener liefde -aankondigt.</p> -<p class="par">—Heb ik niet alles verkregen, wat ik wilde? vroeg -hij zich zelf dan af en toch was het hem wee te moede. Eens gaf hij -haar een ring met een steen, waarin een sfinx gegraveerd was.</p> -<p class="par">—Wat is dat? vroeg ze, een sfinx?</p> -<p class="par">—Ja, en die sfinx ben jij...</p> -<p class="par">—Ik? en ze keek hem aan met dien vreemden blik,... -ik gevoel me daardoor gevleid... en ze glimlachte vaag.</p> -<p class="par">Paul leed, zoolang hij haar liefhad. En toen ze -onverschillig begon te worden (dit gebeurde al spoedig) verloor hij -bijna zijn verstand. Wanhoop <span class="pagenum">[<a id="pb39" href= -"#pb39" name="pb39">39</a>]</span>en ijverzucht verteerden hem, hij -liet haar geen rust, vervolgde haar overal. Ze ging op reis, moe van -zijn aandringen. Paul ging uit den dienst, ten spijt van het smeeken -van zijn vrienden, den raad zijner meerderen, en volgde haar. Zoo -reisde hij vier jaar lang in vreemde landen, nu eens samen met haar, -dan weer haar ontloopend, met het vaste voornemen haar nooit weer te -zien. Hij schaamde zich over zijn zwakheid, vervloekte die, maar het -hielp niet. Hij kon het beeld dezer vrouw, dat magische beeld, niet -vergeten. In Baden scheen alles weer goed. Haar liefde bloeide schooner -dan ooit. Maar dat duurde geen maand. De vlam doofde en nu voor goed. -Paul voorzag de breuk en wilde tenminste haar vriend blijven, alsof dat -mogelijk is met zulk een vrouw. Ze ging ongemerkt weg uit Baden, -ontvluchtte, meed hem sedert. Paul kwam in Rusland terug en trachtte -vergeefs zijn oude levenswijze te hervatten. Als door een slang -gestoken, doolde hij van plaats tot plaats, kon geen rust vinden, ging -weer op reis; toch bezocht hij de salons en bleef homme du monde. Zijn -ijdelheid kon zich streelen met twee of drie nieuwe veroveringen; maar -eigenlijk wanhoopte hij aan zich zelf en aan de menschen en stelde in -niets meer belang. Hij werd vroeg oud, grijs, en begon zijn avonden in -de club door te brengen, waar hij, bitter en verveeld, mee deed in het -gesprek, onverschillig en norsch. Hij dacht natuurlijk niet aan -trouwen. Zoo gingen verwonderlijk snel tien nuttelooze, leege jaren -voorbij.</p> -<p class="par">Nergens vergaat de tijd sneller dan in Rusland, behalve -dan in de gevangenis. Op een avond, <span class="pagenum">[<a id="pb40" -href="#pb40" name="pb40">40</a>]</span>terwijl hij in de club dineerde, -hoorde hij, dat vorstin R. in Parijs gestorven was in een toestand, die -aan waanzin grensde. Hij stond op en liep langen tijd door de zalen -heen en weer, bleef staan staren bij de speeltafels. Op het gewone uur -keerde hij huiswaarts. Kort daarop ontving hij een pakje met den ring, -dien hij haar eens gegeven had. Ze had een kruis getrokken over de -sfinx met de opdracht, Paul te zeggen, dat dit de oplossing van het -raadsel was.</p> -<p class="par">Dit was gebeurd in het begin van het jaar 1848, -denzelfden tijd, toen Nikolaas Petrowitsj na het verlies van zijn vrouw -naar Petersburg was gekomen. Paul had zijn broeder, sedert diens -verblijf op het land nauwelijks gezien. Hij was getrouwd in den eersten -tijd van Pauls vriendschap met de vorstin. Na zijn terugkomst uit het -buitenland had Paul zijn broeder wel bezocht en zich voorgenomen, -eenige maanden bij hem door te brengen, maar na een week was hij reeds -vertrokken. Hun denkbeelden liepen toenmaals te zeer uiteen. Dit was in -’48 anders geworden. Nikolaas was weduwnaar geworden en Paul op -zijn manier eveneens! Kirsanof had een geregeld leven geleid, zijn zoon -groeide onder zijn oogen op. Maar Paul ging als jonggezel dat -beklagenswaardige tijdperk des levens tegemoet, waarin de jeugd voorbij -en de ouderdom nog niet gekomen is, waarin hoop en hopeloosheid zooveel -op elkander lijken. Vooral voor Paul moest deze tijd bizonder -smartelijk zijn. Met zijn verleden had hij alles verloren. En hij -trachtte te vergeten...</p> -<p class="par">—Ik noodig je niet meer uit, op Marjino te -<span class="pagenum">[<a id="pb41" href="#pb41" name= -"pb41">41</a>]</span>komen, zei Kirsanof tot hem<span class="corr" id= -"xd23e1010" title="Bron: .">,</span> (die naam was een herinnering aan -zijn vrouw).—Je verveelde je daar al bij Maria’s leven, dus -nu nog veel meer!</p> -<p class="par">—Ik was toen zoo onrustig en dwaas, antwoordde -Paul. Nu ben ik rustig en misschien wijzer. Als je het goed vindt, wil -ik met je meegaan en voorgoed bij je blijven wonen.</p> -<p class="par">Nikolaas omhelsde zijn broeder als eenig antwoord. Maar -het duurde nog anderhalf jaar, eer Paul uitvoering gaf aan zijn -besluit. Maar toen hij er eenmaal zat, ging hij niet meer weg, ook niet -in de wintermaanden, die Nikolaas bij zijn zoon in Petersburg -doorbracht. Hij las veel, vooral Engelsche boeken, en zijn geheele -levenshouding kreeg een Engelsch stempel. Hij ging zelden op bezoek bij -de naburige eigenaars en bezocht alleen soms de kiesvergaderingen, waar -hij meestal zweeg en alleen met liberale denkbeelden en grapjes de -conservatieve grondeigenaren schrik aanjoeg, zonder zich overigens -modern te gevoelen. Men verweet hem hoogmoedigheid, maar achtte hem -terwille van zijn aristocratische manieren en het geluk, dat hij altijd -bij vrouwen had gehad, terwille van zijn goeden smaak in kleeding en -omdat hij altijd de mooiste kamers in de eerste hotels bewoonde, van -fijn eten hield en eens zelfs met Wellington bij Louis Philippe had -gedineerd, omdat hij op reis altijd een zilver nécessaire en een -badapparaat bij zich had, omdat hij goede, zeer gedistingeerde parfums -gebruikte, uitnemend whist speelde en toch altijd verloor, en tenslotte -omdat hij volkomen betrouwbaar was. De dames van het goevernement -vonden hem een zeer aantrekkelijk <span class="pagenum">[<a id="pb42" -href="#pb42" name="pb42">42</a>]</span>melancholicus, maar hij nam -volstrekt geen notitie van haar.</p> -<p class="par">—Je zult me toegeven, Jevgenij, zei Arkadiej, dat -je mijn oom verkeerd beoordeeld hebt. Ik wil niet spreken van de vele -diensten, die hij mijn vader bewezen heeft. Menigmaal gaf hij hem al -zijn beschikbaar geld (ze bezitten het goed gemeenschappelijk). En ik -verzeker je, dat hij voor iedereen de welwillendheid zelve is, dat hij -het altijd voor de boeren opneemt, ofschoon hij nooit met hen omgaat -zonder eau de cologne te gebruiken.</p> -<p class="par">—Dat zijn de zenuwen, antwoordde Bazarof.</p> -<p class="par">—Kan zijn. Maar hij heeft een goed hart. Hij is -ook een man van geest. En dikwijls heeft hij me goeden raad gegeven, -vooral met betrekking tot de vrouwen.</p> -<p class="par">—Aha. <span lang="ru-latn">Na svojem malakje -obzjogsja, na tsjoezjoejoe wadoe doejet.</span><a class="noteref" id= -"xd23e1029src" href="#xd23e1029" name="xd23e1029src">1</a> Dat kennen -we!</p> -<p class="par">—Hij is heel ongelukkig, dat is zeker. Het zou -niet goed zijn, hem daarover hard te vallen, ging Arkadiej voort.</p> -<p class="par">—Wie doet dat dan? Maar ik beweer toch, antwoordde -Bazarof, dat een man, die zijn leven op één enkele kaart -van „Hartenvrouw” heeft gezet en als hij die kaart -verliest, zich dat zoo aantrekt, dat hij voor niets meer deugt, geen -man is, geen wezen van het mannelijk geslacht. Je zegt, dat hij -ongelukkig is, jij zult dat wel beter weten, maar zijn dwaasheid heeft -hij nog niet overwonnen. Ik ben overtuigd, dat hij zich voortreffelijk -<span class="pagenum">[<a id="pb43" href="#pb43" name= -"pb43">43</a>]</span>vindt, omdat hij Galignani leest en nu en dan een -boer tegen een tuchtiging beschermt.</p> -<p class="par">—Vergeet de opvoeding niet, die hij genoten heeft, -den tijd, waarin hij jong was; antwoordde Arkadiej.</p> -<p class="par">—Zijn opvoeding? riep Bazarof uit, een man moet -zich zelf opvoeden, zooals ik heb gedaan. En wat den tijd betreft, -waarom moet ik van den tijd afhankelijk zijn? Die moet juist van mij -afhangen. Nee, ik zie niets als zwakheid en halfheid in dat alles. En -dan, wat is dat voor onzin, die zoogenaamde mysterieuze betrekkingen -tusschen man en vrouw? Wij physiologen weten wel beter! Bestudeer het -oog en zeg me, of je daar iets vindt van dat raadselachtige, waarvan je -sprak. Dat is romantiek, gezeur, praatjes. Laat ons liever eens naar -mijn kever gaan kijken.</p> -<p class="par">Daarmede gingen zij naar Bazarofs kamer, waar een -medisch-chirurgische lucht zich mengde met slechten tabaksrook.</p> -</div> -<div class="footnotes"> -<hr class="fnsep"> -<div class="footnote-body"> -<p class="par footnote"><span class="label"><a class="noteref" id= -"xd23e1029" href="#xd23e1029src" name="xd23e1029">1</a></span> Russisch -spreekwoord: aan zijn eigen melk brandt hij zich, nu blaast hij koud -water. <a class="fnarrow" href="#xd23e1029src">↑</a></p> -</div> -</div> -</div> -<div id="ch8" class="div1 chapter"><span class="pagenum">[<a href= -"#toc">Inhoud</a>]</span> -<div class="divHead"> -<h2 class="main">VIII.</h2> -</div> -<div class="divBody"> -<p class="par first">Paul bleef niet lang tegenwoordig bij het gesprek -van zijn broeder met den opzichter. Deze, een man van hooge gestalte, -mager, sluwe oogen, honig-zoete vleistem, antwoordde op de woorden van -Kirsanof met een stereotiep: zeer zeker, zonder twijfel! en hield niet -op de boeren voor drinkebroers en dieven uit te schelden. Het nieuwe -bedrijfssysteem werkte nog niet glad, maar Kirsanof <span class= -"pagenum">[<a id="pb44" href="#pb44" name="pb44">44</a>]</span>liet -zich daardoor niet afschrikken, al zuchtte hij ook en peinsde, -peinsde... Hij begreep wel, dat de zaak niet loopen kon zonder geld en -geld was het juist, wat hem ontbrak. Arkadiej had de waarheid gezegd: -Paul Petrowitsj had zijn broeder meer dan eens geholpen; meer dan eens, -als hij zag, hoe deze zich vergeefs inspande, middelen te vinden, was -hij langzaam naar het venster gegaan en had gefluisterd:</p> -<p lang="fr" class="par">—Mais je puis vous donner de -l’argent.</p> -<p class="par">En dat had hij ook dikwijls gedaan. Maar ditmaal stond -hij er zelf slecht voor en daarom was hij maar liever weggegaan. -Huishoudelijke uiteenzettingen waren hem trouwens altijd onaangenaam. -En buitendien was hij van oordeel, dat Kirsanof, hoezeer hij ook zijn -best deed, de zaken verkeerd aanpakte, maar zelf was hij niet in staat -te zeggen, hoe het dan wèl moest. Mijn broeder is niet -practisch, zei hij dan. Hij wordt bedrogen.</p> -<p class="par">Nikolaas echter had een hoog denkbeeld van Pauls inzicht -en vroeg hem altijd om raad.</p> -<p class="par">—Ik ben een besluiteloos, zwak man zonder -ervaring, zei hij dan; jij hebt in de wereld geleefd, jij kent de -menschen, je hebt een adelaarsblik.</p> -<p class="par">Zonder te antwoorden, draaide Paul zich dan om, maar -deed niets om zijn broeder tot andere gedachten te brengen.</p> -<p class="par">Ook ditmaal liet hij hem aan zijn lot over en liep door -de gang. Voor een kleine deur bleef hij staan, scheen een oogenblik te -aarzelen, streek zijn snor op en klopte zachtjes.</p> -<p class="par">—Wie daar? Binnen, zei Fenitsjka.</p> -<p class="par">—Ik, antwoordde Paul en trad binnen. Fenitsjka -<span class="pagenum">[<a id="pb45" href="#pb45" name= -"pb45">45</a>]</span>sprong op, het kind in den arm, dat zij dadelijk -overgaf aan een meisje, dat ermede heenging. Zelf haastte zij zich, -haar halsdoek in orde te brengen.</p> -<p class="par">—Vergeef me, als ik stoor, zei Paul, zonder haar -aan te zien, ik wilde alleen vragen... er gaat vandaag, geloof ik, -iemand naar de stad... ik had graag groenen thee.</p> -<p class="par">—Hoeveel wilt u? vroeg Fenitsjka.</p> -<p class="par">—Een half pond is genoeg.—Het is hier -veranderd, als ik me niet vergis, ging hij voort en keek rond, terwijl -zijn blik ook langs Fenitsjka ging.—Ik bedoel de gordijnen, zei -hij, daar ze hem blijkbaar niet begreep.</p> -<p class="par">—Ja. Nikolaas Petrowitsj gaf ze me cadeau. Maar ze -hangen allang.</p> -<p class="par">—Het is ook allang geleden, sedert ik hier was. -Het is hier nu aardig.</p> -<p class="par">—Dank zij Nikolaas Petrowitsj, antwoordde zij -zacht.</p> -<p class="par">—Vind je het hier prettiger, dan in je vorige -woning op het erf? vroeg hij vriendelijk, maar bleef ernstig.</p> -<p class="par">—O ja, veel prettiger.</p> -<p class="par">—Wie woont nu in die oude kamers?</p> -<p class="par">—De waschvrouwen.</p> -<p class="par">—O!</p> -<p class="par">Paul zweeg. Nu zal hij wel gaan, dacht Fenitsjka. Maar -hij ging niet, en zij bleef stil staan voor hem en speelde verlegen met -haar vingers.</p> -<p class="par">—Waarom liet je den kleine wegbrengen? vroeg hij -eindelijk. Ik houd van kinderen. Laat hem eens zien. <span class= -"pagenum">[<a id="pb46" href="#pb46" name="pb46">46</a>]</span></p> -<p class="par">Fenitsjka bloosde van verlegenheid en blijdschap. Ze was -bang voor Paul. Hij sprak maar zelden met haar.</p> -<p class="par">—Doeniasja! riep ze. Brengt u Mitia eens binnen. -Maar nee, wacht even. Hij moet eerst verkleed worden. (Ze tutoyeerde -niemand in huis.)</p> -<p class="par">En ze ging naar de zijkamer.</p> -<p class="par">—Dat is niet noodig, riep Paul haar na.</p> -<p class="par">—Het duurt niet lang, antwoordde ze en -verdween.</p> -<p class="par">Paul, alleen, keek nu aandachtig rond. De kleine kamer -was uittermate zindelijk. Het rook naar kamille en pepermunt, vermengd -met een lucht van olie, want de vloer was opnieuw geverfd. Langs de -wanden stonden stoelen met liervormige ruggen, die de oude generaal van -zijn laatsten veldtocht in Polen had meegebracht. In een hoek stond een -bed met katoenen gordijn, daarnaast een koffer met ijzeren beslag en -gewelfd deksel. In den anderen hoek brandde een koperen lampje voor een -groote en sombere beeltenis van den H. Nikolaas. Een klein ei van -porselein hing aan een rood koordje op de borst van den Heilige. Op de -vensterbanken stonden goed gesloten potten met ingemaakte vruchten van -het vorig jaar. Fenitsjka had zelf met groote letters daarop geschreven -Zwarte Bessen. Kirsanof hield verreweg het meest van deze vrucht. Aan -de zoldering hing aan een lang koord een vogelkooi, waarin een groen -sijsje, dat onophoudelijk rondsprong en zong, zoodat de kooi in -zwevende beweging was en er voordurend zaadkorrels met lichte geluidjes -op den vloer vielen. Aan den wand tusschen de <span class= -"pagenum">[<a id="pb47" href="#pb47" name="pb47">47</a>]</span>twee -vensters hingen boven een commode verscheiden beeltenissen van Kirsanof -in diverse houdingen, door een rondtrekkend kunstenaar vervaardigd. Ook -een portret van Fenitsjka hing daar, een gezicht zonder oogen, met een -gedwongen lachje, meer was niet te onderscheiden. Boven dit portret -fronste generaal Jermolof, in dolman, donkere wenkbrauwen en keek naar -de verre bergen van den Kaukasus. Zijn voorhoofd werd overschaduwd door -een zijden schoentje voor spelden, aan denzelfden spijker gehangen.</p> -<p class="par">Vijf minuten ongeveer duurde het geluid van voetstappen -en stemmen in het zijvertrek. Paul nam intusschen een beduimeld boek -van de commode. Het was een deel van Massalski’s roman: De -Strelitsen. Terwijl hij erin bladerde, ging de deur open en Fenitsjka -trad binnen, Mitia op den arm. Het kind droeg een rood, aan den hals -gefestoneerd hemdje. Zijn moeder had hem gewasschen en gekamd, hij -blies hardop, zwaaide met armen en beentjes, zooals gezonde kinderen -doen. Zijn mooie hemdje miste de uitwerking niet op zijn humeur, want -zijn vol-rond gezichtje drukte hoogste tevredenheid uit. Fenitsjka had -ook zichzelf niet vergeten, het haar herzien en een ander kraagje -omgedaan. Dat was overigens overbodig. Want is er iets aantrekkelijkers -dan een mooie, jonge moeder met haar gezond kind op den arm?</p> -<p class="par">—Wat een jongen! zei Paul vriendelijk en streelde -Mitia’s kin met de nagelpunt van zijn rechter wijsvinger. Het -kind keek naar het sijsje en begon te lachen<span class="corr" id= -"xd23e1117" title="Niet in bron">.</span> <span class="pagenum">[<a id= -"pb48" href="#pb48" name="pb48">48</a>]</span></p> -<p class="par">—Dat is oom, zei Fenitsjka, boog het hoofd naar -den jongen en wiegde hem zachtjes, terwijl Doeniasja gauw een -welriekend rook-kaarsje op een koper muntje onder het venster -zette.</p> -<p class="par">—Hoe oud is-ie? vroeg Paul.</p> -<p class="par">—Zes maanden. De elfde wordt hij zeven.</p> -<p class="par">—Is het niet acht, Fedosia Nikolajevna? waagde -Doeniasja op te merken.</p> -<p class="par">—Nee, zeven, heel zeker.</p> -<p class="par">Het kind keek naar den koffer, lachte en greep -plotseling met het geheele handje zijn moeder bij neus en lippen.</p> -<p class="par">—Ondeugd, zei Fenitsjka en liet hem begaan.</p> -<p class="par">—Hij lijkt op mijn broeder, zei Paul.</p> -<p class="par">—Op wien zou hij anders lijken? dacht zij.</p> -<p class="par">—Ja, ging Paul voort, alsof hij met zich zelf -gesproken had, de gelijkenis is frappant.</p> -<p class="par">Hij beschouwde Fenitsjka oplettend, bijna treurig.</p> -<p class="par">—Dat is oom, herhaalde zij, bijna onhoorbaar.</p> -<p class="par">—Kijk, Paul, jij hier! klonk opeens de stem van -Kirsanof. Paul wendde zich om. Er kwamen harde trekken op zijn gezicht. -Maar er lag zooveel geluk en dankbaarheid in de oogen van zijn broeder, -dat het hem onmogelijk was, anders dan met een glimlach te -antwoorden.</p> -<p class="par">—Je jongen is prachtig, zei hij en keek op zijn -horloge. Ik was binnengegaan om thee te bestellen.</p> -<p class="par">Daarop verliet hij de kamer met zijn gewone -onverschilligheid.</p> -<p class="par">—Is hij uit zich zelf gekomen? vroeg Kirsanof. -<span class="pagenum">[<a id="pb49" href="#pb49" name= -"pb49">49</a>]</span></p> -<p class="par">—Ja, hij klopte aan en kwam binnen.</p> -<p class="par">—En Arkasja, is die sedert niet bij je -geweest?</p> -<p class="par">—Nee; zou het misschien niet beter zijn, als ik -mijn oude kamer weer betrok, Nikolaas Petrowitsj?</p> -<p class="par">—Waarom?</p> -<p class="par">—Ik geloof, dat het goed zou zijn voor den eersten -tijd.</p> -<p class="par">—Nee... nee, antwoordde Nikolaas aarzelend. In -ieder geval is het nu te laat;—dag, dikkerd, ging hij plotseling -voort, levendig en kuste het kind; toen boog hij over de hand, die -Mitia vasthield en kuste die, melk-wit afstekend van het roode -kinderhemdje.</p> -<p class="par">—Wat doet u, Nikolaas Petrowitsj? fluisterde zij -en sloeg de oogen neer, maar keek hem toen weer aan.</p> -<p class="par">Betooverend was die blik, als ze van onder af, naief en -teer glimlachend iemand aanzag.</p> -<p class="par">Kirsanof had haar zóó leeren kennen.</p> -<p class="par">Voor drie jaren moest hij den nacht doorbrengen in de -herberg van een klein dorpje, vrij ver van zijn woonplaats verwijderd. -Al dadelijk viel hem de helderheid van het linnen en de reinheid in de -kamer op. Zou de vrouw een Duitsche zijn? dacht hij. Maar ze was een -Russin van een vijftig jaar, goed gekleed, een intelligent, zacht -gezicht en ernstig. Hij praatte met haar bij de thee en ze beviel hem -goed. Hij had zich pas ingericht in zijn nieuwe huis en zocht vrije -bedienden, omdat hij geen lijfeigenen meer wilde. De herbergierster -klaagde over de weinig reizigers, de slechte tijden. Hij bood haar een -huishoudstersplaats <span class="pagenum">[<a id="pb50" href="#pb50" -name="pb50">50</a>]</span>in zijn huis aan en zij sloeg toe. Haar man -was reeds lang gestorven, ze had een dochter, Fenitsjka. Drie weken -later kwam Arina Sawisjna met haar dochter in Marjino en werd in den -vleugel van het huis ondergebracht. Het geluk was Kirsanof mee geweest. -Arina bleek een voortreffelijke huishoudster. Niemand bemoeide zich -toen met Fenitsjka, die al zeventien jaar oud was. Ze leefde stil als -een muisje in haar holletje. Alleen Zondags in de kerk kon Nikolaas het -fijne profiel van een teer meisjesgezicht opmerken. Zoo ging een jaar -voorbij.</p> -<p class="par">Toen verscheen op een morgen Arina in Kirsanofs -werkkamer, groette hem eerbiedig naar gewoonte en vroeg, of hij geen -middel wist, haar dochter te helpen, die een vonk in haar oog had -gekregen. Nikolaas Petrowitsj speelde, als alle landgoedeigenaren den -huisdokter en bezat een homœopathische apotheek. Hij liet -onmiddellijk Fenitsjka roepen. Toen deze hoorde, dat de heer haar -geroepen had, schrok ze heftig, maar ging met haar moeder mee. Kirsanof -bracht haar bij het raam en nam het hoofd tusschen beide handen, -onderzocht het rood-ontstoken oog en schreef omslagen voor met een -water, dat hij zelf had toebereid. Daarop scheurde hij een lap van zijn -zakdoek en liet zien, hoe het gedaan moest worden. Fenitsjka wilde nu -weg, maar Arina riep: Geef den heer een handkus, domkopje! Kirsanof -liet dat niet toe, maar kuste haar, in eigenaardige verwarring op het -voorhoofd, terwijl zij voor hem boog. Het oog was weldra genezen, maar -den indruk, dien zij op Kirsanof had gemaakt, <span class= -"pagenum">[<a id="pb51" href="#pb51" name="pb51">51</a>]</span>niet zoo -spoedig uitgewischt. Hij dacht nog altijd, die zijdezachte haren -tusschen de vingers te hebben, dat bleek-blanke, schuchter-onschuldige -gezichtje te zien en dien half-open mond met de kleine parel-fonkelende -tanden. Sedert lette hij met veel meer aandacht op haar, Zondags in de -kerk, en zocht gelegenheid, met haar te spreken. In ’t begin -bleef ze schuw-teruggetrokken. En toen ze hem eens ’s avonds op -het smalle paadje tusschen roggevelden ontmoette, wierp ze zich in het -golvende graan, om niet gezien te worden. Maar hij zag haar hoofdje -tusschen de aren door en riep haar vriendelijk toe:</p> -<p class="par">—Goeien avond, Fenitsjka, ik zal niet bijten.</p> -<p class="par">—Goeien avond, fluisterde ze en bleef als een wild -diertje in haar schuilhoek.</p> -<p class="par">Langzamerhand werd ze minder angstig. Haar moeder stierf -aan de cholera. Wat moest ze nu beginnen? Ordelievendheid en gezond -verstand had ze meegekregen van Arina, maar ze was zoo jong, zoo -alleen, en Nikolaas scheen zoo goed, zoo vol piëteit...</p> -<p class="par">En wat volgde, behoeven we niet te vertellen.</p> -<p class="par">—En mijn broeder is dus zoo maar binnen -gekomen?</p> -<p class="par">—Ja.</p> -<p class="par">—Zoo, dat is goed. Laat me Mitia eens -vasthouden.</p> -<p class="par">En Nikolaas Petrowitsj zwaaide zijn zoon tot aan de -zoldering op, tot groot plezier van het kind, maar tot angst van zijn -moeder, die met uitgestrekte armen telkens naar zijn bloote beentjes -greep.</p> -<p class="par">Paul had zich teruggetrokken in zijn smaakvolle -<span class="pagenum">[<a id="pb52" href="#pb52" name= -"pb52">52</a>]</span>kamer, een fraai behangen vertrek met een wapenrek -boven een perzisch tapijt, notenhouten meubels met donker-groen trijp, -eiken boekekast in renaissance stijl, bronzen beelden op rijk bureau -ministre en marmeren schoorsteenmantel. Hij wierp zich op den divan, -handen onder het hoofd, en bleef met een blik van wanhoop bijna voor -zich uitstaren. Plotseling stond hij op, schoof de zware gordijnen -dicht, waarschijnlijk om de uitdrukking van zijn gezicht in donker te -verbergen en strekte zich weer op den divan uit.</p> -</div> -</div> -<div id="ch9" class="div1 chapter"><span class="pagenum">[<a href= -"#toc">Inhoud</a>]</span> -<div class="divHead"> -<h2 class="main">IX.</h2> -</div> -<div class="divBody"> -<p class="par first">Dienzelfden dag leerde ook Bazarof Fenitsjka -kennen. Hij liep met Arkadiej in den tuin en legde hem uit, waarom -sommige boomen en vooral enkele jonge eiken niet wilden opschieten.</p> -<p class="par">—Hier moesten meer dennen en populieren staan of -linden, maar dan ook veel meer aarde. Het prieel daar staat goed, want -acacia’s en vlier zijn goede kinderen. Die hebben geen verzorging -noodig. Stil, is daar niet iemand in het prieel?</p> -<p class="par">Het was Fenitsjka met Doeniasja en Mitia. Bazarof bleef -staan en Arkadiej groette haar als een goede kennis.</p> -<p class="par">—Wie is dat? vroeg Bazarof, toen ze wat verderop -waren, die is niet kwaad!</p> -<p class="par">—Wie bedoel je?</p> -<p class="par">—Wat een vraag, daar was toch maar -één mooi!</p> -<p class="par">Arkadiej vertelde hem nu met weinig woorden, maar niet -zonder verlegenheid Fenitsjka’s positie in huis. <span class= -"pagenum">[<a id="pb53" href="#pb53" name="pb53">53</a>]</span></p> -<p class="par">—Aha, je vader schijnt van lekkere hapjes te -houden. Hij bevalt me. Een beste kerel. Maar ik wil kennis -maken—en daarmee keerde hij naar het boschje om.</p> -<p class="par">—Eugène, wees verstandig, ik smeek je, riep -Arkadiej hem verschrikt na.</p> -<p class="par">—Hou je gemak, antwoordde Bazarof, ik ken de -wereld.</p> -<p class="par">Daarmee naderde hij Fenitsjka en nam zijn hoed af.</p> -<p class="par">—Mag ik me even voorstellen? begon hij lachend. Ik -ben een vriend van Arkadiej en een zeer vredelievend man.</p> -<p class="par">Fenitsjka keek hem aan, zonder te antwoorden.</p> -<p class="par">—Wat een lief kind, ging hij voort. Stel u gerust, -ik heb nog nooit iemand ongeluk gebracht. Waarom zijn zijn wangetjes -zoo rood? Komen de tanden door?</p> -<p class="par">—Ja, antwoordde Fenitsjka.—Hij heeft al vier -en het tandvleesch is weer ontstoken.</p> -<p class="par">—Laat mij eens zien. Wees maar niet bang, ik ben -medicus. Bazarof nam het kind op den arm. Zonder verzet of angst liet -Mitia dit gebeuren, tot verwondering der beide vrouwen.</p> -<p class="par">—Ik zie het al, hindert niet. Hij krijgt prachtige -tanden. Als hij wat heeft, laat u mij dan maar roepen. Voelt u u zelf -goed?</p> -<p class="par">—Ja goddank.</p> -<p class="par">—Gezondheid is ook het kostbaarst bezit. En u? -vroeg hij Doeniasja.</p> -<p class="par">Doeniasja, thuis een stil meisje, maar buitenshuis -uitgelaten, barstte in lachen uit.</p> -<p class="par">—Zoo is ’t goed. Hier, neem uw dikzak maar -weer over. <span class="pagenum">[<a id="pb54" href="#pb54" name= -"pb54">54</a>]</span></p> -<p class="par">Fenitsjka nam het kind.</p> -<p class="par">—Wat was hij stil bij u, zei ze zacht.</p> -<p class="par">—Alle kinderen zijn zoo bij mij. Daar bezit ik een -geheim middel voor!</p> -<p class="par">—Kinderen voelen dadelijk, of iemand van ze houdt, -zei Doeniasja.</p> -<p class="par">—Dat is zoo, vond Fenitsjka.—Mitia wil niet -bij iedereen.</p> -<p class="par">—Zou hij ook graag bij mij komen? vroeg Arkadiej, -die op eenigen afstand stond.</p> -<p class="par">Maar toen hij Mitia op den arm wilde nemen, draaide het -kind zijn hoofdje af en begon te schreeuwen, waardoor Fenitsjka -verlegen werd.</p> -<p class="par">—Een ander maal dan, hij is nog niet aan mij -gewend, zei Arkadiej goedig en de beide vrienden gingen verder.</p> -<p class="par">—Hoe zeg je, dat ze heet? vroeg Bazarof.</p> -<p class="par">—Fenitsjka—Fedosia, antwoordde Arkadiej.</p> -<p class="par">—En haar oudernaam? Het kan nooit kwaad, dien ook -te kennen.</p> -<p class="par">—Nikolajevna.</p> -<p class="par">—Bene. Ze is gelukkig niet al te verlegen. Dat -vinden sommigen niet goed. Onzin. Waarom zou ze verlegen zijn? Ze is -moeder! En dus in haar recht.</p> -<p class="par">—Zeker, zei Arkadiej, maar mijn vader?</p> -<p class="par">—Die ook.</p> -<p class="par">—Dat ben ik niet heelemaal met je eens.</p> -<p class="par">—Om de verdeeling van de erfenis?</p> -<p class="par">—Schaam je je niet, zóo van me te denken? -riep Arkadiej verontwaardigd. Van dit standpunt verwijt ik hem niets. -Maar hij had haar moeten trouwen.... <span class="pagenum">[<a id= -"pb55" href="#pb55" name="pb55">55</a>]</span></p> -<p class="par">—Kom, kom, wat een zielenadel! Het huwelijk heeft -dus nog zin voor jou! Dat had ik niet van je gedacht.</p> -<p class="par">Het gesprek stokte en zij liepen zwijgend voort.</p> -<p class="par">—Ik heb het landgoed van je vader terdeeg bekeken, -zei Bazarof. Het trekvee verkeert in slechte conditie en de paarden -eveneens. En zoo staat het ook met de opstallen en de werklui schijnen -ware luilakken. Jullie opzichter is een doerak of een idioot. Ik ben -het over hem met me zelf nog niet eens.</p> -<p class="par">—Je bent bizonder streng vandaag.</p> -<p class="par">—En jullie brave boeren zullen je vader nog wat te -stellen geven. Dat zie ik aankomen. Je kent het spreekwoord: -<span lang="ru-latn">Roeski moezjiek, Boga slonajet!</span><a class= -"noteref" id="xd23e1304src" href="#xd23e1304" name= -"xd23e1304src">1</a></p> -<p class="par">—Ik begin te gelooven, dat oom gelijk heeft. Je -hebt een slecht denkbeeld van de Russen.</p> -<p class="par">—En terecht! De eenige verdienste van den Rus -bestaat hierin, dat hij een slechten dunk van zich zelf heeft. En dat -kan hem dan verder niet schelen! Het is veel belangrijker te weten, dat -tweemaal twee vier is. De rest heeft niets te beteekenen!</p> -<p class="par">—Wat? Ook de natuur dus niet? antwoordde Arkadiej -en liet zijn blik weiden over de bonte velden, die baadden in het -zachte licht der ondergaande zon.</p> -<p class="par">—Ook de natuur heeft niets te beteekenen in dien -zin, die jij haar op het oogenblik geeft. De natuur is geen tempel, -maar een werkplaats en de mensch is de werkman. <span class= -"pagenum">[<a id="pb56" href="#pb56" name="pb56">56</a>]</span></p> -<p class="par">Opeens werd hun oor getroffen door de gedragen tonen van -een cello van uit het huis. De speler legde gevoel in zijn spel, maar -nog ongeoefend klonk Schuberts <span lang="de">Erwartung</span>, en -deze zoete melodie doordrong de lucht als honinggeur.</p> -<p class="par">—Wat is dat? vroeg Bazarof verwonderd.</p> -<p class="par">—Dat is mijn vader.</p> -<p class="par">—Speelt je vader cello?</p> -<p class="par">—Ja.</p> -<p class="par">—Hoe oud is hij dan?</p> -<p class="par">—Vier en veertig.</p> -<p class="par">Bazarof barstte in lachen uit.</p> -<p class="par">—Waarom lach je?</p> -<p class="par">—Hè? Een man van vier en veertig jaar, een -<span lang="la">pater familias</span> in het goevernement speelt -cello...?</p> -<p class="par">Bazarof lachte nog luider.</p> -<p class="par">Maar Arkadiej was het onmogelijk in deze vreugde te -deelen, hoe groot zijn eerbied ook voor den leermeester was.</p> -</div> -<div class="footnotes"> -<hr class="fnsep"> -<div class="footnote-body"> -<p class="par footnote"><span class="label"><a class="noteref" id= -"xd23e1304" href="#xd23e1304src" name="xd23e1304">1</a></span> De -Russische boer verslindt zelfs God.<a id="xd23e1306" name= -"xd23e1306"></a> <a class="fnarrow" href= -"#xd23e1304src">↑</a></p> -</div> -</div> -</div> -<div id="ch10" class="div1 chapter"><span class="pagenum">[<a href= -"#toc">Inhoud</a>]</span> -<div class="divHead"> -<h2 class="main">X.</h2> -</div> -<div class="divBody"> -<p class="par first">Zoo verliepen twee weken. Het leven der menschen -op Marjino ging eentonig voort. Arkadiej leefde als sybariet, Bazarof -werkte. Men was gewoon geraakt aan zijn kort-aangebonden woord. -Fenitsjka had zooveel vertrouwen in hem gekregen, dat ze hem eens in -den nacht liet wekken, toen Mitia krampen had. Bazarof kwam, bleef twee -uren, lachte, gaapte beurtelings en hielp het kind. Alleen Paul -<span class="pagenum">[<a id="pb57" href="#pb57" name= -"pb57">57</a>]</span>haatte en verachtte Bazarof uit het diepst van -zijn hart; in zijn oogen was hij onbeschaamd, aanmatigend cynicus, een -plebejer, die hem, Paul Kirsanof, weinig eer bewees en misschien wel de -vermetelheid had, hem te minachten; zijn broeder Nikolaas was eigenlijk -een weinig bang voor den nihilist en betwijfelde, of hij wel een goeden -invloed had op Arkadiej. Maar hij hoorde hem met genoegen aan en was -gaarne tegenwoordig bij zijn chemische en physische experimenten. -Bazarof had een microscoop meegebracht en kon daarmee urenlang bezig -zijn. Ook de bedienden hadden zich aan hem gewend, ofschoon hij hen -vrijwel uit de hoogte behandelde. Ze zagen meer een gelijke, dan een -„heer” in hem. Doeniasja giegelde graag met hem en -knipoogde dan veelbeteekenend, als ze langs hem kwam. Peter, ingebeeld -en dom, met een altijd erg bezorgd gezicht, dat toch vriendelijk stond, -terwijl hij ook schrijven kon en netjes voor den dag kwam, begon te -glimlachen, zoodra Bazarof een vriendelijkheid tegen hem zei. De -jongste bedienden liepen hem na als honden. De oude Prokofitsj was de -eenige, die niet van hem hield. Hij bediende hem aan tafel met -zichtbaren tegenzin, noemde hem lomperd en beweerde, dat hij met zijn -lange bakkebaarden wel wat van een everzwijn had. Prokofitsj was op -zijn manier ook een aristocraat, evenals Paul.</p> -<p class="par">Het waren de mooiste dagen van het jaar, de eerste dagen -van Juni. Heerlijk weer. Wel was de cholera gesignaleerd, maar de -bewoners van het goevernement waren daaraan gewoon. Bazarof stond -<span class="pagenum">[<a id="pb58" href="#pb58" name= -"pb58">58</a>]</span>'s morgens vroeg op en doolde twee, drie werst in -het rond, niet om te wandelen, want daar hield hij niet van, maar om -planten en insekten te zoeken. Soms ging Arkadiej met hem mee. Nu en -dan ontstond er verschil van meening tusschen de vrienden en gewoonlijk -was Akadiej de overwonnene, ofschoon hij veel meer sprak dan de ander. -Eens, toen ze lang wegbleven, liep Nikolaas Petrowitsj hun tegemoet. -Bij het boschje hoorde hij hun stemmen. Zij konden hem niet zien.</p> -<p class="par">—Je kent mijn vader niet, zei Akadiej. Nikolaas -Petrowitsj stond onbewegelijk.</p> -<p class="par">—Je vader is een beste man, antwoordde Bazarof, -maar hij is rijp voor de rommelkamer, hij heeft uitgediend, zijn lied -is uit.</p> -<p class="par">Nikolaas Petrowitsj luisterde, Arkadiej zweeg. De -„uitgediende” bleef nog eenige oogenblikken, waar hij -stond, toen sloop hij huiswaarts.</p> -<p class="par">—Ik let eens op, wat hij zoo al uitvoert, hij -leest nu al drie dagen Poesjkin, zei Bazarof, zeg hem toch eens dat dat -kinderachtig is. Hij is geen jongen meer en moest al dien onzin -verbranden. Wie stelt nu nog belang in romantiek en poëzie? Geef -hem een goed boek te lezen.</p> -<p class="par">—Wat bijvoorbeeld? vroeg Arkadiej.</p> -<p class="par">—Begin met „Kracht en Stof” van -Büchner.</p> -<p class="par">—Daar heb ik ook al aan gedacht, antwoordde -Arkadiej, het boek is gemakkelijk te begrijpen.</p> -<p class="par">—Zoo is dan ons vonnis geveld, zei Nikolaas -Petrowitsj dien avond tegen zijn broeder, wij zijn rijp voor de -prullemand, ons lied is uit. Bazarof heeft misschien gelijk. Waarom me -dat nu zoo spijt, ik had juist gehoopt, mij enger aan te sluiten bij -<span class="pagenum">[<a id="pb59" href="#pb59" name= -"pb59">59</a>]</span>Arkadiej en nu zie ik, hoezeer ik ten achter ben, -hij heeft mij ingehaald en we begrijpen elkaar niet meer.</p> -<p class="par">—In hoeverre heeft hij je ingehaald en waarin -onderscheidt hij zich dan zooveel van ons? riep Paul -ongeduldig.—Die nihilist heeft hem dat allemaal in zijn hoofd -gepraat. Die sinjeur is onverdragelijk. Ik ben overtuigd, dat hij met -zijn kikvorschen nog niets begrijpt van natuurkunde.</p> -<p class="par">—Nee, nu vergis je je toch. Intelligent en op de -hoogte is hij!</p> -<p class="par">—En die inbeelding, onuitstaanbaar!</p> -<p class="par">—Ingebeeld is hij, dat geef ik toe. Dat schijnt -onvermijdelijk. Maar één ding is me te erg. Ik doe mijn -best, met mijn tijd mee te gaan, ik heb mijn boeren een menschwaardig -bestaan verschaft, een pachtsysteem ingericht, waarom ze me „den -roode” noemen in het goevernement, ik lees, studeer, doe wat ik -kan en toch moet nu mijn lied uit zijn! Onmogelijk is het niet, -misschien hebben ze gelijk.</p> -<p class="par">—Hoe zoo?</p> -<p class="par">—Ik zit vandaag Poesjkin te lezen. Ik wil juist -met „de Zigeuners” beginnen. Daar komt Arkadiej zachtjes en -als deelnemend aansluipen, neemt me stil het boek weg en geeft me er -een ander, een Duitsch boek, voor in de plaats. Dan glimlacht hij en -gaat, met Poesjkin, heen.</p> -<p class="par">—En wat voor een boek heeft hij je gegeven?</p> -<p class="par">—Hier is het.</p> -<p class="par">En Nikolaas Petrowitsj haalde uit zijn achterzak den -negenden druk van Büchners veelbesproken boek voor den dag. -<span class="pagenum">[<a id="pb60" href="#pb60" name= -"pb60">60</a>]</span></p> -<p class="par">Paul bladerde er in.</p> -<p class="par">—Hm,... Arkadiej is dus bezig, je op te voeden! -Heb je gelezen?</p> -<p class="par">—Ik ben begonnen.</p> -<p class="par">—En...?</p> -<p class="par">—Of ik ben een stomkop, of de schrijver is niet -wijs. Maar het zal wel aan mij liggen.</p> -<p class="par">—Ken je je Duitsch nog?</p> -<p class="par">—Zeker.</p> -<p class="par">Paul draaide het boek in de hand en keek zijn broeder -aan. Beiden zwegen.</p> -<p class="par">—Apropos, zei Nikolaas Petrowitsj, die over iets -anders wilde beginnen. Ik heb een brief van Koliazin.</p> -<p class="par">—Van Mathias Ilitsj?</p> -<p class="par">—Ja. Hij wil het gouvernement inspecteeren. Een -man van gewicht. Hij schrijft, dat hij ons als familie graag bij zich -wil zien en noodigt ons, jou en Arkadiej uit naar de stad.</p> -<p class="par">—Denk je te gaan? vroeg Paul.</p> -<p class="par">—Nee, en jij?</p> -<p class="par">—Ik ook niet. Ik zie er niets in, terwille van -zijn mooie oogen een reis van vijftig werst te ondernemen. Mathieu wil -zich in zijn volle glorie toonen! Laat hij tevreden zijn met den -wierook van zijn ambtenaren. Hij is dus geheimraad! Wat een eer! Als ik -in dienst gebleven was en de keten der ellende langer had gedragen was -ik nu luitenant-generaal. Maar wij zijn immers rommel.</p> -<p class="par">—Ja, broeder. Het wordt tijd onze doodkisten te -bestellen en de armen over de borst te vouwen, zei Nikolaas Petrowitsj -zuchtend.</p> -<p class="par">—Wat mij betreft, antwoordde Paul, ik geef me zoo -gauw niet over. Ik wil nog eens vechten <span class="pagenum">[<a id= -"pb61" href="#pb61" name="pb61">61</a>]</span>met dien fraaien dokter. -Reken daarop.</p> -<p class="par">Dat gebeurde nog dienzefden middag bij de thee. Paul was -al opgewonden en slagvaardig in den salon gekomen. Hij wachtte alleen -nog het <span class="corr" id="xd23e1435" title= -"Bron: oogen-">oogenblik</span> van den aanval af. Maar hij moest lang -wachten. Bazarof sprak als gewoonlijk niet veel in tegenwoordigheid -„der oude Kirsanofs”, zooals hij de broeders noemde. -Buitendien was hij uit zijn humeur en dronk de eene kop na de andere in -diep stilzwijgen. Paul werd ongeduldig. Eindelijk deed zich een -gelegenheid voor. Men sprak over een eigenaar uit den omtrek.</p> -<p class="par">—Dat is een idioot, een aristocraat-van-niets, zei -Bazarof kalm. Hij kende hem van Petersburg.</p> -<p class="par">—Veroorloof mij de vraag, wendde Paul zich met -sidderende lippen tot hem, of volgens uw meening de woorden idioot en -aristocraat dezelfde beteekenis hebben.</p> -<p class="par">—Ik heb gezegd aristocraat-van-niets, antwoordde -Bazarof en dronk onverschillig zijn thee.</p> -<p class="par">—Juist, en ik vermoed, dat aristocraat en -aristocraat-van-niets voor u hetzelfde zijn. Ik wensch u te doen -opmerken, dat dit voor mij niet het geval is. Ik meen te mogen zeggen, -dat ik beschouwd word als een liberaal man, die den vooruitgang weet te -waardeeren. En ik heb achting voor de aristocraten, de echte -aristocraten. Denkt u maar eens, aan de Engelsche aristocraten, mijn -beste heer (Bazarof keek hem nu aan). Zij laten niets van hun rechten -vallen en eerbiedigen toch de anderen. Zij eischen op, wat men hun -schuldig is en blijven nooit in gebreke ten opzichte van wat zij -anderen schuldig zijn. De aristocratie was <span class= -"pagenum">[<a id="pb62" href="#pb62" name="pb62">62</a>]</span>het, die -Engeland groot en vrij heeft gemaakt. Zij is Engelands trouwste -steunpilaar.</p> -<p class="par">—Dat is oud nieuws, al zoo vaak gehoord, -antwoordde Bazarof, wat wilt u daarmee zeggen?</p> -<p class="par">—Ik wil daarmee bewijzen, mijn beste heer, dat -zonder het gevoel van eigenwaarde, zonder eerbied voor zich -zelf—gevoelens, eigen aan het wezen der aristocratie—elke -solide grondslag voor het <span lang="fr">bien public</span> zou -ontbreken. De individu, de persoonlijkheid, dat is de hoofdzaak, mijn -beste heer. De persoonlijkheid moet vast staan, als een rots, want -alles rust op deze basis. Ik weet wel, dat u mijn manieren, mijn -kleeding, mijn gewoonten belachelijk vindt. Maar dit alles komt voort -uit de achting, die men zich zelf verschuldigd is, uit plichtsgevoel, -ja mijnheer, uit plichtsgevoel, ik leef hier achteraf in de provincie, -maar daarom verwaarloos ik mijzelf nog niet, ik eerbiedig in mij zelf -den mensch.</p> -<p class="par">—Neemt u me niet kwalijk, Paul Petrowitsj, -antwoordde Bazarof, u zegt, dat u uzelf eerbiedigt en toch zit u daar -met over elkaar geslagen armen. Wat heeft het <span lang="fr">bien -public</span> daaraan? Ook zonder die achting voor uzelf, zou u niet -anders „handelen.”</p> -<p class="par">Paul Petrowitsj verbleekte.</p> -<p class="par">—Dat is een heel andere kwestie, antwoordde hij, -ik gevoel niet den minsten lust, u te verklaren, waarom ik hier zit met -over elkaar geslagen armen, zooals u gelieft te zeggen. Ik wilde mij -ertoe bepalen, u eraan te herinneren, dat de aristocratie op een -principe berust en dat alleen niet moreele of onbeteekenende lieden -zonder principes kunnen <span class="pagenum">[<a id="pb63" href= -"#pb63" name="pb63">63</a>]</span>leven. Ik heb dit reeds mijn neef -gezegd, den dag na zijn aankomst en herhaal het hier nog eens voor u. -Is het niet zoo, Nikolaas?</p> -<p class="par">Nikolaas Petrowitsj knikte toestemmend.</p> -<p class="par">—Aristocratie, liberalisme, principes! herhaalde -Bazarof, wat een overbodige vreemde woorden. Een echte Rus zou ze niet -cadeau willen hebben.</p> -<p class="par">—Wat zou die dan willen volgens uw meening? -Volgens u staan wij buiten de cultuur en haar wetten. Dat is toch wat -veel gezegd. De logica der geschiedenis eischt...</p> -<p class="par">—Wat moeten we met die logica? Die kunnen we best -missen.</p> -<p class="par">—Wat?</p> -<p class="par">—U hebt toch ook geen logica noodig, om een -boterham te eten, als u trek hebt. Wat hebben we aan al die -abstracties?</p> -<p class="par">Paul hief zijn handen op.</p> -<p class="par">—Wij begrijpen dat niet meer! U beschimpt het -Russische volk. Ik begrijp niet, hoe het mogelijk is, principes, en de -wetten der logica te verloochenen. Waardoor laat u u dan leiden in het -leven?</p> -<p class="par">—Ik heb u al gezegd, beste oom, zei Arkadiej, dat -wij geen autoriteit erkennen.</p> -<p class="par">—Onze daden worden alleen beheerscht door de -eischen van wat nuttig is, van wat wij als nuttig beschouwen, zei -Bazarof, het schijnt ons tegenwoordig nuttig te ontkennen en dus -ontkennen wij.</p> -<p class="par">—Alles?</p> -<p class="par">—Volstrekt alles.</p> -<p class="par">—Niet alleen kunst, poëzie, maar ook...</p> -<p class="par">—Alles, herhaalde Bazarof met groote kalmte. -<span class="pagenum">[<a id="pb64" href="#pb64" name= -"pb64">64</a>]</span></p> -<p class="par">Paul keek hem vast in de oogen. Dit antwoord had hij -niet verwacht. Arkadiej werd rood van vreugde.</p> -<p class="par">—Pardon, pardon, zei Nikolaas Petrowitsj, jullie -ontkennen alles, of, liever, jullie breken alles af, maar men moet toch -ook opbouwen.</p> -<p class="par">—Dat gaat ons niet aan, eerst moet schoon schip -worden gemaakt.</p> -<p class="par">—De toestand van het volk eischt dat, voegde -Arkadiej er ernstig aan toe. We hebben een plicht te vervullen. We -hebben niet het recht, ons over te geven aan de bevrediging van een -persoonlijk egoïsme.</p> -<p class="par">Die laatste zinsnede beviel Bazarof niet. Dat rook naar -filosofie, d. i. naar romantiek, want ook de wijsbegeerte noemde hij -zoo. Hij vond het echter niet geschikt, zijn discipel tegen te -spreken.</p> -<p class="par">—Nee, nee, riep Paul opgewonden, ik wil niet -gelooven, dat jullie een juiste meening hebt over de Russen, dat jullie -de eischen en diepste wenschen van het volk begrijpt. Neen! Het -Russische volk is anders als u dat voorstelt. Het heeft een heilige -vereering voor de traditie, het is patriarchaal, het kan niet leven -zonder geloof...</p> -<p class="par">—Ik zal niet probeeren, u tegen te spreken, -antwoordde Bazarof, ik wil zelfs toegeven, dat u ditmaal gelijk -hebt.</p> -<p class="par">—Maar als ik gelijk heb...</p> -<p class="par">—Dan is daarmee nog niets bewezen.</p> -<p class="par">—Volstrekt niets, herhaalde Arkadiej met de -zekerheid van een ervaren schaker, die een gevaarlijken zet van zijn -tegenpartij voorziet en zich daardoor niet laat afschrikken. -<span class="pagenum">[<a id="pb65" href="#pb65" name= -"pb65">65</a>]</span></p> -<p class="par">—Waarom zou dat niets bewijzen? vroeg Paul -verwonderd.—U scheidt u dus af van uw volk!</p> -<p class="par">—En als dat zoo was? Het gelooft, dat de profeet -Elias door den hemel gaat, wanneer het dondert. Moet ik dit daarom ook -gelooven? Maar buitendien, u zegt, dat het volk Russisch is? Ben ik dan -niet Russisch?</p> -<p class="par">—Neen, na al wat u gezegd hebt, bent u geen -Rus.</p> -<p class="par">—Mijn grootvader liep achter den ploeg, antwoordde -Bazarof trotsch, vraagt u den eersten den besten van uw boeren, wien -hij eerder als landgenoot erkent, u of mij? U kunt niet eens met hen -spreken.</p> -<p class="par">—En u kunt met hem spreken, en veracht hem -daarbij.</p> -<p class="par">—Waarom niet, als hij niet beter verdient? U hebt -bezwaren tegen mijn denkbeelden, maar wie zegt u, dat dat moderne -grillen zijn? Waarom kunnen zij niet juist voortkomen uit den geest van -dit volk, dat zoo door u verdedigd wordt?</p> -<p class="par">—Kom, kom. De nihilisten zijn zeker iets -noodzakelijks!</p> -<p class="par">—Dat doet er niet toe. Het is niet aan ons, -daarover te oordeelen. U gaat immers ook niet van de meening uit, dat -ze zonder beteekenis zijn?</p> -<p class="par">—Heeren, heeren, alstublieft geen -persoonlijkheden, riep Nikolaas Petrowitsj en stond op.</p> -<p class="par">Paul glimlachte, legde zijn broeder de hand op den -schouder en duwde hem weer op zijn stoel.</p> -<p class="par">—Kalm aan, zei hij, ik zal mijzelf niet te buiten -gaan juist doordat ik dat gevoel van eigenwaarde <span class= -"pagenum">[<a id="pb66" href="#pb66" name="pb66">66</a>]</span>bezit, -dat deze heer zoo bespot... mijnheer de dokter! ging hij voort tot -Bazarof:</p> -<p class="par">—U denkt zeker, dat uw standpunt nieuw is. Ten -onrechte. Het materialisme heeft al meer dan eens dienst gedaan en -bleek altijd onbevredigend.</p> -<p class="par">—Alweer een vreemd woord, antwoordde Bazarof. Hij -begon zich te ergeren en zijn gezicht werd koperkleurig.—Voor -alles zeg ik, dat wij niet preeken.</p> -<p class="par">—Wat doet u dan?</p> -<p class="par">—Dat zal ik u zeggen. Eerst hebben wij gesproken -over die booswichten van ambtenaren, dat er geen wegen zijn, geen -handel, geen goede rechtspraak.</p> -<p class="par">—Ja, jullie zijn verklikkers. Ik ben het -grootendeels wel eens met jullie kritiek, maar...</p> -<p class="par">—Verder hebben we begrepen, dat het niets geeft, -te praten over onze schrijnende wonden, want dat loopt toch maar uit op -ordinair doctrinarisme; wij zijn overtuigd, dat onze leiders, onze -„verklikkers”, niets behoorlijks presteerden, behalve -dwaasheden, als l’art pour l’art, het idee van de -scheppende kracht, die hun zelf onbewust was, parlementarisme, de -noodzakelijkheid van advocaten enzoovoort, terwijl we aan ons -dagelijksch brood moesten denken, terwijl het zotste bijgeloof ons -gezond verstand verstikt, terwijl al onze naamlooze vennootschappen -over den kop gaan, omdat er geen eerlijke lui te vinden zijn, terwijl -de opheffing der lijfeigenschap, waar de regeering zich zoo druk mee -maakt, ten slotte geen goeds doet, omdat de boer nu zich zelf bestelen -kan, naar de kroeg loopt en vergif zuipt. <span class="pagenum">[<a id= -"pb67" href="#pb67" name="pb67">67</a>]</span></p> -<p class="par">—Juist, antwoordde Paul, juist zoo! Dat heb jullie -dus allemaal ontdekt en bent toch niet van plan, iets ernstigs te -ondernemen.</p> -<p class="par">—Zeker zijn we dat van plan, begon Bazarof, maar -hield plotseling op, zich zelf verwijtend, dat hij zooveel woorden -verspild had aan dezen aristocraat.</p> -<p class="par">—En jullie schelden dus voorloopig alleen -maar!</p> -<p class="par">—Wij schelden ook.</p> -<p class="par">—En dat heet dan nihilisme?</p> -<p class="par">—Ja, dat heet nihilisme, herhaalde Bazarof, maar -op zeer uitdagenden toon.</p> -<p class="par">Paul knipte eenigszins met de oogleden.</p> -<p class="par">—Juist zoo, zei hij met vreemdrustige -stem.—Het nihilisme wil dus alles genezen en jullie zijn onze -redders, onze helden. Prachtig! Maar waarom schimp jullie dan zoo op de -anderen die volgens jullie praters zijn? praat jullie soms niet?</p> -<p class="par">—Als wij ons iets te verwijten hebben, dan is het -zeker niet dit! antwoordde Bazarof tusschen zijn tanden.</p> -<p class="par">—Verbeeldt jullie je dan werkelijk te handelen of -ook maar eenige daad voor te bereiden?</p> -<p class="par">Bazarof zweeg. Paul beefde.</p> -<p class="par">—Hm. Handelen! Omverwerpen! ging hij -voort.—Maar hoe kan men omverwerpen, zonder te weten waartoe?</p> -<p class="par">—Wij werpen omver, omdat wij een kracht zijn, zei -Arkadiej pathetisch.</p> -<p class="par">Paul zag hem aan en glimlachte.</p> -<p class="par">—Zeker, een kracht hoeft ook geen rekenschap af te -leggen, ging Arkadiej voort en rekte zich hoog-op. <span class= -"pagenum">[<a id="pb68" href="#pb68" name="pb68">68</a>]</span></p> -<p class="par">—Dwaas! riep Paul, niet in staat, zich langer te -beheerschen. Als je tenminste maar rekenschap wilde geven van -<i>wat</i> je wilt beweren met die belachelijke fraze! Dat is toch te -gek! Daar is engelengeduld voor noodig, om dat allemaal te dulden! -Kracht! Die hebben de Kalmukken en de Mongolen ook. Maar wat hebben wij -eraan? De beschaving moet ons een dierbaar bezit zijn. Ja, heertjes, de -vruchten der beschaving. En zeg me niet, dat die vruchten geen waarde -hebben. De slechtste schilder, een barbouilleur, de armzaligste -vedelaar, die een paar kopeken krijgt voor een heelen avond, zijn -nuttiger dan jullie, omdat zij vertegenwoordigers zijn van de -beschaving en niet van de brute kracht der Mongolen. Jullie verbeeldt -je, vooruitstrevend te zijn, maar je hoort thuis in een Kalmukkentent. -Kracht! Bedenk toch eens, heeren van de kracht, dat jullie misschien -met zijn vieren bent, terwijl de anderen bij millioenen te tellen zijn -en dat die jullie niet zullen toestaan, hun heiligst geloof met voeten -te treden. Ze zullen jullie verpletteren!</p> -<p class="par">—Als ze ons verpletteren, dan zal dat wel goed -zijn, antwoordde Bazarof. Maar dat heeft mijn grootmoeder al verteld. -Wij zijn veel talrijker, dan u denkt!</p> -<p class="par">—Hoopt u dan werkelijk, het heele volk te -bekeeren?</p> -<p class="par">—U moest weten, dat een kopekekaars voldoende is, -om heel Moskou in brand te steken<a class="noteref" id="xd23e1601src" -href="#xd23e1601" name="xd23e1601src">1</a>, antwoordde Bazarof. -<span class="pagenum">[<a id="pb69" href="#pb69" name= -"pb69">69</a>]</span></p> -<p class="par">—Juist. Eerst een bijna satanische overmoed, dan -domheid. Kijk nu, daarmee tracht men de jeugd te verleiden. Daarmee -worden de onervaren gemoederen van zulke jongeren op hol gejaagd. Daar -zit er zoo één voor ons. (Arkadiej keerde zich somber -af). En het gif vreet verder en verder. Ik liet me vertellen, dat onze -schilders in Rome geen voet meer in het Vatikaan zetten. Ze noemen -Rafael een stumper, alleen omdat hij als autoriteit geldt, en toch zijn -zij, die hem zoo noemen, de machteloosheid in persoon! Hun fantazie -reikt niet verder dan het bekende „Jonge meisje aan de -bron”. En ook dat lijkt nog naar niets. En zulke menschen worden -door jullie gewaardeerd?</p> -<p class="par">—Ik voor mij geef geen kopeke om Rafaël, -antwoordde Bazarof. En de anderen zijn niet veel beter.</p> -<p class="par">—Bravo! Bravo! Hoor je dat, Arkadiej? Zoo drukt -men zich tegenwoordig uit! O, ik begrijp wel, waarom zij zich aan -jullie vastklampen. Anders moesten ze immers zien wat te leeren. Want -voor domkoppen willen ze niet doorgaan. En nu kunnen ze eenvoudig -zeggen: ’t is immers toch allemaal onzin. U hebt reden, trotsch -te zijn en gelukkig! Eerst waren jullie stumperds, maar nu zijn jullie -nihilisten!</p> -<p class="par">—U schijnt het begrip der persoonlijke -waardigheid, waarvan u zooveel ophef maakte, wel eenigszins te -verwaarloozen, antwoordde Bazarof kalm, terwijl Arkadiej bloosde van -verontwaardiging en zijn voorhoofd fronste.</p> -<p class="par">—We hebben ons te ver laten voeren en ik -<span class="pagenum">[<a id="pb70" href="#pb70" name= -"pb70">70</a>]</span>geloof, dat we beter doen, hier maar op te houden -Ik zou me gewonnen geven, als u me maar éen enkele instelling in -onze maatschappij zoudt kunnen aanwijzen, die niet met bekwamen spoed -en zonder erbarmen afgemaakt moest worden.</p> -<p class="par">—Tallooze zou ik u kunnen noemen, tallooze, riep -Paul. Neem bijvoorbeeld de dorpseenheid.</p> -<p class="par">Een kille glimlach vloog over Bazarofs gezicht.</p> -<p class="par">—Over ons dorpswezen moest u liever eens met uw -broeder spreken, antwoordde hij. Hij weet beter dan ik, wat te zeggen -van het gemeenschapsgevoel der boeren, hun -„matigheidsvereenigingen” en dergelijke grappen meer.</p> -<p class="par">—En de familie, de familie zooals die nog bij het -landvolk bestaat!</p> -<p class="par">—Dat is weer een onderwerp, waarop u maar liever -niet moest doorgaan. Volgt u mijn raad, Paul Petrowitsj, en denk daar -eens een paar dagen over na. Zoo dadelijk zult u wel niets weten. Ga -eens al onze standen één voor één na. -Intusschen zullen Arkadiej en ik...</p> -<p class="par">—Alles belachelijk maken, viel Paul hem in de -rede.</p> -<p class="par">—Neen, wij zullen ons tevreden stellen met het -onderzoeken van kikvorschen. Ga je mee, Arkadiej! Tot ziens, -heeren!</p> -<p class="par">De vrienden gingen heen. Paul bleef met zijn broeder -alleen, zij keken elkaar zwijgend aan. Toen begon Paul eindelijk:</p> -<p class="par">—Zoover is het dus al met onze jeugd! Dat zijn -onze opvolgers!</p> -<p class="par">—Onze opvolgers! herhaalde Kirsanof en zuchtte -diep. Hij had al dien tijd als op heete <span class="pagenum">[<a id= -"pb71" href="#pb71" name="pb71">71</a>]</span>kolen gezeten en slechts -nu en dan zijn zoon meewarig aangekeken.</p> -<p class="par">—Weet je, waar me dat alles aan doet denken, -broeder? Eens op een avond had ik woorden met moeder. Nog al heftig. Ze -schreeuwde en wilde niet naar mij luisteren. Eindelijk zei ik: u kunt -me niet begrijpen, wij zijn van twee verschillende generaties! Die -woorden deden haar pijn. Maar ze zei: Wat is daaraan te doen? Het is -hard, maar we moeten het dragen. En zoo komen nu ook onze kinderen -zeggen: jullie bent van een ander geslacht. Slik de pil!</p> -<p class="par">—Je bent te bescheiden, te goed, antwoordde Paul, -ik ben overtuigd, dat wij gelijk hebben en niet de kinderen, al klinkt -onze taal een beetje ouderwetsch en al bezitten wij niet de -zelfoverschatting der jongeren... Buitendien zijn ze zoo onecht. Vraag -aan tafel: wilt u rooden of witten wijn? En ze antwoorden: Ik drink -principieel rooden! en dat met een gewichtigheid, alsof het heil der -menschheid daarvan afhing!</p> -<p class="par">—Wilt u geen thee meer? vroeg Fenitsjka door de -half-open deur. Ze had gedurende de woordenwisseling niet binnen willen -komen.</p> -<p class="par">—Nee, neem den samowaar maar weg, antwoordde -Nikolaas, stond op en verliet den salon. Paul zei kort <span lang= -"fr">bonsoir</span> en zocht zijn kamer op. <span class= -"pagenum">[<a id="pb72" href="#pb72" name="pb72">72</a>]</span></p> -</div> -<div class="footnotes"> -<hr class="fnsep"> -<div class="footnote-body"> -<p class="par footnote"><span class="label"><a class="noteref" id= -"xd23e1601" href="#xd23e1601src" name="xd23e1601">1</a></span> Russisch -spreekwoord: <span lang="ru-latn">Ot kopejetsjnoi svjetsji, Moskva -sgarjela!</span> <a class="fnarrow" href= -"#xd23e1601src">↑</a></p> -</div> -</div> -</div> -<div id="ch11" class="div1 chapter"><span class="pagenum">[<a href= -"#toc">Inhoud</a>]</span> -<div class="divHead"> -<h2 class="main">XI.</h2> -</div> -<div class="divBody"> -<p class="par first">Een half uur later ging Nikolaas den tuin in naar -zijn geliefd boschje, zware gedachten kwelden hem. Voor het eerst had -hij de kloof overzien, die hem van zijn zoon scheidde. Hij vreesde, dat -die met den dag wijder zou worden. Zijn verblijf in Petersburg, zijn -lezen van de nieuwe werken had dus niet gebaat. Vergeefs dus had hij -geluisterd naar de gesprekken der jongeren. Vergeefs getracht, in hun -gedachteleven door te dringen. Mijn broeder beweert, dat wij gelijk -hebben, dacht hij, en inderdaad, afgezien van alle eigenliefde, -schijnen zij verder van de waarheid dan wij. En toch, zij hebben iets, -dat wij missen, een zeker overwicht, een kracht... Zou dat de jeugd -zijn? Neen, niet alleen. Hun overwicht ligt hierin, dat ze minder -belast zijn met de tradities der heeren.</p> -<p class="par">Ze verachten de poëzie! zei hij tot zich zelf en -schudde het hoofd.—Niets voelen voor kunst, voor de natuur?... -Hij keek om zich heen, alsof hij wilde begrijpen, hoe het mogelijk was, -dat men de natuur niet liefhebben kon. De schemering viel. De zon was -achter een populieren boschje verborgen, dit stond een halve werst van -den tuin verwijderd en wierp lange schaduwen over het land. Een boer -draafde op een schimmel het pad langs den woudrand af. Hij was scherp -te zien, zelfs een anderskleurige lap op den schouder van zijn kaftan. -De beenen van het paard bewogen in aangenamen regelmaat en sierlijk. De -stralen der zon drongen door het <span class="pagenum">[<a id="pb73" -href="#pb73" name="pb73">73</a>]</span>loof en tintten de boomen met -warmen toon, zoodat het hooge, stille sparren geleken en de hemel stond -bleek-rozig, strak over het land. De zwaluwen vlogen heel hoog, wind -was er bijna niet. Wat late bijen zoemden zwakjes, slaperig langs de -vlierbloesems en een zwerm muggen danste boven een eenzaam-uitstekenden -tak.</p> -<p class="par">—Hoe heerlijk, mijn God, dacht hij, en geliefde -verzen, wilden hem over de lippen komen, maar hij dacht aan zijn zoon, -aan „Kracht en Stof” en hield zich stil. Toch bleef hij -zitten en gaf zich over aan het teedere, droeve genot van eenzaam -droomen. Het landleven had hem dat geleerd... Hoelang was het nu -geleden, dat hij in die herberg aan den straatweg wachtte op zijn zoon, -en hoeveel was er veranderd sedert dien? Toen kende hij nog niet zijn -verhouding tot den zoon... en nu... ja... Het beeld van zijn vrouw -verscheen voor hem, niet zooals zij in haar laatste jaren was geweest, -goede, opgeruimde, welwillende huisvrouw, maar als jong meisje, slank, -met vragenden blik, onschuldig, het haar in dikke vlechten, zooals hij -haar voor de eerste maal had gezien, toen hij college liep. Toen hij -haar ontmoette op de trap van het huis, waar hij woonde, stootte hij -haar en zei verlegen: pardon, monsieur... Zij glimlachte, en liep -opeens, als verschrikt, hard weg. Maar op het portaal keek ze hem even -aan, ernstig en kreeg een kleur. En het aarzelende samenzijn begon, de -halve woorden, lachjes, de uren van twijfel en wanhoop, de uren van -zaligheid en eindelijk het overstelpende, dronken makende geluk... wat -was van dit alles geworden? Zij <span class="pagenum">[<a id="pb74" -href="#pb74" name="pb74">74</a>]</span>werd zijn vrouw, hij was -gelukkig, als weinigen op aarde... maar toch... niets is te vergelijken -met die eerste heilige oogenblikken... waarom kunnen die niet duren... -tot aan den dood?...</p> -<p class="par">Hij trachtte niet verder te weven aan deze gedachte. -Vasthouden wilde hij dien tijd met sterker banden dan die der -herinnering. Hij wilde haar weer naast zich weten, haar adem voelen, -haar wangen streelen, en bijna was het, of boven zijn hoofd haar...</p> -<p class="par">—Nikolaas Petrowitsj, vleide Fenitsjka’s -stem naast hem, waar ben je toch?</p> -<p class="par">Hij trilde plotseling. Geen berouw of schaamte was dat -gevoel, hij had er nooit aan gedacht, vergelijkingen te maken tusschen -zijn vrouw en Fenitsjka. Maar het was pijnlijk, dat zij nu juist komen -moest. Haar stem herinnerde hem zijn grijze haren, zijn vroeg-oud zijn, -zijn tegenwoordigen toestand, en de droomwereld, waarin hij zich had -laten gaan op de bleeke nevels van het verleden, vervaagde en -verdween.</p> -<p class="par">—Ik zit hier, antwoordde hij, ik kom dadelijk, ga -maar vast...</p> -<p class="par">Dat zijn nu de tradities der heeren, van zooeven, dacht -hij.</p> -<p class="par">Fenitsjka keek eerst nog in het boschje en verwijderde -zich toen. Nu bemerkte hij pas, dat de nacht hem overrompeld had. -Rondom was het donker en stil en Fenitsjka’s gezichtje was zoo -bleek en teer geweest, die enkele oogenblikken. Hij stond op, om naar -huis te gaan. Maar zijn bewogen hart was nog niet tot rust gekomen en -langzaam liep hij heen en weer in den tuin, <span class= -"pagenum">[<a id="pb75" href="#pb75" name="pb75">75</a>]</span>keek nu -eens omlaag, dan weer omhoog naar den hemel, die vol sterren stond. -Langen tijd ging hij zoo, tot hij moe werd, en kon niet tot rust -geraken. Wat zou Bazarof hem uitgelachen hebben, als hij hem zoo had -gezien! Ook zijn zoon zou hem hebben bespot. Zijn oogen stonden vol -tranen en hij bleef weenen, weenen, waarom?... dat was toch schandelijk -voor een man van veertig jaar, een landeigenaar en landbouwkundige, -veel, veel erger dan cellospelen... Nikolaas Petrowitsj doolde, doolde -en kon niet besluiten, naar huis te gaan, het huis, dat hem vriendelijk -wenkte met zijn verlichte vensters. Hij kon den moed niet vinden, den -donkeren tuin te verlaten, de koele lucht, die zijn voorhoofd streelde, -deze teer-droeve stemming...</p> -<p class="par">Daar trad Paul Petrowitsj op hem toe.</p> -<p class="par">—Wat doe je toch? vroeg hij, je bent bleek als een -spook. Voel je je ziek? Je moest naar bed gaan.</p> -<p class="par">Nikolaas sprak hem van zijn gedachten en gevoelens en -ging in huis. Paul bleef in den tuin. Ook hij begon te peinzen en sloeg -de oogen ten hemel. Maar hij was geen romanticus. Zijn oogen -weerspiegelden koel en klaar de sterren, geen tranen, geen droomen, die -niet bij zijn hartstochtelijk wezen pasten. Hij was een man van de -daad, van het proza, hoe gevoelig ook voor teere dingen, vijandig -gezind aan de menschen, op de manier der Fransche misanthropische -ziel...</p> -<p class="par">—Weet je wat? ik heb een idee, zei Bazarof -dienzelfden avond tegen zijn vriend. Je vader vertelde, dat hij een -uitnoodiging ontvangen had van <span class="pagenum">[<a id="pb76" -href="#pb76" name="pb76">76</a>]</span>jullie neef. Hij wil niet gaan. -Hoe zou je erover denken als wij eens gingen?... Voor jou is de -invitatie ook. Je ziet, hoe het hier gesteld is. De reis zal ons goed -doen. Wij zien de stad. Het kost ons hoogstens een dag of zes.</p> -<p class="par">—En kom je dan weer mee terug?</p> -<p class="par">—Nee, ik moet naar mijn vader. Hij woont een -dertig werst van de stad. Ik heb de ouwelui in lang niet gezien. Ik -moet hun dat genoegen eens doen. Het zijn beste menschen en mijn vader -is een grappenmaker. En bovendien ben ik eenig kind.</p> -<p class="par">—Blijf je lang?</p> -<p class="par">—Ik denk het niet. Ik zal me daar wel -vervelen.</p> -<p class="par">—Kom je op de terugreis dan nog langs?</p> -<p class="par">—Dat hangt van er af. Ik weet nog niet. En? Hoe -denk je er over? Goed?</p> -<p class="par">—Goed, antwoordde Arkadiej, onverschillig.</p> -<p class="par">Eigenlijk was hij zeer tevreden met den voorslag van -zijn vriend. Maar hij wilde het niet laten merken. Dat hoorde zoo voor -een echten nihilist.</p> -<p class="par">Den dag daarop reisden zij naar de stad.</p> -<p class="par">Op Marjino vonden de jonge menschen hun afwezigheid -onaangenaam. Doeniasja weende zelfs. Maar „de ouden” zooals -Bazarof hen noemde, herademden. <span class="pagenum">[<a id="pb77" -href="#pb77" name="pb77">77</a>]</span></p> -</div> -</div> -<div id="ch12" class="div1 chapter"><span class="pagenum">[<a href= -"#toc">Inhoud</a>]</span> -<div class="divHead"> -<h2 class="main">XII.</h2> -</div> -<div class="divBody"> -<p class="par first">Goeverneur van de stad *., waar beide vrienden -heen gingen, was een jonge man, die, zooals zulks in Rusland dikwijls -het geval is, tegelijk vooruitstrevend en despoot genoemd kon worden. -In het eerste jaar van zijn ambtsaanvaarding reeds was hij zoo handig -geweest, niet alleen met den oudste van den adel, een gepensioneerden -ritmeester-stafofficier, tevens paardenfokker en zeer gastvrij mensch -in conflict te komen, maar evenzeer met zijn eigen ambtenaren. De -geschillen, uit dezen toestand gerezen, hadden zulk een omvang -aangenomen, dat de minister zich genoopt zag, een man van vertrouwen te -zenden, ten einde de zaken weer vlot te krijgen. De keuze was gevallen -op Matthias Ilitsj Koliazin, de zoon van dien Koliazin, die weleer -voogd over de gebroeders Kirsanof was geweest. Hij was een ambtenaar -der jongere school, ofschoon reeds over de veertig. Hij was echter vast -voornemens, een staatsman te worden en prijkte dan ook reeds met twee -sterren op de borst, waarvan de eene trouwens niet veel te beteekenen -had, een buitenlandsch, weinig geacht ordeteeken. Evenals de -goeverneur, gold hij als een man van den vooruitgang, had reeds grooten -invloed, maar was toch geheel anders als andere ambtenaren van zijn -rang. Wel had hij een zeer grooten dunk van zich zelf en was hij -grenzenloos ijdel, maar zijn manieren waren eenvoudig en er lag iets -aangenaams in zijn blik. Hij luisterde altijd zeer <span class= -"pagenum">[<a id="pb78" href="#pb78" name= -"pb78">78</a>]</span>welwillend toe en lachte zoo goedig, dat men hem -bij eerste kennismaking voor „een wonderlijk mensch” hield. -In belangrijke zaken wist hij echter gewetenloos streng op te -treden.</p> -<p class="par">—Energie is noodzakelijk, placht hij te zeggen, -„<span lang="fr">l'énergie est la première -qualité d’un homme d'état</span>”. Toch kon -elk min of meer geslepen ambtenaar hem gemakkelijk om den tuin leiden -en werd hij telkens bedrogen. Matthias Ilitsj maakte veel werk van -Guizot en deed zijn best, ieder<span class="corr" id="xd23e1730" title= -"Bron: .">,</span> die hem wilde aanhooren, te overtuigen, dat hij niet -tot die bekrompen-achterlijke mannen behoorde, die routine- en -gewoontemenschen, zooals er zoovelen zijn, en dat geen enkele der -groote maatschappelijke bewegingen aan zijn aandacht en belangstelling -ontsnapte. Hij hield van die groote woorden en volgde eveneens de -literaire beweging, maar met een soort superieure minachting, ongeveer -zooals een man op leeftijd het spel van straatjongens gadeslaat. In -facto was Matthias Ilitsj niet zooveel verder dan de staatslieden uit -den tijd van Alexander I, die, wanneer ze ’s avonds een -soireé bij mevrouw Swetsjiena moesten bijwonen, ’s morgens -een hoofdstuk uit Condillac lazen. Alleen zijn manieren waren wat -moderner. Hij was een handig hoveling, een sluwerd, zonder meer. Van -staatszaken begreep hij weinig, en geest bezat hij niet. Zijn eigen -belangen echter waren hem wel bewust. Hierin kon niemand hem bedriegen -en dit is een talent, waardoor hij toch eenige verdienste had.</p> -<p class="par">Matthias Ilitsj ontving Arkadiej met welwillendheid, -volkomen passend bij een verlicht ambtenaar <span class= -"pagenum">[<a id="pb79" href="#pb79" name="pb79">79</a>]</span>van zijn -slag; bijna vroolijk ontving hij hem. De mededeeling echter, dat de -beide andere heeren niet zouden verschijnen, ontstemde hem min of -meer.</p> -<p class="par">—Je papa is altijd een type geweest, zei hij, en -liet de kwasten van zijn fluweelen morgenjas door de vingers glijden. -Daarop wendde hij zich tot een jong ambtenaar in streng toegeknoopt -interimsuniform en snauwde hem af:</p> -<p class="par">—Wat moet u daar?</p> -<p class="par">De jonge man, die lang gezwegen had, richtte zich op en -keek zijn meerdere met een uitdrukking van verbazing aan. Matthias -Ilitsj echter deed reeds weer, of hij niet bestond. Onze -hoofdambtenaren houden er wel van, hun ondergeschikten te overbluffen, -maar ze doen dat op verschillende manieren. Een zeer geliefd middel -bijvoorbeeld, <span lang="en">a quite favourite</span>, zooals de -Engelschman zegt, is dit: de ambtenaar verstaat plotseling geen enkel -woord meer, alsof hij met doofheid geslagen is. Hij vraagt, welke dag -het is. Men antwoordt onderdanig:</p> -<p class="par">—Vrijdag, Uw Excellentie!</p> -<p class="par">—Hè, wat? Wat is?—Zei je iets? -antwoordt hij dan.</p> -<p class="par">—Het is vandaag Vrijdag, Uw Excellentie.</p> -<p class="par">—Hè, wat, wat is er met Vrijdag? Wat voor -een Vrijdag?</p> -<p class="par">—Vrijdag, Uw Excellentie, het is Vrijdag, een -weekdag.</p> -<p class="par">—Wat, ondersta jij je, mij een lesje te willen -geven?</p> -<p class="par">Zulk een hoofdambtenaar was Mathias Ilitsj, ten spijt -van zijn liberale denkbeelden. <span class="pagenum">[<a id="pb80" -href="#pb80" name="pb80">80</a>]</span></p> -<p class="par">—Ik raad je aan, mijn beste, zei hij tot Arkadiej, -den goeverneur een bezoek te brengen. Je moet me goed begrijpen. Als ik -je dien raad geef, moet je niet denken, dat ik wil, dat je autoriteiten -het hof zoudt maken. Maar de goeverneur is een man van de wereld. En -buitendien zul je toch wel van plan zijn, je in onze kringen te laten -introduceeren. Ik hoop, dat je geen beer bent. De goeverneur geeft -overmorgen een groot bal.</p> -<p class="par">—Denkt u daar ook heen te gaan? vroeg -Arkadiej.</p> -<p class="par">—Hij geeft het ter mijner eer, zei Mathias Ilitsj -op bijna medelijdenden toon, je danst toch?</p> -<p class="par">—Ja, maar niet goed.</p> -<p class="par">—Des te erger voor jou. Er komen een paar mooie -vrouwen. En buitendien is het een schande voor een jongen man, als hij -niet kan dansen. Ik herhaal, ik zeg dat niet uit voorliefde voor het -oude, ik vind volstrekt niet, dat de geest in de beenen zit, maar het -byronisme vind ik belachelijk, dat is overwonnen!</p> -<p class="par">—Denkt u dan, oom, dat het byronisme...</p> -<p class="par">—Ik zal je in kennis brengen met onze dames. Ik -zal je onder mijn bescherming nemen, antwoordde Mathias Ilitsj met -welwillenden glimlach.</p> -<p class="par">Een dienaar diende den president der kamer van -financiën aan, een oude man met honig-zoeten blik en ingevallen -lippen, die met de natuur dweepte, vooral in den zomer, wanneer, zooals -hij zei, „het vlijtige bijtje haar dropje zuigt uit elk -bloempje.” <span class="pagenum">[<a id="pb81" href="#pb81" name= -"pb81">81</a>]</span></p> -<p class="par">Arkadiej trok zich terug. Hij vond Bazarof in het hotel, -waar ze hun intrek genomen hadden en deze liet zich overhalen, mee naar -den goeverneur te gaan.</p> -<p class="par">—Voor mijn part dan, zei hij, als men den pink -gegeven heeft, moet men ook de heele hand reiken. Wij zijn gekomen om -de heeren grondeigenaren te leeren kennen.—Vooruit dan.</p> -<p class="par">De goeverneur ontving de jonge lieden vriendelijk, maar -hij noodigde ze niet uit te gaan zitten, en bleef zelf ook staan. Hij -had het altijd gewichtig en druk. Zoodra hij opgestaan was, stak hij -zich in ambtsuniform met nauwsluitende das en gunde zich nauwelijks -tijd te ontbijten, om toch maar niets van zijn zaken te verzuimen. Hij -werd in het goevernement Boerdaloe genoemd; dit was geen toespeling op -den beroemden Franschen prediker, maar werd afgeleid van het woord -bourde, dat praatje beduidt. Hij noodigde Arkadiej en Bazarof op zijn -bal, herhaalde de uitnoodiging eenige minuten later, hield de vrienden -voor broeders en gaf hun den naam Kaisarof.</p> -<p class="par">Toen ze het huis des goeverneurs verlieten, kwam er een -rijtuig aan, dat plotseling stil hield. Een jonge man van gemiddelde -gestalte sprong eruit en riep „Jevgeni Wassilitsj!” terwijl -hij op Bazarof afkwam. Hij droeg een Poolsche lange jas op de wijze der -Slavofielen.</p> -<p class="par">—Hé, bent u het, mijnheer Sitnikof, zei -Bazarof, zonder te blijven staan. Wat voert u hier?</p> -<p class="par">—Een toeval, antwoordde hij, keerde zich -<span class="pagenum">[<a id="pb82" href="#pb82" name= -"pb82">82</a>]</span>naar het rijtuig, wenkte vijf, zes maal met de -hand en riep: Volgen! Volgen!—Mijn vader, ging hij voort, heeft -hier zaken en verzocht mij... ik hoorde vandaag, dat u ook hier bent, -en kom juist van uw hotel. (Inderdaad vonden de vrienden een omgebogen -visitekaartje, bij thuiskomst in hun hotel, met den naam van Sitnikof -in latijnsche en slavische letters.) Ik hoop, dat u nog niet bij den -goeverneur bent geweest?</p> -<p class="par">—Hoopt u van niet? Wij komen er juist vandaan.</p> -<p class="par">—Dan ga ik er ook heen. Eugène -Wassiljewitsj, stel me toch voor aan dezen heer.</p> -<p class="par">—Sitnikof—Kirsanof, mompelde Bazarof zonder -te blijven staan.</p> -<p class="par">—Aangenaam, begon Sitnikof, met vriendelijken -glimlach tot Arkadiej, terwijl hij zijn zeer elegante handschoenen -uittrok,—ik heb al veel over u hooren spreken. Ik ben een oud -vriend van Eugène Wassiljewitsj en mag me zelfs zijn leerling -noemen. Hem heb ik mijn moderne inzichten te danken.</p> -<p class="par">Arkadiej keek den modernen leerling van Bazarof eens -aan. Zijn klein, glad geschoren gezicht en regelmatige trekken drukten -iets onrustigs, ingespannens, maar tegelijk iets geborneerds uit. Zijn -oogen keken star en onvast tegelijk, zelfs zijn korte-droge lach had -iets onzekers, verwards.</p> -<p class="par">—U zoudt het niet gelooven, ging hij voort, toen -Eugène Wassiljewitsj mij voor de eerste maal verklaarde, dat er -geen autoriteit erkend behoefde te worden, gevoelde ik een blijdschap, -<span class="pagenum">[<a id="pb83" href="#pb83" name= -"pb83">83</a>]</span>een bevrijding, alsof ik herboren was. Eindelijk -een man, dacht ik.—Zeg eens, Eugène Wassiljewitsj, je moet -vooral een dame bezoeken hier, die heelemaal op jouw hoogte staat en -die gelukkig zal zijn kennis met je te maken. Je moet zeker al van haar -gehoord hebben.</p> -<p class="par">—Wie is het dan? vroeg Bazarof verveeld.</p> -<p class="par">—Koeksjina, Eudoxia Koeksjina. Een merkwaardige -vrouw, geëmancipeerd in den volsten zin van het woord, een vrouw -van den vooruitgang in ieder opzicht. Laten we dadelijk alle drie naar -haar toe gaan, ze woont hier vlak bij. We drinken bij haar koffie... of -heb jullie al koffie gedronken?</p> -<p class="par">—Neen.</p> -<p class="par">—Uitmuntend. Ze leeft natuurlijk gescheiden van -haar man en is onafhankelijk.</p> -<p class="par">—Is ze mooi? vroeg Bazarof.</p> -<p class="par">—Nee, dat kan ik niet zeggen.</p> -<p class="par">—Wat moeten we dan in Gods naam bij haar -uitvoeren?</p> -<p class="par">—Geen grapjes. Ze zal champagne schenken.</p> -<p class="par">—Hm. De praktische man komt om den hoek kijken. -Apropos, doet je vader nog altijd in brandewijn?</p> -<p class="par">—Ja, antwoordde Sitnikof, met gedwongen glimlach. -Ga jullie mee?</p> -<p class="par">—Ik weet niet, wat ik zeggen zal...</p> -<p class="par">—Je wilde immers menschen bestudeeren... zei -Arkadiej fluisterend.</p> -<p class="par">—En gaat u ook mee, meneer Kirsanof? vroeg -Sitnikof. We gaan niet zonder u.</p> -<p class="par">—We kunnen toch niet zoo met z’n drieën -daar in huis komen vallen... <span class="pagenum">[<a id="pb84" href= -"#pb84" name="pb84">84</a>]</span></p> -<p class="par">—Dat hindert niet. Ze is een zeldzame vrouw!</p> -<p class="par">—We krijgen dan champagne? herhaalde Bazarof.</p> -<p class="par">—Drie flesschen, riep Sitnikof, ik sta er voor -in.</p> -<p class="par">—Waarmee?</p> -<p class="par">—Met mijn hoofd.</p> -<p class="par">—De portemonnaie van papa zou een beter pand zijn. -Maar vooruit dan maar!</p> -</div> -</div> -<div id="ch13" class="div1 chapter"><span class="pagenum">[<a href= -"#toc">Inhoud</a>]</span> -<div class="divHead"> -<h2 class="main">XIII.</h2> -</div> -<div class="divBody"> -<p class="par first">Het kleine huis in <span class="corr" id= -"xd23e1856" title="Bron: Russisschen">Russischen</span> stijl, waar -Avdotja Nikitisjna of Eudoxia Koeksjin woonde, stond in een voor kort -afgebrande straat. Het is bekend, dat onze provinciestadjes om de vijf -jaar afbranden. Aan de voordeur was naast een scheef hangend -visitekaartje een schel aangebracht; een juffrouw met een mutsje op, -half dienstmeid, half dame van gezelschap, ontving de heeren in de -voorkamer. Een en ander ten bewijze van den liberalen geest der -bewoonster. Sitnikof vroeg of Avdotja Nikitisjna thuis was.</p> -<p class="par">—O, bent u het Victor? riep een hooge stem uit de -achterkamer.—Kom binnen! Meteen verdween de juffrouw met het -mutsje.</p> -<p class="par">—Ik ben niet alleen, zei Sitnikof en keek zijn -vrienden met een blik van verstandhouding aan, terwijl hij zijn overjas -uitdeed.</p> -<p class="par">—Dat hindert niet, antwoordde Eudoxia Nikitisjna, -kom maar binnen!</p> -<p class="par">De jonge lieden gehoorzaamden. Het vertrek, <span class= -"pagenum">[<a id="pb85" href="#pb85" name="pb85">85</a>]</span>dat ze -binnentraden, leek meer een werkkamer dan een salon. Papier, brieven, -Russische tijdschriften, meest onopengesneden, slingerden op stoffige -tafels. Overal half opgerookte sigaren daartusschen. De vrouw des -huizes lag op een leeren sofa. Ze was jong, blond, een kanten doekje -over het hoofd, zware armbanden had ze aan de polsen en haar handen -waren klein met korte vingers. Ze stond op, trok een fluweelen sortie, -met vergeeld hermelijn gevoerd, losjes over de schouders, zei met iets -smachtends in haar stem:</p> -<p class="par">—Dag Victor, en drukte hem de hand.</p> -<p class="par">—Bazarof, Kirsanof, zei deze kort, Bazarofs manier -van voorstellen nabootsend.</p> -<p class="par">—Aangenaam, heeren, antwoordde mevrouw Koeksjin. -Ze richtte haar ronde oogen, waartusschen een heel klein, armzalig, -rood wipneusje stond, op Bazarof, voegde er bij: Ik ken u, en gaf hem -ook een hand. Bazarof vertrok even zijn gezicht. Het onbeduidende -gezichtje was niet bepaald leelijk, maar de uitdrukking was -onaangenaam. Men zou willen vragen: Wat scheelt eraan? Heb je honger? -Verveel je je? Ben je bang voor iets? Ze had evenals Sitnikof het -gevoel, alsof er voortdurend iets knaagde aan haar ziel. Haar -bewegingen en manier van spreken hadden iets haastigs en logs tegelijk. -Ze vond zich zelf zeker goed en eenvoudig, en toch, wat ze ook deed, -het had altijd den schijn, alsof haar plan was, iets anders te -doen.</p> -<p class="par">— Ja, ja, ik ken u Bazarof, herhaalde ze. (Naar de -gewoonte der vrouwen van het land, <span class="pagenum">[<a id="pb86" -href="#pb86" name="pb86">86</a>]</span>noemde ze mannen, die ze voor -het eerst zag, bij hun familienaam.) Rookt u?</p> -<p class="par">—Een sigaar graag, zei Sitnikof, die het zich -intusschen gemakkelijk had gemaakt in een leunstoel, een been over het -andere.—Maar u moet ons ook wat te eten geven. We vergaan van den -honger. En laat dan maar meteen een flesch champagne aanrukken.</p> -<p class="par">—Sibariet! antwoordde ze lachend. Als ze lachte, -zag men het tandvleesch. Is hij nu geen Sibariet, Bazarof?</p> -<p class="par">—Ik houd van mijn gemak, zei Sitnikof met -waardigheid. Maar daarom ben ik niet minder liberaal!</p> -<p class="par">—Jawel, riep Eudoxia, en ze beval het kamermeisje, -voor een dejeuner te zorgen en champagne te brengen.</p> -<p class="par">—Hoe denkt u daarover? vroeg ze Bazarof, ik weet -zeker, dat u het met mij eens bent!</p> -<p class="par">—Dan vergist u je, antwoordde deze, een stuk -vleesch is beter dan een stuk brood, zelfs van het standpunt der -chemische analyse.</p> -<p class="par">—Aha. U doet aan chemie. Dat is mijn zwak. Ik heb -zelf een soort lijm uitgevonden.</p> -<p class="par">—Lijm? U?</p> -<p class="par">—Ja, weet u, waarvoor? Voor poppen, poppenhoofden. -Bizonder duurzaam. Ik ben practisch. Maar ik ben het nog niet met -mezelf eens. Ik moet Liebig raadplegen. Hebt u in de Moscousche courant -het artikel van Kisljakof over den vrouwenarbeid gelezen? Dat moet u -lezen. U interesseert u immers voor de vrouwenkwestie? En voor de -schoolkwestie ook? En wat doet uw vriend? Hoe heet hij? <span class= -"pagenum">[<a id="pb87" href="#pb87" name="pb87">87</a>]</span></p> -<p class="par">Mevrouw Koeksjin ratelde deze vragen na elkander af met -een naïeve onverschilligheid, zonder eenig antwoord af te wachten. -Zoo praten ook verwende kinderen met hun gouvernante.</p> -<p class="par">—Ik heet Arkadiej Nikolajwitsj Kirsanof, zei -Arkadiej, en doe niets.</p> -<p class="par">Eudoxia lachte.</p> -<p class="par">—Dat is alleraardigst. Rookt u niet? Victor, je -weet, dat ik boos op je ben.</p> -<p class="par">—Waarom?</p> -<p class="par">—Je begint weer met George Sand te dwepen. Dat is -een antiek meubel en verder niets. Hoe kan iemand haar met Emerson -vergelijken? Ze heeft geen begrip van opvoeding of physiologie of wat -ook. Ik ben overtuigd, dat ze nooit van embryologie gehoord heeft en -hoe kunnen we het tegenwoordig zonder die wetenschap stellen? (Eudoxia -spreidde de armen uit bij deze woorden). Wat heeft Jelisejewitsj een -prachtig artikel over dit onderwerp geschreven! Dat is een genie, die -heer. (Eudoxia zei meestal heer in plaats van man). Bazarof, kom eens -bij me zitten op de sofa. U weet zeker niet, dat ik vreeselijk bang -voor u ben.</p> -<p class="par">—Waarom? U maakt me nieuwsgierig.</p> -<p class="par">—U bent een gevaarlijk heer. U critiseert alles -ter wereld. Maar mijn hemel, ik spreek als een echte gans. Maar ik ben -ook eigenlijk een gans. Ik beheer mijn goed zelf, maar verbeeld u, mijn -opzichter Jerofej is een type. Hij doet me denken aan Coopers -Padvinder. Hij heeft zoo iets oerwoudachtigs. En nu zit ik voor goed -hier in deze verschrikkelijke stad. Is het niet verschrikkelijk? Maar -wat te doen? <span class="pagenum">[<a id="pb88" href="#pb88" name= -"pb88">88</a>]</span></p> -<p class="par">—Het is een stad, als elke andere, antwoordde -Bazarof droogjes.</p> -<p class="par">—De kleinzieligste dingen houden de menschen hier -bezig. ’t Is afschuwelijk. Anders was ik den heelen winter in -Moscou. Maar de eerbiedwaardige heer Koeksjin heeft zich daar -gevestigd. Buitendien is Moscou tegenwoordig... ik weet niet... het is -allemaal anders tegenwoordig. Ik zou willen reizen. Verleden jaar was -ik ook al van plan, op reis te gaan.</p> -<p class="par">—Zeker naar Parijs? vroeg Bazarof.</p> -<p class="par">—Naar Parijs en Heidelberg.</p> -<p class="par">—Waarom Heidelberg?</p> -<p class="par">—Omdat Bunsen daar woont.</p> -<p class="par">Bazarof wist geen antwoord.</p> -<p class="par">—Pierre Sapozjnikof... dien kent u toch?</p> -<p class="par">—Ik heb niet de eer.</p> -<p class="par">—Hoe is ’t mogelijk? Pierre Sapozjnikof. Hij -is altijd met Lydia Chostatova.</p> -<p class="par">—Die ken ik ook niet.</p> -<p class="par">—Nu, Sapozjnikof had me zijn reisgezelschap -beloofd. Ik heb gelukkig geen kinderen. Wat zei ik daar? Gelukkig?... -Dat doet er ook niet toe. Eudoxia rolde een sigaret tusschen haar geel -geworden vingers, trok die over haar tong, en begon te rooken.</p> -<p class="par">Het kamermeisje kwam met het theeblad.</p> -<p class="par">—Aha, daar is het eten! Wilt u wat gebruiken? -Victor, trek de flesch eens open. Dat behoor jij te kunnen.</p> -<p class="par">—Kunnen, kunnen, mompelde Sitnikof.</p> -<p class="par">—Zijn hier ook mooie vrouwen? vroeg Bazarof bij -zijn derde glas. <span class="pagenum">[<a id="pb89" href="#pb89" name= -"pb89">89</a>]</span></p> -<p class="par">—Zeker, antwoordde Eudoxia, maar heel -onbelangrijk. <span lang="fr">Mon amie</span> Odintsova is niet kwaad. -Alleen heeft ze een beetje ’n slechte naam... dat is nu wel niet -zoo erg, maar van verheven ideeën, van geest geen spoor. Ons -opvoedingsysteem deugt ook niet. Onze vrouwen hier zijn slecht -opgevoed.</p> -<p class="par">—U zult ze niet beter maken, zei Sitnikof, de -eenige houding is, ze verachten, en ik veracht ze diep! (Sitnikof hield -er van, te verachten, en hieraan uiting te geven. Hij had het vooral -tegen „het geslacht”, zonder te vermoeden, dat hij -voorbestemd was, weldra voor zijn vrouw te kruipen, alleen omdat ze een -vorstin Doerdoleosova was.) Er is niet één, die zich in -het gesprek tot onze hoogte kan opheffen, niet <span class="corr" id= -"xd23e1959" title="Bron: eén">één</span>, die het -verdient, dat ernstige mannen als wij zich met haar bezighouden.</p> -<p class="par">—Ik zie niet in, waarom zij onze gesprekken -behooren te begrijpen, zei Bazarof.</p> -<p class="par">—Wie bedoelt u? vroeg Eudoxia.</p> -<p class="par">—De mooie vrouwen.</p> -<p class="par">—U bent het dus eens met Proudhon?</p> -<p class="par">Bazarof richtte zich met verachtende geste op.</p> -<p class="par">—Ik ben het met niemand eens, ik heb mijn eigen -meeningen.</p> -<p class="par">—Weg met alle autoriteiten! riep Sitnikof, -gelukkig, in tegenwoordigheid van een man, wiens onderdanige dienaar -hij was, eens flink te kunnen optreden.</p> -<p class="par">—Maar Macauley zelf, zei mevrouw Koeksjin...</p> -<p class="par">—Weg met Macauley! riep Sitnikof met donderende -stem. U neemt het op voor die zotte vrouwmenschen!</p> -<p class="par">—Ik strijd volstrekt niet voor de vrouwmenschen, -<span class="pagenum">[<a id="pb90" href="#pb90" name= -"pb90">90</a>]</span>maar voor de rechten der vrouw, die ik gezworen -heb te verdedigen.</p> -<p class="par">—Weg met... Sitnikof maakte zijn zin niet af. Hij -viel zich zelf in de rede: ik heb niets tegen ze!</p> -<p class="par">—Ik zie, dat u slavofiel bent!</p> -<p class="par">—Heelemaal niet. Ik ben geen slavofiel, -maar...</p> -<p class="par">—Jawel u bent slavofiel. U bent het eens met de -Domostroi, (een 17e-eeuwsch werk over huishoudelijke toestanden) nogal -patriarchaal! Het mankeert er nog maar aan, dat u de vrouwen met de -zweep te lijf gaat!</p> -<p class="par">—Een mooi ding, de zweep, zei Bazarof,—maar -we zijn aan den laatsten droppel.</p> -<p class="par">—Waarvan? vroeg Eudoxia.</p> -<p class="par">—Van de champagne, niet van uw bloed.</p> -<p class="par">—Ik kan het niet verdragen, als men de vrouwen -aanvalt, dat is afschuwelijk. Men moest liever eens het boek van -Michelet lezen: De l’Amour. Een heerlijk werk! Laten we over de -liefde spreken, ging Eudoxia voort en haar hand liet ze smachtend -rusten op een kussen. Het werd plotseling stil in de kamer.</p> -<p class="par">—Waarom, vroeg Bazarof, over de liefde? Mevrouw -Odintsof zal wel interessanter zijn! Zoo heet ze immers? Wie is ze?</p> -<p class="par">—Bekoorlijk, bekoorlijk! riep Sitnikof uit, ik zal -haar jullie voorstellen. Ze is geestig, rijk en weduwe. Ongelukkig is -ze geestelijk nog niet volkomen ontwikkeld, ze moest wat meer met onze -Eudoxia omgaan! Ik drink op je gezondheid, Eudoxia! Aanstooten! Et toc, -et toc, et tin, tin tin. Et toc, et toc et tin-tin-tin!</p> -<p class="par">—Victor, je bent een grappenmaker! <span class= -"pagenum">[<a id="pb91" href="#pb91" name="pb91">91</a>]</span></p> -<p class="par">De maaltijd duurde nog lang. De eene flesch champagne -volgde op de andere. Eudoxia praatte maar door. Sitnikof niet minder. -Ze kibbelden over het huwelijk, of het een vooroordeel was of een -misdaad. Ze behandelden de kwestie, of de menschen met denzelfden -aanleg geboren werden, of niet, en wat eigenlijk individualiteit was. -Het kwam zoover, dat Eudoxia, roode vlekken in het gezicht, met haar -nagels op de ontstemde piano begon te hameren en met heesch geluid -eerst zigeunerliederen zong en toen de romance van Seymour Shiff: -Granada droomt in haren sluimer.</p> -<p class="par">Sitnikof speelde den minnaar. Hij had een lint om zijn -voorhoofd gebonden. Toen zij de woorden galmde:</p> -<div class="lgouter"> -<p class="line">In mijner kussen heeten gloed</p> -<p class="line">Vereenen zich, lief, onze lippen,</p> -</div> -<p class="par first">kon Arkadiej zich niet langer goed houden:</p> -<p class="par">—Dat krijgt hier iets van een gekkenhuis, riep hij -uit.</p> -<p class="par">Bazarof had zich ertoe bepaald, nu en dan een spottend -woord te lanceeren en stelde het meest belang in de champagne. Hij -gaapte hardop, stond op en ging weg met Arkadiej, zonder afscheid te -nemen. Maar Sitnikof holde hen achterna.</p> -<p class="par">—En, vroeg hij, van den één naar den -ander ziende, heb ik u niet gezegd, dat zij een merkwaardige -persoonlijkheid is? Dat is een vrouw, zooals wij er veel moesten -hebben. Ze is in haar soort een fenomeen van hoogere zedelijke -orde!</p> -<p class="par">—Hoort deze inrichting van je vader ook tot -<span class="pagenum">[<a id="pb92" href="#pb92" name= -"pb92">92</a>]</span>die hoogere orde? vroeg Bazarof en wees op een -kroeg, waar ze juist langs kwamen.</p> -<p class="par">Sitnikof antwoordde met zijn gewonen valschen glimlach. -Hij schaamde zich over zijn afkomst en wist niet, of hij zich gevleid -of beleedigd moest voelen over Bazarofs gemeenzaamheid.</p> -</div> -</div> -<div id="ch14" class="div1 chapter"><span class="pagenum">[<a href= -"#toc">Inhoud</a>]</span> -<div class="divHead"> -<h2 class="main">XIV.</h2> -</div> -<div class="divBody"> -<p class="par first">Het bal bij den goeverneur had eenige dagen later -plaats. Mathias Ilitsj bleek inderdaad de koning van het feest. De -predwodietjel<a class="noteref" id="xd23e2037src" href="#xd23e2037" -name="xd23e2037src">1</a> verklaarde ieder, die het wilde hooren, dat -hij uitsluitend te zijner eer was gekomen. De goeverneur zelf ging -gedurende het bal, met de grootste nauwgezetheid voort, regeeringszaken -af te handelen. Mathias Ilitsj' opgewekte stemming deed niets af aan -den adel zijner houding. Voor ieder had hij een vriendelijk woord, voor -den een met een nuance van hoogachting, voor den ander min of meer uit -de hoogte. „<span lang="fr">En vrai chevalier -français</span>” overstelpte hij de dames met beleefdheden -en lachte voortdurend in dien fijnen, geluidloozen toonaard, zooals dat -voor een man van aanzien past. Hij klopte Arkadiej op den schouder en -noemde hem duidelijk hoorbaar zijn besten neef. <span class="corr" id= -"xd23e2043" title="Bron: Barazof">Bazarof</span>, die een eenigszins -kalen rok aan had, mocht zich gelukkig achten met een verstrooiden, -maar welwillenden blik nu en dan en een minzaam gemompel, waarin alleen -den superlatief-uitgang <span class="pagenum">[<a id="pb93" href= -"#pb93" name="pb93">93</a>]</span>en het voornaamwoord „ik” -verstaanbaar waren. Sitnikof kreeg een vinger toegestoken, waarbij hij -glimlachte zonder hem aan te zien. En zelfs mevrouw Koeksjin, die -zonder crinoline en met vuile handschoenen, maar met een grooten -paradijsvogel in het haar verschenen was, wist hem een <span lang= -"fr">enchanté</span> te ontlokken. Er waren veel menschen en -vooral veel heeren. De gerokte stonden meest tegen de muren, maar de -militairen dansten hartstochtelijk. Onder deze blonk één -uit, die zes weken in Parijs was geweest en derhalve uitdrukkingen als -<span lang="fr">ah! fichtre! pst! mon bibi!</span> had meegebracht, -welke hij dan ook volmaakt, met echt Parijsch flair uitsprak, hetgeen -echter niet verhinderde, dat hij <span lang="fr">si -j’aurais</span>, in plaats van <span lang="fr">si -j’avais</span> zei en <span lang="fr">abolument</span> voor -„zeer zeker”. Hij sprak dus Russisch-Fransch, waar mee de -Franschen, den spot drijven, zoolang zij ons niet verzekeren, dat wij -hun taal spreken <span lang="fr">comme des anges!</span></p> -<p class="par">Arkadiej danste weinig en Bazarof in ’t geheel -niet. Met Sitnikof trokken zij zich in een hoekje terug. Deze maakte -opmerkingen, die zoogenaamd scherp waren en glimlachte daarbij -verachtend, terwijl hij uitdagend rondkeek en bizonder met zich zelf -ingenomen was. Maar op een gegeven oogenblik veranderde zijn houding en -fluisterde hij Arkadiej opgewonden toe:</p> -<p class="par">—Daar is mevrouw Odintsof.</p> -<p class="par">Arkadiej keek en zag een slanke, in het zwart gekleede -vrouw binnenkomen. Het voorname in haar wezen verraste hem. Haar bloote -armen rondden teêr langs de ranke lichaamslijn, lichte -fochsiabloesem vielen van haar glanzend kapsel over de <span class= -"pagenum">[<a id="pb94" href="#pb94" name="pb94">94</a>]</span>mooie -schouders. Haar klare oogen waren meer verstandig en rustig dan -peinzend. Een blank voorhoofd welfde zich zacht daarboven. Heel even -glimlachte haar mond. Beminlijke en teedere kracht ademde heel haar -wezen.</p> -<p class="par">—Kent u haar? vroeg Arkadiej.</p> -<p class="par">—Heel goed. Zal ik u voorstellen?</p> -<p class="par">—Gaarne... na dezen dans.</p> -<p class="par">Bazarof merkte mevrouw Odintsof ook op.</p> -<p class="par">—Wie is die daar? vroeg hij. Dat is heel iets -anders als de rest.</p> -<p class="par">Na den dans bracht Sitnikof Arkadiej bij mevrouw -Odintsof. Maar hij scheen lang niet zoo bevriend met haar als hij -gezegd had. Hij kon niet goed uit zijn woorden komen en zij keek hem -met eenige verbazing aan. Er kwam echter iets vriendelijks in haar -gezicht, toen zij Arkadiej’s familienaam hoorde. Ze vroeg, of hij -de zoon van Nikolaas Petrowitsj was.</p> -<p class="par">—Ja, antwoordde hij.</p> -<p class="par">—Ik heb uw vader tweemaal gezien en dikwijls over -hem hooren spreken. Ik ben verheugd, u te hebben leeren kennen.</p> -<p class="par">Op dit oogenblik kwam een adjudant haar vragen voor een -quadrille en ze nam aan.</p> -<p class="par">—U danst dus? vroeg Arkadiej eerbiedig.</p> -<p class="par">—Ja, maar waarom denkt u, dat ik niet zou dansen? -Vindt u mij te oud om te dansen?</p> -<p class="par">—Hoe kunt u dat veronderstellen? Mag ik misschien -de volgende mazurka?</p> -<p class="par">Zij glimlachte.</p> -<p class="par">—Heel graag, antwoordde ze en keek hem aan zooals -gehuwde zusters hun jongere broeders <span class="pagenum">[<a id= -"pb95" href="#pb95" name="pb95">95</a>]</span>aankijken. Ze was wat -ouder dan Arkadiej. Negen en twintig. Maar Arkadiej voelde zich in haar -tegenwoordigheid als een jong student, een schooljongen, alsof het -verschil in leeftijd nog veel grooter was. Mathias Ilitsj kwam met -majestueus gebaar op haar toe en begon zijn complimenten. Arkadiej trad -terug. Maar volgde haar met de oogen gedurende den dans. Ze praatte -even natuurlijk met haar danser als met Mathias Ilitsj, en daarbij -bewoog ze hoofd en oogen langzaam van de eene zijde naar de andere. -Arkadiej hoorde haar twee of driemaal zachtjes lachen. Ze had, zooals -bijna alle Russische vrouwen, een misschien wat grooten neus en haar -teint was niet volkomen blank. Toch moest Arkadiej zich zelf bekennen, -dat hij nooit een meer volmaakte schoonheid had gezien. Voortdurend -hoorde hij den toon van haar stem. Hij vond zelfs, dat de plooien van -haar kleed anders vielen als bij andere vrouwen, rijker, meer -harmonisch, doordat al haar bewegingen van zulk een edele, natuurlijke -gratie waren.</p> -<p class="par">Bij de eerste tonen der mazurka beefde Arkadiej. Hij -ging naast haar zitten en omdat hij niet wist, wat te zeggen, streek -hij verlegen met de hand door het haar. Maar dat duurde niet lang. Haar -kalmte bracht hem tot zich zelf. En weldra keuvelde hij onbevangen over -zijn oom en vader, van hun levenswijs in Petersburg en op het land. -Mevrouw Odintsof luisterde met welwillende oplettendheid, terwijl ze -haar waaier op en neer bewoog. Alleen door de komst van cavaliers, die -hun dans verzochten, werden zij nu en dan gestoord. Sitnikof kwam -tweemaal. Daarna keerde zij weer terug <span class="pagenum">[<a id= -"pb96" href="#pb96" name="pb96">96</a>]</span>en speelde weer met den -waaier, zonder dat eenige opwinding haar borst sneller deed kloppen. En -Arkadiej vertelde verder, gelukkig, haar naast zich te weten, haar -oogen en voorhoofd, haar ernstig, lief gezicht te kunnen zien. Zij -sprak weinig, maar als een vrouw met zekere levenswijsheid. Arkadiej -begreep, dat haar jaren niet zonder ontroeringen waren geweest, dat ze -had leeren nadenken.</p> -<p class="par">—Wien had u straks bij u, toen Sitnikof u -voorstelde? vroeg ze.</p> -<p class="par">—Hebt u hem opgemerkt? Een typische kop, vindt u -niet? Dat is mijn vriend Bazarof.</p> -<p class="par">En Arkadiej begon nu over hem te spreken. Hij verviel -daarbij in allerlei bizonderheden en raakte zoo in vuur, dat mevrouw -Odintsof met veel belangstelling naar hem omkeek. Toen was de mazurka -afgeloopen. Het speet Arkadiej, dat hij zich nu verwijderen moest. De -tijd was zoo aangenaam vergaan. Wel had hij voortdurend gevoeld, dat ze -hem met zekere kleinachting behandelde maar hij was daar dankbaar voor. -Want jonge harten voelen zich niet vernederd door de beschermende -welwillendheid eener schoone vrouw.</p> -<p class="par">De muziek zweeg.</p> -<p class="par">—Dank u, zei mevrouw Odintsof, en stond op, u hebt -beloofd, mij te bezoeken. Ik hoop, dat u dan uw vriend meebrengt. Ik -ben zeer benieuwd, een man te leeren kennen, die den moed heeft aan -niets te gelooven.</p> -<p class="par">De goeverneur trad op mevrouw Odintsof toe, deelde haar -mede, dat het souper wachtte en bood haar zakelijk den arm. Zij keek -bij het weggaan nog eens naar Arkadiej om en knikte hem glimlachend -<span class="pagenum">[<a id="pb97" href="#pb97" name= -"pb97">97</a>]</span>toe. Hij boog diep, volgde haar met de oogen, hoe -elastisch-elegant die gestalte in de zwarte zijde—en dacht: ze -heeft me allang vergeten! En meteen kwam een gevoel van vrede door zijn -ziel, streelend...</p> -<p class="par">—En, vroeg Bazarof hem, zoodra hij terug was in -hun hoekje, heb je geluk gehad? Ik heb me laten vertellen, dat die -vrouw... nu ja... Trouwens, de man, die het me verzekerde, kan wel een -idioot zijn. Wat denk jij? Zou ze werkelijk... hm... hm...</p> -<p class="par">—Ik weet niet, wat je bedoelt met hm, hm, -antwoordde Arkadiej.</p> -<p class="par">—De lieve onschuld!</p> -<p class="par">—Als ’t zoo bedoeld is, begrijp ik je -zegsman niet. Mevrouw Odintsof is charmant, maar zoo koel en stil, -dat...</p> -<p class="par">— Stille wateren hebben diepe gronden, zei -Bazarof. Is ze koud? Dat maakt haar belangrijk. Hou je niet van ijs, en -zoo?</p> -<p class="par">—Dat is best mogelijk, zei Arkadiej, ik wil daar -niet over oordeelen. Maar ze wil kennis met je maken en heeft me -gevraagd, je mee te brengen.</p> -<p class="par">—Je hebt haar zeker fijne dingen van me verteld. -Maar dat neem ik je niet kwalijk. Maar wie ze ook is, een gewone -kokette of een geëmancipeerde als mevrouw Koeksjin, mooie -schouders heeft ze!</p> -<p class="par">Het cynische in deze woorden deed Arkadiej pijn, maar -zooals meestal gooide hij het over een anderen boeg en verweet zijn -vriend iets geheel anders:</p> -<p class="par">—Waarom gun je den vrouwen hun recht op denken -niet? vroeg hij fluisterend. <span class="pagenum">[<a id="pb98" href= -"#pb98" name="pb98">98</a>]</span></p> -<p class="par">—Omdat ik gemerkt heb, dat alle vrouwen, die van -dat recht gebruik maken, ware vogelverschrikkers zijn.</p> -<p class="par">Hiermede eindigde het gesprek. De vrienden gingen weg -onmiddellijk na het souper. Madame Koeksjin wierp hem een boos lachje -toe. Zij hadden haar niet de minste oplettendheid bewezen en haar -ijdelheid was beleedigd. Zij bleef tot het einde en danste nog om vier -uur ’s morgens met Sitnikof een polka op parijsche manier.</p> -<p class="par">En met dit hartverheffende tooneel eindigde het bal bij -den goeverneur.</p> -</div> -<div class="footnotes"> -<hr class="fnsep"> -<div class="footnote-body"> -<p class="par footnote"><span class="label"><a class="noteref" id= -"xd23e2037" href="#xd23e2037src" name="xd23e2037">1</a></span> De -oudste, voorzitter, des adels van het goevernement. <a class= -"fnarrow" href="#xd23e2037src">↑</a></p> -</div> -</div> -</div> -<div id="ch15" class="div1 chapter"><span class="pagenum">[<a href= -"#toc">Inhoud</a>]</span> -<div class="divHead"> -<h2 class="main">XV.</h2> -</div> -<div class="divBody"> -<p class="par first">—Ik ben nieuwsgierig te zien tot welke -klasse van zoogdieren je nieuwe vriendin hoort, zei Bazarof den -volgenden dag tot Arkadiej, terwijl ze de stoep van het hotel opgingen, -waar mevrouw Odintsof woonde.—Ik weet het niet, maar de zaak -schijnt mij niet geheel en al in den haak.</p> -<p class="par">—Hoe heb ik het nu met je! riep Arkadiej uit, jij -werpt je op tot het verdedigen van een burgerlijke moraal, die...</p> -<p class="par">—Wat ben je toch een gekke kerel, antwoordde -Bazarof onverschillig, begrijp je niet, dat „niet in den -haak” juist het tegendeel beteekent? Namelijk dat er wel wat te -eten zal zijn! Je hebt toch gezegd, dat ze een verstandig huwelijk -gedaan heeft met een ouden rijkaard. Ik geef niets om <span class= -"pagenum">[<a id="pb99" href="#pb99" name= -"pb99">99</a>]</span>praatjes, al neem ik aan, dat ze wel niet geheel -en al zonder grond zullen zijn.</p> -<p class="par">Arkadiej antwoordde niet en klopte aan de kamerdeur van -mevrouw Odintsof. Een jong bediende in livrei bracht hen in een groot, -slecht gemeubeld vertrek, zooals dat in Russische hôtels garnis -gewoonte is. Alleen stonden hier en daar bloemen. Mevrouw Odintsof kwam -spoedig binnen in morgenkleed. Ze scheen nog jonger in het morgenlicht. -Arkadiej stelde haar aan Bazarof voor en tot zijn verwondering zag hij, -dat zijn vriend in verwarring geraakte, terwijl zij zoo rustig was als -op den avond van het bal. Bazarof gevoelde zelf, dat zijn onzekerheid -zichtbaar werd en dit ergerde hem.</p> -<p class="par">—Een mooie boel, dacht hij, die vrouw maakt me -onrustig, en nadat hij met een air van onverschilligheid in een -leunstoel plaats had genomen, zooals Sitnikof het hem niet verbeterd -zou hebben, begon hij met overdreven vastheid te praten, terwijl -mevrouw Odintsof hem rustig bleef aanzien.</p> -<p class="par">Anna Sergejevna Odintsova was de dochter van Sergeej -Nikolajevitsj Loktef, een edelman, bekend door zijn schoonheid, zijn -hartstocht voor het spel en zijn handigheid in geldzaken, die na een -schitterend leven, vijftien jaren lang, in Petersburg en Moscou, door -allerlei bedrog en zwendel hooggehouden, volkomen geruïneerd werd -en zich op het land terugtrok. Hij stierf kort daarop en liet zijn -beide dochters Anna en Katharina, twintig en twaalf jaar oud, een matig -inkomen na. Hun moeder, uit een vervallen vorstelijke familie -gesproten, was al eerder, in <span class="pagenum">[<a id="pb100" href= -"#pb100" name="pb100">100</a>]</span>den rijken, <span class="corr" id= -"xd23e2170" title="Bron: Peterburgschen">Petersburgschen</span> tijd -van haar echtgenoot gestorven. Bij den dood van haar vader bevond Anna -Loktef zich in zeer moeilijke omstandigheden. De deftige opvoeding, die -ze in Petersburg genoten had, was geenszins bedoeld voor de huiselijke -zorgen, die haar wachtten in het armzalige provincieplaatsje. Ze kende -geen buren en kon dus bij niemand om raad komen. Haar vader had alle -omgang met naburige eigenaars zorgvuldig gemeden. Hij verachtte hen en -zij daarom hem, ieder op zijn eigen manier. Toch verloor zij den moed -niet, schreef onmiddellijk de zuster harer moeder, vorstin Avdotia -Stepanovna Ch., een kwaadaardige, trotsche, oude, ongehuwde vrouw, wie -zij vroeg, bij haar te komen wonen. De dame kwam en installeerde zich -in het beste gedeelte van het huis. Zij maakte den geheelen dag ruzie -en ging nooit uit zonder het gezelschap van haar eigen bediende, een -stille, tot kamerdienaar afgerichte lijfeigene in een gele livrei met -blauwe omslagen en een driekanten hoed. Anna verdroeg de grillen van -haar tante geduldig, zorgde zoo goed mogelijk voor de opvoeding van -haar zusje en scheen volkomen te berusten in dit eenzame, leege leven. -Maar het lot wilde anders. Een zeer rijk man, zekere Odintsof, een -veertiger, hypochondrisch en zonderling, dik en grof, maar niet zonder -geest en overigens een eenzaam mensch, leerde haar kennen, werd -verliefd en vroeg haar ten huwelijk. Zij stemde toe. Na een huwelijk -van zes jaar stierf hij en vermaakte haar zijn <span class="corr" id= -"xd23e2173" title="Bron: vermogan">vermogen</span>. Anna Sergejevna -bleef nog een jaar in de provincie; toen maakte ze met haar zuster een -Europeesche reis, <span class="pagenum">[<a id="pb101" href="#pb101" -name="pb101">101</a>]</span>die zich echter niet verder dan Duitschland -uitstrekte en keerde weldra naar het geliefde dorp Nikolskoi, in de -buurt van de stad terug.</p> -<p class="par">Ze bewoonde een ruim landhuis, goed gemeubeld en omgeven -door een grooten tuin met oranjerie. Haar overleden echtgenoot hield -van een leven op grooten voet. Anna Sergejevna verscheen zelden in de -stad, alleen voor geldelijke aangelegenheden. Men hield niet van haar -in het goevernement, haar huwelijk had nog al wat opschudding verwekt. -De booze wereld wist allerlei verhalen, dat ze bij voorbeeld de hand -had gehad in speculaties van haar vader, de buitenlandsche reis moest -als dekmantel dienen en om gevolgen te ontgaan en zoo verder...</p> -<p class="par">—U begrijpt, zeiden de brave lieden dan, die is al -door alle wateren gewasschen... En een grappenmaker, die een patent op -zeker soort aardigheden meende te hebben, voegde er dan altijd bij: en -door de koperen leidingen ook! Zij wist wel van die praatjes. Maar die -deerden haar allerminst. Ze bezat karaktervastheid en geestelijke -vrijheid.</p> -<p class="par">In haar stoel, de handen over elkaar gevouwen, luisterde -ze naar Bazarofs woorden. Tegen zijn gewoonte was hij nog al spraakzaam -en deed blijkbaar zijn best, haar te imponeeren. Arkadiej merkte dit -zeer duidelijk, maar hij kon niet uitmaken, of zijn toeleg hem lukte. -Zij wist haar gevoelens volkomen te beheerschen en haar gelaat gaf -niets te lezen, als dienzelfden beminnelijken, fijnen glimlach. Haar -verstandige oogen bleven geïnteresseerd, maar deze oplettendheid -werd nooit enthousiasme. Het ongewone wezen van Bazarof <span class= -"pagenum">[<a id="pb102" href="#pb102" name="pb102">102</a>]</span>had -haar in ’t eerst onaangenaam getroffen, zooals een schel geluid -of een sterke geur pijnlijk kunnen zijn; maar toen ze merkte, dat hij -niet onbevangen was, gevoelde ze zich gevleid. Banaliteit was haar -onverdragelijk, en banaal was Bazarof zeker niet. Ongetwijfeld was het -van te voren aldus bestemd, dat Arkadiej van de eene verbazing in de -andere zou vallen. Hij dacht, dat Bazarof met zulk een intelligente -vrouw over zijn denkbeelden en overtuigingen zou spreken. Ze had immers -het verlangen te kennen gegeven, een man te ontmoeten, die „aan -niets meer geloofde”. Maar in plaats daarvan sprak Bazarof over -medische, homoeopatische en botanische kwesties. Mevrouw Odintsof had -in de vele uren harer eenzaamheid goede boeken gelezen en sprak mooi -Russisch. Toen ze even de muziek aanraakte, hoorde ze, dat Bazarof niet -hield van kunst in het algemeen en zoo kwam het gesprek weer op de -botanie, ofschoon Arkadiej reeds een verhandeling over het volkslied -gereed had. Mevrouw Odintsof bleef hem als een broeder behandelen, ze -schatte in hem blijkbaar uitsluitend zijn goedigheid en de -vrijmoedigheid van zijn jongen leeftijd.</p> -<p class="par">Het rustige, afwisselend-levendige gesprek duurde bijna -drie uren. Toen stonden de beide vrienden op, om heen te gaan. Mevrouw -Odintsof reikte beiden haar fijne, blanke hand en zei na eenige -aarzeling met een welwillenden glimlach:</p> -<p class="par">—Als u niet bang bent, u te vervelen, komt u mij -dan eens opzoeken in Nikolskoi.</p> -<p class="par">—Denkt u, dat ik mij niet overgelukkig zou -achten... begon Arkadiej. <span class="pagenum">[<a id="pb103" href= -"#pb103" name="pb103">103</a>]</span></p> -<p class="par">—En u, monsieur Bazarof?</p> -<p class="par">Bazarof boog alleen maar en Arkadiej zag tot zijn -verwondering, dat zijn vriend rood werd.</p> -<p class="par">—En, vroeg hij, toen ze buiten waren, denk je nog -altijd, dat ze hm... hm...?</p> -<p class="par">—Wie weet? Ze is zoo gesloten, antwoordde Bazarof -en na een oogenblik: Een geboren vorstin! Een prinses! Alleen de kroon -op het hoofd ontbreekt haar.</p> -<p class="par">—Onze vorstinnen spreken haar moedertaal niet zoo -zuiver als zij!</p> -<p class="par">—Ze heeft een harde school doorloopen, kerel. Ze -heeft hetzelfde geleden als wij.</p> -<p class="par">—Maar daarom is ze niet minder betooverend, vond -Arkadiej.</p> -<p class="par">—Een heerlijk lichaam! antwoordde Bazarof. Een -schitterend exemplaar voor de operatietafel!</p> -<p class="par">—Stil toch, Jevgenij, je bent een verschrikkelijk -mensch!</p> -<p class="par">—Wees maar niet boos, teedere ziel! Ik geef immers -toe, dat ze van eerste kwaliteit is. Wij moeten haar opzoeken.</p> -<p class="par">—Wanneer?</p> -<p class="par">—Overmorgen, als je wilt. Wat hebben we hier nog -te doen? Champagne drinken met juffrouw Koeksjin? Of de geest van je -waarden neef, den liberalen grootwaardigheidsbekleeder bewonderen? -Laten we overmorgen gaan. Te meer, omdat het vlak bij mijn vader in de -buurt is. Nikolskoi ligt op den weg naar D.</p> -<p class="par">—Ja.</p> -<p class="par">—Optime. We moeten geen tijd verliezen. Alleen -zwakkelingen aarzelen. Een pracht van een lichaam! <span class= -"pagenum">[<a id="pb104" href="#pb104" name="pb104">104</a>]</span></p> -<p class="par">Drie dagen later waren de vrienden op weg naar -Nikolskoi. Het was een mooie dag, matige hitte en de goed doorvoede -paarden zwiepten met de gevlochten staarten, Arkadiej keek voor zich -uit en lachte zonder te weten waarom.</p> -<p class="par">—Wensch me geluk, riep Bazarof plotseling. Het is -vandaag 22 Juni, de dag van mijn beschermheilige. We zullen eens zien, -of hij me beschermt... Ze verwachten me vandaag thuis, zei hij op -anderen toon... ze zullen vergeefs wachten... maar dat hindert -niet.</p> -</div> -</div> -<div id="ch16" class="div1 chapter"><span class="pagenum">[<a href= -"#toc">Inhoud</a>]</span> -<div class="divHead"> -<h2 class="main">XVI.</h2> -</div> -<div class="divBody"> -<p class="par first">Het huis, dat mevrouw Odintsof bewoonde, lag tegen -een open heuvel dicht bij een steenen kerk met groen dak en witte -zuilen, in den gevel een fresco-voorstelling van de Opstanding in -Italiaanschen stijl. Vooral een door de zon gebruinde welgedane soldaat -op den voorgrond, wekte de bewondering der boeren het meest. Achter de -kerk stonden twee rijen boerenwoningen met schoorsteenen hier en daar -boven de rieten daken uitstekend. Het heerenhuis was gebouwd in -denzelfden stijl als de kerk, den zoogenaamden alexandrijnschen. Het -was eveneens geel geverfd, had ook een groen dak, witte zuilen en een -gevel met een wapen. De goevernementsarchitect had beide gebouwen -ontworpen en de heer Odintsof was hiermede zeer ingenomen, want van die -waardelooze nieuwigheden hield hij niet. Het huis <span class= -"pagenum">[<a id="pb105" href="#pb105" name= -"pb105">105</a>]</span>stond te midden van boomen in den ouden tuin. -Een laan met stijf besnoeide dennen voerde naar den hoofdingang.</p> -<p class="par">De vrienden troffen in de zijkamer twee forsche -livreiknechten, waarvan de éene den huisbewaarder ging roepen. -Deze, een dik man in zwarten rok, verscheen onverwijld en geleidde de -gasten langs een met breeden looper bekleede trap naar een ruim -vertrek, waar reeds twee bedden en toiletbenoodigdheden aanwezig waren. -Het huis bevond zich in goed onderhouden staat. Overal zindelijk, -ordelijk en er hing iets als van de officieele geur in de ontvangzalen -der ministeriën.</p> -<p class="par">—Anna Sergejevna verzocht u over een half uur -beneden te komen, zei de hofmeester, is er voor het oogenblik nog iets -van uw dienst?</p> -<p class="par">—Heelemaal niets, waardige dienaar, antwoordde -Bazarof, behalve indien u de goedheid zoudt willen hebben, een borrel -te laten brengen.</p> -<p class="par">—Heel wel, antwoordde de hofmeester, eenigszins -onthutst, en verwijderde zich met krakende laarzen.</p> -<p class="par">—Daar zit lijn in, grand genre! riep Bazarof. -Noemen jullie, menschen van adel, dat niet zoo? Zij is een hertogin, -dat moet ik zeggen.</p> -<p class="par">—Een deftige hertogin, die zoo maar twee -aristocraten van ons soort te logeeren vraagt! zei Arkadiej.</p> -<p class="par">—Vooral een aristocraat als ik, een dokter in spe, -zoon van een dokter en kleinzoon van een koster. Ik weet niet, of ik je -dat al eens heb gezegd. Maar ik ben de kleinzoon van een <span class= -"pagenum">[<a id="pb106" href="#pb106" name= -"pb106">106</a>]</span>koster, net als Speranski, zei Bazarof minder -luid. Maar in ieder geval is onze dame verwend door de fortuin. En hoe -verwend! Moeten we niet onzen rok aantrekken?</p> -<p class="par">Arkadiej trok alleen maar de schouders op, maar in -waarheid gevoelde hij zich niet bizonder op zijn gemak. Een half uur -later ging hij met Bazarof naar den salon. Dit was een hoog, groot -vertrek, zonder veel smaak overdadig-rijk ingericht. Kostbare, massale -meubels, met traditioneele regelmatigheid langs de wanden opgesteld, -met bruin-goud-doorstikt trijp overtrokken, waren uit Moscou afkomstig. -De heer Odintsofzaliger had ze door bemiddeling van een vriend, een -franschen wijnhandelaar, laten maken. Boven de sofa in het midden hing -het portret van een blonden man met gezwollen gezicht, die nogal boos -op de bezoekers neer keek.</p> -<p class="par">—Dat moet man zaliger zijn, fluisterde Bazarof -zijn vriend in het oor en hij voegde erbij: zullen we maar weer -inpakken?</p> -<p class="par">Maar op dit oogenblik trad de vrouw des huizes binnen. -Ze droeg een lichtkleurig kleed, het haar had ze glad achter de ooren -gekamd, waardoor ze met het frissche van haar gezicht op een jong -meisje leek.</p> -<p class="par">—Ik ben u dankbaar, dat u woord hebt gehouden, zei -ze, ik hoop, dat u hier eenigen tijd zult blijven. U zult zien, dat het -leven hier niet onaangenaam is. Ik zal u aan mijn zuster voorstellen, -ze speelt heel goed piano. Dat zal u vrijwel onverschillig zijn, -mijnheer Bazarof, maar u houdt geloof ik van muziek, mijnheer Kirsanof. -<span class="pagenum">[<a id="pb107" href="#pb107" name= -"pb107">107</a>]</span>Behalve mijn zuster is er nog een tante in huis, -en éen van onze buren komt wel eens een spelletje spelen. Zooals -u ziet, is ons gezelschap dus niet groot. Maar wilt u niet gaan -zitten?</p> -<p class="par">Deze kleine „inleiding” werd met volmaakte -gemakkelijkheid voorgedragen. Mevrouw Odintsof scheen de woorden uit -het hoofd geleerd te hebben. Ze begon daarop een gesprek met Arkadiej. -Het bleek, dat haar moeder een intieme vriendin van de zijne was -geweest en dat deze haar vriendin deelgenoot had gemaakt van haar -liefde tot Nikolaas Petrowitsj. Arkadiej sprak vol bewondering van zijn -moeder. In dien tijd bladerde Bazarof in een album.</p> -<p class="par">—Wat ben ik tam geworden, dacht hij.</p> -<p class="par">Een mooie windhond met licht-blauw halslint kwam binnen. -Zijn nagels tikten op de parketvloer. Een jong meisje van achttien -jaar, met donkere oogen en zwart haar volgde het dier. Haar gezichtje -was niet volkomen regelmatig, maar had iets treffends. Ze droeg een -mandje vol bloemen.</p> -<p class="par">—Dat is mijn Katja, zei mevrouw Odintsof en wenkte -haar zuster naderbij. Het meisje kwam dicht bij haar zitten en begon de -bloemen te schikken. De hond, die Fifi heette, maakte kennis met de -gasten éen voor een, kwispelde met zijn krulstaart en drukte -zijn kouden neus tegen hun hand.</p> -<p class="par">—Heb je die allemaal zelf geplukt? vroeg mevrouw -Odintsof.</p> -<p class="par">—Ja, zei Katja.</p> -<p class="par">—Komt tante thee drinken? <span class= -"pagenum">[<a id="pb108" href="#pb108" name="pb108">108</a>]</span></p> -<p class="par">—Ze komt dadelijk.</p> -<p class="par">Bij het spreken glimlachte ze, schuchter, maar met iets -opens in haar blik, terwijl ze met aardige onbeholpenheid van beneden -naar boven keek. Alles aan haar sprak van jeugd: de stem, het lichte -dons langs de wangen, de mat-roode handen en de nog tenger-smalle -schouders. Ze bloosde telkens en haalde haastig en diep adem.</p> -<p class="par">Mevrouw Odintsof richtte zich tot Bazarof:</p> -<p class="par">—Dat is alleen beleefdheid, Jevgenij -Wassiljewitsj, dat u dat album zoo oplettend bekijkt. Het kan u -volstrekt geen belang inboezemen. Kom toch bij ons zitten en laten we -over het een of ander gaan kibbelen.</p> -<p class="par">Bazarof kwam.</p> -<p class="par">—Graag, waarover zullen we het hebben?</p> -<p class="par">—Dat kan me niet schelen. Ik zeg u vooruit, dat ik -van tegenspreken houd.</p> -<p class="par">—U?</p> -<p class="par">—Ja, verwondert u dat? Waarom?</p> -<p class="par">— Omdat u een koele en rustige natuur hebt, voor -zoover ik dat kan beoordeelen. Wie strijden wil, moet zich ook kunnen -laten meesleepen.</p> -<p class="par">—Hoe hebt u me in zoo korten tijd leeren kennen? U -moet in de eerste plaats weten, dat ik ongeduldig en vasthoudend ben. -Vraagt u Katja maar. En dan laat ik mij heel gemakkelijk -meesleepen.</p> -<p class="par">Bazarof keek haar zwijgend aan.</p> -<p class="par">—Kan zijn, antwoordde hij, dat zult u beter weten, -dan ik. U wilt dus volstrekt kibbelen? Goed. Ik heb in uw album -natuurgezichten van Saksisch Zwitserland bekeken en u beweert, dat me -die <span class="pagenum">[<a id="pb109" href="#pb109" name= -"pb109">109</a>]</span>onverschillig zijn. U zei dat, omdat u -veronderstelde, dat ik geen gevoel voor het schoone heb. En daarin hebt -u gelijk. Maar die tafereelen konden mij toch van geologisch standpunt -interesseeren, bijvoorbeeld voor de berg-formaties.</p> -<p class="par">—Dat geef ik niet toe. Als geoloog zoudt u eerder -een boek, een wetenschappelijk werk raadplegen en geen teekeningen.</p> -<p class="par">—Een teekening geeft mij met éen oogopslag, -wat in een boek tien bladzijden beschrijving eischt.</p> -<p class="par">Zij antwoordde niets.</p> -<p class="par">—U hebt dus geen kunstzin, ging ze voort en leunde -met den arm op de tafel, zoodat haar gezicht dichter bij dat van -Bazarof kwam. Hoe speelt u het klaar zonder dien?</p> -<p class="par">—Mag ik vragen, waar kunstzin goed voor is?</p> -<p class="par">—Alleen al, om de menschen te bestudeeren.</p> -<p class="par">Bazarof glimlachte.</p> -<p class="par">—In de eerste plaats, ging hij voort, hebben we -levenservaring, in de tweede plaats, moet ik u zeggen, dat ik het -volstrekt niet noodig vind, iedereen te leeren kennen. Alle menschen -lijken op elkaar, naar lichaam en ziel. Iedereen heeft een stel -hersens, een hart, een milt, longen, alles op dezelfde wijze ingericht. -En ook de zoogenaamde psychische eigenschappen zijn vrijwel dezelfde. -Er zijn maar kleine verschillen. Eén enkel <span class="corr" -id="xd23e2323" title="Bron: exenplaar">exemplaar</span> is genoeg, om -de rest te beoordeelen. De menschen zijn als de boomen in het woud. -Geen botanicus zal het in zijn hoofd krijgen, ze allemaal te gaan -bestudeeren.</p> -<p class="par">Katja, die langzaam met haar bloemen bezig was, keek -verwonderd op naar Bazarof, maar <span class="pagenum">[<a id="pb110" -href="#pb110" name="pb110">110</a>]</span>bloosde tot achter de ooren, -toen hij zijn sterken, vrijmoedigen blik op haar richtte. Mevrouw -Odintsof schudde het hoofd.</p> -<p class="par">—De boomen van het woud! herhaalde ze. Er is dus -volgens u geen onderscheid tusschen een goed en een slecht mensch, -tusschen dom en geestig?</p> -<p class="par">—O zeker! Zooals tusschen gezond en ziek. De -longen van een teringlijder zijn anders als bij u of bij mij. Maar de -bouw is dezelfde. We kennen zoo ten naaste bij de oorzaken van sommige -physieke kwalen. De psychische vinden hun ontstaan in de opvoeding, in -de vele dwaasheden, waarmee men ons het hoofd volstopt, in de onwijze -gesteldheid van ons maatschappelijk rechtssysteem. Gaat u de -maatschappij hervormen en die ziekten zullen verdwijnen.</p> -<p class="par">Bazarof zei dit alles op een toon, waarin lag: of je me -gelooft of niet, dat is me volkomen onverschillig. Hij streek met zijn -lange vingers door zijn baard en zijn blik doorliep de geheele -kamer.</p> -<p class="par">—En denkt u, dat er geen dommen en slechten meer -bestaan, zoodra de maatschappij hervormd is? vroeg mevrouw -Odintsof.</p> -<p class="par">—Dit staat in ieder geval vast, dat zoodra de -maatschappij eenmaal redelijk is ingericht, het er niets meer toe doet, -of een mensch dom of slim, goed of slecht, is!</p> -<p class="par">—Ik begrijp wat u bedoelt, de milt zal bij -iedereen gelijk zijn!</p> -<p class="par">—Juist, mevrouw.</p> -<p class="par">Mevrouw Odintsof wendde zich tot Arkadiej. <span class= -"pagenum">[<a id="pb111" href="#pb111" name="pb111">111</a>]</span></p> -<p class="par">—En hoe denkt u hierover? vroeg ze hem.</p> -<p class="par">—Ik ben het met Jevgenij eens, antwoordde hij.</p> -<p class="par">Katja keek hem aan, zoo van onder op.</p> -<p class="par">—Ik ben verwonderd over u, heeren, zei mevrouw -Odintsof. We zullen op dit alles terugkomen. Ik verwacht tante met de -thee. Oude menschen moeten we sparen.</p> -<p class="par">Haar tante, vorstin Ch., een kleine, schrale, oude vrouw -met een uitgedroogd gezicht, en strenge, harde oogen, trad binnen, -verwaardigde zich nauwelijks de gasten toe te knikken en zette zich in -een breeden, fluweelen fauteuil, die uitsluitend voor haar bestemd was. -Katja bracht haar een voetkussen, de oude dankte niet eens met een -blik, haar handen bewogen even onder den gelen sjaal, die haar dorre -leden bijna geheel bedekte. Ze hield van het geld en had dan ook -goud-gele linten aan haar kapje.</p> -<p class="par">—Hoe hebt u geslapen, tante? vroeg mevrouw -Odintsof gedwongen.</p> -<p class="par">—De hond is er nog, antwoordde ze onvriendelijk en -toen ze zag, dat Fifi angstig op haar toe kwam, riep ze: Vort! -Vort!</p> -<p class="par">Katja riep het dier en deed de deur open. De hond sprong -vroolijk op haar toe, daar hij dacht, dat hij uit zou gaan. Maar toen -hij zich in zijn eentje buitengesloten zag, begon hij tegen de deur te -krabben en te keffen. De oude vrouw fronste de wenkbrauwen. Katja wilde -gaan.</p> -<p class="par">—De thee is klaar, zei mevrouw Odintsof. Mag ik u -verzoeken, heeren? Tante, komt u?</p> -<p class="par">De vorstin stond langzaam op en ging het eerst naar de -eetkamer. Een klein knechtje in kozakkenuniform <span class= -"pagenum">[<a id="pb112" href="#pb112" name= -"pb112">112</a>]</span>schoof luidruchtig een grooten stoel vol kussens -bij de tafel en de vorstin ging zitten. Katja, die de thee schenken -moest, bediende haar eerst in een met wapens versierden kop. De oude -vrouw deed honig in haar thee, want het gebruik van suiker beschouwde -ze als een misdaad en buitendien vond ze die te duur, al kostte het -haar geen kopeke. Meteen vroeg ze met een heesche stem:</p> -<p class="par">—Wat zegt vorst Ivan in zijn brief?</p> -<p class="par">Niemand antwoordde en de gasten bemerkten al spoedig, -dat men met al dat eerebetoon weinig om haar gaf. Bazarof dacht: die -dient als decoratie, een vorstin, dat staat goed in een salon...</p> -<p class="par">Na de thee stelde de gastvrouw een wandeling voor. Maar -het begon wat te regenen en men ging terug naar den salon, de vorstin -uitgezonderd. De buurman kwam om zijn partijtje. Hij heette Porfijriej -Platonitsj, een kort, dikbuikig mannetje, kaalhoofdig, met korte -beentjes, die wel op een draaibank gefabriceerd leken. Overigens was -hij een vriendelijk, opgewekt heertje. Anna Sergejevna, die voortdurend -met Bazarof praatte, vroeg hem of hij niet een spelletje -préférence mee wilde doen. Bazarof stemde toe met de -opmerking, dat hij zich oefenen moest in de bezigheden van een -plattelandsdokter.</p> -<p class="par">—Past u maar op, zei Anna Sergejevna, u zult uw -meester vinden. En jij, Katja, moest wat spelen voor Arkadiej -Nikolajitsj. Hij houdt van muziek en wij hooren het dan ook.</p> -<p class="par">Katja haastte zich niet naar de piano en Arkadiej, die -inderdaad van muziek hield, volgde haar <span class="pagenum">[<a id= -"pb113" href="#pb113" name="pb113">113</a>]</span>schoorvoetend. Hij -dacht, dat mevrouw Odintsof hem kwijt wilde zijn, en zooals alle jonge -lieden van zijn leeftijd, werd hij aangetast door dat verwarrende, -pijnlijke gevoel, dat de liefde vooraf gaat. Katja sloeg de piano open -en vroeg Arkadiej, zonder hem aan te zien, wat ze zou spelen.</p> -<p class="par">—Wat u wilt, antwoordde hij onverschillig.</p> -<p class="par">—Van wat voor muziek houdt u het meest? vroeg ze, -zonder omzien.</p> -<p class="par">—Van de classieke, was zijn antwoord, even -onverschillig.</p> -<p class="par">—Houdt u van Mozart?</p> -<p class="par">—Ja.</p> -<p class="par">Katja nam de C-mineur sonate-fantazie. Ze speelde goed, -ofschoon haar voordracht wat stijf en koud was. Ze zat onbewegelijk, -keek strak naar de muziek en hield de lippen op elkaar geklemd. Maar -tegen het einde, kwam er wat blos op haar gezicht, een haarlok liet los -en viel over haar oogen.</p> -<p class="par">Arkadiej luisterde met genoegen naar het laatste -gedeelte der sonate, waar de heerlijke blijheid eener zingende melodie -plotseling gestoord wordt door de harde kreten eener bijna tragische -smart...</p> -<p class="par">Maar de gedachten, die Mozarts muziek in hem wekten, -betrokken zich geenszins op Katja. Als hij haar zag, dacht hij alleen -maar: dat kind speelt goed en ze is niet onaardig...</p> -<p class="par">Toen de sonate uit was, vroeg Katja, zonder de handen -van de toetsen te nemen:</p> -<p class="par">—Is het genoeg?</p> -<p class="par">Arkadiej antwoordde, dat hij geen misbruik van haar -goedheid wilde maken en begon over Mozart <span class="pagenum">[<a id= -"pb114" href="#pb114" name="pb114">114</a>]</span>te spreken. Hij -vroeg, of zij die sonate zelf uitgezocht had of dat iemand haar -aanbevolen had. Katja antwoordde met een enkel woord, zakelijk. Zij had -zich in zich zelf teruggetrokken, als een slak in haar huisje. In zulke -stemmingen duurde het lang, eer zij iemand durfde aanzien. Haar -gezichtje teekende dan een uitdrukking van killen trots, ze scheen een -klein onbeteekenend kind. Ze was toch niet inkennig van nature, maar -haar zuster, die haar opvoeding leidde, zonder te begrijpen, wat ze -noodig had, had haar zoo schuw gemaakt. Het eenige wat Arkadiej doen -kon, om zich een dragelijke houding te geven, was, den hond te roepen, -wien hij, goedig, maar leeg glimlachend, den kop streelde. Katja ging -weer aan haar bloemen.</p> -<p class="par">Bazarof had niet meer geluk. Mevrouw Odintsof speelde -goed evenals Porphyrij Platonitsj. Bazarof verloor en al was het niet -veel, het verlies deed hem onaangenaam aan. Bij het avondeten bracht de -gastvrouw het gesprek weer op de botanie.</p> -<p class="par">—Zullen we morgenochtend gaan wandelen? vroeg ze -Bazarof. Ik zou graag de latijnsche namen van de veldbloemen en haar -eigenschappen leeren kennen.</p> -<p class="par">—Waarom wilt u de latijnsche namen weten? vroeg -hij.</p> -<p class="par">—Er moet in alles orde zijn, antwoordde ze.</p> -<p class="par">—Een bewonderenswaardige vrouw, riep Arkadiej, -toen hij met Bazarof op hun kamer alleen was.</p> -<p class="par">—Ja, antwoordde Bazarof, ze heeft wel hersens, en -ze weet zich te redden.</p> -<p class="par">—Hoe bedoel je? <span class="pagenum">[<a id= -"pb115" href="#pb115" name="pb115">115</a>]</span></p> -<p class="par">—Op tweeërlei manier. Ik ben overtuigd, dat -ze haar geld uitmuntend beheert. Als hier iemand bewonderenswaardig is, -dan is het de zuster.</p> -<p class="par">—Wat? Die kleine zwarte heks?</p> -<p class="par">—Ja, die kleine zwarte heks. Die is intact en -frisch, schuw en stil. Ze verdient, dat men zich met haar bezig houdt. -Daar is van te maken wat je wilt. Terwijl de ander...</p> -<p class="par">Arkadiej antwoordde niet. En zij gingen slapen, ieder -met zijn eigen gedachten.</p> -<p class="par">Mevrouw Odintsof dacht ook aan haar gasten dien avond. -Bazarofs scherp oordeel en eenvoud behaagden haar. Hij was nog een -nieuw probleem voor haar en dat maakte nieuwsgierig.</p> -<p class="par">Zij was een vreemde vrouw. Zonder vooroordeelen, zonder -vast geloof zelfs, schrok ze voor niets terug en kwam toch niet veel -verder. Ze zag scherp in veel dingen, stelde in allerlei belang, zonder -dat iets haar kon bevredigen. Ik weet trouwens niet, of ze wel een -volle bevrediging verlangde. Zij was weetgierig en onverschillig -tegelijk. Haar twijfelen bleef niet zonder sporen, maar werd nooit zoo -sterk, dat haar gemoedsrust geschokt was. Indien ze niet rijk en -onafhankelijk was geweest, zou ze zich wellicht in het levensgewoel -gestort en de hartstochten hebben leeren kennen...</p> -<p class="par">Maar nu verliep haar leven zonder moeilijkheden, al -greep haar de verveling soms wel aan en ze leefde van dag tot dag, -zonder overhaasting, zonder angst of opgewondenheid. Soms rezen -verleidelijke beelden voor haar vrouw-verlangen op, maar die verdwenen -weer, haar zielsrust werd <span class="pagenum">[<a id="pb116" href= -"#pb116" name="pb116">116</a>]</span>niet geschokt en zij betreurde -niets. Haar verbeelding overschreed dan de grenzen der gestelde -moraal-van-iederen-dag. Maar zelfs dan vloeide het bloed door haar -sterk-rustige, edel-harmonische leden kalm, als altijd. Dikwijls als ze -’s morgens warm en opgewekt haar geurig bad verliet, kon ze gaan -droomen over de ijdelheid aller dingen, over de vreugdeloosheid, -moeiten en lasten des levens. Een stuwend willen greep haar dan aan, -zij voelde verlangen tot daden in zich ontwaken... een tochtende -windstoot langs het half-open venster was voldoende haar tot huiverende -bezinning te brengen, ze was alleen nog maar boos op den wind en -hoopte, dat hij zou gaan liggen. Zooals alle vrouwen, die niet kunnen -liefhebben, verlangde ze altijd iets, zonder precies te weten wat. -Inderdaad verlangde ze niets, ofschoon ze dacht, alles te verlangen. Ze -had haar echtgenoot nauwelijks kunnen dulden. Uit berekening was ze -getrouwd. Indien ze hem niet voor een goed mensch gehouden had, zou ze -zeker niet getrouwd zijn. Maar ze had zich vergist en had een -onbewusten afkeer tegen den man gehouden, dien ze onrein, lomp, traag, -altijd verveeld en krachteloos vond.—Wel had ze op reis een -jongen, knappen Zweed ontmoet, ridderlijk, blauwoogig, hoog, open van -voorhoofd, die een diepen indruk op haar had gemaakt, maar zonder -bezwaren was ze naar Rusland teruggekeerd.</p> -<p class="par">—Die dokter is een merkwaardig man! dacht ze in -haar mooi bed op kanten kussen, onder zijden deken rustend. Anna -Sergejevna had iets geërfd van haar vaders zin voor weelde. Ze had -<span class="pagenum">[<a id="pb117" href="#pb117" name= -"pb117">117</a>]</span>veel van hem gehouden, hoe minderwaardig hij ook -was, en hij had zijn dochter aanbeden, vertrouwde haar alles toe, ging -met haar om, als met een goeden vriend en vroeg dikwijls haar raad. Van -haar moeder had ze slechts een vage herinnering.</p> -<p class="par">—Die dokter is een merkwaardig man! dacht ze weer, -rekte zich in haar bed, glimlachte en legde de armen onder het hoofd. -Daarop las ze enkele pagina’s van een slechten franschen roman, -liet het boek vallen en sliep in, blank, rein en koel...</p> -<p class="par">Na het ontbijt den volgenden morgen ging ze botaniseeren -met Bazarof. Ze kwamen tegen het middagmaal terug. Arkadiej was niet -uitgegaan en had een vol uur met Katja doorgebracht. Hij had zich niet -verveeld. Ze had aangeboden, de sonate van den vorigen avond nog eens -te spelen. Maar toen hij eindelijk mevrouw Odintsof weer zag, kromp -zijn hart onwillekeurig samen. Ze kwam wat vermoeid den tuin door. Haar -wangen met hooger blos, haar oogen glanzend onder den ronden strooien -hoed. De tengere stengel van een paardebloem draaide ze tusschen de -vingers. Haar manteltje was van de schouders op de armen gegleden en de -lange linten van haar hoed golfden over de borst. Bazarof liep met -vasten tred, rustig als altijd, achter haar. Maar aan de uitdrukking -van haar gezicht bemerkte Arkadiej iets, dat hem onaangenaam -aandeed.</p> -<p class="par">Bazarof riep hem een goeden morgen toe en ging naar zijn -kamer.</p> -<p class="par">Mevrouw Odintsof drukte hem verstrooid de hand en liep -hem ook voorbij. <span class="pagenum">[<a id="pb118" href="#pb118" -name="pb118">118</a>]</span></p> -<p class="par">—Goeden morgen? dacht Arkadiej, hebben we elkaar -dan nog niet gezien vandaag?...</p> -</div> -</div> -<div id="ch17" class="div1 chapter"><span class="pagenum">[<a href= -"#toc">Inhoud</a>]</span> -<div class="divHead"> -<h2 class="main">XVII.</h2> -</div> -<div class="divBody"> -<p class="par first">De tijd, die nu eens als een vogel vliegt, kruipt -dan weer als een pad. Maar hij is nooit aangenamer, dan wanneer wij -niet weten, of hij snel of langzaam gaat. En zoo gingen voor Bazarof en -Arkadiej veertien dagen ten huize van mevrouw Odintsof om. De -regelmaat, die zij in huis en levenswijze had ingevoerd, droeg hiertoe -zeer veel bij. Zij hield hieraan streng de hand en wanneer het er op -aankwam, ook de anderen ertoe te brengen, trad zij despotisch op. Alles -had zijn vastgestelden tijd. Acht uur des morgens kwam men voor het -ontbijt samen, daarna was ieder vrij tot het tweede ontbijt. De vrouw -des huizes regelde in die uren haar zaken met opzichter, hofmeester en -opperhuishoudster. Vóór het middagmaal vereenigde men -zich wederom om te keuvelen of te lezen. De avonden waren gewijd aan -wandelingen, muziek of spel. Mevrouw Odintsof trok zich tegen half elf -terug, gaf haar orders voor den volgenden dag en legde zich te ruste. -Dit geregelde en min of meer plechtstatige leven behaagde Bazarof niet -bizonder. Hij vond, dat het als langs spoorrails ging. De -livreibedienden, de deftige hofmeesters krenkten zijn democratische -gevoelens. Hij was van oordeel, dat men, om konsekwent te zijn, in rok -en witte das aan <span class="pagenum">[<a id="pb119" href="#pb119" -name="pb119">119</a>]</span>tafel moest verschijnen, en deelde deze -meening ook aan de vrouw des huizes mede. Zij liet hem uitspreken en -antwoordde:</p> -<p class="par">—Van uw standpunt schijnt het ook, of ik de -slotvoogdesse speel. Maar men moet hier buiten wel aan een geregeld -regime vast houden anders vallen we reddeloos de verveling ten prooi. -En ze ging voort op haar manier.—Bazarof mompelde iets, maar -juist, omdat alles zoo geregeld ging, was het hem en Arkadiej -aangenaam. Overigens waren beiden, sedert hun komst, veranderd. -Bazarof, van wien de gastvrouw merkbaar meer werk maakte, ofschoon ze -het zelden met hem eens was, verloor langzamerhand zijn gewone kalmte; -hij raakte licht opgewonden, sprak ongaarne, scheen nog al eens in -slechte stemming en had nergens rust, alsof hij door iets werd -voortgedreven. Arkadiej, die het er dadelijk met zich zelf over eens -was, dat hij mevrouw Odintsof lief had, gaf zich willoos over aan een -stille zwaarmoedigheid, maar naderde toch Katja meer en meer, misschien -wel juist daardoor: ...Zij voelt niets voor me... het zij zoo... maar -Katja is een lief wezentje, dat mij niet van zich stooten zal... en -zijn hart genoot van het denkbeeld, edelmoedig te zijn tegenover haar, -zooals hij het tegenover zijn vader was geweest. Katja vermoedde vaag, -dat hij misschien troost zocht in den omgang met haar en ze weigerde -hem de zoete bevrediging niet van een schuchtere, vertrouwende -vriendschap, terwijl zij zich ook zelf aan die gedachte overgaf. Zij -spraken niet met elkander in tegenwoordigheid van mevrouw Odintsof. -<span class="pagenum">[<a id="pb120" href="#pb120" name= -"pb120">120</a>]</span>Katja werd kleiner onder den scherpen blik van -haar zuster en Arkadiej kon in gezelschap van het voorwerp zijner -liefde niet de minste oplettendheid hebben voor derden. Maar behagelijk -gevoelde hij zich slechts in Katja’s tegenwoordigheid. Hij was -bescheiden genoeg, zich niet waardig, noch in staat te achten, mevrouw -Odintsof te kunnen bezighouden. Hij werd verward, als hij alleen met -haar was en kon geen woord uitbrengen. Hij was te jong voor haar. Katja -echter behandelde hij voorkomend en als oudere vriend: zij mocht hem -spreken van den indruk, dien muziek, gedichten, romans en anderen -„onzin” op haar hadden gemaakt, waarbij hij niet bemerkte -hoe die onzin hem zelf ontroerde. Katja van haar kant liet hem gaarne -zijn zwaarmoedigheid uitspelen. Arkadiej hoorde bij Katja, Bazarof bij -Anna Sergejevna, vandaar dat beide paren, zoodra ze te zamen waren, -weer van één gingen en vooral op wandelingen weldra in -eigen sfeer hun zaligheid zochten. Katja dweepte met de natuur. -Arkadiej eveneens, al durfde hij dat niet bekennen. Mevrouw Odintsof -was onverschillig tegenover de natuur, zooals ook Bazarof. Dit -gescheiden zijn der beide vrienden had ten gevolge, dat hun -vriendschapsband iets van zijn innigheid verloor. Bazarof sprak niet -meer met Arkadiej over hun gastvrouw, critiseerde zelfs niet haar -aristocratische manieren. Hij bleef Katja prijzen en ried Arkadiej aan, -het sentimenteele in haar wezen wat te temperen. Maar zijn lof was -kort, zijn raad zakelijk; hij sprak niet meer zoo vaak met zijn vriend, -hij begon hem te ontloopen, alsof hij <span class="pagenum">[<a id= -"pb121" href="#pb121" name="pb121">121</a>]</span>zich voor hem -schaamde. Arkadiej bemerkte dat wel, maar sprak er met niemand -over.</p> -<p class="par">De eigenlijke oorzaak van deze verandering was het -gevoel, dat Anna Sergejevna Bazarof inboezemde, een gevoel, dat hem -kwelde en woedend maakte. Hij zou het echter met een verachtenden -glimlach en cynische spotwoorden geloochend hebben, indien men er ook -slechts van verre op gezinspeeld had. Bazarof hield van de vrouw in het -algemeen, achtte haar schoonheid, maar noemde de ideale of zooals hij -zei romantische liefde dwaasheid en stelde deze ridderlijke gevoelens -op één lijn met physieke afwijkingen en kwalen. Hij -verwonderde er zich altijd meer over, dat men ridder Toggenburg met al -de troebadoers en minnezangers niet in een gekkenhuis had -opgesloten.—Wil je een zekere vrouw, zei hij, tracht haar dan te -veroveren. Weigert zij, laat haar dan loopen en zoek ergens anders. De -wereld is groot genoeg...</p> -<p class="par">Mevrouw Odintsof beviel hem. En alles wakkerde zijn -verlangen aan: de geruchten, die omtrent haar de ronde deden, haar -onafhankelijk vrij leven, de welwillendheid, die ze hem betoonde. Hij -voelde evenwel al spoedig, dat hij bij haar niets bereiken zou en toch -miste hij de kracht, heen te gaan. Zoodra hij aan haar dacht, kwam zijn -bloed in beroering. Dit kon hij wel weer tot bedaren brengen. Maar nog -iets anders voelde hij, waardoor zijn trots in opstand kwam, iets, -waarover hij vroeger altijd gelachen had.</p> -<p class="par">In zijn gesprekken met haar toonde hij feller dan ooit -zijn afkeer en verachting voor alle <span class="pagenum">[<a id= -"pb122" href="#pb122" name="pb122">122</a>]</span>romantiek en, alleen, -moest hij bekennen, hoe diezelfde romantische stemmingen met hem -speelden. Hij dwaalde door de wouden, wild de takken, die hem in den -weg waren, afrukkend, en verwenschte haar en zichzelf. Hij liet zich -vallen in hooistapels, sloot de oogen en trachtte te vergeten, te -slapen, maar vergeefs. Telkens kwam dat beeld, of alleen de gedachte -van het beeld, dat die kuische armen hem zouden omvatten, die trotsche -lippen de zijne kussen, die intelligente oogen met overgave rusten in -de zijne... en een duizeling beving hem, hij vergat en dacht het -door... tot machtelooze woede hem tot zichzelf terugbracht.</p> -<p class="par">Vrouwelijke zwakheid, vrouwelijke gevoeligheden nam hij -in zichzelf waar, alsof de duivel hem beproeven wilde. Soms meende hij, -dat zij haar gedrag veranderde, dat de koelheid week uit haar trotschen -blik, dat misschien... maar dan stampvoette hij en balde de -vuisten.</p> -<p class="par">Toch was zij niet volkomen ongevoelig gebleven. Haar -fantazie was door zijn wezen in beweging gebracht. Hij vervulde haar -denkleven. Niet, dat zij zich verveelde in zijn afwezigheid of met -ongeduld zijn komst verbeidde, maar zijn tegenwoordigheid verhoogde -haar levensspanning, ze was gaarne alleen met hem en luisterde met open -belangstelling naar zijn woord, ook al sprak hij anders als zij voelde, -zelfs al verwaarloosde hij den salontoon. Zij scheen zich zelf te -leeren kennen, door zich aan hem te toetsen.</p> -<p class="par">Eens, toen hij met haar in den tuin wandelde, deelde hij -haar kort en vrij ruw zijn aanstaand vertrek naar het landgoed van zijn -vader mede. <span class="pagenum">[<a id="pb123" href="#pb123" name= -"pb123">123</a>]</span>Ze werd bleek, alsof ze een steek in het hart -kreeg, en haar ontroering was zoo groot, dat het haar zelf verwonderde. -Ze vroeg zich af, wat dat beteekenen kon.</p> -<p class="par">Bazarof had haar dit niet gezegd, om haar op de proef te -stellen en te zien, hoe ze zich gedragen zou. Hij was er de man niet -naar, van zulke middelen gebruik te maken.</p> -<p class="par">De opzichter van zijn vader, zijn vroegere leermeester -Timofeitsj, een sluw handig man op jaren, met geelachtige haren, een -rood gezicht en kleine tranende oogen had plotseling voor hem gestaan -in zijn jas van grove donkerblauwe stof met den leeren gordel en de -geoliede laarzen.</p> -<p class="par">—Aha, goeden morgen, oudje, riep Bazarof.</p> -<p class="par">—Goeden morgen, vadertje Jevgenij Wassilitsj, -antwoordde de oude met vriendelijk lachen, dat over zijn geheele -gezicht rimpels groef.</p> -<p class="par">—Wat voert je hierheen? Zoek je mij?</p> -<p class="par">—Hoe kunt u dat denken? stamelde Timofeitsj. -Bazarofs vader had hem gezegd, vooral niet te laten merken, dat hij hem -stuurde.—Ik had zaken in de stad voor mijnheer uw vader en daar -ik hoorde, dat u hier was, maakte ik een kleinen omweg, om u eens op te -zoeken. Anders had ik u niet lastig gevallen.</p> -<p class="par">—Lieg niet, antwoordde Bazarof, de weg naar stad -gaat toch niet hier langs.</p> -<p class="par">Timofeitsj wendde het hoofd af zonder te antwoorden.</p> -<p class="par">—Hoe is mijn vader?</p> -<p class="par">—God lof, het gaat hem goed.</p> -<p class="par">—En mijn moeder? <span class="pagenum">[<a id= -"pb124" href="#pb124" name="pb124">124</a>]</span></p> -<p class="par">—Arina Wassiljevna ook. Gode zij dank.</p> -<p class="par">—Ze verwachten me, is het niet?</p> -<p class="par">De oude wendde het hoofd weer af.</p> -<p class="par">—Ach, Jevgenij Wassilitsj, hoe zouden ze u dan -niet verwachten? Geloof me, het hart bloedt me, als ik uw ouders -aanzie...</p> -<p class="par">—Goed, goed, geen beschrijvingen. Zeg hun, dat ik -gauw kom.</p> -<p class="par">—Dat zal ik, antwoordde Timofeitsj zuchtend en -ging. Voor het huis trok hij zijn muts met beide handen over de ooren, -klom in zijn wagentje en reed in korten draf weg, maar niet in de -richting van de stad.</p> -<p class="par">Den avond van dien dag zaten Anna Sergejevna en Bazarof -in den salon, terwijl Arkadiej op en neer liep en naar Katja luisterde, -die piano speelde. De tante was naar haar kamer. Ze hield niet van -bezoek en van „zulke aangewaaide moderne jakhalzen” -allerminst. Zoolang ze in den salon zat, was haar humeur dragelijk. -Maar tegenover haar kamenier gaf ze zoodanig lucht aan haar -verontwaardiging, dat tournure en linten op haar hoofd dansten.</p> -<p class="par">Mevrouw Odintsof wist dat.</p> -<p class="par">—Hoe kunt u er aan denken, te vertrekken? vroeg ze -Bazarof. En uw belofte?</p> -<p class="par">Bazarof trilde.</p> -<p class="par">—Welke belofte?</p> -<p class="par">—Bent u die vergeten? U wilde mij les geven in -chemie.</p> -<p class="par">—Ongelukkig wacht mijn vader mij. Ik kan niet -langer blijven. Maar leest u Pelouse en Fremy: <span lang="fr">Notions -générales de chémie</span>, dat is een -<span class="pagenum">[<a id="pb125" href="#pb125" name= -"pb125">125</a>]</span>goed boek en gemakkelijk te begrijpen. U vindt -er alles, wat u wilt weten.</p> -<p class="par">—U zei immers eenige dagen geleden nog, dat een -boek nooit de plaats... ik weet niet precies meer het woord, dat u -gebruikte, maar u begrijpt wel, wat ik bedoel... is het niet?</p> -<p class="par">—Wat moet ik doen? antwoordde Bazarof.</p> -<p class="par">—Hier blijven, waarom weggaan? vroeg ze met zachte -stem.</p> -<p class="par">Hij zag haar aan, ze lag achterovergeleund, de armen tot -de elboog bloot over de borst gekruist, het lamplicht, door een -papieren kap getemperd, maakte haar nog bleeker. Ze droeg een lang, wit -kleed, dat wijd, in tallooze fijne plooien haar omhulde. Ook de voeten -had ze over elkaar geslagen, zoodat alleen de punten der schoentjes te -zien waren.</p> -<p class="par">—En waarom zou ik blijven? antwoordde Bazarof.</p> -<p class="par">Zij bewoog even het hoofd.</p> -<p class="par">—Hoezoo, waarom? Bevalt het u hier dan niet? Denkt -u, dat u hier niet gemist zult worden?</p> -<p class="par">—Dat denk ik niet.</p> -<p class="par">—Dan hebt u ongelijk, antwoordde ze na een -oogenblik stilte. Maar ik geloof u ook niet. U kunt dat onmogelijk -meenen.</p> -<p class="par">Bazarof bleef onbewegelijk en zweeg.</p> -<p class="par">—Jevgenij Wassiljewitsj, waarom antwoordt u -niet?</p> -<p class="par">—Wat zal ik zeggen? Niemand is het waard, dat hij -gemist wordt, en ik nog minder dan anderen.</p> -<p class="par">—Waarom? <span class="pagenum">[<a id="pb126" -href="#pb126" name="pb126">126</a>]</span></p> -<p class="par">—Ik ben een nuchter materialist en niet -interessant. En ik kan niet beminnelijk zijn.</p> -<p class="par">—Vischt u?</p> -<p class="par">—Dat is mijn gewoonte niet<span class="corr" id= -"xd23e2576" title="Niet in bron">.</span> U weet toch wel, dat de -deftige zijde van het leven, de zijde, waaraan u zooveel hecht, mij -volkomen vreemd is!</p> -<p class="par">Mevrouw Odintsof beet in haar zakdoek.</p> -<p class="par">—U moogt denken wat u wilt, maar ik zal me -vervelen, als u weg bent.</p> -<p class="par">—Arkadiej blijft nog, antwoordde Bazarof.</p> -<p class="par">Mevrouw Odintsof haalde de schouders op.</p> -<p class="par">—Ik zal me vervelen, herhaalde ze.</p> -<p class="par">—Denkt u? O, maar dat zal niet lang duren.</p> -<p class="par">—Waaruit besluit u dat?</p> -<p class="par">—U hebt zelf gezegd, dat de verveling komt, zoodra -de geregelde gang van zaken onderbroken wordt. Uw leven is zoo -voldoende goed geregeld, dat het voor verveling noch verdriet -toegankelijk is.</p> -<p class="par">—U vindt dus, dat mijn leven volkomen—goed -geregeld is en geordend?</p> -<p class="par">—Dat vind ik. Het zal over eenige minuten tien uur -slaan en ik weet zeker, dat u me weg zult sturen.</p> -<p class="par">—Neen, ik zal u niet wegsturen. U kunt blijven. -Wilt u het raam wat open zetten?... Het is hier broeiend-warm...</p> -<p class="par">Bazarof stond op en zette het venster open. Het ging -plotseling en met hard geluid. Hij was er niet op verdacht, dat het zoo -gemakkelijk zou gaan, want zijn handen beefden. De warme, zachte nacht -met zijn diepen hemel was plotseling dichtbij gekomen, de boomen -suizelden en zuiver-teedere geuren zweefden noodend het venster in. -<span class="pagenum">[<a id="pb127" href="#pb127" name= -"pb127">127</a>]</span></p> -<p class="par">—Doet u de gordijnen dicht en gaat u zitten, ging -zij voort. Ik wil nog met u praten voor uw vertrek. Vertelt u me van uw -leven. U spreekt nooit over u zelf.</p> -<p class="par">—Ik spreek liever over nuttige dingen met u.</p> -<p class="par">—U bent bescheiden. Maar ik zou graag van uw -familie, van uw vader hooren. Voor hem immers gaat u ons verlaten.</p> -<p class="par">Waarom zegt ze dat allemaal? dacht Bazarof.</p> -<p class="par">—Dat zou u niet interesseeren, zei hij, juist u -niet. Wij zijn bescheiden luidjes.</p> -<p class="par">—Ik ben dus een aristocraat, naar uw meening? Hij -keek haar aan.</p> -<p class="par">—Ja, zei hij met nadruk.</p> -<p class="par">Zij glimlachte.</p> -<p class="par">—Ik zie, dat u me niet kent, antwoordde -ze.—Ofschoon u beweert, dat alle menschen gelijk zijn en dat men -geen moeite hoeft te doen, hen afzonderlijk te leeren kennen. Eens zal -ik u misschien mijn leven vertellen. Maar nu moet u eerst spreken.</p> -<p class="par">—U zegt, dat ik u niet ken, antwoordde Bazarof. -Dat is mogelijk. Misschien is iedere mensch een raadsel. U -bijvoorbeeld. U ontvlucht alle gezelschap, menschen vermoeien u. En -toch noodigt u twee studenten uit. Waarom woont u, mooi en verstandig -als u bent, op het land?</p> -<p class="par">—Wat zegt u daar? vroeg Anna Sergejevna -levendig—ik ben... mooi...?</p> -<p class="par">Bazarof fronste de wenkbrauwen.</p> -<p class="par">—Dat doet er niet toe, antwoordde hij, onzeker, ik -wilde zeggen, dat ik niet begrijp, waarom u op het land bent gaan -wonen. <span class="pagenum">[<a id="pb128" href="#pb128" name= -"pb128">128</a>]</span></p> -<p class="par">—U begrijpt het niet en toch hebt u er voor u zelf -de een of andere verklaring voor gevonden?</p> -<p class="par">—Ja, ik denk, dat u hier blijft wonen, omdat u van -uw gemak houdt, omdat u verwend bent en u de rest vrijwel onverschillig -is.</p> -<p class="par">Mevrouw Odintsof glimlachte weer.</p> -<p class="par">—U wilt dus niet toegeven, dat ik in staat zou -zijn, mij te laten leiden door mijn verbeeldingskracht?</p> -<p class="par">—Misschien uit nieuwsgierigheid, antwoordde hij en -keek haar weer aan. Maar anders niet.</p> -<p class="par">—Werkelijk, nu begrijp ik, waarom wij hét -zoo goed kunnen vinden. Wij zijn het in dit opzicht vrijwel eens.</p> -<p class="par">—Wij het goed kunnen vinden?... herhaalde hij -dof.</p> -<p class="par">—Eigenlijk wel. Ik had vergeten, dat u wilde -vertrekken.</p> -<p class="par">Bazarof stond op. De lamp brandde zwak, de kamer was -half-donker en de lucht geurig, want de gordijnen golfden zachtjes heen -en weer en lieten de welige nacht met zijn vreemde, stille geluiden -ritselend binnen. Mevrouw Odintsof zat onbewegelijk. Maar langzaam, -langzaam kwam het over haar en ook Bazarof wist met tergende, lokkende -zekerheid, dat hij alleen was met een jonge, mooie vrouw...</p> -<p class="par">—Waarheen? vroeg ze gerekt en fluisterend.</p> -<p class="par">Hij antwoordde niet en liet zich vallen in zijn -stoel.</p> -<p class="par">—U houdt mij dus voor gelukkig en door het lot -verwend? ging ze voort op denzelfden toon en keek naar het venster. En -ik ben integendeel <span class="pagenum">[<a id="pb129" href="#pb129" -name="pb129">129</a>]</span>overtuigd, dat ik het recht heb, mij -ongelukkig te achten.</p> -<p class="par">—U ongelukkig? Maar hoe dan? Bent u dan gevoelig -voor dwaze praatjes?</p> -<p class="par">Een trek van misnoegen gleed over haar gezicht. Het -verdroot haar, verkeerd begrepen te zijn.</p> -<p class="par">—Praatjes kunnen me niet eens aan het lachen -brengen, Jevgenij Wassiljewitsj en ik ben te trotsch, mij daaraan te -storen. Ik ben ongelukkig, omdat het leven niets biedt, dat mij -aantrekt, bekoort, meesleept. U kijkt me verwonderd aan en denkt: daar -zit een aristocratische dame in kant gekleed, op haar fluweelen stoel -en spreekt zoo? Zeker, ik houd van comfort, zooals u dat noemt. En toch -geef ik niets om het leven. En probeer nu die tegendeelen te -combineeren zooals u wilt. U zult dat trouwens allemaal wel romantiek -noemen.</p> -<p class="par">—U bent gezond, rijk, onafhankelijk, wat wilt u -meer, vroeg Bazarof hoofdschuddend.</p> -<p class="par">—Wat ik wil? zei ze zuchtend. Ik voel me moe en -oud. Het is me, of ik al heel lang leef. Ik ben oud, herhaalde ze en -trok langzaam den fichu over haar armen. Haar oogen ontmoetten die van -Bazarof en ze bloosde even.</p> -<p class="par">—Ik heb al zooveel herinneringen achter me. Een -schitterend leven in Petersburg, armoede, de dood van mijn vader, mijn -huwelijk, mijn reis door Duitschland en alles wat daarna nog kwam, -tallooze herinneringen, en geen enkele, waarbij men zou willen -droomen... en vóor me een lange weg, zonder doel noch -richting... ik heb geen lust verder te gaan. <span class= -"pagenum">[<a id="pb130" href="#pb130" name="pb130">130</a>]</span></p> -<p class="par">—Heeft het leven geen bekoring meer voor u? vroeg -Bazarof.</p> -<p class="par">—Dat wel, antwoordde ze na een oogenblik peinzen, -maar het heeft me geen bevrediging geschonken. Ik geloof, als ik me met -alle kracht kon vastklampen aan iets... of iemand...</p> -<p class="par">—U wilt liefhebben, antwoordde hij, en u kunt -niet. Dat is uw ongeluk.</p> -<p class="par">Mevrouw Odintsof speelde met haar fichu.</p> -<p class="par">—Zou ik werkelijk niet kunnen liefhebben? vroeg -ze.</p> -<p class="par">—Ik betwijfel het. Maar ik had het geen ongeluk -moeten noemen. Men moet medelijden hebben met iemand, wien dit ongeluk -overkomt.</p> -<p class="par">—Welk ongeluk?</p> -<p class="par">—Liefhebben.</p> -<p class="par">—Hoe weet u dat?</p> -<p class="par">—Van hooren zeggen, antwoordde Bazarof bitter. En -hij dacht: je speelt de kokette, je verveelt je, en tot tijdverdrijf -maak je mij gek, maar ik...</p> -<p class="par">Zijn hart klopte heftig.</p> -<p class="par">—Buitendien bent u veel te kieschkeurig, voegde -hij erbij en speelde voorovergebogen met de kwasten van den stoel.</p> -<p class="par">—Misschien. Alles of niets, dat is het, wat ik -wil. Een volkomen over en weer geven van gevoelens. Wanneer ik geef, -dan is dat, om te ontvangen, en dat zonder berouw, zonder voorbehoud. -Anders liever niets.</p> -<p class="par">—Over het geheel, antwoordde Bazarof, schijnen die -voorwaarden niet onaannemelijk en het verwondert me, dat u nog niet -gevonden hebt, wat u zoekt. <span class="pagenum">[<a id="pb131" href= -"#pb131" name="pb131">131</a>]</span></p> -<p class="par">—U denkt dus, dat er gemakkelijk gelegenheid te -vinden is, zulk een ruil tot stand te brengen?</p> -<p class="par">—Gemakkelijk? Niet, als men koud overlegt, -beredeneert, kiest, kiest en zich zelf overschat. Wel, als men zich -zonder redeneering overgeeft.</p> -<p class="par">—Waarom zou men zichzelf niet een beetje hoog -aanslaan? Waartoe zich geven, als men niets waard is?</p> -<p class="par">—Dat is niet het werk van hem, die zich geeft, de -ontvanger moet schatten, wat de ander waard is. De hoofdzaak is, dat -men zich weet te geven.</p> -<p class="par">Mevrouw Odintsof haalde de schouders op.</p> -<p class="par">—U zegt dat allemaal, alsof u het aan den lijve -ondervonden hadt, zei ze.</p> -<p class="par">—Toeval, Anna Sergejevna. Want dergelijke kwesties -hooren niet bij mijn vak.</p> -<p class="par">—U zoudt u dus weten te geven?</p> -<p class="par">—Ik weet niet, ik wil mij zelf niet prijzen. Zij -antwoordde niet en Bazarof zweeg.</p> -<p class="par">Zij hoorden pianomuziek,</p> -<p class="par">—Wat speelt Katja nog laat, vanavond, zei mevrouw -Odintsof.</p> -<p class="par">Bazarof stond op.</p> -<p class="par">—Het is werkelijk al laat. U moest gaan -slapen.</p> -<p class="par">—Nog een oogenblik... waarom zoo’n haast? Ik -heb u nog eén ding te zeggen.</p> -<p class="par">—Wat dan?</p> -<p class="par">—Een oogenblik, herhaalde ze fluisterend en haar -oogen ontmoetten weer die van Bazarof. Zij keek hem onderzoekend -aan.</p> -<p class="par">Bazarof deed eenige stappen door de kamer, <span class= -"pagenum">[<a id="pb132" href="#pb132" name="pb132">132</a>]</span>toen -liep hij plotseling op haar toe, zei ruw: Adieu! en drukte haar hand -zoo hard, dat ze wel kon schreeuwen. Zij bracht haar saamgeperste -vingers aan den mond en blies erop. Toen stond ze op en ging naar de -deur, alsof ze Bazarof terug wilde roepen. Een kamenier kwam binnen met -een karaf op een zilveren blad. Mevrouw Odintsof bleef staan, beval -haar heen te gaan, en zette zich weer peinzend in haar stoel. Een -haarvlecht viel als een donkere slang over haar schouder.</p> -<p class="par">De lamp brandde nog langen tijd in den salon. En mevrouw -Odintsof bleef onbewegelijk zitten. Een enkele maal wreef ze langs haar -bloote armen, toen de nachtlucht merkbaar kil werd.</p> -<p class="par">Twee uur later kwam Bazarof op zijn kamer. Wilde blik, -de haren verward, de laarzen nat van dauw. Arkadiej zat nog aan tafel, -een boek in de hand en de jas hoog dichtgeknoopt.</p> -<p class="par">—Slaap je nog niet? vroeg Bazarof gemelijk.</p> -<p class="par">—Je bent van avond lang gebleven bij Anna -Sergejevna, zei Arkadiej, zonder de vraag te beantwoorden.</p> -<p class="par">—Ja, net zoo lang als jij piano hebt gespeeld met -<span class="corr" id="xd23e2752" title= -"Bron: Katherina">Katharina</span> Sergejevna.</p> -<p class="par">—Ik heb niet gespeeld, antwoordde Arkadiej en zei -niets meer.</p> -<p class="par">Hij voelde zijn oogen vochtig worden maar hij wilde niet -weenen in tegenwoordigheid van zijn vriend, wiens spot hij vreesde. -<span class="pagenum">[<a id="pb133" href="#pb133" name= -"pb133">133</a>]</span></p> -</div> -</div> -<div id="ch18" class="div1 chapter"><span class="pagenum">[<a href= -"#toc">Inhoud</a>]</span> -<div class="divHead"> -<h2 class="main">XVIII.</h2> -</div> -<div class="divBody"> -<p class="par first">Toen mevrouw Odintsof den volgenden morgen kwam -ontbijten, zat Bazarof al over zijn thee gebogen en richtte plotseling -zijn oogen op haar... zij richtte zich tot hem, alsof hij haar -gestooten had en hij meende te bemerken, dat ze nog bleeker zag dan den -vorigen avond. Hij verdween spoedig in zijn kamer en kwam pas bij het -tweede ontbijt terug. Het was een regenachtige morgen. Allen waren in -den salon bijeen. Arkadiej nam het laatste nummer van een tijdschrift -en begon voor te lezen. De vorstin scheen hierover zeer verwonderd, -alsof hij een fout tegen de etikette had begaan, en monsterde hem met -boozen blik, waarop hij echter niet lette.</p> -<p class="par">—Jevgenij Wassiljewitsj, zei mevrouw Odintsof, -wilt u even meegaan naar mijn kamer, ik wilde u vragen, u noemde -gisteren den titel van een boek...</p> -<p class="par">Ze stond op en ging naar de deur. De tante keek om zich -heen, en haar gezicht zei duidelijk: kijk, kijk, hoe ik versteld sta! -Zij keek weer naar Arkadiej, maar deze wisselde een snellen blik met -Katja, die naast hem zat, en las overluid verder. Mevrouw Odintsof liep -naar haar kamer, Bazarof volgde met neergeslagen oogen en hoorde het -ruischen van het zijden morgenkleed voor hem... Anna Sergejevna zette -zich in denzelfden stoel als den vorigen avond en ook Bazarof hernam -zijn plaats.</p> -<p class="par">—Hoe heette dat boek? vroeg ze na een oogenblik. -<span class="pagenum">[<a id="pb134" href="#pb134" name= -"pb134">134</a>]</span></p> -<p class="par">—Pelouse en Fremy. <span lang="fr">Notions -Générales</span>, antwoordde hij. Maar ik kan u ook Ganot -Handboek der experimenteele physica aanbevelen. De afbeeldingen zijn -meer gedetailleerd en het boek is...</p> -<p class="par">—Neem me niet kwalijk, Jevgenij Wassiljewitsj, -viel ze hem in de rede, ik heb u niet laten komen, om over handboeken -te praten. Ik zou ons gesprek van gisteravond weer willen hervatten. U -ging zoo opeens weg... het is u toch niet onaangenaam?</p> -<p class="par">—Ik ben tot uw dienst. Waarover spraken we -gisteren ook weer?</p> -<p class="par">Mevrouw Odintsof keek hem van terzijde aan.</p> -<p class="par">—Ik geloof, dat we over het geluk spraken. Ik -sprak over mijzelf. Maar ik moet u iets vragen, omdat ik dat woord -geluk noemde. Waarom schijnt het genot van muziek, van een mooien -avond, van een intiem gesprek met iemand, die ons sympathiek is, -eigenlijk alleen maar een belofte, de afglans van een onbekend geluk, -dat wellicht ergens wacht, maar nooit het geluk zelf, nooit een geluk -dat we in werkelijkheid genieten?—Antwoord me hierop... maar -misschien kent u dit gevoel in het geheel niet.</p> -<p class="par">—Kent u den bekenden versregel: <span lang= -"de">Nur wo wir nicht sind, dort is das Glück</span>? antwoordde -Bazarof. Trouwens u hebt me gisteren gezegd, dat u geen bevredigd-zijn -kent. En verder komen mij inderdaad dergelijke gedachten nooit in den -zin.</p> -<p class="par">—Vindt u ze belachelijk?</p> -<p class="par">—Dat niet, maar ik ken dat zoo niet.</p> -<p class="par">—Ik zou wel willen weten, waaraan u op het -oogenblik denkt. <span class="pagenum">[<a id="pb135" href="#pb135" -name="pb135">135</a>]</span></p> -<p class="par">—Hoe meent u? Ik begrijp u niet.</p> -<p class="par">—Ik had al zoo lang eens met u willen uitspreken. -Ik hoef niet te zeggen, dat u niet de eerste de beste bent. Dat weet u -wel. Op uw leeftijd heeft men nog een langen weg voor zich. Wat bent u -van plan? Wat verwacht u van de toekomst? Wat is uw doel? En wat gaat -er om in uw binnenste? Met éen woord, wat en wie bent u?</p> -<p class="par">—U doet me versteld staan, mevrouw. U weet toch, -dat ik natuurwetenschappen beoefen. En wat mij persoonlijk -betreft...</p> -<p class="par">—Ja, wie bent u?</p> -<p class="par">—Ik had reeds het genoegen, u mee te deelen, dat -ik goevernements-geneesheer hoop te worden.</p> -<p class="par">Mevrouw Odintsof gaf teekenen, van ongeduld.</p> -<p class="par">—Waarom spreekt u zoo? zei ze. U gelooft zelf -niet, wat u zegt. Arkadiej had zoo kunnen antwoorden, maar u...</p> -<p class="par">—Maar waarom zou Arkadiej...</p> -<p class="par">—Och wat! Zoo een klein arbeidsveld zou u toch -nooit bevredigen. Bekent u niet zelf, dat u niet gelooft in de medische -wetenschap? U met uw zelfgevoel, distrikts-geneesheer? U zegt dat maar, -om mijn vraag te ontloopen. Ik boezem u geen vertrouwen in. Toch geloof -ik, dat ik u zou kunnen begrijpen, Jevgenij Wassiljewitsj. Ik was zelf -arm en vol zelfgevoel zooals u. Ik heb waarschijnlijk hetzelfde -meegemaakt.</p> -<p class="par">—Dat is goed en wel, Anna Sergejevna, maar ik ben -niet gewoon, anderen mijn hart te openen, u moet me niet kwalijk nemen. -En buitendien bestaat er zulk een kloof tusschen ons... <span class= -"pagenum">[<a id="pb136" href="#pb136" name="pb136">136</a>]</span></p> -<p class="par">—Och kom, zult u me nog eens voor de voeten -gooien, dat ik aristocrate ben? Ik heb u toch zeker wel bewezen...</p> -<p class="par">—Buitendien, ging Bazarof voort, begrijp ik niet, -welk genoegen er in kan liggen over de toekomst te spreken, die in -’t algemeen zoo weinig met ons te maken heeft. Doet zich een -gelegenheid voor, iets te praesteeren, des te beter, en anders zal het -wel het best zijn, zoo weinig mogelijk onnoodig gepraat te hebben.</p> -<p class="par">—U noemt vriendschappelijke gedachtenwisseling -onnoodige praat. U acht mij ten slotte als vrouw uw vertrouwen niet -waard? U veracht zoo een beetje het vrouwelijk geslacht!</p> -<p class="par">—Ik veracht <i>u</i> geenszins, Anna Sergejevna, -en dat weet u heel goed.</p> -<p class="par">—Neen, ik weet niets. Maar het zij zoo. Dat u niet -over uw toekomst wilt spreken, kan ik begrijpen, maar wat er op het -oogenblik in u omgaat...</p> -<p class="par">—Omgaat? herhaalde Bazarof. Ben ik soms een staat -of een maatschappij? In ieder geval is dat niet erg belangrijk. En -buitendien, moeten wij dan altijd maar luide verkondigen, wat er in ons -omgaat?</p> -<p class="par">—Ik zie niet in, waarom men niet eerlijk uit zou -komen voor wat men op het hart heeft!</p> -<p class="par">—Zou u dat kunnen?</p> -<p class="par">—Ja, antwoordde mevrouw Odintsof na een -oogenblik.</p> -<p class="par">Bazarof boog.</p> -<p class="par">—Dan bent u gelukkiger dan ik, zei hij.</p> -<p class="par">Anna Sergejevna zag hem aan, alsof ze een verklaring -verwachtte. <span class="pagenum">[<a id="pb137" href="#pb137" name= -"pb137">137</a>]</span></p> -<p class="par">—U hebt goed praten, antwoordde zij, maar ik ben -toch geneigd, te gelooven, dat wij elkaar niet vergeefs hebben ontmoet -en dat wij goede vrienden zullen blijven. Ik ben overtuigd, dat uw -geslotenheid, uw... hoe zal ik zeggen... hardheid op den duur -verdwijnen zal.</p> -<p class="par">—U vindt mij dus gesloten... of... hard?</p> -<p class="par">—Ja.</p> -<p class="par">Bazarof stond op en ging naar het venster.</p> -<p class="par">—En u wilt de oorzaken van die geslotenheid leeren -kennen, u wilt weten, wat er in mij omgaat?</p> -<p class="par">—Ja, antwoordde mevrouw Odintsof, met een -ontroering, waarvan ze zich nog geen rekenschap kon geven.</p> -<p class="par">—En u zult niet boos worden?</p> -<p class="par">—Neen!</p> -<p class="par">—Niet? Bazarof stond met den rug naar haar -toe.</p> -<p class="par">—Weet dan, dat ik u dwaas, krankzinnig lief heb... -u hebt mij gedwongen, het te zeggen.</p> -<p class="par">Mevrouw Odintsof strekte haar armen. Bazarof drukte zijn -voorhoofd tegen de ruit. Hij had het gevoel van stikken, beefde over al -zijn leden; maar dat was niet de opgewondenheid van prille jeugd, niet -de zalige verrukking eener eerste liefdesbekentenis, dat was het -lijfsverlangen, dat in hem streed, die wilde, heftige kracht, die op -het Booze lijkt en wellicht daarmee verwant is.</p> -<p class="par">Mevrouw Odintsof gevoelde angst en medelijden -tegelijk.</p> -<p class="par">—Jevgenij Wassiljewitsj, zei ze zacht, en wellicht -ongewild lag er diepe teederheid in haar stem.</p> -<p class="par">Hij keerde zich om, keek haar aan met verterenden -<span class="pagenum">[<a id="pb138" href="#pb138" name= -"pb138">138</a>]</span>blik en trok haar bij de handen hartstochtelijk -naar zich toe.</p> -<p class="par">Zij kon zich niet dadelijk losrukken... maar na eenige -oogenblikken was ze gevlucht in den versten hoek der kamer. Hij op haar -toe...</p> -<p class="par">—U hebt me niet begrepen! riep ze met heesche -stem.</p> -<p class="par">Nog een stap en ze zou geschreeuwd hebben. Dat was aan -haar houding duidelijk kenbaar. Bazarof beet zich de lippen en liet -haar alleen.</p> -<p class="par">Een half uur later bracht een kamermeisje haar een -briefje van Bazarof. Daar stond in: „Moet ik vandaag nog -vertrekken, of kan ik tot morgen blijven?” Zij antwoordde: -„Waarom vertrekken? Ik heb u niet begrepen en u hebt mij niet -begrepen.” Terwijl ze die woorden opschreef, dacht ze: ik heb me -zelf niet begrepen.</p> -<p class="par">Bij het middagmaal verscheen ze pas. Den geheelen morgen -was ze heen en weer blijven loopen in haar kamer, was nu eens voor den -spiegel, dan weer voor het venster blijven staan, terwijl ze -voortdurend haar hals met een zakdoek afveegde. Ze verbeeldde zich, dat -daar een gloeiend-roode vlek moest zijn. Ze had zich afgevraagd, waarom -ze Bazarof tot die bekentenis gedwongen had en of ze het al niet reeds -lang vermoedde.</p> -<p class="par">Ik ben schuldig, zei ze hardop, maar wie kan alles -vooruitzien?</p> -<p class="par">Ze werd kalmer-droomend en schrok blozend bij de -herinnering aan Bazarofs wilde blikken, toen hij op haar af was -gekomen.</p> -<p class="par">Of... misschien... zei ze dan weer opeens, bleef staan -en schudde haar lokken. Toen ze in <span class="pagenum">[<a id="pb139" -href="#pb139" name="pb139">139</a>]</span>den spiegel haar licht opzij -gebogen hoofd zag, met den geheimzinnigen glimlach in de halfgeloken -oogen en op den half-open mond, ontroerde haar dit beeld, alsof het -iets vreemds en dieps verborg.</p> -<p class="par">—Neen, neen, zei ze ten slotte, God weet, waartoe -dit leiden kan. Met zoo iets valt niet te spelen. De rust is toch het -best op aarde...</p> -<p class="par">Haar gemoedsrust werd dan ook niet verstoord. Maar ze -was droevig en vergoot zelfs enkele tranen, zonder te weten waarom. Het -was geen gevoel van schaamte of vernederd-zijn, ze voelde zich niet -eens deemoedig geworden. Ze voelde alleen wat schuld. Geleid door -allerlei onduidelijke gevoelens, het bewustzijn van een doelloos -vervlietend leven en het verlangen naar nieuwe ontroeringen, was ze tot -een grens gegaan en toen ze over die grens een blik wierp, had ze geen -afgrond, maar toch leegheid en leelijkheid gezien...</p> -</div> -</div> -<div id="ch19" class="div1 chapter"><span class="pagenum">[<a href= -"#toc">Inhoud</a>]</span> -<div class="divHead"> -<h2 class="main">XIX.</h2> -</div> -<div class="divBody"> -<p class="par first">Ofschoon ze haar gevoelens volkomen beheerschte en -veel vooroordeelen overwonnen had, kon ze toch iets pijnlijks niet -onderdrukken, toen ze wederom in de eetkamer kwam. Er had niets -bizonders plaats gedurende den maaltijd. Porphyriej Platonitsj -verscheen en vertelde allerlei aardigheden. Hij was in de stad geweest. -Hij had onder ander nieuws gehoord, dat de goeverneur <span class= -"pagenum">[<a id="pb140" href="#pb140" name="pb140">140</a>]</span>de -ambtenaren uit zijn onmiddellijke omgeving bevolen had, sporen te -dragen, opdat dringende zaken dadelijk te paard uitgevoerd konden -worden.</p> -<p class="par">Arkadiej praatte zachtjes met Katja en bewees de -vorstin-tante, als volmaakt diplomaat, kleine oplettendheden. Bazarof -was stil en somber. Mevrouw Odintsof keek hem eenige malen tersluiks -aan, wanneer hij zoo met neergeslagen oogen en een alles verachtende -strengheid om zijn lippen scheen te zeggen: Neen, neen, neen!</p> -<p class="par">Na tafel gingen allen in den tuin. Anna Sergejevna zag, -dat Bazarof haar wilde spreken, liep enkele schreden vooruit en bleef -toen staan. Hij trad op haar toe en zei, nog altijd met neergeslagen -oogen en droeve stem:</p> -<p class="par">—Ik moet u vergiffenis vragen. U zult zeker heel -boos zijn.</p> -<p class="par">—Neen, ik ben in ’t geheel niet boos op u, -antwoordde ze, maar ik ben bedroefd.</p> -<p class="par">—Des te erger. In ieder geval ben ik voldoende -gestraft. Mijn positie is onmogelijk geworden, dat zult u toegeven. U -schreef: Waarom vertrekken? En ik kan en wil niet blijven. Morgen ga ik -weg.</p> -<p class="par">—Jevgenij Wassiljewitsj, waarom...</p> -<p class="par">—Waarom ik weg ga?</p> -<p class="par">—Neen, dat wilde ik niet zeggen.</p> -<p class="par">—Wat voorbij is, komt niet terug. En vroeg of laat -moest dit gebeuren. U ziet, er blijft mij niets anders over. Onder -eén enkele voorwaarde zou ik nog kunnen blijven. Die voorwaarde -zal nooit vervuld worden. Vergeeft u mijn vermetelheid, maar u hebt mij -immers niet lief en zult mij nooit liefhebben. <span class= -"pagenum">[<a id="pb141" href="#pb141" name="pb141">141</a>]</span></p> -<p class="par">Bazarofs oogen fonkelden even onder de zware -wenkbrauwen.</p> -<p class="par">Anna Sergejevna antwoordde niet, maar ze dacht: die man -maakt me bang.</p> -<p class="par">—Goeden dag! zei Bazarof, alsof hij in haar ziel -gelezen had en liep in de richting van het huis.</p> -<p class="par">Anna Sergejevna volgde hem langzaam. Ze riep Katja, nam -haar arm, dien ze vasthield. Ze speelde niet mee en glimlachte -gedwongen bij elke gelegenheid. En dit stond slecht bij haar bleek, moe -gezicht. <span class="corr" id="xd23e2939" title= -"Bron: Arkadief">Arkadiej</span> begreep niets van dit alles en vroeg -zich, alleen opmerkend, af: wat beduidt dit toch? Bazarof had zich op -zijn kamer opgesloten, maar kwam bij de thee. Mevrouw Odintsof had hem -gaarne vriendelijk toegesproken, maar ze wist niet, wat te zeggen. Een -onverwachte omstandigheid kwam haar te hulp. Sitnikof werd aangediend. -Het is moeilijk de merkwaardige houding van den jongen -„liberaal” bij zijn entrée de chambre te -beschrijven. Met de hem eigen onbeschaamdheid had hij besloten, een -vrouw te bezoeken, die hij nauwelijks kende en die hem nooit had -uitgenoodigd, maar bij wie, zooals hij wist, twee ontwikkelde vrienden -te gast waren. Toch was hij buitengewoon verlegen en in plaats van zich -te ontlasten van zijn uit het hoofd geleerde complimenten en -verontschuldigingen, stotterde hij allerlei dwaasheid: Eudoxia, dat -wilde zeggen: Koeksjin had hem gezonden om te informeeren naar den -gezondheidstoestand van Anna Sergejevna en Arkadiej Nikolajewitsj had -altijd zeer vleiend over Anna Sergejevna gesproken... Midden in dien -onzin bleef hij steken en werd zoo verward dat hij op zijn <span class= -"pagenum">[<a id="pb142" href="#pb142" name="pb142">142</a>]</span>hoed -ging zitten. Men joeg hem echter niet weg en Anna <span class="corr" -id="xd23e2944" title="Bron: Sergenevja">Sergejevna</span> stelde hem -zelfs voor aan haar tante en zuster en daardoor kreeg hij langzamerhand -zijn tegenwoordigheid van geest terug en ging door met kletsen. Wanneer -de menschelijke domheid verschijnt, kan dat zijn nut hebben. Zij brengt -ontspanning in al te strak gespannen verhoudingen en te trotsche en -ijdele gevoelens herinnert zij eraan, dat domheid en geest een zelfden -oorsprong en veelal gelijkenis hebben. De verschijning van Sitnikof gaf -een rustiger, eenvoudiger toon aan het leven in huis. Men soupeerde met -meer smaak en ging een half uur vroeger dan gewoonlijk ter ruste.</p> -<p class="par">—Nu kun je herhalen, zei Arkadiej van uit zijn bed -tot Bazarof, die zich ook gereed maakte voor den nacht, wat je mij eens -hebt gezegd: waarom zoo droevig? Zeker een of anderen heiligen plicht -nagekomen?</p> -<p class="par">De vrienden hadden sedert eenigen tijd de gewoonte, -elkander op dezen zoet-bitteren toon te plagen, hetgeen altijd een -bewijs is van innerlijk verdriet en wantrouwen, dat nog verborgen wil -blijven.</p> -<p class="par">—Ik ga morgen weg naar huis, zei Bazarof. Arkadiej -keerde zich om en leunde op zijn elleboog. Dit bericht verraste hem -aangenaam.</p> -<p class="par">—O, antwoordde hij, ben je daarom zoo down?</p> -<p class="par">—Veel weten veroorzaakt hoofdpijn, antwoordde -Bazarof en gaapte.</p> -<p class="par">—En Anna Sergejevna? vroeg Arkadiej.</p> -<p class="par">—Wat zou die?</p> -<p class="par">—Ik bedoel, laat zij je gaan? <span class= -"pagenum">[<a id="pb143" href="#pb143" name="pb143">143</a>]</span></p> -<p class="par">—Ik ben toch niet in haar dienst!</p> -<p class="par">Arkadiej zweeg, peinzend en Bazarof keerde zich met het -gezicht naar den muur. Het bleef eenigen tijd stil.</p> -<p class="par">—Jevgenij, riep Arkadiej opeens.</p> -<p class="par">—Wat is er?</p> -<p class="par">—Ik ga morgen met je mee.</p> -<p class="par">Bazarof antwoordde niet.</p> -<p class="par">—Ik ga ook naar huis, ging Arkadiej voort, we -kunnen samen reizen tot Chochlof, waar je dan met Fedot verder je reis -bepalen kunt. Ik had graag je ouders leeren kennen, maar ik vrees jou -en hun ongelegen te komen. En dan kom je hoop ik later nog eens bij -ons?</p> -<p class="par">—Mijn bagage staat nog bij jullie, antwoordde -Bazarof, zonder om te keeren. Waarom zou hij de redenen niet vragen van -mijn plotseling besluit? dacht Arkadiej.—Waarom moeten we -eigenlijk zoo opeens weg? Hij zoowel als ik?</p> -<p class="par">Maar hij vond geen antwoord op die vragen en zijn hart -was vol stille bitterheid. Hij voelde, dat het hem moeilijk zou vallen, -dit leven, waaraan hij nu gewoon was geworden, te veranderen, maar nog -moeilijker scheen het, alleen achter te blijven zonder Bazarof. Er moet -iets gebeurd zijn tusschen hen, dacht hij, maar wat heb ik hier nu nog -te doen, als hij weg is? Zij wil niets van mij weten en dan zou ik het -zeker heelemaal verbruiden... Hij zag Anna Sergejevna’s beeld -voor zich, maar dat maakte langzaam plaats voor een ander...</p> -<p class="par">—Jammer voor Katja, fluisterde hij in zijn kussen -en vreemd, er viel een traan. Plotseling <span class="pagenum">[<a id= -"pb144" href="#pb144" name="pb144">144</a>]</span>streek hij zich met -de hand door het haar en riep:</p> -<p class="par">—Wat moest die idioot van een Sitnikof hier -doen?</p> -<p class="par">Bazarof kwam in beweging.</p> -<p class="par">—Ik zie, dat je nog heel dom bent, zei hij -eindelijk. Lui als Sitnikof kunnen we niet missen. We hebben zulke -idioten volstrekt noodig. Begrijp je me? De goden hebben ander werk als -pottenbakken!<a class="noteref" id="xd23e2994src" href="#xd23e2994" -name="xd23e2994src">1</a></p> -<p class="par">—Hm! dacht Arkadiej. En voor het eerst zag hij -Bazarofs eigenliefde in haar geheelen omvang.</p> -<p class="par">—Wij zijn dus goden, jij en ik? Of liever jij! -Want ik ben waarschijnlijk ook wel een idioot, is het niet?</p> -<p class="par">—Ja, antwoordde Bazarof, jij bent nog dom...</p> -<p class="par">Mevrouw Odintsof toonde zich niet bijster verrast, toen -Arkadiej haar den volgenden morgen meedeelde, dat hij met Bazarof zou -vertrekken. Ze zag er vermoeid en verstrooid uit. Katja keek hem -ernstig aan en zei niets. De tante maakte een kruis onder haar sjaal -zoodanig, dat hij het moest zien. Sitnikof raakte geheel buiten -zichzelve. Hij had een nieuwen rok aan, die niets van den slavophiel -vertoonde. Den vorigen dag had de knecht, die hem bedienen moest, -verwonderd gestaan over de massa linnengoed, die de nieuwe gast had -meegebracht. En nu gingen zijn vrienden weg! Hij liep angstig en -besluiteloos heen en weer als een gejaagde haas aan den rand van een -woud. En geheel onverwachts verklaarde hij bijna schreeuwend, dat ook -hij besloten had, <span class="pagenum">[<a id="pb145" href="#pb145" -name="pb145">145</a>]</span>weg te gaan. Mevrouw Odintsof drong er niet -op aan, dat hij zou blijven.</p> -<p class="par">—Ik heb een gemakkelijk rijtuig, zei de -ongelukkige jongeling tot Arkadiej, ik kan u naar huis brengen. -Jevgenij Wassiljewitsj kan dan uw tarantas nemen. Zoo gaat het -gemakkelijk.</p> -<p class="par">—Hoe komt u erbij? Ons huis ligt niet langs uw -weg. Dan moest u een grooten omweg maken.</p> -<p class="par">—Dat beteekent niets. Ik heb tijd. En buitendien -moet ik voor zaken in uw buurt zijn.</p> -<p class="par">—Wodki-zaken? vroeg Arkadiej, op bijna -verachtenden toon.</p> -<p class="par">Maar Sitnikof was zoo onthutst, dat hij niet eens begon -te lachen.</p> -<p class="par">—Ik verzeker u, dat mijn rijtuig bizonder -gemakkelijk is, ging hij voort, en dat er plaats is voor ons allen.</p> -<p class="par">—Krenkt u den heer Sitnikof niet door te weigeren, -zei Anna Sergejevna.</p> -<p class="par">Arkadiej keek haar aan en boog het hoofd.</p> -<p class="par">Na het ontbijt had het vertrek plaats. Bij het afscheid -gaf mevrouw Odintsof Bazarof een hand en zei:</p> -<p class="par">—Tot ziens, niet waar?</p> -<p class="par">—Zooals u wilt.</p> -<p class="par">—Dan zien we elkaar weer.</p> -<p class="par">Arkadiej ging het eerst en nam plaats in Sitnikofs -rijtuig. De hofmeester hielp hem eerbiedig instappen, maar hij gevoelde -lust, hem te slaan of te weenen. Bazarof ging in den tarantas. Toen ze -in Chochlofsk aangekomen waren, wachtte Arkadiej, tot Fedote, de -herbergier, zijn paarden voor de tarantas had gespannen. Daarop ging -hij naar <span class="pagenum">[<a id="pb146" href="#pb146" name= -"pb146">146</a>]</span>het voertuig en zei met de vroegere -hartelijkheid tot Bazarof:</p> -<p class="par">—Jevgenij, laat mij meegaan. Ik wil met je -mee.</p> -<p class="par">—Stap maar in, mompelde Bazarof.</p> -<p class="par">Toen Sitnikof, die fluitend rondliep, die woorden -hoorde, sperde hij den mond van verbazing open. Arkadiej nam rustig -zijn koffers, ging naast Bazarof zitten, groette Sitnikof beleefd en -riep: Vooruit!</p> -<p class="par">De paarden trokken aan en de tarantas was weldra uit het -gezicht verdwenen. Sitnikof, die niet bekomen kon van zijn verbazing, -keek den koetsier grimmig aan, sprong in het rijtuig, riep twee -voorbijgaande boeren toe: zet je mutsen op, ezels! en reed stadwaarts, -waar hij laat aankwam. Den volgenden dag had hij het met madame -Koeksjin in haar salon, over die twee hoogmoedige grove kinkels, die -hem zoo maar in den steek hadden gelaten.</p> -<p class="par">Arkadiej drukte Bazarof de hand, toen hij naast hem zat -en zei langen tijd geen woord. Bazarof scheen dit zwijgen, dien -handdruk te begrijpen. Den vorigen nacht had hij geslapen, noch -gerookt. Reeds eenige dagen had hij ook weinig gegeten. Zijn somber -ingevallen gezicht teekende zich scherp af onder de reismuts.</p> -<p class="par">—Geef me een sigaar, zei hij eindelijk,... heb ik -een beslagen tong? kijk eens.</p> -<p class="par">—Ja, antwoordde Arkadiej.</p> -<p class="par">—Dacht ik wel... daarom smaakt me die sigaar niet. -De machine loopt niet.</p> -<p class="par">—Ja, je bent wel veranderd, zei Arkadiej.</p> -<p class="par">—Heeft niets te beteekenen, zal wel weer -<span class="pagenum">[<a id="pb147" href="#pb147" name= -"pb147">147</a>]</span>goed komen. Alleen voor de zorgzaamheid van mijn -moeder ben ik bang. Als men niet zijn buik volstopt en tienmaal per dag -eet, heeft ze geen rust. Mijn vader is gelukkig niet zoo. Die kent de -wereld en is door de wol geverfd.</p> -<p class="par">—Niet te rooken! zei hij ergerlijk en gooide de -sigaar naar buiten.</p> -<p class="par">—Ligt jullie goed niet vijf en twintig werst van -hier? vroeg Arkadiej.</p> -<p class="par">—Ja. Maar hier is een wijsgeer, die het ons -precies kan zeggen. En daarbij wees hij naar den boer, die op den bok -zat en wien Fedote de leidsels gegeven had. De wijsgeer antwoordde:</p> -<p class="par">—Wie weet? De wersten worden hier niet -gemeten.</p> -<p class="par">En daarna sprak hij weer zacht met zijn paard, dat -voortdurend den kop schudde.</p> -<p class="par">—Ja, ja, zei Bazarof, dat moet ons een leering -zijn. Ik geloof, dat de duivel de hand in het spel heeft. De mensch -hangt aan een draad, ieder oogenblik kan hij in een afgrond storten, -die zich voor hem opent. En daaraan heeft hij nog niet genoeg. Hij -bedenkt nog allerlei domheden, die hem nog ongelukkiger maken.</p> -<p class="par">—Wat bedoel je? vroeg Arkadiej.</p> -<p class="par">—Niets. En zoo zeg ik ook zonder bedoeling, dat we -ons als ezels hebben gedragen. Buitendien heb ik opgemerkt, dat zieken, -die hun toestand overzien, altijd beter worden.</p> -<p class="par">—Ik begrijp je niet goed, antwoordde Arkadiej, ik -geloof, dat je geen reden hebt, je te beklagen.</p> -<p class="par">—Omdat je mij niet goed begrijpt, zal ik je -<span class="pagenum">[<a id="pb148" href="#pb148" name= -"pb148">148</a>]</span>dit zeggen. Men doet beter, steenen te kloppen -op straat, dan een vrouw ook maar den top van den kleinen vinger te -geven. Dat is allemaal... Bazarof wilde zijn lievelingswoord romantiek -lanceeren, maar hij hield zich in.</p> -<p class="par">—Je zult me nu niet gelooven, ging hij voort, en -toch is het waar, wat ik zeg. We zijn allebei in vrouwengezelschap -verzeild geraakt en dat leventje beviel ons wel. Maar het is even -aangenaam, dit gezelschap weer te verlaten, als op een heeten dag een -koude douche te nemen. Een man heeft beter te doen, dan zich met zulke -dwaasheden afgeven. Een man moet wild zijn, zei een heel verstandig -spaansch spreekwoord. Jij bijvoorbeeld, vriend, zeg eens, richtte hij -zich tot den koetsier, heb jij een vrouw?</p> -<p class="par">De boer keek om en toonden den beiden vrienden zijn -breed, plat gezicht.</p> -<p class="par">—Een vrouw? Zou ik geen vrouw hebben?</p> -<p class="par">—Sla je haar?</p> -<p class="par">— Mijn vrouw? Dat hangt er van af.—Zonder -reden niet.</p> -<p class="par">—Natuurlijk niet. En slaat zij jou ook?</p> -<p class="par">De boer rukte aan den teugel.</p> -<p class="par">—Wat zegt u, heer? vroeg hij, ik geloof, dat u -grappen maakt, heer.</p> -<p class="par">Die vraag had hem blijkbaar gekrenkt.</p> -<p class="par">—Hoor je dat? Arkadiej. En toch zijn wij allebei -geslagen. Dat hebben wij ervan, dat we ontwikkelde menschen zijn.</p> -<p class="par">Arkadiej glimlachte gedwongen, Bazarof keerde zich af en -deed de geheele verdere reis den mond niet meer open. <span class= -"pagenum">[<a id="pb149" href="#pb149" name="pb149">149</a>]</span></p> -<p class="par">De vijf en twintig werst leek Arkadiej vijftig. Het -dorp, waar Bazarofs ouders woonden, werd eindelijk zichtbaar tegen de -helling van een lagen heuvel. Niet ver daar vandaan stond tusschen een -groep jonge berken het heerenhuis met strooien dak. Bij den ingang van -het dorp stonden twee boeren, de mutsen op het hoofd en keven.</p> -<p class="par">—Je bent een dik zwijn, zei de een tot den -ander.</p> -<p class="par">—En jij bent een varken, en je wijf is een heks, -antwoordde de andere.</p> -<p class="par">—Zulk een lieve vertrouwelijkheid, zei Bazarof, de -opgewekte toon van deze woordenwisseling kan je bewijzen, dat de boeren -van mijn vader niet al te strak gehouden worden. Maar daar heb je hem -zelf al. Hij heeft zeker de schellen gehoord. Hij is het. Ik herken hem -aan zijn figuur. Wat is hij grijs geworden, de arme duivel!</p> -</div> -<div class="footnotes"> -<hr class="fnsep"> -<div class="footnote-body"> -<p class="par footnote"><span class="label"><a class="noteref" id= -"xd23e2994" href="#xd23e2994src" name="xd23e2994">1</a></span> Russisch -spreekwoord. <a class="fnarrow" href= -"#xd23e2994src">↑</a></p> -</div> -</div> -</div> -<div id="ch20" class="div1 chapter"><span class="pagenum">[<a href= -"#toc">Inhoud</a>]</span> -<div class="divHead"> -<h2 class="main">XX.</h2> -</div> -<div class="divBody"> -<p class="par first">Bazarof leunde uit den tarantas. Arkadiej zag over -de schouders van zijn vriend op den stoep van het huis een groot, mager -man met opstaande haren, een kleine wipneus en een oude soldatenjas. -Hij stond wijdbeens, een lange pijp in de hand en knipoogde, alsof hij -zijn oogen tegen de zon wilde beschermen. De paarden hielden stil.</p> -<p class="par">—Daar ben je dan! riep Bazarofs vader en rookte -verder, ofschoon de pijp tusschen zijn <span class="pagenum">[<a id= -"pb150" href="#pb150" name="pb150">150</a>]</span>tanden beefde. Kom, -stap uit, stap uit, dat ik je behoorlijk omhelzen kan.</p> -<p class="par">Hij omarmde den zoon.</p> -<p class="par">—Jenoesja, Jenoesja! riep een trillende stem uit -het huis. De voordeur ging open en een kleine matrone verscheen in wit -kapje en kort jak. Ze schreeuwde, wankelde en zou gevallen zijn, als -Bazarof haar niet opgevangen had.</p> -<p class="par">De kleine mollige handen lagen weldra om Bazarofs nek en -ze drukte haar gezicht tegen zijn borst. Alleen onderdrukt snikken was -te hooren. Bazarofs vader knipoogde erger dan in het begin.</p> -<p class="par">—Nou is het genoeg, Ariesja, hou op, schei nu uit, -zei hij eindelijk en keek Arkadiej aan, die onbewegelijk bij het -rijtuig stond. Zelfs de boer op den bok keerde zich geroerd -af.—Dat is niet noodig, hou op, houd op!</p> -<p class="par">—Och Wassili Ivanitsj! antwoordde het oudje -snikkend, als ik bedenk, dat hij daar is, onze jongen, onze -Jenoesja!</p> -<p class="par">En zonder hem los te laten, hief zij haar betraande -gezicht op, keek Bazarof met grappig-gelukkige uitdrukking aan en -drukte hem nog eens aan het hart.</p> -<p class="par">—Nou ja, dat begrijp ik allemaal wel, zei Wassili -Ivanitsj, maar laten we nu naar binnen gaan. Jevgenij heeft een vriend -meegebracht. Neemt u ons niet kwalijk, maar u begrijpt, vrouwelijke -zwakheid... een moederhart...</p> -<p class="par">De laatste woorden golden Arkadiej, maar ook zijn eigen -lippen trilden. Hij deed zijn best, kalm te blijven, zelfs -onverschillig, maar het ging niet.</p> -<p class="par">Arkadiej boog het hoofd. <span class="pagenum">[<a id= -"pb151" href="#pb151" name="pb151">151</a>]</span></p> -<p class="par">—Kom moedertje, zei Bazarof, laat ons naar binnen -gaan. En hij voerde de oude vrouw, die in tranen versmolt, naar de -ontvangkamer. Hij zette haar in een gemakkelijken stoel, omhelsde nog -eens zijn vader en stelde hem zijn vriend voor.</p> -<p class="par">—’t Doet me genoegen, kennis te maken, zei -Wassili Ivanitsj, maar u moet het bij ons voor lief nemen, alles is -eenvoudig hier, militair.—Arina Vlassievna, doe me het pleizier -en kom tot jezelf! Dat is zwakheid! Onze gast zal een mooien indruk van -je krijgen.</p> -<p class="par">—Vadertje, zei de oude, met tranen nog in de stem, -ik ken uw voornaam en uw vadersnaam nog niet.</p> -<p class="par">—Arkadiej Nikolajevitsj, antwoordde Wassili -Ivanovitsj op eenigszins plechtigen toon.</p> -<p class="par">—Vergeef mij, domme vrouw, klonk het zwakjes, ze -snoot haar neus, en veegde het eene oog, en daarna het andere af, -waarbij ze het hoofd rechts en links gebogen hield.—Neemt u me -niet kwalijk. Ik had gedacht, te zullen sterven, zonder mijn armen -zoon... weergezien te hebben.</p> -<p class="par">—En nu hebt u hem weergezien, mevrouw, zei Wassili -Ivanovitsj levendig.—Tanioesjka, heette het nu tegen een -twaalfjarig meisje, dat blootsvoets in een hel-rood katoenen rokje, -angstig in de deur stond te kijken.—Breng de vrouw een glas water -op een blaadje, versta je, en de heeren? ging hij voort op jovialen -toon, die wat van de oude school had, mag ik zoo vrij zijn, u uit te -noodigen, het kabinet van den veteraan binnen te treden?</p> -<p class="par">—Laat ik je nog eens omhelzen, Jenoesjetsjka, -<span class="pagenum">[<a id="pb152" href="#pb152" name= -"pb152">152</a>]</span>zuchtte Arina Vlassievna. Bazarof boog over haar -heen.—Wat ben je een prachtige jongen geworden!</p> -<p class="par">—Dat kan ik niet vinden, antwoordde Wassili -Ivanovitsj, maar zooals de Franschman zegt, een <span lang="fr">homme -fait</span> is hij geworden. En nu van wat anders, Arina Vlassievna, -als je moederhart verzadigd is, moest je je eens met de spijziging van -onze dierbare gasten bezig houden, want je weet, de nachtegaal leeft -niet alleen van zingen!</p> -<p class="par">De moeder stond op.</p> -<p class="par">—De tafel is dadelijk gedekt, Wassili Ivanovitsj. -Ik zal zelf naar de keuken gaan en voor het opdoen zorgen. In een -oogenblik is alles in orde. In geen drie jaar heb ik hem gezien, heb ik -hem te eten of te drinken gegeven! Dat is geen kleinigheid.</p> -<p class="par">—Maak voort, moeder, schaf voor vier, dat je eer -van je werk hebt. En als ik de heeren nu verzoeken mag? Daar is -Timofeitsj, Jevgenij, en wil je verwelkomen. Die zal ook gelukkig zijn, -die oude poedel! Is ’t niet Poedel? Wilt u maar volgen, -heeren?</p> -<p class="par">Wassili Ivanovitsj opende de optocht met een gewichtige -houding en slofte met zijn oude pantoffels over den vloer.</p> -<p class="par">Zijn huis bevatte maar zes kleine kamers. Het vertrek, -waarheen hij zijn jonge vrienden voerde, heette het kabinet. Een zware, -houten tafel, overdekt met bijna zwart berookte papieren, stond -tusschen twee vensters. De wanden waren versierd met Turksche geweren, -Kozakkenzweepen, een sabel, twee groote landkaarten, anatomische -afbeeldingen, een portret van Hufeland, een kroon van haar <span class= -"pagenum">[<a id="pb153" href="#pb153" name= -"pb153">153</a>]</span>gevlochten in een zwarte lijst, en een diploma, -ook achter glas. Tusschen twee enorme boekekasten van berken wortelhout -stond een op verschillende plaatsen gescheurde lederen sofa. Boeken, -doozen, opgezette vogels, reageerbuizen, retorten in vakken ingedeeld. -In een hoek der kamer eindelijk stond een electriseermachine, die -blijkbaar geen dienst meer deed.</p> -<p class="par">—Ik heb jullie direct gezegd, mijn waarde gasten, -zei Wassili Ivanitsj, dat we hier om zoo te zeggen in bivak -leven...</p> -<p class="par">—Schei toch uit met je excuses, antwoordde -Bazarof. Kirsanof weet heel goed, dat we geen Croesussen zijn en dat we -in geen paleis wonen. De kwestie is, waar we kunnen slapen.</p> -<p class="par">—Dat komt terecht, Jevgenij, ik heb een fijne -kamer in het bijgebouw, je vriend zal zich daar volkomen thuis -voelen.</p> -<p class="par">—Heb je tijdens mijn afwezigheid een vleugel laten -bijbouwen?</p> -<p class="par">—En of, waar de badkamer is, zei Timofeitsj.</p> -<p class="par">—Naast de badkamer, viel Wassili Ivanovitsj in de -rede, ik zal eens gaan zien, of alles in orde is. En ga jij intusschen -de bagage van de heeren halen, Timofeitsj. Jij komt natuurlijk in mijn -studeerkamer, Jevgenij: <span lang="la">Suum cuique</span>.</p> -<p class="par">—Een eigenaardig mensch, zei Bazarof, toen zijn -vader weg was, net als jouw vader, maar dan op zijn manier. Hij praat -wat te veel.</p> -<p class="par">—Je moeder schijnt ook een lieve vrouw, zei -Arkadiej.</p> -<p class="par">—Ja, ze is niet kwaad. Je zult zien, wat we te -eten krijgen! <span class="pagenum">[<a id="pb154" href="#pb154" name= -"pb154">154</a>]</span></p> -<p class="par">—We verwachtten u niet vandaag, vadertje, zei -Timofeitsj, toen hij den koffer bracht, we hebben geen vleesch.</p> -<p class="par">—Dan doen we ’t zonder vleesch. Waar niets -is, heeft de keizer zijn recht verloren. Armoede is geen schande.</p> -<p class="par">—Hoeveel boeren heeft je vader? vroeg -Arkadiej.</p> -<p class="par">—Het goed is niet van hem, het is van moeder en ik -geloof, dat het hoogstens vijftien zielen telt.</p> -<p class="par">—Twee en twintig met verlof, zei Timofeitsj, -gekrenkt.</p> -<p class="par">Zij hoorden het sloffen van de pantoffels en Wassili -Ivanovitsj verscheen weer in zijn kabinet.</p> -<p class="par">—Nog een minuut of wat en de kamer zal gereed -zijn, u te ontvangen, Arkadiej—Nikolaitsj... zoo heet u toch, als -ik me niet vergis, riep hij uit, en die hier zal u bedienen, zei hij, -op een jongen wijzend, die mede binnengekomen was, hij heet Fedka.</p> -<p class="par">Fedka had kort geknipt haar, een blauw hemd met gaten -door de elbogen en laarzen, die niet van hem waren.</p> -<p class="par">—U zult voor lief moeten nemen, zeg ik u nog eens, -al wil mijn zoon het niet hebben. Overigens kan de jongen uitmuntend -een pijp stoppen. U rookt zeker?</p> -<p class="par">—Ik rook meest sigaren, antwoordde Arkadiej.</p> -<p class="par">—Daar hebt u gelijk aan. Ik houd ook meer van -sigaren. Maar die zijn hier moeilijk te krijgen, zoo ver van de -stad.</p> -<p class="par">—Schei toch uit met die klaagliederen, zei -Bazarof, ga liever op de sofa zitten en laat me je eens bekijken. -<span class="pagenum">[<a id="pb155" href="#pb155" name= -"pb155">155</a>]</span></p> -<p class="par">Wassili Ivanovitsj ging lachend op de sofa zitten. Hij -leek op zijn zoon. Alleen zijn voorhoofd was lager en smaller, zijn -mond wat breeder, ook haalde hij telkens de schouders op, alsof de -armsgaten van zijn jas te nauw waren. Hij knipoogde voortdurend, -terwijl zijn zoon veel vrijer was in zijn bewegingen.</p> -<p class="par">—Klaagliederen, antwoordde Wassili Ivanitsj, -verbeeld je maar niet, dat ik probeer, het medelijden van je vriend op -te wekken. Hij hoeft niet te denken, dat we hier in de woestijn leven. -Ik geloof, dat er voor een denkend mensch in ’t geheel geen -woestijn bestaat. In ieder geval doe ik mijn best, geen mos op me te -laten groeien, zooals het spreekwoord zegt. Ik wil niet bij mijn tijd -achterblijven.</p> -<p class="par">Hij haalde een splinternieuwen, geel-zijden zakdoek voor -den dag dien hij gehaald had, toen hij de kamer van Arkadiej had -<span class="corr" id="xd23e3232" title= -"Bron: geinspecteerd">geïnspecteerd</span>, en ging voort, terwijl -hij met dien zakdoek zwaaide:</p> -<p class="par">—Ik zal me er niet op beroemen, dat ik de boeren -aan me verplicht heb door hun de helft van het land af te staan, -ofschoon me dat gevoelige verliezen heeft gekost. Ik beschouwde het als -mijn plicht, het gezond verstand zegt, zoo te handelen. Ik begrijp -niet, dat alle grondbezitters het nog niet gedaan hebben. Ik bedoelde -straks de wetenschap en de ontwikkeling in ’t algemeen.</p> -<p class="par">—Daar heb je warempel „De Vriend der -Gezondheid” liggen voor ’t jaar ’55! zei Bazarof.</p> -<p class="par">—Een aandenken van een goed vriend, antwoordde -Wassili Ivanitsj. En uitsluitend tegen Arkadiej sprekend, ging hij -voort:</p> -<p class="par">—Wij hebben ook nog wel eenig denkbeeld -<span class="pagenum">[<a id="pb156" href="#pb156" name= -"pb156">156</a>]</span>van de phrenologie! Hij wees op een kleinen kop -van gips, die in een menigte vakjes was ingedeeld, de namen -Schönlein en Rademacher zijn ons niet onbekend.</p> -<p class="par">—Gelooft men nog aan Rademacher in het -goevernement? vroeg Bazarof.</p> -<p class="par">Wassili Ivanovitsj kuchte.</p> -<p class="par">—In ’t goevernement, herhaalde hij, zeker -zullen de heeren meer van die dingen af weten, dan wij, er is geen -denken aan, dat wij u nog zouden kunnen inhalen. Jullie moeten ons ook -opvolgen. Ik weet nog wel, in onzen tijd vonden we den <span class= -"corr" id="xd23e3252" title="Bron: pathaloog">patholoog</span> Hoffman -of Browe met zijn vitalisme belachelijk, en toch hadden die opgang -gemaakt in hun tijd. Er zal weer een ander geleerde gekomen zijn, om -Rademacher te overtroeven en jullie gelooft in hem, maar over twintig -jaar zullen ze weer over hem spotten.</p> -<p class="par">—Ik kan je tot je troost zeggen, dat we -tegenwoordig over de heele medische wetenschap lachen en geen enkelen -leeraar erkennen.</p> -<p class="par">—Hoe kan dat? Je studeert toch medicijnen?</p> -<p class="par">—Jawel, maar het eene sluit het andere niet -uit.</p> -<p class="par">Wassili Ivanovitsj haalde zijn pijp uit, waarin nog wat -warme asch.</p> -<p class="par">—Kan zijn, zei hij, daar wil ik af wezen. Wat ben -ik per slot van rekening? Een gepensioneerde regimentsdokter, -<span lang="fr">voilà tout</span>! En nu ben ik grondeigenaar -geworden. Ik stond bij de brigade van uw grootvader, ja, ik heb heel -wat gezien in mijn leven, alle mogelijke menschen ontmoet uit alle -standen (dit was weer tegen Arkadiej). Ik, zooals ik hier voor u zit, -heb vorst <span class="pagenum">[<a id="pb157" href="#pb157" name= -"pb157">157</a>]</span>Witgenstein en Joekofski den pols gevoeld. En de -mannen van den veertienden December<a class="noteref" id="xd23e3270src" -href="#xd23e3270" name="xd23e3270src">1</a> heb ik gekend in de -Zuid-legers. U begrijpt!</p> -<p class="par">Wassili Ivanovitsj zette deze woorden kracht bij door -veelbeteekenend de lippen samen te knijpen.</p> -<p class="par">—Ik heb ze allemaal gekend. Ik kon ze met den -vinger aanwijzen. Maar ik bemoei me niet met dingen, die me niet -aangaan. Men doet zijn plicht en daarmee basta. Ik moet zeggen, dat uw -grootvader een krachtig man was, een echt soldaat!</p> -<p class="par">—Een echte hark, kom er maar voor uit, viel -Bazarof in de rede.</p> -<p class="par">—Maar Jevgenij, hoe kan je zoo’n woord -gebruiken. Dat is onvergefelijk. ’t Is waar, de oude generaal -Kirsanof hoorde niet tot...</p> -<p class="par">—Laat hem maar slapen, antwoordde Bazarof, bij de -aankomst zag ik met genoegen, dat het berkenboschje mooi opgeschoten -is!</p> -<p class="par">Wassili Ivanovitsj raakte plotseling in vuur.</p> -<p class="par">—Dat is nog niets. Je moet den tuin zien. Ik heb -hem zelf aangelegd. We hebben vruchtboomen, alle mogelijke kleingoed en -geneeskundige kruiden. Jullie hebt goed praten, maar de oude Paracelsus -heeft toch maar groot gelijk: <span lang="la">In herbis, verbis et -lapidibus...</span> Ik heb de praktijk opgegeven, zooals je weet. Maar -zoo twee, driemaal in de week gebeurt het nog wel, dat ze me komen -raadplegen. Dan kan ik de menschen toch niet het huis uitjagen. -Dikwijls ook arme lui. Want er is geen dokter in ’t dorp. -<span class="pagenum">[<a id="pb158" href="#pb158" name= -"pb158">158</a>]</span>Mijn buurman, de majoor, doet me concurrentie -aan. Ik vraag hem op een dag, of hij gestudeerd heeft. Nee, is zijn -antwoord, maar hij doet het uit naastenliefde. Haha! Uit naastenliefde, -hoe vind je die! Haha!</p> -<p class="par">—Fedka, stop mijn pijp eens, riep Bazarof ruw.</p> -<p class="par">—We hebben nog een anderen dokter, zei Wassili -Ivanovitsj weer, maar er lag een zekere angst in zijn stem.—Stel -je voor, dat die op een dag bij een zieke komt, die al <span lang= -"la">ad patres</span> is. De knecht wil hem niet binnen laten en zegt: -we hebben u niet meer noodig. De dokter, die niet verdacht was op deze -mogelijkheid, komt in verwarring en vraagt: Heeft hij benauwdheden -gehad, voor hij stierf?</p> -<p class="par">—Ja.—Nog al erg?—Ja.—Ah, dat is -uitmuntend.—En hij ging weg! Ha ha!</p> -<p class="par">De oude man was de eenige, die lachte. Arkadiej -glimlachte beleefdheidshalve, Bazarof blies een rookwolk in de lucht. -Het gesprek duurde ongeveer een uur. Arkadiej ging weer naar zijn -kamer, die feitelijk een bij-badkamer was, maar toch zeer geriefelijk -ingericht. Eindelijk verscheen Tanioesja en zei, dat het eten gereed -was.</p> -<p class="par">Wassili Ivanovitsj stond het eerst op.</p> -<p class="par">—Gaat u mee, heeren? En neem me niet kwalijk, als -ik u heb zitten vervelen. Ik hoop, dat mijn vrouw u beter behandelen -zal.</p> -<p class="par">Het maal, ofschoon in der haast toebereid, was inderdaad -uitmuntend. Alleen de wijn liet te wenschen over. De bijna zwarte -sherry, dien Timofeitsj in de stad had gekocht, gaf een nasmaak van -kanipholium en koper. Ook de vliegen waren <span class= -"pagenum">[<a id="pb159" href="#pb159" name= -"pb159">159</a>]</span>hinderlijk. Gewoonlijk had een jong knechtje ze -met een boomtak te verdrijven. Maar Wassili Ivanovitsj had dit ambt -opgeheven, ten einde geen kritiek uit te lokken van de jonge -„mannen-van-den-vooruitgang”. Arina Vlassievna had tijd -gevonden, toilet te maken. Ze droeg een kapje met linten en een -blauw-gebloemden sjaal. Ze begon weer te schreien, toen ze haar -Jenoesja zag, maar haar echtvriend behoefde haar ditmaal niet te -helpen, ze droogde van zelf haar tranen, ongetwijfeld bang, haar sjaal -te bederven.</p> -<p class="par">De jonge lui bewezen den maaltijd alle eer. De ouders, -die ’s middags al gegeten hadden, deden niet mee. Fedka, die zeer -veel last van zijn laarzen had en een éenoogig vrouwspersoon met -mannelijke trekken en die Anfisoesjka heette, bedienden bij tafel. De -laatste vereenigde in haar persoon de ambten van keldermeester, -waschvrouw en hoenderverzorgster.</p> -<p class="par">Gedurende het eten liep Wassili Ivanovitsj met een van -geluk stralend gezicht in de kamer heen en weer en gaf daarbij -bespiegelingen ten beste over zijn grooten angst betreffende de -politiek van Napoleon III en de duisterheid der Italiaansche kwestie. -Arina Vlassievna scheen Arkadiej in het geheel niet te zien. Ze steunde -de kin op de hand en haar rond gezicht had een merkwaardig goedige -uitdrukking door de kleine, dikke, kersroode lippen en de -schoonheidsvlekjes op haar wangen. Ze had de oogen niet van haar zoon -en zuchtte maar. Ze had dolgraag geweten, hoe lang hij blijven zou. -Maar ze durfde niet vragen. Ze dacht: als hij eens <span class= -"pagenum">[<a id="pb160" href="#pb160" name= -"pb160">160</a>]</span>antwoordde: twee dagen... en de schrik sloeg -haar om het hart. Na het gebraad verdween Wassili Ivanovitsj, maar kwam -dadelijk terug met een halve flesch champagne, die hij open had -gemaakt.</p> -<p class="par">—Al wonen we ook in een wilde streek, zei hij, we -kunnen toch wel wat ter opvroolijking vinden bij belangrijke -gelegenheden.</p> -<p class="par">Hij schonk drie groote en een klein glas in, verklaarde -op het welzijn der dierbare bezoekers te drinken, dronk zijn glas in -éen slok leeg en dwong Arina Vlassievna haar kleine glas geheel -te ledigen. Toen de ingemaakte vruchten verschenen, meende Arkadiej, -die zoete spijzen niet kon verdragen, toch van vier nieuwe soorten te -moeten proeven, te meer, daar Bazarof rondweg weigerde en zijn sigaar -opstak. Na het dessert kwam thee met room, krakelingen en boter. Toen -bracht Wassili Ivanovitsj zijn gasten in den tuin, om van den -heerlijken avond te genieten. Bij een bank fluisterde hij Arkadiej in -het oor:</p> -<p class="par">—Hier zit ik graag te mijmeren en naar den -zonsondergang te kijken, dat gaat goed voor den kluizenaar. Een eind -verderop heb ik Jevgenijs lievelingsboomen geplant.</p> -<p class="par">—Wat voor boomen? vroeg Bazarof ruw.</p> -<p class="par">—Nu... acacia’s...</p> -<p class="par">Bazarof gaapte.</p> -<p class="par">—Ik geloof, dat onze reizigers goed deden, te gaan -slapen, zei Wassili Ivanovitsj.</p> -<p class="par">—Dat wil zeggen, dat het tijd is, naar bed te -gaan, begon Bazarof, ik vind het goed. Vooruit maar! <span class= -"pagenum">[<a id="pb161" href="#pb161" name="pb161">161</a>]</span></p> -<p class="par">En toen zei hij zijn moeder goeden nacht en kuste haar -op het voorhoofd. Zij sloeg intusschen driemaal een kruis achter zijn -rug. Wassili Ivanovitsj bracht Arkadiej naar zijn kamer en verliet hem -met den wensch, dat hij „dezelfde rust zou genieten als hij in -zijn jeugd had gekend.” Inderdaad sliep Arkadiej goed in zijn -klein kamertje. Het rook er naar versche houtkrullen en twee krekeltjes -achter de kachel maakten een zachte, slaapwekkende muziek. Wassili -Ivanovitsj ging naar zijn eigen kabinet, ging bij zijn zoon op bed -zitten, dat wil zeggen op de sofa, en wilde wat praten, maar Bazarof -vroeg hem weg te gaan, omdat hij slaap had, zooals hij zei. Toch deed -hij den geheelen nacht geen oog dicht. Hij liet zijn blikken, hard, -zweven door de duisternis. Jeugdherinneringen hadden geen macht over -hem, maar de droeve ervaringen van den vorigen dag hielden hem nog -altijd bezig.</p> -<p class="par">Arina Vlassievna lag voor haar Heiligenbeelden te bidden -en bleef toen nog langen tijd bij Anfisoesjka, die als een steenen -beeld voor haar meesteres stond, die ze met haar éene oog -aanstaarde, terwijl ze haar geheimzinnig en langzaam allerlei -opmerkingen en vermoedens omtrent Jevgenij Wassiljewitsj meedeelde.</p> -<p class="par">Door blijdschap, wijn en tabaksrook was haar brein zoo -beneveld, dat het haar duizelde. Haar man wilde nog met haar praten, -maar hij zag er van af en ging met een berustende handbeweging weg.</p> -<p class="par">Arina Vlassievna was het type van den kleinen Russischen -adel uit den goeden ouden tijd. Ze <span class="pagenum">[<a id="pb162" -href="#pb162" name="pb162">162</a>]</span>had twee eeuwen vroeger, in -den tijd van de grootvorsten van Moscou geboren moeten zijn. Uitermate -gevoelig en innig-vroom, geloofde ze aan voorteekens, voorgevoelens, -tooverij en droomen, aan spotgeesten, huis- en woudgodheden, ongeluk -brengende ontmoetingen, aan „het Booze Oog”, aan -huismiddeltjes, aan de kracht van het zout op de altaren op Groenen -Donderdag en den aanstaanden ondergang der wereld. Ze geloofde, dat er -een goede boekweitoogst zou zijn, als de kaarsen in de Paaschnachtmis -niet uitgingen, dat de champignons niet meer groeiden, zoodra de blik -des menschen hen trof, dat de duivel gaarne kwam op plaatsen waar veel -water is, en dat alle Joden een bloedvlek hebben op de borst. Ze was -bang voor muizen, adders, kikvorschen, musschen, bloedegels, den -donder, koud water, tocht, paarden, bokken, roodharige menschen en -zwarte katten en vond krekels en honden onreine schepsels. Ze at -kalfsvleesch noch duiven, kreeft noch kaas, asperges noch hazen, noch -watermeloenen (omdat een opengesneden meloen deed denken aan het -afgeslagen hoofd van Johannes den Dooper) en de gedachte alleen aan -oesters, die ze nog nooit had gezien, deed haar rillen. Ze at graag -veel en goed en hield zich streng aan de vastendagen. Ze sliep tien uur -daags. Het eenige boek, dat ze gelezen had, heette Alexis of de hut in -het woud, ze schreef éen, hoogstens twee brieven in het jaar en -kon overheerlijk vruchten inmaken en groente, ofschoon ze zelf niets -deed en zich niet graag bewoog.</p> -<p class="par">Overigens was ze niet zonder gezond verstand. -<span class="pagenum">[<a id="pb163" href="#pb163" name= -"pb163">163</a>]</span>Ze wist, dat er heeren zijn om te bevelen en -knechten om te gehoorzamen. Ze had dan ook geen bezwaar tegen de -onderdanigheid der bedienden en hun diepe eerbewijzen. Maar ze -behandelde hen met groote zachtzinnigheid, liet geen bedelaar zonder -aalmoes gaan en veroordeelde niemand, zonder afkeerig te zijn van -kletspraatjes. Ze was niet leelijk geweest in haar jeugd, speelde piano -en sprak een beetje Fransch. Maar gedurende het vele reizen van haar -man, met wien ze tegen haar wil was getrouwd, was ze dik geworden, en -had haar muziek en Fransch verleerd. Ze aanbad haar zoon, maar was erg -bang voor hem. Wassili Ivanovitsj beheerde haar goed en ze liet hem -volkomen vrij in dit opzicht. Ze begon te zuchten, en waaierde zich met -haar zakdoek en trok de wenkbrauwen hoog op, wanneer haar man begon te -spreken over hervormingen of over zijn eigen plannen. Ze was -wantrouwend, verwachtte voortdurend een of ander groot ongeluk en begon -te weenen, zoodra ze aan iets droevigs dacht... Zulke vrouwen beginnen -zeldzaam te worden. Misschien moeten we ons daarover verheugen...</p> -<hr class="tb"> -<p class="par"></p> -<p class="par">Zoodra Arkadiej was opgestaan, deed hij het venster open -en het eerste wat hij zag was Wassili Ivanovitsj, in chalaat (chambre -cloak), een zakdoek om het middel, aan het werk in den moestuin. Toen -hij zijn jongen gast gewaar werd, leunde hij op zijn schop en riep hem -toe:</p> -<p class="par">—Goeden morgen. Hoe heb je geslapen?</p> -<p class="par">—Heel goed, antwoordde Arkadiej. <span class= -"pagenum">[<a id="pb164" href="#pb164" name="pb164">164</a>]</span></p> -<p class="par">—Je ziet een soort Cincinnatus voor je, ging de -oude man voort, ik ben bezig met een bed herfstrapen. We leven in een -tijd, en ik beklaag me daar in het geheel niet over, dat ieder de -handen uit de mouw moet steken voor zijn dagelijksch brood. Je kunt je -niet op anderen verlaten. Je moet zelf aanpakken. Jean Jacques Rousseau -had gelijk, al beweren ze ook van niet. Een half uur geleden had u me -aan heel ander werk bezig kunnen zien, mijn beste heer. De boerin kwam -me consulteeren over buikloop. Ik heb haar, hoe zal ik zeggen, ik heb -haar een dosis opium ingegeven. En een andere heb ik een tand -getrokken. Ik had haar willen verdooven met chloroform, maar ze wilde -niet. Natuurlijk doe ik dat allemaal voor niets—en amateur. Maar -daar schaam ik me heelemaal niet voor. Ik ben plebejer, een homo novus, -ik voer geen wapen, zooals mijn teergeliefde echtgenoote... maar zou u -niet eens hier in de schaduw vòòr het ontbijt de frissche -morgenlucht willen inademen?</p> -<p class="par">Arkadiej kwam naar buiten.</p> -<p class="par">—Welkom, welkom, ging Wassili Ivanovitsj voort en -bracht militair de hand aan het vettige kalotje op zijn hoofd,—ik -weet, dat u de grootste weelde gewend bent, maar zelfs de grooten dezer -aarde versmaden het niet, een enkele maal in een hut te -overnachten.</p> -<p class="par">—Hoe kunt u mij een groote dezer aarde noemen? -riep Arkadiej—en dan moet ik u beleefd verzoeken, niet te denken, -dat ik aan weelde gewend ben.</p> -<p class="par">—Jawel, jawel, antwoordde Wassili Ivanovitsj -<span class="pagenum">[<a id="pb165" href="#pb165" name= -"pb165">165</a>]</span>glimlachend,—ik ben nu wel oud roest, maar -ik heb toch genoeg in de wereld rondgekeken, om een vogel aan zijn -veeren te kennen. Ook verbeeld ik me een beetje psycholoog en -gezichtskundige te zijn. Zonder dat zou ik allang verloren zijn -geweest. De menschen zouden me vertrapt hebben, ellendig aardwormpje, -dat ik ben. Ik kom er rond voor uit: de vriendschap, die er tusschen u -en mijn zoon bestaat, doet me oprecht pleizier. Ik kom juist van hem -vandaan. Hij is oudergewoonte vroeg opgestaan en stroopt den omtrek af. -Mag ik u vragen: duurt die vriendschap al lang?</p> -<p class="par">—Verleden winter hebben we elkaar ontmoet.</p> -<p class="par">—Ja? Mag ik dan nog een vraag... maar zullen we -niet gaan zitten? Mag ik u met de vrijmoedigheid van een vader vragen, -wat u denkt van mijn zoon?</p> -<p class="par">—Uw zoon is een van de uitnemendste mannen, die ik -ooit ontmoet heb! antwoordde Arkadiej levendig.</p> -<p class="par">Wassili Ivanovitsj spalkte zijn oogen wijd open, een -lichte blos kleurde zijn wangen. Hij liet zijn schop vallen.</p> -<p class="par">—U denkt dus... begon hij weer.</p> -<p class="par">—Ik ben overtuigd, dat uw zoon een groote toekomst -voor zich heeft, ging Arkadiej voort. Hij zal uw naam beroemd maken. -Daarvan was ik bij onze eerste kennismaking al overtuigd.</p> -<p class="par">—U zegt?... hè?... kwam er moeilijk uit. -Een trotsche glimlach ontplooide zijn breeden mond en bleef daar.</p> -<p class="par">—Wilt u weten, hoe we elkaar leerden kennen? -<span class="pagenum">[<a id="pb166" href="#pb166" name= -"pb166">166</a>]</span></p> -<p class="par">—Ja... en...</p> -<p class="par">Arkadiej sprak met nog grooter bewondering over zijn -vriend, als op dien eersten avond met mevrouw Odintsof in de -balzaal.</p> -<p class="par">Wassili Ivanovitsj hoorde toe, snoot zijn neus, -verfrommelde zijn zakdoek met beide handen, kuchte, streek door zijn -haar, maar kon zich eindelijk niet langer inhouden, pakte Arkadiej en -kuste hem op den schouder.</p> -<p class="par">—U hebt den gelukkigsten mensch van me gemaakt, -zei hij en glimlachte. Ik moet u bekennen, dat ik, dat ik mijn zoon -verafgood. Ik spreek niet van mijn vrouw, zij is moeder en voelt als -moeder. Maar ik durf mijn zoon niet bekennen, hoe ik hem liefheb, want -dat zou hem niet aangenaam zijn. Hij kan zulke ontboezemingen niet -verdragen. Sommigen verwijten hem die karaktervastheid en houden het -voor gevoelloosheid en valschen trots. Maar mannen als hij kunnen niet -met dezelfde maat gemeten worden als gewone stervelingen. Een ander zou -in zijn plaats zijn vaders beurs hebben geplunderd. Maar hij heeft nog -nooit een kopeke te veel gevraagd, dat verzeker ik je!</p> -<p class="par">—Hij is een onzelfzuchtig, feilloos man, zei -Arkadiej.</p> -<p class="par">—Zooals je zegt een toonbeeld van -onzelfzuchtigheid. Wat mij betreft, ik verafgood hem niet alleen, ik -ben ook trotsch op hem en wat mijn trots het meest streelt is, dat men -eens in zijn biografie zal lezen: hij was de zoon van een eenvoudig -officier van gezondheid, die vroegtijdig zijn talent ontdekte en alles -deed voor zijn ontwikkeling, wat... <span class="pagenum">[<a id= -"pb167" href="#pb167" name="pb167">167</a>]</span></p> -<p class="par">Hij kon niet verder spreken.</p> -<p class="par">Arkadiej drukte hem de hand.</p> -<p class="par">—Wat denkt u? vroeg Wassili Ivanovitsj na eenigen -tijd, zou hij als medicus den roem verwerven, dien u hem voorspelt?</p> -<p class="par">—Zeer zeker niet, al zal hij ook in dit vak tot de -geleerdste mannen behooren.</p> -<p class="par">—In welk vak denkt u dan, dat hij...</p> -<p class="par">—Dat is zoo niet te zeggen, maar hij zal een -beroemd man zijn.</p> -<p class="par">—Een beroemd man! herhaalde de vader en gaf zich -aan zijn droomen over.</p> -<hr class="tb"> -<p class="par"></p> -<p class="par">—Arina Vlassievna laat vragen, of u thee komt -drinken, zei Anfisoesjka, die met een groote schaal frambozen voorbij -kwam.</p> -<p class="par"><span class="corr" id="xd23e3423" title= -"Bron: Wissili">Wassili</span> Ivanovitsj schrikte op.</p> -<p class="par">—Is er room bij de frambozen? vroeg hij.</p> -<p class="par">—Ja, die is er.</p> -<p class="par">—Maar hij moet goed koud zijn, hoor je. Geneer je -niet, Arkadiej Nikolajitsj, neem nog maar meer. Waar zit Jevgenij zoo -lang?</p> -<p class="par">—Ik zit hier, riep Bazarof van uit -Arkadiej’s kamer.</p> -<p class="par">Wassili Ivanovitsj keerde zich snel om.</p> -<p class="par">—Je wilde je gast zeker verrassen. Maar je komt te -laat, amice, we zijn al een uur aan het praten samen. Kom mee thee -drinken, je moeder wacht ons. Apropos, ik moet je wat vragen.</p> -<p class="par">—Wat?</p> -<p class="par">—Er is hier een boer, die aan icterus lijdt.</p> -<p class="par">—Hij heeft dus geelzucht.</p> -<p class="par">—Ja, hij heeft een aanval van chronischen en -<span class="pagenum">[<a id="pb168" href="#pb168" name= -"pb168">168</a>]</span>hardnekkigen icterus. Ik heb hem -duizendguldenkruid en hondsgras gegeven. Ook liet ik hem worteltjes -eten en sodawater drinken. Maar dat zijn maar huismiddeltjes. Hij moet -wat sterkers hebben. Je spot wel met de medicijnen, maar misschien kun -je me toch raad geven.</p> -<p class="par">—Daar kunnen we later over spreken. Laten we eerst -thee gaan drinken.</p> -<p class="par">Wassili Ivanovitsj stond vlug op van de bank en begon te -zingen het lied uit Robert le Diable:</p> -<div class="lgouter"> -<p class="line">De wijn, de wijn, het spel, de meisjes</p> -<p class="line">daar houd, daar houd, daar houd ik van alleen.</p> -</div> -<p class="par first">—Wat een vitaliteit! zei Bazarof en ging van -het venster weg.</p> -<hr class="tb"> -<p class="par"></p> -<p class="par">Het was middag, en drukkend heet, al hing een fijn -gordijn van blanke wolken voor den hemel. Stilte heerschte rondom, -alleen de hanen kraaiden in het dorp, en die gerekte klanken brachten -een gevoel van traagheid en verveling over de menschen. Nu en dan -snerpte boven uit een boom de doordringende schreeuw van een jongen -sperwer als een wreede klacht.</p> -<p class="par">Arkadiej en Bazarof lagen in de schaduw van een hooimijt -uitgestrekt op een hoop pas afgemaaid gras, dat bij iedere beweging -ritselde, ofschoon het nog groen en geurig was.</p> -<p class="par">—Die populier, zei Bazarof, herinnert mij aan mijn -kindsheid. Hij staat aan den rand van een droge sloot, die zich gevormd -heeft op de plaats van een vroegere pannenbakkerij. Ik was overtuigd, -<span class="pagenum">[<a id="pb169" href="#pb169" name= -"pb169">169</a>]</span>dat die boom en die kuil de kracht van een -talisman hadden. Ik verveelde me nooit, als ik daar was. Ik begreep -toen nog niet, dat ik me alleen daarom niet verveelde, omdat ik een -kind was. Nu heeft die talisman zijn beteekenis verloren.</p> -<p class="par">—Hoeveel jaren heb je hier doorgebracht? vroeg -Arkadiej.</p> -<p class="par">—Twee jaar aan éen stuk. Later kwamen we nu -en dan terug. We leidden een zwerversleven en trokken altijd van de -eene stad naar de andere.</p> -<p class="par">—Staat het huis allang?</p> -<p class="par">—Ja, mijn grootvader heeft het gebouwd, de vader -van mijn moeder.</p> -<p class="par">—Wat was je grootvader?</p> -<p class="par">—Dat weet ik waarachtig niet. Ik geloof majoor -tweede klasse. Hij heeft nog onder Soeworof gediend en vertelde altijd, -hoe ze over de Alpen waren getrokken. Hij zal wel flink hebben -opgesneden.</p> -<p class="par">—Hangt daarom het portret van Soeworof in jullie -eetkamer? Ik houd van zulke oude, warme huisjes als dat van jullie. Ze -hebben zoo een eigenaardige lucht.</p> -<p class="par">—Ja, olie en zeep, antwoordde Bazarof, en al die -muggen in die lieve huisjes, bah!</p> -<p class="par">—Hebben ze je kort gehouden, vroeger? vroeg -Arkadiej na eenig zwijgen.</p> -<p class="par">—Je kent mijn ouders toch. Het zijn geen -menscheneters.</p> -<p class="par">—Hou je van ze?</p> -<p class="par">—O ja, Arkadiej.</p> -<p class="par">—Ze hangen erg aan je. <span class= -"pagenum">[<a id="pb170" href="#pb170" name="pb170">170</a>]</span></p> -<p class="par">Bazarof antwoordde niet.</p> -<p class="par">—Weet je, waaraan ik denk? vroeg hij eindelijk, -terwijl hij de hand onder zijn hoofd legde.</p> -<p class="par">—Neen, zeg eens.</p> -<p class="par">—Ik vind, dat mijn ouders een heerlijk leven -hebben. Mijn vader stelt in alles belang, ofschoon hij over de zestig -is. Hij geeft huismiddeltjes, behandelt zieken, speelt den edelmoedige -bij de boeren en is daarbij gelukkig als een kind. Mijn moeder heeft -ook niet te klagen, ze heeft het zoo druk, zooveel o! en ah!s dat ze -geen tijd heeft, tot zichzelf te komen. En ik...</p> -<p class="par">—En jij?</p> -<p class="par">—En ik, ik zeg tegen mezelf: daar lig je nu bij -die hooimijt... de plek, die ik noodig heb, is zoo grenzenloos klein -tegenover de groote ruimte, waar ik niet ben en waar ik niets te -beteekenen heb; en de tijd, die mij geschonken is, is zoo kort -tegenover de Eeuwigheid, waarin ik niet geleefd heb en waarin ik nooit -leven zal... en toch stroomt het bloed in dit niets, in dit stofje -werken hersens en willen nog iets... O, wat een onzin! Wat een -dwaasheid.</p> -<p class="par">—Wat je daar zegt, geldt voor alle menschen...</p> -<p class="par">—Juist, antwoordde Bazarof, dat bedoel ik ook. Ik -wilde zeggen, dat mijn ouders, die goeierds, zich druk maken over -allerlei en geen oogenblik bedenken, dat ze niets zijn. Ze walgen niet -van alles, terwijl ik alleen nog haat en verveling kan koesteren.</p> -<p class="par">—Haat? Waarom?</p> -<p class="par">—Waarom? Wat een vraag! Ben je dan vergeten? -<span class="pagenum">[<a id="pb171" href="#pb171" name= -"pb171">171</a>]</span></p> -<p class="par">—Ik weet alles, maar ik geloof niet, dat je dat -recht geeft, te haten. Je bent niet gelukkig, dat geef ik toe.</p> -<p class="par">—Ha, ha, Arkadiej Nikolajitsj, jij vat de liefde -op zooals de meeste jongelui van onzen tijd. Je lokt het kippetje, -klok, klok, klok, en zoodra het kippetje komt, maak je, dat je wegkomt. -Ik doe dat anders. Maar laten we hierover niet spreken. Als een zaak -verloren is, moet je haar laten loopen.</p> -<p class="par">Hij keerde zich op een zijde en ging voort:</p> -<p class="par">—Kijk, een mier, die een half-doode mug -voortsleept. Vooruit, oudje, vooruit! Bekommer je niet om haar -tegenstand. In je hoedanigheid van dier heb je het recht geen erbarmen -te kennen. Dat is anders als wij menschen, die ons vrijwillig laten -vernietigen en breken.</p> -<p class="par">—Je moet niet zoo spreken, Jevgenij, wanneer ben -jij gebroken, zooals je zegt?</p> -<p class="par">Bazarof hief het hoofd op.</p> -<p class="par">—Ik kan er trotsch op zijn. Ik heb me niet zelf -gebroken. En een vrouw zal het zeker ook niet kunnen. Basta! Het is -gedaan! Je zult geen woord meer van me hooren over dit onderwerp.</p> -<p class="par">Beide vrienden lagen eenigen tijd zwijgend.</p> -<p class="par">—Ja, begon Bazarof toen weer, de mensch is een -merkwaardig wezen. Als je naar het leven kijkt, zoo van terzijde en uit -de verte en je ziet, wat „de vaderen” alzoo uitvoeren, dan -lijkt het wel, of alles volmaakt en gelukkig is. Eet, drink en leef -verder zoo geregeld mogelijk, als je denkt, dat goed voor je is. Maar -dat geeft niet. De verveling neemt je te pakken. Je voelt behoefte, -andere <span class="pagenum">[<a id="pb172" href="#pb172" name= -"pb172">172</a>]</span>menschen te zien, te spreken, desnoods te -vechten met hen, als het maar andere menschen zijn.</p> -<p class="par">—We moesten het leven zoo kunnen inrichten, dat -elk oogenblik zijn doel en zin had, antwoordde Arkadiej peinzend.</p> -<p class="par">—Zeker, het is altijd prettig een beteekenis te -zoeken, al gebeurt dat ook ten onrechte. Men zou ten slotte genoegen -nemen met alles, dat geen zin heeft. Maar die kleinigheden, die -armzaligheden, dat is juist het ongeluk!</p> -<p class="par">—Er zijn geen kleinigheden voor wie ze niet zien -wil.</p> -<p class="par">—Nu heb je een gemeenplaats omgekeerd.</p> -<p class="par">—Hoe bedoel je?</p> -<p class="par">—Als je me verzekert, dat de beschaving nuttig is, -noem ik dat een gemeenplaats. Maar als je beweert, dat ze schadelijk -is, dan heet dat een omgekeerde gemeenplaats. Het klinkt wat -interessanter, maar het is precies hetzelfde.</p> -<p class="par">—Waar wil je de waarheid dan zoeken?</p> -<p class="par">—Waar? Ik antwoord je als een echo: waar?</p> -<p class="par">—Je bent zwartgallig, vandaag, kerel.</p> -<p class="par">—Ja? De zon brandt ook zoo op mijn kop en we -hebben zeker te veel frambozen gegeten.</p> -<p class="par">—We moesten een dutje doen, zei Arkadiej.</p> -<p class="par">—Mij goed, maar dan moet je niet zoo naar me -kijken. Want we zien er zoo dom uit, als we slapen.</p> -<p class="par">—Het schijnt je dus niet onverschillig te zijn, -wat men van je denkt?</p> -<p class="par">—Wat zal ik daarop antwoorden? Een man, die dien -naam verdient, moest zich niet bekommeren om wat men van hem denkt. De -echte man is hij, die anderen niets te denken geeft, <span class= -"pagenum">[<a id="pb173" href="#pb173" name="pb173">173</a>]</span>maar -hen dwingt tot gehoorzamen of haten!</p> -<p class="par">—Dat is vreemd, ik haat niemand, zei Arkadiej na -een oogenblik.</p> -<p class="par">—Ik wel. Jij hebt een zachte ziel, kneedbaar als -boter, hoe zou jij kunnen haten? Jij bent bangig, jij mist -zelfvertrouwen.</p> -<p class="par">—En heb jij veel zelfvertrouwen? vroeg -Arkadiej,... nòg? Heb je een hoogen dunk van jezelf?</p> -<p class="par">Bazarof antwoordde niet dadelijk.</p> -<p class="par">—Zoodra ik iemand ontmoet, die in mijn -tegenwoordigheid niet den kop laat hangen, zei hij langzaam, zal ik de -meening over mijzelf wijzigen.—Haten?—Maar wacht eens, -laatst, toen wij de mooie, ruime hut van jullie starost<a class= -"noteref" id="xd23e3584src" href="#xd23e3584" name="xd23e3584src">2</a> -voorbijkwamen, heette hij niet Philips, zei jij: Rusland zal niet -eerder zijn ware hoogte bereikt hebben, voordat de geringe boer zoo een -woning heeft en wij moeten er allen toe bijdragen... Nou, ik haatte -onmiddellijk dien boer, voor wiens welzijn ik mij moet inspannen, -zonder dat hij dank-u zegt. En toch, wat zou ik aan zijn dankbaarheid -hebben? Als hij in een mooi huis woont, ben ik al lang mest voor de -brandnetels op het kerkhof. En wat dan?</p> -<p class="par">—Stil, Jevgenij, als men je aanhoort, vandaag, zou -men geneigd zijn, die lui gelijk te geven, die ons verwijten, dat we -geen principes hebben!</p> -<p class="par">—Je praat als je waardige oom! Er zijn geen -beginsels. Wist je dat nog niet? Er zijn alleen gevoeligheden. Alles -hangt af van gevoeligheden.</p> -<p class="par">—Hoezoo? <span class="pagenum">[<a id="pb174" -href="#pb174" name="pb174">174</a>]</span></p> -<p class="par">—Ja. Neem mij bijvoorbeeld. Als de geest van -tegenspraak en ontkenning mij te pakken heeft, dan komt dat door mijn -gevoeligheden. Ik vind het aangenaam, neen te zeggen. Mijn hersens zijn -daarop ingesteld. En daarmee uit! Waarom houd ik van chemie? Waarom hou -jij van appels? Alles door de gevoeligheden. Hier heb je de waarheid en -nooit zullen de menschen dieper komen. We bekennen dat niet graag en ik -zal het ook niet voor de tweede maal zeggen!</p> -<p class="par">—Van dit standpunt uit, is de deugd dus ook een -gevoeligheid.</p> -<p class="par">—Zeer zeker.</p> -<p class="par">—Jevgenij! antwoordde Arkadiej, met droefheid in -zijn stem.</p> -<p class="par">—Och kom, smaakt het wat bitter? vroeg Bazarof, -neen, mijn beste kerel, als men besloten heeft, alles omver te maaien, -mag men zijn eigen beenen niet sparen. Maar we hebben nu genoeg -gefilozofeerd. De natuur noodt tot het genot des sluimers, zegt -Poesjkien.</p> -<p class="par">—Dat heeft hij nooit gezegd, antwoordde -Arkadiej.</p> -<p class="par">—Kan zijn, maar als dichter had hij het kunnen of -moeten zeggen. Apropos, is hij niet soldaat geweest?</p> -<p class="par">—Poesjkien was nooit soldaat.</p> -<p class="par">—Och kom! Op elke bladzijde roept hij: Te wapen! -Te wapen. Voor Ruslands Eer!</p> -<p class="par">—Waar haal je al die verzinsels vandaan? Dat noem -ik laster!</p> -<p class="par">—Laster? Och wat! Denk je me bang te maken met dat -woord? Wat je ook voor praatjes <span class="pagenum">[<a id="pb175" -href="#pb175" name="pb175">175</a>]</span>van een mensch vertelt, hij -verdient nog honderdmaal meer!</p> -<p class="par">—Laten we maar gaan slapen, antwoordde Arkadiej -gekrenkt.</p> -<p class="par">—Met genoegen, graag.</p> -<p class="par">Maar ze konden den slaap niet vatten, een gevoel van -vijandigheid was in hun hart geboren. Na korten tijd sloegen ze de -oogen op en keken elkaar zwijgend aan.</p> -<p class="par">—Kijk, dat verdorde blad, zei Arkadiej opeens, het -raakt los van den tak, warrelt omlaag, door de lucht, net als een -vlindertje. Is dat niet vreemd? Het droevigste en meest doode lijkt op -het zonnigste en meest levende!</p> -<p class="par">—Mijn beste vriend Arkadiej Nikolajevitsj, riep -Bazarof uit, ik smeek je in ’s hemels naam, praat niet zoo -poëtisch!</p> -<p class="par">—Ik spreek, zooals ik voel... maar dat grenst aan -tyrannie! Waarom zou ik niet zeggen, wat ik denk?</p> -<p class="par">—Goed. Maar waarom zou ik dan ook niet zeggen, wat -ik denk? Ik vind het onfatsoenlijk, poëtisch te doen!</p> -<p class="par">—Je vindt het zeker fatsoenlijk, grofheden te -debiteeren!</p> -<p class="par">—Hé, hé, je schijnt vast besloten, -de voetsporen van je oom te drukken. Wat zou die idioot tevreden zijn, -als hij je eens hooren kon.</p> -<p class="par">—Hoe zeg je daar van Paul Petrowitsj?</p> -<p class="par">—Zooals hij verdient: een idioot.</p> -<p class="par">—Dat wordt onduldbaar! riep Arkadiej.</p> -<p class="par">—Aha, de familiezin ontwaakt, zei Bazarof rustig. -Ik heb opgemerkt, dat die diep zit bij de <span class="pagenum">[<a id= -"pb176" href="#pb176" name="pb176">176</a>]</span>meeste menschen. Ze -zijn in staat, afstand te doen van alles, van hun vooroordeelen zelfs. -Maar tóegeven, dat een broer, die zakdoeken gestolen heeft, een -dief is, dat gaat hun krachten te boven. En natuurlijk, iemand, die mij -zoo nauw verwant is, „mijn” broeder, zou die geen genie -zijn?</p> -<p class="par">—Ik heb een gevoel van rechtvaardigheid en niet -van familievereering gevolgd, antwoordde Arkadiej opgewonden, maar -aangezien jij geen orgaan hebt, geen begrip voor de familie, aangezien -jij deze „gevoeligheid” mist, moest je er liever in -’t geheel niet over spreken.</p> -<p class="par">—Dat wil zeggen: Arkadiej Kirsanof staat te hoog, -dan dat ik hem zou kunnen begrijpen. Ik buig het hoofd en veroordeel -mezelf tot zwijgen.</p> -<p class="par">—Schei toch uit, Jevgenij, we krijgen nog ruzie op -die manier.</p> -<p class="par">—Ja, ik bezweer je, Arkadiej, we zullen ruzie -maken, we zullen elkaar afranselen, tot alle dierlijke warmte -vernietigd is!</p> -<p class="par">—Dat leidt dan tot...</p> -<p class="par">—Tot vuistslagen! viel Bazarof hem in de rede, -waarom ook niet? Hier op het hooi, in die idyllische omgeving, ver van -de wereld en de menschen, het kon niet beter. Maar jij bent niet tegen -mij opgewassen. Ik zal je bij de strot pakken!</p> -<p class="par">Bazarof strekte zijn <span class="corr" id="xd23e3663" -title="Bron: knokkige">knokige</span> vingers uit. Arkadiej nam -glimlachend een verdedigende houding aan. Maar het gezicht van zijn -vriend, het grijnzen van zijn lippen, het sombere vuur dat in zijn -oogen gloeide was als een dreigement en onwillekeurig werd hij -angstig.</p> -<p class="par">—Eindelijk vind ik jullie dan! riep Wassili -<span class="pagenum">[<a id="pb177" href="#pb177" name= -"pb177">177</a>]</span>Ivanovitsj op dit oogenblik, die gekleed in een -jas van zelfgeweven linnen en een thuis gefabriceerden strooien hoed -voor de vrienden verscheen.</p> -<p class="par">—Ik heb gezocht en gezocht... Jullie hebt een mooi -plekje uitgekozen en bent daar nuttig bezig den hemel te bekijken... -Weet jullie, dat die houding zoo een bizondere beteekenis heeft?</p> -<p class="par">—Ik kijk alleen naar den hemel, als ik moet -niezen, zei Bazarof onvriendelijk, en naar Arkadiej toe, zachter: het -spijt me, dat hij tusschen beide gekomen is.</p> -<p class="par">—Kom, nu is het genoeg, zei Arkadiej en drukte hem -steelsgewijze de hand.</p> -<p class="par"><span class="corr" id="xd23e3677" title= -"Bron: „">—</span>Ik zie jullie aan, jonge vrienden, ging -Wassili Ivanovitsj voort, schudde het hoofd en leunde, de handen -gevouwen op een stok, dien hij zelf kunstig spiraalvormig gewonden had -en van boven met een Turkschen kop versierd,</p> -<p class="par">—Ik zie jullie aan en kan er niet genoeg van -krijgen. Hoeveel kracht, jeugd, talent, kundigheden liggen niet in -jullie verborgen... Castor en Pollux!</p> -<p class="par">—Mooi! riep Bazarof uit, nu gaat hij aan -mythologie doen. Je kunt wel merken, dat hij in zijn tijd erg knap in -het Latijn is geweest. Heb je nooit de zilveren medaille gekregen voor -je schoolwerk?</p> -<p class="par">—Dioskuren! Dioskuren! herhaalde Wassili -Ivanovitsj.</p> -<p class="par">—Kom, vader, wees toch verstandiger. Wat minder -teederheid alsjeblief.</p> -<p class="par">—Een enkel maal zoo nu en dan is toch zoo erg -niet, aarzelde de oude man. Maar ik ben niet <span class= -"pagenum">[<a id="pb178" href="#pb178" name= -"pb178">178</a>]</span>gekomen om jullie complimenten te maken, maar in -de eerste plaats om je mee te deelen, dat we gauw gaan eten en in de -tweede plaats, Jevgenij... je bent een jongen met geest, je kent de -menschen en zult dus weten te vergeven, je moeder wil dankgebeden voor -je aankomst laten houden. Maak je niet ongerust, dat ik je vragen zal -daarbij tegenwoordig te zijn. De ceremonie is al afgeloopen. Maar Vader -Alexis...</p> -<p class="par">—De priester?</p> -<p class="par">—Ja, de priester is thuis en zal blijven eten. Ik -was er niet op verdacht en ried het hem ook af. Ik weet niet, hoe dat -zoo opeens gekomen is... hij begreep me zeker niet... en buitendien is -Arina Vlassievna... Maar hij is een verstandig en aangenaam mensch.</p> -<p class="par">—Ik hoop, dat hij mijn portie niet op zal eten? -vroeg Bazarof.</p> -<p class="par">—O neen, zei Wassili Ivanovitsj en lachte.</p> -<p class="par">—Meer verlang ik niet. En dan kun je voor mijn -part laten mee eten, wie je wilt!</p> -<p class="par">—Ik wist wel, dat je boven alle vooroordeelen -verheven zoudt zijn. Het zou ook wel kras zijn, anders. Ik met mijn -twee en zestig jaren heb ze niet eens. (Wassili Ivanovitsj durfde niet -bekennen, dat hij die gebeden even belangrijk vond als zijn vrouw, -omdat hij net zoo vroom was). Maar Vader Alexis wilde je graag leeren -kennen. Ik ben overtuigd, dat hij je mee zal vallen. Hij houdt van een -spelletje en, maar dat blijft onder ons, rookt zelfs zijn pijpje.</p> -<p class="par">—Nu, na tafel zullen we een partij jeralasj spelen -en dan zal ik jullie al je geld afnemen. <span class="pagenum">[<a id= -"pb179" href="#pb179" name="pb179">179</a>]</span></p> -<p class="par">—Hm, hm, hm, dat zullen we zien, zei grootmoeder -altijd.</p> -<p class="par">—Wilde je soms van zekere bekwaamheden misbruik -maken? vroeg Bazarof met klemtoon.</p> -<p class="par">Een blos kleurde de bronzen wangen van Wassili -Ivanovitsj.</p> -<p class="par">—Schaam je je niet, Jevgenij? Wat voorbij is, is -voorbij. Nu ja, ik wil wel bekennen dat ik vroeger een hartstochtelijk -speler was, maar dat heb ik duur geboet... Wat is het drukkend vandaag. -Mag ik naast jullie komen zitten of stoor ik soms?</p> -<p class="par">—Volstrekt niet, antwoordde Arkadiej.</p> -<p class="par">Wassili Ivanovitsj ging op het gras zitten en begon met -iets klagends in zijn stem:</p> -<p class="par">—Deze ligplaats herinnert me aan mijn -soldatenleven, aan bivak en ambulance. Dat was ook altijd naast een -hooischelf, als er ten minste éen was in de buurt,—hij -zuchtte—och, ik heb vreeselijke dingen gezien in mijn leven. Ik -wil jullie, als je wilt, wat vertellen van de pestepidemie, die ons in -Bessarabië decimeerde.</p> -<p class="par">—En die je de Wladimirorde bezorgd heeft, zei -Bazarof, dat ken ik, dat ken ik. Maar waarom draag je hem niet?</p> -<p class="par">—Ik zei je daarnet immers, dat ik geen -vooroordeelen heb, antwoordde Wassili Ivanovitsj verlegen.</p> -<p class="par">Hij had het roode lintje den vorigen dag pas weggenomen -uit zijn knoopsgat. En begon de episode te vertellen.</p> -<p class="par">—Zie je hem? Hij is ingeslapen, fluisterde hij -plotseling Arkadiej toe, en wees naar Bazarof, terwijl hij -vertrouwelijk knipoogde. <span class="pagenum">[<a id="pb180" href= -"#pb180" name="pb180">180</a>]</span></p> -<p class="par">—Wakker, Jevgenij! riep hij hard, we moeten -eten.</p> -<hr class="tb"> -<p class="par"></p> -<p class="par">Vader Alexis, een krachtige, volle gestalte, met dik, -goed verzorgd haar en een breeden, gestikten gordel om de lila-zijden -soutane, gedroeg zich verstandig en taktvol. Hij begon met den vrienden -een hand te geven, als wist hij, dat zijn zegen hun onverschillig was, -en zonder zijn stand iets te kort te doen, zorgde hij ervoor, niemand -te grieven. Hij aarzelde niet, over het Latijn, dat in de -seminariën gedoceerd werd, lichtelijk te spotten, en nam dadelijk -daarop zijn aartsbisschop in bescherming. Na twee glazen wijn, weigerde -hij het derde. Hij accepteerde de sigaar, die Arkadiej hem aanbood, -rookte echter niet, maar zei, dat hij ze mee wilde nemen. Ook had hij -de onaangename gewoonte, telkens de hand voorzichtig en langzaam naar -het gezicht te brengen, om de vliegen te vangen en herhaaldelijk sloeg -hij ze dan plat. Hij nam aan de speeltafel plaats, zonder daarbij veel -belangstelling te toonen en won ten slotte twee roebel vijftig-papier -van Bazarof. Van berekening in zilver had men nog geen voorstelling ten -huize van Arina Vlassievna. Arina, die nooit speelde, zat naast haar -zoon, de hand tegen de wang, zooals haar gewoonte was, en stond alleen -op, om ververschingen gereed te maken. Ze was bang, te zeer alleen voor -Bazarof oog te hebben, hij moedigde haar trouwens volstrekt niet aan. -Bovendien had Wassili Ivanovitsj haar op het hart gedrukt, hem niet te -lastig te vallen. <span class="pagenum">[<a id="pb181" href="#pb181" -name="pb181">181</a>]</span>De jonge lui houden daar niet van, zei -hij.</p> -<p class="par">Wij mogen niet nalaten te vermelden, dat er niets -gespaard was voor het middagmaal. Timofeitsj was met het aanbreken van -den dag naar stad gegaan, om eerste kwaliteit vleesch te koopen, de -oudste knecht was elders heen gezonden om visch en kreeft te -bemachtigen, terwijl twee en veertig kopeken in koper betaald werd aan -de boerenvrouwen voor eetbare zwammen.</p> -<p class="par">In Arina’s blik, onafgebroken op Bazarof gericht, -lag echter niet alleen teederheid en toewijding, ook een zekere -droefheid, vermengd met angst, nieuwsgierigheid en stil verwijt.</p> -<p class="par">Maar Bazarof bekommerde zich niet om wat er te lezen was -in de oogen zijner moeder, hij sprak <span class="corr" id="xd23e3747" -title="Bron: nauwelijk">nauwelijks</span> met haar en deed slechts nu -en dan een korte vraag, maar wel vroeg hij, hem haar hand te geven, in -de verwachting, dat dat geluk aanbrengen zou.</p> -<p class="par">Arina Vlassievna legde haar week tenger handje in de -ruwe breede hand van haar zoon.</p> -<p class="par">—En, vroeg ze een oogenblik later, helpt het?</p> -<p class="par">—Het gaat nog slechter, antwoordde hij met een -onverschilligen glimlach.</p> -<p class="par">—Mijnheer speelt te roekeloos, zei Vader Alexis op -meewarigen toon en streek door zijn mooien baard.</p> -<p class="par">—Zoo deed Napoleon het, vadertje, zei Wassili -Ivanovitsj en speelde een aas uit.</p> -<p class="par">—En zoo moet Napoleon op het eiland St. Helena -gestorven zijn, antwoordde Vader Alexis en nam de aas met een troef. -<span class="pagenum">[<a id="pb182" href="#pb182" name= -"pb182">182</a>]</span></p> -<p class="par">—Jenoesjenka! Wil je een glas bessenwijn? vroeg -Arina Vlassievna haar zoon.</p> -<p class="par">Bazarof haalde alleen de schouders even op.</p> -<hr class="tb"> -<p class="par"></p> -<p class="par">Den volgenden morgen zei hij tegen Arkadiej:</p> -<p class="par">—Neen, ik moet morgen weer weg. Ik verveel me. Ik -zou willen werken. Maar het is me onmogelijk, iets te doen. Ik wil naar -jullie terug. Ik heb bij jullie al mijn werk gelaten. Bij jullie kan -men tenminste alleen zijn. Maar hier is het den heelen dag: je kunt -over mijn studeerkamer beschikken, daar ben je alleen. Maar zelf laat -mijn vader me geen oogenblik met rust. En ik kan de deur toch niet voor -hem sluiten. Moeder is even lastig. Ik hoor haar voortdurend zuchten in -haar kamer en als ik bij haar ben, weet ik niet wat ik zeggen moet.</p> -<p class="par">—Ze zal erg bedroefd zijn, als je weggaat, en je -vader ook, antwoordde Arkadiej.</p> -<p class="par">—Ik kom terug.</p> -<p class="par">—Wanneer?</p> -<p class="par">—Als we weer naar Petersburg gaan.</p> -<p class="par">—Ik heb te doen met je moeder.</p> -<p class="par">—Waarom? Omdat jij zulke lekkere ingemaakte -vruchten van haar krijgt?</p> -<p class="par">Arkadiej sloeg de oogen neer.</p> -<p class="par">—Je kent je moeder niet, zei hij. Ze heeft niet -alleen een hart van goud, maar ze is een verstandige vrouw ook. We -hebben van morgen langer dan een half uur samen gepraat en dat was erg -onderhoudend en lang niet dom.</p> -<p class="par">—Ik was het onderwerp van gesprek?</p> -<p class="par">—We hebben ook over andere dingen gesproken. -<span class="pagenum">[<a id="pb183" href="#pb183" name= -"pb183">183</a>]</span></p> -<p class="par">—Best mogelijk, dat je gelijk hebt. Als -toeschouwer zie je die dingen beter. Als een vrouw in staat is een half -uur lang een gesprek gaande te houden, dan is dat een goed teeken. Maar -dat kan mij niet van mijn plan afbrengen.</p> -<p class="par">—Ik weet niet, hoe je hun dat zult meedeelen. Zij -schijnen te denken, dat we minstens nog veertien dagen blijven.</p> -<p class="par">—Dat gaat niet. Buitendien was ik zoo dom, mijn -vader te plagen, omdat hij laatst een boer had laten afranselen en niet -ten onrechte. Ja, met recht, kijk me maar niet zoo aan. ’t Was -een onverbeterlijke dief en dronkenlap. Maar mijn vader wist niet, dat -ik er alles van wist. Hij was erg onder den indruk. En daarom is -’t een beetje lam, dat ik hem nu weer verdriet moet doen. Maar -wat doet het er ook toe!... Het zal wel weer overgaan.</p> -<p class="par">Ofschoon Bazarof dit nog al onverschillig had gezegd, -kon hij het toch niet van zich verkrijgen, eerder over zijn vertrek te -spreken dan op het oogenblik van goeden nacht zeggen in de -studeerkamer. Met bedwongen geeuw, zei hij:</p> -<p class="par">—Ja, nog wat... ik had bijna vergeten het te -zeggen, de paarden moeten morgen vooruit gebracht worden naar -Fedot.</p> -<p class="par">Wassili Ivanovitsj bleef als versuft staan.</p> -<p class="par">—Wil Arkadiej Kirsanof ons verlaten? vroeg hij -eindelijk.</p> -<p class="par">—Ja, en ik ga met hem mee.</p> -<p class="par">Wassili Ivanovitsj schrok terug.</p> -<p class="par">—Wil je weg?</p> -<p class="par">—Ja, ik moet werken. Wil je de paarden vooruit -sturen? <span class="pagenum">[<a id="pb184" href="#pb184" name= -"pb184">184</a>]</span></p> -<p class="par">—Ja, ja, stotterde de oude man, naar de -wisselplaats... goed... goed... maar... hoe kan dat nou?...</p> -<p class="par">—Ik moet een paar dagen naar de Kirsanofs. Dan kom -ik terug.</p> -<p class="par">—O? Een paar dagen?... Goed...</p> -<p class="par">Wassili Ivanovitsj nam zijn zakdoek, snoot en bukte zich -bijna tot den vloer.</p> -<p class="par">—Goed... ja,... ik zal er voor zorgen. Maar ik -hoopte, dat je langer... dan drie dagen... na drie jaar afwezigheid... -het is niet veel, Jevgenij.</p> -<p class="par">—Ik zei toch al, dat ik terugkom. Maar het moet -nu...</p> -<p class="par">—Moet... nu ja... Zijn plicht moet men doen. Je -wilt de paarden vooruit hebben? Het is goed, maar we hadden daar niet -op gerekend, je moeder en ik. Ze heeft net bloemen laten halen voor je -kamer.</p> -<p class="par">Wassili Ivanovitsj zei er niet bij, dat hij elken morgen -met het aanbreken van den dag op zijn pantoffels Timofeitsj opzocht en -hem een gescheurd bankbiljet in de hand stopte, dat bestemd was voor -allerlei eetwaren en rooden wijn, waarvan de jongelui zooveel -hielden.</p> -<p class="par">—Er is niets heerlijkers dan de vrijheid, dat is -mijn opvatting. Je moet de menschen niet dwingen, je moet...</p> -<p class="par">Wassili Ivanovitsj zweeg plotseling en ging naar de -deur.</p> -<p class="par">—We zien elkaar gauw weer, vader, dat beloof ik -je.</p> -<p class="par">Maar Wassili Ivanovitsj keek niet meer om, hij ging de -kamer uit. Op zijn slaapkamer vond <span class="pagenum">[<a id="pb185" -href="#pb185" name="pb185">185</a>]</span>hij Arina Vlassievna -ingeslapen. Hij bad zachtjes, om haar niet te storen, maar ze -ontwaakte.</p> -<p class="par">—Ben jij het, Wassili Ivanovitsj? vroeg ze.</p> -<p class="par">—Ja, moedertje.</p> -<p class="par">—Kom je van Jenoesja? Ligt hij wel goed op die -sofa? Ik heb Anfisoesjka gezegd, dat ze hem jouw oude veldbed en de -nieuwe kussens moet geven. Ik had hem graag het veeren bed gegeven. -Maar hij ligt, geloof ik, niet graag week.</p> -<p class="par">—Dat hindert niet, moedertje, hij heeft over niets -te klagen. Wees maar gerust... Heer, vergeef ons onze zonden! bad hij -voort.</p> -<p class="par">Meer zei Wassili Ivanovitsj niet. Hij wilde zijn vrouw -het nieuws niet vertellen. Want het zou haar nachtrust verstoord -hebben.</p> -<p class="par">Den volgenden morgen reisden de jonge lieden af. Alles -in huis was terneergedrukt. Anfisoesjka liet borden vallen, Fedka -scheen versuft en trok zijn laarzen uit. Wassili Ivanovitsj had het nog -drukker dan anders. Hij deed zich geweld aan, zijn verdriet te -verbergen, praatte erg hard-op en deed luidruchtig. Maar zijn gezicht -was ingevallen en hij vermeed het, zijn zoon aan te zien. Arina -Vlassievna weende stil. Ze zou het hoofd geheel verloren hebben, als -Wassili Ivanovitsj haar niet heel in de vroegte een preek gehouden -had.</p> -<p class="par">Maar toen Bazarof zich eindelijk, na herhaalde -verzekeringen dat hij binnen een maand terug zou zijn, uit de armen, -die hem vasthielden, had losgewerkt, en in het rijtuig zat, toen de -paarden aanzetten en het geluid der bellen zich mengde met het kraken -der wielen en verder—verder klonk, toen het niet meer baatte, den -tarantas nog <span class="pagenum">[<a id="pb186" href="#pb186" name= -"pb186">186</a>]</span>langer na te kijken, toen het stof weer -opgetrokken en Timofeitsj, gebroken, zijn slaapplaats had opgezocht, -toen eindelijk de beide oudjes weer alleen waren in hun huis, dat hun -nu nog nauwer en meer vervallen toescheen, liet Wassili Ivanovitsj, die -daareven nog zoo trotsch en sterk gewuifd had met zijn zakdoek, zich in -zijn leunstoel vallen en het hoofd zinken op de borst...</p> -<p class="par">—Hij heeft ons verlaten, beefden zijn lippen, -verlaten... hij verveelde zich bij ons. Nu ben ik weer alleen, -alleen... alleen... en hij strekte den wijsvinger van zijn rechterhand -uit.</p> -<p class="par">Arina Vlassievna trad op hem toe, legde haar grijze -hoofd tegen zijn grijs hoofd en zei:</p> -<p class="par">—Wat is er aan te doen, Wassili? Een kind is als -een stuk goed, dat laat los. Een zoon lijkt op een valk. Het behaagt -hem te komen en hij komt. Hij wil gaan, en hij gaat. Maar wij beiden, -jij en ik, wij zijn twee kleine zwammen in een hollen boom. En zoo -leven we naast elkaar, stilletjes aan. Ik zal jou niet alleen laten en -jij zult mij niet alleen laten en jij zult mij niet verlaten...</p> -<p class="par">Wassili Ivanovitsj hief zijn hoofd op en drukte haar -tegen zich aan, inniger dan hij het ooit gedaan had, ook, toen zij nog -jong waren.</p> -<p class="par">Ze had hem troost gegeven in zijn oud verdriet. -<span class="pagenum">[<a id="pb187" href="#pb187" name= -"pb187">187</a>]</span></p> -</div> -<div class="footnotes"> -<hr class="fnsep"> -<div class="footnote-body"> -<p class="par footnote"><span class="label"><a class="noteref" id= -"xd23e3270" href="#xd23e3270src" name="xd23e3270">1</a></span> n.l. -1825: samenzweerders tegen Nicolaas I, de dekabristen. <a class= -"fnarrow" href="#xd23e3270src">↑</a></p> -<p class="par footnote"><span class="label"><a class="noteref" id= -"xd23e3584" href="#xd23e3584src" name="xd23e3584">2</a></span> -Dorpshoofd en -oudste. <a class="fnarrow" href= -"#xd23e3584src">↑</a></p> -</div> -</div> -</div> -<div id="ch21" class="div1 chapter"><span class="pagenum">[<a href= -"#toc">Inhoud</a>]</span> -<div class="divHead"> -<h2 class="main">XXI.</h2> -</div> -<div class="divBody"> -<p class="par first">De twee vrienden spraken geen woord tot aan -Fedote’s huis. Bazarof was ontevreden met zich zelf en Arkadiej -was ontstemd over zijn vriend. Die onbestemde droefenis knaagde hem, -zooals alleen jonge menschen dat kennen, wanneer ze hun eerste schreden -in het leven doen.</p> -<p class="par">Toen de paarden verwisseld waren en de koetsier weer op -den bok zat, vroeg hij welke richting, rechts of links, hij rijden -moest.</p> -<p class="par">Arkadiej schrok. Rechts ging het naar de stad en vandaar -naar zijn woning, links naar mevrouw Odintsof.</p> -<p class="par">Hij keek Bazarof aan.</p> -<p class="par">—Links, Jevgenij? vroeg hij.</p> -<p class="par">Bazarof keek hem niet aan.</p> -<p class="par">—Onzin, mompelde hij.</p> -<p class="par">—Ik weet, dat het onzin is, antwoordde -Arkadiej.—Maar wat zou dat? Het is niet de eerste dwaasheid, die -we begaan.</p> -<p class="par">Bazarof trok de klep van zijn muts omlaag.</p> -<p class="par">—Zooals je wilt, zei hij.</p> -<p class="par">—Hou links! riep Arkadiej den koetsier toe.</p> -<p class="par">De tarantas reed in de richting van Nikolskoi. De beide -vrienden, eenmaal besloten tot een dwaasheid, zwegen hardnekkiger dan -eerst. Zij schenen woedend.</p> -<p class="par">Uit de wijze, waarop de hofmeester van mevrouw Odintsof -hen op het bordes ontving, maakten de vrienden dadelijk op, dat zij -verkeerd hadden gehandeld. Het was vrij duidelijk, dat zij volstrekt -<span class="pagenum">[<a id="pb188" href="#pb188" name= -"pb188">188</a>]</span>niet werden verwacht. Verzocht, in den salon te -gaan, moesten ze daar lang wachten en voelden, dat ze een treurig -figuur sloegen.</p> -<p class="par">Eindelijk verscheen mevrouw Odintsof. Ze sprak hen toe -met de haar eigen wellevendheid, maar scheen verwonderd over hun -onverwachte terugkomst. Uit haar afgemeten woorden en terughoudendheid -was evenwel te merken, dat deze terugkomst haar niet bizonder aangenaam -was. Ze haastten zich dan ook mee te deelen, dat ze op weg waren naar -de stad en maar even in het voorbijkomen waren afgestapt. Haar antwoord -sprak meer van bevreemding. Zij verzocht Arkadiej zijn vader van -harentwege te groeten en zond om haar tante. Deze verscheen, nog al -slaperig, en dit maakte de weinig aantrekkelijke uitdrukking in haar -tanig, verwelkt gezicht nog hatelijker. Katja moest wegens -ongesteldheid haar kamer houden. Arkadiej voelde op dit oogenblik, dat -hij niet alleen om de vrouw des huizes was gekomen.</p> -<p class="par">Zoo gingen vier uren in vrij onverschilligen gesprektoon -voorbij. Anna Sergejevna sprak of luisterde, zonder te glimlachen. Bij -het vertrek der vrienden scheen haar oude vriendelijkheid -teruggekeerd.</p> -<p class="par">—U moet mij niet onvriendelijk vinden, zei ze, -bekommer u daar niet om en komt u beiden maar spoedig eens terug.</p> -<p class="par">Bazarof en Arkadiej antwoordden met een buiging, stapten -in hun tarantas en lieten zich onverwijld naar Marjino brengen, waar ze -zonder stoornissen in den avond van den volgenden dag aankwamen. -<span class="pagenum">[<a id="pb189" href="#pb189" name= -"pb189">189</a>]</span>Gedurende de reis kwam de naam van mevrouw -Odintsof niet over hun lippen, Bazarof bewaarde een hardnekkig -stilzwijgen en staarde voor zich uit.</p> -<p class="par">In Marjino werden ze met open armen ontvangen.</p> -<p class="par">De lange afwezigheid van zijn zoon was Nikolaas gaan -verontrusten. Hij sprong op, schreeuwde, stampte met de voeten op den -vloer, toen Fenitsjka met stralende oogen kwam zeggen, dat de jonge -heeren er waren. Zelfs Paul was aangenaam verrast en glimlachte -vriendelijk, toen hij de reizigers begroette. Er werd over de reis -gesproken, door Arkadiej verreweg het meest, vooral bij het avondeten, -dat tot na middernacht duurde. Nikolaas had ettelijke flesschen porter -laten komen, afkomstig van Moscou en die smaakte hem zoo goed, dat zijn -wangen purperrood begonnen te gloeien en hij niet ophield -kinderlijk-naïef te lachen.</p> -<p class="par">Zelfs de bedienden werden aangestoken door de algemeene -vroolijkheid.</p> -<p class="par">Doeniasja liep maar heen en weer en sloeg de deuren hard -achter zich dicht en Peter deed nog tegen drie uur in den nacht -vergeefsche pogingen een kozakkenlied op zijn gitaar te spelen. De -snaren van zijn instrument trilden met weemoedig liefelijke tonen door -de landelijke stilte van den nacht. Maar verder dan de eerste maten -kwam de ontwikkelde kamerdienaar niet. Muzikale en andere talenten had -de natuur hem nu eenmaal ontzegd.</p> -<p class="par">Toch leefde men niet zonder zorgen op Marjino. En -Nikolaas allerminst. Aan allerlei kleine dingen had hij zich te -ergeren, iederen dag. De <span class="pagenum">[<a id="pb190" href= -"#pb190" name="pb190">190</a>]</span>gehuurde arbeiders brachten hem -voortdurend in verlegenheid. Sommigen eischten hooger loon en -afrekening, anderen liepen weg met voorschot. Paarden werden ziek, aan -de werktuigen haperde telkens iets en het werk werd slecht gedaan. Een -dorschmachine, die uit Moscou gekomen was, bleek te zwaar voor het -gebruik. Een ander werktuig raakte defect den eersten dag, dat het in -gebruik genomen werd. De veestallen brandden half af door een oude, -half-blinde koeienmeid, die haar zieke koe van de -„betoovering” had willen genezen door gloeiende kolen. -Later vertelde ze, dat de brand ontstaan was, doordat de heer allerlei -nieuwigheden, als kaasbereiding, had ingevoerd. De opzichter werd lui -en dik, zooals iedere Rus, die op den zak van een ander leeft. Hij -voerde niets uit, dan, wanneer Nikolaas in de buurt was, een varken; -dat wat ver van zijn hok was, met een steen te gooien, of kleine, -half-naakte kinderen uit te schelden. Den overigen tijd sliep hij. De -boeren, die pacht moesten betalen, deden het niet en stalen hout. De -wakers vingen soms boerenpaarden op, die aan het grazen waren op de -weilanden van het goed. Nikolaas had tot een geldstraf besloten. Maar -nadat ze eenige dagen op kosten van den heer waren gevoederd, werden ze -gewoonlijk weer teruggegeven. En de verwarring werd nog grooter, toen -de boeren onderling ruzie kregen. Broeders eischten verdeeling, omdat -respectieve echtgenooten het niet onder één dak met -elkander konden vinden. Ieder oogenblik hadden er vechtpartijen plaats -in het dorp. Een troep boeren <span class="pagenum">[<a id="pb191" -href="#pb191" name="pb191">191</a>]</span>zag men op een dag, alsof het -afgesproken was, plotseling samenscholen voor het bureau van den -opzichter en vandaar gingen ze met ontevreden gezichten en meerendeels -dronken, naar den heer zelf en verlangden gerechtigheid. Het rumoer en -geschreeuw werd vergroot door het gillen en jammeren van de vrouwen en -het vloeken en dreigen der mannen. De strijd moest bijgelegd worden. -Dat ging niet zonder overschreeuwen tot schor wordens toe en men wist -toch, dat al die inspanning vruchteloos zou zijn. Bij het oogsten waren -er geen handen genoeg. Een vrije boer uit de buurt, die men op zijn -eerlijk gezicht vertrouwde, had zich verbonden arbeiders te leveren -tegen twee roebel per dessatine, maar hield zijn woord niet. De -vrouwelijke arbeidskrachten eischten schandelijk hooge loonen en -intusschen begon het koren uit te vallen. Dezelfde geschiedenis -herhaalde zich bij den hooioogst en alsof dit alles nog niet genoeg -ware, verlangde de voogdijraad onder dreigementen onmiddellijk -aanzuivering van achterstallige rente.</p> -<p class="par">—Ik houd het niet uit, riep Nikolaas Petrowitsj -vertwijfeld. Ik kan met die menschen onmogelijk gaan vechten en -principieel roep ik de politie er niet bij. Zonder vrees voor straf kan -men niets gedaan krijgen.</p> -<p class="par">—Du calme, du calme, antwoordde Paul Petrowitsj, -maar scheen intusschen allerminst tevreden met den gang van zaken en -streek peinzend zijn knevel op.</p> -<p class="par">Bazarof bleef buiten dezen kwesties, trouwens door zijn -positie in huis kon het ook moeilijk <span class="pagenum">[<a id= -"pb192" href="#pb192" name="pb192">192</a>]</span>anders. Hij had den -dag na zijn terugkeer zijn onderzoekingen met kikvorschen en insekten -weer opgevat, zijn chemische verbindingen, en was geheel in zijn werk -verdiept. Arkadiej beschouwde het als zijn plicht, zijn vader zooal -niet te helpen, dan toch zijn bereidwilligheid te toonen. De -huishoudelijke aangelegenheden stonden hem niet tegen. Hij nam zich -zelfs voor, later al zijn krachten te wijden aan de agricultuur en wat -daarmee samenhing. Voorloopig evenwel was hij met andere dingen -vervuld. Tot zijn groote verwondering moest hij voortdurend aan -Nikolskoi denken. Vroeger zou hij de schouders hebben opgehaald, als -iemand hem gezegd had, dat hij zich onder één dak met -Bazarof zou kunnen vervelen. Maar hij verveelde zich inderdaad onder -zulk een dak, nog wel het vaderlijke dak! En wenschte zich ver weg. Hij -maakte lange wandelingen, maar dat hielp niet.</p> -<p class="par">Eens gedurende een gesprek met zijn vader bleek, dat -deze verscheiden, belangwekkende brieven had bewaard, afkomstig van -zijn vrouw, die deze van de moeder van mevrouw Odintsof had ontvangen. -Arkadiej smeekte ze te mogen lezen. En na veel zoeken haalde Nikolaas -Petrowitsj ze onder papieren te voorschijn en gaf ze zijn zoon. Toen -hij die half verbleekte brieven eenmaal had, voelde hij zich rustiger, -alsof hij eindelijk een doel had gevonden.</p> -<p class="par">—U beiden, hoort u, heeft ze gezegd<span class= -"corr" id="xd23e3945" title="Bron: ,">.</span></p> -<p class="par">Die gedachte kon hij niet vergeten.</p> -<p class="par">—Ik ga er heen. De duivel zal me halen, ik ga. -Maar dan dacht hij weer aan hun laatste bezoek <span class= -"pagenum">[<a id="pb193" href="#pb193" name="pb193">193</a>]</span>op -Nikolskoi, en de koele ontvangst en schuchtere angst maakte hem weer -besluiteloos.</p> -<p class="par">Maar ten slotte won het toch dat jeugdige „wie -weet”..., het stille verlangen, zijn geluk te beproeven en zonder -helpers of beschermers te onderzoeken, waartoe men in staat is...</p> -<p class="par">Geen tien dagen na hun terugkeer op Marjino vertrok -Arkadiej onder het voorwendsel, de inrichting der zondagscholen te -bestudeeren naar stad en van daar naar Nikolskoi.</p> -<p class="par">De wijze, waarop hij den koetsier tot spoed aanzette, -had iets van den jongen officier, die ten strijde trekt. Blijheid, -angst en ongeduld streden in zijn hart. „Niet nadenken,” -drong hij zich zelf voortdurend.</p> -<p class="par">De koetsier, die hem reed, was een geslepen boer, die -voor elke kroeg stil hield met de opmerking, of men den duivel niet -wegzuipen moest...</p> -<p class="par">En als de duivel weggezopen was, klom hij weer op zijn -bok en spaarde zijn paarden niet.</p> -<p class="par">Eindelijk werd het hooge dak van het welbekende huis -zichtbaar.</p> -<p class="par">—Wat ga ik beginnen? woelde het door zijn brein, -maar omkeeren was niet meer mogelijk.</p> -<p class="par">De paarden renden in gestrekten draf. De koetsier vuurde -ze aan met schreeuwen en fluiten.</p> -<p class="par">Reeds dreunde het houten bruggetje onder de -paardenhoeven en de wielen. Daar is de lange dennenlaan, die pal staat -als een muur. Een rose japonnetje wordt zichtbaar tegen het groen, een -jong gezichtje kijkt onder een parasol uit... hij herkent Katja en zij -hem. Hij beveelt stil te houden, springt uit het rijtuig en ijlt haar -tegemoet. <span class="pagenum">[<a id="pb194" href="#pb194" name= -"pb194">194</a>]</span></p> -<p class="par">—Bent u het! riep Katja en bloosde lichtelijk, -gaat u mee naar mijn zuster. Ze is hier in den tuin, ze zal blij zijn, -u weer te zien.</p> -<p class="par">Katja geleidde Arkadiej in den tuin. Die ontmoeting -beloofde geluk, dacht hij, dit weerzien vervulde hem met blijdschap, -alsof zij een heel lieve verwante was. Alles ging goed. Geen -hofmeester, geen deftigheid, geen wachten in een stijven salon. Hij zag -mevrouw Odintsof aan het einde van een laan. Zij liep voor hen uit en -keerde zich op het geluid der naderende voetstappen om. Arkadiej stond -op het punt, zijn zeker-voelen te verliezen, maar haar eerste woorden -stelden hem gerust:</p> -<p class="par">—Zoo, vluchteling! zei ze met haar vleiende, -evenwichtig-rustige stem, en liep hem, even knipoogend voor de zon, -tegemoet, waar heb je hem gevonden Katja?</p> -<p class="par">—Ik kom u iets brengen, wat u zeker niet verwacht, -begon hij.</p> -<p class="par">—U brengt u zelf mee, en dat is de hoofdzaak.</p> -</div> -</div> -<div id="ch22" class="div1 chapter"><span class="pagenum">[<a href= -"#toc">Inhoud</a>]</span> -<div class="divHead"> -<h2 class="main">XXII.</h2> -</div> -<div class="divBody"> -<p class="par first">Bazarof begon, nadat hij zijn vriend met woorden -van ironische spijtigheid en wel-begrijpen-waarheen-de-reis-ging, -uitgeleide had gedaan, geheel in zich zelf teruggetrokken te leven, -Arbeidswoede scheen zich van hem meester gemaakt te hebben. Hij -redetwistte niet meer met Paul Petrowitsj, dewijl deze bij zulke -gelegenheden al te aristocratisch deed door niet met <span class= -"pagenum">[<a id="pb195" href="#pb195" name= -"pb195">195</a>]</span>woorden, maar met losse klanken te antwoorden. -Eenmaal had Paul zich tot een woordenstrijd met den nihilist laten -verleiden. Dat ging over de rechten van den adel in de Baltische -provincies, een actueele kwestie in die dagen. Maar opeens had hij een -einde aan de discussie gemaakt door de koel-beleefde opmerking:</p> -<p class="par">—Wij zullen het nooit eens worden. Ik heb -tenminste niet de eer, u te begrijpen.</p> -<p class="par">—Dat betwijfel ik, was Bazarofs antwoord, de -mensch kan alles begrijpen: de trillingen van den aether en de -wijzigingen, die de zon ondergaat; maar hij zal nooit begrijpen, dat -hij zijn neus op een andere manier zou kunnen snuiten, dan hij -doet.</p> -<p class="par">—Vindt u dat geestig? antwoordde Paul en ging -terzijde.</p> -<p class="par">Toch kwam hij er toe, Bazarof te vragen, of hij zijn -proefnemingen mocht bijwonen. Zelfs boog hij eens zijn met zeldzame -essences geparfumeerd gezicht over den microscoop, om te zien, hoe een -doorzichtig infusiediertje een groenachtig atoom verslond, dat het met -een soort grijpvingers om en om draaide. Paul Petrowitsj kwam vaker op -Bazarofs kamer dan Nikolaas. Hij zou iederen dag komen, om les te -nemen, zooals hij zei, indien de zaken hem niet elders riepen. Hij -stoorde den jongen natuuronderzoeker allerminst. Hij bleef in een hoek -der kamer, volgde de onderzoekingen zwijgend en oplettend en -veroorloofde zich slechts zelden een bescheiden vraag. Bij middag- en -avondmaaltijd trachtte hij het gesprek op physica, geologie of chemie -te brengen, want alle <span class="pagenum">[<a id="pb196" href= -"#pb196" name="pb196">196</a>]</span>andere onderwerpen, zelfs -landbouwkundige kwesties, om van politieke in ’t geheel niet te -spreken, konden twist of onaangename uiteenzettingen ten gevolge -hebben.</p> -<p class="par">Nikolaas was er zeker van, dat de antipathie van zijn -broeder tegen Bazarof niet verminderd was. Een onbelangrijke -omstandigheid bevestigde hem in die meening.</p> -<p class="par">De cholera verscheen in het distrikt en had reeds twee -bewoners van Marjino weggerukt. Paul had eens ’s nachts een vrij -hevigen aanval te verduren. Hij leed pijnen tot de morgen aanbrak, maar -wilde niet de kunst van Bazarof beproeven. Toen deze hem bezocht en -vroeg, waarom hij hem niet had laten roepen, antwoordde hij nog bleek, -maar toch zorgvuldig gekamd en geschoren:</p> -<p class="par">—Heb ik u niet eens hooren zeggen, dat u niet -gelooft in de medicijnen?</p> -<p class="par">Bazarof zette intusschen zijn eenzame onderzoekingen -voort.</p> -<p class="par">Iemand echter was er in huis, voor wie hij wel niet zijn -hart opende, maar wier gezelschap hem toch bijzonder aangenaam was:</p> -<p class="par">Fenitsjka.</p> -<p class="par">Hij ontmoette haar meestal ’s morgens vroeg in den -tuin of bij de woningen. Hij kwam nooit in haar kamer en zij was -één enkel maal aan zijn deur geweest, om te vragen, of ze -Mitia zou mogen baden. Ze stelde een onbeperkt vertrouwen in hem en -gevoelde zich in zijn tegenwoordigheid vrijer en ongedwongener dan -tegenover Nikolaas Petrowitsj. Het is nog al moeilijk, de <span class= -"pagenum">[<a id="pb197" href="#pb197" name= -"pb197">197</a>]</span>oorzaak hiervan aan te geven. Misschien begreep -ze instinctmatig, dat Bazarof niets van den hoogen heer, van den edele, -niets van die hoogheid had, die tegelijk aantrekt en bang maakt. Hij -was in haar oogen een uitmuntend geneesheer en een goed mensch. In zijn -tegenwoordigheid kon ze voortgaan, haar kind te verzorgen en eens bij -een aanval van duizeligheid en hoofdpijn nam ze uit zijn hand een -drankje in.</p> -<p class="par">Als Nikolaas Petrowitsj er bij was, gedroeg ze zich -minder gemeenzaam tegenover Bazarof, niet uit berekening, maar omdat -het zoo hoorde... Voor Paul gevoelde ze meer angstig ontzag dan ooit. -Hij scheen haar doen en laten sedert eenigen tijd te bespieden en kon -plotseling, als uit den grond opgerezen, in zijn engelsch pak, met zijn -onbewogen gezicht, zijn doordringenden blik en de handen in de zakken, -van achter haar rug te voorschijn komen.</p> -<p class="par">—Hij kan je zóo laten schrikken, zei ze -tegen Doeniasja, en die antwoordde dan met een zucht, omdat zij aan een -anderen gevoellooze werd herinnerd. En dat was Bazarof, die zonder het -te weten, de wreede tyran van haar hart geworden was.</p> -<p class="par">Bazarof beantwoordde de vereering van Fenitsjka. Als hij -met haar praatte, kreeg zijn gezicht een andere uitdrukking, -vroolijker, lichter, bijna zacht en tegelijk kwam er iets -spottend-vriendelijks in zijn meestal onverschillige houding. Fenitsjka -werd bij den dag mooier. Er is een tijd voor jonge vrouwen, dat ze zich -gaan ontplooien en openbloeien als de zomerrozen; die <span class= -"pagenum">[<a id="pb198" href="#pb198" name="pb198">198</a>]</span>tijd -was voor Fenitsjka aangebroken. En alles droeg daartoe bij, zelfs de -hitte van de Julimaand. In haar licht zomerkleedje scheen ze nog -blanker en lichter zelf. De zon bruinde haar niet en de warmte, die men -niet ontloopen kon, gaf haar wangen en ooren een teeder rose, spreidde -over haar wezen een liefelijke matheid en gaf haar oogen iets -smachtend-droomends van een onweerstaanbare teederheid. Ze kon bijna -niet werken, de handen schenen als het ware bij het werk neer te -glijden. Ze kon nauwelijks loopen en klaagde, klaagde maar over een -grappig-lieve machteloosheid.</p> -<p class="par">—Je moet meer koude baden nemen, zei Nikolaas. Hij -had hiertoe een groot zeildoek laten spannen over éen van de -vijvers, die nog niet geheel opgedroogd was.</p> -<p class="par">—Och, Nikolaas Petrowitsj, ik ben dood, eer ik aan -den vijver kom, of ik sterf op den terugweg, antwoordde ze -dan.—Er is heelemaal geen schaduw in den tuin.</p> -<p class="par">—Dat is waar, gaf Nikolaas toe en wreef zijn -voorhoofd.</p> -<p class="par">Op een morgen tegen zeven uur vond Bazarof, van een -wandeling teruggekeerd, Fenitsjka in het vlierboschje, dat reeds -uitgebloeid, maar toch nog groen en frisch aandeed. Zij zat op de bank, -een witte zakdoek over het hoofd. Naast haar lagen roode en witte -rozen, nog bedauwd. Hij wenschte haar goeden morgen.</p> -<p class="par">—Ah, Jevgenij Wassilitsj, zei ze en hief een punt -van den zakdoek op, om hem aan te zien. Hierbij kwam een arm tot den -elleboog bloot. <span class="pagenum">[<a id="pb199" href="#pb199" -name="pb199">199</a>]</span></p> -<p class="par">—Wat doet u hier? vroeg Bazarof en ging naast haar -zitten.—Bloemen?</p> -<p class="par">—Ja, voor de ontbijttafel. Nikolaas Petrowitsj -houdt daar zoo van.</p> -<p class="par">—Maar we ontbijten toch nog lang niet. Wat een -massa bloemen!</p> -<p class="par">—Ik heb ze daarnet geplukt. Anders is het te heet. -Men kan alleen ’s morgens vroeg adem halen. Ik kan die hitte niet -meer verdragen. Ik geloof, dat ik ziek word...</p> -<p class="par">—Och kom, waar denkt u aan! Laat uw pols eens -voelen.</p> -<p class="par">Bazarof nam haar hand, legde zijn duim op den onder -teer-vochtige huid verborgen polsslagader, maar telde niet eens de -rustige slagen.</p> -<p class="par">—U wordt honderd jaar, zei hij, en liet haar hand -los.</p> -<p class="par">—O, alstublieft niet! riep ze uit.</p> -<p class="par">—Waarom? Wilt u dan niet graag lang leven?</p> -<p class="par">—Honderd jaar? Mijn grootmoeder is tachtig jaar -geworden en dat was treurig om te zien, heelemaal zwart, doof, -mismaakt, altijd hoesten, zich zelf tot last. Is dat leven?</p> -<p class="par">—’t Is dus beter, jong te zijn?</p> -<p class="par">—Ik zou het wel denken.</p> -<p class="par">—En zeg nu eens, waarom!</p> -<p class="par">—Neemt u mij bij voorbeeld. Ik ben nog jong en kan -alles doen. Ik ga, kom, zorg voor mezelf en heb niemand noodig. Is dat -niet heerlijk?</p> -<p class="par">—Mij kan het niet schelen, of ik jong ben of oud. -Dat is me onverschillig.</p> -<p class="par">—Hoe kunt u dat zeggen, dat u dat onverschillig -is! Het is niet mogelijk, dat u zoo denkt. <span class= -"pagenum">[<a id="pb200" href="#pb200" name="pb200">200</a>]</span></p> -<p class="par">—Oordeel zelf maar, Fedosia Nikolajevna, wat heb -ik aan mijn jong-zijn? Ik leef eenzaam... een vrijgezel...</p> -<p class="par">—Dat ligt aan u zelf.</p> -<p class="par">—Dat is niet waar. Niemand bekommert zich om -mij.</p> -<p class="par">Fenitsjka keek hem even aan, maar antwoordde niet.</p> -<p class="par">—Wat hebt u daar voor een boek? vroeg ze eenige -oogenblikken later.</p> -<p class="par">—Dat is een geleerd boek en moeilijk te -begrijpen.</p> -<p class="par">—U studeert altijd. Verveelt dat niet? U moet toch -nu wel alles weten, denk ik.</p> -<p class="par">—Dat denk ik niet. Probeer eens te lezen in dat -boek.</p> -<p class="par">—Ik zal er niets van begrijpen. Is het Russisch? -vroeg ze, terwijl ze het boek met beide handen aannam.—Wat is het -dik!</p> -<p class="par">—Ja, het is Russisch.</p> -<p class="par">—Dat doet er niet toe, ik begrijp het toch -niet.</p> -<p class="par">—Dat weet ik wel. Maar ik wilde u zien lezen. Het -puntje van uw neus beweegt zoo aardig, als u leest.</p> -<p class="par">Fenitsjka, die begonnen was hardop een verhandeling over -creosoot te lezen, lachte en gaf het boek terug, dat op den grond -viel.</p> -<p class="par">—Ik houd ook van uw lachen, zei Bazarof.</p> -<p class="par">—Scheidt u toch uit!</p> -<p class="par">—Ik vind het ook prettig, je te hooren spreken. -Dat klinkt als het gemurmel van een beekje.</p> -<p class="par">Fenitsjka keerde zich af.</p> -<p class="par">—Wat bent u toch raar, zei ze en streelde -<span class="pagenum">[<a id="pb201" href="#pb201" name= -"pb201">201</a>]</span>haar bloemen, hoe kunt u naar mij willen -luisteren, u hebt toch al met zooveel geleerde dames gesproken.</p> -<p class="par">—Och Fedosia Nikolajevna, alle geleerde dames op -de wereld zijn niet zooveel waard als jouw ellebogen!</p> -<p class="par">—Wat een onzin! zei Fenitsjka zacht en drukte haar -ellebogen in de zijden.</p> -<p class="par">Bazarof raapte het boek op.</p> -<p class="par">—Dat is een medisch boek. Waarom heb je dat op den -grond gegooid?</p> -<p class="par">—Een medisch boek? herhaalde ze en keek hem -aan.—Weet u nog, dat u me droppels gegeven hebt voor Mitja? -Sedert slaapt hij als een roos. Dat dank ik u. U bent goed.</p> -<p class="par">—Eigenlijk moest ieder doktersadvies betaald -worden, glimlachte Bazarof. Dokters zijn inhalige lui.</p> -<p class="par">Fenitsjka keek Bazarof aan. Het witte licht over haar -gezicht maakte den gloed in haar oogen dieper. Ze wist niet, of hij -schertste of niet.</p> -<p class="par">—Goed, antwoordde ze.—Maar dan moet ik -daarover even spreken met Nikolaas Petrowitsj.</p> -<p class="par">—Je denkt dus, dat ik geld wil, hernam -Bazarof.—Neen, geld wil ik niet van je.</p> -<p class="par">—Wat dan?</p> -<p class="par">—Raad eens.</p> -<p class="par">—Ik weet het niet.</p> -<p class="par">—Dan zal ik het zeggen. Ik wil een van die -rozen.</p> -<p class="par">Fenitsjka begon weer te lachen en klapte in de handen, -zoo vreemd vond ze het verzoek van Bazarof. En tegelijkertijd gevoelde -ze zich zeer gevleid. Bazarof keek haar vast aan. <span class= -"pagenum">[<a id="pb202" href="#pb202" name="pb202">202</a>]</span></p> -<p class="par">—Graag, graag, zei ze en bukte zich, om een bloem -uit te zoeken.—Wilt u een roode of een witte?</p> -<p class="par">—Een roode, en geen groote.</p> -<p class="par">Fenitsjka richtte zich weer op.</p> -<p class="par">—Hier, zei ze, maar meteen trok ze haar hand weer -terug, beet op de lippen, keek rond en luisterde.</p> -<p class="par">—Wat is er? vroeg Bazarof, is Nikolaas Petrowitsj -daar?</p> -<p class="par">—Neen, hij is op het land. En ik ben ook niet bang -voor hem. Maar Paul Petrowitsj... ik dacht...</p> -<p class="par">—Ben je dan bang voor Paul Petrowitsj?</p> -<p class="par">—Hij maakt me bang. Hij spreekt wel niet tegen me, -maar hij kan me zoo vreemd aankijken. U houdt ook niet van hem, wel? Ik -herinner me, dat u altijd met hem kibbelde. Ik wist niet, waarom, maar -ik begreep, dat u hem flink de waarheid zei... zoo... zoo...</p> -<p class="par">Fenitsjka illustreerde met haar hand, hoe ze zich -voorstelde, dat dit gebeurde.</p> -<p class="par">Bazarof glimlachte.</p> -<p class="par">—En zou je me geholpen hebben, als hij mij in het -nauw gedreven had?</p> -<p class="par">—Kan ik u dan helpen? Maar tegen u kunnen ze niet -zoo gemakkelijk op.</p> -<p class="par">—Denk je? Maar ik weet een hand, die mij met -één vingerstoot omver heeft!</p> -<p class="par">—Wat is dat voor een hand?</p> -<p class="par">—Dat weet je wel! Hier, ruik die roos eens, -heerlijk, hé?</p> -<p class="par">Fenitsjka boog over de bloem. De zakdoek <span class= -"pagenum">[<a id="pb203" href="#pb203" name="pb203">203</a>]</span>viel -van haar hoofd en toonde het volle, glanzend-zwarte haar.</p> -<p class="par">—Ik wil ook ruiken, zei Bazarof, en drukte een -krachtigen kus op de half-open lippen van de jonge vrouw.</p> -<p class="par">Zij trilde en duwde beide handen tegen Bazarofs borst, -maar zwakjes en hij kon haar nog eens kussen.</p> -<p class="par">Een droge kuch klonk van achter het struikgewas. -<span class="corr" id="xd23e4183" title= -"Bron: Fenistjka">Fenitsjka</span> vloog naar de andere zijde van de -bank.</p> -<p class="par">Paul kwam te voorschijn, groette licht en zei langzaam, -met iets bitter-droevigs in zijn stem:</p> -<p class="par">—Bent u hier?—en ging verder.</p> -<p class="par">Fenitsjka raapte haar rozen bijeen en stond op.</p> -<p class="par">—Dat is vreeselijk voor u, Jevgenij Wassiljewitsj, -fluisterde ze en snelde huiswaarts.</p> -<p class="par">Bazarof herinnerde zich een dergelijk tooneel, niet lang -geleden. Die herinnering wekte een gevoel van schaamte en -zelfverachting in zijn ziel. Maar toen schudde hij het hoofd, wenschte -zich geluk niet zonder ironie en ging naar zijn kamer.</p> -<p class="par">Paul verliet den tuin en ging langzaam boschwaarts. Hij -bleef lang weg en toen het ontbijt verscheen, vroeg zijn broeder of hij -onwel was, want zijn gelaat was somber.</p> -<p class="par">—Je weet, dat ik lijd aan overloop van gal, -antwoordde hij kalm. <span class="pagenum">[<a id="pb204" href="#pb204" -name="pb204">204</a>]</span></p> -</div> -</div> -<div id="ch23" class="div1 chapter"><span class="pagenum">[<a href= -"#toc">Inhoud</a>]</span> -<div class="divHead"> -<h2 class="main">XXIII.</h2> -</div> -<div class="divBody"> -<p class="par first">Twee uur later werd er aan Bazarofs deur -geklopt.</p> -<p class="par">—Neemt u me niet kwalijk, als ik u stoor in uw -geleerde overpeinzingen, zei Paul Petrowitsj, nam plaats in een stoel -bij het venster en hield de beide handen geleund op een eleganten -wandelstok met knop van elpenbeen (meestal liep hij zonder -stok),—maar ik acht mij verplicht, u vijf minuten van uw tijd te -vragen, niet meer.</p> -<p class="par">—Ik sta geheel ter beschikking, antwoordde -Bazarof, niet zonder een lichte trekking over zijn gezicht, toen hij -Paul zijn drempel zag overschrijden.</p> -<p class="par">—Vijf minuten zal voldoende zijn. Ik ben gekomen, -om u iets te vragen.</p> -<p class="par">—Een vraag? En die is?</p> -<p class="par">—Luistert u eens. Toen u hier pas was, toen ik mij -nog niet het genoegen van uw gesprekken ontzegde, was het mij vergund, -uw meening over allerlei dingen te leeren kennen. Maar voor zoover ik -mij kan herinneren, hebt u nooit gezegd, hoe u over het duel denkt, het -duel in ’t algemeen. Zou ik u dat eens mogen vragen?</p> -<p class="par">Bazarof, die zich van zijn werk had opgericht, om Paul -aan te hooren, ging op den tafelrand zitten en sloeg de armen over -elkaar.</p> -<p class="par">—Mijn meening is deze, antwoordde hij, van -theoretisch standpunt beschouwd is het duel een ouderwetsche dwaasheid, -practisch schijnt het me een andere kwestie!</p> -<p class="par">—Als ik u goed begrijp, wilt u zeggen, dat u in de -praktijk uw theoretische opvatting over <span class="pagenum">[<a id= -"pb205" href="#pb205" name="pb205">205</a>]</span>het duel ter zijde -schuift en niet zult dulden, dat men u beleedigt, zonder daar -genoegdoening voor te verlangen.</p> -<p class="par">—U heb mijn gedachten volkomen goed begrepen.</p> -<p class="par">—Zeer juist. Het verheugt me bizonder te vernemen, -dat u de zaak aldus opvat. Dat maakt een einde aan mijn -niet-weten...</p> -<p class="par">—Uw onzeker-zijn, wilt u zeggen...</p> -<p class="par">—Dat is hetzelfde, mijnheer. Ik wensch mij alleen -zoo duidelijk mogelijk uit te drukken. Ik ben geen student meer. Uw -woorden maken een zekere droevige noodzakelijkheid overbodig. Ik ben -van plan met u te duelleeren.</p> -<p class="par">Bazarof sperde zijn oogen open.</p> -<p class="par">—Met mij?</p> -<p class="par">—Ja, met u persoonlijk.</p> -<p class="par">—Op welken grond? Ik begrijp u niet.</p> -<p class="par">—Ik zou u dat wel kunnen verklaren, antwoordde -Paul, maar ik verkies het niet te doen. Ik vind, dat u hier te veel -bent. Ik haat u, Ik veracht u, en als u dat nog niet genoeg is...</p> -<p class="par">Pauls oogen fonkelden van woede. Ook Bazarofs blik -schoot vonken.</p> -<p class="par">—Zeer wel, antwoordde Bazarof, ieder verdere -verklaring is overbodig. U bent in een stemming, den gloed van uw -adellijken toorn op mij uit te laten. Ik had kunnen weigeren, u dit -genoegen te verschaffen. Maar ik gun het u.</p> -<p class="par">—Ik ben u zeer verplicht, antwoordde Paul, ik hoop -dus, dat u mijn uitdaging aanneemt, zonder gedwongen te worden.</p> -<p class="par">—U bedoelt: met dien stok? zei Bazarof -<span class="pagenum">[<a id="pb206" href="#pb206" name= -"pb206">206</a>]</span>koel,—u hebt volkomen gelijk, u kunt die -moeite sparen, te meer, aangezien dat waarschijnlijk niet volkomen -zonder gevaar voor u zou zijn. Indien u voortgaat, u als gentleman te -gedragen, zal ik van mijn kant de uitdaging als gentleman aannemen.</p> -<p class="par">—Goed, zei, Paul en zette zijn stok in een -hoek,—we hebben dus alleen nog de voorwaarden vast te stellen. -Maar ik zou u eerst willen vragen, of u het noodig vindt, een -voorwendsel te zoeken tegenover de anderen?</p> -<p class="par">—Neen dat schijnt me volkomen overbodig.</p> -<p class="par">—Zoo denk ik er ook over. Ook geloof ik, dat het -geen nut heeft, de ware oorzaak tot dezen tweekamp te onderzoeken. We -houden niet van elkaar, dat is alles.</p> -<p class="par">—Zeer juist, dat is alles, meer is niet noodig, -herhaalde Bazarof ironisch.</p> -<p class="par">—Wat de voorwaarden betreft... aangezien we geen -getuigen hebben, hoe zouden we aan getuigen komen?</p> -<p class="par">—Zeer juist, hoe zouden we aan getuigen komen?</p> -<p class="par">—Ik veroorloof mij dus, u het volgende te -proponeeren. Morgen ochtend zes uur zullen wij vechten, met revolvers, -in het bosch, tien pas afstand.</p> -<p class="par">—Op tien pas, goed. We haten elkaar zoo heftig, -dat we niet dichter bij kunnen.</p> -<p class="par">—Op acht pas, als u wilt.</p> -<p class="par">—Waarom niet? Gaarne.</p> -<p class="par">—Wij lossen twee schoten en ter meerdere -veiligheid zal ieder van ons een brief bij zich hebben, waarin -verklaard wordt, dat in geval van dood, men zelf de schuldige is. -<span class="pagenum">[<a id="pb207" href="#pb207" name= -"pb207">207</a>]</span></p> -<p class="par">—Deze laatste clausule schijnt mij niet juist, -antwoordde Bazarof.—Dat is te onwaarschijnlijk. Het zou een -beetje op een franschen roman gaan lijken.</p> -<p class="par">—Misschien hebt u gelijk. Maar u zult toegeven, -dat het onaangenaam is, voor een moordenaar gehouden te worden.</p> -<p class="par">—Zeer zeker. Maar er is een middel, zich voor die -pijnlijke verdenking te vrijwaren. We zullen geen getuigen hebben in -den eigenlijken zin des woords. Maar iemand kan toch wel als toevallig, -bij ons duel aanwezig zijn.</p> -<p class="par">—Wien zoudt u daartoe kiezen?</p> -<p class="par">—Peter bij voorbeeld.</p> -<p class="par">—Welke Peter?</p> -<p class="par">—De kamerdienaar van uw broeder. Dat is een man, -volkomen op de hoogte der moderne beschaving, die zijn rol spelen zal -geheel en al <span lang="fr">comme il faut</span>.</p> -<p class="par">—Ik geloof, dat u grapjes maakt, waarde heer?</p> -<p class="par">—In geenen deele, mijnheer. Denkt u eens aan mijn -plan en u zult zien, dat het verstandig en van zelfsprekend is. Ik zal -het op mij nemen, Peter voor te bereiden en hem meebrengen op de plaats -des strijds.</p> -<p class="par">—U gelieft nog altijd te schertsen, zei Paul en -stond op.—Maar na de beminnelijke voorkomendheid, die ge zooeven -toonde, mag ik u dat niet kwalijk nemen. Het is dus afgesproken... hebt -u revolvers?</p> -<p class="par">—Hoe zou ik daaraan komen, Paul Petrowitsj? Ik ben -geen krijgsman. <span class="pagenum">[<a id="pb208" href="#pb208" -name="pb208">208</a>]</span></p> -<p class="par">—Dan bied ik u de mijne aan. Ik heb meer dan vijf -jaar geen gebruik van dit wapen gemaakt en u kunt me gelooven.</p> -<p class="par">—Deze verzekering stelt me gerust.</p> -<p class="par">Paul nam zijn stok.</p> -<p class="par">—En nu, waarde heer, moet ik u alleen nog danken -en laat u alleen met uw studies. Ik heb de eer, u te groeten.</p> -<p class="par">—Tot ziens, antwoordde Bazarof en geleidde zijn -gast tot de deur. Paul ging, Bazarof bleef aan de deur staan en riep -uit:</p> -<p class="par">—Alle duivels! Dat is heel fraai, maar idioot! Wat -een comedie hebben we daar gespeeld! De honden, die op hun achterpooten -gaan staan, doen het niet beter. Ik had niet kunnen weigeren. Dan had -hij me geslagen en dan... Bazarof verbleekte bij die gedachte, die zijn -trots in opstand bracht... ik had niet anders kunnen doen, dan hem te -worgen als een kat.</p> -<p class="par">Hij keerde naar zijn microscoop terug, maar hij was -opgewonden en de noodige rust ontbrak.</p> -<p class="par">... Hij heeft ons gezien, dacht hij, maar zou hij zich -dat zoo aantrekken ter wille van zijn broer?... En dan een kus! Wat -steekt daar achter?... Zou hij zelf verliefd zijn?... Dat moet!... Daar -geef ik wat voor!... Wat een modderpoel allemaal!... Maar -ondertusschen... een mooie geschiedenis... eerst je leven op het spel -zetten en dan vluchten misschien... dan... Arkadiej... en die -stommeling van een vader!... Beroerde geschiedenis...</p> -<p class="par">De dag verging nog stiller dan gewoonlijk. En Fenitsjka -scheen wel uit de wereld weg, als een <span class="pagenum">[<a id= -"pb209" href="#pb209" name="pb209">209</a>]</span>muisje in haar hol -bleef ze in haar kamer. Nicolaas liep bezorgd rond, angstig, men had -hem meegedeeld, dat zijn tarwe, waar al zijn hoop op gevestigd was, aan -het broeien was. Pauls ijzige hoffelijkheid drukte op ieder, zelfs op -Prokofitsj. Bazarof begon een brief aan zijn vader, verscheurde hem -weer.</p> -<p class="par">...ze zullen het wel hooren, als ik dood ga, dacht -hij,... maar ik zal niet dood gaan, ik zal nog wel heel lang op de -aarde rondkruipen...</p> -<p class="par">Hij vroeg Peter, den volgenden morgen met het aanbreken -van den dag bij hem te komen voor een belangrijke zaak. Peter -verbeeldde zich, dat hij mee zou genomen worden naar Petersburg, -Bazarof ging laat naar bed en vreemde droomen kwelden hem... mevrouw -Odintsof verscheen telkens, zij was tegelijk zijn moeder. Een kat met -zwarte snorharen liep achter haar aan en dat katje was Fenitsjka. Hij -zag Paul in de gedaante van een boomstam, maar moest toch met hem -vechten...</p> -<p class="par">Peter wekte hem tegen vier uur. Hij kleedde zich en -verliet met hem het huis.</p> -<p class="par">De morgen was heerlijk en koeler dan de vorige dagen. -Bonte wolkjes vlokten langs den bleek blauwen hemel. Het loof der -boomen was bedauwd, spinnewebben flonkerden in zilveren draden op het -gras. Nog een glans van het eerste morgenrood lag gespreid over de -velden en de leeuweriken zongen rondom—omhoog.</p> -<p class="par">Bazarof ging naar het bosch, zette zich in de schaduw en -deelde Peter mee, wat er van hem werd verlangd. De ontwikkelde -kamerdienaar <span class="pagenum">[<a id="pb210" href="#pb210" name= -"pb210">210</a>]</span>werd vaal-bleek als een doode. Bazarof trachtte -hem gerust te stellen door de verzekering, dat hij niets te doen had, -als op een afstand toe te kijken. Zonder eenige -verantwoordelijkheid.</p> -<p class="par">—Denk intusschen over je gewichtige rol na, voegde -Bazarof er bij.</p> -<p class="par">Peter wrong krampachtig zijn handen, liet het hoofd -hangen en begon, groen van angst, tegen een boom te leunen.</p> -<p class="par">De straatweg naar Marjino liep langs een bosch. Het stof -scheen sedert den vorigen dag nog door niemand betreden. Bazarof keek -onwillekeurig den weg af, plukte een grashalm en kouwde erop, en -fluisterde: Wat een onzin...</p> -<p class="par">Hij huiverde eenige malen in den koelen morgen.</p> -<p class="par">Peter keek hem aan met wanhoop in zijn oogen, maar -Bazarof glimlachte. Hij voelde geen angst.</p> -<p class="par">Paardenhoeven weerklonken. Een boer verscheen. Hij kwam -uit het dorp en voerde twee paarden, die aan elkander gebonden waren. -Toen hij langs Bazarof kwam, keek hij hem verwonderd aan, zonder naar -zijn pet te grijpen. Dit scheen Peter een slecht voorteeken en -verontrustte hem.</p> -<p class="par">...die kerel is ook vroeg opgestaan, dacht Bazarof, maar -doet ten minste wat nuttigers...</p> -<p class="par">—Ik geloof, dat mijnheer er aan komt, fluisterde -Peter opeens.</p> -<p class="par">Bazarof keek op en herkende Paul, die haastig de straat -af kwam, in een geruit colbert met witte broek gekleed. Hij droeg een -kistje in een groenen doek onder den arm.</p> -<p class="par">—Neemt u me niet kwalijk, ik vrees, dat ik -<span class="pagenum">[<a id="pb211" href="#pb211" name= -"pb211">211</a>]</span>u heb laten wachten, zei hij, Bazarof en daarop -Peter groetend, die hij als een soort sekondant scheen te -beschouwen,—ik wilde mijn bediende niet wekken.</p> -<p class="par">—Goed, goed, antwoordde Bazarof,—wij komen -ook pas.</p> -<p class="par">—Des te beter.</p> -<p class="par">Paul keek om zich heen.</p> -<p class="par">—Niemand ziet ons hier. We zullen niet gestoord -worden. Zullen we?...</p> -<p class="par">—Met genoegen.</p> -<p class="par">—Ik veronderstel, dat u geen nadere verklaringen -wenscht?</p> -<p class="par">—Volstrekt niet.</p> -<p class="par">—Zoudt u willen laden? vroeg Paul en nam de -revolvers uit het etui.</p> -<p class="par">—Neen, doet u dat zelf. Ik zal den afstand -opnemen. Ik heb langere beenen, zei Bazarof met een venijnig -lachje,—éen—twee—drie...</p> -<p class="par">—Jevgenij Wassiljewitsj, stotterde Peter moeilijk, -en sidderde als een lindeblad,—doe wat u wilt, ik zal op een -afstand gaan...</p> -<p class="par">—Vier—vijf—trek jij je terug, dappere, -trek je terug. Je kunt zelf achter een boom gaan staan en je ooren -dichthouden, maar hou je oogen open. Als er éen van ons valt, -hol dan naar hem toe, om hem te -helpen—zes—zeven—acht.</p> -<p class="par">Bazarof bleef staan.</p> -<p class="par">—Genoeg zoo? vroeg hij tot Paul gekeerd,—of -wilt u nog twee kleine pasjes?</p> -<p class="par">—Zooals u wilt, antwoordde deze en deed de tweede -kogel in den loop.</p> -<p class="par">—Dan nog twee passen! <span class= -"pagenum">[<a id="pb212" href="#pb212" name="pb212">212</a>]</span></p> -<p class="par">Bazarof trok een streep in het zand met zijn schoen.</p> -<p class="par">—Dit is de barrière. Maar, dat is waar, we -hebben niet afgesproken, hoever we ons van den eindstreep zouden -opstellen. Dit gewichtige punt hebben we gisteren niet overwogen.</p> -<p class="par">—Tien pas, vind ik, antwoordde Paul en hield hem -de revolvers voor,—wilt u mij het genoegen doen te kiezen?</p> -<p class="par">—Dat genoegen zal ik niet weigeren, maar u moet -toegeven, dat dit duel op het belachelijke af eigenaardig is. Kijkt u -eens het gezicht van onzen sekondant!</p> -<p class="par">—U schertst nog altijd, antwoordde Paul, ik geef -toe, dat deze ontmoeting nogal eigenaardig is. Maar ik moet u doen -opmerken, dat ik van plan ben, ernstig te duelleeren. A bon -entendeur...! Salut!</p> -<p class="par">—O, ik betwijfel geen oogenblik, dat we van plan -zijn elkaar overhoop te schieten. Maar waarom niet met een glimlach? -Laat ons het utile met het dulce vereenigen. U ziet, als u fransch -spreekt, antwoord ik latijn.</p> -<p class="par">—Ik vat het ernstig op, antwoordde Paul en ging op -zijn plaats.</p> -<p class="par">Bazarof telde eveneens tien pas af en bleef staan.</p> -<p class="par">—Bent u gereed? vroeg Paul.</p> -<p class="par">—Ja.</p> -<p class="par">—Vooruit dan.</p> -<p class="par">Bazarof ging langzaam naar voren, Paul eveneens. Hij had -de linker hand in den zak en richtte langzaam zijn revolver... hij mikt -precies op mijn neus, dacht Bazarof,... hij knijpt zijn eene oog dicht, -om goed te schieten, de bandiet!... <span class="pagenum">[<a id= -"pb213" href="#pb213" name="pb213">213</a>]</span>geen pleizierig -gevoel eigenlijk. Ik zal op zijn horlogeketting mikken...</p> -<p class="par">Er vloog iets fluitend langs Bazarofs oor en op -hetzelfde oogenblik weerklonk een knal... ik heb het gehoord, dus heb -ik niets, kon hij denken. Hij deed nog een pas en drukte af, zonder te -mikken.</p> -<p class="par">Paul maakte een beweging en voelde naar zijn been. Een -straal bloed kleurde de witte broek.</p> -<p class="par">Bazarof gooide zijn revolver weg en liep op hem toe.</p> -<p class="par">—Bent u gewond? vroeg hij.</p> -<p class="par">—U had het recht, mij tot aan de streep te laten -voortgaan, antwoordde Paul,—de wond heeft niets te beteekenen. -Volgens onze afspraak, hebben wij nog een schot.</p> -<p class="par">—U moet mij toestaan, het partijtje tot een -volgend maal uit te stellen, antwoordde Bazarof en nam Paul in zijn -arm, Paul begon bleek te worden,—ik ben op het oogenblik niet -langer tegenpartij, maar geneesheer. Ik moet vóór alles -de wond onderzoeken. Peter! Peter, waar zit je?</p> -<p class="par">—Het is niets... ik heb geen hulp noodig, -antwoordde Paul, maar het spreken begon hem moeilijk te -vallen,—... en wij moeten... nog eens...</p> -<p class="par">Hij wilde zijn snor opstrijken, maar zijn arm viel slap -neer, zijn oogen werden blind en hij viel in onmacht.</p> -<p class="par">—Dat is sterk, bewusteloos om zoo’n -kleinigheid! zei Bazarof onwillekeurig en strekte Paul op den grond -uit,—eens kijken, wat het is.</p> -<p class="par">Hij nam zijn zakdoek, stelpte het bloed en <span class= -"pagenum">[<a id="pb214" href="#pb214" name= -"pb214">214</a>]</span>onderzocht de wondranden. Het been is niet -geraakt, de kogel is niet diep ingedrongen, alleen de vastus externus -is beleedigd. Over drie weken, kan hij weer dansen, als hij wil. De -moeite waard, daarvoor bewusteloos te worden. Die nerveuze heeren ook. -Wat heeft hij een teere huid!</p> -<p class="par">—Is de heer dood? vroeg Peter fluisterend en -bevend.</p> -<p class="par">—Ga maar gauw water halen, antwoordde Bazarof en -wendde zich om, je heer leeft langer dan jij en ik.</p> -<p class="par">Maar de dienaar, scheen niet te begrijpen en bleef -onbewegelijk staan. Intusschen sloeg Paul de oogen weer op.</p> -<p class="par">—Hij geeft den geest! zei Peter en sloeg een -kruis.</p> -<p class="par">—...U hebt gelijk, wat een belachelijk gezicht, -zei de gewonde met een zwak lachje.</p> -<p class="par">—Haal water, domoor! riep Bazarof.</p> -<p class="par">—Het is niet noodig... de duizeling is voorbij... -helpt u me even op... zoo... zoo... als men het schampschot verbindt, -kan ik te voet naar huis, of er kan ook een rijtuig gehaald worden. We -kunnen het hierbij laten, als u wilt. U hebt u gedragen als man van -eer... Vandaag, wel te verstaan.</p> -<p class="par">—We behoeven niet terug te komen op wat voorbij -is, en wat de toekomst betreft, stel u gerust, ik zal zoo gauw mogelijk -maken, dat ik wegkom. Maar laat me eerst uw been verbinden, de wond is -licht, maar het is toch beter het bloed te stillen. Maar eerst moet ik -in dezen sterveling de zekerheid van zijn bestaan terugroepen. -<span class="pagenum">[<a id="pb215" href="#pb215" name= -"pb215">215</a>]</span></p> -<p class="par">Bazarof pakte Peter bij zijn kraag, schudde hem heftig -heen en weer en gelastte hem een rijtuig te halen.</p> -<p class="par">—Breng mijn broer niet aan het schrikken, zei -Paul, en pas op, dat je geen woord zegt.</p> -<p class="par">Peter maakte, dat hij wegkwam en intusschen bleven de -twee tegenstanders zonder te spreken, bij elkander zitten. Paul vermeed -het, Bazarof aan te zien. Hij wilde zich niet met hem verzoenen. Hij -verweet zich bijna gebrek aan zelfbeheersching, zijn onhandigheid, zijn -heele optreden in deze zaak, en voelde zeer wel, dat zij op de -gunstigst mogelijke manier was bijgelegd.</p> -<p class="par">Hij zal ons van zijn tegenwoordigheid verlossen, dacht -hij, daarmee is tenminste iets gewonnen.</p> -<p class="par">Het wederzijdsche zwijgen begon onaangenaam te worden. -Zij wisten beiden, dat zij elkanders gedachten kenden. Die zekerheid is -aangenaam voor vrienden, maar voor vijanden allerpijnlijkst, vooral -wanneer ze tot geen verklaring komen, noch elkaar kunnen verlaten.</p> -<p class="par">—Heb ik uw been niet te stijf verbonden? vroeg -Bazarof.</p> -<p class="par">—Neen, volstrekt niet. Het is heel goed zoo, -antwoordde Paul Petrowitsj en na eenige oogenblikken:</p> -<p class="par">—Het zal niet mogelijk zijn, mijn broeder om den -tuin te leiden. Ik zal hem zeggen, dat we over een politieke kwestie -woorden hebben gekregen.</p> -<p class="par">—Heel goed, antwoordde Bazarof, u kunt zeggen, dat -ik in uw bijzijn alle Anglomanen beleedigd heb. <span class= -"pagenum">[<a id="pb216" href="#pb216" name="pb216">216</a>]</span></p> -<p class="par">—Juist. Apropos, wat dunkt u, dat deze man van ons -zeggen zal? ging Paul Petrowitsj voort, toen dezelfde boer, die -vóór het duel met zijn paarden voorbij gekomen was, weer -langs kwam en nu groette op het zien van de heeren.</p> -<p class="par">—Wie weet? antwoordde Bazarof, waarschijnlijk -niets. De Russische boer lijkt op dat geheimzinnig-onbekende, waarvan -Anna Radcliffe in haar boeken spreekt. Niemand kent hem. En hij zich -zelf het minst.</p> -<p class="par">—Denkt u? vroeg Paul Petrowitsj, maar plotseling -riep hij:</p> -<p class="par">—Kijk nu die stomheid van uw Peter! Daar komt hij -nu aan met mijn broer!</p> -<p class="par">Bazarof keerde zich om en ontwaarde het bleeke gezicht -van Nikolaas in het rijtuig. Hij sprong eruit, eer het stilstond en -liep op zijn broeder toe.</p> -<p class="par">—Wat beteekent dat? vroeg hij -ontdaan.—<span class="corr" id="xd23e4496" title= -"Bron: Evgenij">Jevgenij</span> Wassiljewits, hoe is dat mogelijk?</p> -<p class="par">—Het is niets, antwoordde Paul,—het was -verkeerd, je te storen. Wij hebben toegegeven aan een opwelling, van -het oogenblik, en ik werd een klein beetje gestraft, dat is alles.</p> -<p class="par">—Maar de oorzaak om Gods wil!...</p> -<p class="par">—Hoe zal ik zeggen? Mijnheer Bazarof sprak in mijn -tegenwoordigheid onbehoorlijk over Sir Robert Peel. Maar ik moet er -dadelijk bij voegen, dat het allemaal mijn schuld was en dat de heer -Bazarof zich uiterst correct heeft gedragen. Ik heb hem uitgedaagd.</p> -<p class="par">—Ik zie bloed.</p> -<p class="par">—Dacht je dan dat ik water in mijn aderen had? Ik -verzeker je, dat die kleine aderlating me <span class="pagenum">[<a id= -"pb217" href="#pb217" name="pb217">217</a>]</span>heel goed zal doen. -Is het niet, dokter? Help me in het rijtuig en haal je geen muizenissen -in het hoofd. Morgen ben ik weer hersteld. Ja, ik heb me zelden zoo -goed gevoeld en zoo opgeruimd. Vooruit koetsier!</p> -<p class="par">Nikolaas volgde te voet. Bazarof was achtergebleven.</p> -<p class="par">—Ik verzoek u, mijn broeder in behandeling te -nemen, zei Nikolaas totdat we een geneesheer uit de stad hebben.</p> -<p class="par">Bazarof boog zwijgend het hoofd.</p> -<hr class="tb"> -<p class="par"></p> -<p class="par">Een uur later lag Paul Petrowitsj in bed en zijn been -was volgens de regelen der kunst verbonden. Het heele huis was in -<span class="corr" id="xd23e4522" title= -"Bron: opschuding">opschudding</span>. Fenitsjka was ziek geworden. -Nikolaas was wanhopig en Paul praatte en lachte, vooral met Bazarof. -Hij had een batisten hemd en een morgenjasje aan en een fez opgezet. -Hij wilde de gordijnen niet dicht hebben en klaagde schertsend over den -dieët, dien hij zou moeten houden.</p> -<p class="par">Tegen den avond kwam er wat koorts en hij kreeg -hoofdpijn. Er verscheen een geneesheer uit de stad. Nikolaas had niet -gelet op het verlangen van zijn broeder en Bazarof zelf had er -opgestaan, dat er een collega geroepen zou worden. Hij was intusschen -op zijn kamer gebleven, zag er geel-bleek en gejaagd uit en bracht den -zieke alleen nu en dan een kort bezoek. Eenige malen ontmoette hij -Fenitsjka, die hem met zekeren angst uit den weg ging.</p> -<p class="par">De stadsdokter schreef verkoelende dranken voor en -bevestigde de verklaring van Bazarof, <span class="pagenum">[<a id= -"pb218" href="#pb218" name="pb218">218</a>]</span>dat de wond niets te -beteekenen had. Nikolaas vertelde, dat zijn broeder zich uit -onvoorzichtigheid zelf had verwond, waarop de dokter met een hm -antwoordde; maar toen hij op hetzelfde oogenblik een bankbiljet van -vijf en twintig roebel in zijn hand voelde zei hij:</p> -<p class="par">—Ja dat gebeurt zoo vaak.</p> -<p class="par">In het geheele huis ging niemand naar bed.</p> -<p class="par">Nikolaas sloop telkens op zijn teenen naar de -ziekenkamer en verdween weer op dezelfde wijze. De gewonde sliep soms -in, zuchtte zacht, zei tegen zijn broeder: <span lang= -"fr">Couchez-vous</span> en wilde dan drinken. Kirsanof liet Fenitsjka -eenmaal een glas limonade brengen. Paul keek haar strak aan en dronk -het glas leeg.</p> -<p class="par">Tegen den morgen nam de koorts toe en de zieke begon te -ijlen. Hij sprak zinlooze woorden, opende dan plotseling de oogen en -toen hij zijn broeder bij het bed zag zitten, bezorgd over hem gebogen, -vroeg hij:</p> -<p class="par">—Is het niet, Nikolaas, lijkt Fenitsjka niet op -Nelly?</p> -<p class="par">—Welke Nelly bedoel je?</p> -<p class="par">—Hoe kan je dat nu vragen? Vorstin R...! Vooral de -bovenzij van het gezicht. <span lang="fr">C’est de la même -famille.</span></p> -<p class="par">Nikolaas antwoordde niet, maar was diep verwonderd over -de levenskracht der menschelijke gevoelens... zoo iets komt toch altijd -weer terug, dacht hij.</p> -<p class="par">—Ik houd zoo van dat eenvoudige kind, zoo -eenvoudig... klaagde Paul en legde een arm onder het hoofd. -<span class="pagenum">[<a id="pb219" href="#pb219" name= -"pb219">219</a>]</span></p> -<p class="par">—...ik zal nooit dulden, dat een vlegel haar -aanraakt...</p> -<p class="par">Nikolaas zuchtte. Hij begreep niet, op wien die woorden -sloegen.</p> -<p class="par">Den volgenden morgen kwam Bazarof bij hem. Hij had zijn -bagage gepakt en zijn kikvorschen, vogels en insekten in vrijheid -gesteld.</p> -<p class="par">—U komt afscheid nemen, zei Nikolaas en stond -op.</p> -<p class="par">—Ja.</p> -<p class="par">—Ik begrijp en geef u volkomen gelijk. Mijn arme -broeder heeft zeker ongelijk gehad en hij is dan ook gestraft. Ik weet -het van hem zelf, dat hij u gedwongen heeft, zoo te handelen, als u -gedaan hebt, u hadt dit duel niet kunnen vermijden. Het heeft min of -meer zijn grond in het diepgaande verschil van uw beider -levensbeschouwing. (Nikolaas Petrowitsj begon minder duidelijk en -minder logisch te praten, hij ademde zwaar). Mijn broeder is -prikkelbaar, houdt vast aan oude ideeën... ik dank God, dat alles -nog zoo is afgeloopen. Overigens heb ik alles gedaan, om te zorgen, dat -er niet gesproken wordt over die zaak.</p> -<p class="par">—Ik zal u mijn adres geven, en als men er toch wat -van wil maken, dan kunt u mij altijd vinden, zei Bazarof.</p> -<p class="par">—Ik hoop, dat dit niet noodig zal zijn, Jevgenij -Wassiljewitsj. Ik betreur het ten zeerste, dat uw verblijf in ons huis, -zoo een einde... Ik betreur het des te meer, omdat Arkadiej...</p> -<p class="par">—Dien zal ik wel zien, viel Bazarof in de rede. -Hij hield niet van dergelijke verklaringen en -verontschuldigingen.—In ieder geval verzoek <span class= -"pagenum">[<a id="pb220" href="#pb220" name="pb220">220</a>]</span>ik -u, hem van mij te groeten en hem mijn leedwezen uit te drukken.</p> -<p class="par">—En ook ik verzoek u...</p> -<p class="par">Maar Bazarof wachtte niet op de rest en ging.</p> -<p class="par">Toen Paul hoorde, dat Bazarof op het punt stond te -vertrekken, uitte hij den wensch, hem nog te zien. Hij gaf hem een -hand, maar Bazarof bleef als gewoonlijk koel. Hij merkte wel, dat Paul -den edelmoedige wilde spelen.</p> -<p class="par">Van Fenitsjka was het hem niet mogelijk afscheid te -nemen. Hij keek alleen nog eens naar het venster, waar zij zat. Ze -scheen treurig... misschien gaat die wel te gronde... dacht hij... maar -waarom zou ze niet...</p> -<p class="par">Peter was zoo onder den indruk, dat hij aan Bazarofs -schouder bleef staan schreien, tot deze hem vroeg, of zijn oogen nooit -uitgeput zouden raken? Doeniasja moest den tuin in vluchten, om haar -verdriet te verbergen. Maar de oorzaak van al dit verdriet nam plaats -in een klein rijtuigje, stak een sigaar op en toen hij op vier werst -afstand bij een kromming van den weg het huis der Kirsanofs voor het -laatst zag liggen, spuwde hij op den weg, knarstandde:</p> -<p class="par xd23e4588">—Verdomde landjonkers!</p> -<p class="par">en hulde zich in zijn mantel.</p> -<hr class="tb"> -<p class="par"></p> -<p class="par">De toestand van Paul Petrowitsj verbeterde met den dag. -Toch bleef hij nog een week te bed. Hij droeg zijn gevangenschap, -zooals hij dat noemde, geduldig, besteedde een groot gedeelte van den -tijd aan zijn toilet en liet voortdurend met eau de cologne sprenkelen. -<span class="pagenum">[<a id="pb221" href="#pb221" name= -"pb221">221</a>]</span></p> -<p class="par">Nikolaas las hem de couranten voor en Fenitsjka bediende -hem, zooals gewoonlijk met bouillon, zachte eieren, thee; maar ze kon -zijn kamer niet binnentreden zonder een innerlijken schrik.</p> -<p class="par">Iedereen in huis was overstuur door de jeugdige -dwaasheid van Paul Petrowitsj. Alleen Prokofitsj sprak erover met -groote gelatenheid en gemoedsrust. In zijn tijd hadden de heeren zoo -dikwijls gevochten, zei hij, maar altijd onder elkaar en nooit met -zulke ploerten, als die... Zulke individuen liet men in den stal -afranselen, als ze onbeschaamd werden.</p> -<p class="par">Fenitsjka had geen gewetenswroeging. Maar rustig was ze -toch niet, vooral als ze soms iets van de ware oorzaak begon te -vermoeden. En dan kon Paul Petrowitsj haar zoo vreemd aanzien... ze -voelde dien blik nog, als ze hem den rug toekeerde. Tengevolge van deze -onrust, werd ze magerder en, zooals dat meestal is bij vrouwen van haar -leeftijd, nog mooier.</p> -<p class="par">Op een morgen had Paul, die zich beter voelde, het bed -verlaten en was op de sofa gaan liggen. Nikolaas kwam vragen, hoe hij -geslapen had en ging vervolgens naar het dorschen kijken.</p> -<p class="par">Fenitsjka bracht de thee, die ze bij hem neerzette. Toen -ze weg wilde gaan, hield Paul haar tegen:</p> -<p class="par">—Waarom wil je zoo dadelijk weer weg, Fedosia -Nikolajevna? vroeg hij haar,—heb je iets te doen?</p> -<p class="par">—Neen... ja... ik moet beneden thee schenken.</p> -<p class="par">—Dat zal Doeniasja wel doen, als jij er niet bent. -Blijf nog wat bij een armen zieke. En ik wilde ook met je spreken. -<span class="pagenum">[<a id="pb222" href="#pb222" name= -"pb222">222</a>]</span></p> -<p class="par">Fenitsjka ging zwijgend op den arm van een leunstoel -zitten.</p> -<p class="par">—Ik wilde je al lang eens vragen, begon Paul en -trok aan zijn snorharen, of je bang voor me bent, en waarom?</p> -<p class="par">—Wie, ik?</p> -<p class="par">—Ja, jij. Je kijkt me nooit recht in het gezicht. -Je geweten schijnt niet heelemaal zuiver.</p> -<p class="par">Fenitsjka bloosde, maar keek hem aan. De uitdrukking van -zijn gezicht was zoo vreemd, dat ze begon te beven.</p> -<p class="par">—Is je geweten zuiver? vroeg hij haar.</p> -<p class="par">—Waarom zou het niet zuiver zijn? vroeg ze -zacht.</p> -<p class="par">—Ik weet het niet. Heb je hier iemand in huis te -kort gedaan? Mij zeker niet. Iemand anders? Het lijkt me niet -waarschijnlijk. Mijn broeder? Ook niet, want je houdt van hem...</p> -<p class="par">—Ja, ik houd van hem.</p> -<p class="par">—Van ganscher harte? Met lijf en ziel?</p> -<p class="par">—Ik heb Nikolaas Petrowitsj lief van ganscher -harte.</p> -<p class="par">—Werkelijk? Kijk me eens aan, Fenitsjka (het was -voor het eerst, dat hij haar zoo noemde). Je weet, dat liegen een -groote zonde is...</p> -<p class="par">—Ik lieg niet, Paul Petrowitsj. Als ik niet van -Nikolaas Petrowitsj hield, verdiende ik niet, dat ik leef.</p> -<p class="par">—En je zou hem voor niemand opgeven?</p> -<p class="par">—Voor wien zou ik dat doen?</p> -<p class="par">—Voor wien? Wie weet! Bij voorbeeld, de man, die -ons onlangs verlaten heeft.</p> -<p class="par">Fenitsjka stond op. <span class="pagenum">[<a id="pb223" -href="#pb223" name="pb223">223</a>]</span></p> -<p class="par">—In Gods naam, Paul Petrowitsj, waarom plaagt u me -zoo? Wat heb ik u gedaan? Hoe kunt u zoo iets zeggen?</p> -<p class="par">—Fenitsjka, antwoordde Paul droevig,—ik heb -alles gezien...</p> -<p class="par">—Wat hebt u gezien?</p> -<p class="par">—Daar in het prieel.</p> -<p class="par">Fenitsjka bloosde plotseling tot achter de ooren.</p> -<p class="par">—Kon ik daar wat aan doen? stotterde ze.</p> -<p class="par"><a id="xd23e4665" name="xd23e4665"></a>Paul richtte zich -op.</p> -<p class="par">—Voel je je in geen enkel opzicht schuldig?</p> -<p class="par">—Er is maar één man op de wereld, -dien ik lief heb en zal lief hebben, dat is Nikolaas Petrowitsj, -antwoordde ze met plotselinge heftigheid, ofschoon de tranen haar nog -de stem verstikten,—en over wat u gezien hebt, hoef ik mij geen -verwijten te doen, dat kan ik bezweren. Ik wil liever hier op de plaats -dood blijven, dan verdacht worden, dat ik mijn weldoener zou bedrogen -hebben.</p> -<p class="par">Haar stem werd weer zwak en zij voelde, dat Paul -Petrowitsj haar hand nam en krachtig drukte.</p> -<p class="par">Ze keek hem aan en schrok heftig. Zijn gezicht was nog -bleeker dan anders, in zijn oogen een zeldzame fonkeling en éen -enkele dikke traan, die over zijn wangen rolde...</p> -<p class="par">—Fenitsjka, zei hij nauwelijks hoorbaar, heb mijn -broer lief, heb hem lief. Hij is zoo goed en verdient het, dat je hem -lief hebt. Geef hem niet voor niemand in de wereld en luister niet naar -de mooie woorden van anderen. Niets is verschrikkelijker, dan -onbeantwoorde liefde. <span class="pagenum">[<a id="pb224" href= -"#pb224" name="pb224">224</a>]</span>Blijf hem trouw, mijn armen, -goeden Nikolaas!</p> -<p class="par">Fenitsjka weende niet meer. Ze stond zoo verwonderd, dat -ze ook niet bang meer was. Maar ze kon geen woord meer uitbrengen, toen -Paul haar hand greep en tegen zijn oogen drukte, nog eens greep en -krampachtig snikkend aan zijn lippen bracht... ...God, dacht ze, zou -dat een aanval zijn...</p> -<p class="par">Ze vermoedde niet, dat het verleden op dit oogenblik -pijnigend in hem openbrak, alles wat zijn hart geleden had, weer trilde -en begon te bloeden.</p> -<p class="par">De traptreden kraakten onder vlugge voetstappen. Hij -stootte haar van zich en legde zijn hoofd op het kussen.</p> -<p class="par">De deur ging open en Nikolaas trad binnen, opgewekt, het -gezicht frisch en rood. Mitja, even frisch en rood als hij, danste op -zijn arm en trapte met zijn bloote voetjes tegen de knoopen van zijn -vaders jas.</p> -<p class="par">Fenitsjka ijlde hem tegemoet. Heftig omhelsde ze hem en -haar kind en legde toen haar hoofd tegen zijn schouder. Nikolaas scheen -verrast. Schuw en teruggetrokken als zij was, veroorloofde Fenitsjka -zich nooit dergelijke ontboezemingen in tegenwoordigheid van -derden.</p> -<p class="par">—Wat is er? vroeg hij, zag zijn broeder aan en gaf -het kind aan de moeder over.</p> -<p class="par">—Je voelt je toch niet minder? vroeg hij zijn -broer, en ging naar hem toe.</p> -<p class="par">Paul verborg het gezicht in zijn batisten zakdoek.</p> -<p class="par">—Neen, neen... integendeel... ik voel me veel -beter... <span class="pagenum">[<a id="pb225" href="#pb225" name= -"pb225">225</a>]</span></p> -<p class="par">—Je had in bed moeten blijven, zei -Nikolaas,—waar ga je heen? vroeg hij Fenitsjka, maar deze had de -deur al achter zich dicht geslagen.</p> -<p class="par">—Ik kwam je mijn kleinen deugniet eens laten zien. -Hij wilde zijn oom een bezoek brengen. Waarom heeft ze hem nu -meegenomen? Maar wat heb je toch? Is er iets gebeurd tusschen -jullie?</p> -<p class="par">—Broeder! begon Paul Petrowitsj op plechtigen -toon.</p> -<p class="par">Nikolaas beefde. Een gevoel van doodelijken angst kwam -over hem, waarvan hij zich geen rekenschap kon geven.</p> -<p class="par">—Broeder! herhaalde Paul. Beloof me, het verzoek, -dat ik je doen zal, uit te voeren!</p> -<p class="par">—Wat wil je, Paul?</p> -<p class="par">—Iets zeer belangrijks. Je levensgeluk hangt ervan -af. Ik heb den laatsten tijd dikwijls nagedacht over wat ik je nu ga -zeggen. Broeder, doe je plicht, de plicht van een man van eer, en maak -een einde aan de onbehoorlijke verhouding, waarin je leeft, jij vooral, -de beste van alle menschen, broeder!</p> -<p class="par">—Wat beteekent dat Paul?</p> -<p class="par">—Trouw Fenitsjka... ze heeft je lief, ze is de -moeder van je zoon.</p> -<p class="par">Kirsanof deed een stap achteruit en sloeg de handen in -elkaar.</p> -<p class="par">—En jij geeft me dien raad, Paul, jij, die zulke -huwelijken altijd gehaat hebt. Jij geeft me dien raad. Weet je wel, dat -de eenige reden, waarom ik niet allang gedaan heb, wat ik als de -heiligste plicht beschouw, eerbied voor jou was?! <span class= -"pagenum">[<a id="pb226" href="#pb226" name="pb226">226</a>]</span></p> -<p class="par">—Dan betreur ik het, dat je dien eerbied zoo ver -gedreven hebt, antwoordde Paul met een droevigen glimlach.—Ik -geloof, dat Bazarof gelijk had, mij een aristocraat te noemen. Ja -broeder, het wordt tijd, dat we eens ophouden, te handelen met het oog -op de wereld. Wij zijn oud en het leven heeft ons bescheiden gemaakt. -Laten we al die dwaasheden afwerpen, laten we onzen plicht doen en dan -is het niet onwaarschijnlijk, dat we het geluk dan op den koop toe -krijgen!</p> -<p class="par">Kirsanof omarmde zijn broeder.</p> -<p class="par">—Je hebt me de oogen geopend, riep hij -uit.—Ik heb je altijd beschouwd als een goed verstandig man. Ik -zie nu dat je ook wijs en grootmoedig bent.</p> -<p class="par">—Stil, stil, antwoordde Paul -Petrotwitsj.—pas op voor het been van je grootmoedigen broeder, -die met zijn vijftig jaar nog geduelleerd heeft als een tweede -luitenant. Dus afgesproken. Fenitsjka wordt mijn <span lang= -"fr">belle-soeur</span>!</p> -<p class="par">—Paul, Paul... wat zal Arkadiej zeggen?</p> -<p class="par">—Arkadiej zal gelukkig zijn, wees daar zeker van. -Het huwelijk is wel tegen zijn principes, maar zijn gelijkheidsgevoel -zal gevleid worden. En wat beteekenen al die verschillen ook, die -standen in de negentiende eeuw!</p> -<p class="par">—Och Paul, laat mij je nog eens omhelzen, wees -maar niet bang, ik zal je been niet bezeeren!</p> -<p class="par">De broeders omhelsden elkaar.</p> -<p class="par">—Zullen we haar je besluit dadelijk meedeelen? -vroeg Paul Petrowitsj.</p> -<p class="par">—Waarom zoo een haast? Heb je hierover gesproken? -<span class="pagenum">[<a id="pb227" href="#pb227" name= -"pb227">227</a>]</span></p> -<p class="par">—Gesproken? <span lang="fr">Quelle -idée!</span><a id="xd23e4753" name="xd23e4753"></a></p> -<p class="par">—Des te beter. Eerst gezond worden. Het loopt zoo -een vaart niet. Eerst rijpelijk overleggen...</p> -<p class="par">—Maar je bent toch besloten?</p> -<p class="par">—Zeker, en ik dank je, dat jij me zoover hebt -gebracht. Ik laat je nu alleen. Je moet gaan liggen. Al die opwinding -zal je geen goed doen. We spreken er nog over. Probeer nu te slapen, en -dan word je gauw weer gezond...</p> -<p class="par">Waarom die dank? dacht Paul, toen hij alleen was... het -hangt toch alleen van hem af. En als hij getrouwd is, ga ik hier -vandaan, naar Dresden of Florence en daar leven, tot ik krepeer...</p> -<hr class="tb"> -<p class="par"></p> -<p class="par">Paul sprenkelde eau de cologne op zijn voorhoofd en -sloot de oogen. In het helle daglicht, dat de kamer binnenviel, leek -zijn fijn, mager gezicht op het gipsen afgietsel naar een doode.</p> -<p class="par">En hij was ook werkelijk een doode...</p> -</div> -</div> -<div id="ch24" class="div1 chapter"><span class="pagenum">[<a href= -"#toc">Inhoud</a>]</span> -<div class="divHead"> -<h2 class="main">XXIV.</h2> -</div> -<div class="divBody"> -<p class="par first">Katja en Arkadiej zaten in den tuin van Nikolskoi -op een bank in de schaduw van een ouden eschdoorn. Fifi lag naast hen -op den grond, in die bekoorlijke houding van zijn slanke lichaam, welke -de Russische jagers in herinnering aan de grijze waternimf Roesaatsja -noemen.</p> -<p class="par">Arkadiej en Katja zwegen. Hij hield een boek in de hand, -half toe geslagen, zij zocht broodkruimpjes uit haar mandje en strooide -ze voor <span class="pagenum">[<a id="pb228" href="#pb228" name= -"pb228">228</a>]</span>een groepje musschen, die met de hun eigen durf -tjilpend tot aan haar voeten genaderd waren.</p> -<p class="par">Een zacht koeltje speelde met de bladeren der boomen, -zoodat er gouden vlekken zonlicht door de laan en over Fifi’s rug -vielen, terwijl de beide jonge menschen in schaduw bleven. Zelden -slechts kwam er een lichtstreep, als een vlam over de haren van het -meisje.</p> -<p class="par">Zij zwegen, maar de wijze waarop zij zwegen, de een -naast den ander, beefde van innige harmonie. Zij letten schijnbaar niet -op elkaar en toch was het duidelijk, hoe gelukkig zij met elkanders -bijzijn waren. Zelfs in hun gezicht was verandering gekomen, sedert wij -hen verlieten. Arkadiej was rustiger, Katja meer levend en warmer.</p> -<p class="par">—Vindt u niet, dat jasen een symbolische naam is? -Ik ken geen boom, die zoo licht en luchtig is.<a class="noteref" id= -"xd23e4784src" href="#xd23e4784" name="xd23e4784src">1</a></p> -<p class="par">Katja keek traag naar boven en antwoordde.</p> -<p class="par">—Ja.</p> -<p class="par">En Arkadiej dacht: ze vindt het ten minste niet erg, als -ik poëtisch word.</p> -<p class="par">Katja keek naar het boek van Arkadiej:</p> -<p class="par">—Ik houd niet van Heine, zei ze, niet wanneer hij -lacht en niet wanneer hij weent. Ik houd van hem, als hij droevig en -droomerig is.</p> -<p class="par">—En ik houd van hem, als hij lacht, zei -Arkadiej.</p> -<p class="par">—Dat is een overblijfsel van den satirischen kant -van uw geest. <span class="pagenum">[<a id="pb229" href="#pb229" name= -"pb229">229</a>]</span></p> -<p class="par">Een overblijfsel, dacht hij, dat moest Bazarof eens -hooren...</p> -<p class="par">—Wacht maar, we zullen u wel veranderen!</p> -<p class="par">—Wie? U?</p> -<p class="par">—Ja, mijn zuster, Porphirij Platonitsj, met wien u -al niet meer kibbelt, mijn tante, die u eergisteren naar de kerk -geleidde.</p> -<p class="par">—Dat kon ik niet weigeren. En Anna Sergejevna is -het in veel opzichten eens met Eugenij, zooals u weet.</p> -<p class="par">—Mijn zuster stond onder zijn invloed, net als -u.</p> -<p class="par">—Net als ik? Hebt u dan gemerkt, dat ik over dien -invloed heen ben?</p> -<p class="par">Katja antwoordde niet.</p> -<p class="par">—Ik weet, ging hij voort, dat u nooit van hem -gehouden hebt.</p> -<p class="par">—Ik heb geen oordeel over hem.</p> -<p class="par">—Ja, ziet u, Katharina Sergejevna, zoo dikwijls ik -u dat hoor zeggen, geloof ik u niet. Ik vind, dat niemand boven onze -oordeelsmacht uit gaat. Dat is eenvoudig een uitvlucht.</p> -<p class="par">—Nu ja, ik geef toe, dat ik hem niet bepaald -onaangenaam vind, maar wij hooren tot twee heel verschillende werelden -en ook u hoort feitelijk niet bij hem.</p> -<p class="par">—Waarom?</p> -<p class="par">—Hoe zal ik zeggen... hij is een roofdier, ruw, -wild, en u en ik, wij zijn getemd.</p> -<p class="par">—Ben ik ook getemd?</p> -<p class="par">Katja knikte van ja.</p> -<p class="par">Arkadiej krabde zich achter het oor.</p> -<p class="par">—Weet u wel, dat dat een beetje beleedigend is, -wat u daar zegt, Katharina Sergejevna? <span class="pagenum">[<a id= -"pb230" href="#pb230" name="pb230">230</a>]</span></p> -<p class="par">—Zou u liever een roofdier willen zijn?</p> -<p class="par">—Dat niet, maar ik wil sterk en flink zijn.</p> -<p class="par">—Dat hangt niet van ons zelf af. Uw vriend wil het -niet zijn, en toch is hij het.</p> -<p class="par">— U denkt dus, dat hij grooten invloed heeft op -Anna Sergejevna?</p> -<p class="par">—Ja, maar niemand houdt dat lang vol, zei ze -zacht.</p> -<p class="par">—Hoe weet u dat?</p> -<p class="par">—Ze is erg trotsch... of neen, dat bedoel ik niet. -Maar ze wil volstrekt onafhankelijk zijn.</p> -<p class="par">—Dat willen we allemaal, antwoordde Arkadiej, maar -hij dacht: Waartoe? En Katja dacht hetzelfde. Als jonge menschen veel -met elkaar omgaan, beginnen zij veelal dezelfde gedachten te hebben op -dezelfde oogenblikken.</p> -<p class="par">Arkadiej glimlachte en zei:</p> -<p class="par">—Geeft u toe, dat u een beetje bang voor haar -bent?</p> -<p class="par">—Voor wie?</p> -<p class="par">—Nu... voor haar, antwoordde Arkadiej met een blik -van verstandhouding.</p> -<p class="par">—En u? vroeg Katja.</p> -<p class="par">—Ik ook. Let wel, wat ik zeg: ik ook.</p> -<p class="par">Katja dreigde met den vinger.</p> -<p class="par">—Dat vind ik vreemd. Mijn zuster was nooit zoo -aardig tegen u, als de laatste dagen. Dat was bij uw eerste bezoek heel -anders.</p> -<p class="par">—Vindt u?</p> -<p class="par">—Hebt u het dan niet gemerkt? Vindt u dat niet -prettig?</p> -<p class="par">Arkadiej begon te denken: Waaraan heb ik die -<span class="pagenum">[<a id="pb231" href="#pb231" name= -"pb231">231</a>]</span>welwillendheid verdiend? Omdat ik haar brieven -heb meegebracht van haar moeder?</p> -<p class="par">—En daar zijn wel gronden voor, maar die zeg ik -niet...</p> -<p class="par">—Waarom niet? vroeg hij.</p> -<p class="par">—Ik zeg ze niet.</p> -<p class="par">—O, ik weet wel, dat u stijfhoofdig bent.</p> -<p class="par">—Stijfhoofdig, ja, dat is waar.</p> -<p class="par">—En u kijkt nog al scherp uit uw oogen.</p> -<p class="par">Katja keek hem van terzijde aan.</p> -<p class="par">—Bent u ergens boos over? Waar denkt u aan?</p> -<p class="par">—Ik vraag me af, hoe u aan dat observeeringstalent -komt. U bent zoo teruggetrokken, zoo wantrouwig... U gaat iedereen uit -den weg.</p> -<p class="par">—Ik ben veel alleen geweest. Dan gaan we nadenken -over ons zelf, tegen onzen wil. Maar u zegt, dat ik iedereen ontvlucht. -Hebt u het recht, dat te zeggen?</p> -<p class="par">Arkadiej zag haar dankbaar aan.</p> -<p class="par">—U hebt gelijk, antwoordde hij, maar menschen in -uw positie, rijke menschen, bestudeeren hun omgeving zelden scherp. -Door toeval komen ze soms achter de waarheid, evenals gekroonde -hoofden.</p> -<p class="par">—Maar ik ben niet rijk.</p> -<p class="par">Arkadiej keek haar verwonderd aan en begreep eerst -niet... ’t is waar, dacht hij, het vermogen is van haar zuster... -en die gedachte was haar bizonder aangenaam.</p> -<p class="par">—Wat hebt u dat goed gezegd, zei hij.</p> -<p class="par">—Hoe bedoelt u?</p> -<p class="par">—U hebt dat gezegd zonder gemaakte eenvoudigheid, -<span class="pagenum">[<a id="pb232" href="#pb232" name= -"pb232">232</a>]</span>zonder valsche schaamte en onechtheid. Ik -geloof, dat ieder, die het weet en er voor uitkomt, dat hij arm is, een -zekeren trots moet voelen.</p> -<p class="par">—Ik heb niets van dien aard gevoeld. Dank zij mijn -zuster. Hoe zijn we zoo opeens over mijn financieelen toestand komen -spreken?</p> -<p class="par">—Nu goed. Maar u zult toch toegeven, dat het -gevoel in kwestie, dat trots u niet geheel vreemd is.</p> -<p class="par">—Hoe zoo?</p> -<p class="par">—Zou u bij voorbeeld ertoe kunnen komen, ik hoop, -dat mijn vraag u niet beleedigt, een rijken man te trouwen?</p> -<p class="par">—Als ik veel van hem hield... maar neen, ik -geloof, dat ik hem ook in dat geval niet zou willen.</p> -<p class="par">—Ziet u! riep Arkadiej, en waarom niet, als ik -vragen mag?</p> -<p class="par">—Omdat zelfs de volksliederen een ongelijk -huwelijk ontraden.</p> -<p class="par">—U wilt misschien heerschen en...</p> -<p class="par">—Och neen, waarom? Ik wil zelfs graag gehoorzamen. -Maar ongelijkheid schijnt mij onverdragelijk. Achting voor zich zelf en -gehoorzaamheid, dat begrijp ik, dat kan een geluk zijn. Maar -ongelijkheid, onderworpenheid, dat niet.</p> -<p class="par">—Dat niet, antwoordde Arkadiej, u hebt niet voor -niets hetzelfde bloed in de aderen als Anna Sergejevna. U hebt -denzelfden onafhankelijkheidszin, maar weet u beter te verbergen. Ik -ben overtuigd, dat u nooit het eerst een liefde bekennen zoudt, hoe -machtig en heilig die ook was.</p> -<p class="par">—Dat spreekt toch van zelf, zei Katja. -<span class="pagenum">[<a id="pb233" href="#pb233" name= -"pb233">233</a>]</span></p> -<p class="par">—U bent ook niet van verstand ontbloot, zooals men -dat noemt. En u hebt minstens evenveel karakter als uw zuster.</p> -<p class="par">—Vergelijkt u me niet met mijn zuster, haastte -Katja zich te antwoorden,—zij heeft zooveel voor boven mij. Zij -heeft alles, schoonheid, geest,... en u moest dat vooral niet zeggen, -Arkadiej Nikolajitsj, en dan nog wel op zoo ernstigen toon.</p> -<p class="par">—Wat bedoelt u met dat: U vooral niet? En waarom -zou ik niet ernstig spreken?</p> -<p class="par">—U spreekt niet in ernst.</p> -<p class="par">—Denkt u? En als ik nu eens heel zeker was van wat -ik zei, als ik nu eens nog heel veel meer ging zeggen?</p> -<p class="par">—Ik begrijp u niet...</p> -<p class="par">—Heusch niet? Dan heb ik uw observatietalent te -hoog geschat.</p> -<p class="par">—Hoezoo?</p> -<p class="par">Arkadiej antwoordde niet en keek een anderen kant uit. -Katja vond nog wat kruimels voor haar musschen. Maar ze zwaaide te -heftig met haar arm en de vogeltjes vlogen op.</p> -<p class="par">—Katharina Sergejevna, begon Arkadiej -weer,—het zal u wel onverschillig zijn, maar ik moet u zeggen, -dat ik u niet alleen boven uw zuster stel, maar boven ieder op deze -wereld...</p> -<p class="par">Toen stond hij plotseling op en liep weg, alsof hij van -zijn woorden geschrokken was.</p> -<p class="par">Katja liet de handen in haar schoot vallen, boog wat -voorover en keek Arkadiej na. Een lichte blos kleurde haar wangen, maar -haar mond glimlachte niet en in haar blik was verwondering. -<span class="pagenum">[<a id="pb234" href="#pb234" name= -"pb234">234</a>]</span>Het was duidelijk, dat er een gevoel in haar -leefde, dat zij nog niet gekend had.</p> -<hr class="tb"> -<p class="par"></p> -<p class="par">—Ben je alleen? vroeg mevrouw Odintsof, ik dacht -dat Arkadiej met je mee was gegaan.</p> -<p class="par">Katja keek haar zuster aan, die smaakvol, elegant -gekleed, in de laan stond tegenover haar en met de punt van haar -parasol Fifi’s oor aantipte.</p> -<p class="par">—Ja, alleen, antwoordde Katja.</p> -<p class="par">—Dat zie ik, lachte haar zuster terug.—Hij -is zeker naar zijn kamer.</p> -<p class="par">—Ja.</p> -<p class="par">—Heb jullie samen gelezen?</p> -<p class="par">—Ja.</p> -<p class="par">Mevrouw Odintsof nam Katja bij den kin en hief haar -hoofd tot zich.</p> -<p class="par">—Heb jullie gekibbeld?</p> -<p class="par">—Neen, antwoordde Katja en maakte zich zacht los -van de hand der zuster.</p> -<p class="par">—Wat spreek je ernstig. Ik dacht hem hier te -vinden en wilde een wandeling voorstellen. Die ben ik hem al zoo lang -schuldig. Je schoentjes zijn gekomen. Moet je ze niet eens passen? Ik -heb gezien, dat je ze noodig hebt. De schoenen, die je daar aan hebt, -zijn op. Ik vind, dat je nog al slordig bent in dat opzicht en toch heb -je een mooi gebouwden voet. Je hand is ook mooi, maar wel wat groot. En -daarom moest je meer werk maken van je schoeisel. Je bent niet erg -koket.</p> -<p class="par">Mevrouw Odintsof verwijderde zich en haar fijn -morgenkleed ruischte om haar heen.</p> -<p class="par">Katja stond op, nam het boek (Heine) en wandelde -<span class="pagenum">[<a id="pb235" href="#pb235" name= -"pb235">235</a>]</span>huiswaarts. Maar ze paste haar schoentjes -niet.</p> -<p class="par">—Een mooie voet... dacht ze en ging langzaam de -treden van het bordes op, die door de zon warm geworden waren,... hij -zal wel gauw aan die mooie voeten liggen...</p> -<p class="par">Tegelijk kwam er een gevoel van schaamte in haar en ze -liep vlug in huis.</p> -<p class="par">Arkadiej ging naar zijn kamer. De hofmeester kwam hem -achterop en deelde mee, dat Bazarof op hem wachtte.</p> -<p class="par">—Jevgenij! riep hij verschrikt—is mijnheer -al lang hier?</p> -<p class="par">—Op het oogenblik. Maar hij wilde niet bij Anna -Sergejevna aangediend worden en liet zich onmiddellijk naar uw kamer -brengen.</p> -<p class="par">—Zou er een ongeluk gebeurd zijn thuis? dacht hij, -ging haastig de trap op en gooide zijn deur open.</p> -<p class="par">Zoodra hij Bazarof zag, was hij gerust gesteld, al zou -een meer geoefend oog de innerlijke onrust op het open-flinke, maar wel -wat aangedane gezicht van zijn vriend niet zijn ontgaan.</p> -<p class="par">Hij zat in de vensterbank, de stoffige mantel om, de pet -op. Hij bleef onbewegelijk zitten, zelfs toen Arkadiej hem om den hals -viel en een uitroep van vreugde niet kon onderdrukken.</p> -<p class="par">—Dat is een verrassing! Hoe komt dat zoo? riep hij -uit en liep heen en weer door de kamer, als iemand, die wil bewijzen, -dat hij in de wolken is.—Hoe staat het thuis? Is alles goed, -iedereen gezond?</p> -<p class="par">—Alles is goed, maar niet iedereen is gezond, -antwoordde Bazarof.—Houd nu eens je gemak <span class= -"pagenum">[<a id="pb236" href="#pb236" name="pb236">236</a>]</span>en -bezorg me een glas kwas, ga zitten en luister, wat ik je zoo kort -mogelijk, maar naar ik hoop, duidelijk, heb te vertellen.</p> -<p class="par">Arkadiej ging zitten en Bazarof vertelde hem de -geschiedenis van het duel met Paul Petrowitsj. Het ontstemde Arkadiej -nog al, maar dat wilde hij niet laten blijken. Hij vroeg alleen, of de -wond van zijn oom niet gevaarlijk was en toen Bazarof antwoordde, dat -ze wel belangwekkend was, maar niet van medisch standpunt, glimlachte -hij gedwongen, en voelde eenige schaamte en schrik.</p> -<p class="par">Bazarof scheen wel te begrijpen, wat er omging in zijn -vriend.</p> -<p class="par">—Ja, zoo is het, zei hij, als je onder een -adellijk dak woont. Je neemt zelfs die middeleeuwsche gewoonten aan en -wordt een vechtersbaas. Ik ga weer naar mijn oudjes, maar wilde jou die -geschiedenis eerst even komen biechten... zou ik kunnen zeggen, maar -dat zou een leugen en dus een dwaasheid zijn... Ik ben gekomen, nu ja, -de duivel weet waarom! Het is soms wel goed, je zelf bij de keel te -pakken en er uit te smijten. Dat heb ik gedaan. En nu wilde ik voor het -laatst nog eens de plaats zien, waar ik zoo een beetje wortel begon te -schieten.</p> -<p class="par">—Ik hoop, dat die woorden geen betrekking hebben -op mij, vroeg Arkadiej,—en dat je niet van plan bent, ook van mij -afscheid te nemen.</p> -<p class="par">Bazarof keek hem vast en doordringend aan.</p> -<p class="par">—Zeg, zou je dat waarachtig wat kunnen schelen? -Het wil me zoo voorkomen, alsof jij al van mij afscheid genomen hebt. -Je ziet er zoo goed <span class="pagenum">[<a id="pb237" href="#pb237" -name="pb237">237</a>]</span>verzorgd uit... ik geloof, dat het zaakje -met Anna Sergejevna hier aardig loopt.</p> -<p class="par">—Welk zaakje?</p> -<p class="par">—Ben je niet om haar de stad uitgegaan, kameraad? -Apropos, hoe staat het daar met de Zondagscholen? Wilde je soms -ontkennen, dat je verliefd bent? Of heb je de periode van de -eerbaarheid al bereikt?</p> -<p class="par">—Jevgenij, je weet dat ik altijd eerlijk met je -geweest ben. Ik bezweer je en God is mijn getuige, dat je je -vergist.</p> -<p class="par">—Hm. God als getuige... dat is een nieuwe -uitdrukking, zei Bazarof zachter.—Waarom vat je de zaak zoo -gewichtig op? Het is mij absoluut onverschillig. Een romanticus zou -zeggen: ik voel, dat onze wegen hier uiteen gaan. Ik voor mij, zeg -alleen maar, dat we genoeg van elkaar hebben.</p> -<p class="par">—Jevgenij...</p> -<p class="par">—Dat is zoo erg niet, kerel.—Men krijgt nog -wel genoeg van andere dingen in het leven. Het is nu een goed oogenblik -van elkaar te gaan. Zoolang ik hier ben, voel ik me zoo -verschrikkelijk-gebroken-van-hart, alsof ik me had volgestopt met -Gogols brieven aan mevrouw de goeverneursvrouw van Kaloega. Ik heb de -paarden niet eens laten uitspannen.</p> -<p class="par">—Wat denk je wel? Dat gaat zoo niet!</p> -<p class="par">—Waarom niet?</p> -<p class="par">—Afgezien van mij, zou mevrouw Odintsof het erg -kwalijk nemen als je zoo weer weg ging. Ik weet zeker, dat ze je wil -spreken.</p> -<p class="par">—Wat dat aangaat, zul je je wel vergissen. -<span class="pagenum">[<a id="pb238" href="#pb238" name= -"pb238">238</a>]</span></p> -<p class="par">—Ik weet zeker, dat het zoo is, waarom die -leugens? Ben je om haar gekomen, nu we toch over dit onderwerp -spreken?</p> -<p class="par">—Misschien. Maar je hebt het toch mis.</p> -<p class="par">Arkadiej had echter gelijk. Mevrouw Odintsof liet hem -roepen door den hofmeester. Bazarof verkleedde zich voor dit bezoek. -Zijn nieuwe rok lag boven in den koffer, zoodat hij gemakkelijk genomen -kon worden, zonder iets in wanorde te brengen.</p> -<p class="par">Mevrouw Odintsof ontving Bazarof niet in de kamer, waar -hij haar zijn liefde had verklaard, maar in den salon. Ze reikte hem -hartelijk haar vingertoppen, maar had toch iets gedwongens in haar -gezicht.</p> -<p class="par">—Anna Sergejevna, haastte Bazarof zich te zeggen, -in de eerste plaats moet ik u gerust stellen. U ziet een mensch voor u, -die weer geheel tot zich zelf is gekomen en die hoopt, dat anderen zijn -misslagen vergeten hebben. Ik ga op reis voor langen tijd, en al ben ik -niet sentimenteel, zooals u wel weet, zou het mij toch onaangenaam -zijn, te denken, dat u een slechte herinnering...</p> -<p class="par">Mevrouw Odintsof ademde diep-op, als iemand, die -eindelijk den top van een berg heeft bereikt en een lichte glimlach -speelde om haar mond. Ze reikte Bazarof nogmaals de hand, en toen hij -die hand drukte, beantwoordde ze dien druk.</p> -<p class="par">—<span lang="ru-latn">Kto staroë -vspomanjèt, tamoë glas won</span><a class="noteref" id= -"xd23e5079src" href="#xd23e5079" name="xd23e5079src">2</a>! zei -ze,—te meer, daar ik ook niet geheel zonder <span class= -"pagenum">[<a id="pb239" href="#pb239" name= -"pb239">239</a>]</span>schuld ben. Ook ik heb gezondigd, zoo niet uit -behaagzucht, dan toch om andere redenen. We zullen vrienden blijven, -dat alles was maar een droom en wie hecht blijvende waarde aan een -droom?</p> -<p class="par">—Niemand. Buitendien is de liefde een onecht -gevoel.</p> -<p class="par">—Denkt u? Het doet me genoegen dat te hooren.</p> -<p class="par">Zoo sprak mevrouw Odintsof, zoo sprak van zijn zijde -Bazarof. Ze geloofden beiden, dat ze oprecht waren.</p> -<p class="par">In hoeverre waren ze het inderdaad? Dat wisten ze zelf -niet en de auteur kan het evenmin verklaren. Maar het gesprek nam een -keer, die bewees, dat ze elkander hun volle vertrouwen wilden -schenken.</p> -<p class="par">Mevrouw Odintsof vroeg Bazarof, wat hij bij de Kirsanofs -had gedaan. Hij stond op het punt, van zijn duel met Paul Petrowitsj te -spreken. Maar hij liet zich weerhouden door de gedachte, dat ze zou -kunnen denken: hij maakt zich <span class="corr" id="xd23e5094" title= -"Bron: intessant">interessant</span> ... en daarom antwoordde hij, dat -hij gewerkt had.</p> -<p class="par">—En ik, antwoordde mevrouw Odintsof, ik wist met -mijn tijd geen raad en was al van plan, op reis te gaan. Stel u voor. -Maar langzamerhand is het beter geworden. Uw vriend Arkadiej kwam en ik -voel me weer in het rechte spoor, in mijn eigenlijke rol.</p> -<p class="par">—Wat voor een rol, als ik vragen mag?</p> -<p class="par">—De rol van tante, goevernante, moeder, hoe u het -noemen wilt.—Weet u wel, dat ik langen tijd, uw intieme -vriendschap met Arkadiej niet <span class="pagenum">[<a id="pb240" -href="#pb240" name="pb240">240</a>]</span>begrepen heb? Ik vond hem -niet erg belangrijk. Maar ik heb hem leeren kennen en ik ben overtuigd, -dat hij zeer intelligent is... en bovenal heel jong, heel jong, dat -kunnen wij van ons niet zeggen, Jevgenij Wassiljewitsj.</p> -<p class="par">—Is hij nog altijd zoo bang voor u? vroeg -Bazarof.</p> -<p class="par">—Was hij dan?... begon Mevrouw Odintsof, maar viel -zich zelf in de rede en ging voort:</p> -<p class="par">—Hij is veel gezelliger geworden en praat graag -met me. Vroeger hield hij zich altijd op een afstand. Trouwens ik moet -bekennen, dat ik zijn gezelschap ook niet zocht. Katja en hij zijn -goede vrienden geworden,</p> -<p class="par">Bazarof werd ongeduldig, hij dacht: die vrouw kan het -huichelen niet laten.</p> -<p class="par">—U zegt, dat hij u gemeden heeft, antwoordde hij -met een killen glimlach, maar de schuchtere liefde, die u hem -inboezemde, zal nu toch wel geen geheim meer voor u zijn!</p> -<p class="par">—Wat? Hij ook! riep Mevrouw Odintsof -onwillekeurig.</p> -<p class="par">—Ja, hij ook, herhaalde Bazarof met een eerbiedige -buiging. Is het mogelijk, dat u het niet gemerkt heeft, en ben ik de -eerste, die u dat nieuws meedeel?</p> -<p class="par">Mevrouw Odintsof sloeg de oogen neer.</p> -<p class="par">—U vergist u, zei ze.</p> -<p class="par">—Ik geloof het niet, maar ik had misschien moeten -zwijgen.</p> -<p class="par">Hij dacht echter: dat zal je leeren huichelen...</p> -<p class="par">—Waarom zou u daarover niet gesproken hebben? Ik -geloof, dat u te veel waarde hecht <span class="pagenum">[<a id="pb241" -href="#pb241" name="pb241">241</a>]</span>aan een voorbijgaande -gevoeligheid. Ik begin, te vermoeden, dat u van overdrijven houdt.</p> -<p class="par">—Laat ons over iets anders spreken, mevrouw.</p> -<p class="par">—Waarom? vroeg deze, maar deed meteen, wat haar -gevraagd was.</p> -<p class="par">Ze voelde zich onzeker, onbehagelijk tegenover Bazarof, -al had ze zich ook ingepraat, dat alles vergeten was, zooals ze hem -zeide. Bij het meest onbeduidende woord dat gewisseld werd, zelfs -grapjes, kon ze een gevoel van angst niet onderdrukken. Zoo gaat het op -een schip in volle zee, wanneer de reizigers onbezorgd keuvelen en -lachen, maar bij de geringste onregelmatigheid, bij iets onverwachts of -vreemds teekent zich op aller gezicht een zekere onrust, gevolg van het -bewustzijn van een voortdurend gevaar.</p> -<p class="par">Mevrouw Odintsof en Bazarof spraken niet lang meer -samen. Anna Sergejevna werd meer en meer ernstig, antwoordde -verstrooid, onzeker, en vroeg hem ten slotte, naar het aangrenzende -vertrek te gaan, waar zij de tante en Katja aantroffen.</p> -<p class="par">—Waar is Arkadiej Nikolajitsj? vroeg mevrouw -Odintsof. Toen ze hoorde dat hij al een uur weg was, liet ze hem -roepen.</p> -<p class="par">Na lang zoeken overal, vonden ze hem in den tuin op een -afgelegen bank, de kin op de hand gesteund en verzonken in diep -gepeins. Zijn gedachten waren ernstig, maar niet droevig.</p> -<p class="par">Hij wist, dat mevrouw Odintsof alleen met Bazarof was, -maar gevoelde geen spoor van naijver. Hij zag er opgewekt uit en scheen -besloten, iets te doen, dat hem verheugde en verwonderde tegelijk. -<span class="pagenum">[<a id="pb242" href="#pb242" name= -"pb242">242</a>]</span></p> -</div> -<div class="footnotes"> -<hr class="fnsep"> -<div class="footnote-body"> -<p class="par footnote"><span class="label"><a class="noteref" id= -"xd23e4784" href="#xd23e4784src" name="xd23e4784">1</a></span> Jasen = -esch, jasni = vroolijk, opgewekt. <a class="fnarrow" href= -"#xd23e4784src">↑</a></p> -<p class="par footnote"><span class="label"><a class="noteref" id= -"xd23e5079" href="#xd23e5079src" name="xd23e5079">2</a></span> Russisch -spreekwoord = Wie zich het oude herinnert, dien (moet) een oog -eruit. <a class="fnarrow" href="#xd23e5079src">↑</a></p> -</div> -</div> -</div> -<div id="ch25" class="div1 chapter"><span class="pagenum">[<a href= -"#toc">Inhoud</a>]</span> -<div class="divHead"> -<h2 class="main">XXV.</h2> -</div> -<div class="divBody"> -<p class="par first">De overleden echtgenoot van mevrouw Odintsof was -geen vriend van nieuwigheden geweest, echter altijd bereid gevolg te -geven aan de „wijze ingevingen van een gelouterden smaak” -en daarom had hij in den tuin tusschen de oranjerie en den vijver een -soort grieksche zuilengalerij van russischen steen laten zetten. De -achtermuur van dit bouwwerk had zes nissen voor standbeelden, die de -heer Odintsof uit het buitenland wilde laten komen. Die standbeelden, -zouden de Eenzaamheid, het Zwijgen, het Peinzen, de Zwaarmoedigheid, de -Schaamte en de Fijngevoeligheid verbeelden. Eén, de Godin van -het Zwijgen, een vinger op de lippen, was aangekomen en opgesteld. Maar -den eersten dag al gooiden jongens haar de neus af en ofschoon een -huisschilder op zich durfde nemen, haar een „tweemaal zoo mooie -neus” terug te geven, had de heer Odintsof het beeld laten -wegnemen. Het stond in den hoek van een dorschvloer tot groote en -voortdurende ontsteltenis van bijgeloovige boerinnen. Sedert jaren was -dicht struikgewas aan de voorzijde der galerij opgeschoten. Alleen de -kapiteelen der zuilen staken daar boven uit. Het was er altijd koel, -zelfs op het heetst van den dag.</p> -<p class="par">Anna Sergejevna hield niet van de galerij, sedert ze er -eens een adder had aangetroffen. Katja kwam er dikwijls zitten op de -groote steenen bank in éen der nissen. In de koele, donkere -stilte las of werkte ze of gaf zich over aan het <span class= -"pagenum">[<a id="pb243" href="#pb243" name= -"pb243">243</a>]</span>teedere gevoel, dat de geluidlooze eenzaamheid -in ons wekt, een gevoel, dat ieder kent, omdat het een vreemde en diepe -bekoring heeft, te luisteren naar het machtige levensgolven om ons heen -en binnen ons, altijd door...</p> -<p class="par">De morgen, na Bazarofs komst, zat Katja op haar -lievelingsplekje en Arkadiej weer naast haar. Ze had er in toegestemd -met hem naar de zuilengalerij te gaan.</p> -<p class="par">Het was nog een uur vóor het ontbijt, de koelheid -van den morgen was nog niet verjaagd door de heete middagzon.</p> -<p class="par">Arkadiej’s gezicht had dezelfde uitdrukking als -den vorigen dag. Katja scheen onzeker. Haar zuster had haar na de thee -apart geroepen en haar na eenige liefkoozingen, die haar altijd een -beetje ongerust maakten, aangeraden, wat voorzichtiger te zijn in haar -houding tegenover Arkadiej en vooral niet te veel met hem alleen te -blijven, want die veelvuldige gesprekken begonnen tante en de bedienden -op te vallen. Buitendien was Anna Sergejevna niet in haar humeur -geweest en Katja had een gevoel, of ze zich iets te verwijten had. Ze -had dan ook besloten, dat dit de laatste samenkomst zou zijn.</p> -<p class="par">—Katharina Sergejevna, zei Arkadiej opeens met een -niet te beschrijven vermenging van durf en onzekerheid; sedert ik het -geluk heb, onder één dak met u te wonen, hebben we al -over allerlei dingen gesproken, maar één kwestie toch -onaangeroerd gelaten. Een kwestie, die voor mij van groot gewicht is. U -hebt gisteren gehoord, dat ik veranderd ben (den vragenden blik van -<span class="pagenum">[<a id="pb244" href="#pb244" name= -"pb244">244</a>]</span>Katja zocht en ontweek hij tegelijkertijd). Ik -ben ook werkelijk veranderd in allerlei opzichten en u weet beter, dan -iemand anders, aan wie ik vooral die verandering te danken heb.</p> -<p class="par">—Ik... U... antwoordde ze.</p> -<p class="par">—Ik ben niet meer die bescheiden jongen, die ik -was, toen ik hier kwam. Ik heb niet voor niets mijn drie en twintigste -jaar achter me. Ik hoop nog altijd, iets nuttigs te doen voor de -maatschappij en al mijn kracht te wijden aan de... aan de overwinning -van de waarheid. Maar ik zoek mijn ideaal niet meer, waar ik het -vroeger zocht. Het ligt geloof ik veel dichter bij. Vroeger begreep ik -mijzelf niet, ik hield me bezig met problemen, die boven mijn kracht -lagen. Eindelijk zijn me de oogen opengegaan. Door mijn gevoel... ik -druk me misschien niet duidelijk uit, maar ik hoop, dat u mij -begrijpt.</p> -<p class="par">Katja antwoordde niet en keek Arkadiej niet meer -aan.</p> -<p class="par">—Ik geloof, dat het de plicht is van een eerlijk -man, ging hij opgewonden voort—en boven zijn hoofd in de takken -van een berkeboom zong een vink zijn zorgeloos lied,—open en -vrijmoedig te zijn tegenover hen, die... die hem dierbaar zijn... en -daarom ben ik besloten...</p> -<p class="par">Nu liet zijn welsprekendheid hem in den steek. Hij -struikelde over zijn zinnen, verloor zijn gedachtegang en moest -ophouden. Katja bleef zitten en keek naar den grond. Ze begreep niet, -waar hij heen wilde en toch scheen ze iets te verwachten.</p> -<p class="par">—Ik zie wel, dat ik u zal verrassen, ging hij -voort, toen hij zijn gedachten weer geordend <span class= -"pagenum">[<a id="pb245" href="#pb245" name= -"pb245">245</a>]</span>had.—Vooral, omdat dat gevoel -eenigszins,... wel te verstaan... betrekking heeft... op u. Ik meen me -te herinneren, dat u mij gisteren gebrek aan ernst verweten hebt...</p> -<p class="par">Hij sprak met het gezicht van een man, die in een moeras -geraakt, voelt dat hij met iedere beweging dieper wegzakt en toch maar -vooruit gaat in de hoop, er weldra doorheen te zijn.</p> -<p class="par">—Dit verwijt treft jonge menschen dikwijls, zelfs -dan, wanneer ze het niet verdienen... en indien ik meer zelfvertrouwen -had...</p> -<p class="par">Help me dan toch, help me toch, dacht Arkadiej in zijn -wanhoop. Maar Katja bleef roerloos zitten.</p> -<p class="par">—En als ik mocht hopen...</p> -<p class="par">—Als ik uw woorden gelooven kan, hoorden zij -mevrouw Odintsof plotseling zeggen met kalme, heldere stem.</p> -<p class="par">Arkadiej zweeg plotseling en Katja werd bleek.</p> -<p class="par">Een smal laantje voerde vlak langs de zuilengalerij door -het kreupelhout heen. Mevrouw Odintsof had dit ingeslagen met Bazarof. -Ze was onzichtbaar voor Katja en Arkadiej. Des te duidelijker echter -hoorden ze haar stem en zelfs haar adem. De wandelaars deden nog eenige -stappen en bleven toen, als met opzet, vlak voor de galerij staan.</p> -<p class="par">—Ziet u, ging mevrouw Odintsof voort,—wij -hebben ons vergist allebei... Wij zijn niet meer in onze eerste jeugd, -ik het minst. Wij hebben geleefd. We zijn moe, we zijn, waarom zal ik -het niet zeggen, allebei ervaren, we hebben elkaar belang ingeboezemd, -onze nieuwsgierigheid werd geprikkeld, en toen... <span class= -"pagenum">[<a id="pb246" href="#pb246" name="pb246">246</a>]</span></p> -<p class="par">—Toen ben ik een ezel geweest, viel Bazarof in de -rede.</p> -<p class="par">—U weet, dat dat niet de oorzaak was van onze -breuk. Dit staat vast, dat we elkaar niet noodig hadden. Wij hadden te -veel, hoe zal ik zeggen, te veel punten van overeenkomst. We zijn -geestelijk te nauw verwant. Dat zagen we niet dadelijk in. Terwijl -Arkadiej...</p> -<p class="par">—Hem had u wel noodig? vroeg Bazarof.</p> -<p class="par">—Stil, Jevgenij Wassiljewitsj. U beweert, dat ik -hem niet onverschillig was en ik dacht ook inderdaad, dat hij voor mij -voelde. Ik weet, dat ik zijn tante kan zijn, maar ik wil bekennen, dat -ik sedert eenigen tijd nog al eens aan hem denk. Zijn jeugd en zijn -natuurlijkheid hebben een zekere aantrekkelijkheid voor mij.</p> -<p class="par">—Een zekere tooverkracht. Dat is het woord, dat -men in zulke gevallen gebruikt, antwoordde Bazarof met rustige, doffe -stem, waarin even opkomende wrevel trilde.—Gisteren deed hij nog, -of hij van niets wist. Hij sprak noch van u, noch van uw zuster. Dat is -een ernstig symptoom.</p> -<p class="par">—Hij is als een broer met Katja, zei mevrouw -Odintsof,—en dat vind ik prettig, al moest ik dergelijke -vertrouwelijkheid niet zoo maar goed vinden.</p> -<p class="par">—Is het de zuster, die op het oogenblik in u -spreekt? vroeg Bazarof langzaam.</p> -<p class="par">—Zeker wel, maar waarom blijven we staan? Laten we -doorloopen. Wat een merkwaardig gesprek voeren we daar. Ik had nooit -gedacht, dat ik u zoo iets zou kunnen zeggen. U weet, dat ik een groot -vertrouwen in u heb, al ben ik <span class="pagenum">[<a id="pb247" -href="#pb247" name="pb247">247</a>]</span>ook een beetje bang voor u, -want ik ben overtuigd, dat u eigenlijk een goed mensch bent.</p> -<p class="par">—In de eerste plaats ben ik heelemaal niet goed, -in de tweede plaats ben ik niets meer voor u, en toch zegt u, dat ik -goed ben. Dat is als een krans van bloemen om het hoofd van een -doode.</p> -<p class="par">—Jevgenij Wassiljewitsj, we zijn niet... -antwoordde ze.</p> -<p class="par">Op dit oogenblik werden de woorden door een windvlaag -verstrooid.</p> -<p class="par">—Maar u bent toch vrij? klonk even daarop de stem -van Bazarof. Meer was er niet te verstaan van hun gesprek. Hun stappen -verloren zich meer en meer en het werd weer stil.</p> -<p class="par">Arkadiej keek naar Katja, ze zat nog in dezelfde -houding. Alleen het hoofd was nog wat meer voorover gebogen.</p> -<p class="par">—Katharina Sergejevna, zei hij met trillende stem -en gevouwen handen,—ik heb je lief hartstochtelijk, zooals ik het -leven lief heb. En niemand anders op aarde heb ik lief. Jou alleen. Dat -wilde ik je bekennen, en als het antwoord gunstig zou zijn, wilde ik -vragen, of je mijn vrouw... Ik ben niet rijk en tot elk offer bereid... -U antwoordt niet? Gelooft u me niet? Denkt u, dat ik zoo maar wat zeg? -Maar herinner je toch deze laatste dagen. Kun je denken, dat iets van -dat alles, het minste, spoorloos verdwijnen kan? Kijk me toch aan... -zeg één woord, één woord... ik heb je -lief... ik heb je lief... geloof me toch.</p> -<p class="par">Katja keek hem ernstig en klaar in de oogen, bezon zich -lang en zei toen met heel-vagen glimlach: <span class="pagenum">[<a id= -"pb248" href="#pb248" name="pb248">248</a>]</span></p> -<p class="par">—Ja.</p> -<p class="par">Arkadiej sprong op.</p> -<p class="par">—Ja. Je hebt ja gezegd, <span class="corr" id= -"xd23e5241" title="Bron: Katharine">Katharina</span> Sergejevna. Wat -beteekent dat woord? Beteekent dat, dat je gelooft aan de oprechtheid -van mijn woorden of... of... ik kan het niet uitspreken...</p> -<p class="par">—Ja! antwoordde ze.</p> -<p class="par">En ditmaal begreep hij haar.</p> -<p class="par">Hij nam haar groote, mooie handen en drukte ze aan zijn -borst, wist niet meer van vreugde, dronken, stamelde hij maar:</p> -<p class="par">—Katja, Katja...</p> -<p class="par">Zij begon te schreien en lachte onder haar tranen -door.</p> -<p class="par">Wie die tranen in de oogen van een geliefde vrouw niet -heeft gezien, begrijpt niet, hoe zalig het van dankbaarheid en liefde -verlangen dronken mannenhart kan zijn.</p> -<hr class="tb"> -<p class="par"></p> -<p class="par">Den volgenden morgen liet mevrouw Odintsof Bazarof -roepen en toonde hem met gedwongen glimlach een brief. Het was de -brief, waarin Arkadiej om de hand van Katharina vroeg.</p> -<p class="par">Bazarof las haastig en moest een opwelling van -leedvermaak met moeite onderdrukken.</p> -<p class="par">—Prachtig! zei hij.—U beweerde gisteren -immers, dat hij broederlijke genegenheid voor haar koesterde! Wat denkt -u te antwoorden?</p> -<p class="par">—Wat raadt u mij? vroeg mevrouw Odintsof en bleef -glimlachen.</p> -<p class="par">—Ik vind, antwoordde hij, ook lachend en met -minder moeite dan zij,—dat u uw zegen moet geven. Het is een -goede partij. Het vermogen <span class="pagenum">[<a id="pb249" href= -"#pb249" name="pb249">249</a>]</span>van de Kirsanofs is vrij -belangrijk. Arkadiej is eenige zoon en de vader een braaf man, die geen -moeilijkheden in den weg zal leggen.</p> -<p class="par">Mevrouw Odintsof liep op en neer. Ze werd afwisselend -rood en bleek.</p> -<p class="par">—Vindt u? Ook ik zie geen moeilijkheden. Het doet -me genoegen voor Katja en Arkadiej Nikolajewitsj. Ik zal natuurlijk -eerst de toestemming van zijn vader, afwachten. Die mag hij zelf gaan -halen. Maar dit alles bewijst, dat ik gelijk had, toen ik gisteren zei, -dat wij oud worden, u en ik... En dat ik zoo volstrekt niets heb -gemerkt, ik moest me schamen!</p> -<p class="par">Mevrouw Odintsof begon te lachen en keerde zich af.</p> -<p class="par">—De hedendaagsche jeugd is bizonder slim, zei -Bazarof.</p> -<p class="par">—Vaarwel, vervolgde hij na een oogenblik -zwijgen.—Ik hoop, dat u de geheele zaak tot een bevredigend einde -zult weten te leiden en zal mij daarover verheugen... uit de verte.</p> -<p class="par">Mevrouw Odintsof keek hem opeens aan.</p> -<p class="par">—Wilt u op reis gaan? Waarom wilt u nu niet -blijven? U moet blijven. Het is zoo aangenaam, met u te praten. -’t Is, of men langs den rand van een afgrond wandelt... Eerst is -men bang, maar dan komt een stoutmoedigheid over ons, die ons zelf -verbaast. U moet blijven!</p> -<p class="par">—Ik weet uw uitnoodiging te waardeeren, evenals uw -goede meening over mijn geringe hoedanigheden. Maar ik vind, dat ik al -te lang omga met menschen, die niet tot mijn wereld behooren. Vliegende -visschen houden het wel een <span class="pagenum">[<a id="pb250" href= -"#pb250" name="pb250">250</a>]</span>tijdlang uit in de lucht, maar dan -vallen ze toch weer in hun element. Veroorloof mij, in mijn eigen -element onder te duiken.</p> -<p class="par">Mevrouw Odintsof keek hem aan, een bittere glimlach trok -over haar bleek gezicht... die heeft mij lief gehad... dacht zij en -reikte hem op een wijze van welwillend leedwezen de hand. Maar hij had -haar begrepen.</p> -<p class="par">—Neen, zei hij en deed een stap -achteruit,—ik ben wel arm, maar heb toch nog nooit een aalmoes -aangenomen. Vaarwel! Het ga u goed.</p> -<p class="par">—Ik weet zeker, dat dit niet de laatste maal zal -zijn, antwoordde ze niet zonder ontroering.</p> -<p class="par">—Er kan zooveel gebeuren in de wereld, zei hij, -groette nog eens en verliet de kamer.</p> -<hr class="tb"> -<p class="par"></p> -<p class="par">—Je denkt dus een eigen nest te bouwen? vroeg -Bazarof zijn vriend, terwijl hij zijn koffer pakte.—Je hebt -gelijk. Dat is een goede gedachte. Alleen had je niet zoo geheimzinnig -moeten zijn. Ik had verwacht, dat je symphatieën een heel anderen -kant uit gingen. Was je zelf niet een beetje verwonderd?</p> -<p class="par">—Dit had ik in elk geval niet verwacht, toen ik -van huis weg ging, antwoordde Arkadiej,—maar je bent niet oprecht -als je zegt: dit is een goede gedachte. Want ik ken je opvattingen over -het huwelijk.</p> -<p class="par">—Och, mijn beste, antwoordde Bazarof,—zoo -spreek je nu! Zie je, wat ik daar doe? Ik heb hier een leege ruimte in -mijn koffer. Die stop ik vol met hooi, zoo goed als ik kan. Dat moet je -ook doen met je levenskoffer. Die moet je ook <span class= -"pagenum">[<a id="pb251" href="#pb251" name="pb251">251</a>]</span>vol -maken, met al wat je in de handen komt, als er maar geen plekje leeg -blijft. Je moet me niet kwalijk nemen. Maar herinner je je, hoe ik -altijd over Katharina Sergejevna heb gesproken? Er zijn jonge meisjes, -die voor wonderwezens gehouden worden, alleen omdat ze op het goede -oogenblik weten te zuchten. Maar die van jou zal zich op een andere -manier doen gelden en wel zoo, dat jij haar onderdanige dienaar zult -zijn, hetgeen dan ook volkomen in den haak is.</p> -<p class="par">Bazarof sloeg de deksel van den koffer dicht en richtte -zich op.</p> -<p class="par">—Nu wil ik je nog eens voor het laatst zeggen, -want we scheiden voor altijd, daarvan moet jij evenzeer overtuigd zijn -als ik, je doet heel verstandig. Ons treurig, armzalig vagebondenleven -is niets voor jou. Daar heb je geen durf en geen hardheid genoeg voor. -Maar des te meer jeugdige moed en jeugdig vuur! En dat is niet -voldoende voor het werk, waaraan wij bezig zijn. En dan komen jullie -adellijke heeren nooit verder dan zekere hooghartige verontwaardiging -of edelmoedige zelfverloochening. En dat heeft niet veel om het lijf. -Jullie denken, groote heeren te zijn, en te staan op de tinnen der -menschelijke volmaaktheid, wanneer jullie je bedienden niet meer slaat. -Maar wij verlangen niets als geslagen te worden en terug te slaan. Het -stof, dat wij opjagen, bezorgt jou een oogontsteking, en ons afval zou -jou maar vuil maken. Je bent nog niet tot onze hoogte opgeklommen. Je -bewondert jezelf en bent gelukkig, als je je iets te verwijten hebt. -Maar wij moeten daar niets van hebben. Wij <span class= -"pagenum">[<a id="pb252" href="#pb252" name= -"pb252">252</a>]</span>hebben wat anders te doen als bewonderen en -verwijten. Wij hebben andere mannen noodig op ons schip. Je bent een -beste jongen. Maar toch een heertje, een liberaal jonkertje en -<span lang="fr"><span class="corr" id="xd23e5316" title= -"Bron: volà">voilà</span> tout</span>, om met je vader te -spreken.</p> -<p class="par">—Ga je voor goed weg? antwoordde Arkadiej -droevig,—en is dat alles, wat je me te zeggen hebt?</p> -<p class="par">Bazarof krabde zich achter het oor.</p> -<p class="par">—Ik zou nog wel wat gevoeligs kunnen zeggen, -Arkadiej, maar ik zal het niet doen. Dat zou romantisch zijn, al te -zoet. Neem een goeden raad van mij aan. Trouw zoo gauw mogelijk. Richt -je zoo goed mogelijk in en verwek veel kinderen. Het zullen zeker -menschen van geest worden, omdat ze op het goede oogenblik verschijnen -en niet zooals jij en ik. Maar daar staan de paarden. Vooruit! Ik heb -al afscheid genomen. Kom, nog eens omhelzen?</p> -<p class="par">Arkadiej omhelsde zijn vriend en leermeester en de -tranen stroomden over zijn wangen.</p> -<p class="par">—Dat is de jeugd, zei Bazarof,—Maar ik reken -op Katharina Sergejevna, zij zal je troosten!</p> -<p class="par">—Vaarwel, broeder! klonk het nog van uit het -rijtuig. Toen wees Bazarof naar twee raven, die naast elkaar op het dak -van den stal zaten en zei:</p> -<p class="par">—Dat is een goed voorbeeld! Volg dat vooral!</p> -<p class="par">—Wat bedoel je daarmee? vroeg Arkadiej.</p> -<p class="par">—Ik dacht dat je knapper was in de natuurlijke -historie. Weet je niet, dat de raaf de achtbaarste onder de vogels is? -Hij houdt van het familieleven. Doe als hij! Vaarwel!</p> -<p class="par">Het rijtuig zette zich in beweging en reed weg. -<span class="pagenum">[<a id="pb253" href="#pb253" name= -"pb253">253</a>]</span></p> -<p class="par">Bazarof had gelijk gehad.</p> -<p class="par">Arkadiej vergat nog dienzelfden avond zijn vriend in -vertrouwelijk gesprek met Katja. Hij begon al de mindere te zijn en -Katja was daar volstrekt niet verwonderd over.</p> -<p class="par">Den volgenden morgen ging Arkadiej naar Marjino, naar -zijn vader. Mevrouw Odintsof was zoo welwillend, de tante, die op het -bericht van het aanstaande huwelijk een soort huilopwinding over zich -had gekregen, uit het huis te verwijderen. Ze deed dat terwille van de -jonge lieden, die ze toch ook fatsoenshalve liever niet te lang alleen -liet.</p> -<p class="par">Eerst was ze bang, dat het jonge geluk, haar onaangenaam -zou zijn, maar het tegendeel bleek het geval. Ze stelde belang in -„het schouwspel” en het maakte haar wat zachter -gestemd.</p> -<p class="par">Dit bewustzijn verheugde en bedroefde haar tegelijk.</p> -<p class="par">...Bazarof heeft gelijk, dacht ze, het is alleen maar -nieuwsgierigheid, belangstellend toeschouwer, die van zijn rust houdt -en egoïst is,...</p> -<p class="par">—Kinderen vroeg ze eens, is het waar, dat liefde -een onecht gevoel is?</p> -<p class="par">Maar Katja en Arkadiej begrepen die vraag niet. Ze -gevoelden een zekere schuwheid voor die vrouw en konden dat gesprek in -den tuin niet vergeten.</p> -<p class="par">Weldra stond alles in rustige bewogenheid, eenvoudig en -licht voor deze menschen gereed. <span class="pagenum">[<a id="pb254" -href="#pb254" name="pb254">254</a>]</span></p> -</div> -</div> -<div id="ch26" class="div1 chapter"><span class="pagenum">[<a href= -"#toc">Inhoud</a>]</span> -<div class="divHead"> -<h2 class="main">XXVI.</h2> -</div> -<div class="divBody"> -<p class="par first">Daar zij hem nog niet hadden verwacht, was de -blijdschap van Bazarofs ouders dubbel, toen hij plotseling voor hen -stond. Arina Vlassievna was zoo buiten zichzelf, dat zij niets deed als -heen en weer loopen. Haar man vergeleek haar op het laatst met een -kalkoen. En de omhoog gehouden sleep van haar huisjapon gaf haar ook -werkelijk iets van een vogel.</p> -<p class="par">Wassili Ivanowitsj liet onophoudelijk een behagelijk -gebrom hooren, terwijl hij aan zijn barnsteenen pijp, die in zijn -mondhoek stak, groote halen deed. Toen ging hij driftig met de vingers -achter zijn boord, omdat de hemdsknoop knelde, draaide die krampachtig -rond en lachte daarbij breed en stil over zijn geheele gezicht.</p> -<p class="par">—Ik blijf minstens zes weken, oudje, zei -Bazarof,—ik wil werken en hoop, dat je me met rust zult -laten.</p> -<p class="par">—Ik zal je zoo plagen, dat je niet meer weten -zult, hoe mijn gezicht er uitziet! antwoordde Wassili Ivanowitsj.</p> -<p class="par">En hij hield woord. Toen hij zijn zoon evenals de eerste -maal in zijn studeerkamer had geïnstalleerd, scheen hij zich voor -hem te verstoppen en duldde ook niet, dat zijn vrouw uiting gaf aan -haar gevoeligheden.</p> -<p class="par">—Ik denk wel, dat we Jenoesjenka de eerste keer -wat gehinderd hebben, zei hij,—we moeten verstandiger zijn -ditmaal.</p> -<p class="par">Arina Vlassievna gaf haar man gelijk, maar veel pleizier -had ze daar niet van, want ze <span class="pagenum">[<a id="pb255" -href="#pb255" name="pb255">255</a>]</span>zag haar zoon alleen bij de -maaltijden en durfde hem dan nauwelijks aanspreken.</p> -<p class="par">—Jenoesjenka... begon ze, en voor deze tijd had, -zich om te draaien, zei ze al:...—niets, niets, niets... en -speelde met het koord van haar geldtaschje. Dan ging ze naar Wassili -Ivanowitsj en vroeg:</p> -<p class="par">—Hoe kunnen we te weten komen, wat Jenoesjenka -graag eten wil vanmiddag, sjtsjie<a class="noteref" id="xd23e5385src" -href="#xd23e5385" name="xd23e5385src">1</a> of borsj<a class="noteref" -id="xd23e5388src" href="#xd23e5388" name="xd23e5388src">2</a>?</p> -<p class="par">—Waarom heb je hem niet gevraagd?</p> -<p class="par">—Ik was bang, hem te storen.</p> -<p class="par">Bazarof hield weldra van zelf op, zich af te zonderen. -De werklust maakte plaats voor een doffe, onrustige verveling. Een -vreemde moeheid kwam over hem, die zich in al zijn bewegingen uitte. -Zijn vlugge, flinke gang verslapte zelfs, hij maakte geen eenzame -tochten meer en begon gezelschap te zoeken. Hij dronk thee in de -huiskamer, ging met zijn vader naar den moestuin en rookte stil zijn -pijp. Eens vroeg hij zelfs naar Vader Alexis.</p> -<p class="par">Deze verandering verheugde Wassili Ivanowitsj eerst, -maar die vreugde was van korten duur.</p> -<p class="par">—Jenoesja geeft me te denken, zei hij tegen zijn -vrouw. Hij is niet ontevreden of prikkelbaar, dat zou lang zoo erg niet -zijn, maar hij is gedrukt en treurig en dat maakt me ongerust. Hij -spreekt niet, wordt mager en ziet er niet goed uit. Ik wilde, dat hij -maar eens flink aan het vloeken ging. <span class="pagenum">[<a id= -"pb256" href="#pb256" name="pb256">256</a>]</span></p> -<p class="par">—Och hemel! antwoordde de oude vrouw en zuchtte. -Ik wou dat ik hem een zakje relikwieën om den hals kon hangen. -Maar hij wil het niet.</p> -<p class="par">Wassili Ivanowitsj trachtte herhaaldelijk Bazarof uit te -hooren over zijn werk, zijn gezondheid en Arkadiej. Maar Bazarof -antwoordde kort en zei ten slotte gemelijk:</p> -<p class="par">—Het is net, of je altijd om mij heen sluipt en me -bespiedt. Dat is nog erger dan vroeger.</p> -<p class="par">—Stil maar, ik zal het niet meer doen, viel de -ongelukkige Wassili Ivanowitsj snel in de rede.</p> -<p class="par">Gesprekken over politiek hadden niet meer succes. Toen -hij eens naar aanleiding van de opheffing der lijfeigenschap, de groote -kwestie van den vooruitgang aanroerde, zei Bazarof onverschillig:</p> -<p class="par">—Toen ik gisteren langs het tuinhek ging, hoorde -ik in plaats van hun oude liederen een paar boeren zich schor -schreeuwen.—Daar heb je den vooruitgang!</p> -<p class="par">Bazarof ging soms naar het dorp en begon daar op zijn -spottend-sarcastischen toon een gesprek met den eersten den besten -boer:</p> -<p class="par">—Vertel me toch eens, ze beweren, dat jullie de -kracht en de toekomst van Rusland zijn, dat met jullie een nieuw -hoofdstuk begint van onze geschiedenis. Jullie zult ons de echte taal -en de ware wetten geven. Hoe zit dat toch?</p> -<p class="par">De boer zei niets, keek hem zonder iets te begrijpen -aan, of stotterde, als het mooi was, zoo iets van:</p> -<p class="par">—Ja, dat zouden we best kunnen, want bovendien... -volgens de wet, die we hebben... <span class="pagenum">[<a id="pb257" -href="#pb257" name="pb257">257</a>]</span></p> -<p class="par">—Zeg me toch eens, wat jullie „mir” -waard is, vroeg Bazarof. Steunt die nog altijd op drie -visschen?<a class="noteref" id="xd23e5427src" href="#xd23e5427" name= -"xd23e5427src">3</a></p> -<p class="par">—De aarde steunt op drie visschen, antwoordde de -boer overtuigd, en met dien zingenden klank in zijn stem, die iets -aartsvaderlijks en naïefs had,—en iedereen weet, dat de wil -van den heer tegenover onze mir almachtig is, want de heer is onze -Vader. Hoe strenger de heer, des te onderdaniger de boer.</p> -<p class="par">Toen hij die woorden eens had moeten aanhooren, haalde -Bazarof verachtend de schouders op en liet den boer staan, die kalm -zijns weegs ging.</p> -<p class="par">—Waarover heeft hij met je gesproken? vroeg hem -een andere boer van middelbaren leeftijd en met een terugstootend -uiterlijk, die hem van zijn deur uit met Bazarof had zien praten.</p> -<p class="par">—Zeker over de achterstallige pachtgelden?</p> -<p class="par">—Dat zal wel! antwoordde de eerste, en zijn stem -had niets meer van den patriarchalen zingtoon, maar iets ruws, waaruit -geringschatting spreekt:</p> -<p class="par">—Hij heeft geleuterd, zijn tong sloeg zeker -dubbel. De heeren zijn allemaal hetzelfde, ze begrijpen er niets -van!</p> -<p class="par">—Hoe zouden ze wat begrijpen? zei de ander, en ze -schudden hun koppen, haalden hun gordels aan en praatten verder over -gemeentebelangen.</p> -<p class="par">En die jonge man vol zelfvertrouwen, die zich met -hooghartig schouderophalen verwijderde, die <span class= -"pagenum">[<a id="pb258" href="#pb258" name= -"pb258">258</a>]</span>Bazarof, die zoo goed met de boeren overweg kon, -zooals hij tegenover Paul Petrowitsj had beweerd, vermoedde zelfs niet, -dat diezelfde boeren hem een gek en een stommeling noemden.</p> -<p class="par">Eindelijk vond Bazarof een bezigheid, die hem beviel. -Eens verbond Wassili Ivanowitsj een boer, die een beenwond had. De -handen van den ouden man beefden, en het viel hem blijkbaar moeilijk, -het verband te leggen. Bazarof hielp hem. En sedert hielp hij zijn -vader geregeld bij diens geneeskundige bezigheden, maar kon niet -nalaten te spotten over de middelen, die hij zelf voorschreef en den -ijver, waarmee zijn vader die toepaste. Wassili Ivanowitsj liet zich -hierdoor echter niet van zijn stuk brengen en vond die grapjes zelfs -wel aardig. Zijn pijp in den mond en de hand in de zakken van zijn -morgenjas luisterde hij met welgevallen toe. Hoe harder de woorden van -zijn zoon waren, des te genoegelijker lachte hij, zoodat zijn zwarte -tanden zichtbaar werden. Dikwijls herhaalde hij zelfs de dwaze en -ongezouten uitvallen van zijn zoon. Zoo zei hij bijvoorbeeld dagen lang -achter elkaar bij elke gelegenheid:</p> -<p class="par">—Dat is voor het dessert.</p> -<p class="par">Alleen, omdat Bazarof die uitdrukking had gebruikt, toen -hij hoorde, dat de oude vrouw naar de vroegmis was.</p> -<p class="par">En in vertrouwen zei hij tegen zijn vrouw:</p> -<p class="par">—Goddank, Jenoesja heeft zijn zwaarmoedigheid -overwonnen. Hij was zoo los vandaag!</p> -<p class="par">Buitendien was hij in de wolken over zulk een flink -assistent. De gedachte alleen gaf hem een gevoel van wilden trots. -<span class="pagenum">[<a id="pb259" href="#pb259" name= -"pb259">259</a>]</span></p> -<p class="par">—Ja, ja, heette het tegen een arme boerin, die -haar kitsjka ophad en in de grove jas van haar man gewikkeld -was,—ja, ja en hij gaf haar een glas goulard-water en een potje -bilzenkruidzalf,—ja, ja, je mag God wel danken, dat Hij mijn zoon -teruggebracht heeft, nu word je behandeld volgens de nieuwste en -geleerdste methode. De fransche keizer Napoleon heeft geen beteren -dokter!</p> -<p class="par">De boerin had geklaagd, dat ze een gevoel had, alsof ze -met handen in de hoogte werd getild (woorden, die ze zelf niet nader -verklaren kon.) Ze hoorde Wassili Ivanowitsj aan, maakte een buiging -tot op den grond en haalde drie eieren uit haar omslagdoek te -voorschijn tot betaling.</p> -<p class="par">Bazarof trok zelfs een tand bij een vreemden koopman. En -ofschoon die tand niets bizonders had, bewaarde Wassili Ivanowitsj hem -als een zeldzaam stuk en zei meermalen, terwijl hij hem liet zien aan -Vader Alexis:</p> -<p class="par">—Kijk eens, Vader, wat een wortels! Jevgenij moet -een krachtige hand hebben! Ik zag den koopman omhoog tillen, prachtig, -ik geloof waarachtig, een eik zou geen weerstand geboden hebben!</p> -<p class="par">—Inderdaad verdienstelijk! antwoordde de priester -die geen kans zag op een andere wijze een einde te maken aan de -verrukking van den ouden man.</p> -<p class="par">Een boer uit den omtrek bracht zijn broer, die aan -typhus leed, bij Wassili Ivanowitsj. De ongelukkige lag stervend op een -hoop hooi, donkere vlekken overdekten zijn lichaam en hij was sedert -langen tijd buiten kennis. <span class="pagenum">[<a id="pb260" href= -"#pb260" name="pb260">260</a>]</span></p> -<p class="par">Wassili Ivanowitsj sprak er zijn spijt over uit, dat hij -niet vroeger gekomen was, en verklaarde, dat hij onmogelijk nog te -redden was. En werkelijk kwam de man niet meer thuis. Hij stierf -onderweg in zijn kar.</p> -<p class="par">Eenigen tijd later kwam Bazarof zijn vader vragen, of -hij ook <span lang="la">lapis infernalis</span> voor hem had.</p> -<p class="par">—Jawel, wat wil je daarmee doen?</p> -<p class="par">—Om een wond uit te branden.</p> -<p class="par">—Wie is verwond? Jij? Laat zien de wond.</p> -<p class="par">—Hier, aan mijn vinger. Ik ben van morgen naar het -dorp geweest, waar die boer aan typhus gestorven is. Ik weet niet -waarom, maar men wilde het lijk openen. En nu had ik die soort operatie -lang niet bij de hand gehad.</p> -<p class="par">—Ja, en ...?</p> -<p class="par">—Ik verzocht den distriktsgeneesheer, of ik het -mocht doen, en toen heb ik me gesneden.</p> -<p class="par">Wassili Ivanowitsj verbleekte, liep, zonder een woord, -naar zijn kamer en kwam met een stuk helschen steen terug. Bazarof -wilde ermee de kamer uit gaan.</p> -<p class="par">—In ’s hemels naam, riep Wassili Ivanowitsj, -laat mij dat doen.</p> -<p class="par">Bazarof glimlachte.</p> -<p class="par">—Wat een hartstocht voor de praktijk!</p> -<p class="par">—Maak nu geen grapjes. Laat je vinger zien. De -wond is niet groot. Ik doe je toch niet pijn?</p> -<p class="par">—Druk maar stevig.</p> -<p class="par">Wassili Ivanowitsj hield op.</p> -<p class="par">—Misschien was het beter, met een heet ijzer te -branden. Wat denk je?</p> -<p class="par">—Dat hadden we eerst moeten doen. Nu geeft -<span class="pagenum">[<a id="pb261" href="#pb261" name= -"pb261">261</a>]</span>dat niet meer dan dit. Trouwens als ik de -ziektestof al opgenomen heb, is er geen middel meer.</p> -<p class="par">—Wat... geen middel meer? stamelde Wassili -Ivanowitsj.</p> -<p class="par">—Het is al meer dan vier uur geleden, dat ik me -gesneden heb.</p> -<p class="par">Wassili Ivanowitsj drukte de wond weer met den helschen -steen.</p> -<p class="par">—Had de dokter daar dan niets?</p> -<p class="par">—Neen.</p> -<p class="par">—Dat is ongeloofelijk. Ieder dokter moet toch -lapis hebben.</p> -<p class="par">—Ja, en je had zijn messen moeten zien! antwoordde -Bazarof en ging de kamer uit.</p> -<p class="par">Dien avond en den volgenden dag verzon Wassili -Ivanowitsj alle mogelijke voorwendsels, om in de kamer van zijn zoon te -komen, en ofschoon hij niet over de wond sprak en zijn best deed, zoo -onverschillig mogelijk te zijn, lette hij toch scherp op hem en -bestudeerde al zijn bewegingen met zulk een opgewondenheid, dat Bazarof -ongeduldig werd en zou besluiten heen te gaan. Wassili Ivanowitsj -beloofde, niet langer ongerust te zijn, en vooral, toen Arina -Vlassievna, die hij niets meegedeeld had, hem trachtte uit te hooren, -waarom hij zoo opgewonden was en den geheelen nacht niet had -geslapen.</p> -<p class="par">Twee dagen hield hij vol, al verontrustte hem Bazarofs -uitzien meer en meer. Den derden dag kon hij niet langer zwijgen.</p> -<p class="par">Zij zaten aan tafel en Bazarof, met neergeslagen oogen, -at niets.</p> -<p class="par">—Waarom eet je niet, Jevgenij? vroeg zijn -<span class="pagenum">[<a id="pb262" href="#pb262" name= -"pb262">262</a>]</span>vader, schijnbaar zoo zonder -bedoeling.—Het schoteltje vind ik heel goed.</p> -<p class="par">—Ik eet niet, omdat ik geen eetlust heb.</p> -<p class="par">—Geen eetlust, vroeg hij, en hoofdpijn?</p> -<p class="par">—Ja, waarom zou ik geen hoofdpijn hebben?</p> -<p class="par">Arina Vlassievna werd oplettend.</p> -<p class="par">—Word nu niet dadelijk boos, Jevgenij, zei Wassili -Ivanowitsj, je moet me toestaan, je pols te voelen.</p> -<p class="par">Bazarof stond op.</p> -<p class="par">—Ik kan je zoo wel zeggen, dat ik verhooging -heb.</p> -<p class="par">—Heb je ook koude rillingen?</p> -<p class="par">— Ja. Ik zal wat gaan liggen. Stuur me wat -kamillenthee. Ik zal een kou opgedaan hebben.</p> -<p class="par">—Daarom heb ik je ook hooren hoesten vannacht, zei -Arina Vlassievna.</p> -<p class="par">—Ik heb kou gevat, herhaalde Bazarof en verliet de -kamer.</p> -<p class="par">Arina Vlassievna zette de thee en Wassili Ivanowitsj -liep naar de zijkamer, waar hij zich aan de haren trok zonder een woord -te spreken.</p> -<p class="par">Bazarof bleef den geheelen verderen dag in bed en bracht -den nacht door in een doffen, afmattenden slaap.</p> -<p class="par">Toen hij tegen éen uur wakker werd, zag hij bij -den flauwen schijn van het nachtlicht het bleeke gezicht van zijn -vader, die aan zijn bed gezeten was. Hij verzocht hem, te gaan -slapen.</p> -<p class="par">De oude man ging heen, maar kwam dadelijk daarop weer -terug en bleef achter de half-open deur van een kast verborgen, zijn -zoon observeeren. Ook Arina Vlassievna sliep niet, ze kwam <span class= -"pagenum">[<a id="pb263" href="#pb263" name= -"pb263">263</a>]</span>telkens aan de kamerdeur, om naar de ademhaling -van haar Jenoesja te luisteren en zich ervan te vergewissen, dat -Wassili Ivanowitsj nog op zijn post was. Ze kon niets zien als den -gebogen rug van haar man, die zich niet bewoog, maar dat was voldoende, -om haar eenigszins gerust te stellen.</p> -<p class="par">Toen de dag aanbrak, trachtte Bazarof op te staan. Maar -een duizeling beving hem, gevolgd door neusbloedingen en hij ging weer -te bed. Wassili Ivanowitsj hielp hem zwijgend. Arina Vlassievna kwam en -vroeg, hoe het stond.</p> -<p class="par">—Ik voel me beter, antwoordde hij en keerde zich -naar de muur.</p> -<p class="par">Wassili Ivanowitsj beduidde zijn vrouw met beide handen, -dat ze weg moest gaan. Zij beet op haar lippen, om niet te weenen en -ging.</p> -<p class="par">Het heele huis scheen versomberd. Alle gezichten waren -strak en een vreemde stilte heerschte tot op het erf. Een kraaiende -haan, die zich zeker verwonderde, werd naar het dorp verwijderd.</p> -<p class="par">Bazarof bleef in bed, het gezicht naar den muur -gekeerd.</p> -<p class="par">Wassili Ivanowitsj sprak hem herhaaldelijk toe, maar -zijn vragen hinderden den zieke en daarom bleef hij maar in zijn -leunstoel zitten en van tijd tot tijd wrong hij alleen zijn handen. Dan -ging hij weer een oogenblik den tuin in en stond strak als een -standbeeld. Een onuitsprekelijke ontzetting scheen hem aangegrepen te -hebben. De uitdrukking van diepste verwondering bleef duidelijk op zijn -gezicht te lezen. Toen ging hij weer naar binnen, naar zijn zoon en -liep zijn vrouw zoo veel mogelijk uit den weg. <span class= -"pagenum">[<a id="pb264" href="#pb264" name="pb264">264</a>]</span></p> -<p class="par">Het gelukte haar eindelijk, hem bij de hand te grijpen -en als in een kramp, bijna dreigend vroeg ze:</p> -<p class="par">—Wat heeft hij dan?</p> -<p class="par">Wassili Ivanowitsj trachtte te glimlachen, om haar -gerust te stellen, maar tot zijn eigen verbazing ontwrong zich een -harde lach aan zijn breeden mond.</p> -<p class="par">’s Morgens al had hij een geneesheer uit de stad -laten roepen en hij wilde het zijn zoon meedeelen, opdat deze hem geen -verwijten zou doen in tegenwoordigheid van een derde.</p> -<p class="par">Bazarof keerde zich plotseling om, keek zijn vader star -aan en vroeg drinken.</p> -<p class="par">Wassili Ivanowitsj gaf hem water en maakte van die -gelegenheid gebruik, hem de hand op het voorhoofd te leggen. Dit -gloeide.</p> -<p class="par">—Oude, zei Bazarof langzaam en met harde -stem,—dat loopt mis. Ik heb het gif in mijn lichaam, over een -paar dagen zul je me begraven.</p> -<p class="par">Wassili Ivanowitsj wankelde, alsof hij een zwaren slag -tegen de beenen had gekregen.</p> -<p class="par">—Wat zeg je daar, jongen, stamelde hij, het is een -gewone verkoudheid.</p> -<p class="par">—Kom, een dokter mag zoo iets niet zeggen, -antwoordde hij.—Ik heb alle verschijnselen van een besmetting. -Dat weet je wel.</p> -<p class="par">—Verschijnselen... van een... o neen... -Jevgenij!</p> -<p class="par">—Wat is dit dan? vroeg hij, stroopte den mouw van -zijn hemd op en liet zijn vader de onheilspellende roodachtige vlekken -zien, die zijn huid bedekten. <span class="pagenum">[<a id="pb265" -href="#pb265" name="pb265">265</a>]</span></p> -<p class="par">Wassili Ivanowitsj verbleekte.</p> -<p class="par">—Gesteld... indien ook al... dat zou... een -epidemische...</p> -<p class="par">—Het is pyemie, zei de zoon.</p> -<p class="par">—Ja, een epidemische besmetting.</p> -<p class="par">—Pyemie, herhaalde Bazarof beslist en op ruwen -toon:—heb je je dictaatcahiers vergeten?</p> -<p class="par">—Nu ja, dat kan wel. Maar we zullen je beter -maken.</p> -<p class="par">—Onzin... Laat ons verstandig praten. Ik dacht -niet, zoo gauw al te sterven. Het is een ongeluk, dat, ik geef het toe, -niet pleizierig is. Moeder en jij, jullie zult goed doen, je toevlucht -in het geloof te zoeken, het is een mooie gelegenheid, dat eens op de -proef te stellen.</p> -<p class="par">Hij dronk een slok water.—Ik heb je iets te -verzoeken, zoolang mijn hoofd nog helder is. Morgen of overmorgen, -zullen mijn hersens ophouden te werken. Het kan best zijn, dat ik me nu -al niet duidelijk meer uitdruk. Zoo pas nog dacht ik, dat roodharige -honden mij achterna zaten en jij stond ook te loeren, zooals men op -jacht een korhaan afwacht. Ik voel me net dronken. Kun je me nog -begrijpen?</p> -<p class="par">—Zeker, jongen, je spreekt heel redelijk, zooals -altijd.</p> -<p class="par">—Des te beter. Je hebt gezegd, dat je een dokter -hebt laten halen. Daarmee heb je jezelf een genoegen gedaan. Doe mij nu -ook een genoegen en stuur een ijlbode...</p> -<p class="par">—Aan Arkadiej Nikolajewitsj, viel de oude man in -de rede.</p> -<p class="par">—Wie is die Arkadiej Nikolajewitsj? vroeg -<span class="pagenum">[<a id="pb266" href="#pb266" name= -"pb266">266</a>]</span>Bazarof, als in een oogenblik van -niet-meer-weten...—o ja, die sijs! Neen, laat die maar loopen, -die is nu een raaf geworden. Zet maar geen groote oogen op. Dit is nog -geen dilirium. Stuur een ijlbode naar Anna Sergejevna Odintsof, een -dame hier in de buurt, (Wassili gaf met het hoofd een teeken dat hij -haar kende). Doe haar weten: Eugenij Bazarof laat haar groeten en deelt -u mede, dat hij stervende is. Begrijp je mij?</p> -<p class="par">—Het zal gebeuren, maar hoe kun je nu sterven? -Jevgenij, jongen, oordeel zelf. Er is toch nog gerechtigheid in de -wereld!</p> -<p class="par">—Ik begrijp je niet. Maar stuur hem nu weg.</p> -<p class="par">—Dadelijk en ik zal hem een brief meegeven.</p> -<p class="par">—Nee, dat hoeft niet. Laat haar maar groeten, dat -is genoeg. En nu ga ik weer naar mijn roode honden. Vreemd, ik wilde -aan den dood denken, maar dat gaat niet. Ik zie een soort nevelvlek, -anders niets.</p> -<p class="par">Hij keerde zich weer moeilijk om en Wassili Ivanovitsj -verliet de kamer. In het vertrek bij zijn vrouw, viel hij voor de -Heiligenbeelden neer.</p> -<p class="par">—Laat ons bidden, Arina, laat ons God bidden, -snikte hij.—onze zoon sterft!</p> -<p class="par">De distriktsgeneesheer, dezelfde, die geen lapis had, -kwam en ried aan, een afwachtende houding aan te nemen. En dan sprak -hij nog een paar frazes, die hoop op herstel moesten wekken.</p> -<p class="par">—U hebt dus menschen gezien in mijn toestand en -die niet naar de Elyzeesche velden zijn vertrokken? vroeg Bazarof en -stootte met zijn voet tegen een zware tafel bij het bed, zoodat deze -wankelde. <span class="pagenum">[<a id="pb267" href="#pb267" name= -"pb267">267</a>]</span></p> -<p class="par">—Ik heb nog mijn volle kracht, zei hij, mijn volle -kracht, en toch moet ik sterven. Een grijsaard heeft tenminste tijd -gehad om het leven af te wennen. Maar ik... ontkennen; ontkennen... Ja, -ontken den dood maar eens. Hij ontkent óns. Daarmee is alles -gezegd. Ik hoor weenen daar ginds... en na een oogenblik:... het is -mijn moeder, arme vrouw, voor wien zal ze nu haar heerlijken borsj -klaar maken? En jou, vader, staat ook het huilen nader dan het lachen. -Als je christelijk geloof je niet helpt, probeer het dan met de -filosofie, denk aan de Stoïcijnen. Beweerde je niet filosoof te -zijn?</p> -<p class="par">—Ik filosoof? riep Wassili Ivanowitsj en de tranen -stroomden hem over zijn wangen.</p> -<p class="par">Bazarofs toestand werd ieder uur erger. De ziekte greep -razend snel om zich heen, zooals gewoonlijk bij dergelijke -bloedvergiftigingen. Hij had nog zijn volle bewustzijn en begreep -alles, wat er gesproken werd. Hij streed nog,—ik wil niet ijlen, -dacht hij,... dat is te gek... En hij balde de vuisten... tien min -acht, dat is ...? Wassili Ivanowitsj liep als een gek in de kamer heen -en weer, bedacht allerlei middelen en dekte in zijn machteloosheid, -telkens en telkens weer de voeten van den zieke toe.</p> -<p class="par">—Koude omslagen—een -braakmiddel—mosterdpleister op de -maag—aderlaten—steunde hij.</p> -<p class="par">De geneesheer, dien hij verzocht had te blijven, stemde -in alles toe, gaf den zieke limonade te drinken en vroeg zelf iets -versterkends en verwarmends, een borrel. Arina Vlassievna zat op -<span class="pagenum">[<a id="pb268" href="#pb268" name= -"pb268">268</a>]</span>een stoeltje bij de deur en ging daar alleen -vandaan om te bidden. Een paar dagen geleden had ze haar spiegel laten -vallen, en die was gebroken. En dat beschouwde ze als een slecht -voorteeken. Zelfs Anfisoesjka kon haar geen troostwoord geven.</p> -<p class="par">Timofeitsj was naar mevrouw Odintsof gegaan.</p> -<p class="par">De nacht was slecht. De koorts gloeide door zijn lichaam -en verteerde het. Met het aanbreken van den dag kwam wat ontspanning. -Hij vroeg Arina Vlassievna, zijn haar te kammen, kuste haar de hand en -slikte twee lepels thee. Wassili Ivanowitsj kreeg weer wat hoop.</p> -<p class="par">—Goddank, zei hij herhaaldelijk.—De crisis -is voorbij. Dat was de crisis...</p> -<p class="par">—Zoo zie je de kracht van een woord, zei -Bazarof,—het woord crisis komt hem in den zin en dat kalmeert -hem. Vreemd, de invloed, dien de woorden hebben op de menschen... Zeg -iemand, dat hij een idioot is, je hoeft hem niet te slaan, en hij is -onder den indruk. Wensch hem geluk met zijn intellect, je hoeft hem -geen geld te geven, en hij voelt zich gelukkig...</p> -<p class="par">En Wassili Ivanowitsj herinnerde zich gesprekken uit -gezonder dagen en verrukt riep hij:</p> -<p class="par">—Bravo! Dat is goed gezegd. Bravo!</p> -<p class="par">En hij deed, of hij in zijn handen klapte.</p> -<p class="par">Bazarof glimlachte moe.</p> -<p class="par">—Wat denk je eigenlijk? vroeg hij zijn vader, is -de crisis voorbij of moet ze nog komen?</p> -<p class="par">—Het gaat beter, dat zie ik en dat verheugt me, -antwoordde hij.</p> -<p class="par">—Gelukkig. Het is goed, als men zich verheugt. -Maar is er een boodschap daar heen? je weet wel... <span class= -"pagenum">[<a id="pb269" href="#pb269" name="pb269">269</a>]</span></p> -<p class="par">—Ja, zeker.</p> -<p class="par">De rustige oogenblikken duurden niet lang. De aanvallen -kwamen weer. Wassilli Ivanowitsj week niet van het ziekbed. Een -vreeselijke angst scheen hem te kwellen. Hij probeerde telkens te -spreken.</p> -<p class="par">—Jevgenij! riep hij eindelijk,—mijn lieve, -goede zoon!</p> -<p class="par">Deze onverwachte uitroep maakte indruk op Bazarof. Hij -bewoog het hoofd even en trachtte blijkbaar den last, die zijn geest -drukte, af te wentelen, hij zei:</p> -<p class="par">—Wat, vader?</p> -<p class="par">—Jevgenij, ging Wassili Ivanowitsj voort en liet -zich op de knieën vallen bij het bed. Maar Bazarof zag het niet, -want hij had de oogen gesloten.—Jevgenij, je voelt je beter en -zult met Gods hulp geheel herstellen. Maar maak van dit oogenblik -gebruik en doe wat je moeder en mij zoo een rust zou geven. Je plicht -als Christen. Het valt me zwaar, je dat te vragen. Maar het zou nog -erger zijn... het gaat om de eeuwigheid, Jevgenij, bedenk dat -wel...</p> -<p class="par">Hij kon niet meer spreken en een vreemd trekken gleed -over het gezicht van den zoon, langzaam en zonderling. Zijn oogen -bleven gesloten.</p> -<p class="par">—Als het jullie rust kan geven, heb ik er niets -tegen; zei hij eindelijk.—Maar dat heeft toch geen haast. Je zei -daar toch, dat het beter met me ging.</p> -<p class="par">—Beter, zeker, maar wie kan alles weten. Alles -hangt af van Gods wil. En een plicht nakomen... <span class= -"pagenum">[<a id="pb270" href="#pb270" name="pb270">270</a>]</span></p> -<p class="par">—Ik wil nog wachten, zei Bazarof,—je zegt -zelf, dat de crisis begonnen is. En als we ons vergissen, wat hindert -dat? Een zieke krijgt zijn absolutie, ook als hij bewusteloos is...</p> -<p class="par">—Om ’s hemels wil, Eugenij...</p> -<p class="par">—Ik wil nog wachten. Ik wil eerst slapen. Laat -me... En hij legde het hoofd weer op het kussen.</p> -<p class="par">De oude man stond op, ging in zijn leunstoel zitten, -stutte het hoofd met de hand en beet zijn nagels stuk...</p> -<hr class="tb"> -<p class="par"></p> -<p class="par">Het geluid, dat een rijtuig op veeren maakt, dat geluid, -dat in de stilte van het land zoo duidelijk te onderscheiden is, -bereikte het gehoor van den ouden man. Het rollen der lichte wielen, -het snuiven der paarden en het getrappel der hoeven was duidelijk waar -te nemen.</p> -<p class="par">Wassili Ivanowitsj sprong op en haastte zich naar het -venster. Een reiswagen met vier paarden bespannen, reed zijn erf op. -Zonder zich af te vragen, wat dat beteekende en onwillekeurig -doortinteld met een blij gevoel, liep hij naar de deur.</p> -<p class="par">Een palfrenier sloeg het portier open en een gesluierde -vrouw in zwarten mantel steeg uit.</p> -<p class="par">—Ik ben mevrouw Odintsof, zei ze,—leeft -Eugenij Wassiljewitsj nog? U bent zijn vader? Ik heb een geneesheer -meegebracht.</p> -<p class="par">—Gods zegen over u! riep Wassili Ivanowitsj, nam -haar hand en drukte die krampachtig aan zijn lippen, terwijl de -geneesheer, van wien mevrouw Odintsof gesproken had, een kleine man -<span class="pagenum">[<a id="pb271" href="#pb271" name= -"pb271">271</a>]</span>met een bril en een Duitsch gezicht, langzaam -den reiswagen verliet.</p> -<p class="par">—Hij leeft nog, mijn Jenoesja, en nu zal hij gered -worden. Vrouw! Vrouw! Een engel uit den hemel is neergedaald.</p> -<p class="par">—Wat is er? God! stotterde Arina Vlassievna, die -uit de woonkamer kwam en in het voorvertrek Anna Sergejevna te voet -viel en den zoom van haar rok begon te kussen.</p> -<p class="par">—Wat doet u? Wat doet u? vroeg mevrouw Odintsof. -Maar Arina Vlassievna hoorde niet en Wassili Ivanowitsj herhaalde maar: -Een engel! Een engel is gekomen!</p> -<p class="par">—<span lang="de">Wo is der Kranke?</span><a id= -"xd23e5748" name="xd23e5748"></a> vroeg de geneesheer blijkbaar -ongeduldig.</p> -<p class="par">Die woorden gaven Wassili Ivanowitsj zijn -tegenwoordigheid van geest terug.</p> -<p class="par">—Hier, hier. Wilt u mij maar volgen, waarde -collega! voegde hij er in het Duitsch bij en dacht aan zijn vroeger -ambt.</p> -<p class="par">—Ah! zei de ander met een wrang lachje.</p> -<p class="par">Wassili Ivanowitsj bracht hem in zijn studeerkamer.</p> -<p class="par">—Hier is een dokter, door Anna Sergejevna Odintsof -gezonden, zei hij, aan het oor van zijn zoon,—en zij zelf is ook -hier.</p> -<p class="par">Bazarof sloeg dadelijk de oogen op.</p> -<p class="par">—Wat zeg je?</p> -<p class="par">—Ik zeg, dat Anna Sergejevna Odintsof hier is en -dezen geleerden dokter heeft meegebracht.</p> -<p class="par">Bazarof zocht met zijn oogen door de kamer.</p> -<p class="par">—Is ze hier? Ik wil haar zien...</p> -<p class="par">—Je zult haar zien, Jevgenij, maar we moeten -<span class="pagenum">[<a id="pb272" href="#pb272" name= -"pb272">272</a>]</span>eerst met den dokter spreken. Ik zal hem het -ziekteverloop vertellen, want Sidor Sidoritsj (de distriktsgeneesheer) -is weggegaan. Dan kunnen we consult houden.</p> -<p class="par">Bazarof keek den Duitscher aan.</p> -<p class="par">—Goed, maar dan zoo gauw mogelijk. Maar praat geen -latijn. Want ik weet, wat dat beteekent: jam moritur.</p> -<p class="par">—Mijnheer schijnt Duitsch te kennen, zei de -vreemde geneesheer wederom in het Duitsch.</p> -<p class="par">—Ikke... <span lang="de">aber</span>... spreekt u -maar liever Russisch, dat gaat toch beter, antwoordde Wassili -Ivanowitsj.</p> -<p class="par">—Aha... goed.</p> -<p class="par">En het consult begon.</p> -<p class="par">Een kwartier later kwam Anna Sergejevna met Wassili -Ivanowitsj binnen. De dokter had gelegenheid gevonden, haar toe te -fluisteren, dat de toestand hopeloos was.</p> -<p class="par">Ze keek naar Bazarof en bleef in de deuropening staan, -ontsteld door dat rood-opgezwollen gezicht en die vreemd-zoekende -oogen. Een ijzige kilheid, een beklemmende angst greep haar aan. En de -zekerheid, dat ze iets geheel anders gevoeld zou hebben, als ze van hem -gehouden had, maakte haar machteloos—beschaamd bijna.</p> -<p class="par">—Dank u, zei hij opgewonden,—ik had het niet -gedacht. Dat is goed. We zien elkaar dus nog eens, zooals u gezegd -hebt.</p> -<p class="par">—Anna Sergejevna heeft de goedheid gehad...</p> -<p class="par">—Vader, laat ons alleen... Anna Sergejevna, u -vindt het goed? Ik geloof, dat het nu...</p> -<p class="par">Ze knikte en scheen daarmee te willen zeggen, -<span class="pagenum">[<a id="pb273" href="#pb273" name= -"pb273">273</a>]</span>dat ze niets meer te vreezen had van een -stervende.</p> -<p class="par">Wassili Ivanowitsj ging heen.</p> -<p class="par">—Ik dank u, herhaalde Bazarof, dat is een -vorstelijke daad. Komen koningen zoo niet aan het leger van -stervenden?</p> -<p class="par">—Eugenij Wassiljewitsj, ik hoop...</p> -<p class="par">—Neen, Anna Sergejevna, laten we oprecht zijn. -Voor mij is alles gedaan. Ik ben onder het groote Wiel gekomen. Ziet u -wel, dat ik gelijk had, toen ik van de toekomst niets wilde weten? -Sterven is een oude geschiedenis, en blijft toch altijd nieuw voor -iedereen. Tot op het oogenblik voel ik geen angst, dan zal ik het -bewustzijn verliezen en <span class="ex">fff</span>... (hierbij bewoog -hij even de hand). Maar wat wilde ik u nog zeggen? Dat ik u heb -liefgehad? Dat had vroeger geen zin en nu nog veel minder. De liefde is -een gevormdheid en mijn eigen vorm is zijn vervluchtiging nabij. Ik wil -u liever zeggen, dat u mooi bent... ja, zooals ik u hier voor me -zie...</p> -<p class="par">Anna Sergejevna beefde onwillekeurig.</p> -<p class="par">—Het is niets, maak u niet ongerust... gaat u daar -zitten, nee, niet dichterbij. Mijn ziekte is besmettelijk.</p> -<p class="par">Anna Sergejevna kwam naar hem toe, snel, door de kamer, -en ging zitten in den leunstoel bij het bed.</p> -<p class="par">—Die adel, fluisterde Bazarof,—wat is ze nu -dichtbij, zoo jong, zoo sterk, zoo rein in dit smerige hok... vaarwel, -leeft u lang, heel lang, iets beters kan men niet doen en geniet het -leven, zoolang het nog niet te laat is. Ziet u die afschuwelijke -vertooning, een half platgetrapte <span class="pagenum">[<a id="pb274" -href="#pb274" name="pb274">274</a>]</span>worm, die nog kronkelt. Ik -had gehoopt nog veel te kunnen doen... Sterven? Ik?... Bah!... Ik heb -een opdracht... ik ben een reus. En de heele opdracht van dien reus is -nu alleen nog maar, behoorlijk te sterven, al kan dat niemand wat -schelen... Wat doet het ertoe?... maar ik wil in een hoek kruipen als -een hond.</p> -<p class="par">Hij zweeg en tastte met de hand naar zijn glas. Anna -Sergejevna hielp hem drinken, ze had handschoenen aan en hield den adem -in.</p> -<p class="par">—U zult me vergeten, ging hij voort, de dooden -zijn niets voor de levenden. Mijn vader zal u vertellen, dat Rusland -een man verliest, die groote waarde had voor het land... Dat is -opsnijderij, maar laat den ouden man zijn illusie... U weet... Voor een -kind...</p> -<p class="par">Tracht u hem en mijn moeder te troosten. In uw wereld -zult u zulke menschen niet aantreffen, al zocht u ze met een -lantarentje... ik... noodig voor Rusland!... Och nee, zeker niet. Maar -wie is dan wel noodig? Een schoenmaker, een kleermaker, een slager, die -verkoopt vleesch... een slager... stil... ik raaskal... dit is een -plank...</p> -<p class="par">Hij legde de hand op zijn voorhoofd.</p> -<p class="par">Mevrouw Odintsof boog over hem heen.</p> -<p class="par">—Eugenij Wassiljewitsj, ik ben er nog...</p> -<p class="par">Hij nam zijn hand weg en richtte zich plotseling op.</p> -<p class="par">—Vaarwel! zei hij hardop, en zijn oogen glansden -voor de laatste maal.—Vaarwel... luister... ik heb je toen niet -gekust... blaas de stervende lamp uit, uit... <span class= -"pagenum">[<a id="pb275" href="#pb275" name="pb275">275</a>]</span></p> -<p class="par">Mevrouw Odintsof drukte haar lippen op het voorhoofd van -den stervende.</p> -<p class="par">—Ja... goed... fluisterde hij en zijn hoofd viel -terug... nu de duisternis...</p> -<p class="par">Mevrouw Odintsof verliet geruischloos de kamer.</p> -<hr class="tb"> -<p class="par"></p> -<p class="par">—En?... vroeg Wassili Ivanowitsj zacht.</p> -<p class="par">—Hij is ingeslapen, antwoordde ze nog zachter.</p> -<p class="par">Bazarof ontwaakte niet meer. Tegen den avond verloor hij -het bewustzijn en des morgens stierf hij. Vader Alexis schonk hem den -laatsten troost. Maar toen de gewijde olie op zijn borst drupte, ging -éen zijner oogen even open, en het was, of bij het zien van dien -priester in zijn ornaat, het rookende wierookvat en de brandende -kaarsen een rillende ontzetting voer over het misvormde gezicht... dit -duurde maar een oogenblik. Toen hij den laatsten snik gegeven had en -het huis in weeklachten jammerde, greep een plotselinge waanzin den -ouden vader aan.</p> -<p class="par">—Ik heb gezworen, in opstand te komen! schreeuwde -hij met schorre stem. Zijn gezicht stond vertrokken en wild-gloeiend en -met gebalde vuisten, als dreigend, liep hij rond:</p> -<p class="par">—Ik heb gezworen! En ik zal in opstand komen! Ik -zal in opstand...</p> -<p class="par">Maar Arina Vlassievna, enkel tranen, viel hem om den -hals en beiden lagen voorover op den grond, „als twee -lammeren” zooals Anfisoesjka later vertelde, als twee lammeren, -bevangen door de hitte... tegelijkertijd en zij aan zij vielen ze -neer.</p> -<p class="par">Maar de warmte van den dag vergaat, de avond -<span class="pagenum">[<a id="pb276" href="#pb276" name= -"pb276">276</a>]</span>komt, en dan de nacht, de nacht, die alle -zwaarbeproefden en zielsvermoeiden een stille rustplaats biedt...</p> -</div> -<div class="footnotes"> -<hr class="fnsep"> -<div class="footnote-body"> -<p class="par footnote"><span class="label"><a class="noteref" id= -"xd23e5385" href="#xd23e5385src" name="xd23e5385">1</a></span> -Zuurkoolsoep <a class="fnarrow" href= -"#xd23e5385src">↑</a></p> -<p class="par footnote"><span class="label"><a class="noteref" id= -"xd23e5388" href="#xd23e5388src" name="xd23e5388">2</a></span> Roode -bietensoep. <a class="fnarrow" href="#xd23e5388src">↑</a></p> -<p class="par footnote"><span class="label"><a class="noteref" id= -"xd23e5427" href="#xd23e5427src" name="xd23e5427">3</a></span> Russ. -Mir = wereld, en gemeente; er bestaat een traditie, dat de wereld op -drie visschen rust. <a class="fnarrow" href= -"#xd23e5427src">↑</a></p> -</div> -</div> -</div> -<div id="ch27" class="div1 chapter"><span class="pagenum">[<a href= -"#toc">Inhoud</a>]</span> -<div class="divHead"> -<h2 class="main">XXVII.</h2> -</div> -<div class="divBody"> -<p class="par first">Zes maanden waren voorbijgegaan en het was winter -geworden, een harde winter met het wreede zwijgen van zijn -vriesnachten, het wilde jagen van zijn sneeuwbuien.</p> -<p class="par">De takken der boomen glinsteren van rozig rijp, kolommen -dikke rook stijgen uit de schoorsteenen naar den bleeken hemel, -stroomen warme lucht vluchten uit de warme deuren, wanneer die -opengaan, de roode gezichten der voorbijgangers schijnen van steen en -de van kou rillende paarden draven met verdubbelde snelheid.</p> -<p class="par">Een Januaridag was verstorven. De avondkou verdichtte de -stille lucht nog meer en de bloedroode schemering was haastig -heengegaan. De vensters van het heerenhuis te Marjino werden het een na -het ander verlicht. Prokofitsj dekte met bizondere plechtigheid voor -vijf personen in de eetzaal. Hij was in rok en witte handschoenen.</p> -<p class="par">Een week te voren waren er twee huwelijken ingezegend in -de kleine kerk van het kerspel. In alle stilte en nagenoeg zonder -getuigen.</p> -<p class="par">Arkadiej was met Katja en Nikolaas met Fenitsjka -verbonden en nu gaf Nikolaas zijn broeder, die voor zaken naar Moscou -ging een afscheidsmaal.</p> -<p class="par">Anna Sergejevna was ook naar Moscou vertrokken, -<span class="pagenum">[<a id="pb277" href="#pb277" name= -"pb277">277</a>]</span>nadat ze den jong-gehuwden rijke geschenken had -gegeven.</p> -<p class="par">Het was het derde uur van den middag toen men aan tafel -ging. Mitja bevond zich ook onder de gasten. Er was voor hem al een -goevernante met een kokosjnik van goud-doorstikte zijde.</p> -<p class="par">Paul Petrowitsj zat tusschen Katja en Fenitsjka. De -echtgenooten zaten naast hun vrouwen.</p> -<p class="par">Onze oude vrienden waren wel wat veranderd in den -laatsten tijd. Zij waren mooier, of tenminste flinker geworden. Alleen -Paul Petrowitsj zag er magerder uit, maar dit verhoogde den adel van -zijn wezen.</p> -<p class="par">Ook Fenitsjka was niet meer dezelfde.</p> -<p class="par">In zwart-zijden kleed, een breed fluweelen lint in de -haren, een gouden ketting om den hals, zat ze daar onbewegelijk, -eerbiedwaardig, indrukwekkend, niet alleen voor zich zelf, maar -tegenover al de anderen en ze glimlachte alsof ze zeggen wilde:</p> -<p class="par"><span class="corr" id="xd23e5899" title= -"Bron: „">—</span>Neemt u me niet kwalijk, maar ik heb geen -schuld...</p> -<p class="par">Ook de anderen hadden trouwens dien eigenaardigen -glimlach om de lippen, die als om verontschuldiging vraagt. Zij -gevoelden zich allen wat gedrukt, wat droevig en zeer gelukkig. Ieder -was buitengewoon vriendelijk voor zijn buurman, het was, of men -afgesproken had, een goedmoedige comedie van wederzijdsche -welwillendheid met elkaar te spelen. Katja was het stilst en rustigst -van allen. Ze gevoelde zich blijkbaar geheel thuis en Nikolaas scheen -al aardig ingenomen met haar. Hij stond op, het was tegen <span class= -"pagenum">[<a id="pb278" href="#pb278" name="pb278">278</a>]</span>het -einde van den maaltijd, een glas champagne in de hand en sprak tot Paul -Petrowitsj:</p> -<p class="par">—Je gaat ons verlaten, beste broeder. Wij hopen -maar voor korten tijd. Maar ik kan niet nalaten te zeggen, hoe jammer -het is, dat ik,... dat wij... dat wij Russen geen speech kunnen -afsteken. Arkadiej, neem jij het woord voor mij.</p> -<p class="par">—Neen, papa, ik ben in ’t geheel niet -voorbereid.</p> -<p class="par">—Altijd nog beter dan ik! Nu dan, broeder, laat ik -je mogen omarmen, gewoon weg, en je alles goeds toewenschen. Kom maar -zoo gauw mogelijk weer bij ons terug.</p> -<p class="par">Paul Petrowitsj omhelsde alle dischgenooten, Mitja -incluis. Hij kuste Fenitsjka buitendien nog de hand, die ze hem nog al -onhandig gaf. Toen dronk hij een tweede glas champagne en riep met een -diepen zucht:</p> -<p class="par">— Weest gelukkig vrienden, <span lang= -"en">farewell!</span></p> -<p class="par">Maar dit Engelsche woord hoorde niemand, want ieder was -te zeer ontroerd.</p> -<p class="par">—Ter nagedachtenis van Bazarof, fluisterde Katja -haar man in het oor en klonk met hem. Maar hij durfde niet op Bazarof -te toasten en drukte haar alleen de hand.</p> -<hr class="tb"> -<p class="par"></p> -<p class="par">En hiermede is dit verhaal ten einde.</p> -<p class="par">Misschien wenschen sommige lezers te weten hoe het met -de verschillende personen op het oogenblik gaat.</p> -<p class="par">Wij komen gaarne aan dit verlangen tegemoet. -<span class="pagenum">[<a id="pb279" href="#pb279" name= -"pb279">279</a>]</span></p> -<p class="par">Anna Sergejevna is onlangs getrouwd. Zooals te -verwachten was, een <span lang="fr">mariage de raison</span>. Haar -echtgenoot is een voortreffelijk rechtsgeleerde, een practisch man, met -een krachtigen wil en groot redenaarstalent. Overigens tamelijk jong, -onbesproken, maar ijzig koele natuur. Hij schijnt voorbestemd een -groote rol in de politiek der volgende jaren te spelen.</p> -<p class="par">Het is een voorbeeldig huwelijk en waarschijnlijk zullen -zij het tot huiselijk geluk en misschien tot liefde brengen.</p> -<p class="par">Vorstin K. is overleden en vergeten sedert den dag van -haar heengaan.</p> -<p class="par">Vader en zoon Kirsanof wonen op Marjino. De zaken -beginnen beter te loopen. Arkadiej is een flink landbouwkundige -geworden en het landgoed brengt aanzienlijke rente op.</p> -<p class="par">Nikolaas Petrowitsj werd tot vrederechter gekozen en -komt zijn ambtelijke plichten met de grootste nauwgezetheid na. Hij -bereist onophoudelijk zijn distrikt, en houdt lange redevoeringen. Want -hij is van oordeel, dat men de boeren moet onderrichten en herhaalt nu -dezelfde kwesties uit den treure. Intusschen gelukt het hem noch de -verlichte heeren edellieden, die over de -„(é)mancipation” zwaarwichtig of zwaarmoedig -redeneeren, noch de onontwikkelde heeren, die deze -„mancipation” hartgrondig verwenschen, volkomen tevreden te -stellen.</p> -<p class="par">Dezen zoowel als genen vinden hem te -„slap”.</p> -<p class="par">Katharina Sergejevna heeft een zoon en Mitja is al een -aardig kereltje, dat loopen en praten kan.</p> -<p class="par">Fenitsjka, nu Fedosia Nikolajevna, houdt, behalve -<span class="pagenum">[<a id="pb280" href="#pb280" name= -"pb280">280</a>]</span>van echtgenoot en kind, van niemand zooveel als -van haar schoondochter. Als Katja piano speelt, wijkt ze niet van haar -zijde.</p> -<p class="par">Ook Peter mogen we niet vergeten. Hij is verdwaasd en in -het gevoel van zijn gewichtigheid opgeblazener dan ooit. Toch heeft hij -een vrij voordeelig huwelijk gesloten. Met de dochter van een tuinbaas -uit de stad, die hem de voorkeur had gegeven boven twee andere -mededingers, omdat die geen horloge hadden en hij niet alleen een -horloge, maar zelfs lakschoenen bezat!</p> -<hr class="tb"> -<p class="par"></p> -<p class="par">Op het Brühlterras te Dresden kan men des middags -tusschen twee en vier uur, den fashionable wandeltijd, een vijftiger -zien wandelen, geheel grijs, en die jichtig schijnt, maar nog knap en -elegant, en met dat bizondere cachet, dat onmiddellijk den man van de -wereld verraadt. Deze wandelaar is niemand anders als Paul Petrowitsj -Kirsanof. Hij heeft Moscou om gezondheidsredenen verlaten en zich in -Dresden gevestigd, waar hij hoofdzakelijk omgaat met Engelsche en -Russische vreemdelingen. Tegenover de Engelschen gedraagt hij zich -bescheiden, maar altijd waardig. Zij vinden hem min of meer vervelend, -maar zeggen, dat hij een perfect gentleman is. In den omgang met de -Russen gevoelt hij zich meer behagelijk, laat zijn galgenhumor den -vrijen teugel, bespot zich zelf en spaart de anderen evenmin. Maar er -is in zijn houding een prettig aandoend zich laten gaan en hij komt -nooit in botsing met den goeden toon en de waardige levenshouding. Hij -is het buitendien eens met de opvattingen <span class="pagenum">[<a id= -"pb281" href="#pb281" name="pb281">281</a>]</span>der slavophielen en -zooals men weet wordt deze opvatting in de Russische <span lang= -"fr">beau monde</span> zeer gedistingeerd gevonden. Hij leest geen -Russische boeken, maar op zijn schrijftafel staat een zilveren -„lapot”<a class="noteref" id="xd23e5966src" href= -"#xd23e5966" name="xd23e5966src">1</a> als aschbak. Russische reizigers -bezoeken hem dikwijls. Zoo ook Mathias Ilitsj Koliazin, die -tegenwoordig in de oppositie is, en hem zijn opwachting kwam maken op -een reis door de Boheemsche badplaatsen. De inwoners van Dresden, met -wie hij overigens niet omgaat, schijnen een soort vereering voor hem te -koesteren.</p> -<p class="par">Niemand kan zoo gemakkelijk als „Baron van -Kirsanof” een introductie krijgen voor de hofkapel, een -schouwburgloge of dergelijke. Hij doet zooveel goed, als hij kan en -altijd min of meer zichtbaar. Toch is het leven hem een last, meer dan -hijzelf eigenlijk beseft. Zie bij voorbeeld, hoe hij in de Russische -kerk, tegen een muur geleund staan kan, een trek van bitterheid om de -vastgesloten lippen onbewegelijk, droomend, en dan opeens het hoofd -schudt en bijna onmerkbaar een kruis slaat.</p> -<p class="par">Mevrouw Koeksjin heeft ook het dorpsleven vaarwel -gezegd. Zij woont in Heidelberg en studeert niet langer -natuurwetenschappen, maar <span class="corr" id="xd23e5975" title= -"Bron: achitectuur">architectuur</span> en heeft, zooals zij zelf -beweert, nieuwe wetten ontdekt. Zooals vroeger gaat zij met de -studenten om en vooral met jonge Russische chemici en physici, waarvan -er zoo veel zijn in Heidelberg, en die eerst de naïeve Duitsche -professoren versteld doen staan over hun juist oordeel, <span class= -"pagenum">[<a id="pb282" href="#pb282" name="pb282">282</a>]</span>maar -weldra door hun verregaande luiheid en leegloopen die heeren nog meer -verbazen.</p> -<p class="par">Met twee zulke chemici, die het onderscheid tusschen -zuurstof en stikstof niet kennen, maar alles critiseeren en zeer -ingenomen met zich zelf zijn, maakt Sitnikof Petersburg onveilig en zet -zoogenaamd het „werk” van Bazarof voort in compagnieschap -met „den grooten” Jelisewitsj, en is overtuigd, weldra -eveneens een groot man te zullen zijn.</p> -<p class="par">Men zegt, dat hij onlangs een pak slaag heeft -opgeloopen, maar niet zonder zich te wreken. In een obscuur blaadje -heeft hij in een anoniem artikel te verstaan gegeven, dat zijn vijand -een lammeling was. Zelf noemt hij dat ironie. Zijn vader bemoeit zich -niet met hem, en zijn vrouw noemt hem een domkop en een -„letterkundige”.</p> -<hr class="tb"> -<p class="par"></p> -<p class="par">In een afgelegen hoekje van Rusland ligt een klein -kerkhof. Zooals al onze kerkhoven, treurig om te zien. De greppels erom -heen zijn sedert lang met onkruid begroeid en onzichtbaar. De houten -kruisen zijn voor den tand des tijds bezweken en liggen omvergewaaid, -vergeten. Enkele houden zich nog staande, maar schijnen gebukt te gaan -onder het bemost-groene afdakje, dat ze beschermen moest. De -grafsteenen zijn van hun plaatsen geschoven, alsof iemand ze van -onderen had weggeduwd. Enkele, bijna bladerlooze boomen geven geen -schaduw. Schapen weiden tusschen de zerken. Maar één graf -is er, dat door mensch en dier gespaard schijnt. Alleen de vogels komen -en zingen er iederen morgen, als de dag aanbreekt. <span class= -"pagenum">[<a id="pb283" href="#pb283" name="pb283">283</a>]</span>Het -is omgeven door een ijzeren hek en twee jonge dennen staan aan de -uiteinden.</p> -<p class="par">Dit is het graf van Jevgenij Bazarof.</p> -<p class="par">Twee oude menschen, een man en een vrouw, gebogen onder -den last der jaren, komen er dikwijls van uit een dorpje in de -omgeving. De een op de ander steunend komen ze langzaam naar het hekje, -knielen neer en weenen lang en bitter, de oogen op den stommen steen -gericht. Ze spreken een paar woorden, vegen het stof en zand van den -steen, leggen er een dennetak op neer, en beginnen weer te bidden en -kunnen er niet toe komen, deze plaats te verlaten, waar ze dichter bij -hun kind denken te zijn.</p> -<p class="par">Kunnen hun tranen, hun gebeden vruchteloos zijn?</p> -<p class="par">Is het mogelijk, dat reine, opofferende liefde niet -alvermogend is?</p> -<p class="par">O... neen... neen....</p> -<p class="par">Hoe hartstochtelijk, hoe opstandig een hart ook is -geweest, dat nu rust in een graf, de bloemen, die er bloeien, zien ons -liefdevol met haar onschuldige oogen aan. Ze vertellen ons van de -eeuwige rust, van de rust der in zichzelve harmonische natuur. Ze -vertellen ook van een verzoening en van een leven, dat zonder einde -is...</p> -<p class="trailer xd23e6003"><span class="sc">Einde.</span></p> -<p><span class="pagenum">[<a id="pb284" href="#pb284" name= -"pb284">284</a>]</span></p> -</div> -<div class="footnotes"> -<hr class="fnsep"> -<div class="footnote-body"> -<p class="par footnote"><span class="label"><a class="noteref" id= -"xd23e5966" href="#xd23e5966src" name="xd23e5966">1</a></span> -Boerenschoeisel van berkenbast<span class="corr" id="xd23e5968" title= -"Bron: ,">.</span> <a class="fnarrow" href= -"#xd23e5966src">↑</a></p> -</div> -</div> -</div> -</div> -<div class="back"> -<div id="epilogue" class="div1 chapter"><span class="pagenum">[<a href= -"#toc">Inhoud</a>]</span> -<div class="divHead"> -<h2 class="main">NAWOORD.</h2> -</div> -<div class="divBody"> -<p class="par first">—En hoe vindt u dat boek, Vaders en -Zonen?</p> -<p class="par">—Moeten we het weer over literatuur hebben? Dat is -moeilijk te zeggen, juffrouw, we zijn op het oogenblik in 1918...</p> -<p class="par">—Wat heeft de tijd met een kunstwerk...?</p> -<p class="par">—Pardon, niets en alles. Vooral een boek als dit, -dat de schreeuw van een tijd is. En die tijd is lang voorbij, al zult u -de antagonie tusschen aristocraat en plebejer zelden scherper geteekend -vinden.</p> -<p class="par">—Dus...</p> -<p class="par">—Och, juffrouw, het „moderne” is zoo -gauw oud. En de menschen zijn zoo ondankbaar, zoo vergeetachtig en zoo -ingebeeld, vooral de „moderne”. Maar toch leeft dit boek -nog met een diep-stroomend, doorzichtig, gevoelig leven.</p> -<p class="par">—Echt Russisch.</p> -<p class="par">—Ja, juffrouw, ik weet, wat u zeggen wilt. Maar -drinkt u uw thee eens op. Nog een koekje?</p> -<p class="par">—Dank u. Ik bedoelde, in Russische boeken, zijn -daar niet altijd van die rare menschen?</p> -<p class="par">—Pardon, raar zegt u? Dat had ik niet verwacht. -Ja... nee... dat geloof ik niet. Maar u vindt, dat je in dit boek -eigenlijk niet van die rare menschen ontmoet? Die Bazarof is nog de -gekste, noemt zich een nihilist, gelooft aan geen <span class= -"pagenum">[<a id="pb285" href="#pb285" name= -"pb285">285</a>]</span>enkele autoriteit. Dat vindt u niets vreemd, -wel? Overwonnen standpunt. 1918! In Américain zitten ze nog veel -gekker tegenwoordig en met theorieën! Heeft u gezien...</p> -<p class="par">—Ja.</p> -<p class="par">—Maar vergeet u niet, dat die Bazarof een -eersteling was in de literatuur. Toergenef heeft voor hem het woord -nihilist uitgevonden. En hebt u gemerkt, hoe de conservatieve edele -landeigenaren daarvan schrokken? Eerstelingen kunnen de menschen nooit -goed verdragen. Vandaar dat Paul Kirsanof met Bazarof duelleert.</p> -<p class="par">—Wat is het landleven van die Russische heeren -fijn geteekend.</p> -<p class="par">—Ja, zoo eenvoudig-reëel en tegelijk zoo -dichterlijk.</p> -<p class="par">—Zou dat komen, omdat het leven werkelijk zoo -dichterlijk is, of omdat de schrijver het zoo ziet?</p> -<p class="par">— Een beetje dilettantisch die vraag. Ik denk -allebei. Leest u er den eersten besten kunst-betweter criticus maar op -na. Nog een kopje thee? Maar even inschenken?</p> -<p class="par">—Dank u. Maar vindt u ook niet, dat een Russisch -boek altijd zoo een eigen atmosfeer heeft, zoo iets anders...</p> -<p class="par">—Omdat er wel een Russische ziel is, maar geen -(west)-europeesche. Ten minste nu niet. Omstreeks 1800 wel, toen leefde -de romantiek. Hebt u gemerkt, hoe die Russen eigenlijk nog vol-bloed -romantici zijn. Ten minste de ouderen, de „vaders”. Bazarof -gaat daar als nihilist d. w. z. materialist tegen te keer. Hij wil -immers niet <span class="pagenum">[<a id="pb286" href="#pb286" name= -"pb286">286</a>]</span>gevoelig zijn. Hij leest niet Poesjkien, maar -<span class="corr" id="xd23e6052" title= -"Bron: Buchner">Büchner</span>! Heel Europa is later -vermaterializeerd. In West-Europa zijn dat de winkeliers, de -kaaskoopers, de effectenhandelaars, de fabrikanten geworden.</p> -<p class="par">—De bourgeoisie?</p> -<p class="par">—Ja, vooral zonder hoofdletter! De Jan Salie van -Potgieter, de Droogstoppel van Multatuli, de Jan Publiek van -tegenwoordig. In Rusland is het heel anders gegaan. Daar heb je geen -bourgeoisie, geen middenstand, geen „ontwikkelde -burgerij”.</p> -<p class="par">—Zalig land.</p> -<p class="par">—Past u op, want de „nette burger” -heeft geweldige argumenten, die zijn bloei schijnen te -rechtvaardigen.—In Rusland bleef de romantiek in den landedelman, -met zijn patriarchale tradities, in den boer, met zijn innige -religieuziteit en onderworpenheid aan het gezag, in den student, die -met heel zijn nihilisme en anarchistische neigingen voor een waarheid -strijdt en lijdt, voor een ideaal. Praat, praat en droomt... daar hebt -u de Russische ziel. Maar steekt u een sigaret op, dan zal ik wat licht -maken... zoo... dat is gezelliger...</p> -<p class="par">—Maar leeft die ziel ook niet in Bazarof’s -moeder, fanatiek-bijgeloovig en zoo vol liefde, dat ze haar zoon niet -durft vragen, hoe lang hij blijven wil, uit vrees, dat hij zeggen zal, -ik ga morgen weer weg...</p> -<p class="par">—Ja, angst voor de machten en overgave aan het -ideaal.</p> -<p class="par">—En dan die vader, zoo zwak, onzeker en vol -vertrouwen. En al die anderen, die zooveel <span class= -"pagenum">[<a id="pb287" href="#pb287" name= -"pb287">287</a>]</span>zwaarwichtig redeneeren en zoo weinig doen... -Wij houden toch meer van handelen.</p> -<p class="par">—In theorie. Maar dikwijls blijft het bij het -„houden van”. Dat is immers begrijpelijk en in-menschelijk. -En dat is nu ook Russisch: daar rond voor uitkomen. West-Europa -huichelt; de west-europeesche burger huichelt op zijn kantoor en in -zijn salon, op zijn straat en in zijn schouwburg, overal en altijd. De -Rus zegt alles, leeft naar zijn innerlijkst beleven. Daarom sprak u -straks van raar.</p> -<p class="par">—Dostojefski...</p> -<p class="par">—Laten we hem laten rusten. Toergenef was zijn -tijdgenoot, maar beter gesitueerd en dus rustiger, blijmoediger. Maar -zijn gevoeligheid voor wat zwak, droevig en teeder is, zijn ironische -glimlach voor wat er onder de menschen beglimlachenswaard is, heeft hij -met alle romantici gemeen. De gevoelens zijn eeuwig, maar de gedachten -wisselen. En al schijnt dit boek een strijdschrift, een uiteenzetting -van theorieën, een tegenover elkander plaatsing van oud en nieuw -(zijn tijdgenooten verweten hem, den draak met het heilige nieuwe te -steken!), toch is het in de eerste plaats een lied van stemmingen, het -lied van de Russische maatschappij in 1860, en weer eens blijkt ons de -machteloosheid en de gevoelsrijkdom van het zuiver-menschelijke. -Bazarof is een tragische figuur, omdat ook hij tot niets komt. -Vóor hij aan de daad toe is, achterhaalt hem de dood. <i>Dit -heeft een dieper zin</i>; op zijn sterfbed fluistert hij zijn -bijna-geliefde toe: „een vertrapte worm, die nog kronkelt. Ik -dacht nog <span class="pagenum">[<a id="pb288" href="#pb288" name= -"pb288">288</a>]</span>veel te doen. Ik had een taak, en nu heb ik -alleen nog maar flink te sterven, al kan dat niemand ook wat -schelen”... En ook hij, de materialist, de cynicus, de afbreker -van al het bestaande, is een armzalig idealist... een <span class= -"ex"><i>mensch</i></span>... Hij belichaamt de fataliteit van alle -menschelijk streven, de ondergang in den opgang. En dit is de stille en -diepe daad van een kunstenaar, dat hij altijd weer laat zien, hoe de -daad, of zelfs al de wil-tot-de-daad zichzelf verslindt, opgaat in den -onafgebroken stil-ruischenden droom, die het leven heet.</p> -<p class="par">—En zijn vriend Arkadiej is niet veel...</p> -<p class="par">—Nee, de even-prater, de naïeve enthousiast, -de middelmatigheid in persoon, het soort, dat u zoo gewoonlijk -ontmoet.</p> -<p class="par">—Maar de vrouwen?</p> -<p class="par">—O, de vrouwen, dat is een nieuw hoofdstuk. Maar -wilt u niet eens die mocca krakelingetjes probeeren?</p> -<p class="par">—Nee, dank u, maar wel graag een sigaret.</p> -<p class="par">—Alstublieft... ja, dat zullen ze wel een beetje -raar vinden, als ze dat lezen. Die Anna Sergejevna en dat zusje van -haar, zijn niet eens hyst..., o pardon, ik bedoel, niet eens -modern.</p> -<p class="par">—Zoo ouderwetsch.</p> -<p class="par">—Zoo koel... anæsthesie noemen ze dat meen -ik tegenwoordig. En ze zullen het niet gelooven, als iemand zegt, dat -daar diepe krachten verborgen zijn. Leest u hoofdstuk 18 en 19 en voel, -hoe dat innerlijk trilt en zoekt en huilt van verlangen en schaamte -en... onmacht tot liefde.</p> -<p class="par">—Niet kunnen lief hebben, dat is vreeselijk. -<span class="pagenum">[<a id="pb289" href="#pb289" name= -"pb289">289</a>]</span></p> -<p class="par">—U zucht, juffrouw, ja, dat is wel vreeselijk, -maar hier ligt ook de hoofdoorzaak van het „moderne -conflict”, van Strindberg af tot wie u maar wilt uit uw naaste -omgeving. Dat hangt samen met de ontwikkeling van het materialisme en -met de „cultuur”. Kijk eens, hoe sterk en mooi Bazarof is -in zijn begeeren, hoe eerlijk en gezond, maar „Zij” is fijn -en valsch en gecultiveerde <span lang="fr">femme du monde</span>.</p> -<p class="par">—En haar zusje?</p> -<p class="par">—O, die laat zich gewoon ten huwelijk vragen, en -zegt ja, als het slachtoffer een kwartiertje leugentjes gestotterd -heeft. Toergenef zegt fijntjes: het succes van zulke meisjes hangt af -van haar manier van zuchten op het juiste oogenblik...</p> -<p class="par">—Maar het meisje van nu is niet meer zoo...</p> -<p class="par">—Natuurlijk niet, juffrouw, maar zulke domme -jongens zijn er ook niet meer, ten minste... lacht u?</p> -<p class="par">—Nu ja, omdat u lacht.</p> -<p class="par">—O... Maar weet u, wat echt niet meer bestaat? -Zoo’n Fenitsjka, dat eenvoudige meisje, dat den ouden Kirsanof -haar leven en een kind gegeven heeft en nu in zijn huis woont er er een -zonnetje is... en toch niet zijn vrouw... Want ze heeft hem zoo innig -lief. Is dat negende hoofdstukje niet een idylle, die aan Herman en -Dorothea doet denken? Noem dat gerust romantische liefde, maar een -leelijk woord duld ik hier niet. Want dat zou een laagheid zijn.</p> -<p class="par">—Nog één ding, de compositie van den -roman is me opgevallen.</p> -<p class="par">—Eenvoudig, naïef bijna, vond u niet? Zoo -<span class="pagenum">[<a id="pb290" href="#pb290" name= -"pb290">290</a>]</span>eenvoudig, als de karakters scherp, met duizend -fijnheden geteekend zijn en leven, leven... Toergenef brengt zijn -menschen gewoonweg ergens onder dak, laat ze daar leven en praten en -droomen. En als hij nieuwe combinaties noodig heeft, dan laat hij ze op -reis gaan. De paarden draven langs den weg. Een ander huis verschijnt. -En de menschen leven, praten en droomen weer in een andere verhouding. -De menschen handelen niet, zij worden gehandeld. En dit is erg -bekoorlijk... Weet u nog uit onzen genialen tijd: <span lang="de">Man -glaubt zu schieben, und man wird geschoben</span>?</p> -<p class="par">—Ja, die herinneringen,... toen woonde u in een -klein kamertje...</p> -<p class="par">—In de W... straat.</p> -<p class="par">—En iederen Dinsdagavond...</p> -<p class="tb">. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .</p> -<p class="par"></p> -<p class="par">—Och ja, die Russen zijn wel wijs in hun -naïeveteit. Vergeeft u me die gemeenplaats, maar men dweept -tegenwoordig zoo met de Russen...</p> -<p class="par">—... misschien niet ten onrechte... het is zoo: -menschen praten met elkaar in een kamer, en er komt iets tusschen -hen... en dan gaan ze weg, in een ander huis... en daar zijn ook weer -menschen.</p> -<p class="par">—En dat wordt dan de roman!</p> -<p class="par">—„Uit het leven”.</p> -<p class="par">—Juist, juffrouw.</p> -<p class="par">—Weet u niet meer, hoe ik heet?</p> -<p class="par">—Jawel, maar laten we niet persoonlijk -worden...</p> -<p class="par dateline">Januari 1918. S. <span class="pagenum">[<a id= -"pb291" href="#pb291" name="pb291">291</a>]</span></p> -</div> -</div> -<div class="div1 ads"><span class="pagenum">[<a href= -"#toc">Inhoud</a>]</span> -<div class="divHead"> -<h2 class="main">DE MEULENHOFF-EDITIE</h2> -</div> -<div class="divBody"> -<p class="par first xd23e6164">GEEFT EEN GOED BOEK IN EEN GOED KLEED -VOOR WEINIG GELD.</p> -<p class="par">In prachtband met goud is de prijs per deel 55 cent -hooger.</p> -<div class="table"> -<table> -<tr> -<td class="xd23e6169 cellLeft cellTop">1.</td> -<td class="cellTop">DE POLITIE-SPION. Roman uit den tijd van de -Revolutie in Rusland door Maxim Gorki. 2e druk.</td> -<td class="xd23e6171 cellRight cellTop">f 0.95</td> -</tr> -<tr> -<td class="xd23e6169 cellLeft">2.</td> -<td>SARAH BERNHARDT. Gedenkschriften door haarzelf -geschreven.—Jeugd.—Eerste Tooneeljaren. 2e druk. -(6e–10e duizendtal).</td> -<td class="xd23e6171 cellRight">f 0.75</td> -</tr> -<tr> -<td class="xd23e6169 cellLeft"></td> -<td colspan="2" class="cellRight">Een zeer ter lezing aanbevolen -prettig geschreven boek. Deze gedenkschriften zijn als de schrijfster -zelf, opgewekt, dartel, geestig, vol leven en beweging. J. H. -Rössing in het N. v. d. D.</td> -</tr> -<tr> -<td class="xd23e6169 cellLeft">3.</td> -<td>HET HUWELIJK VAN EEFKE BRIËST. Roman door Th. Fontane. 2e -druk. (6e–10e duizendtal).</td> -<td class="xd23e6171 cellRight">f 0.75</td> -</tr> -<tr> -<td class="xd23e6169 cellLeft"></td> -<td colspan="2" class="cellRight">Effi Briest is psychologisch stellig -zijn beste roman. Het is een verhaal van een huwelijk tusschen een -ouderen volkomen gerijpten man en een „<span lang= -"de">blutjunge</span>” vrouw. Elsevier’s Maandschrift.</td> -</tr> -<tr> -<td class="xd23e6169 cellLeft">4.</td> -<td>NAPOLEON. Opkomst en grootheid. Met vele illustratiën, door H. -P. Geerke. 2e druk. (6e–10e duizendtal).</td> -<td class="xd23e6171 cellRight">f 0.75</td> -</tr> -<tr> -<td class="xd23e6169 cellLeft"></td> -<td colspan="2" class="cellRight">Een degelijk, boeiend boek over -Napoleon, keurig uitgegeven en rijk geïllustreerd. Utr. -Dagblad.</td> -</tr> -<tr> -<td class="xd23e6169 cellLeft">5.</td> -<td>WALLY. De Roman van een Kellnerin, door Edward Stilgebauer. 3e -druk. (11e–16e duizendtal<span class="corr" id="xd23e6220" title= -"Niet in bron">)</span>.</td> -<td class="xd23e6171 cellRight">f 0.85</td> -</tr> -<tr> -<td class="xd23e6169 cellLeft"></td> -<td colspan="2" class="cellRight">De auteur van „Götz -Krafft” geeft hier een eenvoudig en treffend verhaal, onopgesmukt -en daardoor overtuigend. Het banale geval is niet banaal of eenzijdig -behandeld. Een mooi boek. De Avondpost.</td> -</tr> -<tr> -<td class="xd23e6169 cellLeft">6.</td> -<td>DE FRAAIE COMEDIE, Een Haagsch Verhaal, door Henri van Booven. 2e -druk.</td> -<td class="xd23e6171 cellRight">f 0.95</td> -</tr> -<tr> -<td class="xd23e6169 cellLeft"></td> -<td colspan="2" class="cellRight">In dit boek vindt men een prachtige -zelfanalyse en een leuke bespotting van burgerlijk Den Haag. G. v. -Hulzen.</td> -</tr> -<tr> -<td class="xd23e6169 cellLeft">7.</td> -<td>SARAH BERNHARDT. Gedenkschriften door haarzelf geschreven.—Na -den Oorlog.—Sarah Bernhardt als „Ster”.</td> -<td class="xd23e6171 cellRight">f 0.75</td> -</tr> -<tr> -<td class="xd23e6169 cellLeft"></td> -<td colspan="2" class="cellRight">Heel interessant is dit boek. Men kan -dankbaar zijn voor deze uitgaaf. Een boek dat er in zal gaan. Het -Vaderland.</td> -</tr> -<tr> -<td class="xd23e6169 cellLeft">8.</td> -<td>LIEFDE, door Björnstjerne Björnson. Uit het Noorsch door -Cl. Bienfait. 2e druk (8e–13e duizendtal).</td> -<td class="xd23e6171 cellRight">f 0.85</td> -</tr> -<tr> -<td class="xd23e6169 cellLeft"></td> -<td colspan="2" class="cellRight">Met vreugde hebben wij dit -meesterwerk van den eeuwig-jeugdigen Noor gelezen, met een blij oog -voor het vele zonnige, het fijn typeerende, echt dichterlijke en zacht -harmonische in dit verhaal van prachtig en sterk uit Noorschen bodem -verrezen menschen. De Hofstad.</td> -</tr> -<tr> -<td class="xd23e6169 cellLeft">9.</td> -<td>DE VAL VAN NAPOLEON, door A. Kielland en H. P. Geerke. -Geïllustreerd. 2e druk.</td> -<td class="xd23e6171 cellRight">f 0.95</td> -</tr> -<tr> -<td class="xd23e6169 cellLeft"></td> -<td colspan="2" class="cellRight">Een boeiende beschrijving, met vele -illustraties, die zeker met genoegen gelezen zullen worden. Algem. -Handelsblad. <span class="pagenum">[<a id="pb292" href="#pb292" name= -"pb292">292</a>]</span></td> -</tr> -<tr> -<td class="xd23e6169 cellLeft">10.</td> -<td>ALS HET IJZER GESMEED WORDT. Roman door Clara Viebig. 2e druk -(6e–10e duizendtal).</td> -<td class="xd23e6171 cellRight">f 0.85</td> -</tr> -<tr> -<td class="xd23e6169 cellLeft"></td> -<td colspan="2" class="cellRight">Deze roman is als een monumentaal -gebouw, dat door zijn grootsche eenheid imponeert en liefde opwekt tot -het waarachtig schoone. Het is wel een zeer bizonder talent, dat zulk -een kunstwerk heeft gewrocht. Een bizonder mooi boek. N. Arnh. -Courant.</td> -</tr> -<tr> -<td class="xd23e6169 cellLeft">11.</td> -<td>RICHARD WAGNER. Zijn leven en werken, door J. Hartog. Rijk -geïllustreerd.</td> -<td class="xd23e6171 cellRight">f 0.95</td> -</tr> -<tr> -<td class="xd23e6169 cellLeft"></td> -<td colspan="2" class="cellRight">Een keurig uitgevoerd prachtwerk, met -rijken inhoud, dat zich prettig laat lezen, en velen—ook om den -zeer lagen prijs—hoogst welkom zal zijn. De schrijver geeft hier -een zuiver onpartijdig oordeel. Een welverdiend succes zal het boek -wachten. C. v. d. Linden in de Muziekbode.</td> -</tr> -<tr> -<td class="xd23e6169 cellLeft">12.</td> -<td>KIPPEVEER of Het geschaakte Meisje. Roman door Cosinus, 419 bladz. -Deel I 5e druk (25e–30e duizendtal).</td> -<td class="xd23e6171 cellRight">f 0.95</td> -</tr> -<tr> -<td class="xd23e6169 cellLeft">13.</td> -<td>KIPPEVEER of Het geschaakte Meisje. Roman door Cosinus, 381 bladz. -Deel II. 5e druk (25e–30e duizendtal).</td> -<td class="xd23e6171 cellRight">f 0.95</td> -</tr> -<tr> -<td class="xd23e6169 cellLeft"></td> -<td colspan="2" class="cellRight">Deze beroemd geworden -ALLERVERMAKELIJKSTE roman zal ongetwijfeld in den nieuwen vorm weder -vele lezers vinden. Aardige illustraties van Raemaekers. N. v. d. -Dag.</td> -</tr> -<tr> -<td class="xd23e6169 cellLeft">14.</td> -<td>GALERIJ van beroemde Fransche Tooneelspelers. Hun intiem leven -anecdotisch beschreven, door J. H. van der Hoeven, met vele -illustraties.</td> -<td class="xd23e6171 cellRight">f 0.75</td> -</tr> -<tr> -<td class="xd23e6169 cellLeft"></td> -<td colspan="2" class="cellRight">Een kostelijke bundel, luchtig -geschreven kantteekeningen van meer of minder piquante gedenkschriften. -Het is een keurige uitgaaf, ook naar het uiterlijk. F. Lapidoth in de -Nieuwe Courant.</td> -</tr> -<tr> -<td class="xd23e6169 cellLeft">15.</td> -<td>MONNA VANNA, door M. Maeterlinck, vertaling van Frans Mijnssen, met -1 portret 5e druk.</td> -<td class="xd23e6171 cellRight">f 0.75</td> -</tr> -<tr> -<td class="xd23e6169 cellLeft"></td> -<td colspan="2" class="cellRight">De meesterlijke vertaling van Frans -Mijnssen in het nieuwe aantrekkelijke gewaad der bekende -Meulenhoff-Editie. Avondpost.</td> -</tr> -<tr> -<td class="xd23e6169 cellLeft">16.</td> -<td>HET HEKSENLIED, door Von Wildenbruch, op maat overgezet voor de -muziek van Max Schillings door Fr. Pauwels.</td> -<td class="xd23e6171 cellRight">f 0.50</td> -</tr> -<tr> -<td class="xd23e6169 cellLeft"></td> -<td colspan="2" class="cellRight">Een handige uitgaaf van het beroemde -„Heksenlied” in goede bewerking en in maat overgezet voor -muziek van Max Schillings. Utrechtsch Dagblad.</td> -</tr> -<tr> -<td class="xd23e6169 cellLeft">17</td> -<td>EEN VROUWENBIECHT. Oorspronkelijke roman door G. van Hulzen. 2e -druk (7e–11e duizendtal).</td> -<td class="xd23e6171 cellRight">f 0.85</td> -</tr> -<tr> -<td class="xd23e6169 cellLeft"></td> -<td colspan="2" class="cellRight">Het goede in dit boek is de -voortreffelijke psychische uitbeelding, en vooral, dat de overgave van -deze vrouw vanzelfsprekend is geworden. De Groene Amsterdammer.</td> -</tr> -<tr> -<td class="xd23e6169 cellLeft">18.</td> -<td>MARIE ANTOINETTE.—Jeugd.—Eerste jaren der Revolutie, -door Cl. Tschudi. Naar de oorspronkelijke Noorsche uitgaaf door J. -Clant van der Mijll-Piepers. Met vele illustraties.</td> -<td class="xd23e6171 cellRight">f 0.85</td> -</tr> -<tr> -<td class="xd23e6169 cellLeft"></td> -<td colspan="2" class="cellRight">Een aanbevelenswaardig boek; levendig -is hier de geschiedenis van de ongelukkige koningin beschreven; men -leest het boek als een diep tragischen roman. Opr. Haarl. Crt. -<span class="pagenum">[<a id="pb293" href="#pb293" name= -"pb293">293</a>]</span></td> -</tr> -<tr> -<td class="xd23e6169 cellLeft">19.</td> -<td>DRAMATISCHE WERKEN door Björnstjerne Björnson. Naar de -oorspr. Noorsche uitgaaf vertaald door Marg. Meijboom.—Drie -spelen van recht; De jonggehuwden; Een handschoen; Leonarda.</td> -<td class="xd23e6171 cellRight">f 0.85</td> -</tr> -<tr> -<td class="xd23e6169 cellLeft"></td> -<td colspan="2" class="cellRight">De bekende, in korten tijd populair -geworden Meulenhoff-Editie, brengt een verdienstelijke uitgaaf van -Björnson’s dramatische werken, waarin de gelijkheid van man -en vrouw behandeld wordt wat betreft het peil van zedelijkheid, recht -en maatschappelijk optreden. Alg. Bibl.</td> -</tr> -<tr> -<td class="xd23e6169 cellLeft">20.</td> -<td>MARIE ANTOINETTE EN DE REVOLUTIE, door Cl. Tschudi. Naar de -oorspronkelijke Noorsche uitgaaf door J. Clant v. d. Mijll-Piepers. Met -vele illustr. 469 blz.</td> -<td class="xd23e6171 cellRight">f 0.95</td> -</tr> -<tr> -<td class="xd23e6169 cellLeft"></td> -<td colspan="2" class="cellRight"> -<p class="par first">Dit boek toont ons het leven van de arme Koningin -op haar lijdenspad naar het treurige einde.</p> -<p class="par">De schokkende gebeurtenissen der Fransche Revolutie met -al haar verschrikkingen, ziet men hier levendig, en getrouw aan de -historische feiten, weergegeven. Het geheel is in onderhoudenden, -boeienden trant verteld.</p> -</td> -</tr> -<tr> -<td class="xd23e6169 cellLeft">21.</td> -<td>HALFBLOED. Een huwelijk in de tropen. Roman door A. Perrin. -Vertaald door D. Jacobson. 2e druk. (7e–12e duizendtal).</td> -<td class="xd23e6171 cellRight">f 0.85</td> -</tr> -<tr> -<td class="xd23e6169 cellLeft"></td> -<td colspan="2" class="cellRight">Een goed doorgewerkte roman; de -strijd tusschen liefde en bijgeloof van de Indische vrouw is goed -weergegeven. N. v. d. Dag.</td> -</tr> -<tr> -<td class="xd23e6169 cellLeft">22.</td> -<td>NA HET DERDE KIND. Roman door H. von Mühlau, vertaald door -Anna van Gogh-Kaulbach.</td> -<td class="xd23e6171 cellRight">f 0.85</td> -</tr> -<tr> -<td class="xd23e6169 cellLeft"></td> -<td colspan="2" class="cellRight"> -<p class="par first">Was het derde kind gewenscht?</p> -<p class="par">Mag men deze vraag zelfs opwerpen?</p> -<p class="par">Ziedaar een stukje sociale quaestie waarover deze roman -handelt, en die in den tegenwoordigen tijd aller belangstelling zal -wekken.</p> -</td> -</tr> -<tr> -<td class="xd23e6169 cellLeft">23.</td> -<td>VERLOVING EN HUWELIJK IN VROEGER DAGEN, door Prof. L. Knappert. -Rijk geïllustreerd.</td> -<td class="xd23e6171 cellRight">f 0.95</td> -</tr> -<tr> -<td class="xd23e6169 cellLeft"></td> -<td colspan="2" class="cellRight">Een historisch overzicht met vele -bizonderheden over „hoe men elkaar vroeger vond en kreeg”. -Interessant geïllustr.</td> -</tr> -<tr> -<td class="xd23e6169 cellLeft">24.</td> -<td>Uitverkocht</td> -<td class="xd23e6171 cellRight"></td> -</tr> -<tr> -<td class="xd23e6169 cellLeft">25.</td> -<td>OPGANG. De roman van een vrouweleven. Oorspronkelijke roman van -Anna van Gogh-Kaulbach. 2e druk. (8e–13e duizendtal).</td> -<td class="xd23e6171 cellRight">f 0.95</td> -</tr> -<tr> -<td class="xd23e6169 cellLeft"></td> -<td colspan="2" class="cellRight">Opgang is de roman van een -slachtoffer der tweedracht in een huwelijk. Het is de ellende, door dit -laatste veroorzaakt, die Anna van Gogh-Kaulbach ons duidelijk voor -oogen wil stellen, en ze slaagt daarin volkomen. De Haagsche -Vrouwenkroniek.</td> -</tr> -<tr> -<td class="xd23e6169 cellLeft">26.</td> -<td>„DE WAPENS NEER”. Roman van Bertha von Suttner. 3e druk -in de Meulenhoff-Editie. Deel I. (12e–17e duizendtal der nieuwe -uitgave).</td> -<td class="xd23e6171 cellRight">f 0.85</td> -</tr> -<tr> -<td class="xd23e6169 cellLeft"></td> -<td colspan="2" class="cellRight">Hoe goed heeft deze vrouw opgemerkt; -wat heeft zij van veel, dat ons nog altijd met wilde verbazing vervult, -de alledaagsche, onschuldig schonende oorzaken aangetoond. De -Telegraaf. <span class="pagenum">[<a id="pb294" href="#pb294" name= -"pb294">294</a>]</span></td> -</tr> -<tr> -<td class="xd23e6169 cellLeft">27.</td> -<td>„DE WAPENS NEER”. Roman van Bertha von Suttner. Deel -II.</td> -<td class="xd23e6171 cellRight">f 0.85</td> -</tr> -<tr> -<td class="xd23e6169 cellLeft"></td> -<td colspan="2" class="cellRight">Dit boek, dat den oorlog van 1866 en -1870 schildert, herleeft thans: Heele citaten waren aan te halen, -woordelijk op de toestanden van thans toepasselijk. Utr. Prov. Sted. -Dagblad.</td> -</tr> -<tr> -<td class="xd23e6169 cellLeft">28.</td> -<td>HAREM. Schetsen uit het leven van de Turksche vrouw door Demetra -Vaka. 2e druk. (7e–11e duizendtal).</td> -<td class="xd23e6171 cellRight">f 0.85</td> -</tr> -<tr> -<td class="xd23e6169 cellLeft"></td> -<td colspan="2" class="cellRight">De inhoud van dit boek is niet -verdicht, hoe onwaarschijnlijk sommige gedeelten ook schijnen. De -feiten zijn volkomen naar waarheid verteld.</td> -</tr> -<tr> -<td class="xd23e6169 cellLeft">29.</td> -<td><span class="sc">Ons Mooie Nederland.</span> GELDERLAND I, door D. -J. van der Ven. Met 80 kunstplaten naar de natuur. 316 bladz.</td> -<td class="xd23e6171 cellRight">f 1.10</td> -</tr> -<tr> -<td class="xd23e6169 cellLeft"></td> -<td colspan="2" class="cellRight">Wanneer men dit keurige boek opneemt -en doorbladert, is de eerste gedachte: prachtig, sympathiek, smaakvol -werk. En dan nog geen gulden betalen om dit boek het zijne te mogen -noemen..... het lijkt schier ongelooflijk! Nieuwe Arnh. Courant.</td> -</tr> -<tr> -<td class="xd23e6169 cellLeft">30.</td> -<td>HET SCHANDAAL. Roman van G. van Ompteda.</td> -<td class="xd23e6171 cellRight">f 0.85</td> -</tr> -<tr> -<td class="xd23e6169 cellLeft"></td> -<td colspan="2" class="cellRight">Een boeiende roman waarvan in de -origineele uitgave in één jaar 45000 ex. verkocht -werden.</td> -</tr> -<tr> -<td class="xd23e6169 cellLeft">31.</td> -<td>ACHTER DE SCHERMEN. Herinneringen van den Impresario Jos. J. -Schürmann.</td> -<td class="xd23e6171 cellRight">f 0.75</td> -</tr> -<tr> -<td class="xd23e6169 cellLeft"></td> -<td colspan="2" class="cellRight">Een keurige uitgaaf, prettig -geschreven. N. Crt.</td> -</tr> -<tr> -<td class="xd23e6169 cellLeft">32.</td> -<td>BRAND, door Henrik Ibsen, vertaald door J. Clant van der -Mijll-Piepers.</td> -<td class="xd23e6171 cellRight">f 0.85</td> -</tr> -<tr> -<td class="xd23e6169 cellLeft"></td> -<td colspan="2" class="cellRight">„De Meulenhoff-Editie is door -het opnemen van Ibsen’s Brand ongetwijfeld wederom een belangrijk -deel rijker geworden. De uitvoering is natuurlijk keurig.” -Avondpost.</td> -</tr> -<tr> -<td class="xd23e6169 cellLeft">33.</td> -<td>HET WONDERE LEVEN DER PADDENSTOELEN door D. J. van der Ven, 280 -bladzijden, met 80 photografische natuuropnamen.</td> -<td class="xd23e6171 cellRight">f 0.95</td> -</tr> -<tr> -<td class="xd23e6169 cellLeft"></td> -<td colspan="2" class="cellRight">De bekende Arnhemsche -natuurbeschrijver en kenner van het leven van dieren en planten, deed -thans in de Meulenhoff-Editie een uitvoerige verhandeling verschijnen -over het „Wonderleven der Paddenstoelen” zooals hij het -teekenend noemt. Zeer leesbaar geschreven, versierd met vele -fotografieën; fraai uitgevoerd en laag van prijs, behoort dit -werkje tot de aantrekkelijkheden van de boekenmarkt, welker bekoring -niemand ontgaat. Haagsche Post.</td> -</tr> -<tr> -<td class="xd23e6169 cellLeft">34.</td> -<td>DE LAATSTE DAGEN VAN POMPEJI door Edw. Bulwer Lytton. 544 -bladz.</td> -<td class="xd23e6171 cellRight">f 0.95</td> -</tr> -<tr> -<td class="xd23e6169 cellLeft"></td> -<td colspan="2" class="cellRight">In handig formaat en grondig herzien -door Mevr. J. P. Wesselink van Rossum, verscheen thans een zevende druk -in de bekende Meulenhoff-Editie, goed gedrukt tegen matigen prijs, -zoodat ongetwijfeld velen zich zullen verdiepen in de meesterlijke -schildering van het Romeinsche leven der eerste eeuw en de -verschrikkelijke catastrophe die toen plaats had. Het is en blijft een -werk dat aller aanbeveling verdient. Dordr. Courant. <span class= -"pagenum">[<a id="pb295" href="#pb295" name= -"pb295">295</a>]</span></td> -</tr> -<tr> -<td class="xd23e6169 cellLeft">35.</td> -<td>DE OORLOG. Geïllustreerde geschiedenis van den wereldoorlog -door H. P. Geerke en G. A. Brandts. Deel II</td> -<td class="xd23e6171 cellRight">f 0.95</td> -</tr> -<tr> -<td class="xd23e6169 cellLeft"></td> -<td colspan="2" class="cellRight">Een verbazend aardige uitgave. Wij -hebben nu vóór ons liggen twee bandjes en die geven een -volledig overzicht van de geweldige gebeurtenissen, zonder een oordeel -uit te spreken. Het is een kostbare verzameling van fotografieën, -reproducties van aanplakbiljetten en documenten, waarvan thans reeds de -originelen zeldzaam zijn. Wij maken alles nog eens mee, wat wijzelf -beleefden of vernamen uit de dagbladen; wij vernemen het in woord en -beeld. Wij zelf en vooral onze naneven mogen schrijvers en uitgevers -dankbaar zijn voor deze populaire en belangrijke uitgave. -Boekenschouw.</td> -</tr> -<tr> -<td class="xd23e6169 cellLeft">36.</td> -<td>NAPOLEON EN DE VROUWEN, door H. P. Geerke. Met vele platen en -portretten.</td> -<td class="xd23e6171 cellRight">f 0.95</td> -</tr> -<tr> -<td class="xd23e6169 cellLeft"></td> -<td colspan="2" class="cellRight">De bekende geschiedkundige Dr. H. F. -HELMOLT schrijft van de werken over Napoleon van Geerke: „Op -populaire duidelijke wijze wordt hier Napoleon’s leven verhaald, -zonder dat de lezer vermoedt, welke grondige studie hieraan vooraf is -gegaan. Geerke verstaat de kunst boeiend en onderhoudend te schrijven -en toch historisch juist de feiten weer te geven. Een welverdiend -succes zal zeker niet uitblijven.”</td> -</tr> -<tr> -<td class="xd23e6169 cellLeft">37.</td> -<td>PETRA. Roman door Björnstjerne Björnson. 255 blz.</td> -<td class="xd23e6171 cellRight">f 0.95</td> -</tr> -<tr> -<td class="xd23e6169 cellLeft"></td> -<td colspan="2" class="cellRight">Een treffend boeiend verhaal van een -meisje dat door haar bruisende, overmoedige wilskracht haar levensdoel -bereikt. De eenvoudige taal van den grooten Noorschen schrijver spreekt -direct tot ons gemoed en blijft ons boeien tot aan het eind toe. Algem. -Maandel. Bibliogr.</td> -</tr> -<tr> -<td class="xd23e6169 cellLeft">38.</td> -<td>DE TORENS ZINGEN! Nederlandsche Torens en hunne Klokkenspelen door -D. J. van der Ven. Met 56 afbeeldingen naar fotographische -natuuropnamen. 226 blz.</td> -<td class="xd23e6171 cellRight">f 0.95</td> -</tr> -<tr> -<td class="xd23e6169 cellLeft"></td> -<td colspan="2" class="cellRight">Dit deel vormt een der -aantrekkelijkste werken uit de serie Foto-uitgaven der -Meulenhoff-Editie. De vele pakkende foto’s van onze mooie -Nederlandsche Torens alléén zijn de prijs van het boek -reeds dubbel waard. Doch de hoofdzaak vormt de tekst waarin op -onderhoudende prettige wijze door den schrijver over Klokken en Torens -verhaald wordt. De Kroniek.</td> -</tr> -<tr> -<td class="xd23e6169 cellLeft">39.</td> -<td>JEANNE D’ARC. De Maagd van Orleans, door H. E. Koopmans van -Boekeren. 230 bladz., geïllustreerd.</td> -<td class="xd23e6171 cellRight">f 0.95</td> -</tr> -<tr> -<td class="xd23e6169 cellLeft"></td> -<td colspan="2" class="cellRight">Het leven van Jeanne d’Arc -wordt in dit boekje zeer boeiend en historisch juist -verhaald<span class="corr" id="xd23e6616" title="Niet in bron">.</span> -N. Rott. Crt.</td> -</tr> -<tr> -<td class="xd23e6169 cellLeft">40.</td> -<td>BLOEMEN door D. J. v. d. Ven. Met 64 afbeeldingen. 263 -bladzijden.</td> -<td class="xd23e6171 cellRight">f 0.95</td> -</tr> -<tr> -<td class="xd23e6169 cellLeft"></td> -<td colspan="2" class="cellRight">Bij de firma J. M. Meulenhoff is dit -mooie boekje verschenen, dat de aandacht verdient van -natuurliefhebbers, die in eene plant, eene bloem nog iets anders zien -dan een voorwerp van studie. De heer D. J. v. d. Ven geeft hier, bij 65 -afbeeldingen naar opnamen door Mevr. M. Buining-Bijl en Jos. -Raemaekers, in een aantal zeer aantrekkelijke opstellen, wat bloemen en -planten vertellen. <span class="pagenum">[<a id="pb296" href="#pb296" -name="pb296">296</a>]</span>Hij vereenigt ook het nuttigem met het -aangename, want hij geeft ook tal van aanwijzingen, waarmee ook de -tuinman gaarne zal kennismaken. Prov. Gron. Crt.</td> -</tr> -<tr> -<td class="xd23e6169 cellLeft">41.</td> -<td>BESCHAVING, door Olga Wohlbrück, 390 bladz.</td> -<td class="xd23e6171 cellRight">f 0.95</td> -</tr> -<tr> -<td class="xd23e6169 cellLeft"></td> -<td colspan="2" class="cellRight"> -<p class="par first">Op een vraag aan de schrijfster, of de -gebeurtenissen in dezen roman waar zijn, ontving de vertaalster het -volgende antwoord:</p> -<p class="par">„Deze roman berust op waarheid. Om eenheid in het -verhaal te brengen, heb ik hier en daar gedeelten moeten bewerken en -verdichten, maar de gebeurtenissen zijn ontleend aan de -werkelijkheid.” Olga Wohlbrück.</p> -</td> -</tr> -<tr> -<td class="xd23e6169 cellLeft">42.</td> -<td>DE AVONTUREN VAN OLIVER TWIST, door Charles Dickens. 580 -bladz.</td> -<td class="xd23e6171 cellRight">f 0.95</td> -</tr> -<tr> -<td class="xd23e6169 cellLeft"></td> -<td colspan="2" class="cellRight">Eindelijk een goede uitgaaf van -Dickens in handig formaat. Bovendien wordt deze uitgaaf in geheel -nieuwe vertaling gegeven, door Anna van Gogh-Kaulbach, in het -Nederlandsch van dezen tijd, hetgeen een groote tegenstelling vormt met -de bestaande, verouderde uitgaaf. Algem. Bibliogr.</td> -</tr> -<tr> -<td class="xd23e6169 cellLeft">43.</td> -<td>JAN FUSELIER. Schetsen uit het Indische Soldatenleven door M. H. du -Croo. 285 bladz.</td> -<td class="xd23e6171 cellRight">f 0.75</td> -</tr> -<tr> -<td class="xd23e6169 cellLeft"></td> -<td colspan="2" class="cellRight">Dit is een bundel gevoelig geschreven -schetsen uit het Indische leven. De schrijver draagt den Indischen -soldaat een warm hart toe, en weet op eenvoudigen, sympathieken toon -van het Indische soldatenleven in zijn korte, naar het leven geschetste -novellen, te verhalen. Handelsblad.</td> -</tr> -<tr> -<td class="xd23e6169 cellLeft">44.</td> -<td>KUNSTENAARSLEVEN TE PARIJS, door Henri Morger. 385 bladz.</td> -<td class="xd23e6171 cellRight">f 0.95</td> -</tr> -<tr> -<td class="xd23e6169 cellLeft"></td> -<td colspan="2" class="cellRight">Een nieuw meesterwerk uit de -wereldliteratuur. De schrijver geeft hier een interessant kijkje op het -intieme Parijsche kunstenaarsleven. Dordrechtsche Crt.</td> -</tr> -<tr> -<td class="xd23e6169 cellLeft">45.</td> -<td>WILDE DIEREN, naar het leven gephotographeerd door Aug. F. W. Vogt, -beschreven door Dr. H. W. Heinsius. 250 bladz.</td> -<td class="xd23e6171 cellRight">f 0.95</td> -</tr> -<tr> -<td class="xd23e6169 cellLeft"></td> -<td colspan="2" class="cellRight">Onze eigen, zeldzaam mooie dierentuin -„Artis” in woord en beeld weergegeven, met 65 photograf. -natuuropnamen naar het leven der voornaamste wilde dieren.</td> -</tr> -<tr> -<td class="xd23e6169 cellLeft">46/47.</td> -<td>DE PICKWICK-CLUB, twee deelen, door Charles Dickens, versierd met -origineele teekeningen. Per deel eenvoudig gebonden</td> -<td class="xd23e6171 cellRight">f 0.95</td> -</tr> -<tr> -<td class="xd23e6169 cellLeft"></td> -<td colspan="2" class="cellRight">Hier heeft men nu een der meest -onvergankelijke boeken uit de geheele wereldliteratuur, vol leven, vol -humor en ernst, vol opvoedkundige waarde en daarenboven een echt -kunstwerk, typografisch voortreffelijk verzorgd en toch voor een luttel -prijsje. Als het debiet van deze boekjes niet reusachtig wordt, mogen -we aannemen, dat het volk van Holland geen goede boeken waard is. De -Maasbode.</td> -</tr> -<tr> -<td class="xd23e6169 cellLeft cellBottom"></td> -<td colspan="2" class="cellRight cellBottom">Opgave der verder -verschenen deelen vindt men in den <span class="ex">volledigen -Catalogus</span> der Meulenhoff-Editie, welke <span class= -"ex">gratis</span> en <span class="ex">franco</span> door den Uitgever, -Damrak 88, verkrijgbaar gesteld wordt.</td> -</tr> -</table> -</div> -<p class="par"></p> -</div> -</div> -<div class="div1" id="toc"> -<h2 class="main">Inhoudsopgave</h2> -<table> -<tr> -<td class="tocDivNum"></td> -<td class="tocDivTitle" colspan="8"><a href="#toergenef">IVAN -TOERGENEF.</a></td> -<td class="tocPageNum"><a class="pageref" href="#toergenef">V</a></td> -</tr> -<tr> -<td class="tocDivNum">I.</td> -<td class="tocDivTitle" colspan="8"><a href="#ch1">I.</a></td> -<td class="tocPageNum"><a class="pageref" href="#ch1">1</a></td> -</tr> -<tr> -<td class="tocDivNum">II.</td> -<td class="tocDivTitle" colspan="8"><a href="#ch2">II.</a></td> -<td class="tocPageNum"><a class="pageref" href="#ch2">6</a></td> -</tr> -<tr> -<td class="tocDivNum">III.</td> -<td class="tocDivTitle" colspan="8"><a href="#ch3">III.</a></td> -<td class="tocPageNum"><a class="pageref" href="#ch3">9</a></td> -</tr> -<tr> -<td class="tocDivNum">IV.</td> -<td class="tocDivTitle" colspan="8"><a href="#ch4">IV.</a></td> -<td class="tocPageNum"><a class="pageref" href="#ch4">17</a></td> -</tr> -<tr> -<td class="tocDivNum">V.</td> -<td class="tocDivTitle" colspan="8"><a href="#ch5">V.</a></td> -<td class="tocPageNum"><a class="pageref" href="#ch5">23</a></td> -</tr> -<tr> -<td class="tocDivNum">VI.</td> -<td class="tocDivTitle" colspan="8"><a href="#ch6">VI.</a></td> -<td class="tocPageNum"><a class="pageref" href="#ch6">31</a></td> -</tr> -<tr> -<td class="tocDivNum">VII.</td> -<td class="tocDivTitle" colspan="8"><a href="#ch7">VII.</a></td> -<td class="tocPageNum"><a class="pageref" href="#ch7">36</a></td> -</tr> -<tr> -<td class="tocDivNum">VIII.</td> -<td class="tocDivTitle" colspan="8"><a href="#ch8">VIII.</a></td> -<td class="tocPageNum"><a class="pageref" href="#ch8">43</a></td> -</tr> -<tr> -<td class="tocDivNum">IX.</td> -<td class="tocDivTitle" colspan="8"><a href="#ch9">IX.</a></td> -<td class="tocPageNum"><a class="pageref" href="#ch9">52</a></td> -</tr> -<tr> -<td class="tocDivNum">X.</td> -<td class="tocDivTitle" colspan="8"><a href="#ch10">X.</a></td> -<td class="tocPageNum"><a class="pageref" href="#ch10">56</a></td> -</tr> -<tr> -<td class="tocDivNum">XI.</td> -<td class="tocDivTitle" colspan="8"><a href="#ch11">XI.</a></td> -<td class="tocPageNum"><a class="pageref" href="#ch11">72</a></td> -</tr> -<tr> -<td class="tocDivNum">XII.</td> -<td class="tocDivTitle" colspan="8"><a href="#ch12">XII.</a></td> -<td class="tocPageNum"><a class="pageref" href="#ch12">77</a></td> -</tr> -<tr> -<td class="tocDivNum">XIII.</td> -<td class="tocDivTitle" colspan="8"><a href="#ch13">XIII.</a></td> -<td class="tocPageNum"><a class="pageref" href="#ch13">84</a></td> -</tr> -<tr> -<td class="tocDivNum">XIV.</td> -<td class="tocDivTitle" colspan="8"><a href="#ch14">XIV.</a></td> -<td class="tocPageNum"><a class="pageref" href="#ch14">92</a></td> -</tr> -<tr> -<td class="tocDivNum">XV.</td> -<td class="tocDivTitle" colspan="8"><a href="#ch15">XV.</a></td> -<td class="tocPageNum"><a class="pageref" href="#ch15">98</a></td> -</tr> -<tr> -<td class="tocDivNum">XVI.</td> -<td class="tocDivTitle" colspan="8"><a href="#ch16">XVI.</a></td> -<td class="tocPageNum"><a class="pageref" href="#ch16">104</a></td> -</tr> -<tr> -<td class="tocDivNum">XVII.</td> -<td class="tocDivTitle" colspan="8"><a href="#ch17">XVII.</a></td> -<td class="tocPageNum"><a class="pageref" href="#ch17">118</a></td> -</tr> -<tr> -<td class="tocDivNum">XVIII.</td> -<td class="tocDivTitle" colspan="8"><a href="#ch18">XVIII.</a></td> -<td class="tocPageNum"><a class="pageref" href="#ch18">133</a></td> -</tr> -<tr> -<td class="tocDivNum">XIX.</td> -<td class="tocDivTitle" colspan="8"><a href="#ch19">XIX.</a></td> -<td class="tocPageNum"><a class="pageref" href="#ch19">139</a></td> -</tr> -<tr> -<td class="tocDivNum">XX.</td> -<td class="tocDivTitle" colspan="8"><a href="#ch20">XX.</a></td> -<td class="tocPageNum"><a class="pageref" href="#ch20">149</a></td> -</tr> -<tr> -<td class="tocDivNum">XXI.</td> -<td class="tocDivTitle" colspan="8"><a href="#ch21">XXI.</a></td> -<td class="tocPageNum"><a class="pageref" href="#ch21">187</a></td> -</tr> -<tr> -<td class="tocDivNum">XXII.</td> -<td class="tocDivTitle" colspan="8"><a href="#ch22">XXII.</a></td> -<td class="tocPageNum"><a class="pageref" href="#ch22">194</a></td> -</tr> -<tr> -<td class="tocDivNum">XXIII.</td> -<td class="tocDivTitle" colspan="8"><a href="#ch23">XXIII.</a></td> -<td class="tocPageNum"><a class="pageref" href="#ch23">204</a></td> -</tr> -<tr> -<td class="tocDivNum">XXIV.</td> -<td class="tocDivTitle" colspan="8"><a href="#ch24">XXIV.</a></td> -<td class="tocPageNum"><a class="pageref" href="#ch24">227</a></td> -</tr> -<tr> -<td class="tocDivNum">XXV.</td> -<td class="tocDivTitle" colspan="8"><a href="#ch25">XXV.</a></td> -<td class="tocPageNum"><a class="pageref" href="#ch25">242</a></td> -</tr> -<tr> -<td class="tocDivNum">XXVI.</td> -<td class="tocDivTitle" colspan="8"><a href="#ch26">XXVI.</a></td> -<td class="tocPageNum"><a class="pageref" href="#ch26">254</a></td> -</tr> -<tr> -<td class="tocDivNum">XXVII.</td> -<td class="tocDivTitle" colspan="8"><a href="#ch27">XXVII.</a></td> -<td class="tocPageNum"><a class="pageref" href="#ch27">276</a></td> -</tr> -<tr> -<td class="tocDivNum"></td> -<td class="tocDivTitle" colspan="8"><a href= -"#epilogue">NAWOORD.</a></td> -<td class="tocPageNum"><a class="pageref" href="#epilogue">284</a></td> -</tr> -</table> -</div> -<div class="transcribernote"> -<h2 class="main">Colofon</h2> -<h3 class="main">Beschikbaarheid</h3> -<p class="par first">Dit eBoek is voor kosteloos gebruik door iedereen -overal, met vrijwel geen beperkingen van welke soort dan ook. U mag het -kopiëren, weggeven of hergebruiken onder de voorwaarden van de -<a class="seclink xd23e41" title="Externe link" href= -"https://www.gutenberg.org/license" rel="license">Project Gutenberg -Licentie</a> bij dit eBoek of on-line op <a class="seclink xd23e41" -title="Externe link" href= -"https://www.gutenberg.org/">www.gutenberg.org</a>.</p> -<p class="par">Dit eBoek is geproduceerd door het on-line -gedistribueerd correctieteam op <a class="exlink xd23e41" title= -"Externe link" href="http://www.pgdp.net/">www.pgdp.net</a>.</p> -<p class="par">Vertaling uit het Russisch. Oorspronkelijke titel: -<i><span class="trans" title="Ott͡sy i Di͡eti"><span lang= -"ru">Отцы и -Дѣти</span></span></i>, verschenen in 1862.</p> -<h3 class="main">Codering</h3> -<p class="par first">Dit boek is weergegeven in oorspronkelijke -schrijfwijze. Afgebroken woorden aan het einde van de regel zijn -stilzwijgend hersteld. Kennelijke zetfouten in het origineel zijn -verbeterd. Deze verbeteringen zijn aangegeven in de colofon aan het -einde van dit boek.</p> -<h3 class="main">Documentgeschiedenis</h3> -<ul> -<li>2016-11-26 Begonnen.</li> -</ul> -<h3 class="main">Externe Referenties</h3> -<p>Dit Project Gutenberg eBoek bevat externe referenties. Het kan zijn -dat deze links voor u niet werken.</p> -<h3 class="main">Verbeteringen</h3> -<p>De volgende verbeteringen zijn aangebracht in de tekst:</p> -<table class="correctiontable" summary= -"Overzicht van verbeteringen aangebracht in de tekst."> -<tr> -<th>Bladzijde</th> -<th>Bron</th> -<th>Verbetering</th> -</tr> -<tr> -<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd23e490">16</a>, -<a class="pageref" href="#xd23e1117">47</a>, <a class="pageref" href= -"#xd23e2576">126</a>, <a class="pageref" href="#xd23e6616">295</a></td> -<td class="width40 bottom">[<i>Niet in bron</i>]</td> -<td class="width40 bottom">.</td> -</tr> -<tr> -<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd23e597">20</a>, -<a class="pageref" href="#xd23e947">35</a></td> -<td class="width40 bottom">Peterburg</td> -<td class="width40 bottom">Petersburg</td> -</tr> -<tr> -<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd23e639">23</a>, -<a class="pageref" href="#xd23e2043">92</a></td> -<td class="width40 bottom">Barazof</td> -<td class="width40 bottom">Bazarof</td> -</tr> -<tr> -<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd23e694">25</a></td> -<td class="width40 bottom">Kirsanoff</td> -<td class="width40 bottom">Kirsanof</td> -</tr> -<tr> -<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd23e849">31</a>, -<a class="pageref" href="#xd23e890">32</a></td> -<td class="width40 bottom">Akadiej</td> -<td class="width40 bottom">Arkadiej</td> -</tr> -<tr> -<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd23e874">32</a></td> -<td class="width40 bottom">Barzarof</td> -<td class="width40 bottom">Bazarof</td> -</tr> -<tr> -<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd23e1010">41</a>, -<a class="pageref" href="#xd23e1730">78</a></td> -<td class="width40 bottom">.</td> -<td class="width40 bottom">,</td> -</tr> -<tr> -<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd23e1306">55</a></td> -<td class="width40 bottom">)</td> -<td class="width40 bottom">[<i>Verwijderd</i>]</td> -</tr> -<tr> -<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd23e1435">61</a></td> -<td class="width40 bottom">oogen-</td> -<td class="width40 bottom">oogenblik</td> -</tr> -<tr> -<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd23e1856">84</a></td> -<td class="width40 bottom">Russisschen</td> -<td class="width40 bottom">Russischen</td> -</tr> -<tr> -<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd23e1959">89</a></td> -<td class="width40 bottom">eén</td> -<td class="width40 bottom">één</td> -</tr> -<tr> -<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd23e2170">100</a></td> -<td class="width40 bottom">Peterburgschen</td> -<td class="width40 bottom">Petersburgschen</td> -</tr> -<tr> -<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd23e2173">100</a></td> -<td class="width40 bottom">vermogan</td> -<td class="width40 bottom">vermogen</td> -</tr> -<tr> -<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd23e2323">109</a></td> -<td class="width40 bottom">exenplaar</td> -<td class="width40 bottom">exemplaar</td> -</tr> -<tr> -<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd23e2752">132</a></td> -<td class="width40 bottom">Katherina</td> -<td class="width40 bottom">Katharina</td> -</tr> -<tr> -<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd23e2939">141</a></td> -<td class="width40 bottom">Arkadief</td> -<td class="width40 bottom">Arkadiej</td> -</tr> -<tr> -<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd23e2944">142</a></td> -<td class="width40 bottom">Sergenevja</td> -<td class="width40 bottom">Sergejevna</td> -</tr> -<tr> -<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd23e3232">155</a></td> -<td class="width40 bottom">geinspecteerd</td> -<td class="width40 bottom">geïnspecteerd</td> -</tr> -<tr> -<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd23e3252">156</a></td> -<td class="width40 bottom">pathaloog</td> -<td class="width40 bottom">patholoog</td> -</tr> -<tr> -<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd23e3423">167</a></td> -<td class="width40 bottom">Wissili</td> -<td class="width40 bottom">Wassili</td> -</tr> -<tr> -<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd23e3663">176</a></td> -<td class="width40 bottom">knokkige</td> -<td class="width40 bottom">knokige</td> -</tr> -<tr> -<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd23e3677">177</a>, -<a class="pageref" href="#xd23e5899">277</a></td> -<td class="width40 bottom">„</td> -<td class="width40 bottom">—</td> -</tr> -<tr> -<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd23e3747">181</a></td> -<td class="width40 bottom">nauwelijk</td> -<td class="width40 bottom">nauwelijks</td> -</tr> -<tr> -<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd23e3945">192</a>, -<a class="pageref" href="#xd23e5968">281</a></td> -<td class="width40 bottom">,</td> -<td class="width40 bottom">.</td> -</tr> -<tr> -<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd23e4183">203</a></td> -<td class="width40 bottom">Fenistjka</td> -<td class="width40 bottom">Fenitsjka</td> -</tr> -<tr> -<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd23e4496">216</a></td> -<td class="width40 bottom">Evgenij</td> -<td class="width40 bottom">Jevgenij</td> -</tr> -<tr> -<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd23e4522">217</a></td> -<td class="width40 bottom">opschuding</td> -<td class="width40 bottom">opschudding</td> -</tr> -<tr> -<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd23e4665">223</a></td> -<td class="width40 bottom">—</td> -<td class="width40 bottom">[<i>Verwijderd</i>]</td> -</tr> -<tr> -<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd23e4753">227</a>, -<a class="pageref" href="#xd23e5748">271</a></td> -<td class="width40 bottom">”</td> -<td class="width40 bottom">[<i>Verwijderd</i>]</td> -</tr> -<tr> -<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd23e5094">239</a></td> -<td class="width40 bottom">intessant</td> -<td class="width40 bottom">interessant</td> -</tr> -<tr> -<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd23e5241">248</a></td> -<td class="width40 bottom">Katharine</td> -<td class="width40 bottom">Katharina</td> -</tr> -<tr> -<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd23e5316">252</a></td> -<td class="width40 bottom">volà</td> -<td class="width40 bottom">voilà</td> -</tr> -<tr> -<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd23e5975">281</a></td> -<td class="width40 bottom">achitectuur</td> -<td class="width40 bottom">architectuur</td> -</tr> -<tr> -<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd23e6052">286</a></td> -<td class="width40 bottom">Buchner</td> -<td class="width40 bottom">Büchner</td> -</tr> -<tr> -<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd23e6220">291</a></td> -<td class="width40 bottom">[<i>Niet in bron</i>]</td> -<td class="width40 bottom">)</td> -</tr> -</table> -</div> -</div> - - - - - - - -<pre> - - - - - -End of the Project Gutenberg EBook of Vaders en Zonen, by Ivan Toergenev - -*** END OF THIS PROJECT GUTENBERG EBOOK VADERS EN ZONEN *** - -***** This file should be named 53612-h.htm or 53612-h.zip ***** -This and all associated files of various formats will be found in: - http://www.gutenberg.org/5/3/6/1/53612/ - -Produced by Jeroen Hellingman and the Online Distributed -Proofreading Team at http://www.pgdp.net/ for Project -Gutenberg. - -Updated editions will replace the previous one--the old editions will -be renamed. - -Creating the works from print editions not protected by U.S. copyright -law means that no one owns a United States copyright in these works, -so the Foundation (and you!) can copy and distribute it in the United -States without permission and without paying copyright -royalties. Special rules, set forth in the General Terms of Use part -of this license, apply to copying and distributing Project -Gutenberg-tm electronic works to protect the PROJECT GUTENBERG-tm -concept and trademark. Project Gutenberg is a registered trademark, -and may not be used if you charge for the eBooks, unless you receive -specific permission. If you do not charge anything for copies of this -eBook, complying with the rules is very easy. You may use this eBook -for nearly any purpose such as creation of derivative works, reports, -performances and research. They may be modified and printed and given -away--you may do practically ANYTHING in the United States with eBooks -not protected by U.S. copyright law. Redistribution is subject to the -trademark license, especially commercial redistribution. - -START: FULL LICENSE - -THE FULL PROJECT GUTENBERG LICENSE -PLEASE READ THIS BEFORE YOU DISTRIBUTE OR USE THIS WORK - -To protect the Project Gutenberg-tm mission of promoting the free -distribution of electronic works, by using or distributing this work -(or any other work associated in any way with the phrase "Project -Gutenberg"), you agree to comply with all the terms of the Full -Project Gutenberg-tm License available with this file or online at -www.gutenberg.org/license. - -Section 1. General Terms of Use and Redistributing Project -Gutenberg-tm electronic works - -1.A. By reading or using any part of this Project Gutenberg-tm -electronic work, you indicate that you have read, understand, agree to -and accept all the terms of this license and intellectual property -(trademark/copyright) agreement. If you do not agree to abide by all -the terms of this agreement, you must cease using and return or -destroy all copies of Project Gutenberg-tm electronic works in your -possession. If you paid a fee for obtaining a copy of or access to a -Project Gutenberg-tm electronic work and you do not agree to be bound -by the terms of this agreement, you may obtain a refund from the -person or entity to whom you paid the fee as set forth in paragraph -1.E.8. - -1.B. "Project Gutenberg" is a registered trademark. It may only be -used on or associated in any way with an electronic work by people who -agree to be bound by the terms of this agreement. There are a few -things that you can do with most Project Gutenberg-tm electronic works -even without complying with the full terms of this agreement. See -paragraph 1.C below. There are a lot of things you can do with Project -Gutenberg-tm electronic works if you follow the terms of this -agreement and help preserve free future access to Project Gutenberg-tm -electronic works. See paragraph 1.E below. - -1.C. The Project Gutenberg Literary Archive Foundation ("the -Foundation" or PGLAF), owns a compilation copyright in the collection -of Project Gutenberg-tm electronic works. Nearly all the individual -works in the collection are in the public domain in the United -States. If an individual work is unprotected by copyright law in the -United States and you are located in the United States, we do not -claim a right to prevent you from copying, distributing, performing, -displaying or creating derivative works based on the work as long as -all references to Project Gutenberg are removed. Of course, we hope -that you will support the Project Gutenberg-tm mission of promoting -free access to electronic works by freely sharing Project Gutenberg-tm -works in compliance with the terms of this agreement for keeping the -Project Gutenberg-tm name associated with the work. You can easily -comply with the terms of this agreement by keeping this work in the -same format with its attached full Project Gutenberg-tm License when -you share it without charge with others. - -1.D. The copyright laws of the place where you are located also govern -what you can do with this work. Copyright laws in most countries are -in a constant state of change. If you are outside the United States, -check the laws of your country in addition to the terms of this -agreement before downloading, copying, displaying, performing, -distributing or creating derivative works based on this work or any -other Project Gutenberg-tm work. The Foundation makes no -representations concerning the copyright status of any work in any -country outside the United States. - -1.E. Unless you have removed all references to Project Gutenberg: - -1.E.1. The following sentence, with active links to, or other -immediate access to, the full Project Gutenberg-tm License must appear -prominently whenever any copy of a Project Gutenberg-tm work (any work -on which the phrase "Project Gutenberg" appears, or with which the -phrase "Project Gutenberg" is associated) is accessed, displayed, -performed, viewed, copied or distributed: - - This eBook is for the use of anyone anywhere in the United States and - most other parts of the world at no cost and with almost no - restrictions whatsoever. You may copy it, give it away or re-use it - under the terms of the Project Gutenberg License included with this - eBook or online at www.gutenberg.org. If you are not located in the - United States, you'll have to check the laws of the country where you - are located before using this ebook. - -1.E.2. If an individual Project Gutenberg-tm electronic work is -derived from texts not protected by U.S. copyright law (does not -contain a notice indicating that it is posted with permission of the -copyright holder), the work can be copied and distributed to anyone in -the United States without paying any fees or charges. If you are -redistributing or providing access to a work with the phrase "Project -Gutenberg" associated with or appearing on the work, you must comply -either with the requirements of paragraphs 1.E.1 through 1.E.7 or -obtain permission for the use of the work and the Project Gutenberg-tm -trademark as set forth in paragraphs 1.E.8 or 1.E.9. - -1.E.3. If an individual Project Gutenberg-tm electronic work is posted -with the permission of the copyright holder, your use and distribution -must comply with both paragraphs 1.E.1 through 1.E.7 and any -additional terms imposed by the copyright holder. Additional terms -will be linked to the Project Gutenberg-tm License for all works -posted with the permission of the copyright holder found at the -beginning of this work. - -1.E.4. Do not unlink or detach or remove the full Project Gutenberg-tm -License terms from this work, or any files containing a part of this -work or any other work associated with Project Gutenberg-tm. - -1.E.5. Do not copy, display, perform, distribute or redistribute this -electronic work, or any part of this electronic work, without -prominently displaying the sentence set forth in paragraph 1.E.1 with -active links or immediate access to the full terms of the Project -Gutenberg-tm License. - -1.E.6. You may convert to and distribute this work in any binary, -compressed, marked up, nonproprietary or proprietary form, including -any word processing or hypertext form. However, if you provide access -to or distribute copies of a Project Gutenberg-tm work in a format -other than "Plain Vanilla ASCII" or other format used in the official -version posted on the official Project Gutenberg-tm web site -(www.gutenberg.org), you must, at no additional cost, fee or expense -to the user, provide a copy, a means of exporting a copy, or a means -of obtaining a copy upon request, of the work in its original "Plain -Vanilla ASCII" or other form. Any alternate format must include the -full Project Gutenberg-tm License as specified in paragraph 1.E.1. - -1.E.7. Do not charge a fee for access to, viewing, displaying, -performing, copying or distributing any Project Gutenberg-tm works -unless you comply with paragraph 1.E.8 or 1.E.9. - -1.E.8. You may charge a reasonable fee for copies of or providing -access to or distributing Project Gutenberg-tm electronic works -provided that - -* You pay a royalty fee of 20% of the gross profits you derive from - the use of Project Gutenberg-tm works calculated using the method - you already use to calculate your applicable taxes. The fee is owed - to the owner of the Project Gutenberg-tm trademark, but he has - agreed to donate royalties under this paragraph to the Project - Gutenberg Literary Archive Foundation. Royalty payments must be paid - within 60 days following each date on which you prepare (or are - legally required to prepare) your periodic tax returns. Royalty - payments should be clearly marked as such and sent to the Project - Gutenberg Literary Archive Foundation at the address specified in - Section 4, "Information about donations to the Project Gutenberg - Literary Archive Foundation." - -* You provide a full refund of any money paid by a user who notifies - you in writing (or by e-mail) within 30 days of receipt that s/he - does not agree to the terms of the full Project Gutenberg-tm - License. You must require such a user to return or destroy all - copies of the works possessed in a physical medium and discontinue - all use of and all access to other copies of Project Gutenberg-tm - works. - -* You provide, in accordance with paragraph 1.F.3, a full refund of - any money paid for a work or a replacement copy, if a defect in the - electronic work is discovered and reported to you within 90 days of - receipt of the work. - -* You comply with all other terms of this agreement for free - distribution of Project Gutenberg-tm works. - -1.E.9. If you wish to charge a fee or distribute a Project -Gutenberg-tm electronic work or group of works on different terms than -are set forth in this agreement, you must obtain permission in writing -from both the Project Gutenberg Literary Archive Foundation and The -Project Gutenberg Trademark LLC, the owner of the Project Gutenberg-tm -trademark. Contact the Foundation as set forth in Section 3 below. - -1.F. - -1.F.1. Project Gutenberg volunteers and employees expend considerable -effort to identify, do copyright research on, transcribe and proofread -works not protected by U.S. copyright law in creating the Project -Gutenberg-tm collection. Despite these efforts, Project Gutenberg-tm -electronic works, and the medium on which they may be stored, may -contain "Defects," such as, but not limited to, incomplete, inaccurate -or corrupt data, transcription errors, a copyright or other -intellectual property infringement, a defective or damaged disk or -other medium, a computer virus, or computer codes that damage or -cannot be read by your equipment. - -1.F.2. LIMITED WARRANTY, DISCLAIMER OF DAMAGES - Except for the "Right -of Replacement or Refund" described in paragraph 1.F.3, the Project -Gutenberg Literary Archive Foundation, the owner of the Project -Gutenberg-tm trademark, and any other party distributing a Project -Gutenberg-tm electronic work under this agreement, disclaim all -liability to you for damages, costs and expenses, including legal -fees. YOU AGREE THAT YOU HAVE NO REMEDIES FOR NEGLIGENCE, STRICT -LIABILITY, BREACH OF WARRANTY OR BREACH OF CONTRACT EXCEPT THOSE -PROVIDED IN PARAGRAPH 1.F.3. YOU AGREE THAT THE FOUNDATION, THE -TRADEMARK OWNER, AND ANY DISTRIBUTOR UNDER THIS AGREEMENT WILL NOT BE -LIABLE TO YOU FOR ACTUAL, DIRECT, INDIRECT, CONSEQUENTIAL, PUNITIVE OR -INCIDENTAL DAMAGES EVEN IF YOU GIVE NOTICE OF THE POSSIBILITY OF SUCH -DAMAGE. - -1.F.3. LIMITED RIGHT OF REPLACEMENT OR REFUND - If you discover a -defect in this electronic work within 90 days of receiving it, you can -receive a refund of the money (if any) you paid for it by sending a -written explanation to the person you received the work from. If you -received the work on a physical medium, you must return the medium -with your written explanation. The person or entity that provided you -with the defective work may elect to provide a replacement copy in -lieu of a refund. If you received the work electronically, the person -or entity providing it to you may choose to give you a second -opportunity to receive the work electronically in lieu of a refund. If -the second copy is also defective, you may demand a refund in writing -without further opportunities to fix the problem. - -1.F.4. Except for the limited right of replacement or refund set forth -in paragraph 1.F.3, this work is provided to you 'AS-IS', WITH NO -OTHER WARRANTIES OF ANY KIND, EXPRESS OR IMPLIED, INCLUDING BUT NOT -LIMITED TO WARRANTIES OF MERCHANTABILITY OR FITNESS FOR ANY PURPOSE. - -1.F.5. Some states do not allow disclaimers of certain implied -warranties or the exclusion or limitation of certain types of -damages. If any disclaimer or limitation set forth in this agreement -violates the law of the state applicable to this agreement, the -agreement shall be interpreted to make the maximum disclaimer or -limitation permitted by the applicable state law. The invalidity or -unenforceability of any provision of this agreement shall not void the -remaining provisions. - -1.F.6. INDEMNITY - You agree to indemnify and hold the Foundation, the -trademark owner, any agent or employee of the Foundation, anyone -providing copies of Project Gutenberg-tm electronic works in -accordance with this agreement, and any volunteers associated with the -production, promotion and distribution of Project Gutenberg-tm -electronic works, harmless from all liability, costs and expenses, -including legal fees, that arise directly or indirectly from any of -the following which you do or cause to occur: (a) distribution of this -or any Project Gutenberg-tm work, (b) alteration, modification, or -additions or deletions to any Project Gutenberg-tm work, and (c) any -Defect you cause. - -Section 2. Information about the Mission of Project Gutenberg-tm - -Project Gutenberg-tm is synonymous with the free distribution of -electronic works in formats readable by the widest variety of -computers including obsolete, old, middle-aged and new computers. It -exists because of the efforts of hundreds of volunteers and donations -from people in all walks of life. - -Volunteers and financial support to provide volunteers with the -assistance they need are critical to reaching Project Gutenberg-tm's -goals and ensuring that the Project Gutenberg-tm collection will -remain freely available for generations to come. In 2001, the Project -Gutenberg Literary Archive Foundation was created to provide a secure -and permanent future for Project Gutenberg-tm and future -generations. To learn more about the Project Gutenberg Literary -Archive Foundation and how your efforts and donations can help, see -Sections 3 and 4 and the Foundation information page at -www.gutenberg.org - - - -Section 3. Information about the Project Gutenberg Literary Archive Foundation - -The Project Gutenberg Literary Archive Foundation is a non profit -501(c)(3) educational corporation organized under the laws of the -state of Mississippi and granted tax exempt status by the Internal -Revenue Service. The Foundation's EIN or federal tax identification -number is 64-6221541. Contributions to the Project Gutenberg Literary -Archive Foundation are tax deductible to the full extent permitted by -U.S. federal laws and your state's laws. - -The Foundation's principal office is in Fairbanks, Alaska, with the -mailing address: PO Box 750175, Fairbanks, AK 99775, but its -volunteers and employees are scattered throughout numerous -locations. Its business office is located at 809 North 1500 West, Salt -Lake City, UT 84116, (801) 596-1887. Email contact links and up to -date contact information can be found at the Foundation's web site and -official page at www.gutenberg.org/contact - -For additional contact information: - - Dr. Gregory B. Newby - Chief Executive and Director - gbnewby@pglaf.org - -Section 4. Information about Donations to the Project Gutenberg -Literary Archive Foundation - -Project Gutenberg-tm depends upon and cannot survive without wide -spread public support and donations to carry out its mission of -increasing the number of public domain and licensed works that can be -freely distributed in machine readable form accessible by the widest -array of equipment including outdated equipment. Many small donations -($1 to $5,000) are particularly important to maintaining tax exempt -status with the IRS. - -The Foundation is committed to complying with the laws regulating -charities and charitable donations in all 50 states of the United -States. Compliance requirements are not uniform and it takes a -considerable effort, much paperwork and many fees to meet and keep up -with these requirements. We do not solicit donations in locations -where we have not received written confirmation of compliance. To SEND -DONATIONS or determine the status of compliance for any particular -state visit www.gutenberg.org/donate - -While we cannot and do not solicit contributions from states where we -have not met the solicitation requirements, we know of no prohibition -against accepting unsolicited donations from donors in such states who -approach us with offers to donate. - -International donations are gratefully accepted, but we cannot make -any statements concerning tax treatment of donations received from -outside the United States. U.S. laws alone swamp our small staff. - -Please check the Project Gutenberg Web pages for current donation -methods and addresses. Donations are accepted in a number of other -ways including checks, online payments and credit card donations. To -donate, please visit: www.gutenberg.org/donate - -Section 5. General Information About Project Gutenberg-tm electronic works. - -Professor Michael S. Hart was the originator of the Project -Gutenberg-tm concept of a library of electronic works that could be -freely shared with anyone. For forty years, he produced and -distributed Project Gutenberg-tm eBooks with only a loose network of -volunteer support. - -Project Gutenberg-tm eBooks are often created from several printed -editions, all of which are confirmed as not protected by copyright in -the U.S. unless a copyright notice is included. Thus, we do not -necessarily keep eBooks in compliance with any particular paper -edition. - -Most people start at our Web site which has the main PG search -facility: www.gutenberg.org - -This Web site includes information about Project Gutenberg-tm, -including how to make donations to the Project Gutenberg Literary -Archive Foundation, how to help produce our new eBooks, and how to -subscribe to our email newsletter to hear about new eBooks. - - - -</pre> - -</body> -</html> diff --git a/old/53612-h/images/book.png b/old/53612-h/images/book.png Binary files differdeleted file mode 100644 index 8c9ee4f..0000000 --- a/old/53612-h/images/book.png +++ /dev/null diff --git a/old/53612-h/images/card.png b/old/53612-h/images/card.png Binary files differdeleted file mode 100644 index 1ffbe1a..0000000 --- a/old/53612-h/images/card.png +++ /dev/null diff --git a/old/53612-h/images/cover.jpg b/old/53612-h/images/cover.jpg Binary files differdeleted file mode 100644 index 6c9857b..0000000 --- a/old/53612-h/images/cover.jpg +++ /dev/null diff --git a/old/53612-h/images/external.png b/old/53612-h/images/external.png Binary files differdeleted file mode 100644 index ba4f205..0000000 --- a/old/53612-h/images/external.png +++ /dev/null diff --git a/old/53612-h/images/frontispiece.jpg b/old/53612-h/images/frontispiece.jpg Binary files differdeleted file mode 100644 index 652a987..0000000 --- a/old/53612-h/images/frontispiece.jpg +++ /dev/null diff --git a/old/53612-h/images/titlepage.png b/old/53612-h/images/titlepage.png Binary files differdeleted file mode 100644 index da92001..0000000 --- a/old/53612-h/images/titlepage.png +++ /dev/null |
